VERSLAG over de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie - 2011

5.3.2012 - (2011/2244(INI))

Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid
Rapporteur: Sophia in 't Veld


Procedure : 2009/0157(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0041/2012

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie - 2011

(2011/2244(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien artikel 2 en artikel 3, lid 3, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en artikel 8 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

–   gezien artikel 23 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–   gezien het Verdrag van de Verenigde Naties van 18 december 1979 inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW),

–   gezien Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 5 april 2011 betreffende het voorkomen en tegengaan van mensenhandel en het beschermen van de slachtoffers, en het vervangen van Kaderbesluit van de Raad 2002/629/JBZ[1],

–   gezien het VN-verdrag van 1949 ter bestrijding van mensenhandel en van de uitbuiting en van de prostitutie van anderen,

–   gezien de verklaring en het actieprogramma van Peking die op 15 september 1995 tijdens de vierde wereldvrouwenconferentie werden aangenomen, alsmede de daaruit voortkomende documenten die tijdens de bijzondere zittingen van de VN-vergadering Peking +5 (2000), Peking+10 (2005) en Peking+15 (2010) werden aangenomen,

–   gezien het Europees pact voor gendergelijkheid (2011-2020) dat in maart 2011 door de Europese Raad werd aangenomen[2],

–   gezien de mededeling van de Commissie van 5 maart 2010 getiteld "Een grotere inzet voor de gelijkheid van vrouwen en mannen: "Een Vrouwenhandvest" (COM(2010)0078),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 2 maart 2010 getiteld "Vooruitgang op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen - jaarverslag 2010" (SEC(2011)0193),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 21 september 2010 met als titel "Strategie voor de gelijkheid van vrouwen en mannen 2010-2015" (COM(2010)0491),

–   gezien het rapport van Bureau voor de grondrechten over homofobie, transfobie en discriminatie op grond van seksuele oriëntatie en genderidentiteit (2010),

–   gezien het slachtofferpakket van de EU dat bestaat uit de mededelingen van de Commissie van 18 mei 2011 getiteld "Betere rechtspositie voor slachtoffers in de EU" (COM(2011)0274), "Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten en de bescherming van slachtoffers van misdrijven en voor slachtofferhulp" (COM(2011)0275) en "Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken" (COM(2011)0276),

–   gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Europa 2020 – Een Europese strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei" (COM(2010)2020),

–   gezien het verslag van de Commissie van 3 oktober 2008 met als titel "Realisatie van de doelstellingen van Barcelona wat de opvangfaciliteiten voor kinderen onder de leerplichtige leeftijd betreft" (COM(2008)0638),

–   gezien Richtlijn 2004/113/EG betreffende de invoering van het principe van gelijke behandeling tussen mannen en vrouwen voor toegang tot en voorziening van goederen en diensten en betreffende gerelateerd vonnis van 1 maart 2011 door het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Test-Achats (C-236/09)[3],

–   gezien zijn resolutie van 13 oktober 2005 over vrouwen en armoede in de Europese Unie[4],

–   gezien zijn resolutie van 3 februari 2009 over non-discriminatie op grond van geslacht en solidariteit tussen de generaties[5],

–   gezien zijn resoluties van 10 februari 2010 over de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie - 2009[6] en van 8 februari 2011 over de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie - 2010[7],

–   gezien zijn resolutie van 6 juli 2011 over vrouwen en leidinggevende functies in het bedrijfsleven[8],

–   gezien zijn resolutie van 18 maart 2011 over de prioriteiten en het ontwerp van een nieuw beleidskader van de EU voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen[9],

–   gezien zijn resolutie van 8 maart 2011 over armoede bij vrouwen in de Europese Unie[10],

–   gezien zijn resolutie van 17 juni 2010 over de genderaspecten van de economische neergang en de financiële crisis,

–   gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A7‑0041/2012),

A. overwegende dat gendergelijkheid een in het Verdrag betreffende de Europese Unie verankerd grondbeginsel van de Europese Unie en een van haar doelstellingen en taken is, en dat de Unie zich tot specifieke taak heeft gesteld te zorgen voor de mainstreaming van gelijkheid tussen vrouwen en mannen in al haar werkzaamheden, en dat er ondanks het geleidelijke proces op dit gebied, nog veel ongelijkheden tussen mannen en vrouwen overgebleven zijn ;

