Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2017/0305(NLE)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A8-0140/2018

Ingediende teksten :

A8-0140/2018

Debatten :

Stemmingen :

PV 19/04/2018 - 10.8

Aangenomen teksten :

P8_TA(2018)0181

Aangenomen teksten
PDF 466kWORD 66k
Donderdag 19 april 2018 - Straatsburg
Richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten *
P8_TA(2018)0181A8-0140/2018

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 april 2018 over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (COM(2017)0677 – C8-0424/2017 – 2017/0305(NLE))

(Raadpleging)

Het Europees Parlement,

–  gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2017)0677),

–  gezien artikel 148, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C8-0424/2017),

–  gezien zijn resolutie van 15 september 2016 over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten(1),

–  gezien zijn standpunt van 8 juli 2015 over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten(2),

–  gezien artikel 78 quater van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A8‑0140/2018),

1.  hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.  verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 293, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dienovereenkomstig te wijzigen;

3.  verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.  wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

Door de Commissie voorgestelde tekst   Amendement
Amendement 1
Voorstel voor een besluit
Overweging 1
(1)  De lidstaten en de Unie moeten bouwen aan een gecoördineerde strategie voor werkgelegenheid, met name ter bevordering van een competente, geschoolde en flexibele beroepsbevolking, en van arbeidsmarkten die snel inspelen op economische veranderingen, teneinde de doelstellingen inzake volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang van artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie te bereiken. Rekening houdend met nationale gebruiken op het gebied van de verantwoordelijkheden van de sociale partners moeten de lidstaten het bevorderen van de werkgelegenheid als een aangelegenheid van gemeenschappelijke zorg beschouwen en hun maatregelen op dit gebied binnen de Raad coördineren.
(1)  De lidstaten en de Unie moeten een doeltreffende en gecoördineerde strategie voor werkgelegenheid ontwikkelen en realiseren, met name ter bevordering van inclusieve arbeidsmarkten die inspelen op de economische, sociale en milieurealiteiten en -kansen, met een competente, geschoolde en flexibele beroepsbevolking, en ter waarborging van het welzijn van alle werknemers, teneinde de doelstellingen inzake een sociale markteconomie, volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang zoals bedoeld in artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie te bereiken. Rekening houdend met nationale gebruiken op het gebied van de verantwoordelijkheden van de sociale partners moeten de lidstaten het bevorderen van de werkgelegenheid als een aangelegenheid van gemeenschappelijke zorg beschouwen en hun maatregelen op dit gebied binnen de Raad coördineren.
Amendement 2
Voorstel voor een besluit
Overweging 2
(2)  De Unie moet sociale uitsluiting en discriminatie bestrijden, en sociale rechtvaardigheid en bescherming alsook de gelijkheid van vrouwen en mannen bevorderen. Bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden moet de Unie rekening houden met de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming, de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, alsmede een hoog niveau van onderwijs en opleiding.
(2)  De Unie moet alle vormen van armoede, sociale uitsluiting en discriminatie op alle terreinen van het leven bestrijden, en sociale rechtvaardigheid en bescherming alsook de gelijkheid van vrouwen en mannen bevorderen. Deze algemene doelstelling moet ook worden gerealiseerd middels rechtshandelingen en beleid van de Unie op andere gebieden. Bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden moet de Unie rekening houden met de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming, de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, alsmede een hoog niveau van onderwijs en opleiding. De Unie moet de actieve participatie van alle burgers in het economisch, sociaal en cultureel leven bevorderen.
Amendement 3
Voorstel voor een besluit
Overweging 3
(3)  Overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) heeft de Unie beleidscoördinatie-instrumenten ontwikkeld en ingevoerd voor het begrotingsbeleid, macro-economisch beleid en structureel beleid. Als onderdeel van deze instrumenten vormen de huidige richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten samen met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie, als bepaald in Aanbeveling (EU) 2015/1184 van de Raad, de geïntegreerde richtsnoeren voor de uitvoering van de Europa 2020-strategie. Zij moeten als leidraad dienen bij de beleidsuitvoering in de lidstaten en in de Unie, en brengen de onderlinge afhankelijkheid tussen de lidstaten tot uiting. De hieruit voortvloeiende reeks Europese en nationale gecoördineerde beleidslijnen en hervormingen moet een geschikte algehele mix van economisch en sociaal beleid vormen die positieve overloopeffecten moet teweegbrengen.
(3)  Overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) heeft de Unie beleidscoördinatie-instrumenten ontwikkeld en ingevoerd voor het begrotingsbeleid, macro-economisch beleid en structureel beleid dat een sterke impact heeft op de sociale en werkgelegenheidssituatie in de Unie, met potentieel negatieve gevolgen, inclusief onzekerheid, armoede en ongelijkheid. Als onderdeel van deze instrumenten vormen de huidige richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten samen met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie, als bepaald in Aanbeveling (EU) 2015/1184 van de Raad, de geïntegreerde richtsnoeren voor de uitvoering van de Europa 2020-strategie. Zij moeten als leidraad dienen bij de beleidsuitvoering in de lidstaten en in de Unie, en brengen de onderlinge afhankelijkheid tussen de lidstaten tot uiting. De hieruit voortvloeiende reeks Europese en nationale gecoördineerde beleidslijnen en hervormingen moet een geschikte algehele mix van economisch en sociaal beleid vormen die voor alle lidstaten positieve overloopeffecten moet teweegbrengen.
Amendement 4
Voorstel voor een besluit
Overweging 3 bis (nieuw)
(3 bis)   Om te zorgen voor een democratischer besluitvormingsproces over de geïntegreerde richtsnoeren, die gevolgen hebben voor de bevolking en de arbeidsmarkten in de gehele Unie, is het van belang dat de Raad rekening houdt met het standpunt van het Europees Parlement.
Amendement 5
Voorstel voor een besluit
Overweging 4
