VERSLAG over het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018

11.10.2017 - (11815/2017 – C8-0313/2017 – 2017/2044(BUD))

Deel 1: Ontwerpresolutie
Begrotingscommissie
Rapporteurs: Siegfried Mureşan (afdeling III – Commissie)
Richard Ashworth (overige afdelingen)


Procedure : 2017/2044(BUD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A8-0299/2017
Ingediende teksten :
A8-0299/2017
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018

(11815/2017 – C8-0313/2017 – 2017/2044(BUD))

Het Europees Parlement,

–  gezien artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien artikel 106 bis van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

–  gezien Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie[1],

–  gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002[2],

–  gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020[3] (MFK-verordening),

–  gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer[4] (IIA van 2 december 2013),

–  gezien zijn resolutie van 15 maart 2017 over de algemene richtsnoeren voor het opstellen van de begroting[5],

–  gezien zijn resolutie van 5 april 2017 over de raming van de ontvangsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2018[6],

–  gezien het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018, goedgekeurd door de Commissie op 29 juni 2017 (COM(2017)0400),

–  gezien het standpunt inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018, vastgesteld door de Raad op 4 september 2017 en toegezonden aan het Europees Parlement op 13 september 2017 (11815/2017 – C8‑0313/2017),

–  gezien zijn resolutie van 5 juli 2017 over het mandaat voor de trialoog over de ontwerpbegroting 2018[7],

–  gezien artikel 88 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Begrotingscommissie en de adviezen van de overige betrokken commissies (A8-0299/2017),

Afdeling III

Algemeen overzicht

1.  benadrukt dat de lezing van de begroting 2018 door het Parlement volledig recht doet aan de politieke prioriteiten die met een overweldigende meerderheid zijn vastgesteld in zijn bovengenoemde resoluties van 15 maart 2017 over de algemene richtsnoeren en van 5 juli 2017 over het mandaat voor de trialoog; herinnert eraan dat duurzame groei, werkgelegenheid, in het bijzonder werkgelegenheid voor jongeren, veiligheid en klimaatverandering de kern vormen van deze prioriteiten;

2.  benadrukt dat de Unie nog steeds wordt geconfronteerd met tal van uitdagingen en is ervan overtuigd dat de begroting van de Unie, met inachtneming van de begrotingsdiscipline, de nodige financiële middelen moet aanreiken om tegemoet te komen aan de politieke prioriteiten en de Unie in staat te stellen concrete oplossingen te vinden voor en een doeltreffend antwoord te bieden op deze uitdagingen; benadrukt dat de uitgaven van de Unie gebaseerd moeten zijn op het beginsel van Europese meerwaarde en het subsidiariteitsbeginsel moeten eerbiedigen;

3.  herhaalt zijn toezegging om Uniebeleid ter bevordering van banen en groei in alle regio's te financieren via investeringen in onderzoek, onderwijs, infrastructuur, kmo's en werkgelegenheid, met name onder jongeren; begrijpt niet hoe de Unie, gezien de door de Raad voorgestelde bezuinigingen in rubriek 1a, op deze gebieden vorderingen kan maken; besluit daarentegen extra middelen uit te trekken voor onderzoeks- en innovatieprogramma's met een zeer hoog uitvoeringspercentage die, als gevolg van te veel inschrijvingen, een bijzonder laag slaagpercentage kennen wat de aanvragen betreft;

4.  blijft vasthouden aan de toezeggingen die het tijdens de onderhandelingen over het EFSI heeft gedaan, namelijk om de impact van de EFSI-gerelateerde bezuinigingen op Horizon 2020 en de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (CEF) in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure tot een minimum te beperken; stelt daarom voor deze bezuinigingen te compenseren door het oorspronkelijke jaarlijkse profiel van deze twee programma's te herstellen, opdat zij de doelstellingen die bij de vaststelling van de desbetreffende wetgeving zijn overeengekomen volledig kunnen verwezenlijken;

5.  spreekt zijn politieke steun uit voor de oprichting van het Europees Solidariteitskorps (ESC) en is ingenomen met het wetgevingsvoorstel van de Commissie op dit gebied; is evenwel van mening dat, in afwachting van een besluit over de financiering van het Europees Solidariteitskorps en de aanneming van de desbetreffende verordening overeenkomstig de gewone wetgevingsprocedure, er hiervoor geen financiering mag worden opgenomen in de begroting 2018; besluit daarom dat de desbetreffende kredieten en herschikkingen, die de Commissie in de ontwerpbegroting (OB) 2018 heeft opgenomen, momenteel moeten worden teruggedraaid omdat het besluit over de begroting 2018 geenszins mag vooruitlopen op het resultaat van de wetgevingsonderhandelingen; blijft erbij het besluit betreffende de financiering van het Europees Solidariteitskorps onmiddellijk via een gewijzigde begroting in de begroting van volgend jaar te integreren indien de onderhandelingen over de desbetreffende verordening niet zijn afgerond vóór het einde van de begrotingsprocedure 2018;

6.  is bezorgd over het feit dat de werkloosheid onder jongeren ongezien hoog blijft en is ervan overtuigd dat aanvullende maatregelen moeten worden genomen om de toekomst van een hele generatie jonge Europeanen niet op het spel te zetten; besluit daarom de kredieten voor het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (YEI) op te trekken tot boven het niveau dat de Commissie voor 2018 voorstelt; benadrukt dat deze verhoging moet worden gezien als een aanvulling op de algemene toewijzing voor het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief die politieke steun heeft gekregen in het kader van de tussentijdse herziening van het MFK, en niet louter als het vervroegd ter beschikking stellen van deze middelen in de begroting 2018;

7.  herinnert eraan dat het cohesiebeleid een belangrijke rol speelt bij de totstandbrenging van economische en sociale convergentie in de Unie en op die manier zorgt voor ontwikkeling en groei; benadrukt dat de cohesiebeleidsprogramma's in 2018 naar verwachting een inhaalslag zullen maken en op kruissnelheid zullen komen; benadrukt dat het Parlement vastbesloten is om te zorgen voor gepaste kredieten voor deze programma's die deel uitmaken van het kernbeleid van de Unie; maakt zich evenwel zorgen over de onaanvaardbare vertraging bij de tenuitvoerlegging van operationele programma's op nationaal niveau; vraagt de lidstaten ervoor te zorgen dat de aanwijzing van autoriteiten voor beheer, controle en certificering wordt afgerond en dat de tenuitvoerlegging wordt versneld; verzoekt de Commissie voorts door te gaan met de vereenvoudiging van de desbetreffende procedures;

8.  is van mening dat, hoewel de piek van de migratie- en vluchtelingencrisis momenteel afgezwakt lijkt, de Unie paraat moet zijn om in de toekomst te reageren op onvoorziene gebeurtenissen op dit gebied en een meer proactieve aanpak op het gebied van migratie aan de dag moet leggen; dringt er daarom bij de Commissie op aan permanent toezicht te houden op de geschiktheid van de toewijzingen in rubriek 3 en ten volle gebruik te maken van alle instrumenten die in het kader van het huidige MFK beschikbaar zijn om tijdig te reageren op onvoorziene gebeurtenissen die bijkomende financiering kunnen vergen; herinnert eraan dat, hoewel de Unie erin is geslaagd een aantal mechanismen in te voeren die helpen het hoofd te bieden aan deze situatie, er volgens de UNHCR in 2017 tot nu toe toch nog meer dan honderdduizend vluchtelingen en migranten over zee naar Europa zijn gekomen; besluit daarom tot een beperkte verhoging van de kredieten voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie en het Fonds voor interne veiligheid, alsook voor de agentschappen met bevoegdheden op het gebied van asiel, zoals het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO), die moeten worden voorzien van passende financiële en personele middelen; wijst er eens te meer op dat het maximum van rubriek 3 bij lange na niet toereikend is om te zorgen voor afdoende financiering voor de interne dimensie van de migratie- en vluchtelingencrisis, en evenmin voor andere prioritaire programma's, bijvoorbeeld op het gebied van cultuur en burgerschap;

9.  benadrukt dat de afgelopen jaren in ruime mate gebruik is gemaakt van rubriek 3 om de migratie- en vluchtelingencrisis aan te pakken en dat dergelijke acties moeten worden voortgezet zolang dit nodig is; merkt evenwel op dat de tot dusver verstrekte financiering ontoereikend is; besluit daarom de kredieten te verhogen voor de agentschappen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, die als gevolg van de toegenomen werklast en bijkomende taken de afgelopen jaren te kampen hadden met een tekort aan personeel en financiële middelen;

10.   benadrukt dat, gezien de recente bezorgdheid over de veiligheid in de hele Unie, de financiering uit rubriek 3 tevens oog moet hebben voor maatregelen die leiden tot meer veiligheid voor de burgers in de Unie;

11.  herhaalt dat een groot deel van de oplossing voor de migratie- en vluchtelingencrisis en voor het onveiligheidsgevoel van de burgers in de Unie ligt bij het aanpakken van de onderliggende oorzaken van migratie en bij de toewijzing van voldoende financiële middelen voor de externe instrumenten die gericht zijn op het aanpakken van problemen zoals armoede, gebrek aan werkgelegenheid, onderwijs en economische kansen, instabiliteit, conflicten en klimaatverandering, die een van de onderliggende oorzaken is van de toenemende migratiestromen; is van mening dat de Unie optimaal gebruik moet maken van de financiële middelen in rubriek 4, die ontoereikend zijn gebleken om in dezelfde mate aandacht te besteden aan alle externe uitdagingen omdat de middelen duidelijk ontoereikend zijn en van nature moeten worden verhoogd;

12.  betreurt dat het Parlement bij het vaststellen van zijn standpunt onvoldoende is ingelicht over de budgettaire gevolgen van een eventueel politiek besluit om de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije (FRT) uit te breiden; herhaalt zijn traditionele standpunt dat nieuwe initiatieven niet mogen worden gefinancierd ten koste van bestaande externe projecten van de EU; dringt er bijgevolg bij de Commissie op aan om, indien de FRT wordt verlengd, de financiering ervan via nieuwe middelen voor te stellen en meer lokale ngo's bij de uitvoering ervan te betrekken; wijst erop dat het maximum van rubriek 4 bij lange na niet toereikend is om een duurzaam en doeltreffend antwoord te bieden op de huidige externe uitdagingen, onder meer op het gebied van migratie en vluchtelingen;

13.  herinnert eraan dat de begroting van de Unie de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs en de klimaatdoelstellingen voor de lange termijn van de Unie zelf moet ondersteunen door te voldoen aan de doelstelling van 20 % uitgaven aan het klimaat in het MFK 2014-2020; betreurt dat de Commissie geen concrete en realistische voorstellen heeft gedaan om deze doelstellingen te bereiken; stelt daarom voor de kredieten voor aan het klimaat gerelateerde acties te verhogen boven het niveau van de OB; merkt evenwel op dat deze verhogingen niet toereikend zijn en roept de Commissie op alle nodige voorstellen in te dienen om de doelstellingen in de komende ontwerpbegrotingen te halen; merkt in dit verband op dat 8,2 % van de totale voorgestelde vastleggingskredieten in de OB verband houden met de bescherming van de biodiversiteit; wijst erop dat een jaarlijkse stijging van 0,1 % in schril contrast staat met de onrustwekkende en steeds snellere afname van soorten en habitats;

14.  waardeert het dat de nieuwe benadering van een resultaatgerichte begroting voor het eerst is opgenomen in de interne voorbereiding van de begroting van de Commissie om de uitgaven te toetsen op basis van de ervaringen die tot dusver zijn opgedaan en om mogelijke aanpassingen te identificeren;

15.  maakt de door de Raad voorgestelde verlagingen van de OB ongedaan; begrijpt de logica achter de voorgestelde verlagingen niet, bijvoorbeeld die bij Horizon 2020 en de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (CEF), twee programma's die reeds zijn getroffen door herschikkingen ten behoeve van het EFSI, evenals die bij het extern beleid; betwist hoe dan ook het uitgesproken voornemen van de Raad om begrotingsonderdelen met een laag uitvoeringspercentage of een laag opnamevermogen te viseren, aangezien dit niet wordt gestaafd door de feitelijke uitvoeringscijfers en voorbijgaat aan de verschillende bestedingspatronen van bepaalde programma's; 


16.  concludeert dat, met het oog op een adequate financiering van alle dringende behoeften en gezien de zeer krappe marges in het MFK in 2018, alle middelen die in de MFK-verordening voor flexibiliteit beschikbaar zijn zullen moeten worden ingezet; verwacht dat de Raad deze visie zal delen en dat tijdens het begrotingsoverleg vlot overeenstemming zal worden bereikt, waardoor de Unie tegen de situatie opgewassen moet zijn en doeltreffend moet kunnen reageren op de uitdagingen die zich zullen aandienen; benadrukt dat de elk begrotingsjaar terugkerende afwijking van de oorspronkelijke programmering in het kader van het huidige MFK pleit voor een opwaartse aanpassing van de maxima in het MFK voor de periode na 2020;

17.  stelt het totale bedrag van de kredieten voor 2018 vast op 162 597 930 901 EUR aan vastleggingskredieten en 146 712 004 932 EUR aan betalingskredieten; 


Rubriek 1a – Concurrentievermogen voor groei en banen

18.  verwerpt de onterechte verlaging door de Raad van 750 miljoen EUR in rubriek 1a, die op zich bijna twee derde uitmaakt van de totale bezuinigingen van de Raad op vastleggingskredieten in MFK-rubrieken; merkt op dat deze verlaging indruist tegen de door de Raad zelf aangekondigde politieke prioriteiten;

19.  benadrukt dat het met het oog op duurzame groei en het scheppen van banen in de Unie van cruciaal belang is investeringen in onderzoek, innovatie, onderwijs, infrastructuur en mkmo's te stimuleren; waarschuwt dat deze bezuinigingen die de Raad voorstelt een bedreiging vormen voor programma's met een echte Europese meerwaarde en met een rechtstreeks effect op het creëren van groei en banen, zoals Horizon 2020 of de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen; wijst er met name op dat voldoende financiering voor Horizon 2020 van essentieel belang is voor de ontwikkeling van onderzoek en innovatie, leiderschap op het gebied van digitalisering en de ondersteuning van kmo's in Europa; herinnert eraan dat uit dit programma een grote Europese meerwaarde is gebleken, waarbij 83 % van de door Horizon 2020 gefinancierde projecten niet zou zijn doorgegaan zonder steun van de Unie; wijst eens te meer op het belang van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (CEF) voor de voltooiing van het TEN-V-netwerk en voor de totstandbrenging van een interne Europese vervoersruimte; besluit daarom alle verlagingen van de Raad ongedaan te maken en bovendien het oorspronkelijke profiel van de begrotingsonderdelen voor Horizon 2020 en de CEF, die werden verlaagd om het EFSI-garantiefonds te financieren, volledig te herstellen;

20.  benadrukt verder dat de kredieten voor zowel het onderdeel onderwijs en opleiding als het onderdeel jeugd van Erasmus+ moeten worden verhoogd in het kader van strategische investeringen in Europese jongeren;

21.  benadrukt dat voldoende financiële steun voor micro-ondernemingen, ondernemers en kmo's een topprioriteit voor de Unie moet zijn, aangezien deze de voornaamste bron van nieuwe werkgelegenheid in heel Europa zijn; benadrukt dat het waarborgen van goede toegang tot financiering van cruciaal belang is om kmo's concurrentieel te houden en hen te helpen uitdagingen aan te pakken op het gebied van toegang tot de interne markt en de wereldmarkt;

22.  besluit daarom tot een verhoging van de kredieten boven het niveau van de ontwerpbegroting en van het pre-EFSI- en pre-ESC-profiel voor de programma's die van cruciaal belang zijn ter bevordering van groei en banen en een afspiegeling vormen van de algemeen overeengekomen EU-prioriteiten, met name Erasmus+, Horizon 2020 (Marie Curie, Europese Onderzoeksraad, kmo-instrument), Cosme en EaSI (Progress en Eures); dringt er bij de Commissie op aan te voorzien in toereikende financiering voor de begrotingsonderdelen met betrekking tot WiFi4EU en haar toezegging inzake investeringen tussen 2017 en 2020 na te komen;

23.  is ingenomen met de invoering van het begrotingsonderdeel voor specifieke jaarlijkse evenementen in de begroting 2018, wat ervoor moet zorgen dat burgers zich meer een deel van Europa voelen; merkt op dat deze evenementen duidelijk moeten zorgen voor een meerwaarde voor de Europese burgers in alle lidstaten;

24.  benadrukt het feit dat het belangrijk is coöperatief defensieonderzoek in Europa te stimuleren om essentiële capaciteitstekorten aan te pakken, nu de internationale ontwikkelingen en onzekerheden het steeds meer nodig maken dat Europa haar defensie-inspanningen opvoert; is van mening dat aanvullende uitgaven op Unieniveau op het gebied van defensieonderzoek moeten worden gecompenseerd door besparingen op nationaal niveau; steunt de verhoging van de kredieten voor de voorbereidende actie inzake defensieonderzoek; pleit voor een programma voor defensieonderzoek met een eigen begroting binnen het volgende meerjarig financieel kader; herhaalt evenwel zijn traditionele standpunt dat nieuwe initiatieven moeten worden gefinancierd met nieuwe middelen en niet ten koste van bestaande programma's van de Unie; benadrukt voorts dat het concurrentie- en innovatievermogen van de Europese defensie-industrie moet worden vergroot;

25.  is van mening dat in het kader van de begroting 2018 in meer middelen moet worden voorzien om een uitvoerige en objectieve beoordeling te verrichten van het risico dat derde landen vanwege hun strategische tekortkomingen veroorzaken op het gebied van de bestrijding van witwaspraktijken en terrorismefinanciering, aan de hand van de criteria die zijn vastgesteld in artikel 9 van Richtlijn (EU) 2015/849[8], en om een lijst van rechtsgebieden met een "hoog risico" aan te leggen;

26.  verhoogt bijgevolg de vastleggingskredieten voor rubriek 1a ten opzichte van de OB met 143,9 miljoen EUR (pre-EFSI- en pre-ESC-herstel, proefprojecten en voorbereidende acties niet meegerekend), wat moet worden gefinancierd binnen de beschikbare marge en door een verdere beschikbaarstelling van de overkoepelende marge voor vastleggingen;

Rubriek 1b – Economische, sociale en territoriale samenhang

27.  is het niet eens met de door de Raad voorgestelde verlaging van de betalingskredieten met 240 miljoen EUR voor rubriek 1b, onder meer op ondersteunende begrotingsonderdelen, en maakt deze ongedaan, in afwachting van geactualiseerde ramingen van de Commissie;

28.  merkt met toenemende bezorgdheid op dat de onaanvaardbare vertragingen bij de tenuitvoerlegging van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) de doeltreffendheid ervan hebben ondermijnd en de druk op de beheersautoriteiten en begunstigden hebben vergroot; wijst er eens te meer op dat de huidige vertragingen kunnen leiden tot de accumulatie van onbetaalde rekeningen in de tweede helft van het huidige MFK en aan het begin van het volgende MFK; herhaalt met klem zijn oproep aan de lidstaten om advies en hulp te vragen aan de Commissie om de vertragingen bij de aanwijzing van beheers-, certificerings- en controleautoriteiten aan te pakken; is tevens verontrust over de neerwaartse trend en het gebrek aan nauwkeurigheid van de ramingen van de lidstaten;

29.  herinnert eraan dat de jeugdwerkloosheid in de Unie onaanvaardbaar hoog blijft; benadrukt dat het voor de aanpak van dit probleem van belang is te zorgen voor de passende financiering van de jongerengarantie in het kader van het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (YEI) en het ESF; is ingenomen met de overeenkomst over de vereiste nieuwe financiering voor het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief, en met de opname van de overeenkomstige kredieten in de OB 2018; is evenwel van mening dat, gezien de uitdagingen en risico's van de werkloosheid onder jongeren, het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief over meer kredieten moet beschikken en besluit bijgevolg de vastleggingskredieten voor het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief in 2018 te verhogen tot 600 miljoen EUR; is verder van mening dat op jongeren gerichte beroepsopleidingsacties, en met name het leerlingstelsel, in aanmerking moeten komen voor financiering uit hoofde van het cohesiebeleid;

30.  is ingenomen met de 142,8 miljoen EUR aan nieuwe financiële middelen die werden vrijgemaakt om de tenuitvoerlegging van het steunprogramma voor structurele hervormingen (SRSP) in de periode 2017-2020 te vergemakkelijken;

Rubriek 2 – Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

31.  herinnert eraan dat de door de Commissie voorgestelde kredietverhoging ter financiering van de behoeften van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) vooral het gevolg is van een aanzienlijk lager bedrag aan bestemmingsontvangsten dat naar verwachting in 2018 beschikbaar zal zijn; neemt kennis van de verlaging door de Raad met 275 miljoen EUR, maar is van mening dat de nota van wijzigingen van de Commissie de basis moet blijven voor een betrouwbare herziening van de ELGF-kredieten en voert bijgevolg de bedragen van de OB opnieuw op, in afwachting van de behandeling van deze nota van wijzigingen tijdens het begrotingsoverleg;

32.  benadrukt dat opslagprogramma's in tijden van crisis een nuttig instrument zijn gebleken en dat een beperking van de voorziene financiële middelen in het planningsproces contraproductief zou zijn;

33.  benadrukt dat een deel van de oplossing voor het probleem van de jeugdwerkloosheid ligt in het verlenen van passende steun aan jongeren in plattelandsgebieden; stelt daarom voor de betalingskredieten voor jonge landbouwers te verhogen met 50 miljoen EUR boven het niveau van de OB; wijst erop dat het noodzakelijk is de toegang van jongeren tot beroepen in de visserij te bevorderen met steun uit het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) en andere financiering van de Unie;

34.  besluit, overeenkomstig zijn Europa 2020-doelstellingen en zijn internationale toezeggingen om de klimaatverandering aan te pakken, de kredieten voor klimaatgerelateerde acties te verhogen met 21,2 miljoen EUR boven het niveau van de OB; herhaalt dat zowel de Europese Rekenkamer (ERK) als Ecofin hebben vastgesteld dat de begroting van de Unie niet aansluit bij haar klimaatdoelstellingen;

35.  verhoogt daarom de vastleggingskredieten met 78,1 miljoen EUR, waarbij er een marge blijft van 619,7 miljoen EUR onder het maximum voor de vastleggingen in rubriek 2 na aftrek van de proefprojecten en voorbereidende acties;

Rubriek 3 – Veiligheid en burgerschap

36.  benadrukt dat het aanpakken van migratie en veiligheid voor het Parlement bovenaan de prioriteitenlijst van de Unie moet staan, en herhaalt zijn overtuiging dat het maximum van rubriek 3 absoluut onvoldoende is gebleken om de interne dimensie van deze uitdagingen te financieren;

37.  merkt op dat, waar het aantal migranten dat via de route door het centrale en oostelijke Middellandse Zeegebied de Unie binnenkomt in de eerste negen maanden van 2017 is gedaald, de druk op de route door het westelijke Middellandse Zeegebied blijft bestaan; merkt op dat meer dan honderdduizend migranten en vluchtelingen in de eerste negen maanden van 2017 over zee Europa zijn binnengekomen, waarvan ruim 75 % in Italië aankomt en de rest verspreid over Griekenland, Cyprus en Spanje; is van mening dat er meer middelen nodig zijn om de behoeften van de Unie op het gebied van migratie volledig te dekken, met name via het Fonds voor asiel, migratie en integratie, om de lidstaten te helpen de integratiemaatregelen en -praktijken te verbeteren voor personen die internationale bescherming nodig hebben, in het bijzonder niet-begeleide minderjarigen, en, indien nodig, om terugkeeroperaties uit te voeren voor personen die geen recht hebben op bescherming, met volledige inachtneming van het beginsel van non-refoulement; benadrukt in dit verband ook dat het EASO over passende financiële en personele middelen moet beschikken opdat het agentschap zijn opgedragen taken kan uitvoeren;

38.  is voorstander van de invoering van een nieuw begrotingsonderdeel voor een opsporings- en reddingsfonds om de lidstaten te ondersteunen bij hun verplichtingen uit hoofde van het internationaal zeerecht; verzoekt de Commissie een wetgevingsvoorstel in te dienen voor de oprichting van zo'n opsporings- en reddingsfonds van de EU;

39.  is ervan overtuigd dat, met het oog op een doeltreffende aanpak van het onveiligheidsgevoel van de burgers van de Unie, de begroting van het Fonds voor interne veiligheid moet worden opgetrokken om de lidstaten beter uit te rusten voor de strijd tegen terrorisme, grensoverschrijdende georganiseerde misdaad, radicalisering en cybercriminaliteit; benadrukt met name dat er voldoende middelen moeten worden vrijgemaakt om de beveiligingsinfrastructuur te versterken en de uitwisseling van informatie tussen rechtshandhavingsinstanties en nationale autoriteiten te bevorderen, onder meer via een betere interoperabiliteit van de informatiesystemen, waarbij de individuele rechten en vrijheden altijd moeten worden geëerbiedigd;

40.  benadrukt de cruciale rol van de EU-agentschappen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken bij het aanpakken van belangrijke zorgpunten van burgers van de Unie; besluit daarom de kredieten en het personeelsbestand te verhogen voor Europol, met inbegrip van 7 nieuwe posten voor de nieuwe operationele afdeling onder de naam "Operationele afdeling van Europol voor vermiste kinderen", alsook voor de Europese Eenheid voor justitiële samenwerking (Eurojust), het EASO en het Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol); wijst nogmaals op de bijdrage van deze organen aan de versterking van de samenwerking tussen de lidstaten op dit gebied;

41.  verzoekt de Commissie, in het licht van de werkelijke vooruitgang die is geboekt bij de lopende interinstitutionele onderhandelingen, geactualiseerde informatie te verstrekken over de financiële gevolgen in 2018 van hangende wetgevingsvoorstellen in het kader van de Europese migratieagenda, met name de hervorming van het Dublinsysteem, het inreis-uitreissysteem, het EU-Systeem voor reisinformatie en -autorisatie en het EASO, zodat hiermee tijdens het begrotingsoverleg rekening kan worden gehouden;

42.  betreurt de willekeurige bezuinigingen van de Raad van meer dan 30 miljoen EUR aan vastleggingskredieten bij tal van programma's op het gebied van cultuur, burgerschap, justitie, volksgezondheid, consumentenrechten en civiele bescherming, niettegenstaande de uitstekende uitvoeringspercentages van deze programma's en ondanks een reeds ontoereikend financieringsniveau waardoor veel projecten van hoge kwaliteit niet kunnen worden gefinancierd; voert voor alle begrotingsonderdelen opnieuw de bedragen van de OB op en stelt voor een aantal onderdelen bijkomende kredieten voor;

43.  herhaalt zijn overtuiging dat het tijd is om te zorgen voor een betere financiering voor belangrijke programma's van de Unie op het gebied van cultuur en burgerschap, met name Creatief Europa en Europa voor de burger, die van fundamenteel belang zijn voor het ondersteunen van de culturele en creatieve sector, alsook voor actief burgerschap, met name in het licht van de Europese verkiezingen in 2019; wijst er nogmaals op dat alle instellingen zich moeten houden aan het politieke akkoord over de financiering in 2018 voor het Europees Jaar van het Cultureel Erfgoed door hiervoor te voorzien in voldoende kredieten via het subprogramma Cultuur van Creatief Europa, bij gebrek aan een afzonderlijk begrotingsonderdeel voor het Jaar; verzoekt de Commissie initiatieven in het kader van het begrotingsonderdeel "multimedia-acties" aan een beoordeling te onderwerpen om ervoor te zorgen dat de begroting daadwerkelijk een kwalitatief hoogwaardige en onafhankelijke berichtgeving over de Unie ten goede komt;

44.  is voorstander van meer transparantie en een grotere zichtbaarheid van de Daphne-doelstelling van het programma Rechten, gelijkheid en burgerschap, omdat dit een belangrijk instrument van de Unie is bij de bestrijding van alle vormen van geweld tegen kinderen, jongeren, vrouwen, LGBTI en andere risicogroepen; steunt de oprichting van een Europees waarnemingscentrum voor gendergerelateerd geweld binnen het Europees Instituut voor gendergelijkheid;

45.  verhoogt de vastleggingskredieten voor rubriek 3 met 108,8 miljoen EUR boven de OB (proefprojecten en voorbereidende acties niet meegerekend), en stelt voor deze verhoging te financieren door een verdere beschikbaarstelling van middelen uit het flexibiliteitsinstrument;

Rubriek 4 – Europa als wereldspeler

46.  benadrukt eens te meer dat het extern optreden van de Unie wordt geconfronteerd met steeds grotere financieringsbehoeften die aanzienlijk hoger liggen dan de huidige omvang van rubriek 4; is van mening dat het vrijmaken van middelen uit de begroting van de Unie om de migratie-uitdaging het hoofd te bieden de komende jaren dynamische antwoorden zal blijven vergen; benadrukt het feit dat een ad-hocverhoging voor één jaar, zoals in 2017, niet als voldoende kan worden beschouwd gezien de complexe uitdagingen waaraan de Unie het hoofd moet bieden en de dringende behoefte aan een sterkere externe aanwezigheid van de Unie in de huidige geglobaliseerde wereld;

