Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2017/2166(DEC)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A8-0107/2018

Ingediende teksten :

A8-0107/2018

Debatten :

PV 18/04/2018 - 10
CRE 18/04/2018 - 10

Stemmingen :

PV 18/04/2018 - 12.40

Aangenomen teksten :

P8_TA(2018)0145

Aangenomen teksten
PDF 191kWORD 55k
Woensdag 18 april 2018 - Straatsburg
Kwijting 2016: Europees Bureau voor visserijcontrole (EFCA)
P8_TA(2018)0145A8-0107/2018
Besluit
 Besluit
 Resolutie

1. Besluit van het Europees Parlement van 18 april 2018 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2016 (2017/2166(DEC))

Het Europees Parlement,

–  gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2016,

–  gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Bureau voor visserijcontrole betreffende het begrotingsjaar 2016, vergezeld van het antwoord van het Bureau(1),

–  gezien de verklaring van de Rekenkamer(2) voor het begrotingsjaar 2016 waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, overeenkomstig artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien de aanbeveling van de Raad van 20 februari 2018 over de aan het Bureau te verlenen kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2016 (05941/2018 – C8‑0076/2018),

–  gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002(3), en met name artikel 208,

–  gezien Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad van 26 april 2005 tot oprichting van een Europees Bureau voor visserijcontrole en houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid(4), en met name artikel 36,

–  gezien Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad(5), en met name artikel 108,

–  gezien artikel 94 en bijlage IV van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie visserij (A8‑0107/2018),

1.  verleent de uitvoerend directeur van het Europees Bureau voor visserijcontrole kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2016;

2.  formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;

3.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Bureau voor visserijcontrole, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (L-serie).

(1) PB C 417 van 6.12.2017, blz. 110.
(2) PB C 417 van 6.12.2017, blz. 110.
(3) PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
(4) PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1.
(5) PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42.


2. Besluit van het Europees Parlement van 18 april 2018 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2016 (2017/2166(DEC))

Het Europees Parlement,

–  gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2016,

–  gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Bureau voor visserijcontrole betreffende het begrotingsjaar 2016, vergezeld van het antwoord van het Bureau(1),

–  gezien de verklaring van de Rekenkamer(2) voor het begrotingsjaar 2016 waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, overeenkomstig artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien de aanbeveling van de Raad van 20 februari 2018 over de aan het Bureau te verlenen kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2016 (05941/2018 – C8-0076/2018),

–  gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002(3), en met name artikel 208,

–  gezien Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad van 26 april 2005 tot oprichting van een Europees Bureau voor visserijcontrole en houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid(4), en met name artikel 36,

–  gezien Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad(5), en met name artikel 108,

–  gezien artikel 94 en bijlage IV van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie visserij (A8‑0107/2018),

1.  hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Europees Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2016;

2.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Bureau voor visserijcontrole, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (L-serie).

(1) PB C 417 van 6.12.2017, blz. 110.
(2) PB C 417 van 6.12.2017, blz. 110.
(3) PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
(4) PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1.
(5) PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42.


3. Resolutie van het Europees Parlement van 18 april 2018 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2016 (2017/2166(DEC))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2016,

–  gezien artikel 94 en bijlage IV van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie visserij (A8‑0107/2018),

A.  overwegende dat de kwijtingsautoriteit in het kader van de kwijtingsprocedure de nadruk legt op het bijzondere belang van de verdere versterking van de democratische legitimiteit van de instellingen van de Unie door middel van meer transparantie en verantwoordingsplicht, de toepassing van het concept van resultaatgericht begroten en een goed personeelsbeheer;

B.  overwegende dat de definitieve begroting van het Europees Bureau voor visserijcontrole (het "Bureau") voor het begrotingsjaar 2016 volgens zijn staat van ontvangsten en uitgaven(1) 9 967 000 EUR bedroeg, hetgeen een toename van 8,14 % betekent ten opzichte van 2015; overwegende dat deze stijging voornamelijk toe te schrijven was aan extra ad‑hocsubsidies voor de proefprojecten in verband met de Europese kustwacht; overwegende dat de begroting van het Bureau volledig wordt gefinancierd met middelen van de begroting van de Unie;

