Visserijcontrole

Het EU-systeem voor visserijcontroles heeft tot doel de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid te waarborgen. De efficiëntie ervan wordt algemeen erkend als een noodzakelijke voorwaarde voor een succesvol beleid. Visserijcontrole is een bevoegdheid van de lidstaten, zij zijn verantwoordelijk voor het controleren van hun visserij- en aanverwante activiteiten, de Commissie gaat dan weer na hoe deze hun verantwoordelijkheden nakomen.

Rechtsgrondslag

Het EU-systeem voor visserijcontroles werd opgezet in het kader van de vaststelling van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), met een eerste verordening die in 1982 werd vastgesteld. Na verschillende wijzigingen werd de verordening later volledig herzien door de vaststelling van Verordening (EG) nr. 1224/2009 (de controleverordening), welke op 1 januari 2010 in werking is getreden en de kern van het controlesysteem werd. De controleverordening werd door de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 aangevuld met specifieke toepassingsregels. De herziening van de controleverordening, die op 30 mei 2018 van start is gegaan, bevindt zich nu in de eindfase en de nieuwe verordening zal naar verwachting tegen het einde van het jaar in werking treden.

Het controlesysteem omvat tevens Verordening (EU) 2017/2403 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten (de DBEV-verordening), waarin wordt voorzien in een kader voor de machtiging van EU-vaartuigen die vissen in wateren die buiten het nationale rechtsgebied van de lidstaten vallen, alsook van niet-EU-vaartuigen die actief zijn in EU-wateren. Daarnaast heeft de EU een instrument ontwikkeld voor de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) in de wereld: namelijk Verordening (EG) nr. 1005/2008 (de IOO-verordening), die tot doel heeft de invoer in de EU van door middel van IOO-visserij gevangen producten te voorkomen. Samen vormen de controleverordening, de IOO-verordening en de DBEV-verordening een alomvattend controlepakket dat de verantwoordelijkheden van de lidstaten omvat in verband met hun rol als vlaggen-, kust-, haven- en marktstaat.

In 2005 richtte de EU in Vigo, Spanje, het Europees Bureau voor visserijcontrole (EFCA) op, om de coördinatie van de controleactiviteiten van de lidstaten te verbeteren. De bepalingen met betrekking tot de werking van het EFCA werden gecodificeerd in Verordening (EU) 2019/473.

Doelstellingen

De algemene doelstelling van het EU-systeem voor visserijcontroles bestaat erin de naleving van de regels van het GVB te waarborgen. Overeenkomstig artikel 36 van de GVB-basisverordening (EU) nr. 1380/2013 is de visserijcontrole gebaseerd op:

  • een mondiale, geïntegreerde en gemeenschappelijke aanpak;
  • samenwerking en coördinatie tussen de lidstaten, de Commissie en het EFCA;
  • kostenefficiëntie en proportionaliteit;
  • het gebruik van efficiënte controletechnologieën, die de beschikbaarheid en de kwaliteit van de gegevens betreffende de visserij moeten bevorderen;
  • een Uniekader voor controle, inspectie en handhaving;
  • een risicogebaseerde strategie die gericht is op systematische en geautomatiseerde kruiscontroles van alle beschikbare, relevante gegevens;
  • de ontwikkeling van een cultuur van naleving en samenwerking bij alle marktdeelnemers en vissers.

Hoewel het is ontworpen ter ondersteuning van het GVB, dat een van de weinige exclusieve bevoegdheden van de EU is, is het controlesysteem opgezet als een nationale bevoegdheid. Dat betekent dat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor het controleren van hun visserij- en aanverwante activiteiten om ervoor te zorgen dat marktdeelnemers zich in elk stadium van de productie aan de nationale wetgeving houden. Ze moeten passende maatregelen vaststellen, waaronder ook doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, om de onder het GVB vallende activiteiten te controleren, te inspecteren en te handhaven. De rol van de Commissie bestaat erin de manier waarop de lidstaten de regels inzake controle toepassen, te controleren en te evalueren.