47.  is van mening dat prioriteit moet worden gegeven aan de onmiddellijke buurlanden van de Unie en aan maatregelen die de belangrijkste problemen aanpakken waarmee zij worden geconfronteerd, namelijk de migratie- en vluchtelingencrisis en de daarmee samenhangende humanitaire uitdagingen in de buurlanden in het zuiden, en de Russische agressie in de buurlanden in het oosten; is van mening dat stabiliteit en welvaart in de buurlanden van de EU bevorderlijk zijn voor zowel de betrokken regio's als voor de Unie in haar geheel; herhaalt zijn oproep voor meer steun aan het vredesproces in het Midden-Oosten, de Palestijnse Autoriteit en de UNRWA om het hoofd te kunnen bieden aan de toenemende behoeften en de uitdrukkelijke doelstelling van de Unie te verwezenlijken, namelijk de ontwikkeling en de stabiliteit in de regio bevorderen en de veerkracht van de Palestijnen ondersteunen; herhaalt dat het steunen van landen die associatieovereenkomsten met de Unie uitvoeren van cruciaal belang is voor het bevorderen van politieke en economische hervormingen, maar benadrukt dat deze steun enkel mag worden verleend zolang deze landen voldoen aan de daarvoor geldende criteria, met name op het gebied van de rechtsstaat en het tot stand brengen van democratische instellingen; besluit bijgevolg de middelen voor het Europees nabuurschapsinstrument (ENI), het instrument voor pretoetredingssteun (IPA) en voor macrofinanciële bijstand (MFA) te verhogen;

48.  benadrukt het belang van de rol die Europa op wereldniveau speelt bij de uitbanning van armoede en bij de ontwikkeling van de meest achtergestelde regio's, in overeenstemming met de VN-doelstellingen voor duurzame ontwikkeling; wijst daarom extra financiële middelen toe aan het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) en humanitaire hulpverlening; herinnert eraan dat een aanzienlijk deel van de migranten die de Middellandse Zee oversteken uit Sub-Saharaans Afrika komen en dat de steun van de Unie in deze regio bijgevolg van cruciaal belang is om de onderliggende oorzaken van migratie aan te pakken;

49.  is gekant tegen de drastische verlaging van de financiële bijdragen uit de financieringsinstrumenten voor het externe optreden (ENI, IPA, PI en DCI) aan Erasmus+, niettegenstaande het feit dat uitwisselingsprogramma's voor jongeren een van de meest succesvolle langetermijninvesteringen in culturele diplomatie en wederzijds begrip zijn, en besluit daarom deze bijdragen te verhogen;

50.  besluit, gezien de zorgwekkende verslechtering van de situatie op het gebied van de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten, de steun voor politieke hervormingen in Turkije te verlagen; besluit een deel van de resterende kredieten in de reserve te plaatsen en wijst erop dat deze middelen kunnen worden vrijgemaakt wanneer Turkije zorgt voor meetbare verbeteringen wat betreft de rechtsstaat, de democratie, de mensenrechten en de persvrijheid, met als doel dat deze middelen ten goede komen aan actoren in het maatschappelijk middenveld voor de tenuitvoerlegging van maatregelen om deze doelen te ondersteunen;

51.  is van mening dat er bijkomende financiële middelen nodig zijn om desinformatiecampagnes adequaat aan te pakken en om een objectief beeld van de Unie buiten haar grenzen te bevorderen; dringt daarom aan op meer financiering om desinformatiecampagnes en cyberaanvallen tegen te gaan; besluit daarom meer middelen uit te trekken voor strategische communicatieacties in de buurlanden en in de Westelijke Balkan; herinnert eraan dat het belangrijk is te investeren in de zichtbaarheid van het extern optreden van de Unie om de impact van de financiering op dit gebied te vergroten en de publieke diplomatie te intensiveren overeenkomstig de ambities in het kader van de integrale EU-strategie;

52.  acht het noodzakelijk de kredieten op het begrotingsonderdeel voor de Turks-Cypriotische gemeenschap te verhogen om een beslissende bijdrage te leveren aan de voortzetting en intensivering van de missie van het Comité inzake vermiste personen op Cyprus en om het door de twee gemeenschappen opgezette technische comité voor cultureel erfgoed te ondersteunen, en zo het vertrouwen en de verzoening tussen de twee gemeenschappen te bevorderen;

53.  benadrukt dat de tendens van de Commissie om haar toevlucht te zoeken tot satellietmechanismen op het gebied van begroting, zoals trustfondsen en andere soortgelijke instrumenten, niet altijd een succes is gebleken; is bezorgd dat de vaststelling van financiële instrumenten buiten de begroting van de Unie een bedreiging kan vormen voor de eenheid ervan en de begrotingsprocedure kan omzeilen, en tegelijkertijd het transparante beheer van de begroting ondermijnt en het recht van het Parlement belemmert om de uitgaven doeltreffend te kunnen controleren; is daarom van mening dat de externe instrumenten die de afgelopen jaren in het leven zijn geroepen, in de begroting van de Unie moeten worden opgenomen, en dat het Parlement de tenuitvoerlegging van deze instrumenten volledig moet kunnen toetsen; merkt op dat eind september 2017 in totaal 795,4 miljoen EUR in de begroting 2017 was vastgelegd voor de trustfondsen van de EU; verzoekt de Commissie de twee takken van de begrotingsautoriteit mee te delen welk bedrag zij in 2018 voor de trustfondsen denkt vast te leggen; herhaalt zijn bezorgdheid over het feit dat de bijdragen van de lidstaten aan deze trustfondsen neigen achter te blijven op hun toezeggingen; neemt kennis van Speciaal verslag nr. 11/2017 van de Europese Rekenkamer over het EU-Trustfonds Bêkou voor de Centraal-Afrikaanse Republiek; is bezorgd over de door de Rekenkamer geconstateerde tekortkomingen, zoals het ontbreken van een omvattende behoeftenanalyse en de slecht functionerende mechanismen voor coördinatie met andere donoren; spreekt zijn voornemen uit om na te gaan welke meerwaarde trustfondsen van de EU bieden als instrument van het extern beleid van de Unie;

54.  herinnert eraan dat alle uitgaven en ontvangsten van de Unie en Euratom krachtens artikel 24 van de MFK-verordening moeten worden opgenomen in de algemene begroting van de Unie overeenkomstig artikel 7 van het Financieel Reglement; vraagt de Commissie de eenheid van de begroting te waarborgen en dit beginsel als leidend te beschouwen wanneer zij nieuwe initiatieven voorstelt;

55.  benadrukt het belang van verkiezingswaarnemingsmissies om de democratische instellingen te versterken en het vertrouwen van de bevolking in verkiezingsprocessen te vergroten, wat op zijn beurt vrede en stabiliteit bevordert; benadrukt dat voor dit doel in voldoende financiële middelen moet worden voorzien;

56.  wijst erop dat de kredieten van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) niet mogen worden herschikt om het nieuwe initiatief inzake capaciteitsopbouw voor veiligheid en ontwikkeling (CBSD) in het kader van het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede (IcSP) te financieren; betreurt dat in de ontwerpbegroting wordt voorgesteld 7,5 miljoen EUR over te hevelen van het DCI naar de CBSD, en benadrukt dat er dringend alternatieve oplossingen moeten worden gevonden om deze leemte op te vullen;

57.  herhaalt zijn verzoek om het begrotingsonderdeel voor de speciale vertegenwoordigers van de EU op een begrotingsneutrale manier over te hevelen van de GBVB-begroting naar de administratieve begroting van de EDEO om de diplomatieke activiteiten van de Unie verder te consolideren;

58.  besluit daarom bijna alle verlagingen van de Raad ongedaan te maken en de vastleggingskredieten voor rubriek 4 te verhogen met 299,7 miljoen EUR boven de OB (proefprojecten en voorbereidende acties, de overheveling van de speciale vertegenwoordigers van de EU en de goedgekeurde verlagingen niet meegerekend);

Rubriek 5 – Administratie; Overige rubrieken – administratieve uitgaven en ondersteunende uitgaven voor onderzoek

59.  is van mening dat de verlagingen van de Raad niet overeenstemmen met de reële behoeften en bijgevolg de reeds aanzienlijk gerationaliseerde administratieve uitgaven in het gedrang brengen; voert daarom de bedragen van de OB opnieuw op voor alle administratieve uitgaven van de Commissie, met inbegrip van de administratieve uitgaven en ondersteunende uitgaven voor onderzoek in de rubrieken 1 tot en met 4;

60.  besluit, overeenkomstig de conclusie van het gezamenlijk advies van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie inzake de drie aspecten van de betrekkingen tussen het OLAF en het comité van toezicht van 12 september 2016, om 10 % van de kredieten van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) in te houden totdat het comité van toezicht toegang wordt verleend tot de dossiers van het OLAF, terwijl zijn begroting lichtjes wordt verhoogd, in overeenstemming met de toegenomen taken;

61.  neemt kennis van het feit dat het OLAF begin 2017 een onderzoek heeft ingesteld naar een ernstig geval van douanefraude in het Verenigd Koninkrijk waarbij ingevoerde producten te laag werden getaxeerd, wat heeft geleid tot een inkomstenderving voor de begroting van de Unie van bijna 2 miljard EUR in de periode 2013-2016; vreest dat er nog steeds geen einde is gemaakt aan deze fraude en dat de verliezen voor de begroting van de Unie blijven oplopen; verzoekt de Commissie bij de onderhandelingen over de brexit rekening te houden met de trage reactie van de Britse overheid op haar aanbevelingen ter zake; verzoekt de lidstaten die bezwaar hebben gemaakt tegen het rechtskader van de Unie voor douaneovertredingen en -sancties hun standpunt te herzien om dit probleem spoedig te kunnen oplossen;

Gedecentraliseerde agentschappen

62.  steunt in beginsel de ramingen van de Commissie voor de budgettaire behoeften van de agentschappen; is daarom van mening dat de bijkomende verlagingen die de Raad voorstelt de goede werking van de agentschappen in gevaar zouden brengen en hen zouden beletten de taken uit te voeren die hun zijn toegewezen; is van mening dat de nieuwe posten die het in zijn standpunt heeft goedgekeurd, noodzakelijk zijn om bijkomende taken te verrichten die voortvloeien uit nieuwe beleidsontwikkelingen en nieuwe regelgeving; herhaalt zijn toezegging om de nodige middelen te vrijwaren en indien nodig in extra middelen te voorzien om de goede werking van de agentschappen te waarborgen;

63.  besluit, gezien de uitdagingen die de Unie nog steeds het hoofd moet bieden op het vlak van migratie en veiligheid, en rekening houdend met het feit dat een gecoördineerde Europese respons vereist is, de kredieten te verhogen voor de Europese Politiedienst (Europol), Eurojust, Cepol, het EASO en het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (Enisa);

64.  herinnert eraan dat het belangrijk is dat de Unie zich met name richt op concurrentievermogen voor groei en banen; herinnert aan de strategische prioriteit van de Unie om haar projecten inzake Galileo en Egnos, waarvoor het Europees GNSS-Agentschap (GSA) gedeeltelijk verantwoordelijk is, volledig te ontwikkelen en uit te voeren; herinnert eraan dat het GSA op het gebied van cyberbeveiliging en de publiek gereguleerde dienst over te weinig middelen beschikt en besluit daarom zijn kredieten te verhogen;

65.  is van mening dat het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) extra kredieten en personeel nodig heeft voor zijn uitgebreide taken inzake de tenuitvoerlegging van de netcodes en richtsnoeren voor elektriciteit en gas en het toezicht daarop;

66.  brengt met name in herinnering dat het EEA de Unie bijstaat bij het nemen van geïnformeerde beslissingen met betrekking tot de verbetering van het milieu, waarbij milieuoverwegingen in economisch beleid worden geïntegreerd en wordt toegewerkt naar duurzaamheid, en dat de Commissie in het licht van het klimaat- en energiebeleid van de Unie voor 2030 heeft voorgesteld de werkzaamheden van het EEA uit te breiden met nieuwe taken in verband met het beheer van de energie-unie, zonder het personeelsbestand dienovereenkomstig uit te breiden;

67.  benadrukt dat de begrotingsmiddelen en het aantal posten waarover de Europese grens- en kustwacht beschikt momenteel weliswaar toereikend lijken, maar dat zorgvuldig in de gaten moet worden gehouden hoe de behoeften van het agentschap inzake operationele middelen en personeel zich ontwikkelen;

68.  is ingenomen met het feit dat in de begroting 2018 passende middelen zijn opgenomen ter ondersteuning van de Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA's); benadrukt dat de rol van de ETA's van essentieel belang is voor het bevorderen van de consistente toepassing van het recht van de Unie en een betere coördinatie tussen de nationale instanties, en voor het waarborgen van financiële stabiliteit, beter geïntegreerde financiële markten, consumentenbescherming en toezichtsconvergentie; benadrukt dat de ETA's zich in het belang van het zorgvuldig gebruik van hun begroting strikt moeten houden aan de hun door de Europese wetgever toegekende taken;

69.  herhaalt dat, zoals in het IIA van 2 december 2013 is overeengekomen, 2018 het laatste jaar is waarin de personeelsinkrimping met 5 % en de herindelingspool op het personeelsbestand van de agentschappen worden toegepast; herhaalt dat het gekant is tegen elke voortzetting van een globale benadering voor de middelen van de agentschappen na 2018; bevestigt dat het wil komen tot meer efficiëntie, dit via meer administratieve samenwerking tussen agentschappen of in voorkomend geval zelfs via fusies, alsook via het delen van bepaalde functies met de Commissie of een ander agentschap; is in dit verband ingenomen met het initiatief om de activiteiten van de agentschappen verder te coördineren via de oprichting van een vast secretariaat van het netwerk van EU-agentschappen (momenteel Shared Support Office genoemd), en steunt de toekenning van een extra post aan het organigram van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA), waarvan de kosten gezamenlijk zullen worden gedragen door de begrotingen van de agentschappen van de Unie onder de vorm van detachering naar dat agentschap;

Proefprojecten en voorbereidende acties (PP's en VA's)

70.  besluit na een grondige analyse van de ingediende PP's en VA's, tegen de achtergrond van de mate van succes van de lopende projecten en acties, de initiatieven die al gedekt zijn door bestaande rechtsgronden buiten beschouwing latend en ten volle rekening houdend met de beoordeling door de Commissie van de uitvoerbaarheid van de projecten, een compromispakket goed te keuren met een beperkt aantal PP's en VA's, mede gelet op de beperkte marges die beschikbaar zijn en de maxima voor PP's en VA's;

71.  vestigt daarom de aandacht op de inspanningen die het Parlement in dit verband heeft gedaan en verzoekt de Commissie bij de uitvoering van de PP's en VA's die aan het eind van de begrotingsprocedure worden goedgekeurd, ongeacht haar uitvoerbaarheidsbeoordeling haar goede wil te tonen ten aanzien van alle besluiten van het Europees Parlement en de Raad;

Speciale instrumenten

72.  herinnert aan het nut van speciale instrumenten die voorzien in flexibiliteit die verder gaat dan de zeer krappe maxima van het huidige MFK en is ingenomen met de verbeteringen die tot stand zijn gekomen dankzij de tussentijdse herziening van de MFK-verordening; pleit voor een uitgebreid gebruik van het flexibiliteitsinstrument, de overkoepelende marge voor vastleggingen en de marge voor onvoorziene uitgaven ter financiering van het brede scala aan nieuwe uitdagingen en bijkomende verantwoordelijkheden waarmee de begroting van de Unie wordt geconfronteerd;

73.  herinnert tevens aan het belang van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), de reserve voor spoedhulp (EAR) en het Solidariteitsfonds van de EU (SFEU); steunt het voornemen van de Commissie om te zorgen voor een snellere beschikbaarstelling van middelen uit het SFEU door het grootste deel van zijn jaarlijkse bedrag in een reserve in de begroting van de Unie te plaatsen, bovenop het reeds in de begroting opgenomen bedrag voor voorschotten; betreurt de verlaging ter zake door de Raad en voert de bedragen van de OB gedeeltelijk opnieuw op, met uitzondering van het bedrag dat is vooruitgeschoven naar 2017 via gewijzigde begroting nr. 4/2017 en de beschikbaarstelling van middelen uit het SFEU voor Italië; dringt aan op de uitbreiding van het toepassingsgebied van het SFEU om bijstand te verlenen aan slachtoffers van terroristische daden en hun familie;

Betalingen

74.  is bezorgd over de huidige trend van weinig betalingen in de gehele begroting van de Unie, niet alleen in rubriek 1b maar ook in de rubrieken 3 en 4, ondanks het feit dat de Unie het hoofd moet bieden aan tal van nieuwe uitdagingen en flexibele financieringsmechanismen moet invoeren; herinnert eraan dat de betalingen in het kader van de begroting van de Unie de afgelopen twee jaar aanzienlijk zijn gedaald, in combinatie met een groot begrotingsoverschot; spreekt dan ook zijn bezorgdheid uit over het feit dat er in de ontwerpbegroting sprake is van een ongekende marge van 10 miljard EUR onder het maximum voor de betalingskredieten, wat wijst op een lage uitvoeringstrend die kan leiden tot een acute druk op de betalingskredieten aan het eind van het huidige MFK;

75.  benadrukt dat het noodzakelijk is de betalingskredieten van de OB opnieuw op te voeren voor alle begrotingsonderdelen die de Raad heeft verlaagd, en de betalingskredieten op gerichte wijze te verhogen, vooral voor de begrotingsonderdelen waarvan de vastleggingskredieten zijn gewijzigd;

Overige afdelingen

76.  betreurt de terugkerende praktijk van de Raad om de forfaitaire verlaging voor de instellingen van de Unie te vergroten; is van mening dat dit een zeer verstorend effect heeft op de begroting van instellingen met een historisch correcte forfaitaire verlaging; is van mening dat er bij deze aanpak geen sprake is van een gerichte verlaging en evenmin van goed financieel beheer; voert daarom de forfaitaire verlaging van de OB opnieuw op;

Afdeling I – Europees Parlement

77.  behoudt zijn totale begroting voor 2018, zoals goedgekeurd in zijn bovengenoemde resolutie van 5 april 2017, op 1 953 483 373 EUR; neemt begrotingsneutrale technische aanpassingen op die rekening houden met geactualiseerde informatie die eerder dit jaar niet beschikbaar was;

78.  wijst erop dat de raming voor 2018 neerkomt op 18,88 %, wat lager is dan het in 2017 verwezenlijkte niveau (19,25 %) en het laagste aandeel van rubriek 5 vormt in de afgelopen vijftien jaar;

79.  herhaalt de prioriteiten van het Parlement voor het komende begrotingsjaar, namelijk de reeds genomen veiligheidsmaatregelen consolideren en de weerbaarheid tegen cyberaanvallen verbeteren, de eigen interne begrotingsprocedure transparanter maken, en de begroting van het Parlement richten op zijn kerntaken die bestaan uit wetgeven, optreden als één tak van de begrotingsautoriteit, de burgers vertegenwoordigen en toezicht uitoefenen op de werkzaamheden van de andere instellingen;

80.  is ingenomen met de oprichting van de werkgroep van het Bureau inzake de algemene kostenvergoeding; herinnert eraan dat er meer transparantie wordt verwacht ten aanzien van de algemene kostenvergoeding en dat werk moet worden gemaakt van de vaststelling van preciezere regels inzake verantwoording van de uitgaven die met deze vergoeding kunnen worden gedaan, zonder dat hierdoor voor het Parlement extra kosten ontstaan;

81.  vermindert de personeelsformatie van zijn secretariaat-generaal voor 2018 met 60 posten (doelstelling tot vermindering met 1 %), overeenkomstig het akkoord van 14 november 2015 met de Raad over de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2016; herinnert aan de 35 posten die het Parlement in 2016 heeft gekregen in verband met nieuwe activiteiten om de veiligheid te vergroten en die als zodanig buiten de doelstelling tot vermindering van het personeelsbestand vallen, zoals bevestigd bij de vaststelling van de gewijzigde begroting nr. 3/2016 en de algemene begroting 2017[9]; verzoekt de Commissie haar monitoringtabellen dienovereenkomstig aan te passen om ervoor te zorgen dat de begrotingsautoriteit in alle fasen van de procedure over nauwkeurige informatie beschikt;

82.  is ingenomen met de gedachtewisseling over het gebouwenbeleid van het Parlement die op 11 juli 2017 heeft plaatsgevonden tussen de Begrotingscommissie, de secretaris-generaal en de vicevoorzitters die bevoegd zijn voor het gebouwenbeleid van het Parlement; is van mening dat deze dialoog een continu proces moet zijn, met name in het licht van het komende debat in het Bureau over de renovatie van het Paul Henri Spaakgebouw;

83.  herhaalt zijn standpunt zoals verwoord in zijn bovengenoemde resolutie van 5 april 2017 dat er nog ruimte is voor verbetering van de controlemechanismen met betrekking tot de Europese politieke partijen en politieke stichtingen; wijst in dit verband op het voorstel van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014[10] en juicht alle inspanningen toe ter verbetering van de verantwoording en de transparantie van de uitgaven;

84.  herinnert aan de analyse die de Europese Rekenkamer in 2014 heeft verricht, waarin de kosten van de geografische spreiding van het Parlement worden geraamd op 114 miljoen EUR per jaar; wijst tevens op de bevinding in zijn resolutie van 23 oktober 2013 over de plaats van de zetels van de instellingen van de Europese Unie[11], dat 78 % van alle dienstreizen van statutair personeel van het Parlement een direct gevolg zijn van zijn geografische spreiding; beklemtoont verder dat de milieugevolgen van de geografische spreiding in het verslag worden geraamd op tussen de 11 000 en 19 000 ton aan CO2-emissies; benadrukt het negatieve beeld dat deze spreiding bij het publiek opwekt en roept daarom op tot de vaststelling van een stappenplan om te komen tot één enkele vestigingsplaats en een verlaging van de desbetreffende begrotingsonderdelen;

Afdeling IV – Hof van Justitie

85.  neemt de bedragen van de OB opnieuw op voor alle begrotingsonderdelen die de Raad heeft verlaagd en die essentieel zijn voor de werking van het Hof, en herstelt de raming voor twee begrotingsonderdelen die het Hof in staat moeten stellen beter het hoofd te bieden aan de almaar toenemende vraag naar vertaling;

86.  uit zijn ongeloof over de unilaterale verklaring van de Raad en de bijbehorende bijlage inzake de vermindering van het personeelsbestand met 5 % in het standpunt van de Raad over de OB 2018, met name dat het Hof zijn personeelsformatie met nog eens 19 posten moet inkrimpen; benadrukt dat het bij deze 19 posten gaat om de 12 en 7 posten die het Parlement en de Raad tijdens de begrotingsprocedures van respectievelijk 2015 en 2016 hebben toegekend met het oog op bijkomende behoeften, en dringt er daarom op aan dat deze 19 posten niet moeten worden teruggegeven, te meer omdat het Hof de vermindering van het personeel met 5 % reeds heeft verwezenlijkt door 98 posten in te leveren in de periode 2013-2017;

Afdeling V – Rekenkamer

87.  neemt de bedragen van de OB opnieuw op voor alle begrotingsonderdelen die de Raad heeft verlaagd, opdat de Rekenkamer haar werkprogramma kan uitvoeren en de geplande auditverslagen kan opstellen;

88.  plaatst de kredieten voor het onderdeel "beperkte studies, enquêtes en adviezen" in de reserve in afwachting van de uitkomst van de lopende onderhandelingen over de herziening van het Financieel Reglement en de inwerkingtreding ervan in 2018;

Afdeling VI – Europees Economisch en Sociaal Comité

89.  neemt de bedragen van de OB opnieuw op voor alle begrotingsonderdelen die de Raad heeft verlaagd;

90.  verhoogt de kredieten op twee begrotingsonderdelen boven het bedrag van de OB met betrekking tot de werkzaamheden van interne adviesgroepen voor handelsovereenkomsten;

Afdeling VII – Comité van de Regio's

91.  neemt de bedragen van de OB opnieuw op voor alle begrotingsonderdelen die de Raad heeft verlaagd;

92.  verhoogt de kredieten op een aantal begrotingsonderdelen boven het bedrag van de ontwerpbegroting overeenkomstig de eigen raming van het Comité van de Regio's;

Afdeling VIII – Europese Ombudsman

93.  is ingenomen met het werk van de Ombudsman om in de eigen begroting efficiëntieverbeteringen ten opzichte van het voorgaande jaar te vinden;

Afdeling IX – Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

94.  vraagt zich af waarom de Raad de begroting van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming wil verlagen, gezien de bijkomende taken die het Parlement en de Raad aan de instelling hebben toegekend; maakt daarom alle verlagingen van de Raad ongedaan om de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming in staat te stellen zijn mandaat uit te oefenen en zijn verplichtingen na te komen;

Afdeling X – Europese Dienst voor extern optreden

95.  maakt alle verlagingen van de Raad ongedaan;

96.  voert een begrotingsonderdeel voor een strategische communicatiecapaciteit in, overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van maart 2015, om de EDEO te voorzien van afdoende personeel en instrumenten om het hoofd te bieden aan de uitdaging van desinformatie van derde landen en niet-statelijke actoren;

97.  besluit verder het begrotingsonderdeel voor speciale vertegenwoordigers van de EU over te hevelen van de GBVB-begroting naar de EDEO-begroting om het externe optreden van de EU coherenter te maken;

98.  voorziet in een extra bedrag boven de raming van de EDEO voor stagiairs in delegaties van de Unie, als reactie op de bevindingen van het onderzoek van de Europese Ombudsman inzake onbetaalde stages[12];

o

o  o

99.  neemt kennis van de unilaterale verklaring van Frankrijk en Luxemburg, gehecht aan het op 4 september 2017 door de Raad vastgestelde standpunt betreffende het ontwerp van algemene begroting voor het begrotingsjaar 2018; herinnert eraan dat de vertegenwoordigers van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie tijdens de voorjaarsbegrotingstrialoog van 27 maart 2017 overeenstemming hebben bereikt over het pragmatisch tijdschema voor het verloop van de begrotingsprocedure, met inbegrip van de data voor de bemiddelingsperiode; herinnert eraan dat de Raad Algemene Zaken dit pragmatisch tijdschema heeft goedgekeurd op zijn vergadering van 25 april 2017, en daarbij volledig op de hoogte was van het vergaderrooster van het Parlement voor 2017; wijst er bijgevolg op dat de begrotingsprocedure verder verloopt volgens het pragmatisch tijdschema dat door de drie instellingen is overeengekomen;

100.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, samen met de amendementen op het ontwerp van algemene begroting, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de overige instellingen en de betrokken organen, alsmede aan de nationale parlementen.

  • [1]  PB L 168 van 7.6.2014, blz. 105.
  • [2]  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
  • [3]  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.
  • [4]  PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
  • [5]  Aangenomen teksten van die datum, P8_TA(2017)0085.
  • [6]  Aangenomen teksten van die datum, P8_TA(2017)0114.
  • [7]  Aangenomen teksten van die datum, P8_TA(2017)0302.
  • [8]  Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).
  • [9]  Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0401 / P8_TA(2016)0411.
  • [10]  2017/0219(COD).
  • [11]  Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0498.
  • [12]  Europese Ombudsman, 454.2014/PMC.