B.  overwegende dat in tijden van economische crisis de versterking van de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt en economische onafhankelijkheid niet alleen een morele verplichting vormen, maar tevens een economische noodzaak; overwegende dat de EU 2020-strategie als hoofddoelstelling heeft de werkgelegenheid met 75% te verhogen voor vrouwen en mannen tussen 20 en 64 jaar;

C.  overwegende dat de toekomstige concurrentiepositie en welvarendheid van Europa voornamelijk afhangen van zijn mogelijkheid arbeidspotentieel ten volle te benutten, waartoe ook een grotere deelname door vrouwen aan het arbeidsproces behoort; overwegende dat een van de Europa 2020-prioriteiten is om meer vrouwen aan het werk te krijgen om een werkgelegenheid voor vrouwen van 75% te realiseren tegen 2020; overwegende dat naar verhouding meer vrouwen dan mannen een parttimebaan of een tijdelijk contract hebben en daardoor gemakkelijker kunnen worden ontslagen in tijden van crisis, en dat er een risico is dat de huidige recessie vooruitgangen zal vertragen, of zelfs vooruitgang richting gendergelijkheid zal omkeren; overwegende dat parttime werkgelegenheid in sommige gevallen en voor een zekere periode een positief effect kan hebben op vrouwen en mannen om hun werk, familie en privé-leven te combineren;

D. overwegende dat de doelstelling van gendergelijkheid een betere politieke vertegenwoordiging van vrouwen inhoudt; overwegende dat de vertegenwoordiging van vrouwen in de politieke besluitvorming de afgelopen jaren niet rechtlijnig verbeterd is – het onevenwicht tussen mannen en vrouwen in nationale parlementen in heel de EU is ongewijzigd gebleven, en het percentage van vrouwelijke parlementsleden in sommige lidstaten bedraagt niet meer dan 15% - met 24% vrouwen tegenover 76% mannen, waarbij 23% van alle ministers vrouwen zijn; overwegende dat het aantal vrouwelijke ondervoorzitters van het Europees Parlement in de tweede helft van de zittingsperiode 2009-2014 is afgenomen;

E.  overwegende dat de economische crisis aanvankelijk voornamelijk mannelijke werknemers trof, maar dat bezuinigingen op overheidsuitgaven naar verwachting een onevenredig effect hebben op vrouwelijke werknemers en salarisverschillen, aangezien er veel meer vrouwen dan mannen bij de overheid werkzaam zijn; bijzonder kritieke sectoren gedomineerd door vrouwen zijn de gezondheidssector, onderwijs en sociale zorg; het is belangrijk aandacht te schenken aan niet enkel arbeidsparticipatie, maar ook aan gelijke arbeidsvoorwaarden en -kwaliteit, waaronder carrièremogelijkheden en lonen;

F.  overwegende dat geweld tegen vrouwen, waaronder ook psychologisch geweld, een belangrijk obstakel is voor gelijkheid tussen mannen en vrouwen, een inbreuk op de grondrechten van vrouwen en een van de meest wijdverbreide schendingen van de mensenrechten in de EU, de maatregelen waarmee de politiek dit wil tegengaan ten spijt; overwegende dat de economische recessie omstandigheden creëert die geassocieerd worden met toenemend geweld in intieme relaties, en dat bezuinigingsmaatregelen die zorgdiensten treffen de vrouwen die aan geweld blootstaan nog kwetsbaarder maken dan anders;

G. overwegende dat economisten en demografen (Wereldbank, OESO, IMF) economische en wiskundige modellen gebruiken om de economische waarde van huishoudelijke productie - voornamelijk uitgevoerd door vrouwen - te onderstrepen en overwegende dat de bijdrage van vrouwen aan het BBP nog hoger zou zijn als onbetaald werk meegerekend zou worden, wat het bestaan van discriminatie van de arbeid van vrouwen bevestigt;

H. overwegende dat bezuinigingen op sociale voorzieningen, zoals kinderopvang, de arbeidsparticipatie van vrouwen verder belemmeren;

I.   overwegende dat toegang tot diensten voor de opvang van kinderen, bejaarden en hulpbehoevenden van essentieel belang is om voor een gelijke deelname van vrouwen en mannen aan de arbeidsmarkt, onderwijs en opleiding te zorgen, overwegende dat mensen die thuis zorg verlenen nog steeds worden gediscrimineerd omdat hun gewerkte jaren niet worden meegeteld bij de berekening van pensioenen en andere rechten,

