Hoofdnavigatie (Druk op Enter)
Direct naar de inhoud van de pagina (druk op "Enter")
Lijst van andere websites (Druk op Enter)

NOT FOUND !Frans Timmermans

Hoorzitting

 

Frans Timmermans

Portefeuille: Betere regelgeving, interinstitutionele betrekkingen, rechtsstaat en Handvest van de grondrechten - Eerste vicevoorzitter van de Commissie
 
Dag 6 , dinsdag 7 oktober 2014 - 14:30 , Brussel  
 
Frans Timmermans (Nederland)
Frans Timmermans
 
Organisatie van de hoorzitting
 Verantwoordelijk voor de hoorzitting  Aan de hoorzitting verbonden
 
Vragen / Antwoorden
 
1. Algemene bekwaamheid, inzet voor Europa en onafhankelijkheid

Welke aspecten van uw kwalificaties en ervaring maken u geschikt voor het vervullen van het ambt van commissaris en voor het bevorderen van het Europees algemeen belang, vooral op het gebied waarop u bevoegd zou zijn? Wat zijn uw drijfveren? Op welke wijze wilt u invulling geven aan de strategische agenda van de Commissie?


Hoe kunt u jegens het Europees Parlement uw onafhankelijkheid garanderen? Kunt u waarborgen dat uw vroegere, huidige of toekomstige activiteiten geen twijfel doen rijzen over uw functioneren als commissaris?


Ik ben een Europeaan van geboorte en uit overtuiging. Ik ben geboren in Maastricht en ben tijdens de koude oorlog opgegroeid in Parijs, Brussel, Rome en mijn thuisstad Heerlen. Daardoor heb ik in mijn kindertijd vele verschillende ervaringen opgedaan die mijn karakter en mijn wereldbeeld hebben gevormd en mijn keuzes in het latere leven hebben beïnvloed. Mijn jeugd was gevuld met verhalen over gewone mensen - mijn voorouders - die onvermoeibaar hebben gewerkt om vooruit te komen: mijnwerkers, boeren, wasvrouwen. Ook waren er de donkere verhalen over de Tweede Wereldoorlog en de Duitse bezetting van Nederland, maar meer nog de verhalen van hoop toen het westelijke deel van Europa werd bevrijd. De generatie van mijn ouders en mijn eigen generatie hebben kansen gekregen die voorheen ondenkbaar zouden zijn geweest voor mensen met onze achtergrond. Kansen op basis van vrijheid. Een vrijheid die de mensen aan de verkeerde kant van de Europese scheidslijn nog decennia lang werd ontzegd.


Tijdens mijn studie hield ik me bezig met Franse literatuur en Europese integratie. Ik heb bijna twee jaar in het Nederlandse leger gediend, waarna ik in 1987 met goed gevolg het diplomatiek examen heb afgelegd, en vervolgens, op het moment dat zich in Europa een historische verandering voltrok, de Nederlandse buitenlandse dienst heb vervoegd. Het was een van deze grote keerpunten die niemand had kunnen voorspellen, en de meest tekenende politieke gebeurtenis van de mensen van mijn generatie. De hereniging van ons continent was een overwinning over onderdrukking en achterstand, en het grootste succes van die grote droom, Europa genaamd.


Ik was persoonlijk secretaris en adviseur van Max van der Stoel, voormalig Nederlands minister van Buitenlandse Zaken die vervolgens Hoge Commissaris voor nationale minderheden van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) was in het midden van de jaren negentig. Hij werd mijn politieke vader en zal voor mij steeds een rolmodel en inspiratiebron blijven met zijn niet-aflatende inspanningen voor democratie, mensenrechten en rechtsstatelijkheid in Europa. Ik wil in dezelfde geest ijveren voor deze Europese waarden, die de ware fundamenten van de Europese Unie zijn en zullen blijven.


In 1998 werd ik parlementslid voor de Nederlandse partij van de arbeid. In de jaren daarna vertegenwoordigde ik de Tweede Kamer in de Conventie over de toekomst van Europa. De conventie heeft aangetoond dat de leden van het Europees Parlement, de nationale parlementen en de regeringen van de lidstaten constructief kunnen samenwerken. Ook bleek overduidelijk dat politici in de Europese Unie altijd de steun van de burgers moeten zoeken wanneer zij beslissingen nemen over de Europese Unie. Dat is een absolute voorwaarde. Het markante "neen" in het Nederlandse referendum kwam voor mij als een grote schok en betekende een persoonlijke teleurstelling. Ik durf te zeggen dat dit een echt dieptepunt in mijn politieke leven was, maar ik heb er ook een les van onschatbare waarde uit getrokken: hoe goedbedoeld onze voornemens ook mogen zijn, zonder de steun van de kiezers staat onze Unie alleen, want de mensen hebben het, samen met de lidstaten, daadwerkelijk voor het zeggen.


Als ik word benoemd als commissaris wil ik de Unie versterken door de democratische legitimiteit te verbeteren, door politieke in plaats van technische besprekingen met het Europees Parlement te voeren, en door tevens nauw en constructief samen te werken met de Raad en de nationale parlementen. Maar ik wil ook onze echte gesprekspartners, de burgers van Europa, rechtstreeks de hand reiken. We dragen allen de verantwoordelijkheid voor het verbeteren van de democratische legitimiteit, niet alleen omdat het nuttig is, maar omdat het rechtvaardig is.


Als lid van het parlement, als minister van Europese Zaken van 2007 tot 2010, en als minister van Buitenlandse Zaken vanaf 2012, had ik het buitengewone voorrecht om met andere politici, studenten, journalisten en kiezers uit alle lagen van de bevolking met een breed spectrum van opvattingen, van gedachte te wisselen over de Europese Unie. Ik geloof in de waarden van de Europese integratie en ben overtuigd van de noodzaak van een sterk Europa in de 21e eeuw, maar tijdens deze persoonlijke contacten vertelden heel wat mensen me over hun twijfels en bezorgdheid over de manier waarop de EU werkt. We kunnen mensen niet neerbuigend toespreken en simpelweg meer brochures publiceren of informatiewebsites opzetten. Als we ooit de hoop willen koesteren dat de mensen naar ons luisteren, moeten we met hen praten en luisteren naar hun echte zorgen. En als we blijven vastzitten in een debat waarbij de enige vraag luidt: "bent u voor of tegen Europa?", zullen wij allen verliezers zijn.


In Nederland heb ik een debat op gang gebracht over wat de Europese Unie moet doen - een discussie over de vraag hoe en welke prioriteiten moeten worden gesteld, op welke wijze de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid beter kunnen worden geïntegreerd in het DNA van het Europese besluitvormingsproces, en op welke manier de wisselwerking met de nationale parlementen kan worden verbeterd. Ik zou het als een voorrecht beschouwen om dit debat als eerste vicevoorzitter van de Commissie, in nauwe samenwerking met het Europees Parlement en de Raad, verder vorm te geven. Dit gaat niet alleen om een baan of een portefeuille; het gaat om een overheidsdienst die uiteindelijk moet bijdragen tot die ruimere doelstelling van een verenigd en vrij Europa, waar iedere burger kan rekenen op een betere toekomst, een huis, een opleiding, een baan, kansen. Dit is wat Europa uniek maakt, en wij zijn het onze kinderen verplicht te vechten voor dit doel en dit Europa, iedere dag, allen samen.


Ik zal de tenuitvoerlegging van de politieke beleidslijnen van Jean-Claude Juncker vastberaden en enthousiast vooruit helpen en mijn uiterste best doen om de werkzaamheden van de Commissie op het goede spoor te houden zodat alle energie en expertise van haar personeel kan worden geconcentreerd op de belangrijkste aangelegenheden, en niet moet overladen worden door de kleinere kwesties die beter kunnen worden overgelaten aan anderen. Ik zal met alle commissarissen op gelijke voet binnen een echt college samenwerken en efficiënte teams vormen om ervoor te zorgen dat de Europese wetgeving beantwoordt aan de hoogste kwaliteitsnormen - niet alleen "minder regels", maar, wat belangrijker is, betere en legitiemere regels. Voor mij gaat dit om de vrijheid van de Europeanen om hun grootste talent te gebruiken: hun eigen aspiraties en hun harde werk. Alles draait om vrijheid. Vrijheid om zaken te doen; vrijheid om handel te drijven; vrijheid om risico's te nemen en vrijheid om te falen en het opnieuw te proberen. Vrijheid voor kleine ondernemingen om niet oneerlijk te worden behandeld door grote ondernemingen. Vrijheid om te reizen en te leren; vrijheid om ideeën aan te dragen en te krijgen; vrijheid zich vrij te uiten in een democratische samenleving; het vrij zijn van discriminatie; vrijheid om het privé- en gezinsleven in waardigheid en veiligheid te beleven. Het gaat er niet om hoeveel regels we maken of breken, maar om wat ons werk werkelijk betekent, wat ons optreden of stilzitten doet voor de mannen en vrouwen waar ook op ons continent. Wat onze impact is in Europa. Niet het aantal wetgevingsinitiatieven, maar de praktische resultaten ervan in de werkelijkheid is van belang.