ADVIES van de Commissie buitenlandse zaken (4.9.2017)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018
(2017/2044(BUD))

Rapporteur voor advies: Cristian Dan Preda

SUGGESTIES

De Commissie buitenlandse zaken verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  merkt bezorgd op dat de Commissie voorstelt zowel de vastleggings- als de betalingskredieten voor de uitgaven in rubriek 4 (Europa als wereldspeler) met meer dan een half miljard EUR te verlagen; benadrukt het feit dat een ad‑hocverhoging voor één jaar, zoals in 2017, niet als voldoende kan worden beschouwd gezien de vele complexe uitdagingen waaraan de Unie het hoofd moet bieden en de behoefte aan krachtigere externe actie van de EU, overeenkomstig de integrale EU-strategie;

2.  onderstreept het feit dat, hoewel meer flexibiliteit nodig is om de capaciteit van de EU inzake crisisrespons te vergroten, dit niet ten koste mag gaan van de bestaande prioritaire gebieden van de externefinancieringsinstrumenten en het beleid op de lange termijn. vraagt dat de marge van meer dan 230 miljoen EUR in hoofdstuk 4 wordt toegewezen en dat de nodige flexibiliteit wordt gegarandeerd via de beschikbare mechanismen van het meerjarig financieel kader;

3.  vestigt de aandacht op zorgwekkende recente politieke ontwikkelingen op de westelijke Balkan die de urgente aandacht van de Unie vergen, alsmede actieve en meer gerichte steun voor de landen van de westelijke Balkan, om te voorkomen dat de in de afgelopen decennia bereikte vooruitgang op losse schroeven komt te staan en om ervoor te zorgen dat hun vorderingen met het oog op toetreding tot de EU worden geconsolideerd; verwerpt daarom de voorgestelde korting van bijna 90 miljoen EUR op de steun voor politieke hervormingen in de regio uit hoofde van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA); herinnert eraan dat de ondersteuning van kandidaatlanden en potentiële kandidaatlanden bij de goedkeuring en tenuitvoerlegging van politieke, economische en sociale hervormingen met het oog op hun toetreding tot de EU een belangrijk instrument is om stabiliteit te bevorderen en dat verlies van het vooruitzicht op toetreding tot de EU met zich kan brengen dat die landen onder de invloed komen van derde landen, hetgeen de stabiliteit en de veiligheid van de regio in gevaar kan brengen;

4.  verwerpt de voorgestelde verhoging van de steun voor politieke hervormingen in Turkije in het kader van het IPA, gezien het uitblijven van een ernstig engagement van de Turkse autoriteiten op dit gebied en de verslechtering van de situatie op het gebied van democratie, rechtsstaat en mensenrechten; wijst op de behoefte aan meer investeringen in directe ondersteuning van het maatschappelijk middenveld en vluchtelingen in Turkije en van uitwisselingsprogramma's tussen mensen onderling, zoals Erasmus+ voor studenten, academici en journalisten; verzoekt de Commissie maatregelen te nemen om de IPA-middelen te richten op de ondersteuning van het maatschappelijk middenveld en pleit voor een uitbreiding van de middelen van het Europees instrument voor de democratie en de mensenrechten (EIDHR) voor rechtstreekse steun aan het maatschappelijk middenveld in Turkije;

5.  onderstreept het feit dat zowel het oostelijk als het zuidelijk nabuurschap voor de Unie van strategisch belang zijn en vraagt dat de voorgestelde verlaging van de middelen voor het Europees nabuurschapsinstrument (ENI) wordt voorkomen; steunt de toezegging van de conferentie van Brussel in april 2017 voor meer bijstand aan Syrië, Jordanië en Libanon, en benadrukt dat moet worden voorzien in een overeenkomstige verhoging van de ENI-middelen; benadrukt dat het belangrijk Tunesië te blijven steunen als mogelijk voorbeeld van overgang naar democratie in de regio en dat de Unie een sleutelrol moet blijven vervullen bij de ondersteuning van het vredesproces in het Midden-Oosten, de Palestijnse Autoriteit en de UNRWA; onderstreept bovendien dat meer steun moet worden verleend om de stabiliteit te verbeteren in Libië en om het land te begeleiden bij zijn overgang naar een inclusieve democratie waar eerbiediging van de mensenrechten gewaarborgd is; verzoekt de Commissie om eerbiediging en uitbreiding van de financiële toezeggingen die zij in het kader van het ENI heeft gedaan voor projecten ter bevordering van de inzetbaarheid van jongeren op de lokale arbeidsmarkt; neemt met tevredenheid kennis van de lichte verhoging van de financiering voor de landen van het Oostelijk partnerschap in het kader van het ENI, en vestigt de aandacht op het feit dat, in het licht van de huidige uitdagingen, verdere verhogingen moeten worden overwogen;

6.  is gekant tegen de drastische verlaging van de financiële bijdragen uit de externe financieringsinstrumenten ENI, IPA, PI en DCI aan Erasmus+, niettegenstaande het feit dat uitwisselingsprogramma's voor jongeren kunnen worden beschouwd als een van de meest succesvolle langetermijninvesteringen in culturele diplomatie en wederzijds begrip, en dringt in plaats daarvan aan op een verhoging van deze bijdragen;

7.  is tevreden met het feit dat de voorgestelde kredieten voor het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede (IcSP) worden teruggezet op het niveau van vóór 2017 en verder worden versterkt met het oog op nieuwe taken op het gebied van capaciteitsopbouw die moeten voortvloeien uit de aan de gang zijnde herziening van de IcSP-verordening; onderkent voorts het inherente potentieel van het IcSP ter bevordering van de veiligheid van de Unie en de integriteit van de grenzen;

8.  is verheugd over de stappen die naar aanleiding van het laatste begrotingsoverleg zijn ondernomen om te zorgen voor meer parlementaire controle op de activiteiten die onder de trustfondsen van de Unie en de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije vallen; herinnert eraan dat dergelijke ad‑hocinstrumenten alleen mogen worden gebruikt indien aan de eisen inzake meerwaarde van de Unie en additionaliteit is voldaan; herhaalt zijn oproep aan de lidstaten om hun bijdragen aan de trustfondsen aanzienlijk te verhogen en te zorgen voor tijdige nakoming van de verbintenissen die zijn aangegaan in het kader van de vluchtelingenfaciliteit voor Turkije;

9.  herinnert eraan dat het belangrijk is te investeren in de zichtbaarheid van het extern optreden van de Unie om de impact van de financiering op dit gebied te vergroten en de publieke diplomatie te intensiveren overeenkomstig de ambities in het kader van de integrale EU‑strategie;

10.  dringt aan op een verdere verhoging van de financiering om desinformatiecampagnes en cyberaanvallen tegen te gaan, die steeds vaker worden gebruikt om de democratische orde in buurlanden van de Unie en ook in de Unie zelf te ondermijnen; vraagt met name meer middelen voor acties op het gebeid van strategische communicatie;

11.  benadrukt het feit dat het belangrijk is coöperatief defensieonderzoek in Europa te stimuleren voor het aanpakken van essentiële capaciteitstekorten, nu de internationale ontwikkelingen het steeds meer nodig maken dat Europa haar defensie-inspanningen opvoert; steunt ten volle het verhoogde krediet voor de voorbereidende actie inzake samenwerking op het gebied van defensie; is ingenomen met het door de Commissie voorgestelde Europees beleid voor de defensie-industrie en dringt erop aan dat dit prioritair op de behoeften van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) wordt afgestemd;

12.  is ingenomen met het nieuw Europees plan voor externe investeringen om de investeringen in Afrika en in de buurlanden van de EU op te drijven; benadrukt dat moet worden gewaarborgd dat, hoewel investeringen door de particuliere sector steeds meer worden aangemoedigd, dit niet de financiering mag ondermijnen van prioriteiten op de lange termijn in deze regio's, met inbegrip van de verwezenlijking van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling;

13.  benadrukt eens te meer de belangrijke rol van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten en van de steun die via dit instrument wordt verleend voor verkiezingswaarneming, en onderstreept dat eerbiediging van de mensenrechten, democratie en de rechtsstaat van essentieel belang is voor stabiliteit en welvaart in de wereld; is ingenomen met de verhoging van de middelen voor dit instrument, dat verder moet worden versterkt;

14.  roept op lessen te trekken uit de opgedane ervaringen om tekortkomingen vast te stellen en om de externe financieringsinstrumenten van de Unie beter af te stemmen op de financieringsinstrumenten van andere internationale instellingen zoals de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds en andere ontwikkelings-/financieringsinstellingen, teneinde synergieën te creëren en het effect van financieringsinstrumenten in de ontwikkelingslanden te optimaliseren;

15.  herhaalt zijn verzoek de begrotingslijn voor de speciale vertegenwoordigers van de EU op een begrotingsneutrale wijze over te hevelen van de GBVB-begroting naar de EDEO, om het extern optreden van de EU coherenter te maken;

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

30.8.2017

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

49

12

5

Bij de eindstemming aanwezige leden

Lars Adaktusson, Petras Auštrevičius, Mario Borghezio, Klaus Buchner, James Carver, Fabio Massimo Castaldo, Lorenzo Cesa, Andi Cristea, Georgios Epitideios, Knut Fleckenstein, Anna Elżbieta Fotyga, Eugen Freund, Michael Gahler, Iveta Grigule, Sandra Kalniete, Manolis Kefalogiannis, Tunne Kelam, Janusz Korwin-Mikke, Andrey Kovatchev, Ilhan Kyuchyuk, Ryszard Antoni Legutko, Barbara Lochbihler, Sabine Lösing, Andrejs Mamikins, Alex Mayer, David McAllister, Tamás Meszerics, Francisco José Millán Mon, Javier Nart, Pier Antonio Panzeri, Demetris Papadakis, Ioan Mircea Paşcu, Alojz Peterle, Julia Pitera, Cristian Dan Preda, Jozo Radoš, Sofia Sakorafa, Alyn Smith, Jordi Solé, Jaromír Štětina, Dubravka Šuica, Charles Tannock, Ivo Vajgl, Elena Valenciano, Hilde Vautmans, Anders Primdahl Vistisen, Boris Zala

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Elisabetta Gardini, Neena Gill, Ana Gomes, András Gyürk, Takis Hadjigeorgiou, Liisa Jaakonsaari, Marek Jurek, Urmas Paet, Mirosław Piotrowski, Miroslav Poche, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Bodil Valero, Marie-Christine Vergiat, Janusz Zemke, Željana Zovko

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Seb Dance, Jean-Luc Schaffhauser, Marie-Pierre Vieu, Ivan Štefanec

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

49

+

ALDE

Petras Auštrevičius, Iveta Grigule, Ilhan Kyuchyuk, Javier Nart, Urmas Paet, Jozo Radoš, Ivo Vajgl, Hilde Vautmans

PPE

Lars Adaktusson, Lorenzo Cesa, Michael Gahler, Elisabetta Gardini, András Gyürk, Sandra Kalniete, Manolis Kefalogiannis, Tunne Kelam, Andrey Kovatchev, David McAllister, Francisco José Millán Mon, Alojz Peterle, Julia Pitera, Cristian Dan Preda, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Željana Zovko, Ivan Štefanec, Jaromír Štětina, Dubravka Šuica

S&D

Andi Cristea, Seb Dance, Knut Fleckenstein, Eugen Freund, Neena Gill, Ana Gomes, Liisa Jaakonsaari, Andrejs Mamikins, Alex Mayer, Pier Antonio Panzeri, Demetris Papadakis, Ioan Mircea Paşcu, Miroslav Poche, Elena Valenciano, Boris Zala, Janusz Zemke

Verts/ALE

Klaus Buchner, Barbara Lochbihler, Tamás Meszerics, Alyn Smith, Jordi Solé, Bodil Valero

12

-

ECR

Anders Primdahl Vistisen

EFDD

James Carver, Fabio Massimo Castaldo

ENF

Mario Borghezio, Jean-Luc Schaffhauser

GUE/NGL

Takis Hadjigeorgiou, Sabine Lösing, Sofia Sakorafa, Marie-Christine Vergiat, Marie-Pierre Vieu

NI

Georgios Epitideios, Janusz Korwin-Mikke

5

0

ECR

Anna Elżbieta Fotyga, Marek Jurek, Ryszard Antoni Legutko, Mirosław Piotrowski, Charles Tannock

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

ADVIES van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (27.9.2017)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018
(2017/2044(BUD))

Rapporteur voor advies: Charles Goerens

SUGGESTIES

De Commissie ontwikkelingssamenwerking verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  benadrukt dat de ontwikkelingshulp uit de EU-begroting op zijn minst moet worden gehandhaafd op het peil waarin het MFK voorziet, en gericht moet blijven op inspanningen op de lange termijn om armoede uit te roeien; dringt aan op speciale aandacht voor de minst ontwikkelde landen;

2.  onderschrijft dat geen enkel land zich ooit heeft ontwikkeld zonder nauwere handelsbetrekkingen aan te gaan met zijn buurlanden en de rest van de wereld; moedigt daarnaast de financiering van steun voor handelsactiviteiten aan zodat ontwikkelingslanden in de toekomst in veel grotere mate deel kunnen uitmaken van mondiale waardeketens; benadrukt in dit verband dat dergelijke financiering moet bijdragen tot inclusieve en duurzame groei, alsook tot de bevordering van hoge arbeids- en milieunormen; benadrukt verder het toenemende belang van digitale connectiviteit om te komen tot een evenwichtigere verdeling van de voordelen van globalisering ten gunste van ontwikkelingslanden;

3.  benadrukt dat, rekening houdend met de dramatische humanitaire noden als gevolg van nooit eerder geziene conflicten en met de klimaatverandering samenhangende rampen, de marge in rubriek IV volledig moet worden gebruikt om deze uitdaging aan te pakken en nieuwe crises te helpen voorkomen; benadrukt dat de Europese humanitaire hulp moet worden opgevoerd, ook buiten de buurlanden van Europa;

4.  benadrukt dat de EU-begroting in toereikende mate moet bijdragen aan de uitvoering van de Agenda 2030 en de bijbehorende 17 doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (SDG's); herinnert eraan dat de uitvoering ervan in het interne en externe beleid van de Unie moet doorsijpelen, en de drie dimensies van duurzame ontwikkeling op evenwichtige en samenhangende wijze moet integreren, en wel door onderlinge verbanden tussen de verschillende SDG's te leggen;

5.  constateert dat er voor de periode 2014-2017 niet is voldaan aan het vereiste dat 20 % van de steun in het kader van het instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) wordt toegewezen aan sociale basisvoorzieningen, met name gezondheidszorg en onderwijs[1]; is van mening dat er meer moet worden geïnvesteerd in menselijke ontwikkeling, en met name in de toegang tot seksuele en reproductieve gezondheid en rechten om de negatieve gevolgen te helpen tegengaan van de herinvoering van de Global Gag Rule;

6.  herinnert eraan dat de DCI-begrotingslijn voor menselijke ontwikkeling in de begroting 2017 is verlaagd ten opzichte van de oorspronkelijke meerjarenplanning; merkt op dat de Commissie heeft verklaard dat dit slechts een geval van uitgestelde financiering betreft en geen bezuiniging op het programma; acht het daarom van belang om vast te houden aan een aanzienlijke verhoging van de begrotingslijn menselijke ontwikkeling ten opzichte van de begroting van vorig jaar;

7.  benadrukt dat het uitermate belangrijk is micro-, kleine en middelgrote ondernemingen te steunen, en dringt met name aan op een uitbreiding van lening- en garantiestelsels voor microfinanciering;

8.  pleit voor de oprichting van instellingen voor duale beroepsopleiding in ontwikkelingslanden, waar jongeren een programma volgen met beroepsstages waarin de nadruk ligt op de praktische aspecten van een beroep, maar daarnaast ook theoretische lessen krijgen op gespecialiseerde beroepsscholen;

9.  verzoekt om uitbreiding van het programma "Erasmus voor jonge ondernemers" buiten Europa, in het bijzonder naar de ontwikkelingslanden, waarvoor de nodige financiële middelen moeten worden uitgetrokken;

10.  is van mening dat het vrijmaken van middelen uit de EU-begroting om de migratie-uitdaging het hoofd te bieden vergezeld moet gaan van een gemeenschappelijk beleid op dit gebied; benadrukt dat ontwikkelingshulp niet afhankelijk mag zijn van samenwerking op het gebied van migratiezaken, zoals grensbeheer of terugnameovereenkomsten; herinnert eraan dat de migranten- en vluchtelingencrisis aanzienlijke gevolgen heeft gehad voor de EU-begroting en dat er ook in de komende jaren dynamisch op gereageerd zal moeten blijven worden;

11.  beseft maar al te goed dat veel uitdagingen complex van aard zijn en dat er als respons rijkgeschakeerde en elkaar aanvullende acties nodig zijn, maar dringt aan op duidelijkheid over de financieringsregelingen en op naleving van internationale verplichtingen; herhaalt gekant te zijn tegen het gebruik van ontwikkelingsmiddelen voor andere doeleinden dan ontwikkelingsdoelstellingen, en benadrukt dat financiering die niet voldoet aan de criteria voor officiële ontwikkelingshulp (ODA) afkomstig moet zijn van andere bronnen dan het instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI); betreurt het gebrek aan parlementaire controle op de nieuwe trustfondsen; benadrukt dat elk mechanisme dat profiteert van het DCI, in het bijzonder het EU-noodtrustfonds voor Afrika, echte ontwikkelingsdoelstellingen voor de lange termijn moet dienen en moet inspelen op de ontwikkelingsbehoeften van partnerlanden en niet op de politieke doelstellingen van donoren; wijst op zijn advies van 5 juli 2017 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 230/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede, waarin bijdragen uit het DCI niet mogen worden gebruikt voor de financiering van het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede;

12.  benadrukt dat de Unie en haar lidstaten hun collectieve engagement, dat in 2015 werd bevestigd, moeten nakomen om hun officiële ontwikkelingshulp tegen 2030 te verhogen tot 0,7 % van hun bni; roept de Commissie en de lidstaten op bindende tijdschema's op te stellen om geleidelijk naar dit hoger niveau toe te werken;

13.  onderstreept dat er meer fondsen moeten worden toegewezen die gericht zijn op de ondersteuning van goed bestuur, democratie en de rechtsstaat in ontwikkelingslanden met het oog op de bevordering van verantwoordingsplichtige en transparante instellingen, capaciteitsopbouw, participatieve besluitvorming en de beschikbaarheid van informatie voor het publiek;

14.  wijst er nogmaals op dat de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk 15 % van de EU-begroting voor ontwikkelingshulp bedraagt; roept de Commissie en de Raad op zich te bezinnen over de ambitie en de prioriteiten van de EU-ontwikkelingshulp na de brexit;

15.  is van mening dat de wildgroei aan trustfondsen, waarnaar wordt gegrepen bij gebrek aan middelen, de eenheid van de begroting ondermijnt en in strijd is met de vereisten voor transparantie en democratische verantwoordingsplicht; herhaalt dat de opneming in de begroting van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) enerzijds en de invoering van een specifiek instrument voor de financiering van veiligheidsuitgaven in verband met ontwikkelingssamenwerking anderzijds het optreden van de EU doeltreffender zouden maken.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

25.9.2017

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

15

1

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Doru-Claudian Frunzulică, Charles Goerens, Enrique Guerrero Salom, Heidi Hautala, Maria Heubuch, György Hölvényi, Stelios Kouloglou, Vincent Peillon, Maurice Ponga, Elly Schlein, Paavo Väyrynen, Bogdan Brunon Wenta

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Agustín Díaz de Mera García Consuegra, Frank Engel, Paul Rübig, Adam Szejnfeld

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

David Coburn

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

15

+

ALDE

Charles Goerens, Paavo Väyrynen

PPE

Agustín Díaz de Mera García Consuegra, Frank Engel, György Hölvényi, Maurice Ponga, Paul Rübig, Adam Szejnfeld, Bogdan Brunon Wenta

S&D

Doru-Claudian Frunzulică, Enrique Guerrero Salom, Vincent Peillon, Elly Schlein

Verts/ALE

Heidi Hautala, Maria Heubuch

1

-

EFDD

David Coburn

1

0

GUE/NGL

Stelios Kouloglou

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

  • [1]  https://ec.europa.eu/europeaid/sites/devco/files/draft-eval-report-dci_en.pdf

ADVIES van de Commissie internationale handel (30.8.2017)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018
(2017/2044(BUD))

Rapporteur voor advies: Reimer Böge

SUGGESTIES

De Commissie internationale handel verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  benadrukt dat internationale handel een cruciaal instrument is voor het buitenlandse beleid van de Unie dat, mits afdoende gefinancierd en uitgevoerd met behulp van doordachte strategieën, bijdraagt aan duurzame ontwikkeling, met name in ontwikkelingslanden;

2.  wijst erop dat de handelsagenda van de Unie steeds ambitieuzer wordt, en dat deze agenda wordt uiteengezet in de strategie "Handel voor iedereen"; benadrukt evenwel dat de middelen voor "hulp voor handel"-initiatieven, waaronder maatregelen ter ondersteuning van lokale en interregionale handel, moeten worden verhoogd en dat voldoende middelen moeten worden toegewezen aan het directoraat-generaal voor handel van de Commissie om dit DG in staat te stellen een toenemend aantal activiteiten uit te voeren, met name om de tenuitvoerlegging en handhaving te waarborgen van de bepalingen in zowel bilaterale als multilaterale akkoorden, de handelsagenda van de Commissie beter af te stemmen op de doelstellingen van het mondiaal optreden van de Unie en het vereiste van beleidssamenhang op het gebied van ontwikkeling te kunnen naleven zonder verlaging of herschikking van de middelen die zijn toegewezen aan ontwikkelingssamenwerking; benadrukt dat de financiering voor "hulp voor handel" een belangrijk instrument is voor de ontwikkeling van structuren en projecten, met name in LDC's; is van mening dat een dergelijk initiatief moet worden gesteund en dat de financiering ervoor moet worden verhoogd; verzoekt de Commissie voorts om de uitvoering ervan te coördineren om een zo groot mogelijke doeltreffendheid te verwezenlijken; benadrukt het belang van het beoordelen van dergelijke akkoorden en wijst nogmaals op de noodzaak om te zorgen voor afdoende steun voor de handelsstrategie van de Unie, aangezien dit een van de pilaren van haar buitenlands beleid is;

3.  benadrukt dat het dringend noodzakelijk is om in het kader van de herziening van het MFK en ook ten aanzien van de handelsagenda de begroting van de Unie en de structuur ervan fundamenteel te hervormen, en dringt er bij de Commissie op aan om hiertoe, tegenover de Raad en het Europees Parlement, actie te ondernemen;

4.  wijst erop dat de burgers van de Unie steeds meer betrokken willen worden bij de vorming van het handelsbeleid van de Unie en dat de Commissie aan deze betrokkenheid van de burgers prioriteit heeft toegekend; benadrukt in dit verband dat het van cruciaal belang is om voldoende middelen toe te wijzen om burgers actief te betrekken bij de vorming van het handelsbeleid van de Unie en hen bewuster te maken van de voordelen van dit beleid; roept ertoe op om interne adviesgroepen en gezamenlijke platforms te betrekken bij de dialoog met de burgers, aangezien dat de belangrijkste kanalen zijn voor het verwezenlijken van een doeltreffende participatie van het maatschappelijk middenveld aan het handhaven en monitoren van de hoofdstukken inzake duurzaamheid van de handel in handelsovereenkomsten; roept op tot de ontwikkeling van kernprestatieindicatoren, om de prestaties van douane-instanties op nationaal en Unieniveau te kunnen beoordelen; roept de lidstaten op een actievere rol te spelen bij het verduidelijken van de meerwaarde van het handelsbeleid van de Unie, aangezien het de taak van de lidstaten is om de onderhandelingsmandaten te formuleren;

5.  benadrukt dat eerlijke internationale handel een centraal instrument voor het buitenlands beleid van de Unie is dat, indien het afdoende wordt gefinancierd en wordt uitgevoerd door middel van samenhangende politieke, economische, handels- en ontwikkelingsstrategieën, bijdraagt tot duurzame ontwikkeling, met name in ontwikkelingslanden, waardoor de Unie een actieve rol kan spelen bij het aanpakken van de oorzaken van migratie;

6.  benadrukt dat de handelsgerelateerde technische ondersteuning en economische bijstand die in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) worden verstrekt aan nabije partners van de Unie aan de zuidelijke en oostelijke grenzen een belangrijke bijdrage leveren aan de stabiliteit in deze regio's;

7.  is van mening dat een verhoging van de macrofinanciële bijstand nodig is om te waarborgen dat toekomstige lening- en subsidieaanvragen kunnen worden ingewilligd indien deze gerechtvaardigd zijn, en mits aan de door het Parlement vastgestelde voorwaarden is voldaan; benadrukt dat macrofinanciële bijstand niet mag leiden tot nieuwe afhankelijkheid van de ontvangende landen als gevolg van de terugbetalingsvoorwaarden van die bijstand; is van mening dat op de langere termijn moet worden overwogen het instrument van macrofinanciële bijstand te integreren in het instrument voor het Europees nabuurschapsbeleid om de samenhang van het optreden van de Unie te vergroten;

8.  verzoekt de Commissie de bestaande instrumenten ter bevordering van de internationalisering van kmo's te evalueren wat betreft de coherentie ervan met andere instrumenten van de Unie ter ondersteuning van kmo's, zoals COSME, alsook wat betreft subsidiariteit, niet-overlapping en complementariteit met de programma's van de lidstaten; verzoekt de Commissie tijdig voorstellen in te dienen voor de tussentijdse evaluatie van deze programma's teneinde de efficiëntie en doeltreffendheid ervan te verbeteren;

9.  herinnert eraan dat nieuwe initiatieven van de Unie, waaronder initiatieven op het gebied van defensie, gefinancierd moeten worden met aanvullende middelen en niet ten koste mogen gaan van bestaande begrotingslijnen;

10.  wijst erop dat, hoewel er wisselende resultaten zijn geboekt, het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) over te weinig middelen beschikt, niet op systematische wijze functioneert en dus ontoereikend is om de neveneffecten van automatisering, digitalisering en globalisering op te vangen; wijst op het succes van soortgelijke initiatieven in vergelijkbare economieën; benadrukt het belang van bijkomende middelen en hulpbronnen ter financiering van het EFG en ter verhoging van de doeltreffendheid en inzetbaarheid van dit fonds; is in dit verband van mening dat het uit te weg ruimen van onnodige belemmeringen van wezenlijk belang is om een hogere mate van doeltreffendheid te verwezenlijken; benadrukt het belang van opleidingen om werkloze werknemers de instrumenten te bieden die nodig zijn voor een geslaagde herintegratie op de arbeidsmarkt;

11.  herinnert eraan dat de Unie de plicht heeft om gendergelijkheid toe te passen in alle beleidsmaatregelen en wijst erop dat handelsbeleid vanuit genderoogpunt uiteenlopende gevolgen kan hebben in de verschillende economische sectoren; pleit voor de opname van hoofdstukken inzake gender in alle nieuw te onderhandelen handelsakkoorden en de beschikbaarstelling van de nodige middelen voor de uitvoering ervan, met inbegrip van effectbeoordelingen vooraf, tijdens en achteraf, met naar geslacht uitgesplitste gegevens.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

30.8.2017

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

26

1

7

Bij de eindstemming aanwezige leden

Maria Arena, Tiziana Beghin, Daniel Caspary, Salvatore Cicu, Christofer Fjellner, Yannick Jadot, Jude Kirton-Darling, Patricia Lalonde, David Martin, Emmanuel Maurel, Emma McClarkin, Anne-Marie Mineur, Sorin Moisă, Alessia Maria Mosca, Franz Obermayr, Franck Proust, Godelieve Quisthoudt-Rowohl, Viviane Reding, Inmaculada Rodríguez-Piñero Fernández, Tokia Saïfi, Marietje Schaake, Helmut Scholz, Joachim Schuster, Joachim Starbatty, Adam Szejnfeld, Iuliu Winkler

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Reimer Böge, Nicola Danti, Seán Kelly, Sander Loones, Bolesław G. Piecha, Jarosław Wałęsa

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Beatriz Becerra Basterrechea, Arne Lietz

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

26

+

ALDE

Beatriz Becerra Basterrechea, Patricia Lalonde, Marietje Schaake

PPE

Reimer Böge, Daniel Caspary, Salvatore Cicu, Christofer Fjellner, Seán Kelly, Franck Proust, Godelieve Quisthoudt-Rowohl, Viviane Reding, Tokia Saïfi, Adam Szejnfeld, Jarosław Wałęsa, Iuliu Winkler

S&D

Maria Arena, Nicola Danti, Jude Kirton-Darling, Arne Lietz, David Martin, Emmanuel Maurel, Sorin Moisă, Alessia Maria Mosca, Inmaculada Rodríguez-Piñero Fernández, Joachim Schuster

Verts/ALE

Yannick Jadot

1

-

ENF

Franz Obermayr

7

0

ECR

Sander Loones, Emma McClarkin, Bolesław G. Piecha, Joachim Starbatty

EFDD

Tiziana Beghin

GUE/NGL

Anne-Marie Mineur, Helmut Scholz

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onhouding

ADVIES van de Commissie begrotingscontrole (7.9.2017)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018
(2017/2044(BUD))

Rapporteur voor advies: Joachim Zeller

SUGGESTIES

De Commissie begrotingscontrole verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A.  overwegende dat in een situatie waarin de middelen beperkt zijn, het des te noodzakelijker is om begrotingsdiscipline aan de dag te leggen en efficiënt en doeltreffend met de financiële middelen om te gaan, zodat ze zoveel mogelijk Europese meerwaarde opleveren;

B.  overwegende dat de voornaamste doelstelling van de ontwerpbegroting 2018 moet zijn te zorgen dat de Uniebegroting van de nodige middelen wordt voorzien, zodat een grotere bijdrage voor economische, sociale en territoriale samenhang, werkgelegenheid (met volledige arbeidsrechten en bescherming), duurzame groei, gerichte investeringen en solidariteit tussen alle lidstaten – groot of klein, kwakkelend of florissant – ook kan worden waargemaakt, en op blijvende uitdagingen en nieuwe ontwikkelingen en de daaruit voortvloeiende gevolgen zoals uitblijvend economisch herstel en toenemende ongelijkheid, immigratie, humanitaire hulp en veiligheid kan worden gereageerd;

C.  overwegende dat de totale stijging van de betalingskredieten met 8,1 % ten opzichte van de begroting 2017 toe te schrijven is aan de verhoging van de betalingskredieten voor de Europese structuur- en investeringsfondsen, die in 2018 op kruissnelheid moeten komen;

D  overwegende dat de overgrote meerderheid van de betalingskredieten (94 %) betrekking heeft op de financiering van nieuwe programma's (voor de periode 2014-2020), terwijl slechts 6 % bestemd is voor de voltooiing van vroegere programma's (van vóór 2014);