J.   overwegende dat 2012 het Europees jaar voor actieve veroudering en solidariteit tussen de generaties is en dat het belangrijk is te benadrukken dat vrouwen meer dan mannen op latere leven een eenpersoonshuishouden vormen wegens hun langere levensverwachting;

K. overwegende dat het Europees Parlement in oktober 2011 zijn positie voor het voorstel voor een nieuwe richtlijn betreffende zwangerschapsverlof innam, waardoor het zwangerschapsverlof verlengd werd tot 20 weken met behoud van salaris en het betaald vaderschapsverlof werd vastgelegd op minstens 2 weken;

L.  overwegende dat de toegang tot kapitaal ernstig beperkt wordt door de bankencrisis, een probleem dat vrouwelijke ondernemers waarschijnlijk in onevenredige mate zal treffen, aangezien steeds meer vrouwen zich als zelfstandige vestigen om werk en gezin beter te kunnen combineren;

M. overwegende dat de verzameling en analyse van naar sekse uitgesplitste gegevens essentieel zijn voor het bereiken van gelijkheid tussen vrouwen en mannen binnen de Europese Unie;

N. overwegende dat er tergend langzaam vooruitgang wordt geboekt bij het bereiken van gendergelijkheid, in het bijzonder economische gelijkheid; overwegende dat politieke leiders meer moeten doen dan hieraan slechts een lippendienst bewijzen, en dit onderwerp als prioriteit moeten aanmerken in hun economische strategieën;

O. overwegende dat verschillen in de verloningen van mannen en vrouwen, nog steeds erg groot zijn (in sommige gevallen meer dan 25%), en dat de inkomensongelijkheid ondanks de inspanningen en de geboekte vooruitgang niet kleiner wordt maar veeleer stagneert;

P.  overwegende dat een aantal vrouwen niet deelneemt aan de officiële arbeidsmarkt en, daarom, niet is geregistreerd als werkloos of is opgenomen in de werkloosheidsstatistieken, wat specifieke en juridische problemen veroorzaakt met betrekking tot het recht op moederschaps- en ziekteverlof, de opbouw van pensioenrechten en de toegang tot de sociale zekerheid, alsmede problemen in geval van echtscheiding; overwegende dat de plattelandsgebieden ernstig onder het gebrek aan vacatures van goede kwaliteit te lijden hebben;

Q. overwegende dat gemiddeld 3 van de 10 huishoudens in de Europese Unie eenpersoonshuishoudens zijn waarvan het merendeel bestaat uit alleenwonende vrouwen, met name oudere vrouwen, en dat dit percentage verder toeneemt; overwegende dat deze huishoudens kwetsbaarder zijn en meer kans hebben om tot armoede te vervallen, vooral in tijden van economische tegenspoed; overwegende dat huishoudens met één inkomen in de meeste lidstaten worden benadeeld, zowel in absoluut als relatief opzicht, op het gebied van belastingen, sociale zekerheid, huisvesting, gezondheidszorg, verzekeringen en pensioenen; overwegende dat overheidsbeleid mensen niet mag straffen voor het feit dat ze - al dan niet vrijwillig - alleen wonen;

R.  overwegende dat de seksuele en reproductieve gezondheid en daarop betrekking hebbende rechten van vrouwen mensenrechten zijn en gegarandeerd moeten worden voor alle vrouwen, ongeacht hun sociale status, leeftijd, handicaps, seksuele oriëntatie of etnische afkomst;

S.  overwegende dat vrouwen zoals gehandicapte vrouwen, vrouwen die de zorg dragen voor kinderen, oudere en gehandicapte vrouwen, vrouwen uit etnische minderheden, met name de Roma, en vrouwelijke immigranten, gebukt gaan onder meervoudige discriminatie op verschillende gebieden, en daardoor kwetsbaarder zijn voor sociale uitsluiting, armoede en extreme mensenrechtenschendingen;

T.  overwegende dat families in de Europese Unie divers zijn en gehuwde, ongehuwde en samenwonende ouders, ouders van verschillend en hetzelfde geslacht, alleenstaande ouders en pleegouders omvatten die dezelfde bescherming verdienen ingevolge nationaal en EU-recht;

U. overwegende dat uit het vonnis van het Hof van Justitie van de EU in de zaak "Test-Aankoop" de nood blijkt voor precieze, duidelijke en ondubbelzinnige bepalingen inzake de wetgeving betreffende gendergelijkheid;

