Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B8-0345/2017Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B8-0345/2017

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over het verwezenlijken van de tweestatenoplossing in het Midden-Oosten

17.5.2017 - (2016/2998(RSP))

ingediend overeenkomstig artikel 123, leden 2 en 4, van het Reglement
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
Verts/ALE (B8‑0345/2017)
S&D (B8‑0346/2017)
ECR (B8‑0347/2017)
ALDE (B8‑0352/2017)
PPE (B8‑0354/2017)

Cristian Dan Preda, Lars Adaktusson, Arnaud Danjean, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Elmar Brok, Sandra Kalniete, David McAllister, Michael Gahler, Eduard Kukan, Bogdan Andrzej Zdrojewski, Antonio López-Istúriz White namens de PPE-Fractie
Victor Boştinaru, Elena Valenciano namens de S&D-Fractie
Charles Tannock, Anders Primdahl Vistisen namens de ECR-Fractie
Hilde Vautmans namens de ALDE-Fractie
Tamás Meszerics, Bart Staes, Jill Evans namens de Verts/ALE-Fractie
Rosa D’Amato, Laura Agea, Fabio Massimo Castaldo, Ignazio Corrao

Procedure : 2016/2998(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B8-0345/2017
Ingediende teksten :
RC-B8-0345/2017
Debatten :
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over het verwezenlijken van de tweestatenoplossing in het Midden-Oosten

(2016/2998(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn eerdere resoluties over het vredesproces in het Midden-Oosten,

–  gezien zijn eerdere VN-resoluties,

–  gezien de VN-mensenrechtenverdragen waarbij Israël en Palestina partij zijn,

–  gezien het verslag van 1 juli 2016 en de verklaring van 23 september 2016 van het Midden-Oostenkwartet,

–  gezien de conclusies van de Raad over het vredesproces in het Midden-Oosten, met name die van 18 januari en 20 juni 2016,

–  gezien de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de staat Israël, anderzijds,

–  gezien artikel 123, leden 2 en 4, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat vrede in het Midden-Oosten een belangrijke prioriteit blijft voor de internationale gemeenschap en onontbeerlijk is voor regionale en mondiale stabiliteit en veiligheid;

B.  overwegende dat de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (de hoge vertegenwoordiger) bij meerdere gelegenheden heeft gezegd zich persoonlijk te zullen inzetten voor het opnieuw aanzwengelen en intensiveren van de rol van de Unie in het vredesproces; overwegende dat de hoge vertegenwoordiger in april 2015 een nieuwe speciale vertegenwoordiger van de EU voor het vredesproces in het Midden-Oosten (de speciale vertegenwoordiger van de EU) heeft benoemd; overwegende dat de speciale vertegenwoordiger nog geen resultaten heeft voorgelegd;

C.  overwegende dat het Kwartet en de regionale partners, zoals Egypte, Jordanië en Saudi-Arabië, een belangrijke rol spelen bij het zoeken naar een oplossing van het Arabisch-Israëlische conflict;

D.  overwegende dat de aanhoudende gewelddaden, terroristische aanvallen tegen burgers en oproepen tot geweld wantrouwen enorm verergeren en fundamenteel onverenigbaar zijn met een vreedzame oplossing van het conflict;

E.  overwegende dat de VN-Veiligheidsraad, in zijn resolutie 2334 (2016):

  (a)  opnieuw heeft bevestigd dat de bouw door Israël van nederzettingen in sinds 1967 bezet Palestijns gebied, met inbegrip van Oost-Jeruzalem, niet rechtsgeldig is, een flagrante schending van het internationale recht is en een grote belemmering vormt voor de verwezenlijking van de tweestatenoplossing;

  (b)  de partijen heeft opgeroepen om bij hun activiteiten met betrekking tot deze aangelegenheid een onderscheid te maken tussen het grondgebied van de staat Israël en de gebieden die sinds 1967 worden bezet;

