Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2014/2256(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A8-0209/2015

Ingediende teksten :

A8-0209/2015

Debatten :

PV 09/07/2015 - 10
CRE 09/07/2015 - 10

Stemmingen :

PV 09/07/2015 - 12.9
CRE 09/07/2015 - 12.9
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P8_TA(2015)0273

Aangenomen teksten
PDF 213kWORD 105k
Donderdag 9 juli 2015 - Straatsburg
Harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten
P8_TA(2015)0273A8-0209/2015

Resolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2015 over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (2014/2256(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien de artikelen 4, 26, 34, 114, 118 en 167 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

–  gezien artikel 27 van de Universele Verklaring inzake de rechten van de mens,

–  gezien de WTO-overeenkomst van 1994 inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (Trade-Related Aspects of Intellectual Property Rights, TRIPS),

–  gezien het Unesco-verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen van 20 oktober 2005,

–  gezien de artikelen 11, 13, 14, 16, 17, 22 en 52 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–  gezien Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij(1),

–  gezien de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst en meer bepaald de driestappentoets,

–  gezien het Verdrag van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom (WIPO) inzake het auteursrecht van 20 december 1996,

–  gezien het Verdrag van de WIPO inzake uitvoeringen en fonogrammen van 20 december 1996,

–  gezien het Verdrag van de WIPO inzake audiovisuele uitvoeringen dat op 24 juni 2012 in Beijing is aangenomen door de Diplomatieke Conferentie van de WIPO inzake de bescherming van audiovisuele uitvoeringen,

–  gezien de gezamenlijke studie uit september 2013 van het Europees Octrooibureau en het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (EOB/BHIM) getiteld "Intellectual Property Rights Intensive Industries: Contribution to Economic Performance and Employment in the European Union",

–  gezien het Verdrag van Marrakesh tot bevordering van de toegang tot gepubliceerde werken voor personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben,

–  gezien Richtlijn 2014/26/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor onlinegebruik op de interne markt(2),

–  gezien Richtlijn 2013/37/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Richtlijn 2003/98/EG inzake het hergebruik van overheidsinformatie(3),

–  gezien Richtlijn 2012/28/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 inzake bepaalde toegestane gebruikswijzen van verweesde werken(4),

–  gezien Richtlijn 2006/116/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten(5),

–  gezien Richtlijn 2011/77/EU van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2011 tot wijziging van Richtlijn 2006/116/EG betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten(6),

–  gezien Richtlijn 93/83/EEG van de Raad van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel(7),

–  gezien Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten(8),

–  gezien Richtlijn 2006/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom(9), tot wijziging van Richtlijn 92/100/EEG van de Raad(10),

–  gezien Richtlijn 2001/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk(11),

–  gezien zijn resolutie van 27 februari 2014 over heffingen voor kopiëren voor privégebruik(12),

–  gezien zijn resolutie van 12 september 2013 over bevordering van de Europese culturele en creatieve sector als bron voor groei en banen(13),

–  gezien zijn resolutie van 11 september 2012 over de onlineverspreiding van audiovisuele werken in de Europese Unie(14),

–  gezien zijn resolutie van 22 september 2010 over de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in de interne markt(15),

–  gezien de openbare raadpleging over de herziening van de EU-regels inzake auteursrecht die is gehouden door de Commissie tussen 5 december 2013 en 5 maart 2014,

–  gezien zijn resolutie van 16 februari 2012 over verzoekschrift 0924/2011, ingediend door Dan Pescod (Britse nationaliteit), namens de Europese Blindenunie (EBU)/Royal National Institute of Blind People (RNIB), over de toegang van blinden tot boeken en ander drukwerk(16),

–  gezien het Groenboek van de Commissie betreffende de onlinedistributie van audiovisuele werken in de Europese Unie: mogelijkheden en uitdagingen voor een digitale eengemaakte markt (COM(2011)0427),

–  gezien het Groenboek van de Commissie getiteld "Auteursrecht in de kenniseconomie" (COM(2008)0466),

–  gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Een eengemaakte markt voor intellectuele-eigendomsrechten – Creativiteit en innovatie bevorderen met het oog op economische groei, kwaliteitsjobs en eersteklasproducten en -diensten in Europa" (COM(2011)0287),

–  gezien het Memorandum van overeenstemming van 20 september 2011 inzake de digitalisering en de beschikbaarstelling van werken die niet meer in de handel zijn, teneinde de digitalisering en de beschikbaarstelling van boeken en vakbladen voor Europese bibliotheken en soortgelijke instellingen te vergemakkelijken,

–  gezien artikel 52 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en de adviezen van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A8–0209/2015),

A.  overwegende dat de herziening van Richtlijn 2001/29/EG essentieel is voor de bevordering van creativiteit en innovatie, culturele diversiteit, economische groei, concurrentievermogen, de digitale eengemaakte markt en toegang tot kennis en informatie, terwijl deze tegelijkertijd aan de auteurs van werken van letterkunde en kunst voldoende erkenning en bescherming van hun rechten verstrekt;

