1. Besluit van het Europees Parlement van 26 maart 2019 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) voor het begrotingsjaar 2017 (2018/2204(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Autoriteit voor effecten en markten voor het begrotingsjaar 2017,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Autoriteit voor effecten en markten voor het begrotingsjaar 2017, vergezeld van het antwoord van de Autoriteit(1),
– gezien de verklaring van de Rekenkamer(2) voor het begrotingsjaar 2017 waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, overeenkomstig artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 12 februari 2019 betreffende de aan de Autoriteit te verlenen kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2017 (05825/2019 – C8-0094/2019),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002(3), en met name artikel 208,
– gezien Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012(4), en met name artikel 70,
– gezien Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie(5), en met name artikel 64,
– gezien Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad(6), en met name artikel 108,
– gezien artikel 94 en bijlage IV van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie economische en monetaire zaken (A8-0141/2019),
1. verleent de uitvoerend directeur van de Europese Autoriteit voor effecten en markten kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Autoriteit voor het begrotingsjaar 2017;
2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de Europese Autoriteit voor effecten en markten, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
2. Besluit van het Europees Parlement van 26 maart 2019 over de afsluiting van de rekeningen van de Europese Autoriteit voor effecten en markten voor het begrotingsjaar 2017 (2018/2204(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Autoriteit voor effecten en markten voor het begrotingsjaar 2017,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Autoriteit voor effecten en markten voor het begrotingsjaar 2017, vergezeld van het antwoord van de Autoriteit(1),
– gezien de verklaring van de Rekenkamer(2) voor het begrotingsjaar 2017 waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, overeenkomstig artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 12 februari 2019 betreffende de aan de Autoriteit te verlenen kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2017 (05825/2019 – C8-0094/2019),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002(3), en met name artikel 208,
– gezien Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012(4), en met name artikel 70,
– gezien Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie(5), en met name artikel 64,
– gezien Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad(6), en met name artikel 108,
– gezien artikel 94 en bijlage IV van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie economische en monetaire zaken (A8-0141/2019),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van de Europese Autoriteit voor effecten en markten voor het begrotingsjaar 2017;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de Europese Autoriteit voor effecten en markten, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
3. Resolutie van het Europees Parlement van 26 maart 2019 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor effecten en markten voor het begrotingsjaar 2017 (2018/2204(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor effecten en markten voor het begrotingsjaar 2017,
– gezien artikel 94 en bijlage IV van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie economische en monetaire zaken (A8-0141/2019),
A. overwegende dat de definitieve begroting van de Europese Autoriteit(1) voor effecten en markten (de "Autoriteit") voor het begrotingsjaar 2017 volgens de staat van ontvangsten en uitgaven 42 076 719 EUR bedroeg, hetgeen een toename van 6,37 % ten opzichte van 2016 betekent; overwegende dat de Autoriteit wordt gefinancierd door de bijdrage van de Unie (11 019 552 EUR, 26,19 %), bijdragen van de nationale toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten (18 584 866 EUR, 44,17 %) en vergoedingen van onder toezicht staande entiteiten (11 831 781 EUR, 28,12 %);
B. overwegende dat de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekening van de Autoriteit voor het begrotingsjaar 2017 (hierna "het verslag van de Rekenkamer"), heeft verklaard redelijke zekerheid te hebben gekregen dat de jaarrekening van de Autoriteit betrouwbaar is en de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
Financieel en begrotingsbeheer