  (c)  eraan heeft herinnerd dat de veiligheidsdiensten van de Palestijnse Autoriteit overeenkomstig de routekaart van het Kwartet verplicht zijn voort effectieve operaties uit te voeren om achter iedereen aan te gaan die betrokken is bij terreur en om terroristische capaciteiten te ontmantelen, inclusief de confiscatie van illegale wapens;

F.  overwegende dat volgens het bureau van de EU-vertegenwoordiger in Palestina de afgelopen maanden een hoog aantal Palestijnse bouwwerken is afgebroken;

G.  overwegende dat er talrijke meldingen zijn van mensenrechtenschendingen in de Gazastrook;

H.  overwegende dat er bezorgdheid is over de situatie van gevangenen aan beide kanten, met name met betrekking tot de voortdurende hongerstaking van Palestijnse gevangenen; overwegende dat beide partijen de internationale verplichtingen moeten nakomen met betrekking tot het eerbiedigen van de rechten van gevangenen;

I.  overwegende dat alle partijen dialoog en praktische samenwerking moeten steunen, met name op het gebied van veiligheid, toegang tot water, sanitaire voorzieningen en energiebronnen, en ter bevordering van de groei van de Palestijnse economie, om zo een visie te bieden van hoop, vrede en verzoening, die de regio zo erg nodig heeft;

J.  overwegende dat de betrekkingen tussen de EU en beide partijen gebaseerd moeten zijn op de eerbiediging van de mensenrechten en de democratische beginselen, en dat dit de grondslag van hun binnenlands en buitenlands beleid en een wezenlijk onderdeel van deze betrekkingen vormt;

1.  herhaalt zijn krachtige steun voor de tweestatenoplossing voor het Israëlisch-Palestijns conflict op basis van de grenzen van 1967, met Jeruzalem als de hoofdstad van beide staten, waarbij de veilige staat Israël en een onafhankelijke, democratische, aaneengesloten en levensvatbare staat Palestina zij aan zij leven in vrede en veiligheid op basis van het recht op zelfbeschikking en volledige eerbiediging van het internationaal recht;

2.  beklemtoont dat de partijen wezenlijke onderhandelingen zo spoedig mogelijk moeten hervatten om tot een rechtvaardige, duurzame en alomvattende vrede te komen; roept beide partijen op zich te onthouden van acties die het conflict verder kunnen doen escaleren, waaronder unilaterale maatregelen die de resultaten van de onderhandelingen kunnen ondergraven en de levensvatbaarheid van de tweestatenoplossing in het gedrang kunnen brengen en verder wantrouwen doen rijzen; roept beide partijen op hun engagement ten aanzien van de tweestatenoplossing opnieuw uit te spreken en zich zo te distantiëren van stemmen die deze oplossing verwerpen;

3.  is sterk gekant tegen alle acties die de levensvatbaarheid van de tweestatenoplossing ondermijnen, en roept beide partijen op om aan de hand van hun beleid en acties blijk te geven van een waarachtig streven naar een tweestatenoplossing, teneinde het vertrouwen opnieuw op te bouwen; is verheugd over de inzet die tijdens het recente bezoek van Israëlisch premier Benjamin Netanyahu en Palestijns president Mahmoud Abbas aan de Verenigde Staten getoond is om samen aan vrede te werken;

4.  benadrukt dat de bescherming en het behoud van de levensvatbaarheid van de tweestatenoplossing de onmiddellijke prioriteit moet zijn van het beleid en het optreden van de Europese Unie in verband met het Israëlisch-Palestijns conflict en het vredesproces in het Midden-Oosten;

5.  veroordeelt alle gewelddaden, terroristische aanvallen tegen Israëli's en oproepen tot geweld, die fundamenteel onverenigbaar zijn met het bevorderen van een vreedzame oplossing van het conflict; wijst erop dat alle partijen effectief moeten optreden tegen geweld, terreur, haatzaaiende uitlatingen en oproepen tot geweld, omdat dit cruciaal is om het vertrouwen opnieuw op te bouwen en een escalatie die de vredesvooruitzichten verder zal ondermijnen, te voorkomen;