B.  overwegende dat in artikel 167 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) wordt bepaald dat de Unie bijdraagt tot de ontplooiing en diversiteit van de culturen van de lidstaten, in het bijzonder via artistieke en literaire schepping;

C.  overwegende dat Richtlijn 2001/29/EG betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij bedoeld was om de wetgeving inzake het auteursrecht en de naburige rechten aan te passen zodat die overeenstemt met de technologische ontwikkelingen;

D.  overwegende dat in Richtlijn 2001/29/EG eveneens een aantal verplichtingen van de EU overeenkomstig internationaal recht worden behandeld, waaronder de bepalingen van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst, het Verdrag van de WIPO inzake het auteursrecht en het Verdrag van de WIPO inzake uitvoeringen en fonogrammen;

E.  overwegende dat de Commissie en de lidstaten grote investeringen leveren om de rijke collecties van de Europese instellingen voor cultureel erfgoed te digitaliseren en online beschikbaar te stellen zodat burgers overal en op alle soorten apparaten toegang ertoe hebben;

F.  overwegende dat de Europese culturele en creatieve sectoren een motor voor de economische groei en de werkgelegenheid in de EU zijn en een belangrijke bijdrage aan de EU-economie leveren, omdat deze sectoren werk bieden aan meer dan 7 miljoen mensen en goed zijn voor meer dan 4,2 % van het Europese bbp en overwegende dat de culturele sector ook tijdens de economische crisis van 2008-2012 banen heeft gegenereerd;

G.  overwegende dat uit de gezamenlijke studie uit september 2013 van het EOB en het BHIM blijkt dat IER-intensieve bedrijven in de EU rond de 39 % van de totale economische activiteit (ten belope van jaarlijks 4,7 triljoen EUR) en 26 % van alle werkgelegenheid (56 miljoen banen) genereren en indirect nog eens 9 % van het totale aantal banen in de EU;

H.  overwegende dat de digitale revolutie tot nieuwe technieken, communicatiemiddelen en expressievormen heeft geleid en tegelijkertijd de reeds lang bestaande driehoeksverhouding tussen makers, culturele ondernemers en gebruikers ter discussie heeft gesteld en de opkomst van een op kennis gebaseerde economie heeft aangemoedigd door nieuwe banen te scheppen en bij te dragen aan de promotie van cultuur en innovatie;

I.  overwegende dat elk politiek initiatief inzake de digitale eengemaakte markt in overeenstemming moet zijn met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en meer bepaald artikelen 11, 13, 14, 16, 17 en 22;

J.  overwegende dat culturele en taalkundige verscheidenheid geen rekening houdt met landsgrenzen en dat sommige Europese talen in verschillende landen worden gesproken;

K.  overwegende dat in het Handvest van de grondrechten de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van informatie en de vrijheid van kunsten en wetenschappen worden beschermd en de bescherming van persoonsgegevens en culturele en taalkundige verscheidenheid, het recht op eigendom en de bescherming van intellectuele eigendom, het recht op onderwijs en de vrijheid van ondernemerschap worden gewaarborgd;

L.  overwegende dat het recht van de ontwerper op de bescherming van zijn of haar creatieve werken van toepassing moet blijven in het digitale tijdperk;

M.  overwegende dat maatregelen in overweging moeten worden genomen die bijdragen tot de verdere ontwikkeling van culturele uitwisseling en de rechtszekerheid van de sector verbeteren; overwegende dat sinds de toepassing van Richtlijn 2001/29/EG veel creatieve onlinediensten werden ontwikkeld en dat consumenten nog nooit tot zoveel creatieve en culturele werken toegang hebben gehad; overwegende dat gebruikers toegang moeten hebben tot een groot en verscheiden aanbod van hoogwaardige inhoud;

N.  overwegende dat de harmonieuze en systematische ontwikkeling van de digitale bibliotheek Europeana, die in 2008 als deel van een EU-initiatief is opgericht, werken van bibliotheken van de lidstaten beschikbaar hebben gemaakt;

O.  overwegende dat creatieve werken een van de belangrijkste bronnen zijn voor actoren op het vlak van digitale economie en informatietechnologie, zoals zoekmachines, sociale media en platforms met door gebruikers gegenereerde inhoud, maar dat bijna alle door creatieve werken gegenereerde waarde wordt overgemaakt aan die digitale tussenpersonen, die de auteurs weigeren te betalen of uiterst lage vergoedingen afdwingen;

P.  overwegende dat in Richtlijn 2011/77/EU en Richtlijn 2006/116/EG de beschermingstermijn van het auteursrecht en van naburige rechten werd geharmoniseerd door in de lidstaten voor elk soort werk een complete harmonisatie van de beschermingstermijn en van alle naburige rechten in te voeren;

