Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B8-0338/2016Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B8-0338/2016

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over Egypte, met name de zaak Giulio Regeni

9.3.2016 - (2016/2608(RSP))

ingediend overeenkomstig artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van het Reglement
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
Verts/ALE (B8-0338/2016)
ECR (B8-0346/2016)
EFDD (B8-0347/2016)
PPE (B8-0371/2016)
ALDE (B8-0376/2016)
GUE/NGL (B8-0377/2016)
S&D (B8-0378/2016)

Cristian Dan Preda, Elmar Brok, Tomáš Zdechovský, Antonio Tajani, Tunne Kelam, Davor Ivo Stier, Andrej Plenković, Roberta Metsola, Eva Paunova, Bogdan Brunon Wenta, Andrey Kovatchev, Lorenzo Cesa, Claude Rolin, Patricija Šulin, Milan Zver, Mariya Gabriel, Giovanni La Via, Dubravka Šuica, Ivan Štefanec, Jaromír Štětina, Pavel Svoboda, Ramona Nicole Mănescu, Thomas Mann, Elisabetta Gardini, Lara Comi, Stanislav Polčák, Ivana Maletić, Agnieszka Kozłowska-Rajewicz, Michaela Šojdrová, Massimiliano Salini, Romana Tomc, Sven Schulze, David McAllister, Csaba Sógor, Luděk Niedermayer, Anna Záborská, Joachim Zeller, Adam Szejnfeld, Jiří Pospíšil, Marijana Petir, Barbara Matera, Salvatore Cicu, Therese Comodini Cachia, László Tőkés, József Nagy, Krzysztof Hetman namens de PPE-Fractie
Pier Antonio Panzeri, Victor Boştinaru, Richard Howitt, Maria Arena, Hugues Bayet, Brando Benifei, José Blanco López, Vilija Blinkevičiūtė, Simona Bonafè, Biljana Borzan, Soledad Cabezón Ruiz, Nicola Caputo, Silvia Costa, Andrea Cozzolino, Andi Cristea, Miriam Dalli, Nicola Danti, Isabella De Monte, Doru-Claudian Frunzulică, Enrico Gasbarra, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Neena Gill, Michela Giuffrida, Ana Gomes, Maria Grapini, Sylvie Guillaume, Cătălin Sorin Ivan, Liisa Jaakonsaari, Afzal Khan, Jeppe Kofod, Kashetu Kyenge, Marju Lauristin, Krystyna Łybacka, Marlene Mizzi, Sorin Moisă, Victor Negrescu, Momchil Nekov, Norbert Neuser, Demetris Papadakis, Emilian Pavel, Vincent Peillon, Pina Picierno, Tonino Picula, Kati Piri, Miroslav Poche, Liliana Rodrigues, Inmaculada Rodríguez-Piñero Fernández, Monika Smolková, Tibor Szanyi, Marc Tarabella, Patrizia Toia, Elena Valenciano, Julie Ward, Josef Weidenholzer, Flavio Zanonato, Damiano Zoffoli namens de S&D-Fractie
Charles Tannock, Mark Demesmaeker, Ruža Tomašić, Angel Dzhambazki, Branislav Škripek, Monica Macovei, Jana Žitňanská, Raffaele Fitto namens de ECR-Fractie
Marietje Schaake, Petras Auštrevičius, Beatriz Becerra Basterrechea, Izaskun Bilbao Barandica, Dita Charanzová, Marielle de Sarnez, Martina Dlabajová, Fredrick Federley, María Teresa Giménez Barbat, Charles Goerens, Nathalie Griesbeck, Marian Harkin, Ivan Jakovčić, Kaja Kallas, Ilhan Kyuchyuk, Valentinas Mazuronis, Louis Michel, Urmas Paet, Maite Pagazaurtundúa Ruiz, Frédérique Ries, Robert Rochefort, Hannu Takkula, Pavel Telička, Ramon Tremosa i Balcells, Ivo Vajgl, Paavo Väyrynen, Cecilia Wikström namens de ALDE-Fractie
Barbara Spinelli, Eleonora Forenza, Curzio Maltese, Marie-Christine Vergiat, Lynn Boylan, Josu Juaristi Abaunz, Stelios Kouloglou, Lola Sánchez Caldentey, Miguel Urbán Crespo, Tania González Peñas, Xabier Benito Ziluaga, Estefanía Torres Martínez namens de GUE/NGL-Fractie
Judith Sargentini, Klaus Buchner, Barbara Lochbihler, Bronis Ropė, Ernest Urtasun, Igor Šoltes, Heidi Hautala, Davor Škrlec, Michèle Rivasi namens de Verts/ALE-Fractie
Ignazio Corrao, Fabio Massimo Castaldo, Piernicola Pedicini, Eleonora Evi, Rolandas Paksas namens de EFDD-Fractie