C.  overwegende dat de Rekenkamer heeft verklaard redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening van het Bureau voor het begrotingsjaar 2016 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;

Financieel en begrotingsbeheer

1.  merkt op dat inspanningen op het gebied van begrotingstoezicht gedurende het begrotingsjaar 2016 hebben geresulteerd in een uitvoeringspercentage van de begroting van 99,6 %; stelt daarnaast vast dat het uitvoeringspercentage van de betalingskredieten 88,5 % bedroeg;

2.  constateert dat extra fondsen die door het jaar heen van de Commissie waren ontvangen voor proefprojecten in verband met de Europese kustwacht duidelijk hun stempel hebben gedrukt op de begroting, met name twee ad‑hocsubsidies van in totaal 750 000 EUR die op de begroting werden opgevoerd als bestemmingsontvangsten die moeten worden uitgegeven in de begrotingsjaren 2016 en 2017 (d.w.z. verspreid over meerdere jaren), hetgeen rechtvaardigt dat het uitvoeringspercentage ervan los wordt gezien van de uitvoering van de resterende begroting;

3.  is ingenomen met de ondernomen stappen in 2016 op het vlak van e‑administratie: invoering van de e‑Priormodules voor elektronische aanbestedingen, bestellingen en facturering, in samenwerking met het directoraat-generaal voor Informatica (DG DIGIT) van de Commissie, invoering van het instrument voor contractbeheer "ABAC-contracten" voor de registratie en follow‑up van kadercontracten, invoering van het systeem voor het beheer van dienstreizen van de Commissie (MIPS) waardoor het gebruik van papieren formulieren aanzienlijk wordt teruggedrongen, en het toekomstige gebruik van Sysper 2 (IT‑instrument van HR); verneemt van het Bureau dat het momenteel ongeveer 95 % van zijn financiële transacties elektronisch verwerkt en daarnaast ook andere rationaliseringsmaatregelen heeft doorgevoerd, wat leidt tot grotere efficiëntie en betrouwbaardere gegevens en controletrajecten;

4.  wijst erop dat de begroting van het Bureau de laatste vijf begrotingsjaren ongewijzigd is gebleven ondanks de toename van het aantal dienstreizen en inspecties; constateert dat de personeelsuitgaven daarentegen niet gestegen zijn en dat de operationele kosten in dezelfde periode zijn gedaald; onderstreept dat die elementen, die duiden op een optimaal gebruik van middelen en op het goede beheer van het Bureau, vanwege ontoereikende begrotingsmiddelen een rem dreigen te zetten op de vooruitgang en druk uitoefenen op de werkzaamheden van de medewerkers waarbij een vinger aan de pols moet worden gehouden om de kwaliteit van de werkomstandigheden te waarborgen;

Vastleggingen en overdrachten

5.  stelt vast dat de fondsen die van 2016 naar 2017 zijn overgedragen 11 % van de totale subsidies in 2016 bedroegen; merkt op dat het percentage overdrachten voor titel II (administratieve uitgaven) 34 % bedroeg, een stijging van 14 % ten opzichte van 2015; merkt echter op dat een lagere uitvoering voor titel II kan worden verklaard door het feit dat een aantal externe diensten aan het eind van het jaar nog moesten worden afgerond en betaald (zoals ICT, vertalingen en externe evaluatiediensten); verneemt van het Bureau dat de volledige tenuitvoerlegging daarvan in 2017 zal plaatsvinden en dat de kredieten niet hoeven te worden geannuleerd;

6.  stelt vast dat het uitvoeringspercentage van de uit het vorige jaar overgedragen vastleggingen 95,3 % bedraagt en dat de bijbehorende annulering 0,4 % van de betalingskredieten in 2016 vormt;

7.  wijst erop dat overdrachten vaak gedeeltelijk of volledig gerechtvaardigd zijn als gevolg van het meerjarige karakter van de operationele programma's van de agentschappen en niet noodzakelijkerwijs op zwakke punten in de begrotingsplanning en ‑uitvoering wijzen, noch altijd haaks staan op het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit, vooral niet als ze van tevoren gepland zijn door de agentschappen en meegedeeld zijn aan de Rekenkamer;