6.  herinnert eraan dat nederzettingen illegaal zijn volgens het internationaal recht en benadrukt tegelijkertijd dat recente besluiten om nieuwe nederzettingen op te richten ver op de Westelijke Jordaanoever, om openbare aanbestedingen uit te schrijven voor bijna 2 000 wooneenheden in nederzettingen en om verder gelegen land op de Westelijke Jordaanoever tot "staatsland" te verklaren de vooruitzichten op een levensvatbare tweestatenoplossing verder ondermijnen; veroordeelt het voortzetten van het nederzettingenbeleid en dringt er bij de Israëlische autoriteiten op aan dit onmiddellijk stop te zetten en terug te draaien; betreurt in het bijzonder de goedkeuring door de Knesset op 6 februari 2017 van de "regulariseringswet", die de retroactieve regularisering van op Palestijnse eigendommen gebouwde nederzettingen mogelijk maakt zonder de toestemming van de legitieme particuliere eigenaars; wacht de uitspraak van het hooggerechtshof over deze nieuwe wetgeving af;

7.  is tevreden met paragraaf 8 van de conclusies van de Raad van 18 januari 2016 over het engagement van de EU en haar lidstaten om te zorgen voor volledige tenuitvoerlegging van de bestaande EU-wetgeving en bilaterale overeenkomsten tussen de EU en Israël;

8.  dringt erop aan een einde te maken aan het slopen van Palestijnse huizen en door de EU gefinancierde gebouwen en projecten, de gedwongen verplaatsing van Palestijnse families en de inbeslagname van Palestijnse eigendommen op de westelijke Jordaanoever, overeenkomstig het verslag van het Kwartet; onderstreept dat de betrokken instanties van de EU verantwoordelijk zijn om ervoor te blijven zorgen dat geen EU-middelen rechtstreeks of onrechtstreeks kunnen worden gebruikt door terroristische organisaties of voor activiteiten die aanzetten tot terroristische daden;

9.  herinnert eraan dat de naleving van het internationaal humanitair recht en het internationaal recht inzake de mensenrechten door staten en niet-statelijk actoren, met inbegrip van de verantwoordingsplicht inzake hun acties, een hoeksteen is van vrede en veiligheid in de regio;

10.  wijst erop dat verzoening tussen de Palestijnen onderling belangrijk is voor het verwezenlijken van de tweestatenoplossing en betreurt het dat er nog altijd sprake is van interne Palestijnse verdeeldheid; steunt de oproep van de EU aan de Palestijnse facties om verzoening en de terugkeer van de Palestijnse Autoriteit naar de Gazastrook als absolute prioriteit te behandelen; spoort de Palestijnen aan hun inspanningen gericht op verzoening onmiddellijk te hervatten, in het bijzonder door de langverwachte presidents- en parlementsverkiezingen te houden; benadrukt het feit dat de Palestijnse Autoriteit haar overheidstaken in de Gazastrook op zich moet nemen, ook op het gebied van veiligheid en civiel bestuur en door aanwezig te zijn bij de grensovergangen;

11.  onderstreept dat de militaire activiteit en de illegale bewapening een bron vormen van instabiliteit en uiteindelijk een belemmering vormen voor de inspanningen met het oog op het verwezenlijken van een via onderhandelingen tot stand gekomen oplossing; vraagt de veiligheidsdiensten van de Palestijnse Autoriteit volledig doeltreffende en tijdige operaties uit te voeren om de activiteiten van de militaire groeperingen, zoals het afvuren van raketten op Israël, tegen te gaan; onderstreept dat de bewapening van terroristische groeperingen en hun wapensmokkel, vervaardiging van raketten en aanleg van tunnels absoluut moeten worden voorkomen;