(4)  De richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid zijn in overeenstemming met het stabiliteits- en groeipact, de bestaande wetgeving van de Europese Unie en verschillende EU-initiatieven, waaronder de aanbeveling van de Raad tot invoering van een jongerengarantie1, de aanbeveling van de Raad betreffende de integratie van langdurig werklozen op de arbeidsmarkt2, de aanbeveling van de Raad tot invoering van bijscholingstrajecten3 en het voorstel voor een aanbeveling van de Raad inzake een Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen4.
(4)  De richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid zijn in overeenstemming met het stabiliteits- en groeipact, de bestaande wetgeving van de Europese Unie en verschillende EU-initiatieven, waaronder de Europese pijler van sociale rechten, de aanbeveling van de Raad tot invoering van een jongerengarantie1, de aanbeveling van de Raad betreffende de integratie van langdurig werklozen op de arbeidsmarkt2, de aanbeveling van de Raad tot invoering van bijscholingstrajecten3 en het voorstel voor een aanbeveling van de Raad inzake een Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen4.
__________________
__________________
1 PB C 120 van 26.4.2013, blz. 1.
1 PB C 120 van 26.4.2013, blz. 1.
2 PB C 67 van 20.2.2016, blz. 1.
2 PB C 67 van 20.2.2016, blz. 1.
3 PB C 484 van 24.12.2016, blz. 1.
3 PB C 484 van 24.12.2016, blz. 1.
4 COM(2017)0563 - 2017/0244 (NLE).
4 COM(2017)0563 - 2017/0244 (NLE).
Amendement 6
Voorstel voor een besluit
Overweging 5
(5)  In het Europees semester worden de verschillende instrumenten gecombineerd in een overkoepelend kader voor een geïntegreerd, multilateraal toezicht op het economisch, budgettair, werkgelegenheids- en sociaal beleid en wordt gestreefd naar de verwezenlijking van de Europa 2020-doelstellingen, onder andere op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs en armoedebestrijding, als bepaald in Besluit 2010/707/EU van de Raad5. Sinds 2015 is het Europees semester voortdurend versterkt en gestroomlijnd, met name om de focus op werkgelegenheid en sociale aspecten te versterken en de dialoog met de lidstaten, de sociale partners en de vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld te bevorderen.
(5)  In het Europees semester worden de verschillende instrumenten gecombineerd in een overkoepelend kader voor een geïntegreerd, multilateraal toezicht op het economisch, budgettair, werkgelegenheids- en sociaal beleid en wordt gestreefd naar de verwezenlijking van de Europa 2020-doelstellingen, onder andere op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs en armoedebestrijding, als bepaald in Besluit 2010/707/EU van de Raad5. Sinds 2015 is het Europees semester voortdurend versterkt en gestroomlijnd, met name om de focus op werkgelegenheid en sociale aspecten te versterken en de dialoog met de lidstaten, de sociale partners en de vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld te bevorderen, en tegelijkertijd sterk de nadruk te leggen op structurele hervormingen en concurrentievermogen.
_________________
_________________
5 PB L 308 van 24.11.2010, blz. 46.
5 PB L 308 van 24.11.2010, blz. 46.
Amendement 7
Voorstel voor een besluit
Overweging 6
(6)  De Europese Unie herstelt van de economische crisis en dat bevordert positieve arbeidsmarktontwikkelingen. Toch blijven binnen en tussen de lidstaten aanzienlijke uitdagingen en ongelijkheden bestaan op het vlak van economische en sociale prestaties. De crisis heeft laten zien dat de economieën en arbeidsmarkten van de lidstaten onderling nauw vervlochten zijn. De belangrijkste uitdaging van vandaag is ervoor te zorgen dat de Unie vooruitgang boekt in de richting van sterke, duurzame en inclusieve groei en het scheppen van banen. Dit vereist gecoördineerde, ambitieuze en doeltreffende beleidsmaatregelen op zowel Unie- als nationaal niveau, in overeenstemming met het VWEU en de bepalingen van de Unie betreffende economisch bestuur. Door zowel de vraag- als de aanbodkant te sturen, moeten deze beleidsmaatregelen ervoor zorgen dat investeringen worden gestimuleerd, dat opnieuw wordt ingezet op goed gefaseerde structurele hervormingen die de productiviteit, groeiprestaties, sociale cohesie en economische veerkracht bij schokken verbeteren en dat budgettaire verantwoordelijkheid wordt genomen, waarbij moet worden gekeken naar de effecten ervan op de werkgelegenheid en de samenleving.
(6)  De Europese Unie herstelt van de economische crisis en dat bevordert positieve arbeidsmarktontwikkelingen. Toch blijven binnen en tussen de lidstaten aanzienlijke uitdagingen en ongelijkheden bestaan op het vlak van economische en sociale prestaties, aangezien economische groei niet automatisch in hogere werkgelegenheid resulteert. De crisis heeft laten zien dat de economieën en arbeidsmarkten van de lidstaten onderling nauw vervlochten zijn. De belangrijkste uitdaging van vandaag is ervoor te zorgen dat de Unie vooruitgang boekt in de richting van sterke, duurzame en inclusieve groei en het scheppen van duurzame en hoogwaardige banen. Dit vereist gecoördineerde, ambitieuze en doeltreffende beleidsmaatregelen op zowel Unie- als nationaal niveau, in overeenstemming met het VWEU en de bepalingen van de Unie betreffende economisch bestuur. Door zowel de vraag- als de aanbodkant te sturen, moeten deze beleidsmaatregelen ervoor zorgen dat investeringen, inclusief in de circulaire en de groene economie en sociale investeringen, worden gestimuleerd, dat opnieuw wordt ingezet op goed gefaseerde, sociaal en economisch evenwichtige structurele hervormingen die de productiviteit, groeiprestaties, sociale cohesie en economische veerkracht bij schokken verbeteren en dat budgettaire verantwoordelijkheid wordt genomen, waarbij moet worden gezorgd dat die structurele hervormingen geen negatieve effecten op de werkgelegenheid en de samenleving hebben.
Amendement 8
Voorstel voor een besluit
Overweging 7
(7)  Bij arbeidsmarkthervormingen, zoals de nationale loonvormingsmechanismen, moet de nationale praktijk inzake sociale dialoog worden gehanteerd en moet de noodzakelijke gelegenheid worden geboden om sociaaleconomische vraagstukken uitvoerig te bekijken: de verbetering van het concurrentievermogen, het scheppen van banen, het beleid inzake een leven lang leren en opleiding alsook het reële inkomen.
(7)  Bij arbeidsmarkthervormingen, zoals de nationale loonvormingsmechanismen, moet de nationale praktijk inzake sociale dialoog worden gehanteerd en moet de noodzakelijke gelegenheid worden geboden om sociaaleconomische vraagstukken uitvoerig te bekijken: de verbetering van de levensstandaard, gelijkheid, het concurrentievermogen, productiviteit, het scheppen van duurzame en hoogwaardige banen, het beleid inzake een leven lang leren en opleiding alsook het reële inkomen.
Amendement 9
Voorstel voor een besluit
Overweging 8
