Ontwerpresolutie - B8-1346/2015Ontwerpresolutie
B8-1346/2015

ONTWERPRESOLUTIE over de bescherming van het Virunga National Park in de Democratische Republiek Congo

9.12.2015 - (2015/2728(RSP))

naar aanleiding van vraag met verzoek om mondeling antwoord B8-1111/2015
ingediend overeenkomstig artikel 128, lid 5, van het Reglement

Linda McAvan namens de Commissie ontwikkelingssamenwerking


Procedure : 2015/2728(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-1346/2015
Ingediende teksten :
B8-1346/2015
Debatten :
Stemmingen :
Aangenomen teksten :

B8-1346/2015

Resolutie van het Europees Parlement over de bescherming van het Virunga National Park in de Democratische Republiek Congo

(2015/2728(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien het Verdrag betreffende de bescherming van cultureel en natuurlijk werelderfgoed, goedgekeurd op de Algemene Conferentie van de UNESCO in Parijs op 16 november 1972,

–  gezien de aanwijzing - door UNESCO - van het Virunga National Park (VNP) tot werelderfgoed in 1979 en als bedreigd werelderfgoed in 1994,

–  gezien het Biodiversiteitsverdrag, op 5 juni 1992 goedgekeurd op de Wereldtop van Rio de Janeiro,

–  gezien het Verdrag inzake wetlands van internationale betekenis met name als habitats voor watervogels, gesloten in Ramsar in 1971,

–  gezien de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen (en de bijgewerkte versies daarvan), aangenomen in 1976, en de VN-richtsnoeren inzake het bedrijfsleven en de mensenrechten, zoals goedgekeurd in 1971,

–   gezien de slotverklaring van de overeenkomst die is bereikt naar aanleiding van de klacht van WWF International tegen SOCO International van juli 2014,

–  gezien het wettelijke en contractuele kader voor de winning van koolwaterstoffen in de Democratische Republiek Congo (DRC), waaronder 'Ordonnance-Loi n° 81-013 portant législation générale sur les mines et les hydrocarbures', de 'Code minier' en elke eventuele toekomstige 'Code congolais des hydrocarbures', alsmede de 'Contrats de Partage et de Production des hydrocarbures' (CPP's),

–  gezien de vraag aan de Commissie over de bescherming van het Virunga National Park in de Democratische Republiek Congo (O-000108/2015 – B8 1111/2015),

–  gezien de ontwerpresolutie van de Commissie ontwikkelingssamenwerking,

–  gezien artikel 128, lid 5, en artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat het VNP, gelegen in de DRC-provincies Noord-Kivu en "Province Orientale", aan de grens met Rwanda en Oeganda, het oudste nationale park is van Afrika, tot het UNESCO-werelderfgoed behoort, en wereldwijd bekend is om zijn unieke habitats en rijke biodiversiteit, die het tot het meest biodiverse park in Afrika maken; overwegende dat het park met name bekend is om zijn berggorilla's, een ernstig bedreigde soort die is opgenomen in bijlage I van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (Cites) van 1973;

B.  overwegende dat volgens het Biodiversiteitsverdrag, dat ook de DRC heeft ondertekend en geratificeerd, het behoud van de biologische diversiteit een gemeenschappelijke aangelegenheid is voor de mensheid en integraal deel uitmaakt van het ontwikkelingsproces; overwegende dat dit verdrag juridisch bindend is en de partijen verplicht tot naleving van zijn bepalingen;

C.  overwegende dat het VNP ook wordt beschermd door het Ramsar-verdrag en de nationale wetgeving van de DRC; overwegende dat de Commissie en sommige EU-lidstaten de afgelopen 25 jaar steun hebben verleend voor de instandhouding van het park;

D.  overwegende dat het VNP een van de drie Ramsar-gebieden in de DRC is (nr. 787); overwegende dat de DRC ingevolge het Ramsar-verdrag een aantal verplichtingen heeft ten aanzien van de gebieden op de Ramsar-lijst, zoals het formuleren en vervolgens uitvoeren van een planning voor het in stand houden van de wetlands die op de lijst staan, en het - zo veel als mogelijk - verstandig gebruiken van de wetlands binnen haar grondgebied (artikel 3, lid 1, van het Ramsar-verdrag);

