Index 
Aangenomen teksten
Woensdag 12 december 2018 - Straatsburg
Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2018: Verlaging van betalings- en vastleggingskredieten (eigen middelen)
 Terbeschikkingstelling van middelen uit het flexibiliteitsinstrument ter financiering van onmiddellijke budgettaire maatregelen voor de aanpak van de huidige met migratie, vluchtelingeninstroom en veiligheid verband houdende problemen
 Beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU voor de betaling van voorschotten in de algemene begroting van de Unie voor 2019
 Algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019
 Economische partnerschapsovereenkomst EU-Japan ***
 Economische partnerschapsovereenkomst EU-Japan (resolutie)
 Strategisch partnerschapsovereenkomst EU-Japan ***
 Strategisch partnerschapsovereenkomst EU-Japan (resolutie)
 Euromediterrane luchtvaartovereenkomst EU-Jordanië (toetreding van Kroatië) ***
 Vaststelling van Horizon Europa – vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding ***I
 Programma tot uitvoering Horizon Europa ***I
 Pakket eengemaakte markt
 Conclusies en aanbevelingen van de Bijzondere Commissie terrorisme
 Jaarverslag over de uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid
 Jaarverslag over de uitvoering van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid
 Jaarverslag 2017 over mensenrechten en democratie in de wereld en het beleid van de Europese Unie ter zake
 Oprichting van het Europees Defensiefonds ***I
 Vaststelling van de Connecting Europe Facility ***I
 Associatieovereenkomst EU-Oekraïne

Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2018: Verlaging van betalings- en vastleggingskredieten (eigen middelen)
PDF 118kWORD 49k
Resolutie van het Europees Parlement van 12 december 2018 over het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2018 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018: Verlaging van betalings- en vastleggingskredieten overeenkomstig de geactualiseerde ramingen van de uitgaven en een actualisering van de ontvangsten (eigen middelen) (13961/2018 – C8-0488/2018 – 2018/2244(BUD))
P8_TA(2018)0500A8-0399/2018

Het Europees Parlement,

–  gezien artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien artikel 106 bis van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

–  gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad(1), en met name artikel 41,

–  gezien Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012(2), en met name artikel 44,

–  gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018, definitief vastgesteld op 30 november 2017(3),

–  gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020(4),

–  gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer(5),

–  gezien Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie(6),

–  gezien het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2018, goedgekeurd door de Commissie op 12 oktober 2018 (COM(2018)0704),

–  gezien het standpunt inzake het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2018, vastgesteld door de Raad op 26 november 2018 en dezelfde dag toegezonden aan het Europees Parlement (13961/2018 – C8-0488/2018),

–  gezien de artikelen 88 en 91 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A8-0399/2018),

A.  overwegende dat ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2018 tot doel heeft zowel de uitgavenzijde als de ontvangstenzijde van de begroting bij te werken in het licht van de laatste ontwikkelingen;

B.  overwegende dat ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2018 aan de uitgavenzijde de vastleggings- en betalingskredieten van de begrotingslijnen verlaagt met respectievelijk 48,7 miljoen EUR en 44,7 miljoen EUR in de rubrieken 1a "Concurrentievermogen voor groei en banen" en 2 "Duurzame groei — natuurlijke hulpbronnen";

C.  overwegende dat ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2018 aan de ontvangstenzijde een herziening betreft van de raming van de traditionele eigen middelen (d.w.z. douanerechten en suikerheffingen), de btw- en de bni-grondslagen, alsmede het in de begroting verdisconteren van de relevante Britse correcties en de financiering daarvan, factoren die allemaal gevolgen hebben voor de verdeling van de eigenmiddelenbijdragen van de lidstaten aan de begroting van de Unie;

1.  is ingenomen met het feit dat de tenuitvoerlegging van de programma's voor 2014-2020 eindelijk op kruissnelheid ligt en slechts een kleine aanpassing aan de uitgavenzijde noodzakelijk maakt vergeleken met de omvangrijke gewijzigde begrotingen die zijn goedgekeurd in 2016 en 2017; moedigt de Commissie en de lidstaten ertoe aan de aanzienlijke vertragingen die zich in de afgelopen drie jaar hebben opgehoopt weg te werken;

2.  neemt nota van het technische proces van herschikking van de eigen middelen, dat noodzakelijk is geworden door de herziening van de raming van de traditionele eigen middelen en de btw en door de actualisering van de Britse correctie;

3.  keurt het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2018 goed;

4.  verzoekt zijn Voorzitter te constateren dat de gewijzigde begroting nr. 6/2018 definitief is vastgesteld en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;

5.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de nationale parlementen.

(1) PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
(2) PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1.
(3) PB L 57 van 28.2.2018, blz. 1.
(4) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.
(5) PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
(6) PB L 168 van 7.6.2014, blz. 105.


Terbeschikkingstelling van middelen uit het flexibiliteitsinstrument ter financiering van onmiddellijke budgettaire maatregelen voor de aanpak van de huidige met migratie, vluchtelingeninstroom en veiligheid verband houdende problemen
PDF 126kWORD 49k
Resolutie
Bijlage
Resolutie van het Europees Parlement van 12 december 2018 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de terbeschikkingstelling van middelen uit het flexibiliteitsinstrument ter financiering van onmiddellijke budgettaire maatregelen voor de aanpak van de huidige met migratie, vluchtelingeninstroom en veiligheid verband houdende problemen (COM(2018)0901 – C8-0492/2018 – 2018/2274(BUD))
P8_TA(2018)0501A8-0455/2018

Het Europees Parlement,

–  gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2018)0901 – C8-0492/2018),

–  gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020(1), en met name artikel 11,

–  gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer(2), en met name punt 12,

–  gezien het nieuwe ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019, goedgekeurd door de Commissie op 30 november 2018 (COM(2018)0900) overeenkomstig artikel 314, lid 8, van het VWEU,

–  gezien de conclusies van de begrotingstrialoog van 4 december 2018,

–  gezien het standpunt inzake het tweede ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019, vastgesteld door de Raad op 11 december 2018 en op dezelfde dag toegezonden aan het Europees Parlement (15205/2018 – C8-0499/2018),

–  gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A8-0455/2018),

A.  overwegende dat het flexibiliteitsinstrument bedoeld is om voor een gegeven begrotingsjaar en binnen het maximum van de aangegeven bedragen, de financiering van nauwkeurig bepaalde uitgaven mogelijk te maken die niet binnen de voor een of meer andere rubrieken beschikbare maxima zouden kunnen worden gefinancierd;

B.  overwegende dat de Commissie had voorgesteld middelen uit het flexibiliteitsinstrument ter beschikking te stellen ter aanvulling van de beschikbare financiering op de algemene begroting van de Unie voor het begrotingsjaar 2019 boven het maximum van rubriek 3 voor een bedrag van 985 629 138 EUR ter financiering van maatregelen op het gebied van migratie, vluchtelingen en veiligheid;

C.  overwegende dat vertegenwoordigers van het Parlement en de Raad op de begrotingstrialoog van 4 december 2018 overeen zijn gekomen om middelen uit het flexibiliteitsinstrument ter beschikking te stellen ter hoogte van 178 715 475 EUR als resultaat van de verhogingen van de programma's Horizon 2020 en Erasmus+ in subrubriek 1a;

1.  stemt er mee in middelen uit het flexibiliteitsinstrument ter beschikking te stellen voor een bedrag van 1 164 344 613 EUR aan vastleggingskredieten;

2.  herhaalt dat het gebruik van dit instrument, waarin artikel 11 van de MFK-verordening voorziet, eens te meer aantoont dat de begroting van de Unie absoluut flexibeler moet zijn;

3.  herhaalt zijn standpunt dat het van oudsher verdedigt, namelijk dat de betalingen die voortvloeien uit eerder via het flexibiliteitsinstrument beschikbaar gestelde vastleggingen alleen bovenop de MFK-maxima kunnen worden geboekt;

4.  hecht zijn goedkeuring aan het bij deze resolutie gevoegde besluit;

5.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit samen met de voorzitter van de Raad te ondertekenen en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;

6.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, met inbegrip van de bijlage, te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

BIJLAGE

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de terbeschikkingstelling van middelen uit het flexibiliteitsinstrument ter versterking van belangrijke programma’s betreffende het concurrentievermogen van de EU en ter financiering van onmiddellijke budgettaire maatregelen voor de aanpak van de huidige met migratie, vluchtelingeninstroom en veiligheid verband houdende problemen

(De tekst van de bijlage wordt hier niet weergegeven, aangezien deze overeenkomt met de definitieve handeling: Besluit (EU) 2019/276.)

(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.
(2) PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.


Beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU voor de betaling van voorschotten in de algemene begroting van de Unie voor 2019
PDF 121kWORD 49k
Resolutie
Bijlage
Resolutie van het Europees Parlement van 12 december 2018 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie voor de betaling van voorschotten in de algemene begroting van de Unie voor 2019 (COM(2018)0281 – C8-0221/2018 – 2018/2074(BUD))
P8_TA(2018)0502A8-0453/2018

Het Europees Parlement,

–  gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2018)0281 – C8‑0221/2018),

–  gezien Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie(1),

–  gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020(2), en met name artikel 10,

–  gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer(3), en met name punt 11,

–  gezien de resultaten van de trialoog van 4 december 2018,

–  gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A8-0453/2018),

A.  overwegende dat, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 661/2014 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2012/2002, is voorgesteld een bedrag van 50 000 000 EUR beschikbaar te stellen voor de betaling van voorschotten en de betrokken kredieten in de algemene begroting van de Unie op te nemen;

1.  hecht zijn goedkeuring aan het bij deze resolutie gevoegde besluit;

2.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit samen met de voorzitter van de Raad te ondertekenen en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;

3.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, met inbegrip van de bijlage, te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

BIJLAGE

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie voor de betaling van voorschotten in de algemene begroting van de Unie voor 2019

(De tekst van de bijlage wordt hier niet weergegeven, aangezien deze overeenkomt met de definitieve handeling: Besluit (EU) 2019/277.)

(1) PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3.
(2) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.
(3) PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.


Algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019
PDF 185kWORD 55k
Resolutie
Bijlage
Resolutie van het Europees Parlement van 12 december 2018 over het standpunt van de Raad inzake het tweede ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019 (15205/2018 – C8-0499/2018 – 2018/2275(BUD))
P8_TA(2018)0503A8-0454/2018

Het Europees Parlement,

–  gezien artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien artikel 106 bis van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

–  gezien Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie(1),

–  gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad(2),

–  gezien Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012(3),

–  gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014‑2020(4) (de "MFK-verordening"),

–  gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer(5),

–  gezien zijn resolutie van 15 maart 2018 over de algemene richtsnoeren voor het opstellen van de begroting(6),

–  gezien zijn resolutie van 19 april 2018 over de raming van de ontvangsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2019(7),

–  gezien het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019, goedgekeurd door de Commissie op 21 juni 2018 (COM(2018)0600),

–  gezien het standpunt inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019, vastgesteld door de Raad op 4 september 2018 en toegezonden aan het Europees Parlement op 13 september 2018 (11737/2018 – C8‑0410/2018),

–  gezien zijn resolutie van 5 juli 2018 over het mandaat voor de trialoog over de ontwerpbegroting 2019(8),

–  gezien zijn resolutie van 24 oktober 2018 over het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019(9),

–  gezien het feit dat het bemiddelingscomité geen gemeenschappelijke tekst is overeengekomen binnen de termijn van 21 dagen als bedoeld in artikel 314, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien het tweede ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019, goedgekeurd door de Commissie op 30 november 2018 (COM(2018)0900) overeenkomstig artikel 314, lid 8, VWEU,

–  gezien de conclusies van de begrotingstrialoog van 4 december 2018,

–  gezien het standpunt inzake het tweede ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019, vastgesteld door de Raad op 11 december 2018 (15205/2018 – C8-0499/2018),

–  gezien artikel 88 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A8‑0454/2018),

1.  brengt in herinnering dat het "ontwerppakket" waarover na moeizame en intensieve onderhandelingen overeenstemming is bereikt tussen het Parlement en de Raad tijdens de trialoog van 4 december 2018, uit twee onderdelen bestaat: de vaststelling van de begroting van de Unie voor 2019 op 165 796,6 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 148 198,9 miljoen EUR aan betalingskredieten, alsmede vier gezamenlijke verklaringen en een unilaterale verklaring;

2.  benadrukt dat, ook al komt de ontwerpbegroting (OB) als gewijzigd door de Raad niet volledig tegemoet aan de echte behoefte aan een duurzame, samenhangende en doeltreffende begroting van de Unie, het Parlement ernaar streeft de Unie te voorzien van een begroting die tastbare voordelen voor burgers en ondernemingen oplevert;

3.  is verheugd over het overeengekomen totaalbedrag van de vastleggingskredieten, dat 1,728 miljoen EUR hoger is dan in de aanvankelijke lezing van de Raad; is verheugd dat een bedrag van 943 miljoen EUR dat bij de onderhandelingen is overeengekomen bestemd is voor de belangrijkste prioriteiten van het Parlement, namelijk steun voor onderzoekers, jongeren, kmo's, de aanpak van de achterliggende oorzaken van migratie, klimaatverandering, de verhoging van de veiligheid van Unieburgers en defensie;

4.  is verheugd dat het overeengekomen totale niveau van de betalingskredieten voor 2019 met 2,4 % is verhoogd ten opzichte van de begroting 2018; wijst er echter op dat het niveau van de betalingen overeenkomt met slechts 0,9 % van het bni van de Unie; benadrukt het belang van de gemeenschappelijke verklaring over de betalingskredieten waarin het Parlement en de Raad toezeggen de nodige besluiten te zullen nemen om alle naar behoren gerechtvaardigde behoeften te dekken;

5.  betreurt dat de Raad, met als voorwendsel niet over voldoende tijd te beschikken om het te analyseren, principieel weigerde om in het kader van de begrotingsprocedure 2019 een discussie aan te gaan over het gebruik van het nieuwe artikel 15, lid 3, van het Financieel Reglement, dat het mogelijk maakt om vrijgemaakte bedragen voor onderzoek opnieuw beschikbaar te stellen in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure; verzoekt de Commissie daarom ten minste twee keer per jaar specifiek verslag uit te brengen van de vrijgemaakte bedragen voor onderzoeksprogramma's en alle relevante informatie en elementen te leveren inzake artikel 15, lid 3, en om het gebruik hiervan voor te stellen in het kader van de begrotingsprocedure 2020;

6.  betreurt opnieuw dat het Parlement, als een van de twee takken van de begrotingsautoriteit, niet door de Raad en de Commissie was betrokken bij de discussies over de verlenging van de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije (FRT); betreurt het onwrikbare standpunt van de Raad over de financiering van de tweede tranche van de FRT, waar van de begroting van de Unie een bedrag van 2 miljard EUR aan zal worden bijgedragen, terwijl de lidstaten 1 miljard EUR zullen bijdragen; herhaalt zijn traditionele standpunt dat nieuwe initiatieven niet mogen worden gefinancierd ten koste van bestaande externe projecten van de Unie; betreurt dat door de onwillige houding van de Raad de maxima van het huidige MFK niet zijn verhoogd bij de tussentijdse herziening, en dat het MFK onvoldoende flexibel is gebleken om in te spelen op onvoorziene omstandigheden; benadrukt dat hieruit lering moet worden getrokken voor het MFK na 2021 om onder meer te voorkomen dat satellietbegrotingen ontstaan, zoals de FRT;

7.  dringt erop aan om overeenkomstig de gemeenschappelijke verklaring van het Parlement, de Raad en de Commissie de overeengekomen verhoging van de programma's Horizon 2020 en Erasmus+ met 100 miljoen EUR via een gewijzigde begroting in 2019 niet te financieren met herschikkingen van middelen afkomstig van andere programma's, maar met verse kredieten;

8.  is ingenomen met de invoering van tien extra posten en de daarmee samenhangende verhoging van de kredieten voor Europol, gezien de grotere steun die Europol aan de lidstaten verleent in het kader van de samenwerking op het gebied van wetshandhaving en de betrokkenheid van Europol bij de bestrijding van terrorisme en cybercriminaliteit;

9.  verwelkomt de invoering van 5 posten en de daarmee samenhangende verhoging van de kredieten door de Commissie in de OB 2019, om te voorkomen dat er knelpunten ontstaan die nadelig zouden kunnen zijn voor de productiviteit van de rechtbanken in het kader van nieuwe activiteiten van het Hof en van een voortdurende toename van de werklast, met name ten gevolge van de brexit; wijst er echter op dat het HvJ in feite behoefte had aan 16 nieuwe vaste posten voor ondersteunende diensten;

10.  verwelkomt de verhoging van de begrotingslijn voor de strategische communicatiecapaciteit van de EDEO, om een sterkere gecoördineerde reactie van de Unie op het probleem van desinformatie te waarborgen;

11.  hecht zijn goedkeuring aan het standpunt van de Raad inzake het tweede ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019, alsmede met de bij deze resolutie gevoegde gemeenschappelijke verklaringen;

12.  verzoekt zijn Voorzitter te constateren dat de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019 definitief is vastgesteld en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;

13.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de overige instellingen en de betrokken organen, alsmede aan de nationale parlementen.

BIJLAGE

ONTWERPPAKKET

Begroting 2019 – Gezamenlijke conclusies

Deze gezamenlijke conclusies hebben betrekking op de volgende punten:

1.  Begroting 2019

2.  Verklaringen

Samenvatting

Het ontwerppakket behelst het volgende:

—  de vastleggingskredieten (VK) in de begroting 2019 zijn vastgesteld op in totaal 165 795,6 miljoen EUR. Algemeen blijft er daardoor een marge onder de MFK-plafonds voor 2019 over van 1 291,1 miljoen EUR aan VK;

—  de betalingskredieten (BK) in de begroting 2019 zijn vastgesteld op in totaal 148 198,9 miljoen EUR;

—  voor 2019 wordt het flexibiliteitsinstrument aangesproken voor een bedrag van 1 164,3 miljoen EUR voor subrubriek 1a (Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid) en rubriek 3 (Veiligheid en burgerschap);

—  de overkoepelende marge voor vastleggingen wordt voor een bedrag van 1 476,0 miljoen EUR gebruikt voor subrubriek 1a (Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid), subrubriek 1b (Economische, sociale en territoriale samenhang) en rubriek 4 (Europa als wereldspeler);

—  de marge voor onvoorziene uitgaven waarvan in 2017 is gebruikgemaakt, is gecompenseerd voor 253,9 miljoen EUR, te verrekenen met de niet-toegewezen marges van rubriek 5 (Administratie);

—  de BK voor 2019 in verband met de beschikbaarstelling van middelen uit het flexibiliteitsinstrument in 2016, 2017, 2018 en 2019 worden door de Commissie geraamd op 961,9 miljoen EUR.

1.  Begroting 2019

Het Europees Parlement en de Raad hebben overeenstemming bereikt over de gezamenlijke conclusies in de punten 1.1 tot en met 1.6 hierna.

1.1.  Horizontale kwesties

Gedecentraliseerde agentschappen

De bijdrage van de EU (in VK en BK) en het aantal ambten voor gedecentraliseerde agentschappen worden bepaald op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de tweede ontwerpbegroting (tweede OB).

Uitvoerende agentschappen

De bijdrage van de EU (in VK en BK) en het aantal ambten voor uitvoerende agentschappen worden bepaald op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de tweede OB.

Proefprojecten/Voorbereidende acties

Er is overeenstemming over een uitgebreid pakket van 75 proef-projecten/voorbereidende acties (PP/VA), zoals voorgesteld door de Commissie in de tweede OB. Wanneer voor een proefproject of een voorbereidende actie een bestaande rechtsgrond lijkt te bestaan, kan de Commissie voorstellen de kredieten over te schrijven naar de overeenkomstige rechtsgrond om de uitvoering van de actie te vergemakkelijken.

Dit pakket, dat het Europees Parlement in zijn lezing van de oorspronkelijke ontwerpbegroting had voorgesteld, is volledig in overeenstemming met de maxima voor PP/VA die in het Financieel Reglement zijn vastgelegd.

1.2.  Uitgavenrubrieken van het financieel kader - vastleggingskredieten

Rubriek 1a

De VK zijn vastgesteld op het niveau dat de Commissie in de tweede OB heeft voorgesteld, maar met de aanpassingen die in de onderstaande tabel zijn opgenomen.

 

 

 

 

in EUR

Begrotingsonderdeel / programma

Naam

Verschil in vastleggingskredieten

Tweede OB 2019

Begroting 2019

Verschil

1.1.31

Horizon 2020

 

 

150 000 000

08 02 03 04

Realiseren van een hulpbronefficiënt, milieuvriendelijk, veilig en naadloos geïntegreerd Europees vervoersysteem

252 946 905

260 946 905

8 000 000

08 02 08

Kmo-instrument

541 589 527

641 589 527

100 000 000

09 04 01 01

Stimuleren van onderzoek in toekomstige en opkomende technologieën

429 937 089

442 937 089

13 000 000

15 03 01 01

Marie Skłodowska-Curie-acties – Nieuwe vaardigheden, kennis en innovatie genereren, ontwikkelen en overdragen

916 586 364

945 586 364

29 000 000

1.1.5

Onderwijs, opleiding en sport (Erasmus+)

 

 

40 000 000

15 02 01 01

Bevordering van uitmuntendheid en samenwerking in de Europese onderwijs- en opleidingssector en het belang daarvan voor de arbeidsmarkt

2 411 836 200

2 441 036 200

29 200 000

15 02 01 02

Bevordering van uitmuntendheid en samenwerking op het gebied van de Europese jeugd en de participatie van jongeren aan het Europees democratisch leven

175 070 000

185 870 000

10 800 000

 

Totaal

 

 

190 000 000

Als gevolg hiervan wordt het overeengekomen niveau van de VK vastgesteld op 23 335,4 miljoen EUR, waardoor geen marge onder het uitgavenplafond van subrubriek 1a overblijft, en wordt gebruikgemaakt van de overkoepelende marge voor vastleggingen voor een bedrag van 74,7 miljoen EUR en van het flexibiliteitsinstrument voor een bedrag van 178,7 miljoen EUR.

Subrubriek 1b

De VK worden bepaald op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de tweede OB.

Als gevolg hiervan wordt het overeengekomen niveau van de VK vastgesteld op 57 192,0 miljoen EUR, waardoor geen marge onder het uitgavenplafond van subrubriek 1b overblijft, en wordt gebruikgemaakt van de overkoepelende marge voor vastleggingen voor een bedrag van 350,0 miljoen EUR.

Rubriek 2

De VK worden bepaald op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de tweede OB.

Als gevolg hiervan wordt het overeengekomen niveau van de VK bepaald op 59 642,1 miljoen EUR, waardoor een marge van 701,9 miljoen EUR overblijft.

Rubriek 3

De VK worden bepaald op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de tweede OB.

Als gevolg hiervan wordt het overeengekomen niveau van de VK bepaald op 3 786,6 miljoen EUR, waardoor geen marge overblijft onder het uitgavenplafond van rubriek 3, en wordt gebruikgemaakt van het flexilibiteitsinstrument voor een bedrag van 985,6 miljoen EUR.

Rubriek 4

De VK worden bepaald op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de tweede OB.

Als gevolg hiervan wordt het overeengekomen niveau van de VK vastgesteld op 11 319,3 miljoen EUR, waardoor geen marge onder het uitgavenplafond van rubriek 4 overblijft, en wordt gebruikgemaakt van de overkoepelende marge voor vastleggingen voor een bedrag van 1 051,3 miljoen EUR.

Rubriek 5

Het aantal ambten in de personeelsformaties van de instellingen en de kredieten worden vastgesteld op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de tweede OB.

Bijgevolg, en nadat rekening werd gehouden met de PP/VA (4,1 miljoen EUR) die hierboven zijn voorgesteld onder punt 1.1, wordt het overeengekomen niveau van de VK vastgesteld op 9 943,0 miljoen EUR, waardoor er een marge van 589,1 miljoen EUR onder het uitgavenplafond van rubriek 5 overblijft, na gebruik van een bedrag van 253,9 miljoen EUR ter verrekening van de mobilisering van de marge voor onvoorziene uitgaven in 2017.

Speciale instrumenten: EFG, EAR en SFEU

De VK voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), voor de reserve voor noodhulp (EAR) en voor het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) worden vastgesteld op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de tweede OB.

1.3.  Betalingskredieten

De totale hoogte van de betalingskredieten in de begroting 2019 is vastgesteld op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de tweede OB.

1.4.  Begrotingstoelichtingen

De door de Commissie in de tweede OB voorgestelde begrotingstoelichtingen worden goedgekeurd, met uitzondering van de volgende begrotingsonderdelen:

—  Artikel 08 02 08 (Kmo-instrument) van de afdeling "Commissie" van de begroting, waarvoor de in de oorspronkelijke OB voorgestelde tekst wordt goedgekeurd;

—  Post 2 2 1 4 (Strategische communicatiecapaciteit) van de afdeling "Europese Dienst voor extern optreden" van de begroting, waarvoor de tekst in de lezing van het Europees Parlement van de oorspronkelijke OB wordt goedgekeurd.

1.5.  Nomenclatuur

De door de Commissie in de tweede OB voorgestelde nomenclatuur wordt goedgekeurd.

1.6.  Reserves

De door de Commissie in de tweede OB voorgestelde reserves worden goedgekeurd. Daarnaast wordt een bedrag van 19 321 000 EUR aan VK en BK in de reserve opgenomen in afwachting van de aanneming van het Commissievoorstel (COM(2018)0632) van 12 september 2018 voor artikel 18 02 03 (Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex)).

2.  Verklaringen

2.1.  Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie inzake betalingskredieten

Het Europees Parlement en de Raad herinneren eraan dat in het licht van de uitvoering moet worden gezorgd voor een ordelijke ontwikkeling van de betalingen ten opzichte van de vastleggingskredieten om een abnormaal niveau van onbetaalde rekeningen aan het eind van het jaar te voorkomen.

Het Europees Parlement en de Raad verzoeken de Commissie nauwlettend te blijven toezien op de uitvoering van de programma's voor 2014-2020. Daartoe verzoeken zij de Commissie om tijdig geactualiseerde cijfers over de stand van uitvoering en de ramingen met betrekking tot de in 2019 benodigde betalingskredieten voor te leggen.

Het Europees Parlement en de Raad verzoeken de Commissie, indien uit de cijfers blijkt dat de kredieten in de begroting 2019 ontoereikend zijn om in de behoeften te voorzien, zo spoedig mogelijk een passende oplossing te presenteren, onder andere een gewijzigde begroting, opdat de begrotingsautoriteit te zijner tijd de nodige besluiten voor naar behoren gerechtvaardigde behoeften kan nemen. Waar nodig houden het Europees Parlement en de Raad rekening met het spoedeisende karakter van de zaak.

2.2.  Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief

Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie brengen in herinnering dat het terugdringen van de jeugdwerkloosheid hoog op de politieke agenda blijft staan, en geven nogmaals uiting aan hun vastbeslotenheid om de begrotingsmiddelen, en in het bijzonder het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (YEI), optimaal te benutten om deze doelstelling te bereiken.

Het Europees Parlement en de Raad nemen nota van de voorbije ervaring inzake de verhoging van middelen van de specifieke toewijzing voor het jongeren-werkgelegenheidsinitiatief, die omvangrijke amendementen aan programma's heeft veroorzaakt om vanuit het Europees Sociaal Fonds (ESF) ten minste hetzelfde bedrag bij te dragen als de bijstand van de speciale toewijzing voor het YEI.

Daarom verzoeken het Europees Parlement en de Raad de Commissie een wetgevings¬voorstel voor te leggen voor vlotte uitvoering van de extra begrotingsmiddelen voor het YEI. Het Europees Parlement en de Raad komen overeen dit voorstel snel te bespreken, rekening houdend met de nakende verkiezingen voor het Europees Parlement, teneinde de herprogrammering in 2019 zo vlot mogelijk te doen verlopen.

2.3.  Eenzijdige verklaring van de Commissie over het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief

Onverminderd de bevoegdheden van de begrotingsautoriteit, bevestigt de Commissie dat de overeengekomen verhoging van het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief voor 2019 niet zal worden beschouwd als een vervroeging van het momenteel voor 2020 geplande bedrag wanneer zij de geactualiseerde financiële programmering en het wetgevingsvoorstel voor de herziening van de verordening gemeenschappelijke bepalingen voorstelt.

2.4.  Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de klimaatmainstreaming

Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie herinneren aan het belang van een koolstofarme, hulpbronnenefficiënte en klimaatbestendige economie. Om dit te bereiken, zijn het Europees Parlement en de Raad overeengekomen om voor de periode 2014-2020 ten minste 20 % van de EU-begroting aan klimaatgerelateerde uitgaven te spenderen. Gemiddeld - ook al haalt de begroting 2019 als enige het streefcijfer van 20 % - geeft de huidige voorspelling voor de hele periode 2014-2020 aan dat 19,3 % van de EU-begroting aan klimaatactie zal worden besteed, wat voornamelijk te wijten is aan de vertraging in de uitvoering van de Europese structuur- en investeringsfondsen aan het begin van de periode.

Het Europees Parlement en de Raad nemen nota van deze evolutie en verzoeken de Commissie alles in het werk te stellen om voor de hele periode 2014-2020 het streefcijfer van 20 % te halen.

2.5.  Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over het verhogen van subrubriek 1a door middel van een gewijzigde begroting

Wegens de beperkte beschikbare middelen in het flexibiliteitsinstrument en de overkoepelende marge voor vastleggingen, zijn het Europees Parlement en de Raad overeengekomen om in een gewijzigde begroting in 2019 100 miljoen EUR te budgetteren ter verhoging van H2020 en Erasmus+. De Commissie zal deze gewijzigde begroting, die verder geen andere elementen zal bevatten, presenteren zodra de technische bijstelling van het meerjarig financieel kader voor 2020, met inbegrip van de berekening van de overkoepelende marge voor vastleggingen, in het voorjaar van 2019 zal zijn afgerond. Dit geldt onverminderd eventuele normale technische correcties waarom de Commissie verzocht zal worden met het oog op een ordelijke uitvoering van de begroting 2019.

Het Europees Parlement en de Raad zeggen toe het ontwerp van gewijzigde begroting voor 2019, zoals voorgelegd door de Commissie, snel te zullen behandelen.

(1) PB L 168 van 7.6.2014, blz. 105.
(2) PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
(3) PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1.
(4) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.
(5) PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
(6) Aangenomen teksten van die datum, P8_TA(2018)0089.
(7) Aangenomen teksten van die datum, P8_TA(2018)0182.
(8) Aangenomen teksten van die datum, P8_TA(2018)0311.
(9) Aangenomen teksten van die datum, P8_TA(2018)0404.


Economische partnerschapsovereenkomst EU-Japan ***
PDF 110kWORD 48k
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 12 december 2018 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting van de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en Japan (07964/2018 – C8-0382/2018 – 2018/0091(NLE))
P8_TA(2018)0504A8-0366/2018

(Goedkeuring)

Het Europees Parlement,

–  gezien het ontwerp van besluit van de Raad (07964/2018),

–  gezien het ontwerp van economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie, enerzijds, en Japan, anderzijds (07965/2018),

–  gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 91, artikel 100, lid 2, artikel 207, lid 4, eerste alinea, artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), v), en artikel 218, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C8-0382/2018),

–  gezien zijn niet-wetgevingsresolutie van 12 december 2018(1) over het ontwerp van besluit,

–  gezien artikel 99, leden 1 en 4, en artikel 108, lid 7, van zijn Reglement,

–  gezien de aanbeveling van de Commissie internationale handel en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en het advies in briefvorm van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A8-0366/2018),

1.  hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van de overeenkomst;

2.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en Japan.

(1) Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0505.


Economische partnerschapsovereenkomst EU-Japan (resolutie)
PDF 136kWORD 58k
Niet-wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 12 december 2018 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap (07964/2018 – C8-0382/2018 – 2018/0091M(NLE))
P8_TA(2018)0505A8-0367/2018

Het Europees Parlement,

–  gezien het ontwerp van besluit van de Raad (07964/2018),

–  gezien de overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap (07965/2018),

–  gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 91, artikel 100, lid 2, artikel 207, lid 4, eerste alinea, artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), v), en artikel 218, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) (C8-0382/2018),

–  gezien de gezamenlijke verklaring van de 25e topontmoeting EU-Japan van 17 juli 2018,

–  gezien de strategische partnerschapsovereenkomst die de EU en Japan op 17 juli 2018 hebben gesloten,

–  gezien de onderhandelingsrichtsnoeren voor een vrijhandelsovereenkomst met Japan die op 29 november 2012 door de Raad zijn aangenomen en op 14 september 2017 zijn gepubliceerd,

–  gezien zijn resolutie van 25 oktober 2012 over de handelsbesprekingen tussen de EU en Japan(1),

–  gezien de resoluties van het Europees Parlement van 3 februari 2016 houdende aanbevelingen van het Europees Parlement aan de Commissie voor de onderhandelingen over de Overeenkomst betreffende de handel in diensten (TiSA)(2), en van 12 december 2017 getiteld "Naar een digitale handelsstrategie"(3),

–  gezien het eindverslag van de handelsgerelateerde duurzaamheidseffectbeoordeling van de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Japan van april 2016 en de analyse van de economische weerslag van de overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap die door het directoraat-generaal Handel van de Europese Commissie in juni 2018 is gepubliceerd,

–  gezien de gezamenlijke verklaring van de 38e interparlementaire vergadering EU-Japan van 10 mei 2018,

–  gezien de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, goedgekeurd tijdens de top van de Verenigde Naties over duurzame ontwikkeling in september 2015 in New York,

–  gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Handel voor iedereen – Naar een meer verantwoord handels- en investeringsbeleid" van oktober 2015,

–  gezien het non-paper van de diensten van de Commissie van 26 februari 2018 getiteld "Feedback and way forward on improving the implementation and enforcement of Trade and Sustainable Development chapters in EU Free Trade Agreements",

–  gezien de adviezen van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 15 oktober 2014 over de rol van het maatschappelijk middenveld in de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Japan en van 14 februari 2018 over hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling in vrijhandelsovereenkomsten van de EU,

–  gezien het vijftienpuntenplan van de Commissie van 26 februari 2018 om hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling van de EU doeltreffender te maken,

–  gezien advies 2/15 van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 mei 2017, krachtens artikel 218, lid 11 VWEU, waarom de Commissie op 10 juli 2015 had verzocht,

–  gezien Protocol nr. 26 bij het VWEU over diensten van algemeen belang,

–  gezien de artikelen 2 en 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),

–  gezien de artikelen 168 t/m 191 VWEU en, in het bijzonder, artikel 191, lid 2, VWEU,

–  gezien de artikelen 91, 100, lid 2, en 207 VWEU, en artikel 218 VWEU, in het bijzonder lid 10 ervan,

–  gezien zijn wetgevingsresolutie van 12 december 2018(4) over het ontwerp van besluit van de Raad,

–  gezien artikel 99, lid 2, van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie internationale handel (A8-0367/2018),

A.  overwegende dat de Unie en Japan grondwaarden delen, zoals de eerbiediging van de mensenrechten, democratie en de rechtsstaat, alsook een sterke inzet voor duurzame ontwikkeling en een gereguleerd stelsel van de Wereldhandelsorganisatie (WTO);

B.  overwegende dat de economische partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Japan (EPO) een strategische dimensie heeft en de belangrijkste bilaterale handelsovereenkomst is die ooit door de Unie gesloten is aangezien deze op bijna een derde van het wereldwijde bbp, bijna 40 % van de wereldhandel en ruim 600 miljoen mensen betrekking heeft;

C.  overwegende dat Japan de op twee na grootste consumentenmarkt ter wereld is, maar slechts de zesde uitvoermarkt voor de Unie, waaruit blijkt hoeveel nog te winnen valt bij bilaterale handel;

D.  overwegende dat volgens meerdere ex-ante studies en analyses over de weerslag van de EPO tussen de EU en Japan de overeenkomst positieve effecten kan hebben in termen van bbp, groei, inkomsten, handel, productiviteit en werkgelegenheid voor zowel de Unie als Japan, in overeenstemming met het doel om "slimme, duurzame en inclusieve groei" teweeg te brengen; overwegende dat de overeenkomst eveneens voordelen voor consumenten met zich mee kan brengen door de prijzen te verlagen en het aanbod aan goederen en diensten voor consumenten te verruimen; overwegende dat de Unie de bestaande instrumenten zou moeten verbeteren om werknemers en bedrijven erbij te helpen zich aan te passen aan de nieuwe mogelijkheden en de mogelijke negatieve effecten van de globalisering en handelsovereenkomsten; overwegende dat het succes van de overeenkomst ook beoordeeld zou moeten worden op basis van haar bijdrage aan de realisatie van de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen tegen 2030;

E.  overwegende dat het Parlement vanaf het begin toezicht heeft gehouden op deze onderhandelingen en de onderhandelaars onder andere heeft opgeroepen om de belangen van burgers, het maatschappelijk middenveld en ondernemingen te behartigen en transparant te werk te gaan, hetgeen heeft geleid tot betere toegang tot documenten, regelmatige rapportage over de onderhandelingen en betere communicatie; overwegende dat de procedure voor de sluiting van handelsovereenkomsten in de toekomst verder kan worden verbeterd, met name door EU-voorstellen te delen en ervoor te zorgen dat de Raad de onderhandelingsrichtsnoeren systematisch publiceert alvorens de onderhandelingen aan te vatten;

F.  overwegende dat het van cruciaal belang is dat de door de overeenkomst geboden handelspreferenties en mogelijkheden toegankelijk zijn en ten volle worden benut;

1.  is van mening dat deze overeenkomst van fundamenteel strategisch belang voor beide partners en de rest van de wereld is, dat deze een tijdige blijk van steun vertegenwoordigt voor open, eerlijke en op waarden en regels gebaseerde handel en tegelijkertijd hoge normen bevordert, namelijk op het gebied van milieu, voedselveiligheid, consumentenbescherming en arbeidsrechten, op een moment waarop de internationale orde met ernstig protectionisme kampt; waarschuwt dat dergelijk protectionisme geen optie vormt en dat de status quo in het handelsbeleid niet langer houdbaar is;

2.  is verheugd dat de EPO ambitieus en alomvattend van aard is en inspeelt op de prioriteiten zoals opgenomen in de resolutie van het Parlement van 25 oktober 2012 over de handelsbesprekingen tussen de EU en Japan;

3.  stelt in het bijzonder vast hoe sterk handelsliberalisering in de EPO wordt nagestreefd: bij de volledige inwerkingtreding van de overeenkomst zullen 99% van de EU-tarieflijnen en 97% van de Japanse tarieflijnen zijn geliberaliseerd, ook voor industrieproducten in sectoren waarin de EU een sterke concurrentiepositie heeft, in combinatie met maatregelen om de meest kwetsbare producten te beschermen door middel van rechtenvrije contingenten, verlaagde rechten of afbouwperiodes; onderstreept dat de EPO een antifraudeclausule bevat, die het de EU mogelijk maakt om in geval van fraude of weigering om medewerking te verlenen in douaneaangelegenheden, handelspreferenties in te trekken, en tegelijk te garanderen dat legitieme handelaars daar geen negatieve gevolgen van ondervinden;

4.  wijst erop dat het EU-tarief voor auto's over een periode van zeven jaar zal worden afgebouwd; verzoekt de Commissie waakzaam te blijven ten aanzien van de ontwikkeling van de handelsstromen met betrekking tot auto's gedurende die periode, teneinde een eventuele verstoring van de Europese markt te voorkomen en er een oplossing voor te vinden; benadrukt echter dat een aanzienlijk aantal van de in de EU verkochte Japanse voertuigmerken in de EU wordt vervaardigd;

5.  wijst erop dat Japan is begonnen met de afbouw van onnodige niet-tarifaire maatregelen (NTM’s) op een groot aantal gebieden zoals voertuigen, levensmiddelenadditieven, sanitaire en fytosanitaire voorschriften, etikettering van levensmiddelen en cosmetica, waardoor de nalevingskosten afnemen en een voorspelbaarder regelgevingskader ontstaat; herinnert aan het recht van een land om zijn nationale normen strenger dan de internationale normen te maken wanneer dit gerechtvaardigd is om redenen van de volksgezondheid, veiligheid of consumentenbescherming; neemt eveneens nota van Japans verbintenis om zijn normen voor auto's in overeenstemming te brengen met de internationale normen van de Economische Commissie voor Europa van de VN, die EU-autofabrikanten ook naleven;

6.  juicht toe dat Japan met name niet-discriminatoire toegang zal verlenen aan EU-leveranciers tot de aanbestedingsmarkt van 54 kernsteden en het aantal betrokken steden nog verder kan uitbreiden, de "operationele-veiligheidsclausule" zal schrappen, die spoorwegleveranciers uit de EU in de praktijk de toegang tot de Japanse markt belemmerde, en een maximale transparantie bij openbare aanbestedingen zal nastreven; verzoekt de Commissie om de uitvoering van dit punt nauwkeurig te volgen, zodat de toezeggingen met betrekking tot de openstelling van en de gelijke toegang tot de aanbestedingsmarkt worden nagekomen; wijst erop dat bij de gunning van openbare aanbestedingen eveneens rekening moet worden gehouden met sociale en milieucriteria; benadrukt dat zowel in de EU als in Japan bij openbare aanbestedingen het belang van de burger voorop moet blijven staan;

7.  is van mening dat Japan voor landbouwers en voedingsproducenten uit de EU een zeer waardevolle exportmarkt is en merkt op dat circa 85 % van de agrofoodproducten rechtenvrije toegang tot Japan zal krijgen; wijst erop dat na een overgangsperiode ook verwerkte landbouwproducten rechtenvrije toegang tot de Japanse markt zullen genieten; is verheugd over het feit dat de overeenkomst aanzienlijke exportmogelijkheden biedt voor agrofoodproducten uit de EU, zoals wijn, rundvlees, varkensvlees en kaas, en dat deze bescherming biedt aan 205 Europese geografische aanduidingen, met de mogelijkheid om bijkomende geografische aanduidingen toe te voegen, wat een verdere vooruitgang in vergelijking met eerdere handelsovereenkomsten betekent en bijzonder belangrijk is voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) in de voedingssector; roept ertoe op de gesprekken na drie jaar verder te zetten om na te gaan op welke wijze de lijst van beschermde geografische aanduidingen kan worden uitgebreid en verwacht dat beide partijen bijzondere aandacht besteden aan duurzame landbouw, met inbegrip van kleinschalige voedselproductie en plattelandsontwikkeling;

8.  onderstreept dat de overeenkomst beste praktijken bevordert om ervoor te zorgen dat consumenten veilige en hoogwaardige (voedings)producten aangeboden krijgen; wijst erop dat niets in de overeenkomst de toepassing van het voorzorgsbeginsel in de EU zoals vervat in het VWEU belet; is verheugd over de opname van een duidelijke verwijzing naar de voorzorgsbenadering in de overeenkomst; wijst erop dat de overeenkomst in geen geval nauwkeurige, begrijpelijke en EU-conforme voedseletikettering in gevaar mag brengen; roept beide partijen ertoe op om bij de uitvoering van de overeenkomst de consumentenbescherming, het consumentenwelzijn en de voedselveiligheid te verhogen en verzoekt de Commissie om specifieke en krachtige bepalingen over consumentenbescherming in alle toekomstige EU-handelsovereenkomsten op te nemen;

9.  benadrukt dat beide partijen er alles aan gelegen is om te zorgen voor hoge niveaus van milieu- en arbeidsbescherming en dat die strenge normen niet als handelsbelemmeringen moeten worden beschouwd, en wijst erop dat de overeenkomst eveneens duidelijk maakt dat arbeids- en milieunormen niet mogen worden versoepeld of verlaagd om handel en investeringen aan te trekken; brengt duurzame-ontwikkelingsdoelstelling 5 van de VN-Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling in herinnering; is verheugd dat zowel Japan als de EU de Verklaring van Buenos Aires inzake vrouwen en handel hebben onderschreven en roept beide partijen ertoe op om hun verbintenissen inzake gender en handel in deze overeenkomst aanzienlijk te versterken, met inbegrip van het recht op een gelijk loon; verwacht dat de EU en Japan alle maatregelen nemen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen bij alles wat zij ondernemen, ook door middel van deze overeenkomst; vraagt de Commissie een ex-post duurzaamheidseffectbeoordeling te maken van de uitvoering van de overeenkomst;

10.  is verheugd over de inzet voor de effectieve uitvoering van de Overeenkomst van Parijs ter bestrijding van de klimaatverandering en van andere multilaterale milieuovereenkomsten, evenals voor het duurzaam beheer van bossen (met inbegrip van de bestrijding van illegale houtkap) en visserij (door illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te bestrijden); benadrukt dat op in de Europese markt ingevoerde producten de wetgeving en normen van de EU van toepassing blijven en dat, in het bijzonder, de houtverordening van de EU (Verordening (EU) nr. 995/2010) verbiedt om illegaal hout in de EU op de markt te brengen en een bindend stelsel van zorgvuldigheidseisen invoert; roept beide partijen ertoe op om nauw samen te werken in het kader van het hoofdstuk over duurzame ontwikkeling, beste praktijken uit te wisselen en de handhaving van de wetgeving op dit gebied te versterken, met name in het kader van de doeltreffendste maatregelen ter bestrijding van illegale houtkap en bij de bijzondere inspanningen om de uitvoer van illegaal gekapt hout uit de EU naar Japan te voorkomen;

11.  onderstreept dat in de overeenkomst de duidelijke verbintenis om fundamentele IAO-verdragen (Internationale Arbeidsorganisatie) te ratificeren, is opgenomen; onderstreept dat Japan twee IAO-basisverdragen (over discriminatie en over de afschaffing van gedwongen arbeid) nog moet ratificeren en verwacht dat Japan binnen een redelijke termijn concrete vooruitgang zal boeken voor de ratificatie en effectieve uitvoering van deze verdragen, in overeenstemming met de bepalingen van de EPO;

12.  is verheugd dat Japan een interministerieel kader tot stand heeft gebracht om op de uitvoering van de verbintenissen inzake duurzame ontwikkeling toe te zien, met inbegrip van de ratificatie van de IAO-basisverdragen, en dat het comité voor handel en duurzame ontwikkeling waarin de overeenkomst voorziet de opdracht krijgt om over de uitvoering van het hoofdstuk over duurzame ontwikkeling met het maatschappelijke middenveld in dialoog te gaan;

13.  herinnert eraan dat het Hof van Justitie van de Europese Unie in paragraaf 161 van advies 2/15 van 16 mei 2017 over de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Singapore heeft gesteld dat hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling een directe en onmiddellijke uitwerking op de handel hebben en dat een inbreuk tegen bepalingen inzake duurzame ontwikkeling de tegenpartij het recht verleent om de liberalisering waarin andere bepalingen van de vrijhandelsovereenkomst voorzien te beëindigen of op te schorten; is verheugd over de opname van een herzieningsclausule in het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling en roept beide partijen op om deze clausule op passende wijze en tijdig te benutten om de gedane verbintenissen na te leven en de afdwingbaarheid en doeltreffendheid van de arbeids- en milieubepalingen te verbeteren, en daarbij, als een van de handhavingsmethoden, een op sancties gebaseerd mechanisme als laatste redmiddel te overwegen; verzoekt beide partijen niet te wachten tot de herzieningsclausule wordt geactiveerd om stappen te nemen voor de effectieve tenuitvoerlegging, om te waarborgen dat deze EPO een toonaangevende overeenkomst is die de hoogst mogelijke bescherming biedt; verzoekt de Commissie om toe te zien op de naleving van de verbintenissen in het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling en om met Japan samen te werken aan de uitvoering ervan in overeenstemming met het vijftienpunten-non-paper van de Commissie met het oog op de uitvoering van het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling;

14.  onderstreept dat op grond van de EPO de autoriteiten van de lidstaten het recht behouden om openbare diensten op plaatselijk, regionaal of nationaal niveau volledig te bepalen, te verlenen en te reguleren, en dat een "negatieve lijst" waarin deze overeenkomst voorziet regeringen niet belet om geprivatiseerde diensten opnieuw tot openbare diensten te maken of om vrijelijk nieuwe nutsvoorzieningen te ontwikkelen; meent dat in beginsel het gebruik van positieve lijsten zoals in de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (General Agreement on Trade in Services, GATS) van de WTO, de voorkeur verdient; neemt nota van de door beide partijen in de EPO gedane verbintenis om het openbare waterbeheer te beschermen als onderdeel van de algemene uitzondering voor openbare nutsvoorzieningen;

15.  meent dat verbintenissen betreffende markttoegang voor grensoverschrijdende diensten, met inbegrip van e-handel, maritiem vervoer, postdiensten, energie en telecommunicatie, de handel in diensten een flinke duw in de rug kunnen geven; is van mening dat de overeenkomst het voor ondernemingen uit de EU eenvoudiger zal maken om op de Japanse markt diensten te verlenen doordat deze een eerlijkere behandeling waarborgt; herinnert dat doelstellingen van overheidsbeleid moeten worden beschermd, onder andere op het gebied van cyberveiligheid, en dat beleidsruimte moet worden behouden om toekomstige uitdagingen op het gebied van regelgeving aan te kunnen gaan;

16.  wijst erop dat de EPO voorziet in tijdelijke verhuizing van beroepsbeoefenaars naar een ander land ("mode-4") en dat beide zijden zich verbinden tot overplaatsingen binnen ondernemingen in circa 40 sectoren en voor zelfstandigen in circa 20 sectoren, wat helpt om via directe buitenlandse investeringen banden tussen de EU en Japan te bewerkstelligen;

17.  benadrukt dat de overeenkomst het soevereine recht om de financiële en bankensector aan regels te onderwerpen om prudentiële en toezichtsredenen, overeind houdt; roept beide partijen ertoe op om het forum voor financiële regelgeving te gebruiken om het wereldwijde financiële systeem te verbeteren;

18.  is verheugd over belangrijke vernieuwingen, zoals specifieke hoofdstukken of bepalingen betreffende de Overeenkomst van Parijs, betreffende kmo's en betreffende corporate governance, om maatschappelijk verantwoord ondernemen te bevorderen op basis van de beginselen van de G20 en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO); maant beide partijen ertoe aan om actief te ijveren voor maatschappelijk verantwoord ondernemen;

19.  benadrukt dat samenwerking op regelgevingsgebied vrijwillig is en dat deze op geen enkele manier het recht om te reguleren beperkt; herinnert eraan dat de overeenkomende bepalingen ten uitvoer moeten worden gelegd met volledige inachtneming van de bevoegdheden van de medewetgevers; is verheugd over het feit dat in het hoofdstuk over samenwerking op regelgevingsgebied duidelijk vermeld staat de in het VWEU neergelegde beginselen, zoals het voorzorgsbeginsel, ten volle moeten worden geëerbiedigd;

20.  roept op tot transparantie over de werking van de commissie samenwerking op regelgevingsgebied en tot gepaste deelname van alle belanghebbenden, met name vakverenigingen en maatschappelijke organisaties, wat een vereiste is om het vertrouwen van het publiek in de overeenkomst en haar gevolgen verder te ontwikkelen; benadrukt dat het Parlement op regelmatige basis moet worden ingelicht over de beslissingen die in de commissie samenwerking op regelgevingsgebied worden genomen;

21.  merkt op dat onderhandelingen over een afzonderlijke investeringsovereenkomst gaande zijn, die het Europees Parlement van nabij zal volgen; merkt op dat de Commissie een stelsel van investeringsgerechten heeft opgenomen in overeenkomsten met andere partners, aangezien er nog geen multilateraal investeringsgerecht is opgericht; herhaalt dat het oude, particuliere systeem voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en staten (ISDS) niet acceptabel is en dat er geen mandaat is om hierop terug te komen;

22.  is verheugd dat de EU en Japan op 17 juli 2018 hun gesprekken over een besluit inzake wederzijdse adequaatheid met succes hebben afgerond en zijn overeengekomen om elkaars systemen voor gegevensbescherming als "gelijkwaardig" te erkennen, waardoor gegevens veiliger tussen de EU en Japan zullen kunnen worden uitgewisseld; benadrukt de belangrijke rol van de respectievelijke gegevensbeschermingsautoriteiten om ervoor te zorgen dat gegevens op toereikende wijze worden beschermd; merkt op dat de overeenkomst een "rendez-vousclausule" bevat die voorziet in een beoordeling van het vraagstuk van de grensoverschrijdende overdracht van gegevensbepalingen binnen drie jaar en erkent het toenemende belang van de digitale economie voor groei en werkgelegenheid; herinnert eraan dat alle handelsovereenkomsten het EU-acquis over gegevensbescherming en over privacybescherming, met inbegrip van de algemene verordening gegevensbescherming (Verordening (EU) 2016/679), volledig moeten eerbiedigen, en benadrukt dat het Parlement goedkeuring moet geven aan ieder toekomstig resultaat en dat de fundamentele rechten van de burgers van de EU te allen tijde gevrijwaard moeten blijven;

23.  roept de Commissie op om de samenwerking en coördinatie met Japan over multilaterale vraagstukken te vergroten, in nauwe samenwerking met andere strategische partners, teneinde de internationale normen en een open, eerlijk en sterk multilateraal handelssysteem op basis van de naleving van de WTO-regels en andere internationale normen, te verdedigen en verder te ontwikkelen;

24.  benadrukt dat 78 % van de ondernemingen in de EU die naar Japan exporteren kleinere ondernemingen zijn en is verheugd dat de EPO een afzonderlijk hoofdstuk over kmo’s bevat opdat zij een zo groot mogelijk voordeel uit de overeenkomst kunnen behalen, namelijk via bepalingen waarin beide partijen zich ertoe verbinden om over de markttoegang transparantie te verschaffen en relevante informatie te delen; roept op tot de spoedige oprichting van kmo-contactpunten en een website om ervoor te zorgen dat relevante informatie over markttoegang beschikbaar is voor kmo's;

25.  roept de Commissie ertoe op om nauwlettend toe te zien op de daadwerkelijke uitvoering van de overeengekomen afschaffing van de NTMs, evenals het beheer van de tariefcontingenten voor landbouwproducten, en het Parlement hiervan verslag uit te brengen;

26.  roept beide partijen ertoe op te zorgen voor de actieve betrokkenheid van sociale partners en het maatschappelijk middenveld, met name door middel van de gezamenlijke dialoog met het maatschappelijk middenveld en de interne adviesgroep; roept de Commissie op om actief beste praktijken over de werking van interne adviesgroepen en de gezamenlijke dialoog op te stellen en met Japan te delen; roept beide partijen ertoe op te zorgen voor de snelle oprichting van goed functionerende, doeltreffende en evenwichtige interne adviesgroepen met passende gedragsregels en ervoor te zorgen dat in het overleg tussen regeringen waarin de overeenkomst voorziet op transparante wijze met hun meningen rekening wordt gehouden;

27.  verzoekt de Commissie de delegatie van de Europese Unie in Japan bij het gehele proces van tenuitvoerlegging van de overeenkomst te betrekken; wijst erop dat de delegaties van de EU snel en rechtstreeks handelen mogelijk maken voor de juiste tenuitvoerlegging van de handelsbepalingen en om te waarborgen dat problemen en obstakels snel opgemerkt en doeltreffend aangepakt worden;

28.  verwacht volledige transparantie over de werking van de krachtens de overeenkomst op te richten sectorcommissies, zowel voor het Parlement als voor het algemene publiek;

29.  verbindt zich tot het houden van nauw toezicht op de uitvoering van de overeenkomst, in nauwe samenwerking met de Commissie, de belanghebbenden en de Japanse partners;

30.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten en de regering en het parlement van Japan.

(1) PB C 72 E van 11.3.2014, blz. 16.
(2) PB C 35 van 31.1.2018, blz. 21.
(3) PB C 369 van 11.10.2018, blz. 22.
(4) Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0504.


Strategisch partnerschapsovereenkomst EU-Japan ***
PDF 114kWORD 48k
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 12 december 2018 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst inzake een strategisch partnerschap tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Japan, anderzijds (08462/2018 – C8-0417/2018 – 2018/0122(NLE))
P8_TA(2018)0506A8-0383/2018

(Goedkeuring)

Het Europees Parlement,

–  gezien het ontwerpbesluit van de Raad (08462/2018),

–  gezien de ontwerpovereenkomst inzake een strategisch partnerschap tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Japan, anderzijds (08463/2018),

–  gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 37 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 212, lid 1, artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), en artikel 218, lid 8, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C8‑0417/2018),

–  gezien zijn niet‑wetgevingsresolutie van 12 december 2018(1) over het ontwerpbesluit,

–  gezien artikel 99, leden 1 en 4, en artikel 108, lid 7, van zijn Reglement,

–  gezien de aanbeveling van de Commissie buitenlandse zaken (A8‑0383/2018),

1.  hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van de overeenkomst;

2.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en Japan.

(1) Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0507.


Strategisch partnerschapsovereenkomst EU-Japan (resolutie)
PDF 153kWORD 56k
Niet-wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 12 december 2018 over het ontwerp van besluit van de Raad inzake de sluiting, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de strategische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Japan, anderzijds (08462/2018 – C8-0417/2018 – 2018/0122M(NLE))
P8_TA(2018)0507A8-0385/2018

Het Europees Parlement,

–  gezien het ontwerp van besluit van de Raad (08462/2018),

–  gezien de ontwerpovereenkomst inzake een strategisch partnerschap tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Japan, anderzijds(1) (08463/2018),

–  gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 37 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 212, lid 1, artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), en artikel 218, lid 8, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C8‑0417/2018),

–  gezien de strategische partnerschapsovereenkomst die de EU en Japan op 17 juli 2018 in Tokio hebben gesloten,

–  gezien de economische partnerschapsovereenkomst die de EU en Japan op 17 juli 2018 in Tokio hebben gesloten,

–  gezien de 25e bilaterale top in Tokio op 17 juli 2018 en de gezamenlijke verklaring naar aanleiding daarvan,

–  gezien de eerste bilaterale top in Den Haag in 1991 en de aanneming van een gemeenschappelijke verklaring over de betrekkingen tussen de EG en Japan,

–  gezien de 20e top EU-Japan in 2010,

–  gezien de gezamenlijke mededeling van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de EU voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de Europese Investeringsbank van 19 september 2018 over het "Versterken van de banden tussen Europa en Azië – Bouwstenen voor een EU-strategie",

–  gezien de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie, die de VV/HV in juni 2016 heeft gepubliceerd,

–  gezien de richtsnoeren inzake het buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU in Oost-Azië, die de Raad op 15 juni 2012 heeft goedgekeurd,

–  gezien de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Japan betreffende samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie, die in 2009 werd ondertekend(2),

–  gezien het in 2001 aangenomen actieplan EU-Japan,

–  gezien het bezoek van een ad-hocdelegatie van de Commissie Buitenlandse zaken aan Tokio, Japan en Zuid-Korea van 3 t/m 6 april 2018,

–  gezien de 38e interparlementaire bijeenkomst EU-Japan in Tokio op 9 en 10 mei 2018,

–  gezien het bezoek van een ad-hocdelegatie van de Subcommissie veiligheid en defensie aan Tokio van 22 t/m 25 mei 2017,

–  gezien zijn resolutie van 17 april 2014 met de aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad, de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden betreffende de onderhandelingen over de strategische partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Japan(3),

–  gezien zijn wetgevingsresolutie van 12 december 2018 over het ontwerp van besluit(4),

–  gezien artikel 99, lid 2, van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A8-0385/2018),

A.  overwegende dat de EU en Japan sinds 2003 strategische partners zijn en in verschillende multilaterale fora steeds nauw samenwerken;

B.  overwegende dat de EU en Japan als gelijkgestemde wereldpartners de bijzondere verantwoordelijkheid delen om vrede, stabiliteit, multilateralisme, de eerbiediging van de mensenrechten, welvaart, en de verdediging van een op regels gebaseerde orde in een snel veranderende wereld te bevorderen;

C.  overwegende dat de strategische partnerschapsovereenkomst/vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Japan van toepassing zal zijn op ongeveer een derde van de mondiale economische productie;

D.  overwegende dat de Japanse regering is gestart met veiligheidsbeleidshervormingen, die onder meer een versterking van de defensiecapaciteiten, een hernieuwde alliantie met de VS en samenwerking met andere democratieën in de regio en daarbuiten omvatten;

E.  overwegende dat de bijdrage van Japan aan de internationale veiligheid en stabiliteit is toegenomen; overwegende dat in de nationale veiligheidsstrategie van Japan van 2013 verwezen wordt naar een beleid van "proactieve bijdrage aan de vrede" op basis van het beginsel van internationale samenwerking;

F.  overwegende dat Japan de oudste partner van de NAVO is en samenwerkingsovereenkomsten heeft gesloten over gerubriceerde informatie, cyberveiligheid, antipiraterij, noodhulp en humanitaire bijstand;

G.  overwegende dat Japan de afgelopen decennia internationale bijval heeft gekregen voor zijn beleid van militaire terughoudendheid dat op geen enkele wijze heeft verhinderd dat het land een van de voornaamste economische en politieke spelers in de wereld is geworden;

H.  overwegende dat Japan het voortouw heeft genomen bij de inspanningen om het trans-Pacifisch partnerschap te herzien na de terugtrekking van de VS, en in juli 2018 de herziene overeenkomst, de alomvattende en vooruitstrevende overeenkomst voor een trans-Pacifisch partnerschap (CPTPP of TPP-11), geratificeerd heeft; overwegende dat Japan ook belangstelling heeft getoond voor het regionaal alomvattend economisch partnerschap (RCEP), dat China omvat;

I.  overwegende dat Japan een actief lid is van de Aziatische Ontwikkelingsbank (ADB), de Afrikaanse Ontwikkelingsbank (AFDB), de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IADB), de Economische en Sociale Commissie voor Azië en het Stille Oceaangebied van de Verenigde Naties (UNESCAP) en andere gespecialiseerde VN-agentschappen, alsook van de Ontmoeting Azië-Europa (ASEM) en de Aziatische Samenwerkingsdialoog (ACD); overwegende dat Japan lid is van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO), de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling (IBHO), het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Groep van Zeven (G7) en de Groep van Twintig (G20);

J.  overwegende dat de Japanse regering in februari 2015 een nieuw handvest voor ontwikkelingssamenwerking heeft goedgekeurd;

De overeenkomst en de betrekkingen tussen de EU en Japan

1.  is ingenomen met de sluiting van de ontwerpovereenkomst inzake een strategisch partnerschap, die een juridisch bindend kader vormt, voor hechtere bilaterale betrekkingen tussen de EU en Japan zorgt en de samenwerking op meer dan 40 domeinen versterkt, waaronder buitenlands beleid en veiligheidskwesties, met inbegrip van de bevordering van vrede en stabiliteit, noodhulp, mondiale ontwikkeling en humanitaire hulp, economische aangelegenheden, onderzoek, innovatie, onderwijs, voedselveiligheid, landbouwbeleid, ICT-beleid, ruimtetechnologie, onderwijs en sport, alsook met betrekking tot uitdagingen op wereldvlak waarvoor mondiale coördinatie vereist is, zoals de klimaatverandering, migratie, cyberdreigingen, volksgezondheid, gezondheidszorg, grensoverschrijdende misdaad, vredesopbouwende operaties, crisis- en rampenbeheer en terrorismebestrijding;

2.  wijst op het verband tussen de strategische en de economische partnerschapsovereenkomst, de grootste bilaterale vrijhandelsovereenkomst ter wereld; ziet de sluiting van de twee overeenkomsten als een verbetering van het partnerschap met het oog op concrete voordelen voor de inwoners van de EU en van Japan, en steunt verdere samenwerking in multilaterale fora; is ingenomen met het wederzijds respect en vertrouwen, die in de loop van de onderhandelingsprocedure verder gegroeid zijn;

3.  juicht toe dat in artikel 1, lid 3, van de strategische partnerschapsovereenkomst verwezen wordt naar een parlementaire dimensie die tot doel heeft het partnerschap via dialoog en samenwerking op het gebied van politieke kwesties, buitenlands en veiligheidsbeleid en andere sectorale samenwerking te versterken; stelt in dit verband voor dat het Japanse parlement en het Europees Parlement hun parlementair toezicht en dialoog blijven ontwikkelen, teneinde te verzekeren dat de in de overeenkomst toegezegde samenwerking ten uitvoer wordt gelegd; verzoekt het Europees Parlement toezicht te houden op de vergaderingen van het Gemengd Comité en de desbetreffende documenten; dringt aan op meer betrokkenheid en een grotere inbreng van maatschappelijke organisaties bij de tenuitvoerlegging van de strategische partnerschapsovereenkomst; herhaalt zijn overtuiging dat de concrete vorm van algemene en sectorale samenwerking in beginsel gebaseerd moet zijn op de tegen 2030 te verwezenlijken duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen en -streefcijfers, die door de VN zijn aangenomen en door de verdragsluitende partijen zijn goedgekeurd;

4.  benadrukt de behoefte aan samenwerking op multilateraal niveau om toetreding tot het Wapenhandelsverdrag en de tenuitvoerlegging van het non-proliferatieverdrag te bevorderen, teneinde de verspreiding van massavernietigingswapens te voorkomen en terrorisme en straffeloosheid van de zwaarste misdrijven tegen het internationaal recht en mensenrechtenschendingen te bestrijden;

5.  herinnert eraan dat een brede en coherente diplomatieke, economische, culturele en veiligheidsaanpak nodig is in de ontwikkelingslanden, waarbij veiligheid en ontwikkeling samen moeten gaan, een visie die de EU en Japan delen;

Mensenrechten en fundamentele vrijheden

6.  bevestigt nogmaals de gezamenlijke toezegging om de mensenrechten, de democratie, de fundamentele vrijheden, goed bestuur, de rechtsstaat, en de gemeenschappelijke waarden die zijn vastgesteld in de Universele Verklaring van de rechten van de mens te eerbiedigen en samen te werken aan de mondiale bevordering en bescherming van deze waarden en de op regels gebaseerde internationale orde;

7.  merkt op dat Japan twee basisverdragen van de IAO niet geratificeerd heeft (over discriminatie en over de afschaffing van gedwongen arbeid) en verwelkomt het besluit van Japan om een interministerieel kader op te zetten voor de tenuitvoerlegging van de verbintenissen inzake duurzame ontwikkeling in het kader van de economische partnerschapsovereenkomst, met inbegrip van de ratificatie van deze verdragen;

8.  benadrukt de behoefte aan verdere samenwerking op het gebied van vrouwenrechten om te verzekeren dat de verwezenlijking van gendergelijkheid een van de belangrijkste doelstellingen van het partnerschap is; moedigt het Japanse parlement aan om verder te werken aan wetgeving om discriminatie op grond van seksuele gerichtheid of genderidentiteit aan te pakken;

9.  laakt het feit dat de doodstraf nog steeds een wettelijke straf is in Japan, en dat nog steeds executies worden uitgevoerd zonder dat de gevangene op voorhand wordt gewaarschuwd; wijst erop dat de VN-commissie tegen foltering kritiek heeft op deze werkwijze vanwege de daarmee gepaard gaande psychologische belasting voor gevangenen en hun families; steunt de inspanningen van de VN voor de afschaffing van de doodstraf; roept de EU op een dialoog te beginnen met de Japanse regering over een moratorium op de doodstraf met het oog op de mogelijke afschaffing ervan;

Regionale en internationale betrekkingen

10.  herinnert eraan dat in de integrale EU-strategie voor 2016 een rechtstreeks verband werd vastgesteld tussen Europese welvaart en veiligheid in Azië, en werd opgeroepen tot meer praktische bijdragen en samenwerking met partners zoals Japan om de vrede op het Koreaanse schiereiland en de uiterst belangrijke vreedzame oplossing van maritieme en territoriale geschillen in de Oost- en Zuid‑Chinese Zee op te lossen, op basis van het internationaal recht en de internationale verdragen; benadrukt het belang van de opbouw van vertrouwen en preventieve diplomatie; benadrukt dat de internationale vrijheid van scheepvaart moet worden geëerbiedigd; is ingenomen met de bijeenkomst van premier Abe en president Xi in Peking op 26 oktober 2018 en de aankondiging van de toezegging om met de betrekkingen een nieuw hoofdstuk in te slaan, als een stap in de richting van betere bilaterale betrekkingen en minder regionale spanningen;

11.  erkent dat de Chinese en Russische invloed in de regio Azië/Stille Oceaan een grote veiligheidsuitdaging is voor Japan en voor de EU, en verwelkomt de toezeggingen in de strategische partnerschapsovereenkomst om de veiligheidssamenwerking tussen de EU en Japan te verdiepen als een verdedigingsmechanisme tegen deze dreiging;

12.  is ingenomen met de oprichting van de Japanse missie bij de NAVO op 1 juli 2018;

13.  is ingenomen met de nieuwe strategie van de EU ter verbetering van de connectiviteit met Azië door middel van de bevordering van dialoog, stabiliteit, regionale en internationale samenwerking, interoperabele vervoers-, energie- en digitale netwerken, en contacten tussen mensen; benadrukt de kansen die connectiviteit brengt voor meer uitwisselingen op het gebied van onderwijs, wetenschap, onderzoek en cultuur;

14.  roept op tot de uitbreiding van de bilaterale samenwerking tussen de EU en Japan en de plurilaterale samenwerking met Zuid-Korea, de DVK, de VS en China ter ondersteuning van de inspanningen om de vrede en stabiliteit in de regio en het vreedzaam samenleven op het Koreaanse schiereiland te bewaren, en de volledige, onomkeerbare en controleerbare denuclearisering van de DVK te verzekeren; wijst op het belang van een verdere samenwerking tussen Japan en Zuid-Korea en betrekkingen van goed nabuurschap, die kunnen bijdragen aan de regionale stabiliteit en die veiligheidsrisico's zoals de DVK kunnen aanpakken; belooft steun te verlenen aan de doorgedreven internationale druk op de DVK om ervoor te zorgen dat stappen worden gezet in de richting van denuclearisatie; steunt de internationale samenwerking om de kwestie van de vermiste Japanse burgers op te lossen, waarvan gevreesd wordt dat zij door het Noord-Koreaanse regime zijn ontvoerd; benadrukt dat stabiliteit in Noordoost-Azië in lijn is met de Europese kernbelangen;

15.  stelt voor dat de EU en Japan samenwerken om de capaciteit van de Associatie van Zuidoost-Aziatische Staten (ASEAN) met betrekking tot de agenda voor regionale integratie en samenwerking en de mogelijkheid om conflicten in de regio gezamenlijk op te lossen uit te breiden, en daardoor de huidige centrale plaats van de ASEAN in de multilaterale orde in Zuidoost-Azië te versterken; steunt het besluit dat op het 33e forum van de ASEAN in Tokio is genomen om de banden verder te versterken en regionale en internationale kwesties van gemeenschappelijk belang aan te pakken, en samen te werken om vrede en stabiliteit te bevorderen; is van mening dat het uitdragen en beschermen van de mensenrechten op een doeltreffende manier bijdraagt aan deze twee doelstellingen; roept op tot synergieën tussen de strategie van Japan voor een vrije en open Indo-Pacifische regio en de initiatieven van de EU, waaronder het EU-investeringsplan en uitgebreide trans-Europese vervoersnetwerken, om mondiale samenwerking op het gebied van connectiviteit te bevorderen;

16.  stelt vast dat Japan de ambitie heeft een niet-permanent lid van de VN-Veiligheidsraad 2023‑2024 te worden; verwelkomt de bijdrage van Japan aan de VN op gebieden zoals ontwapening, non-proliferatie, vredeshandhaving en -opbouw, en veiligheid;

Sectorale samenwerking

17.  wijst nadrukkelijk op de kansen en de dynamiek die dankzij de strategische partnerschapsovereenkomst gecreëerd worden om culturele betrekkingen en samenwerking op het gebied van jongeren, onderwijs en sport te ontwikkelen; wijst op het huidige lage niveau van interpersoonlijke uitwisselingen en op de taalbarrières; raadt verdere investeringen aan om de contacten tussen burgers, de dialoog op het gebied van onderwijs en cultuur, de programma's voor academische mobiliteit in het kader van Erasmus+ en de publieksdiplomatie te versterken, om wederzijds begrip en culturele diversiteit te stimuleren;

18.  vestigt de aandacht op de impuls die de strategische partnerschapsovereenkomst geeft aan de bevordering van de sectorale samenwerking op het gebied van consumentenbescherming en uitwisselingen over regelgevings- en toezichtskaders voor de financiële sector;

19.  wijst erop dat de EU en Japan grote mondiale donoren zijn met een lange geschiedenis van officiële ontwikkelingshulp aan minder ontwikkelde landen in Oost-Azië, en recent ook Afrika, het Midden-Oosten en Latijns-Amerika, en dat zij dus natuurlijke partners zijn, samen met de ontvangende regeringen, bij het coördineren van de hulp en het waarborgen van coherentie; benadrukt dat het belangrijkste doel van ontwikkelingshulp de terugdringing van armoede met inachtneming van de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen is, en kijkt uit naar samenwerking met het oog op de verwezenlijking van deze doelstellingen;

20.  juicht toe dat Japan de Klimaatovereenkomst van Parijs in 2016 geratificeerd heeft, en dringt aan op de effectieve tenuitvoerlegging daarvan, waarbij Japan het voortouw neemt bij de proactieve bestrijding van klimaatverandering en de intensivering van de mitigatie-inspanningen; dringt er bij de EU en Japan op aan de samenwerking op het gebied van duurzame energie te intensiveren, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van emissiearme vormen van vervoer; benadrukt dat het adviespanel van de minister van Buitenlandse Zaken inzake klimaatverandering in februari 2018 een verslag heeft uitgebracht, waarin de behoefte aan de transitie naar hernieuwbare energie centraal werd gesteld in de energiediplomatiestrategie van Japan;

21.  is ingenomen met het feit dat de overeenkomst duurzaam bosbeheer omvat en kijkt uit naar de verdere uitwisseling van goede praktijken met betrekking tot illegale houtkap, voortbouwend op de ervaring van de EU-houtverordening, met het oog op de invoering van bindende zorgvuldigheidseisen in de Japanse wetgeving;

22.  betreurt de poging van Japan om een einde te maken aan het moratorium op de commerciële walvisvaart op de vergaderingen van de Internationale Commissie voor de Walvisvaart van september 2018; dringt aan op de opschorting van walvisvangst voor wetenschappelijke doeleinden;

23.  benadrukt dat Japan de op één na grootste cosmeticamarkt ter wereld is; herinnert eraan dat dierproeven met cosmetica en de verkoop van ingevoerde cosmetische producten die op dieren getest zijn in de EU verboden zijn; moedigt de partijen in dit verband aan informatie uit te wisselen en samen te werken om een einde te maken aan de dierproeven met cosmetische producten in Japan;

24.  benadrukt het belang van het behoud van de biologische diversiteit, en moedigt Japan aan zijn voorbehouden bij de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES) op te heffen;

25.  vraagt de parlementen van de EU-lidstaten de voorlopige overeenkomst snel te ratificeren en grondig ten uitvoer te leggen in alle sectoren;

o
o   o

26.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, en de regering en het parlement van Japan.

(1) PB L 216 van 24.8.2018, blz. 1.
(2) PB L 90 van 6.4.2011, blz. 2.
(3) PB C 443 van 22.12.2017, blz. 49.
(4) Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0506.


Euromediterrane luchtvaartovereenkomst EU-Jordanië (toetreding van Kroatië) ***
PDF 113kWORD 47k
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 12 december 2018 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Unie en haar lidstaten, van een protocol tot wijziging van de Euro-mediterrane Luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (07067/2015 – C8-0189/2016 – 2015/0003(NLE))
P8_TA(2018)0508A8-0371/2018

(Goedkeuring)

Het Europees Parlement,

–  gezien het ontwerp van besluit van de Raad (07067/2015),

–  gezien het ontwerpprotocol tot wijziging van de Euro‑mediterrane luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (07066/2015),

–  gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 100, lid 2, en artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C8‑0189/2016),

–  gezien artikel 99, leden 1 en 4, en artikel 108, lid 7, van zijn Reglement,

–  gezien de aanbeveling van de Commissie vervoer en toerisme (A8-0371/2018),

1.  hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van het protocol;

2.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en van het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië.


Vaststelling van Horizon Europa – vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding ***I
PDF 474kWORD 159k
Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 12 december 2018 op het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van Horizon Europa – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding (COM(2018)0435 – C8-0252/2018 – 2018/0224(COD))(1)
P8_TA(2018)0509A8-0401/2018