Overschrijvingen

8.  stelt met voldoening vast dat uit de definitieve jaarrekening van het Bureau blijkt dat het niveau en de aard van de overdrachten in 2016 binnen de grenzen van de financiële voorschriften zijn gebleven;

Aanbestedingen en personeelsbeleid

9.  constateert dat op 31 december 2016 het aantal actieve personeelsleden 56 bedroeg, wat een bezettingsgraad van 100 % betekent;

10.  stelt vast dat het Bureau de algemene personeelsinkrimping van 5 % heeft voltooid; merkt echter op dat het Bureau vanwege een wijziging in de oprichtingsverordening 13 posten in het personeelsbestand voor 2017 toegewezen kreeg voor de bijbehorende nieuwe taken;

11.  neemt kennis van de reorganisatie van de interne structuur van het Bureau om aan te sluiten bij de nieuwe veranderingen en de extra personeelsleden als gevolg van de wijziging van de oprichtingsverordening van het Bureau;

12.  merkt met bezorgdheid op dat het totale percentage mannelijke personeelsleden 62 % bedraagt en het aantal vrouwelijke personeelsleden slechts 38 %, een onevenwichtige verhouding van bijna twee op één; verzoekt het Bureau deze onevenwichtigheid zo snel mogelijk aan te pakken en te corrigeren;

13.  stelt met tevredenheid vast dat het Bureau het grootste gedeelte van zijn betalingen heeft verricht binnen de in het Financieel Reglement gestelde termijnen en dat leveranciers geen rente in rekening hoefden te brengen vanwege te late betalingen; constateert verder dat de gemiddelde betalingstermijn 22 dagen was in 2015;

14.  benadrukt dat het evenwicht tussen werk en privéleven deel moet uitmaken van het personeelsbeleid van het Bureau; merkt op dat het budget dat werd gebruikt voor welzijnsactiviteiten 138,14 EUR per medewerker bedraagt; stelt vast dat het gemiddelde ziekteverlof per personeelslid 3,7 dagen bedraagt, wat beduidend onder het gemiddelde blijft van de agentschappen van de Unie;

15.  merkt op dat de uitvoeringsvoorschriften voor intimidatie in 2017 zijn aangenomen door de raad van bestuur; betreurt de vertraging bij de invoering van deze voorschriften; roept het Bureau op steun te verlenen aan het organiseren van opleidingen en voorlichtingsbijeenkomsten om meer bewustzijn te kweken onder het personeel;

16.  stelt met tevredenheid vast dat het Bureau geen klachten ontving, er geen rechtszaken tegen het Bureau werden aangespannen en er geen zaken werden gemeld in verband met de indienstneming en het ontslag van personeel in 2016;

Preventie van en omgang met belangenconflicten, transparantie en democratie

17.  onderkent dat het Bureau een alomvattend, in 2016 gewijzigd beleid inzake de voorkoming en beheersing van belangenconflicten en een anti-fraudestrategie heeft vastgesteld; constateert dat van de in totaal 13 te nemen maatregelen vóór het einde van 2017, er al 11 genomen zijn; merkt op dat de controles van het Bureau die gericht zijn op de preventie en opsporing van fraude lijken op de controles om de wettigheid en de regelmatigheid van verrichtingen te waarborgen, zoals "het twee-paar-ogenprincipe", geautomatiseerde controles in de financiële en boekhoudsystemen, uitbestede loonadministratie en verklaringen over het ontbreken van belangenconflicten die altijd ondertekend moeten worden door panelleden; verneemt met voldoening van het Bureau dat zich sinds de oprichting geen frauduleuze gebeurtenissen hebben voorgedaan;

18.  is ingenomen met de wijzigingen in het beleid inzake belangenconflicten van het Bureau, die waren aangenomen in 2016 en die bestonden uit de verplichting voor leden van de raad van bestuur, de uitvoerend directeur van het Bureau en afdelingshoofden om een cv in te dienen die zal worden gepubliceerd op de website van het Bureau en die indien nodig moet worden geactualiseerd; wijst op de uitbreiding van het toepassingsgebied naar leden van de adviesraad;