1. merkt met waardering op dat de inspanningen op het gebied van begrotingstoezicht gedurende het begrotingsjaar 2017 hebben geresulteerd in een uitvoeringspercentage van de begroting van 100 %, hetgeen neerkomt op een stijging van 0,03 % ten opzichte van het jaar 2016; stelt vast dat het uitvoeringspercentage van de betalingskredieten 89,76 % bedroeg, een stijging van 2,47 % ten opzichte van het voorgaande jaar;
Annulering van overdrachten
2. merkt op dat de annuleringen van overdrachten van 2016 naar 2017 164 310 EUR bedroegen, 3,51 % dus van het totale overgedragen bedrag, wat een daling van 3,65 % ten opzichte van 2016 betekent;
Prestaties
3. merkt op dat de Autoriteit bepaalde maatregelen als kernprestatie-indicatoren gebruikt om de toegevoegde waarde van haar activiteiten te beoordelen en haar begrotingsbeheer te verbeteren;
4. merkt op dat de Autoriteit 90 % van de activiteiten in haar jaarlijks werkprogramma heeft voltooid;
5. wijst uitdrukkelijk op de rol van de Autoriteit bij het vergemakkelijken en bevorderen van de coördinatie tussen nationale toezichthoudende autoriteiten, en in voorkomend geval met instellingen die belast zijn met internationaal toezicht;
6. erkent dat de Autoriteit als taak heeft de werking van de interne financiële markt van de EU te verbeteren door een hoog, effectief en consistent niveau van regulering en toezicht te waarborgen, de integriteit en de stabiliteit van de financiële stelsels te bevorderen en de internationale coördinatie van het toezicht te versterken teneinde de stabiliteit en doeltreffendheid van het financiële stelsel te garanderen;
7. benadrukt dat de Autoriteit ervoor moet zorgen dat alle opdrachten volledig en tijdig worden uitgevoerd, de taken moet vervullen die haar door het Europees Parlement en de Raad zijn opgedragen, en daarbij binnen haar mandaat moet blijven; verzoekt de Autoriteit zorg te dragen voor een geëigende follow-up en tenuitvoerlegging van de aanbevelingen van de Rekenkamer;
8. benadrukt dat de Autoriteit bij de uitoefening van haar mandaat in het bijzonder het evenredigheidsbeginsel in acht moet nemen; onderstreept dat, vooral bij het formuleren van maatregelen van niveau 2 en niveau 3, aandacht moet worden besteed aan de specifieke kenmerken van nationale financiële markten;
9. merkt op dat er, aangezien de werklast van de Autoriteit in toenemende mate verschuift van wetgevende taken naar de handhaving en toepassing van het Unierecht, een interne herschikking van de begroting en het personeel van de Autoriteit moet plaatsvinden; wijst er in dit verband op dat een passend niveau van prioritering gewaarborgd moet zijn met betrekking tot de toewijzing van middelen;
10. is van mening dat een eventuele verhoging van de middelen voor de Autoriteit gepaard moet gaan met passende rationaliseringsmaatregelen;
11. verzoekt de Europese Autoriteit voor effecten en markten en de Europese Bankautoriteit (EBA) een onderzoek in te stellen naar constructies voor handel in dividendarbitrage zoals cum-ex, teneinde mogelijke bedreigingen voor de integriteit van de financiële markten en voor nationale begrotingen te beoordelen, de aard en de omvang van de actoren in deze constructies vast te stellen, na te gaan of er inbreuk is gepleegd op de nationale of de EU-wetgeving, de maatregelen van de financiële toezichthouders in de lidstaten te beoordelen, en de bevoegde autoriteiten passende aanbevelingen voor hervormingen en maatregelen te doen;
12. benadrukt dat voldoende middelen moeten worden toegekend voor het invullen van de bestaande bevoegdheden op het gebied van witwaspraktijken, alsmede voor het waarborgen van een snelle uitwisseling met de EBA ten aanzien van witwaspraktijken en de aanpak van terrorismefinanciering; verzoekt de Autoriteit in overleg met de EBA en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (Eiopa) richtsnoeren op te stellen voor de integratie van AML/CFT-risico's in het prudentieel toezicht;
13. is verheugd dat de Autoriteit samen met de EBA en de Eiopa deel uitmaakt van het Gemengd Comité dat zich inzet om te zorgen voor de intersectorale samenhang en gemeenschappelijke standpunten op het gebied van het toezicht op financiële conglomeraten en andere intersectorale kwesties en dat het een rekenplichtige deelt met het Spoorwegbureau van de Europese Unie;
14. merkt op dat in 2017 een externe evaluatie van de drie Europese toezichthoudende autoriteiten werd uitgevoerd; verzoekt de Autoriteit bij de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de maatregelen die de Autoriteit heeft genomen voor het aanpakken van de bij de externe evaluatie aan het licht gekomen tekortkomingen;
Personeelsbeleid
15. stelt vast dat de personeelsformatie op 31 december 2017 voor 97,33 % ingevuld was, aangezien 146 tijdelijke functionarissen waren aangesteld van de 150 tijdelijke functionarissen die in het kader van de begroting van de Unie waren toegestaan (tegenover 140 toegestane posten in 2016); stelt vast dat in 2017 bovendien 55 contractanten en 23 gedetacheerde nationale deskundigen voor de Autoriteit werkten;
