VERSLAG over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Georgios Kyrtsos

22.10.2018 - (2018/2041(IMM))

Commissie juridische zaken
Rapporteur: Heidi Hautala

Procedure : 2018/2041(IMM)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A8-0351/2018
Ingediende teksten :
A8-0351/2018
Debatten :
Stemmingen :
Aangenomen teksten :

ONTWERPBESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Georgios Kyrtsos

(2018/2041(IMM))

Het Europees Parlement,

–  gezien het verzoek om opheffing van de immuniteit van Georgios Kyrtsos, dat op 27 februari 2018 door de substituut van de procureur-generaal van het Hooggerechtshof van Griekenland werd ingediend wegens niet-betaling van een paasbonus ten bedrage van 986,46 EUR (dossier nr. AVM O 2017/6101), en van de ontvangst waarvan op 14 maart 2018 ter plenaire vergadering kennis werd gegeven.

–  na Georgios Kyrtsos te hebben gehoord, overeenkomstig artikel 9, lid 6, van zijn Reglement,

–  gezien de artikelen 8 en 9 van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, en artikel 6, lid 2, van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen,

–  gezien de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 mei 1964, 10 juli 1986, 15 en 21 oktober 2008, 19 maart 2010, 6 september 2011 en 17 januari 2013[1],

–  gezien artikel 62 van de grondwet van de Helleense Republiek,

–  gezien artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 1, en artikel 9 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A8-03512018),

A.  overwegende dat de openbaar aanklager bij het Hooggerechtshof van Griekenland verzoekt om opheffing van de immuniteit van Georgios Kyrtsos, lid van het Europees Parlement, in verband met een mogelijke procedure wegens een vermeend strafbaar feit;

B.  overwegende dat in artikel 9 van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie bepaald is dat de leden van het Europees Parlement op hun eigen grondgebied de immuniteiten genieten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend;

C.  overwegende dat in artikel 62 van de grondwet van de Helleense Republiek bepaald is dat de leden van het parlement tijdens hun ambtsperiode niet kunnen worden vervolgd, gearresteerd, gevangengenomen of op andere wijze aan beperkingen worden onderworpen zonder voorafgaande toestemming van het parlement;

D.  overwegende dat Georgios Kyrtsos, als juridisch vertegenwoordiger (directeur en bestuursvoorzitter) van de ondernemingen KMP Publishing House Ltd en Free Sunday Publishing House Ltd, op 26 juli 2005 namens KMP Publishing House Ltd een werknemer heeft aangeworven, waarbij deze een arbeidscontract kreeg voor het verrichten van werkzaamheden als artdirector in beide ondernemingen (het contract is inmiddels beëindigd);

E.  overwegende dat Georgios Kyrtsos ervan wordt beschuldigd op 27 april 2016 te hebben nagelaten aan deze voormalig medewerker een paasbonus ter hoogte van 986,46 EUR te betalen, dit in strijd met Noodwet nr. 690/1945, zoals vervangen door artikel 8, lid 1, van Wet 236/95, hetgeen een strafbaar feit is in de zin van artikel 28 van Wet nr. 3996/2011 in samenhang met gezamenlijk ministerieel besluit 19040/1981;

F.  overwegende dat het vermeende strafbare feit duidelijk geen rechtstreeks verband houdt met het mandaat van Georgios Kyrtsos als lid van het Europees Parlement, maar betrekking heeft op zijn eerdere functie van directeur van twee uitgeverijen;

G.  overwegende dat de vervolging geen betrekking heeft op een mening of een stem die door dit lid van het Parlement in het kader van de uitoefening van zijn ambt is uitgebracht, in de zin van artikel 8 van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie;

H.  overwegende dat er geen redenen zijn om te vermoeden dat de onderliggende strafrechtelijke procedure bedoeld is om schade toe te brengen aan de politieke activiteiten van een lid (fumus persecutionis);

1.  besluit de immuniteit van Georgios Kyrtsos op te heffen;

2.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van zijn bevoegde commissie onmiddellijk te doen toekomen aan de Griekse autoriteiten en aan Georgios Kyrtsos.

  • [1]  Arrest van het Hof van Justitie van 12 mei 1964, Wagner/Fohrmann en Krier, 101/63, ECLI:EU:C:1964:28; arrest van het Hof van Justitie van 10 juli 1986, Wybot/Faure e.a., 149/85, ECLI:EU:C:1986:310; arrest van het Gerecht van 15 oktober 2008, Mote/Parlement, T-345/05, ECLI:EU:T:2008:440; arrest van het Hof van Justitie van 21 oktober 2008, Marra/De Gregorio en Clemente, C-200/07 en C-201/07, ECLI:EU:C:2008:579; arrest van het Gerecht van 19 maart 2010, Gollnisch/Parlement, T-42/06, ECLI:EU:T:2010:102; arrest van het Hof van Justitie van 6 september 2011, Patriciello, C-163/10, ECLI: EU:C:2011:543; arrest van het Gerecht van 17 januari 2013, Gollnisch/Parlement, T-346/11 en T-347/11, ECLI:EU:T:2013:23

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURINGIN DE BEVOEGDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

22.10.2018

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

19

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Max Andersson, Joëlle Bergeron, Marie-Christine Boutonnet, Mady Delvaux, Laura Ferrara, Heidi Hautala, Mary Honeyball, Sajjad Karim, Sylvia-Yvonne Kaufmann, Gilles Lebreton, Julia Reda, Evelyn Regner, Pavel Svoboda, Axel Voss, Francis Zammit Dimech, Tadeusz Zwiefka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Geoffroy Didier, Angel Dzhambazki, Tiemo Wölken

Laatst bijgewerkt op: 23 oktober 2018
Juridische mededeling - Privacybeleid