Q.  overwegende dat het de taak van de wetgevende autoriteiten van de EU is een duidelijk wetgevend kader voor auteursrechten en naburige rechten te bevorderen, dat door alle belanghebbenden, in het bijzonder het grote publiek, kan worden begrepen en dat rechtszekerheid biedt;

R.  overwegende dat een aantal tussenpersonen op internet een concurrentievoordeel en steeds meer macht heeft en dat deze situatie negatieve gevolgen heeft voor het creatieve potentieel van auteurs en de ontwikkeling van diensten van andere distributeurs van creatieve werken;

S.  overwegende dat bij de vaststelling van het wetgevend kader voor auteursrechten en naburige rechten rekening moet worden gehouden met het feit dat innovatieve industriële en handelsmodellen moeten worden bevorderd waarbij voordeel moet worden gehaald uit de mogelijkheden van nieuwe technologieën om het concurrentievermogen van ondernemingen in de EU te bevorderen;

T.  overwegende dat het creëren van groei en banen de prioriteit van de Commissie en de focus van haar programma voor 2014-2019 is;

1.  wijst erop dat auteursrechten een tastbaar middel zijn om ervoor te zorgen dat ontwerpers worden vergoed en dat het creatieproces wordt gefinancierd;

2.  is ingenomen met het initiatief van de Commissie, die een raadpleging over auteursrechten heeft gehouden, waarin een breed scala aan geïnteresseerde belanghebbenden hun interesse hebben getoond, waaronder de culturele sector en het maatschappelijk middenveld(17);

3.  is ingenomen met de belofte van de Commissie om de digitale agenda voor de EU, met inbegrip van de auteursrechtaangelegenheden, in de loop van het nieuwe mandaat van de Commissie verder te ontwikkelen; verwelkomt het werkprogramma van de Commissie voor 2015 voor zover het een maatregelenpakket voor de digitale interne markt belooft op te leveren dat een wetgevingsvoorstel omvat om de regels inzake het auteursrecht te moderniseren en aldus geschikt te maken voor het digitale tijdperk;

4.  herinnert eraan dat auteursrecht en de naburige rechten zowel de ontwikkeling en verkoop van nieuwe producten en diensten als de schepping en exploitatie van de creatieve inhoud van die producten en diensten beschermen en stimuleren, waardoor ze bijdragen tot meer concurrentievermogen, werkgelegenheid en innovatie in verschillende industriële sectoren in de EU;

5.  benadrukt dat de effectiviteit van het auteursrecht afhangt van de handhavingsmaatregelen die zijn ingevoerd om het te beschermen en dat het auteursrecht op robuuste wijze moet worden gehandhaafd om een florerende en innovatieve creatieve sector te kunnen waarborgen;

6.  wijst erop dat het bestaan van auteursrechten en naburige rechten automatisch verbonden is met territorialiteit; benadrukt dat er geen tegenstelling is tussen dat beginsel en maatregelen ter garantie van de overdraagbaarheid van inhoud;

7.  benadrukt dat bij elke herziening van Richtlijn 2001/29/EG het beginsel van een eerlijke beloning voor rechthebbenden gewaarborgd moet blijven; vraagt dat het territorialiteitsbeginsel opnieuw wordt bevestigd waardoor elke lidstaat in het kader van zijn eigen cultuurbeleid het beginsel van een eerlijke beloning kan waarborgen;

8.  merkt op dat de waaier aan werken die rechtmatig ter beschikking staan van de gebruikers, sinds de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2001/29/EG is gegroeid; stelt voorts vast dat voor grensoverschrijdende toegang tot de diversiteit van gebruiken die technologische vooruitgang aan consumenten biedt, op feitenmateriaal gebaseerde verbeteringen van het huidige wetgevend kader noodzakelijk zijn om het legale aanbod van gediversifieerde culturele en creatieve online-inhoud verder te ontwikkelen om toegang tot de culturele diversiteit van Europa mogelijk te maken;

9.  herinnert eraan dat consumenten al te vaak de toegang tot bepaalde inhoudsdiensten geweigerd wordt om geografische redenen, hetgeen indruist tegen de doelstelling van Richtlijn 2001/29/EG om de vier vrijheden van de interne markt ten uitvoer te leggen; verzoekt de Commissie daarom met klem om met toereikende voorstellen te komen die de toegang tot in het buitenland aangeboden diensten en auteursrechtelijk beschermde inhoud voor consumenten moeten verbeteren;

10.  is van mening dat met betrekking tot andere soorten inhoud lessen kunnen worden getrokken uit de in Richtlijn 2014/26/EU betreffende het collectieve beheer van auteursrechten gevolgde aanpak, maar dat er geen alomvattende oplossing is voor kwesties in verband met overdraagbaarheid en geoblocking en dat hiervoor enkele verschillende interventies noodzakelijk kunnen zijn, zowel wetgevend als marktgeleide;

