Richtsnoeren voor lidstaten om te voorkomen dat humanitaire bijstand strafbaar wordt gesteld

12.6.2018

Vraag met verzoek om mondeling antwoord O-000065/2018
aan de Commissie
Artikel 128 van het Reglement
Claude Moraes, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

In Richtlijn 2002/90/EG tot omschrijving van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf (de richtlijn omschrijving hulpverlening) is bepaald dat elke lidstaat passende sancties moet nemen tegen:

a) eenieder die een persoon die geen onderdaan is van een lidstaat, opzettelijk helpt om het grondgebied van een lidstaat binnen te komen of zich daarover te verplaatsen op een wijze die in strijd is met de wetgeving van die staat met betrekking tot de binnenkomst of doorreis van vreemdelingen;

b) eenieder die een persoon die geen onderdaan is van een lidstaat, uit winstbejag opzettelijk behulpzaam is bij het verblijven op het grondgebied van een lidstaat op een wijze die in strijd is met de wetgeving van die staat met betrekking tot het verblijf van vreemdelingen.

Op grond van het VN-protocol tegen smokkel mag het verlenen van humanitaire bijstand niet strafbaar worden gesteld, en in dit verband biedt artikel 1, lid 2, van de richtlijn omschrijving hulpverlening de lidstaten een niet-bindende optie om uitzonderingen te maken op het strafbaar stellen van deze "hulpverlening" wanneer deze laatste van humanitaire aard is. Desondanks heeft het "hulpverleningspakket" in bepaalde gevallen onbedoelde gevolgen gehad, waardoor burgers en inwoners die humanitaire bijstand verleenden, zijn getroffen.

Kan de Commissie in dit verband aangeven wanneer zij richtsnoeren voor de lidstaten zal formuleren over de toepassing van de richtlijn omschrijving hulpverlening teneinde de toepassing van artikel 1, lid 2, van deze richtlijn te bevorderen en te verduidelijken welke vormen van hulpverlening niet strafbaar moeten worden gesteld door de lidstaten?