VERSLAG over een EU-strategie voor het Alpengebied

13.7.2016 - (2015/2324(INI))

Commissie regionale ontwikkeling
Rapporteur: Mercedes Bresso


Procedure : 2015/2324(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A8-0226/2016
Ingediende teksten :
A8-0226/2016
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

inzake een EU-strategie voor het Alpengebied

(2015/2324(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien de artikelen 192, 265, lid 5, en 174 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

–  gezien de mededeling van de Commissie betreffende een strategie van de Europese Unie voor het Alpengebied (COM(2015) 366), het bijbehorende actieplan en het ondersteunend analytisch document,

–  gezien Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (de "verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen" of "GB-verordening")[1],

–  gezien Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling "Europese territoriale samenwerking"[2],

–  gezien Verordening (EU) nr. 1302/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1082/2006 betreffende een Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS), wat de verduidelijking, vereenvoudiging en verbetering van de oprichting en werking van dergelijke groeperingen betreft[3],

–  gezien het actieplan van 28 juli 2015 bij de mededeling betreffende een strategie van de Europese Unie voor het Alpengebied (SWD(2015) 147),

–  gezien de conclusies van de Raad van 19 en 20 december 2013 inzake de strategie van de Europese Unie voor het Alpengebied,

–  gezien het verslag van de Commissie van 28 juli 2015 aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's betreffende een strategie van de Europese Unie voor het Alpengebied (SWD(2015) 147) en de desbetreffende conclusies van de Raad van 19 en 20 december 2013,

–  gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 8 oktober 2015 over de mededeling van de Commissie betreffende een strategie van de Europese Unie voor het Alpengebied (COM(2015) 366),

–  gezien het advies van het Comité van de Regio's van 3 december 2014 getiteld "Een macroregionale EU-strategie voor het Alpengebied" (CDR 2994/2014),

–  gezien zijn resolutie van 3 juli 2012 over de ontwikkeling van de macroregionale strategieën van de EU: huidige praktijk en vooruitzichten, vooral in het Middellandse Zeegebied[4],

–  gezien zijn resolutie van 23 mei 2013 over een macroregionale strategie voor de Alpen[5],

–  gezien het verslag van de Commissie van 20 mei 2014 aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's betreffende het bestuur van macroregionale strategieën (COM(2014) 284),

–  gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 26 januari 2011 getiteld "Bijdrage van het regionaal beleid aan duurzame groei in het kader van de Europa 2020-strategie" (COM(2011) 17),

–  gezien Richtlijn 2014/52/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/92/EU betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten,

–  gezien Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's,

–  gezien Besluit 2005/370/EG van de Raad van 17 februari 2005 betreffende het sluiten, namens de Europese Gemeenschap, van het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (Verdrag van Aarhus),

–  gezien de openingsconferentie over de EU-strategie voor het Alpengebied, die op 25 en 26 januari 2016 plaatsvond in Brdo (Slovenië),

–  gezien de stakeholderconferentie over de EU-strategie voor het Alpengebied, die op 17 september 2014 plaatsvond in Innsbruck,

–  gezien de stakeholderconferentie over de EU-strategie voor het Alpengebied, die op 1 en 2 december 2014 plaatsvond in Milaan,

–  gezien het besluit van de Raad van 26 februari 1996 betreffende de sluiting van de Overeenkomst inzake de bescherming van de Alpen (Alpenovereenkomst) (96/191/EG),

–  gezin het samenvattend verslag van de Commissie over de openbare raadpleging inzake de EU-strategie voor het Alpengebied,

–  gezien de standpunten van de stakeholders die zijn opgenomen in het document getiteld "Political Resolution towards a European Strategy for the Alpine Region", goedgekeurd te Grenoble op 18 oktober 2013,

–  gezien de studie over de nieuwe rol van macroregio's in de Europese territoriale samenwerking die in januari 2015 gepubliceerd werd door het directoraat-generaal Intern Beleid (beleidsondersteunende afdeling B: Structuur- en Cohesiebeleid) van het Europees Parlement,

–  gezien het witboek van de Commissie van 1 april 2009 getiteld "Aanpassing aan de klimaatverandering: naar een Europees actiekader" (COM(2009) 147),

–  gezien het EU-innovatiescorebord van de Commissie voor 2015,

–  gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s inzake Groene Infrastructuur (GI) — Versterking van Europa’s natuurlijke kapitaal (COM(2013) 249),

–  gezien Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake Europese territoriale samenwerking (ETS),

–  gezien het richtsnoer van de Commissie van 2014 getiteld "Bevordering van synergieën tussen de Europese structuur- en investeringsfondsen, Horizon 2020 en andere programma's van de Unie op het gebied van onderzoek, innovatie en concurrentievermogen",

–  gezien de mededeling van de Commissie van 26 november 2014 aan het Europees Parlement, de Raad, de Europese Centrale Bank, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de regio's en de Europese Investeringsbank — Een investeringsplan voor Europa (COM(2014) 903),

–  gezien de conferentie van 17 september 2014 in Innsbruck met als thema "Towards the European Strategy for the Alpine Region",

–  gezien het advies van het Comité van de Regio's van 3 december 2014 over een macroregionale EU-strategie voor het Alpengebied,

–  gezien artikel 52 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie regionale ontwikkeling en de adviezen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, de Commissie vervoer en toerisme en de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A8-0226/2016),

A.  overwegende dat het voor de bevordering van een algehele harmonische ontwikkeling noodzakelijk is de economische, sociale en territoriale cohesie binnen de hele EU te versterken;

B.  overwegende dat macroregionale strategieën momenteel het essentiële hulpmiddel zijn om bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstelling van economische, sociale en territoriale cohesie; overwegende deze strategieën worden gesteund met inachtneming van het beginsel van de "drie negatieven", te weten geen nieuwe wetgeving, geen nieuwe financiering en geen nieuwe instellingen;

C.  overwegende dat de macroregionale strategie voor de Alpen een ommekeer kan helpen teweegbrengen in de economische achteruitgang dankzij investeringen in onderzoek, innovatie en bedrijfsondersteuning, met inachtneming van de unieke kenmerken en troeven van de regio;

D.  overwegende dat macroregionale strategieën tot doel moeten hebben de gemeenschappelijke doelstellingen van verschillende regio's beter te verwezenlijken dankzij een vrijwillige en gecoördineerde benadering zonder dat daar aanvullende regelgeving aan te pas komt;

E.  overwegende dat de klimaatverandering zich in het Alpengebied sneller dan het mondiale gemiddelde manifesteert en steeds vaker tot natuurrampen zoals lawines en overstromingen leidt;

F.  overwegende dat de macroregionale strategie ernaar streeft hulpmiddelen te vinden en het gezamenlijke ontwikkelingspotentieel van de regio te benutten;

G.  overwegende dat macroregionale strategieën staan voor een meerlagig bestuursmodel waarin de betrokkenheid van stakeholders die het lokale, regionale en nationale niveau vertegenwoordigen essentieel is voor het welslagen van de strategieën; overwegende dat onderlinge samenwerking tussen verschillende macroregio's moet worden aangemoedigd om de beleidssamenhang te verbeteren, in overeenstemming met Europese doelstellingen;

H.  overwegende dat macroregionale strategieën kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van grensoverschrijdende strategieën en internationale projecten voor de oprichting van samenwerkingsnetwerken die de gehele regio ten goede komen;

I.  overwegende dat de regionale identiteit en het culturele erfgoed, met name de volkscultuur en folklore van het Alpengebied, bijzondere bescherming verdienen;

J.  overwegende dat de sterke bottom-up gerichte aanpak die de regio's van het Alpengebied volgen geleid heeft tot de ontwikkeling van de strategie van de Europese Unie voor het Alpengebied (EUSALP), die tot doel heeft problemen aan te pakken die voor het hele Alpengebied gelden;

K.  overwegende dat het Alpengebied een belangrijke rol speelt in de economische ontwikkeling van de lidstaten en tal van ecosysteemdiensten verleent voor de naburige stedelijke en voorstedelijke gebieden;

L.  overwegende dat de macrostrategie voor het Alpengebied ongeveer 80 miljoen mensen betreft in 48 regio's in zeven landen, zijnde vijf EU-lidstaten (Oostenrijk, Frankrijk, Duitsland, Italië en Slovenië) en twee niet-EU-lidstaten (Liechtenstein en Zwitserland);

M.  overwegende dat de EU-strategie voor het Alpengebied een duurzaam milieu moet combineren met economische ontwikkeling, in een natuurlijke omgeving die ook een belangrijke toeristische bestemming is;

N.  overwegende dat ontvolking het grootste probleem is van bepaalde regio's in de Alpen en dat de meeste inwoners van het Alpengebied niet kunnen overleven van toerisme alleen, en daarom land- en bosbouw en andere milieuvriendelijke sectoren en diensten verder moeten ontwikkelen;

O.  overwegende dat de gebieden waarop de strategie betrekking heeft sterk van elkaar verschillen en dat er daarom moet worden gezorgd voor beleids- en sectorale coördinatie, zowel tussen de verschillende gebieden (horizontaal) als binnen de afzonderlijke gebieden zelf (verticaal);

P.  overwegende dat het Alpengebied unieke geografische en natuurlijke kenmerken heeft en een geïnterconnecteerde macroregio en transitzone met een groot ontwikkelingspotentieel is; overwegende dat er echter specifieke oplossingen nodig zijn voor uitdagingen op het gebied van milieu, demografie, vervoer, toerisme en energie, seizoensgebondenheid en multi-activiteit, en dat er met gecoördineerde territoriale planning betere resultaten en een grotere meerwaarde voor de territoriale cohesie van de alpiene en peri-alpiene gebieden zouden kunnen worden bereikt;

Q.  overwegende dat het Alpengebied fungeert als de "watertoren" van Europa en dat de Alpen in de zomer tot wel 90 % van de watervoorziening van de aan de voet van de bergen gelegen regio's voor hun rekening nemen; overwegende dat water belangrijk is voor waterkrachtcentrales, de bevloeiing van landbouwgrond, het duurzame beheer van bossen, het behoud van de biodiversiteit en het landschap en de drinkwatervoorziening; overwegende dat het van vitaal belang is om de kwaliteit van het water en de lage waterstand van de rivieren in de Alpen te behouden en het juiste evenwicht te vinden tussen de belangen van de plaatselijke bevolking en de milieubehoeften;

R.  overwegende dat in het Alpengebied veel grenzen liggen en dat het wegwerken van deze hinderpalen een eerste voorwaarde is voor samenwerking in dit gebied, voor het vrije verkeer van personen, diensten, goederen en kapitaal, en daardoor ook voor economische, sociale en ecologische interactie; overwegende dat de strategie voor het Alpengebied ook de mogelijkheid biedt om de grensoverschrijdende samenwerking te versterken en om contacten en netwerken tussen personen en bedrijven tot stand te brengen en zo de grenzen en de belemmeringen die zij veroorzaken uit de weg te ruimen;

S.  overwegende dat de Commissie in haar mededeling over de strategie voor het Alpengebied benadrukt dat het zowel noodzakelijk is de gevolgen van het vervoer door de Alpen te verkleinen om het alpiene milieu-erfgoed te beschermen als een strategie toe te passen om voor een gezonder en beter beheerd milieu voor de plaatselijke bevolking te zorgen;

T.  overwegende dat het vrije personenverkeer, in het bijzonder in grensgebieden, een eerste vereiste is voor de verwezenlijking van de doelstellingen inzake economische, sociale, territoriale en milieucohesie, voor een sterk en duurzaam concurrentievermogen en voor gelijke toegang tot werk;

U.  overwegende dat het EUSALP-grondgebied in de eerste plaats de berggebieden omvat, maar ook de peri-alpiene gebieden met daarin ook stedelijke gebieden, en dat die twee onderling verbonden zijn door sterke wisselwerkingen en functionele betrekkingen, die alle van invloed zijn op de economische, sociale en ecologische ontwikkeling;

V.  overwegende dat dit gebied met beschermde ecosystemen en de ecosysteemdiensten die zij aanbieden een basis kan vormen voor tal van economische activiteiten, vooral op het gebied van landbouw, bosbouw, toerisme en energie, rekening houdend met het culturele en natuurlijke erfgoed van dit gebied;

W.  overwegende dat de strategie van de Europese Unie voor het Alpengebied, als eerste macroregionale strategie voor een berggebied, kan dienen als model en inspiratie voor andere berggebieden in de EU;

X.  overwegende dat eerdere macroregionale strategieën van de EU het succes van een dergelijk samenwerkingsverband hebben bewezen en nuttige ervaring hebben opgeleverd voor het opstellen van nieuwe macroregionale strategieën;

Algemene overwegingen en bestuurlijke aspecten

1.  is ingenomen met de mededeling van de Commissie betreffende de strategie van de Europese Unie voor het Alpengebied en het bijbehorende actieplan; is van mening dat dit een stap vooruit betekent voor de ontwikkeling van de regio overeenkomstig de Europa 2020-doelstelling inzake slimme, duurzame en inclusieve groei; merkt op dat de strategie en het actieplan een belangrijke rol kunnen spelen bij inspanningen om de ontvolking van dit gebied, met name de uitstroom van jongeren, tegen te gaan;

2.  benadrukt de waardevolle ervaring die is opgedaan bij de tenuitvoerlegging van de Alpenovereenkomst waarin economische, sociale en milieubelangen met elkaar in evenwicht worden gebracht; verzoekt de deelnemende landen om de reeds gesloten overeenkomsten te eerbiedigen en zich sterk te blijven maken voor duurzame ontwikkeling en bescherming van de Alpen;

3.  is ingenomen met het feit dat de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) potentieel aanzienlijke middelen en een breed scala aan hulpmiddelen en opties bieden voor de strategie; vraagt om meer synergie ter bevordering van de coördinatie en complementariteit tussen de ESI-fondsen en andere fondsen en instrumenten die relevant zijn voor de pijlers van de strategie, zoals Horizon 2020, de Connecting Europe Facility, het LIFE-programma, het COSME-programma voor kmo's, het Interreg-programma voor het Alpengebied en het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI), met betrekking waartoe de Commissie zou moeten nagaan wat de meerwaarde zou kunnen zijn van specifieke, op de bijzondere uitdagingen van het Alpengebied afgestemde oproepen tot het indienen van projectvoorstellen;

4.  verzoekt de Commissie en de nationale, regionale en plaatselijke instanties die verantwoordelijk zijn voor de voorbereiding, het beheer en de tenuitvoerlegging van ESIF-programma's de nadruk te leggen op het belang van macroregionale projecten en maatregelen; pleit voor meer co-activiteit door middel van coördinatie van de beleidsmaatregelen, programma's en strategieën van de EU die een rol spelen in de Alpen, en vraagt de Commissie om de praktische toepassing van de programma's in kwestie onder de loep te nemen om overlappingen te voorkomen en de complementariteit en meerwaarde ervan te optimaliseren; verzoekt de Commissie eveneens te waarborgen dat zowel de Europese burgers als de instellingen van de lidstaten gemakkelijk toegang hebben tot documenten, opdat de te volgen procedure volledig transparant is;

5.  wijst nogmaals op het belang van het beginsel van de drie negatieven, aangezien macroregio's voortbouwen op de meerwaarde van samenwerkingsinitiatieven en synergieën tussen verschillende financieringsinstrumenten van de EU;