Resultaten

A. De controleverordening

De controleverordening is van toepassing op alle GVB-gerelateerde activiteiten die worden uitgevoerd in EU-wateren of op het grondgebied van de lidstaten, of door EU-vissersvaartuigen en EU-onderdanen, ongeacht waar zij actief zijn. Ze stelt de voorwaarden vast voor de toegang tot wateren en bestanden, alsook de regels voor alle visserijbeheersmaatregelen, met inbegrip van het gebruik van vangstmogelijkheden, de capaciteit van de vissersvloot en de afzet van visserijproducten. Ze omvat ook het toezicht op visserijactiviteiten en -inspectie, en indien er sprake is van inbreuken, de toe te passen sancties. Enkele van de belangrijkste regels inzake controle, zoals onlangs herzien, worden hieronder nader toegelicht.

1. Toegang tot hulpbronnen en tracking

Alle EU-vissersvaartuigen moeten over een geldige visvergunning beschikken. Voor activiteiten waarvoor specifieke voorwaarden gelden, moeten vaartuigen ook over een specifieke vismachtiging beschikken. Alle vissersvaartuigen moeten zijn uitgerust met een apparaat waarmee zij automatisch kunnen worden gelokaliseerd en geïdentificeerd via een satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen (VMS) of via een netwerk aan land. Bepaalde vaartuigen voor de kleinschalige kustvisserij met een lengte van minder dan 9 m zijn echter tijdelijk vrijgesteld tot 31 december 2029. EU-vissersvaartuigen met een lengte van meer dan 15 m moeten ook gebruikmaken van een automatisch identificatiesysteem (AIS), een instrument dat hoofdzakelijk voor maritieme veiligheid is ontwikkeld. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de aanlandingsverplichting wordt gecontroleerd door middel van systemen voor elektronische monitoring op afstand, met inbegrip van camera’s aan boord voor vaartuigen met een lengte van meer dan 18 m die een hoog risico op niet-naleving vormen.

2. Gebruik van vangstmogelijkheden

Het gebruik van de vangstmogelijkheden wordt gecontroleerd op basis van een reeks registratie- en aangiftevereisten voor activiteiten en vangsten. De kapiteins van alle vissersvaartuigen moeten een elektronisch visserijlogboek bijhouden waarin informatie zoals de vangst van elke soort wordt opgenomen (met een vereenvoudigd logboek voor vaartuigen met een lengte van minder dan 12 m). Zij moeten een aangifte van aanlanding doen en, indien de vangsten van het ene naar het andere vaartuig worden overgebracht, een aangifte van overlading, beide op elektronische wijze.

3. Vlootcapaciteit

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat hun vissersvloten het voor elke lidstaat vastgestelde maximumniveau niet overschrijden. Dat betekent dat zij verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de capaciteit van hun vaartuigen en voor het controleren of deze overeenstemmen met de officieel opgegeven tonnages en motorvermogens. Bepaalde grote vaartuigen met een hoog risico op niet-naleving moeten zijn uitgerust met apparaten die het motorvermogen voortdurend controleren.

4. Recreatievisserij

Kustlidstaten moeten over een elektronisch systeem beschikken voor de registratie en rapportage van vangsten uit de recreatievisserij. De afzet of verkoop van hun vangsten is verboden.

5. Afzet

De lidstaten zijn verantwoordelijk voor het controleren van de afzet van visserij- en aquacultuurproducten op hun grondgebied in alle stadia, van de eerste verkoop tot het vervoer en de detailhandel. Zij moeten ervoor zorgen dat verse en ingevroren producten in de hele productieketen volledig digitaal kunnen worden getraceerd op basis van adequate etikettering. Digitale traceerbaarheid zal na 2029 ook van toepassing zijn op verwerkte producten.

