ONTWERPAANBEVELING VOOR DE TWEEDE LEZING betreffende het standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 94/62/EG betreffende de vermindering van het verbruik van lichte plastic draagtassen

10.4.2015 - (05094/1/2015 – C8-0064/2015 – 2013/0371(COD)) - ***II

Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
Rapporteur: Margrete Auken


Procedure : 2013/0371(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A8-0130/2015
Ingediende teksten :
A8-0130/2015
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 94/62/EG betreffende de vermindering van het verbruik van lichte plastic draagtassen

(05094/1/2015 – C8-0064/2015 – 2013/0371(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: tweede lezing)

Het Europees Parlement,

–       gezien het standpunt van de Raad in eerste lezing (05094/1/2015 – C8-0064/2015),

–       gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 26 februari 2014[1],

–       gezien het advies van het Comité van de Regio’s van 3 april 2014[2],

–       gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt[3] inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2013)0761),

–       gezien artikel 294, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–       gezien artikel 76 van zijn Reglement,

–       gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A8-0130/2015),

1.      hecht zijn goedkeuring aan het standpunt van de Raad in eerste lezing;

2.      hecht zijn goedkeuring aan de verklaring die als bijlage bij onderhavige resolutie is gevoegd;

3.      constateert dat het besluit is vastgesteld overeenkomstig het standpunt van de Raad;

4.      verzoekt zijn Voorzitter het besluit samen met de voorzitter van de Raad overeenkomstig artikel 297, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te ondertekenen;

5.      verzoekt zijn secretaris-generaal het besluit te ondertekenen nadat is nagegaan of alle procedures naar behoren zijn uitgevoerd, en samen met de secretaris-generaal van de Raad zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;

6.      verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

BIJLAGE BIJ DE RESOLUTIE

Verklaring van het Europees Parlement

Het Europees Parlement neemt kennis van de verklaring van de Commissie over de vaststelling van het akkoord tot wijziging van Richtlijn 94/62/EG met het oog op de vermindering van het verbruik van lichte plastic draagtassen

Zoals de Commissie in haar toelichting heeft verklaard, bestaat de doelstelling van haar aanvankelijke voorstel erin "de negatieve gevolgen voor het milieu (vooral zwerfafval) te beperken, de afvalpreventie te bevorderen en de hulpbronnen efficiënter te gebruiken, maar ook de negatieve sociaaleconomische effecten te beperken. Meer specifiek wil het voorstel het verbruik van plastic draagtassen met een dikte van minder dan 50 micron (0,05 millimeter) in de Europese Unie verminderen."

Het Europees Parlement is van oordeel dat de door de medewetgevers overeengekomen tekst volledig strookt met de doelstellingen van het Commissievoorstel.

De Commissie concludeerde in haar effectbeoordeling dat de optie die een preventiedoelstelling voor de gehele EU combineert met een uitdrukkelijke aanbeveling om gebruik te maken van een prijsstellingsmaatregel en de mogelijkheid voor de lidstaten om marktbeperkingen toe te passen in afwijking van artikel 18 een zeer groot potentieel heeft om ambitieuze milieuresultaten op te leveren, terwijl positieve economische effecten worden bereikt, de negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid worden voorkomen, de aanvaarding door het publiek wordt gewaarborgd en wordt bijgedragen aan een grotere bewustwording inzake het duurzame verbruik.

Het Europees Parlement is van mening dat de overeengekomen definitieve tekst is gebaseerd op de optie waaraan de Commissie in haar eigen effectbeoordeling de voorkeur geeft en dat in deze tekst passende bepalingen zijn opgenomen die de lidstaten in staat stellen voor een daadwerkelijke vermindering van het verbruik van plastic draagtassen in de gehele EU te zorgen.

Het Europees Parlement wijst er bovendien op dat volgens paragraaf 30 van het Interinstitutioneel akkoord "Beter wetgeven" uit 2003 de medewetgevers mogen beslissen of een effectbeoordeling nodig is voorafgaand aan de aanneming van een belangrijk amendement.

Het Europees Parlement wijst erop dat overeenkomstig artikel 13, lid 2, VEU "de instellingen loyaal [samenwerken]." Het Parlement waardeert de inspanningen van de Commissie net het oog op de afsluiting van de interinstitutionele onderhandelingen. Het betreurt echter het feit dat de in de verklaring van de Commissie kwesties aan de orde komen, die tijdens de wetgevingsprocedure reeds afdoende zijn behandeld.

Ten slotte herinnert het Parlement eraan dat de Commissie als hoedster van de Verdragen volledig verantwoordelijk is voor de juiste toepassing van het Unierecht door de lidstaten.