6.  verzoekt de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de deelnemende regio's om nationale en regionale beleidsmaatregelen en financieringsregelingen zoveel mogelijk af te stemmen op de acties en doelstellingen van EUSALP en hun vastgestelde operationele programma's aan te passen om ervoor te zorgen dat toekomstige projecten uit hoofde van EUSALP snel worden uitgevoerd en dat beheersautoriteiten bij de tenuitvoerlegging van de operationele programma's naar behoren rekening houden met EUSALP-prioriteiten (bijv. door middel van specifieke oproepen tot het indienen van projectvoorstellen, bonuspunten of oormerking van begrotingsmiddelen); verzoekt om de verdere ontwikkeling van de macroregionale aanpak na de hervorming van het cohesiebeleid voor de periode na 2020, en benadrukt het belang van geïntegreerde macroregionale projecten en maatregelen;

7.  verzoekt de EIB samen met de Commissie na te gaan of het mogelijk is een specifiek investeringsplatform voor het Alpengebied op te zetten dat het mogelijk zou maken financiering uit publieke en private bronnen beschikbaar te stellen; verzoekt om het opzetten van een projectpijplijn voor de regio die investeerders kan aantrekken; verzoekt de Commissie, de EIB en de deelnemende landen volledig gebruik te maken van de mogelijkheden die het EFSI biedt voor de financiering van projecten in de regio die tot doel hebben op macroregionaal niveau duurzame ontwikkeling en economische groei te realiseren en de werkgelegenheid te stimuleren;

8.  benadrukt dat er passende informatiecampagnes moeten komen over de EU-strategie voor het Alpengebied en moedigt de lidstaten aan ervoor te zorgen dat de strategie de nodige zichtbaarheid krijgt en dat er op alle niveaus, ook grensoverschrijdend en internationaal, voldoende bekendheid wordt gegeven aan de doelen en resultaten ervan; dringt aan op de bevordering van coördinatie en de uitwisseling van optimale praktijken bij de tenuitvoerlegging van de macroregionale strategieën van de EU, vooral op het gebied van het beheer van natuurlijk en cultureel erfgoed, met als doel duurzame toeristische mogelijkheden te creëren;

9.  verzoekt om oprichting van een ondersteunende tenuitvoerleggingsstructuur op macroregionaal niveau ten behoeve van de bestuursorganen van EUSALP, in samenwerking en overleg met de Commissie, de lidstaten en de regio's; is bovendien ingenomen met het feit dat het Parlement vertegenwoordigd is in die bestuursorganen en is van mening dat het Parlement ook betrokken moet worden bij het toezicht op de tenuitvoerlegging van de strategie;

10.  verzoekt om een actieve rol van de Commissie in de tenuitvoerleggingsfase van EUSALP; is van mening dat de Commissie, samen met de lidstaten en de regio's, op basis van gedeeld beheer en met inachtneming van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, betrokken moet zijn bij alle fasen van de planning en de uitvoering van de projecten in het kader van de strategie, niet in de laatste plaats als waarborg voor effectieve deelname van plaatselijke en regionale stakeholders - overheid, economische en sociale partners en organisaties die het maatschappelijk middenveld van de macroregio vertegenwoordigen - en voor de nodige afstemming op andere door de EU gesteunde strategieën en financieringsregelingen;

11.  wenst dat de Commissie de tenuitvoerlegging van EUSALP evalueert aan de hand van objectieve criteria en meetbare indicatoren;

12.  pleit voor strategische planning in zowel stedelijke als landelijke gebieden van het Alpengebied teneinde netwerkvorming en gemeenschappelijke streefdoelen te bevorderen in een samenhangend, gecoördineerd en geïntegreerd beleidskader (bijv. met betrekking tot hernieuwbare energie, welzijnszorg, logistiek en sociale en bedrijfsinnovatie); moedigt aan tot het bundelen van optimale praktijken van regio's, bijvoorbeeld op het vlak van duurzaam toerisme, alsook met die van andere macroregionale strategieën;

13.  dringt erop aan dat bij de besluitvormingsprocedures de lokale en regionale autoriteiten samen met het lokale en regionale maatschappelijk middenveld een leidende rol spelen in de beheersorganen en in de operationele, technische en uitvoeringsorganen van de strategie, met volledige inachtneming van de beginselen van subsidiariteit en meerlagig bestuur;

14.  is van mening dat er geïnvesteerd moet worden in gelijke en effectieve toegang tot gezondheidszorg en tot EHBO-diensten en noodhulp voor de hele bevolking van de regio, vooral in landelijke gebieden, teneinde ontvolking te voorkomen;

15.  verzoekt de Commissie het Parlement en de Raad om de twee jaar een op objectieve criteria en meetbare indicatoren gebaseerd verslag voor te leggen over de tenuitvoerlegging van EUSALP, zodat kan worden geoordeeld over de werking van de strategie en over de meerwaarde ervan op het vlak van groei en werkgelegenheid, vermindering van ongelijkheden en duurzame ontwikkeling;

16.  verzoekt de deelnemende landen te blijven streven naar diversificatie van de energiebevoorrading, rekening houdend met het milieu; benadrukt de behoefte aan duurzaamheid, competitiviteit en modernisering van de bestaande waterkrachtinfrastructuur, die al in een heel vroeg stadium ontwikkeld werd, waarbij rekening moet worden gehouden met de gevolgen die waterkrachtinfrastructuur kan hebben voor het milieu en de geologische toestand, en is van mening dat kleine (mini-, micro- en pico-)waterkrachtcentrales moeten worden gestimuleerd; benadrukt dat geïntegreerd beheer en geïntegreerde bescherming van watervoorraden een van de essentiële aspecten is van de duurzame ontwikkeling van de Alpen en dat de plaatselijke bevolking daarom moet kunnen kiezen voor waterkracht en gebruik moet kunnen maken van de meerwaarde die deze oplevert; roept de deelnemende landen op bij te dragen aan de totstandbrenging van een goed functionerende netwerken in de macroregio teneinde energievoorzieningszekerheid te garanderen, en structuren op te zetten voor de uitwisseling van optimale praktijken op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking;

17.  benadrukt dat de sociale dimensie verder versterkt moet worden om een groeimodel na te streven waarmee duurzame groei, sociale inclusie en sociale bescherming voor iedereen, vooral in de grensstreken, kunnen worden gewaarborgd; wijst er in dit verband op dat het van belang is prioriteiten te stellen en maatregelen te nemen tegen elke vorm van discriminatie;

18.  herinnert aan het beginsel van universele toegang tot openbare diensten, dat overal in de EU moet worden gewaarborgd, met name op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg, sociale diensten en mobiliteit, met speciale aandacht voor de behoeften van personen met een handicap; benadrukt dat de deelnemende landen alternatieve en innoverende oplossingen voor het Alpengebied op het vlak van de openbare dienstverlening moeten aanmoedigen, met inbegrip van pasklare oplossingen die zijn afgestemd op de lokale en regionale behoeften; verzoekt de deelnemende landen in dit verband stimulansen te creëren voor de ontwikkeling van publiek-private partnerschappen; herinnert echter aan het beginsel dat er hoogwaardige, voor iedereen betaalbare en toegankelijke openbare diensten moeten zijn;

19.  is bezorgd over de achteruitgang van de ecosystemen en het gevaar van natuurrampen in bepaalde delen van het Alpengebied; benadrukt dat er volwaardige strategieën voor het beheer van natuurrampen en aanpassing aan de klimaatverandering moeten worden toegepast; beklemtoont dat er gezamenlijke rampenplannen moeten worden ontwikkeld en uitgevoerd voor gevallen van grensoverschrijdende milieuvervuiling; verzoekt om de oprichting van gezamenlijke snellereactieteams voor toeristische gebieden die getroffen worden door natuurrampen zoals modderstromen, aardverschuivingen en overstromingen; wijst in dit verband op de noodzaak van betere bevordering van het Uniemechanisme voor civiele bescherming;

Banen, economische groei en innovatie

20.  verzoekt de EIB samen met de Commissie na te gaan of het mogelijk is een specifiek investeringsplatform voor het Alpengebied op te zetten waarmee financiering uit publieke en private bronnen beschikbaar kan worden gemaakt; verzoekt om het opzetten van een projectpijplijn voor de regio die investeerders kan aantrekken;

21.  beseft dat de Alpengebieden met hun grote verscheidenheid aan natuurlandschappen een ecologisch erfgoed hebben dat beschermd moet worden, en dat zij ook een buitengewoon grote verscheidenheid aan ecosystemen kennen, van hoogland tot laagland en zelfs tot de kusten van de Middellandse Zee, waardoor er een economische ruimte en een biosfeer kunnen ontstaan die gebaseerd is op de co-existentie van mens en natuur; wijst er daarom op dat er een actieve en synergetische samenwerking moet bestaan tussen de landbouw en andere economische activiteiten in beschermde gebieden (Natura 2000, nationale parken, enz.) teneinde een geïntegreerd toeristisch aanbod te ontwikkelen; wijst ook op het belang van instandhouding en bescherming van de unieke habitats van berggebieden;

22.  benadrukt de kansen die de strategie biedt voor de ontwikkeling van de arbeidsmarkt in het Alpengebied, dat verschillende niveaus van grensoverschrijdend pendelverkeer kent; is van mening dat het uitbreiden van de kwalificaties van de beroepsbevolking en het creëren van nieuwe banen in de groene economie deel moeten uitmaken van de investeringsprioriteiten van de strategie voor het Alpengebied; onderstreept evenwel dat kmo's - heel vaak familiebedrijven, zoals kleine boerenbedrijven en kleine verwerkingsfirma's - in de landbouw, het toerisme, de handel, de ambachtsnijverheid en de maakindustrie op geïntegreerde en duurzame wijze de kern van de economische bedrijvigheid in het Alpengebied vormen en daarmee de hoeksteen van de leefomgeving en het culturele en natuurlijke milieu in de Alpen, en ook een belangrijke bron van werkgelegenheid vormen; onderstreept dat de economische activiteiten en arbeidskansen in het Alpengebied verder moeten worden gediversifieerd;

23.  benadrukt dat investeringen in digitale infrastructuur prioriteit moeten krijgen en dat het van belang is personen die ver van de grote stedelijke centra wonen toegang te garanderen tot breedbandinternet en daarmee tot digitale en online diensten zoals elektronische handel en het gebruik van digitale marktkanalen, alsook tot telewerken en andere mogelijkheden, waarmee indien mogelijk ook alternatieven voor fysiek reizen worden bevorderd;

24.  is van mening dat innovatie en het gebruik van nieuwe technologieën in belangrijke domeinen van de economie, steunend op strategieën voor slimme specialisatie en gefinancierd met bestaande EU-fondsen (bijv. EFRO, ESF, COSME, Horizon 2020 of Erasmus+), nieuwe hoogwaardige banen zouden kunnen opleveren in strategische sectoren zoals levenswetenschappen, bio-economie, nieuwe materialen of elektronische diensten; wijst erop dat het van belang is voor sterke ondersteuning voor kmo's te zorgen, omdat dat de huidige ontvolkingstrend die in sommige delen van het Alpengebied wordt waargenomen, zou kunnen helpen keren;

25.  verzoekt de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en regio's van het Alpengebied om in overleg met de Commissie na te gaan of er in de komende programmeringsperiode een gezamenlijk programma (op basis van artikel 185 VWEU) kan worden opgezet om de integratie van de onderzoeks- en innovatie-activiteiten van het Alpengebied te ondersteunen in de context van krachtige Europese waardeketens die deel uitmaken van strategieën voor slimme specialisatie;

26.  pleit voor clustervorming en samenwerking tussen publieke en private ondernemingen, universiteiten, onderzoeksinstellingen en andere stakeholders met als doel innovatie te bevorderen en te kunnen profiteren van synergieën tussen alpiene en peri-alpiene gebieden; is van mening dat de beoogde acties gebaseerd moeten zijn op de nationale en regionale onderzoeks- en innovatiestrategieën voor slimme regionale specialisatie, zodat er doeltreffender en doelmatiger geïnvesteerd wordt;

27.  beseft hoe belangrijk het is voor het welslagen van de EUSALP-strategie dat er projecten worden ontwikkeld voor verenigingen, instellingen en kleine, middelgrote en micro-ondernemingen die actief zijn in de culturele en creatieve sectoren vanwege de invloed die zij hebben op investeringen, groei, innovatie en werkgelegenheid en ook vanwege hun fundamentele bijdrage aan de instandhouding en bevordering van culturele en taalkundige diversiteit;

28.  benadrukt dat een macroregionale strategie voor de Alpen niet alleen mogelijkheden moet bieden om vormen van traditionele economische bedrijvigheid, zoals land- en bosbouw en ambachtsnijverheid, in stand te houden, te steunen en waar nodig aan te passen, maar ook innovatie en de ontplooiing van nieuwe initiatieven op dit gebied moet stimuleren, bijvoorbeeld door middel van het InnovFin van de EU; wijst erop dat kleine en middelgrote ondernemingen vlotter toegang tot ondersteuning en financiering moeten kunnen krijgen, gezien de rol die zij spelen bij het creëren van banen;

29.  onderstreept dat samenwerking tussen de regio's, en dan vooral grensoverschrijdende samenwerking, van essentieel belang is voor de verdere ontwikkeling van het toerisme in de regio in bredere zin; pleit voor toerismestrategieën die stoelen op het bestaande natuurlijke en culturele erfgoed, duurzaamheid en innovatie; wijst op de sociale, culturele en economische dimensie van de diverse Alpentradities en gebruiken, die in al hun verscheidenheid moeten worden aangemoedigd en ondersteund;

30.  merkt op dat het beheer en de herinvoering van roofvogels en roofdieren in het Alpengebied op nationaal en plaatselijk niveau gebeuren, terwijl deze soorten geen administratieve grenzen kennen en migratieverschijnselen van nature grensoverschrijdend zijn; verzoekt de lidstaten, om botsingen vanwege die herinvoering te voorkomen, de coördinatie tussen de diverse instanties te verbeteren en dat de uitwisseling van informatie en goede praktijken te versterken om in het kader van de Alpenstrategie het beheer en de bescherming van boerderijdieren en grazers te verbeteren, in samenhang met WISO-platform (Large Carnivores, Wild Ungulates and Society Platform) van de Alpenovereenkomst;

31.  pleit voor diversificatie van het toeristisch aanbod door de ontwikkeling van een nieuwe toeristische mogelijkheden die aan de regionale kenmerken zijn aangepast en gebruik maken van regionale middelen, bijvoorbeeld toeristische themaparken en -routes, culinair- en wijntoerisme, gezondheids- en sport- en educatief toerisme, teneinde het toeristenseizoen te verlengen en de druk op de infrastructuur te verlichten en het hele jaar door werkgelegenheid in de toeristische sector te verschaffen, alsook boerderijtoerisme om bezoekers te lokken naar plattelandsactiviteiten en activiteiten in verband met de wilde flora en fauna, in hotels in andere dan de gebruikelijke bestemmingen, en het concurrentievermogen en de duurzaamheid van toeristische bestemmingen te vergroten; steunt het promoten van toeristische activiteiten die beter aangepast zijn aan de klimaatverandering en beter zijn voor het milieu;