V. overwegende dat de genderkloof kleiner is voor er een gezin gevormd wordt en toeneemt wanneer individuen een koppel vormen; overwegende dat de arbeidsparticipatie van vrouwen afneemt bij de geboorte van hun eerste kind en dat vrouwen in de eerste fasen van hun leven een achterstand op de arbeidsmarkt oplopen door oorzaken in verband met de zorg voor kinderen, en in latere fases door de zorg voor ouderen, hetgeen ook bij vrouwen met een baan in veel gevallen kan leiden tot armoede;

W. overwegende dat positieve acties gericht op vrouwen van essentieel belang zijn gebleken voor volledige integratie van vrouwen in de arbeidsmarkt en in de maatschappij in het algemeen;

X. overwegende dat vrouwen in plattelandsgebieden met nog meer discriminatie en gendergerelateerde stereotypes te kampen hebben dan vrouwen in stedelijke gebieden en dat de arbeidsdeelname van die vrouwen veel lager is dan die van vrouwen in de steden;

Y. overwegende dat voornamelijk vrouwen en meisjes slachtoffers van mensenhandel zijn;

Gelijke economische zelfstandigheid

1.  verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat hun huwelijks-, scheidings- en huwelijksvermogensrecht niet direct of indirect een financiële "valkuil" vormt voor de echtgenoten, in het bijzonder vrouwen, en ervoor te zorgen dat trouwlustige stellen volledig en tijdig geïnformeerd zijn over de juridische en financiële gevolgen van een huwelijk of een scheiding;

2.  verzoekt lidstaten te investeren in betaalbare en hoogwaardige opvangfaciliteiten voor kinderen, zieken, invaliden, ouderen en andere afhankelijke personen, en erop toe te zien dat zij flexibele uren krijgen en toegankelijk zijn zodat zoveel mogelijk mensen hun beroeps- en privé-leven kunnen combineren; verzoekt de Commissie en lidstaten ervoor te zorgen dat mannen en vrouwen die zorgen voor kinderen of ouderen erkenning krijgen door hun individuele sociale zekerheids- en pensioenrechten toe te kennen; roept de sociale partners ertoe op specifieke initiatieven uit te werken om de vaardigheden die tijdens een zorgverlof worden verworven tot gelding te laten komen;

3.  verzoekt de lidstaten naar een geïndividualiseerd stelsel van sociale zekerheid te gaan, om de individuele autonomie van vrouwen en hun positie in de maatschappij te verhogen;

4.  benadrukt het belang van de ontwikkeling van het juridische concept van gezamenlijk eigendomsrecht om ervoor te zorgen dat de rechten van vrouwen in de landbouwsector volledig worden erkend, dat vrouwen de passende sociale bescherming krijgen en dat hun werk ten volle wordt erkend, en de noodzaak om de verordening inzake het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) te wijzigen, zodat het net zoals bij het Europees Sociaal Fonds (ESF) mogelijk wordt om in het kader van de komende programmeringsperiode 2014-2020 positieve maatregelen te nemen ten behoeve van vrouwen, ermee rekening houdend dat dit in de voorgaande periodes ook mogelijk was maar in de huidige niet, en dat het de werkgelegenheid voor vrouwen op het platteland zonder meer ten goede zal komen;

5.  verzoekt de Commissie en de lidstaten om voorstellen uit te werken voor de onderlinge erkenning van geregistreerde partnerschappen en gezinnen met ouders van hetzelfde geslacht onder de Europese landen waar de daartoe strekkende wetgeving reeds bestaat, om gelijke behandeling op het gebied van arbeid, vrij verkeer, belasting en sociale zekerheid te garanderen, waarmee het inkomen van gezinnen en kinderen wordt beschermd;

6.  is ingenomen met de goedkeuring van Richtlijn 2010/41/EG betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen en verzoekt de lidstaten om deze volledig en tijdig ten uitvoer te leggen;

7.  betreurt dat sommige lidstaten een restrictieve definitie hanteren van 'gezin' om juridische bescherming te ontzeggen aan stellen van hetzelfde geslacht en hun kinderen; herinnert eraan dat de EU-wetgeving van toepassing is zonder discriminatie op basis van geslacht of seksuele geaardheid, overeenkomstig het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;

8.  benadrukt dat begrotingsconsolidatie zonder rekening te houden met gendergelijkheid dreigt te leiden tot een grotere gendersegregatie op de arbeidsmarkt, meer onzekere arbeidsverhoudingen voor vrouwen, een grotere loonkloof, feminisering van armoede en meer moeilijkheden om zorgtaken te combineren met werken;

9.  verzoekt de Raad om voort te bouwen op het standpunt van het Europees Parlement tot wijziging van de richtlijn over zwangerschapsverlof, in het bijzonder betreffende de loonbetaling aan vrouwen die pas zijn bevallen, om het behoud van economische onafhankelijkheid van vrouwen tijdens deze periode te garanderen.