Toen ik minister was, werd mijn persoonlijke, financiële en organisatorische achtergrond grondig onderzocht, en ik heb mijn belangenverklaring ter beschikking gesteld van het Europees Parlement. Als ik word benoemd als commissaris zal ik de letter en geest van het Verdrag ten volle naleven, met name de verplichting om in het Europese belang te handelen en geen aanwijzingen van mijn land te volgen. Ik zal mij strikt houden aan de letter en geest van de gedragscode voor de leden van de Europese Commissie en ik verbind mij ertoe de grootst mogelijke transparantie bij mijn werkzaamheden als eerste vicevoorzitter in acht te houden.

 
 
2. Beheer van de portefeuille en samenwerking met het Europees Parlement

Hoe ziet u uw rol als lid van het college van commissarissen? In hoeverre acht u zichzelf verantwoordelijk jegens het EP en bent u bereid verantwoording af te leggen aan het Parlement over uw handelen en dat van uw diensten?


Kunt u specifieke toezeggingen doen ten aanzien van meer transparantie, intensievere samenwerking en een actieve follow-up van de standpunten en verzoeken om wetgevingsinitiatieven van het Parlement? Bent u met betrekking tot geplande initiatieven en lopende procedures bereid om het Parlement op gelijke voet met de Raad van informatie en documenten te voorzien?


Als mijn kandidatuur wordt aanvaard, zal mijn taak als eerste vicevoorzitter en commissaris voor interinstitutionele betrekkingen, betere regelgeving, rechtsstatelijkheid en het Handvest van de fundamentele rechten erin bestaan de werkzaamheden van de Commissie op deze gebieden te sturen en te coördineren. Ik zal Jean-Claude Juncker helpen en nauw samenwerken met alle andere collega’s in de Commissie, met name Vĕra Jourová als commissaris voor Justitie, consumenten- en gendergelijkheid en Dimitris Avramopoulos als commissaris voor Migratie en binnenlandse zaken. Ik hecht veel belang aan collegialiteit binnen de Commissie en aan de objectiviteit en onpartijdigheid van alle externe belanghebbenden. We zullen er samen voor zorgen dat elk voorstel van de Commissie in overeenstemming is met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, in nauwe samenwerking met de andere Europese instellingen en de nationale parlementen. Ik acht mijzelf verantwoordelijk jegens het EP en ben bereid verantwoording af te leggen aan het Parlement over mijn handelen en dat van mijn diensten, met name de dienst Interne audit van de Commissie.


Transparantie is een van de prioriteiten van de nieuwe Commissie. Ik zal al mijn contacten en beraadslagingen met beroepsorganisaties of zelfstandigen die betrekking hebben op de EU-beleidsvorming en de tenuitvoerlegging daarvan, openbaar maken op de desbetreffende webpagina's. Ik zal een voorstel uitwerken voor een interinstitutionele overeenkomst tot invoering van een verplicht register van lobbyisten voor de Commissie, het Europees Parlement en de Raad. Ik wil samenwerken met het Parlement om ons bijzonder partnerschap uit hoofde van de kaderovereenkomst van 2010 een nieuwe impuls te geven. Ik zal in alle transparantie samenwerken met het Parlement en, in een geest van loyaliteit, wederzijds vertrouwen en samenwerking, de medewetgevers in de Europese Unie op gelijke voet behandelen.


De politieke beleidslijnen van verkozen voorzitter Jean-Claude Juncker zullen als basis dienen voor de jaar- en meerjarenprogramma’s van de Unie, die ik hem zal helpen te coördineren. Wat betreft de follow-up van de standpunten en verzoeken van het Europees Parlement, zal ik de bepalingen van het Kaderakkoord toepassen en er op mijn beleidsterreinen voor zorgen dat de Commissie parlementaire resoluties of verzoeken op basis van artikel 225 VWEU, binnen drie maanden na de aanneming ervan behandelt. In dit verband onderschrijf en ondersteun ik volledig de toezegging van verkozen voorzitter Juncker dat de toekomstige Commissie bijzondere aandacht zal besteden aan initiatiefverslagen van wetgevende aard.


Niet alleen zal ik de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid naleven, ik zie er ook naar uit om samen met het Parlement en de Raad de kwaliteit van de wetgeving te verbeteren en de onnodige administratieve rompslomp weg te nemen, zowel op Europees als op nationaal niveau, onder meer door het sturen van de werkzaamheden van de Commissie inzake het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (REFIT) en te garanderen dat onze activiteiten door een grondige effectbeoordeling zijn onderbouwd. Ik zal ervoor zorgen dat voorstellen en initiatieven van de Commissie in overeenstemming zijn met het Handvest van de grondrechten.

 
 
Vragen van de Commissie juridische zaken:

3. Effectbeoordelingen, bestuursprocesrecht en subsidiariteit


Tijdens de vorige vergaderperiode heeft het Parlement zich in veel van zijn werk gericht op betere regelgeving in het kader van de uitvoering van het Verdrag van Lissabon, dat een nieuw wetgevingskader heeft opgeleverd. Het streven naar slimme regelgeving die op de gestelde taken berekend is, moet het pad effenen voor een beleidscyclus die berust op 1) breder overleg, inclusief multidisciplinaire effectbeoordelingen op verschillende niveaus en subsidiariteitstoetsingen door de nationale parlementen, 2) het opstellen en uitvaardigen van wetgeving met de mogelijkheid om aan de Commissie wetgevingsbevoegdheden te delegeren of uitvoeringsbevoegdheden over te dragen, en 3) controles ex post, waarvan de uitslag moet worden meegenomen in nieuwe beleidscycli in de vorm van nieuwe initiatieven, waaronder het terugdringen van administratieve rompslomp.


Het Parlement heeft de afgelopen jaren interne diensten opgezet die belast zijn met het ex ante en ex post beoordelen van het effect van wetgevingsvoorstellen en amendementen en met onderzoek naar de Europese meerwaarde en de kosten van het ontbreken van Europees beleid. De effectbeoordelingen van de Commissie vinden plaats voordat het College van commissarissen een besluit neemt over een voorstel, en houden geen rekening met eventuele aanpassingen in het definitieve voorstel. Verder beschikt de Raad niet over de middelen om zijn amendementen en standpunten inzake wetgevingsvoorstellen aan een effectbeoordeling te onderwerpen.


In zijn resolutie van 15 januari 2013 heeft het Parlement de Commissie verzocht om op basis van artikel 298 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie een voorstel in dienen voor een Europees bestuursprocesrecht en daarbij de gedetailleerde aanbevelingen in de resolutie te volgen, o.a. over de algemene beginselen die moeten gelden voor het bestuur en de regels inzake administratieve besluiten. De Commissie heeft op dit verzoek gereageerd met de mededeling dat deze kwestie van groot belang is, en zij heeft toegezegd het verzoek zorgvuldig te zullen bestuderen alvorens verdere stappen te ondernemen.


In het Verdrag van Lissabon ging het er niet alleen om bredere wetgevingsbevoegdheden aan het Parlement toe te kennen, maar ook de uitvoering, toepassing en handhaving van het EU-recht te vergemakkelijken. In diverse resoluties heeft het Parlement, met een beroep op de fundamentele rol van de Commissie als " hoedster der Verdragen " , de Commissie verzocht om rigoureuzer gebruik te maken van de haar toegewezen controlebevoegdheid ten aanzien van de toepassing van het EU-recht, omdat dit een hoeksteen vormt van de rechtsorde in de Unie, die op rechtsstatelijke beginselen moet berusten. Wat is uw standpunt inzake dit fundamentele aspect?


Volgens artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie " zien de nationale parlementen erop toe dat het subsidiariteitsbeginsel wordt geëerbiedigd " , en wel volgens de procedure als omschreven in protocol 2 bij het Verdrag van Lissabon, waarin een methode wordt ingevoerd voor een subsidiariteitstoetsing van ontwerpwetgeving van de EU door de nationale parlementen in de vorm van gemotiveerde adviezen.


Volgens artikel 7 van protocol 2 houdt de opsteller van een wetgevingsvoorstel "rekening met de gemotiveerde adviezen die de nationale parlementen of een kamer van een van deze parlementen tot hem richten " . In het kader van de zogeheten gele- en oranjekaartprocedure is de Commissie verplicht een ontwerpvoorstel opnieuw in overweging te nemen en te besluiten of zij het voorstel handhaaft, wijzigt of intrekt, als het aantal gemotiveerde adviezen dat binnen de gestelde termijn is uitgebracht, een bepaalde drempel bereikt. De drempel voor een " gele kaart " van de nationale parlementen is tot dusverre twee maal bereikt. De eerste keer, in mei 2012, ging het om het wetgevingsvoorstel van de Commissie over het stakingsrecht (Monti II). Enkele maanden later heeft de Commissie het voorstel ingetrokken. In november 2013 is de drempel voor een gele kaart bereikt met betrekking tot het voorstel voor de instelling van een Europees Openbaar Ministerie. Dit keer besloot de Commissie echter om haar voorstel ongewijzigd te handhaven.