Programmaverklaring voor de operationele uitgaven bij de begroting 2018

1.  is ingenomen met de programmaverklaring voor de operationele uitgaven bij de ontwerpbegroting 2018 (COM(2017) 400 final), die informatie verstrekt overeenkomstig artikel 38 van het Financieel Reglement, met daarbij zowel de ramingen vooraf in termen van toekomstige outputs en resultaten als de informatie achteraf over de prestaties van de programma's;

2.  wijst erop dat de verklaring gedeeltelijk tegemoetkomt aan het verzoek van het Parlement betreffende prestatiegericht begroten[1], maar merkt op dat deze verklaring de gebruikelijke methode van activiteitgestuurd begroten met enkele prestatiegegevens aanvult;

3.  merkt op dat het huidige prestatiekader van de programma's die in de programmaverklaring aan bod komen, meer dan 700 verschillende soorten indicatoren bevat die de prestaties meten tegen 61 algemene en 228 specifieke doelstellingen;

4.  benadrukt dat niet al deze indicatoren de prestaties van de EU-begroting rechtstreeks meten: sommige verstrekken hetzij zeer contextgebonden informatie (bijv. "doelstelling van 3 % van het bbp bestemd voor O&O" of "het aandeel onderzoekers in de beroepsbevolking van de EU"), hetzij procesgerelateerde informatie (bijv. "kwaliteit van projectaanvragen", "aantal deelnemers");

5.  vraagt de Commissie haar rapportage zo uniform mogelijk te maken teneinde een getrouw beeld van de uitvoering van de begroting en de gerealiseerde meerwaarde te geven;

6.  verzoekt de Commissie voor elk programma een overzicht van de beschikbare prestatiegegevens te verstrekken, met vermelding van de afstand tot de doelstelling voor alle specifieke indicatoren waarover informatie is verstrekt die in de basishandeling zijn opgenomen; dit overzicht moet aangeven waar de indicator zich situeert ten opzichte van de uiteindelijke doelstelling en de vorderingen meten bij de verwezenlijking van de doelstellingen;

7.  neemt kennis van het feit dat de analyse van de verzamelde gegevens per programma, inclusief de gegevens voor 2014, 2015 en 2016, bevestigt dat, in dit uitvoeringsstadium, over meer dan 80 % van de indicatoren reeds (gedeeltelijk) informatie is verstrekt;

8.  verzoekt de Commissie, met het oog op vereenvoudiging:

–  het prestatiekader in het evaluatieverslag van artikel 318 VWEU (jaarlijks beheers- en prestatieverslag) en in haar beheersinstrumenten (beheersplan en jaarlijkse activiteitenverslagen van de directoraten-generaal) in overeenstemming te brengen met het prestatiekader van de programmaverklaring;

–  het kader van de programmaverklaring als basis te gebruiken voor haar evaluatie van de uitvoering van de EU 2020-strategie en de tien prioriteiten van de Commissie voor 2015-2019; alsmede

–  ten minste jaarlijks geactualiseerde gegevens op te nemen over resultaten voor alle indicatoren van de programmaverklaringen;

9.  waardeert het dat de nieuwe benadering van een resultaatgerichte begroting voor het eerst is opgenomen in de interne voorbereiding van de begroting van de Commissie om de uitgaven te toetsen op basis van de ervaringen die tot dusver zijn opgedaan en om mogelijke aanpassingen te identificeren;

10.  verzoekt de Commissie het Europees Parlement en de Raad de specifieke informatie te verstrekken die is gebruikt bij de voorbereiding van de ontwerpbegroting 2018 op de gebieden waar de bestedingsprogramma's van de Unie positieve resultaten opleveren of, integendeel, waar de uitvoering trager verloopt dan verwacht of de opzet van het programma niet geschikt is om de verwachte resultaten te verwezenlijken;

11.  verzoekt de Begrotingscommissie van het Europees Parlement, in overleg met de sectorale commissies van het Parlement, een echte resultatencultuur te bevorderen om het gebruik van de uitgaven te optimaliseren door alleen in de uitgaven van programma's met zwakke prestaties te snoeien op basis van een grondige analyse van de oorzaken van de zwakkere prestaties; herhaalt dat zonder voldoende middelen geen tastbare resultaten kunnen worden behaald;

12.  benadrukt dat het Parlement als kwijtingsautoriteit de taak heeft zijn mening te geven over de politieke doelstellingen die de Commissie in de ontwerpbegroting voorstelt, en een kosten-batenanalyse te maken aan de hand van alle factoren die van invloed zijn op de effectiviteit van de projecten;

Sectoraal beleid

13.  benadrukt dat vooral voor kleinere landbouwbedrijven de rechtstreekse betalingen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) hun rol als vangnet om de landbouwinkomens te stabiliseren mogelijk nog niet volledig vervullen, aangezien de huidige verdeling van de betalingen ertoe leidt dat 20 % van alle landbouwbedrijven in de Unie 80 % van alle rechtstreekse betalingen ontvangt, en dat daaruit ook blijkt dat rekening moet worden gehouden met de uiteenlopende grootte van landbouwbedrijven in de verschillende lidstaten;

14.  verzoekt de Commissie in het kader van de hervorming van het GLB te beoordelen of de regeling voor rechtstreekse betalingen goed is opgezet om het landbouwinkomen van alle landbouwbedrijven te stabiliseren en of een ander EU-breed model voor de verdeling van rechtstreekse betalingen zou helpen om de doelstellingen beter te verwezenlijken, en verzoekt de Commissie voorts te beoordelen of deze nieuwe verdelingsmethode verplicht moet worden gemaakt; merkt op dat deze beoordeling een impact moet hebben op de begrotingsvoorstellen met betrekking tot marktmaatregelen;

15.  neemt er nota van dat de Commissie van mening is dat het "moeilijk, zo niet onmogelijk is om voor elk land afzonderlijk een raming te geven van de gemaakte kosten voor migranten/asielzoekers aangezien het beheer van migratiestromen uiteenlopende activiteiten omvat"[2]; wil daarom worden geïnformeerd over de wijze waarop de Commissie in het kader van resultaatgericht begroten nauwkeurige ramingen met betrekking tot dat beleidsgebied heeft kunnen opstellen en volgens welk criterium de toewijzing van de middelen uit het AMIF tot nu toe is bepaald in de verschillende lidstaten;

Financieringsinstrumenten

16.  wijst erop dat de programmaverklaring voor 2018 paragrafen bevat die verwijzen naar financieringsinstrumenten die worden gefinancierd door een specifiek programma, en neemt er nota van dat de Commissie van mening is dat die informatie niet de officiële rapportage vormt over de financieringsinstrumenten die uit de begroting van de Unie worden gefinancierd overeenkomstig artikel 140, lid 8, van het Financieel Reglement, aangezien de Commissie een afzonderlijk jaarverslag indient over de financieringsinstrumenten die overeenkomstig artikel 140, lid 8, van het Financieel Reglement door de algemene begroting worden ondersteund, en het recentste verslag, over 2015, op 24 oktober 2016 is gepubliceerd; verzoekt de Commissie volledige gegevens te verstrekken over de toewijzing van de financieringsinstrumenten en de tot dusver behaalde resultaten vanuit economisch, sociaal en milieuoogpunt, en wat het beoogde en daadwerkelijke hefboomeffect betreft;

17.  dringt er eens te meer bij de Commissie op aan de transparantie bij het gebruik van financieringsinstrumenten (FI's) te verbeteren, regelmatig verslag uit te brengen over de hefboomeffecten, de verliezen en de risico's, en een kosten-batenanalyse te presenteren van de FI's in vergelijking met directere vormen van projectfinanciering;

18.  stelt met zorg vast dat uit de EFSI-uitvoeringscijfers blijkt dat het merendeel van de investeringen in de vijf belangrijkste economieën van de Unie geconcentreerd is, hetgeen de strategische doelstellingen van de Unie met het oog op meer cohesie verder kan ondermijnen;

19.  is bezorgd over het feit dat trustfondsen en andere faciliteiten die aanzienlijke bijdragen uit de begroting van de Unie gebruiken, niet onder adequaat toezicht van het Parlement staan en geen rekenschap aan het Parlement afleggen, en dringt erop aan dat deze instrumenten meer rekenschap afleggen;

Brexit

20.  verzoekt de Commissie een gedetailleerde raming voor te leggen, met inbegrip van een toelichting van de methode voor de berekening van de kosten van het besluit van de Britse regering om uit de Europese Unie te stappen; verzoekt de Commissie voorts zo spoedig mogelijk te schetsen hoe zij van plan is het hoofd te bieden aan de combinatie van minder begrotingsinkomsten na de brexit en meer uitgaven voor posten zoals veiligheid en migratie.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

4.9.2017

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

19

1

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Jonathan Arnott, Inés Ayala Sender, Zigmantas Balčytis, Dennis de Jong, Tamás Deutsch, Martina Dlabajová, Raffaele Fitto, Luke Ming Flanagan, Ingeborg Gräßle, Cătălin Sorin Ivan, Jean-François Jalkh, Arndt Kohn, Claudia Schmidt, Bart Staes, Hannu Takkula, Indrek Tarand, Marco Valli, Derek Vaughan, Joachim Zeller

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Caterina Chinnici, Brian Hayes, Julia Pitera

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

19

+

ALDE

ECR

GUE/NGL

PPE

S&D

VERTS/ALE

Martina Dlabajová, Hannu Takkula

Raffaele Fitto

Luke Ming Flanagan, Dennis de Jong

Tamás Deutsch, Ingeborg Gräßle, Brian Hayes, Julia Pitera, Claudia Schmidt, Joachim Zeller

Inés Ayala Sender, Zigmantas Balčytis, Caterina Chinnici, Cătălin Sorin Ivan, Arndt Kohn, Derek Vaughan

Bart Staes, Indrek Tarand

1

-

ENF

Jean-François Jalkh

2

0

EFDD

Jonathan Arnott, Marco Valli

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

  • [1]  In zijn verslag over het geïntegreerd internecontrolekader van 3 juni 2013 vraagt het Parlement om een prestatiegebaseerd begrotingsmodel waarbij elke begrotingslijn vergezeld gaat van aan prestatie-indicatoren te meten doelstellingen en resultaten.
  • [2]  Antwoord op schriftelijke vraag 23 – hoorzitting van CONT met commissaris Avramopoulos van 29 november 2016.

ADVIES van de Commissie economische en monetaire zaken (7.9.2017)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018
(2017/2044(BUD))

Rapporteur voor advies: Markus Ferber

SUGGESTIES

De Commissie economische en monetaire zaken verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  wenst dat de begroting van de Unie voor 2018 bijdraagt aan de verwezenlijking van de in het Europees semester vastgestelde prioriteiten, met name toekomstgerichte investeringen opnieuw aanzwengelen, convergentie bevorderen, sociaal evenwichtige, duurzame en op groei gerichte structurele hervormingen doorvoeren om het concurrentievermogen te vergroten, en een verantwoord begrotingsbeleid voeren; benadrukt dat synergieën tussen de begroting van de Unie en de begrotingen van de lidstaten noodzakelijk zijn om de prioriteiten van het Europees semester te verwezenlijken;

2.  benadrukt het cruciale belang van het begrotingsonderdeel "Coördinatie van en toezicht op en communicatie over de Economische en Monetaire Unie inclusief de euro" als een technisch en communicatiemiddel voor een betere coördinatie van het economisch beleid, onder meer in het kader van het Europees semester, voor de bijdrage aan de op het Verdrag gebaseerde toezichtsverplichtingen en opmaak van kritieke gegevens, en voor ondersteuningsacties voor financiële bijstand, waardoor het bijdraagt aan de financiële stabiliteit binnen en buiten de Unie;

3.  benadrukt dat het noodzakelijk is het huidige debat over de toekomst van de EMU te ondersteunen door de vereiste instrumenten te financieren om te zorgen voor een breed debat met burgers en belanghebbenden;

4.  benadrukt dat het noodzakelijk is een reeks standaardgegevens te introduceren voor de registratie van, de verslaglegging over en het toezicht op de uitvoering van de nationale begrotingen en de begroting van de Unie, en voor de bijdrage die deze kunnen leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen die in het kader van de jaarlijkse groeianalyse en de landenspecifieke aanbevelingen zijn vastgesteld;

5.  is ingenomen met het feit dat in de begroting 2018 passende middelen zijn opgenomen ter ondersteuning van de Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA's); benadrukt dat de rol van de ETA's van essentieel belang is voor het bevorderen van de consistente toepassing van het recht van de Unie en een betere coördinatie tussen de nationale instanties, en voor het waarborgen van financiële stabiliteit, beter geïntegreerde financiële markten, consumentenbescherming en toezichtsconvergentie; benadrukt dat de ETA's zich in het belang van het zorgvuldig gebruik van hun begroting strikt moeten houden aan de hun door de Europese wetgever toegekende taken;

6.  is van mening dat de begroting van de ETA's nog altijd mogelijkheden tot rationalisering biedt; benadrukt daarom dat eventuele verhogingen van de middelen voor de ETA's gepaard moeten gaan met passende rationaliseringsmaatregelen;

7.  stelt voor dat, gezien het feit dat de werklast van de ETA's steeds meer verschuift van wetgevende taken naar toezichtsconvergentie en handhaving, de financiële en personele middelen van de ETA's intern worden herschikt; benadrukt dat de drie agentschappen passende middelen zullen moeten uittrekken om te analyseren welke gevolgen de brexit voor de toekomst van de financiële markten van de Unie zal hebben;

8.  benadrukt dat de ETA's ervoor moeten zorgen dat de gebruikte IT-systemen efficiënt, gebruiksvriendelijk, veilig en kosteneffectief zijn; pleit er daarom met het oog op verdere efficiëntiewinst voor een gemeenschappelijke administratieve organisatie te overwegen, bestaande uit een gemeenschappelijke IT-dienst en een gemeenschappelijke personeelsdienst;

9.  herhaalt dat de financiering van de ETA's moet worden herzien; roept de Commissie op in het kader van de komende herziening van de ETA's een voorstel in te dienen waarin passende en evenredige vaste vergoedingen voor marktdeelnemers worden onderzocht, die gedeeltelijk in de plaats komen van de bijdragen van de nationale bevoegde instanties, en waarbij de onafhankelijkheid van de ETA's niet in het gedrang komt; spoort de Commissie aan spoedig een voorstel voor de herziening van de ETA's in te dienen;

10.  benadrukt dat de kosten om de Europese Bankautoriteit (EBA) uit Londen weg te halen, moeten worden gedragen door het Verenigd Koninkrijk; wijst er evenwel op dat de Commissie toch in de nodige financiële toewijzingen moet voorzien voor het geval zij deze kosten zou moeten dragen;

11.  is van mening dat efficiëntie een doorslaggevend criterium moet zijn bij de besluitvorming over een nieuwe vestigingsplaats voor de EBA; verzoekt de Commissie in het kader van de komende herziening van de ETA's alle mogelijkheden te onderzoeken, met inbegrip van de structuur van de ETA's om dergelijke efficiëntieverbeteringen te verwezenlijken;

12.  wijst erop dat een aanzienlijk deel van de respectieve begrotingen van de ETA's wordt besteed aan de huur van kantoorruimte; merkt op dat de huurprijzen aanzienlijk verschillen tussen de ETA's; merkt op dat de huur van de Eiopa 29 EUR/m² per maand bedraagt, en die van de ESMA evenwel 52,5 EUR/m² per maand; wijst erop dat de kosten voor de huur van kantoorruimte zorgvuldig moeten worden overwogen bij de besluitvorming over de nieuwe vestigingsplaats van de EBA;

13.  benadrukt dat op het gebied van digitalisering van financiële diensten, met name met betrekking tot de "distributed ledger"-technologie (DLT), een verdere uitbouw van technische expertise nodig is om beter te kunnen reageren op mogelijke uitdagingen, en is daarom uitdrukkelijk voorstander van voortzetting van de financiering voor de horizontale taskforce "distributed ledger"-technologie; dringt verder aan op de ontwikkeling van praktijkvoorbeelden voor toepassingen bij de overheid om het innovatieve potentieel van de technologie te benutten;

14.  wijst erop dat moet worden voorzien in voldoende middelen ter ondersteuning van de actie van de Unie ter bestrijding van belastingfraude, belastingontduiking en agressieve fiscale planning, met name via een voorbereidende actie inzake capaciteitsopbouw, programmaontwikkeling en communicatie in het kader van de bestrijding van belastingontwijking, belastingontduiking en belastingfraude, die voortbouwt op het in 2016 gestarte proefproject;

15.  is van mening dat in het kader van de begroting van de Unie voor 2018 in meer middelen moet worden voorzien om een uitvoerige en objectieve beoordeling te verrichten van het risico dat derde landen vanwege hun strategische tekortkomingen veroorzaken op het gebied van de bestrijding van witwaspraktijken en financiering van terroristen, aan de hand van de criteria die zijn vastgesteld in artikel 9 van Richtlijn (EU) 2015/849, en om een lijst van rechtsgebieden met een "hoog risico" aan te leggen;

16.  is ingenomen met de bereidheid van Eurostat om zijn onlinegegevens gebruiksvriendelijker te maken en is bijgevolg van oordeel dat de vorig jaar ingestelde begrotingsreserve niet opnieuw moet worden toegepast; dringt er bij Eurostat op aan in het kader hiervan de eisen van de uitbreiding van het Europees statistisch programma voor 2018-2020 uit te voeren;

17.  verzoekt de Commissie de hervormingen van de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG) voort te zetten, met name wat zijn taken en bevoegdheden betreft, waarmee ook de invloed van de Unie in het proces van het vaststellen van internationale accountancynormen zal worden vergroot;

18.  benadrukt dat het belangrijk is ervoor te zorgen dat de Commissie haar initiatief voor de kapitaalmarktenunie voltooit, en dat de uitvoering van het actieplan inzake financiële diensten voor de consument wordt gewaarborgd, wat de consumenten, het bedrijfsleven en investeerders ten goede zal komen.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

4.9.2017

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

37

9

4

Bij de eindstemming aanwezige leden

Gerolf Annemans, Burkhard Balz, Pervenche Berès, Udo Bullmann, Esther de Lange, Markus Ferber, Jonás Fernández, Neena Gill, Roberto Gualtieri, Brian Hayes, Gunnar Hökmark, Danuta Maria Hübner, Cătălin Sorin Ivan, Petr Ježek, Othmar Karas, Wajid Khan, Philippe Lamberts, Werner Langen, Bernd Lucke, Olle Ludvigsson, Fulvio Martusciello, Marisa Matias, Gabriel Mato, Costas Mavrides, Bernard Monot, Luděk Niedermayer, Dimitrios Papadimoulis, Pirkko Ruohonen-Lerner, Anne Sander, Alfred Sant, Molly Scott Cato, Pedro Silva Pereira, Peter Simon, Kay Swinburne, Paul Tang, Ramon Tremosa i Balcells, Marco Valli, Jakob von Weizsäcker, Marco Zanni

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Enrique Calvet Chambon, Matt Carthy, Manuel dos Santos, Ashley Fox, Eva Joly, Paloma López Bermejo, Thomas Mann, Luigi Morgano, Lieve Wierinck

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Margot Parker, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

37

+

ALDE

Enrique Calvet Chambon, Petr Ježek, Ramon Tremosa i Balcells, Lieve Wierinck

ECR

Bernd Lucke, Pirkko Ruohonen-Lerner

PPE

Burkhard Balz, Markus Ferber, Brian Hayes, Gunnar Hökmark, Danuta Maria Hübner, Othmar Karas, Werner Langen, Thomas Mann, Fulvio Martusciello, Gabriel Mato, Luděk Niedermayer, Anne Sander, Esther de Lange, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska

S&D

Pervenche Berès, Udo Bullmann, Jonás Fernández, Roberto Gualtieri, Cătălin Sorin Ivan, Olle Ludvigsson, Costas Mavrides, Luigi Morgano, Alfred Sant, Pedro Silva Pereira, Peter Simon, Paul Tang, Manuel dos Santos, Jakob von Weizsäcker

Verts/ALE

Eva Joly, Philippe Lamberts, Molly Scott Cato

9

-

ECR

Ashley Fox

EFDD

Margot Parker

ENF

Gerolf Annemans, Bernard Monot, Marco Zanni

GUE/NGL

Matt Carthy, Paloma López Bermejo, Marisa Matias, Dimitrios Papadimoulis

4

0

ECR

Kay Swinburne

EFDD

Marco Valli

S&D

Neena Gill, Wajid Khan

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

ADVIES van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (31.8.2017)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018
(2017/2044(BUD))

Rapporteur voor advies: Deirdre Clune

SUGGESTIES

De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  herinnert eraan dat duurzame groei en investeringen cruciale factoren zijn voor het scheppen van fatsoenlijke banen die leiden tot hoogwaardige werkgelegenheid, en voor het vergroten van de welvaart voor allen; wijst er nogmaals op dat het noodzakelijk is de structuur- en investeringsfondsen effectiever te richten op de bevordering van slimme, duurzame en inclusieve groei, terugdringing van ongelijkheid en versterking van de opwaartse sociale convergentie; benadrukt in dit verband dat de EU-begroting financieel moet bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie op sociaal en werkgelegenheidsgebied;

2.  neemt nota van de door de Commissie voorgestelde algemene verhoging per jaar van de kredieten van rubriek 1 — Slimme en inclusieve groei (+2,5 % voor de vastleggingskredieten en +18,3 % voor de betalingskredieten); neemt voorts kennis van de in verhouding omvangrijkere verhogingen van rubriek 1b — Economische, sociale en territoriale samenhang (+2,4 % voor de vastleggingskredieten en +25,7 % voor de betalingskredieten);

3.  benadrukt dat deze extra middelen niet in strijd mogen zijn met het subsidiariteitsbeginsel, particuliere investeringen niet mogen verdringen en nationale maatregelen niet mogen vervangen;

4.  is bezorgd over het feit dat de vastleggingskredieten van de titel "Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie" met 8,85 % zijn verlaagd;

5.  is bezorgd over alle bezuinigingen die de Europese Raad heeft doorgevoerd in de titel "Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie"; wijst er in dit verband op dat wijzigingen ter vermindering van de begrotingsprogrammering voor de begrotingslijnen voor werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie moeten worden verworpen en dat er een juist evenwicht moet worden gevonden tussen vastleggings- en betalingskredieten om het potentieel van deze beleidsmaatregelen volledig te kunnen benutten;

6.  beklemtoont dat de begroting voor 2018 een sleutelrol moet vervullen bij het vergroten van de bijdrage van de Unie aan het verminderen van ongelijkheden en het tot stand brengen van groei en werkgelegenheid, met een sterke nadruk op het bestrijden van werkloosheid onder de groepen die het verst afstaan van de arbeidsmark en het bestrijden van armoede, met name kinderarmoede; dringt dan ook eens te meer aan op volledige tenuitvoerlegging van de begrotingslijnen voor werkgelegenheid en sociale zaken;

7.  herinnert eraan dat er in Europa twee miljoen ondernemingen in de sociale economie zijn, die werk bieden aan 14,5 miljoen personen en als doelstelling het leveren van een sociale, maatschappelijke of milieubijdrage aan het algemeen belang hebben; wijst erop dat zij bijdragen aan de werkgelegenheid, de sociale samenhang, de regionale en plattelandsontwikkeling, de bescherming van het milieu, de bescherming van de consument en het beleid op het gebied van landbouw, ontwikkeling in derde landen en sociale zekerheid in de EU; spoort de Commissie aan een adequaat gefinancierd actieplan van de Unie op te stellen dat de ondernemingen van de sociale economie in Europa ondersteunt en de maatschappelijke innovatie aanzwengelt; herinnert eraan dat sociale ondernemingen moeite hebben om de juiste financieringsmogelijkheden te vinden als gevolg van een gebrek aan kennis van de manier waarop zij functioneren en hun kleine omvang; benadrukt het belang van toereikende financiering via het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (COSME), het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling;

8.  herinnert eraan dat de jeugdwerkloosheid in de Unie nog steeds onaanvaardbaar hoog is en dat de situatie van werkloze jongeren, met name van personen die geen werk hebben en evenmin onderwijs of een opleiding volgen (NEET's), bijzonder zorgwekkend is; benadrukt dat het voor de aanpak van dit probleem van groot belang is te zorgen voor de passende en tijdige financiering van de jongerengarantie in het kader van het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (YEI) en het ESF; beklemtoont in deze context de noodzaak dat deze instrumenten tijdig van voldoende middelen worden voorzien, en benadrukt in het bijzonder het belang van de nieuwe financiering van 500 miljoen EUR voor het YEI die voor 2017 is overeengekomen, wijst ook op de verklaring van de Rekenkamer [1]dat het niet mogelijk is de situatie van alle jongeren die geen werk hebben en evenmin onderwijs of een opleiding volgen, aan te pakken met de middelen uit enkel de EU-begroting;

9.  herinnert aan het belang dat moet worden gezorgd voor financiering van het YEI van ten minste 700 miljoen EUR voor de periode 2018-2020, zoals overeengekomen in het kader van de tussentijdse herziening van het MFK, welk bedrag voor de jaren 2018, 2019 en 2020 in drie gelijke tranches van 233,33 miljoen EUR moet worden gesplitst, zoals in de ontwerpbegroting 2018 wordt voorgesteld; dringt tevens aan op voldoende betalingskredieten om te zorgen voor een correcte uitvoering van het YEI;

10.  herinnert eraan dat EURES een belangrijk instrument is ter verhoging van de arbeidsmobiliteit en tegelijkertijd de werkloosheid en het gebrek aan geschoolde arbeidskrachten in de Unie helpt aanpakken; merkt evenwel op dat het bestaan van EURES nog steeds weinig bekend is; benadrukt dat passende en tijdige financiering via EaSI van belang is om bewustmakingscampagnes in de Unie te financieren;

11.  onderstreept het belang van adequate middelen en een goed begrotingsbeheer van de programma's gefinancierd uit hoofde van het meerjarig financieel kader 2014-2020, die gericht zijn op de aanpak van werkloosheid, armoede en sociale uitsluiting, zoals het ESF, met inbegrip van het YEI, het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), de verschillende pijlers van het programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI), en het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD);

12.  herhaalt zijn verzoek om afdoende vastleggingskredieten en met name betalingskredieten op de begroting 2018 voor het Europees Sociaal Fonds (ESF) te waarborgen, aangezien voor het ESF een periode begint van intensieve tenuitvoerlegging en de betalingsverzoeken van de lidstaten zullen toenemen;

13.  is ingenomen met de voorgestelde verhogingen voor het EGF (+2 % per jaar voor de vastleggingskredieten van het maximaal beschikbare bedrag voor dit fonds) en FEAD (+1,9 % voor de vastleggingskredieten); is echter bezorgd over de voorgestelde verlaging van de betalingskredieten voor FEAD (-9,07 %), bovenop de verlaging van zijn ondersteunende uitgaven;

14.  merkt op dat de sociale dialoog een essentieel instrument is bij het waarborgen van duurzame groei, de verbetering van de arbeidsomstandigheden, het bewerkstelligen van een opwaartse convergentie en het vinden van een evenwicht tussen concurrentievermogen en rechtvaardigheid; betreurt het dan ook dat de Europese Raad wil bezuinigen op de begrotingslijnen voor de arbeidsverhoudingen en de sociale dialoog alsmede informatie, raadpleging en participatie van vertegenwoordigers van bedrijven;

15.  neemt kennis van de 72,8 miljoen EUR die de Commissie voorstelt voor de financiering van het Europees Solidariteitskorps (kredieten die in de reserve worden opgenomen totdat de basishandeling door de wetgever is goedgekeurd), waarvan 2,5 miljoen EUR in 2018 afkomstig zal zijn van de Progress-pijler van het EaSI en 11,1 miljoen EUR van herschikking van kredieten van het ESF en dientengevolge wordt overgeheveld van andere prioriteiten op het gebied van werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie; is van mening dat het ESK in plaats daarvan moet worden gefinancierd door gebruik te maken van alle financiële middelen die beschikbaar zijn uit hoofde van de huidige MFK-verordening.