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Door de Commissie voorgestelde tekst   Amendement
Amendement 1
Voorstel voor een verordening
Overweging 1
(1)  De Unie wil haar wetenschappelijke en technologische basis versterken en haar concurrentievermogen, met name dat van de industrie, verbeteren en alle onderzoeks- en innovatieactiviteiten die oplossingen bieden op het gebied van de strategische prioriteiten van de Unie bevorderen, met de uiteindelijke bedoeling de vrede, de waarden van de Unie en het welzijn van haar volkeren te bevorderen.
(1)  De Unie wil haar wetenschappelijke excellentie en haar technologische basis, waarin onderzoekers, wetenschappelijke kennis en technologie vrij circuleren, versterken, haar concurrentievermogen, met name dat van de industrie, verbeteren, de Europese Onderzoeksruimte versterken, en alle onderzoeks- en innovatieactiviteiten die oplossingen bieden op het gebied van de strategische prioriteiten en verbintenissen van de Unie bevorderen, met de uiteindelijke bedoeling de vrede, de waarden van de Unie en het welzijn van haar volkeren te bevorderen;
Amendement 2
Voorstel voor een verordening
Overweging 2
(2)  Om wetenschappelijke, economische en maatschappelijke effecten te behalen met het oog op deze algemene doelstelling, moet de Unie via Horizon Europa, het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie 2021-2027 ("het programma"), investeren in onderzoek en innovatie met het oog op het creëren en verbreiden van hoogwaardige kennis en technologieën, het versterken van het effect van onderzoek en innovatie op het gebied van ontwikkeling, het ondersteunen en uitvoeren van het beleid van de Unie, het ondersteunen van de toepassing van innovatieve oplossingen in de industrie en de samenleving om wereldwijde uitdagingen aan te pakken en het industriële concurrentievermogen te stimuleren, het bevorderen van alle vormen van innovatie, met inbegrip van baanbrekende innovatie, en de marktintroductie van innovatieve oplossingen versterken; en het optimaliseren van de inzet van dergelijke investeringen om het effect ervan binnen een versterkte Europese Onderzoeksruimte te vergroten.
(2)  Om wetenschappelijke, economische en maatschappelijke effecten te behalen met het oog op deze algemene doelstelling en de Europese toegevoegde waarde van haar RDI-investeringen te maximaliseren, moet de Unie via Horizon Europa, het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie 2021‑2027 ("het programma"), investeren in onderzoek en innovatie met het oog op het creëren, verbreiden en overdragen van hoogwaardige kennis en technologieën in de Unie, het versterken van het effect van onderzoek en innovatie op het gebied van de aanpak van wereldwijde uitdagingen, zoals de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling en de klimaatverandering, en op het gebied van de ontwikkeling, het ondersteunen en uitvoeren van het beleid van de Unie, het ondersteunen van de toepassing van innovatieve en duurzame oplossingen in de industrie en de samenleving van de Unie om banen te creëren, de economische groei aan te zwengelen en het concurrentievermogen van de industrie te stimuleren. Het programma moet alle vormen van innovatie bevorderen, de marktintroductie van innovatieve oplossingen versterken en de inzet van investeringen optimaliseren.
Amendement 3
Voorstel voor een verordening
Overweging 2 bis (nieuw)
(2 bis)  Het programma moet bijdragen tot de realisatie van de algemene doelstelling dat 3 % van het bbp van de Unie wordt geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling, overeenkomstig de kerndoelstelling van Europa 2020. Om die doelstelling te realiseren, zullen de lidstaten en de privésector verplicht zijn het programma aan te vullen met meer eigen investeringsacties op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie.
Amendement 4
Voorstel voor een verordening
Overweging 3
(3)  Bij het bevorderen van onderzoeks- en innovatieactiviteiten die noodzakelijk worden geacht om bij te dragen aan de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de Unie moet rekening worden gehouden met het innovatiebeginsel, zoals voorgesteld in de mededeling van de Commissie van 15 mei 2018 "Een vernieuwde Europese agenda voor onderzoek en innovatie - de kans om de toekomst van Europa vorm te geven" (COM(2018)0306 final).
(3)  Bij het bevorderen van onderzoeks- en innovatieactiviteiten die noodzakelijk worden geacht om bij te dragen aan de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de Unie moet rekening worden gehouden met het innovatiebeginsel als een belangrijke motor om het enorme kenniskapitaal van de Unie sneller en intensiever om te zetten in innovaties.
Amendement 5
Voorstel voor een verordening
Overweging 4
(4)  Open wetenschap, Open innovatie en Open voor de wereld vormen algemene beginselen die de excellentie en impact van de investeringen van de Unie in onderzoek en innovatie moeten waarborgen. Deze beginselen moeten in acht worden genomen bij de uitvoering van het programma, met name voor de strategische planning ten aanzien van de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen".
(4)  De voortzetting van het uitgangspunt "Open wetenschap, Open innovatie en Open voor de wereld" moet de wetenschappelijke en sociaaleconomische belangen van de Unie beschermen, de excellentie en impact van de investeringen van de Unie in onderzoek en innovatie waarborgen en de O&I-capaciteit van alle lidstaten versterken. Dit moet leiden tot een evenwichtige tenuitvoerlegging van het programma.
Amendement 6
Voorstel voor een verordening
Overweging 5
(5)  Open wetenschap, met inbegrip van open toegang tot wetenschappelijke publicaties en onderzoeksgegevens, kan de kwaliteit, het effect en de voordelen van wetenschap verhogen en de vooruitgang van kennis versnellen door de wetenschap betrouwbaarder, efficiënter en nauwkeuriger te maken, haar beter begrijpbaar te maken voor de samenleving en beter laten inspelen op de maatschappelijke uitdagingen. Er moeten bepalingen worden vastgesteld om te waarborgen dat de begunstigden open toegang verschaffen tot collegiaal getoetste wetenschappelijke publicaties en onderzoeksgegevens en tot andere onderzoeksoutputs op een open en niet-discriminerende wijze, gratis en zo vroeg mogelijk tijdens het verspreidingsproces, zodat deze zo ruim mogelijk kunnen worden gebruikt en hergebruikt. Er moet met name meer aandacht worden besteed aan een verantwoord beheer van onderzoeksgegevens, dat moet stroken met de zogeheten FAIR-beginselen: "findability" (opspoorbaarheid), "accessibility" (toegankelijkheid), "interoperability" (interoperabiliteit) en "reusability" (herbruikbaarheid), in het bijzonder door het integreren van plannen voor gegevensbeheer. In voorkomend geval moeten de begunstigden gebruikmaken van de mogelijkheden van de Europese open wetenschapscloud en zich houden aan de overige beginselen en praktijken van Open wetenschap.
(5)  Open wetenschap kan de kwaliteit, het effect en de voordelen van wetenschap verhogen en de vooruitgang van kennis versnellen door de wetenschap betrouwbaarder, efficiënter en nauwkeuriger te maken, haar beter begrijpbaar te maken voor de samenleving en beter laten inspelen op de maatschappelijke uitdagingen. Er moeten bepalingen worden vastgesteld om te waarborgen dat de begunstigden open toegang verschaffen tot collegiaal getoetste wetenschappelijke publicaties en onderzoeksgegevens en tot andere onderzoeksoutputs op een open en niet-discriminerende wijze, gratis en zo vroeg mogelijk tijdens het verspreidingsproces, zodat deze zo ruim mogelijk kunnen worden gebruikt en hergebruikt. Wat onderzoeksgegevens betreft, moet het beginsel "zo open als mogelijk, zo gesloten als nodig" worden nageleefd, waardoor de behoefte aan verschillende toegangsregelingen wordt erkend vanwege het economische belang, de intellectuele-eigendomsrechten, de bescherming en vertrouwelijkheid van persoonsgegevens, veiligheidskwesties en andere legitieme belangen van de Unie. Er moet meer aandacht worden besteed aan een verantwoord beheer van onderzoeksgegevens, dat moet stroken met de zogeheten FAIR-beginselen: "findability" (opspoorbaarheid), "accessibility" (toegankelijkheid), "interoperability" (interoperabiliteit) en "reusability" (herbruikbaarheid), in het bijzonder door het integreren van plannen voor gegevensbeheer. In voorkomend geval moeten de begunstigden gebruikmaken van de mogelijkheden van de Europese open wetenschapscloud en de Europese data-infrastructuur en zich houden aan de overige beginselen en praktijken van Open wetenschap. In internationale wetenschappelijke en technologische samenwerkingsovereenkomsten en in relevante associatieovereenkomsten moet worden gestreefd naar wederkerige open toegang.
Amendement 7
Voorstel voor een verordening
Overweging 5 bis (nieuw)
(5 bis)  Begunstigden in de vorm van kmo's worden aangemoedigd gebruik te maken van de bestaande instrumenten, zoals de IPR-kmo-helpdesk die kleine en middelgrote ondernemingen in de Europese Unie ondersteunt om hun intellectuele-eigendomsrechten te beschermen en te doen gelden middels de verstrekking van gratis informatie en diensten, in de vorm van vertrouwelijk advies over intellectuele eigendom en aanverwante kwesties, alsook opleiding, materiaal en onlinemiddelen.
Amendement 8
Voorstel voor een verordening
Overweging 6
(6)  De ontwikkeling en het ontwerp van het programma moet beantwoorden aan de noodzaak om een kritische massa van doorheen de hele Unie en via internationale samenwerking ondersteunde activiteiten vast te stellen, in overeenstemming met de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van de VN (SDG's). De uitvoering van het programma moet bijdragen aan de verwezenlijking van dit doel.
(6)  De ontwikkeling en het ontwerp van het programma moet beantwoorden aan de noodzaak om een kritische massa van doorheen de hele Unie en via internationale samenwerking ondersteunde activiteiten vast te stellen, en tegelijk de deelname van alle lidstaten aan het programma stimuleren, in overeenstemming met de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van de VN (SDG's) en de Overeenkomst van Parijs. De uitvoering van het programma moet bijdragen aan de verwezenlijking van dit doel.
Amendement 9
Voorstel voor een verordening
Overweging 7
(7)  De in het kader van het programma ondersteunde activiteiten moeten bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen en prioriteiten van de Unie, aan het toezicht op en de evaluatie van de vorderingen ten aanzien van die doelstellingen en prioriteiten en aan de ontwikkeling van nieuwe of herziene prioriteiten.
(7)  De in het kader van het programma ondersteunde activiteiten moeten bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen, prioriteiten en verbintenissen van de Unie en het programma, aan het toezicht op en de evaluatie van de vorderingen ten aanzien van die doelstellingen, prioriteiten en verbintenissen en aan de ontwikkeling van nieuwe of herziene prioriteiten.
Amendement 10
Voorstel voor een verordening
Overweging 7 bis (nieuw)
(7 bis)   Er moet worden gestreefd naar de afstemming van het programma op reeds bestaande Europese onderzoeks- en innovatieroutekaarten en -strategieën.
Amendement 11
Voorstel voor een verordening
Overweging 8
(8)  De aanpak van het programma moet een evenwicht vormen tussen bottom-up- (vertrekkend vanuit de onderzoeker of innovator) en top-downfinanciering (bepaald op basis van strategisch vastgestelde prioriteiten), afhankelijk van de aard van de betrokken onderzoeks- en innovatiegemeenschappen, de aard en het doel van de uitgevoerde activiteiten en de nagestreefde effecten. De combinatie van deze factoren moet bepalen welke aanpak wordt gekozen voor de respectieve onderdelen van het programma, die alle bijdragen tot de algemene en specifieke doelstellingen van het programma.
(8)  De aanpak van het programma moet een evenwicht vormen tussen bottom-up- (vertrekkend vanuit de onderzoeker of innovator) en top-downfinanciering (bepaald op basis van strategisch vastgestelde prioriteiten), afhankelijk van de aard van de in de gehele Unie betrokken onderzoeks- en innovatiegemeenschappen, het slaagpercentage per werkterrein, de aard en het doel van de uitgevoerde activiteiten, het subsidiariteitsbeginsel en de nagestreefde effecten. De combinatie van deze factoren moet bepalen welke aanpak wordt gekozen voor de respectieve onderdelen van het programma, die alle bijdragen tot de algemene en specifieke doelstellingen van het programma.
Amendement 12
Voorstel voor een verordening
Overweging 8 bis (nieuw)
(8 bis)  Een aantal onderzoeks- en innovatieacties moeten een sneltraject voor onderzoek en innovatie toepassen, waarbij de subsidietoekenningstermijn niet meer dan zes maanden mag bedragen. Dit moet zorgen voor een snellere 'bottom-up'-toegang tot middelen voor kleine samenwerkende consortia voor acties gaande van fundamenteel onderzoek tot commerciële toepassing.
Amendement 13
Voorstel voor een verordening
Overweging 8 ter (nieuw)
(8 ter)  Het programma moet steun verlenen aan alle onderzoeks- en innovatiefasen, in het bijzonder binnen samenwerkingsprojecten. Fundamenteel onderzoek is een cruciale troef en is belangrijk opdat de Unie haar capaciteiten om de beste wetenschappers aan te trekken, kan vergroten en aldus een expertisecentrum op mondiaal niveau kan worden. Het evenwicht tussen fundamenteel en toegepast onderzoek moet worden verzekerd. Komt hierbij nog innovatie, dan worden op deze manier het economische concurrentievermogen van de Unie en de groei en de werkgelegenheid in de Unie ondersteund.
Amendement 14
Voorstel voor een verordening
Overweging 8 quater (nieuw)
(8 quater)  Om de impact van Horizon Europa te optimaliseren moet er bijzondere aandacht worden geschonken aan multidisciplinaire, interdisciplinaire en transdisciplinaire benaderingen als noodzakelijke elementen voor het boeken van grote wetenschappelijke vooruitgang.
Amendement 15
Voorstel voor een verordening
Overweging 8 quinquies (nieuw)
(8 quinquies)  De wisselwerking met de samenleving moet worden bevorderd door verantwoord onderzoek en innovatie, die als een overkoepelend element fungeren, met het oog op de totstandbrenging van doeltreffende samenwerking tussen de wetenschap en de samenleving. Op deze manier zouden alle maatschappelijke actoren (onderzoekers, burgers, beleidsmakers, het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties enzovoort) in staat zijn om tijdens het gehele onderzoeks- en innovatieproces samen te werken om het proces en de uitkomsten ervan beter af te stemmen op de waarden, behoeften en verwachtingen van de Europese samenleving.
Amendement 16
Voorstel voor een verordening
Overweging 9
(9)  De inhoud van de onderzoeksactiviteiten die uit hoofde van de pijler "Open wetenschap" worden uitgevoerd, moet worden bepaald op basis van de behoeften en mogelijkheden van de wetenschap. De onderzoeksagenda moet in nauw overleg met de wetenschappelijke gemeenschap worden vastgesteld. Onderzoek moet worden gefinancierd op basis van excellentie.
(9)  De inhoud van de onderzoeksactiviteiten die uit hoofde van de pijler "Excellente en open wetenschap" worden uitgevoerd, moet worden bepaald op basis van de behoeften en mogelijkheden van de wetenschap. De onderzoeksagenda moet in nauw overleg met de wetenschappelijke gemeenschap worden vastgesteld en moet onder meer de nadruk leggen het aantrekken van nieuw talent op het vlak van O&I en jonge onderzoekers, het versterken van de EOR en het verhinderen van braindrain. Onderzoek moet worden gefinancierd op basis van excellentie.
Amendement 17
Voorstel voor een verordening
Overweging 10
(10)  De pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen" moet worden opgericht in de vorm van clusters van onderzoeks- en innovatieactiviteiten, teneinde voor een zo groot mogelijke integratie in de respectieve werkgebieden te zorgen en te waarborgen dat de effecten in verhouding tot de geïnvesteerde middelen aanzienlijk en duurzaam zijn. Het programma zal aanmoedigen tot multidisciplinaire, sector-, beleids- en grensoverschrijdende samenwerking bij de verwezenlijking van de SDG's van de VN en de stimulering van het concurrentievermogen van de industrie van de Unie op dat gebied.
(10)  De pijler "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen" moet worden opgericht in de vorm van clusters van onderzoeks- en innovatieactiviteiten, teneinde voor een zo groot mogelijke integratie in de respectieve werkgebieden te zorgen en te waarborgen dat de effecten voor de Unie in verhouding tot de geïnvesteerde middelen aanzienlijk en duurzaam zijn. Het programma zal aanmoedigen tot multidisciplinaire, sector-, beleids- en grensoverschrijdende samenwerking bij de verwezenlijking van de SDG's van de VN en van de verbintenissen van de Unie in het kader van de overeenkomst van Parijs, waar nodig tot het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen, en tot de stimulering van het concurrentievermogen van de industrie van de Unie op dat gebied. De activiteiten uit hoofde van deze pijler moeten betrekking hebben op het volledige gamma onderzoeks- en innovatieactiviteiten zoals O&O, proefprojecten, demonstratie en steun voor overheidsopdrachten, prenormatief onderzoek en normering, alsook marktintroductie van innovaties om ervoor te zorgen dat Europa voorop blijft lopen qua onderzoek op het gebied van strategisch bepaalde prioriteiten.
Amendement 18
Voorstel voor een verordening
Overweging 11
(11)  De volledige betrokkenheid van de industrie in het programma, op alle niveaus, van de individuele ondernemers en de kleine en middelgrote ondernemingen tot de grote ondernemingen, vormt een van de belangrijkste kanalen waarlangs de doelstellingen van het programma moeten worden verwezenlijkt, met name wat het scheppen van duurzame banen en groei betreft. De industrie moet bijdragen aan de perspectieven en prioriteiten die zijn vastgesteld door middel van het proces van strategische planning dat de ontwikkeling van werkprogramma’s moet ondersteunen. Een dergelijke betrokkenheid van de industrie bij de acties moet ten minste in dezelfde mate worden ondersteund als het geval was in het vorige kaderprogramma, Horizon 2020, dat is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad13 ("Horizon 2020").
(11)  De volledige en tijdige betrokkenheid van de industrie in het programma, op alle niveaus, van de individuele ondernemers en de kleine en middelgrote ondernemingen tot de grote ondernemingen, moet worden voortgezet, met name met het oog op het scheppen van duurzame banen en groei in Europa, zodat de publiek-private samenwerking en de O&I-investeringen uit de privésector worden versterkt.
__________________
13
Amendement 19
Voorstel voor een verordening
Overweging 11 bis (nieuw)
(11 bis)   Raadplegingen van meerdere belanghebbenden, waaronder het maatschappelijk middenveld en de industrie, moeten bijdragen aan de vastgestelde perspectieven en prioriteiten door middel van het proces van strategische planning. Dit moet resulteren in periodieke strategische O&I-plannen, die worden goedgekeurd middels gedelegeerde handelingen. Deze strategische plannen moeten vervolgens worden uitgevoerd aan de hand van de ontwikkeling van werkprogramma's.
Amendement 20
Voorstel voor een verordening
Overweging 12
(12)  Het is belangrijk de industrie te steunen bij het veroveren of behouden van wereldleiderschap in innovatie, digitalisering of het koolstofvrij maken van de economie, met name door investeringen in sleuteltechnologieën die de basis vormen voor het bedrijfsleven van morgen. De acties van het programma moeten worden gebruikt om marktfalen of suboptimale investeringssituaties op evenredige wijze aan te pakken, zonder dat particuliere financiering wordt gedupliceerd of verdrongen, en moeten een duidelijke Europese toegevoegde waarde hebben. Dit zal de verenigbaarheid van de acties van het programma met de EU-staatssteunregels waarborgen, zodat buitensporige concurrentieverstoringen op de interne markt worden vermeden.
(12)  Het is belangrijk de industrie van de Unie te steunen bij het veroveren of behouden van wereldleiderschap in innovatie, digitalisering of het koolstofvrij maken van de economie, met name door investeringen in sleuteltechnologieën die de basis vormen voor het bedrijfsleven van morgen. Sleuteltechnologieën zullen een centrale rol spelen in pijler II "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen" en moeten nog meer gekoppeld worden aan de vlaggenschipinitiatieven voor toekomstige en in opkomst zijnde technologieën (FET-vlaggenschepen) zodat onderzoeksprojecten de volledige innovatieketen kunnen beslaan. De acties van het programma moeten de strategie voor het industriebeleid van de Unie weerspiegelen en gebruikt worden om marktfalen of suboptimale investeringssituaties aan te pakken, investeringen op een evenredige en transparante wijze aan te zwengelen, zonder dat particuliere financiering hierdoor wordt gedupliceerd of verdrongen, en een duidelijke Europese toegevoegde waarde alsook een billijk rendement op overheidsinvesteringen opleveren. Dit zal de verenigbaarheid waarborgen van de acties van het programma met de EU-staatssteunregels voor RDI, die moeten worden aangepast zodat zij de innovatie stimuleren.
Amendement 21
Voorstel voor een verordening
Overweging 12 bis (nieuw)
(12 bis)  Kmo's vormen een belangrijke bron van innovatie en groei in Europa. In Horizon Europa is dan ook een grote deelname van kmo's nodig, als omschreven in aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie. Voortbouwend op de goede praktijken uit Horizon 2020 moet Horizon Europa de deelname van kmo's aan het kaderprogramma op een geïntegreerde manier blijven stimuleren. Er moet dan ook worden voorzien in aangepaste maatregelen en begrotingsbepalingen, waaronder de invoering van een instrument voor kmo's die zich bezighouden met incrementele innovatie dat functioneert met een loutere bottom-upbenadering en gericht is op afzonderlijke begunstigden, en er moet in de verschillende stadia van de innovatiecyclus worden gezorgd voor specifiek voor kmo's bestemde openbare aanbestedingen.
Amendement 22
Voorstel voor een verordening
Overweging 13
(13)  Het programma moet op een geïntegreerde wijze steun verlenen aan onderzoek en innovatie, met inachtneming van alle relevante bepalingen van de Wereldhandelsorganisatie. Het concept onderzoek, waaronder experimentele ontwikkeling, moet worden gebruikt in overeenstemming met het Frascati-handboek van de OESO, terwijl het concept innovatie moet worden gebruikt in overeenstemming met het Oslo-handboek van de OESO en Eurostat, waarbij een brede aanpak moet worden gevolgd die sociale innovatie omvat. Zoals in het vorige kaderprogramma Horizon 2020 moet met de OESO-definities betreffende het niveau van technologische paraatheid (TRL) verder rekening worden gehouden bij de classificatie van activiteiten op het gebied van technologisch onderzoek, productontwikkeling en demonstratie, alsmede met de definities van de soorten acties die in oproepen tot het indienen van voorstellen kunnen worden gebruikt. Subsidies worden in beginsel niet toegekend voor acties waarvan de activiteiten TRL 8 overschrijden. Het werkprogramma voor een bepaalde oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen" kan subsidies toestaan voor grootschalige productvalidatie en marktreplicatie.
(13)  Het programma moet op een geïntegreerde wijze steun verlenen aan onderzoek en innovatie, met inachtneming van alle relevante bepalingen van de Wereldhandelsorganisatie. Het concept onderzoek, waaronder experimentele ontwikkeling, moet worden gebruikt in overeenstemming met het Frascati-handboek van de OESO, terwijl het concept innovatie moet worden gebruikt in overeenstemming met het Oslo-handboek van de OESO en Eurostat, waarbij een brede aanpak moet worden gevolgd die sociale innovatie, ontwerp en creativiteit omvat. Zoals in het vorige kaderprogramma Horizon 2020 moet er rekening worden gehouden met de OESO-definities betreffende het niveau van technologische paraatheid (TRL). Het werkprogramma voor een bepaalde oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van de pijler "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen" kan subsidies toestaan voor grootschalige productvalidatie en marktreplicatie.
Amendement 23
Voorstel voor een verordening
Overweging 14
(14)  In de mededeling van de Commissie over de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020 (COM(2018)0002) is voor dit programma een reeks aanbevelingen geformuleerd, met inbegrip van regels voor deelname en verspreiding ervan, die voortbouwen op de lessen die zijn getrokken uit het vorige programma, alsook op de input van de EU-instellingen en belanghebbenden. In die aanbevelingen wordt onder meer opgeroepen om ambitieuzer te investeren om een kritische massa te bereiken en het effect zo groot mogelijk te maken, om baanbrekende innovatie te ondersteunen, om prioriteit te geven aan investeringen in onderzoek en innovatie (O&I) in de Unie op gebieden met een hoge toegevoegde waarde, met name via missiegerichtheid, burgerbetrokkenheid en brede communicatie, om het financieringslandschap van de Unie te rationaliseren, onder meer door het gamma van partnerschapsinitiatieven en medefinancieringsregelingen te stroomlijnen, om meer en concrete synergieën tussen verschillende financieringsinstrumenten van de Unie te ontwikkelen, met name met het oog op het helpen mobiliseren van onderbenut O&I-potentieel in de Unie, om de internationale samenwerking en de openheid ten aanzien van de deelname van derde landen te versterken om door te gaan met de vereenvoudiging op basis van de ervaringen met de uitvoering van Horizon 2020.
(14)  In de mededeling van de Commissie over de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020 (COM(2018)0002) en in het verslag van het Europees Parlement over de beoordeling van de tenuitvoerlegging van Horizon 2020 met het oog op de tussentijdse beoordeling en het voorstel voor het negende kaderprogramma (2016/2147(INI)) is voor dit programma een reeks aanbevelingen geformuleerd, met inbegrip van regels voor deelname en verspreiding ervan, die voortbouwen op de lessen die zijn getrokken uit het vorige programma, alsook op de input van de EU‑instellingen en belanghebbenden. In die aanbevelingen wordt onder meer opgeroepen om ambitieuzer te investeren om een kritische massa te bereiken en het effect zo groot mogelijk te maken, om baanbrekende innovatie te ondersteunen, om prioriteit te geven aan investeringen in onderzoek en innovatie (O&I) in de Unie op gebieden met een hoge toegevoegde waarde, met name via missiegerichtheid, volledige, bewuste en tijdige burgerbetrokkenheid en brede communicatie, om het financieringslandschap van de Unie te rationaliseren teneinde het O&I-potentieel van alle lidstaten volledig te benutten, onder meer door het gamma van partnerschapsinitiatieven en medefinancieringsregelingen te stroomlijnen, om meer en concrete synergieën tussen verschillende financieringsinstrumenten van de Unie te ontwikkelen, met name met het oog op het helpen mobiliseren van onderbenut O&I-potentieel in de Unie, om door de Unie en met name door het EFRO gefinancierde onderzoeksinfrastructuren beter te betrekken bij de projecten van het programma, om de internationale samenwerking en de openheid ten aanzien van de deelname van derde landen te versterken en om tegelijkertijd de Uniebelangen te waarborgen en de deelname van alle lidstaten aan het programma te vergroten, om door te gaan met de vereenvoudiging op basis van de ervaringen met de uitvoering van Horizon 2020.
Amendement 24
Voorstel voor een verordening
Overweging 15
(15)  In het kader van het programma moet worden gestreefd naar synergieën met andere programma's van de Unie, gaande van het ontwerp en de strategische planning tot de monitoring, audits en governance van het programma, met inbegrip van de selectie van de projecten, het beheer, de communicatie en de verspreiding en exploitatie van de resultaten. Teneinde dubbel werk en overlappingen te vermijden en het hefboomeffect van de EU-financiering te vergroten, is de overdracht van andere programma's van de Unie naar Horizon Europa mogelijk. In dat geval volgen zij de regels van Horizon Europa.
(15)  Het cohesiebeleid moet blijven bijdragen aan onderzoek en innovatie. Daarom moet er bijzondere aandacht worden geschonken aan de coördinatie en complementariteit van deze twee beleidsinstrumenten van de Unie. In het kader van het programma moet worden gestreefd naar afstemming van de regels en synergieën met andere programma's van de Unie, die zijn opgenomen in bijlage IV bij deze verordening, gaande van het ontwerp en de strategische planning tot de monitoring, audits en governance van het programma, met inbegrip van de selectie van de projecten, het beheer, de communicatie en de verspreiding en exploitatie van de resultaten. Teneinde dubbel werk en overlappingen te vermijden en het hefboomeffect van de Uniefinanciering te vergroten, alsook de administratieve belasting voor de aanvragers en begunstigden te verkleinen, moet voor alle soorten synergieën het beginsel "één actie volgt één stel regels" gelden:
—  overdrachten uit andere programma's van de Unie, met inbegrip van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), naar Horizon Europa-activiteiten zijn mogelijk op vrijwillige basis. In dat geval gelden de regels van Horizon Europa, maar de overdrachten worden enkel gebruikt ten voordele van de lidstaat of de beheersautoriteit (naargelang het geval) die tot de overdracht heeft besloten;
—  medefinanciering van een actie door Horizon Europa en een ander Unieprogramma is ook mogelijk maar mag niet meer bedragen dan de totale subsidiabele kosten van de actie. In dat geval zijn alleen de regels van Horizon Europa van toepassing en moeten dubbele audits worden vermeden;
—  excellentiekeurmerken moeten worden toegekend aan alle voorstellen die de drempelwaarde van "excellentie" in Horizon Europa hebben gehaald maar vanwege budgettaire beperkingen niet kunnen worden gefinancierd. In dat geval gelden de regels van het fonds waaruit steun wordt ontvangen, staatssteunregels buiten beschouwing gelaten.
Amendement 25
Voorstel voor een verordening
Overweging 16
(16)  Om ervoor te zorgen dat de EU-financiering een zo groot mogelijk effect heeft en op de meest doeltreffende wijze bijdraagt aan de beleidsdoelstellingen van de Unie, moet het programma Europese partnerschappen aangaan met partners uit de particuliere en/of publieke sector. Die partners zijn onder meer de industrie, onderzoeksorganisaties, organen met een openbaredienstverleningstaak op lokaal, regionaal, nationaal of internationaal niveau en maatschappelijke organisaties zoals stichtingen die onderzoek en innovatie ondersteunen en/of verrichten, op voorwaarde dat de gewenste effecten doeltreffender kunnen worden verwezenlijkt door een partnerschap dan door de Unie alleen.
(16)  Om ervoor te zorgen dat de Uniefinanciering een zo groot mogelijk effect heeft en op de meest doeltreffende wijze bijdraagt aan de beleidsdoelstellingen en verbintenissen van de Unie, kan het programma Europese partnerschappen aangaan met partners uit de particuliere en/of publieke sector op grond van de resultaten van het proces van strategische planning. Die partners zijn onder meer publieke en private belanghebbenden op het vlak van onderzoek en innovatie, kenniscentra, starterscentra, wetenschaps- en technologieparken, organen met een openbaredienstverleningstaak, stichtingen, maatschappelijke organisaties en eventueel ook regionale innovatie-ecosystemen, die onderzoek en innovatie ondersteunen en/of verrichten, op voorwaarde dat de gewenste effecten doeltreffender kunnen worden verwezenlijkt door een partnerschap dan door de Unie alleen.
Amendement 26
Voorstel voor een verordening
Overweging 17
(17)  Het programma moet de samenwerking tussen de Europese partnerschappen en de partners uit de particulieren en/of private sector op internationaal niveau versterken door programma's voor onderzoek en innovatie te verbinden met grensoverschrijdende investeringen in onderzoek en innovatie die wederzijdse voordelen opleveren voor de burgers en de bedrijven, terwijl er tegelijkertijd op wordt toegezien dat de EU haar belangen op strategische gebieden14 kan handhaven.
(17)  Het programma moet de samenwerking tussen de Europese partnerschappen en de partners uit de particulieren en/of private sector op internationaal niveau versterken door programma's voor onderzoek en innovatie te verbinden met grensoverschrijdende investeringen in onderzoek en innovatie die wederzijdse voordelen opleveren voor de burgers en de bedrijven, terwijl er tegelijkertijd op wordt toegezien dat de Unie haar belangen kan handhaven.
__________________
14 Zie bv. het voorstel van de Commissie voor een verordening tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de EU (COM(2017)0487).
Amendement 27
Voorstel voor een verordening
Overweging 17 bis (nieuw)
(17 bis)  FET-vlaggenschipinitiatieven zijn een doeltreffend en efficiënt instrument gebleken en leveren dankzij een gezamenlijke, gecoördineerde inspanning door de Unie en haar lidstaten voordelen op voor de samenleving, en de ondersteuning van bestaande vlaggenschipinitiatieven die hun voordelen hebben aangetoond, moet worden voortgezet.
Amendement 28
Voorstel voor een verordening
Overweging 18
(18)  Het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) moet gedurende de hele beleidscyclus onafhankelijke klantgestuurde wetenschappelijke gegevens en technologische ondersteuning ter beschikking blijven stellen ten behoeve van het Uniebeleid. Het JRC moet zijn eigen acties op flexibele, efficiënte en transparante wijze uitvoeren, waarbij rekening moet worden gehouden met de relevante behoeften van zijn gebruikers en de behoeften van het Uniebeleid, en waarbij de financiële belangen van de Unie moeten worden beschermd. Het JRC moet extra middelen blijven genereren.
(18)  Het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) moet gedurende de hele beleidscyclus onafhankelijke klantgestuurde wetenschappelijke gegevens en technologische ondersteuning ter beschikking blijven stellen ten behoeve van het Uniebeleid. Het JRC moet zijn eigen acties op flexibele, efficiënte en transparante wijze uitvoeren, waarbij rekening moet worden gehouden met de relevante behoeften van zijn gebruikers, de begrotingsbeperkingen en de behoeften van het Uniebeleid, en waarbij de financiële belangen van de Unie moeten worden beschermd. Het JRC moet extra middelen blijven genereren.
Amendement 29
Voorstel voor een verordening
Overweging 19
(19)  In het kader van de pijler "Open innovatie" moet een reeks maatregelen worden vastgesteld voor de geïntegreerde ondersteuning van de behoeften van ondernemers en ondernemerschap om baanbrekende innovatie te verwezenlijken en te versnellen met het oog op een snelle groei van de markt. Deze pijler moet innovatieve bedrijven aantrekken die het potentieel hebben om op te schalen tot Unie-en internationaal niveau en moet snelle en flexibele subsidies en co-investeringen bieden, ook in samenwerking met particuliere investeerders. Deze doelstellingen moeten worden nagestreefd door middel van de oprichting van een Europese Innovatieraad (EIC). Deze pijler moet ook het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) en de Europese innovatie-ecosystemen in het algemeen ondersteunen, met name via medefinancieringspartnerschappen met nationale en regionale innovatieondersteunende actoren.
(19)  In het kader van de pijler "Innovatief Europa" moet een reeks maatregelen worden vastgesteld voor de geïntegreerde ondersteuning van de behoeften van ondernemers en door onderzoek gedreven ondernemerschap om baanbrekende innovatie te verwezenlijken en te versnellen met het oog op een snelle groei van de markt, alsook om de technologische autonomie van de Unie op strategische gebieden te bevorderen. Deze pijler moet innovatieve bedrijven, waaronder kmo's en start-ups, aantrekken die het potentieel hebben om op te schalen tot Unie-en internationaal niveau en moet snelle en flexibele subsidies en co-investeringen bieden, ook in samenwerking met particuliere investeerders. Deze doelstellingen moeten worden nagestreefd door middel van de oprichting van een Europese Innovatieraad (EIC). Deze pijler moet ook het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT), de regionale innovatieregeling van het EIT en de Europese innovatie-ecosystemen in het algemeen ondersteunen, in de hele Unie, met name via medefinancieringspartnerschappen met zowel publieke als private nationale en regionale innovatieondersteunende actoren.
Amendement 30
Voorstel voor een verordening
Overweging 20
(20)  De beleidsdoelstellingen van dit programma worden ook nagestreefd aan de hand van financiële instrumenten en begrotingsgaranties in het kader van de beleidsluiken van het InvestEU-fonds. De financiële steun moet worden gebruikt om marktfalen of suboptimale investeringssituaties op evenredige wijze aan te pakken, zonder dat de acties leiden tot duplicering of verdringing van particuliere financiering of de concurrentie op de interne markt verstoren. De acties moeten een duidelijke Europese toegevoegde waarde hebben.
(20)  Omwille van de ondersteuning van investeringen in risicovollere en niet-lineaire activiteiten zoals onderzoek en innovatie, is het van essentieel belang dat Horizon Europa, en met name de EIC, alsook het EIT met zijn KIG's, aansluit op de uit hoofde van InvestEU aan te wenden financiële producten. In dat opzicht moet de ervaring die is opgedaan met de in het kader van Horizon 2020 ingezette financiële instrumenten, zoals InnovFin en de leninggarantie voor kmo's, dienen als een stevige basis om deze gerichte steun te verstrekken.De EIC moet strategische intelligentie en realtime-evaluatieactiviteiten ontwikkelen om de verschillende acties tijdig te beheren en te coördineren.
Amendement 31
Voorstel voor een verordening
Overweging 21
(21)  Via haar instrumenten Pathfinder en Accelerator moet de EIC baanbrekende marktcreërende innovaties identificeren, ontwikkelen en op de markt introduceren en de snelle opschaling naar EU- en internationaal niveau ondersteunen. Door middel van samenhangende en gestroomlijnde ondersteuning van baanbrekende innovatie moet de EIC de huidige leemte in overheidssteun en particuliere investeringen voor baanbrekende innovatie opvullen. Met het oog op de doelstellingen van de EIC, en met name de activiteiten in verband met marktintroductie, zijn voor de EIC-instrumenten specifieke juridische en beheersmechanismen nodig.
Schrappen
Amendement 32
Voorstel voor een verordening
Overweging 22
(22)  Aan de hand van gemengde EIC-financiering moet de Accelerator de "vallei des doods" tussen onderzoek, de fase die voorafgaat aan de grootschalige commercialisering en de opschaling van bedrijven overbruggen. De Accelerator moet met name steun verlenen aan activiteiten waarvan de technologische of marktrisico's van zo'n aard zijn dat zij niet rendabel worden beschouwd en dus onvoldoende investeringen op de markt kunnen aantrekken, en vormt dus een aanvulling op het InvestEU-programma dat is opgericht bij Verordening … 15.
(22)  Aan de hand van gemengde EIC-financiering moet de EIC-Accelerator de "vallei des doods" tussen onderzoek, de fase die voorafgaat aan de grootschalige commercialisering en de opschaling van bedrijven overbruggen. De Accelerator moet met name steun verlenen aan activiteiten waarvan de technologische of marktrisico's van zo'n aard zijn dat zij niet rendabel worden beschouwd en dus onvoldoende investeringen op de markt kunnen aantrekken, en vormt dus een aanvulling op het InvestEU-programma dat is opgericht bij Verordening … 15.
__________________
__________________
15
15 ...
Amendement 33
Voorstel voor een verordening
Overweging 23
(23)  Het EIT moet zich in de eerste plaats via zijn kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's) richten op het versterken van innovatie-ecosystemen die wereldwijde uitdagingen aanpakken, door het bevorderen van de integratie van bedrijfsleven, onderzoek, hoger onderwijs en ondernemerschap. Het EIT moet innovatie in zijn activiteiten stimuleren en moet de integratie van het hoger onderwijs in het innovatie-ecosysteem ondersteunen, met name door het stimuleren van onderwijs op het gebied van ondernemerschap, het bevorderen van sterke, vakgebiedonafhankelijke samenwerking tussen het bedrijfsleven en de academische wereld en het identificeren van de toekomstige vaardigheden zoals geavanceerde digitale en innovatieve vaardigheden die toekomstige innovatoren nodig hebben om de wereldwijde uitdagingen aan te pakken. EIT-steunregelingen moeten de EIC-begunstigden ten goede komen, terwijl start-ups die uit de kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's) van het EIT voortvloeien toegang moeten hebben tot EIC-acties. Hoewel het EIT zich richt op innovatie-ecosystemen en het dus van nature binnen de pijler "Open innovatie" zou moeten passen, moet de planning van zijn KIG's door middel van het proces van strategische planning met de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen" worden afgestemd.
(23)  Het EIT moet zich in de eerste plaats via zijn kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's) en via zijn regionale innovatieregeling richten op het versterken van innovatie-ecosystemen die wereldwijde uitdagingen aanpakken, met als doel de algemene capaciteit van de Unie voor innovatie te ontwikkelen, door het bevorderen van de integratie van bedrijfsleven, onderzoek, hoger onderwijs en ondernemerschap. Overeenkomstig zijn oprichtingsakte, de EIT-verordening1 bis en de strategische innovatieagenda van het EIT1 ter moet het EIT innovatie in zijn activiteiten stimuleren en moet de integratie van het hoger onderwijs in het innovatie-ecosysteem ondersteunen, met name door het stimuleren van onderwijs op het gebied van ondernemerschap, het bevorderen van sterke, vakgebiedonafhankelijke samenwerking tussen het bedrijfsleven en de academische wereld en het identificeren van de toekomstige vaardigheden zoals geavanceerde digitale en innovatieve vaardigheden die toekomstige innovatoren nodig hebben om de wereldwijde uitdagingen aan te pakken. EIT-steunregelingen moeten de EIC-begunstigden ten goede komen, terwijl start-ups die uit de kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's) van het EIT voortvloeien versnelde toegang moeten hebben tot EIC-acties. Hoewel het EIT zich richt op innovatie-ecosystemen en het dus van nature binnen de pijler "Innovatief Europa" zou moeten passen, moet het in voorkomend geval ook alle andere pijlers ondersteunen en moet de planning van zijn KIG's door middel van het proces van strategische planning met de pijler "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen" worden afgestemd. Overlappingen tussen KIG's en andere instrumenten op hetzelfde gebied, met name andere partnerschappen, moeten worden vermeden.
__________________
1 bis Verordening (EG) nr. 294/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 (PB L 97 van 9.4.2008, blz. 1), zoals gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1292/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 174).
1 ter Verordening (EU) van het Europees Parlement en de Raad.
Amendement 34
Voorstel voor een verordening
Overweging 24
(24)  Het waarborgen en handhaven van een gelijk speelveld voor ondernemingen die concurreren op een bepaalde markt is een essentiële voorwaarde om baanbrekende of disruptieve innovatie tot bloei te laten komen, zodat met name kleine en middelgrote innovatoren de vruchten van hun investeringen kunnen plukken en een deel van de markt kunnen veroveren.
(24)  Het waarborgen en handhaven van een gelijk speelveld voor ondernemingen die concurreren op een bepaalde markt is een essentiële voorwaarde om baanbrekende of disruptieve innovatie tot bloei te laten komen, zodat met name kleine en middelgrote innovatoren de vruchten van hun investeringen kunnen plukken en een deel van de markt kunnen veroveren. Op een vergelijkbare manier kan een zekere mate van openheid in de innovatieschaal van de gefinancierde acties – door een groot netwerk van begunstigden aan te spreken – aanzienlijk bijdragen aan de capaciteitsopbouw van kmo's door hun te voorzien van de nodige middelen om investeringen aan te trekken en tot bloei te komen.
Amendement 35
Voorstel voor een verordening
Overweging 25
(25)  Het programma moet de samenwerking met derde landen en internationale organisaties en initiatieven op basis van gemeenschappelijke belangen, wederzijds voordeel en mondiale verbintenissen tot uitvoering van de SDG's van de VN bevorderen en integreren. Internationale samenwerking moet gericht zijn op het versterken van de excellentie, de aantrekkelijkheid en het economische en industriële concurrentievermogen van de Unie op het gebied van onderzoek en innovatie, om de mondiale uitdagingen die in de SDG's van de VN zijn opgenomen, aan te pakken, en ter ondersteuning van het buitenlands beleid van de Unie. Er zou een benadering van algemene openheid ten aanzien van internationale deelname en doelgerichte acties op het gebied van internationale samenwerking moeten worden gevolgd, waarbij onder andere in landen met lage of gemiddelde inkomens gevestigde entiteiten in aanmerking kunnen komen voor financiering. Tegelijkertijd moet de associatie van derde landen met het programma worden aangemoedigd.
(25)  Het programma moet de samenwerking met derde landen en internationale organisaties en initiatieven op basis van belangen van de Unie, wederzijdse voordelen en mondiale verbintenissen tot uitvoering van de SDG's van de VN bevorderen en integreren. Internationale samenwerking moet gericht zijn op het versterken van de excellentie op het gebied van onderzoek en innovatie, de aantrekkelijkheid en het economische en industriële concurrentievermogen van de Unie, om de mondiale uitdagingen die in de SDG's van de VN zijn opgenomen, aan te pakken, en ter ondersteuning van het buitenlands beleid van de Unie. Er zou een benadering van algemene openheid ten aanzien van wederzijdse internationale deelname en doelgerichte acties op het gebied van internationale samenwerking moeten worden gevolgd, waarbij criteria, met inachtneming van verschillende niveaus van O&I-capaciteiten, op grond waarvan in landen met lage of gemiddelde inkomens gevestigde entiteiten in aanmerking kunnen komen voor financiering, moeten worden toegepast. Tegelijkertijd moet de associatie van derde landen met het programma worden aangemoedigd wanneer er sprake is van wederkerigheid, het belang van de Unie wordt gewaarborgd en de deelname van alle lidstaten aan het programma wordt bevorderd.
Amendement 36
Voorstel voor een verordening
Overweging 26
(26)  Met het oog op het verdiepen van de relatie tussen wetenschap en maatschappij en het maximaliseren van de voordelen van hun interacties, moet het programma de burgers en maatschappelijke organisaties inzetten en betrekken bij het co-ontwerpen en cocreëren van verantwoorde onderzoeks- en innovatieagenda’s en -inhoud waarin wetenschapsonderwijs wordt bevorderd, wetenschappelijke kennis toegankelijk wordt gemaakt voor het publiek en de deelname van burgers en maatschappelijke organisaties aan de activiteiten van het programma mogelijk wordt gemaakt. Dit moet doorheen het gehele programma gebeuren aan de hand van specifieke activiteiten in het onderdeel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte". De inzet van burgers en het maatschappelijk middenveld in onderzoek en innovatie moet worden gekoppeld aan publieke voorlichtingsactiviteiten om steun van het publiek voor het programma tot stand te brengen en te behouden. Het programma moet ook bijdragen aan het wegnemen van belemmeringen en het stimuleren van synergieën tussen wetenschap, technologie, cultuur en de kunsten om een nieuw niveau van duurzame innovatie te bereiken.
(26)  Met het oog op het verdiepen van de relatie tussen wetenschap en maatschappij en het maximaliseren van de voordelen van hun interacties, moet het programma de burgers en maatschappelijke organisaties inzetten en betrekken bij het via de betrokken wereld van wetenschap en industrie co-ontwerpen en cocreëren van verantwoorde onderzoeks- en innovatieagenda’s en -inhoud, waarbij rekening wordt gehouden met de zorgen, behoeften en verwachtingen van de bevolking en van het maatschappelijk middenveld, en waarin wetenschapsonderwijs wordt bevorderd, wetenschappelijke kennis toegankelijk wordt gemaakt voor het publiek en de deelname van burgers en maatschappelijke organisaties aan de activiteiten van het programma mogelijk wordt gemaakt. Er moet toezicht worden gehouden op de maatregelen die ter verbetering van de betrokkenheid van burgers en het maatschappelijk middenveld worden genomen.
Amendement 37
Voorstel voor een verordening
Overweging 26 bis (nieuw)
(26 bis)  Horizon Europa moet nieuwe technologieën ondersteunen die de toegang voor en de onbeperkte deelname van personen met een handicap verbeteren en aldus de weg effenen voor een daadwerkelijk inclusieve samenleving.
Amendement 38
Voorstel voor een verordening
Overweging 26 ter (nieuw)
(26 ter)  Teneinde de Europese Onderzoeksruimte te versterken, moeten alle onderdelen van het programma bijdragen tot een aanzienlijke verkleining van de onderzoeks- en innovatiekloof, met name door de participatie van landen aan de O&I-acties van het programma te verbreden, wetenschappelijke excellentie te verspreiden, nieuwe O&I-samenwerkingspatronen te stimuleren, de loonkloof tussen onderzoekers binnen de Unie te verkleinen, braindrain tegen te gaan, de nationale O&I-ecosystemen te moderniseren en te zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging in evaluatiepanels, deskundigengroepen en wetenschappelijke besturen.
Amendement 39
Voorstel voor een verordening
Overweging 27
(27)  Overeenkomstig artikel 349 VWEU komen de ultraperifere gebieden van de Unie in aanmerking voor specifieke maatregelen (rekening houdend met hun structurele, sociale en economische situatie) wat de toegang tot horizontale programma’s van de Unie betreft. In het programma moet dus rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van die regio’s, in overeenstemming met de mededeling van de Commissie over "Een nieuw en sterker strategisch partnerschap met de ultraperifere gebieden van de EU" (COM(2017)0623), zoals goedgekeurd door de Raad op 12 april 2018.
(27)  Overeenkomstig artikel 349 VWEU komen de ultraperifere gebieden van de Unie in aanmerking voor specifieke maatregelen (rekening houdend met hun structurele, sociale en economische situatie) wat de toegang tot horizontale programma’s van de Unie betreft. In het programma moet dus rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van die regio's, in overeenstemming met de mededeling van de Commissie over "Een nieuw en sterker strategisch partnerschap met de ultraperifere gebieden van de EU" (COM(2017)0623), zoals goedgekeurd door de Raad op 12 april 2018, en waar mogelijk moet de deelname van deze regio's aan het programma worden aangemoedigd.
Amendement 40
Voorstel voor een verordening
Overweging 28
(28)  De activiteiten die in het kader van het programma worden ontwikkeld, moeten streven naar het wegnemen van genderongelijkheden en moeten de gelijkheid tussen vrouwen en mannen in onderzoek en innovatie bevorderen, in overeenstemming met de artikelen 2 en 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 8 VWEU. De genderdimensie moet op een toereikende wijze in onderzoeks- en innovatieonderwerpen worden geïntegreerd en gedurende alle fasen van de onderzoekscyclus worden gevolgd.
(28)  De activiteiten die in het kader van het programma worden ontwikkeld, moeten erop gericht zijn genderongelijkheden weg te nemen, gendervooroordelen te bestrijden, de genderdimensie op toereikende wijze te integreren in onderzoeks- en innovatieonderwerpen, het evenwicht tussen werk en privéleven te verbeteren, gelijkheid tussen vrouwen en mannen te bevorderen, inclusief gelijke bezoldiging, overeenkomstig artikel 141, lid 3 van het VWEU en overeenkomstig Richtlijn 2006/54/EG betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep, en de toegang van onderzoekers met een handicap tot onderzoek en innovatie te waarborgen.
Amendement 41
Voorstel voor een verordening
Overweging 29
(29)  Gezien de specifieke kenmerken van de defensiesector, moeten de gedetailleerde bepalingen voor de financiering door de Unie van onderzoeksprojecten op het gebied van defensie worden vastgesteld in Verordening … tot oprichting van het Europees Defensiefonds16 waarin de regels voor deelname aan defensieonderzoek zijn vastgesteld. De in het kader van het Europees Defensiefonds verrichte onderzoeks- en innovatieactiviteiten moeten zich exclusief op defensietoepassingen richten.
(29)  Gezien de specifieke kenmerken van de defensiesector, moeten de gedetailleerde bepalingen voor de financiering door de Unie van onderzoeksprojecten op het gebied van defensie worden vastgesteld in Verordening … tot oprichting van het Europees Defensiefonds16 waarin de regels voor deelname aan defensieonderzoek zijn vastgesteld. Hoewel synergieën tussen Horizon Europa en het Europees Defensiefonds kunnen worden aangemoedigd zonder dat er overlappingen optreden, moeten de acties uit hoofde van Horizon Europa zich uitsluitend op civiele doelen richten.
__________________
__________________
16
16 ...
Amendement 42
Voorstel voor een verordening
Overweging 31 bis (nieuw)
(31 bis)  Administratieve vereenvoudiging, met name de vermindering van de administratieve belasting en termijnen voor begunstigden, moet continu worden nagestreefd bij de vaststelling, uitvoering, evaluatie en monitoring van en de verslaglegging over het programma.
Amendement 43
Voorstel voor een verordening
Overweging 31 ter (nieuw)
(31 ter)  Om ervoor te zorgen dat Europa wereldwijd in de voorhoede blijft van onderzoek en innovatie op digitaal gebied en om rekening te houden met de noodzaak investeringen op te voeren om voordeel te halen uit toenemende kansen die digitale technologieën bieden, moeten er voldoende financiële middelen worden toegekend aan digitale kernprioriteiten.
Amendement 44
Voorstel voor een verordening
Overweging 33
(33)  Krachtens [verwijzing indien nodig actualiseren op basis van een nieuw besluit over de LGO's: artikel 94 van Besluit 2013/755/EU van de Raad23] komen in landen en gebieden overzee (LGO's) gevestigde personen en entiteiten in aanmerking voor financiering, overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het programma en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het desbetreffende land of gebied overzee banden heeft.
(33)  Krachtens [verwijzing indien nodig actualiseren op basis van een nieuw besluit over de LGO's: artikel 94 van Besluit 2013/755/EU van de Raad23] komen in landen en gebieden overzee (LGO's) gevestigde personen en entiteiten in aanmerking voor financiering, overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het programma en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het desbetreffende land of gebied overzee banden heeft. Het programma dient terdege rekening te houden met de specifieke kenmerken van deze gebieden om ervoor te zorgen dat zij doeltreffend deelnemen en om de samenwerking en synergieën, met name in ultraperifere gebieden en met hun derde buurlanden, te ondersteunen.
__________________
__________________
23 Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie (LGO-besluit) (PB L 344 van 19.12.2013, blz. 1).
23 Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie (LGO-besluit) (PB L 344 van 19.12.2013, blz. 1).
Amendement 45
Voorstel voor een verordening
Overweging 34
(34)  Krachtens de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven moet dit programma worden geëvalueerd op basis van gegevens die uit hoofde van specifieke voorschriften voor toezicht worden verzameld, waarbij echter overregulering en administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, worden vermeden. Waar passend kunnen in die voorschriften ook meetbare indicatoren worden opgenomen op basis waarvan de effecten van het programma op het terrein worden geëvalueerd.
(34)  Krachtens de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven moet dit programma worden geëvalueerd op basis van gegevens die uit hoofde van specifieke voorschriften voor toezicht worden verzameld, waarbij echter overregulering en administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten en de begunstigden van het programma, worden vermeden. Waar passend kunnen in die voorschriften ook meetbare indicatoren worden opgenomen op basis waarvan de effecten van het programma op het terrein worden geëvalueerd.
Amendement 46
Voorstel voor een verordening
Overweging 38
(38)  Gemeenschappelijke regels voor de hele programma moeten zorgen voor een coherent kader dat de deelname aan programma's die financieel worden gesteund door de begroting van Horizon Europa vergemakkelijkt, inclusief de deelname aan programma’s die worden beheerd door financieringsorganen zoals het EIT, gemeenschappelijke ondernemingen of andere structuren in de zin van artikel 187 VWEU, en de deelname aan programma’s die de lidstaten overeenkomstig artikel 185 VWEU ondernemen. Wanneer dit gerechtvaardigd is, moet er voldoende flexibiliteit zijn om specifieke regels vast te stellen.
(38)  Gemeenschappelijke regels en voorschriften voor het hele programma moeten zorgen voor vereenvoudigde en gemeenschappelijke uitvoeringsinstrumenten, waaronder voor de monitoring en verslaglegging, en voor een coherent kader dat de deelname aan programma's die financieel worden gesteund door de begroting van Horizon Europa vergemakkelijkt, inclusief de deelname aan programma's die worden beheerd door financieringsorganen zoals het EIT, gemeenschappelijke ondernemingen of andere structuren in de zin van artikel 187 VWEU, en de deelname aan programma's die de lidstaten overeenkomstig artikel 185 VWEU ondernemen. Het vaststellen van specifieke regels moet mogelijk zijn, maar uitzonderingen moeten alleen worden toegestaan wanneer zij absoluut noodzakelijk en naar behoren gerechtvaardigd zijn.
Amendement 47
Voorstel voor een verordening
Overweging 39
(39)  De acties die onder het toepassingsgebied van het programma vallen, moeten in overeenstemming zijn met de grondrechten en de beginselen van met name het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Dergelijke acties moeten voldoen aan alle wettelijke verplichtingen, met inbegrip van het internationale recht en relevante besluiten van de Commissie zoals het bericht van de Commissie van 28 juni 201324, en aan ethische beginselen, onder meer het voorkomen van elke inbreuk op de integriteit van het wetenschappelijk onderzoek. Bij onderzoeksactiviteiten moet rekening worden gehouden met artikel 13 VWEU, en het gebruik van dieren voor onderzoek en proeven moet worden beperkt en uiteindelijk moeten dieren in het onderzoek worden vervangen.
(39)  De acties die onder het toepassingsgebied van het programma vallen, moeten in overeenstemming zijn met de grondrechten en de beginselen van met name het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Dergelijke acties moeten voldoen aan alle wettelijke verplichtingen, met inbegrip van het internationale recht en relevante besluiten van de Commissie zoals het bericht van de Commissie van 28 juni 201324, en aan ethische beginselen, onder meer het voorkomen van elke inbreuk op de integriteit van het wetenschappelijk onderzoek. Er moet rekening worden houden met de adviezen van de Europese groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën, het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. Bij onderzoeksactiviteiten moet rekening worden gehouden met artikel 13 VWEU, en het gebruik van dieren voor onderzoek en proeven moet worden beperkt en uiteindelijk moeten dieren in het onderzoek worden vervangen.
__________________
__________________
24 PB C 205 van 19.7.2013, blz. 9.
24 PB C 205 van 19.7.2013, blz. 9.
Amendement 48
Voorstel voor een verordening
Overweging 40
(40)  Conform de doelstellingen van internationale samenwerking zoals bepaald in de artikelen 180 en 186 VWEU moet de deelname van rechtspersonen die in derde landen zijn gevestigd en van internationale organisaties worden gestimuleerd. De uitvoering van het programma moet in overeenstemming zijn met de maatregelen die zijn vastgesteld overeenkomstig de artikelen 75 en 215 VWEU, alsook met het internationale recht. In het geval van acties die betrekking hebben op de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Unie kan de deelname aan specifieke acties van het programma beperkt worden tot entiteiten die in lidstaten zijn gevestigd, of tot entiteiten die in lidstaten en in bepaalde geassocieerde of andere derde landen zijn gevestigd.
(40)  Conform de doelstellingen van internationale samenwerking zoals bepaald in de artikelen 180 en 186 VWEU moet de deelname van rechtspersonen die in derde landen zijn gevestigd en van internationale organisaties worden gestimuleerd in het wetenschappelijke, maatschappelijke, economische en technologische belang van de Unie. De uitvoering van het programma moet in overeenstemming zijn met de maatregelen die zijn vastgesteld overeenkomstig de artikelen 75 en 215 VWEU, alsook met het internationale recht. In het geval van acties die betrekking hebben op de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Unie kan de deelname aan specifieke acties van het programma beperkt worden tot entiteiten die in lidstaten zijn gevestigd, of tot entiteiten die in lidstaten en in bepaalde geassocieerde of andere derde landen zijn gevestigd.
Amendement 49
Voorstel voor een verordening
Overweging 41
(41)  In het licht van het belang om de klimaatverandering aan te pakken overeenkomstig de verbintenis van de Unie om de Overeenkomst van Parijs en de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties uit te voeren, zal dit programma bijdragen aan klimaatmainstreaming en het verwezenlijken van de algemene doelstelling dat 25 % van de uitgaven in de EU-begroting klimaatdoelstellingen moet ondersteunen.
(41)  In de wetenschap dat klimaatverandering een van de grootste en belangrijkste wereldwijde en maatschappelijke uitdagingen is en in het licht van het belang om de klimaatverandering aan te pakken overeenkomstig de verbintenis van de Unie om de Overeenkomst van Parijs en de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties uit te voeren, zal dit programma waar toepasselijk en in het kader van de algemene Uniedoelstelling om klimaatacties te integreren en hiervoor 30 % van de Uniebegroting te besteden, met ten minste 35 % van zijn uitgaven bijdragen tot de ondersteuning van de klimaatdoelstellingen. Met het oog op het monitoren en controleren van deze doelstelling moeten alle klimaatgerelateerde uitgaven worden geregistreerd, voor alle Uniebegrotingsprogramma's, en moeten deze uitgaven worden weerspiegeld in de gepaste onderdelen van de werkprogramma's. De geraamde uitgaven voor specifieke schone-energietechnologieën moeten worden opgesplitst zodat ze van land tot land kunnen worden vergeleken. Overeenkomstig de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer (verslag nr. 31/2016) moet in mechanismen voor klimaatmainstreaming bij de verslaglegging achteraf een onderscheid worden gemaakt tussen mitigatie en aanpassing.
Amendement 50
Voorstel voor een verordening
Overweging 43
(43)  Het gebruik van gevoelige achtergrondinformatie of toegang door onbevoegden tot gevoelige resultaten kunnen een negatief effect hebben op de belangen van de Unie of van één of meer van haar lidstaten. De behandeling van vertrouwelijke gegevens en gerubriceerde informatie moet dus worden onderworpen aan het relevante Unierecht, inclusief de interne regels van de instellingen, zoals Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie, waarin de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie zijn vastgesteld.
(43)  Het gebruik van gevoelige achtergrondinformatie of toegang door onbevoegden tot gevoelige resultaten en onderzoeksgegevens kunnen een negatief effect hebben op de belangen van de Unie of van één of meer van haar lidstaten. De behandeling van vertrouwelijke gegevens en gerubriceerde informatie moet dus worden onderworpen aan het relevante Unierecht, inclusief de interne regels van de instellingen, zoals Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie, waarin de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie zijn vastgesteld.
Amendement 51
Voorstel voor een verordening
Overweging 44
(44)  Het is noodzakelijk de minimumvoorwaarden voor deelname vast te stellen, zowel als algemene regel waarbij ten minste één juridische entiteit uit een lidstaat deel moet uitmaken van het consortium, als met betrekking tot de kenmerken van specifieke soorten acties in het kader van het programma.
Schrappen
Amendement 52
Voorstel voor een verordening
Overweging 45
(45)  Het is dienstig voorwaarden vast te stellen met betrekking tot het toekennen van financiering door de Unie aan deelnemers van acties op grond van het programma. Subsidies moeten worden toegepast, rekening houdend met alle in het Financieel Reglement vastgestelde vormen van bijdragen, met inbegrip van vaste bedragen, forfaitaire kosten of eenheidskosten, met het oog op verdere vereenvoudiging.
(45)  Het is nodig voorwaarden vast te stellen met betrekking tot het toekennen van financiering door de Unie aan deelnemers van acties op grond van het programma. Subsidies vormen de belangrijkste vorm van financiering in het kader van het programma. Andere soorten financiering worden gekozen op basis van de mate waarin zij het mogelijk maken de specifieke doelstellingen van de acties te verwezenlijken en resultaten te boeken, met name rekening houdend met de kosten van controles, de administratieve lasten en het verwachte risico van niet-naleving. Wat subsidies betreft, houdt dit onder meer in dat het gebruik van vaste bedragen, forfaits en schalen van eenheidskosten wordt overwogen, zoals uiteengezet in het Financieel Reglement, met het oog op verdere vereenvoudiging. Een nieuw systeem voor de terugbetaling van de kosten kan pas als een echte vereenvoudiging voor de begunstigden worden beschouwd wanneer daar een uitgebreide en positieve evaluatie aan voorafgaat.
Amendement 53
Voorstel voor een verordening
Overweging 46
(46)  De subsidiepercentages in deze verordening zijn aangemerkt als maxima teneinde te voldoen aan het medefinancieringsbeginsel.
Schrappen
Amendement 54
Voorstel voor een verordening
Overweging 47
(47)  In overeenstemming met het Financieel Reglement moet het programma de basis vormen voor een bredere aanvaarding van de gangbare kostenberekeningsmethoden van de begunstigden wat personeelskosten en eenheidskosten voor intern gefactureerde goederen en diensten betreft.
(47)  In overeenstemming met het Financieel Reglement moet het programma de basis vormen voor een bredere aanvaarding van de gangbare kostenberekeningsmethoden van de begunstigden wat personeelskosten en eenheidskosten voor intern gefactureerde goederen en diensten betreft. Alle begunstigden moeten kunnen kiezen voor het gebruik van eenheidskosten voor interne facturering van goederen en diensten, waarbij directe en indirecte kosten worden gecombineerd. Hiervoor komen ook kosten in aanmerking die via verdeelsleutels worden geraamd.
Amendement 55
Voorstel voor een verordening
Overweging 48
(48)  Het huidige systeem van terugbetaling van de reële personeelskosten moet verder worden vereenvoudigd op basis van de in het kader van Horizon 2020 ontwikkelde aanpak voor projectgebaseerde vergoeding en moet verder in overeenstemming worden gebracht met het Financieel Reglement.
(48)  Het huidige systeem van terugbetaling van de reële personeelskosten moet verder worden vereenvoudigd op basis van de in het kader van Horizon 2020 ontwikkelde aanpak voor projectgebaseerde vergoeding en moet verder in overeenstemming worden gebracht met het Financieel Reglement, waarbij het algemene beginsel van 'gelijk loon voor gelijk werk' als uitgangspunt moet worden genomen en waarbij moet worden gestreefd naar het dichten van de loonkloof tussen de Unieonderzoekers die bij het programma betrokken zijn.
Amendement 56
Voorstel voor een verordening
Overweging 50
(50)  Voor de exploitatie en verspreiding van de resultaten moeten regels worden vastgesteld teneinde te waarborgen dat de begunstigden die resultaten op passende wijze beschermen, exploiteren, verspreiden en toegankelijk maken. Er moet meer aandacht worden besteed aan de exploitatie van de resultaten, met name in de Unie. De begunstigden moeten hun plannen voor het exploiteren en verspreiden van hun resultaten tijdens en na de voltooiing van de actie actualiseren.
(50)  Voor de exploitatie en verspreiding van de resultaten moeten regels worden vastgesteld teneinde te waarborgen dat de begunstigden die resultaten op passende wijze beschermen, exploiteren, verspreiden en toegankelijk maken, rekening houdend met de legitieme belangen van de begunstigden en met eventuele andere beperkingen, zoals de gegevensbeschermingsregels, privacy- en veiligheidsregels, alsmede intellectuele-eigendomsrechten, vertrouwelijkheid en het mondiale economische concurrentievermogen van de Unie. Er moet meer aandacht worden besteed aan de exploitatie van de resultaten, in het bijzonder in de Unie. De begunstigden moeten hun plannen voor het exploiteren en verspreiden van hun resultaten tijdens de actie actualiseren.
Amendement 57
Voorstel voor een verordening
Overweging 51
(51)  De belangrijkste elementen van het systeem voor de evaluatie en selectie van voorstellen van het vorige programma, Horizon 2020, waarin bijzondere aandacht werd besteed aan excellentie, moet worden gehandhaafd. De voorstellen moeten net als voorheen worden geselecteerd op basis van een beoordeling door onafhankelijke deskundigen. In voorkomend geval moet rekening worden gehouden met de noodzaak om te zorgen voor de algehele samenhang van de projecten in de portefeuille.
(51)  De belangrijkste elementen van het systeem voor de evaluatie en selectie van voorstellen van het vorige programma, Horizon 2020, waarin bijzondere aandacht werd besteed aan de criteria "excellentie", "effect" en "kwaliteit en doeltreffendheid van de uitvoering", moeten worden gehandhaafd. De voorstellen moeten net als voorheen worden geselecteerd op basis van een beoordeling door onafhankelijke deskundigen die uit zoveel mogelijk lidstaten afkomstig zijn. Om selectievertekening te vermijden moet de Commissie waar toepasselijk anonieme evaluaties houden en de resultaten hiervan analyseren. In voorkomend geval moet door onafhankelijke deskundigen rekening worden gehouden met de noodzaak om te zorgen voor de algehele samenhang van de projecten in de portefeuille.
Amendement 58
Voorstel voor een verordening
Overweging 52
(52)  Teneinde de administratieve lasten voor de begunstigden van Uniefinanciering te verminderen, moet een groter wederzijds vertrouwen in audits en beoordelingen – onder meer met andere Unieprogramma's – worden overwogen. Voor wederzijds vertrouwen moet uitdrukkelijk worden gezorgd door ook rekening te houden met andere elementen van borging zoals systeem- en procesaudits.
(52)  Teneinde de administratieve lasten voor de begunstigden van Uniefinanciering te verminderen, moet een systematisch wederzijds vertrouwen in audits en beoordelingen met andere Unieprogramma's worden uitgevoerd voor alle onderdelen van het programma, in overeenstemming met artikel 127 van het Financieel Reglement. Voor wederzijds vertrouwen moet uitdrukkelijk worden gezorgd door ook rekening te houden met andere elementen van borging zoals systeem- en procesaudits.
Amendement 59
Voorstel voor een verordening
Overweging 53
(53)  Specifieke uitdagingen op het gebied van onderzoek en innovatie moeten worden aangepakt door middel van prijzen, in voorkomend geval onder meer door middel van gezamenlijke of gemeenschappelijke prijzen, georganiseerd door de Commissie of het financieringsorgaan samen met andere organen van de Unie, derde landen, internationale organisaties of rechtspersonen zonder winstoogmerk.
(53)  Specifieke uitdagingen op het gebied van onderzoek en innovatie moeten worden aangepakt door middel van prijzen, in voorkomend geval onder meer door middel van gezamenlijke of gemeenschappelijke prijzen, georganiseerd door de Commissie of het financieringsorgaan samen met andere organen van de Unie, derde landen, internationale organisaties of rechtspersonen zonder winstoogmerk. Er moeten in het bijzonder prijzen worden toegekend aan projecten die wetenschappers aantrekken naar verbreed deelnemende landen en aan succesvolle projecten, om de zichtbaarheid ervan te verbeteren en de bevordering van door de Unie gefinancierde acties te kunnen vergroten.
Amendement 60
Voorstel voor een verordening
Overweging 54
(54)  De soorten financiering en de uitvoeringsmethoden in het kader van deze verordening worden gekozen op grond van hun vermogen om de specifieke doelstellingen van de acties te verwezenlijken en resultaten op te leveren, met name rekening houdend met de controlekosten, de administratieve lasten en het verwachte risico van niet-naleving. Wat subsidies betreft, houdt dit mede in dat het gebruik van vaste bedragen, vaste percentages en schalen van eenheidskosten wordt overwogen,
(54)  De financieringssoorten en de uitvoeringsmethoden in het kader van deze verordening worden gekozen op grond van hun vermogen om de specifieke doelstellingen van de acties te verwezenlijken en resultaten op te leveren, met name rekening houdend met de controlekosten, de administratieve lasten en het verwachte risico van niet-naleving. Dit houdt onder meer in dat het gebruik van vaste bedragen, forfaits en schalen van eenheidskosten wordt overwogen.
Amendement 61
Voorstel voor een verordening
Artikel 1
Artikel 1
Artikel 1
Onderwerp
Onderwerp
1.  Bij deze verordening worden Horizon Europa – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie ("het programma"), en de regels voor deelname aan en verspreiding van de resultaten van de in het kader van het programma uitgevoerde acties onder contract vastgesteld.
1.  Bij deze verordening worden Horizon Europa – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie ("het programma"), en de regels voor deelname aan en verspreiding van de resultaten van de in het kader van het programma uitgevoerde acties onder contract vastgesteld, en wordt het kader ingesteld waarbinnen de Unie onderzoeks- en innovatieactiviteiten ondersteunt.
2.  In deze verordening worden de doelstellingen van het programma, de begroting voor de periode 2021-2027, de vormen van financiering door de Unie en de regels voor de verstrekking van die financiering vastgelegd.
2.  In deze verordening worden de doelstellingen van het programma, de begroting voor de periode 2021‑2027, de vormen van financiering door de Unie en de regels voor de verstrekking van die financiering vastgelegd.
3.  Het programma wordt uitgevoerd door middel van:
3.  Het programma wordt uitgevoerd door middel van:
a)  het specifieke programma dat is vastgesteld bij Besluit (EU) .../...25, dat een financiële bijdrage aan het EIT omvat;
a)  het specifieke programma dat is vastgesteld bij Besluit (EU) .../...25, dat onder meer de benadering en de werkterreinen van het EIT omvat;
b)  het specifieke programma voor defensieonderzoek dat is vastgesteld bij Verordening (EU) .../... .
b)  het specifieke programma voor defensieonderzoek dat is vastgesteld bij Verordening (EU) .../... .
4.  Tenzij uitdrukkelijk anders vermeld, hebben de in deze verordening gebruikte begrippen "Horizon Europa", "het programma" en "specifiek programma" betrekking op aangelegenheden die enkel relevant zijn voor het in lid 3, onder a), beschreven specifieke programma.
4.  Tenzij uitdrukkelijk anders vermeld, hebben de in deze verordening gebruikte begrippen "Horizon Europa", "het programma" en "specifiek programma" geen betrekking op aangelegenheden die relevant zijn voor het in lid 3, onder b), beschreven specifieke programma.
4 bis.   Het EIT voert het programma uit overeenkomstig het strategische O&I-plan en de strategische innovatieagenda van het EIT voor de periode 2021‑2027, met als voorbehoud dat er voor elke nieuwe kennis- en innovatiegemeenschap (KIG) indien mogelijk aanvullende en voldoende begrotingsmiddelen ter beschikking worden gesteld, om de doelstellingen en toezeggingen van de bestaande KIG's niet te ondermijnen.
__________________
__________________
25
25
Amendement 62
Voorstel voor een verordening
Artikel 2
Artikel 2
Artikel 2
Definities
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: "onderzoeksinfrastructuren":
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: "onderzoeksinfrastructuren":
(1)  faciliteiten die hulpbronnen en diensten ter beschikking stellen van de onderzoeksgemeenschappen om op hun gebied onderzoek te verrichten en innovatie te bevorderen. faciliteiten die hulpbronnen en diensten ter beschikking stellen van de onderzoeksgemeenschappen om op hun gebied onderzoek te verrichten en innovatie te bevorderen. aan kennis gerelateerde faciliteiten zoals verzamelingen, archieven of infrastructuren voor wetenschappelijke gegevens, computersystemen, communicatienetwerken en elke andere unieke infrastructuur die openstaat voor externe gebruikers en van wezenlijk belang is om excellentie in onderzoek en innovatie te bereiken. Waar dienstig kunnen de infrastructuren ook voor andere dan onderzoeksdoelen worden aangewend, bijvoorbeeld voor onderwijs of voor openbare dienstverlening, en het kan om infrastructuren op één locatie, op meerdere locaties of om virtuele infrastructuren gaan;
(1)  faciliteiten die hulpbronnen en diensten ter beschikking stellen van de onderzoeksgemeenschappen om op hun gebied onderzoek te verrichten en innovatie te bevorderen. Deze definitie omvat tevens de bijbehorende personele middelen en zij bestrijkt belangrijke uitrusting of verzamelingen van instrumenten, met name die welke worden gesteund door andere Unieprogramma's als bedoeld in bijlage IV, aan kennis gerelateerde faciliteiten zoals verzamelingen, archieven of infrastructuren voor wetenschappelijke gegevens, computersystemen, communicatienetwerken en elke andere unieke infrastructuur die openstaat voor externe gebruikers en van wezenlijk belang is om excellentie in onderzoek en innovatie te bereiken. Waar dienstig kunnen de infrastructuren ook voor andere dan onderzoeksdoelen worden aangewend, bijvoorbeeld voor onderwijs of voor openbare dienstverlening, en het kan om infrastructuren op één locatie, op meerdere locaties of om virtuele infrastructuren gaan;
(2)  “strategie voor slimme specialisatie”: heeft dezelfde betekenis als strategie voor slimme specialisatie zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad26 die aan de in Verordening (EU) .../... [verordening gemeenschappelijke bepalingen] vastgestelde randvoorwaarden voldoet;
(2)  "strategie voor slimme specialisatie": heeft dezelfde betekenis als strategie voor slimme specialisatie zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad26 die aan de in Verordening (EU) .../... [verordening gemeenschappelijke bepalingen] vastgestelde randvoorwaarden voldoet;
(3)  "Europees partnerschap": initiatief waarbij de Unie zich er, samen met particuliere en/of publieke partners (bijvoorbeeld de industrie, onderzoeksorganisaties, organen met een openbaredienstverleningstaak op lokaal, regionaal, nationaal of internationaal niveau of maatschappelijke organisaties, met inbegrip van stichtingen), toe verbindt de ontwikkeling en uitvoering van een programma voor onderzoeks- en innovatieactiviteiten, met inbegrip van die welke verband houden met de toepassing in de markt, de regelgeving of het beleid, gezamenlijk te ondersteunen;
(3)  "Europees partnerschap": initiatief waarbij de Unie zich er, waar toepasselijk samen met particuliere en/of publieke partners (bijvoorbeeld de industrie, universiteiten, onderzoeksorganisaties, waaronder onderzoeksinfrastructuren, organen met een openbaredienstverleningstaak op lokaal, regionaal, nationaal of internationaal niveau of maatschappelijke organisaties, met inbegrip van niet‑gouvernementele organisaties en stichtingen), toe verbindt de ontwikkeling en uitvoering van een programma voor onderzoeks- en innovatieactiviteiten, met inbegrip van die overeenkomstig de artikelen 185 en 187 van het VWEU en die welke verband houden met de toepassing in de markt, de regelgeving of het beleid, gezamenlijk te ondersteunen;
(4)  "open toegang": praktijk waarbij aan de eindgebruiker gratis online toegang wordt verstrekt tot onderzoeksresultaten die voortvloeien uit in het kader van het programma gefinancierde acties, met name wetenschappelijke publicaties en onderzoeksgegevens.
(4)  "open toegang": praktijk waarbij aan de eindgebruiker gratis online toegang wordt verstrekt tot onderzoeksresultaten die voortvloeien uit in het kader van het programma gefinancierde acties, met name wetenschappelijke publicaties en onderzoeksgegevens. Wat onderzoeksgegevens betreft, moeten relevante privacy- en veiligheidsbelangen alsmede intellectuele-eigendomsrechten, vertrouwelijkheid, het mondiale economische concurrentievermogen van de Europese Unie en andere legitieme belangen volgens het beginsel "zo open als mogelijk, zo gesloten als nodig" en volgens de "robuuste opt-outs" worden aangepakt;
(5)  "missie": een portefeuille van acties gericht op het verwezenlijken van een meetbare doelstelling binnen een vastgestelde termijn, met een effect op de wetenschap en de technologie en/of de samenleving en de burgers dat niet met individuele acties kan worden bereikt;
(5)  "missie": een portefeuille van clusteroverstijgende of overkoepelende O&I-acties van hoog niveau die tot doel hebben binnen een vastgestelde termijn een meetbare doelstelling te bereiken, die een impact hebben op de wetenschap en de technologie, de samenleving, de beleidsvorming en/of diplomatie en de burgers, en die niet met individuele acties kan worden bereikt;
(6)  "precommerciële inkoop": de inkoop van onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten waarbij op basis van de marktvoorwaarden sprake is van een deling van de risico's en voordelen, van een competitieve ontwikkeling in fasen en van een duidelijke scheiding tussen de ingekochte onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten en het gebruik van commerciële hoeveelheden eindproducten;
(6)  "precommerciële inkoop": de inkoop van onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten waarbij op basis van de marktvoorwaarden sprake is van een deling van de risico's en voordelen, van een competitieve ontwikkeling in fasen en van een duidelijke scheiding tussen de ingekochte onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten en het gebruik van commerciële hoeveelheden eindproducten;
(7)  "overheidsopdrachten voor innovatieve oplossingen": inkoopactiviteiten waarbij de aanbestedende diensten als initiërende klant fungeren voor innovatieve goederen of diensten die nog niet op een grootschalige commerciële basis beschikbaar zijn, met inbegrip van conformiteitstests;
(7)  "overheidsopdrachten voor innovatieve oplossingen": inkoopactiviteiten waarbij de aanbestedende diensten als initiërende klant fungeren voor innovatieve goederen of diensten die nog niet op een grootschalige commerciële basis beschikbaar zijn, met inbegrip van conformiteitstests;
(8)  "toegangsrechten": gebruiksrechten van resultaten of background;
(8)  "toegangsrechten": de rechten om resultaten of background te gebruiken onder de in deze verordening vastgestelde voorwaarden;
(9)  "background": alle gegevens, knowhow of informatie in welke vorm en van welke aard dan ook, materieel of immaterieel, met inbegrip van de daaraan verbonden rechten zoals intellectuele-eigendomsrechten, die i) reeds vóór hun toetreding tot de actie in het bezit van de begunstigden waren en ii) door de begunstigden schriftelijk als zodanig zijn aangemerkt op eender welke wijze als nodig is voor de uitvoering van de actie of voor de exploitatie van de resultaten ervan;
(9)  "background": alle gegevens, knowhow of informatie in welke vorm en van welke aard dan ook, materieel of immaterieel, met inbegrip van de daaraan verbonden rechten zoals intellectuele-eigendomsrechten, die i) reeds vóór hun toetreding tot de actie in het bezit van de begunstigden waren en ii) door de begunstigden in een schriftelijke overeenkomst als zodanig zijn aangemerkt zoals nodig is voor de uitvoering van de actie of voor de exploitatie van de resultaten ervan;
(10)  "verspreiding": het openbaar maken van de resultaten via geschikte kanalen (anders dan met het oogmerk om de resultaten te beschermen of te exploiteren), waaronder tevens begrepen wetenschappelijke publicaties via eender welk communicatiemiddel;
(10)  "verspreiding": het openbaar maken van de resultaten via geschikte kanalen (anders dan met het oogmerk om de resultaten te beschermen of te exploiteren), waaronder tevens begrepen wetenschappelijke publicaties via eender welk communicatiemiddel;
(11)  "exploitatie": het gebruik van resultaten bij andere onderzoeks- en innovatieactiviteiten dan die welke onder de desbetreffende actie vallen, of bij het ontwikkelen, creëren, produceren en in de handel brengen van een product of werkwijze, of bij het creëren en leveren van een dienst of bij normalisatieactiviteiten;
(11)  "exploitatie": het gebruik van resultaten bij andere onderzoeks- en innovatieactiviteiten dan die welke onder de desbetreffende actie vallen, of bijvoorbeeld het commercieel gebruik ervan, onder meer voor het ontwikkelen, creëren, produceren en in de handel brengen van een product of werkwijze, of het gebruik van resultaten bij het creëren en leveren van een dienst of bij normalisatieactiviteiten;
(12)  "eerlijke en redelijke voorwaarden": passende voorwaarden, met inbegrip van eventuele financiële voorwaarden of voorwaarden inzake royaltyvrije toegang, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden van het verzoek om toegang, bijvoorbeeld de feitelijke of potentiële waarde van de resultaten of background waarvoor om toegang is verzocht en/of de omvang, de duur en andere kenmerken van de beoogde exploitatie;
(12)  "eerlijke en redelijke voorwaarden": passende voorwaarden, met inbegrip van eventuele financiële voorwaarden of voorwaarden inzake royaltyvrije toegang, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden van het verzoek om toegang, bijvoorbeeld de feitelijke of potentiële waarde van de resultaten of background waarvoor om toegang is verzocht en/of de omvang, de duur en andere kenmerken van de beoogde exploitatie;
(13)  "financieringsorgaan": ander orgaan of andere organisatie dan de Commissie, zoals bedoeld in artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement, waaraan de Commissie begrotingsuitvoeringstaken op grond van het programma heeft toevertrouwd;
(13)  "financieringsorgaan": ander orgaan of andere organisatie dan de Commissie, zoals bedoeld in artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement, waaraan de Commissie begrotingsuitvoeringstaken op grond van het programma heeft toevertrouwd;
(14)  "internationale Europese onderzoeksorganisatie": een internationale organisatie waarvan het merendeel van de leden lidstaten of geassocieerde landen zijn, en waarvan het hoofddoel de bevordering van de wetenschappelijke en technologische samenwerking in Europa is;
(14)  "internationale Europese onderzoeksorganisatie": een internationale organisatie waarvan het merendeel van de leden lidstaten of geassocieerde landen zijn, en waarvan het hoofddoel de bevordering van de wetenschappelijke en technologische samenwerking in Europa is;
(15)  "juridische entiteit": elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die is opgericht krachtens en als dusdanig wordt erkend in het nationale recht, het recht van de Unie of het internationale recht, die rechtspersoonlijkheid bezit en die, in eigen naam handelend, rechten en verplichtingen kan hebben, dan wel een entiteit zonder rechtspersoonlijkheid als bedoeld in artikel 197, lid 2, onder c), van het Financieel Reglement;
(15)  "juridische entiteit": elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die is opgericht krachtens en als dusdanig wordt erkend in het nationale recht, het recht van de Unie of het internationale recht, die rechtspersoonlijkheid bezit en die, in eigen naam handelend, rechten en verplichtingen kan hebben, dan wel een entiteit zonder rechtspersoonlijkheid als bedoeld in artikel 197, lid 2, onder c), van het Financieel Reglement;
(15 bis)  "in het kader van verbrede deelname participerende landen": de landen die zijn geïdentificeerd door middel van de samengestelde indicatoren van onderzoeksexcellentie (O&O-intensiteit, excellentie in wetenschap en techniek, kennisintensiviteit van de economie, bijdrage van high tech- en medium tech-producten aan de handelsbalans) en met een correctieve drempel van 70 % van het Uniegemiddelde;
(16)  "juridische entiteit zonder winstoogmerk": een juridische entiteit die op grond van haar rechtsvorm geen winstoogmerk heeft of een wettelijke of statutaire verplichting heeft geen winsten uit te keren aan haar aandeelhouders of afzonderlijke leden;
(16)  "juridische entiteit zonder winstoogmerk": een juridische entiteit die op grond van haar rechtsvorm geen winstoogmerk heeft of een wettelijke of statutaire verplichting heeft geen winsten uit te keren aan haar aandeelhouders of afzonderlijke leden;
(17)  "midcap-onderneming": onderneming die geen kleine, middelgrote of micro-onderneming ("kmo") is zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie27 en die ten hoogste 3 000 werknemers telt, waarvan het aantal werkzame personen wordt berekend volgens de artikelen 3, 4, 5 en 6 van titel I van de bijlage bij die aanbeveling;
(17)  "midcap-onderneming": onderneming die geen kleine, middelgrote of micro-onderneming ("kmo") is zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie27 en die ten hoogste 3 000 werknemers telt, waarvan het aantal werkzame personen wordt berekend volgens de artikelen 3, 4, 5 en 6 van titel I van de bijlage bij die aanbeveling;
(18)  "resultaten": alle materiële of immateriële effecten van de actie, bijvoorbeeld gegevens, knowhow of informatie in welke vorm en van welke aard dan ook en ongeacht of deze kunnen worden beschermd, alsook alle daaraan verbonden rechten, met inbegrip van intellectuele-eigendomsrechten;
(18)  "resultaten": alle materiële of immateriële output van de actie, bijvoorbeeld gegevens, knowhow of informatie in welke vorm en van welke aard dan ook en ongeacht of deze kunnen worden beschermd, alsook alle daaraan verbonden rechten, met inbegrip van intellectuele-eigendomsrechten;
(19)  "excellentiekeurmerk": gecertificeerd keurmerk dat aantoont dat een naar aanleiding van een oproep tot het indienen van voorstellen ingediend voorstel alle in het werkprogramma vastgestelde drempelwaarden haalde, maar bij gebrek aan beschikbare middelen voor die oproep in het werkprogramma niet kon worden gefinancierd;
(19)  "excellentiekeurmerk": gecertificeerd keurmerk dat aantoont dat een naar aanleiding van een oproep tot het indienen van voorstellen ingediend voorstel alle in het werkprogramma vastgestelde drempelwaarden haalde, maar bij gebrek aan beschikbare middelen voor die oproep in het werkprogramma niet kon worden gefinancierd, en dat evenwel steun zou kunnen ontvangen uit andere Europese of nationale bronnen van financiering;
(19 bis)  "strategisch O&I-plan": een om de twee jaar middels een gedelegeerde handeling goedgekeurd document ter aanvulling op het specifieke programma naar aanleiding van een breed verplicht raadplegingsproces van verschillende belanghebbenden met de lidstaten, het Europees Parlement, de belanghebbenden op het gebied van RDI, met inbegrip van het maatschappelijk middenveld. Hierin worden de prioriteiten, de instrumenten en de geschikte soorten acties en uitvoeringsvormen vastgesteld, en daarmee vormt het de basis voor de ontwikkeling van de werkprogramma's. Het bevat met name de geselecteerde missies, de nieuw opgezette of voortgezette contractuele of institutionele partnerschappen, FET-vlaggenschipinitiatieven en KIG's;
(20)  "werkprogramma": door de Commissie goedgekeurd document voor de uitvoering van het specifieke programma28 overeenkomstig artikel 12 ervan, of het door een financieringsorgaan aangenomen document dat inhoudelijk en structureel gelijkwaardig is;
(20)  "werkprogramma": door de Commissie goedgekeurd document voor de uitvoering van het specifieke programma28 overeenkomstig artikel 12 ervan, of het door een financieringsorgaan aangenomen document dat inhoudelijk en structureel gelijkwaardig is;
(21)  "terug te betalen voorschot": deel van een gemengde Horizon Europa- of EIC-financiering dat overeenkomt met een lening op grond van titel X van het Financieel Reglement, maar dat rechtstreeks en zonder winstoogmerk door de Unie wordt verstrekt, om de kosten van activiteiten die overeenkomen met een innovatieactie te dekken, en dat door de begunstigde overeenkomstig de in het contract opgenomen voorwaarden aan de Unie moet worden terugbetaald;
(21)  "terug te betalen voorschot": deel van een gemengde Horizon Europa- financiering dat overeenkomt met een lening op grond van titel X van het Financieel Reglement, maar dat rechtstreeks en zonder winstoogmerk door de Unie wordt verstrekt, om de kosten van activiteiten die overeenkomen met een innovatieactie te dekken, en dat door de begunstigde overeenkomstig de in het contract opgenomen voorwaarden aan de Unie moet worden terugbetaald;
(22)  "contract": overeenkomst die wordt gesloten tussen de Commissie of een financieringsorgaan en een juridische entiteit die een innovatie- en marktintroductieactie uitvoert en die wordt ondersteund door een gemengde Horizon Europa- of EIC-financiering;
(22)  "contract": overeenkomst die wordt gesloten tussen de Commissie of een financieringsorgaan en een juridische entiteit die een innovatie- en marktintroductieactie uitvoert en die wordt ondersteund door een gemengde Horizon Europa-financiering;
(23)  "gerubriceerde informatie": gerubriceerde EU-informatie zoals gedefinieerd in artikel 3 van Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie, alsook gerubriceerde informatie van de lidstaten, gerubriceerde informatie van derde landen waarmee de EU een beveiligingsovereenkomst heeft gesloten en gerubriceerde informatie van internationale organisaties waarmee de Unie een beveiligingsovereenkomst heeft gesloten;
(23)  "gerubriceerde informatie": gerubriceerde EU-informatie zoals gedefinieerd in artikel 3 van Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie, alsook gerubriceerde informatie van de lidstaten, gerubriceerde informatie van derde landen waarmee de EU een beveiligingsovereenkomst heeft gesloten en gerubriceerde informatie van internationale organisaties waarmee de Unie een beveiligingsovereenkomst heeft gesloten;
(24)  "blendingverrichting": door de EU-begroting ondersteunde acties, onder meer in het kader van blendingfaciliteiten overeenkomstig artikel 2, lid 6, van het Financieel Reglement, waarbij niet-terugbetaalbare vormen van steun en/of financieringsinstrumenten uit de EU-begroting worden gecombineerd met terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, alsmede van commerciële financiële instellingen en investeerders;
(24)  "blendingverrichting": door de EU‑begroting ondersteunde acties, onder meer in het kader van blendingfaciliteiten overeenkomstig artikel 2, lid 6, van het Financieel Reglement, waarbij niet-terugbetaalbare vormen van steun en/of financieringsinstrumenten uit de EU-begroting worden gecombineerd met terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, alsmede van commerciële financiële instellingen en investeerders;
(25)  "gemengde Horizon Europa- of EIC-financiering": enkelvoudige financiële steun aan een innovatie- en marktintroductieactie, bestaande uit een specifieke combinatie van een subsidie of een terug te betalen voorschot met een belegging in aandelen;
(25)  "gemengde Horizon Europa-financiering": enkelvoudige financiële steun aan een innovatie- en marktintroductieactie, bestaande uit een specifieke combinatie van een subsidie of een terug te betalen voorschot met een belegging in aandelen;
(25 bis)  "onderzoeks- en innovatieactie": een actie hoofdzakelijk bestaande uit activiteiten die zijn gericht op het ontwikkelen van nieuwe kennis en/of het verkennen van de haalbaarheid van nieuwe of verbeterde technologieën, producten, werkwijzen, diensten of oplossingen. Hierbij kan het onder meer gaan om fundamenteel en toegepast onderzoek, technologische ontwikkeling en integratie, testen en valideren van een kleinschalig prototype in een laboratorium of gesimuleerde omgeving;
(25 ter)  "innovatieactie": actie die hoofdzakelijk bestaat uit werkzaamheden met als rechtstreeks doel het creëren van plannen, schema's of ontwerpen van nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, procedés of diensten, eventueel met inbegrip van prototyping, tests, demonstraties, proefprojecten, grootschalige productvalidatie en marktreplicatie;
(25 quater)  "grensverleggend onderzoek van de ERC": belangrijke door de onderzoeker geleide onderzoeksacties, die door een of meer begunstigden van alleen de ERC worden georganiseerd;
(25 quinquies)  "opleidings- en mobiliteitsactie": een actie gericht op de verbetering van de vaardigheden, kennis en loopbaanvooruitzichten van onderzoekers op basis van mobiliteit tussen landen en, in voorkomend geval, tussen sectoren of disciplines;
(25 sexies)  "medefinancieringsactie voor een programma": een actie om medefinanciering te verstrekken voor een activiteitenprogramma dat is vastgesteld en/of uitgevoerd door entiteiten die onderzoek- en innovatieprogramma's, andere dan financieringsorganen van de Unie, beheren en/of financieren;
(25 septies)  "precommerciële inkoopactie": die voornamelijk is gericht op de uitvoering van precommerciële inkoopprocedures door begunstigden die aanbestedende diensten of aanbestedende instanties zijn;
(25 octies)  "actie voor overheidsopdrachten voor innovatieve oplossingen": een actie die voornamelijk is gericht op de uitvoering van gezamenlijke of gecoördineerde procedures voor overheidsopdrachten met betrekking tot innovatieve oplossingen, door begunstigden die aanbestedende diensten of aanbestedende instanties zijn;
(25 nonies)  "coördinatie- en ondersteuningsactie": een actie die bijdraagt tot de doelstellingen van het programma, uitgezonderd onderzoeks- en innovatieactiviteiten;
(25 decies)  "overheidsopdrachten": de tenuitvoerlegging van delen van het programma ten aanzien van de strategische belangen en autonomie van de Unie en het uitvoeren, voor eigen doeleinden van de Commissie, van procedures voor overheidsopdrachten voor studies, producten, diensten en capaciteiten;
(25 undecies)  "gelieerde entiteit": een juridische entiteit waarover een deelnemer direct of indirect zeggenschap kan uitoefenen, dan wel die onder dezelfde directe of indirecte zeggenschap staat als de deelnemer of die zelf de directe of indirecte zeggenschap over een deelnemer uitoefent;
__________________
__________________
26 Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).
26 Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB 347 van 20.12.2013, blz. 320).
26 bis De Commissie kan de lijst met in het kader van verbrede deelname participerende landen herzien en indien nodig in haar werkprogramma's aanpassen.
27
27
28 PB ….
28 PB ….
Amendement 63
Voorstel voor een verordening
Artikel 3
Artikel 3
Artikel 3
Doelstellingen van het programma
Doelstellingen van het programma
1.  De algemene doelstelling van het programma bestaat in het behalen van wetenschappelijke, economische en maatschappelijke effecten met de investeringen van de Unie in onderzoek en innovatie, met het oog op het versterken van de wetenschappelijke en technologische basis van de Unie en het vergroten van het concurrentievermogen van onder meer de industrie van de Unie, alsook het verwezenlijken van de strategische prioriteiten van de Unie en het bijdragen aan het aanpakken van wereldwijde uitdagingen, met name de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling.
1.  De algemene doelstelling van het programma bestaat in het behalen van wetenschappelijke, technologische, economische en maatschappelijke met de investeringen van de Unie in onderzoek en innovatie, met het oog op het versterken van de wetenschappelijke en technologische basis van de gehele Unie, het versterken van de Europese Onderzoeksruimte en het vergroten van het concurrentievermogen van de Unie. Onderzoek en industrie moeten de strategische prioriteiten en het strategisch beleid van de Unie helpen verwezenlijken, bijdragen aan het aanpakken van wereldwijde uitdagingen, waaronder de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling en de overeenkomst van Parijs, en bijdragen tot de realisatie van de algemene doelstelling dat 3 % van het bbp van de Unie wordt geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling, overeenkomstig de toezeggingen van de staatshoofden en regeringsleiders van de Unie.
2.  De specifieke doelstellingen van het programma zijn:
2.  De specifieke doelstellingen van het programma zijn:
-a)  wetenschappelijke en technologische excellentie die nieuw moet worden ontwikkeld, bevorderd en verspreid;
a)  het ondersteunen van het creëren en verbreiden van hoogwaardige nieuwe kennis, vaardigheden, technologieën en oplossingen voor wereldwijde uitdagingen;
a)  het ondersteunen van het creëren en verbreiden van hoogwaardige kennis, vaardigheden, technologieën en oplossingen voor wereldwijde uitdagingen zoals de klimaatverandering en de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling, op basis van zowel fundamenteel als toegepast onderzoek;
a bis)  de O&I-kloof binnen de Unie aanzienlijk verminderen, met name door de deelname van lidstaten die slecht presteren op het vlak van O&I aan Horizon Europa te vergroten ten opzichte van het vorige kaderprogramma;
b)  het vergroten van het effect van onderzoek en innovatie op de ontwikkeling, ondersteuning en uitvoering van het beleid van de Unie, en het ondersteunen van de toepassing van innovatieve oplossingen in de industrie en de maatschappij voor wereldwijde uitdagingen;
b)  het vergroten van de Europese toegevoegde waarde van RDI-financiering en van het effect van onderzoek en innovatie op de ontwikkeling, ondersteuning en uitvoering van het beleid van de Unie, en het ondersteunen van de toegang tot en de toepassing van innovatieve oplossingen in de maatschappij en de Europese industrie;
c)  het bevorderen van alle vormen van innovatie, met inbegrip van baanbrekende innovatie, en de marktintroductie van innovatieve oplossingen versterken;
c)  het bevorderen van alle vormen van innovatie en het versterken van de marktintroductie en het gebruik van RDI-resultaten, in het bijzonder binnen de Unie;
d)  het optimaliseren van de verwezenlijking van het programma om het effect ervan binnen een versterkte Europese Onderzoeksruimte zo groot mogelijk te maken.
d)  het optimaliseren van de verwezenlijking van het programma voor het versterken en vergroten van de impact van RDI en van de aantrekkelijkheid van de Europese Onderzoeksruimte.
Amendement 64
Voorstel voor een verordening
Artikel 4
Artikel 4
Artikel 4
Structuur van het programma
Structuur van het programma
1.  Het programma bestaat uit de volgende onderdelen, die bijdragen aan de in artikel 3 uiteengezette algemene en specifieke doelstellingen:
1.  Het programma bestaat uit de volgende onderdelen, die bijdragen aan de in artikel 3 uiteengezette algemene en specifieke doelstellingen:
1)  Pijler I – "Open wetenschap", waarmee de in artikel 3, lid 2, onder a), uiteengezette specifieke doelstelling wordt nagestreefd en tevens de in artikel 3, lid 2, onder b) en c), uiteengezette specifieke doelstellingen worden ondersteund, met de volgende componenten:
1)  pijler I "Excellente en open wetenschap", met de volgende componenten:
a)  de Europese Onderzoeksraad (ERC);
a)  de Europese Onderzoeksraad (ERC);
b)  Marie Skłodowska-Curie-acties (MSCA);
b)  Marie Skłodowska-Curie-acties (MSCA);
c)  onderzoeksinfrastructuren.
c)  onderzoeksinfrastructuren.
2)  Pijler II "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen", waarmee de in artikel 3, lid 2, onder b), uiteengezette specifieke doelstelling wordt nagestreefd en tevens de in artikel 3, lid 2, onder a) en c), uiteengezette specifieke doelstellingen worden ondersteund, met de volgende componenten:
2)  pijler II "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen", met de volgende componenten:
a)  cluster "Gezondheid";
a)  cluster "Gezondheid";
b)  cluster "Inclusieve en veilige samenleving";
b)  cluster "Inclusieve en creatieve samenleving";
b bis)  cluster "Veilige samenlevingen";
c)  cluster "Digitaal en industrie";
c)  cluster "Digitaal, industrie en ruimte";
d)  cluster "Klimaat, energie en mobiliteit";
d)  cluster "Klimaat, energie en mobiliteit";
e)  cluster "Levensmiddelen en natuurlijke hulpbronnen";
e)  cluster "Levensmiddelen, natuurlijke hulpbronnen en landbouw";
f)  niet-nucleaire eigen acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC).
f)  niet-nucleaire eigen acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC).
3)  Pijler III – "Open innovatie", waarmee de in artikel 3, lid 2, onder c), uiteengezette specifieke doelstelling wordt nagestreefd en tevens de in artikel 3, lid 2, onder a) en b), uiteengezette specifieke doelstellingen worden ondersteund, met de volgende componenten:
3)  pijler III "Innovatief Europa", met de volgende componenten:
a)  de Europese Innovatieraad (EIC);
a)  de Europese Innovatieraad (EIC);
b)  Europese innovatie-ecosystemen;
b)  Europese innovatie-ecosystemen;
c)  het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT).
c)  het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT).
4)  Onderdeel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte", waarmee de in artikel 3, lid 2, onder d), uiteengezette specifieke doelstelling wordt nagestreefd en tevens de in artikel 3, lid 2, onder a), b) en c), uiteengezette specifieke doelstellingen worden ondersteund, met de volgende componenten:
4)  Onderdeel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte", met de volgende componenten:
a)   delen van excellentie;
a)  verspreiden van excellentie en verbreden van de deelname in de Unie;
b)  hervorming en versterking van het Europees O&I-systeem.
b)  hervorming en versterking van het Europees O&I-systeem.
2.  De hoofdlijnen van activiteiten worden in bijlage I beschreven.
2.  De hoofdlijnen van activiteiten worden in bijlage I beschreven.
Amendement 65
Voorstel voor een verordening
Artikel 5
Artikel 5
Artikel 5
Defensieonderzoek
Defensieonderzoek
1.  Activiteiten die worden verricht in het kader van het in artikel 1, lid 3, onder b), bedoelde specifieke programma en die zijn vastgelegd in Verordening (EU) .../... tot oprichting van het Europees Defensiefonds, zijn onderzoeksactiviteiten die zich exclusief op defensietoepassingen richten, met als doel het concurrentievermogen, de efficiëntie en de innovatie binnen de defensiesector te bevorderen.
1.  Activiteiten die worden verricht in het kader van het in artikel 1, lid 3, onder b), bedoelde specifieke programma en die zijn vastgelegd in Verordening (EU) .../... tot oprichting van het Europees Defensiefonds, richten zich exclusief op defensieonderzoek en defensietoepassingen, met als doel de consolidatie, het concurrentievermogen, de efficiëntie en de innovatie binnen de defensiesector van de Unie te bevorderen en overlappingen tussen beide programma's te vermijden.
2.  Deze verordening is niet van toepassing op het in artikel 1, lid 3, onder b), bedoelde specifieke programma, met uitzondering van dit artikel, artikel 1, leden 1 en 3, en artikel 9, lid 1.
2.  Deze verordening is niet van toepassing op het in artikel 1, lid 3, onder b), bedoelde specifieke programma, met uitzondering van dit artikel, artikel 1, leden 1 en 3, en artikel 9, lid 1.
Amendement 66
Voorstel voor een verordening
Artikel 6
Artikel 6
Artikel 6
Uitvoering en vormen van EU-financiering
Strategische planning en uitvoering en vormen van EU-financiering
1.  Het programma wordt uitgevoerd in direct beheer in overeenstemming met het Financieel Reglement of in indirect beheer met financieringsorganen als bedoeld in artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement.
1.  Het programma wordt uitgevoerd in direct beheer in overeenstemming met het Financieel Reglement of in indirect beheer met financieringsorganen als bedoeld in artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement.
2.  In het kader van het programma kan financiering voor acties onder contract worden verstrekt in een van de vormen als vastgesteld in het Financieel Reglement, met name subsidies (met inbegrip van exploitatiesubsidies), prijzen en aanbestedingen. Er kan eveneens financiering worden verstrekt in de vorm van financieringsinstrumenten in het kader van blendingverrichtingen.
2.  In het kader van het programma kan financiering voor acties onder contract worden verstrekt in een van de vormen als vastgesteld in het Financieel Reglement, met name subsidies (met inbegrip van exploitatiesubsidies), die de belangrijkste vorm van steun in het kader van het programma vormen, prijzen en aanbestedingen. Er kan eveneens financiering worden verstrekt in de vorm van financieringsinstrumenten in het kader van blendingverrichtingen.
3.  De in deze verordening vastgestelde regels voor deelname en verspreiding zijn van toepassing op acties onder contract.
3.  De in deze verordening vastgestelde regels voor deelname en verspreiding zijn van toepassing op acties onder contract.
4.  De belangrijkste soorten acties waarvan in het kader van het programma gebruik moet worden gemaakt, zijn uitgewerkt en omschreven in bijlage II. Alle vormen van financiering worden op flexibele wijze gebruikt voor alle doelstellingen van het programma, waarbij het gebruik wordt bepaald door de behoeften en de kenmerken van de specifieke doelstellingen.
4.  De belangrijkste soorten acties waarvan in het kader van het programma gebruik moet worden gemaakt, zijn uitgewerkt en omschreven in artikel 2 en in bijlage II. De in lid 2 genoemde vormen van financiering worden op flexibele wijze gebruikt voor alle doelstellingen van het programma, waarbij het gebruik wordt bepaald door de behoeften en de kenmerken van de specifieke doelstellingen.
5.  Het programma ondersteunt tevens eigen acties van het JRC. Wanneer deze acties een bijdrage leveren aan initiatieven krachtens artikel 185 of artikel 187 VWEU wordt deze bijdrage niet beschouwd als een deel van de aan deze initiatieven toegewezen financiële bijdrage.
5.  Het programma ondersteunt tevens eigen acties van het JRC. Wanneer deze acties een bijdrage leveren aan initiatieven krachtens artikel 185 of artikel 187 VWEU wordt deze bijdrage niet beschouwd als een deel van de aan deze initiatieven toegewezen financiële bijdrage.
6.  De uitvoering van het specifieke programma29 is gebaseerd op een transparante en strategische meerjarige planning van onderzoeks- en innovatieactiviteiten, met name voor de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen", na overleg met belanghebbenden over de prioriteiten, de geschikte soorten acties en te gebruiken uitvoeringsvormen. Hierdoor wordt de overeenstemming met andere relevante programma's van de Unie gewaarborgd.
6.  De uitvoering van het specifieke programma29 is gebaseerd op strategische O&I-plannen, is in overeenstemming met alle doelstellingen van het programma zoals uiteengezet in artikel 3, en vindt plaats na een proces van transparante, inclusieve en strategische meerjarige planning van onderzoeks- en innovatieactiviteiten, met name voor de pijler "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen".
Met de nationale autoriteiten, het Europees Parlement, belanghebbenden op het vlak van RDI en uit de industrie, inclusief Europese technologieplatforms, vertegenwoordigers uit het maatschappelijk middenveld en onafhankelijke adviesgroepen van deskundigen op hoog niveau wordt overleg gevoerd over de prioriteiten, de geschikte soorten acties en te gebruiken uitvoeringsvormen. Dankzij strategische planning wordt de overeenstemming met andere relevante programma's van de Unie gewaarborgd en worden de complementariteit en synergieën met nationale en regionale RDI-financieringsprogramma's en ‑prioriteiten vergroot, waardoor de EOR wordt versterkt.
6 bis.  Het programma voorziet voor alle soorten begunstigden in de mogelijkheid om sneller financiering aan te vragen. Een aantal onderzoeks- en innovatieacties passen een sneltraject voor onderzoek en innovatie toe, waarbij de subsidietoekenningstermijn niet meer dan zes maanden bedraagt. Dit zorgt voor een snellere 'bottom-up'-toegang tot middelen voor kleine samenwerkende consortia voor acties gaande van fundamenteel onderzoek tot commerciële toepassing. Oproepen in het kader van het sneltraject voor onderzoek en innovatie blijven continu openstaan met uiterste data en worden uitgevoerd in de werkprogramma's in het kader van clusters, de EIC en het onderdeel "verspreiden van excellentie".
7.  Horizon Europa-activiteiten worden voornamelijk verwezenlijkt door middel van oproepen tot het indienen van voorstellen, waarvan sommige worden georganiseerd in het kader van missies en Europese partnerschappen.
7.  Horizon Europa-activiteiten worden verwezenlijkt door middel van oproepen tot het indienen van voorstellen, waarvan sommige worden georganiseerd in het kader van missies en Europese partnerschappen, uitgezonderd de activiteiten vermeld in artikel 39 over prijzen.
8.  In het kader van Horizon Europa verrichte onderzoeks- en innovatieactiviteiten richten zich op civiele toepassingen.
9.  Het programma biedt garanties voor een doeltreffende bevordering van de gendergelijkheid en waarborgt dat de genderdimensie inhoudelijk aanwezig is in de onderzoeks- en innovatieactiviteiten. De aandacht gaat met name uit naar de zorg voor genderevenwicht, afhankelijk van de situatie in de betrokken onderzoeks- en innovatiesector, in evaluatiepanels en in organen zoals deskundigengroepen.
__________________
__________________
29
29
Amendement 67
Voorstel voor een verordening
Artikel 6 bis (nieuw)
Artikel 6 bis
Beginselen van Uniefinanciering en horizontale kwesties
1.  In het kader van Horizon Europa verrichte onderzoeks- en innovatieactiviteiten richten zich exclusief op civiele toepassingen. Begrotingsoverdrachten tussen het programma en het Europees Defensiefonds zijn niet toegestaan.
2.  Horizon Europa waarborgt een multidisciplinaire aanpak en voorziet waar toepasselijk de integratie van sociale wetenschappen en menswetenschappen in alle activiteiten die in het kader van het programma worden ontwikkeld.
3.  De samenwerkingsonderdelen van het programma bieden een evenwicht tussen lagere en hogere TRL's en hebben aldus betrekking op de hele waardeketen.
4.  Het programma is erop gericht de RDI-kloof binnen de Unie aanzienlijk te verkleinen en brede geografische dekking in samenwerkingsprojecten te bevorderen. Deze inspanningen moeten hun weerslag vinden in proportionele maatregelen van de lidstaten die worden ondersteund met Europese, nationale en regionale financiële fondsen. De aandacht gaat met name uit naar het geografische evenwicht, afhankelijk van de situatie in de betrokken onderzoeks- en innovatiesector, in gefinancierde projecten, evaluatiepanels en in organen zoals raden en deskundigengroepen, zonder dat hierdoor evenwel afbreuk wordt gedaan aan de excellentiecriteria.
5.  Het programma biedt garanties voor een doeltreffende bevordering van de gendergelijkheid en voor de inhoudelijke integratie van de genderdimensie inhoudelijk in de onderzoeks- en innovatieactiviteiten, en pakt de oorzaken van genderongelijkheid aan. De aandacht gaat met name uit naar de zorg voor genderevenwicht, afhankelijk van de situatie in de betrokken onderzoeks- en innovatiesector, in evaluatiepanels en in andere relevante adviesorganen zoals raden en deskundigengroepen.
6.  Het programma is gericht op voortdurende administratieve vereenvoudiging en vermindering van de belasting voor de begunstigden.
7.  Klimaatmainstreaming moet op een toereikende wijze in onderzoeks- en innovatieonderwerpen worden geïntegreerd en gedurende alle fasen van de onderzoekscyclus worden toegepast.
8.  Waar toepasselijk voorziet het programma in een maatschappelijk engagement om de procedures en resultaten van O&I beter af te stemmen op de waarden en behoeften van de maatschappij, door wetenschappelijk engagement en wetenschapsonderwijsactiviteiten te bevorderen en door burgers en maatschappelijke organisaties te betrekken bij het vaststellen van de prioriteiten inzake O&I en aldus een stem te geven bij het ontwerpen en vormgeven van wetenschappelijke agenda's.
9.  Het programma zorgt voor transparantie en verantwoordingsplicht bij de besteding van overheidsfinanciering aan onderzoeks- en innovatieprojecten, en waarborgt daarmee het algemeen belang.
10.  De Commissie of het relevante financieringsorgaan zorgen ervoor dat aan alle potentiële deelnemers voldoende richtsnoeren en informatie ter beschikking worden gesteld op het ogenblik dat de uitnodiging tot het indienen van voorstellen wordt bekendgemaakt, met name de toepasselijke modelsubsidieovereenkomst.
Amendement 68
Voorstel voor een verordening
Artikel 7
Artikel 7
Artikel 7
Missies
Missies
1.  Missies worden geprogrammeerd binnen de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen", maar kunnen ook profijt trekken van acties die binnen andere delen van het programma worden uitgevoerd.
1.  Missies worden geprogrammeerd binnen de pijler "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen", maar kunnen ook profijt trekken van acties die binnen andere delen van het programma worden uitgevoerd alsook van in het kader van andere financieringsprogramma's van de Unie verrichte acties, met inachtneming van de regels van Horizon Europa.
2.  De missies worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 5 van het specifieke programma. De evaluatie wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 26.
2.  De inhoud, doelstellingen, streefdoelen, termijnen en uitvoering van de missies worden nader toegelicht in de strategische O&I-plannen, zoals omschreven in artikel 2 en zoals toegelicht in artikel 6 van het kaderprogramma en in artikel 5 van het specifieke programma. De evaluatie wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 26.
2 bis.  Tijdens de eerste twee jaar van het programma wordt maximaal 10 % van de jaarlijkse begroting van pijler II geprogrammeerd middels specifieke oproepen voor de uitvoering van de missies. Voor de laatste drie jaar van het programma, en alleen na een positieve evaluatie van het proces voor selectie en beheer van de missies, kan dit percentage worden verhoogd. Het totale begrotingsaandeel voor missies wordt gepreciseerd in de strategische O&I-plannen.
2 ter.  Een volledige evaluatie van de missies ten aanzien van de reikwijdte, governance, aanstelling van de raad en de preliminaire acties ervan vindt plaats overeenkomstig de respectieve meetbare mijlpalen ervan. De uit die evaluatie voortvloeiende aanbevelingen worden in aanmerking genomen alvorens nieuwe missies te programmeren of bestaande missies voort te zetten, te beëindigen of bij te sturen.
3.  Missies:
3.  Missies:
a)  hebben een duidelijke Europese toegevoegde waarde en dragen bij aan de verwezenlijking van de prioriteiten van de Unie;
a)  hebben een duidelijke Europese toegevoegde waarde en dragen bij aan de verwezenlijking van de prioriteiten, doelstellingen en verbintenissen van de Unie;
a bis)  zijn inclusief, stimuleren een brede betrokkenheid en zorgen voor de deelname van diverse types aandeelhouders, en leveren RDI-resultaten op die voor alle lidstaten voordelig zijn;
b)  zijn ambitieus en inspirerend, en hebben derhalve een brede maatschappelijke of economische relevantie;
b)  zijn ambitieus en inspirerend, en hebben een brede maatschappelijke, wetenschappelijke, technologische, diplomatieke, ecologische of economische relevantie;
c)  geven een duidelijke richting aan en zijn gericht, meetbaar en tijdsgebonden;
c)  geven een duidelijke richting aan en zijn gericht, meetbaar en tijdsgebonden;
d)  zijn toegespitst op ambitieuze maar realistische onderzoeks- en innovatieactiviteiten;
d)  worden op transparante wijze geselecteerd en zijn toegespitst op ambitieuze, naar topprestaties strevende, maar realistische onderzoeks- en innovatieactiviteiten die alle ontwikkelingsfasen bestrijken;
d bis)  zijn dringend te noemen met betrekking tot hun doelstellingen, bezitten de nodige reikwijdte en zetten de nodige middelen in met als enige doel de missie te laten slagen;
e)  brengen activiteiten op gang over de verschillende disciplines, sectoren en actoren heen;
e)  brengen activiteiten op gang over de verschillende disciplines (met inbegrip van sociale en geesteswetenschappen), sectoren en actoren heen;
f)  staan open voor veelzijdige, bottom-upoplossingen.
f)  staan open voor veelzijdige, bottom-upoplossingen.
f bis)  zorgen op transparante wijze voor synergieën met andere Unieprogramma's en met publieke en private fondsen, onder meer door de actieve betrokkenheid van nationale en regionale innovatie-ecosystemen.
Amendement 69
Voorstel voor een verordening
Artikel 7 bis (nieuw)
Artikel 7 bis
De Europese Innovatieraad
1.  De Commissie richt een Europese Innovatieraad (EIC) op om acties in het kader van pijler III "Innovatief Europa" die met de EIC verband houden, uit te voeren. De EIC gaat volgens de volgende beginselen te werk: focus op baanbrekende en disruptieve innovatie, autonomie, mogelijkheid om risico's te nemen, efficiëntie, doeltreffendheid, transparantie en verantwoordingsplicht.
2.  De EIC staat open voor alle soorten innovators, van individuele personen tot universiteiten, onderzoeksorganisaties en ondernemingen, start-ups, in het bijzonder kmo's en midcaps, en van individuele begunstigden tot multidisciplinaire consortia. Minstens 70% van de EIC-begroting wordt besteed aan innovatieve start-ups en kmo's.
3.  De raad van bestuur en de beheersmechanismen van de EIC worden omschreven in Besluit (EU)... [specifiek programma] en de bijlagen daarvan.
Amendement 70
Voorstel voor een verordening
Artikel 8
Artikel 8
Artikel 8
Europese partnerschappen
Europese partnerschappen
1.  Delen van Horizon Europa kunnen worden uitgevoerd door middel van Europese partnerschappen. De betrokkenheid van de Unie bij Europese partnerschappen kan een van de volgende vormen aannemen:
1.  Delen van Horizon Europa kunnen worden uitgevoerd door middel van Europese partnerschappen. De betrokkenheid van de Unie bij Europese partnerschappen kan een van de volgende vormen aannemen:
a)  deelname aan partnerschappen die worden opgezet op basis van memoranda van overeenstemming of contractuele regelingen tussen de Commissie en de in artikel 2, lid 3, bedoelde partners, waarin de doelstellingen van het partnerschap, de daarmee verband houdende door de partners aangegane verbintenissen in verband met financiële bijdragen en/of bijdragen in natura, de belangrijkste prestatie- en impactindicatoren en de te verrichten prestaties worden gespecificeerd. Hieronder vallen onder meer de vaststelling van aanvullende onderzoeks- en innovatieactiviteiten die worden uitgevoerd door de partners en in het kader van het programma (medegeprogrammeerde Europese partnerschappen);
a)  deelname aan partnerschappen die worden opgezet op basis van memoranda van overeenstemming of contractuele regelingen tussen de Commissie en de in artikel 2, lid 3, bedoelde partners, waarin de doelstellingen van het partnerschap, de daarmee verband houdende door de partners aangegane verbintenissen in verband met financiële bijdragen en/of bijdragen in natura, de belangrijkste prestatie- en impactindicatoren en de te verrichten prestaties worden gespecificeerd. Hieronder vallen onder meer de vaststelling van aanvullende onderzoeks- en innovatieactiviteiten die worden uitgevoerd door de partners en in het kader van het programma (medegeprogrammeerde Europese partnerschappen);
b)  deelname en financiële bijdrage aan een programma voor onderzoeks- en innovatieactiviteiten, op basis van de door de partners aangegane verbintenis in verband met financiële bijdragen en bijdragen in natura en de integratie van hun relevante activiteiten door middel van een medefinancieringsactie voor programma's (medegefinancierde Europese partnerschappen);
b)  deelname en financiële bijdrage aan een programma voor onderzoeks- en innovatieactiviteiten, op basis van de door de partners aangegane verbintenis in verband met financiële bijdragen en/of bijdragen in natura en de integratie van hun relevante activiteiten door middel van een medefinancieringsactie voor programma's (medegefinancierde Europese partnerschappen);
c)  deelname en financiële bijdrage aan onderzoeks- en innovatieprogramma's die worden opgezet door verscheidene lidstaten in overeenstemming met artikel 185 VWEU, door op grond van artikel 187 VWEU in het leven geroepen organen, zoals gemeenschappelijke ondernemingen, of door de kennis- en innovatiegemeenschappen van het EIT, in overeenstemming met de [EIT-verordening] (geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen), en die enkel worden uitgevoerd wanneer met andere vormen van Europese partnerschappen niet dezelfde doelstellingen zouden worden verwezenlijkt of niet de noodzakelijke verwachte effecten zouden worden gegenereerd, en wanneer zij worden gerechtvaardigd door een langetermijnperspectief en een hoge mate van integratie, met inbegrip van centraal beheer van alle financiële bijdragen.
c)  deelname en financiële bijdragen en/of bijdragen in natura aan onderzoeks- en innovatieprogramma's die worden opgezet door verscheidene lidstaten in overeenstemming met artikel 185 VWEU, door op grond van artikel 187 VWEU in het leven geroepen organen, zoals gemeenschappelijke ondernemingen, of door de kennis- en innovatiegemeenschappen van het EIT, in overeenstemming met de [EIT-verordening] (geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen), en die enkel worden uitgevoerd wanneer met andere vormen van Europese partnerschappen niet dezelfde doelstellingen zouden worden verwezenlijkt of niet de noodzakelijke verwachte effecten zouden worden gegenereerd, en wanneer zij worden gerechtvaardigd door een langetermijnperspectief en een hoge mate van integratie, met inbegrip van centraal beheer van alle financiële bijdragen.
2.  Europese partnerschappen:
2.  Europese partnerschappen:
a)  worden opgezet in gevallen waarin de doelstellingen van Horizon Europa door die partnerschappen beter kunnen worden verwezenlijkt dan door de Unie alleen;
a)  worden alleen opgezet in gevallen waarin de doelstellingen van Horizon Europa door die partnerschappen beter kunnen worden verwezenlijkt, in vergelijking met andere onderdelen van het kaderprogramma;
(b)  worden gestoeld op de beginselen van toegevoegde waarde voor de Unie, transparantie, openheid, impact, hefboomeffect, financiële verbintenis voor de lange termijn door alle betrokken partijen, flexibiliteit, samenhang en complementariteit met initiatieven op lokaal, regionaal, nationaal, internationaal en Unieniveau;
b)   worden gestoeld op de beginselen van toegevoegde waarde voor de Unie, transparantie, openheid, impact, een sterk hefboomeffect, financiële verbintenis en/of verbintenis in natura voor de lange termijn door alle betrokken partijen, flexibiliteit, samenhang en complementariteit met initiatieven op lokaal, regionaal, nationaal, internationaal en Unieniveau;
c)  worden in de tijd beperkt en omvatten de voorwaarden voor het geleidelijk beëindigen van de financiering uit het programma.
c)  worden in de tijd beperkt en omvatten de voorwaarden voor het geleidelijk beëindigen van de financiering uit het programma.
2 bis.  Alle partnerschappen worden vastgesteld in strategische O&I-plannen, zoals vermeld in artikel 6 en in bijlage III van het kaderprogramma en in bijlage I van het specifieke programma, voordat zij in werkprogramma's of werkplannen worden uitgevoerd.
De voorschriften en criteria voor de selectie, uitvoering, monitoring, evaluatie en geleidelijke beëindiging ervan worden vastgesteld in bijlage III.
De voorschriften en criteria voor de selectie, uitvoering, monitoring, evaluatie en geleidelijke beëindiging ervan worden vastgesteld in bijlage III.
Amendementen 71 en 172
Voorstel voor een verordening
Artikel 9
Artikel 9
Artikel 9
Begroting
Begroting
1.  De financiële middelen voor de uitvoering van het kaderprogramma voor de periode 2021-2027 bedragen 94 100 000 000 EUR in lopende prijzen voor het in artikel 1, lid 3, onder a), bedoelde specifieke programma, vermeerderd met het bedrag voor het in artikel 1, lid 3, onder b), bedoelde specifieke programma, zoals vastgesteld in Verordening (EU) .../... tot oprichting van het Europees Defensiefonds. tot oprichting van het Europees Defensiefonds.
1.  De financiële middelen voor de uitvoering van het kaderprogramma voor de periode 2021‑2027 bedragen 120 000 000 000 EUR in de prijzen van 2018 voor het in artikel 1, lid 3, onder a), bedoelde specifieke programma, vermeerderd met het bedrag voor het in artikel 1, lid 3, onder b), bedoelde specifieke programma, zoals vastgesteld in Verordening (EU).../... tot oprichting van het Europees Defensiefonds.
2.  De indicatieve verdeling van het in lid 1, eerste helft van de zin, bedoelde bedrag is als volgt:
2.  De indicatieve verdeling van het in lid 1, eerste helft van de zin, bedoelde bedrag is als volgt:
a)  25 800 000 000 EUR voor pijler I – "Open wetenschap" voor de periode 2021-2027, waarvan:
a)  27,42 % voor pijler I – "Excellente en open wetenschap" voor de periode 2021‑2027, waarvan:
1)  16 600 000 000 EUR voor de Europese Onderzoeksraad;
1)  17,64 % voor de Europese Onderzoeksraad;
2)  6 800 000 000 EUR voor Marie Skłodowska-Curie-acties;
2)  7,23 % voor Marie Skłodowska-Curie-acties;
3)  2 400 000 000 EUR voor onderzoeksinfrastructuren;
3)  2,55 % voor onderzoeksinfrastructuur;
b)  52 700 000 000 EUR voor pijler II – "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen" voor de periode 2021-2027, waarvan:
b)  55,48 % voor pijler II – "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen" voor de periode 2021-2027, waarvan:
1)  7 700 000 000 EUR voor de cluster "Gezondheid";
1)  8,16 % voor de cluster "Gezondheid';
2)  2 800 000 000 EUR voor de cluster "Inclusieve en veilige samenleving";
2)  2,50 % voor de cluster "Inclusieve en creatieve samenleving";
2 bis)  2,00 % voor de cluster "Veilige samenleving";
3)  15 000 000 000 EUR voor de cluster "Digitaal en industrie";
3)  15,94 % voor de cluster "Digitaal, industrie en ruimte";
4)   15 000 000 000 EUR voor de cluster "Klimaat, energie en mobiliteit";
4)  15,84 % voor de cluster "Klimaat, energie en mobiliteit";
5)   10 000 000 000 EUR voor de cluster "Levensmiddelen en natuurlijke hulpbronnen";
5)  9,00 % voor de cluster "Levensmiddelen, natuurlijke hulpbronnen en landbouw";
6)   2 200 000 000 EUR voor de niet-nucleaire eigen acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC);
6)  2,04 % voor niet-nucleaire eigen acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC);
c)   13 500 000 000 EUR voor pijler III – "Open innovatie" voor de periode 2021-2027, waarvan:
c)  12,71 % voor pijler III – "Innovatief Europa" voor de periode 2021‑2027, waarvan:
1)   10 500 000 000 EUR voor de Europese Innovatieraad, inclusief maximaal 500 000 000 EUR voor Europese innovatie-ecosystemen;
1)  8,71 % voor de Europese Innovatieraad, inclusief maximaal 0,53 % voor Europese innovatie-ecosystemen;
2)   3 000 000 000 voor het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT);
2)  4 % voor het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT).
d)   2 100 000 000 EUR voor het onderdeel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte" voor de periode 2021-2027, waarvan:
d)  4,39 % voor het onderdeel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte", met de volgende componenten:
1)   1 700 000 000 EUR voor "delen van excellentie";
1)  4,00 % voor het verspreiden van excellentie en verbreden van de deelname in de Unie;
2)   400 000 000 EUR voor "hervorming en versterking van het Europees O&I-systeem".
2)  0,39 % voor de hervorming en versterking van het Europees O&I-systeem.
3.  Om in te spelen op onvoorziene situaties of nieuwe ontwikkelingen en behoeften kan de Commissie in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure maximaal 10 % afwijken van de in lid 2 bedoelde bedragen. Een dergelijke afwijking is niet toegestaan met betrekking tot de in lid 2, onder b), 6), bedoelde bedragen en het in lid 2 vastgelegde totaalbedrag voor het onderdeel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte".
3.  Om in te spelen op onvoorziene situaties of nieuwe ontwikkelingen en behoeften kan de Commissie in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure maximaal 10 % afwijken van de in lid 2 bedoelde bedragen, inclusief de toewijzing van de bijdragen van geassocieerde landen.
3 bis.  In het kader van de algemene doelstelling van de Unie om klimaatacties te integreren en 30 % van de Uniebegroting te besteden aan de ondersteuning van de klimaatdoelstellingen, moeten de acties uit hoofde van dit programma waar toepasselijk met ten minste 35 % van de uitgaven van het programma bijdragen tot de ondersteuning van de klimaatdoelstellingen.
3 ter.  Ten minste 2,5 miljard EUR moet worden gebruikt voor subsidies voor incrementele innovatie in kmo's, overeenkomstig het instrument waarnaar wordt verwezen in artikel 43 bis van deze verordening en in bijlage I bij de beschikking.
3 quater.  45 % van de begroting van de cluster "Inclusieve en creatieve samenleving" dient ter ondersteuning van onderzoek in de culturele en creatieve sector, inclusief het cultureel erfgoed van de Unie, en hiervan zal 300 miljoen EUR worden gereserveerd voor de oprichting, na de presentatie aan het Europees Parlement van een impactbeoordeling, van een Europese cloud voor cultureel erfgoed, zoals beschreven in bijlage I bij het specifieke programma.
3 quinquies.  Het is de bedoeling dat ten minste 1 miljard EUR wordt besteed aan quantumonderzoek binnen de cluster "Digitaal, industrie en ruimtevaart" onder pijler II.
4.  Het in lid 1, eerste helft van de zin, bedoelde bedrag kan ook uitgaven dekken voor werkzaamheden op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie alsmede andere werkzaamheden, en uitgaven die nodig zijn voor het beheer en de uitvoering van het programma, met inbegrip van alle administratieve uitgaven, en de beoordeling van de verwezenlijking van de doelstellingen ervan. Het kan bovendien uitgaven dekken met betrekking tot studies, vergaderingen van deskundigen, informatie- en communicatieacties, voor zover zij verband houden met de doelstellingen van het programma, alsmede uitgaven in verband met informatietechnologienetwerken voor informatieverwerking en -uitwisseling, daaronder begrepen institutionele informatietechnologie-instrumenten, en andere uitgaven voor technische en administratieve bijstand die nodig is voor het beheer van het programma.
4.  Het in lid 1, eerste helft van de zin, bedoelde bedrag kan ook uitgaven dekken voor werkzaamheden op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie alsmede andere werkzaamheden, en uitgaven die nodig zijn voor het beheer en de uitvoering van het programma, met inbegrip van alle administratieve uitgaven, en de beoordeling van de verwezenlijking van de doelstellingen ervan. Deze kosten mogen niet meer bedragen dan 5 % van het totale bedrag van het programma. Het kan bovendien uitgaven dekken met betrekking tot studies, vergaderingen van deskundigen, informatie- en communicatieacties, voor zover zij verband houden met de doelstellingen van het programma, alsmede uitgaven in verband met informatietechnologienetwerken voor informatieverwerking en -uitwisseling, daaronder begrepen institutionele informatietechnologie-instrumenten, en andere uitgaven voor technische en administratieve bijstand die nodig is voor het beheer van het programma.
5.  Zo nodig kunnen voor het beheer van acties die op 31 december 2027 nog niet zijn voltooid, ook na 2027 kredieten ter dekking van de in lid 4 bedoelde uitgaven in de begroting worden opgenomen.
5.  Zo nodig kunnen voor het beheer van acties die op 31 december 2027 nog niet zijn voltooid, ook na 2027 kredieten ter dekking van de in lid 4 bedoelde uitgaven in de begroting worden opgenomen.
6.  Vastleggingen in de begroting voor acties waarvan de uitvoering zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, mogen in jaartranches worden verdeeld.
6.  Vastleggingen in de begroting voor acties waarvan de uitvoering zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, mogen in jaartranches worden verdeeld.
7.  Onverminderd het Financieel Reglement kunnen uitgaven voor acties die voortvloeien uit in het eerste werkprogramma opgenomen projecten vanaf 1 januari 2021 in aanmerking komen.
7.  Onverminderd het Financieel Reglement kunnen uitgaven voor acties die voortvloeien uit in het eerste werkprogramma opgenomen projecten vanaf 1 januari 2021 in aanmerking komen.
8.  Op verzoek van de lidstaten kunnen de middelen die aan hen in gedeeld beheer zijn toegewezen en die overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) .../... [verordening gemeenschappelijke bepalingen] overdraagbaar zijn, worden overgeschreven naar het programma. De Commissie voert die middelen overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder a), van het Financieel Reglement op directe wijze dan wel overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement op indirecte wijze uit. Indien mogelijk worden die middelen gebruikt ten voordele van de betrokken lidstaat.
9.  Horizon Europa is ontworpen om in synergie met andere financieringsprogramma's van de Unie te worden uitgevoerd. Een niet-uitputtende lijst van synergieën met andere financieringsprogramma's van de Unie is opgenomen in bijlage IV.
Amendement 72
Voorstel voor een verordening
Artikel 10
Artikel 10
Artikel 10
Open toegang en open data
Open toegang en open data
1.  Open toegang tot wetenschappelijke publicaties die voortvloeien uit in het kader van het programma gefinancierd onderzoek wordt gewaarborgd overeenkomstig artikel 35, lid 3. Open toegang tot onderzoeksgegevens wordt gewaarborgd in overeenstemming met het beginsel "zo open als mogelijk, zo gesloten als nodig". Open toegang tot andere onderzoeksresultaten wordt aangemoedigd.
1.  Open toegang tot wetenschappelijke publicaties die voortvloeien uit in het kader van het programma gefinancierd onderzoek wordt gewaarborgd overeenkomstig artikel 35, lid 3. Open toegang tot onderzoeksgegevens wordt gewaarborgd in overeenstemming met het beginsel "zo open als mogelijk, zo gesloten als nodig".
1 bis.  Vanwege het economische belang, de intellectuele-eigendomsrechten, de bescherming van persoonsgegevens en vertrouwelijkheid, veiligheidskwesties en andere legitieme belangen van de Unie houdt open toegang tot onderzoeksgegevens in dat de behoefte aan verschillende toegangsregelingen wordt erkend, met inbegrip van de mogelijkheid van een opt‑out. Plannen voor gegevensbeheer tijdens de looptijd van het project worden als subsidiabele kosten beschouwd.
1 ter.  Wederzijdse open toegang tot wetenschappelijke publicaties en onderzoeksgegevens wordt internationaal aangemoedigd, rekening houdend met het concurrentievermogen en de industriële belangen van de Unie. Met name wederzijdse open toegang wordt aangemoedigd in alle associatieovereenkomsten en wetenschappelijke en technologische samenwerkingsovereenkomsten met derde landen, inclusief overeenkomsten die zijn ondertekend door financieringsorganen waaraan het indirecte beheer van het programma is toevertrouwd.
2.  Een verantwoord beheer van onderzoeksgegevens wordt gewaarborgd in overeenstemming met de FAIR-beginselen: "Findability" (opspoorbaarheid), "Accessibility" (toegankelijkheid), "Interoperability" (interoperabiliteit) en "Reusability" (herbruikbaarheid).
2.  Een verantwoord beheer van onderzoeksgegevens wordt gewaarborgd in overeenstemming met de FAIR-beginselen inzake gegevens: "Findability" (opspoorbaarheid), "Accessibility" (toegankelijkheid), "Interoperability" (interoperabiliteit) en "Reusability" (herbruikbaarheid).
3.  Openwetenschapspraktijken die verder gaan dan open toegang tot onderzoeksresultaten en verantwoord beheer van onderzoeksgegevens worden gestimuleerd.
3.  Openwetenschapspraktijken die verder gaan dan open toegang tot onderzoeksgegevens en wetenschappelijke publicaties en verantwoord beheer van onderzoeksgegevens worden gestimuleerd.
Amendement 73
Voorstel voor een verordening
Artikel 11
Artikel 11
Artikel 11
Aanvullende en gecombineerde financiering
Aanvullende, gecombineerde en cumulatieve financiering
1.   Horizon Europa wordt uitgevoerd in synergie met andere financieringsprogramma's van de Unie waarbij naar maximale administratieve vereenvoudiging wordt gestreefd. Een niet-uitputtende lijst van synergieën met andere financieringsprogramma's is opgenomen in bijlage IV. Eén voor Horizon Europa geldend stelsel van regels is van toepassing voor een medegefinancierde RDI-actie.
Voor acties waaraan een excellentiekeurmerk is toegekend of die voldoen aan de volgende cumulatieve, vergelijkende voorwaarden:
2.   Het excellentiekeurmerk wordt voor alle onderdelen van het programma toegekend. Voor acties waaraan een excellentiekeurmerk is toegekend of die voldoen aan de volgende cumulatieve, vergelijkende voorwaarden:
a)  beoordeeld zijn in het kader van een oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het programma;
a)  beoordeeld zijn in het kader van een oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het programma;
b)  voldoen aan de minimumeisen inzake kwaliteit van die oproep tot het indienen van voorstellen;
b)  voldoen aan de minimumeisen inzake kwaliteit van die oproep tot het indienen van voorstellen;
c)  niet gefinancierd zijn in het kader van die oproep tot het indienen van voorstellen vanwege budgettaire beperkingen,
c)  niet gefinancierd zijn in het kader van die oproep tot het indienen van voorstellen vanwege budgettaire beperkingen,
kan steun worden ontvangen uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds+ of het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, overeenkomstig artikel [67], lid 5, van Verordening (EU) .../... [verordening gemeenschappelijke bepalingen] en artikel [8] van Verordening (EU) .../... [betreffende de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid], op voorwaarde dat die acties verenigbaar zijn met de doelstellingen van het betrokken programma. Hierbij gelden de regels van het fonds waaruit steun wordt ontvangen.
kan steun worden ontvangen uit nationale of regionale fondsen, waaronder het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds+ of het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, overeenkomstig artikel [67], lid 5, van Verordening (EU).../... [verordening gemeenschappelijke bepalingen] en artikel [8] van Verordening (EU).../... [betreffende de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid], zonder dat verdere aanvraag en evaluatie is vereist en op voorwaarde dat die acties verenigbaar zijn met de doelstellingen van het betrokken programma. Met uitzondering van staatssteunregels gelden hierbij de regels van het fonds waaruit steun wordt ontvangen.
2 bis.   Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) nr. XX [... verordening gemeenschappelijke bepalingen] mag de beheersautoriteit op vrijwillige basis verzoeken om de overdracht van delen van de financiële toewijzingen aan Horizon Europa. Overgedragen middelen worden uitgevoerd overeenkomstig de regels van Horizon Europa. Bovendien zorgt de Commissie ervoor dat zulke overgedragen fondsen volledig worden geoormerkt voor programma's en/of projecten die zullen worden uitgevoerd in de lidstaat of, in voorkomend geval, regio waarin zij hun oorsprong vinden.
2 ter.   De Commissie neemt met voorafgaande toestemming van de aanvragers de in dit artikel bedoelde toewijzingen op in het informatiesysteem voor geselecteerde projecten met het oog op een snelle uitwisseling van informatie en om financierende instanties in staat te stellen financiering voor de geselecteerde acties te verstrekken.
Voor een actie waarvoor een bijdrage uit een ander programma van de Unie is ontvangen, kan ook een bijdrage in het kader van het programma worden ontvangen, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken.
Amendement 74
Voorstel voor een verordening
Artikel 12
Artikel 12
Artikel 12
Met het programma geassocieerde derde landen
Met het programma geassocieerde derde landen
1.  Het programma staat open voor de associatie van de volgende derde landen:
1.  Het programma staat open voor de associatie van de volgende derde landen:
a)  landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), in overeenstemming met de in de EER-overeenkomst vastgestelde voorwaarden;
a)  landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), in overeenstemming met de in de EER-overeenkomst vastgestelde voorwaarden;
b)  toetredingslanden, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma's van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die landen;
b)  toetredingslanden, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma's van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die landen;
c)  landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma's van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die landen;
c)  landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma's van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die landen;
d)  derde landen en gebieden die aan elk van de volgende criteria voldoen:
d)  derde landen en gebieden die aan elk van de volgende criteria voldoen:
i)  goede capaciteiten op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie;
i)  goede capaciteiten op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie;
ii)  verbintenis tot een op regels gebaseerde open markteconomie, met inbegrip van een eerlijke en billijke benadering inzake intellectuele-eigendomsrechten, ondersteund door democratische instellingen;
ii)  verbintenis tot een op regels gebaseerde open markteconomie, met inbegrip van een eerlijke en billijke benadering inzake intellectuele-eigendomsrechten en eerbiediging van de mensenrechten, ondersteund door democratische instellingen;
iii)  actieve bevordering van beleidsmaatregelen ter verbetering van het economische en sociale welzijn van de burgers.
iii)  actieve bevordering van beleidsmaatregelen ter verbetering van het economische en sociale welzijn van de burgers.
De associatie van elk van de derde landen als bedoeld onder d) met het programma is in overeenstemming met de voorwaarden die zijn vastgesteld in een specifieke overeenkomst betreffende de deelname van het derde land aan een programma van de Unie, op voorwaarde dat de overeenkomst:
De volledige of gedeeltelijke associatie met het programma door derde landen die worden genoemd onder d), geschiedt op basis van een beoordeling van de voordelen van deze associatie voor de Unie. Een dergelijke associatie moet met name in overeenstemming zijn met de voorwaarden die zijn vastgesteld in een specifieke overeenkomst betreffende de deelname van het derde land aan programma's van de Unie, op voorwaarde dat de overeenkomst:
–  een billijk evenwicht waarborgt tussen de bijdragen van en de voordelen voor het derde land dat aan de programma's van de Unie deelneemt;
–  een billijk evenwicht waarborgt tussen de bijdragen van en de voordelen voor het derde land dat aan de programma's van de Unie deelneemt;
–  het recht verleent om een actie uit hoofde van het Programma te coördineren, op voorwaarde dat deze actie voordelen oplevert voor de Unie en op voorwaarde dat de bescherming van de financiële belangen van de Unie gewaarborgd is;
–  de voorwaarden voor deelname aan het programma vaststelt, met inbegrip van de berekening van de financiële bijdragen aan individuele programma's en de administratieve kosten ervan. Deze bijdragen worden aangemerkt als bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement;
–  de voorwaarden voor deelname aan het programma vaststelt, met inbegrip van de berekening van de financiële bijdragen aan afzonderlijke (sub)programma's en de administratieve kosten ervan. Deze bijdragen worden aangemerkt als bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement;
–  de rechten van de Unie om naar een goed financieel beheer te streven en haar financiële belangen te beschermen, waarborgt.
–  de rechten van de Unie om naar een goed financieel beheer te streven en haar financiële belangen te beschermen, waarborgt.
2.  Bij de vaststelling van de reikwijdte van de associatie van elk derde land met het programma wordt rekening gehouden met de doelstelling van bevordering van economische groei in de Unie door middel van innovatie. Dienovereenkomstig kunnen voor een specifiek land, met uitzondering van EER-leden, toetredingslanden, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten, delen van het programma worden uitgesloten van een associatieovereenkomst.
2.  Bij de vaststelling van de reikwijdte van de associatie van elk derde land met het programma wordt rekening gehouden met de doelstelling van bevordering van economische groei in de Unie door middel van innovatie en wordt braindrain uit de Unie verhinderd. Dienovereenkomstig kunnen voor een specifiek land, met uitzondering van EER-leden, toetredingslanden, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten, eenzijdig begunstigende onderdelen van het programma worden uitgesloten van een associatieovereenkomst, met name onderdelen die specifiek voor particuliere entiteiten zijn bestemd.
3.  De associatieovereenkomst voorziet, waar passend, in de deelname van in de Unie gevestigde juridische entiteiten aan soortgelijke programma's van geassocieerde landen overeenkomstig de daarin vastgestelde voorwaarden.
3.  De associatieovereenkomst voorziet, waar passend, in en streeft naar de wederzijdse deelname van in de Unie gevestigde juridische entiteiten aan soortgelijke programma's van geassocieerde landen overeenkomstig de daarin vastgestelde voorwaarden.
4.  De voorwaarden voor de vaststelling van de hoogte van de financiële bijdrage waarborgen een automatische correctie van eventuele aanzienlijke onevenwichtigheden in vergelijking met het bedrag dat in het geassocieerde land gevestigde entiteiten door deelname aan het programma ontvangen, waarbij rekening wordt gehouden met de kosten van het beheer, de uitvoering en het functioneren van het programma.
4.  De voorwaarden van de associatieovereenkomst voor de vaststelling van de hoogte van de financiële bijdrage waarborgen een automatische tweejaarlijkse correctie van eventuele onevenwichtigheden in vergelijking met het bedrag dat in het geassocieerde land gevestigde entiteiten door deelname aan het programma ontvangen, waarbij rekening wordt gehouden met de kosten van het beheer, de uitvoering en het functioneren van het programma.
4 bis.  De bijdragen van alle geassocieerde landen worden toegewezen aan de relevante delen van het programma, mits de in artikel 9, lid 2, gespecificeerde verdeling van de begrotingsmiddelen in acht wordt genomen. De Commissie deelt de Raad en het Parlement tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedure de totale begroting mee voor elke onderdeel van het programma, met precisering van elk van de geassocieerde landen, alle individuele bijdragen en de financiële balans ervan.
Amendement 75
Voorstel voor een verordening
Artikel 14 – titel
Subsidiabele acties
Subsidiabele acties en ethische beginselen
Amendement 76
Voorstel voor een verordening
Artikel 15
Artikel 15
Artikel 15
Ethiek
Ethiek
1.  In het kader van het programma verrichte acties zijn in overeenstemming met de ethische beginselen en de toepasselijke nationale, internationale en Uniewetgeving, inclusief het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de aanvullende protocollen.
1.  In het kader van het programma verrichte acties zijn in overeenstemming met de ethische beginselen en de toepasselijke nationale, internationale en Uniewetgeving, inclusief het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de aanvullende protocollen.
Bijzondere aandacht wordt besteed aan het evenredigheidsbeginsel, het recht op privacy, het recht op bescherming van persoonsgegevens, het recht op lichamelijke en geestelijke integriteit van personen, het recht op non-discriminatie en de noodzaak om een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid te verzekeren.
2.  Entiteiten die deelnemen aan de actie verstrekken:
2.  Entiteiten die deelnemen aan de actie verstrekken:
a)  een ethische zelfbeoordeling met daarin een opsomming en een gedetailleerde beschrijving van alle te verwachten ethische kwesties die verband houden met de doelstelling, de uitvoering en de te verwachten effecten van de te financieren activiteiten, met inbegrip van een bevestiging van de naleving van lid 1 en een beschrijving van hoe deze zal worden gewaarborgd;
a)  een ethische zelfbeoordeling met daarin een opsomming en een gedetailleerde beschrijving van alle te verwachten ethische kwesties die verband houden met de doelstelling, de uitvoering en de te verwachten effecten van de te financieren activiteiten, met inbegrip van een bevestiging van de naleving van lid 1 en een beschrijving van hoe deze zal worden gewaarborgd;
b)  een bevestiging dat de activiteiten in overeenstemming zullen zijn met "The European Code of Conduct for Research Integrity", gepubliceerd door All European Academies, en dat geen van financiering uitgesloten activiteiten zullen worden verricht;
b)  een bevestiging dat de activiteiten in overeenstemming zullen zijn met "The European Code of Conduct for Research Integrity", gepubliceerd door All European Academies, en dat geen van financiering uitgesloten activiteiten zullen worden verricht;
c)  in het geval van buiten de Unie verrichte activiteiten, een bevestiging dat dezelfde activiteiten zouden zijn toegestaan in een lidstaat, en
c)  in het geval van buiten de Unie verrichte activiteiten, een bevestiging dat dezelfde activiteiten zouden zijn toegestaan in een lidstaat; en
d)  in het geval van activiteiten waarbij menselijke embryonale stamcellen worden gebruikt, waar van toepassing, nadere bijzonderheden betreffende de toestemmings- en toezichtmaatregelen die de bevoegde instanties van de betrokken lidstaten nemen, alsmede betreffende de ethische goedkeuringen die vóór de aanvang van de betrokken activiteiten moeten worden verkregen.
d)  in het geval van activiteiten waarbij menselijke embryonale stamcellen worden gebruikt, waar van toepassing, nadere bijzonderheden betreffende de toestemmings- en toezichtmaatregelen die de bevoegde instanties van de betrokken lidstaten nemen, alsmede betreffende de ethische goedkeuringen die vóór de aanvang van de betrokken activiteiten moeten worden verkregen.
3.  Voorstellen worden systematisch gescreend om na te gaan welke acties aanleiding geven tot ingewikkelde of ernstige ethische kwesties en deze aan een ethische beoordeling te onderwerpen. De ethische beoordeling wordt uitgevoerd door de Commissie, tenzij het financieringsorgaan hiertoe wordt gemachtigd. In het geval van activiteiten waarbij menselijke embryonale stamcellen of menselijke embryo's worden gebruikt, is een ethische beoordeling verplicht. Ethische screenings en beoordelingen worden uitgevoerd met de hulp van ethische deskundigen. De Commissie en de financieringsorganen waarborgen dat de ethische procedures zo transparant mogelijk zijn.
3.  Voorstellen worden systematisch gescreend om na te gaan welke acties aanleiding geven tot ingewikkelde of ernstige ethische kwesties en deze aan een ethische beoordeling te onderwerpen. De ethische beoordeling wordt uitgevoerd door de Commissie, tenzij het financieringsorgaan hiertoe wordt gemachtigd. In het geval van activiteiten waarbij menselijke embryonale stamcellen of menselijke embryo's worden gebruikt, is een ethische beoordeling verplicht. Ethische screenings en beoordelingen worden uitgevoerd met de hulp van ethische deskundigen. De Commissie en de financieringsorganen waarborgen dat de ethische procedures transparant zijn.
4.  Entiteiten die deelnemen aan de actie verkrijgen vóór de aanvang van de desbetreffende activiteiten alle goedkeuringen of andere verplichte documenten van de betrokken nationale of lokale ethische commissies of andere organen, bijvoorbeeld gegevensbeschermingsautoriteiten. Die documenten worden aangehouden en op verzoek aan de Commissie of het financieringsorgaan worden overgelegd.
4.  Entiteiten die deelnemen aan de actie verkrijgen vóór de aanvang van de desbetreffende activiteiten alle goedkeuringen of andere verplichte documenten van de betrokken nationale of lokale ethische commissies of andere organen, bijvoorbeeld gegevensbeschermingsautoriteiten. Die documenten worden aangehouden en op verzoek aan de Commissie of het financieringsorgaan worden overgelegd.
5.  In voorkomend geval voert de Commissie of het financieringsorgaan ethische controles uit. In het geval van ernstige of ingewikkelde ethische kwesties worden de controles uitgevoerd door de Commissie, tenzij het financieringsorgaan hiertoe wordt gemachtigd.
5.  In voorkomend geval voert de Commissie of het financieringsorgaan ethische controles uit. In het geval van ernstige of ingewikkelde ethische kwesties worden de controles uitgevoerd door de Commissie, tenzij het financieringsorgaan hiertoe wordt gemachtigd.
Ethische controles worden uitgevoerd met de hulp van ethische deskundigen.
Ethische controles worden uitgevoerd met de hulp van ethische deskundigen.
6.  Acties die ethisch niet aanvaardbaar zijn, kunnen te allen tijde worden verworpen of beëindigd.
6.  Acties die ethisch niet aanvaardbaar zijn, worden verworpen of beëindigd zodra die ethische onaanvaardbaarheid is vastgesteld.
Amendement 77
Voorstel voor een verordening
Artikel 16
Artikel 16
Artikel 16
Beveiliging
Beveiliging
1.  In het kader van het programma verrichte acties voldoen aan de toepasselijke beveiligingsvoorschriften en met name aan de voorschriften inzake de bescherming van gerubriceerde informatie tegen ongeoorloofde openbaarmaking, inclusief naleving van het toepasselijke nationale recht en recht van de Unie. In het geval van buiten de Unie verricht onderzoek waarbij gerubriceerde informatie wordt gebruikt en/of gegenereerd, moeten niet alleen die voorschriften worden nageleefd, maar moet ook een beveiligingsovereenkomst worden gesloten tussen de Unie en het derde land waar het onderzoek wordt verricht.
1.  In het kader van het programma verrichte acties voldoen aan de toepasselijke beveiligingsvoorschriften en met name aan de voorschriften inzake de bescherming van gerubriceerde informatie tegen ongeoorloofde openbaarmaking, inclusief naleving van het toepasselijke nationale recht en recht van de Unie. In het geval van buiten de Unie verricht onderzoek waarbij gerubriceerde informatie wordt gebruikt en/of gegenereerd, moeten niet alleen die voorschriften worden nageleefd, maar moet ook een beveiligingsovereenkomst worden gesloten tussen de Unie en het derde land waar het onderzoek wordt verricht.
2.  In voorkomend geval bevatten voorstellen een zelfbeoordeling inzake beveiliging met daarin een opsomming van alle beveiligingskwesties en een gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop deze kwesties zullen worden aangepakt met het oog op de naleving van het toepasselijke nationale recht en recht van de Unie.
2.  In voorkomend geval bevatten voorstellen een zelfbeoordeling inzake beveiliging met daarin een opsomming van alle beveiligingskwesties en een gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop deze kwesties zullen worden aangepakt met het oog op de naleving van het toepasselijke nationale recht en recht van de Unie.
3.  In voorkomend geval worden voorstellen die aanleiding geven tot beveiligingskwesties door de Commissie of het financieringsorgaan aan een beveiligingscontrole onderworpen.
3.  In voorkomend geval worden voorstellen die aanleiding geven tot beveiligingskwesties door de Commissie of het financieringsorgaan aan een beveiligingscontrole onderworpen.
4.  In voorkomend geval is de actie in overeenstemming met Besluit (EU, Euratom) 2015/444 en de uitvoeringsbepalingen daarbij.
4.  In voorkomend geval is de actie in overeenstemming met Besluit (EU, Euratom) 2015/444 en de uitvoeringsbepalingen daarbij.
5.  Entiteiten die deelnemen aan de actie waarborgen de bescherming van bij de actie gebruikte en/of gegenereerde gerubriceerde informatie tegen ongeoorloofde openbaarmaking. Zij tonen vóór de aanvang van de betrokken activiteiten aan dat zij beschikken over een door de bevoegde nationale veiligheidsinstanties afgegeven veiligheidsmachtiging voor zichzelf en/of de vestiging.
5.  Entiteiten die deelnemen aan de actie waarborgen de bescherming van bij de actie gebruikte en/of gegenereerde gerubriceerde informatie tegen ongeoorloofde openbaarmaking. Zij tonen vóór de aanvang van de betrokken activiteiten aan dat zij beschikken over een door de bevoegde nationale veiligheidsinstanties afgegeven veiligheidsmachtiging voor zichzelf en/of de vestiging op verzoek van de Commissie of een financieringsorgaan.
6.  Wanneer externe deskundigen te maken krijgen met gerubriceerde informatie wordt voorafgaand aan hun aanstelling de passende veiligheidsmachtiging verstrekt.
6.  Wanneer externe deskundigen te maken krijgen met gerubriceerde informatie wordt voorafgaand aan hun aanstelling de passende veiligheidsmachtiging verstrekt.
7.  In voorkomend geval kan de Commissie of het financieringsorgaan beveiligingscontroles uitvoeren.
7.  In voorkomend geval kan de Commissie of het financieringsorgaan beveiligingscontroles uitvoeren.
8.  Acties die niet aan de veiligheidsvoorschriften voldoen, kunnen te allen tijde worden verworpen of beëindigd.
8.  Acties die niet aan de veiligheidsvoorschriften voldoen, kunnen te allen tijde worden verworpen of beëindigd.
Amendement 78
Voorstel voor een verordening
Artikel 18
Artikel 18
Artikel 18
Voor deelname in aanmerking komende entiteiten
Voor deelname in aanmerking komende entiteiten
1.  Alle juridische entiteiten, waar ook gevestigd, en alle internationale organisaties kunnen aan acties in het kader van het programma deelnemen, op voorwaarde dat voldaan is aan de in deze verordening vastgestelde voorwaarden, inclusief alle voorwaarden in het werkprogramma of de oproep.
1.  Alle juridische entiteiten, waar ook gevestigd, inclusief juridische entiteiten uit niet-geassocieerde derde landen, en alle internationale organisaties kunnen aan acties in het kader van het programma deelnemen, op voorwaarde dat voldaan is aan de in deze verordening vastgestelde voorwaarden, inclusief alle voorwaarden in het werkprogramma of de oproep.
2.  Entiteiten maken deel uit van een consortium dat bestaat uit minimaal drie onafhankelijke juridische entiteiten die elk in een andere lidstaat of een ander geassocieerd land zijn gevestigd en waarvan er minimaal één in een lidstaat is gevestigd, tenzij:
2.  Entiteiten maken deel uit van een consortium dat bestaat uit minimaal drie onafhankelijke juridische entiteiten die elk in een andere lidstaat, de ultraperifere regio's inbegrepen, of in een ander geassocieerd land zijn gevestigd en waarvan er minimaal twee in een lidstaat is gevestigd, tenzij het een in lid 3 of lid 4 bedoelde actie betreft:
a)  indien dit gerechtvaardigd is, in het werkprogramma anders is bepaald;
b)  het een in lid 3 of 4 bedoelde actie betreft.
3.  Acties op het gebied van grensverleggend onderzoek van de Europese Onderzoeksraad (ERC), acties van de Europese Innovatieraad (EIC), opleidings- en mobiliteitsacties of medefinancieringsacties voor programma's kunnen worden uitgevoerd door een of meer juridische entiteiten, waarvan er minimaal één in een lidstaat of een geassocieerd land is gevestigd.
3.  Acties op het gebied van grensverleggend onderzoek van de Europese Onderzoeksraad (ERC), acties van de Europese Innovatieraad (EIC), opleidings- en mobiliteitsacties of medefinancieringsacties voor programma's kunnen worden uitgevoerd door een of meer juridische entiteiten, waarvan er minimaal één in een lidstaat of indien toepasselijk een geassocieerd land zoals vermeld in artikel 12, lid 1, is gevestigd.
4.  Coördinatie- en ondersteuningsacties kunnen worden uitgevoerd door een of meer in een lidstaat, een geassocieerd land of een ander derde land gevestigde juridische entiteiten.
4.  Coördinatie- en ondersteuningsacties kunnen worden uitgevoerd door een of meer in een lidstaat, een geassocieerd land of een ander derde land gevestigde juridische entiteiten.
5.  Voor acties met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Unie kan in het werkprogramma worden vastgesteld dat de deelname kan worden beperkt tot entiteiten die in lidstaten zijn gevestigd, of tot entiteiten die in lidstaten en in bepaalde geassocieerde of andere derde landen zijn gevestigd.
5.  Voor acties met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Unie kan in het werkprogramma worden vastgesteld dat de deelname kan worden beperkt tot entiteiten die in lidstaten zijn gevestigd, of tot entiteiten die in lidstaten en in bepaalde geassocieerde of andere derde landen zijn gevestigd.
6.  In het werkprogramma kan worden voorzien in extra criteria om in aanmerking te komen, naast die welke in de leden 2, 3, 4 en 5 worden vermeld, overeenkomstig specifieke beleidsvereisten of de aard en de doelstellingen van de actie, met inbegrip van het aantal juridische entiteiten, de soort juridische entiteit en de plaats van vestiging.
6.  In het werkprogramma kan worden voorzien in extra criteria om in aanmerking te komen, naast die welke in de leden 2, 3, 4 en 5 worden vermeld, overeenkomstig specifieke beleidsvereisten of de aard en de doelstellingen van de actie, met inbegrip van het aantal juridische entiteiten, de soort juridische entiteit en de plaats van vestiging.
7.  In het geval van acties die in aanmerking komen voor de in artikel 9, lid 8, bedoelde middelen, wordt de deelname beperkt tot één enkele in het rechtsgebied van de delegatieverlenende beheersautoriteit gevestigde juridische entiteit, tenzij anders is overeengekomen met de beheersautoriteit en anders is bepaald in het werkprogramma.
7.  In het geval van acties die in aanmerking komen voor de in artikel 11 bedoelde middelen, wordt de deelname beperkt tot één enkele in het rechtsgebied van de delegatieverlenende beheersautoriteit gevestigde juridische entiteit, tenzij anders is overeengekomen met de beheersautoriteit en anders is bepaald in het werkprogramma.
8.  Wanneer zulks in het werkprogramma is aangegeven, kan het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek deelnemen aan acties.
8.  Wanneer zulks in het werkprogramma is aangegeven, kan het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek deelnemen aan acties.
9.  Het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek, internationale Europese onderzoeksorganisaties en krachtens het recht van de Unie opgerichte juridische entiteiten worden geacht te zijn gevestigd in een andere lidstaat dan deze waarin andere aan de actie deelnemende juridische entiteiten zijn gevestigd.
10.  In het geval van acties op het gebied van grensverleggend onderzoek van de Europese Onderzoeksraad (ERC) en opleidings- en mobiliteitsacties worden internationale organisaties met hoofdkantoor in een lidstaat of een geassocieerd land geacht in deze lidstaat of dit geassocieerde land te zijn gevestigd.
10.  In het geval van acties op het gebied van grensverleggend onderzoek van de Europese Onderzoeksraad (ERC) en opleidings- en mobiliteitsacties worden internationale organisaties met hoofdkantoor in een lidstaat of een geassocieerd land geacht in deze lidstaat of dit geassocieerde land te zijn gevestigd.
Amendement 79
Voorstel voor een verordening
Artikel 19
Artikel 19
Artikel 19
Voor financiering in aanmerking komende entiteiten
Voor financiering in aanmerking komende entiteiten
1.   Entiteiten komen in aanmerking voor financiering indien zij zijn gevestigd in een lidstaat of een geassocieerd land.
1.   Entiteiten komen in aanmerking voor financiering indien zij zijn gevestigd in een lidstaat of een geassocieerd land zoals vermeld in artikel 12, lid 1.
In het geval van acties die in aanmerking komen voor de in artikel 9, lid 8, bedoelde middelen komen enkel in het rechtsgebied van de delegatieverlenende beheersautoriteit gevestigde entiteiten in aanmerking voor financiering met die middelen.
In het geval van acties die in aanmerking komen voor de in artikel 11, lid 3, bedoelde middelen komen enkel in het rechtsgebied van de delegatieverlenende beheersautoriteit gevestigde entiteiten in aanmerking voor financiering met die middelen.
1 bis.  Indien toepasselijk komen internationale organisaties in aanmerking voor financiering in het kader van een actie indien hun hoofdkantoor gevestigd is in een lidstaat of in een geassocieerd land.
1 ter.  In het geval van laag- en middeninkomenslanden en uitzonderlijk andere niet-geassocieerde derde landen kunnen zij in aanmerking komen voor financiering in het kader van een actie indien:
a)  het derde land wordt genoemd in het werkprogramma; en
b)  de Commissie of het financieringsorgaan van oordeel is dat de deelname van de entiteit van wezenlijk belang is voor de uitvoering van de actie.
2.  In beginsel dragen in een niet-geassocieerd derde land gevestigde entiteiten de kosten van hun deelname. In het geval van laag- en middeninkomenslanden en uitzonderlijk andere niet-geassocieerde derde landen kunnen zij echter in aanmerking komen voor financiering in het kader van een actie indien:
2.  In andere niet-geassocieerde derde landen gevestigde entiteiten dragen de kosten van hun deelname. Wanneer dit nuttig wordt geacht, kunnen er O&O-overeenkomsten worden gesloten tussen deze niet-geassocieerde derde landen en de Unie, en kan er een medefinancieringsmechanisme worden ingesteld, naar het voorbeeld van de mechanismen die in het kader van Horizon 2020 zijn vastgesteld. Die landen dienen te zorgen voor wederzijdse toegang voor in de Unie gevestigde juridische entiteiten tot hun RDI-financieringsprogramma's alsook voor wederkerigheid wat betreft de open toegang tot wetenschappelijke resultaten en gegevens en tot billijke voorwaarden met betrekking tot intellectuele-eigendomsrechten.
a)  het derde land wordt genoemd in het door de Commissie vastgestelde werkprogramma, of
b)  de Commissie of het financieringsorgaan van oordeel is dat de deelname van de entiteit van wezenlijk belang is voor de uitvoering van de actie.
3.  Verbonden entiteiten komen in aanmerking voor financiering in het kader van een actie indien zij zijn gevestigd in een lidstaat, een geassocieerd land of een derde land die of dat in het door de Commissie vastgestelde werkprogramma wordt genoemd.
3.  Verbonden entiteiten komen in aanmerking voor financiering in het kader van een actie indien zij zijn gevestigd in een lidstaat of een geassocieerd land.
3 bis.  De Commissie brengt verslag uit aan het Parlement en de Raad, met specificatie per niet-geassocieerd derde land van het bedrag aan financiële bijdragen van de Unie dat aan de deelnemende landen is verstrekt, en het bedrag van de financiële bijdragen van het betrokken land aan entiteiten in de Unie die aan hun activiteiten deelnemen.
Amendement 80
Voorstel voor een verordening
Artikel 20
Artikel 20
Artikel 20
Oproepen tot het indienen van voorstellen
Oproepen tot het indienen van voorstellen
1.  Bij alle acties, met uitzondering van transitieactiviteiten van de Pathfinder van de EIC, wordt de inhoud van de oproepen tot het indienen van voorstellen opgenomen in het werkprogramma.
1.  Bij alle acties wordt de inhoud van de oproepen tot het indienen van voorstellen opgenomen in het werkprogramma.
Het werkprogramma verklaart waarom een bepaalde actie moet worden gefinancierd door te verwijzen naar de resultaten van specifieke voorgaande projecten en naar de stand van de wetenschap, de technologie en de innovatie op nationaal, Unie- en internationaal niveau, en van de desbetreffende ontwikkelingen met betrekking tot beleid, de markt en de samenleving.
2.  In het geval van transitieactiviteiten van de Pathfinder van de EIC:
a)  wordt de bekendmaking en de inhoud van de oproepen tot het indienen van voorstellen bepaald overeenkomstig de in het werkprogramma vastgestelde doelstellingen en begroting met betrekking tot de betrokken portefeuille van acties;
b)  kunnen zonder oproep tot het indienen van voorstellen subsidies ten belope van een vast bedrag van maximaal 50 000 EUR worden toegekend om dringende coördinatie- en ondersteuningsacties te verrichten met het oog op het versterken van de gemeenschap van begunstigden van de portefeuille of het beoordelen van potentiële spin-offs of potentiële marktcreërende innovatie.
3.   Oproepen kunnen, wanneer dit voor de verwezenlijking van de doelstellingen ervan noodzakelijk is, worden beperkt tot de ontwikkeling van extra activiteiten of tot de toevoeging van extra partners aan bestaande acties.
3.   Oproepen kunnen, wanneer dit voor de verwezenlijking van de doelstellingen ervan noodzakelijk is, worden beperkt tot de ontwikkeling van extra activiteiten of tot de toevoeging van extra partners aan bestaande acties.
4.   Een oproep tot het indienen van voorstellen is niet vereist voor coördinatie- en ondersteuningsacties of medefinancieringsacties voor programma's die:
4.   Een oproep tot het indienen van voorstellen is niet vereist voor coördinatie- en ondersteuningsacties of medefinancieringsacties voor programma's die:
a)  door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek of door in het werkprogramma genoemde juridische entiteiten moeten worden uitgevoerd, en
a)  door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek of door in het werkprogramma genoemde juridische entiteiten moeten worden uitgevoerd, en
b)  niet binnen de reikwijdte van een oproep tot het indienen van voorstellen vallen.
b)  niet binnen de reikwijdte van een oproep tot het indienen van voorstellen vallen.
5.   In het werkprogramma worden de oproepen vermeld in het kader waarvan excellentiekeurmerken zullen worden toegekend. Met voorafgaande toestemming van de aanvrager kan informatie met betrekking tot de aanvraag en de evaluatie worden gedeeld met betrokken financierende instanties, op voorwaarde dat overeenkomsten inzake vertrouwelijkheid worden gesloten.
5.   In het werkprogramma worden de oproepen vermeld in het kader waarvan excellentiekeurmerken zullen worden toegekend. Met voorafgaande toestemming van de aanvrager kan informatie met betrekking tot de aanvraag en de evaluatie worden gedeeld met betrokken financierende instanties, op voorwaarde dat overeenkomsten inzake vertrouwelijkheid worden gesloten.
5 bis.  Om een zeer groot aantal aanvragen aan te pakken, kan de Commissie voor een aantal oproepen een evaluatieprocedure in twee fasen toepassen.
Amendement 81
Voorstel voor een verordening
Artikel 21
Artikel 21
Artikel 21
Gezamenlijke oproepen
Gezamenlijke oproepen
De Commissie of het financieringsorgaan kan een gezamenlijke oproep tot het indienen van voorstellen uitschrijven met:
De Commissie of het financieringsorgaan kan een gezamenlijke oproep tot het indienen van voorstellen uitschrijven met:
a)  derde landen, met inbegrip van de wetenschappelijke en technologische organisaties of agentschappen daarvan;
a)  derde landen, met inbegrip van de wetenschappelijke en technologische organisaties of agentschappen daarvan;
b)  internationale organisaties;
b)  internationale organisaties;
c)  juridische entiteiten zonder winstoogmerk.
c)  juridische entiteiten zonder winstoogmerk.
In het geval van een gezamenlijke oproep worden gezamenlijke procedures voor de selectie en de evaluatie van voorstellen vastgesteld. Bij de procedures wordt een evenwichtige groep van door alle partijen aangestelde deskundigen betrokken.
In het geval van een gezamenlijke oproep moeten de aanvragende consortia aan de eisen vermeld in artikel 18 van deze verordening voldoen en worden gezamenlijke procedures voor de selectie en de evaluatie van voorstellen vastgesteld. Bij de procedures wordt een evenwichtige groep van door alle partijen aangestelde deskundigen betrokken.
Amendement 82
Voorstel voor een verordening
Artikel 22
Artikel 22
Artikel 22
Precommerciële inkoop en overheidsopdrachten voor innovatieve oplossingen
Precommerciële inkoop en overheidsopdrachten voor innovatieve oplossingen
1.  Acties kunnen gedeeltelijk bestaan uit of voornamelijk gericht zijn op precommerciële inkoop of overheidsopdrachten voor innovatieve oplossingen die worden uitgevoerd door begunstigden die aanbestedende diensten of aanbestedende entiteiten zijn in de zin van de Richtlijnen 2014/24/EU31, 2014/25/EU32 en 2009/81/EG33.
1.  Acties kunnen gedeeltelijk bestaan uit of voornamelijk gericht zijn op precommerciële inkoop of overheidsopdrachten voor innovatieve oplossingen die worden uitgevoerd door begunstigden die aanbestedende diensten of aanbestedende entiteiten zijn in de zin van de Richtlijnen 2014/24/EU31, 2014/25/EU32 en 2009/81/EG33.
2.  De inkoopprocedures:
2.  De inkoopprocedures:
a)  moeten in overeenstemming zijn met de beginselen van transparantie, non-discriminatie, gelijke behandeling, goed financieel beheer en evenredigheid, alsook met de mededingingsregels;
a)  moeten in overeenstemming zijn met de beginselen van transparantie, non-discriminatie, gelijke behandeling, goed financieel beheer en evenredigheid, alsook met de mededingingsregels;
b)  kunnen, in het geval van precommerciële inkoop, in specifieke voorwaarden voorzien, zoals dat de plaats van uitvoering van de gegunde activiteiten beperkt is tot het grondgebied van de lidstaten en de geassocieerde landen;
b)  kunnen, in het geval van precommerciële inkoop, gebruikmaken van de vereenvoudigde en/of versnelde procedure en in specifieke voorwaarden voorzien, zoals dat de plaats van uitvoering van de gegunde activiteiten beperkt is tot het grondgebied van de lidstaten en de geassocieerde landen;
c)  kunnen voorzien in de gunning van meerdere contracten binnen één en dezelfde procedure ("multiple sourcing"), en
c)  kunnen voorzien in de gunning van meerdere contracten binnen dezelfde procedure ("multiple sourcing"); en
d)  moeten bepalen dat de contracten worden gegund aan de inschrijver of inschrijvers die de beste prijs-kwaliteitverhouding biedt of bieden, waarbij de afwezigheid van belangenconflicten wordt gewaarborgd.
d)  moeten bepalen dat de contracten worden gegund aan de inschrijver of inschrijvers die de beste prijs-kwaliteitverhouding biedt of bieden, waarbij de afwezigheid van belangenconflicten wordt gewaarborgd.
3.  Een contractant die in het kader van een precommerciële inkoopactie resultaten genereert, is minimaal rechthebbende van de daaraan verbonden intellectuele-eigendomsrechten. De aanbestedende diensten hebben minimaal en vrij van royalty's recht op toegang tot die resultaten voor eigen gebruik en hebben het recht om niet-exclusieve licenties aan derden te verlenen of om die licentie door de deelnemende contractant te doen verlenen, teneinde de resultaten onder eerlijke en redelijke voorwaarden voor de aanbestedende dienst te exploiteren, evenwel zonder sublicentierecht. Indien een contractant er niet in slaagt om de resultaten binnen een bepaalde periode na de precommerciële inkoop zoals vastgesteld in de overeenkomst, te exploiteren, kunnen de aanbestedende diensten eisen dat hij de eigendom van de resultaten aan de aanbestedende diensten overdraagt.
3.  Een contractant die in het kader van een precommerciële inkoopactie resultaten genereert, is minimaal rechthebbende van de daaraan verbonden intellectuele-eigendomsrechten. De aanbestedende diensten hebben vrij van royalty's recht op toegang tot die resultaten voor eigen gebruik. Indien een contractant er niet in slaagt om de resultaten binnen een bepaalde periode na de precommerciële inkoop zoals vastgesteld in de overeenkomst, te exploiteren, moeten de aanbestedende diensten met de contractant overleggen en de redenen onderzoeken voor het gebrek aan exploitatie. Na dat overleg kan de aanbestedende dienst eisen dat hij de eigendom van de resultaten aan de aanbestedende diensten overdraagt.
3 bis.  In de contracten voor overheidsopdrachten voor innovatieve oplossingen kunnen specifieke bepalingen worden opgenomen met betrekking tot de eigendom, de toegangsrechten en de licentieverlening.
__________________
__________________
31 Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).
31 Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).
32 Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).
32 Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).
33 Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (PB L 216 van 20.8.2009, blz. 76).
33 Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (PB L 216 van 20.8.2009, blz. 76).
Amendement 83
Voorstel voor een verordening
Artikel 23
Artikel 23
Schrappen
Cumulatieve financiering
Voor een actie waarvoor een bijdrage uit een ander programma van de Unie is ontvangen, kan ook een bijdrage in het kader van het programma worden ontvangen, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. De regels van elk bijdragend programma van de Unie gelden voor de respectievelijke bijdrage daaruit aan de actie. De cumulatieve financiering mag niet meer bedragen dan de totale subsidiabele kosten van de actie en de steun uit verschillende programma's van de Unie kan naar rato worden berekend overeenkomstig de documenten waarin de voorwaarden voor de steun zijn vastgesteld.
Amendement 84
Voorstel voor een verordening
Artikel 24 – titel
Selectiecriteria
Financiële draagkracht van aanvragers
Amendement 85
Voorstel voor een verordening
Artikel 25
Artikel 25
Artikel 25
Toekenningscriteria
Selectie- en toekenningscriteria
1.  Een voorstel wordt geëvalueerd aan de hand van de volgende toekenningscriteria:
1.  Een voorstel wordt geëvalueerd aan de hand van de volgende toekenningscriteria:
a)  excellentie;
a)  excellentie;
b)  effect;
b)  effect;
c)  kwaliteit en efficiëntie van de uitvoering.
c)  kwaliteit en efficiëntie van de uitvoering.
2.  Op voorstellen voor acties op het gebied van grensverleggend onderzoek van de ERC is uitsluitend het in lid 1, onder a), bedoelde criterium van toepassing.
2.  Op voorstellen voor acties op het gebied van grensverleggend onderzoek van de ERC is uitsluitend het in lid 1, onder a), bedoelde criterium van toepassing. Enkel wanneer twee of meer excellente projecten dezelfde rangschikking behalen, wordt een onderscheid gemaakt door de criteria van lid 1, onder b) of c), toe te passen.
3.  In het werkprogramma worden nadere gegevens over de toepassing van de in lid 1 genoemde toekenningscriteria opgenomen en kunnen wegingen en drempelwaarden worden gespecificeerd.
3.  In het werkprogramma worden nadere gegevens over de toepassing van de in lid 1 genoemde toekenningscriteria opgenomen, inclusief wegingen, drempelwaarden en regels voor het behandelen van ex aequo-voorstellen, waarbij rekening wordt gehouden met de doelstellingen van de oproep tot het indienen van voorstellen. De voorwaarden voor het behandelen van ex aequo-voorstellen kunnen onder meer (maar niet uitsluitend) de volgende criteria omvatten: kmo's, gender, in het kader van verbrede deelname participerende landen;
3 bis.  De Commissie neemt de mogelijkheid van een indieningsprocedure in twee stappen in overweging, en waar mogelijk kunnen in de eerste beoordelingsfase anonieme voorstellen in aanmerking worden genomen, op basis van de in lid 1 genoemde toekenningscriteria.
Amendement 86
Voorstel voor een verordening
Artikel 26
Artikel 26
Artikel 26
Evaluatie
Evaluatie
1.  Voorstellen worden geëvalueerd door het evaluatiecomité, dat:
1.  Voorstellen worden geëvalueerd door het evaluatiecomité, dat:
–  volledig of gedeeltelijk is samengesteld uit externe onafhankelijke deskundigen;
–  is samengesteld uit externe onafhankelijke deskundigen.
–  is samengesteld uit vertegenwoordigers van instellingen of organen van de Unie zoals bedoeld in artikel 150 van het Financieel Reglement.
In het geval van de EIC en missies kunnen in het evaluatiecomité ook vertegenwoordigers zitten van instellingen of organen van de Unie zoals bedoeld in artikel 150 van het Financieel Reglement.
Het evaluatiecomité kan worden bijgestaan door onafhankelijke deskundigen.
Het evaluatiecomité kan worden bijgestaan door onafhankelijke deskundigen.
2.  Indien nodig rangschikt het evaluatiecomité de voorstellen die de toepasselijke drempelwaarden hebben gehaald volgens:
2.  Indien nodig rangschikt het evaluatiecomité de voorstellen die de toepasselijke drempelwaarden hebben gehaald volgens:
–  de in het kader van de evaluatie behaalde scores;
–  de in het kader van de evaluatie behaalde scores;
–  de bijdrage ervan aan de verwezenlijking van specifieke beleidsdoelstellingen, met inbegrip van de samenstelling van een consistente projectenportefeuille.
–  de bijdrage ervan aan de verwezenlijking van specifieke beleidsdoelstellingen, met inbegrip van de samenstelling van een consistente projectenportefeuille.
Het evaluatiecomité kan tevens eender welke aanzienlijke aanpassing van een voorstel voorstellen, voor zover nodig voor de consistentie van de portefeuille.
Alleen in uitzonderlijke en terdege gerechtvaardigde gevallen kan het evaluatiecomité aanpassingen van een voorstel voorstellen, voor zover dat nodig is voor de consistentie van de portefeuille.
2 bis.  Tijdens de evaluatieprocedure moeten belangenconflicten en op reputatie gestoelde vooroordelen worden vermeden. Er wordt voor transparantie van de evaluatiecriteria en van de aan de voorstellen toegekende scores gezorgd.
Amendement 87
Voorstel voor een verordening
Artikel 27
Artikel 27
Artikel 27
Procedure voor de toetsing van evaluaties
Procedure voor de toetsing van evaluaties, vragen en klachten
1.  Een aanvrager kan om toetsing van een evaluatie verzoeken wanneer hij van oordeel is dat de toepasselijke evaluatieprocedure niet correct op zijn voorstel is toegepast.
1.  Een aanvrager kan om toetsing van een evaluatie verzoeken wanneer hij van oordeel is dat de toepasselijke evaluatieprocedure niet correct op zijn voorstel is toegepast.
2.  Een toetsing van een evaluatie is enkel van toepassing op de procedurele aspecten van de evaluatie en niet op de evaluatie van de verdiensten van het voorstel.
2.  Een toetsing van een evaluatie is enkel van toepassing op de procedurele aspecten van de evaluatie en niet op de evaluatie van de verdiensten van het voorstel.
2 bis.  Een verzoek om een toetsing moet op een specifiek voorstel betrekking hebben en moet binnen dertig dagen na mededeling van de bevindingen van de evaluatie worden ingediend. Het toetsingscomité wordt voorgezeten door en is samengesteld uit vertegenwoordigers die niet waren betrokken bij de oproep tot het indienen van voorstellen. Het comité beslist of het voorstel opnieuw moet worden geëvalueerd dan wel of de oorspronkelijke evaluatie wordt bevestigd. Dat doet het zonder nodeloos uitstel en zonder afbreuk te doen aan de selectiemogelijkheden.
3.  Een toetsing van een evaluatie leidt niet tot een vertraging van het selectieproces voor de voorstellen die niet worden getoetst.
3.  Een toetsing van een evaluatie leidt niet tot een vertraging van het selectieproces voor de voorstellen die niet worden getoetst.
3 bis.  De Commissie draagt zorg voor de instelling van een procedure op grond waarvan deelnemers rechtstreeks vragen kunnen stellen en klachten kunnen indienen aangaande hun betrokkenheid bij Horizon Europa. Online wordt informatie beschikbaar gesteld over de wijze waarop vragen kunnen worden gesteld en klachten kunnen worden ingediend.
Amendement 88
Voorstel voor een verordening
Artikel 28
Artikel 28
Artikel 28
Subsidietoekenningstermijn
Subsidietoekenningstermijn
1.  In afwijking van artikel 194, lid 2, eerste alinea, van het Financieel Reglement zijn de volgende termijnen van toepassing:
1.   In afwijking van artikel 194, lid 2, eerste alinea, van het Financieel Reglement zijn de volgende termijnen van toepassing:
a)  voor wat betreft de inkennisstelling van alle aanvragers betreffende de uitkomst van de evaluatie van hun aanvraag, ten hoogste vijf maanden na de uiterste datum voor de indiening van volledige voorstellen;
a)   voor wat betreft de inkennisstelling van alle aanvragers betreffende de uitkomst van de evaluatie van hun aanvraag, ten hoogste vijf maanden na de uiterste datum voor de indiening van volledige voorstellen;
b)  voor wat betreft de ondertekening van de subsidieovereenkomsten met de aanvragers, ten hoogste acht maanden na de uiterste datum voor de indiening van volledige voorstellen.
b)   voor wat betreft de ondertekening van de subsidieovereenkomsten met de aanvragers, ten hoogste acht maanden na de uiterste datum voor de indiening van volledige voorstellen;
b bis)  voor wat betreft specifieke subsidies die worden ondertekend uit hoofde van het sneltraject voor onderzoek en innovatie, ten hoogste zes maanden na de uiterste datum voor de indiening van volledige voorstellen.
De subsidietoekenningstermijn mag geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de evaluatie.
2.  In het werkprogramma voor de EIC kunnen kortere termijnen worden vastgesteld.
2.   In het werkprogramma voor de EIC kunnen kortere termijnen worden vastgesteld.
3.  Naast de in artikel 194, lid 2, tweede alinea, van het Financieel Reglement vermelde uitzonderingen kunnen de in lid 1 bedoelde termijnen worden overschreden in het geval van acties van de ERC, in het geval van missies en in het geval dat acties aan een ethische of beveiligingsbeoordeling worden onderworpen.
3.   Naast de in artikel 194, lid 2, tweede alinea, van het Financieel Reglement vermelde uitzonderingen kunnen de in lid 1 bedoelde termijnen worden overschreden in het geval van acties van de ERC, in het geval van missies en in het geval dat acties aan een ethische of beveiligingsbeoordeling worden onderworpen.
Amendement 89
Voorstel voor een verordening
Artikel 29
Artikel 29
Artikel 29
Uitvoering van de subsidie
Uitvoering van de subsidie
1.  Indien een begunstigde zijn verplichtingen met betrekking tot de technische uitvoering van de actie niet nakomt, voldoen de andere begunstigden aan deze verplichtingen zonder enige aanvullende Uniefinanciering, tenzij zij uitdrukkelijk van die verplichting worden ontheven. De financiële aansprakelijkheid van elke begunstigde is beperkt tot zijn eigen schulden, onverminderd de bepalingen betreffende het onderlingeverzekeringsmechanisme.
1.  Indien een begunstigde zijn verplichtingen met betrekking tot de technische uitvoering van de actie niet nakomt, voldoen de andere begunstigden aan deze verplichtingen zonder enige aanvullende Uniefinanciering, tenzij zij uitdrukkelijk van die verplichting worden ontheven. De financiële aansprakelijkheid van elke begunstigde is beperkt tot zijn eigen schulden, onverminderd de bepalingen betreffende het onderlingeverzekeringsmechanisme.
2.  In de subsidieovereenkomst kunnen mijlpalen en daarmee samenhangende voorfinancieringstranches worden vastgesteld. Indien de mijlpalen niet worden bereikt, kan de actie worden geschorst, gewijzigd of beëindigd.
2.  In de subsidieovereenkomst kunnen mijlpalen en daarmee samenhangende voorfinancieringstranches worden vastgesteld. Indien de mijlpalen niet worden bereikt, kan de actie worden geschorst of gewijzigd, indien geen passende corrigerende maatregel wordt gevonden, of beëindigd, na beoordeling door onafhankelijke deskundigen.
3.  De actie kan tevens worden beëindigd wanneer de verwachte resultaten om wetenschappelijke, technologische of economische redenen niet langer relevant zijn voor de Unie, en, in het geval van de EIC en van missies, wanneer zij niet langer relevant zijn als onderdeel van een portefeuille van acties.
3.  De actie kan tevens worden beëindigd wanneer de verwachte resultaten en/of mijlpalen om wetenschappelijke, technologische of economische redenen noch voor de Unie noch voor de begunstigden nog van belang zijn, en, in het geval van de EIC en van missies, wanneer zij niet langer relevant zijn als onderdeel van een portefeuille van acties. De Commissie dient een overlegprocedure met de coördinator van de actie en indien toepasselijk externe deskundigen te volgen voordat zij besluit een actie te beëindigen.
Amendement 90
Voorstel voor een verordening
Artikel 30
Artikel 30
Artikel 30
Financieringspercentages
Financieringspercentages
1.  Per actie is één enkel financieringspercentage van toepassing op alle activiteiten die in het kader daarvan worden gefinancierd. Het maximumpercentage wordt in het werkprogramma vastgesteld.
1.  Per actie is één enkel financieringspercentage van toepassing op alle activiteiten die in het kader daarvan worden gefinancierd. Het maximumpercentage per actie wordt in het werkprogramma vastgesteld.
2.  Het programma kan maximaal 100 % van de totale subsidiabele kosten van een actie vergoeden, met uitzondering van:
2.  Het programma kan maximaal 100 % van de totale subsidiabele kosten van een actie vergoeden, met uitzondering van:
a)  innovatieacties: maximaal 70 % van de totale subsidiabele kosten, met uitzondering van juridische entiteiten zonder winstoogmerk, waarbij het programma maximaal 100 % van de totale subsidiabele kosten kan vergoeden;
a)  innovatieacties: maximaal 70 % van de totale subsidiabele kosten, met uitzondering van juridische entiteiten zonder winstoogmerk, waarbij het programma maximaal 100 % van de totale subsidiabele kosten kan vergoeden;
b)  medefinancieringsacties voor programma's: minimaal 30 % van de totale subsidiabele kosten, en in specifieke en naar behoren gemotiveerde gevallen maximaal 70 %.
b)  medefinancieringsacties voor programma's: minimaal 30 % van de totale subsidiabele kosten, en in specifieke en naar behoren gemotiveerde gevallen maximaal 70 %.
3.  De in dit artikel bepaalde financieringspercentages zijn ook van toepassing op acties waarbij voor de financiering van de gehele of een deel van de actie een vast percentage, eenheidskosten of een vast bedrag zijn vastgelegd.
3.  De in dit artikel bepaalde financieringspercentages zijn ook van toepassing op acties waarbij voor de financiering van de gehele of een deel van de actie een vast percentage, eenheidskosten of een vast bedrag zijn vastgelegd.
Amendement 91
Voorstel voor een verordening
Artikel 31
Artikel 31
Artikel 31
Indirecte kosten
Indirecte kosten
1.  De indirecte subsidiabele kosten worden bepaald aan de hand van een vast percentage van 25 % van de totale directe subsidiabele kosten, exclusief direct subsidiabele kosten voor uitbesteding, financiële steun aan derden en eenheidskosten of vaste bedragen die indirecte kosten omvatten.
1.  De indirecte subsidiabele kosten worden bepaald aan de hand van een vast percentage van 25 % van de totale directe subsidiabele kosten, exclusief direct subsidiabele kosten voor uitbesteding, financiële steun aan derden en eenheidskosten of vaste bedragen die indirecte kosten omvatten.
In voorkomend geval worden in eenheidskosten of vaste bedragen opgenomen indirecte kosten berekend aan de hand van het in lid 1 vastgestelde vaste percentage, met uitzondering van eenheidskosten voor intern gefactureerde goederen en diensten; deze worden berekend op basis van de werkelijke kosten, in overeenstemming met de gangbare kostenberekeningsmethoden van de begunstigden.
In voorkomend geval worden in eenheidskosten of vaste bedragen opgenomen indirecte kosten berekend aan de hand van het in lid 1 vastgestelde vaste percentage, met uitzondering van eenheidskosten voor intern gefactureerde goederen en diensten; deze worden berekend op basis van de werkelijke kosten, waarbij verdeelsleutels kunnen worden toegepast, in overeenstemming met de gangbare kostenberekeningsmethoden van de begunstigden.
2.  Wanneer het werkprogramma daarin voorziet, kunnen indirecte kosten echter in de vorm van een vast bedrag of op basis van eenheidskosten worden gedeclareerd.
2.  Wanneer het werkprogramma daarin voorziet, kunnen indirecte kosten echter in de vorm van een vast bedrag of op basis van eenheidskosten worden gedeclareerd.
Amendement 92
Voorstel voor een verordening
Artikel 32
Artikel 32
Artikel 32
Subsidiabele kosten
Subsidiabele kosten
1.  Naast de in artikel 197 van het Financieel Reglement vastgestelde criteria zijn in het geval van begunstigden met projectgebaseerde vergoeding personeelskosten subsidiabel tot maximaal de hoogte van de vergoeding die de persoon ontvangt voor werkzaamheden in het kader van soortgelijke projecten die uit hoofde van nationale stelsels worden gefinancierd.
1.  Naast de in artikel 197 van het Financieel Reglement vastgestelde criteria zijn in het geval van begunstigden met projectgebaseerde vergoeding personeelskosten subsidiabel tot maximaal de hoogte van de vergoeding die de persoon ontvangt voor werkzaamheden in het kader van soortgelijke projecten die uit hoofde van nationale stelsels worden gefinancierd. Voor de duur van dit programma is de uurvergoeding van personeel in lidstaten die in aanmerking komen voor verbredingsacties subsidiabel tot op een niveau dat overeenkomt met 1,25 keer de nationale uurvergoeding die wordt toegepast voor uit hoofde van nationale regelingen gefinancierde RDI-projecten.
Onder projectgebaseerde vergoeding wordt verstaan de vergoeding die samenhangt met de deelname van een persoon aan projecten, deel uitmaakt van de gangbare vergoedingsmethoden van de begunstigde en op een consistente wijze wordt uitbetaald.
Onder projectgebaseerde vergoeding wordt verstaan de vergoeding die samenhangt met de deelname van een persoon aan projecten, deel uitmaakt van de gangbare vergoedingsmethoden van de begunstigde en op een consistente wijze wordt uitbetaald.
2.  In afwijking van artikel 190, lid 1, van het Financieel Reglement zijn de kosten van in de vorm van bijdragen in natura door derden ter beschikking gestelde middelen subsidiabel tot maximaal de hoogte van de directe subsidiabele kosten van de derde partij.
2.  In afwijking van artikel 190, lid 1, van het Financieel Reglement zijn de kosten van in de vorm van bijdragen in natura door derden ter beschikking gestelde middelen subsidiabel tot maximaal de hoogte van de directe subsidiabele kosten van de derde partij.
3.  In afwijking van artikel 192 van het Financieel Reglement worden inkomsten uit de exploitatie van de resultaten niet als ontvangsten uit de actie aangemerkt.
3.  In afwijking van artikel 192 van het Financieel Reglement worden inkomsten uit de exploitatie van de resultaten niet als ontvangsten uit de actie aangemerkt.
3 bis.  De begunstigden kunnen hun gebruikelijke kostenberekeningsmethoden toepassen om de kosten die verband houden met een actie te bepalen en te declareren. De Commissie kan een beperkt aantal bijkomende subsidiabiliteitsvoorwaarden specificeren om een goed beheer van de subsidie te waarborgen. De Commissie mag geen kostenberekeningsmethoden verwerpen die tot met haar eigen resultaten overeenstemmende resultaten leiden en die hetzelfde niveau van bescherming van de financiële belangen van de Unie bieden.
4.  In afwijking van artikel 203, lid 4, van het Financieel Reglement is bij de betaling van het saldo een certificaat betreffende de financiële staten vereist wanneer het bedrag dat wordt gevorderd als in overeenstemming met de gangbare kostenberekeningsmethoden berekende werkelijke kosten en eenheidskosten, 325 000 EUR of meer bedraagt.
4.  In afwijking van artikel 203, lid 4, van het Financieel Reglement is bij de betaling van het saldo een certificaat betreffende de financiële staten vereist wanneer het bedrag dat wordt gevorderd als in overeenstemming met de gangbare kostenberekeningsmethoden berekende werkelijke kosten en eenheidskosten, 325 000 EUR of meer bedraagt.
Certificaten betreffende de financiële staten kunnen worden afgegeven door een bevoegde en onafhankelijke ambtenaar die door de relevante nationale autoriteiten is gemachtigd om een audit bij de begunstigde uit te voeren, of door een bekwame onafhankelijke auditor die bevoegd is wettelijke audits van boekhoudbescheiden uit te voeren in overeenstemming met Richtlijn 2006/43/EG.
4 bis.  In afwijking van artikel 186, lid 1, van het Financieel Reglement wordt het maximale subsidiebedrag voor Marie Skłodowska-Curie-opleidings- en mobiliteitsacties uitsluitend in het geval van moederschaps- of vaderschapsverlof gedurende de looptijd van de subsidie verhoogd met de aan de in dit verband aan de betrokken onderzoeker(s) verschuldigde uitkeringen.
4 ter.  Kosten die voortvloeien uit het verantwoorde beheer van onderzoeksgegevens overeenkomstig de beginselen van opspoorbaarheid, toegankelijkheid, interoperabiliteit en herbruikbaarheid ("Findability, Accessibility, Interoperability and Reusability" – FAIR), komen in aanmerking voor subsidie.
Amendement 93
Voorstel voor een verordening
Artikel 33
Artikel 33
Artikel 33
Onderlingeverzekeringsmechanisme
Onderlingeverzekeringsmechanisme
1.  Hierbij wordt een onderlingeverzekeringsmechanisme ("het mechanisme") ingesteld ter vervanging en opvolging van het krachtens artikel 38 van Verordening (EG) nr. 1290/2013 ingestelde fonds. Het mechanisme dekt de risico's van het niet terugkrijgen van bedragen die de begunstigden verschuldigd zijn:
1.  Hierbij wordt een onderlingeverzekeringsmechanisme ("het mechanisme") ingesteld ter vervanging en opvolging van het krachtens artikel 38 van Verordening (EU) nr. 1290/2013 ingestelde fonds. Het mechanisme dekt de risico's van het niet terugkrijgen van bedragen die de begunstigden verschuldigd zijn:
a)  aan de Commissie op grond van Besluit nr. 1982/2006/EG;
a)  aan de Commissie op grond van Besluit nr. 1982/2006/EG;
b)  aan de Commissie en organen van de Unie op grond van Horizon 2020;
b)  aan de Commissie en organen van de Unie op grond van Horizon 2020;
c)  aan de Commissie en financieringsorganen op grond van het programma.
c)  aan de Commissie en financieringsorganen op grond van het programma.
De dekking van het risico met betrekking tot financieringsorganen zoals bedoeld in de eerste alinea, onder c), kan worden toegepast via een in de toepasselijke overeenkomst vastgesteld systeem van indirecte dekking en rekening houdend met de aard van het financieringsorgaan.
De dekking van het risico met betrekking tot financieringsorganen zoals bedoeld in de eerste alinea, onder c), kan worden toegepast via een in de toepasselijke overeenkomst vastgesteld systeem van indirecte dekking en rekening houdend met de aard van het financieringsorgaan.
2.  Het mechanisme wordt beheerd door de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, die optreedt als uitvoerend agent. De Commissie stelt specifieke regels vast voor de werking van het mechanisme.
2.  Het mechanisme wordt beheerd door de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, die optreedt als uitvoerend agent. De Commissie stelt specifieke regels vast voor de werking van het mechanisme.
3.  Begunstigden leveren een bijdrage van 5 % van de Uniefinanciering voor de actie. De Commissie kan deze bijdrage op basis van periodieke evaluaties verhogen tot maximaal 8 % of verlagen tot minder dan 5 %. De bijdrage van de begunstigden aan het mechanisme kan op de eerste voorfinanciering worden ingehouden en namens de begunstigden aan het mechanisme worden overgemaakt.
3.  Begunstigden leveren een bijdrage van 5 % van de Uniefinanciering voor de actie. De Commissie kan deze bijdrage op basis van jaarlijks uitgevoerde, transparante evaluaties verhogen tot maximaal 8 % of verlagen tot minder dan 5 %. De bijdrage van de begunstigden aan het mechanisme kan op de eerste voorfinanciering worden ingehouden en namens de begunstigden aan het mechanisme worden overgemaakt.
4.  De bijdrage van de begunstigden wordt bij de betaling van het saldo terugbetaald.
4.  De bijdrage van de begunstigden wordt bij de betaling van het saldo terugbetaald.
5.  Eventuele financiële opbrengsten van het mechanisme behoren toe aan het mechanisme. Indien de opbrengst ontoereikend is, treedt het mechanisme niet op en vordert de Commissie of het financieringsorgaan alle verschuldigde bedragen rechtstreeks bij de begunstigden of derden in.
5.  Eventuele financiële opbrengsten van het mechanisme behoren toe aan het mechanisme. Indien de opbrengst ontoereikend is, treedt het mechanisme niet op en vordert de Commissie of het financieringsorgaan alle verschuldigde bedragen rechtstreeks bij de begunstigden of derden in.
6.  De teruggekregen bedragen vormen voor het mechanisme bestemde ontvangsten in de zin van artikel 21, lid 4, van het Financieel Reglement. Zodra alle subsidies waarvan het risico direct of indirect wordt gedekt door het mechanisme zijn afgehandeld, worden eventuele uitstaande bedragen door de Commissie ingevorderd en worden zij, bij besluiten van de wetgevende autoriteit, opgenomen in de Uniebegroting.
6.  De teruggekregen bedragen vormen voor het mechanisme bestemde ontvangsten in de zin van artikel 21, lid 4, van het Financieel Reglement. Zodra alle subsidies waarvan het risico direct of indirect wordt gedekt door het mechanisme zijn afgehandeld, worden eventuele uitstaande bedragen door de Commissie ingevorderd en worden zij opgenomen in de Uniebegroting.
7.  Het mechanisme kan worden opengesteld voor de begunstigden van andere direct beheerde EU-programma's. De modaliteiten voor de deelname van de begunstigden van andere programma's worden door de Commissie vastgesteld.
7.  Het mechanisme kan worden uitgebreid tot de begunstigden van andere direct beheerde EU-programma's. De modaliteiten voor de deelname van de begunstigden van andere programma's worden door de Commissie vastgesteld.
Amendement 94
Voorstel voor een verordening
Artikel 34
Artikel 34
Artikel 34
Eigendom en bescherming
Eigendom en bescherming
1.  Begunstigden zijn eigenaar van de door hen gegenereerde resultaten. Zij waarborgen dat eventuele rechten van hun werknemers of eender welke andere partij op de resultaten kunnen worden uitgeoefend op een wijze die verenigbaar is met de verplichtingen van de begunstigden overeenkomstig de in de subsidieovereenkomst vastgestelde voorwaarden.
1.  Begunstigden zijn eigenaar van de door hen gegenereerde resultaten. Zij waarborgen dat eventuele rechten van hun werknemers of eender welke andere partij op de resultaten kunnen worden uitgeoefend op een wijze die verenigbaar is met de verplichtingen van de begunstigden overeenkomstig de in de subsidieovereenkomst vastgestelde voorwaarden.
Twee of meer begunstigden hebben resultaten gezamenlijk in eigendom indien:
Twee of meer begunstigden hebben resultaten gezamenlijk in eigendom indien:
a)  zij die resultaten gezamenlijk hebben gegenereerd, en
a)  zij die resultaten gezamenlijk hebben gegenereerd; en
b)  het niet mogelijk is om:
b)  het niet mogelijk is om:
i)  de respectieve bijdrage van elk van de begunstigden vast te stellen,
i)  de respectieve bijdrage van elk van de begunstigden vast te stellen,
of
of
ii)  hun respectieve bijdragen van elkaar te scheiden bij het aanvragen, verkrijgen of handhaven van de bescherming ervan.
ii)  hun respectieve bijdragen van elkaar te scheiden bij het aanvragen, verkrijgen of handhaven van de bescherming ervan.
De gezamenlijke eigenaren komen schriftelijk de verdeling van de gezamenlijke eigendom en de voorwaarden voor de uitoefening van het gezamenlijke eigendomsrecht overeen. Tenzij anders is overeengekomen, heeft elke gezamenlijke eigenaar het recht om niet-exclusieve licenties, zonder recht op sublicenties, aan derden te verlenen voor de exploitatie van de gezamenlijk in eigendom gehouden resultaten, indien de andere gezamenlijke eigenaren hiervan van tevoren in kennis worden gesteld en een eerlijke en redelijke vergoeding ontvangen. De gezamenlijke eigenaren kunnen schriftelijk een andere regeling dan gezamenlijke eigendom van toepassing verklaren.
De gezamenlijke eigenaren komen schriftelijk de verdeling van de gezamenlijke eigendom en de voorwaarden voor de uitoefening van het gezamenlijke eigendomsrecht overeen. Tenzij in de consortiumovereenkomst en/of de overeenkomst betreffende de gezamenlijke eigendom anders is overeengekomen, heeft elke gezamenlijke eigenaar het recht om niet-exclusieve licenties, zonder recht op sublicenties, aan derden te verlenen voor de exploitatie van de gezamenlijk in eigendom gehouden resultaten, indien de andere gezamenlijke eigenaren hiervan van tevoren in kennis worden gesteld en een eerlijke en redelijke vergoeding ontvangen. De gezamenlijke eigenaren kunnen schriftelijk een andere regeling dan gezamenlijke eigendom van toepassing verklaren.
2.  Begunstigden die Uniefinanciering hebben ontvangen, beschermen hun resultaten op passende wijze, voor zover bescherming mogelijk en gerechtvaardigd is, en houden daarbij rekening met alle relevante overwegingen, met inbegrip van de vooruitzichten voor commerciële exploitatie. Bij hun beslissing over de bescherming van hun resultaten houden de begunstigden tevens rekening met de rechtmatige belangen van de andere begunstigden van de actie.
2.  Begunstigden die Uniefinanciering hebben ontvangen, beschermen hun resultaten op passende wijze, voor zover bescherming mogelijk en gerechtvaardigd is, en houden daarbij rekening met alle relevante overwegingen, met inbegrip van de vooruitzichten voor commerciële exploitatie en andere legitieme belangen, zoals gegevensbeschermings- en privacyvoorschriften, intellectuele-eigendomsrechten en veiligheidsvoorschriften, in combinatie met het economische concurrentievermogen van de Unie op wereldniveau. Bij hun beslissing over de bescherming van hun resultaten houden de begunstigden tevens rekening met de rechtmatige belangen van de andere begunstigden van de actie.
Amendement 95
Voorstel voor een verordening
Artikel 35
Artikel 35
Artikel 35
Exploitatie en verspreiding
Exploitatie en verspreiding
1.  Begunstigden die Uniefinanciering hebben ontvangen, trachten naar beste vermogen hun resultaten te exploiteren, met name in de Unie. De begunstigden kunnen hun resultaten direct of indirect exploiteren, met name door de resultaten overeenkomstig artikel 36 over te dragen of in licentie te geven.
1.  Begunstigden die Uniefinanciering hebben ontvangen, doen hun uiterste best om hun resultaten te exploiteren, in het bijzonder in de Unie. De begunstigden kunnen hun resultaten direct of indirect exploiteren, met name door de resultaten overeenkomstig artikel 36 over te dragen of in licentie te geven.
In het werkprogramma kan worden voorzien in aanvullende exploitatieverplichtingen.
In het werkprogramma kan worden voorzien in aanvullende exploitatieverplichtingen.
Wanneer er niettegenstaande dat een begunstigde naar beste vermogen heeft getracht zijn resultaten direct of indirect te exploiteren, binnen een bepaalde in de subsidieovereenkomst vastgestelde termijn geen exploitatie plaatsvindt, gebruikt de begunstigde een passend in de subsidieovereenkomst genoemd onlineplatform om partijen te vinden die geïnteresseerd zijn in de exploitatie van die resultaten. De begunstigde kan van deze verplichting worden ontheven wanneer dit op basis van een door hem ingediend verzoek gerechtvaardigd is.
Wanneer een begunstigde naar beste vermogen heeft geprobeerd zijn resultaten direct of indirect te exploiteren maar er desalniettemin binnen een bepaalde in de subsidieovereenkomst en in het verspreidings- en exploitatieplan bij deze overeenkomst vastgestelde termijn geen exploitatie plaatsvindt, kunnen de exploitatieactiviteiten na instemming hiermee door de begunstigden worden overgedragen aan een andere partij. De begunstigde kan van deze verplichting worden ontheven wanneer dit op basis van een door hem ingediend verzoek gerechtvaardigd is.
2.  Met inachtneming van de beperkingen als gevolg van de bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten, veiligheidsvoorschriften of rechtmatige belangen, verspreiden begunstigden hun resultaten zo snel mogelijk.
2.  De begunstigden verspreiden hun resultaten zo snel mogelijk, in een open formaat, met inachtneming van de beperkingen als gevolg van de bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten, veiligheidsvoorschriften of rechtmatige belangen.
In het werkprogramma kan worden voorzien in aanvullende verspreidingsverplichtingen.
In het werkprogramma kan worden voorzien in aanvullende verspreidingsverplichtingen, met inachtneming van de economische en wetenschappelijke belangen van de Unie.
3.  Begunstigden waarborgen dat de open toegang tot wetenschappelijke publicaties wordt toegepast overeenkomstig de in de subsidieovereenkomst vastgestelde voorwaarden. De begunstigden waarborgen met name dat zij of de auteurs voldoende intellectuele-eigendomsrechten behouden om hun verplichtingen inzake open toegang na te leven.
3.  Begunstigden waarborgen dat de open toegang tot wetenschappelijke publicaties wordt toegepast overeenkomstig de in de subsidieovereenkomst vastgestelde voorwaarden. De begunstigden waarborgen met name dat zij of de auteurs voldoende intellectuele-eigendomsrechten behouden om de FAIR-verplichtingen inzake open toegang na te leven.
Open toegang tot onderzoeksgegevens is de algemene regel overeenkomstig de in de subsidieovereenkomst vastgestelde voorwaarden, maar indien gerechtvaardigd, worden uitzonderingen toegepast, rekening houdend met de rechtmatige belangen van de begunstigden en eventuele andere beperkingen, zoals de gegevensbeschermingsregels, veiligheidsvoorschriften of intellectuele-eigendomsrechten.
Met betrekking tot de verspreiding van onderzoeksgegevens worden in de subsidieovereenkomst in verband met open toegang conform de FAIR-beginselen tot en het bewaren van onderzoeksgegevens voorwaarden vastgesteld die voorzien in billijke toegang tot dergelijke resultaten en in opt-outs overeenkomstig het beginsel "zo open als mogelijk, zo gesloten als nodig". Indien gerechtvaardigd, worden uitzonderingen toegepast, rekening houdend met de rechtmatige belangen van de begunstigden en eventuele andere beperkingen, zoals de gegevensbeschermingsregels, privacy- en vertrouwelijkheidsregels, veiligheidsvoorschriften, bedrijfsgeheimen, legitieme commerciële belangen, intellectuele-eigendomsrechten en het externe concurrentievermogen van de Unie.
In het werkprogramma kan worden voorzien in aanvullende verplichtingen inzake de inachtneming van openwetenschapspraktijken.
In het werkprogramma kan worden voorzien in aanvullende stimulansen inzake de inachtneming van openwetenschapspraktijken.
4.  Begunstigden beheren alle onderzoeksgegevens overeenkomstig de in de subsidieovereenkomst vastgestelde voorwaarden en stellen een plan voor gegevensbeheer op.
4.  Begunstigden beheren alle in het kader van een Horizon Europa-actie gegenereerde onderzoeksgegevens overeenkomstig de in de subsidieovereenkomst vastgestelde voorwaarden en stellen een plan voor gegevensbeheer op.
In het werkprogramma kan worden voorzien in aanvullende verplichtingen inzake het gebruik van de Europese open wetenschapscloud voor de opslag van en de toegang tot onderzoeksgegevens.
In het werkprogramma kan het gebruik van de Europese open wetenschapscloud voor de opslag van en de toegang tot onderzoeksgegevens verder worden aangemoedigd.
5.  Begunstigden die voornemens zijn hun resultaten te verspreiden, stellen de andere begunstigden van de actie hiervan van tevoren in kennis. De andere begunstigden kunnen bezwaar maken indien zij kunnen aantonen dat hun rechtmatige belangen met betrekking tot hun resultaten of background door de voorgenomen verspreiding aanzienlijk zouden worden geschaad. In dergelijke gevallen mag de verspreiding enkel plaatsvinden indien de nodige maatregelen zijn genomen om deze rechtmatige belangen te beschermen.
5.  Begunstigden die voornemens zijn hun resultaten te verspreiden, stellen de andere begunstigden van de actie hiervan van tevoren in kennis. De andere begunstigden kunnen bezwaar maken indien zij kunnen aantonen dat hun rechtmatige belangen met betrekking tot hun resultaten of background door de voorgenomen verspreiding aanzienlijk zouden worden geschaad. In dergelijke gevallen mag de verspreiding enkel plaatsvinden indien de nodige maatregelen zijn genomen om deze rechtmatige belangen te beschermen.
6.  Tenzij in het werkprogramma anders is bepaald, omvatten voorstellen een plan voor de exploitatie en de verspreiding van de resultaten. Wanneer de te verwachten exploitatie het ontwikkelen, creëren, produceren en in de handel brengen van een product of werkwijze, of het creëren en leveren van een dienst inhoudt, omvat het plan een strategie voor deze exploitatie. Wanneer het plan voorziet in exploitatie die voornamelijk in niet-geassocieerde derde landen plaatsvindt, lichten de juridische entiteiten toe op welke wijze deze exploitatie nog in het belang van de Unie is.
6.  Tenzij in het werkprogramma anders is bepaald, omvatten voorstellen een plan voor de exploitatie en de verspreiding van de resultaten. Wanneer de te verwachten exploitatie het ontwikkelen, creëren, produceren en in de handel brengen van een product of werkwijze, of het creëren en leveren van een dienst inhoudt, omvat het plan een strategie voor deze exploitatie. Wanneer het plan voorziet in exploitatie die voornamelijk in niet-geassocieerde derde landen plaatsvindt, rechtvaardigen de juridische entiteiten op welke wijze deze exploitatie nog in het belang van de Unie is.
Het plan wordt tijdens en na de actie door de begunstigden verder ontwikkeld.
Het plan kan tijdens de actie door de begunstigden verder worden ontwikkeld, onder meer door middel van betrokkenheid van het publiek en wetenschapsonderwijs.
7.  Met het oog op de monitoring en de verspreiding door de Commissie of het financieringsorgaan verstrekken de begunstigden alle gevraagde informatie met betrekking tot de exploitatie en de verspreiding van hun resultaten. Onder voorbehoud van de rechtmatige belangen van de begunstigden wordt deze informatie openbaar gemaakt.
7.  Met het oog op de monitoring en de verspreiding door de Commissie of het financieringsorgaan verstrekken de begunstigden alle nodige verzochte informatie met betrekking tot de exploitatie en de verspreiding van hun resultaten, overeenkomstig de bepalingen van de subsidieovereenkomst. Onder voorbehoud van de rechtmatige belangen van de begunstigden wordt deze informatie openbaar gemaakt.
Amendement 96
Voorstel voor een verordening
Artikel 36
Artikel 36
Artikel 36
Overdracht en licentieverlening
Overdracht en licentieverlening
1.  Begunstigden kunnen de eigendom van hun resultaten overdragen. Zij zorgen ervoor dat hun verplichtingen van toepassing worden op de nieuwe eigenaar en dat deze verplicht is om die verplichtingen bij elke volgende overdracht door te geven.
1.  Begunstigden kunnen de eigendom van hun resultaten overdragen. Zij zorgen ervoor dat hun verplichtingen van toepassing worden op de nieuwe eigenaar en dat deze verplicht is om die verplichtingen bij elke volgende overdracht door te geven.
2.  Tenzij voor welbepaalde derden schriftelijk anders is overeengekomen of het toepasselijke recht dit onmogelijk maakt, stellen begunstigden die voornemens zijn de eigendom van resultaten over te dragen, de andere begunstigden die nog toegangsrechten voor de desbetreffende resultaten hebben, hiervan van tevoren in kennis. Deze kennisgeving moet voldoende informatie over de nieuwe eigenaar bevatten om een begunstigde in staat te stellen de effecten op zijn toegangsrechten te beoordelen.
2.  Tenzij voor welbepaalde derden en voor hun verbonden entiteiten schriftelijk anders is overeengekomen of het toepasselijke recht dit onmogelijk maakt, stellen begunstigden die voornemens zijn de eigendom van resultaten over te dragen, de andere begunstigden die nog toegangsrechten voor de desbetreffende resultaten hebben, hiervan van tevoren in kennis. Deze kennisgeving moet voldoende informatie over de nieuwe eigenaar bevatten om een begunstigde in staat te stellen de effecten op zijn toegangsrechten te beoordelen.
Tenzij voor welbepaalde derden schriftelijk anders is overeengekomen, kunnen begunstigden tegen de overdracht bezwaar maken indien zij kunnen aantonen dat de overdracht negatieve gevolgen voor hun toegangsrechten zou hebben. In dat geval kan de overdracht pas plaatsvinden nadat overeenstemming tussen de betrokken begunstigden is bereikt.
Tenzij voor welbepaalde derden en voor hun verbonden entiteiten schriftelijk anders is overeengekomen, kunnen begunstigden tegen de overdracht bezwaar maken indien zij kunnen aantonen dat de overdracht negatieve gevolgen voor hun toegangsrechten zou hebben. In dat geval kan de overdracht pas plaatsvinden nadat overeenstemming tussen de betrokken begunstigden is bereikt. In de subsidieovereenkomst worden desbetreffend termijnen vastgesteld.
3.  Begunstigden kunnen licenties voor hun resultaten verlenen of op een andere wijze het recht geven om die resultaten te exploiteren, voor zover dit geen invloed heeft op de naleving van hun verplichtingen.
3.  Begunstigden kunnen licenties voor hun resultaten verlenen of op een andere wijze het recht geven om die resultaten te exploiteren, voor zover dit geen invloed heeft op de naleving van hun verplichtingen.
4.  Wanneer zulks gerechtvaardigd is, kan in de subsidieovereenkomst worden voorzien in het recht om bezwaar te maken tegen de overdracht van de eigendom van resultaten of tegen de verlening van een exclusieve licentie voor resultaten, indien:
4.  Wanneer zulks gerechtvaardigd is, kan de Commissie in de subsidieovereenkomst het recht worden toegekend om bezwaar te maken tegen de overdracht van de eigendom van resultaten of tegen de verlening van een exclusieve licentie voor resultaten, indien:
a)  de begunstigden die de resultaten genereren Uniefinanciering hebben ontvangen;
a)  de begunstigden die de resultaten genereren Uniefinanciering hebben ontvangen;
b)  de overdracht plaatsvindt of de licentie wordt verleend aan een in een derde land gevestigde juridische entiteit, en
b)  de overdracht plaatsvindt of de licentie wordt verleend aan een in een derde land gevestigde juridische entiteit, en
c)  de overdracht of de licentieverlening niet strookt met het belang van de Unie.
c)  de overdracht of de licentieverlening niet strookt met het belang van de Unie.
Overeenkomsten voor de overdracht van technologieën worden aangemoedigd.
Indien het recht om bezwaar te maken van toepassing is, deelt de begunstigde dit van tevoren mede. Er kan schriftelijk afstand worden gedaan van het recht om bezwaar te maken met betrekking tot een overdracht of een verlening van een exclusieve licentie aan welbepaalde juridische entiteiten, op voorwaarde dat er maatregelen zijn getroffen om de belangen van de Unie te vrijwaren.
Indien het recht om bezwaar te maken van toepassing is, deelt de begunstigde dit van tevoren mede. Er kan schriftelijk afstand worden gedaan van het recht om bezwaar te maken met betrekking tot een overdracht of een verlening van een exclusieve licentie aan welbepaalde juridische entiteiten, op voorwaarde dat er maatregelen zijn getroffen om de belangen van de Unie te vrijwaren.
Amendement 97
Voorstel voor een verordening
Artikel 37
Artikel 37
Artikel 37
Toegangsrechten
Toegangsrechten
1.  De volgende beginselen betreffende de toegangsrechten zijn van toepassing:
1.  De volgende beginselen betreffende de toegangsrechten zijn van toepassing:
a)  een verzoek tot het uitoefenen of afstand doen van toegangsrechten wordt schriftelijk ingediend;
a)  een verzoek tot het uitoefenen of afstand doen van toegangsrechten wordt schriftelijk ingediend;
b)  tenzij anders is overeengekomen met de entiteit die de toegangsrechten verleent, omvatten toegangsrechten niet het recht om sublicenties te verlenen;
b)  tenzij anders is overeengekomen met de entiteit die de toegangsrechten verleent, omvatten toegangsrechten niet het recht om sublicenties te verlenen;
c)  de begunstigden brengen elkaar voorafgaand aan de toetreding tot de subsidieovereenkomst op de hoogte van alle beperkingen op het verlenen van toegang tot hun background;
c)  de begunstigden brengen elkaar voorafgaand aan de toetreding tot de subsidieovereenkomst op de hoogte van alle beperkingen op het verlenen van toegang tot hun background;
d)  wanneer een begunstigde niet langer bij een actie is betrokken, doet dit geen afbreuk aan zijn verplichtingen om toegang te verlenen;
d)  wanneer een begunstigde niet langer bij een actie is betrokken, doet dit geen afbreuk aan zijn verplichtingen om toegang te verlenen;
e)  wanneer een begunstigde zijn verplichtingen niet nakomt, kunnen de begunstigden overeenkomen dat de desbetreffende begunstigde geen toegangsrechten meer heeft.
e)  wanneer een begunstigde zijn verplichtingen niet nakomt, kunnen de begunstigden overeenkomen dat de desbetreffende begunstigde geen toegangsrechten meer heeft.
2.  Begunstigden verlenen toegang tot:
2.  Begunstigden verlenen toegang tot:
a)  hun resultaten, vrij van royalty's, aan eender welke andere begunstigde van de actie die deze nodig heeft om zich van zijn eigen taken te kwijten;
a)  hun resultaten, vrij van royalty's, aan eender welke andere begunstigde van de actie die deze nodig heeft om zich van zijn eigen taken te kwijten;
b)  hun background aan eender welke andere begunstigde van de actie die deze resultaten nodig heeft om zich van zijn eigen taken te kwijten, onverminderd de in lid 1, onder c), bedoelde beperkingen; deze toegangsrechten worden vrij van royalty's verleend, tenzij door de begunstigden voorafgaand aan hun toetreding tot de subsidieovereenkomst anders is overeengekomen;
b)  hun background aan eender welke andere begunstigde van de actie die deze resultaten nodig heeft om zich van zijn eigen taken te kwijten, onverminderd de in lid 1, onder c), bedoelde beperkingen; deze toegangsrechten worden vrij van royalty's verleend, tenzij door de begunstigden voorafgaand aan hun toetreding tot de subsidieovereenkomst anders is overeengekomen;
c)  hun resultaten en, onverminderd de in lid 1, onder c), bedoelde beperkingen, hun background aan eender welke andere begunstigde van de actie die deze nodig heeft om zijn eigen resultaten te exploiteren; deze toegangsrechten worden onder overeen te komen eerlijke en redelijke voorwaarden verleend.
c)  hun resultaten en, onverminderd de in lid 1, onder c), bedoelde beperkingen, hun background aan eender welke andere begunstigde van de actie die deze nodig heeft om zijn eigen resultaten te exploiteren; deze toegangsrechten worden onder overeen te komen eerlijke en redelijke voorwaarden verleend.
3.  Tenzij door de begunstigden anders is overeengekomen, verlenen zij tevens toegang tot hun resultaten en, onverminderd de in lid 1, onder c), bedoelde beperkingen, hun background aan een juridische entiteit:
3.  Tenzij door de begunstigden anders is overeengekomen, verlenen zij tevens toegang tot hun resultaten en, onverminderd de in lid 1, onder c), bedoelde beperkingen, hun background aan een juridische entiteit:
a)  die is gevestigd in een lidstaat of een geassocieerd land;
a)  die is gevestigd in een lidstaat of een geassocieerd land;
b)  waarover een andere begunstigde direct of indirect zeggenschap kan uitoefenen, dan wel die onder dezelfde directe of indirecte zeggenschap staat als de desbetreffende begunstigde of die zelf de directe of indirecte zeggenschap over de desbetreffende begunstigde uitoefent, en
b)  waarover een andere begunstigde direct of indirect zeggenschap kan uitoefenen, dan wel die onder dezelfde directe of indirecte zeggenschap staat als de desbetreffende begunstigde of die zelf de directe of indirecte zeggenschap over de desbetreffende begunstigde uitoefent, en
c)  die deze toegang nodig heeft om de resultaten van de desbetreffende begunstigde te exploiteren.
c)  die deze toegang nodig heeft om de resultaten van de desbetreffende begunstigde te exploiteren.
De toegangsrechten worden onder overeen te komen eerlijke en redelijke voorwaarden verleend.
De toegangsrechten worden onder overeen te komen eerlijke en redelijke voorwaarden verleend.
4.  Een verzoek om toegangsrechten voor exploitatiedoeleinden kan tot één jaar na de beëindiging van de actie worden ingediend, tenzij de begunstigden een andere termijn overeenkomen.
4.  Een verzoek om toegangsrechten voor exploitatiedoeleinden kan tot één jaar na de beëindiging van de actie worden ingediend, tenzij de begunstigden een andere termijn overeenkomen.
5.  Begunstigden die Uniefinanciering hebben ontvangen, verlenen de instellingen, organen, bureaus of agentschappen van de Unie royaltyvrije toegang tot hun resultaten voor het ontwikkelen, uitvoeren en monitoren van het beleid of de programma's van de Unie. De toegangsrechten hebben enkel betrekking op een niet-commercieel en niet-competitief gebruik.
5.  Begunstigden die Uniefinanciering hebben ontvangen, verlenen de instellingen, organen, bureaus of agentschappen van de Unie royaltyvrije toegang tot hun resultaten voor het ontwikkelen, uitvoeren en monitoren van het beleid of de programma's van de Unie. De toegangsrechten hebben enkel betrekking op een niet-commercieel en niet-competitief gebruik, rekening houdend met de legitieme belangen van de begunstigden.
Deze toegangsrechten hebben geen betrekking op de background van de deelnemers.
In het geval van acties in het kader van de cluster "Inclusieve en veilige samenleving", actiegebied "Bescherming en beveiliging", verlenen begunstigden die Uniefinanciering hebben ontvangen tevens de nationale autoriteiten van de lidstaten royaltyvrije toegang tot hun resultaten voor het ontwikkelen, uitvoeren en monitoren van hun beleid of programma's op dat gebied. De toegangsrechten hebben enkel betrekking op een niet-commercieel en niet-competitief gebruik en worden verleend op basis van een bilaterale overeenkomst waarin de specifieke voorwaarden worden bepaald die ervoor zorgen dat deze rechten uitsluitend voor het beoogde doel worden gebruikt en dat in de passende geheimhoudingsverplichtingen is voorzien. De lidstaat die of de instelling, het orgaan, het bureau of het agentschap van de Unie die of dat daartoe een verzoek indient, stelt alle lidstaten daarvan in kennis.
In het geval van acties in het kader van de cluster "Veilige samenleving", actiegebied "Bescherming en beveiliging", verlenen begunstigden die Uniefinanciering hebben ontvangen tevens de nationale autoriteiten van de lidstaten royaltyvrije toegang tot hun resultaten voor het ontwikkelen, uitvoeren en monitoren van hun beleid of programma's op dat gebied. De toegangsrechten hebben enkel betrekking op een niet-commercieel en niet-competitief gebruik en worden verleend op basis van een bilaterale overeenkomst waarin de specifieke voorwaarden worden bepaald die ervoor zorgen dat deze rechten uitsluitend voor het beoogde doel worden gebruikt en dat in de passende geheimhoudingsverplichtingen is voorzien. De lidstaat die of de instelling, het orgaan, het bureau of het agentschap van de Unie die of dat daartoe een verzoek indient, stelt alle lidstaten daarvan in kennis.
6.  In het werkprogramma kan worden voorzien in aanvullende toegangsrechten.
6.  In het werkprogramma kan waar toepasselijk worden voorzien in aanvullende toegangsrechten.
Amendement 98
Voorstel voor een verordening
Artikel 38
Artikel 38
Artikel 38
Specifieke bepalingen inzake exploitatie en verspreiding
Specifieke bepalingen inzake exploitatie en verspreiding
Specifieke regels inzake eigendom, exploitatie en verspreiding, overdracht en licentieverlening alsmede toegangsrechten kunnen van toepassing zijn op ERC-acties, opleidings- en mobiliteitsacties, precommerciële inkoopacties, acties voor overheidsopdrachten voor innovatieve oplossingen, medefinancieringsacties voor programma's en coördinatie- en ondersteuningsacties.
Specifieke regels inzake exploitatie en verspreiding, overdracht en licentieverlening alsmede toegangsrechten kunnen van toepassing zijn op ERC-acties, EIT-acties, opleidings- en mobiliteitsacties, precommerciële inkoopacties, acties voor overheidsopdrachten voor innovatieve oplossingen, medefinancieringsacties voor programma's en coördinatie- en ondersteuningsacties.
Deze specifieke regels leiden niet tot wijziging van de verplichtingen inzake open toegang.
Deze specifieke regels leiden niet tot wijziging van de verplichtingen en beginselen inzake open toegang waarnaar wordt verwezen in artikel 10.
Amendement 99
Voorstel voor een verordening
Artikel 39
Artikel 39
Artikel 39
Prijzen
Prijzen
1.  Prijzen in het kader van het programma worden toegekend en beheerd in overeenstemming met titel IX van het Financieel Reglement, tenzij in dit hoofdstuk anders is bepaald.
1.  Prijzen in het kader van het programma worden toegekend en beheerd in overeenstemming met titel IX van het Financieel Reglement, tenzij in dit hoofdstuk anders is bepaald.
2.  Alle juridische entiteiten, waar ook gevestigd, kunnen aan een wedstrijd deelnemen, tenzij in het werkprogramma of het wedstrijdreglement anders is bepaald.
2.  Alle juridische entiteiten, waar ook gevestigd, kunnen aan een wedstrijd deelnemen, tenzij in het werkprogramma of het wedstrijdreglement anders is bepaald.
3.  De Commissie of het financieringsorgaan kan wedstrijden organiseren met:
3.  De Commissie of het financieringsorgaan kan, indien gepast, wedstrijden organiseren met:
a)  andere organen van de Unie;
a)  andere organen van de Unie;
b)  derde landen, met inbegrip van de wetenschappelijke en technologische organisaties of agentschappen daarvan;
b)  derde landen, met inbegrip van de wetenschappelijke en technologische organisaties of agentschappen daarvan;
c)  internationale organisaties; of
c)  internationale organisaties; of
d)  juridische entiteiten zonder winstoogmerk.
d)  juridische entiteiten zonder winstoogmerk.
4.  In het werkprogramma of het wedstrijdreglement kunnen verplichtingen worden opgenomen met betrekking tot communicatie, exploitatie en verspreiding.
4.  In het werkprogramma of het wedstrijdreglement worden verplichtingen opgenomen met betrekking tot communicatie, eigendom, toegangsrechten, exploitatie en verspreiding, inclusief bepalingen inzake licentieverlening.
Amendement 100
Voorstel voor een verordening
Artikel 42
Artikel 42
Artikel 42
Gemengde Horizon Europa- en EIC-financiering
Gemengde Horizon Europa- en EIC-financiering
1.  Op de onderdelen subsidies en terug te betalen voorschotten van gemengde Horizon Europa- en EIC-financiering zijn de artikelen 30 tot en met 33 van toepassing.
1.  Op de onderdelen subsidies en terug te betalen voorschotten van gemengde Horizon Europa- en EIC-financiering zijn de artikelen 30 tot en met 33 van toepassing.
2.  Gemengde EIC-financiering wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 43. Steun in het kader van de gemengde EIC-financiering kan worden verleend totdat de actie kan worden gefinancierd als een blendingverrichting of als een financierings- en investeringsverrichting die volledig door de EU-garantie in het kader van InvestEU wordt gedekt. In afwijking van artikel 209 van het Financieel Reglement zijn de in lid 2, en met name onder a) en d), vastgestelde voorwaarden niet van toepassing op het ogenblik van de toekenning van gemengde EIC-financiering.
2.  Gemengde EIC-financiering wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 43. Steun voor risicoprojecten in het kader van de gemengde EIC-financiering kan worden verleend totdat de actie kan worden gefinancierd als een blendingverrichting of als een financierings- en investeringsverrichting die volledig door de EU-garantie in het kader van InvestEU wordt gedekt. In afwijking van artikel 209 van het Financieel Reglement zijn de in lid 2, en met name onder a) en d), vastgestelde voorwaarden niet van toepassing op het ogenblik van de toekenning van gemengde EIC-financiering.
3.  Gemengde Horizon Europa-financiering kan worden toegekend aan een medefinancieringsactie voor programma's wanneer in het kader van een gezamenlijk programma van lidstaten en geassocieerde landen financieringsinstrumenten worden ingezet ter ondersteuning van specifieke acties. Dergelijke acties worden geëvalueerd en geselecteerd overeenkomstig de artikelen 19, 20, 23, 24, 25 en 26. De uitvoeringsmodaliteiten van de gemengde Horizon Europa-financiering zijn in overeenstemming met artikel 29 en naar analogie artikel 43, lid 9, alsook met in het werkprogramma vastgestelde aanvullende voorwaarden.
3.  Gemengde Horizon Europa-financiering kan worden toegekend aan een medefinancieringsactie voor programma's wanneer in het kader van een gezamenlijk programma van lidstaten en geassocieerde landen financieringsinstrumenten worden ingezet ter ondersteuning van specifieke acties. Dergelijke acties worden geëvalueerd en geselecteerd overeenkomstig de artikelen 11, 19, 20, 24, 25, 26, 42 bis en 43. De uitvoeringsmodaliteiten van de gemengde Horizon Europa-financiering zijn in overeenstemming met artikel 29 en naar analogie artikel 43, lid 9, alsook met in het werkprogramma vastgestelde aanvullende en gerechtvaardigde voorwaarden.
4.  Terugbetalingen, met inbegrip van terugbetaalde voorschotten en inkomsten in het kader van gemengde Horizon Europa- en EIC-financiering, worden beschouwd als interne bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 3, onder f), en artikel 21, lid 4, van het Financieel Reglement.
4.  Terugbetalingen, met inbegrip van terugbetaalde voorschotten en inkomsten in het kader van gemengde Horizon Europa- en EIC-financiering, worden beschouwd als interne bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 3, onder f), en artikel 21, lid 4, van het Financieel Reglement.
5.  Gemengde Horizon Europa- en EIC-financiering wordt verstrekt op zodanige wijze dat de mededinging niet wordt verstoord.
5.  Gemengde Horizon Europa- en EIC-financiering wordt verstrekt op zodanige wijze dat het concurrentievermogen van de Unie wordt bevorderd zonder verstoring van de mededinging.
Amendement 101
Voorstel voor een verordening
Artikel 42 bis (nieuw)
Artikel 42 bis
De Pathfinder
1.  De Pathfinder verstrekt subsidies aan baanbrekende projecten met hoog risico, teneinde de strategische autonomie van de Unie op het gebied van potentieel uiterst innovatieve technologieën van de toekomst te bereiken en nieuwe marktkansen te ontwikkelen. De Pathfinder verleent in eerste instantie steun voor de vroegste stadia van onderzoek en ontwikkeling, waaronder "proof of concept" en prototypen voor technologische validatie.
De uitvoering van de Pathfinder verloopt voornamelijk via een doorlopende openbare oproep tot het indienen van bottom‑upvoorstellen met meerdere uiterste data voor indiening per jaar, en biedt ook concurrerende uitdagingen voor de ontwikkeling van belangrijke strategische doelstellingen1 bis, waarbij een deep-techbenadering en radicale nieuwe concepten zullen worden gevraagd. Door geselecteerde projecten naar thema of doel te hergroeperen in portefeuilles, kan een kritische massa van inspanningen en op Unieniveau strategische autonomie op technologisch gebied worden bereikt en kan vorm worden gegeven aan nieuwe multidisciplinaire onderzoeksgemeenschappen.
2.  In het kader van de Pathfinder worden transitieactiviteiten uitgevoerd om innovatoren te helpen bij het opzetten van een traject voor commerciële ontwikkeling in de Unie, met bijvoorbeeld demonstratieactiviteiten en haalbaarheidsstudies om potentiële verdienmodellen te onderzoeken, en zal steun worden verleend voor de oprichting van spin-offs en start-ups.
a)  De bekendmaking en de inhoud van de oproepen tot het indienen van voorstellen worden bepaald overeenkomstig de in het werkprogramma vastgestelde doelstellingen en begroting met betrekking tot de betrokken portefeuille van acties;
b)  zonder oproep tot het indienen van voorstellen kunnen subsidies ten belope van een vast bedrag van maximaal 50 000 EUR worden toegekend om dringende coördinatie- en ondersteuningsacties te verrichten met het oog op het versterken van de gemeenschap van begunstigden van de portefeuille of het beoordelen van potentiële spin-offs of potentiële marktcreërende innovatie.
3.  De in artikel 25 vastgestelde toekenningscriteria zijn van toepassing op de EIC-Pathfinder.
__________________
1a Daarbij kan het gaan om thema's als kunstmatige intelligentie, kwantumtechnologie, biologische bestrijding, digitale tweelingbroers van de tweede generatie, of andere thema's die voortvloeien uit de strategische programmering van Horizon Europa (met inbegrip van de in een netwerk opgenomen programma's van lidstaten).
Amendement 102
Voorstel voor een verordening
Artikel 43
Artikel 43
Artikel 43
De Accelerator van de EIC
De Accelerator
1.  De begunstigde van de Accelerator van de EIC is een in een lidstaat of een geassocieerd land gevestigde juridische entiteit die als een startende onderneming, een kmo of een midcap wordt aangemerkt. Het voorstel kan worden ingediend door de begunstigde of door een of meer natuurlijke personen of juridische entiteiten die voornemens zijn die begunstigde op te richten of te ondersteunen.
1.  De begunstigde van de Accelerator van de EIC is een in een lidstaat of een geassocieerd land gevestigde juridische entiteit die als een startende onderneming, een doorgroeiende onderneming, een kmo of een midcap wordt aangemerkt. Het voorstel kan worden ingediend door de begunstigde of door een of meer natuurlijke personen of juridische entiteiten die voornemens zijn die begunstigde op te richten of te ondersteunen.
2.  Eén enkel gunningsbesluit heeft betrekking op en regelt de financiering voor alle vormen van bijdragen van de Unie in het kader van gemengde EIC-financiering.
2.  Eén enkel gunningsbesluit heeft betrekking op en regelt de financiering voor alle vormen van bijdragen van de Unie in het kader van gemengde EIC-financiering.
3.  Voorstellen worden geëvalueerd door onafhankelijke deskundigen op basis van hun individuele verdiensten en geselecteerd in de context van een jaarlijkse openbare oproep met bepaalde termijnen, gebaseerd op de artikelen 24, 25 en 26, onverminderd lid 4.
3.  Voorstellen worden geëvalueerd door onafhankelijke deskundigen op basis van hun individuele verdiensten en geselecteerd in de context van een jaarlijkse openbare oproep met bepaalde termijnen, gebaseerd op de artikelen 24, 25 en 26, onverminderd lid 4.
4.  De toekenningscriteria zijn:
4.  De toekenningscriteria zijn:
–  excellentie;
–  excellentie;
–  effect;
–  effect en Uniemeerwaarde;
–  het risiconiveau van de actie en de behoefte aan steun van de Unie.
–  het risiconiveau van de actie en de behoefte aan steun van de Unie.
5.  Met instemming van de betrokken aanvragers kunnen de Commissie of de financieringsorganen die Horizon Europa uitvoeren een voorstel voor een innovatie- en marktintroductieactie dat al aan de eerste twee criteria voldoet onmiddellijk indienen voor evaluatie op basis van het laatste evaluatiecriterium, met inachtneming van de volgende cumulatieve voorwaarden:
5.  Met instemming van de betrokken aanvragers kunnen de Commissie of de financieringsorganen die Horizon Europa uitvoeren (met inbegrip van het EIT en KIG's van het EIT) een voorstel voor een innovatie- en marktintroductieactie, in het bijzonder in de Unie, dat al aan de eerste twee criteria voldoet onmiddellijk indienen voor evaluatie op basis van het laatste evaluatiecriterium, met inachtneming van de volgende cumulatieve voorwaarden:
–  het voorstel vloeit voort uit een andere in het kader van Horizon 2020 of dit programma gefinancierde actie, of uit een nationaal programma dat vergelijkbaar is met de Pathfinder van de EIC en dat als dusdanig door de Commissie wordt erkend;
–  het voorstel vloeit voort uit een andere in het kader van Horizon 2020 of dit programma gefinancierde actie, of uit een nationaal programma en dat door de Commissie wordt erkend als zijnde in overeenstemming met de EIC-vereisten;
–  het voorstel is gebaseerd op een eerdere projectevaluatie ter beoordeling van de excellentie en het effect van het voorstel, met inachtneming van voorwaarden en processen die nader worden beschreven in het werkprogramma.
–  het voorstel is gebaseerd op een eerdere projectevaluatie ter beoordeling van de excellentie en het effect van het voorstel, met inachtneming van voorwaarden en processen die nader worden beschreven in het werkprogramma.
6.  Een excellentiekeurmerk kan worden toegekend mits aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan:
6.  Een excellentiekeurmerk kan worden toegekend mits aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan:
–  de begunstigde is een startende onderneming of een kmo;
–  de begunstigde is een startende onderneming of een kmo;
–  het voorstel was subsidiabel en heeft de toepasselijke drempelwaarden gehaald voor de eerste twee toekenningscriteria van lid 4,
–  het voorstel was subsidiabel en heeft de toepasselijke drempelwaarden gehaald voor de eerste twee toekenningscriteria van lid 4,
–  in het geval van activiteiten die subsidiabel zouden zijn in het kader van een innovatieactie.
–  in het geval van activiteiten die subsidiabel zouden zijn in het kader van een innovatieactie.
7.  Voor een voorstel dat de evaluatie heeft doorstaan, stellen onafhankelijke deskundigen een overeenkomstige gemengde EIC-financiering voor op basis van het risico dat wordt gelopen en de tijd die voor de marktintroductie van de innovatie nodig is.
7.  Voor een voorstel dat de evaluatie heeft doorstaan, stellen onafhankelijke deskundigen een overeenkomstige gemengde EIC-financiering voor op basis van het risico dat wordt gelopen en de tijd die voor de marktintroductie van de innovatie nodig is.
De Commissie kan een door de onafhankelijke deskundigen geselecteerd voorstel verwerpen om gegronde redenen, waaronder overeenstemming met de doelstellingen van het beleid van de Unie.
De Commissie kan een door de onafhankelijke deskundigen geselecteerd voorstel verwerpen om gegronde redenen, waaronder niet-overeenstemming met de doelstellingen van het beleid van de Unie.
8.   De onderdelen subsidies of terug te betalen voorschotten van gemengde financiering vertegenwoordigen maximaal 70 % van de kosten van de geselecteerde innovatieactie.
8.  De onderdelen subsidies of terug te betalen voorschotten van gemengde financiering vertegenwoordigen maximaal 70 % van de kosten van de geselecteerde innovatieactie.
9.  De uitvoeringsmodaliteiten van de onderdelen kapitaalsteun en terugvorderbare steun van de gemengde EIC-financiering worden nader beschreven in Besluit [specifiek programma].
9.  De uitvoeringsmodaliteiten van de onderdelen kapitaalsteun en terugvorderbare steun van de gemengde EIC-financiering worden nader beschreven in Besluit [specifiek programma].
10.  In het contract voor de geselecteerde actie wordt voorzien in specifieke mijlpalen en de overeenkomstige voorfinanciering en betaling in tranches van de gemengde EIC-financiering.
10.  In het contract voor de geselecteerde actie wordt voorzien in specifieke meetbare mijlpalen en de overeenkomstige voorfinanciering en betaling in tranches van de gemengde EIC-financiering.
Activiteiten die overeenkomen met een innovatieactie kunnen worden opgestart en de eerste voorfinanciering van de subsidie of het terug te betalen voorschot kan worden uitbetaald vóór de uitvoering van andere onderdelen van de toegekende gemengde EIC-financiering. De uitvoering van deze onderdelen is afhankelijk van het bereiken van in het contract vastgestelde specifieke mijlpalen.
Activiteiten die overeenkomen met een innovatieactie kunnen worden opgestart en de eerste voorfinanciering van de subsidie of het terug te betalen voorschot kan worden uitbetaald vóór de uitvoering van andere onderdelen van de toegekende gemengde EIC-financiering. De uitvoering van deze onderdelen is afhankelijk van het bereiken van in het contract vastgestelde specifieke mijlpalen.
11.  Overeenkomstig het contract wordt de actie geschorst, gewijzigd of beëindigd indien de mijlpalen niet worden bereikt. De actie kan eveneens worden beëindigd wanneer de verwachte marktintroductie niet kan worden verwezenlijkt.
11.  Overeenkomstig het contract wordt de actie geschorst, gewijzigd of beëindigd indien de meetbare mijlpalen niet worden bereikt. De actie kan eveneens worden beëindigd wanneer de verwachte marktintroductie, met name in de Unie, niet kan worden verwezenlijkt.
De Commissie kan besluiten de gemengde EIC-financiering te verhogen, op voorwaarde dat een projectevaluatie door externe onafhankelijke deskundigen wordt uitgevoerd.
De Commissie kan besluiten de gemengde EIC-financiering te verhogen, op voorwaarde dat een projectevaluatie door externe onafhankelijke deskundigen wordt uitgevoerd.
Amendement 103
Voorstel voor een verordening
Artikel 43 bis (nieuw)
Artikel 43 bis
Kmo's en incrementele innovatie
Naast de instrumenten die afhangen van de EIC wordt er centraal een specifiek op kmo's gericht instrument voor incrementele innovatie beheerd en uitgevoerd, ter ondersteuning van voor één bepaalde begunstigde bestemde subsidies voor O&I-activiteiten in alle clusters, via een bottom-upbenadering en door middel van een permanente open oproep die is toegesneden op de behoeften van kmo's.
Amendement 104
Voorstel voor een verordening
Artikel 44
Artikel 44
Artikel 44
Aanstelling van externe deskundigen
Aanstelling van onafhankelijke externe deskundigen
1.  In afwijking van artikel 237, lid 3, van het Financieel Reglement kunnen, indien dit gerechtvaardigd is en de selectie op een transparante wijze wordt uitgevoerd, externe deskundigen worden geselecteerd zonder oproep tot het indienen van blijken van belangstelling.
1.  In afwijking van artikel 237, lid 3, van het Financieel Reglement kunnen onafhankelijke externe deskundigen bij wijze van uitzondering worden geselecteerd zonder oproep tot het indienen van blijken van belangstelling, maar alleen indien een eerdere oproep tot het indienen van blijken van belangstelling geen geschikte externe deskundigen heeft opgeleverd. De selectie van externe deskundigen zonder oproep tot het indienen van blijken van belangstelling moet naar behoren worden verantwoord en moet op transparante wijze worden uitgevoerd. Deze deskundigen dienen aan te tonen dat zij onafhankelijk zijn en in staat zijn de doelstellingen van Horizon Europa te helpen verwezenlijken.
1 bis.  Onafhankelijke externe deskundigen worden gekozen op basis van de vaardigheden, ervaring en kennis waarover zij moeten beschikken om de aan hen opgedragen taak te kunnen uitvoeren. Bij de benoeming van onafhankelijke externe deskundigen streeft de Commissie of het financieringsorgaan van de Unie naar een evenwichtige vertegenwoordiging binnen en samenstelling van de deskundigengroep en de evaluatiepanels op het vlak van specialisatie, geografische achtergrond, geslacht en het type organisatie dat zij vertegenwoordigen.
2.  Overeenkomstig artikel 237, leden 2 en 3, van het Financieel Reglement worden externe deskundigen vergoed op basis van standaardomstandigheden. Indien gerechtvaardigd kan een passend niveau van vergoeding dat de standaardomstandigheden overstijgt, worden toegepast, gebaseerd op de relevante marktnormen, met name voor specifieke deskundigen op hoog niveau.
2.  Overeenkomstig artikel 237, leden 2 en 3, van het Financieel Reglement worden onafhankelijke externe deskundigen vergoed op basis van standaardomstandigheden.
3.  In aanvulling op artikel 38, leden 2 en 3, van het Financieel Reglement worden de namen van de op persoonlijke titel benoemde externe deskundigen die de subsidieaanvragen evalueren, ten minste één keer per jaar op de website van de Commissie of het financieringsorgaan bekendgemaakt, alsook hun vakgebied. Dergelijke informatie wordt verzameld, verwerkt en bekendgemaakt overeenkomstig de gegevensbeschermingsregels van de EU.
3.  In aanvulling op artikel 38, leden 2 en 3, van het Financieel Reglement worden de namen van de op persoonlijke titel benoemde onafhankelijke externe deskundigen die de subsidieaanvragen evalueren, ten minste één keer per jaar op de website van de Commissie of het financieringsorgaan bekendgemaakt, alsook hun vakgebied. Dergelijke informatie wordt verzameld, verwerkt en bekendgemaakt overeenkomstig de gegevensbeschermingsregels van de EU.
3 bis.  De Commissie of het betrokken financieringsorgaan zorgt ervoor dat een deskundige die met een belangenconflict wordt geconfronteerd ten aanzien van een aangelegenheid waarover hij dient te adviseren, geen beoordeling uitvoert of advies of bijstand verstrekt met betrekking tot genoemde aangelegenheid.
3 ter.  Voor elke oproep moet er een toereikend aantal onafhankelijk deskundigen beschikbaar zijn, zodat de kwaliteit van de evaluatie kan worden gegarandeerd.
3 quater.  Elk jaar wordt aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitgebracht over de hoogte van de door alle onafhankelijke en externe deskundigen ontvangen vergoedingen. De vergoedingen worden betaald uit de administratieve middelen van het programma.
Amendement 105
Voorstel voor een verordening
Artikel 45
Artikel 45
Artikel 45
Monitoring en verslaglegging
Monitoring en verslaglegging
1.  De Commissie controleert ieder jaar de voortgang van de uitvoering van Horizon Europa, het bijbehorende specifieke programma en de activiteiten van het EIT. Dit jaarlijkse toezicht omvat onder meer het volgende:
1.  indicatoren om verslag uit te brengen over de door het programma geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van de in artikel 3 vermelde doelstellingen zijn vastgesteld in bijlage V op basis van effecttrajecten.
i)   de indicatoren inzake vooruitgang bij het verwezenlijken van de in artikel 3 en bijlage V vermelde doelstellingen, op basis van effecttrajecten;
ii)  informatie over de tenuitvoerlegging van de beginselen van financiering en horizontale kwesties, die met name zijn vastgelegd in artikel 6 bis, zoals het niveau van de integratie van sociale wetenschappen en menswetenschappen, de verhouding tussen lagere en hogere TRL's in gezamenlijk onderzoek, de verbrede deelname van landen, de geactualiseerde lijst van verbreed deelnemende landen in de werkprogramma's, de vooruitgang op het vlak van het dichten van de RDI-kloof, de geografische dekking in gezamenlijk onderzoek, de bezoldiging van onderzoekers, het gebruik van een indienings- en evaluatieprocedure in twee fasen, het gebruik van de toetsing van evaluaties en het aantal klachten, het niveau van de integratie van de klimaatproblematiek en daarmee gepaard gaande uitgaven, deelname van kmo's (onder meer in vergelijking met soortgelijke nationale instrumenten specifiek voor kmo's), deelname van de privésector, vorderingen op het vlak van gendergelijkheid, de excellentiekeurmerken, privaat-particuliere partnerschappen en het hefboomeffect hiervan op aanvullende private en openbare financiering, complementaire en cumulatieve financiering uit andere fondsen van de Unie (in het bijzonder synergieën met in bijlage IV genoemde programma's), het gebruik van onderzoeksinfrastructuur die door andere financieringsprogramma's van de Unie wordt ondersteund, het sneltraject voor onderzoek en innovatie, het niveau en de impact van internationale samenwerking (onder meer wat het beginsel van wederkerigheid betreft), de betrokkenheid en deelname van burgers en maatschappelijke organisaties op zowel nationaal als communautair niveau;
iii)  het niveau van de uitgaven binnen het programma en het EIT per actiegebied, zoals vermeld in artikel I, en per horizontale kwestie, zodat de portefeuilles kunnen worden geanalyseerd; met het oog op meer transparantie wordt de recentste versie van deze gegevens bovendien eenvoudig toegankelijk gemaakt voor het publiek op de internetpagina van de Commissie;
iv)  het niveau van overinschrijving, in het bijzonder het aantal voorstellen per begrotingslijn en per werkterrein, de gemiddelde score van deze voorstellen en het aantal voorstellen boven en onder de drempelwaarden.
2.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 50 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot wijzigingen van bijlage V om indien nodig de indicatoren van de effecttrajecten aan te vullen of te wijzigen en om uitgangswaarden en streefcijfers vast te stellen.
2.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 50 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot wijzigingen van bijlage V om indien nodig de indicatoren van de effecttrajecten aan te vullen of te wijzigen en om uitgangswaarden en streefcijfers vast te stellen.
3.  Het prestatieverslagleggingssysteem waarborgt dat de gegevens voor het monitoren van de uitvoering en de resultaten van het programma op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig worden verzameld. Daartoe worden evenredige verslagleggingsvereisten opgelegd aan de ontvangers van middelen van de Unie en, in voorkomend geval, aan de lidstaten.
3.  Het prestatieverslagleggingssysteem moet waarborgen dat de gegevens voor het monitoren van de uitvoering en voor de evaluatie van het programma op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig en op het juiste niveau van verfijning worden verzameld, zonder dat dit de administratieve last voor begunstigden vergroot. Met name worden gegevens inzake projecten die gefinancierd worden in het kader van de ERC, Europese partnerschappen, missies, de EIC en het EIT in dezelfde databank opgenomen als de gegevens van acties die directe financiering uit het programma ontvangen (bv. de gegevensbank E-corda).
3 bis.  Kwantitatieve gegevens worden zo veel mogelijk aangevuld met kwalitatieve analyse van de Commissie en de Unie of van nationale financieringsinstanties.
Amendement 106
Voorstel voor een verordening
Artikel 46
Artikel 46
Artikel 46
Informatie, communicatie, publiciteit alsmede verspreiding en exploitatie
Informatie, communicatie, publiciteit alsmede verspreiding en exploitatie
1.  De ontvangers van financiering van de Unie erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie (met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten) door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren.
1.  De ontvangers van financiering van de Unie erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie (met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan alsook prijzen promoten) door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren.
2.  De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het programma alsmede de acties en de resultaten ervan. De aan het programma toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de in artikel 3 bedoelde doelstellingen.
2.  De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het programma alsmede de acties en de resultaten ervan. Zij verstrekt in het bijzonder tijdig uitvoerige informatie aan de lidstaten en aan begunstigden.
3.  De Commissie stelt tevens een strategie voor de verspreiding en de exploitatie van de resultaten op met het oog op grotere beschikbaarheid en toenemende verbreiding van de resultaten en kennis op het gebied van onderzoek en innovatie in het kader van het programma, met het doel om het gebruik daarvan sneller ingang op de markt te doen vinden en de impact van het programma te versterken. De aan het programma toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie alsmede aan activiteiten op het gebied van informatie, communicatie, publiciteit en verspreiding en exploitatie van resultaten, voor zover zij verband houden met de in artikel 3 bedoelde doelstellingen.
3.  De Commissie stelt tevens een strategie voor de verspreiding en de exploitatie van de resultaten op met het oog op grotere beschikbaarheid en toenemende verbreiding van de resultaten en kennis op het gebied van onderzoek en innovatie in het kader van het programma, met het doel om het gebruik daarvan sneller ingang op de markt te doen vinden, in het bijzonder binnen de Unie, en de impact van het programma te versterken. De aan het programma toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie alsmede aan activiteiten op het gebied van informatie, communicatie, publiciteit en verspreiding en exploitatie van resultaten, voor zover zij verband houden met de in artikel 3 bedoelde doelstellingen.
Amendement 107
Voorstel voor een verordening
Artikel 47
Artikel 47
Artikel 47
Evaluatie van het programma
Evaluatie van het programma
1.  Evaluaties van het programma worden tijdig uitgevoerd zodat zij in de besluitvorming over het programma, het vervolgprogramma daarvan en andere voor onderzoek en innovatie relevante initiatieven kunnen worden meegenomen.
1.  Evaluaties van het programma worden tijdig uitgevoerd en openbaar gemaakt, zodat zij in de besluitvorming over het programma, het vervolgprogramma daarvan en andere voor onderzoek en innovatie relevante initiatieven kunnen worden meegenomen.
1 bis.  Missies worden tegen 31 december 2022 volledig geëvalueerd, alvorens er beslissingen worden genomen over nieuwe missies, over de heroriëntering, beëindiging of voortzetting van missies of over een verhoging van de begroting voor missies. De resultaten van de evaluatie van missies worden openbaar gemaakt en houden onder meer (maar niet uitsluitend) een analyse in van de missieselectieprocedure en van het bestuur, de prioriteiten en de prestaties van de missies.
2.  De tussentijdse evaluatie van het programma wordt uitgevoerd zodra voldoende informatie over de uitvoering van het programma beschikbaar is, doch uiterlijk vier jaar nadat met de uitvoering van het programma is begonnen. Zij omvat een beoordeling van de langetermijngevolgen van de vorige kaderprogramma's en vormt de grondslag voor de eventueel nodige aanpassing van de uitvoering van het programma.
2.  De tussentijdse evaluatie van het programma wordt uitgevoerd zodra voldoende informatie over de uitvoering van het programma beschikbaar is, doch uiterlijk drie jaar nadat met de uitvoering van het programma is begonnen. Zij omvat een portefeuilleanalyse en een beoordeling van de langetermijngevolgen van de vorige kaderprogramma's, en vormt de grondslag voor de eventueel nodige aanpassing van de uitvoering van het programma en/of de herziening ervan. De evaluatie bevat een beoordeling van de doeltreffendheid, efficiëntie, relevantie, samenhang, Uniemeerwaarde en het hefboomeffect van het programma alsook van de complementariteit van het programma met andere RDI-financieringsprogramma's op Europees en nationaal niveau. In het bijzonder wordt de impact van uit andere Unieprogramma's overgedragen middelen beoordeeld.
3.  Aan het einde van de uitvoering van het programma, doch uiterlijk vier jaar na afloop van de in artikel 1 genoemde periode, voert de Commissie een eindevaluatie van het programma uit. Zij omvat een beoordeling van de langetermijngevolgen van de vorige kaderprogramma's.
3.  Aan het einde van de uitvoering van het programma, doch uiterlijk drie jaar na afloop van de in artikel 1 genoemde periode, voert de Commissie een eindevaluatie van het programma uit. Zij omvat een beoordeling van de langetermijngevolgen van de vorige kaderprogramma's.
4.  De Commissie deelt de conclusies van de evaluaties tezamen met haar opmerkingen mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.
4.  De Commissie publiceert en verspreidt de resultaten en conclusies van de evaluaties tezamen met haar opmerkingen, en legt ze voor aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.
Amendement 108
Voorstel voor een verordening
Artikel 48
Artikel 48
Artikel 48
Audits
Audits
1.  Het controlesysteem van het programma zorgt voor een passend evenwicht tussen vertrouwen en controle, met inachtneming van de administratieve en andere kosten van de controles op alle niveaus, met name voor de begunstigden.
1.  Het controlesysteem van het programma zorgt voor een passend evenwicht tussen vertrouwen en controle, met inachtneming van de administratieve en andere kosten van de controles op alle niveaus, met name voor de begunstigden. De auditregels zijn duidelijk, consistent en coherent, doorheen het hele programma.
2.  De auditstrategie van het programma wordt gebaseerd op de financiële audit van een representatieve uitgavensteekproef voor het programma in zijn totaliteit. Deze representatieve steekproef wordt aangevuld met een selectie op basis van een uitgavengerelateerde risicobeoordeling. Acties die tegelijkertijd uit verschillende programma's van de Unie worden gefinancierd, worden slechts één keer aan een audit onderworpen, waarbij alle betrokken programma's en de desbetreffende toepasselijke regels ervan worden bestreken.
2.  De auditstrategie van het programma wordt gebaseerd op de financiële audit van een representatieve uitgavensteekproef voor het programma in zijn totaliteit. Deze representatieve steekproef wordt aangevuld met een selectie op basis van een uitgavengerelateerde risicobeoordeling. Acties die tegelijkertijd uit verschillende programma's van de Unie worden gefinancierd, worden slechts één keer aan een audit onderworpen, waarbij alle betrokken programma's en de desbetreffende toepasselijke regels ervan worden bestreken.
3.  Daarnaast kan de Commissie of het financieringsorgaan zich baseren op gecombineerde systeemonderzoeken op het niveau van de begunstigden. Deze gecombineerde onderzoeken zijn voor bepaalde soorten begunstigden facultatief en bestaan in een systeem- en procesaudit, aangevuld met een audit van de verrichtingen, die wordt uitgevoerd door een bekwame onafhankelijke auditor die bevoegd is wettelijke audits van boekhoudbescheiden uit te voeren in overeenstemming met Richtlijn 2006/43/EG34. Zij kunnen door de Commissie of het financieringsorgaan worden gebruikt voor de vaststelling van de algemene zekerheid over het goed financieel beheer van de uitgaven en voor heroverweging van het niveau van ex-postaudits en verklaringen inzake de financiële staten.
3.  Daarnaast kan de Commissie of het financieringsorgaan zich baseren op gecombineerde systeemonderzoeken op het niveau van de begunstigden. Deze gecombineerde onderzoeken zijn voor bepaalde soorten begunstigden facultatief en bestaan in een systeem- en procesaudit, aangevuld met een audit van de verrichtingen, die wordt uitgevoerd door een bekwame onafhankelijke auditor die bevoegd is wettelijke audits van boekhoudbescheiden uit te voeren in overeenstemming met Richtlijn 2006/43/EG34. Zij kunnen door de Commissie of het financieringsorgaan worden gebruikt voor de vaststelling van de algemene zekerheid over het goed financieel beheer van de uitgaven en voor heroverweging van de subsidiabiliteit van de gedeclareerde kosten en van het niveau van ex-postaudits en verklaringen inzake de financiële staten.
4.  De Commissie of het financieringsorgaan mag zich overeenkomstig artikel 127 van het Financieel Reglement baseren op audits naar het gebruik van de bijdragen van de Unie uitgevoerd door andere personen of entiteiten, daaronder begrepen andere personen of entiteiten dan die welke door de instellingen of organen van de Unie zijn gemachtigd.
4.  De Commissie of het financieringsorgaan baseert zich overeenkomstig artikel 127 van het Financieel Reglement op audits naar het gebruik van de bijdragen van de Unie uitgevoerd door andere gekwalificeerde personen of gecertificeerde entiteiten, daaronder begrepen andere personen of entiteiten dan die welke door de instellingen of organen van de Unie zijn gemachtigd.
5.  Er kunnen tot twee jaar na betaling van het saldo audits worden uitgevoerd.
5.  Er kunnen tot twee jaar na de einddatum van het project audits worden uitgevoerd.
5 bis.  De Commissie publiceert auditrichtsnoeren, die zijn uitgewerkt in samenwerking met de Europese Rekenkamer. Om de rechtszekerheid te waarborgen zorgen auditors voor transparantie met betrekking tot de door hen uitgevoerde audit en voor een betrouwbare en uniforme interpretatie van de auditregels tijdens de gehele duur van het programma.
__________________
__________________
34 Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87).
34 Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87).
Amendement 109
Voorstel voor een verordening
Bijlage I – punt 1 – inleidende formule
1)  Pijler I "Open Wetenschap"
1)  Pijler I "Excellente en open Wetenschap"
Amendement 110
Voorstel voor een verordening
Bijlage I – punt 1 – alinea 1 – letter a – inleidende formule
a)  Europese Onderzoeksraad: Aanbieden van aantrekkelijke en flexibele financiering om getalenteerde en creatieve individuele onderzoekers en hun teams in staat te stellen de meest veelbelovende richtingen in de wetenschappelijke grensgebieden te verkennen, op basis van EU-brede concurrentie.
a)  Europese Onderzoeksraad: aanbieden van aantrekkelijke en flexibele financiering om getalenteerde en creatieve individuele onderzoekers, met de nadruk op jonge onderzoekers, en hun teams in staat te stellen de meest veelbelovende richtingen in de wetenschappelijke grensgebieden te verkennen, op basis van Uniebrede concurrentie.
Amendement 111
Voorstel voor een verordening
Bijlage I – punt 1 – alinea 1 – letter b – inleidende formule
b)  Marie Skłodowska-Curie-acties: Onderzoekers uitrusten met nieuwe kennis en vaardigheden door middel van mobiliteit en beschikbaarstelling in andere landen, sectoren en disciplines, alsmede structurering en verbetering van institutionele en nationale aanwerving, opleiding en loopbaanontwikkelingssystemen; op deze manier leveren de Marie Skłodowska-Curie-acties een bijdrage aan de grondslagen van Europa's excellente onderzoekslandschap, stimuleren daardoor de werkgelegenheid, groei en investeringen, en helpen bij het vinden van oplossingen voor de huidige en toekomstige maatschappelijke uitdagingen.
b)  Marie Skłodowska-Curie-acties: Onderzoekers uitrusten met nieuwe kennis en vaardigheden door middel van mobiliteit en beschikbaarstelling in andere landen, sectoren en disciplines, alsmede structurering en verbetering van institutionele en nationale aanwerving, opleiding en loopbaanontwikkelingssystemen; op deze manier leveren de Marie Skłodowska-Curie-acties een bijdrage aan de grondslagen van Europa's excellente onderzoekslandschap in heel Europa, stimuleren daardoor de werkgelegenheid, groei en investeringen, en helpen bij het vinden van oplossingen voor de huidige en toekomstige maatschappelijke uitdagingen.
Amendement 112
Voorstel voor een verordening
Bijlage I – punt 1 – alinea 1 – letter b – alinea 1
Actiegebieden: excellentie bevorderen door middel van mobiliteit van onderzoekers over grenzen, sectoren en disciplines heen; nieuwe vaardigheden bevorderen door middel van excellente opleidingen voor onderzoekers; het menselijk kapitaal en de ontwikkeling van vaardigheden in de hele Europese Onderzoeksruimte versterken; synergieën verbeteren en vergemakkelijken; de bewustmaking van het publiek bevorderen
Actiegebieden: excellentie bevorderen door middel van mobiliteit van onderzoekers over grenzen, sectoren en disciplines heen; nieuwe vaardigheden bevorderen door middel van excellente opleidingen voor onderzoekers; de human resources en de ontwikkeling van vaardigheden in de hele Europese Onderzoeksruimte versterken; synergieën verbeteren en vergemakkelijken; de bewustmaking van het publiek bevorderen
Amendement 113
Voorstel voor een verordening
Bijlage I – punt 2 – inleidende formule
2)  Pijler II "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen"
2)  Pijler II "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen"
Amendement 114
Voorstel voor een verordening
Bijlage I – punt 2 – alinea 2
Om een maximale flexibiliteit van het effect en synergieën te garanderen, zullen onderzoek- en innovatieactiviteiten worden georganiseerd in vijf clusters, die afzonderlijk en samen interdisciplinaire, sectoroverschrijdende, beleidsoverschrijdende en internationale samenwerking zullen stimuleren.
Om een maximale flexibiliteit van het effect en synergieën te garanderen, zullen onderzoek- en innovatieactiviteiten worden georganiseerd in zes onderling door pan-Europese onderzoeksinfrastructuur verbonden clusters, die afzonderlijk en samen interdisciplinaire, sectoroverschrijdende, beleidsoverschrijdende en internationale samenwerking zullen stimuleren. De zes clusters ondersteunen via subsidies en via een bottom-upbenadering ook de innovatie bij afzonderlijke kmo's.
Amendement 115
Voorstel voor een verordening
Bijlage I – punt 2 – alinea 4 – letter a – inleidende formule
a)  Cluster "Gezondheid": verbetering en bescherming van de gezondheid van burgers van alle leeftijden, door het ontwikkelen van innovatieve oplossingen voor preventie, diagnose, monitoring, behandeling en genezing van ziekten; beperking van gezondheidsrisico's, bescherming van de bevolking en bevordering van goede gezondheid; publieke gezondheidszorgstelsels kosteneffectiever, rechtvaardiger en duurzamer maken, en participatie en zelfbeheer van patiënten ondersteunen en mogelijk maken
a)  Cluster "Gezondheid": Verbetering en bescherming van de gezondheid van burgers van alle leeftijden, door het ontwikkelen van innovatieve oplossingen voor preventie, diagnose, monitoring, behandeling en genezing van ziekten en ontwikkeling van gezondheidstechnologieën; beperking van gezondheidsrisico's, bescherming van de bevolking en bevordering van goede gezondheid; publieke gezondheidszorgstelsels kosteneffectiever, rechtvaardiger en duurzamer maken, en participatie en zelfbeheer van patiënten ondersteunen en mogelijk maken.
Amendement 116
Voorstel voor een verordening
Bijlage I – punt 2 – alinea 4 – letter b – inleidende formule
b)  Cluster "Inclusieve en veilige samenleving": Versterking van de Europese democratische waarden, zoals de rechtsstaat en de fundamentele rechten, de bescherming van ons cultureel erfgoed, en het bevorderen van sociaaleconomische hervormingen die bijdragen aan inclusie en groei, en tegelijkertijd een antwoord bieden op de uitdagingen als gevolg van de aanhoudende bedreigingen voor de veiligheid, met inbegrip van cybercriminaliteit, evenals natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen.
b)  Cluster "Inclusieve en creatieve samenleving": versterking van de Europese democratische waarden, zoals de rechtsstaat en de fundamentele rechten, de bescherming van ons cultureel erfgoed, het verkennen van het potentieel van culturele en creatieve sector en het bevorderen van sociaaleconomische hervormingen die bijdragen aan inclusie en groei, met inbegrip van migratiebeheer en integratie van migranten.
Amendement 117
Voorstel voor een verordening
Bijlage I – punt 2 – alinea 4 – letter b – alinea 2
Actiegebieden: Democratie; Cultureel erfgoed; Sociale en economische transformaties; Rampbestendige samenlevingen; Bescherming en beveiliging; Cyberbeveiliging
Actiegebieden: Democratie; Cultuur en creativiteit; Sociale, culturele en economische transformaties; Sociale wetenschappen en menswetenschappen.
Amendement 118
Voorstel voor een verordening
Bijlage I – punt 2 – alinea 4 – letter c – alinea 2
Actiegebieden: Industriële technologieën; Digitale technologieën; Geavanceerde materialen; Kunstmatige intelligentie en robotica; Internet van de volgende generatie; Geavanceerde informatica en "big data"; Circulaire industrie; Koolstofarme en schone industrie; Ruimtevaart.
Actiegebieden: Industriële technologieën; Digitale technologieën; Geavanceerde materialen; Kunstmatige intelligentie en robotica; Internet van de volgende generatie; Kwantumtechnologie; Geavanceerde informatica en "big data"; Circulaire industrie; Koolstofarme en schone industrie; Ruimtevaart.
Amendement 119
Voorstel voor een verordening
Bijlage I – deel 2 – alinea 4 – letter c bis (nieuw)
c bis)  Cluster "Veilige samenleving": antwoord bieden op de uitdagingen als gevolg van de aanhoudende bedreigingen voor de veiligheid, met inbegrip van cybercriminaliteit, evenals natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen.
Actiegebieden: Georganiseerde misdaad; Terrorisme, extremisme, radicalisering en ideologisch gemotiveerd geweld; Bescherming van de grenzen; Cyberbeveiliging, privacy, gegevensbescherming; Bescherming van kritieke infrastructuur en verbetering van rampenrespons; Piraterij en namaak van producten; Ondersteuning van het externe veiligheidsbeleid van de Unie, onder meer door conflictpreventie en vredesopbouw; Bevordering van coördinatie, samenwerking en synergieën.
Amendement 120
Voorstel voor een verordening
Bijlage I – punt 2 – alinea 4 – letter d – inleidende formule
d)  Cluster "Klimaat, energie en mobiliteit"; Bestrijding van klimaatverandering door een beter inzicht in de oorzaken, evolutie, risico's, effecten en kansen, en door de energie- en de vervoersector klimaat- en milieuvriendelijker, efficiënter en concurrerender, slimmer, veiliger en veerkrachtiger te maken.
d)  Cluster "Klimaat, energie en mobiliteit"; bestrijding van klimaatverandering door een beter inzicht in de oorzaken, evolutie, risico's, effecten en kansen, en door de energie- en de vervoersector klimaat- en milieuvriendelijker, efficiënter en concurrerender, slimmer, veiliger en veerkrachtiger te maken; bevordering van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en van de verandering van gedragspatronen.
Amendement 121
Voorstel voor een verordening
Bijlage I – punt 2 – alinea 4 – letter d – alinea 2
Actiegebieden: klimaatwetenschap en oplossingen; Energievoorziening; energiesystemen en -netwerken; Gebouwen en industriële sites in energietransitie; Gemeenschappen en steden; Industrieel concurrentievermogen in het vervoer; Schoon vervoer en schone mobiliteit; Slimme mobiliteit; Energieopslag.
Actiegebieden: Klimaatwetenschap en oplossingen; Energievoorziening; Energiesystemen en -netwerken; Gebouwen in energietransitie; Industriële installaties in de energietransitie Kolenregio's in transitie; Gemeenschappen en steden; Industrieel concurrentievermogen in het vervoer; Schoon vervoer en schone mobiliteit; Slimme mobiliteit; Energieopslag.
Amendement 122
Voorstel voor een verordening
Bijlage I – punt 2 – alinea 4 – letter e – inleidende formule
e)  Cluster "Levensmiddelen en natuurlijke hulpbronnen": Bescherming, herstel, duurzaam beheer en gebruik van natuurlijke en biologische hulpbronnen van land en zee om de voedsel- en voedingszekerheid te verbeteren en de overgang naar een koolstofarme hulpbronnenefficiënte circulaire economie.
e)  Cluster "Levensmiddelen, natuurlijke hulpbronnen en landbouw": Bescherming, herstel, duurzaam beheer en gebruik van natuurlijke en biologische hulpbronnen van land, binnenwateren en zee om de voedsel- en voedingszekerheid te verbeteren en de overgang naar een koolstofarme hulpbronnenefficiënte circulaire economie.
Amendement 123
Voorstel voor een verordening
Bijlage I – punt 2 – alinea 4 – letter e – alinea 2
Actiegebieden: Milieuobservatie; Biodiversiteit en natuurlijk kapitaal; Landbouw, bosbouw en plattelandsgebieden; Zeeën en oceanen; Voedselsystemen; Systemen voor bio-innovatie; Circulaire systemen.
Actiegebieden: Milieuobservatie; Biodiversiteit en natuurlijk kapitaal; Landbouw, bosbouw en plattelandsgebieden; Zeeën, oceanen, binnenwateren en de blauwe economie; Voedselsystemen; Systemen voor bio-innovatie; Circulaire systemen.
Amendement 124
Voorstel voor een verordening
Bijlage I – punt 2 – alinea 4 – letter f – alinea 2
Actiegebieden: Gezondheid; Veerkracht en veiligheid; Digitaal en industrie; Klimaat, energie en mobiliteit; Levensmiddelen en natuurlijke hulpbronnen; Ondersteuning van de werking van de interne markt en de economische governance van de Unie; Ondersteuning van de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van wetgeving en ontwikkeling van strategieën voor slimme specialisatie; Analytische instrumenten en methoden voor beleidsvorming; Kennisbeheer; Kennis- en technologieoverdracht; Steun aan wetenschap voor beleidsplatforms.
Actiegebieden: Gezondheid; Inclusieve en creatieve samenleving; Veilige samenleving; Digitaal, industrie en ruimtevaart; Klimaat, energie en mobiliteit; Levensmiddelen en natuurlijke hulpbronnen; Ondersteuning van de werking van de interne markt en de economische governance van de Unie; Ondersteuning van de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van wetgeving en ontwikkeling van strategieën voor slimme specialisatie; Analytische instrumenten en methoden voor beleidsvorming; Kennisbeheer; Kennis- en technologieoverdracht; Steun aan wetenschap voor beleidsplatforms.
Amendement 125
Voorstel voor een verordening
Bijlage I – punt 3 – inleidende formule
3)  Pijler III "Open innovatie"
3)  Pijler III "Innovatief Europa"
Amendement 126
Voorstel voor een verordening
Bijlage I – punt 3 – alinea 1 – inleidende formule
Door middel van de volgende activiteiten zal deze pijler overeenkomstig artikel 4 alle vormen van innovatie, met inbegrip van baanbrekende innovatie, bevorderen en het op de markt brengen van innovatieve oplossingen ondersteunen. Deze pijler zal ook een bijdrage leveren aan de andere specifieke doelstellingen van het programma zoals omschreven in artikel 3.
Door middel van de volgende activiteiten zal deze pijler overeenkomstig artikel 4 alle vormen van innovatie, met inbegrip van baanbrekende technologische en sociale innovatie, bevorderen en het op de markt brengen van innovatieve oplossingen, met name door met onderzoeksinstellingen samenwerkende start-ups en kmo's, ondersteunen. Deze pijler zal ook een bijdrage leveren aan de andere specifieke doelstellingen van het programma zoals omschreven in artikel 3.
Amendement 127
Voorstel voor een verordening
Bijlage I – punt 4 – alinea 1
Door middel van de volgende activiteiten zal dit deel, in overeenstemming met artikel 4, de verwezenlijkingen van het programma optimaliseren voor meer effect binnen een versterkte Europese Onderzoeksruimte. Dit deel zal ook ondersteuning verlenen voor andere specifieke doelstellingen van het programma zoals omschreven in artikel 3. Dit deel zal het gehele programma ondersteunen, maar zal vooral activiteiten stimuleren die bijdragen tot een meer op kennis gebaseerd en innovatief gendergelijk Europa, met een vooraanstaande positie in de wereldwijde mededinging, en optimaliseert tegelijkertijd de nationale sterke punten en het nationale potentieel in heel Europa, in een goed presterende Europese Onderzoeksruimte (EOR), waarbinnen kennis en hooggeschoolde arbeidskrachten vrij circuleren, waar de resultaten van O&I worden begrepen en vertrouwd door geïnformeerde burgers en de hele maatschappij ten goede komen, en waar het EU-beleid, met name het O&I-beleid, gebaseerd is op hoogwaardige wetenschappelijke gegevens.
Door middel van de volgende activiteiten zal dit deel, in overeenstemming met artikel 4, de verwezenlijkingen van het programma optimaliseren voor meer effect en aantrekkelijkheid binnen een versterkte Europese Onderzoeksruimte. Dit deel zal ook ondersteuning verlenen voor andere specifieke doelstellingen van het programma zoals omschreven in artikel 3. Dit deel zal het gehele programma ondersteunen, maar zal vooral activiteiten stimuleren die ertoe bijdragen talent aan te trekken in de Unie en braindrain tegen te gaan. Daarnaast zal het bijdragen tot een meer op kennis gebaseerd en innovatief gendergelijk Europa, met een vooraanstaande positie in de wereldwijde mededinging, en optimaliseert tegelijkertijd de nationale sterke punten en het nationale potentieel in heel Europa, in een goed presterende Europese Onderzoeksruimte (EOR), waarbinnen kennis en hooggeschoolde arbeidskrachten op evenwichtige wijze vrij circuleren, waar de resultaten van O&I worden begrepen en vertrouwd door geïnformeerde burgers en de hele maatschappij ten goede komen, en waar het Uniebeleid, met name het O&I-beleid, gebaseerd is op hoogwaardige wetenschappelijke gegevens.
Amendement 128
Voorstel voor een verordening
Bijlage I – punt 4 – alinea 2
Actiegebieden: Delen van excellentie; hervorming en versterking van het Europees O&I-systeem.
Actiegebieden: Verspreiden van excellentie door middel van initiatieven voor teamvorming, samenwerkingsverbanden en EOR-leerstoelen, Europese samenwerking inzake wetenschap en technologie (COST), excellente-initiatieven en verruiming van beurzen; Hervorming en versterking van het Europees O&I-systeem.
Amendement 129
Voorstel voor een verordening
Bijlage II – alinea 2 – streepje 1
–  Onderzoeks- en innovatieactie: acties die hoofdzakelijk bestaan uit activiteiten met als doel nieuwe kennis vast te stellen en/of de haalbaarheid te onderzoeken van een nieuwe of verbeterde technologie, product, proces, dienst of oplossing. Hierbij kan het onder meer gaan om fundamenteel en toegepast onderzoek, technologische ontwikkeling en integratie, testen en valideren van een kleinschalig prototype in een laboratorium of gesimuleerde omgeving;
–  Onderzoeks- en innovatieactie: acties die hoofdzakelijk bestaan uit activiteiten met als doel nieuwe kennis vast te stellen en/of de haalbaarheid te onderzoeken van een nieuwe of verbeterde technologie, product, proces, dienst of oplossing. Hierbij kan het onder meer gaan om fundamenteel en toegepast onderzoek, technologische ontwikkeling en integratie, testen en valideren van een kleinschalig prototype in een laboratorium of gesimuleerde omgeving. De benadering van het sneltraject voor onderzoek en innovatie wordt toegepast voor een beperkt aantal geselecteerde gezamenlijke onderzoeks- en innovatieacties;
Amendement 130
Voorstel voor een verordening
Bijlage II – alinea 2 – streepje 6
–  Medefinancieringsactie voor programma's: actie om medefinanciering te verstrekken voor een activiteitenprogramma dat is vastgesteld en/of uitgevoerd door entiteiten die onderzoek- en innovatieprogramma's, andere dan financieringsorganen van de Unie, beheren en/of financieren. Een dergelijk activiteitenprogramma kan ondersteuning bieden voor netwerkvorming en coördinatie, onderzoek, innovatie, proefprojecten, innovatie- en marktintroductieacties, opleiding- en mobiliteitsacties, bewustwording en communicatie, verspreiding en exploitatie, of een combinatie daarvan, rechtstreeks uitgevoerd door deze entiteiten of door derden aan wie zij eender welke relevante financiële steun kunnen verlenen, zoals subsidies, prijzen, inkoop, alsook gemengde Horizon Europa-financiering;
–  Medefinancieringsactie voor programma's: actie om medefinanciering te verstrekken voor een activiteitenprogramma dat is vastgesteld en/of uitgevoerd door entiteiten die onderzoek- en innovatieprogramma's, andere dan financieringsorganen van de Unie, beheren en/of financieren. Een dergelijk activiteitenprogramma kan ondersteuning bieden voor onderlinge koppeling, netwerkvorming en coördinatie, onderzoek, innovatie, proefprojecten, innovatie- en marktintroductieacties, opleiding- en mobiliteitsacties, bewustwording en communicatie, verspreiding en exploitatie, of een combinatie daarvan, rechtstreeks uitgevoerd door deze entiteiten of door derden aan wie zij eender welke relevante financiële steun kunnen verlenen, zoals subsidies, prijzen, inkoop, alsook gemengde Horizon Europa-financiering.
Amendement 131
Voorstel voor een verordening
Bijlage III – alinea 1 – punt 1 – letter a – inleidende formule
a)  Bewijs dat het Europees partnerschap doeltreffender is bij de verwezenlijking van de desbetreffende doelstellingen van het programma, met name door duidelijke effecten voor de EU en haar burgers teweeg te brengen, vooral met het oog op het aanpakken van mondiale uitdagingen en de verwezenlijking van onderzoek- en innovatiedoelstellingen, het veiligstellen van het concurrentievermogen van de EU en het bijdragen aan de versterking van de Europese ruimte van onderzoek en innovatie en internationale verplichtingen;
a)  Bewijs dat het Europees partnerschap doeltreffender is bij de verwezenlijking van de desbetreffende doelstellingen van het programma, met name door duidelijke effecten in de hele Unie en voor haar burgers teweeg te brengen, vooral met het oog op het aanpakken van mondiale uitdagingen en de verwezenlijking van onderzoek- en innovatiedoelstellingen, het veiligstellen van het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de Unie en het bijdragen aan de versterking van de Europese ruimte van onderzoek en innovatie en internationale verplichtingen;
Amendement 132
Voorstel voor een verordening
Bijlage III – alinea 1 – punt 1 – letter b
b)  Coherentie en synergieën van het Europees Partnerschap binnen het onderzoek- en innovatielandschap in de EU;
b)  Coherentie en synergieën van de Europese partnerschappen binnen het onderzoek- en innovatielandschap in de Unie, inclusief nationale en regionale strategieën;
Amendement 133
Voorstel voor een verordening
Bijlage III – alinea 1 – punt 1 – letter c
c)  Transparantie en openheid van het Europees partnerschap met betrekking tot de identificatie van prioriteiten en doelstellingen, en de betrokkenheid van partners en belanghebbenden uit verschillende sectoren, waaronder internationale, voor zover relevant;
c)  Transparantie en openheid van de Europese partnerschappen met betrekking tot de identificatie van prioriteiten en doelstellingen, het bestuur ervan en de betrokkenheid van partners en belanghebbenden uit verschillende sectoren en met verschillende achtergronden, waaronder internationale, voor zover relevant.
Amendement 134
Voorstel voor een verordening
Bijlage III – alinea 1 – punt 1 – letter d – streepje 1
–  omschrijving van meetbare verwachte resultaten, prestaties en effecten binnen specifieke termijnen, met inbegrip van de cruciale economische waarde voor Europa;
–  omschrijving van meetbare verwachte resultaten, prestaties en effecten binnen specifieke termijnen, met inbegrip van de cruciale economische waarde voor de Unie;
Amendement 135
Voorstel voor een verordening
Bijlage III – alinea 1 – punt 1 – letter d – streepje 2
–  demonstratie van de verwachte kwalitatieve en kwantitatieve hefboomeffecten;
–  demonstratie van de verwachte aanzienlijke kwalitatieve en kwantitatieve hefboomeffecten;
Amendement 136
Voorstel voor een verordening
Bijlage III – alinea 1 – punt 1 – letter d – streepje 3
–  werkwijzen om flexibiliteit van de uitvoering te verzekeren en om zich aan te passen aan veranderend beleid of behoeften van de markt, of wetenschappelijke vooruitgang;
–  werkwijzen om flexibiliteit van de uitvoering te verzekeren en om zich aan te passen aan veranderend beleid, de behoeften van de markt en/of de maatschappij, of wetenschappelijke vooruitgang;
Amendement 137
Voorstel voor een verordening
Bijlage III – alinea 1 – punt 1 – letter e – alinea 1
Bij geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen zijn de bijdragen – financieel of in natura – van andere partners dan de Unie ten minste gelijk aan 50 % en kunnen zij oplopen tot 75 % van de geaggregeerde budgettaire vastleggingen van het partnerschap. Voor elk geïnstitutionaliseerd Europees partnerschap zal een deel van de bijdragen van andere partners dan de Unie de vorm van een financiële bijdrage hebben.
Bij geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen zijn de bijdragen – financieel of in natura – van andere partners dan de Unie ten minste gelijk aan 50 %, in het geval van partnerschappen tussen de Unie en private partners, en kunnen zij oplopen tot 75 %, in het geval van partnerschappen waarbij tevens lidstaten zijn betrokken, van de geaggregeerde budgettaire vastleggingen van het partnerschap.
Amendement 138
Voorstel voor een verordening
Bijlage III – alinea 1 – punt 1 – letter e bis (nieuw)
e bis)  In overeenstemming met de regionale autoriteiten wordt het EFRO aanvaard als gedeeltelijke nationale bijdrage aan medefinancieringsacties voor programma's waarbij lidstaten zijn betrokken.
Amendement 139
Voorstel voor een verordening
Bijlage III – alinea 1 – punt 2 – letter c
c)  Coördinatie en/of gezamenlijke activiteiten met andere relevante initiatieven voor onderzoek en innovatie, die zorgen voor doeltreffende synergieën;
c)  coördinatie en/of gezamenlijke activiteiten met andere relevante initiatieven voor onderzoek en innovatie, om een optimale mate van onderlinge koppeling te waarborgen en voor doeltreffende synergieën te zorgen;
Amendement 140
Voorstel voor een verordening
Bijlage III – alinea 1 – punt 2 – letter d
d)  Juridisch bindende verplichtingen, in het bijzonder voor financiële bijdragen, van iedere partner tijdens de looptijd van het initiatief;
d)  Evenwichtige langetermijnverplichtingen, in het bijzonder voor bijdragen in natura en/of financiële bijdragen, van iedere partner tijdens de looptijd van het initiatief;
Amendement 141
Voorstel voor een verordening
Bijlage III – alinea 1 – punt 3 – letter a
a)  Een monitoringsysteem in overeenstemming met de eisen van artikel 45, om de vorderingen bij het bereiken van de specifieke beleidsdoelstellingen, de te leveren prestaties en cruciale prestatie-indicatoren te meten, teneinde een beoordeling in de loop van de tijd van de resultaten, de effecten en potentiële behoeften aan corrigerende maatregelen mogelijk te maken;
a)  Een monitoringsysteem in overeenstemming met de eisen van artikel 45, om de vorderingen bij het bereiken van de programmaspecifieke beleidsdoelstellingen, de te leveren prestaties en cruciale prestatie-indicatoren te meten, teneinde een beoordeling in de loop van de tijd van de resultaten, de effecten en potentiële behoeften aan corrigerende maatregelen mogelijk te maken;
Amendement 142
Voorstel voor een verordening
Bijlage III – alinea 1 – punt 4 – letter b
b)  Passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de geleidelijke afschaffing volgens de overeengekomen voorwaarden en het tijdschema, onverminderd de eventuele verdere transnationale financiering door nationale of andere programma's van de Unie.
b)  In geval van niet-verlening, passende maatregelen om te zorgen voor de geleidelijke afschaffing volgens het overeengekomen tijdschema en de met de wettelijk gebonden partners overeengekomen voorwaarden, onverminderd de eventuele verdere transnationale financiering door nationale of andere programma's van de Unie en onverminderd particuliere investeringen en lopende projecten.
Amendement 143
Voorstel voor een verordening
Bijlage IV – punt 1 – letter b
b)  het GLB maakt optimaal gebruik van de resultaten van onderzoek en innovatie en bevordert het gebruik, de uitvoering en de toepassing van innovatieve oplossingen, met inbegrip van de oplossingen die voortvloeien uit projecten die worden gefinancierd door de kaderprogramma's voor onderzoek en innovatie en uit het Innovatiepartnerschap "Productiviteit en duurzaamheid van de landbouw";
b)  het GLB maakt optimaal gebruik van de resultaten van onderzoek en innovatie en bevordert het gebruik, de uitvoering en de toepassing van innovatieve oplossingen, met inbegrip van de oplossingen die voortvloeien uit projecten die worden gefinancierd door de kaderprogramma's voor onderzoek en innovatie, uit het Innovatiepartnerschap "Productiviteit en duurzaamheid van de landbouw" en uit relevante kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's) van het EIT;
Amendement 144
Voorstel voor een verordening
Bijlage IV – punt 2 – letter b
b)  het EFMZV ondersteunt de uitrol van nieuwe technologieën en innovatieve producten, processen en diensten, in het bijzonder die welke voortvloeien uit het programma op het gebied van marien en maritiem beleid; het EFMZV bevordert ook de verzameling van gegevens in het veld en gegevensverwerking en verspreidt relevante door het programma ondersteunde acties, die op hun beurt bijdragen tot de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid, het maritiem beleid van de EU en de internationale oceaangovernance.
b)  het EFMZV ondersteunt de uitrol van nieuwe technologieën en innovatieve producten, processen en diensten, in het bijzonder die welke voortvloeien uit het programma op het gebied van marien en maritiem beleid; het EFMZV bevordert ook de verzameling van gegevens in het veld en gegevensverwerking en verspreidt relevante door het programma ondersteunde acties, die op hun beurt bijdragen tot de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid, het maritiem beleid van de EU, de internationale oceaangovernance en internationale verbintenissen.
Amendement 145
Voorstel voor een verordening
Bijlage IV – punt 3 – letter a
a)  regelingen voor gecombineerde financiering uit het EFRO en het programma worden gebruikt om activiteiten te ondersteunen die een brug slaan tussen strategieën voor slimme specialisaties en internationale excellentie in onderzoek en innovatie, met inbegrip van gezamenlijke transregionale/transnationale programma's en pan-Europese onderzoeksinfrastructuren, met als doel de Europese Onderzoeksruimte te versterken;
a)  regelingen voor gecombineerde financiering uit het EFRO en Horizon Europa worden gebruikt om activiteiten te ondersteunen die een brug slaan tussen regionale operationele programma's, strategieën voor slimme specialisaties en internationale excellentie in onderzoek en innovatie, met inbegrip van gezamenlijke transregionale/transnationale programma's en pan-Europese onderzoeksinfrastructuren, met als doel de Europese Onderzoeksruimte te versterken;
Amendement 146
Voorstel voor een verordening
Bijlage IV – punt 3 – letter a bis (nieuw)
a bis)  EFRO-middelen kunnen op vrijwillige basis worden overgeheveld ter ondersteuning van activiteiten in het kader van het programma, met name het excellentiekeurmerk;
Amendement 147
Voorstel voor een verordening
Bijlage IV – punt 3 – letter b bis (nieuw)
b bis)  bestaande regionale ecosystemen, platformnetwerken en regionale strategieën worden versterkt;
Amendement 148
Voorstel voor een verordening
Bijlage IV – punt 4 – letter b
b)  regelingen voor aanvullende financiering uit ESF+ kunnen worden gebruikt voor het ondersteunen van activiteiten om de ontwikkeling van menselijk kapitaal op het gebied van onderzoek en innovatie te bevorderen, met als doel de Europese Onderzoeksruimte te versterken;
b)  regelingen voor aanvullende financiering uit ESF+ kunnen op vrijwillige basis worden gebruikt voor het ondersteunen van activiteiten van het programma die de ontwikkeling van menselijk kapitaal op het gebied van onderzoek en innovatie bevorderen, met als doel de Europese Onderzoeksruimte te versterken;
Amendement 149
Voorstel voor een verordening
Bijlage IV – punt 6 – letter b
b)  behoeften aan onderzoek en innovatie in verband met digitale aspecten worden geïdentificeerd en vastgesteld in de strategische onderzoek- en innovatieplannen van het programma; Dit omvat onder meer onderzoek en innovatie voor high performance computing, kunstmatige intelligentie, cyberbeveiliging, de combinatie van digitale en andere ontsluitende technologieën en niet-technologische innovaties; ondersteuning voor het opschalen van ondernemingen die baanbrekende innovaties introduceren (waarvan vele digitale en fysieke technologieën worden gecombineerd); de integratie van digitale technieken in de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen"; en de ondersteuning aan digitale onderzoeksinfrastructuren;
b)  behoeften aan onderzoek en innovatie in verband met digitale aspecten worden geïdentificeerd en vastgesteld in de strategische onderzoek- en innovatieplannen van het programma; Dit omvat onder meer onderzoek en innovatie voor high performance computing, kunstmatige intelligentie, cyberbeveiliging, "distributed ledger"-technologie, kwantumtechnologie, de combinatie van digitale en andere ontsluitende technologieën en niet-technologische innovaties; ondersteuning voor het opschalen van ondernemingen die baanbrekende innovaties introduceren (waarvan vele digitale en fysieke technologieën worden gecombineerd); de integratie van digitale technieken in de pijler "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen"; en de ondersteuning aan digitale onderzoeksinfrastructuren;
Amendement 150
Voorstel voor een verordening
Bijlage IV – punt 6 – letter c
c)  Het programma Digitaal Europa is toegespitst op grootschalige opbouw van digitale capaciteit en infrastructuur voor high performance computing, kunstmatige intelligentie, cyberbeveiliging en geavanceerde digitale vaardigheden die zijn gericht op de brede acceptatie en invoering in heel Europa van kritische bestaande of geteste innovatieve digitale oplossingen binnen een EU-kader op gebieden van algemeen belang (zoals gezondheidszorg, openbaar bestuur, justitie en onderwijs) of marktfalen (zoals de digitalisering van het bedrijfsleven, met name kleine en middelgrote ondernemingen); het programma Digitaal Europa wordt hoofdzakelijk uitgevoerd door middel van gecoördineerde en strategische investeringen met de lidstaten, met name via gezamenlijke openbare aanbestedingen, in digitale capaciteit die wordt gedeeld in heel Europa en in EU-brede maatregelen ter ondersteuning van interoperabiliteit en normalisatie als onderdeel van de ontwikkeling van een digitale interne markt;
c)  Het programma Digitaal Europa is toegespitst op grootschalige opbouw van digitale capaciteit en infrastructuur voor high performance computing, kunstmatige intelligentie, cyberbeveiliging, "distributed ledger"-technologie, kwantumtechnologie en geavanceerde digitale vaardigheden die zijn gericht op de brede acceptatie en invoering in heel Europa van kritische bestaande of geteste innovatieve digitale oplossingen binnen een Uniekader op gebieden van algemeen belang (zoals gezondheidszorg, openbaar bestuur, justitie en onderwijs) of marktfalen (zoals de digitalisering van het bedrijfsleven, met name kleine en middelgrote ondernemingen); het programma Digitaal Europa wordt hoofdzakelijk uitgevoerd door middel van gecoördineerde en strategische investeringen met de lidstaten, met name via gezamenlijke openbare aanbestedingen, in digitale capaciteit die wordt gedeeld in heel Europa en in Uniebrede maatregelen ter ondersteuning van interoperabiliteit en normalisatie als onderdeel van de ontwikkeling van een digitale interne markt;
Amendement 151
Voorstel voor een verordening
Bijlage IV – punt 6 – letter f
f)  de initiatieven van het programma voor de ontwikkeling van programma's voor de verwerving van vaardigheden en competenties – waaronder die welke worden geleverd op de colocatiecentra KIC-Digital van het Europees Instituut voor innovatie en technologie – worden aangevuld door de capaciteitsopbouw op het gebied van geavanceerde digitale vaardigheden, die worden ondersteund door het programma Digitaal Europa;
f)  de initiatieven van het programma voor de ontwikkeling van programma's voor de verwerving van vaardigheden en competenties – waaronder die welke worden geleverd op de colocatiecentra van de kennis- en innovatiegemeenschappen van het Europees Instituut voor innovatie en technologie – worden aangevuld door de capaciteitsopbouw op het gebied van geavanceerde digitale vaardigheden, die worden ondersteund door het programma Digitaal Europa;
Amendement 152
Voorstel voor een verordening
Bijlage IV – punt 7 – letter a
a)  het programma voor de interne markt is gericht op de tekortkomingen van de markt die alle kleine en middelgrote ondernemingen raken, en zal ondernemerschap en de oprichting en groei van ondernemingen bevorderen. Er bestaat volledige complementariteit tussen het programma voor de interne markt en het optreden van de toekomstige Europese innovatieraad voor innovatieve ondernemingen, en op het gebied van de ondersteunende diensten voor kmo's, in het bijzonder wanneer de markt geen levensvatbare financiering verschaft;
a)  het programma voor de interne markt is gericht op de tekortkomingen van de markt die alle kleine en middelgrote ondernemingen raken, en zal ondernemerschap en de oprichting en groei van ondernemingen bevorderen. Er bestaat volledige complementariteit tussen het programma voor de interne markt en het optreden van zowel het EIT als de toekomstige Europese innovatieraad voor innovatieve ondernemingen, en op het gebied van de ondersteunende diensten voor kmo's, in het bijzonder wanneer de markt geen levensvatbare financiering verschaft;
Amendement 153
Voorstel voor een verordening
Bijlage IV – punt 7 – letter b
b)  via het Enterprise Europe Network en andere bestaande ondersteunende structuren voor kmo's (bv. nationale contactpunten en innovatiebureaus) kunnen ondersteunende diensten in het kader van de Europese innovatieraad worden verleend.
b)  via het Enterprise Europe Network en andere bestaande ondersteunende structuren voor kmo's (bv. nationale contactpunten en innovatiebureaus, digitale-innovatiehubs, kenniscentra, gecertificeerde starterscentra) kunnen ondersteunende diensten in het kader van het programma Horizon Europa, met inbegrip van de Europese innovatieraad worden verleend.
Amendement 154
Voorstel voor een verordening
Bijlage IV – punt 8 – alinea 2
Tijdens het strategische onderzoek- en innovatieplanningsproces van het programma worden de behoeften aan onderzoek en innovatie op het gebied van milieu, klimaat en energie in de EU geïnventariseerd en vastgesteld. LIFE zal blijven functioneren als een katalysator voor de uitvoering van milieu-, klimaat- en relevant energiebeleid en -wetgeving, inclusief resultaten van de toepassing van onderzoek en innovatie uit het programma, en zal bijdragen aan het inzetten ervan op nationaal en (inter-)regionaal niveau, waar het kan helpen bij de aanpak van problemen op het vlak van milieu, klimaat of de overgang naar schone energie. Met name zal LIFE impulsen blijven geven aan synergieën met het programma door bij de evaluatie een bonus toe te kennen aan voorstellen waarin de resultaten van het programma zijn verwerkt. Standaard actieprojecten van het LIFE-programma ondersteunen het ontwikkelen, testen of demonstreren van geschikte technologieën of methoden voor de uitvoering van het milieu- en klimaatbeleid van de EU, dat vervolgens op grote schaal kan worden ingezet, gefinancierd uit andere bronnen, waaronder door het programma. De Europese innovatieraad die door het onderhavige programma in het leven is geroepen, kan ondersteuning verlenen aan de opschaling en exploitatie van nieuwe baanbrekende ideeën die kunnen voortvloeien uit de uitvoering van LIFE-projecten.
Tijdens het strategische onderzoek- en innovatieplanningsproces van het programma worden de behoeften aan onderzoek en innovatie op het gebied van milieu, klimaat en energie in de Unie geïnventariseerd en vastgesteld. LIFE zal blijven functioneren als een katalysator voor de uitvoering van milieu-, klimaat- en relevant energiebeleid en -wetgeving, inclusief resultaten van de toepassing van onderzoek en innovatie uit het programma, en zal bijdragen aan het inzetten ervan op nationaal en (inter-)regionaal niveau, waar het kan helpen bij de aanpak van problemen op het vlak van milieu, klimaat of de overgang naar schone energie. Met name zal LIFE impulsen blijven geven aan synergieën met het programma door bij de evaluatie een bonus toe te kennen aan voorstellen waarin de resultaten van het programma zijn verwerkt. Standaard actieprojecten van het LIFE-programma ondersteunen het ontwikkelen, testen of demonstreren van geschikte technologieën of methoden voor de uitvoering van het milieu- en klimaatbeleid van de EU, dat vervolgens op grote schaal kan worden ingezet, gefinancierd uit andere bronnen, waaronder door het programma. Zowel het EIT dat door het onderhavige programma in het leven is geroepen als de toekomstige Europese innovatieraad kan ondersteuning verlenen aan de opschaling en exploitatie van nieuwe baanbrekende ideeën die kunnen voortvloeien uit de uitvoering van LIFE-projecten.
Amendement 155
Voorstel voor een verordening
Bijlage IV – punt 9 – letter a
a)  middelen uit een combinatie van het onderhavige programma en het Erasmusprogramma worden gebruikt ter ondersteuning van activiteiten die de Europese hogeronderwijsinstellingen moeten versterken en moderniseren. Het programma zal de steun van het Erasmusprogramma voor het initiatief "Europese universiteiten" aanvullen, inzonderheid de onderzoeksdimensie daarvan als onderdeel van de ontwikkeling van nieuwe gezamenlijke en geïntegreerde duurzame en langetermijnstrategieën inzake onderwijs, onderzoek en innovatie, op basis van transdisciplinaire en sectoroverschrijdende benaderingen om van de kennisdriehoek een realiteit te maken en een impuls aan de economische groei te geven.
a)  middelen uit een combinatie van het onderhavige programma en het Erasmusprogramma worden gebruikt ter ondersteuning van activiteiten die de Europese hogeronderwijsinstellingen moeten versterken en moderniseren. Het programma zal de steun van het Erasmusprogramma voor het initiatief "Europese universiteiten" aanvullen, inzonderheid de onderzoeksdimensie daarvan als onderdeel van de ontwikkeling van nieuwe gezamenlijke en geïntegreerde duurzame en langetermijnstrategieën inzake onderwijs, onderzoek en innovatie, op basis van transdisciplinaire en sectoroverschrijdende benaderingen om van de kennisdriehoek een realiteit te maken en een impuls aan de economische groei te geven. De opleidingsactiviteiten van het EIT kunnen zowel een inspiratie vormen voor als gekoppeld worden aan het initiatief "Europese universiteiten".
Amendement 156
Voorstel voor een verordening
Bijlage IV – punt 13 – letter b
b)  financiële instrumenten voor onderzoek en innovatie en kmo's worden samengebracht in het Invest EU-fonds, met name via een specifiek O&I-venster, en door middel van producten die worden ingezet in het kader van het kmo-venster voor innovatieve bedrijven, om zo ook bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma.
b)  financiële instrumenten voor onderzoek en innovatie en kmo's worden samengebracht in het Invest EU-fonds, met name via een specifiek O&I-venster, en door middel van producten die worden ingezet in het kader van het kmo-venster voor innovatieve bedrijven, om zo ook bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma. InvestEU en Horizon Europa zullen nauw aan elkaar worden gekoppeld en elkaar aanvullen.
Amendement 157
Voorstel voor een verordening
Bijlage IV – punt 14 – letter a
a)  het innovatiefonds zal specifiek gericht zijn op innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën en processen – met inbegrip van milieuveilige afvang en benutting van koolstof die in belangrijke mate bijdraagt aan de klimaatverandering – alsook op producten ter vervanging van koolstofintensieve producten, en op het helpen stimuleren van het opzetten en exploiteren van projecten die zijn gericht op het milieutechnisch veilig afvangen en de geologische opslag van CO2, alsook op innovatieve hernieuwbare energie en technologieën voor energieopslag;
a)  het innovatiefonds zal specifiek gericht zijn op innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën en processen – met inbegrip van milieuveilige afvang en benutting van koolstof die in belangrijke mate bijdraagt aan de klimaatverandering – alsook op producten ter vervanging van koolstofintensieve producten, en op het helpen stimuleren van het opzetten en exploiteren van projecten die zijn gericht op het milieutechnisch veilig afvangen en de geologische opslag van CO2, alsook op innovatieve hernieuwbare energie en technologieën voor energieopslag; Er wordt een passend kader ingesteld om "groenere" producten met een duurzame meerwaarde voor de klanten/eindgebruikers mogelijk te maken en te stimuleren.
Amendement 158
Voorstel voor een verordening
Bijlage IV – punt 14 – letter b
b)  het onderhavige programma financiert de ontwikkeling en demonstratie van technologieën die kunnen bijdragen aan de EU-doelstellingen op het gebied van het koolstofarmer maken, energie en industriële hervorming, en met name in pijler 2;
b)  het onderhavige programma financiert de ontwikkeling, demonstratie en toepassing van technologieën, waaronder baanbrekende oplossingen, die kunnen bijdragen aan een koolstofarme economie en de doelstellingen van de Unie op het gebied van het koolstofarmer maken, energie en industriële hervorming, met name in pijler 2 en met behulp van het EIT;
Amendement 159
Voorstel voor een verordening
Bijlage IV – punt 14 – letter c
c)  het innovatiefonds kan, indien aan zijn selectie- en gunningscriteria wordt voldaan, ondersteuning bieden aan de demonstratiefase van in aanmerking komende projecten die mogelijkerwijze de steun hebben gekregen uit de kaderprogramma's voor onderzoek en innovatie.
c)  het innovatiefonds kan, indien aan zijn selectie- en gunningscriteria wordt voldaan, ondersteuning bieden aan de demonstratiefase van in aanmerking komende projecten. Projecten die steun ontvangen uit het innovatiefonds kunnen in aanmerking komen voor steun uit de kaderprogramma's voor onderzoek en innovatie, en omgekeerd. Als aanvulling op Horizon Europa kan het innovatiefonds zich concentreren op innovaties die dicht bij de markt staan en die bijdragen tot een aanzienlijke en snelle vermindering van de CO2‑uitstoot. Het innovatiefonds en Horizon Europa zullen nauw aan elkaar worden gekoppeld zodat ze elkaar aanvullen.
Amendement 160
Voorstel voor een verordening
Bijlage IV – punt 16
16.  Synergieën met het Europees defensiefonds zullen civiel en defensieonderzoek ten goede komen. Onnodig dubbel werk zal worden vermeden.
16.  Potentiële synergieën met het Europees defensiefonds zullen dubbel werk helpen voorkomen.
Amendement 161
Voorstel voor een verordening
Bijlage IV – punt 16 bis (nieuw)
16 bis.  Synergieën met Creatief Europa zullen concurrentievermogen en innovatie ondersteunen, bijdragen tot economische en sociale groei en een doeltreffend gebruik van overheidsmiddelen bevorderen.
Amendement 162
Voorstel voor een verordening
Bijlage IV – punt 16 ter (nieuw)
16 ter.  Synergieën met belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang kunnen overwogen worden.
Amendement 163
Voorstel voor een verordening
Bijlage V – alinea 1
De effecttrajecten en de daarmee samenhangende indicatoren van de kerneffecttrajecten geven structuur aan de monitoring van de vooruitgang van de het kaderprogramma (KP) bij het bereiken van de doelstellingen. De effecttrajecten zijn tijdsgebonden: zij maken een onderscheid tussen de korte, middellange en lange termijn. Indicatoren van de effecttrajecten dienen als vervangende indicatoren om verslag uit te brengen over de vorderingen bij het sorteren van elk type effect van onderzoek en innovatie (O&I) op kp-niveau. Individuele programmadelen zullen in uiteenlopende mate en via verschillende mechanismen aan deze indicatoren bijdragen. Aanvullende indicatoren kunnen worden gebruikt om de verschillende delen te monitoren, indien van toepassing.
De effecttrajecten en de daarmee samenhangende indicatoren van de kerneffecttrajecten geven structuur aan de monitoring van de vooruitgang van de het kaderprogramma (KP) bij het bereiken van de doelstellingen als bedoeld in artikel 3. De effecttrajecten zijn tijdsgebonden en weerspiegelen vier complementaire effectcategorieën die de niet-lineaire aard van O&I-investeringen weerspiegelen: wetenschappelijk, maatschappelijk, economisch en Europese Onderzoeksruimte. Voor elk van deze effectcategorieën zal aan de hand van proxy-indicatoren verslag worden uitgebracht over de vorderingen, waarbij een onderscheid zal worden gemaakt tussen de korte, middellange en langere termijn, met een betreffende uitsplitsing, alsook tussen de lidstaten en de geassocieerde landen. Individuele programmadelen zullen in uiteenlopende mate en via verschillende mechanismen aan deze indicatoren bijdragen. Aanvullende indicatoren kunnen worden gebruikt om de verschillende delen te monitoren, indien van toepassing.
Amendement 164
Voorstel voor een verordening
Bijlage V – alinea 2
De microgegevens achter de indicatoren van de kerneffecttrajecten worden verzameld voor alle onderdelen van het programma en alle uitvoeringsmechanismen op een centraal beheerde en geharmoniseerde wijze en op het passende niveau van granulariteit met minimale rapportagelast voor de begunstigden.
De microgegevens achter de indicatoren van de kerneffecttrajecten worden verzameld voor alle onderdelen van het programma en alle uitvoeringsmechanismen op een centraal beheerde en geharmoniseerde wijze en op het passende niveau van granulariteit met minimale rapportagelast voor de begunstigden. Empirisch bewijs en indicatoren moeten zoveel mogelijk vergezeld gaan van een kwalitatieve analyse.
Amendement 165
Voorstel voor een verordening
Bijlage V – alinea 4
Het programma zal naar verwachting maatschappelijke effecten hebben door dankzij O&I te voldoen aan de beleidsprioriteiten van de EU, door voordelen en een effect op te leveren dankzij de O&I-missies en door de toepassing van innovatie in de samenleving te versterken. De vorderingen bij het bereiken van dit effect zullen worden gemonitord door middel van vervangende indicatoren die zijn vastgesteld langs de volgende vier kerneffecttrajecten.
Het programma zal naar verwachting maatschappelijke effecten hebben door dankzij O&I werk te maken van de in pijler II genoemde wereldwijde uitdagingen, waaronder de SDG's van de VN, en de beleidsprioriteiten en verbintenissen van de Unie, door voordelen en een effect op te leveren dankzij de O&I-missies en door de toepassing van innovatie in de samenleving te versterken, en daardoor uiteindelijk bij te dragen aan het welzijn van de burgers. De vorderingen bij het bereiken van dit effect zullen worden gemonitord door middel van vervangende indicatoren die zijn vastgesteld langs de volgende vier kerneffecttrajecten.
Amendement 166
Voorstel voor een verordening
Bijlage V – tabel 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

 

 

Een maatschappelijk effect bereiken

Korte termijn

Middellange termijn

Lange termijn

 

Beleidsprioriteiten van de EU aanpakken via O&I

Outputs -

Aantal en aandeel van outputs gericht op aanpakken van specifieke EU-beleidsprioriteiten

Oplossingen -

Aantal en aandeel van innovaties en wetenschappelijke resultaten gericht op aanpakken van specifieke EU-beleidsprioriteiten

Voordelen -

Geaggregeerde geraamde effecten van gebruik van door kp gefinancierde resultaten, voor aanpak van specifieke beleidsprioriteiten van EU, met inbegrip van bijdrage aan beleids- en wetgevingscyclus

 

Opleveren van voordelen en effecten dankzij O&I-missies

Outputs van O&I-missies -

Outputs in specifieke O&I-missies

Resultaten van O&I-missies -

Resultaten in specifieke O&I-missies

Bereikte doelstellingen van O&I-missies -

Bereikte doelstellingen in specifieke O&I-missies

 

Versterken van de toepassing van innovatie in de samenleving

Cocreatie -

Aantal en aandeel van kp-projecten waarin EU-burgers en eindgebruikers bijdragen aan cocreatie van O&I-inhoud

Betrokkenheid -

Aantal en aandeel van door kp begunstigde entiteiten met mechanismen om burgers en eindgebruikers te betrekken na kp-project

Toepassing O&I in samenleving -

Toepassing en bekendwording van wetenschappelijke resultaten en innovatieve oplossingen uit kp-cocreatie

Amendement

 

 

Een maatschappelijk effect bereiken

Korte termijn

Middellange termijn

Lange termijn

 

Doelstellingen van Horizon Europa en beleidsprioriteiten van de EU aanpakken via O&I

Outputs -

Aantal en aandeel van outputs gericht op aanpakken van doelstellingen van Horizon Europa en specifieke EU-beleidsprioriteiten

Oplossingen -

Aantal en aandeel van innovaties en wetenschappelijke resultaten gericht op aanpakken van doelstellingen van Horizon Europa en specifieke doelstellingen van Horizon Europa en EU-beleidsprioriteiten

Voordelen -

Geaggregeerde geraamde effecten van gebruik van door kp gefinancierde resultaten, voor aanpak van specifieke doelstellingen van Horizon Europa en beleidsprioriteiten van EU, bijdrage aan beleids- en wetgevingscyclus

 

Opleveren van voordelen en effecten dankzij O&I-missies en ‑partnerschappen

Outputs van O&I-missies -

Outputs in specifieke O&I-missies en ‑partnerschappen

Resultaten van O&I-missies -

Resultaten in specifieke O&I-missies en ‑partnerschappen

Bereikte doelstellingen van O&I-missies -

Bereikte doelstellingen in specifieke O&I-missies en ‑partnerschappen

 

Verwezenlijking van de klimaatverbintenissen van de Unie

Projecten en outputs -

Aantal en percentage outputs die klimaatrelevant zijn (per missies, partnerschappen en begrotingslijnen van het programma)

Innovaties uit klimaatrelevante kp‑projecten -

Aantal innovaties uit klimaatrelevante kp-projecten die klimaatrelevent zijn, met inbegrip van toegekende intellectuele-eigendomsrechten

Maatschappelijk en economisch effect van klimaatrelevante projecten -

Geaggregeerde geraamde effecten van gebruik van door kp gefinancierde resultaten op de verwezenlijking van de klimaat- en energieverbintenissen van de Unie voor de lange termijn in het kader van de Overeenkomst van Parijs

Economische, maatschappelijke en milieukosten en ‑baten van klimaatrelevante projecten

- Toepassing van innovatieve oplossingen voor de beperking van en de aanpassing aan de klimaatverandering die voortvloeien uit kp-projecten

- Geaggregeerde geraamde effecten van het gebruik van deze oplossing op het scheppen van banen en de oprichting van bedrijven, economische groei, schone energie, gezondheid en welzijn (met inbegrip van lucht-, bodem- en waterkwaliteit)

 

Versterken van de toepassing van O&I in de samenleving in de lidstaten

Cocreatie -

Aantal en aandeel van kp-projecten waarin EU-burgers en eindgebruikers bijdragen aan cocreatie van O&I-inhoud

Betrokkenheid -

Aantal en aandeel van door kp begunstigde entiteiten met mechanismen om burgers en eindgebruikers te betrekken na kp-project

Toepassing O&I in de samenleving -

Toegang tot, toepassing en bekendwording van wetenschappelijke resultaten en innovatieve oplossingen van het kp

Amendement 167
Voorstel voor een verordening
Bijlage V – alinea 5
Het programma zal naar verwachting effecten op economisch/innovatief gebied hebben door beïnvloeding van de oprichting en groei van ondernemingen, het scheppen van directe en indirecte werkgelegenheid, en door het hefboomeffect op de investeringen voor onderzoek en innovatie. De vorderingen bij het bereiken van dit effect zullen worden gemonitord door middel van vervangende indicatoren die zijn vastgesteld langs de volgende drie kerneffecttrajecten.
Het programma zal naar verwachting effecten op economisch/innovatief gebied hebben, met name binnen de Unie, door beïnvloeding van de oprichting en groei van ondernemingen, met name kmo's, het scheppen van directe en indirecte werkgelegenheid, met name binnen de Unie, en door het hefboomeffect op de investeringen voor onderzoek en innovatie. De vorderingen bij het bereiken van dit effect zullen worden gemonitord door middel van vervangende indicatoren die zijn vastgesteld langs de volgende drie kerneffecttrajecten.
Amendement 168
Voorstel voor een verordening
Bijlage V – tabel 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

 

Een effect op economisch/innovatief gebied bereiken

Korte termijn

Middellange termijn

Lange termijn

Het genereren van groei op basis van innovatie

Innovatieve outputs -

Aantal innovatieve producten, processen of methodes via toepassingen voor kp (naar type innovatie) & aanvragen voor intellectuele-eigendomsrechten (IER)

Innovaties -

Aantal innovaties uit kp-projecten (per type innovatie) met inbegrip van toegekende IER's

Economische groei -

Creatie, groei & marktaandeel van ondernemingen die kp-innovaties hebben ontwikkeld

Meer en betere banen scheppen

Ondersteunde werkgelegenheid -

Aantal gecreëerde vte-banen, en gehandhaafde banen in begunstigde entiteiten voor kp-project (per type baan)

Duurzame werkgelegenheid -

Toename van vte-banen in begunstigde entiteiten die kp‑project volgen (per type baan)

Totale werkgelegenheid

Aantal directe en indirecte banen gecreëerd of gehandhaafd dankzij verspreiding van kp‑resultaten (per type baan)

Investeringen in O&I met hefboomeffect

Co-investering -

Bedrag publieke & particuliere investeringen gemobiliseerd met oorspronkelijke kp-investering

Opschaling -

Bedrag publieke & particuliere investeringen gemobiliseerd om kp-resultaten te exploiteren of op te schalen

Bijdrage aan "3 %‑doelstelling" -

Vooruitgang EU bij bereiken investeringsdoelstelling van 3 % bbp dankzij kp

 

Amendement

 

Een effect op economisch/innovatief gebied bereiken

Korte termijn

Middellange termijn

Lange termijn

Het genereren van groei op basis van innovatie in de Unie

Innovatieve outputs -

Aantal innovatieve producten, processen of methodes via toepassingen voor kp (naar type innovatie) & aanvragen voor intellectuele-eigendomsrechten (IER) in alle deelnemende landen

Innovaties -

Aantal innovaties uit kp-projecten (per type innovatie en per land) met inbegrip van toegekende IER's

Kmo's

Kmo's die product- of procesinnovatie invoeren dankzij kp-financiering, in % van de door kp gefinancierde kmo's

Normen en standaarden

Aantal normen en standaarden die het resultaat zijn van kp-projecten die binnen de EU ontwikkeld

Economische groei -

Creatie, groei & marktaandeel van ondernemingen die kp‑innovaties hebben ontwikkeld binnen en buiten de Unie

De kloof tussen O&O-activiteiten en de markt in de Unie helpen dichten

Exploitatie van RDI-resultaten

Aandeel kp-resultaten dat leidt tot commerciële exploitatie binnen of buiten de Unie, afhankelijk van de betreffende sector

Analyse van exploitatie binnen of buiten de Unie

Redenen waarom (voormalige) kp-deelnemers O&O buiten de Unie exploiteren

Meer en betere banen scheppen

Ondersteunde werkgelegenheid -

Per deelnemend land, aantal gecreëerde vte-banen, en gehandhaafde banen in begunstigde entiteiten voor kp-project (per type baan)

Duurzame werkgelegenheid -

Per deelnemend land, toename van vte-banen in begunstigde entiteiten die kp‑project volgen (per type baan)

Totale werkgelegenheid

- Aantal directe en indirecte banen dat in de Unie is gecreëerd of overgedragen dankzij verspreiding van kp-resultaten (per type baan)

- Aantal directe en indirecte banen dat is gecreëerd in kennisintensieve sectoren, per deelnemend land

Investeringen in O&I met hefboomeffect

Co-investering -

Bedrag publieke & particuliere investeringen gemobiliseerd met oorspronkelijke kp-investering

Opschaling -

Bedrag publieke & particuliere investeringen gemobiliseerd om kp‑resultaten te exploiteren of op te schalen

Bijdrage aan "3 %-doelstelling" -

Vooruitgang EU bij bereiken investeringsdoelstelling van 3 % bbp dankzij kp

Amendement 169
Voorstel voor een verordening
Bijlage V – kopje 4 bis (nieuw)
Indicatoren van de effecttrajecten voor de Europese Onderzoeksruimte
Amendement 170
Voorstel voor een verordening
Bijlage V – kopje 3 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

 

Amendement

 

 

Een effect op de Europese Onderzoeksruimte bereiken

Korte termijn

Middellange termijn

Lange termijn

 

Talenten in de Unie aantrekken en behouden

Door kp gefinancierde mobiliteit

Inkomende en uitgaande mobiliteit of onderzoekers en innovatoren binnen en buiten de Unie, per land

Door kp gefinancierde internationalisatie - evolutie en aandeel van buitenlandse onderzoekers en innovatoren die in alle landen van de Europese Onderzoeksruimte gebaseerd zijn

—  evolutie van de connectiviteit en netwerkactiviteiten van onderzoeksinstellingen, met inbegrip van publiek-private connecties

Aantrekkelijke O&I-systemen

—  buitenlandse investeringen in innovatieve activiteiten in de Unie

—  aantal octrooien in deelnemende landen

—  inkomsten uit licenties uit het buitenland

 

Excellentie verspreiden en de deelname verbreden

Deelname aan kp - aandeel coördinatoren en deelnemers uit in het kader van verbrede deelname participerende landen, per onderdeel van het programma en per instrument

—  aandeel beoordelaars en bestuursleden, ook uit in het kader van verbrede deelname participerende landen en laag presterende O&I-regio's

Opzetten en moderniseren van excellentiecentra Excellente O&I-ecosystemen, met inbegrip van laag presterende O&I-regio's die in hun eigen land hubs en drijvende krachten van verandering worden

 

O&I-kloof

Geografische concentratie

—  slaagpercentage

—  gebruik van door de Unie gefinancierde onderzoeksinfrastructuur in alle landen van de Europese Onderzoeksruimte

Strategische planning van EU-financieringsprogramma'sSynergieën en wisselwerkingen tussen kp en strategieën voor slimme specialisatie

Verbetering van de nationale O&I-systemen

—  meer kwalitatief hoogwaardige, onafhankelijke en concurrerende onderzoeksfinanciering en loopbaanevaluatie­systemen

—  meer particuliere financiering en nationale overheidsuitgaven voor O&I

(1) De zaak werd voor interinstitutionele onderhandelingen terugverwezen naar de bevoegde commissie op grond van artikel 59, lid 4, vierde alinea, van het Reglement (A8-0401/2018).


