Ontwerpresolutie - B8-0340/2017Ontwerpresolutie
B8-0340/2017

ONTWERPRESOLUTIE over herplaatsing doen slagen

15.5.2017 - (2017/2685(RSP))

naar aanleiding van verklaringen van de Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Esteban González Pons, Elissavet Vozemberg-Vrionidi, Roberta Metsola, Jeroen Lenaers, Carlos Coelho, Frank Engel, Elisabetta Gardini, Alessandra Mussolini, Salvatore Domenico Pogliese, Barbara Matera, Michał Boni namens de PPE-Fractie
Cécile Kashetu Kyenge, Birgit Sippel, Péter Niedermüller, Josef Weidenholzer, Tanja Fajon, Juan Fernando López Aguilar, Elly Schlein, Sylvie Guillaume, Caterina Chinnici, Miltiadis Kyrkos, Eider Gardiazabal Rubial namens de S&D-Fractie
Angelika Mlinar, Cecilia Wikström, Hilde Vautmans, Ilhan Kyuchyuk namens de ALDE-Fractie
Kostas Chrysogonos, Barbara Spinelli, Cornelia Ernst, Marie-Christine Vergiat, Malin Björk, Sofia Sakorafa, Merja Kyllönen, Patrick Le Hyaric, Xabier Benito Ziluaga, Tania González Peñas, Lola Sánchez Caldentey, Estefanía Torres Martínez, Miguel Urbán Crespo, Marisa Matias, Josu Juaristi Abaunz, Sabine Lösing, Dimitrios Papadimoulis, Stelios Kouloglou, Stefan Eck, Kostadinka Kuneva, Dennis de Jong namens de GUE/NGL-Fractie
Ska Keller, Judith Sargentini, Jean Lambert, Ulrike Lunacek, Bodil Valero, Heidi Hautala, Josep-Maria Terricabras, Eva Joly, Barbara Lochbihler, Bart Staes, Ernest Urtasun, Bronis Ropė, Igor Šoltes namens de Verts/ALE-Fractie
Laura Ferrara, Ignazio Corrao, Fabio Massimo Castaldo

Procedure : 2017/2685(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0340/2017
Ingediende teksten :
B8-0340/2017
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8‑0340/2017

Resolutie van het Europees Parlement over herplaatsing doen slagen

(2017/2685(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien Besluit (EU) 2015/1523 van de Raad van 14 september 2015 tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en van Griekenland[1],

–  gezien Besluit (EU) 2015/1601 van de Raad van 22 september 2015 tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en Griekenland[2],

–  gezien Besluit (EU) 2016/1754 van de Raad van 29 september 2016 tot wijziging van Besluit (EU) 2015/1601 tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en Griekenland[3],

–  gezien zijn wetgevingsresolutie van 9 september 2015 over het voorstel voor een besluit van de Raad tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en Griekenland[4],

–  gezien zijn wetgevingsresolutie van 17 september 2015 over het voorstel voor een besluit van de Raad tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië, Griekenland en Hongarije[5],

–  gezien zijn wetgevingsresolutie van 15 september 2016 over het voorstel voor een besluit van de Raad tot wijziging van Besluit (EU) 2015/1601 van de Raad van 22 september 2015 tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en Griekenland[6],

–  gezien de elf verslagen van de Commissie over herplaatsing en hervestiging,

–  gezien de verklaringen van de Raad en de Commissie van 16 mei 2017 over herplaatsing doen slagen,

–  gezien de voor de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken uitgevoerde studie getiteld "Implementation of the 2015 Council Decisions establishing provisional measures in the area of international protection for the benefit of Italy and of Greece", gepubliceerd in maart 2017,

–  gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat het Parlement in de raadplegingsprocedure overeenkomstig artikel 78, lid 3, VWEU zijn standpunt ter ondersteuning van de herplaatsingsbesluiten met grote meerderheid heeft goedgekeurd;

B.  overwegende dat de besluiten inzake herplaatsing zijn vastgesteld als urgente maatregel van solidariteit, gezien het ontbreken van een Europees asielsysteem op basis van gedeelde verantwoordelijkheid, dat nog steeds op zich laat wachten;

C.  overwegende dat de lidstaten zich ertoe hebben verbonden 160 000 asielzoekers uit Italië en Griekenland te herplaatsen; overwegende dat krachtens Besluit 2016/1754 van de Raad 54 000 van deze plaatsen kunnen worden gebruikt voor de toelating van Syrische vluchtelingen uit Turkije;