E.  overwegende dat volgens het WWF-rapport "The economic value of Virunga Park" van 2013 het Virunga National Park jaarlijks een economische waarde van 48,9 miljoen USD heeft; overwegende dat het VNP in een stabiele situatie tot groei van de economie en het toerisme zou kunnen bijdragen, en jaarlijks een waarde van één miljard USD en 45 000 arbeidsplaatsen zou kunnen hebben;

F.  overwegende dat het park, ondanks zijn status van beschermde wildernis, al decennialang wordt bedreigd door gewapende groepen die zich bezighouden met stroperij, ontbossing en andere vormen van niet-duurzame en illegale exploitatie van de natuurlijke rijkdommen; overwegende dat het Virunga National Park om die reden op de lijst van bedreigd werelderfgoed staat; overwegende dat een oliekoorts in een context van enorme armoede, een zwakke staat, slecht bestuur en regionale onveiligheid ernstige destabiliserende gevolgen voor de samenleving en het milieu zou hebben;

G.  overwegende dat de regering van de DRC in december 2007 concessies voor olieboringen in 85 % van het park heeft verleend; verder overwegende dat SOCO International PLC (SOCO) tot dusver de enige maatschappij is die in het park proefboringen heeft verricht;

H.  overwegende dat de wetgeving van de DRC milieubelastende activiteiten in beschermde gebieden weliswaar verbiedt, maar dat de exploratievergunning van SOCO stoelt op een uitzondering in deze wetgeving die "wetenschappelijke activiteiten" in beschermde gebieden toelaat;

I.  overwegende dat de verantwoordelijkheid om de mensenrechten na te leven een algemene gedragsnorm is voor alle ondernemingen wereldwijd, zoals herhaald in de VN-richtsnoeren inzake het bedrijfsleven en de mensenrechten en de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen;

J.  overwegende dat in en rond het VNP meer dan twintig jaar lang gewelddadige conflicten hebben gewoed; overwegende dat zowel de rebellen, als het reguliere leger zich hebben gefinancierd met de opbrengsten van illegale mijnbouw, de illegale exploitatie van de natuurlijke hulpbronnen (hout, kolen, enz.) en het stropen van bedreigde diersoorten, alsmede de illegale handel in andere natuurlijke hulpbronnen, en dat de exploratie en winning van mogelijke oliereserves hoogst waarschijnlijk tot nog meer geweld en ernstige schendingen van de mensenrechten en tot vervuiling in het gebied zullen leiden;

K.  overwegende dat de grootschalige kap van vegetatie, de introductie van invasieve planten, de fragmentatie van habitats, een grotere kans op stroperij en op verontreiniging door olielekken, het affakkelen van gas en het dumpen van afval tot de ernstigste milieurisico's van de winning van olie in gebieden met een zwak bestuur behoren; overwegende dat het risico van een "olievloek" tot een toename van de armoede en de ongelijkheid zou kunnen leiden, zoals uit verschillende casestudy's blijkt (bijvoorbeeld die betreffende de Nigerdelta);

L.  overwegende dat het duurzaam beheren van het land, het water en de dieren in het VNP directe en indirecte economische voordelen zal opleveren voor de bevolking, die sterk van de natuurlijke rijkdommen van het park afhankelijk is; overwegende dat volgens het WWF het berggorillatoerisme alleen al jaarlijks dertig miljoen USD zou kunnen opbrengen en duizenden banen zou kunnen creëren;

1.  onderstreept de absolute noodzaak om te voorkomen dat het VNP, in 1979 door UNESCO tot werelderfgoed verklaard en in 1994 tot bedreigd werelderfgoed, onherstelbare schade lijdt;