11.  stipt aan dat de output van de creatieve sector een van meest waardevolle hulpbronnen van de EU is en dat personen die hiervan willen genieten de mogelijkheid moeten hebben om ervoor te betalen, zelfs als een bepaald product alleen in een andere lidstaat wordt aangeboden;

12.  vestigt de aandacht op het feit dat multiterritoriale licentieverlening, zoals bedoeld in Richtlijn 2014/26/EU betreffende het collectieve beheer van auteursrechten, een mogelijkheid is voor omroepen die in heel Europa bereik willen;

13.   wijst erop dat de financiering, productie en coproductie van films en televisie-inhoud grotendeels afhangen van exclusieve territoriale licenties die aan lokale distributeurs worden verleend op een aantal platforms die overeenkomen met de culturele specificiteiten van de verschillende markten in Europa; benadrukt in dit verband dat de mogelijkheid om, in het kader van het beginsel van contractvrijheid, de mate van territoriaal bereik en het soort distributieplatform te kiezen investeringen in films en televisie-inhoud aanmoedigt en culturele diversiteit bevordert; vraagt de Commissie ervoor te zorgen dat voordat enig initiatief wordt genomen om auteursrechten te moderniseren, een uitvoerige studie wordt uitgevoerd over de te verwachten impact ervan op de productie, financiering en distributie van films en televisie-inhoud en ook op culturele diversiteit;

14.  benadrukt dat de geoblockingpraktijken van de industrie er niet toe mogen leiden dat culturele minderheden in de EU-lidstaten geen toegang hebben tot (gratis of te betalen) inhoud en diensten in hun taal;

15.  steunt de initiatieven om de overdraagbaarheid van onlinediensten betreffende legaal verworven en rechtmatig beschikbaar gestelde inhoud in de EU te verbeteren, met volledige inachtneming van de auteursrechten en de belangen van de rechthebbenden;

16.  wijst erop dat de Europese culturele markten van nature heterogeen zijn vanwege de culturele en taalkundige verscheidenheid in Europa; merkt op dat deze verscheidenheid als een voordeel in plaats van als een hinderpaal voor de interne markt moet worden beschouwd;

17.  wijst op het belang van territoriale licentieverlening in de EU, met name op het gebied van de audiovisuele en filmproductie, die hoofdzakelijk gebaseerd is op voorfinancieringsregelingen en vooraankoop van producties door omroepen;

18.  neemt met verontrusting kennis van het groeiende aantal illegale onlinediensten en de toename van piraterij alsmede – meer in het algemeen – van inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten, een trend die een ernstige bedreiging vormt voor de economieën van de lidstaten en voor de creativiteit in de EU;

19.  beklemtoont dat een hervorming van het auteursrechtkader moet uitgaan van een hoog niveau van bescherming, omdat rechten van cruciaal belang zijn voor intellectuele schepping en een stabiele, duidelijke en soepele rechtsgrondslag bieden waarmee investeringen en groei in de creatieve en culturele sector worden bevorderd en rechtsonzekerheid en inconsistenties die de werking van de interne markt doorkruisen, worden weggenomen;

20.  benadrukt dat er naast de belangrijke taak van het uitbreiden van goed functionerende structuren voor de digitale interne markt maatregelen moeten worden genomen om te waarborgen dat de analoge interne markt eveneens naar behoren blijft werken;

21.  wijst erop dat de auteursrecht-intensieve sectoren werk bieden aan meer dan zeven miljoen personen in de EU; verzoekt de Commissie dan ook te waarborgen dat overeenkomstig de beginselen van betere regelgeving aan elk wetgevingsinitiatief ter modernisering van het auteursrecht een uitvoerige evaluatie voorafgaat van de gevolgen hiervan in de zin van groei en werkgelegenheid, en van de potentiële kosten en voordelen ervan;

22.  benadrukt dat een herziening van de EU-wetgeving inzake het auteursrecht doelgericht moet zijn en gebaseerd op overtuigende gegevens, met het doel de aanhoudende ontwikkeling van de creatieve sector in Europa veilig te stellen;

23.  beseft dat commerciële activiteiten waarmee inbreuk wordt gemaakt op auteursrechten een ernstige bedreiging vormen voor de werking van de digitale interne markt en voor de ontwikkeling van het legale aanbod aan gediversifieerde culturele en creatieve inhoud online;

24.  acht het absoluut noodzakelijk de positie van auteurs en scheppend kunstenaars te versterken en hun beloning te verbeteren wat de digitale verspreiding en exploitatie van hun werken betreft;