D.  overwegende dat het Verenigd Koninkrijk ervoor heeft gekozen zich niet bij dit mechanisme aan te sluiten, terwijl Ierland dat wel heeft gedaan; overwegende dat Denemarken heeft besloten niet op vrijwillige basis mee te doen, terwijl drie geassocieerde landen dit wel doen;

E.  overwegende dat er op 27 april 2017 slechts 17 903 asielzoekers waren herplaatst, waaronder 12 490 uit Griekenland en 5 413 uit Italië; overwegende dat dit neerkomt op slechts 11 % van het toegezegde totaal;

F.  overwegende dat het aantal in Italië en Griekenland aanwezige personen dat voor herplaatsing in aanmerking komt, momenteel beneden het aantal ligt dat in de Raadsbesluiten is voorzien; overwegende dat er tot dusver 26 997 in aanmerking komende aanvragers in Griekenland zijn geregistreerd, terwijl de lidstaten formeel 19 603 herplaatsingen hebben toegezegd; overwegende dat er tot dusver 8 000 in aanmerking komende aanvragers in Italië zijn geregistreerd, terwijl de lidstaten formeel 10 659 herplaatsingen hebben toegezegd; overwegende dat het aantal toegezegde plaatsen algemeen gezien aanzienlijk hoger ligt dan het aantal personen dat daadwerkelijk herplaatst wordt;

G.  overwegende dat alleen asielzoekers die reeds vóór 20 maart 2016 in Griekenland aanwezig waren in de praktijk beschouwd worden als voor in herplaatsing in aanmerking komend; overwegende dat de herplaatsingsbesluiten een dergelijke deadline voor herplaatsbaarheid niet bevatten en evenmin in die zin gewijzigd zijn;

H.  overwegende dat alleen asielzoekers met een nationaliteit waarvoor het gemiddelde erkenningscijfer volgens de meest recente kwartaalcijfers van Eurostat op 75 % of hoger ligt, in aanmerking komen voor herplaatsing; overwegende dat Irakezen niet langer in aanmerking komen voor herplaatsing, daar hun gemiddelde erkenningspercentage naar minder dan 75 % is gezakt; overwegende dat het Europees Parlement er in zijn wetgevingsresolutie van 15 september 2016 over het voorstel voor een besluit van de Commissie tot wijziging van Besluit (EU) 2015/1601 van de Raad op aandrong dat Afghanen eveneens in aanmerking zouden moeten komen voor herplaatsing; overwegende dat Afghanen de op een na grootste groep asielzoekers vormden die de Unie in 2016 moest opvangen; overwegende dat 56,7 % van hen asiel kreeg; overwegende dat verreweg de meeste Afghanen in Griekenland aankomen; overwegende dat veel van hen niet-begeleide minderjarigen zijn;

I.  overwegende dat er nog steeds 62 300 asielzoekers en migranten in Griekenland zijn;

J.  overwegende dat in Italië in 2016 een nieuw record werd gevestigd wat aankomsten betrof, met 181 436 personen (18 % meer dan in 2015), waarvan 14 % niet-begeleide minderjarigen waren; overwegende dat er in 2016 20 700 voor herplaatsing in aanmerking komende Eritreërs zijn gearriveerd, maar dat Italië tot dusver slechts ca. een kwart van hen voor herplaatsing heeft geregistreerd;

K.  overwegende dat het beperkte aantal asielzoekers dat naar andere lidstaten werd herplaatst, in 2016 in Italië aanzienlijk lager lag dan het aantal asielzoekers dat door lidstaten in het kader van de Dublin-verordening naar Italië werd overgebracht;

L.  overwegende dat de Commissie in haar achtste verslag over herplaatsing en hervestiging – en daarna in de vervolgverslagen – een maandelijks streefcijfer voor herplaatsing van 3 000 asielzoekers uit Griekenland en 1 500 uit Italië (per 1 april 2017) heeft vastgesteld, teneinde de herplaatsing binnen het tijdschema van de Raadsbesluiten op doeltreffende en soepele wijze te faciliteren en te bespoedigen;

M.  overwegende dat de Europese Raad op zijn vergadering van 15 december 2016 steun heeft verleend aan het gezamenlijke actieplan voor de tenuitvoerlegging van de verklaring EU-Turkije, dat ook het herplaatsingsstreefcijfer voor Griekenland omvatte; overwegende dat de Europese Raad bovendien opnieuw heeft opgeroepen tot nog grotere inspanningen om de herplaatsing te bespoedigen, met name voor niet-begeleide minderjarigen;