6. Bewaking

De lidstaten moeten de visserijactiviteiten in hun wateren bewaken door middel van rechtstreekse waarnemingen door inspectievaartuigen of vliegtuigen en door detectie op afstand aan de hand van VMS-gegevens. Zij moeten over inspecteurs beschikken die inspecties uitvoeren op zee, in havens, tijdens het vervoer, bij de verwerking en bij de afzet van visserijproducten. De inspecteurs moeten met name de wettigheid van de vangsten, het vistuig en de motoren van de vaartuigen controleren, alsook de juistheid van alle vereiste documenten en aangiften.

7. Sancties

Bij de vaststelling van inbreuken moeten de lidstaten ervoor zorgen dat passende sancties worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en bestaan uit administratieve maatregelen en/of strafrechtelijke vervolging. Bepaalde activiteiten worden in alle lidstaten als ernstige inbreuken aangemerkt. Ze passen een puntensysteem toe waarbij de houder/kapitein van een vissersvaartuig die een ernstige inbreuk heeft gepleegd, strafpunten krijgt, wat kan leiden tot een schorsing van de visvergunning en uiteindelijk tot de intrekking.

B. Duurzaam beheer van externe vissersvloten

EU-vaartuigen die vissen in wateren die buiten het rechtsgebied van de lidstaten vallen en niet-EU-vaartuigen die actief zijn in EU-wateren, zijn onderworpen aan een specifieke machtigingsprocedure. Het systeem voor het verlenen en beheren van vismachtigingen, dat voorheen was vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1006/2008 (de verordening inzake vismachtigingen), is herzien bij de DBEV-verordening.

De DBEV-verordening heeft het toezicht op en de transparantie van de externe vissersvloot van de EU verbeterd op grond van het beginsel dat elk vaartuig dat buiten de EU-wateren vist, daartoe gemachtigd en gecontroleerd moet worden door zijn vlaggenlidstaat, ongeacht het gebied waarin en het kader waarbinnen het desbetreffende vaartuig actief is. In de verordening werd het toepassingsgebied van het machtigingssysteem verruimd tot praktijken zoals particuliere overeenkomsten tussen EU-bedrijven en derde landen, het charteren van EU-vissersvaartuigen en vaartuigen die opnieuw in het vissersvlootregister van de Unie worden opgenomen na onder de vlag van een derde land te hebben geopereerd (omvlagging). De lidstaten moeten vissersvaartuigen een machtiging verlenen op basis van gemeenschappelijke selectiecriteria, die worden aangevuld met specifieke voorwaarden die afhankelijk zijn van de aard van de machtiging. Dankzij de DBEV-verordening werd een gedeelte van het register van elektronische vismachtigingen openbaar toegankelijk, en werd bekend wie waar vist en waarop.

C. IOO-visserij

IOO-visserij wordt algemeen erkend als een aanzienlijk probleem voor het milieu, de economie en de maatschappij. Als reactie op dit mondiale probleem stelde de EU de IOO-verordening vast, die nog altijd een belangrijk onderdeel van de wereldwijde wetgeving op het gebied van visserij vormt. De IOO-verordening is in januari 2010 in werking getreden en wordt aangevuld door Verordening (EG) nr. 1010/2009 van de Commissie, waarin de uitvoering van de verordening wordt omschreven. De verordening is van toepassing op alle vaartuigen die voor de EU-markt bestemde visbestanden gebruiken, alsmede op alle EU-onderdanen die deelnemen aan visserijactiviteiten. Zij is echter niet bedoeld als vervanging van de primaire verantwoordelijkheid van vlaggenstaten om hun vaartuigen te controleren, of die van kuststaten om toezicht te houden op hun wateren. Uit hoofde van de verordening wordt alleen opgetreden wanneer deze twee mechanismen niet werken en ernstige inbreuken niet door de vlaggen- of kuststaat worden bestraft.

