Wat is het aandeel van het Parlement in de EU-begroting? 

Dankzij zijn jaarlijkse begroting kan het Parlement het werk van zijn 705 leden (720 leden na de Europese verkiezingen van 2024) ondersteunen en in 24 verschillende talen werken. Deze uitgaven maken in totaal een vijfde van de totale administratieve uitgaven van alle EU-instellingen uit en slechts 1,2 % van de totale begroting van de EU.

Het overgrote deel van de EU-financiering gaat naar de lidstaten.

Hoe wordt de begroting vastgesteld?

De procedure voor het vaststellen van de begroting van het Parlement begint elk jaar normaal gesproken in februari. De secretaris-generaal van het Parlement dient een voorstel in, waarin de prioriteiten en de benodigde financiële middelen voor het daaropvolgende jaar worden uiteengezet. Het Bureau, dat bestaat uit de Voorzitter en de 14 ondervoorzitters van het Parlement, stelt op basis van dat voorstel de voorlopige ontwerpraming van de begroting vast en dient deze raming in bij de Begrotingscommissie.

Een van de leden van de Begrotingscommissie wordt aangewezen als rapporteur voor de begroting en heeft tot taak een verslag op te stellen met daarin de prioriteiten van het Parlement en voorstellen over hoeveel geld daaraan besteed moet worden. De Begrotingscommissie stemt eerst over dit verslag, waarna er in de plenaire vergadering over wordt gestemd door alle leden van het Parlement. Dit gebeurt meestal in mei. Deze raming wordt dan verwerkt in de ontwerpbegroting van de hele EU voor het daaropvolgende jaar. De leden van het Parlement stellen wijzigingen op de begroting voor, en tijdens een plenaire vergadering, uiterlijk in december, wordt de begroting door het Parlement vastgesteld.