  • [1]  PB C 214 van 8.7.2014, blz. 40.
  • [2]  PB C 174 van 7.6.2014, blz. 43.
  • [3]  Aangenomen teksten van 16.4.2014, P8_TA(2014)0417.

TOELICHTING

De onderhandelingen tussen het Europees Parlement en de Raad hebben ertoe geleid dat het Commissievoorstel aanzienlijk is verbeterd doordat de lidstaten ertoe verplicht worden om een aanhoudende vermindering van het verbruik van lichte plastic draagtassen te verwezenlijken. Belangrijk is ook dat wij voor het eerst in veertig jaar Europese wetgeving inzake afval over bindende maatregelen op EU-niveau zullen beschikken ter vermindering van het ontstaan van afval.

Streefcijfers of prijsstelling

Nu wordt in de tekst met name van de lidstaten verlangd dat zij kiezen tussen twee verplichtingen: of zij stellen maatregelen vast om ervoor te zorgen dat het jaarlijkse verbruik uiterlijk eind 2019 ten hoogste gemiddeld 90 lichte plastic draagtassen per persoon en uiterlijk eind 2025 ten hoogste 40 lichte plastic draagtassen per persoon bedraagt; of zij zorgen, als alternatief, ervoor dat uiterlijk eind 2018 geen gratis lichte plastic draagtassen meer worden verstrekt op de plaats van verkoop van goederen of producten, tenzij er even doeltreffende instrumenten worden toegepast.

Jaarlijkse verslaglegging over het verbruik

Om de doeltreffendheid van de reductiemaatregelen te beoordelen zijn in de tekst speciale bepalingen inzake het toezicht opgenomen waarbij de lidstaten 36 maanden na de inwerkingtreding van de wetgeving gehouden zijn jaarlijks verslag uit te brengen over het jaarlijkse verbruik van plastic draagtassen overeenkomstig een gemeenschappelijke berekeningsmethode die de Commissie uiterlijk 12 maanden na de inwerkingtreding van de wetgeving moet vaststellen. Hiermee wordt voortgebouwd op de bestaande verplichtingen inzake verslaglegging. De voordelen van concrete instrumenten die lidstaten in staat stellen om de doeltreffendheid van de genomen maatregelen te controleren, compenseren grotendeels het extra administratieve werk.

Het etiketteren van biologisch afbreekbare en composteerbare plastic draagtassen

Bovendien is de verplichting voor de Commissie om specificaties vast te stellen van etiketten op biologische afbreekbare en composteerbare plastic draagtassen een belangrijk middel om misleidende praktijken van het bedrieglijk etiketteren van plastic draagtassen te voorkomen, met name bij plastic zakken die zogenaamd "onder invloed van zuurstof biologisch afbreekbaar" zijn. "Onder invloed van zuurstof biologisch afbreekbare" plastic draagtassen zijn gebaseerd op een technologie waarbij een additief in het normale plastic wordt verwerkt, zodat het plastic uiteindelijk in microdeeltjes uiteenvalt (doorgaans binnen twee tot vijf jaar). Dit plastic wordt op de markt gebracht als een oplossing voor zwerfafval, terwijl in feite het probleem van zwerfafval wordt vergroot doordat het milieu met microplastic wordt vervuild. Of dit microplastic nu al dan niet uiteindelijk "biologisch afbreekbaar" is, zoals wordt beweerd door degenen die deze technologie aanbieden, is zeer omstreden. Het feit dat de term "biologisch afbreekbaar" momenteel wordt gebruikt voor materialen met zeer uiteenlopende niveaus van biologische afbreekbaarheid heeft ertoe geleid dat de term nietszeggend is geworden. De vaststelling van duidelijke specificaties voor een etiket van biologische afbreekbare en composteerbare draagtassen verduidelijkt niet alleen de situatie en maakt een einde aan misleidende claims, maar kan tevens ertoe bijdragen de gescheiden inzameling van bioafval te vergemakkelijken dankzij daadwerkelijk biologisch afbreekbare en composteerbare plastic draagtassen.

Beoordeling van de effecten van "onder invloed van zuurstof afbreekbare" plastic draagtassen voor het milieu

Met een etiket kunnen slechts misleidende claims worden aangepakt met betrekking tot plastic draagtassen die "onder invloed van zuurstof biologisch afbreekbaar" zijn, maar er wordt niet voorkomen dat door deze technologie potentieel steeds meer vervuiling optreedt. Derhalve wordt de Commissie in de overeengekomen tekst verplicht het effect te bestuderen dat "onder invloed van zuurstof afbreekbare" plastic draagtassen hebben op het milieu en een verslag bij het Europees Parlement en de Raad in te dienen met, in voorkomend geval, een aantal maatregelen om het verbruik ervan te verminderen of om eventuele schadelijke effecten te beperken, uiterlijk 24 maanden na de inwerkingtreding. Aangezien "onder invloed van zuurstof afbreekbare" plastic materialen vooral worden gebruikt om plastic draagtassen te produceren, is het volkomen passend te zorgen voor juridisch bindende follow-upmaatregelen in het kader van de wijziging van de verpakkingsrichtlijn voor wat plastic draagtassen betreft in plaats van deze uit te stellen tot de onzekere follow-up van het groenboek van de Commissie over plastic afval.