Welke concrete stappen wil de kandidaat-vicevoorzitter ondernemen met het oog op de actualisering en herziening van het Interinstitutioneel Akkoord inzake beter wetgeven uit 2003 - waarom het Parlement al meerdere malen heeft gevraagd - en de totstandbrenging van een Europees bestuursprocesrecht, teneinde rekening te houden met deze ontwikkelingen en voor transparantie en rechtszekerheid voor de burger te zorgen? Welke maatregelen wil hij meer in het bijzonder nemen om te verzekeren dat de effectbeoordelingen van de Commissie volstrekt onafhankelijk worden uitgevoerd en dat feiten het uitgangspunt vormen in alle stadia van wetgevingsprocedures? Hoe zou de kandidaat-commissaris reageren als er naar aanleiding van een voorstel van de Commissie een aantal gemotiveerde adviezen zou worden ingediend, en welke maatregelen zou hij nemen? Als de drempel voor een gele of oranje kaart van de nationale parlementen tegen een Commissievoorstel zou worden bereikt, zou hij zich dan verplicht voelen het voorstel in te trekken of te herzien? Zou de kandidaat-commissaris overwegen om het Europees Parlement en zijn bevoegde commissie uit te nodigen om samen met de Commissie na te gaan op welke wijze correct op een gele of oranje kaart kan worden gereageerd?


De EU is een unie van waarden maar ook van regelgeving. In de loop van de opeenvolgende verdragen hebben de Europese landen de EU bevoegdheden toegekend op gebieden waar er sprake is van Europese meerwaarde omdat maatregelen op louter nationaal niveau geen efficiënt resultaat zouden opleveren.


Het EU-recht is van essentieel belang voor de interne markt, omdat het voorziet in gemeenschappelijke regels voor ondernemingen om hun activiteiten binnen 's werelds grootste gemeenschappelijke economische ruimte te ontplooien. Het geeft invulling aan de vrijheden die de Europese burgers koesteren, zoals het recht van vrij verkeer, waarbij hun veiligheid en het recht op toegang tot de rechter wordt gewaarborgd. Het omkadert onze gezamenlijke reactie op gemeenschappelijke uitdagingen zoals energie, milieu en klimaatverandering, en ligt ten grondslag aan ons Europees sociaal model. Onze Europese wetgeving is niet alleen noodzakelijk, maar zorgt ook voor een kwalitatief verschil ten opzichte van gelijk welk ander model van collectief bestuur in de wereld.


En dat is de reden waarom ik, als ik word benoemd als commissaris, er met hart en ziel voor zal ijveren dat elke individuele maatregel die de EU-voorschriften vorm geeft, van topkwaliteit is - zo efficiënt, passend, operationeel, up-to-date, eenvoudig mogelijk.


De voordelen van de EU-wetgeving voor de burgers, het bedrijfsleven en de samenleving in het algemeen zullen slechts concrete vorm aannemen als de wetgeving goed doordacht is en daadwerkelijk in de praktijk wordt toegepast. We moeten samenwerken om dit te bewerkstelligen.


Alle instellingen van de Unie moeten hun verantwoordelijkheid opnemen op het punt van goede regelgevende beginselen en de toepassing ervan in de praktijk. Ons huidig Interinstitutioneel akkoord "Beter wetgeven" maakt dit niet waar. Ik ben van plan het College voor te stellen volgend voorjaar een voorstel in te dienen om dit akkoord te herzien, zodat onze werkmethoden aangepast worden aan de hedendaagse moderne werkelijkheid. Ik hoop dat we het, na een constructieve dialoog, tegen eind 2015 eens kunnen worden over een nieuw Interinstitutioneel akkoord.


Maar vóór de belangrijke vraag "hoe" we kunnen reguleren, moeten we ons eerst afvragen "waarom": wat zijn onze doelstellingen? Wat zijn volgens de EU-burgers de problemen die gemeenschappelijke oplossingen behoeven? Gedeelde prioriteiten tussen alle instellingen is van essentieel belang. De gestructureerde dialoog met het Europees Parlement, waarin het Kaderakkoord voorziet, wordt erkend als een belangrijk onderdeel van het werkprogramma van de Commissie. Ik ben voornemens op zoek te gaan naar nieuwe ideeën om de interinstitutionele programmering te verbeteren, in overeenstemming met artikel 17 VEU, zodat het Parlement, de Raad en de Commissie allemaal hun eigen specifieke rol kunnen spelen in een meer systematische en gezamenlijke aanpak van de prioritering. De door de Europese Raad in juni vastgestelde strategische agenda is een goed uitgangspunt, maar we moeten de strategie vertalen in operationele doelstellingen. We kunnen daarmee rekening houden in het gemoderniseerde Interinstitutioneel akkoord "Beter wetgeven". Ik zie het als een onmiddellijke prioriteit om samen met het Europees Parlement en de Raad besprekingen te starten over de lijst van in behandeling zijnde wetgevingsvoorstellen, zodat de Commissie kan beslissen of zij al dan niet moeten worden voortgezet.


Ik ben van mening dat de Commissie, het Europees Parlement en de nationale parlementen dezelfde belangen hebben, namelijk de burgers van Europa Europese oplossingen te bieden voor problemen die niet door de afzonderlijke lidstaten kunnen worden opgelost. De nationale parlementen verdienen bijzondere aandacht. De bestaande politieke dialoog moet worden verdiept, en ik zie het als mijn persoonlijke verantwoordelijkheid om, in overleg met verkozen voorzitter Juncker, al mijn collega’s in de Commissie aan te sporen in te gaan op uitnodigingen om voor de nationale parlementen te spreken.


Subsidiariteit moet centraal staan in het Europese democratische proces. Het is de sleutel voor onze doelstelling om "groot te zijn in belangrijke dingen, maar bescheiden in de kleine dingen". Maar er moet nog verder worden gewerkt om een gemeenschappelijke basis te vinden voor de subsidiariteitstoetsing.


Subsidiariteit is een rechtsbeginsel, maar ook een politiek concept. Voor wetgevingsvoorstellen op Europees niveau gaat het er niet om of de voorgestelde maatregel voordelig of gewoonweg "leuk om te hebben" zou zijn, maar om de vraag of de bewuste maatregel nodig is om iets te bereiken dat niet via nationale, regionale of lokale maatregelen kan worden verkregen. Het is in eerste instantie de taak van de Commissie om te onderzoeken of, en in begrijpelijke taal uit te leggen waarom, haar voorstellen nodig en in overeenstemming zijn met het subsidiariteitsbeginsel. Ik zal hieraan bijzondere aandacht besteden en van mijn collega’s commissarissen verlangen dat zij voor alle voorstellen niet alleen een juridische en technische, maar ook een politieke subsidiariteitstoetsing verrichten.


Door de invoering van het mechanisme van de gele en oranje kaart heeft de EU erkend dat deze toetsing essentieel is in het politieke debat over een voorstel: subsidiariteit moet de kern van onze Europese democratische consensus vormen. De procedure waarbij de nationale parlementen gemotiveerde adviezen kunnen afgeven, moet dus niet als een sanctie worden beschouwd, maar als een uitnodiging om een dialoog aan te gaan over de noodzaak en de relevantie van de voorstellen.


Indien de Commissie een aantal gemotiveerde adviezen krijgt, maar de drempel voor een gelekaartprocedure niet is bereikt, is de Commissie volgens de Verdragen niet verplicht om het voorstel te herzien en kan de wetgevingsprocedure haar normale gang gaan. Ik wil er echter op toezien dat alle betrokken nationale parlementen individuele antwoorden op hun gemotiveerde adviezen ontvangen en dat er voor deze dossiers een intensieve dialoog met de nationale parlementen plaatsvindt. Alle instellingen moeten tijdens het wetgevingsproces uiteraard ook rekening houden met deze adviezen.


Als de drempel voor een gele- en oranjekaartprocedure wordt bereikt, is de Commissie verplicht haar voorstel opnieuw in overweging te nemen en te besluiten of zij het voorstel handhaaft, wijzigt of intrekt. De keuze moet van geval tot geval worden gemaakt, na een zorgvuldig onderzoek van de argumenten en standpunten die werden geformuleerd.


Het zou een goede zaak zijn voor het Europees Parlement en zijn commissies om deel te nemen aan deze debatten. Dit kan ons helpen een consensus over het subsidiariteitsbeginsel te bereiken. Ik ben er voorstander van dat de leden van de Commissie de conclusies van de Commissie zouden toelichten in het Europees Parlement of zijn commissies indien zij daartoe worden uitgenodigd. De behandeling van een concreet dossier zou ons echt kunnen helpen onze gemeenschappelijke visie op subsidiariteit te versterken en zou ons bijvoorbeeld kunnen helpen een onderscheid te maken tussen subsidiariteit en evenredigheid. Voorts biedt het de mogelijkheid na te gaan hoe deze kwesties werden onderzocht in de effectbeoordeling en in de toelichting en motivering die de Commissie geeft in het voorstel.