(8)  Daarnaast moeten de lidstaten en de Unie de sociale gevolgen van de economische en financiële crisis aanpakken en ernaar streven een inclusieve samenleving te ontwikkelen waarin mensen de kans krijgen om zich voor te bereiden op veranderingen en ermee om te gaan, en actief kunnen deelnemen aan de samenleving en de economie, zoals ook is uiteengezet in de aanbeveling van de Commissie over de actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten6. Ongelijkheid moet worden tegengegaan, iedereen moet kansen en mogelijkheden krijgen, en armoede en sociale uitsluiting (ook van kinderen) moeten worden verminderd, met name door ervoor te zorgen dat de arbeidsmarkten en de socialebeschermingsstelsels doeltreffend functioneren en door belemmeringen voor onderwijs of opleiding en arbeidsparticipatie weg te nemen. Met de opkomst van nieuwe economische en bedrijfsmodellen op de Europese werkplek veranderen ook de arbeidsverhoudingen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat nieuwe arbeidsverhoudingen het Europees sociaal model in stand houden en versterken.
(8)  Daarnaast moeten de lidstaten en de Unie de sociale gevolgen van de economische en financiële crisis aanpakken en ernaar streven een inclusieve en sociaal rechtvaardige samenleving te ontwikkelen waarin mensen de kans krijgen om zich voor te bereiden op veranderingen en ermee om te gaan, en actief kunnen deelnemen aan de samenleving en de economie, zoals ook is uiteengezet in de aanbeveling van de Commissie over de actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten6. Ongelijkheid en discriminatie moet worden tegengegaan, iedereen moet gelijke kansen krijgen, en armoede en sociale uitsluiting (met name van kinderen) moeten worden uitgebannen, met name door ervoor te zorgen dat de arbeidsmarkten en adequate en doeltreffende socialebeschermingsstelsels doeltreffend functioneren en door belemmeringen voor onderwijs, opleiding en arbeidsparticipatie weg te nemen. Met de opkomst van nieuwe economische en bedrijfsmodellen op de Europese werkplek veranderen ook de arbeidsverhoudingen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat nieuwe arbeidsverhoudingen het Europees sociaal model in stand houden en versterken door te waarborgen dat personen in opkomende vormen van werk worden gedekt en beschermd door arbeidsregelingen. De lidstaten moeten personen met een handicap helpen een bijdrage te leveren aan de economische groei en sociale ontwikkeling.
__________________
__________________
6 COM(2008)0639.
6 COM(2008)0639.
Amendement 10
Voorstel voor een besluit
Overweging 8 bis (nieuw)
(8 bis)   De Commissie en de lidstaten moeten ruimten voor beschouwing en dialoog creëren met steun van gespecialiseerde niet-gouvernementele organisaties (ngo's) en organisaties van personen die armoede ondervinden, zodat deze personen een bijdrage kunnen leveren aan de evaluatie van het beleid dat voor hen gevolgen heeft.
Amendement 11
Voorstel voor een besluit
Overweging 11
(11)  Deze geïntegreerde richtsnoeren moeten de basis vormen voor landspecifieke aanbevelingen die de Raad tot de lidstaten kan richten. De lidstaten moeten optimaal gebruikmaken van het Europees Sociaal Fonds en andere fondsen van de Unie om de werkgelegenheid, de sociale inclusie, onderwijs en een leven lang leren te stimuleren en overheidsdiensten te verbeteren. Hoewel de geïntegreerde richtsnoeren gericht zijn tot de lidstaten en de Unie, moeten zij worden uitgevoerd in partnerschap met alle nationale, regionale en lokale autoriteiten, in nauwe samenwerking met de parlementen, de sociale partners en de vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld.
(11)  Deze geïntegreerde richtsnoeren en de Europese pijler van sociale rechten moeten de basis vormen voor gerichte landspecifieke aanbevelingen die de Raad tot de lidstaten richt. De lidstaten moeten optimaal gebruikmaken van het Europees Sociaal Fonds en andere fondsen van de Unie om de werkgelegenheid, de sociale inclusie, onderwijs en een leven lang leren te stimuleren en overheidsdiensten te verbeteren. Hoewel de geïntegreerde richtsnoeren gericht zijn tot de lidstaten en de Unie, moeten zij worden uitgevoerd in partnerschap met alle nationale, regionale en lokale autoriteiten, in nauwe samenwerking met de parlementen, de sociale partners en de vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld.
Amendement 12
Voorstel voor een besluit
Overweging 12
(12)  Het Comité voor de werkgelegenheid en het Comité voor sociale bescherming moeten overeenkomstig hun respectieve, op het Verdrag gebaseerde mandaten, in het oog houden hoe de desbetreffende beleidsonderdelen worden uitgevoerd in het licht van de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid. Deze comités en andere voorbereidende instanties van de Raad die bij de coördinatie van het economisch en het sociaal beleid zijn betrokken, moeten nauw met elkaar samenwerken,
(12)  Het Comité voor de werkgelegenheid en het Comité voor sociale bescherming moeten overeenkomstig hun respectieve, op het Verdrag gebaseerde mandaten, in het oog houden hoe de desbetreffende beleidsonderdelen worden uitgevoerd in het licht van de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid. Deze comités en andere voorbereidende instanties van de Raad die bij de coördinatie van het economisch en het sociaal beleid zijn betrokken, moeten nauw samenwerken met het Europees Parlement, en met name met zijn Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, om de democratische verantwoordingsplicht te waarborgen.
Amendement 13
Voorstel voor een besluit
Bijlage – richtsnoer 5 – alinea 1
De lidstaten moeten de creatie van hoogwaardige banen bevorderen, onder meer door de belemmeringen voor bedrijven te verminderen bij het aanwerven van mensen, ondernemerschap en zelfstandige arbeid te bevorderen en, in het bijzonder, de oprichting en groei van kleine en micro-ondernemingen te ondersteunen. De lidstaten moeten de sociale economie en sociale innovatie actief bevorderen.
De lidstaten moeten de creatie van duurzame, toegankelijke en hoogwaardige banen op verschillende vaardigheidsniveaus en in verschillende sectoren en regio's van de arbeidsmarkt bevorderen en daarin investeren, onder meer door middel van de volledige ontwikkeling van het potentieel van toekomstgerichte sectoren zoals de groene en circulaire economie, de zorgsector en de digitale sector. De lidstaten moeten mensen in staat stellen een goed evenwicht te vinden tussen werk en privéleven, waarborgen dat arbeidsplaatsen aangepast zijn aan personen met een handicap en oudere werknemers, bedrijven helpen bij het aanwerven van mensen en maatschappelijk verantwoord ondernemen en zelfstandige arbeid bevorderen, in het bijzonder door de oprichting en groei van kleine en micro-ondernemingen te ondersteunen. De lidstaten moeten de sociale economie en sociale innovatie actief bevorderen.
