Ontwerpresolutie - B8-0216/2019Ontwerpresolutie
B8-0216/2019

ONTWERPRESOLUTIE over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde sojaboon MON 87751 (MON-87751-7) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad

20.3.2019 - (D060916 – 2019/2603(RSP))

ingediend overeenkomstig artikel 106, leden 2 en 3, van het Reglement
Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid

Bevoegde leden: Bart StaesGuillaume Balas, Lynn Boylan, Eleonora Evi, Valentinas Mazuronis, Sirpa Pietikäinen

Procedure : 2019/2603(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0216/2019
Ingediende teksten :
B8-0216/2019
Debatten :
Stemmingen :
Aangenomen teksten :

B8‑0216/2019

Resolutie van het Europees Parlement over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde sojaboon MON 87751 (MON-87751-7) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad

(D060916 – 2019/2603(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde sojaboon MON 87751 (MON-87751-7) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (D060916/01),

–  gezien Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders[1], en met name artikel 7, lid 3, en artikel 19, lid 3,

–  gezien de stemming van 7 maart 2019 in het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003, die geen advies heeft opgeleverd,

–  gezien de artikelen 11 en 13 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[2],

–  gezien het advies dat op 20 juni 2018 door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) is goedgekeurd en op 2 augustus 2018 is gepubliceerd[3],

–  gezien het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 182/2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (COM(2017)0085, COD(2017)0035),

–  gezien zijn eerdere resoluties waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het verlenen van vergunningen voor genetisch gemodificeerde organismen[4],

–  gezien de ontwerpresolutie van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid,

–  gezien artikel 106, leden 2 en 3, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat Monsanto Europe SA/NV op 26 september 2014 namens Monsanto Company, Verenigde Staten, bij de bevoegde nationale instantie van Nederland en in overeenstemming met de artikelen 5 en 17 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad een aanvraag heeft ingediend voor het in de handel brengen van levensmiddelen, levensmiddeleningrediënten en diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde sojaboon MON 87751 ("de aanvraag"), en overwegende dat de aanvraag eveneens betrekking had op het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit genetisch gemodificeerde sojaboon MON 87751 voor andere toepassingen dan als levensmiddel of als diervoeder, met uitzondering van de teelt;

B.  overwegende dat de EFSA op 20 juni 2018 een gunstig advies met betrekking tot de vergunning voor het in handel brengen heeft uitgebracht[5];

C.  overwegende dat de genetisch gemodificeerde sojaboon MON 87751 is ontwikkeld om bestand te zijn tegen bepaalde schadelijke schubvleugeligen en hiertoe de Bt-eiwitten Cry1A.105 en Cry2Ab2 tot expressie brengt;

Bt-toxinen

D.  overwegende dat studies hebben aangetoond dat Bt-toxinen adjuvans-eigenschappen kunnen hebben die de allergene eigenschappen van andere levensmiddelen versterken; overwegende dat sojabonen zelf talrijke plantaardige allergenen produceren en dat het specifieke gevaar bestaat dat de Bt-eiwitten de reactie van het immuunsysteem op deze verbindingen tijdens de fase van consumptie kunnen versterken;

E.  overwegende dat een lid van het EFSA-panel voor genetisch gemodificeerde organismen (ggo-panel van de EFSA) eerder heeft gesteld dat er weliswaar bij geen enkele toepassing waarbij Bt-eiwitten tot expressie worden gebracht, onbedoelde gevolgen zijn aangetroffen, maar dat dit komt doordat dergelijke gevolgen niet kunnen worden vastgesteld met de toxicologische studies die de EFSA vandaag de dag aanbeveelt en uitvoert om te beoordelen of gg-gewassen veilig zijn, omdat de studies geen proeven bevatten die voor dit doel geschikt zijn[6];

F.  overwegende dat het ggo-panel van de EFSA in verband met de huidige vergunning voor het in handel brengen zelf toegeeft dat er maar weinig kennis en experimenteel bewijsmateriaal voorhanden is over de mogelijkheid dat de nieuw tot expressie gebrachte eiwitten als adjuvanten optreden[7];

G.  overwegende dat in studies wordt benadrukt dat er aanvullend onderzoek en langetermijnstudies nodig zijn naar de adjuvans-eigenschappen van Bt-toxinen; overwegende dat de invoer van Bt-toxinen bevattende gg-gewassen voor gebruik in levensmiddelen en diervoeders niet mag worden toegelaten zolang er onduidelijkheid heerst over de rol en de adjuvans-eigenschappen van Bt-toxinen;

Onderzoeken naar toxiciteit en diervoederonderzoeken over 90 dagen

H.  overwegende dat er twee 28-daagse onderzoeken naar toxiciteit bij herhaalde toediening zijn uitgevoerd op muizen, één met het eiwit Cry1a.105 en één met het eiwit Cry2Ab2;

I.  overwegende dat deze toxiciteitsonderzoeken zijn uitgevoerd met de geïsoleerde eiwitten, niet met een combinatie van beide eiwitten, en dat de geïsoleerde eiwitten afkomstig waren van bacteriën en bijgevolg niet identiek waren met de door de plant geproduceerde eiwitten; overwegende dat de studies met andere woorden niet de blootstelling in praktijkomstandigheden imiteerden;

J.  overwegende dat de twee toxiciteitsonderzoeken niet volledig voldeden aan de toepasselijke voorschriften van de OESO, in die zin dat de coagulatieonderzoeken gebaseerd waren op een relatief klein aantal stalen en dat er geen functionele observatietests noch bewegingsactiviteitstests zijn uitgevoerd; overwegende dat het cruciaal is dat tijdens de procedure voor het al dan niet toekennen van een vergunning aan al deze voorschriften wordt voldaan;

K.  overwegende dat tijdens het diervoederonderzoek over 90 dagen meerdere statistisch beduidende verschillen zijn vastgesteld tussen de controlegroep en de testgroep, en dat deze verschillen volgens de opmerkingen van de bevoegde instantie van een lidstaat nader hadden moeten worden onderzocht[8];

L.  overwegende dat het 90 dagen durende diervoederonderzoek met ratten de volgende tekortkomingen vertoonde: in de studie werden geen twee verschillende doseringen van het testmateriaal gebruikt, hoewel dit volgens Uitvoeringsverordening (EU) nr. 503/2013 van de Commissie[9] verplicht is, en het testmateriaal werd niet onderzocht op mogelijke verontreiniging met andere genetisch gemodificeerde organismen (ggo's);

M.  overwegende dat in het diervoederonderzoek geroosterd en ontvet sojameel als testmateriaal werd gebruikt, hoewel de hoogste chronische blootstelling in het menselijke voedingspatroon volgens de EFSA te wijten is aan sojamelk[10]; overwegende dat het expressieniveau van de Bt-eiwitten in het sojameel niet werd gemeten, hetgeen betekent dat de resultaten van de studie niet kunnen worden gekoppeld aan specifieke Bt-toxinegehalten;

Opmerkingen van de bevoegde instanties van de lidstaten

N.  overwegende dat de bevoegde instanties van de lidstaten tijdens de overlegperiode van drie maanden talrijke kritische opmerkingen hebben ingediend[11] en er onder meer op hebben gewezen dat heel wat vragen omtrent de veiligheid en mogelijke toxiciteit van gg-sojabonen onbeantwoord blijven, dat de gecombineerde gevolgen van beide eiwitten samen niet zijn onderzocht, dat er rekening moet worden gehouden met aanvullende informatie voordat de risicobeoordeling kan worden afgerond, dat het milieumonitoringplan niet voldoet aan de in bijlage VII bij Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad[12] opgenomen doelstellingen en moet worden aangepast voordat er een vergunning wordt verleend, en dat er geen reden is om aan te nemen dat de consumptie van Cry-eiwitten veilig is en geen gevaar inhoudt voor mensen, dieren of het milieu;

O.  overwegende dat de Unie partij is bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake biologische diversiteit, op grond waarvan de partijen ervoor moeten zorgen dat activiteiten die binnen hun rechtsgebied of onder hun controle worden verricht, geen schade veroorzaken aan het milieu van andere staten[13]; overwegende dat het besluit over het al dan niet verlengen van de vergunning voor genetisch gemodificeerde sojaboon onder de jurisdictie van de Unie valt;