Wanneer we dan overeenstemming hebben bereikt over de prioriteiten - "wat Europa moet doen" - rijst vervolgens de vraag "hoe" we dit moeten doen. Ik wil de "beste" regelgevingspraktijk voor de Commissie, wat betekent dat we de hoogste prioriteit moeten verlenen aan de verdere versterking en verfijning van onze instrumenten voor een betere regelgeving, d.w.z. effectbeoordeling, raadpleging van belanghebbenden en evaluatie. We moeten het effectbeoordelingssysteem van de Commissie nog verbeteren. Het huidige systeem wordt door onafhankelijke externe organen als zeer kwalitatief bestempeld, maar ik wil de lat nog hoger leggen. Alleen empirisch onderbouwde effectbeoordelingen van topkwaliteit kunnen voorstellen opleveren die de door ons gewenste resultaten hebben. Ik zal gebruik maken van de aan de gang zijnde herziening van de richtsnoeren met betrekking tot de wijze waarop effectbeoordelingen worden opgesteld, om de kwaliteit ervan nog op te drijven. Ik zal hetzelfde doen wat betreft de raadpleging van de belanghebbenden, zodat de raadplegingen nog performanter worden en de beleidsvorming transparanter en meer gefundeerd wordt.


Effectbeoordelingen moeten professioneel en onpartijdig zijn. De Raad voor effectbeoordeling van de Commissie onderzoekt nauwgezet alle effectbeoordelingen. Sinds zijn oprichting heeft hij om een herindiening van meer dan 40 % van de ontwerpeffectbeoordelingen verzocht omdat het initiële verslag niet aan de kwaliteitsnormen voldeed. Hieruit blijkt de ernst waarmee de controle wordt uitgeoefend.


Eén ding waaraan ik bijzondere aandacht zal besteden is de volledigheid van de effectbeoordelingen. Het staat de Commissie altijd vrij een beslissing te nemen die afwijkt van de optie waaraan in de effectbeoordeling de voorkeur is gegeven. Maar de Commissie mag nooit een besluit nemen indien een optie niet is opgenomen en getoetst in de effectbeoordeling: in een dergelijk geval mag de Commissie haar voorstel niet aannemen voordat de effectbeoordeling is afgerond. De invoering van teams van commissarissen, waarbij vicevoorzitters zorgen voor de coördinatie en samenhang van de verschillende beleidsmaatregelen, zal hieraan bijdragen, omdat in een vroeg stadium van de procedure meer politieke discussie mogelijk zal zijn - en met name naar alternatieven zal kunnen worden gezocht.


Ik ben bijzonder verheugd over deze versterking van de capaciteit van het Europees Parlement om effectbeoordelingen te toetsen, daar het een essentieel onderdeel aan de interinstitutionele kwaliteitsbeoordeling toevoegt. De instellingen moeten meer doen om de effecten van belangrijke wetgevingswijzigingen systematischer te beoordelen. Het Parlement investeert zwaar hierin, maar de Raad staat nog niet zo ver. Indien ik word benoemd als commissaris, ben ik van plan deze kwestie aan de orde te stellen in de Raad algemene zaken.


Kwaliteitsborging is evenzeer van belang wanneer we kijken naar de stand van de EU-wetgeving. Niet alleen moeten wij onze voorstellen goed uitwerken, maar we moeten ook het acquis actief beheren, zodat het actueel en geschikt voor het beoogde doel blijft. Dat is het doel van het programma voor gezonde regelgeving (Refit) - een systematische evaluatie van de bestaande wetgeving. Ik zal nauwlettend toezien op de vooruitgang die wordt geboekt met de bestaande Refit-maatregelen en prioriteiten vaststellen voor de toekomst. Mijn doel is onnodige lasten te beperken en kosten terug te dringen om de uitvoering eenvoudiger te maken, zodat op efficiëntere wijze profijt kan worden getrokken uit de EU-wetgeving. Dank zij de systematische evaluatie van de bestaande wetgeving, in overleg met het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld, zal de volgende generatie wetgeving rekening houden met en lessen trekken uit de problemen op het vlak van de tenuitvoerlegging - waaronder die welke in klachten van burgers en verzoekschriften aan het Europees Parlement werden aangekaart - en op de minst belastende wijze resultaten opleveren voor bedrijven en burgers.


Wat betreft de tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving, moet de Commissie op de eerste plaats bij het opstellen van haar voorstellen rekening houden met de mogelijke uitvoeringsproblemen. Dat betekent dat de Commissie tijdens de raadplegings- en effectbeoordelingsfase veel vroeger overleg moet plegen met de lidstaten die de wetgeving ten uitvoer zullen leggen, alsook met het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld in het algemeen. Ik zou willen dat de Commissie bij de uitwerking van uitvoeringsplannen steeds intensief samenwerkt met de lidstaten wanneer dit nodig is.


Op de tweede plaats moeten de lidstaten hun verantwoordelijkheid wat betreft omzetting en uitvoering van het recht van de Unie serieus nemen. De Commissie kan daarbij helpen, door de regels toe te lichten en te anticiperen op problemen. De lidstaten moeten de Commissie in dit verband als een probleemoplosser zien. Dit is het doel van EU-Pilot, een platform voor samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten om problemen aan te pakken en snelle oplossingen te vinden; 70 % van de potentiële juridische problemen zijn inmiddels opgelost op deze manier. Toch wil ik duidelijk stellen dat de Commissie klaar moet staan om een inbreukprocedure te starten en sneller tot een verwijzing naar het Hof te komen wanneer een lidstaat blijft verzuimen te voldoen aan de EU-wetgeving. Een gebied waaraan ik bijzondere aandacht zal besteden, in nauwe samenwerking met de commissaris voor Justitie, consumenten- en gendergelijkheid en de commissaris voor Migratie en binnenlandse zaken, is de samenwerking tussen politie en justitie in strafzaken, die vanaf december dit jaar onder de normale inbreukprocedures en het toezicht door het Hof zal vallen. Ik zal het Parlement en de andere instellingen op regelmatige basis informeren over het beleid van de Commissie en ben voorstander van een bredere discussie over de tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving. Ik zal er ook op aandringen dat problemen met de toepassing van de EU-wetgeving systematisch worden geanalyseerd en in aanmerking worden genomen bij de beoordeling en herziening van bestaande EU-wetgeving.


Ik ben voornemens me te buigen over de mogelijkheid van een Europese wet bestuursprocesrecht. Volgens artikel 298 VWEU moet worden voorzien in een "open, efficiënte en onafhankelijke Europese administratie". Dit beginsel moet de leidraad vormen voor het werk van alle instellingen, agentschappen en organen van de EU. De administratie is momenteel geregeld door een uitgebreid kader van regels, beginselen en praktijken. Vele daarvan zijn een afspiegeling van de algemene beginselen die in veel van de administraties van de lidstaten gelden. Een verbetering van de zichtbaarheid van al deze regels zou al zinvol zijn.


Maar we moeten erkennen dat nog steeds vraagtekens worden geplaatst bij de wijze waarop het Europese bestuur werkt. Er is zeker ruimte voor verfijning en verbetering van de administratieve voorschriften. Nieuwe wetgeving op basis van artikel 298 VWEU zou een manier kunnen zijn om te tonen dat we vastbesloten zijn de hoogste normen van openbare dienstverlening na te streven. Een globaal kader waarin de algemene beginselen voor de openbare dienstverlening van de EU worden vastgesteld, zou kunnen helpen om burgers en bedrijven te laten zien dat de administratie geen doel op zich is, maar ook ten dienste van het Europese belang staat.


Goed bestuur op nationaal niveau is van even groot belang voor de tenuitvoerlegging van het EU-beleid. De modernisering van de overheidsadministratie werd aangemerkt als een van de vijf prioriteiten voor het Europees semester van dit jaar. Ik zal aandacht blijven besteden aan dit onderwerp, met inbegrip van specifieke aanbevelingen per land in de toekomst. Alle lidstaten kampen met soortgelijke uitdagingen zoals krappe begrotingen en de noodzaak om de dienstverlening aan te passen aan de digitale realiteit. De EU kan een belangrijke rol spelen om de lidstaten bij deze inspanningen te ondersteunen, in overeenstemming met artikel 197 VWEU.


4. Gedelegeerde en uitvoeringshandelingen


De artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bieden de mogelijkheid om aan de Commissie wetgevingsbevoegdheden te delegeren of uitvoeringsbevoegdheden over te dragen. In de allermeeste gevallen waarin aan de in artikel 290 VWEU genoemde voorwaarde is voldaan, is de Raad niet bereid gebleken tot het delegeren van wetgevingsbevoegdheden en lijkt hij de voorkeur te geven aan de toekenning van uitvoeringsbevoegdheden, met als argument dat zo de invloed van de deskundigen uit de lidstaten behouden blijft. Het Hof van Justitie heeft onlangs in zijn arrest in zaak C-472/12 bepaald dat de EU-wetgever bij de keuze uit de twee artikelen over een discretionaire bevoegdheid beschikt en dat de rechterlijke toetsing beperkt is tot kennelijke beoordelingsfouten, d.w.z. of de EU-wetgever redelijkerwijs tot het oordeel kon komen dat, ten eerste, voor de uitvoering van het door hem in de basishandeling vastgestelde wetgevingskader slechts nadere details dienen te worden toegevoegd, zonder dat de niet-essentiële onderdelen hoeven te worden gewijzigd of aangevuld, en dat, ten tweede, de bepalingen van de basishandeling eenvormige uitvoeringsvoorwaarden vereisen.


