Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B8-0280/2018Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B8-0280/2018

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over de mensenrechtensituatie in Bahrein, met name het geval van Nabeel Rajab

13.6.2018 - (2018/2755(RSP))

ingediend overeenkomstig artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van het Reglement
ter vervanging van de volgende ontwerpresoluties:
B8‑0280/2018 (ECR)
B8‑0284/2018 (PPE)

Tomáš Zdechovský namens de PPE-Fractie
Charles Tannock, Karol Karski namens de ECR-Fractie

Procedure : 2018/2755(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B8-0280/2018
Ingediende teksten :
RC-B8-0280/2018
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over de mensenrechtensituatie in Bahrein, met name het geval van Nabeel Rajab

(2018/2755(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn eerdere resoluties over het Koninkrijk Bahrein,

–  gezien de samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Samenwerkingsraad van de Golf (GCC) van 1988,

–  gezien het jaarverslag van de EU inzake mensenrechten en democratie in de wereld in 2016, dat op 16 oktober 2017 door de Raad is aangenomen,

–  gezien de EU-richtsnoeren over mensenrechtenverdedigers, over mensenrechtendialogen met derde landen, en over vrijheid van meningsuiting online en offline,

–  gezien de Chaillot-prijs voor de bevordering van de mensenrechten in de GCC-regio,

–  gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948,

–  gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (ICCPR) van 1966, en het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing,

–  gezien het Arabisch handvest van de rechten van de mens, dat in 2013 door Bahrein is geratificeerd,

–  gezien de Bahreinse onafhankelijke onderzoekscommissie (BICI), die bij koninklijk besluit is opgericht om de gebeurtenissen van februari 2011 in Bahrein en de gevolgen daarvan te onderzoeken en daarover verslag uit te brengen,

–  gezien artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat het Hof van beroep van Bahrein op 5 juni 2018 heeft besloten de gevangenisstraf van vijf jaar die op 21 februari jl. was opgelegd aan de vooraanstaande mensenrechtenactivist Nabeel Rajab wegens opmerkingen die hij op Twitter gemaakt zou hebben over de luchtaanvallen op Jemen die waren uitgevoerd door de door Saudi-Arabië geleide coalitie waarna hij in de Jau-gevangenis van Bahrein zou zijn gefolterd, te bevestigen; overwegende dat volgens het Bahreinse wetboek van strafrecht deze opmerkingen worden beschouwd als misdrijven wegens 'belediging van een buurland' (artikel 215), 'belediging van nationale instellingen' (artikel 216) en opzettelijk aankondigen 'in oorlogstijd van valse of verraderlijke berichten, verklaringen of geruchten... die de militaire voorbereidingen ter verdediging van de staat Bahrein belemmeren' (artikel 133);

B. overwegende dat Nabeel Rajab in juli 2017 al bij verstek veroordeeld was tot twee jaar gevangenisstraf, en dat hem een gevangenisstraf van in totaal zeven jaar boven het hoofd hangt; overwegende dat hij sinds 13 juni 2016 op willekeurige gronden werd vastgehouden en meer dan een jaar in voorarrest heeft gezeten, waarbij de behandeling van zijn zaak wel 20 keer werd uitgesteld en het Hof bij verschillende gelegenheden de strafrechtelijke procedure heeft overtreden door het proces slechts enkele dagen van te voren aan te kondigen, zonder zijn advocaten enige uitleg te verschaffen, zodat deze niet in staat waren zijn verdediging te voeren of hun getuigen op te roepen;

C. overwegende dat Nabeel Rajab in 2012 voor het eerst werd gearresteerd omdat hij zou hebben opgeroepen om te protesteren tegen de regering en tot drie jaar gevangenisstraf is veroordeeld; overwegende dat hij in november 2014 op borgtocht werd vrijgelaten maar in april 2015 opnieuw werd gearresteerd wegens het bekritiseren van Bahrein op de sociale media en tot zes maanden gevangenisstraf werd veroordeeld; overwegende dat hem gratie verleend werd wegens bezorgdheid over zijn verslechterde gezondheidstoestand;

D. overwegende dat de EU stelselmatig contacten met de Bahreinse autoriteiten onderhield over mensenrechtenkwesties in het koninkrijk, en hun daarbij maatregelen ontraadde die afbreuk zouden kunnen doen aan de stabiliteit van het land;