32.  ondersteunt maatregelen om de verkeersinfrastructuur te helpen ontlasten door spreiding van schoolvakanties en de daarmee samenhangende vakantieperiodes, door slimme tolvorming en door stimulansen door dienstverleners in de toeristische sector tijdens de belangrijkste reis- en spitsuren;

33.  wijst op het economisch belang van de bevordering van zachte en duurzame toeristische activiteiten voor het hele Alpengebied, met inbegrip van aan meren en bij kuuroorden gelegen steden; moedigt de lidstaten ook aan gebruik te maken van fietsen in combinatie met treinreizen of intermodale vervoersdiensten; wijst in verband met goede praktijken op toeristische platforms die in het kader van door de EU gefinancierde projecten zijn opgezet;

34.  stelt vast dat iemand die in de Alpen werkt, daar in de loop van het jaar vaak uiteenlopende en soms grensoverschrijdende activiteiten moet verrichten; roept de Commissie, de lidstaten en de lokale overheden op om aanbieders van zowel initiële als voorgezette beroepsopleiding aan te sporen tot samenwerking; wijst op de voordelen die een "Erasmus +"-programma voor grensoverschrijdend leren zou kunnen bieden;

Mobiliteit en connectiviteit

35.  benadrukt het belang van verbetering van de vervoers- en energieverbindingen tussen de deelnemende landen, met inbegrip van plaatselijke, regionale en grensoverschrijdende verkeersverbindingen en intermodale verbindingen met het achterland (inclusief grote conurbaties), teneinde de ontwikkeling van de regio te bevorderen, de levenskwaliteit van de inwoners te verbeteren en nieuwe inwoners aan te trekken, en wijst erop dat ook moet worden nagegaan of bestaande netwerken kunnen worden hersteld en/of uitgebreid met als algemeen doel de TEN-T-netten beter ten uitvoer te leggen; wijst op het belang van het opbouwen van "slimme" infrastructuur; is van mening dat nieuwe infrastructuurvoorzieningen heuse "technische corridors" moeten worden waarin alle afzonderlijke infrastructuurcomponenten moeten worden ingebouwd, te weten de stroom-, telefoon-, breedband- en ultrabreedbandlijnen, de gasleidingen, de glasvezelkabelnetten, de waterleidingbuizen enz.;

36.  wenst dat er in de toekomstige opzet en uitvoering van het verkeers- en milieubeleid voor de Alpen een holistische aanpak wordt gevolgd; benadrukt in dit verband dat voorrang moet worden verleend aan de verschuiving tussen vervoerswijzen om het vervoer, en vooral het goederenverkeer, te verplaatsen van de weg naar het spoor, en verzoekt de Commissie deze verschuiving te ondersteunen; wenst in datzelfde verband dat inkomsten uit het wegvervoer gebruikt worden om de invoering en ontwikkeling van efficiënt en milieuvriendelijk passagiers- en vrachtvervoer te stimuleren en verkeerslawaai en luchtverontreiniging te verminderen, en ziet mogelijkheden voor projecten op gebieden als verkeersbeheer, technologische innovatie, interoperabiliteit, enz.; verzoekt tevens om uitbreiding van de bestaande infrastructuur en om hoogwaardige intermodale en interoperabele systemen in het Alpengebied; wijst erop dat het van belang is de verbindingsmogelijkheden en de bereikbaarheid te waarborgen voor alle inwoners van de regio;

37.  onderstreept dat het belangrijk is verkeersroutes met andere delen van Europa te verbinden, en wijst op het belang van aansluitingen op de TEN-T-corridors, waarbij de bestaande infrastructuur optimaal moet worden benut; herinnert eraan dat bergen nog steeds een belemmering vormen voor de toenadering tussen Europese burgers en dat de Unie zich ertoe heeft verbonden meer financiële steun te verlenen voor de grensoverschrijdende vervoersinfrastructuur; verzoekt de deelnemende landen derhalve hun inspanningen ook te concentreren op de uitvoering en planning van aanvullende projecten die duurzaam en inclusief zijn en die op het huidige TEN-T-netwerk aansluiten en dat netwerk verder ontwikkelen;

38.  vestigt de aandacht op het ontbreken van doeltreffende, niet-vervuilende verbindingen in berggebieden en tussen de bergen en de gebieden daaromheen; verzoekt de Commissie en de lidstaten met klem te zorgen voor schonere, koolstofarme en betere lokale verbindingen, met name spoorverbindingen, op regionaal en lokaal niveau, zodat de cohesie en de levenskwaliteit in die gebieden beter wordt; moedigt vestiging in het Alpengebied aan;

39.  verzoekt de aan de macroregionale strategie deelnemende landen rekening te houden met de specifieke omstandigheden van grensarbeiders en een statuut op te stellen voor grensarbeiders in de alpiene macroregio;

40.  is voorstander van de ontwikkeling van nieuwe vormen van plaatselijk verkeer op aanvraag, met inbegrip van slimme verkeersinformatie, verkeersleiding en -telematica en multimodaal vervoer, mede gezien de mogelijkheden om activiteiten op dit gebied over de grenzen van de regio's heen gemeenschappelijk uit te voeren;

41.  benadrukt het gebrek aan doeltreffende digitale verbindingen in berggebieden; verzoekt de Commissie en de lidstaten met klem te zorgen voor betere regionale en lokale verbindingen, zodat de levenskwaliteit beter wordt, de ontwikkeling van nieuwe bedrijvigheid en het scheppen van nieuwe banen in deze gebieden wordt gestimuleerd en hervestiging wordt aangemoedigd;

42.  wijst op het belang van overheidsinvesteringen in berggebieden om te compenseren dat de markt geen digitale verbindingen in die gebieden aanbiedt; beklemtoont het belang van volledige en universele breedbanddekking, ook in bergstreken, om de leefbaarheid van afgelegen woon- en economische gebieden duurzaam te waarborgen; vraagt de Commissie hiervoor met concrete voorstellen te komen;

Milieu, biodiversiteit, klimaatverandering en energie

43.  benadrukt het belang van bescherming en vergroting van de biodiversiteit in het Alpengebied; verzoekt om vereende inspanningen om innoverende maatregelen te treffen om die biodiversiteit te behouden en te beschermen, en verzoekt om een grondige bestudering van de rol van grote roofdieren en de eventuele invoering van aanpassingsmaatregelen en om volledige eerbieding van het acquis van de Unie op het vlak van de bescherming van milieu en biodiversiteit, bodem en water; benadrukt dat alles in het werk moet worden gesteld om overlapping met reeds bestaande wetgevingsinitiatieven te vermijden;

44.  onderstreept dat de alpiene macroregio grote kansen biedt op het vlak van innovatieve oplossingen die er een unieke proeftuin voor de circulaire economie van kunnen maken; zal in de begrotingsprocedure voor 2017 een proefproject opnemen om na te gaan welke mogelijkheden dit gebied biedt voor het ontwikkelen van concrete strategieën met betrekking tot de circulaire economie, bijvoorbeeld op het vlak van productie, consumptie en afvalbeheer;

45.  benadrukt dat het van belang is het zelf opwekken van energie te promoten, de energie-efficiëntie te vergroten en de ontwikkeling van de meest doeltreffende hernieuwbare energiebronnen in de regio te ondersteunen, zoals waterkracht, zonne-energie, wind- en geothermische energie, en ook de ontwikkeling te stimuleren van vormen van hernieuwbare energiebron die specifiek zijn voor de Alpen; wijst op de gevolgen voor de luchtkwaliteit van het gebruik van verschillende soorten brandstof voor verwarmingsdoeleinden; pleit voor duurzaam gebruik van boshout zonder inkrimping van het huidige bosareaal, dat belangrijk is voor het evenwicht tussen het bergecosysteem en voor de bescherming tegen lawines, aardverschuivingen en overstromingen;

46.  benadrukt dat er dringend nieuwe strategieën moeten worden ontwikkeld voor de bestrijding van de luchtverontreiniging, die een volksgezondheidsprobleem is geworden, en tegen de klimaatverandering, vooral in de meer geïndustrialiseerde en dichter bevolkte delen van de macroregio, en wijst erop dat de bestaande bronnen van verontreiniging moeten worden opgespoord en dat vervuilende emissies nauwlettend in de gaten moeten worden gehouden; verzoekt de lidstaten derhalve duurzaam en met de COP 21-streefcijfers strokend vervoersbeleid in te voeren en de bescherming en instandhouding van ecosysteemdiensten in de hele alpiene macroregio te ondersteunen;

47.  wijst op het belang van energievervoersinfrastructuur en pleit voor slimme systemen voor de distributie, opslag en transmissie van energie, alsook voor investeringen in energie-infrastructuur voor de productie en het vervoer van elektriciteit en gas, in overeenstemming met het TEN-E-netwerk en ter uitvoering van de concrete projecten die vermeld zijn in de lijst van projecten die van belang zijn voor de Energiegemeenschap (PECI's); benadrukt dat het belangrijk is lokale energiebronnen te benutten, en vooral de hernieuwbare, teneinde de afhankelijkheid van energie-invoer te verminderen; verzoekt om bevordering van gedecentraliseerde / eigen energieproductie en om verbetering van de energie-efficiëntie in alle sectoren;

48.  verzoekt de deelnemende landen met vereende krachten ruimtelijke ordening en geïntegreerd territoriaal beheer toe te passen waar diverse belanghebbenden (nationale, regionale en lokale autoriteiten, wetenschappers, ngo's, enz.) uit de regio bij betrokken worden;

49.  verzoekt om verdere versterking van de samenwerking en de werkzaamheden in het kader van de World Glacier Monitoring Service, gezien de recente besluiten van de COP21 te Parijs en de in het verlengde daarvan te volgen strategie;

50.  benadrukt dat de klimaatverandering en de temperatuurstijgingen een ernstige bedreiging vormen voor het overleven van diersoorten die op grote hoogte leven en dat het smelten van de gletsjers een bijkomende reden tot bezorgdheid is, aangezien dat grote gevolgen heeft voor de grondwaterreserves; pleit voor het opstellen van een uitgebreid transnationaal plan ter bestrijding van het smelten van de gletsjers en de klimaatverandering voor het volledige Alpengebied;

51.  verzoekt de deelnemende landen te blijven streven naar diversificatie van de energiebevoorrading en meer beschikbare hernieuwbare energiebronnen, zoals zonne- en windenergie, in de energieproductiemix te gaan gebruiken; wijst op de duurzaamheid en het concurrentievermogen van waterkrachtcentrales; roept de deelnemende landen op bij te dragen aan de totstandbrenging van goed functionerende infrastructuurnetten voor elektriciteit in de macroregio;

52.  benadrukt dat diversificatie van de energiebronnen niet alleen de energiezekerheid van de macroregio zal vergroten, maar ook zal zorgen voor meer mededinging, met alle voordelen van dien voor de economische ontwikkeling van de regio;

53.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en nationale en regionale parlementen van de landen die deelnemen aan EUSALP (Frankrijk, Italië, Zwitserland, Liechtenstein, Oostenrijk, Duitsland en Slovenië).

TOELICHTING

Naar aanleiding van een initiatief dat de Alpenregio's al eind 2011 genomen hadden, heeft de Europese Raad van december 2013 de Commissie verzocht een EU-strategie voor het Alpengebied (EUSALP) te presenteren. De Commissie heeft daar gevolg aan gegeven door in juli 2015 het actieplan van de strategie te presenteren.

Bij deze vierde macroregionale strategie van de EU kan geprofiteerd worden van de ervaring die is opgedaan met de strategieën van de Europese Unie voor het Oostzeegebied, het Donaugebied en het Adriatisch-Ionische gebied.

De macroregionale strategieën zijn tot nu toe steeds voortgekomen uit intergouvernementele initiatieven in gebieden van ons continent die lange tijd verdeeld waren door oorlogen en ijzeren gordijnen, met als doel de institutionele en economische samenwerking tussen die gebieden nieuw leven in te blazen.

Die strategieën kunnen nu worden opgezet dankzij het feit dat in het Verdrag van Lissabon de doelstelling "sociale cohesie" werd opgenomen; daarom moeten zij voortaan sterker verankerd worden in de communautaire methode, zodat het potentieel ervan op het gebied van strategische regionale "bottom-up"-programmering, dat buitengewoon groot is in vergelijking met dat van de traditionele "top-down"-initiatieven van de Commissie, kan worden benut dankzij instrumenten als Espon.

De Europese Commissie zou dus een grotere rol moeten gaan spelen, zowel in de lanceringsfase van een macroregionale strategie als in de ontwerp- en programmeringsfase en vooral bij de tenuitvoerlegging en de coördinatie met andere strategieën en met het territorialecohesiebeleid van de Unie meer in het algemeen. Ook is het noodzakelijk dat het Europees Parlement als medewetgever formeel betrokken wordt bij de lancering en goedkeuring van een strategie en bij het monitoren van de bereikte resultaten.

Het is immers niet denkbaar dat strategieën die uiterst belangrijke zijn voor de ontwikkeling van de Unie, die onvermijdelijk gevolgen hebben voor haar toekomst en voor het gebruik van de beschikbare materiële en projectmiddelen en die zich geleidelijk aan het uitstrekken zijn tot een groot deel van het continent (naast de initiatieven voor het Oostzeegebied, het Donaugebied, het Adriatisch gebied en het Alpengebied ontstaan er ook andere initiatieven, van het Atlantisch tot het Middellandse Zeegebied, voor andere Europese bergregio's), tot stand zouden komen zonder dat de actoren die democratisch gezien verantwoordelijk zijn voor het wetgevings- en bestuurlijk initiatief en die door de kiezers daartoe democratisch zijn gemachtigd, erbij betrokken werden.

De procedures voor het lanceren, goedkeuren en vervolgens het uitvoeren en coördineren van de toekomstige macroregionale strategieën met het overige Uniebeleid, moeten dus anders gedefinieerd worden door middel van een wetgevingshandeling waarin ook de context waarin die strategieën, ook de reeds goedgekeurde, zich in de toekomst zullen voltrekken, wordt vastgelegd.

In die wetgevingscontext moet ook het bestuursstelsel voor de bestaande en toekomstige strategieën beter worden gedefinieerd op basis van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel, zodat de rol van de nationale en communautaire autoriteiten beperkt wordt tot de initiatief- en coördinatiefase en de controlerende en ondersteunende taken, terwijl de leiding en uitvoering van de projecten worden overgelaten aan de regionale en lokale instanties, die aan de basis de hoofdrol moeten spelen in het territoriale en ontwikkelingsbeleid.