Met de IOO-verordening wordt vooral beoogd de invoer in de EU van door middel van IOO-visserij gevangen producten te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen. De belangrijkste onderdelen ervan zijn dan ook marktgerelateerde maatregelen: een vangstcertificeringsregeling, die ervoor moet zorgen dat alleen de als legaal gecertificeerde vis op de EU-markt kan worden gebracht, en een kaartprocedure voor derde landen die niet meewerken, waaruit handelsbeperkende maatregelen kunnen voortvloeien. Deze kernonderdelen gaan vergezeld van een reeks maatregelen voor havenstaten en bepalingen voor de regelmatige publicatie van een lijst van IOO-vaartuigen, alsmede van een procedure voor de bestraffing van EU-marktdeelnemers die IOO-activiteiten uitvoeren of ondersteunen, ongeacht waar in de wereld en ongeacht de vlag waaronder deze activiteiten worden uitgevoerd.

D. Het Europees Bureau voor visserijcontrole

Het EFCA, dat in 2005 werd opgericht en sinds 2007 actief is, heeft de handhaving en samenwerking verbeterd door EU- en nationale middelen voor de controle, inspectie en monitoring van visserijactiviteiten samen te voegen, met behulp van gezamenlijke inzetplannen als voornaamste instrument. In de controleverordening werden nieuwe bevoegdheden aan het EFCA toegekend om de doeltreffendheid ervan te vergroten. De activiteiten van het EFCA worden uit drie bronnen gefinancierd: de EU-begroting, betaling voor aan de lidstaten verleende diensten en inkomsten uit publicaties, opleiding en andere diensten die het bureau verleent.

De missie van het EFCA wordt toegelicht in Verordening (EU) 2019/473. Deze missie omvat de samenwerking met het Europees Grens- en kustwachtagentschap en het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid, elk binnen zijn mandaat, teneinde een betere efficiëntie van de kustwachttaken zoals maritieme veiligheid, veiligheid, zoek- en reddingsacties, grenscontroles, visserijcontroles, algemene wetshandhaving en milieubescherming. Het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid levert geïntegreerde maritieme diensten, gebaseerd op systemen van positie-indicatie voor schepen en andere bewakingsinstrumenten, aan het Europees Grens- en kustwachtagentschap en aan het EFCA. Met behulp van deze informatiediensten kunnen vaartuigen gedetecteerd, geïdentificeerd en gevolgd worden, kunnen hun vertrekpunten gemonitord en afwijkingen gedetecteerd worden, en aldus wordt het opsporen van IOO-visserij gemakkelijker.

De rol van het Europees Parlement

Sinds de vaststelling van het Verdrag van Lissabon is het Parlement medewetgever in het kader van de gewone wetgevingsprocedure. Het vervult bijgevolg een centrale rol in de ontwikkeling van het GVB en het bijbehorende visserijcontrolesysteem. Het Parlement heeft met name een belangrijke rol gespeeld in de lange uitrol van het herziene controlesysteem.

De Commissie visserij onderzoekt de controlemaatregelen van het beleid, aangezien de doeltreffende en niet-discriminerende uitvoering van de regels een van de fundamentele pijlers van het GVB moet zijn. In dit verband heeft het Parlement, dat erkent dat er aanzienlijke verschillen bestaan in de toepassing van de controleverordening in de lidstaten, op 25 oktober 2016 een resolutie aangenomen over hoe visserijcontroles in Europa uniform kunnen worden gemaakt. Op 30 mei 2018 heeft het Parlement een resolutie aangenomen over de uitvoering van controlemaatregelen voor de vaststelling van de conformiteit van visserijproducten met de criteria voor toegang tot de EU-markt. Deze resoluties hebben bijgedragen aan het debat dat heeft geleid tot het voorstel van de Commissie voor de herziening van de controleverordening.

Het Parlement controleert bovendien het jaarverslag van het EFCA en keurt de kwijting van zijn begroting goed.

Onderzoek voor de Commissie visserij:

 

Irina Popescu