N.  overwegende dat de voorwaarden en de operationele infrastructuur voor het doen slagen van herplaatsing aanwezig zijn;

O.  overwegende dat er weliswaar sprake is van enige vooruitgang, maar dat slechts twee lidstaten, namelijk Finland en Malta, volledig op schema liggen wat het nakomen van hun herplaatsingsverplichtingen betreft; overwegende dat de meeste lidstaten nog steeds ver achterblijven; overwegende dat vier lidstaten op een uiterst beperkt niveau herplaatsen; overwegende dat twee lidstaten nog steeds helemaal niet meedoen;

P.  overwegende dat alleen Finland systematisch niet-begeleide minderjarigen opneemt; overwegende dat er in Italië ca. 5 000 plaatsen voor hun herplaatsing nodig zijn, terwijl er tot dusver slechts één enkele niet-begeleide minderjarige herplaatst is; overwegende dat er in Griekenland per 12 april 2017 nog 163 plaatsen nodig waren;

Q.  overwegende dat sommige lidstaten een uiterst restrictieve en discriminerende voorkeur hanteren, zoals toekenning van herplaatsing uitsluitend aan alleenstaande moeders of uitsluiting van aanvragers met een bepaalde nationaliteit, zoals Eritreërs, en zeer uitvoerige veiligheidscontroles verrichten; overwegende dat er per 7 mei 2017 in Griekenland 961 personen door lidstaten waren afgewezen voor herplaatsing;

R.  overwegende dat Besluit 2015/1523 van de Raad duidelijk bepaalt dat herplaatsingsmaatregelen de lidstaten niet ontslaan van de plicht om de bepalingen van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublin) met betrekking tot gezinshereniging, bijzondere bescherming van niet-begeleide minderjarigen alsmede de discretionaire bepaling op humanitaire gronden volledig toe te passen;

1.  erkent dat er weliswaar een zekere vooruitgang is geboekt, maar spreekt zijn teleurstelling uit over het feit dat de lidstaten hun toezeggingen van solidariteit en gedeelde verantwoordelijkheid niet nakomen;

2.  is ingenomen met de invoering van een geautomatiseerd systeem voor het koppelen van voorkeuren door het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken; verzoekt de lidstaten geen willekeur te laten heersen als het gaat om het inwilligen van een herplaatsingsverzoek; dringt er bij de lidstaten op aan afwijzingen uitsluitend te baseren op de specifieke gronden die in de Raadsbesluiten inzake herplaatsing zijn neergelegd;

3.  dringt er bij de lidstaten op aan hun verplichtingen krachtens de Raadsbesluiten na te komen en systematisch asielzoekers uit Griekenland en Italië te herplaatsen, met inbegrip van degenen die na 20 maart 2016 zijn gearriveerd, totdat alle in aanmerking komende personen op doeltreffende en soepele wijze zijn herplaatst, binnen het tijdschema van de Raadsbesluiten; roept de lidstaten op zich te verplichten tot een stabiel maandelijks aantal herplaatsingen en deze ook uit te voeren;

4.  roep de lidstaten op voorrang te verlenen aan de herplaatsing van niet-begeleide minderjarigen en andere kwetsbare aanvragers;

5.  acht het een goede zaak dat de Commissie in haar tiende verslag over herplaatsing en hervestiging van 2 maart 2017 heeft aangekondigd dat zij niet zal aarzelen om gebruik te maken van haar bevoegdheden krachtens de Verdragen indien lidstaten het aantal herplaatsingen niet snel opvoeren; concludeert dat dit ook inbreukprocedures zou omvatten;

6.  onderstreept dat de wettelijke verplichtingen van lidstaten niet na 26 september 2017 ophouden en dat zij ook na deze datum alle in aanmerking komende aanvragers die tot dan toe zijn aangekomen, moeten herplaatsen;

7.  vestigt de aandacht op het feit dat de Raad zich zelf tot het streefcijfer van 160 000 herplaatsingen heeft verbonden; merkt op dat het aantal voor herplaatsing in aanmerking komende personen afwijkt van dit getal; verzoekt de Commissie voor te stellen de herplaatsingsmaatregelen te verlengen totdat de herschikte Dublin-verordening overeenkomstig haar voorstel van 4 mei 2016 (COM(2016) 0270) is goedgekeurd;

8.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.