Exclusieve rechten

25.  erkent dat auteurs en uitvoerend kunstenaars rechtsbescherming moet worden geboden voor hun scheppende en artistieke arbeid; erkent dat de verspreiding van cultuur en kennis in het belang van het publiek is; erkent het belang van producenten en uitgevers voor het introduceren van werken op de markt, en de noodzaak van een billijke en passende beloning voor alle categorieën rechthebbenden; verzoekt om verbetering van de contractuele positie van auteurs en uitvoerend kunstenaars in verhouding tot andere rechthebbenden en tussenpersonen, met name door te overwegen een redelijke periode in te voeren voor het gebruik van rechten die door de auteur aan derden zijn overgedragen, waarna deze rechten zouden komen te vervallen, daar bij contractuele uitwisselingen sprake kan zijn van machtsongelijkheid; benadrukt in dit verband het belang van contractuele vrijheid;

26.  stelt vast dat een evenredige bescherming van werken waarop auteursrecht rust, alsmede van ander beschermd materiaal, ook vanuit cultureel oogpunt van het grootste belang is en dat de Unie overeenkomstig artikel 167 VWEU verplicht is bij haar activiteiten culturele aspecten in aanmerking te nemen;

27.  benadrukt dat auteurs en uitvoerend kunstenaars zowel in de digitale omgeving als in de analoge wereld een billijke beloning moeten ontvangen;

28.  verzoekt de Commissie na te gaan welke gerichte en passende maatregelen er kunnen worden genomen om de rechtszekerheid te verbeteren, overeenkomstig het streven van de Commissie naar betere regelgeving; verzoekt de Commissie te onderzoeken welke gevolgen de invoering van één enkele Europese titel voor de bescherming van het auteursrecht zou hebben voor werkgelegenheid en innovatie, voor de belangen van auteurs, uitvoerend kunstenaars en andere rechthebbenden, en voor de bevordering van de toegang van consumenten tot regionale culturele diversiteit;

29.  wijst erop dat in het fragiele ecosysteem waarin creatief werk wordt geproduceerd en gefinancierd, exclusieve rechten en contractuele vrijheid essentiële elementen zijn, omdat daarmee de risico's beter worden gespreid, verschillende actoren bij gemeenschappelijke projecten voor een cultureel divers publiek worden betrokken en investeringen in de productie van professionele inhoud worden gestimuleerd;

30.  beveelt de EU-wetgever aan om ter bescherming van het algemeen belang en met inachtneming van de bescherming van persoonsgegevens na te gaan hoe de belemmeringen voor het hergebruik van overheidsinformatie verder kunnen worden teruggedrongen; merkt op dat een dergelijke aanpassing van de wetgeving met inachtneming van de bepalingen van Richtlijn 2013/37/EU, de beginselen die aan het systeem van auteursrechten ten grondslag liggen en de desbetreffende jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie dient te geschieden;

31.  verzoekt de Commissie om werken uit het publieke domein, die per definitie niet onder het auteursrecht vallen, te beschermen; dringt er dan ook bij de Commissie op aan om duidelijk te maken dat een werk dat zich in het publieke domein bevindt, na een digitalisering ervan waarmee geen nieuw, transformerend werk ontstaat, in het digitale domein blijft; verzoekt de Commissie voorts na te gaan of rechthebbenden het recht kunnen verkrijgen om hun werken geheel of gedeeltelijk in dienst te stellen van het publieke domein;

32.  verzoekt de Commissie om de beschermingstermijn van het auteursrecht verder te harmoniseren zonder deze termijn verder te verlengen, overeenkomstig de internationale normen van de Berner Conventie; moedigt de lidstaten aan de omzetting en uitvoering van Richtlijn 2006/116/EC en Richtlijn 2011/77/EU op gestroomlijnde wijze af te ronden;

Uitzonderingen en beperkingen

33.  verzoekt de EU-wetgever trouw te blijven aan het streven zoals vastgelegd in Richtlijn 2001/29/EG om adequate bescherming te waarborgen voor het auteursrecht en naburige rechten als een van de belangrijkste manieren om de culturele creativiteit in Europa te waarborgen, en een billijk evenwicht te handhaven tussen de verschillende categorieën rechthebbenden en gebruikers van beschermd materiaal, alsook tussen de verschillende categorieën rechthebbenden; benadrukt verder dat wijzigingen in de regelgeving op dit gebied moeten waarborgen dat ook mensen met een handicap gebruik kunnen maken van door het auteursrecht en naburige rechten beschermde producten en diensten in om het even welk formaat;

34.  benadrukt dat de wetgeving inzake auteursrecht en naburige rechten het wetgevend kader vormt voor de Europese culturele en creatieve sectoren alsook voor de onderwijs- en onderzoekssector, en voor de sector die profiteert van de uitzonderingen op of beperkingen van deze rechten, en tevens de basis vormt voor hun activiteiten en werkgelegenheid;