Amendement 14
Voorstel voor een besluit
Bijlage – richtsnoer 5 – alinea 2
De lidstaten moeten innovatieve vormen van werk aanmoedigen waarmee op verantwoorde wijze arbeidskansen worden gecreëerd voor iedereen.
De lidstaten moeten innovatieve vormen van werk aanmoedigen waarmee op verantwoorde wijze hoogwaardige arbeidskansen worden gecreëerd voor iedereen, rekening houdend met de ontwikkeling van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, en tegelijk zorgen voor volledige naleving van het Unierecht, de nationale wetgeving en arbeidspraktijken, en de systemen van arbeidsverhoudingen. De lidstaten en de Commissie moeten goede praktijken op dit gebied aanmoedigen.
Amendement 15
Voorstel voor een besluit
Bijlage – richtsnoer 5 – alinea 2 bis (nieuw)
De lidstaten moeten de bureaucratische rompslomp verminderen om onnodige lasten voor kleine en middelgrote ondernemingen te verlichten, aangezien deze een aanzienlijke bijdrage leveren aan het scheppen van werkgelegenheid.
Amendement 16
Voorstel voor een besluit
Bijlage – richtsnoer 5 – alinea 3
De belastingdruk moet geleidelijk minder op arbeid komen te liggen en meer op andere bronnen van belasting die minder nadelig zijn voor werkgelegenheid en groei, rekening houdend met het herverdelingseffect van het belastingstelsel, terwijl tegelijkertijd de inkomsten voor een adequate sociale bescherming en groeibevorderende uitgaven gewaarborgd worden.
De lidstaten moeten eraan werken de belastingdruk op arbeid geleidelijk te reduceren en te verschuiven naar andere bronnen van belasting die minder nadelig zijn voor werkgelegenheid en groei, rekening houdend met het herverdelingseffect van het belastingstelsel, terwijl tegelijkertijd de inkomsten voor een adequate sociale bescherming en groeibevorderende uitgaven gewaarborgd worden, met inbegrip van investeringen in openbare diensten van algemeen belang.
Amendement 17
Voorstel voor een besluit
Bijlage – richtsnoer 5 – alinea 4
De lidstaten moeten, op een manier die aansluit op de nationale handelwijzen en rekening houdt met de autonomie van de sociale partners, de ontwikkeling aanmoedigen van transparante en voorspelbare loonvormingsmechanismen waarmee lonen kunnen worden aangepast aan ontwikkelingen van de productiviteit; daarbij moet worden gezorgd voor billijke lonen die een behoorlijke levensstandaard waarborgen. Deze mechanismen moeten rekening houden met verschillen qua vaardigheden en economische prestaties tussen regio's, sectoren en ondernemingen. Aansluitend op de nationale handelwijzen moeten de lidstaten en de sociale partners adequate minimumlonen vaststellen en daarbij rekening houden met de gevolgen ervan voor het concurrentievermogen, het scheppen van werkgelegenheid en de armoede onder werkenden.
De lidstaten moeten, op een manier die aansluit op de nationale handelwijzen en rekening houdt met de autonomie van de sociale partners, de ontwikkeling aanmoedigen van transparante en voorspelbare loonvormingsmechanismen waarmee lonen kunnen worden aangepast aan ontwikkelingen van de productiviteit; daarbij moet worden gezorgd voor billijke lonen die op duurzame en verantwoordelijke wijze een behoorlijke levensstandaard waarborgen. Deze mechanismen moeten rekening houden met verschillen qua vaardigheden en economische prestaties tussen regio's, sectoren en ondernemingen. Aansluitend op de nationale handelwijzen moeten de lidstaten en de sociale partners adequate minimumlonen vaststellen en daarbij rekening houden met de gevolgen ervan voor het concurrentievermogen, het scheppen van werkgelegenheid en de armoede onder werkenden.
Amendement 18
Voorstel voor een besluit
Bijlage – richtsnoer 6 – titel
Richtsnoer 6: het arbeidsaanbod verbeteren: toegang tot de arbeidsmarkt, vaardigheden en competenties
Richtsnoer 6: het arbeidsaanbod verbeteren en toegang tot de arbeidsmarkt, vaardigheden en competenties verbeteren
Amendement 19
Voorstel voor een besluit
Bijlage – richtsnoer 6 – alinea 1
Tegen de achtergrond van technologische, demografische en milieuveranderingen moeten de lidstaten, in samenwerking met de sociale partners, de productiviteit en de inzetbaarheid bevorderen door ervoor te zorgen dat personen gedurende hun hele beroepsleven voldoende relevante kennis, vaardigheden en competenties verwerven zodat zij kunnen beantwoorden aan de huidige en toekomstige behoeften op de arbeidsmarkt. De lidstaten moeten de noodzakelijke investeringen doen in zowel initiële als voortgezette vormen van onderwijs en opleiding. Zij moeten samenwerken met de sociale partners, aanbieders van onderwijs en opleiding en andere belanghebbenden om structurele zwakke punten in de onderwijs- en opleidingsstelsels weg te werken en hoogwaardige en inclusieve vormen van onderwijs, opleiding en een leven lang leren aan te bieden. Zij moeten ervoor zorgen dat opleidingsrechten kunnen worden overgedragen wanneer iemand van baan verandert. Dit moet iedereen in staat stellen beter te anticiperen op en zich aan te passen aan de behoeften van de arbeidsmarkt en overgangen op de arbeidsmarkt met succes te kunnen opvangen, zodat de economie in het algemeen beter bestand wordt tegen schokken.
Tegen de achtergrond van technologische, demografische en milieuveranderingen moeten de lidstaten, in samenwerking met de sociale partners en het maatschappelijk middenveld, de duurzaamheid, de productiviteit en de inzetbaarheid bevorderen door ervoor te zorgen dat personen gedurende hun hele beroepsleven voldoende relevante kennis, vaardigheden en competenties verwerven zodat zij kunnen beantwoorden aan de huidige en te verwachten toekomstige kansen op de arbeidsmarkt, waaronder middels de gerichte bevordering van opleiding in de sectoren wetenschap, technologie, techniek en wiskunde. De lidstaten moeten de noodzakelijke investeringen doen in zowel initiële als voortgezette vormen van onderwijs en opleiding en levenslang leren, met niet alleen aandacht voor formeel onderwijs maar ook voor niet-formeel en informeel leren, en zorgen voor gelijke kansen en toegang voor eenieder. Zij moeten samenwerken met de sociale partners, aanbieders van onderwijs en opleiding, organisaties van het maatschappelijk middenveld en andere belanghebbenden om structurele zwakke punten in de onderwijs- en opleidingsstelsels weg te werken en de kwaliteit ervan te verbeteren, hoogwaardige en inclusieve vormen van onderwijs, opleiding en een leven lang leren aan te bieden, waarbij rekening wordt gehouden met de speciale behoeften van personen met een beperking, etnische en nationale minderheden, immigranten en vluchtelingen. Zij moeten ervoor zorgen dat rechten op opleiding kunnen worden overgedragen wanneer zich veranderingen in het arbeidsleven voordoen door middel van een puntensysteem en de cumulatie van aanverwante rechten. Dit moet iedereen in staat stellen beter te anticiperen op en zich aan te passen aan de behoeften van de arbeidsmarkt, een mismatch van vraag en aanbod van vaardigheden te vermijden, en overgangen op de arbeidsmarkt met succes te kunnen opvangen, zodat de economie in het algemeen beter bestand wordt tegen schokken.