10. verzoekt de lidstaten om de uitvoering van het kaderakkoord van de sociale partners over het ouderschapsverlof actief te bevorderen en van nabij op te volgen, in het bijzonder betreffende de niet-overdraagbare periode en om ervoor te zorgen dat alle obstakels worden verwijderd zodat meer mannen dit verlof nemen;

11. benadrukt het feit dat inkomen en hoogwaardig betaald werk van vrouwen het sleutelelement blijft van hun economische autonomie en van meer gelijkheid van mannen en vrouwen in de maatschappij als geheel;

12. verzoekt de lidstaten en de sociale partners om in het bijzonder vrouwelijke werkneemsters te betrekken bij opleiding en beroepsopleiding voor groene banen die door de Commissie worden gezien als cruciaal groeisegment van de Europese arbeidsmarkt;

13. verzoekt de Commissie en de lidstaten de belemmeringen voor (her)intreding op de arbeidsmarkt en zelfstandige arbeid van Roma-vrouwen te analyseren en weg te nemen en voorts de nodige nadruk te leggen op de rol van de vrouw bij de versterking van de economische positie van gemarginaliseerde Roma en bij het opzetten van een bedrijf;

14. roept op tot het nemen van acties op nationaal en Europees niveau om het ondernemerschap bij vrouwen te bevorderen, door opleiding-, loopbaanbegeleiding- en rechtsbijstanddiensten in te stellen en toegang tot overheids- en privéfondsen te vergemakkelijken;

15. verzoekt de Commissie en de lidstaten om het gendereffect van de economische en financiële crisis te beoordelen via gendereffectbeoordelingen en daaropvolgende genderbudgetteringsmaatregelen;

16. verzoekt de lidstaten om de huidige uitgaven van Structuurfondsen voor de periode 2007-2013 te investeren in de ontwikkeling van zorgdiensten die het zowel mannen als vrouwen mogelijk maken om het beroepsleven te combineren met het privé-leven;

Gelijke beloning voor gelijk of gelijkwaardig werk

17. merkt op dat ondanks talloze campagnes, doelstellingen en maatregelen van de afgelopen jaren, de loonkloof tussen mannen en vrouwen hardnekkig diep blijft, en dat vrouwen in de EU gemiddeld 17,5% minder verdienen dan mannen en dat de loonkloof tussen mannen en vrouwen de laatste paar jaar slechts marginaal wordt gedicht; verzoekt de lidstaten om hun inspanningen te verdubbelen om Europese maatregelen in te voeren om deze kloof te dichten;

18. roept op tot een strategie van de Europese instellingen, de lidstaten en de sociale partners om de oorzaken van de hardnekkige loonkloof tussen mannen en vrouwen aan te pakken, waaronder een streefdoel om de loonkloof in elke lidstaat met 10% te verkleinen, teneinde een gelijk loon voor vrouwen en mannen voor hetzelfde werk en dezelfde kwalificaties te bewerkstelligen, en is verheugd over het initiatief van de Commissie om een Europese dag van de gelijke beloning in te stellen (EEPD); betreurt dat er geen wetgevingsvoorstel werd ingediend door de Commissie sinds de aanname van de resolutie van het Europees Parlement van 18 november 2008 met de daarin vervatte aanbevelingen;

19. roept de lidstaten en de Commissie op de juiste maatregelen te nemen om de pensioenkloof tussen mannen en vrouwen als rechtstreeks gevolg van de loonkloof tussen mannen en vrouwen te verkleinen, en de gevolgen van de nieuwe pensioenstelsels op verschillende categorieën van vrouwen te evalueren, met bijzondere aandacht voor atypische en deeltijds arbeidsverhoudingen;

20. roept de lidstaten ertoe op gerichte maatregelen te treffen om banen in de sociale sector een betere en billijkere financiële status te verlenen. is van oordeel dat banen in het onderwijs en de zorg financieel op gelijke voet met andere banen moeten worden gebracht, en dat mannen en vrouwen die voor een sociaal beroep kiezen, daarvan geen financieel nadeel mogen ondervinden;