Procedure : 2016/2608(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B8-0338/2016
Ingediende teksten :
RC-B8-0338/2016
Debatten :
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over Egypte, met name de zaak Giulio Regeni

(2016/2608(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn eerdere resoluties over Egypte, met name die van 15 december[1] en 15 januari 2015[2],

–  gezien de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van de EU (RBZ) over Egypte van 21 augustus 2013 en 10 februari 2014,

–  gezien de associatieovereenkomst tussen de EU en Egypte,

–  gezien de EU-richtsnoeren inzake de doodstraf, foltering, vrijheid van meningsuiting en mensenrechtenactivisten,

–  gezien het antwoord d.d. 27 oktober 2015 van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) op schriftelijke vraag E-010476/2015 over militaire steun van de EU en de lidstaten aan Egypte,

–  gezien de Egyptische grondwet, met name artikel 52 (inzake foltering) en artikel 93 (inzake de bindende aard van het internationale mensenrechtenrecht),

–  gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het VN-verdrag tegen foltering, waarbij Egypte partij is,

–  gezien de verklaring van de Egyptische Commissie voor rechten en vrijheden, die de verdwijning rapporteert van 1 700 personen die in 2015 in handen van de staatsveiligheidstroepen waren;

–  gezien artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat Giulio Regeni, een 28-jarige promovendus aan de universiteit van Cambridge, naar verluidt verdween nadat hij op 25 januari 2016 zijn huis in Caïro had verlaten; overwegende dat zijn lichaam op 3 februari langs een weg in een voorstad van Caïro werd gevonden;

B.  overwegende dat de Egyptische autoriteiten een autopsie hebben verordend alvorens het lichaam naar Italië te repatriëren, waar Italiaanse onderzoekers op hun beurt een autopsie hebben uitgevoerd; overwegende dat de resultaten nog niet publiek zijn gemaakt; overwegende dat de Egyptische autoriteiten hebben bevestigd dat zij met betrekking tot deze moord niets te verbergen hebben, dat zij net zozeer de waarheid willen achterhalen en dat zij bereid zijn tot volledige samenwerking met hun Italiaanse tegenhangers in het lopende onderzoek;

C.  overwegende dat op het lichaam van Giulio Regeni volgens mediaberichten en volgens de Italiaanse ambassadeur in Caïro sporen van ernstige mishandeling en diverse vormen van foltering zijn aangetroffen; overwegende dat de Italiaanse minister van Binnenlandse Zaken heeft verklaard dat het lichaam sporen van "onmenselijk, beestachtig, onacceptabel geweld" vertoonde;

D.  overwegende dat Giulio Regeni in Caïro onderzoek deed naar de ontwikkeling van onafhankelijke vakbonden in Egypte na de periode-Mubarak en -Mursi en contact had met tegenstanders van de regering;

E.  overwegende dat het geval Giulio Regeni het zoveelste is op een lange lijst van onvrijwillige verdwijningen die zich sinds juli 2013 in Egypte hebben voorgedaan; overwegende dat deze verdwijningen ongestraft blijven;

F.  overwegende dat de huidige regering van Egypte een grootschalige campagne van willekeurige detentie heeft gevoerd tegen critici van de regering, waaronder journalisten en mensenrechtenactivisten alsmede leden van politieke en maatschappelijke bewegingen; overwegende dat er volgens de Egyptische autoriteiten sinds juli 2013 meer dan 22 000 personen zijn opgepakt;

G.  overwegende dat het El Nadim-centrum voor steun aan en rehabilitatie van slachtoffers van geweld door de autoriteiten gesloten dreigt te worden wegens valse aantijgingen van overtreding van de gezondheidswetgeving; overwegende dat het centrum een doorslaggevende rol vervult bij de behandeling van slachtoffers van geweld en foltering en essentiële informatie verstrekt over foltering, moorden en de meest afschuwelijke soorten mishandeling tijdens detentie;