De EUSALP-strategie krijgt haar beslag in een context die gekenmerkt wordt door diverse bestaande samenwerkingsvormen in de regio, zoals het programma Alpenruimte en de Alpenovereenkomst, alsook diverse grensoverschrijdende Interreg-programma's. EUSALP heeft betrekking op 48 regio's en 7 landen, waaronder 5 lidstaten van de EU (Italië, Frankrijk, Slovenië, Oostenrijk en Duitsland) en twee niet-EU-landen (Zwitserland en Liechtenstein). De regio, die meer dan 80 miljoen inwoners telt, heeft een grote menselijke, natuurlijke, economische en culturele aantrekkingskracht. De geschiedenis van het gebied wordt gekenmerkt door verdeeldheid en oorlogen in verband met de Alpengrenzen, maar ook door het ontstaan en de groei van statelijke realiteiten over die Alpengrenzen heen. De laagvlakten en hoogvlakten van de Alpen maken deel uit van een ondeelbaar natuurlijk en menselijk geheel en onderlinge afhankelijkheid is tekenend voor de hele geschiedenis van de regio. De laagvlakte heeft zich kunnen ontwikkelen dankzij de watervoorraden en de geologische rijkdommen van het hoogland, terwijl de bloeiende toeristenindustrie in grote delen van de Alpen mogelijk werd gemaakt door de grote demografische bassins in de laagvlakte. Vaak echter hebben logistieke en verbindingsproblemen de ontwikkeling van de bergregio's beïnvloed. Maar de alpiene macroregio wordt momenteel ook vol getroffen door de gevolgen van de klimaatverandering. Op grond van het subsidiariteitsbeginsel moeten de autoriteiten dus het hoofd bieden aan economische en milieuproblemen van de macroregio.

De Commissie-Juncker heeft besloten in te zetten op het stimuleren van investeringen middels het investeringsplan en het daaruit voortvloeiende Europees Fonds voor strategische investeringen. Voor de landen van de regio biedt dat een mogelijkheid om gemeenschappelijke investeringen weer aan te zwengelen en te voltooien. Dankzij EUSALP kunnen strategische investeringen ten behoeve van de hele regio worden gedaan. De Alpenregio heeft grote mogelijkheden die benut kunnen worden dankzij de gezamenlijke projectontwikkelingscapaciteit van de landen en regio's van het Alpengebied, met de fundamentele deelname van de plaatselijke instanties en alle publieke en private spelers in het gebied. In overleg met de EIB en andere internationale actoren zal de Commissie een bijzondere rol moeten spelen door voor richtsnoeren en ondersteuning voor de uitvoering van de strategie te zorgen.

In die context biedt de EUSALP-strategie de landen van de regio de mogelijkheid om te investeren in gemeenschappelijke projecten met een Europese, en niet alleen interregionale, impact. Daarbij kunnen, uitgaande van de regio's en met steun van de Europese instellingen, ook nieuwe vormen van meerlagig bestuur worden ontwikkeld.

Als medewetgever voor het cohesiebeleid speelt het Parlement een belangrijke rol bij het ontwerpen en uitvoeren van de strategie.

Aangezien er in de EUSALP-regio berggebieden zijn waarin de rijkdommen onderbenut zijn (interne gebieden) en laagvlaktes met een hoge productieconcentratie, moeten er geïntegreerde economische strategieën worden ontwikkeld. Die strategieën moeten in overeenstemming zijn met de doelstellingen van de ESI-fondsen 2014-2020, en met name met de beginselen inzake innovatie en die van de strategie inzake slimme specialisatie.

De EUSALP-strategie overlapt de bestaande interregionale en grensoverschrijdende samenwerking niet, maar geeft die een meerwaarde. Er moeten voor het hele gebied gemeenschappelijke doelstellingen worden nagestreefd die stroken met de grote Europese doelstellingen van Europa 2020 inzake duurzame ontwikkeling, milieu en energie. Te dien einde moeten er projecten met een macroregionale dimensie worden opgezet en uitgevoerd.

In deze context zijn de regionale autoriteiten van het EUSALP-gebied de institutionele spelers die bottom-up projecten kunnen opzetten die beantwoorden aan de vraag van hun regio's, maar met de noodzakelijke Europese coördinatie tussen regio's, in overleg met de Europese instellingen.

Prioriteiten en voorstellen

Diverse maanden van overleg met de belanghebbenden op EU-, nationaal, regionaal en lokaal niveau in de betrokken landen, hebben voor de strategie de volgende ontwikkelingsprioriteiten, ideeën en voorstellen opgeleverd:

EERSTE PIJLER (verbetering van het concurrentievermogen, de welvaart en de cohesie in het Alpengebied)

Het innoverend vermogen van de kmo's in het Alpengebied ontwikkelen door middel van de strategieën voor slimme specialisatie van de betrokken landen en regio's. Die strategieën moeten op elkaar worden afgestemd.

Een op de plaatselijke situatie gebaseerde aanpak voor de ontwikkeling van het Alpengebied.

Samenwerking tot stand brengen tussen de publieke en private sector in de macroregio, met name in de strategische sectoren die onder de strategie vallen.

Duurzaam en concurrerend toerisme (gediversifieerd toeristisch aanbod, duurzaam en verantwoord beheer van het toerisme).

Diversificatie van het toeristisch aanbod en de toeristische producten met als doel oplossingen te vinden voor het seizoensgebonden karakter - transnationale thematische routes, exploitatie van het natuurlijk en cultureel erfgoed door middel van het toerisme, aanleg van nieuwe toeristische infrastructuur (bijv. themaparken), product branding en toeristische dienstverlening in de macroregio, promoting van de regio op de wereldmarkten, op specifieke doelgroepen (ouderen, of congressen en zakelijk toerisme) gerichte reclame, imago van de regio als bestemming voor elk seizoen.

Meer kwaliteit en innovatie in het toerisme — ict, scholing, technologieoverdracht, netwerkvorming tussen ondernemers, clusters, uitwisseling van goede werkwijzen, verbindingen tussen de plaatselijke toeristische, landbouw- en voedselvoorzieningssector, innovatieve promotie/marketing.

Exploitatie en bescherming van het buitengewone merenstelsel in de Alpen- en Voor-Alpenvalleien, zowel ten noorden als ten zuiden van het gebergte.

Integratie van de bestaande grote sportinfrastructuurvoorzieningen in de macroregio om het gemeenschappelijk gebruik ervan te vergemakkelijken, ook voor grote sportmanifestaties.

Verbetering van de toegankelijkheid van toeristische producten en diensten —verbetering van specifieke diensten en vaardigheden, opleiding van personeel, promotie en beschikbaarheid van informatie, samenwerking om toeristen gemakkelijker te laten reizen, harmonisatie van nationale statistieken om eenvoudiger de gevolgen van toekomstige planning en beleidsvorming in de sector te meten.

Efficiënter gebruik van de EU-—- de toegang tot financiering vergemakkelijken voor nieuwe, duurzame en innovatieve start-up's en kmo's die zich op onderzoek richten en op de strategie voor slimme groei.

Netwerk van duurzame toeristische bedrijven en clusters.

Opleiding in beroeps- en ondernemersvaardigheden in toerisme – de diversifiëring van toeristische producten en aanbiedingen aanmoedigen.

Zorgen voor de inpassing van de EUSALP-projecten in de regionale en nationale operationele programma's die door het EFRO worden gefinancierd en integratie van de regionale programma's van de ESI-fondsen met de rechtstreeks toegankelijke programma's, met name Horizon 2020, bijvoorbeeld door soortgelijke instrumenten met een "seal of excellence" te starten op macroregionale schaal.

Netwerken voor macroregionaal publiek en privaat onderzoek opzetten die zich wijden aan de ontwikkeling van EUSALP-projecten.

Projecten op het gebied van macroregionale universitaire uitwisselingen opzetten, ook met steunfondsen voor bestaande Europese programma's zoals ERASMUS.

TWEEDE PIJLER — De bereikbaarheid en de verbindingen waarborgen voor alle inwoners van het Alpengebied (grensoverschrijdend vervoer, intermodale verbindingen met het achterland).

Aanleg van corridors tussen Italië en Frankrijk en Italië en Oostenrijk en volledige benutting van en aansluiting op de inmiddels voltooide corridor tussen Italië en Zwitserland, om Noord- en Zuid-Europa beter met elkaar te verbinden.

Stelselmatige uitbreiding van de vervoersinfrastructuur door middel van de herstructurering of aanleg van nieuwe verbindingsinfrastructuur met de grote verkeersassen, concurrentievermogen van de vervoersdiensten overeenkomstig de EU-regels.

Ontwikkeling van innoverende systemen ter ondersteuning van openbaar/collectief vervoer en vergroting van de aantrekkelijkheid van het openbaar vervoer in alle vervoersmodules.

Implementatie van publiek-private partnerschappen inzake vervoersactiviteiten.

Langetermijnplanning van programma's voor de verkeersveiligheid, met name voor het wegvervoer.

Ontwikkeling van innoverende, gecoördineerde systemen voor het beheer van grensovergangen.

Haalbaarheidsstudies voor systemen voor geïntegreerde tarifering van grensovergangen en vervoer in het gebied.

Verbetering van de verbindingen van zeehavens met het achterland en het TEN-T-netwerk en verplichtstelling van de ontwikkeling van intermodaliteit in de Alpenregio.

Ontwikkeling van innoverende systemen in verband met logistiek, met name voor de grensoverschrijdende handel.

Vermindering van het isolement van interne en afgelegen gebieden door ze beter toegang te geven tot dienstverlening op het gebied van energie en vervoer.

Ontwikkeling van infrastructuurnetten voor energievoorziening.

Voltooiing, rationalisering en harmonisering van ict-netwerken, met name in grensoverschrijdende zones.

Groepering van intermodale logistieke activiteiten / diensten in de gehele regio.

Verbetering van de bereikbaarheid van berggebieden door innoverende systemen, onder meer op basis van de strategieën voor slimme specialisatie van de landen en regio's van het gebied;

Coördinatie van bestaande of geplande grote verbindingsinfrastructuurprojecten in de regio.

DERDE PIJLER — De duurzaamheid in de Alpen verzekeren: het erfgoed van de Alpen beschermen en een duurzaam gebruik van de natuurlijke en culturele rijkdommen (milieu, grensoverschrijdende landhabitats en biodiversiteit) bevorderen

Verkleining van de risico's die het gevolg zijn van de klimaatverandering middels investeringen in de watersector (bijv. aanleg van waterbekkens)

Ondersteuning van de Alpenlandbouw, met inachtneming van een evenwichtige en duurzame ontwikkeling.

Bescherming en herstel van de biodiversiteit en de ecosystemen en zorgen voor een passend stelsel voor monitoring, informatie en beheer van het Natura 2000-netwerk en voor een duurzaam waterbeheer.

Bevordering en verwezenlijking van een duurzame ontwikkeling van de economie van de Alpen en een duurzaam gebruik van de alpiene rijkdommen.

Betere kennis van het alpiene milieu door het stimuleren van gezamenlijk onderzoek naar de toestand van de alpiene biodiversiteit.

Instelling en uitbreiding van macroregionale beschermde gebieden — capaciteit opbouwen om de toegang tot ecosystemen te realiseren en in kaart brengen van de gebieden die belangrijk zijn voor de instandhouding van soorten en van soorten habitats op prioritaire plaatsen, met als doel de zeer talrijke beschermde zones van de macroregio met elkaar te verbinden door middel van ecologische corridors.

Uitwisseling van beproefde praktijken tussen de autoriteiten die belast zijn met het beheer van beschermde Alpenzones.

Opstelling en evaluatie van een gemeenschappelijk noodplan

Harmonisering en toepassing van de nationale wetgevingen inzake habitat en landbiodiversiteit — afstemming van de regelgeving inzake stadsplanning, bescherming van de natuur, het milieu en het cultureel erfgoed op het Europees Landschapsverdrag.

ADVIES van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (2.5.2016)

aan de Commissie regionale ontwikkeling

inzake een EU-strategie voor het Alpengebied
(2015/2324(INI))

Rapporteur voor advies: Jérôme Lavrilleux

SUGGESTIES

De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie regionale ontwikkeling onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A.  gezien de mededeling van de Commissie betreffende een strategie van de Europese Unie voor het Alpengebied (COM(2015) 366) en het bijbehorende actieplan,

B.  overwegende dat het Alpengebied tot de meest dynamische, innovatieve, productieve en concurrerende regio's in Europa behoort, wordt gekenmerkt door belangrijke industriële zones en veel kenniscentra, en beschikt over unieke geografische, natuurlijke en economische kenmerken, waaronder lokale producten en elementen van historisch, landschappelijk en cultureel belang;

C.  overwegende dat de idee achter een macroregionale strategie is dat er behoefte is aan betere samenwerking en coördinatie op bepaalde grensoverschrijdende terreinen om gemeenschappelijke uitdagingen efficiënter en doeltreffender aan te kunnen gaan dan met afzonderlijke maatregelen mogelijk zou zijn, en dat problemen in relatief kleine groepen landen en regio's worden opgelost, wat de saamhorigheid tussen burgers binnen de Europese Unie in de hand zal werken;

D.  overwegende dat er aanzienlijke verschillen bestaan tussen de diverse gebieden die kenmerkend zijn voor de Alpenregio, zoals bergachtige regio's, de Voor-Alpen, plattelandsgebieden en de stedelijke gebieden;

E.  overwegende dat er specifieke oplossingen nodig zijn voor de diverse uitdagingen waarmee het Alpengebied geconfronteerd wordt, zoals globalisering, negatieve demografische trends, met lage geboortecijfers en een verouderende bevolking, lage bevolkingsdichtheid, "brain drain", nieuwe migratietendensen, de economische crisis en economische en demografische verschillen, klimaatverandering, het risico van grote natuurrampen, energievraagstukken, seizoensgebonden banen en inkomens en de noodzaak meerdere banen te hebben, afvalbeperking en duurzaam hulpbronnengebruik;

F.  overwegende dat demografische veranderingen, die voornamelijk worden gekenmerkt door de vergrijzing van de bevolking, lage geboortecijfers, emigratie en een geringe bevolkingsdichtheid in de berggebieden, het Alpengebied voor een enorme uitdaging stellen en gevolgen hebben voor de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, de investeringen en de openbare dienstverlening;

G.  overwegende dat geleidelijk opgebouwde verbondenheid tussen de generaties, bredere familiebanden en familiebedrijven in het Alpengebied van grote maatschappelijke betekenis zijn;

H.  overwegende dat de lage bevolkingsdichtheid onder andere samenhangt met de schaarste aan basisdiensten voor de bevolking; overwegende dat berggebieden achtergesteld zijn op het vlak van maatschappelijke dienstverlening en gezondheidszorg;

I.  overwegende dat de toekomstige ontwikkeling van het Alpengebied geassocieerd is met plattelandsgebieden, plattelandsontwikkeling, de "toekomst van het dorp" en de landbouw;

J.  overwegende dat het grondrecht van vrij personenverkeer vooral in grensregio's een eerste vereiste is voor het halen van de doelstellingen inzake economische, sociale, territoriale en ecologische cohesie, voor sterke en duurzame ontwikkeling en dito concurrentievermogen en voor gelijke toegang tot werk;

K.  overwegende dat bewoners van de gebieden aan de voet van gebergten tot de armste van het berggebied behoren en dat de kans op werkloosheid en dus op ontvolking daar groot is omdat de traditionele industriële productie verplaatst wordt naar en geconcentreerd wordt in de stedelijke gebieden;

L.  overwegende dat voor de strategie voor het Alpengebied het voorbeeld moet worden gevolgd van de reeds bestaande macroregionale strategieën voor de Oostzeeregio, het Donaubekken en de Adriatisch-Ionische regio;

M.  overwegende dat berggebieden, en vooral de meest afgelegen gebieden, vaak kampen met lagere onderwijsprestaties, een gebrek aan gekwalificeerde arbeidskrachten, een geringer aanbod van openbare diensten en beperkte beschikbaarheid van breedbandinternet; overwegende dat meer toegankelijke gebieden in het algemeen kunnen rekenen op een vitalere economie en meer investeringen aantrekken;