2.  betreurt dat het VNP ook tot een van de gevaarlijkste plaatsen ter wereld is geworden waar het gaat om natuurbescherming (voornamelijk dieren in het wild); stelt met grote bezorgdheid vast dat gewapende groepen betrokken zijn bij de illegale exploitatie van de natuurlijke rijkdommen van het park en dat ze door grondstoffendelving en houtskoolwinning enerzijds hun militaire activiteiten financieren en anderzijds zich persoonlijk verrijken; betreurt ook dat gewapende groepen zich op grote schaal met stroperij bezighouden voor voeding en voor de handel in ivoor en bushmeat, waarmee de oorlog wordt gefinancierd; stelt daarnaast met bezorgdheid vast dat militairen zich door een gebrek aan discipline, onregelmatige uitbetaling van lonen en voedseltekort ook steeds meer inlaten met illegale activiteiten, zoals ambachtelijke mijnbouw, houtskoolwinning en stroperij; overwegende dat het park gekenmerkt wordt door veel ongerepte natuur en het zeer moeilijk is om het oppervlak van 790 000 hectare te beschermen, vooral gezien het feit dat de regering hiervoor slechts in beperkte mate financiële middelen uittrekt; overwegende dat de hoofdopzichter van het park, de Belgische prins Emmanuel de Merode, op 15 april 2014 door drie schutters ernstig werd verwond, en dat de afgelopen tien jaar meer dan 140 opzichters in actieve dienst in het park om het leven zijn gebracht;

3.  onderstreept dat het VNP onherstelbare schade zou kunnen lijden als gevolg van olie-exploratie en -winning of andere illegale activiteiten; acht het onaanvaardbaar dat in 2007 concessies voor olieboringen binnen het VNP zijn verleend aan de Franse oliemaatschappij TOTAL en de Britse oliemaatschappij SOCO International, in schending van het Verdrag van Parijs voor de bescherming van cultureel en natuurlijk werelderfgoed, het Biodiversiteitsverdrag van 1992, het Ramsar-verdrag en de Congolese wetgeving, en herinnert eraan dat hoewel TOTAL ermee instemde om nooit binnen de grenzen van het VNP proefboringen te verrichten (ook als de Congolese regering besluit de grenzen te verleggen) SOCO International wel in het VNP naar olie heeft geboord en in juli 2014 een seismologisch onderzoek heeft afgerond, waarvan de resultaten naar verwachting binnenkort aan de Congolese regering zullen worden overhandigd, die dan zal beslissen omtrent verdere exploratie;

4.  neemt nota van de overeenkomst die in juni 2014 werd bereikt tussen SOCO International en de natuurbeschermingsorganisatie WWF naar aanleiding van de klacht van het WWF bij het Nationaal Contactpunt (NCP) van het VK over de niet-naleving - door SOCO - van de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen, volgens dewelke de onderneming zich ertoe verbindt geen exploratie- of andere booractiviteiten te verrichten of uit te besteden in het Virunga National Park tenzij UNESCO en de regering van de DRC ermee instemmen dat dergelijke activiteiten niet onverenigbaar zijn met de status van werelderfgoed; merkt op dat zo'n voorwaardelijke afspraak geen garanties biedt dat de olieboringen in het park zullen worden gestaakt; wijst erop dat de dubbelzinnige houding van SOCO International de deur openzet voor de volledige of gedeeltelijke vrijgave van het park voor olieboringen; merkt op dat de concessie waar SOCO naar olie zoekt zich in en rond Lake Edward bevindt, een gebied dat tientallen aansprekende (en sommige bedreigde) diersoorten herbergt, zoals chimpansees, olifanten, krokodillen en leeuwen; vraagt SOCO International plc en haar in de DRC geregistreerde onderneming bijgevolg om alle exploratie- en winningsactiviteiten in het Virunga National Park permanent te staken en de huidige grenzen van het park te respecteren; vraagt de regering van de DRC daarnaast om alle vergunningen die voor olie-exploratie in het grondgebied van het Virunga National Park zijn verleend, te annuleren, zoals gevraagd door de werelderfgoedcommissie;

5.  onderstreept dat de visserij in Lake Edward naar schatting jaarlijks een bedrag van ongeveer 30 miljoen USD opbrengt dat ten goede komt aan de lokale bevolking in de buurt van het Virunga National Park, en verder dat, blijkens een in opdracht van het WWF uitgevoerde onafhankelijke studie, meer dan 50 000 gezinnen van het meer afhankelijk zijn voor hun zoetwatervoorziening.