16.  herinnert eraan dat het Parlement als medewetgever voor EU-programma's en als een van de twee takken van de begrotingsautoriteit tegenstander is van de herschikking van middelen van prioritaire programma's;

17.  juicht toe dat voor het korps in 2018 18,4 miljoen EUR vers geld is uitgetrokken; benadrukt echter dat de financiering van het Europees Solidariteitskorps geen verdere druk en negatieve gevolgen mag inhouden voor bestaande programma's die op werkgelegenheid, sociale inclusie, onderwijs en actief burgerschap gericht zijn, zoals Europa voor de burgers en Erasmus+, het programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie en uit het ESF gefinancierde projecten, en de werking van succesvolle bestaande programma's of maatregelen niet mag verstoren; spreekt zijn bezorgdheid daarom uit dat middelen worden verschoven van belangrijke programma’s zoals het ESF, Erasmus en Life;

18.  verwerpt de verlaging van de middelen voor het EU-OSHA-agentschap die door de Raad wordt voorgesteld en herhaalt dat deze voorgestelde verlaging absoluut moet worden verworpen;

19.  dringt erop aan dat de voorgestelde inkrimping van het personeel van EUROFOUND in 2018 bij wijze van uitzondering wordt uitgesteld;

20.  herhaalt dat proefprojecten (PP's) en voorbereidende acties (VA's) uiterst waardevolle instrumenten zijn om nieuwe activiteiten en beleidsmaatregelen op het gebied van werkgelegenheid en sociale inclusie te initiëren en dat meerdere ideeën van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken in het verleden met succes als proefproject of voorbereidende actie zijn uitgevoerd; moedigt aan dat de beschikbare marges in elke rubriek volledig worden gebruikt; verzoekt de Commissie het Parlement stelselmatig en uitgebreid te informeren over de verschillende uitvoeringsfasen van de proefprojecten en voorbereidende acties; verzoekt de Commissie bij de uitvoering van de PP's en VA's de inhoud ervan te eerbiedigen zoals die is overeengekomen en goedgekeurd door het Parlement en de Raad;

21.  stelt vast dat vijf proefprojecten een A- of een B-beoordeling hebben gekregen en dringt erop aan dat de begrotingsautoriteit deze in de begroting 2018 opneemt en dat de Commissie de projecten onverwijld uitvoert;

22.  wijst erop dat de toename van chronische en auto-immuunziekten in de Unie een ernstige bedreiging van de stelsels van gezondheidszorg en de arbeidsmarkt van de Unie vormt; benadrukt het belang van de financiering van onderzoek en de ontwikkeling van EU-actieplannen voor preventie en vroegtijdige diagnose van chronische en auto-immuunziekten evenals voor gezond ouder worden al vanaf de vroegste leeftijd;

23.  herinnert eraan dat het aantal zorgbehoevende personen toeneemt; 80 % van alle zorg wordt verleend door mantelzorgers, vooral vrouwen die zich om hun naasten bekommeren; wijst erop dat veel van hen minder gaan werken of zelfs hun baan opgeven vanwege hun vele verantwoordelijkheden als zorgverleners; benadrukt dat er ter ondersteuning van mantelzorgers het Europees netwerk van zorgverleners (Eurocarers) gefinancierd moet blijven worden en voorbeelden van optimale benaderingen in de verschillende lidstaten moeten worden uitgewisseld.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

30.8.2017

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

41

8

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Laura Agea, Tiziana Beghin, Brando Benifei, Vilija Blinkevičiūtė, Enrique Calvet Chambon, David Casa, Ole Christensen, Martina Dlabajová, Lampros Fountoulis, Elena Gentile, Arne Gericke, Czesław Hoc, Agnes Jongerius, Rina Ronja Kari, Jan Keller, Agnieszka Kozłowska-Rajewicz, Jérôme Lavrilleux, Patrick Le Hyaric, Jeroen Lenaers, Verónica Lope Fontagné, Javi López, Thomas Mann, Dominique Martin, Anthea McIntyre, Joëlle Mélin, Elisabeth Morin-Chartier, Emilian Pavel, Georgi Pirinski, Marek Plura, Terry Reintke, Robert Rochefort, Claude Rolin, Sven Schulze, Siôn Simon, Romana Tomc, Yana Toom, Ulrike Trebesius, Marita Ulvskog, Renate Weber, Tatjana Ždanoka, Jana Žitňanská

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Georges Bach, Deirdre Clune, Paloma López Bermejo, Edouard Martin, Anne Sander, Joachim Schuster, Neoklis Sylikiotis, Monika Vana, Theodoros Zagorakis, Flavio Zanonato

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

41

+

ALDE

Enrique Calvet Chambon, Martina Dlabajová, Robert Rochefort, Yana Toom, Renate Weber

GUE/NGL

Rina Ronja Kari, Patrick Le Hyaric, Paloma López Bermejo, Neoklis Sylikiotis

PPE

Georges Bach, David Casa, Deirdre Clune, Agnieszka Kozłowska-Rajewicz, Jérôme Lavrilleux, Jeroen Lenaers, Verónica Lope Fontagné, Thomas Mann, Elisabeth Morin-Chartier, Marek Plura, Claude Rolin, Anne Sander, Sven Schulze, Romana Tomc, Theodoros Zagorakis

S&D

Brando Benifei, Vilija Blinkevičiūtė, Ole Christensen, Elena Gentile, Agnes Jongerius, Jan Keller, Javi López, Edouard Martin, Emilian Pavel, Georgi Pirinski, Joachim Schuster, Siôn Simon, Marita Ulvskog, Flavio Zanonato

Verts/ALE

Terry Reintke, Monika Vana, Tatjana Ždanoka

8

-

ECR

Arne Gericke, Czesław Hoc, Anthea McIntyre, Ulrike Trebesius, Jana Žitňanská

ENF

Dominique Martin, Joëlle Mélin

NI

Lampros Fountoulis

2

0

EFDD

Laura Agea, Tiziana Beghin

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

  • [1]  http://www.eca.europa.eu/nl/Pages/NewsItem.aspx?nid=8265

ADVIES van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (31.8.2017)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018
(2017/2044(BUD))

Rapporteur voor advies: Adina-Ioana Vălean

SUGGESTIES

De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  wijst erop dat 19,5 % van de totale vastleggingskredieten in de ontwerpbegroting voor 2018 klimaatgerelateerd is en dat de begroting van de Unie, overeenkomstig de huidige tendens, slechts 18,8 % van het huidige MFK zou vertegenwoordigen; benadrukt dat alles in het werk moet worden gesteld om de doelstelling van 20 % te halen;

2.  brengt in herinnering dat er volgens de Europese Rekenkamer een ernstig risico bestaat dat de doelstelling om ten minste 20 % van de EU-begroting aan klimaatmaatregelen te besteden niet zal worden verwezenlijkt, terwijl uit cijfers van de Commissie blijkt dat de financieringspost voor klimaatmaatregelen tussen 2014 en 2016 gemiddeld slechts 17,6 % bedroeg; deelt de opvatting van de Rekenkamer dat de financiering van klimaatmaatregelen gedurende de resterende jaren van de huidige programmeringsperiode 2017-2020 naar gemiddeld 22 % moet worden verhoogd om tegen het einde van het jaar 2020 de doelstelling van 20 % te kunnen verwezenlijken; herinnert eraan dat Ecofin in maart 2017 de lidstaten eveneens heeft verzocht om gedurende de resterende jaren van de huidige MFK-periode een groter deel van de begroting van de Unie voor de financiering van klimaatmaatregelen te bestemmen, dit gezien de aanvullende verplichtingen waartoe zij zich tijdens COP21 in Parijs hebben verbonden;

3.  herhaalt dat de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie afhangt van de integratie van de klimaat- en hulpbronnenefficiëntie in alle beleidslijnen van de Unie; benadrukt andermaal dat de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs eveneens moeten worden ondersteund door de begroting van de Unie;

4.  is van mening dat de overgang naar een circulaire, koolstofarme economie niet in negatieve zin mag worden beïnvloed door projecten, zoals EFSI, die door de Unie worden gefinancierd; wijst erop dat een uitgebreide doorlichting van de begroting van de Unie dringend noodzakelijk is om eventuele bestedingen aan het licht te brengen die schadelijk zijn voor het milieu, met een strategie te komen om dergelijke leningen geleidelijk uit te faseren en zich tot een dergelijke strategie te verbinden;

5.  merkt op dat 8,2 % van de totale vastleggingskredieten erop gericht is de achteruitgang van de biodiversiteit te keren; wenst dat er voldoende middelen worden uitgetrokken voor de bescherming van de biodiversiteit;

6.  stelt vast dat de vastleggingskredieten voor het LIFE-programma met 29,1 miljoen EUR (+5,9 %) zijn verhoogd; betreurt dat het LIFE-programma slechts 0,3 % van de ontwerpbegroting voor 2018 vertegenwoordigt;

7.  is bezorgd dat de Commissie voornemens is 2 miljoen EUR van de in het kader van het Uniemechanisme voor civiele bescherming beschikbare financiële middelen en 1,5 miljoen EUR van de in het kader van het LIFE-programma beschikbare financiële middelen over te hevelen naar het Europees Solidariteitskorps; roept de Commissie op ervoor te zorgen dat de overheveling van financiële middelen van het Uniemechanisme voor civiele bescherming en het LIFE-programma naar het Europees Solidariteitskorps op generlei wijze ten koste gaat van de doeltreffende werking van deze programma's, noch een belemmering vormt of vertraging oplevert voor de diverse maatregelen en initiatieven die gepland zijn op het gebied van civiele bescherming, het milieu, de bescherming van de biodiversiteit en de aanpassing aan de klimaatverandering;

8.  vindt het zorgwekkend dat de LIFE-betalingen met 13,1 % worden verlaagd; waarschuwt voor de problemen die het uitblijven van betalingen met zich mee kan brengen;

9.  neemt kennis van de voorgestelde 66,4 miljoen EUR aan vastleggingskredieten (+2,9 %) en de voorgestelde 55,9 miljoen EUR aan betalingskredieten (-3,1 %) voor volksgezondheid; stelt tot zijn spijt vast dat dit slechts 0,04 % van de ontwerpbegroting voor 2018 en 1,5 % van rubriek 3 vertegenwoordigt (aan vastleggingskredieten);

10.  neemt kennis van de voorgestelde 286,7 miljoen EUR aan vastleggingskredieten (+11,9 %) en de voorgestelde 248,4 miljoen EUR aan betalingskredieten (+5,9 %) voor levensmiddelen en diervoeders; stelt tot zijn spijt vast dat dit slechts 0,18 % van de ontwerpbegroting voor 2018 en 7 % van rubriek 3 vertegenwoordigt (aan vastleggingskredieten);

11.  neemt kennis van de verhoging van de vastleggingskredieten voor het Uniemechanisme voor civiele bescherming (33,2 miljoen EUR; +7,2 %), een van de hoekstenen waarop de solidariteit van de Unie berust;

12.  is sterk gekant tegen de inkrimping van het personeel van het EEA (-3), het ECHA (-2), het ECDC (-2), de EFSA (-4) en het EMA (-5), welke hun werkzaamheden in negatieve zin zou kunnen beïnvloeden, aangezien deze agentschappen steeds meer taken en plichten krijgen; wenst dat aan hen voldoende personele en financiële middelen worden toegewezen; merkt bezorgd op dat de opgelegde personeelsinkrimping van de afgelopen jaren in het geval van met vergoedingen gefinancierde agentschappen, zoals het EMA, betrekking had op personeel dat zich bezighield met taken die niet vanuit de begroting van de Unie werden gefinancierd maar met vergoedingen van aanvragers; merkt op dat deze personeelsinkrimpingen zijn doorgevoerd zonder de extra werklast in acht te nemen die het toenemende aantal aanvragen met zich meebrengt en zonder rekening te houden met de overeenkomstige toename van de vergoedingen die aanvragers voor de diensten betalen, hetgeen een uitbreiding van het personeelsbestand mogelijk had kunnen maken die geen gevolgen zou hebben gehad voor de begroting van de Unie;

13.  brengt met name in herinnering dat het EEA de Unie bijstaat bij het nemen van geïnformeerde beslissingen met betrekking tot de verbetering van het milieu, waarbij milieuoverwegingen in economisch beleid worden geïntegreerd en wordt toegewerkt naar duurzaamheid, en dat de Commissie in het licht van het klimaat- en energiebeleid van de Unie voor 2030 heeft voorgesteld de werkzaamheden van het EEA uit te breiden met nieuwe taken in verband met het beheer van de energie-unie, zonder het personeelsbestand dienovereenkomstig uit te breiden;

14.  wijst er in het bijzonder op dat het EMA, ten gevolge van het besluit van het VK om de Unie te verlaten, in 2018 te maken zal krijgen met een toename van de werklast en de budgettaire behoeften; verzoekt de Commissie in 2018 aanvullend personeel en extra begrotingsmiddelen beschikbaar te stellen, teneinde ervoor te zorgen dat dit agentschap zijn taken op een efficiënte manier kan blijven vervullen en de nodige activiteiten kan ontplooien om zich voor te bereiden op zijn verhuizing in 2019; stelt derhalve voor dat het EMA, in het kader van goed financieel beheer, een begrotingsreserve beschikbaar mag houden om in te spelen op eventuele onvoorziene kosten die in 2018 of daarna zouden kunnen ontstaan, bijvoorbeeld ten gevolge van ongunstige wisselkoersschommelingen;

15.  dringt bij de Commissie aan op een snelle tenuitvoerlegging van proefprojecten en voorbereidende acties (PP's en VA's) en wenst dat de Commissie lopende en nieuwe proefprojecten blijvend ondersteunt;

16.  herinnert eraan dat gedurende de gehele looptijd van PP's en VA's voldoende financiering beschikbaar moet zijn, zodat hun potentieel tot volledige ontplooiing kan worden gebracht.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

31.8.2017

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

51

11

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Marco Affronte, Pilar Ayuso, Zoltán Balczó, Catherine Bearder, Ivo Belet, Simona Bonafè, Paul Brannen, Nessa Childers, Birgit Collin-Langen, Mireille D’Ornano, Miriam Dalli, Seb Dance, Angélique Delahaye, Mark Demesmaeker, Stefan Eck, Bas Eickhout, Karl-Heinz Florenz, Francesc Gambús, Elisabetta Gardini, Gerben-Jan Gerbrandy, Arne Gericke, Jens Gieseke, Julie Girling, Françoise Grossetête, Anneli Jäätteenmäki, Jean-François Jalkh, Benedek Jávor, Karin Kadenbach, Kateřina Konečná, Urszula Krupa, Jo Leinen, Peter Liese, Susanne Melior, Massimo Paolucci, Gilles Pargneaux, Piernicola Pedicini, Bolesław G. Piecha, Frédérique Ries, Davor Škrlec, Claudiu Ciprian Tănăsescu, Ivica Tolić, Estefanía Torres Martínez, Damiano Zoffoli

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Nicola Caputo, Albert Deß, Jørn Dohrmann, Herbert Dorfmann, Christofer Fjellner, Luke Ming Flanagan, Stefano Maullu, Gesine Meissner, Joëlle Mélin, James Nicholson, Younous Omarjee, Marijana Petir, Stanislav Polčák, Christel Schaldemose, Tibor Szanyi, Keith Taylor, Tiemo Wölken, Carlos Zorrinho

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Jonathan Bullock, Olle Ludvigsson

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

51

+

ALDE

Catherine Bearder, Gerben-Jan Gerbrandy, Anneli Jäätteenmäki, Gesine Meissner, Frédérique Ries

GUE/NGL

Stefan Eck, Luke Ming Flanagan, Kateřina Konečná, Younous Omarjee, Estefanía Torres Martínez

NI

Zoltán Balczó

PPE

Pilar Ayuso, Ivo Belet, Birgit Collin-Langen, Angélique Delahaye, Albert Deß, Herbert Dorfmann, Christofer Fjellner, Karl-Heinz Florenz, Francesc Gambús, Elisabetta Gardini, Jens Gieseke, Françoise Grossetête, Peter Liese, Stefano Maullu, Marijana Petir, Stanislav Polčák, Ivica Tolić

S&D

Simona Bonafè, Paul Brannen, Nicola Caputo, Nessa Childers, Miriam Dalli, Seb Dance, Karin Kadenbach, Jo Leinen, Olle Ludvigsson, Susanne Melior, Massimo Paolucci, Gilles Pargneaux, Christel Schaldemose, Tibor Szanyi, Claudiu Ciprian Tănăsescu, Tiemo Wölken, Damiano Zoffoli, Carlos Zorrinho

VERTS/ALE

Marco Affronte, Bas Eickhout, Benedek Jávor, Davor Škrlec, Keith Taylor

11

-

ECR

Mark Demesmaeker, Jørn Dohrmann, Arne Gericke, Julie Girling, Urszula Krupa, James Nicholson, Bolesław G. Piecha

EFDD

Jonathan Bullock

ENF

Mireille D'Ornano, Jean-François Jalkh, Joëlle Mélin

1

0

EFDD

Piernicola Pedicini

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

ADVIES van de Commissie industrie, onderzoek en energie (10.10.2017)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018
(2017/2044(BUD))

Rapporteur voor advies: Jerzy Buzek

SUGGESTIES

De Commissie industrie, onderzoek en energie verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  verwerpt de door de Raad voorgestelde bezuinigingen van 4,5 % op de vastleggingskredieten en van 1,4 % op de betalingskredieten ten opzichte van het voorstel van de Commissie voor de begrotingsonderdelen met betrekking tot industrie, onderzoek en energie in rubriek 1a van de Uniebegroting 2018; neemt kennis van de verhoging van de vastleggingskredieten met 5,5 % en van de betalingskredieten met 5,3 % ten opzichte van de begroting 2017 voor de begrotingsonderdelen met betrekking tot industrie, onderzoek en energie in rubriek 1a van de Uniebegroting 2018; is ingenomen met het feit dat de Commissie ervoor heeft gezorgd dat de begroting 2018 gericht is op het succes van de jonge generaties en op het scheppen van stabiele, kwalitatief hoogwaardige banen; wijst op de door de Commissie voorgestelde nieuwe, grotere steun voor jonge onderzoekers; keurt de bezuinigingen van de Raad op de financiering van de ondernemerschapsprogramma's van het EIT in dit verband af;

2.  betreurt ten zeerste de aanzienlijke bezuinigingen van de Raad van 0,5 miljard EUR op de vastleggingskredieten en van 120 miljoen EUR op de betalingskredieten met betrekking tot het gemeenschappelijk strategisch kader voor onderzoek en innovatie, welke een uiterst negatief effect op Horizon 2020 zullen hebben; wijst erop dat deze bezuinigingen worden voorgesteld ondanks het huidige gebrek aan investeringen in onderzoek en ontwikkeling van circa 150 miljard EUR per jaar; is derhalve voornemens de door de Raad voorgestelde bezuinigingen volledig terug te draaien; is bezorgd over het feit dat onvoldoende financiering voor Horizon 2020 heeft geleid tot een laag slaagpercentage voor aanvragen; verzoekt de Commissie de onderverdeling van de begroting van Horizon 2020 te eerbiedigen, zoals omschreven in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1291/2013;

3.  dringt aan op het herstel van het oorspronkelijke jaarlijkse profiel van de begrotingsonderdelen voor Horizon 2020 en de CEF, die werden gekort om te voorzien in het garantiefonds van het EFSI, onder meer door alle beschikbare financiële middelen in het kader van de bestaande MFK-verordening te gebruiken; herinnert eraan dat het Parlement tijdens de onderhandelingen over het EFSI erop heeft aangedrongen de negatieve gevolgen voor deze twee programma's zo veel mogelijk te beperken; is bezorgd over het feit dat de voorgestelde uitbreiding van het EFSI Horizon 2020 en de CEF opnieuw kan verzwakken;

4.  wijst erop dat de doelstellingen van de energie-unie en de Europese klimaatdoelstellingen tot de belangrijkste huidige wetgevingsprioriteiten behoren; verzoekt de Commissie te voorzien in de nodige financiële middelen voor investeringen op dat gebied; is van mening dat moet worden gezorgd voor de noodzakelijke middelen voor CEF-Energie, teneinde de verdieping van een geïntegreerde EU-energiemarkt te verwezenlijken, en is bezorgd over de door de Raad voorgestelde bezuinigingen op de vastleggings- en betalingskredieten van CEF-Energie;

5.  benadrukt dat de doelstellingen van de digitale eengemaakte markt moeten worden verwezenlijkt teneinde digitale inclusie tot stand te brengen ten behoeve van de EU-economie, de openbare sector en de burgers van de Unie, en dat wetgevingsinitiatieven zoals de WiFi4EU-regeling van essentieel belang zijn om dit te bereiken; dringt er bij de Commissie op aan te voorzien in toereikende financiering voor de desbetreffende begrotingsonderdelen en haar toezegging inzake investeringen in de WiFi4EU-regeling tussen 2017 en 2020 na te komen;

6.  dringt erop aan dat het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) van voldoende financiële en personele middelen wordt voorzien om de uitbreiding van zijn mandaat aan te kunnen; merkt voorts op dat de financiële middelen en het aantal extra ambten voor het Europees GNSS-Agentschap, ter vervulling van zijn mandaat en ter ondersteuning van het goede en doeltreffende beheer van Galileo in de toekomst, alsook voor het Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging en het Europees Instituut voor innovatie en technologie ontoereikend blijven om de nieuwe taken die hen door de wetgeving van de Unie zijn toegewezen, te kunnen uitvoeren;

7.  is zich bewust van het grote belang van de begrotingsonderdelen inzake maatschappelijke uitdagingen, en meer in het bijzonder het begrotingsonderdeel voor de verbetering van gezondheid en welzijn gedurende het hele leven, die ten doel hebben de levensstandaard in de Unie te verbeteren; spoort de Commissie aan te blijven voorzien in toereikende financiering voor dergelijke doelstellingen en betreurt de door de Raad voorgestelde bezuinigingen;

8.  onderstreept dat kmo's een essentieel onderdeel van de economie van de Unie vormen, aangezien zij in de Unie voor veel banen zorgen, en acht het noodzakelijk een kmo-vriendelijk ondernemingsklimaat te bewerkstelligen en kmo-clusters en -netwerken te ondersteunen; is ingenomen met de door de Commissie voorgestelde verhoging van de middelen voor het kmo-instrument en de verlenging van het EFSI; neemt niettemin met grote bezorgdheid kennis van de door de Commissie voorgestelde bezuinigingen op COSME en de door de Raad voorgestelde bezuinigingen op het kmo-instrument, aangezien hiermee een tegenstrijdig signaal aan Europese bedrijven wordt afgegeven;

9.  neemt kennis van de voorbereidende actie inzake defensie; benadrukt echter dat aan dergelijke activiteiten verse middelen moeten worden toegewezen, gezien de aanzienlijke gevolgen ervan voor de Uniebegroting; onderstreept dat het onderzoeksonderdeel aanvullende financiering moet krijgen in het kader van het MFK voor de periode na 2020; is bezorgd over de vervroegde terbeschikkingstelling van middelen voor CEF-Energie, teneinde in 2019-2020 middelen vrij te maken voor, bijvoorbeeld, EU-defensie;

10.  neemt kennis van de verhoging van middelen voor de bijstandsprogramma's voor de ontmanteling van nucleaire installaties; erkent de noodzaak van financiële bijstand voor de ontmanteling van nucleaire installaties, maar betreurt de vertraging waarmee deze programma's worden uitgevoerd; dringt er bij de Commissie op aan om, gezien deze vertraging, te voorzien in een onderbouwde en redelijke verhoging van de middelen;

11.  benadrukt dat het verzuim van de Unie om haar juridische en politieke verbintenissen inzake betalingskredieten na te komen haar betrouwbaarheid ernstige schade kan toebrengen, en grote negatieve gevolgen kan hebben voor het vertrouwen dat de instellingen van de Unie hun rol kunnen vervullen.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

2.10.2017

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

46

7

7

Bij de eindstemming aanwezige leden

Nikolay Barekov, Nicolas Bay, Bendt Bendtsen, Xabier Benito Ziluaga, José Blanco López, David Borrelli, Jonathan Bullock, Cristian-Silviu Buşoi, Edward Czesak, Jakop Dalunde, Pilar del Castillo Vera, Fredrick Federley, Adam Gierek, Theresa Griffin, Rebecca Harms, Hans-Olaf Henkel, Kaja Kallas, Barbara Kappel, Krišjānis Kariņš, Seán Kelly, Jaromír Kohlíček, Peter Kouroumbashev, Zdzisław Krasnodębski, Miapetra Kumpula-Natri, Christelle Lechevalier, Janusz Lewandowski, Paloma López Bermejo, Edouard Martin, Angelika Mlinar, Csaba Molnár, Nadine Morano, Dan Nica, Aldo Patriciello, Miroslav Poche, Michel Reimon, Massimiliano Salini, Algirdas Saudargas, Sven Schulze, Neoklis Sylikiotis, Dario Tamburrano, Patrizia Toia, Evžen Tošenovský, Claude Turmes, Vladimir Urutchev, Kathleen Van Brempt, Henna Virkkunen, Martina Werner, Lieve Wierinck, Anna Záborská, Carlos Zorrinho

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Pilar Ayuso, Pervenche Berès, Michał Boni, Jens Geier, Françoise Grossetête, Werner Langen, Olle Ludvigsson, Răzvan Popa, Dennis Radtke

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Claudia Schmidt

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

46

+

ALDE

Angelika Mlinar, Fredrick Federley, Kaja Kallas, Lieve Wierinck

ECR

Edward Czesak, Evžen Tošenovský, Hans-Olaf Henkel, Nikolay Barekov, Zdzisław Krasnodębski

PPE

Aldo Patriciello, Algirdas Saudargas, Anna Záborská, Bendt Bendtsen, Claudia Schmidt, Cristian-Silviu Buşoi, Dennis Radtke, Françoise Grossetête, Henna Virkkunen, Janusz Lewandowski, Krišjānis Kariņš, Michał Boni, Massimiliano Salini, Nadine Morano, Pilar Ayuso, Pilar del Castillo Vera, Seán Kelly, Sven Schulze, Vladimir Urutchev, Werner Langen

S&D

Adam Gierek, Carlos Zorrinho, Csaba Molnár, Dan Nica, Edouard Martin, Jens Geier, José Blanco López, Kathleen Van Brempt, Martina Werner, Miapetra Kumpula-Natri, Miroslav Poche, Olle Ludvigsson, Patrizia Toia, Pervenche Berès, Peter Kouroumbashev, Răzvan Popa, Theresa Griffin

7

-

EFDD

Jonathan Bullock

ENF

Christelle Lechevalier, Nicolas Bay

Verts/ALE

Claude Turmes, Jakop Dalunde, Michel Reimon, Rebecca Harms

7

0

EFDD

Dario Tamburrano, David Borrelli

ENF

Barbara Kappel

GUE/NGL

Jaromír Kohlíček, Neoklis Sylikiotis, Paloma López Bermejo, Xabier Benito Ziluaga

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

ADVIES van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (20.7.2017)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018
(2017/2044(BUD))

Rapporteur voor advies: Daniel Dalton

SUGGESTIES

De Commissie interne markt en consumentenbescherming verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  wijst erop dat de Commissie interne markt en consumentenbescherming (IMCO) in de begrotingsprocedure bevoegd is voor begrotingslijnen in titel 2 (interne markt, industrie, ondernemerschap en midden- en kleinbedrijf), titel 14 (belastingen en douane-unie) en titel 33 (justitie en consumentenzaken);

2.  is van mening dat een goed functionerende, sterk geïntegreerde en eengemaakte interne markt met een gunstig klimaat voor consumenten en kmo's de hoeksteen vormt voor meer concurrentievermogen van de Unie, en benadrukt dat voor de overgang naar het digitale tijdperk in passende begrotingsmiddelen moet worden voorzien, in het bijzonder voor kmo's;

3.  is ervan overtuigd dat het consumentenbeleid een van de belangrijkste horizontale prioriteiten van de Unie is en dat de begroting voor dit beleidsterrein dit moet weerspiegelen; verzoekt de Commissie alles in het werk te stellen om te zorgen voor meer voorlichting en een groter bewustzijn inzake het consumentenbeleid, productveiligheid en markttoezicht, in het bijzonder op de digitale eengemaakte markt, en de consumentenbelangen in al het beleid van de Unie te integreren;

4.  is ingenomen met het feit dat in het kader van de begrotingsprocedure 2018 rekening is gehouden met de belangrijkste prioriteiten van IMCO op gebieden zoals de douane-unie, consumentenbescherming, concurrentievermogen en de interne markt voor goederen en diensten, en dat daarbij in adequate vastleggingskredieten is voorzien;

5.  merkt op dat de betalingskredieten voor de begrotingsonderdelen die onder de bevoegdheid van IMCO vallen, in het algemeen met 15 % zijn gedaald, en verwacht dat deze daling enkel voortspruit uit een adequate planning van het tijdschema voor de betalingen door de Commissie voor lopende contracten en dat de voorziene kredieten zullen volstaan om alle betalingen in 2018 te verrichten;

6.  is ingenomen met de kredieten voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kmo's omdat dit één van de prioriteiten is om ondernemerschap te ondersteunen en duurzame groei en nieuwe banen te bevorderen; benadrukt dat efficiënte financiering voor innovatie, schaalvergroting, internationalisering en toegang tot markten van derde landen noodzakelijk is om het internationale concurrentievermogen van ondernemingen in de Unie te vergroten;

7.  is ingenomen met de verhoging van de vastleggingskredieten op begrotingslijn 02 02 01 "Ondernemerschap bevorderen en het concurrentievermogen en de toegang tot markten van ondernemingen in de Unie verbeteren", maar is niettemin bezorgd over de verlaging van de betalingskredieten op deze begrotingslijn omdat kmo's nog steeds problemen ondervinden op die terreinen van de reële economie; benadrukt dat voldoende financiële steun voor micro-ondernemingen, ondernemers en kmo's een topprioriteit voor de Unie moet zijn; benadrukt dat het waarborgen van goede toegang tot financiering van cruciaal belang is om kmo's concurrentieel te houden en hen te helpen uitdagingen aan te pakken op het gebied van toegang tot de interne markt en de wereldmarkt;