Volgens punt 15 van het Kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie verstrekt de Commissie alle informatie en documentatie over haar vergaderingen met nationale deskundigen in het kader van haar werkzaamheden ter voorbereiding en uitvoering van de wetgeving van de Unie, waaronder zachte wetgeving en gedelegeerde handelingen. Op verzoek van het Parlement kan de Commissie ook deskundigen van het Parlement voor deze vergaderingen uitnodigen.


Wat wil de kandidaat-commissaris ondernemen om te voorkomen dat artikel 290 VWEU zinledig wordt, gezien de onwilligheid van de Raad om wetgevingsbevoegdheden aan de Commissie te delegeren? Hoe wil de kandidaat-commissaris de modaliteiten van de samenwerking met het Europees Parlement op het gebied van gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen verbeteren? Hoe wil de Commissie vooruitgang boeken bij het zogeheten omnibuspakket (aanpassing) dat momenteel vastzit bij de Raad, ondanks het feit dat het Parlement zijn standpunt in eerste lezing al in februari 2014 heeft aangenomen? Kan de kandidaat-commissaris de toezegging doen dat er een register voor gedelegeerde handelingen komt, waartoe het Parlement in alle stadia van de procedure onvoorwaardelijk toegang wordt verleend, en dat er verbetering wordt gebracht in de wijze waarop alle documenten betreffende uitvoeringshandelingen aan het Parlement worden toegezonden? Is de kandidaat-commissaris ook van mening dat tot een goede samenwerking op dit gebied ook behoort dat deskundigen van het Parlement volledig toegang hebben tot de deskundigengroepen van de Commissie die gedelegeerde handelingen voorbereiden, en volledige inzage krijgen in de informatie waarover zij beschikken?


Ik ga uit van het principe dat wetgeving volgens de medebeslissingsprocedure de grootste democratische legitimiteit heeft. Ik zal een vastberaden standpunt innemen over de vraag wat echt niet-essentieel is, wat werkelijk nodig is om een uniforme toepassing te waarborgen en wat puur technisch is. Wanneer de Commissie de overdracht van gedelegeerde bevoegdheden of uitvoeringsbevoegdheden voorstelt, zal zij duidelijk moeten rechtvaardigen waarom het niet mogelijk of minder efficiënt of effectief zou zijn om de desbetreffende elementen rechtstreeks op te nemen in de basishandeling.


Het is waar dat het onderscheid tussen gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen een terugkerend probleem is gebleken. Het is in ieders belang om gezamenlijke oplossingen te vinden die in overeenstemming zijn met het Verdrag. Dat houdt in dat het Parlement, de Raad en de Commissie opnieuw bijeen moeten komen. In dat verband is het initiatiefverslag van het Parlement van februari 2014 een goed uitgangspunt voor een discussie die ik graag met u en in de Raad algemene zaken wil voeren.


Het is aan de Commissie om in haar voorstel te vermelden waarom zij de voorkeur geeft aan één van deze twee procedures. Gezien de noodzaak van betere regelgeving en het belang van democratisch toezicht, zal ik ervoor zorgen dat deze keuze op basis van objectieve criteria wordt gemaakt, en volledig in overeenstemming is met de Verdragen. Maar uiteindelijk is het aan het Parlement en de Raad om te beslissen of gedelegeerde bevoegdheden of uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden verleend.


Wat de aanpassing betreft, is het niet aanvaardbaar dat nog steeds zo vaak de verouderde "regelgevingsprocedure met toetsing" wordt gebruikt. Ik wil mij nog actiever inzetten om tot een akkoord te komen, en ik ben van plan het voorzitterschap voor te stellen om dit punt in de Raad algemene zaken aan te kaarten. De Commissie moet openstaan voor gerechtvaardigde wijzigingsvoorstellen, maar de beslissing welke bevoegdheden worden overgedragen, moet op objectieve criteria gebaseerd blijven. We zullen ook sneller een consensus bereiken als we vooruitgang boeken op het gebied van afbakening en overleg.


Wat de gedelegeerde handelingen betreft, kan ik het verzoek om beter overleg en meer transparantie zeker onderschrijven. In de voorbereidende fase zal ik mijn collega-commissarissen aanmoedigen waar nodig openbare raadplegingen te houden, zodat de input van alle belanghebbenden in aanmerking kan worden genomen. Ook zal ik overwegen of de Commissie, op het moment dat het overleg met de deskundigengroepen van start moet gaan, systematisch haar ontwerpmaatregelen zou kunnen bekendmaken. Hierdoor zouden het Europees Parlement en de Raad, en ook andere belanghebbenden, hun mening kenbaar kunnen maken voordat het besluit formeel wordt aangenomen. De drie instellingen zouden met elkaar kunnen overleggen of een eigen register deel van de oplossing zou kunnen zijn en, naargelang hun conclusies, zou ik de haalbaarheid van deze optie kunnen onderzoeken en deze opnemen in het gemoderniseerde Interinstitutioneel akkoord "Beter wetgeven". Voor uitvoeringshandelingen bestaat er een duidelijk en allesomvattend rechtskader - Verordening (EU) 182/2011 - en wordt transparantie gegarandeerd door het comitologieregister. Dit lijkt goed te werken, maar ik sta er vanzelfsprekend voor open om voorstellen voor verbetering binnen dit juridische kader in overweging te nemen.


Een deel van het antwoord ligt bovendien in meer politieke verantwoordelijkheid van de commissarissen en een betere programmering van de werkstroom voor gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, die ons tevens in staat zal stellen beter te anticiperen op de reële politieke problemen. Dit zal ons ook helpen om na te gaan waar effectbeoordelingen nodig zijn. Dit zal niet nodig zijn voor het grootste deel van de echt technische handelingen - maar des te meer wanneer er sprake is van aanpassingen die een voelbaar effect zullen hebben op een grote verscheidenheid van belanghebbenden, en derhalve van legitiem politiek belang zijn.


Ik weet dat de leden van het Europees Parlement een aantal problemen aan de orde hebben gesteld met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het Kaderakkoord inzake deelname van de deskundigen van het Parlement aan vergaderingen van deskundigengroepen. Samenwerking op dit punt is van cruciaal belang en het Kaderakkoord moet onze leidraad vormen. Ik ben mij ervan bewust dat er soms problemen zijn in verband met de praktische aspecten. Dit zal steeds minder een probleem gaan worden omdat de praktijk wordt geconsolideerd, maar het is belangrijk erop te wijzen dat betrokkenheid een politieke handeling van het Parlement als instelling is, waartoe een bevoegde ambtenaar zoals de voorzitter van de bevoegde parlementaire commissie, een verzoek moet indienen. Ik denk dat er een aantal praktische stappen zijn die we snel kunnen invoeren om verbetering in de situatie te brengen, onder andere door u een betere "vroegtijdige waarschuwing" te geven over vergaderingen van deskundigengroepen. Als ik word benoemd als commissaris zal ik open staan voor alle suggesties om de informatie en transparantie ten aanzien van het Europees Parlement in dit verband te verbeteren.

 
 
Vragen van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken:

5. Vraag:


Wat worden uw twee prioriteiten op het gebied van de rechtsstaat en de grondrechten? Welke specifieke methode wilt u hanteren om er zeker van te zijn dat ten aanzien van deze twee prioriteiten resultaten worden behaald?


Bent u bereid om desgevraagd deel te nemen aan een vragenuur met de LIBE-commissie om deze prioriteiten te evalueren en relevante actuele vraagstukken te bespreken?


Van de taken waarmee ik als vicevoorzitter zou worden belast, acht ik de verantwoordelijkheid voor de grondrechten, zoals die in het handvest zijn vastgelegd, en de rechtsstaat van bijzonder belang.


De eerbiediging van de rechtsstaat is een absolute vereiste voor de bescherming van onze fundamentele waarden en een voorwaarde voor de handhaving van alle rechten en verplichtingen die uit de Verdragen en uit het internationale recht voortvloeien, waaronder in het bijzonder het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. De rechtsstaat is ook essentieel voor de totstandkoming van het wederzijdse vertrouwen in de lidstaten en hun rechtsstelsels. De rechtsstaat is zo belangrijk omdat we voor al onze burgers een rechtvaardige en eerlijke samenleving willen, die hun rechten, maar ook hun plichten handhaaft. Rechtsstatelijkheid is bovendien een vereiste voor groei, omdat daardoor een klimaat wordt geschapen waarop bedrijven kunnen vertrouwen en waarin zij willen investeren. Dit alles hangt uiteraard ook samen met de rol van de commissie als hoedster van de Verdragen: slechts doordat het EU-recht krachtig wordt gehandhaafd, kunnen de Europeanen hun rechten in de praktijk daadwerkelijk uitoefenen.


Mijn eerste prioriteit zal zijn te voorkomen dat er überhaupt een systeemrisico voor de rechtsstaat ontstaat. Ik ben er stellig van overtuigd dat voorkomen beter is dan genezen. Alleen al door snel een dialoog aan te gaan, kunnen we ertoe bijdragen dat problematische situaties niet escaleren. De mededeling die de Commissie in 2014 over de rechtsstaat heeft gepubliceerd, stelt het kader vast dat de Commissie in staat stelt om zo’n dialoog in het leven te roepen. Ik was in 2013 een van de voorvechters van dit idee. Ik ben van mening dat het in een reële behoefte voorziet en een aanvulling vormt op de inspanningen van andere EU-instellingen en de Raad van Europa. Ik zal hier nader op ingaan in mijn antwoord op vraag 6.