Programma tot uitvoering Horizon Europa ***I
PDF 638kWORD 205k
Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 12 december 2018 op het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (COM(2018)0436 – C8-0253/2018 – 2018/0225(COD))(1)
P8_TA(2018)0510A8-0410/2018

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Door de Commissie voorgestelde tekst   Amendement
Amendement 1
Voorstel voor een besluit
Visum 5 bis (nieuw)
Gezien het verslag van het Europees Parlement over de beoordeling van de tenuitvoerlegging van Horizon 2020 met het oog op de tussentijdse beoordeling en het voorstel voor het negende kaderprogramma,
Amendement 2
Voorstel voor een besluit
Overweging 3
(3)  Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van het specifieke programma te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om de werkprogramma's voor de uitvoering van het specifieke programma vast te stellen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad4.
(3)  Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van het specifieke programma te waarborgen, moeten aan de Commissie gedelegeerde bevoegdheden worden toegekend om strategische O&I-plannen vast te stellen en moeten haar uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om de werkprogramma's voor de uitvoering van het specifieke programma vast te stellen. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad4.
__________________
__________________
4 Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
4 Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
Amendement 3
Voorstel voor een besluit
Overweging 5
(5)  In het licht van het belang om de klimaatverandering aan te pakken overeenkomstig de verbintenis van de Unie om de Overeenkomst van Parijs en de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties uit te voeren, zal dit specifieke programma bijdragen aan klimaatmainstreaming en het verwezenlijken van de algemene doelstelling dat 25 % van de uitgaven in de EU-begroting klimaatdoelen moet ondersteunen. Acties in het kader van dit specifieke programma zullen naar verwachting 35 % van alle financiële middelen van het specifieke programma aan klimaatdoelstellingen besteden. Desbetreffende acties zullen tijdens de voorbereiding en uitvoering van het specifieke programma worden aangewezen en zullen in het kader van de desbetreffende beoordelingen en herzieningsprocedures opnieuw worden beoordeeld.
(5)  In het licht van het belang om de klimaatverandering aan te pakken overeenkomstig de verbintenis van de Unie om de Overeenkomst van Parijs en de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties uit te voeren, zal dit specifieke programma bijdragen aan klimaatmainstreaming en het verwezenlijken van de algemene doelstelling dat 25 % van de uitgaven in de EU-begroting klimaatdoelen moet ondersteunen. Acties in het kader van dit specifieke programma zullen, in voorkomend geval, naar verwachting ten minste 35 % van alle financiële middelen van het specifieke programma aan klimaatdoelstellingen en -verbintenissen van de EU besteden. Desbetreffende acties zullen tijdens de voorbereiding en uitvoering van het specifieke programma worden aangewezen en zullen in het kader van de desbetreffende beoordelingen en herzieningsprocedures worden gemonitord, gerapporteerd en opnieuw worden beoordeeld.
Amendement 4
Voorstel voor een besluit
Overweging 6
(6)  De acties van het specifieke programma moeten worden gebruikt om op evenredige wijze marktfalen of suboptimale investeringssituaties aan te pakken, zonder dat particuliere financiering wordt overlapt of verdrongen, en hebben een duidelijke Europese toegevoegde waarde.
(6)  De acties van het specifieke programma moeten worden gebruikt om de excellentie van de wetenschappelijke en technologische basis van de Unie te versterken, te verbreden en uit te breiden, grote wereldwijde uitdagingen aan te pakken, het industriële leiderschap van de Unie te versterken, de levenskwaliteit in de Unie te verbeteren, investeringen te stimuleren, marktfalen of suboptimale investeringssituaties aan te pakken waarbij aanvullende financiering wordt aangetrokken in plaats van particuliere financiering te verdringen.
Amendement 5
Voorstel voor een besluit
Overweging 6 bis (nieuw)
(6 bis)  Gendergelijkheid is een beleidsprioriteit van de EU en een belangrijke maatschappelijke uitdaging (SDG 5 van de VN). Bovendien is de doelstelling van gendergelijkheid in de samenleving een cruciale drijfveer voor de maatschappelijke en industriële transformaties die vereist zijn door andere SDG’s. Genderaspecten moeten dus op passende wijze in het hele programma worden geïntegreerd en er moet ook specifiek genderonderzoek worden verricht ter ondersteuning van de uitvoering en opzet van een beter gendergelijkheidsbeleid van de EU.
Amendement 6
Voorstel voor een besluit
Overweging 6 ter (nieuw)
(6 ter)  Het specifieke programma moet op transparante, participatieve en strategische wijze worden uitgevoerd, waarbij wordt gestreefd naar betrokkenheid van de belanghebbenden en het maatschappelijk middenveld. De vertegenwoordiging van belanghebbenden en de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld moeten evenwichtig zijn en verschillende achtergronden vertegenwoordigen.
Amendement 7
Voorstel voor een besluit
Overweging 7
(7)  In het licht van de belangrijke bijdrage die onderzoek en innovatie aan het aanpakken van uitdagingen op het gebied van levensmiddelen, landbouw, plattelandsontwikkeling en de bio-economie moeten leveren en om de desbetreffende kansen inzake onderzoek en innovatie te benutten in synergie met het gemeenschappelijk landbouwbeleid, zullen desbetreffende acties in het kader van het specifieke programma met 10 miljard EUR voor de cluster "Levensmiddelen en natuurlijke hulpbronnen" worden ondersteund voor de periode 2021-2027.
(7)  In het licht van de belangrijke bijdrage die onderzoek en innovatie aan het aanpakken van uitdagingen op het gebied van levensmiddelen, landbouw, plattelandsontwikkeling en de bio-economie moeten leveren om deze duurzamer te maken, en om de desbetreffende kansen inzake onderzoek en innovatie te benutten in synergie met het gemeenschappelijk landbouwbeleid, zullen desbetreffende acties in het kader van het specifieke programma in een speciaal cluster "Levensmiddelen, natuurlijke hulpbronnen en landbouw" worden ondersteund voor de periode 2021-2027.
Amendement 8
Voorstel voor een besluit
Overweging 7 bis (nieuw)
(7 bis)  De Europese culturele en creatieve sectoren slaan een brug tussen kunst, cultuur, bedrijfsleven en technologie. Cultureel erfgoed is een integraal onderdeel van de Europese cohesie en ondersteunt de koppeling tussen traditie en innovatie. Het behoud van het cultureel erfgoed en de ontwikkeling van creatieve oplossingen, met name op het gebied van digitalisering, zullen een prioriteit van het programma zijn.
Amendement 9
Voorstel voor een besluit
Overweging 8
(8)  De voltooiing van de digitale eengemaakte markt en het toenemende aantal kansen dat wordt gecreëerd door het samenkomen van digitale en fysieke technologieën, vereisen een intensivering van de investeringen. Horizon Europa zal aan deze inspanningen een bijdrage leveren door middel van een aanzienlijke toename van de uitgaven voor de belangrijkste digitale activiteiten op het gebied van onderzoek en innovatie ten opzichte van het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie Horizon 20206. Dit moet ervoor zorgen dat Europa op digitaal gebied een koploper blijft wat wereldwijd onderzoek en innovatie betreft.
(8)  De voltooiing van de digitale eengemaakte markt en het toenemende aantal kansen dat wordt gecreëerd door het samenkomen van digitale en fysieke technologieën, vereisen een intensivering van de investeringen. Horizon Europa zal aan deze inspanningen een bijdrage leveren met een speciaal cluster om ervoor te zorgen dat Europa op digitaal gebied een koploper blijft wat wereldwijd onderzoek en innovatie betreft.
__________________
6 In de mededeling van de Commissie "Een nieuw, modern meerjarig financieel kader voor een Europese Unie die efficiënt haar prioriteiten verwezenlijkt na 2020" wordt een bedrag van 13 miljard EUR vermeld voor de belangrijkste digitale activiteiten in het kader van het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie Horizon 2020 (https://eur-lex.europa.eu/legal-content/nl/ALL/?uri=CELEX:52018DC0098).
Amendement 10
Voorstel voor een besluit
Overweging 8 bis (nieuw)
(8 bis)  Gezien het belang van een betere communicatie met een breder publiek over de toegevoegde waarde en het effect van de EU-acties, moet de Commissie haar inspanningen opvoeren om de zichtbaarheid van Horizon Europa te vergroten. Evenzo moeten de begunstigden ervoor zorgen dat hun verwezenlijkingen uit EU-financiering zichtbaar worden gemaakt.
Amendement 11
Voorstel voor een besluit
Overweging 9
(9)  De soorten financiering en de wijzen van uitvoering in het kader van dit besluit worden gekozen op basis van de mate waarin zij het mogelijk maken de specifieke doelstellingen van de acties te verwezenlijken en resultaten te boeken, met name rekening houdend met de kosten van controles, de administratieve lasten en het verwachte risico van niet-naleving. Wat subsidies betreft, houdt dit mede in dat het gebruik van vaste bedragen, vaste percentages en schalen van eenheidskosten wordt overwogen,
Schrappen
Amendement 12
Voorstel voor een besluit
Artikel 2
Artikel 2
Artikel 2
Operationele doelstellingen
Operationele doelstellingen
1.  Het specifieke programma draagt bij aan de algemene en specifieke doelstellingen van artikel 3 van Verordening ... [verordening betreffende het kaderprogramma en de regels voor deelname].
1.  Het specifieke programma draagt bij aan de algemene en specifieke doelstellingen van artikel 3 van Verordening ... [verordening betreffende het kaderprogramma en de regels voor deelname].
2.  De operationele doelstellingen van het specifieke programma zijn:
2.  De operationele doelstellingen van het specifieke programma zijn:
a)  excellentie versterken en verspreiden;
a)  Europa's wetenschappelijke en technologische basis versterken en verbreden, excellentie versterken en verspreiden;
b)  de samenwerking tussen sectoren en disciplines vergroten;
b)  de samenwerking tussen sectoren en disciplines vergroten;
c)  onderzoeksinfrastructuren in de hele Europese Onderzoeksruimte verbinden en ontwikkelen;
c)  onderzoeksinfrastructuren in de hele Europese Onderzoeksruimte verbinden, ontwikkelen en een brede toegang daartoe faciliteren, ook virtueel;
d)  de internationale samenwerking versterken;
d)  de internationale samenwerking versterken op het gebied van wetenschap en technologie teneinde de excellentie van de Unie te ondersteunen;
e)  onderzoekers en innovators aantrekken, opleiden en behouden in de Europese Onderzoeksruimte, onder andere door middel van mobiliteit van onderzoekers;
e)  Europese en internationale onderzoekers en innovators aantrekken, opleiden en behouden, onder andere door middel van mobiliteit van onderzoekers, met als doel de Europese Onderzoeksruimte de meest excellente en concurrerende ter wereld te maken;
f)  open wetenschap stimuleren en zichtbaarheid voor het publiek en open toegang tot resultaten verzekeren;
f)  open wetenschap en open toegang tot resultaten stimuleren;
g)  actief resultaten verspreiden en benutten, met name voor beleidsontwikkeling;
g)  actief resultaten verspreiden en benutten, met name voor beleidsontwikkeling;
h)  de uitvoering van beleidsprioriteiten van de Unie ondersteunen;
h)  de uitvoering van beleidsprioriteiten en -doelstellingen van de Unie ondersteunen;
i)  het verband tussen onderzoek en innovatie en andere beleidsonderdelen, waaronder de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling, versterken;
i)  het verband tussen onderzoek, innovatie, onderwijs en andere beleidsonderdelen, waaronder de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling en de Overeenkomst van Parijs, versterken;
j)  door middel van O&I-missies ambitieuze doelstellingen verwezenlijken binnen een vastgestelde termijn;
j)  door middel van O&I-missies ambitieuze doelstellingen verwezenlijken binnen een vastgestelde termijn;
k)  burgers en eindgebruikers bij processen voor co-ontwerp en cocreatie betrekken;
k)  relevante belanghebbenden op het gebied van O&I, waaronder burgers, de academische wereld, onderzoeksorganisaties en het bedrijfsleven, bij processen voor co-ontwerp en cocreatie betrekken;
l)  de communicatie over wetenschap verbeteren;
l)  de communicatie over wetenschap verbeteren;
m)  de industriële transformatie versnellen;
m)  de industriële transformatie in de Unie stimuleren om het potentieel van de Europese strategische sectoren zoals sleuteltechnologieën aan te boren;
n)  vaardigheden voor innovatie verbeteren;
n)  vaardigheden verbeteren door middel van opleidingen en creativiteit stimuleren voor onderzoek en innovatie;
o)  het oprichten en opschalen van innoverende bedrijven, en met name kmo's, stimuleren;
o)  het oprichten en opschalen van innoverende bedrijven, en met name start-ups en kmo's, stimuleren;
p)  de toegang tot risicofinanciering verbeteren, in het bijzonder wanneer de markt geen toereikende financiering biedt.
p)  de toegang tot risicofinanciering verbeteren, onder meer door synergieën met InvestEU, in het bijzonder wanneer de markt geen toereikende financiering biedt;
p bis)  gendermainstreaming versterken en de genderdimensie integreren in onderzoek en innovatie;
p ter)  de wetenschappelijke, technologische, maatschappelijke en economische impact maximaliseren.
3.  In het kader van de in lid 2 genoemde doelstellingen kan rekening worden gehouden met nieuwe en onvoorziene behoeften die tijdens de uitvoeringsperiode van het specifieke programma ontstaan. Dit kan, mits voldoende gemotiveerd, reacties omvatten op opkomende mogelijkheden, crises en dreigingen alsook antwoorden op behoeften in verband met de ontwikkeling van nieuw beleid van de Unie.
3.  In het kader van de in lid 2 genoemde doelstellingen kan rekening worden gehouden met nieuwe en onvoorziene behoeften die tijdens de uitvoeringsperiode van het specifieke programma ontstaan. Dit kan, mits voldoende gemotiveerd, reacties omvatten op opkomende mogelijkheden, crises en dreigingen alsook antwoorden op behoeften in verband met de ontwikkeling van nieuw beleid van de Unie.
Amendement 13
Voorstel voor een besluit
Artikel 3
Artikel 3
Artikel 3
Structuur
Structuur
1.  Het specifieke programma bestaat overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening ... [verordening betreffende het kaderprogramma en de regels voor deelname] uit de volgende onderdelen:
1.  Het specifieke programma bestaat overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening ... [verordening betreffende het kaderprogramma en de regels voor deelname] uit de volgende onderdelen:
1)  pijler I "Open wetenschap", met de volgende componenten:
1)  pijler I "Excellente en open wetenschap", met de volgende componenten:
a)  de Europese Onderzoeksraad (ERC), zoals beschreven in bijlage I, pijler I, afdeling 1;
a)  de Europese Onderzoeksraad (ERC), zoals beschreven in bijlage I, pijler I, afdeling 1;
b)  de Marie Skłodowska-Curie-acties (MSCA), zoals beschreven in bijlage I, pijler I, afdeling 2;
b)  de Marie Skłodowska-Curie-acties (MSCA), zoals beschreven in bijlage I, pijler I, afdeling 2;
c)  onderzoeksinfrastructuren, zoals beschreven in bijlage I, pijler I, afdeling 3;
c)  onderzoeksinfrastructuren, zoals beschreven in bijlage I, pijler I, afdeling 3;
2)  pijler II "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen", met de volgende componenten:
2)  pijler II "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen", met inbegrip van een op subsidies gebaseerd kmo-instrument met één begunstigde, zoals beschreven in artikel 43 bis van de verordening en bijlage I van het specifieke programma:
a)  cluster "Gezondheid", zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 1;
a)  cluster "Gezondheid", zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 1;
b)  cluster "Inclusieve en veilige samenleving", zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 2;
b)  cluster "Inclusieve en creatieve samenleving", zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 2;
b bis)  cluster "Veilige samenleving";
c)  cluster "Digitaal en industrie", zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 3;
c)  cluster "Digitaal, industrie en ruimte", zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 3;
d)  cluster "Klimaat, energie en mobiliteit", zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 4;
d)  cluster "Klimaat, energie en mobiliteit", zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 4;
e)  cluster "Levensmiddelen en natuurlijke hulpbronnen", zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 5;
e)  cluster "Levensmiddelen, natuurlijke hulpbronnen en landbouw", zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 5;
f)  niet-nucleaire eigen acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC), zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 6;
f)  niet-nucleaire eigen acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC), zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 6;
3)  pijler III "Open innovatie", met de volgende componenten:
3)  pijler III "Innovatief Europa", met de volgende componenten:
a)  de Europese Innovatieraad (EIC), zoals beschreven in bijlage I, pijler III, afdeling 1;
a)  de Europese Innovatieraad (EIC), zoals beschreven in bijlage I, pijler III, afdeling 1; met inbegrip van Europese innovatie-ecosystemen, zoals beschreven in bijlage I, pijler III, afdeling 2;
b)  Europese innovatie-ecosystemen, zoals beschreven in bijlage I, pijler III, afdeling 2;
Schrappen
c)   het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT), zoals beschreven in bijlage I, pijler III, afdeling 3;
b)   het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT), zoals beschreven in bijlage I, pijler III, afdeling 3;
4)  onderdeel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte", met de volgende componenten:
4)  onderdeel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte", met de volgende componenten:
a)  delen van excellentie, zoals beschreven in bijlage I, deel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte", afdeling 1;
a)  verspreiden van excellentie en zorgen voor ruimere deelname, zoals beschreven in bijlage I, deel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte", afdeling 1;
b)  hervorming en versterking van het Europees O&I-systeem, zoals beschreven in bijlage I, deel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte", afdeling 2.
b)  hervorming en versterking van het Europees O&I-systeem, zoals beschreven in bijlage I, deel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte", afdeling 2.
2.  De in het kader van de in lid 1 genoemde onderdelen uit te voeren activiteiten zijn vastgesteld in bijlage I.
2.  De in het kader van de in lid 1 genoemde onderdelen uit te voeren activiteiten zijn vastgesteld in bijlage I.
Amendement 14
Voorstel voor een besluit
Artikel 4
Artikel 4
Artikel 4
Begroting
Begroting
1.  Overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening ... [verordening betreffende het kaderprogramma en de regels voor deelname] bedragen de financiële middelen voor de uitvoering van het specifieke programma voor de periode 2021-2027 94 100 000 000 EUR in lopende prijzen.
1.  Overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening ... [verordening betreffende het kaderprogramma en de regels voor deelname] bedragen de financiële middelen voor de uitvoering van het specifieke programma voor de periode 2021-2027 120 000 000 000 EUR in prijzen van 2018.
2.  Het in lid 1 genoemde bedrag wordt verdeeld over de in artikel 3, lid 1, omschreven onderdelen, overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening ... [verordening betreffende het kaderprogramma en de regels voor deelname]. De regelingen van artikel 9, leden 3 tot en met 8, van Verordening ... [verordening betreffende het kaderprogramma en de regels voor deelname] zijn van toepassing.
2.  Het in lid 1 genoemde bedrag wordt verdeeld over de in artikel 3, lid 1, omschreven onderdelen, overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening ... [verordening betreffende het kaderprogramma en de regels voor deelname]. De regelingen van artikel 9, leden 3 tot en met 8, van Verordening ... [verordening betreffende het kaderprogramma en de regels voor deelname] zijn van toepassing.
Amendement 15
Voorstel voor een besluit
Artikel 5
Artikel 5
Artikel 5
Missies
Missies
1.  Voor elke missie mag een missieraad worden ingesteld. Hij zal bestaan uit ongeveer 15 hooggeplaatste personen, onder wie vertegenwoordigers van betrokken eindgebruikers. De missieraad zal advies geven over:
1.  Voor elke missie wordt een missieraad ingesteld voor het co-ontwerpen en aansturen van de uitvoering. Hij zal bestaan uit 15 tot 20 onafhankelijke hooggeplaatste personen, onder wie O&I-vertegenwoordigers uit verschillende sectoren en disciplines, de academische wereld, organisaties voor onderzoek en technologie, bedrijfstakken van elke omvang, nationale en regionale autoriteiten en organisaties uit het maatschappelijk middenveld. De leden van de missieraad worden door de Commissie aangewezen volgens een onafhankelijke en transparante selectieprocedure, zoals een openbare oproep tot het indienen van blijken van belangstelling. De missieraad zal advies geven over:
a)  de inhoud van werkprogramma's en de herziening ervan om de doelstellingen van de missie te kunnen verwezenlijken, in voorkomend geval in co-ontwerp met belanghebbenden en het publiek;
a)  de inhoud van relevante werkprogramma's en de herziening ervan om de doelstellingen van de missie te kunnen verwezenlijken;
b)  aanpassingsacties, of indien nodig beëindiging, op basis van uitvoeringsbeoordelingen van de missie;
b)  aanpassingsacties, of indien nodig beëindiging, op basis van uitvoeringsbeoordelingen van de missie;
c)  de selectie van deskundige beoordelaars, briefen van deskundige beoordelaars en beoordelingscriteria en de weging ervan;
c)  de selectie van deskundige beoordelaars, voorkoming van belangenconflicten van deskundige beoordelaars, briefen van deskundige beoordelaars en beoordelingscriteria en de weging ervan alsook de standaardcriteria, namelijk "excellentie; effect; en kwaliteit en efficiëntie van de uitvoering";
d)  randvoorwaarden die helpen om de doelen van de missie te bereiken;
d)  randvoorwaarden die helpen om de doelen van de missie te bereiken in overeenstemming met de prioriteiten van de Unie;
e)  communicatie.
e)  communicatie;
e bis)  duidelijke en meetbare streefdoelen en mogelijke uitkomsten voor missies;
e ter)  de evaluatie van de maatschappelijke impact en het ondernemingspotentieel van de missie.
2.  In het werkprogramma van artikel 11 kunnen specifieke bepalingen worden vastgesteld om een efficiënte en flexibele portefeuillebenadering mogelijk te maken.
2.  In het werkprogramma van artikel 11 worden specifieke bepalingen vastgesteld om een efficiënte en flexibele portefeuillebenadering mogelijk te maken.
2 bis.  De inhoud van de missies, details betreffende de uitvoering ervan, met inbegrip van het toepassingsgebied, indicatoren, meetbare streefdoelen en mijlpalen, geraamde begroting en synergieën met andere fondsen van de Unie en koppelingen met Europese partnerschappen, worden vastgesteld in de strategische O&I-plannen als omschreven in bijlage I bij dit besluit.
2 ter.  Missies worden uitgevoerd door middel van openbare oproepen in het kader van de werkprogramma's van de relevante clusters tot het indienen van projectvoorstellen die bijdragen aan de missie en die zich in een of meer van de actiegebieden van de clusters bevinden.
Amendement 16
Voorstel voor een besluit
Artikel 6
Artikel 6
Artikel 6
Europese Onderzoeksraad
Europese Onderzoeksraad
1.  De Commissie stelt een Europese Onderzoeksraad (ERC) in om de acties in het kader van pijler I "Open wetenschap" die met de ERC verband houden, uit te voeren. De ERC vervangt de bij Besluit C(2013) 18957 opgerichte ERC.
1.  De Commissie stelt een Europese Onderzoeksraad (ERC) in om de acties in het kader van pijler I "Excellente en open wetenschap" die met de ERC verband houden, uit te voeren. De ERC vervangt de bij Besluit C(2013) 18957 opgerichte ERC.
2.  De ERC is samengesteld uit de in artikel 7 bedoelde onafhankelijke Wetenschappelijke Raad en de in artikel 8 bedoelde specifieke uitvoeringsstructuur.
2.  De ERC is samengesteld uit de in artikel 7 bedoelde onafhankelijke Wetenschappelijke Raad en de in artikel 8 bedoelde specifieke uitvoeringsstructuur.
3.  De voorzitter van de ERC is een internationaal gereputeerd senior wetenschapper.
3.  De voorzitter van de ERC is een internationaal gereputeerd senior wetenschapper.
De voorzitter wordt voor een eenmalig hernieuwbare termijn van vier jaar aangesteld door de Commissie na een transparante selectieprocedure waarbij een beroep wordt gedaan op een onafhankelijk specifiek rekruteringscomité. De selectieprocedure en de geselecteerde kandidaat worden goedgekeurd door de Wetenschappelijke Raad.
De voorzitter wordt voor een eenmalig hernieuwbare termijn van vier jaar aangesteld door de Commissie na een transparante selectieprocedure waarbij een beroep wordt gedaan op een onafhankelijk specifiek rekruteringscomité. De selectieprocedure en de geselecteerde kandidaat worden goedgekeurd door de Wetenschappelijke Raad.
De voorzitter zit de Wetenschappelijke Raad voor, geeft er leiding aan, onderhoudt contacten met de specifieke uitvoeringsstructuur en vertegenwoordigt de raad in de wereld van de wetenschap.
De voorzitter zit de Wetenschappelijke Raad voor, geeft er leiding aan, onderhoudt contacten met de specifieke uitvoeringsstructuur en vertegenwoordigt de raad in de wereld van de wetenschap.
4.  De ERC functioneert volgens de beginselen van wetenschappelijke excellentie, autonomie, efficiëntie, doeltreffendheid, transparantie en verantwoordingsplicht. Hij zorgt voor continuïteit met de ERC-acties die op grond van Besluit .../EG worden uitgevoerd.
4.  De ERC functioneert volgens de beginselen van wetenschappelijke excellentie, autonomie, efficiëntie, doeltreffendheid, transparantie en verantwoordingsplicht. Hij zorgt voor continuïteit met de ERC-acties die op grond van Besluit .../EG worden uitgevoerd.
5.  De activiteiten van de ERC ondersteunen onderzoek dat op alle terreinen wordt uitgevoerd door op Europees niveau concurrerende individuele en transnationale teams.
5.  De activiteiten van de ERC ondersteunen onderzoek dat op alle terreinen wordt uitgevoerd door op Europees niveau concurrerende individuele en transnationale teams. De steun voor innovatie, via de "Proof of Concept"-regeling, moet worden voortgezet om de snellere omzetting van nieuwe ontdekkingen in commerciële of maatschappelijk waardevolle producten, processen en diensten aan te moedigen. Om hieraan bij te dragen, komen excellente ERC-aanvragers die de drempelwaarde hebben overschreden, maar niet konden worden gefinancierd vanwege een gebrek aan middelen, in aanmerking voor het "proof of concept".
5 bis.  Er wordt een excellentiekeurmerk toegekend aan een begunstigde van het ERC-Proof of Concept indien het voorstel in aanmerking komt, de toepasselijke drempelwaarden heeft overschreden en niet kon worden gefinancierd.
6.  De Commissie staat garant voor de autonomie en integriteit van de ERC en ziet erop toe dat de aan de ERC toevertrouwde taken behoorlijk worden uitgevoerd.
6.  De Commissie staat garant voor de autonomie en integriteit van de ERC en ziet erop toe dat de aan de ERC toevertrouwde taken behoorlijk worden uitgevoerd.
De Commissie zorgt ervoor dat de ERC-acties worden uitgevoerd volgens de beginselen van lid 4 en overeenkomstig de in artikel 7, lid 2, onder a), bedoelde algemene strategie voor de ERC, zoals vastgelegd door de Wetenschappelijke Raad.
De Commissie zorgt ervoor dat de ERC-acties worden uitgevoerd volgens de beginselen van lid 4 en overeenkomstig de in artikel 7, lid 2, onder a), bedoelde algemene strategie voor de ERC, zoals vastgelegd door de Wetenschappelijke Raad.
__________________
__________________
7 PB C 373 van 20.12.2013, blz. 23.
7 PB C 373 van 20.12.2013, blz. 23.
Amendement 17
Voorstel voor een besluit
Artikel 7
Artikel 7
Artikel 7
Wetenschappelijke Raad van de ERC
Wetenschappelijke Raad van de ERC
1.  De Wetenschappelijke Raad is samengesteld uit wetenschappers, ingenieurs en geleerden met een zeer goede reputatie en de benodigde deskundigheid, zowel vrouwen als mannen, uit verschillende leeftijdsgroepen en uiteenlopende onderzoeksgebieden, die handelen op persoonlijke titel en onafhankelijk van externe belangen.
1.  De Wetenschappelijke Raad is samengesteld uit wetenschappers, ingenieurs en geleerden met een zeer goede reputatie en de benodigde deskundigheid, uit uiteenlopende onderzoeksgebieden, die handelen op persoonlijke titel en onafhankelijk van externe belangen.
De leden van de Wetenschappelijke Raad worden door de Commissie benoemd volgens een met deze raad overeengekomen onafhankelijke en transparante procedure, die raadpleging van de wetenschappelijke wereld en een verslag aan het Europees Parlement en de Raad omvat.
De leden van de Wetenschappelijke Raad worden door de Commissie benoemd volgens een met deze raad overeengekomen onafhankelijke en transparante procedure, die raadpleging van de wetenschappelijke wereld en een verslag aan het Europees Parlement en de Raad omvat.
Hun mandaat duurt vier jaar en is eenmaal verlengbaar op basis van een roulerend systeem dat de continuïteit van de werkzaamheden van de Wetenschappelijke Raad waarborgt.
Hun mandaat duurt vier jaar en is eenmaal verlengbaar op basis van een roulerend systeem dat de continuïteit van de werkzaamheden van de Wetenschappelijke Raad waarborgt.
2.  De Wetenschappelijke Raad bepaalt:
2.  De Wetenschappelijke Raad bepaalt:
a)  de algemene strategie voor de ERC;
a)  de algemene strategie voor de ERC;
b)  het werkprogramma voor de uitvoering van de activiteiten van de ERC;
b)  het werkprogramma voor de uitvoering van de activiteiten van de ERC;
c)  de methoden en procedures voor de collegiale toetsing en de beoordeling van voorstellen, op basis waarvan de te financieren voorstellen worden bepaald;
c)  de methoden en procedures voor de collegiale toetsing en de beoordeling van voorstellen, op basis waarvan de te financieren voorstellen worden bepaald;
d)  zijn standpunt over elk aspect dat vanuit wetenschappelijk gezichtspunt de prestaties en het effect van de ERC en de kwaliteit van het uitgevoerde onderzoek kan bevorderen;
d)  zijn standpunt over elk aspect dat vanuit wetenschappelijk gezichtspunt de prestaties en het effect van de ERC en de kwaliteit van het uitgevoerde onderzoek kan bevorderen;
e)  een gedragscode waarin onder meer het vermijden van belangenconflicten aan de orde komt.
De Commissie wijkt slechts af van de standpunten die de Wetenschappelijke Raad in overeenstemming met de punten a), c), d), en e) van de eerste alinea heeft ingenomen indien zij van mening is dat de bepalingen van dit besluit niet in acht zijn genomen. In dat geval stelt de Commissie maatregelen vast om de continuïteit in de uitvoering van het specifieke programma en de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma te verzekeren, waarbij zij de afwijkingen van de standpunten van de Wetenschappelijke Raad toelicht en naar behoren motiveert.
De Commissie stelt een gedragscode op die onder meer betrekking heeft op het vermijden van belangenconflicten en wijkt slechts af van de standpunten die de Wetenschappelijke Raad in overeenstemming met de punten a), c) en d) van de eerste alinea heeft ingenomen indien zij van mening is dat de bepalingen van dit besluit niet in acht zijn genomen. In dat geval stelt de Commissie maatregelen vast om de continuïteit in de uitvoering van het specifieke programma en de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma te verzekeren, waarbij zij de afwijkingen van de standpunten van de Wetenschappelijke Raad toelicht en naar behoren motiveert.
3.  De Wetenschappelijke Raad handelt volgens het mandaat dat in bijlage I, pijler I, afdeling 1, is vastgesteld.
3.  De Wetenschappelijke Raad handelt volgens het mandaat dat in bijlage I, pijler I, afdeling 1, is vastgesteld.
4.  De Wetenschappelijke Raad handelt uitsluitend in het belang van de verwezenlijking van de ERC, overeenkomstig de beginselen van artikel 6. Hij legt de nodige integriteit en rechtschapenheid aan de dag en voert zijn werkzaamheden efficiënt en met de grootst mogelijke transparantie uit.
4.  De Wetenschappelijke Raad handelt uitsluitend in het belang van de verwezenlijking van de doelstellingen van de ERC, overeenkomstig de beginselen van artikel 6. Hij handelt in volledige onafhankelijkheid, legt de nodige integriteit en rechtschapenheid aan de dag en voert zijn werkzaamheden efficiënt en met de grootst mogelijke transparantie en openheid uit, waarbij de bijdrage van de ERC aan het verwezenlijken van de beleidsdoelstellingen van de EU op het gebied van O&I, en de doelstellingen van Horizon Europa in het bijzonder, wordt gemaximaliseerd.
Amendement 18
Voorstel voor een besluit
Artikel 9
Artikel 9
Artikel 9
De Europese Innovatieraad
De Europese Innovatieraad
1.  De Commissie stelt een Europese Innovatieraad (EIC) in om acties in het kader van pijler III "Open innovatie" die met de EIC verband houden, uit te voeren. De EIC functioneert volgens de volgende beginselen: focus op baanbrekende en disruptieve innovatie, autonomie, mogelijkheid om risico's te nemen, efficiëntie, doeltreffendheid, transparantie en verantwoordingsplicht.
1.  De Commissie stelt een Europese Innovatieraad (EIC) in overeenkomstig artikel 7 bis van de verordening.
1 bis.  De EIC wordt ingebouwd in twee instrumenten, de "Pathfinder" en de "Accelerator", zoals beschreven in bijlage I bij dit besluit. De EIC-instrumenten worden voortdurend geëvalueerd teneinde innovatie op systematische wijze te ondersteunen.
1 ter.  In voorkomend geval worden de doelstellingen en acties van de EIC gekoppeld aan andere onderdelen van het programma en aan andere nationale en Unie-fondsen, met name het EIT en InvestEU.
2.  De EIC zal het in artikel 10 bedoelde college ("EIC-college") omvatten.
2.  De EIC zal het in artikel 10 bedoelde college ("EIC-college") omvatten.
3.  De Commissie zorgt ervoor dat de uitvoering van de EIC:
3.  De Commissie zorgt ervoor dat de uitvoering van de EIC:
a)  overeenstemt met de beginselen van lid 1, rekening houdend met het advies van het EIC-college over de in artikel 10, lid 1, onder a), bedoelde algemene strategie voor de EIC, en
a)  overeenstemt met de beginselen van lid 1, rekening houdend met het advies van het EIC-college over de in artikel 10, lid 1, onder a), bedoelde algemene strategie voor de EIC, en
b)  niet tot verstoringen van de mededinging leidt die in strijd zijn met het gemeenschappelijk belang.
b)  niet tot verstoringen van de mededinging leidt die in strijd zijn met het gemeenschappelijk belang.
4.  De Commissie voert de gemengde EIC-financiering in indirect beheer uit, of, indien dit niet mogelijk is, richt daarvoor een special purpose vehicle op. De Commissie zal proberen te zorgen voor deelname van andere publieke en private investeerders. Als dit niet mogelijk is vanaf het begin, zal het special purpose vehicle op zodanige wijze worden vormgegeven dat er andere publieke of private investeerders kunnen worden aangetrokken om het hefboomeffect van de bijdrage van de Unie te vergroten.
4.  De Commissie voert de gemengde EIC-financiering in indirect beheer uit, of, indien dit niet mogelijk is, richt daarvoor een special purpose vehicle op. De Commissie zal proberen te zorgen voor deelname van andere publieke en private investeerders. Als dit niet mogelijk is vanaf het begin, zal het special purpose vehicle op zodanige wijze worden vormgegeven dat er andere publieke of private investeerders kunnen worden aangetrokken om het hefboomeffect van de bijdrage van de Unie te vergroten.
4 bis.  De Commissie zorgt voor samenwerking tussen de EIC en het EIT, met name via de KIG's.
Amendement 19
Voorstel voor een besluit
Artikel 10
Artikel 10
Artikel 10
Het EIC-college
Het EIC-college
1.  Het EIC-college adviseert de Commissie over:
1.  Het EIC-college adviseert de Commissie over:
a)  de algemene strategie voor de EIC-component in het kader van pijler III "Open innovatie";
a)  de algemene strategie voor de EIC-component in het kader van pijler III "Innovatief Europa";
b)  het werkprogramma voor de uitvoering van de acties van de EIC;
b)  het werkprogramma voor de uitvoering van de acties van de EIC;
c)  de criteria voor de beoordeling van het innovatievermogen en het risicoprofiel van de voorstellen en het gepaste evenwicht van subsidies, eigen vermogen en andere financieringsvormen voor de EIC-accelerator;
c)  de criteria voor de beoordeling van het innovatievermogen en het risicoprofiel van de voorstellen en het gepaste evenwicht van subsidies, eigen vermogen en andere financieringsvormen voor de EIC-accelerator;
d)  de vaststelling van strategische projectenportefeuilles;
d)  de vaststelling van strategische projectenportefeuilles;
e)  het profiel van programmabeheerders.
e)  het profiel van programmabeheerders;
e bis)  het systematische en voortdurende evaluatieproces van de acties van de EIC.
2.  Het EIC-college kan op verzoek aanbevelingen aan de Commissie doen over:
2.  Het EIC-college kan op verzoek, en waar nodig in coördinatie met de raad van bestuur van het EIT, aanbevelingen aan de Commissie doen over:
a)  elk aspect dat vanuit een innovatieperspectief kan bijdragen aan de verbetering en stimulering van innovatie-ecosystemen in heel Europa, de verwezenlijking en het effect van de doelstellingen van de EIC-component en het vermogen van innoverende bedrijven om hun oplossingen uit te rollen;
a)  elk aspect dat vanuit een innovatieperspectief kan bijdragen aan de verbetering en stimulering van innovatie-ecosystemen in heel Europa, de verwezenlijking en het effect van de doelstellingen van de EIC-component en het vermogen van innoverende bedrijven om hun oplossingen uit te rollen;
b)  het aanduiden, in samenwerking met de betrokken diensten van de Commissie, van mogelijke regelgevende belemmeringen voor ondernemers, met name ondernemers die in het kader van de EIC-component steun hebben gekregen;
b)  het aanduiden, in samenwerking met de betrokken diensten van de Commissie en het EIT, van mogelijke regelgevende belemmeringen voor ondernemers, met name ondernemers die in het kader van de EIC-component steun hebben gekregen;
c)  opkomende technologische trends uit de portefeuille van de EIC, zodat daar in de programmering van andere delen van het specifieke programma rekening mee kan worden gehouden;
c)  opkomende technologische trends uit de portefeuille van de EIC, zodat daar in de programmering van andere delen van het specifieke programma rekening mee kan worden gehouden;
d)  het aanwijzen van specifieke kwesties die advies van het EIC-college vereisen.
d)  het aanwijzen van specifieke kwesties die advies van het EIC-college vereisen.
Het EIC-college handelt in het belang van de verwezenlijking van de doelstellingen van de EIC-component. Het legt de nodige integriteit en rechtschapenheid aan de dag en voert zijn werkzaamheden efficiënt en transparant uit.
Het EIC-college handelt in het belang van de verwezenlijking van de doelstellingen van de EIC en houdt daarbij rekening met de industriële strategie van de EU, haar concurrentievermogen en wereldwijde uitdagingen. Het legt de nodige integriteit en rechtschapenheid aan de dag en voert zijn werkzaamheden efficiënt, transparant en open uit en vermijdt hierbij dat de mededinging op de interne markt wordt verstoord.
Het EIC-college handelt volgens het mandaat dat in bijlage I, pijler III, afdeling 1, is vastgesteld.
Het EIC-college handelt volgens het mandaat dat in bijlage I, pijler III, afdeling 1, is vastgesteld.
3.  Het EIC-college bestaat uit 15 tot 20 hooggeplaatste individuen uit verschillende delen van het Europese innovatie-ecosysteem, met inbegrip van ondernemers, leidinggevende personen uit de bedrijfswereld, investeerders en onderzoekers. Het college draagt bij aan bewustmakingsacties en leden van het EIC-college werken mee aan het vergroten van het aanzien van het EIC-merk.
3.  Het EIC-college bestaat uit 15 tot 20 onafhankelijke hooggeplaatste individuen uit verschillende delen van het Europese onderzoeks- en innovatie-ecosysteem, met inbegrip van ondernemers uit ondernemingen van elke omvang, economen, investeerders, onderzoekers en academische deskundigen op het gebied van innovatiebeleid. Het college draagt bij aan bewustmakingsacties en leden van het EIC-college werken mee aan het vergroten van het aanzien van het EIC-merk.
De leden van het EIC-college worden na een openbare oproep tot het indienen van voordrachten van kandidaten of blijken van belangstelling of beide, afhankelijk van wat de Commissie het meest geschikt acht, door de Commissie aangewezen rekening houdend met de behoefte aan evenwicht wat deskundigheid, gender, leeftijd en geografische spreiding betreft.
De leden van het EIC-college worden na een openbare oproep tot het indienen van voordrachten van kandidaten of blijken van belangstelling of beide, afhankelijk van wat de Commissie het meest geschikt acht, door de Commissie aangewezen rekening houdend met de behoefte aan evenwicht wat deskundigheid, gender, leeftijd en geografische spreiding betreft.
Zij worden voor een tweemaal hernieuwbare termijn van twee jaar aangesteld op basis van een roulerend systeem (aanstelling van leden elke twee jaar).
Zij worden voor een eenmaal hernieuwbare termijn van drie jaar aangesteld op basis van een roulerend systeem (uitwisseling van de helft van de leden elke twee jaar).
4.  Het EIC-college heeft een voorzitter die door de Commissie na een transparante selectieprocedure wordt aangesteld. De voorzitter is een hooggeplaatste persoon met banden met de innovatiewereld.
4.  Het EIC-college heeft een voorzitter die door de Commissie na een transparante selectieprocedure wordt aangesteld. De voorzitter is een hooggeplaatste persoon met bewezen deskundigheid op het gebied van onderzoek en innovatie.
De voorzitter wordt voor een eenmalig hernieuwbare termijn van vier jaar aangesteld.
De voorzitter wordt voor een eenmalig hernieuwbare termijn van drie jaar aangesteld.
De voorzitter zit het EIC-college voor, bereidt de vergaderingen voor, geeft de leden opdrachten en kan specifieke subgroepen instellen, met name om opkomende technologische trends in de portefeuille van de EIC op te sporen. Zij of hij bevordert de EIC, fungeert als gesprekspartner voor de Commissie en vertegenwoordigt de EIC in de innovatiewereld. De Commissie kan de voorzitter bij de uitvoering van haar/zijn taken administratieve ondersteuning bieden.
De voorzitter zit het EIC-college voor, bereidt de vergaderingen voor, geeft de leden opdrachten en kan specifieke subgroepen instellen, met name om opkomende technologische trends in de portefeuille van de EIC op te sporen. Zij of hij bevordert de EIC en zijn rol in de verwezenlijking van het programma en de O&I-doelstellingen van de Unie, fungeert als gesprekspartner voor de Commissie en vertegenwoordigt de EIC in de onderzoeks- en innovatiewereld. De Commissie biedt de voorzitter bij de uitvoering van haar/zijn taken administratieve ondersteuning.
5.  De Commissie stelt een gedragscode op waarin onder meer het vermijden van belangenconflicten aan de orde komt. De leden van het EIC-college worden geacht de gedragscode te aanvaarden wanneer zij hun taken aanvangen.
5.  De Commissie stelt een gedragscode op waarin onder meer het vermijden van belangenconflicten aan de orde komt. De leden van het EIC-college moeten de gedragscode aanvaarden wanneer zij hun taken aanvangen.
Amendement 20
Voorstel voor een besluit
Artikel 11
Artikel 11
Artikel 11
Werkprogramma's
Strategische planning en werkprogramma's
-1.  De uitvoering van het specifieke programma is gebaseerd op specifieke O&I-plannen die om de twee jaar worden vastgesteld, door middel van gedelegeerde handelingen in overeenstemming met artikel 6 van de verordening en overeenkomstig een transparant, inclusief en strategisch meerjarenplanningsproces van onderzoeks- en innovatieactiviteiten, met name voor de pijler "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen". Verplicht overleg tussen diverse belanghebbenden met de nationale autoriteiten, het Europees Parlement en vertegenwoordigers van OOI-belanghebbenden, waaronder het maatschappelijk middenveld, over de prioriteiten en de passende soorten acties en uitvoeringsvormen, waaronder voor missies en Europese partnerschappen, moet zorgen voor de vereiste interdisciplinaire en sectoroverschrijdende perspectieven en afstemming op andere relevante bestaande initiatieven op Unie-, nationaal en regionaal niveau. Dit zal aanvullende particuliere en publieke financiering helpen aantrekken en zodoende de EOR versterken, zoals beschreven in bijlage I bij dit besluit.
1.  Het programma wordt uitgevoerd door middel van werkprogramma's zoals bedoeld in artikel 110 van het Financieel Reglement. De werkprogramma's worden opgesteld volgens een proces voor strategische planning, zoals beschreven in bijlage I.
1.  Overeenkomstig het strategische O&I-plan, wordt het programma uitgevoerd door middel van werkprogramma's zoals bedoeld in artikel 110 van het Financieel Reglement.
In de werkprogramma's wordt in voorkomend geval het voor blendingverrichtingen gereserveerde totaalbedrag opgenomen.
In de werkprogramma's wordt in voorkomend geval het voor blendingverrichtingen gereserveerde totaalbedrag opgenomen.
2.  De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen afzonderlijke werkprogramma's vast voor de uitvoering van acties in het kader van de volgende componenten, zoals vastgesteld in artikel 3, lid 1, van dit besluit:
2.  De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen afzonderlijke werkprogramma's vast voor de uitvoering van acties in het kader van de volgende componenten, zoals vastgesteld in artikel 3, lid 1, van dit besluit:
a)  de ERC, waarvoor het werkprogramma op grond van artikel 7, lid 2, onder b), wordt opgesteld door de Wetenschappelijke Raad, overeenkomstig de in artikel 12, lid 3, bedoelde raadplegingsprocedure. De Commissie wijkt slechts af van het door de Wetenschappelijke Raad vastgestelde werkprogramma als zij van mening is dat het niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit besluit. In dat geval stelt de Commissie het werkprogramma vast door middel van een uitvoeringshandeling volgens de in artikel 12, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure. De Commissie motiveert deze maatregel naar behoren;
a)  de ERC, waarvoor het werkprogramma op grond van artikel 7, lid 2, onder b), wordt opgesteld door de Wetenschappelijke Raad, overeenkomstig de in artikel 12, lid 3, bedoelde raadplegingsprocedure. De Commissie wijkt slechts af van het door de Wetenschappelijke Raad vastgestelde werkprogramma als zij van mening is dat het niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit besluit. In dat geval stelt de Commissie het werkprogramma vast door middel van een uitvoeringshandeling volgens de in artikel 12, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure. De Commissie motiveert deze maatregel naar behoren;
b)  alle clusters in het kader van de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen", MSCA, onderzoeksinfrastructuren, ondersteuning van innovatie-ecosystemen, delen van excellentie en hervorming en versterking van het Europees O&I-systeem, overeenkomstig de in artikel 12, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure;
b)  alle clusters in het kader van de pijler "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen", MSCA, onderzoeksinfrastructuren, ondersteuning van Europese innovatie-ecosystemen, verspreiden van excellentie en zorgen voor een ruimere deelname, en hervorming en versterking van het Europees O&I-systeem, overeenkomstig de in artikel 12, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure;
c)  de EIC, waarvoor het werkprogramma op grond van artikel 10, lid 1, onder b), wordt opgesteld op basis van het advies van het EIC-college, overeenkomstig de in artikel 12, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure;
c)  de EIC, waarvoor het werkprogramma op grond van artikel 10, lid 1, onder b), wordt opgesteld op basis van het advies van het EIC-college, overeenkomstig de in artikel 12, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure;
d)  het JRC, waarvoor in het meerjarig werkprogramma rekening wordt gehouden met het advies van de raad van beheer van het JRC zoals bedoeld in Besluit 96/282/Euratom.
d)  het JRC, waarvoor in het meerjarig werkprogramma rekening wordt gehouden met het advies van de raad van beheer van het JRC zoals bedoeld in Besluit 96/282/Euratom.
3.  Behalve de in artikel 110 van het Financieel Reglement vastgestelde vereisten bevatten de in lid 2 bedoelde werkprogramma's in voorkomend geval het volgende:
3.  Behalve de in artikel 110 van het Financieel Reglement vastgestelde vereisten bevatten de in lid 2 bedoelde werkprogramma's in voorkomend geval het volgende:
a)  een indicatie van het voor elke actie en missie toegewezen bedrag en een indicatief tijdschema voor de uitvoering ervan;
a)  een indicatie van het voor elke actie, elke missie en elk Europees partnerschap toegewezen bedrag en aandeel in de begroting in verhouding tot het programma, en een indicatief tijdschema voor de uitvoering ervan;
b)  voor subsidieaanvragen de prioriteiten, de selectie- en gunningscriteria en het relatieve gewicht van de verschillende gunningscriteria, en het maximale financieringspercentage voor de totale subsidiabele kosten;
b)  voor subsidieaanvragen de prioriteiten, de selectie- en gunningscriteria en het relatieve gewicht van de verschillende gunningscriteria, en het maximale financieringspercentage voor de totale subsidiabele kosten;
c)  het overeenkomstig de artikelen 41, 42 en 43 van Verordening ... [verordening betreffende het kaderprogramma en de regels voor deelname] voor gemengde financiering toegewezen bedrag;
c)  het overeenkomstig de artikelen 41, 42 en 43 van Verordening ... [verordening betreffende het kaderprogramma en de regels voor deelname] voor gemengde financiering toegewezen bedrag;
d)  eventuele bijkomende verplichtingen voor de begunstigden, overeenkomstig de artikelen 35 en 37 van [verordening betreffende het kaderprogramma en de regels voor deelname].
d)  eventuele bijkomende verplichtingen voor de begunstigden, overeenkomstig de artikelen 35 en 37 van [verordening betreffende het kaderprogramma en de regels voor deelname].
Amendement 21
Voorstel voor een besluit
Artikel 12 bis (nieuw)
Artikel 12 bis
Stuurgroep voor gezondheid
1.  De Commissie richt een stuurgroep voor gezondheid op voor de uitvoering van de acties in het kader van pijler II "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen" die verband houdt met "Gezondheid".
2.  De stuurgroep voor gezondheid bestaat uit 15 tot 20 hooggeplaatste personen uit verschillende disciplines en activiteiten, op het gebied van onderzoek, innovatie, volksgezondheid en welzijn.
3.  De stuurgroep voor gezondheid richt zich op de volgende beginselen: coördinatie en synergieën tussen EU- en nationale gezondheidsprogramma's en tussen het cluster "Gezondheid" en andere onderdelen van Horizon Europa, met inbegrip van missies en partnerschappen. De stuurgroep bevordert de betrokkenheid van patiënten en de samenleving door wetenschappelijk advies te verstrekken en aanbevelingen te doen. De acties moeten op waarde gericht gezondheidsonderzoek en betere gezondheidsoplossingen bevorderen en ongelijkheden op gezondheidsgebied verminderen.
4.  De stuurgroep voor gezondheid draagt bij aan het volgende:
a)  de strategie voor het cluster "Gezondheid";
b)  de blauwdruk voor het aansturen van de coördinatie en samenwerking tussen de gezondheidsprogramma's en bijbehorende pijlers, zoals de EIC, de ERC alsook binnen strategische partnerschappen en de EU-structuurfondsen. De blauwdruk zorgt voor meer zichtbaarheid en coördinatie van de bestaande financiële mechanismen voor gezondheidsonderzoek, stuurt de coördinatie en samenwerking aan en ontwikkelt de werkprogramma's en missies in verband met gezondheid;
c)  de methoden en procedures voor het opzetten, selecteren en uitvoeren van de gezondheidsmissies;
d)  zorgen voor de deelname en betrokkenheid van burgers ten aanzien van een "bottom-up"-besluitvormingsproces;
e)  de bevordering van duurzaamheid in financieringsstrategieën en -mechanismen om langdurige projecten en ambitieuze missies mogelijk te maken;
f)  zorgen voor vruchtbare transnationale samenwerkingsverbanden op onderzoeksgebied die het Europese potentieel maximaliseren en resultaten in gezondheidsstelsels integreren;
g)  de verhoging van het gebruik van multidisciplinair onderzoek met betrekking tot ziektedomeinen die raakvlakken vertonen en zo overlapping en geïsoleerd onderzoek beperken;
h)  de vergroting van de zichtbaarheid van Horizon Europa en de voordelen ervan voor Unieburgers, aanpakken van versnipperde verantwoordelijkheden voor wetenschap en onderzoek binnen de bestuursorganen van de Unie en stroomlijnen van de bestaande financieringsmechanismen.
5.  De stuurgroep voor gezondheid zorgt, in complementariteit met specifieke missieraad, voor een alomvattende onderzoeksstrategie en sturing in de ontwikkeling van de werkprogramma's en missies in verband met gezondheid.
6.  De stuurgroep voor gezondheid is een onafhankelijke vanuit de wetenschap gestuurde groep belanghebbenden, bestaande uit actoren uit de wereld van onderzoek en innovatie op biomedisch vlak en andere relevante onderzoeks- en industriële sectoren en met grote participatie van patiëntenvertegenwoordigers en burgers.
7.  De leden van de stuurgroep voor gezondheid worden, al naargelang de omstandigheden na een openbare oproep tot het indienen van voordrachten van kandidaten of blijken van belangstelling of beide, door de Commissie aangewezen rekening houdend met de behoefte aan evenwicht wat deskundigheid, gender, leeftijd en geografische spreiding betreft. Zij worden voor een tweemaal hernieuwbare termijn van twee jaar aangesteld op basis van een roulerend systeem (aanstelling van leden elke twee jaar).
8.  De stuurgroep voor gezondheid heeft een voorzitter die door de Commissie na een transparante selectieprocedure wordt aangesteld. De voorzitter is een hooggeplaatste persoon met banden met de gezondheidsonderzoekswereld.
9.  De activiteiten en resultaten van de stuurgroep worden geëvalueerd en gerapporteerd in de tussentijdse evaluatie van het programma, waarbij maatregelen tot uitbreiding, aanpassing of ontbinding van de groep worden vastgesteld overeenkomstig de evaluatie.
Amendement 22
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – Programma-activiteiten
PROGRAMMA-ACTIVITEITEN
PROGRAMMA-ACTIVITEITEN
Het volgende zal bij de uitvoering van het programma worden toegepast.
Het volgende zal bij de uitvoering van het programma worden toegepast.
Strategische planning
Strategische planning
De geïntegreerde uitvoering van de doelstellingen op programmaniveau van Horizon Europa wordt gewaarborgd door meerjarige strategische planning. Door zo te plannen wordt de nadruk gelegd op impact voor het programma in het algemeen en samenhang tussen de verschillende pijlers van het programma alsook op synergie met andere EU-programma's en ondersteuning van en door andere EU-beleidsmaatregelen.
De uitvoering van Horizon Europa wordt aangestuurd door een inclusief en transparant proces van strategische planning van de onderzoeks- en innovatieactiviteiten die het programma financiert. Het proces van strategische planning leidt tot de uitvoering van de programmadoelstellingen van Horizon Europa door de financieringsprioriteiten vast te stellen. Het legt de nadruk op impact voor het programma en samenhang tussen de verschillende pijlers van het programma alsook op synergie met andere EU-programma's en ondersteuning van andere EU-beleidsmaatregelen.
Het proces van strategische planning en de vaststelling van het strategische O&I-plan door middel van een gedelegeerde handeling zullen de betrokkenheid van een breder publiek en zijn begrip van de doelstelling van het programma vergroten en de medewetgevers, belanghebbenden en lidstaten volledig op de hoogte houden van de beoogde initiatieven. Het proces van strategische planning zal bijdragen aan de ontwikkeling en uitvoering van het beleid voor de betrokken gebieden op Unieniveau en het beleid in de lidstaten aanvullen en zal er tegelijk voor zorgen dat belangrijke Europese beleidsdoelen met voldoende middelen zijn vervat in en worden ondersteund door Horizon Europa. Het financieringslandschap zal hierdoor kunnen worden vereenvoudigd, dubbel werk en overlappingen tussen financieringsmogelijkheden zullen kunnen worden voorkomen – waarbij aanvullende particuliere en publieke financiering wordt aangetrokken – en de resultaten van onderzoek en innovatie zullen sneller kunnen worden verspreid en benut.
Een systematische, discipline-, sector- en beleidsoverschrijdende benadering van onderzoek en innovatie zal ervoor zorgen dat maatschappelijke en economische uitdagingen kunnen worden aangepakt en kennis kan worden verworven, terwijl dit waar mogelijk ook ruimte schept voor het ontstaan van nieuwe concurrerende en duurzame bedrijven en industrieën, sociale en technologische innovatie, het bevorderen van de concurrentie, het stimuleren van particuliere investeringen, en het veiligstellen van het gelijke speelveld binnen de interne markt.
De strategische planning zal een sterke betrokkenheid van burgers en maatschappelijke organisaties in alle fasen van onderzoek en innovatie bevorderen alsook de cocreatie van kennis en de doeltreffende stimulering van gendergelijkheid, met inbegrip van de integratie van de genderdimensie in onderzoeks- en innovatieonderwerpen, en zal de naleving van de hoogste ethische en integriteitsnormen verzekeren en bevorderen.
Het proces van strategische planning zal een sterke betrokkenheid van burgers en maatschappelijke organisaties bij onderzoek en innovatie bevorderen alsook de cocreatie van kennis en de doeltreffende stimulering van gendergelijkheid, met inbegrip van de integratie van de genderdimensie in onderzoek en innovatie, en zal de naleving van de hoogste ethische en integriteitsnormen bevorderen.
De strategische planning zal uitgebreide raadplegingen van en uitwisselingen met de lidstaten, in voorkomend geval met het Europees Parlement, en met verschillende belanghebbenden omvatten over prioriteiten, met inbegrip van missies, in het kader van de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen", en de geschikte soorten acties die moeten worden gebruikt, met name Europese partnerschappen.
Om aan deze doelstellingen tegemoet te komen, zal de Commissie een open raadplegingsfase starten met de lidstaten, met het Europees Parlement, en met verschillende belanghebbenden, met inbegrip van onder meer de wetenschappelijke gemeenschap, organisaties voor onderzoek en technologie, de industrie, organisaties uit het maatschappelijk middenveld. De raadpleging zal betrekking hebben op de strategische prioriteiten van het programma, met inbegrip van missies in het kader van de pijler "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen", en op de geschikte soorten instrumenten, met name de Europese partnerschappen. De resultaten van de raadpleging zullen worden gepubliceerd op een speciale webpagina, die ook de details moet geven over de inhoud en het proces dat de strategische planning definieert.
Wat de Europese partnerschappen betreft, zal het strategische O&I-plan de hoofdlijnen en de redenen uiteenzetten voor de oprichting, samenvoeging en geleidelijke afschaffing van de Europese partnerschappen. Er moet worden overwogen om de positief geëvalueerde gezamenlijke technologie-initiatieven en contractuele publiek-private partnerschappen ook na 2020 voort te zetten, gezien hun toegevoegde waarde bij het teweegbrengen van sociale en economische effecten en het stimuleren van particuliere investeringen en hun bijdrage aan synergieën van fondsen.
Huidige en potentiële nieuwe KIG's zullen in overeenstemming met het strategisch O&I-plan worden vastgesteld in het wetgevingsvoorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de strategische innovatieagenda van het EIT. Voor de vorming van nieuwe KIG's moet desalniettemin toereikende financiering worden uitgetrokken, waarmee de bestaande KIG's de ecosystemen kunnen ontwikkelen, partnerschappen kunnen opzetten en hun ambitieuze doelstellingen efficiënt kunnen nastreven en uitvoeren.
In het kader van Horizon 2020 ondersteunde FET-vlaggenschepen zullen verder worden ondersteund in het kader van het programma. Aangezien zij aanzienlijke analogieën met missies vertonen, kunnen andere FET-vlaggenschepen in het kader van dit kaderprogramma worden ondersteund als missies die op toekomstige en opkomende technologieën zijn gericht. De missies moeten de samenwerkingsaspecten van het programma versterken en een aanvulling vormen voor de bestaande Europese partnerschappen, die als steunpilaren voor de uitvoering van de missies kunnen fungeren. De missies zullen technologische en maatschappelijke elementen hebben en ook in nauwe samenwerking met alle relevante DG's worden vastgesteld. In het kader van het proces van strategische planning worden de missies vastgesteld overeenkomstig artikel 7 van de verordening en artikel 5 van dit besluit.
Op basis van deze uitgebreide raadplegingen zal de strategische planning gemeenschappelijke doelstellingen bepalen alsook gemeenschappelijke gebieden voor activiteiten zoals partnerschapsgebieden (de voorgestelde rechtsgrondslag bevat enkel de instrumenten en de criteria die het gebruik ervan zullen bepalen) en missiegebieden.
De strategische planning zal bijdragen aan de ontwikkeling en uitvoering van het beleid voor de betrokken gebieden op EU-niveau en zal het beleid en de beleidsbenaderingen in de lidstaten aanvullen. Tijdens het strategischeplanningsproces zal rekening worden gehouden met EU-beleidsprioriteiten om de bijdrage van onderzoek en innovatie aan de totstandbrenging van beleid te vergroten. Er zal ook rekening worden gehouden met prognoseactiviteiten, onderzoeken en ander wetenschappelijk bewijs alsook met relevante bestaande initiatieven op nationaal en EU-niveau.
De strategische planning zal synergieën stimuleren tussen Horizon Europa en andere programma's van de Unie, waaronder het Euratomprogramma, waardoor het een referentiepunt voor onderzoek en innovatie in alle gerelateerde programma's van de EU-begroting en niet-financieringsinstrumenten zal worden. Dit zal ook de snellere verspreiding en benutting van resultaten van onderzoek en innovatie bevorderen en dubbel werk en overlapping tussen verschillende financieringsmogelijkheden helpen voorkomen. Het zal het kader bieden waarbinnen de eigen onderzoeksacties van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek en andere in het kader van het programma ondersteunde acties worden verbonden, met inbegrip van het gebruik van resultaten ter ondersteuning van het beleid.
Het proces van strategische planning zal bestaande verbanden in kaart brengen tussen Horizon Europa en andere programma's van de Unie, en mogelijkheden voor synergieën tussen fondsen van de EU en regionale en nationale fondsen bieden. Horizon Europa zal een referentiepunt voor onderzoek en innovatie in alle gerelateerde programma's van de EU-begroting worden, teneinde de politieke prioriteiten en doelstellingen van de EU te helpen verwezenlijken. Het zal ook het kader bieden waarbinnen de eigen onderzoeksacties van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek en andere in het kader van het programma ondersteunde acties worden verbonden, met inbegrip van het gebruik van resultaten ter ondersteuning van het beleid.
In een strategisch plan zal een meerjarige strategie worden vastgelegd om onderwerpen in het werkprogramma te realiseren (zoals bepaald in artikel 11) en toch voldoende flexibiliteit te behouden om snel op onverwachte kansen en crisissen te kunnen reageren. Aangezien Horizon Europa over een periode van zeven jaar wordt uitgevoerd, is het mogelijk dat de economische, maatschappelijke en beleidscontext van het programma aanzienlijk zal veranderen tijdens de looptijd ervan. Horizon Europa moet zich snel aan dergelijke veranderingen kunnen aanpassen. Daarom zal de mogelijkheid bestaan om, indien dit gerechtvaardigd is, buiten de onderstaande beschrijvingen ondersteuning voor activiteiten op te nemen om in te spelen op belangrijke ontwikkelingen of onvoorziene gebeurtenissen, beleidsbehoeften of crisissituaties, bijvoorbeeld als reactie op ernstige bedreigingen voor de gezondheid zoals epidemieën.
Bij de uitvoering van Horizon Europa wordt er speciaal op gelet dat ten aanzien van onderzoek en innovatie een evenwichtige en brede benadering wordt gehanteerd die niet beperkt blijft tot de ontwikkeling van nieuwe producten, processen en diensten op basis van wetenschappelijke en technologische kennis en doorbraken, maar die ook het gebruik van bestaande technologieën in nieuwe toepassingen en voortdurende verbetering alsook niet-technologische en sociale innovaties omvat. Een systematische, discipline-, sector- en beleidsoverschrijdende benadering van onderzoek en innovatie zal ervoor zorgen dat uitdagingen kunnen worden aangepakt terwijl er ook nieuwe concurrerende bedrijven en industrieën zullen ontstaan, wat de concurrentie en particuliere investeringen zal bevorderen en het gelijke speelveld binnen de interne markt veilig zal stellen.
In de pijlers "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen" en "Open innovatie" worden onderzoek en innovatie aangevuld met activiteiten die dicht bij de eindgebruikers en de markt staan, zoals demonstratie, proefproductie of proof of concept, met uitzondering van commercialiseringsactiviteiten die verder dan de fase van onderzoek en innovatie gaan. Dit zal ook de ondersteuning omvatten van activiteiten aan de vraagzijde die de toepassing en verbreiding van een breed gamma aan innovaties helpen te versnellen. De nadruk zal op niet-prescriptieve oproepen tot het indienen van voorstellen liggen.
Voortbouwend op de met Horizon 2020 opgedane ervaring zullen de sociale wetenschappen en de geesteswetenschappen in het kader van de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen" volledig worden geïntegreerd in alle clusters, met inbegrip van specifieke en gerichte activiteiten. Ook activiteiten in verband met onderzoek en innovatie op marien en maritiem gebied zullen op strategische en geïntegreerde wijze worden uitgevoerd overeenkomstig het geïntegreerd maritiem beleid van de EU, het gemeenschappelijk visserijbeleid en internationale verbintenissen.
In het kader van Horizon 2020 ondersteunde FET-vlaggenschepen zullen ook in het kader van dit programma worden ondersteund. Aangezien zij aanzienlijke analogieën met missies vertonen, zullen eventuele andere FET-vlaggenschepen in het kader van dit kaderprogramma worden ondersteund als missies die op toekomstige en opkomende technologieën zijn gericht.
Dialogen over samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie met de internationale partners van de EU en beleidsdialogen met de belangrijkste mondiale regio's zullen belangrijke bijdragen leveren aan de systematische identificatie van samenwerkingskansen die in combinatie met de differentiatie per land/regio de prioriteitsbepaling zullen ondersteunen.
Hoewel het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) door zijn focus op innovatie-ecosystemen van nature binnen de pijler "Open innovatie" van Horizon Europa past, zal de planning van de kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's) van het EIT door middel van het strategischeplanningsproces op de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen" worden afgestemd.
Sneltraject voor onderzoek en innovatie
Horizon Europa zal begunstigden de mogelijkheid bieden om sneller een financieringsaanvraag in te dienen, voor zover daarin is voorzien in het werkprogramma van alle clusters, de EIC en het onderdeel "Excellentie verspreiden", met betrekking tot onderzoeks- en innovatieactiviteiten. Voortbouwend op het succes van het bestaande "sneltraject voor innovatie"-instrument in Horizon 2020, zal deze aanpak een "bottom-up"-logica hanteren op basis van doorlopende open oproepen en een maximale steuntoekenningstermijn van zes maanden. Wat het onderdeel "Excellentie verspreiden" betreft, zal deze aanpak ook minder ontwikkelde EU-landen ondersteunen om sneller en via een "bottom‑up"-methode toegang te krijgen tot financiële middelen. Deze modaliteit zal worden toegepast op ten minste 15 % van de begroting van het programma.
Verspreiding en communicatie
Verspreiding en communicatie
Horizon Europa zal specifieke ondersteuning bieden voor open toegang tot wetenschappelijke publicaties, kennisarchieven en andere gegevensbronnen. Acties op het gebied van verspreiding en kennisverbreiding zullen worden ondersteund, ook die welke uit samenwerkingen met andere EU-programma's voortvloeien, met inbegrip van de groepering en het samenbrengen in pakketten van resultaten en gegevens in talen en formaten voor doelgroepen en netwerken voor burgers, de industrie, overheidsdiensten, de academische wereld, maatschappelijke organisaties en beleidsmakers. Hiervoor kan Horizon Europa geavanceerde technologieën en kennisinstrumenten gebruiken.
Horizon Europa zal specifieke ondersteuning bieden voor open toegang tot wetenschappelijke publicaties, kennisarchieven en andere gegevensbronnen. Acties op het gebied van verspreiding en kennisverbreiding zullen worden ondersteund, ook die welke uit samenwerkingen met andere EU-programma's voortvloeien, met inbegrip van de groepering en het samenbrengen in pakketten van resultaten en gegevens in talen en formaten voor doelgroepen en netwerken voor burgers, de industrie, overheidsdiensten, de wetenschappelijke gemeenschap, maatschappelijke organisaties en beleidsmakers. Hiervoor kan Horizon Europa geavanceerde technologieën en kennisinstrumenten gebruiken.
Er zal voldoende steun zijn voor mechanismen om het programma bij mogelijke aanvragers bekend te maken (bijv. nationale contactpunten).
Er zal voldoende steun zijn voor mechanismen om het programma bij mogelijke aanvragers bekend te maken (bijv. nationale contactpunten).
De Commissie zal ook informatie- en communicatie-activiteiten in verband met Horizon Europa uitvoeren om duidelijk te maken dat de resultaten met ondersteuning door EU-financiering zijn behaald. Er zal ook worden geprobeerd het publiek bewust te maken van het belang van onderzoek en innovatie en de bredere effecten en het belang van door de EU gefinancierd onderzoek en innovatie door middel van publicaties, contacten met de media, evenementen, kennisarchieven, gegevensbanken, platformen met verschillende kanalen, websites of het gericht gebruik van sociale media. Horizon Europa zal ook de begunstigden ondersteunen om hun werk en het effect ervan bij de maatschappij in het algemeen bekend te maken.
De Commissie zal ook informatie- en communicatie-activiteiten in verband met Horizon Europa uitvoeren om duidelijk te maken dat de resultaten met ondersteuning door EU-financiering zijn behaald. Er zal ook worden geprobeerd het publiek bewust te maken van het belang van onderzoek en innovatie en de bredere effecten en het belang van door de EU gefinancierd onderzoek en innovatie door middel van publicaties, contacten met de media, evenementen, kennisarchieven, gegevensbanken, platformen met verschillende kanalen, websites of het gericht gebruik van sociale media. Horizon Europa zal ook de begunstigden ondersteunen om hun werk en het effect ervan bij de maatschappij in het algemeen bekend te maken.
Benutting en integratie op de markt
Benutting en integratie op de markt
De Commissie zal uitgebreide maatregelen voor de benutting van de resultaten van Horizon Europa en de voortgebrachte kennis vaststellen. Dit zal ervoor zorgen dat de benutting sneller tot aanvaarding op de markt leidt en zal het effect van het programma vergroten.
De Commissie zal uitgebreide maatregelen voor de benutting van de resultaten van Horizon Europa en de voortgebrachte kennis vaststellen, waaronder ook de bevordering van normalisatie. Dit zal ervoor zorgen dat de benutting sneller tot aanvaarding op de markt leidt en zal het effect van het programma vergroten.
De Commissie zal systematisch de resultaten van de onderzoeks- en innovatieactiviteiten in het kader van het programma identificeren en registreren en zij zal deze resultaten en kennis op niet-discriminerende wijze doorgeven aan of verspreiden onder grote en kleine industrieën en bedrijven, overheidsdiensten, de academische wereld, maatschappelijke organisaties en beleidsmakers om de Europese toegevoegde waarde van het programma zo groot mogelijk te maken.
De Commissie zal systematisch de resultaten van de onderzoeks- en innovatieactiviteiten in het kader van het programma identificeren en registreren en zij zal deze resultaten en kennis op niet-discriminerende wijze doorgeven aan of verspreiden onder grote en kleine industrieën en bedrijven, overheidsdiensten, de wetenschappelijke gemeenschap, maatschappelijke organisaties en beleidsmakers om de Europese toegevoegde waarde van het programma zo groot mogelijk te maken. Voor de nieuwe Europese Innovatieraad zal een specifieke monitoringprocedure worden ingevoerd.
Internationale samenwerking
Internationale samenwerking
Door de acties binnen een internationaal samenwerkingsinitiatief van een ongeziene grootte af te stemmen op andere naties en regio's van de wereld, zal het effect groter zijn. Partners uit de hele wereld zullen worden uitgenodigd om op basis van wederzijds voordeel mee te werken aan de inspanningen van de EU als integraal onderdeel van initiatieven ter ondersteuning van EU-acties voor duurzaamheid, versterkte excellentie op het gebied van onderzoek en innovatie en concurrentievermogen.
Door de acties binnen een internationaal samenwerkingsinitiatief van een ongeziene grootte af te stemmen op andere naties en regio's van de wereld, zal het effect groter zijn. Partners uit de hele wereld, met inbegrip van de wetenschappelijke gemeenschap, de industrie, organisaties uit het maatschappelijk middenveld, regeringen en ngo's, zullen worden uitgenodigd om op basis van wederzijds voordeel mee te werken aan de inspanningen van de EU als integraal onderdeel van initiatieven ter ondersteuning van EU-acties voor duurzaamheid, versterkte excellentie op het gebied van onderzoek en innovatie en concurrentievermogen. De overdracht van kennis en het delen van capaciteit en infrastructuur tussen de internationale partners zal een gemeenschappelijke aanpak stimuleren en regelgeving bevorderen die synergetische effecten tussen alle partijen mogelijk maakt.
Internationale gezamenlijke acties zullen een doeltreffende aanpak van wereldwijde maatschappelijke uitdagingen en doelen voor duurzame ontwikkeling verzekeren alsook toegang tot de grootste talenten en deskundigheid en de beste bronnen ter wereld, en een betere vraag en een beter aanbod van innovatieve oplossingen.
Internationale gezamenlijke acties zullen een doeltreffende aanpak van wereldwijde uitdagingen en doelen voor duurzame ontwikkeling verzekeren alsook toegang tot de grootste talenten en deskundigheid en de beste bronnen ter wereld, en een betere vraag en een beter aanbod van innovatieve oplossingen. De internationale samenwerking zal worden opgezet rond gemeenschappelijke doelstellingen. Op deze manier krijgen Europese onderzoekers de ruimte om binnen hun vakgebied met de allerbeste onderzoekers samen te werken.
Werkmethoden voor evaluatie
Werkmethoden voor evaluatie
Het gebruik van kwaliteitsvolle onafhankelijke deskundigheid in het evaluatieproces ondersteunt de betrokkenheid bij het programma van alle belanghebbenden en gemeenschappen en is een voorwaarde voor de handhaving van de excellentie en relevantie van de gefinancierde activiteiten.
Het gebruik van kwaliteitsvolle onafhankelijke deskundigheid in het evaluatieproces ondersteunt de betrokkenheid bij het programma van alle belanghebbenden en gemeenschappen en is een voorwaarde voor de handhaving van de excellentie en relevantie van de gefinancierde activiteiten.
De Commissie of het financieringsorgaan zal de onafhankelijkheid van het proces waarborgen en overeenkomstig artikel 61 van het Financieel Reglement belangenconflicten vermijden.
De Commissie of het financieringsorgaan zal de onafhankelijkheid van het proces waarborgen en overeenkomstig artikel 61 van het Financieel Reglement belangenconflicten vermijden.
Bij wijze van uitzondering en wanneer het gerechtvaardigd is op basis van de behoefte om de beste beschikbare deskundigheden aan te stellen en/of op basis van het beperkt aantal gekwalificeerde deskundigheden, mogen onafhankelijke deskundigen die het evaluatiecomité bijstaan of er lid van zijn specifieke voorstellen waarvoor zij een belang hebben aangegeven, evalueren. In dit geval treft de Commissie of het financieringsorgaan alle nodige corrigerende maatregelen om de integriteit van het evaluatieproces te verzekeren. Het evaluatieproces wordt dienovereenkomstig beheerd, met inbegrip van een fase met interactie tussen verschillende deskundigen. Het evaluatiecomité houdt bij het identificeren van voorstellen voor financiering rekening met de specifieke omstandigheden.
Wanneer het gerechtvaardigd is op basis van de behoefte om de beste beschikbare deskundigheden aan te stellen en/of op basis van het beperkt aantal gekwalificeerde deskundigheden, mogen onafhankelijke deskundigen die het evaluatiecomité bijstaan of er lid van zijn specifieke voorstellen waarvoor zij een belang hebben aangegeven, evalueren. In dit geval treft de Commissie of het financieringsorgaan alle nodige corrigerende maatregelen om de integriteit van het evaluatieproces te verzekeren, ook ten aanzien van belangenconflicten. Het evaluatieproces wordt dienovereenkomstig beheerd, met inbegrip van een fase met interactie tussen verschillende deskundigen. Over het gebruik van dit proces wordt gerapporteerd in het jaarlijkse monitoringverslag van het programma. Het evaluatiecomité houdt bij het identificeren van voorstellen voor financiering rekening met de specifieke omstandigheden.
Amendement 23
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler I
I OPEN WETENSCHAP
I EXCELLENTE EN OPEN WETENSCHAP
Het streven naar baanbrekende inzichten en het verwerven van kennis, de faciliteiten van wereldklasse die nodig zijn om deze doelen te bereiken, met inbegrip van fysieke en kennisinfrastructuur voor onderzoek en innovatie alsook de middelen om kennis vrijelijk te verspreiden en te delen, en een toereikend aantal excellente onderzoekers liggen aan de basis van economische, sociale en culturele vooruitgang in al zijn vormen.
Het streven naar baanbrekende inzichten en het verwerven van kennis, de faciliteiten van wereldklasse die nodig zijn om deze doelen te bereiken, met inbegrip van fysieke en e-infrastructuur voor onderzoek en innovatie alsook de middelen om kennis vrijelijk te verspreiden en te delen, en een toereikend aantal excellente onderzoekers en innovators liggen aan de basis van economische, sociale en culturele vooruitgang in al zijn vormen.
Open en excellente wetenschap is onlosmakelijk verbonden met innovatie van wereldklasse. Wetenschappelijke en technologische paradigmaverschuivingen zijn aangeduid als belangrijke drijvende krachten voor productiviteitsgroei, concurrentievermogen, rijkdom, duurzame ontwikkeling en sociale vooruitgang. In het verleden is gebleken dat dergelijke paradigmaverschuivingen veelal werden geïnitieerd door de wetenschappelijke basis die door impulsen van de publieke sector is gecreëerd, waarna het fundament voor volledig nieuwe industrieën en sectoren werd gelegd.
Open en excellente wetenschap is onlosmakelijk verbonden met innovatie van wereldklasse. Wetenschappelijke en technologische paradigmaverschuivingen zijn aangeduid als belangrijke drijvende krachten voor productiviteitsgroei, duurzame en inclusieve groei en ontwikkeling, concurrentievermogen, rijkdom en sociale vooruitgang. In het verleden is gebleken dat dergelijke paradigmaverschuivingen veelal werden geïnitieerd door de wetenschappelijke basis die door impulsen van de publieke sector is gecreëerd, waarna het fundament voor volledig nieuwe industrieën en sectoren werd gelegd.
Openbare investeringen in onderzoek, in het bijzonder via universiteiten, openbare onderzoeksinstellingen en onderzoeksfaciliteiten, zijn vaak gericht op onderzoek op langere termijn dat een hoger risico inhoudt en vullen de activiteiten van de privésector aan. Daarnaast creëren openbare investeringen vaardigheden, knowhow en ervaring, nieuwe wetenschappelijke instrumenten en methoden, en de netwerken waarmee de recentste kennis wordt doorgegeven.
Openbare investeringen in onderzoek, in het bijzonder via universiteiten, openbare onderzoeksinstellingen en onderzoeksfaciliteiten, zijn vaak gericht op onderzoek op langere termijn dat een hoger risico inhoudt en vullen de activiteiten van de privésector aan. Daarnaast creëren openbare investeringen personele middelen van hoge kwaliteit, knowhow en ervaring, nieuwe wetenschappelijke instrumenten en methoden, en de netwerken waarmee de recentste kennis wordt doorgegeven.
Europese wetenschap en Europese onderzoekers staan op veel gebieden sinds lang aan de top. Dat mag echter niet als vanzelfsprekend worden beschouwd. Er is voldoende bewijs waaruit blijkt dat naarmate het onderzoekstempo toeneemt, ook het aantal landen toeneemt dat ernaar streeft de beste te zijn. Naast de traditionele concurrentie van landen als de Verenigde Staten, is er nu ook concurrentie van economische reuzen, zoals China en India, in het bijzonder uit de nieuw geïndustrialiseerde delen van de wereld alsook uit alle landen waarvan de overheid de veelvuldige en overvloedige opbrengst van investeringen in onderzoek erkent.
Europese wetenschap en Europese onderzoekers staan op veel gebieden sinds lang aan de top. Dat mag echter niet als vanzelfsprekend worden beschouwd. Er is voldoende bewijs waaruit blijkt dat naarmate het onderzoekstempo toeneemt, ook het aantal landen toeneemt dat ernaar streeft de beste te zijn. Naast de traditionele concurrentie van landen als de Verenigde Staten, is er nu ook concurrentie van economische reuzen, zoals China en India, in het bijzonder uit de nieuw geïndustrialiseerde delen van de wereld alsook uit alle landen waarvan de overheid de veelvuldige en overvloedige opbrengst van investeringen in onderzoek erkent.
Amendement 24
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler I – cluster 1 – punt 1.1
1.1.  Motivering
1.1.  Motivering
Hoewel de EU nog steeds de grootste producent van wetenschappelijke publicaties ter wereld is, is zij in wezen een massaproducent van kennis met ten opzichte van haar grootte relatief weinig kenniscentra die aan de wereldtop staan en met grote gebieden waarop matig of slecht wordt gepresteerd. In vergelijking met de VS en nu ook in zekere mate China volgt de EU nog steeds een model van "gedistribueerde excellentie" waarbij middelen over een groot aantal onderzoekers en onderzoeksinstellingen worden gespreid. Een ander probleem is dat de openbare sector in veel EU-landen nog steeds geen aantrekkelijke voorwaarden biedt voor de beste onderzoekers. Deze factoren vergroten de relatieve onaantrekkelijkheid van Europa in de mondiale concurrentiestrijd om getalenteerde wetenschappers aan te trekken.
De EU is nog steeds de grootste producent van wetenschappelijke publicaties ter wereld. In vergelijking met de VS en nu ook in zekere mate China volgt de EU een model van "gedistribueerde excellentie" waarbij middelen over een groot aantal onderzoekers en onderzoeksinstellingen worden gespreid. Een ander probleem is dat de openbare sector in veel EU-landen onacceptabel weinig in onderzoek investeert en dus geen aantrekkelijke voorwaarden biedt voor de beste onderzoekers. Deze factoren vergroten de relatieve onaantrekkelijkheid van Europa in de mondiale concurrentiestrijd om getalenteerde wetenschappers aan te trekken.
Het wereldwijde onderzoekslandschap maakt grote veranderingen door en wordt steeds meer multipolair omdat een toenemend aantal opkomende landen, en met name China, zijn wetenschappelijke productie aan het uitbreiden is. In 2000 waren de EU en de Verenigde Staten nog goed voor bijna twee derde van de wereldwijde uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling, maar in 2013 bedroeg hun aandeel nog minder dan de helft.
Het wereldwijde onderzoekslandschap maakt grote veranderingen door en wordt steeds meer multipolair omdat een toenemend aantal opkomende landen, en met name China, zijn wetenschappelijke productie aan het uitbreiden is. In 2000 waren de EU en de Verenigde Staten nog goed voor bijna twee derde van de wereldwijde uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling, maar in 2013 bedroeg hun aandeel nog minder dan de helft. Ook uit het Europees innovatiescorebord 2018 blijkt dat publieke en particuliere uitgaven op het gebied van O&O in de hele EU lager liggen dan in 2010 en niet voldoen aan de reeds lang bestaande doelstelling om 3 % van het bbp aan O&O-activiteiten te besteden.
De ERC ondersteunt de beste onderzoekers met flexibele langetermijnfinanciering om baanbrekend en veelbelovend maar riskant onderzoek te doen. De ERC is autonoom en wordt geleid door de Wetenschappelijke Raad, die bestaat uit wetenschappers, ingenieurs en geleerden met een uitstekende reputatie en passende deskundigheid en diversiteit. De ERC kan uit een groter reservoir aan talenten en ideeën putten dan nationale initiatieven en stimuleert excellentie door de manier waarop de beste onderzoekers en de beste ideeën met elkaar concurreren.
De ERC ondersteunt de beste onderzoekers, waaronder jonge onderzoekers, met flexibele langetermijnfinanciering om baanbrekend en veelbelovend maar riskant onderzoek te doen. De ERC is autonoom en wordt geleid door een onafhankelijke Wetenschappelijke Raad, die bestaat uit wetenschappers, ingenieurs en geleerden met een uitstekende reputatie en passende deskundigheid en diversiteit, en een evenwichtige samenstelling vertegenwoordigt met betrekking tot gender en de verschillende disciplines. De ERC kan uit een groter reservoir aan talenten en ideeën putten dan nationale initiatieven en stimuleert excellent onderzoek in alle takken van de wetenschap door de manier waarop de beste onderzoekers en de beste ideeën met elkaar concurreren.
Door de ERC gefinancierd grensverleggend onderzoek heeft een aanzienlijk rechtstreeks effect in de vorm van vorderingen op de onontgonnen gebieden van de wetenschap en maakt de weg vrij voor nieuwe en vaak onverwachte wetenschappelijke en technologische resultaten en nieuwe onderzoeksdomeinen. Dit leidt op zijn beurt tot radicaal nieuwe ideeën die innovatie en zakelijke vindingrijkheid stimuleren en sociale uitdagingen aanpakken. De ERC heeft bovendien een aanzienlijk structureel effect aangezien hij de kwaliteit van het Europese onderzoekssysteem ook los van de door de ERC gefinancierde onderzoekers en acties verbetert. Door de ERC gefinancierde acties en onderzoekers maken van grensverleggend onderzoek in Europa een inspirerend streefdoel door het meer aanzien te geven en aantrekkelijker te maken als werkplek en partner voor de beste onderzoekers uit de hele wereld. Het prestige dat gepaard gaat met het onderdak bieden aan door de ERC gefinancierde onderzoekers, leidt tot concurrentie tussen de Europese universiteiten en onderzoeksinstellingen om de aantrekkelijkste voorwaarden voor toponderzoekers te bieden en kan hen onrechtstreeks helpen hun relatieve sterke en zwakke punten te beoordelen en kan tot hervormingen leiden.
Door de ERC gefinancierd grensverleggend onderzoek heeft een aanzienlijk rechtstreeks effect in de vorm van vorderingen op de onontgonnen gebieden van de wetenschap en maakt de weg vrij voor nieuwe en vaak onverwachte wetenschappelijke, technologische en maatschappelijke resultaten en nieuwe onderzoeksdomeinen. Dit leidt op zijn beurt tot radicaal nieuwe ideeën die innovatie en zakelijke vindingrijkheid stimuleren en sociale uitdagingen aanpakken. De ERC heeft bovendien een aanzienlijk structureel effect aangezien hij de kwaliteit van het Europese onderzoekssysteem ook los van de door de ERC gefinancierde onderzoekers en acties verbetert. Door de ERC gefinancierde acties en onderzoekers maken van grensverleggend onderzoek in Europa een inspirerend streefdoel door het meer aanzien te geven en aantrekkelijker te maken als werkplek en partner voor de beste onderzoekers uit de hele wereld. Het prestige dat gepaard gaat met het onderdak bieden aan door de ERC gefinancierde onderzoekers, leidt tot concurrentie tussen de Europese universiteiten en onderzoeksinstellingen om de aantrekkelijkste voorwaarden voor toponderzoekers te bieden en kan hen onrechtstreeks helpen hun relatieve sterke en zwakke punten te beoordelen en kan tot hervormingen leiden.
Sinds de ERC tien jaar geleden is opgericht, is de kloof tussen de VS en de EU-landen kleiner geworden wat onderzoeksprestaties betreft. De ERC financiert een relatief klein percentage van al het Europees onderzoek, maar bereikt daarmee wel een onevenredig groot wetenschappelijk effect. De gemiddelde citatie-impact van het door de ERC ondersteunde onderzoek is vergelijkbaar met die van de beste onderzoeksuniversiteiten ter wereld. De onderzoeksprestaties van de ERC zijn uitzonderlijk goed in vergelijking met de grootste financiers van onderzoek wereldwijd. De ERC financiert veel grensverleggend onderzoek op veel van de onderzoeksgebieden die het meest worden geciteerd, met inbegrip van de snel opkomende gebieden. Hoewel ERC-financiering op grensverleggend onderzoek is gericht, heeft het tot een aanzienlijk aantal patenten geleid.
Sinds de ERC tien jaar geleden is opgericht, is de kloof tussen de VS en de EU-landen kleiner geworden wat onderzoeksprestaties betreft. De ERC financiert een relatief klein percentage van al het Europees onderzoek, maar bereikt daarmee wel een onevenredig groot wetenschappelijk effect. De gemiddelde citatie-impact van het door de ERC ondersteunde onderzoek is vergelijkbaar met die van de beste onderzoeksuniversiteiten ter wereld. De onderzoeksprestaties van de ERC zijn uitzonderlijk goed in vergelijking met de grootste financiers van onderzoek wereldwijd. De ERC financiert veel grensverleggend onderzoek op veel van de onderzoeksgebieden die het meest worden geciteerd, met inbegrip van de snel opkomende gebieden. Hoewel ERC-financiering op grensverleggend onderzoek is gericht, heeft het tot een aanzienlijk aantal patenten geleid.
Er is dus duidelijk bewijs dat de ERC met zijn oproepen uitstekende onderzoekers aantrekt en financiert en de ERC-acties leiden tot een aanzienlijk aantal van de belangrijkste en meest invloedrijke onderzoeksresultaten wereldwijd op opkomende gebieden die doorbraken en grote vorderingen met zich meebrengen. Het werk van ERC-begunstigden is zeer interdisciplinair en ERC-begunstigden werken internationaal samen en maken hun resultaten toegankelijk op alle onderzoeksgebieden, met inbegrip van de sociale wetenschappen en de geesteswetenschappen.
Er is dus duidelijk bewijs dat de ERC met zijn oproepen uitstekende onderzoekers aantrekt en financiert en de ERC-acties leiden tot een aanzienlijk aantal van de belangrijkste en meest invloedrijke onderzoeksresultaten wereldwijd op opkomende gebieden die doorbraken en grote vorderingen met zich meebrengen. Het werk van ERC-begunstigden zal naar verwachting een toenemend interdisciplinair karakter krijgen en ERC-begunstigden werken internationaal samen en maken hun resultaten toegankelijk op alle onderzoeksgebieden, met inbegrip van de sociale wetenschappen en de geesteswetenschappen.
Er zijn ook al bewijzen dat ERC-subsidies wegens het sterke benchmarkeffect ook op de langere termijn een invloed hebben op carrières, op de opleiding van hooggekwalificeerde postdocs en doctoren, op het vergroten van de zichtbaarheid en het prestige van Europees onderzoek en op nationale onderzoekssystemen. Dit effect is bijzonder waardevol in het model van gedistribueerde excellentie van de EU, omdat de status van ERC-financiering kan dienen als een meer betrouwbare indicator van onderzoekskwaliteit dan erkenning op basis van de status van instellingen en deze kan vervangen. Dit maakt het voor individuen, instellingen, regio's en landen mogelijk om initiatieven te nemen en het onderzoek waar zij bijzonder sterk in zijn, op te schalen.
Er zijn ook al bewijzen dat ERC-subsidies wegens het sterke benchmarkeffect ook op de langere termijn een invloed hebben op carrières, op de opleiding van hooggekwalificeerde onderzoekers, houders van een doctorsgraad en postdoctorale graad, op het vergroten van de zichtbaarheid en het prestige van Europees onderzoek en op nationale onderzoekssystemen. Dit effect is bijzonder waardevol in het model van gedistribueerde excellentie van de EU, omdat de status van ERC-financiering kan dienen als een betrouwbare indicator van onderzoekskwaliteit dan erkenning op basis van de status van instellingen en deze kan vervangen. Dit maakt het voor individuen, instellingen, regio's en landen mogelijk om initiatieven te nemen en het onderzoek waar zij bijzonder sterk in zijn, op te schalen.
Amendement 25
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler I – cluster 1 – punt 1.2 – punt 1.2.1
1.2.  Actiegebieden
1.2.  Actiegebieden
1.2.1.  Grensverleggende wetenschap
1.2.1.  Grensverleggende wetenschap
Van door de ERC gefinancierd onderzoek wordt verwacht dat het tot vorderingen op de onontgonnen gebieden van de wetenschap leidt, met wetenschappelijke publicaties van de hoogste kwaliteit, alsook tot onderzoeksresultaten met een groot maatschappelijk en economisch effect en de ERC moet een duidelijk en inspirerend doel stellen voor grensverleggend onderzoek in de EU, in Europa en internationaal. Om de EU aantrekkelijker te maken voor de beste wetenschappers van de wereld, zal de ERC streven naar een meetbare verbetering van het aandeel van de EU in de 1 % meest geciteerde publicaties ter wereld alsook naar een aanzienlijke stijging van het aantal excellente onderzoekers van buiten Europa die de ERC financiert. De ERC-financiering wordt verstrekt op basis van de volgende beproefde beginselen. Het enige criterium voor de toekenning van ERC-subsidies is wetenschappelijke excellentie. De ERC functioneert op basis van een bottom-upbenadering zonder vooraf bepaalde prioriteiten.
Van door de ERC gefinancierd onderzoek wordt verwacht dat het tot vorderingen op de onontgonnen gebieden van de wetenschap leidt, met wetenschappelijke publicaties van de hoogste kwaliteit, alsook tot onderzoeksresultaten met een potentieel groot maatschappelijk, economisch en milieueffect en de ERC moet een duidelijk en inspirerend doel stellen voor grensverleggend onderzoek in de EU, in Europa en internationaal. Om de EU aantrekkelijker te maken voor de beste wetenschappers van de wereld, zal de ERC streven naar een meetbare verbetering van het aandeel van de EU in de 1 % meest geciteerde publicaties ter wereld alsook naar een aanzienlijke stijging van het aantal excellente onderzoekers van buiten Europa die de ERC financiert. De ERC-financiering wordt verstrekt op basis van de volgende beproefde beginselen. Het enige criterium voor de toekenning van ERC-subsidies is wetenschappelijke excellentie. De ERC functioneert op basis van een bottom-upbenadering zonder vooraf bepaalde prioriteiten.
Grote lijnen
Grote lijnen
–  Langetermijnfinanciering om excellente onderzoekers en hun teams te ondersteunen bij baanbrekend en veelbelovend maar riskant onderzoek;
–  Langetermijnfinanciering om excellente onderzoekers en hun teams te ondersteunen bij baanbrekend en veelbelovend maar riskant onderzoek;
–  beginnende onderzoekers met uitstekende ideeën om de overstap naar onafhankelijkheid te maken terwijl zij hun eigen onderzoeksteam of programma consolideren;
–  beginnende onderzoekers met uitstekende ideeën om de overstap naar onafhankelijkheid te maken terwijl zij hun eigen onderzoeksteam of programma consolideren;
–  nieuwe werkwijzen in de wetenschappelijke wereld met het potentieel om baanbrekende resultaten te behalen en het potentieel voor commerciële en sociale innovatie van gefinancierd onderzoek te bevorderen;
–  nieuwe werkwijzen in de wetenschappelijke wereld met het potentieel om baanbrekende resultaten te behalen en het potentieel voor commerciële en sociale innovatie van gefinancierd onderzoek te bevorderen;
–  ervaringen en beste praktijken delen met regionale en nationale agentschappen die onderzoek financieren om de ondersteuning van excellente onderzoekers te bevorderen;
–  ervaringen en beste praktijken delen met regionale en nationale agentschappen alsmede andere organen van de Unie die onderzoek financieren om de ondersteuning van excellente onderzoekers te bevorderen;
–  de zichtbaarheid van de ERC-programma's vergroten.
–  de zichtbaarheid van de ERC-programma's vergroten.
Amendement 26
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler I – cluster 1 – punt 1.3 – punt 1.3.1 – alinea 2 – punt 2 – streepje 4
–  de prestaties van de ERC en de kwaliteit en het effect van het door de ERC gefinancierde onderzoek beoordelen en aanbevelingen voor corrigerende of toekomstige acties doen;
–  de prestaties van de ERC en de kwaliteit en het effect van het door de ERC gefinancierde onderzoek periodiek door derden laten beoordelen en evalueren en dienovereenkomstig aanbevelingen vaststellen en richtsnoeren formuleren voor corrigerende of toekomstige acties;
Amendement 27
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler I – cluster 2 – punt 2.1
2.1.  Motivering
2.1.  Motivering
Europa heeft behoefte aan een fundament aan hooggekwalificeerd en veerkrachtig menselijk kapitaal in onderzoek en innovatie dat zich gemakkelijk kan aanpassen aan en duurzame oplossingen kan vinden voor toekomstige uitdagingen, zoals grote demografische veranderingen in Europa. Om excellentie te verzekeren moeten onderzoekers mobiel zijn, samenwerken en kennis verbreiden over landen, sectoren en disciplines heen, met de juiste combinatie van kennis en vaardigheden om maatschappelijke uitdagingen aan te pakken en innovatie te ondersteunen.
Europa heeft behoefte aan hooggekwalificeerde en veerkrachtige personele middelen in onderzoek en innovatie die zich gemakkelijk kunnen aanpassen aan en duurzame oplossingen kunnen vinden voor toekomstige uitdagingen, zoals grote demografische veranderingen in Europa. Om excellentie te verzekeren moeten onderzoekers mobiel zijn, toegang hebben tot hoogwaardige infrastructuur, samenwerken en kennis verbreiden over landen, sectoren en disciplines heen, met de juiste combinatie van kennis en vaardigheden om maatschappelijke uitdagingen aan te pakken en innovatie te ondersteunen.
Europa is een wetenschappelijke mogendheid met ongeveer 1,8 miljoen onderzoekers, die in duizenden universiteiten, onderzoekscentra en wereldwijd toonaangevende bedrijven werken. De EU zal echter tegen 2027 naar schatting ten minste een miljoen nieuwe onderzoekers moeten opleiden en werk geven om de doelstellingen voor meer investeringen in onderzoek en innovatie te verwezenlijken. In de niet-academische sector is deze behoefte bijzonder acuut. De EU moet haar inspanningen opdrijven om jonge vrouwen en mannen warm te maken voor een carrière in onderzoek, onderzoekers uit derde landen aan te trekken, haar eigen onderzoekers te behouden en Europese onderzoekers die elders werken te herintegreren. Om de excellentie breder te spreiden moeten bovendien de voorwaarden waaronder onderzoekers werken in heel de Europese Onderzoeksruimte (EOR) worden verbeterd. Hiertoe zijn sterkere banden nodig met in het bijzonder de Europese onderwijsruimte, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds (ESF+).
Europa is een wetenschappelijke mogendheid met ongeveer 1,8 miljoen onderzoekers, die in duizenden universiteiten, onderzoekscentra en wereldwijd toonaangevende bedrijven werken. De EU zal echter tegen 2027 naar schatting ten minste een miljoen nieuwe onderzoekers moeten opleiden en werk geven om de doelstellingen voor meer investeringen in onderzoek en innovatie te verwezenlijken. In de niet-academische sector is deze behoefte bijzonder acuut.
De EU moet haar inspanningen opdrijven om jonge vrouwen en mannen warm te maken voor een carrière in onderzoek, onderzoekers uit derde landen aan te trekken, haar eigen onderzoekers te behouden en Europese onderzoekers die elders werken te herintegreren.
Om deze doelstellingen te bereiken, moet ook aandacht worden besteed aan regelingen die onderzoekers van beide geslachten meer flexibiliteit bieden om het evenwicht tussen werk en privéleven te waarborgen.
Mobiliteitsprogramma's moeten ook zorgen voor effectieve gelijke kansen en specifieke maatregelen omvatten om belemmeringen voor de mobiliteit van onderzoekers, met name van vrouwen, uit de weg te ruimen.
Om synergieën te waarborgen en de excellentie breder te spreiden, blijft het Excellentiekeurmerk van toepassing op oproepen in het kader van MSCA en moeten bovendien de voorwaarden waaronder onderzoekers werken in heel de Europese Onderzoeksruimte (EOR) worden verbeterd. Hiertoe zijn sterkere banden nodig met in het bijzonder de Europese onderwijsruimte, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds (ESF+).
Wegens de systemische aard van deze problemen en de grensoverschrijdende inspanningen die moeten worden geleverd om ze op te lossen, kunnen zij het beste op EU-niveau worden aangepakt.
Wegens de systemische aard van deze problemen en de grensoverschrijdende inspanningen die moeten worden geleverd om ze op te lossen, kunnen zij het beste op EU-niveau worden aangepakt.
De Marie Skłodowska-Curie-acties (MSCA) zijn gericht op uitstekend onderzoek dat volledig bottom-up is en staan open voor elk gebied van onderzoek en innovatie, van basisonderzoek tot integratie op de markt en innovatiediensten. Dit omvat ook onderzoeksgebieden die onder het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) vallen. Indien daaraan een specifieke behoefte bestaat en er bijkomende financieringsbronnen beschikbaar worden, kunnen de MSCA zich richten op bepaalde activiteiten in specifieke uitdagingen (met inbegrip van vastgestelde missies), soorten instellingen voor onderzoek en innovatie, of geografische locaties om in te spelen op veranderende vereisten in Europa op het gebied van vaardigheden, onderzoeksopleiding, loopbaanontwikkeling en kennisoverdracht.
De Marie Skłodowska-Curie-acties (MSCA) zijn gericht op uitstekend onderzoek dat volledig bottom-up is en staan open voor elk gebied van onderzoek en innovatie, van basisonderzoek tot integratie op de markt en innovatiediensten. Dit omvat ook onderzoeksgebieden die onder het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) vallen. Indien daaraan een specifieke behoefte bestaat en er bijkomende financieringsbronnen beschikbaar worden, kunnen de MSCA zich richten op bepaalde soorten activiteiten in specifieke uitdagingen (met inbegrip van vastgestelde missies), en bepaalde soorten instellingen voor onderzoek en innovatie, of geografische locaties om in te spelen op veranderende vereisten in Europa op het gebied van vaardigheden, onderzoeksopleiding, loopbaanontwikkeling en kennisoverdracht.
De MSCA zijn het voornaamste instrument op EU-niveau om onderzoekers uit derde landen aan te trekken en leveren zo een belangrijke bijdrage aan de wereldwijde samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie. Het is aangetoond dat de MSCA niet enkel een positieve invloed hebben op individuen, organisaties en het systeem, maar dat zij ook baanbrekende onderzoeksresultaten met een groot effect opleveren en belangrijke bijdragen leveren aan de aanpak van maatschappelijke en strategische uitdagingen. Het baat om op de lange termijn in mensen te investeren, zoals blijkt uit het aantal nobelprijswinnaars die een MSCA-subsidie hebben gekregen of promotor zijn geweest.
De MSCA zijn samen met de ERC de voornaamste instrumenten op EU-niveau om onderzoekers uit derde landen aan te trekken en leveren zo een belangrijke bijdrage aan de wereldwijde samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie. Het is aangetoond dat de MSCA niet enkel een positieve invloed hebben op individuen, organisaties en het systeem, maar dat zij ook baanbrekende onderzoeksresultaten met een groot effect opleveren en belangrijke bijdragen leveren aan de aanpak van maatschappelijke en strategische uitdagingen. Het baat om op de lange termijn in mensen te investeren, zoals blijkt uit het aantal nobelprijswinnaars die een MSCA-subsidie hebben gekregen of promotor zijn geweest.
Door wereldwijde onderzoeksconcurrentie tussen wetenschappers en tussen gastorganisaties in zowel de academische als de niet-academische sector en door het produceren en delen van hoogwaardige kennis over landen, sectoren en disciplines heen, dragen de MSCA met name bij aan de doelstellingen van de agenda voor banen, groei en investeringen, de integrale EU-strategie en de doelen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties.
Door wereldwijde onderzoeksconcurrentie tussen wetenschappers en tussen gastorganisaties in zowel de academische als de niet-academische sector en door het produceren en delen van hoogwaardige kennis over landen, sectoren en disciplines heen, dragen de MSCA met name bij aan de doelstellingen van de agenda voor banen, groei en investeringen, de integrale EU-strategie en de doelen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties.
De MSCA helpen de EOR op wereldschaal doeltreffender, concurrerender en aantrekkelijker te maken. Dit kan worden bereikt door in te zetten op een nieuwe generatie hoogopgeleide onderzoekers en ondersteuning te bieden aan opkomend talent uit de hele EU en daarbuiten; door de verbreiding van nieuwe kennis en ideeën te bevorderen alsook de toepassing ervan op het Europees beleid, de economie en de maatschappij, onder andere door verbeterde communicatie over wetenschap en bewustmakingsmaatregelen; door de samenwerking tussen onderzoeksorganisaties te vergemakkelijken; en door een uitgesproken structurerend effect op de EOR te hebben, te ijveren voor een open arbeidsmarkt en normen vast te stellen voor hoogwaardige opleidingen, aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden en open rekrutering voor alle onderzoekers.
De MSCA helpen de EOR op wereldschaal doeltreffender, concurrerender en aantrekkelijker te maken. Dit kan worden bereikt door in te zetten op een nieuwe generatie hoogopgeleide onderzoekers en ondersteuning te bieden aan opkomend talent uit de hele EU en daarbuiten; door de verbreiding van nieuwe kennis en ideeën te bevorderen alsook de toepassing ervan op het Europees beleid, de economie en de maatschappij, onder andere door verbeterde communicatie over wetenschap en bewustmakingsmaatregelen; door de samenwerking tussen onderzoeksorganisaties te vergemakkelijken; en door een uitgesproken structurerend effect op de EOR te hebben, te ijveren voor een open arbeidsmarkt en normen vast te stellen voor hoogwaardige opleidingen, aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden en open en transparante rekrutering voor alle onderzoekers.
Amendement 28
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler I – cluster 2 – punt 2.2 – punt 2.2.2 – alinea 1
De EU heeft behoefte aan een sterk fundament aan sterke, veerkrachtige en creatieve personele middelen met de juiste combinatie van vaardigheden om in de toekomstige behoeften van de arbeidsmarkt te voorzien, te innoveren en kennis en ideeën om te zetten in producten en diensten die economisch en sociaal voordeel opleveren. Dit kan worden bereikt door onderzoekers op te leiden om hun kernonderzoeksvaardigheden verder te ontwikkelen en hun overdraagbare vaardigheden, zoals een creatieve en ondernemende mentaliteit, te verbeteren. Dit zal hen in staat stellen huidige en toekomstige wereldwijde uitdagingen het hoofd te bieden en hun carrièrevooruitzichten en innovatiepotentieel te verbeteren.
De EU heeft behoefte aan een sterk fundament aan sterke, veerkrachtige en creatieve personele middelen met de juiste combinatie van vaardigheden om in de toekomstige behoeften van de arbeidsmarkt te voorzien, te innoveren en kennis en ideeën om te zetten in producten en diensten die wetenschappelijk, economisch en sociaal voordeel opleveren. Dit kan worden bereikt door onderzoekers op te leiden om hun kernonderzoeksvaardigheden verder te ontwikkelen en hun overdraagbare vaardigheden, zoals een creatieve en ondernemende mentaliteit, te verbeteren, met inbegrip van beter inzicht in de voordelen die normen te bieden hebben bij het op de markt brengen van nieuwe producten en diensten. Dit zal hen in staat stellen huidige en toekomstige wereldwijde uitdagingen het hoofd te bieden en hun carrièrevooruitzichten en innovatiepotentieel te verbeteren. Dit kan, waar nodig, worden bereikt in complementariteit met de onderwijsactiviteiten van het EIT.
Amendement 29
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler I – cluster 2 – punt 2.2 – punt 2.2.3
2.2.3.  Het menselijk kapitaal en de ontwikkeling van vaardigheden in de hele Europese Onderzoeksruimte versterken
2.2.3.  De personele middelen en de ontwikkeling van vaardigheden in de hele Europese Onderzoeksruimte versterken
Om excellentie te bevorderen, de samenwerking tussen onderzoeksorganisaties te stimuleren en een positief structurerend effect te creëren, moeten normen voor kwaliteitsvolle opleidingen, goede arbeidsomstandigheden en een doeltreffende carrièreontwikkeling voor onderzoekers ruimer over de EOR worden verspreid. Dit zal helpen om opleidingsprogramma's en -systemen op het gebied van onderzoek te moderniseren en verbeteren alsook om de aantrekkelijkheid van instellingen wereldwijd te vergroten.
Om excellentie te bevorderen, de samenwerking tussen onderzoeksorganisaties te stimuleren en een positief structurerend effect te creëren, moeten normen voor kwaliteitsvolle opleidingen, goede arbeidsomstandigheden en een doeltreffende carrièreontwikkeling voor onderzoekers ruimer over de EOR worden verspreid. Dit zal helpen om opleidingsprogramma's en -systemen, die in samenwerking met andere onderdelen van Horizon Europa zijn ontwikkeld, op het gebied van onderzoek te moderniseren en verbeteren alsook om de aantrekkelijkheid van instellingen wereldwijd te vergroten.
Grote lijnen
Grote lijnen
–  Onderzoeksprogramma's om excellentie te bevorderen en beste praktijken over instellingen en onderzoeks- en innovatiesystemen te spreiden;
–  Onderzoeksprogramma's om excellentie te bevorderen en beste praktijken over instellingen en onderzoeks- en innovatiesystemen te spreiden;
–  samenwerking, productie en verbreiding van kennis binnen de EU en daarbuiten.
–  samenwerking, productie en verbreiding van kennis binnen de EU en daarbuiten.
Amendement 30
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler I – cluster 2 – punt 2.2 – punt 2.2.5
2.2.5.  De bewustmaking van het publiek bevorderen
2.2.5.  De bewustmaking van het publiek bevorderen
De bekendheid van de activiteiten van het programma en de publieke erkenning van onderzoekers moeten in de hele EU en daarbuiten worden verbeterd om het wereldwijde aanzien van de MSCA te vergroten, een beter begrip van de effecten van het werk van onderzoekers op het dagelijkse leven van de burgers te ontwikkelen en jonge mensen aan te moedigen een onderzoekscarrière te beginnen. Dit kan worden bereikt door middel van een betere verspreiding, benutting en verbreiding van kennis en praktijken.
De bekendheid van de activiteiten van het programma en de publieke erkenning van onderzoekers moeten in de hele EU en daarbuiten worden verbeterd om het wereldwijde aanzien van de MSCA te vergroten, een beter begrip van de effecten van het werk van onderzoekers op het dagelijkse leven van de burgers te ontwikkelen en jonge mensen, met name vrouwen, aan te moedigen een onderzoekscarrière te beginnen. Dit kan worden bereikt door middel van een betere verspreiding, benutting en verbreiding van kennis en praktijken.
Grote lijnen
Grote lijnen
–  Bewustmakingsinitiatieven om interesse in onderzoekscarrières te wekken, vooral bij jonge mensen;
–  Bewustmakingsinitiatieven om interesse in onderzoekscarrières te wekken, vooral bij jonge mensen;
–  bevorderingsactiviteiten om het wereldwijde aanzien, de zichtbaarheid en de bekendheid van de MSCA te vergroten;
–  bevorderingsactiviteiten om het wereldwijde aanzien, de zichtbaarheid en de bekendheid van de MSCA te vergroten;
–  verbreiding en groepering van kennis door projectoverschrijdende samenwerking en andere netwerkingsactiviteiten, zoals een dienst voor alumni.
–  verbreiding en groepering van kennis door projectoverschrijdende samenwerking en andere netwerkingsactiviteiten, zoals een dienst voor alumni en nationale contactpunten.
Amendement 31
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler I – cluster 3 – punt 3.1
3.1.  Motivering
3.1.  Motivering
Geavanceerde onderzoeksinfrastructuren leveren belangrijke diensten aan onderzoeks- en innovatiegemeenschappen en spelen een essentiële rol bij het verleggen van de grenzen van de kennis. Door onderzoeksinfrastructuren op EU-niveau te ondersteunen wordt de realiteit van verstrooide nationale onderzoeksinfrastructuren en geïsoleerde wetenschappelijke excellentie verzacht en wordt de wegens fragmentering beperkte verspreiding van kennis aangepakt.
Geavanceerde onderzoeksinfrastructuren leveren belangrijke diensten aan onderzoeks- en innovatiegemeenschappen en spelen een essentiële rol bij het verleggen van de grenzen van de kennis. Door alle soorten onderzoeksinfrastructuren op EU-niveau te ondersteunen, met inbegrip van kleine en middelgrote infrastructuren en infrastructuren die vanuit het EFRO worden gefinancierd, wordt de realiteit van verstrooide nationale en regionale onderzoeksinfrastructuren het hoofd geboden, wordt geïsoleerde wetenschappelijke excellentie aangevuld en geoptimaliseerd en wordt de verspreiding van kennis verhoogd.
Het algemene doel is Europa te voorzien van duurzame onderzoeksinfrastructuren van wereldklasse die voor alle onderzoekers binnen en buiten Europa toegankelijk zijn en die de mogelijkheden voor wetenschappelijke vooruitgang en innovatie volledig benutten. De vermindering van de fragmentering van het ecosysteem voor onderzoek en innovatie, het vermijden van dubbel werk en de betere coördinatie van de ontwikkeling en het gebruik van onderzoeksinfrastructuren zijn belangrijke doelstellingen. Het is van cruciaal belang om de open toegang tot onderzoeksinfrastructuren voor alle Europese onderzoekers te ondersteunen alsook, door middel van de Europese open wetenschapscloud, meer toegang tot digitale onderzoekshulpmiddelen, waarbij met name de momenteel gebrekkige toepassing van praktijken op het gebied van open wetenschap en open gegevens moet worden aangepakt. De EU moet eveneens de snel toenemende wereldwijde strijd om talent aanpakken door onderzoekers uit derde landen aan te trekken om met Europese onderzoeksinfrastructuren van wereldklasse samen te werken. Een andere belangrijke doelstelling is het vergroten van de concurrentiekracht van de Europese industrie en het ondersteunen van belangrijke technologieën en diensten die voor onderzoeksinfrastructuren en hun gebruikers van belang zijn om zo de voorwaarden voor het leveren van innovatieve oplossingen te verbeteren.
Het algemene doel is Europa te voorzien van duurzame onderzoeksinfrastructuren van wereldklasse die voor alle onderzoekers en innovators binnen en buiten Europa toegankelijk zijn en die de mogelijkheden voor wetenschappelijke vooruitgang en innovatie volledig benutten. De vermindering van de fragmentering van het ecosysteem voor onderzoek en innovatie, het zorgen voor voortdurende modernisering, het vermijden van dubbel werk en de betere coördinatie van de ontwikkeling, het gebruik en de toegankelijkheid van onderzoeksinfrastructuren zijn belangrijke doelstellingen.
Het is tevens van cruciaal belang om de open toegang tot onderzoeksinfrastructuren voor alle Europese onderzoekers te ondersteunen alsook, door middel van de Europese open wetenschapscloud, meer toegang tot digitale onderzoekshulpmiddelen, waarbij met name de momenteel gebrekkige toepassing van praktijken op het gebied van open wetenschap en open gegevens moet worden aangepakt. De EU moet eveneens de snel toenemende wereldwijde strijd om talent aanpakken door onderzoekers uit derde landen aan te trekken om met Europese onderzoeksinfrastructuren van wereldklasse samen te werken. Een andere belangrijke doelstelling is het vergroten van de concurrentiekracht van de Europese industrie en het ondersteunen van belangrijke technologieën en diensten die voor onderzoeksinfrastructuren en hun gebruikers van belang zijn om zo de voorwaarden voor het leveren en gebruiken van innovatieve oplossingen te verbeteren.
Kaderprogramma's uit het verleden hebben een aanzienlijke bijdrage geleverd aan het efficiëntere en doeltreffendere gebruik van nationale infrastructuren en hebben met het Europees Strategieforum voor onderzoeksinfrastructuren (Esfri) een coherente en strategische benadering van beleidsvorming inzake pan-Europese onderzoeksinfrastructuren ontwikkeld. Deze strategische benadering heeft duidelijke voordelen opgeleverd, waaronder de vermindering van dubbel werk met een efficiënter gebruik van middelen en de standaardisering van processen en procedures.
Kaderprogramma's uit het verleden hebben een aanzienlijke bijdrage geleverd aan het efficiëntere en doeltreffendere gebruik van nationale infrastructuren en aan de opheffing van belemmeringen voor transnationaal gebruik, en hebben met het Europees Strategieforum voor onderzoeksinfrastructuren (Esfri) een coherente en strategische benadering van beleidsvorming inzake pan-Europese onderzoeksinfrastructuren ontwikkeld. Deze strategische benadering heeft duidelijke voordelen opgeleverd, waaronder de vermindering van dubbel werk met een efficiënter gebruik van middelen en de standaardisering en harmonisering van processen en procedures. Het versterken en openstellen van bestaande excellente O&I-netwerken en, waar nodig, het creëren van nieuwe netwerken zal eveneens een prioriteit zijn onder deze rubriek.
Door de EU ondersteunde activiteiten zullen toegevoegde waarde opleveren door middel van: de consolidering en optimalisering van bestaande onderzoeksinfrastructuren in combinatie met inspanningen om nieuwe infrastructuren te ontwikkelen; het gebruik van de Europese open wetenschapscloud als een doeltreffende schaalbare en duurzame omgeving voor op gegevens gebaseerd onderzoek; het onderling verbinden van nationale en regionale netwerken voor onderzoek en opleiding, het verbeteren en veilig stellen van netwerkinfrastructuur met hoge capaciteit voor grote hoeveelheden gegevens en toegang tot digitale hulpbronnen over grenzen en domeinen heen; het overwinnen van grenzen die de toegang van de beste onderzoeksteams tot de beste diensten van onderzoeksinfrastructuren in de EU verhinderen; de bevordering van het innovatiepotentieel van onderzoeksinfrastructuren, waarbij de nadruk ligt op de ontwikkeling van technologieën en gezamenlijke innovatie alsook op een groter gebruik van onderzoeksinfrastructuren door de industrie.
Door de EU ondersteunde activiteiten zullen toegevoegde waarde opleveren door middel van: de consolidering en optimalisering van bestaande onderzoeksinfrastructuren, waaronder e-infrastructuren, in combinatie met inspanningen om nieuwe infrastructuren te ontwikkelen; het gebruik van de Europese open wetenschapscloud als een doeltreffende schaalbare en duurzame omgeving voor op gegevens gebaseerd onderzoek, het onderling verbinden van nationale en regionale netwerken voor onderzoek en opleiding, het verbeteren en veilig stellen van netwerkinfrastructuur met hoge capaciteit voor grote hoeveelheden gegevens en toegang tot digitale hulpbronnen over grenzen en domeinen heen; het overwinnen van grenzen die de toegang van de beste onderzoeksteams tot de beste diensten van onderzoeksinfrastructuren in de EU verhinderen; de bevordering van het innovatiepotentieel van onderzoeksinfrastructuren, waarbij de nadruk ligt op de ontwikkeling van technologieën en gezamenlijke innovatie alsook op een groter gebruik van onderzoeksinfrastructuren door de industrie.
Bovendien moet de internationale dimensie van de onderzoeksinfrastructuren van de EU worden versterkt en moet een nauwere samenwerking met internationale tegenhangers worden bevorderd alsook internationale deelname aan Europese onderzoeksinfrastructuren met het oog op wederzijds voordeel.
Bovendien moet de internationale dimensie van de onderzoeksinfrastructuren van de EU worden versterkt en moet een nauwere samenwerking en connectiviteit met en toegang tot internationale tegenhangers worden bevorderd alsook internationale deelname aan Europese onderzoeksinfrastructuren met het oog op wederzijds voordeel.
De activiteiten zullen bijdragen tot verschillende doelen voor duurzame ontwikkeling (Sustainable Development Goals; SDG's), zoals: SDG 3 – een goede gezondheid en welzijn voor mensen; SDG 7 – betaalbare en schone energie; SDG 9 – industrie, innovatie en infrastructuur; SDG 13 – klimaatactie.
De activiteiten zullen bijdragen tot verschillende doelen voor duurzame ontwikkeling (Sustainable Development Goals; SDG's), zoals: SDG 3 – een goede gezondheid en welzijn voor mensen; SDG 7 – betaalbare en schone energie; SDG 9 – industrie, innovatie en infrastructuur; SDG 13 – klimaatactie.
Amendement 32
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler I – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.1
3.2.1.  Het landschap van de Europese onderzoeksinfrastructuren consolideren
3.2.1.  Het landschap van de Europese onderzoeksinfrastructuren consolideren
De vaststelling, de exploitatie en de duurzaamheid op de lange termijn van door het Esfri aangeduide onderzoeksinfrastructuren zijn van essentieel belang voor de EU om een leidende positie in grensverleggend onderzoek, het genereren en gebruiken van kennis en de concurrentiekracht van de bedrijfstakken te verzekeren.
De vaststelling, de exploitatie en de duurzaamheid op de lange termijn van onderzoeksinfrastructuren, met inbegrip van door het Esfri aangeduide onderzoeksinfrastructuren, alsook de hogere mate van betrokkenheid ervan in de excellente projecten in het kader van Horizon Europa, zijn van essentieel belang voor de EU om een leidende positie in grensverleggend onderzoek, het genereren en gebruiken van kennis en de concurrentiekracht van de bedrijfstakken te verzekeren.
De Europese open wetenschapscloud moet een doeltreffend en alomvattend kanaal worden voor de levering van diensten van onderzoeksinfrastructuren en moet Europese onderzoeksgemeenschappen de volgende generatie gegevensdiensten bieden voor het verzamelen, opslaan, verwerken (bijv. diensten voor analyse, simulatie en visualisatie) en delen van wetenschappelijke big data. De Europese open wetenschapscloud moet onderzoekers in Europa eveneens toegang bieden tot de meeste door onderzoeksinfrastructuren gegenereerde en verzamelde gegevens alsook tot HPC en in het kader van de Europese data-infrastructuur (EDI)2 ingezette exascale-hulpmiddelen.
De Europese open wetenschapscloud moet een doeltreffend en alomvattend kanaal worden voor de levering van diensten van onderzoeksinfrastructuren en moet Europese onderzoeksgemeenschappen in staat stellen de volgende generatie gegevensdiensten te ontwikkelen voor het verzamelen, opslaan, verwerken (bijv. diensten voor analyse, simulatie en visualisatie) en delen van wetenschappelijke big data. De Europese open wetenschapscloud moet onderzoekers in Europa eveneens diensten bieden ter bevordering van de opslag en verwerking van de meeste gegevens die worden gegenereerd en verzameld door onderzoekers binnen en buiten de onderzoeksinfrastructuren en moet tevens toegang bieden tot HPC en in het kader van de Europese data-infrastructuur (EDI)2 ingezette exascale-hulpmiddelen.
Het pan-Europese netwerk voor onderzoek en opleiding zal onderzoeksinfrastructuren en onderzoekshulpmiddelen verbinden en de toegang ertoe op afstand mogelijk maken door te zorgen voor interconnectiviteit op EU-niveau tussen universiteiten, onderzoeksinstellingen en onderzoeks- en innovatiegemeenschappen alsook voor internationale contacten met andere partnernetwerken in de hele wereld.
Het pan-Europese netwerk voor onderzoek en opleiding zal onderzoeksinfrastructuren en onderzoekshulpmiddelen verbinden en de toegang ertoe op afstand mogelijk maken door te zorgen voor interconnectiviteit op EU-niveau tussen universiteiten, onderzoeksinstellingen en onderzoeks- en innovatiegemeenschappen alsook voor internationale contacten met andere partnernetwerken in de hele wereld.
Grote lijnen
Grote lijnen
–  De levenscyclus van pan-Europese onderzoeksinfrastructuren door het ontwerp van nieuwe onderzoeksinfrastructuren; de voorbereidings- en uitvoeringsfase ervan, de exploitatie ervan in de beginfase in complementariteit met andere financieringsbronnen, alsook de consolidering en optimalisering van het ecosysteem van onderzoeksinfrastructuren door de Esfri-mijlpalen te monitoren en dienstenovereenkomsten, fusies of buitenbedrijfstelling van pan-Europese onderzoeksinfrastructuren te vergemakkelijken;
–  De levenscyclus van pan-Europese onderzoeksinfrastructuren door het ontwerp van nieuwe onderzoeksinfrastructuren; de voorbereidings- en uitvoeringsfase ervan, de exploitatie ervan in de beginfase in complementariteit met andere financieringsbronnen, alsook de consolidering en optimalisering van het ecosysteem van onderzoeksinfrastructuren door de Esfri-mijlpalen te monitoren en dienstenovereenkomsten, fusies of buitenbedrijfstelling van pan-Europese onderzoeksinfrastructuren te vergemakkelijken;
–  de Europese open wetenschapscloud, met inbegrip van: schaalbaarheid en duurzaamheid van het toegangskanaal; een effectieve federatie van Europese, nationale, regionale en institutionele hulpbronnen; de evolutie ervan op technisch en beleidsvlak om aan nieuwe onderzoeksbehoeften en -vereisten te voldoen (bijv. gebruik van sets gevoelige gegevens, privacy door ontwerp); interoperabiliteit van gegevens en naleving van de FAIR-beginselen; en een brede gebruikersbasis;
–  de Europese open wetenschapscloud, met inbegrip van: schaalbaarheid en duurzaamheid van het toegangskanaal; een effectieve federatie van Europese, nationale, regionale en institutionele hulpbronnen; de evolutie ervan op technisch en beleidsvlak om aan nieuwe onderzoeksbehoeften en -vereisten te voldoen (bijv. gebruik van sets gevoelige gegevens, privacy door ontwerp); interoperabiliteit van gegevens en naleving van de FAIR-beginselen; en een brede gebruikersbasis;
–  het pan-Europese onderzoeks- en opleidingsnetwerk dat de Europese open wetenschapscloud en de Europese data-infrastructuur ondersteunt en het leveren van HPC-/gegevensdiensten mogelijk maakt in een cloudgebaseerde omgeving die extreem grote datasets en verwerkingsprocessen aankan.
–  het pan-Europese onderzoeks- en opleidingsnetwerk dat de Europese open wetenschapscloud en de Europese data-infrastructuur ondersteunt en het leveren van HPC-/gegevensdiensten mogelijk maakt in een cloudgebaseerde omgeving die extreem grote datasets en verwerkingsprocessen aankan.
__________________
__________________
2 De Europese data-infrastructuur zal de Europese open wetenschapscloud ondersteunen door capaciteit voor high-performance computing van wereldklasse, connectiviteit met hoge snelheid en geavanceerde gegevens- en softwarediensten te leveren.
2 De Europese data-infrastructuur zal de Europese open wetenschapscloud ondersteunen door capaciteit voor high-performance computing van wereldklasse, connectiviteit met hoge snelheid en geavanceerde gegevens- en softwarediensten te leveren.
Amendement 33
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler I – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.2
3.2.2.  Onderzoeksinfrastructuren openen, integreren en onderling verbinden
3.2.2.  Onderzoeksinfrastructuren openen, integreren en onderling verbinden
Het onderzoekslandschap zal aanzienlijk verbeterd worden door ervoor te zorgen dat belangrijke internationale, nationale en regionale onderzoeksinfrastructuren open zijn voor alle onderzoekers in de EU en door de diensten van de onderzoeksinfrastructuren indien nodig te integreren om de toegangsvoorwaarden te harmoniseren, de dienstverlening te verbeteren en te vergroten en een gemeenschappelijke ontwikkelingsstrategie voor hightechonderdelen en geavanceerde diensten aan te moedigen door innovatie-acties.
Het onderzoekslandschap zal aanzienlijk verbeterd worden door ervoor te zorgen dat belangrijke internationale, nationale en regionale onderzoeksinfrastructuren open zijn voor alle onderzoekers en innovators in de EU en door de diensten van de onderzoeksinfrastructuren indien nodig te integreren om de toegangsvoorwaarden te harmoniseren, de dienstverlening te verbeteren en te vergroten en een gemeenschappelijke ontwikkelingsstrategie voor hightechonderdelen en geavanceerde diensten aan te moedigen door innovatie-acties.
Grote lijnen
Grote lijnen
–  Netwerken die nationale en regionale financiers van onderzoeksinfrastructuren samenbrengen om de transnationale toegang voor onderzoekers te co-financieren;
–  Netwerken die nationale en regionale financiers van onderzoeksinfrastructuren samenbrengen om de transnationale toegang voor onderzoekers te co-financieren;
–  netwerken van pan-Europese, nationale en regionale onderzoeksinfrastructuren die wereldwijde uitdagingen aanpakken op het gebied van de verlening van toegang aan onderzoekers en op het gebied van harmonisering en verbetering van de diensten van de infrastructuren;
–  netwerken van pan-Europese, nationale en regionale onderzoeksinfrastructuren, met inbegrip van kleine en middelgrote onderzoeksinfrastructuren, op het gebied van de verlening van toegang aan onderzoekers en op het gebied van harmonisering en verbetering van de diensten van de infrastructuren;
–  geïntegreerde netwerken van onderzoeksinfrastructuren voor de ontwikkeling en uitvoering van een gemeenschappelijke strategie/routekaart voor technologische ontwikkeling die nodig is om hun diensten door middel van partnerschappen met de industrie te verbeteren; alsook hightechonderdelen op gebieden zoals wetenschappelijke instrumenten; en voor de stimulering van het gebruik van onderzoeksinfrastructuren door de industrie, bijvoorbeeld als testvoorzieningen.
–  geïntegreerde netwerken van onderzoeksinfrastructuren voor de ontwikkeling en uitvoering van een gemeenschappelijke strategie/routekaart voor technologische ontwikkeling die nodig is om hun diensten door middel van partnerschappen met de industrie te verbeteren; alsook hightechonderdelen op gebieden zoals wetenschappelijke instrumenten; en voor de stimulering van het gebruik van onderzoeksinfrastructuren door de industrie, bijvoorbeeld als testvoorzieningen.
Amendement 34
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II
WERELDWIJDE UITDAGINGEN EN INDUSTRIEEL CONCURRENTIEVERMOGEN
WERELDWIJDE UITDAGINGEN EN EUROPEES INDUSTRIEEL CONCURRENTIEVERMOGEN
Veel van de uitdagingen waarmee de EU wordt geconfronteerd, zijn ook wereldwijde uitdagingen. De schaal en complexiteit van de problemen zijn enorm; om oplossingen te vinden zijn dan ook de gepaste geldmiddelen, hulpbronnen en inspanningen nodig. Het is precies op deze gebieden dat de EU moet samenwerken: slim, flexibel en eensgezind ten voordele en voor het welzijn van de burgers.
In een onderling verbonden wereld zijn veel van de uitdagingen waarmee de EU wordt geconfronteerd, ook wereldwijde uitdagingen. De schaal en complexiteit van de problemen zijn enorm; om oplossingen te vinden zijn dan ook de gepaste financiële en personele middelen en inspanningen nodig. Het is precies op deze gebieden dat de EU moet samenwerken: slim, flexibel en eensgezind ten voordele en voor het welzijn van de burgers.
Er kan een groter effect worden bereikt door de acties af te stemmen op andere naties en regio's van de wereld binnen een ongezien internationaal samenwerkingsinitiatief in overeenstemming met de doelen voor duurzame ontwikkeling en de Klimaatovereenkomst van Parijs. Partners uit de hele wereld zullen worden uitgenodigd om op basis van wederzijds voordeel mee te werken aan de inspanningen van de EU als integraal onderdeel van onderzoek en innovatie voor duurzaamheid.
Er kan een groter effect worden bereikt door de acties af te stemmen op andere naties en regio's van de wereld binnen een ongezien internationaal samenwerkingsinitiatief zoals vastgesteld in de doelen voor duurzame ontwikkeling en de Klimaatovereenkomst van Parijs. Partners uit de hele wereld zullen worden uitgenodigd om op basis van wederzijds voordeel mee te werken aan de inspanningen van de EU als integraal onderdeel van onderzoek en innovatie voor duurzaamheid.
Onderzoek en innovatie zijn belangrijke drijvende krachten achter duurzame groei en industriële concurrentiekracht en zij zullen bijdragen aan het vinden van oplossingen voor de problemen van vandaag om zo snel mogelijk de negatieve en gevaarlijke trend waarbij economische ontwikkeling, het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en sociale problemen met elkaar verbonden zijn, om te keren en in nieuwe zakelijke mogelijkheden om te zetten.
Onderzoek en innovatie zijn belangrijke drijvende krachten achter duurzame ontwikkeling, waaronder groei en industriële concurrentiekracht en zij zullen bijdragen aan het vinden van oplossingen voor de problemen van vandaag om zo snel mogelijk de negatieve en gevaarlijke trend waarbij economische ontwikkeling, het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en sociale problemen met elkaar verbonden zijn, om te keren en in banen en nieuwe, duurzame zakelijke mogelijkheden en economische, sociale en milieu-ontwikkeling om te zetten.
De EU zal hier als gebruiker en producent van technologieën en industrieën baat bij hebben en aantonen hoe een moderne geïndustrialiseerde, duurzame, inclusieve, open en democratische maatschappij en economie kunnen functioneren en zich kunnen ontwikkelen. De toenemende economische/milieugerelateerde/sociale voorbeelden van de duurzame industriële economie van de toekomst zullen worden bevorderd en gestimuleerd, zowel voor gezondheid en welzijn voor iedereen; als voor veerkrachtige, inclusieve en veilige maatschappijen; als voor beschikbare schone energie en mobiliteit; als voor een gedigitaliseerde economie en samenleving; als voor een transdisciplinaire en creatieve industrie; als voor ruimte-, zee- of landgebaseerde oplossingen; als voor oplossingen op het gebied van voedsel en voeding; als voor duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, de bescherming van het klimaat en aanpassing aan klimaatverandering, die allemaal welvaart creëren en voor kwaliteitsvolle banen zorgen. Een industriële transformatie zal van cruciaal belang zijn.
De EU zal hier als gebruiker en producent van kennis, technologieën en industrieën baat bij hebben. Zij kan aantonen hoe een moderne geïndustrialiseerde, duurzame, inclusieve, open en democratische maatschappij en economie kunnen functioneren en zich kunnen ontwikkelen. De toenemende economische/milieugerelateerde/sociale voorbeelden van de duurzame industriële economie van de toekomst zullen worden bevorderd en gestimuleerd, zowel voor gezondheid en welzijn voor iedereen; als voor inclusieve en creatieve maatschappijen; of veilige maatschappijen; als voor beschikbare schone energie en mobiliteit; als voor een gedigitaliseerde economie en samenleving; als voor een transdisciplinaire en doeltreffende industrie; als voor ruimte-, zee- of landgebaseerde oplossingen; als voor oplossingen op het gebied van voedsel en voeding; als voor duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, de bescherming van het klimaat en beperking van klimaatverandering, die allemaal welvaart creëren en voor kwaliteitsvolle banen zorgen. Een industriële transformatie zal van cruciaal belang zijn.
Onderzoek en innovatie in het kader van deze pijler van Horizon Europa wordt in vijf activiteitenclusters geïntegreerd. Deze investeringen zijn niet op sectoren gericht, maar beogen systemische veranderingen voor onze samenleving en economie volgens een duurzaamheidsvector. Deze veranderingen kunnen enkel worden verwezenlijkt als alle actoren, zowel particuliere als publieke, onderzoek en innovatie co-ontwerpen en cocreëren, en eindgebruikers, wetenschappers, technici, producenten, innovators, bedrijven, onderwijsdeskundigen, burgers en maatschappelijke organisaties worden samengebracht. Geen enkele van de thematische clusters is dus voor slechts één groep actoren bestemd.
Onderzoek en innovatie in het kader van deze pijler van Horizon Europa wordt in vijf activiteitenclusters geïntegreerd. Deze investeringen zijn niet op sectoren gericht, maar beogen systemische veranderingen voor onze samenleving en economie volgens een inclusiviteits- en duurzaamheidsvector. Deze veranderingen kunnen enkel worden verwezenlijkt als alle actoren, zowel particuliere als publieke, onderzoek en innovatie co-ontwerpen en cocreëren, en eindgebruikers, onderzoekers, wetenschappers, technici, ontwerpers, producenten, innovators, bedrijven, onderwijsdeskundigen, burgers en maatschappelijke organisaties worden samengebracht. Geen enkele van de thematische clusters is dus voor slechts één groep actoren bestemd.
Clusters zullen de creatie van kennis ondersteunen in alle stadia van de ontwikkeling, met inbegrip van onderzoeksactiviteiten in een vroeg stadium, aangevuld met transversale steun voor ambitieuze, grootschalige onderzoeksinitiatieven op lange termijn die gericht zijn op toekomstige en opkomende technologieën (FET-vlaggenschepen) die in het kader van het vorige kaderprogramma zijn gestart: Human Brain Project, Graphene, Quantum Technologies en Future Battery Technologies.
De clusters zullen digitale, opkomende en sleuteltechnologieën ontwikkelen en toepassen als onderdeel van een gemeenschappelijke strategie om het industriële leiderschap van de EU te bevorderen. In voorkomend geval zal van ruimtegegevens en -diensten gebruik worden gemaakt.
De clusters zullen ook digitale, toekomstige opkomende en sleuteltechnologieën ontwikkelen en toepassen als onderdeel van een gemeenschappelijke strategie om het industriële leiderschap van de EU te bevorderen. In voorkomend geval zal van ruimtegegevens en -diensten gebruik worden gemaakt.
Er zal ondersteuning worden geboden om technologie van het laboratorium naar de markt te brengen en toepassingen te ontwikkelen, met inbegrip van proefproductielijnen en demonstratiemodellen, en maatregelen om de aanvaarding op de markt en de betrokkenheid van de particuliere sector te stimuleren. Er zullen zo veel mogelijk synergieën met andere programma's tot stand worden gebracht.
Er zal ondersteuning worden geboden om technologie van het laboratorium naar de markt te brengen en toepassingen te ontwikkelen, met inbegrip van proefproductielijnen en demonstratiemodellen, en maatregelen om de aanvaarding op de markt en de betrokkenheid van de particuliere sector te stimuleren. Er zullen zo veel mogelijk synergieën met andere delen van Horizon Europa, met name het EIT, en andere programma's tot stand worden gebracht.
De clusters zullen de snelle introductie in de EU van baanbrekend innovaties stimuleren door een breed gamma aan geïntegreerde activiteiten, met inbegrip van communicatie, verspreiding en exploitatie, standaardisering en ondersteuning van niet-technologische innovatie en innovatieve afleveringsmechanismen, en zullen innovatievriendelijke maatschappelijke, regelgevings- en marktomstandigheden, zoals de innovatiedeals, helpen creëren. Er zullen kanalen voor uit onderzoek en innovatie voortvloeiende innovatieve oplossingen worden vastgesteld die op publieke en particuliere investeerders en op andere relevante nationale en EU-programma's zijn gericht.
De clusters zullen de snelle introductie in de EU van baanbrekende innovaties stimuleren, en tegelijk het effect ervan op de maatschappij bestuderen, door een breed gamma aan geïntegreerde activiteiten, met inbegrip van communicatie, verspreiding en exploitatie, standaardisering en ondersteuning van niet-technologische innovatie en innovatieve afleveringsmechanismen, en zullen innovatievriendelijke maatschappelijke, regelgevings- en marktomstandigheden, zoals de innovatiedeals, helpen creëren. Er zullen kanalen voor uit onderzoek en innovatie voortvloeiende innovatieve oplossingen worden vastgesteld die op het aantrekken van bijkomende publieke en particuliere investeerders en op andere relevante nationale en EU-programma's zijn gericht.
In het kader van de tweede pijler zal bijzondere aandacht worden besteed aan de ondersteuning van kmo's via samenwerkingsverbanden en via een specifiek op subsidies gebaseerd kmo-instrument met één begunstigde. Alle clusters wijden een passend bedrag aan het kmo-instrument, dat volledig "bottom-up" zal zijn, waarbij doorlopende openbare oproepen met een aantal afsluitingsdata worden gepubliceerd die uitsluitend bestemd zijn voor incrementele innovatie. Alleen kmo's kunnen financiële middelen aanvragen, ook in het kader van samenwerkingsverbanden en onderaanneming. De projecten moeten een duidelijke Europese dimensie hebben en bijdragen tot de toegevoegde waarde van de EU.
De steun via het kmo-instrument zal in drie fasen worden verleend volgens het model van Horizon Europa:
–  Fase 1: Concept en haalbaarheidsbeoordeling:
aan kleine en middelgrote ondernemingen wordt financiering verstrekt om als voorbereiding op een innovatieproject de wetenschappelijke of technische haalbaarheid en het commerciële potentieel van een nieuw idee ("proof of concept") te toetsen. Indien deze beoordeling positief is – de koppeling tussen het thema van het project en de mogelijke behoeften van gebruiker/koper is daarin een belangrijk punt – kan steun worden verleend in de volgende fase(n).
–  Fase 2: O&I, demonstratie, markttoepassing:
met de nodige aandacht voor het concept van "innovatievouchers" wordt steun verleend voor onderzoek en ontwikkeling, met bijzondere aandacht voor demonstratie (tests, ontwikkeling van prototypes, schaalvergrotingsstudies, ontwerp, innovatieve proefprocessen, producten en diensten, validatie, prestatietoetsen, enz.) en markttoepassing, waarbij de betrokkenheid van eindgebruikers of potentiële klanten wordt aangemoedigd. Met innovatievouchers zal de deelname van jonge ondernemers worden gestimuleerd.
–  Fase 3: Commercialisering:
deze fase, waarin alleen voor ondersteunende activiteiten rechtstreekse financiële steun wordt verleend, is gericht op de vergemakkelijking van de toegang tot particulier kapitaal en omgevingen die bevorderlijk zijn voor innovatie. Er wordt voorzien in koppelingen met de EIC en InvestEU. Kmo's kunnen tevens profiteren van ondersteunende maatregelen als het vormen van netwerken, opleiding, coaching en adviesverlening. Bovendien kan deze fase aanknopen bij maatregelen ter bevordering van gunning van precommerciële opdrachten en opdrachten voor innovatieve oplossingen.
Amendement 35
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 1 – punt 1.1
1.1.  Motivering
1.1.  Motivering
Volgens de Europese pijler van sociale rechten heeft iedereen recht op tijdige toegang tot betaalbare preventieve en curatieve gezondheidszorg van goede kwaliteit. Dit bevestigt de inzet van de EU voor de doelen voor duurzame ontwikkeling van de VN waarbij de universele gezondheidszorg tegen 2030 voor iedereen en op elke leeftijd toegankelijk moet zijn, niemand aan zijn lot wordt overgelaten en een einde wordt gemaakt aan vermijdbare sterfgevallen.
Volgens de Europese pijler van sociale rechten heeft iedereen recht op tijdige toegang tot betaalbare preventieve en curatieve gezondheidszorg van goede kwaliteit. Dit bevestigt de inzet van de EU voor de doelen voor duurzame ontwikkeling van de VN waarbij de universele gezondheidszorg tegen 2030 voor iedereen en op elke leeftijd toegankelijk moet zijn, niemand aan zijn lot wordt overgelaten en een einde wordt gemaakt aan vermijdbare sterfgevallen.
Een gezonde bevolking is essentieel voor een stabiele, duurzame en inclusieve maatschappij en verbeteringen op het vlak van gezondheid zijn van cruciaal belang om de armoede terug te dringen, de sociale vooruitgang en welvaart te bevorderen en de economische groei te vergroten. Volgens de OESO gaat een verbetering van de levensverwachting van 10 % ook gepaard met een stijging van de economische groei van 0,3-0,4 % per jaar. De levensverwachting in de EU is sinds de oprichting ervan met twaalf jaar gestegen wegens enorme verbeteringen op het vlak van levenskwaliteit, onderwijs en gezondheid van en zorg voor de burgers. In 2015 was de algemene levensverwachting bij de geboorte 80,6 jaar in de EU ten opzichte van 71,4 jaar wereldwijd. In de voorbije jaren is de levensverwachting in de EU gemiddeld met drie maanden per jaar gestegen.
Een gezonde bevolking is essentieel voor een stabiele, duurzame en inclusieve maatschappij en verbeteringen op het vlak van gezondheid zijn van cruciaal belang om de armoede terug te dringen, de sociale vooruitgang en welvaart te bevorderen en de economische groei te vergroten. Volgens de OESO gaat een verbetering van de levensverwachting van 10 % ook gepaard met een stijging van de economische groei van 0,3-0,4 % per jaar. De levensverwachting in de EU is sinds de oprichting ervan met twaalf jaar gestegen wegens enorme verbeteringen op het vlak van levenskwaliteit, onder meer op het gebied van onderwijs en gezondheid. In 2015 was de algemene levensverwachting bij de geboorte 80,6 jaar in de EU ten opzichte van 71,4 jaar wereldwijd. In de voorbije jaren is de levensverwachting in de EU gemiddeld met drie maanden per jaar gestegen.
Onderzoek en innovatie op het gebied van gezondheid hebben een grote rol gespeeld bij het bereiken van dit resultaat maar ook bij de verbetering van de productiviteit en kwaliteit in de gezondheids- en zorgindustrie. De EU krijgt echter voortdurend te maken met nieuwe, opkomende of aanhoudende uitdagingen die een gevaar vormen voor de burgers en de volksgezondheid, de duurzaamheid van de systemen voor gezondheidszorg en sociale bescherming en de concurrentiekracht van de gezondheids- en zorgindustrie. De grote uitdagingen op het gebied van gezondheid in de EU omvatten: het gebrek aan doeltreffende gezondheidsbevordering en ziektepreventie; de toename van niet-overdraagbare ziekten; de uitbreiding van antimicrobiële resistentie en het opkomen van infectieuze epidemieën; de toegenomen milieuverontreiniging; aanhoudende ongelijkheid op het gebied van gezondheid tussen en binnen landen waarbij kansarme personen en personen in kwetsbare levensstadia onevenredig worden benadeeld; het opsporen, begrijpen, beheersen, voorkomen en beperken van gezondheidsrisico's in een snel veranderende sociale, stedelijke en natuurlijke omgeving; de toenemende kostprijs van Europese gezondheidsstelsels en de toename van gepersonaliseerde geneeskunde en digitalisering op het gebied van gezondheid en zorg; en de toenemende druk op de Europese gezondheids- en zorgindustrie om concurrerend te blijven ten opzichte van nieuwe en opkomende wereldwijde spelers door gezondheidsinnovaties te ontwikkelen.
Onderzoek en innovatie op het gebied van gezondheid hebben een grote rol gespeeld bij het bereiken van dit resultaat maar ook bij de verbetering van de productiviteit en kwaliteit in de gezondheids- en zorgindustrie en bij het verschaffen van de kennisbasis voor gezondere mensen en voor betere patiëntenzorg. Gezondheidsonderzoek heeft unieke kenmerken, doordat het nauw samenhangt en interageert met innovatie, patiëntenzorg en volksgezondheid, en plaatsvindt in een multidisciplinaire omgeving met een complexe regelgeving.
De EU krijgt echter voortdurend te maken met nieuwe, opkomende of aanhoudende uitdagingen die een gevaar vormen voor de burgers en de volksgezondheid, de duurzaamheid van de systemen voor gezondheidszorg en sociale bescherming en de concurrentiekracht van de gezondheids- en zorgindustrie. De grote uitdagingen op het gebied van gezondheid in de EU omvatten: het toenemende aantal gevallen van kanker; het gebrek aan doeltreffende gezondheidsbevordering en ziektepreventie; de toename van niet-overdraagbare ziekten; de uitbreiding van antimicrobiële resistentie en het opkomen van infectieuze epidemieën; de toegenomen milieuverontreiniging; aanhoudende ongelijkheid op het gebied van gezondheid tussen en binnen landen waarbij kansarme personen en personen in kwetsbare levensstadia onevenredig worden benadeeld; het vroegtijdig opsporen, begrijpen, beheersen, voorkomen en beperken van gezondheidsrisico's in een snel veranderende sociale, stedelijke en natuurlijke omgeving; het verhogen van het aantal gezonde levensjaren; de hoge kostprijs van sommige innovatieve gezondheidsinstrumenten en -technologieën voor eindgebruikers; de toenemende kostprijs van Europese gezondheidsstelsels en de toename van precisiegeneeskunde, met inbegrip van desbetreffend onderzoek en digitalisering op het gebied van gezondheid en zorg; en de toenemende druk op de Europese gezondheids- en zorgindustrie om concurrerend te blijven ten opzichte van nieuwe en opkomende wereldwijde spelers door gezondheidsinnovaties te ontwikkelen.
Digitale gezondheidsoplossingen hebben heel wat kansen gecreëerd om de problemen van zorgdiensten op te lossen en de andere opkomende kwesties van een vergrijzende samenleving aan te pakken. Het zal eveneens een uitdaging zijn om de geleidelijke invoering van de kansen die de digitalisering biedt op het gebied van gezondheid en zorg ten volle te benutten zonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en gegevensbescherming in het gedrang te brengen. Digitale hulpmiddelen en software werden ontwikkeld om ziekten en chronische aandoeningen te diagnosticeren en te behandelen en het zelfbeheer daarvan door patiënten te vergemakkelijken. Digitale technologieën worden ook steeds meer gebruikt bij medische opleiding en medisch onderwijs en voor patiënten en andere gezondheidszorgconsumenten om toegang te hebben tot gezondheidsinformatie en deze informatie te delen en aan te maken.
Deze gezondheidsuitdagingen zijn complex, onderling verbonden en van mondiale aard en moeten met multidisciplinaire, sectoroverschrijdende en transnationale samenwerkingen worden aangepakt. De onderzoeks- en innovatie-activiteiten zullen nauwe banden opbouwen tussen op ontdekking gericht onderzoek, klinisch onderzoek, epidemiologisch onderzoek, milieuonderzoek en sociaaleconomisch onderzoek alsook met onderzoek op het vlak van regelgeving. Zij zullen de gezamenlijke vaardigheden van de academische wereld en de industrie aanwenden en hun samenwerking met gezondheidsdiensten, patiënten, beleidsmakers en burgers stimuleren om publieke financiering te benutten en het gebruik van resultaten in de klinische praktijk en in de gezondheidsstelsels te verzekeren. Zij zullen strategische samenwerking op internationaal en EU-niveau stimuleren om de deskundigheid, capaciteit en middelen te bundelen die nodig zijn om voordelen op het gebied van schaal, toepassingsgebied en snelheid te creëren en de verwachte baten en de financiële risico's te delen.
De gezondheidsuitdagingen van vandaag zijn complex, onderling verbonden en van mondiale aard en moeten met multidisciplinaire, sectoroverschrijdende, translationele en transnationale samenwerkingen, ook met lage- en middeninkomenslanden, worden aangepakt. Onderzoek en innovatie zullen nauwe banden opbouwen tussen klinisch onderzoek, epidemiologisch onderzoek, ethisch onderzoek, milieuonderzoek en sociaaleconomisch onderzoek alsook met onderzoek op het vlak van regelgeving. Zij zullen de gezamenlijke vaardigheden van de academische wereld en de industrie aanwenden en hun samenwerking met gezondheidsdiensten, patiënten, beleidsmakers, organisaties uit het maatschappelijk middenveld en burgers stimuleren om publieke financiering te benutten en het gebruik van resultaten in de klinische praktijk en in de gezondheidsstelsels te verzekeren. Zij zullen strategische samenwerking op internationaal en EU-niveau stimuleren om de deskundigheid, capaciteit en middelen te bundelen die nodig zijn om voordelen op het gebied van schaal, toepassingsgebied en snelheid te creëren en de verwachte baten en de financiële risico's te delen. Bij studies en onderzoek in het kader van dit cluster wordt rekening gehouden met het genderperspectief en de verschillen tussen mannen en vrouwen.
Dankzij de onderzoeks- en innovatie-activiteiten van deze wereldwijde uitdaging zal de kennisbasis worden ontwikkeld, de capaciteit voor onderzoek en innovatie worden opgebouwd en zullen de oplossingen worden ontwikkeld die nodig zijn voor een doeltreffendere gezondheidsbevordering en de preventie, behandeling en genezing van ziekten. Het verbeteren van de gezondheidsresultaten zal op zijn beurt leiden tot een hogere levensverwachting, gezonde en actieve levens voor en productiviteit van personen in de werkende leeftijd, en duurzaamheid van gezondheids- en zorgsystemen.
Dankzij de onderzoeks- en innovatie-activiteiten van deze wereldwijde uitdaging zullen de personele middelen en de kennisbasis worden ontwikkeld, zal de capaciteit voor onderzoek en innovatie worden opgebouwd en zullen de oplossingen worden ontwikkeld die nodig zijn voor een doeltreffendere gezondheidsbevordering en de preventie, behandeling en genezing van ziekten. Het verbeteren van de gezondheidsresultaten zal op zijn beurt leiden tot een hogere levensverwachting, veralgemeende gezonde en actieve levens voor en productiviteit van personen in de werkende leeftijd, en duurzaamheid van gezondheids- en zorgsystemen. Innovatie op het gebied van snelle diagnosetechnieken en nieuwe antibiotica kan de ontwikkeling van antimicrobiële resistentie voorkomen en zal worden gestimuleerd.
Het aanpakken van grote gezondheidsuitdagingen zal bijdragen aan de beleidsdoelstellingen en strategieën van de EU, met name de Europese pijler van sociale rechten, de Europese digitale eengemaakte markt, de EU-richtlijn over grensoverschrijdende gezondheidszorg en het Europese "één gezondheid"-actieplan tegen antimicrobiële resistentie (AMR), en aan de uitvoering van de desbetreffende Europese regelgevingskaders. Het zal ook de inzet van de EU voor de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties ondersteunen alsook de inzet in het kader van andere VN-organisaties en internationale initiatieven, met inbegrip van de wereldwijde strategieën en actieplannen van de Wereldgezondheidsorganisatie.
Het aanpakken van grote gezondheidsuitdagingen zal bijdragen aan de beleidsdoelstellingen en strategieën van de EU, met name de Europese pijler van sociale rechten, de Europese digitale eengemaakte markt, de EU-richtlijn over grensoverschrijdende gezondheidszorg en het Europese "één gezondheid"-actieplan tegen antimicrobiële resistentie (AMR), en aan de uitvoering van de desbetreffende Europese regelgevingskaders. Het zal ook de inzet van de EU voor de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties ondersteunen alsook de inzet in het kader van andere VN-organisaties en internationale initiatieven, met inbegrip van de wereldwijde strategieën en actieplannen van de Wereldgezondheidsorganisatie.
Een groep op hoog niveau, de stuurgroep Gezondheid, zal de verwezenlijking van deze doelen ondersteunen. Deze groep zorgt voor de coördinatie met andere EU- en nationale onderzoeksprogramma's en voor synergieën tussen het cluster "Gezondheid" en andere onderdelen van Horizon Europa, met inbegrip van missies en partnerschappen. De groep zal een wetenschappelijke insteek hebben en alle relevante belanghebbenden zullen erbij worden betrokken, met een intensieve participatie van het maatschappelijk middenveld, burgers en patiënten. De groep zal sturing en advies moeten geven bij de ontwikkeling van het werkprogramma en de missies met betrekking tot gezondheid.
De activiteiten zullen met name rechtstreeks bijdragen tot de volgende doelen voor duurzame ontwikkeling (Sustainable Development Goals; SDG's): SDG 3 – een goede gezondheid en welzijn voor mensen; SDG 13 – klimaatactie.
De activiteiten zullen met name rechtstreeks bijdragen tot de volgende doelen voor duurzame ontwikkeling (Sustainable Development Goals; SDG's): SDG 3 – een goede gezondheid en welzijn voor mensen; SDG 13 – Klimaatactie; en indirect tot de SDG 1 – Geen armoede; SDG 5 – Gendergelijkheid; SDG 6 – Schoon drinkwater en goede sanitaire voorzieningen; SDG 10 – Ongelijkheid verminderen.
Amendement 36
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 1 – punt 1.2 – punt 1.2.1
1.2.1.  Gezondheid gedurende de hele levensloop
1.2.1.  Gezondheid gedurende de hele levensloop
Personen in een kwetsbaar levensstadium (pasgeborenen, zuigelingen, kinderen, adolescenten, zwangere personen, ouderen), met inbegrip van personen met een handicap of letsel, hebben specifieke gezondheidsbehoeften die een beter inzicht en oplossingen op maat vereisen. Dit maakt het mogelijk de ongelijkheid op het gebied van gezondheid te verminderen en de gezondheidsresultaten te verbeteren ten voordele van actief en gezond ouder worden gedurende de hele levensloop, met name door middel van een gezonde start in het leven, wat het risico op mentale en fysieke ziekten in het latere leven vermindert.
Personen in een kwetsbaar levensstadium (pasgeborenen, zuigelingen, kinderen, adolescenten, zwangere personen, ouderen), met inbegrip van personen met een handicap, bijzondere behoeften of letsel, hebben specifieke gezondheidsbehoeften die een beter inzicht en oplossingen op maat vereisen. Dit maakt het mogelijk de ongelijkheid op het gebied van gezondheid te verminderen en de gezondheidsresultaten te verbeteren ten voordele van actief en gezond ouder worden gedurende de hele levensloop, met name door middel van een gezonde start in het leven, wat het risico op mentale en fysieke ziekten in het latere leven vermindert.
Grote lijnen
Grote lijnen
–  Vroege ontwikkeling en het verouderingsproces gedurende de hele levensloop;
–  Ouderdomsziekten en het verouderingsproces gedurende de hele levensloop;
–  de gezondheid van moeders, vaders, zuigelingen en kinderen alsook de rol van ouders;
–  de gezondheid van moeders, vaders, zuigelingen en kinderen, inclusief de overlevingskansen van kinderen en moeders, alsook de rol van ouders;
–  zorgbehoeften en consequenties op lange termijn voor de gezondheid die gemoeid gaan met een hoge mortaliteit en langdurige morbiditeit, met name in verband met kinderziekten;
–  gezondheidsbehoeften van adolescenten;
–  gezondheidsbehoeften van adolescenten, met inbegrip van psychologisch welzijn;
–  gevolgen voor de gezondheid van handicaps en letsels;
–  etiologie van handicaps en gevolgen voor de gezondheid van handicaps en letsels;
–  een onafhankelijk en actief leven voor oudere en/of gehandicapte personen;
–  een onafhankelijk en actief leven voor oudere en/of gehandicapte personen;
–  gezondheidsonderwijs en digitale gezondheidsgeletterdheid.
–  gezondheidsonderwijs en digitale gezondheidsgeletterdheid;
–  regeneratie van verouderde of beschadigde organen en weefsel;
–  angiogenese, arteriële pathologie, myocardiale ischemie en structurele pathologie van het hart en biomarkers en genetica van hart- en vaatziekten;
–  zorg voor chronisch zieken.
Amendementen 37, 276 en 277
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 1 – punt 1.2 – punt 1.2.2
1.2.2.  Gezondheidsbepalende sociale en milieufactoren
1.2.2.  Gezondheidsbepalende sociale en milieufactoren
Een beter inzicht in de elementen die gezondheid bevorderen en in de risicofactoren die worden bepaald door het sociale, economische en fysieke milieu in het dagelijks leven en op het werk, met inbegrip van de gezondheidseffecten van digitalisering, verontreiniging, klimaatverandering en andere milieuproblemen, zal bijdragen tot het identificeren en beperken van risico's en gevaren voor de gezondheid; het verminderen van sterfte en ziekte wegens blootstelling aan chemische stoffen en milieuverontreiniging; het stimuleren van milieuvriendelijke, gezonde, veerkrachtige en duurzame leef- en werkomgevingen; het bevorderen van een gezonde levensstijl en gezond consumptiegedrag; en het ontwikkelen van een rechtvaardige, inclusieve en betrouwbare samenleving.
Een beter inzicht in de elementen die gezondheid bevorderen en in de risicofactoren die worden bepaald door het sociale, economische en fysieke milieu in het dagelijks leven en op het werk, met inbegrip van de gezondheidseffecten van digitalisering, verontreiniging, snelle verstedelijking, klimaatverandering en andere nationale en transnationale milieuproblemen, zal bijdragen tot het identificeren, voorkomen en beperken van risico's en gevaren voor de gezondheid; het identificeren en verminderen van sterfte en ziekte wegens blootstelling aan chemische stoffen en milieuverontreiniging; het stimuleren van veilige, milieuvriendelijke, gezonde, veerkrachtige en duurzame leef- en werkomgevingen; het bevorderen van een gezonde levensstijl en gezond consumptiegedrag; en het ontwikkelen van een rechtvaardige, inclusieve en betrouwbare samenleving.
Grote lijnen
Grote lijnen
–  Technologieën voor het beoordelen van gevaren veroorzaakt door, blootstellingen aan en gezondheidseffecten van chemische stoffen, verontreinigende stoffen en andere stressfactoren, met inbegrip van klimaat- en milieugerelateerde stressfactoren, en de gezamenlijke effecten van verschillende stressfactoren;
–  Veilige en doeltreffende technologieën en methodologieën voor het beoordelen van gevaren veroorzaakt door, blootstellingen aan en gezondheidseffecten van chemische stoffen, verontreinigende stoffen en andere stressfactoren, met inbegrip van klimaat- en milieugerelateerde stressfactoren, en de gezamenlijke effecten van verschillende stressfactoren;
–  milieugerelateerde, werkgerelateerde, sociale en gedragsfactoren die een invloed op de fysieke en mentale gezondheid en het welzijn van mensen hebben en de interacties ervan, met speciale aandacht voor kwetsbare en kansarme personen;
–  milieugerelateerde, met inbegrip van de bebouwde omgeving (ontwerp en bouw),werkgerelateerde, economische, politieke, sociale en gedragsfactoren die een invloed op de fysieke en mentale gezondheid en het welzijn van mensen hebben en de interacties ervan, met speciale aandacht voor kwetsbare en kansarme personen en voor mensen met invaliderende of verzwakkende aandoeningen;
–  beoordeling en beheer van en communicatie over risico's ondersteund door hulpmiddelen voor empirisch onderbouwde besluitvorming, met inbegrip van alternatieven voor dierproeven;
–  beoordeling en beheer van en communicatie over risico's, inclusief het delen van informatie, ondersteund door hulpmiddelen voor empirisch onderbouwde besluitvorming, met inbegrip van alternatieven voor dierproeven;
–  capaciteit en infrastructuur voor het verzamelen, delen en combineren van gegevens over alle gezondheidsbepalende factoren, met inbegrip van blootstelling, gezondheid en ziekten op internationaal en EU-niveau;
–  capaciteit en infrastructuur voor het verzamelen, delen en combineren van gegevens over alle gezondheidsbepalende factoren, met inbegrip van blootstelling, gezondheid en ziekten op internationaal en EU-niveau;
–  gezondheidsbevordering en primaire preventie-interventies.
–  gezondheidsbevordering en primaire preventie-interventies;
–   onderzoek naar maatregelen om revalidatie gedurende de hele levensloop te plannen, uit te voeren en te monitoren;
–   onderzoek naar maatregelen om vroegtijdige individuele revalidatieprogramma's (EIRP's) voor kinderen met invaliderende pathologieën te plannen en uit te voeren.
Amendement 38
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 1 – punt 1.2 – punt 1.2.3
1.2.3.  Niet-overdraagbare en zeldzame ziekten
1.2.3.  Niet-overdraagbare en zeldzame ziekten
Niet-overdraagbare ziekten, met inbegrip van zeldzame ziekten, zijn een grote maatschappelijke en gezondheidsuitdaging en vereisen een doeltreffendere aanpak voor de preventie, behandeling en genezing, met inbegrip van gepersonaliseerde geneeskunde.
Niet-overdraagbare ziekten, met inbegrip van zeldzame ziekten, zijn een grote maatschappelijke en gezondheidsuitdaging en vereisen een doeltreffendere aanpak voor de preventie, diagnose, behandeling en genezing, met inbegrip van precisiegeneeskunde.
Grote lijnen
Grote lijnen
–  Diagnosemethoden voor een vroegere en preciezere diagnose en voor een op de patiënt afgestemde behandeling;
–  Diagnosemethoden voor een vroegere en preciezere diagnose en voor een tijdige, op de patiënt afgestemde behandeling;
–  infrastructuur en knowhow om het potentieel van vorderingen in de genomische geneeskunde aan te wenden in de klinische standaardpraktijk;
–  preventie- en screeningsprogramma's;
–  preventie- en screeningsprogramma's;
–  geïntegreerde oplossingen voor zelfcontrole, gezondheidsbevordering, ziektepreventie en beheer van chronische en meervoudige aandoeningen;
–  geïntegreerde oplossingen voor zelfcontrole, gezondheidsbevordering, ziektepreventie en beheer van chronische en meervoudige aandoeningen;
–  behandelingen en remedies, met inbegrip van zowel farmacologische als niet-farmacologische behandelingen;
–  veilige, doeltreffende en toegankelijke behandelingen, remedies of andere therapeutische strategieën, met inbegrip van zowel farmacologische als niet-farmacologische behandelingen;
–  palliatieve zorg;
–  palliatieve zorg;
–  collaboratief onderzoek op het gebied van moleculaire, structurele en celbiologie, experimentele therapieën, genetica, genomica en omgevingsfactoren die bijdragen tot menselijke kanker;
–  genomische grenzen, epidemiologie, bio-informatica, pathologie en uitdagingen van de precisiegeneeskunde bij zeldzame ziekten, neurodegeneratieve ziekten en oncologie;
–  gebieden met grote, nog niet vervulde klinische behoeften, zoals zeldzame kankers, waaronder kinderkankers;
–  beoordeling van de relatieve doeltreffendheid van interventies en oplossingen;
–  beoordeling van de relatieve doeltreffendheid van interventies en oplossingen;
–  onderzoek naar de praktische toepassing om gezondheidsinterventies op te schalen en de integratie ervan in gezondheidsbeleidsmaatregelen en -systemen te stimuleren.
–  onderzoek naar de praktische toepassing om gezondheidsinterventies op te schalen en de integratie ervan in gezondheidsbeleidsmaatregelen en -systemen te stimuleren.
Amendement 39
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 1 – punt 1.2 – punt 1.2.4
1.2.4.  Infectieziekten
1.2.4.  Infectieziekten
Mensen tegen grensoverschrijdende gevaren voor de gezondheid beschermen is een grote uitdaging op het gebied van volksgezondheid en vereist een doeltreffende internationale samenwerking op EU- en wereldniveau. Dit omvat preventie, paraatheid, vroegtijdige opsporing, behandeling en genezing van infectieziekten en het aanpakken van antimicrobiële resistentie (AMR) volgens een "één gezondheid"-benadering.
Mensen tegen overdraagbare ziekten en grensoverschrijdende gevaren voor de gezondheid beschermen is een grote uitdaging op het gebied van volksgezondheid en vereist een doeltreffende internationale samenwerking op EU- en wereldniveau. Dit omvat preventie, paraatheid, vroegtijdige opsporing, behandeling en genezing van infectieziekten en het aanpakken van antimicrobiële resistentie (AMR) volgens een "één gezondheid"-benadering. De verdere verspreiding van bacteriën met antimicrobiële resistentie, waaronder superbacteriën, zal ook aanzienlijke nadelige gevolgen hebben voor de economie en het milieu. Het voorkomen van hun ontwikkeling en verspreiding zal ook een van de prioriteiten van deze rubriek zijn. De Wereldgezondheidsorganisatie heeft bovendien een lijst samengesteld van verwaarloosde ziekten waarvoor de particuliere sector onvoldoende in O&I investeert omdat de commerciële prikkels beperkt zijn. Er zijn meer ambitieuze publieke investeringen nodig om de gevolgen van dergelijke armoedegerelateerde en verwaarloosde ziekten aan te pakken.
Grote lijnen
Grote lijnen
–  Factoren die het opduiken of opnieuw opduiken van infectieziekten en de verspreiding ervan aandrijven, met inbegrip van de overdracht van dieren op mensen (zoönose) of via andere delen van het milieu (water, bodem, planten, levensmiddelen) op mensen;
–  Factoren die het opduiken of opnieuw opduiken van infectieziekten en de verspreiding ervan aandrijven, met inbegrip van de overdracht van dieren op mensen (zoönose) of via andere delen van het milieu (water, bodem, planten, levensmiddelen) op mensen en de implementatie van empirische, preventieve oplossingen die de overdracht beperken;
–  voorspelling, vroegtijdige opsporing en monitoring van infectieziekten, met inbegrip van antimicrobieel resistente ziekteverwekkers, aan de gezondheidszorg gerelateerde infecties en milieugerelateerde factoren;
–  voorspelling, vroegtijdige opsporing en monitoring van infectieziekten, met inbegrip van antimicrobieel resistente ziekteverwekkers, aan de gezondheidszorg gerelateerde infecties en milieugerelateerde factoren;
–  vaccins, diagnosemethoden, behandelingen en remedies voor infectieziekten, met inbegrip van comorbiditeit en coïnfecties;
–  geschikte, veilige en doeltreffende diagnosemethoden, medische technologieën, behandelingen en vaccins voor de preventie en profylaxe van infectieziekten, met inbegrip van onderzoek naar en de ontdekking van nieuwe vaccins, geavanceerde immuniseringstechnologieën en onderzoek op het vlak van regelgeving;
–  doeltreffende maatregelen voor paraatheid, reactie en herstel bij gezondheidscrisissen waarbij gemeenschappen worden betrokken;
–  doeltreffende maatregelen voor paraatheid, reactie en herstel bij gezondheidscrisissen waarbij gemeenschappen worden betrokken;
–  hindernissen voor de toepassing en integratie van medische interventies in de klinische praktijk en het gezondheidsstelsel;
–  hindernissen voor de toepassing en integratie van medische interventies in de klinische praktijk en het gezondheidsstelsel;
–  grensoverschrijdende aspecten van infectieziekten en specifieke uitdagingen in lage- en middeninkomenslanden, zoals tropische ziekten.
–  grensoverschrijdende aspecten van infectieziekten en specifieke uitdagingen in lage- en middeninkomenslanden, zoals verwaarloosde tropische ziekten, aids, tuberculose en malaria. Ontwikkeling van nieuwe behandelingsmethoden voor infectieziekten om antimicrobiële resistentie tegen te gaan.
Amendement 40
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 1 – punt 1.2 – punt 1.2.5
1.2.5.  Instrumenten, technologieën en digitale oplossingen voor gezondheid en zorg
1.2.5.  Instrumenten, technologieën en digitale oplossingen voor gezondheid en zorg
Gezondheidstechnologieën en -instrumenten zijn essentieel voor de volksgezondheid en hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de grote verbeteringen op het gebied van levenskwaliteit, gezondheid en zorg in de EU. Een belangrijke strategische uitdaging is dus het ontwerpen, ontwikkelen, leveren en toepassen van geschikte, betrouwbare, veilige en kostenefficiënte instrumenten en technologieën voor gezondheid en zorg, rekening houdend met de behoeften van personen met een handicap en de verouderende bevolking. Dit omvat kunstmatige intelligentie en andere digitale technologieën die aanzienlijk beter zijn dan bestaande technologieën en die een concurrerende en duurzame gezondheidsindustrie stimuleren die hoogwaardige banen oplevert. De Europese gezondheidsindustrie is één van de kritieke bedrijfstakken in de EU en is goed voor 3 % van het bbp en 1,5 miljoen werknemers.
Gezondheidstechnologieën en -instrumenten zijn essentieel voor de volksgezondheid en hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de grote verbeteringen op het gebied van levenskwaliteit, gezondheid en zorg in de EU. Een belangrijke strategische uitdaging is dus het ontwerpen, ontwikkelen, leveren en toepassen van geschikte, betrouwbare, veilige en kostenefficiënte instrumenten en technologieën voor gezondheid en zorg, rekening houdend met de behoeften van personen met een handicap en de verouderende bevolking. Dit omvat sleuteltechnologieën, kunstmatige intelligentie, robotica, big data, kwantumtechnologie en andere digitale instrumenten en technologieën die aanzienlijk beter zijn dan bestaande technologieën en die een concurrerende en duurzame gezondheidsindustrie stimuleren die hoogwaardige banen oplevert. De Europese gezondheidsindustrie is één van de kritieke bedrijfstakken in de EU en is goed voor 3 % van het bbp en 1,5 miljoen werknemers.
Grote lijnen
Grote lijnen
–  Instrumenten en technologieën voor toepassingen in het hele gezondheidsspectrum en alle desbetreffende medische indicaties, met inbegrip van functiebeperking;
–  Instrumenten en technologieën voor toepassingen in het hele gezondheidsspectrum, met inbegrip van de productie van gezondheidstechnologieën en alle desbetreffende medische indicaties, met inbegrip van functiebeperking;
–  kunstmatige intelligentie en robotica voor gezondheidstechnologieën en -instrumenten;
–  geïntegreerde instrumenten, technologieën en digitale oplossingen voor de menselijke gezondheid, met inbegrip van mobiele en telegezondheidszorg;
–  geïntegreerde instrumenten, technologieën en digitale oplossingen voor de menselijke gezondheid, met inbegrip van mobiele en telegezondheidszorg;
–  gepersonaliseerde, digitale gezondheidsbenaderingen gebaseerd op "digitale tweelingen", accurate, op gegevens gebaseerde computermodellen van cruciale biologische processen van het menselijk lichaam, die de identificatie van de beste therapie voor elk individu, gezondheidspreventie en onderhoudsmaatregelen mogelijk maken;
–  aanbesteding van proefproductie, grootschalige uitrol, optimalisering en innovatie van gezondheids- en zorgtechnologieën en -instrumenten in reële praktijksituaties, met inbegrip van klinische proeven en onderzoek naar praktische toepassingen;
–  aanbesteding van proefproductie, grootschalige uitrol, optimalisering en innovatie van gezondheids- en zorgtechnologieën en -instrumenten in reële praktijksituaties, met inbegrip van klinische proeven en onderzoek naar praktische toepassingen;
–  innovatieve processen en diensten voor de ontwikkeling, productie en snelle levering van instrumenten en technologieën voor gezondheid en zorg;
–  innovatieve processen en diensten voor de ontwikkeling, productie en snelle levering van zorginstrumenten en -technologieën, geneesmiddelen en vaccins;
–  de veiligheid, doeltreffendheid en kwaliteit van instrumenten en technologieën voor gezondheid en zorg alsook de ethische, juridische en sociale gevolgen ervan;
–  de veiligheid, doeltreffendheid en kwaliteit van instrumenten en technologieën voor gezondheid en zorg alsook de ethische, juridische en sociale gevolgen ervan;
–  onderzoek op het vlak van regelgeving voor gezondheidstechnologieën en -instrumenten.
–  onderzoek op het vlak van regelgeving voor gezondheidstechnologieën en -instrumenten;
–  instrumenten, technologieën en digitale oplossingen om de veiligheid van medische beslissingen te verhogen.
Amendement 41
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 1 – punt 1.2 – punt 1.2.6
1.2.6.  Gezondheidsstelsels
1.2.6.  Gezondheidsstelsels
Gezondheidsstelsels zijn een belangrijk onderdeel van de sociale systemen van de EU en waren in 2017 goed voor 24 miljoen werknemers in de sector van gezondheid en maatschappelijk werk. Het is een belangrijke prioriteit om gezondheidsstelsels toegankelijk, kosteneffectief, veerkrachtig, duurzaam en betrouwbaar te maken en om de ongelijkheid te verminderen, onder andere door het potentieel voor betere gezondheid en persoonsgerichte zorg van op gegevens gebaseerde en digitale innovatie te benutten en voort te bouwen op Europese open gegevensinfrastructuren. Dit zal de digitale transformatie van gezondheid en zorg bevorderen.
Gezondheidsstelsels zijn een belangrijk onderdeel van de sociale systemen van de EU en waren in 2017 goed voor 24 miljoen werknemers in de sector van gezondheid en maatschappelijk werk. Het is een belangrijke prioriteit om gezondheidsstelsels toegankelijk, kosteneffectief, veerkrachtig, duurzaam en betrouwbaar te maken en om de ongelijkheid te verminderen, onder andere door het potentieel voor betere gezondheid en persoonsgerichte zorg van op gegevens gebaseerde en digitale innovatie te benutten en voort te bouwen op Europese open gegevensinfrastructuren. Dit zal de digitale transformatie van gezondheid en zorg bevorderen. De toekomstige infrastructuur moet steunen op veilige opslag, de uitrol van 5G, voorwaarden voor IoT-ontwikkeling en geavanceerde computercentra.
Grote lijnen
Grote lijnen
–  Hervormingen in volksgezondheidssystemen en -beleid in Europa en daarbuiten;
–  Hervormingen in volksgezondheidssystemen en -beleid in Europa en daarbuiten;
–  nieuwe modellen en benaderingen voor gezondheid en zorg en de overdraagbaarheid of aanpassing ervan van een land/regio naar een ander(e);
–  nieuwe modellen en benaderingen voor gezondheid en zorg en de overdraagbaarheid of aanpassing ervan van een land/regio naar een ander(e);
–  de beoordeling van gezondheidstechnologieën verbeteren;
–  de beoordeling van gezondheidstechnologieën verbeteren;
–  evolutie van ongelijkheid op het vlak van gezondheid en een doeltreffende beleidsreactie;
–  evolutie van ongelijkheid op het vlak van gezondheid en een doeltreffende beleidsreactie;
–  het toekomstige personeel van de gezondheidszorg en zijn behoeften;
–  het toekomstige personeel van de gezondheidszorg en zijn behoeften;
–  ontwikkeling van regelingen voor gespecialiseerde opleidingen voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg, opleidingen inzake en de ontwikkeling van technische knowhow en nieuwe werkwijzen op het gebied van e-gezondheid die de innovatie ten goede komen;
–  verbetering van tijdige gezondheidsinformatie en het gebruik van gezondheidsgegevens, met inbegrip van elektronische patiëntendossiers met de nodige aandacht voor veiligheid, privacy, interoperabiliteit, normen, vergelijkbaarheid en integriteit;
–  verbetering van de tijdigheid en kwaliteit van gezondheidsinformatie en van de infrastructuur voor de doeltreffende verzameling en het doeltreffende gebruik van gezondheidsgegevens, met inbegrip van elektronische patiëntendossiers met de nodige aandacht voor veiligheid, privacy, interoperabiliteit, normen, vergelijkbaarheid en integriteit; gezondheidsinformatie en gebruik van gezondheidsgegevens, met inbegrip van elektronische patiëntendossiers met de nodige aandacht voor veiligheid, vertrouwen, privacy, interoperabiliteit, normen, vergelijkbaarheid en integriteit;
–  veerkracht van gezondheidsstelsels om de gevolgen van crisissen te verwerken en zich aan disruptieve innovaties aan te passen;
–  veerkracht van gezondheidsstelsels om de gevolgen van crisissen te verwerken en zich aan disruptieve innovaties aan te passen;
–  oplossingen voor inspraak van burgers en patiënten, zelfcontrole en interactie met professionals in de maatschappelijke en gezondheidszorg voor een meer geïntegreerde zorg en een gebruikersgerichte benadering;
–  oplossingen voor inspraak van burgers en patiënten, zelfcontrole en interactie met professionals in de maatschappelijke en gezondheidszorg voor een meer geïntegreerde zorg en een gebruikersgerichte benadering;
–  gegevens, informatie, kennis en beste praktijken uit onderzoek naar gezondheidsstelsels op EU- en wereldniveau.
–  gegevens, informatie, kennis en beste praktijken uit onderzoek naar gezondheidsstelsels op EU- en wereldniveau.
Amendement 42
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 2 – inleidende formule
2.  CLUSTER "INCLUSIEVE EN VEILIGE SAMENLEVING"
2.  CLUSTER "INCLUSIEVE EN CREATIEVE SAMENLEVING"
Amendement 43
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 2 – punt 2.1
2.1.  Motivering
2.1.  Motivering
De EU staat voor een unieke combinatie van economische groei en sociaal beleid, met een hoog niveau van sociale inclusie en gedeelde waarden op het gebied van democratie, mensenrechten, gendergelijkheid en rijkdom aan verscheidenheid. Dit model is voortdurend in ontwikkeling en moet worden aangepast aan, bijvoorbeeld, de mondialisering en technologische verandering. Europa moet ook een antwoord geven op aanhoudende veiligheidsbedreigingen. Terroristische aanslagen en radicalisering, maar ook cyberaanvallen en hybride bedreigingen, leiden tot grote bezorgdheid over de veiligheid en specifieke maatschappelijke spanningen.
De EU staat voor een unieke combinatie van welvaart, economische groei, duurzaamheid en sociaal beleid, met een hoog niveau van sociale inclusie en gedeelde waarden op het gebied van democratie, mensenrechten, gendergelijkheid en rijkdom aan verscheidenheid. Dit model is voortdurend in ontwikkeling en moet worden aangepast aan, bijvoorbeeld, de digitalisering, mondialisering en technologische verandering.
De EU moet een model van inclusieve en duurzame groei voorstaan, waarbij geprofiteerd wordt van de voordelen van technologische ontwikkelingen, het vertrouwen in het democratisch bestuur wordt vergroot en innovaties in het democratisch bestuur worden bevorderd, ongelijkheden, werkloosheid, marginalisatie, discriminatie en radicalisering worden bestreden, de mensenrechten worden gewaarborgd, culturele verscheidenheid wordt bevorderd en Europees cultureel erfgoed wordt beschermd en burgers zeggenschap wordt gegeven door sociale innovatie. Ook de beheersing van de migratie en de integratie van migranten blijven hoge prioriteit houden. Onderzoek en innovatie in de sociale wetenschappen en de geesteswetenschappen zijn cruciaal om deze uitdagingen het hoofd te bieden en de doelstellingen van de EU te verwezenlijken.
De EU moet een model van inclusieve en duurzame groei voorstaan, waarbij geprofiteerd wordt van de voordelen van technologische ontwikkelingen, het vertrouwen in het democratisch bestuur wordt vergroot en innovaties in het democratisch bestuur worden bevorderd, ongelijkheden, werkloosheid, marginalisatie, discriminatie en radicalisering worden bestreden, de mensenrechten worden gewaarborgd, culturele verscheidenheid wordt bevorderd en Europees cultureel erfgoed wordt beschermd en burgers zeggenschap wordt gegeven door sociale innovatie. Ook de beheersing van de migratie en de integratie van migranten blijven hoge prioriteit houden.
Onderzoek en innovatie in de sociale wetenschappen en de geesteswetenschappen en in de culturele en creatieve sector zijn cruciaal om deze uitdagingen het hoofd te bieden en de doelstellingen van de EU te verwezenlijken. Door hun brede spectrum, omvang en impact op de huidige digitale transformatie dragen deze sectoren aanzienlijk bij aan onze economie. Correlaties tussen sociale en technologische innovatie zijn complex, en zelden lineair, en verder onderzoek, inclusief sectordoorsnijdend en multidisciplinair onderzoek, is nodig naar de ontwikkeling van alle categorieën van innovatie en activiteiten die worden gefinancierd, om de doeltreffende ontwikkeling ervan in de toekomst te stimuleren.
Europese burgers, overheidsinstanties en de economie moeten worden beschermd tegen de aanhoudende dreigingen van de georganiseerde criminaliteit, waaronder illegale handel in vuurwapens, drugs en mensen. Het is tevens cruciaal dat de grenzen beter worden bewaakt en beveiligd. De cybercriminaliteit neemt toe en leidt, naarmate de economie en de samenleving verder digitaliseren, tot steeds meer risico's. Europa moet blijven werken aan verbetering van de cyberveiligheid, de digitale privacy en de beveiliging van persoonsgegevens, en de verspreiding van valse en schadelijke informatie bestrijden om te zorgen voor democratische en economische stabiliteit. Ten slotte moet er meer worden gedaan om het effect dat extreme weersomstandigheden, die door de klimaatverandering intensiever worden, hebben op het leven en de middelen van bestaan van mensen binnen de perken te houden. Daarbij gaat het onder meer om overstromingen, stormen en droogte die tot bosbranden leiden, bodemdegradatie en andere natuurrampen, zoals aardbevingen. Natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen kunnen belangrijke maatschappelijke functies, zoals de gezondheidszorg, de energietoevoer en het bestuur, in gevaar brengen.
Vanwege de omvang, complexiteit en transnationale aard van de uitdagingen moet in de EU op verschillende niveaus worden opgetreden. Als deze cruciale maatschappelijke, politieke, culturele, economische en veiligheidsvraagstukken alleen op nationaal niveau zouden worden aangepakt, bestaat het risico dat de middelen ondoelmatig worden gebruikt, versnippering optreedt en verschillen in kennisniveau en capaciteit ontstaan.
Onderzoek naar veiligheid maakt deel uit van de bredere reactie van de EU op veiligheidsbedreigingen. Het draagt bij tot het vermogensontwikkelingsproces doordat op termijn technologieën en applicaties beschikbaar komen waarmee vermogenslacunes worden opgevuld die door beleidsmakers en deskundigen in het veld zijn vastgesteld. Nu al is ongeveer 50 % van de totale overheidsfinanciering voor onderzoek naar veiligheid in de EU afkomstig uit het EU-kaderprogramma. Er zal optimaal gebruik worden gemaakt van de beschikbare instrumenten, zoals het Europees ruimteprogramma (Galileo en Egnos, Copernicus, omgevingsbewustzijn in de ruimte en satellietcommunicatie voor de overheid). Er wordt gestreefd naar synergieën met de door de EU gefinancierde activiteiten op het gebied van defensieonderzoek en dubbele financiering wordt voorkomen. Door grensoverschrijdende samenwerking wordt bijgedragen tot het ontstaan van een Europese eengemaakte markt voor beveiliging en betere industriële prestaties, waarmee de autonomie van de EU wordt versterkt.
De onderzoeks- en innovatieactiviteiten in het kader van deze wereldwijde uitdaging zullen worden afgestemd op de prioriteiten van de Commissie op het gebied van democratische verandering; banen, groei en investeringen; justitie en grondrechten; migratie; een diepere en billijkere Europese monetaire unie; digitale eengemaakte markt. De toezeggingen die gedaan zijn in de agenda van Rome, zullen worden nagekomen door te werken aan: "een sociaal Europa" en "een Unie die ons culturele erfgoed bewaart en culturele diversiteit bevordert". Tevens worden de Europese pijler van sociale rechten en het mondiaal pact inzake veilige, ordelijke en reguliere migratie ondersteund. Met onderzoek naar veiligheid wordt de toezegging uit de agenda van Rome om te werken aan "een veilig en zeker Europa" gestand gedaan en wordt bijgedragen tot een echte en doeltreffende Veiligheidsunie. Er zal gebruik worden gemaakt van synergieën met het programma voor justitie en met het programma voor rechten en waarden, waarmee steun wordt verleend voor activiteiten op het gebied van toegang tot justitie, rechten van slachtoffers, gendergelijkheid, non-discriminatie, gegevensbescherming en bevordering van Europees burgerschap.
De onderzoeks- en innovatieactiviteiten in het kader van deze wereldwijde uitdaging zullen worden afgestemd op de prioriteiten van de Commissie op het gebied van democratische verandering; banen, groei en investeringen; justitie en grondrechten; migratie; een diepere en billijkere Europese monetaire unie; digitale eengemaakte markt. De toezeggingen die gedaan zijn in de agenda van Rome, zullen worden nagekomen door te werken aan: "een sociaal Europa" en "een Unie die ons culturele erfgoed bewaart en culturele diversiteit bevordert". Tevens worden de Europese pijler van sociale rechten ondersteund.
De activiteiten zullen met name rechtstreeks bijdragen tot de volgende doelen voor duurzame ontwikkeling (Sustainable Development Goals; SDG's): SDG 1: Geen armoede; SDG 4: Hoogwaardig onderwijs; SDG 8: Goede werkgelegenheid en economische groei; SDG 9: Industrie, innovatie en infrastructuur; SDG 10: Ongelijkheid verminderen; SDG 11: Duurzame steden en gemeenschappen; SDG 16: Vrede, gerechtigheid en sterke instellingen.
De activiteiten zullen met name rechtstreeks bijdragen tot de volgende doelen voor duurzame ontwikkeling (Sustainable Development Goals; SDG's): SDG 1: Geen armoede; SDG 4: Hoogwaardig onderwijs; SDG 5: Gendergelijkheid; SDG 8: Goede werkgelegenheid en economische groei; SDG 9: Industrie, innovatie en infrastructuur; SDG 10: Ongelijkheid verminderen; SDG 11: Duurzame steden en gemeenschappen; SDG 12: Verantwoorde consumptie en productie; SDG 16: Vrede, gerechtigheid en sterke instellingen; SDG 17: Partnerschappen voor de doelen.
Amendement 44
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 2 – punt 2.2 – punt 2.2.1 – alinea 2
Grote lijnen
Grote lijnen
–  De geschiedenis, ontwikkeling en doeltreffendheid van de democratieën, op verschillende niveaus en in verschillende vormen; aspecten van digitalisering en de effecten van communicatie via sociale netwerken en de rol van het onderwijs- en jongerenbeleid als hoekstenen van democratisch burgerschap;
–  De geschiedenis, ontwikkeling en doeltreffendheid van de democratieën, op verschillende niveaus en in verschillende vormen zoals bewegingen voor dialoog tussen culturen, samenwerking tussen landen en vrede tussen godsdiensten; aspecten van digitalisering met inbegrip van media en digitale geletterdheid en de effecten van communicatie via sociale netwerken en de rol van het onderwijs- en jongerenbeleid en de culturele deelname als hoekstenen van democratisch burgerschap;
–  innovatieve benaderingen om de transparantie, het reactievermogen, de verantwoordingsplicht, de doeltreffendheid en de legitimiteit van het democratisch bestuur te versterken, met volledige eerbiediging van de grondrechten en de rechtsstaat;
–  innovatieve benaderingen om de transparantie, het reactievermogen, de verantwoordingsplicht, de doeltreffendheid en de legitimiteit van het democratisch bestuur, waaronder de strijd tegen corruptie, te versterken, met volledige eerbiediging van de grond- en mensenrechten en de rechtsstaat;
–  impact van technologieën op individuele levensstijlen en gedragingen;
–  strategieën om populisme, extremisme, radicalisering en terrorisme aan te pakken en teleurgestelde en gemarginaliseerde burgers weer bij de samenleving te betrekken;
–  strategieën om populisme, extremisme, radicalisering, discriminatie, haatzaaien en terrorisme aan te pakken en teleurgestelde, kwetsbare en gemarginaliseerde burgers actief weer bij de samenleving te betrekken;
–  nieuwe benaderingen om om te gaan met het verband tussen immigratie en vreemdelingenhaat, en oorzaken van migratie;
–  beter inzicht in de rol van journalistieke normen en door gebruikers gegenereerde content in een alom verbonden samenleving en ontwikkeling van instrumenten om desinformatie te bestrijden;
–  beter inzicht in de rol van journalistieke normen en door gebruikers gegenereerde content in een alom verbonden samenleving en ontwikkeling van instrumenten om desinformatie te bestrijden;
–  de rol van multicultureel burgerschap en multiculturele identiteiten in relatie tot democratisch burgerschap en politieke betrokkenheid;
–  de rol van multicultureel burgerschap en multiculturele identiteiten in relatie tot democratisch burgerschap en politieke betrokkenheid;
–  het effect van technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen, waaronder big data, sociale onlinenetwerken en kunstmatige intelligentie op de democratie;
–  het effect van technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen, waaronder big data, sociale onlinenetwerken en kunstmatige intelligentie op de democratie;
–  participerende en overlegdemocratie en actief en inclusief burgerschap, met inbegrip van de digitale dimensie;
–  participerende en overlegdemocratie en actief en inclusief burgerschap, met inbegrip van de digitale dimensie;
–  het effect van economische en sociale ongelijkheden op politieke participatie en democratieën, waarbij wordt aangetoond hoe de democratie kan worden versterkt door ongelijkheden en alle vormen van discriminatie, waaronder genderdiscriminatie, te bestrijden.
–  het effect van economische en sociale ongelijkheden op politieke participatie en democratieën, waarbij wordt aangetoond hoe de democratie kan worden versterkt door ongelijkheden en alle vormen van discriminatie, waaronder genderdiscriminatie, te bestrijden;
–  nieuwe benaderingen voor wetenschapsdiplomatie.
Amendement 45
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 2 – punt 2.2 – punt 2.2.2 – inleidende formule
2.2.2.  Cultureel erfgoed
2.2.2.  Cultuur en creativiteit
Amendement 46
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 2 – punt 2.2 – punt 2.2.2
2.2.2.  Cultureel erfgoed
2.2.2.  Cultureel erfgoed
De Europese culturele en creatieve sectoren slaan een brug tussen kunst, cultuur, bedrijfsleven en technologie. Bovendien spelen de culturele en creatieve industrieën (CCI's), voornamelijk op het gebied van digitalisering, een belangrijke rol bij de herindustrialisering van Europa, zijn ze een motor voor groei en stimuleren ze door hun strategische positie innovatie in andere industrieën, zoals toerisme, detailhandel, media- en digitale technologieën en techniek. In Horizon Europa zullen creativiteit en ontwerp horizontale thema's zijn die in projecten onder alle pijlers van het programma's zullen worden geïntegreerd om nieuwe technologieën, bedrijfsmodellen en competenties te ondersteunen en creatieve en interdisciplinaire oplossingen in economische en sociale waarde om te zetten.
Cultureel erfgoed is het bindmiddel van onze levens, dat belangrijk is voor gemeenschappen, groepen en samenlevingen, en een gevoel van verbondenheid schept. Het verbindt de huidige samenlevingen met die uit het verleden. Het is de aanjager van lokale economieën en een krachtige inspiratiebron voor de creatieve en culturele sector. De beoordeling, instandhouding, bescherming en restauratie, interpretatie en benutting van het volledige potentieel van ons culturele erfgoed vormen cruciale uitdagingen voor de huidige en toekomstige generaties. Cultureel erfgoed vormt de belangrijkste input en inspiratiebron voor beeldende kunst, traditionele ambachten en de culturele, commerciële en creatieve sectoren die de aanjagers zijn van duurzame economische groei, nieuwe werkgelegenheid en buitenlandse handel.
Cultureel erfgoed is een integraal onderdeel van de culturele en creatieve sectoren. Cultureel erfgoed is het geheel van sporen en uitdrukkingen uit het verleden dat betekenis geeft aan en wordt gebruikt door gemeenschappen, groepen en samenlevingen, en dat een gevoel van verbondenheid schept. Het verbindt de huidige samenlevingen met die uit het verleden. Het is de aanjager van lokale economieën en een krachtige inspiratiebron voor de creatieve en culturele sector. De beoordeling, instandhouding, bescherming en restauratie, interpretatie en benutting van het volledige potentieel van ons culturele erfgoed vormen cruciale uitdagingen voor de huidige en toekomstige generaties. Cultureel erfgoed vormt de belangrijkste input en inspiratiebron voor beeldende kunst, traditionele ambachten en de culturele, de creatieve en de commerciële sectoren die de aanjagers zijn van duurzame economische groei, nieuwe werkgelegenheid en buitenlandse handel.
Grote lijnen
Grote lijnen
–  Studies en wetenschappelijk onderzoek naar erfgoed, met de meest geavanceerde (digitale) technologieën;
–  Studies en wetenschappelijk onderzoek naar erfgoed, met de meest geavanceerde (digitale) technologieën;
–  toegankelijkheid en uitwisseling van cultureel erfgoed, met innovatieve patronen en toepassingen en participatieve managementmodellen;
–  toegankelijkheid en uitwisseling van cultureel erfgoed en aanverwante informatie, met innovatieve patronen en toepassingen en participatieve managementmodellen;
–  cultureel erfgoed koppelen aan opkomende creatieve sectoren;
–  cultureel erfgoed koppelen aan opkomende creatieve sectoren;
–  de bijdrage van cultureel erfgoed aan duurzame ontwikkeling, door conservering, bescherming en herstel van cultuurlandschappen, met de EU als laboratorium voor op erfgoed gebaseerde innovatie en cultureel toerisme;
–  de bijdrage van cultureel erfgoed aan duurzame ontwikkeling, door conservering, bescherming, ontwikkeling en herstel van cultuurlandschappen, met de EU als laboratorium voor op erfgoed gebaseerde innovatie en cultureel toerisme;
–  conservering, bescherming, verbetering en herstel van cultureel erfgoed en talen met behulp van de meest geavanceerde (digitale) technologieën;
–  conservering, bescherming, verbetering en herstel van cultureel erfgoed, talen en traditionele vaardigheden en ambachten met behulp van de meest geavanceerde (digitale) technologieën;
–  invloed van tradities, gedragspatronen, percepties en overtuigingen op waarden en gevoel van verbondenheid.
–  belang van pluralistische en diverse tradities, gebruiken, percepties en overtuigingen op waarden in de ontwikkeling van gemeenschappen;
–  oprichting van een "Europese Cultureel-erfgoedcloud", een samenwerkingsruimte voor onderzoek en innovatie om de toegankelijkheid van het cultureel erfgoed door middel van nieuwe technologieën te waarborgen en om de overdracht van knowhow en vaardigheden aan te moedigen, om de mogelijkheid te bieden om individuele werkgroepen en projectstructuren op te zetten en een Europese culturele tegenhanger te zijn van commerciële clouddiensten. Dit zal worden voorafgegaan door een effectbeoordeling.
Amendement 47
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 2 – punt 2.2 – punt 2.2.3
2.2.3.  Sociale en economische transformaties
2.2.3.  Sociale, culturele en economische transformaties
De Europese samenlevingen ondergaan ingrijpende sociaal-economische transformaties, in het bijzonder als gevolg van de mondialisering en technologische innovaties. Tegelijkertijd groeit in de meeste Europese landen de inkomensongelijkheid3. Er is behoefte aan een toekomstgericht beleid om inclusieve groei te bevorderen en ongelijkheden te bestrijden, de productiviteit te vergroten (en de meting ervan te verbeteren), het menselijk kapitaal te verbeteren, migratie- en integratievraagstukken op te lossen en de solidariteit tussen de generaties en de sociale mobiliteit te vergroten. Er zijn onderwijs- en opleidingsstelsels nodig voor een rechtvaardigere en welvarende toekomst.
De Europese samenlevingen ondergaan ingrijpende sociaal-cultureel-economische transformaties, in het bijzonder als gevolg van de mondialisering en technologische innovaties. Tegelijkertijd groeit in de meeste Europese landen de inkomensongelijkheid3. Er is behoefte aan een toekomstgericht beleid om inclusieve groei te bevorderen en ongelijkheden te bestrijden, de productiviteit te vergroten (en de meting ervan te verbeteren), het menselijk kapitaal te verbeteren, de levensomstandigheden en arbeidsvoorwaarden van de burgers te verbeteren, migratie- en integratievraagstukken op te lossen en de solidariteit tussen de generaties, de sociale mobiliteit en culturele integratie te vergroten. Er zijn toegankelijke, inclusieve, innovatieve en kwaliteitsvolle onderwijs- en opleidingsstelsels nodig voor een rechtvaardigere en welvarende toekomst.
Grote lijnen
Grote lijnen
–  Kennisbasis voor advies inzake investeringen en beleid, in het bijzonder op het gebied van onderwijs en opleiding, gericht op vaardigheden met een hoge toegevoegde waarde, productiviteit, sociale mobiliteit, groei, sociale innovatie en het scheppen van banen; de rol van onderwijs en opleiding bij de aanpak van ongelijkheden;
–  Kennisbasis voor advies inzake investeringen en beleid, in het bijzonder op het gebied van onderwijs en opleiding, gericht op vaardigheden met een hoge toegevoegde waarde, productiviteit, sociale mobiliteit, groei, sociale innovatie en het scheppen van banen; de rol van onderwijs en opleiding bij de aanpak van ongelijkheden;
–  wetenschapsoverschrijdend onderzoek waarbij de economische, culturele en sociale impact van technologische veranderingen worden gecombineerd;
–  indicatoren voor sociale duurzaamheid, die niet slechts op het bbp zijn gebaseerd, in het bijzonder nieuwe economische en bedrijfsmodellen en nieuwe financiële technologieën;
–  indicatoren voor sociale duurzaamheid, die niet slechts op het bbp zijn gebaseerd, in het bijzonder nieuwe economische en bedrijfsmodellen, zoals de sociale economie en nieuwe financiële technologieën;
–  statistische en andere economische instrumenten waarmee meer inzicht kan worden verkregen in groei en innovatie in een context van trage productiviteitsverbeteringen;
–  statistische en andere economische en kwantitatieve instrumenten waarmee meer inzicht kan worden verkregen in groei en innovatie in een context van trage productiviteitsverbeteringen;
–  nieuwe soorten werk, de rol van werk, tendensen en veranderingen betreffende arbeidsmarkten en inkomens in de huidige samenlevingen, en de gevolgen daarvan voor de inkomensverdeling, non-discriminatie, met inbegrip van gendergelijkheid en sociale inclusie;
–  nieuwe soorten werk, de rol van werk, tendensen en veranderingen betreffende arbeidsmarkten en inkomens in de huidige samenlevingen, en de gevolgen daarvan voor de inkomensverdeling, non-discriminatie, met inbegrip van gendergelijkheid en sociale inclusie;
–  belasting- en uitkeringsstelsels, in combinatie met het beleid op het gebied van sociale zekerheid en sociale investeringen, met het oog op de bestrijding van ongelijkheden en de aanpak van de negatieve gevolgen van technologie, demografische ontwikkelingen en diversiteit;
–  belasting- en uitkeringsstelsels, in combinatie met het beleid op het gebied van sociale zekerheid en sociale investeringen, belastinghavens en rechtvaardige belastingen met het oog op de bestrijding van ongelijkheden en de aanpak van de negatieve gevolgen van technologie, demografische ontwikkelingen en diversiteit;
–  strategieën om om te gaan met de demografische verandering, verstedelijking versus uitgaande migratie vanuit landelijke gebieden, sociaal-economische uitsluiting een halt toe te roepen en de levenskwaliteit in landelijke gebieden te verbeteren, ook via het gebruik van spitstechnologie en digitale oplossingen;
–  menselijke mobiliteit op wereldschaal en op plaatselijk niveau met het oog op beter migratiebeheer en integratie van migranten, met inbegrip van vluchtelingen; naleving van internationale verbintenissen en mensenrechten; betere toegang tot hoogwaardig onderwijs, opleiding, ondersteunende diensten en actief en inclusief burgerschap, in het bijzonder voor kwetsbare groepen;
–  menselijke mobiliteit op wereldschaal en op plaatselijk niveau met het oog op beter migratiebeheer en integratie van migranten, met inbegrip van vluchtelingen; naleving van internationale verbintenissen en mensenrechten; betere toegang tot hoogwaardig onderwijs, opleiding, ondersteunende diensten en actief en inclusief burgerschap, in het bijzonder voor kwetsbare groepen;
–  onderwijs- en opleidingsstelsels waarmee de digitale transformatie van de EU wordt bevorderd en optimaal wordt benut en de risico's van wereldwijde onderlinge verbondenheid en technologische innovaties worden beheerst, in het bijzonder de opkomende onlinerisico's, ethische vraagstukken, sociaal-economische ongelijkheden en radicale veranderingen op markten;
–  onderwijs- en opleidingsstelsels waarmee de digitale transformatie van de EU wordt bevorderd en optimaal wordt benut en de risico's van wereldwijde onderlinge verbondenheid en technologische innovaties worden beheerst, in het bijzonder de opkomende onlinerisico's, ethische vraagstukken, sociaal-economische ongelijkheden en radicale veranderingen op markten;
–  modernisering van overheidsinstanties om te beantwoorden aan de verwachtingen van burgers op het gebied van dienstverlening, transparantie, toegankelijkheid, openheid, verantwoordingsplicht en gebruikersgerichtheid;
–  modernisering van overheidsinstanties om te beantwoorden aan de verwachtingen en behoeften van burgers op het gebied van dienstverlening, transparantie, toegankelijkheid, openheid, verantwoordingsplicht en gebruikersgerichtheid;
–  doeltreffendheid van justitiële stelsels en verbeterde toegang tot justitie, op basis van onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de beginselen van de rechtsstaat, met eerlijke, doelmatige en transparante procedures voor zowel civiel- als strafrechtelijke zaken.
–  doeltreffendheid van justitiële stelsels en verbeterde toegang tot justitie, op basis van onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de beginselen van de rechtsstaat, met eerlijke, doelmatige, toegankelijke en transparante procedures voor zowel civiel- als strafrechtelijke zaken.
–  identificatie van bestaande en opkomende genderkloven en behoeften in verband met mondiale transformaties, en ontwikkeling van innovatieve methoden om met genderstereotypen en gendervooroordelen om te gaan.
__________________
__________________
3 OESO, Understanding The Socio-Economic Divide in Europe, 26 januari 2017.
3 OESO, Understanding The Socio-Economic Divide in Europe, 26 januari 2017.
Amendement 48
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 2 – punt 2.2 – punt 2.2.4
2.2.4.  Rampbestendige samenlevingen
2.2.4.  Sociale en geesteswetenschappen
Natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen kunnen verschillende oorzaken hebben: terroristische aanslagen, klimaatgerelateerde en andere extreme verschijnselen (waaronder zeespiegelstijging), bosbranden, hittegolven, overstromingen, aardbevingen, tsunami's en vulkanische activiteit, watertekorten, weersomstandigheden in de ruimte, industriële en vervoersrampen, chemische, biologische en radionucleaire (CBRN) voorvallen en opeenstapeling van diverse risico's. Beoogd wordt verlies van mensenlevens, schade aan de gezondheid en het milieu en economische en materiële schade als gevolg van rampen te voorkomen en te beperken, de voedselzekerheid te waarborgen, meer inzicht in de risico's van rampen te krijgen en die risico's te beperken en lering te trekken uit rampen.
Onderzoek in de sociale en geesteswetenschappen wordt volledig geïntegreerd in elk van de prioriteiten van Horizon Europa en in het bijzonder bijdragen tot het bewijsmateriaal voor beleidsvorming op internationaal, Unie-, nationaal, regionaal en plaatselijk niveau. Naast deze integratie wordt specifieke steun verleend overeenkomstig de volgende grote lijnen, ook ter ondersteuning van de beleidsvorming.
Grote lijnen
Grote lijnen
–  Technologieën en knowhow voor eerstehulpverleners voor noodoperaties in crisis- en rampsituaties;
–  de mogelijkheden van de samenleving om het rampenrisico, voor zowel bestaande als nieuwe risico's, beter te beheersen en te verkleinen, onder meer via natuurlijke oplossingen en door betere preventie, paraatheid en respons;
–  interoperabiliteit van apparatuur en procedures om grensoverschrijdende operationele samenwerking te vergemakkelijken en bij te dragen tot een geïntegreerde EU-markt.
–  Analyse en ontwikkeling van maatschappelijke, economische en politieke inclusie en interculturele dynamiek in Europa en met internationale partners;
–  groter begrip van de maatschappelijke veranderingen in Europa en de impact ervan;
–  aanpak van grote uitdagingen in verband met Europese modellen voor sociale cohesie, immigratie, integratie, demografische veranderingen, vergrijzing, handicaps, onderwijs, armoede en sociale uitsluiting;
–  ondersteuning van onderzoek naar de behoefte aan identiteit en aan identificatie zoals die leeft in de verschillende gemeenschappen, regio's en naties.
Amendement 49
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 2 – punt 2.2 – punt 2.2.5
2.2.5.  Bescherming en beveiliging
Schrappen
Burgers moeten beschermd worden tegen veiligheidsbedreigingen als gevolg van criminele activiteiten, waaronder terroristische activiteiten en hybride bedreigingen, en dergelijke bedreigingen moeten worden beantwoord; mensen, openbare ruimten en cruciale infrastructuur moeten worden beschermd tegen zowel fysieke aanvallen (waaronder CBRN-E-aanvallen) als cyberaanvallen; terrorisme en radicalisering moeten worden bestreden en de ideeën en overtuigingen van terroristen moeten inzichtelijk worden gemaakt en worden bestreden; zware criminaliteit, waaronder cybercriminaliteit, en georganiseerde criminaliteit moeten worden voorkomen en bestreden; slachtoffers moeten worden ondersteund; criminele geldstromen moeten worden opgespoord; er is behoefte aan ondersteuning van het gebruik van gegevens voor rechtshandhaving en aan de waarborging van de bescherming van persoonsgegevens bij rechtshandhavingsactiviteiten; het EU-grensbeheer in de lucht, op het land en op zee moet worden ondersteund met het oog op het personen- en goederenverkeer. Het is essentieel dat de nodige flexibiliteit blijft bestaan, zodat snel kan worden gereageerd op eventuele nieuwe veiligheidsbedreigingen.
Grote lijnen
–  Innovatieve benaderingen en technologieën voor veiligheidspersoneel (zoals politieagenten, grens- en kustwachten, douaneambtenaren), zorgpersoneel, infrastructuurbeheerders en beheerders van openbare ruimten;
–  de menselijke en sociale dimensies van criminaliteit en gewelddadige radicalisering, in relatie tot degenen die dergelijk gedrag (kunnen gaan) vertonen en hun (potentiële) slachtoffers;
–  de inzet van burgers, overheden en ondernemingen om te voorkomen dat nieuwe veiligheidsrisico's ontstaan en bestaande risico's te verkleinen, met inbegrip van risico's als gevolg van nieuwe technologieën, zoals kunstmatige intelligentie;
–  bestrijding van desinformatie en nepnieuws met mogelijke veiligheidsgevolgen;
–  interoperabiliteit van apparatuur en procedures om grensoverschrijdende operationele samenwerking en operationele samenwerking tussen instanties te vergemakkelijken en bij te dragen tot de totstandkoming van een geïntegreerde EU-markt.
–  waarborging van de bescherming van persoonsgegevens bij rechtshandhavingsactiviteiten, in het bijzonder met het oog op snelle technologische ontwikkelingen.
Amendement 50
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 2 – punt 2.2 – punt 2.2.6
2.2.6.  Cyberbeveiliging
Schrappen
Kwaadwillige cyberactiviteiten vormen niet alleen een bedreiging voor onze economieën, maar ook voor de werking van onze democratieën, onze vrijheden en onze waarden. Cyberdreigingen zijn vaak van criminele aard, en gedreven door winstbejag, maar kunnen ook een politieke en strategische inslag hebben. Voor onze toekomstige veiligheid en welvaart is het cruciaal dat wij de EU beter kunnen beschermen tegen cyberdreigingen. De digitale transformatie vergt een aanzienlijk betere cyberbeveiliging, om te zorgen voor een goede beveiliging van het enorme aantal apparaten dat naar verwachting zal worden aangesloten op het internet der dingen, waaronder aansturingsapparaten voor elektriciteitsnetten, auto's en transportnetwerken, ziekenhuizen, financiële en overheidsinstanties, fabrieken en huizen. Europa moet bouwen aan weerbaarheid tegen cyberaanvallen en zorgen voor een doeltreffende cyberafschrikking.
Grote lijnen
–  Technologieën in de hele digitale waardeketen (van beveiligde componenten tot cryptografie en zelfreparerende software en netwerken);
–  technologieën om de huidige cyberdreigingen aan te pakken, te anticiperen op toekomstige behoeften en een concurrerende industrie te behouden;
–  een Europees kennisnetwerk en kenniscentrum voor cyberbeveiliging.
Amendement 51
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 2 bis (nieuw)
2 bis.  CLUSTER "VEILIGE SAMENLEVING"
2 bis. 1  Motivering
In een context van transformaties en toenemende wereldwijde onderlinge afhankelijkheden en dreigingen is onderzoek en innovatie om de veiligheid van Europa te waarborgen van het allergrootste belang.
Ondanks het feit dat er in Europa geen grootschalige militaire conflicten woeden, bestaat nu de noodzaak om te reageren op de uitdagingen die voortvloeien uit nieuwe veiligheidsdreigingen. Verschillende soorten terroristische aanslagen, gewelddadige radicalisering, maar ook cyberaanvallen en hybride bedreigingen, leiden tot grote bezorgdheid over de veiligheid en specifieke maatschappelijke spanningen. De EU moet deze uitdagingen het hoofd bieden en de openbare veiligheid waarborgen, met behoud van de individuele vrijheid en de grondrechten.
Onderzoek naar veiligheid maakt deel uit van de bredere inspanningen van de EU om deze en andere uitdagingen aan te gaan. Het draagt bij tot het vermogensontwikkelingsproces doordat op termijn technologieën, oplossingen en applicaties beschikbaar komen waarmee lacunes worden opgevuld die door beleidsmakers en eindgebruikers, met name overheidsinstanties, zijn vastgesteld.
Met dergelijk onderzoek en innovatie wordt de toezegging uit de agenda van Rome om te werken aan "een veilig en zeker Europa" gestand gedaan en wordt bijgedragen tot de Veiligheidsunie. Er zal gebruik worden gemaakt van synergieën met het programma voor justitie en met het programma voor rechten en waarden, waarmee steun wordt verleend voor activiteiten op het gebied van toegang tot justitie, rechten van slachtoffers, gendergelijkheid, non-discriminatie, gegevensbescherming en bevordering van Europees burgerschap.
Er zal optimaal gebruik worden gemaakt van de beschikbare instrumenten, zoals het Europees ruimteprogramma (Galileo en Egnos, Copernicus, omgevingsbewustzijn in de ruimte en satellietcommunicatie voor de overheid).
Europa moet haar onderzoeks- en innovatie-inspanningen handhaven met het oog op de verbetering van de cyberveiligheid, de digitale privacy en de beveiliging van persoonsgegevens, en de verspreiding van valse en schadelijke informatie bestrijden om de welvaart en democratische en economische stabiliteit te waarborgen. Terrorisme, gewelddadige radicalisering, ideologisch gemotiveerd geweld, handel in cultuurgoederen, cyberaanvallen, georganiseerde misdaad, belastingontwijking en milieucriminaliteit en rampen zijn enkele voorbeelden van gebieden die in het kader van dit cluster moeten worden aangepakt.
Om te kunnen anticiperen op risico's en bedreigingen en deze te kunnen voorkomen en beheersen, is het niet alleen noodzakelijk onderzoek te verrichten, maar ook innovatieve technologieën, oplossingen, prognose-instrumenten en kennis te ontwikkelen en toe te passen, de samenwerking tussen aanbieders en openbare gebruikers te stimuleren, oplossingen te vinden, misbruik van de persoonlijke levenssfeer en schendingen van de mensenrechten te voorkomen en te bestrijden en intussen de individuele rechten en vrijheid van de Europese burger te waarborgen.
Om de complementariteit van onderzoek en innovatie te versterken, moet het onderzoek van openbare veiligheidsinstanties worden uitgevoerd in het kader van een multi- en internationale uitwisseling en samenwerking. De openbare veiligheidsinstanties worden aangemoedigd om deel te nemen aan onderzoeks- en innovatie-inspanningen van de EU ter bevordering van hun capaciteit om samen te werken en te communiceren op alle passende niveaus, om gegevens uit te wisselen, om te profiteren van gemeenschappelijke normen op het gebied van technologieën, procedures, apparatuur en actuele resultaten van met criminaliteit verband houdende wetenschappen, opleiding en de ondersteunende voordelen van kennis van deskundigen.
Voorts worden aanbestedingen ontwikkeld ter ondersteuning van prototypen en ter vergemakkelijking van het testen en verwerven door overheidsinstanties van innovatieve oplossingen voorafgaand aan de marktintroductie.
De activiteiten zullen met name rechtstreeks bijdragen tot de volgende doelen voor duurzame ontwikkeling (Sustainable Development Goals; SDG's): SDG 1: Geen armoede; SDG 4: Hoogwaardig onderwijs; SDG 8: Goede werkgelegenheid en economische groei; SDG 9: Industrie, innovatie en infrastructuur; SDG 10: Ongelijkheid verminderen; SDG 11: Duurzame steden en gemeenschappen; SDG 16: Vrede, gerechtigheid en sterke instellingen.
2 bis. 2  Actiegebieden
2 bis. 2.1  Georganiseerde misdaad Georganiseerde misdaad, terrorisme, extremisme, radicalisering en ideologisch gemotiveerd geweld
Georganiseerde misdaad, terrorisme, extremisme, gewelddadige radicalisering en ideologisch gemotiveerd geweld brengen grote risico's met zich mee voor burgers, alsook voor de Europese samenleving, economie en democratische stabiliteit. De daders variëren van individuele personen tot zeer georganiseerde criminele structuren, die ook internationaal opereren. Er is onderzoek en innovatie, waaronder op het gebied van de geesteswetenschappen en de technologie, nodig om hun activiteiten en oorzaken op te sporen, te voorkomen en tegen te gaan.
Grote lijnen
–  de menselijke en sociale dimensies van criminaliteit en gewelddadige radicalisering, in relatie tot degenen die dergelijk gedrag (kunnen gaan) vertonen en hun (potentiële) slachtoffers;
–  innovatieve benaderingen en technologieën voor eindgebruikers op het gebied van veiligheid, met name openbare veiligheidsinstanties;
–  technologieën en operationele normen voor de bescherming van infrastructuur, open en openbare ruimten;
–  voorspelling, opsporing, preventie van en bescherming tegen pogingen tot en het plegen van ernstige en georganiseerde misdaden, ideologische radicalisering, geweld en terrorisme, met inbegrip van steun aan slachtoffers.
2 bis. 2.2  Bescherming van de grenzen
Om de EU veiliger te maken en beter te beveiligen, is onderzoek en innovatie nodig om de capaciteiten voor grensbescherming en -beheer te versterken. Deze omvatten verkenning en bewaking van het gebied (in de lucht, op de grond, op zee), stabiele samenwerking en gegevensuitwisseling met buitenlandse autoriteiten, met inbegrip van interoperabiliteitscapaciteiten met lokale, regionale, nationale en internationale commando-, controle- en communicatiecentra, alsmede de uitvoering van oplossingen voor grensbewaking, incidentrespons, risicodetectie en misdaadpreventie. De vereiste capaciteiten omvatten ook onderzoek op het gebied van preventief toezicht en op algoritmen gebaseerde toepassingen voor vroegtijdige waarschuwing, en geautomatiseerde bewakingstechnologieën waarbij gebruik wordt gemaakt van verschillende soorten sensoren, met inachtneming van de grondrechten. Bij de evaluatie van het effect ervan op en de mogelijkheden om de veiligheidsinspanningen te vergroten en veiligheidsoplossingen te verbeteren, moeten technologieën en apparatuur bijdragen tot de integriteit van degenen die de buitengrenzen naderen, met name over land en zee.
Onderzoek moet de verbetering ondersteunen van het geïntegreerde Europese grensbeheer, onder meer door meer samenwerking met kandidaat-lidstaten, potentiële kandidaat-lidstaten en landen van het Europees nabuurschapsbeleid. Het zal de inspanningen van de EU om de migratie te beheren verder ondersteunen.
Grote lijnen
–  Identificatie van vervalste en anderszins gemanipuleerde documenten;
–  opsporing van illegaal vervoer van en illegale handel in mensen en goederen;
–  bevordering van de responscapaciteit bij grensincidenten;
–  modernisering van apparatuur voor de verkenning en bewaking van grensgebieden;
–  verbetering van de rechtstreekse samenwerking van veiligheidsinstanties aan beide kanten van de desbetreffende grens op het gebied van grensoverschrijdende maatregelen om delinquenten en verdachten onafgebroken te vervolgen.
2 bis. 2.3  Cyberbeveiliging, privacy, gegevensbescherming
Kwaadaardige en vijandige cyberactiviteiten bedreigen onze samenlevingen en burgers, het stabiele en veilige functioneren van overheden en instellingen, economieën en ook het functioneren zelf van de democratische instellingen van Europa, onze vrijheden en waarden. Incidenten waarbij overheidsinstellingen betrokken zijn, hebben zich al voorgedaan en zullen waarschijnlijk nog toenemen in de loop van de verdere integratie van digitale en cybertoepassingen in administratieve en economische procedures en in particulier en individueel gebruik.
De cybercriminaliteit neemt toe en leidt, naarmate de economie en de samenleving verder digitaliseren, tot steeds meer risico's. Europa moet blijven werken aan verbetering van de cyberveiligheid, de digitale privacy en de beveiliging van persoonsgegevens, en de verspreiding van valse en schadelijke informatie bestrijden om te zorgen voor democratische en economische stabiliteit.
Toekomstige veiligheid en welvaart hangen af van de verbetering van het vermogen om de EU tegen dergelijke dreigingen te beschermen en kwaadaardige cyberactiviteiten te voorkomen, op te sporen en te bestrijden, waarvoor vaak nauwe en snelle grensoverschrijdende samenwerking nodig is. Met name de digitale transformatie vergt een aanzienlijk betere cyberbeveiliging, om te zorgen voor een goede beveiliging van het enorme aantal apparaten dat naar verwachting zal worden aangesloten op het internet der dingen. Europa moet alles in het werk stellen om de weerbaarheid tegen cyberaanvallen te versterken en een doeltreffende afschrikking te bevorderen.
Grote lijnen
–  Bestrijding van desinformatie en nepnieuws met mogelijke veiligheidsgevolgen, met inbegrip van de bescherming van kiezerslijsten en evaluatie-/telsystemen en communicatie (verkiezingsbeveiliging); – ontwikkeling van capaciteiten om de bronnen van manipulatie op te sporen, met inachtneming van de vrijheid van meningsuiting en de toegang tot informatie;
–  uitbreiding van detectie-, preventie-, defensie- en bestrijdingstechnologieën;
–  versterking van de capaciteit om cyberaanvallen te ontcijferen en te decoderen voor overheden;
–  technologieën voor het opsporen en monitoren van illegale elektronische betaalmiddelen en geldstromen;
–  versterking van de wetenschappelijke en technologische capaciteiten van de verantwoordelijke autoriteiten, met name de Europese Politiedienst, het Europees Centrum voor de bestrijding van cybercriminaliteit en het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging;
–  waarborging van de bescherming van persoonsgegevens bij rechtshandhavingsactiviteiten, in het bijzonder met het oog op snelle technologische ontwikkelingen;
–  technologieën in de hele digitale waardeketen (van beveiligde componenten tot cryptografie, technologieën voor gedistribueerde grootboeken, op gedrag gebaseerde beveiliging en weerbare en zelfreparerende software en netwerken);
–  technologieën, methoden en beste praktijken om cyberdreigingen aan te pakken, te voorkomen, te verzachten en te herstellen, om te anticiperen op toekomstige behoeften en een concurrerende industrie met een hoge beschikbaarheid te behouden, met inbegrip van betere kennis en een groter bewustzijn van cyberveiligheidsrisico's en de gevolgen ervan;
–  verbetering van de bescherming van persoonsgegevens door de bevordering van gebruiksvriendelijke oplossingen voor door de burgers en consumenten gebruikte apparatuur;
–  de ontwikkeling van veilige software en hardware en voorzieningen voor veiligheidstests van software en hardware.
2 bis. 2.4  Bescherming van kritieke infrastructuur en verbetering van de respons bij rampen
Nieuwe technologieën, processen, methoden en speciaal daarvoor bestemde capaciteiten zullen bijdragen aan de bescherming van kritieke infrastructuren, waaronder e-infrastructuren, systemen en diensten die van wezenlijk belang zijn voor de goede werking van de samenleving en de economie, onder andere op het gebied van communicatie, vervoer, financiën, gezondheid, voedsel, water, energie, logistiek en toeleveringsketens en het milieu.
Rampen kunnen verschillende oorzaken hebben, hetzij natuurrampen hetzij door de mens veroorzaakte rampen, hetzij door een opeenstapeling van diverse risico's. Er zijn inspanningen nodig om de gevolgen voor het leven en de bestaansmiddelen te beperken. Het doel bestaat erin om schade aan de gezondheid en het milieu, economische en materiële schade te voorkomen en te beperken, en om de voedsel- en geneesmiddelenvoorziening, de veiligheid en de basiscommunicatiemiddelen te waarborgen.
Grote lijnen
–  Technologieën en capaciteiten voor eerstehulpverleners voor noodoperaties in crisis- en rampsituaties met inbegrip van respons bij rampen voor slachtoffers en systeem voor vroegtijdige waarschuwing;
–  de mogelijkheden van de samenleving om het rampenrisico, voor zowel bestaande als nieuwe risico's, beter te beheersen en te verkleinen, onder meer via natuurlijke en op de knowhow van de gemeenschap gebaseerde oplossingen en door betere preventie, paraatheid en respons en door een verbeterde weerbaarheid van deze verschillende infrastructuren, waaronder via rampbestendige institutionele, politieke en bestuursstructuren;
–  verbetering van de bewegingsmogelijkheden voor opsporings- en reddingsapparatuur, voertuigen, bevoorrading en strijdkrachten;
–  technologieën, uitrusting en procedures om het uitbreken van pandemieën te voorkomen of deze in te dammen;
–  verbetering van meerlagige systemen voor waarschuwingen van het publiek, vooral met kwetsbare personen in gedachten;
–  verbetering van de beschikbaarheid van speciale lucht- en grondvoertuigen ter bestrijding van grootschalige branden en bosbranden en verbetering van de snelle inzet van die voertuigen.
2 bis. 2.5  Piraterij en namaak van producten
De bestrijding van piraterij en namaak van producten blijft een grote zorg voor de Europese economie, de culturele en creatieve sector en de burgers. Deze illegale activiteiten leiden tot een ernstig verlies van belastingen, inkomsten en persoonlijke inkomsten en brengen de werkgelegenheid in Europa in gevaar.
Gebrekkige producten kunnen schade aan personen en goederen veroorzaken. Dergelijke effecten moeten worden aangepakt en er moeten oplossingen worden gevonden om piraterij en namaak van producten aan te pakken en om de bevoegde overheidsinstanties te dwingen tot het voorkomen, opsporen, onderzoeken en bestrijden van deze misdrijven en daarmee verband houdende illegale activiteiten in samenwerking.
Dit omvat inspanningen om de bescherming van intellectueel eigendom te bevorderen.
Grote lijnen
–  Bevordering van technieken voor de identificatie van producten;
–  betere bescherming van originele onderdelen en goederen;
–  technologieën voor de controle van vervoerde producten (realtime) en gegevensuitwisseling tussen producenten, vervoerders, douaneautoriteiten en ontvangers.
2 bis. 2.6  Ondersteuning van het externe veiligheidsbeleid van de Unie door middel van conflictpreventie en vredesopbouw
Onderzoek, nieuwe technologieën, capaciteiten en oplossingen zijn nodig om het externe veiligheidsbeleid van de Unie te ondersteunen in de uitoefening van civiele taken, gaande van civiele bescherming tot humanitaire hulp, grensbeheer of vredeshandhaving en stabilisatie na een crisis, met inbegrip van conflictpreventie, vredesopbouw en bemiddeling.
Grote lijnen
–  Onderzoek naar conflictoplossing en herstel van vrede en recht, naar het tijdig onderkennen van factoren die tot een conflict leiden en naar de gevolgen van herstelrechtprocessen;
–  bevordering van de interoperabiliteit tussen civiele en militaire capaciteiten in civiele taken die uiteenlopen van civiele bescherming tot humanitaire hulp, grensbeheer of vredesmissies;
–  technische ontwikkeling op het terrein van technologieën voor tweeërlei gebruik, teneinde de interoperabiliteit te versterken tussen militaire en civielebeschermingsdiensten en tussen civielebeschermingsdiensten wereldwijd, alsmede betrouwbaarheid, organisatorische, juridische en ethische aspecten, handelskwesties, bescherming van de vertrouwelijkheid en de integriteit van informatie, en de traceerbaarheid van alle transacties en processen;
–  ontwikkeling van commando- en controlecapaciteiten voor civiele missies.
2 bis. 2.7  Bevordering van coördinatie, samenwerking en synergieën
Om ervoor te zorgen dat procedures tussen autoriteiten kunnen worden ingevoerd, beheerd, gecontroleerd en aangestuurd, zijn moderne technologieën en normen vereist. Het doel zou moeten zijn om overheidsinstanties en andere ordehandhavingsdiensten die worden ingezet uit te rusten met uitwisselbare apparatuur, om in de hele EU geldende standaardprocedures voor werking, respons, rapportage en gegevensuitwisseling te integreren.
Aan de agentschappen moet een passend budget worden toegewezen om hun capaciteit om deel te nemen aan onderzoek en innovatie in de EU verder te bevorderen en om relevante projecten te beheren, verzoeken, resultaten en ambities uit te wisselen en samen te werken en inspanningen te coördineren met andere agentschappen en bepaalde niet-EU-autoriteiten zoals de groep voor terrorismebestrijding en Interpol. Wat onderzoek en innovatie op het gebied van veiligheid betreft, gaat het met name om de Europese Politieacademie, het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding, het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid, het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging, het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie, Europol, het Europees Grens- en kustwachtagentschap en het Satellietcentrum van de Europese Unie.
Om de synergieën met door de EU gefinancierd defensieonderzoek te versterken, moeten uitwisselings- en raadplegingsmechanismen worden opgezet met bij defensieonderzoek betrokken autoriteiten voor civiele doeleinden.
Normen spelen een belangrijke rol omdat zij voor een gemeenschappelijke ontwikkeling, productie en uitvoering zorgen alsmede voor mogelijkheden voor uitwisseling, interoperabiliteit en compatibiliteit van diensten, procedures, technologieën en apparatuur.
Grote lijnen
–  Technologieën en apparatuur waarvan de fundamentele operationele eisen gelijkelijk van toepassing zijn op alle autoriteiten van de lidstaten van dezelfde lijn (politie, redding, rampenbestrijding, communicatie enz.);
–  interoperabiliteit van apparatuur en procedures om de operationele capaciteit op grensoverschrijdend niveau en tussen instanties onderling te vergemakkelijken.
Amendement 52
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 3 – inleidende formule
3.  CLUSTER "DIGITAAL EN INDUSTRIE"
3.  CLUSTER "DIGITAAL, INDUSTRIE EN RUIMTE"
Amendement 53
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 3 – punt 3.1
3.1.  Motivering
3.1.  Motivering
Om te zorgen dat de EU-industrie concurrerend kan blijven en dat de voorliggende mondiale problemen kunnen worden aangepakt, moet de EU haar technologische en industriële vermogens versterken op de gebieden die cruciaal zijn voor de transformatie van onze economie en samenleving.
Om te zorgen dat de EU-industrie concurrerend kan blijven en dat de voorliggende mondiale problemen kunnen worden aangepakt, moet de EU haar technologische en industriële vermogens versterken op de gebieden die cruciaal zijn voor de transformatie van onze economie en samenleving.
De EU-industrie is verantwoordelijk voor een op de vijf banen en twee derde van de particuliere investeringen in O&O, en genereert 80 % van de uitvoer van de EU. Een nieuwe innovatiegolf, waarbij fysieke en digitale technologieën samensmelten, zal enorme kansen voor de EU-industrie opleveren en de levenskwaliteit voor de EU-burgers verbeteren.
De EU-industrie is verantwoordelijk voor een op de vijf banen en twee derde van de particuliere investeringen in O&O, en genereert 80 % van de uitvoer van de EU. Een nieuwe innovatiegolf, waarbij fysieke en digitale technologieën samensmelten, zal enorme kansen voor de EU-industrie opleveren en de levenskwaliteit voor de EU-burgers verbeteren.
De digitalisering is een belangrijke aanjager. Aangezien de digitalisering zich in alle bedrijfstakken in hoog tempo voltrekt, worden investeringen op de meest urgente gebieden, uiteenlopend van kunstmatige intelligentie tot het internet van de volgende generatie, geavanceerde computercapaciteit, fotonica en nano-elektronica, cruciaal voor het concurrentievermogen van onze economie en de duurzaamheid van onze samenleving. De economische groei van de EU wordt aanzienlijk bevorderd door investeringen in ICT en de productie en het gebruik van ICT: tussen 2001 en 2011 zorgde dit alleen al voor een groei van 30 %.
De digitalisering is een belangrijke aanjager. Aangezien de digitalisering zich in alle bedrijfstakken in hoog tempo voltrekt, worden investeringen op de meest urgente gebieden, uiteenlopend van kunstmatige intelligentie tot het internet van de volgende generatie, geavanceerde computercapaciteit, fotonica, kwantumtechnologieën, nano-elektronica, smart data enz. cruciaal voor het concurrentievermogen van onze economie. De economische groei van de EU wordt aanzienlijk bevorderd door investeringen in ICT en de productie en het gebruik van ICT: tussen 2001 en 2011 zorgde dit alleen al voor een groei van 30 %.
Sleuteltechnologieën4 liggen ten grondslag aan de samensmelting van de digitale en de fysieke wereld, die bij deze nieuwe wereldwijde innovatiegolf een centrale plaats inneemt. Door te investeren in de ontwikkeling, demonstratie en toepassing van sleuteltechnologieën en te zorgen voor een zekere, duurzame en betaalbare aanvoer van grondstoffen en geavanceerde materialen, wordt de strategische autonomie van de EU gewaarborgd en zal de EU-industrie worden geholpen bij het aanzienlijk verkleinen van haar ecologische en CO2-voetafdruk.
Sleuteltechnologieën4 liggen ten grondslag aan de samensmelting van de digitale en de fysieke wereld, die bij deze nieuwe wereldwijde innovatiegolf een centrale plaats inneemt. Door te investeren in de ontwikkeling, demonstratie, toepassing en normalisatie van sleuteltechnologieën en te zorgen voor een zekere, duurzame en betaalbare winning en een zeker, duurzaam en betaalbaar gebruik en beheer van grondstoffen en geavanceerde materialen, wordt de strategische autonomie van de EU gewaarborgd en zal de EU-industrie worden geholpen bij het aanzienlijk verkleinen van haar ecologische en CO2-voetafdruk en dus van de kosten voor de samenleving wat externe effecten betreft.
Er kan, naar gelang van de behoeften, ook onderzoek worden gedaan naar specifieke toekomstige en opkomende technologieën.
Er moet ook onderzoek worden gedaan naar specifieke toekomstige en opkomende technologieën aangezien zij de grondslag vormen waarop de volgende baanbrekende innovaties berusten.
De ruimtevaart is van strategisch belang; ongeveer 10 % van het bbp van de EU houdt verband met het gebruik van ruimtevaartdiensten. De EU heeft een ruimtevaartsector van wereldklasse, met sterke satellietbouwers en een dynamische downstreamdienstensector. De ruimtevaart zorgt voor belangrijke communicatie-, navigatie- en surveillancehulpmiddelen en schept talrijke commerciële mogelijkheden, met name in combinatie met digitale technologieën en andere gegevensbronnen. De EU moet optimaal gebruikmaken van deze mogelijkheden door het volledige potentieel van haar ruimteprogramma's Copernicus, Egnos en Galileo te benutten en door haar ruimte- en grondinfrastructuur te beschermen tegen dreigingen uit de ruimte.
De ruimtevaart is van strategisch belang; ongeveer 10 % van het bbp van de EU houdt verband met het gebruik van ruimtevaartdiensten. De EU heeft een ruimtevaartsector van wereldklasse, met sterke satellietbouwers en een dynamische downstreamdienstensector. De ruimtevaart zorgt voor belangrijke communicatie-, navigatie- en surveillancehulpmiddelen en schept talrijke onderzoeks-, innovatie- en commerciële mogelijkheden, met name in combinatie met digitale technologieën en andere gegevensbronnen. De EU moet optimaal gebruikmaken van deze mogelijkheden door het volledige potentieel van haar ruimteprogramma's Copernicus, Egnos en Galileo te benutten en onder meer ook door de ontwikkeling van de downstreamsector en de toepassingen voor de eindgebruikers aan te moedigen, en door haar ruimte- en grondinfrastructuur te beschermen tegen dreigingen.
De EU heeft de unieke mogelijkheid om wereldleider te zijn en haar aandeel op de wereldmarkten te vergroten door te tonen hoe de digitale transformatie, leiderschap op het gebied van sleutel- en ruimtetechnologieën, de overgang naar een koolstofarme circulaire economie en concurrentievermogen elkaar kunnen versterken door middel van wetenschappelijke en technologische excellentie.
De EU heeft de unieke mogelijkheid om wereldleider te zijn en haar aandeel op de wereldmarkten te vergroten door te tonen hoe de digitale transformatie, leiderschap op het gebied van sleutel- en ruimtetechnologieën, de ontsluiting van scenario's voor de overgang naar een netto BKG-emissievrije economie, met inbegrip van koolstofarme technologieën en strategieën voor decarbonisatie, bio-economie en circulaire economie, kunnen zorgen voor concurrentievermogen en maatschappelijk inzicht in deze technologieën en ontwikkelingen.
Vanwege de complexiteit van de waardeketens, de systemische en multidisciplinaire aard van de technologieën en de hoge ontwikkelingskosten ervan, alsook de sectoroverschrijdende aard van de problemen die zich voordoen, is actie op EU-niveau vereist om de gedigitaliseerde, circulaire, koolstof- en emissiearme economie te verwezenlijken. De EU moet ervoor zorgen dat alle industriële spelers, en de samenleving als geheel, kunnen profiteren van geavanceerde en schone technologieën en digitalisering. Het zal echter niet volstaan om slechts technologieën te ontwikkelen. Op de industrie georiënteerde infrastructuren, waaronder proefproductielijnen, zullen helpen bij de oprichting van ondernemingen in de EU en zullen met name kleine en middelgrote ondernemingen helpen bij de toepassing van deze technologieën en bij de verbetering van hun prestaties op het gebied van innovatie.
Vanwege de complexiteit van de waardeketens, de systemische en multidisciplinaire aard van de technologieën en de hoge ontwikkelingskosten ervan, alsook de sectoroverschrijdende aard van de problemen die zich voordoen, is actie op EU-niveau vereist om de gedigitaliseerde, circulaire, koolstof- en emissiearme economie te verwezenlijken. De EU moet ervoor zorgen dat alle industriële spelers, en de samenleving als geheel, kunnen profiteren van geavanceerde en schone technologieën en digitalisering. Het zal echter niet volstaan om slechts technologieën te ontwikkelen. Nieuwe, duurzame bedrijfsmodellen en op de industrie georiënteerde infrastructuren, waaronder proefproductielijnen, zullen helpen bij de oprichting van ondernemingen in de EU en zullen met name kleine en middelgrote ondernemingen helpen bij de toepassing van deze technologieën en bij de verbetering van hun prestaties op het gebied van innovatie. In deze context spelen de culturele en creatieve sector ook een belangrijke rol als drijvende kracht achter digitale transformatie en ICT-gedreven innovatie in Europa.
Het is essentieel dat de industrie nauw wordt betrokken bij de vaststelling van prioriteiten en bij de ontwikkeling van onderzoeks- en innovatieagenda's, aangezien daarmee de hefboomwerking van publieke financiering wordt vergroot en de benutting van de resultaten wordt gewaarborgd. Begrip en aanvaarding door de samenleving zijn belangrijke succesfactoren, evenals een nieuwe agenda voor de vaardigheden en normalisatieactiviteiten die voor de industrie belangrijk zijn.
Het is daarom essentieel dat de industrie nauw wordt betrokken bij de vaststelling van prioriteiten en bij de ontwikkeling van onderzoeks- en innovatieagenda's, aangezien daarmee de hefboomwerking van aanvullende publieke en particuliere financiering wordt vergroot en de benutting van de resultaten wordt gewaarborgd. Begrip en aanvaarding door de samenleving zijn belangrijke succesfactoren, evenals een nieuwe agenda voor de vaardigheden en normalisatieactiviteiten die voor de industrie belangrijk zijn.
De bundeling van activiteiten op het gebied van digitale, sleutel- en ruimtetechnologieën, met duurzame aanvoer van grondstoffen, zal een meer systemische benadering mogelijk maken, alsook een snellere en diepgaandere digitale en industriële transformatie. Gewaarborgd zal worden dat het onderzoek en de innovatie op deze gebieden verwerkt worden in en bijdragen tot de uitvoering van het EU-beleid inzake industrie, digitalisering, milieu, energie en klimaat, circulaire economie, grondstoffen en geavanceerde materialen en ruimtevaart.
De bundeling van activiteiten op het gebied van digitale, sleutel- en ruimtetechnologieën, met duurzame aanvoer van grondstoffen, zal een meer systemische benadering mogelijk maken, alsook een snellere en diepgaandere digitale en industriële transformatie. Gewaarborgd zal worden dat het onderzoek en de innovatie op deze gebieden verwerkt worden in en bijdragen tot de uitvoering van het EU-beleid inzake industrie, digitalisering, milieu, energie en klimaat, mobiliteit, circulaire economie, grondstoffen en geavanceerde materialen en ruimtevaart.
Er zal worden gezorgd voor complementariteit met activiteiten in het kader van het Programma Digitaal Europa, zodat beide programma's duidelijk worden afgebakend en overlapping wordt vermeden.
Er zal worden gezorgd voor complementariteit met activiteiten in het kader van het Programma Digitaal Europa, zodat beide programma's duidelijk worden afgebakend en overlapping wordt vermeden.
De activiteiten zullen met name rechtstreeks bijdragen tot de volgende doelen voor duurzame ontwikkeling (Sustainable Development Goals; SDG's): SDG 8: Goede werkgelegenheid en economische groei; SDG 9: Industrie, innovatie en infrastructuur; SDG 12: Verantwoorde consumptie en productie; SDG 13: Klimaatactie.
De activiteiten zullen met name rechtstreeks bijdragen tot de volgende doelen voor duurzame ontwikkeling (Sustainable Development Goals; SDG's): SDG 8: Goede werkgelegenheid en economische groei; SDG 9: Industrie, innovatie en infrastructuur; SDG 12: Verantwoorde consumptie en productie; SDG 13: Klimaatactie.
__________________
__________________
4 Bij de sleuteltechnologieën van de toekomst gaat het onder meer om geavanceerde materialen en nanotechnologie, fotonica en micro- en nano-elektronica, biowetenschappen, geavanceerde industrie en verwerking, kunstmatige intelligentie en digitale beveiliging en connectiviteit.
4 Bij de sleuteltechnologieën van de toekomst gaat het onder meer om geavanceerde materialen en nanotechnologie, fotonica en micro- en nano-elektronica, biowetenschappen, geavanceerde industrie en verwerking, kunstmatige intelligentie en digitale beveiliging en connectiviteit.
Amendement 54
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.1
3.2.1.  Industriële technologieën
3.2.1.  Industriële technologieën
De industrie is een belangrijke bron van werkgelegenheid en welvaart in de EU: zij produceert meer dan drie kwart van de wereldwijde uitvoer van de EU en creëert meer dan 100 miljoen directe en indirecte banen. De grootste uitdaging voor de EU-industrie is het om op wereldniveau concurrerend te blijven met slimmere en meer op maat gemaakte producten met een hoge toegevoegde waarde, die tegen veel lagere energiekosten zijn geproduceerd. Creatieve en culturele input zal cruciaal zijn om toegevoegde waarde te genereren.
De industrie is een belangrijke bron van werkgelegenheid en welvaart in de EU: zij produceert meer dan drie kwart van de wereldwijde uitvoer van de EU en creëert meer dan 100 miljoen directe en indirecte banen. De grootste uitdaging voor de EU-industrie is het om op wereldniveau concurrerend te blijven met slimmere, meer op maat gemaakte en meer energie- en hulpbronnenefficiënte producten met een hoge toegevoegde waarde en een kleinere koolstofvoetafdruk, met inbegrip van minder afval en vervuiling. Creatieve en culturele input, evenals standpunten van de sociale en geesteswetenschappen over de relatie tussen technologie en de mens zullen cruciaal zijn om deze doelen te verwezenlijken.
Grote lijnen
Grote lijnen
–  Baanbrekende industriële technologieën, zoals additieve productie, industriële robotica en systemen voor "human integrated manufacturing", die ook bevorderd worden via een EU-netwerk van op de industrie georiënteerde infrastructuren;
–  Baanbrekende industriële technologieën, zoals additieve productie, modellering, simulatie, industriële automatisering en robotica en systemen voor "human integrated manufacturing", die ook bevorderd worden via een EU-netwerk van op de industrie georiënteerde infrastructuren;
–  baanbrekende innovaties die in de hele waardeketen gebruikmaken van verschillende sleuteltechnologieën (bv. convergerende technologieën, kunstmatige intelligentie, gegevensanalyse, industriële robotica, biomanufacturing, geavanceerde batterijtechnologieën);
–  baanbrekende innovaties die in de hele waardeketen gebruikmaken van verschillende sleuteltechnologieën (bv. convergerende technologieën, kunstmatige intelligentie, gegevensanalyse, industriële robotica, duurzame biomanufacturing, geavanceerde batterijtechnologieën);
–  vaardigheden en werkomgevingen die volledig op de nieuwe technologieën zijn afgestemd, overeenkomstig de Europese sociale waarden;
–  vaardigheden en werkomgevingen die volledig op de nieuwe technologieën zijn afgestemd, met inbegrip van ergonomie, die in overeenstemming zijn met de Europese sociale waarden;
–  flexibele, cognitieve fabrieken met hoge precisie, foutloze en afvalvrije vervaardiging en slimme productiesystemen waarmee aan de behoeften van de klant wordt voldaan;
–  flexibele, cognitieve fabrieken met hoge precisie, foutloze en afvalvrije vervaardiging en slimme en energie-efficiënte productiesystemen waarmee aan de behoeften van de klant wordt voldaan;
–  baanbrekende innovaties bij onderzoektechnieken voor bouwplaatsen, voor volledig automatische assemblage ter plaatse en geprefabriceerde componenten.
–  baanbrekende innovaties bij onderzoektechnieken voor bouwplaatsen, voor volledig automatische assemblage ter plaatse en geprefabriceerde componenten.
Amendement 55
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.2 – alinea 1
Een concurrerende EU vereist de instandhouding en autonome ontwikkeling van sterke ontwerp- en productiecapaciteit voor essentiële digitale technologieën, zoals micro- en nano-elektronica, fotonica, software en systemen, en de integratie ervan, alsook geavanceerde materialen voor deze toepassingen.
Een concurrerende EU vereist de instandhouding en autonome ontwikkeling van sterke ontwerp- en productiecapaciteit voor essentiële digitale technologieën, zoals micro- en nano-elektronica, fotonica, software en systemen, de integratie en normalisatie ervan, alsook geavanceerde materialen voor deze toepassingen. Digitale sleuteltechnologieën zijn van essentieel belang om de leemte te vullen tussen geavanceerd onderzoek en innovaties die een markt creëren.
Amendement 56
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.2 – alinea 2
–  Concepten voor het ontwerp en de verwerking van nano-elektronica die beantwoorden aan de specifieke vereisten van de digitale transformatie en de mondiale uitdagingen ten aanzien van functionaliteit, energieverbruik en integratie;
–  Concepten voor het ontwerp en de verwerking van nano-elektronica die beantwoorden aan de specifieke vereisten van de digitale transformatie en de mondiale uitdagingen ten aanzien van prestaties, functionaliteit, energiedelen en -verbruik, efficiëntie en integratie;
–  detectietechnologieën en de co-integratie ervan in computerelementen om het internet der dingen mogelijk te maken, waaronder innovatieve oplossingen voor flexibele en aanpasbare materialen voor mensvriendelijke interactieobjecten;
–  detectietechnologieën en de co-integratie ervan in computerelementen om het internet der dingen mogelijk te maken, waaronder innovatieve oplossingen voor flexibele en aanpasbare materialen voor veilige, zekere, mens- en milieuvriendelijke interactieobjecten;
–  technologieën als aanvulling op of alternatief voor nano-elektronica, zoals neuromorfische chips die toepassingen op basis van kunstmatige intelligentie voeden of geïntegreerde kwantumcomputers;
–  technologieën als aanvulling op of alternatief voor nano-elektronica, zoals neuromorfische chips die toepassingen op basis van kunstmatige intelligentie voeden of geïntegreerde kwantumcomputers;
–  computerarchitectuur en energiezuinige processors voor uiteenlopende toepassingen, waaronder "edge computing", digitalisering van de industrie, "big data" en de cloud, slimme energie en geconnecteerd en automatisch rijden;
–  computerarchitectuur en energiezuinige processors voor uiteenlopende toepassingen, waaronder "edge computing", digitalisering van de industrie, automatisering en robotica, "big data" en de cloud, slimme energie en geconnecteerd en automatisch rijden;
–  ontwerpen van computerhardware met sterke garanties voor betrouwbare uitvoering, met ingebouwde beschermingsmaatregelen voor de privacy en de beveiliging van de input- en outputgegevens, alsmede verwerkingsinstructies;
–  ontwerpen van computerhardware met sterke garanties voor betrouwbare uitvoering, met ingebouwde beschermingsmaatregelen voor de privacy en de beveiliging van de input- en outputgegevens, alsmede verwerkingsinstructies;
–  fotonicatechnologieën die toepassingen mogelijk maken met baanbrekende betere functionaliteit en prestaties;
–  fotonicatechnologieën die toepassingen mogelijk maken met baanbrekende betere functionaliteit, integratie en prestaties;
–  systeembouwtechnologieën ter ondersteuning van volledig autonome systemen voor betrouwbare toepassingen die in interactie staan met de fysieke wereld, ook op essentiële industriële en veiligheidsgebieden;
–  systeembouwtechnologieën ter ondersteuning van volledig autonome systemen voor betrouwbare toepassingen die in interactie staan met de fysieke wereld, ook op essentiële industriële en veiligheidsgebieden;
–  softwaretechnologieën die bijdragen tot verbetering van de kwaliteit, beveiliging en betrouwbaarheid van de software met een langere levensduur, de ontwikkelproductiviteit vergroten, en invoering van ingebouwde kunstmatige intelligentie en weerbaarheid in software;
–  software- en hardwaretechnologieën die bijdragen tot verbetering van de kwaliteit, beveiliging en betrouwbaarheid met een langere levensduur, de ontwikkelproductiviteit en interoperabiliteit vergroten, en invoering van ingebouwde kunstmatige intelligentie en weerbaarheid in software;
–  opkomende technologieën die digitale technologieën verbreiden en de kloof overbruggen tussen een "proof of concept" bij onderzoek en de industriële haalbaarheid voor relevante markten.
–  opkomende technologieën die digitale technologieën verbreiden en de kloof overbruggen tussen een "proof of concept" bij onderzoek en de industriële haalbaarheid voor relevante markten;
–  digitale technologieën voor de culturele en creatieve industrieën, met inbegrip van de audiovisuele sector, archieven en bibliotheken, uitgeverijen, om nieuwe instrumenten te ontwikkelen om toegang tot digitale inhoud te creëren en digitale inhoud te exploiteren en te bewaren;
–  ontwikkeling van nieuwe bedrijfsmodellen voor eco-innovatie en van alternatieve, hulpbronnen- en energie-efficiënte productiebenaderingen.
Amendement 57
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.3 – alinea 1