H.  overwegende dat Egypte sinds jaar en dag een strategische partner van de Europese Unie is; overwegende dat stimulansen centraal moeten staan bij de hulp van de EU aan Egypte, overeenkomstig het "voor wat hoort wat"- beginsel van het Europese nabuurschapsbeleid, en dat deze hulp afhankelijk moet worden gesteld van de vorderingen bij de hervorming van de democratische instellingen en op het gebied van de rechtsstaat en de mensenrechten; overwegende dat de Raad Buitenlandse Zaken van de EU (RBZ) op 21 augustus 2013 de HV/VV heeft belast met het uitvoeren van een evaluatie van de EU-bijstand aan Egypte; overwegende dat de RBZ besloot dat de EU-samenwerking met Egypte zal worden bijgesteld naar gelang van de ontwikkelingen ter plaatse;

I.  overwegende dat in de RBZ-conclusies van 21 augustus 2013 staat dat ‘de lidstaten instemmen met opschorting van vergunningen voor de uitvoer naar Egypte van alle materiaal dat te gebruiken is voor interne onderdrukking en met herbeoordeling van uitvoervergunningen voor materieel als bedoeld in gemeenschappelijk standpunt 2008/944/GBVB en herziening van hun bijstand op veiligheidsgebied aan Egypte’; overwegende dat deze conclusies in februari 2014 door de RBZ nog eens werden herhaald; overwegende dat de HV/VV in een schriftelijk antwoord d.d. 27 oktober 2015 op schriftelijke vraag E-010476/2015 bevestigde dat met deze conclusies "een politiek engagement tegen elke militaire steun voor Egypte (wordt) aangegaan";

J.  overwegende dat in de in 2014 aangenomen Egyptische grondwet grondrechten en fundamentele vrijheden zijn neergelegd;

K.  overwegende dat Egypte te kampen heeft met terrorisme van verschillende jihadistische organisaties die in het land actief zijn, met name in de Sinaï, en die banden hebben met IS en andere terreurorganisaties die actief zijn in de crisis in Libië; overwegende dat het aanhoudende conflict in Libië rechtstreeks van invloed is op de veiligheid in Egypte; overwegende dat deze aanhoudende crisis een grote bron van zorg vormt voor de Europese Unie en met name voor Italië;

1.  veroordeelt ten strengste het folteren en vermoorden – onder verdachte omstandigheden – van EU-burger Giulio Regeni en spreekt zijn medeleven en condoleances uit aan diens familie;

2.  roept de Egyptische autoriteiten op om de Italiaanse autoriteiten alle documenten en informatie te doen toekomen die nodig zijn om een snel, transparant en onpartijdig gezamenlijk onderzoek naar de zaak Regeni mogelijk te maken, overeenkomstig de internationale verplichtingen, en alles in het werk te stellen om de daders zo spoedig mogelijk voor de rechter te brengen;

3.  benadrukt met ernstige bezorgdheid dat de zaak Giulio Regeni geen op zichzelf staand geval is maar plaatsvond in de context van foltering, overlijden in gevangenschap en onvrijwillige verdwijningen in heel Egypte in de afgelopen jaren, en duidelijk haaks staat op artikel 2 van de associatieovereenkomst tussen de EU en Egypte, waarin bepaald wordt dat de betrekkingen tussen de EU en Egypte gegrondvest zijn op de eerbiediging van de democratische beginselen en de fundamentele rechten van de mens, als vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, die een essentieel element van deze overeenkomst is; dringt er dan ook bij de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en de lidstaten op aan de routinematige praktijken van onvrijwillige verdwijningen en foltering bij de Egyptische autoriteiten aan de kaak te stellen en aan te dringen op een werkelijke hervorming van het veiligheidsapparaat en de rechterlijke macht in Egypte;

4.  is ernstig verontrust over de dreigende gedwongen sluiting van het El Nadim-centrum voor steun aan en rehabilitatie van slachtoffers van geweld en foltering; dringt aan op snelle intrekking van het bevel tot sluiting om administratieve redenen;

5.  spreekt zijn bezorgdheid uit over de voortdurende intimidatie van de Egyptische Commissie voor rechten en vrijheden wegens haar veronderstelde rol in de campagne "Stop onvrijwillige verdwijningen" in Egypte;