N.  overwegende dat de strategie voor het Alpengebied prioritair betrekking moet hebben op de terreinen waar zij werkelijke meerwaarde en meer regionale convergentie kan opleveren;

O.  overwegende dat financiële middelen gericht moeten zijn op de specifieke behoeften van berggebieden;

1.  is ingenomen met de mededeling van de Commissie over het Alpengebied en het bijbehorende actieplan, maar benadrukt dat de sociale dimensie verder versterkt moet worden om een groeimodel na te streven waarmee duurzame groei, sociale inclusie en sociale bescherming voor iedereen, vooral in de grensstreken, kan worden gewaarborgd; benadrukt dat het van belang is de aanleg van sociale infrastructuur aan te moedigen en sociale investeringen te bevorderen;

2.  benadrukt dat het van belang is het economisch potentieel van de strategische sectoren (land- en bosbouw, duurzaam en generatievriendelijk toerisme, duurzame energie, bio-economie, bioproducten, gezondheidszorg, hightech) te vergroten en veel steun te verlenen aan kmo's, met inbegrip van familiebedrijven binnen die categorie, in samenwerking met onderzoekscentra met het oog op de totstandbrenging van interregionale netwerken en contacten; benadrukt dat het noodzakelijk is de lokale productie te bevorderen en nieuwe investeringen te stimuleren, onder meer door de toegang tot krediet te vergemakkelijken voor jonge ondernemers en voor het scheppen van duurzame banen die stroken met de IAO-Agenda voor waardig werk en waarbij het recht van collectieve onderhandelingen en eventueel bestaande collectieve overeenkomsten geëerbiedigd worden;

3.  wijst nadrukkelijk op de betekenis van grensoverschrijdende en andere vormen van regionale identiteit;

4.  benadrukt dat er behoefte is aan hoogwaardige, voor iedereen toegankelijke en betaalbare openbare diensten, vooral op het vlak van onderwijs, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en mobiliteit; onderstreept dat er infrastructuur en technologie moeten worden ontwikkeld om de beschikbaarheid van duurzame diensten op maat voor de bewoners van het Alpengebied te waarborgen; roept de lidstaten in kwestie op meer rekening te houden met de behoeften van mensen die in de meest perifere gebieden wonen;

5.  benadrukt dat er doeltreffende instrumenten moeten worden ingezet, waaronder adequate inspecties en controles, om fatsoenlijke werk- en leefomstandigheden van seizoenarbeiders in het Alpengebied te garanderen en erop toe te zien dat er geen misbruik wordt gemaakt van seizoenarbeid; benadrukt dat de eerbiediging van arbeidsrechten, arbeidsnormen en hoogwaardige werkomstandigheden in het algemeen moet worden gewaarborgd;

6.  benadrukt dat de flexibiliteit van werknemers moet worden vergroot door middel van omscholing, levenslang leren en meertaligheid en dat plannen moeten worden goedgekeurd om goede werkomstandigheden, sociale zekerheid, gendergelijkheid en toegankelijkheid voor mensen met een beperking te bevorderen;

7.  benadrukt dat er een innovatie- en onderzoeksvriendelijk klimaat moet worden geschapen door middel van strategieën voor slimme specialisatie en een sterkere band tussen wat de regio aan extra's te bieden heeft en haar belangen, en benadrukt dat er regionale clusters moeten worden gevormd om duurzame netwerken tot stand te brengen tussen onderzoek, wetenschap en economie; benadrukt dat een hoog niveau van sociaal welzijn, gekwalificeerd en goed opgeleid personeel, innovatieve bedrijven en unieke geografische kenmerken concurrentievoordelen opleveren voor het Alpengebied;

8.  herinnert eraan dat het relevant is pluriforme opleidingen en op een duurzame arbeidsmarkt en de strategische, toekomstgerichte sectoren daarvan afgestemde opleidingen te bevorderen, met name door middel van specifieke opleidingscentra en een meertalig regionaal online banencentrum; is van mening dat de nadruk moet worden gelegd op stages van goede kwaliteit die moeten aansluiten bij de behoeften van de arbeidsmarkt;

9.  onderstreept dat duurzaam toerisme, lokale productie en efficiënte openbaarvervoerstelsels kunnen helpen om de ontvolking aan te pakken en banen in de regio veilig te stellen;

10.  benadrukt dat opleidingscentra met elkaar concurreren en daarom alleen specifieke steun mogen ontvangen als zij kunnen aantonen dat dit om kwalitatieve en economische redenen absoluut noodzakelijk is;

11.  roept op tot duurzamere en efficiëntere vervoersverbindingen binnen de regio en tussen de regio en de rest van Europa en tot bevordering van het intermodale karakter van die verbindingen, omwille van de ontwikkeling van de regio en het welzijn van haar inwoners; onderstreept dat er draagvlak moet zijn voor gecoördineerd transnationaal beleid en nieuwe benaderingen van gedeelde verantwoordelijkheid en faire samenwerking tussen gebieden, zoals verticale banden tussen grote steden en plattelands-, berg- en toeristische gebieden;

12.  benadrukt dat het belangrijk is personen die ver van de grote stedelijke centra wonen toegang te garanderen tot breedbandinternet en daarmee tot digitale en online diensten, telewerken en andere mogelijkheden, zodat zij toegang krijgen tot op internet aangekondigde vacatures, waaronder de vacatures die op het Eures-webportaal gepubliceerd worden, maar ook tot de talrijke andere onlinediensten die het dagelijkse leven vergemakkelijken, het creëren van banen in de hand werken, de arbeidsproductiviteit en de inkomens verhogen, de digitale kloof helpen overbruggen en de maatschappelijke en economische inclusie van iedereen bevorderen; benadrukt dat scholen, universiteiten en onderzoekscentra meer met elkaar in contact gebracht moeten worden, en dat e-learningprogramma's, innovatie, clustervorming op basis van regionale expertise en regionale bedrijven bevorderd moeten worden, evenals de brede ontwikkeling van "digitale dorpen en regio's" als toekomstbestendige, leefbare en gezinsvriendelijke leefomgevingen;

13.  benadrukt de sociale dimensie van een gemeenschappelijke Alpenstrategie en pleit voor innovatieve samenwerking, bijvoorbeeld om de demografische ontwikkeling te stimuleren door middel van samenwerkingsmaatregelen om veilige en alomvattende verloskundige zorg in rurale delen van de Alpen op te zetten;

14.  herinnert eraan dat het beginsel van universele toegang tot openbare diensten moet worden gegarandeerd in alle gebieden van de EU en legt er in dit verband de nadruk op dat de lidstaten en de regio's alternatieve en innovatieve oplossingen voor berggebieden moeten aanmoedigen, zo nodig met inbegrip van pasklare, op lokale en regionale behoeften toegesneden oplossingen;

15.  benadrukt dat er productiemodellen moeten worden bevorderd die gebaseerd zijn op een op circulaire economie steunende aanpak, dat energie-efficiëntie en de totstandbrenging van "groene infrastructuur" moeten worden ondersteund met het oog op het behoud van de biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen, en dat er nieuwe mogelijkheden moeten worden geboden voor toerisme en het scheppen van kwalitatief hoogwaardige banen;

16.  verzoekt de Commissie dringend om op horizontaal en verticaal niveau gendermainstreamingsmaatregelen te nemen voor elk beleidsgebied en om mainstreamingsmaatregelen te financieren die specifiek bestemd zijn voor vrouwen vallen die in berggebieden wonen om eventuele onevenwichtige verhoudingen gelijk te trekken;

17.  wijst op de sociale, culturele en economische dimensie van Alpentradities en -gebruiken, die ook over de grenzen heen in al hun verscheidenheid moeten worden bevorderd en ondersteund;

18.  pleit voor rechtstreekse betrokkenheid van regio's, gemeenten en burgers bij alle initiatieven in het kader van de EU-Alpenstrategie, omdat dat doorslaggevend is voor het welslagen ervan.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

26.4.2016

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

43

4

5

Bij de eindstemming aanwezige leden

Laura Agea, Guillaume Balas, Brando Benifei, Mara Bizzotto, Vilija Blinkevičiūtė, Enrique Calvet Chambon, David Casa, Ole Christensen, Jane Collins, Martina Dlabajová, Lampros Fountoulis, Arne Gericke, Marian Harkin, Czesław Hoc, Danuta Jazłowiecka, Agnes Jongerius, Rina Ronja Kari, Jan Keller, Ádám Kósa, Kostadinka Kuneva, Jérôme Lavrilleux, Jeroen Lenaers, Verónica Lope Fontagné, Javi López, Morten Løkkegaard, Dominique Martin, Anthea McIntyre, Joëlle Mélin, Elisabeth Morin-Chartier, Emilian Pavel, João Pimenta Lopes, Georgi Pirinski, Sofia Ribeiro, Claude Rolin, Anne Sander, Sven Schulze, Siôn Simon, Jutta Steinruck, Romana Tomc, Yana Toom, Ulrike Trebesius, Renate Weber, Tatjana Ždanoka, Jana Žitňanská

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Daniela Aiuto, Georges Bach, Rosa Estaràs Ferragut, Tania González Peñas, Krzysztof Hetman, Paloma López Bermejo, Evelyn Regner, Flavio Zanonato

ADVIES van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (19.4.2016)

aan de Commissie regionale ontwikkeling

inzake een EU-strategie voor het Alpengebied
(2015/2324(INI))

Rapporteur voor advies: Renata Briano

SUGGESTIES

De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid verzoekt de ten principale bevoegde Commissie regionale ontwikkeling onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A.  overwegende dat de Europese Unie krachtens de artikelen 11, 191 en 193 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) de bevoegdheid heeft om op te treden op alle gebieden van het milieubeleid, zoals lucht- en watervervuiling, afvalbeheer en klimaatverandering;

B.  overwegende dat artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2002/49/EG[1] duidelijk maakt dat er in de Europese Unie een gemeenschappelijke aanpak moet worden ontwikkeld "om op basis van prioriteiten de schadelijke gevolgen, hinder inbegrepen, van blootstelling aan omgevingslawaai te vermijden, te voorkomen of te verminderen";

C.  overwegende dat de Alpenovereenkomst door de Alpenlanden (Oostenrijk, Frankrijk, Duitsland, Italië, Liechtenstein, Monaco, Slovenië en Zwitserland) en door de EU werd ondertekend met het oog op de duurzame ontwikkeling en de bescherming van de Alpen;

D.  overwegende dat milieubeleid een horizontaal karakter heeft en dat de keuzes die voor de Alpenstrategie worden gemaakt van dien aard moeten zijn dat duurzame ontwikkeling en economische ontwikkeling onderling verenigbaar zijn; overwegende dat in het kader van beleidsmaatregelen voor de beperking van klimaatverandering en het behoud van de biodiversiteit de veerkracht van ecosystemen moet worden veiliggesteld middels voldoende habitatconnectiviteit om de migratie van soorten mogelijk te maken;

E.  overwegende dat de Alpen de op één na grootste biodiversiteit in de Europese Unie herbergen en tot de belangrijkste waterwinningsgebieden in Europa behoren, en dat de watervoorraad niet alleen belangrijk is voor de waterkrachtproductie, maar ook voor de bevloeiing van de landbouwgrond, het duurzame beheer van bossen, het biodiversiteits- en landschapsbehoud en de drinkwatervoorziening;

F.  overwegende dat landbouw en toerisme in de Alpenregio grote invloed hebben op de instandhouding van het milieu, de traditionele landschappen en de biodiversiteit;

G.  overwegende dat het historisch en cultureel erfgoed een van de voornaamste troeven van het gebied vormt;

H.  overwegende dat het Europees Parlement op 23 mei 2013 heeft aangenomen over een macroregionale strategie voor de Alpen[2];

1.  wijst erop dat er in het Alpengebied ongeveer 14 miljoen mensen met eenzelfde cultuur wonen en werken en dat het gebied ook een belangrijke toeristische bestemming is, die jaarlijks zo'n 120 miljoen bezoekers trekt;

2.  wijst op het succes van sommige landbouwmodellen in het Alpengebied die voedselproductie, bosbouw, bescherming van het landschap voor het toerisme en verlening van ecosysteemdiensten, zoals bescherming tegen lawines, met elkaar combineren; is van mening dat deze modellen, die verschillende doelen dienen een gering milieueffect hebben, in voorkomend geval moeten worden uitgebreid;

3.  beseft dat het Alpengebied met zijn grote reserve aan natuurlandschappen een sociaal-economisch gebied met groot toeristisch potentieel is; wijst op de buitengewone verscheidenheid aan ecosystemen in het gebied, die variëren van hoogland tot laagland en zelfs tot Middellandse Zeekusten, en die ook zeer gevoelige aquatische ecosystemen omvatten zoals meren, rivieren en stromen; wijst erop dat de regio extreem rijk is aan biodiversiteit en aan natuurlijke rijkdommen zoals water en hout en dat die in stand gehouden moeten worden;

4.  is verheugd over het feit dat de regio's sterk betrokken zijn bij de EU-strategie voor het Alpengebied;

5.  is van mening dat er bijzondere aandacht moet worden besteed aan de bescherming van dunbevolkte gebieden in de regio;

6.  wijst erop dat in het Alpengebied in hoge mate verstedelijkte milieus naast dunbevolkte berggebieden bestaan; is van mening dat de strategie samenhangende acties moet omvatten die voor het hele gebied gelden, maar dat zij ook naar behoren rekening moet houden met de structurele verschillen die het gebied kenmerken en zich vooral moet richten op de bergachtige delen, aangezien die een enorm potentieel voor duurzame economische ontwikkeling hebben; wijst erop dat de ontvolking van het platteland een van de oorzaken is van de hydrogeologische destabilisatie in sommige streken die gevolgen kan hebben voor de hele regio (overstromingen, aardverschuivingen); wijst op de sleutelrol die sociale voorzieningen spelen bij duurzame groei en bij het tegengaan van de leegloop van berggebieden, en wijst op de noodzaak van betere bevordering van het Uniemechanisme voor civiele bescherming;

7.  wijst erop dat het bedrijven van landbouw in berggebieden zeer belangrijk is om de geologische stabiliteit van de Alpen te behouden; stelt echter vast dat de berglandbouw blootstaat aan door klimaatverandering veroorzaakte natuurrampen zoals overstromingen, lawines en modderstromen; roept daarom op tot de bevordering van preventiemaatregelen (zoals bescherming tegen overstromingen);

8.  is van mening dat de klimaatverandering ernstige gevaren inhoudt voor de hydrogeologische stabiliteit en de biodiversiteit; benadrukt dat de temperatuurstijgingen een ernstige bedreiging vormen voor het overleven van diersoorten die op grote hoogte leven en dat het smelten van de gletsjers een bijkomende reden tot bezorgdheid is, aangezien dat grote gevolgen heeft voor de grondwaterreserves; wijst daarom op de noodzaak van een macroregionaal beleid voor aanpassing aan de klimaatverandering en de bescherming en het duurzaam beheer van rivieren, meren en stromen in de Alpen;