Zeer lichte plastic draagtassen

Om het buitensporige verbruik van lichte plastic draagtassen terug te kunnen dringen, was het nodig deze te onderscheiden van zeer lichte plastic draagtassen met een wanddikte van minder dan 15 micron die om hygiënische redenen zijn vereist of als primaire verpakking voor losse levensmiddelen worden verstrekt als dit helpt om voedselverspilling te voorkomen. Aangezien de lidstaten wellicht zeer lichte plastic draagtassen mogen uitsluiten van de maatregelen ter verwezenlijking van de reductiestreefcijfers of de prijsstelling, zou het verbruik ervan op hetzelfde niveau kunnen blijven of zelfs kunnen toenemen. Omdat het verbruik ervan zeer hoog is en het probleem met zwerfafval zich met name voordoet bij deze zeer licht plastic draagtassen, is in het definitieve akkoord een verplichting voor de Commissie opgenomen om de levenscycluseffecten te beoordelen van de verschillende mogelijkheden om het verbruik van zeer lichte plastic draagtassen te verminderen en zo nodig binnen 24 maanden met een wetsvoorstel te komen.

CEN-norm voor thuiscompostering

Ten slotte is in het definitieve akkoord bepaald dat de Commissie het CEN vraagt om een afzonderlijke norm te ontwikkelen voor verpakkingen die voor thuiscompostering geschikt zijn.

Samengevat vormt het definitieve akkoord in alle opzichten een aanzienlijke verbetering in vergelijking met het Commissievoorstel. In tegenstelling tot het Commissievoorstel is het akkoord gebaseerd op de optie waaraan de Commissie in haar eigen effectbeoordeling de voorkeur geeft. Uw rapporteur beveelt derhalve aan om in te stemmen met het gemeenschappelijk standpunt zonder amendementen in te dienen.

PROCEDURE

Titel

Wijziging van Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval met het oog op de vermindering van het verbruik van lichte plastic draagtassen

Document- en procedurenummers

05094/1/2015 – C8-0064/2015 – 2013/0371(COD)

Datum eerste lezing EP – P-nummer

16.4.2014                     T7-0417/2014

Voorstel van de Commissie

COM(2013)0761 - C7-0392/2013

Datum bekendmaking ontvangst standpunt van de Raad in eerste lezing

12.3.2015

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

ENVI

12.3.2015

 

 

 

Rapporteurs

       Datum benoeming

Margrete Auken

28.11.2013

 

 

 

Behandeling in de commissie

18.3.2015

 

 

 

Datum goedkeuring

31.3.2015

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

55

2

6

Bij de eindstemming aanwezige leden

Marco Affronte, Margrete Auken, Pilar Ayuso, Zoltán Balczó, Catherine Bearder, Ivo Belet, Simona Bonafè, Cristian-Silviu Bușoi, Nessa Childers, Alberto Cirio, Miriam Dalli, Seb Dance, Angélique Delahaye, Jørn Dohrmann, Ian Duncan, Bas Eickhout, Eleonora Evi, José Inácio Faria, Iratxe García Pérez, Elisabetta Gardini, Gerben-Jan Gerbrandy, Jens Gieseke, Julie Girling, Sylvie Goddyn, Matthias Groote, Françoise Grossetête, Jytte Guteland, György Hölvényi, Josu Juaristi Abaunz, Karin Kadenbach, Kateřina Konečná, Giovanni La Via, Peter Liese, Norbert Lins, Valentinas Mazuronis, Massimo Paolucci, Piernicola Pedicini, Bolesław G. Piecha, Pavel Poc, Marcus Pretzell, Michèle Rivasi, Annie Schreijer-Pierik, Davor Škrlec, Renate Sommer, Dubravka Šuica, Tibor Szanyi, Claudiu Ciprian Tănăsescu, Estefanía Torres Martínez, Glenis Willmott, Jadwiga Wiśniewska, Damiano Zoffoli

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Nikos Androulakis, Nicola Caputo, Herbert Dorfmann, Peter Jahr, Ulrike Müller, James Nicholson, Younous Omarjee, Marit Paulsen, Gabriele Preuß, Christel Schaldemose, Bart Staes, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska

Datum indiening

10.4.2015