Op het gebied van de grondrechten heeft de toetreding van de EU tot het Europees Mensenrechtenverdrag voor mij prioriteit. Dit is een belangrijk aspect van ons werk om in de EU het respect voor elke persoon te waarborgen. De onderhandelingen over de ontwerp-toetredingsovereenkomst zijn in april 2013 afgerond. Als het Hof in zijn advies over de verenigbaarheid van de ontwerp-toetredingsovereenkomst met de Verdragen de weg vrijmaakt voor ondertekening van de overeenkomst in de vorm waarin die tot stand is gekomen, ben ik optimistisch over een snelle afronding van het toetredingsproces. Ik reken daarvoor op verdere steun van het Europees Parlement.


Een diepgaande, oprechte en werkelijk politieke dialoog met het Europees Parlement is naar mijn mening essentieel. Ik kan mij niet voorstellen dat ik mijn taken als commissaris zou kunnen vervullen zonder voortdurend contact met het Parlement en de parlementaire commissies. Ik zou graag de gelegenheid krijgen om regelmatig met de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken in debat te gaan. Ik zal er in het kader van de coördinatie van mijn team op toezien dat ook mijn collega’s Dimitris Avramopoulos en Věra Jourová zich ten volle beschikbaar stellen voor het Parlement. Ook zal ik, zowel persoonlijk als binnen mijn team, het belang van de vertegenwoordiging op politiek niveau in trialogen alle aandacht geven.


6. Vraag:


U bent als eerste commissaris expliciet belast met de rechtsstaat. Welke strategie wilt u volgen om ervoor te zorgen dat de rechtsstaat in de gehele Europese Unie daadwerkelijk en op gelijke wijze wordt geëerbiedigd? Hoe wilt u gebruikmaken van het mechanisme dat door uw voorganger naar voren is gebracht, en welk gevolg zult u geven aan het standpunt dat het EP in zijn resoluties hierover heeft ingenomen?


Wat is uw standpunt ten aanzien van een – door het Parlement gevraagde – interne strategie van de Europese Unie inzake de grondrechten, die tot doel heeft dat het handvest op het gehele EU-grondgebied daadwerkelijk wordt toegepast?


Uit recente ervaringen is gebleken dat bedreigingen voor de rechtsstaat in een lidstaat ook voor de EU in haar geheel aanleiding kunnen zijn voor ernstige bezorgdheid. Ik was een van degenen die als eersten hebben gepleit voor een systematische aanpak in zulke omstandigheden en ik verwelkomde dan ook het door de Commissie eerder dit jaar geïnitieerde rechtsstatelijke kader. Het is volledig in overeenstemming met de bevoegdheden van de Unie en de verantwoordelijkheden van het Parlement en de Raad volgens artikel 7 VEU.


De Commissie kan hierin een bijzondere rol spelen als onpartijdige, objectieve en onafhankelijke arbiter. Zij heeft er ervaring mee om kalm en onafhankelijk de feiten vast te stellen, ook op deze gevoelige gebieden, zoals de mechanismen voor samenwerking en toetsing hebben uitgewezen. Objectiviteit en billijkheid zijn cruciaal voor de geloofwaardigheid van een dergelijke onderneming, en soms kunnen lidstaten een lastige waarheid eerder accepteren van de Commissie dan van andere lidstaten.


Ik zal er nauwlettend op toezien dat alle lidstaten gelijk worden behandeld. Ik benader alle lidstaten met een open geest, en met steun van mijn collega Věra Jourová wil ik mijn eigen oordeel vormen op basis van de feiten, rekening houdend met de uiteenlopende constitutionele en culturele tradities van de 28 lidstaten.


Ik ben verheugd dat het Parlement al heeft aangekondigd het kader te zullen steunen. Hoe meer het kader gebouwd is op consensus, des te effectiever kan het zijn. Ik streef ernaar op dit gebied een algemene consensus tot stand te brengen, opdat het als een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid wordt gevoeld om de rechtsstaat te verdedigen. Dit is een onderdeel van mijn dialoog met u. Elk van de instellingen kan wat dit betreft een complementaire rol spelen binnen het kader van de Unie. Ik zal er ook voor pleiten dat de Raad Algemene Zaken regelmatig een dialoog voert over de ontwikkeling van de rechtsstaat in de lidstaten.


Ik ben er stellig van overtuigd dat het in ons aller belang is om nauw samen te werken met andere instellingen die over expertise en geloofwaardigheid op dit gebied beschikken, zoals de Raad van Europa en de commissie van Venetië. Ik zal in dezen nauw samenwerken met secretaris-generaal Jagland. We moeten ernaar streven dubbel werk te voorkomen; als er een instantie is die beter in staat is een bepaalde kwestie aan te pakken, moeten we die werkzaamheden ondersteunen en aanvullen, bijvoorbeeld ook door een inbreukprocedure in te leiden als het EU-recht wordt geschonden.


Als de Commissie echter een potentieel probleem constateert dat niet op andere wijze of door een andere instantie wordt aangepakt, zal ik echter niet aarzelen het rechtsstatelijk kader in te zetten en waar nodig inbreukprocedures in te leiden. Artikel 7 VEU moet wel als laatste redmiddel worden ingeroepen. Ik hoop er nooit een beroep op te hoeven doen. Maar als de situatie daarom vraagt, ben ik bereid de nodige voorstellen te doen.


Het handvest van de grondrechten van de EU weerspiegelt de gemeenschappelijke waarden en grondwettelijke tradities van de lidstaten. De instellingen van de EU moeten bij al wat zij doen het handvest naleven en bevorderen. De lidstaten moeten dat doen wanneer zij het EU-recht uitvoeren. Maar daarenboven is het handvest een grote stap voorwaarts voor het streven om de Unie tot een ruimte van gemeenschappelijke waarden te maken.


Wij moeten erop toezien dat al ons optreden in overeenstemming is met het handvest. Dat geldt zowel wanneer wij op wetgevende basis optreden als wanneer wij op andere grondslag handelen. In de verschillende fasen van het wetgevingsproces moet systematisch worden nagegaan of de grondrechten worden gerespecteerd. Ik zal in het bijzonder onderzoeken hoe dit doel kan worden bereikt bij voorstellen van de Commissie en andere initiatieven.


Wat de naleving van de grondrechten betreft, vergen bepaalde beleidsgebieden bijzondere aandacht. Met name is dat het geval voor justitie en binnenlandse zaken. Ik zal het werk van ons team coördineren met Dimitris Avramopoulos en Věra Jourová. We kunnen zo een kwalitatief verschil maken en de eerbiediging van de grondrechten volledig integreren in de uitvoering van de strategische richtsnoeren die de Europese Raad afgelopen juni heeft vastgesteld. Dit is met name van belang om de juiste balans tot stand te brengen tussen de grondrechten en de noodzaak om vrede en veiligheid voor de Europeanen te waarborgen.


De burgers tonen zich in toenemende mate bezorgd over mogelijke onbedoelde gevolgen van een van de fundamentele kernvrijheden van de Europese Unie, het recht van EU-burgers om vrij in andere lidstaten te reizen, te verblijven en te werken. Het antwoord kan niet zijn om deze vrijheid te beperken. We moeten echter de geloofwaardigheid en de algemene aanvaarding ervan in stand houden en derhalve de lidstaten helpen beter gebruik te maken van de middelen die hun ten dienste staan om misbruik en fraude aan te pakken.


Omdat de eerbiediging van de grondrechten niet stopt aan de grenzen, is het ook essentieel dat de grondrechten, met inbegrip van de bescherming van persoonsgegevens, bij de samenwerking met derde landen volledig worden geëerbiedigd.


Ik ben ook van mening dat we het politieke en maatschappelijke debat over de reële werking van het handvest moeten stimuleren. Ik zal dan ook samen met het Bureau voor de grondrechten bezien hoe het Bureau hierbij een actieve rol kan spelen.


Het handvest is op de lidstaten alleen van toepassing wanneer zij het recht van de EU uitvoeren. Als ik tot commissaris wordt benoemd, zal ik toezien op krachtige handhaving van deze verplichting, waar nodig ook door middel van inbreukprocedures. Voor het overige is het aan de lidstaten om te zorgen dat de grondrechten worden geëerbiedigd overeenkomstig de nationale grondwettelijke bepalingen en de internationale verplichtingen op het gebied van de mensenrechten, waaronder in het bijzonder het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. Subsidiariteit betekent ook dat wij de diversiteit van culturen, religies, nationale identiteiten en tradities van de volkeren van Europa respecteren.