9.  acht het onontbeerlijk een beleid inzake klimaatverandering te voeren dat gebaseerd is op productie- en consumptiepatronen die stroken met de beginselen van de kringloopeconomie en de korte levensmiddelenketens en de nadruk te leggen op rationeel gebruik en hergebruik van plaatselijke materialen en natuurlijke rijkdommen, met inbegrip van afvalwater en landbouwafval, alsook op het delen van diensten die gestimuleerd worden door groene overheidsopdrachten en op de bevordering van een nauwe band tussen producenten en consumenten op plaatselijk niveau; herhaalt dat bij het beheer van de risico's in verband met de klimaatverandering aandacht moet worden besteed aan de structurele en organisatorische kwetsbaarheden van de Alpengemeenschappen; onderstreept dat de uitwisseling van goede praktijken en grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van het beheer van de klimaatrisico's moeten worden versterkt, waarbij rekening moet worden gehouden met alle territoriale gevoeligheden;

10.  acht het noodzakelijk dat de regio's die bij de strategie betrokken zijn de EU-fondsen gebruiken in samenhang met het cohesiebeleid en investeringen op milieugebied bevorderen die onder andere gericht zijn op de afzwakking van en aanpassing aan de klimaatverandering en op het tegengaan van hydrogeologische destabilisatie, alsook op duurzame bosbouw, duurzaam toerisme en duurzame landbouw (inclusief biologische landbouw) en veeteelt, die alle een belangrijke rol spelen bij de het bodembeheer;

11.  beklemtoont dat er niet genoeg gedaan wordt om de doelstellingen van de kaderrichtlijn water (2000/60/EG) te verwezenlijken; roept de Commissie op bij de uitvoering van de kaderrichtlijn water rekening te houden met Richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna om een duurzamer waterbeheer te waarborgen; beklemtoont dat samenwerking daarbij voorrang moet krijgen op regulering;

12.  is van mening dat de uitdaging van resterende "witte vlekken" in het mobiele bereik in de regio kan worden omgezet in een kans voor zowel ecotoerisme als medisch onderzoek;

13.  herinnert eraan dat het geïntegreerd beheer van de watervoorraden een cruciale factor is voor de duurzame ontwikkeling van de Alpen; herhaalt dat de natuurlijke risico's, zoals die in verband met water, een overloopeffect teweeg kunnen brengen voor het laagland en de bebouwde zones; acht het daarom noodzakelijk in het kader van het platform voor waterbeheer van de Alpenovereenkomst te zorgen voor meer uitwisselingen van goede praktijken en grensoverschrijdende samenwerking tussen de nationale instellingen die belast zijn met het beheer van water en rivierbekkens om het hoofd te bieden aan de gemeenschappelijke uitdagingen die voortvloeien uit de klimaatverandering;

14.  is van mening dat er geïnvesteerd moet worden in gelijke en effectieve toegang tot gezondheidszorg voor de hele bevolking van de regio;

15.  acht het gezien het grote economische belang van het toerisme voor de gehele Alpenregio noodzakelijk de ontwikkeling van zacht toerisme te blijven steunen; wijst op de reeds behaalde successen met goede praktijken, zoals het toeristische platform "Alpine Pearls" dat met EU-subsidie opgezet is als onderdeel van het project Alps Mobility, en is van mening dat daarop moet worden voortgebouwd;

16.  acht het noodzakelijk dat gebruik wordt gemaakt van maatregelen voor energie-efficiëntie en -besparing en opwaardering van hernieuwbare en alternatieve energiebronnen door middel van een goed beheer van de water-, bos- en landschapshulpbronnen; acht het belangrijk dat het model van decentrale en lokale energieproductie en energievoorziening verder uitgebouwd wordt, onder meer via netwerkintegratie en opslag; verzoekt daarom om meer, op de specifieke behoeften van berggebieden afgestemde onderzoeksinitiatieven; wijst erop dat het van belang is consumenten, bedrijven en de overheid aan te moedigen tot investeren in hernieuwbare energie als middel om de energiezekerheid te vergroten en energiearmoede te voorkomen; benadrukt het belang van waterkracht voor de energievoorziening in berggebieden en verzoekt de plaatselijke autoriteiten het gebruik van waterkracht en andere hernieuwbare energiebronnen te bevorderen om in de behoeften van de bevolking te voorzien;

17.  vindt het te betreuren dat het landbouwareaal steeds kleiner wordt als gevolg van niet-agrarische bestemmingen zoals wegenbouw en bouwgrond; wenst dat er praktische subsidieregelingen en -voorwaarden worden vastgesteld om te garanderen dat er ook op de lange termijn voldoende land beschikbaar blijft voor land- en bosbouw; beklemtoont dat het bodemgebruik een zeer kritiek thema is in de meer verstedelijkte gebieden; dringt daarom aan op duurzaamheid bij het bodemgebruik en de stedenbouw waarbij kostbare natuurlijke hulpbronnen worden gebruikt;

18.  wenst dat er in de toekomstige opzet en uitvoering van het verkeers- en milieubeleid voor de Alpen een holistische aanpak wordt gevolgd, zodat de verwezenlijking van een gemeenschappelijk doel niet in het gedrang komt als gevolg van arbitrage en verplaatsing van bedrijvigheid;

19.  betreurt het dat sommige economische gebieden onvoldoende bereikbaar zijn, wat ten koste gaat van de efficiëntie van de berglandbouw in de Alpen en daarmee van het concurrentievermogen van deze regio's; roept de Commissie en de lidstaten op een passend infrastructuurstelsel op te zetten dat onder meer voorziet in de ontwikkeling van goede land- en boswegen en bergpaden en in de toegang tot een snel mobiel datanetwerk in de alpengebieden;

20.  vestigt de aandacht op het belang van duurzaam toerisme waarbij wordt uitgegaan van de bescherming van de biodiversiteit en de eerbiediging van de ecosystemen, naar het voorbeeld van de natuurparken;

21.  benadrukt dat beschermde gebieden van belang zijn voor het aanzetten tot milieubeschermingsinitiatieven zoals beschreven in de Alpenovereenkomst; acht het noodzakelijk beleid uit te stippelen waarin parken worden beschouwd als plaatsen waar milieubeschermingsactiviteiten worden bevorderd; is van mening dat beschermde gebieden bijzonder belangrijk zijn voor mens en natuur; is ervan overtuigd dat deze gebieden een grensoverschrijdende dimensie kunnen krijgen voor de ontwikkeling en toepassing van goede praktijken waarin bescherming van habitats en duurzame economie hand in hand gaan (biologische en hoogwaardige landbouw, bevordering van plaatselijke producten, zacht toerisme en zachte mobiliteit, faunabeheer, enz.) en die naar alle delen van het Alpengebied en daarbuiten kunnen worden geëxporteerd;

22.  wijst erop dat er op het gebied van vervoer wijzen moeten worden gevonden om passende toegang tot de meer afgelegen en vaak met toenemende ontvolking kampende gebieden mogelijk te maken, binnen een kader van duurzame mobiliteit;

23.  acht het noodzakelijk infrastructuur te ontwikkelen voor nieuwe duurzame vervoerswijzen, een beleid toe te passen dat gericht is op het delen van goederen en diensten en de connectiviteit in minder ontwikkelde gebieden te bevorderen, ook om de ontwikkeling van telewerken te bevorderen;

24.  merkt op dat het beheer en de herinvoering van roofvogels en roofdieren in het Alpengebied op nationaal en plaatselijk niveau geschieden, terwijl deze soorten geen administratieve grenzen erkennen en de migratieverschijnselen in het Alpengebied van nature grensoverschrijdend zijn; acht het in het kader van de strategie voor het Alpengebied en in samenhang met het platform voor grote vleeseters en wilde hoefdieren en het maatschappelijk platform van de Alpenovereenkomst essentieel de uitwisseling van goede praktijken op dit gebied te intensiveren;

25.  is van mening dat plaatselijke gemeenschappen, regionale autoriteiten en maatschappelijke organisaties, met inbegrip van de economische spelers zoals de plaatselijke land- en bosbouwers, via een open en transparant proces en goed geïnformeerd betrokken moeten worden bij de besluitvorming;

26.  benadrukt dat het van belang is de strategie voor de Alpen af te stemmen op samenwerkingsinitiatieven zoals de Alpenovereenkomst en de latere protocollen hierbij, en dat bovendien rekening moet worden gehouden met de bestaande grensoverschrijdende samenwerking en netwerken op dit terrein, opdat iedereen dezelfde beleidsmaatregelen en doelstellingen nastreeft;

27.  wijst erop dat actieve land- en bosbouw onmisbaar is voor de instandhouding van de biologische diversiteit in de Alpenregio en ook een belangrijke bijdrage levert aan andere sectoren van de economie, zoals het toerisme;

28.  roept op tot gerichte financieringsmaatregelen van de lidstaten en de Europese Unie in verband met macroregionaal beleid als onderdeel van de Alpenstrategie;

29.  acht het noodzakelijk de rol van de plaatselijke en regionale autoriteiten bij de tenuitvoerlegging van het EU-beleid te versterken en het beginsel van meerlagig bestuur centraal te stellen in de planning en tenuitvoerlegging van de Alpenstrategie;

30.  verzoekt de Commissie grenswaarden in te voeren voor geluidsemissies in het goederenvervoer door de Alpen en krachtigere regelingen om investeringen in maatregelen voor lawaaivermindering op de belangrijkste wegen te stimuleren;

31.  roept op tot de invoering van de beginselen van werkelijke kosten en internalisering van externe kosten in bestaande en toekomstige reguleringsmaatregelen op het gebied van belastingen, heffingen en vergoedingen voor het gebruik van infrastructuur, rekening houdend met de algehele strategie voor de Alpenregio en de noodzaak verplaatsings- en arbitrage-effecten te voorkomen;

32.  roept op tot een macroregionale Alpenstrategie die een duurzaam gebruik van het land en de natuur mogelijk maakt, en daarmee een economische ruimte en een biosfeer die gebaseerd zijn op de co-existentie van mens en natuur, teneinde te voorkomen dat de ontvolking doorzet, wat nadelige effecten zou hebben op de natuur- en landschapsbescherming.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING

IN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

19.4.2016

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

64

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Marco Affronte, Pilar Ayuso, Zoltán Balczó, Ivo Belet, Simona Bonafè, Biljana Borzan, Cristian-Silviu Buşoi, Nessa Childers, Alberto Cirio, Birgit Collin-Langen, Mireille D’Ornano, Miriam Dalli, Angélique Delahaye, Jørn Dohrmann, Karl-Heinz Florenz, Francesc Gambús, Elisabetta Gardini, Gerben-Jan Gerbrandy, Jens Gieseke, Julie Girling, Sylvie Goddyn, Matthias Groote, Françoise Grossetête, Andrzej Grzyb, Anneli Jäätteenmäki, Jean-François Jalkh, Benedek Jávor, Karin Kadenbach, Kateřina Konečná, Giovanni La Via, Peter Liese, Norbert Lins, Susanne Melior, Miroslav Mikolášik, Massimo Paolucci, Piernicola Pedicini, Bolesław G. Piecha, Pavel Poc, Frédérique Ries, Daciana Octavia Sârbu, Annie Schreijer-Pierik, Tibor Szanyi, Estefanía Torres Martínez, Dame Glenis Willmott, Damiano Zoffoli

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Paul Brannen, Mark Demesmaeker, Jacqueline Foster, Elena Gentile, Martin Häusling, Krzysztof Hetman, Merja Kyllönen, Mairead McGuinness, Gesine Meissner, Ulrike Müller, James Nicholson, Christel Schaldemose, Jasenko Selimovic, Bart Staes, Keith Taylor, Tom Vandenkendelaere, Carlos Zorrinho

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Angel Dzhambazki, Bronis Ropė, Marco Valli

  • [1]  Richtlijn 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en beheersing van omgevingslawaai - Verklaring van de Commissie in het bemiddelingscomité voor de Richtlijn inzake de evaluatie en beheersing van omgevingslawaai (PB L 189 van 18.7.2002, blz. 12).
  • [2]  PB C 55 van 12.2.2016, blz. 117.

ADVIES van de Commissie vervoer en toerisme (25.5.2016)

aan de Commissie regionale ontwikkeling

inzake een EU-strategie voor het Alpengebied
(2015/2324(INI))

Rapporteur voor advies: Daniela Aiuto

SUGGESTIES

De Commissie vervoer en toerisme verzoekt de ten principale bevoegde Commissie regionale ontwikkeling onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A.  overwegende dat het Alpengebied zoals dat gedefinieerd is in de Alpenovereenkomst net als andere Europese berggebieden een grote uitdaging vormt gezien de ontwikkeling van de rol daarvan binnen het Europees vervoersnetwerk, omdat dit gebied gekenmerkt wordt door een lage bevolkingsdichtheid, zeer specifieke soorten verbindingen en toegang tot diensten, en karakteristieke plaatselijke economieën;

B.  overwegende dat de bijzondere geomorfologie van de macroregio niet als een obstakel voor connectiviteit moet worden gezien, maar als een kans om duurzame intermodale vervoersdiensten te ontwikkelen op basis van beproefde praktijken in de regio, en in combinatie daarmee het natuurlijk, ecologisch en cultureel erfgoed, de biodiversiteit en de matiging van de klimaatverandering te beschermen en te bevorderen;

C.  overwegende dat de financiële middelen voornamelijk moeten worden toegespitst op en geïnvesteerd in de ontwikkeling van openbaarvervoerverbindingen in de Alpengebieden, aan de hand van indicatoren die zijn afgestemd op de specifieke omstandigheden van berggebieden, door bestaande spoorwegverbindingen, en dan met name het grensoverschrijdend vervoer, te verbeteren, kleine stadscentra op te waarderen, de bereikbaarheid van werk en duurzame toeristische voorzieningen te verbeteren, en essentiële diensten op het vlak van gezondheid, onderwijs en kinderopvang te waarborgen waardoor er plaatselijk nieuwe banen van goede kwaliteit kunnen ontstaan en het milieu en de natuurlijke rijkdommen, met inbegrip van water, kunnen worden beschermd;

D.  overwegende dat het Alpengebied met ontvolking en vergrijzing kampt; overwegende dat efficiënt openbaar vervoer, snelle internetverbindingen en duurzaam, over het hele jaar gespreid toerisme ertoe kunnen bijdragen dat het Alpengebied aantrekkelijker wordt voor jonge mensen en er meer werkgelegenheid ontstaat;

E.  overwegende dat vijf van de negen TEN-T-kernnetwerkcorridors, die cruciaal zijn voor de Europese en regionale ontwikkeling en voor de verwezenlijking van de doelen van het Witboek vervoer, door de Alpen lopen, en overwegende dat de verwezenlijking ervan in de periode tot 2030 gezamenlijke en gecoördineerde financiële inspanningen van de lidstaten vergt;

F.  overwegende dat er met het oog op de toepassing van de beginselen van het Kaderverdrag en de te ontplooien concrete initiatieven een reeks protocollen en memoranda van overeenstemming is vastgesteld met specifieke maatregelen op diverse gebieden zoals vervoer, toerisme, bodembescherming, ruimtelijke ordening, duurzame ontwikkeling, natuurbehoud en bescherming van het landschap, om gezamenlijke projecten uit te voeren die verband houden met de trans-Europese vervoersnetwerken, en overwegende dat de lidstaten dienovereenkomstig bilaterale akkoorden hebben gesloten met het oog op de benutting van de fondsen van de Connecting Europe Facility (CEF) in combinatie met nationale begrotingsmiddelen;