De EU is wereldleider voor geavanceerde materialen en de bijbehorende processen, die 20 % van haar industriële basis uitmaken en aan de basis staan van vrijwel alle waardeketens door transformatie van grondstoffen. Om concurrerend te blijven en aan de behoeften van burgers aan duurzame, veilige en geavanceerde materialen te voldoen, moet de EU de recycleerbaarheid van de materialen vergroten, de ecologische en CO2-voetafdruk verkleinen en sectoroverschrijdende industriële innovatie stimuleren door nieuwe toepassingen in alle takken van de industrie te ondersteunen.
De EU is wereldleider voor geavanceerde materialen en de bijbehorende processen, die 20 % van haar industriële basis uitmaken en aan de basis staan van vrijwel alle waardeketens door transformatie van grondstoffen. Om concurrerend te blijven en aan de behoeften van burgers aan duurzame, veilige en geavanceerde materialen, met inbegrip van milieuvriendelijke alternatieven, te voldoen, moet de EU de duurzaamheid, herbruikbaarheid en recycleerbaarheid van de materialen vergroten, de ecologische en CO2-voetafdruk verkleinen en sectoroverschrijdende industriële innovatie stimuleren door nieuwe toepassingen en normalisatie in alle takken van de industrie te ondersteunen.
Amendement 58
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.3 – alinea 2
Grote lijnen
Grote lijnen
–  Materialen (waaronder kunststoffen, bio-, nano-, tweedimensionele, slimme en multimaterialen) die zijn ontworpen met nieuwe eigenschappen en functionalisering en aan de regelgevingsvoorschriften voldoen (en tijdens de productie, het gebruik of aan het einde van de levensduur geen hogere milieudruk veroorzaken);
–  Materialen (waaronder kunststoffen, bioplastics, bio-, nano-, tweedimensionele, slimme en multimaterialen) die zijn ontworpen met nieuwe eigenschappen en functionalisering en aan de regelgevingsvoorschriften voldoen (en tijdens de productie, het gebruik of aan het einde van de levensduur geen hogere milieudruk en negatieve extern effecten veroorzaken);
–  geïntegreerde processen en productie van materialen volgens een klantgerichte en ethische benadering, met inbegrip van prenormatieve activiteiten en levenscyclusanalyse, winning en beheer van grondstoffen, duurzaamheid, herbruikbaarheid en recycleerbaarheid, veiligheid, risicobeoordeling en risicobeheer;
–  geïntegreerde processen en productie van materialen volgens een klantgerichte en ethische benadering, met inbegrip van prenormatieve activiteiten en levenscyclusanalyse, duurzame winning en duurzaam beheer van grondstoffen, duurzaamheid, herbruikbaarheid en recycleerbaarheid, veiligheid, risicobeoordeling en risicobeheer;
–  aan de mogelijke toepassing van materialen voorafgaande activiteiten, zoals typering (bv. voor kwaliteitsborging), modellen, proefproductie en opschaling;
–  aan de mogelijke toepassing van materialen voorafgaande activiteiten, zoals typering (bv. voor kwaliteitsborging), modellen, proefproductie en opschaling;
–  een EU-innovatie-ecosysteem van technologische infrastructuren5, die in overleg met de lidstaten zijn vastgesteld en geprioriteerd, dat diensten verleend om de technologische transformatie en de toepassing door de industrie van de EU, en met name kleine en middelgrote ondernemingen, te versnellen; dit zal alle sleuteltechnologieën bestrijken die nodig zijn om innovaties op het gebied van materialen mogelijk te maken;
–  een EU-innovatienetwerk van onderzoeks- en technologische infrastructuren5, die in overleg met de lidstaten en rekening houdend met de Esfri-routekaart zijn vastgesteld en geprioriteerd, dat diensten verleend om de technologische transformatie en de toepassing door de industrie van de EU, en met name kleine en middelgrote ondernemingen, te versnellen; dit zal alle sleuteltechnologieën bestrijken die nodig zijn om innovaties op het gebied van materialen mogelijk te maken;
–  analyse van toekomstige en opkomende trends voor geavanceerde materialen en andere sleuteltechnologieën;
–  analyse van toekomstige en opkomende trends voor geavanceerde materialen en andere sleuteltechnologieën;
–  oplossingen op basis van ontwerp, architectuur en algemene creativiteit, die sterk op de gebruiker gericht zijn, om waarde toe te voegen aan industrietakken en de creatieve bedrijfstakken.
–  oplossingen op basis van ontwerp, architectuur en algemene creativiteit, die sterk op de gebruiker gericht zijn, om waarde toe te voegen aan industrietakken en de creatieve bedrijfstakken, met inbegrip van de mode-industrie.
__________________
__________________
5 Dit zijn publieke of particuliere faciliteiten die middelen en diensten verstrekken die hoofdzakelijk dienen om de Europese industrie in staat te stellen sleuteltechnologieën en producten te testen en te valideren. Het kan om infrastructuren op één locatie, op meerdere locaties of om virtuele infrastructuren gaan; de infrastructuren moeten in een lidstaat of in een met het programma geassocieerd derde land geregistreerd zijn.
5 Dit zijn publieke of particuliere faciliteiten die middelen en diensten verstrekken die hoofdzakelijk dienen om de Europese industrie in staat te stellen sleuteltechnologieën en producten te testen en te valideren. Het kan om infrastructuren op één locatie, op meerdere locaties of om virtuele infrastructuren gaan; de infrastructuren moeten in een lidstaat of in een met het programma geassocieerd derde land geregistreerd zijn.
Amendement 59
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.4 – alinea 1
Een van de grote trends is dat alle objecten en apparaten "intelligent" worden gemaakt. De toekomstige economische en productiviteitsgroei zal voor een belangrijk deel worden aangezwengeld door onderzoekers en innovators die werken aan de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie (KI) en toepassingen creëren voor robotica en andere gebieden. Deze sleuteltechnologie zal in andere delen van het kaderprogramma door vele bedrijfstakken, zoals de gezondheidszorg, de industrie, de bouwnijverheid en de landbouw, worden gebruikt en verder worden ontwikkeld. Bij de ontwikkeling moet de veiligheid van de op KI gebaseerde toepassingen worden gewaarborgd, moeten de risico's worden ingeschat en moeten de mogelijkheden voor kwaadwillig gebruik en onbedoelde discriminatie, zoals vooroordelen op basis van gender of ras, worden beperkt. Tevens moet worden gewaarborgd dat de ontwikkeling van KI plaatsvindt in een kader dat de waarden van de EU en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie respecteert.
Een van de grote trends is dat alle objecten en apparaten "intelligent" worden gemaakt. De toekomstige economische en productiviteitsgroei zal voor een belangrijk deel worden aangezwengeld door onderzoekers en innovators die werken aan de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie (KI) en toepassingen creëren voor robotica en andere gebieden. Deze sleuteltechnologie zal in andere delen van het kaderprogramma door vele bedrijfstakken, zoals de gezondheidszorg, de vervoersector, de industrie, de bouwnijverheid en de landbouw, worden gebruikt en verder worden ontwikkeld. Bij de ontwikkeling moet de veiligheid van de op KI gebaseerde toepassingen worden gewaarborgd, moeten risico's ervan worden ingeschat en moeten de mogelijkheden ervan voor kwaadwillig gebruik en onbedoelde discriminatie, zoals vooroordelen op basis van gender of ras, worden beperkt. Tevens moet worden gewaarborgd dat de ontwikkeling van KI plaatsvindt in een ethisch kader dat de waarden van de EU en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie respecteert.
Amendement 60
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.4 – alinea 2 – streepje 4
–  ontwikkeling en vorming van netwerken van de onderzoekscompetenties van de KI-kenniscentra in heel Europa;
–  ontwikkeling en vorming van netwerken van de onderzoeks- en innovatiecompetenties van de KI-kenniscentra in heel Europa;
Amendement 61
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.5 – alinea 1
Het internet is uitgegroeid tot een belangrijke drijvende kracht achter de digitale transformatie van alle delen van onze economie en samenleving. De EU moet het voortouw nemen bij de vormgeving van het internet van de volgende generatie als ecosysteem waarin de mens centraal staat, in overeenstemming met onze sociale en ethische waarden. Door te investeren in technologieën en software voor het internet van de volgende generatie zal het industriële concurrentievermogen van de EU op het wereldtoneel toenemen. Een optimale uitrol in de hele EU vergt grootschalige samenwerking van alle belanghebbenden.
Het internet is uitgegroeid tot een belangrijke drijvende kracht achter de digitale transformatie van alle delen van onze economie en samenleving. De EU moet het voortouw nemen bij de vormgeving van het internet van de volgende generatie als ecosysteem waarin de mens centraal staat en bij de technische ontwikkeling van toegankelijke, veilige en betrouwbare netwerkdiensten, in overeenstemming met onze sociale en ethische waarden. Door te investeren in technologieën en software voor het internet van de volgende generatie zal het concurrentievermogen van de EU op het wereldtoneel toenemen. Een optimale uitrol in de hele EU vergt grootschalige samenwerking van alle belanghebbenden en de ontwikkeling van Europese en internationale normalisatie.
Amendement 62
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.5 – alinea 2
Grote lijnen
Grote lijnen
–  Technologieën en systemen voor betrouwbare en energie-efficiënte infrastructuren voor slimme netwerken en diensten (connectiviteit na 5G, door software gedefinieerde infrastructuren, internet der dingen, cloudinfrastructuren, cognitieve clouds), die mogelijkheden bieden voor realtimefuncties, virtualisatie en decentraal beheer (ultrasnelle en flexibele radio, "edge computing", blokketens en gedeelde contexten en kennis);
–  Technologieën en systemen voor betrouwbare en energie-efficiënte infrastructuren voor slimme netwerken en diensten (connectiviteit na 5G, door software gedefinieerde infrastructuren, internet der dingen, cloudinfrastructuren, cognitieve clouds), die mogelijkheden bieden voor realtimefuncties, virtualisatie en decentraal beheer (ultrasnelle en flexibele radio, "edge computing", op cryptografie gebaseerde technologieën, gedistribueerde grootboeken en gedeelde contexten en kennis);
–  toepassingen en diensten van het internet van de volgende generatie voor consumenten, bedrijven en de samenleving, die berusten op vertrouwen, interoperabiliteit, betere controle over gegevens, transparante taaltoegang, nieuwe concepten voor multimodale interactie, inclusieve en sterk gepersonaliseerde toegang tot objecten, informatie en content, met inbegrip van immersieve en betrouwbare media, sociale media en sociale netwerken;
–  toepassingen en diensten van het internet van de volgende generatie voor consumenten, bedrijven en de samenleving, die berusten op vertrouwen, interoperabiliteit, interconnectiviteit, betere controle over gegevens, transparante taaltoegang, nieuwe concepten voor multimodale interactie, inclusieve en sterk gepersonaliseerde toegang tot objecten, informatie en content, met inbegrip van immersieve en betrouwbare media, sociale media en sociale netwerken evenals oplossingen voor veilige transacties en diensten via gedeelde infrastructuren;
–  op software gebaseerde middleware, met inbegrip van technologieën voor gedistribueerde grootboeken, die werkt in sterk verspreide omgevingen, de mapping en overdracht van gegevens tussen hybride infrastructuren met inherente gegevensbescherming vergemakkelijkt, waarin kunstmatige intelligentie en de analyse, de beveiliging en het beheer van gegevens in internettoepassingen en -diensten die berusten op vrij verkeer van gegevens en kennis zijn ingebed.
–  op software gebaseerde middleware, met inbegrip van technologieën voor gedistribueerde grootboeken, die werkt in sterk verspreide omgevingen, de mapping en overdracht van gegevens tussen hybride infrastructuren met inherente gegevensbescherming vergemakkelijkt, waarin kunstmatige intelligentie en de analyse, de beveiliging en het beheer van gegevens in internettoepassingen en -diensten die berusten op vrij verkeer van gegevens en kennis zijn ingebed;
–  technologieën en hulpmiddelen voor de integratie van een systeem van systemen voor maatschappelijke en industriële toepassingen, zodat schaalbare, doeltreffende en betrouwbare netwerkprestaties worden gewaarborgd die geschikt zijn voor de grootschalige uitrol van diensten.
Amendement 63
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.6 – alinea 2
Grote lijnen
Grote lijnen
–  Geavanceerde computercapaciteit (High Performance Computing; HPC): volgende generatie van essentiële exascale- en post-exascale-technologieën en -systemen (bv. energiezuinige microprocessoren, software, systeemintegratie); algoritmen, codes en toepassingen, en analytische hulpmiddelen en testopstellingen; industriële proefopstellingen en -diensten; ondersteuning van onderzoek en innovatie inzake HPC-infrastructuur van wereldklasse, met inbegrip van de eerste hybride HPC-kwantumcomputerinfrastructuur in de EU;
–  Geavanceerde computercapaciteit (High Performance Computing; HPC): ontwikkeling van de volgende generatie van essentiële exascale- en post-exascale-technologieën en -systemen (bv. energiezuinige microprocessoren, software, systeemintegratie); speciale hardware, algoritmen, codes en toepassingen, en analytische hulpmiddelen en testopstellingen; industriële proefopstellingen en -diensten; ondersteuning van onderzoek en innovatie inzake HPC-infrastructuur van wereldklasse, met inbegrip van de eerste hybride HPC-kwantumcomputerinfrastructuur in de EU;
–  big data: gegevensanalyse met extreme prestaties; "privacy door ontwerp" bij de analyse van big data die persoonsgegevens en vertrouwelijke gegevens bevatten; technologieën voor volledige gegevensplatforms voor hergebruik van industriële gegevens, persoonsgegevens en open data; hulpmiddelen voor het beheer, de interoperabiliteit en de koppeling van gegevens; toepassingen waarbij gegevens worden gebruikt voor wereldwijde uitdagingen;
–  big data: gegevensanalyse met extreme prestaties; veilig en met behoud van integriteit, "privacy door ontwerp" bij de analyse van big data die persoonsgegevens en vertrouwelijke gegevens bevatten; technologieën voor volledige gegevensplatforms voor hergebruik van industriële gegevens, persoonsgegevens en open data; hulpmiddelen voor het beheer, de interoperabiliteit en de koppeling van gegevens; toepassingen waarbij gegevens worden gebruikt voor wereldwijde uitdagingen;
–  beperking van de CO2-voetafdruk van ICT-processen, waaronder hardware, software, sensoren, netwerken en opslag- en datacentra, met inbegrip van gestandaardiseerde metingen.
–  beperking van de CO2-voetafdruk van ICT-processen, waaronder hardware, software, sensoren, netwerken en opslag- en datacentra, met inbegrip van gestandaardiseerde metingen.
Amendement 64
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.6 bis (nieuw)
3.2.6 bis.  Kwantumtechnologie
Kwantumtechnologie maakt gebruik van de enorme vooruitgang die is geboekt in ons vermogen om enkelvoudige quanta (atomen, fotonen, elektronen) te detecteren en te manipuleren. Dit kan een revolutie teweegbrengen in de hele informatiewaardeketen, van software tot hardware en van communicatie tot datamining en KI. Europa is de thuisbasis van wereldwijd toonaangevende onderzoekers op dit gebied en er is momenteel een wereldwijde wedloop om wetenschappelijke vooruitgang om te zetten in marktklare toepassingen. Deze sleuteltechnologie zal een diepgaande sectoroverschrijdende impact hebben en de Europese burgers en industrie bijvoorbeeld fundamenteel performantere computing opleveren (die onder meer zullen leiden tot betrouwbaardere gezondheidszorg, betere chemische stoffen en materialen, geoptimaliseerd en dus duurzamer gebruik van hulpbronnen, efficiëntere engineering), veiligere telecommunicatie en vele andere revolutionaire toepassingen.
Grote lijnen
–  kwantumcomputing en -simulatie, met inbegrip van hardwareontwikkeling van verschillende architecturen en fysieke platforms, en de ontwikkeling van algoritmen en software;
–  kwantumnetwerken voor veilige datatransmissie en voor het delen van kwantumbronnen, zowel op aarde als in de ruimte;
–  kwantumsensoren, beeldvormingssystemen en metrologienormen, waarbij gebruik wordt gemaakt van coherente kwantumsystemen en -verstrengeling;
–  proefopstellingen en gebruikersfaciliteiten voor bovengenoemde technologieën.
Amendement 65
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.7 – alinea 2
Primaire grondstoffen zullen een belangrijke rol blijven spelen in de circulaire economie en er moet aandacht worden besteed aan de duurzame productie van die grondstoffen. Daarnaast moeten er volledig nieuwe materialen, producten en processen worden ontworpen met het oog op kringloopgebruik. De opbouw van een circulaire industrie zal verschillende voordelen voor Europa hebben: er ontstaat een zekere, duurzame en betaalbare aanvoer van grondstoffen, waardoor de industrie zal worden beschermd tegen schaarste van hulpbronnen en prijsschommelingen. Ook zullen zich nieuwe commerciële mogelijkheden aandienen en ontstaan er innovatieve, efficiëntere productiemethoden.
Primaire grondstoffen zullen een belangrijke rol blijven spelen in de circulaire economie en er moet aandacht worden besteed aan het duurzame gebruik en de duurzame winning en productie van die grondstoffen. Daarnaast moeten er volledig nieuwe materialen, producten en processen worden ontworpen met het oog op kringloopgebruik. De opbouw van een circulaire industrie zal verschillende voordelen voor Europa hebben: er ontstaat een zekere, duurzame en betaalbare aanvoer van grondstoffen, waardoor de industrie zal worden beschermd tegen schaarste van hulpbronnen en prijsschommelingen. Ook zullen zich nieuwe commerciële mogelijkheden aandienen en ontstaan er innovatieve, efficiëntere productiemethoden.
Amendement 66
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.7 – alinea 3
Er wordt gestreefd naar de ontwikkeling van betaalbare baanbrekende innovaties en de toepassing van een combinatie van geavanceerde technologieën en processen, zodat een maximale waarde aan alle hulpbronnen wordt ontleend.
Er wordt gestreefd naar de ontwikkeling van betaalbare baanbrekende innovaties en de toepassing van een combinatie van geavanceerde en digitale technologieën en processen, zodat een maximale waarde aan alle hulpbronnen wordt ontleend.
Amendement 67
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.7 – alinea 4
Grote lijnen
Grote lijnen
–  Industriële symbiose met hulpbronnenstromen tussen fabrieken in verschillende bedrijfstakken en stedelijke gemeenschappen; processen en materialen, om hulpbronnen te vervoeren, te transformeren, te hergebruiken en op te slaan, in combinatie met de valorisatie van bijproducten, afval en CO2;
–  Industriële symbiose met hulpbronnenstromen tussen fabrieken in verschillende bedrijfstakken en stedelijke gemeenschappen; processen en materialen, om hulpbronnen te vervoeren, te transformeren, te hergebruiken en op te slaan, in combinatie met de valorisatie van bijproducten, afval en CO2;
–  valorisatie en levenscyclusanalyse van materiaal- en productstromen, met gebruik van nieuwe alternatieve grondstoffen, hulpbronnenbeheer, en tracering en scheiding van materialen;
–  valorisatie en levenscyclusanalyse van materiaal- en productstromen, met gebruik van nieuwe alternatieve grondstoffen, hulpbronnenbeheer, inclusief nieuwe bedrijfsmodellen, automatisering en digitale technologieën voor tracering en scheiding van materialen;
–  producten ter verbetering van de prestaties tijdens de levensduur, duurzaamheid, mogelijkheid tot upgraden, reparatievriendelijkheid, demontage en recycling;
–  ontwikkeling van producten, met inbegrip van het ontwerp ervan, ter verbetering van de prestaties tijdens de levensduur, duurzaamheid, herbruikbaarheid, repareerbaarheid, mogelijkheid tot upgraden en gemak van herfabricage, reparatie, demontage en recycling;
–  de recyclingindustrie: maximalisatie van het potentieel en de veiligheid van secundaire materialen en minimalisatie van de vervuiling, het kwaliteitsverlies en de uitval na behandeling;
–  de recyclingindustrie: maximalisatie van het potentieel en de veiligheid van secundaire materialen en minimalisatie van de vervuiling, het kwaliteitsverlies en de uitval na behandeling;
–  eliminatie van zorgwekkende stoffen in de productiefase en aan het einde van de levensduur; veilige alternatieven, en veilige en kostenefficiënte productietechnologieën;
–  veilige afwikkeling of eliminatie van zorgwekkende stoffen in de productiefase en aan het einde van de levensduur; veilige alternatieven, en veilige en kostenefficiënte productietechnologieën;
–  duurzame aanvoer of vervanging van grondstoffen, waaronder kritieke grondstoffen, in de hele waardeketen.
–  duurzame aanvoer en/of vervangingsmogelijkheden van grondstoffen, waaronder kritieke grondstoffen, in de hele waardeketen.
Amendement 68
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.8 – alinea 1
Er zijn miljoenen banen in de industrie, waaronder de energie-intensieve takken van industrie, en het concurrentievermogen van de industrie is dan ook cruciaal voor de welvaart van onze samenlevingen. Anderzijds is de industrie verantwoordelijk voor 20 % van de wereldwijde broeikasgasemissies en heeft zij een groot effect op het milieu (in het bijzonder door lucht-, water- en bodemverontreiniging).
Er zijn miljoenen banen in de industrie, waaronder de energie-intensieve takken van industrie, en het concurrentievermogen van de industrie is dan ook cruciaal voor de welvaart van onze samenlevingen. Anderzijds is de industrie verantwoordelijk voor 20 % van de wereldwijde broeikasgasemissies en heeft zij een groot effect op het milieu (in het bijzonder door lucht-, water- en bodemverontreiniging). Daarom moet de industrie, met name in de energie-intensieve takken ervan, de energie-efficiëntie verder verbeteren om het concurrentievermogen te vergroten en de energievraag van de EU te verminderen. Een groter gebruik van hernieuwbare energiebronnen door de ontwikkeling van nieuwe, op basis van elektrische energie aangedreven industriële technieken en processen is van groot belang voor de industriële transformatie.
Amendement 69
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.8 – alinea 2
Baanbrekende technologieën waarmee de uitstoot van broeikasgassen en verontreinigende stoffen aanzienlijk kan worden teruggedrongen, zullen, vaak in combinatie met de hierboven beschreven technologieën voor de circulaire industrie, leiden tot sterke industriële waardeketens. Hierdoor zal de industriële capaciteit ingrijpend veranderen en zal het mondiale concurrentievermogen van de industrie toenemen. Tegelijkertijd zullen deze waardeketens een belangrijke bijdrage leveren aan het halen van onze doelen voor klimaatactie en milieukwaliteit.
Grootschalig baanbrekend wetenschappelijk en technologisch onderzoek waarmee het energieverbruik en de uitstoot van broeikasgassen en verontreinigende stoffen aanzienlijk kunnen worden teruggedrongen, zullen, bijvoorbeeld in combinatie met technologieën voor de circulaire economie en digitale technologieën, leiden tot sterke industriële waardeketens. Hierdoor zal de industriële capaciteit ingrijpend veranderen en zullen tegelijkertijd deze waardeketens een belangrijke bijdrage leveren aan het halen van onze doelen voor klimaatactie en milieukwaliteit.
Amendement 70
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.8 – alinea 3
–  Procestechnologieën, waaronder verwarming en koeling, digitale hulpmiddelen en grootschalige demonstraties van de prestaties en het rendement van de processen; substantiële reducties of eliminatie van industriële emissies van broeikasgassen en verontreinigende stoffen, waaronder fijnstof;
–  Procestechnologieën, waaronder verwarming en koeling, technische hulpstoffen en digitale hulpmiddelen, vooral in de vorm van grootschalige demonstraties van de prestaties en het rendement van de processen; substantiële reducties of eliminatie van industriële emissies van broeikasgassen en verontreinigende stoffen, waaronder fijnstof;
–  industriële CO2-valorisatie;
–  industriële CO2-valorisatie, met inbegrip van technologieën en oplossingen om de BKG-emissies van de opwekking van elektriciteit met fossiele brandstof te verminderen door afvang en gebruik van CO2;
–  het rechtstreeks voorkomen van koolstof door de toepassing van hernieuwbare elektrolytische waterstof en hernieuwbare elektriciteit;
–  elektrificatie en gebruik van onconventionele energiebronnen in fabrieksinstallaties, en uitwisseling van energie en hulpbronnen tussen fabrieksinstallaties (bv. via industriële symbiose);
–  elektrificatie en gebruik van schone energiebronnen in fabrieksinstallaties om het gebruik van fossiele energiedragers te verminderen, met name voor energie-intensieve industriële processen;
–  industrieproducten waarvan het productieproces gedurende de hele levenscyclus beperkte of geen koolstofemissies vereist.
–  industrieproducten en materialen waarvan het productieproces beperkte of geen koolstofemissies vereist.
Amendement 71
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.9 – alinea 2
De EU zal synergieën tussen de ruimtevaart en sleuteltechnologieën (big data, geavanceerde industrie, robotica en kunstmatige intelligentie) ondersteunen; een florerende, zakelijke en concurrerende ruimtevaartsector stimuleren; en de onafhankelijkheid ten aanzien van de toegang tot en het gebruik van de ruimte, met de nodige veiligheid en zekerheid, helpen vergroten. De activiteiten zullen plaatsvinden volgens een routekaart, waarin rekening wordt gehouden met het harmonisatieproces van het ESA en gerelateerde initiatieven van de lidstaten, en zullen samen met het ESA worden uitgevoerd, naar gelang van de behoeften.
De EU zal synergieën tussen de ruimtevaart en sleuteltechnologieën (big data, geavanceerde industrie, kwantumtechnologie, robotica en kunstmatige intelligentie) ondersteunen; zal een florerende, zakelijke en concurrerende ruimtevaartsector stimuleren; en zal de onafhankelijkheid ten aanzien van de toegang tot en het gebruik van de ruimte, met de nodige veiligheid en zekerheid, helpen vergroten. De upstreamactiviteiten zullen plaatsvinden volgens een routekaart, waarin rekening wordt gehouden met het harmonisatieproces van het ESA en gerelateerde initiatieven van de lidstaten, en zullen samen met het ESA worden uitgevoerd, naar gelang van de behoeften. De downstreamactiviteiten zullen door de markt worden gestuurd en inspelen op de behoeften van de gebruikers en zullen samen met het Agentschap voor het ruimtevaartprogramma worden uitgevoerd.
Amendement 72
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.9 – alinea 3 – streepje 1
–  Europese wereldwijde satellietnavigatiesystemen (Galileo en Egnos): innovatieve toepassingen, wereldwijde toepassing en internationale partners, oplossingen om de robuustheid te vergroten, authenticatie, integriteit van diensten, ontwikkeling van fundamentele elementen zoals chipsets, ontvangers en antennes, duurzaamheid van toeleveringsketens, nieuwe technologieën (bv. kwantumtechnologieën, optische verbindingen, herprogrammeerbare payloads), in de richting van langdurige exploitatie van diensten in verband met de impact op maatschappelijke uitdagingen. Ontwikkeling van systemen van de volgende generatie voor nieuwe uitdagingen, zoals beveiliging of autonoom rijden;
–  Europese wereldwijde satellietnavigatiesystemen (Galileo en Egnos): innovatieve toepassingen, wereldwijde toepassing en internationale partners, oplossingen om de robuustheid te vergroten, authenticatie, integriteit van diensten, ontwikkeling van fundamentele elementen zoals chipsets, ontvangers en antennes, duurzaamheid van toeleveringsketens, nieuwe technologieën (bv. kwantumtechnologieën, optische verbindingen, herprogrammeerbare payloads), verbeterde toegankelijkheid en een grotere diversiteit van toepassingen in de richting van langdurige exploitatie van diensten in verband met de impact op maatschappelijke uitdagingen. Ontwikkeling van systemen van de volgende generatie voor nieuwe uitdagingen, zoals risicobeperking bij natuurrampen, beveiliging of autonoom rijden;
–  Copernicus: innovatieve toepassingen, wereldwijde toepassing en internationale partners, robuustheid en ontwikkeling van diensten, duurzaamheid van toeleveringsketens, sensoren, systemen en missieconcepten (bv. platforms op grote hoogte, drones, lichte satellieten); kalibratie en validatie; langdurige exploitatie van diensten en impact op maatschappelijke uitdagingen; datatechnieken voor aardobservatie, big data, computercapaciteit en algoritmische hulpmiddelen. Ontwikkeling van systemen van de volgende generatie voor nieuwe uitdagingen, zoals klimaatverandering, en beveiliging;
–  Copernicus: innovatieve toepassingen, wereldwijde toepassing en internationale partners, robuustheid en ontwikkeling van diensten, duurzaamheid van toeleveringsketens, sensoren, systemen en missieconcepten (bv. platforms op grote hoogte, drones, lichte satellieten); kalibratie en validatie; langdurige exploitatie van diensten en impact op maatschappelijke uitdagingen; datatechnieken voor aardobservatie, big data, computercapaciteit en algoritmische hulpmiddelen. Ontwikkeling van systemen van de volgende generatie voor nieuwe uitdagingen, zoals risicobeperking bij rampen, klimaatverandering, en beveiliging;
–  omgevingsbewustzijn in de ruimte: robuuste EU-capaciteit voor de monitoring en voorspelling van de toestand van de ruimteomgeving, zoals ruimteweer, ruimteafval en aardscheerders, en nieuwe dienstenconcepten, zoals ruimteverkeersmanagement, toepassingen en diensten om essentiële infrastructuur in de ruimte en op aarde te beveiligen;
–  omgevingsbewustzijn in de ruimte: robuuste EU-capaciteit voor de monitoring en voorspelling van de toestand van de ruimteomgeving, zoals ruimteweer, ruimteafval en aardscheerders, sensoren en nieuwe dienstenconcepten, zoals ruimteverkeersmanagement, toepassingen en diensten om essentiële infrastructuur in de ruimte en op aarde te beveiligen;
–  beveiligde satellietcommunicatie voor EU-overheden: oplossingen voor een zo breed mogelijk spectrum van gouvernementele gebruikers en bijbehorende gebruikersapparatuur in oplossingen op het gebied van architectuur, technologie en systemen voor ruimte-infrastructuur, waarmee de autonomie van de EU wordt vergroot;
–  beveiligde, kwantumveilige satellietcommunicatie voor EU-overheden: oplossingen voor een zo breed mogelijk spectrum van gouvernementele gebruikers en bijbehorende gebruikersapparatuur in oplossingen op het gebied van architectuur, technologie en systemen voor ruimte-infrastructuur, waarmee de autonomie van de EU wordt vergroot;
–  end-to-end satellietcommunicatie voor burgers en bedrijven: kosteneffectieve, geavanceerde satellietcommunicatie om objecten en mensen in gebieden met onvoldoende dekking te verbinden, als onderdeel van de universele connectiviteit op basis van 5G en de ontwikkeling van het internet der dingen, en bijdragen tot de infrastructuur van het internet van de volgende generatie. Verbeterde apparatuur voor het grondsegment en gebruikers, normalisatie en interoperabiliteit om de industriële koppositie van de EU te waarborgen;
–  end-to-end satellietcommunicatie voor burgers en bedrijven: kosteneffectieve, geavanceerde satellietcommunicatie om objecten en mensen in gebieden met onvoldoende dekking te verbinden, als onderdeel van de universele connectiviteit op basis van 5G en de ontwikkeling van het internet der dingen, en bijdragen tot de infrastructuur van het internet van de volgende generatie. Verbeterde apparatuur voor het grondsegment en gebruikers, normalisatie en interoperabiliteit om de industriële koppositie van de EU te waarborgen;
–  onafhankelijkheid en duurzaamheid van de toeleveringsketen: verhoogde technologiegereedheid in satellieten en lanceersystemen; bijbehorende ruimte- en grondsegmenten, en productie- en testfaciliteiten. Waarborging van het technologische leiderschap en de autonomie van de EU, verbetering van de duurzaamheid van de toeleveringsketen, verkleining van de afhankelijkheid van essentiële ruimtevaarttechnologie buiten de EU, en vergroting van het inzicht in de wijze waarop ruimtevaarttechnologieën oplossingen kunnen bieden voor andere takken van industrie;
–  onafhankelijkheid en duurzaamheid van de toeleveringsketen: verhoogde technologiegereedheid in satellieten en lanceersystemen; bijbehorende ruimte- en grondsegmenten, en productie- en testfaciliteiten. Waarborging van het technologische leiderschap en de autonomie van de EU, verbetering van de duurzaamheid van de toeleveringsketen, verkleining van de afhankelijkheid van essentiële ruimtevaarttechnologie buiten de EU, en vergroting van het inzicht in de wijze waarop ruimtevaarttechnologieën oplossingen kunnen bieden voor andere takken van industrie;
–  ruimte-ecosysteem: diensten voor validering en demonstratie in de omloopbaan, waaronder "rideshare"-diensten voor lichte satellieten; ruimtedemonstratiemodellen op gebieden als hybride, slimme of herconfigureerbare satellieten, vervaardiging en assemblage in de omloopbaan, herbruikbaarheid van lanceersystemen, onderhoud in de omloopbaan en microlanceersystemen; baanbrekende innovaties, en technologieoverdracht, op gebieden als recycling, groene ruimte, kunstmatige intelligentie, robotica, digitalisering, kostenefficiëntie, miniaturisatie;
–  ruimte-ecosysteem: diensten voor validering en demonstratie in de omloopbaan, waaronder "rideshare"-diensten voor lichte satellieten; ruimtedemonstratiemodellen op gebieden als hybride, slimme of herconfigureerbare satellieten, vervaardiging en assemblage in de omloopbaan, herbruikbaarheid van lanceersystemen, onderhoud in de omloopbaan en microlanceersystemen; baanbrekende innovaties, en technologieoverdracht, op gebieden als recycling, schone ruimte, groene ruimte, kunstmatige intelligentie, robotica, digitalisering, kostenefficiëntie, miniaturisatie;
–  ruimtewetenschap: gebruik van wetenschappelijke gegevens die afkomstig zijn van wetenschappelijke en verkenningsmissies, gecombineerd met de ontwikkeling van innovatieve instrumenten in een internationale context; bijdrage tot wetenschappelijke voorafgaande missies voor de ontwikkeling van het ruimtevaartprogramma.
–  ruimtewetenschap: gebruik van wetenschappelijke gegevens die afkomstig zijn van wetenschappelijke en verkenningsmissies, gecombineerd met de ontwikkeling van innovatieve instrumenten in een internationale context; bijdrage tot wetenschappelijke voorafgaande missies voor de ontwikkeling van het ruimtevaartprogramma;
–  kunstmatige intelligentie in de ruimte en robotica: nieuwe oplossingen voor ruimtemissies bv. ruimteassemblage, ruimtemanipulatie, cognitieve ruimtesystemen, samenwerking tussen robots en mensen in de ruimte.
Amendement 73
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.1
Met het onderzoek en de innovatie op het raakvlak van klimaat, energie en mobiliteit zal op een sterk geïntegreerde en doeltreffende wijze een van de belangrijkste wereldwijde uitdagingen voor de duurzaamheid en de toekomst van ons milieu en onze leefwijze worden aangepakt.
Met het onderzoek en de innovatie op het raakvlak van klimaat, energie en mobiliteit zal op een sterk geïntegreerde en doeltreffende wijze een van de belangrijkste wereldwijde uitdagingen voor de duurzaamheid en de toekomst van ons milieu en onze economie en leefwijze worden aangepakt.
Om te kunnen voldoen aan de doelen van de Overeenkomst van Parijs moeten de economieën en samenlevingen in de EU koolstofarm, hulpbronnenefficiënt en bestendig worden. Dit vereist ingrijpende veranderingen van technologie en diensten en van het gedrag van bedrijven en consumenten, evenals nieuwe vormen van bestuur. De beperking van de gemiddelde wereldwijde temperatuurstijging tot beduidend minder dan 2 °C en het streven naar een maximale stijging van 1,5 °C, vergt snelle vooruitgang bij het koolstofarm maken van het energiesysteem en een wezenlijke reductie van de broeikasgasemissies van de vervoersector6. Ook zal een nieuwe impuls nodig zijn om de ontwikkeling van doorbraken van de volgende generatie in een stroomversnelling te brengen en voor de demonstratie en toepassing van innovatieve technologieën en oplossingen, waarbij ook de mogelijkheden van digitale en ruimtetechnologieën moeten worden benut. Dit zal gebeuren in het kader van een geïntegreerde benadering voor decarbonisatie, hulpbronnenefficiëntie, reductie van luchtverontreiniging, toegang tot grondstoffen en circulaire economie.
Om te kunnen voldoen aan de doelen van de Overeenkomst van Parijs zal de Unie scenario's moeten ontsluiten voor de overgang naar een netto BKG-emissievrije economie, met inbegrip van koolstofarme technologieën en strategieën voor decarbonisatie. Dit zal ingrijpende veranderingen van technologie en diensten met zich meebrengen, die de basis vormen voor de manier waarop industrieën produceren en de manier waarop bedrijven en consumenten zich gedragen. De transformatie van de energiemarkt zal plaatsvinden door de wisselwerking tussen technologie, infrastructuur, de markt en ook beleids- en regelgevingskaders, met inbegrip van nieuwe vormen van bestuur. Daarom is er behoefte aan systematische innovaties in de sectoren energie, gebouwen, industrie en vervoer.
De beperking van de gemiddelde wereldwijde temperatuurstijging tot beduidend minder dan 2 °C en het streven naar een maximale stijging van 1,5 °C, vergt reducties van broeikasgasemissies door middel van decarbonisatie, energiebesparingen en de inzet van hernieuwbare energiebronnen en de elektrificatie van industriële processen die zowel de energie- als de vervoersector6 omvatten. De vervoersector vertegenwoordigt momenteel bijna een kwart van de broeikasgasemissies van de Unie.
Er is een nieuwe impuls nodig om de ontwikkeling van doorbraken van de volgende generatie in een stroomversnelling te brengen en voor de demonstratie en toepassing van innovatieve technologieën en oplossingen, waarbij ook de mogelijkheden van sleuteltechnologieën, digitale technologieën en ruimtetechnologieën moeten worden benut. Dit zal gebeuren in het kader van een geïntegreerde benadering voor decarbonisatie, hernieuwbare energie, hulpbronnen- en energie-efficiëntie, reductie van luchtverontreiniging, toegang tot grondstoffen, waaronder kritieke grondstoffen, en de circulaire economie. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan de koppeling van de sectoren (d.w.z. elektriciteit, warmte en koeling, industrie en vervoersector) op alle actiegebieden, hetgeen belangrijk is voor een succesvolle transitie van energie en vervoer.
Om dit te bereiken zal de Unie ook participatieve onderzoeks- en innovatiebenaderingen, zoals een multipartiete benadering, stimuleren, en kennis- en innovatiesystemen op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau ontwikkelen. Inzichten uit de sociale wetenschappen en de geesteswetenschappen en sociale innovatie met betrokkenheid van burgers zullen cruciaal zijn om nieuwe bestuursmodellen, productie- en consumptiepatronen te bevorderen.
Om in deze sectoren – maar ook in het volledige spectrum van de EU-industrie, met inbegrip van de landbouw, gebouwen, industriële processen en gebruik van producten, en afvalbeheer – vooruitgang te kunnen boeken, moeten voortdurende inspanningen worden gedaan om meer inzicht te krijgen in de mechanismen van klimaatverandering en de daarmee verbonden gevolgen voor de hele economie en samenleving, waarbij gebruik moet worden gemaakt van synergieën met nationale activiteiten, andersoortige EU-acties en internationale samenwerking.
Om in de bedrijfstakken energie en vervoer – en ook in het volledige spectrum van de EU-industrie, met inbegrip van de landbouw, gebouwen, industriële processen en gebruik van producten, en afvalbeheer en recycling – vooruitgang te kunnen boeken, moeten voortdurende en verhoogde inspanningen worden gedaan om meer inzicht te krijgen in de mechanismen van klimaatverandering en de daarmee verbonden gevolgen voor de hele economie en samenleving, waarbij gebruik moet worden gemaakt van synergieën met nationale activiteiten, andersoortige acties van de Unie en internationale samenwerking.
Het afgelopen decennium zijn grote vorderingen gemaakt in de klimaatwetenschap, in het bijzonder op het gebied van waarnemingen, gegevensassimilatie en klimaatmodellen. Vanwege de complexiteit van het klimaatsysteem en de noodzaak om de uitvoering van de Overeenkomst van Parijs, de doelen voor duurzame ontwikkeling en het EU-beleid te ondersteunen, zijn er echter meer inspanningen nodig om de resterende kennishiaten op te vullen.
Het afgelopen decennium zijn grote vorderingen gemaakt in de klimaatwetenschap, in het bijzonder op het gebied van waarnemingen, gegevensassimilatie en klimaatmodellen. Vanwege de complexiteit van het klimaatsysteem en de noodzaak om de uitvoering van de Overeenkomst van Parijs, de doelen voor duurzame ontwikkeling en het EU-beleid te ondersteunen, zijn er echter meer inspanningen nodig om de resterende kennishiaten op te vullen.
De EU heeft in de strategie voor een energie-unie een overkoepelend beleidskader, met bindende doelstellingen, wetgeving en onderzoeks- en innovatieactiviteiten, vastgesteld om het voortouw te nemen bij de ontwikkeling en toepassing van efficiënte energieproductiesystemen op basis van hernieuwbare energie.
De EU heeft in de strategie voor een energie-unie een overkoepelend beleidskader, met bindende doelstellingen, wetgeving en onderzoeks- en innovatieactiviteiten, vastgesteld om het voortouw te nemen in een zeer energie-efficiënt en een op hernieuwbare energiebronnen gebaseerd systeem.
Vervoer zorgt voor de mobiliteit van mensen en goederen die noodzakelijk is voor een geïntegreerde Europese eengemaakte markt, territoriale samenhang en een open en op integratie gerichte maatschappij. Tegelijkertijd heeft vervoer ook aanzienlijke schadelijke gevolgen voor de menselijke gezondheid, verkeersopstoppingen, landgebruik, luchtkwaliteit en geluidshinder, alsook voor de veiligheid, met talrijke voortijdige sterfgevallen en hogere sociaal-economische kosten tot gevolg. Daarom moeten duurzame mobiliteits- en vervoersnetwerken schoon, veilig, slim, stil, betrouwbaar en betaalbaar worden en zorgen voor een naadloos geïntegreerd vervoer van deur tot deur.
Vervoer zorgt voor de mobiliteit van mensen en goederen die noodzakelijk is voor een geïntegreerde Europese eengemaakte markt, territoriale samenhang en een open en op integratie gerichte maatschappij. Tegelijkertijd heeft vervoer ook aanzienlijke schadelijke gevolgen voor de menselijke gezondheid, verkeersopstoppingen, landgebruik, luchtkwaliteit en geluidshinder, alsook voor de veiligheid, met talrijke voortijdige sterfgevallen en hogere sociaal-economische kosten tot gevolg. Daarom moeten mobiliteits- en vervoersnetwerken, met name in stadsgebieden, schoon, efficiënt, milieuvriendelijk en ecologisch duurzaam, veilig, slim, innovatief, stil, betrouwbaar en betaalbaar worden en zorgen voor een naadloos geïntegreerd vervoer van deur tot deur.
De bedrijfstakken vervoer en energie hebben echter ook te maken met andere vraagstukken, die verder reiken dan de noodzaak om de emissies terug te dringen. Zij worden geconfronteerd met verschillende uitdagingen, waaronder de opmars van digitale en ruimtetechnologieën, veranderingen in gebruikersgedrag en mobiliteitspatronen, nieuwe spelers op de markt en disruptieve bedrijfsmodellen, mondialisering, toenemende internationale concurrentie en een vergrijzende en meer stedelijke en diverse bevolking.
De bedrijfstakken vervoer en energie hebben echter ook te maken met andere vraagstukken, die verder reiken dan de noodzaak om de emissies terug te dringen. Zij worden geconfronteerd met verschillende uitdagingen, waaronder hernieuwbare energie, duurzame brandstoffen, energieopslag en voorzieningszekerheid, de opmars van digitale, geautomatiseerde en ruimtetechnologieën, veranderingen in gebruikersgedrag en mobiliteitspatronen, nieuwe spelers op de markt en disruptieve bedrijfsmodellen, mondialisering, toenemende internationale concurrentie en een vergrijzende en meer stedelijke en diverse bevolking.
Beide bedrijfstakken zijn belangrijke aanjagers van het concurrentievermogen en de groei van Europa. In de EU werken meer dan 1,6 miljoen mensen op het terrein van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie. De bedrijfstakken vervoer en opslag zorgen voor meer dan 11 miljoen banen in de EU en zijn verantwoordelijk voor zo'n 5 % van het bbp en 20 % van de uitvoer. De EU is wereldleider voor het ontwerp en de bouw van voertuigen, vaartuigen en luchtvaartuigen en komt wereldwijd op de tweede plaats als het gaat om het aantal octrooien voor innovatieve technologie op het gebied van schone energie.
De bedrijfstakken energie en vervoer zijn belangrijke aanjagers van het concurrentievermogen en de groei van Europa. In de EU werken meer dan 1,6 miljoen mensen op het terrein van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie. De bedrijfstakken vervoer en opslag zorgen voor meer dan 11 miljoen banen in de EU en zijn verantwoordelijk voor zo'n 5 % van het bbp en 20 % van de uitvoer. De EU is wereldleider voor het ontwerp en de bouw van voertuigen, vaartuigen en luchtvaartuigen en komt wereldwijd op de tweede plaats als het gaat om het aantal octrooien voor innovatieve technologie op het gebied van schone energie, waaronder technologieën voor hernieuwbare energie.
Om nieuwe manieren te kunnen vinden om de toepassing van schone technologieën te versnellen en oplossingen te kunnen vinden voor een koolstofarme Europese economie, moet er ook meer vraag naar innovatie komen. Dit kan worden gestimuleerd door burgers zeggenschap te geven en door sociaaleconomische innovaties en innovaties in de overheidssector, en zal leiden tot benaderingen die breder zijn dan technologiegedreven innovatie. Sociaaleconomisch onderzoek, dat onder meer betrekking heeft op de behoeften en patronen van gebruikers, prognoseactiviteiten, ecologische, economische, sociale en gedragsaspecten, verdien- en bedrijfsmodellen en prenormatief onderzoek met het oog op normalisatie, zal ook bijdragen tot innovatiebevorderende acties op sociaal gebied en op het gebied van regelgeving en financiering, vaardigheden en het engagement en de zeggenschap van marktdeelnemers en consumenten.
Om nieuwe manieren te kunnen vinden om de toepassing van op hernieuwbare energie gebaseerde en energie-efficiënte technologieën te versnellen en andere niet-technologische oplossingen te kunnen vinden voor een koolstofarme Europese economie, moet er ook meer vraag naar innovatie komen. Dit kan worden gestimuleerd door burgers zeggenschap te geven en door sociaaleconomische innovaties, innovaties in de overheidssector en overheidsopdrachten, en zal leiden tot benaderingen die breder zijn dan technologiegedreven innovatie. Sociaaleconomisch onderzoek, dat onder meer betrekking heeft op de behoeften en patronen van gebruikers, prognoseactiviteiten, ecologische, economische, sociale en gedragsaspecten, verdien- en bedrijfsmodellen en prenormatief onderzoek met het oog op normalisatie, zal ook bijdragen tot innovatiebevorderende acties op sociaal gebied en op het gebied van regelgeving en financiering, vaardigheden en het engagement en de zeggenschap van alle marktdeelnemers en consumenten. Technologieën om de koppeling van de sector te bevorderen hebben ook het potentieel om de binnenlandse productie-industrie te versterken. In de vervoersector spelen toegepast onderzoek en proeven gericht op het op de markt brengen van innovaties een cruciale rol.
De activiteiten in het kader van dit cluster dragen in het bijzonder bij tot het behalen van de doelen van de energie-unie en van de digitale eengemaakte markt, de agenda voor banen, groei en investeringen, de versterking van de EU als wereldspeler, de nieuwe strategie voor het industriebeleid van de EU, de circulaire economie, het grondstoffeninitiatief, de Veiligheidsunie en de stedelijke agenda, alsook het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU en de wettelijke voorschriften van de EU voor de beperking van geluidshinder en luchtverontreiniging.
De activiteiten in het kader van dit cluster dragen in het bijzonder bij tot het behalen van de doelen van de energie-unie, de Overeenkomst van Parijs en van de digitale eengemaakte markt, de agenda voor banen, groei en investeringen, de versterking van de Unie als wereldspeler, de nieuwe strategie voor het industriebeleid van de Unie, het actieplan voor de circulaire economie, het initiatief tot oprichting van een Europese alliantie voor batterijen, het grondstoffeninitiatief, de EU-strategie voor de bio-economie, de Veiligheidsunie en de stedelijke agenda, alsook het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de Unie en de wettelijke voorschriften van de Unie voor de beperking van geluidshinder en luchtverontreiniging. Zij helpen ook de lidstaten bij de verwezenlijking van hun nationale emissiereductiedoelstellingen. Er moet worden gezorgd voor complementariteit en synergieën met activiteiten in het kader van andere programma's van de Unie.
Gezien het aantal Europese technologie- en innovatieplatforms (ETP's) op dit gebied, moet bij de oproepen binnen dit cluster rekening worden gehouden met de aanbevelingen van deze platforms.
De activiteiten zullen met name rechtstreeks bijdragen tot de volgende doelen voor duurzame ontwikkeling (Sustainable Development Goals; SDG's): SDG 7: Betaalbare en schone energie; SDG 9: Industrie, innovatie en infrastructuur; SDG 11: Duurzame steden en gemeenschappen; SDG 13: Klimaatactie.
De activiteiten zullen met name rechtstreeks bijdragen tot de volgende doelen voor duurzame ontwikkeling (Sustainable Development Goals; SDG's): SDG 7: Betaalbare en schone energie; SDG 9: Industrie, innovatie en infrastructuur; SDG 11: Duurzame steden en gemeenschappen; SDG 13: Klimaatactie.
__________________
__________________
6 Andere gebieden van de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen" van Horizon Europa hebben betrekking op het aanzienlijk koolstofarmer maken van andere sectoren.
6 Andere gebieden van de pijler "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen" van Horizon Europa hebben betrekking op het aanzienlijk koolstofarmer maken van andere sectoren.
Amendement 74
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.1 – alinea 1
Een doeltreffende uitvoering van de Overeenkomst van Parijs doeltreffend vereist een wetenschappelijke grondslag. Daarom moet onze kennis van het klimaatsysteem op aarde, en van de beschikbare opties voor beperking van en aanpassing aan klimaatverandering, voortdurend worden geactualiseerd, zodat een systemisch en volledig beeld bestaat van de uitdagingen en kansen voor de economie van de EU. Op basis hiervan zullen wetenschappelijk onderbouwde oplossingen worden ontwikkeld voor een kosteneffectieve overgang naar een koolstofarme, klimaatbestendige en hulpbronnenefficiënte samenleving.
Een doeltreffende uitvoering van de Overeenkomst van Parijs doeltreffend vereist een wetenschappelijke grondslag. Daarom moet onze kennis van het klimaatsysteem op aarde, en van de beschikbare opties voor beperking van en aanpassing aan klimaatverandering, voortdurend worden geactualiseerd, zodat een systemisch en volledig beeld bestaat van de uitdagingen en kansen voor de economie van de Unie. Op basis hiervan zullen wetenschappelijk onderbouwde oplossingen worden ontwikkeld voor een kosteneffectieve overgang naar een koolstofarme of een netto BKG-emissievrije economie.
Amendement 75
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.1 – alinea 2 – streepje -1 (nieuw)
–  identificatie van belangrijke processen in de poolgebieden voor een betere ontwikkeling van beheersopties die de negatieve effecten op ecosystemen minimaliseren en het inzicht in het wereldklimaat verbeteren.
Amendement 76
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.1 – alinea 2 – streepje 2
–  scenario's voor het koolstofvrij maken, maatregelen en beleid om de klimaatverandering te beperken, die alle takken van de economie omvatten en verenigbaar zijn met de Overeenkomst van Parijs en de doelen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties;
–  scenario's met beperking van broeikasgasemissies, maatregelen en beleid om de klimaatverandering te beperken, die alle takken van de economie omvatten en verenigbaar zijn met de Overeenkomst van Parijs en de doelen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties;
Amendement 77
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.1 – alinea 2 – streepje 4
–  aanpassingsscenario's en beleid voor kwetsbare ecosystemen, essentiële bedrijfstakken en infrastructuur in de EU (lokaal/regionaal/nationaal), met inbegrip van verbeterde risicobeoordelingsinstrumenten.
–  aanpassingsscenario's en -beleid, waaronder verbeterde instrumenten voor risicobeoordeling en -vermindering, voor kwetsbare ecosystemen, essentiële bedrijfstakken, kritieke infrastructuur en de stedelijke omgeving op lokaal, regionaal, nationaal en Unieniveau;
Amendement 78
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.1 – alinea 2 – streepje 4 bis (nieuw)
–  modellen voor het versterken van de klimaatdiplomatie als motor van internationale samenwerking.
Amendement 79
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.2 – alinea 1
De EU streeft ernaar wereldleider te worden op het gebied van betaalbare, zekere en duurzame energietechnologieën en zo haar concurrentievermogen in de wereldwijde waardeketens en haar positie op de groeimarkten te verbeteren. Vanwege de uiteenlopende klimatologische, geografische, ecologische en sociaal-economische omstandigheden in de EU, en de noodzaak om de energiezekerheid en de toegang tot grondstoffen te garanderen, is er een breed scala aan energieoplossingen nodig, waaronder oplossingen die niet van technische aard zijn. De kosten van technologieën voor hernieuwbare energie moeten verder worden teruggebracht, terwijl de prestaties ervan, alsmede de integratie ervan in het energiesysteem, moeten worden verbeterd. Ook moeten er baanbrekende technologieën op dit gebied worden ontwikkeld. Het gebruik van fossiele brandstoffen moet koolstofvrij worden gemaakt om aan de klimaatdoelstellingen te kunnen voldoen.
De EU streeft ernaar de wereldleider te worden op het gebied van betaalbare, zekere, duurzame en hernieuwbare energietechnologieën en zo haar concurrentievermogen in de wereldwijde waardeketens en haar positie op de groeimarkten te verbeteren. Vanwege de uiteenlopende klimatologische, geografische, ecologische en sociaal-economische omstandigheden in de EU, en de noodzaak om de reductie van het energieverbruik, de energie-efficiëntie, een continue energievoorziening en de toegang tot grondstoffen (met name kritieke grondstoffen) te garanderen, is er een breed scala aan energieoplossingen nodig, waaronder oplossingen die niet van technische aard zijn. Door de transformatie van het energiesysteem zal de EU worden uitgedaagd het voortouw te nemen bij de ontwikkeling van oplossingen voor een verbeterd marktontwerp, terwijl de systeemintegratie aanmerkelijk moet worden verbeterd. De kosten van technologieën voor hernieuwbare energie moeten verder worden teruggebracht, terwijl de prestaties ervan moeten worden verbeterd. Hiervoor is steun vereist voor incrementeel en baanbrekend onderzoek naar geavanceerde technologieën. Daarnaast moeten er nieuwe baanbrekende technologieën op dit gebied worden ontwikkeld en toegepast, terwijl de bestaande technologieën moeten worden verbeterd. Het gebruik van fossiele brandstoffen en grondstoffen moet worden verminderd om aan de klimaatdoelstellingen te kunnen voldoen.
Amendement 80
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.2 – alinea 2 – streepje 1
–  Technologieën en oplossingen voor hernieuwbare energie ten behoeve van stroomopwekking, verwarming en koeling, duurzame vervoersbrandstoffen en intermediaire energiedragers, op verschillende schaal en in verschillende ontwikkelingsstadia, die zijn afgestemd op de geografische omstandigheden en de markten, zowel in als buiten de EU;
–  Technologieën voor hernieuwbare energie, met inbegrip van de opwekking van mariene energie en de verschillende subsectoren ervan, zoals energie uit wind, stroming en golven, verwarming en koeling, brandstoffen, intermediaire energiedragers, zoals power-to-gas en waterstof, op verschillende schaal en in verschillende ontwikkelingsstadia, die zijn afgestemd op de geografische omstandigheden en de markten, zowel in als buiten de Unie;
Amendement 81
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.2 – alinea 2 – streepje 1 bis (nieuw)
–  zeer energie-efficiënte koolstofarme of koolstofvrije oplossingen voor stroomopwekking;
Amendement 82
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.2 – alinea 2 – streepje 2
–  disruptieve technologieën voor hernieuwbare energie ten behoeve van nieuwe toepassingen en baanbrekende oplossingen;
–  disruptieve technologieën voor hernieuwbare energie ten behoeve van zowel nieuwe als ingeburgerde en sterk verbeterde toepassingen en baanbrekende oplossingen;
Amendement 83
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.2 – alinea 2 – streepje 2 bis (nieuw)
–  technologische oplossingen van de volgende generatie, onder meer de ontwikkeling van nieuwe materialen, fabricageprocessen en werkingsmethoden om het industriële concurrentievermogen in schone energietechnologie te verhogen;
Amendement 84
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.2 – alinea 2 – streepje 2 ter (nieuw)
–  onderzoek en ontwikkeling van nieuwe bedrijfsmodellen, oplossingen en diensten voor het scheppen van op het gebied van regelgeving, beheer en financiering gunstige marktvoorwaarden voor hernieuwbare energiebronnen, energiebesparende technologieën en oplossingen voor de eindgebruiker;
Amendement 85
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.3 – alinea 1
De verwachte groei van variabele elektriciteitsproductie en de verschuiving naar elektrische verwarming, elektrische koeling en elektrisch vervoer vergen nieuwe benaderingen voor het beheer van de elektriciteitsnetten. Doel is, behalve het koolstofvrij maken, te zorgen voor een betaalbare, beveiligde en stabiele stroomvoorziening door te investeren in innovatieve technologieën voor netwerkinfrastructuur en innovatief systeembeheer. De opslag van energie in verschillende vormen zal een cruciale rol spelen bij de verlening van netwerkdiensten, waarmee de netwerken tevens een grotere en robuustere capaciteit krijgen. Om een slimme, geïntegreerde exploitatie van de betrokken infrastructuren mogelijk te kunnen maken, zal gebruik moeten worden gemaakt van synergieën tussen de verschillende netwerken (bv. elektriciteitsnetten, verwarmings- en koelingsnetwerken, gasnetwerken, oplaad- en tankinfrastructuur voor voertuigen, waterstof en telecommunicatienetwerken) en partijen (bv. industriële locaties, datacentra en zelfproducenten).
Voor de verwachte groei van variabele elektriciteitsproductie en de verschuiving naar elektrische verwarming, elektrische koeling en elektrisch vervoer zijn nieuwe benaderingen nodig voor het beheer van de elektriciteitsnetten en de toepassing van gecentraliseerde energieoplossingen. Daarnaast speelt ook gasinfrastructuur een belangrijke rol bij de integratie van hernieuwbare en koolstofarme gassen.
Doel is, naast het verminderen van de broeikasgasemissies, te zorgen voor een betaalbare, beveiligde en stabiele stroomvoorziening en voor energiebesparingen. Dit kan worden gerealiseerd door te investeren in sectorkoppeling en de bijbehorende innovatieve netwerkinfrastructuur en -technologieën, een grotere flexibiliteit van op verzoek leverbare stroomopwekking, met name uit flexibele hernieuwbare bronnen, innovatief systeembeheer, evenals door het faciliteren van acties die regelgevings- en maatschappelijke innovatie, vaardigheden en de betrokkenheid en empowerment van marktspelers, consumenten en gemeenschappen ten goede komen. De opslag van energie in verschillende vormen zal een cruciale rol spelen bij de verlening van netwerkdiensten en de vergroting en versterking van de netwerkcapaciteit. Om een slimme, geïntegreerde exploitatie van de betrokken infrastructuren mogelijk te kunnen maken, zal gebruik moeten worden gemaakt van synergieën tussen de verschillende netwerken (bv. elektriciteitsnetten, verwarmings- en koelingsnetwerken, gasnetwerken en -opslag, oplaad- en tankinfrastructuur voor voertuigen, infrastructuur voor waterstof en telecommunicatienetwerken) en partijen (bv. industriële locaties, netwerkexploitanten, datacentra, zelfproducenten en consumenten en hernieuwbare-energiegemeenschappen), zal de vraagsturing moeten worden verhoogd en zullen Europese en internationale nomen moeten worden ontwikkeld en geïntegreerd.
Amendement 86
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.3 – alinea 2 – streepje 1
–  Technologieën en hulpmiddelen voor de integratie van hernieuwbare energie en nieuwe belastingen, zoals elektrische mobiliteit en warmtepompen, in elektriciteitsnetten;
–  Technologieën en hulpmiddelen voor de integratie in bestaande netten van hernieuwbare energie en nieuwe belastingen, zoals elektrische mobiliteit, elektrolysers, brandstofcellen, warmtepompen, industriële hydrolyse, opslag van elektriciteit en gedecentraliseerde hernieuwbare energie, als decentrale elementen voor een kostenefficiënt, zeker, buitengewoon energie-efficiënt en op hernieuwbare energie gebaseerd energiesysteem;
Amendement 87
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.3 – alinea 2 – streepje 2 bis (nieuw)
–  demonstratie van stabiele en betrouwbare energiesystemen en -netwerken op lokaal en regionaal niveau, op basis van variabele en flexibele hernieuwbare energie;
Amendement 88
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.3 – alinea 2 – streepje 3
–  geïntegreerde benaderingen om de productie en het verbruik van hernieuwbare energie op lokaal niveau, onder meer op eilanden, op elkaar af te stemmen op basis van nieuwe diensten en gemeenschapsinitiatieven;
–  geïntegreerde benaderingen om de productie en het verbruik van hernieuwbare energie op lokaal niveau, onder meer op eilanden, te vergroten, verbeteren en op elkaar af te stemmen op basis van nieuwe diensten en technologieën (met inbegrip van peer-to-peer-, distributed-ledgertechnologieën, virtueel-net-bemeteringsregelingen), evenals gemeenschapsinitiatieven (met inbegrip van actieve consumenten en prosumenten van hernieuwbare energie die individueel of gezamenlijk optreden, hernieuwbare-energiegemeenschappen en lokale energiegemeenschappen);
Amendement 89
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.3 – alinea 2 – streepje 3 bis (nieuw)
–  systemische effectbeoordeling van nieuwe energietechnologieën, zoals flexibele opwekking van hernieuwbare energieën, op hernieuwbare energie gebaseerde waterstof en synthetisch gas voor energieopslag; onderzoeks- en geïntegreerde benaderingen waarbij aardgasnetten worden omgezet in netten voor groene waterstof of netten voor het vervoer van biomethaan of synthetisch methaan;
Amendement 90
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.3 – alinea 2 – streepje 4
–  netwerkflexibiliteit en synergieën tussen de verschillende energiebronnen, netwerken, infrastructuren en spelers.
–  netwerk- en opwekkingsflexibiliteit en betrouwbaarheid van de toelevering, met inbegrip van vraagsturing, en synergieën tussen de verschillende energiebronnen, netwerken, infrastructuren, ook de bestaande, en spelers; technologieën voor sectorale koppeling om opslag te faciliteren en het vervoerspotentieel van energie te vergroten;
Amendement 91
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.3 – alinea 2 – streepje 4 bis (nieuw)
–  schone oplossingen die zorgen voor een betrouwbaar systeem en die hernieuwbare energiebronnen en opslag op basis van elektrificatie aanvullen en overtreffen.
Amendement 92
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.4 – inleidende formule
4.2.4.  Gebouwen en industriële installaties in energietransitie
4.2.4.  Gebouwen in energietransitie
Amendement 93
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.4 – alinea 1
Gebouwen en industriële installaties spelen een steeds actievere rol in de interactie met het energiesysteem. Zij vormen daarom cruciale elementen in de transitie naar duurzame energie.
Gebouwen spelen een steeds actievere rol in de interactie met het energiesysteem. Zij vormen daarom cruciale elementen in de transitie naar duurzame energiebronnen en een hogere energie-efficiëntie.
Amendement 94
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.4 – alinea 2
Gebouwen zijn een belangrijke factor voor de levenskwaliteit van burgers. De integratie van verschillende technologieën, apparaten en systemen en de koppeling van het gebruik van verschillende soorten energie, gebouwen en de bewoners en gebruikers ervan, vertegenwoordigen een zeer groot potentieel voor de opwekking en de opslag van energie en rendementverbeteringen.
Gebouwen zijn een belangrijke factor voor de levenskwaliteit van burgers. De integratie van verschillende technologieën, apparaten, systemen en normen en de koppeling van het gebruik van verschillende soorten energie, gebouwen en de bewoners en gebruikers ervan, vertegenwoordigen een zeer groot potentieel voor beperking van klimaatverandering, de opwekking en de opslag van energie, energiebesparingen en rendementverbeteringen.
Amendement 95
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.4 – alinea 3
De industrie, en in het bijzonder de energie-intensieve takken van industrie, kan energie-efficiëntier worden en voorrang geven aan het gebruik van duurzame energiebronnen.
Schrappen
Amendement 96
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.4 – alinea 4 – streepje 1
–  Koppeling van elektriciteit en warmte, tussen een industriële installatie en de exploitant van een energiesysteem;
–  Uitwisseling van elektriciteit en warmte, tussen gebouwen, een industriële installatie en de exploitant van een energiesysteem;
Amendement 97
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.4 – alinea 4 – streepje 3
–  relevante processen, ontwerp en materialen;
–  optimalisatie en duurzaamheid van relevante processen, ontwerp en materialen;
Amendement 98
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.4 – alinea 4 – streepje 4
–  slimme gebouwen en grote mobiliteitsknooppunten (havens, luchthavens en logistieke centra) als actieve elementen van grotere energienetwerken en van innovatieve mobiliteitsoplossingen;
–  slimme gebouwen en grote mobiliteitsknooppunten (havens, luchthavens, treinstations en logistieke centra) als actieve elementen van grotere energienetwerken en van innovatieve mobiliteitsoplossingen;
Amendement 99
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.4 – alinea 4 – streepje 5
–  levenscyclusontwerp, bouw, exploitatie en demontage van gebouwen, met inachtneming van kringloopgebruik en milieuprestaties, gericht op energie- en hulpbronnenefficiëntie, klimaatbestendigheid en recycling;
–  nieuwe modaliteiten, met inbegrip van slimme instrumenten en apparatuur, voor levenscyclusontwerp, bouw (met inbegrip van het gebruik van lichte en hernieuwbare materialen), exploitatie en demontage van gebouwen, met inachtneming van kringloopgebruik, milieuprestaties, duurzaamheid en economische efficiëntie, gericht op energie- en hulpbronnenefficiëntie, klimaatbestendigheid, effecten in termen van broeikasgasemissies en recycling;
Amendement 100
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.4 – alinea 4 – streepje 6
–  nieuwe bedrijfsmodellen, benaderingen en diensten voor de financiering van renovaties, de verbetering van bouwvaardigheden, de betrokkenheid van de gebruikers van gebouwen en andere marktdeelnemers;
–  nieuwe bedrijfsmodellen, benaderingen en diensten voor de financiering van renovaties, zoals prefinancieringsregelingen met terugbetaling bij facturering), de verbetering van bouwvaardigheden, de betrokkenheid van de gebruikers van gebouwen en andere marktdeelnemers, zoals lokale overheden of hernieuwbare-energiegemeenschappen;
Amendement 101
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.4 – alinea 4 – streepje 7
–  monitoring en optimalisatie van de energieprestaties van gebouwen;
–  monitoring en optimalisatie van de energieprestaties van gebouwen, in overeenstemming met de doelstellingen die worden uiteengezet in Richtlijn (EU) 2018/844 betreffende de energieprestaties van gebouwen, met inbegrip van het gebruik van geavanceerde systemen voor het energiebeheer van gebouwen;
Amendement 102
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.4 – alinea 4 – streepje 8
–  hulpmiddelen en slimme apparaten om de energie-efficiëntie van gebouwen te verbeteren;
Schrappen
Amendement 103
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.4 – alinea 4 – streepje 9
–  renovatie van bestaande gebouwen tot "bijna-energieneutrale gebouwen".
–  renovatie van bestaande gebouwen tot "bijna-energieneutrale gebouwen" en innovatieve technologieën;
Amendement 104
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.4 – alinea 4 – streepje 9 bis (nieuw)
–  flexibele energieproductie, vraagsturing, optimalisering van energieopslag.
Amendement 105
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.4 bis (nieuw)
4.2.4 bis.  Industriële installaties in de energietransitie
De industrie, en in het bijzonder de energie-intensieve takken van industrie, moet energie-efficiënter worden, minder energie verbruiken en voorrang geven aan het gebruik van duurzame energiebronnen. De rol van industriële installaties in het energiesysteem verandert als gevolg van de noodzaak om emissies te verminderen, gebaseerd op directe of indirecte elektrificatie, ook een bron van materialen voor productieprocessen (zoals waterstof). Industriële complexen en productiecomplexen waar veel verschillende processen dicht bij elkaar plaatsvinden, kunnen de uitwisseling van energiestromen en andere hulpbronnen (grondstoffen) optimaliseren.
Grote lijnen
–  Omzettingstechnologieën voor het duurzame gebruik van koolstofbronnen om de hulpbronnenefficiëntie te verhogen en emissies te verminderen, met inbegrip van hybride energiesystemen voor de industrie en de energiesector met een koolstofarm potentieel;
–  demonstratie van directe en indirecte elektrificatie van energie-intensieve industriële processen;
–  hulpmiddelen en infrastructuur voor de procescontrole van productie-installaties met het oog op de optimalisering van energiestromen en materialen in interactie met andere productie-installaties en het energiesysteem;
–  flexibiliteit en efficiëntie van elektriciteit, grondstoffen en warmte in industriële installaties en het energiesysteem;
–  verbeterde of nieuwe processen, ontwerpen en materialen om warmte-, koude- en energieopslag efficiënt te gebruiken of te produceren;
–  efficiënter gebruik van materialen zodat de vraag naar energie-intensieve bulkgoederen daalt.
Amendement 106
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.4 ter (nieuw)
4.2.4 ter.  Koolregio's in transitie
Bijna de helft van de lidstaten staat voor de uitdaging om samenhangende strategieën te formuleren voor regio's die de energieopwekking uit bruinkool, kool en andere fossiele brandstoffen moeten afbouwen. In het kader van deze prioriteit zal complementariteit worden nagestreefd met andere instrumenten en programma's van de EU.
Grote lijnen
–  De ontwikkeling ondersteunen van inclusieve en eerlijke transitiestrategieën; waarin aandacht wordt besteed aan maatschappelijke, socio-economische en milieueffecten, evenals de reconversie van locaties;
–  technologieën en modellen voor het benutten van het potentieel van deze regio's; met onder meer de beste manieren om alternatieve innovatieve bedrijven aan te trekken;
–  onderzoek naar manieren om deze regio's te revitaliseren in termen van duurzame werkgelegenheid en groeiperspectieven, met inbegrip van onderzoek naar de omscholing van werknemers.
Amendement 107
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.5 – alinea 1
Geschat wordt dat in 2050 meer dan 80 % van de EU-bevolking in stedelijke gebieden zal wonen en het leeuwendeel van de beschikbare hulpbronnen, zoals energie, zal gebruiken. Deze gebieden zijn in het bijzonder kwetsbaar voor de verslechterende meteorologische omstandigheden als gevolg van klimaatverandering en natuurrampen, die zich nu al voordoen en in de toekomst zullen verhevigen. Een belangrijke opgave is dat de algehele energie- en hulpbronnenefficiëntie en de klimaatbestendigheid van de Europese steden aanzienlijk moeten worden verbeterd. Daarbij moet een totaalaanpak worden gevolgd, met aandacht voor de gebouwenvoorraad, energiesystemen, mobiliteit, klimaatverandering, water-, bodem- en luchtkwaliteit, afvalstoffen en geluidsoverlast. Er moet worden gestreefd naar en gebruik worden gemaakt van synergieën met de beleidsmaatregelen en acties die door het EFRO worden gefinancierd.
Geschat wordt dat in 2050 meer dan 80 % van de EU-bevolking in stedelijke gebieden zal wonen en het leeuwendeel van de beschikbare hulpbronnen, zoals energie, zal gebruiken. Deze gebieden zijn in het bijzonder kwetsbaar voor de verslechterende meteorologische omstandigheden als gevolg van klimaatverandering en natuurrampen, die zich nu al voordoen en in de toekomst zullen verhevigen. Een belangrijke opgave is dat de algehele energie- en hulpbronnenefficiëntie en de klimaatbestendigheid van de Europese gemeenschappen steden aanzienlijk moeten worden verbeterd. Daarbij moet een totaalaanpak worden gevolgd, met aandacht voor de gebouwenvoorraad, energiesystemen, vervoer en mobiliteit, beperking van klimaatverandering, water-, bodem- en luchtkwaliteit, afvalstoffen en geluidsoverlast. Er moet worden gestreefd naar en gebruik worden gemaakt van synergieën met de beleidsmaatregelen en acties die door het EFRO worden gefinancierd.
Amendement 108
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.5 – alinea 2 – streepje 1
–  Ontwikkeling van de energie- of mobiliteitssystemen van een stad of wijk in de richting van de toepassing van koolstofarme plusenergiewijken en emissievrije mobiliteit en logistiek in de hele EU in 2050, waarmee het wereldwijde concurrentievermogen van geïntegreerde EU-oplossingen wordt vergroot;
–  Ontwikkeling van de energie- of mobiliteitssystemen van een stad of wijk of plattelandsgebied in de richting van de toepassing van koolstofarme plusenergiewijken en emissievrije mobiliteit en logistiek in de hele Unie in 2050, waarmee het wereldwijde concurrentievermogen van geïntegreerde EU-oplossingen wordt vergroot;
Amendement 109
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.5 – alinea 2 – streepje 2
–  stadsplanning en stedelijke infrastructuren en systemen, met inbegrip van onderlinge interfaces en interoperabiliteit, natuurlijke oplossingen en het gebruik van digitale technologieën en ruimtediensten en -gegevens, rekening houdend met de effecten van de verwachte klimaatverandering en met klimaatbestendigheid;
–  stads- en plattelandsplanning en stedelijke infrastructuren en systemen, met inbegrip van onderlinge interfaces en interoperabiliteit, normalisatie, natuurlijke oplossingen en het gebruik van beveiligde digitale technologieën en ruimtediensten en -gegevens, rekening houdend met de effecten van de verwachte klimaatverandering en met beperking van klimaatverandering;
Amendement 110
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.5 – alinea 2 – streepje 3
–  levenskwaliteit van de burgers, veilige mobiliteit, stedelijke sociale innovatie, circulaire en regeneratieve capaciteit van steden, kleinere ecologische voetafdruk en afname van vervuiling;
–  levenskwaliteit van de burgers, veilige en multimodale mobiliteit, met inbegrip van lopen en fietsen, stedelijke sociale innovatie en sociale innovatie op het platteland, circulaire en regeneratieve capaciteit van steden, kleinere ecologische impact en afname van vervuiling;
Amendement 111
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.6 – alinea 1
De overgang op schone technologieën, connectiviteit en automatisering is alleen mogelijk als er tijdig luchtvaartuigen, voertuigen en vaartuigen worden ontwikkeld en geproduceerd waarin verschillende technologieën zijn verwerkt en als de introductie ervan wordt bespoedigd. Daarbij blijft het van cruciaal belang dat de minimalisatie van de effecten gedurende de levenscyclus op het milieu, de menselijke gezondheid en het energieverbruik gepaard gaat met verbetering van het comfort, de efficiëntie en de betaalbaarheid. Innovatieve, hoogwaardige vervoersinfrastructuur is essentieel voor een goede werking van alle middelen van vervoer met het oog op de toegenomen vraag naar mobiliteit en de snel veranderende technologische eisen. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan een geïntegreerde benadering voor de ontwikkeling van infrastructuur en voertuigen, vaartuigen en luchtvaartuigen om het energieverbruik en het milieueffect zo klein mogelijk te maken.
De overgang op schone technologieën, connectiviteit en automatisering is alleen mogelijk als er tijdig luchtvaartuigen, voertuigen en vaartuigen worden ontwikkeld en geproduceerd waarin verschillende technologieën zijn verwerkt en als de introductie ervan wordt bespoedigd. Daarbij blijft het van cruciaal belang dat de minimalisatie van de effecten gedurende de levenscyclus op het klimaat, het milieu, de menselijke gezondheid en het energieverbruik gepaard gaat met verbetering van het comfort, de efficiëntie en de betaalbaarheid. Innovatieve, hoogwaardige vervoersinfrastructuur is essentieel voor een goede werking van alle middelen van vervoer met het oog op de toegenomen vraag naar mobiliteit en de snel veranderende technologische eisen. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan een geïntegreerde benadering voor de ontwikkeling van infrastructuur en voertuigen, vaartuigen en luchtvaartuigen om het energieverbruik en het milieueffect zo klein mogelijk te maken.
Amendement 112
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.6 – alinea 2 – streepje 2
–  concepten en ontwerpen van voertuigen/vaartuigen/luchtvaartuigen, en de reserveonderdelen daarvan, met verbeterde materialen en structuren, doelmatigheid, energieopslag en -terugwinning, veiligheid en beveiligingskenmerken en minder milieu- en gezondheidsimpact;
–  concepten en ontwerpen van voertuigen/vaartuigen/luchtvaartuigen, en de reserveonderdelen en module-elementen daarvan, met verbeterde geavanceerde materialen en structuren, softwareoplossingen en -updates, geavanceerde beveiligingssystemen tegen piraterij, doelmatigheid, energieopslag en -terugwinning, veiligheid en beveiligingskenmerken en een minimale milieu- en gezondheidsimpact;
Amendement 113
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.7 – alinea 1
Als de EU haar kwaliteits-, klimaat- en energiedoelen wil halen, met een afname van de broeikasgasemissies met 60 % in 2050 en geluidsreductie, dan zal het hele mobiliteitssysteem, inclusief gebruikers, voertuigen, brandstoffen en infrastructuren, opnieuw onder de loep moeten worden genomen. Ook zal dan gebruik moeten worden gemaakt van emissiearme alternatieve energiebronnen en moeten emissievrije voertuigen/vaartuigen/luchtvaartuigen ingang vinden op de markt. Het vervoer draagt niet alleen bij tot de schadelijke effecten van broeikasgasemissies, maar levert ook een aanzienlijke bijdrage aan de slechte luchtkwaliteit en geluidsoverlast in Europa, waaronder de gezondheid van burgers te lijden heeft7. Het is cruciaal dat er, voortbouwend op de vorderingen bij de elektrificatie en het gebruik van brandstofcellen voor auto's, bussen en lichte bedrijfsvoertuigen, meer vaart wordt gemaakt met onderzoek en innovatie naar sectoren als de luchtvaart, de scheepvaart en het vrachtverkeer over de weg.
Als de Unie haar kwaliteits-, klimaat- en energiedoelen wil halen, evenals een geluidsreductie, dan zal zij het hele mobiliteitssysteem, inclusief gebruikers, voertuigen, brandstoffen, regelingen voor CO2-maatregelen, infrastructuren, ruimtelijke ordening en nieuwe vervoersoplossingen, opnieuw onder de loep moeten nemen. In de Unie zal dan ook gebruik moeten worden gemaakt van emissiearme alternatieve energiebronnen en zullen emissievrije voertuigen/vaartuigen/luchtvaartuigen ingang moeten vinden op de markt. Het vervoer draagt niet alleen bij tot de schadelijke effecten van broeikasgasemissies, maar levert ook een aanzienlijke bijdrage aan de slechte luchtkwaliteit en geluidsoverlast in Europa, waaronder de gezondheid van burgers te lijden heeft7. Het is cruciaal dat er, voortbouwend op de huidige vorderingen bij de productie en het gebruik van alternatieve brandstoffen, elektrificatie, waterstoftechnologieën, biobrandstoffen en biogas, het gebruik van brandstofcellen, de verbetering van verbrandingsmotoren en hun aanpassing aan hernieuwbare brandstoffen en andere duurzame technologieën voor auto's, bussen, vrachtwagens en lichte bedrijfsvoertuigen, meer vaart wordt gemaakt met onderzoek en innovatie naar sectoren als de luchtvaart, de spoorwegsector en de scheepvaart.
__________________
__________________
7 Ongeveer een derde van de EU-burgers woont in stedelijke gebieden waar de wettelijke normen voor verontreinigende stoffen worden overschreden.
7 Ongeveer een derde van de EU-burgers woont in stedelijke gebieden waar de wettelijke normen voor verontreinigende stoffen worden overschreden.
Amendement 114
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.7 – alinea 2 – streepje 1
–  Elektrificatie van alle vervoerswijzen (bv. batterijen, brandstofcellen, hybridisatie enz.), met inbegrip van nieuwe technologieën voor de aandrijflijn van voertuigen/vaartuigen/luchtvaartuigen, snelladen/-tanken, energie oogsten en gebruikersvriendelijke en toegankelijke interfaces met de oplaadinfrastructuur, waarbij de interoperabiliteit en naadloze dienstverlening wordt gewaarborgd; ontwikkeling en toepassing van concurrerende, veilige, krachtige en duurzame batterijen voor emissiearme en emissievrije voertuigen;
–  Koolstofvrij maken van alle vervoerswijzen, onder meer door elektromobiliteit (bv. recycleerbare batterijen, brandstofcellen, alle soorten hybridisatie enz.) en nieuwe technologieën voor de aandrijflijn van voertuigen/vaartuigen/luchtvaartuigen, snelladen/-tanken, energie oogsten en gebruikersvriendelijke en toegankelijke interfaces met de tank- en oplaadinfrastructuur, waarbij de interoperabiliteit en een naadloze dienstverlening wordt gewaarborgd; ontwikkeling en toepassing van concurrerende, veilige, krachtige, recycleerbare en duurzame batterijen voor emissiearme en emissievrije voertuigen;
Amendement 115
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.7 – alinea 2 – streepje 2
–  duurzame nieuwe brandstoffen en nieuwe slimme voertuigen/vaartuigen/luchtvaartuigen voor bestaande en toekomstig mobiliteitspatronen en ondersteunende infrastructuur; technologieën en gebruikersgerichte oplossingen voor interoperabiliteit en naadloze dienstverlening;
–  duurzame nieuwe brandstoffen en nieuwe slimme voertuigen/vaartuigen/luchtvaartuigen voor bestaande en toekomstig mobiliteitspatronen en ondersteunende infrastructuur; technologieën en gebruikersgerichte oplossingen voor interoperabiliteit en naadloze dienstverlening; stillere en meer milieuvriendelijke luchtvaartuigen;
Amendement 116
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.7 – alinea 2 – streepje 3
–  verkleining van de impact van mobiliteit op het milieu en de menselijke gezondheid.
–  minimalisering van de impact van mobiliteit op het milieu en de menselijke gezondheid, onder meer door het potentieel te evalueren van een nieuwe generatie sensoren op afstand waarmee de vervuiling in de mobiliteitssector kan worden gemeten.
Amendement 117
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.8 – alinea 1
Slimme mobiliteit zal, met name door gebruik te maken van digitale technologieën, geavanceerde satellietnavigatie (Egnos/Galileo) en kunstmatige intelligentie, ervoor zorgen dat het vervoer van deur tot deur en alle onderdelen ervan doelmatig, veilig en bestendig worden. Nieuwe technologieën zullen bijdragen tot optimalisatie van het gebruik en de doelmatigheid van vervoersinfrastructuur en -netwerken, multimodaliteit en aansluitingen verbeteren, het verkeersbeheer optimaliseren en innovatieve oplossingen en diensten op het gebied van vervoer mogelijk maken, waardoor de verkeersopstoppingen en milieuschade worden gereduceerd en burgers en bedrijven de beschikking krijgen over betere logistieke en mobiliteitsdiensten. Geconnecteerde en geautomatiseerde mobiliteit zal, in combinatie met de benodigde infrastructuur, de doelmatigheid en veiligheid van alle vervoerswijzen vergroten.
Slimme mobiliteit zal, met name door gebruik te maken van nieuwe digitale technologieën, geavanceerde satellietnavigatie (Egnos/Galileo) en kunstmatige intelligentie, ervoor zorgen dat het vervoer van deur tot deur en alle onderdelen ervan doelmatig, veilig en bestendig worden. Nieuwe technologieën, waaronder systemen, zullen bijdragen tot optimalisatie van het gebruik en de doelmatigheid van vervoersinfrastructuur en -netwerken, multimodaliteit en aansluitingen verbeteren, het verkeersbeheer optimaliseren en innovatieve oplossingen, normen en diensten op het gebied van vervoer mogelijk maken, waardoor de verkeersopstoppingen en milieuschade worden gereduceerd en burgers en bedrijven de beschikking krijgen over betere logistieke en mobiliteitsdiensten. Geconnecteerde en geautomatiseerde mobiliteit zal, in combinatie met de benodigde infrastructuur, de doelmatigheid en veiligheid van alle vervoerswijzen vergroten.
Amendement 118
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.8 – alinea 2 – streepje 1
–  Digitaal netwerk- en verkeersbeheer: geavanceerde beslissingsondersteunende systemen; verkeersbeheer van de volgende generatie (met inbegrip van multimodaal netwerk- en verkeersbeheer); bijdragen aan naadloze, multimodale en verbonden mobiliteit voor passagiers en vracht; gebruik en beperkingen van big data; gebruik van innovatieve plaatsbepaling/navigatie per satelliet (Egnos/Galileo);
–  Digitaal gebruik en beheer van netwerken, verkeer en ruimte: geavanceerde beslissingsondersteunende systemen; verkeersbeheer van de volgende generatie (met inbegrip van multimodaal netwerk- en verkeersbeheer); bijdragen aan naadloze, multimodale en verbonden mobiliteit voor passagiers en vracht; gebruik en beperkingen van big data; gebruik van innovatieve plaatsbepaling/navigatie per satelliet (Egnos/Galileo) om inzicht te krijgen in nieuw gedrag in verband met veranderende mobiliteit;
Amendement 119
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.8 – alinea 2 – streepje 3
–  spoorwegtechnologieën en stappen voor een stil, interoperabel en automatisch spoorwegsysteem met een hoge capaciteit;
–  spoorwegtechnologieën en stappen voor een aantrekkelijk, stil, volledig verbonden, interoperabel, grensoverschrijdend en automatisch spoorwegsysteem met een hoge capaciteit zowel voor het personen- als het goederenvervoer;
Amendement 120
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.8 – alinea 2 – streepje 4
–  verbonden, samenwerkende en geautomatiseerde mobiliteitssystemen en -diensten, met inbegrip van technologische oplossingen en niet-technologische vraagstukken.
–   verbonden, samenwerkende, interoperabele en geautomatiseerde mobiliteitssystemen en -diensten, met inbegrip van technologische oplossingen en niet-technologische vraagstukken, zoals veranderingen in gebruikersgedrag en mobiliteitspatronen;
Amendement 121
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.8 – alinea 2 – streepje 4 bis (nieuw)
–  nieuwe of verbeterde diensten en bedrijfsmodellen waarmee de gebruiker interageert met de verschillende slimme modaliteiten;
Amendement 122
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.8 – alinea 2 – streepje 4 ter (nieuw)
–  concept, ontwikkeling, gevolgen, ontwerp, onderzoek, validering en methoden betreffende de veiligheid van zelfrijdende voertuigen in gemengd verkeer;
Amendement 123
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.8 – alinea 2 – streepje 4 quater (nieuw)
–  slimme oplossingen voor de scheepvaart, met het oog op veiligere en efficiëntere vervoersactiviteiten over water;
Amendement 124
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.8 – alinea 2 – streepje 4 quinquies (nieuw)
–  nieuwe systemen en technologieën voor havenbeheer en -verbindingen.
Amendement 125
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.9 – alinea 1
Grootschalige, geconcentreerde en decentrale opslagoplossingen voor het energiesysteem (met chemische, elektrochemische, elektrische, mechanische en thermale elementen) zullen leiden tot grotere doelmatigheid, flexibiliteit, technologieonafhankelijkheid en toegankelijkheid, alsook voorzieningszekerheid. Om het vervoer emissiearm en koolstofvrij te kunnen maken, zal het aandeel van met elektriciteit en/of andere alternatieve brandstoffen aangedreven voertuigen op de weg moeten toenemen. Bovendien zullen de batterijen van elektrische voertuigen beter, goedkoper, recycleerbaar en herbruikbaar moeten worden en moeten synthetische/hernieuwbare brandstoffen, zoals waterstof, op lokaal niveau verkrijgbaar worden en moeten er innovatieve oplossingen voor opslag ter plaatse komen.
Grootschalige, geconcentreerde en decentrale opslagoplossingen voor het energiesysteem (met chemische, elektrochemische, elektrische, mechanische en thermale elementen) zullen leiden tot grotere doelmatigheid, flexibiliteit, technologieonafhankelijkheid en toegankelijkheid, alsook voorzieningszekerheid. Om het vervoer emissiearm en koolstofvrij te kunnen maken, zal het aandeel van met elektriciteit en/of andere alternatieve brandstoffen aangedreven voertuigen op de weg moeten toenemen. Bovendien zullen de batterijen van elektrische voertuigen beter, goedkoper, zeer goed recycleerbaar en herbruikbaar moeten worden en een kleinere impact op het milieu moeten hebben en moeten koolstofarme brandstoffen, zoals koolstofarme of op hernieuwbare bronnen gebaseerde waterstof, op lokaal niveau verkrijgbaar worden en moeten er innovatieve oplossingen voor opslag ter plaatse komen.
Amendement 126
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.9 – alinea 2 – streepje 1
–  Energieopslagtechnologieën om aan de dagelijkse of seizoensbehoeften te voldoen, onder meer voor vloeibare en gasvormige hernieuwbare brandstoffen en de daarmee verbonden waardeketens;
–  Energieopslagtechnologieën om aan de dagelijkse of seizoensbehoeften te voldoen, onder meer voor vloeibare en gasvormige koolstofarme brandstoffen en de daarmee verbonden waardeketens, met aandacht voor de milieu- en klimaateffecten hiervan;
Amendement 127
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.9 – alinea 2 – streepje 2
–  batterijen en de EU-waardeketen, met inbegrip van ontwerp, technologieën voor grootschalige batterijcelproductie, hergebruik en recycleermethoden;
–  batterijen en de EU-waardeketen, met inbegrip van ontwerp, technologieën voor grootschalige batterijcelproductie, hoge vermogens- en energiedichtheid, hoge laadsnelheden, lage milieu-impact, hergebruik en hoge recycleerbaarheid, geavanceerde materiaaloplossingen voor methoden van energieopslag, evenals normalisatiebehoeften;
Amendement 128
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 4 – punt 4.2 – punt 4.2.9 – alinea 2 – streepje 3
–  koolstofvrije waterstof, met inbegrip van brandstofcellen, en de EU-waardeketen van ontwerp tot eindgebruik, met diverse toepassingen.
–  op hernieuwbare energiebronnen gebaseerde elektrolyse en brandstofcellen in de hele EU-waardeketen van ontwerp tot eindgebruik, met diverse toepassingen.
Amendement 129
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – inleidende formule
5.  CLUSTER "LEVENSMIDDELEN EN NATUURLIJKE HULPBRONNEN"
5.  CLUSTER "LEVENSMIDDELEN, NATUURLIJKE HULPBRONNEN EN LANDBOUW"
Amendement 130
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.1 – alinea 1
Menselijke activiteiten leggen een steeds grotere druk op bodem, zeeën en oceanen, water, lucht, biodiversiteit en andere natuurlijke hulpbronnen. Gezonde natuurlijke systemen en hulpbronnen zijn van direct levensbelang om de groeiende wereldbevolking van voedsel te kunnen voorzien. De stijgende vraag naar natuurlijke hulpbronnen door de mensheid creëert, in combinatie met de klimaatverandering, echter een druk op het milieu die verre van houdbaar is, waardoor de ecosystemen en de capaciteit om ecosysteemdiensten in het belang van de mens te verlenen worden aangetast. De uitgangspunten van de circulaire economie, de bio-economie en de blauwe economie bieden een kans om de ecologische, sociale en economische doelen met elkaar te verenigen en de menselijke activiteiten op een duurzame leest te schoeien.
Menselijke activiteiten leggen een steeds grotere druk op bodem, zeeën en oceanen, water, lucht, biodiversiteit en andere natuurlijke hulpbronnen. Gezonde natuurlijke systemen en hulpbronnen zijn van direct levensbelang om de groeiende wereldbevolking van voedsel te kunnen voorzien. De stijgende vraag naar natuurlijke hulpbronnen door de mensheid creëert, in combinatie met de klimaatverandering, echter een druk op het milieu die verre van houdbaar is, waardoor de ecosystemen en de capaciteit om op lange termijn ecosysteemdiensten te verlenen om het menselijke welzijn te behouden, worden aangetast. De stijging van de voedselproductie houdt geen gelijke tred met de groei van de wereldbevolking en daarom zijn er doorbraken nodig in de intensivering van de voedselproductie. Tegelijkertijd moeten we ervoor zorgen dat voeding en gezondheid centraal staan in onze voedselproductiesystemen.
De uitgangspunten van de circulaire economie, agro-ecologie, duurzame landbouw, bio-economie en de blauwe economie bieden een kans om de ecologische, sociale en economische doelen met elkaar te verenigen en de menselijke activiteiten op een duurzame leest te schoeien.
Amendement 131
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.1 – alinea 2
Alleen als we het potentieel van onderzoek en innovatie benutten, kunnen we voldoen aan de doelen voor duurzame ontwikkeling, garanderen dat er levensmiddelen worden geproduceerd en geconsumeerd die veilig en gezond zijn, zorgen voor duurzame landbouw, aquacultuur, visserij en bosbouw, iedereen toegang geven tot schoon water, schone grond en schone lucht, de zeeën en oceanen schoonmaken en de vitale natuurlijke systemen en het milieu op aarde in stand houden en herstellen. Er is echter nog weinig inzicht in de wijze waarop de transitie naar een duurzame wereld moet plaatsvinden en de wijze waarop hardnekkige barrières geslecht kunnen worden. De transitie naar duurzame consumptie en productie en het herstel van een gezonde planeet vereist investeringen in technologie, nieuwe bedrijfsmodellen en sociale en ecologische innovatie. Daardoor ontstaan nieuwe kansen voor een duurzame, weerbare, innovatieve en verantwoordelijke Europese economie, waarmee de hulpbronnenefficiëntie, de productiviteit en het concurrentievermogen een nieuwe impuls kunnen krijgen en banen en groei kunnen worden gecreëerd.
Alleen als we het potentieel van onderzoek en innovatie benutten, kunnen we voldoen aan de doelen voor duurzame ontwikkeling en de reductie van broeikasgasemissies, garanderen dat er levensmiddelen worden geproduceerd en geconsumeerd die veilig en gezond zijn, zorgen voor duurzame landbouw, veeteelt, aquacultuur, visserij en bosbouw, iedereen toegang geven tot schoon water, schone grond en schone lucht, de zeeën, oceanen en binnenwateren schoonmaken en de vitale natuurlijke systemen en het milieu op aarde in stand houden en herstellen. Er is echter nog weinig inzicht in de wijze waarop de transitie naar een duurzame wereld moet plaatsvinden en de wijze waarop hardnekkige barrières geslecht kunnen worden. Voor de transitie naar duurzame productie, consumptie en het herstel van ecosystemen en natuurlijke hulpbronnen, evenals het versterken en voeden van de hulpbronnenbasis waarvan de landbouw afhankelijk is, zijn investeringen in wetenschappelijk en technologisch onderzoek, normalisatie en nieuwe bedrijfsmodellen nodig die sociale en ecologische innovatie ten goede komen, met inbegrip van de internalisering van de milieukosten in onze economie en het verzamelen van meer en betere gegevens over de impact van verschillende beleidslijnen. Daardoor ontstaan nieuwe kansen voor een duurzame, weerbare, innovatieve en verantwoordelijke Europese economie, waarmee de hulpbronnenefficiëntie, de capaciteit en toestand van natuurlijke hulpbronnen, de productiviteit en het concurrentievermogen op de lange termijn en de levensvatbaarheid van het platteland een nieuwe impuls kunnen krijgen, en hoogwaardige werkgelegenheid en duurzame economische en sociale groei kunnen worden bevorderd.
Amendement 132
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.1 – alinea 3
De activiteiten zullen een kennisbasis opleveren en oplossingen bieden voor: duurzaam beheer en gebruik van de natuurlijke hulpbronnen van land en zee, en verbetering van de rol van de terrestrische en aquatische systemen als koolstofputten; de waarborging van de voedsel- en voedingszekerheid, met veilig, gezond en voedzaam voedsel; de versnelling van de transitie van een op fossiele brandstoffen gebaseerde lineaire economie naar een hulpbronnenefficiënte en weerbare circulaire energie die emissie- en koolstofarm is, en ondersteuning van de ontwikkeling van een duurzame bio-economie en de blauwe economie; en de ontwikkeling van bestendige en levendige plattelandsgebieden, kustgebieden en stedelijke gebieden.
Er zal worden gestreefd naar multi- en transdisciplinaire benaderingen waarbij gebruik wordt gemaakt van de deskundigheid en ervaring van actoren langs de waardeketens om een kennisbasis op te bouwen en oplossingen te bieden voor: bescherming, duurzaam beheer en gebruik van de natuurlijke hulpbronnen van land en water; verbetering van de duurzame groei van de terrestrische en aquatische systemen; toename van de koolstofvastlegging; de waarborging van een toereikende voedsel- en voedingszekerheid en het voorkomen van afval en overproductie met veilig, gezond en voedzaam voedsel; de versnelling van de transitie naar duurzame benaderingen in alle vormen van landbouw, met inbegrip van conventionele en biologische landbouw; de versnelling van de transitie van een op fossiele brandstoffen gebaseerde lineaire economie naar een hulpbronnenefficiënte en weerbare circulaire energie die emissie- en koolstofarm is, en ondersteuning van de ontwikkeling van een duurzame bio-economie en de blauwe economie; en de ontwikkeling van bestendige en levendige plattelandsgebieden, kustgebieden en stedelijke gebieden.
Amendement 133
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.1 – alinea 4
Zij zullen bijdragen tot de instandhouding en vergroting van de biodiversiteit en zorgen voor de beschikbaarheid van ecosysteemdiensten op lange termijn, klimaataanpassing en CO2-vastlegging (op land en zee). Zij zullen leiden tot vermindering van de emissie van broeikasgassen en andere stoffen, van de hoeveelheid afval en van de vervuiling als gevolg van primaire productie (op land en water), verwerking, consumptie en andere menselijke activiteiten. Zij zullen investeringen stimuleren en de overgang naar een circulaire economie, bio-economie en blauwe economie bevorderen, en tegelijkertijd de instandhouding en gezondheid van het milieu beschermen.
Voorts zal het realiseren van deze doelstellingen bijdragen tot de instandhouding en vergroting van de wilde en gedomesticeerde biodiversiteit en zorgen voor de beschikbaarheid van ecosysteemdiensten op lange termijn, beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering en CO2-vastlegging (op land en water). Zij zullen bijdragen tot de instandhouding van de biodiversiteit, zorgen voor de beschikbaarheid van ecosysteemdiensten op lange termijn en leiden tot vermindering van de emissie van broeikasgassen en andere stoffen, van de hoeveelheid afval en van de vervuiling als gevolg van primaire productie (op land en water), verwerking, consumptie en andere menselijke activiteiten. Zij zullen investeringen stimuleren en de overgang naar een circulaire economie, duurzame landbouw, bio-economie en blauwe economie bevorderen, en tegelijkertijd de instandhouding, duurzaamheid en gezondheid van het milieu beschermen. Met deze prioriteit zal ook worden beoogd de kennisbasis met betrekking tot de toestand van de biodiversiteit te verbeteren door vergelijkbare Uniebrede methodologieën te ontwikkelen, valideren en normaliseren.
Amendement 134
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.1 – alinea 5
Zij zullen ook participatieve onderzoeks- en innovatiebenaderingen, zoals een multipartiete benadering, stimuleren, en leiden tot de ontwikkeling van kennis- en innovatiesystemen op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau. Sociale innovatie, met betrokkenheid en het vertrouwen van burgers, zal cruciaal zijn om nieuwe bestuurs-, productie- en consumptiepatronen te bevorderen.
Zij zullen ook participatieve onderzoeks- en innovatiebenaderingen, zoals een multipartiete benadering, stimuleren, en leiden tot de ontwikkeling van kennis- en innovatiesystemen op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau. Als alle actoren in de agrovoedselvoorzieningsketen worden betrokken bij de cocreatie en het delen van kennis, zou dit de ontwikkeling en toepassing ten goede komen van duurzame landbouwinnovaties om uitdagingen in het voedselsysteem aan te pakken, met inbegrip van de aanpassing aan en beperking van klimaatverandering. Sociale innovatie, met betrokkenheid en het vertrouwen van burgers, zal cruciaal zijn om nieuwe bestuurs-, productie- en consumptiepatronen te bevorderen.
Amendement 135
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.1 – alinea 6
Aangezien deze uitdagingen complex zijn, onderling verband houden en van mondiale aard zijn, zullen de activiteiten op systemische wijze worden opgezet in samenwerking met de lidstaten en internationale partners, alsook met andere financieringsbronnen en beleidsinitiatieven. Dit zal gepaard gaan met de gebruikersgestuurde benutting van bronnen van "big data" met betrekking tot het milieu, zoals Copernicus, Egnos/Galileo, Inspire, EOSC, Geoss, CEOS en EMODnet.
Aangezien deze uitdagingen complex zijn, onderling verband houden en van mondiale aard zijn, zullen de activiteiten onder meer op systemische wijze worden opgezet in samenwerking met de lidstaten en internationale partners, alsook met andere financieringsbronnen en beleidsinitiatieven. Dit zal gepaard gaan met de gebruikersgestuurde benutting van bronnen van "big data" met betrekking tot het milieu, zoals Copernicus, Egnos/Galileo, Inspire, EOSC, Geoss, CEOS en EMODnet.
Amendement 136
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.1 – alinea 7
De onderzoeks- en innovatieactiviteiten in het kader van dit cluster dragen in het bijzonder bij tot het behalen van de doelen van: het milieuactieprogramma, het gemeenschappelijk landbouwbeleid, het gemeenschappelijk visserijbeleid, de levensmiddelenwetgeving, het maritiem beleid, het actieplan voor de circulaire economie, de EU-strategie voor de bio-economie en het klimaat- en energiekader 2030, alsook de wettelijke bepalingen van de EU inzake beperking van de luchtverontreiniging.
De onderzoeks- en innovatieactiviteiten in het kader van dit cluster dragen in het bijzonder bij tot het behalen van de doelen van: het milieuactieprogramma, het gemeenschappelijk landbouwbeleid, het gemeenschappelijk visserijbeleid, de levensmiddelenwetgeving, het maritiem beleid, het actieplan voor de circulaire economie, de EU-strategie voor de bio-economie, de EU-strategie 2020 inzake biodiversiteit, de EU-strategie voor groene infrastructuur, de EU-strategie inzake bosbouw en het klimaat- en energiekader van de EU in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs, alsook de wettelijke bepalingen van de EU inzake beperking van de luchtverontreiniging. De acties zullen nauw verband houden met bestaande Unie-partnerschappen, met name Prima, ook met het oog op het leveren van een bijdrage aan de wetenschapsdiplomatie.
Amendement 137
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.1 – alinea 8
De activiteiten zullen met name rechtstreeks bijdragen tot de volgende doelen voor duurzame ontwikkeling (Sustainable Development Goals; SDG's): SDG 2: Einde aan honger; SDG 6: Schoon drinkwater en goede sanitaire voorzieningen; SDG 11: Duurzame steden en gemeenschappen; SDG 12: Verantwoorde consumptie en productie; SDG 13: Klimaatactie; SDG 14: Leven onder water; SDG 15: Leven op het land.
De activiteiten zullen met name rechtstreeks bijdragen tot doelen voor duurzame ontwikkeling (Sustainable Development Goals; SDG's), met name: SDG 2: Einde aan honger; SDG 3: Een goede gezondheid en welzijn voor mensen; SDG 6: Schoon drinkwater en goede sanitaire voorzieningen; SDG 11: Duurzame steden en gemeenschappen; SDG 12: Verantwoorde consumptie en productie; SDG 13: Klimaatactie; SDG 14: Leven onder water; SDG 15: Leven op het land.
Amendement 138
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.1 – alinea 1
De milieuobservatiecapaciteit ondersteunt onderzoek en innovatie8 in verband met het duurzame gebruik en de monitoring van levensmiddelen en natuurlijke hulpbronnen. Als de observaties een langere periode en een groter gebied bestrijken, de steekproefintervallen kleiner worden en de kosten afnemen, en "big data" uit verschillende bronnen toegankelijk worden en kunnen worden geïntegreerd, ontstaan er nieuwe mogelijkheden om het terrestrische systeem te monitoren en te begrijpen en voorspellingen te doen. Er is behoefte aan een ruimere toepassing, exploitatie en aanpassing van nieuwe technologieën en verdere onderzoeks- en innovatieactiviteiten om hiaten in de aardobservatie van land en zee en in de atmosfeer op te vullen, waarbij met name in het kader van het wereldwijd systeem van systemen voor aardobservatie (Geoss) en de Europese component daarvan (EuroGEOSS) zal worden samengewerkt.
De milieuobservatiecapaciteit ondersteunt onderzoek en innovatie8 in verband met het duurzame gebruik en de monitoring van levensmiddelen en natuurlijke hulpbronnen. Als de observaties een langere periode en een groter gebied bestrijken, de steekproefintervallen kleiner worden en de kosten afnemen, en "big data" uit verschillende bronnen toegankelijk worden en kunnen worden geïntegreerd, ontstaan er nieuwe mogelijkheden om het terrestrische systeem te monitoren en te begrijpen en voorspellingen te doen. Er is behoefte aan een ruimere toepassing, exploitatie en aanpassing van nieuwe technologieën en verdere onderzoeks- en innovatieactiviteiten om hiaten in de aardobservatie van land en water en in de atmosfeer op te vullen, waarbij met name in het kader van het wereldwijd systeem van systemen voor aardobservatie (Geoss) en de Europese component daarvan (EuroGEOSS) zal worden samengewerkt.
__________________
__________________
8 Aardobservatie draagt bij tot onderzoek en innovatie op andere actiegebieden van deze wereldwijde uitdaging, alsook in andere relevante delen van Horizon Europa.
8 Aardobservatie zal ook bijdragen tot het onderzoek en de innovatie op andere actiegebieden van deze wereldwijde uitdaging, alsook in andere relevante delen van Horizon Europa.
Amendement 139
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.1 – alinea 2 – streepje 3
–  biodiversiteitstoestand, bescherming van het ecosysteem, beperking van en aanpassing aan klimaatverandering, voedselzekerheid, land- en bosbouw, landgebruik en verandering in landgebruik; ontwikkeling van steden en voorsteden, beheer van natuurlijke hulpbronnen, exploitatie en instandhouding van oceanen, maritieme veiligheid en andere relevante gebieden;
–  biodiversiteitstoestand, evaluatie van de ecosysteemdiensten en hun waarde, bescherming van het ecosysteem, beperking van klimaatverandering, aanpassing van soorten en ecosystemen, voedselzekerheid, landbouw, vruchtbaarheid van land en bosbouw, landgebruik en verandering in landgebruik; ontwikkeling van plattelandsgebieden, steden en voorsteden, bescherming, herstel en beheer van natuurlijke hulpbronnen, instandhouding en exploitatie van oceanen, zeeën en binnenwateren, maritieme veiligheid en andere relevante gebieden;
Amendement 140
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5– punt 5.2 – punt 5.2.1 – alinea 2 – streepje 4
–  gebruikersgerichte toepassingen, met inbegrip van de opschaling daarvan, om bij te dragen tot het beheer van de Europese natuurlijke hulpbronnen en ecosysteemdiensten en de daarmee verbonden waardeketen.
–  gebruikersgerichte toepassingen, met inbegrip van de opschaling daarvan, om bij te dragen tot het behoud, herstel en beheer van de Europese natuurlijke hulpbronnen en ecosysteemdiensten en de daarmee verbonden waardeketen.
Amendement 141
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.1 – alinea 2 – streepje 4 bis (nieuw)
–  een omvattend en duurzaam wereldwijd milieuobservatie- en milieu-informatiesysteem, onder meer dankzij de bevordering van samenwerking tussen gemeenschappen die klimaatmodellen ontwerpen en gemeenschappen die aan milieuobservatie en milieugegevensbeheer doen;
Amendement 142
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.1 – alinea 2 – streepje 4 ter (nieuw)
–  effecten van invasieve uitheemse soorten op de biodiversiteit, ecosysteemdiensten en productiviteit, met inbegrip van nieuwe instrumenten om ze te voorkomen en bestrijden;
Amendement 143
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.1 – alinea 2 – streepje 4 quater (nieuw)
–  betere integrale prognoses en evaluaties van de risico's en kwetsbaarheden met betrekking tot rampen die het gevolg zijn van natuurlijke of door de mens veroorzaakte verstoringen, met inbegrip van de ontwikkeling van systemen voor vroegtijdige waarschuwing;
Amendement 144
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.1 – alinea 2 – streepje 4 quinquies (nieuw)
–  ecologische en sociaal-culturele samenhang van territoriale modellen, met bijzondere aandacht voor de interactie tussen natuur en maatschappij die voortvloeit uit beleid en strategieën met een territoriale impact.
Amendement 145
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.2 – alinea 2 – streepje 1
–  De toestand en waarde van biodiversiteit, terrestrische en mariene ecosystemen, natuurlijk kapitaal en ecosysteemdiensten;
–  De toestand en waarde van de globale en lokale biodiversiteit, terrestrische, mariene en aquatische ecosystemen, natuurlijk kapitaal en ecosysteemdiensten; analyse van de oorzaken van en mogelijke oplossingen voor een afname van de biodiversiteit;
Amendement 146
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.2 – alinea 2 – streepje 4
–  ecotoxicologie van bestanddelen en nieuwe verontreinigingen, de interacties en lotgevallen in het milieu, en gewijzigde biochemische processen bij een veranderend klimaat;
–  ecotoxicologie van bestanddelen en nieuwe verontreinigingen, chemische stoffen en hun interacties en lotgevallen in het milieu, en gewijzigde biochemische processen bij een veranderend klimaat;
Amendement 147
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.3 – alinea 1
Bestendige en duurzame land- en bosbouwsystemen bieden economische, ecologische en sociale voordelen in een veranderende context van de primaire productie. Zij zorgen niet alleen voor voedsel- en voedingszekerheid, maar leveren ook een bijdrage aan dynamische waardeketens, het beheer van land en natuurlijke hulpbronnen en een breed palet aan collectieve goederen die van levensbelang zijn, zoals CO2-vastlegging, behoud van biodiversiteit, bestuiving en volksgezondheid. Er zijn geïntegreerde benaderingen nodig om de meervoudige functies van de (eco)systemen van de land- en bosbouw te stimuleren, rekening houdend met de veranderende context van de primaire productie, met name ten aanzien van klimaat en milieu, beschikbaarheid van hulpbronnen, demografie en consumptiepatronen. Er moet ook aandacht worden besteed aan de ruimtelijke en sociaal-economische dimensie van de land- en bosbouwactiviteiten en aan de mobilisatie van het potentieel van plattelandsgebieden.
Bestendige en duurzame land- en bosbouwsystemen bieden economische, ecologische en sociale voordelen in een veranderende context van de primaire productie. Zij zorgen niet alleen voor voedsel- en voedingszekerheid, maar leveren ook een bijdrage aan dynamische waardeketens, het beheer van land en natuurlijke hulpbronnen en een breed palet aan collectieve goederen die van levensbelang zijn, zoals CO2-vastlegging, behoud van biodiversiteit, bestuiving, evenals volksgezondheid en welzijn. Er zijn geïntegreerde benaderingen nodig om de meervoudige functies van de (eco)systemen van de land- en bosbouw te stimuleren, rekening houdend met de veranderende context van de primaire productie, met name ten aanzien van klimaat en milieu, beschikbaarheid van hulpbronnen, demografie en consumptiepatronen. Er moet ook aandacht worden besteed aan de effecten en ruimtelijke en sociaal-economische dimensie van de land- en bosbouwactiviteiten en aan de mobilisatie van het potentieel van plattelandsgebieden.
Amendement 148
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.3 – alinea 2 – streepje -1 (nieuw)
–  verbetering van de biodiversiteitsmonitoring en -indicatoren, ecosysteemfuncties en -diensten in plattelandsgebieden en agro-ecologische systemen, en steun voor publieke participatie aan co-learning en de verbetering van de toestand van landbouwecosystemen;
Amendement 149
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.3 – alinea 2 – streepje 1
–  Methoden, technologieën en hulpmiddelen voor duurzame en bestendige productie in de land- en bosbouw;
–  Methoden, technologieën en innovatieve hulpmiddelen voor duurzame en bestendige productie in de teelt op land en in zee en de bosbouw en voor het doeltreffendste gebruik van de watervoorraden;
Amendement 150
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.3 – alinea 2 – streepje 3
–  klimaat- en milieueffect van activiteiten in de primaire sector; potentieel van land- en bosbouw als koolstofputten en voor de reductie van broeikasgasemissies, met inbegrip van benaderingen voor negatieve emissies;
–  klimaat- en milieueffect van activiteiten in de primaire sector en langs de waardeketen; het potentieel van land- en bosbouw om meer koolstof te substitueren en op te slaan, bijvoorbeeld door de productie van duurzame biomassa, en voor de reductie van broeikasgasemissies, met inbegrip van benaderingen voor negatieve emissies;
Amendement 151
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.3 – alinea 2 – streepje 4
–  plantenplagen en -ziekten en gezondheid en welzijn van dieren; alternatieven voor het gebruik van omstreden pesticiden, antibiotica en andere stoffen;
–  plantenplagen en -ziekten en gezondheid en welzijn van dieren; alternatieven voor het gebruik van omstreden chemische pesticiden, antibiotica en andere stoffen, met inachtneming van de instandhouding van de biodiversiteit en agro-ecosysteembenaderingen voor een hoge biodiversiteit;
Amendement 152
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.3 – alinea 2 – streepje 4 bis (nieuw)
–  open-gegevenssystemen ter bevordering van de uitwisseling van gegevens en kennis over planten, ziekteverwekkers en milieu om verder wetenschappelijk onderzoek, verdere milieuplanning en de verdere ontwikkeling van commerciële producten mogelijk te maken;
Amendement 153
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.3 – alinea 2 – streepje 6
–  gebruik en verlening van ecosysteemdiensten in de land- en bosbouwsystemen met toepassing van ecologische benaderingen en beproeving van natuurlijke oplossingen voor een milieuvriendelijke landbouw van boerderij- tot landschapsniveau;
–  gebruik en verlening van ecosysteemdiensten in de land- en bosbouwsystemen met toepassing van ecologische benaderingen en beproeving van natuurlijke oplossingen voor een milieuvriendelijke landbouw van boerderij- tot landschapsniveau waarmee uitdagingen worden aangepakt die verband houden met de klimaatverandering, het verlies aan biodiversiteit, de achteruitgang van ecosystemen, de landbouwvervuiling, de gezondheid en het welzijn van de burgers;
Amendement 154
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.3 – alinea 2 – streepje 7
–  land- en bosbouwsystemen van boerderij- tot landschapsniveau; gebruik en verlening van ecosysteemdiensten in de primaire productie;
–  innovatieve land- en bosbouwsystemen van boerderij- tot landschapsniveau; gebruik en verlening van ecosysteemdiensten in de primaire productie;
Amendement 155
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.3 – alinea 2 – streepje 8
–  innovaties in de landbouw op het breukvlak van landbouw, aquacultuur en bosbouw en in stedelijke gebieden;
–  innovaties in de landbouw op het breukvlak van landbouw, aquacultuur en bosbouw en in stedelijke en landelijke gebieden;
Amendement 156
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.3 – alinea 2 – streepje 10
–  digitale innovaties in de land- en bosbouw en in waardeketens en plattelandsgebieden, door gebruik te maken van gegevens en ontwikkeling van infrastructuren, technologieën en beheersmodellen;
–  digitale innovaties in de land- en bosbouw, met inbegrip van precisietechnieken voor de land- en bosbouw, in waardeketens en plattelandsgebieden, door gebruik te maken van gegevens en ontwikkeling van infrastructuren, kunstmatige intelligentie, algoritmen voor machinaal leren, robotica, technologieën en beheersmodellen, met onder meer de ontwikkeling van modelboerderijen;
Amendement 157
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.3 – alinea 2 – streepje 11 bis (nieuw)
–  overgang naar geïntegreerde en gediversifieerde voedsel- en landbouwsystemen en agronomische praktijken, met inbegrip van het gebruik van precisietechnologieën en agro-ecologische en ecologische intensiveringsmethoden die in alle soorten landbouw kunnen worden toegepast;
Amendement 158
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.3 – alinea 2 – streepje 11 ter (nieuw)
–  nieuwe strategieën voor plantveredeling met het oog op een duurzame hogere opbrengst, een betere kwaliteit en extra economische en milieuvoordelen;
Amendement 159
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.3 – alinea 2 – streepje 11 quater (nieuw)
–  ontwikkeling van producten, instrumenten en praktijken ter ondersteuning van duurzame landbouwpraktijken, met inbegrip van de verbetering van de kennis over het effect van verschillende landbouwpraktijken op de kwaliteit en het herstel van bodems.
Amendement 160
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.4 – inleidende formule
5.2.4.  Zeeën en oceanen
5.2.4.  Zeeën, oceanen, binnenwateren en de blauwe economie
Amendement 161
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.4 – alinea 1
Het natuurlijk kapitaal en de ecosysteemdiensten van zeeën en oceanen bieden aanzienlijke sociaal-economische en welzijnsvoordelen. Dit potentieel wordt bedreigd, want het staat onder zware druk van menselijke en natuurlijke stressfactoren als vervuiling, overbevissing, klimaatverandering, zeespiegelstijging en extreme weersomstandigheden. Om te voorkomen dat de zeeën en oceanen onherstelbaar worden aangetast, moeten we meer kennis en inzicht verkrijgen om de zee- en kustecosystemen op duurzame wijze te kunnen beheren, beschermen en herstellen en vervuiling van zeeën en oceanen te kunnen voorkomen, in een context van een verbeterd kader voor verantwoordelijk oceaanbeheer. Er moet onder meer onderzoek worden gedaan naar de mogelijkheden om het grote onbenutte economische potentieel van zeeën en oceanen te gebruiken om meer voedsel te produceren zonder de druk te vergroten, en bij te dragen tot een afname van de druk op de hulpbronnen van land, zoetwater en oceanen. Er is behoefte aan partnerschapsbenaderingen, bijvoorbeeld in het kader van de macroregionale en zeegebiedstrategieën, die zich tot buiten de EU uitstrekken (bv. in de Middellandse Zee, de Oostzee, de Zwarte Zee, de Atlantische Oceaan, de Caribische Zee en de Indische Oceaan); en er moet worden bijgedragen aan de toezeggingen in het kader van de internationale oceaangovernance, initiatieven als het Decennium van Oceaanwetenschappen voor Duurzame Ontwikkeling van de Verenigde Naties en de toezeggingen betreffende de instandhouding van de mariene biologische diversiteit in zones die buiten de nationale rechtsgebieden vallen.
De rijke biodiversiteit van zeeën, oceanen en binnenwateren biedt aanzienlijke sociaal-economische en welzijnsvoordelen. Dit potentieel wordt bedreigd, want het staat onder zware druk van menselijke en natuurlijke stressfactoren als vervuiling, overbevissing, klimaatverandering, zeespiegelstijging, niet-duurzaam watergebruik en extreme weersomstandigheden. Om te voorkomen dat de zeeën, oceanen en binnenwateren onherstelbaar worden aangetast, moeten we meer kennis en inzicht verkrijgen om de zee- en kustecosystemen op duurzame wijze te kunnen beheren, beschermen en herstellen en vervuiling van zeeën en oceanen te kunnen voorkomen, in een context van een verbeterd kader voor verantwoordelijk oceaanbeheer. Er moet onder meer onderzoek worden gedaan naar de mogelijkheden om het grote onbenutte economische potentieel van zeeën, oceanen en binnenwateren te gebruiken om meer voedsel te produceren zonder de druk te vergroten, en de druk op de hulpbronnen van land en water te doen afnemen. Er is behoefte aan partnerschapsbenaderingen, bijvoorbeeld in het kader van de macroregionale en zeegebiedstrategieën, die zich tot buiten de EU uitstrekken (bv. in de Middellandse Zee, de Oostzee, de Zwarte Zee, de Atlantische Oceaan, de Caribische Zee en de Indische Oceaan); en er moet worden bijgedragen aan de toezeggingen in het kader van de internationale oceaangovernance, de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling, initiatieven als het Decennium van Oceaanwetenschappen voor Duurzame Ontwikkeling van de Verenigde Naties en de toezeggingen betreffende de instandhouding van de mariene biologische diversiteit in zones die buiten de nationale rechtsgebieden vallen.
Amendement 162
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.4 – alinea 2 – streepje 1
–  Duurzame zee- en oceaanviskwekerij, visserij en maricultuur voor levensmiddelen, met inbegrip van alternatieve eiwitbronnen met vergrote voedselzekerheid, voedselsoevereiniteit en klimaatbestendigheid;
–  Duurzame visserij en verantwoorde aquacultuur voor levensmiddelen, met inbegrip van alternatieve eiwitbronnen met vergrote voedselzekerheid, voedselsoevereiniteit en klimaatbestendigheid;
Amendement 163
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.4 – alinea 2 – streepje 1 bis (nieuw)
–  de ontwikkeling van nieuwe bioproducten op basis van mariene organismen, met een breed toepassingsgebied, waardoor nieuwe producten en diensten kunnen worden ontwikkeld;
Amendement 164
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.4 – alinea 2 – streepje 2
–  versterkte bestendigheid van mariene ecosystemen, waarbij de gezondheid van zeeën en oceanen wordt gewaarborgd, de effecten van natuurlijke en menselijke drukfactoren als vervuiling en plastic, eutrofiëring, verzuring, opwarming van zeeën en oceanen en zeespiegelstijging worden beperkt, rekening wordt gehouden met raakvlakken tussen land en zee en een circulaire benadering wordt bevorderd;
–  versterkte bestendigheid van mariene ecosystemen, waarbij de gezondheid van zeeën, oceanen en binnenwateren wordt gewaarborgd, de effecten van natuurlijke en menselijke drukfactoren als vervuiling, chemicaliën en plastic, waaronder microplastics, overbevissing, eutrofiëring, verzuring, opwarming, invasieve soorten en zeespiegelstijging worden voorkomen, bestreden en beperkt, rekening wordt gehouden met raakvlakken tussen land en het aquatische milieu en een circulaire benadering wordt bevorderd;
Amendement 165
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.4 – alinea 2 – streepje 3
–  oceaanbeheer op regionaal en wereldniveau om te zorgen voor instandhouding en duurzaam gebruik van de hulpbronnen in de zeeën en oceanen;
–  oceaanbeheer op regionaal en wereldniveau om te zorgen voor instandhouding en duurzaam gebruik van de hulpbronnen in de zeeën, oceanen en binnenwateren en hun natuurlijke kapitaal;
Amendement 166
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.4 – alinea 2 – streepje 6
–  blauwe waardeketens, meervoudig gebruik van de mariene ruimte en groei van de sector hernieuwbare energie met behulp van zeeën en oceanen, waaronder duurzame microalgen en zeewier;
–  blauwe waardeketens, meervoudig gebruik van ruimte en groei van de sector hernieuwbare energie met behulp van zeeën, oceanen en binnenwateren, waaronder duurzame productie van microalgen en zeewier; moderne aquatische productiesystemen op het land die een milieuneutrale biomassaproductie ondersteunen;
Amendement 167
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.4 – alinea 2 – streepje 7
–  natuurlijke oplossingen op basis van de dynamiek van de zee- en kustecosystemen, biodiversiteit en meervoudige ecosysteemdiensten, die systemische benaderingen voor het duurzame gebruik van de hulpbronnen van zeeën en oceanen mogelijk maken, en bijdragen tot milieubescherming, kustbeheer en aanpassing aan klimaatverandering;
–  natuurlijke oplossingen op basis van de dynamiek van de aquatische en kustecosystemen, biodiversiteit en meervoudige ecosysteemdiensten, die systemische benaderingen voor het duurzame gebruik van de hulpbronnen van zeeën, oceanen en binnenwateren mogelijk maken, en bijdragen tot de bescherming, het herstel en het beheer van het milieu (waaronder van de kusten) en aanpassing aan klimaatverandering;
Amendement 168
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.4 – alinea 2 – streepje 8
–  blauwe innovatie, onder meer in de blauwe en digitale economieën, in kustgebieden, in kuststeden en in havens, om de bestendigheid van kustgebieden te versterken en grotere voordelen voor burgers te behalen;
–  blauwe innovatie, onder meer in de blauwe en digitale economieën, in kustgebieden, in kuststeden en in havens, om de bestendigheid van kustgebieden te versterken en grotere voordelen voor burgers en bezoekers te behalen;
Amendement 169
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.4 – alinea 2 – streepje 9
–  vergroting van het inzicht in de rol van oceanen voor de beperking van en aanpassing aan klimaatverandering.
–  vergroting van het inzicht in de rol van oceanen en andere aquatische milieus voor de beperking van en aanpassing aan klimaatverandering.
Amendement 170
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.5 – alinea 1
De gecombineerde effecten van bevolkingsgroei, schaarste van hulpbronnen en overexploitatie, aantasting van het milieu, klimaatverandering en migratie leiden tot ongekende uitdagingen, die een transformatie van het voedselsysteem vereisen (FOOD 2030)9. De huidige wijze van productie en consumptie van levensmiddelen is grotendeels niet-duurzaam, terwijl we geconfronteerd worden met de dubbele last van wanvoeding, waarbij ondervoeding en obesitas naast elkaar bestaan. Toekomstige voedselsystemen moeten zorgen voor voldoende veilige, gezonde en hoogwaardige voeding voor iedereen, op basis van hulpbronnenefficiëntie, duurzaamheid (met beperking van broeikasgasemissies, verontreiniging en afvalproductie), verbinding van land en zee, beperking van voedselafval en verbetering van de productie van voedsel uit zeeën en oceanen, en moeten de hele "voedselwaardeketen" van producent tot consument, en vice versa, omvatten. Dit moet hand in hand gaan met de ontwikkeling van de voedselveiligheidssystemen van de toekomst en het ontwerp, de ontwikkeling en de aflevering van hulpmiddelen, technologieën en digitale oplossingen die wezenlijke voordelen voor consumenten opleveren en het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de voedselwaardeketen versterken. Ook moeten er stimulansen komen voor gedragsveranderingen bij de consumptie en productie van levensmiddelen, waarbij ook primaire producenten, de industrie (inclusief kleine en middelgrote ondernemingen), de detailhandel, de horeca, consumenten en overheidsdiensten moeten worden betrokken.
De gecombineerde effecten van bevolkingsgroei, schaarste van hulpbronnen en overexploitatie, aantasting van het milieu, klimaatverandering en migratie leiden tot ongekende uitdagingen, die een transformatie van het voedselsysteem vereisen (FOOD 2030)9. De huidige wijze van productie en consumptie van levensmiddelen is grotendeels niet-duurzaam, terwijl we geconfronteerd worden met de dubbele last van wanvoeding, waarbij ondervoeding en obesitas naast elkaar bestaan. Toekomstige voedselsystemen moeten zorgen voor voldoende veilige, gezonde en hoogwaardige voeding voor iedereen, op basis van hulpbronnenefficiëntie, duurzaamheid (met beperking van broeikasgasemissies, verontreiniging en afvalproductie), verbinding van land en aquatische milieus, beperking van voedselafval en verbetering van de productie van voedsel, en moeten de hele "voedselwaardeketen" van producent tot consument, en vice versa, omvatten. Dit moet hand in hand gaan met de ontwikkeling van de voedselveiligheidssystemen van de toekomst en het ontwerp, de ontwikkeling en de aflevering van hulpmiddelen, technologieën en digitale oplossingen die wezenlijke voordelen voor consumenten opleveren en het concurrentievermogen, de doeltreffendheid en de duurzaamheid van de voedselwaardeketen versterken. Ook moeten er stimulansen komen voor gedragsveranderingen bij de consumptie en productie van levensmiddelen, bijvoorbeeld door de etikettering van levensmiddelen, waarbij ook alle actoren, waaronder consumenten, primaire producenten, de industrie (inclusief kleine en middelgrote ondernemingen), de detailhandel, de horecaen overheidsdiensten beter moeten worden betrokken.
__________________
__________________
9 SWD(2016)0319: European Research and Innovation for Food and Nutrition Security.
9 SWD(2016)0319: European Research and Innovation for Food and Nutrition Security.
Amendement 171
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.5 – alinea 2 – streepje 1
–  Duurzame en gezonde voeding in het belang van het welzijn van mensen gedurende hun hele leven;
–  Duurzame en gezonde voeding in het belang van het welzijn van mensen gedurende hun hele leven; ervoor zorgen dat de systemen voor voedselproductie- en verwerking van meet af aan worden ontworpen met de behoefte aan voedzaamheid in gedachten;
Amendement 172
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.5 – alinea 2 – streepje 1 bis (nieuw)
–  het gebruik van nieuwe genomische technologieën en metabolomica om de uiteenlopende voedzaamheidsbehoeften van de algehele bevolking te erkennen en eraan te voldoen;
Amendement 173
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.5 – alinea 2 – streepje 2
–  gepersonaliseerde voeding, in het bijzonder voor kwetsbare groepen, om de risicofactoren voor voedingsgerelateerde en niet-overdraagbare ziekten te beperken;
–  nieuwe benaderingen van voeding, in het bijzonder voor kwetsbare groepen, om de risicofactoren voor voedingsgerelateerde en niet-overdraagbare ziekten, waaronder voedselintolerantie, te beperken;
Amendement 174
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.5 – alinea 2 – streepje 3
–  gedrag, levensstijl en motivatie van consumenten, bevordering van sociale innovatie en maatschappelijk engagement om in de hele voedselwaardeketen te zorgen voor betere gezondheid en ecologische duurzaamheid;
–  gedrag, levensstijl en motivatie van consumenten, die geanalyseerd moeten worden vanuit een multidisciplinair profiel (psychologisch en cultureel), bevordering van sociale innovatie en maatschappelijk engagement om in de hele voedselwaardeketen te zorgen voor betere gezondheid en ecologische duurzaamheid;
Amendement 175
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.5 – alinea 2 – streepje 4
–  moderne systemen voor voedselveiligheid en voedselauthenticiteit, verbetering van het vertrouwen van consumenten in het levensmiddelensysteem;
–  moderne systemen voor voedselveiligheid, traceerbaarheid en voedselauthenticiteit, verbetering van het vertrouwen van consumenten in het levensmiddelensysteem;
Amendement 176
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.5 – alinea 2 – streepje 4 bis (nieuw)
–  identificatie van eiwitbronnen en verdere ontwikkeling van eiwithoudende gewassen en de verwerking ervan voor gebruik als voedsel voor mens en dier;
Amendement 177
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.5 – alinea 2 – streepje 6
–  ecologisch duurzame, circulaire en hulpbronnenefficiënte voedselsystemen van land en zee, op weg naar een geheel voedselafvalvrij voedselsysteem, door hergebruik van voedsel en biomassa, recycling van voedselafval, nieuwe levensmiddelenverpakkingen, vraag naar op de consument afgestemde en lokale levensmiddelen;
–  ecologisch duurzame, circulaire en hulpbronnenefficiënte voedselsystemen van land en aquatische milieus, op weg naar een geheel voedselafvalvrij voedselsysteem, door hergebruik van voedsel en biomassa, recycling van voedselafval, nieuwe levensmiddelenverpakkingen, vraag naar op de consument afgestemde en lokale levensmiddelen;
Amendement 178
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.5 – alinea 2 – streepje 7
–  innovatie en voedselsystemen voor plaatsgebonden innovatie en empowerment van gemeenschappen, bevordering van eerlijke handel en eerlijke prijzen, inclusiviteit en duurzaamheid door middel van partnerschappen tussen de industrie, lokale autoriteiten, onderzoekers en de samenleving.
–  innovatie en voedselsystemen voor plaatsgebonden innovatie en empowerment van gemeenschappen, bevordering van eerlijke handel en eerlijke prijzen, inclusiviteit en duurzaamheid door middel van partnerschappen tussen industrieën, lokale autoriteiten, onderzoekers en de samenleving;
Amendement 179
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.5 – alinea 2 – streepje 7 bis (nieuw)
–  de ontwikkeling van de circulaire bio-economie, met de optimalisering van de voedselproductie en verwerkingscycli zodat de waarde van onze hulpbronnen maximaal wordt benut en de gevolgen voor het milieu zoveel mogelijk worden beperkt.
Amendement 180
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.6 – alinea 1
Bio-innovatie legt de grondslag voor de transitie vanuit een op fossiele brandstoffen gebaseerde economie en betreft de duurzame winning en industriële verwerking van biomassa uit land en zee, en de omzetting daarvan in materialen en producten van biologische oorsprong. Daarbij wordt ook gebruikgemaakt van het potentieel van levende hulpbronnen, biowetenschappen en industriële biotechnologie om nieuwe ontdekkingen te doen en nieuwe producten en processen te creëren. Bio-innovaties, ook op technologisch gebied, kunnen nieuwe economische activiteiten en werkgelegenheid opleveren voor regio's en steden, bijdragen tot heropleving van plattelands- en kusteconomieën en de circulaire aard van de bio-economie versterken.
Bio-innovatie legt de grondslag voor de transitie vanuit een op fossiele brandstoffen gebaseerde economie en betreft de duurzame winning en industriële verwerking van biomassa uit land en water, en de omzetting daarvan in materialen en producten van biologische oorsprong. Daarbij wordt ook gebruikgemaakt van het potentieel van levende hulpbronnen, biowetenschappen en industriële biotechnologie, en van de lopende normalisatiewerkzaamheden om nieuwe ontdekkingen te doen en nieuwe producten en processen te creëren. Bio-innovaties, ook op technologisch gebied, kunnen nieuwe economische activiteiten en werkgelegenheid opleveren voor regio's en steden, bijdragen tot heropleving van plattelands- en kusteconomieën en de circulaire aard van de bio-economie versterken, en daarmee de transitie naar een koolstofarme en hulpbronnenefficiënte samenleving bewerkstelligen.
Amendement 181
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.6 – alinea 1 bis (nieuw)
Systemen voor bio-innovatie vereisen samenwerking tussen de sectoren en de waardeketen. Het potentieel en de impact van de verschillende bronnen van biomassa moeten zorgvuldig worden geëvalueerd.
Amendement 182
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.6 – alinea 2 – streepje 1
–  Duurzame systemen voor de winning en productie van biomassa, gericht op hoogwaardige toepassingen, sociale en ecologische duurzaamheid, bijdrage tot de klimaat- en biodiversiteitsdoelstellingen en algehele hulpbronnenefficiëntie;
–  Duurzame en billijke systemen voor de winning en productie van biomassa, gericht op hoogwaardige toepassingen, sociale, economische en ecologische duurzaamheid, bijdrage tot de klimaat- en biodiversiteitsdoelstellingen en algehele hulpbronnenefficiëntie;
Amendement 183
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.6 – alinea 2 – streepje 3
–  waardeketens van biologische oorsprong en materialen, waaronder biogeïnspireerde materialen, producten en processen met nieuwe eigenschappen, gebruiksmogelijkheden en grotere duurzaamheid (met reductie van broeikasgasemissies), bevordering van de ontwikkeling van geavanceerde bioraffinaderijen die een breder scala van biomassa gebruiken;
–  waardeketens van biologische oorsprong en materialen, waaronder biogeïnspireerde materialen, producten en processen met nieuwe eigenschappen, gebruiksmogelijkheden en grotere duurzaamheid (met reductie van broeikasgasemissies), bevordering van de ontwikkeling van geavanceerde bioraffinaderijen die een breder scala van biomassa gebruiken en de verdere ontwikkeling van bestaande en nieuwe biogene brandstoffen; een beter gebruik van biologisch afval en parallelle afvalstromen;
Amendement 184
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.6 – alinea 2 – streepje 4
–  biotechnologie, met inbegrip van sectoroverschrijdende meest geavanceerde biotechnologie, voor toepassing in concurrerende, duurzame en nieuwe industriële processen, milieudiensten en consumentenproducten10;
–  biotechnologie, met inbegrip van sectoroverschrijdende meest geavanceerde biotechnologie, voor toepassing in concurrerende, duurzame en nieuwe landbouw- en industriële processen, milieudiensten en consumentenproducten10;
__________________
__________________
10 Biotechnologische gezondheidstoepassingen worden behandeld in het cluster "Gezondheid" van deze pijler.
10 Biotechnologische gezondheidstoepassingen worden behandeld in het cluster "Gezondheid" van deze pijler.
Amendement 185
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.6 – alinea 2 – streepje 5
–  circulaire aard van de bio-economie, middels technologische, systemische en sociale innovaties en innovatieve bedrijfsmodellen om de per eenheid biologische hulpbronnen gegenereerde waarde aanzienlijk te vergroten, langer behoud van de waarde van die hulpbronnen in de economie en ondersteuning van het beginsel van stapsgewijze benutting van duurzame biomassa door middel van onderzoek en innovatie;
–  circulaire aard van de bio-economie, middels technologische, systemische en sociale innovaties en innovatieve bedrijfsmodellen om de per eenheid biologische hulpbronnen gegenereerde waarde te vergroten, langer behoud van de waarde van die hulpbronnen in de economie en ondersteuning van de transitie naar duurzame materialen en het beginsel van stapsgewijze benutting van duurzame biomassa door middel van onderzoek en innovatie;
Amendement 186
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.6 – alinea 2 – streepje 5 bis (nieuw)
–  waardeketens van biologische oorsprong, waaronder nieuwe, innovatieve materialen, combinaties van materialen en andere innovatieve concepten en producten;
Amendement 187
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.7 – alinea 1
Circulaire productie- en consumptiesystemen zullen voordelen opleveren voor de Europese economie, doordat de afhankelijkheid van hulpbronnen afneemt en het concurrentievermogen van ondernemingen toeneemt, alsook voor de Europese burgers, doordat er banen ontstaan en de druk op het milieu en het klimaat afneemt. Voor de overgang naar een emissiearme, hulpbronnenefficiënte en circulaire economie zal, naast een industriële transformatie, ook een meer algemene systeemverandering nodig zijn. Een dergelijke verandering vereist eco-innovatieve systeemoplossingen, nieuwe bedrijfsmodellen, markten en investeringen, de nodige infrastructuur, innovatieve sociale veranderingen in consumentengedrag en beheersmodellen die samenwerking tussen diverse belanghebbenden bevorderen, om te garanderen dat de beoogde systeemverandering leidt tot betere economische, ecologische en sociale resultaten11. Openstelling voor internationale samenwerking zal belangrijk zijn in verband met de vergelijkbaarheid, vergaring en uitwisseling van kennis en het voorkomen van dubbel werk, bijvoorbeeld via internationale initiatieven als het Internationale Panel voor hulpbronnen.
Circulaire productie- en consumptiesystemen zullen voordelen opleveren voor de Europese economie en maatschappij, doordat de afhankelijkheid van hulpbronnen afneemt en het concurrentievermogen van ondernemingen toeneemt, alsook voor de Europese burgers, doordat er banen ontstaan en de druk op het milieu en het klimaat afneemt. Voor de overgang naar een emissiearme, hulpbronnenefficiënte en circulaire economie zal, naast een industriële transformatie, ook een meer algemene systeemverandering nodig zijn. Een dergelijke verandering vereist eco-innovatieve systeemoplossingen, nieuwe bedrijfsmodellen, markten en investeringen, de herziening van bestaande normen of de ontwikkeling van nieuwe normen, de nodige infrastructuur, innovatieve sociale veranderingen in consumentengedrag en beheersmodellen die samenwerking tussen diverse belanghebbenden bevorderen, om te garanderen dat de beoogde systeemverandering leidt tot betere economische, ecologische en sociale resultaten11. Waar passend, kan openstelling voor internationale samenwerking belangrijk zijn in verband met de vergelijkbaarheid, vergaring en uitwisseling van kennis en het voorkomen van dubbel werk, bijvoorbeeld via internationale initiatieven als het Internationale Panel voor hulpbronnen.
__________________
__________________
11 De activiteiten van het actiegebied "Circulaire systemen" zijn complementair met die van het actiegebied "Koolstofarme en schone industrie" van het cluster "Digitaal en industrie".
11 De activiteiten van het actiegebied "Circulaire systemen" zijn complementair met die van het actiegebied "Koolstofarme en schone industrie" van het cluster "Digitaal en industrie".
Amendement 188
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.7 – alinea 2 – streepje 1
–  Systemische transitie naar een hulpbronnenefficiënte en circulaire economie, met nieuwe paradigma's voor consumenteninteractie, nieuwe bedrijfsmodellen voor hulpbronnenefficiëntie en milieuprestaties; producten en diensten die de hulpbronnenefficiëntie gedurende de hele levenscyclus bevorderen; systemen voor het delen, hergebruik, reparatie, herfabricage, recycling en compostering;
–  Systemische transitie naar een hulpbronnenefficiënte en circulaire economie, met nieuwe paradigma's voor consumenteninteractie, nieuwe bedrijfsmodellen voor hulpbronnen- en energie-efficiëntie en milieuprestaties; producten en diensten die de hulpbronnenefficiëntie gedurende de hele levenscyclus bevorderen; systemen voor het delen, hergebruik, reparatie, herfabricage, recycling en compostering;
Amendement 189
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.7 – alinea 2 – streepje 3
–  oplossingen voor de duurzame en regeneratieve ontwikkeling van steden, voorsteden en regio's, opname van de transformatie naar de circulaire economie in natuurlijke oplossingen en in technologische, digitale, sociale en culturele innovaties en innovaties op het gebied van territoriale governance;
–  oplossingen voor de duurzame en regeneratieve ontwikkeling van steden, voorsteden, plattelandsgebieden en regio's, opname van de transformatie naar de circulaire economie in natuurlijke oplossingen en in technologische, digitale, sociale en culturele innovaties en innovaties op het gebied van territoriale governance;
Amendement 190
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.7 – alinea 2 – streepje 3 bis (nieuw)
–   aanpassing aan een volledig circulaire benadering waarin sprake is van innovatieve oplossingen voor afvalbeheer en -verwerking die het mogelijk maken hulpbronnen en voedingsstoffen terug te winnen, evenals het beheer van voedselafval in stedelijke gebieden;
Amendement 191
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.7 – alinea 2 – streepje 4
–  eco-innovatie om vervuiling van het milieu met gevaarlijke stoffen en chemische stoffen waarover bezorgdheid ontstaat te vermijden of te herstellen; ook aandacht bestedend aan het raakvlak tussen chemische stoffen, producten en afvalstoffen;
–  eco-innovatie om vervuiling van het milieu met gevaarlijke stoffen en chemische stoffen waarover bezorgdheid ontstaat te vermijden of te herstellen; ook aandacht bestedend aan het raakvlak tussen ecosystemen, chemische stoffen, producten en afvalstoffen;
Amendement 192
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 5 – punt 5.2 – punt 5.2.7 – alinea 2 – streepje 5 bis (nieuw)
–  meer inzicht in de drijvende krachten achter en belemmeringen voor de introductie van biogebaseerde producten door onderzoek op het gebied van CE‑markering, etikettering, toepassing van normen, certificeringsregelingen, overheidsopdrachten en regelgevingsactiviteiten, onder meer vanuit het oogpunt van de wereldwijde concurrentie.
Amendement 193
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 6 – punt 6.1 – alinea 1
Betrouwbare wetenschappelijke gegevens van goede kwaliteit zijn essentieel voor een goed overheidsbeleid. Voor nieuwe initiatieven en voorstellen voor EU-wetgeving moet men beschikken over transparante, volledige en evenwichtige gegevens en bij de uitvoering van het beleid zijn gegevens nodig om de gevolgen en vorderingen van het beleid te kunnen meten en monitoren.
Betrouwbare wetenschappelijke gegevens van goede kwaliteit zijn essentieel voor een goed overheidsbeleid. Voor nieuwe initiatieven en voorstellen voor EU-wetgeving moet men beschikken over transparante, volledige en evenwichtige gegevens en bij de uitvoering van het beleid zijn gegevens en transparantie nodig om de gevolgen en vorderingen van het beleid te kunnen meten en monitoren.
Amendement 194
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 6 – punt 6.2 – punt 6.2.1 – alinea 1
De hoeveelheid kennis en gegevens groeit exponentieel en is inmiddels zo groot dat beleidsmakers er alleen iets mee kunnen aanvangen na de nodige analyse en filtering. Ook bestaat er behoefte aan horizontale wetenschappelijke methoden en analysehulpmiddelen die door alle diensten van de Commissie kunnen worden gebruikt, in het bijzonder om te anticiperen op nieuwe maatschappelijke uitdagingen en ter ondersteuning van betere regelgeving. Daarbij gaat het ook om innovatieve processen om belanghebbenden en burgers bij beleidsvormingsvraagstukken te betrekken.
De hoeveelheid kennis en gegevens groeit exponentieel en is inmiddels zo groot dat beleidsmakers er alleen iets mee kunnen aanvangen na de nodige analyse en filtering. Ook bestaat er behoefte aan horizontale wetenschappelijke methoden en analysehulpmiddelen die door alle diensten van de Commissie kunnen worden gebruikt, in het bijzonder om te anticiperen en/of tijdig te reageren op nieuwe maatschappelijke uitdagingen en ter ondersteuning van betere regelgeving. Daarbij gaat het ook om innovatieve processen om belanghebbenden en burgers bij beleidsvormingsvraagstukken te betrekken.
Amendement 195
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 6 – punt 6.2 – punt 6.2.1 – alinea 2 – streepje 4
–  gegevensbeheer, gegevensuitwisseling en coherentie.
–  gegevensbeheer, gegevensuitwisseling en coherentie op basis van de FAIR-beginselen.
Amendement 196
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 6 – punt 6.2 – punt 6.2.2 – inleidende formule
6.2.2.  Wereldwijde uitdagingen
6.2.2.  Wereldwijde uitdagingen en Europees concurrentievermogen
Amendement 197
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 6 – punt 6.2 – punt 6.2.2 – alinea 1
Het JRC zal een bijdrage leveren aan de specifieke beleidsmaatregelen en toezeggingen van de EU die worden behandeld in de vijf clusters van de pijler betreffende wereldwijde uitdagingen, en in het bijzonder aan de toezegging van de EU betreffende de doelen voor duurzame ontwikkeling.
Het JRC zal een bijdrage leveren aan de specifieke beleidsmaatregelen en toezeggingen van de EU die worden behandeld in de zes clusters van de pijler betreffende wereldwijde uitdagingen, en in het bijzonder aan de toezegging van de EU betreffende de doelen voor duurzame ontwikkeling.
Amendement 198
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 6 – punt 6.2 – punt 6.2.2 – alinea 2 – punt 2 – inleidende formule
2.  Inclusieve en veilige samenleving
2.  Inclusieve en creatieve samenleving
Amendement 199
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 6 – punt 6.2 – punt 6.2.2 – alinea 2 – punt 2 – streepje 1
–  Onderzoek naar ongelijkheid, armoede en uitsluiting, sociale mobiliteit, culturele diversiteit en vaardigheden; beoordeling van sociale, demografische en technologische transformaties in de economie en samenleving;
–  Onderzoek naar ongelijkheid, armoede en uitsluiting, sociale mobiliteit, culturele diversiteit en vaardigheden; beoordeling van sociale, demografische, geografische en technologische transformaties in de economie en samenleving;
Amendement 200
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 6 – punt 6.2 – punt 6.2.2 – alinea 2 – punt 2 – streepje 2
–  ondersteuning van de instandhouding van cultureel erfgoed;
–  onderzoek naar de economische en sociale bijdrage van de culturele en creatieve sectoren, met inbegrip van de ontwikkeling van statistieken en ondersteuning van de instandhouding van materieel in immaterieel cultureel erfgoed;
Amendement 201
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 6 – punt 6.2 – punt 6.2.2 – alinea 2 – punt 2 – streepje 3 bis (nieuw)
–  onderzoek naar de sociale gevolgen van wetenschappelijke en technologische veranderingen voor lidstaten en regio's, inclusief de burgers;
Amendement 202
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 6 – punt 6.2 – punt 6.2.2 – alinea 2 – punt 2 bis (nieuw)
2 bis.  Veilige samenleving
Amendement 203
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 6 – punt 6.2 – punt 6.2.2 – alinea 2 – punt 3 – inleidende formule
3.  Digitaal en industrie;
3.  Digitaal, industrie en ruimtevaart;
Amendement 204
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 6 – punt 6.2 – punt 6.2.2 – alinea 2 – punt 3 – streepje 4
–  onderzoek naar nanotechnologie en andere sleuteltechnologieën;
Schrappen
Amendement 205
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 6 – punt 6.2 – punt 6.2.2 – alinea 2 – punt 4 – streepje 1
–  Ondersteuning van de uitvoering van het EU-beleid op het gebied van klimaat, energie en vervoer, overgang naar een koolstofarme economie en strategieën voor het koolstofvrij maken van de economie in de periode tot 2050; analyse van geïntegreerde nationale klimaat- en energieplannen; beoordeling van scenario's voor het koolstofvrij maken van alle sectoren, waaronder landbouw en landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw;
–  Ondersteuning van de uitvoering van het EU-beleid op het gebied van klimaat, energie en vervoer, de ontsluiting van scenario's ten behoeve van de overgang naar een broeikasgasemissievrije economie, met inbegrip van koolstofarme technologieën en strategieën voor het koolstofvrij maken van de economie; analyse van geïntegreerde nationale klimaat- en energieplannen; beoordeling van scenario's voor het koolstofvrij maken van alle sectoren, waaronder landbouw en landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw;
Amendement 206
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 6 – punt 6.2 – punt 6.2.2 – alinea 2 – punt 4 – streepje 2
–  beoordeling van de risico's in kwetsbare ecosystemen en essentiële economische sectoren en infrastructuur, met nadruk op aanpassingsstrategieën;
–  beoordeling van de risico's en mogelijke oplossingen voor kwetsbare ecosystemen en essentiële economische sectoren en infrastructuur, met nadruk op beperkings- en aanpassingsstrategieën;
Amendement 207
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 6 – punt 6.2 – punt 6.2.2 – alinea 2 – punt 4 – streepje 3
–  analyse van de O&O-dimensie van de energie-unie; beoordeling van het concurrentievermogen van de EU op de wereldmarkt voor schone energie;
–  analyse van de O&O-dimensie van de energie-unie; beoordeling van het concurrentievermogen van de EU op de wereldmarkt voor schone, met name hernieuwbare, energie;
Amendement 208
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 6 – punt 6.2 – punt 6.2.2 – alinea 2 – punt 4 – streepje 5
–  analyse van het energieverbruik van gebouwen, slimme en duurzame steden en bedrijfstakken;
–  analyse van het energieverbruik en het potentieel voor beperking van de klimaatverandering van gebouwen, slimme en duurzame steden en bedrijfstakken;
Amendement 209
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 6 – punt 6.2 – punt 6.2.2 – alinea 2 – punt 4 – streepje 8
–  ondersteuning van de energietransitie, met inbegrip van het Burgemeestersconvenant, schone energie voor de EU-eilanden, kwetsbare regio's, en Afrika;
–  ondersteuning van de overgang naar koolstofarme energiesystemen, met inbegrip van zeer efficiënte en op hernieuwbare energiebronnen gebaseerde systemen;
Amendement 210
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 6 – punt 6.2 – punt 6.2.2 – alinea 2 – punt 5 – inleidende formule
5.  Levensmiddelen en natuurlijke hulpbronnen;
5.  Levensmiddelen, natuurlijke hulpbronnen en landbouw
Amendement 211
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 6 – punt 6.2 – punt 6.2.2 – alinea 2 – punt 5 – streepje 1
–  Onderzoek naar hulpbronnen van land, bodem, bos, lucht, water en zee, grondstoffen en biodiversiteit ter ondersteuning van de instandhouding, het herstel en het duurzame gebruik van natuurlijk kapitaal, met inbegrip van duurzaam hulpbronnenbeheer in Afrika;
–  Onderzoek naar hulpbronnen van land, bodem, bos, lucht, water en zee, grondstoffen en biodiversiteit ter ondersteuning van de instandhouding, het herstel en het duurzame gebruik van natuurlijk kapitaal, met inbegrip van billijk en duurzaam hulpbronnenbeheer in Afrika;
Amendement 212
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 6 – punt 6.2 – punt 6.2.2 – alinea 2 – punt 5 – streepje 3
–  beoordeling van klimaatverandering en potentiële beperkings- en aanpassingsmaatregelen voor het landbouw- en visserijbeleid, met inbegrip van voedselzekerheid;
–  beoordeling van klimaatverandering en potentiële beperkings- en aanpassingsmaatregelen voor het landbouw-, visserij- en bosbouwbeleid, met inbegrip van voedselzekerheid;
Amendement 213
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 6 – punt 6.2 – punt 6.2.2 – alinea 2 – punt 5 – streepje 4
–  monitoring en voorspelling van de landbouwhulpbronnen in de EU en in de omringende landen;
–  monitoring en voorspelling van de landbouw- en bosbouwhulpbronnen in de EU en in de omringende landen;
Amendement 214
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 6 – punt 6.2 – punt 6.2.3 – alinea 1
Het JRC zal een bijdrage leveren aan innovatie en technologieoverdracht. Het zal de werking van de interne markt en de economische governance van de Unie ondersteunen. Het zal bijdragen tot de ontwikkeling en monitoring van beleid dat gericht is op een socialer en duurzamer Europa. Het zal de externe dimensie van de EU en de internationale doelen ondersteunen en bijdragen tot de bevordering van goed bestuur. Een goed functionerende interne markt met een krachtige economisch bestuur en een eerlijk sociaal stelsel zal bijdragen tot innovatie en concurrentievermogen.
Het JRC zal een bijdrage leveren aan innovatie en technologieoverdracht. Het zal de werking van de interne markt en de economische governance van de Unie ondersteunen. Het zal bijdragen tot de ontwikkeling en monitoring van beleid dat gericht is op een socialer en duurzamer Europa. Het zal de externe dimensie van de EU en de internationale doelen ondersteunen en bijdragen tot de bevordering van goed bestuur. Een goed functionerende weerbare en duurzame interne markt met een krachtige economisch bestuur en een eerlijk sociaal stelsel zal bijdragen tot innovatie, concurrentievermogen, werkgelegenheid, sociale inclusie en welzijn.
Amendement 215
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 6 – punt 6.2 – punt 6.2.4 – alinea 2 – streepje 5
–  open wetenschap en open data.
–  open wetenschap en open FAIR-data.
Amendement 216
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 6 – punt 6.2 – punt 6.2.5 – alinea 2 – streepje 1
–  Uitvoering van regionaal en stedelijk beleid, strategieën voor slimme specialisatie, strategieën voor de economische transformatie van regio's in transitie, geïntegreerde strategieën voor stedelijke ontwikkeling en gegevens;
–  Uitvoering van regionaal en stedelijk beleid, strategieën voor slimme specialisatie, strategieën voor de economische transformatie van regio's in transitie, geïntegreerde strategieën voor stedelijke en plattelandsontwikkeling en gegevens;
Amendement 217
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III
III OPEN INNOVATIE
III INNOVATIEF EUROPA
Open innovatie vormt een cruciaal model voor de EU om haar burgers welvaart te blijven bieden en de uitdagingen van de toekomst het hoofd te bieden. Dit vereist een systemische, horizontale en meerledige aanpak. De economische vooruitgang, de sociale welvaart en de levenskwaliteit van Europa zijn afhankelijk van het vermogen van Europa om de productiviteit en groei te vergroten, dat weer sterk afhankelijk is van zijn innovatievermogen. Innovatie is ook cruciaal voor de oplossing van de grootste opgaven waarvoor de EU zich geplaatst ziet.
Open innovatie vormt een cruciaal model voor de EU om haar burgers welvaart te blijven bieden en de uitdagingen van de toekomst het hoofd te bieden. Dit vereist een systemische, horizontale en meerledige aanpak. De economische vooruitgang, de sociale welvaart en de levenskwaliteit van Europa zijn afhankelijk van het vermogen van Europa om de productiviteit en groei te vergroten, dat weer sterk afhankelijk is van zijn innovatievermogen. Innovatie is ook cruciaal voor de oplossing van de grootste opgaven waarvoor de EU zich geplaatst ziet.
Innovatie vormt de kern van Horizon Europa, zoals zij ook een centrale plaats innam in de voorlopers van Horizon Europa. De zoektocht naar nieuwe ideeën, producten en processen ligt – van de strategische programmering tot aan de oproepen – aan de basis van de doelstellingen en de uitvoeringswijze van Horizon Europa en is van het begin tot het eind aanwezig in elk project dat wordt ondersteund, van fundamenteel onderzoek tot industriële of technologische routekaarten en projecten.
Innovatie vormt de kern van Horizon Europa, zoals zij ook een centrale plaats innam in de voorlopers van Horizon Europa. De zoektocht naar nieuwe ideeën, producten en processen ligt – van de strategische programmering tot aan de oproepen – aan de basis van de doelstellingen en de uitvoeringswijze van Horizon Europa en is van het begin tot het eind aanwezig in elk project dat wordt ondersteund, van fundamenteel onderzoek tot industriële of technologische routekaarten en projecten.
Toch is er ook behoefte aan specifieke maatregelen voor innovatie, aangezien de EU moet zorgen voor een doorslaggevende verbetering van de voorwaarden en omstandigheden voor innovatie in Europa, zodat ideeën sneller worden gedeeld tussen actoren in het innovatie-ecosysteem en nieuwe ideeën en technologieën sneller worden omgezet in producten en diensten die de EU nodig heeft om resultaten te kunnen boeken.
Toch is er ook behoefte aan specifieke maatregelen voor innovatie, aangezien de EU moet zorgen voor een doorslaggevende verbetering van de voorwaarden en omstandigheden voor innovatie in Europa, zodat ideeën sneller worden gedeeld tussen actoren in het innovatie-ecosysteem en nieuwe ideeën en technologieën sneller worden omgezet in producten en diensten die de EU nodig heeft om resultaten te kunnen boeken.
De afgelopen decennia zijn er grote wereldwijde nieuwe markten op het gebied van entertainment, media, gezondheidszorg, accommodatie en detailhandel ontstaan, die berusten op baanbrekende innovaties op het gebied van ICT, biotechnologie, internet en de platformeconomie. Deze marktcreërende innovaties, die van invloed zijn op de EU-economie als geheel, zijn afkomstig van snelgroeiende en vaak nieuwe ondernemingen. Maar slechts enkele van deze ondernemingen zijn in de EU opgericht.
De afgelopen decennia zijn er grote wereldwijde nieuwe markten op het gebied van entertainment, media, communicatie, gezondheidszorg, accommodatie en detailhandel ontstaan, die berusten op baanbrekende innovaties op het gebied van ICT, biotechnologie, internet en de platformeconomie. Deze marktcreërende innovaties, die van invloed zijn op de EU-economie als geheel, zijn afkomstig van snelgroeiende en vaak nieuwe ondernemingen. Maar slechts enkele van deze ondernemingen zijn in de EU opgericht en draaien goed.
Er is een nieuwe wereldwijde golf van baanbrekende "deep tech"-innovaties op komst, die zwaarder zal leunen op technologieën zoals blockchain, kunstmatige intelligentie, genomica en robotica en andere technologieën, die ook kunnen worden ontwikkeld door innovatieve individuen en gemeenschappen van burgers. Zij hebben gemeen dat zij op het breukvlak van verschillende technologieën, bedrijfstakken en takken van wetenschap ontstaan, baanbrekende nieuwe combinaties van producten, processen, diensten en bedrijfsmodellen opleveren en nieuwe markten over de hele wereld kunnen aanboren. Ook andere sectoren, zoals de industrie, financiële dienstverlening, vervoer of energie, zullen hier gevolgen van ondervinden.
Er is een nieuwe wereldwijde golf van baanbrekende en disruptieve "deep tech"-innovaties op komst, ook van sociale en technologische aard, die zwaarder zal leunen op technologieën zoals blockchain, kunstmatige intelligentie, genomica en robotica en andere technologieën, die niet alleen kunnen worden ontwikkeld door bedrijven of onderzoeksinstellingen, maar ook door innovatieve individuen en gemeenschappen van burgers. Zij hebben gemeen dat zij op het breukvlak van verschillende technologieën, bedrijfstakken en takken van wetenschap ontstaan, baanbrekende nieuwe combinaties van producten, processen, diensten, normen en bedrijfsmodellen opleveren en nieuwe markten over de hele wereld kunnen aanboren. Ook andere sectoren, zoals de industrie, financiële dienstverlening, vervoer of energie, zullen hier gevolgen van ondervinden.
Europa mag deze golf niet aan zich voorbij laten gaan. Het heeft een goede uitgangspositie, aangezien bij de nieuwe golf "deep tech"-gebieden betrokken zijn – zoals kunstmatige intelligentie, kwantumtechnologie en schone energiebronnen – waarop Europa enig concurrentievoordeel heeft op het gebied van wetenschap en knowhow, en kan voortbouwen op hechte publiek-private samenwerking (bv. in de gezondheidszorg en de energiesector).
Europa mag deze golf niet aan zich voorbij laten gaan. Het heeft een goede uitgangspositie, aangezien bij de nieuwe golf "deep tech"-gebieden betrokken zijn – zoals kunstmatige intelligentie, kwantumtechnologie en schone energiebronnen – waarop Europa enig concurrentievoordeel heeft op het gebied van wetenschap en knowhow, en kan voortbouwen op hechte publiek-private samenwerking (bv. in de gezondheidszorg en de energiesector).
Europa kan alleen een koppositie innemen bij de nieuwe golf van baanbrekende innovatie als de volgende knelpunten zijn opgelost:
Europa kan alleen een koppositie innemen bij de nieuwe golf van baanbrekende innovatie als de volgende knelpunten zijn opgelost:
–  verbetering van de omzetting van wetenschap in innovatie, om de overgang van ideeën, technologieën en talenten uit de onderzoeksbasis naar startende ondernemingen en het bedrijfsleven te versnellen;
–  verbetering van de omzetting van wetenschap in innovatie, om de overgang van ideeën, technologieën en talenten uit de onderzoeksbasis naar startende ondernemingen en het bedrijfsleven te versnellen;
–  intensivering van de samenwerking tussen alle soorten innovators, met name tussen startende ondernemingen, kleine en middelgrote ondernemingen en grotere ondernemingen, om hun aanjagend vermogen te versterken en nieuwe ecosystemen tot stand te brengen;
–  versnelling van de industriële transformatie: de Europese industrie loopt achter bij de toepassing en opschaling van nieuwe technologieën: 77 % van de jonge en grote O&O-bedrijven bevindt zich in de VS of Azië en slechts 16 % in Europa;
–  versnelling van de industriële transformatie: de Europese industrie loopt achter bij de toepassing en opschaling van nieuwe technologieën: 77 % van de jonge en grote O&O-bedrijven bevindt zich in de VS of Azië en slechts 16 % in Europa;
–  toename van risicofinanciering om financieringskloven te overbruggen: de Europese innovators hebben te lijden onder een gebrek aan risicofinanciering. Risicokapitaal is van cruciaal belang om baanbrekende innovaties om te zetten in wereldwijd toonaangevende bedrijven, maar het bedrag dat in Europa wordt geïnvesteerd bedraagt minder dan een kwart van dat in de VS en Azië. Europa moet de "vallei des doods", waarin ideeën en innovaties sneuvelen doordat de kloof tussen overheidssteun en particuliere investeringen te groot is, overbruggen, in het bijzonder voor risicovolle baanbrekende innovaties en langetermijninvesteringen;
–  toename van risicofinanciering om financieringskloven te overbruggen: de Europese innovators hebben te lijden onder een gebrek aan risicofinanciering. Risicokapitaal is van cruciaal belang om baanbrekende innovaties om te zetten in wereldwijd toonaangevende bedrijven, maar het bedrag dat in Europa wordt geïnvesteerd bedraagt minder dan een kwart van dat in de VS en Azië. Europa moet de "vallei des doods", waarin ideeën en innovaties sneuvelen doordat de kloof tussen overheidssteun en particuliere investeringen te groot is, overbruggen, in het bijzonder voor risicovolle baanbrekende innovaties en langetermijninvesteringen;
–  verbetering en vereenvoudiging van het Europese landschap voor financiering en ondersteuning van onderzoek en innovatie: de veelheid aan financieringsbronnen maakt het landschap voor innovators ingewikkeld. Er moet samenwerking en coördinatie zijn tussen het optreden van de EU en andere publieke en private initiatieven op Europees, nationaal en regionaal niveau, zodat er betere ondersteuning is en de beschikbare capaciteiten beter op elkaar worden afgestemd, en de EU moet Europese innovators een overzichtelijk landschap bieden;
–  verbetering en vereenvoudiging van het Europese landschap voor financiering en ondersteuning van onderzoek en innovatie: de veelheid aan financieringsbronnen maakt het landschap voor innovators ingewikkeld. Er moet samenwerking en coördinatie zijn tussen het optreden van de EU en andere publieke en private initiatieven op Europees, nationaal en regionaal niveau, zodat er betere ondersteuning is en de beschikbare capaciteiten beter op elkaar worden afgestemd, en de EU moet Europese innovators een overzichtelijk landschap bieden;
–  tegengaan van fragmentatie van het innovatie-ecosysteem. Europa heeft steeds meer innovatiehotspots, maar zij sluiten niet goed op elkaar aan. Ondernemingen met internationale groeimogelijkheden hebben te maken met gefragmenteerde nationale markten, met verschillende talen, bedrijfsculturen en voorschriften.
–  tegengaan van fragmentatie van het innovatie-ecosysteem. Europa heeft steeds meer innovatiehotspots, maar zij sluiten niet goed op elkaar aan. Ondernemingen met internationale groeimogelijkheden hebben te maken met gefragmenteerde nationale markten, met verschillende talen, bedrijfsculturen en voorschriften.
De EU-steun voor baanbrekende innovators moet berusten op een flexibele, eenvoudige, naadloze en op maat gesneden benadering om te kunnen meegaan op de nieuwe wereldwijde innovatiegolf. Bij het beleid voor de ontwikkeling en toepassing van baanbrekende innovaties en de opschaling van ondernemingen mogen risico's niet worden geschuwd en moet rekening worden gehouden met de bovengenoemde uitdagingen; ook moet er een toegevoegde waarde worden geboden aan gerelateerde innovatieactiviteiten die door individuele lidstaten worden uitgevoerd.
De EU-steun voor baanbrekende innovators moet berusten op een flexibele, eenvoudige, naadloze en op maat gesneden benadering om te kunnen meegaan op de nieuwe wereldwijde innovatiegolf. Bij het beleid voor de ontwikkeling en toepassing van baanbrekende innovaties en de opschaling van ondernemingen mogen risico's niet worden geschuwd en moet rekening worden gehouden met de bovengenoemde uitdagingen; ook moet er een toegevoegde waarde worden geboden aan gerelateerde innovatieactiviteiten die door individuele lidstaten worden uitgevoerd.
De pijler "Open innovatie" van Horizon Europa is opgezet om, samen met ander EU-beleid en met name het programma InvestEU, dergelijke tastbare resultaten te behalen. Er wordt voortgebouwd op de lessen en ervaringen van de voorgaande kaderprogramma's, in het bijzonder de activiteiten die gericht waren op toekomstige technologieën en innovaties (zoals FET voor technologieën van de toekomst of in opkomst en FTI voor een sneltraject voor innovatie), kleine en middelgrote ondernemingen (zoals het Kmo-instrument), maar ook particuliere en bedrijfsfinanciering (zoals RSFF van KP7 en InnovFin van Horizon 2020), die een onderdeel vormen van de "EIC pilot"-activiteiten voor de periode 2018-2020.
De pijler "Innovatief Europa" van Horizon Europa is opgezet om, samen met ander EU-beleid en met name het programma InvestEU, dergelijke tastbare resultaten te behalen. Er wordt voortgebouwd op de lessen en ervaringen van de voorgaande kaderprogramma's, in het bijzonder de activiteiten die gericht waren op toekomstige technologieën en innovaties (zoals FET voor technologieën van de toekomst of in opkomst en FTI voor een sneltraject voor innovatie), kleine en middelgrote ondernemingen (zoals het Kmo-instrument), maar ook particuliere en bedrijfsfinanciering (zoals RSFF van KP7 en InnovFin van Horizon 2020), die een onderdeel vormen van de "EIC pilot"-activiteiten voor de periode 2018-2020.
Op basis van deze ervaringen voorziet deze pijler in de oprichting van de Europese Innovatieraad (EIC), die baanbrekende innovatie met snel groeipotentieel op wereldschaal zal stimuleren met specifieke soorten acties en activiteiten:
Op basis van deze ervaringen voorziet deze pijler in de oprichting van de Europese Innovatieraad (EIC), die baanbrekend onderzoek en baanbrekende innovatie met snel groeipotentieel op wereldschaal zal stimuleren met specifieke soorten acties en activiteiten:
–  ondersteuning van de ontwikkeling van toekomstige en opkomende baanbrekende innovaties;
–  ondersteuning van de ontwikkeling van toekomstige en opkomende baanbrekende innovaties, onder meer door gericht gezamenlijk onderzoek;
–  bevordering van de verspreiding en invoering van innovatie in industriële en andere economische waardeketens;
–  overbrugging van financieringskloven bij de ontwikkeling, toepassing en opschaling van marktcreërende innovaties;
–  overbrugging van financieringskloven bij de ontwikkeling, toepassing en opschaling van marktcreërende innovaties;
–  vergroting van het effect en de zichtbaarheid van de EU-steun voor innovatie.
–  vergroting van het effect en de zichtbaarheid van de EU-steun voor innovatie;
–  totstandbrenging van synergieën in andere delen van het programma.
De EIC zal rechtstreekse steun verlenen voor baanbrekende innovaties, maar ook de algemene omgeving waarin Europese innovaties ontstaan en worden bevorderd moet verder worden ontwikkeld en verbeterd: in heel Europa moet gezamenlijk worden gewerkt aan de ondersteuning van innovatie op alle mogelijke manieren, waarbij het beleid en de middelen van de EU waar mogelijk complementair zijn met nationaal beleid en nationale middelen. Daarom zorgt deze pijler ook voor:
De EIC zal rechtstreekse steun verlenen voor baanbrekende innovaties, maar ook de algemene omgeving waarin Europese innovaties ontstaan en worden bevorderd moet verder worden ontwikkeld en verbeterd: in heel Europa moet gezamenlijk worden gewerkt aan de ondersteuning van innovatie op alle mogelijke manieren, waarbij het beleid en de middelen van de EU waar mogelijk complementair zijn met nationaal beleid en nationale middelen. Daarom zorgt deze pijler ook voor:
–  hernieuwde en versterkte mechanismen voor coördinatie en samenwerking met de lidstaten en de geassocieerde landen, maar ook met particuliere initiatieven, om alle soorten Europese innovatie-ecosystemen en de actoren daarvan te ondersteunen;
–  hernieuwde en versterkte mechanismen voor coördinatie en samenwerking met de lidstaten en de geassocieerde landen, maar ook met particuliere initiatieven, om alle soorten Europese innovatie-ecosystemen en de actoren daarvan te ondersteunen;
–  ondersteuning van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) en de kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's).
–  verbeterde ondersteuning van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) en de kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's).
Daarnaast worden de inspanningen om de risicofinancieringscapaciteit voor onderzoek en innovatie in Europa ter vergroten, voortgezet en zal deze pijler zo nodig aansluiten bij het programma InvestEU. Het programma InvestEU bouwt voort op de successen en ervaringen in het kader van het Horizon 2020-programma InnovFin en het EFSI en zal de toegang tot risicofinanciering verbeteren voor betrouwbare onderzoeksorganisaties, innovators en ondernemers, in het bijzonder voor kleine en middelgrote ondernemingen en kleine midcapondernemingen, alsook voor investeerders.
Daarnaast worden de inspanningen om de risicofinancieringscapaciteit voor onderzoek en innovatie in Europa ter vergroten, voortgezet en zal deze pijler zo nodig aansluiten bij het programma InvestEU. Het programma InvestEU bouwt voort op de successen en ervaringen in het kader van het Horizon 2020-programma InnovFin en het EFSI en zal de toegang tot risicofinanciering verbeteren voor betrouwbare onderzoeksorganisaties, innovators en ondernemers, in het bijzonder voor kleine en middelgrote ondernemingen en kleine midcapondernemingen, alsook voor investeerders.
Amendement 218
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 1 – punt 1.1 – alinea 1
De EIC heeft tot doel baanbrekende en disruptieve innovaties (waaronder technologieën) op te sporen, te ontwikkelen en toe te passen, en de snelle opschaling van innovatieve ondernemingen binnen en buiten de EU, van de conceptfase tot de marktfase, te ondersteunen.
De EIC heeft tot doel baanbrekende en disruptieve innovaties (waaronder radicaal nieuwe technologieën) op te sporen, te ontwikkelen en toe te passen, en de snelle opschaling van innovatieve ondernemingen binnen en buiten de EU, van de conceptfase tot de marktfase, te ondersteunen.
Amendement 219
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 1 – punt 1.1 – alinea 2
De uitvoering van projecten in het kader van de EIC zal hoofdzakelijk met twee complementaire typen acties gebeuren: de Pathfinder for advanced research, voor de beginstadia van technologieontwikkeling, en de Accelerator voor innovatie- en marktintroductieacties, met inbegrip van de fasen die voorafgaan aan grootschalige commercialisering en van bedrijfsgroei. De Accelerator is bedoeld als éénloketsysteem voor steunverlening in één procedure, en zal ook gemengde financiering verlenen, waarbij subsidies worden gecombineerd met investeringen in eigen vermogen. Daarnaast zal hij ook een sturende rol spelen bij de verlening van toegang tot leningen in het kader van het programma InvestEU.
De uitvoering van projecten in het kader van de EIC zal hoofdzakelijk met twee complementaire typen acties gebeuren: de Pathfinder for advanced research, voor de beginstadia van onderzoek en ontwikkeling, en de EIC-accelerator voor innovatie- en marktintroductieacties, met inbegrip van de fasen die voorafgaan aan grootschalige commercialisering en van bedrijfsgroei. De Accelerator is bedoeld als éénloketsysteem voor steunverlening in één procedure, en zal gemengde financiering verlenen, waarbij subsidies worden gecombineerd met investeringen in eigen vermogen. Daarnaast zal hij ook een sturende rol spelen bij de verlening van toegang tot leningen en garanties in het kader van het programma InvestEU. Ten minste 70 % van de EIC-begroting wordt besteed aan start-ups en kmo's.
Amendement 220
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 1 – punt 1.1 – alinea 3 – streepje 1
–  de nadruk leggen op baanbrekende en disruptieve innovaties, waaronder sociale, die nieuwe markten kunnen creëren, en niet op innovaties waarmee bestaande producten, diensten of bedrijfsmodellen stapsgewijs worden verbeterd;
–  de nadruk leggen op baanbrekende en disruptieve innovaties, waaronder sociale, die nieuwe markten kunnen creëren of nieuwe oplossingen en onderzoek naar potentiële radicaal nieuwe technologieën mogelijk maken;
Amendement 221
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 1 – punt 1.1 – alinea 3 – streepje 2
–  hoofdzakelijk een bottom-upbenadering volgen en openstaan voor innovaties uit alle takken van wetenschap en technologie en toepassingen in alle sectoren, maar zullen ook gerichte steun kunnen verlenen aan opkomende baanbrekende of disruptieve technologieën die mogelijk van strategisch belang zijn;
–  hoofdzakelijk een bottom-upbenadering volgen en openstaan voor gerichte innovaties en gericht onderzoek uit alle takken van wetenschap en technologie en toepassingen in alle sectoren, maar zullen ook gerichte steun kunnen verlenen aan opkomende baanbrekende of disruptieve technologieën die mogelijk van strategisch belang zijn;
Amendement 222
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 1 – punt 1.1 – alinea 3 – streepje 3
–  innovaties aanmoedigen waarin verschillende gebieden van wetenschap, technologie (bv. combinatie van fysiek en digitaal) en bedrijfstakken samenkomen;
–  innovaties en onderzoek aanmoedigen waarin verschillende gebieden van wetenschap, technologie (bv. combinatie van fysiek en digitaal) en bedrijfstakken samenkomen;
Amendement 223
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 1 – punt 1.1 – alinea 3 – streepje 4
–  de innovators centraal stellen, waarbij zij de procedures en administratieve voorschriften vereenvoudigen en gebruikmaken van interviews om toepassingen te helpen beoordelen, en zorgen voor snelle besluitvorming;
–  de innovators en onderzoekers centraal stellen, waarbij zij de procedures en administratieve voorschriften vereenvoudigen en gebruikmaken van interviews om toepassingen te helpen beoordelen, en zorgen voor snelle besluitvorming;
Amendement 224
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 1 – punt 1.1 – alinea 4
De innovators zullen, behalve financiële ondersteuning, ook toegang krijgen tot bedrijfsadviesdiensten van de EIC, waarbij de projecten worden ondersteund door middel van coaching, mentoring en technische bijstand en innovators worden gekoppeld aan andere innovators, partners uit het bedrijfsleven en investeerders. De innovators zullen ook gemakkelijker toegang krijgen tot expertise, faciliteiten (waaronder innovatieknooppunten12) en partners van ondersteunde activiteiten in de hele EU (waaronder die van het EIT, in het bijzonder via de KIG's).
De innovators zullen, behalve financiële ondersteuning, ook toegang krijgen tot bedrijfsadviesdiensten van de EIC, waarbij de projecten worden ondersteund door middel van coaching, mentoring en technische bijstand en innovators worden gekoppeld aan andere innovators, partners uit het bedrijfsleven en investeerders. De innovators zullen ook gemakkelijker toegang krijgen tot expertise, faciliteiten (waaronder onderzoeksinfrastructuren en innovatieknooppunten12) en partners van ondersteunde activiteiten in de hele EU (waaronder die van het EIT, in het bijzonder via de KIG's).
__________________
__________________
12 Dit zijn publieke of private faciliteiten die toegang bieden tot de nieuwste kennis en deskundigheid op het gebied van digitale en aanverwante sleuteltechnologieën die bedrijven nodig hebben om qua productie, diensten en bedrijfsprocessen concurrerend te worden.
12 Dit zijn publieke of private faciliteiten die toegang bieden tot de nieuwste kennis en deskundigheid op het gebied van digitale en aanverwante sleuteltechnologieën die bedrijven nodig hebben om qua productie, diensten en bedrijfsprocessen concurrerend te worden.
Amendement 225
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 1 – punt 1.1 – alinea 5
Bijzondere aandacht zal worden besteed aan goede en doelmatige complementariteit met individuele of in een netwerk opgenomen initiatieven van de lidstaten, bijvoorbeeld in de vorm van een Europees partnerschap.
Bijzondere aandacht zal bovendien worden besteed aan goede en doelmatige complementariteit met individuele of in een netwerk opgenomen initiatieven van de lidstaten, bijvoorbeeld in de vorm van Europese partnerschappen.
Amendement 226
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 1 – punt 1.1 – punt 1.1.1 – inleidende formule
1.1.1  Pathfinder for Advanced Research
1.1.1  Pathfinder for Advanced Research van de EIC
Amendement 227
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 1 – punt 1.1 – punt 1.1.1 – alinea 2
De algemene doelstelling van de Pathfinder zal zijn bij te dragen tot potentiële marktcreërende innovatie op basis van baanbrekende technologische ideeën en deze te helpen bij het bereiken van de demonstratiefase of de ontwikkeling van verdienmodellen of strategieën voor verdere toepassing door de Accelerator of een andere wijze van marktintroductie. Daartoe zal de Pathfinder in eerste instantie steun verlenen voor de vroegste stadia van onderzoek en ontwikkeling, waaronder "proof of concept" en prototypen voor technologische validatie.
De algemene doelstelling van de Pathfinder zal zijn bij te dragen tot potentiële marktcreërende innovatie op basis van baanbrekende wetenschappelijke en technologische ideeën en deze te helpen bij het bereiken van de demonstratiefase of de ontwikkeling van verdienmodellen of strategieën voor verdere toepassing door de Accelerator of een andere wijze van marktintroductie. Daartoe zal de Pathfinder in eerste instantie steun verlenen voor de vroegste stadia van onderzoek en ontwikkeling, waaronder baanbrekend onderzoek, "proof of concept" en prototypen voor technologische validatie.
Amendement 228
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 1 – punt 1.1 – punt 1.1.1 – alinea 3
Om volledig open te staan voor de meest uiteenlopende verkenningen, kansen voor toevalsvondsten en onverwachte ideeën, concepten en ontdekkingen, zal de uitvoering van de Pathfinder voornamelijk verlopen via een doorlopende openbare oproep tot het indienen van bottom-upvoorstellen. De Pathfinder zal ook concurrerende uitdagingen bieden voor de ontwikkeling van belangrijke strategische doelstellingen13, waarbij een deep-tech-benadering en radicale nieuwe concepten zullen worden gevraagd. Door geselecteerde projecten naar thema of doel te hergroeperen in portefeuilles, kan een kritische massa van inspanningen worden bereikt en kan vorm worden gegeven aan nieuwe multidisciplinaire onderzoeksgemeenschappen.
Om volledig open te staan voor de meest uiteenlopende verkenningen, kansen voor toevalsvondsten en onverwachte ideeën, concepten en ontdekkingen, zal de uitvoering van de Pathfinder voornamelijk verlopen via doorlopende, vergelijkende en openbare oproepen tot het indienen van bottom-upvoorstellen met sluitingsdatums. De Pathfinder zal ook concurrerende uitdagingen bieden voor de ontwikkeling van belangrijke strategische doelstellingen13, waarbij een deep-tech-benadering en radicale nieuwe concepten zullen worden gevraagd. Door geselecteerde projecten naar thema of doel te hergroeperen in portefeuilles, kan een kritische massa van inspanningen worden bereikt en kan vorm worden gegeven aan nieuwe multidisciplinaire onderzoeksgemeenschappen.
__________________
__________________
13 Daarbij kan het gaan om thema's als kunstmatige intelligentie, kwantumtechnologie, biologische bestrijding, digitale tweelingbroers van de tweede generatie, of andere thema's die voortvloeien uit de strategische programmering van Horizon Europa (met inbegrip van de in een netwerk opgenomen programma's van lidstaten).
13 Daarbij kan het gaan om thema's als kunstmatige intelligentie, kwantumtechnologie, biologische bestrijding, digitale tweelingbroers van de tweede generatie, of andere thema's die voortvloeien uit de strategische programmering van Horizon Europa (met inbegrip van de in een netwerk opgenomen programma's van lidstaten).
Amendement 229
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 1 – punt 1.1 – punt 1.1.1 – alinea 5
De Pathfinder zal openstaan voor alle soorten innovators, van individuele personen tot universiteiten, onderzoeksorganisaties en ondernemingen, in het bijzonder start-ups en kleine en middelgrote ondernemingen, en van individuele begunstigden tot multidisciplinaire consortia. Grotere ondernemingen zijn uitgesloten van projecten met één begunstigde. De uitvoering van de Pathfinder zal gebeuren in nauwe coördinatie met andere delen van Horizon Europa, in het bijzonder de activiteiten van de Europese Onderzoeksraad (ERC), de Marie Skłodowska-Curie-acties (MSCA) en de kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's) van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT). De uitvoering zal ook plaatsvinden in nauwe coördinatie met de programma s en activiteiten van de lidstaten.
De Pathfinder zal openstaan voor alle soorten innovators, van individuele personen tot universiteiten, onderzoeks- en technologieorganisaties en ondernemingen, in het bijzonder start-ups en kleine en middelgrote ondernemingen, en van individuele begunstigden tot multidisciplinaire consortia. Grotere ondernemingen zijn uitgesloten van projecten met één begunstigde. Om synergieën te waarborgen en dubbel werk te voorkomen, zal de uitvoering van de Pathfinder gebeuren in nauwe coördinatie met andere delen van Horizon Europa, in het bijzonder de activiteiten van de Europese Onderzoeksraad (ERC), de Marie Skłodowska-Curie-acties (MSCA) en het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT). De uitvoering zal ook plaatsvinden in nauwe coördinatie met de programma s en activiteiten van de lidstaten.
Amendement 230
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 1 – punt 1.1 – punt 1.1.2 – alinea 2
Bijgevolg zal de Accelerator financiële ondersteuning bieden aan innovators en bedrijven die nog niet "bankabel" zijn of aantrekkelijk zijn voor investeerders, maar wel de ambitie hebben hun baanbrekende innovaties in de EU en op internationale markten te ontwikkelen en toe te passen en snel op te schalen. Daarbij zal worden voortgebouwd op de in het kader van Horizon 2020 opgedane ervaringen met de fasen 2 en 3 van het Kmo-instrument en het programma InnovFin, in het bijzonder door toevoeging van andere onderdelen dan subsidies en door de mogelijke ondersteuning van grotere en langdurigere investeringen.
Bijgevolg zal de Accelerator financiële ondersteuning bieden aan innovators en bedrijven die nog niet "bankabel" zijn of aantrekkelijk zijn voor investeerders, maar wel de ambitie hebben hun baanbrekende innovaties in de EU en op internationale markten te ontwikkelen en toe te passen en snel op te schalen. Daarbij zal worden voortgebouwd op de in het kader van Horizon 2020 opgedane ervaringen met de fasen 2 en 3 van het Kmo-instrument en het programma InnovFin, in het bijzonder door toevoeging van andere onderdelen dan subsidies en door de mogelijke ondersteuning van grotere en langdurigere investeringen. Er zal worden gezorgd voor samenwerking met het EIT en zijn KIG's, en voor synergieën met hun versnellende activiteiten.
Amendement 231
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 1 – punt 1.1 – punt 1.1.2 – alinea 3 – streepje 2
–  steun voor belegging in aandelen16 of andere terugbetaalbare vormen, ter overbrugging van innovatieactiviteiten met feitelijke marktintroductie, waaronder opschaling, op zodanige wijze dat particuliere investeringen niet worden verdrongen of de mededinging op de interne markt wordt verstoord. Zo nodig wordt de innovator doorverwezen naar toegang tot schuldfinanciering (bv. leningen) in het kader van het programma InvestEU.
–  steun voor belegging in aandelen16 of andere terugbetaalbare vormen, ter overbrugging van innovatieactiviteiten met feitelijke marktintroductie, waaronder opschaling, op zodanige wijze dat particuliere investeringen niet worden verdrongen of de mededinging op de interne markt wordt verstoord. Zo nodig wordt de innovator doorverwezen naar toegang tot schuldfinanciering (bv. leningen of garanties) in het kader van het programma InvestEU.
__________________
__________________
16 Gewoonlijk niet meer dan 25 % van de stemrechten. In uitzonderlijke gevallen kan de EU een blokkeringsminderheid verwerven om Europese belangen op essentiële gebieden, zoals cyberbeveiliging, te beschermen.
16 Gewoonlijk niet meer dan 25 % van de stemrechten. In uitzonderlijke gevallen kan de EU een blokkeringsminderheid verwerven om Europese belangen op essentiële gebieden, zoals cyberbeveiliging, te beschermen.
Amendement 232
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 1 – punt 1.1 – punt 1.1.2 – alinea 4
De steun zal worden verleend in één procedure en met één besluit, waarbij de innovator die de steun ontvangt één globale vastlegging van financiële middelen krijgt, die de verschillende stadia van innovatie tot aan de marktintroductie, met inbegrip van de fase die voorafgaat aan grootschalige commercialisering, omvat. Gedurende de hele uitvoeringsfase van de ondersteuning zal er gebruik worden gemaakt van mijlpalen en evaluaties. De combinatie en het volume van de financiering zullen worden afgestemd op de behoeften, de omvang en de fase van de onderneming, de aard van de technologie of innovatie en de lengte van de innovatiecyclus. Er zal worden voorzien in de financieringsbehoeften tot het moment waarop alternatieve investeringsbronnen het overnemen.
De steun zal worden verleend in één procedure en met één besluit, waarbij de innovator die de steun ontvangt één globale vastlegging van financiële middelen krijgt, die de verschillende stadia van innovatie tot aan de marktintroductie, met inbegrip van de fase die voorafgaat aan grootschalige commercialisering, omvat. Gedurende de hele uitvoeringsfase van de ondersteuning zal er gebruik worden gemaakt van mijlpalen en evaluaties. De combinatie en het volume van de financiering zullen worden afgestemd op de behoeften, de omvang en de fase van de begunstigde, de aard van de technologie of innovatie en de lengte van de innovatiecyclus. Er zal worden voorzien in de financieringsbehoeften tot het moment waarop alternatieve investeringsbronnen het overnemen.
Amendement 233
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 1 – punt 1.1 – punt 1.1.2 – alinea 5
De steun voor innovaties met hoge technologische risico's ("deep tech") omvat altijd een subsidiecomponent, die betrekking heeft op de innovatieactiviteiten. Als de verschillende risico's (verbonden aan technologie, markt, regelgeving enz.) beperkt zijn, zal het relatieve aandeel van de terug te betalen voorschotten meestal toenemen.
De steun voor innovaties met hoge risico's (bv. "deep tech") omvat altijd een subsidiecomponent, die betrekking heeft op de innovatieactiviteiten, die kan worden uitgevoerd in samenwerking met publieke onderzoeksorganisaties als partner of via onderaanneming. Als de verschillende risico's (verbonden aan technologie, markt, regelgeving enz.) beperkt zijn, zal het relatieve aandeel van de terug te betalen voorschotten meestal toenemen.
Amendement 234
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 1 – punt 1.1 – punt 1.1.2 – alinea 7
De uitvoering van de Accelerator zal voornamelijk verlopen via een doorlopende openbare oproep tot het indienen van voorstellen volgens een bottom-upbenadering, gericht op individuele ondernemers (voornamelijk startende en kleine en middelgrote ondernemingen), met bijzondere aandacht voor jonge en vrouwelijke innovators. Deze openbare "bottom-up"-oproep zal worden aangevuld met gerichte steun aan opkomende baanbrekende of disruptieve technologieën die mogelijk van strategisch belang zijn. De voorstellen mogen ook worden ingediend door investeerders, met inbegrip van openbare innovatiebureaus, maar de steun wordt toegekend aan de onderneming.
De uitvoering van de Accelerator zal voornamelijk verlopen via een doorlopende openbare, vergelijkende oproep met sluitingsdatums tot het indienen van voorstellen volgens een bottom-upbenadering, gericht op individuele ondernemers (voornamelijk startende en kleine en middelgrote ondernemingen), met bijzondere aandacht voor jonge en vrouwelijke innovators. Deze openbare "bottom-up"-oproep zal worden aangevuld met gerichte steun aan opkomende baanbrekende of disruptieve innovaties en technologieën die mogelijk van strategisch belang zijn. De voorstellen mogen ook worden ingediend door investeerders, met inbegrip van openbare innovatiebureaus, maar de steun wordt toegekend aan de onderneming.
Amendement 235
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 1 – punt 1.1 – punt 1.1.2 – alinea 8
De Accelerator zal een snelle toepassing mogelijk maken van innovaties die voortkomen uit projecten die zijn uitgevoerd met steun van de Pathfinder, soortgelijke programma's van de lidstaten voor geavanceerd onderzoek, en andere pijlers van de EU-kaderprogramma's17, om deze te ondersteunen op weg naar de markt. Bij het vinden van projecten die in het kader van andere pijlers van Horizon Europa en eerdere kaderprogramma's zijn ondersteund, zal gebruik worden gemaakt van geschikte methoden, zoals de Innovatieradar.
De Accelerator zal een snelle toepassing mogelijk maken van innovaties die voortkomen uit projecten die zijn uitgevoerd met steun van de Pathfinder, soortgelijke programma's van de lidstaten voor geavanceerd onderzoek, de KIG's van het EIT en andere pijlers van het EU-kaderprogramma17, om deze te ondersteunen op weg naar de markt. Bij het vinden van projecten die in het kader van andere pijlers van Horizon Europa en eerdere kaderprogramma's zijn ondersteund, zal gebruik worden gemaakt van geschikte methoden, zoals de Innovatieradar.
__________________
__________________
17 Zoals ERC-Proof of Concept, van projecten die ondersteund zijn in het kader van de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen", startende ondernemingen die voortkomen uit de KIG's van het Europees Instituut voor innovatie en technologie, met inbegrip van activiteiten van Horizon 2020, in het bijzonder de projecten die geselecteerd zijn in fase 2 van het Kmo-instrument van Horizon 2020 en waaraan een Excellentiekeurmerk is verleend, gefinancierd door de lidstaten en (bestaande en toekomstige) Europese partnerschappen.
17 Zoals ERC-Proof of Concept, van projecten die ondersteund zijn in het kader van de pijler "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen", startende ondernemingen die voortkomen uit de KIG's van het Europees Instituut voor innovatie en technologie, met inbegrip van activiteiten van Horizon 2020, in het bijzonder de projecten die geselecteerd zijn in fase 2 van het Kmo-instrument van Horizon 2020 en waaraan een Excellentiekeurmerk is verleend, gefinancierd door de lidstaten en (bestaande en toekomstige) Europese partnerschappen.
Amendement 236
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 1 – punt 1.1 – punt 1.1.3 – alinea 1 – streepje 1
–  EIC-diensten voor bedrijfsacceleratie, ter ondersteuning van de activiteiten en acties van Pathfinder en Accelerator. Deze zullen tot doel hebben de EIC-gemeenschap van innovators die steun ontvangen, waaronder financiering op basis van het Excellentiekeurmerk, te koppelen aan investeerders, partners en overheidsafnemers. Er zullen uiteenlopende coaching- en mentoringdiensten worden verleend aan EIC-acties. Innovators zal toegang worden gegeven tot internationale netwerken van potentiële partners, onder meer uit de industrie, om een waardeketen aan te vullen of marktkansen te ontwikkelen, en investeerders en andere bronnen van particuliere of bedrijfsfinanciering te vinden. De activiteiten zullen live-evenementen (zoals bemiddelingsevenementen en pitchsessies) omvatten, maar ook de ontwikkeling van matchingplatforms of het gebruik van bestaande platforms, in nauwe samenspraak met de financiële intermediairs die ondersteund worden door InvestEU en met de EIB-groep. Bij deze activiteiten zullen ook uitwisselingen worden bevorderd, als methode waarmee men binnen het innovatie-ecosysteem van elkaar kan leren, en daarbij zal met name een beroep worden gedaan op de leden van het adviescollege van de EIC en de EIC-Fellows;
–  EIC-diensten voor bedrijfsacceleratie, ter ondersteuning van de activiteiten en acties van Pathfinder en Accelerator. Deze zullen tot doel hebben de EIC-gemeenschap van innovators die steun ontvangen, waaronder financiering op basis van het Excellentiekeurmerk, te koppelen aan investeerders, partners alsook overheids- en particuliere afnemers. Er zullen uiteenlopende coaching- en mentoringdiensten worden verleend aan EIC-acties. Innovators zal toegang worden gegeven tot internationale netwerken van potentiële partners, onder meer uit de industrie, om een waardeketen aan te vullen of marktkansen te ontwikkelen, en investeerders en andere bronnen van particuliere of bedrijfsfinanciering te vinden. De activiteiten zullen live-evenementen (zoals bemiddelingsevenementen en pitchsessies) omvatten, maar ook de ontwikkeling van matchingplatforms of het gebruik van bestaande platforms, in nauwe samenspraak met de financiële intermediairs die ondersteund worden door InvestEU en met de EIB-groep. Bij deze activiteiten zullen ook uitwisselingen worden bevorderd, als methode waarmee men binnen het innovatie-ecosysteem van elkaar kan leren, en daarbij zal met name een beroep worden gedaan op de leden van het adviescollege van de EIC en de EIC-Fellows. Deze aanvullende EIC-activiteiten, die gericht zijn op baanbrekende/risicovolle innovaties, vormen een aanvulling op de soortgelijke portefeuille van de EIT-activiteiten, die gericht is op ondernemers, innovators en startende ondernemingen. De EIC wordt aangemoedigd gebruik te maken van de deskundigheid van de KIG's bij het verlenen van steun aan innovators;
Amendement 237
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 1 – punt 1.1 – punt 1.1.3 – alinea 1 – streepje 3
–  de EIC-Challenges, aanmoedigingsprijzen om steun te verlenen voor de ontwikkeling van innovatieve oplossingen voor wereldwijde uitdagingen, vers bloed te introduceren en nieuwe gemeenschappen te ontwikkelen. iCapital, de Aanmoedigingsprijs voor sociale innovatie, en de Prijs voor innovatieve vrouwen18. De opzet van de prijzen zal verband houden met de EIC en met andere delen van het kaderprogramma, waaronder missies en andere financieringsorganen. Nagegaan zal worden of er kan worden samengewerkt met andere organisaties (zoals ondernemingen, universiteiten, onderzoeksorganisaties, business accelerators, liefdadigheidsinstellingen en stichtingen);
–  de EIC-Challenges, aanmoedigingsprijzen om steun te verlenen voor de ontwikkeling van nieuwe baanbrekende innovaties, vers bloed te introduceren, nieuwe O&O-gemeenschappen en -netwerken te ontwikkelen, en zichtbaarheid te verlenen aan de resultaten van EU-financiering: iCapital, de Uitdagingsprijs van de EU, de Aanmoedigingsprijs voor sociale innovatie, en de Prijs voor innovatieve vrouwen18. De opzet en implementatie van deze prijzen zullen verband houden met andere delen van het programma, waaronder de missies en het EIT om complementariteit te waarborgen en dubbel werk te voorkomen. Nagegaan zal worden of er kan worden samengewerkt met andere organisaties (zoals ondernemingen, universiteiten, onderzoeksorganisaties, business accelerators, liefdadigheidsinstellingen en stichtingen);
__________________
__________________
18 De door de EIC toegekende prijzen nemen het beheer over van de prijzen die in het kader van Horizon 2020 zijn ingesteld, met inbegrip van het ontwerp en de uitvoering van nieuwe aanmoedigings- en erkenningsprijzen.
18 De door de EIC toegekende prijzen nemen het beheer over van de prijzen die in het kader van Horizon 2020 zijn ingesteld, met inbegrip van het ontwerp en de uitvoering van nieuwe aanmoedigings- en erkenningsprijzen.
Amendement 238
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 1 – punt 1.2 – punt 1.2.1 – alinea 1
Het Adviescollege van de EIC zal de Commissie bijstaan bij de uitvoering van de EIC. Naast de verlening van adviezen over de werkprogramma's, zal het Adviescollege van de EIC ook een actieve rol krijgen bij de advisering inzake het beheer en de opvolging van acties. Het college zal ook een communicatieve functie krijgen, waarbij de leden een ambassadeursrol vervullen om innovatie in de EU te helpen bevorderen. De communicatie zal onder meer plaatsvinden in het kader van belangrijke innovatie-evenementen die worden bijgewoond, via de sociale media, door de oprichting van een EIC-gemeenschap van innovators, door contacten te onderhouden met belangrijke media die aandacht besteden aan innovatie, door gezamenlijke evenementen met starterscentra te organiseren en via acceleratieknooppunten.
Het Adviescollege van de EIC zal de Commissie bijstaan bij de uitvoering van de EIC. Het zal bestaan uit vertegenwoordigers, onder wie academische deskundigen op het gebied van innovatiebeleid, onderzoeks- en technologieorganisaties, ondernemers, durfkapitalisten en anderen.
Voor de implementatie van de EIC zal de Commissie, met de steun van het Adviescollege van de EIC, zorgen voor:
–  een duidelijk onderscheid tussen de doelgroepen en hun specifieke behoeften;
–  informatie over de wijze waarop de gemengde steun (subsidie, eigen vermogen, lening en garantie) ten uitvoer zal worden gelegd;
–  een solide mechanisme voor systematische en realtime-evaluatie van de instrumenten om te zorgen voor snelle beleidsleerprocessen en om innovatiepatronen te ontwikkelen, met inbegrip van de selectie en toepassing van indicatoren;
–  samenwerking tussen de EIC en het EIT om complementariteit te waarborgen en dubbel werk te voorkomen;
–  nadere invulling van de rol en verantwoordelijkheden van de programmabeheerders;
–  beschrijving van de instrumenten om risicokapitaalinvesteerders aan te trekken in het geval van projecten met een hoog risico;
–  vaststelling van de innovatiedoelstellingen in termen van product, proces, marketing en diensten;
–  waardering van het aanjagend vermogen van de begunstigden.
Het college zal ook advies geven over de EIC-werkprogramma's en het beheer, en acties opvolgen. Het college zal ook een communicatieve functie krijgen, waarbij de leden een ambassadeursrol vervullen om innovatie in de EU te helpen bevorderen. De communicatie zal onder meer plaatsvinden in het kader van belangrijke innovatie-evenementen die worden bijgewoond, via de sociale media, door de oprichting van een EIC-gemeenschap van innovators, door contacten te onderhouden met belangrijke media die aandacht besteden aan innovatie, door gezamenlijke evenementen met starterscentra te organiseren en via acceleratieknooppunten. De raad van bestuur van het EIT en het EIC-college zullen samenwerken om synergieën te benutten en de toegevoegde waarde voor innovators en ondernemers in de Unie te vergroten.
Amendement 239
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 1 – punt 1.2 – punt 1.2.1 – alinea 2
Het Adviescollege van de EIC zal aanbevelingen aan de Commissie doen met betrekking tot innovatietrends of initiatieven in verband met innovatie die nodig zijn om het innovatie-ecosysteem van de EU te verbeteren en te stimuleren, met inbegrip van eventuele regelgevingsbelemmeringen. In de adviezen moeten ook opkomende innovatiegebieden worden gesignaleerd waarmee rekening moet worden gehouden in de activiteiten in het kader van de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen" en missies. Verwacht wordt dat het Adviescollege aldus zal bijdragen tot de algehele samenhang van het programma Horizon Europa.
Het Adviescollege van de EIC zal samen met de raad van bestuur van het EIT aanbevelingen aan de Commissie doen met betrekking tot innovatietrends of initiatieven in verband met innovatie die nodig zijn om het innovatie-ecosysteem van de EU te verbeteren en te stimuleren, met inbegrip van eventuele technische en regelgevingsbelemmeringen. In de adviezen moeten ook opkomende innovatiegebieden worden gesignaleerd waarmee rekening moet worden gehouden in de activiteiten in het kader van de pijler "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen" en missies. Verwacht wordt dat het Adviescollege aldus zal bijdragen tot de algehele samenhang van het programma Horizon Europa.
Amendement 240
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 1 – punt 1.2 – punt 1.2.2 – alinea 5
De programmabeheerders zullen in het bijzonder toezicht houden op de uitvoering van de oproepen in het kader van de Pathfinder, en een evaluatierangschikking voorstellen met het oog op een consistente strategische projectenportefeuille, waarvan verwacht wordt dat zij essentiële bijdragen zal leveren aan het ontstaan van mogelijke maatschappelijke of economische marktcreërende innovaties.
De programmabeheerders zullen in het bijzonder toezicht houden op de uitvoering van de oproepen in het kader van de Pathfinder, en een evaluatierangschikking voorstellen, op basis van duidelijke en transparante criteria die in de verordening zijn vastgesteld, overeenkomstig een strategische projectenportefeuille, waarvan verwacht wordt dat zij essentiële bijdragen zal leveren aan het ontstaan van mogelijke wetenschappelijke, maatschappelijke of economische radicaal nieuwe toekomstige technologieën of marktcreërende innovaties.
Amendement 241
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 2 – punt 2.1 – alinea 1
Om het innovatiepotentieel van onderzoekers, ondernemers, de industrie en de samenleving als geheel volledig te benutten, moet de EU op alle niveaus werken aan een betere omgeving waarin innovatie kan gedijen. Dit betekent dat moet worden gewerkt aan de ontwikkeling van een doeltreffend innovatie-ecosysteem op EU-niveau, en dat samenwerking, netwerkvorming en de uitwisseling van ideeën, financiële middelen en vaardigheden tussen nationale en lokale innovatie-ecosystemen moeten worden aangemoedigd.
Om het innovatiepotentieel van onderzoekers, ondernemers, de industrie en de samenleving als geheel volledig te benutten, moet de EU op alle niveaus werken aan een betere omgeving waarin innovatie kan gedijen. Dit betekent dat moet worden gewerkt aan de ontwikkeling van een doeltreffend innovatie-ecosysteem op EU-niveau, en dat samenwerking, netwerkvorming en de uitwisseling van ideeën, de ontwikkeling van processen voor open innovatie, financiële middelen en vaardigheden tussen nationale en lokale innovatie-ecosystemen moeten worden aangemoedigd.
Amendement 242
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 2 – punt 2.1 – alinea 2
De EU moet ook streven naar de ontwikkeling van ecosystemen die, behalve aan innovatie in het bedrijfsleven, ook steun verlenen aan sociale innovatie en innovatie in de overheidssector. De overheidssector moet namelijk zelf innoveren en vernieuwen om de bestuurlijke en regelgevingsomslag te kunnen maken die nodig is om de grootschalige toepassing van nieuwe technologieën te ondersteunen en te kunnen voldoen aan de groeiende vraag van burgers naar efficiëntere en doelmatigere dienstverlening. Sociale innovaties zijn cruciaal om de welvaart van onze samenlevingen te vergroten.
De EU moet ook streven naar de ontwikkeling van ecosystemen die, behalve aan innovatie in het bedrijfsleven, ook steun verlenen aan sociale innovatie, en kennisoverdracht en innovatie in de overheidssector aanmoedigen. De overheidssector moet namelijk zelf innoveren en vernieuwen om de bestuurlijke en regelgevingsomslag te kunnen maken die nodig is om de grootschalige toepassing van innovaties, met inbegrip van nieuwe technologieën, te ondersteunen en te kunnen voldoen aan de groeiende vraag van burgers naar efficiëntere en doelmatigere dienstverlening. Sociale innovaties zijn cruciaal om de welvaart van onze samenlevingen te vergroten. Als grootste innovatienetwerk van Europa zal het EIT een belangrijke rol spelen bij de ontwikkeling van deze ecosystemen en bij de uitvoering van deze prioriteit. Zij pleiten voor de gewenste interregionale samenwerking door innovatie-ecosystemen op pan-Europese schaal met elkaar te verbinden.
Amendement 243
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 2 – punt 2.2 – alinea 1 – inleidende formule
In eerste instantie zal de Commissie een EIC-forum opzetten, waaraan de overheidsinstanties en -organen van de lidstaten en de geassocieerde landen zullen deelnemen die belast zijn met het nationale innovatiebeleid en nationale innovatieprogramma's, teneinde de coördinatie van en de dialoog over de ontwikkeling van het innovatie-ecosysteem van de EU te verbeteren. In dit EIC-forum zal de Commissie:
In eerste instantie zal de Commissie een innovatieforum opzetten, waaraan de overheidsinstanties en -organen van de lidstaten en de geassocieerde landen zullen deelnemen die belast zijn met het nationale innovatiebeleid en nationale innovatieprogramma's, teneinde de coördinatie van en de dialoog over de ontwikkeling van het innovatie-ecosysteem van de EU te verbeteren. In dit innovatieforum zullen de betrokken belanghebbenden en EU-organen, waaronder het EIT, het Adviescollege van de EIC en de Commissie:
Amendement 244
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 2 – punt 2.2 – alinea 1 – streepje 3
–  de coördinatie verbeteren tussen nationale innovatieprogramma's en de EIC, teneinde operationele synergieën te bevorderen en overlappingen te vermijden, door gegevens over de programma's en de uitvoering ervan, middelen en deskundigheid, analyse en monitoring van trends in de technologie en innovatie uit te wisselen en de respectieve gemeenschappen van innovators met elkaar te verbinden;
–  de coördinatie verbeteren tussen nationale programma's, het EIT en de EIC, teneinde operationele synergieën te bevorderen en overlappingen te vermijden, door gegevens over de programma's en de uitvoering ervan, middelen en deskundigheid, analyse en monitoring van trends in de technologie en innovatie uit te wisselen en de respectieve gemeenschappen van innovators met elkaar te verbinden;
Amendement 245
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 2 – punt 2.2 – alinea 2
Er zullen activiteiten worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat de typen acties van de EIC, met hun specifieke focus op baanbrekende innovatie, een nuttige aanvulling vormen op de activiteiten die worden uitgevoerd door de lidstaten en de geassocieerde landen, maar ook door particuliere initiatieven, teneinde steun te verlenen voor alle soorten innovatie, en alle innovators in de hele EU te bereiken en adequaat en beter te ondersteunen.
Er zullen activiteiten worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat de typen acties van het EIT en de EIC, met hun specifieke focus op innovatie, een nuttige aanvulling en samenwerking vormen op de activiteiten die worden uitgevoerd door de lidstaten en de geassocieerde landen, maar ook door particuliere initiatieven, teneinde steun te verlenen voor alle soorten innovatie, en alle innovators in de hele EU te bereiken en adequaat en beter te ondersteunen.
Amendement 246
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 2 – punt 2.2 – alinea 3 – inleidende formule
De EU zal daartoe:
De betrokken EU-organen zullen daartoe:
Amendement 247
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 2 – punt 2.2 – alinea 3 – streepje 1
–  ondersteuning en medefinanciering verlenen aan gezamenlijke innovatieprogramma's die beheerd worden door autoriteiten die op nationaal, regionaal of lokaal niveau belast zijn met innovatiebeleid en -programma's van de overheid, waarbij ook particuliere entiteiten die innovatie en innovators ondersteunen als partner betrokken mogen zijn. Dergelijke vraaggestuurde gezamenlijke programma's kunnen onder meer gericht zijn op steun in de aanvangsfase en voor haalbaarheidsstudies, samenwerking tussen universiteiten en ondernemingen, steun voor gezamenlijk onderzoek van kleine en middelgrote hightechondernemingen, technologie- en kennisoverdracht, internationalisering van kleine en middelgrote ondernemingen, marktanalyse en marktontwikkeling, digitalisering van kleine en middelgrote lowtechondernemingen, financieringsinstrumenten voor activiteiten betreffende innovaties die vrijwel marktrijp zijn of marktintroductie en sociale innovatie. Er kunnen ook gezamenlijke initiatieven in verband met openbare aanbestedingen in worden opgenomen die ervoor zorgen dat innovaties in de publieke sector worden afgenomen, in het bijzonder ter ondersteuning van de ontwikkeling van nieuw beleid. Daarmee kan de innovatie in de publieke dienstverlening in het bijzonder worden gestimuleerd en kunnen marktkansen worden geboden aan Europese innovators;
–  ondersteuning en medefinanciering verlenen aan gezamenlijke innovatieprogramma's die beheerd worden door autoriteiten die op nationaal, regionaal of lokaal niveau belast zijn met innovatiebeleid en -programma's van de overheid, waarbij ook particuliere entiteiten die innovatie en innovators ondersteunen als partner betrokken moeten zijn. Dergelijke vraag- en aanbodgestuurde gezamenlijke programma's kunnen onder meer gericht zijn op steun in de aanvangsfase en voor haalbaarheidsstudies, samenwerking tussen universiteiten, onderzoeksinstellingen en ondernemingen, steun voor gezamenlijk onderzoek van kleine en middelgrote hightechondernemingen, technologie- en kennisoverdracht, internationalisering van kleine en middelgrote ondernemingen, marktanalyse en marktontwikkeling, digitalisering van kleine en middelgrote lowtechondernemingen, financieringsinstrumenten voor activiteiten betreffende innovaties die vrijwel marktrijp zijn of marktintroductie en sociale innovatie. Er kunnen ook gezamenlijke initiatieven in verband met openbare aanbestedingen in worden opgenomen die ervoor zorgen dat innovaties in de publieke sector worden afgenomen, in het bijzonder ter ondersteuning van de ontwikkeling van nieuw beleid. Daarmee kan de innovatie in de publieke dienstverlening in het bijzonder worden gestimuleerd en kunnen marktkansen worden geboden aan Europese innovators; Wanneer deze programma's op lokaal niveau worden beheerd, moeten zij transnationale partnerschappen mogelijk maken, aansluiten bij de strategieën voor slimme specialisatie en synergieën met het EFRO in de betrokken regio's ondersteunen.
Amendement 248
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 2 – punt 2.2 – alinea 3 – streepje 2
–  steun verlenen voor gezamenlijke programma's voor diensten op het gebied van mentoring, coaching, technische bijstand en dergelijke, die in de nabijheid van innovators worden verleend door netwerken als het Enterprise Europe Network (EEN), clusters, pan-Europese platforms zoals Startup Europe, publieke en private lokale spelers op het gebied van innovatie, in het bijzonder starterscentra, en innovatieknooppunten, die bovendien onderling kunnen worden verbonden om partnerschap tussen innovators te bevorderen. Er kan ook steun worden verleend voor de verbetering van "soft skills" voor innovatie, bijvoorbeeld aan netwerken van beroepsopleidingsinstellingen, in nauwe samenwerking met het Europees Instituut voor innovatie en technologie;
–  steun verlenen voor gezamenlijke programma's voor diensten op het gebied van mentoring, coaching, technische bijstand en dergelijke, die in de nabijheid van innovators worden verleend door netwerken als het Enterprise Europe Network (EEN), clusters, pan-Europese platforms zoals Startup Europe, publieke en private lokale spelers op het gebied van innovatie, in het bijzonder starterscentra, en innovatieknooppunten, die bovendien onderling kunnen worden verbonden om partnerschap tussen innovators te bevorderen. Er moet ook steun worden verleend voor de verbetering van "soft skills" voor innovatie, bijvoorbeeld aan netwerken van beroepsopleidingsinstellingen, in nauwe samenwerking met het EIT;
Amendement 249
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 3 – punt 3.1 – alinea 1
Zoals duidelijk is aangegeven in het verslag van de groep op hoog niveau inzake het optimaal benutten van het effect van de O&I-programma's van de EU (de Lamy-groep) is de beste weg voorwaarts "educatie voor de toekomst en investeren in mensen die de verandering gaan doorvoeren". De Europese universiteiten worden in het bijzonder opgeroepen ondernemerschap te stimuleren, grenzen tussen vakgebieden te slechten en een vaste plaats te bieden aan sterke vakgebiedoverstijgende samenwerking tussen het bedrijfsleven en de academische wereld. Uit recente enquêtes blijkt dat de toegang tot talent veruit de belangrijkste factor is die een rol speelt bij de locatiekeuze van Europese startende ondernemingen. Onderwijs in ondernemerschap en opleidingskansen spelen een doorslaggevende rol bij de kweek van toekomstige innovators en de ontwikkeling van de vaardigheden van bestaande innovators om hun ondernemingen succesvoller te maken. Toegang tot ondernemerstalent, toegang tot professionele diensten, kapitaal en markten op EU-niveau, en het samenbrengen van de belangrijkste partijen bij innovatie rond een gezamenlijk doel, vormen essentiële elementen van de bevordering van een innovatie-ecosysteem. De inspanningen in de hele EU moeten worden gecoördineerd om een kritische massa van onderling verbonden ondernemingsclusters en ecosystemen in de hele EU te creëren.
Zoals duidelijk is aangegeven in het verslag van de groep op hoog niveau inzake het optimaal benutten van het effect van de O&I-programma's van de EU (de Lamy-groep) is de beste weg voorwaarts "educatie voor de toekomst en investeren in mensen die de verandering gaan doorvoeren". De Europese universiteiten worden in het bijzonder opgeroepen ondernemerschap te stimuleren, grenzen tussen vakgebieden te slechten en een vaste plaats te bieden aan sterke vakgebiedoverstijgende samenwerking tussen het bedrijfsleven en de academische wereld. Uit recente enquêtes blijkt dat de toegang tot talent veruit de belangrijkste factor is die een rol speelt bij de locatiekeuze van Europese startende ondernemingen. Onderwijs in ondernemerschap en opleidingskansen spelen een doorslaggevende rol bij de kweek van toekomstige innovators en de ontwikkeling van de vaardigheden van bestaande innovators om hun ondernemingen succesvoller te maken. Toegang tot ondernemerstalent, toegang tot professionele diensten, kapitaal en markten op EU-niveau, en het samenbrengen van de belangrijkste partijen bij innovatie rond een gezamenlijk doel, vormen essentiële elementen van de bevordering van een innovatie-ecosysteem en de totstandbrenging van bewezen modellen voor innovatie en van beste praktijken op regionaal, nationaal en Europees niveau. De inspanningen in de hele EU moeten worden gecoördineerd om een kritische massa van onderling verbonden ondernemingsclusters en ecosystemen in de hele EU te creëren.
Amendement 250
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 3 – punt 3.1 – alinea 1 bis (nieuw)
Op dit ogenblik is het EIT het grootste geïntegreerde innovatie-ecosysteem van Europa, met meer dan 1 000 uitstekende partners uit het bedrijfsleven, onderzoek en onderwijs, en daarbuiten. Het innovatiemodel van het EIT werkt en blijft bijzonder relevant voor het wegnemen van belemmeringen voor innovatie op het niveau van de lidstaten en op regionaal niveau. Het EIT zal deze kwesties aanpakken door structurele veranderingen in het Europese innovatielandschap te bevorderen. Het zal dat doen door de integratie van onderwijs, onderzoek en innovatie van het hoogste niveau te stimuleren, met name via zijn kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's), en zo een nieuw klimaat te scheppen dat bevorderlijk is voor innovatie en door een nieuwe generatie ondernemende mensen te helpen en te steunen alsmede door de oprichting van innovatieve spin-offs en startende ondernemingen te stimuleren.
Amendement 251
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 3 – punt 3.1 – alinea 2 – inleidende formule
Er zijn nog inspanningen nodig om ecosystemen te ontwikkelen waarin onderzoekers, innovators, industriële ondernemingen en overheden eenvoudig kunnen samenwerken. De innovatie-ecosystemen werken door een aantal oorzaken nog niet optimaal:
Er zijn nog inspanningen nodig om ecosystemen te ontwikkelen en te bevorderen waarin onderzoekers, innovators, industriële ondernemingen en overheden eenvoudig kunnen samenwerken. De innovatie-ecosystemen werken door een aantal oorzaken nog niet optimaal:
Amendement 252
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 3 – punt 3.1 – alinea 3
Om toekomstige uitdagingen het hoofd te bieden, de kansen van nieuwe technologieën te benutten en bij te dragen tot duurzame economische groei, banen, concurrentievermogen en het welzijn van de burgers in Europa, moet de innovatiecapaciteit van Europa verder worden versterkt door: bevordering van de creatie van nieuwe omgevingen die samenwerking en innovatie in de hand werken; versterking van het innoverend vermogen van de universiteits- en onderzoekssector; ondersteuning van een nieuwe generatie ondernemers; bevordering van de oprichting en ontwikkeling van innovatieve ondernemingen.
Om toekomstige uitdagingen het hoofd te bieden, de kansen van nieuwe technologieën te benutten en bij te dragen tot duurzame economische groei, banen, concurrentievermogen en het welzijn van de burgers in Europa, moet de innovatiecapaciteit van Europa verder worden versterkt door: bevordering van de creatie van nieuwe omgevingen die samenwerking en innovatie in de hand werken; versterking van het innoverend vermogen van de universiteits- en onderzoekssector; ondersteuning van een nieuwe generatie ondernemers en onderzoekers; bevordering van de oprichting en ontwikkeling van innovatieve ondernemingen, alsook het onder de aandacht brengen van en het geven van zichtbaarheid aan de resultaten van onderzoek en innovatie van EU-financiering bij het grote publiek.
Amendement 253
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 3 – punt 3.1 – alinea 4 bis (nieuw)
Het EIT zal deze uitdagingen aangaan in overeenstemming met zijn strategische doelstellingen voor de periode 2021-2027, die in het wetgevingsvoorstel voor de strategische innovatieagenda van het EIT moeten worden vastgelegd.
Amendement 254
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.1 – alinea 1
Het EIT zal een grotere rol spelen bij de versterking van duurzame innovatie-ecosystemen in heel Europa. Daarbij zal het EIT hoofdzakelijk gebruik blijven maken van zijn kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's), de grootschalige Europese partnerschappen die specifieke maatschappelijke uitdagingen aanpakken. Het zal de omringende innovatie-ecosystemen blijven versterken door de integratie van onderzoek, innovatie en onderwijs te bevorderen. Voorts zal het EIT zijn regionaal innovatieprogramma (EIT-RIS) uitbreiden om slecht presterende regio's in heel Europa de innovatiekloof te helpen overbruggen. Het EIT zal werken met innovatie-ecosystemen die veelbelovend zijn vanwege hun strategie, thematische afstemming en impact, in nauwe synergie met de strategieën en platforms voor slimme specialisatie.
Het EIT zal een grotere rol spelen bij de versterking van duurzame innovatie-ecosystemen in heel Europa door oplossingen aan te reiken voor de meest urgente wereldwijde uitdagingen waarmee onze samenlevingen worden geconfronteerd. Daarbij zal het EIT hoofdzakelijk gebruik blijven maken van zijn kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's), de grootschalige Europese partnerschappen die specifieke maatschappelijke uitdagingen aanpakken. De KIG's zullen de omringende innovatie-ecosystemen blijven versterken door de integratie van onderzoek, innovatie en onderwijs te bevorderen. Voorts zal het EIT zijn regionaal innovatieprogramma (EIT-RIS) uitbreiden om slecht presterende regio's in heel Europa de innovatiekloof te helpen overbruggen. Het EIT zal werken met innovatie-ecosystemen die veelbelovend zijn vanwege hun strategie, thematische afstemming en impact, in nauwe synergie met de strategieën en platforms voor slimme specialisatie.
Amendement 255
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.1 – alinea 2 – streepje 1
–  Versterking van de doeltreffendheid van de bestaande KIG's en oprichting van nieuwe KIG's voor een beperkt aantal thematische gebieden;
–  Versterking van de doeltreffendheid van de bestaande KIG's en oprichting van nieuwe KIG's om wereldwijde uitdagingen aan te pakken;
Amendement 256
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.1 – alinea 2 – streepje 2
–  regio's in landen die matig presteren op het gebied van innovatie sneller op weg helpen naar excellente prestaties.
–  regio's in landen die matig presteren op het gebied van innovatie sneller op weg helpen naar excellente prestaties, in nauwe samenwerking met de relevante regionale fondsen.
Amendement 257
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.2 – alinea 1
De onderwijsactiviteiten van het EIT zullen worden versterkt om innovatie en ondernemerschap te bevorderen door beter onderwijs en betere opleidingen. Er zal meer nadruk komen te liggen op de ontwikkeling van menselijk kapitaal, door uitbreiding van de bestaande onderwijsprogramma's van de KIG's van het EIT om studenten en professionals hoogwaardige onderwijsprogramma's op basis van innovatie en ondernemerschap te blijven bieden, die in het bijzonder passen in de EU-strategie voor de industrie en vaardigheden. Daarbij kan het gaan om onderzoekers en innovators die ondersteund worden in het kader van andere delen van Horizon Europa, in het bijzonder MSCA. Het EIT zal ook steun verlenen voor de verlenging van het initiatief "Europese universiteiten" en de opname van die universiteiten in innovatie-ecosystemen, door bevordering en vergroting van het ondernemerschapspotentieel en de ondernemerschapscapaciteiten ervan en door de universiteiten aan te moedigen beter te anticiperen op de nieuwe vaardigheidsbehoeften.
De onderwijsactiviteiten van het EIT zullen worden versterkt om innovatie en ondernemerschap te bevorderen door beter onderwijs en betere opleidingen, met inbegrip van beroepsopleidingen. Er zal meer nadruk komen te liggen op de ontwikkeling van menselijk kapitaal, door uitbreiding van de bestaande onderwijsprogramma's van de KIG's van het EIT om studenten en professionals hoogwaardige onderwijsprogramma's op basis van innovatie en ondernemerschap te blijven bieden, die in het bijzonder passen in de EU-strategie voor de industrie en vaardigheden. Daarbij kan het gaan om onderzoekers en innovators die ondersteund worden in het kader van andere delen van Horizon Europa, in het bijzonder MSCA. Het EIT zal ook steun verlenen voor de verlenging van het initiatief "Europese universiteiten" en de opname van die universiteiten in innovatie-ecosystemen, door bevordering en vergroting van het ondernemerschapspotentieel en de ondernemerschapscapaciteiten ervan en door de universiteiten aan te moedigen beter te anticiperen op de nieuwe vaardigheidsbehoeften.
Amendement 258
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.2 – alinea 2 – streepje 1
–  Ontwikkeling van innovatieve onderwijsprogramma's die rekening houden met de toekomstige behoeften van de industrie en van horizontale programma's die aan studenten, ondernemers en professionals in heel Europa en daarbuiten worden aangeboden, waarin specialistische en sectorspecifieke kennis wordt gecombineerd met ondernemers- en innovatievaardigheden, bijvoorbeeld op het gebied van digitale en sleuteltechnologieën en hightech;
–  Ontwikkeling van innovatieve onderwijsprogramma's die rekening houden met de toekomstige behoeften van de industrie en de samenleving, en van horizontale programma's die aan studenten, ondernemers en professionals in heel Europa en daarbuiten worden aangeboden, waarin specialistische en sectorspecifieke kennis wordt gecombineerd met ondernemers- en innovatievaardigheden, bijvoorbeeld op het gebied van digitale en sleuteltechnologieën en hightech;
Amendement 259
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.2 – alinea 2 – streepje 3
–  ontwikkeling van de innovatie- en ondernemerschapscapaciteiten van het hoger onderwijs door een koppeling tot stand te brengen tussen onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven en zo een hefboomwerking te geven aan de in de EIT-gemeenschap aanwezige deskundigheid;
–  ontwikkeling en verspreiding van de innovatie- en ondernemerschapscapaciteiten van het hoger onderwijs door een koppeling tot stand te brengen tussen onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven en zo een hefboomwerking te geven aan de in de EIT-gemeenschap aanwezige deskundigheid en deze te bevorderen;
Amendement 260
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.2 – alinea 2 – streepje 4 bis (nieuw)
–  EIT Awards, d.w.z. de gevestigde erkenningsprijs van het EIT voor de ontwikkeling van innovatieve oplossingen voor wereldwijde uitdagingen en het belonen van jonge talenten en innovators.
Amendement 261
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler II – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.3 – inleidende formule
3.2.3  Nieuwe oplossingen gereedmaken voor de markt
3.2.3  Nieuwe oplossingen voor wereldwijde uitdagingen
Amendement 262
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.3 – alinea 1
Het EIT zal ondernemers, innovators, opleiders, studenten en andere partijen bij innovatie stimuleren en in staat stellen in multidisciplinaire teams samen te werken aan de ontwikkeling van ideeën en de omzetting van die ideeën in zowel stapsgewijze als disruptieve innovaties. De activiteiten zullen berusten op een grensoverschrijdende "open innovatie"-benadering, waarbij de nadruk zal liggen op de relevante activiteiten van de kennisdriehoek die tot succes kunnen leiden (zo kunnen de ontwikkelaars van het project betere toegang krijgen tot: afgestudeerden met specifieke kwalificaties, starters met innovatieve ideeën, bedrijven in het buitenland met relevante aanvullende middelen enz.).
Het EIT zal ondernemers, innovators, ontwerpers, opleiders, studenten en andere partijen bij innovatie stimuleren en in staat stellen in multidisciplinaire teams samen te werken aan de ontwikkeling van ideeën en de omzetting van die ideeën in zowel stapsgewijze als disruptieve innovaties. De activiteiten zullen berusten op een grensoverschrijdende "open innovatie"-benadering, waarbij de nadruk zal liggen op de relevante activiteiten van de kennisdriehoek die tot succes kunnen leiden (zo kunnen de ontwikkelaars van het project betere toegang krijgen tot: afgestudeerden met specifieke kwalificaties, starters met innovatieve ideeën, bedrijven in het buitenland met relevante aanvullende middelen enz.).
Amendement 263
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.3 – alinea 2 – streepje 1
–  Ondersteuning van de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten, waarbij de actoren van de kennisdriehoek samenwerken om oplossingen gereed te maken voor de markt;
–  Ondersteuning om onderzoek om te zetten in de ontwikkeling van nieuwe producten, diensten en markten, waarbij de actoren van de kennisdriehoek samenwerken om oplossingen te vinden voor wereldwijde uitdagingen;
Amendement 264
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.4 – alinea 2 – streepje 2
–  planning en uitvoering van EIT-activiteiten om maximale synergie en complementariteit te bereiken met de acties in het kader van de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen";
–  planning en uitvoering van EIT-activiteiten om maximale synergie en complementariteit te bereiken met de acties in het kader van de pijlers "Open en excellente wetenschap" en "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen" en, waar nodig, een bijdrage te leveren aan deze acties;
Amendement 265
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.4 – alinea 2 – streepje 3
–  overleg met de EU-lidstaten op zowel nationaal als regionaal niveau, instelling van een gestructureerde dialoog en coördinatie van de inspanningen om synergieën met bestaande nationale initiatieven mogelijk te maken, teneinde goede praktijken en geleerde lessen te signaleren, uit te wisselen en te verspreiden;
–  overleg met de EU-lidstaten op zowel nationaal als regionaal niveau, instelling van een gestructureerde dialoog en coördinatie van de inspanningen om synergieën met bestaande en toekomstige nationale initiatieven mogelijk te maken, teneinde goede praktijken en geleerde lessen te signaleren, uit te wisselen en te verspreiden;
Amendement 266
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.4 – alinea 2 – streepje 3 bis (nieuw)
–  delen en verspreiden van innovatieve praktijken en leerervaringen en bijdragen tot het innovatiebeleid in Europa, in voorkomend geval in samenhang en nauwe samenwerking met andere delen van Horizon Europa.
Amendement 267
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – pijler III – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.4 – alinea 2 – streepje 4
–  levering van input aan de besprekingen over het innovatiebeleid en bijdragen aan de uitvoering van de EU-beleidsprioriteiten door voortdurend samen te werken met alle betrokken diensten van de Europese Commissie, andere EU-programma's en de belanghebbenden daarbij, en nader onderzoek van de mogelijkheden in het kader van beleidsuitvoeringsinitiatieven;
–  levering van input aan de besprekingen over het innovatiebeleid en bijdragen aan het ontwerp en de uitvoering van de EU-beleidsprioriteiten door voortdurend samen te werken met alle betrokken diensten van de Europese Commissie, andere EU-programma's en de belanghebbenden daarbij, en nader onderzoek van de mogelijkheden in het kader van beleidsuitvoeringsinitiatieven;
Amendement 268
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – onderdeel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte" – alinea 5
De EU moet nu hogere eisen stellen aan de kwaliteit en impact van haar onderzoeks- en innovatiesysteem, waarvoor de Europese Onderzoeksruimte (EOR)20 nieuw leven moet worden ingeblazen en beter moet worden ondersteund door het kaderprogramma van de EU voor onderzoek en innovatie. Er is met name behoefte aan een reeks samenhangende, maar toch op maat gemaakte EU-maatregelen21, in combinatie met hervormingen en prestatieverbeteringen op nationaal niveau (waaraan de door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling gesteunde strategieën voor slimme specialisatie een bijdrage kunnen leveren) en, anderzijds, institutionele veranderingen in onderzoekfinancierende en onderzoekverrichtende organisaties, waaronder universiteiten. Door op EU-niveau de krachten te bundelen, kunnen synergieën worden benut en kan de vereiste schaalgrootte worden bereikt om de ondersteuning van nationale beleidshervormingen efficiënter te maken en een groter effect te doen sorteren.
De EU moet nu hogere eisen stellen aan de kwaliteit en impact van haar onderzoeks- en innovatiesysteem, waarvoor de Europese Onderzoeksruimte (EOR)20 nieuw leven moet worden ingeblazen en beter moet worden ondersteund door het kaderprogramma van de EU voor onderzoek en innovatie. Er is met name behoefte aan een reeks samenhangende, maar toch op maat gemaakte EU-maatregelen21, in combinatie met hervormingen en prestatieverbeteringen op nationaal niveau (waaraan de door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling gesteunde strategieën voor slimme specialisatie een aanzienlijke bijdrage kunnen leveren, mits deze in overeenstemming zijn met sterke nationale onderzoeksstrategieën en -financiering) en, anderzijds, institutionele veranderingen in onderzoekfinancierende en onderzoekverrichtende organisaties, waaronder universiteiten. Door op EU-niveau de krachten te bundelen, kunnen synergieën worden benut en kan de vereiste schaalgrootte worden bereikt om de ondersteuning van nationale beleidshervormingen efficiënter te maken en een groter effect te doen sorteren.
__________________
__________________
20 Conclusies van de Raad over de routekaart voor de Europese Onderzoeksruimte, 19 mei 2015 [Zo nodig aanpassen].
20 Conclusies van de Raad over de routekaart voor de Europese Onderzoeksruimte, 19 mei 2015 [Zo nodig aanpassen].
21 Artikel 181, lid 2, VWEU.
21 Artikel 181, lid 2, VWEU.
Amendement 269
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – onderdeel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte" – cluster 1 – inleidende formule
1.  DELEN VAN EXCELLENTIE22
1.  VERSPREIDEN VAN EXCELLENTIE EN VERBREDEN VAN DEELNAME
__________________
__________________
22 Er zal een op excellentie op het gebied van onderzoek en innovatie gebaseerd criterium worden gebruikt om te bepalen in welke lidstaten en geassocieerde landen juridische entiteiten gevestigd moeten zijn om in aanmerking te komen voor het indienen van voorstellen als coördinatoren in het kader van "delen van excellentie". Dit criterium zal betrekking hebben op een combinatie van de omvang van de algemene economische prestaties (bbp), de onderzoeksprestaties en de innovatieprestaties, genormaliseerd voor de grootte van de betrokken landen. De landen die op basis van dit criterium worden aangewezen, worden aangeduid als "in aanmerking komende landen" in verband met het "delen van excellentie". Op grond van artikel 349 VWEU komen juridische entiteiten uit de ultraperifere gebieden ook volledig in aanmerking als coördinatoren in het kader van het "delen van excellentie".
Amendement 270
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – onderdeel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte" – cluster 1 – alinea 1
Het verkleinen van de verschillen in onderzoeks- en innovatieprestaties door kennis en deskundigheid in de hele EU te delen, zal de landen en regio's met mindere onderzoeks- en innovatieprestaties, waaronder de ultraperifere gebieden van de EU, een concurrentiepositie in de wereldwijde waardeketens helpen verwerven. Er kunnen ook activiteiten worden geïnitieerd om bij te dragen tot "brain circulation" in de hele EOR en betere benutting van de bestaande onderzoeksinfrastructuren in de betrokken landen (waaronder mogelijk die van gezamenlijk beheerde EU-programma's) door mobiliteit van onderzoekers en innovators.
Het verkleinen van de verschillen in onderzoeks- en innovatieprestaties door kennis en deskundigheid in de hele EU te delen en door de deelname aan het programma te verruimen, zal enerzijds de landen en de regio's met mindere onderzoeks- en innovatieprestaties, waaronder de ultraperifere en minder ontwikkelde gebieden van de EU, een concurrentiepositie in de wereldwijde waardeketens helpen verwerven en anderzijds de Unie helpen om het O&I-potentieel van alle lidstaten ten volle te benutten. Er kunnen ook activiteiten worden geïnitieerd om bij te dragen tot "brain circulation" in de hele EOR en betere benutting van de bestaande onderzoeksinfrastructuren in de betrokken landen (waaronder mogelijk die van gezamenlijk beheerde EU-programma's) door mobiliteit en virtuele samenwerkingsverbanden voor onderzoekers en innovators, en door bestaande O&I-netwerken en -initiatieven op basis van deze infrastructuren te versterken en waar nodig nieuwe op te zetten.
Amendement 271
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – onderdeel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte" – cluster 1 – alinea 3
Grote lijnen
Grote lijnen
–  Teamvorming, om in de in aanmerking komende landen nieuwe kenniscentra op te richten of bestaande kenniscentra te verbeteren, voortbouwend op partnerschappen tussen toonaangevende wetenschappelijke instellingen en partnerinstellingen;
–  Teamvorming, om in de in aanmerking komende landen nieuwe kenniscentra op te richten of bestaande kenniscentra te verbeteren, waaronder kleine en middelgrote onderzoeksinfrastructuren en door het EFRO gefinancierde kenniscentra, door samenwerking in alle onderzoeksfasen tussen toonaangevende wetenschappelijke instellingen en partnerinstellingen te bevorderen; de aanvragers moeten duidelijk aantonen dat de projecten verband houden met nationale en/of regionale O&I-strategieën om uit hoofde van deze grote lijn een aanvraag voor financiering te kunnen indienen.
–  samenwerkingsverbanden om een universiteit of onderzoeksorganisatie uit een in aanmerking komend land op een bepaald gebied aanzienlijk te versterken door haar te koppelen aan onderzoeksinstellingen van wereldklasse uit andere lidstaten of geassocieerde landen;
–  samenwerkingsverbanden om een universiteit of onderzoeksorganisatie uit een in aanmerking komend land op alle onderzoeksgebieden aanzienlijk te versterken door haar te koppelen aan onderzoeksinstellingen van wereldklasse uit andere lidstaten of geassocieerde landen; de aanvragers moeten duidelijk aantonen dat de projecten verband houden met nationale en/of regionale O&I-strategieën om uit hoofde van deze grote lijn een aanvraag voor financiering te kunnen indienen.
–  EOR-leerstoelen, om universiteiten of onderzoeksorganisaties te ondersteunen bij het aantrekken en behouden van personele middelen van hoge kwaliteit, onder leiding van een uitmuntende onderzoeker en onderzoeksleider (de "EOR-leerstoelhouder"), en om structurele veranderingen door te voeren om duurzaam excellente prestaties te leveren;
–  EOR-leerstoelen, om universiteiten of onderzoeksorganisaties te ondersteunen bij het aantrekken en behouden van personele middelen van hoge kwaliteit, onder leiding van een uitmuntende onderzoeker en onderzoeksleider (de "EOR-leerstoelhouder"), en om structurele veranderingen door te voeren om duurzaam excellente prestaties te leveren;
–  Europese samenwerking inzake wetenschap en technologie (COST), met ambitieuze voorwaarden voor de inclusie van in aanmerking komende landen, en andere maatregelen om wetenschappelijke netwerken te vormen, capaciteit op te bouwen en onderzoekers uit deze landen te ondersteunen bij de ontwikkeling van hun loopbaan. 80 % van het totale COST-budget zal worden besteed aan acties die volledig zijn afgestemd op de doelstellingen van dit actiegebied.
–  Europese samenwerking inzake wetenschap en technologie (COST), met ambitieuze voorwaarden voor de inclusie van in aanmerking komende landen, en andere maatregelen om wetenschappelijke netwerken te vormen, capaciteit op te bouwen en onderzoekers uit deze landen te ondersteunen bij de ontwikkeling van hun loopbaan. 80 % van het totale COST-budget zal worden besteed aan acties die volledig zijn afgestemd op de doelstellingen van dit actiegebied.
–  "excellentie-initiatieven", ter ondersteuning van vernieuwende initiatieven die gericht zijn op versterking van excellentie op het gebied van onderzoek en innovatie in de daarvoor in aanmerking komende landen, waaronder ondersteuning van opleidingen om de O&I-managementcapaciteiten te verbeteren, aantrekkelijkheidsprijzen, versterking van innovatie-ecosystemen en de totstandbrenging van O&I-netwerken, onder meer op basis van door de EU gefinancierde onderzoeksinfrastructuren. de aanvragers moeten duidelijk aantonen dat de projecten verband houden met nationale en/of regionale O&I-strategieën om uit hoofde van deze grote lijn een aanvraag voor financiering te kunnen indienen.
–  verruiming van beurzen en prijzen om uitstekende onderzoekers van alle nationaliteiten aan te trekken en hen in staat te stellen nieuwe kennis te verwerven en deze over te dragen naar landen waar verbredende maatregelen worden verricht. De prijzen worden met name uitgereikt voor projecten die wetenschappers aantrekken die zich willen vestigen in landen waar verbredende maatregelen worden verricht. Deze actie vormt een aanvulling op andere delen van het programma, met name in het kader van Marie Skłodowska-Curie.
Amendement 272
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – onderdeel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte" – cluster 1 – alinea 5
Dit actiegebied zal bijdragen tot de verwezenlijking van de volgende specifieke doelstellingen van Horizon Europa: excellentie in de hele EU verspreiden en met elkaar verbinden; versterking van de creatie van kwalitatief hoogwaardige kennis; vergroting van de sectoroverschrijdende, interdisciplinaire en grensoverschrijdende samenwerking.
De prioriteit "verspreiden van excellentie en verbreden van deelname" zal bijdragen tot de verwezenlijking van de volgende specifieke doelstellingen van Horizon Europa: excellentie in de hele EU verspreiden en met elkaar verbinden en zorgen voor een ruimere deelname aan het programma; versterking van de creatie van kwalitatief hoogwaardige kennis; vergroting van de sectoroverschrijdende, interdisciplinaire en grensoverschrijdende samenwerking. Alle acties moedigen synergieën met andere nationale en EU-fondsen aan, met name met het EFRO, het cohesiebeleid en ESF+, in overeenstemming met regionale onderzoeks- en innovatiestrategieën voor slimme specialisatie en operationele programma's.
Amendement 273
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – onderdeel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte" – cluster 2 – alinea 2 – streepje 5
–  zorgen dat onderzoekers beschikken over een aantrekkelijke carrièreomgeving en de vaardigheden en competenties die in de moderne kenniseconomie nodig zijn25. De EOR en de Europese ruimte voor hoger onderzoek met elkaar verbinden, door steun te verlenen voor de modernisatie van universiteiten en andere onderzoeks- en innovatieorganisaties, via erkennings- en beloningsmechanismen om acties op nationaal niveau aan te moedigen, alsook stimulansen ter bevordering van de toepassing van openwetenschapspraktijken, ondernemerschap (en banden met innovatie-ecosystemen), vakgebiedoverschrijdende benaderingen, betrokkenheid van burgers, mobiliteit tussen landen en sectoren, gendergelijkheidsplannen en brede benaderingen voor institutionele veranderingen. In dit verband, ook aanvulling van de steun van het Erasmusprogramma voor het initiatief "Europese universiteiten", inzonderheid de onderzoeksdimensie daarvan, als onderdeel van de ontwikkeling van nieuwe gezamenlijke en geïntegreerde duurzame en langetermijnstrategieën inzake onderwijs, onderzoek en innovatie, op basis van vakgebied- en sectoroverschrijdende benaderingen om van de kennisdriehoek een realiteit te maken en een impuls aan de economische groei te geven;
–  zorgen dat onderzoekers beschikken over een aantrekkelijke carrièreomgeving en de vaardigheden en competenties die in de moderne kenniseconomie nodig zijn25. De EOR en de Europese ruimte voor hoger onderzoek met elkaar verbinden, door steun te verlenen voor de modernisatie van universiteiten en andere onderzoeks- en innovatieorganisaties, via erkennings- en beloningsmechanismen om acties op nationaal niveau aan te moedigen, alsook stimulansen ter bevordering van de toepassing van openwetenschapspraktijken, ondernemerschap (en banden met innovatie-ecosystemen), vakgebiedoverschrijdende benaderingen, betrokkenheid van burgers en het maatschappelijk middenveld, mobiliteit tussen landen en sectoren, gendergelijkheidsplannen en brede benaderingen voor institutionele veranderingen. In dit verband, ook aanvulling van de steun van het Erasmusprogramma voor het initiatief "Europese universiteiten", inzonderheid middels het financieren van onderzoek en innovatieprojecten binnen deze netwerken, als onderdeel van de ontwikkeling van nieuwe gezamenlijke en geïntegreerde duurzame en langetermijnstrategieën inzake onderwijs, onderzoek en innovatie, op basis van vakgebied- en sectoroverschrijdende benaderingen om van de kennisdriehoek een realiteit te maken en een impuls aan de economische groei te geven;
__________________
__________________
25 Met name in het licht van het Europees Handvest voor Onderzoekers, de Gedragscode voor de Rekrutering van Onderzoekers, Euraxess en het pensioenfonds Resaver.
25 Met name in het licht van het Europees Handvest voor Onderzoekers, de Gedragscode voor de Rekrutering van Onderzoekers, Euraxess en het pensioenfonds Resaver.
Amendement 274
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – onderdeel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte" – cluster 2 – alinea 2 – streepje 6
–  burgerwetenschap, ondersteuning van alle soorten formeel, niet-formeel en informeel wetenschapsonderwijs, met inbegrip van betrokkenheid van burgers bij de gezamenlijke vaststelling van onderzoeks- en innovatieagenda's en -beleid ("co-ontwerp") en bij de gezamenlijke creatie van wetenschappelijke inhoud en innovatie via vakgebiedoverschrijdende activiteiten ("cocreatie");
–  burgerwetenschap, ondersteuning van alle soorten formeel, niet-formeel en informeel wetenschapsonderwijs, met inbegrip van het beoordelen van de belemmeringen voor en het aanmoedigen van de betrokkenheid van burgers bij de gezamenlijke vaststelling van onderzoeks- en innovatieagenda's en -beleid ("co-ontwerp") en bij de gezamenlijke creatie van wetenschappelijke inhoud en innovatie via vakgebiedoverschrijdende activiteiten ("cocreatie");
Amendement 275
Voorstel voor een besluit
Bijlage II
Samenstellingen van het programmacomité
Samenstellingen van het programmacomité
Lijst van samenstellingen van het programmacomité overeenkomstig artikel 12, lid 2:
Lijst van samenstellingen van het programmacomité overeenkomstig artikel 12, lid 2:
1.  Strategische samenstelling: strategisch overzicht over de uitvoering van het hele programma, samenhang tussen de verschillende delen van het programma, de missies en versterking van de Europese Onderzoekruimte;
1.  Strategische samenstelling: strategisch overzicht over de uitvoering van het hele programma, samenhang tussen de verschillende delen van het programma, de missies en versterking van de Europese Onderzoekruimte;
2.  Europese Onderzoeksraad (ERC) en de Marie Skłodowska-Curie-acties (MSCA);
2.  Europese Onderzoeksraad (ERC) en de Marie Skłodowska-Curie-acties (MSCA);
3.  Onderzoeksinfrastructuren;
3.  Onderzoeksinfrastructuren;
4.  Gezondheid;
4.  Gezondheid;
5.  Inclusieve en veilige samenleving;
5.  Inclusieve en creatieve samenleving;
5 bis.  Veilige samenleving;
6.  Digitaal en industrie;
6.  Digitaal, industrie en ruimtevaart;
7.  Klimaat, energie en mobiliteit;
7.  Klimaat, energie en mobiliteit;
8.  Levensmiddelen en natuurlijke hulpbronnen;
8.  Levensmiddelen, natuurlijke hulpbronnen en landbouw
9.  Europese Innovatieraad (EIC) en Europese innovatie-ecosystemen.
9.  Europese Innovatieraad (EIC) en Europese innovatie-ecosystemen.