12.  herhaalt zijn oproep om een einde te maken aan de blokkade van de Gazastrook en zo spoedig mogelijk met de wederopbouw en het herstel van dit gebied te beginnen;

13.  herinnert de lidstaten aan de Verklaring van Venetië van juni 1980, waarin de EU-lidstaten hun verantwoordelijkheid in het vredesproces opnamen; vraagt dat een nieuwe EU-verklaring wordt aangenomen in juni dit jaar; vraagt de hoge vertegenwoordiger deze nieuwe verklaring te gebruik voor het ondernemen van stappen om in de regio een krachtig en algemeen Europees vredesinitiatief te starten;

14.  vraagt dat met dit vredesinitiatief van de Europese Unie het Israëlisch-Palestijns conflict wordt aangepakt, om binnen een vastgestelde termijn tastbare resultaten te behalen, in het kader van de tweestatenoplossing, met een internationaal mechanisme voor toezicht en tenuitvoerlegging; wijst erop dat het in verband hiermee belangrijk is andere internationale actoren bij de zaak te betrekken, met name in het kader van het Midden-Oostenkwartet en rekening houdend met het Arabische vredesinitiatief; verzoekt om effectief gebruik van de bestaande invloed en instrumenten van de Europese Unie in de betrekkingen met beide partijen teneinde vredesinspanningen te faciliteren, gezien het feit dat gecoördineerd optreden van de Europese Unie tot resultaten kan leiden;

15.  benadrukt dat de lidstaten ter ondersteuning van een echt Europees vredesinitiatief in de eerste plaats actief moeten bijdragen tot het vormen van een gemeenschappelijk Europees standpunt en zich moeten onthouden van unilaterale initiatieven die het Europese optreden afzwakken; wijst er nadrukkelijk op dat de Europese staatshoofden en regeringsleiders niet van de Unie kunnen verlangen dat zij proactief optreedt in de regio als hun uiteenlopende standpunten het de Unie onmogelijk maken om via de hoge vertegenwoordiger met één stem te spreken;

16.  merkt het potentieel op van de Palestijns-Arabische gemeenschap in Israël om een belangrijke rol te spelen bij de verwezenlijking van een duurzame vrede tussen Israëli's en Palestijnen, en het belang dat die gemeenschap betrokken wordt bij en bijdraagt aan het vredesproces; verzoekt om de gelijkberechtiging van alle burgers van Israël, hetgeen een elementaire voorwaarde is om deze rol te vervullen;

17.  verzoekt de Europese Unie steun en bescherming te verlenen aan actoren in het maatschappelijk middenveld, met inbegrip van mensenrechtenorganisaties, die bijdragen aan vredesinspanningen en het opbouwen van vertrouwen tussen Israëli's en Palestijnen aan beide zijden, en is ingenomen met de bijdrage van het maatschappelijk middenveld aan het vredesproces door vernieuwende nieuwe ideeën en initiatieven;

18.  suggereert het starten van een initiatief "Parlementsleden voor vrede" om Europese, Israëlische en Palestijnse parlementsleden samen te brengen en zo vorderingen met de vredesagenda te boeken en de diplomatieke inspanningen van de EU aan te vullen;

19.  benadrukt dat de EU initiatieven moet bevorderen die kunnen bijdragen tot het opnieuw opbouwen van vertrouwen tussen politieke, economische en niet-overheidsactoren, en een schema van samenwerking op concrete kwestie moet opstellen; benadrukt in dit verband het belang van beleidsdomeinen waar samenwerking noodzakelijk is voor het dagelijkse leven van burgers, met name veiligheid, toegang tot water, sanitaire voorzieningen, energiebronnen en de groei van de Palestijnse economie;

20.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor het vredesproces in het Midden-Oosten, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de vertegenwoordiger van het Midden-Oostenkwartet, de secretaris-generaal van de Arabische Liga, de Knesset en de regering van Israël, de president van de Palestijnse Autoriteit en de Palestijnse Wetgevende Raad.