G.  overwegende dat de macroregionale strategie van de Commissie bedoeld is om instrumenten aan te reiken voor de versterking van de regionale capaciteit, met name door de duurzaamheid van de vervoersverbindingen, en de intermodaliteit en interoperabiliteit in het personen- en goederenvervoer te bevorderen, om te komen tot een verschuiving van het vervoer van de weg naar het spoor; overwegende dat diverse regio's die ook deel uitmaken van aangrenzende macroregio's (Adriatisch gebied, Donau) hiervan moeten profiteren om de verbindingen, de bereikbaarheid en de intermodaliteit te verbeteren;

H.  overwegende dat de Commissie in haar mededeling over de strategie voor het Alpengebied benadrukt dat het zowel noodzakelijk is de gevolgen van het vervoer door de Alpen te beperken om het milieu te beschermen als een strategie toe te passen die tot betere milieuomstandigheden voor de bevolking kan leiden; overwegende dat het vinden van een evenwicht tussen vervoersinfrastructuur en de instandhouding van de regio al tientallen jaren als een van de grootste uitdagingen wordt beschouwd; overwegende dat desondanks elke productieve investering gebaseerd moet zijn op een levenscyclusanalyse en op een passende milieueffectbeoordeling waarmee ook de voornaamste risico's op natuurrampen in een kwetsbaar gebied als de Alpen kunnen worden voorkomen;

1.  neemt kennis van de gebiedsafbakeningen uit hoofde van de Alpenovereenkomst en van de bijbehorende protocollen inzake vervoer en toerisme, alsook van het actieplan van de Commissie dat tot doel heeft de duurzaamheid van de vervoersverbindingen binnen en naar de regio te verbeteren, en de intermodaliteit, interoperabiliteit en kwaliteit van intermodale vervoers- en mobiliteitsstelsels te bevorderen, volgens beproefde werkmethoden;

2.  is verheugd over de opening van de Gotthard-basistunnel op 1 juni 2016; verzoekt de Commissie en de betrokken lidstaten in het Alpengebied eerst te beoordelen hoe de verkeersstromen en het aandeel van het goederenvervoer als gevolg van nieuwe tunnels zijn veranderd, bijvoorbeeld langs de Brennerroute, alvorens plannen te maken voor nog meer basistunnels; verzoekt in voorkomend geval om een toereikend aantal overslagterminals tussen weg en spoor langs de corridors om de verschuiving van het vrachtvervoer van de weg naar het spoor te bevorderen;

3.  verzoekt de Commissie en de lidstaten de meerlagige bestuursstructuur bij de planning van het vervoer te verstevigen en in het overwegend bergachtige Alpengebied een beleid ten uitvoer te leggen voor de ontwikkeling van vervoersinfrastructuur die duurzaam, inclusief en niet-invasief is voor de regio en waarmee het Alpengebied wordt beschermd, en dat een evenwichtige ontwikkeling van de economisch zwakkere regio's en gebieden op het vlak van toerisme, sociale samenhang, economische vooruitgang en werkgelegenheid wordt bevorderd; benadrukt dat het bij de planning van het beleid inzake vervoersinfrastructuur een prioriteit moet zijn om ongunstige effecten, onder andere op het milieu, te beoordelen en tot een minimum te beperken; verzoekt om steunverlening waarmee een geleidelijke overgang van het vervoer over de weg naar spoorvervoer kan worden aangemoedigd, alsmede vervoermiddelen met alternatieve aandrijving om de uitstoot van vervuilende stoffen terug te dringen;

4.  verzoekt de Commissie zich ook te richten op het optimaliseren van de netwerkcapaciteit van de bestaande infrastructuur met het algemene doel om het TEN-T-netwerk beter ten uitvoer te leggen; benadrukt dat infrastructuurprojecten die een vermijdbaar of onevenredig groot risico met zich meebrengen voor het milieu, de natuurlijke rijkdommen en de volksgezondheid, niet gefinancierd mogen worden;

5.  benadrukt dat de connectiviteit en bereikbaarheid van de regio, 24 uur per dag en 7 dagen per week, moeten worden verbeterd en bevorderd door erop toe te zien dat er rekening wordt gehouden met het milieu, de water- en grondvoorraden worden beschermd, de plaatselijke bevolking inspraak krijgt door politieke spelers en besluitvormers op elk niveau, vooral regionaal en lokaal, en organisaties uit het maatschappelijk middenveld (ngo's) hier volledig bij te betrekken, en door volksraadplegingen te bevorderen;

6.  is van mening dat de ontwikkeling van infrastructuur in berggebieden ertoe zou leiden dat er meer kmo's worden opgericht omdat de aantrekkingskracht van die gebieden toeneemt, en dat er specifieke bedrijfstakken in dergelijke gebieden worden gevestigd waarvoor deze locatie om milieuredenen voordelig zou zijn (temperatuur, schone lucht), als gevolg waarvan er nieuwe banen zouden ontstaan en de duurzame ontwikkeling van de regio een impuls zou krijgen; spoort de lidstaten aan oude, in onbruik geraakte trajecten te herstellen en te verbeteren zodat ze door toeristen kunnen worden benut, en die trajecten weer in gebruik te nemen om te voorkomen dat ze in verval raken en mogelijk hydrogeologische instabiliteit veroorzaken;

7.  verzoekt de lidstaten die deel uitmaken van het Alpengebied om samen te werken aan zo eenvormig mogelijke transittarieven die in overeenstemming zijn met de Europese normen, vooral voor de landen waarvan de vervoerders vanwege de geografische ligging gedwongen zijn door andere landen te rijden;

8.  is van mening dat de ontwikkeling en de beschikbaarheid van informatie- en communicatietechnologie moeten worden verbeterd dankzij een sneller en doeltreffender dienstenaanbod en door waar mogelijk alternatieven voor fysieke aanwezigheid op het werk, zoals telewerken, aan te moedigen en te bevorderen, en zo het aantal verplaatsingen en de daarmee samenhangende nadelige externe effecten, zoals vervuilende uitstoot, te beperken en het combineren van werk en gezin te vergemakkelijken;

9.  verzoekt de betrokken landen strategische infrastructuurprojecten op te zetten die bevorderlijk zijn voor de cohesie en leiden tot minder verkeersopstoppingen door gebruik te maken van intermodale vervoersdiensten die geschikt zijn voor toeristische gebieden en de groei van plaatselijke economieën, en waarmee de werkgelegenheid wordt aangewakkerd; onderstreept het belang van regionale luchthavens en havens in de regio's rond de Alpen/het Middellandse Zeegebied voor de bereikbaarheid en de connectiviteit van het Alpengebied; vindt het belangrijk deze (lucht)havens te verbinden met de wegen- en spoorwegnetten;

10.  verzoekt de lidstaten te investeren in programma's voor het creëren van plaatselijke werkgelegenheid en toeristische infrastructuur; pleit voor een strategische benadering om van toerisme een minder seizoensgebonden activiteit te maken en via het openbaar vervoer duurzame toegang tot toeristische bestemmingen zoals skigebieden te vergemakkelijken, onder andere door fietsen in combinatie met een treinreis aan te moedigen; benadrukt dat netwerkvorming ondersteund moet worden en dat voorbeelden van goede praktijken bij initiatieven voor duurzaam toerisme openbaar moeten worden gemaakt, zoals structuren voor passieve energie, hulpbronnenefficiëntie en het gebruik van duurzame energiebronnen;

11.  benadrukt dat de klimaatverandering bijzonder relevant is voor een gebied als de Alpen, waar de geomorfologie en de natuurlijke habitats bijzonder kwetsbaar zijn; benadrukt dat de protocollen over vervoer en toerisme bij de Alpenovereenkomst geratificeerd zijn door de EU en de lidstaten in het Alpengebied; verzoekt de lidstaten de grenswaarden van luchtverontreiniging goed in de gaten te houden en een duurzaam vervoersbeleid te voeren dat overeenkomt met de doelstellingen van de COP21 in Parijs; is van mening dat kmo's meer moeten worden aangespoord om te investeren in innovatie en ontwikkeling, in overeenstemming met de COP21-doelstellingen;

12.  verzoekt de Commissie te waarborgen dat zowel de Europese burgers als de instellingen gemakkelijk en eenvoudig toegang hebben tot documenten om een transparante besteding van overheidsgelden te garanderen, en is van mening dat in gevallen waarin toegang om gegronde redenen gerechtvaardigd is, onder andere in verband met de volksgezondheid en het milieu, die redenen altijd prevaleren boven welke overweging dan ook in verband met concurrentie- of commerciële doeleinden; acht het noodzakelijk dat de lidstaten de EU-fondsen voor de tenuitvoerlegging van de strategie voor het Alpengebied transparant investeren, waarbij ze rekening houden met de beperkingen die voortvloeien uit de milieueffectbeoordelingen, en nauwer en beter samenwerken om de uitwisseling van goede werkmethoden te verbeteren; is van mening dat het Parlement en de Europese Rekenkamer jaarlijks moeten evalueren of die strategie doeltreffend wordt uitgevoerd, of de gestelde doelen worden bereikt en of de middelen zuinig worden gebruikt;

13.  is van mening dat opbrengsten van tolheffingen in het Alpengebied voor vervoersprojecten in dat gebied in de eerste plaats voor de ontwikkeling van de Alpencorridors van het TEN-T-netwerk, in de tweede plaats voor regionale toegangswegen en in de derde plaats voor lokale wegen moeten worden gereserveerd;

14.  verzoekt de lidstaten en de regio's erop toe te zien dat ook de minder toegankelijke gebieden bereikt kunnen worden en dat daar dringende hulp kan worden verleend, en dat er ook in de gebieden die voor het verkeer het moeilijkst toegankelijk zijn gezondheidscentra en EHBO-posten aanwezig zijn, gezien de afstand van deze gebieden tot de grote ziekenhuizen.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

24.5.2016

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

40

2

3

Bij de eindstemming aanwezige leden

Marie-Christine Arnautu, Georges Bach, Izaskun Bilbao Barandica, Deirdre Clune, Michael Cramer, Luis de Grandes Pascual, Andor Deli, Isabella De Monte, Ismail Ertug, Jacqueline Foster, Tania González Peñas, Dieter-Lebrecht Koch, Merja Kyllönen, Miltiadis Kyrkos, Peter Lundgren, Marian-Jean Marinescu, Georg Mayer, Cláudia Monteiro de Aguiar, Renaud Muselier, Jens Nilsson, Markus Pieper, Salvatore Domenico Pogliese, Gabriele Preuß, Dominique Riquet, Massimiliano Salini, David-Maria Sassoli, Claudia Schmidt, Jill Seymour, Claudia Țapardel, Keith Taylor, Pavel Telička, István Ujhelyi, Wim van de Camp, Janusz Zemke, Roberts Zīle, Kosma Złotowski, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Knut Fleckenstein, Maria Grapini, Karoline Graswander-Hainz, Werner Kuhn, Curzio Maltese, Jozo Radoš, Ulrike Rodust, Davor Škrlec, Evžen Tošenovský

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Beatrix von Storch

ADVIES van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (26.4.2016)

aan de Commissie regionale ontwikkeling

inzake een strategie van de Europese Unie voor het Alpengebied
(2015/2324(INI))

Rapporteur voor advies: Ulrike Müller

SUGGESTIES

De Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie regionale ontwikkeling onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  benadrukt het belang van het Alpengebied als leef- en natuurgebied, economische ruimte en recreatiegebied vanwege de onmisbare bijdrage van de land- en bosbouw, het duurzame toerisme het gehele jaar door en het bedrijfsleven; onderstreept het onbetwistbare nut van deze economische sectoren voor een duurzame ontwikkeling van de regio en een duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen, doordat zij zorgen voor een hoogwaardige levensmiddelenvoorziening, vestiging in randgebieden, beheer van het cultuurlandschap en de instandhouding van ecosystemen door de bescherming van soorten, bodem en wateren; verwelkomt de Alpenstrategie van de EU als integratiekader en als een middel om de duurzame economische, ecologische, infrastructurele en sociaal-demografische ontwikkeling van de Alpenregio te verbeteren en te bevorderen; verzoekt de Commissie en de lidstaten om rekening te houden met de lessen die uit de tenuitvoerlegging van andere macroregionale strategieën van de EU zijn getrokken;

2.  benadrukt de noodzaak van initiatieven ter verbetering van de mobiliteit, de digitale infrastructuur, de energievoorziening, de sociale migratie en de demografische vooruitzichten en ter versterking van de samenwerking en coördinatie tussen instanties op verschillende niveaus om gemeenschappelijke uitdagingen op bepaalde grensoverschrijdende terreinen efficiënter en doeltreffender aan te kunnen gaan dan met afzonderlijke maatregelen mogelijk zou zijn; onderstreept dat in het kader van de strategie ook moet worden gekeken naar uitdagingen die voortvloeien uit de mondialisering en de de-industrialisatie; onderstreept het belang van een betere toegang tot openbare diensten en de infrastructuur om de toegankelijkheid en aantrekkelijkheid van deze regio's te vergroten en om de terugloop in het aantal kleine boerenbedrijven en familiebedrijven, die een belangrijke economische en sociale pijler in de regio vormen, tegen te gaan; acht het noodzakelijk om bij de uitvoering van de strategie de bijzondere tradities op het gebied van bodemgebruik, ambachten en toerisme in stand te houden;

3.  benadrukt dat de berglandbouw economische, sociale en milieuwaarden vertegenwoordigt en dus ondersteund moet worden met gericht beleid dat de nadelen van de berglandbouw compenseert en de bijdrage van die landbouw aan de instandhouding van het milieu en het sociale weefsel in grote delen van Europa weet te benutten; benadrukt dat er bijzondere aandacht moet uitgaan naar kleine boerenbedrijven, waarbij het meestal om familiebedrijven gaat, en naar de rol die in de alpiene landbouw wordt gespeeld door de vrouw, die als motor voor groei fungeert en daarom meer steun en erkenning moet krijgen; herhaalt dat een duurzame ontwikkeling van de berggebieden van essentieel belang voor het welzijn van de plattelandsbevolking, de verbondenheid tussen de generaties en de vooruitzichten van agrarische familiebedrijven;

4.  bevestigt dat juist plattelandsgebieden, plattelandsontwikkeling, de "toekomst van het dorp" en de landbouw doorslaggevend zijn voor de verdere ontwikkeling van het Alpengebied;

5.  is bezorgd over de achteruitgang van de ecosystemen en het gevaar van natuurrampen in bepaalde delen van het Alpengebied en verzoekt de Commissie en de lidstaten in dit verband om een op de lokale omstandigheden toegespitste, duurzame land- en bosbouw zeker te stellen, met bijzondere aandacht voor een gezonde bodem, en te stimuleren dat de cultuurgrond en de biodiversiteit in de regio in stand worden gehouden en economische kansen worden gecreëerd door de natuurlijke hulpbronnen op lange termijn te beschermen; wijst op het belang van toepassing van de beginselen van de circulaire economie en van synergistische samenwerking tussen landbouw en andere economische activiteiten in gebieden die binnen het beschermde Natura 2000-netwerk liggen, alsmede in alle andere beschermde gebieden;