E. overwegende dat de EU het voor de bevordering van de mensenrechten en het aanpakken van mensenrechtenschendingen als een van haar hoofdprioriteiten beschouwt om een nauwe samenwerking tot stand te brengen met het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenverdedigers in derde landen;

F. overwegende dat politieke activiteiten in het Koninkrijk Bahrein van cruciaal belang zijn voor de democratische transitie en de ondersteuning van allesomvattende hervormingen;

G. overwegende dat Bahrein een belangrijke partner van de Europese Unie in de Arabische Golf is, onder meer op het gebied van politieke en economische betrekkingen, energie en veiligheid; overwegende dat de Arabische Golf-regio van strategisch belang is voor de NAVO en dat het in ons wederzijds belang is ons partnerschap te verdiepen om beter te kunnen reageren op toekomstige veiligheidsproblemen;

H. overwegende dat het Koninkrijk Bahrein een Arabische staat is met een rijke geschiedenis van duurzame openheid naar andere culturen en overwegende dat de Bahreinse identiteit centraal staat in de nationale identiteit van het land;

1.  geeft uiting aan zijn bezorgdheid over de gevangenisstraf van vijf jaar die het Hooggerechtshof van Bahrein heeft opgelegd in aanvulling op de twee jaar gevangenisstraf die in juli 2017 is opgelegd; neemt kennis van het besluit van het Hof van beroep om de gevangenisstraf van vijf jaar die was opgelegd aan Nabeel Rajab te bevestigen en erkent dat een beroep bij het Hof van cassatie kan worden ingesteld of dat door koning Hamad bin Isa Al Khalifa gratie kan worden verleend; dringt er bij de Bahreinse autoriteiten op aan ervoor te zorgen dat processen voldoen aan de bepalingen van het internationaal recht inzake eerlijke processen en eerlijke rechtsbedeling;

2.  dringt er bij de Bahreinse autoriteiten op aan ervoor te zorgen dat Nabeel Rajab niet wordt gefolterd, noch op andere manieren wordt mishandeld, en dat hij regelmatig toegang heeft tot zijn familie, de advocaten van zijn keuze en passende gezondheidszorg;

3.  dringt er nogmaals bij de Bahreinse autoriteiten op aan af te zien van folter, wrede of onterende behandeling, en gevallen van folter te onderzoeken en daders voor de rechter te brengen; steunt in dit verband dat het koninkrijk binnen het ministerie van Binnenlandse Zaken een Ombudsman heeft benoemd en dat er een commissie voor de rechten van gevangenen en gedetineerden is opgericht, alsmede een speciale onderzoekseenheid om de mensenrechten te waarborgen en onafhankelijk toe te zien op politieoptreden en detentienormen; erkent dat zij de eerste in de regio zijn is en dat zij uniek zijn in de Golf-regio;

4.  blijft de hervormingsagenda van de regering van Bahrein steunen en moedigt de regering van Bahrein aan stabiliteit na te streven door verdere hervormingen en inclusieve verzoening in een setting waarin politieke grieven op vreedzame wijze kunnen worden geuit, in overeenstemming met de internationale verplichtingen van het koninkrijk, met name met het oog op de in oktober 2018 geplande verkiezingen;

5.  is verheugd over de toezeggingen van de regering om de rechten en kansen voor alle Bahreini’s te blijven verbeteren; steunt de gehechtheid van het koninkrijk aan een inclusieve pluralistische samenleving; is in dit verband verheugd over het model van religieuze tolerantie en matiging en zijn culturele diversiteit en neemt positieve nota van de grondwet van Bahrein en het handvest voor nationale actie;

6.  hecht veel belang aan de soevereiniteit en de territoriale integriteit van Bahrein en benadrukt het belang van niet-inmenging in de interne Bahreinse aangelegenheden door krachten die de stabiliteit en de veiligheid van het koninkrijk trachten te ondermijnen;

7.  verzoekt de Bahreinse autoriteiten een delegatie van leden van het Europees Parlement een bezoek te laten brengen aan het land, om overheidsautoriteiten en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld te ontmoeten, voor een beter begrip van de standpunten en bezorgdheden van alle partijen;

8.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid/vicevoorzitter van de Europese Commissie, de parlementen en de regeringen van de lidstaten, de regering en het parlement van het Koninkrijk Bahrein en de secretaris-generaal van de Samenwerkingsraad van de Golf.

 

 

Laatst bijgewerkt op: 13 juni 2018
Juridische mededeling - Privacybeleid