Amendement 20
Voorstel voor een besluit
Bijlage – richtsnoer 6 – alinea 2
De lidstaten moeten gelijke kansen in onderwijs aanmoedigen en de algehele onderwijsniveaus verhogen, in het bijzonder voor de minst gekwalificeerden. Zij moeten zorgen voor hoogwaardige leerresultaten, basisvaardigheden versterken en tevens het aantal jongeren dat vroegtijdig de school verlaat terugdringen, diploma's van het hoger onderwijs beter afstemmen op de arbeidsmarkt, de opvolging en prognose van vaardigheden verbeteren en de deelname van volwassenen aan vervolgonderwijs of -opleiding verhogen. De lidstaten moeten werkplekleren in hun stelsels voor beroepsonderwijs en -opleiding versterken, onder meer aan de hand van hoogwaardige en effectieve leerlingplaatsen. Zij moeten vaardigheden zichtbaarder en beter vergelijkbaar maken en meer mogelijkheden bieden voor de erkenning en validering van vaardigheden en competenties die buiten formeel onderwijs en formele opleiding zijn verworven. Zij moeten het aanbod en het gebruik van flexibele vormen van vervolgonderwijs of -opleiding verbeteren en uitbreiden. De lidstaten moeten ook laaggeschoolde volwassenen ondersteunen om op lange termijn (beter) inzetbaar te blijven door hun toegang tot en gebruik van hoogwaardige leermogelijkheden te verbeteren. Dit kan door bijscholingstrajecten uit te stippelen, met onder andere een beoordeling van de vaardigheden, een aangepast aanbod van onderwijs en opleiding en de validering en erkenning van verworven vaardigheden.
De lidstaten moeten gelijke kansen in onderwijs, inclusief voorschools onderwijs, aanmoedigen en de algehele onderwijsniveaus verhogen, in het bijzonder voor de minst gekwalificeerden en leerlingen uit kansarme milieus. Zij moeten zorgen voor hoogwaardige leerresultaten, basisvaardigheden ontwikkelen en versterken, de ontwikkeling van ondernemerschapsvaardigheden bevorderen, het aantal jongeren dat vroegtijdig de school verlaat terugdringen, diploma's van het hoger onderwijs beter afstemmen op de arbeidsmarkt, de opvolging en prognose van vaardigheden verbeteren en de deelname van volwassenen aan vervolgonderwijs of -opleiding verhogen, onder andere door beleidsmaatregelen die voorzien in verlof in verband met onderwijs en opleiding, alsook in interne beroepstrainingen en een leven lang leren. De lidstaten moeten werkplekleren in hun stelsels voor beroepsonderwijs en -opleiding versterken, onder meer aan de hand van hoogwaardige en effectieve leerlingplaatsen. Zij moeten vaardigheden zichtbaarder en beter vergelijkbaar maken en meer mogelijkheden bieden voor de erkenning en validering van vaardigheden en competenties die buiten formeel onderwijs en formele opleiding zijn verworven. Zij moeten het aanbod en het gebruik van flexibele vormen van vervolgonderwijs of -opleiding verbeteren en uitbreiden. De lidstaten moeten ook steun uittrekken voor laaggeschoolde volwassenen om op lange termijn (beter) inzetbaar te blijven door hun toegang tot en gebruik van hoogwaardige leermogelijkheden te verbeteren. Dit kan door bijscholingstrajecten uit te stippelen, met onder andere een beoordeling van de vaardigheden, een aanbod van onderwijs en opleiding dat is afgestemd op de kansen op de arbeidsmarkt, en de validering en erkenning van verworven vaardigheden.
Amendement 21
Voorstel voor een besluit
Bijlage – richtsnoer 6 – alinea 2 bis (nieuw)
De lidstaten moeten, ter bevordering van het welzijn en de productiviteit van hun beroepsbevolking op de lange termijn, ervoor zorgen dat hun onderwijs- en opleidingsstelsels, naast het inspelen op de behoeften van de arbeidsmarkt, gericht zijn op het bevorderen van persoonlijke ontwikkeling, sociale cohesie, intercultureel begrip en actief burgerschap.
Amendement 22
Voorstel voor een besluit
Bijlage – richtsnoer 6 – alinea 3
Hoge niveaus van werkloosheid en inactiviteit moeten worden aangepakt, onder meer door tijdig bijstand op maat te verlenen die gebaseerd is op ondersteuning bij het zoeken naar een baan, opleiding en rekwalificatie. Er moeten brede strategieën worden ontwikkeld die een diepgaande individuele beoordeling na ten laatste 18 maanden werkloosheid omvatten om de structurele werkloosheid aanzienlijk te verminderen en ook te voorkomen. De jeugdwerkloosheid en het grote aantal jongeren die geen onderwijs of opleiding volgen en geen baan hebben (NEET's) moeten verder worden aangepakt en wel met een structurele verbetering van de overgang van school naar werk, onder andere door middel van de volledige uitvoering van de jongerengarantie.
Hoge niveaus van werkloosheid, langdurige werkloosheid en langdurige inactiviteit moeten worden aangepakt, onder meer door tijdig geïntegreerde bijstand op maat te verlenen die gebaseerd is op ondersteuning bij het zoeken naar een baan, opleiding, rekwalificatie en een goede follow-up. Hiertoe is een gecoördineerde benadering van sociale en arbeidsvoorzieningsdiensten vereist, met andere woorden nauwe samenwerking tussen diensten voor arbeidsvoorziening, sociale diensten, de sociale partners en lokale autoriteiten. Er moeten brede strategieën worden ontwikkeld die een diepgaande individuele beoordeling zo vroeg mogelijk omvatten om de structurele langdurige werkloosheid aanzienlijk te verminderen en ook te voorkomen. De jeugdwerkloosheid en het grote aantal jongeren die geen onderwijs of opleiding volgen en geen baan hebben (NEET's) moeten verder worden aangepakt en wel met een structurele verbetering van de overgang van school naar werk, onder andere door middel van de volledige uitvoering van de jongerengarantie.
__________________
__________________
1 PB C 120 van 26.4.2013, blz. 1 t/m 6.
1 PB C 120 van 26.4.2013, blz. 1.
Amendement 23
Voorstel voor een besluit
Bijlage – richtsnoer 6 – alinea 4
Belastinghervormingen om de belasting op arbeid te verlagen moeten gericht zijn op het wegnemen van belemmeringen en ontmoedigende factoren voor participatie op de arbeidsmarkt, met name voor degenen die het verst van de arbeidsmarkt af staan. De lidstaten moeten ondersteuning bieden voor aangepaste werkomgevingen met onder andere gerichte financiële ondersteuningsmaatregelen en diensten, zodat personen met een handicap kunnen deelnemen aan de arbeidsmarkt en aan het maatschappelijk leven.