(1) De zaak werd voor interinstitutionele onderhandelingen terugverwezen naar de bevoegde commissie op grond van artikel 59, lid 4, vierde alinea, van het Reglement (A8-0410/2018).


Pakket eengemaakte markt
PDF 121kWORD 48k
Resolutie van het Europees Parlement van 12 december 2018 over het pakket eengemaakte markt (2018/2903(RSP))
P8_TA(2018)0511RC-B8-0557/2018

Het Europees Parlement,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 28 oktober 2015 getiteld "De eengemaakte markt verbeteren: meer mogelijkheden voor mensen en ondernemingen" (COM(2015)0550),

–  gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 28 oktober 2015 getiteld "Verslag over de integratie van de eengemaakte markt en het concurrentievermogen in de EU en haar lidstaten" (SWD(2015)0203),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 6 mei 2015 getiteld "Strategie voor een digitale eengemaakte markt voor Europa" (COM(2015)0192),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 13 april 2011 getiteld "Akte voor de interne markt – Twaalf hefbomen voor het stimuleren van de groei en het versterken van het vertrouwen" (COM(2011)0206),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 3 oktober 2012 getiteld "Akte voor de interne markt II – Samen voor nieuwe groei" (COM(2012)0573),

–  gezien het verslag van 9 mei 2010 dat Mario Monti op verzoek van de voorzitter van de Europese Commissie heeft opgesteld, getiteld "Een nieuwe strategie voor de eengemaakte markt – ten dienste van de Europese economie en samenleving",

–  gezien zijn resolutie van 11 maart 2015 over de governance van de interne markt binnen het Europees semester 2015(1),

–  gezien zijn studie van september 2014, uitgevoerd in opdracht van de Commissie interne markt en consumentenbescherming, getiteld "The Cost of Non‑Europe in the Single Market",

–  gezien zijn studie van januari 2016, uitgevoerd in opdracht van de Commissie interne markt en consumentenbescherming, getiteld "A strategy for completing the Single Market: the trillion euro bonus",

–  gezien zijn resolutie van 26 mei 2016 over non-tarifaire belemmeringen in de interne markt(2), op basis van een verslag van de Commissie interne markt en consumentenbescherming,

–  gezien zijn resolutie van 26 mei 2016 over de strategie voor de interne markt(3), op basis van een verslag van de Commissie interne markt en consumentenbescherming,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 10 mei 2017 over de tussentijdse evaluatie van de uitvoering van de strategie voor de digitale interne markt – Een connectieve digitale interne markt (COM(2017)0228),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 22 november 2018 getiteld "De eengemaakte markt in een veranderende wereld – Een unieke troef die hernieuwde politieke betrokkenheid nodig heeft" (COM(2018)0772),

–  gezien artikel 123, leden 2 en 4, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de eengemaakte markt de hoeksteen is en blijft van Europese integratie en een zeer concurrerende sociale-markteconomie, en tevens een motor vormt voor groei en werkgelegenheid; overwegende dat dit verder naar voren is gekomen tijdens de recente onderhandelingen over de terugtrekking van het VK uit de EU;

B.  overwegende dat de wereld een proces van snelle en aanzienlijke verandering doormaakt, hetgeen ook gevolgen heeft voor de eengemaakte markt van de EU;

C.  overwegende dat het potentieel van de eengemaakte markt niet volledig wordt benut;

D.  overwegende dat de eengemaakte markt niet enkel vanuit economisch oogpunt kan worden beschouwd;

E.  overwegende dat eigen onderzoek van het Parlement laat zien dat voltooiing van de eengemaakte markt naar verwachting in de hele Unie tot een toename van het bbp met ten minste 1 biljoen EUR zal leiden, en dat met name in de dienstensector nog enorme winst kan worden geboekt;

F.  overwegende dat een strategische en alomvattende benadering nodig is en dat de respons op de uitdagingen zowel van politieke als technische aard moet zijn;

G.  overwegende dat de recente tekenen wat betreft de omzetting van wetgeving niet geruststellend zijn; overwegende dat volgens de mededeling van de Commissie over de eengemaakte markt in een veranderende wereld, de omzettingsachterstand voor 16 richtlijnen met omzettingstermijnen tussen december 2017 en mei 2018 in juni 2018 25 % bedroeg;

1.  is verheugd over de algemene doelstellingen van de mededeling van de Commissie over de eengemaakte markt in een veranderende wereld, op slechts enkele maanden voor de Europese verkiezingen van 2019 en nu de eengemaakte markt 25 jaar bestaat;

2.  benadrukt dat een goed functionerende eengemaakte markt tot de wezenlijke fundamenten van de Europese Unie behoort en dat de verdieping van de eengemaakte markt daarom weer bovenaan de politieke agenda moet worden geplaatst, aangezien zij zorgt voor vrijheid, kansen en welvaart in Europa, specifieke rechten en plichten voor burgers, werknemers, consumenten, ondernemers en bedrijven bewerkstelligt, en ten goede komt aan meer dan 500 miljoen Europeanen en meer dan 21 miljoen kleine en middelgrote ondernemingen;

3.  onderstreept dat de resterende ongerechtvaardigde belemmeringen in de eengemaakte markt zo spoedig mogelijk moeten worden weggewerkt om snel tastbare resultaten te kunnen behalen inzake groei, innovatie, nieuwe banen, keuze voor de consument en nieuwe bedrijfsmodellen;

4.  benadrukt dat de Unie zich moet inspannen om ervoor te zorgen dat het vrij verkeer van diensten op de eengemaakte markt dezelfde prioriteit krijgt als het vrij verkeer van goederen; onderstreept dat het vrij verkeer van diensten veel minder goed ontwikkeld is dan het vrij verkeer van goederen;

5.  benadrukt dat tarifaire belemmeringen op de eengemaakte markt weliswaar zijn afgeschaft, maar dat er een enorm aantal verschillende ongerechtvaardigde niet-tarifaire belemmeringen bestaat; benadrukt dat voor het versterken van de eengemaakte markt zowel op EU- als op nationaal niveau dringend actie ondernomen moet worden om deze ongerechtvaardigde belemmeringen aan te pakken;

6.  is van mening dat verdere integratie van de eengemaakte markt meer politieke moed en wil vereist dan 25 jaar geleden en dat meer moeite moet worden gedaan om de kloof tussen retoriek en resultaat te dichten en om de zwakke plekken ervan aan te pakken;

7.  is ervan overtuigd dat een gelijk speelveld van essentieel belang is om verdere integratie tot stand te brengen, met dezelfde regels voor alle spelers in alle lidstaten;

8.  merkt op dat slechts 7 % van de kleine en middelgrote ondernemingen online goederen en diensten aanbiedt aan afnemers in andere lidstaten en dat slechts 15 % van de consumenten deze mogelijkheid benut, en wijst erop dat de voltooiing van de digitale eengemaakte markt meer dan 415 miljard EUR kan opleveren en dat nieuwe banen kunnen worden gecreëerd;

9.  benadrukt dat uit deze gegevens duidelijk blijkt dat er dringend verdere inspanningen nodig zijn om het digitale domein volledig toegankelijk te maken voor burgers en ondernemingen en om het consumentenvertrouwen in de digitale dimensie te vergroten;

10.  dringt erop aan het achterhaalde onderscheid tussen "offline" en "digitale" eengemaakte markt niet langer te hanteren, aangezien digitale oplossingen onvermijdelijk deel uitmaken van de moderne economie en van de aangeboden producten en diensten, en aangezien elk aspect van de eengemaakte markt op het digitale tijdperk afgestemd moet zijn;

11.  vraagt de Commissie om met ambitieuze voorstellen te blijven werken aan de voltooiing van de digitale eengemaakte markt, met het oog op het vaststellen van moderne en doeltreffende gemeenschappelijke regels om consumenten te beschermen, overheden te helpen, het concurrentievermogen van Europese ondernemingen en kmo's te verbeteren en voor eerlijke mededinging te zorgen;

12.  is van mening dat het voor de bescherming en verdieping van de eengemaakte markt van cruciaal belang is de vier vrijheden krachtig te beschermen, namelijk het vrije verkeer van personen, diensten, goederen en kapitaal, zowel fysiek als online, en benadrukt dat alle actoren zich in de EU moeten houden aan gezamenlijk overeengekomen regels;

13.  wijst erop dat de ambitie van marktintegratie en de noodzaak om ongerechtvaardigde regelgevings- en administratieve belemmeringen weg te werken en toekomstbestendig te zijn, consequent weerspiegeld moeten worden in nieuwe wetgeving;

14.  wijst erop dat de eengemaakte markt in toenemende mate onder druk komt te staan van nationale regels die indruisen tegen de beginselen die eraan ten grondslag liggen, in het bijzonder nationale regels met gevolgen voor het vrije verkeer van goederen en diensten; erkent dat ongerechtvaardigde en onevenredige nationale maatregelen, alsook ongecoördineerde maatregelen, de eenheid en de doeltreffendheid van de eengemaakte markt in gevaar kunnen brengen; herinnert er echter aan dat bepaalde maatregelen legitiem en noodzakelijk kunnen zijn om doelstellingen van algemeen belang te beschermen zoals neergelegd in de verdragen;

15.  benadrukt dat het belangrijk is dat regelgeving concrete resultaten oplevert: burgers en bedrijven kunnen alleen profiteren van de vele voordelen die de eengemaakte markt te bieden heeft als de gezamenlijk overeengekomen regels ook echt werken in de praktijk en ten goede komen aan die burgers en bedrijven;

16.  dringt er bij de Commissie op aan beter gebruik te maken van de bestaande instrumenten om op te treden tegen nationale regelgeving die niet in overeenstemming is met de wetgeving inzake de eengemaakte markt ;

17.  onderkent dat de governancestructuur voor de eengemaakte markt duidelijk moet worden versterkt met het oog op doeltreffende toezichtsmechanismen en de opsporing van ontoereikende omzetting of ontoereikende toepassing en uitvoering van wetgeving inzake de eengemaakte markt, zodat waar nodig inbreukprocedures worden toegepast;

18.  sluit zich volmondig aan bij het verzoek van de Commissie aan de Europese Raad om op het niveau van de staatshoofden en regeringsleiders een diepgaande discussie te wijden aan de eengemaakte markt in al haar dimensies, met het oog op de vaststelling van gemeenschappelijke actieprioriteiten en passende mechanismen die aansluiten bij de broodnodige hernieuwde politieke betrokkenheid ten aanzien van de eengemaakte markt;

19.  dringt er bij de volgende Commissie op aan om in het licht van de volgende politieke zittingsperiode 2019‑2024 bij het plannen van acties voor de eengemaakte markt ambitieus te zijn; betreurt dat de Commissie een aantal wetgevingsvoorstellen te laat heeft gepresenteerd, zodat de medewetgevers geen tijd hadden er behoorlijk aan te werken en ze goed te keuren voor het einde van het mandaat;

20.  verzoekt de Europese Raad een nieuwe verbintenis aan te gaan om de eengemaakte markt tegen 2025 te voltooien, inclusief een nieuw openbaar tijdschema voor acties, zoals Europese leiders dit ook in 1985 deden; is evenwel uiterst bezorgd over het feit dat diverse wetgevingsvoorstellen volledig worden geblokkeerd in de Raad, die niet in staat is gebleken om een standpunt ten aanzien van deze voorstellen in te nemen; dringt er bij de Raad op aan een einde te maken aan deze situatie, die schadelijk is voor zowel burgers als ondernemingen;

21.  herinnert de Commissie en de Raad aan hun verantwoordelijkheid op het gebied van de eengemaakte markt, met name ten aanzien van de Europese burgers en ondernemingen;

22.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.

(1) PB C 316 van 30.8.2016, blz. 98.
(2) PB C 76 van 28.2.2018, blz. 105.
(3) PB C 76 van 28.2.2018, blz. 112.


Conclusies en aanbevelingen van de Bijzondere Commissie terrorisme
PDF 307kWORD 129k
Resolutie van het Europees Parlement van 12 december 2018 over conclusies en aanbevelingen van de Bijzondere Commissie terrorisme (2018/2044(INI))
P8_TA(2018)0512A8-0374/2018

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn besluit van 6 juli 2017 over de oprichting van een speciale commissie terrorisme en de bevoegdheden, het aantal leden en de duur van het mandaat hiervan(1), dat werd aangenomen uit hoofde van artikel 197 van zijn Reglement,

–  gezien artikel 52 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Bijzondere Commissie terrorisme (A8-0374/2018),

Inleiding

A.  overwegende dat de Unie stoelt op de waarden menselijke waardigheid, vrijheid, gelijkheid en solidariteit, inachtneming van de mensenrechten en fundamentele vrijheden, en op de beginselen van democratie en de rechtsstaat; overwegende dat terroristische misdrijven tot de ernstigste schendingen van deze universele waarden en beginselen behoren;

B.  overwegende dat de EU al het mogelijke moet doen om de fysieke en mentale integriteit van haar door terroristen bedreigde burgers te waarborgen; overwegende dat in de strijd tegen terrorisme de slachtoffers centraal moeten staan; overwegende dat samenlevingen slachtoffers van terrorisme moeten beschermen, erkennen, steunen en schadeloos stellen; overwegende dat in artikel 6 van het Handvest van de grondrechten zowel het recht op vrijheid als het recht op veiligheid is opgenomen en dat deze rechten elkaar aanvullen,

C.  overwegende dat de reactie op de terroristische dreiging altijd volledig moet aansluiten bij de in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) erkende beginselen en de grondrechten en de fundamentele vrijheden in acht moet nemen almede de beginselen die met name erkend zijn in het Handvest van de grondrechten, waarbij rekening wordt gehouden met het mogelijke effect op onschuldige mensen die de grote meerderheid van de bevolking vormen;

D.  overwegende dat terrorisme in al zijn vormen en uitingen en begaan door wie dan ook, waar en voor welk doel dan ook, moet worden veroordeeld, aangezien het een van de ernstigste bedreigingen vormt voor de internationale vrede en veiligheid;

E.  overwegende dat de terroristische dreiging zich de afgelopen jaren snel heeft ontwikkeld en is toegenomen; overwegende dat terreuraanslagen ons allen diep hebben geraakt en dat daardoor veel onschuldige mensen de dood hebben gevonden of gewond zijn geraakt; overwegende dat het grensoverschrijdende karakter van terrorisme een krachtige, gecoördineerde respons vereist en samenwerking binnen de lidstaten en tussen de lidstaten onderling, alsmede met de bevoegde agentschappen en instanties van de Unie en tussen die instanties onderling, en met de desbetreffende derde landen;

Institutioneel kader

F.  overwegende dat de veiligheid van één lidstaat gelijkstaat aan de veiligheid van alle EU-lidstaten; overwegende dat de dreiging die uitgaat van terrorisme een holistische benadering vereist waarmee interne en externe veiligheid aan elkaar wordt gekoppeld en nationale en Europese coördinatie wordt gewaarborgd; overwegende dat de EU en de lidstaten vooruitgang hebben geboekt in de bestrijding van deze dreiging, maar dat deze vooruitgang helaas meer onder druk van gebeurtenissen dan met proactieve maatregelen is verwezenlijkt, en dat niet in alle lidstaten evenveel vooruitgang is geboekt;

G.  overwegende dat nationale veiligheid de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten is, zoals neergelegd in artikel 4, lid 2, VEU en artikel 73 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), maar dat de Unie en de lidstaten elkaar overeenkomstig artikel 4, lid 3 en artikel 42 VWEU steunen bij de vervulling van de taken die uit de Verdragen voortvloeien; overwegende dat nationale veiligheid in steeds sterkere mate afhankelijk is van de bredere Europese dimensie daarvan; overwegende dat nationale veiligheid niet is gedefinieerd op EU-niveau en de lidstaten dus een grote beslissingsbevoegdheid hebben;

H.  overwegende dat tegelijkertijd bij artikel 4, lid 2, VEU de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht wordt aangeduid als een gebied waarop de Unie en de lidstaten gedeelde bevoegdheden hebben; overwegende dat de EU specifieke bevoegdheden heeft aangaande het vereenvoudigen en stimuleren van coördinatie en samenwerking tussen de lidstaten, met inbegrip van de harmonisatie van de wetgeving en praktijken van de lidstaten; overwegende dat door artikel 67 VWEU een mandaat wordt geboden voor actie door de EU om "een hoog niveau van veiligheid te waarborgen, door middel van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van criminaliteit";

I.  overwegende dat de nationale veiligheids- en inlichtingendiensten van de EU-lidstaten en van een aantal derde landen doeltreffend samenwerken in het kader van de Groep voor terrorismebestrijding (CTG), een informeel orgaan buiten de EU, en op bilateraal en multilateraal niveau; overwegende dat de CTG beschikt over een platform voor de uitwisseling van operationele inlichtingen dat de snelheid en kwaliteit van uitgewisselde inlichtingen heeft verbeterd; overwegende dat de EU een geheel aan structuren heeft opgebouwd die geheel of voor een deel werkzaam zijn op het vlak van terrorisme, in het bijzonder het Europees Centrum voor terrorismebestrijding (ECTC) van Europol als het centrale knooppunt voor informatie-uitwisseling over rechtshandhaving en samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding op EU-niveau, en het EU Intelligence and Situation Centre (Intcen) als de toegangspoort voor strategische inlichtingen van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten naar de EU, met behulp waarvan CTG-informatie Europese beleidsmakers bereikt, en dit wordt gefaciliteerd door de EU-coördinator voor terrorismebestrijding;

J.  overwegende dat de grens tussen EU- en nationale bevoegdheden niet altijd duidelijk vanwege uiteenlopende kenmerken en geografische voorrechten, en dat het belang van samenwerking tussen die twee bestuursniveaus daarom des te groter is; overwegende dat het gevarieerde geheel aan regionale, nationale, EU- en internationale actoren in de strijd tegen terrorisme, met overlappende bevoegdheden en onvoldoende afgebakende mandaten, de veelheid aan formele en informele fora voor samenwerking en voor de uitwisseling van informatie, alsmede de verdeling van bevoegdheden tussen de verschillende regionale en nationale instanties, tussen wetshandhavings- en inlichtingendiensten en tussen de EU en de lidstaten, de complexheid onderstrepen van de coördinatie, de efficiëntie en de samenhang van de reactie op de terreurdreiging, en mogelijk leiden tot problemen op die gebieden;

K.  overwegende dat de commissaris voor de Veiligheidsunie een gewaardeerde rol speelt in de afstemming van de ontwikkeling, uitvoering, monitoring en evaluatie van het beleid van de Commissie; overwegende dat de invoering van de post van commissaris voor de Veiligheidsunie laat zien dat de EU zich ertoe verbonden heeft de samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van binnenlandse-veiligheidskwesties aan te moedigen en daarnaast wetgeving op het gebied van terrorismebestrijding te harmoniseren en voor betere samenwerking tussen rechtshandhavings- en justitiële autoriteiten te zorgen, met volledige inachtneming van de status van deze onderwerpen als nationale aangelegenheden zoals vastgelegd in de Verdragen;

L.  overwegende dat de EU-coördinator voor terrorismebestrijding een belangrijke rol speelt in de follow-up van de uitvoering van de EU-strategie inzake terrorismebestrijding; overwegende dat de EU-coördinator voor terrorismebestrijding overeenkomstig zijn of haar mandaat zoals bepaald door de Europese Raad zorgt voor de tenuitvoerlegging en evaluatie van de strategie en de coördinatie van het werk binnen de Unie, en de contacten tussen de Unie en derde landen bevordert; overwegende dat de EU-coördinator voor terrorismebestrijding waardevolle adviezen geeft aan, contacten onderhoudt met en bijdraagt tot een betere coördinatie tussen de Europese instellingen, agentschappen en lidstaten; overwegende dat zijn of haar mandaat en status desondanks niet duidelijk zijn vastgesteld;

M.  overwegende dat het Parlement op 6 juli 2017 een tijdelijke Bijzondere Commissie terrorisme (TERR) heeft opgezet met het doel om het standpunt van het Parlement te formuleren ten aanzien van de praktische en wettelijke lacunes in het huidige terrorismebestrijdingsbeleid waaraan de recente terroristische aanslagen in de EU te wijten zijn en aanbevelingen te doen die bijdragen aan de bestrijding van de terrorismedreiging op EU-niveau;

N.  overwegende dat het Europees openbaar ministerie, dat zal worden opgericht op grond van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad, als belangrijke taak zal hebben strafbare feiten te onderzoeken en te vervolgen die de financiële belangen van de Unie schaden; overwegende dat de oprichting en de toewijzing van financiële middelen aan dit nieuwe orgaan geen negatieve gevolgen mogen hebben voor de capaciteit van bestaande structuren, zoals Eurojust, die de inspanningen van de lidstaten in de strijd tegen terrorisme ondersteunen;

O.  overwegende dat slechts een kwart van de 88 juridisch bindende maatregelen inzake terrorismebestrijding die tussen september 2001 en de zomer van 2013 zijn voorgesteld, is onderworpen aan een effectbeoordeling en slechts drie aan een openbare raadpleging(2); overwegende dat deze percentages de laatste jaren zijn verbeterd en dat de recentste voorstellen die de Commissie in 2017 en 2018 heeft gepresenteerd voorzien zijn van de vereiste rechtvaardiging; overwegende dat de Commissie met de aanneming van de agenda voor betere regelgeving in 2015 ook haar beleid inzake de raadpleging van belanghebbenden heeft versterkt; overwegende dat maatregelen inzake terrorismebestrijding doeltreffender en coherenter kunnen zijn als de juiste belanghebbenden worden geraadpleegd en er effectbeoordelingen worden uitgevoerd;

P.  overwegende dat een gebrekkige tenuitvoerlegging in de uitgebreide beoordeling van het EU-veiligheidsbeleid van de Commissie wordt genoemd als een van de uitdagingen voor de Veiligheidsunie;

Q.  overwegende dat de evaluatie van maatregelen inzake terrorismebestrijding essentieel is om de doeltreffendheid, relevantie, samenhang en eerbiediging van de grondrechten te beoordelen en te bepalen of er aanvullende maatregelen nodig zijn om de gebreken aan te pakken; overwegende dat er een verschil bestaat tussen het monitoren van de uitvoeringsgraad enerzijds en van de werkelijke doeltreffendheid van de uitgevoerde maatregelen anderzijds; overwegende dat er tussen 2001 en 2016 17 monitorings-, uitvoerings- en evaluatieverslagen zijn opgesteld, afgezet tegen 10 terrorismebestrijdingsstrategieën en 55 wetgevings- en niet-bindende maatregelen; overwegende dat het van essentieel belang is dat de lidstaten de Europese wetgeving inzake veiligheid snel ten uitvoer leggen om hiaten in het uitvoerige corpus aan terrorismebestrijdingmaatregelen van de EU te voorkomen;

Terrorismedreiging

R.  overwegende dat de EU-lidstaten de afgelopen jaren te lijden hebben gehad onder grote terreuraanslagen; overwegende dat de dodelijkste aanslagen zijn gepleegd of geïnspireerd door jihadistische groeperingen zoals Da'esh en Al-Qaida; overwegende dat deze terroristische groeperingen(3) en hun activiteiten soms worden gesteund door bepaalde landen; overwegende dat extreemrechts, extreemlinks en etnonationalistisch separatistisch extremisme, waarbij ernaar wordt gestreefd de democratische waarden en het systeem die in de EU aan de rechtsorde onderworpen zijn omver te werpen via het onrechtmatige gebruik van geweld, ook punten van zorgen blijven;

S.  overwegende dat de lidstaten te maken hebben met een groeiende dreiging van ultrarechts, gewelddadig extremisme en neofascistisch en neonazistisch geweld, dat gericht is op politieke opponenten, vluchtelingen en immigranten, etnische en religieuze minderheden, de LGBTQI-gemeenschap, mensenrechtenbeschermers, activisten, en leden van wetshandhavingsinstanties;

T.  overwegende dat, hoewel de meeste terreuraanslagen die in 2017 in de EU zijn gepleegd als separatistische aanslagen werden gekwalificeerd (137 van de 205), in het verslag 2018 van Europol over de situatie en de tendensen op het vlak van terrorisme (TE-SAT-verslag) duidelijk vermeld staat dat geen enkele van de genoemde activiteiten in welke categorie terrorisme dan ook zo dodelijk waren en zo'n groot effect op de samenleving als geheel hadden als de aanslagen die door jihadistische terroristen werden gepleegd; overwegende dat het toenemende risico op vergeldingsterrorisme een ernstig probleem is dat niet mag worden onderschat;

U.  overwegende dat wanneer een terreuraanslag een “grootschalige of systematische aanval gericht tegen een burgerbevolking” is, terroristische moordaanslagen moeten worden omschreven in en vallen onder artikel 7 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof van 17 juli 1998;

V.  overwegende dat de ontwikkelingen en de instabiliteit in het Midden-Oosten en Noord-Afrika Da'esh en andere terreurgroepen in de gelegenheid hebben gesteld om vaste voet aan de grond te krijgen in landen die grenzen aan de EU en op ongekende schaal strijders uit de EU-landen te rekruteren; overwegende dat dientengevolge het verband tussen binnenlandse en externe veiligheid aan belang heeft gewonnen;

W.  overwegende dat duizenden in Europa geboren of in Europa wonende burgers zich hebben aangesloten bij terroristische activiteiten van Da'esh in Syrië en Irak, maar dat de strategie is gewijzigd sinds de militaire ineenstorting van Da'esh, waarbij minder personen naar deze landen afreizen voor terroristische doeleinden en terroristische jihadisten en "slapende cellen" in de EU worden aangespoord om aanslagen te plegen in hun land van herkomst of het land waar ze wonen;

X.  overwegende dat recente aanslagen hebben aangetoond dat vuurwapens en explosieven nog altijd veelgebruikte methoden van terreurgroepen blijven; overwegende dat individueel opererende personen echter steeds vaker andere soorten wapens en werkwijzen hanteren, die minder geavanceerd en moeilijker op te sporen zijn, met als doel om zoveel mogelijk willekeurige burgerslachtoffers te maken;

Y.  overwegende dat de terugkeer van buitenlandse terroristische strijders en hun gezinnen specifieke problemen met zich meebrengt op het gebied van veiligheid en radicalisering, vooral terugkerende kinderen die specifieke problemen met zich meebrengen omdat zij bescherming nodig hebben als slachtoffers maar tegelijkertijd potentiële daders zijn;

Z.  overwegende dat sommige van deze teruggekeerden langdurig ideologisch zijn geïndoctrineerd en militair zijn getraind in het gebruik van wapens en explosieven alsook in verschillende schuil-, aanvals- en gevechtstechnieken en in sommige gevallen aansluiting hebben gezocht bij andere terroristen, mogelijk voormalige buitenlandse strijders, met wie zij grensoverschrijdende netwerken vormen(4);

AA.  overwegende dat terreuraanslagen in de EU zeer vaak worden gepleegd door EU-onderdanen, vaak migranten van de tweede of derde generatie, die zijn opgegroeid in de lidstaat waar zij een aanslag plegen, en door vreemdelingen die soms langdurig in de desbetreffende lidstaat hebben gewoond;

AB.  overwegende dat onze samenlevingen en open grenzen kwetsbaar zijn en dat daar door terreurgroepen misbruik van wordt gemaakt; overwegende dat terroristen gebruik hebben gemaakt van de routes die migranten en asielzoekers afleggen naar Europese landen en de vrijheid van verkeer in Europa misbruiken;

AC.  overwegende dat er gedocumenteerde gevallen(5) bekend zijn waarbij slachtoffers van ernstige misdrijven die door Da'esh-terroristen zijn gepleegd op Syrisch of Iraaks grondgebied de daders opnieuw tegenkwamen op het grondgebied van de EU – terwijl ze dachten dat ze veilig waren – waar beiden bescherming hadden aangevraagd;

AD.  overwegende dat de instroom van migranten en vluchtelingen problemen met zich meebrengt voor hun integratie in Europese samenlevingen en meer investeringen vereist die specifiek gericht zijn op sociale en culturele inclusie;

AE.  overwegende dat er nieuwe vormen van terrorisme kunnen worden gebruikt om aanslagen te plegen, waaronder cyberterrorisme en massavernietigingswapens, mogelijk in combinatie met nieuwe technische apparatuur zoals drones; overwegende dat er een aanslag is verijdeld waarbij de zeer giftige biologische stof ricine zou worden gebruikt; overwegende dat er gevallen zijn waarin terreurgroepen chemische, biologische, radiologische of nucleaire wapens hebben gebruikt of wilden gebruiken, en mogelijke tactieken en methoden om aanslagen te plegen en doelwitten hebben gedeeld via sociale media;

AF.  overwegende dat de lidstaten verschillende strategieën hebben om te reageren op chemische, biologische, radiologische of nucleaire dreigingen en daarom in meer of mindere mate voorbereid zijn;

AG.  overwegende dat de Europese Raad van 28 juni 2018 ingenomen was met de gezamenlijke mededeling over de weerbaarheid van Europa tegen hybride en chemische, biologische, radiologische en nucleaire dreigingen, om vast te stellen op welke gebieden meer maatregelen nodig zijn om de essentiële bijdrage van de EU aan de aanpak van deze dreigingen uit te breiden en te versterken, en om de lidstaten en de Commissie op te roepen samen te werken om het actieplan voor chemische, biologische, radiologische en nucleaire dreigingen met spoed volledig ten uitvoer te leggen;

AH.  overwegende dat voorzichtigheid is geboden in het politieke debat over de terreurdreiging, dat door zowel links- als rechts-radicale onruststokers wordt uitgebuit, en wel om polarisatie in de samenleving te voorkomen en de democratie, de sociale cohesie en de mensenrechten niet te ondermijnen en dus terreurorganisaties niet in de kaart te spelen;

AI.  overwegende dat uit de Europese veiligheidsagenda van april 2015 duidelijk de noodzaak blijkt om het verband tussen terrorisme en georganiseerde misdaad aan te pakken, waarbij wordt benadrukt dat de georganiseerde misdaad terrorisme via verschillende kanalen voedt, onder meer door de levering van wapens, financiering via drugssmokkel, en infiltratie van de financiële markten;

AJ.  overwegende dat grootschalige internationale terreurorganisaties, zoals Da'esh en Al Qaida, financieel zelfvoorzienend zijn en dat de illegale handel in onder meer goederen, wapens, grondstoffen, brandstoffen, drugs, sigaretten en cultuurobjecten, alsmede mensenhandel, slavernij, uitbuiting van kinderen, racketeering en afpersing bronnen van inkomsten zijn gebleken voor terreurgroepen; overwegende dat het verband tussen georganiseerde misdaad en terreurgroepen een grote dreiging vormt voor de veiligheid; overwegende dat ze met deze inkomstenbronnen ook in de toekomst hun criminele activiteiten kunnen blijven financieren;

AK.  overwegende dat de interactie tussen terreurorganisaties en georganiseerde criminele groepen, waarbij het vermogen om massale slachtoffers onder de burgerbevolking van de EU te maken wordt gecombineerd met logistieke capaciteit, aanzienlijke risico's met zich meebrengt; overwegende dat de rechtshandhaving en de melding en analyse van inlichtingen over het verband tussen georganiseerde misdaad en terrorisme van een laag niveau is; overwegende dat er in veel lidstaten en op EU-niveau vaak een tekort is aan onderzoeks- en justitiële capaciteit voor georganiseerde misdaad;

AL.  overwegende dat terroristen proberen democratieën te verzwakken en omver te werpen; overwegende dat politici en regeringen een cruciale rol spelen om brede consensus en sociale veerkracht te bereiken om onze democratische systemen doeltreffend te verdedigen;

Preventie en bestrijding van radicalisering die leidt tot gewelddadig extremisme

AM.  overwegende dat het netwerk voor voorlichting over radicalisering een expertisecentrum is dat een belangrijk platform biedt voor de uitwisseling van beste praktijken onder beroepsbeoefenaren, met inbegrip van rechtshandhavingsautoriteiten, en heeft bijgedragen tot het bijeenbrengen van belangrijke kennis inzake de preventie en bestrijding van radicalisering(6);

AN.  overwegende dat de situatie in elke lidstaat anders is en dat een pas herziene Europese strategie voor de bestrijding van radicalisering nationale strategieën kan ondersteunen die belangrijk zijn om algemene kaders te scheppen voor programma's op nationaal en lokaal niveau; overwegende dat deze strategieën samenhangend en doeltreffend moeten zijn en voldoende financiering behoeven voor lokale autoriteiten en belanghebbenden uit het maatschappelijk middenveld zodat deze programma's ten uitvoer kunnen worden gelegd;

AO.  overwegende dat het onmogelijk is om slechts één route naar radicalisering te onderscheiden; overwegende dat bijvoorbeeld sociale cohesie, de politieke achtergrond, de economische situatie, religieuze en ideologische idealen, persoonlijke trauma's, psychologische kwetsbaarheden, iemands omgeving en netwerken factoren en prikkels kunnen vormen; overwegende dat de genderdimensie tot voor kort werd onderschat en er sprake is van een misvatting over de rol die vrouwen kunnen spelen; overwegende dat vrouwen niet altijd passieve ondergeschikten zijn en ook als instigators, ronselaars, fondsenwervers en zelfs als daders van terreurdaden kunnen handelen;

AP.  overwegende dat bepaalde wijken met lage inkomens in Europese steden te maken hebben met massale werkloosheid en de stelselmatige afbraak van de rechtsstaat, die de voedingsbodems vormen voor religieus extremisme en terrorisme; overwegende dat de bevordering van sociale inclusie en de actieve bevordering van democratische waarden waaraan alle burgers zich moeten houden kunnen helpen het gevoel om een buitenbeentje te zijn te verminderen en het risico op radicalisering te beperken; overwegende dat de bestrijding van radicalisering en gewelddadig extremisme nauwe en gecoördineerde samenwerking vergt tussen alle betrokken spelers op alle bestuursniveaus (lokaal, regionaal en nationaal), alsook met maatschappelijke organisaties en de privésector;

AQ.  overwegende dat deskundigen wijzen op de positieve ervaringen met een aanpak op basis van meerdere instanties, waarbij de nadruk ligt op het creëren van infrastructuur waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende wegen die leiden tot radicalisering en met de demografische risicogroepen en waarmee wordt gewaarborgd dat personen die vatbaar zijn voor radicalisering en hun gezinnen in een vroeg stadium worden ondersteund door verschillende autoriteiten en organisaties op allerlei niveaus, en op de ondersteunende rol van de politie, waardoor de contacten worden verbeterd;

AR.  overwegende dat de buurtpolitie een positieve rol speelt door vatbare personen beter te leren kennen en met hen vertrouwensrelaties op te bouwen op basis van wederzijds respect voor de betrokken gemeenschappen, met het doel in te grijpen vóór de radicalisering plaatsvindt en te voorkomen dat er wantrouwen ontstaat tegenover de staat en de instellingen;

AS.  overwegende dat er tot op heden geen duidelijke methoden bestaan om de doeltreffendheid van projecten inzake de preventie en bestrijding van radicalisering te meten;

AT.  overwegende dat verschillende Europese fondsen en programma's kunnen worden gebruikt voor projecten ter bestrijding en preventie van radicalisering op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau; overwegende dat uit de EU-begroting tot en met 2020 een bedrag van 314 miljoen EUR is toegewezen aan antiradicaliseringsprojecten(7); overwegende dat het noodzakelijk is de doeltreffendheid van die programma's doorlopend te evalueren; overwegende dat de beoordeling van de doeltreffendheid van preventieve acties tegen radicalisering per definitie moeilijk is en nauwe samenwerking tussen de Commissie, de lidstaten, afzonderlijke belanghebbenden en onderzoekers vereist;

AU.  overwegende dat er volgens schattingen van Europol tot 2018 in de EU ongeveer 30 000 geradicaliseerde jihadisten waren;

AV.  overwegende dat het aantal gewelddadige, geradicaliseerde extremistische uitingen op het grondgebied van veel EU-lidstaten toeneemt, vaak in gedrukte vorm, of als lesmateriaal of audiovisuele boodschappen, onder meer via sociale media en satelliettelevisiekanalen; overwegende dat deze uitingen haaks staan op de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten, pluriformiteit ondermijnen, geweld en intolerantie jegens alle andere religies aanwakkeren, openlijk antisemitisch zijn, de gelijkheid tussen mannen en vrouwen afwijzen en een achterhaald model van de cultuur en de samenleving voorstaan;

AW.  overwegende dat met name wahabitische en salafistische literatuur, die wordt gekenmerkt door haatzaaiende uitlatingen, de boventoon voert in bepaalde boekhandels en op sommige websites in Europa; overwegende dat deze geglobaliseerde en simplistische versie van de islam breekt met de praktijken van moslimgemeenschappen in Europa en bijdraagt aan de ondermijning van hun bredere integratie;

AX.  overwegende dat het radicale moslimfundamentalisme ernaar streeft dat religie alle facetten van het leven – individueel, politiek en sociaal – beheerst, met als mogelijk gevolg een vorm van communitarisme die vatbaar is voor acties van jihadistische ronselaars;

AY.  overwegende dat een groot aantal gevallen van radicale haatpredikers is gedocumenteerd in heel Europa; overwegende dat deze haatpredikers vaak afkomstig zijn van buiten de EU en dat sommige gebedshuizen op ondoorzichtige wijze geld ontvangen uit derde landen, waarvan vele autoritaire of religieus geïnspireerde regimes hebben die niet in overeenstemming zijn met de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten;

AZ.  overwegende dat er zelfbenoemde religieuze onderwijscentra zijn die extremistische ideeën verspreiden in de EU, waar minderjarigen, onder wie jonge kinderen, blootgesteld kunnen worden aan lesmateriaal dat indruist tegen de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten, waaronder gewelddadige boodschappen; overwegende dat extremistische organisaties die de aanzet geven tot de werving van terroristen vaak misbruik maken van de kwetsbaarheden van jongeren door hen te lokken met sociale en culturele activiteiten;

BA.  overwegende dat de uitgekiende onlinecommunicatiestrategie waarbij terrorisme wordt gepromoot door het te verheerlijken, die vooral door Da'esh wordt gehanteerd maar ook door andere grootschalige internationale terroristische groeperingen, modellen aanbiedt die zijn gekopieerd uit de mondiale "jongerencultuur", zoals onlinespellen, en derhalve een sterke aantrekkingskracht heeft op kinderen en jongeren; overwegende dat dit model hen ook lokt met sociale en culturele mogelijkheden;

BB.  overwegende dat verscheidene recente onderzoeken hebben aangetoond dat het internet en met name sociale media een drijvende kracht kunnen zijn achter radicalisering die tot gewelddadig extremisme leidt en als middel voor xenofobe groepen om haatzaaiende taal en illegale inhoud te verspreiden onder met name jongeren;

BC.  overwegende dat de internetgiganten, na herhaalde oproepen om harder op te treden tegen terrorisme, hun verantwoordelijkheid nemen; overwegende dat ondernemingen samenwerken in het in 2015 opgerichte Europees Internetforum om terroristische inhoud op vrijwillige basis van hun websites te verwijderen als zij denken dat deze strijdig is met hun voorwaarden; overwegende dat in mei 2016 een gedragscode voor grote IT-bedrijven is opgesteld om illegale haatzaaiende online-inhoud te bestrijden; overwegende dat deze samenwerking op vrijwillige basis echter niet volstaat;

BD.  overwegende dat de Europese eenheid voor de melding van internetuitingen van Interpol (EU IRU) aan het eind van het tweede kwartaal van 2018 al 54 752 inhoudselementen had geëvalueerd op 170 platforms in tien verschillende talen, wat leidde tot 52 716 besluiten tot doorverwijzing en in 89,5 % van de gevallen verwijdering van de inhoud tot gevolg had na een vrijwillige beoordeling van misbruikte onlinediensten(8);

BE.  overwegende dat de toewijding van de bedrijven moet worden vergroot ondanks dat er enige vooruitgang is geboekt ten aanzien van de verwijdering van terroristische online-inhoud; overwegende dat de inhoud vaak niet volledig en evenmin op tijd of permanent wordt verwijderd, waarbij die wel van de ene website wordt verwijderd, maar niet van een andere website van hetzelfde bedrijf, of de account toch actief mag blijven en/of weer actief mag worden nadat inhoud is geplaatst die in strijd is met de voorwaarden van het bedrijf; overwegende dat de doeltreffende, uitvoerige en transparante verslaglegging door bedrijven en de rechtshandhaving moeten worden verbeterd; overwegende dat de bedrijven en gebruikers in kwestie de mogelijkheid moeten hebben om beroep in te stellen;

BF.  overwegende dat terroristische groeperingen in reactie op het feit dat grote bedrijven meer inhoud verwijderen, in toenemende mate gebruikmaken van nieuwe en/of kleinere platforms die minder goed zijn toegerust om terroristisch materiaal snel te verwijderen; overwegende dat aanvullende technische ondersteuning gezien de diversifiëring naar kleinere platforms essentieel is om bijvoorbeeld de introductie van geautomatiseerde platformneutrale hulpmiddelen mogelijk te maken, zoals de hashingtechnologie die terroristische online-inhoud zeer nauwkeurig vooraf kan identificeren en publicatie kan verhinderen;

BG.  overwegende dat het dankzij de ontwikkeling van nieuwe technologieën en het gebruik van kunstmatige intelligentie en algoritmen mogelijk kan worden om terroristische online-inhoud snel op te sporen en te melden; overwegende dat het gebruik van geautomatiseerde hulpmiddelen ook een hoog risico op foutieve treffers met zich meebrengt;

BH.  overwegende dat uit onderzoeken en verslagen blijkt hoe gevangenissen eenvoudig een microkosmos voor de vervlechting tussen misdaad en terrorisme kunnen worden, waar werving en netwerkvorming plaatsvinden; overwegende dat de interne situatie in veel gevangenissen het radicaliseringsgevaar van delinquenten vergroot en versnelt, en een kweekvijver en katalysator voor terrorisme vormt; overwegende dat velen die momenteel een gevangenisstraf uitzitten binnenkort worden vrijgelaten en terugkeren naar hun gemeenschappen waarbij de uitdagingen op het gebied van herintegratie bijzonder groot zijn en er een aanzienlijk risico is op recidivisme; overwegende dat het toezicht op deze delinquenten met een hoog risico uiterst arbeidsintensief is voor de veiligheidsdiensten van de lidstaten; overwegende dat het beleid in gevangenissen en risicobeheer een grote rol kunnen spelen om deze risico's te beperken; overwegende dat de lidstaten weliswaar beseffen dat zij het hoofd moeten bieden aan de toenemende radicalisering in de gevangenissen, maar dat er doeltreffendere maatregelen nodig zijn;

Samenwerking en uitwisseling van informatie

Horizontale kwesties

BI.  overwegende dat het bewaren van gegevens een essentieel onderdeel is van het onderzoeksproces maar dat daarbij rekening moet worden gehouden met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie; overwegende dat de politiële en justitiële autoriteiten en inlichtingendiensten gewoonlijk sterk afhankelijk zijn van communicatiegegevens om resultaten te boeken met hun onderzoeken; overwegende dat de noodzaak van passende regels inzake gegevensbewaring voor de bestrijding van terrorisme herhaaldelijk aan de orde werd gesteld tijdens de werkzaamheden van de commissie TERR;

BJ.  overwegende dat het gebruik van versleuteling enerzijds in aanzienlijke mate zal bijdragen aan de veiligheid op IT-gebied, maar anderzijds ook door terroristen zal worden gebruikt om hun communicatie-uitingen of opgeslagen gegevens te beschermen, wat een groot probleem vormt voor de wetshandhavings-, veiligheids- inlichtingendiensten omdat zij hierdoor mogelijk geen toegang hebben tot essentiële inlichtingen en bewijsmateriaal; overwegende dat versleuteling van essentieel belang is wanneer zelfs de verantwoordelijke onlinedienstverleners de communicatie niet willen of kunnen ontcijferen;

Informatiesystemen

BK.  overwegende dat er een gefragmenteerd netwerk is van bestaande systemen, nieuwe systemen in de ontwikkelingsfase, voorstellen voor toekomstige systemen en voorstellen voor hervormingen om de vastgestelde hiaten en belemmeringen aan te pakken waarover nog wordt onderhandeld; overwegende dat dit gefragmenteerde netwerk het resultaat is van historische factoren en de reactieve houding bij het voorstellen en aannemen van nieuwe wetgeving;

BL.  overwegende dat de informatie-uitwisselingen sinds de aanslagen in Parijs in 2015 aanzienlijk zijn toegenomen maar dat uit gegevens over informatie-uitwisseling blijkt dat enkele lidstaten verantwoordelijk zijn voor een groot deel van de beschikbare inhoud in en zoekopdrachten van EU-databanken;

BM.  overwegende dat er verschillende belemmeringen zijn voor de goede werking van de informatiesystemen, zoals een geheel uitblijvende of onvolledige tenuitvoerlegging, een gebrek aan kennis over en/of aan voldoende scholing in de bestaande systemen, een gebrek aan toereikende middelen, waaronder personele middelen, of aan een passende materiële basis, en slechte kwaliteit van gegevens in de informatiesystemen;

BN.  overwegende dat informatiesystemen kunnen worden ingedeeld in centrale en decentrale systemen, waarbij de centrale systemen door de EU en haar agentschappen worden beheerd en de decentrale systemen door de lidstaten; overwegende dat de volgende centrale informatiesystemen bestaan: het Schengeninformatiesysteem (SIS), het Visuminformatiesysteem (VIS), Eurodac, het inreis-uitreissysteem (EES), het voorgestelde Europees systeem voor reisinformatie en -autorisatie (Etias) en het voorgestelde Europees Strafregisterinformatiesysteem voor onderdanen van derde landen (Ecris-TCN);

BO.  overwegende dat de autoriteiten van de lidstaten de decentrale systemen en mechanismen voor informatie-uitwisseling beheren, waaronder: het Europees Strafregisterinformatiesysteem (Ecris) voor de uitwisseling van informatie over nationale strafdossiers; het EU-systeem van persoonsgegevens van passagiers (PNR-systeem), in het kader waarvan luchtvaartmaatschappijen voor alle vluchten tussen derde landen en de EU passagiersgegevens moeten delen met de nationale autoriteiten; het systeem voor het op voorhand afgeven van passagiersgegevens (API), waarin informatie over passagiers wordt verzameld voordat zij een vlucht naar de EU nemen; en het Prüm-mechanisme voor de uitwisseling van DNA, vingerafdrukken en voertuigregistratiegegevens;

BP.  overwegende dat het SIS het grootste, meest gebruikte en meest efficiënte IT-systeem van de Europese Unie is op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, en dat het wordt ondersteund door het netwerk van Sirene-bureaus, hetgeen een aanzienlijke toegevoegde waarde biedt op het gebied van internationale politiële samenwerking en grenscontrole, en met name bij terrorismebestrijding;

BQ.  overwegende dat bij de evaluatie van het VIS in 2016 werd vastgesteld dat de toegang tot het VIS voor wetshandhavingsdoeleinden beperkt en versnipperd was in de lidstaten;

BR.  overwegende dat ondanks herhaalde verzoeken om een snelle invoering van het Europees PNR-systeem, niet alle lidstaten evenveel bereidheid aan de dag hebben gelegd en de meeste lidstaten de termijn voor de tenuitvoerlegging van deze wet niet in acht hebben genomen; overwegende dat de lidstaten die deze termijn hebben overschreden onverwijld alle nodige maatregelen moeten nemen om deze richtlijn onmiddellijk en volledig ten uitvoer te leggen;

BS.  overwegende dat verscheidene proefprojecten worden uitgevoerd met als doel om de nadelen van een decentraal Europees PNR-systeem weg te nemen; overwegende dat verzoeken van passagiersinformatie-eenheden van andere lidstaten snel moeten worden beantwoord, wat problematisch kan zijn aangezien ze handmatig worden verwerkt;

BT.  overwegende dat er in het kader van de zesde actielijst van de strategie voor informatiebeheer (IMS) momenteel twee proefprojecten lopen waarmee moet worden gezorgd voor onderlinge verbindingen tussen gedecentraliseerde systemen, te weten ADEP (automatisering van gegevensuitwisselingprocessen voor politieregisters) en QUEST ("Querying Europol Systems"); overwegende dat zes lidstaten al betrokken zijn bij het proefproject ADEP voor de automatische overdracht van politiedossiers tussen verschillende landen en dat dit project goed loopt; overwegende dat deze projecten ertoe bijdragen reële en werkbare oplossingen te bieden voor de problemen die ontstaan door het gebrek aan interconnectiviteit tussen gedecentraliseerde informatiesystemen en vertrouwen en samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen;

Interoperabiliteit

BU.  overwegende dat de Commissie twee voorstellen heeft gedaan voor een verordening inzake een kader voor interoperabiliteit tussen de bestaande en voorgestelde centrale informatiesystemen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking, asiel en migratie, grenzen en visa, te weten VIS, SIS, EES en Eurodac, alsmede Etias en Ecris-TCN, en dat dit kader wordt vastgesteld zodra de respectieve rechtsgrondslagen zijn aangenomen;

BV.  overwegende dat criminelen vandaag de dag nog steeds met verschillende aliassen kunnen worden geregistreerd in verschillende databanken die niet met elkaar in verbinding staan; overwegende dat de interoperabiliteit van de huidige EU-architectuur voor gegevensbeheer derhalve moet worden verbeterd om blinde vlekken en de invoer van meerdere valse identiteiten te voorkomen en de juiste informatie op het juiste moment te verschaffen;

BW.  overwegende dat er op het grondgebied van één lidstaat een groot aantal afzonderlijke decentrale databanken op federaal, regionaal en lokaal niveau kan bestaan, met uiteenlopende gegevensinvoer in verschillende systemen en ingewikkelde procedures – of helemaal geen procedures – voor de uitwisseling en controle van de gegevens door de desbetreffende autoriteiten op de verschillende niveaus;

BX.  overwegende dat het gebruik van een gemeenschappelijk berichtenformaat op EU-niveau, zoals het Universal Message Format (UMF), een vlottere uitwisseling van gegevens en informatie tussen de partijen en tussen interoperabele systemen zal bevorderen; overwegende dat de vaststelling van de noodzaak om bepaalde UMF-velden te gebruiken voor specifieke uitwisselingen kan bijdragen tot de verbetering van de gegevenskwaliteit in alle systemen waartussen berichten worden uitgewisseld; overwegende dat het gebruik van dit gemeenschappelijke berichtenformaat door Europol en Interpol ook moet worden aangemoedigd;

BY.  overwegende dat eu-LISA mechanismen en procedures voor de geautomatiseerde controle van de gegevenskwaliteit moet vaststellen, alsmede gemeenschappelijke indicatoren voor de gegevenskwaliteit en minimale kwaliteitsnormen voor de in de informatiesystemen opgeslagen gegevens; overwegende dat het doel van de EU-informatiesystemen en interoperabiliteitscomponenten moet zijn om kennelijk onjuiste of inconsistente gegevensinvoer automatisch te herkennen, zodat de lidstaat die de gegevens heeft ingevoerd deze kan verifiëren en zo nodig corrigerende maatregelen kan nemen;

Samenwerking en uitwisseling van informatie tussen de lidstaten

BZ.  overwegende dat de obstakels voor een vlottere samenwerking vaak voortvloeien uit organisatorische en juridische problemen tussen de verschillende nationale, regionale en lokale structuren binnen de lidstaten, zoals: elkaar overlappende bevoegdheden en onvoldoende afgebakende mandaten; terughoudendheid om informatie te delen, aangezien dit tot verlies van zeggenschap of tot het verlies van belangrijke informatiestromen zou kunnen leiden; juridische obstakels voor de uitwisseling van informatie tussen verschillende autoriteiten; een onderlinge concurrentiestrijd tussen diensten vanwege middelen; en technische belemmeringen voor de uitwisseling van informatie;

CA.  overwegende dat het beginsel van eigendom van gegevens cruciaal is om ervoor te zorgen dat terrorismebestrijdingsinstanties via EU-databases in vertrouwen informatie kunnen uitwisselen met andere lidstaten en Europol;

CB.  overwegende dat met het samenvoegen van inlichtingen en informatie voor rechtshandhavingsdoeleinden grote juridische uitdagingen en risico's zijn gemoeid wegens de verschillende regels met betrekking tot verantwoording die voor beide soorten informatie gelden, met inbegrip van risico's met betrekking tot het fundamentele recht van verdachten op een eerlijk proces wanneer inlichtingen worden gebruikt als bewijs in rechtszaken; overwegende dat moet worden voorzien in een rechtskader voor de uitwisseling van informatie tussen inlichtingendiensten en rechtshandhavingsinstanties, met name omdat inlichtingen vaak betrekking hebben op informatie over personen die weliswaar nog geen verdachten zijn in het kader van een strafrechtelijk onderzoek maar deel uit zouden kunnen maken van een terroristisch netwerk of terugkerende buitenlandse terroristische strijders zouden kunnen zijn; overwegende dat dit echter niet mag leiden tot een verlaging van de juridische normen;

CC.  overwegende dat de politie- en inlichtingendiensten zowel geclassificeerde als niet-geclassificeerde informatie ontvangen, verwerken en doorsturen, waardoor er andere regelingen gelden in alle stadia van gebruik van deze informatie; overwegende dat inlichtingen, d.w.z. informatie die wordt verwerkt door professionals voor een specifiek doeleinde, bovendien moeten worden onderscheiden van gewone informatie; overwegende dat criminele inlichtingen, die aan een strafzaak van de politie zijn verbonden, moeten worden onderscheiden van veiligheidsinlichtingen, die in een bestuurlijk kader worden behandeld;

CD.  overwegende dat inlichtingen een bijzonder niveau van bescherming moeten genieten, nog hoger dan politie-informatie, met het oog op de verschillende werkmethoden die erbij komen kijken, zoals de inzameling van vertrouwelijke informatie uit bronnen en van informanten die anoniem moeten blijven, evenals de bijzondere doelstellingen die een grotere omzichtigheid vereisen;

CE.  overwegende dat de oprichting van centra of eenheden voor terrorismebestrijding op het nationale grondgebied een mogelijke oplossing kan bieden; overwegende dat dergelijke centra vertegenwoordigers van de verschillende diensten de mogelijkheid bieden om regelmatig met elkaar te communiceren en te bespreken hoe zij het best kunnen samenwerken en informatie kunnen uitwisselen; overwegende dat daardoor het vertrouwen tussen de diensten wordt aangewakkerd en er meer wederzijds begrip wordt gekweekt voor elkaars werkmethoden en problemen;

CF.  overwegende dat veiligheidsdiensten over het algemeen op bilaterale of multilaterale basis, met name via de Groep terrorismebestrijding (CTG) en met de EU-organen via het Inlichtingen- en situatiecentrum van de EU (EU-Intcen), samenwerken en informatie uitwisselen, door strategische inlichtingen te delen; overwegende dat er een praktische oplossing moet worden gevonden om de bestaande kloof tussen de langs elkaar heen opererende rechtshandhavingsinstanties en de inlichtingendiensten te overbruggen, bijvoorbeeld door specifieke terreinen voor samenwerking vast te stellen, om te zorgen voor efficiëntere samenwerking maar deze diensten desondanks ook onafhankelijk te laten blijven functioneren;

CG.  overwegende dat het mogelijk is de structuren van de CTG en het EU-Intcen voor de uitwisseling van informatie doeltreffender te benutten;

CH.  overwegende dat de civiele en militaire veiligheids- en inlichtingendiensten van de lidstaten hun inlichtingen, zo ook in verband met terrorisme, systematisch delen met het EU-Intcen binnen de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en dat dit centrum inlichtingen analyseert, vroegtijdige waarschuwingen afgeeft en informatie over situaties ter plaatse verstrekt aan de besluitvormingsorganen van de EU;

CI.  overwegende dat de informatie na een treffer alleen wordt gecommuniceerd aan het Sirene-bureau van de lidstaat die de melding op grond van artikel 36 afgeeft en niet aan andere lidstaten, en dat dit in sommige gevallen onvoldoende is om de verplaatsingen van de bij terrorisme betrokken personen te blijven volgen of de relevante informatie met betrekking tot dergelijke personen te vervolledigen; overwegende dat het vroegtijdig waarschuwen van andere lidstaten die mogelijk betrokken zijn bijvoorbeeld nodig kan zijn wanneer de persoon niet rechtstreeks is teruggekeerd naar de lidstaat van herkomst of wanneer hij of zij wordt vergezeld door onderdanen van een andere lidstaat/andere lidstaten voor wie geen melding is afgegeven, aangezien ze niet bekend zijn bij de bevoegde autoriteiten van deze andere lidstaat/lidstaten;

CJ.  overwegende dat de regering van het VK de EU in kennis heeft gesteld van zijn intentie om de EU op 29 maart 2019 te verlaten; overwegende dat het VK echter heeft aangegeven de samenwerking met de EU op het gebied van veiligheid en terrorismebestrijding te willen voortzetten; overwegende dat de EU en het VK op het gebied van veiligheid en terrorismebestrijding in hoge mate van elkaar afhankelijk zijn en dat het VK deelneemt aan een groot aantal belangrijke wettelijke instrumenten van de EU op het gebied van justitiële samenwerking in strafzaken en toegang heeft tot veel systemen en databanken van de EU voor de uitwisseling van informatie; overwegende dat er regelingen met de EU moeten worden getroffen met betrekking tot alle lopende procedures; overwegende dat een toekomstige regeling de EU en het VK in staat moet stellen om met het oog op de bestrijding van ernstige misdrijven essentiële informatie te blijven delen, verzamelen en analyseren; overwegende dat de terugtrekkingsovereenkomst een soepele overgangsregeling moet garanderen en operationele tekortkomingen en obstakels die het vermogen van de EU om georganiseerde misdaad en terrorisme doeltreffend te bestrijden, zo veel mogelijk moet voorkomen;

Samenwerking en uitwisseling van informatie met de EU-agentschappen

CK.  overwegende dat een efficiënte en systematische samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding tussen de lidstaten en de EU-agentschappen, in overeenstemming met hun wettelijke mandaten, alsook tussen de agentschappen onderling, met name samenwerking tussen Europol en Eurojust, cruciaal is om de inspanningen voor het detecteren, voorkomen en onderzoeken van terreuraanslagen en het opsporen en vervolgen van de daders op doeltreffendere wijze te ondersteunen; overwegende dat Eurojust een in terrorismebestrijding gespecialiseerde aanklager heeft benoemd om een brug te slaan met het ECTC van Europol, zodat de twee agentschappen intensiever kunnen samenwerken en informatie kunnen uitwisselen;

CL.  overwegende dat de uitwisseling van informatie tussen de agentschappen van de EU niet optimaal verloopt doordat er verschillende beveiligde communicatiemiddelen worden gebruikt; overwegende dat de invoering van een interinstitutioneel beveiligd communicatiemiddel de uitwisseling van informatie tussen agentschappen als EU-Intcen, Europol en Frontex kan vergemakkelijken en verbeteren;

CM.  overwegende dat speciale verbindingsfunctionarissen voor terrorismebestrijding meerwaarde kunnen opleveren voor de werkzaamheden van de agentschappen en voor hun eigen lidstaten;

CN.  overwegende dat er in de lidstaten verschillen bestaan wat het aantal bevoegde autoriteiten betreft dat de databanken van Europol kan raadplegen of contact met Europol kan opnemen zonder dat daarvoor tussenkomst van de nationale verbindingsfunctionarissen vereist is; overwegende dat sommige lidstaten niet over beperkt toegankelijke en veilige nationale politiecommunicatienetwerken beschikken, waardoor hun bevoegde autoriteiten geen gedecentraliseerde toegang hebben tot relevante netwerken, met name het beveiligde platform voor de uitwisseling van informatie CT-Siena;

CO.  overwegende dat de lidstaten op grond van verschillende EU-instrumenten, zoals Besluit 2005/671/JBZ, de richtlijn terrorismebestrijding en de Europol-verordening, verplicht zijn informatie over terrorisme te delen met de relevante agentschappen; overwegende dat een regelmatig, tijdig en systematisch plaatsvindende intensievere uitwisseling van informatie, met inbegrip van contextuele informatie, met Europol en Eurojust, in overeenstemming met hun wettelijke mandaten, de uitoefening van hun taken vergemakkelijkt als het erom gaat verbanden tussen zaken te leggen en een overzicht te geven van de uitdagingen en beste praktijken op het gebied van onderzoek, strafvervolging en berechting met betrekking tot terroristische misdrijven; overwegende dat lidstaten in het kader van Besluit 2005/671/JBZ nog steeds niet spontaan relevante informatie met andere lidstaten uitwisselen als deze informatie kan worden gebruikt voor het voorkomen, ontdekken, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven; overwegende dat de hoeveelheid informatie die wordt gedeeld met Eurojust de afgelopen jaren is toegenomen, maar dat er nog steeds verschillen bestaan tussen lidstaten wat betreft de hoeveelheid, de soorten en de reikwijdte van de gedeelde informatie, hetgeen tot gevolg kan hebben dat de beschikbare informatie gefragmenteerd is;

CP.  overwegende dat Cepol aanzienlijk bijdraagt aan de opleidingen op het gebied van terrorismebestrijding voor rechtshandhavingsambtenaren in de lidstaten en in prioritaire derde landen;

Wederzijdse erkenning en wederzijdse rechtshulp

CQ.  overwegende dat regelingen voor wederzijdse rechtshulp in toenemende mate worden vervangen door instrumenten voor wederzijdse erkenning, aangezien laatstgenoemde de grensoverschrijdende samenwerking tussen bevoegde autoriteiten binnen de EU helpen verbeteren door de procedures te bespoedigen en te stroomlijnen; overwegende dat het kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de richtlijn betreffende het Europees onderzoeksbevel voorbeelden zijn van instrumenten voor wederzijdse erkenning die door beroepsbeoefenaars nuttig worden geacht;

CR.  overwegende dat het beginsel van wederzijdse erkenning aan de ene kant afhankelijk is van een hoge mate van vertrouwen tussen de lidstaten en er aan de andere kant toe bijdraagt het wederzijdse vertrouwen te versterken door ervoor te zorgen dat de autoriteiten van verschillende lidstaten efficiënt kunnen samenwerken in de strijd tegen het terrorisme;

CS.  overwegende dat gemeenschappelijke onderzoeksteams de coördinatie van strafrechtelijk onderzoek en strafvervolging in zaken met een grensoverschrijdende dimensie vergemakkelijken en de onmiddellijke uitwisseling van informatie en bewijsmateriaal mogelijk maken; overwegende dat de inzet van gemeenschappelijke onderzoeksteams praktische voordelen biedt, zoals een betere uitwisseling van informatie en goede praktijken, betere vergaring van bewijsmateriaal en wederzijdse erkenning van de door de betrokken partijen ondernomen acties; overwegende dat gemeenschappelijke onderzoeksteams voldoende financiering nodig hebben om doeltreffend te kunnen werken;

CT.  overwegende dat nauwe samenwerking tussen aanbieders van onlinediensten noodzakelijk is met het oog op het veiligstellen en verkrijgen van elektronisch bewijs op verzoek van de verantwoordelijke rechtshandhavingsinstantie en op basis van een deugdelijk wettelijk proces, gezien het belang daarvan voor het onderzoeken van terroristische misdrijven;

CU.  overwegende dat het Schengengebied zonder binnengrenzen een prestatie van formaat van de EU is en dat dit alleen kan blijven bestaan indien de buitengrenzen doeltreffend worden beveiligd en beschermd, er een eind komt aan illegale grensoverschrijdingen en er interne veiligheidsmaatregelen worden vastgesteld om het risico van ernstige misdrijven tegen te gaan; overwegende dat er talrijke voorstellen zijn goedgekeurd om de veiligheidscontroles aan de buitengrenzen te versterken; overwegende dat sommige lidstaten hebben verzocht om meer flexibiliteit voor een tijdelijke herinvoering van controles aan de binnengrenzen bij ernstige bedreigingen voor de openbare orde of veiligheid, zoals voorgesteld door de Commissie;

CV.  overwegende dat op 7 april 2017 de nieuwe Verordening (EU) 2017/458(9) tot wijziging van de Schengengrenscode in werking is getreden om het, met name naar aanleiding van de toegenomen terroristische dreiging, mogelijk te maken alle personen die de buitengrenzen overschrijden, waaronder de personen die gebruik maken van hun recht op vrij verkeer, systematisch in de relevante databanken na te trekken;

CW.  overwegende dat sommige onderdelen van de verordening met betrekking tot bepaalde gebieden van het grenstoezicht, zoals de systematische raadpleging van databanken bij grenscontroles en grondige controle van de vereiste toegangsvoorwaarden, niet ten uitvoer zijn gelegd;

CX.  overwegende dat de verijdelde aanslag op de Thalys-trein van 21 augustus 2015, de aanslagen in Parijs van 13 november 2015 en de aanslagen in Brussel van 22 maart 2016 hebben aangetoond dat in een beperkt aantal gevallen terroristen misbruik hebben gemaakt van tekortkomingen in het beleid inzake grensbeheer van de EU en diverse lidstaten, die niet voorbereid waren op een massale instroom; overwegende dat door wetshandhavingsinstanties is gemeld dat ten minste acht van de daders van deze aanslagen in juli, augustus en oktober 2015 op illegale wijze de EU zijn binnengekomen; overwegende dat latere daders in andere gevallen in lidstaten waren gebleven ondanks de verplichting tot vertrek of uitzetting; overwegende dat hierdoor bepaalde tekortkomingen in het EU-beleid voor grensbeheer en de uitvoering daarvan op het niveau van de lidstaten aan het licht zijn gekomen;

CY.  overwegende dat de Raad de lidstaten in zijn conclusies 10152/17 heeft aanbevolen om wanneer zij te maken krijgen met irreguliere migranten op nationaal niveau in voorkomend geval controles uit te voeren aan de hand van de databanken die worden aangevuld en gebruikt door bevoegde autoriteiten en het nationaal geautomatiseerd systeem voor vingerafdrukherkenning (AFIS), op Europees en op internationaal niveau aan de hand van de databanken van het SIS, Europol, het VIS, Eurodac en Interpol (I-24/7-netwerk), en meer in het bijzonder persoonsgegevens, gestolen of verloren reisdocumenten (SLTD), buitenlandse terroristische strijders (FTF) en reisdocumenten die verband houden met signaleringen (TDAWN);

CZ.  overwegende dat het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex) op grond van artikel 11 van Verordening (EU) nr. 1168/2011 en het positieve advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS) persoonsgegevens mag verwerken; overwegende dat Frontex echter vanwege de korte opslagtermijn voor gegevens die bij Verordening (EU) 2016/1624 is vastgesteld en 90 dagen bedraagt, moeilijkheden ondervindt bij de uitoefening van zijn bewakingstaken op het gebied van terrorismebestrijding; overwegende dat Eurojust en Frontex slechts een memorandum van overeenstemming betreffende de uitwisseling van algemene, strategische en technische informatie hebben ondertekend, dat zich niet uitstrekt tot de uitwisseling van persoonsgegevens; overwegende dat voor Frontex een specifiek wetgevingskader voor de verwerking van persoonsgegevens moet worden opgesteld opdat dit agentschap zijn taken kan vervullen;

DA.  overwegende dat functionarissen van Frontex aan grensovergangen ook toegang moeten hebben tot de databanken van Eurodac, het SIS, het EES en het VIS om controles te kunnen uitvoeren;

DB.  overwegende dat er momenteel geen minimumnormen of gemeenschappelijke regels zijn voor de beveiliging van de identiteitsbewijzen van Unieburgers of de verblijfsdocumenten die worden verstrekt aan burgers van de Unie en hun gezinsleden die hun recht op vrij verkeer willen uitoefenen;

DC.  overwegende dat driekwart van de frauduleuze documenten die worden ontdekt aan de buitengrenzen en in de EU, imitaties zijn van identiteitsdocumenten die zijn afgegeven door lidstaten en landen die betrokken zijn bij het Schengengebied; overwegende dat voor de ontdekte vervalsingen in de meeste gevallen minder goed beveiligde nationale identiteitsbewijzen waren gebruikt;

DD.  overwegende dat sommige lidstaten luchtvaartmaatschappijen op hun grondgebied er niet toe verplichten te controleren of de persoonsgegevens op tickets overeenstemmen met die van de identiteitsbewijzen van de passagiers, waardoor moeilijk kan worden vastgesteld of de opgegeven identiteit overeenkomt met de ware identiteit van de betrokkene; overwegende dat dit van cruciaal belang is voor vluchten binnen de EU; overwegende dat passende identiteitscontroles en de controle van reisdocumenten echter taken van de politie moeten blijven;

DE.  overwegende dat bewijsmateriaal van gevechtshandelingen vaak essentieel is voor de identificatie van potentiële buitenlandse terroristische strijders en slachtoffers, en moet worden opgenomen in de relevante databanken, opdat dit meteen beschikbaar is voor grenswachten, en moet worden gedeeld met rechercheurs en aanklagers voor resp. onderzoeken en rechtszaken;

Terrorismefinanciering

DF.  overwegende dat verscheidene lidstaten het Verdrag van de Raad van Europa inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven en de financiering van terrorisme van 16 mei 2005, ook bekend als het Verdrag van Warschau, dat het meest uitgebreide internationale verdrag inzake witwassen en de financiering van terrorisme is, nog niet hebben geratificeerd; overwegende dat de inbeslagneming van activa die zijn vergaard door middel van criminele activiteiten een zeer efficiënt instrument is om misdaad en terrorisme te bestrijden, aangezien het voorkomt dat criminelen bij de opbrengsten van hun illegale activiteiten kunnen komen en dat terroristen een aanslag kunnen voorbereiden; overwegende dat de Financiële-actiegroep (FATF) wereldwijde normen bepaalt voor de bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering, en rechtsgebieden aanmerkt waar de maatregelen voor de bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering zwak zijn;

DG.  overwegende dat de EU twee wetgevingsinstrumenten heeft aangenomen om FATF-aanbevelingen ten uitvoer te leggen, namelijk de vierde en vijfde witwasrichtlijn, om de tekortkomingen aan te pakken die aan het licht zijn gekomen naar aanleiding van terroristische aanslagen; overwegende dat lidstaten tot 26 juni 2017 de tijd hadden om de witwasrichtlijn in hun nationale wetgeving om te zetten, maar nog niet alle lidstaten dit hebben gedaan; overwegende dat verscheidene lidstaten het blijven toestaan dat de uiteindelijke begunstigden van trusts, stichtingen of vennootschappen anoniem blijven en beschikken over aandelen aan toonder, waardoor het gemakkelijker wordt de oorsprong en bestemming van financiële stromen en de verantwoordelijkheid voor economische activiteiten die een dekmantel vormen voor de financiering van terrorisme en georganiseerde misdaad, te verhullen; overwegende dat de vijfde witwasrichtlijn de transparantie over deze kwesties zal vergroten;

DH.  overwegende dat de enquêtecommissie die onderzoek moet doen naar vermeende inbreuken op en gevallen van wanbeheer bij de toepassing van het Unierecht met betrekking tot witwaspraktijken, belastingontwijking en belastingontduiking van het Europees Parlement (PANA) heeft ontdekt hoe belastingontduikers actief worden geholpen door professionele tussenpersonen die ogenschijnlijk aan de wettelijke voorschriften voldoen;

DI.  overwegende dat de Commissie en Europol in juli 2017 de status van waarnemer hebben gekregen in de Egmont-groep, een internationaal verenigd orgaan dat bestaat uit 156 financiële-inlichtingeneenheden (FIE's) en als doel heeft niet alleen de samenwerking tussen FIE's maar ook tussen andere bevoegde autoriteiten te versterken;

DJ.  overwegende dat Da'esh en andere terroristische organisaties voor hun financiering onder andere misbruik maken van fondsenwerving via sociale media, financiering via liefdadigheidsorganisaties en organisaties zonder winstoogmerk, overmakingen van kleine bedragen en prepaidkaarten; overwegende dat platforms voor microkredieten worden gebruikt om elk van deze financieringsvormen te mogelijk te maken;

DK.  overwegende dat de recente terroristische aanslagen hebben aangetoond dat niet alleen gebruik wordt gemaakt van traditionele vormen van terrorismefinanciering, zoals particuliere giften, afpersing, ontvoeringen voor losgeld, oneigenlijk gebruik en misbruik van organisaties zonder winstoogmerk, formele en informele geldovermakingssystemen, het gebruik van de opbrengsten van criminele activiteiten, contanten of overschrijvingen via banken, maar dat ook nieuwe financieringsmethoden via elektronische, onlinebetaalmethoden zoals virtuele valuta, anonieme prepaidkaarten en informele waardeoverdrachtsystemen (IVTS) ook het risico met zich meebrengen misbruikt te worden door terroristische organisaties om hun activiteiten te financieren; overwegende dat de anonimiteit omtrent sommige cryptovaluta leidt tot een toename in het gebruik daarvan voor illegale activiteiten; overwegende dat het gebruik van cryptovaluta door georganiseerde criminele groeperingen om criminele activiteiten en terrorisme te financieren en opbrengsten uit criminele activiteiten wit te wassen, de afgelopen jaren is toegenomen; overwegende dat Europol heeft samengewerkt met nationale autoriteiten bij de ontmanteling van diverse criminele operaties die verband hielden met de handel in cryptovaluta;

DL.  overwegende dat in sommige landen met een minder goed ontwikkeld bankenstelsel mobiele bankdiensten zeer gangbaar zijn, waardoor het moeilijk is om de begunstigden van geldovermakingen te identificeren; overwegende dat bij dergelijke overmakingen via mobiel bankieren sprake is van een hoog risico van terrorismefinanciering en dat de bevoegde diensten dan ook in staat moeten worden gesteld bepaalde vormen van terrorismefinanciering te traceren, zonder in de overgrote meerderheid van de gevallen tegen het bankgeheim aan te lopen; overwegende dat bij het gebruik en het overmaken van fondsen via alternatieve geldovermakingssystemen ook het risico bestaat dat terrorisme wordt gefinancierd;

DM.  overwegende dat samenwerking en de uitwisseling van informatie tussen meldingsplichtige entiteiten, financiële-inlichtingeneenheden en bevoegde autoriteiten van groot belang zijn om de financiering van terrorisme op doeltreffende wijze te bestrijden; overwegende dat FIE's bij de uitvoering van hun taken toegang moeten hebben tot informatie en deze moeten kunnen uitwisselen, onder meer via passende samenwerking met rechtshandhavingsautoriteiten; overwegende dat het van essentieel belang is hun doeltreffendheid en efficiëntie te verbeteren door de lidstaten opheldering te laten verschaffen over hun bevoegdheden en hun onderlinge samenwerking;

DN.  overwegende dat het programma voor het traceren van terrorismefinanciering (TFTP) een zinvol instrument is voor de bestrijding van terrorismefinanciering; overwegende dat met behulp van dit instrument geen terrorismefinanciering kan worden opgespoord waarbij gebruik wordt gemaakt van SEPA-transacties, wat een belangrijke informatielacune tot gevolg heeft; overwegende dat een systeem voor het traceren van terrorismefinanciering ter aanvulling van de bestaande TFTP-overeenkomst de mogelijkheden van de EU om terreuraanslagen te voorkomen en te onderzoeken zou versterken doordat het essentiële aanvullende informatie over terrorismefinanciering zou opleveren, en efficiënter en doeltreffender zou functioneren dan het natrekken van verdachte financiële transacties via bilaterale of multilaterale informatieverzoeken en/of verzoeken om rechtshulp; overwegende dat het meermaals heeft verzocht om de invoering van dat systeem, met name in zijn resolutie van 25 november 2015 over het voorkomen van de radicalisering en werving van Europese burgers door terroristische organisaties(10);