6.  wijst erop dat Der Spiegel, The Telegraph en The New York Times in september 2014 een rapport van Global Witness hebben gepubliceerd waarin melding wordt gemaakt van geruchten als zouden SOCO International en haar onderaannemers - in hun pogingen om zich toegang tot het oudste nationale park van Afrika te verschaffen en daar naar olie te boren - clandestiene betalingen hebben gedaan, gewapende rebellen hebben afgekocht en gebruik hebben gemaakt van de sfeer van angst en geweld die de veiligheidstroepen van de regering in het oosten van de DRC hebben gecreëerd;

7.  is verheugd met de strategische milieubeoordeling van olie-exploratie/-exploitatie in het noordelijke deel van de Albertine Rift, waaronder in het VNP; is van oordeel dat de betrokken regeringen, waaronder die van de DRC, aan de hand van die beoordeling geïnformeerde besluiten moeten kunnen nemen op grond van een deugdelijke analyse van het effect van olie-exploratie en -exploitatie; betreurt evenwel dat het milieubeoordelingsproces ernstig is vertraagd en in het VNP al met de olie-exploratie is begonnen hoewel de bedoelde beoordeling nog niet klaar is;

8.  onderstreept dat de kwestie van oliewinning in de DRC wordt gekenmerkt door een inadequaat en ineffectief wetgevings- en regelgevingsstelsel; vraagt de regering van de DRC de eigen wet- en regelgeving, die milieubelastende activiteiten, zoals olie-exploratie en -winning, in beschermde gebieden, zoals het Virunga National Park, verbiedt, te handhaven en na te leven, en de bestaande mazen in de ontwerpwetten voor koolwaterstoffen en natuurbescherming, die de exploratie en winning van natuurlijke rijkdommen in nationale parken en op werelderfgoedlocaties mogelijk maken, te dichten;

9.  betuigt zijn waardering voor de inspanningen van het bestuur van het VNP om door de opwekking van energie uit zon en water duurzame inkomsten te genereren, wat de inkomenssituatie van heel wat lokale bevolkingsgroepen ten goede komt zonder het natuurgebied aan te tasten, en wat in het kader van de ontwikkeling van werelderfgoedlocaties ook is toegestaan;

10.  wijst erop dat - sinds het begin van de jaren negentig - de conflicten met de gewapende guerrilla's die in en rond het park wonen tot ernstige mensenrechtenschendingen en veel van het geweld hebben geleid; wijst erop dat de Democratische Strijdkrachten voor de bevrijding van Rwanda (FDLR), een guerrillagroep die wordt beschuldigd van gruweldaden tijdens de genocide in Rwanda in het voorjaar van 1994 (die ook naar het oosten van de DRC is overgeslagen) zich al sinds 1996 in het VNP ophoudt en zich nog steeds over de grens in het park schuilhoudt, terwijl volgens berichten ook Mai-Mai-militieleden binnen het park veel mensen hebben gedood, verkracht en gewond, en dorpen hebben verwoest; verzoekt de regering van de DRC met klem om de rebellen te ontwapenen en de veiligheid in en rond het hele park te herstellen; betreurt daarnaast dat de repressie tegen mensenrechtenactivisten en journalisten in de DRC is toegenomen; dringt er nogmaals bij de regering van de DRC op aan de pers- en mediavrijheid te erkennen en te respecteren, en de rechtsstaat en de mensenrechten te eerbiedigen;

11.  herinnert eraan dat volgens het Verdrag van Parijs voor de bescherming van cultureel en natuurlijk werelderfgoed de exploratie en de winning van olie niet samengaan met de status van werelderfgoed; onderstreept voorts dat het VNP leefgebied is voor veel bedreigde diersoorten, zoals de iconische berggorilla, waarvan de laatste exemplaren in dit park leven, en de okapi, en dat de habitats van bedreigde soorten actief moeten worden beschermd; verwelkomt het besluit van de regering van de DRC om een speciale brigade voor het bestrijden van de stroperij op te richten, en verzoekt haar om in samenwerking met het Cites-secretariaat te onderzoeken welke aanvullende juridische maatregelen kunnen worden getroffen, en deze vervolgens ook daadwerkelijk te nemen, om criminele netwerken die bij de illegale handel betrokken zijn, aan te pakken; verzoekt de regering van de DRC in bredere zin met klem om de rol van de parkopzichters uit te breiden en illegale activiteiten in het park te bestraffen;