 
 
Vragen van de Commissie constitutionele zaken:

7. Institutionele uitdagingen – Hoe kan de EU dichter bij de burger worden gebracht?


Kunt u met het oog op de bestrijding van de toenemende Euroscepsis in veel lidstaten aangeven welke aspecten volgens u essentieel zijn (een beter werkend Europees burgerinitiatief, maatregelen om het EU-besluitvormingsproces transparanter te maken…) om het vertrouwen van de burger in het Europese project te herstellen, en duidelijk maken welke toezeggingen u bereid bent op deze terreinen te doen? Welke ontwikkeling kunt u zich in het verlengde hiervan voorstellen in de institutionele architectuur van de Europese Unie om de democratie te versterken? Kunt u daarbij met name ingaan op de maatregelen die u wilt bevorderen om te voorkomen dat de intergouvernementele methode de overhand krijgt boven de communautaire methode, mede rekening houdend met de bezorgdheid die door sommige lidstaten is geuit over de werking en de diepere integratie van de EU en het door de kandidaat-voorzitter aangekondigde programma met het oog op een “eerlijke oplossing voor Groot-Brittannië” en andere lidstaten? Bent u van mening dat, gezien de ervaring met de “Spitzenkandidaten” in de campagne voor de Europese verkiezingen in 2014, dit iets is waarmee het vertrouwen kan worden hersteld, en welke maatregelen zou u steunen om het Europese kiesstelsel verder te verbeteren en de Europese politieke partijen in staat te stellen hun werk beter te doen?


Hoe wilt u enerzijds omgaan met de vraagstukken die voortvloeien uit de mogelijke afscheiding van regio’s van lidstaten (voorlichting van burgers, vaststelling van precieze procedures voor de toetreding van deze potentiële nieuwe staten tot de EU…) en kunt u anderzijds verduidelijken wat de gevolgen zijn van een eventuele uittreding van lidstaten uit de Unie of van een mogelijke gedeeltelijke of definitieve terugtrekking van geassocieerde landen, zoals Zwitserland? Welke maatregelen staan u voor ogen om de samenwerking met de nationale parlementen te bevorderen, het functioneren van de Europese Dienst voor extern optreden binnen de globale institutionele opzet doeltreffender te maken, meer praktisch effect te geven aan de Verdragsartikelen betreffende de schending van de grondrechten in de lidstaten en de toetreding van de EU tot het Europese Mensenrechtenverdrag te bespoedigen?


Ik ben ervan overtuigd dat de Commissie de verantwoordelijkheid heeft om niet alleen te handelen in het belang van de burgers van de EU, maar dat ook zichtbaar op dagelijkse basis te doen. Willen wij de EU dichter bij de burgers brengen, dan moeten wij een open oor hebben voor hun ideeën, hun verwachtingen en hun bezorgdheid, om burgers te helpen voor gemeenschappelijke problemen gemeenschappelijke oplossingen te vinden. De indruk mag niet ontstaan dat de Commissie in een Brussels isolement optreedt. Zij moet laten zien dat de prioriteiten van de burgers ook de prioriteiten van de Commissie zijn. Het zal tijd en moeite kosten om vertrouwen op te bouwen, maar die tijd en die moeite moeten wij ons getroosten.


Hoe denkt de Commissie dit te bereiken? Ik ben er niet van overtuigd dat wijziging van de institutionele architectuur de juiste manier is om de Europese democratie te versterken. Ik ben bang dat een langdurig debat over verdragswijzigingen ons afleidt van onze taak en tot onnodige spanningen tussen de instellingen leidt, die moeten samenwerken, wil de Unie slagen. Schuiven met bevoegdheden tussen de instellingen is van veel minder belang dan zorgen voor de juiste cultuur en de juiste houding. De bestaande Verdragen bieden een kader dat het mogelijk maakt prioriteiten te wijzigen en op bepaalde gebieden sterker te integreren, zoals de verdere ontwikkeling van onze economische en monetaire unie die noodzakelijk is om onze gemeenschappelijke munt steviger te verankeren in de realiteit.


De communautaire methode is naar haar aard aanpasbaar; we moeten ervoor zorgen dat zij wordt toegepast op een wijze die recht doet aan de realiteit van tegenwoordig. De methode is democratisch en transparant en voorziet in gelijke vertegenwoordiging van alle lidstaten. Zij zorgt voor resultaten die onze gemeenschappelijke belangen getrouwer weerspiegelen. We moeten ervoor zorgen dat deze in het Verdrag van Lissabon vastgelegde aanpak in de praktijk ook functioneert. Behalve bij het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid moeten we niet op intergouvernementele wijze te werk gaan op de gebieden die onder de bevoegdheden van de EU vallen – justitie en binnenlandse zaken is nu bijvoorbeeld in wezen een “normaal” beleidsgebied zoals elk ander. Waar nodig zal ik ervoor pleiten dat de Commissie deze positie met wettelijke middelen verdedigt.


We moeten ons blijven openstellen voor de andere opties die het Verdrag van Lissabon biedt. Het kan nodig zijn dat we gebruikmaken van de “passerelle”-clausules, die mogelijk maken dat maatregelen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen of volgens de gewone wetgevingsprocedure worden vastgesteld. We mogen dat niet uitsluiten. En hoewel het nooit de beste oplossing is, zijn er omstandigheden waarin de zogenoemde nauwere samenwerking in het gemeenschappelijk Europees belang kan zijn. De regels voor de grensoverschrijdende erkenning van echtscheiding zijn een voorbeeld daarvan.


Voor mij is de echte uitdaging dus dat we zowel moeten veranderen wát we doen, namelijk door de juiste prioriteiten te stellen en ons te concentreren op de belangrijkste zaken, als hóe we dat doen. We kunnen alleen slagen als de nationale en de Europese democratische krachten en verantwoordelijke instellingen hun doel en hun boodschap op elkaar afstemmen. Volgens mij is dat ook wat er bij de Europese verkiezingen is gebeurd; uit recente enquêtes is gebleken dat bijna zes van de tien EU-burgers vinden dat een stem uitbrengen in de Europese verkiezingen de beste manier is om ervoor te zorgen dat je als burger wordt gehoord door degenen die in de EU de beslissingen nemen. De aanpak met Spitzenkandidaten heeft een welkome nieuwe dynamiek teweeggebracht. Ook de wisselwerking tussen nationale en Europese politici is cruciaal. Ik vind het bemoedigend dat steeds meer politici soepeltjes vanuit de nationale politiek overstappen naar het Europees Parlement, en omgekeerd. De Europese politieke partijen hebben een cruciale rol te spelen als het erom gaat de nationale en de Europese politiek dichter bij elkaar te brengen en te voorkomen dat er een kloof ontstaat tussen de standpunten die politici op nationaal vlak en bij de onderhandelingen in Brussel innemen.


Als Commissie moeten we deze benadering ook volgen. Ik zou onze opdracht meer rechtstreeks aan de mensen willen voorleggen, zowel in de nationale parlementen als in de nationale publieke opinie, en ik zou ook mijn collega’s daartoe willen aanmoedigen. We moeten met een duidelijk geformuleerde boodschap komen: meer banen, meer veiligheid, meer economische groei. De EU-burgers zullen zich meer verwant voelen met de EU en project blijven dragen als zij de concrete voordelen zien die het voor hen en hun familie oplevert, zij zich met het doel en de visie van het project vereenzelvigen en zij bij het proces worden betrokken. Het burgerschap van de EU speelt hierbij een cruciale rol, omdat het de burgers rechten en kansen biedt die een werkelijke Europese identiteit dichterbij brengen.


Dankzij de nieuwe teamsgewijze aanpak die Jean-Claude Juncker bij de Commissie wil invoeren, kunnen we een duidelijkere en meer gerichte boodschap uitdragen en anders en beter samenwerken. Dat geldt ook voor het in de vraag genoemde beleidsgebied buitenlandse betrekkingen: naar mijn mening is dit een uitstekend voorbeeld van een gebied waar we gemeenschappelijke doelen kunnen vaststellen en bereiken door middel van nauwe en doeltreffende coördinatie tussen de EDEO en de Commissie. Ik zal alles doen wat in mijn vermogen ligt om mijn toekomstige collega Federica Mogherini te steunen bij de opdracht die zij als vicevoorzitter van de Commissie van de verkozen voorzitter heeft gekregen om het externe optreden van de Commissie doeltreffender te maken.


Zoals in de vraag tot uiting komt, heeft de Commissie een aantal instrumenten tot haar beschikking om haar te helpen het vertrouwen van de burgers te herstellen. We moeten ermee doorgaan om deze instrumenten ten volle in te zetten. Samen met mijn collega’s verbind ik mij ertoe de strengste professionele en ethische normen aan te houden. De Commissie moet de dialoog met de buitenwereld in stand houden – maar zoals de respons op raadplegingen voor iedereen toegankelijk is, mogen we niet minder transparant zijn over de vraag met wie wij persoonlijk ontmoetingen hebben. De Commissie en het Parlement hebben het transparantieregister opgezet, dat momenteel zo’n 80% van alle lobbyactiviteiten dekt die direct of indirect van invloed zijn op de besluitvorming van de EU. De volgende stap is dat we het register verplicht maken voor alle instellingen – het is onaanvaardbaar dat de lobbyactiviteiten van grote advocatenkantoren en andere belangrijke spelers niet in het register worden vastgelegd. Ik zal er bovendien hard aan werken dat ook de Raad op gelijke voet hieraan deelneemt. Ik sta volledig achter de nieuwe transparantieverbintenis die de verkozen voorzitter in zijn politieke beleidslijnen heeft vastgelegd. Ik verbind mij ertoe al mijn contacten en vergaderingen met beroepsorganisaties of zelfstandig werkzame personen die betrekking hebben op de EU-beleidsvorming en de tenuitvoerlegging daarvan, openbaar te maken.