8.  is ingenomen met de toewijzing van middelen voor de modernisering van de douane-unie, ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het douanewetboek van de Unie en van de ontwikkeling van de e-Douane, omdat dit een van de prioritaire terreinen is voor een betere werking van de interne markt; benadrukt dat de volledige en uniforme tenuitvoerlegging van het wetboek van essentieel belang is voor de bescherming van de burgers en de financiële belangen van de Unie, en verzoekt de Commissie en de lidstaten te voldoen aan de uiterste termijn van 31 december 2020 voor de overgangsmaatregelen van artikel 278 van het wetboek om een volledige tenuitvoerlegging van het wetboek te waarborgen;

9.  is ingenomen met de toewijzingen voor begrotingslijn 33 04 01 "Vrijwaring van de belangen en verbetering van de veiligheid en de voorlichting van consumenten" omdat het consumentenbeleid een van de belangrijkste beleidsterreinen van de Unie is;

10.  dringt aan op de financiering van alle proefprojecten, en met name van de nieuwe proefprojecten "Digitale vaardigheden voor startende ondernemingen in de EU" om bij te dragen aan innovatie en de grensoverschrijdende handel, en "Beoordeling van vermeende verschillen in de kwaliteit van producten die in de interne markt worden verkocht", dat een oplossing moet bieden voor de bekommernissen van consumenten over de mogelijke verschillen in de kwaliteit van producten van hetzelfde merk en met dezelfde verpakking in de interne markt, en dringt tevens aan op de voortzetting van het proefproject "Initiatief bewustmaking over algoritmen" tot uitvoering van een aantal gerichte grondige prototypes van benaderingen en beleidsoplossingen die geschikt zijn om de complexiteit van de uitdagingen aan te pakken als gevolg van algoritmische besluitvorming op de korte en de langere termijn.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

13.7.2017

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

30

4

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Carlos Coelho, Daniel Dalton, Nicola Danti, Pascal Durand, Ildikó Gáll-Pelcz, Evelyne Gebhardt, Maria Grapini, Sergio Gutiérrez Prieto, Robert Jarosław Iwaszkiewicz, Liisa Jaakonsaari, Morten Løkkegaard, Marlene Mizzi, Virginie Rozière, Christel Schaldemose, Olga Sehnalová, Jasenko Selimovic, Ivan Štefanec, Catherine Stihler, Mylène Troszczynski, Anneleen Van Bossuyt, Marco Zullo

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Jan Philipp Albrecht, Birgit Collin-Langen, Edward Czesak, Dariusz Rosati, Adam Szejnfeld, Marc Tarabella

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Andrea Bocskor, David Coburn, Jan Huitema, Seán Kelly, Andrey Kovatchev, Bogdan Brunon Wenta, Marco Zanni

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

30

+

ALDE

Jan Huitema, Morten Løkkegaard, Jasenko Selimovic

ECR

Edward Czesak, Daniel Dalton, Anneleen Van Bossuyt

EFDD

Marco Zullo

PPE

Andrea Bocskor, Carlos Coelho, Birgit Collin-Langen, Ildikó Gáll-Pelcz, Seán Kelly, Andrey Kovatchev, Dariusz Rosati, Ivan Štefanec, Adam Szejnfeld, Bogdan Brunon Wenta

S&D

Nicola Danti, Evelyne Gebhardt, Maria Grapini, Sergio Gutiérrez Prieto, Liisa Jaakonsaari, Marlene Mizzi, Virginie Rozière, Christel Schaldemose, Olga Sehnalová, Catherine Stihler, Marc Tarabella

VERT/ALE

Jan Philipp Albrecht, Pascal Durand

4

-

EFDD

David Coburn, Robert Jarosław Iwaszkiewicz

ENF

Mylène Troszczynski, Marco Zanni

0

0

 

 

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

ADVIES van de Commissie vervoer en toerisme (31.8.2017)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018
(2017/2044(BUD))

Rapporteur voor advies: Evžen Tošenovský

SUGGESTIES

De Commissie vervoer en toerisme verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  benadrukt dat de middelen voor vervoer en toerisme in overeenstemming moeten zijn met het belang en de bijdrage van deze sectoren aan economische groei, duurzame ontwikkeling, de belangen van gebruikers en hoogwaardige werkgelegenheid in de Unie; betreurt in dit verband dat de begrotingsonderdelen met betrekking tot de vervoerssector in rubriek 1a door de Raad zijn verlaagd, en wenst dat hun oorspronkelijke niveau wordt hersteld;

2.  wijst eens te meer op het belang van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (CEF) voor de voltooiing van het TEN-V-netwerk en voor de totstandbrenging van een interne Europese vervoersruimte; benadrukt dat de verlaging van de middelen voor de CEF die in het verleden is doorgevoerd om het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) te financieren, in de toekomst moet worden voorkomen; betreurt dat het niet mogelijk is geweest een volledige invordering van de middelen voor het CEF te bereiken; verzoekt de Commissie nieuwe initiatieven en financiële regels te ontwikkelen die van toepassing zijn op combinaties van subsidies van CEF-Vervoer en financiering uit het EFSI;

3.  is van mening dat de CEF een cruciaal instrument met een aanzienlijke meerwaarde voor de Unie is om het vervoersnetwerk in de hele Unie te optimaliseren, waarbij nieuwe en bestaande vervoersinfrastructuur op elkaar wordt aangesloten en/of gemoderniseerd en de interoperabiliteit van vervoersdiensten wordt gewaarborgd; is van mening dat de nodige middelen moeten worden gewaarborgd om de primaire doelstellingen van CEF-Vervoer, gericht op de kern van het netwerk, te verwezenlijken; onderstreept de noodzaak van een betere coördinatie tussen de lidstaten om te zorgen voor consistentie tussen grensoverschrijdende projecten die deel uitmaken van cruciale infrastructuur voor weg-, spoor- en luchtvervoer; benadrukt bovendien dat het van belang is specifieke plannen te financieren voor de renovatie van infrastructuur die gevoeliger is voor slijtage, zoals bruggen en tunnels; onderstreept het belang van investeringen in regionale luchthavens als een katalysator voor efficiëntie en productiviteit van ondernemingen en regionale economische ontwikkeling;

4.  benadrukt dat de hogesnelheidsspoorwegprojecten die westelijke en oostelijke delen van Europa met elkaar verbinden verder moeten worden ondersteund; wijst eens te meer op het belang van het realiseren van ontbrekende schakels bij ontmantelde regionale grensoverschrijdende spoorwegverbindingen en van de vernieuwing en instandhouding van bestaande vervoersinfrastructuur, wat moet zorgen voor een betere samenwerking tussen de lidstaten en/of derde landen, zoals de instelling van de macroregio rond de Zwarte Zee; is ingenomen met de aanpak van de Commissie om het herstel van regionale grensoverschrijdende spoorwegverbindingen die zijn ontmanteld of in onbruik geraakt, te medefinancieren; wijst erop dat geoptimaliseerde infrastructuur van cruciaal belang is voor de ontwikkeling van de "achterstandsregio's" van de Unie, en verzoekt de Commissie specifieke begrotingsinstrumenten te ontwikkelen om deze te ondersteunen; moedigt de lidstaten, grensoverschrijdende regio's en de Commissie aan deze bottom-up projecten verder te intensiveren;

5.  is van mening dat, in het licht van de recente initiatieven van de Commissie en de Europese Investeringsbank (EIB) om prioriteit te verlenen aan leningen en nieuwe financiële instrumenten, het belangrijk is te voorzien in voldoende middelen voor subsidies, aangezien subsidies een essentieel financieringsinstrument blijven in de vervoerssector, in het bijzonder voor infrastructuur- en andere projecten, met name die waar een gebrek aan particuliere investeringen wordt verwacht; herinnert eraan dat het, om de doelstellingen van het TEN-V-programma te behalen, van cruciaal belang is dat projecten met een hoog technologisch gehalte, zoals het Europees beheersysteem voor het spoorverkeer (ERTMS), voldoende middelen toebedeeld krijgen, onder meer door kansen van via de EFSI-regeling tot stand gebrachte publiek-private partnerschappen te benutten om de nodige volumes voor de rest van het huidige meerjarig financieel kader (MFK) te verkrijgen; wijst niettemin op het belang van synergieën tussen verschillende financieringsregelingen zoals CEF, EFSI en ESIF om een maximale impact van de EU-middelen te bewerkstelligen;

6.  verzoekt de Commissie een verslag in te dienen over de tenuitvoerlegging en het opnameniveau van structuur- en cohesiefondsen in infrastructuurprojecten, waarin wordt gespecificeerd welke fondsen bijdragen aan de kern van het netwerk, de corridors en het netwerk in zijn geheel; eist dat de Commissie jaaroverzichten van alle door de EU medegefinancierde concrete vervoers- en toerismeprojecten aan het Parlement en de Raad overlegt, met inbegrip van gedetailleerde gegevens over de betreffende bedragen; verzoekt de Commissie tevens in het licht van het onlangs gepubliceerde mobiliteitspakket een overzicht van de bestaande en geplande veilige en beveiligde parkeerplaatsen voor vrachtwagenchauffeurs te presenteren; verzoekt de Commissie kostenramingen te presenteren voor de vernieuwing van bestaande veilige en beveiligde parkeerplaatsen en de aanleg van nieuwe veilige en beveiligde parkeerplaatsen om te verkennen welke opties voor financieringsregelingen op Europees niveau mogelijk zijn;

7.  onderstreept het belang van de COP21-vervoersdoelstellingen als het gaat om het bestrijden van de klimaatverandering; benadrukt dat er financiële middelen beschikbaar moeten worden gesteld om de verschuiving van het wegvervoer naar duurzame vervoerswijzen (spoorvervoer, vervoer over het water en over de binnenwateren) te waarborgen, multimodale verbindingen te optimaliseren en over te stappen op digitale vervoersdiensten; herhaalt het belang van de versterking van een koolstofarme vervoerseconomie door de ontwikkeling van spoorwegcorridors voor goederenvervoer, een cruciaal element voor de verschuiving van goederenvervoer van de weg naar het spoor en voor de verbetering van de duurzaamheid van het spoorwegvervoer; is van mening dat het ERTMS moet worden uitgerold om de voordelen van interoperabiliteit in de Europese spoorwegruimte zoveel mogelijk te benutten; moedigt de lidstaten aan te investeren in slim, duurzaam en geïntegreerd openbaar vervoer; adviseert tevens om aandacht te laten uitgaan naar de vermindering van geluidsoverlast in het vervoer, zodat er een kwalitatief hoogwaardige omgeving kan worden geboden aan de burgers; moedigt de Commissie aan projecten te financieren en te ondersteunen die de binnenvaart ontwikkelen en verbeteren, zoals het baggeren en saneren van de Donau;

8.  benadrukt de cruciale rol van het Europees wereldwijd satellietnavigatiesysteem (GNSS) – Galileo en Egnos – voor het vervoerssysteem, met name op het gebied van veiligheid, ook in de luchtvaart en het weg-, spoor- en maritiem vervoer, alsook voor de ontwikkeling en exploitatie van multimodale, autonome vervoerssystemen; herhaalt het belang van voldoende financiële ondersteuning van downstream- en upstreamtoepassingen binnen de begrotingen voor Europese GNSS-programma's en Horizon 2020; betreurt de verlaging met 9,6 % van de middelen voor de Europese GNSS-programma's – Galileo en Egnos; dringt erop aan de begrotingsonderdelen voor de Europese ruimtevaartprogramma's, die volgens de gemaakte afspraken verder moeten worden verlaagd met 5 %, op hun oorspronkelijke niveau te herstellen en de ruimtevaartprogramma's passend te blijven financieren, waarbij de kosten niet mogen worden onderschat;

9.  verzoekt de Commissie de financiering voor de ontwikkeling en levering van mondiale satellietnavigatie-infrastructuur en ‑diensten voor Galileo en Egnos te waarborgen; wijst eens te meer op het belang om voor 2018 voldoende middelen toe te wijzen aan Galileo en Egnos om spoedig ononderbroken GNSS-diensten te waarborgen voor slimme wegen en verbonden voertuigen, evenals intelligente systemen voor vloot-, vracht- en verkeersbeheer, zoals het luchtverkeersbeheerssysteem (ATM), ERTMS en eCall; is van mening dat de nodige financiering aan Egnos moet worden toebedeeld om de dekking van Egnos uit te breiden naar in eerste instantie Zuidoost- en Oost-Europa en vervolgens Afrika en het Midden-Oosten, en om de nodige stations voor afstandsbepaling en integriteitsbewaking (RIMS) en hun interconnectie met het systeem te realiseren;

10.  wijst op de cruciale taken van het Europees GNSS-Agentschap (GSA) met betrekking tot Galileo en Egnos, en erkent tevens de bijdrage van het GSA aan het concurrentievermogen en de technologische innovatie van de Unie; is bezorgd over het feit dat de aan het GSA toegewezen middelen ontoereikend zijn voor de uitvoering van zijn mandaat, en is van mening dat het GSA over voldoende personeel moet beschikken, met inbegrip van zeer gespecialiseerde deskundigen, om de soepele werking en exploitatie van de Europese GNSS-programma's te waarborgen; wijst tevens op de belangrijke bijdrage van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) in zijn hoedanigheid van certificeringsautoriteit voor Egnos-dienstverlening en bij de voorbereidende maatregelen die vereist zijn voor het toezicht op de prestaties van Galileo;

11.  onderstreept het belang van de Europese vervoersagentschappen voor de goede werking van de Europese vervoersruimte; is van mening dat ze passende begrotingsmiddelen toegewezen moeten krijgen, in overeenstemming met recente of verwachte veranderingen in hun verantwoordelijkheden;

12.  benadrukt dat het van groot belang is dat de kwestie van de migrantenstromen via routes over zowel zee als land doeltreffend en definitief wordt aangepakt; hoopt dat het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid, het Europees grens- en kustwachtagentschap en Frontex voldoende worden gefinancierd om de buitengrenzen van de Unie te kunnen beschermen en bewaken;

13.  wijst op de uitdagingen van de luchtvaart met betrekking tot veiligheid en beveiliging en op het belang van de bijdrage van het EASA op dit terrein, met name ten aanzien van de bedreigingen in verband met cyberbeveiliging en ruimteweer, alsook ten aanzien van de veiligheid van passagiers die buiten het luchtruim van de EU vliegen; benadrukt dat het van groot belang is dat er voldoende middelen worden uitgetrokken voor het EASA om ervoor te zorgen dat het met succes de nieuwe taken kan uitvoeren die zijn vastgelegd in het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad[1];

14.  wijst er andermaal op dat het EASA in vijf jaar tijd inmiddels 5 % van de posten heeft geschrapt, zoals overeengekomen in het Interinstitutioneel Akkoord; is daarom van mening dat de bijkomende verlagingen die de Raad voorstelt de goede werking van het EASA in gevaar kunnen brengen en het agentschap kunnen beletten de taken uit te voeren die er door de wetgevingsautoriteit aan zijn of zullen worden toebedeeld; onderstreept verder dat de nieuwe posten bij het EASA die noodzakelijk zijn om aanvullende taken te verrichten als gevolg van nieuwe beleidsontwikkelingen en nieuwe wetgeving niet mogen worden meegerekend bij de vaststelling van de verminderingsdoelstellingen;

15.  onderstreept dat de posten bij het EASA (met inbegrip van de bijbehorende pensioenen) die volledig door het bedrijfsleven worden gefinancierd en derhalve niet op de EU-begroting drukken, niet het voorwerp mogen worden van de inkrimping van het personeel, met inbegrip van het Interinstitutioneel Akkoord;

16.  benadrukt dat het EASA zelf moet kunnen besluiten om het aantal volledig door het bedrijfsleven gefinancierde posten gedurende het begrotingsjaar te verhogen, afhankelijk van schommelingen in de werklast, zoals de behoeften van de sector; onderstreept dat de begrotingsautoriteit daartoe, in aanvulling op het aantal posten dat wordt gefinancierd uit vergoedingen en rechten die reeds zijn goedgekeurd middels de vaststelling van de EASA-begroting, ook het percentage (binnen een marge naar boven van 10 %) van de extra posten moet aangeven die de raad van bestuur op voorstel van het agentschap mag creëren om te reageren op onvoorziene ontwikkelingen in de marktvraag; onderstreept bovendien dat het besluit van de raad van bestuur gebaseerd moet zijn op een schriftelijk vastgelegde evaluatie van een onvoorziene werklast en efficiëntiecriteria;

17.  benadrukt het belang van Horizon 2020 om projecten met betrekking tot onderzoek en innovatie inzake slimme vervoerslogistiek en mobiliteitsbeheer, met inbegrip van zelfrijdende auto's, openbare en gedeelde mobiliteit en veiligheid van het vervoer, te bevorderen en te ondersteunen; betreurt de verlaging van de financiering voor Horizon 2020 met betrekking tot onderzoek en innovatie op het gebied van vervoer; is van mening dat de totstandbrenging van een veilig en naadloos intelligent geïntegreerd vervoer een aanzienlijke Uniebrede meerwaarde biedt voor de verbetering van het Europees vervoersysteem; benadrukt dat de bijdrage van Horizon 2020 en CEF, alsook van andere toepasselijke EU-financieringsbronnen voor projecten inzake veiligheid, beveiliging, innovatie en digitalisering in de luchtvaart, moet worden uitgebreid met nauwe betrokkenheid van het EASA bij aanbestedingen en de tenuitvoerlegging ervan;

18.  onderstreept dat het belangrijk is om passende financiering te garanderen voor gemeenschappelijke ondernemingen zoals Sesar, Shift2Rail en Clean Sky; is van oordeel dat de gemeenschappelijke onderneming Shift2Rail voorrang moet geven aan interoperabiliteitsprojecten en de voordelen op het gebied van interoperabiliteit in de Europese spoorwegruimte optimaal moet benutten; acht het van belang dat middelen ter beschikking worden gesteld die de instandhouding van infrastructuur en de naleving van kwaliteitscriteria mogelijk maken, om een betere bescherming en veiligheid van de consumenten te waarborgen;

19.  benadrukt dat er in voldoende financiering voor de tenuitvoerlegging van de onderdelen van Sesar moet worden voorzien om luchtverkeersbeheersfuncties te kunnen leveren die essentieel worden geacht voor de verbetering van de prestaties van het luchtverkeersbeheerssysteem van de Unie;

20.  verzoekt de Commissie de resultaten voor te leggen van geslaagde proefprojecten en voorbereidende acties die de afgelopen jaren zijn gefinancierd uit de algemene begroting van de Unie; verzoekt de Commissie met name de voortgang te presenteren van het proefproject voor een schonere ruimte dat erin bestaat afval uit de baan rond de aarde te verwijderen en innovatieve materialen voor ruimteapparatuur te ontwikkelen, teneinde de doeltreffendheid van het toekomstige gezamenlijke technologie-initiatief voor wat betreft de ruimtevaartsector te verbeteren;

21.  moedigt de Commissie aan verder prioriteit te verlenen aan de financiering van veiligheids- en beveiligingsmaatregelen voor alle vervoersmiddelen die gevolgen hebben voor de passagiersstromen; moedigt de Commissie aan bijzondere aandacht te besteden aan de veiligheid van kwetsbare weggebruikers, zoals voetgangers, fietsers en motorrijders; moedigt de Commissie aan initiatieven te ondersteunen die de verkeersveiligheid kunnen verbeteren en zodoende kunnen bijdragen aan de verwezenlijking van de strategische doelstelling om het aantal verkeersdoden op Europese wegen tegen 2020 te halveren en het aantal ernstige verwondingen terug te dringen; verzoekt de Commissie aandacht te besteden aan de aanzienlijke kloof in de kwaliteit van infrastructuur tussen de "achterstandsregio's" en de rest van Europa, en verzoekt haar meer in de achterstandsregio's te investeren;

22.  benadrukt dat het van groot belang is duurzaam toerisme te ondersteunen en tegelijkertijd de bronnen van het natuurlijk, cultureel, historisch en industrieel erfgoed te beschermen; onderstreept het belang van de verschuiving naar duurzaam toerisme, waarvoor een betere coördinatie tussen toerisme en infrastructuurprojecten noodzakelijk is; beklemtoont dat de bevordering van het EuroVelo-netwerk in combinatie met het TEN-V-spoorwegnetwerk interessante milieu- en economische voordelen biedt, niet in het minst voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's); benadrukt dat kmo's in de vervoers- en toerismesector moeite hebben zich aan de digitale transformatie aan te passen en steun nodig hebben; pleit voor meer financiering in de sector toerisme, met name voor kmo's en voor hun digitalisering; is van mening dat er middelen moeten worden uitgetrokken voor berg-, plattelands-, kust-, insulaire en afgelegen gebieden om het toerisme in deze regio's verder te ontwikkelen;

23.  is stellig van mening dat ongehinderde toegankelijkheid van toeristische diensten voor personen met beperkte mobiliteit verder moet worden ontwikkeld; verzoekt de Commissie steun te verlenen aan diverse financieringsmogelijkheden voor maatregelen om vervoersdiensten, vervoersmiddelen, infrastructuur en intermodale vervoersknooppunten toegankelijk te maken, alsook om andere maatregelen te nemen ter verbetering van de toegankelijkheid van het vervoer voor personen met een handicap;

24.  is ingenomen met het nieuwe Interrail-initiatief en is van mening dat dit de jongere generatie de kans kan bieden het vrij verkeer van personen aan den lijve te ontdekken door op milieuvriendelijke wijze te reizen, en dringt erop aan dat dit project, net zoals andere projecten op het gebied van toerisme, wordt opgenomen in een apart en specifiek begrotingsonderdeel, los van rubriek 1a, met betrekking tot de vervoerssector en andere sectoren die van belang zijn voor het concurrentievermogen en de groei in de Unie; dringt bij de Commissie nogmaals aan op gepaste voorstellen hieromtrent;

25.  moedigt de Commissie aan de vernieuwing van comfortabele Europese nachttreinen te bevorderen als duurzaam alternatief voor korteafstandsvluchten en langeafstandsreizen per auto.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

31.8.2017

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

39

1

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Daniela Aiuto, Lucy Anderson, Inés Ayala Sender, Georges Bach, Deirdre Clune, Andor Deli, Isabella De Monte, Ismail Ertug, Jacqueline Foster, Dieter-Lebrecht Koch, Miltiadis Kyrkos, Peter Lundgren, Gesine Meissner, Cláudia Monteiro de Aguiar, Jens Nilsson, Markus Pieper, Salvatore Domenico Pogliese, Gabriele Preuß, Christine Revault D’Allonnes Bonnefoy, Dominique Riquet, Massimiliano Salini, David-Maria Sassoli, Claudia Schmidt, Claudia Țapardel, Keith Taylor, Pavel Telička, István Ujhelyi, Wim van de Camp, Elissavet Vozemberg-Vrionidi, Roberts Zīle, Kosma Złotowski, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Matt Carthy, Jakop Dalunde, Bas Eickhout, Markus Ferber, Maria Grapini, Kateřina Konečná, Werner Kuhn, Franck Proust, Evžen Tošenovský, Matthijs van Miltenburg

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

39

+

ALDE

ECR

GUE/NGL

PPE

 

S&D

Verts/ALE

Gesine Meissner, Dominique Riquet, Pavel Telička, Matthijs van Miltenburg

Evžen Tošenovský, Roberts Zīle, Kosma Złotowski

Matt Carthy, Kateřina Konečná

Georges Bach, Deirdre Clune, Andor Deli, Markus Ferber,Dieter-Lebrecht Koch, Werner Kuhn, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska, Cláudia Monteiro de Aguiar, Markus Pieper, Salvatore Domenico Pogliese, Franck Proust, Massimiliano Salini, Claudia Schmidt, Elissavet Vozemberg-Vrionidi, Wim van de Camp.

Lucy Anderson, Inés Ayala Sender, Isabella De Monte, Ismail Ertug, Maria Grapini, Miltiadis Kyrkos, Jens Nilsson, Gabriele Preuß, Christine Revault D'Allonnes Bonnefoy, David-Maria Sassoli, Claudia Țapardel, István Ujhelyi.

Jakop Dalunde, Bas Eickhout, Keith Taylor.

1

-

EFDD

Peter Lundgren

2

0

ECR

EFDD

Jacqueline Foster

Daniela Aiuto

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

ADVIES van de Commissie regionale ontwikkeling (8.9.2017)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018
(2017/2044(BUD))

Rapporteur voor advies: Iskra Mihaylova

SUGGESTIES

De Commissie regionale ontwikkeling verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  onderstreept het belang van het cohesiebeleid als het belangrijkste beleid van de Unie inzake overheidsinvesteringen waarmee op basis van solidariteit ernaar wordt gestreefd de in het Verdrag beoogde doelstelling te verwezenlijken de economische, sociale en territoriale ongelijkheden in en tussen de Europese regio's te verkleinen; erkent de belangrijke bijdrage van de Uniebegroting als het fundamentele instrument dat middelen levert voor de verwezenlijking van de prioriteiten en doelstellingen van het cohesiebeleid, en herinnert eraan dat de begroting moet bijdragen aan de verwezenlijking van de Europa 2020-doelstellingen; onderstreept in dit verband de rol van het cohesiebeleid bij het creëren van groei en banen in de gehele Unie, alsmede bij de verwezenlijking van de voornaamste doelstellingen en prioriteiten van de Unie, met inbegrip van zijn klimaat- en energiestreefcijfers en sociale doelstellingen, en onderstreept dat het noodzakelijk is het cohesiebeleid te handhaven, te verbeteren en te vereenvoudigen om de Unie opnieuw op de goede weg te brengen in de richting van convergentie en verdere integratie; begrijpt dat het momenteel noodzakelijk is de uitgaven voor veiligheid te verhogen, omdat veiligheid een noodzakelijke voorwaarde vormt voor het verwezenlijken van de doelstellingen van het cohesiebeleid en van andere beleidsterreinen van de Unie;

2.  stelt vast dat het cohesiebeleid door enkele vertragingen in de eerste jaren van de periode 2014-2020 te kampen had met een ontoereikende tenuitvoerlegging en dat er, volgens de gegevens van het directoraat-generaal Begroting van de Commissie, tot 30 juni 2017 slechts ongeveer 60 miljard EUR van de gecumuleerde betalingen in de Unie voor alle Europese structuur- en investeringsfondsen (de ESI-fondsen) werd verricht, met een gemiddeld gecumuleerd betalingspercentage van 23,72 % (en 19,76 % in minder ontwikkelde gebieden); wijst op de onaanvaardbare vertragingen bij de tenuitvoerlegging van de huidige programma's, die tot dusverre de doeltreffendheid ervan hebben ondermijnd en de beheersinstanties en begunstigden onder druk zetten waardoor het risico van fouten en minder goede prestaties wordt verhoogd; dringt er derhalve bij alle belanghebbenden die bij het proces betrokken zijn, op aan hun samenwerking te vergroten om de vertragingen bij de tenuitvoerlegging van de huidige programma's aan te pakken; doet een beroep op de Commissie doorlopend advies aan de lidstaten te verstrekken om de vertragingen bij het aanwijzen van de respectieve beheers-, certificerings- en controle-instanties aan te pakken teneinde hun aanwijzing zo spoedig mogelijk af te ronden, en actief samen te werken teneinde de tenuitvoerlegging te bespoedigen en ambtshalve te verrichten doorhaling te vermijden; roept de Commissie en de lidstaten op samen te werken om de tenuitvoerlegging van de programma's tussen 2014 en 2020 in real time te monitoren en ervoor te zorgen dat de betalingen in overeenstemming blijven met de toegestane vastleggingskredieten, om zo de ophoping van onbetaalde rekeningen te vermijden; dringt er bij de lidstaten op aan de programmeerhulpmiddelen die in de huidige financiële periode beschikbaar zijn, volledig te benutten en de vlotte uitvoering van de operationele programma's verder te waarborgen;

3.  herinnert de Commissie eraan dat zij verder moet gaan met de taskforce, die in 2014 werd ingesteld voor de periode 2007-2013, om de tenuitvoerlegging van de programma's 2014-2020 te ondersteunen en te versnellen;

4.  erkent de inspanningen van de Commissie om de achterstand bij de openstaande betalingsverzoeken weg te werken; is bezorgd over het geringe aantal betalingsaanvragen voor de programma's 2014-2020 hetgeen kan leiden tot een nieuwe ophoping van onbetaalde rekeningen; spoort de Commissie in dit verband aan rekening te houden met de mogelijkheid van verdere achterstand bij betalingsverzoeken, hetgeen extra vertragingen veroorzaakt; is ingenomen met de betalingsprognose tot 2020 die in het kader van de tussentijdse herziening van het meerjarig financieel kader is gepresenteerd, en dringt aan op een regelmatige jaarlijkse actualisering ervan; benadrukt dat het noodzakelijk is de verschillen tussen de lidstaten betreffende de werkelijkheidsprognoses weg te werken door gestandaardiseerde computersystemen voor die prognoses te gaan gebruiken;

5.  neemt kennis van de stijging met 25,7 % van de betalingskredieten onder rubriek 1b in de ontwerpbegroting 2018 en van de toename met 2,4 % van de totale vastleggingskredieten ten opzichte van de begroting 2017; vraagt zich af of deze bedragen volstaan om te voldoen aan de betalingen onder deze rubriek, aangezien het selectiepercentage voor acties stijgt en de tenuitvoerlegging naar verwachting tegen 2018 op kruissnelheid zal zijn; onderstreept dat de Uniebegroting van toereikende kredieten moet worden voorzien ter dekking van de betalingen voor het cohesiebeleid, zodat blijkt dat de Unie in staat is aan haar verplichtingen te voldoen en haar geloofwaardigheid te versterken;

6.  dringt aan op grotere synergieën tussen de programma's van de ESI-fondsen en andere programma's van de Unie; is van mening dat subsidies de basis moeten blijven vormen van de financiering van het cohesiebeleid; wijst erop dat financiële instrumenten subsidies kunnen aanvullen, maar dat zij slechts mogen worden ingezet als hun toegevoegde waarde zorgvuldig werd aangetoond op basis van ex ante‑beoordelingen van hun hefboomwerking en van hun bijdrage aan beleidsprincipes en ‑doelstellingen; is van oordeel dat de combinatie van financieringsinstrumenten goed moet worden opgevolgd, met de nadruk op de bereikte resultaten en doelstellingen; is van mening dat de beste aanpak om tot synergie te komen, het faseren van de projecten en het financieren van de verschillende fasen met behulp van verschillende instrumenten is in plaats van het met elkaar combineren van de instrumenten; waarschuwt ervoor dat het gebruik van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) of van andere financiële instrumenten de ESI-fondsen niet mag ondermijnen;

7.  is ingenomen met het feit dat de ontwerpbegroting 2018 de onderdelen van het tussentijdse herzieningspakket omvat, hetgeen meer flexibiliteit mogelijk maakt; dringt er bij de Commissie op aan geen herverdelingen of bezuinigingen onder rubriek 1b van het MFK 2014-2020 meer voor te stellen; verzoekt de Commissie bij de uitvoering van de Uniebegroting het accent te blijven leggen op de resultaten, en ondersteunt alle stappen in de richting van een prestatiegerichte benadering; wijst erop dat bij de uitvoering van de begroting 2018 rekening moet worden gehouden met het toegenomen potentieel van de voorgestelde vereenvoudiging en flexibiliteit in het kader van het omnibuspakket; benadrukt dat er actie moet worden ondernomen om de burgers bewust te maken van de voordelen van de Uniebegroting en van de behaalde resultaten, en dat er maatregelen moeten worden genomen om de communicatie te verbeteren en de zichtbaarheid van Uniefondsen te vergroten;

8.  is ingenomen met de 140 miljoen EUR aan nieuwe financiële middelen die werden vrijgemaakt om de tenuitvoerlegging van het steunprogramma voor structurele hervormingen (SRSP) tussen 2017-2020 te vergemakkelijken; onderstreept opnieuw het belang van de complementariteit van het SRSP en de programma's voor technische bijstand; merkt op dat het SRSP gefinancierd wordt met ongebruikte toewijzingen voor technische bijstand en roept de Commissie daarom op haar ambitie voor specifieke technische ondersteuning met een sterk thematisch doel niet terug te schroeven;

9.  roept de Commissie op met de lidstaten samen te werken om het publiek bewuster te maken van de prioriteiten van de Unie en om te zorgen voor een transparant, eerlijk en verantwoord gebruik van de middelen van de Unie, een algemeen beginsel om de burgers van de Unie nauwer te betrekken bij het Europees project.