Bescherming van kritieke infrastructuur

DO.  overwegende dat incidenten waarbij kritieke infrastructuur betrokken is, met name in verband met (verijdelde) terroristische aanslagen, ernstige en grensoverschrijdende gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid van de Europese burgers en staten;

DP.  overwegende dat diensten met behulp van steeds complexere systemen worden verricht, waardoor de bestaande sectorale benadering inzake Europese kritieke infrastructuren achterhaald is;

DQ.  overwegende dat cyberaanvallen op elektronische diensten of onderling verbonden systemen een essentieel onderdeel van hybride bedreigingen vormen; overwegende dat het toenemende aantal cyberaanvallen fysieke effecten heeft of kan hebben op kritieke infrastructuur en de gebruikers daarvan; overwegende dat het noodzakelijk is de paraatheid te vergroten om cyberterreurdreigingen het hoofd te bieden;

DR.  overwegende dat uit de brede beoordeling van het veiligheidsbeleid van de EU en de evaluatie van Richtlijn 2008/114/EG door de Commissie naar voren komt dat: de bedreigingen voor kritieke infrastructuur naar verwachting zullen blijven toenemen, dat het noodzakelijk is om de paraatheids- en responscapaciteiten te versterken en Richtlijn 2008/114/EG te herzien, en dat vervoerinfrastructuur een mogelijk doelwit voor aanvallen is; overwegende dat er een beter kader nodig is ter beveiliging van het spoorwegvervoer en dat aandacht moet worden besteed aan de bescherming van met vervoerinfrastructuur verband houdende openbare ruimten, zoals luchthavens, havens, maritieme vervoersvoorzieningen en treinstations maar ook voorzieningen voor energieproductie, met bijzondere aandacht voor kerncentrales;

DS.  overwegende dat aanslagen op kritieke infrastructuur rampzalige gevolgen kunnen hebben; overwegende dat de lidstaten voor een adequate, doeltreffende bescherming van deze installaties moeten zorgen;

DT.  overwegende dat de melding van incidenten van essentieel belang zijn om tekortkomingen in kaart te brengen, de doeltreffendheid van bestaande maatregelen te verbeteren, de prestaties van kritieke infrastructuur tijdens verstorende gebeurtenissen te evalueren, bewustzijn te kweken voor de noodzaak om bestaande beveiligingsplannen te herzien en nieuwe bedreigingen vroegtijdig te signaleren;

DU.  overwegende dat de lidstaten meer oefeningen op het gebied van crisisrespons moeten houden, ook in derde landen, om met deze landen samen te werken en de capaciteiten te vergroten;

DV.  overwegende dat voor de bescherming en verzekering van kritische infrastructuur en "zachte doelwitten" samenwerking tussen de publieke en private sector nodig is, ook op cybergebied;

DW.  overwegende dat particuliere beveiligingsdiensten bijdragen aan het waarborgen van bestendige beveiligingsketens en dat bij de openbare aanbesteding van deze diensten daarom bijzondere kwaliteitscriteria in acht moeten worden genomen met betrekking tot aspecten als de opleiding, het doorlichten en de screening van personeel, kwaliteitscontrole en conformiteitsborging, de toepassing van nieuwe technologieën en contractbeheer;

DX.  overwegende dat de Commissie naar aanleiding van haar evaluatie van Richtlijn 2008/114/EG van 2012 een proefproject heeft gelanceerd met betrekking tot vier kritieke infrastructuren met een Europese dimensie (Eurocontrol, Galileo, het elektriciteitstransmissienet en het gastransportnetwerk);

DY.  overwegende dat de Commissie in haar mededeling over het nieuwe meerjarig financieel kader heeft voorgesteld om de EU-financiering voor veiligheid en defensie, met inbegrip van de binnenlandse veiligheid van de EU, aanzienlijk te verhogen;

DZ.  overwegende dat een aantal terroristische aanslagen in de EU is gepleegd door personen die bekend waren bij de autoriteiten; overwegende dat autoverhuurbedrijven niet over de capaciteit beschikken om informatie als gegevens over boekingen en reserveringen uit te wisselen met rechtshandhavingsinstanties zodat deze informatie kan worden vergeleken met officiële volglijsten en politiedatabanken;

Precursoren voor explosieven

EA.  overwegende dat in 2015 en 2016 bij 40 % van de terroristische aanslagen in de EU explosieven zijn gebruikt(11);

EB.  overwegende dat bij de meeste aanslagen met explosieven gebruik is gemaakt van triacetontriperoxide (TATP)(12), een zelfgemaakt explosief mengsel dat nog steeds zeer populair is bij terroristen; overwegende dat TATP zeer eenvoudig kan worden vervaardigd met behulp van slechts een paar benodigdheden; overwegende dat veel civiele fabrieken en faciliteiten die deze stoffen gebruiken toegankelijk blijven voor criminele kopers, waaronder terroristen, aangezien de lidstaten ondanks het EU-actieplan voor CBRN geen uitvoerende controlemaatregelen hebben getroffen;

EC.  overwegende dat sommige terroristen ondanks Verordening (EU) nr. 98/2013 nog steeds precursoren voor explosieven, met name voor de vervaardiging van TATP, weten te bemachtigen; overwegende dat het nog steeds mogelijk is om aan de in bijlage I van die verordening vermelde stoffen te komen; overwegende dat Verordening (EU) nr. 98/2013 onvoldoende beperkingen en controles oplegt, door bijvoorbeeld alleen te eisen dat transacties worden geregistreerd; overwegende dat striktere controles een topprioriteit zijn;

ED.  overwegende dat de grootste problemen bij de tenuitvoerlegging van die verordening zijn dat de bestaande wetgeving in de toeleveringsketen onvoldoende bekend is vanwege het grote aantal marktdeelnemers (verkopers van huishoudelijke producten) en dat het lastig is de beperkingen op de internetverkoop, de invoer en het verkeer binnen de EU te handhaven;

EE.  overwegende dat het voorstel van de Commissie voor een verordening over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven (COM(2018)0209) van 17 april 2018 voorziet in strengere en meer geharmoniseerde voorschriften inzake het beschikbaar stellen, de introductie, het bezit en het gebruik van stoffen of mengsels die kunnen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van explosieven, met het oog op het beperken van hun beschikbaarheid voor het algemene publiek en om te garanderen dat verdachte transacties in de toeleveringsketen naar behoren worden gemeld;

EF.  overwegende dat chemicaliën op onlinemarktplaatsen te vinden zijn onder hun schriftelijke benaming, hun formule of hun CAS-identificatienummer (Chemical Abstracts Service), maar dat zij in veel gevallen alleen onder hun generieke benaming worden vermeld; overwegende dat er zoveel naamvariaties zijn dat het eenvoudiger zou zijn om lijsten specifieke stoffen op te sporen indien de vermelding van een opspoorbaar CAS-nummer eveneens verplicht zou zijn;

EG.  overwegende dat de verordening alleen betrekking heeft op de verkoop aan het algemene publiek en niet aan professionele gebruikers, die bovendien niet zijn gedefinieerd in de verordening; overwegende dat op de interne markt uiteenlopende criteria voor de definitie van professionele gebruikers worden gehanteerd;

EH.  overwegende dat, volgens de impactbeoordeling van 17 april 2018 (SWD(2018)0104) en het bijhorende voorstel voor een verordening (COM(2018)0209), de opleiding voor douaneautoriteiten met betrekking tot het herkennen van explosieven en precursoren voor explosieven als onderdeel van hun takenpakket aan de buitengrenzen moet worden uitgebreid;

Illegale wapens

EI.  overwegende dat de toegang tot vuurwapens en onderdelen van explosieve apparaten een cruciale factor is om terroristische aanslagen te kunnen plegen; overwegende dat gewelddadige extremistische groeperingen in de EU vaak een beroep moeten doen op criminele netwerken om wapens aan te schaffen; overwegende dat volgens het TE-SAT-verslag 2018 van Europol bij 41 % van alle aanslagen vuurwapens werden gebruikt, wat een lichte toename betekent ten opzichte van 2016 (38 %)(13);

EJ.  overwegende dat in de afgelopen jaren een toename te constateren valt van het gebruik van omgebouwde wapens voor het afvuren van losse patronen en van onbruikbaar gemaakte wapens die opnieuw gebruiksklaar zijn gemaakt; overwegende dat er recentelijk ook aanslagen zijn gepleegd met verschillende soorten messen;

EK.  overwegende dat ook de vervlechting van misdaad en terrorisme de toegang van terroristen tot vuurwapens vergemakkelijkt;

EL.  overwegende dat de Raad de lidstaten in zijn conclusies van 8 oktober 2015 heeft verzocht systematisch relevante informatie door te geven aan Interpol en Europol;

Externe dimensie

EM.  overwegende dat een aantal regio's in het nabuurschap van de EU, zoals de MONA-landen en landen op de Balkan, voor grote uitdagingen staan met betrekking tot onder meer de behandeling van buitenlandse terroristische strijders en teruggekeerden, en nationale radicale cellen;

EN.  overwegende dat de Balkan van cruciaal belang blijft voor de stabiliteit in Europa; overwegende dat de uitdagingen op het gebied van terrorisme en islamitisch extremisme een door etnische, politieke en sociale polarisatie en criminele netwerken verzwakte regionale situatie verder bemoeilijken; overwegende dat de landen van die regio al het doelwit zijn geweest van terrorisme (zij het dat de aanslagen konden worden voorkomen) en dat zij nu al als doorvoerlanden voor mensen en wapens fungeren;

EO.  overwegende dat alle MONA-landen met grootschalige terroristische aanslagen zijn geconfronteerd en nog steeds belangrijke doelwitten zijn; overwegende dat deze landen afgezien van een kritieke sociaal-economische situatie ook kunnen worden geconfronteerd met diverse uitdagingen die verband houden met de terugkeer van buitenlandse terroristische strijders van Da'esh en Al Qaida, gezien het grote aantal jihadisten dat afkomstig is uit deze regio; overwegende dat de uitwisseling van informatie en solide partnerschappen met deze belangrijke derde landen door middel van een gecoördineerde EU-aanpak, door samenwerking en ondersteuning te bieden in de vorm van capaciteitsopbouw, helpen om aanslagen te verijdelen en terroristische netwerken te ontmantelen;

EP.  overwegende dat zich in regio's zoals de MONA-landen, de Sahel, de Hoorn van Afrika, West-Afrika, de Golfstaten en Centraal-Azië terroristische netwerken hebben ontwikkeld die banden hebben met Da'esh en Al Qaida; overwegende dat gefinancierd religieus extremisme en sektarisch geweld ernstige problemen vormen, aangezien terroristische netwerken zich daardoor kunnen verspreiden, banden aan kunnen gaan met andere criminele ondernemingen en actief kunnen worden in die regio's om Europa en Europese belangen schade te berokkenen;

EQ.  overwegende dat Da'esh en andere terreurgroepen in hun financiering hebben kunnen voorzien dankzij de actieve of passieve medeplichtigheid van sommige landen, met inbegrip van zogenaamde EU bondgenoten in de strijd tegen terrorisme, maar ook dankzij particuliere actoren;

ER.  overwegende dat het van cruciaal belang is dat de Europese Unie nauw blijft samenwerken met derde landen die partners zijn in de strijd tegen terrorisme; overwegende dat de dialoog over de genomen maatregelen en acties om terrorisme en terrorismefinanciering te bestrijden, inclusief de volledige tenuitvoerlegging van de aanbevelingen van de FATF, en radicalisering te voorkomen in stand moeten worden gehouden, in het bijzonder met de Golfstaten; overwegende dat de interparlementaire samenwerking met deze belangrijke derde landen een van de instrumenten is die moeten worden versterkt;

ES.  overwegende dat de EU bij de bestrijding van terrorisme op verschillende manieren samenwerkt met derde landen; overwegende dat een beroep kan worden gedaan op verschillende EU-instrumenten om terrorismebestrijdingsprogramma's in het buitenland te financieren; overwegende dat de EU een netwerk van terrorismebestrijdingsdeskundigen heeft opgezet bij de EU-delegaties; overwegende dat EU-agentschappen als Europol, Eurojust en Cepol op het gebied van terrorismebestrijding ook samenwerken met derde landen, bijvoorbeeld in het kader van strategische en operationele overeenkomsten;

ET.  overwegende dat de EU met betrekking tot terrorismebestrijding over een sanctiesysteem met drie soorten maatregelen beschikt, dat door de EDEO ten uitvoer wordt gelegd; overwegende dat dit systeem als gevolg van procedurele beperkingen en een terughoudende opstelling van de lidstaten onvolledig is en niet ten volle wordt benut;

EU.  overwegende dat in de conclusies van de Raad over het externe optreden van de EU op het gebied van terrorismebestrijding van 19 juni 2017 wordt gewezen op de rol van de missies en operaties in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) bij de bestrijding van terrorisme, aangezien deze positief bijdragen aan de veiligheid, stabiliteit, grenscontroles, hervormingen in de beveiligingssector, ontwikkeling van capaciteiten op het gebied van terrorismebestrijding en het delen van informatie;

Slachtoffers van terrorisme

EV.  overwegende dat te veel mensen in de EU directe slachtoffers van terrorisme waren, waardoor duizenden families posttraumatische aandoeningen opliepen die gevolgen hebben voor hun welzijn op de lange termijn; overwegende dat er geen geharmoniseerde statistieken zijn over het exacte aantal slachtoffers; overwegende dat vóór 2001 de IRA en de ETA verantwoordelijk waren voor de meeste slachtoffers van terrorisme, terwijl daarna terroristische acties die werden georganiseerd of geïnspireerd door Al Qaida en Da'esh, verreweg de voornaamste oorzaak waren;

EW.  overwegende dat door de dood van de slachtoffers als gevolg van terroristische aanslagen families worden verwoest en dat veel van de gewonde overlevenden van terroristische aanslagen gehandicapt of verminkt raken door verlies van ledematen of met psychologische problemen kampen, waardoor hun leven op zijn kop komt te staan en hun situatie zwaar drukt op de naaste familie en de gemeenschap, terwijl de langetermijnbehoeften van de slachtoffers maar al te vaak worden genegeerd zodra de aandacht van de media verslapt; overwegende dat post-traumatische stress een grote uitdaging vormt voor de volksgezondheid in Europa; overwegende dat er geen algemene Europese cijfers zijn over de effecten van terrorisme op de mentale gezondheid van de bevolking na de verschillende aanslagen;

EX.  overwegende dat slachtoffers van terrorisme een zeer specifieke status hebben en dat het niet alleen wettelijk verplicht is om aan hun behoeften te voldoen krachtens het EU-, internationaal en nationaal recht, maar dat dit ook tot de verantwoordelijkheid van onze samenleving in haar geheel behoort; overwegende dat bij recente aanslagen in de EU slachtoffers uit een groot aantal verschillende lidstaten zijn gevallen;

EY.  overwegende dat er op Europees niveau geen afgebakend wettelijk statuut is voor slachtoffers van terrorisme om hun toegang te verschaffen tot maatschappelijke dienstverlening of hun het recht te geven op schadevergoeding; overwegende dat slachtoffers van de recente terroristische aanslagen in Europa nog steeds hun recht niet hebben kunnen halen, niet correct worden behandeld en geen beroep kunnen doen op slachtofferhulp of financiële bijstand; overwegende dat slachtoffers mogelijk te maken zullen krijgen met secundair slachtofferschap, hetgeen niet alleen gevolgen voor ze heeft in gerechtelijke procedures, maar ook in de vele interacties die zij hebben met andere statelijke en niet-statelijke entiteiten;

EZ.  overwegende dat er nog steeds verschillen bestaan in de manier waarop de bepalingen van Richtlijn 2012/29/EU(14) zijn omgezet in procedures op nationaal niveau; overwegende dat de Commissie nog steeds haar verslag over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn niet heeft ingediend; overwegende dat het Europees Parlement op 30 mei 2018 een resolutie heeft aangenomen over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn(15);

FA.  overwegende dat schadevergoeding voor de slachtoffers van terrorisme dient als een vorm van erkenning door de samenleving van de schade die is geleden als gevolg van de aanslag en als financiële steun en schadeloosstelling; overwegende dat er tussen de lidstaten grote verschillen bestaan in de schadevergoedingsniveaus en de procedures, waardoor de opvattingen die slachtoffers hebben over onrecht en hun lijden worden verergerd;

FB.  overwegende dat hulpsystemen moeten worden opgezet op een manier die garandeert dat ook constant en systematisch aandacht wordt besteed aan slachtoffers in grensoverschrijdende situaties en dat zij in hun thuisland bijstand krijgen, maar ook in contact blijven met hulpverleners in het land waar de aanslag plaatsvond;

FC.  overwegende dat Eurojust de uitvoering van verzoeken om wederzijdse rechtshulp heeft gefaciliteerd voor het coördineren en verlenen van bijstand aan slachtoffers van terrorisme bij de uitoefening van hun rechten, aangezien buitenlandse slachtoffers in hun nationale rechtsstelsel verschillende rechten hebben en uiteenlopende rollen vervullen;

FD.  overwegende dat terrorisme ook ondernemingen, met inbegrip van kleine en middelgrote odernemingen, schade kan berokkenen, bijvoorbeeld door schade aan eigendommen te veroorzaken of de zakelijke activiteiten te onderbreken;

FE.  overwegende dat het Parlement een proefproject heeft voorgesteld om een "Europees coördinatiecentrum voor slachtoffers van terrorisme" in te stellen, door belangrijke operationele deskundigen, advocaten van slachtoffers en betrokken organisaties uit heel Europa bij elkaar te brengen, om de belangrijkste prioriteiten en problemen voor slachtoffers van terrorisme vast te stellen en gecoördineerde grensoverschrijdende steun te bieden;

Grondrechten

FF.  overwegende dat er voor de Europese Unie een noodzakelijke rol is weggelegd door de eerbiediging van democratische waarden, waaronder de rechtsstaat en de grondrechten, te bevorderen; overwegende dat er echter extreme religieuze en politieke opvattingen en praktijken binnen de EU bestaan die lijnrecht indruisen tegen die waarden;

FG.  overwegende dat maatregelen inzake terrorismebestrijding en bescherming van de vrijheden geen tegenstrijdige doelstellingen vormen, maar elkaar aanvullen en wederzijds versterken; overwegende dat de grondrechten van elke persoon moeten worden gewaarborgd en beschermd en alle maatregelen in de strijd tegen terrorisme zo min mogelijk gevolgen moeten hebben voor de onschuldige bevolking die hiermee niets te maken heeft;

FH.  overwegende dat bij maatregelen inzake terrorismebestrijding alle fundamentele rechten en beginselen altijd volledig moeten worden gewaarborgd, waaronder op het vlak van privacy en gegevensbescherming, de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst, en ook procedurele waarborgen moeten worden geboden, zoals het vermoeden van onschuld, het recht op een eerlijk proces en het recht op informatie, zodat individuen op doeltreffende wijze bezwaar kunnen maken tegen schendingen van hun grondrechten, inclusief de mogelijkheid om in beroep te gaan, en het acquis van de Unie over procedurele rechten wordt nageleefd; overwegende dat bij dergelijke maatregelen terdege rekening wordt gehouden met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie;

FI.  overwegende dat het cruciaal is dat bij onderzoeken in het kader van terrorismebestrijding een hoge mate van professionaliteit wordt betracht en dat alle maatregelen gericht, evenredig en noodzakelijk zijn; overwegende dat het beleid inzake terrorismebestrijding niet mag leiden tot sociale uitsluiting en stigmatisering; overwegende dat het Bureau voor de grondrechten verzocht kan worden een advies op te stellen over wetgeving inzake terrorismebestrijding in de context van het meerjarig kader daarvan;

FJ.  overwegende dat rechtshandhavings- en justitiepersoneel de eerste linie vormt in de strijd tegen terrorisme; overwegende dat er meerdere gedocumenteerde gevallen zijn van politie- en justitieambtenaren en hun gezinnen op wie gewelddadige extremisten het gemunt hadden en die bedreigd werden, met soms gewelddadige fysieke aanvallen en zelfs moord tot gevolg; overwegende dat het van groot belang is dat er politieke en publieke steun is voor rechtshandhavings- en justitiepersoneel dat de fundamentele rechten waarborgt tijdens onderzoeken in het kader van terrorismebestrijding, waarbij zij hun leven op het spel zetten;

FK.  overwegende dat het Handvest van de grondrechten discriminatie op grond van een handicap verbiedt en onderkent dat personen met een handicap recht hebben op maatregelen die beogen hun zelfstandigheid, hun maatschappelijke en beroepsintegratie en hun deelname aan het gemeenschapsleven te bewerkstelligen; overwegende dat de rechten van personen met een handicap in de EU ook worden beschermd door het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap;

Aanbevelingen

Institutioneel kader

1.  is van mening dat de lidstaten uit hoofde van hun soevereine bevoegdheden weliswaar als eerste verantwoordelijk zijn voor het voorkomen van en de reactie op dreigingen, maar dat er duidelijk behoefte is aan de volledige erkenning van de rol van de Europese Unie en van de maatregelen inzake terrorismebestrijding die zijn genomen in het kader van de "Veiligheidsunie" om hen te ondersteunen, optimale werkmethoden te coördineren en te delen, gemeenschappelijke oplossingen en toegevoegde waarde te bieden, zodat ze de verschijnselen van radicalisme, extremisme en terrorisme beter kunnen bestrijden; is van mening dat Europees optreden in een ruimte zonder binnengrenzen van essentieel belang is om een hoog veiligheidsniveau te garanderen op het hele Europese grondgebied en dat de intensivering van de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen lidstaten en met de Europese Unie cruciaal is om effectief te kunnen reageren op terroristische dreigingen, deze te voorkomen en burgers te beschermen; dringt er bij de lidstaten en de EU-instellingen op aan toe te werken naar een gemeenschappelijke strategische cultuur;

2.  is van mening dat de EU en de lidstaten hun samenwerking moeten verbeteren door de bestaande Europese organen, gespecialiseerde EU-agentschappen en -diensten en de samenwerkingskanalen tussen de bevoegde autoriteiten en gerechtelijke instellingen van de lidstaten te versterken; is van mening dat deze EU-agentschappen toereikende middelen moeten krijgen om de toenemende werklast aan te kunnen;

3.  onderstreept het belang van de uitwisseling van goede praktijken, niet alleen tussen de lidstaten binnen de Europese Unie, maar ook met derde landen; is ingenomen met de initiatieven die zijn genomen door sommige lidstaten, maar ook op plaatselijk niveau door bepaalde steden en zelfs door particuliere spelers, om doeltreffende instrumenten te vinden om terrorisme te bestrijden;

4.  verzoekt de volgende voorzitter van de Commissie een aparte portefeuille in stand te houden voor de commissaris voor de Veiligheidsunie,

5.  verzoekt de Raad om de functie van coördinator voor terrorismebestrijding te handhaven; is van mening dat de EU-coördinator voor terrorismebestrijding een proactieve rol moet blijven spelen in het versterken van de EU-respons in de strijd tegen terrorisme; verzoekt de status en rol te verduidelijken van de coördinator voor terrorismebestrijding, die als brug moet fungeren tussen de bevoegde EU-instellingen en de agentschappen van de lidstaten;

6.  is van mening dat vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid drie aspecten zijn die niet los van elkaar kunnen worden geanalyseerd; is van mening dat de eerbiediging van de grondrechten een essentieel onderdeel moet zijn van alle wetgevingsinitiatieven op het gebied van terrorisme; dringt erop aan dat terrorismebestrijding tot de bevoegdheden van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken van het Europees Parlement blijft behoren om de samenhang met andere wetgevingsdossiers op het gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te garanderen;

7.  roept de Raad op om de bestrijding van georganiseerde misdaad en terrorisme toe te voegen aan de bevoegdheden van het Europees openbaar ministerie;

8.  roept de lidstaten en de Commissie op om het Atlas-netwerk van speciale civiele operatieve eenheden voor terreurbestrijding in de EU-lidstaten verder te versterken en ondersteunen;

9.  dringt er bij de Commissie op aan stelselmatig effectbeoordelingen uit te voeren en belanghebbende burgers en deskundigen te raadplegen met betrekking tot toekomstige wetgevingsvoorstellen voor terrorismebestrijding;

Terrorismedreiging

10.  verzoekt de Commissie om samen met de lidstaten meer transparantie en een gemeenschappelijk begrip van dreigingsniveaus tot stand te brengen; verzoekt de lidstaten om informatie over veranderingen in dreigingsniveaus en de redenen hiervoor snel door te geven; roept de Commissie en lidstaten op hun visie op terrorisme niet te beperken tot alleen jihadisme, maar ook alert te blijven op terroristische dreigingen die worden ingegeven door andere beweegredenen, bijvoorbeeld zoals genoemd in de TE-SAT-verslagen van Europol;

11.  roept de Commissie op er op de relevante internationale fora voor te pleiten dat terrorisme wordt ingedeeld als "misdaad tegen de menselijkheid", een begrip dat wordt beschreven in artikel 7 van het Statuut van Rome, dat heeft geleid tot de oprichting van het Internationaal Strafhof;

12.  roept alle lidstaten in overeenstemming met de conclusies van de Raad van Europa(16) op te erkennen dat Da'esh genocide heeft gepleegd, met name tegen de jezidi's en christelijke en niet-soennitische moslimminderheden, en verzoekt alle lidstaten snel en doeltreffend op te treden op grond van hun verplichting uit hoofde van het Genocideverdrag van 1948 om genocide te voorkomen en te bestraffen, alsook hun algemene verantwoordelijkheid om op te treden tegen misdaden krachtens het internationaal recht;

13.  verzoekt de lidstaten en de bevoegde EU-agentschappen toezicht te houden op alle buitenlandse terroristische strijders en te zorgen voor geharmoniseerde beveiliging en een gerechtelijke follow-up van personen van wie is vastgesteld dat ze zijn teruggekeerd naar Europa; verzoekt de Commissie de lidstaten te steunen bij de vaststelling van onderling afgestemde classificatiesystemen om een onderscheid te maken tussen teruggekeerden met een hoog, gemiddeld en laag risico;

14.  acht het raadzaam dat de lidstaten beschikken over gepaste structuren om te reageren op teruggekeerde kinderen, en in het bijzonder een gespecialiseerd instrument ontwikkelen om, op basis van hun ontwikkelingsfase en de mate waarin ze betrokken zijn geweest bij de criminele activiteiten in het buitenland, te bepalen welke risico's deze kinderen lopen en wat hun behoeften zijn; onderstreept dat rehabilitatieprogramma's moeten worden gebaseerd op een multidisciplinaire aanpak waarin uiteenlopende kennis, onder andere van ervaren professionals op het gebied van trauma, extremisme, kinderontwikkeling, onderwijs en risicobeoordeling samenkomt die is afgestemd op de lokale en nationale context, en deze programma's moeten worden voorzien van duidelijke juridische en organisatiestructuren om met dit alarmerende verschijnsel om te gaan; spoort de lidstaten aan samen te werken met het Internationale Comité van het Rode Kruis, aangezien dit comité bijzondere toegang en expertise heeft op dit gebied;

15.  verzoekt de Commissie een wetgevingsvoorstel op te stellen waarmee kan worden voorkomen dat in de Europese Unie asiel of een andere vorm van internationale bescherming wordt verleend aan daders die in verband met terroristische misdrijven zijn veroordeeld en personen van wie is bewezen dat ze een bedreiging vormen voor de openbare veiligheid;

16.  verzoekt de Commissie het CBRN-actieplan te herzien en actualiseren en verzoekt de lidstaten passende "burgerbeschermingsmaatregelen" vast te stellen of aan te scherpen en te handhaven om voorbereid te zijn op CBRN-aanvallen, door de aanwerving van gekwalificeerd en regelmatig bijgeschoold personeel, zowel voltijdspersoneel als vrijwilligers, en ook te zorgen voor een goede technische infrastructuur met inbegrip van reactiemiddelen zoals speciale mobiele detectiesystemen, voorraden van essentiële medicijnen, slachtofferzorg en de uitwisseling van beste praktijken; benadrukt dat deze maatregelen in overeenstemming moeten zijn met een multidisciplinaire strategie waarin coördinatiemethoden, kennisgevingsprocedures, standaardprotocollen, evacuatieplanning, openbare alarmsystemen en incidentenrapportage zijn opgenomen; verzoekt de Commissie en de lidstaten om deze strategieën geleidelijk aan te harmoniseren; roept de lidstaten op gespecialiseerde laboratoria te openen of bestaande laboratoria te verbeteren; verzoekt de Commissie in samenwerking met het Parlement relevante grensoverschrijdende onderzoeksactiviteiten te ondersteunen; moedigt nauwere samenwerking met het kenniscentrum van de NAVO voor CBRN aan om de uitwisseling van optimale werkmethoden tussen hulpdiensten in de lidstaten van de EU en de NAVO te garanderen;

17.  spoort de lidstaten en de Commissie aan samen te werken met de particuliere sector om mechanismen in te voeren die een betrouwbare, consistente en toereikende bevoorrading met medische tegenmiddelen waarborgen, met inbegrip van de potentiële toepassing van de gezamenlijke aankoopregeling van de EU, die is ingesteld bij Besluit nr. 1082/2013/EU van 22 oktober 2013 over ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid(17);

18.  dringt met het oog op een betere toegankelijkheid aan op de bijwerking van het Europees datasysteem inzake bommen bij Europol en de uitbreiding hiervan naar het Europees analyseproject – dat dient als informatie- en coördinatiehub voor alle CBRN-gerelateerde incidenten in de EU – dat moet worden aangevuld met een voldoende bemand multidisciplinair analyseteam;

19.  is ingenomen met het plan van de Commissie om de CBRN-paraatheid en het reactievermogen van de EU te vergroten door middel van sectoroverschrijdende oefeningen voor rechtshandhavings-, civielebeschermings- en gezondheidsstructuren en, indien relevant, grensbewakings- en douanestructuren, in het kader van de bestaande financieringsinstrumenten en operationele hulpmiddelen, in het bijzonder het Uniemechanisme voor civiele bescherming, Cepol en het Fonds voor interne veiligheid-Politie;

20.  dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan gemeenschappelijke normen vast te stellen voor doorlichtingsprocedures bij kwetsbare instellingen, zoals kerncentrales en gespecialiseerde laboratoria;

21.  spoort de lidstaten aan intensiever gebruik te maken van technische systemen voor het opsporen van chemische, biologische, radiologische en nucleaire stoffen (CBRN), vooral bij grootschalige openbare evenementen, en verzoekt de Commissie in samenwerking met het Parlement meer Europese financiële middelen beschikbaar te stellen voor de grootscheepse aanschaf van dergelijke systemen;

22.  is verheugd over de oprichting binnen het ECTC van een kenniscentrum over het onderwerp CBRN en aanverwante activiteiten over explosieven, dat zal functioneren naast het Europees Opleidingscentrum voor nucleaire veiligheid (Eusectra); pleit voor een standaardprocedure waarbij elke lidstaat daadwerkelijk informatie deelt met het kenniscentrum;

23.  is ingenomen met de vaststelling van een verordening inzake gemeenschappelijke regels op het vlak van veiligheid in de burgerluchtvaart en het mandaat van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 216/2008(18); verzoekt de Commissie om bij de vaststelling van toekomstige gedelegeerde en uitvoeringsbepalingen betreffende drones en vluchtuitvoeringen met drones rekening te houden met veiligheidsaspecten, met inbegrip van regelmatig geactualiseerde risicobeoordelingen, verplichte registratie, elektronische identificatie en geofencing voor alle categorieën drones, alsook verplichte veiligheidsvergunningen en opleidingen voor bestuurders die veiligheids- en inspectieopdrachten uitvoeren;

24.  merkt op dat veel personen die terroristische activiteiten uitvoeren in de EU vaak beginnen in de kleine criminaliteit en in de gevangenis zijn geïndoctrineerd door gewelddadig extremistisch gedachtegoed; verzoekt de lidstaten erop toe te zien dat hun strafrechtsystemen criminelen op de juiste manier straffen en mogelijkheden biedt voor een grondige beraadslaging over het risico op recidivisme alvorens toestemming te verlenen voor een vroegtijdige verlating; benadrukt dat er in de gevangenis moet worden gewerkt aan reclassering en re-integratie en geen voedingsbodem voor gewelddadig extremisme wordt geboden;

25.  onderstreept dat de verwevenheid van terreurorganisaties en georganiseerde misdaad een voortdurende dreiging blijft, met name in verband met logistieke capaciteiten en wapenhandel die mogelijkheden creëren voor grootschalige aanslagen;

26.  wijst op het toenemende gevaar van cyberaanvallen en onderstreept dat de inspanningen ter waarborging van de cyberveiligheid moeten worden opgevoerd, ook op het gebied van terrorismebestrijding;

27.  dringt er bij de lidstaten op aan hun overheidsinstanties die betrokken zijn bij terrorismebestrijding te voorzien van toereikende technische, financiële, educatieve en juridische middelen om zichzelf te kunnen beschermen tegen gewelddadige extremisten bij de uitoefening van hun taken;

Preventie en bestrijding van radicalisering die leidt tot gewelddadig extremisme

Structuren voor de bestrijding van radicalisering

28.  roept ertoe op om als opvolger van het netwerk voor voorlichting over radicalisering (RAN) een EU-"kenniscentrum voor radicaliseringspreventie" binnen de Commissie in te stellen, dat wordt voorzien van toereikende financiële middelen en voldoende personeel; is van mening dat dit onder andere de volgende taken moet vervullen: coördinatie, facilitering van de samenwerking en de uitwisseling van kennis, verkennende projecten en goede praktijken tussen lidstaten, beleidsmakers, beroepsbeoefenaars (door voormalige RAN- en ESCN-structuren erbij te betrekken) en overleg met religieuze leiders of gemeenschappen en academici en deskundigen, waaronder IT-specialisten, op het gebied van de preventie en bestrijding van radicalisering; wijst erop dat het kenniscentrum onder andere opleidingen aan verschillende categorieën professionals moet aanbieden, waaronder rechters en officieren van justitie, ook in partnerschappen met belangrijke strategische derde landen; is van oordeel dat dit centrum ook wetenschappelijke methoden moet vaststellen voor het evalueren en meten van de doeltreffendheid van de programma's en projecten, zodat het desbetreffende beleid indien nodig kan worden aangepast;

29.  merkt op dat volgens het verslag van de Europese Rekenkamer over deradicalisering van 2018 de Commissie geen volledig overzicht bijhoudt van door de EU gefinancierde maatregelen en dat er geen gebruik wordt gemaakt van indicatoren of doelstellingen voor EU-fondsen om te bepalen in hoeverre de aanpak succes heeft; verzoekt de Commissie erop toe te zien dat er in het kader van het Fonds voor interne veiligheid voldoende middelen worden uitgetrokken voor de preventie en bestrijding van radicalisering, waarmee de momenteel over verschillende fondsen en programma's verspreide middelen kunnen worden gestroomlijnd en de coördinatie, zichtbaarheid en doeltreffendheid van het gebruik ervan aan de hand van mogelijk door het kenniscentrum voor radicaliseringspreventie op te stellen criteria kunnen worden verbeterd;

30.  dringt er bij de lidstaten op aan uitgebreide nationale en regionale strategieën voor de preventie en bestrijding van radicalisering vast te stellen, met voldoende financiële middelen voor gemeenschappen en partners op lokaal niveau die betrokken zijn bij de ontwikkeling en uitvoering van programma's op basis van deze strategieën, en verzoekt om een aanpak waarbij verschillende instanties samenwerken; benadrukt dat de beste resultaten worden bereikt in samenwerking met lokale gemeenschappen; benadrukt daarnaast dat objectieve kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren die door het kenniscentrum voor radicaliseringspreventie kunnen worden ontwikkeld lokale en regionale autoriteiten in staat zouden stellen om de lokale bijzonderheden van radicalisering in kaart te brengen en programma's beter af te stemmen op het specifieke gebied;

31.  roept de lidstaten op radicalisering op holistische wijze aan te pakken, ook in samenwerking met lokale overheden, en veiligheidsbenaderingen aan te vullen met strategieën voor sociale inclusie en economische en culturele integratie, en met langetermijnbeleid en investeringen in overheidsdiensten en infrastructuur; spoort zowel de Commissie als de lidstaten aan om antidiscriminatiecampagnes te bevorderen;

32.  benadrukt het belang van specifiek onderzoek naar de rol van vrouwen in bepaalde regio's, landen en gemeenschappen om inzicht te krijgen in hun rol en om vast te stellen op welke gebieden vrouwenorganisaties kunnen helpen beter weerstand te bieden tegen radicalisering;

33.  verzoekt om de instelling van een Europese prijs voor veerkracht, die elk jaar door het Europees Parlement, en mogelijk in nauw overleg met het kenniscentrum voor radicaliseringspreventie, wordt toegekend aan het beste sociale en culturele project op lokaal niveau in de EU, ter bevordering van sociale betrokkenheid, in volledige overeenstemming met de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten en met als doel samenlevingen op te bouwen die niet vatbaar zijn voor radicalisering;

34.  dringt er bij Eurojust op aan door te gaan met het monitoren van de rechtspraak in de lidstaten met betrekking tot radicaliseringsprocessen die tot terrorisme leiden, met inbegrip van alternatieven voor vervolging en detentie, en hierover regelmatig verslag uit te brengen in zijn Terrorism Conviction Monitor (TCM); verzoekt de lidstaten in dit verband Eurojust alle relevante informatie te doen toekomen over vervolgingen en veroordelingen voor terroristische misdrijven die twee of meer lidstaten (kunnen) raken;

Religieus extremisme

35.  dringt er bij de lidstaten op aan de vrijheid van godsdienst en het recht op vrije uitoefening daarvan, zoals neergelegd in het Handvest van de grondrechten, te garanderen en om in dit specifieke verband ook uitsluitend religieuze praktijken aan te moedigen en te tolereren die volledig in overeenstemming zijn met de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en de geldende wetten in de lidstaten; is verheugd over de initiatieven van religieuze gemeenschappen in Europa om gevaarlijke boodschappen vanuit hun gemeenschappen te bestrijden; benadrukt de noodzaak om de interreligieuze en interculturele dialoog en de samenwerking met religieuze gemeenschappen en lokale autoriteiten aan te moedigen om radicalisering te voorkomen;

36.  verzoekt de lidstaten om imams te onderwerpen aan een voorafgaande screening en haatpredikers van geval tot geval consistent op de zwarte lijst te plaatsen; verzoekt de Commissie een EU-watchlist in te voeren voor een betere uitwisseling van informatie over extremistische imams binnen de wettelijk toelaatbare marge; spoort de lidstaten aan tot een gemeenschappelijk inzicht te komen en richtsnoeren op te stellen aan de hand waarvan die imams kunnen worden getoetst;

37.  verzoekt de lidstaten het aanbod van mogelijkheden van hoger onderwijs voor imams in de EU te vergroten, met transparant toezicht en door alleen theologische onderwijsprogramma's te erkennen die volledig in overeenstemming zijn met de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten, de neutraliteit en het democratische laïcisme van de Europese landen, en door de lesbevoegdheid in te trekken in het geval van overtredingen;

Optreden tegen haatzaaiende uitingen en extremistische groeperingen

38.  verzoekt de lidstaten de richtlijn voor terrorismebestrijding en het kaderbesluit betreffende racisme en vreemdelingenhaat ten uitvoer te leggen, op grond waarvan de aansporing tot het verrichten van terreurdaden of een haatmisdrijf een strafbaar feit is, om met alle juridische maatregelen, onder meer weigering van visa of uitzetting uit het EU-grondgebied, te voorkomen dat haatpredikers openbare activiteiten ontplooien en om rechtszaken tegen dergelijke predikers en andere personen met extremistische en terroristische bekeringsijver te kunnen aanspannen;

39.  dringt er bij de lidstaten op aan om gebedshuizen te sluiten en organisaties te verbieden die niet volledig in overeenstemming zijn met de toepasselijke EU- en nationale wetgeving, de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten, en die aanzetten tot terreurdaden, haat, discriminatie of geweld;

40.  verzoekt de lidstaten te onderzoeken hoe ervoor kan worden gezorgd dat gebedshuizen, onderwijs en godsdienstonderricht, liefdadigheidsinstellingen, culturele verenigingen en stichtingen en soortgelijke instanties informatie verstrekken over de herkomst van hun financiële middelen en de verdeling daarvan, zowel binnen als buiten de EU, en hoe gegevens over deze instanties, als er vermoedens of redelijke gronden voor een vermoeden van banden met terroristische groeperingen bestaan, kunnen worden vastgelegd en geanalyseerd door bevoegde autoriteiten in overeenstemming met het rechtskader en de regels voor gegevensbescherming van de EU; roept de lidstaten op om financiering te verbieden van derde landen die zich verzetten tegen de democratie, de rechtsstaat en mensenrechten;

41.  verzoekt de lidstaten snel juridische stappen te ondernemen om alle gedrukte en onlinepropaganda binnen hun grondgebied waarin expliciet wordt aangezet tot gewelddadig extremisme en terroristische daden, te verbieden en te verwijderen, met inbegrip van alle inhoud die wordt geproduceerd of verspreid door groepen en individuen die door de EU of de VN zijn gesanctioneerd; verzoekt dergelijke propaganda uit winkels en van onlineplatforms te verwijderen als onderdeel van de meldingen door de EU-eenheid voor de melding van internetuitingen, die indien nodig kan worden versterkt wat betreft personele middelen en capaciteiten; dringt aan op inspanningen om de bronnen van dergelijke propaganda op te sporen en/of te identificeren;

42.  verzoekt de lidstaten in overeenstemming met de richtlijn audiovisuele mediadiensten maatregelen te nemen tegen satelliet-tv-zenders die geweld en haatzaaiende uitingen verspreiden en aanzetten tot terrorisme; roept de lidstaten op de richtlijn volledig en snel ten uitvoer te leggen zodat artikel 6 over het voorkomen van het aanzetten tot geweld en haat in de hele EU wordt toegepast; verzoekt de Commissie een analyse voor te bereiden van mogelijke wetgevingswijzigingen in de richtlijn om dergelijke zenders, die uitzenden vanuit derde landen, doeltreffender te kunnen blokkeren;

Onderwijs

43.  benadrukt dat de lidstaten moeten waarborgen dat alle onderwijsinstellingen onderwijs bieden in overeenstemming met het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, door middel van controles van curricula, regelmatige inspecties en sancties voor niet-naleving, en dat religieuze fanatici geen toegang krijgen tot scholen;

44.  is van mening dat onderwijs als een proces om de geschiedenis, beschavingen, culturen, ideologieën en religies te ontdekken, te verkennen, te beleven en onder ogen te zien een volwaardig instrument moet worden in de strijd tegen alle processen van extremistisch geweld en gewelddadige radicalisering; benadrukt het belang van onderwijs in non-discriminatie, respect voor de geloofsovertuigingen van anderen en bevordering van de sociale inclusie van alle kinderen, overeenkomstig het EU-Handvest van de grondrechten en het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind;

45.  verzoekt de lidstaten beleid vast te stellen ter voorkoming van radicalisering, zowel specifiek (van kwetsbare groepen) als niet-specifiek (algemeen); is van mening dat bijeenkomsten op scholen met slachtoffers, teruggekeerde personen en hun gezinnen, en mensen die radicalisering hebben overwonnen een probaat middel kunnen zijn om radicalisering te voorkomen; moedigt bewustmakingstrainingen aan voor beroepsbeoefenaren die in contact kunnen komen met teruggekeerde kinderen; stelt vast dat de beste resultaten vaak worden bereikt in samenwerking met lokale gemeenschappen, die de belangrijkste uitingen van terroristische groeperingen met tegengeluiden ter discussie stellen;

46.  spoort de lidstaten aan media- en informatiegeletterdheid en internetgebruik op te nemen in hun nationale onderwijsprogramma's, om jongeren handvaten aan te reiken waarmee zij de vaak ongefilterde informatie die op internet circuleert kunnen begrijpen en op waarde schatten en het internet op een verantwoorde manier kunnen gebruiken, teneinde mogelijke risico's op radicalisering te vermijden;

47.  stelt voor dat lidstaten richtsnoeren vaststellen waarmee de mogelijke radicalisering van leerlingen kan worden aangepakt en dat ze eenvoudige en duidelijke procedures ontwikkelen om met die leerlingen om te kunnen gaan; benadrukt dat kinderbeschermingsautoriteiten en sociale diensten, in betere samenwerking met de desbetreffende wetshandhavings- en rechtsinstanties, bij de aanpak van de ernstigste gevallen van radicalisering moeten worden betrokken;

Internet

48.  onderstreept de noodzaak van automatische opsporing en systematische, snelle en volledige verwijdering van terroristische online-inhoud op basis van duidelijke wettelijke bepalingen, waaronder waarborgen, en menselijke beoordeling; wijst er verder op dat het opnieuw uploaden van eerder verwijderde inhoud moet worden voorkomen; is ingenomen met het wetgevingsvoorstel van de Commissie ter voorkoming van de verspreiding van terroristische online-inhoud door platformen ertoe te verplichten deze inhoud volledig te verwijderen; roept de medewetgevers op met spoed werk te maken van dit voorstel; verzoekt de lidstaten om nationale maatregelen vast te stellen als de goedkeuring van wetgeving vertraging oploopt;

49.  is van mening dat de verslaglegging moet bestaan uit beschrijvingen en statistieken van de inhoud die verwijderd is en de reden daarvoor, hoeveel keer de inhoud werd bekeken voordat deze werd verwijderd, hoe lang de inhoud online bleef vóór de verwijdering ervan en of de account met betrekking tot de beledigende inhoud al dan niet werd verwijderd en zo ja, wanneer; benadrukt dat passende transparantie nodig is om te kunnen beoordelen of de overheidsinstanties een goede bijdrage leveren aan het onderzoeken en vervolgen van strafbare feiten wanneer illegale inhoud wordt gemeld;

50.  is ingenomen met de werkzaamheden van het Global Internet Forum to Counter Terrorism (GIFCT) en roept de oprichters van het GIFCT op om hun inspanningen met betrekking tot hun gezamenlijke hashdatabase op te voeren, ook door kennis te delen met kleinere technologiebedrijven; roept technologische bedrijven op hun inspanningen en financiering voor de ontwikkeling van methoden om terroristische inhoud snel te verwijderen, zonder daarbij echter de vrijheid van meningsuiting in gevaar te brengen, op te voeren;

51.  is ingenomen met het werk van de EU-eenheid voor de melding van internetuitingen (EU IRU) van Europol; roept elke lidstaat op een speciale eenheid op te zetten voor het melden van illegale inhoud, eventueel in samenwerking met de EU IRU bij het waarborgen van complementariteit en het vermijden van onnodig dubbel werk bij het doorverwijzen van terroristische inhoud naar IT-bedrijven; pleit voor een versterking van het EU IRU om de inspanningen van de lidstaten om terroristische online-inhoud te onderscheppen, te signaleren en te verwijderen te faciliteren en coördineren; is bovendien van mening dat het van cruciaal belang is om informatie te verzamelen over verwijderde terroristische online-inhoud en accounts bij Europol, om te voorkomen dat deze opnieuw worden geüpload en analyses en strafrechtelijk onderzoek mogelijk te maken;

52.  roept de Commissie op een Europees onlineplatform te creëren dat burgers kunnen gebruiken om terroristische online-inhoud te signaleren, en verzoekt bedrijven om over voldoende capaciteit te beschikken om gesignaleerde inhoud te ontvangen, te evalueren, te verwerken en erop te reageren;

53.  pleit voor een doeltreffende partnerschapsbenadering tussen wetshandhavingsinstanties, gerechtelijke autoriteiten, de IT-sector, internetserviceproviders (ISP's), internethostproviders (IHP's), socialemediabedrijven en maatschappelijke organisaties, bij de ontwikkeling en verspreiding van doeltreffende tegengeluiden, in voorkomend geval ook met medewerking van slachtoffers en voormalige gewelddadige extremisten, en wenst dat zoekmachines tegengeluiden op een prominente plek plaatsen; spoort de Commissie en de autoriteiten van de lidstaten aan zich meer in te spannen om doeltreffende tegengeluiden te laten horen en andere strategische communicatiemiddelen in te zetten;

Gevangeniswezen

54.  verzoekt de lidstaten beveiligde en veilige gevangenisomstandigheden te waarborgen voor zowel gevangenen als het personeel, en specifieke procedures en indicatoren te ontwikkelen voor het identificeren van en omgaan met geradicaliseerde gevangenen, om radicalisering van anderen te voorkomen, doelgericht toezicht en doelgerichte deradicaliseringsmaatregelen in te stellen en het gevangenispersoneel op dit gebied te trainen;

55.  dringt er bij de lidstaten op aan de veiligheid en de fysieke en psychologische integriteit van het personeel in gevangenissen te waarborgen en hun psychologische begeleiding te bieden; verzoekt de lidstaten om te voorzien in toereikende middelen, gerichte opleiding en toezicht voor gevangenisautoriteiten op alle niveaus, met name voor eerstelijnspersoneel dat in nauw contact staat met jeugdige delinquenten en geradicaliseerde gedetineerden; benadrukt in het bijzonder dat het personeel adequaat moet worden opgeleid om in een vroegtijdig stadium tekenen van radicalisering te kunnen herkennen; spoort de lidstaten aan om een inventarisatie te maken van de cursussen die met behulp van EU-middelen zijn ontwikkeld door de Europese Reclasseringsorganisatie (CEP), EuroPris en het Europees netwerk van opleidingscentra voor gevangenispersoneel (EPTA); roept op tot een verdere EU-bijdrage om de opleiding van gevangenisbewakers op het gebied van radicalisering en potentiële terroristische dreigingen te verbeteren;

56.  benadrukt dat gevangenisautoriteiten specifieke instrumenten en methoden moeten ontwikkelen om geradicaliseerde gedetineerden in kaart te brengen en te observeren aan de hand van de mate van radicalisering en om ze voorafgaand aan hun vrijlating deel te laten nemen aan een verplichte beoordeling; roept de Commissie op om beste praktijken te bevorderen op het vlak van risicobeoordelingsmethoden voor geradicaliseerde gedetineerden, die door verschillende lidstaten zijn ontwikkeld; is van mening dat de gedetineerden die als het gevaarlijkst worden beschouwd moeten worden gerapporteerd aan de gerechtelijke autoriteiten en/of de nationale en externe autoriteiten die belast zijn met terrorismebestrijding, met doeltreffende voorwaardelijke vrijlatingseisen voor degenen die de openbare veiligheid in gevaar kunnen brengen; dringt er bij de lidstaten op aan om de vergaring van inlichtingen over geradicaliseerde gedetineerden en de follow-up daarvan te verbeteren, voortbouwend op de beste praktijken in de lidstaten, zoals het opzetten van inlichtingenprocedures voor het gevangeniswezen; benadrukt dat het nuttig kan zijn om een contactpersoon te benoemen die verantwoordelijk is voor de bestrijding van radicalisering in het gevangeniswezen;

57.  benadrukt dat er in de gevangenis moet worden gewerkt aan reclassering en re-integratie in plaats van een voedingsbodem te bieden voor radicalisering; roept de lidstaten op multidisciplinaire deradicaliseringsprogramma's op te zetten in gevangenissen; is van mening dat re-integratiemaatregelen al tijdens de gevangenschap aan bod moeten komen om de gevangenen op hun vrijlating voor te bereiden; is van mening dat het kenniscentrum voor radicaliseringspreventie een follow-up kan uitvoeren van actieplannen ter bestrijding van radicalisering in gevangenissen en tijdens de reclassering;

58.  benadrukt dat inhumane detentieomstandigheden, overvolle gevangenissen en slechte behandeling contraproductief zijn voor wat betreft de beoogde bestrijding van radicalisering en gewelddadig extremisme; wijst erop dat er met het oog op de preventie van radicalisering in gevangenissen detentieregels moeten worden ingesteld die zijn afgestemd op de mate van gevaarlijkheid van de gevangenen; onderstreept in dit verband dat in alle specifieke programma's die gericht zijn op een bepaalde groep gedetineerden dezelfde mensenrechten en internationale verplichtingen in acht moeten worden genomen als bij andere gedetineerden;

59.  verzoekt de Commissie een Europees forum inzake detentieomstandigheden op te zetten, om de uitwisseling van goede praktijken tussen deskundigen en beroepsbeoefenaars in alle lidstaten te bevorderen;

60.  vestigt de aandacht op de handel in verschillende illegale goederen in de gevangenis en met name de handel in mobiele telefoons waarmee gevangenen vanuit de gevangenis contact kunnen houden met terroristische netwerken in de buitenwereld;

61.  dringt er bij de lidstaten op aan de toegang tot echte imams te vergemakkelijken, aangezien dit de risico's van de zelforganisatie van radicale religieuze cellen vermindert; stelt voor een licentiesysteem in te voeren op basis van achtergrondcontroles voor imams die toegang hebben tot gevangenissen om de verspreiding van extremistische standpunten onder gevangenen die een groot risico vormen te voorkomen, en verzoekt de Raad, met ondersteuning van de Commissie, richtsnoeren hiervoor op te stellen aan de hand van optimale werkmethoden; verzoekt de lidstaten de imams die toegang hebben tot gevangenissen regelmatig te beoordelen en te monitoren; roept de lidstaten op om een standaardopleiding voor predikers die in gevangenissen werken te eisen op basis van de beste praktijken die door de penitentiaire autoriteiten van de lidstaten zijn ontwikkeld, ook in samenwerking met derde landen;

Samenwerking en uitwisseling van informatie

Horizontale kwesties

62.  dringt bij de lidstaten aan op de volledige en tijdige tenuitvoerlegging van de bestaande wetgeving en verzoekt de Commissie hierbij de nodige steun te verlenen; verzoekt de Commissie de tekortkomingen bij de omzetting, tenuitvoerlegging en toepassing van de bestaande wetgeving te analyseren en gebruik te maken van haar bevoegdheden om inbreukprocedures in te leiden wanneer lidstaten wetgeving niet naar behoren ten uitvoer leggen;

63.  dringt er bij de lidstaten op aan erop toe te zien dat ze beschikken over de benodigde technische apparatuur, software, beveiligingssystemen en gekwalificeerd personeel om de bestaande informatiesystemen en samenwerkingsmechanismen ten volle te benutten; wijst er nogmaals op dat moet worden gewaarborgd dat het personeel dat toegang heeft tot dergelijke apparatuur een passende opleiding heeft genoten op het gebied van gegevens;

64.  merkt op dat het veiligheidsonderzoek dat wordt uitgevoerd door openbare instellingen ontoereikend is; dringt aan op een meer proactieve definitie van de behoeften (bijv. versterking van het Europees netwerk van technologische diensten voor wetshandhaving (Enlets), dat de technologische behoeften op het gebied van rechtshandhaving definieert); roept op tot de ondersteuning van proefprojecten inzake kunstmatige intelligentie en blokchaintechnologie (overschrijvingen); pleit voor de actieve betrokkenheid van EU-agentschappen zoals Europol en Cepol bij EU-onderzoeksprojecten op het gebied van veiligheid; verzoekt de lidstaten regelmatig toekomstgerichte activiteiten te organiseren waarbij wordt gekeken naar scenario's voor toekomstige dreigingen; is voorstander van de voortzetting van de financiering door de Commissie van de instelling van gemoderniseerde databanken, de verstrekking van moderne technische apparatuur en de scholing van personeel, en verzoekt om een ambitieuzere aanpak in dit verband;

65.  dringt er bij de lidstaten op aan de nodige technische normen te ontwikkelen, verbeteringen door te voeren in de kwaliteit van de gegevens en een rechtskader op te zetten voor een toekomstige benadering van "automatische informatie-uitwisseling" als het gaat om het delen van informatie in verband met terrorismebestrijding met andere lidstaten en relevante EU-agentschappen en -organen op basis van de toepasselijke wettelijke voorschriften waarmee elk informatiesysteem gereguleerd wordt, en dergelijke informatie dus altijd wordt uitgewisseld, en hier enkel van af te zien in specifieke gevallen waar dit door omstandigheden vereist is, namelijk als het delen van informatie lopende onderzoeken of de veiligheid van een persoon in gevaar zou brengen of haaks zou staan op de wezenlijke veiligheidsbelangen van de lidstaat in kwestie; verzoekt de Commissie data te verzamelen over de uitvoering van bestaande verplichtingen met betrekking tot automatische gegevensuitwisseling;

66.  verzoekt de lidstaten hun plichten krachtens de richtlijn voor terrorismebestrijding en Besluit 2005/671/JBZ na te komen en noodzakelijke informatie in verband met terroristische misdrijven zo snel mogelijk met de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten te delen; is van mening dat de bevoegde wetshandhavingsautoriteiten de bevoegde wetshandhavingsautoriteiten van andere lidstaten zonder voorafgaand verzoek informatie en inlichtingen moeten verstrekken in gevallen waarin er feitelijke redenen zijn om aan te nemen dat deze informatie en inlichtingen kunnen bijdragen tot het opsporen, voorkomen of onderzoeken van strafbare feiten;

67.  wijst erop dat de bestaande opt-outregelingen voor sommige lidstaten met betrekking tot de maatregelen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en de financiering van terrorisme de snelheid en efficiëntie van de onderzoeken naar terrorisme in het gedrang kunnen brengen en nadelige effecten kunnen hebben; verzoekt de lidstaten hiermee rekening te houden en op dit cruciale terrein de kosten en baten van opt-outregelingen goed af te wegen;

68.  merkt op dat er momenteel 28 verschillende rechtsstelsels voor gegevensbewaring bestaan, hetgeen contraproductief kan zijn voor de samenwerking en informatie-uitwisseling; dringt er bij de Commissie op aan een wetgevingsvoorstel voor gegevensbewaring te evalueren, met inachtneming van de beginselen van doelbinding, evenredigheid en noodzakelijkheid en rekening houdend met de behoeften van de bevoegde autoriteiten en de specifieke kenmerken van terrorismebestrijding, onder meer door middel van het aanpakken van nieuwe vormen van communicatie, het vaststellen van sterke waarborgen voor de opslag van gegevens door dienstverleners en voor de toegang tot gegevens voor strafrechtelijk onderzoek, pseudonimiseringsmogelijkheden, het vaststellen van gegevenscategorieën die bijzonder relevant zijn voor een doeltreffende bestrijding van terrorisme en zware criminaliteit, het voorzien in specifiek opgeleid en gecontroleerd personeel dat zich bezighoudt met de toegang tot gegevens of het invoeren van periodieke dreigingsbeoordelingen als basis voor bewaringstermijnen;

Informatiesystemen

69.  dringt er bij de lidstaten op aan te zorgen voor een volledige tenuitvoerlegging en de relevante databanken en informatiesysteem te controleren, met volledige inachtneming van hun in de onderliggende rechtsgrondslagen vastgelegde toegangsrechten, en alle nuttige data tijdig in te voeren en tegelijkertijd te voldoen aan de kwaliteitseisen van informatiesystemen in kwestie;

70.  dringt er bij de lidstaten op aan erop toe te zien dat de op lokaal of regionaal niveau en in hun databanken beschikbare relevante informatie automatisch wordt geüpload, zo mogelijk via slimme technische oplossingen, naar nationale systemen en, indien van toepassing, naar relevante Europese databanken, om te voorkomen dat informatie verloren gaat als gevolg van de verbrokkeling van bevoegdheden en te waarborgen dat er wordt voldaan aan EU-normen voor de kwaliteit, de beveiliging en de bescherming van gegevens;

71.  verzoekt de lidstaten zo veel mogelijk van alle linkcategorieën gebruik te maken. alle zoekcombinaties van SIS ten uitvoer te leggen en voor voldoende personeel en technische ondersteuning voor de Sirene-bureaus te zorgen;

72.  is ingenomen met de herziening van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II), waarbij de wetshandhavingsinstanties worden verplicht ook de controles op een in SIS II geregistreerd doelwit te registreren en een uniform gebruik van SIS II met betrekking tot terrorisme vast te stellen; verzoekt de lidstaten erop toe te zien dat informatie in verband met terroristische misdrijven consequent en systematisch wordt geüpload naar Europese systemen en platforms, met name in het geval van signaleringen op grond van artikel 36 van de SIS II-verordening, en waar mogelijk wordt gesynchroniseerd door een consistente drieledige aanpak van informatie-uitwisseling te hanteren door optimaal en consistent gebruik te maken van de SIS- en Europol-gegevens; is ingenomen met het nieuwe type signalering: een "ondervragingscontrole" krachtens artikel 36 van de SIS II-verordening en de nieuwe verplichting voor het Sirene-bureau om onmiddellijk te antwoorden in geval van een signalering in verband met terrorisme; verzoekt de Commissie, met de actieve deelname en de instemming van deskundigen uit de lidstaten, goede praktijken vast te stellen met betrekking tot de vervolgprocedures voor hits inzake personen die betrokken zijn bij terrorisme of met terrorisme verband houdende activiteiten uit hoofde van artikel 36;

73.  verzoekt de Commissie een "post-hit"-mechanisme voor de uitwisseling van informatie in te voeren waarmee alle of ten minste de betrokken lidstaten op de hoogte kunnen worden gebracht van de hits die het gevolg zijn van de bewegingen van personen die betrokken zijn bij terrorisme of met terrorisme verband houdende activiteiten; benadrukt dat de reisbewegingen van buitenlandse terroristische strijders, teruggekeerden en personen die betrokken zijn bij terroristische activiteiten op basis van SIS-hits in kaart moeten worden gebracht om een duidelijk en uitvoerig beeld te krijgen dat als basis kan dienen voor het nemen van verdere maatregelen;

74.  verzoekt de Commissie te evalueren onder welke omstandigheden nationale inlichtingendiensten rechtstreekse toegang tot belangrijke EU-informatiesystemen kunnen houden, met name SIS in het kader van het hervormde rechtsstelsel, om nieuwe lacunes op het gebied van veiligheid en informatie-uitwisseling te voorkomen;

75.  is verheugd over de inzet van een centraal geautomatiseerd systeem voor vingerafdrukherkenning (AFIS) in SIS, waarmee eindgebruikers SIS kunnen doorzoeken op basis van vingerafdrukgegevens; hoopt dat het systeem uiterlijk in 2019 in gebruik kan worden genomen; dringt er bij alle lidstaten op aan de AFIS-functie van SIS onmiddellijk in gebruik te stellen; merkt op dat, ondanks de rechtsgrond van SIS II waardoor het bewaren van vingerafdrukken is toegestaan, dergelijke biometrische gegevens tot nu toe alleen zijn gebruikt om de identiteit van een persoon te bevestigen na een controle op naam of geboortedatum; is van mening dat een uitsluitend op vingerafdrukken gebaseerde identificatie grote meerwaarde zou bieden;

76.  verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat hun bevoegde autoriteiten op het gebied van terrorismebestrijding toegang hebben tot VIS, en pleit voor een vereenvoudigde procedure voor die toegang;

77.  is ingenomen met de invoering van het Europees Systeem voor reisinformatie en -autorisatie (Etias), dat zal worden toegepast op visumvrije onderdanen van derde landen;

78.  verzoekt de Commissie een wetgevingsvoorstel in te dienen voor de instelling van één gecentraliseerd Ecris-systeem, waarmee gegevens uit het strafregister over zowel EU-onderdanen als onderdanen van derde landen kan worden uitgewisseld;

79.  wenst dat privévliegtuigen onder de PNR-richtlijn van de EU vallen en dat luchtvaartmaatschappijen verplicht worden persoonsgegevens van passagiers te verzamelen; roept de Commissie op om de veiligheidsprocedures op luchtvaartterreinen en kleinere luchthavens in de lidstaten te evalueren;

80.  dringt er bij alle lidstaten op aan de PNR-richtlijn onverwijld volledig ten uitvoer te leggen en verzoekt de Commissie snel een inbreukprocedure in te leiden tegen de lidstaten die dit nog niet hebben gedaan; verzoekt de lidstaten hun passagiersinformatie-eenheden (PIE's) aan elkaar te koppelen om de uitwisseling van PNR-gegevens te vergemakkelijken; verzoekt de Commissie technologische oplossingen voor te stellen zodat de uitwisseling van PNR-gegevens en de opname daarvan in verschillende systemen sneller verloopt en minder mankracht vergt dankzij de geautomatiseerde verwerking van aanvragen van de ene PIE naar de andere; steunt daarom projecten als het door Nederland geleide ISF-project voor de ontwikkeling van PIU.net op basis van het bestaande FIU.net; verzoekt de Commissie samen met Europol steun te verlenen aan de ontwikkeling van gemeenschappelijke regels voor doelselectie en risicobeoordelingen die door de lidstaten moeten worden toegepast;

81.  verzoekt de lidstaten om van hun PIE's multidisciplinaire eenheden te maken, met inbegrip van personeel van de douane, wetshandhavingsautoriteiten en inlichtingendiensten, met het oog op een betere informatie-uitwisseling tussen de bevoegde autoriteiten;

82.  merkt op dat de termijn voor de tenuitvoerlegging van de Prüm-besluiten(19) van 23 juni 2008 op 26 augustus 2011 is verstreken en dat zelfs nu niet alle lidstaten de besluiten volledig ten uitvoer hebben gelegd; verzoekt die lidstaten daarom om eindelijk hun verplichtingen uit hoofde van het EU-recht na te komen en de Prüm-besluiten volledig ten uitvoer te leggen en het Prüm-netwerk te versterken door hun nationale verwerkingssystemen bij te werken zodat deze geschikt zijn voor moderne informatietechnologie; dringt er bij de Commissie en de Raad op aan de Prüm-besluiten te moderniseren en te actualiseren om nationale systemen efficiënter aan elkaar te koppelen;

Interoperabiliteit

83.  is ingenomen met de voorgestelde bepalingen inzake interoperabiliteit; verzoekt de Commissie de potentiële en mogelijke meerwaarde te evalueren van extra informatiesystemen die in de toekomst zullen worden opgenomen en verslag uit te brengen aan het Europees Parlement; is van mening dat interoperabiliteit helpt om de relevante en benodigde informatie bijeen te brengen; benadrukt dat een dergelijke oplossing het juiste evenwicht moet bieden tussen de legitieme behoefte aan tijdige, efficiënte en relevante informatie voor de autoriteiten, met volledige inachtneming van hun toegangsrechten en doelbinding uit hoofde van de onderliggende rechtsgrondslagen en de grondrechten van de betrokkenen;

84.  benadrukt dat er een biometrisch matchingsysteem moet worden ingevoerd waarmee biometrische gegevens kunnen worden opgevraagd in verschillende informatiesystemen van de EU, om bij te dragen aan de bestrijding van identiteitsfraude en te voorkomen dat mensen gebruikmaken van meerdere identiteiten; benadrukt dat de relevante databanken moeten worden aangevuld met biometrische gegevens; benadrukt daarnaast dat het vermogen om onrechtmatig gebruikte echte, gedeeltelijk of volledig vervalste documenten voor de identificatie van personen te herkennen, voortdurend moet worden verbeterd;

85.  dringt erop aan onmiddellijk te beginnen met de verdere ontwikkeling van de UMF-standaard, in nauwe samenwerking met eu-LISA, om ervoor te zorgen dat de standaard voldoet aan de vereisten van toekomstige interoperabele IT-systemen en deel kan uitmaken van de gecoördineerde inspanningen voor de verbetering van de kwaliteit van gegevens in grootschalige IT-systemen;

86.  verzoekt op EU-niveau geharmoniseerde minimumkwaliteitsnormen voor de invoer van gegevens vast te stellen, in overeenstemming met de criteria van het nieuwe gegevensbeschermingsacquis van de EU, die in de IT-systemen worden toegepast om een constante kwaliteit van de hierin opgeslagen gegevens te waarborgen; verzoekt eu-LISA dringend gemeenschappelijke indicatoren en controles vast te stellen en een centrale monitoringscapaciteit voor gegevenskwaliteit te ontwikkelen voor alle systemen die binnen zijn bevoegdheid vallen; acht het verder raadzaam, als eu-LISA onregelmatigheden opmerkt in zijn kwaliteitsverslagen aan de lidstaten, de betrokken lidstaat te verplichten om de gegevens te corrigeren of het achterwege blijven van een correctie te rechtvaardigen;

87.  is van mening dat eu-LISA over onvoldoende financiële middelen en personeel beschikt, gezien zijn steeds toenemende verantwoordelijkheden; roept op tot versterking van eu-LISA met de aanvullende capaciteit en middelen die nodig zijn voor een efficiënte uitvoering van de nieuwe taken, en verzoekt dit tot uitdrukking te laten komen in het nieuwe MFK;

Samenwerking en uitwisseling van informatie binnen en tussen de lidstaten

88.  verzoekt lidstaten die dat nog niet hebben gedaan nationale "fusiecentra" of coördinatie-eenheden voor terrorismebestrijding op te richten, alsmede gecoördineerde databanken, om de opsporing, identificatie en uitwisseling van informatie en inlichtingen in verband met terrorisme van alle betrokken nationale autoriteiten te centraliseren en te vergemakkelijken; is daarnaast van mening dat proactief lokaal en, waar relevant, regionaal beleid een noodzakelijke voorwaarde is voor een integraal nationaal veiligheidsbeleid; verzoekt de lidstaten in dit verband optimale werkmethoden te delen, zoals de Belgische lokale integrale veiligheidscellen, waarbij belanghebbenden uit het maatschappelijk middenveld betrokken zijn zoals sociale diensten, het lokale bestuur en de lokale politie, door alle aanwijzingen van radicalisering te bespreken, en met gedeeld beroepsgeheim zodat ook belanghebbenden met een professionele geheimhoudingsplicht kunnen bijdragen;

89.  verzoekt de lidstaten nieuwe benaderingen te verkennen voor een verbeterde samenwerking en informatie-uitwisseling tussen rechtshandhavings- en inlichtingendiensten op nationaal niveau, waarbij de noodzakelijke scheiding tussen rechtshandhavingswerk en inlichtingenwerk, de vereiste beginselen van gegevenseigendom en bronbescherming evenals de beginselen in verband met de toelaatbaarheid van bewijs in strafprocedures in stand worden gehouden;

90.  roept de lidstaten op voort te bouwen op beste praktijken door de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen openbare aanklagers en inlichtingendiensten in strafrechtelijke onderzoeken in verband met terrorisme te intensiveren;

91.  acht het raadzaam dat lidstaten in richtsnoeren of via wetgevend optreden aangeven wanneer informatie-uitwisseling tussen politie- en inlichtingendiensten met de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten en EU-agentschappen is toegestaan, en is van mening dat de onderlinge afstemming van nationale standaarden op dit punt zou bijdragen tot een Europees antwoord op de vraag wanneer dergelijke informatie kan worden gebruikt en gedeeld;

92.  verzoekt de lidstaten erop toe te zien dat in elke juridische of politieke evaluatie, controle, procedure of rechtszaak waarin inlichtingeninformatie wordt verstrekt, deze informatie speciaal wordt beschermd, en ervoor te zorgen dat de bescherming van de vertrouwelijkheid en integriteit van inlichtingenbronnen en ambtenaren wordt gehandhaafd om het werk en de veiligheid van bronnen, informanten en medewerkers van de inlichtingendiensten niet in gevaar te brengen;

93.  dringt aan op de oprichting van een gezamenlijke inlichtingenacademie van de EU met gemeenschappelijke normen, om middelen te combineren en synergieën, vertrouwen en een gemeenschappelijke inlichtingencultuur te kweken;

94.  doet de aanbeveling dat de lidstaten de mogelijkheid onderzoeken om de coördinatie en samenwerking tussen inlichtingen- en rechtshandhavingsdiensten op EU-niveau te verbeteren, bijvoorbeeld door naast rechtshandhavingspersoneel ook inlichtingendeskundigen naar de vergaderingen van het Gezamenlijk verbindingsteam voor terrorismebestrijding (CTJLT) van Europol te sturen; roept de Commissie op meer steun te verlenen aan het CTJLT, onder meer door middel van toereikende financiering;

95.  roept de lidstaten op de samenwerking via de Groep voor terrorismebestrijding (CTG) te optimaliseren, om die groep verder te versterken als een gezamenlijk platform voor samenwerking en communicatie tussen de nationale inlichtingendiensten, en te zorgen voor voldoende financiering; is ingenomen met de oprichting van een CTG-adviesraad om de zichtbaarheid en transparantie te vergroten, in het openbaar op te treden in de betrekkingen tussen de CTG en de betrokken EU-instellingen en -organen en te garanderen dat het Europees Parlement voortdurend op de hoogte wordt gehouden;

96.  verzoekt de lidstaten regelmatig uitwisselingsbijeenkomsten te beleggen tussen rechters en vertegenwoordigers van de inlichtingen- en rechtshandhavingsgemeenschap om kennis uit te wisselen over situatie-, onderzoeks- of technische ontwikkelingen op het gebied van terrorismebestrijding, zodat de rechterlijke macht een volledig beeld kan krijgen met betrekking tot hun rechtsgebied en daarin verder opgeleid kan worden;

97.  verzoekt de lidstaten de wederzijdse grensoverschrijdende politiesamenwerking verder te ontwikkelen met behulp van gemeenschappelijke dreigingsanalyses, risicoanalyse en patrouilles;

98.  verzoekt de lidstaten en Europese belanghebbenden voldoende operationele capaciteit inzake terrorismebestrijding te blijven voorzien en de samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding en interne veiligheid van de EU zo veel mogelijk te verbeteren, onder andere met een toereikende begroting, teneinde een nationale veiligheidscultuur aan te houden die is toegerust om op middellange termijn aan de dreiging het hoofd te bieden;

99.  is verheugd over de richtsnoeren van de Europese Raad (Art. 50) van 23 maart 2018 over het kader van de toekomstige betrekkingen tussen de EU en het VK waarin tot uitdrukking komt dat de Unie "vastbesloten is in de toekomst een zo hecht mogelijk partnerschap met het VK te hebben […] , met name [bij] de bestrijding van terrorisme en internationale criminaliteit" (punt 27); acht het cruciaal dat de wederzijdse samenwerking op het gebied van veiligheid en de informatie-uitwisseling tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk na brexit wordt voortgezet;

100.  spreekt zijn erkenning uit voor de nauwe samenwerking tussen de Europese landen en, in voorkomend geval, met buitenlandse autoriteiten bij de bestrijding van terrorisme en dringt aan op een continue versterking van die samenwerking door middel van operationele missies, data-analyse, de snellere uitwisseling van inlichtingen en het delen van goede praktijken;

Samenwerking en uitwisseling van informatie met de EU-agentschappen

101.  roept op tot meer systematische samenwerking tussen de JBZ-agentschappen die zich met terrorismebestrijding bezighouden om gezamenlijke benaderingen en synergieën te ontwikkelen, gezien de toenemende rol van de agentschappen op dit vlak; is van mening dat regelmatige gezamenlijke vergaderingen van alle belangrijke agentschappen de gezamenlijke werkzaamheden op dit gebied verder kunnen ontwikkelen en de synergieën met hun verbindingsfunctionarissen in de delegaties kunnen vergroten;

102.  roept de lidstaten op om het aantal gedetacheerde nationale deskundigen op het vlak van terrorismebestrijding bij agentschappen te verhogen, zodat de behoeften van de lidstaten worden vertegenwoordigd en de agentschappen in het kader van hun mandaat over de nodige deskundigheid op dit gebied kunnen beschikken;

103.  is van mening dat Europol een echte hub voor informatie-uitwisseling op het vlak van rechtshandhaving en samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding in de EU moet worden; verzoekt de Commissie dit proces op de voet te volgen en de noodzaak van een eventuele aanpassing van de wetgeving te evalueren;

104.  verzoekt Europol ten volle gebruik te maken van zijn huidige recht op toegang tot het SIS, het VIS en Eurodac teneinde de interoperabiliteit te vergroten, met inachtneming van de grondrechten en de wetgeving op het gebied van gegevensbescherming;

105.  verzoekt Europol erop toe te zien dat QUEST tijdig beschikbaar is voor de lidstaten, ter vergroting van de interoperabiliteit;

106.  verzoekt om voldoende financiering en personeelsleden voor Europol en Eurojust, gezien hun steeds toegenomen verantwoordelijkheden en cruciale rol bij de versterking van de Europese rechtshandhaving en de justitiële samenwerking en bij de ondersteuning van de strijd tegen terrorisme;

107.  dringt er bij de lidstaten op aan in geval van terroristische misdrijven het volledig gebruik van de contacten tussen Europol en de betrokken autoriteiten te waarborgen, aangezien snelheid bij terrorismebestrijding vaak essentieel is; spoort de lidstaten aan gebruik te maken van "inzet ter plaatse" van Europol-specialisten, omdat hierdoor het vertrouwen toeneemt en administratieve lasten worden verminderd; verzoekt de lidstaten erop toe te zien dat de wetshandhavingsdiensten van de lidstaten op het vlak van terrorismebestrijding (buiten het federale en centrale niveau) rechtstreeks toegang hebben tot de diensten van Europol;

108.  verzoekt de lidstaten de noodzakelijke beveiligde nationale communicatie-infrastructuur voor rechtshandhaving te creëren en rechtstreekse en gedecentraliseerde connectiviteit van terrorismebestrijdingsdiensten met CT-Siena en EIS te bevorderen, omdat dit meer zoekmogelijkheden en kruiscontroles oplevert;

109.  dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan meer financiële middelen en personeel, met inbegrip van datawetenschappers en big data-analisten, beschikbaar te stellen voor de ontwikkeling van technische oplossingen voor de verwerking van de grote hoeveelheid data die moet worden geanalyseerd; verzoekt Europol te belasten met de uitvoering van verdere O&O-projecten op dit gebied in het kader van zijn mandaat ten behoeve van de lidstaten;

110.  veroordeelt beleidsmaatregelen die tot grootschalige observatie leiden; pleit in plaats daarvan voor gerichte observatie in gevallen waarin een individu reeds wordt verdacht, aangezien deze aanpak de wetshandhavings- en inlichtingendiensten beter in staat stelt om toegang te krijgen tot de specifieke informatie waarnaar zij op zoek zijn, en daarmee goedkoper en doeltreffender is; wijst erop dat gerichte observatie vergezeld moet gaan van passende waarborgen, om de grondrechten, waaronder het recht op privacy, te beschermen en de veiligheid in het oog te houden;

111.  verzoekt de lidstaten ten volle gebruik te maken van technische oplossingen ter verbetering van informatie-uitwisseling met Europol, in het bijzonder door automatisering van het proces van het uploaden van gegevens naar het Europol-informatiesysteem met het oog op kruiscontroles, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de door Europol ontwikkelde gegevensladers;

112.  is ingenomen met de nieuwe bepaling in het toekomstige SIS II op grond waarvan Europol, tenzij wettelijke of operationele redenen anderszins vereisen, op de hoogte kan worden gesteld van nieuwe signaleringen of hits in het SIS in verband met terrorisme; merkt op dat daardoor de vergelijking van gegevens en, indien dat wenselijk wordt geacht, operationele en/of thematische analyse mogelijk wordt om reispatronen in kaart te brengen en/of de eventuele banden van de getraceerde(n) te analyseren; roept de Commissie op om deze nieuwe mogelijkheid snel in te voeren;

113.  verzoekt Europol een jaarverslag te publiceren over de hoeveelheid en de soort informatie die door de lidstaten wordt gedeeld in de relevante informatiesystemen van de EU en met Europol, teneinde lacunes op te sporen en de informatie-uitwisseling te bevorderen;

114.  verzoekt Europol de biometrische capaciteit zo snel mogelijk volledig te ontwikkelen, aangezien het belangrijk is dat de lidstaten steeds meer biometrische informatie met Europol delen;

115.  benadrukt dat geavanceerde eind-tot-eindversleuteling van communicatie een essentieel instrument is om de vertrouwelijkheid van communicatie te waarborgen en te zorgen voor legitieme transacties tussen consumenten; verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat alle betrokken belanghebbenden samenwerken om de decryptievaardigheid van de bevoegde autoriteiten te bevorderen en dat het decryptievaardigheid van de bevoegde autoriteiten op peil is met het oog op gerechtelijke vervolging; is er verheugd over dat Europol decryptie-instrumenten en -expertise ontwikkelt om een hub te worden voor het ontcijferen van informatie die in het kader van strafrechtelijk onderzoek rechtmatig is verkregen en de lidstaten beter te kunnen ondersteunen; merkt verder op dat de Commissie de Europol-begroting voor 2018 heeft aangevuld met een extra bedrag van 5 miljoen EUR zodat Europol meer mogelijkheden heeft om dergelijke informatie te ontcijferen en een instrumentarium van alternatieve onderzoekstechnieken kan ontwikkelen voor de lidstaten;

116.  is ingenomen met de Verklaring van Parijs van 5 november 2018 over de oprichting van een Europees gerechtelijk register voor terrorismebestrijding bij Eurojust; pleit voor de onmiddellijke oprichting van dit register bij Eurojust op grond van Besluit 2005/671/JBZ van de Raad, als gewijzigd door Richtlijn (EU) 2017/541 inzake terrorismebestrijding(20), met toereikende financiële middelen en medewerkers;

117.  verzoekt de lidstaten Eurojust systematisch te betrekken bij hun onderzoeken en vervolgingen op het vlak van terrorismebestrijding met een grensoverschrijdende dimensie en efficiënt gebruik te maken van de coördinatie-instrumenten van Eurojust;

118.  is van mening dat operationele overeenkomsten met derde landen nuttig kunnen zijn voor de werkzaamheden van Europol, en merkt op dat de Commissie momenteel met acht landen uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika (de MONA-regio) onderhandelingen voert over operationele overeenkomsten; verzoekt nieuwe onderhandelingen over operationele overeenkomsten te voeren met bijzonder goede partners, zoals de EVA-landen;

119.  verzoekt Eurojust zijn netwerk van contactpunten in derde landen steeds verder uit te breiden, en acht het raadzaam meer verbindingsfunctionarissen, bijvoorbeeld afkomstig van de Westelijke Balkan, bij Eurojust te stationeren;

120.  maakt zich zorgen over het gebruik van Interpol-signaleringen, met name rode signaleringen, door sommige derde landen die ze voor politieke doeleinden aanwenden en op die manier de internationale samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding ondermijnen;

121.  benadrukt de noodzaak van meer financiële middelen voor Cepol en het opvoeren van de ontwikkeling en de hoeveelheid innovatieve cybergerelateerde opleidingen die worden gegeven;

122.  verzoekt Cepol op basis van het Sirene-handboek en de catalogus van beste praktijken door te gaan met het ontwikkelen van opleidingsprogramma's voor de SIS-eindgebruikers, over in het SIS gesignaleerde personen die betrokken zijn bij terrorisme of met terrorisme verband houdende activiteiten, onder wie buitenlandse terroristische strijders.

123.  roept op tot een voortdurende uitwisseling van strategische informatie over terrorismebestrijding door nationale veiligheidsdiensten met EU-instellingen via EU-Intcen; verzoekt de lidstaten om het delen van inlichtingen via het EU-Intcen verder te ondersteunen en zijn werkzaamheden te optimaliseren om de doeltreffendheid ervan in de strijd tegen het terrorisme te vergroten;

Wederzijdse erkenning en wederzijdse rechtshulp

124.  verwacht van de lidstaten dat zij justitieel personeel verdere scholing en opleiding bieden over het Europees onderzoeksbevel (EOB) om de volledige toepassing daarvan te waarborgen;

125.  dringt aan op het gebruik van gemeenschappelijke onderzoeksteams (GOT's) in het geval van terreuraanslagen; is van mening dat GOT's de doeltreffendheid van de samenwerking en het onderzoek naar grensoverschrijdende misdrijven verbeteren; dringt verder aan op deelname van Europol en Eurojust in deze GOT's, aangezien dit leidt tot een beter gebruik van de middelen en capaciteiten die door de EU-agentschappen beschikbaar worden gesteld; wenst dat er voor deze GOT's betere en gemakkelijk toegankelijke financiering beschikbaar wordt gesteld; roept verder op tot het opzetten van een speciaal programma "Erasmus voor politiefunctionarissen" ter plaatse, bij voorkeur voor jonge en laaggeplaatste functionarissen, om hen aan te sporen ten minste eenmaal gedurende hun loopbaan deel te nemen aan GOT's in andere EU-lidstaten, zodat degenen die niet noodzakelijkerwijs ervaring hebben met samenwerking met hun collega's in andere lidstaten aanvullende ervaring kunnen opdoen en de beste praktijken voor een effectievere bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit kunnen observeren; moedigt de uitbreiding van dit programma tot andere veiligheidsagenten en bewakers in de toekomst aan;

126.  roept de lidstaten op de door Eurojust en het Europees Justitieel Netwerk (EJN) geboden expertise en hulpmiddelen volledig te benutten, met name de praktische en juridische informatie en ondersteuning bij verzoeken om wederzijdse rechtshulp en bijstand bij de uitvoering van verzoeken om wederzijdse erkenning, coördinatie van onderzoeken en vervolgingen, beslissingen over de meest geschikte jurisdictie om te vervolgen, of coördinatie van inbeslagnemingen en confiscaties van vermogensbestanddelen;

127.  roept de aanbieders van onlinediensten en communicatieplatforms op om de gerechtelijke beslissingen inzake terrorismebestrijding doeltreffend ten uitvoer te leggen; verzoekt de Commissie de mogelijkheid te onderzoeken om een wetgevingsvoorstel in te dienen dat communicatieplatforms die op de EU-markt actief zijn verplicht om hun medewerking te verlenen in het geval van versleutelde communicatie indien hiertoe een rechterlijke beslissing voorligt; benadrukt dat een dergelijke samenwerking de veiligheid van hun netwerken en diensten niet mag verzwakken, bijvoorbeeld door achterdeurtjes te creëren of daar gemakkelijker gebruik van te kunnen maken;

Buitengrenzen

128.  dringt er bij de lidstaten op aan te investeren in moderne ICT-apparatuur bij alle grensovergangen om het mogelijk te maken goede controles uit te voeren met behulp van alle relevante databanken; verzoekt de Commissie om een standaard vast te stellen voor de technische normen waaraan deze ICT-apparatuur moet voldoen, na overleg met eu-LISA; is van mening dat de werkzaamheden aan de voorstellen voor interoperabiliteit van informatiesystemen als gelegenheid moeten worden gezien om de nationale IT-systemen en -infrastructuren bij de grensdoorlaatposten te verbeteren en gedeeltelijk te harmoniseren; is ingenomen met het voorstel van de Commissie om de steun aan de lidstaten voor de beveiliging van de gemeenschappelijke buitengrenzen van de EU te versterken door het budget voor het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer in het volgende MFK 2021-2027 ten minste te verdrievoudigen;

129.  is ingenomen met de goedkeuring van de recente hervormingen ter versterking van de buitengrenzen van de EU op EU-niveau, waaronder de goedkeuring van het EES, het Etias en de hervorming van het SIS; verzoekt de lidstaten deze maatregelen volledig uit te voeren en in samenwerking met Europol de watchlist voor het Etias en het VIS te ondersteunen en daaraan bij te dragen; verzoekt de Commissie nauwlettend toe te zien op de tenuitvoerlegging van de nieuwe Verordening (EU) 2017/458, die voorziet in systematische controles van alle personen die de buitengrenzen overschrijden, en met name het gebruik van de afwijking inzake systematische controles;

130.  verzoekt de lidstaten hun grensbeheer in overeenstemming te brengen met het concept van geïntegreerd grensbeheer (IBM); benadrukt dat volledige tenuitvoerlegging van de strategie voor geïntegreerd grensbeheer op Europees en nationaal niveau moet worden gegarandeerd, om zo het beheer van de buitengrenzen te versterken;

131.  is ingenomen met het voorstel van de Commissie om informatie betreffende visa voor verblijf van langere duur en verblijfsvergunningen, waaronder biometrische gegevens, in het geval van onderdanen van derde landen op te nemen in het VIS;

132.  dringt er bij de lidstaten op aan af te zien van de verkoop van verblijfsvergunningen en nationaliteit via "gouden visa" en investeringsprogramma's, gezien het hoge risico van corruptie, schending en misbruik van het Schengengebied voor criminele doeleinden; verzoekt de Commissie snel en streng op te treden en alle relevante gegevens en controles van de lidstaten te eisen, om de integriteit en veiligheid van het Schengensysteem te waarborgen;

133.  spoort de Commissie aan om de onderhandelingen met derde landen over terugkeer en overname voort te zetten en te evalueren of de terugkeerrichtlijn (Richtlijn 2008/115/EG) een geschikt rechtskader vormt voor de terugkeer van gewelddadige extremisten die misbruik maken van nationale wetten om terroristische doelen na te streven en daarmee een duidelijk gevaar voor de openbare veiligheid vormen;

134.  spoort de lidstaten aan om gebruik te maken van het herziene opschortingsmechanisme voor de vrijstelling van de visumplicht door op doeltreffende wijze melding te doen van omstandigheden die aanleiding kunnen geven tot de opschorting van de visumvrijstelling voor derde landen, zoals een aanzienlijke toename van het risico voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid;

135.  roept de Commissie op een evaluatie uit te voeren van de opties en de daarmee samenhangende gevolgen van een mogelijk wetgevingsvoorstel in te dienen om luchtvaartmaatschappijen, exploitanten van havens, internationale bussen of hogesnelheidstreinen te verplichten overeenstemmingscontroles uit te voeren wanneer passagiers aan boord gaan, om te waarborgen dat de identiteit die op het ticket vermeld staat overeenkomt met de door de passagier getoonde identiteitskaart of zijn of haar paspoort; benadrukt dat vervoersexploitanten geen taken krijgen die alleen aan de politieautoriteiten toekomen, zoals officiële identiteitscontroles of verificatie van de echtheid van identiteits- of reisdocumenten;

Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex)

136.  roept de medewetgevers op te overwegen Frontex een specifiek mandaat te verstrekken voor de verwerking van persoonsgegevens die bij zijn operationele rol past, zoals de preventie en opsporing van grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme aan de buitengrenzen van de EU; is van mening dat een dergelijk mandaat moet voorzien in de noodzakelijke waarborgen, met derde landen;

137.  merkt op dat verdachten van wie de persoonsgegevens eerder door Frontex zijn verwerkt na 90 dagen uit het analysesysteem zullen verdwijnen en dus onbekend zijn in het systeem of als nieuwe verdachten moeten worden aangemerkt; verzoekt daarom om de opslagtermijn voor persoonsgegevens van verdachten van grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme, die door Frontex worden beheerd tot drie jaar te verlengen, in overeenstemming met de opslagtermijn bij Europol en Eurojust;

138.  acht het van belang dat Frontex toegang heeft tot alle relevante databanken en informatiesystemen, met name het SIS, maar ook EES, VIS, Eurodac en het informatiesysteem van Europol, niet alleen voor de taken van de grensbeheerteams, maar ook voor analytische doeleinden die verband houden met nieuwe ontwikkelingen aan de buitengrenzen of met veranderingen in het grensoverschrijdend verkeer of de daarbij gehanteerde werkwijzen;

139.  roept de medewetgevers op om Frontex te verplichten dringende informatie met de lidstaten te delen;

140.  dringt er bij de lidstaten en de EU-organen, zoals Europol en Intcen, op aan om regelmatig strategische informatie over terrorismebestrijding in verband met de grensdimensie aan Frontex te verstrekken, en te onderzoeken of enige automatische uitwisseling met Frontex van belangrijke (achtergrond)informatie afkomstig uit nationale onderzoeken naar incidenten en illegale activiteiten bij grensposten en illegaal inkomend/uitgaand verkeer, en gebruikmakend van intelligente ICT-systemen, een meerwaarde kan bieden bij het schetsen van een compleet beeld van de situatie, ook in het licht van de mankracht die de analyse van gegevens vereist; is van mening dat deze informatie ook feedback na tweedelijnsveiligheidscontroles en informatie in verband met documentfraude moet omvatten;

141.  verzoekt Frontex opleidingsprogramma’s te ontwikkelen en cursussen te geven aan grenswachters, die gericht zijn op de versterking van de controles aan de hand van relevante databanken aan de buitengrenzen en op de ondersteuning van de toepassing van gemeenschappelijke risico-indicatoren;

Informatie over gevechtshandelingen

142.  is ingenomen met de deelname van Europol aan de cel voor rechtshandhaving die onderdeel uitmaakt van de door de VS geleide Operatie Gallant Phoenix (OGP) in Jordanië, die gebruikt wordt om informatie over gevechtshandelingen te verwerken (en indien mogelijk kan helpen bij het vaststellen van de identiteit van slachtoffers) en deze door middel van vaste kanalen en procedures via de nationale eenheden van Europol te delen met de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten; roept op tot volledige toegang van Europol tot OGP;

143.  spoort alle betrokken actoren aan om een aanpak te ontwikkelen die het mogelijk maakt om informatie over gevechtshandelingen door te geven en te delen, binnen de wettelijk toelaatbare marge en met de nodige waarborgen, zoals bronbescherming in de civiele sfeer, en deze informatie in te voeren in de relevante databanken zodat die informatie tijdig aankomt bij grensposten aan de buitengrenzen van de EU; pleit tevens voor het delen van deze informatie met het oog op onderzoek en vervolging;

Operatie Sophia

144.  is ingenomen met het opzetten van een proefproject voor een cel voor de verzameling van informatie over criminaliteit binnen EUNAVFOR MED-operatie Sophia, bestaande uit personeelsleden van de desbetreffende rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten, Frontex en Europol, teneinde de onderlinge informatie-uitwisseling te verbeteren;

Terrorismefinanciering

145.  is ingenomen met de onlangs aangenomen wetgevingsmaatregelen op Europees niveau in de strijd tegen terrorismefinanciering; verzoekt de lidstaten alle Europese witwasrichtlijnen en instrumenten voor de bestrijding van witwassen en de financiering van terrorisme ten uitvoer te leggen; verzoekt de Commissie toezicht te houden op de omzetting en goede werking van deze instrumenten;

146.  spoort de lidstaten en derde landen aan om onverwijld de conclusies van de conferentie "No money for terror" van april 2018 in Parijs doeltreffend en volledig toe te passen, evenals de aanbevelingen van de Financiële-actiegroep (FATF) en de internationale normen voor de bestrijding van witwassen en de financiering van terrorisme en proliferatie, die in februari 2012 door de FATF werden aangenomen (de "herziene FATF-aanbevelingen"); roept de Commissie en de lidstaten op om derde landen te ondersteunen bij de uitvoering van deze aanbevelingen door middel van technische bijstand en de uitwisseling van goede praktijken;

147.  verzoekt de lidstaten die het Verdrag van de Raad van Europa inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven en de financiering van terrorisme nog niet hebben geratificeerd, dit te ratificeren en in nationaal recht om te zetten;

148.  is ingenomen met de door de Commissie gepresenteerde methode met betrekking tot derde landen met een hoog risico, die een bedreiging vormen voor het financiële stelsel van de EU; verzoekt de Commissie deze methode toe te passen en met name om een EU-lijst aan te leggen van derde landen die volgens de witwasrichtlijnen een hoog risico vormen, door middel van een onafhankelijke, objectieve en transparante beoordeling, en deze beoordeling zo snel mogelijk uit te voeren;

149.  roept de lidstaten op om de monitoring op te voeren van organisaties die verdacht worden van betrokkenheid bij illegale handel, smokkel, vervalsing en frauduleuze praktijken, door samen met Europol GOT's op te zetten;

150.  maakt zich grote zorgen over de omvang van de illegale tabakshandel in de EU, waarvan de opbrengsten kunnen worden gebruikt om terrorisme te financieren, onder meer via accijnsfraude; verzoekt de lidstaten om ratificatie en uitvoering te overwegen van het Protocol betreffende de uitbanning van illegale handel in tabaksproducten bij de Kaderovereenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie voor de bestrijding van tabaksgebruik;

151.  is ingenomen met het voorstel voor een verordening betreffende de invoer van cultuurgoederen; roept de Commissie op wetgeving voor te stellen voor een robuust traceringssysteem voor kunstvoorwerpen en antiquiteiten die op de EU-markt worden ingevoerd, met name voor goederen die afkomstig zijn uit gebieden met conflicten of hoge risico's zoals vastgesteld door de Commissie, ofwel van organisaties, groeperingen of individuen die op de EU-terreurlijst staan; is van mening dat dit initiatief moet worden ondersteund door de invoering van een gestandaardiseerde vergunning, zonder welke de handel in deze producten illegaal zou zijn, en van een paspoort voor de uitvoer van elk product; is van mening dat er digitale instrumenten moeten worden ontwikkeld waarmee de echtheid van de documenten in kwestie kan worden gecontroleerd; is van mening dat kunsthandelaren systematisch een uitgebreid register van te koop aangeboden antiquiteiten moeten bijhouden;

152.  roept de lidstaten op om bedrijven die betrokken zijn bij de kunsthandel en de opslag van antiek (d.w.z. zogenaamde vrijhavens) te verplichten om alle verdachte transacties te melden en om de eigenaars van bedrijven die in kunst en antiek handelen of de opslag daarvan regelen en die betrokken raken bij de illegale handel daarin te onderwerpen aan doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, zo nodig met inbegrip van strafrechtelijke sancties;

153.  is ingenomen met de goedkeuring van nieuwe regels voor de controle van liquide middelen die de Europese Unie binnenkomen of verlaten(21) en dringt aan op een snelle tenuitvoerlegging daarvan; verzoekt de Commissie na te gaan of in het toepassingsgebied van deze verordening andere activa moeten worden opgenomen, of de kennisgevingsprocedure voor onbegeleide liquide middelen voldoet, en of de drempel voor onbegeleide liquide middelen in de toekomst moet worden herzien;

154.  verzoekt de lidstaten meer samen te werken met Europol AP FURTUM en, zoals vereist door Resolutie 2347(2017) van de VN-Veiligheidsraad van 24 maart 2017, de douane, rechtshandhavingsinstanties en openbare ministeries te voorzien van toegewijd personeel en doeltreffende instrumenten en adequate opleiding door middel van samenwerking met de Werelddouaneorganisatie (WDO) en Interpol;

155.  roept de Commissie op om samen met de lidstaten en internationale partners methoden te ontwikkelen om financiële stromen gericht te monitoren en om de gebruikers van elektronische portemonnees, virtuele valuta en prepaidkaarten, crowdfundingplatforms en online- en mobiele betalingssystemen in politie- of gerechtelijke onderzoeken te kunnen identificeren; verzoekt de lidstaten informele waardeoverdrachtsystemen (IVTS) te reguleren, waarbij wordt benadrukt dat hiermee niet wordt beoogd op te treden tegen traditionele informele transacties maar tegen geldverkeer van de georganiseerde misdaad en terroristische organisaties, en industrieel/commercieel gewin uit zwart geld; dringt erop aan dat de nadruk wordt gelegd op virtuele valuta en FinTech en dat de mogelijkheid wordt onderzocht om de sancties ook uit te breiden tot degenen die fondsenwerving op sociale media misbruiken voor terroristische doeleinden; roept de lidstaten op cryptovaluta-bedrijven aan te sporen analyse-instrumenten te gebruiken om mogelijke criminele activiteiten in verband met het doel- en ontvangstadres te beoordelen, en ervoor te zorgen dat ze de antiwitwaswetgeving volledig toepassen wanneer gebruikers cryptovaluta omzetten in echte valuta;

156.  verzoekt de Commissie een wetgevingsvoorstel in te dienen dat een verplichte registratie en identificatie voorschrijft voor financiële transacties die via geldovermakingsbedrijven worden verricht;

157.  verzoekt de Commissie de mogelijkheid te onderzoeken om alternatieve betalingssystemen te reguleren, bijvoorbeeld door de invoering van een verplichte registratie of een vergunningenstelsel voor effectenmakelaars en een verplichting tot duidelijke en nauwkeurige administratie;

158.  is bezorgd over de recente bevindingen inzake de toename van grootschalige witwasactiviteiten als bron van terrorismefinanciering(22) via bepaalde bankinstellingen in de eurozone; dringt aan op de oprichting van een systeem voor het traceren van terrorismefinanciering (TFTS) van de Europese Unie voor transacties van personen die banden hebben met terrorisme en de financiering daarvan binnen de gemeenschappelijke eurobetalingsruimte, een systeem waarmee een evenwicht kan worden bereikt tussen veiligheid en individuele vrijheden; herinnert eraan dat op dit intra-Europese systeem de Europese gegevensbeschermingsnormen van toepassing zouden zijn;

159.  dringt aan op betere samenwerking en informatie-uitwisseling tussen meldingsplichtige entiteiten, financiële inlichtingeneenheden (FIE'S) en bevoegde autoriteiten met betrekking tot terrorismefinanciering; roept de lidstaten op ervoor te zorgen dat hun financiële inlichtingeneenheden, ongeacht hun type, ongehinderd toegang hebben tot financiële informatie met het oog op een doeltreffende bestrijding van terrorismefinanciering; dringt aan op een grotere harmonisatie van de status en de werking van de Europese FIE's; is ingenomen met het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van regels ter vergemakkelijking van het gebruik van financiële en andere informatie voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van bepaalde strafbare feiten(23); dringt aan op een betere en volledigere informatie-uitwisseling en samenwerking tussen Europol, Eurojust en derde landen op het gebied van terrorismefinanciering; dringt aan op een snelle goedkeuring van de ontwerprichtlijn inzake de toegang van rechtshandhavingsinstanties tot financiële informatie en uitwisseling van informatie tussen FIE's;

160.  dringt er bij de lidstaten op aan meer middelen toe te wijzen aan de nationale FIE's; verzoekt de lidstaten beter gebruik te maken van het informele netwerk van Europese financiële inlichtingeneenheden (FIU.net) en de capaciteiten van dit netwerk verder te ontwikkelen via Europol, zodat het ten volle kan worden benut en om de huidige problemen met de samenwerking te ondervangen en de handmatige verwerking van bilaterale verzoeken te vergemakkelijken, waarbij de autonomie en de onafhankelijkheid van de FIE's echter wordt gewaarborgd; is van mening dat een EU-FIE nodig kan zijn om de FIE's van de lidstaten in grensoverschrijdende gevallen te coördineren, bij te staan en te ondersteunen, als de versterking van FIU.net ontoereikend blijkt;

161.  benadrukt het belang van een betere interactie en informatie-uitwisseling tussen onderzoeksautoriteiten en de particuliere sector, in het bijzonder meldingsplichtige entiteiten in het kader van de richtlijnen ter bestrijding van het witwassen van geld resp. de financiering van terrorisme (AML/CFT-richtlijn), om de tekortkomingen van gescheiden en onvolledige informatie die door middel van meldingen van verdachte transacties wordt verstrekt, op te heffen; roept de Commissie en de lidstaten op om speciale fora te ontwikkelen voor het delen van financiële informatie, onder meer over het gebruik van virtuele valuta en met inbegrip van de particuliere sector, binnen veilige kanalen en met inachtneming van EU-normen voor gegevensbescherming; wijst op de belangrijke rol die Europol in dit verband zou kunnen spelen;

162.  pleit voor de organisatie van gespecialiseerde opleidingen voor de rechtshandhavings- en justitiële autoriteiten van de lidstaten over de methoden en ontwikkelingen op het gebied van terrorismefinanciering, om de capaciteit in de lidstaten voor het onderzoeken van illegale activiteiten, onder andere in verband met virtuele valuta, te vergroten; benadrukt dat deze opleidingen moeten zorgen voor een standaardniveau van rechtshandhavingsbevoegdheden in de hele EU, zodat bepaalde lidstaten niet achterop raken; benadrukt dat het van belang is om in de hele EU risicobeoordelingen van activiteiten met virtuele valuta uit te voeren en onderzoeksinitiatieven te coördineren, om de bevindingen van die beoordelingen te gebruiken voor de ontwikkeling van strategieën voor regelgeving en rechtshandhaving op korte, middellange en lange termijn;

163.  wijst op het cruciale belang van fiscale en financiële inlichtingen bij terrorismebestrijding; betreurt het dat in veel lidstaten de agentschappen voor de bestrijding van witwassen en de financiering van terrorisme tot de inlichtingendiensten behoren die de minste middelen krijgen; verzoekt de lidstaten hun personele en financiële middelen voor onderzoek en rechtshandhaving aanzienlijk te verhogen ter bestrijding van belastingontduiking en -fraude waarmee criminele of terroristische activiteiten kunnen worden gefinancierd;

Bescherming van kritieke infrastructuur

164.  roept de lidstaten die dit nog niet hebben gedaan om nationale programma's voor de bescherming van kritieke infrastructuur op te zetten om de problemen aan te pakken die door de Commissie werden gesignaleerd in haar mededeling uit 2006 over een Europees programma voor de bescherming van kritieke infrastructuur (EPCIP), met name met betrekking tot mogelijke kwetsbaarheden; is van mening dat het EPCIP moet worden herzien en bijgewerkt;

165.  wijst erop dat gevoelige gegevens en het systeem dat ermee gevoed wordt ook deel uitmaken van de kritieke infrastructuur in de lidstaten en dus naar behoren moeten worden beschermd tegen cyberaanvallen(24);

166.  is ingenomen met het actieplan van de Commissie ter ondersteuning van de bescherming van openbare ruimten, en spoort de lidstaten aan om beste praktijken uit te wisselen en zo nodig samenwerkingsnetwerken tussen actoren uit de overheids- en particuliere sector op te zetten;

167.  dringt er bij de medewetgevers op aan een opvolger te creëren voor het Fonds voor interne veiligheid-Politie voor de nieuwe MFK-periode, dat ten minste over een vergelijkbaar financieringsniveau dient te beschikken;

168.  pleit voor een grotere rol voor het waarschuwings- en informatienetwerk op het gebied van kritieke infrastructuur (Ciwin);

169.  eist dat de aanwijzing van infrastructuren als Europese kritieke infrastructuren die van invloed zijn op meer dan één lidstaat plaatsvindt aan de hand van een multilateraal proces waarbij alle potentieel getroffen lidstaten betrokken zijn;

170.  roept de lidstaten op om nationale multidisciplinaire centra voor crisisrespons op te zetten voor coördinatie en noodhulp in het geval van een aanslag of incident; roept deze centra op om gebruik te maken van de geïntegreerde EU-regelingen voor politieke crisisrespons (IPCR) die bijdragen aan en gebaseerd zijn op drie belangrijke instrumenten, te weten het centrale IPCR 24/7-contactpunt, het IPCR-webplatform en het geïntegreerd rapport over situatiebeoordeling en -analyse (ISAA);

171.  verzoekt de Commissie een inventarisatie te maken van nationale crisiscentra of mechanismen voor crisisrespons;

172.  spoort de Commissie aan richtsnoeren voor lidstaten te blijven uitwerken en verspreiden om openbare ruimten beter te beschermen, zoals aangekondigd in het actieplan ter ondersteuning van de bescherming van openbare ruimten;

173.  verzoekt om de herziening van Richtlijn 2008/114/EG, teneinde: vergelijkbare regels en procedures vast te stellen voor "aanbieders van essentiële diensten", net als in de richtlijn inzake netwerk- en informatiebeveiliging; te waarborgen dat de aanwijzing van Europese kritieke infrastructuren plaatsvindt op basis van een analyse van de systemen die vitale en grensoverschrijdende diensten ondersteunen, in plaats van op een sectorgewijze benadering, waarbij op gepaste wijze rekening wordt gehouden met het belang van cyberbeveiliging; de Commissie de mogelijkheid te bieden om voorzieningen van pan-Europese diensten als Europese kritieke infrastructuren aan te merken; naar behoren rekening te houden met de bestaande afhankelijkheidsrelaties; een verplichting te creëren voor overheids- en particuliere exploitanten van kritieke infrastructuur om incidenten te melden, stresstests uit te voeren, gepaste opleidingen te verzorgen bij de aangewezen contactpunten en kwaliteitseisen op te stellen met betrekking tot de plannen inzake bedrijfscontinuïteit, waaronder operationele plannen, in het geval van een incident of aanslag;

174.  raadt aan om de particuliere sector te betrekken bij het ontwerpen van programma's voor de bescherming van kritieke infrastructuur en zachte doelwitten, waaronder in de context van cyberveiligheid; benadrukt de noodzaak om hiertoe publiek-private dialogen in gang te zetten en nationale en lokale veerkracht te ontwikkelen;

175.  verzoekt de Commissie een voorstel in te dienen voor een Europees certificeringsinitiatief voor particuliere beveiligingsbedrijven, met als doel de eisen en voorwaarden te specificeren waaronder ze in een omgeving met kritieke infrastructuur kunnen opereren;

176.  onderstreept de noodzaak om doeltreffende responsstrategieën op te stellen, inclusief duidelijke communicatielijnen in geval van een aanslag, vooral met betrekking tot snelle-reactieteams, teneinde het aantal slachtoffers te beperken en de beheersing van de situatie te verbeteren om de gevolgen voor burgers tot een minimum te beperken; verzoekt de lidstaten dringend om hun betrokkenheid bij de bestaande mechanismen op Europees niveau verder te vergroten;

177.  roept op tot een snelle goedkeuring van de herziening van het Uniemechanisme voor civiele bescherming om de preventie en paraatheid, de uitwisseling van informatie op EU-niveau en het vermogen van de lidstaten om te reageren op verschillende soorten rampen te versterken;

178.  roept de Commissie op een evaluatie uit te voeren van de opties en de daarmee samenhangende gevolgen voor het opzetten van een systeem waarmee de identiteit van personen die land- en luchtvoertuigen en vaartuigen huren kan worden gecontroleerd;

179.  is ingenomen met de grensoverschrijdende oefening ter verbetering van de bescherming van zachte doelwitten tegen terroristische aanslagen, die in juni 2017 werd gehouden door België en Nederland; merkt op dat deze oefening door de Commissie werd gefinancierd om de mate van paraatheid en de crisisbeheertaken te beoordelen in het geval er tegelijkertijd twee aanslagen plaatsvinden in verschillende landen; roept op tot soortgelijke oefeningen waarbij lidstaten worden betrokken; is van mening dat de EU een ondersteunend kader voor die samenwerking kan bieden, met name op het gebied van medische zorg (Europees medisch korps), openbare veiligheid (Gezondheidsbeveiligingscomité) of decontaminatieprotocollen, alsook de coördinatie van speciale interventie-eenheden van de nationale politie en diensten voor civiele bescherming;

180.  dringt aan op wetgeving op het gebied van terrorisme en op nationale, regionale en lokale responsstrategieën voor de bescherming, weerbaarheid en respons in het geval van een aanslag, waarin rekening wordt gehouden met de specifieke behoeften en omstandigheden van kwetsbare personen, zoals mensen met een beperking en minderjarigen; dringt er bovendien op aan personen met een beperking en hun belangenorganisaties te betrekken bij besluitvorming die hen raakt;

Precursoren voor explosieven

181.  constateert dat gereguleerde precursoren voor explosieven, zowel stoffen als mengsels, toegankelijk zijn voor terroristen; is daarom ingenomen met het voorstel uit april 2018 voor een verordening inzake het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven;

182.  dringt aan op de invoering van een Europees systeem van vergunningen voor gespecialiseerde kopers, anders dan het grote publiek, dat marktdeelnemers verplicht zich te laten registreren als vereiste om de in de bijlagen vermelde stoffen, of mengsels of stoffen die deze bevatten, legaal te mogen vervaardigen, distribueren of verkopen; roept de lidstaten op om inspectiesystemen op te zetten om niet-naleving van de verordening door marktdeelnemers te kunnen vaststellen;

183.  is ingenomen met de effectbeoordeling van Verordening (EU) nr. 98/2013 betreffende precursoren voor explosieven, en spoort de medewetgevers voor het voorstel voor een verordening in het kader van 2018/0103(COD) aan het verplichte informatie-uitwisselingsproces te evalueren; dringt erop aan dat de markttoezichtautoriteiten hun toezichtactiviteiten voor precursoren voor explosieven versterken, aangezien deze duidelijk een negatief effect kunnen hebben op de openbare veiligheid;

184.  verzoekt de douaneautoriteiten om in samenwerking met rechtshandhavingsinstanties en op basis van informatie van Europol en andere systemen voor gegevensanalyse de opsporing van illegale onlineaankopen van de precursoren voor explosieven te verbeteren door middel van screening op basis van door handelaren verstrekte vrachtinformatie voorafgaand aan de aankomst in of het vertrek uit de EU van goederen, mede gebruikmakend van het douanerisicobeheersysteem (CRMS);

185.  roept de Commissie op om samen te werken met ondernemingen bij de bevordering van richtsnoeren voor onlinemarktplaatsen over de veiligheid van de verkoop van precursoren voor explosieven, bij de beperking van de verkoop van bepaalde stoffen tot professionele gebruikers en een aanscherping van het beleid inzake producten met verkoopbeperkingen door het bepalen van toegestane hoeveelheden en zuiverheidsgehalten;

186.  pleit voor het uniforme gebruik van bepaalde gestandaardiseerde productaanduidingen die het voor marktdeelnemers en onlinemarktplaatsen gemakkelijker maken om chemische stoffen die op hun websites worden aangeboden te identificeren; roept onlinemarktplaatsen op aangeboden producten vervolgens te screenen aan de hand van deze lijsten met gestandaardiseerde zoektermen om de op die lijsten voorkomende gereguleerde producten in de gaten te kunnen houden;

187.  verzoekt de Commissie te overwegen om gemeenschappelijke vergunningscriteria vast te stellen door de voorwaarden te harmoniseren op grond waarvan aanvragen worden ingewilligd of afgewezen en wederzijdse erkenning door de lidstaten te bevorderen;

Illegale wapens

188.  pleit voor de snelle en doeltreffende tenuitvoerlegging van de richtlijn betreffende de controle op de verwerving en het bezit van vuurwapens om de verkoop en het gebruik ervan zo doeltreffend mogelijk te controleren en te voorkomen dat vuurwapens en aanverwante uitrusting en hulpmiddelen zowel binnen als buiten de EU illegaal worden verhandeld; dringt erop aan de mazen in het bestaande regelgevingskader inzake vuurwapens te dichten, bijvoorbeeld door maatregelen te treffen om de omloop tegen te gaan van gemakkelijk om te bouwen wapens voor het afvuren van losse patronen, Flobertgeweren, alarmpistolen en vergelijkbare wapens;

189.  roept de lidstaten op programma's vast te stellen voor de inlevering van vuurwapens en munitie, afgestemd op de specifieke context van de illegale markt voor vuurwapens; dringt aan op doeltreffende sanctionering van het illegale bezit en de illegale handel in vuurwapens; roept op tot de strikte en zorgvuldige uitvoering door de lidstaten van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie;

190.  steunt de herziening van de EU-strategie ter bestrijding van de illegale accumulatie van en handel in handvuurwapens en lichte wapens (SALW), door rekening te houden met de nieuwe veiligheids- en veiligheidsbeleidscontext en de ontwikkelingen op het gebied van SALW-ontwerp en -technologie die van invloed zijn op het vermogen om de dreiging het hoofd te bieden;

191.  is van mening dat de lidstaten moeten kiezen voor een aanpak die gebaseerd is op gericht wapenonderzoek, met gebruik van gespecialiseerde rechtshandhavingseenheden die specifiek onderzoek doen naar de actoren en netwerken die bij dit soort handel betrokken zijn en met consultatie van de verschillende nationale ballistische databanken;

192.  herinnert eraan dat de Commissie een verslag heeft goedgekeurd over de evaluatie van Verordening (EU) nr. 258/2012, waarin regels worden vastgesteld voor de toegestane uitvoer, invoer en doorvoer van niet-militaire vuurwapens, en waarin wordt geconcludeerd dat de verordening noodzakelijk blijft, maar dat de doeltreffendheid ervan beperkt is door het gebrek aan precisie van sommige bepalingen en de complexe interactie met andere wetgevingsinstrumenten van de EU; spoort de wetshandhavingsautoriteiten van de lidstaten aan om gespecialiseerde politieteams voor de aanpak van de illegale handel in vuurwapens op te zetten die zijn voorzien van voldoende personeel, deskundigheid en uitrusting;

193.  spoort de lidstaten aan een evaluatie uit te voeren van mogelijke beperkingen op het dragen van messen zonder geldige reden, een verbod op het gebruik van bijzonder schadelijke messen zoals zombie- of vlindermessen, en de handhaving van deze maatregelen online;

Externe dimensie

194.  dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan mondiale acties op internationaal niveau te ondernemen om de langdurige conflicten aan te pakken die hele regio's destabiliseren, de cyclus van geweld en lijden voeden en helaas aanleiding geven tot veel terroristische acties;

195.  dringt aan op intensivering van de samenwerking van de EU met haar buurlanden en met name met de landen van doorreis en bestemming van buitenlandse strijders, op het gebied van terrorismebestrijding; is van oordeel dat de EU een mondiale benadering van terrorismebestrijding moet blijven hanteren, met specifieke aandacht voor de samenwerking met belangrijke derde landen op basis van duidelijk omschreven prioriteiten;

196.  is van mening dat terrorismebestrijding een terrein is dat concrete expertise vergt; roept daarom op tot verdere professionalisering van het EU-netwerk op dit gebied, met name door uitvoerend personeel dat afkomstig is uit de lidstaten beter en langer in de organisatie op EU-niveau te integreren, zodat hun werk niet langer beperkt blijft tot een eenmalige opdracht binnen een delegatie bij de EU; is van mening dat detachering binnen de EU instellingen zou zorgen voor een optimalisering van de expertise en de inzet van competenties op het gebied van terrorismebestrijding;

197.  verzoekt de Commissie de steun aan derde landen, en met name buurlanden, te versterken in hun strijd tegen misdaad en mensenhandel als financieringsbron voor terrorisme, en de banden met hen aan te halen om het bevriezen van activa te versnellen; is echter bezorgd dat antiterreurwetgeving in sommige partnerlanden van de EU te ruim wordt toegepast en wordt misbruikt om vreedzaam protest de kop in te drukken; waarschuwt dat criminalisering van de vreedzame uiting van legitieme bezwaren kan leiden tot radicalisering; is van mening dat de EU sterk moet investeren in maatregelen om de diepere oorzaken van het terrorisme in derde landen aan te pakken; is groot voorstander van externe programma's ter bestrijding van extremisme in gevangenissen, samenwerkingsprogramma's met religieuze leiders en gemeenschappen, interreligieuze dialogen en fora, en in het algemeen van allerlei verzoeningsprogramma's die de spanningen tussen gemeenschappen verminderen en sektarisch beleid voorkomen via met name economische, sociale en educatieve middelen;

198.  dringt er bij de lidstaten op aan volledig gebruik te maken van het inlichtingenwerk op het gebied van terrorismebestrijding van het Inlichtingen- en situatiecentrum van de Europese Unie (EU-Intcen); dringt er bij de Commissie op aan Intcen een duidelijk mandaat te verlenen om analisten in de EU-delegaties rechtstreeks te benaderen teneinde de toestroom van relevante informatie naar het centrale inlichtingensysteem van de EU te verbeteren;

199.  dringt aan op versterkte samenwerking en inventarisatie van de synergieën tussen de missies en operaties van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) en de acties van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ);

200.  dringt aan op een vereenvoudiging van het systeem van beperkende maatregelen om hiervan een doeltreffend instrument op het gebied van terrorismebestrijding te maken;

Slachtoffers van terrorisme

201.  verzoekt de Commissie om een EU-coördinatiecentrum voor slachtoffers van terrorisme (CCST) op te zetten, dat tijdige en passende crisisondersteuning kan verlenen in geval van aanslagen in een of meer lidstaten; is van mening dat de rol van het CCST onder andere moet bestaan uit het bieden van noodhulp aan slachtoffers uit een andere lidstaat, alsmede het bieden van expertise op EU-niveau door de uitwisseling van kennis, protocollen en beste praktijken te bevorderen; benadrukt dat de ondersteuning en de bescherming moeten worden uitgebreid tot indirecte slachtoffers, zoals de familieleden van slachtoffers, ooggetuigen en eerstehulpverleners;

202.  is van mening dat het CCST als het eenmaal opgericht is statistieken kan verzamelen, en kan helpen bij het opzetten en coördineren van registers van slachtoffers van terrorisme in de lidstaten en op Europees niveau, met volledige inachtneming van de regelgeving inzake gegevensbescherming, met name wat betreft de rechten van de betrokkenen en het doelbindingsbeginsel; is van mening dat het ook optimale werkmethoden kan onderzoeken en bevorderen, zoals de opstelling van protocollen, om: 1) te garanderen dat slachtoffers van terrorisme onmiddellijk emotioneel opgevangen worden; 2) hun vervolgens psychologische en emotionele ondersteuning te bieden; 3) secundaire victimisatie te vermijden tijdens de gerechtelijke procedure en de bureaucratische nasleep; 4) te waarborgen dat zij daadwerkelijk toegang tot de rechter hebben, met name in het geval van terroristische aanslagen waarbij slachtoffers uit een ander land betrokken zijn; 5) goede praktijken te bevorderen voor de media over onderwerpen die gevoelig zijn voor slachtoffers van terrorisme en hun familieleden; is van mening dat het CCST ook een publiek register van geaccrediteerde organisaties voor slachtofferhulp kan aanleggen, dat kan worden geraadpleegd en kan dienen om de opgestelde protocollen te verbeteren; dringt er bij de lidstaten op aan één autoriteit aan te wijzen die optreedt als nationaal aanspreekpunt voor het CCST zodra dat is opgericht;

203.  verzoekt de Commissie een gemeenschappelijk onlineplatform in alle EU-talen op te zetten, met informatie over de rechten en ondersteuning van slachtoffers van terrorisme, dat door het CCST wordt beheerd, met één nationaal aanspreekpunt in elke lidstaat, inclusief een hulplijn;

204.  roept de Commissie op een wetgevingsvoorstel in te dienen over de slachtoffers van terrorisme dat op doeltreffende wijze beantwoordt aan de behoeften van de slachtoffers op de korte en lange termijn, met inbegrip van een gemeenschappelijke definitie van de status van slachtoffer van terrorisme en de rechten van slachtoffers, evenals een standaardformulier om schadevergoeding te vorderen, waarop duidelijke plichten en termijnen voor verzekeraars staan vermeld; is van mening dat er op nationaal niveau een vereenvoudigde procedure moet bestaan voor de automatische toekenning van schadevergoeding aan de slachtoffers van terrorisme kort na een aanslag om te voorzien in hun acute behoeften, en dat de kwestie van verdere vergoeding periodiek moet worden beoordeeld op basis van de situatie van het slachtoffer;

205.  is van mening dat de reikwijdte van de gemeenschappelijke definitie van "slachtoffer van terrorisme" ten minste de volgende categorieën omvat: 1) omgekomen personen; 2) personen die lichamelijke en/of geestelijke schade hebben geleden; 3) personen die ontvoerd of bedreigd zijn; 4) de echtgeno(o)t(e) van de omgekomen persoon of de persoon die eenzelfde gevoelsrelatie met hem/haar had, met inbegrip van ouders en kinderen, grootouders en broers en zussen;

206.  roept de lidstaten op de multidisciplinaire centra voor crisisrespons die coördinatie en noodhulp bieden te belasten met de tenuitvoerlegging van de nationale en lokale protocollen voor de prioritaire en snelle identificatie van de slachtoffers, hun onmiddellijke begeleiding en doorverwijzing naar de bevoegde diensten;

207.  dringt er bij de lidstaten op aan ervoor te zorgen dat binnen de nationale crisisresponsinfrastructuur wordt voorzien in een alomvattende respons voor de specifieke behoeften van de slachtoffers van terrorisme onmiddellijk na een terroristische aanslag en zo lang als noodzakelijk is; is in dat verband van mening dat de lidstaten één geactualiseerde website moeten opzetten met alle relevante informatie en een centrum voor hulp aan slachtoffers en hun familieleden in noodsituaties dat psychologische eerste hulp en emotionele ondersteuning biedt, als bedoeld in Richtlijn (EU) 2017/541;

208.  benadrukt dat de inlichting van de familie van de slachtoffers op een waardige, humane en gepaste wijze dient plaats te vinden door speciaal opgeleide beroepskrachten, waarbij gewaarborgd wordt dat de media de identiteit van de slachtoffers niet zonder hun voorafgaande toestemming bekendmaken en dat er vooral aandacht, respect en prioriteit nodig is bij de omgang met kinderen;

209.  dringt erop aan dat Richtlijn (EU) 2015/637(25) volledig en doeltreffend wordt uitgevoerd teneinde consulaire bescherming te waarborgen voor EU-burgers in derde landen waar hun lidstaat niet vertegenwoordigd is; benadrukt dat een toenemend aantal Europese burgers is geconfronteerd met terreuraanslagen in een land dat niet hun eigen land is, en dringt er daarom op aan dat in de lidstaten protocollen worden vastgesteld om niet-nationale Europese burgers te helpen in geval van een terreuraanslag, overeenkomstig Richtlijn (EU) 2017/541;

210.  roept de lidstaten op erop toe te zeen dat de noodzakelijke bijstand die wordt geboden aan de slachtoffers van terrorisme ook maatregelen omvat als eerste hulp, psychologische bijstand, bescherming tegen secundaire victimisatie, rechtshulp, daadwerkelijke toegang tot de rechter, contante voorschotten om dringende uitgaven te betalen, erkende kinderopvang en thuiszorg, belastingverlichting en vervoersondersteuning in geval van tijdelijke of blijvende invaliditeit;

211.  roept de lidstaten op om er met de hulp van de Commissie voor te zorgen dat de beroepskrachten van alle betrokken nationale diensten, met name eerstehulpverleners, goed worden opgeleid om te kunnen voorzien in de behoeften van de slachtoffers van terrorisme; wijst erop dat het CCST ondersteuning zal geven bij de beroepsopleiding van o.a. politieagenten, advocaten en andere mensen die beroepshalve te maken hebben met slachtoffers, en met verzekeringsmaatschappijen of instanties voor de uitbetaling van schadevergoedingen;

212.  verzoekt de lidstaten rechtsmechanismen op te zetten voor de strafbaarstelling van de verheerlijking van een specifieke terroristische daad aangezien deze verheerlijking de slachtoffers vernedert en kan leiden tot secundaire victimisatie door de waardigheid en het herstel van de slachtoffers te beschadigen;

213.  eist dat de instellingen in kwestie waarborgen bieden zodat er geen secundaire victimisatie plaatsvindt ten gevolge van een vernederende behandeling en aanvallen op het imago van de slachtoffers uit maatschappelijke sectoren die gerelateerd zijn aan de aanslagpleger;

214.  verzoekt de lidstaten hommages aan personen die veroordeeld zijn wegens terroristische activiteiten te verbieden;

215.  verzoekt lidstaten bijzondere aandacht te schenken aan slachtoffers als zij lastig kunnen worden gevallen of vrezen dat ze nogmaals kunnen worden aangevallen door de sociale omgeving van de terroristen;

216.  roept de lidstaten op erop toe te zien dat slachtoffers van seksuele en andere ernstige vormen van geweld die door terroristen van Da'esh buiten de EU zijn gepleegd, in de EU veilig zijn en zonder angst kunnen leven; dringt er bij de lidstaten op aan dergelijke misdrijven ondanks het feit dat zij buiten de EU zijn gepleegd, te vervolgen en de slachtoffers als belangrijke getuigen te betrekken bij de gerechtelijke procedures;

217.  verzoekt de Commissie de bepalingen van het Europees Solidariteitsfonds te wijzigen en daarin de vergoeding van de slachtoffers van grootschalige terroristische aanslagen op te nemen om steun te kunnen bieden aan lidstaten wanneer dat nodig is, ook in grensoverschrijdende gevallen;

218.  verzoekt de Commissie een dialoog met de lidstaten aan te gaan met het doel de grote verschillen weg te werken die bestaan in de hoogte van financiële schadevergoedingen die op nationaal niveau door de lidstaten aan slachtoffers van terroristische aanslagen worden toegekend;

219.  verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat alle slachtoffers van terrorisme het recht hebben partij te zijn in gerechtelijke procedures die betrekking hebben op een terroristische aanslag waarbij zij betrokken waren, en waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke situatie van slachtoffers uit andere landen; verzoekt de lidstaten te garanderen dat er tijdens strafrechtelijke procedures geen neerbuigende of vernederende contacten plaatsvinden tussen de slachtoffers en de aanslagpleger of diens entourage;

220.  dringt erop aan meer aandacht te schenken aan de Europese Herdenkingsdag voor de Slachtoffers van Terrorisme (11 maart);

Grondrechten

221.  benadrukt dat veiligheidsmaatregelen, inclusief maatregelen inzake terrorismebestrijding, moeten worden genomen volgens de beginselen van de rechtsstaat, met inachtneming van de grondrechten, en in een duidelijk rechtskader; verzoekt de lidstaten en de EU-instellingen dan ook bij de vaststelling en toepassing van maatregelen inzake terrorismebestrijding de grondrechten te eerbiedigen, zo ook in verband met privacy en gegevensbescherming, vrijheid van mening en meningsuiting en non-discriminatie, alsmede procedurele waarborgen waaronder het vermoeden van onschuld, het recht op een eerlijk proces, het recht op informatie en controle door een gerechtelijke autoriteit, alsmede erop toe te zien dat individuen op doeltreffende wijze bezwaar kunnen maken tegen schendingen van hun grondrechten, inclusief de mogelijkheid om in beroep te gaan;

222.  dringt er bij de lidstaten en de EU-instellingen op aan, wanneer zij maatregelen inzake terrorismebestrijding vaststellen en toepassen, te streven naar een goede balans tussen de verschillende grondrechten in kwestie en veiligheidsbehoeften; is in dit verband van mening dat de bescherming van het grondrecht op leven en veiligheid de eerste prioriteit moet vormen;

223.  herinnert eraan dat de internationale en regionale mensenrechtenwetgeving duidelijk maakt dat staten zowel het recht als de plicht hebben om personen die onder hun rechtsbevoegdheid vallen, te beschermen tegen terroristische aanslagen, teneinde de eerbiediging van het recht op leven en het recht op veiligheid te waarborgen; wijst erop dat de samenwerking van de EU met derde landen op het gebied van terrorismebestrijding gebaseerd moet zijn op de eerbiediging van de internationale mensenrechten en het humanitair recht, met inbegrip van een verbod op foltering;

224.  verzoekt de lidstaten alle beschikbare juridische middelen aan te wenden om religieuze of politieke praktijken die de grondrechten inperken, tot onderdrukking leiden, tot seksueel geweld aanzetten of andere ernstige, gewelddadige misdaden of extremisme bevorderen, een halt toe te roepen, aangezien dergelijke praktijken noch onder de vrijheid van godsdienst, noch onder de vrijheid van mening vallen; verwacht dat de lidstaten ondubbelzinnige rechtskaders vaststellen waardoor rechters zich niet kunnen beroepen op "cultuurrelativisme" wanneer ze te maken krijgen met ernstige gewelddaden of zelfs marteling en moord;

225.  roept de Commissie en het Bureau voor de grondrechten op om onderzoek te doen naar de uitdagingen in het beleid inzake terrorismebestrijding en de beste praktijken in de lidstaten in kaart te brengen, waaronder praktijken die rekening houden met de specifieke omstandigheden van kwetsbare personen zoals mensen met een beperking en minderjarigen; roept de Commissie op om in dit verband de uitwisseling van beste praktijken te stimuleren en richtsnoeren op te stellen; wijst er verder op dat het Parlement, de Raad en de Commissie de optie hebben om adviezen van het Bureau voor de grondrechten in te winnen, in de context van zijn meerjarig kader, over maatregelen inzake terrorismebestrijding;

226.  verzoekt de lidstaten erop toe te zien dat de noodzakelijke waarborgen voor gegevensbescherming aanwezig zijn, in overeenstemming met de toepasselijke EU-wetgeving, waaronder gepaste technische en organisatorische maatregelen om de veiligheid en vertrouwelijkheid van persoonsgegevens te beschermen; verzoekt hen dringend om duidelijke regels op te stellen over wie tot welke gegevens in de systemen toegang kan krijgen en die kan raadplegen, om gegevens bij te houden over de raadpleging en bekendmaking daarvan, en om het recht op inzage, rectificatie, verwijdering en beperking te waarborgen, alsook het recht op vergoeding en beroep in rechte; verzoekt de Commissie en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming innovatieve oplossingen voor ingebouwde veiligheid te ontwikkelen:

227.  is van mening dat gedegen beleid inzake terrorismebestrijding robuuste mandaten vereist voor de overheidsinstanties die betrokken zijn bij de bestrijding van terrorisme alsmede een groot publiek draagvlak voor deze autoriteiten; wijst op de belangrijke rol die toezicht kan spelen bij het bevorderen van vertrouwen en steun van de bevolking; roept de lidstaten op toezichtsmechanismen in te stellen bij de maatregelen inzake terrorismebestrijding om de impact van deze maatregelen te beoordelen; roept de lidstaten verder op te zorgen voor democratisch toezicht en publieke verantwoording voor alle veiligheids- en inlichtingendiensten, met behoud van de noodzakelijke mate van geheimhouding;

o
o   o

228.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB C 334 van 19.9.2018, blz. 189.
(2) Studie over het beleid van de Europese Unie inzake terrorismebestrijding: relevantie, coherentie en doeltreffendheid, in opdracht van de beleidsondersteunende afdeling Rechten van de burger en Constitutionele Zaken van het Europees Parlement, http://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2017/583124/IPOL_STU(2017)583124_EN.pdf
(3) https://eur-lex.europa.eu/legal content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:32018D1084&from=en
(4) TE-SAT-verslag 2017 van Europol (blz. 14).
(5) https://www.dw.com/de/jesidin-trifft-in-deutschland-auf-is-peiniger/a-45119776
(6) Radicalisering wordt beschouwd als een complex proces waarmee een persoon of een groep steeds extremere religieuze en/of politieke ideeën/standpunten inneemt die mogelijk leiden tot gewelddadige handelingen, waaronder het begaan van terreurdaden. In overeenstemming met de beleidsdocumenten van de Commissie, moet elke verwijzing naar “radicalisering” worden opgevat als “radicalisering die leidt tot gewelddadig extremisme en terrorisme”.
(7) Toespraak van commissaris Jourová voor Justitie, Consumentenzaken en Gendergelijkheid tijdens de conferentie over radicalisering in gevangenissen in Brussel op 27 februari 2018, http://europa.eu/rapid/press-release_SPEECH-18-1221_en.htm
(8) Europol, 6 september 2018.
(9) Verordening (EU) 2017/458 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/399 inzake het aanscherpen van de controles aan de hand van relevante databanken aan de buitengrenzen, PB L 74 van 18.3.2017, blz. 1.
(10) PB C 366 van 27.10.2017, blz. 101.
(11) Europol TE-SAT 2017, blz. 10.
(12) Europol TE-SAT 2017, blz. 15.
(13) Europol TE-SAT 2018, blz. 9.
(14) Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 57).
(15) Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0229.
(16) Verslag van de Raad van Europa van 22 september 2017 getiteld "Prosecuting and punishing the crimes against humanity or even possible genocide committed by Daesh".
(17) PB L 293 van 5.11.2013, blz. 1.
(18) PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1.
(19) Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (PB L 210 van 6.8.2008, blz. 1), en Besluit 2008/616/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 betreffende de uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (PB L 210 van 6.8.2008, blz. 12).
(20) PB L 88 van 31.3.2017, blz. 6.
(21) Verordening (EU) 2018/1672 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de controle van liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1889/2005 (PB L 284 van 12.11.2018, blz. 6).
(22) http://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/IDAN/2018/614496/IPOL_IDA(2018)614496_EN.pdf
(23) COM(2018)0213.
(24) Richtlijn (EU) 2016/1148 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 houdende maatregelen voor een hoog gemeenschappelijk niveau van beveiliging van netwerk- en informatiesystemen in de Unie (PB L 194 van 19.7.2016, blz. 1).
(25) Richtlijn (EU) 2015/637 van de Raad van 20 april 2015 betreffende de coördinatie- en samenwerkingsmaatregelen ter vergemakkelijking van de consulaire bescherming van niet-vertegenwoordigde burgers van de Unie in derde landen en tot intrekking van Besluit 95/553/EG (PB L 106 van 24.4.2015, blz. 1).


Jaarverslag over de uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid
PDF 142kWORD 56k
Resolutie van het Europees Parlement van 12 december 2018 over het jaarverslag over de uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (2018/2097(INI))
P8_TA(2018)0513A8-0392/2018

Het Europees Parlement,

–  gezien het jaarverslag van de Raad aan het Europees Parlement over het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid,

–  gezien de artikelen 21 en 36 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),

–  gezien het Handvest van de Verenigde Naties,

–  gezien de door de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) gepubliceerde Slotakte van Helsinki van 1975,

–  gezien het Noord-Atlantisch Verdrag,

–  gezien de gezamenlijke verklaring van 10 juli 2018 over de samenwerking tussen de EU en de NAVO,

–  gezien de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) over politieke verantwoordingsplicht(1),

–  gezien de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie van 2016,

–  gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 7 juni 2017 getiteld "Een strategische aanpak van weerbaarheid in het externe optreden van de EU" (JOIN(2017)0021),

–  gezien artikel 52 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A8-0392/2018),

A.  overwegende dat het veiligheidsklimaat in de EU nu instabieler, onvoorspelbaarder, complexer en dubbelzinniger is dan op enig ander moment sinds het einde van de Koude Oorlog, en gekenmerkt wordt door interstatelijke conflicten, natuurrampen, terrorisme, mislukte staten, cyberaanvallen en hybride oorlogvoering; overwegende dat het huidige EU-beleid wellicht niet langer volstaat als het gaat om het waarborgen van een stabiele en welvarende omgeving; overwegende dat de EU steeds meer verantwoordelijkheid draagt ten aanzien van het waarborgen van haar eigen veiligheid en het verdedigen van haar belangen en waarden;

B.  overwegende dat het extern optreden van de EU een rechtstreekse impact heeft op het leven van onze burgers, zowel binnen de Europese Unie als daarbuiten, omdat het de vrede, economische samenwerking, veiligheid en stabiliteit binnen en buiten onze grenzen ondersteunt, het ontstaan van crises voorkomt en in voorkomende gevallen negatieve overloopeffecten vermijdt en vreedzame conflictoplossing bevordert;

C.  overwegende dat de bevolking van de EU terugloopt en volgens voorspellingen rond 2050 slecht 5 % van de wereldbevolking zal vertegenwoordigen, tegen 13 % in 1960;

D.  overwegende dat naar verwachting meer dan de helft van de bevolkingsgroei tegen 2050 zal plaatsvinden in Afrika, en dat verwacht wordt dat 1,3 miljard van de bijkomende 2,4 miljard mensen ter wereld afkomstig zal zijn uit Afrika; overwegende dat de concentratie van deze groei in een aantal van de armste landen zal leiden tot een reeks nieuwe uitdagingen die, indien zij in dit stadium niet worden aangepakt, zowel voor de betrokken landen als voor de Unie verwoestende gevolgen zullen hebben;

E.  overwegende dat China, de VS en India tegen 2050 de grootste economische machten ter wereld geworden kunnen zijn, met een nog grotere politieke invloed, en dat bij een duurzame herverdeling van het economische en politieke gewicht geen van de EU-lidstaten tot de grootste economieën ter wereld zal behoren, waardoor de Unie te maken zal krijgen met een geheel ander evenwicht in de wereld, hetgeen hernieuwde inspanningen vergt om de legitimiteit van de bestaande mondiale bestuursinstellingen te vergroten;

F.  overwegende dat de nieuwe wereldorde gekenmerkt wordt door asymmetrie, met vele niet-statelijke actoren die de afgelopen tien jaar meer invloed hebben verworven, van ngo's die de mensenrechten, eerlijke handel en duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen verdedigen tot multinationale ondernemingen die regeringsbeleid beïnvloeden en activisten op sociale media die oproepen tot democratische veranderingen; overwegende dat op internationaal niveau georganiseerde criminele groeperingen en terroristische organisaties de democratische beginselen proberen te ondermijnen; overwegende dat het multilateralisme waarvoor Europa zich met hart en ziel inzet weliswaar steeds verder afkalft, maar dat opkomende staten of niet-statelijke actoren geen onweerlegbaar wereldbeeld kunnen opleggen;

G.  overwegende dat ten gevolge van de globalisering een sterkere onderlinge afhankelijkheid is ontstaan, waardoor in Peking of Washington genomen besluiten van directe invloed op ons leven zijn; overwegende dat door deze onderlinge afhankelijkheid, op haar beurt, burgers overal ter wereld zijn gaan inzien dat er grensoverschrijdende oplossingen nodig zijn om grensoverschrijdende problemen te kunnen oplossen en dat multilaterale organisaties de mondiale governance moeten verbeteren;

H.  overwegende dat bijna een kwart van de wereldbevolking in kwetsbare landen of samenlevingen woont; overwegende dat deze landen en samenlevingen steeds meer een voedingsbodem worden voor sociaaleconomische ongelijkheden die, samen met de klimaatverandering, een directe bedreiging vormen voor de stabiliteit, democratie en vrede;

I.  overwegende dat de financiële crisis, het beheer van de migratie- en vluchtelingencrisis zonder weerga, het toenemende euroscepticisme, de vele crises in onze buurlanden, het gebrek aan samenhang van het extern beleid, de toenemende scepsis in de Europese publieke opinie over machtsvertoon buiten de grenzen van de EU en het gebrek aan een effectieve strategische autonomie van de EU, waardoor de tendens is ontstaan om op gebeurtenissen te reageren in plaats invloed uit te oefenen in een eerder stadium, de pogingen van de EU om een internationale invloedrijke en leiderschapspositie te verwerven hebben doen verbleken; overwegende dat de EU desondanks 's werelds grootste blijft op het gebied van regelgevingsnormen;

J.  overwegende dat een aantal westerse democratieën tegenwoordig kwetsbaarder, protectionistischer en meer naar binnen gericht zijn en naar extremen neigen, juist nu alleen door middel van multilaterale samenwerking doeltreffend het hoofd kan worden geboden aan mondiale uitdagingen; overwegende dat deze leegte wordt opgevuld door machten zoals China of Rusland, die de bestaande, op internationaal recht gebaseerde mondiale governance eerder ter discussie willen stellen dan omarmen; overwegende dat laatstgenoemde landen een geheel andere benadering van ontwikkelingssamenwerking hanteren, welke geen verband houdt met de bevordering van de rechtsstaat of andere democratische hervormingen;

K.  overwegende dat het gezamenlijk alomvattend actieplan (Joint Comprehensive Plan of Action - JCPOA) met Iran een belangrijke verworvenheid is met het oog op de bevordering van de stabiliteit en vrede in het Midden-Oosten; overwegende dat de besluiten van president Trump om zich terug te trekken uit het JCPOA en om Europese bedrijven die legitieme zaken doen met Iran secondaire sancties op te leggen, zeer betreurenswaardig zijn en de Europese economische soevereiniteit ondermijnen, waarbij aan het licht komt hoe problematisch de Europese afhankelijkheid van het op de dollar gebaseerde handelssysteem is; overwegende dat de EU en de lidstaten opnieuw hebben bevestigd pal te staan voor het JCPOA en maatregelen hebben genomen om de legitieme Europese economische belangen te beschermen;

L.  overwegende dat ISIS, Al Qaida en andere internationale terroristische organisaties nog steeds een aanzienlijke bedreiging vormen voor Europa en de landen van de wereld;

M.  overwegende dat de Europese veiligheid, zoals onderstreept in de integrale strategie van de EU, is gestoeld op het streven naar een gemeenschappelijke strategische autonomie; overwegende dat een ambitieus, geloofwaardig en effectief gemeenschappelijk buitenlands beleid moet worden ondersteund door toereikende financiële en materiële middelen, en moet zijn gebaseerd op een samenhangend, goed getimed en consistent beleid van de lidstaten;

1.  benadrukt dat het moment is aangebroken waarop de Europese Unie haar lot in eigen handen moet nemen; is van mening dat de EU haar rol als volwaardige, soevereine politieke en economische macht in de internationale betrekkingen ten volle moet omarmen om bij te dragen aan het oplossen van conflicten overal ter wereld en de mondiale governance mede vorm te geven; benadrukt derhalve dat er een echt gemeenschappelijk Europees buitenlands en veiligheidsbeleid, gebaseerd op strategische autonomie en geïntegreerd in de industrie en operaties, onder meer in termen van vermogens, nodig is om onze gemeenschappelijke belangen en onze beginselen en waarden te bevorderen;

2.  is ervan overtuigd dat geen enkele EU-lidstaat alleen doeltreffend kan reageren op de mondiale uitdagingen van dit moment; meent dat de lidstaten alleen door binnen de EU hun gewicht in een gemeenschappelijke schaal te leggen, invloed kunnen uitoefenen op het internationale toneel; is ervan overtuigd dat 28 lidstaten die samen toewerken naar samenhangende en eensgezinde standpunten en 500 miljoen burgers vertegenwoordigen, meer invloed kunnen uitoefenen in internationale onderhandelingen, bij het bevorderen van mensenrechten en verantwoordingsplicht, en bij het vaststellen van internationale regels en politieke, democratische, ecologische, sociale en economische normen; meent bovendien dat de globalisering, onder de bescherming van het Europees sociaal model, de EU-burgers kansen kan bieden in plaats van een dreiging te zijn, en dat deze kansen op een duidelijke en positieve manier moeten worden gecommuniceerd door de Europese en nationale leiders;

3.  betreurt dat de lidstaten te vaak hun nationale belangen voorop stellen, ongeacht de mogelijke gevolgen hiervan op Europees niveau, waardoor de eenheid, samenhang en doeltreffendheid van de EU, en daarmee haar geloofwaardigheid als wereldspeler, worden aangetast; roept op tot een betere verdeling van de verantwoordelijkheden, een grotere mate van solidariteit en een versterking van de coördinatie tussen de EU en haar lidstaten; herhaalt dat de beleidslijnen van de Unie op het gebied van extern beleid zowel onderling als met andere beleidslijnen met een externe dimensie moeten overeenstemmen en moeten worden gecoördineerd met internationale partners; meent dat goede samenwerking tussen de lidstaten van essentieel belang is om onze democratie, onze gemeenschappelijke waarden, onze vrijheid en onze sociale en milieunormen veilig te stellen; benadrukt dat de samenwerking tussen de lidstaten, de partnerlanden en internationale organisaties moet worden uitgebreid;

4.  brengt in herinnering dat de EU, wanneer alle 28 lidstaten bij elkaar worden genomen, 's werelds grootste economie is met een bevolking van meer dan een half miljard, en dat de euro de op één na belangrijkste reservemunt is; benadrukt dat op basis van de collectieve bijdragen van de Europese instellingen en de afzonderlijke lidstaten de EU ook 's werelds grootste verstrekker van ontwikkelingshulp is;

5.  benadrukt dat de Europese aanpak in de externe betrekkingen wordt gekenmerkt door:

   de bevordering en bescherming van universele waarden zoals vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, waaronder de rechten van minderheden;
   een streven naar multilateralisme en een op regels gebaseerde internationale orde, waarbij de steun van het VN-stelsel en regionale organisaties zoals de OVSE centraal staan;
   een nadruk op conflictpreventie en -beheer, bemiddeling, vreedzame conflictoplossing, vredesopbouw en institutionele opbouw;
   de bevordering van duurzame ontwikkeling, economische en ontwikkelingssamenwerking, eerlijke handel, klimaatvriendelijke overeenkomsten en alternatieve energiebronnen;

6.  benadrukt dat de EU trouw moet blijven aan haar beginselen van democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat zoals vastgelegd in de Verdragen; beklemtoont hoe belangrijk het is dat wordt beoordeeld of de bevordering van deze beginselen in derde landen effect heeft gehad en of er ruimte is voor verdere verbetering; onderstreept dat de reputatie van de EU als voorvechter van deze beginselen alleen kan worden gehandhaafd als zij ervoor zorgt dat in al haar lidstaten exact deze beginselen worden beschermd en nageleefd;

7.  moedigt er verder toe aan het "less for less"-beleid te overwegen voor landen die op het gebied van bestuur, democratie en de mensenrechten achteruitgaan; is van mening dat de EU, wanneer sprake is van schendingen van democratische normen en mensenrechten, doeltreffender gebruik moet maken van haar instrumenten voor buitenlands beleid, met inbegrip van handels- en ontwikkelingsinstrumenten zoals bilaterale overeenkomsten met derde landen, zodat er geen overeenkomsten worden geratificeerd zolang niet aan de mensenrechtenbenchmarks is voldaan; wenst dat de EU en de lidstaten bepalingen voor niet-verantwoord vermogen vaststellen om corruptie in derde landen aan te pakken; brengt in herinnering dat economische sancties krachtige diplomatieke dwangmaatregelen zijn; stelt vast dat de standpunten van het Parlement op het gebied van het buitenlands beleid in sommige gevallen niet op Europees niveau worden opgevolgd en dringt er bij de Raad en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) op aan dat deze standpunten meer in aanmerking worden genomen;

8.  roept de EDEO, de Commissie, de Raad en de afzonderlijke lidstaten op om strategisch op te treden door een geïntegreerde aanpak te volgen en alle middelen waarover zij beschikken te gebruiken, waaronder handels- en ontwikkelingsinstrumenten en diplomatieke, civiele en militaire GVDB-instrumenten, alsmede strategische communicatie en openbare diplomatie, teneinde de geopolitieke invloed en het algemene imago van de EU te versterken en haar belangen te beschermen, onder meer door de economische soevereiniteit en strategische autonomie van de EU te vergroten; wijst op de complementaire rol die ecologische, culturele, academische en andere "alternatieve" vormen van diplomatie kunnen spelen in dit proces;

9.  wenst dat er passende financiële middelen worden vrijgemaakt voor het extern optreden van de EU in het kader van het volgende meerjarig financieel kader (MFK) voor de periode 2021-2027 en dat de EU haar middelen richt op strategische prioriteiten; herinnert aan de belangrijke rol van de externe financiële instrumenten van de EU bij het bevorderen van de belangen van het buitenlands beleid van de EU; onderstreept het belang van het versterken van de samenhang, de doeltreffendheid, het reactievermogen en de flexibiliteit van de externe financieringsinstrumenten; benadrukt dat het Parlement op passende wijze moet worden betrokken bij het toezicht op en de strategische sturing van de instrumenten; is van mening dat de toenemende uitdagingen in de buurlanden van de EU en daarbuiten substantieel hogere vastleggingen vergen voor extern optreden, evenals een aanzienlijke versterking van de civiele GVDB-instrumenten;

10.  roept de EDEO op van geval tot geval coalities te smeden met gelijkgestemde landen, een op regels gebaseerde internationale orde, multilateralisme, en vrije en eerlijke handel te ondersteunen en bevorderen, en op samenwerking gebaseerde oplossingen te zoeken voor mondiale uitdagingen, waaronder de veranderende machtsverhoudingen; roept de EDEO op samen te werken met opkomende machten bij het leveren van mondiale collectieve voorzieningen zoals vrede en veiligheid, en onder meer samen te werken bij crisispreventie- en crisisbeheersingsoperaties overal ter wereld, bij de aanpassing aan de klimaatverandering, met inbegrip van duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen, schone lucht en schoon water en land, en bij de verdediging en bevordering van de mensenrechten en financiële stabiliteit; benadrukt andermaal hoe belangrijk interparlementaire betrekkingen zijn voor de verwezenlijking van deze doelstellingen;

11.  keurt het af dat Rusland herhaaldelijk gebruik heeft gemaakt van zijn vetorecht in de VN-Veiligheidsraad en is van oordeel dat de internationale vredesinspanningen en pogingen tot conflictbeslechting hierdoor worden ondermijnd; stelt vast dat de blokkades binnen de VN-Veiligheidsraad niet alleen verhinderen dat de internationale gemeenschap in actie komt maar ook een belemmering vormen voor het oplossen van crises; roept de lidstaten nogmaals op een herziening van de samenstelling en werking van de Veiligheidsraad te ondersteunen; benadrukt dat de EU zich ertoe heeft verbonden de internationale rol van de VN te versterken;

12.  merkt op dat de EU een belangrijke rol heeft gespeeld bij het de-escaleren en oplossen van buitenslands-beleidscrises, namelijk toen bepaalde lidstaten het voortouw namen onder toezicht van de Unie in haar geheel, bijvoorbeeld bij het Normandië-kwartet of de EU3+3-onderhandelingen met Iran; is van mening dat, terwijl meer samenwerking op het gebied van veiligheid en defensie op de lange termijn wordt nagestreefd, de oprichting, voor zover dit passend wordt geacht, van ad-hoccoalities van lidstaten die een snelle respons kunnen bieden op internationale crises ervoor zou kunnen zorgen dat de EU op de korte termijn flexibeler en sneller kan reageren op veranderende externe situaties doordat er geen algemene consensus onder de lidstaten hoeft te worden bereikt;

13.  is verheugd over de toegenomen rol van de EU, onder meer tijdens haar civiele en militaire missies in het kader van vredeshandhaving, conflictpreventie, versterking van de internationale veiligheid en wederopbouw na conflicten als een manier om duurzame vrede te waarborgen; brengt in herinnering dat conflictoplossing meer kans van slagen heeft wanneer vrouwen een formele rol spelen in het proces en wenst dat er vaker vrouwen bij dergelijke missies worden betrokken;

14.  begrijpt dat beleidsprioriteiten worden vastgesteld op basis van de nabijheid van dreigingen; roept alle lidstaten evenwel op het in de Verdragen opgenomen solidariteitsbeginsel te eerbiedigen (artikel 80 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) en de nodige maatregelen te nemen om te reageren op de migratiecrisis, net zoals alle lidstaten op solidaire wijze hebben gereageerd op de uitdagingen ten gevolge van de aanmatigende houding van Rusland en China in een economische en veiligheidscontext; is voorts van mening dat de huidige crises de bereidheid van de lidstaten om doeltreffender samen te werken om de gemeenschappelijke uitdagingen aan te pakken, op de proef hebben gesteld; dringt aan op extra humanitaire hulp en bijstand voor de door het conflict getroffen bevolking;

15.  merkt op dat de interne en externe veiligheid steeds meer met elkaar vervlochten raken; wijst op de noodzaak om de interne bestendigheid van de EU tegen externe inmenging te versterken en om samen met de internationale partners een gemeenschappelijke strategie te ontwikkelen, zowel wat betreft de bescherming van kritieke infrastructuur als wat betreft de fundamentele instellingen en kenmerken van onze democratieën; ondersteunt de maatregelen die de Commissie en de VV/HV als onderdeel van een risicobeperkingsstrategie hebben genomen ter versterking van de bestendigheid van de EU tegen terroristische aanslagen, in het bijzonder jihadistisch terrorisme dat vandaag de dag een van de belangrijkste uitdagingen vormt voor de veiligheid van de burgers van de EU, radicalisering, irreguliere migratie, herhaald gebruik van chemische wapens, propaganda, online en offline desinformatiecampagnes, pogingen van Rusland om cyberaanvallen uit te voeren en zich te mengen in verkiezings- en referendumcampagnes en andere hybride dreigingen die een snelle, assertieve en gecoördineerde respons vereisen; beklemtoont dat alle mogelijke maatregelen moeten worden genomen om inmenging in de verkiezingen voor het Europees Parlement in 2019 te voorkomen;

16.  benadrukt dat dit trans-Atlantisch partnerschap op de korte termijn weliswaar te kampen heeft met een groot aantal uitdagingen en verstoringen, maar een absolute voorwaarde blijft voor de veiligheid en welvaart aan beide zijden van de Atlantische Oceaan; betreurt de geleidelijke terugtrekking van de VS uit de multilaterale, op regels gebaseerde wereldorde in de vorm van terugtrekking uit de Overeenkomst van Parijs, het gezamenlijk alomvattend actieplan (JCPOA), de trans-Pacifische partnerschapsovereenkomst (TPP) en de VN-Veiligheidsraad, de stopzetting van zijn financiering aan de UNRWA en diverse VN-agentschappen, multilaterale fora en vredeshandhavingsoperaties, alsook zijn aanvallen op het Internationaal Strafhof (ICC); verzoekt de Unie om eenheid, vastberadenheid en evenredigheid te betrachten bij haar reactie op deze beslissingen, haar volledige steun voor het JCPOA nogmaals te bevestigen, Iran te verzekeren van tastbare economische resultaten en Europese investeringsbedrijven te beschermen tegen Amerikaanse sancties; roept de EU voorts op haar inspanningen op het gebied van klimaatdiplomatie op te voeren en de naleving van de Overeenkomst van Parijs op te nemen in alle handels- en investeringsovereenkomsten;

17.  benadrukt dat de op de stabiliteit en welvaart van de Westelijke Balkan gerichte maatregelen een belangrijke prioriteit voor de Europese Unie moeten blijven; herinnert eraan dat het Europese perspectief voor de landen van de Westelijke Balkan moet leiden tot een volledig lidmaatschap van de betrokken landen, op voorwaarde dat aan alle criteria wordt voldaan; benadrukt dat het uitbreidingsproces op verdiensten en strenge en eerlijke voorwaarden is gebaseerd, in overeenstemming met de strikte toepassing van de criteria van Kopenhagen, en op niets ander mag berusten dan op de concrete resultaten die door elk afzonderlijk land worden geboekt op gebieden zoals de bestrijding van corruptie en witwaspraktijken, transparantie en onafhankelijkheid van de rechterlijke macht; wijst nogmaals op het belang, gedurende het gehele proces, van het bevorderen van de hervormingen die nodig zijn voor een op regels en samenwerking gebaseerde politieke en economische internationale orde, met de nadruk op de rechtsstaat, eerbiediging van de mensenrechten, in het bijzonder de rechten van minderheden, verzoening en goede betrekkingen met de buurlanden, veiligheid en migratie, sociaaleconomische en duurzame ontwikkeling, vervoers- en energieverbindingen, milieubescherming en de digitale agenda;

18.  erkent hoe belangrijk de stabiliteit van het Oostelijk Nabuurschap is voor de stabiliteit van de Unie zelf, en moedigt de ontwikkeling van steeds nauwere betrekkingen met de landen van het Oostelijk Partnerschap aan; roept de Commissie en de EDEO op het EU-vermogen om verandering teweeg te brengen aan haar oostelijke grenzen te blijven inzetten, de banden op het gebied van economie en connectiviteit aan te halen en gebruik te maken van handels- en associatieovereenkomsten, de toegang tot de interne markt en intensiever contact tussen mensen onderling, onder meer door middel van visumfacilitering en liberalisering als aan alle vereisten wordt voldaan, als prikkels om democratische hervormingen en de aanneming van Europese regels en normen te bevorderen; vraagt de EDEO voorts om de democratische processen in het directe nabuurschap van de EU te volgen en ervoor te zorgen dat de democratische vooruitgang niet wordt tegengehouden of teruggedraaid;

19.  herhaalt opnieuw dat de EU zich wil inzetten voor de ondersteuning van de soevereiniteit, onafhankelijkheid en territoriale integriteit van haar partners; onderstreept de noodzaak om alle bevroren conflicten aan te pakken in overeenstemming met internationale normen en beginselen en het internationaal recht, om meer ondersteuning te bieden aan door conflicten getroffen inwoners, intern ontheemden en vluchtelingen, en om destabiliseringspogingen van derde landen, in het bijzonder Rusland, tegen te gaan; veroordeelt andermaal de illegale annexatie van de Krim door Rusland, evenals de militaire inventie in Oost-Oekraïne; wenst dat er voortdurend inspanningen worden geleverd om ervoor te zorgen dat de akkoorden van Minsk worden nageleefd en dringt erop aan dat de sancties van de EU tegen Rusland worden verlengd totdat de naleving van de akkoorden door de Rusland een feit is; veroordeelt daarnaast de aanhoudende militarisering en de verslechterende humanitaire en veiligheidssituatie in de bezette regio's Abchazië en Tschinvali/Zuid-Ossetië in Georgië en roept Rusland op zijn verplichtingen uit hoofde van de door de EU bemiddelde staakt-het-vuren-overeenkomst van 2008 na te komen;

20.  brengt in herinnering dat het Middellandse Zeegebied de grens vormt tussen de meest ongelijke regio's ter wereld; herhaalt dat de eerlijke economische en sociale ontwikkeling van het zuidelijke Middellandse Zeegebied en de gebieden van Afrika ten zuiden van de Sahara met spoed moet worden gestimuleerd en dat de landen moeten worden bijgestaan bij het aanpakken van de onderliggende oorzaken van instabiliteit, zoals gewapende conflicten, ondemocratisch en inefficiënt bestuur, corruptie en de klimaatverandering, door op lokaal niveau economische mogelijkheden te creëren – in het bijzonder voor jongeren en vrouwen en in de landen waar migranten vandaan komen – door middel van de betrokkenheid van lokale gemeenschappen en relevante actoren ter plaatse; neemt nota van het voorstel van voorzitter Juncker om een nieuwe Afrikaans-Europese alliantie voor duurzame investeringen en banen tot stand te brengen en van zijn initiatief om de verschillende handelsovereenkomsten tussen de EU en Afrikaanse landen om te vormen tot één enkele vrijhandelsovereenkomst tussen de twee continenten, die alleen een economische overeenkomst tussen gelijken kan worden als er een doeltreffend ondernemingsklimaat kan worden gecreëerd dat bevorderlijk is voor investeringen; moedigt de EU aan andere nabuurschapsbeleidsinstrumenten in te zetten om de samenwerking tussen de Unie, de landen van het Zuidelijk Nabuurschap en belangrijke spelers in de regio met betrekking tot regionale kwesties zoals goed bestuur, veiligheid, energie en de strijd tegen de klimaatverandering te intensifiëren; verklaart nogmaals de GVDB-stabilisatiemissies van de EU te steunen en roept op tot versterking ervan;

21.  benadrukt dat de EU een leidende rol moet spelen in het Midden-Oosten en de Perzische Golf, en wel door middel van haar beslissende "soft power" en de volledige tenuitvoerlegging van alle bestaande associatieovereenkomsten met de landen in de regio; betreurt het besluit van de Amerikaanse regering om haar ambassade in Israël te verplaatsen van Tel Aviv naar Jeruzalem; wenst dat de EU de drijvende kracht wordt achter de hervatting van een echt vredesproces in het Midden-Oosten dat gericht is op een tweestatenoplossing; bevestigt opnieuw, in overeenstemming met Resolutie 2254 van de VN-Veiligheidsraad, het grote belang van het door de VN geleide proces van Genève bij de oplossing van het Syrische conflict; veroordeelt de steun van Rusland en Iran aan het Assad-regime, evenals zijn oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid, en roept de EU en de lidstaten op alles in het werk te stellen om een einde te maken aan de wandaden tegen het Syrische volk en bovenal tegen het gebruik van chemische wapens tegen de bevolking;

22.  veroordeelt de ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht en het recht inzake de mensenrechten door alle partijen in Jemen, met inbegrip van de willekeurige aanvallen op burgers door de door Saudi-Arabië geleide coalitie en Houthi-rebellen; eist dat de blokkade tegen Jemen onmiddellijk wordt opgeheven en roept alle partijen die bij het conflict betrokken zijn op de dialoog onder toezicht van de VN te hervatten om tot een duurzaam staakt-het-vuren te komen; is ingenomen met het besluit van de regeringen van Duitsland, Denemarken en Finland om niet langer wapens te verkopen aan Saudi-Arabië; pleit voor Uniebrede sancties tegen degenen die verantwoordelijk zijn voor de moord op de Saudische journalist Jamal Khashoggi;

23.  benadrukt dat de versterking van de regionale veiligheid in de Indo-Pacifische regio van cruciaal belang is voor de belangen van de EU en haar lidstaten; dringt er bij alle betrokken partijen in de regio op aan geschillen met vreedzame middelen te beslechten en geen unilaterale acties te ondernemen om onder meer in de Oost- en Zuid-Chinese Zee de status quo te veranderen, dit om de regionale veiligheid te waarborgen; spoort ertoe aan dat de bilaterale besprekingen tussen China en Taiwan snel worden hervat en spreekt nogmaals zijn steun uit voor de betekenisvolle participatie van Taiwan in internationale organisaties, mechanismen en activiteiten; is voorstander van maatregelen om de betrekkingen tussen de Europese Unie en haar lidstaten en partners in Azië te verdiepen, en moedigt samenwerking op economisch, diplomatiek en veiligheidsgebied aan;

24.  herhaalt in de nasleep van de recente presidents- en parlementsverkiezingen in de regio dat het vastbesloten is om nauwe betrekkingen te blijven onderhouden met landen in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied en om de verdediging van de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten te bevorderen als hoeksteen voor een verdieping van de integratie en samenwerking; verklaart zeer verontrust te zijn over het gebrek aan eerbiediging van de democratie en de rechtsstaat in Cuba, Nicaragua en Venezuela; neemt met bezorgdheid kennis van de verkiezingsontwikkelingen in Brazilië en spreekt de hoop uit dat de nieuwe regering de democratie en de rechtsstaat trouw zal blijven; prijst de inspanningen van alle bij het vredesproces in Colombia betrokken partijen; spreekt opnieuw zijn volledige steun uit voor het vredesproces en de daadwerkelijke uitvoering ervan;

25.  meent dat "soft power" en institutionele opbouw weliswaar belangrijk zijn, maar niet genoeg invloed kunnen uitoefenen in een wereld waar machtspolitiek en "hard power" een steeds grotere plaats innemen; meent dat de doeltreffendheid van het buitenlands beleid van de EU uiteindelijk grotendeels zal afhangen van het op doeltreffende wijze combineren van instrumenten voor "soft power" en "hard power", waaronder een open dialoog, van het vermogen van EU om het goede voorbeeld te geven en van de middelen en capaciteiten die het beleid ondersteunen, waaronder toereikende financiële middelen, effectief multilateralisme, een combinatie van "soft power" en geloofwaardige "hard power", de bundeling van militaire vermogens en de bereidheid van de lidstaten om in dit verband besluitvorming op te geven en samen te werken met de NAVO en andere gelijkgestemde landen;

26.  is verheugd over de toegenomen defensiesamenwerking tussen lidstaten van de EU en over de stappen die, in de vorm van de oprichting van een commandocentrum onder één bevel in Brussel voor Europese militaire opleidingsmissies en het wegnemen van belemmeringen voor de inzet van EU-gevechtsgroepen, zijn genomen om de militaire autonomie van de EU te verhogen; is van mening dat de invoering van permanente gestructureerde samenwerking (PESCO) bij defensieprojecten en de gecoördineerde jaarlijkse evaluatie inzake defensie (CARD) de lidstaten zullen helpen hun samenwerking op defensiegebied te verdiepen en hun defensiebegrotingen doeltreffender te besteden; is ingenomen met het voorstel van de VV/HV voor een Europese vredesfaciliteit en het nieuwe kader voor civiele GVDB-missies en met het streven om de Europese strategische autonomie te bevorderen door de ontwikkeling van militaire mobiliteit voort te zetten, onder meer door middel van het Europees interventie-initiatief; is van mening dat de ontwikkeling van een krachtige defensie-industrie bijdraagt tot de bevordering van de technologische onafhankelijkheid van de EU, onder meer door een interne markt voor cyberveiligheidsproducten te promoten, waarvoor de EU over meer capaciteit moet beschikken;

27.  is van mening dat de EU alleen een geloofwaardige politieke macht kan worden die in staat is gewapende conflicten te structureren en de handhaving van vredesakkoorden en de stabilisatie van zeer kwetsbare postconflictsituaties in goede banen te leiden, indien zij over de capaciteit beschikt om wereldwijd civiele deskundigen en strijdkrachten in te zetten bij conflicten; roept de EDEO en de lidstaten op voldoende civiele en militaire capaciteiten te ontwikkelen voor het volledige spectrum van land-, lucht-, ruimtevaart-, maritieme en cybercapaciteiten en toe te werken naar een juridisch instrument inzake volledig autonome wapensystemen, teneinde de doelstellingen van het Verdrag te verdedigen; onderstreept het belang van de voortdurende samenwerking tussen de Europese Unie en de NAVO, zoals wordt benadrukt in de integrale strategie van de EU en in de gezamenlijke verklaring van de EU en de NAVO; wijst erop dat de verdere ontwikkeling van de defensie-unie de doelstellingen van de externe betrekkingen van de EU moet ondersteunen;

28.  benadrukt dat de ontwikkeling van nieuwe formaten, zoals een EU-Veiligheidsraad, waarvoor bondskanselier Merkel en president Macron pleiten, en een nauwere coördinatie binnen de EU en internationale instanties, de doeltreffendheid van het besluitvormingsproces voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) wellicht zouden kunnen vergroten; is van mening dat parallel met de oprichting van deze formaten mechanismen voor het waarborgen van de democratische controle erop moeten worden ontwikkeld;

29.  steunt het Europese debat over nieuwe formaten, met inbegrip van het voorstel dat de voorzitter van de Commissie, de heer Juncker, tijdens zijn toespraak over de Staat van de Unie op 12 september 2018 presenteerde en waarin wordt voorgesteld om over te gaan op besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid op specifieke gebieden van het GBVB waarop momenteel unanimiteit vereist is volgens de Verdragen, met name mensenrechtenvraagstukken, sancties en civiele missies; moedigt de lidstaten aan na te gaan hoe zij doeltreffender kunnen optreden in het kader van het GBVB en het GVDB; meent dat besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid de EU in staat zou stellen resoluter, sneller en doeltreffender op te treden; roept de Europese Raad op dit initiatief op te pakken door gebruik te maken van de overbruggingsclausule (artikel 31, lid 3, VEU); moedigt de Europese Raad aan te overwegen om de besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid uit te breiden naar andere gebieden van het GBVB, als onderdeel van een breder debat over het gebruik van besluitvorming met meerderheid in het EU-beleid; erkent dat moet worden gezocht naar creatieve oplossingen voor de toekomstige samenwerking tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk op het gebied van het GBVB en het GVDB, rekening houdend met de beginselen zoals neergelegd in zijn resolutie van 14 maart 2018 over het kader van de toekomstige betrekkingen tussen de EU en het VK;

30.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlands en veiligheidsbeleid, en de lidstaten.

(1) PB C 210 van 3.8.2010, blz. 1.


Jaarverslag over de uitvoering van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid
PDF 170kWORD 64k
Resolutie van het Europees Parlement van 12 december 2018 over het jaarverslag over de uitvoering van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (2018/2099(INI))
P8_TA(2018)0514A8-0375/2018

Het Europees Parlement,

–  gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),

–  gezien Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie(1),

–  gezien de conclusies van de Europese Raad van 20 december 2013, 26 juni 2015, 15 december 2016, 22 juni 2017 en 28 juni 2018,

–  gezien het jaarverslag van de Raad aan het Europees Parlement over het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid,

–  gezien zijn resolutie van 12 december 2018 over het jaarverslag over de uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid(2),

–  gezien de conclusies van de Raad van 25 november 2013, 18 november 2014, 18 mei 2015, 27 juni 2016, 14 november 2016, 18 mei 2017, 17 juli 2017 en 25 juni 2018 over het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid,

–  gezien het document "Gedeelde visie, gemeenschappelijke actie: een sterker Europa – Een algemene strategie voor de Europese Unie op het gebied van het buitenlands en veiligheidsbeleid", dat op 28 juni 2016 werd gepresenteerd door de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV),

–  gezien de gezamenlijke verklaringen van de voorzitters van de Europese Raad en de Commissie en de secretaris-generaal van de NAVO van 8 juli 2016 en 10 juli 2018,

–  gezien de gemeenschappelijke reeks van 42 voorstellen als bekrachtigd door de Raad van de Europese Unie en de Noord-Atlantische Raad op 6 december 2016 en de voortgangsverslagen van 14 juni en 5 december 2017 over de tenuitvoerlegging daarvan, alsook de nieuwe reeks van 32 voorstellen als bekrachtigd door beide raden op 5 december 2017,

–  gezien de discussienota van 7 juni 2017 over de toekomst van de Europese defensie,

–  gezien zijn resolutie van 12 september 2013 over de militaire structuren van de EU: stand van zaken en toekomstperspectieven(3),

–  gezien zijn resolutie van 12 september 2017 over een ruimtestrategie voor Europa(4),

–  gezien zijn resolutie van 22 november 2016 over de Europese defensie-unie(5),

–  gezien zijn resolutie van 23 november 2016 over de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (op basis van het jaarverslag van de Raad aan het Europees Parlement over het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid)(6) en zijn resolutie van 13 december 2017 over het jaarverslag over de uitvoering van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid(7),

–  gezien zijn resolutie van 16 maart 2017 over constitutionele, juridische en institutionele gevolgen van een gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid: door het Verdrag van Lissabon geboden mogelijkheden(8),

–  gezien zijn resolutie van 5 juli 2017 over het mandaat voor de trialoog over de ontwerpbegroting 2018(9),

–  gezien het op 10 november 2009 aangenomen "Concept inzake versterking van de bemiddelings- en dialoogcapaciteit van de EU",

–  gezien het document getiteld "Uitvoeringsplan inzake veiligheid en defensie" dat op 14 november 2016 door de VV/HV is gepresenteerd,

–  gezien zijn resolutie van 13 juni 2018 over de betrekkingen tussen de EU en de NAVO(10),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 30 november 2016 over het Europees defensieactieplan (COM(2016)0950),

–  gezien het nieuwe defensiepakket dat de Commissie op 7 juni 2017 heeft gepresenteerd in het persbericht "Een Europa dat ons verdedigt: de Commissie start het debat over een veiligheids- en defensie-unie",

–  gezien het jaarverslag over de uitvoering van de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie – jaar 2,

–  gezien zijn resolutie van 14 december 2016 over de uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid(11) en zijn resolutie van 13 december 2017 over het jaarverslag over de uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid(12),

–  gezien het op 28 maart 2018 gepubliceerde actieplan van de EU voor militaire mobiliteit,

–  gezien de conclusies van de Raad over de versterking van het strategisch partnerschap tussen de VN en de EU inzake vredesoperaties en crisisbeheersing: prioriteiten 2019-2021, die op 18 september 2018 zijn aangenomen,

–  gezien de Nobelprijs voor de Vrede die in 2012 aan de EU is toegekend vanwege het feit dat deze gedurende meer dan zes decennia heeft bijgedragen aan de bevordering van vrede, verzoening, democratie en mensenrechten,

–  gezien artikel 52 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en het advies van de Commissie constitutionele zaken (A8-0375/2018),

A.  overwegende dat de lidstaten vastbesloten zijn geleidelijk een gemeenschappelijk defensiebeleid te bepalen dat tot een gemeenschappelijke defensie zou kunnen leiden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 VEU, waarbij de Europese identiteit en onafhankelijkheid worden versterkt om vrede, veiligheid en vooruitgang in Europa en in de wereld te bevorderen;

De strategische context van de Unie

1.  merkt op dat de op regels gebaseerde wereldorde steeds meer op de proef wordt gesteld, in de buurlanden van de EU en daarbuiten, niet alleen op politiek-militair niveau maar de laatste tijd ook op commercieel-economisch niveau; wijst erop dat deze systemische uitdagingen gepaard gaan met de voortdurende verslechtering van het strategische internationale klimaat ten gevolge van conflicten en geweld tussen en binnen staten, terrorisme, falende staten, cyber- en hybride aanvallen op de pijlers van onze samenlevingen, de effecten van de klimaatverandering en natuurrampen; erkent dat de verdediging van de op regels gebaseerde internationale orde, het internationaal recht en de waarden die liberale democratieën koesteren de hoogste prioriteit moeten krijgen en moeten worden benaderd zonder concessies te doen;

2.  benadrukt dat deze uitdagingen te groot zijn om met succes door één land te kunnen worden aangepakt; wijst erop dat het essentieel is dat de EU deze uitdagingen op snelle, samenhangende en doeltreffende wijze het hoofd biedt en daarbij met één stem spreekt, in overleg met onze bondgenoten, partners en andere internationale organisaties; merkt op dat het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) een van de nuttige instrumenten is om veel van deze uitdagingen aan te pakken, maar dat het efficiënter en in samenhang met andere externe en interne instrumenten moet worden gebruikt om de EU in staat te stellen op beslissende wijze bij te dragen aan het beheer van internationale crises en haar strategische autonomie uit te oefenen; wijst op de tot stand gebrachte GVDB-instellingen en de vele instrumenten van het GVDB en dringt er bij de lidstaten op aan deze onverwijld in te zetten;

3.  herinnert eraan dat de lidstaten van de EU voor hun veiligheid sterk van elkaar afhangen; benadrukt dat het noodzakelijk is de risico's te bepalen die door alle lidstaten zijn vastgesteld; erkent dat deze uitdagingen erg complex zijn en uit diverse bedreigingen bestaan die verschillende lidstaten in meer of mindere mate parten spelen, en dat dit ruimte biedt om een consensus te bereiken over de manier waarop deze uitdagingen collectief kunnen worden aangepakt, in een geest van solidariteit;

4.  onderstreept dat het jihadistisch terrorisme dat reeds aanwezig is in het Midden-Oosten, de Sahel en de Hoorn van Afrika zich uitbreidt naar West-Afrika, Centraal-Azië en Zuidoost-Azië; benadrukt dat deze blijvende dreiging een duurzame en goed gecoördineerde strategie op EU-niveau vereist om de burgers en belangen van de EU te beschermen en de getroffen regio's te ondersteunen;

5.  merkt op dat recente activiteiten en beleidsmaatregelen van Rusland de stabiliteit hebben aangetast en het veiligheidsklimaat hebben veranderd, en benadrukt dat de EU en de lidstaten tot een meer gemeenschappelijke, strategische benadering ten aanzien van Rusland moeten komen;

6.  stelt met bezorgdheid vast dat het gebruik van het novitsjok-zenuwgas in Salisbury in maart 2018 de eerste dergelijke aanval op Europese bodem sinds de Tweede Wereldoorlog was en de dood van een EU-burger tot gevolg heeft gehad; dringt er bij de Europese Raad op aan beperkende maatregelen te treffen tegen degenen die verantwoordelijk zijn voor het gebruik en de verspreiding van chemische wapens;

7.  benadrukt dat de Russische bezetting in Oekraïne nog steeds voortduurt, dat de akkoorden van Minsk – die onontbeerlijk zijn om een oplossing voor het conflict te vinden – niet zijn uitgevoerd en dat de illegale annexatie en militarisering van de Krim nog steeds bezig zijn; vindt het uiterst zorgwekkend dat de excessieve militaire oefeningen en activiteiten van Rusland en de hybride tactieken van het land, met inbegrip van cyberterrorisme, nepnieuws en desinformatiecampagnes, alsook economische en energiechantage, de stabiliteit van de landen van het Oostelijk Partnerschap en van de Westelijke Balkan aantasten en erop gericht zijn westerse democratieën te treffen en de onderlinge spanningen te doen oplopen; vreest dat het veiligheidsklimaat in de omgeving van de EU nog jarenlang erg instabiel zal blijven; wijst andermaal op het strategisch belang van de Westelijke Balkan voor de veiligheid en stabiliteit van de EU en op de noodzaak om het politieke engagement van de EU ten aanzien van deze regio op te voeren en uit te breiden, onder meer door het mandaat van de GVDB-missies van de EU te versterken; is er vast van overtuigd dat de kwetsbaarheid van de EU alleen kan worden verminderd door meer integratie en betere coördinatie;

8.  merkt op dat deze noodzaak om samen te werken de laatste jaren steeds meer wordt erkend en toont zich verheugd over de vooruitgang die op dit vlak is geboekt, zoals de totstandbrenging van een permanente gestructureerde samenwerking (PESCO), hoewel de concrete resultaten nog naar behoren moeten worden geëvalueerd; is van mening dat de EU de dialoog en samenwerking met derde landen in haar omgeving en met regionale en subregionale organisaties moet opvoeren;

9.  benadrukt evenwel dat samenwerking tot nu toe blijft hangen in een stadium van ontwikkeling en dat er nog veel meer moet gebeuren om ervoor te zorgen dat de EU en haar lidstaten de vruchten kunnen plukken van een diepgaande en volgehouden langetermijnsamenwerking op defensiegebied;

10.  benadrukt de praktische en financiële voordelen van verdere integratie van de Europese defensiecapaciteiten; benadrukt dat het met behulp van een breed en betrouwbaar engagement van alle belanghebbenden mogelijk zal zijn om de reikwijdte en de efficiëntie van defensie-uitgaven te vergroten zonder de defensie-uitgaven zelf te verhogen;

11.  merkt op dat de defensie van de EU-lidstaten in de eerste plaats afhankelijk is van de politieke wil in de lidstaten en van de vraag of ze de militaire capaciteit hebben om hun verantwoordelijkheden te nemen in een onzeker strategisch klimaat; benadrukt het belang van de trans-Atlantische band voor de veiligheid en defensie van de Europese en Noord-Amerikaanse democratieën; vindt het echter zorgwekkend hoe de verhoudingen er momenteel voor staan en verzoekt alle verantwoordelijke politieke en maatschappelijke actoren aan beide zijden van de Atlantische Oceaan deze cruciale betrekkingen verder te versterken in plaats van ze te ondermijnen; benadrukt dat moet worden vermeden dat recente problemen in de handelsbetrekkingen gevolgen hebben voor de trans-Atlantische band op het gebied van veiligheid; benadrukt dat een welomschreven strategische autonomie de Europese veiligheid en de betrekkingen tussen de EU en de NAVO zal bevorderen; wijst er in dit verband nogmaals op dat de behoefte aan defensiesamenwerking op Europees niveau toeneemt en dat de middelen moeten worden geconcentreerd op de belangrijkste prioriteiten;

12.  benadrukt dat het multilateralisme, waarvoor Europa zich met hart en ziel inzet, steeds meer in vraag wordt gesteld als gevolg van de opstelling van de VS en andere wereldmachten; wijst nogmaals op het belang van multilateralisme voor de handhaving van vrede en stabiliteit, als instrument om de waarden van de rechtsstaat te bevorderen en mondiale problemen aan te pakken;

GVDB – welke richting gaan we uit

13.  is van mening dat bijkomende investeringen in veiligheid en defensie voor de lidstaten en de EU een dringende kwestie zijn en dat solidariteit en samenwerking op defensiegebied de norm moeten worden, zoals in de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU (de integrale EU-strategie) is uiteengezet; is ingenomen met de vooruitgang die tot dusver is geboekt bij de uitvoering van de veiligheids- en defensiebepalingen van de integrale EU-strategie; is van mening dat deze resultaten uitzicht bieden op belangrijke structurele veranderingen in de toekomst;

14.  roept de lidstaten ertoe op ernaar te streven 2 % van hun bbp te besteden aan defensie, en 20 % van hun defensiebegroting te besteden aan uitrusting die het Europees Defensieagentschap (EDA) noodzakelijk acht, met inbegrip van daarmee verband houdende onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten;

15.  is verheugd dat in het voorstel van de Commissie voor het meerjarig financieel kader (MFK) een specifieke rubriek is toegevoegd voor defensie, en is met name ingenomen met de invoering van een begrotingsonderdeel in het kader waarvan het Europees Defensiefonds en projecten op het gebied van militaire mobiliteit zullen worden gefinancierd; is van mening dat deze besluiten hoogstwaarschijnlijk samen zullen moeten gaan met een gecentraliseerd beheer inzake defensie op het niveau van de Commissie; benadrukt dat de financiering die onder dit begrotingsonderdeel valt uitsluitend voor defensiedoeleinden mag worden ingezet, zonder dat er sprake is van politisering, omdat veiligheid ondeelbaar is en moet beantwoorden aan de behoeften van de lidstaten op het gebied van capaciteit en infrastructuur en in overeenstemming moet zijn met de aspiraties van de EU op het gebied van strategische autonomie;

16.  merkt op dat militaire mobiliteit een steeds belangrijker punt wordt op de Europese defensieagenda; benadrukt dat militaire mobiliteit een belangrijk strategisch instrument is in de huidige dreigingssituatie en van essentieel belang is voor zowel het GVDB als de andere multilaterale verplichtingen van de lidstaten, waaronder de NAVO; onderstreept hoe belangrijk het is bestaande netwerken aan te passen aan de behoeften op het gebied van militaire mobiliteit; is daarom verheugd dat militaire mobiliteit niet alleen in het voorstel betreffende de nieuwe financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen is opgenomen, maar ook in de PESCO, en dat militaire mobiliteit een prominente rol speelt in de samenwerking tussen de EU en de NAVO; onderstreept dat deze verschillende projecten goed moeten worden gecoördineerd, ook met bondgenoten, om ervoor te zorgen dat ze het gewenste resultaat opleveren; is ingenomen met het voorstel van de Commissie om binnen het volgende MFK (2021-2027) via de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen 6,5 miljard EUR toe te wijzen aan projecten op het gebied van militaire mobiliteit;

17.  merkt echter op dat het van essentieel belang zal zijn om met een duidelijk omschreven overkoepelende strategische Europese defensieaanpak te komen om ervoor te zorgen dat al deze verschillende elementen op elkaar aansluiten, en dat die het beste kan worden bepaald door middel van een EU-witboek over veiligheid en defensie;

18.  dringt erop aan gedetailleerde richtsnoeren op te stellen die een duidelijk omlijnd kader bieden voor toekomstige activering en toepassing van artikel 42, lid 7, VEU; roept op tot de ontwikkeling en goedkeuring van een EU-witboek over veiligheid en defensie, waarmee zal worden gewaarborgd dat huidige en toekomstige processen inzake capaciteitsopbouw uitgaan van de veiligheidsbelangen van de EU;

19.  is ook ingenomen met het door de Commissie gesteunde voorstel van de VV/HV voor een Europese Vredesfaciliteit, waarmee een deel van de kosten van EU-defensieactiviteiten zullen worden gefinancierd, zoals vredeshandhavingsmissies van de Afrikaanse Unie, gemeenschappelijke kosten van eigen militaire GVDB-operaties en militaire capaciteitsopbouw van partners, die op grond van artikel 41, lid 2, VEU, zijn uitgesloten van financiering uit de begroting; bevestigt nogmaals dat overlapping met andere bestaande instrumenten moet worden vermeden; wijst in het bijzonder op de ambitieuze opname en uitbreiding van het Athenamechanisme voor de gemeenschappelijke financiering van GVDB-missies en -operaties, waartoe al lange tijd wordt opgeroepen door het Parlement; dringt aan op een betere financiële controle van alle toekomstige missies en op tijdige effectbeoordelingen;

Capaciteit voor de veiligheid en defensie van de Unie

20.  onderstreept dat de EU alle beschikbare beleidsinstrumenten moet inzetten – van "soft power" tot "hard power" en van kortetermijnmaatregelen tot langetermijnbeleid; wijst andermaal op het belang van de ontwikkeling van de civiele en militaire capaciteit die nodig is om het hoofd te bieden aan de omvangrijke veiligheidsuitdagingen in en rond Europa en de periferie, als uiteengezet in de integrale EU-strategie, onder meer door capaciteit te bundelen en te delen; herinnert eraan dat de integrale EU-strategie aanspoort tot intensieve samenwerking binnen de Unie op defensiegebied;

21.  meent dat de EU-lidstaten zich moeten inspannen om de militaire capaciteit te verbeteren om het volledige spectrum van landmacht-, luchtmacht-, zeemacht- en ruimtevaartcapaciteiten te dekken, met inbegrip van strategische hulpmiddelen om van het GVDB van de EU een geloofwaardige kracht te maken; benadrukt dat er investeringen nodig zijn in inlichtingen, observatie en verkenning, satellietcommunicatie en autonome toegang tot de ruimte en permanente observatie van de aarde, zodat interne en externe dreigingen beter kunnen worden geëvalueerd;

22.  bevestigt de rol van de EU als mondiale handhaver van maritieme veiligheid en benadrukt het belang van de ontwikkeling van relevante militaire en civiele capaciteit; is in dit verband ingenomen met de goedkeuring van het herziene actieplan van de EU-strategie voor maritieme veiligheid in juni 2018;

23.  acht het van essentieel belang dat de EU en de NAVO hun inlichtingenuitwisseling opschroeven om de verantwoordelijken van cyberaanvallen formeel te kunnen aanwijzen en hen restrictieve sancties te kunnen opleggen;

24.  erkent de strategische dimensie van de ruimtevaartsector voor Europa en meent dat er meer synergieën tot stand moeten worden gebracht tussen de civiele en veiligheids-/defensiegerelateerde aspecten van deze sector; onderstreept dat de ruimtevaartcapaciteit moet worden benut, rekening houdend met zowel de bredere geopolitieke context als het GVDB, maar benadrukt dat de ruimtevaartprogramma's van de EU in wezen civiel van aard zijn;

25.  is verheugd over de stappen die de EU heeft gezet om haar veerkracht op het gebied van cyberbeveiliging te consolideren door een gemeenschappelijk certificeringskader voor cyberbeveiliging op te zetten, door het EU-agentschap voor cyberbeveiliging te versterken en door Richtlijn (EU) 2016/1148 over de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen(13) (de "NIS-richtlijn") snel ten uitvoer te leggen;

26.  is van mening dat inmenging in de verkiezingen van andere landen via cyberoperaties een aantasting vormt van het in de Universele Verklaring van de rechten van de mens verankerde recht van mensen om deel te nemen aan het bestuur van hun land – hetzij rechtstreeks, hetzij via vrij verkozen vertegenwoordigers – of dit recht zelfs schendt, en dat dit soort inmenging door andere staten een schending vormt van het internationaal recht, ook wanneer er geen sprake is van militair geweld en de territoriale integriteit of politieke onafhankelijkheid niet wordt bedreigd;

27.  is van mening dat de capaciteit van de Unie op het gebied van veiligheid en defensie kan worden versterkt door beter gebruik te maken van de bestaande kaders voor militaire samenwerking en samenwerking op het gebied van defensie, zoals de snel inzetbare Europese multinationale High Readiness Corps Headquarters en de gevechtsgroepen van de EU, die een versterking vormen van soortgelijke initiatieven binnen de NAVO en hier niet mee overlappen; is van mening dat zo zal worden bijgedragen aan de voortdurende transformatie van nationale strijdkrachten en aan het doel om de interoperabiliteit en bestendigheid te verbeteren en flexibeler en beter inzetbaar te zijn;

28.  is ingenomen met de totstandbrenging van een industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie (EDIDP) ter ondersteuning van het concurrentievermogen en de innovatieve capaciteit van de defensie-industrie van de EU, met een begroting van 500 miljoen EUR tot 2020; dringt aan op een snelle uitvoering van dit programma;

29.  is van mening dat het EDIDP de capaciteit van de defensie-industrie van de EU op het gebied van concurrentievermogen, efficiëntie en innovatie kan helpen stimuleren, onder meer met betrekking tot het ontwerpen, het ontwikkelen van prototypes, het testen, het kwalificeren en certificeren van defensieproducten, alsook de ontwikkeling van technologieën binnen een consortium van kmo's, middelgrote beursgenoteerde ondernemingen (midcaps), onderzoekscentra, universiteiten en samenwerkingsverbanden tussen de lidstaten, hetgeen allemaal zal bijdragen aan de strategische autonomie van de EU en een versterking zal vormen van de Europese industriële en technologische defensiebasis (EDTIB); wijst erop dat zowel de interne als de externe dimensie van het GVDB van de Unie baat kan hebben bij de ontwikkeling van een eengemaakte defensiemarkt;

30.  is ingenomen met het voorstel voor een verordening tot instelling van een Europees Defensiefonds (EDF) en met de aanzienlijke financiering die de Commissie heeft voorgesteld in het kader van het volgend MFK; verzoekt rekening te houden met de eerste ervaringen die zijn opgedaan bij de uitvoering van het EDIDP, het proefproject en de voorbereidende actie inzake defensieonderzoek; merkt op dat met de resultaten van het EDIDP naar behoren rekening moet worden gehouden en toont zich hoopvol dat het voorstel zo snel mogelijk kan worden goedgekeurd, zodat de Europese defensie-industrie kan worden verbeterd en beter kan samenwerken met haar partners;

31.  benadrukt dat de strategische doelstellingen van de EU inzake veiligheid en defensie alleen kunnen worden gehaald als de behoeften en de vereisten op het vlak van capaciteitsopbouw op lange termijn van zowel de strijdkrachten als de defensie-industrie van de lidstaten zo nauw mogelijk op elkaar worden afgestemd; wijst erop dat zowel het vermogensontwikkelingsplan (CDP) als de gecoördineerde jaarlijkse evaluatie inzake defensie (CARD) in belangrijke mate kunnen bijdragen aan het behalen van deze doelstelling;

32.  beklemtoont nogmaals dat het EDA het uitvoerend agentschap moet zijn voor het optreden van de Unie in het kader van het Europees beleid inzake vermogens en bewapening, waar dat in het Verdrag van Lissabon is bepaald; benadrukt dat de administratieve en operationele uitgaven van het EDA moeten worden gefinancierd met middelen uit de begroting van de Unie; is verheugd over de kleine aanpassingen die zijn doorgevoerd in de begroting van het EDA, maar onderstreept dat de uitgebreide bevoegdheden van het EDA, onder meer in het kader van de PESCO, de CARD en het EDF, gepaard moeten gaan met een passende financiering;

33.  herinnert eraan dat de organisatie van meer gezamenlijke opleidingen en oefeningen tussen de Europese strijdkrachten moet worden vergemakkelijkt door interoperabiliteit, standaardisatie en paraatheid te bevorderen om het hoofd te kunnen bieden aan een breed spectrum van bedreigingen, zowel van conventionele als onconventionele aard;

34.  is verheugd over de recente maatregelen ter versterking van het civiele GVDB als essentieel onderdeel van de totaalaanpak van de EU, met name de ontwikkeling van de capaciteiten en responsiviteit van civiele GVDB-missies en de nadruk op een grotere doeltreffendheid bij het aanpakken van uitdagingen in intern en extern verband; onderstreept dat de Raad en de Commissie de investeringen in preventie van niet-militaire conflicten in het komende MFK moeten verhogen, omdat deze helpen om van de EU een sterkere speler te maken op het internationale toneel; dringt aan op een aanpassing van de GVDB-structuren en -procedures om civiele en militaire missies en operaties sneller en op een effectievere en meer geïntegreerde wijze te kunnen inzetten en bijsturen;

35.  verzoekt de EU en de lidstaten om altijd voorrang te geven aan bemiddeling als eerste instrument om te reageren op opkomende crises en om de bemiddelingsinspanningen van andere partners te ondersteunen; benadrukt dat de EU vreedzame onderhandelingen en conflictpreventie actief moet bevorderen onder haar internationale partners;

Permanente gestructureerde samenwerking

36.  toont zich verheugd over de uitvoering van een inclusieve PESCO, als een belangrijke stap in de richting van nauwere samenwerking op het gebied van veiligheid en defensie tussen de lidstaten; bevestigt de status van PESCO als een wettelijk bindend langetermijnproject, bestaande uit een reeks uiterst ambitieuze verbintenissen en een pakket samenwerkingsprojecten; benadrukt dat de activiteiten in het kader van PESCO volledig moeten worden afgestemd op andere GVDB-activiteiten, met name de GVDB-doelstellingen als vastgesteld in het VEU, en op de activiteiten met de NAVO; is van mening dat PESCO de aanzet moet geven voor het opbouwen van capaciteiten voor beide organisaties;

37.  roept de deelnemende lidstaten ertoe op om projecten met een strategische Europese dimensie voor te stellen, als antwoord op de door de EU geconstateerde capaciteitstekorten en ter versterking van de EDTIB; verzoekt de lidstaten die deelnemen aan PESCO meer ambitie aan de dag te leggen en volledig rekening te houden met de mate waarin een project een Europese toegevoegde waarde biedt wanneer ze voorstellen indienen voor nieuwe PESCO-projecten;

38.  wijst erop dat PESCO wat de versterking van de defensiecapaciteit van de lidstaten betreft nauw verband houdt met de CARD en het EDF;

39.  is ingenomen met het besluit van de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijke reeks projectgovernanceregels voor projecten in het kader van PESCO, waarin vele van de openstaande vragen in verband met de nadere uitvoering van PESCO worden opgelost; merkt echter op dat er mogelijke extra begrotingskredieten nodig zullen zijn om de administratieve uitgaven te dekken van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en het EDA om hen in staat te stellen hun taak als PESCO-secretariaat te vervullen;

GVDB-missies en -operaties

40.  merkt op dat GVDB-missies en -operaties bijdragen aan de internationale vrede en stabiliteit, maar betreurt dat de doeltreffendheid van deze missies nog steeds in gevaar kan worden gebracht door structurele zwakheden, ongelijke bijdragen van de lidstaten en ongeschiktheid voor de operationele omgeving; merkt op dat de ontwikkeling van het GVDB bovenal vraagt om politieke, op gemeenschappelijke belangen en prioriteiten gebaseerde wil van de lidstaten, alsook om het opzetten van institutionele samenwerkingsstructuren; is ervan overtuigd dat de sinds lange tijd bestaande GVDB-missie van de EU genaamd EUFOR BiH/Operatie Althea nog steeds een afschrikkingsmiddel vormt als zichtbaar symbool dat de EU zich blijft inzetten voor het land en de bredere westelijke Balkanregio; meent dan ook dat het van cruciaal belang is het uitvoerend mandaat van deze missie voort te zetten en de huidige troepenmacht (600 personeelsleden) te behouden, aangezien de huidige veilige en beveiligde situatie nog steeds instabiel kan worden als gevolg van oplopende spanningen en etnisch-nationalistisch georiënteerd beleid;

41.  bevestigt opnieuw het strategische belang van het partnerschap tussen de EU en Afrika, gebaseerd op hun nauwe historische, culturele en geografische banden; benadrukt dat het noodzakelijk is de samenwerking te versterken, ook op het gebied van beveiliging; onderstreept in het bijzonder het belang van het proces van regionalisering van de GVDB-acties in de Sahel, waarbij de civiele en militaire activiteiten van de EU worden gecombineerd om de samenwerkingscapaciteiten van de landen van de G5-Sahel te versterken;

42.  merkt op dat de geopolitieke situatie in de Hoorn van Afrika steeds meer wordt gekenmerkt door rivaliteit in de context van het belang van het gebied voor mondiale handel en regionale stabiliteit; is dan ook verheugd over de blijvende aanwezigheid van operatie Atalanta, EUCAP Somalia en EUTM Somalia, die bijdragen aan de stabilisering van de regio; benadrukt echter dat het GVDB slechts een deel kan zijn van een oplossing voor de talrijke problemen waarmee de regio wordt geconfronteerd en wijst op het blijvende belang van een alomvattende benadering;

43.  is tevens ingenomen met de activiteiten van de EU-missies en -operaties in de Sahel, meer bepaald EUCAP Sahel Mali, EUCAP Sahel Niger en EUTM Mali, en de bijdrage die zij leveren aan de stabiliteit in de regio, aan de strijd tegen terrorisme en mensensmokkel en aan de veiligheid van de plaatselijke bevolking;

44.  stelt vast dat uit een recent verslag van de Europese Rekenkamer over EUCAP Sahel Mali en EUCAP Sahel Niger blijkt dat er problemen zijn in verband met de opleiding van personeel, vacatures, duurzaamheid en prestatie-indicatoren, en dat deze problemen waarschijnlijk ook gelden voor andere civiele missies; is ingenomen met de snelle reactie van de EDEO, die de gemelde problemen heeft aangepakt om de doeltreffendheid van de civiele GVDB-missies te vergroten; is verheugd dat de Europese Rekenkamer wordt betrokken bij het controleren van GVDB-missies en ‑operaties en spoort aan tot het opstellen van bijkomende speciale verslagen over andere missies en operaties;

45.  benadrukt de voortdurende bijdrage van EUNAVFOR MED operation Sophia aan de bredere inspanningen van de EU om het bedrijfsmodel van mensensmokkel en mensenhandel in het zuidelijke deel van het centrale Middellandse Zeegebied te ontwrichten en verder verlies van mensenlevens op zee te voorkomen;

46.  is ingenomen met de totstandbrenging en volledige operationele capaciteit van het militair plannings- en uitvoeringsvermogen (MPCC) voor niet-uitvoerende missies en operaties van de EU (opleidingsmissies); onderstreept de noodzaak om het MPCC spoedig het mandaat te geven om alle militaire GVDB-operaties in de toekomst te plannen en uit te voeren en om een aantal belemmeringen voor het inzetten van EU-gevechtsgroepen weg te nemen; dringt aan op intensievere samenwerking tussen het MPCC en het civiel plannings- en uitvoeringsvermogen (CPCC), onder meer in het kader van de Gezamenlijke Cel ondersteuningscoördinatie (JSCC), teneinde de coördinatie van civiele en militaire synergieën en het delen van deskundigheid te maximaliseren als onderdeel van een meer geïntegreerde en alomvattende benadering van crises en conflicten; dringt aan op een versterking van het MPCC om de commando- en controlecapaciteiten ervan voor uitvoeringsoperaties te vergroten en meer synergieën met civiele missies tot stand te brengen;

47.  benadrukt dat er een genderperspectief moet worden gehanteerd in de GVDB-acties van de EU, gezien de rol die vrouwen spelen in oorlog, stabilisering na conflicten en processen voor vredesopbouw; benadrukt dat gendergerelateerd geweld als oorlogswapen in conflictgebieden moet worden aangepakt; benadrukt dat vrouwen meer te lijden hebben onder oorlog dan mannen; verzoekt de EU en haar internationale partners om vrouwen actief te betrekken bij vredes- en stabiliseringsprocessen en om in hun specifieke veiligheidsbehoeften te voorzien;

48.  dringt aan op een snelle uitvoering van het initiatief voor capaciteitsopbouw voor veiligheid en ontwikkeling (CBSD) om de doeltreffendheid en duurzaamheid van GVDB-missies en -operaties te verbeteren en de EU in staat te stellen de veiligheids- en defensiecapaciteit van haar partnerlanden te versterken;

49.  dringt er bij de EDEO en de Raad op aan hun huidige inspanningen voor een betere cyberveiligheid op te voeren, met name voor GVDB-missies, onder meer door maatregelen te nemen op het niveau van de EU en de lidstaten om bedreigingen voor het GVDB te beperken, bijvoorbeeld door de veerkracht te verbeteren via onderwijs, opleiding en oefeningen, en door het EU-landschap van onderwijs en opleiding op het gebied van cyberdefensie te stroomlijnen;

50.  is van mening dat de EU en haar lidstaten geconfronteerd worden met een niet eerder geziene dreiging in de vorm van door staten gesponsorde aanvallen en cyberaanvallen, cybercriminaliteit en terrorisme; is van mening dat de aard van cyberaanvallen een antwoord op EU-niveau vereist; roept de lidstaten ertoe op elkaar bij te staan in het geval van een cyberaanval die tegen een van hen wordt uitgevoerd;

Betrekkingen tussen de EU en de NAVO

51.  onderstreept dat het strategisch partnerschap tussen de EU en de NAVO van fundamenteel belang is om een antwoord te bieden op de veiligheidsproblemen waarmee de EU en haar buurlanden worden geconfronteerd; onderstreept dat 22 van de 28 EU-lidstaten ook NAVO-leden zijn, en dat de samenwerking tussen de EU en de NAVO daarom complementair van aard moet zijn en rekening moet houden met de respectieve kenmerken en taken van beide organisaties; onderstreept dat beide organisaties duidelijk onderscheiden kenmerken hebben en dat hun samenwerking moet verlopen met volledige inachtneming van elkaars autonomie en besluitvormingsprocessen, op basis van de beginselen van wederkerigheid, zonder afbreuk te doen aan de specifieke kenmerken van het veiligheids- en defensiebeleid van de lidstaten; is ervan overtuigd dat een sterkere EU en NAVO ook elkaar versterken, doordat wordt gezorgd voor meer synergieën en een grotere doeltreffendheid voor de veiligheid en defensie van alle partners; beklemtoont dat het strategisch partnerschap tussen de EU en de NAVO eveneens van fundamenteel belang is voor het veranderende GVDB van de EU en voor de toekomst van het bondgenootschap, alsook voor de betrekkingen tussen de EU en het VK na de brexit;

52.  is ingenomen met de belangrijkste pijlers van de nieuwe verklaring van de EU en de NAVO naar aanleiding van de NAVO-top van 12 juli 2018 in Brussel en benadrukt dat een succesvolle tenuitvoerlegging van de gezamenlijke verklaring afhangt van de politieke steun van alle lidstaten gedurende het hele proces; erkent weliswaar dat er tastbare resultaten zijn geboekt bij de uitvoering van de 74 gemeenschappelijke acties, maar is van mening dat er nog meer inspanningen moeten worden geleverd in verband met de uitvoering in de praktijk van de vele verbintenissen die reeds zijn aangegaan, met name wat de strijd tegen hybride dreigingen, cyberbeveiliging en gezamenlijke oefeningen betreft; wijst in het bijzonder op de rol van het EDA bij de uitvoering van 30 acties;

53.  benadrukt dat inspanningen op het gebied van militaire mobiliteit een prioriteit moeten vormen en moeten bijdragen aan de doeltreffende uitvoering van GVDB-missies en ‑operaties en aan het defensiestandpunt van het bondgenootschap; spoort beide organisaties dan ook aan zo nauw mogelijk te blijven samenwerken op het gebied van militaire mobiliteit, onder meer door de ontwikkeling van gemeenschappelijke vereisten om een snelle verplaatsing van strijdkrachten en materieel door Europa te vergemakkelijken, rekening houdend met de uitdagingen vanuit verschillende richtingen, voornamelijk uit het zuiden en het oosten; verzoekt de Commissie deze inspanningen te ondersteunen met de nodige investeringen en, in voorkomend geval, wetgeving; benadrukt dat de administratieve procedures voor het grensoverschrijdende verkeer van snellereactie-eenheden binnen de EU moeten worden versoepeld;

54.  wijst in dit verband op de complementariteit tussen de EU en de NAVO en dat erover moet worden gewaakt dat multinationale initiatieven op het gebied van capaciteitsontwikkeling van zowel de NAVO als de EU complementair zijn en elkaar versterken;

55.  onderstreept het belang van samenwerking en integratie op het gebied van cyberbeveiliging, niet alleen tussen de lidstaten, de belangrijkste partners en de NAVO, maar ook tussen de verschillende actoren in de maatschappij;

GVDB-partnerschappen

56.  benadrukt dat partnerschappen en samenwerking met landen en organisaties die de waarden van de EU delen, bijdragen aan een doeltreffender GVDB; is verheugd over de bijdragen die door GVDB-partners zijn geleverd in het kader van lopende EU-missies en -operaties om de vrede, regionale veiligheid en stabiliteit te helpen bevorderen;

57.  acht het van cruciaal belang te blijven werken aan een betere samenwerking met institutionele partners, waaronder de VN, de NAVO, de Afrikaanse Unie en de OVSE, alsook met strategische bilaterale partners zoals de VS; pleit voor een voortzetting van GVDB-partnerschappen op het gebied van het vergroten van de veerkracht van partners en hervorming van de veiligheidssector (SSR);

58.  benadrukt het belang van het partnerschap tussen de EU en de VN bij de oplossing van internationale conflicten en activiteiten voor vredesopbouw; roept zowel de EU als de VN ertoe op om het gezamenlijke overlegmechanisme van de EU-VN-stuurgroep crisisbeheersing te versterken om het volledige potentieel van hun partnerschap te benutten door de politieke legitimiteit en operationele capaciteiten van beide partners te bundelen;

59.  is er vast van overtuigd dat de EU na de brexit met het Verenigd Koninkrijk een zo nauw mogelijk partnerschap op het gebied van veiligheid en defensie moet handhaven;

Parlementaire dimensie

60.  onderstreept dat parlementair toezicht op veiligheids- en defensieaangelegenheden op nationaal en Europees niveau van het allergrootste belang is als essentieel onderdeel van eventuele toekomstige ontwikkelingen op dit beleidsgebied en spoort parlementaire actoren er in dit verband toe aan nauwer samen te werken, mogelijk door op zoek te gaan naar nieuwe of betere samenwerkingsformules, zodat consistent parlementair toezicht op alle niveaus is gewaarborgd; herinnert eraan dat het van belang is het maatschappelijk middenveld en de burgers te betrekken bij de toekomstige debatten over Europese veiligheid;

61.  merkt weliswaar op dat het GVDB er over het algemeen op is vooruitgegaan sinds de presentatie van de integrale EU-strategie, maar dat de parlementaire structuren op EU-niveau, die zijn ingesteld in een tijd waarin het ambitieniveau en de activiteitsgraad van de EU op het gebied van veiligheid en defensie eerder beperkt waren, niet langer voldoen om te voorzien in het nodige parlementaire toezicht op een snel veranderend beleidsterrein dat een snelle reactie vereist; herhaalt daarom zijn eerdere oproep om de Subcommissie veiligheid en defensie op te waarderen tot een volwaardige commissie en het de nodige bevoegdheden toe te kennen om te kunnen bijdragen aan een uitgebreid parlementair toezicht op het GVDB, met inbegrip van de PESCO, het EDA en alle andere GVDB-acties als bedoeld in de Verdragen; is van mening dat de opwaardering van subcommissie tot commissie moet worden voorafgegaan door de vervanging van het ad-hocbeheer inzake defensie en veiligheid op het niveau van de Commissie door een meer gespecialiseerd model dat beter rekening houdt met de toenemende complexiteit van de taken die moeten worden beheerd;

62.  merkt op dat verschillende lidstaten onlangs hebben opgeroepen tot de oprichting van een EU‑veiligheidsraad, en meent dat dit concept verder moet worden uitgewerkt voordat de toegevoegde waarde ervan kan worden beoordeeld;

63.  herhaalt zijn verzoek om een vorm van overleg tussen ministers van Defensie binnen de Raad in te stellen die wordt voorgezeten door de VV/HV; erkent dat verdere Europese integratie ook meer democratisch toezicht door middel van parlementaire controle moet inhouden; onderstreept dan ook dat de rol van het Europees Parlement op dit gebied moet worden versterkt, met name middels een volwaardige Commissie veiligheid en defensie, aangevuld met gezamenlijke interparlementaire bijeenkomsten tussen vertegenwoordigers van de nationale parlementen en leden van het EP;

64.  onderstreept dat bij elke toekomstige conventie of intergouvernementele conferentie ter voorbereiding van een wijziging van de EU‑Verdragen moet worden overwogen een Europese strijdmacht op te richten met de daadwerkelijke defensiecapaciteit voor vredeshandhaving, conflictpreventie en de versterking van de internationale veiligheid in overeenstemming met het Handvest van de Verenigde Naties en de taken als omschreven in artikel 43, lid 1, van het VEU;

o
o   o

65.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Europese Raad, de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de secretaris-generaal van de NAVO, de EU-agentschappen op het gebied van ruimtevaart, veiligheid en defensie, en de nationale parlementen van de lidstaten.