Voor veel andere instrumenten en werktuigen – het Europees burgerinitiatief, openbare raadplegingen, effectbeoordelingen, evaluaties, het subsidiariteitsmechanisme – moet dit een gelegenheid zijn om de dialoog te versterken. De Commissie moet laten zien dat zij een daadwerkelijk open organisatie is. Als zij een bestaande positie wenst te handhaven, moet zij daarvoor met overtuiging kunnen pleiten.


Ik zou niet graag al te veel speculeren over de gevolgen van scenario’s als de onafhankelijkheid van regio’s of de uittreding van een lidstaat. Tot dusver heeft geen enkele lidstaat een verzoek ingediend om de Unie te verlaten en heeft geen enkele regio in een grondwettelijk referendum ervoor gekozen zich van een lidstaat af te scheiden. Het is mijn diepe overtuiging dat de Commissie de constitutionele en democratische processen van de lidstaten met betrekking tot dergelijke vraagstukken volledig moet respecteren, zoals we ook het recht moeten respecteren van een lidstaat om zijn eigen interne organisatiestructuur te bepalen. Uiteraard hebben sommige keuzes consequenties voor het EU-recht. Maar deze kunnen niet in abstracto worden beoordeeld – elk geval is anders, afhankelijk van de keuzes die op nationaal niveau zijn gemaakt.


Elk Europees land kan het lidmaatschap van de EU aanvragen. Enkele van onze buren in de EER, en Zwitserland, hebben voor een andere vorm van samenwerking met ons gekozen: zij aanvaarden veel van de verplichtingen die uit het EU-recht voortvloeien, zoals het vrije verkeer van personen, en krijgen in ruil daarvoor toegang tot onze eengemaakte markt. Wij zullen altijd proberen om aan een redelijk verzoek te voldoen. Maar van dictaten kan geen sprake zijn, en de EU zal niet aanvaarden dat de grondbeginselen van onze Unie worden aangetast. In ieder geval is het de opdracht van de EU om zeer zorgvuldig eerlijkheid te betrachten voor alle betrokkenen.


Ik onderstreep liever de realiteit dan dat ik speculeer over een hypothetische toekomst. De realiteit is dat de Unie spectaculair is uitgebreid. Een sterkere en grotere EU fungeert voor de Europeanen als een bolwerk en als een springplank die in dit tijdperk van mondialisering goed van pas komt. We beschikken over een fundament van waarden en een stelsel dat in deze tijden van beproeving zijn kracht heeft bewezen. We zien ook keer op keer de grote aantrekkingskracht die Europa heeft – bijvoorbeeld in Oekraïne, waar we er zij aan zij met het Oekraïense volk voor zorgen dat het Oekraïense streven naar nauwere associatie met de EU word gerespecteerd.


Het Verenigd Koninkrijk is een van de lidstaten die zich – net als de lidstaat die ik het beste ken – het meest hebben uitgesproken voor een krachtig gemeenschappelijk antwoord aan Oekraïne. We zien hier, net als op vele andere gebieden zoals klimaatverandering, ontwikkeling, de economie, de eengemaakte markt, waarom het in het belang van het Verenigd Koninkrijk is om deel uit te maken van de EU en er mede vorm aan te geven. Ik ben er ook stellig van overtuigd dat het in het eigen belang van het Verenigd Koninkrijk is om deel uit te maken van de EU. De afweging moet natuurlijk door de Britten worden gemaakt: zij moeten zelf beslissen. Ik zal daarentegen doen wat in mijn vermogen ligt om het VK in de EU te houden, op voorwaarden die zowel voor de Britten als voor de rest van de EU eerlijk zijn. Ik ben van mening dat er ruimte is voor pragmatische oplossingen voor een aantal van de geuite bezwaren.


8. Institutionele gevolgen van de eurocrisis


De afgelopen jaren heeft de euro een zware crisis doorgemaakt en dankzij noodmaatregelen, achterkamertjesafspraken en grote inspanningen van de Europese burgers heeft de euro overleefd, maar daarbij is wel schade ontstaan (in economische en sociale zin en wat het vertrouwen betreft). In deze periode zijn diverse vragen opgekomen en de belangrijkste daarvan hebben betrekking op de verantwoordingsplicht van de eurozone, het binnen vijf jaar integreren van het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in het rechtskader van de EU, de institutionele gevolgen van verdere integratie van het economische beleid van de leden van de eurozone, de mogelijkheid dat een commissaris de vergaderingen van de Eurogroep voorzit en last but not least de vertegenwoordiging van de eurozone naar buiten toe. Kunt u, elk van deze punten in aanmerking nemend, uw denkbeelden over de toekomstige institutionele ontwikkeling van de eurozone uiteenzetten?


Door de crisis is het ons zeer duidelijk geworden hoezeer wij van elkaar afhankelijk zijn, met name de lidstaten die dezelfde munteenheid gebruiken. Dit is voor ons een enorme kans, maar ook een enorme verantwoordelijkheid. De EU, en met name de eurozone, moet daarop reageren met meer coördinatie, meer convergentie, meer sociale dialoog en een betere vertegenwoordiging naar buiten toe. Voor de Commissie is het een prioriteit om de hervorming van de economische en monetaire unie te verdiepen. Daarmee kunnen we de stabiliteit van onze gemeenschappelijke munt bewaren en een basis voor groei creëren. De huidige Verdragen bieden ons, in combinatie met een gemoderniseerde aanpak voor de communautaire methode, de nodige instrumenten om dat voor elkaar te krijgen.


De euro is de gemeenschappelijke munteenheid van de Unie. De euro is de algemene regel, niet de uitzondering, ook al voeren niet alle lidstaten hem noodzakelijk even snel in en voorzien de Verdragen in de mogelijkheid dat sommige lidstaten beslissen de gemeenschappelijke munt helemaal niet in te voeren. Hoe hun situatie ook moge zijn, alle lidstaten blijven gelijk.


We moeten de eurozone verdiepen op een manier die de rechten van alle betrokkenen en de integriteit van de eengemaakte markt respecteert. Ik ben er vast van overtuigd dat dat mogelijk is. De EU heeft bijvoorbeeld voor haar financiële sector een uniform reglement opgesteld, dat door de Europese toezichthouders is goedgekeurd. Ook heeft de EU een gemeenschappelijk toezichtmechanisme ingevoerd, waarbij de ECB optreedt als enige toezichthouder voor de banken in de eurozone en de lidstaten die zich bij het mechanisme willen aansluiten. Aanpassingen van de governance van de Europese Bankautoriteit (EBA) waren in dit verband nodig om de belangen van de lidstaten die niet tot de eurozone behoren, te beschermen. Voor de ECB moest een solide bestuursstructuur worden opgezet die onder meer garandeert dat de toezichtbevoegdheden van het Europees Parlement behouden blijven.


Voor de verdere verdieping van de economische en monetaire unie moet worden voortgebouwd op het kader van de EU-instellingen en de Verdragen. Zo worden niet alleen de efficiëntie, de billijkheid en de legitimiteit van het proces, maar ook de openheid ervan gewaarborgd. Bovendien wordt versnippering tegengegaan.


Onderdeel hiervan is de integratie in het EU-Verdragskader van de intergouvernementele instrumenten die tijdens de crisis zijn gecreëerd. De eerste stappen zijn al gezet met de wetgeving die tot het “two-pack” behoort, maar de volledige integratie van het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in het rechtskader van de EU wil ik samen met de lidstaten tot stand brengen.


Ik hecht eraan te benadrukken dat de onafhankelijkheid van de ECB ten volle moet worden gerespecteerd. Dat is een wezenlijk beginsel van de Verdragen, dat cruciaal is voor de financiële stabiliteit van de eurozone.


Ten slotte moet worden vermeden dat steeds maar nieuwe instellingen en actoren in het leven worden geroepen. Het is niet nodig om voor de eurozone afzonderlijke parallelle instellingen op te richten. De benoeming van Donald Tusk tot voorzitter van de top van de eurozone is voor mij persoonlijk zeer welkom. Wat de economische governance betreft, moet de communautaire methode voor de eurozone, maar ook voor de rest van de Unie, het leidende beginsel blijven. Deze methode biedt duidelijkheid, zorgt voor eerlijkheid en garandeert een democratische basis, doordat het Europees Parlement daar ten volle bij betrokken is.


Meer aandacht is nodig voor de externe vertegenwoordiging van de eurozone. Artikel 17 VEU en artikel 138 VWEU voorzien in de mogelijkheid daartoe. De eurozone moet worden vertegenwoordigd op een wijze die recht doet aan haar economische gewicht, met name in fora als het IMF. Als ik tot commissaris wordt benoemd, zou ik graag zien dat de Commissie een debat begint over de wijze waarop dit kan worden verwezenlijkt samen met de lidstaten, die zich in veel gevallen traditioneel terughoudend opstellen.