19.  verneemt van het Bureau dat alle jaarlijkse schriftelijke belangenverklaringen zijn gecontroleerd door het Bureau; betreurt het echter dat twee leden van de raad van bestuur hun belangenverklaring aan het eind van 2016 nog niet hadden ingediend; merkt op dat vóór elke vergadering van de raad van bestuur de voorzitter de leden van de raad van bestuur verzoekt de feitelijke juistheid van de belangenverklaring te bevestigen door melding te maken van een conflict dat zich zou kunnen voordoen met betrekking tot de vergadering; verzoekt het Bureau de kwijtingsautoriteit in te lichten over de vorderingen die zijn geboekt bij de indiening van de nog ontbrekende belangenverklaringen;

20.  verneemt van het Bureau dat het wacht op het modelbesluit van de Commissie om zijn eigen besluit inzake klokkenluiders te kunnen vaststellen; merkt echter op dat totdat het voorstel voor een modelbesluit van de Commissie wordt ingediend het huidige besluit van de Commissie over klokkenluiders van kracht blijft als richtsnoer voor het personeel; merkt op dat er in 2016 geen gevallen van klokkenluiden zijn geweest bij het Bureau; verzoekt het Bureau de kwijtingsautoriteit in te lichten over de tenuitvoerlegging van het modelbesluit;

21.  merkt op dat er een onafhankelijk onthullings-, advies- en verwijzingsorgaan met voldoende begrotingsmiddelen nodig is om klokkenluiders te helpen de juiste kanalen te gebruiken om hun informatie over mogelijke onregelmatigheden met betrekking tot de financiële belangen van de Unie te onthullen en tegelijkertijd hun geheimhouding te beschermen en de nodige ondersteuning en advies te bieden;

Belangrijkste verwezenlijkingen

22.  is ingenomen met de volgende drie belangrijkste door het Bureau in 2016 gerapporteerde verwezenlijkingen, namelijk dat:

   het via zijn plannen voor gezamenlijke inzet 20 000 visserij-inspecties heeft gecoördineerd in Unie- en internationale wateren;
   het samenwerkingsverbanden is aangegaan met andere agentschappen van de Unie met het oog op de oprichting van een Europese kustwacht;
   het zijn steun verleende aan de regionale tenuitvoerlegging van de aanlandingsverplichting in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB);

Interne controles

23.  stelt vast dat de raad van bestuur van het Bureau een reeks normen voor interne controles heeft vastgesteld om te garanderen dat de beleids- en operationele doelstellingen gehaald worden; onderkent dat twaalf van de normen voor interne controles een hoog uitvoeringsniveau hebben, terwijl vier gebieden een gemiddeld uitvoeringspercentage hebben in het systeem voor interne controles;

24.  verneemt met voldoening uit het verslag van de Rekenkamer dat internecontrolenormen 10 (bedrijfscontinuïteit), 11 (documentenbeheer) en 12 (informatie en communicatie) nu zijn aangemerkt als "afgerond";

Interne audit

25.  merkt op dat de dienst Interne Audit (IAS) in 2016 een risicobeoordeling heeft uitgevoerd van de voornaamste operationele en administratieve processen van het Bureau; merkt op dat er als gevolg van het werk van de IAS een "strategisch plan van de IAS voor interne audit 2017‑2019" was opgesteld; stelt met tevredenheid vast dat er geen aanbevelingen van de IAS open staan;

26.  stelt vast dat de tweede vijfjarige onafhankelijke externe evaluatie van het Bureau voor de periode 2012‑2016 in oktober 2015 van start ging en in 2017 afgerond moest zijn; wijst erop dat elke evaluatie het nut, de relevantie en de doeltreffendheid van het Bureau moet beoordelen, alsmede de werkmethoden en de mate waarin wordt bijgedragen aan de verwezenlijking van een zo goed mogelijke naleving van de regels die zijn opgesteld in het kader van het GVB; verzoekt het Bureau verslag uit te brengen aan de kwijtingsautoriteit over de uitkomst van deze evaluatie;