Belastinghervormingen om de belasting op arbeid geleidelijk te verlagen moeten gericht zijn op het wegnemen van ongerechtvaardigde belemmeringen en buitensporige bureaucratie, en stimulansen bieden voor participatie op de arbeidsmarkt, met name voor degenen die het verst van de arbeidsmarkt af staan, waarbij echter wordt gezorgd dat de belastingwijzingen geen gevaar vormen voor de duurzaamheid van de verzorgingsstaat. De lidstaten moeten ondersteuning bieden voor aangepaste werkomgevingen met onder andere gerichte financiële ondersteuningsmaatregelen en diensten, zodat personen met een handicap en oudere werknemers kunnen deelnemen aan de arbeidsmarkt en aan het maatschappelijk leven als geheel. De lidstaten en de Commissie moeten ondersteunde arbeid op een open en inclusieve arbeidsmarkt bevorderen.
Amendement 24
Voorstel voor een besluit
Bijlage – richtsnoer 6 – alinea 5
Belemmeringen voor participatie en loopbaanontwikkeling moeten worden weggewerkt om te zorgen voor gendergelijkheid en betere arbeidsmarktparticipatie van vrouwen, onder meer door gelijke beloning voor gelijk werk. Het combineren van werk en gezin moet worden bevorderd, in het bijzonder door toegang te bieden tot langdurige zorg en tot hoogwaardig en onderwijs en opvang voor jonge kinderen die ook betaalbaar zijn. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat ouders en andere personen met zorgtaken toegang hebben tot gepaste verlofregelingen om gezinsredenen en flexibele werkregelingen, zodat een goede combinatie van werk en gezinsleven mogelijk is, en zij moeten een evenwichtig gebruik van verlofrechten tussen vrouwen en mannen bevorderen.
Belemmeringen voor participatie en loopbaanontwikkeling moeten worden weggewerkt om te zorgen voor gendergelijkheid en betere arbeidsmarktparticipatie van vrouwen, onder meer door gelijke beloning voor gelijk werk in alle sectoren en beroepen. De lidstaten moeten beleid inzake loontransparantie en salarisaudits ontwikkelen en implementeren, teneinde de kloof in beloning tussen mannen en vrouwen te dichten. De lidstaten moeten Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad1bis ten uitvoer leggen door middel van het vaststellen van doeltreffende, evenredige en ontmoedigende sancties voor werkgevers die mannen en vrouwen een verschillend loon betalen voor hetzelfde werk. Het combineren van werk, privéleven en gezin moet worden bevorderd voor iedereen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat ouders en andere personen met zorgtaken toegang hebben tot gepaste verlof- en zorgregelingen om gezinsredenen, betaalbare hoogwaardige langdurige zorg en vroegschoolse educatie en zorg, en flexibele op de werknemer gerichte werkregelingen, zoals telewerk en slim werk, zodat een goede combinatie van werk en gezinsleven mogelijk is, en zij moeten een evenwichtig gebruik van deze rechten tussen vrouwen en mannen bevorderen. De lidstaten moeten zorgen voor ondersteuning van zorgverleners die gedwongen zijn hun beroepsactiviteit te beperken of te beëindigen om zorgtaken op zich te nemen.
________________
1bis Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep, PB L 204 van 26.7.2006, blz. 23.
Amendement 25
Voorstel voor een besluit
Bijlage – richtsnoer 7 – alinea 2
Het beleid moet gericht zijn op verbetering en ondersteuning van de aansluiting met en overgangen op de arbeidsmarkt. De lidstaten moeten mensen die kunnen deelnemen aan de arbeidsmarkt daadwerkelijk activeren. De lidstaten moeten de doeltreffendheid van het actief arbeidsmarktbeleid versterken door de doelgerichtheid, de reikwijdte en het toepassingsgebied ervan te vergroten en door het beter te koppelen aan inkomenssteun op basis van de rechten en plichten van werklozen om actief werk te zoeken. De lidstaten moeten streven naar doeltreffendere openbare diensten voor arbeidsvoorziening die werkzoekenden ondersteunen met tijdige bijstand op maat, de vraag op de arbeidsmarkt ondersteunen en resultaatgericht beheer uitvoeren.
Het beleid moet gericht zijn op verbetering en ondersteuning van de aansluiting met en overgangen op de arbeidsmarkt zodat werknemers vooruitgang kunnen boeken in hun carrière. De lidstaten moeten mensen die kunnen deelnemen aan de arbeidsmarkt daadwerkelijk activeren door middel van individuele steun en geïntegreerde diensten als onderdeel van een benadering voor actieve inclusie in ruime zin. De lidstaten moeten de doeltreffendheid van het actief arbeidsmarktbeleid versterken door de financiering, de doelgerichtheid, de reikwijdte en het toepassingsgebied ervan te vergroten en door te zorgen voor adequate inkomenssteun voor werklozen terwijl zij werk zoeken, ook rekening houdend met de rechten en plichten van werklozen. Dit omvat ook samenwerking met de sociale partners en overige relevante belanghebbenden, waaronder maatschappelijke organisaties, teneinde de doelmatigheid en verantwoording van deze beleidsmaatregelen te vergroten. De lidstaten moeten streven naar doeltreffendere, onderling gekoppelde en hoogwaardige openbare diensten voor arbeidsvoorziening die werkzoekenden ondersteunen met tijdige bijstand op maat en hen in staat stellen werk te zoeken in de gehele EU, de vraag op de arbeidsmarkt ondersteunen en resultaatgericht beheer uitvoeren.
Amendement 26
Voorstel voor een besluit
Bijlage – richtsnoer 7 – alinea 3
De lidstaten moeten voorzien in adequate werkloosheidsuitkeringen van redelijke duur, in overeenstemming met hun bijdragen en de nationale bepalingen om in aanmerking te komen. Deze uitkeringen mogen geen negatieve prikkel vormen voor een snelle terugkeer op de arbeidsmarkt.
De lidstaten moeten voorzien in adequate werkloosheidsuitkeringen voor een duur die toereikend is om ondertussen een hoogwaardige baan te kunnen vinden, in overeenstemming met hun bijdragen en de nationale bepalingen om in aanmerking te komen. Deze uitkeringen moeten worden geflankeerd met actief arbeidsmarktbeleid en actieve arbeidsmarktmaatregelen die een prikkel vormen voor een snelle terugkeer naar hoogwaardige banen.
Amendement 27
Voorstel voor een besluit
Bijlage – richtsnoer 7 – alinea 4
Mobiliteit van lerenden en werknemers moet worden gestimuleerd zodat zij beter inzetbaar worden en het potentieel van de Europese arbeidsmarkt optimaal kan worden benut. Belemmeringen voor mobiliteit op het gebied van onderwijs en opleiding, bedrijfs- en individuele pensioenen en erkenning van kwalificaties moeten worden weggenomen. De lidstaten moeten maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat administratieve procedures het werknemers uit andere lidstaten niet moeilijker of onmogelijk maken om actief aan de slag te gaan. Ook moeten de lidstaten misbruik van de geldende regels voorkomen en een oplossing vinden voor potentiële "braindrain" uit bepaalde regio's.