35.  merkt op dat uitzonderingen en beperkingen zodanig moeten worden toegepast dat rekening wordt gehouden met het doel waarvoor zij ingevoerd zijn alsmede de specifieke kenmerken van de digitale en de analoge omgeving, terwijl het evenwicht tussen de belangen van rechthebbenden en van het publiek behouden blijft; verzoekt de Commissie daarom na te gaan of het mogelijk is een aantal van de bestaande uitzonderingen en beperkingen tegen het licht te houden teneinde deze beter toe te snijden op de digitale omgeving, waarbij rekening dient te worden gehouden met de lopende ontwikkelingen in de digitale omgeving en de noodzaak om concurrerend te zijn;

36.  onderstreept dat uitzonderingen en beperkingen ook toegankelijk moeten zijn voor personen met een handicap; noemt in dit verband de sluiting van het Verdrag van Marrakesh, dat de toegang tot boeken voor slechtzienden zal vergemakkelijken, en roept op tot spoedige ratificering ervan zonder deze ratificering afhankelijk te stellen van de herziening van het EU-rechtskader; beschouwt het verdrag als een goede stap voorwaarts, maar onderstreept dat er nog veel werk moet worden verzet om mensen met uiteenlopende handicaps toegang tot inhoud te bieden;

37.  wijst op het belang van de Europese culturele diversiteit en merkt op dat de verschillen in benadering tussen de lidstaten bij de toepassing van uitzonderingen een uitdaging vormen voor de werking van de interne markt wat betreft de ontwikkeling van grensoverschrijdende activiteiten en het wereldwijde concurrentievermogen van de EU alsmede de innovatie, en tevens kan leiden tot rechtsonzekerheid voor auteurs en gebruikers; is dan ook van mening dat bepaalde uitzonderingen en beperkingen gebaat zouden zijn bij meer algemene regels; merkt evenwel op dat verschillen gerechtvaardigd kunnen zijn om lidstaten in staat te stellen naar gelang van hun specifieke culturele en economische belangen wetten uit te vaardigen, overeenkomstig de beginselen van evenredigheid en subsidiariteit;

38.  verzoekt de Commissie om de toepassing van minimumnormen op alle uitzonderingen en beperkingen te onderzoeken, en een correcte uitvoering van de uitzonderingen en beperkingen als bedoeld in Richtlijn 2001/29/EG te waarborgen, om gelijke toegang tot culturele diversiteit over de grens binnen de interne markt mogelijk te maken en om de rechtszekerheid te verbeteren;

39.  acht het noodzakelijk dat de uitzonderingen voor instellingen van algemeen belang, zoals bibliotheken, musea en archieven, worden aangescherpt, zodat er brede toegang tot het cultureel erfgoed wordt geboden, ook via online-platforms;

40.  roept de Commissie op het beschermen van grondrechten zorgvuldig te onderzoeken, met name om discriminatie te bestrijden of de persvrijheid te beschermen; herinnert er in dit verband aan dat voor deze uitzonderingen een billijke vergoeding moet worden geboden;

41.  wijst op de rol van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) in de culturele en de creatieve sector als bron van werkgelegenheid en groei in de EU; benadrukt dat de grote meerderheid van de kmo's in de culturele en de creatieve sector gebruikmaakt van de flexibiliteit van de regels inzake auteursrecht om culturele en creatieve werken te produceren, te financieren en te distribueren, maar ook om innoverende oplossingen te ontwikkelen die gebruikers toegang bieden tot creatieve werken online die zijn toegesneden op de voorkeuren en kenmerken van lokale markten;

42.  neemt met belangstelling kennis van de ontwikkeling van nieuwe vormen van gebruik van werken op digitale netwerken, met name transformerend gebruik, en wijst op de noodzaak om naar oplossingen te zoeken die een doeltreffende bescherming met adequate beloning en billijke vergoeding voor scheppend kunstenaars combineren met het publieke belang van toegang tot culturele goederen en kennis;

43.  onderstreept dat, indien er reeds een uitzondering of beperking van toepassing is, nieuwe gebruiken van inhoud die door de technologische vooruitgang of nieuwe gebruiken van technologie mogelijk worden, ter verbetering van de rechtszekerheid zoveel mogelijk moeten worden beschouwd als overeenkomend met de bestaande uitzondering of beperking, mits het nieuwe gebruik vergelijkbaar is met het bestaande gebruik, waarbij de driestappentoets moet worden toegepast; erkent dat een dergelijke flexibiliteit in de interpretatie van uitzonderingen en beperkingen het mogelijk kan maken de uitzonderingen en beperkingen aan de verschillende nationale omstandigheden en sociale behoeften aan te passen;

44.  onderstreept echter de noodzaak te zorgen voor de technologische neutraliteit en compatibiliteit met de toekomst van uitzonderingen en beperkingen door de effecten van de convergentie van de media naar behoren in aanmerking te nemen, waarbij het openbaar belang moet worden gediend door het bevorderen van stimulansen voor het creëren, financieren en verspreiden van nieuwe werken en het ter beschikking stellen van deze werken aan het publiek op nieuwe, innoverende en boeiende wijzen;