12.  onderstreept dat de regering van de DRC en SOCO International naar verluidt gesproken hebben over het wijzigen van de grenzen van het VNP met het oog op de vrijgave van een deel van het VNP, of van Virunga in zijn geheel, voor legale olieboringen, al schijnt de regering voor een dergelijke wijziging vooralsnog geen officiële toestemming bij UNESCO te hebben aangevraagd;

13.  vraagt de Europese Dienst voor extern optreden een diplomatieke reactie van de EU-lidstaten en andere potentiële donors die in de DRC actief zijn, te coördineren, teneinde de regering van de DRC te helpen van olie-exploratie en -winning in het park, alsook in andere Congolese UNESCO-werelderfgoedgebieden, af te zien, en wijzigingen aan de grenzen van het park c.q. inkrimpingen ervan af te wijzen;

14.  vraagt de Commissie en de lidstaten zich voor de integriteit van het park in te zetten, bijvoorbeeld door de terbeschikkingstelling van meer financiële middelen voor duurzame natuurbescherming en economische ontwikkeling, en diversificatie van het omliggende gebied; vraagt met name de EU de regering van de DRC te helpen bij het ontwikkelen van duurzame energiebronnen en economische alternatieven voor de mijnbouw, bij het beter benutten van binnenlandse bronnen (in het bijzonder door rechtvaardige en progressieve belastingstelsels), bij het verbeteren van het bestuur, en het bestrijden van stroperij, illegale houtkap, illegale mijnbouw en corruptie, hetgeen allemaal hardnekkige euvels zijn die onomkeerbare schade aan het park dreigen te veroorzaken;

15.  vraagt de Commissie en de lidstaten alle geëigende maatregelen te nemen om het milieubeoordelingsproces tot een werkelijk hulpmiddel bij de besluitvorming te maken;

16.  onderstreept dat de EU-lidstaten uit hoofde van de internationale en de Europese mensenrechtenwetgeving erop toe moeten zien dat de bedrijven die op hun grondgebied actief zijn met hun bedrijfsactiviteiten noch direct, noch indirect mensenrechtenschendingen plegen of daartoe bijdragen, en dat zij zich houden aan de toepasselijke gedragscodes met sociale- en milieuprestatienormen, alsook aan instrumenten als ILO-Verdrag nr. 69, de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen en de VN-richtsnoeren inzake het bedrijfsleven en de mensenrechten; vraagt de Commissie en de lidstaten juridisch bindende maatregelen te nemen om bedrijven waarvan vaststaat dat zij de nationale wetgeving en internationale verdragen overtreden, daadwerkelijk ter verantwoording te roepen;

17.  vraagt de Commissie en de lidstaten doeltreffende maatregelen te nemen voor het aanpakken van de achterliggende oorzaken van gewapende conflicten en corruptie, en ondersteuning te bieden aan duurzame ontwikkeling en vredesopbouwstrategieën en -projecten in het VNP en het omliggende gebied;

18.  dringt er bij de Commissie, de lidstaten, de Democratische Republiek Congo en de oliemaatschappijen die naar olie willen boren op aan af te zien van de exploitatie van fossiele brandstoffen in het VNP en de aangrenzende gebieden;

19.  vraagt de Europese Dienst voor extern optreden de nodige initiatieven te ontplooien om de regering van de DRC ertoe te bewegen onderzoeken in te stellen naar het geweld tegen mensenrechtenactivisten in de DRC, en met name in het VNP, alsook tegen parkwachters, en haar ertoe aan te zetten alles in het werk te stellen om te voorkomen dat dergelijke wreedheden zich herhalen;

20.  dringt er bij de Europese dienst voor extern optreden op aan alle noodzakelijke maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat SOCO International plc en haar in de DRC geregistreerde onderneming SOCO Exploration and Production DRC SPRL (SOCO) zich er publiekelijk toe verbinden de exploratie en exploitatie van natuurlijke hulpbronnen in het VNP helemaal en definitief stop te zetten;

21.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese dienst voor extern optreden, de regeringen en parlementen van de lidstaten en van de Democratische Republiek Congo, de Republiek Oeganda en de Republiek Rwanda, het Werelderfgoedcomité, gehuisvest bij de UNESCO, het Milieuprogramma van de Verenigde Naties en het secretariaat van het Ramsar-verdrag.