10.  merkt op dat de Commissie het bij de tussentijdse herziening niet nodig heeft geacht de algemene betalingsplafonds te verhogen, nadat zij had geconcludeerd dat de bestaande flexibiliteit volstond; is van mening dat de Commissie bij het monitoren van de tenuitvoerlegging van het programma voor ESI-fondsen moet blijven zorgen voor een open dialoog met het Europees Parlement over deze kwestie;

11.  merkt op dat de Commissie meent dat het risico op ambtshalve te verrichten doorhaling voor de programmeringsperiode 2014-2020 momenteel laag is; merkt daarnaast op dat de regeling voor het ambtshalve doorhalen voor de periode 2014-2020 (n+3) eind 2017 voor het eerst zal worden toegepast; roept de Commissie op om, gelet op de trage tenuitvoerlegging, ervoor te zorgen dat het Europees Parlement tijdig over de gepaste informatie over de verhoging van het risico op doorhaling beschikt, vooral omdat de lidstaten eind 2018 vastleggingstranches willen rechtvaardigen.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

7.9.2017

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

28

3

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Pascal Arimont, Mercedes Bresso, James Carver, Andrea Cozzolino, Rosa D’Amato, Raymond Finch, Krzysztof Hetman, Ivan Jakovčić, Marc Joulaud, Constanze Krehl, Sławomir Kłosowski, Louis-Joseph Manscour, Martina Michels, Jens Nilsson, Andrey Novakov, Younous Omarjee, Konstantinos Papadakis, Stanislav Polčák, Liliana Rodrigues, Fernando Ruas, Maria Spyraki, Matthijs van Miltenburg, Lambert van Nistelrooij, Kerstin Westphal

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Andor Deli, John Howarth, Ivana Maletić, Dimitrios Papadimoulis, Georgi Pirinski, Bronis Ropė

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Santiago Fisas Ayxelà, Olga Sehnalová

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

28

+

ALDE

Ivan Jakovčić, Matthijs van Miltenburg

ECR

Sławomir Kłosowski

GUE/NGL

David Martin, Younous Omarjee, Dimitrios Papadimoulis

PPE

Pascal Arimont, Andor Deli, Santiago Fisas Ayxelà, Krzysztof Hetman, Marc Joulaud, Ivana Maletić, Andrey Novakov, Stanislav Polčák, Fernando Ruas, Maria Spyraki, Lambert van Nistelrooij

S&D

Mercedes Bresso, Andrea Cozzolino, John Howarth, Constanze Krehl, , Louis-Joseph Manscour, Jens Nilsson, Georgi Pirinski, Liliana Rodrigues, Olga Sehnalová, Kerstin Westphal

VERTS/ALE

Bronis Ropė

3

-

EFDD

James Carver, Raymond Finch

NI

Konstantinos Papadakis

1

0

EFDD

Rosa D'Amato

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

ADVIES van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (31.8.2017)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018
(2017/2044(BUD))

Rapporteur voor advies: Tibor Szanyi

SUGGESTIES

De Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  neemt nota van de voorgestelde 59,5 miljard EUR aan vastleggingskredieten, hetgeen neerkomt op een stijging van 1,7 % ten opzichte van 2017, en een stijging van 2,6 % in betalingen ten belope van 56,3 miljard EUR in de ontwerpbegroting (OB) 2018 voor rubriek 2; wijst er overigens op dat de stijging voornamelijk toe te schrijven is aan het lagere bedrag aan bestemmingsontvangsten dat in de OB 2018 naar verwachting voor het ELGF beschikbaar zal zijn in vergelijking met 2017, onder meer doordat de laatste betalingen van belangrijke goedkeuringsbeschikkingen uit het verleden in 2017 verschuldigd zijn;

2.  is ingenomen met het feit dat de vastleggingskredieten voor het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling nagenoeg op hetzelfde niveau blijven als in de begroting voor 2017, terwijl de gevraagde betalingskredieten zelfs toenemen;

3.  merkt op dat de belangrijkste reden voor het feit dat er in de OB 2018 geen grote veranderingen zijn aangebracht ten opzichte van de begroting voor 2017 erin bestaat dat de meeste uitgaven voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) betrekking hebben op van tevoren door de lidstaten toegewezen middelen, waarvoor het uitvoeringsniveau van de steun door de jaren heen relatief stabiel is;

4.  merkt op dat de begroting voor 2017 de financiering voor het solidariteitspakket van 500 miljoen EUR voor de zuivelsector en andere veehouderijsectoren omvat, terwijl de afname van de steun voor die marktmaatregel geen gevolgen zal hebben voor de begroting voor 2018;

5.  benadrukt het belang van de ontsluiting van nieuwe afzetmarkten voor het behoud van het concurrentievermogen, en van versterking van het vermogen van de Europese landbouw om marktcrises op te vangen, zoals de crisis ten gevolge van het Russische embargo; verzoekt daarom om marktontwikkeling financieel te ondersteunen;

6.  dringt erop aan dat alle inkomsten voor de Uniebegroting uit bestemmingsontvangsten of afkomstig van terugbetalingen in verband met onregelmatigheden in de landbouwsector in voorgaande jaren voor rubriek 2 behouden blijven, gezien de onzekere omstandigheden waarmee de landbouwsector te kampen heeft; herinnert er in dat verband aan dat het Russische embargo nog steeds geldt en vooral voor de sector groente en fruit en voor de zuivelsector ernstige negatieve gevolgen heeft; dringt er derhalve bij de Commissie op aan serieuze steun toe te kennen aan de sectoren die door die crisissen zijn getroffen, alsook te zorgen voor de instelling van een nieuwe crisisreserve die voor de financiering niet afhankelijk is van een jaarlijks mechanisme voor financiële discipline, zodat ze tijdig kan reageren op eventuele crisissituaties;

7.  beklemtoont dat voorzien moet worden in dekking van de administratieve kosten van het GLB, dat in het bijzonder voor tijdige betalingen moet worden gezorgd en dat een goed controleniveau moet worden gehandhaafd; geeft aan dat verdere besparingen op administratief personeel tot grotere vertragingen en het risico van fouten kunnen leiden, en de tenuitvoerlegging en de verwezenlijking van de doelstellingen van het GLB in gevaar zouden kunnen brengen; is van mening dat een verdere vereenvoudiging, een transparant en doeltreffend beheersysteem, en reducering van de bureaucratie bij de implementatie van het GLB een "must" zijn; benadrukt dat verlagingen van de begroting voor administratieve kosten er in geen geval toe mogen leiden dat de administratieve lasten naar de landbouwers worden verschoven;

8.  verzoekt de Commissie om eenvormige toepassing van de criteria van de actieve-landbouwerclausule met het oog op een eenvoudigere, maar tevens betrouwbaardere identificatie van die landbouwers;

9.  beklemtoont het belang van de vastleggingen en betalingen voor plattelandsontwikkeling, en hun potentieel voor het creëren van economische activiteit en banen, met name in perifere gebieden met een hoge werkloosheid, met name onder de jongere generaties; dringt erop aan de op jonge landbouwers gerichte initiatieven, inclusief de regiospecifieke programma's, die innovatie en generatievernieuwing in de hand werken, in stand te houden; is van mening dat de steun voor jongeren in het bijzonder moet worden toegespitst op hun actuele behoeften, en dat ze er niet toe moeten worden aangezet excessieve schulden aan te gaan; wijst op het standpunt van het Parlement inzake de regeling voor jonge landbouwers in het voorstel voor de omnibusverordening, dat een volledige benutting van de regeling voor jonge landbouwers mogelijk moet maken;

10.  juicht de regelingen voor schoolmelk en -fruit toe omdat deze succesvol zijn, en onderstreept dat ze bijdragen tot de gezonde voeding van jonge mensen en dat de middelen ervoor bijgevolg moeten worden bestendigd;

11.  dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan de prijsvolatiliteit van landbouwproducten, die negatieve gevolgen heeft voor het inkomen van landbouwers, steeds in het oog te houden en daar waar nodig snel en doeltreffend in te grijpen;

12.  benadrukt dat proefprojecten de afgelopen jaren belangrijk zijn geweest voor de landbouw en de plattelandsontwikkeling; vraagt dan ook door te gaan met het ondersteunen van bestaande en nieuwe projecten; verzoekt de Commissie de doeltreffendheid en voordelen van proefprojecten en voorbereidende acties aan een beoordeling achteraf te onderwerpen; wijst erop dat de Commissie oproepen tot het indienen van projectvoorstellen moet uitschrijven zodra de begrotingsprocedure afgerond is;

13.  onderstreept dat er ondersteunende maatregelen moeten worden vastgesteld om de rol van landbouwers in de toeleveringsketen te versterken en dat er manieren in het leven moeten worden geroepen voor het aanmoedigen van landbouwersorganisaties;

14.  verzoekt de Commissie rekening te houden met de door het Europees Parlement gesuggereerde wijzigingen aan het omnibusvoorstel, teneinde het GLB te moderniseren en te vereenvoudigen, en er financiering voor vrij te maken in de begroting voor 2018 namens gemeenschappen van landbouwers, waaronder kleine en middelgrote familiebedrijven en jonge landbouwers;

15.  benadrukt dat het van wezenlijk belang is dat middelen die gereserveerd zijn voor onderzoek in de agrovoedingssector, met name uit de begroting voor Horizon 2020, als zodanig volledig beschikbaar blijven om innovatie en slimme oplossingen in de sectoren landbouw en plattelandsontwikkeling te stimuleren en naar een hoger plan te tillen, net als de middelen uit de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, om de uitrol van breedband in plattelandsgebieden mogelijk te maken; onderstreept dat de resultaten praktisch toepasbaar moeten zijn op het niveau van de landbouwbedrijven en dat landbouwvoorlichtingsdiensten daarin een rol spelen; merkt op dat geïntegreerde "slimme" oplossingen – zoals slimme dorpen, precisielandbouw, digitalisering, deel- en kringloopeconomie alsook maatschappelijke initiatieven – een bijdrage kunnen leveren aan de landbouw en aan het algemene welzijn in plattelandsgebieden; dringt er bij de Commissie op aan een financiering te plannen voor "slimme" benaderingen in het licht van de GLB-hervorming en de Cork 2.0-verklaring; benadrukt het feit dat deze "slimme" oplossingen moeten blijven stroken met de milieu-, klimaat- en biodiversiteitsbeleidsdoelstellingen, en moeten zorgen voor nauwe samenwerking met belanghebbenden uit alle lidstaten; beklemtoont het belang van investeringen in precisielandbouw met het oog op het stroomlijnen van productiemethoden, het reduceren van verliezen en het stimuleren en ondersteunen van initiatieven die zijn toegesneden op de behoeften van kleine landbouwbedrijven zonder schaalvoordelen, zodat zij kunnen profiteren van nieuwe technologieën;

16.  verwelkomt de stijging van de kredieten voor de bestrijding van de problemen op het gebied van de dier- en plantengezondheid tot 40 miljoen EUR, gezien de risico's en het gevaar van uitbraken van ziekten zoals Xylella Fastidiosa, nodulaire dermatitis, Afrikaanse varkenspest, blauwtong en de vogelgriep; is van mening dat extra financiering beschikbaar moet worden gesteld aan de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid opdat het onafhankelijk onderzoek zou kunnen doen, waaronder naar de effecten van gewasbeschermingsmiddelen; dringt erop aan meer middelen uit te trekken voor de olijventeelt en de olijfoliesector die door de uitbraak van Xylella fastidiosa zijn getroffen, de preventiemaatregelen in Europa op te voeren, de sector te herstructureren en wetenschappelijk onderzoek naar deze bacterie en de wijze waarop deze wordt overgebracht, te versterken;

17.  wijst op de noodzaak middelen beschikbaar te stellen om de economische verliezen van de landbouwers vanwege marktcrises en sanitaire of fytosanitaire crises, zoals Xylella Fastidiosa, te compenseren, en wijst nogmaals op de noodzaak de beschikbare marges in rubriek 2 in afstemming op rubriek 3 hiervoor te gebruiken; is van oordeel dat compensatie voor uitroeiingsmaatregelen ook het herstel van landbouwecosystemen, zoals de bodem, moet omvatten alsmede de verwezenlijking van robuuste biologische diversiteit, in het bijzonder het waarborgen van genetische diversiteit van het plantgoed, waarbij in het ideale geval sprake is van resistentie tegen of een bestand zijn tegen de ziekte of plaag; is dan ook van mening dat een van de doelstellingen van verstrekte steun moet zijn om te zorgen voor evenwichtige, biologisch diverse landbouwecosystemen en landschappen die beter bestand zijn tegen toekomstige aanvallen;

18.  benadrukt dat opslagprogramma's in tijden van crisis een nuttig instrument zijn gebleken en dat een beperking van de voorziene financiële middelen in het planningsproces contraproductief zou zijn;

19.  stelt vast dat de brexit geen rechtstreekse gevolgen heeft voor de OB 2018; betreurt evenwel dat in de discussienota over de toekomst van de EU-financiën[1] een aantal kritische scenario's voor de landbouw en de plattelandsontwikkeling worden geschetst, deels vanwege het uittreden van het VK uit de EU; verzoekt de Commissie en de lidstaten daarom tijdens de lopende onderhandelingen blijk te geven van verantwoordelijkheid ten aanzien van de GLB-begroting, mede rekening houdend met mogelijke verstoringen van de handelsstromen; benadrukt dat het fel gekant is tegen elke bezuiniging op de financiering voor de landbouw; verzoekt de Commissie dan ook een voorstel te presenteren om de financiering van de Unie voor de landbouw in het volgende MFK te handhaven, gezien het feit dat deze sector in het bijzonder in staat is werkgelegenheid te behouden en te creëren, en zonder verder dralen op zoek te gaan naar nieuwe financiële bronnen voor de Uniebegroting, zoals geopperd door de groep op hoog niveau onder leiding van Mario Monti;

20.  wijst er in het bijzonder op dat het landbouwbeleid een gemeenschappelijk beleid is en dat eventuele bezuinigingen op de GLB-begroting onevenredige effecten zouden hebben, aangezien zij vanwege de regels inzake staatssteun niet kunnen worden vervangen door nationale middelen.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

30.8.2017

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

35

1

6

Bij de eindstemming aanwezige leden

John Stuart Agnew, Clara Eugenia Aguilera García, Daniel Buda, Matt Carthy, Viorica Dăncilă, Michel Dantin, Jean-Paul Denanot, Albert Deß, Diane Dodds, Jørn Dohrmann, Herbert Dorfmann, Norbert Erdős, Luke Ming Flanagan, Martin Häusling, Esther Herranz García, Jan Huitema, Peter Jahr, Ivan Jakovčić, Jarosław Kalinowski, Zbigniew Kuźmiuk, Philippe Loiseau, Mairead McGuinness, Giulia Moi, Ulrike Müller, James Nicholson, Maria Noichl, Marijana Petir, Laurenţiu Rebega, Bronis Ropė, Maria Lidia Senra Rodríguez, Ricardo Serrão Santos, Czesław Adam Siekierski, Tibor Szanyi, Marc Tarabella, Marco Zullo

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Bas Belder, Franc Bogovič, Maria Heubuch, Karin Kadenbach, Gabriel Mato, Momchil Nekov, Massimo Paolucci, Estefanía Torres Martínez, Tom Vandenkendelaere

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

35

+

ALDE

Ivan Jakovčić, Ulrike Müller

ECR

Bas Belder, Jørn Dohrmann, Zbigniew Kuźmiuk, James Nicholson

EFDD

Giulia Moi, Marco Zullo

ENF

Laurenţiu Rebega

GUE/NGL

Matt Carthy, Luke Ming Flanagan, Estefanía Torres Martínez

PPE

Franc Bogovič, Daniel Buda, Michel Dantin, Albert Deß, Herbert Dorfmann, Norbert Erdős, Esther Herranz García, Peter Jahr, Jarosław Kalinowski, Mairead McGuinness, Marijana Petir, Czesław Adam Siekierski, Tom Vandenkendelaere

S&D

Clara Eugenia Aguilera García, Jean-Paul Denanot, Viorica Dăncilă, Karin Kadenbach, Momchil Nekov, Maria Noichl, Massimo Paolucci, Ricardo Serrão Santos, Tibor Szanyi, Marc Tarabella

1

-

EFDD

John Stuart Agnew

6

0

ALDE

Jan Huitema

GUE/NGL

Maria Lidia Senra Rodríguez

NI

Diane Dodds

Verts/ALE

Maria Heubuch, Martin Häusling, Bronis Ropė

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

ADVIES van de Commissie visserij (4.9.2017)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018
(2017/2044(BUD))

Rapporteur voor advies: Alain Cadec

SUGGESTIES

De Commissie visserij verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  is van oordeel dat er in de begroting van de Unie voor 2018 voor voldoende betalings- en vastleggingskredieten moet worden gezorgd om te voorzien in de financiële behoeften van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB);

2.  benadrukt het belang van de sociale en economische dimensie van de visserij voor plaatselijke gemeenschappen in maritieme en kustgebieden; beseft dat het noodzakelijk is voldoende financiële middelen te behouden om kustvloten en ambachtelijke en kleinschalige vloten te kunnen financieren;

3.  benadrukt dat prioriteit moet worden verleend aan projecten die gericht zijn op het creëren van banen en op de diversificatie van plaatselijke economieën, zodat hun visserijactiviteiten meer toegevoegde waarde genereren, alsook op het beschermen en herstellen van visbestanden en mariene ecosystemen;

4.  is van mening dat de begroting van de Unie moet voorzien in een passend niveau van betalings- en vastleggingskredieten om te voorkomen dat er zich betalingsproblemen voordoen en dat er in visserijmaatregelen moet worden gesnoeid;

5.  wijst erop dat het noodzakelijk is de toegang van jongeren tot beroepen in de visserij te faciliteren met steun uit het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) en andere financiering van de Unie;

6.  dringt erop aan dat voor het EFMZV voldoende betalingskredieten worden uitgetrokken om te kunnen investeren in duurzaamheid, selectiviteit en concurrentievermogen van de vissersvloot;

7.  constateert dat de operationele EFMZV-programma's door de lidstaten zijn vastgesteld, maar dat nog niet alle lidstaten toezichthoudende autoriteiten hebben benoemd, waardoor de uitbetaling van de middelen vertraging oploopt;

8.  wijst erop dat er voldoende financiële ondersteuning moet zijn voor controle op de visserijactiviteiten aan boord en in de havens om een degelijke naleving van de aanlandingsverplichting te waarborgen en te vergemakkelijken; dringt er in dit verband bij de lidstaten op aan gebruik te maken van de middelen die in het kader van het EFMZV beschikbaar zijn voor controle- en handhavingsmaatregelen, die essentieel zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB;

9.  wijst nogmaals op het belang van strikte en onafhankelijke wetenschappelijke adviezen om de situatie van de visbestanden te evalueren met het oog op het nemen van beheersbeslissingen waarmee de maximale duurzame opbrengst (MSY) kan worden verwezenlijkt; verzoekt de lidstaten met klem gebruik te maken van de financiering uit het EFMZV voor het verzamelen van wetenschappelijke gegevens die cruciaal zijn om rationele en wetenschappelijk onderbouwde besluiten met betrekking tot het visserijbeleid te kunnen nemen;

10.  betreurt dat het rechtstreekse beheer door de Commissie van de EFMZV-financieringen voor controleactiviteiten niet heeft gefunctioneerd als gevolg van het feit dat de lidstaten terughoudend staan tegenover het indienen van gemeenschappelijke projecten, ondanks het feit dat hun medefinancieringsaandeel dan kleiner is;

11.  onderstreept het belang van de rol van het Europees Bureau voor visserijcontrole (EFCA) met betrekking tot het beheer van de vissersvloten en de supervisie over de controles; wenst dat er voldoende middelen worden uitgetrokken voor de financiering van de taken ervan;

12.  is van mening dat de externe dimensie van het GVB realistische begrotingsramingen vereist voor de financiering van de partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij met derde landen;

13.  herinnert eraan dat de partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij met derde landen tevens tot doel hebben de illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) te bestrijden.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

30.8.2017

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

20

1

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Marco Affronte, Clara Eugenia Aguilera García, Renata Briano, Alain Cadec, Richard Corbett, Mike Hookem, Ian Hudghton, Carlos Iturgaiz, Werner Kuhn, António Marinho e Pinto, Gabriel Mato, Liadh Ní Riada, Ulrike Rodust, Remo Sernagiotto, Ricardo Serrão Santos, Isabelle Thomas, Peter van Dalen, Jarosław Wałęsa

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Elisabetta Gardini, Czesław Hoc, Verónica Lope Fontagné, Francisco José Millán Mon, Maria Lidia Senra Rodríguez

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Mircea Diaconu, France Jamet

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

20

+

ALDE

Mircea Diaconu, António Marinho e Pinto

ECR

Czesław Hoc, Remo Sernagiotto, Peter van Dalen

PPE

Alain Cadec, Elisabetta Gardini, Carlos Iturgaiz, Gabriel Mato, José Millán, Werner Kuhn, Jarosław Wałęsa

S&D

Clara Eugenia Aguilera García, Renata Briano, Richard Corbett, Ulrike Rodust, Ricardo Serrão Santos, Isabelle Thomas

VERTS/ALE

Marco Affronte, Ian Hudghton,

1

-

EFDD

Mike Hookem

2

0

GUE/NGL

Liadh Ní Riada, Maria Lidia Senra Rodríguez

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

ADVIES van de Commissie cultuur en onderwijs (11.7.2017)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018
(2017/2044(BUD))

Rapporteur voor advies: Morten Løkkegaard

SUGGESTIES

De Commissie cultuur en onderwijs verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  betreurt ten zeerste dat in de ontwerpbegroting niets te bespeuren valt van de extra 50 miljoen EUR die bij de herziening van het MFK voor de periode 2018-2020 is uitgetrokken voor Erasmus+; roept op om de 50 miljoen EUR volledig beschikbaar te stellen in 2018 en te verdelen tussen de begrotingslijnen "onderwijs en opleiding" (12 miljoen EUR) en "jongeren" (38 miljoen EUR) voor Erasmus+, zodat het programma ten volle vruchten kan afwerpen als een strategische investering in de jongeren van Europa;

2.  benadrukt dat gemeenschappelijke Europese uitdagingen een gezamenlijk Europees antwoord vereisen; benadrukt in dit verband de behoefte aan ondersteuning van de grootschalige innovatieprojecten die door Europese netwerken van maatschappelijke organisaties uitgevoerd worden op het gebied van onderwijs, opleiding en jongeren; herhaalt zijn oproep om een deel van de totale Erasmus+-financiering van KA2 "Samenwerking voor innovatie en uitwisseling van goede praktijken" toe te wijzen aan gecentraliseerde acties; wijst daarnaast op de noodzaak van versterking van de operationele steun aan Europese netwerken uit hoofde van KA3 (Steun voor beleidshervorming), om de mogelijkheden die Erasmus+ biedt, maximaal te kunnen promoten en onder de aandacht te brengen;

3.  herinnert eraan dat de jongerengarantie en het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief essentiële instrumenten zijn om het hardnekkige probleem van de hoge jongerenwerkloosheid aan te pakken, vraagt dat zij verder worden verbeterd en dat de begroting ervan aanzienlijk wordt opgetrokken; wijst erop dat beleidsmaatregelen om de vraag te ondersteunen, en investeringen, groeibevorderende structurele hervormingen en coördinatie van de maatregelen op het gebied van sociaal beleid nodig zijn om duurzame, kwalitatief hoogstaande transities van jongeren naar de arbeidsmarkt te ondersteunen;

4.  vreest dat de financiering voor het Europees Solidariteitskorps voor een groot deel opgebracht wordt door Erasmus+ en, in beperktere mate, andere programma's, met name het programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie; verzoekt de Commissie om meer toelichting bij de uitvoerige verbanden in de begroting tussen het nieuwe Solidariteitskorps en de EVS en bij het onderscheid tussen de onderdelen vrijwilligerswerk en beroepservaring, teneinde te verzekeren dat potentieel kwalitatief hoogstaande banen niet ingevuld worden door onbetaalde vrijwilligers; juicht toe dat voor het korps in 2018 18,4 miljoen EUR vers geld is uitgetrokken; dringt erop aan dat de financiering voor nieuwe initiatieven de druk op de programmamiddelen voor Erasmus+ niet verder verhoogt, en dat uitsluitend fondsen die bestemd zijn voor het deel van de EVS onder leiding van de EU overgedragen worden vanuit Erasmus+ naar het Solidariteitskorps; vraagt met klem dat de financiering voor vrijwilligersactiviteiten in het kader van het Solidariteitskorps in overeenstemming wordt gebracht met de begroting die uit de EVS is weggehaald;

5.  wijst op de chronische onderfinanciering van het programma Europa voor de burger; betreurt dat de begroting van het programma Europa voor de burger voor 2018 met 740 000 EUR is ingekrompen ten opzichte van de financiële programmering; stipt aan dat dit neerkomt op ongeveer 3 % van de begroting van het programma en dat dit van invloed zal zijn op de nu al lage succespercentages ervan; vraagt om in de begroting voor Europa voor de burger voor 2018 te voorzien in aanvullende fondsen voor actiesubsidies;

6.  vraagt dat een aanvullend bedrag van 14 miljoen EUR toegewezen wordt aan de begroting voor Creatief Europa voor 2018, teneinde aan de verwachtingen van de Europese burgers te voldoen, en de doelstellingen van de respectievelijke subprogramma's te halen; vreest dat met name het subprogramma "Cultuur" veel te weinig financiering krijgt, waardoor het moeite heeft om de gewenste succespercentages te halen; benadrukt dat het subprogramma "Media" en de garantiefaciliteit ook baat zouden hebben bij een stabiele en consistente begrotingstoewijzing, en dat hun succespercentages daardoor zouden verbeteren;