(1) PB L 335 van 13.12.2008, blz. 99.
(2) Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0513.
(3) PB C 93 van 9.3.2016, blz. 144.
(4) PB C 337 van 20.9.2018, blz. 11.
(5) PB C 224 van 27.6.2018, blz. 18.
(6) PB C 224 van 27.6.2018, blz. 50.
(7) PB C 369 van 11.10.2018, blz. 36.
(8) PB C 263 van 25.7.2018, blz. 125.
(9) PB C 334 van 19.9.2018, blz. 253.
(10) Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0257.
(11) PB C 238 van 6.7.2018, blz. 89.
(12) PB C 369 van 11.10.2018, blz. 47.
(13) PB L 194 van 19.7.2016, blz. 1.


Jaarverslag 2017 over mensenrechten en democratie in de wereld en het beleid van de Europese Unie ter zake
PDF 204kWORD 76k
Resolutie van het Europees Parlement van 12 december 2018 over het jaarverslag 2017 over mensenrechten en democratie in de wereld en het beleid van de Europese Unie ter zake (2018/2098(INI))
P8_TA(2018)0515A8-0373/2018

Het Europees Parlement,

–  gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens en andere mensenrechtenverdragen en -instrumenten van de VN, met name het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) en het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten die beide op 16 december 1966 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York zijn aangenomen,

–  gezien het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens,

–  gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–  gezien de Conventie van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind (UNCRC),

–  gezien de artikelen 2, 3, 8, 21 en 23 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),

–  gezien artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

–  gezien het actieplan inzake mensenrechten en democratie 2015-2019, aangenomen door de Raad op 20 juli 2015, en de tussentijdse evaluatie daarvan uit juni 2017,

–  gezien de 17 doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (SDG's) van de VN en de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling,

–  gezien de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten,

–  gezien de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen, aangenomen in 1976 en herzien in 2011,

–  gezien het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld van 11 mei 2011 (Verdrag van Istanboel), dat op 13 juni 2017 door de EU is ondertekend,

–  gezien het VN-verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW) van 18 december 1979,

–  gezien het Facultatief Protocol inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie bij het Verdrag inzake de rechten van het kind, dat op 18 januari 2002 in werking is getreden,

–  gezien het gezamenlijke werkdocument van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid getiteld "Gendergelijkheid en empowerment van vrouwen: het leven van meisjes en vrouwen via de externe betrekkingen van de EU veranderen (2016-2020)", dat in 2015 is aangenomen (SWD(2015)0182),

–  gezien het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (CRPD),

–  gezien resoluties 1325 (2000), 1820 (2008), 1888 (2009), 1889 (2009), 1960 (2010), 2106 (2013), 2122 (2013) en 2242 (2015) van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid,

–  gezien resolutie 2250 (2015) en resolutie 2419 (2018) van de VN-Veiligheidsraad over jongeren, vrede en veiligheid,

–  gezien het VN-Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie,

–  gezien resolutie 1820 (2008) van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid, waarin seksueel geweld als oorlogsmisdaad behandeld wordt,

–  gezien de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie, die op 28 juni 2016 werd gepresenteerd door Federica Mogherini, vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV), alsook het eerste, in 2017 gepubliceerde verslag over de uitvoering ervan, getiteld "From Shared Vision to Common Action: Implementing the EU Global Strategy",

–  gezien de conclusies van de Raad van 15 mei 2017 over inheemse volkeren,

–  gezien Besluit 2011/168/GBVB van de Raad van 21 maart 2011 betreffende het Internationaal Strafhof en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2003/444/GBVB(1),

–  gezien de Verklaring van de Verenigde Naties over de rechten van inheemse volkeren en het slotdocument van 25 september 2014 van de plenaire zitting op hoog niveau van de Algemene Vergadering, de zogeheten Wereldconferentie over inheemse volkeren,

–  gezien de tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 19 september 2016 aangenomen Verklaring van New York voor Vluchtelingen en Migranten,

–  gezien Resolutie 69/167 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 18 december 2014, waarin opnieuw wordt gewezen op de noodzaak om de mensenrechten en de fundamentele vrijheden van alle migranten te beschermen en te bevorderen, ongeacht hun migratiestatus, en het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van de rechten van alle migrerende werknemers en hun gezinsleden uit 1990,

–  gezien Resolutie 67/139 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 20 december 2012, waarmee de open werkgroep over vergrijzing werd opgericht, met een mandaat om voorstellen te doen voor een internationaal wetgevingsinstrument om de rechten en de waardigheid van ouderen te bevorderen en te beschermen,

–  gezien het verslag van de onafhankelijke deskundige over het genot van alle mensenrechten door ouderen aan de 33e vergadering van de VN-Mensenrechtenraad van 8 juli 2016(2),

–  gezien het verslag van de open werkgroep over vergrijzing van de VN op zijn achtste vergadering van 28 juli 2017(3),

–  gezien de ministeriële verklaring van Lissabon van 2017 met als titel "A Sustainable Society for All Ages: Realizing the potential of living longer", aangenomen op de vierde ministeriële conferentie over vergrijzing van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties op 22 september 2017,

–  gezien de Europese migratieagenda van 13 mei 2015 (COM(2015)0240) en de mededeling van de Commissie van 7 juni 2016 over een nieuw partnerschapskader met derde landen in het kader van de Europese migratieagenda (COM(2016)0385),

–  gezien het geheel van thematische richtsnoeren van de EU met betrekking tot mensenrechten, met inbegrip van de richtsnoeren inzake mensenrechtenverdedigers,

–  gezien de EU-mensenrechtenrichtsnoeren inzake de vrijheid van meningsuiting online en offline, vastgesteld door de Raad in 2014,

–  gezien de EU-richtsnoeren inzake de bevordering van de naleving van het internationale humanitaire recht, aangenomen in 2005 en herzien in 2009(4),

–  gezien de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten,

–  gezien de richtsnoeren van de EU ter bevordering en bescherming van de rechten van het kind, als aangenomen in 2007 en herzien in 2017, en gezien de EU-UNICEF-toolkit "kinderrechten integreren in ontwikkelingssamenwerking",

–  gezien de EU-richtsnoeren ter bevordering en bescherming van de uitoefening van alle mensenrechten door lesbische, homoseksuele, biseksuele, transgender en interseksuele mensen (LGBTI), die de Raad in 2013 heeft aangenomen,

–  gezien de beginselen van Yogyakarta (beginselen en staatsverplichtingen betreffende de toepassing van het internationaal humanitair recht met betrekking tot seksuele gerichtheid, genderidentiteit, genderexpressie en geslachtskenmerken), aangenomen in november 2006 en de tien bijbehorende aanvullende beginselen ("plus 10"), aangenomen op 10 november 2017,

–  gezien de in 2013 door de Raad aangenomen richtsnoeren van de EU tot bevordering en bescherming van de vrijheid van godsdienst en overtuiging,

–  gezien de gemeenschappelijke verklaring van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, het Europees Parlement en de Commissie, getiteld "De nieuwe Europese consensus over ontwikkeling – Onze wereld, onze waardigheid, onze toekomst", die op 7 juni 2017 door de Raad, het Parlement en de Commissie werd aangenomen,

–  gezien de EU-richtsnoeren inzake de doodstraf, die de Raad in 2013 heeft goedgekeurd,

–  gezien de EU-richtsnoeren voor het EU-beleid ten aanzien van derde landen inzake foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, die zijn aangenomen in 2001 en herzien in 2012,

–  gezien zijn resolutie van 4 juli 2018 getiteld "Naar een externe EU-strategie tegen huwelijken op jonge leeftijd en gedwongen huwelijken – volgende stadia"(5),

–  gezien de mededeling van de Commissie of 4 december 2017 over de follow-up van de EU-strategie betreffende mensenhandel (COM(2017)0728),

–  gezien zijn resolutie van 3 mei 2018 over de bescherming van migrerende kinderen(6),

–  gezien de VN-Verklaring betreffende het recht en de verantwoordelijkheid van personen, groeperingen en maatschappelijke instanties voor de bevordering en bescherming van universeel erkende mensenrechten en fundamentele vrijheden (mensenrechtenverdedigers) van december 1998,

–  gezien Verordening (EU) 2017/821 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot vaststelling van verplichtingen inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen voor Unie-importeurs van tin, tantaal en wolfraam, de overeenkomstige ertsen, en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden(7),

–  gezien Verdrag nr. 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) betreffende inheemse en in stamverband levende volkeren, dat op 27 juni 1989 is aangenomen,

–  gezien zijn resolutie van 4 juli 2013 over wapenuitvoer: uitvoering van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad(8),

–  gezien zijn resolutie van 10 oktober 2013 over discriminatie op grond van kaste(9), het verslag van 28 januari 2016 over minderheden en discriminatie op grond van kaste van de speciale VN-rapporteur voor minderhedenkwesties en het oriënterende instrument van de VN met betrekking tot discriminatie op grond van afkomst,

–  gezien het jaarverslag van de EU over mensenrechten en democratie in de wereld (2017),

–  gezien zijn resolutie van 13 december 2017 over het jaarverslag over mensenrechten en democratie in de wereld 2016 en het beleid van de Europese Unie ter zake(10), en zijn eerdere resoluties over voorgaande jaarverslagen,

–  gezien zijn resoluties over gevallen van schendingen van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat in 2017,

–  gezien zijn Sacharovprijs voor de vrijheid van denken, die in 2017 werd toegekend aan de democratische oppositie in Venezuela: de Nationale Vergadering (Julio Borges) en alle politieke gevangenen op de lijst van Foro Penal Venezolano, vertegenwoordigd door Leopoldo López, Antonio Ledezma, Daniel Ceballos, Yon Goicoechea, Lorent Saleh, Alfredo Ramos en Andrea González,

–  gezien Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (Algemene verordening gegevensbescherming)(11),

–  gezien Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 inzake terrorismebestrijding en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad en tot wijziging van Besluit 2005/671/JBZ van de Raad(12); gezien de werkzaamheden van de Bijzondere Commissie terrorisme (TERR), die volgens besluit van het Europees Parlement werd opgericht op 6 juli 2017 en die op 14 september 2017 werd aangesteld,

–  gezien artikel 52 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en het advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A8-0373/2018),

A.  overwegende dat de eerbiediging, de bevordering, de ondeelbaarheid en de waarborging van de universaliteit van de mensenrechten, evenals de bevordering van democratische beginselen en waarden, waaronder de rechtsstaat, respect voor de menselijke waardigheid en het gelijkheids- en solidariteitsbeginsel, de hoekstenen vormen van het ethische en juridische acquis van de EU en haar gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), evenals van al haar externe acties; overwegende dat de EU ernaar moet blijven streven de toonaangevende wereldwijde speler te zijn bij de universele bevordering en bescherming van de mensenrechten, waaronder op multilateraal niveau, met name door een actief en constructief optreden in verschillende organen van de VN en met inachtneming van het Handvest van de Verenigde Naties, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het internationaal recht, evenals de verplichtingen op het gebied van de mensenrechten, en van de toezeggingen die zijn gedaan in de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling;

B.  overwegende dat het maatschappelijk middenveld een centrale rol speelt bij de opbouw en versterking van de democratie, bij de controle op de macht van de staat en bij de bevordering van goed bestuur, transparantie en verantwoording; overwegende dat organisaties uit het maatschappelijk middenveld een wezenlijk rol spelen dankzij de vitale kracht die zij in de samenleving tentoonspreiden; overwegende dat er een verband bestaat tussen een verzwakt maatschappelijk middenveld, een beperkte politieke en maatschappelijke ruimte, toenemende corruptie, sociale en genderongelijkheid, een laag niveau van menselijke, sociale en economische ontwikkeling en sociale conflicten; overwegende dat passende middelen beschikbaar moeten worden gesteld en dat deze middelen op de efficiëntste manier moeten worden aangewend om mensenrechten en democratie in derde landen beter te kunnen bevorderen, en dat het maatschappelijk middenveld niet moet worden tegengewerkt door restrictieve wetgeving, financieringsplafonds, beperkende vergunningsprocedures of prohibitieve belastingen;

C.  overwegende dat veel landen wereldwijd te kampen hebben met straffeloosheid en onrechtvaardigheid, en onvoldoende doeltreffende behandeling, diensten voor steun aan slachtoffers en financiële hulp bieden voor slachtoffers van terrorisme, vooral de landen waar een groot deel van de burgers met terrorisme is geconfronteerd;

D.  overwegende dat in 2017 een zeer groot aantal spelers uit het maatschappelijk middenveld, waaronder advocaten, intellectuelen, journalisten, religieuze leiders en mensenrechtenverdedigers, met inbegrip van milieuactivisten, overal ter wereld geconfronteerd zijn met de inkrimping van de ruimte voor het maatschappelijk middenveld en het onderwerp zijn geweest van toenemende aanvallen, vervolging, pesterijen, willekeurige arrestatie of opsluiting en zelfs moordpartijen; overwegende dat ProtectDefenders.eu, het EU-mechanisme voor ondersteuning van mensenrechtenverdedigers, doeltreffend bijstand heeft verleend aan honderden activisten, maar nu wordt geconfronteerd met grotere behoeften; overwegende dat de EU en haar lidstaten meer middelen moeten besteden aan een grotere deelname van het maatschappelijk middenveld en zich sterker moeten inspannen voor de bescherming en ondersteuning van mensenrechtenverdedigers;

E.  overwegende dat beleidsmaatregelen ter ondersteuning van mensenrechten en democratie moeten worden geïntegreerd in alle EU-beleidslijnen met een externe dimensie, zoals ontwikkeling, migratie, veiligheid, terrorismebestrijding, rechten van vrouwen en gendergelijkheid, uitbreiding en handel, in het bijzonder door de voorwaarden inzake de mensenrechten toe te passen; overwegende dat een betere samenhang tussen het binnenlands en buitenlands beleid van de EU, evenals van het buitenlands beleid zelf, een absolute vereiste is voor een succesvol en doeltreffend EU-beleid op het gebied van de mensenrechten;

F.  overwegende dat de illegale bezetting van grondgebied of van een deel ervan een aanhoudende schending van het internationale recht vormt, die de bezettende macht uit hoofde van het internationale humanitaire recht verantwoordelijk stelt tegenover de burgerbevolking;

Algemene overwegingen

1.  toont zich diep bezorgd over de wereldwijde beknotting van de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat in 2017, en dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan onvoorwaardelijk te streven naar de integratie van Europese en internationale normen betreffende mensenrechten, de rechtsstaat, democratie en de rechten van minderheden waartoe zij gebonden zijn, en te zorgen voor een grotere samenhang tussen het interne en externe mensenrechtenbeleid van de EU en meer coördinatie tussen het externe beleid van de lidstaten, op gebieden als migratie, terrorismebestrijding en handel, aangezien de invloed van de EU als geloofwaardige en legitieme internationale speler in belangrijke mate bepaald wordt door haar vermogen om de eerbiediging van de mensenrechten en de democratie te bevorderen, zowel intern als extern;

2.  bevestigt nogmaals dat staten de uiteindelijke verantwoordelijkheid dragen voor het waarborgen van alle mensenrechten door middel van het opstellen en uitvoeren van internationale mensenrechtenverdragen, het monitoren van mensenrechtenschendingen en het garanderen van effectieve voorziening in rechte voor slachtoffers; benadrukt dat vrede, veiligheid en ontwikkeling elkaar onderling versterken en afhankelijk zijn van het vermogen om misbruik, misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en genocide te bestrijden; waarschuwt voor beperkingen van vrij verkeer, de vrijheid van vergadering en de vrijheid van meningsuiting;

3.  herinnert eraan dat de gelijkheid van mannen en vrouwen een kernbeginsel is van de EU en de lidstaten, zoals opgenomen in artikel 3, lid 3, VEU, en dat de bevordering ervan door middel van gendermainstreaming, ook in andere landen in de wereld door middel van haar buitenlands beleid, een van de voornaamste doelstellingen van de EU is;

4.  benadrukt dat de EU zich inzet om gendergelijkheid te bevorderen en gendermainstreaming binnen al haar acties te waarborgen, zoals vereist uit hoofde van de Verdragen, zodat gendergelijkheid een centrale prioriteit wordt binnen alle richtsnoeren, werkrelaties, beleidsgebieden en acties, waaronder externe acties, van de EU; ondersteunt bijgevolg de hieruit voortvloeiende gecoördineerde inspanningen in het kader van de multilaterale dialogen en activiteiten van de EU‑delegaties, zoals verkiezingswaarnemingsmissies; onderstreept de noodzaak om het werk in derde landen van de hoofdadviseur gender van de EDEO, dat gericht is op het bevorderen van vrede, veiligheid en fundamentele vrijheden, te versterken, door voor het desbetreffende bevoegdheidsgebied in een specifieke begroting te voorzien;

5.  is van mening dat een werkelijk onafhankelijk, pluralistisch en dynamisch maatschappelijk middenveld bijdraagt aan ontwikkeling en stabiliteit, de consolidatie van de democratie waarborgt, waaronder de scheiding der machten, sociale rechtvaardigheid en eerbiediging van de mensenrechten, en transparantie, verantwoordingsplicht en goed bestuur bevordert, in het bijzonder door maatregelen voor de bestrijding van corruptie en extremisme; benadrukt de vitale en centrale rol die mensenrechtenverdedigers en ngo's spelen bij de bevordering en ondersteuning van de toepassing van de rechten die verankerd zijn in de belangrijkste internationale mensenrechtenverdragen, onder meer aan de hand van educatieve programma's en bewustmaking van de activiteiten die internationale organisaties verrichten; onderstreept het belang van de tenuitvoerlegging van de EU-richtsnoeren inzake mensenrechtenactivisten en de capaciteit van de EU om door middel van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR) mensenrechtenverdedigers en ngo's voldoende te blijven ondersteunen in situaties waarin zij het meeste risico lopen, met name door te zorgen voor een versterkte capaciteit van het mechanisme ProtectDefenders.eu;

6.  merkt op hoe belangrijk het is om noodsteun aan mensenrechtenverdedigers te verlenen en dat de behandeling van alle gevangenen aan internationale normen moet voldoen; onderstreept hoezeer het begaan is met de veiligheid van mensenrechtenverdedigers en dat daders voor het gerecht moeten worden gebracht; verwelkomt de voortdurende inspanningen van het Europees Fonds voor Democratie ter bevordering van democratie en eerbiediging van de fundamentele rechten en vrijheden in de oostelijke en zuidelijke buurlanden van de EU; erkent de risico's die mensenrechtenverdedigers lopen, waaronder vrouwelijke mensenrechtenverdedigers die worden geconfronteerd met genderspecifieke risico's en bedreigingen, evenals milieuactivisten, en vraagt de EDEO en de lidstaten om in de EU-richtsnoeren voor mensenrechtenverdedigers in het bijzonder rekening met hen te houden; benadrukt de noodzaak van een sterke coördinatie op EU-niveau van de samenwerking met overheden van derde landen betreffende mensenrechtenverdedigers en het maatschappelijk middenveld, en prijst de individuele initiatieven van de lidstaten als aanvulling op maatregelen van de EU;

7.  is ingenomen met de actieve deelname van de EU aan de Mensenrechtenraad van de VN (UNHRC), in het kader waarvan zij resoluties heeft ingediend of de indiening daarvan heeft ondersteund, verklaringen heeft afgelegd, heeft deelgenomen aan interactieve dialogen en debatten, en heeft opgeroepen tot het houden van bijzondere zittingen over mensenrechtensituaties; erkent de toezeggingen van de EU om situaties in bepaalde landen te bespreken in de UNHRC; onderstreept het belang van de inzet van de EU op het gebied van overleg en samenwerking inzake de mensenrechten op een multilateraal niveau; steunt de activiteiten en inzet van de UNHCR voor de wereldwijde verdediging van de mensenrechten volledig; prijst het werk van het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de VN onder de leiding van Zeid al-Hussein; kijkt uit naar een nauwe dialoog en actieve samenwerking met de nieuw aangestelde Hoge Commissaris, Michelle Bachelet; roept de Commissie en de lidstaten op meer steun te verlenen aan de werking van het OHCHR en de speciale procedures;

8.  spreekt zijn waardering uit voor het werk dat wordt verricht door de mensenrechtendiensten van de Commissie en de EDEO bij hoofdkwartieren en in EU-delegaties, en van de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten (SVEU), Stavros Lambrinidis, om de doeltreffendheid, samenhang en zichtbaarheid van de mensenrechten in het buitenlands beleid van de EU te vergroten, en herinnert aan het verzoek van het Parlement om dit mandaat permanent te maken en de bijbehorende verantwoordingsplicht te vergroten; is ingenomen met de recente benadering die naar voren komt in het EU-initiatief "Good Human Rights Stories", dat aandacht schenkt aan de beste praktijken die door verschillende landen worden gehanteerd; roept nogmaals op tot een herziening van het mandaat om de SVEU initiatiefbevoegdheden te geven, alsook gepaste middelen en de mogelijkheid om in het openbaar te spreken om verslag uit te brengen over verwezenlijkingen van bezoeken aan derde landen en om de standpunten van de EU over mensenrechtenkwesties mee te delen;

9.  is ingenomen met het jaarverslag van de EU over mensenrechten en democratie in de wereld (2017) en merkt op dat het dit jaar veel eerder werd aangenomen, overeenkomstig de verzoeken van het Parlement die het in zijn vorige verslagen had uitgedrukt; verzoekt de Raad om zich te blijven inspannen om deze jaarverslagen eerder in het jaar af te ronden; spoort de Raad aan om ervoor te zorgen dat de vaststelling van het volgende jaarverslag gebaseerd is op een gepast raadplegingsproces; meent dat het jaarverslag een onmisbaar instrument is voor een kritische blik op het EU-beleid inzake mensenrechten en democratie in de wereld, alsook voor de communicatie en het debat over dit beleid, en vraagt om de openbare verspreiding ervan overal ter wereld;

10.  onderkent de vooruitgang die is geboekt op het gebied van de procedure en het formaat van het verslag, maar verwacht dat de Raad en de VV/HV nog meer rekening zullen houden met de standpunten in de relevante resoluties en/of aanbevelingen van het Parlement teneinde een verdergaande en effectievere interactie tussen de EU-instellingen te waarborgen met betrekking tot mensenrechtenkwesties;

11.  wijst opnieuw op het belang van een overzicht van de belangrijkste positieve en negatieve trends om de doeltreffendheid van het EU-optreden te evalueren; meent in dit verband dat een meer gedetailleerde openbare verslaglegging, waar gepast in het bijzonder op basis van de prioriteiten en indicatoren die zijn geïdentificeerd in de landenstrategieën inzake mensenrechten van de EU, onder meer kan leiden tot meer samenhang bij de tenuitvoerlegging van de bepalingen betreffende voorwaarden inzake de mensenrechten en een consistentere beoordeling en bijstelling van de impact van het EU-beleid op de mensenrechten; benadrukt de noodzaak om de bestaande EU-richtsnoeren te monitoren en volledig ten uitvoer te leggen;

12.  erkent dat de mensenrechtendialogen van de EU een waardevol instrument van gemengde diplomatie vormen voor de bevordering van de mensenrechten en de democratie in de bilaterale betrekkingen met derde landen; wijst echter op de aanhoudende belemmeringen voor het bereiken van concrete resultaten via deze dialogen, zoals de prevalentie van dubbele standaarden, en roept in dit verband op tot een samenhangender standpunt van de lidstaten; verzoekt de Commissie en de EDEO om manieren te vinden om de mensenrechtendialogen doeltreffender en zinvoller te maken en snel te reageren en deze aan te vullen als zij niet constructief zijn door middel van politiek overleg en openbare diplomatie; moedigt de Commissie en de EDEO aan om de transparantie in dialogen te vergroten, ook door middel van de grotere deelname van spelers uit het maatschappelijk middenveld, en om duidelijke maatstaven te hanteren om het succes van iedere dialoog te evalueren; benadrukt dat het belangrijk is dat de EU in de mensenrechtendialogen de gevallen aanhaalt van individuele mensenrechtenverdedigers die gevaar lopen, waarbij zij aandringt op de vrijlating van opgesloten verdedigers en op de bescherming van degenen die worden bedreigd; adviseert de EU-instellingen bovendien om de ambtenaren en functionarissen op alle niveaus bij de EU-delegaties gepaste middelen en opleidingen op het gebied van mensenrechten en democratie te bieden;

13.  wijst er opnieuw op dat het Actieplan inzake mensenrechten en democratie 2015-2019 en de tussentijdse evaluatie daarvan uit 2017 de bepalende instrumenten moeten vormen voor actie op het gebied van de mensenrechten, en benadrukt, in dit verband, de noodzaak om voldoende middelen en deskundigheid in te plannen om de voornaamste prioriteiten van de EU naar behoren ten uitvoer te leggen; verzoekt de EU-instellingen en de lidstaten ervoor te zorgen dat het huidige actieplan op een doeltreffende en samenhangende manier ten uitvoer wordt gelegd, onder meer door middel van daadwerkelijke samenwerking met maatschappelijke organisaties;

14.  vraagt de EU haar instrumenten en beleid betreffende institutionele ontwikkeling en de rechtsstaat te versterken en hier maatstaven in op te nemen om verantwoordingsplicht te waarborgen en straffeloosheid voor mensenrechtenschendingen te voorkomen; vraagt de passende middelen op doeltreffende wijze aan te wenden om de mensenrechten en de democratie verder te bevorderen;

15.  herinnert in dit verband aan de cruciale steun die het EIDHR heeft geboden bij de tenuitvoerlegging van het strategisch kader en het actieplan van de EU inzake mensenrechten en democratie, de EU-richtsnoeren inzake mensenrechten en de landenstrategieën, wat de EU in staat heeft gesteld om strategischer op dit gebied op te treden en heeft gezorgd voor verantwoording, zichtbaarheid en doeltreffendheid; roept met klem op tot de opname van het EIDHR als een afzonderlijk en onafhankelijk instrument in het meerjarig financieel kader voor de periode 2021-2027, om de duidelijke diversiteit ervan niet te doen opgaan in een breder fonds voor extern optreden; moedigt ten sterkste samenwerking aan tussen de externe financieringsinstrumenten van de EU, om doublures en overlappingen te voorkomen en mogelijke leemten en financieringsbehoeften aan te kunnen wijzen;

16.  herinnert eraan dat de ervaring die is opgedaan met de overgang naar democratie in het kader van het uitbreidings- en nabuurschapsbeleid op een positieve manier kan bijdragen tot de vaststelling van beste praktijken die kunnen worden gebruikt voor de ondersteuning en consolidering van andere democratiseringsprocessen overal ter wereld; is ervan overtuigd dat het herziene Europese nabuurschapsbeleid economische, sociale en politieke hervormingen moet ondersteunen, de mensenrechten moet beschermen en moet helpen bij de invoering van de rechtsstaat terwijl de toezeggingen van de EU aan haar partners behouden moeten blijven; wijst er nogmaals op dat de bevordering van mensenrechten en democratische beginselen in het belang van zowel partnerlanden als de EU is; wijst er nogmaals op dat er interparlementaire betrekkingen moeten worden opgezet tussen de Unie en haar partners, in het kader van een open dialoog op basis van wederzijds begrip en vertrouwen, teneinde de mensenrechten op doeltreffende wijze te bevorderen;

17.  wijst op de werkzaamheden van zijn Subcommissie mensenrechten (DROI), die nauw samenwerkt met andere EU-instellingen, de SVEU, de EDEO, het maatschappelijk middenveld, waaronder ngo's, en multilaterale mensenrechtenorganisaties; merkt op dat de Subcommissie mensenrechten in 2017 drie verslagen opstelde, die als resoluties werden aangenomen door de plenaire vergadering, te weten over staatloosheid in Zuid- en Zuidoost-Azië(13), over de bestrijding van mensenrechtenschendingen in de context van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid, met inbegrip van genocide(14), en over corruptie en het effect op de mensenrechten in derde landen(15);

18.  stelt voor om in het eerste trimester van 2019 een interne taskforce op te richten voor de evaluatie van de bevordering en integratie van mensenrechten door zijn commissies met een extern mandaat en door zijn delegaties voor betrekkingen met derde landen tijdens de periode 2014-2019; is van plan naar aanleiding van deze evaluatie aanbevelingen op te stellen voor ruimere parlementaire actie op het gebied van mensenrechten in de volgende zittingsperiode, ook met betrekking tot het toezicht op de activiteiten van de EDEO en de Commissie, de interne institutionele opzet, en de integratie van mensenrechten binnen zijn instanties;

19.  is van mening dat de functie van spoedresoluties op basis van artikel 135 van het Reglement, verder kan worden uitgewerkt om mensenrechten en democratie te versterken door meer tijdige beschouwingen, gerichtheid en doeltreffendheid;

Specifieke uitdagingen op het gebied van de mensenrechten

20.  spreekt zijn diepe bezorgdheid uit over de geleidelijke afname van de ruimte voor het maatschappelijk middenveld in 2017, en betreurt het feit dat mensenrechtenverdedigers, journalisten en ngo's te vaak het doelwit zijn van pesterijen, intimidatie en geweld, met inbegrip van moordpartijen; maakt zich zorgen over de voortzetting van de oplegging van reisverboden aan mensenrechtenactivisten die zittingen van de Mensenrechtenraad van de VN in Genève en andere internationale instellingen willen bijwonen, veroordeelt met klem deze verboden, en roept de betrokken regeringen op om ze op te heffen; beklemtoont dat het onacceptabel is dat vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en de media ervan worden weerhouden om deel te nemen aan de werkzaamheden van internationale instanties en dringt aan op eerbiediging van de fundamentele politieke en mensenrechten van de vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld; is bezorgd over het feit dat sommige mensenrechtenactivisten bij terugkeer in hun herkomstland zijn vastgezet na te zijn gehoord in internationale instellingen;

21.  betreurt dat het in omvang toenemende wereldwijde fenomeen van inperking van de ruimte voor het maatschappelijk middenveld ook in gevestigde democratieën en landen met een hoog of middelhoog inkomen kan voorkomen; roept de EU en haar lidstaten op het goede voorbeeld te geven; veroordeelt wetgeving die de activiteiten van sociale bewegingen beperkt, onder meer door de sluiting van ngo's of de bevriezing van hun activa; vraagt om de intrekking van wetgeving waarmee willekeurige of indringende eisen aan de werking van ngo's worden opgelegd, waaronder bepalingen die buitenlandse financiering beperken; veroordeelt de verspreiding van openbare verhalen die de rol van maatschappelijke organisaties in toenemende mate ondermijnen; moedigt de EU-delegaties en de diplomatieke vertegenwoordigingen van de lidstaten aan gevallen van schendingen van de vrijheid van vergadering en vereniging te blijven monitoren en aan de orde te blijven stellen, waaronder de verscheidene vormen van verboden op en beperkingen van maatschappelijke organisaties en hun activiteiten of het bevorderen van door sommige regeringen gesponsorde nep-ngo's; moedigt hen aan mensenrechtenverdedigers actief te blijven steunen, door op stelselmatige wijze toe te zien op processen, opgesloten activisten te bezoeken en in voorkomend geval verklaringen af te leggen over individuele zaken;

22.  veroordeelt het feit dat de mediavrijheid in 2017 sterk is bedreigd en dat de aanvallen tegen de pers volgens de jaarbalans van Verslaggevers Zonder Grenzen in 2017 een nieuw record hebben bereikt; benadrukt dat de beginselen van vrijheid van mening en meningsuiting, zoals opgenomen in artikel 19 van de Universele Verklaring van de rechten van de mens, moeten worden geëerbiedigd; benadrukt het belang van de vrijheid van meningsuiting, zowel online als offline, als voorwaarde voor de juiste werking van democratische gemeenschappen, aangezien deze bijdraagt aan een pluralistische cultuur die het maatschappelijk middenveld en de burgers in staat stelt om hun eigen regeringen en besluitvormers verantwoordelijk te stellen en aangezien deze de eerbiediging van de rechtsstaat versterkt; veroordeelt met klem bedreigingen, intimidatie en aanvallen gericht tegen journalisten, onafhankelijke media, bloggers en klokkenluiders, evenals haatzaaiende uitlatingen, lasterwetgeving en pogingen om tot geweld aan te zetten, aangezien deze een bedreiging vormen voor de rechtsstaat en de waarden die door de mensenrechten worden belichaamd; onderstreept dat in 2017 honderden vreedzame manifestanten en journalisten zijn gearresteerd, van wie er velen werden mishandeld of aan willekeurige detentie werden onderworpen en zware boetes moesten betalen tijdens rechtszaken waarin de minimale procedurenormen niet werden gegarandeerd; verzoekt de EU meer inspanningen te leveren om het recht op vrijheid van mening en van meningsuiting te beschermen in alle betrekkingen met derde landen; benadrukt dat het belangrijk is om de daadwerkelijke en systematische uitvoering van de EU-richtsnoeren inzake vrijheid van meningsuiting online en offline te verzekeren en de effecten ervan regelmatig te monitoren;

23.  benadrukt het essentiële belang van de academische vrijheid, als een mensenrecht dat wordt beschermd door internationale verdragen; veroordeelt ten stelligste elke aanval op de academische vrijheid zoals moorden, gedwongen verdwijningen, geweld, opsluiting, beëindiging van het dienstverband, aanvallen op de reputatie en onrechtmatige vervolging; benadrukt de ernst van elke aanval op de academische vrijheid, aangezien deze essentieel is bij de totstandbrenging van een pluralistische en democratische samenleving;

24.  veroordeelt ten stelligste het feit dat zoveel mensenrechtenverdedigers in 2017 te maken kregen met digitale bedreigingen, met inbegrip van gecompromitteerde gegevens als gevolg van in beslag genomen apparatuur, bewaking op afstand en datalekken; veroordeelt de praktijk van online-bewaking en hacking voor het vergaren van informatie die kan worden gebruikt voor rechtszaken of lastercampagnes; is ernstig bezorgd over het feit dat bepaalde technologieën voor cybertoezicht voor tweeërlei gebruik steeds vaker worden gebruikt tegen politici, activisten, bloggers en journalisten; roept in dit opzicht de EU-instellingen met klem op om de verordening inzake de controles op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik dringend en op doeltreffende wijze te actualiseren;

25.  stelt opnieuw dat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de volledige transparantie van een systeem voor rechtsbedeling waarin alle betrokkenen hun rol op een onafhankelijke en eerlijke manier moeten vervullen, essentiële voorwaarden zijn voor de ontwikkeling van een democratische staat en de juridische bescherming van de mensenrechten; veroordeelt ondubbelzinnig alle pogingen om de vrijheid van rechters, openbare aanklagers en advocaten te beknotten evenals alle vormen van direct en indirect geweld tegen hen; verzoekt de EU om in het kader van haar diplomatieke betrekkingen met derde landen dit punt altijd maximaal voor ogen te houden;

26.  erkent dat het open karakter van het internet en de technologische vooruitgang het mogelijk hebben gemaakt om mensenrechtenschendingen sneller aan de kaak te stellen; hekelt de pogingen van bepaalde regeringen om massacommunicatiemiddelen, waaronder het internet, te beheersen; is bezorgd over de prevalentie van nepnieuws en desinformatie die in 2017 door statelijke en niet-statelijke actoren werden gegenereerd, die hebben bijgedragen aan de verspreiding van verhalen die tegen de mensenrechten indruisen, de toegang tot vrije, accurate en onpartijdige informatie hebben beperkt, hebben aangezet tot geweld, haat of discriminatie jegens bepaalde groepen of personen, en de uitslag van verkiezingen hebben beïnvloed, waardoor democratieën werden ondermijnd; benadrukt in dit verband dat de EU een sterker positief verhaal over mensenrechten moet ontwikkelen, om een duidelijk standpunt in te nemen tegenover regeringen die desinformatie aanmoedigen of de universaliteit en ondeelbaarheid van mensenrechten uitdagen, en meer inspanningen moet leveren om vrije en onafhankelijke media wereldwijd te ondersteunen; benadrukt het cruciale belang van onderwijs, cultuur, kennis en kritisch denken bij de bestrijding van nepnieuws en de verspreiding ervan;

27.  roept de VV/HV op een EU-cybervertegenwoordiger aan te stellen die de diplomatieke inspanningen van de EU moet coördineren om, in haar buitenlands beleid, aan te sturen op een open, interoperabel, veilig en betrouwbaar internet, waarop de mensenrechten worden geëerbiedigd en normen voor verantwoord staatsgedrag online worden bevorderd;

28.  stelt opnieuw dat vrijheid van denken, geweten, godsdienst en overtuiging, met inbegrip van de vrijheid om te geloven of niet te geloven, om al dan niet uiting te geven aan een godsdienst naar keuze, om afstand te nemen van een godsdienst of op een andere godsdienst over te stappen, en het recht op geloofsafval en het recht om atheïstische standpunten te huldigen, onvoorwaardelijk moeten worden bevorderd door middel van interreligieuze en interculturele dialoog; veroordeelt discriminatie op grond van denkbeelden, geweten, godsdienst of overtuiging, en de vervolging van en aanvallen op alle etnische en religieuze groepen in 2017; wenst dat de instrumentalisering van godsdienst voor politieke doeleinden wordt vermeden; betreurt de pogingen van statelijke en niet-statelijke actoren om de vrijheid van denken, geweten, godsdienst en overtuiging, de vrijheid van vergadering en de vrijheid van meningsuiting te beperken door onder meer wetten tegen godslastering aan te nemen en ten uitvoer te leggen; vraagt om verdere maatregelen ter bescherming van religieuze minderheden, ongelovigen en atheïsten, met inbegrip van de slachtoffers van wetten tegen godslastering; verzoekt de EU en haar lidstaten om actiever deel te nemen aan politieke discussies over de afschaffing van dergelijke wetten, om meer inspanningen te leveren om de eerbiediging van de vrijheid van denken, geweten, godsdienst en overtuiging te verbeteren en om de interreligieuze dialoog en de dialoog tussen aanhangers van verschillende overtuigingen te bevorderen wanneer ze met derde landen samenwerken; verzoekt de Commissie en de EDEO om actief bij te dragen aan de veilige terugkeer naar eigen land, op vrijwillige basis, van personen die huis en haard hebben moeten verlaten vanwege vervolging op grond van godsdienst of overtuiging; vraagt om concrete maatregelen voor de effectieve tenuitvoerlegging van de EU-richtsnoeren tot bevordering en bescherming van de vrijheid van godsdienst en overtuiging; ondersteunt de EU-praktijk om het voortouw te nemen bij thematische resoluties inzake vrijheid van denken, geweten, godsdienst en overtuiging in de UNHRC en de Algemene Vergadering van de VN (AVVN); ondersteunt het werk van Ján Figel, de speciale EU-vertegenwoordiger voor de bevordering van de vrijheid van godsdienst en overtuiging buiten de EU;

29.  acht het buitengewoon betreurenswaardig dat in vele landen in de hele wereld nog altijd foltering, onmenselijke en onterende behandeling en de doodstraf worden toegepast, en roept de EU op om zich harder in te spannen om deze praktijken uit te bannen; vindt de detentieomstandigheden, met inbegrip van de toegang tot zorg en geneesmiddelen, en de staat van de gevangenissen in een aantal landen zeer zorgwekkend; is verheugd over de formele lancering op 18 september 2017 van de Alliantie voor handel zonder foltering en de oprichting van de EU-coördinatiegroep voor de bestrijding van foltering, die de opdracht heeft gekregen de tenuitvoerlegging daarvan te volgen; is in dit opzicht ingenomen met aanpassingen van de EU-wetgeving inzake de handel in bepaalde goederen die gebruikt kunnen worden voor de doodstraf, marteling of andere onmenselijke behandelingen of straffen; constateert dat het aantal executies dat in 2017 wereldwijd werd uitgevoerd met 4 % is gedaald ten opzichte van het voorgaande jaar; roept landen die dit nog niet hebben gedaan op om onmiddellijk een moratorium op de uitvoering van de doodstraf in te stellen als een stap naar de afschaffing daarvan; acht het van essentieel belang dat alle vormen van foltering en mishandeling, waaronder psychische foltering, van gevangenen worden bestreden en dat meer wordt gedaan om ervoor te zorgen dat het internationaal recht ter zake wordt nageleefd en slachtoffers schadevergoeding krijgen;

30.  veroordeelt ten stelligste de gruwelijke misdaden en mensenrechtenschendingen die zijn gepleegd door statelijke en niet-statelijke actoren, ook tegen burgers die op vreedzame wijze hun mensenrechten uitoefenden; is geschokt door het brede scala aan begane misdaden, waaronder moord, foltering, verkrachting, slavernij en seksuele slavernij, het ronselen van kindsoldaten, gedwongen bekeringen en de systematische moord op leden van religieuze en etnische minderheden; dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden te bestrijden en ervoor te zorgen dat de daders ervan worden berecht; roept de EU op steun te verlenen aan organisaties en de VN-onderzoeksteams die – op digitale wijze of anderszins – bewijs verzamelen, bewaren en beschermen van de misdaden die door partijen bij deze conflicten worden begaan, teneinde hun vervolging op internationaal niveau te vergemakkelijken; merkt op dat internetplatforms videomateriaal dat verband houdt met mogelijke oorlogsmisdaden hebben gewist in het kader van hun inspanningen om terroristische inhoud en propaganda te verwijderen;

31.  steunt de belangrijke rol van het Internationaal Strafhof (ICC) in de gevallen waarin de betrokken staten niet in staat of bereid zijn hun rechtsmacht uit te oefenen; roept de EU en haar lidstaten op het ICC diplomatieke en financiële steun te verlenen; roept de EU en haar lidstaten op om alle lidstaten van de VN aan te sporen het Statuut van Rome inzake het ICC te ratificeren en toe te passen, en is ontzet over de terugtrekkingen uit het statuut en de dreigingen om dit te doen; roept bovendien de partijen die het Statuut van Rome hebben ondertekend op om met het ICC te overleggen en samen te werken; doet een beroep op alle lidstaten om de Kampala-amendementen over het misdrijf agressie te ratificeren en "gruweldaden" toe te voegen aan de lijst van misdrijven waarvoor de EU bevoegd is; herhaalt het belang van andere sleutelmechanismen die bedoeld zijn om een einde te maken aan straffeloosheid, met inbegrip van het gebruik van universele rechtsmacht, en roept de lidstaten op de nodige wetgeving aan te nemen; herhaalt in dit verband dat de rechten van slachtoffers de kern van elke actie moeten vormen; doet opnieuw een beroep op de VV/HV om een speciale vertegenwoordigers van de EU voor internationaal humanitair recht en internationale rechtspraak te benoemen die wordt belast met de bevordering, mainstreaming en vertegenwoordiging van de steun die de EU biedt aan de bestrijding van straffeloosheid;

32.  is ingenomen met de inspanningen van de EU om het internationaal, onpartijdig en onafhankelijk mechanisme (IIIM) te ondersteunen, dat door de VN in Syrië is opgezet ter ondersteuning van het onderzoek naar ernstige misdrijven; benadrukt dat in andere landen een soortgelijk onafhankelijk mechanisme moet worden opgezet; verzoekt de EU en de EU-lidstaten die dat nog niet hebben gedaan, financieel aan het IIIM bij te dragen;

33.  herhaalt dat staten andere staten voor het Internationaal Gerechtshof kunnen dagen wegens schending van internationale verdragen, zoals het Verdrag van de Verenigde Naties tegen foltering, met het oog op de vaststelling van aansprakelijkheid van de staat als indirect middel voor de vaststelling door de rechter van individuele strafrechtelijke verantwoordelijkheid in een later stadium;

34.  betreurt ten zeerste de gebrekkige eerbiediging van het internationale humanitaire recht en veroordeelt ten stelligste de dodelijke aanvallen die in 2017 met zorgwekkende regelmaat werden uitgevoerd op ziekenhuizen, scholen en andere burgerdoelwitten in gewapende conflicten wereldwijd; is van mening dat de internationale veroordeling van dergelijke aanvallen moet worden gestaafd door onafhankelijk onderzoek en daadwerkelijke rekenschap; prijst het werk dat hulpverleners hebben verricht bij het verlenen van humanitaire hulp; roept de lidstaten, de EU-instellingen en de VV/HV op om te waarborgen dat het beleid en de acties van de EU op het gebied van internationaal humanitair recht op samenhangende wijze en doeltreffend worden uitgevoerd, en om alle instrumenten te gebruiken die tot hun beschikking staan om deze kwestie aan te pakken; concludeert dat er uitgebreidere verslaglegging beschikbaar had moeten worden gesteld door de EU en haar lidstaten over de tenuitvoerlegging in specifieke conflictsituaties van de richtsnoeren inzake de bevordering van de naleving van het internationale humanitaire recht, met inbegrip van en niet in de laatste plaats het jaarverslag van de EU over mensenrechten en democratie; roept de internationale gemeenschap op om instrumenten op te zetten die de kloof tussen waarschuwing en respons kunnen verkleinen om het ontstaan, het opnieuw oplaaien en de escalatie van gewelddadige conflicten te voorkomen, zoals het systeem voor vroegtijdige waarschuwing van de EU; vraagt de EU en haar lidstaten hun financiële bijdrage voor humanitaire hulp en ontwikkelingshulp te verhogen; wijst op de verlaging met 2,4 % van de officiële ontwikkelingshulp (ODA) in 2017 ten opzichte van 2016 en op het feit dat het doel om 0,7 % van het BNI aan ODA te besteden niet wordt gehaald;

35.  herinnert aan zijn resolutie van 27 februari 2014 over de inzet van gewapende drones(16); geeft uiting aan zijn ernstige bezorgdheid over de inzet van gewapende drones buiten het internationale rechtskader; verzoekt de EU nogmaals onverwijld een juridisch bindend kader te ontwikkelen voor de inzet van gewapende drones om ervoor te zorgen dat de lidstaten, overeenkomstig hun wettelijke verplichtingen, zich niet bezondigen aan onwettig doelgericht doden of het andere landen gemakkelijker maken dit te doen; verzoekt de Commissie om het Parlement naar behoren op de hoogte te houden van het gebruik van EU-middelen voor alle onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten in verband met de bouw van drones; verzoekt om beoordelingen van het effect op de mensenrechten van verdere ontwikkelingsprojecten van drones;

36.  roept de VV/HV en de lidstaten op om het EU-regime voor beperkende maatregelen uit te breiden met een EU-sanctieregime voor mensenrechten op grond waarvan GBVB-sanctiebeslissingen op ernstige mensenrechtenschendingen kunnen worden gebaseerd, naar het voorbeeld van de Magnitski-wet;

37.  dringt er bij de VV/HV en de lidstaten op aan stappen te zetten op weg naar een internationaal verbod op wapensystemen met te weinig menselijke controle op het gebruik van geweld, waar het Parlement meermaals om heeft verzocht, en in voorbereiding op desbetreffende bijeenkomsten op VN-niveau dringend een gemeenschappelijk standpunt over autonome wapensystemen te ontwikkelen en vast te stellen, op desbetreffende fora met één stem te spreken en hiernaar te handelen;

38.  benadrukt dat corruptie de rechtsstaat, de democratie en het concurrentievermogen van economieën ondergraaft en mensenrechten in gevaar brengt; benadrukt dat mensenrechtenverdedigers en klokkenluiders die strijden tegen corruptie moeten worden ondersteund; dringt aan op verbetering van de mechanismen en praktijken voor de bestrijding van corruptie, zoals het opleggen van sancties aan personen en landen die ernstige corruptiemisdrijven begaan; vraagt de EDEO en de Commissie gezamenlijke programma's voor mensenrechten en corruptiebestrijding op te zetten, met name initiatieven voor de bevordering van transparantie, de bestrijding van straffeloosheid, de versterking van corruptiebestrijdingsinstanties en initiatieven om te zorgen voor grotere transparantie en betere traceerbaarheid van het gebruik van EU-middelen; verzoekt de Commissie om te onderhandelen over anticorruptiebepalingen in toekomstige handelsovereenkomsten; herhaalt de aanbevelingen over corruptie en mensenrechten die het deed in zijn resolutie van 13 september 2017 over corruptie en het effect op de mensenrechten in derde landen(17) en vraagt de EU-instellingen en lidstaten om een follow-up;

39.  uit zijn bezorgdheid over de vernietiging en de illegale plundering van en vandalistische aanvallen op erfgoedlocaties, en is sterke voorstander van initiatieven voor de vaststelling van de feiten en erfgoedbescherming en redding;

40.  benadrukt het belang van vrije en eerlijke verkiezingen voor democratische processen en is bezorgd over het toenemende aantal onwettige verkiezingen wereldwijd; herinnert eraan dat onafhankelijke media en diversiteit aan meningen essentieel zijn voor de waarborging van vrije en eerlijke verkiezingen; roept de EU op de resultaten van frauduleuze of vervalste verkiezingen niet te erkennen en alle diplomatieke, economische en beleidsmiddelen waarover zij beschikt in te zetten om de geloofwaardigheid van verkiezingen wereldwijd hoog te houden en landen ertoe te dwingen te voldoen aan de criteria voor vrije en eerlijke verkiezingen; is van mening dat de steun die de EU verleent aan verkiezingsprocessen en democratie overal ter wereld – haar verkiezingsmissies en de opvolging die daaraan wordt gegeven, verkiezingsondersteuning en met name de actieve rol van het Parlement in dit verband – van het grootste belang is; benadrukt het belang van verkiezingswaarneming in de context van vreedzame democratische transities, van de versterking van de rechtsstaat, van politiek pluralisme en de toenemende participatie van vrouwen in verkiezingsprocessen, en van transparantie en de eerbiediging van de mensenrechten; herinnert eraan hoe belangrijk het is lokale maatschappelijke organisaties te betrekken bij het verkiezingswaarnemingsproces en bij de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen van de verkiezingswaarnemingsmissies; is van mening dat inmenging in de verkiezingen van andere landen via cyberoperaties een schending vormt van het recht van mensen om in vrijheid hun vertegenwoordigers te kiezen;

41.  is verheugd over de ondertekening door de EU van het Verdrag van Istanboel en benadrukt de noodzaak om geweld tegen vrouwen, waaronder huiselijk geweld, met alle middelen te voorkomen en te bestrijden; vraagt de lidstaten die dit nog niet gedaan hebben dit verdrag zo spoedig mogelijk te ratificeren en ten uitvoer te leggen; steunt in dit verband het gezamenlijke Spotlight-initiatief van de EU en de VN; spoort landen aan om hun wetgeving aan te scherpen om gendergerelateerd geweld, genitale verminking van vrouwen en seksueel geweld in een zo vroeg mogelijk stadium aan te pakken; herinnert eraan dat geweld tegen vrouwen diepgeworteld is in genderongelijkheid en dus ook op omvattende wijze moet worden aangepakt, en benadrukt het belang van sociale diensten en bescherming; benadrukt dat betrouwbare statistieken over het bestaan, de oorzaken en de gevolgen van alle soorten geweld tegen vrouwen van essentieel belang zijn om effectieve wetgeving en strategieën uit te werken om gendergerelateerd geweld te bestrijden; roept de EU dan ook op landen te helpen bij het verbeteren van de gegevensvergaring op dit gebied en het voldoen aan internationale wettelijke verplichtingen; vraagt de EU samen te werken met andere landen om in meer financiering en programmering te voorzien om seksueel en gendergerelateerd geweld wereldwijd te voorkomen en hierop een antwoord te bieden; veroordeelt alle andere vormen van fysieke, seksuele en psychologische geweldpleging en uitbuiting, massaverkrachtingen, mensenhandel en de schending van de seksuele en reproductieve rechten van vrouwen; benadrukt dat adequate en betaalbare gezondheidszorg en de universele eerbiediging van en toegang tot seksuele en reproductieve rechten en onderwijs voor alle vrouwen moeten worden gegarandeerd en dat zij vrij en verantwoordelijk moeten kunnen beslissen over hun gezondheid, hun lichaam en hun seksuele en reproductieve rechten; herinnert eraan dat onderwijs een wezenlijk instrument is in de strijd tegen discriminatie en geweld tegen vrouwen en kinderen; veroordeelt de herinvoering van het Mexico City-beleid (de zogenaamde "global gag rule");

42.  benadrukt dat de EU zich moet blijven inzetten voor de volledige naleving van de verplichtingen en verbintenissen voor vrouwenrechten die zijn aangegaan in het CEDAW, het actieprogramma van Peking en het actieprogramma van de Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling, en de resultaten van de toetsingsconferenties van die programma's moet eerbiedigen;

43.  herinnert aan de publicatie van het eerste jaarlijkse uitvoeringsverslag voor 2016 over het EU-genderactieplan 2016-2020 (GAP II) in augustus 2017, waarin een aantal positieve trends worden benadrukt ten aanzien van de verandering van de levens van meisjes en vrouwen door de waarborging van hun fysieke en psychologische integriteit, de bevordering van hun economische en sociale rechten en de versterking van hun stem en deelname; is van mening dat de EU steun voor vrouwen moet blijven integreren in operaties van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB), conflictpreventie en wederopbouw na conflicten; onderstreept wederom het belang van resolutie 1325 (2000) van 31 oktober 2000 van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid; beklemtoont dat een grotere betrokkenheid van de openbare en particuliere sector essentieel is om de rechten van vrouwen evenals hun deelname aan openbare en particuliere instellingen, beleidsvorming, het economische leven en vredesprocessen te ondersteunen; beklemtoont dat de bedrijfswereld een belangrijke rol moet vervullen bij de versterking van de vrouwenrechten; dringt er bij de Commissie op aan het voortouw te nemen bij de bestrijding van seksuele uitbuiting en seksueel misbruik in de humanitaire sector en de ontwikkelingshulpsector, aangezien in deze sectoren de hoogste normen van verantwoordelijkheid en verantwoording voor werkzaamheden moeten gelden; benadrukt het belang van de herziening en de versterking van beschermingsprocedures en regels voor inzet;

44.  verzoekt de EDEO ervoor te zorgen dat de conclusies van de 62e bijeenkomst van de Commissie voor de status van de vrouw (CSW) worden geïntegreerd in het beleid en een nieuwe impuls geven aan de inspanningen voor gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen en meisjes op het platteland;

45.  benadrukt dat onderwijs en opleidingen in STEM-vakken en de geesteswetenschappen toegankelijk moeten worden gemaakt voor vrouwen en meisjes, waarbij vooral nadruk moet worden gelegd op het ontwikkelen van hun talenten en vaardigheden en het doen toenemen van hun aanwezigheid in de STEM-sectoren;

46.  verzoekt de Commissie manieren en middelen te onderzoeken opdat de EU eenzijdig toetreedt tot het UNCRC, aangezien alle lidstaten het hebben geratificeerd en primaire en secundaire EU-wetgeving inhoudelijke bepalingen bevat over de bescherming van de rechten van het kind; roept alle landen die het UNCRC nog niet hebben geratificeerd op dit zo snel mogelijk te doen; is verheugd over de vaststelling van de herziene EU-richtsnoeren ter bevordering en bescherming van de rechten van het kind en benadrukt de noodzaak om ervoor te zorgen dat alle kinderen worden bereikt, ook de meest gemarginaliseerde kinderen en kinderen in kwetsbare situaties; onderstreept het feit dat kinderen vaak het slachtoffer zijn van specifieke vormen van misbruik, zoals kinderhuwelijken, kinderprostitutie, het gebruik van kindsoldaten, genitale verminking, kinderarbeid en kinderhandel, met name tijdens humanitaire crises en gewapende conflicten, en daarom aanvullende bescherming nodig hebben; roept de EU op om met derde landen samen te werken om een einde te maken aan kinderhuwelijken en gedwongen huwelijken door vast te stellen dat 18 jaar de wettelijke minimumleeftijd is voor een huwelijk, te eisen dat de leeftijd van beide echtgenoten wordt gecontroleerd en dat wordt nagegaan of zij volledig en vrij instemmen, verplichte registratie van huwelijken in te voeren, en ervoor te zorgen dat deze regels worden nageleefd; benadrukt de noodzaak om de inspanningen van de EU voor de bescherming van kinderen, in het bijzonder niet-begeleide minderjarigen, op te voeren en speciale aandacht te besteden aan onderwijs en psychosociale bijstand; roept op tot de effectieve tenuitvoerlegging van de richtsnoeren voor de bescherming van scholen en universiteiten tegen militair gebruik tijdens gewapende conflicten; dringt aan op een snelle oplossing voor de kwestie van staatloze kinderen, zowel binnen als buiten de EU, en met name kinderen die buiten het land van herkomst van hun ouders worden geboren en migrantenkinderen, in overeenstemming met het internationale recht; dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan een actieplan te ontwikkelen om een einde te maken aan het vasthouden van kinderen als gevolg van hun migratiestatus, overeenkomstig de Verklaring van New York voor vluchtelingen en migranten; herinnert aan het recht op bijzondere bescherming in het beste belang van het kind;

47.  verzoekt de EU en haar lidstaten volledige transparantie aan de dag te leggen en volledige monitoring in te stellen met betrekking tot de middelen die aan derde landen worden toegekend voor de samenwerking op het gebied van migratie, en ervoor te zorgen dat veiligheidsdiensten, politiediensten en rechtsstelsels die betrokken zijn bij mensenrechtenschendingen in dit verband niet direct of indirect voordeel halen uit een dergelijke samenwerking; benadrukt de mogelijkheid om ontwikkelingssamenwerking te scheiden van samenwerking op het gebied van overname- en migratiebeheer; is bezorgd over de mogelijke instrumentalisering van het buitenlands beleid van de EU als "migratiebeheer", en benadrukt dat alle pogingen om samen te werken met derde landen, met inbegrip van landen van herkomst en doorreis, op het gebied van migratie hand in hand moeten gaan met de verbetering van de mensenrechtenomstandigheden in deze landen en dat hierbij de internationale mensenrechten en het internationale vluchtelingenrecht moeten worden nageleefd; betuigt zijn diepe bezorgdheid over en solidariteit met het grote aantal vluchtelingen, migranten en intern ontheemden dat gebukt gaat onder ernstige mensenrechtenschendingen als slachtoffers van conflicten, vervolging, bestuurlijk onvermogen en mensenhandel- en mensensmokkelnetwerken; beklemtoont de dringende noodzaak om de onderliggende oorzaken van migratiestromen aan te pakken en derhalve de externe dimensie van het migratiefenomeen aan te pakken, onder meer door duurzame oplossingen te vinden voor conflicten en economische onderontwikkeling, in ons nabuurschap en de rest van de wereld, door samenwerking en partnerschappen met de betrokken derde landen te ontwikkelen die stroken met het internationale recht, de eerbiediging van de mensenrechten waarborgen en de geloofwaardigheid van de EU hooghouden zowel binnen als buiten de EU; dringt erop aan dat de EU en haar lidstaten humanitaire bijstand bieden op het gebied van onderwijs, huisvesting, gezondheid en andere gebieden waarop migranten en vluchtelingen steun nodig hebben, en dat het terugkeerbeleid naar behoren wordt uitgevoerd; herinnert eraan dat het belangrijk is dat de EU de betrokken landen aanmoedigt om het protocol tegen de smokkel van migranten over land, over zee en door de lucht te ondertekenen; merkt op dat volgens de VN in 2017 ongeveer 258 miljoen mensen in een ander land dan hun geboorteland woonden; dringt er bij de Commissie op aan de bescherming en de bevordering van de rechten van migranten en vluchtelingen als een prioriteit van haar beleid te blijven aanmerken; benadrukt de noodzaak om de kaders voor de bescherming van migranten en vluchtelingen verder uit te werken en beter ten uitvoer te leggen, in het bijzonder door veilige en wettelijke migratieroutes en door humanitaire visa te verlenen; wenst dat het Parlement toezicht houdt op migratieovereenkomsten; betreurt elke poging om humanitaire hulp te belemmeren, aan te tasten of zelfs te criminaliseren, en benadrukt de behoefte aan grotere opsporings- en reddingscapaciteiten voor mensen in nood op zee en aan land om de primaire verplichtingen van het internationaal recht na te komen; onderstreept dat het aantal mensen met burgerschap van een niet-lidstaat dat in een lidstaat verblijft op 1 januari 2017 21,6 miljoen bedroeg, hetgeen overeenkomt met 4,2 % van de bevolking van de EU-28; roept de lidstaten op een ernstige dialoog te beginnen om te komen tot gezamenlijk, inclusief begrip, gedeelde verantwoordelijkheden en één doelstelling met betrekking tot migratie; is verheugd over het VN-initiatief over het mondiaal pact voor veilige, ordelijke en reguliere migratie, het mondiaal pact inzake vluchtelingen van het UNHCR en de cruciale rol die mensenrechten in deze pacten hebben;

48.  betreurt het voortbestaan van mensenhandel; benadrukt dat mensenhandel mensen tot handelswaar maakt en een van de ernstigste vormen van mensenrechtenschendingen vormt; onderstreept in dit verband het belang van een consistente aanpak van de interne en externe aspecten van het EU-beleid ter bestrijding van mensenhandel op alle niveaus; roept de EU en haar lidstaten op om de samenwerking met derde landen op te voeren om alle fasen van mensenhandel in kaart te brengen, met inbegrip van alle vormen van uitbuiting van personen, in het bijzonder vrouwen en kinderen, zoals de handel in organen, dwangarbeid en seksuele uitbuiting, en om met de VN en de maatschappelijke organisaties op dit gebied samen te werken; roept op tot duidelijke beginselen en wetgevingsinstrumenten die gericht zijn op mensenrechtenschendingen met betrekking tot draagmoederschap; geeft aan zich grote zorgen te maken over de grote kwetsbaarheid van migranten en vluchtelingen, in het bijzonder vrouwen en kinderen, met betrekking tot uitbuiting, mensensmokkel en mensenhandel, ook in migratiehotspots; onderstreept de noodzaak om op slachtoffers gericht beleid te bevorderen, dit type misdrijf te voorkomen en te beperken, en op te treden tegen winst uit mensenhandel;

49.  moedigt alle landen, met inbegrip van de lidstaten en de EU, aan onderhandelingen aan te gaan over de vaststelling van een juridisch bindend internationaal mensenrechteninstrument voor transnationale ondernemingen en andere bedrijven door actief deel te nemen aan de door de VN opgerichte open intergouvernementele werkgroep; dringt nogmaals aan op de noodzaak van de snelle tenuitvoerlegging van de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten (UNGP's), in het bijzonder met betrekking tot de derde pijler inzake toegang tot rechtsmiddelen; erkent het grote belang van het Global Compact van de VN en de nationale actieplannen inzake bedrijfsleven en mensenrechten; benadrukt het belang van een EU-actieplan inzake bedrijfsleven en mensenrechten, en dringt er bij de Commissie op aan de ontwikkeling ervan te versnellen met het oog op de volledige tenuitvoerlegging van de UNGP's; spoort alle bedrijven, waaronder in de EU gevestigde bedrijven, aan om zorgvuldigheidseisen in acht te nemen, en bevestigt dat het van belang is maatschappelijk verantwoord ondernemen te bevorderen, en dat Europese bedrijven de leiding nemen bij de bevordering van internationale normen inzake bedrijfsleven en mensenrechten; roept alle landen op om de UNGP's effectief en onverwijld toe te passen en ervoor te zorgen dat bedrijven de mensenrechten en de sociale arbeidsnormen in acht nemen in hun rechtsgebied; spoort alle landen aan om bedrijven aan te pakken die grondstoffen of andere basisproducten gebruiken die afkomstig zijn uit conflictgebieden; herhaalt zijn oproep om regels over de aansprakelijkheid van bedrijven voor mensenrechtenschendingen in overeenkomsten tussen de EU en derde landen op te nemen; benadrukt dat aan de slachtoffers van bedrijfsgerelateerde mensenrechtenschendingen passende en doeltreffende toegang tot rechtsmiddelen moet worden gegarandeerd; bevestigt opnieuw de dringende noodzaak om schendingen van de mensenrechten en corruptie door bedrijven aan te pakken wanneer deze zich voordoen, en om ervoor te zorgen dat bedrijven aansprakelijk kunnen worden gesteld; betreurt dat de Commissie niet heeft gehandeld naar aanleiding van de oproepen die het Parlement heeft gedaan in zijn resolutie van 25 oktober 2016 over strafrechtelijke aansprakelijkheid van bedrijven voor ernstige schendingen van de mensenrechten in derde landen(18); dringt aan op maatregelen die de industrie binden aan het uitbannen van kinderarbeid en het voorkomen van mensenrechtenschendingen; verzoekt de Commissie een interinstitutionele taskforce inzake bedrijfsleven en mensenrechten in te stellen en een initiatief inzake zorgplicht op EU-niveau te onderzoeken;

50.  herinnert aan de inzet van de EU om mensenrechten en democratie centraal te stellen in haar betrekkingen met derde landen; benadrukt daarom dat de bevordering van de mensenrechten en de democratische beginselen, met inbegrip van conditionaliteitsclausules inzake de mensenrechten in internationale overeenkomsten, door alle EU-beleidsdomeinen met een externe dimensie moet worden ondersteund, met inbegrip van handelsbeleid; benadrukt de rol die handelsbetrekkingen kunnen vervullen bij de bevordering van groei in ontwikkelingslanden en het behoud van hun lokale markten; merkt op dat steun voor democratische stelsels en het streven naar vrijheid van de volkeren de leidende beginselen moeten blijven voor de economische belangen van de EU; herinnert eraan dat een samenhangend beleid van essentieel belang is voor ontwikkeling, en benadrukt dat het belangrijk is de mensenrechten in het handels- en ontwikkelingsbeleid te integreren in alle fasen ervan; roept de EU op ervoor te zorgen dat goederen die op haar grondgebied worden verhandeld volgens regelingen voor ethische certificering geen banden hebben met gedwongen arbeid en kinderarbeid; vraagt om de invoering van een instrument dat specifiek bedoeld is voor de monitoring en versterking van het genderbeleid in handelsovereenkomsten; is verheugd over de programma's, projecten en financiering van de EU in derde landen en benadrukt de noodzaak om schendingen te beoordelen en te voorkomen door een klachtenmechanisme in te voeren voor personen en groepen;

51.  beschouwt de SAP+-handelsregelingen voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur een van de voornaamste instrumenten van het handelsbeleid van de EU voor de bevordering van de democratie, mensenrechten, duurzame ontwikkeling en milieunormen met betrekking tot derde landen; verzoekt de Commissie om de SAP+-regelingen te evalueren en hierop beter toezicht te houden om ervoor te zorgen dat de mensenrechtennormen door de begunstigde landen worden nageleefd; benadrukt dat de Commissie in het kader van een herzien SAP+ ernaar moet streven de transparantie en verantwoordingsplicht van dit mechanisme te vergroten, duidelijke procedures voor een zinvolle en versterkte deelname van maatschappelijke organisaties moet opzetten, en doeltreffende mensenrechteneffectbeoordelingen moet uitvoeren voordat handelspreferenties worden toegekend en tijdens de tenuitvoerlegging; roept op tot de mogelijke toevoeging van het Statuut van Rome van het ICC aan de lijst van verdragen die vereist zijn voor de GSP+-status; dringt er bij de Commissie op aan initiatieven van het maatschappelijk middenveld die toezicht houden op de uitvoering van deze regeling te blijven financieren; benadrukt hoe belangrijk nieuwe vormen van samenwerking zijn om de economische en sociale ontwikkeling van derde landen te bevorderen, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de behoeften van de bevolking;

52.  verzoekt alle lidstaten de EU-gedragscode betreffende wapenuitvoer strikt in acht te nemen, en met name alle leveringen stop te zetten van wapens en bewakings- en inlichtingenapparatuur en -materiaal die door regeringen zouden kunnen worden gebruikt voor de onderdrukking van de mensenrechten en om burgers aan te vallen; wijst erop dat de wereldwijde handel in wapens en oorlogsmateriaal bijdraagt tot het gebruik ervan in tal van conflicten in derde landen; merkt op dat de EU-lidstaten tot de grootste wapenexporteurs ter wereld behoren en acht de wereldwijde toepassing en versterking van internationale normen inzake de verkoop van wapens van cruciaal belang;

53.  veroordeelt met klem alle vormen van discriminatie, waaronder die op grond van ras, godsdienst, kaste of soortgelijke stelsels van geërfde status, seksuele geaardheid en genderidentiteit, handicap of elke andere status; is verontrust over het grote aantal uitingen van racisme, vreemdelingenhaat en andere vormen van onverdraagzaamheid en het gebrek aan politieke vertegenwoordiging van de kwetsbaarste groepen, zoals etnische, taalkundige en religieuze minderheden, mensen met een handicap, de LGBTI-gemeenschap, vrouwen en kinderen; roept de EU op om grotere inspanningen te verrichten om alle vormen van discriminatie, zonder enig onderscheid, uit te bannen en bewustwording, een cultuur van verdraagzaamheid en inclusie te bevorderen, alsook bijzondere bescherming voor de meest kwetsbare groepen door middel van mensenrechten en politieke dialoog, de werkzaamheden van de EU-delegaties en publieke diplomatie; roept alle landen op ervoor te zorgen dat hun respectieve instellingen binnen hun rechtsgebied doeltreffende rechtsbescherming bieden; benadrukt het belang van het ontwikkelen van onderwijsstrategieën op scholen om onder kinderen bewustzijn te creëren en hen de instrumenten te bieden die ze nodig hebben om alle vormen van discriminatie te identificeren;

54.  benadrukt dat het beginsel van universele toegankelijkheid en de rechten van personen met een handicap op geloofwaardige wijze in alle relevante EU-beleidsdomeinen moeten worden geïntegreerd, met inbegrip van ontwikkelingssamenwerking, en onderstreept daarbij het prescriptieve en horizontale karakter van dit vraagstuk; roept de EU op om de bestrijding van discriminatie op grond van handicap in haar externe optreden en ontwikkelingshulpbeleid op te nemen; verzoekt de regeringen van derde landen alle wetgeving te herzien met het oog op harmonisatie in overeenstemming met het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (CRPD); roept alle landen op om het CRDP te ratificeren en herhaalt het belang van de doeltreffende uitvoering ervan;

55.  is verheugd over de deelname van de EU en haar lidstaten aan de achtste zitting van de Open Werkgroep van de VN inzake vergrijzing, en in het bijzonder over hun gezamenlijke indieningen en verklaringen inzake gelijkheid, non-discriminatie, geweld, misbruik en verwaarlozing van ouderen; blijft bezorgd over de prevalentie van leeftijdsdiscriminatie en andere belemmeringen voor de naleving van de mensenrechten van ouderen; roept de EU en de lidstaten op om het proces van deze werkgroep ten volle te ondersteunen, onder meer door toewijzing en/of ondersteuning van de toewijzing van voldoende middelen voor de werking ervan, en ook om te reageren op komende oproepen tot inbreng en ouderen te raadplegen en te betrekken bij de voorbereiding daarvan, en ouderen in de respectieve delegaties op te nemen;

56.  is verheugd over de actieve deelname van de EU aan de bijeenkomst voor de herziening van de regionale uitvoeringsstrategie voor Europa van het Internationale Actieplan van Madrid inzake vergrijzing (MIPAA) die in 2017 in Lissabon plaatsvond; benadrukt dat het MIPAA aanzienlijk kan bijdragen aan een betere verwezenlijking van de rechten van ouderen;

57.  veroordeelt het willekeurig opsluiten, folteren, vervolgen en vermoorden van LGBTI-mensen; erkent dat seksuele geaardheid en genderidentiteit het risico op discriminatie, geweld en vervolging kunnen vergroten; merkt op dat in een aantal landen ter wereld LGBTI-mensen nog steeds te kampen hebben met vervolging en geweld op grond van hun seksuele geaardheid; veroordeelt schendingen gericht tegen vrouwen en minderheden die een inbreuk vormen op het grondrecht op lichamelijke integriteit en identiteit, zoals vrouwelijke genitale verminking en genitale verminking bij interseksuelen; merkt op dat in 72 landen relaties tussen mensen van hetzelfde geslacht nog steeds strafbaar zijn en dat in 13 daarvan hiervoor de doodstraf geldt; doet een dringend beroep op deze staten om hun wetgeving onmiddellijk aan te passen; is ingenomen met de inspanningen van de EU om de rechten en wettelijke bescherming van LGBTI-mensen te versterken; dringt er bij de EU-delegaties en de ambassades van de lidstaten op aan de LGBTI-richtsnoeren van de EU volledig ten uitvoer te leggen; roept de Commissie op om jaarlijks verslag te doen van de toepassing van de conclusies van de Raad in dit verband; merkt op dat, volgens de beoordeling van het eerste jaar van het Genderactieplan 2016-2020 (GAP II), een derde van de delegaties LGBTI-rechten bevorderde;

58.  veroordeelt de aanhoudende schendingen van de mensenrechten van personen die het slachtoffer zijn van kastenhiërarchieën en van discriminatie op grond van kaste, segregatie en op kaste gebaseerde belemmeringen, zoals de weigering van de toegang tot werk, justitie en andere fundamentele mensenrechten; maakt zich ernstig zorgen over de hieruit voortvloeiende geïnstitutionaliseerde discriminatie en over de zorgwekkende regelmaat van gewelddadige aanvallen op grond van kaste; roept de EU en haar lidstaten op hun inspanningen en steuninitiatieven op het niveau van de VN en delegaties te intensiveren om discriminatie op grond van kaste uit te bannen;

59.  beklemtoont dat het belangrijk is te streven naar een gelijkheidsbeleid dat alle nationale, etnische, religieuze en taalkundige minderheden, evenals inheemse volkeren, in staat stelt hun grondrechten uit te oefenen; is verheugd over Resolutie 71/178 van 19 december 2016 van de Algemene Vergadering van de VN over de rechten van inheemse volkeren, waarin 2019 wordt uitgeroepen tot het internationale jaar van de inheemse talen; herinnert eraan dat volgens de speciale rapporteur voor de rechten van inheemse volkeren, het aantal gevallen van discriminatie, bedreiging en aanvallen tegen inheemse volkeren en van criminalisering van en moordpartijen op diegenen die hun land, grondgebied en hulpbronnen verdedigen, in het bijzonder vrouwen, de afgelopen jaren schrikbarend is toegenomen; benadrukt dat de EU moet waarborgen dat deze verdedigers worden beschermd en dat alle misdaden worden onderzocht en hier verantwoording voor wordt afgelegd; verzoekt de EU en haar lidstaten met aandrang om op te treden ten behoeve van de volledige erkenning, bescherming en bevordering van de rechten van inheemse volkeren; roept landen op om de bepalingen van IAO-verdrag nr. 169 betreffende inheemse en in stamverband levende volken te ratificeren;

60.  neemt nota van de talloze voordelen die door het internet worden geboden; maakt zich echter zorgen over de grote commerciële exploitanten die voor marketingdoeleinden op grote schaal de persoonsgegevens van gebruikers verzamelen, zonder dat zij hiervan volledig op de hoogte zijn en/of zonder hun toestemming, welke vervolgens op potentieel schadelijke wijze kunnen worden gebruikt, bijvoorbeeld om de activiteiten van mensenrechtenverdedigers te onderdrukken, hun vrijheid van meningsuiting te ondermijnen en de uitkomst van verkiezingen en politieke besluitvorming te beïnvloeden; roept gegevensbedrijven op om mensenrechtenbeoordelingen uit te voeren; betreurt ondernemingsmodellen die gebaseerd zijn op mensenrechtenschendingen, en dringt erop aan dat de verzameling van persoonsgegevens overeenkomstig de regels inzake gegevensbescherming en de mensenrechten plaatsvindt; roept de internationale gemeenschap, met inbegrip van de EU en haar lidstaten, op om dringend doeltreffende wetgeving op dit gebied aan te scherpen en uit te voeren;

61.  erkent dat terrorisme en radicalisering een acute bedreiging vormen voor de democratie en de mensenrechten en daardoor de samenleving schade berokkenen, en betreurt het feit dat de in 2017 gepleegde aanslagen vaak gericht waren tegen de personen of groepen die deze waarden juist belichamen; veroordeelt ten sterkste dat er in 2017 wereldwijd meer dan 1 000 terroristische aanslagen hebben plaatsgevonden die hebben geleid tot ongeveer 6 123 doden; steunt de inspanningen van de EU om terrorisme en radicalisering te voorkomen en te bestrijden, met inbegrip van EU-brede initiatieven en netwerken zoals het netwerk voor voorlichting over radicalisering, maar herhaalt dat alle maatregelen moeten voldoen aan de internationale wetgeving inzake mensenrechten; wijst erop dat onderwijs het beste instrument is om radicalisering aan te pakken; benadrukt de noodzaak om speciale aandacht en steun te geven aan slachtoffers van terrorisme, waaronder psychologische ondersteuning, individuele beoordeling van elk slachtoffer, rechtsbijstand, toegang tot de rechter, vertaling en vertolking, en algemene effectieve slachtofferhulpdiensten; benadrukt dat terrorismebestrijdingsstrategieën in overeenstemming moeten zijn met de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten moeten waarborgen; beveelt aan dat bij samenwerking met derde landen op het gebied van terrorismebestrijding wordt voorzien in een grondige beoordeling van de risico's voor de fundamentele vrijheden en de mensenrechten, evenals in waarborgen in geval van schendingen; verzoekt de Commissie om de uitwisseling en coördinatie van informatie via haar kanalen en instanties te verbeteren om snel terroristische dreigingen te voorkomen en te identificeren en de verantwoordelijken ervoor te berechten;

62.  herinnert eraan dat sancties een essentieel instrument zijn van het GBVB; vraagt de Raad met klem om te besluiten tot de in de EU-wetgeving voorziene sancties, indien dit nodig wordt geacht om de doelstellingen van het GBVB te verwezenlijken, in het bijzonder om de mensenrechten te beschermen en de democratie te consolideren en te ondersteunen, en daarbij ervoor te zorgen dat de sancties geen gevolgen voor de burgerbevolking hebben; vraagt deze sancties te richten tegen ambtenaren die zijn aangewezen als verantwoordelijk voor mensenrechtenschendingen om hen te straffen voor de door hen begane misdaden en schendingen;

63.  is van mening dat sport een positieve rol kan spelen bij de bevordering van de mensenrechten; betreurt echter dat er een specifieke correlatie bestaat tussen bepaalde mensenrechtenschendingen en grote sportevenementen in organiserende landen of landen die hier kandidaat voor zijn; herinnert eraan dat het hier onder andere gaat om uitzettingen, het monddood maken van het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenverdedigers, en de exploitatie van arbeiders bij de aanleg van grootschalige sportvoorzieningen; roept de EU op om een beleidskader op het niveau van de Unie voor sport en mensenrechten te ontwikkelen en banden aan te gaan met nationale sportfederaties, bedrijfsactoren en maatschappelijke organisaties inzake de modaliteiten van hun deelname aan dergelijke evenementen; roept internationale en nationale sportorganen en -organisaties en de organiserende landen van grote evenementen op zich te verbinden tot behoorlijk bestuur en de bescherming van de mensenrechten, waaronder arbeidsrechten, mediavrijheid en milieubescherming, anticorruptiemaatregelen uit te voeren in de aanloop naar en tijdens grote sportevenementen, en rechtsmiddelen te verschaffen voor alle mensenrechtenschendingen; is verheugd over het in november 2017 door de Internationale Arbeidsorganisatie genomen besluit om een zaak te sluiten over de behandeling van migrerende werknemers in het kader van de voorbereiding voor het FIFA Wereldkampioenschap van 2022; wijst op de overeenstemming over hervormingen die, indien ze effectief worden uitgevoerd, tot betere bescherming van werknemers zullen leiden;

64.  dringt er bij de EU op aan doeltreffend en duurzaam beleid in te voeren om de wereldwijde klimaatverandering tegen te gaan; benadrukt dat klimaatverandering een van de belangrijkste oorzaken van de toenemende interne verplaatsingen en gedwongen migratie is; roept de internationale gemeenschap op met maatregelen te komen om klimaatverandering te bestrijden en de slachtoffers ervan te beschermen; merkt op dat in het kader van het buitenlands beleid van de EU capaciteiten moeten worden ontwikkeld om risico's op te volgen in verband met de klimaatverandering, waaronder crisispreventie en conflictgevoeligheid; is van mening dat consequente en snelle klimaatactie wezenlijk bijdraagt aan het voorkomen van sociale en economische risico's, maar ook veiligheidsrisico's, conflicten en instabiliteit, en uiteindelijk van hoge politieke, sociale en economische kosten; benadrukt daarom het belang van integratie van de klimaatdiplomatie in het EU-conflictpreventiebeleid, en van verbreding en aanpassing van de reikwijdte van EU-missies en -programma's in derde landen en conflictgebieden; benadrukt dan ook dat er snel beleidsmaatregelen ten uitvoer moeten worden gelegd waarmee de impact van de klimaatverandering overeenkomstig de Overeenkomst van Parijs kan worden beperkt;

o
o   o

65.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de voorzitter van de 70e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, de voorzitter van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties, de hoge commissaris van de Verenigde Naties voor de mensenrechten en de hoofden van de EU‑delegaties.

(1) PB L 76 van 22.3.2011, blz. 56.
(2) A/HRC/33/44.
(3) A/AC.278/2017/2.
(4) PB C 303 van 15.12.2009, blz. 12.
(5) Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0292.
(6) Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0201.
(7) PB L 130 van 19.5.2017, blz. 1.
(8) PB C 75 van 26.2.2016, blz. 111.
(9) PB C 181 van 19.5.2016, blz. 69.
(10) Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0494.
(11) PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1.
(12) PB L 88 van 31.3.2017, blz. 6.
(13) Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0247.
(14) Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0288.
(15) Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0346.
(16) PB C 285 van 29.8.2017, blz. 110.
(17) Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0346.
(18) Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0405.


Oprichting van het Europees Defensiefonds ***I
PDF 280kWORD 92k
Tekst
Geconsolideerde tekst
Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 12 december 2018 op het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees Defensiefonds (COM(2018)0476 – C8-0268/2018 – 2018/0254(COD))(1)
P8_TA(2018)0516A8-0412/2018

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

[Amendement 1, tenzij anders bepaald]

AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT(2)
P8_TA(2018)0516A8-0412/2018
op het voorstel van de Commissie
P8_TA(2018)0516A8-0412/2018
---------------------------------------------------------
P8_TA(2018)0516A8-0412/2018

Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot oprichting van het Europees Defensiefonds

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 173, lid 3, artikel 182, lid 4, artikel 183 en artikel 188, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(-1 bis)   Defensie is een duidelijk voorbeeld van hoe meer effectiviteit kan worden bereikt door een aantal momenteel door de lidstaten uitgeoefende bevoegdheden en uitgevoerde acties en de daarmee corresponderende kredieten naar het Europese niveau over te hevelen, resulterend in een demonstratie van de Europese meerwaarde en in een beperking van de algehele last van overheidsuitgaven in de Unie.

(-1 ter)  De geopolitieke context van de Unie is de voorbije tien jaar drastisch veranderd. De situatie in de aangrenzende regio’s van Europa is instabiel en de Unie wordt geconfronteerd met een complexe en veeleisende omgeving waarin nieuwe dreigingen, zoals hybride en cyberaanvallen, in opmars zijn en traditioneler uitdagingen weer de kop opsteken. In deze context zijn de Europese burgers en hun politieke leiders het erover eens dat er meer gezamenlijk moet worden ondernomen op het gebied van defensie. 75 % van de Europeanen steunt een gemeenschappelijk defensie- en veiligheidsbeleid. In de Verklaring van Rome van 25 maart 2017 hebben de leiders van 27 lidstaten en van de Europese Raad, het Europees Parlement en de Commissie aangekondigd dat de Unie voornemens is haar gemeenschappelijke veiligheid en defensie te versterken en een meer concurrerende en geïntegreerde defensie-industrie te bevorderen.

(1)  In haar mededeling van 30 november 2016 over het op 30 november 2016 vastgestelde Europees defensieactieplan heeft de Commissie zich ertoe verbonden de gezamenlijke inspanningen van de lidstaten bij de ontwikkeling van technologische en industriële defensievermogens aan te vullen, te bevorderen en te consolideren om een antwoord te bieden op uitdagingen inzake veiligheid en om het concurrentievermogen, de innovatieve capaciteit en de efficiëntie van de Europese defensie-industrie te ondersteunen en een meer geïntegreerde defensiemarkt in Europa tot stand te brengen. Zij stelde met name voor een Europees Defensiefonds (het "fonds") op te richten om investeringen in gezamenlijk onderzoek en de gezamenlijke ontwikkeling van defensieproducten en -technologieën te ondersteunen en zo synergieën en kosteneffectiviteit te bevorderen, en om de gezamenlijke aankoop en het gezamenlijke onderhoud van defensie-uitrusting door de lidstaten te bevorderen. Het fonds zou een aanvulling vormen op de nationale financiering die reeds daartoe wordt gebruikt en moet lidstaten stimuleren om grensoverschrijdend samen te werken en meer te investeren in defensie. Uit het fonds zou steun worden verleend voor samenwerking tijdens de gehele cyclus van defensieproducten en -technologieën.

(1 bis)   De Commissie heeft op 7 juni 2017 een mededeling aangenomen tot oprichting van het Europees Defensiefonds. Hierin werd een aanpak in twee fasen voorgesteld: allereerst zijn er, voor het testen van de aanpak, initiële middelen voor zowel onderzoek als ontwikkeling beschikbaar gesteld in het kader van het meerjarig financieel kader 2014-2020 ("het MFK") met de aanneming van Verordening (EU) nr. 2018/1092 van het Europees Parlement en de Raad2; ten tweede zou er, in het kader van het MFK 2021-2027, een specifiek fonds worden opgezet met meer financiering voor gezamenlijk onderzoek naar innovatieve defensieproducten en -technologieën en voor de volgende fasen in de ontwikkelingscyclus, waaronder de ontwikkeling van prototypen. Er moet een consequente en samenhangende aanpak tussen die twee stappen bestaan.

(1 ter)   De defensiesector gekenmerkt zich door toenemende kosten van defensiematerieel en door hoge kosten van onderzoek en ontwikkeling (O&O), die de opzet van nieuwe defensieprogramma's belemmeren en rechtstreekse gevolgen hebben voor het concurrentie- en innovatievermogen van de industrie van de Unie. Vanwege de kostenstijgingen, de omvang van de eenmalige O&O-uitgaven en de kleine series die op nationaal niveau kunnen worden aangekocht, bevindt de ontwikkeling van een nieuwe generatie grote defensiesystemen en van nieuwe defensietechnologieën zich steeds verder buiten het bereik van de afzonderlijke lidstaten.

(1 quater)   In zijn resolutie van 14 maart 2018 over "Het volgende MFK: voorbereiding van het standpunt van het Parlement ten aanzien van het MFK voor de periode na 2020" herhaalt het Europees Parlement zijn steun voor de oprichting van een Europese defensie-unie, met een specifiek onderzoeksprogramma op het gebied van defensie op Unie-niveau en een programma voor industriële ontwikkeling, met investeringen van de lidstaten, om overlappingen te vermijden en de strategische autonomie, alsook de efficiëntie, van de Europese defensie-industrie te vergroten. Er wordt ook herhaald dat een sterker en ambitieuzer Europa alleen kan worden verwezenlijkt als er meer financiële middelen voor worden vrijgemaakt, en aangedrongen op i) voortdurende ondersteuning in het kader van bestaand beleid, ii) verhoging van de middelen voor de vlaggenschipprogramma's van de Unie, en iii) terbeschikkingstelling van extra financiële middelen voor de bijkomende verantwoordelijkheden.

(1 quinquies)   De situatie van de defensiesector is nog verder verslechterd door aanzienlijke besparingen in de defensiebegrotingen in heel Europa gedurende de afgelopen tien jaar, wat met name gevolgen heeft gehad voor de uitgaven voor O&O en materieel. Tussen 2006 en 2013 daalde het werkelijke niveau van defensie-uitgaven in de aan het EDA deelnemende lidstaten met 12 %. Overwegende dat defensiegerelateerde O&O de basis vormt van de ontwikkeling van de toekomstige geavanceerde defensietechnologieën zijn dergelijke tendensen bijzonder zorgwekkend en vormen zij een ernstige uitdaging met betrekking tot het vermogen om het concurrentievermogen van de defensie-industrie van de Unie op de lange termijn op peil te houden.

(1 sexies)   Ondanks de wisselwerking tussen de toenemende kosten en de afnemende uitgaven zijn de defensiegerelateerde planning en de uitgaven aan O&O en de aanbesteding van materiaal grotendeels op nationaal niveau gebleven, met een zeer beperkte samenwerking tussen de lidstaten voor wat betreft investeringen in defensiematerieel. Bovendien zien we dat, indien geïmplementeerd, slechts een klein aantal programma's daadwerkelijk bij de prioriteiten van de Unie op het vlak van capaciteit aansluit; in 2015 is amper 16 % van het materieel via gezamenlijke Europese overheidsopdrachten aangekocht, wat ver onder de gezamenlijke benchmark van 35 % ligt.

(2)  Het fonds zou bijdragen tot de totstandbrenging van een sterke, concurrerende en innovatieve industriële en technologische defensiebasis en hand in hand gaan met de initiatieven van de Unie met het oog op een meer geïntegreerde defensiemarkt, met name de twee in 2009 vastgestelde richtlijnen(3) betreffende overheidsopdrachten en overdrachten in de defensiesector binnen de EU. Het is daarom essentieel dat aan de belangrijkste wet- en regelgeving wordt voldaan, en met name dat de desbetreffende richtlijnen volledig ten uitvoer worden gelegd. Het fonds vormt de hoeksteen van een gezond beleid voor de Europese defensie-industrie.

(3)  Aan de hand van een geïntegreerde aanpak en om bij te dragen aan het versterken van het concurrentievermogen en de innovatiecapaciteit van de defensie-industrie van de Unie, moet een Europees Defensiefonds (hierna "het fonds") worden opgericht. Het fonds moet gericht zijn op het vergroten van het concurrentievermogen, de innovatie, de efficiëntie en de technologische en industriële autonomie van de defensie-industrie van de Unie; op die manier moet het bijdragen tot de strategische autonomie van de Unie door zowel in de onderzoeksfase als in de ontwikkelingsfase van defensieproducten en -technologieën de grensoverschrijdende samenwerking tussen lidstaten en tussen ondernemingen, onderzoekscentra, nationale overheden, internationale organisaties en universiteiten in heel de Unie te ondersteunen. Om tot meer innovatieve oplossingen en een open interne markt te komen, moet het fonds ondersteuning bieden aan de grensoverschrijdende deelname van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) en middelgrote beursgenoteerde ondernemingen (midcaps) in de defensiesector. Om een open interne markt te bevorderen, moet het fonds bijdragen aan de intensivering van grensoverschrijdende samenwerking tussen juridische entiteiten, in het bijzonder de grensoverschrijdende deelname van kmo's en midcaps.

(3 bis)   De Europese veiligheid staat of valt met sterke en robuuste betrekkingen met strategische partners in heel de wereld en het programma moet het concurrentievermogen van de Europese defensie-industrie vergroten door het verder versterken van partnerschappen middels O&O, hetgeen goed is voor Europa's strategische capaciteit en vermogens.

(4)  De onderzoeksfase is een cruciaal onderdeel aangezien zij bepalend is voor zowel het vermogen als de autonomie van de Europese industrie om producten te ontwikkelen evenals voor de onafhankelijkheid van lidstaten als eindgebruikers van defensietoepassingen. De onderzoeksfase in het kader van de ontwikkeling van defensievermogens kan significante risico's inhouden, met name in geval van lage maturiteit en disruptie van technologieën. Ook aan de ontwikkelingsfase, die volgt op de onderzoeksfase en de technologische fase, zijn aanzienlijke risico's en kosten verbonden die de verdere benutting van onderzoeksresultaten belemmeren en het concurrentievermogen en de innovatie van de defensie-industrie van de Unie aantasten. Het fonds dient het verband tussen de O&O-fasen van defensieproducten en ‑technologieën te versterken om de "vallei des doods" te overbruggen.

(5)  Het fonds mag geen ondersteuning bieden aan zuiver fundamenteel onderzoek, dat in plaats daarvan uit andere stelsels moet worden gefinancierd, maar kan worden aangewend voor defensiegericht fundamenteel onderzoek dat mogelijk als basis kan dienen voor het oplossen van erkende of verwachte problemen of mogelijkheden.

(6)  Het fonds kan zowel ondersteuning bieden aan acties gericht op nieuwe producten en technologieën als aan acties voor de modernisering van bestaande producten en technologieën, voor zover het gebruik van reeds bestaande informatie die nodig is om de actie voor de modernisering te kunnen uitvoeren, niet is onderworpen aan beperkingen door niet-geassocieerde derde landen of entiteiten uit niet-geassocieerde derde landen. Wanneer juridische entiteiten een aanvraag tot Uniefinanciering indienen, moeten zij worden verplicht informatie te verstrekken waaruit blijkt dat er geen sprake is van beperkingen. Indien dergelijke informatie ontbreekt, mag geen Uniefinanciering worden verstrekt.

(6 bis)   Het fonds moet adequate steun bieden voor O&O-acties op het gebied van disruptieve technologieën voor defensie. Aangezien disruptieve technologieën gebaseerd kunnen zijn op concepten of ideeën die afkomstig zijn van niet-traditionele actoren op het gebied van defensie-O&O dient het fonds voldoende flexibiliteit te bieden bij het raadplegen van belanghebbenden, alsook bij de financiering en het beheer van acties.

(7)  Opdat bij de uitvoering van deze verordening de internationale verbintenissen van de Unie en haar lidstaten worden geëerbiedigd, mag het fonds geen financiering verstrekken aan acties met betrekking tot producten of technologieën waarvan het gebruik, de ontwikkeling of de productie krachtens het internationaal recht verboden is. In dit verband dient de subsidiabiliteit van acties met het oog op nieuwe defensieproducten of -technologieën, zoals die welke specifiek zijn ontworpen om dodelijke aanvallen uit te voeren zonder menselijke controle over het besluit om tot de aanval over te gaan, eveneens te worden onderworpen aan ontwikkelingen in het internationaal recht.

(7 bis)   Met betrekking tot de uitvoer van producten die het resultaat zouden zijn van O&O-acties van het programma dient bijzondere aandacht te worden besteed aan artikel 7, lid 1, van het VN-wapenhandelsverdrag van 2013, waarin wordt bepaald dat, ook als de uitvoer niet verboden is, elke uitvoerende staat die partij bij het verdrag is op neutrale en niet-discriminerende wijze, rekening houdend met relevante factoren, moet vaststellen in hoeverre de conventionele wapens of producten: a) zou kunnen bijdragen aan of ten koste kunnen gaan van de vrede en veiligheid, of b) zou kunnen worden gebruikt om i) een ernstige schending van het internationaal humanitair recht te plegen of bevorderen, ii) een ernstige schending van het internationaal recht van de rechten van de mens te plegen of bevorderen, iii) een daad te plegen of bevorderen die een misdrijf vormt als bedoeld in internationale verdragen of protocollen inzake terrorisme waar de uitvoerende staat partij bij is, of iv) een daad te plegen of bevorderen die een misdrijf vormt als bedoeld in internationale verdragen of protocollen inzake internationale georganiseerde misdaad waar de uitvoerende staat partij bij is.

(8)  De moeilijkheden bij het overeenkomen van geconsolideerde defensievermogensvereisten en gemeenschappelijke technische specificaties of normen belemmeren de samenwerking tussen lidstaten en tussen juridische entiteiten in verschillende lidstaten. Het ontbreken van dergelijke vereisten, specificaties en normen heeft geleid tot meer versnippering van de defensiesector, technische complexiteit, vertragingen, ▌hogere kosten, het onnodig dupliceren van capaciteiten, evenals een verminderde interoperabiliteit. Een akkoord over gemeenschappelijke technische specificaties moet een voorwaarde zijn voor acties die een hogere mate van technologische paraatheid vereisen. Activiteiten van lidstaten die gericht zijn op de bevordering van interoperabiliteit en die leiden tot de vaststelling van gemeenschappelijke defensievermogensvereisten en ondersteuning bieden aan de uitvoering van studies en acties die de vaststelling van gemeenschappelijke technische specificaties of normen ondersteunen, moeten eveneens in aanmerking komen voor financiering uit het fonds, met als doel te verhinderen dat verschillen in specificaties en normen de interoperabiliteit ondermijnen.

(9)  Aangezien het fonds het concurrentievermogen, de efficiëntie, de industriële autonomie en de innovatie van de defensie-industrie van de Unie beoogt te ondersteunen door gezamenlijk defensieonderzoek en gezamenlijke technologische activiteiten te bevorderen en aan te vullen en de risico's van de ontwikkelingsfase van samenwerkingsprojecten te ondervangen, moeten acties met het oog op O&O van een defensieproduct of -technologie in aanmerking moeten komen voor steun uit het fonds. Hetzelfde geldt voor het moderniseren van bestaande defensieproducten en -technologieën, met inbegrip van de interoperabiliteit daarvan.

(10)  Aangezien het fonds met name gericht is op sterkere samenwerking tussen juridische entiteiten en lidstaten in heel Europa, kunnen acties alleen in aanmerking komen voor financiering mits zij worden uitgevoerd door een samenwerkingsverband binnen een consortium van ten minste drie juridische entiteiten die zijn gevestigd in ten minste drie verschillende lidstaten. Elke bijkomende juridische entiteit die in het consortium participeert, mag in een geassocieerd land gevestigd zijn. Bij elk soort samenwerking geldt dat de in lidstaten gevestigde juridische entiteiten binnen het consortium de meerderheid moeten vormen. Ten minste drie van die subsidiabele juridische entiteiten die gevestigd zijn in ten minste twee verschillende lidstaten en/of geassocieerde landen, mogen niet direct of indirect onder ▌zeggenschap van dezelfde entiteit staan, noch mogen zij onder zeggenschap van elkaar staan. Om de samenwerking tussen de lidstaten te stimuleren, kan het fonds gezamenlijke precommerciële inkoop ondersteunen.

(11)  Krachtens [verwijzing indien nodig actualiseren op basis van een nieuw besluit over de LGO's: artikel 94 van Besluit 2013/755/EU van de Raad(4)] dienen in landen en gebieden overzee (LGO's) gevestigde entiteiten in aanmerking te komen voor financiering, overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het fonds en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee de LGO banden heeft.

(12)  Aangezien het fonds tot doel heeft het concurrentievermogen, de efficiëntie en de autonomie van de defensie-industrie van de Unie te versterken, mogen in beginsel alleen in de Unie of geassocieerde landen gevestigde entiteiten die niet onder zeggenschap van niet-geassocieerde derde landen of entiteiten uit niet-geassocieerde derde landen staan, voor steun in aanmerking komen. Bovendien moeten de infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen die ontvangers en hun subcontractanten voor uit het fonds gefinancierde acties gebruiken, zich ▌op het grondgebied van de Unie of van geassocieerde derde landen bevinden, teneinde de bescherming van de wezenlijke veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en de lidstaten te waarborgen.

(13)  Voor zover dit nodig is om de doelstellingen van de actie te bereiken, moet in bepaalde omstandigheden kunnen worden afgeweken van het beginsel dat ontvangers en hun subcontractanten niet onder zeggenschap van niet-geassocieerde derde landen of entiteiten uit niet-geassocieerde derde landen mogen staan. Zo kunnen in de Unie gevestigde juridische entiteiten die onder zeggenschap van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land staan, voor financiering in aanmerking komen indien aan relevante en strenge voorwaarden met betrekking tot de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten is voldaan. De deelname van dergelijke entiteiten mag niet in strijd zijn met de doelstellingen van het fonds. Aanvragers moeten alle relevante informatie over bij de actie te gebruiken infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen verstrekken. Er mag in geen geval ontheffing worden verleend aan aanvragers of entiteiten uit niet-geassocieerde derde landen waarvoor beperkende maatregelen van de Unie gelden.

(14)  Indien een consortium wenst deel te nemen aan een actie die in aanmerking komt voor financiering en de financiële bijstand van de Unie in de vorm van een subsidie zal worden verstrekt, dient het consortium een van zijn leden te benoemen tot coördinator die zal optreden als voornaamste contactpersoon.

(15)  Indien een door het fonds gesteunde ontwikkelingsactie wordt beheerd door een door de lidstaten of geassocieerde landen benoemde projectbeheerder, moet de Commissie de projectbeheerder eerst raadplegen voordat zij overgaat tot betaling aan de ontvanger, zodat de projectbeheerder kan waarborgen dat de ontvangers zich aan de desbetreffende termijnen houden. ▌De projectbeheerder moet de Commissie zijn opmerkingen over de voortgang van de actie meedelen zodat de Commissie kan bevestigen of aan de voorwaarden om tot betaling over te gaan, is voldaan.

(16)  Om te waarborgen dat de gefinancierde acties financieel levensvatbaar zijn, moeten de begunstigden aantonen dat de kosten van de actie die niet in aanmerking komen voor Uniefinanciering, door andere financieringsmiddelen worden gedekt.

(17)  De lidstaten moeten verschillende soorten financiële regelingen tot hun beschikking hebben voor de gezamenlijke ontwikkeling en verwerving van defensievermogens. Het door de Commissie ontwikkelde financieel instrumentarium moet voorzien in verschillende soorten regelingen die lidstaten kunnen gebruiken om het hoofd te bieden aan uitdagingen voor gezamenlijke ontwikkeling en aanbesteding vanuit financieringsoogpunt. De toepassing van dergelijke financiële regelingen kan verder bijdragen tot het opzetten van gezamenlijke en grensoverschrijdende defensieprojecten, overlappingen helpen voorkomen en de efficiëntie van defensie-uitgaven verhogen, onder meer voor projecten die door het Europees Defensiefonds worden ondersteund.

(18)  De specifieke kenmerken van de defensie-industrie, waar de vraag nagenoeg uitsluitend afkomstig is van de lidstaten en geassocieerde landen, die ook de zeggenschap hebben over alle aankopen van defensiegerelateerde producten en technologieën, met inbegrip van de uitvoer, maken dat de werking van de defensiesector uniek is en niet onderworpen is aan de gebruikelijke regels en bedrijfsmodellen van traditionelere markten. De industrie kan bijgevolg geen zelfgefinancierde O&O-projecten opzetten, en doorgaans worden alle O&O-kosten volledig door de lidstaten en geassocieerde landen gefinancierd. Ter verwezenlijking van de doelstellingen van het fonds, met name het stimuleren van de samenwerking tussen ondernemingen uit verschillende lidstaten en geassocieerde landen, en rekening houdend met de specifieke kenmerken van de defensiesector, moeten alle subsidiabele kosten voor acties die vóór de ontwikkelings- of prototypefase plaatsvinden volledig worden gedekt.

(19)  De prototypefase is een cruciale fase waarin de lidstaten of geassocieerde landen doorgaans over hun geconsolideerde investering beslissen en het proces voor de aankoop van hun toekomstige defensieproducten of -technologieën opstarten. Om die reden is het in die specifieke fase dat lidstaten en geassocieerde landen afspraken maken over de nodige toezeggingen, onder meer aangaande de kostendeling en het eigenaarschap van het project. Om de geloofwaardigheid van hun toezegging te waarborgen, mag de financiële bijstand van de Unie uit hoofde van het fonds normaal gezien niet meer dan 20 % van de subsidiabele kosten bedragen.

(20)  Voor acties na de prototypefase moet in financiering tot 80 % worden voorzien. Dergelijke acties, die dichter bij de voltooiing van het product en de technologie plaatsvinden, kunnen nog steeds aanzienlijke kosten inhouden.

(21)  Belanghebbenden in de defensiesector worden geconfronteerd met specifieke indirecte kosten, zoals kosten voor beveiliging. Daarnaast werken belanghebbenden in een specifieke markt waar ze, indien er geen vraag is aan de afnemerszijde, de kosten voor O&O niet kunnen recupereren zoals het geval is in de civiele sector. Daarom is het gerechtvaardigd te voorzien in een vast percentage van 25 %, net als in de mogelijkheid om ▌indirecte kosten in rekening te brengen die overeenkomstig de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van begunstigden zijn berekend, als die methoden door hun nationale autoriteiten onder vergelijkbare financieringsstelsels zijn aanvaard en aan de Commissie zijn meegedeeld. ▌

(21 bis)  Projecten met de grensoverschrijdende deelname van kmo's en midcaps dragen bij aan het openstellen van de toeleveringsketens en de verwezenlijking van de doelstellingen van het fonds. Dergelijke acties dienen daarom in aanmerking te komen voor een hoger financieringspercentage dat ten goede komt aan alle entiteiten die aan het consortium deelnemen.

(22)  Om ervoor te zorgen dat de gefinancierde acties zullen bijdragen tot het concurrentievermogen en de efficiëntie van de Europese defensie-industrie, is het van belang dat de lidstaten reeds voornemens zijn het eindproduct gezamenlijk aan te schaffen of de technologie gezamenlijk te gebruiken, met name via gezamenlijke grensoverschrijdende aanbestedingen, waarbij lidstaten hun aanbestedingsprocedures gezamenlijk opzetten, met name door gebruik te maken van een aankoopcentrale. Aangezien de ministeries van defensie van de lidstaten de enige klanten zijn en de defensie-industrieën de enige leveranciers van defensieproducten moeten de ministeries van defensie van de lidstaten, teneinde de aanbestedingen te vergemakkelijken, bij het project worden betrokken vanaf de vaststelling van de technische specificaties tot de afronding ervan.

(22 bis)  Teneinde het hoofd te bieden aan de toegenomen instabiliteit en conflicten in de buurlanden, alsook aan nieuwe veiligheids- en geopolitieke dreigingen, moeten de lidstaten en de Unie hun investeringsbeslissingen op elkaar afstemmen, wat de gemeenschappelijke vaststelling van dreigingen, behoeften en prioriteiten vergt, waaronder de verwachte militaire capaciteitsbehoeften, die vastgesteld kunnen worden door middel van procedures als het vermogensontwikkelingsplan (CDP).

(23)  De bevordering van innovatie en technologische ontwikkeling in de defensie-industrie van de Unie moet stroken met de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie. Dienovereenkomstig moet de bijdrage die een actie levert aan die belangen en aan de onderzoeks- en vermogensprioriteiten op defensiegebied die gemeenschappelijk door de lidstaten zijn overeengekomen, een toekenningscriterium zijn voor financiering. Binnen de Unie worden tekortkomingen in gemeenschappelijk defensieonderzoek en ‑vermogen geïdentificeerd in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GVDB), met name via de overkoepelende strategische onderzoeksagenda en het CDP, waaronder de "strategic context cases" van het CDP. Andere Unieprocedures, zoals de gecoördineerde jaarlijkse evaluatie inzake defensie en de permanente gestructureerde samenwerking, zullen de uitvoering van relevante prioriteiten ondersteunen door kansen voor versterkte samenwerking te identificeren en te benutten teneinde het ambitieniveau van de EU inzake veiligheid en defensie te realiseren. In voorkomend geval moeten ook regionale en internationale prioriteiten, onder meer in de context van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, in aanmerking worden genomen, indien zij in overeenstemming zijn met de prioriteiten van de Unie en geen lidstaat of geassocieerd land beletten om deel te nemen, daarbij tevens voor ogen houdend dat onnodige overlappingen moeten worden vermeden.

(24)  Subsidiabele acties die worden ontwikkeld in het institutionele kader van de permanente gestructureerde samenwerking (PESCO) in de Unie, moeten continu zorgen voor een betere samenwerking tussen juridische entiteiten in verschillende lidstaten en derhalve rechtstreeks bijdragen aan de doelstellingen van het fonds. Na selectie moeten die acties dus in aanmerking komen voor een verhoogd financieringspercentage.

(24 bis)  Binnen het fonds moet rekening worden gehouden met het actieplan voor militaire mobiliteit in het kader van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, de Europese vredesfaciliteit ter ondersteuning van, onder andere, de GBVB/GVDB-missies, en de inspanningen om hybride dreigingen tegen te gaan, die samen met het CDP, de CARD en de PESCO helpen om de vermogensplanning, productontwikkeling, aanbestedingen en operaties te coördineren.

(25)  De Commissie zal rekening houden met de andere uit hoofde van het kaderprogramma Horizon Europa gefinancierde activiteiten om onnodige overlappingen te vermijden, kruisbestuiving en synergie tussen civiel en defensieonderzoek te waarborgen, en ervoor te zorgen dat Horizon Europa een louter civiel onderzoeksprogramma blijft.

(26)  Cyberbeveiliging en cyberdefensie vormen alsmaar grotere uitdagingen en de Commissie en de hoge vertegenwoordiger hebben de noodzaak erkend om synergieën tot stand te brengen tussen cyberdefensieacties binnen het toepassingsgebied van het fonds en initiatieven van de Unie op het gebied van cyberbeveiliging, zoals aangekondigd in de gezamenlijke mededeling over cyberbeveiliging. Met name het op te richten Europees onderzoeks- en kenniscentrum voor cyberbeveiliging moet zoeken naar synergieën tussen de civiele en defensiegerelateerde aspecten van cyberbeveiliging. Het zou actieve ondersteuning kunnen bieden aan de lidstaten en andere relevante actoren door advies te verlenen, deskundigheid te delen en samenwerking te bevorderen met betrekking tot projecten en acties, evenals op verzoek van lidstaten optreden als projectbeheerder in het kader van het Europees Defensiefonds.

(27)  Er moet voor een geïntegreerde aanpak worden gezorgd door het samenvoegen van activiteiten uit hoofde van de door de Commissie opgezette voorbereidende actie inzake defensieonderzoek in de zin van artikel [58, lid 2, onder b),] van Verordening (EU, Euratom) 2018/… van het Europees Parlement en de Raad (het Financieel Reglement) en het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie, dat is opgericht bij Verordening (EG) nr. … van het Europees Parlement en de Raad, om de voorwaarden voor deelname te harmoniseren, om een meer coherente reeks instrumenten te creëren, om innovatie, samenwerking en economische voordelen te stimuleren, en daarbij onnodige overlappingen en versnippering te vermijden. Met deze geïntegreerde aanpak zou het fonds ook bijdragen tot een betere exploitatie van de resultaten van defensieonderzoek en zo de kloof tussen O&O overbruggen, rekening houdend met de eigenheden van de defensiesector, en alle vormen van innovatie bevorderen, en in de mate waarin eventuele positieve overloopeffecten in de civiele wereld te verwachten vallen, zo ook disruptieve innovatie, waar eventuele mislukkingen moeten worden aanvaard.

(28)  De beleidsdoelstellingen van dit fonds worden ook nagestreefd aan de hand van financiële instrumenten en begrotingsgaranties in het kader van het of de beleidsonderdelen [...] van het InvestEU-fonds.

(29)  De financiële steun moet worden gebruikt om op evenredige wijze marktfalen of suboptimale investeringssituaties aan te pakken, en de acties mogen particuliere financiering niet overlappen of verdringen noch de mededinging op de interne markt verstoren. De acties moeten een duidelijke Europese toegevoegde waarde hebben.

(30)  De soorten financiering en de uitvoeringsmethoden in het kader van deze verordening moeten worden gekozen op basis van de mogelijkheden die zij bieden voor het verwezenlijken van de specifieke doelstellingen van de acties en voor het behalen van resultaten, met name rekening houdend met de kosten van controles, de administratieve lasten en het verwachte risico van niet-naleving. Daarbij moet het gebruik van vaste bedragen, vaste percentages en eenheidskosten worden overwogen, evenals van financiering die niet gekoppeld is aan kosten, zoals bedoeld in artikel [125, lid 1,] van het Financieel Reglement.

(31)  De Commissie moet jaarlijkse of meerjarige werkprogramma's opstellen die aansluiten op de doelstellingen van het fonds. De werkprogramma's moeten rekening houden met de eerste ervaringen die zijn opgedaan bij de uitvoering van het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie, het proefproject en de voorbereidende actie inzake defensie-onderzoek.

(32)  Teneinde uniforme voorwaarden voor de uitvoering van de onderhavige verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de vaststelling van het werkprogramma en voor het toekennen van de financiering aan de geselecteerde ontwikkelingsacties. In het bijzonder moet bij de uitvoering van ontwikkelingsacties rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van de defensiesector, met name het feit dat de lidstaten en/of geassocieerde landen verantwoordelijk zijn voor het plannings- en aankoopproces. Die uitvoeringsbevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) [nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad](5).

(33)  Ter ondersteuning van een open interne markt moet de grensoverschrijdende deelname van kmo's en midcaps, hetzij als leden van een consortium, hetzij als subcontractanten, eveneens worden aangemoedigd. Het werkprogramma moet waarborgen dat een geloofwaardig aandeel van het totale budget wordt toegewezen aan acties die grensoverschrijdende participatie van kmo's en midcaps mogelijk maken.

(34)  De Commissie moet ernaar streven de dialoog met het Europees Parlement, de lidstaten en de industrie op gang te houden om het welslagen van het fonds te waarborgen door middel van de impact ervan op de defensie-industrie.

(35)  In deze verordening worden voor het Europees Defensiefonds de financiële middelen vastgelegd die voor het Europees Parlement en de Raad in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van [het nieuwe interinstitutioneel akkoord] tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer(6). De Commissie moet ervoor zorgen dat de administratieve procedures zo eenvoudig mogelijk worden gehouden en minimale aanvullende kosten met zich meebrengen.

(36)  Tenzij anders aangegeven, is het Financieel Reglement op dit fonds van toepassing. Zij bevat regels voor de uitvoering van de Uniebegroting, daaronder begrepen regels voor subsidies, prijzen, aanbestedingen, financiële bijstand, financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties.

(37)  De horizontale financiële regels die het Europees Parlement en de Raad op grond van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie hebben vastgesteld, zijn op deze verordening van toepassing. Deze regels zijn neergelegd in het Financieel Reglement en bepalen met name de procedure voor het opstellen en uitvoeren van de begroting door middel van subsidies, aanbestedingen, prijzen, indirecte uitvoering, en voorzien in controles op de verantwoordelijkheid van financiële actoren. De op basis van artikel 322 VWEU vastgestelde regels hebben ook betrekking op de bescherming van de begroting van de Unie in geval van algemene tekortkomingen ten aanzien van de rechtsstaat in de lidstaten, aangezien de eerbiediging van de rechtsstaat een essentiële basisvoorwaarde is voor een goed financieel beheer en effectieve EU-financiering.

(38)  Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad(7), Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad(8), Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad(9) en Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad(10) moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door evenredige maatregelen, daaronder begrepen voorkoming, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden en fraude, terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties. In het bijzonder kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 administratieve onderzoeken, daaronder begrepen controles en verificaties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 kan het Europees Openbaar Ministerie (EOM) overgaan tot onderzoek en vervolging van fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad(11). Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, het EOM en de Europese Rekenkamer alsmede ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen.

(39)  Derde landen die lidstaat zijn van de Europese Economische Ruimte (EER) kunnen deelnemen aan Unieprogramma's in het kader van de samenwerking binnen de EER-overeenkomst, die in de uitvoering van programma's bij een besluit uit hoofde van die overeenkomst voorziet. Er moet een specifieke bepaling in deze verordening worden opgenomen ter verlening van de nodige rechten en toegang aan de bevoegde ordonnateur, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Europese Rekenkamer zodat zij hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen.

(40)  Overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven moet deze verordening worden geëvalueerd op basis van via specifieke monitoringvoorschriften verzamelde informatie, met vermijding van overregulering en administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten. Deze voorschriften kunnen indien noodzakelijk meetbare indicatoren inhouden als basis om de effecten van de verordening op het terrein te evalueren. De Commissie moet uiterlijk vier jaar nadat met de uitvoering van het fonds is begonnen alsmede aan het einde van de uitvoeringsperiode van het fonds respectievelijk een tussentijdse evaluatie en eindevaluatie uitvoeren waarin zij de financiële activiteiten vanuit het oogpunt van de resultaten van de financiële uitvoering en, voor zover op dat moment mogelijk, de resultaten en het effect onderzoekt. In die verslagen moet eveneens een analyse worden verricht van de grensoverschrijdende deelname van kmo's en midcaps aan projecten die door het fonds worden ondersteund, alsmede van de deelname van kmo's en midcaps aan de mondiale waardeketen, en moet eveneens informatie worden opgenomen over de landen van herkomst van de begunstigden, over het aantal bij afzonderlijke projecten betrokken landen en, waar mogelijk, over de verdeling van de gegenereerde intellectuele-eigendomsrechten. De Commissie kan ook wijzigingen van deze verordening voorstellen om te reageren op mogelijke ontwikkelingen tijdens de uitvoering van het fonds.

(41)  Gezien het belang van de strijd tegen klimaatverandering en in overeenstemming met de toezeggingen van de Unie om de Overeenkomst van Parijs en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties uit te voeren, zal dit fonds bijdragen aan de mainstreaming van klimaatactie in de beleidsdomeinen van de Unie en aan het algemene streven dat 25 % van de EU-begrotingsuitgaven klimaatdoelstellingen ondersteunen. Bij de voorbereiding en de uitvoering van het fonds zullen relevante acties worden vastgesteld en bij de tussentijdse evaluatie zullen deze opnieuw worden beoordeeld.

(42)  Aangezien het fonds enkel de O&O-fasen van defensieproducten en -technologieën ondersteunt, mag de Unie ▌niet over eigendomsrechten of intellectuele-eigendomsrechten beschikken op producten of technologieën die uit de gefinancierde acties voortkomen, tenzij de bijstand van de Unie wordt verstrekt via een overheidsopdracht. In het geval van onderzoeksacties moeten belanghebbende lidstaten en geassocieerde landen echter de mogelijkheid hebben om de resultaten van gefinancierde actie te gebruiken en deel te nemen in verdere gezamenlijke ontwikkeling, en om die reden moeten afwijkingen van dat beginsel worden toegestaan.

(43)  De financiële steun van de Unie moet hand in hand gaan met de volledige en correcte tenuitvoerlegging van Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad(12) voor wat betreft de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Unie, en mag geen invloed hebben op de uitvoer van producten, apparatuur of technologieën.

(43 bis)   Entiteiten die door een rechtbank schuldig zijn bevonden aan een strafbaar feit, zoals, maar niet beperkt tot, het omkopen van een ambtenaar of het schenden van beperkende EU-maatregelen, mogen niet voor financiering in aanmerking komen. De Commissie kan besluiten dat een dergelijke entiteit, of een entiteit waarvan het kaderpersoneel schuldig is bevonden, gedurende een periode van minstens 36 maanden na de veroordeling geen financiering mag aanvragen. De Commissie houdt een openbaar toegankelijke gegevensbank bij van alle ondernemingen die geen financiering mogen aanvragen. Wanneer tegen een entiteit een geloofwaardig en relevant onderzoek voor een strafbaar feit loopt, moet de Commissie zich het recht voorbehouden om de uitkomst van het onderzoek af te wachten alvorens financiering toe te kennen. [Am. 4]

(43 ter)   Het fonds moet de beste praktijken van de industrie op het gebied van corporate governance en aanbestedingen ondersteunen. Hierbij moet onder andere anoniem en vertrouwelijk klokkenluiden mogelijk zijn via meldpunten die door derden worden beheerd en met procedures om vergelding te voorkomen. Deze normen voor corporate governance moeten worden weerspiegeld in de toekenningsprocedure, met als doel de normen voor verantwoord ondernemen in de Europese defensiesector te verhogen. [Am. 5]

(44)  Het gebruik van gevoelige achtergrondinformatie of toegang door onbevoegden tot gevoelige resultaten die door onderzoeksprojecten zijn gegenereerd, kunnen een negatief effect hebben op de belangen van de Unie of van één of meer van haar lidstaten. De behandeling van vertrouwelijke gegevens en gerubriceerde informatie moet dus worden onderworpen aan het relevante Unierecht, inclusief de interne regels van de instellingen, zoals Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie(13).

(45)  Om deze verordening te kunnen aanvullen of wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen met betrekking tot de toekenning van financiering aan ontwikkelingsacties, en de vaststelling van de werkprogramma's en de indicatoren van de effecttrajecten. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen worden verricht overeenkomstig de beginselen die zijn vastgelegd in het interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(46)  De Commissie moet het fonds beheren met inachtneming van de vereisten inzake geheimhouding en beveiliging, met name inzake gerubriceerde informatie en gevoelige informatie.

(46 bis)  Ondernemingen moeten zich, wanneer zij voorstellen doen voor nieuwe defensieproducten of -technologieën, of voorstellen om bestaande defensieproducten of -technologieën op andere wijze in te zetten, aan de toepasselijke wetgeving houden. Indien er geen toepasselijke wetgeving voorhanden is, moeten zij zich ertoe verbinden om een reeks universele ethische beginselen eerbiedigen met betrekking tot de grondrechten, het welzijn van de mens, de bescherming van het menselijk genoom, de behandeling van dieren, het behoud van de natuur, de bescherming van cultureel erfgoed, en gelijke toegang tot gemeenschappelijke natuurlijke rijkdommen, met inbegrip van de ruimte en cyberspace. De Commissie moet ervoor zorgen dat voorstellen systematisch worden gescreend om na te gaan welke acties aanleiding geven tot ernstige ethische kwesties en om deze aan een ethische beoordeling te onderwerpen. Voor acties die ethisch niet aanvaardbaar zijn, mag geen EU-financiering worden verstrekt.

(46 ter)  De Raad moet ernaar streven vóór [31 december 2020] een besluit vast te stellen betreffende het gebruik van gewapende onbemande luchtvaartuigen. Zolang dat besluit nog niet in werking is getreden, wordt geen financiering verstrekt voor de ontwikkeling van gewapende onbemande luchtvaartuigen.

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN VAN TOEPASSING OP ONDERZOEK EN ONTWIKKELING

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening wordt het Europees Defensiefonds ("het fonds") vastgesteld.

In deze verordening worden de doelstellingen van het fonds, de begroting voor de periode 2021-2027, de vormen van financiering door de Unie en de regels voor het verstrekken van die financiering vastgelegd.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

2)  "zeggenschap": het vermogen om via een of meer intermediaire juridische entiteiten direct of indirect beslissende invloed op een juridische entiteit uit te oefenen;

3)  "ontwikkelingsactie": elke actie die voornamelijk bestaat uit defensiegerichte activiteiten in de ontwikkelingsfase, met betrekking tot nieuwe producten of technologieën of het moderniseren van bestaande producten en technologieën, met uitzondering van de productie of het gebruik van wapens;

4)  "disruptieve technologie voor defensie": een technologie waarvan de toepassing de concepten en de uitvoering van defensieactiviteiten ingrijpend kan veranderen;

5)  "uitvoerende bestuursstructuren": elk overeenkomstig nationaal recht aangewezen orgaan dat gemachtigd is de strategie, doelstellingen en algemene richting van de juridische entiteit vast te stellen, en dat belast is met het toezicht op en de monitoring van de bestuurlijke besluitvorming;

6)  "juridische entiteit": elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die is opgericht krachtens en als dusdanig wordt erkend in het nationale recht, het recht van de Unie of het internationale recht, die rechtspersoonlijkheid bezit en die, in eigen naam handelend, rechten en verplichtingen kan hebben, dan wel een entiteit zonder rechtspersoonlijkheid als bedoeld in artikel [197, lid 2, onder c),] van het Financieel Reglement;

7)  "midcap-onderneming": onderneming die geen kleine, middelgrote of micro-onderneming ("kmo") is zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie(14) en die ten hoogste 3 000 werknemers telt, waarvan het aantal werkzame personen wordt berekend volgens de bijlage, titel I, artikelen 3 tot en met 6, bij die aanbeveling;

8)  "precommerciële inkoop": de inkoop van onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten waarbij op basis van de marktvoorwaarden sprake is van een deling van de risico's en voordelen, van een competitieve ontwikkeling in fasen en van een duidelijke scheiding tussen de ingekochte onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten en het gebruik van commerciële hoeveelheden eindproducten;

9)  "projectbeheerder": elke aanbestedende dienst die in een lidstaat of een geassocieerd land is gevestigd en door een lidstaat of een geassocieerd land of door een groep lidstaten en/of geassocieerde landen is opgericht om permanent of op ad-hocbasis multinationale bewapeningsprojecten te beheren;

10)  "ontvanger": elke juridische entiteit die uit dit fonds financiering ontvangt;

11)  "onderzoeksactie" elke actie bestaande uit onderzoeksactiviteiten die uitsluitend op defensietoepassingen zijn gericht; "resultaten":

12)  "resultaten": alle materiële of immateriële effecten van de actie, bijvoorbeeld gegevens, knowhow of informatie in welke vorm en van welke aard dan ook en ongeacht of deze kunnen worden beschermd, alsook alle daaraan verbonden rechten, met inbegrip van intellectuele-eigendomsrechten;

13)  "speciaal verslag": een specifieke prestatie in het kader van een onderzoeksactie, waarin de resultaten van die actie worden opgesomd en uitgebreide informatie wordt verstrekt over de basisbeginselen, de doelstellingen, de werkelijke uitkomsten, de basiseigenschappen, de verrichte tests, de mogelijke voordelen, de mogelijke defensietoepassingen en het verwachte exploitatietraject van het onderzoek;

14)  "systeemprototype": model van een product of technologie waarmee de prestaties in een operationele omgeving kunnen worden aangetoond;

15)  "derde land": land dat geen lid van de Unie is;

16)  "niet-geassocieerd derde land": derde land dat geen geassocieerd land in de zin van artikel 5 is;

17)  "entiteit uit een niet-geassocieerd derde land": een juridische entiteit die in een niet-geassocieerd derde land is gevestigd of waarvan de uitvoerende bestuursstructuren zich in een niet-geassocieerd derde land bevinden;

17 bis)  "kwalificatie": het gehele proces waarin wordt aangetoond dat het ontwerp van een defensieproduct, tastbaar of niet-tastbaar onderdeel of technologie aan de desbetreffende vereisten voldoet. In dit proces wordt objectief bewijs geleverd waarmee wordt aangetoond dat aan bepaalde vereisten van een ontwerp is voldaan;

17 ter)  "consortium": een samenwerkingsverband van juridische entiteiten dat is opgezet om een met dit fonds gefinancierde actie uit te voeren;

17 quater)  "certificering": het proces waarin een nationale instantie certificeert dat het defensieproduct, het tastbaar of niet-tastbaar onderdeel of de technologie aan de toepasselijke regelgeving voldoet;

17 quinquies)  "coördinator": een juridische entiteit die lid is van een consortium en door alle leden van het consortium is aangewezen als centraal aanspreekpunt voor de Commissie met betrekking tot de toekenning van de subsidie.

Artikel 3

Doelstellingen van het fonds

1.  De algemene doelstelling van het fonds bestaat in het bevorderen van het concurrentievermogen, de efficiëntie en het innovatievermogen van de Europese defensie-industrie door ondersteuning te bieden aan gezamenlijke acties en grensoverschrijdende samenwerking tussen juridische entiteiten in de hele Unie, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) en midcap-ondernemingen (midcaps), en door de flexibiliteit van de toeleverings- en waardeketens van defensieproducten te versterken en te verbeteren en door een betere benutting van het industriële potentieel voor innovatie, onderzoek en technologische ontwikkeling te bevorderen in elke fase van de ▌levenscyclus van defensieproducten en -technologieën. ▌Het fonds draagt bij tot de handelingsvrijheid van de Unie en haar strategische autonomie, met name op technologisch en industrieel gebied.

2.  De specifieke doelstellingen van het fonds zijn:

a)  ondersteuning bieden aan uiterst efficiënte gezamenlijke onderzoeksprojecten die de prestaties van toekomstige Europese vermogens aanzienlijk kunnen stimuleren, met het oog op het maximaliseren van de innovatie en de introductie van nieuwe defensieproducten en -technologieën, met inbegrip van disruptieve producten en technologieën;

b)  ondersteuning bieden aan gezamenlijke Europese projecten voor de ontwikkeling van defensieproducten en -technologieën conform de vermogensprioriteiten op defensiegebied die de lidstaten gemeenschappelijk zijn overeengekomen binnen het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en met name in de context van het vermogensontwikkelingsplan van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, en zo bijdragen tot efficiëntere defensie-uitgaven in de Unie, grotere schaalvoordelen creëren, het risico op ▌overlappingen beperken, de overmatige afhankelijkheid van invoer uit derde landen reduceren en daarmee bewerkstelligen dat de lidstaten meer Europees materieel kopen, en op die manier de versnippering van de markt van defensieproducten en -technologieën in de hele Unie verminderen, alsook streven naar een grotere standaardisatie van defensiesystemen en de interoperabiliteit tussen de vermogens van de lidstaten vergroten.

Artikel 4

Budget

1.  De financiële middelen voor de uitvoering van het Europees Defensiefonds voor de periode 2021-2027 bedragen 11 453 260 000 EUR, uitgedrukt in prijzen van 2018 (13 000 000 000 EUR in lopende prijzen).

2.  De ▌verdeling van het in lid 1 bedoelde bedrag is als volgt:

a)  3 612 182 000 EUR in prijzen van 2018 (4 100 000 000 EUR voor onderzoeksacties in lopende prijzen);

b)  ▌7 841 078 000 EUR in prijzen van 2018 (8 900 000 000 EUR voor ontwikkelingsacties in lopende prijzen).

2 bis.   Om in te spelen op onvoorziene situaties of nieuwe ontwikkelingen en behoeften kan de Commissie in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure maximaal 10 % afwijken van de in lid 2 bedoelde bedragen.

3.  Het in lid 1 genoemde bedrag kan worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand bij de uitvoering van het fonds, zoals activiteiten op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, daaronder begrepen institutionele informatietechnologiesystemen. Dit bedrag mag niet hoger zijn dan 5 % van de waarde van de in lid 1 genoemde financiële middelen.

4.  Ten minste 5 % en maximaal 10 % van de in lid 1 genoemde financiële middelen wordt uitgetrokken ter ondersteuning van disruptieve technologieën voor defensiedoeleinden.

Artikel 5

Geassocieerde landen

Het fonds staat open voor de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), in overeenstemming met de in de EER-overeenkomst vastgestelde voorwaarden. Financiële bijdragen aan het programma op grond van dit artikel worden aangemerkt als bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel [21, lid 5], van het Financieel Reglement.

Artikel 6

Ondersteuning van disruptieve technologieën voor defensie

1.  De Commissie verleent financiering op basis van openbare raadplegingen over disruptieve technologieën, met bijzondere aandacht voor defensietoepassingen op de in de werkprogramma's vastgestelde actiegebieden, overeenkomstig de in artikel 27 bedoelde procedure.

2.  De Commissie beslist per geval welke de meest geschikte financieringsvorm is om disruptieve technologieën te financieren.

Artikel 7

Ethiek

1.  In het kader van het fonds verrichte acties zijn in overeenstemming met:

–  de ethische beginselen en de toepasselijke nationale, internationale en Uniewetgeving, inclusief het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de protocollen daarbij, alsook het internationaal humanitair recht;.

–  de regels en initiatieven inzake de bestrijding van corruptie en witwaspraktijken. [Ams. 6/rev en 13]

2.  Voorstellen worden systematisch en vooraf gescreend door de Commissie om na te gaan welke acties aanleiding geven tot ingewikkelde of ernstige ethische kwesties en om deze, in voorkomend geval, aan een ethische beoordeling te onderwerpen. Ethische screenings en beoordelingen worden uitgevoerd door de Commissie met de hulp van onafhankelijke deskundigen op meerdere vakgebieden. De Commissie waarborgt dat de ethische procedures zo transparant mogelijk zijn en brengt hier verslag over uit in het kader van haar verslagleggings- en evaluatieverplichtingen krachtens de artikelen 31 en 32. Alle deskundigen zijn burgers van de Unie en komen uit een zo groot mogelijk aantal lidstaten.

3.  Entiteiten die aan de actie deelnemen, verkrijgen vóór de aanvang van de desbetreffende activiteiten alle goedkeuringen of andere verplichte documenten van de betrokken nationale of lokale ethische commissies of andere organen, bijvoorbeeld gegevensbeschermingsautoriteiten. Die documenten worden aangehouden en aan de Commissie overgelegd.

5.  Acties die ethisch niet aanvaardbaar zijn, worden verworpen ▌.

HOOFDSTUK II

FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 8

Uitvoering en vormen van EU-financiering

1.  Het fonds wordt door de Commissie uitgevoerd in direct beheer overeenkomstig het Financieel Reglement.

2.  In het kader van het fonds kan financiering worden verstrekt in de vormen als vastgesteld in het Financieel Reglement, met name subsidies, prijzen en aanbestedingen. ▌

Artikel 9

Cumulatieve, aanvullende en gecombineerde financiering

1.  Voor een actie waarvoor een bijdrage uit een ander programma van de Unie is ontvangen, kan ook een bijdrage in het kader van het fonds worden ontvangen, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. De regels van elk bijdragend programma/fonds van de Unie gelden voor de respectievelijke bijdrage daaruit aan de actie. De cumulatieve financiering bedraagt niet meer dan de totale subsidiabele kosten van de actie, en de ondersteuning vanuit de verschillende programma's van de Unie kan pro rata worden berekend overeenkomstig de documenten waarin de voorwaarden voor ondersteuning zijn vastgelegd.

HOOFDSTUK III

SUBSIDIABILITEITSVOORWAARDEN, GUNNINGSCRITERIA EN FINANCIERING

Artikel 10

Subsidiabele entiteiten

1.  Aanvragers en hun subcontractanten die betrokken zijn bij de actie komen in aanmerking voor financiering indien zij in de Unie of een geassocieerd land als bedoeld in artikel 5 zijn gevestigd, hun uitvoerende bestuursstructuren zich in de Unie of in een geassocieerd land bevinden, en zij niet onder zeggenschap van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land staan.

2.  In afwijking van lid 1 kan een in de Unie of in een geassocieerd land gevestigde bij de actie betrokken aanvrager of subcontractant die onder zeggenschap van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land staat, een in aanmerking komende entiteit voor financiering vormen indien dit noodzakelijk is om de doelstellingen van de actie te bereiken en op voorwaarde dat zijn deelname de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten of de in artikel 3 vermelde doelstellingen niet in gevaar brengt. Om de bescherming van de veiligheidsbelangen van de Unie en haar lidstaten te waarborgen, wordt in de oproep tot het indienen van voorstellen vereist dat de aanvrager zich ertoe verbindt om vóór de aanvang van de actie passende maatregelen uit te voeren om te waarborgen dat:

a)  ▌zeggenschap over de aanvrager niet wordt uitgeoefend op een wijze waardoor zijn vermogen om de actie uit te voeren en resultaten voor te leggen op een of andere manier wordt beperkt, op een wijze waardoor er beperkingen worden opgelegd met betrekking tot de infrastructuur, faciliteiten, activa, middelen, intellectuele eigendom of kennis van de aanvrager die nodig zijn voor de actie, of op een wijze waardoor de vermogens of normen die nodig zijn voor de uitvoering van de actie worden ondermijnd;

b)  ▌toegang van niet-geassocieerde derde landen of van entiteiten uit een niet-geassocieerd derde land tot gerubriceerde en niet-gerubriceerde gevoelige informatie met betrekking tot de actie wordt voorkomen; de bij de actie betrokken werknemers of andere personen over een door een lidstaat of geassocieerd land afgegeven nationale veiligheidsmachtiging beschikken;

c)  de uit de actie voortgekomen intellectuele eigendom, evenals de resultaten van de actie tijdens de looptijd ervan en gedurende een gespecificeerde periode na voltooiing ervan in handen blijven van de begunstigde en niet worden onderworpen aan zeggenschap of beperkingen door niet-geassocieerde derde landen of andere entiteiten uit een niet-geassocieerd derde land, en niet worden uitgevoerd naar of beschikbaar worden gesteld aan een derde land of een entiteit uit een derde land zonder de goedkeuring van de lidstaten waar de begunstigde is gevestigd en overeenkomstig de doelstellingen vermeld in artikel 3.

Een afwijking op grond van dit lid geldt niet voor een bij de actie betrokken aanvrager of subcontractant van wie de uitvoerende bestuursstructuren zich in de Unie of in een geassocieerd land bevinden en die onder zeggenschap staat van een niet-geassocieerd derde land dat is onderworpen aan beperkende maatregelen van de Unie, of van een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land die is onderworpen aan beperkende maatregelen van de Unie.

3.  Alle infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen die worden gebruikt in uit het fonds gefinancierde acties bevinden zich op het grondgebied van de Unie of van geassocieerde landen en worden niet onderworpen aan eender welke controle of beperking door een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd land. Daarnaast werken bij de actie betrokken begunstigden en hun subcontractanten bij de uitvoering van een actie die voor financiering in aanmerking komt alleen met juridische entiteiten die in de Unie of in een geassocieerd land zijn gevestigd en niet onder zeggenschap van niet-geassocieerde derde landen of entiteiten uit een niet-geassocieerde derde land staan.

4.  In afwijking van lid 3 mogen bij de actie betrokken begunstigden en subcontractanten, indien er geen concurrerende plaatsvervangers beschikbaar zijn in de Unie, gebruikmaken van activa, infrastructuur, faciliteiten, en middelen in hun bezit die zich op het grondgebied van een niet-geassocieerd derde land bevinden of worden gehouden, indien dat noodzakelijk is om de doelstellingen van de actie te bereiken en op voorwaarde dat het de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten of de in artikel 3 vermelde doelstellingen niet in gevaar brengt. Onder dezelfde voorwaarden mogen bij de actie betrokken begunstigden en hun subcontractanten bij de uitvoering van een actie die voor financiering in aanmerking komt, samenwerken met een entiteit die in een niet-geassocieerd derde land is gevestigd. De kosten die met het gebruik van dergelijke infrastructuur, faciliteiten, activa of middelen en met dergelijke samenwerking gepaard gaan, komen niet in aanmerking voor financiering uit het fonds. In elk geval geldt deze afwijking niet indien deze activa, infrastructuur, faciliteiten of middelen zich op het grondgebied bevinden of op het grondgebied worden gehouden van een niet-geassocieerd derde land dat is onderworpen aan beperkende maatregelen van de Unie.

5.  Om de bescherming van de veiligheidsbelangen van de Unie en haar lidstaten te waarborgen, worden in de oproep tot het indienen van voorstellen of in de subsidieovereenkomst alle voorwaarden gespecificeerd, met inbegrip van de voorwaarden als bedoeld in lid 2 van dit artikel. Die voorwaarden hebben met name betrekking op de bepalingen inzake de eigendom van resultaten van de actie en de toegang tot gerubriceerde en niet-gerubriceerde gevoelige informatie, en op waarborgen inzake voorzieningszekerheid.

6.  Aanvragers verstrekken alle relevante informatie die nodig is om de in de leden 1 tot en met 4 genoemde subsidiabiliteitscriteria en voorwaarden te kunnen beoordelen.

7.  Aanvragen die op de voorwaarden van lid 2 of 4 moeten worden getoetst, mogen alleen worden ingediend met toestemming van de lidstaat of het geassocieerde land waarin de aanvrager is gevestigd.

8.  Indien zich tijdens de uitvoering van een actie een verandering voordoet waardoor aan de naleving van die criteria en voorwaarden kan worden getwijfeld, brengt de begunstigde dit ter kennis van de Commissie, die nagaat of nog steeds aan die criteria en voorwaarden is voldaan en de mogelijke gevolgen voor de financiering van de actie (opschorting, annulering) beoordeelt.

9.  In dit artikel wordt onder "subcontractanten" verstaan: subcontractanten met een directe contractuele relatie met een begunstigde, overige subcontractanten waaraan ten minste 10 % van de totale subsidiabele kosten van de actie wordt toegewezen, en subcontractanten die mogelijk toegang moeten hebben tot gerubriceerde informatie in de zin van Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie om de actie te kunnen uitvoeren.

Artikel 11

Subsidiabele acties

1.  Alleen acties voor de verwezenlijking van de in artikel 3 genoemde doelstellingen komen in aanmerking voor financiering.

2.  Het fonds biedt zowel ondersteuning aan acties voor nieuwe producten en technologieën als aan acties voor de modernisering van bestaande producten en technologieën, voor zover het gebruik van reeds bestaande informatie die nodig is om die modernisering te kunnen uitvoeren, niet direct of indirect is onderworpen aan een beperking door niet-geassocieerde derde landen of entiteiten uit niet-geassocieerde derde landen.

3.  Een subsidiabele actie houdt verband met één of meer van de volgende activiteiten:

a)  activiteiten gericht op het creëren, onderbouwen en verbeteren van ▌kennis en defensieproducten of ‑technologieën, waaronder disruptieve defensietechnologieën, die significante effecten kunnen hebben op defensiegebied;

b)  activiteiten gericht op het verhogen van de interoperabiliteit en de weerbaarheid, waaronder de beveiligde productie en uitwisseling van gegevens, op het beheersen van cruciale defensietechnologieën, op het versterken van de voorzieningszekerheid of op het mogelijk maken van een doeltreffende benutting van resultaten voor defensieproducten en -technologieën;

c)  studies, zoals haalbaarheidsstudies om de haalbaarheid van een nieuwe of verbeterde technologie, product, proces, dienst, oplossing ▌te onderzoeken ▌;

d)  het ontwerp van een defensieproduct, defensietechnologie of tastbaar of niet-tastbaar onderdeel, alsook de vaststelling van de technische specificaties op basis waarvan dat ontwerp is ontwikkeld, evenals eventuele deeltesten met het oog op risicobeperking in een industriële of representatieve omgeving;

e)  de ontwikkeling van een model of een defensieproduct, defensietechnologie of tastbaar of niet-tastbaar onderdeel waarmee de prestaties van dat element in een operationele omgeving kunnen worden aangetoond (systeemprototype);

f)  het testen van een defensieproduct, defensietechnologie of tastbaar of niet-tastbaar onderdeel;

g)  de kwalificering van een defensieproduct, defensietechnologie of tastbaar of niet-tastbaar onderdeel ▌;

h)  de certificering van een defensieproduct, defensietechnologie of tastbaar of niet-tastbaar onderdeel ▌;

i)  de ontwikkeling van technologieën of middelen die de efficiëntie van defensieproducten en -technologieën gedurende hun gehele levenscyclus verhogen;

4.  ▌De actie wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband in het kader van een consortium van ten minste drie juridische entiteiten die gevestigd zijn in ten minste drie verschillende lidstaten ▌. Elke bijkomende juridische entiteit die in het consortium participeert, mag in een geassocieerd land als bedoeld in artikel 5 gevestigd zijn. Ten minste drie van deze subsidiabele entiteiten die gevestigd zijn in ten minste twee verschillende lidstaten en/of geassocieerde landen, staan niet gedurende de hele uitvoering van de actie direct of indirect onder ▌zeggenschap van dezelfde entiteit, noch mogen zij onder zeggenschap van elkaar staan.

5.  Lid 4 is niet van toepassing op acties als bedoeld in lid 3, onder c) ▌, noch op acties als bedoeld in artikel 6.

6.  Acties met het oog op de ontwikkeling van producten en technologieën waarvan het gebruik, de ontwikkeling of productie op grond van het toepasselijke internationaal recht verboden is, komen niet voor financiering in aanmerking. In het bijzonder wordt in het kader van het programma geen financiering verstrekt voor brandwapens, met inbegrip van witte fosfor, munitie met verarmd uranium, dodelijke autonome wapens, waaronder onbemande luchtvaartuigen, die zonder beduidende menselijke controle de kritische taken van het kiezen en aanvallen van afzonderlijke doelwitten verrichten, handvuurwapens en lichte wapens die hoofdzakelijk voor uitvoerdoeleinden worden ontwikkeld, meer bepaald indien geen van de lidstaten te kennen heeft gegeven dat de actie noodzakelijk moet worden uitgevoerd. [Am. 29/rev]

6 bis.   Acties voor de ontwikkeling van producten en technologieën die het mogelijk maken de volgende daden te plegen of te bevorderen, komen niet in aanmerking voor financiering uit hoofde van het programma:

i)  een ernstige schending van het internationaal humanitair recht;

ii)  een ernstige schending van het internationaal recht inzake de mensenrechten;

iii)  een daad die in internationale verdragen of protocollen inzake terrorisme als misdrijf is aangewezen;

iv)  een daad die in internationale verdragen of protocollen inzake transnationale georganiseerde misdaad als misdrijf is aangewezen.

6 ter.   Acties die geheel of gedeeltelijk op direct of indirect wijze bijdragen aan de ontwikkeling van massavernietigingswapens en raketkoppen en rakettechnologie voor dat soort wapens komen niet in aanmerking. [Am. 21]

Artikel 12

Selectie- en toekenningsprocedure

[Am. 30]

2.  De Commissie kent de financiering voor de geselecteerde acties toe na elke oproep of na de toepassing van [artikel 195, onder e),] van het Financieel Reglement.

3.  Financiering voor ontwikkelingsacties kent de Commissie toe middels gedelegeerde handelingen die overeenkomstig de in artikel 28 bis bedoelde procedure zijn vastgesteld.

Artikel 13

Toekenningscriteria

1.  Elk voorstel wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

a)  bijdrage aan excellentie of disruptiepotentieel op defensiegebied, waarbij in het bijzonder wordt aangetoond dat de verwachte resultaten van de voorgestelde actie significante voordelen bieden ten aanzien van bestaande producten of technologieën;

b)  bijdrage aan de innovatie en technologische ontwikkeling van de Europese defensie-industrie, waarbij in het bijzonder wordt aangetoond dat de voorgestelde actie betrekking heeft op baanbrekende of vernieuwende concepten en benaderingen, nieuwe veelbelovende technologische verbeteringen in de toekomst of de toepassing van technologieën of concepten die voorheen niet in de defensiesector werden gebruikt;

c)  de bijdrage aan het concurrentievermogen van de Europese defensie-industrie, in het bijzonder door in heel de Unie nieuwe marktkansen te creëren en de groei van bedrijven te versnellen;

c bis)   bijdrage aan de industriële en technologische autonomie van de Unie door defensietechnologieën of -producten uit te breiden overeenkomstig de vermogensprioriteiten op defensiegebied die de lidstaten zijn overeengekomen in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) en met name in de context van het vermogensontwikkelingsplan (CDP) van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB);

d)  bijdrage aan de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie in overeenstemming met de prioriteiten zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, en, in voorkomend geval, zoals vastgesteld in regionale en internationale samenwerkingsovereenkomsten;

e)  bijdrage aan de oprichting van nieuwe grensoverschrijdende samenwerking tussen juridische entiteiten, met name voor kmo's en midcaps die zijn gevestigd in andere lidstaten en/of geassocieerde landen dan die waar de entiteiten in het consortium die geen kmo's of midcaps zijn, zijn gevestigd;

f)  kwaliteit en efficiëntie van de uitvoering van de actie.

2.  Op grond van lid 1, onder d), kan rekening worden gehouden met regionale en internationale prioriteiten, met name om onnodige overlappingen te vermijden, op voorwaarde dat zij de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie dienen en geen lidstaat van deelname uitsluiten.

Artikel 14

Medefinancieringspercentage

1.  Onverminderd het medefinancieringsbeginsel financiert het fonds ▌100 % van de subsidiabele kosten van een actie.

2.  In afwijking van lid 1 geldt het volgende:

a)  voor acties zoals bedoeld in artikel 11, lid 3, onder e), bedraagt de financiële bijstand uit het fonds niet meer dan 20 % van de subsidiabele kosten van de actie;

b)  voor acties zoals bedoeld in artikel 11, lid 3, onder f) tot en met h), bedraagt de financiële bijstand uit het fonds niet meer dan 80 % van de subsidiabele kosten van de actie.

3.  Voor ontwikkelingsacties wordt het financieringspercentage verhoogd in de volgende gevallen, zonder dat het echter hoger kan zijn dan de totale subsidiabele kosten:

a)  een actie die wordt ontwikkeld in de context van de permanente gestructureerde samenwerking zoals ingesteld bij Besluit (GBVB) 2017/2315 van de Raad van 11 december 2017 geniet een percentage dat met 10 procentpunten is verhoogd;

b)  een actie geniet een financieringspercentage dat is verhoogd met het aantal procentpunten dat overeenkomt met het percentage van de totale subsidiabele kosten dat is toegekend aan kmo's die zijn gevestigd in een andere lidstaat en/of geassocieerd land dan de lidstaat en/of het land waar de consortiumleden die geen kmo's of midcaps zijn, zijn gevestigd;

c)  een actie geniet een financieringspercentage dat wordt verhoogd met het aantal procentpunten dat overeenkomt met een kwart van het percentage van de totale subsidiabele kosten dat is toegekend aan midcaps die zijn gevestigd in een andere lidstaat en/of geassocieerd land dan de lidstaat en/of het land waar de consortiumleden die geen kmo's of midcaps zijn, zijn gevestigd;

d)  de totale verhoging van het financieringspercentage van een actie mag niet meer bedragen dan 30 procentpunten.

Artikel 15

Financiële draagkracht

In afwijking van artikel [198] van het Financieel Reglement:

a)  wordt enkel de financiële draagkracht van de coördinator geverifieerd en enkel indien de aangevraagde financiering van de Unie 500 000 EUR of meer bedraagt. Wanneer er echter redenen bestaan om aan de financiële draagkracht te twijfelen, verifieert de Commissie tevens de financiële draagkracht van andere aanvragers of van coördinatoren die onder de in de eerste zin bedoelde drempelwaarde blijven;

b)  wordt de financiële draagkracht niet geverifieerd bij juridische entiteiten waarvan de levensvatbaarheid wordt gegarandeerd door een lidstaat, noch bij universiteiten en openbare onderzoekscentra;

c)  wordt, indien de financiële draagkracht structureel wordt gegarandeerd door een andere juridische entiteit, de financiële draagkracht van deze laatste geverifieerd.

Artikel 16

Indirecte kosten

1.  Indirecte subsidiabele kosten worden bepaald door een vast percentage van 25 % toe te passen op de totale directe subsidiabele kosten, met uitzondering van directe subsidiabele kosten voor onderaanneming, financiële ondersteuning aan derden en eenheidskosten of vaste bedragen die indirecte kosten omvatten.

2.  Bij wijze van alternatief kunnen indirecte subsidiabele kosten ▌worden bepaald overeenkomstig de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de begunstigde op basis van werkelijke indirecte kosten, voor zover die kostenberekeningsmethoden door nationale autoriteiten onder vergelijkbare financieringsstelsels zijn aanvaard in overeenstemming met artikel [185] van het Financieel Reglement en aan de Commissie zijn meegedeeld.

Artikel 17

Gebruik van eenmalige vaste bedragen of niet aan kosten gekoppelde bijdragen

1.  Voor subsidies die worden toegekend aan acties als bedoeld in artikel 11, lid 3, onder e), en andere acties waarbij lidstaten en/of geassocieerde landen meer dan 50 % van de begroting financieren, kan de Commissie gebruikmaken van:

a)  een niet aan kosten gekoppelde bijdrage als bedoeld in artikel [180, lid 3,] van het Financieel Reglement en gebaseerd op de verwezenlijking van resultaten gemeten ten opzichte van eerder vastgestelde mijlpalen of middels prestatie-indicatoren; of

b)  een eenmalig vast bedrag als bedoeld in artikel [182] van het Financieel Reglement en gebaseerd op de voorlopige begroting van de actie die reeds door de nationale autoriteiten van de medefinancierende lidstaten en geassocieerde landen is goedgekeurd.

2.  Indirecte kosten worden opgenomen in het vaste bedrag.

Artikel 18

Precommerciële inkoop

1.  De Unie kan precommerciële inkoop ondersteunen door een subsidie toe te kennen aan aanbestedende diensten of aanbestedende instanties in de zin van de Richtlijnen 2014/24/EU(15), 2014/25/EU(16) en 2009/81/EG(17) van het Europees Parlement en de Raad die gezamenlijk defensiegerelateerd onderzoek en ontwikkeling van diensten aanbesteden of hun aanbestedingsprocedures coördineren.

2.  De aanbestedingsprocedures:

a)  zijn in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening;

b)  kunnen voorzien in de gunning van meerdere contracten binnen dezelfde procedure ("multiple sourcing");

c)  voorzien in de gunning van contracten aan de inschrijving(en) die de beste prijs/kwaliteitsverhouding biedt/bieden.

Artikel 19

Garantiefonds

Bijdragen aan een systeem voor onderlinge verzekeringen kunnen dienen ter dekking van het risico dat verbonden is aan de terugvordering van door de begunstigden verschuldigde middelen en worden beschouwd als een toereikende garantie krachtens het Financieel Reglement. De bepalingen van [artikel X van] Verordening XXX [opvolger van de verordening betreffende het Garantiefonds] zijn van toepassing.

Artikel 21

Toegang tot financieringsinstrumenten

De begunstigden van het fonds komen in aanmerking voor toegang tot speciale financiële producten die in het kader van InvestEU worden aangeboden, in overeenstemming met ▌titel X van het Financieel Reglement.

TITEL II

SPECIFIEKE BEPALINGEN VAN TOEPASSING OP ONDERZOEK

Artikel 22

Eigendom van resultaten

1.  De resultaten van de acties zijn eigendom van de begunstigden die de resultaten genereren. Indien juridische entiteiten gezamenlijk resultaten genereren, en indien hun respectieve bijdragen niet kunnen worden geverifieerd of indien het niet mogelijk is dergelijke gezamenlijke resultaten op te splitsen, houden de juridische entiteiten de resultaten gezamenlijk in eigendom. De gezamenlijke eigenaren sluiten een overeenkomst betreffende de verdeling en de voorwaarden voor de uitoefening van dit gezamenlijke eigendomsrecht, met inachtneming van hun verplichtingen uit hoofde van de subsidieovereenkomst.

2.  Indien de bijstand van de Unie wordt verleend in de vorm van een overheidsopdracht, zijn de resultaten eigendom van de Unie. De lidstaten en geassocieerde landen hebben toegangsrechten tot de resultaten voor zover zij daar schriftelijk om verzoeken;

3.  ▌De resultaten van de acties die ondersteuning ontvangen uit het fonds, mogen noch direct, noch indirect via een of meer intermediaire juridische entiteiten, onderworpen zijn aan controles of beperkingen, zo ook wat betreft de overdracht van technologie door een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land.

4.  In de subsidieovereenkomst wordt, voor zover gerechtvaardigd, vastgesteld dat de Commissie het recht heeft in kennis gesteld te worden van en bezwaar te maken tegen een overdracht van eigendom van resultaten of het verlenen van een licentie voor resultaten aan een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land. Dergelijke overdracht mag niet ingaan tegen de defensie- en veiligheidsbelangen van de Unie en haar lidstaten of tegen de in artikel 3 vastgestelde doelstellingen van deze verordening.

5.  De nationale autoriteiten van de lidstaten en geassocieerde landen hebben toegangsrechten tot het speciaal verslag van acties die Uniefinanciering hebben ontvangen. Dergelijke toegangsrechten worden vrij van royalty's verleend en door de Commissie aan de lidstaten en de geassocieerde landen overgedragen nadat in passende geheimhoudingsverplichtingen is voorzien. Deelnemers zijn in geen geval gehouden in het speciaal verslag gegevens of informatie te verstrekken die tot het intellectuele eigendom behoren.

6.  De nationale autoriteiten van de lidstaten en de geassocieerde landen gebruiken het speciaal verslag uitsluitend voor doeleinden met betrekking tot het gebruik door of voor hun strijdkrachten of veiligheids- of inlichtingendiensten, onder meer in het kader van hun samenwerkingsprogramma's. Dergelijk gebruik omvat, maar is niet beperkt tot studie, evaluatie, beoordeling, onderzoek, ontwerp, ontwikkeling, vervaardiging, verbetering, wijziging, onderhoud, reparatie, renovatie, productaanvaarding en -certificering, bediening, opleiding, verwijdering en andere ontwerpdiensten en productuitrol, evenals de beoordeling en opstelling van technische voorschriften voor aanbesteding.

7.  De begunstigden verlenen de instellingen, organen of agentschappen van de Unie royaltyvrij toegangsrechten tot hun resultaten, voor zover dit naar behoren gerechtvaardigd is voor de ontwikkeling, uitvoering en monitoring van Uniebeleid of -programma's. Dergelijke toegangsrechten hebben enkel betrekking op niet-commercieel en niet-competitief gebruik.

8.  Met betrekking tot precommerciële inkoop worden in de subsidieovereenkomsten en contracten specifieke bepalingen inzake de eigendom, de toegangsrechten en de licentieverlening vastgesteld om een maximaal effect van de resultaten te bewerkstelligen en oneerlijke voordelen te voorkomen. ▌Indien een contractant er niet in slaagt de resultaten binnen een bepaalde periode na de precommerciële inkoop zoals vastgesteld in de overeenkomst, te exploiteren, draagt hij de eigendom van de resultaten waar mogelijk over aan de aanbestedende diensten.

8 bis.   Drie of meer lidstaten of geassocieerde landen die, multilateraal of in het kader van een organisatie van de Unie, gezamenlijk een of meer contracten hebben gesloten met een of meer deelnemers om de verkregen resultaten in het kader van een specifieke actie die financiering heeft ontvangen uit hoofde van een subsidieovereenkomst voor een onderzoeksactie op defensiegebied, samen verder te ontwikkelen, hebben toegangsrechten tot de resultaten van de actie die eigendom zijn van die deelnemer en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het contract. Deze toegangsrechten worden vrij van royalty's verleend en onder specifieke voorwaarden die ervoor zorgen dat deze rechten uitsluitend voor het doel van het contract worden gebruikt en dat in de passende geheimhoudingsverplichtingen is voorzien.

TITEL III

SPECIFIEKE BEPALINGEN VAN TOEPASSING OP ONTWIKKELING

Artikel 23

Aanvullende subsidiabiliteitscriteria

1.  In voorkomend geval toont het consortium aan dat de resterende kosten van een subsidiabele actie die niet voor ondersteuning door de Unie in aanmerking komen, door andere financieringsmiddelen worden gedekt, zoals bijdragen van lidstaten en/of bijdragen van geassocieerde landen, of medefinanciering van juridische entiteiten.

2.  In artikel 11, lid 3, onder d), bedoelde acties zijn gebaseerd op geharmoniseerde vermogensvereisten die gezamenlijk door de desbetreffende lidstaten en/of geassocieerde landen zijn overeengekomen.

3.  Voor acties als bedoeld in artikel 11, lid 3, onder e) tot en met h), toont het consortium middels door nationale autoriteiten afgegeven documenten aan dat:

a)  ten minste twee lidstaten ▌of ten minste één lidstaat met geassocieerde landen garanties bieden om het eindproduct aan te schaffen of de technologie op gecoördineerde wijze te gebruiken. Dit kan onder meer via gezamenlijke aanbestedingen;

b)  de actie gebaseerd is op gemeenschappelijke technische specificaties die gezamenlijk zijn overeengekomen door de lidstaten en/of geassocieerde landen die de actie medefinancieren.

Artikel 24

Aanvullende toekenningscriteria

Naast de toekenningscriteria als bedoeld in artikel 13 kan voor het werkprogramma ook rekening gehouden worden met:

a)  de bijdrage aan het verhogen van de efficiëntie in de hele levenscyclus van defensieproducten en -technologieën, met inbegrip van kosteneffectiviteit en het potentieel voor synergieën in het aanbestedings- en onderhoudsproces en de verwijderingsprocessen;

b)  het niveau van samenwerking tussen bij de subsidiabele actie betrokken lidstaten.

b bis)  het voorziene aanbestedingsvolume en de verwachte gevolgen voor de defensievermogens en -uitgaven van de lidstaten en de Europese strategische autonomie.

Artikel 25

Eigendom van resultaten

1.  De Unie is geen eigenaar van de producten of technologieën die voortkomen uit ontwikkelingsacties, noch maakt zij aanspraak op enige intellectuele-eigendomsrechten met betrekking tot de resultaten van de acties.

1 bis.   De resultaten van de acties zijn eigendom van de begunstigden die de resultaten hebben gegenereerd. Indien juridische entiteiten gezamenlijk resultaten genereren, en indien hun respectieve bijdragen niet kunnen worden geverifieerd of indien het niet mogelijk is dergelijke gezamenlijke resultaten op te splitsen, houden de juridische entiteiten de resultaten gezamenlijk in eigendom. De gezamenlijke eigenaren sluiten een overeenkomst betreffende de verdeling en de voorwaarden voor de uitoefening van dit gezamenlijke eigendomsrecht, met inachtneming van hun verplichtingen uit hoofde van de subsidieovereenkomst.

2.  De resultaten van acties die uit het fonds worden gefinancierd, mogen direct noch indirect via een of meer intermediaire juridische entiteiten, aan zeggenschap of beperkingen door niet-geassocieerde derde landen of door entiteiten uit een niet-geassocieerd derde land worden onderworpen, zo ook wat de overdracht van technologie betreft.

3.  Wat de door ontvangers uit hoofde van deze verordening gegenereerde resultaten betreft en onverminderd lid 2 van dit artikel, wordt de Commissie ten minste zes weken vooraf ex ante in kennis gesteld van elke overdracht van eigendom of verlening van een licentie aan een niet-geassocieerd derde land of aan entiteiten uit een niet-geassocieerd derde land. Indien een dergelijke overdracht van eigendom of verlening van een licentie ingaat tegen de defensie- en veiligheidsbelangen van de Unie en haar lidstaten, of tegen de in artikel 3 vastgestelde doelstellingen van deze verordening ▌, dan wordt de in het kader van het fonds verstrekte financiering terugbetaald.

4.  In afwijking van lid 1 geldt dat, indien de bijstand van de Unie wordt verleend in de vorm van een overheidsopdracht, de Unie eigenaar is van de resultaten en de lidstaten en/of geassocieerde landen het recht hebben om kosteloos en mits zij daar schriftelijk om verzoeken, een niet-exclusieve licentie te verkrijgen voor het gebruik van de resultaten.

Artikel 26

Inkennisstelling van de projectbeheerder

Ingeval de lidstaten en geassocieerde landen een projectbeheerder benoemen, raadpleegt de Commissie ▌ de projectbeheerder over de voortgang die is geboekt bij de actie voordat zij de betaling verricht aan de begunstigde van de subsidiabele actie.

TITEL IV

BEHEER, MONITORING, EVALUATIE EN CONTROLE

Artikel 27

Werkprogramma's

1.  Het fonds wordt uitgevoerd door middel van jaarlijkse of meerjarige werkprogramma's die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel [110] van het Financieel Reglement. ▌

1 bis.   De werkprogramma's kunnen met name rekening houden met de strategieën die zijn ontwikkeld in het kader van de overkoepelende strategische onderzoeksagenda (OSRA) en de gevalstudies in strategische context (SCC's) van het CDP.

1 ter.  De Commissie waarborgt de samenhang van de werkprogramma's tijdens het beheer van de volledige levenscyclus van defensieproducten en -technologieën.

2.  De Commissie stelt de werkprogramma's vast middels gedelegeerde handelingen in overeenstemming met de in artikel 28 bis bedoelde procedure.

2 bis.   In de werkprogramma's worden details verstrekt over de uit hoofde van het fonds te financieren categorieën van projecten. Deze werkprogramma's sluiten aan bij de in artikel 3 vastgestelde doelstellingen.

2 ter.   De Commissie voert aan de hand van het proces voor de opstelling van de werkprogramma's een voorafgaande beoordeling uit van mogelijke overlappingen met bestaande vermogens of reeds gefinancierde onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten binnen de Unie.

Artikel 28 bis

Uitoefening van bevoegdheidsdelegatie

1.  De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.  De in artikel 27 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van zeven jaar met ingang van [datum van inwerkingtreding].

3.  Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 27 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.  Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven(18).

Artikel 29

Onafhankelijke deskundigen

1.  De Commissie stelt overeenkomstig artikel [237] van het Financieel Reglement onafhankelijke deskundigen aan om haar bij te staan bij de evaluatie van voorstellen. ▌

2.  Onafhankelijke deskundigen zijn burgers van de Unie uit een zo groot mogelijk aantal lidstaten die zijn aangeduid en geselecteerd op basis van oproepen tot het indienen van blijken tot belangstelling ▌met het oog op het vaststellen van een lijst met deskundigen ▌. In afwijking van artikel [237] van het Financieel Reglement wordt die lijst niet bekendgemaakt, volledig noch gedeeltelijk, indien dit vereist is op grond van de bescherming van de openbare veiligheid.

3.  Onafhankelijke deskundigen beschikken over een passende, door een lidstaat afgegeven veiligheidsmachtiging.

5.  Onafhankelijke deskundigen worden gekozen op basis van de vaardigheden, ervaring en kennis waarover zij moeten beschikken om de aan hen opgedragen taken te kunnen uitvoeren.

5 bis.  De Commissie zorgt er tevens voor dat een deskundige die met een belangenconflict wordt geconfronteerd ten aanzien van een aangelegenheid waarover hij een advies dient te verstrekken, geen beoordeling verricht of advies of assistentie verleent met betrekking tot genoemde aangelegenheid.

Artikel 30

Toepassing van de regelgeving inzake gerubriceerde informatie

1.  Binnen het toepassingsgebied van deze verordening:

a)  zorgt elke lidstaat of elk geassocieerd land ervoor dat zijn nationale beveiligingsvoorschriften eenzelfde mate van bescherming van gerubriceerde informatie van de Europese Unie bieden als de veiligheidsvoorschriften in Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie(19) en de beveiligingsvoorschriften van de Raad in de bijlagen bij Besluit 2013/488/EU(20);

b)  stellen de lidstaten en geassocieerde landen de Commissie onverwijld in kennis van de onder a) bedoelde nationale beveiligingsvoorschriften;

c)  kunnen in niet-geassocieerde derde landen verblijvende natuurlijke personen en aldaar gevestigde rechtspersonen enkel met gerubriceerde informatie van de EU met betrekking tot het fonds werken indien in die landen voor hen beveiligingsvoorschriften gelden die ten minste eenzelfde mate van bescherming bieden als de veiligheidsvoorschriften van de Commissie in Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie en de beveiligingsvoorschriften van de Raad in de bijlagen bij Besluit 2013/488/EU. De gelijkwaardigheid van beveiligingsvoorschriften die in een derde land of een internationale organisatie worden toegepast, wordt omschreven in een overeenkomst over beveiliging van informatie, waar relevant met inbegrip van kwesties inzake industriële beveiliging, tussen de Unie en dat derde land of die internationale organisatie, overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 218 VWEU en met inachtneming van artikel 13 van Besluit 2013/488/EU;

d)  kan, onverminderd artikel 13 van Besluit 2013/488/EU en de voorschriften inzake industriële beveiliging in Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie, aan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, derde land of internationale organisatie toegang worden verleend tot gerubriceerde informatie van de Europese Unie, wanneer dat nodig wordt geacht en per geval, afhankelijk van de aard en de inhoud van die informatie, de noodzaak dat de ontvanger er kennis van neemt en het voordeel daarvan voor de Unie.

2.  Bij acties waarvoor gerubriceerde informatie nodig is of die dergelijke informatie vereisen en/of bevatten, vermeldt het betrokken financieringsorgaan in de oproep tot het indienen van voorstellen of in de aanbestedingsdocumenten de maatregelen en voorschriften die noodzakelijk zijn om het vereiste beveiligingsniveau van deze informatie te waarborgen.

3.  Om de uitwisseling van gevoelige informatie tussen de Commissie, de ontvangers en, in voorkomend geval, de lidstaten te vergemakkelijken, zet de Commissie een beveiligd elektronisch uitwisselingssysteem op.

Artikel 31

Toezicht en verslaglegging

1.  De bijlage bij deze verordening bevat indicatoren voor het toezicht op de uitvoering en voortgang van het fonds bij de verwezenlijking van de in artikel 3 genoemde algemene en specifieke doelstellingen.

2.  Om ervoor te zorgen dat de voortgang van het fonds bij het behalen van de doelstellingen ervan doeltreffend wordt beoordeeld, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlage te wijzigen met het oog op herziening of aanvulling van de indicatoren, indien nodig, en deze verordening aan te vullen met bepalingen betreffende de vaststelling van een kader voor toezicht en evaluatie.

3.  De Commissie houdt regelmatig toezicht op de uitvoering van het fonds en evalueert deze regelmatig, en brengt jaarlijks verslag uit bij het Europees Parlement en de Raad over de geboekte vooruitgang. Dat jaarlijks verslag bevat een onderdeel over de uitvoering van artikel 7. Daartoe stelt de Commissie de nodige toezichtsregelingen in.

4.  Het prestatieverslagleggingssysteem waarborgt dat de gegevens voor het toezicht op de uitvoering en de resultaten van het fonds op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig worden verzameld. Daartoe worden evenredige verslagleggingsvereisten opgelegd aan de ontvangers van middelen van de Unie.

Artikel 32

Evaluatie van het fonds

1.  Evaluaties worden tijdig uitgevoerd zodat zij in de besluitvorming kunnen worden meegenomen.

2.  De tussentijdse evaluatie van het fonds wordt uitgevoerd zodra voldoende informatie over de uitvoering van het fonds beschikbaar is, maar uiterlijk vier jaar nadat met de uitvoering van het fonds is begonnen. In het verslag van de tussentijdse evaluatie tegen 31 juli 2024 wordt met name ingegaan op het beheer van het fonds, de ervaring die is opgedaan met het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie en de voorbereidende actie inzake defensieonderzoek, de toepassing van de ethische procedures als bedoeld in artikel 7, de uitvoeringspercentages, de projecttoekenningsresultaten met inbegrip van de betrokkenheid van kmo's en midcaps en de mate van grensoverschrijdende deelname, de verdeling van financiering onder de verschillende categorieën subcontractanten volgens de definitie van artikel 10, punt 9, de begroting die wordt toegewezen aan disruptieve technologieën, alsmede overeenkomstig artikel [195] van het Financieel Reglement verstrekte financiering. De tussentijdse evaluatie bevat ook informatie over de landen van herkomst van de ontvangers, het aantal landen dat betrokken is bij afzonderlijke projecten en, waar mogelijk, de verdeling van de gegenereerde intellectuele-eigendomsrechten. De Commissie kan voorstellen voor passende wijzigingen van deze verordening indienen.

3.  Aan het einde van de uitvoeringsperiode, maar uiterlijk vier jaar na 31 december 2027, verricht de Commissie een eindevaluatie van de uitvoering van het fonds. Het eindevaluatieverslag omvat de resultaten van de uitvoering van en, voor zover dit gezien de timing mogelijk is, de effecten van het fonds. In dat verslag wordt op basis van de relevante raadplegingen van de lidstaten en geassocieerde landen en de belangrijkste belanghebbenden met name een beoordeling gemaakt van de geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van de in artikel 3 vastgestelde doelstellingen. Ook wordt in dat verslag een analyse verricht van de grensoverschrijdende participatie, onder meer van kmo's en midcaps, in de in het kader van het fonds uitgevoerde projecten, alsook van de integratie van kmo's en midcaps in de mondiale waardeketen. De evaluatie bevat ook informatie over de landen van herkomst van de ontvangers en, waar mogelijk, over de verdeling van de gegenereerde intellectuele-eigendomsrechten.

4.  De Commissie deelt de conclusies van de evaluaties tezamen met haar opmerkingen mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

Artikel 33

Audits

Audits naar het gebruik van de bijdrage van de Unie door personen of entiteiten, met inbegrip van andere personen of entiteiten dan die welke door de instellingen of organen van de Unie zijn gemachtigd, vormen de basis van de algemene zekerheid in de zin van artikel [127] van het financieel reglement. Overeenkomstig artikel 287 VWEU onderzoekt de Europese Rekenkamer de rekeningen van alle ontvangsten en uitgaven van de Unie.

Artikel 34

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

Wanneer een derde land deelneemt aan het fonds uit hoofde van een besluit in het kader van een internationale overeenkomst of op grond van enig ander rechtsinstrument, verleent dat derde land de nodige rechten en toegang aan de bevoegde ordonnateur, aan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en aan de Europese Rekenkamer, zodat zij hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen. In het geval van OLAF omvatten deze rechten het recht om onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, uit te voeren, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

Artikel 35

Informatie, communicatie en publiciteit

1.  De ontvangers van financiering van de Unie erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie, met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten, door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren.

2.  De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het fonds, de acties en de resultaten ervan. De aan het fonds toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de communicatie van de Commissie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de in artikel 3 bedoelde doelstellingen. Deze financiële middelen mogen worden gebruikt voor projecten inzake statistieken over de defensie-industrie en projecten om de verzameling van gegevens te organiseren.

TITEL V

GEDELEGEERDE HANDELINGEN, EN OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 36

Gedelegeerde handelingen

1.  De in artikel 31 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

2.  Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 31 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

3.  Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.

4.  Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.  Een overeenkomstig artikel 31 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 37

Intrekking

Verordening (EU) nr. .../… (industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie) wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2021.

Artikel 38

Overgangsbepalingen

1.  Deze verordening doet geen afbreuk aan de voortzetting of de wijziging van de betrokken acties tot de afsluiting ervan op grond van [verordening betreffende het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie] en de voorbereidende actie inzake defensieonderzoek, die op de betrokken acties van toepassing blijven tot zij worden afgesloten.

2.  De financiële middelen voor het fonds kunnen eveneens de uitgaven dekken voor noodzakelijke technische en administratieve bijstand om de overgang te waarborgen tussen het fonds en de maatregelen die zijn vastgesteld in het kader van zijn voorlopers, de [verordening betreffende het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie] en de voorbereidende actie inzake defensieonderzoek.

3.  Zo nodig kunnen voor het beheer van acties die op 31 december 2027 nog niet zijn voltooid, ook na 2027 kredieten ter dekking van de in artikel 4, lid 4, bedoelde uitgaven in de begroting worden opgenomen.

Artikel 39

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te ...,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

(1) De zaak werd voor interinstitutionele onderhandelingen terugverwezen naar de bevoegde commissie op grond van artikel 59, lid 4, vierde alinea, van het Reglement (A8-0412/2018).
(2)* Amendementen: nieuwe of vervangende tekst staat in vet en cursief, schrappingen zijn met het symbool ▐ aangegeven.
(3) Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap (PB L 146 van 10.6.2009, blz. 1); Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (PB L 216 van 20.8.2009, blz. 76).2 Verordening (EU) nr. 2018/1092 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot instelling van het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie ter ondersteuning van het concurrentievermogen en de innovatieve capaciteit van de defensie-industrie van de Unie (PB L 200 van 7.8.2018, blz. 30).
(4) Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie ("LGO-besluit") (PB L 344 van 19.12.2013, blz. 1).
(5) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(6) Te actualiseren verwijzing: PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1. Het akkoord is beschikbaar op: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=uriserv:OJ.C_.2013.373.01.0001.01.NLD&toc=OJ:C:2013:373:TOC
(7) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
(8) Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
(9) Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(10) Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie ("EOM") (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1.
(11) Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
(12) Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap (PB L 146 van 10.6.2009, blz. 1).
(13) Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).
(14) Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).
(15) Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).
(16) Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).
(17) Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (PB L 216 van 20.8.2009, blz. 76).
(18) PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
(19) PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53.
(20) PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1.


Vaststelling van de Connecting Europe Facility ***I
PDF 370kWORD 128k
Tekst
Geconsolideerde tekst
Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 12 december 2018 op het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de Connecting Europe Facility en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1316/2013 en (EU) nr. 283/2014 (COM(2018)0438 – C8-0255/2018 – 2018/0228(COD))(1)
P8_TA(2018)0517A8-0409/2018

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

[Amendement 1 tenzij anders bepaald]

AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT(2)
P8_TA(2018)0517A8-0409/2018
op het voorstel van de Commissie
P8_TA(2018)0517A8-0409/2018
---------------------------------------------------------
P8_TA(2018)0517A8-0409/2018

Voorstel voor een
VERORDENING (EU) .../... VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot vaststelling van de Connecting Europe Facility en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1316/2013 en (EU) nr. 283/2014

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 172 en 194,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(3),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(4),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)  Om slimme, duurzame en inclusieve groei te creëren en het scheppen van banen te bevorderen, en om de langetermijnverbintenissen op het gebied van decarbonisatie te eerbiedigen, heeft de Unie behoefte aan een moderne, multimodale hoogwaardige vervoers-, digitale en energie-infrastructuur die alle regio's, met inbegrip van afgelegen, ultraperifere, insulaire, perifere en bergachtige regio's, van de Unie met elkaar verbindt en integreert. Die verbindingen moeten het vrij verkeer van personen, inclusief personen met beperkte mobiliteit, goederen, kapitaal en diensten ten goede komen. De trans-Europese netwerken moeten grensoverschrijdende verbindingen faciliteren, voor een sterkere economische, maatschappelijke en territoriale cohesie zorgen en bijdragen aan een meer concurrerende en duurzamere sociale markteconomie en aan de strijd tegen de klimaatverandering.

(2)  De Connecting Europe Facility (CEF, "het programma") heeft tot doel de investeringen in trans-Europese netwerken te versnellen en via een hefboomeffect financiële middelen uit de publieke en particuliere sector aan te trekken; tegelijk moet de CEF meer rechtszekerheid bieden en het beginsel van technologische neutraliteit in acht nemen. Het programma moet ervoor zorgen dat synergieën tussen de vervoers-, energie- en digitale sector optimaal worden benut, waardoor het Unieoptreden meer effect sorteert en de uitvoeringskosten kunnen worden geoptimaliseerd.

(2 bis)  Het programma moet bijdragen aan het bevorderen van de territoriale toegankelijkheid en de connectiviteit van alle regio's van de Unie, met inbegrip van de afgelegen, ultraperifere, insulaire, perifere, bergachtige en grensoverschrijdende regio's, alsook de ontvolkte en dunbevolkte gebieden.

(3)  Het programma moet eveneens bijdragen tot Unieoptreden tegen klimaatverandering, de ondersteuning van milieuvriendelijke en sociaal duurzame projecten en, in voorkomend geval, acties voor matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering. Met name de bijdrage van het programma aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, de voorgestelde klimaat- en energiedoelstellingen voor 2030 en de langetermijndoelstelling op het gebied van decarbonisatie moet worden versterkt.