21. is er bezorgd over dat de economische crisis en de bezuinigingen het probleem zullen verergeren omdat vrouwen hierdoor onevenredig zwaar zullen worden getroffen, en verzoekt daarom de regeringen van de lidstaten en de sociale partners om een actieplan en concrete, ambitieuze doelstellingen op te stellen;

22. verzoekt de lidstaten om beter gebruik te maken van de vaardigheiden van hoogopgeleide vrouwelijke immigranten en hun toegang te bieden tot vorming en opleiding, waaronder taalcursussen, om verlies van hun vaardigheden te voorkomen en hen te verzekeren van gelijke carrièremogelijkheden, en om de integratie van immigranten te bevorderen; verzoekt de lidstaten om aandacht te schenken aan maatregelen ten behoeve van immigrantenvrouwen, en spoort aan tot raadpleging van ngo's en immigrantenvrouwenorganisaties over beleidsmaatregelen gericht op hun sociale integratie;

23. is bezorgd over de wetgeving in sommige lidstaten, waarin het overhandigen van een vooraf ondertekende ontslagbrief aan de werkgever wanneer vrouwen worden aangeworven, waardoor de wetten inzake moederschap omzeild kunnen worden, niet uitdrukkelijk verboden wordt;

Gelijkheid in besluitvorming

24. is van mening dat de actieve participatie en volledige integratie van vrouwen op de Europese arbeidsmarkt niet alleen positieve gevolgen heeft voor het bedrijfsleven, maar dat ook de economie en de samenleving als geheel daarbij gebaat zijn en dat het een kwestie van grondrechten en democratie is, aangezien vrouwen 60% van de nieuwe universitair geschoolden uitmaken, maar nog steeds ondervertegenwoordigd zijn in functies waar economische besluitvorming plaatsvindt;

25. betreurt dat projecten op het gebied van economisch herstel vooral betrekking hebben op de banen waar mannen in de meerderheid zijn; verzoekt de lidstaten en de Europese Commissie om de gelijkheid tussen mannen en vrouwen coherent aan te pakken bij de invulling van de EU 2020-strategie en de nationale hervormingsprogramma's, en hoge prioriteit te geven aan het wegwerken van belemmeringen voor de deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt, met bijzondere aandacht voor vrouwen met een handicap, migrantenvrouwen en vrouwen die behoren tot etnische minderheden, vrouwen in de leeftijdsgroep tussen 54 en 65 jaar, en Roma-vrouwen; vestigt er de aandacht op dat om een goed evenwicht te kunnen vinden tussen werk en gezin en om financieel onafhankelijk te worden, vrouwen en mannen toegang moeten krijgen tot flexibele vormen van arbeid, zoals telewerk; wijst erop dat vrouwen ondervertegenwoordigd zijn in waarschijnlijke groeisectoren zoals die voor duurzame energie, wetenschap en spitstechnologie, verzoekt daarom de Raad, de Commissie en de lidstaten een werkgelegenheidsbeleid uit te werken ten aanzien van de evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in die nieuwe sectoren;

26. verzoekt om steun voor initiatieven en campagnes die de stereotypes inzake de doeltreffendheid van vrouwelijke werknemers en hun gebrek aan managementvaardigheden te helpen doorbreken; verzoekt ook om vrouwen te ondersteunen in de ontwikkeling van hun loopbaan en hun inspanningen om op te klimmen tot een kaderfunctie;

27. merkt op dat in de EU gemiddeld slechts 12% van het hogere management bij de grootste beursgenoteerde bedrijven vrouw is, en dat slechts 3% een vrouwelijke bestuursvoorzitter heeft;

28. verzoekt de Commissie zo snel mogelijk uitvoerige recente gegevens te verstrekken over de vertegenwoordiging van vrouwen in alle soorten bedrijven in de EU, en over de verplichte en niet-verplichte maatregelen die door het bedrijfsleven zijn genomen evenals de maatregelen die onlangs zijn goedgekeurd door de lidstaten om na deze exercitie de vertegenwoordiging van vrouwen te vergroten, en om, als de stappen die door bedrijven en de lidstaten zijn genomen inadequaat worden bevonden, uiterlijk in 2012 wetgeving voor te stellen met quota om de vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende functies in het bedrijfsleven tot 2015 naar 30% en tot 2020 naar 40% op te schroeven, daarbij rekening houdend met de verantwoordelijkheden van de lidstaten en hun economische, structurele (d.w.z. wat betreft bedrijfsomvang), juridische en regionale situatie;