6.  betreurt de toenemende braaklegging en overwoekering van cultuurgrond, die niet alleen negatieve gevolgen heeft voor het landschap, de rentabiliteit van de landbouw en met name de traditionele kleinschalige veeteelt- en landbouwpraktijken, maar ook voor de waterhuishouding en het hydrogeologische evenwicht, de biodiversiteit en de duurzame energieopwekking;

7.  herinnert eraan dat het Alpengebied fungeert als de "watertoren" van Europa en dat de Alpen in de zomer tot wel 90 % van de watervoorziening van de aan de voet van de bergen gelegen regio's voor hun rekening nemen; herinnert er tevens aan dat de Alpen de grootste biomassareserve van Europa vormen; wijst erop dat de watervoorraad belangrijk is voor de waterkrachtproductie, de bevloeiing van de landbouwgrond, het duurzame beheer van bossen, het behoud van de biodiversiteit en het landschap en de drinkwatervoorziening, factoren die de komende jaren des te belangrijker zullen worden als gevolg van de klimaatveranderingen; acht het daarom noodzakelijk om in samenhang met het platform voor waterbeheer in het kader van de Alpenovereenkomst de uitwisseling van goede praktijken en de grensoverschrijdende samenwerking te versterken tussen de nationale instellingen die belast zijn met het beheer van water en rivierbekkens;

8.  herinnert eraan dat de Alpen al heel vroeg hebben kunnen profiteren van hun waterlopen voor de opwekking van elektriciteit uit waterkracht; is van mening dat de uitwisseling van goede praktijken en de modernisering van de structuren met EU-middelen moeten kunnen worden ondersteund om het hoofd te kunnen bieden aan de toenemende energievraag en de groeiende toeristenstromen;

9.  betreurt de huidige ontwikkeling waarin een toenemende indirecte onteigening van grondbezitters plaatsvindt in het kader van de uitvoering van de habitatrichtlijn (92/43/EEG) en van de biodiversiteitsstrategie; verzoekt de Commissie zich in te zetten voor de bescherming van het eigendomsrecht als elementair bestanddeel van de ontwikkeling van de Alpenregio's;

10.  wijst erop dat de terugkeer van grote roofdieren een gevaar vormt voor de traditionele landbouw en veeteelt in veel Alpendalen, nu schapen, geiten en runderen steeds vaker worden aangevallen door wilde dieren; onderstreept dat tussen de diverse autoriteiten een betere coördinatie moet plaatsvinden bij het beheer en het uitzetten van roofvogels en vleeseters en dat de uitwisseling van informatie en goede praktijken moet worden versterkt om in het kader van de Alpenstrategie en in het platform voor grote vleeseters en wilde hoefdieren in het kader van de Alpenovereenkomst de grensoverschrijdende bescherming en het beheer van deze soorten te verbeteren;

11.  stelt dat de strategie moet bijdragen aan de verwezenlijking van de tijdens de COP21 vastgestelde streefdoelen en ook moet aangeven hoe de regio moet omgaan met klimaatproblemen, vooral omdat dit gebied kwetsbaar is voor en blootstaat aan natuurrampen (bijv. modderstromen, natuurbranden);

12.  wijst erop dat als het beginsel van trapsgewijze benutting van duurzame hulpbronnen wettelijk wordt geregeld en gehandhaafd, dit een zware ingreep in de eigendomsrechten zal betekenen en een belemmering zou kunnen vormen voor innovatie, met name bij kmo's;

13.  benadrukt dat de traditionele landbouw- en veehouderijmethoden in de berggebieden moeten kunnen blijven bestaan, zodat landbouwstructuren en woonoorden bewaard blijven; verlangt de harmonisering, vereenvoudiging en vermindering van toetsingsprocedures en randvoorwaarden, met name voor kleine landbouwbedrijven en landbouwbedrijven in de bergen;

14.  vindt het van belang om regionale programma's op te zetten ter ondersteuning van decentrale en macroregionale verwerkings- en commercialiseringsstructuren voor producten afkomstig uit de land- en bosbouw (bijv. coöperaties, producentenorganisaties), om hun positie in de waardeketens hout en levensmiddelen te versterken en de werkgelegenheid, de voedselvoorziening en het innovatievermogen van de gebieden te verbeteren; wijst op de voordelen die ontstaan als men op veel verschillende markten kansen creëert;

15.  dringt aan op een opwaardering van landbouwproducten door het stimuleren van initiatieven voor een breder gebruik en de verspreiding van het keurmerk "bergproduct" via een praktische benadering, waarbij meer bekendheid wordt gegeven aan de beschermde geografische aanduidingen voor producten uit het Alpengebied en nieuwe, hoogwaardige producten worden ontwikkeld om aan de consumentenvraag te voldoen, met informatie over de tradities, de typische kenmerken en de kwaliteit van deze producten; is van mening dat producten uit het Alpengebied en de beschermde geografische oorsprongsaanduidingen beter moeten worden beschermd tegen namaak en roofkopieën; verzoekt de Commissie voorts speciale operationele programma's op te zetten om de reclame voor en de afzet van kwaliteitsproducten uit de bergen te verbeteren;

16.  benadrukt het belang van de melkproductie in de berggebieden in de Alpen, en met name van de daaruit vervaardigde hoogwaardige zuivelproducten; wijst erop dat de zuivelsector vaak niet kan concurreren met melk uit gunstiger gelegen gebieden; verzoekt de Commissie en de lidstaten in het kader van het GLB specifieke compensatiemaatregelen in te voeren voor de producenten, en met name voor kleine en middelgrote familiebedrijven, om de economische levensvatbaarheid van de veehouderij en de zuivelproductie in de berggebieden te waarborgen, alsmede steun voor verwerkende bedrijven die op basis van Alpenmelk hoogwaardige producten vervaardigen;

17.  onderstreept dat het van belang is het concurrentievermogen van de landbouwbedrijven in de bergen te versterken, o.a. door de oprichting van producentenorganisaties te bevorderen en de activiteiten van lokale producenten via openbare aanbestedingen te stimuleren; benadrukt dat netwerkvorming en samenwerkingsverbanden tussen bergboeren hun onderhandelingspositie tegenover distributiebedrijven kunnen versterken en in algemene zin de structurele zwakke punten van de berglandbouw helpen compenseren; is verder van mening dat korte toeleveringsketens in berggebieden en lokale markten van groot belang zijn voor de instandhouding van de landbouwproductie op kleine bedrijven in deze gebieden;

18.  is van mening dat de afzet van landbouwproducten zou kunnen worden verbeterd als deze deel zouden uitmaken van de algemene toeristische producten van een bepaald geografisch gebied;

19.  vindt het bijzonder belangrijk dat aan jonge boeren een blijvend perspectief wordt geboden om zo de ontvolking van het platteland in het Alpengebied tegen te gaan; verzoekt de Commissie en de lidstaten internationale initiatieven te bevorderen waarmee ondernemerschap, branches in opkomst en de werkgelegenheid in de land- en bosbouw worden ondersteund; onderstreept het belang van een betere integratie van de landbouw in de plaatselijke economie, met name in de toeristische, ambachtelijke en kmo-sector, om het inkomen van de boeren te verhogen en banen in de landbouw voor jongeren aantrekkelijker te maken;

20.  wijst nadrukkelijk op het belang van agritoerisme als bron van inkomsten voor kleine boeren (bijv. vakantie op de boerderij); verzoekt de Commissie en de lidstaten programma's op te zetten waarmee investeringen en ondernemerschap worden ondersteund; vindt het belangrijk dat die agrarische bedrijven met behulp van speciale toeristische campagnes wordt gestimuleerd;

21.  wijst erop dat het klimaat en de topografie van de Alpenregio's de intensivering van de land- en bosbouw bemoeilijken; verzoekt de Commissie en de lidstaten om onderzoek en ontwikkeling op het gebied van graslandbeheer, veehouderij en bosbeheer te stimuleren door middel van het creëren van capaciteit om de efficiëntie van de productie te verbeteren, traditionele exploitatievormen en landbouwhuisdieren te behouden en de verschuiving in de richting van klimaatbestendige gemengde bossen te ondersteunen;

22.  verzoekt de Commissie om de onderwijs- en adviesstructuren voor geschoolde krachten in de land- en bosbouw uit te breiden (bijv. een opleiding tot adviseur alpenweiden), een macroregionaal opleidingsnetwerk te creëren en de samenwerking en netwerkvorming tussen partijen uit onderwijs, economie en wetenschap te intensiveren (bijv. sectoroverschrijdende stage- en uitwisselingsprogramma's), teneinde duurzame groei te stimuleren in het kader van gemeenschappelijke, grensoverschrijdende en internationale onderzoeksprogramma's en -projecten; herinnert eraan dat de berggebieden van oudsher een belangrijke bron van innovatie vormen, vooral omdat er moet worden gezocht naar oplossingen voor de natuurlijke handicaps; constateert dat in de Alpen eenzelfde persoon in de loop van het jaar vaak uiteenlopende activiteiten moet verrichten, soms ook grensoverschrijdend; verzoekt de Commissie, de lidstaten en de plaatselijke overheden de aanbieders van zowel initiële als voorgezette beroepsopleiding aan te sporen tot samenwerking; is van mening dat er cursussen moeten worden verzorgd en informatie moet worden verstrekt over innovaties in de land- en bosbouw om kleine boeren en familiebedrijven concurrerender te maken;

23.  onderstreept de belangrijke rol van de landbouw en de mogelijkheden op het platteland bij de verzorging van sociale en pedagogische begeleiding, met name voor kwetsbare personen; verzoekt de Commissie sociale activiteiten in de landbouw te bevorderen, aangezien dit met name boeren in berggebieden een nieuwe mogelijkheid biedt om alternatieve diensten te verlenen;

24.  wijst op het belang van toegang tot breedbandinternet en digitale diensten, en pleit naast de louter infrastructurele ontsluiting tevens voor een alomvattend concept van "digitale dorpen en regio's" als toekomstbestendige, levensvatbare en familievriendelijke leefomgevingen;

25.  stelt vast dat er sprake is van administratieve problemen voor kmo's in berggebieden bij de aanvraag van financiële middelen uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo); verzoekt de Commissie om de bijbehorende subsidieprogramma's aan elkaar aan te passen om zo een betere toegang tot financiële middelen en een succesvollere uitvoering te garanderen die voor kleine gemeenten meer oplevert;

26.  dringt aan op harmonisering van de toekomstige en vereenvoudiging van de bestaande juridische randvoorwaarden voor agrarische bedrijven in het gehele Alpengebied, met name binnen het GLB; onderstreept de noodzaak van speciale aanvullende steun, waarvoor factoren als bodemkwaliteit en hellingshoek als basis moeten dienen, teneinde steile arealen duurzaam te kunnen exploiteren;

27.  is verheugd over de totstandbrenging van een macroregionaal governancemodel voor het Alpengebied om de grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van land- en bosbouw te stimuleren; vindt het in dit verband van belang dat met name de uitwisseling van informatie en ervaringen tussen federaties en producentenorganisaties op het gebied van veeteelt, gewassenteelt en bosbouw over de grenzen heen wordt verbeterd door deskundigengroepen op te zetten die regelmatig bij elkaar komen;

28.  legt er de nadruk op dat bij het opzetten van nieuwe initiatieven moet worden gestreefd naar regionale oplossingen en op participatie gerichte benaderingen en dat bestaande en nieuwe initiatieven moeten worden geharmoniseerd om de bergboeren in de Alpen maximaal te laten profiteren en administratieve belemmeringen terug te dringen; pleit bij alle maatregelen in het kader van een EU-Alpenstrategie voor rechtstreekse betrokkenheid van regio's, gemeenten en burgers, met bijzondere aandacht voor de belanghebbenden uit de land- en bosbouw die een toonaangevende rol moeten spelen bij de regionale uitvoering van het actieplan van de Commissie; wijst erop dat de Alpenovereenkomst, het cohesiebeleid van de EU en de bestaande EU-initiatieven in aanmerking moeten worden genomen;

29.  vindt het belangrijk dat de Alpenstrategie van de EU wordt uitgevoerd met behulp van bestaande financieringsinstrumenten, zoals de structuurfondsen en het investeringsfonds 2014-2020, en dat er geen nieuwe instrumenten worden ingevoerd; benadrukt dat deze instrumenten efficiënt moeten worden toegepast en dat de coördinatie met het oog op de uitvoering van de strategie moet worden verbeterd;

30.  verzoekt de Commissie en de lidstaten dat zij binnen het beleid voor plattelandsontwikkeling voor kleine bedrijven in de land- en bosbouw stimuleringsprogramma's zoals Interreg en Leader uitbreiden om informatie en voorbeelden van beste praktijken uit te wisselen, synergieën tussen deze verschillende programma's tot stand brengen en zich richten op een beperkt aantal duidelijk omschreven prioriteiten; onderstreept in dit verband het belang van een multifunctionele kleinschalige landbouw in het alpiene berggebied;

31.  herinnert eraan dat bergen nog steeds een belemmering vormen voor de toenadering tussen Europese burgers en dat de EU zich ertoe heeft verbonden meer financiële steun te verlenen voor de grensoverschrijdende vervoersinfrastructuur.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

26.4.2016

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

36

5

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

John Stuart Agnew, Clara Eugenia Aguilera García, Eric Andrieu, Richard Ashworth, José Bové, Paul Brannen, Daniel Buda, Nicola Caputo, Matt Carthy, Viorica Dăncilă, Michel Dantin, Paolo De Castro, Albert Deß, Herbert Dorfmann, Norbert Erdős, Edouard Ferrand, Luke Ming Flanagan, Martin Häusling, Anja Hazekamp, Jan Huitema, Peter Jahr, Jarosław Kalinowski, Zbigniew Kuźmiuk, Philippe Loiseau, Mairead McGuinness, Ulrike Müller, James Nicholson, Maria Noichl, Marijana Petir, Laurenţiu Rebega, Bronis Ropė, Jordi Sebastià, Jasenko Selimovic, Maria Lidia Senra Rodríguez, Czesław Adam Siekierski, Marc Tarabella, Janusz Wojciechowski, Marco Zullo

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Pilar Ayuso, Franc Bogovič, Jean-Paul Denanot, Jens Gieseke, Ivan Jakovčić, Anthea McIntyre, Sofia Ribeiro, Ramón Luis Valcárcel Siso

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

16.6.2016

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

25

2

6

Bij de eindstemming aanwezige leden

Pascal Arimont, Franc Bogovič, Victor Boştinaru, Mercedes Bresso, Constanze Krehl, Sławomir Kłosowski, Andrew Lewer, Martina Michels, Iskra Mihaylova, Jens Nilsson, Younous Omarjee, Konstantinos Papadakis, Stanislav Polčák, Liliana Rodrigues, Fernando Ruas, Monika Smolková, Ruža Tomašić, Ramón Luis Valcárcel Siso, Ángela Vallina, Monika Vana, Matthijs van Miltenburg, Kerstin Westphal

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Andor Deli, Tunne Kelam, Tonino Picula, Claude Rolin, Bronis Ropė, Claudia Schmidt, Remo Sernagiotto, Damiano Zoffoli

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Dominique Martin, Vladimir Urutchev, Marco Valli