7.  is ingenomen met de inspanningen die de EU-instellingen de afgelopen jaren hebben geleverd om de achterstand met de betalingen aan te pakken; wijst erop dat vertragingen bij het sluiten van contracten tussen de bevoegde instanties en de begunstigden, alsmede late betalingen, de volledige tenuitvoerlegging van de programma's door de Commissie belemmeren;

8.  benadrukt het belang van culturele en educatieve activiteiten voor de succesvolle integratie van vluchtelingen in Europese gastsamenlevingen, en roept bijgevolg op tot de meer permanente invoering van projecten voor de integratie van vluchtelingen als een van de doelstellingen van de programma's Erasmus+ en Creatief Europa, op basis van het werk dat in het kader van de bijzondere oproepen tot het indienen van voorstellen in 2016 gestart is;

9.  benadrukt de behoefte aan verdere versterking van de internationale dimensie van Erasmus+, Creatief Europa, Europa voor de burger en Horizon 2020, in de begrotingsafdeling over de EDEO, als een centraal element voor de verdere ontwikkeling van de interpersoonlijke aanpak in de externe culturele betrekkingen van de EU;

10.  is ingenomen met de extra 4 miljoen EUR op de begrotingslijn voor Creatief Europa ter financiering van het Europees Jaar van het cultureel erfgoed in 2018; betreurt echter dat er geen aparte begrotingslijn is, overeenkomstig de toezegging van het Parlement en de Raad om voor het Europees Jaar van het cultureel erfgoed 7 miljoen EUR "zichtbaar te maken in een begrotingslijn";

11.  roept de lidstaten en de EIB op het potentieel van het EFSI volledig te benutten, teneinde de culturele en creatieve sector te ondersteunen, en daarbij de groei te stimuleren door een groter percentage van de EFSI-financiering toe te kennen aan de culturele en creatieve industrieën; dringt er bij de Commissie en de EIB op aan de interactie te verbeteren tussen de Garantiefaciliteit voor de culturele en creatieve sector en het EFSI, teneinde voor culturele en creatieve activiteiten aangepaste leningen te kunnen verstrekken;

12.  verzoekt de Commissie initiatieven in het kader van de begrotingslijn "multimedia-acties" aan een beoordeling te onderwerpen om ervoor te zorgen dat de begroting daadwerkelijk een kwalitatief hoogwaardige en onafhankelijke berichtgeving over de EU ten goede komt; spreekt nogmaals zijn steun uit voor een duurzame meerjarige financieringsregeling voor Euranet+; is bezorgd over de relatief beperkte toelage voor Euranet+ voor 2018; verzoekt de Europese Commissie om een duurzame oplossing op lange termijn, waarbij Euranet+ een integraal onderdeel van de jaarbegroting van de EU wordt, met een financieringsniveau dat het mogelijk maakt het bereik en het aantal luisteraars de komende jaren uit te breiden;

13.  onderstreept het belang van proefprojecten en voorbereidende acties bij de vormgeving van toekomstige EU-beleidsinitiatieven; wijst op het succes van de voorbereidende actie "Een nieuw verhaal voor Europa", die daadwerkelijk heeft bijgedragen tot het debat en een vernieuwende manier van denken onder jongeren over de uitdagingen waar de EU voor staat; vraagt de Commissie te onderzoeken hoe dit initiatief voorgezet kan worden via het onderdeel Jeugd van Erasmus+; is van oordeel dat een voortzetting van het initiatief op lange termijn het best verzekerd wordt door een rechtsgrondslag vast te stellen en te voorzien in specifieke fondsen met extra geld;

14.  verwelkomt de invoering van de begrotingslijn voor specifieke jaarlijkse evenementen in de begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018, wat ervoor moet zorgen dat burgers zich meer een deel van Europa voelen; merkt op dat deze evenementen duidelijk moeten bijdragen tot de toegevoegde waarde van de Europese burgers in de EU-lidstaten;

15.  benadrukt het belang van het creëren van de optimale omstandigheden om te verzekeren dat burgers de werking van de Unie, haar beleid en haar procedures kunnen begrijpen en eraan kunnen deelnemen; onderstreept in dit verband dat de Europese Unie haar communicatiebeleid moet verbeteren;

16.  onderstreept het belang van statistisch onderzoek en toegang tot vergelijkbare gegevensbronnen voor een effectieve monitoring en analyse van de culturele, economische en maatschappelijke invloed van cultuur- en onderwijsbeleid; herinnert in dit verband aan de noodzaak om voldoende middelen voor deze doelstelling toe te wijzen;

17.  benadrukt het feit dat om de door onderfinanciering veroorzaakte chronisch lage slaagcijfers van sommige EU-programma's aan te pakken en te zorgen voor een contracyclische functie van de EU-begroting, voor het MFK voor de periode na 2020 een systeem van echte en consistente eigen middelen moet worden ingevoerd.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

11.7.2017

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

22

4

3

Bij de eindstemming aanwezige leden

Isabella Adinolfi, Dominique Bilde, Nikolaos Chountis, Silvia Costa, María Teresa Giménez Barbat, Giorgos Grammatikakis, Petra Kammerevert, Svetoslav Hristov Malinov, Stefano Maullu, Morten Messerschmidt, Luigi Morgano, Momchil Nekov, John Procter, Michaela Šojdrová, Yana Toom, Helga Trüpel, Sabine Verheyen, Julie Ward, Bogdan Brunon Wenta, Bogdan Andrzej Zdrojewski, Milan Zver, Krystyna Łybacka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Mary Honeyball, Marc Joulaud, Morten Løkkegaard, Emma McClarkin, Martina Michels

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Lefteris Christoforou, Maria Heubuch

ADVIES van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (5.9.2017)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018
(2017/2044(BUD))

Rapporteur voor advies: Petr Ježek

SUGGESTIES

De Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  neemt kennis van de ontwerpbegroting 2018 (OB 2018); betreurt de verlaging van zowel de vastleggingskredieten (VK) als de betalingskredieten (BK) in rubriek III ten opzichte van 2017; onderstreept dat deze verlagingen niet kunnen worden gerechtvaardigd door de vertragingen in de tenuitvoerlegging van de overeengekomen maatregelen; verwelkomt de verhoging van rubriek III met een aanvullend bedrag van 817,1 miljoen EUR boven het plafond, met gebruikmaking van het flexibiliteitsinstrument; benadrukt dat het voorgestelde uitgavenniveau niet zal volstaan om in de behoeften van de EU op het gebied van migratie en veiligheid te voldoen;

2.  is van mening dat de omvangrijke verlaging van de begroting (49,7 % aan BK) voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF) geen recht doet aan het belang en de dringende noodzaak van de beleidsdoelstellingen van dit fonds; is het niet eens met de redenen die de Commissie aanvoert voor de door haar voorgestelde verlaging van de middelen voor het AMIF op de OB 2018; is verheugd over het voorstel van de Commissie met betrekking tot de intensivering van de kernactiviteiten, waaronder begrotingstoewijzingen voor verbeterde samenwerking inzake terugkeer en overname met derde landen; is bezorgd dat de behoeften op het gebied van opvang, behandeling en integratie van asielzoekers onderschat worden door de Commissie; benadrukt dat veiligheid voor degenen die bescherming zoeken in de Unie niet in het gedrang mag komen door bezuinigingen op de begroting;

3.  is van mening dat er bij gebreke van een overeenkomst over de herziening van de Dublin-verordening[1] na september 2017 moet worden doorgegaan met herplaatsingen; is van mening dat dit noodzakelijk is omwille van de eerlijke verdeling van verantwoordelijkheid en de solidariteit tussen lidstaten;

4.  roept de Commissie op een nota van wijzigingen in te dienen zodra de rechtsgrondslagen met betrekking tot de Europese migratieagenda – en dan in het bijzonder de hervorming van het Dublin-systeem, het inreis-uitreissysteem, het Europees Systeem voor reisinformatie en ‑autorisatie en het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO) – zijn goedgekeurd, waarbij de financiële gevolgen hiervan volledig in acht worden genomen, teneinde passende en spoedige financiering voor een doeltreffend Europees asiel- en migratiebeleid te waarborgen;

5.  brengt in herinnering dat de billijke en transparante verdeling van de beschikbare middelen over de diverse doelstellingen van het AMIF voor het Europese Parlement een van de prioriteiten was tijdens de onderhandelingen die hebben geleid tot de instelling van dat fonds; verzoekt de Commissie het aantal begrotingslijnen dat betrekking heeft op het AMIF dienovereenkomstig te verhogen, ter vergroting van het inzicht in en de transparantie van de wijze waarop de financiële middelen over de verschillende doelstellingen en dus ook over die begrotingslijnen worden verdeeld en uitgegeven; verzoekt de Commissie met name om in alle toekomstige ontwerpbegrotingen een onderscheid te maken tussen uitgaven die bestemd zijn ter bevordering van billijke en doeltreffende terugkeerstrategieën en uitgaven voor legale migratie en het bevorderen van de effectieve integratie van onderdanen van derde landen, zoals voorgesteld in het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken inzake de begrotingen van 2015 en 2016;

6.  wijst er eens te meer op dat het belangrijk is gerichte financiering beschikbaar te stellen om iets te doen aan de onderliggende oorzaken van migratie en de vluchtelingencrisis; benadrukt daartoe dat de begroting van de Unie moet worden gebruikt voor de financiering van maatregelen in de landen van herkomst van migranten en in de gastlanden van vluchtelingen, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, maatregelen ter bestrijding van armoede, werkloosheid, instabiliteit, conflict en klimaatverandering en ter bevordering van onderwijs en economische kansen;

7.  benadrukt de aanzienlijke rol die organisaties van het maatschappelijk middenveld spelen bij het redden van levens van migranten en asielzoekers aan de buitengrenzen en bij het waarborgen, bevorderen en uitoefenen van hun rechten; roept op tot meer financiële steun om de activiteiten van het maatschappelijk middenveld te versterken;

8.  betreurt de forse verlaging van de begroting voor het Fonds voor interne veiligheid (ISF) (35,6 % aan BK); benadrukt dat, gezien de aanhoudende bedreiging voor de veiligheid in de Unie, de middelen voor het ISF afdoende moeten zijn om de lidstaten te helpen bij het aanpakken van de bedreigingen voor de interne veiligheid, in het bijzonder grensoverschrijdende georganiseerde en zware misdaad, terrorisme en cybercriminaliteit; benadrukt dat afdoende middelen beschikbaar moeten zijn voor de verbetering van het delen van informatie en de bestrijding van cybercriminaliteit;

9.  verwelkomt de financiering van instrumenten voor noodhulp in het kader van het AMIF (EMAS) en voor humanitaire noodhulp binnen de Unie (ESI) ter hoogte van respectievelijk 50 miljoen EUR en 200 miljoen EUR;

10.  wijst op de voorgestelde verhogingen op de OB 2018 voor uitgaven en personeelsformaties van alle agentschappen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken die worden beschouwd als agentschappen met "nieuwe taken"; betreurt echter dat de voorgestelde verhogingen bescheidener zijn dan de door de meeste agentschappen gevraagde verhogingen; benadrukt het belang van meer personeel voor eu‑LISA, Eurojust, CEPOL en Europol; roept op de begroting van Eurojust te verhogen gezien de toegenomen eisen voor justitiële samenwerking in de Unie, met name in het licht van de oprichting van een Europees openbaar ministerie; vraagt daarnaast om bijkomende financiële middelen voor Europol, gezien de verhoogde werklast voor dit agentschap, zonder dat dit ten koste gaat van de begrotingstoewijzingen voor andere agentschappen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken; onderstreept dat extra financiële middelen voor Europol en Eurojust moeten worden geïnvesteerd in de financiering van gezamenlijke onderzoeksteams; verwelkomt de verhoging van de begroting voor de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming gezien de tenuitvoerlegging van de algemene verordening gegevensbescherming[2]; roept ertoe op aanvullende personele middelen toe te wijzen aan EASO ter ondersteuning van een uitgebreider mandaat, om EASO te transformeren in een volwaardig agentschap dat in staat is lidstaten van de noodzakelijke operationele en technische bijstand te voorzien; roept op tot het toewijzen van meer personele middelen aan het Bureau voor de grondrechten; betreurt dat het mandaat van het Bureau voor de grondrechten zijn rol ter ondersteuning van de grondrechten nog steeds beperkt; onderstreept dat het Bureau voor de grondrechten de mogelijkheid moet hebben op eigen initiatief adviezen over wetgevingsvoorstellen uit te brengen en dat zijn opdracht moet worden uitgebreid tot alle gebieden van de uit hoofde van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie beschermde rechten, met inbegrip van bijvoorbeeld kwesties van politiële en justitiële samenwerking;

11.  wijst erop dat in het voorstel van de Commissie voor het derde opeenvolgende jaar in geen enkele marge is voorzien onder het maximum voor rubriek III, hetgeen aantoont dat de omvang van de kleinste MFK-rubriek niet meer aan de realiteit beantwoordt, zoals het Europees Parlement bij de tussentijdse herziening van het MFK aanvoerde;

12.  wijst erop dat Eurojust momenteel wordt geconfronteerd met een aanzienlijke toename van de werklast en complexiteit en dat het aantal zaken in de afgelopen vijf jaar met 100 % is gestegen; betreurt daarom de verlaging van de operationele financiering voor en de inkrimping van het personeelsbestand van Eurojust; onderstreept dat Eurojust passende financiering nodig heeft om zijn belangrijke rol op doeltreffende wijze te kunnen spelen bij de bevordering van justitiële samenwerking in strafzaken; dringt erop aan de middelen die zijn toegewezen aan de gezamenlijke onderzoeksteams te verhogen vanwege de aanzienlijke stijging van het aantal transnationale strafzaken en om het gebruik van deze fondsen te vereenvoudigen en flexibeler te maken;

13.  vraagt om meer middelen voor de bestrijding van radicalisering die leidt tot gewelddadig extremisme in de Unie; is van mening dat dit kan worden verwezenlijkt door integratie te bevorderen en discriminatie, racisme en vreemdelingenhaat te bestrijden.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

31.8.2017

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

40

9

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Jan Philipp Albrecht, Malin Björk, Caterina Chinnici, Daniel Dalton, Frank Engel, Raymond Finch, Ana Gomes, Nathalie Griesbeck, Sylvie Guillaume, Monika Hohlmeier, Brice Hortefeux, Sophia in ‘t Veld, Juan Fernando López Aguilar, Roberta Metsola, Claude Moraes, Soraya Post, Judith Sargentini, Birgit Sippel, Branislav Škripek, Csaba Sógor, Helga Stevens, Traian Ungureanu, Marie-Christine Vergiat, Udo Voigt, Josef Weidenholzer, Cecilia Wikström, Kristina Winberg, Tomáš Zdechovský, Auke Zijlstra

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Marina Albiol Guzmán, Maria Grapini, Anna Hedh, Petr Ježek, Jeroen Lenaers, Andrejs Mamikins, Angelika Mlinar, Christine Revault D’Allonnes Bonnefoy, Barbara Spinelli, Róża Gräfin von Thun und Hohenstein, Elissavet Vozemberg-Vrionidi

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

André Elissen, Rosa Estaràs Ferragut, Arndt Kohn, Agnieszka Kozłowska-Rajewicz, Philippe Lamberts, Adam Szejnfeld, Julie Ward, Bogdan Brunon Wenta, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

40

+

ALDE

Nathalie Griesbeck, Petr Ježek, Angelika Mlinar, Cecilia Wikström, Sophia in 't Veld

ECR

Daniel Dalton, Helga Stevens, Branislav Škripek

PPE

Frank Engel, Rosa Estaràs Ferragut, Monika Hohlmeier, Brice Hortefeux, Agnieszka Kozłowska-Rajewicz, Jeroen Lenaers, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska, Roberta Metsola, Adam Szejnfeld, Csaba Sógor, Róża Gräfin von Thun und Hohenstein, Traian Ungureanu, Elissavet Vozemberg-Vrionidi, Bogdan Brunon Wenta, Tomáš Zdechovský

S&D

Caterina Chinnici, Ana Gomes, Maria Grapini, Sylvie Guillaume, Anna Hedh, Arndt Kohn, Juan Fernando López Aguilar, Andrejs Mamikins, Claude Moraes, Soraya Post, Christine Revault D'Allonnes Bonnefoy, Birgit Sippel, Julie Ward, Josef Weidenholzer

VERTS/ALE

Jan Philipp Albrecht, Philippe Lamberts, Judith Sargentini

9

-

EFDD

Raymond Finch, Kristina Winberg

ENF

André Elissen, Auke Zijlstra

GUE/NGL

Marina Albiol Guzmán, Malin Björk, Barbara Spinelli, Marie-Christine Vergiat

NI

Udo Voigt

0

0

 

 

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

  • [1]  Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 31).
  • [2]  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

ADVIES van de Commissie constitutionele zaken (13.7.2017)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018
(2017/2044(BUD))

Rapporteur voor advies: Danuta Maria Hübner

SUGGESTIES

De Commissie constitutionele zaken verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  neemt kennis van de door de Commissie voorgestelde verlaging van de kredieten voor rubriek 3, namelijk een verlaging van de vastleggingskredieten met 18,9 % en van de betalingskredieten met 21,7 % ten opzichte van de begroting 2017, wat nog steeds iets boven het oorspronkelijk geprogrammeerde bedrag voor dit jaar is; merkt op dat de Commissie geen marge laat in rubriek 3 en voorstelt het flexibiliteitsinstrument te gebruiken voor een bedrag van 817,1 miljoen EUR om in 2018 voldoende financiële middelen voor migratie en veiligheid te behouden;

2.  is met name ingenomen met de voorgestelde verhoging van de vastleggingskredieten met 4,2 % en van de betalingskredieten met 8,6 % voor het programma "Europa voor de burger" en met de verhoging van de vastleggingskredieten met 1,2 % voor het programma "Rechten, gelijkheid en burgerschap" ten opzichte van de begroting 2017, omdat deze programma's bijdragen aan een grotere deelname van de burger aan het politieke leven in de Unie en aan de uitoefening van de rechten die voortvloeien uit het burgerschap van de Unie; zegt in dit verband toe samen met de Commissie de structurele dialoog te versterken tussen de EU-instellingen en organisaties van het Europees maatschappelijk middenveld;

3.  wijst op een verlaging van de vastleggingskredieten met 100 000 EUR voor het Europees burgerinitiatief (EBI) en benadrukt dat in voldoende financiële middelen moet worden voorzien om het gebruik van dit waardevolle instrument voor participerende democratie te bevorderen;

4.  neemt kennis van de verhoging van de kredieten voor communicatieacties met 0,2 % aan vastleggingskredieten en 2,1 % aan betalingskredieten en betreurt dat de verhoging niet groter is, met name omdat 2018 een belangrijk jaar is voor de communicatie met de burger in de aanloop naar de Europese verkiezingen in 2019 en gezien het verband tussen dergelijke financiering en het waarborgen van een brede maatschappelijke discussie, maar ook om te zorgen voor een breed publiek debat en betrokkenheid van de burger en de nationale parlementen bij het debat over de toekomst van Europa als reactie op het witboek dat de Commissie eerder dit jaar heeft gepresenteerd;

5.  verzoekt zijn Bureau en de Commissie om voor een aanzienlijke verhoging van de middelen voor de afdeling Transparantie van het Europees Parlement en het Gezamenlijke Secretariaat van het Transparantieregister te zorgen;

6.  betreurt dat de Commissie voortdurend middelen van bestaande begrotingsonderdelen gebruikt voor de financiering van nieuw opgerichte fondsen, die buiten de begroting van de Unie vallen en bijgevolg niet zijn onderworpen aan parlementaire controle;

7.  benadrukt dat een coherente begrotingsaanpak voor de informatieverstrekking met betrekking tot de relevantie van de Europese verkiezingen noodzakelijk is; dringt daarom aan op een campagne om de burgers te informeren over de rol van het Europees Parlement als de instelling die hen rechtstreeks vertegenwoordigt op Europees niveau, over hun kiesrecht, over de Europese dimensie van hun stem en over het verband tussen hun stem en de verkiezing van de voorzitter van de Commissie.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

12.7.2017

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

19

4

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Michał Boni, Mercedes Bresso, Elmar Brok, Richard Corbett, Pascal Durand, Danuta Maria Hübner, Diane James, Ramón Jáuregui Atondo, Morten Messerschmidt, Maite Pagazaurtundúa Ruiz, Markus Pieper, Helmut Scholz, György Schöpflin, Pedro Silva Pereira, Barbara Spinelli, Claudia Țapardel, Josep-Maria Terricabras, Kazimierz Michał Ujazdowski

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Gerolf Annemans, Cristian Dan Preda, Jasenko Selimovic, Rainer Wieland

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Pál Csáky

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

19

+

ALDE

Maite Pagazaurtundúa Ruiz, Jasenko Selimovic

GUE/NGL

Helmut Scholz, Barbara Spinelli

PPE

Michał Boni, Elmar Brok, Pál Csáky, Danuta Maria Hübner, Markus Pieper, Cristian Dan Preda, György Schöpflin, Rainer Wieland

S&D

Mercedes Bresso, Richard Corbett, Ramón Jáuregui Atondo, Pedro Silva Pereira, Claudia Țapardel

VERTS/ALE

Pascal Durand, Josep-Maria Terricabras

4

-

ECR

Morten Messerschmidt, Kazimierz Michał Ujazdowski

ENF

Gerolf Annemans

NI

Diane James

0

0

 

 

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

ADVIES van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (27.9.2017)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018
(2017/2044(BUD)(BUD))

Rapporteur voor advies: Barbara Matera

SUGGESTIES

De Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A.  overwegende dat de gelijkheid van mannen en vrouwen een van de grondbeginselen van de Unie is en door de Unie wordt gestimuleerd;

B.  overwegende dat het Europees Parlement herhaaldelijk heeft opgeroepen tot het leveren van voldoende financiering en tot het handhaven van een zo hoog mogelijke prioriteit voor de specifieke doelstelling van Daphne in het kader van het programma Rechten, gelijkheid en burgerschap, ter bescherming van vrouwen en meisjes tegen geweld;

C.  overwegende dat strategische investeringen en duurzame groei ter ondersteuning van economische samenhang en het creëren van werkgelegenheid, met name voor jongeren, een van de belangrijkste doelstellingen van het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor 2018 is; overwegende dat het in dit verband ook van belang is nadruk te leggen op het ondersteunen van het potentieel van vrouwen in alle economische sectoren, waaronder de digitale economie, informatie- en communicatietechnologie (ICT) en wetenschap, technologie, techniek en wiskunde (STEM); overwegende dat het, met bijzondere aandacht voor gender op die terreinen, noodzakelijk is iets te doen aan de aanzienlijke genderkloof en het in de hele EU optredende tekort aan vaardigheden in de sectoren ict en STEM;

D.  overwegende dat toegang tot openbare diensten essentieel is voor de economische onafhankelijkheid en empowerment van vrouwen en dat overheidsdiensten nog altijd een belangrijke werkgelegenheidssector vormen voor vrouwen;

1.  herhaalt zijn oproep om gebruik te maken van genderbewuste budgettering in de begrotingsprocedure en om begrotingsuitgaven aan te wenden als doeltreffend middel om de gelijkheid van vrouwen en mannen te bevorderen; herinnert eraan dat genderbudgettering een methodologie is die moet worden toegepast in alle begrotingsonderdelen van de Unie en niet alleen voor die programma's waar de implicaties voor een gendereffect het relevantst lijken;

2.  beveelt aan een begrotingsplan op te stellen voor de tenuitvoerlegging van gendermainstreaming in de instellingen van de Unie; wijst erop dat gendermainstreaming een wettelijke verplichting is die rechtstreeks voortvloeit uit de Verdragen;

3.  benadrukt dat de middelen voor de specifieke doelstelling van Daphne moeten worden verhoogd, in aansluiting op de toewijzingen in de voorgaande programmeringsperiode, en dat met het oog op de voorbereidingen voor het volgende meerjarig financieel kader een afzonderlijke begrotingslijn voor deze specifieke doelstelling moet worden ingevoerd; wijst erop dat doelstellingen op het gebied van de gelijkheid tussen vrouwen en mannen maar al te vaak worden opgenomen in andere beleidsdoelstellingen die binnen hetzelfde begrotingsonderdeel aan bod komen;

4.  beklemtoont de behoefte aan middelen ter ondersteuning van de meest kwetsbare vrouwen en meisjes in onze samenlevingen, in het bijzonder vrouwen met een handicap, vluchtelingen en slachtoffers van mensenhandel en misbruik;

5.  verzoekt om toewijzingen ter ondersteuning van ondernemerschap van vrouwen en het waarborgen en stimuleren van de toegang van vrouwen tot leningen en aandelenfinanciering door middel van programma's en fondsen van de Unie, zoals COSME, Horizon 2020 en het Europees Sociaal Fonds;

6.  is verheugd over de voortzetting van de financiering voor het Jeugdwerkgelegenheidsinitiatief; roept op toe te zien op een gelijkwaardige participatie van meisjes en jonge vrouwen aan de maatregelen in het kader van dat initiatief, en het besteden van specifieke aandacht aan het waarborgen van een hoogwaardig aanbod van opleidingen en werkgelegenheid voor meisjes en jonge vrouwen, onder meer in de digitale economie, ICT en de STEM-sectoren;

7.  neemt nota van de voorgestelde geringe verhoging van de begrotingstoewijzingen voor het Europees Instituut voor gendergelijkheid (EIGE); benadrukt dat een toekomstige Europese waarnemingspost inzake vrouwenmoord en geweld tegen vrouwen moet worden opgericht binnen EIGE, zodat de expertise en de beschikbare middelen van dat instituut efficiënt en met benutting van synergie worden gebruikt; verzoekt om verhoging van de begroting en uitbreiding van de personeelsformatie van EIGE, zodat het die nieuwe taken kan uitvoeren;

8.  betreurt dat in het Europees Fonds voor strategische investeringen geen genderperspectief wordt toegepast en benadrukt dat er slechts kans is op een geslaagd herstelproces als er aandacht gaat naar de gevolgen van crises op vrouwen.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

25.9.2017

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

13

3

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Maria Arena, Malin Björk, Vilija Blinkevičiūtė, Arne Gericke, Agnieszka Kozłowska-Rajewicz, Angelika Mlinar, Marijana Petir, Terry Reintke, Ángela Vallina, Elissavet Vozemberg-Vrionidi, Anna Záborská

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Eleonora Forenza, Edouard Martin

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Marie-Christine Arnautu, Jane Collins, Claudiu Ciprian Tănăsescu, Axel Voss, Tiemo Wölken

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

13

+

ALDE

Angelika Mlinar

GUE/NGL

Malin Björk, Eleonora Forenza, Ángela Vallina

PPE

Agnieszka Kozłowska-Rajewicz, Axel Voss, Elissavet Vozemberg-Vrionidi

S&D

Maria Arena, Vilija Blinkevičiūtė, David Martin, Claudiu Ciprian Tănăsescu, Tiemo Wölken

Verts/ALE

Terry Reintke

3

-

ECR

Arne Gericke

EFDD

Jane Collins

ENF

Marie-Christine Arnautu

2

0

PPE

Marijana Petir, Anna Záborská

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

10.10.2017

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

30

6

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Nedzhmi Ali, Jonathan Arnott, Richard Ashworth, Reimer Böge, Lefteris Christoforou, Gérard Deprez, Manuel dos Santos, José Manuel Fernandes, Eider Gardiazabal Rubial, Jens Geier, Ingeborg Gräßle, Monika Hohlmeier, John Howarth, Bernd Kölmel, Siegfried Mureşan, Liadh Ní Riada, Jan Olbrycht, Urmas Paet, Pina Picierno, Răzvan Popa, Paul Rübig, Jordi Solé, Patricija Šulin, Eleftherios Synadinos, Indrek Tarand, Isabelle Thomas, Inese Vaidere, Monika Vana, Daniele Viotti, Tiemo Wölken, Marco Zanni, Stanisław Żółtek

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Anneli Jäätteenmäki, Andrey Novakov, Derek Vaughan, Tomáš Zdechovský

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Marie-Pierre Vieu, Auke Zijlstra

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE

30

+

ALDE

Nedzhmi Ali, Gérard Deprez, Anneli Jäätteenmäki, Urmas Paet

GUE/NGL

Liadh Ní Riada

PPE

Reimer Böge, Lefteris Christoforou, José Manuel Fernandes, Ingeborg Gräßle, Monika Hohlmeier, Siegfried Mureşan, Andrey Novakov Jan Olbrycht, Paul Rübig, Patricija Šulin, Inese Vaidere, Tomáš Zdechovský

S&D

Eider Gardiazabal Rubial, Jens Geier, John Howarth, Pina Picierno, Răzvan Popa, Manuel dos Santos, Isabelle Thomas, Derek Vaughan, Daniele Viotti, Tiemo Wölken

Verts/ALE

Jordi Solé, Indrek Tarand, Monika Vana

6

-

ECR

Bernd Kölmel

EFDD

Jonathan Arnott

ENF

Marco Zanni, Auke Zijlstra, Stanisław Żółtek

NI

Eleftherios Synadinos

2

0

ECR

Richard Ashworth

GUE/NGL

Marie-Pierre Vieu

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding