• CS - čeština
  • DE - Deutsch
  • EN - English
  • FR - français
  • NL - Nederlands
Parlementaire vraag - E-011036/2014(ASW)Parlementaire vraag
E-011036/2014(ASW)

Antwoord van de heer Andriukaitis namens de Commissie

Richtlijn 98/58/EG van de Raad inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren[1] geldt ook voor het fokken van pelsdieren. De richtlijn staat de lidstaten toe op hun grondgebied strengere bepalingen voor de bescherming van dieren toe te passen, met inachtneming van de algemene bepalingen van de EU-verdragen. Zij weerspiegelt ook de beginselen van de Europese Overeenkomst inzake de bescherming van landbouwhuisdieren[2] van de Raad van Europa. Op 22 juni 1999 werd in het kader van die overeenkomst een specifieke aanbeveling over pelsdieren[3] goedgekeurd. Zowel de overeenkomst als de specifieke aanbeveling over pelsdieren maken deel uit van het EU-recht.

Voor de handhaving van de EU-wetgeving betreffende het fokken van pelsdieren zijn de lidstaten primair verantwoordelijk en zij moeten aan de Commissie verslag uitbrengen over de resultaten van de door hen in pelsdierfokkerijen uitgevoerde welzijnsinspecties[4].

De EU-strategie voor de bescherming en het welzijn van dieren 2012-2015[5] beoogt de ontwikkeling van een alomvattende aanpak die gericht is op de uitvoering van de bestaande wetgeving. In dit stadium geeft de Commissie prioriteit aan het waarborgen, in samenwerking met de lidstaten, van de gepaste handhaving van de bestaande EU-voorschriften in plaats van aan het verbieden van de betrokken productie.