6.  herinnert de Egyptische autoriteiten aan hun nationale en internationale verplichtingen en roept hen op voorrang te geven aan de bescherming en bevordering van mensenrechten en te voorzien in verantwoordingsplicht in geval van mensenrechtenschendingen; verzoekt eens te meer om de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van al degenen die uitsluitend gevangen zijn gezet en veroordeeld wegens het uitoefenen van hun recht op vrijheid van meningsuiting en vreedzame vergadering, waaronder mensenrechtenactivisten, journalisten en bloggers; vraagt de Egyptische autoriteiten het recht op een eerlijk proces, overeenkomstig internationale normen, te waarborgen;

7.  verzoekt de regering van Egypte te waarborgen dat binnenlandse en internationale maatschappelijke organisaties en onafhankelijke vakbonden vrijelijk hun werk kunnen doen in het land, zonder inmenging van of intimidatie door de regering; roept de Egyptische autoriteiten op het reisverbod dat aan een aantal vooraanstaande Egyptische mensenrechtenactivisten is opgelegd, op te heffen;

8.  is van mening dat de nieuwe grondwet die op 14 en 15 januari 2014 is aangenomen, met name de artikelen 52, 73 en 93, een belangrijke stap voorwaarts zou moeten zijn in de overgang van het land naar democratie;

9.  neemt kennis van de vorming van de nieuwe volksvertegenwoordiging en roept deze op de repressieve protestwet van november 2013, die gebruikt is om alle vormen van vreedzaam protest de mond te snoeren, met spoed te herzien, evenals de wet op de vergadering van 1914; roept verder op tot herziening van alle andere repressieve wetgeving die in strijd met de Egyptische grondwet is goedgekeurd, waaronder de wet op terreurdaden en de wet op terreurorganisaties, die kunnen worden gebruikt voor binnenlandse repressie in plaats van verbetering van de collectieve veiligheid; benadrukt zijn bereidheid om in samenwerking met de autoriteiten van het land na te gaan wat de mogelijkheden zijn voor het ontwikkelen van een programma voor capaciteitsopbouw voor het Egyptische parlement;

10.  benadrukt dat alleen de opbouw van een werkelijk pluralistische maatschappij die de diverse zienswijzen en levensstijlen respecteert, voor stabiliteit en zekerheid op de lange termijn kan zorgen en roept de Egyptische autoriteiten op zich te committeren aan een dialoog van verzoening waarin alle niet-gewelddadige krachten bijeenkomen, met inbegrip van niet-gewelddadige islamisten, met het doel het vertrouwen in de politiek en de economie te herstellen via een inclusief politiek proces;

11.  onderstreept dat de Europese Unie groot belang hecht aan samenwerking met Egypte als belangrijk buurland en partner en aan de rol van Egypte bij het waarborgen van stabiliteit in de regio; deelt de zorgen van de Egyptische bevolking over de economische, politieke en veiligheidsproblemen waarmee het land en de regio te kampen hebben; veroordeelt de terroristische aanvallen op Egyptische burgers en militairen;

12.  roept de EU en met name de HV/VV en de EU-delegatie in Caïro op te voorzien in regelmatige uitwisselingen met mensenrechtenactivisten en andere proteststemmen, steun te verlenen aan personen die een risico lopen of gedetineerd zijn en hun rechtszaken nauwlettend te volgen;

13.  roept de lidstaten op zich volledig aan te sluiten bij de RBZ-conclusies van augustus 2013 betreffende de uitvoer van militaire technologie en uitrusting en samenwerking op veiligheidsgebied; dringt aan op opschorting van de uitvoer van bewakingsapparatuur als blijkt dat dergelijke apparatuur mogelijk ingezet wordt voor mensenrechtenschendingen; roept de HV/VV op verslag uit te brengen van de huidige stand van zaken van de samenwerking op militair en veiligheidsgebied tussen EU-lidstaten en Egypte en in nauw overleg met het Europees Parlement een routekaart uit te werken voor de concrete stappen die de Egyptische autoriteiten zouden moeten nemen om de mensenrechtensituatie duidelijk te verbeteren en een uitgebreide hervorming van de rechterlijke macht tot stand te brengen voordat een herbeoordeling van de RBZ-conclusies van augustus 2013 in overweging kan worden genomen;

14.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de parlementen en regeringen van de lidstaten, de president en de regering van de Arabische Republiek Egypte en de Afrikaanse Commissie voor mensen- en volkerenrechten.