16. merkt op dat het personeelsverloop van de Autoriteit 6,5 % bedroeg, waarmee het streefcijfer van de Autoriteit van minder dan 10 % bereikt was, met een daling van 1,50 % ten opzichte van het voorgaande jaar;
17. is ingenomen met de suggestie van de Rekenkamer om vacatures te publiceren op de website van het Europees Bureau voor personeelsselectie om er meer de aandacht op te vestigen; begrijpt het antwoord van de Autoriteit dat deze publicatie gepaard gaat met hoge vertaalkosten;
18. merkt op dat de Autoriteit beleidsmaatregelen heeft goedgekeurd ter bescherming van de persoonlijke waardigheid en ter voorkoming van intimidatie;
Aanbestedingsprocedures
19. stelt met tevredenheid vast dat de Autoriteit met succes een gezamenlijke openbare aanbestedingsprocedure van EU-agentschappen voor e-learning van talen heeft geleid, waarbij zij een online leerplatform voor Europese talen beschikbaar heeft gesteld voor het personeel; merkt op dat dertig EU-agentschappen zich bij deze procedure hebben aangesloten;
Preventie van en omgang met belangenconflicten en transparantie
20. neemt kennis van de maatregelen die de Autoriteit reeds heeft genomen en van haar voortdurende inspanningen om transparantie te waarborgen, belangenconflicten te voorkomen en te beheersen en klokkenluiders te beschermen; is voorts verheugd over het feit dat de Autoriteit een register van personeelsvergaderingen met externe belanghebbenden publiceert;
21. is in verband met de toezichthoudende functie van de Autoriteit ten aanzien van AML en CFT verheugd over de vaststelling van richtsnoeren betreffende klokkenluiders en onderstreept dat nationale toezichthoudende autoriteiten soortgelijke beleidsmaatregelen dienen vast te stellen;
22. merkt op dat 28 % van de begroting van de Autoriteit afkomstig was van vergoedingen die zij aanrekent aan de entiteiten waarop zij toezicht uitoefent; stelt met tevredenheid vast dat maatregelen ten uitvoer zijn gelegd om eventuele belangenconflicten te beperken en dat deze structuren en processen zijn onderworpen aan een audit; verzoekt de Autoriteit om bij de kwijtingsautoriteit verslag te blijven uitbrengen over haar maatregelen om ervoor te zorgen dat geen belangenconflict ontstaat; merkt voorts op dat de Autoriteit van mening is dat indien de Commissie de vergoedingen zou innen, dit inefficiënt zou zijn, aangezien de Autoriteit reeds over de geschikte structuren en procedures voor het vaststellen en innen van vergoedingen beschikt, en dat de procedure volgens de Autoriteit specifieke deskundigheid vereist vanwege het dynamische en technische karakter ervan;
23. is van mening dat de Autoriteit bij de uitvoering van haar taken en in het bijzonder bij de opstelling van uitvoeringsbepalingen, het Europees Parlement en de Raad geregeld en uitgebreid op de hoogte dient te stellen van haar werkzaamheden; benadrukt dat het, gezien de aard van haar taken, voor de Autoriteit van essentieel belang is om transparantie aan de dag te leggen, niet alleen jegens het Europees Parlement en de Raad, maar ook jegens de burgers van de Unie;
Interne controles
24. merkt op dat de dienst Interne Audit (IAS) van de Commissie een audit heeft uitgevoerd van de peer reviews van nationale bevoegde autoriteiten, waarin werd geconcludeerd dat de processen over het algemeen toereikend, efficiënt en doeltreffend zijn; merkt op dat de IAS vier aanbevelingen heeft gedaan, waarvan geen enkele als kritiek of zeer belangrijk werd beschouwd; verzoekt de Autoriteit om bij de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de maatregelen die genomen zijn om aan deze aanbevelingen gevolg te geven;
Overige opmerkingen
25. merkt op dat volgens het verslag van de Rekenkamer het besluit van het Verenigd Koninkrijk om zich uit de Unie terug te trekken, van invloed kan zijn op de activiteiten van de Autoriteit aangezien de belangrijkste onder toezicht staande entiteiten momenteel daar zijn gevestigd; stelt vast dat het besluit van het Verenigd Koninkrijk om zich uit de Europese Unie terug te trekken in de toekomst tot een daling van de inkomsten van de Autoriteit zou kunnen leiden; verzoekt de Autoriteit op de hoogte te blijven van de bestaande situatie, voorbereidingen te treffen om mogelijke risico's te beperken en verslag uit te brengen bij de kwijtingsautoriteit over eventuele ontwikkelingen op dit gebied;
o o o
26. verwijst voor andere opmerkingen van horizontale aard bij het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 26 maart 2019(2) over het functioneren en het financiële beheer van en de controle op de agentschappen.