Ontwerpresolutie - B8-0464/2016Ontwerpresolutie
B8-0464/2016

ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Polen

11.4.2016 - (2015/3031(RSP))

naar aanleiding van verklaringen van de Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Robert Jarosław Iwaszkiewicz namens de EFDD-Fractie

Procedure : 2015/3031(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0464/2016
Ingediende teksten :
B8-0464/2016
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8-0464/2016

Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Polen

(2015/3031(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn debat van 19 januari 2016 over de situatie in Polen,

–  gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat in de geschiedenis van Polen vele voorbeelden te vinden zijn van het engagement van het land in de strijd voor vrijheid en soevereiniteit, waarvoor het levens van zijn soldaten en burgers heeft geofferd; overwegende dat met name moet worden bedacht dat Polen het eerste land in Europa was dat zich verzette tegen de agressie van het Duitse nazisme en dat Polen het land was dat aanving met de ontmanteling van het communistische systeem;

B.  overwegende dat Polen zich een pionier heeft betoond op het gebied van democratie, vrijheid van het individu en godsdienstvrijheid in Europa, dat de Republiek Polen het eerste land in Europa en het tweede land ter wereld was dat een grondwet aannam, en dat de mensenrechten, persoonlijke vrijheden en godsdienstvrijheid die in Polen worden geëerbiedigd eeuwenlang het best mogelijke model voor Europa vormden;

C.  overwegende dat in artikel 197 van de huidige Poolse grondwet is bepaald dat het grondwettelijk hof optreedt op basis van de door het Poolse parlement goedgekeurde wet;

D.  overwegende dat de verklaringen en media-activiteiten van de voorzitter van het grondwettelijk hof het conflict verergeren en het moeilijk maken een compromis te bereiken over de werking van het grondwettelijk hof;

E.  overwegende dat de crisis van het grondwettelijk hof begon in oktober 2015 en verband hield met politiek gemotiveerde maatregelen die de coalitieregering PO-PSL trof nadat zij de verkiezingen had verloren; overwegende dat het grondwettelijk hof in december 2015 besloot dat de benoeming van twee rechters in oktober 2015 ongrondwettig was;

F.  overwegende dat de richtsnoeren van de Commissie van Venetië niet bindend zijn en de regeringen van de lidstaten deze richtsnoeren kunnen, maar niet hoeven te aanvaarden als gids voor de invoering van positieve veranderingen;

G.  overwegende dat de voorzitter van de Commissie van Venetië in zijn nota benadrukt dat de hervorming van het grondwettelijk hof van Polen een interne Poolse aangelegenheid is en door de desbetreffende nationale autoriteiten moet worden aangepakt;

H.  overwegende dat de Poolse wetgeving een uitdrukkelijke regeling bevat voor kwesties inzake uiterste termijnen voor de publicaties van beslissingen van het grondwettelijk hof;

I.  overwegende dat noch de Commissie, noch enige andere EU-autoriteit op grond van de Verdragen het recht heeft zich te mengen in het politieke stelsel van een lidstaat, met name wanneer de voorgestelde wijzigingen niet in strijd zijn met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens;

J.  overwegende dat de verergering van de crisis van het grondwettelijk hof gevolgen kan hebben voor de werking van de wetgeving in Polen;

1.  is van mening dat de scheiding van de grondwettelijke machten in Polen, de werking van de parlementaire democratie, de fundamentele vrijheden en de rechtsstaat niet in gevaar zijn;

2.  benadrukt dat de crisis van het grondwettelijk hof een interne Poolse aangelegenheid is die alleen door de Poolse regering kan worden opgelost, in dialoog met alle belanghebbenden;

3.  erkent dat de situatie in Polen geen tussenkomst van de Commissie of een andere EU-instelling vereist; is van mening dat de Poolse regering vrij en soeverein in haar handelen is en niet kan worden verplicht de standpunten van organen als de Commissie van Venetië in overweging te nemen;

4.  wijst erop dat elke inmenging van de Commissie of een ander EU-orgaan met betrekking tot de eerbiediging van de democratische normen in Polen ongerechtvaardigd is; benadrukt dat een dergelijke actie niet in overeenstemming zou zijn met het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie verankerde subsidiariteitsbeginsel;

5.  benadrukt dat de door de Commissie getroffen maatregelen ten aanzien van Polen en de Poolse regering politiek gemotiveerd zijn en door de oppositie worden gebruikt om het beeld van politieke chaos in Polen te versterken;

6.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, de regeringen en de parlementen van de lidstaten en de president van de Republiek Polen.