ONTWERPRESOLUTIE over de handelsrelatie tussen de EU en China en de status van markteconomie
10.5.2016 - (2016/2667(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement
David Martin, Alessia Maria Mosca, Bernd Lange, Inmaculada Rodríguez-Piñero Fernández, Nicola Danti, Nicola Caputo, Eric Andrieu, Maria Arena, Zigmantas Balčytis, Hugues Bayet, Brando Benifei, Pervenche Berès, Goffredo Maria Bettini, Vilija Blinkevičiūtė, Simona Bonafè, Andrea Cozzolino, Isabella De Monte, Enrico Gasbarra, Neena Gill, Michela Giuffrida, Maria Grapini, Karoline Graswander-Hainz, Sylvie Guillaume, Sergio Gutiérrez Prieto, Liisa Jaakonsaari, Agnes Jongerius, Miapetra Kumpula-Natri, Cécile Kashetu Kyenge, Javi López, Juan Fernando López Aguilar, Edouard Martin, Emmanuel Maurel, Sorin Moisă, Pier Antonio Panzeri, Pina Picierno, Tonino Picula, Miroslav Poche, Joachim Schuster, Pedro Silva Pereira, Siôn Simon, Monika Smolková, Marc Tarabella, Patrizia Toia, Martina Werner, Flavio Zanonato, Damiano Zoffoli namens de S&D-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0607/2016
B8-0609/2016
Resolutie van het Europees Parlement over de handelsrelatie tussen de EU en China en de status van markteconomie
Het Europees Parlement,
– gezien de antidumpingwetgeving van de EU (Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap[1]),
– gezien het protocol van toetreding van China tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO),
– gezien zijn eerdere resoluties over de handelsbetrekkingen tussen de EU en China,
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Europese Unie en China twee van de grootste handelsblokken ter wereld zijn, dat China de op één na belangrijkste handelspartner van de EU is en de EU de belangrijkste handelspartner van China, met een dagelijkse onderling handelsverkeer ter waarde van ruim een miljard euro;
B. overwegende dat bij elk besluit over de wijze waarop moet worden omgegaan met invoer uit China na december 2016, moet worden gewaarborgd dat de EU-wetgeving in overeenstemming is met de normen van de Wereldhandelsorganisatie (WTO);
C. overwegende dat toen China tot de WTO toetrad, een regeling voor zijn toetreding voorzag in een specifieke methode voor dumpingberekening, die in afdeling 15 van het toetredingsprotocol werd vastgelegd en als basis dient voor een andere behandeling van Chinese invoer;
D. overwegende dat het overige deel van afdeling 15 van het protocol inzake de toetreding van China tot de WTO de erkenning door de WTO inhoudt dat op China bijzondere regels kunnen worden toegepast, wat antidumpingonderzoeken betreft en een rechtsgrondslag biedt voor de toepassing van een niet-standaardmethode op invoer uit China na 2016;
E. overwegende dat, gezien de huidige mate van invloed van de staat op de Chinese economie, de besluiten van bedrijven inzake prijzen, kosten, productie en productiemiddelen niet worden genomen als reactie op marktsignalen van vraag en aanbod;
F. overwegende dat in het toetredingsprotocol China zich onder meer heeft verbonden om al zijn prijzen door de marktwerking te laten bepalen en dat de EU moet waarborgen dat China zijn WTO-verplichtingen volledig nakomt;
G. overwegende dat de overcapaciteit van China al aanzienlijke sociale, economische en milieugevolgen heeft voor de EU, zoals onlangs duidelijk is geworden door het schadelijke effect ervan op de EU-staalsector, met name in het Verenigd Koninkrijk, en dat de toekenning van de markteconomiestatus aan China een aanmerkelijke impact kan hebben op de werkgelegenheid in de EU;
H. overwegende dat de onlangs afgesloten openbare raadpleging over de mogelijke toekenning van de markteconomiestatus aan China aanvullende informatie kan opleveren die wellicht van pas komt bij de aanpak van de kwestie;
I. overwegende dat in de mededeling van de Commissie van 10 oktober 2012 getiteld "Een sterkere Europese industrie om bij te dragen tot groei en economisch herstel" als doel wordt gesteld het aandeel van de industrie in het bbp van de EU te verhogen naar 20 % in 2020;
1. wijst nogmaals op het belang van het strategisch partnerschap van de EU met China, waarin vrije en eerlijke handel en investeringen een belangrijke rol spelen;
2. benadrukt dat China geen markteconomie is en dat aan de door de EU opgestelde vijf criteria voor markteconomieën nog niet is voldaan;
3. dringt er bij de Commissie op aan met haar belangrijkste handelspartners te overleggen, ook in de context van de komende G7-top, op welke wijze het best kan worden gewaarborgd dat alle bepalingen van afdeling 15 van het protocol inzake de toetreding van China tot de WTO, met uitzondering van afdeling 15, onder a), ii), volledige juridische betekenis krijgen in de toepasselijke nationale wetten en tegen elke unilaterale toekenning van markteconomiestatus aan China bezwaar gemaakt wordt;
4. verzoekt de Commissie naar behoren rekening te houden met de zorgen die door de EU‑industrie, de vakbonden en diverse belanghebbenden zijn geuit over de gevolgen voor de werkgelegenheid in de EU en de duurzame economische groei in alle getroffen sectoren van de industrie en de EU-industrie in haar geheel, en de concurrentiekracht van de EU in een mondiale context te waarborgen;
5. is ervan overtuigd dat de EU, zolang China niet voldoet aan alle EU-criteria om als markteconomie te worden aangemerkt, bij haar antidumping- en antisubsidieonderzoeken naar Chinese invoer gebruik moet maken van een niet-standaardmethode om de vergelijkbaarheid van de prijzen te bepalen, overeenkomstig en met volledige uitvoering van de onderdelen van afdeling 15 van het toetredingsprotocol van China waarvan de looptijd in december 2016 niet verstrijkt;
6. verzoekt de Commissie de effectiviteit van haar antidumpinginstrument te versterken, teneinde te waarborgen dat de industrie in de EU onder dezelfde voorwaarden kan concurreren als China, in volledige overeenstemming met de WTO-regels;
7. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.
- [1] PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.