(3 bis)   Het programma moet een hoog niveau van transparantie waarborgen door toegang te verlenen tot de betreffende documenten, in het bijzonder indien projecten invloed hebben op het milieu en de menselijke gezondheid. In de beoordelingsprocedure van projecten moet rekening worden gehouden met sociale en cohesiecriteria, en met name de aanvaarding ervan door lokale gemeenschappen. [Am. 82]

(4)  Om recht te doen aan het belang van de strijd tegen de klimaatverandering, in overeenstemming met de toezeggingen van de Unie om de Overeenkomst van Parijs en de 17 duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties ten uitvoer te leggen, moeten klimaatmaatregelen in deze verordening worden geïntegreerd met het oog op de algemene doelstelling om 25 % van de Uniebegroting te spenderen aan maatregelen die bijdragen tot de klimaatdoelstellingen(5). Acties in het kader van dit programma moeten ertoe bijdragen dat 60 % van de begroting van het programma wordt besteed aan klimaatdoelstellingen, onder meer op basis van ▌Rio-indicatoren: ▌ Uitgaven voor spoorweg- en binnenvaartinfrastructuur, elektrische laadpunten, alternatieve en duurzame brandstoffen voor alle vervoerswijzen, energie-efficiëntie, schoon stadsvervoer, transport ▌van elektriciteit, slimme netwerken, CO2-transport, hernieuwbare energie, ▌ de binnenvaart, multimodaal vervoer en gasinfrastructuur, moeten in overeenstemming zijn met de klimaatdoelstellingen. De betrokken acties zullen tijdens de voorbereiding en de uitvoering van het programma worden vastgesteld en opnieuw worden beoordeeld in het kader van de relevante evaluatie- en herzieningsprocedures. Om te voorkomen dat infrastructuur kwetsbaar is voor de langetermijneffecten van de klimaatverandering en ervoor te zorgen dat in de economische evaluatie van een project rekening wordt gehouden met de kosten van broeikasgasemissies die dat project genereert, moeten door het programma gesteunde projecten aan een klimaattoets worden onderworpen overeenkomstig richtsnoeren die door de Commissie moeten worden ontwikkeld in samenhang met de voor andere Unieprogramma's opgestelde richtsnoeren. Conform de doelstellingen en de toezeggingen van de Unie om de gevolgen van de klimaatverandering te verminderen, spoort het programma de modaliteitsverschuiving naar duurzamere vervoerswijzen, zoals vervoer per spoor, schoon stadsvervoer, vervoer over water en binnenwateren aan.

(5)  Om te voldoen aan de rapportageverplichtingen van artikel 11, onder c) van Richtlijn (EU) 2016/2284 betreffende de vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen, tot wijziging van Richtlijn 2003/35/EG en tot intrekking van Richtlijn 2001/81/EG, met betrekking tot de besteding van Uniemiddelen voor de ondersteuning van de maatregelen om aan de doelstellingen van die richtlijn te voldoen, wordt een overzicht bijgehouden van de uitgaven voor het terugdringen van de uitstoot of luchtverontreiniging in het kader van deze richtlijn.

(6)  Een belangrijke doelstelling van dit programma is meer synergieën en complementariteit tot stand brengen tussen de vervoers-, de energie- en de digitale sector. Daartoe moeten de werkprogramma's effectief gericht zijn op specifieke gebieden zoals geconnecteerde en geautomatiseerde mobiliteit, duurzame alternatieve brandstoffen, inclusief de relevante infrastructuur voor alle vervoerswijzen of gezamenlijke grensoverschrijdende infrastructuren, en voorzien in een grotere flexibiliteit met het oog op de samenvoeging van financiële steun in deze sectoren. Digitale communicatie zou een integraal onderdeel kunnen zijn van een project van gemeenschappelijk belang op het gebied van energie en vervoer. Voorts zou het programma binnen elke sector moeten toestaan dat synergetische componenten uit een andere sector in aanmerking worden genomen wanneer een dergelijke aanpak ervoor zorgt dat de investering meer sociaaleconomische voordelen oplevert. Synergieën tussen sectoren moeten worden aangemoedigd door de gunningscriteria voor de selectie van acties, evenals door hogere medefinancieringspercentages.

(7)  In de bij Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad(6) vastgestelde TEN‑T-richtsnoeren (hierna: de TEN‑T-richtsnoeren) is beschreven welke infrastructuur tot het TEN‑T behoort, is gespecificeerd aan welke eisen moet worden voldaan en zijn tenuitvoerleggingsmaatregelen vastgesteld. Die richtsnoeren voorzien met name in de voltooiing van het kernnetwerk tegen 2030 door middel van de aanleg van nieuwe infrastructuur en een ingrijpende opwaardering en rehabilitatie van de bestaande infrastructuur.

(7 bis)   Om voor connectiviteit in de hele Unie te zorgen, moeten acties die bijdragen tot de ontwikkeling van projecten van gemeenschappelijk belang in de vervoerssector, gefinancierd door het programma, voortbouwen op de complementariteit van alle vervoerswijzen teneinde te voorzien in efficiënte, onderling verbonden en multimodale netwerken;

(8)  Met het oog op de verwezenlijking van de in de TEN‑T-richtsnoeren vastgestelde doelstellingen moet prioriteit worden gegeven aan lopende TEN‑T-projecten evenals steun voor grensoverschrijdende verbindingen, knelpunten, horizontale prioriteiten, missing links en stedelijke knooppunten en moet, indien van toepassing, worden gewaarborgd dat de gefinancierde acties consistent zijn met de werkplannen voor de corridors die zijn vastgesteld op grond van artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1315/2013 en met de algemene ontwikkeling van het netwerk op het gebied van prestaties en interoperabiliteit.

(8 bis)   In bepaalde gevallen hebben projecten die worden uitgevoerd op het grondgebied van één lidstaat een aanzienlijke grensoverschrijdende impact en creëren ze waarde die nationale grenzen overstijgt, omdat ze de grensoverschrijdende connectiviteit aan de kust vergroten, of omdat ze de connectiviteit met de economie van het ruimere achterland voorbij nationale grenzen vergroten. Projecten die een dergelijke impact kunnen aantonen moeten daarom als grensoverschrijdend worden beschouwd.

(8 ter)   Met het oog op de uitzonderlijke omstandigheden die de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie meebrengt, is het nodig te voorzien in de connectiviteit van Ierland met het Europese vasteland middels een wijziging van het traject en van de samenstelling van de TEN‑T-corridors teneinde er zeeverbindingen tussen Ierse en continentale havens van het kernnetwerk en het uitgebreide netwerk in op te nemen.

(9)  Om in te spelen op de groeiende vervoersstromen en de ontwikkeling van het netwerk, moeten de afbakening van de kernnetwerkcorridors, de vooraf geselecteerde delen en de capaciteit daarvan worden aangepast. Die aanpassingen aan het kernnetwerk mogen de voltooiing daarvan tegen 2030 niet in de weg staan, moeten de reikwijdte van de corridors op het grondgebied van de Unie verbeteren en moeten evenredig zijn om de samenhang en de efficiency van de corridorontwikkeling en -coördinatie te waarborgen. Om die reden mag de lengte van de kernnetwerkcorridors niet met meer dan 15 % toenemen. Ontwikkelingen met betrekking tot het uitgebreid netwerk moeten worden gemonitord en geëvalueerd om de relevantie van de segmenten te waarborgen.

(10)  Publieke en private investeringen in slimme, interoperabele, duurzame, multimodale, inclusieve, voor personen met verminderde mobiliteit toegankelijke, veilige en beveiligde mobiliteit in de hele Unie moeten worden gestimuleerd voor alle vervoerswijzen. In 2017 heeft de Commissie "Europa in beweging" voorgesteld(7), een breed scala aan initiatieven om het verkeer veiliger te maken, slimme kilometerheffingen aan te moedigen, de CO2-uitstoot, luchtvervuiling en congestie terug te dringen, geconnecteerde en autonome mobiliteit te promoten en correcte arbeidsvoorwaarden en rusttijden voor werknemers te waarborgen. Waar relevant moet voor die initiatieven in het kader van dit programma Uniesteun worden verleend, bijvoorbeeld om de invoering en retrofitting van de slimme tachograaf te versnellen.

(11)  In de herziene TEN‑T-richtsnoeren is met betrekking tot nieuwe technologieën en innovatie voorgeschreven dat het TEN‑T de decarbonisatie van alle vervoerswijzen mogelijk moet maken door energie-efficiëntie en het gebruik van alternatieve brandstoffen te stimuleren, met inachtneming van het beginsel van technologische neutraliteit. Bij Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad(8) is een gemeenschappelijk kader met maatregelen voor de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen voor alle vervoerswijzen in de Unie gecreëerd teneinde de afhankelijkheid van vervoersmiddelen van fossiele brandstoffen zoveel mogelijk te verminderen en de milieu- en klimaatimpact van vervoer te beperken en zijn de lidstaten verplicht tegen 31 december 2025 openbare laad- en tankstations beschikbaar te stellen. Zoals de Commissie in haar voorstellen(9) van november 2017 heeft toegelicht, is er behoefte aan een uitgebreid pakket maatregelen om emissieluwe mobiliteit te promoten, met financiële steun voor situaties waarin de markt onvoldoende stimulansen biedt.

(12)  In het kader van haar mededeling over duurzame mobiliteit voor Europa: veilig, schoon en geconnecteerd(10), heeft de Commissie benadrukt dat voertuigen dankzij automatisering en geavanceerde connectiviteitssystemen veiliger, gemakkelijker te delen en toegankelijker zullen worden voor alle burgers, ook voor hen die op dit moment geen toegang hebben tot mobiliteitsdiensten, zoals ouderen of personen met verminderde mobiliteit. In dit kader heeft de Commissie ook een "Strategisch Actieplan Verkeersveiligheid" en een herziening van Richtlijn 2008/96/EG inzake het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur voorgesteld. Om dezelfde reden moet andere wetgeving, zoals Richtlijn 2004/54/EG inzake minimumveiligheidseisen voor tunnels in het trans-Europese wegennet, worden aangepast aan de nieuwe normen op het gebied van veiligheid en digitalisering in de vervoerssector. Aan de verbetering van de veiligheid moet ook in de spoorwegsector prioriteit worden gegeven. Het is met name van belang om te investeren in de veiligheid van de kruispunten (d.w.z. seingeving, verbetering van de infrastructuur). In 2012 vonden aan de 114 000 bestaande spoorwegovergangen in de Unie 573 ernstige ongevallen plaats waarbij 369 personen stierven en 339 personen zwaargewond raakten (verslag ERA 2014). De overwegen waar de veiligheid ernstig in gevaar wordt gebracht, moeten dan ook op Unieniveau worden geïdentificeerd met het oog op de investering in de verbetering van die infrastructuren, die op de lange termijn moeten worden vervangen door bruggen en tunnels.

(13)  Om bij te dragen aan de voltooiing van vervoersprojecten in de minder ontwikkelde delen van het netwerk, moeten toewijzingen in het kader van het Cohesiefonds aan het programma worden overgedragen ter financiering van vervoersprojecten in de lidstaten die in aanmerking komen voor financiering uit het Cohesiefonds. In een eerste fase ▌ moeten bij de selectie van projecten die voor financiering in aanmerking komen, de nationale toewijzingen in het kader van het Cohesiefonds in acht worden genomen. Aan het einde van de eerste fase moeten middelen die naar het programma zijn overgedragen en niet voor een vervoersinfrastructuur zijn vastgelegd op concurrerende basis worden toegewezen aan projecten in de lidstaten die in aanmerking komen voor financiering uit het Cohesiefonds, met voorrang voor grensoverschrijdende verbindingen en missing links. De Commissie dient de lidstaten die in aanmerking komen voor financiering uit het Cohesiefonds te ondersteunen bij hun inspanningen om een adequate geschikte projectenpijplijn te ontwikkelen, met name door de institutionele capaciteit van de betrokken overheden te versterken.

(14)  Na de gezamenlijke mededeling van november 2017 over de verbetering van de duale mobiliteit in de Europese Unie(11), werd er in het actieplan voor militaire mobiliteit dat de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid(12) op 28 maart 2018 hebben aangenomen, op gewezen dat het Uniebeleid inzake vervoersinfrastructuur duidelijke kansen biedt om de synergieën tussen de defensiebehoeften en het TEN‑T te versterken, met als overkoepelend doel om de mobiliteit binnen de Unie te verbeteren. In het Actieplan wordt de Raad opgeroepen tegen medio 2018 de militaire eisen inzake vervoersinfrastructuur te onderzoeken en te valideren en wordt aangekondigd dat de diensten van de Commissie uiterlijk in 2019 zullen bepalen welke delen van het trans-Europees vervoersnet ook geschikt zijn voor tweeërlei (civiel en defensie-) gebruik van de infrastructuur, met inbegrip van mogelijkheden om bestaande infrastructuur te verbeteren. De infrastructuur moet altijd geschikt zijn voor tweeërlei gebruik. Uniefinanciering voor de uitvoering van projecten voor tweeërlei gebruik moet door het programma ten uitvoer worden gelegd op basis van werkprogramma's door middel van meetbare acties die voldoen aan de toepasselijke eisen als gedefinieerd in het kader van het actieplan.

(14 bis)   Het actieplan voor duale mobiliteit (civiel en voor defensiedoeleinden) in de Unie maakt deel uit van de algemene doelstelling om de mobiliteit in de Unie te verbeteren en tegelijkertijd de logistieke en mobiliteitsuitdagingen aan te pakken die zijn vastgesteld in het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid van de Europese Unie. Het is in dit verband van essentieel belang om grensoverschrijdende douanenormen en -verordeningen evenals administratieve en juridische procedures te harmoniseren. De rol van de joint ventures van de Unie is onder meer van cruciaal belang voor de harmonisering van administratieve en juridische procedures, zowel met betrekking tot de CEF als het actieplan voor duale (civiele en defensie-) mobiliteit. De duale mobiliteit (civiel en voor defensiedoeleinden) zal bijdragen aan de ontwikkeling van de CEF, voornamelijk op gebieden als begroting en het tegemoet komen aan nieuwe en toekomstige behoeften;

(15)  In haar mededeling "Een nieuw en sterker strategisch partnerschap met de ultraperifere gebieden van de EU"(13) heeft de Commissie gewezen op de specifieke vervoers-, energie- en digitale behoeften van de ultraperifere regio's en de noodzaak om voldoende Uniemiddelen vrij te maken om tegemoet te komen aan die behoeften, onder meer via dit programma, door medefinancieringspercentages van maximaal 85 % te hanteren.

(16)  Gezien de omvang van de investeringsbehoeften voor de voltooiing van het TEN‑T-kernnetwerk tegen 2030 (geraamd op 350 miljard EUR in de periode 2021‑2027) en van het uitgebreide TEN‑T-netwerk tegen 2050, en voor investeringen in decarbonisatie, digitalisering en stedelijke mobiliteit (geraamd op 700 miljard EUR in de periode 2021‑2027), moet een toereikende begroting voor de vervoerssector worden gehandhaafd, in overeenstemming met de begroting die voorzien was bij het begin van de programmeringsperiode 2014‑2020, en moeten de verschillende financieringsprogramma's en -instrumenten van de Unie zo efficiënt mogelijk worden benut teneinde een maximale toegevoegde waarde van de door de Unie ondersteunde investeringen te verwezenlijken. Dit kan worden bereikt door het investeringsproces te stroomlijnen zodat de projectpijplijnen zichtbaar en voor coherentie tussen programma's van de Unie wordt gezorgd, met name tussen de Connecting Europe Facility, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Cohesiefonds en InvestEU. Er moet met name rekening worden gehouden met de randvoorwaarden als bepaald in bijlage IV bij Verordening (EU) nr. XXX [Verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel en migratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor grensbeheer en visa ("VGB")].

(17)  In Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad(14) zijn de prioriteiten inzake trans-Europese energie-infrastructuur vastgesteld, die ten uitvoer moeten worden gelegd om de doelstellingen van de Unie inzake energie en klimaat te kunnen verwezenlijken; in die verordening zijn ook de projecten van gemeenschappelijk belang vastgesteld voor de uitvoering van die prioriteiten en zijn maatregelen vastgesteld op het gebied van het verlenen van vergunningen, publieke betrokkenheid en regelgeving om de uitvoering van deze projecten te versnellen en/of vlotter te laten verlopen, inclusief criteria om te bepalen of dergelijke projecten in aanmerking komen voor financiële bijstand van de Unie. De lijst met projecten van gemeenschappelijk belang en de TEN‑E-richtsnoeren moet worden herzien om hierin rekening te houden met de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, alsook met de voorgestelde klimaat- en energiedoelstellingen voor 2030 en daarna.

(18)  In Richtlijn [herschikking van de richtlijn hernieuwbare energie] wordt gewezen op de behoefte aan een kader dat een intensiever gebruik van Uniemiddelen begunstigd en wordt expliciet verwezen naar faciliterende acties om grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van hernieuwbare energie te ondersteunen.

(19)  Hoewel de voltooiing van netwerkinfrastructuur prioritair blijft voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie, weerspiegelen de toevoeging van grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van hernieuwbare energie en de ontwikkeling van een slim en efficiënt energiesysteem, met inbegrip van oplossingen voor opslag en vraagsturing die het net in evenwicht helpen houden, de aanpak die is gekozen in het kader van het initiatief Schone energie voor alle Europeanen, met een collectieve verantwoordelijkheid om de ambitieuze doelstelling op het gebied van hernieuwbare energie in 2030 te bereiken evenals de gewijzigde beleidscontext waarin een eerlijke en adequate sociale transitie wordt gewaarborgd, met ambitieuze langetermijndoelstellingen op het gebied van decarbonisatie.

(20)  Innovatieve infrastructuurtechnologieën die het pad effenen voor een transitie naar emissiearme mobiliteitssystemen en een grotere voorzieningszekerheid waarbij wordt gestreefd naar een grotere energieonafhankelijkheid van de Unie zijn essentieel in het licht van de decarbonisatieagenda van de Unie. In haar "Mededeling over het versterken van de energienetten van Europa"(15) van 23 november 2017 heeft de Commissie benadrukt dat de rol van elektriciteit, wanneer in 2030 de helft van de elektriciteitsproductie afkomstig zal zijn van hernieuwbare bronnen, steeds meer gericht zal zijn op het koolstofarm maken van sectoren die tot nu toe worden gedomineerd door fossiele brandstoffen, zoals vervoer, industrie en verwarming en koeling, en dat dienovereenkomstig de focus in het kader van de trans-Europese energie-infrastructuur op elektriciteitsinterconnecties, elektriciteitsopslag, slimme netwerken en investeringen in gasinfrastructuur moet liggen. Om de decarbonisatiedoelstellingen van de Unie, de integratie van de interne markt en de zekerheid van de energievoorziening te ondersteunen moet voldoende aandacht en prioriteit worden gegeven aan technologieën en projecten die bijdragen aan de transitie naar een emissiearme economie. De Commissie zal ernaar streven via het programma meer projecten voor grensoverschrijdende slimme netwerken, innovatieve opslag en CO2-transport te financieren.

(20 bis)   Ondersteuning van slimmenetwerkprojecten is nodig wanneer de projecten zijn gericht op integratie van de opwekking, de distributie of het verbruik van elektriciteit met behulp van realtime-beheersystemen en van invloed zijn op grensoverschrijdende energiestromen. De energieprojecten moeten het centrale belang laten zien van slimme netwerken voor de energietransitie, en de ondersteuning via de CEF moet erop gericht zijn de financieringstekorten te verhelpen die investeringen in de toepassing van de technologie van slimme netwerken op grote schaal momenteel belemmeren.

(20 ter)  Met betrekking tot interconnectie tussen elektriciteitsnetwerken wordt in Verordening (EU) 2018/... van het Europees Parlement en de Raad [betreffende de governance van de energie-unie], een streefcijfer vastgesteld van ten minste 15 % voor de koppeling van elektriciteitsnetten tussen de lidstaten voor 2030. Het programma moet bijdragen aan de verwezenlijking van dit streefcijfer.

(21)  De verwezenlijking van de digitale eengemaakte markt vergt een onderliggende infrastructuur voor digitale connectiviteit. De digitalisering van het Europese bedrijfsleven en de modernisering van sectoren zoals vervoer, energie, gezondheidszorg en de overheid hangen af van universele toegang tot betrouwbare, betaalbare en hoogwaardige netwerken met een zeer hoge capaciteit. Digitale connectiviteit is uitgegroeid tot een doorslaggevende factor om economische, sociale en territoriale verschillen te overbruggen en draagt bij aan de modernisering van lokale economieën en de diversificatie van de economische activiteiten. De reikwijdte van de steun van het programma voor infrastructuur voor digitale connectiviteit moet worden aangepast in het licht van het groeiende belang van connectiviteit voor de economie en de samenleving in het algemeen. Daarom moet worden vastgesteld welke infrastructuurprojecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van digitale connectiviteit noodzakelijk zijn om de doelstellingen van de digitale eengemaakte markt van de Unie te verwezenlijken en moet Verordening (EU) nr. 283/2014 van het Europees Parlement en de Raad(16) worden ingetrokken.

(22)  In de mededeling "Connectiviteit voor een competitieve digitale eengemaakte markt – Naar een Europese gigabitmaatschappij"(17) (de strategie voor de gigabit-samenleving) zijn de strategische doelstellingen voor 2025 vastgesteld met het oog op een optimalisering van de investeringen in infrastructuur voor digitale connectiviteit. Richtlijn (EU) 2018/XXX [Europees wetboek voor elektronische communicatie] beoogt onder meer de totstandbrenging van een regelgevingskader dat particuliere investeringen in digitale netwerken stimuleert. Het is echter duidelijk dat de uitrol van netwerken in de hele Unie dringend meer aandacht verdient wegens de beperkte rendabiliteit ervan, onder meer door de afgelegen ligging en specifieke territoriale of geografische kenmerken, de lage bevolkingsdichtheid en diverse sociaaleconomische factoren. Het programma moet daarom ook bijdragen tot een evenwicht tussen landelijke en stedelijke gebieden, om bij te dragen aan de verwezenlijking van die in de strategie voor de gigabitmaatschappij vastgestelde strategische doelstellingen, in aanvulling op de steun voor de uitrol van netwerken met een zeer hoge capaciteit door andere programma's en met name het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Cohesiefonds en de InvestEU-fonds.

(23)  Terwijl alle digitale netwerken die op het internet zijn aangesloten een intrinsieke trans-Europese dimensie hebben, met name vanwege de werking van de toepassingen en diensten die zij mogelijk maken, moet via steun uit het programma voorrang worden verleend aan acties waarvan de grootste impact op de digitale eengemaakte markt wordt verwacht, onder meer door de afstemming daarvan op de doelstellingen van de mededeling inzake de strategie voor de gigabitmaatschappij en op de digitale transformatie van de economie en de samenleving, rekening houdend met de geconstateerde markttekortkomingen en ‑belemmeringen.

(24)  Scholen, universiteiten, bibliotheken, plaatselijke, provinciale, regionale en nationale overheden, de belangrijkste aanbieders van openbare diensten, ziekenhuizen en medische centra, vervoersknooppunten en ondernemingen die grotendeels digitaal werken kunnen een belangrijke invloed hebben op de sociaaleconomische ontwikkelingen in de regio waar zij zijn gevestigd, met inbegrip van plattelandsgebieden en dunbevolkte gebieden. Dergelijke sociaaleconomische actoren moeten het voortouw nemen op het gebied van gigabitconnectiviteit om de Europese burgers, het bedrijfsleven en lokale gemeenschappen toegang te bieden tot de best mogelijke diensten en toepassingen. Het programma dient de toegang tot gigabitconnectiviteit en hogesnelheidsconnectiviteit, met inbegrip van geavanceerde mobiele connectiviteit, voor deze sociaaleconomische actoren te ondersteunen teneinde hun positieve overloopeffect op de rest van de economie en de samenleving te maximaliseren, onder meer door de vraag naar connectiviteit en diensten op te drijven.

(25)  Voortbouwend op het succes van het initiatief WiFi4EU, moet het programma steun blijven verlenen voor de verstrekking van gratis, veilige, hoogwaardige lokale draadloze connectiviteit in lokale centra van het openbare leven, waaronder entiteiten met een openbare opdracht, zoals overheidsdiensten en openbare-dienstverleners, en voor het publiek toegankelijke openbare plaatsen in open lucht, om de digitale visie van de Unie bij lokale gemeenschappen te promoten.

(25 bis)  Digitale infrastructuur vormt een belangrijke basis voor innovatie. Om met het programma een maximaal effect te bewerkstelligen, moet het gericht zijn op financiering van de infrastructuur. Individuele digitale diensten en toepassingen, zoals diensten waarbij "distributed ledger"-technologieën of kunstmatige intelligentie worden toegepast, moeten daarom niet onder het toepassingsgebied van het programma vallen, maar in plaats daarvan, in voorkomend geval, worden opgenomen in andere instrumenten zoals het programma Digitaal Europa. Het is eveneens belangrijk om de synergieën tussen de verschillende programma's te maximaliseren.

(26)  De levensvatbaarheid van de volgende generatie digitale diensten, zoals het internet der dingen en toepassingen waarvan in verschillende sectoren en voor de samenleving als geheel aanzienlijke voordelen worden verwacht, vereist een ononderbroken grensoverschrijdende 5G‑dekking, met name om ervoor te zorgen dat gebruikers en toestellen onderweg verbonden blijven. Er blijft onduidelijkheid bestaan over de scenario's voor kostendeling voor de uitrol van 5G in deze sectoren en de vermeende risico's van commerciële uitrol in bepaalde belangrijke domeinen zijn zeer groot. De wegcorridors en treinverbindingen zullen naar verwachting cruciaal zijn voor de eerste fase van de nieuwe toepassingen op het gebied van geconnecteerde mobiliteit en zijn derhalve belangrijke grensoverschrijdende projecten voor financiering in het kader van dit programma.

(27)  In de hele Unie zijn er nog, soms zelfs centraal gelegen, slecht verbonden gebieden die een bottleneck en onbenut potentieel vormen voor de digitale eengemaakte markt. Toegang tot hoogwaardig internet kan in de meeste landelijke en afgelegen gebieden een essentiële rol spelen om te vermijden dat een digitale kloof ontstaat en dat deze gebieden geïsoleerd raken en ontvolken, aangezien internetverbindingen de levering van goederen en diensten goedkoper maken en de afgelegen ligging deels goedmaken. Hoogwaardige internetconnectiviteit is noodzakelijk voor nieuwe economische kansen, zoals precisielandbouw of de ontwikkeling van een bio‑economie in plattelandsgebieden. Het programma dient bij te dragen tot de beschikbaarheid van vaste en draadloze connectiviteit met een zeer hoge capaciteit voor alle Europese huishoudens, zowel in de stad als op het platteland, met een focus op situaties waarin een zekere mate van marktfalen wordt waargenomen en die kunnen worden aangepakt met subsidies met een geringe intensiteit. Hierbij moet het programma streven naar een volledige dekking van alle huishoudens en regio's, aangezien het niet rendabel is om leemtes in een reeds gedekt gebied in een later stadium aan te pakken.

(28)  De uitrol van digitale backbonecommunicatienetwerken, met onder meer onderzeese kabels die Europese regio's verbinden met derde landen op andere continenten of die Europese eilanden en overzeese gebieden verbinden met het vasteland, is nodig om voor alle vitale infrastructuur de nodige redundantie te creëren en de capaciteit en weerbaarheid van de digitale netwerken van de Unie te versterken. Dergelijke projecten zijn echter zonder overheidssteun vaak niet commercieel levensvatbaar.

(29)  Acties die bijdragen tot projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van infrastructuur voor digitale connectiviteit moeten gebruik maken van de ▌beste beschikbare en meest geschikte technologie, met een optimaal evenwicht tussen geavanceerde technologieën op het gebied van de gegevensstroomcapaciteit, de beveiliging van de overdracht, de weerbaarheid van het netwerk, de cyberveiligheid en kostenefficiëntie, en moeten worden geprioriteerd door middel van werkprogramma's, rekening houdend met de in deze verordening bepaalde criteria. De uitrol van netwerken met zeer hoge capaciteit kan ook passieve infrastructuur omvatten, met het oog op maximale sociaaleconomische en milieuvoordelen. Ten slotte moet bij het prioriteren van de acties rekening worden gehouden met de potentiële positieve overloopeffecten op het gebied van connectiviteit, bijvoorbeeld voor projecten die bijdragen aan de rendabiliteit van toekomstige investeringen die zorgen voor een betere dekking van het grondgebied en de bevolking in streken waar nog geen dekking is.

(30)  De Unie heeft een eigen PNT-technologie voor plaatsbepaling, navigatie en tijdsbepaling per satelliet (EGNOS/Galileo) en een eigen systeem voor aardobservatie (Copernicus) ontwikkeld. Zowel EGNOS/Galileo als Copernicus leveren geavanceerde diensten die publieke en private gebruikers belangrijke economische voordelen bieden. Daarom moet alle vervoer-, energie- en digitale infrastructuur die door het programma wordt gefinancierd, en die gebruik maakt van PNT-systemen of aardobservatiediensten, technisch compatibel zijn met EGNOS/Galileo en Copernicus.

(31)  De positieve resultaten van de blendingoproep die in 2017 in het kader van het huidige programma is gelanceerd, bevestigen de relevantie en toegevoegde waarde van Uniesubsidies met het oog op blending met financiering van de Europese Investeringsbank, nationale stimuleringsbanken, andere ontwikkelingsbanken en openbare financiële instellingen alsmede van particuliere financiële instellingen en investeerders uit de particuliere sector, al dan niet via publiek-private partnerschappen. Blending moet bijdragen tot het aantrekken van particuliere investeringen en een hefboomwerking bewerkstelligen ten aanzien van de algehele bijdrage van de overheidssector in overeenstemming met de doelstellingen van het InvestEU-programma. Het programma moet dan ook acties blijven ondersteunen waarbij Uniesubsidies met andere bronnen van financiering kunnen worden gecombineerd. In de vervoerssector mogen blendingverrichtingen het niveau van 10 % van de beschikbare middelen niet overschrijden.

(31 bis)  In de vervoerssector moeten blendingverrichtingen voornamelijk worden bestemd voor projecten die gericht zijn op de digitalisering van de sector, met name SESAR en ERTMS, die naar verwachting een financieel rendement zullen opleveren.

(32)  De doelstellingen van dit programma worden mede gerealiseerd door middel van financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties in het kader van de beleidsonderdelen [...] van het InvestEU-Fonds. De acties van het programma moeten worden gebruikt om investeringen te stimuleren door markttekortkomingen of suboptimale investeringsvoorwaarden op evenredige en adequate wijze aan te pakken, mogen particuliere financiering niet overlappen of verdringen en moeten een duidelijke Europese toegevoegde waarde bieden.

(33)  Om een geïntegreerde ontwikkeling van de innovatiecyclus te stimuleren, moet de complementariteit worden gewaarborgd tussen innovatieve oplossingen die zijn ontwikkeld in het kader van de Uniekaderprogramma voor onderzoek en innovatie en innovatieve oplossingen die met CEF-steun worden ingevoerd. Daartoe zullen synergieën met Horizon Europe ervoor zorgen dat: a) de onderzoeks- en innovatiebehoeften op het gebied van vervoer, energie en de digitale sector binnen de EU worden geïnventariseerd en vastgesteld tijdens het strategische planningsproces van Horizon Europa; b) de Connecting Europe Facility nauw wordt afgestemd op Horizon Europa voor de grootschalige invoering en toepassing van innovatieve technologieën en oplossingen op het gebied van vervoer, energie en digitale infrastructuur, en in synergieën tussen deze gebieden, die met name het resultaat zijn van Horizon Europa; c) de uitwisseling van informatie en gegevens tussen Horizon Europa en de Connecting Europe Facility wordt gefaciliteerd, bijvoorbeeld door de aandacht te vestigen op marktklare technologieën uit Horizon Europa die verder via de Connecting Europe Facility kunnen worden uitgerold.

(34)  In deze verordening worden de financiële middelen voor de hele periode 2021-2027 vastgesteld als het voornaamste referentiebedrag als bedoeld in [verwijzing toevoegen naar het nieuwe Interinstitutioneel akkoord: punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer31 voor het Europees Parlement en de Raad tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedure]. Deze financiële middelen moeten tijdens de volledige looptijd van het programma worden voorbehouden en mogen niet worden verminderd of opnieuw worden toegewezen aan andere programma's, zodat er op geen enkel moment tijdens de looptijd van het programma wordt geraakt aan het oorspronkelijke evenwicht, maar ook niet aan de afwegingen en de thematische en territoriale verdelingen.

(35)  Het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid is het kader op Unieniveau voor de vaststelling van nationale hervormingsprioriteiten en het toezicht op de uitvoering ervan. De lidstaten ontwikkelen hun eigen nationale meerjarige investeringsstrategieën ter ondersteuning van deze hervormingsprioriteiten. Die strategieën moeten samen met de jaarlijkse nationale hervormingsprogramma's worden gepresenteerd als een manier om de prioritaire investeringsprojecten die nationale of Uniefinanciering moeten krijgen, vast te stellen en te coördineren. Die moeten een coherent gebruik van de Uniefinanciering waarborgen en er, voor zover relevant, voor zorgen dat de financiële steun die via het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Cohesiefonds, de Europese stabilisatiefunctie voor investeringen, InvestEU en de Connecting Europe Facility zal worden verleend, een maximale toegevoegde waarde genereert. Bij het gebruik van financiële steun moet, voor zover relevant, ook de coherentie worden gewaarborgd met energie- en klimaatplannen van de Unie en de lidstaten.

[aparte stemming]

(37)  De soorten financiering en de uitvoeringsmethoden in het kader van deze verordening worden gekozen op grond van hun vermogen om de specifieke doelstellingen van de acties te verwezenlijken en resultaten op te leveren, met name rekening houdend met de controlekosten, de administratieve lasten en het verwachte risico van niet-naleving. Dit moet mede omvatten dat het gebruik wordt overwogen van vaste bedragen, forfaits en eenheidskosten, en van financiering die niet gekoppeld is aan kosten, zoals bedoeld in artikel 125, lid 1, van het Financieel Reglement.

(38)  Derde landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER) kunnen aan het programma deelnemen in het kader van de samenwerking waarin wordt voorzien door de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, die bepaalt dat programma's van de Unie worden uitgevoerd bij een op grond van die overeenkomst genomen besluit. Derde landen kunnen ook op grond van andere rechtsinstrumenten deelnemen. Er moet een specifieke bepaling in deze verordening worden opgenomen ter verlening van de nodige rechten en toegang aan de bevoegde ordonnateur, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Europese Rekenkamer zodat zij hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen.

(39)  De regels inzake de toekenning van subsidies zijn vastgesteld in het Financieel Reglement. Om rekening te houden met het specifieke karakter van de door het programma gesteunde acties en om een consistente uitvoering in alle programmasectoren te waarborgen, moeten aanvullende regels inzake de selectie- en toewijzingscriteria worden vastgesteld. Bovendien is het de Commissie en/of de uitvoerende agentschappen die met de uitvoering van het programma zijn belast, niet toegestaan om voor de selectie van acties en hun financiering aanvullende verplichtingen op te leggen die niet in deze verordening zijn vastgelegd. De werkprogramma's mogen in bepaalde gevallen waarin de doelstellingen van de oproepen tot het indienen van voorstellen geen strategische gevolgen hebben, voorzien in vereenvoudigde procedures, zonder daarbij af te wijken van het Financieel Reglement.

(39 bis)  In de werkprogramma's zijn selectie- en gunningscriteria vastgesteld in overeenstemming met het Financieel Reglement. In de vervoerssector moet de kwaliteit en relevantie van een project worden beoordeeld door ook rekening te houden met de verwachte effecten ervan voor de connectiviteit van de Unie, de naleving van toegankelijkheidseisen en de strategie met het oog op de toekomstige behoeften aan onderhoud.

(40)  Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad(18), Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad(19), Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96(20) van de Raad en Verordening (EU) 2017/193 van de Raad(21) moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door evenredige maatregelen, daaronder begrepen voorkoming, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden en fraude, terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties. In het bijzonder kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 onderzoeken, daaronder begrepen controles en verificaties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 kan het Europees Openbaar Ministerie (EMO) overgaan tot onderzoek en vervolging van fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad(22). Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, het Europees Openbaar Ministerie (EOM) en de Europese Rekenkamer alsmede ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen.

(40 bis)   Een succesvolle tenuitvoerlegging van het programma is in hoge mate afhankelijk van de mate van samenwerking tussen de entiteiten die deelnemen aan een gemeenschappelijk project. Daarom moet de oprichting van joint ventures worden aangemoedigd, onder andere door middel van een hoger niveau van medefinanciering.

(41)  Volgens [verwijzing dienovereenkomstig aan te passen volgens het nieuwe besluit inzake landen en gebieden overzee: artikel 94 van Besluit 2013/755/EU van de Raad(23)] komen in landen en gebieden overzee (LGO's) gevestigde personen en entiteiten in aanmerking voor financiering, overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het programma en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het desbetreffende land of gebied overzee banden heeft.

(42)  De Unie dient te streven naar samenhang en synergieën met de Unieprogramma's voor het extern beleid, inclusief pretoetredingssteun na de verbintenissen die zijn aangegaan in het kader van de mededeling "Een geloofwaardig vooruitzicht op toetreding en een grotere Uniebetrokkenheid bij de Westelijke Balkan"(24).

(43)  Wanneer derde landen en in derde landen gevestigde entiteiten deelnemen aan acties die bijdragen tot projecten van gemeenschappelijk belang of grensoverschrijdende projecten op het gebied van hernieuwbare energie, mag alleen financiële bijstand worden verleend wanneer die onontbeerlijk is om de doelstellingen van die projecten te verwezenlijken.

(43 bis)   In overeenstemming met artikel 85 van Richtlijn 2014/25/EU, en in het geval van derde landen waarmee de Unie niet in multilateraal of bilateraal kader een overeenkomst heeft gesloten die ondernemingen in de Unie op vergelijkbare wijze daadwerkelijk toegang verschaft tot de markten van deze derde landen, kan iedere inschrijving die wordt ingediend met het oog op de gunning van een overheidsopdracht voor leveringen in het kader van een door de CEF medegefinancierd project, worden afgewezen wanneer het aandeel van de uit derde landen afkomstige producten meer dan 50 % uitmaakt van de totale waarde van de producten waarop deze inschrijving betrekking heeft.

(44)  Krachtens de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016(25) moet dit programma worden geëvalueerd op basis van door specifieke monitoringvoorschriften verzamelde informatie, bijvoorbeeld op basis van een klimaattoets, waarbij overregulering en administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, worden vermeden. De Commissie dient evaluaties en de resultaten daarvan mee te delen aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's teneinde de doeltreffendheid en doelmatigheid van de financiering te beoordelen en na te gaan wat de impact daarvan is op de algemene doelstellingen van het programma, en eventuele noodzakelijke aanpassingen door te voeren.

(45)  Er moeten transparante, controleerbare en adequate monitoring- en verslagleggingsmaatregelen, met inbegrip van meetbare indicatoren, worden ingevoerd om een beoordeling te maken van en verslag uit te brengen over de voortgang van het programma bij de verwezenlijking van de algemene en specifieke doelstellingen die in deze verordening zijn vastgesteld, en om bekendheid te geven aan deze voortgang. Het prestatieverslagleggingssysteem moet waarborgen dat de gegevens voor het monitoren van de uitvoering en de resultaten van het programma geschikt zijn voor een grondige analyse van de geboekte vooruitgang en van de problemen die zijn vastgesteld langs de kernnetwerkcorridors, en dat die gegevens en resultaten op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig worden verzameld. Aan ontvangers van Uniefinanciering moeten evenredige rapportageverplichtingen worden opgelegd om relevante gegevens te verzamelen voor het programma.

(45 bis)  Het programma moet aan de hand van werkprogramma's worden uitgevoerd. Tegen einde maart 2021 dient de Commissie een kaderprogramma voor te bereiden dat het voorziene tijdschema van de werkprogramma's en oproepen omvat, evenals de onderwerpen, de eraan toegewezen financiering en andere gegevens die nodig zijn om transparantie en voorspelbaarheid voor alle periodes van het programma te verschaffen en om de kwaliteit van de projecten te verbeteren.

(45 ter)  Het programma moet uitgebreid worden geëvalueerd, zodat de samenhang van de investeringsprioriteiten van het programma met de toezeggingen van de Unie inzake klimaatverandering wordt gewaarborgd.

(46)  Ter aanvulling van deze verordening moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen met betrekking tot de vaststelling van werkprogramma's en het kaderprogramma. ▌

(47)  Met het oog op de aanpassing, indien nodig, van de indicatoren voor de monitoring van het programma, ▌en van de afbakening van de kernnetwerkcorridors, moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan de Commissie worden gedelegeerd voor wijzigingen van de delen I, II en III van de bijlage bij de onderhavige verordening, alsook voor wijziging van eisen inzake militaire mobiliteit, vaststelling of wijziging van de lijst van de delen van het trans-Europese vervoersnet dat geschikt is voor militair vervoer, vaststelling of wijziging van de lijst van prioritaire projecten voor infrastructuur voor tweeërlei gebruik en de beoordelingsprocedure met betrekking tot de subsidiabiliteit van de acties die verband houden met militaire mobiliteit. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(48)  Ter wille van de duidelijkheid moeten Verordening (EU) nr. 1316/2013 en Verordening (EU) nr. 283/2014 worden ingetrokken. De rechtsgevolgen van artikel 29 van Verordening (EU) nr. 1316/2013, tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 913/2010 van het Europees Parlement en de Raad(26) wat de lijst van goederencorridors betreft, moeten evenwel worden gehandhaafd.

(49)  Met het oog op de tijdige vaststelling van de uitvoeringshandelingen uit hoofde van deze verordening, dient deze onmiddellijk bij de bekendmaking ervan in werking te treden,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening wordt de Connecting Europe Facility ("het programma") ingesteld.

In deze verordening worden de doelstellingen van het programma, de begroting voor de periode 2021‑2027, de vormen van Uniefinanciering en de regels voor de verstrekking van die financiering vastgelegd.

Artikel 2

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a)  "actie": elke in financieel en technisch opzicht als autonoom aangeduide activiteit, waarvoor een bepaalde termijn is gesteld en die noodzakelijk is voor de uitvoering van een project;

b)  "alternatieve brandstoffen": alternatieve brandstoffen voor alle vervoersmiddelen als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2014/94/EU;

c)  "geassocieerd land": een derde land dat partij is bij een overeenkomst met de Unie op grond waarvan het overeenkomstig artikel 5 aan het programma mag deelnemen;

c bis)   "begunstigde": een entiteit die is geselecteerd voor financiële Uniebijstand op grond van de in artikel 11 van deze verordening uiteengezette ontvankelijkheidscriteria en in overeenstemming met artikel 197 van het Financieel Reglement;

d)  "blendingverrichtingen": door de Uniebegroting ondersteunde acties, onder meer in het kader van blendingfaciliteiten overeenkomstig artikel 2, lid 6, van Verordening (EU, Euratom) 2018/XXX (het "Financieel Reglement"), waarbij niet‑terugbetaalbare vormen van steun en/of financieringsinstrumenten en/of begrotingsgaranties uit de Uniebegroting worden gecombineerd met terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, alsmede van commerciële financiële instellingen en investeerders;

d bis)  "knelpunt": een fysieke, technische of functionele belemmering die leidt tot een breuk in een systeem, waardoor de continuïteit van langeafstandsstromen of grensoverschrijdende stromen in het gedrang komt, en die kan worden weggenomen door nieuwe infrastructuur aan te leggen of bestaande infrastructuur ingrijpend te moderniseren, waardoor verbeteringen kunnen optreden die de door het knelpunt veroorzaakte belemmeringen kunnen oplossen;

e)  "uitgebreid netwerk": de vervoersinfrastructuur die overeenkomstig hoofdstuk II van Verordening (EU) nr. 1315/2013 is aangeduid;

f)  "kernnetwerk": de vervoersinfrastructuur die is aangeduid overeenkomstig hoofdstuk III van Verordening (EU) nr. 1315/2013;

g)  "kernnetwerkcorridors": instrumenten die de gecoördineerde totstandbrenging van het kernnetwerk vergemakkelijken, zoals bepaald in hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 1315/2013 en die zijn opgesomd in deel III van de bijlage bij deze verordening;

g bis)   "grensoverschrijdende verbinding": in de vervoerssector: projecten die betrekking hebben op spoorweg-, weg-, binnenvaart- of maritieme verbindingen tussen lidstaten of een lidstaat en een derde land, of een project, met betrekking tot om het even welke vervoerswijze, dat in één lidstaat wordt uitgevoerd, maar een aanzienlijke grensoverschrijdende impact heeft omdat het de grensoverschrijdende stromen tussen twee lidstaten verbetert;

h)  "grensoverschrijdend project op het gebied van hernieuwbare energie": een project dat is geselecteerd of in aanmerking komt om te worden geselecteerd in het kader van een samenwerkingsovereenkomst of andere regelingen tussen de lidstaten of tussen lidstaten en derde landen in de zin van [artikelen 8, 9, 11 of 13 van] Richtlijn (EU) 2018/... van het Europees Parlement en de Raad1(27) met betrekking tot de planning of ontwikkeling van hernieuwbare energie, overeenkomstig de criteria van deel IV van de bijlage bij deze verordening;

h bis)  "energie-efficiëntie eerst": het beginsel dat in besluiten inzake energieplanning, -beleid en -investeringen zoveel mogelijk rekening moet worden gehouden met alternatieve, kostenefficiënte energie-efficiëntiemaatregelen om de vraag naar energie en de energievoorziening efficiënter te maken, met name door middel van kosteneffectieve besparingen op het eindgebruik van energie, vraagresponsinitiatieven en efficiëntere omzetting, transmissie en distributie van energie, zonder afbreuk te doen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de betreffende besluiten;

i)  "infrastructuur voor digitale connectiviteit": netwerken met een zeer hoge capaciteit, 5G‑systemen, zeer hoogwaardige lokale draadloze connectiviteit, backbonenetwerken, alsook operationele digitale platforms die een directe band hebben met de vervoers- en energie-infrastructuur;

j)  "5G-systemen": een reeks digitale infrastructuurcomponenten, op basis van wereldwijd erkende normen voor mobiele en draadloze communicatietechnologie, die worden gebruikt voor connectiviteit en diensten met toegevoegde waarde met geavanceerde prestatiekenmerken, zoals zeer hoge transmissiesnelheden en capaciteit, een lage latentie en een hoge betrouwbaarheid, of die een groot aantal aangesloten apparaten ondersteunen;

k)  "5G-corridor": een transportroute, per spoor, over de weg of via een binnenlandse waterweg, die volledig wordt gedekt door infrastructuur voor digitale connectiviteit en met name 5G‑systemen, die de ononderbroken levering van digitale synergiediensten zoals geconnecteerde en geautomatiseerde mobiliteit, soortgelijke slimme mobiliteitsdiensten voor het spoor of digitale connectiviteit op binnenlandse waterwegen mogelijk maken;

k bis)   "missing link": een voor alle vervoerswijzen bestemd tracé van een TEN‑T-corridor of een vervoerstracé dat voorziet in de verbinding van kern- of uitgebreide netwerken met de TEN‑T-corridors en dat ontbreekt of een of meer bottlenecks bevat die de continuïteit van de TEN‑T-corridor in het gedrang brengen;

l)  "operationele digitale platforms die een directe band hebben met vervoers- en energie-infrastructuur": fysieke en virtuele voorzieningen voor informatie- en communicatietechnologie ("ICT"), die bovenop de communicatie-infrastructuur functioneren ter ondersteuning van de stroom, opslag, verwerking en analyse van vervoers- en/of energie-infrastructuurgegevens;

m)  "project van gemeenschappelijk belang": een project als genoemd in Verordening (EU) nr. 1315/2013, Verordening (EU) nr. 347/2013 of artikel 8 van deze verordening;

n)  "studies": activiteiten die nodig zijn ter voorbereiding van de uitvoering van projecten, zoals voorbereidende studies, het in kaart brengen, haalbaarheidsstudies, evaluatie- en validatiestudies, ook in de vorm van software, en andere technische ondersteuningsmaatregelen, met inbegrip van aan de werkzaamheden voorafgaande activiteiten die nodig zijn om een project te definiëren en te ontwikkelen en de besluiten te nemen inzake de financiering ervan, zoals verkenning ter plaatse en de voorbereiding van het financieringspakket;

o)  "sociaaleconomische actoren": entiteiten die door hun opdracht, aard of vestigingsplaats direct of indirect grote sociaaleconomische voordelen kunnen genereren voor de burgers, ondernemingen en lokale gemeenschappen in hun regio of hun invloedssfeer;

p)  "derde land": een land dat geen lid is van de Europese Unie;

q)  "netwerken met een zeer hoge capaciteit": netwerken met een zeer hoge capaciteit als gedefinieerd in artikel [2, lid 2] van Richtlijn (EU) 2018/XXX [het Europees wetboek voor elektronische communicatie];

r)  "werkzaamheden": de aanschaf, de levering en het inzetten van componenten, systemen en diensten, inclusief software, en de uitvoering van ontwikkelings-, bouw- en installatieactiviteiten in verband met een project, alsmede de oplevering van de installaties en de inbedrijfstelling van een project.

r bis)   "infrastructuur voor civiel-militair gebruik": infrastructuur die hoofdzakelijk voor civiele doeleinden wordt gebruikt, maar die eveneens van strategisch belang is voor defensie- en crisisbeheersingsdoeleinden, en die voor civiel-militair gebruik kan worden aangepast.

Artikel 3

Doelstellingen

1.  De algemene doelstelling van het programma is de aanleg, ontwikkeling en modernisering van de trans-Europese vervoers-, energie- en digitale netwerken en het faciliteren van grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van hernieuwbare energie, teneinde bij te dragen tot een sterker Europees concurrentievermogen, toegang tot de interne markt, tot slimme, duurzame en inclusieve groei, en teneinde territoriale, sociale en economische cohesie te consolideren, hetgeen bijdraagt tot de langetermijnverbintenissen op het gebied van decarbonisatie en met volledige nadruk op synergieën tussen de vervoers-, de energie- en de digitale sector.

2.  De specifieke doelstellingen van het programma zijn:

a)  Op het gebied van vervoer:

i)  bijdragen tot de ontwikkeling van projecten van gemeenschappelijk belang voor efficiënte, onderling verbonden, interoperabele en multimodale netwerken en infrastructuur voor slimme, duurzame, inclusieve, toegankelijke, veilige en beveiligde mobiliteit en een Europese vervoersruimte;

ii)  de aanpassing van delen van het trans-Europees vervoersnet dat geschikt is voor militair vervoer aan de behoeften op het gebied van duale (civiele en defensie-)mobiliteit;

b)  In de energiesector, bijdragen aan de ontwikkeling van projecten van gemeenschappelijk belang met het oog op de verdere integratie van een doelmatige en concurrerende interne energiemarkt, de sector- en grensoverschrijdende interoperabiliteit van de netwerken, het faciliteren van de decarbonisatie van de economie, en het waarborgen van de voorzieningszekerheid en de energie-onafhankelijkheid van de Unie, en ter bevordering van grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van ▌energie, met inbegrip van hernieuwbare energie, en ter bevordering van de energie-efficiëntie;

c)  In de digitale sector, bijdragen aan de ontwikkeling van projecten van gemeenschappelijk belang die verband houden met de uitrol van veilige en beveiligde 5G‑systemen en digitale netwerken met een zeer hoge capaciteit, aan een grotere weerbaarheid en capaciteit van digitale backbonenetwerken op het grondgebied van de EU door die netwerken te verbinden met naburige regio's, alsmede aan de digitalisering van de vervoers- en energienetwerken.

Artikel 4

Begroting

1.  De financiële middelen voor de uitvoering van het programma voor de periode 2021‑2027 bedragen 43 850 768 000 EUR in constante prijzen (XXX EUR in lopende prijzen).

2.  Dit bedrag wordt als volgt verdeeld:

a)  33 513 524 000 EUR in constante prijzen (XXX EUR in lopende prijzen) voor de specifieke doelstellingen als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a), waarvan:

i)  17 746 000 000 EUR in constante prijzen (XXX EUR in lopende prijzen) uit de Europese strategische investeringscluster;

ii)  de overdracht van 10 000 000 000 EUR in constante prijzen (11 285 493 000 EUR in lopende prijzen) uit het Cohesiefonds voor investeringen overeenkomstig deze verordening, uitsluitend in de lidstaten die in aanmerking komen voor steun uit het Cohesiefonds;

iii)  5 767 524 000 EUR in constante prijzen (6 500 000 000 EUR in lopende prijzen) van de post Veiligheid en Defensie voor de specifieke doelstelling als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a), punt ii);

b)  maximaal 8 650 000 000 EUR voor de specifieke doelstellingen als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder b), waarvan 20 % voor grensoverschrijdende projecten op het gebied van hernieuwbare energie; [Am. 9]

c)  2 662 000 000 EUR in constante prijzen (3 000 000 000 EUR in lopende prijzen) voor de specifieke doelstellingen als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder c).

3.  De Commissie mag niet afwijken van het bedrag als bedoeld in lid 2, onder a), ii).

4.  Maximaal 3 % van het in lid 1 genoemde bedrag mag eveneens worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand bij de tenuitvoerlegging van het programma en de sectorspecifieke richtsnoeren, zoals voorbereidende, monitoring-, controle-, audit- en evaluatieactiviteiten, met inbegrip van specifieke informatie en technologiesystemen. Deze bedragen mogen ook worden gebruikt ter financiering van begeleidende maatregelen ter ondersteuning van de voorbereiding van projecten.

5.  Vastleggingen in de begroting voor acties waarvan de uitvoering zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, mogen in jaartranches worden verdeeld.

5 bis.  Bij grote projecten worden transparantie en participatie van de burgers gewaarborgd. [Am. 27]

6.  Onverminderd het Financieel Reglement kunnen uitgaven voor acties die voortvloeien uit projecten die in het eerste werkprogramma waren opgenomen, vanaf 1 januari 2021 in aanmerking komen.

7.  De uit het Cohesiefonds overgedragen bedragen worden ten uitvoer gelegd overeenkomstig deze verordening, onder voorbehoud van lid 8 en onverminderd artikel 14, lid 2, onder b).

8.  Wat betreft de bedragen die uit het Cohesiefonds zijn overgedragen tot en met 31 december 2022, worden de voor financiering in aanmerking komende projecten geselecteerd met inachtneming van de nationale toewijzingen in het kader van het Cohesiefonds ▌. Met ingang van 1 januari 2023 worden de middelen die naar het programma zijn overgedragen en niet voor een vervoersinfrastructuurproject zijn vastgelegd, op concurrerende basis beschikbaar gesteld, van alle lidstaten die een beroep kunnen doen op het Cohesiefonds voor de financiering van vervoersinfrastructuurprojecten overeenkomstig deze verordening.

9.  Op verzoek van een lidstaat en in overeenstemming met de desbetreffende beheersautoriteit kunnen de aan die lidstaat in gedeeld beheer toegewezen middelen worden overgeschreven naar het programma, zodat ze kunnen worden gebruikt in het kader van een blendingverrichting of synergieactie die is opgenomen in een door de betrokken lidstaat ingediend voorstel dat door de Commissie overeenkomstig een procedure voor het vaststellen van werkprogramma's subsidiabel is verklaard. De Commissie voert die middelen overeenkomstig [artikel 62, lid 1, onder a),] van het Financieel Reglement op directe wijze dan wel overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement op indirecte wijze uit. ▌

Artikel 5

Met het programma geassocieerde derde landen

1.  Het programma staat open voor deelname van de volgende derde landen:

a)  landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), overeenkomstig de in de EER-overeenkomst vastgestelde voorwaarden;

b)  toetredingslanden, kandidaten en potentiële kandidaten, overeenkomstig de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor hun deelname aan programma's van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die landen;

c)  landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen, overeenkomstig de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma's van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die landen;

d)  andere derde landen, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in een specifieke overeenkomst betreffende de deelname van het derde land aan programma's van de Unie, op voorwaarde dat die overeenkomst:

–  een billijk evenwicht waarborgt tussen de bijdragen van en de voordelen voor het derde land dat aan programma's van de Unie deelneemt;

–  de voorwaarden voor deelname aan de programma's vaststelt, met inbegrip van de berekening van de financiële bijdragen aan afzonderlijke programma's en de administratieve kosten ervan; Deze bijdragen worden aangemerkt als bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel [21, lid 5,] van het Financieel Reglement;

–  het derde land geen beslissingsbevoegdheid ten aanzien van het programma verleent;

–  de rechten van de Unie om naar een goed financieel beheer te streven en haar financiële belangen te beschermen, waarborgt.

–  voor wederkerigheid zorgt bij de toegang tot soortgelijke programma's in het derde land, in het bijzonder overheidsopdrachten.

2.  Aan derde landen als bedoeld in lid 1 en aan in die landen gevestigde entiteiten mag in het kader van deze verordening geen financiële bijstand worden verleend, tenzij die bijstand onontbeerlijk is om de doelstellingen van een bepaald project van gemeenschappelijk belang te verwezenlijken onder de voorwaarden die zijn uiteengezet in de werkprogramma's als bedoeld in artikel 19 en overeenkomstig de bepalingen vastgesteld in artikel 8 van Verordening (EU) nr. 1315/2013.

Artikel 6

Uitvoering en vormen van Uniefinanciering

1.  Het programma wordt uitgevoerd in direct beheer in overeenstemming met het Financieel Reglement of in indirect beheer met organen als bedoeld in artikel [61, lid 1, onder c),] van het Financieel Reglement.

2.  In het kader van het programma kan financiering worden verstrekt in de vorm van subsidies en aanbestedingen, zoals vastgesteld in het Financieel Reglement ▌. De middelen die door het programma worden verstrekt, kunnen worden gebruikt in het kader van blendingverrichtingen, waaronder de middelen als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a), van de InvestEU-verordening. In de vervoerssector mogen blendingverrichtingen het niveau van 10 % van de beschikbare middelen niet overschrijden. De blendingverrichtingen zijn primair bestemd voor horizontale prioriteiten zoals opgesomd in de bijlage – deel III – punt -1 (nieuw). Blendingverrichtingen waartoe in het kader van dit programma is besloten, worden uitgevoerd in overeenstemming met de InvestEU-verordening en titel X van het Financieel Reglement.

3.  De Commissie kan de bevoegdheid voor de tenuitvoerlegging van een deel van het programma overeenkomstig artikel [69] van het Financieel Reglement delegeren aan uitvoerende agentschappen met het oog op een optimaal beheer en in het licht van de efficiëntievereisten van het programma in de vervoers-, energie- en digitale sector.

4.  Bijdragen aan een systeem voor onderlinge verzekeringen kan gelden als dekking voor het risico dat is verbonden aan de terugvordering van door ontvangers verschuldigde financiering en wordt als voldoende garantie beschouwd overeenkomstig het Financieel Reglement. De bepalingen van [artikel X van] Verordening XXX [opvolger van de verordening betreffende het Garantiefonds] zijn van toepassing.

Artikel 6 bis

Aanpassing van de TEN‑T-netwerken aan duaal (civiel en defensie-) gebruik

1.  Projecten van gemeenschappelijk belang dragen bij tot de aanpassing van TEN‑T-netwerken, als gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 1315/2013, met als doel om duaal (civiel-militair) gebruik van infrastructuur mogelijk te maken, in overeenstemming met de vereisten voor duale (civiel-militaire) mobiliteit, hierna "eisen inzake duale mobiliteit" genoemd, en prioritaire projecten voor duaal gebruik van infrastructuur, zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel.

2.  Uiterlijk op 31 december 2019 stelt de Commissie gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 24 van deze verordening vast tot nadere bepaling van de eisen inzake duale mobiliteit, de lijst van de delen van het trans-Europees vervoersnet die geschikt zijn voor militair vervoer, de lijst van prioritaire projecten voor duaal gebruik van infrastructuur en de beoordelingsprocedure inzake de subsidiabiliteit van acties die verband houden met duaal (civiele en defensie-) gebruik van infrastructuur. Bij de specificatie van de prioritaire projecten wordt rekening gehouden met de situatie van de lidstaten in het oosten en zuiden van de Unie.

3.  Studies die worden uitgevoerd met het oog op de ontwikkeling en vaststelling van TEN‑T-projecten van gemeenschappelijk belang voor de delen van het trans-Europees vervoersnet die geschikt zijn voor militair vervoer, die altijd zullen zijn gebaseerd op bestaande haalbaarheidsstudies, projecten en de uitvoering daarvan, omvatten ook de acties die nodig zijn om te voldoen aan de door de Raad gevalideerde eisen inzake duale mobiliteit en de prioritaire projecten voor duaal (civiel-militair) gebruik van infrastructuur.

Alle voorgestelde projecten omvatten meetbare acties voor de integratie van de door de Raad gevalideerde eisen inzake duale mobiliteit.

Voorstellen voor acties die uitsluitend betrekking hebben op militaire mobiliteit zijn alleen subsidiabel wanneer ze waarde toevoegen aan bestaande civiele infrastructuur.

Alle acties die verband houden met de naleving van de eisen inzake duale mobiliteit worden gefinancierd uit de middelen waarin wordt voorzien in artikel 4, lid 2, onder a), punt iii), en maken duaal (civiel-militair) gebruik van infrastructuur mogelijk.

4.  Vóór 31 december 2025 evalueert de Commissie het reeds uitgegeven bedrag en het uitgavenperspectief van het in artikel 4, lid 2, onder a), punt iii), genoemde bedrag. Afhankelijk van de resultaten van deze evaluatie besluit de Commissie om een niet vastgelegd bedrag over te schrijven van artikel 4, lid 2, onder a), punt iii) naar artikel 4, lid 2, onder a), punt i).

Artikel 6 ter

Grensoverschrijdende projecten op het gebied van vervoer

1.  De lidstaten, regionale overheden of andere entiteiten die deelnemen aan een grensoverschrijdend project op het gebied van vervoer kunnen een gemeenschappelijke entiteit (centraal loket) opzetten voor het beheer van de projecten. Deze gemeenschappelijke entiteiten beschikken over uitgebreide coördinerende bevoegdheden, waarbij de normen op Unieniveau zullen prevaleren, waardoor het mogelijk wordt alle milieubeoordelingen op projectniveau en ruimtelijkeordenings- en bouwvergunningen te beheren.

2.  Om de moeilijkheden op te lossen met betrekking tot de coördinatie van de procedures voor het toekennen van concessies voor grensoverschrijdende infrastructuurprojecten in het kader van TEN‑T, monitoren de Europese coördinatoren de coördinatie van de projecten en stellen zij procedures voor om de onderlinge afstemming en afronding ervan te vergemakkelijken.

3.  De coördinatie en samenwerking tussen de lidstaten via de aangewezen enkele bevoegde autoriteit, de vaststelling van de noodzakelijke gemeenschappelijke termijnen voor de procedures voor het toekennen van grensoverschrijdende vergunningen en het in gang zetten van de openbare aanbestedingen voor gemeenschappelijke grensoverschrijdende projecten, zullen plaatsvinden in overeenstemming met de Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het stroomlijnen van maatregelen met het oog op een snellere voltooiing van het trans-Europees vervoersnetwerk (COM(2018)0277).

Artikel 7

Grensoverschrijdende projecten op het gebied van hernieuwbare energie

1.  Grensoverschrijdende projecten op het gebied van hernieuwbare energie dragen bij tot decarbonisatie, de voltooiing van de interne energiemarkt en verbetering van de voorzieningszekerheid, tellen ten minste twee deelnemende lidstaten en worden opgenomen in een overeenkomst of een andere soort regeling tussen lidstaten, inclusief, in voorkomend geval, op regionaal niveau, of tussen lokale of regionale autoriteiten en/of tussen de lidstaten en derde landen als bedoeld in de artikelen 8, 9 11 of 13, van Richtlijn (EU) 2018/ ... van het Europees Parlement en de Raad(28). Deze projecten worden geselecteerd overeenkomstig de algemene criteria en het proces van deel IV van de bijlage bij de deze verordening.

2.  Uiterlijk op 31 december 2019 stelt de Commissie overeenkomstig artikel 23, onder d), van deze verordening een gedelegeerde handeling vast tot nadere bepaling, onverminderd de in artikel 13 omschreven gunningscriteria, van de specifieke selectiecriteria en -procedure van projecten en publiceert zij de methodologieën voor de beoordeling van de bijdrage van projecten aan de algemene criteria en voor de beoordeling van de kosten-batenanalyse als gespecificeerd in deel IV van de bijlage.

3.  Studies met het oog op de ontwikkeling en de selectie van grensoverschrijdende projecten op het gebied van hernieuwbare energie komen in aanmerking voor financiering uit hoofde van deze verordening.

4.  Grensoverschrijdende projecten op het gebied van hernieuwbare energie komen in aanmerking voor Uniefinanciering voor werkzaamheden indien zij aan de volgende aanvullende criteria voldoen:

a)  de projectspecifieke kosten-batenanalyse overeenkomstig deel IV, punt 3, van de bijlage is verplicht voor alle gesteunde projecten, wordt op transparante, uitgebreide en volledige wijze uitgevoerd en toont duidelijk aan dat een project aanzienlijke kostenbesparingen en/of voordelen oplevert in termen van duurzaamheid, systeemintegratie, continuïteit van de energievoorziening, integratie of innovatie, en;

b)  de aanvrager toont aan dat het project zonder subsidie niet zou kunnen worden verwezenlijkt of zonder subsidie commercieel niet rendabel zou zijn. Bij die analyse wordt rekening gehouden met eventuele inkomsten uit steunregelingen.

5.  Het bedrag van de subsidie voor werkzaamheden staat in verhouding tot de kostenbesparingen en/of voordelen als bedoeld in deel IV, punt 2, onder b), van de bijlage, ligt niet hoger dan het bedrag dat nodig is om ervoor te zorgen dat het project wordt uitgevoerd of rendabel is en voldoet aan de bepalingen van artikel 14, lid 3.

Artikel 8

Projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van infrastructuur voor digitale connectiviteit.

1.  Projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van infrastructuur voor digitale connectiviteit zijn projecten die een significante bijdrage leveren aan:

a)  de voltooiing van de Europese eengemaakte digitale markt;

b)  de verwezenlijking van Uniedoelstellingen op het gebied van strategische connectiviteit;

c)  de totstandbrenging van de onderliggende netwerkinfrastructuur ter ondersteuning van de digitale transformatie van de economie en samenleving.

1 bis.  Projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van infrastructuur voor digitale connectiviteit voldoen aan de volgende criteria:

a)  ze dragen bij tot de verwezenlijking van de specifieke doelstelling als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder c);

b)  de voor het project meest geschikte technologie wordt toegepast, en de beste balans tussen geavanceerde technologieën in de zin van gegevensstroomcapaciteit, transmissieveiligheid, veerkrachtigheid van het netwerk, cyberveiligheid en kostenefficiëntie wordt voorgesteld.

2.  Studies met het oog op de ontwikkeling en de selectie van projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van infrastructuur voor digitale connectiviteit komen in aanmerking voor financiering uit hoofde van deze verordening.

3.  Onverminderd de in artikel 13 vastgestelde selectiecriteria, wordt bij het bepalen van de prioriteiten voor financiering rekening gehouden met de volgende criteria:

a)  acties die bijdragen tot de toegang tot netwerken met een zeer hoge capaciteit die sociaaleconomische actoren gigabitconnectiviteit, met inbegrip van 5G of andere geavanceerde mobiele connectiviteit, bieden, krijgen prioriteit. Bij het mondiale concurrentievermogen van de Unie en het vermogen van de Unie om investeringen aan te trekken, spelen de sociaaleconomische actoren een rol, evenals de relevantie van de digitale diensten en toepassingen die dankzij de onderliggende connectiviteit mogelijk worden gemaakt, en de potentiële sociaaleconomische voordelen voor de burgers, het bedrijfsleven en lokale gemeenschappen, met inbegrip van de mogelijke positieve overloopeffecten op het gebied van connectiviteit, overeenkomstig deel V van de bijlage;

b)  acties die bijdragen aan het verstrekken van hoogwaardige lokale draadloze connectiviteit in lokale gemeenschappen, overeenkomstig deel V van de bijlage;

c)  voor acties die bijdragen tot de uitrol van 5G-systemen, wordt voorrang gegeven aan de uitrol van 5G‑corridors op de belangrijkste transportroutes, onder meer op het trans-Europese vervoersnetwerk en de sociaal-economische hubs. Er wordt rekening gehouden met de mate waarin een actie bijdraagt tot het garanderen van dekking op belangrijke transportroutes en daardoor de ononderbroken levering van digitale synergiediensten mogelijk maakt en tevens maximale potentiële positieve overloopeffecten creëert voor de gebieden en bevolking in het projectgebied. Een indicatieve lijst van projecten waarvoor steun kan worden verleend, is opgenomen in deel V van de bijlage;

d)  projecten voor de ontwikkeling van grensoverschrijdende netwerken met een zeer hoge capaciteit en backbonenetwerken tussen de EU en derde landen en ter versterking van de verbindingen binnen de Unie, met inbegrip van onderzeese kabels, worden geprioriteerd op basis van hun bijdrage aan een grotere weerbaarheid en capaciteit van de elektronische communicatienetwerken op het grondgebied van de Unie;

e)  met betrekking tot de dekking door netwerken met een zeer hoge capaciteit, wordt voorrang gegeven aan acties die bijdragen tot de dekking van het grondgebied en de bevolking, omgekeerd evenredig met de intensiteit van de steun die nodig zou zijn om de uitvoering van een project mogelijk te maken, in verhouding tot de in artikel 14 vastgestelde toepasselijke maximale medefinancieringspercentages. Er wordt rekening gehouden met de mate waarin een actie bijdraagt tot de volledige dekking van het grondgebied en de bevolking binnen een bepaald projectgebied, terwijl ook rekening wordt gehouden met de maximale potentiële positieve overloopeffecten voor het grondgebied en de bevolking in de nabijheid van het projectgebied;

f)  voor projecten op het gebied van digitale platforms, wordt prioriteit gegeven aan acties op basis van geavanceerde technologieën, rekening houdend met aspecten zoals interoperabiliteit, cyberveiligheid, gegevensbescherming en hergebruik;

▌.

Artikel 8 bis

Gunning van de overheidsopdrachten en/of leveringscontracten

1.  Bij het gunnen van contracten met steun van het programma mogen begunstigden deze contracten niet uitsluitend gunnen op basis van de economisch meest voordelige inschrijving, maar moeten ze ook rekening houden met een kosteneffectiviteitsaanpak door zich te concentreren op kwalitatieve, sociale en milieugegevens.

2.  Iedere inschrijving die wordt ingediend met het oog op de gunning van een overheidsopdracht en/of leveringscontract die/dat van het programma profiteert, wordt toegelaten wanneer het aandeel van de producten dat afkomstig is uit derde landen waarmee de Unie geen overeenkomst heeft gesloten die vergelijkbare en daadwerkelijke toegang voor Europese ondernemingen tot de markten van die derde landen waarborgt, niet meer dan 50% uitmaakt van de totale waarde van de producten waarop deze inschrijving betrekking heeft. [Am. 35]

HOOFDSTUK II

SUBSIDIABILITEIT

Artikel 9

Subsidiabele acties

1.  Alleen acties die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen als bedoeld in artikel 3 en die klimaatbestendig zijn gemaakt, komen in aanmerking voor financiering. Subsidiabele acties omvatten studies, werkzaamheden en begeleidende maatregelen voor het beheer en de tenuitvoerlegging van het programma en de sectorspecifieke richtsnoeren. Studies zijn enkel subsidiabel indien zij verband houden met onder dit programma subsidiabele projecten en indien zij onder een oproep tot het indienen van voorstellen onder werkprogramma's vallen. De selectie van operaties en de financiering ervan in het kader van deze verordening mogen niet vergezeld gaan van aanvullende verplichtingen die niet in deze verordening zijn vastgesteld.

2.  In de sector vervoer komen de volgende acties in aanmerking voor financiële Uniebijstand in het kader van de onderhavige verordening:

a)  Acties in verband met efficiënte, onderling verbonden, interoperabele en multimodale netwerken:

i)  acties voor de verwezenlijking van het kernnetwerk overeenkomstig hoofdstuk III van Verordening (EU) nr. 1315/2013, met inbegrip van stedelijke knooppunten, interoperabiliteit van de spoorwegen, multimodale logistieke platforms, luchthavens, zee- en binnenhavens, bevaarbaarheid van binnenwateren, hinterlandhavens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer die deel uitmaken van het kernnetwerk als gedefinieerd in bijlage II van Verordening (EU) nr. 1315/2013, voornamelijk de acties die worden vermeld in deel III, rubriek 1, van de bijlage bij deze verordening, evenals onderlinge verbinding van netwerken. Acties voor de verwezenlijking van het kernnetwerk mogen aanvullende componenten op het uitgebreide netwerk omvatten indien die nodig zijn om de investering te optimaliseren en overeenkomstig de modaliteiten in de werkprogramma's als bedoeld in artikel 19 van deze verordening;

ii)  acties voor de verwezenlijking en bevordering van grensoverschrijdende verbindingen van het uitgebreide netwerk overeenkomstig hoofdstuk II van Verordening (EU) nr. 1315/2013, met name de in deel III (2) van de bijlage bij deze verordening genoemde segmenten;

ii bis)  acties ter ondersteuning van de harmonisatie van grensoverschrijdende en douaneregelgeving, evenals de administratieve en wetgevingsprocedures, om op Unieniveau een regelgevingskader te ontwikkelen voor duale (civiele en defensie-)mobiliteit;

ii ter)   acties met het oog op het herstel van ontbrekende spoorverbindingen in de grensregio's die zijn verlaten of ontmanteld;

iii)  acties voor de verwezenlijking van delen van het uitgebreide netwerk in ultraperifere gebieden overeenkomstig hoofdstuk II van Verordening (EU) nr. 1315/2013, waaronder stedelijke knooppunten, luchthavens, zeehavens, luchthavens, multimodale logistieke platforms, binnenhavens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer die deel uitmaken van het uitgebreide netwerk als gedefinieerd in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1315/2013;

iii bis)   acties om interoperabiliteitsbelemmeringen weg te werken, en met name acties die corridor-/ netwerkeffecten genereren, met bijzondere aandacht voor de bevordering van het goederenvervoer over het spoor; [Am. 33]

iv)  acties ter ondersteuning van projecten van gemeenschappelijk belang om het trans-Europese netwerk te verbinden met de infrastructuurnetwerken van buurlanden als gedefinieerd in artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1315/2013;

b)  acties op het gebied van slimme, interoperabele, duurzame, multimodale, inclusieve, toegankelijke, veilige en beveiligde mobiliteit:

i)  acties ter ondersteuning van maritieme snelwegen in de zin van artikel 21 van Verordening (EU) nr. 1315/2013 met nadruk op de grensoverschrijdende korte vaart over zee;

ii)  acties ter ondersteuning van telematicasystemen, zoals ERTMS- en Sesar-projecten, onder meer voor veiligheidsdoelstellingen, overeenkomstig artikel 31 van Verordening (EU) nr. 1315/2013;

iii)  acties ter ondersteuning van goederenvervoerdiensten overeenkomstig artikel 32 van Verordening (EU) nr. 1315/2013;

iv)  acties ter ondersteuning van nieuwe technologieën en innovatie, met inbegrip van automatisering, geavanceerde vervoersdiensten, intermodale integratie, infrastructuur voor alternatieve brandstoffen voor alle vervoerswijzen, en de decarbonisatie van de vervoerssector, overeenkomstig artikel 33 van Verordening (EU) nr. 1315/2013;

v)  acties om interoperabiliteitsbelemmeringen weg te werken, met name in stedelijke knooppunten als gedefinieerd in artikel 30 van Verordening (EU) nr. 1315/2013 en met name acties die corridor-/ netwerkeffecten genereren;

vi)  acties die bijdragen tot veilige en beveiligde infrastructuur en mobiliteit, waaronder verkeersveiligheid, overeenkomstig artikel 34 van Verordening (EU) nr. 1315/2013;

vii)  acties om de vervoersinfrastructuur beter bestand te maken tegen de klimaatverandering en natuurrampen;

viii)  acties om de vervoersinfrastructuur beter toegankelijk te maken voor alle vervoerswijzen en alle gebruikers, met name gebruikers met beperkte mobiliteit, overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1315/2013;

ix)  acties ter verbetering van de toegankelijkheid en beschikbaarheid van vervoersinfrastructuur voor beveiligings- en civielebeschermingsdoeleinden;

ix bis)  acties om het lawaai van spoorgoederenvervoer te verminderen.

c)  in het kader van de specifieke doelstellingen als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a), punt ii), en in overeenstemming met artikel 6 bis:

i)  ▌ specifieke activiteiten die deel uitmaken van een actie, ter ondersteuning van nieuwe of bestaande delen van het trans-Europees vervoersnetwerk die geschikt zijn voor militair vervoer met het oog op de aanpassing ▌aan de eisen inzake duale mobiliteit om het netwerk geschikt te maken voor civiel-militair gebruik;

i bis)  acties ter verbetering van de toegankelijkheid en beschikbaarheid van vervoersinfrastructuur voor beveiligings- en civielebeschermingsdoeleinden;

i ter)  acties ter versterking van de weerbaarheid tegen cyberdreigingen.

3.  In de sector energie komen de volgende acties in aanmerking voor financiële Uniebijstand in het kader van de onderhavige verordening:

a)  acties ter ondersteuning van projecten van gemeenschappelijk belang als bedoeld in artikel 14 van Verordening (EU) nr. 347/2013;

b)  acties ter ondersteuning van grensoverschrijdende projecten op het gebied van hernieuwbare energie, met inbegrip van het ontwerp daarvan, als gedefinieerd in deel IV van de bijlage bij deze verordening, mits wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 7 van deze verordening.

4.  In de digitale sector komen de volgende acties in aanmerking voor financiële Uniebijstand in het kader van de onderhavige verordening:

a)  acties om de gigabit- en G5‑connectiviteit van sociaaleconomische actoren te ondersteunen;

b)  acties ter ondersteuning van het gratis en onder niet‑discriminerende voorwaarden aanbieden van hoogwaardige lokale draadloze connectiviteit in lokale gemeenschappen;

c)  acties voor de uitrol van een ononderbroken dekking met 5G‑systemen op alle belangrijke transportroutes, met inbegrip van het trans‑Europese vervoersnetwerk;

d)  acties ter ondersteuning van de uitrol en integratie van nieuwe of bestaande backbonenetwerken, onder meer met onderzeese kabels, tussen lidstaten en tussen de Unie en derde landen;

e)  acties ter ondersteuning van de toegang voor Europese huishoudens tot netwerken met een zeer hoge capaciteit en ter verwezenlijking van de strategische connectiviteitsdoelstellingen van de Unie;

f)  acties met het oog op de uitrol van infrastructuur voor digitale connectiviteit in verband met grensoverschrijdende vervoers- of energieprojecten en/of ter ondersteuning van operationele digitale platforms die een direct verband hebben met vervoers- of energie-infrastructuur.

Een indicatieve lijst van subsidiabele projecten in de digitale sector is opgenomen in deel V van de bijlage.

Artikel 10

Synergieën tussen de sectoren vervoer, energie en digitalisering

1.  Acties die tegelijkertijd bijdragen tot de verwezenlijking van één of meer doelstellingen van ten minste twee sectoren als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a), b) en c), komen in aanmerking voor financiële Uniebijstand in het kader van deze verordening en voor de toepassing van een hoger medefinancieringspercentage overeenkomstig artikel 14. Die acties worden uitgevoerd op basis van ▌werkprogramma's die ten minste twee sectoren bestrijken, met specifieke selectiecriteria en gefinancierd met bijdragen uit de begroting van de betrokken sectoren.

2.  Acties in de sectoren vervoer, energie of digitalisering mogen overeenkomstig artikel 9 synergetische componenten omvatten die een verband hebben met een van de andere sectoren, maar die geen verband hebben met de subsidiabele acties overeenkomstig artikel 9, leden 2, 3 of 4, mits die componenten voldoen aan alle volgende vereisten:

a)  de kosten van die synergetische componenten bedragen niet meer dan 20 % van de totale subsidiabele kosten van de actie; en

b)  die synergetische componenten hebben betrekking op de sector vervoer, energie of digitalisering; en

c)  die synergetische componenten zorgen voor een aanzienlijke toename van de sociaaleconomische, klimaat- of milieuvoordelen van de actie.

Artikel 11

In aanmerking komende entiteiten

1.  Naast de in artikel [197] van het Financieel Reglement vermelde subsidiabiliteitscriteria zijn de in dit artikel vastgestelde criteria van toepassing.

2.  De volgende entiteiten komen in aanmerking:

a)  juridische entiteiten, met inbegrip van joint ventures, die zijn gevestigd in een lidstaat;

b)  juridische entiteiten die zijn gevestigd in een met het programma geassocieerd derde land;

c)  krachtens het Unierecht opgerichte juridische entiteiten en internationale organisaties, voor zover de werkprogramma's in die mogelijkheid voorzien.

3.  Natuurlijke personen komen niet in aanmerking.

4.  Juridische entiteiten die gevestigd zijn in een niet met het programma geassocieerd derde land komen bij wijze van uitzondering in aanmerking voor steun in het kader van het programma indien die steun onontbeerlijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van een bepaald project van gemeenschappelijk belang op het gebied van vervoer, energie of digitalisering of een grensoverschrijdend project op het gebied van hernieuwbare energie.

5.  In de in artikel 19 bedoelde werkprogramma's kan worden bepaald dat alleen voorstellen die worden ingediend door een of meer lidstaten of door gemeenschappelijke ondernemingen, of, in overleg met de ▌lidstaten, door regionale of lokale overheden of door internationale organisaties, ▌dan wel publieke of private ondernemingen of organen, in aanmerking komen voor subsidie.

HOOFDSTUK III

SUBSIDIES

Artikel 12

Subsidies

Subsidies in het kader van het programma worden toegekend en beheerd in overeenstemming titel [VIII] van het Financieel Reglement.

Artikel 13

Selectiecriteria

1.  De selectiecriteria worden vastgesteld in de werkprogramma's als bedoeld in artikel 19 en in de oproepen tot het indienen van voorstellen, en omvatten, voor zover van toepassing, de volgende elementen:

a)  economische, sociale en milieueffecten (kosten en baten), met inbegrip van deugdelijkheid, alomvattendheid en transparantie van de analyse;

a bis)  naleving van de bepalingen van de artikelen 82 en 85 van Richtlijn 2014/25/EU;

b)  innovatie, veiligheid, digitalisering, interoperabiliteit en toegankelijkheid;

c)  grensoverschrijdende dimensie en interconnectiedimensie;

c bis)  connectiviteit en territoriale toegankelijkheid, ook voor ultraperifere regio's en eilanden;

c ter)  Europese meerwaarde;

d)  synergieën tussen de sectoren vervoer, energie en digitalisering;

e)  de maturiteit van de actie binnen de ontwikkeling van het project;

e bis)  de levenscyclus van projecten en de deugdelijkheid van de voorgestelde onderhoudsstrategie voor het voltooide project;

f)  de deugdelijkheid van het voorgestelde uitvoeringsplan;

g)  de katalyserende werking van financiële Uniebijstand op de investering;

h)  de noodzaak om financiële belemmeringen weg te werken, zoals een gebrek aan rendabiliteit, hoge aanloopkosten of het gebrek aan marktfinanciering;

h bis)  bijdrage aan de integratie van de eisen inzake duale (civiel-militaire)mobiliteit;

h ter)  toegankelijkheid voor personen met verminderde mobiliteit.

i)  bijdrage aan de beleidsplannen van de Unie en de lidstaten op het gebied van energie en klimaat;

i bis)  door de projecten gerealiseerde decarbonisatie;

i ter)  bijdrage aan het beginsel van voorrang voor energie-efficiëntie;

2.  Bij de toetsing van de voorstellen aan de selectiecriteria wordt, voor zover relevant, rekening gehouden met de weerbaarheid ten aanzien van de negatieve gevolgen van klimaatverandering door middel van een analyse van de klimaatkwetsbaarheid en een risicobeoordeling, met inbegrip van de relevante aanpassingsmaatregelen.

3.  Bij de toetsing van voorstellen aan de selectiecriteria wordt, voor zover relevant en overeenkomstig de specificaties in het werkprogramma, gewaarborgd dat door het programma ondersteunde acties die technologie voor plaatsbepaling, navigatie en tijdsbepaling (PNT) omvatten, technisch compatibel zijn met EGNOS/Galileo en Copernicus.

4.  In de vervoerssector wordt er bij de toetsing van de voorstellen aan de selectiecriteria als bedoeld in lid 1, indien van toepassing, op toegezien dat de voorgestelde acties in overeenstemming zijn met de werkplannen van de corridors en de uitvoeringshandelingen overeenkomstig artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1315/2013 en rekening houden met het advies van de bevoegde Europese coördinator op grond van artikel 45, lid 8. Daarnaast wordt beoordeeld of de uitvoering van door de CEF gefinancierde acties het risico met zich meebrengt dat de goederen- of passagiersstromen op het door het project beïnvloede traject worden onderbroken en of deze acties uiteindelijk oplossingen bieden.

5.  Voor acties met betrekking tot grensoverschrijdende projecten op het gebied van hernieuwbare energie, wordt in de selectiecriteria als gedefinieerd in de werkprogramma's en de oproepen tot het indienen van voorstellen rekening gehouden met de voorwaarden van artikel 7, lid 4.

6.  Voor acties met betrekking tot projecten van gemeenschappelijk belang voor digitale connectiviteit, wordt in de selectiecriteria als gedefinieerd in de werkprogramma's en de oproepen tot het indienen van voorstellen rekening gehouden met de voorwaarden van artikel 8, lid 3.

Artikel 14

Medefinancieringspercentages

1.  Voor studies bedraagt de financiële bijstand van de Unie ten hoogste 50 % van de totale subsidiabele kosten. Voor studies die worden gefinancierd met de bedragen die uit het Cohesiefonds zijn overgedragen, gelden de maximale medefinancieringspercentages van het Cohesiefonds als vermeld in lid 2, onder b).

2.  Voor werkzaamheden in de vervoerssector gelden de volgende maximale medefinancieringspercentages:

a)  voor werkzaamheden in verband met de specifieke doelstellingen als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a), bedraagt de financiële bijstand van de Unie ten hoogste 30 % van de totale subsidiabele kosten. Het medefinancieringspercentage kan worden verhoogd tot maximum 50 % voor acties in verband met grensoverschrijdende verbindingen voor om het even welke vervoerswijze overeenkomstig de in dit lid, onder c), gespecificeerde voorwaarden, voor acties ter ondersteuning van telematicasystemen, voor acties ter ondersteuning van de binnenwaterwegen, spoorwegen of maritieme snelwegen, voor acties ter ondersteuning van nieuwe technologieën en innovatie, voor acties om de infrastructuur veiliger te maken overeenkomstig de relevante Uniewetgeving, voor acties in ultraperifere regio's en voor acties ter verbetering van de territoriale toegankelijkheid en connectiviteit; Voor werkzaamheden in ultraperifere regio's bedragen de medefinancieringspercentages maximaal 85 %.

b)  voor bedragen die uit het Cohesiefonds zijn overgedragen, gelden de maximale medefinancieringspercentages van het Cohesiefonds als bedoeld in Verordening (EU) XXX [CPR]. Deze medefinancieringspercentages kunnen worden verhoogd tot maximum 85 % voor acties in verband met grensoverschrijdende en ontbrekende verbindingen overeenkomstig de in dit lid, onder c), gespecificeerde voorwaarden en voor en voor acties ter verbetering van de territoriale connectiviteit en toegankelijkheid;

c)  voor acties in verband met grensoverschrijdende verbindingen, mogen de hogere maximale medefinancieringspercentages als bedoeld onder a) en b) alleen worden toegepast voor acties waarbij er sprake is van een verregaande integratie bij de planning en uitvoering van de actie voor de toepassing van het selectiecriterium als bedoeld in artikel 13, lid 1, onder c), of artikel 13, lid 1, onder c bis), met name door de oprichting van een enige projectonderneming, een gezamenlijke beheerstructuur en een bilateraal juridisch kader of uitvoeringshandeling uit hoofde van artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1315/2013 of door een schriftelijke overeenkomst tussen de desbetreffende lidstaten of regionale autoriteiten; daarnaast kan het medefinancieringspercentage dat van toepassing is op projecten die worden uitgevoerd door een joint venture overeenkomstig artikel 11, lid 2, onder a), met 10 % worden verhoogd; het medefinancieringspercentage is niet hoger dan 90 % van de totale subsidiabele kosten.

c bis)  ten aanzien van de acties in verband met de specifieke doelstelling als vermeld in artikel 3, lid 2, onder a), ii), kunnen de medefinancieringspercentages worden verhoogd tot maximum 85 % voor acties in verband met grensoverschrijdende verbindingen overeenkomstig de in dit lid, onder c), gespecificeerde voorwaarden;

3.  Voor werkzaamheden in de energiesector gelden de volgende maximale cofinancieringspercentages:

a)  voor werkzaamheden in verband met de specifieke doelstellingen als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder b), bedraagt de financiële bijstand van de Unie ten hoogste 50 % van de totale subsidiabele kosten. Voor werkzaamheden in ultraperifere regio's bedragen de medefinancieringspercentages maximaal 85 %.

b)  Het medefinancieringspercentage kan worden verhoogd tot maximum 75 % voor acties die bijdragen tot de ontwikkeling van projecten van gemeenschappelijk belang die een aanzienlijk effect hebben op de vermindering van de CO2-uitstoot of, op basis van de in artikel 14, lid 2, van Verordening (EU) nr. 347/2013 vermelde bewijzen, zorgen voor een hoge mate van regionale of Uniebrede voorzieningszekerheid, die de solidariteit in de Unie versterken of die bijzonder innoverende oplossingen omvatten.

4.  Voor werkzaamheden in de digitale sector gelden de volgende maximale cofinancieringspercentages: voor werkzaamheden in verband met de specifieke doelstellingen als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder c), bedraagt de financiële bijstand van de Unie maximum 30 % van de totale subsidiabele kosten. Voor werkzaamheden in ultraperifere regio's bedragen de medefinancieringspercentages maximaal 85 %. Het medefinancieringspercentage kan worden verhoogd tot maximum 50 % voor acties met een sterke grensoverschrijdende dimensie, zoals ononderbroken dekking met 5G‑systemen van belangrijke transportroutes of de ontwikkeling van backbonenetwerken tussen lidstaten en tussen de Unie en derde landen, en tot maximum 75 % voor acties voor de uitrol van gigabitconnectiviteit bij sociaaleconomische actoren. Voor acties met het oog op het verstrekken van lokale draadloze connectiviteit in lokale gemeenschappen bedraagt de financiële Uniebijstand tot 100 % van de subsidiabele kosten, onverminderd het medefinancieringsbeginsel.

5.  Het maximale medefinancieringspercentage voor acties ▌ als bedoeld in artikel 10, is het hoogste maximale medefinancieringspercentage van de betrokken sectoren. Daarnaast kan het medefinancieringspercentage dat van toepassing is op deze acties met 10 % worden verhoogd; het medefinancieringspercentage is niet hoger dan 90 % van de totale subsidiabele kosten.

5 bis.  Bij de toewijzing en na het besluit over het medefinancieringspercentage verstrekt de Commissie de projectontwikkelaars tijdig een lijst van alle mogelijkheden en middelen om de overige financiële deelnemingen veilig te stellen.

Artikel 15

Subsidiabele kosten

Naast de in artikel [186] van het Financieel Reglement vermelde criteria zijn de volgende criteria voor subsidiabiliteit van kosten van toepassing:

a)  alleen uitgaven in de lidstaten worden in aanmerking genomen, tenzij het project van gemeenschappelijk belang of het grensoverschrijdende project op het gebied van hernieuwbare energie ook betrekking heeft op het grondgebied van derde landen als bedoeld in artikel 5 of artikel 11, lid 4, van deze verordening of op internationale wateren, en de actie onontbeerlijk is om de doelstellingen van het desbetreffende project te verwezenlijken;

b)  de kosten van apparatuur, voorzieningen en infrastructuur die door de begunstigde als kapitaaluitgaven worden behandeld, kunnen volledig in aanmerking worden genomen;

c)  uitgaven voor de aankoop van gronden komen niet in aanmerking;

d)  subsidiabele kosten omvatten geen belasting over de toegevoegde waarde ("btw").

d bis)  uitgaven in verband met militaire eisen komen in aanmerking vanaf de begindatum van de subsidiabiliteit van de actie, ongeacht de datum van inwerkingtreding van de gedelegeerde handelingen bedoeld in artikel 6 bis, lid 2.

Artikel 16

Combinatie van subsidies met andere financieringsbronnen

1.  Subsidies kunnen worden gebruikt in combinatie met financiering van de Europese Investeringsbank, nationale stimuleringsbanken of andere ontwikkelingsbanken en openbare financiële instellingen alsmede van particuliere financiële instellingen en investeerders uit de particuliere sector, ook via publiek-private partnerschappen.

2.  De subsidies als bedoeld in lid 1 mogen ten uitvoer worden gelegd middels specifieke oproepen tot het indienen van voorstellen.

Artikel 17

Verlaging of beëindiging van subsidie

1.  Behalve op de in [artikel 131, lid 4,] van het Financieel Reglement genoemde gronden kan het subsidiebedrag, behoudens in naar behoren gemotiveerde gevallen, worden verlaagd op de volgende gronden:

a)  de actie is niet van start gegaan binnen één jaar na de in de subsidieovereenkomst vermelde begindatum in het geval van studies, of binnen twee jaar voor alle andere acties die uit hoofde van deze verordening in aanmerking komen voor financiële bijstand;

b)  na evaluatie van de vooruitgang van de actie is gebleken dat de uitvoering van de actie meer tijd in beslag heeft genomen dan de in artikel 6 van [Verordening nr. XXX – Smart TEN‑T] vastgestelde fasen en termijnen, of zoveel vertraging heeft opgelopen dat de doelstellingen van de actie waarschijnlijk niet zullen worden verwezenlijkt;

2.  De subsidieovereenkomst kan worden beëindigd op de in lid 1 genoemde gronden.

(2 bis)  Het bedrag dat resulteert uit de toepassing van lid 1 of lid 2 wordt verdeeld over de andere werkprogramma's die onder de desbetreffende begroting, als omschreven in artikel 4, lid 2, worden voorgesteld.

Artikel 18

Synergieën met andere programma's van de Unie

1.  Aan een actie waaraan in het kader van het programma een bijdrage is toegekend, kan ook een bijdrage worden toegekend uit een ander programma van de Unie, met inbegrip van fondsen in gedeeld beheer, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. Bij de uitvoering worden de regels van artikel [xxx] van het Financieel Reglement in acht genomen. De gecumuleerde steun mag niet meer dan de totale subsidiabele kosten van de actie bedragen en de steun uit de verschillende Unieprogramma's kan op pro-ratabasis worden berekend overeenkomstig het document waarin de steunvoorwaarden zijn vastgesteld.

2.  Voor acties die voldoen aan alle volgende cumulatieve voorwaarden:

a)  de acties zijn beoordeeld na een oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het programma;

b)  de acties voldoen aan de minimale kwaliteitseisen van de oproep tot het indienen van voorstellen;

c)  de acties kunnen vanwege budgettaire beperkingen niet worden gefinancierd in het kader van die oproep tot het indienen van voorstellen;

kan steun worden verleend via het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling of het Cohesiefonds overeenkomstig [artikel 67, lid 5,] van Verordening (EU) nr. XXX [de gemeenschappelijke verordening], zonder verdere beoordeling, en voor zover de acties sporen met de doelstellingen van het desbetreffende programma. De regels van het Fonds dat steun verleent, zijn van toepassing.

HOOFDSTUK IV

PROGRAMMERING, MONITORING, EVALUATIE EN CONTROLE

Artikel 19

Werkprogramma's

1.  Het programma wordt uitgevoerd door middel van werkprogramma's als bedoeld in artikel 110 van het Financieel Reglement. ▌.

1 bis.  De Commissie stelt tegen eind maart 2021 een kaderprogramma op dat het tijdschema van de werkprogramma's en oproepen, hun onderwerpen en toegewezen financiering en andere noodzakelijke gegevens bevat die nodig zijn om transparantie en voorspelbaarheid te bieden voor de gehele periode van het programma en om de kwaliteit van de projecten te verbeteren. Het kaderprogramma zal worden goedgekeurd door middel van een gedelegeerde handeling overeenkomstig artikel 24.

1 ter.  Bij de publicatie van een werkprogramma, maakt de Commissie een oproep openbaar tot het indienen van voorstellen die in het kader van het werkprogramma zijn gepland; deze aankondiging bevat, overeenkomstig artikel 194 van het Financieel Reglement, ten minste de volgende informatie voor elke vermelde oproep:

a)  prioriteiten;

b)  indicatieve openingsdatum;

c)  indicatieve sluitingsdatum;

d)  geraamde begroting.

2.  De werkprogramma's worden door de Commissie vastgesteld door middel van een gedelegeerde handeling in overeenstemming met ▌artikel 24 van deze verordening.

2 bis.  In overeenstemming met artikel 200, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 omvatten alle oproepen een procedure in twee stappen en worden zij als volgt uitgevoerd:

a)  de aanvragers dienen een vereenvoudigd dossier in met relatief beknopte informatie, zodat er een voorselectie van de projecten kan worden gemaakt;

b)  de aanvragers die in de eerste stap zijn geselecteerd, dienen na sluiting van de eerste stap een volledig dossier in.

c)  De Commissie publiceert de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen ten minste drie maanden voordat de procedure van start gaat.

Artikel 20

Monitoring en verslaglegging

-1.  De Commissie stelt een methode vast voor kwalitatieve indicatoren voor een nauwkeurige beoordeling van de voortgang die per project naast het TEN‑T-netwerk wordt gerealiseerd en van de via het programma geboekte voortgang bij het verwezenlijken van de in artikel 3 vermelde doelstellingen. Op basis van deze methode vult de Commissie deel I van de bijlage aan, uiterlijk op 1 januari 2021, en door middel van een gedelegeerde handeling, overeenkomstig artikel 24.

1.  Indicatoren om verslag uit te brengen over de door het programma geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van de in artikel 3 vermelde algemene en specifieke doelstellingen zijn vastgesteld in deel 1 van de bijlage.

2.  Om te zorgen voor een effectieve evaluatie van de voortgang van het programma in de richting van de verwezenlijking van zijn doelstellingen, wordt de Commissie overeenkomstig artikel 24 gemachtigd deel I van de bijlage te wijzigen teneinde de indicatoren waar nodig te herzien en aan te vullen en deze verordening aan te vullen met bepalingen inzake de vaststelling van een monitoring- en evaluatiekader.

3.  Het prestatieverslagleggingssysteem moet waarborgen dat de gegevens voor het monitoren van de uitvoering en de resultaten van het programma geschikt zijn voor een grondige analyse van de geboekte vooruitgang en van de problemen die zijn vastgesteld langs de kernnetwerkcorridors, en op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig worden verzameld. Daartoe worden evenredige verslagleggingsvereisten opgelegd aan de ontvangers van middelen van de Unie en, indien relevant, de lidstaten.

3 bis.  De Commissie zet een speciale internetsite op om in real time een kaart met de projecten in uitvoering te publiceren, samen met relevante gegevens (effectbeoordelingen, waarde, begunstigde, uitvoeringsorgaan, stand van zaken).

Artikel 21

Evaluatie en herziening

1.  Evaluaties worden tijdig uitgevoerd, maar ten minste om de twee jaar, zodat zij in de besluitvorming kunnen worden meegenomen.

(1 bis)  Bij de evaluatie wordt de uitvoering van het programma beoordeeld aan de hand van de in artikel 3 vastgelegde algemene en sectorale doelstellingen, en wordt verduidelijkt of de verschillende sectoren op schema liggen, of de totale begrotingsvastlegging in overeenstemming is met het totale toegewezen bedrag, of de lopende projecten in voldoende mate volbracht zijn en of ze nog steeds haalbaar zijn en eenvoudig kunnen worden geleverd.

2.  De tussentijdse evaluatie van het programma wordt uitgevoerd zodra er op basis van de overeenkomstig artikel 20 uitgevoerde monitoring voldoende informatie over de uitvoering van het programma beschikbaar is, doch uiterlijk vier jaar nadat met de uitvoering van het programma is begonnen. Zij omvat eveneens een alomvattende evaluatie van de geschiktheid van de procedures, doelstellingen en subsidiabliteitscriteria voor het verwezenlijken van de in artikel 3 vastgelegde algemene en sectorale doelstellingen. Op basis van de resultaten van deze tussentijdse evaluatie worden aanbevelingen voor een herziening van het programma voorgesteld.

3.  Aan het einde van de uitvoering van het programma, maar uiterlijk twee jaar na afloop van de in artikel 1 genoemde periode, voert de Commissie een eindevaluatie van het programma uit.

4.  De Commissie deelt de conclusies van de evaluaties tezamen met haar opmerkingen mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

Artikel 22

Comitéprocedure

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het Coördinatiecomité van de CEF. Het Comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 23

Gedelegeerde handelingen

De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 24 van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen:

a)  tot wijziging van deel I van de bijlage betreffende de indicatoren en tot vaststelling van een monitoring- en evaluatiekader;

c)  tot wijziging van deel III van de bijlage betreffende de afbakening van de kernnetwerkcorridors en de vooraf geselecteerde segmenten; en de vooraf geselecteerde segmenten van het uitgebreide netwerk;

d)  tot wijziging van deel IV van de bijlage betreffende de selectie van grensoverschrijdende projecten op het gebied van hernieuwbare energie;

e)  tot wijziging van deel V van de bijlage betreffende de selectie van de projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van digitale connectiviteit.

e bis)  tot goedkeuring van het kaderprogramma;

e ter)  tot goedkeuring van het kaderprogramma;

e quater)  tot specificering of wijziging van eisen inzake militaire mobiliteit, tot vaststelling of wijziging van de lijst van de delen van het trans-Europese vervoersnet dat geschikt is voor militair vervoer, tot vaststelling of wijziging van de lijst van prioritaire projecten voor infrastructuur voor tweeërlei gebruik en de beoordelingsprocedure met betrekking tot de subsidiabiliteit van de acties die verband houden met militaire mobiliteit als bedoeld in artikel 6 bis;

e quinquies)  de methode vaststellen voor kwalitatieve indicatoren voor een nauwkeurige beoordeling van de voortgang die per project naast het TEN‑T-netwerk via het programma wordt gerealiseerd.

Artikel 24

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.  De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.  De in artikel 23 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend tot en met 31 december 2028.

3.  Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 23 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.  Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.

5.  Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.  Een overeenkomstig artikel 23 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 25

Informatie, communicatie en publiciteit

1.  Ontvangers van financiering van de Unie erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie (met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten) door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren.

2.  De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het programma alsmede de acties en de resultaten ervan. De aan het programma toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de in artikel 3 bedoelde doelstellingen.

Artikel 26

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

Wanneer een derde land aan het programma deelneemt op grond van een besluit in het kader van een internationale overeenkomst of op grond van enig ander rechtsinstrument, verleent het derde land de nodige rechten en toegang aan de verantwoordelijke ordonnateur, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Europese Rekenkamer, zodat deze hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen. In het geval van OLAF omvatten deze rechten het recht om onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, uit te voeren, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 kan het Europees Openbaar Ministerie (EMO) overgaan tot onderzoek en vervolging van fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad.

HOOFDSTUK VI

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 27

Intrekkings- en overgangsbepalingen

1.  Verordeningen (EU) nr. 1316/2013 en (EU) nr. 283/2014 worden ingetrokken.

2.  Onverminderd lid 1, doet deze verordening geen afbreuk aan de voortzetting of de wijziging van de betrokken acties tot de afsluiting ervan op grond van Verordening (EU) nr. 1316/2013, die op de betrokken acties van toepassing blijft totdat zij worden afgesloten.

2 bis.  Verordening (EU) nr. 347/2013 wordt tijdig voor het volgende MFK herzien, teneinde de richtsnoeren aan te passen aan de energie- en klimaatdoelstellingen van de Unie voor 2030 en de langetermijnverbintenissen van de EU op het gebied van decarbonisatie, en het beginsel van voorrang voor energie-efficiëntie erin op te nemen. [Am. 10]

3.  De financiële middelen voor het programma kunnen eveneens de uitgaven dekken voor noodzakelijke technische en administratieve bijstand om de overgang te waarborgen tussen dit programma en de maatregelen die zijn vastgesteld op grond van het vorige programma, de bij Verordening (EU) nr. 1316/2013 vastgestelde Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen.

4.  Zo nodig kunnen ook na 2027 kredieten in de begroting worden opgenomen ter dekking van de in artikel 4, lid 5, van deze verordening bedoelde uitgaven voor het beheer van acties die op 31 december 2027 nog niet zijn voltooid.

Artikel 28

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te ,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

BIJLAGE

DEEL I — INDICATOREN

Het programma wordt nauwlettend gemonitord op basis van een reeks indicatoren die bestemd zijn om te meten in hoeverre de algemene en specifieke doelstellingen van het programma zijn verwezenlijkt en om de administratieve lasten en kosten tot een minimum te beperken. Daartoe zullen er gegevens worden vergaard met betrekking tot onderstaande indicatoren:

 

Sectoren

Specifieke doelstellingen

Indicatoren

 

Vervoer:

Efficiënte en onderling verbonden netwerken en infrastructuur voor slimme, interoperabele, duurzame, multimodale, inclusieve, veilige en beveiligde mobiliteit

Het aantal grensoverschrijdende verbindingen en missing links die met CEF-steun zijn aangepakt (met inbegrip van stedelijke knooppunten, regionale grensoverschrijdende spoorwegverbindingen, zeehavens, binnenhavens, luchthavens en terminals voor overslag tussen weg- en spoorvervoer op het TEN-T-kernnetwerk en het uitgebreide netwerk)

 

 

 

Aantal door de CEF ondersteunde acties voor de digitalisering van vervoer (ERTMS, SESAR)

 

 

 

Het aantal bevoorradingspunten voor alternatieve brandstoffen die met CEF-steun zijn gecreëerd of gemoderniseerd

 

 

 

Aantal door de CEF ondersteunde acties die de veiligheid van vervoer verbeteren

 

 

 

Aantal CEF-acties om het vervoer beter toegankelijk te maken voor personen met een handicap

 

 

 

Aantal door de CEF ondersteunde acties om het lawaai van spoorgoederenvervoer te verminderen

 

 

Aanpassing aan duale (civiele en defensie-) mobiliteitseisen

Aantal infrastructuurcomponenten die zijn aangepast aan de duale (civiele en defensie-) mobiliteitseisen

 

Energie

Bijdrage aan de interconnectiviteit en integratie van markten

Het aantal CEF-acties die deel uitmaken van projecten om lidstaten met elkaar te verbinden en interne knelpunten weg te werken

 

 

Voorzieningszekerheid

Aantal CEF-acties die deel uitmaken van projecten om de veerkracht van het gasnetwerk te waarborgen

 

 

 

Het aantal CEF-acties op het gebied van slimmere netwerken, de digitalisering van netwerken en een toename van de energieopslagcapaciteit

 

 

Duurzame ontwikkeling dankzij projecten die de decarbonisatie mogelijk maken

Het aantal CEF-acties die deel uitmaken van projecten die een toename van het aandeel van hernieuwbare energie in de energiesystemen mogelijk maken

 

 

 

Aantal CEF-acties in het kader van grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van hernieuwbare energie

 

Digitalisering

bijdragen tot de uitrol van infrastructuur voor digitale connectiviteit in de hele EU.

Nieuwe aansluitingen op netwerken met een zeer hoge capaciteit voor sociaaleconomische actoren en hoogwaardig draadloos internet voor lokale gemeenschappen

 

 

 

Aantal CEF-acties voor 5G-connectiviteit op belangrijke transportroutes

 

 

 

Aantal CEF-acties voor nieuwe aansluitingen van huishoudens op netwerken met een zeer hoge capaciteit

 

 

 

Aantal CEF-acties die bijdragen tot de digitalisering van vervoer en energie

DEEL II: INDICATIEVE PERCENTAGES VOOR DE SECTOR VERVOER

De budgettaire middelen als bedoeld in artikel 4, lid 2, onder a), punten i) en ii), worden als volgt verdeeld:

–  60 % voor de in artikel 9, lid 2, onder a), genoemde acties: „acties in verband met efficiënte en onderling verbonden netwerken”;

–  40 % voor de in artikel 9, lid 2, onder b), genoemde acties: „acties in verband met slimme, duurzame, inclusieve, veilige en beveiligde mobiliteit”.

De budgettaire middelen die worden gebruikt om de in artikel 9, lid 2, onder a), genoemde acties te financieren, worden als volgt verdeeld: 75 % wordt toegewezen aan acties op de kernnetwerkcorridors, 10 % aan acties op andere segmenten van het kernnetwerk en 15 % aan acties op het uitgebreide netwerk.

DEEL III: HORIZONTALE PRIORITEITEN, KERNNETWERKCORRIDORS EN VOORAF GESELECTEERDE SEGMENTEN; VOORAF GESELECTEERDE SEGMENTEN VAN HET UITGEBREIDE NETWERK

-1 bis.  Horizontale prioriteiten

SESAR, ERTMS, ITS, RIS, VTMIS apparatuur voor slimme technologie

1.  Kernnetwerkcorridors en vooraf geselecteerde segmenten

"Atlantische" kernnetwerkcorridor

Verloop

Gijón – León – Valladolid

 

A Coruña – Vigo – Orense – León –

 

Zaragoza – Pamplona/Logroño – Bilbao

 

Bordeaux Toulouse

 

Tenerife/Gran Canaria – Huelva/Sanlúcar de Barrameda – Sevilla – Córdoba

 

Algeciras – Bobadilla – Madrid

 

Madeira/Sines – Ermidas/Lissabon – Madrid – Valladolid

 

Lissabon – Aveiro – Leixões/Porto – Dourorivier/Vigo

 

Aveiro – Valladolid – Vitoria-Gasteiz – Bergara – Bilbao/Bordeaux – La Rochelle –Tours – Parijs – Le Havre/Metz – Mannheim/Straatsburg

 

Shannon Foynes – Dublin – Rosslare – Waterford – Cork – Brest – Roscoff – Cherbourg – Caen – Le Havre – Rouen – Parijs

 

Dublin/Cork – Brest – Roscoff – Saint Nazaire – Nantes – Tours – Dijon

Vooraf geselecteerde segmenten

Grens­over­schrijdend

Evora – Merida

Spoor

 

 

Vitoria-Gasteiz – San Sebastian – Bayonne – Bordeaux

 

 

 

Aveiro – Salamanca

 

 

 

Dourorivier (Via Navegável do Douro)

Binnenwateren

 

Missing links

Parijs (link Orly – Versailles en Orly – luchthaven Ch. De Gaulle)

Multimodaal

Kernnetwerkcorridor Oostzee – Adriatische Zee

Verloop

Gdynia – Gdańsk – Katowice/Sławków

 

Gdańsk – Warschau – Katowice

 

Katowice – Ostrava – Brno – Wenen

 

Szczecin/Świnoujście – Poznań – Wrocław – Ostrava

 

Katowice – Žilina – Bratislava – Wenen

 

Wenen – Graz– Villach – Udine – Trieste

 

Udine – Venetië – Padova – Bologna – Ravenna – Ancona – Foggia

 

Graz – Maribor – Ljubljana – Koper/Trieste

Vooraf geselecteerde segmenten

Grens­over­schrijdend

Katowice – Ostrava

Spoor

 

Katowice – Žilina

 

 

Opole – Ostrava

 

 

Bratislava – Wenen

 

 

Graz – Maribor

 

 

Trieste – Divača

 

 

Katowice – Žilina

Weg

 

Brno – Wenen

 

 

Missing links

Gloggnitz – Mürzzuschlag:

Spoor

 

Semmeringbasistunnel

 

 

Graz – Klagenfurt: Koralmspoorlijn en tunnel

 

 

Koper – Divača

 

"Mediterrane" kernnetwerkcorridor

Verloop

Algeciras – Bobadilla – Madrid – Zaragoza – Tarragona

 

Zaragoza – Teruel – Valencia/Sagunto

 

Sagunto – Valencia – Madrid

 

Sevilla – Bobadilla – Murcia

 

Cartagena – Murcia – Valencia – Tarragona/Palma de Mallorca – Barcelona

 

Tarragona – Barcelona – Perpignan – Marseille – Genève – La Spezia – Turijn – Novara – Milaan – Bologna/Verona – Padova – Venetië – Ravenna/Trieste/Koper – Ljubljana – Boedapest

 

Toulouse – Narbonne

 

Ljubljana/Rijeka – Zagreb – Boedapest – Oekraïense grens

Vooraf geselecteerde segmenten

Grens­over­schrijdend

Lyon – Turijn: basistunnel en toegangswegen

Spoor

 

 

Barcelona – Perpignan

 

 

 

Nice – Ventimiglia

 

 

 

Trieste – Divača

 

 

 

Ljubljana - Zagreb

 

 

 

Zagreb – Boedapest

 

 

 

Boedapest – Miskolc – Oekraïense grens

 

 

 

Lendava — Letenye

Weg

 

 

Vásárosnamény – Oekraïense grens

 

 

Missing links

Perpignan – Montpellier

Spoor

 

 

Madrid - Zaragoza - Barcelona

 

 

 

Koper – Divača

 

 

 

Rijeka – Zagreb

 

 

 

Milaan – Cremona – Mantova Ferrara – Porto Levante/Venetië – Trieste/ Ravenna – Porto Garibaldi

Binnenwateren

Kernnetwerkcorridor "Noordzee – Oostzee"

Verloop

Luleå – Helsinki – Tallinn – Riga

 

Ventspils – Riga

 

Riga – Kaunas

 

Klaipeda – Kaunas – Vilnius

 

Kaunas – Warschau

 

Belarussische grens – Warschau – Łódź/Poznań – Frankfurt/Oder – Berlijn – Hamburg – Kiel

 

Łódź – Katowice/Wrocław

 

Oekraïens-Poolse grens – Rzeszów – Katowice – Wrocław – Falkenberg – Magdeburg

 

Szczecin/Świnoujście – Berlijn – Magdeburg – Braunschweig – Hannover

 

Hannover – Bremen – Bremerhaven/Wilhelmshaven

 

Hannover – Osnabrück – / Kleef – Nijmegen / – Hengelo – Almelo – Deventer – Utrecht

 

Utrecht – Amsterdam

 

Utrecht – Rotterdam – Antwerpen

 

Hannover – Keulen – Antwerpen

Vooraf geselecteerde segmenten

Grens­over­schrijdend

Tallinn – Riga – Kaunas/Vilnius – Warschau Rail Baltica: nieuwe volledig interoperabele spoorlijn op UIC-breedte

Spoor

 

 

Antwerpen – Duisburg

Spoor

 

 

Świnoujście/Szczecin / Brug van Karnin – Berlijn

Spoor/binnenwateren

 

 

De "Via Baltica" corridor EE-LV-LT-PL

Weg

 

Missing links

Spoor

 

 

Warschau/Idzikowice — Poznań/Wrocław, inclusief verbindingen met de geplande Central Transport Hub

 

 

 

Kielkanaal

Binnenwateren

 

 

Berlijn – Magdeburg – Hannover; Mittellandkanaal; Westelijke Duitse kanalen

 

 

 

Rijn, Waal

 

 

 

Noordzeekanaal, IJssel, Twentekanaal

 

 

Opwaar­dering (dubbel­spoor)

Ruhrgebied – Münster – Osnabrück – Hamburg

Spoor

Kernnetwerkcorridor "Noordzee – Middellandse Zee"

Verloop

 

DerrySligoGalway – Shannon Foynes/Cork

 

 

 

Baile Átha Cliath/Dublin/Corcaigh/Cork – Zeebrugge/Antwerpen/Rotterdam

 

Dublin – Cork – Calais – Dunkerque – Zeebrugge – Antwerpen – Rotterdam

 

Grens VK – Lille – Brussel/Bruxelles

 

Londen – Rijsel – grensoverschrijdende spoorverbinding Brussel-Quiévrain-Valenciennes – Brussel

 

Amsterdam – Rotterdam – Antwerpen – Brussel – Luxemburg

 

Luxemburg – Metz – Dijon – Macon – Lyon – Marseille

 

Luxemburg – Metz – Straatsburg – Bazel

 

Antwerpen/Zeebrugge – Gent – Duinkerke/Rijsel – Parijs

Vooraf geselecteerde segmenten

Grens­over­schrijdend

Brussel – Luxemburg – Straatsburg

Spoor

 

 

Terneuzen – Gent

Binnenwateren

 

 

Seine-Scheldenetwerk en de daarmee verbonden stroomgebieden van de Seine, Schelde en Maas

 

 

 

Rijn-Scheldecorridor

 

 

Missing links

Albertkanaal/Kanaal Bocholt-Herentals

Binnenwateren

 

Duinkerke – Rijsel

Kernnetwerkcorridor "Oriënt/Oostelijke Middellandse Zee"

Verloop

Hamburg – Berlijn

 

Rostock – Berlijn – Dresden

 

Bremerhaven/Wilhelmshaven – Magdeburg – Dresden

 

Dresden – Ústí nad Labem – Melnik/Praag – Lysá nad Labem/Poříčany – Kolin

 

Kolin – Pardubice – Brno – Wenen/Bratislava – Boedapest – Arad – Timișoara – Craiova – Calafat – Vidin – Sofia

 

Sofia – Plovdiv – Burgas

 

Plovdiv – Turkse grens – Alexandropouli – Kavala – Thessaloniki – Ioannina – Kakavia/Igoumenitsa

 

Fyrom-grens – Thessaloniki

 

Sofia – Thessaloniki – Athene – Piraeus/Ikonio – Heraklion – Lemesos (Vasiliko) – Lefkosia

 

Athene – Patras/Igoumenitsa

Vooraf geselecteerde segmenten

Grens­over­schrijdend

Dresden – Praag

Spoor

 

 

Wenen/Bratislava – Boedapest

 

 

 

Békéscsaba – Arad

 

 

 

Calafat – Vidin – Sofia – Thessaloniki

 

 

 

Turkse grens – Alexandropouli

 

 

 

Fyrom-grens – Thessaloniki

 

 

 

Ioannina – Kakavia (Grieks-Albanese grens)

Weg

 

 

Craiova – Vidin

 

 

 

Hamburg – Dresden – Praag – Pardubice

Binnenwateren

 

Missing links

Thessaloniki – Kavala

Spoor

 

 

Budapest KelenföldFerencváros

 

 

 

Treinstation van Szolnok

 

Kernnetwerkcorridor "Rijn – Alpen"

Verloop

Genua – Milaan – Lugano – Bazel

 

Genua – Novara – Brig – Bern – Bazel – herinrichting grensoverschrijdende spoorbrug Freiburg (Breisgau)-Colmar – Rastatt-Haguenau grensoverschrijdende verbinding – Karlsruhe – Mannheim – Mainz – Koblenz – Keulen

 

Milaan – Verona – Trento – Bolzano – Innsbruck – München, inclusief de Brennerpas

 

Keulen – Düsseldorf – Duisburg – Nijmegen/Arnhem – Utrecht – Amsterdam

 

Nijmegen – Rotterdam – Vlissingen

 

Keulen – Luik – Brussel – Gent

 

Luik – Antwerpen – Gent – Zeebrugge

Vooraf geselecteerde segmenten

Grens­over­schrijdend

Zevenaar – Emmerich – Oberhausen

Spoor

 

 

Karlsruhe – Bazel

 

 

 

Milaan/Novara – Zwitserse grens

 

 

 

Antwerpen – Duisburg

 

 

 

Bazel – Antwerpen/Rotterdam – Amsterdam

Binnenwateren

 

Missing links

Genua – Tortona/Novi Ligure

Spoor

Kernnetwerkcorridor "Rijn – Donau"

Verloop

Parijs – Straatsburg– Stuttgart – Augsburg – München – Salzburg – Wels/Linz

 

Straatsburg – Mannheim – Frankfurt – Würzburg – Nürnberg – Regensburg – Passau – Wels/Linz

 

München/Nürnberg – Praag – Ostrava/Přerov – Žilina – Košice – Oekraïense grens

 

Wels/Linz – Wenen – Bratislava – Boedapest – Vukovar

 

Wenen/Bratislava – Boedapest – Arad – Brašov/Craiova – Boekarest – Focșani – Albita (Moldavische grens)/Constanța – Sulina

Vooraf geselecteerde segmenten

Grens­over­schrijdend

München – Praag

Spoor

 

 

Nürnberg – Plzen

 

 

 

München – Mühldorf – Freilassing – Salzburg

 

 

 

Straatsburg – Kehl Appenweier

 

 

 

Hranice – Žilina

 

 

 

Wenen – Bratislava/Boedapest

 

 

 

Bratislava – Boedapest

 

 

 

Békéscsaba – Arad

 

 

 

Donau (Kehlheim – Constanța/Midia/Sulina) en de stroomgebieden van de Sava en de Tisza

Binnenwateren

 

 

Zlín - Žilina

Weg

 

Missing links

Stuttgart – Ulm

Spoor

 

 

Salzburg – Linz

 

 

 

Arad – Craiova

 

 

 

Boekarest – Constanța

 

 

 

Arad – Brașov

Spoor

 

 

Brașov – Predeal

Spoor

 

 

Boekarest – Craiova

Spoor

Mediterrane kernnetwerkcorridor "Scandinavië – Middellandse Zee"

Verloop

Russische grens – Hamina/Kotka – Helsinki – Turku/Naantali – Stockholm – Örebro – Malmö

 

Narvik/Oulu – Luleå – Umeå – Stockholm

 

Oslo – Göteborg – Malmö – Trelleborg

 

Malmö – Kopenhagen – Fredericia – Aarhus – Aalborg – Hirtshals/Frederikshavn

 

Kopenhagen – Kolding/Lübeck – Hamburg – Hannover

 

Bremerhaven – Bremen – Hannover – Nürnberg

 

Rostock – Berlijn – Halle/Leipzig – Erfurt/Weimar – München

 

Nürnberg – München – Innsbruck – Verona – Bologna – Ancona/Firenze

 

Livorno/La Spezia – Firenze – Rome – Napels – Bari – Taranto – Valletta

 

Napels – Cagliari /Gioia Tauro – Palermo/Augusta – Valletta – Marsaxlokk

Vooraf geselecteerde segmenten

Grensoverschrijdend

Russische grens – Helsinki

Spoor

 

 

Kopenhagen – Hamburg: Toegangswegen tot de vaste Fehmarnbeltverbinding

 

 

 

München – Wörgl – Innsbruck – Fortezza – Bolzano – Trento – Verona: Brennerbasistunnel en toegangswegen

 

 

 

Trelleborg – Malmö – Göteborg – Geen grens (grensoverschrijdend, spoor)

 

 

 

Göteborg-Oslo

 

 

 

Helsingborg-Helsingør

 

 

 

Kopenhagen – Malmö

 

 

 

Kopenhagen – Hamburg: Vaste Fehmarnbeltverbinding

Spoor/weg

2.  Vooraf geselecteerde delen van het uitgebreide netwerk

De gerelateerde elementen op het uitgebreide netwerk als bedoeld in artikel 9, lid 2, onder a), punt i) en de grensoverschrijdende links van het uitgebreide netwerk als bedoeld in artikel 9, lid 2, onder a), punt ii), van deze verordening omvatten met name de volgende verbindingen:

Dublin – Strabane – Letterkenny

Weg

DerrySligoGalway

Spoor

Pau – Huesca

Spoor

Lyon – Zwitserse grens

Spoor

Athus – Mont-St.-Martin

Spoor

Spoor

Bergen – Valenciennes

Spoor

Gent – Terneuzen

Spoor

Heerlen – Aken

Spoor

Groningen – Bremen

Spoor

Stuttgart – Zwitserse grens

Spoor

Berlijn – Rzepin/Horka – Wrocław

Spoor

Praag – Linz

Spoor

Villach – Ljubljana

Spoor

Ancona – Foggia

Spoor/weg

Pivka – Rijeka

Spoor

Plzeň – České Budějovice – Wenen

Spoor

Wenen — Gyor

Spoor

Graz – Celldömölk – Gyor

Spoor

Neumarkt – Kalham – Mühldorf

Spoor

Ambercorridor PL-SK-HU

Spoor

Corridor Via Carpathia Belarussische/Oekraïense grens-PL-SK-HU-RO

Weg

Boedapest – Osijek – Svilaj (Bosnië en Herzegovina)

Weg

TimișoaraMoravița

Weg

Faro – Huelva

Spoor

Porto – Vigo

Spoor

București – Giurgiu – Varna/Bourgas

Spoor

Svilengrad – Pithio

Spoor

SiretSuceava

Weg

FocșaniAlbița

Weg

München – Salzburg – Laibach

Spoor

Gallarate/Sesto C. – Laveno/Luino

Spoor

BIJLAGE - DEEL IV: Selectie van grensoverschrijdende projecten op het gebied van hernieuwbare energie

1.  Doelstelling van grensoverschrijdende projecten op het gebied van hernieuwbare energie

Grensoverschrijdende projecten op het gebied van hernieuwbare energie moeten de grensoverschrijdende samenwerking tussen de lidstaten bevorderen voor de planning, ontwikkeling en kosteneffectieve exploitatie van hernieuwbare energiebronnen met als doel bij te dragen aan de langetermijndoelstellingen van de Unie inzake decarbonisatie.

2.  Algemene criteria

Om in aanmerking te komen voor selectie als grensoverschrijdend project op het gebied van hernieuwbare energie moet een project voldoen aan alle hierna genoemde criteria:

a)  het project wordt opgenomen in een samenwerkingsovereenkomst of een andere regeling tussen lidstaten en/of tussen lidstaten en derde landen als bedoeld in de artikelen 6, 7, 9 of 11 van Richtlijn 2009/28/EG;

b)  het project levert kostenbesparingen op bij de uitrol van hernieuwbare energie en/of voordelen op het gebied van systeemintegratie, voorzieningszekerheid of innovatie in vergelijking met een alternatief grensoverschrijdend energieproject of een project voor duurzame energie door slechts één van de deelnemende lidstaten;

c)  de potentiële algemene voordelen van samenwerking wegen zwaarder dan de kosten ervan, ook op langere termijn, zoals beoordeeld op basis van de kosten-batenanalyse als bedoeld in punt 3 en aan de hand van de methode als bedoeld in artikel [7].

3.  Kosten-batenanalyse

In de kosten-batenanalyse als bedoeld in punt 2, onder c), hierboven wordt rekening gehouden met de impact in elk van de deelnemende lidstaten of derde landen op onder meer de volgende aspecten:

a)  de kosten van de elektriciteitsopwekking;

b)  de systeemintegratiekosten;

c)  de kosten van de steun;

d)  de uitstoot van broeikassen;

e)  de voorzieningszekerheid;

f)  luchtverontreiniging en andere plaatselijke verontreiniging of effecten op lokale natuur en het milieu;

g)  innovatie.

4.  Proces

Initiatiefnemers, waaronder lidstaten, van projecten die in aanmerking komen om te worden geselecteerd als grensoverschrijdend project op het gebied van duurzame energie in het kader van een samenwerkingsovereenkomst of een andere regeling op het gebied van duurzame energie tussen lidstaten en/of tussen lidstaten en derde landen als bedoeld in de artikelen 9 of 11, van Richtlijn (EU) 2018/... Van het Europees Parlement en de Raad1](29), die hun project willen laten erkennen als grensoverschrijdende project op het gebied van hernieuwbare energie, dienen bij de Commissie een aanvraag in voor de selectie als grensoverschrijdend project op het gebied van hernieuwbare energie. Die aanvraag moet vergezeld gaan van de relevante informatie die de Commissie in staat stelt het project overeenkomstig de in artikel 7 bedoelde methoden te toetsen aan de criteria in de punten 2 en 3.

De Commissie zorgt ervoor dat initiatiefnemers minstens één maal per jaar de gelegenheid krijgen om de status van grensoverschrijdend project op het gebied van hernieuwbare energie aan te vragen.

De Commissie organiseert gepaste raadplegingen over de lijst van projecten die zijn ingediend met het oog op de erkenning als grensoverschrijdend project op het gebied van hernieuwbare energie.

Zij beoordeelt de aanvragen aan de hand van de criteria in de punten 2 en 3.

De Commissie streeft bij de selectie van grensoverschrijdende projecten op het gebied van hernieuwbare energie naar een beheersbaar aantal. Zij streeft eveneens naar een correct geografisch evenwicht bij de selectie van dergelijke projecten. Voor de identificatie van de projecten mogen regionale groeperingen worden gebruikt.

Een project kan niet worden geselecteerd als grensoverschrijdend project op het gebied van hernieuwbare energie, of kan die status verliezen, indien het is beoordeeld op basis van foute informatie die van doorslaggevend belang was bij de beoordeling of indien het strijdig is met het Unierecht.

De Commissie publiceert op haar website de lijst van de geselecteerde grensoverschrijdende projecten op het gebied van hernieuwbare energie.

DEEL V — INFRASTRUCTUURPROJECTEN VAN GEMEENSCHAPPELIJK BELANG OP HET GEBIED VAN DIGITALE CONNECTIVITEIT

1.  Gigabit- en 5G-connectiviteit of andere geavanceerde mobiele connectiviteit voor sociaaleconomische actoren

Acties worden geprioriteerd, rekening houdend met de functie van de sociaaleconomische actoren, de relevantie van de digitale diensten en toepassingen die door het aanbieden van de onderliggende connectiviteit mogelijk worden gemaakt, en de potentiële sociaaleconomische baten voor de burgers, het bedrijfsleven en de plaatselijke gemeenschappen, waaronder de potentiële overloopeffecten in termen van connectiviteit. Het beschikbare budget wordt op een geografisch evenwichtige wijze toegewezen aan de lidstaten.

Er wordt voorrang gegeven aan maatregelen die bijdragen tot:

—  gigabitconnectiviteit voor ziekenhuizen en medische centra, overeenkomstig de inspanningen om de gezondheidszorg te digitaliseren, teneinde het welzijn van de Unieburgers te bevorderen en over te schakelen naar een nieuwe manier om gezondheids- en zorgdiensten te verstrekken aan patiënten(30);

—  gigabitconnectiviteit voor onderwijs- en onderzoekscentra, in het kader van de inspanningen om het gebruik van onder andere gegevensverwerking op hoge snelheid, cloudapplicaties en bigdata te faciliteren, de digitale kloof te dichten en te innoveren in de onderwijsstelsels, alsmede de leerresultaten, de kansengelijkheid en de efficiëntie te verbeteren(31);

—  draadloze 5G-breedbandconnectiviteit met een zeer hoge capaciteit voor onderwijs- en onderzoekscentra, ziekenhuizen en medische centra, in het kader van de inspanningen om niet-onderbroken draadloze 5G-breedbanddekking tegen 2025 voor alle stedelijke centra beschikbaar te maken.

2.  Draadloze connectiviteit in lokale gemeenschappen

Acties voor het aanbieden van gratis draadloze digitale connectiviteit tegen niet-discriminerende voorwaarden op voor lokale gemeenschappen belangrijke openbare plaatsen, waaronder openbare plaatsen in open lucht die een belangrijke rol spelen in het openbare leven van lokale gemeenschappen, komen onder de volgende voorwaarden in aanmerking voor steun:

—  de actie wordt uitgevoerd door een overheidsinstantie als bedoeld in de volgende alinea, die de installatie van lokale draadloze toegangspunten in openbare binnen- of buitenruimten kan plannen en controleren en gedurende ten minste drie jaar de exploitatiekosten daarvan kan dragen;

—  de actie bouwt voort op digitale netwerken met een zeer hoge capaciteit, die gebruikers toegang bieden tot zeer hoogwaardig internet dat:

—  gratis en zonder discriminerende voorwaarden, gemakkelijk toegankelijk en beveiligd is en gebruikmaakt van meest recente en meeste beschikbare uitrusting die de gebruikers ervan zeer snelle connectiviteit kan leveren, en

—  de gelijke toegang tot innovatieve digitale diensten ondersteunt;

—  gebruikmaken van de door de Commissie te verstrekken gemeenschappelijke visuele identiteit, beschikbaar in meerdere talen, en verwijzen naar de bijbehorende online-instrumenten;

—  de overheidsinstantie/uitvoerder verbindt zich ertoe de nodige uitrusting en/of de daaraan gerelateerde installatiediensten aan te schaffen overeenkomstig de toepasselijke regelgeving om ervoor te zorgen dat projecten de mededinging niet onnodig vervalsen.

Financiële bijstand is beschikbaar voor overheidsinstanties als gedefinieerd in artikel 3, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/2102 van het Europees Parlement en de Raad(32) die zich ertoe verbinden om, in overeenstemming met het nationaal recht, gratis en tegen niet-discriminerende voorwaarden lokale draadloze connectiviteit te verstrekken door de installatie van lokale draadloze toegangspunten.

Gefinancierde acties mogen niet overlappen met een bestaand gratis particulier of publiek aanbod met soortgelijke kenmerken, waaronder de kwaliteitskenmerken, in dezelfde publieke ruimte.

Het beschikbare budget wordt op een geografisch evenwichtige wijze toegewezen aan de lidstaten.

3.   Indicatieve lijst van subsidiabele 5G-corridors en grensoverschrijdende verbindingen

Overeenkomstig de door de Commissie geformuleerde doelstellingen in het kader van de gigabitmaatschappij om tegen 2025 een ononderbroken 5G‑dekking van de belangrijkste transportroutes te waarborgen(33), omvatten acties voor een ononderbroken dekking met 5G‑systemen overeenkomstig artikel 9, lid 4, onder c), als eerste stap, maatregelen op grensoverschrijdende verbindingen met het oog op experimenten met geconnecteerde en geautomatiseerde mobiliteit (CAM)(34) en, als tweede stap, acties op langere trajecten met het oog op een grootschaligere invoering van CAM op corridors, overeenkomstig de onderstaande tabel (indicatieve lijst). De TEN‑T-corridors worden hiervoor als basis gebruikt maar de uitrol van 5G hoeft niet noodzakelijkerwijs beperkt te blijven tot die corridors(35).

"Atlantische" kernnetwerkcorridor

Proefproject met CAM op grensoverschrijdende verbindingen

Porto-Vigo en Merida – Evora

 

De Azoren/Madeira – Lissabon – Parijs – Amsterdam – Frankfurt

 

Aveiro – Salamanca

Proefproject met CAM met het oog op de uitrol op een langer traject

Metz – Parijs – Bordeaux – Bilbao – Vigo – Porto – Lissabon

 

–  Bilbao – Madrid – Lissabon

Kernnetwerkcorridor Oostzee – Adriatische Zee

Proefproject met CAM op grensoverschrijdende verbindingen

-

Proefproject met CAM met het oog op de uitrol op een langer traject

Gdansk – Warschau – Brno – Wenen – Graz – Ljubljana – Trieste

"Mediterrane" kernnetwerkcorridor

Proefproject met CAM op grensoverschrijdende verbindingen

—  Onderzeese kabelnetwerken Lissabon – Marseille – Milaan

Proefproject met CAM met het oog op de uitrol op een langer traject

Boedapest – Zagreb – Ljubljana / Rijeka / Split

Kernnetwerkcorridor "Noordzee – Oostzee"

Proefproject met CAM op grensoverschrijdende verbindingen

Oostzeecorridor (nader te bepalen)

Proefproject met CAM met het oog op de uitrol op een langer traject

Tallinn – Kaunas

Kernnetwerkcorridor "Noordzee – Middellandse Zee"

Proefproject met CAM op grensoverschrijdende verbindingen

Metz – Merzig – Luxemburg

 

Rotterdam – Antwerpen – Eindhoven

Proefproject met CAM met het oog op de uitrol op een langer traject

Amsterdam – Rotterdam – Breda – Rijsel – Parijs

 

Brussel – Metz – Bazel

 

Mulhouse – Lyon – Marseille

Kernnetwerkcorridor "Oriënt/Oostelijke Middellandse Zee"

Proefproject met CAM op grensoverschrijdende verbindingen

Sofia – Thessaloniki – Belgrado

Proefproject met CAM met het oog op de uitrol op een langer traject

Berlijn – Praag – Brno – Bratislava

 

Timisoara – Sofia – Turkse grens

 

Sofia – Thessaloniki – Athene

Kernnetwerkcorridor "Rijn – Alpen"

Proefproject met CAM op grensoverschrijdende verbindingen

Bologna – Innsbrück – München (Brennercorridor)

Proefproject met CAM met het oog op de uitrol op een langer traject

Rotterdam – Oberhausen – Frankfurt (M)

 

Bazel – Milaan – Genua

Kernnetwerkcorridor "Rijn – Donau"

Proefproject met CAM op grensoverschrijdende verbindingen

München – Salzburg

Proefproject met CAM met het oog op de uitrol op een langer traject

Frankfurt (M) – Passau – Wenen – Boedapest – Boekarest – Iasi /Constanta

 

Karlsruhe – München – Salzburg – Wels

 

Frankfurt (M) – Straatsburg

Mediterrane kernnetwerkcorridor "Scandinavië – Middellandse Zee"

Proefproject met CAM op grensoverschrijdende verbindingen

Oulu – Tromsø

 

Oslo – Stockholm – Helsinki

Proefproject met CAM met het oog op de uitrol op een langer traject

Turku – Helsinki – Russische grens

 

Stockholm / Oslo – Malmö

 

Malmö – Copenhagen – Hamburg – Würzburg

 

Nürnberg – München – [Verona]

 

Rosenheim – Bologna – Napels – Catania – Palermo

 

Napels – Bari – Taranto

(1) De zaak werd voor interinstitutionele onderhandelingen terugverwezen naar de bevoegde commissie op grond van artikel 59, lid 4, vierde alinea, van het Reglement (A8-0409/2018).
(2)* Amendementen: nieuwe of vervangende tekst staat in vet en cursief, schrappingen zijn met het symbool ▐ aangegeven.
(3) PB C van , blz. .
(4) PB C van , blz. .
(5) COM(2018)0321, blz. 13.
(6) Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende EU-richtsnoeren voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk en tot intrekking van Besluit nr. 661/2010/EU (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 1).
(7) Mededeling van de Commissie "Europa in beweging: agenda voor een sociaal rechtvaardige transitie naar schone, concurrerende en geconnecteerde mobiliteit voor iedereen" – COM(2017)0283.
(8) Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (PB L 307 van 28.10.2014, blz. 1).
(9) Mededeling van de Commissie "Invulling geven aan emissiearme mobiliteit – Een Europese Unie die de planeet beschermt, haar consumenten sterker maakt en haar industrie en werknemers verdedigt" – COM(2017)0675.
(10) COM(2018)0293.
(11) JOIN(2017)0041.
(12) JOIN(2018)0005.
(13) COM(2017)0623.
(14) Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009 (PB L 115 van 25.4.2013, blz. 39).
(15) COM(2017)0718.
(16) Verordening (EU) nr. 283/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 betreffende richtsnoeren voor trans-Europese netwerken op het gebied van telecommunicatie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1336/97/EG (PB L 86 van 21.3.2014, blz. 14).
(17) COM(2016)0587.
(18) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
(19) Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
(20) Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(21) Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie ("EOM") (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
(22) Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
(23) PB L 344 van 19.12.2013, blz. 1.
(24) COM(2018)0065.
(25) Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie van 13 april 2016 over beter wetgeven (PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1).
(26) Verordening (EU) nr. 913/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 inzake het Europese spoorwegnet voor concurrerend goederenvervoer (PB L 276 van 20.10.2010, blz. 22).
(27)+ PB: gelieve het nummer van de verordening in document PE‑CONS 55/18 (2016/0375(COD)) in de tekst in te voegen en het nummer, de datum, de titel en de vindplaats in het PB van die richtlijn in de voetnoot in te voegen.[1] PB ...+ PB gelieve de titel, het nummer en de PB‑referentie van COD 2016/0382 (hernieuwbare energie) in te voegen.
(28)+ PB gelieve de titel, het nummer en de PB‑referentie van COD 2016/0382 (hernieuwbare energie) in te voegen.
(29)+ PB: gelieve het nummer van de verordening in document PE‑CONS 55/18 (2016/0375(COD)) in de tekst in te voegen en het nummer, de datum, de titel en de vindplaats in het PB van die richtlijn in de voetnoot in te voegen.[1] PB ...+ PB gelieve de titel, het nummer en de PB-referentie van COD 2016/0382 (hernieuwbare energie) in te voegen.
(30) Zie ook COM(2018)0233 – Mededeling van de Commissie over het mogelijk maken van de digitale transformatie van gezondheid en zorg in de digitale eengemaakte markt; de burger "empoweren" en bouwen aan een gezondere maatschappij.
(31) Zie ook COM(2018)0022 — Mededeling van de Commissie over het actieplan voor digitaal onderwijs.
(32) Richtlijn (EU) 2016/2102 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 inzake de toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties (PB L 327 van 2.12.2016, blz. 1).
(33) Connectiviteit voor een competitieve digitale eengemaakte markt – Naar een Europese gigabitmaatschappij – COM(2016)0587.
(34) Geconnecteerde en geautomatiseerde mobiliteit.
(35) De cursief gedrukte segmenten maken geen deel uit van de TEN‑T-kernnetwerkcorridors maar wel van de 5G‑corridors.


Associatieovereenkomst EU-Oekraïne
PDF 176kWORD 63k
Resolutie van het Europees Parlement van 12 december 2018 over de uitvoering van de associatieovereenkomst tussen de EU en Oekraïne (2017/2283(INI))
P8_TA(2018)0518A8-0369/2018

Het Europees Parlement,

–  gezien artikel 8 en titel V, met name de artikelen 21, 22, 36 en 37 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), evenals deel vijf van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

–  gezien de sluiting van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (AO), en gezien de desbetreffende Associatieagenda,

–  gezien het gezamenlijke werkdocument van de Europese Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) van 14 november 2017 over het Uitvoeringsverslag inzake de associatieovereenkomst met Oekraïne (SWD(2017)0376),

–  gezien de uitkomst van de onderzoeksmissie van de Commissie buitenlandse zaken naar Oekraïne, die plaatsvond van 4 t/m 6 april 2018,

–  gezien de deskundigenonderzoeken die in opdracht van de Commissie buitenlandse zaken zijn uitgevoerd, waaronder het onderzoek over herziening van de kiesstelsels van drie associatielanden in het oostelijk nabuurschap – Oekraïne, Georgië en Moldavië – en de gevolgen daarvan voor de politieke ontwikkelingen in deze landen, gepubliceerd op 26 oktober 2017, het onderzoek over de institutionele structuur voor de uitvoering van overeenkomsten in Georgië, Moldavië en Oekraïne, gepubliceerd in juni 2018, en het vergelijkend onderzoek over de ontwikkeling van een institutioneel kader voor de uitvoering van de associatieovereenkomsten in Georgië, Moldavië en Oekraïne, gepubliceerd in juli 2018,

–  gezien artikel 52 van zijn Reglement en artikel 1, lid 1, onder e), van en bijlage 3 bij het besluit van de Conferentie van voorzitters van 12 december 2002 betreffende de procedure inzake het verlenen van toestemming voor het opstellen van initiatiefverslagen,

–  gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en het advies van de Commissie internationale handel (A8-0369/2018),

–  gezien het gezamenlijke werkdocument van de Europese Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) van 7 november 2018 over het Uitvoeringsverslag inzake de associatieovereenkomst met Oekraïne (SWD(2018)0462),

Algemeen hervormingsklimaat – oorlog, veiligheidsdreigingen en binnenlandse uitdagingen

A.  overwegende dat Oekraïne vorderingen heeft geboekt in de richting van Europese integratie, in concreto dat er in de eerste verkiezingsperiode na de Revolutie van de Waardigheid belangrijke resultaten zijn behaald, maar dat nog altijd moeilijke taken moeten worden verricht en dat de steun van het publiek voor de modernisering en de hervorming te wensen over laat omdat de mensen teleurgesteld zijn over de verslechterende sociale omstandigheden, de onzekerheid over de toekomst, de ontevredenheid over het hervormingsbeleid van de regering, de ongebroken macht van de oligarchen en de aanhoudende endemische corruptie binnen overheidsorganen; overwegende dat de consensus van de bevolking van Oekraïne voor nauwere betrekkingen met de EU onverminderd groot is, maar dat veel mensen desalniettemin ontevreden zijn over de algemene kant die het land opgaat;

B.  overwegende dat ongeveer vijf miljoen Oekraïeners nu in het buitenland werken, zowel als langetermijnmigranten, alsook als kortetermijnmigranten en seizoenskrachten, waarbij Rusland en steeds vaker ook Polen favoriete bestemmingen zijn, en verder overwegende dat hun overmakingen een belangrijke factor vormen voor economische stabiliteit;

C.  overwegende dat het in deze context tot voldoening stemt dat er belangrijke resultaten in de betrekkingen tussen de EU en Oekraïne geboekt zijn, zoals de inwerkingtreding van de visumvrijstellingsregeling op 11 juni 2017 en de AO op 1 september 2017;

D.  overwegende dat Oekraïne met name geprezen kan worden voor zijn hervormingen op het gebied van energie, volksgezondheid, pensioenen, onderwijs, openbaar bestuur, decentralisatie, openbare aanbestedingen, defensie en veiligheid, alsook de bankensector, en voor de macro-economische stabilisering; overwegende dat deze hervormingen gepaard zijn gegaan met drastische prijsstijgingen, verlagingen van de uitkeringen en een achteruitgang van de toegang tot de socialezekerheidsstelsels; overwegende dat er nog altijd grote uitdagingen zijn, met name bij de bestrijding van corruptie, bij privatisering en bij de hervorming van het gerechtelijk apparaat; overwegende dat de diepe en brede vrijhandelsovereenkomst (DCFTA), die onderdeel van de AO vormt, en die officieel per 1 januari 2016 is ingegaan, een solide basis biedt voor de economische ontwikkeling en modernisering van Oekraïne; overwegende dat de Oekraïense economie de afgelopen vier jaar niet alleen stabieler is geworden, maar ook enkele tekenen van verbetering vertoont; overwegende dat Oekraïne sinds de ondertekening van de associatieovereenkomst in 2014 meer pro-Europese hervormingen heeft doorgevoerd dan in alle voorgaande jaren van Oekraïense onafhankelijkheid;

E.  overwegende dat erfenissen uit het verleden, te weten rechtsonzekerheid en een groot aantal elkaar gedeeltelijk tegensprekende wetten, obstructie door oligarchen en andere gevestigde belangen, corruptie, nepotisme, zwakke overheidsinstellingen en het ontbreken van duidelijke procedures en coördinerende instanties bij de tenuitvoerlegging van de associatieovereenkomst, de institutionele hervormingen in Oekraïne belemmeren; overwegende dat de hervormingsagenda van Oekraïne gericht zou moeten zijn op overkoepelende thema's zoals decentralisatie, hervorming van het openbaar bestuur, deregulering en de-oligarchisatie;

F.  overwegende dat versterking van de administratieve capaciteit van overheidsinstellingen essentieel is voor de tenuitvoerlegging van de associatieovereenkomst en de DCFTA en het waarborgen van de doeltreffendheid van hervormingen;

G.  overwegende dat de communicatie-inspanningen met betrekking tot het evoluerende en dynamische karakter van de associatieovereenkomst en de aard, inhoud en voordelen van aanverwante hervormingen voor de burgers moeten worden verbeterd en opgevoerd, teneinde de acceptatie door en het vertrouwen van het publiek in de noodzakelijke stappen van Oekraïne op de Europese weg te verzekeren;

H.  overwegende dat de Europese Unie haar niet-aflatende steun en engagement voor de Oekraïense onafhankelijkheid, soevereiniteit en territoriale integriteit binnen de internationaal erkende grenzen van het land blijft betuigen, evenals haar steun aan de internationaal gecoördineerde veroordeling van regeringen en actoren die de territoriale integriteit van Oekraïne ondermijnen;

I.  overwegende dat, hoewel we de voortdurende Russische agressie in het oostelijke deel van Oekraïne, de illegale annexatie van de Autonome Republiek de Krim en van de stad Sevastopol, alsook de bezetting door Rusland van een aantal regio's van de districten Donetsk en Luhansk veroordelen, die alle neerkomen op een inbreuk op het internationale recht en de verbintenissen en verplichtingen die Rusland is aangegaan als onderdeel van het lidmaatschap van internationale organisaties, en haaks staan op Rusland's participatie in Europese overeenkomsten die dat land en Oekraïne hebben ondertekend, in concreto het Handvest van de VN, de Slotakte van Helsinki en het Memorandum van Boedapest, en het vriendschaps-, samenwerkings- en partnerschapsverdrag tussen Oekraïne en de Russische Federatie van 1997, moet worden onderkend dat Oekraïne te maken heeft met uitdagingen van een transformationele aard in een omgeving van oorlog en pogingen tot destabilisatie;

J.  overwegende dat de EU in de context van de door Rusland aangevoerde agressie tegen Oekraïne restrictieve maatregelen tegen de Russische federatie heeft genomen en deze met regelmaat heeft verlengd; overwegende dat een bredere inzet van de EU voor het oplossen van het conflict wenselijk is, zoals in de vorm van het aanwijzen van een speciale afgezant van de EU voor het conflict in Oost-Oekraïne en de Krim; overwegende dat we reeds eerder hebben aangedrongen op een internationale formule voor onderhandelingen over de beëindiging van de bezetting van de Krim, met participatie van de EU, en dat we deze oproep hierbij herhalen; overwegende dat de sancties tegen Rusland moeten worden verlengd en uitgebreid, in het bijzonder tot personen en ondernemingen die profijt hebben van illegale situaties, totdat de Russische Federatie Oekraïne in staat stelt zijn soevereiniteit en territoriale integriteit volledig te herstellen;

K.  overwegende dat op 25 november 2018 drie schepen van de Oekraïense marine tijdens een routinematige verplaatsing van Odessa naar Marioepol in internationale wateren door de Russische kustwacht zijn tegengehouden, beschoten en in bezit genomen; overwegende dat een aantal Oekraïense matrozen zijn verwond en 24 Oekraïense matrozen gevangen zijn genomen, en overwegende dat vanwege deze handeling van Rusland op 26 november 2018 voor een duur van 30 dagen een beperkte staat van beleg werd afgekondigd in 10 regio's van Oekraïne; overwegende dat de bouw van de brug over de Straat van Kertsj, die het illegaal geannexeerde schiereiland de Krim met het vasteland van Rusland verbindt, zonder de toestemming van Oekraïne, een inbreuk op de soevereiniteit en de territoriale integriteit van Oekraïne vormt, en moet worden veroordeeld; overwegende dat de excessieve acties van de Russische Federatie in de Zee van Azov, aangezien deze een schending inhouden van het internationaal recht van de zee en Rusland's eigen internationale verbintenissen, te betreuren zijn; veroordeelt het buitensporige aanhouden en inspecteren van handelsschepen, waaronder zowel Oekraïense schepen, als schepen die de vlag van derde landen voeren, met inbegrip van schepen die de vlag van verschillende EU-lidstaten voeren, moet worden veroordeeld;

L.  overwegende dat de Verchovna Rada erkenning verdient voor de wijsheid waarmee zij bij het aannemen van de wet inzake het afkondigen van de staat van beleg een delicaat evenwicht heeft gevonden tussen een betere verdediging en het garanderen van de democratische normen en de rechtsstaat, evenals de scheiding van de grondwettelijke bevoegdheden; overwegende dat de staat van beleg alleen is afgekondigd in de regio's van Oekraïne die grenzen aan Rusland, de Zee van Azov, de Zwarte Zee en de Moldavische regio Transnistrië, waar Russische troepen zijn gestationeerd; overwegende dat de beperkingen van de fundamentele vrijheden en burgerrechten in die regio's pas in werking treden als en wanneer Oekraïne wordt aangevallen door Russische landstrijdkrachten; overwegende dat de staat van beleg op 26 december 2018 zal aflopen;

Het institutionele kader voor de uitvoering van hervormingen

1.  wijst in het bijzonder op vijf gebieden waar Oekraïne extra aandacht aan moet besteden om het proces van uitvoering van de associatieovereenkomst te versterken: coördinatie, eigen inbreng, prioritering, toezicht en communicatie; verwelkomt in dit verband de onlangs vastgestelde communicatiestrategie van de regering en de EU-delegatie bij de communicatiecampagne van de Oekraïne getiteld "Moving Forward Together"; herinnert aan het voorstel voor een "Oostelijk Partnerschap+"-beleid, zoals voorgestaan door het Parlement, om verdere vooruitzichten mogelijk te maken;

2.  benadrukt zijn overtuiging dat betekenisvolle vooruitgang bij de uitvoering van de associatieovereenkomst en de hervormingen alleen mogelijk is indien het proces van de-oligarchisatie wordt voortgezet en voorgoed een eind wordt gemaakt aan het vastgeroeste systeem waarin de economische, politieke en mediamacht geconcentreerd is in de handen van een klein aantal individuen die elkaar de bal toeschuiven, een probleem dat onverminderd een grote invloed uitoefent op en steeds belemmerender werkt voor de implementatie van hervormingen; bekritiseert dat de de-oligarchisatie tot nu toe vooral wordt gebruikt als instrument voor het stroomlijnen van de markt en het herstellen van het in 2014 grondig verstoorde evenwicht tussen de verschillende oligarchengroepen; spreekt zijn bezorgdheid uit over de aanhoudende belangenconflicten binnen de regelgevende en controleautoriteiten, die de vorm hebben aangenomen van openlijke strijd tussen de autoriteiten;

3.  geeft aan dat er dringend behoefte is aan meer politiek toezicht, synergie en coördinatie van het Europese integratieproces op het hoogste politieke niveau en aan een grotere nadruk op hervormingen die tastbare voordelen voor de burger opleveren;

4.  is ingenomen met de wetgevings-routekaart die ontworpen is om naar het ambitieuze doel van de associatieovereenkomst toe te werken en benadrukt dat zowel kwalitatief hoogwaardige wetgeving, als een voortdurend streven naar en capaciteit voor correcte tenuitvoerlegging essentieel blijven om een werkelijk verschil te maken voor de burger;

5.  benadrukt dat vorderingen in de uitvoering afhankelijk zijn van de hervormingsbereidheid van de politieke leiders, de toewijding aan en prioritering van Europese integratie door de politieke elite en de capaciteiten van ministeries, uitvoerende agentschappen en onafhankelijke regelgevende instanties;

6.  onderstreept dat de interne besluitvorming in de Verkhovna Rada van Oekraïne moet worden verbeterd om de goedkeuring van wetsontwerpen in verband met de uitvoering van de associatieovereenkomst te stroomlijnen en voorrang te geven; is in dit opzicht van mening dat de Commissie voor Europese integratie een grotere rol zou moeten krijgen en bevoegd zou moeten zijn om wetgeving die in strijd is met de verplichtingen welke in het kader van de associatieovereenkomst zijn aangegaan, te blokkeren; benadrukt dat deze hervormingen voor het eind van de huidige zittingsperiode moeten worden doorgevoerd;

7.  is verontrust over het gebrek aan instrumenten en middelen bij het regeringsbureau voor Europese integratie en het regeringskantoor voor Europese en Europees-Atlantische integratie, waaronder de noodzakelijke officiële status, het personeel en het budget om een taak van deze omvang en complexiteit uit te voeren; wijst op het ontbreken van criteria voor het evalueren van de mate waarin nationale wetgeving en EU-wetgeving overeenkomen;

8.  is ingenomen met de inspanningen die Oekraïne zich getroost om het institutionele en monitoringsysteem voor de uitvoering van de associatieovereenkomst op te zetten, met inbegrip van het desbetreffende actieplan van de regering;

9.  benadrukt dat er dringend behoefte is aan verdere technische, deskundige en financiële bijstand, met het oog op capaciteitsopbouw binnen de Verkhovna Rada en essentiële ministeries; juicht het toe dat het Europees Parlement met de Verkhovna Rada samenwerkt op het gebied van de opbouw van capaciteit en in het proces van de Jean Monnet-dialoog;

10.  wijst op de aanhoudende verkokering binnen bepaalde ministeries, die een coherent standpunt over Europese integratiekwesties in de weg staat; dringt in dit opzicht aan op meer samenwerking binnen de regering en in de Verkhovna Rada ten aanzien van vraagstukken die met de EU verband houden;

11.  maakt zich zorgen over het feit dat de interactie tussen het kabinet en het parlement niet gereguleerd wordt door een specifiek mechanisme met betrekking tot de uitvoering van de associatieovereenkomst/DCFTA;

12.  juicht het toe dat een nieuw actieplan is vastgesteld voor de uitvoering van de associatieovereenkomst/DCFTA en verwelkomt de inspanningen gericht op het consolideren van de standpunten en de samenwerking tussen het kabinet en het parlement op basis van de routekaart voor de uitvoering van de associatieovereenkomst; benadrukt dat de doeltreffendheid van de uitvoering van de hervorming rechtstreeks verband houdt met de voorbereidende stadia van beleidsontwikkeling en wetgeving; onderstreept dat het proces van geplande harmonisatie van de wet- en regelgeving in Oekraïne sneller moet verlopen en naar een hoger plan moet worden getild, met bijzondere aandacht voor de kwaliteit van de wetgeving; merkt op dat in de beleidsontwikkelingscyclus het essentiële instrument van openbare raadpleging en op onderzoeksresultaten gebaseerde besluitvorming en controle op de kwaliteit van wetgeving ontbreekt; beklemtoont dat de verkiezingscampagne het lopende hervormingsproces niet mag belemmeren;

13.  vestigt de aandacht op het verslag van de EP-missie inzake interne hervormingen en capaciteitsopbouw met aanbevelingen voor de harmonisatie van de Oekraïense wetgeving met het EU-acquis, waarvan de meeste nog moeten worden opgevolgd;

14.  spoort Oekraïne ertoe aan in zijn hervormingsagenda drie prioriteiten te stellen: i) het opzetten van een efficiënt rechtskader om corruptie te bestrijden, dat ook instellingen, financiële transparantie en controles omvat; ii) decentralisatiehervorming; iii) de-oligarchisatie en privatisering;

15.  onderstreept dat de associatieovereenkomst niet het ultieme doel van de betrekkingen tussen de EU en Oekraïne is en juicht de Europese aspiraties van Oekraïne toe; steunt de ontwikkeling van nieuwe vormen van nauwere samenwerking met de EU, zoals de geleidelijke aanpassing van Oekraïne aan de douane-unie, de energie-unie en de digitale interne markt;

16.  wijst erop dat Oekraïne overeenkomstig artikel 49 VEU een Europees perspectief heeft en kan verzoeken lid te worden van de Europese Unie, op voorwaarde dat het land de criteria van Kopenhagen en de democratische beginselen in acht neemt, de fundamentele vrijheden, de mensenrechten en de rechten van minderheden eerbiedigt, en het functioneren van de rechtsstaat garandeert;

Politieke dialoog

17.  staat positief tegenover en steunt de zeer intensieve dialoog die op veel verschillende niveaus tussen de EU en Oekraïne wordt gevoerd, in het bijzonder die tussen het Europees Parlement en de Verkhovna Rada via - bijvoorbeeld - het parlementaire associatiecomité EU-Oekraïne, waaronder over talloze controversiële onderwerpen;

18.  is ingenomen met de eerste resultaten van de Jean Monnet-dialoog tussen het Europees Parlement en de Verkhovna Rada, zoals de oprichting van een werkgroep Hervormingen, de uitvoering van institutionele capaciteitsopbouw en de goedkeuring van de eerste institutionele, op hervormingen gerichte wetgeving;

19.  is ingenomen met de oprichting van de Interparlementaire Assemblee van Georgië, Moldavië en Oekraïne, en met haar eerste vergadering die op 8-9 juni 2018 in Kiev plaatsvond; spoort deze assemblee aan de uitvoering van de associatieovereenkomsten tegen het licht te houden;

20.  spreekt zijn voldoening uit over de doeltreffende en veilige uitvoering van de visumvrijstellingsregeling met Oekraïne en het positieve effect daarvan op de contacten van mens tot mens tussen Oekraïne en de EU;

21.  onderstreept hoe belangrijk het is dat meer vooruitgang wordt geboekt en er een cultuur van parlementaire dialoog tot stand komt als essentiële stap naar een doeltreffendere, transparantere en efficiëntere Verkhovna Rada als wetgever;

Rechtsstaat en goed bestuur

22.  benadrukt dat de bestrijding van corruptie een kwestie van prioritair belang moet blijven en op consequente en geloofwaardige wijze moet worden aangepakt, niet alleen om de associatieovereenkomst uit te voeren maar ook om nieuwe investeringen aan te trekken en de Oekraïense economie te versterken, als randvoorwaarde voor het scheppen van banen en gezinsinkomens;

23.  is ingenomen met alle succesvolle maatregelen en stappen die ertoe bijdragen de ruimte voor corruptie en illegale verrijking weg te werken, bijvoorbeeld op het gebied van openbare aanbestedingen en de handel in aardgas;

24.  juicht de lopende brede justitiële hervorming toe, maar betreurt de mate waarin het huidige rechtsstelsel in Oekraïne ondoeltreffend, corrupt en politiek afhankelijk blijft; onderstreept hoe belangrijk het is dat het proces van doorlichting van rechters plaatsvindt overeenkomstig de hoogste internationale normen, en dat er een transparante en uiterst betrouwbare selectieprocedure komt die voor meer integriteit en professionaliteit van rechters en openbaar aanklagers zorgt, en het vertrouwen van de burgers in de rechterlijke macht vergroot; dringt erop aan nu snel en op transparante en vertrouwenwekkende wijze de speciale anticorruptierechtbank in het leven te roepen; is ingenomen met de oprichting van het nieuwe hooggerechtshof;

25.  is ingenomen met het werk dat de nationale instantie voor corruptiebestrijding (NABU) tot nu toe heeft verricht, maar wijst op de problematische inmenging van de procureur-generaal en de pogingen om het juridisch kader voor de bestrijding van corruptie te ondermijnen; beklemtoont dat het een must is de onafhankelijkheid van de NABU te waarborgen; onderstreept het belang van de onafhankelijkheid van de speciale anti-corruptieaanklager en hoe essentieel het is om ervoor te zorgen dat zijn/haar instantie over de nodige instrumenten en middelen beschikt; dringt aan op serieuze onderzoeken naar alle beschuldigingen tegen de hoofdaanklager voor corruptiebestrijding in verband met inmenging in NABU-onderzoeken; verzoekt de Oekraïense autoriteiten hun inspanningen voor het verrichten van serieus onderzoek naar en de vervolging en bestrijding van corruptie op alle niveaus op te voeren, en in dit verband degelijke resultaten te boeken; dringt erop aan het Openbaar Ministerie grondig te hervormen zodat de capaciteit, efficiëntie, onpartijdigheid, objectiviteit en onafhankelijkheid van de aanklagers ten opzichte van hun superieuren groter worden;

26.  brengt in herinnering dat de regering heeft toegezegd de grondwet verder aan te passen in overeenstemming met de aanbevelingen van de Commissie van Venetië, waaronder met inachtneming van de rechten van minderheden; roept op tot snelle aanneming van de nieuwe kieswet, die moet zorgen voor gelijke mogelijkheden met betrekking tot vertegenwoordiging en uitoefening van een mandaat door kandidaten van alle nationaliteiten die in Oekraïne wonen, en van de wet inzake de financiering van politieke partijen; verwelkomt de vernieuwing van de centrale kiescommissie van Oekraïne, die van essentieel belang is voor de geloofwaardigheid van het verkiezingsproces en de cruciale verkiezingen in 2019 in dat land; verzoekt de regering in de aanloop naar de verkiezingen maatregelen te treffen om verstoring van de politieke concurrentie en manipulatie middels de concentratie van de politieke, economische en mediamacht in de handen van een klein aantal individuen, te voorkomen;

27.  herhaalt, omdat het absoluut prioriteit verdient, zijn oproep om ngo-activisten vrij te stellen van de verplichte e-aangifte en om de aangiften van politici en ambtenaren op doeltreffende en transparante wijze te controleren; veroordeelt in krachtige bewoordingen het toenemende aantal fysieke aanvallen op mensenrechtenactivisten en journalisten;

28.  stelt met bezorgdheid vast dat de regering tot op heden onvoldoende inspanningen heeft ondernomen om de nog steeds bewapende groepen van de Rechtse Sector en andere rechtse extremistische groeperingen te ontwapenen; verzoekt de regering een einde te maken aan het klimaat van straffeloosheid met betrekking tot de gewelddadige aanvallen van radicale rechtse groepen op minderheden en andersdenkenden, en met betrekking tot de intimidatie van rechters of het beïnvloeden van verkiezingen, en consequent op te treden tegen de personen die dergelijke strafbare feiten plegen; verwacht dat justitie en openbare aanklagers doortastend en onafhankelijk optreden;

29.  wijst erop dat de Svoboda-partij, de Rechtse Sector en vele andere rechtse groeperingen zich in het onlangs aangenomen "Nationale Manifest" duidelijk uitspreken tegen het EU-associatieproces van Oekraïne en pleiten voor een "nieuwe geopolitieke oriëntatie ten opzichte van het Oosten en het Westen"; onderstreept dat de betrekkingen met de relevante EU-buurlanden en de EU als geheel, evenals de politieke speelruimte om de politieke verdeeldheid in het land te overwinnen en het conflict in de Donbas op te lossen, het gevaar lopen te worden ondermijnd door de onduidelijke houding van de regering ten opzichte van deze ontwikkelingen;

30.  dringt erop aan bij het formuleren en handhaven van wetgeving meer aandacht te besteden aan de gevolgen voor het maatschappelijk middenveld, teneinde ervoor te zorgen dat wetgeving geen onevenredige lasten voor of discriminatie van maatschappelijke organisaties tot gevolg heeft en de bewegingsvrijheid van de desbetreffende organisaties niet inperkt; wijst erop dat er overheidsfinanciering beschikbaar moet zijn voor maatschappelijke organisaties die actief zijn op het gebied van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat, met inbegrip van organisaties die optreden als waakhond of zich bezighouden met bijvoorbeeld belangenbehartiging, alsook voor kleine basisorganisaties en personen die met minderheden of gemarginaliseerde groepen werken; is van mening dat het cruciaal is dat organisaties uit het maatschappelijk middenveld vrij zijn om financiering te ontvangen van andere donors, zoals particuliere donors en internationale organisaties, instanties of agentschappen;

31.  pleit voor vastberaden stappen om de decentralisatiehervorming voort te zetten en voor de integratie van territoriale gemeenschappen, met het oog op de op handen zijnde algemene en lokale verkiezingen;

32.  is van oordeel dat nieuwe gemeenten financiële stabiliteit en een goed gefundeerde rechtsstatus moeten genieten, en dat grotere steden ook moeten kunnen deelnemen aan het integratieproces; meent dat het anticorruptiebeleid van Oekraïne ook regionale en lokale instellingen moet bestrijken; betreurt dat de voormalige open en concurrerende selectieprocedure voor de aanstelling van bestuurders van districten en oblasten en hun plaatsvervangers is afgeschaft en dat de president nu bevoegd is voor het benoemen en ontslaan van deze ambtenaren; meent dat dit de reeds via politieke decentralisatie behaalde resultaten en de decentralisatiehervorming in het algemeen ernstig kan ondermijnen;

33.  herinnert eraan dat de Oekraïense regering zich in de associatieovereenkomst (in het bijzonder hoofdstuk 13) heeft verbonden tot de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de fundamentele arbeidsnormen van de ILO, alsook tot aanpassing aan de desbetreffende EU-wetgeving; dringt erop aan dat deze verbintenis wordt nagekomen en benadrukt dat het feit dat werkgevers ertoe worden verplicht stakingen of andere collectieve acties aan de staatsveiligheidsdienst te melden of dat vakbondsleiders of actieve vakbondsleden onder toezicht van de staatsveiligheidsdienst worden gesteld, niet verenigbaar is met de tenuitvoerlegging van ILO-Verdrag 87 (artikel 3, lid 2); dringt erop aan de rechtsgrondslagen te verbeteren, zodat werknemers daadwerkelijk met juridische middelen kunnen afdwingen dat de werkgever hun recht op loon voor verricht werk eerbiedigt;

34.  beveelt aan de in 2017 gestaakte werkzaamheden aan de wet inzake arbeidsinspecties te hervatten teneinde de normen voor de veiligheid en gezondheid op het werk aanzienlijk te verhogen en de arbeidsinspecties onafhankelijk te maken van de toestemming van ondernemers en van voldoende middelen en sterke handhavingsbevoegdheden te voorzien; onderstreept de noodzaak om de sociale partners hierbij actief te betrekken;

Eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden

35.  maakt zich onverminderd grote zorgen over het groeiende aantal illegaal gedetineerde Oekraïense burgers uit de tijdelijk bezette gebieden die door de Russische autoriteiten zijn gearresteerd, veroordeeld en gevangengezet, en eist dat Oleg Sentsov, winnaars van de Sacharov-prijs 2018, en alle andere illegaal gedetineerde Oekraïense burgers, waaronder mensen die tot religieuze en etnische minderheden behoren, actoren van het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenactivisten, onmiddellijk en onvoorwaardelijk door de Russische Federatie worden vrijgelaten; verzoekt de Oekraïense autoriteiten en de internationale gemeenschap alle beschikbare middelen in te zetten om hen vrij te krijgen;

36.  herinnert eraan dat de mensenrechtensituatie op het schiereiland de Krim aanzienlijk is verslechterd, dat de schending van de vrijheid van meningsuiting, de mediarestricties en de gedwongen oplegging van het Russische staatsburgerschap inmiddels een stelselmatig karakter hebben, en dat de fundamentele mensenrechten en vrijheden op de Krim niet gewaarborgd zijn;

37.  betreurt het dat de gewelddadige aanvallen op mensenrechtenactivisten en journalisten niet serieus worden onderzocht, zoals blijkt uit het geval van de moord op anticorruptie-activiste Kateryna Handziuk, die op 4 november 2018 is gestorven na een zuuraanval; verzoekt de autoriteiten de opdrachtgevers en de plegers van dergelijke aanvallen voor de rechter te brengen en een eind te maken aan de straffeloosheid voor dit soort misdrijven;

38.  dringt aan op meer gecoördineerde inspanningen om de mensenrechtenstrategie van Oekraïne, inclusief het beleid ter verbetering van de situatie van de Roma-minderheid en andere minderheden, ten uitvoer te leggen;

39.  betreurt het dat het onderzoek naar de doden die bij de demonstratie op het Maidanplein en in Odessa zijn gevallen, en naar de moorden op journalisten, traag verloopt en geen tastbare resultaten heeft opgeleverd;

40.  is ingenomen met de vaststelling van de wet over de wettelijke status van vermiste personen;

41.  uit zijn bezorgdheid over het groeiende aantal strafrechtelijke procedures tegen journalisten die gevallen van corruptie in het staatsapparaat openbaar hebben gemaakt of zich kritisch hebben uitgelaten over het hervormingsbeleid van de regering of het beleid inzake Oost-Oekraïne; herinnert de regering eraan dat zij zich ertoe heeft verbonden de internationaal erkende mensenrechten, zoals vrijheid van meningsuiting en het recht openbaar meningen te verspreiden, volledig te handhaven;

42.  pleit voor de ratificatie van het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof en voor de voltooiing van alle vereiste uitvoeringsmaatregelen;

43.  dringt aan op de ratificering van het Verdrag van Istanbul inzake geweld tegen vrouwen; neemt in dit verband kennis van de vaststelling van de wet inzake het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld; is verheugd dat de functie van regeringscommissaris voor genderbeleid in het leven is geroepen;

44.  onderstreept enerzijds dat de Russische Federatie en haar gemachtigden primair voor de situatie verantwoordelijk zijn, maar verzoekt anderzijds de Oekraïense autoriteiten zich meer in te spannen om het lijden van de door het conflict getroffen bevolking te verzachten, onder meer door steun te bieden aan intern ontheemden en oorlogsveteranen, en door gemakkelijke toegang tot pensioenen en sociale voorzieningen en diensten te verlenen aan personen die momenteel in de gebieden leven waarover de regering geen controle heeft;

45.  onderstreept het belang van onafhankelijke media en mediapluralisme, en van het beschermen van personen die in de media werken en van journalisten; verzoekt de autoriteiten geen beperkingen op te leggen aan media die van minderheidstalen gebruik maken, teneinde te waarborgen dat alle burgers, ongeacht hun etnische herkomst, in gelijke mate toegang hebben tot informatie;

46.  dringt aan op herziening van de strategie voor de bescherming en integratie in de Oekraïense samenleving van de nationale Roma-minderheid, in het bijzonder middels de opname daarin van monitoring van veiligheid als een van de voornaamste prioriteiten, alsmede op de daadwerkelijke toepassing ervan op alle niveaus; pleit voor de vaststelling van staatsprogramma's voor de preventie van haatmisdrijven en andere vormen van discriminatie, als onderdeel van de tenuitvoerlegging van de nationale mensenrechtenstrategie; veroordeelt de diepgewortelde stigmatisering en sociale uitsluiting van Roma, die voortvloeien uit zigeunerhaat; is zeer verontrust over de recente gevallen van geweld tegen Roma en de LGBTI-gemeenschap, en verzoekt om onmiddellijk, doeltreffend onderzoek door de autoriteiten en om uitdrukkelijke en publieke veroordeling van dit geweld en de geweldplegers door de regering;

47.  neemt kennis van het voornemen van Oekraïne om de onderwijswet aan te passen overeenkomstig de aanbevelingen van de Commissie van Venetië en pleit voor de spoedige omzetting van dit voornemen in concrete maatregelen; dringt erop aan de wet, met inbegrip van wetgeving die de overgangsperiode tot 2023 verlengt en de vrijstelling van particuliere scholen regelt, volledig ten uitvoer te leggen op basis van een inhoudelijke dialoog met vertegenwoordigers van de minderheidsgroeperingen;

48.  uit zijn bezorgdheid over de recente uitspraak van een Oekraïense rechtbank waarin toegang wordt verleend tot de mobieletelefoongegevens van een onderzoeksjournalist van Radio Free Europe/Radio Liberty (RFE/RL), en benadrukt dat mediavrijheid en bescherming van de bronnen van journalisten, met name in de strijd tegen corruptie, van fundamenteel belang zijn;

49.  dringt erop aan nu zo snel mogelijk en stelselmatig te gaan werken aan de ontwikkeling van politiek en economisch onafhankelijke, niet aan de staat gelieerde en aan de vrijheid van meningsuiting toegewijde openbare mediadiensten, als tegenwicht tegen de dominantie van de particuliere oligarchische monopolies;

50.  veroordeelt ten zeerste de recente ontvoering en uitlevering van Turkse burgers aan Turkije wegens vermeende banden met de Gülen-beweging, waarmee het beginsel van de rechtsstaat en de fundamentele mensenrechten zijn geschonden; verzoekt de Oekraïense autoriteiten met klem te waarborgen dat alle uitleveringsverzoeken van derde landen op transparante wijze en volgens gerechtelijke procedures die volledig in overeenstemming zijn met de Europese beginselen en normen worden verwerkt, en dat alle maatregelen van lokale autoriteiten met volledige inachtneming van de rechtsstaat, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden worden genomen; benadrukt dat willekeurige arrestatie-, detentie- of uitleveringsprocedures in strijd zijn met deze beginselen; verzoekt de Oekraïense autoriteiten alle asielzoekers te beschermen en hun verzoeken volgens de internationale verdragen te behandelen; vraagt de EU de landen van het Oostelijk Partnerschap te steunen en te helpen om weerstand te bieden tegen de druk die Turkije uitoefent;

51.  uit zijn bezorgdheid over de kleiner geworden ruimte voor het maatschappelijk middenveld op de Krim, en in het bijzonder over de sluiting van meerdere media, met onevenredige gevolgen voor de Krim-Tataarse gemeenschap en haar recht op informatie en op behoud van haar cultuur en identiteit;

52.  onderstreept dat de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid in Oekraïne moeten worden gewaarborgd en spreekt zijn bezorgdheid uit over de berichten over gerechtelijke intimidatie jegens en toezicht op journalisten en mensenrechtenverdedigers;

53.  spreekt zijn bezorgdheid uit over het grote aantal kinderen en volwassenen in Oekraïne dat met de mazelen is besmet; is ingenomen met de getroffen maatregelen, maar benadrukt dat er in het land nog altijd veel kwetsbare kinderen en volwassenen zijn; herhaalt in dit verband dat er Europabrede inspanningen nodig zijn om het aantal gevaccineerde kinderen en volwassenen te verhogen;

Handel en economische samenwerking

54.  is ingenomen met de economische stabilisatie van Oekraïne en met de geboekte vorderingen bij de uitvoering van de DCFTA; verzoekt de Commissie om Oekraïne te helpen vast te stellen welke gebieden voor verdere economische diversificatie kunnen zorgen, en daaraan prioriteit toe te kennen bij de uitvoering van de DCFTA;

55.  is ingenomen met de toename van het handelsvolume tussen de EU en Oekraïne, en met de diversificatie van de Oekraïense uitvoer naar de EU; verzoekt de Commissie Oekraïne te helpen bij het vaststellen van de gebieden die voor verdere economische diversificatie kunnen zorgen, en daaraan prioriteit toe te kennen bij de uitvoering van de DCFTA; stelt vast dat in dezelfde periode de uitvoer naar Rusland is teruggelopen;

56.  benadrukt hoe belangrijk het is dat de DCFTA naar behoren wordt uitgevoerd en dat de bepalingen ervan worden nageleefd; verzoekt de Commissie onmiddellijk contact op te nemen met de andere partij als een bepaling niet wordt nageleefd, en de instrumenten in te zetten waarover zij beschikt om problemen op te lossen;

57.  verzoekt Oekraïne om met spoed zijn binnenlandse adviesgroep in te stellen om te garanderen dat maatschappelijke organisaties naar behoren toezicht kunnen houden op de uitvoering van de overeenkomst;

58.  neemt kennis van de economische groei en de doorgevoerde hervormingen in Oekraïne, maar wijst op de toenemende bezorgdheid onder grote delen van de bevolking met betrekking tot de stijgende prijzen van consumptiegoederen en nutsvoorzieningen, en pleit ervoor prioriteit toe te kennen aan die hervormingen die nauw verband houden met de productiestructuur en de uitvoermogelijkheden van het land, om economische groei te genereren en banen en inkomen te creëren; maakt zich ernstige zorgen over de voortdurende herverdeling van de rijkdom naar oligarchische structuren en/of families toe, en over de toenemende armoede onder grote delen van de bevolking; vindt dan ook dat er meer aandacht moet worden besteed aan de sociale situatie van het land;

59.  is van oordeel dat er aanzienlijk meer investeringen nodig zijn om de Oekraïense economie te consolideren en dringende sociale kwesties, zoals werkloosheid, onzichtbare werkloosheid en de grijze economie, aan te pakken; roept de Oekraïense autoriteiten op de nodige hervormingen door te voeren om nieuwe investeringen, en met name directe buitenlandse investeringen, aan te trekken; is in dit verband ingenomen met het onlangs overeengekomen contract voor de hervorming van investeringen en verzoekt de Commissie meer te doen om de risico's voor de particuliere sector met betrekking tot investeringen in Oekraïne te verminderen; verzoekt de lidstaten in dit verband samen te werken met de Commissie en Oekraïne bij het bedrijfsleven als investeringsbestemming aan te prijzen;

60.  verzoekt de Commissie, uitgaande van de progressie tot dusverre, een gedetailleerde evaluatie van de associatieovereenkomst aan het Parlement voor te leggen, aangezien de effectbeoordeling van 2007 allang achterhaald is; meent dat daarin vooral de volgende punten moeten worden behandeld:

   een gedetailleerdere, sectoraal en regionaal uitgesplitste presentatie van de Oekraïense handelsbalans;
   de ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) en een overzicht van de resultaten van de DCFTA-leningsfaciliteit voor kmo's, die in 2015 met 200 miljoen EUR is opgezet om kmo's in de oostelijke buurlanden te helpen;
   een overzicht van de marktaandelen;
   een beschrijving van de sociaaleconomische situatie;
   een beschrijving van de situatie op de arbeidsmarkt, de schaduweconomie en de informele werkgelegenheid;
   een actuele analyse van de macrofinanciële situatie van Oekraïne, waaronder belastinginkomsten en -uitgaven, belastingvlucht en belastingontduiking;

61.  wijst erop dat Verordening (EU) 2017/1566 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de invoering van tijdelijke autonome handelsmaatregelen voor Oekraïne ter aanvulling van de handelsconcessies uit hoofde van de AO een bepaling bevat die de Commissie verplicht om in haar jaarverslag over de uitvoering van de DCFTA een gedetailleerde beoordeling op te nemen van de autonome handelsmaatregelen, inclusief het sociale effect daarvan;

62.  is van oordeel dat de harmonisatie van de regelgeving tussen de EU en Oekraïne in het kader van de DCFTA een fundamenteel instrument vormt om Oekraïne dichter bij de EU te brengen en bij te dragen tot handelsfacilitatie, een beter ondernemings- en investeringsklimaat en de duurzame economische ontwikkeling van Oekraïne; is van mening dat de dimensie van handelsliberalisering zorgvuldig moet worden beheerd teneinde de kosten zo laag mogelijk en de voordelen voor het Oekraïense bedrijfsleven en de Oekraïense samenleving zo hoog mogelijk te houden en moedigt de Commissie aan hiertoe verdere autonome handelspreferenties en andere maatregelen in overweging te nemen; moedigt Oekraïne ertoe aan prioriteit toe te kennen aan de uitvoering van de hervormingsagenda op gebieden die meer aansluiten bij zijn productiestructuur en exportmogelijkheden naar de EU, om de overgangskosten zo veel mogelijk te beperken en de potentiële voordelen te maximaliseren; verzoekt Oekraïne om met spoed zijn binnenlandse adviesgroep in te stellen om te garanderen dat maatschappelijke organisaties toezicht kunnen houden op de uitvoering van de overeenkomst; vindt de toenemende armoede onder de bevolking zorgwekkend;

63.  beschouwt harmonisatie van de regelgeving met het acquis van de EU als de belangrijkste dimensie van de DCFTA, omdat daadwerkelijke toegang tot de EU-markt en hervorming sterk afhangen van de juiste tenuitvoerlegging en handhaving van de desbetreffende wetgeving; is er zich van bewust dat dit een aanzienlijke uitdaging vormt voor het bestuur, de instellingen en de openbare administratie in Oekraïne en spoort de Commissie aan om adequate technische en financiële steun te verlenen; is vol lof over de activiteiten van de Steungroep voor Oekraïne en verzoekt deze groep het Parlement meer verslagen te doen toekomen over welk soort bijstand wordt verleend, vooral met betrekking tot de omzetting en uitvoering van het acquis;

64.  is van mening dat het nuttig zou zijn de Oekraïense autoriteiten te betrekken vanaf het moment van het opstellen van relevante wetgeving om het proces inclusiever te maken en om de omzettingskosten voor Oekraïne te verminderen, en verzoekt de Commissie ten volle gebruik te maken van mechanismen voor voorafgaande informatie-uitwisseling;

65.  is ingenomen met de aanpassing van de nationale vervoersstrategie en roept op tot de wettelijke en institutionele hervormingen die nodig zijn voor de daadwerkelijke tenuitvoerlegging ervan;

66.  betreurt het gebrek aan vooruitgang bij de aanpassing aan de EU-normen voor dierenwelzijn en verzoekt Oekraïne op korte termijn een strategie vast te stellen om deze verplichting na te komen;

67.  wijst op de hoge benuttingsgraad van tariefpreferenties en is ingenomen met de aanhoudende toename van tarieflijnen waarvoor gebruik wordt gemaakt van preferenties;

68.  merkt op dat de evaluatie van de uitvoering van de DCFTA sterk gericht is op handelsstromen en handelsbelemmeringen; verzoekt de Commissie om op passende wijze toe te zien op de tenuitvoerlegging van de DCFTA en deze te beoordelen, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan de omzetting en tenuitvoerlegging van het acquis, alsmede aan de gevolgen voor de Oekraïense samenleving, en een openbaar en volledig jaarverslag op te stellen, onder meer over de door de EU verstrekte technische en financiële steun;

69.  verwacht van Oekraïne dat het arbiters voor het stelsel inzake geschillenbeslechting benoemt en dat het land organen opricht en vertegenwoordigers aanwijst in het kader van het hoofdstuk inzake handel en duurzame ontwikkeling;

70.  juicht het toe dat de Verkhovna Rada wet nr. 5495 over de instandhouding van de Oekraïense bossen en het voorkomen van de illegale uitvoer van onbewerkt hout op 20 maart 2018 in eerste lezing heeft goedgekeurd; is van mening dat er, voorafgaande aan een eventuele liberalisering van de handel in hout, een juridisch kader moet worden gecreëerd inzake de preventie van en een verbod op illegale uitvoer;

71.  wijst erop dat Oekraïne in het kader van de associatieovereenkomst heeft toegezegd de illegale handel te bestrijden en te voorkomen, en roept het land op de illegale handel strafbaar te stellen;

72.  wijst erop dat in het Oostelijk Partnerschap het accent tot dusver vooral ligt op de bilaterale handel en investeringen tussen de EU en de betrokken landen; wenst dat er een meer uniforme benadering wordt ontwikkeld voor alle landen van het Oostelijk Partnerschap en dat er sterker wordt samengewerkt met de Euraziatische Economische Unie met het oog op handelsfacilitatie, visumvrijheid en technische normen;

Samenwerking op het gebied van energie, veiligheid en defensie

73.  prijst Oekraïne voor de goede samenwerking in de energiesector, alsook voor de geboekte vorderingen op het vlak van energie-efficiëntie; benadrukt het belang van grotere energie-efficiëntie en de ontwikkeling van hernieuwbare energie, waaronder als katalysatoren van economische groei en werkgelegenheid; merkt op dat de hervormingen moeten worden voortgezet, met name met het oog op het voltooien van de hervorming van de gas- en elektriciteitsmarkt, met het oog op hun volledige integratie in de Europese energiemarkt en om een eind te maken aan de huidige monopolies en nieuwe monopolies te voorkomen, hetgeen op de lange termijn economische voordelen zal opleveren voor de industrie en voor consumenten; spoort de Commissie aan erop toe te zien dat alle pijplijnprojecten voldoen aan de EU-regelgeving; dringt aan op versterking van de samenwerking op energiegebied binnen het Oostelijk Partnerschap met het oog op de implementatie van het Klimaatakkoord van Parijs van 2015; benadrukt dat het land behoefte heeft aan een nationale autoriteit, onafhankelijk van politieke en particuliere belangen, die belast is met het reguleren van de gas- en elektriciteitsmarkt en die de verplichting moet onderliggen bij het vaststellen van de prijzen een sociaal eerlijk compromis tussen de belangen van de aanbieders en eindafnemers te bereiken;

74.  juicht het toe dat een groot aantal milieuwetten is vastgesteld, met name inzake strategische milieueffectrapportages en milieueffectbeoordelingen, en wijst erop dat de wetten ten uitvoer moeten worden gelegd en dat bewustmakingscampagnes voor het publiek onontbeerlijk zijn; is verheugd over de vooruitgang op het gebied van klimaatbeleid dankzij de goedkeuring van de strategie voor koolstofarme ontwikkeling en de voorlegging ervan aan het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering; pleit voor de spoedige goedkeuring van de nationale strategie voor milieubeleid en de nieuwe wetgeving inzake afvalbeheer en klimaatbeleid, overeenkomstig het EU-acquis;

75.  herinnert eraan dat milieubeheer een belangrijk deel uitmaakt van de vereisten van de associatieovereenkomst; verzoekt de autoriteiten de overeenkomst en eventuele toekomstige plannen met betrekking tot de Dnjestr-waterkrachtcentrale te heroverwegen, deze in overeenstemming te brengen met internationale verdragen en de EU-normen, te zorgen voor openbare raadpleging van alle betrokken partijen uit Moldavië en Oekraïne, met inbegrip van het maatschappelijk middenveld, en het ecosysteem van en het milieu in het stroomgebied van de rivier de Dnjestr te beschermen;

76.  geeft uiting aan zijn diepe bezorgdheid over de verslechtering van de milieusituatie in het oosten van Oekraïne en de Krim als gevolg van het conflict, en met name over de problemen met betrekking tot de watervoorziening, die verwoestende gevolgen kunnen hebben voor de hele regio en tot een onomkeerbare ramp kunnen leiden; verzoekt alle belanghebbenden met klem dit te voorkomen en alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat goed onderhoud wordt gepleegd en dat er naar behoren wordt gepompt, waaronder in de mijnen;

77.  onderkent de inspanningen die Oekraïne zich getroost om een daadwerkelijke digitale markteconomie tot stand te brengen, waaronder het feit dat progressie wordt geboekt met betrekking tot de ontwikkeling van open data, betere toegang tot voorwaardelijke toegangssystemen voor digitale televisie en virtuele netwerkdiensten, vergroting van het aantal diensten voor elektronische communicatie voor burgers, en openbare registers zoals ProZorro; onderstreept dat meer moet worden gedaan voor de bescherming van de rechten en behoeften van Oekraïense burgers die het internet gebruiken, en voor de volledige inachtneming van de vereisten van de digitale interne markt;

78.  is ingenomen met de goedkeuring van de wet inzake elektronische vertrouwensdiensten en de in het concept voor de ontwikkeling van de digitale economie en samenleving in Oekraïne voor 2018-2020 vastgestelde prioriteiten, aangezien dit belangrijke stappen zijn op weg naar integratie van Oekraïne in de digitale eengemaakte markt van de EU;

79.  wijst nogmaals op de cruciale rol van Oekraïne met betrekking tot het Europese energiebevoorradingsnetwerk; veroordeelt de aanleg van de "Nord Stream 2"-pijplijn, aangezien het een politiek project is dat een bedreiging vormt voor de Europese energieveiligheid en de inspanningen om de energiebevoorrading te diversifiëren; dringt aan op stopzetting van het project;

80.  is bezorgd over de illegale exploitatiepraktijken met betrekking tot natuurlijke hulpbronnen, zoals amber, steenkool, zand en hout, die vaak met de hulp van lokale of regionale overheden en wetshandhavingsinstanties worden beschermd en georganiseerd, en die landschappen en habitats, zoals bossen en rivieren, beschadigen en in gevaar brengen en zo een in ecologisch en economisch opzicht duurzaam beheer van de hulpbronnen van het land ten behoeve van de burgers in de weg staan;

81.  betreurt de uitputting van de Oekraïense bossen door corruptiepraktijken ten gunste van gevestigde belangen in Oekraïne en bedrijven in de EU; pleit voor doeltreffende regelgeving en de spoedige tenuitvoerlegging en handhaving daarvan om illegale houtkap en corruptie met hout in Oekraïne te voorkomen en een duurzaam bosbeheer tot stand te brengen, teneinde de bossen en hulpbronnen van Oekraïne te beschermen en te behouden;

82.  is verheugd over de inspanningen voor de modernisering van het Oekraïense leger en de Oekraïense zeemacht in de Zwarte Zee en de Zee van Azov, als garanten van de stabiliteit en territoriale integriteit van Oekraïne, en dringt er tegelijkertijd op aan de defensie-industrie zo snel mogelijke te hervormen;

83.  veroordeelt ten stelligste de doelbewuste daad van agressie door de Russische Federatie tegen Oekraïne op 25 november 2018 in de Straat van Kertsj; verzoekt dat alle Oekraïense schepen onmiddellijk en onvoorwaardelijk worden vrijgegeven en dat alle Oekraïense matrozen, die in de tussentijd als krijgsgevangene moeten worden behandeld, onmiddellijk en onvoorwaardelijk worden vrijgelaten; verzoekt de EU en haar lidstaten om gerichte sancties in te stellen als de Oekraïense militairen niet worden vrijgelaten en als er verdere militaire escalatie plaatsvindt; onderstreept dat er geen rechtvaardiging bestaat voor een dergelijk gebruik van militaire macht door Rusland; spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit dat dit mogelijk een sluipende poging vormt om de soevereine rechten van Oekraïne in de Zee van Azov te annexeren en deze wateren tot een Russisch "binnenmeer" en exclusieve militaire zone te maken, en de economie van Zuidoost-Oekraïne in een wurggreep te nemen; eist dat Rusland de vrijheid van scheepvaart door de Straat van Kertsj en in de Zee van Azov, die door het internationaal recht wordt verzekerd, garandeert; verzoekt de OVSE en haar leden het mandaat van de bijzondere waarnemingsmissie van de OVSE uit te breiden naar de Zee van Azov; verzoekt de EU en haar lidstaten om de toegang tot EU-havens te sluiten voor Russische schepen die uit de Zee van Azov komen in het geval Rusland de vrijheid van scheepvaart door de Straat van Kertsj en in de Zee van Azov niet herstelt; pleit voor het gebruik van alle diplomatieke middelen om de situatie te de-escaleren en is verheugd over het aanbod om tussen Kiev en Moskou te bemiddelen;

84.  herinnert eraan dat het belangrijk is de samenwerking met Oekraïne op verschillende gebieden te versterken, onder meer op het gebied van veiligheid en defensie; juicht het in dit verband toe dat Oekraïne heeft aangegeven geïnteresseerd te zijn in nadere deelname aan defensieprojecten, waaronder de permanente gestructureerde samenwerking (PESCO) aangaande veiligheid en defensie;

85.  spoort Oekraïne en de EU aan de samenwerking op het gebied van justitie, vrijheid en binnenlandse zaken verder te ontwikkelen;

Institutionele bepalingen

86.  benadrukt het belang van proactieve communicatie met de Oekraïense burgers over de concrete voordelen en doelstellingen van het Oostelijk Partnerschap;

87.  benadrukt het belang van de bestrijding van nepnieuws en propaganda uit Rusland, met inbegrip van de geanticipeerde Russische inmenging in de Oekraïense verkiezingen en in de gehele Europese Unie; pleit voor intensievere samenwerking tussen Oekraïne en de EU op dit gebied;

88.  pleit voor een betere monitoring en follow-up van de uitvoering van hervormingen aan zowel Oekraïense als EU-zijde, op grond van coherente en meetbare indicatoren; dringt er nogmaals bij de Commissie en de EDEO op aan vaker en gedetailleerder schriftelijk verslag uit te brengen aan het Parlement en de Raad over de uitvoering van deze overeenkomsten;

89.  verzoekt de Commissie op passende wijze toe te zien op de tenuitvoerlegging van de DCFTA en deze te beoordelen, waarbij bijzondere aandacht moet worden besteed aan de omzetting en tenuitvoerlegging van het acquis, alsmede aan de gevolgen voor de Oekraïense samenleving, en een openbaar en volledig jaarverslag op te stellen, onder meer over de door de EU verstrekte technische en financiële steun;

90.  meent en benadrukt dat Oekraïne, mits het land zich er (net als andere geassocieerde landen, Moldavië en Georgië) toe verbindt de associatieovereenkomst ten uitvoer te leggen en de beginselen van democratie, de rechtsstaat en de fundamentele vrijheden te eerbiedigen, voor specifieke ondersteuningsmechanismen van de EU in aanmerking moet komen, waaronder in het kader van het meerjarig financieel kader voor de periode na 2020, in overeenstemming met het door het Parlement bepleite "Oostelijk Partnerschap plus"-model;

91.  besluit jaarlijks verslag uit te brengen over de uitvoering van de associatieovereenkomsten;

o
o   o

92.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de president, de regering en het parlement van Oekraïne.

Juridische mededeling - Privacybeleid