Mobiliteit van lerenden en werknemers moet worden gewaarborgd als een grondrecht zodat zij meer vaardigheden opdoen en het potentieel van de Europese arbeidsmarkt optimaal kan worden benut. Daarnaast moet de interne mobiliteit worden bevorderd. Belemmeringen voor mobiliteit op het gebied van onderwijs en opleiding, bedrijfs- en individuele pensioenen, toegang tot sociale bescherming, erkenning van kwalificaties en vaardigheden, alsook onevenredige taalvereisten moeten worden weggenomen. Mobiele werknemers moeten onder meer worden gesteund door hun toegang tot en bewustzijn van rechten op het werk te verbeteren. De lidstaten moeten maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat administratieve procedures het werknemers uit andere lidstaten niet moeilijker of onmogelijk maken om actief aan de slag te gaan. Ook moeten de lidstaten misbruik van de geldende regels voorkomen en een oplossing vinden voor potentiële "braindrain" uit bepaalde regio's. Zij moeten dit doen door investeringen te vergroten en te ondersteunen in sectoren die een werkelijk potentieel hebben om hoogwaardige banen te scheppen, zoals de groene en circulaire economie of de digitale sector, de zorgsector en de digitale sector.
Amendement 28
Voorstel voor een besluit
Bijlage – richtsnoer 7 – alinea 5
In overeenstemming met de nationale praktijken en met het oog op een effectievere sociale dialoog en betere sociaal-economische resultaten, moeten de lidstaten de sociale partners tijdig en zinvol betrekken bij het uitstippelen en uitvoeren van economische en sociale hervormingen en beleidslijnen, en hervormingen en beleidslijnen met betrekking tot werkgelegenheid, onder meer door een verbeterde capaciteit van de sociale partners te ondersteunen. De sociale partners moeten worden aangemoedigd te onderhandelen en collectieve overeenkomsten te sluiten op gebieden die voor hen van belang zijn, met inachtneming van hun autonomie en het recht op collectieve actie.
In overeenstemming met de nationale praktijken en de partnerschapsbeginselen en met het oog op een effectievere sociale en maatschappelijke dialoog en betere sociaaleconomische resultaten, moeten de lidstaten de sociale partners en maatschappelijke organisaties tijdig, inhoudelijk en zinvol betrekken bij het uitstippelen, uitvoeren en evalueren van economische en sociale hervormingen en beleidslijnen, en hervormingen en beleidslijnen met betrekking tot werkgelegenheid in alle stadia van het proces, onder meer door een verbeterde capaciteit van de sociale partners en maatschappelijke organisaties te ondersteunen. Een dergelijke betrokkenheid moet verder gaan dan louter raadpleging van de belanghebbenden. De sociale partners moeten worden aangemoedigd te onderhandelen en collectieve overeenkomsten te sluiten op gebieden die voor hen van belang zijn, met inachtneming van hun autonomie en het recht op collectieve actie. Werknemers met atypische contracten en zelfstandigen moeten eveneens worden ondersteund in hun recht om zich te organiseren en collectief te onderhandelen. De lidstaten moeten maatregelen nemen ter versterking van de rol van de sociale partners.
Amendement 29
Voorstel voor een besluit
Bijlage – richtsnoer 8 – titel
Richtsnoer 8: gelijke kansen voor iedereen bevorderen, sociale inclusie stimuleren en armoede bestrijden
Richtsnoer 8: gelijkheid en gelijke kansen en non-discriminatie voor iedereen bevorderen, stimuleren van sociale inclusie en bestrijden van armoede
Amendement 30
Voorstel voor een besluit
Bijlage – richtsnoer 8 – alinea 1
De lidstaten moeten inclusieve arbeidsmarkten bevorderen die voor iedereen openstaan, door effectieve maatregelen te nemen waardoor ondervertegenwoordigde groepen op de arbeidsmarkt gelijke kansen krijgen. Zij moeten zorgen voor gelijke behandeling op het gebied van werkgelegenheid, sociale bescherming, onderwijs en de toegang tot goederen en diensten, ongeacht gender, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid.
De lidstaten moeten, in samenwerking met lokale en regionale autoriteiten, doeltreffende maatregelen nemen ter bestrijding van alle vormen van discriminatie en ter bevordering van gelijke kansen voor iedereen om aan de samenleving deel te nemen. Zulke maatregelen moeten onder meer de bevordering van inclusieve arbeidsmarkten die voor iedereen openstaan behelzen, waaronder door middel van acties die discriminatie bij de toegang tot en op de arbeidsmarkt tegengaan, teneinde groepen die momenteel worden gediscrimineerd of ondervertegenwoordigd zijn, te steunen. De lidstaten moeten zorgen voor gelijke behandeling en bestrijding van alle vormen van discriminatie op het gebied van werkgelegenheid, sociale bescherming, onderwijs en de toegang tot goederen en diensten, ongeacht gender, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd, seksuele gerichtheid of sociaaleconomische achtergrond. Hiertoe zijn bijzondere maatregelen vereist ter ondersteuning van bepaalde personen in kwetsbare situaties. Hiervoor moeten voldoende financiële middelen worden ingezet zodat eventuele concurrentie om middelen tussen de betrokken begunstigden kan worden vermeden.
Amendement 31
Voorstel voor een besluit
Bijlage – richtsnoer 8 – alinea 2
De lidstaten moeten de socialebeschermingsstelsels verbeteren om te voorzien in een doeltreffende, efficiënte en adequate sociale bescherming in alle levensfasen, om sociale inclusie en opwaartse sociale mobiliteit te stimuleren, arbeidsmarktparticipatie aantrekkelijker te maken en ongelijkheid aan te pakken, onder meer via de opzet van hun belasting- en uitkeringsstelsels. De modernisering van de socialebeschermingsstelsels moet ervoor zorgen dat zij beter toegankelijk worden, duurzamer, adequater en hoogwaardiger.
De lidstaten moeten de socialebeschermingsstelsels verbeteren om te voorzien in een doeltreffende, efficiënte en adequate sociale bescherming in alle levensfasen, ook voor zelfstandigen, om sociale inclusie en opwaartse sociale mobiliteit te stimuleren, arbeidsmarktparticipatie aantrekkelijker te maken en ongelijkheid aan te pakken, onder meer via de opzet van hun belasting- en uitkeringsstelsels. De verbetering van en innovaties in de socialebeschermingsstelsels moet ervoor zorgen dat zij beter toegankelijk, beter beschikbaar, duurzamer, adequater en hoogwaardiger worden.
Amendement 32
Voorstel voor een besluit
Bijlage – richtsnoer 8 – alinea 3
De lidstaten moeten preventiebeleid en geïntegreerde strategieën ontwikkelen en uitvoeren via de combinatie van de drie componenten van actieve inclusie: voldoende inkomenssteun, inclusieve arbeidsmarkten en toegang tot hoogwaardige diensten. In de socialebeschermingsstelsels moet het recht op adequate voorzieningen voor een minimuminkomen voor iedereen die over onvoldoende middelen beschikt worden gewaarborgd en moet sociale inclusie worden gestimuleerd door mensen aan te moedigen actief deel te nemen aan de arbeidsmarkt en de samenleving.
