Ontwerpresolutie - B8-0395/2017Ontwerpresolutie
B8-0395/2017

ONTWERPRESOLUTIE over de gedelegeerde verordening van de Commissie van 15 februari 2017 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 wat betreft de controlemaatregelen voor de hennepteelt, bepaalde voorschriften inzake de vergroeningsbetaling, de betaling voor jonge landbouwers die zeggenschap hebben over een rechtspersoon, de berekening van het bedrag per eenheid in het kader van de vrijwillige gekoppelde steun, de delen van betalingsrechten en bepaalde kennisgevingsvereisten voor de regeling inzake een enkele areaalbetaling en de vrijwillige gekoppelde steun, en tot wijziging van bijlage X bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad

6.6.2017 - (2017/2571(DEA))

ingediend overeenkomstig artikel 105, lid 3, van het Reglement

Czesław Adam Siekierski namens de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling

B8‑0395/2017

Resolutie van het Europees Parlement over de gedelegeerde verordening van de Commissie van 15 februari 2017 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 wat betreft de controlemaatregelen voor de hennepteelt, bepaalde voorschriften inzake de vergroeningsbetaling, de betaling voor jonge landbouwers die zeggenschap hebben over een rechtspersoon, de berekening van het bedrag per eenheid in het kader van de vrijwillige gekoppelde steun, de delen van betalingsrechten en bepaalde kennisgevingsvereisten voor de regeling inzake een enkele areaalbetaling en de vrijwillige gekoppelde steun, en tot wijziging van bijlage X bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad

(2017/2571(DEA))

Het Europees Parlement,

–  gezien de gedelegeerde verordening van de Commissie (C(2017)0735,

–  gezien artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad[1], en met name artikel 35, leden 2 en 3, artikel 44, lid 5, onder b), artikel 46, lid 9, onder a) en c), artikel 50, lid 11, artikel 52, lid 9, onder a), artikel 67, leden 1) en 2), onder a) en artikel 70,

–  gezien de ontwerpresolutie van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling,

–  gezien artikel 105, lid 3, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de Commissie met het indienen van deze gedelegeerde verordening de prerogatieven van het Parlement als medewetgever ten aanzien van zowel procedure als inhoud ernstig ondergraaft;

B.  overwegende dat het bundelen en presenteren van 14 bevoegdheden als één enkele gedelegeerde verordening van de Commissie de uitoefening van het recht van toetsing van het Parlement belemmert, daar het Parlement hierdoor gedwongen wordt het hele pakket ofwel simpelweg te aanvaarden ofwel te verwerpen, en geen mogelijkheid heeft ten aanzien van elke afzonderlijke bevoegdheid een standpunt te bepalen;

C.  overwegende dat de gedelegeerde verordening van de Commissie veel verder gaat dan een zuivere vereenvoudigingsmaatregel en een essentiële weerslag op de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) zal hebben;

D.  overwegende dat het verbod op gewasbescherming bij peulgewassen in ecologische aandachtsgebieden een bedreiging vormt voor de duurzame binnenlandse proteïneproductie overeenkomstig de EU-proteïnestrategie, terwijl Europa nu al sterk afhankelijk is van de invoer van proteïne;

E.  overwegende dat de milieuvoordelen van peulgewassen wat bodembescherming en stikstofopslag betreft buiten kijf staan en veel groter zijn dan bijvoorbeeld die van gewassen die met gras onderzaaid worden;

1.  maakt bezwaar tegen de gedelegeerde verordening van de Commissie;

2.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en haar ervan in kennis te stellen dat de gedelegeerde verordening niet in werking kan treden;

3.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.