45.  stelt een herziening van de aansprakelijkheid van serviceproviders en tussenpersonen voor om hun juridische status en auteursrechtelijke aansprakelijkheid te verduidelijken, te garanderen dat in heel het creatieve proces en de toeleveringsketen zorgvuldigheid wordt betracht, en te waarborgen dat scheppende kunstenaars en rechthebbenden in de EU billijk worden beloond;

46.  verklaart dat de ontwikkeling van de digitale markt onmogelijk is, tenzij daarnaast de creatieve en culturele sectoren worden ontwikkeld;

47.  onderstreept het belang van de uitzondering voor karikaturen, parodieën en pastiches als een factor in de vitaliteit van het democratische debat; is van oordeel dat bij de uitzondering een evenwicht moet worden gevonden tussen de belangen en rechten van de scheppende kunstenaars en de oorspronkelijke karakters en de vrijheid van meningsuiting van de gebruiker van het beschermde werk die gebruikmaakt van de uitzondering voor karikaturen, parodieën en pastiches;

48.  benadrukt dat de inzet van geautomatiseerde analysetechnieken voor tekst en gegevens (bijv. "tekst- en datamining" of "contentmining") voor onderzoeksdoeleinden naar behoren moeten worden geanalyseerd, mits toestemming is verleend voor het lezen van het werk;

49.  herhaalt dat de ontwikkeling van de digitale markt nauw verbonden is en moet samengaan met de ontwikkeling van de creatieve en culturele sectoren, aangezien dit de enige manier is om duurzame welvaart te verwezenlijken;

50.  stelt vast dat het recht op privébezit een van de grondslagen van de moderne samenleving is; constateert tevens dat de facilitering van toegang tot educatief materiaal en culturele goederen van buitengewoon belang is voor de ontwikkeling van de op kennis gebaseerde samenleving en dat hiermee rekening moet worden gehouden door de wetgevers;

51.  verzoekt om een uitzondering ten aanzien van onderzoeks- en onderwijsdoeleinden, die niet alleen moet gelden voor onderwijsinstellingen, maar ook voor geaccrediteerde onderwijs- en onderzoeksactiviteiten, met inbegrip van online- en grensoverschrijdende activiteiten, die verbonden zijn aan een onderwijsinstelling die erkend is door de bevoegde nationale autoriteiten, op grond van de wetgeving of in het kader van een onderwijsprogramma;

52.  onderstreept dat nieuwe uitzonderingen en beperkingen die in het auteursrechtenstelsel van de EU worden opgenomen, naar behoren moeten worden gemotiveerd door een gedegen en objectieve economische en juridische analyse;

53.  erkent het belang van bibliotheken voor de toegang tot kennis en doet een beroep op de Commissie om de vaststelling van een uitzondering te evalueren waarmee openbare en wetenschappelijke bibliotheken in staat worden gesteld legaal werken uit te lenen aan het publiek in digitale formaten voor persoonlijk gebruik, voor een beperkte duur, via het internet of de bibliotheeknetwerken, opdat zij hun plicht ten aanzien van het openbaar belang van het verspreiden kennis op doeltreffende en actuele wijze kunnen vervullen; beveelt aan dat makers op billijke wijze worden gecompenseerd voor e‑uitleen in dezelfde mate als voor het uitlenen van fysieke boeken, overeenkomstig de nationale territoriale beperkingen;

54.  verzoekt de Commissie de vaststelling van een uitzondering te evalueren waarmee bibliotheken in staat worden gesteld inhoud te digitaliseren ten behoeve van het raadplegen, catalogiseren en archiveren;

55.  onderstreept dat het belangrijk is rekening te houden met de conclusies van talrijke experimenten van de boekensector om billijke, evenwichtige en levensvatbare bedrijfsmodellen op te zetten;

56.  constateert dat in een aantal lidstaten wettelijke vergunningen met het oog op compensatieregelingen zijn ingevoerd; onderstreept dat ervoor moet worden gezorgd dat handelingen die uit hoofde van een uitzondering zijn toegestaan, dit ook blijven; herinnert eraan dat compensatie voor de aanwending van uitzonderingen en beperkingen slechts mag worden overwogen in gevallen waarin handelingen die geacht worden onder een uitzondering te vallen, aan de rechthebbende schade berokkenen; doet voorts een beroep op het Europees Waarnemingscentrum voor inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten om een volledige wetenschappelijke evaluatie te verrichten van deze maatregelen van de lidstaten en de weerslag ervan op elke betrokken rechthebbende;