De lidstaten moeten preventiebeleid en geïntegreerde strategieën ontwikkelen en uitvoeren via de combinatie van de drie componenten van actieve inclusie: voldoende inkomenssteun, inclusieve arbeidsmarkten en toegang tot hoogwaardige diensten die zijn afgestemd op individuele behoeften. In de socialebeschermingsstelsels moeten adequate voorzieningen voor een minimuminkomen voor iedereen die over onvoldoende middelen beschikt worden gewaarborgd en moet sociale inclusie worden gestimuleerd door mensen aan te moedigen actief deel te nemen aan de arbeidsmarkt en de samenleving.
Amendement 33
Voorstel voor een besluit
Bijlage – Richtsnoer 8 – alinea 3 bis (nieuw)
Evenzo moeten de lidstaten met steun van de Commissie de actieve deelname bevorderen van in armoedebestrijding gespecialiseerde ngo's en organisaties van personen die armoede ondervinden aan de ontwikkeling van beleid ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting.
Amendement 34
Voorstel voor een besluit
Bijlage – richtsnoer 8 – alinea 4
Betaalbare, toegankelijke en hoogwaardige diensten zoals kinderopvang, buitenschoolse opvang, onderwijs, opleiding, huisvesting, gezondheidszorg en langdurige zorg zijn essentieel om gelijke kansen te garanderen, ook voor kinderen en jongeren. Er moet specifiek aandacht gaan naar de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting en naar het terugdringen van armoede onder werkenden. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat iedereen toegang heeft tot essentiële diensten, waaronder water, sanitaire voorzieningen, energie, vervoer, financiële diensten en digitale communicatie. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat mensen in nood en kwetsbare personen toegang hebben tot voldoende sociale bijstand voor huisvesting en tot het recht op gepaste bijstand en bescherming tegen gedwongen uitzetting. Voor dak- en thuisloosheid is een specifieke aanpak nodig. Er moet rekening worden gehouden met de specifieke behoeften van personen met een handicap.
Toegang tot en beschikbaarheid van betaalbare, toegankelijke en hoogwaardige diensten zoals kinderopvang, buitenschoolse opvang, onderwijs, opleiding, huisvesting, gezondheidszorg, revalidatie en langdurige zorg zijn essentieel om gelijke kansen te garanderen, ook voor kinderen, jongeren, etnische minderheden en migranten. Kinderen die in armoede leven, moeten toegang hebben tot gratis gezondheidszorg, gratis onderwijs en gratis kinderdagopvang, alsook tot fatsoenlijke huisvesting en behoorlijke voeding. Er moet specifiek aandacht gaan naar de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting en naar het terugdringen van armoede onder werkenden, en discriminatie. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat iedereen toegang heeft tot essentiële diensten, en dat deze betaalbaar zijn, waaronder onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting, schoon water, sanitaire voorzieningen, energie, vervoer, financiële diensten en digitale communicatie. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat mensen in nood of in een kwetsbare situatie toegang hebben tot voldoende sociale bijstand voor huisvesting en tot het recht op gepaste bijstand en bescherming tegen gedwongen uitzetting. Voor dak- en thuisloosheid is een specifieke aanpak nodig. Er moet rekening worden gehouden met de specifieke behoeften en het potentieel van personen met een handicap. Hiertoe moeten de lidstaten onder andere de systemen ter beoordeling van handicaps evalueren om te voorkomen dat er barrières ontstaan in de toegang tot de arbeidsmarkt.
Amendement 35
Voorstel voor een besluit
Bijlage – richtsnoer 8 – alinea 4 bis (nieuw)
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat werkgevers die personen met een handicap aannemen, passende ondersteuning en advies krijgen. De verlening van persoonlijke ondersteuning op het gebied van onderwijs en door diensten voor arbeidsbemiddeling voor mensen met een handicap moet worden bevorderd en ondersteund.
Amendement 36
Voorstel voor een besluit
Bijlage – richtsnoer 8 – alinea 5
De lidstaten moeten het recht garanderen op tijdige toegang tot betaalbare gezondheidszorg en hoogwaardige langdurige zorg, en tegelijk de duurzaamheid ervan op lange termijn bewaken.
De lidstaten moeten het recht garanderen op tijdige toegang tot betaalbare en toegankelijke gezondheidszorg en hoogwaardige langdurige zorg, en tegelijk de duurzaamheid ervan op lange termijn bewaken.
Amendement 37
Voorstel voor een besluit
Bijlage – richtsnoer 8 – alinea 6
Door de stijgende levensverwachting en demografische veranderingen moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de pensioenstelsels voor vrouwen en mannen houdbaar en adequaat blijven; de stelsels moeten gelijke kansen bieden aan werknemers en zelfstandigen, zowel vrouwen als mannen, om pensioenrechten op te bouwen, onder meer via aanvullende stelsels die een waardig leven mogelijk maken. Pensioenhervormingen moeten gepaard gaan met maatregelen die het beroepsleven verlengen en de effectieve pensioenleeftijd verhogen, bijvoorbeeld door vervroegde uittreding uit de arbeidsmarkt terug te schroeven en de wettelijke pensioenleeftijd op te trekken om tegemoet te komen aan de stijging van de levensverwachting. De lidstaten moeten een constructieve dialoog opstarten met de relevante belanghebbenden en de hervormingen in een gepast tempo uitvoeren.
De lidstaten moeten er op zo kort mogelijke termijn voor zorgen dat de pensioenstelsels voor vrouwen en mannen houdbaar en adequaat blijven; de stelsels moeten gelijke kansen bieden aan alle werknemers en zelfstandigen om adequate wettelijke pensioenrechten op te bouwen die een waardig leven mogelijk maken alsook ernaar streven een adequaat pensioeninkomen te waarborgen dat ten minste boven de armoedegrens ligt. Er moet worden voorzien in gelijke toegang tot aanvullende stelsels die als een aanvulling op vaste wettelijke pensioenen kunnen fungeren. Afhankelijk van de institutionele regelingen of nationale wetgeving in de lidstaten moeten pensioenen op basis van alleen de eerste pijler of in combinatie met de tweede pijler een behoorlijk vervangend inkomen opleveren dat gebaseerd is op het vroegere loon van de werknemer. De lidstaten moeten voorzien in adequate pensioenkredieten voor personen die onbeschikbaar zijn geweest voor de arbeidsmarkt vanwege het verlenen van zorg op informele basis. Pensioenhervormingen, inclusief mogelijkerwijs optrekking van de pensioenleeftijd, moeten ingekaderd worden in strategieën voor actief en gezond ouder worden en gepaard gaan met maatregelen die het beroepsleven verlengen voor diegenen die langer willen werken. Werknemers die vlak voor hun pensioen staan, moet de mogelijkheid worden geboden minder uren te werken. De lidstaten moeten een constructieve dialoog opstarten met de sociale partners en het maatschappelijk middenveld, en alle hervormingen in een gepast tempo uitvoeren.

(1) Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0355.
(2) PB C 265 van 11.8.2017, blz. 201.

Laatst bijgewerkt op: 4 december 2018Juridische mededeling - Privacybeleid