27.  neemt kennis van het feit dat het Bureau centraal toezicht op alle auditaanbevelingen van de Rekenkamer, de IAS en diens capaciteit voor interne controle heeft ontwikkeld en uitgevoerd om die aanbevelingen te consolideren en te controleren, alsmede de bijbehorende actieplannen beter op te kunnen volgen;

Prestaties

28.  stelt vast dat het Bureau in 2016 zijn gewijzigde oprichtingsverordening heeft aangenomen, waarmee de missie van het Bureau om samen te werken met het Europees grens- en kustwachtagentschap (Frontex) en het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA) is uitgebreid om nationale autoriteiten te ondersteunen bij hun kustwachtactiviteiten; constateert dat die drie agentschappen samenwerken met hun tegenhangers bij de Commissie (de directoraten-generaal Maritieme Zaken en Visserij (MARE), Migratie en Binnenlandse zaken (HOME) en Mobiliteit en Vervoer (MOVE)) bij de voorbereiding en uitvoering van het proefproject "Oprichting van een Europese kustwacht", dat is opgezet door het Parlement ter voorbereiding op de tenuitvoerlegging van het "grenspakket";

Overige opmerkingen

29.  wijst op de belangrijke rol van het Bureau bij de harmonisatie en toepassing van de beginselen van het GVB; is ingenomen met de doeltreffendheid, de vooruitgang en de uitstekende resultaten die sinds de oprichting van het Bureau zijn geboekt;

30.  onderstreept de bijdrage van het Bureau aan de harmonisatie en standaardisatie van de maatregelen van het GVB op het vlak van monitoring, controle en toezicht om een gelijke behandeling en een betere naleving van de regels te garanderen, waaronder de aanlandingsverplichting;

31.  benadrukt de rol van het Bureau bij de samenwerking van de Unie met derde landen en internationale organisaties die actief zijn op het gebied van visserij, inclusief regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's), teneinde de naleving van door die internationale organisaties genomen maatregelen, in het bijzonder maatregelen ter bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij), te verbeteren;

32.  toont zich tevreden over de toename met 15 % van de inspecties in 2016, wat getuigt van een betere afstemming van de personele middelen met de lidstaten via plannen voor gezamenlijke inzet en de coördinatie van operationele plannen;

33.  is ingenomen met de beoordeling van de Rekenkamer in zijn Speciaal verslag nr. 8/2017 van de fundamentele rol van het Bureau bij de uitwerking en verbetering van een geharmoniseerde en coherente benadering van de communicatiesystemen en de uitwisseling van gegevens over visserijproducten;

34.  onderkent de kwaliteit en het belang van de samenwerking van het Bureau met het EMSA en Frontex in het kader van een gezamenlijk proefproject voor de oprichting van een kustwacht; herinnert de Commissie er echter aan dat het Bureau moet worden voorzien van voldoende middelen om dat soort projecten of andere toekomstige projecten uit te voeren, met name in verband met het gebruik van nieuwe technologieën op het vlak van controle (luchtdrones) of in het kader van opleidingen (e‑learning);

35.  wijst erop dat het mandaat van het Bureau moet worden uitgebreid om gezamenlijke operationele acties met andere op maritiem gebied gespecialiseerde agentschappen van de Unie te ondernemen, teneinde rampen op zee te voorkomen en de Europese kustwachtfuncties te coördineren;

36.  benadrukt dat er meer middelen moeten worden uitgetrokken om de operationele capaciteit van het Bureau te versterken vanwege de onzekerheden als gevolg van de brexit en de extra controles die daaruit voortvloeien;

37.  stelt voor een lid van het Europees Parlement op te nemen in de raad van bestuur van het Bureau om de institutionele transparantie te vergroten, met name tijdens de goedkeuring van de begroting door de raad van bestuur; stelt in dit verband voor dat het lid wordt gekozen uit de gelederen van de Commissie visserij van het Parlement;

o
o   o

38.  verwijst voor andere opmerkingen van horizontale aard bij het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 18 april 2018(2) over het functioneren en het financiële beheer van en de controle op de agentschappen.

(1) PB C 333 van 9.9.2016, blz. 31.
(2) Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0133.

Laatst bijgewerkt op: 4 december 2018Juridische mededeling - Privacybeleid