P.  overwegende dat bij de beoordeling van de aanvraag bestaande gegevens over de gevolgen van de teelt van de gg-sojaboon MON 87751 voor producerende en exporterende landen in aanmerking moeten worden genomen, zoals één van de lidstaten vraagt; overwegende dat diezelfde lidstaat aanbeveelt om een studie uit te voeren ter beoordeling van de manier waarop de invoer van bepaalde producten de gewaskeuze in Europa en daarmee ook de uit deze agrosysteemkeuzes resulterende biodiversiteit beïnvloedt[14];

Q.  overwegende dat de bevoegde instanties van verscheidene lidstaten kritiek hebben geuit op de degelijkheid van het plan voor monitoring na het in de handel brengen;

Gebrek aan democratische legitimiteit

R.  overwegende dat de stemming van 7 maart 2019 in het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 geen advies heeft opgeleverd, wat betekent dat er geen gekwalificeerde meerderheid voorstander was van het verlenen van een vergunning;

S.  overwegende dat de Commissie meermaals[15] haar ongenoegen heeft laten blijken over het feit dat zij sinds de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1829/2003 vergunningsbesluiten heeft vastgesteld die niet werden gesteund door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, en dat de terugzending van het dossier naar de Commissie voor het nemen van een definitief besluit – bedoeld als uitzondering voor de procedure in zijn geheel – de norm is geworden bij de besluitvorming over vergunningen betreffende genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders; overwegende dat ook voorzitter Juncker deze praktijk heeft betreurd en als ondemocratisch heeft bestempeld[16];

T.  overwegende dat het Parlement het wetgevingsvoorstel van 22 april 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1829/2003 op 28 oktober 2015 in eerste lezing heeft verworpen[17], en de Commissie heeft verzocht het voorstel in te trekken en een nieuw voorstel in te dienen;

U.  overwegende dat in overweging 14 van Verordening (EU) nr. 182/2011 wordt gesteld dat de Commissie zoveel mogelijk dusdanig moet handelen dat wordt voorkomen dat wordt ingegaan tegen een eventueel meerderheidsstandpunt binnen het comité van beroep dat afwijzend staat tegenover de gepastheid van een uitvoeringshandeling, met name op gevoelige terreinen zoals gezondheid van de consument, voedselveiligheid en het milieu;

V.  overwegende dat in Verordening (EG) nr. 1829/2003 wordt bepaald dat genetisch gemodificeerde levensmiddelen of diervoeders geen negatieve effecten mogen hebben op de menselijke gezondheid, de diergezondheid of het milieu, en dat de Commissie bij het opstellen van haar besluit alle relevante bepalingen van het Unierecht en alle andere ter zake dienende factoren in aanmerking moet nemen;

1.  is van mening dat het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie een overschrijding inhoudt van de uitvoeringsbevoegdheden waarin is voorzien in Verordening (EG) nr. 1829/2003;

2.  is van mening dat het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie niet in overeenstemming is met het recht van de Unie, doordat het niet verenigbaar is met het doel van Verordening (EG) nr. 1829/2003 om overeenkomstig de algemene beginselen die in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad[18] zijn vastgesteld de basis te leggen voor het waarborgen van een hoog beschermingsniveau voor het leven en de gezondheid van de mens, de gezondheid en het welzijn van dieren, het milieu en de belangen van de consument met betrekking tot genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, waarbij de goede werking van de interne markt wordt gewaarborgd;

3.  verzoekt de Commissie haar ontwerp van uitvoeringsbesluit in te trekken;

4.  herhaalt zich te willen inzetten om vooruitgang te boeken met betrekking tot het voorstel van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 182/2011; vraagt de Raad dringend werk te maken van zijn behandeling van dat Commissievoorstel;

5.  verzoekt de Commissie elk uitvoeringsbesluit met betrekking tot vergunningsaanvragen voor ggo's op te schorten totdat de vergunningsprocedure zodanig is herzien dat de tekortkomingen van de huidige procedure, die inadequaat is gebleken, zijn weggewerkt;

6.  verzoekt de Commissie voorstellen voor ggo-vergunningen in te trekken als het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid geen advies uitbrengt, zowel voor gebruik in de teelt als voor gebruik in levensmiddelen en diervoeders;

7.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.

 

Laatst bijgewerkt op: 20 maart 2019
Juridische mededeling - Privacybeleid