57.  herinnert aan het belang van de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik dat technisch niet beperkt mag worden, gekoppeld aan een billijke compensatie voor scheppende kunstenaars; verzoekt de Commissie om op basis van wetenschappelijke bewijzen, de resolutie van het Parlement van 27 februari 2014 over heffingen voor kopiëren voor privégebruik(18) en de resultaten van de laatste door de Commissie uitgevoerde bemiddelingsprocedure(19), de levensvatbaarheid te analyseren van de bestaande maatregelen voor de billijke compensatie van rechthebbenden ten aanzien van reproducties door natuurlijke personen voor privégebruik, met name vanuit het oogpunt van maatregelen inzake transparantie;

58.  merkt op dat heffingen op het kopiëren voor privégebruik zo moeten worden geregeld dat de burgers worden geïnformeerd over het feitelijke bedrag, het doel en het gebruik van de heffing;

59.  benadrukt dat digitale vergoedingen transparanter gemaakt en geoptimaliseerd moeten worden, met als doel de rechten van rechthebbenden en consumenten te beschermen en rekening te houden met Richtlijn 2014/26/EU betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor onlinegebruik op de interne markt;

60.  benadrukt dat het belangrijk is de regelingen voor het auteursrecht duidelijker en transparanter te maken voor gebruikers van het auteursrecht, met name wat betreft door gebruikers gegenereerde inhoud en auteursrechtelijke heffingen, teneinde de creativiteit en de ontwikkeling van onlineplatforms te stimuleren en te waarborgen dat de rechthebbenden een passende vergoeding ontvangen;

61.  wijst op het belang van artikel 6, lid 4 van Richtlijn 2001/29/EG en onderstreept dat de doeltreffende aanwending van uitzonderingen en beperkingen, en de toegang tot inhoud die niet is onderworpen aan de bescherming van het auteursrecht of de naburige rechten, niet door contracten of contractuele voorwaarden mogen worden opgeschort;

62.  verzoekt distributeurs om alle beschikbare informatie te publiceren over de technologische maatregelen die nodig zijn om te zorgen voor de interoperabiliteit van hun inhoud;

63.  wijst erop dat er voor een grotere interoperabiliteit moet worden gezorgd, met name op het gebied van software en eindapparatuur, aangezien een gebrek hieraan innovatie belemmert, de concurrentie vermindert en de consumenten schaadt; is van mening dat een gebrek aan interoperabiliteit tot marktdominantie van één product of dienst leidt, hetgeen op zijn beurt de concurrentie beknot en de keuzemogelijkheden voor consumenten in de EU beperkt;

64.  wijst erop dat de snelle technologische ontwikkelingen op de digitale markt een technologisch neutraal wetgevingskader inzake het auteursrecht vereisen;

65.  erkent de rol van de evenredige en doeltreffende handhaving ter ondersteuning van scheppende kunstenaars, rechthebbenden en consumenten;

66.  verzoekt de Commissie en de EU-wetgevers na te denken over oplossingen voor de waardeoverdracht van inhoud naar diensten; onderstreept dat de definitie van de status van tussenpersoon in de huidige digitale omgeving moet worden aangepast;

67.  benadrukt dat consumenten vaak met verschillende beperkingen worden geconfronteerd en dat er in het kader voor het auteursrecht zelden wordt verwezen naar het begrip consumentenrechten; verzoekt de Commissie om de effectiviteit van de huidige wetgeving inzake het auteursrecht te beoordelen vanuit het perspectief van de consument en om een reeks duidelijke en alomvattende consumentenrechten op te stellen;

o
o   o

68.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de parlementen en regeringen van de lidstaten.

(1) PB L 167 van 22.6.2001, blz. 10.
(2) PB L 84 van 20.3.2014, blz. 72.
(3) PB L 175 van 27.6.2013, blz. 1.
(4) PB L 299 van 27.10.2012, blz. 5.
(5) PB L 372 van 27.12.2006, blz. 12.
(6) PB L 265 van 11.10.2011, blz. 1.
(7) PB L 248 van 6.10.1993, blz. 15.
(8) PB L 157 van 30.4.2004, blz. 45.
(9) PB L 376 van 27.12.2006, blz. 28.
(10) PB L 346 van 27.11.1992, blz. 61.
(11) PB L 272 van 13.10.2001, blz. 32.
(12) Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0179.
(13) Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0368.
(14) PB C 353 E van 3.12.2013, blz. 64.
(15) PB C 50 E van 21.2.2012, blz. 48.
(16) PB C 249 E van 30.8.2013, blz. 49.
(17) Commissie, DG Markt, verslag inzake de reacties op de openbare raadpleging over de herziening van de EU-regels inzake auteursrecht, juli 2014.
(18) Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0179.
(19) Aanbevelingen van António Vitorino van 31 januari 2013 die voortvloeien uit de laatste door de Commissie uitgevoerde bemiddelingsprocedure ten aanzien van heffingen voor kopiëren voor privégebruik en reprografie.

Juridische mededeling - Privacybeleid