29. benadrukt de noodzaak voor de lidstaten om maatregelen aan te nemen, in het bijzonder via wetgevende weg, om bindende doelstellingen in te stellen die zorgen voor een evenwichtige aanwezigheid van vrouwen en mannen op verantwoordelijke posities in het bedrijfsleven, de overheid en politieke organen; refereert aan de succesvolle voorbeelden Noorwegen, Spanje, Duitsland, Italië en Frankrijk;

30. herinnert eraan dat de Europese verkiezingen 2014, gevolgd door de benoeming van de volgende Commissie en de voordrachten van hooggeplaatste administratieve functies binnen de Europese instellingen, een kans betekenen om een stap te zetten naar paritaire democratie op Europees niveau.

31. roept de lidstaten op om gelijkheid te steunen door een vrouw en een man voor te stellen als kandidaat voor de functie van commissaris; verzoekt de voorgedragen voorzitter van de Commissie om pariteit na te streven bij de samenstelling van de Commissie; roept de Commissie op om publiekelijk steun te geven aan deze procedure;

32. wijst erop dat het gebruik van verkiezingsquota een positieve invloed heeft op de vertegenwoordiging van vrouwen en is verheugd over de pariteitstelsels en de genderquota die in de wetgeving zijn opgenomen in Frankrijk, Spanje, België, Slovenië, Portugal en Polen; roept de lidstaten met een geringe vertegenwoordiging van vrouwen in de politiek op om soortgelijke maatregelen te overwegen;

33. is ingenomen met de aanzienlijke stijging van het aantal vrouwelijke voorzitters van de parlementaire commissies en het aantal vrouwelijke leden van het Europees Parlement tijdens de zittingsperiode 2009-2014, maar betreurt de daling van het aantal vrouwelijke ondervoorzitters van het Europees Parlement in de tweede helft van de zittingsperiode; stelt daarom maatregelen voor met het oog op een absoluut genderevenwicht betreffende de functies van ondervoorzitter;

34. verzoekt de lidstaten om het ondernemerschap onder vrouwen te bevorderen en financiële steun, beroepsbegeleiding en opleiding te bieden om vrouwen aan te moedigen hun eigen bedrijf op te richten;

Waardigheid, integriteit en uitbanning van gendergerelateerd geweld

35. dringt er bij de Commissie op aan om homofoob en transfoob geweld en pesterijen op te nemen in haar actieprogramma's tegen gendergerelateerd geweld;

36. is ingenomen met de inspanningen, zowel op het niveau van de Gemeenschap als op nationaal niveau, om geweld tegen vrouwen te bestrijden, zoals het Europees beschermingsbevel, de richtlijn inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel, en het wetgevingspakket om de rechten van slachtoffers in de EU te versterken, maar benadrukt dat het nog steeds gaat om een groot onopgelost probleem; vraagt de Commissie en de lidstaten beleid te formuleren en te voeren om alle vormen van geweld tegen vrouwen te bestrijden waaronder seksueel, fysiek en psychologisch misbruik, huiselijk geweld en intimidatie, en om de bestrijding van gendergerelateerd geweld op te nemen in het buitenlands en ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie; benadrukt de noodzaak om de ware reikwijdte van het probleem van gendergeweld in de EU te bepalen; merkt op dat er op dit vlak belangrijk werk te doen valt voor het Europees waarnemingscentrum voor gendergeweld, en dringt er dus op aan dat het waarnemingscentrum zo snel mogelijk operationeel wordt;

37. herhaalt dat het nodig is dat de Commissie een EU-strategie voorlegt om geweld tegen vrouwen te stoppen, die ook een strafrechtelijk instrument omvat ter bestrijding van gendergerelateerd geweld, zoals het Parlement in verschillende resoluties heeft gevraagd; verzoekt de Commissie om 2015 uit te roepen tot het Europees Jaar van de strijd tegen geweld tegen vrouwen;

38. moedigt lidstaten aan om informatieprogramma's in te stellen betreffende pesterijen op het werk, zodat vrouwen die daar het slachtoffer van worden, doeltreffende tegenmaatregelen kunnen treffen;

39. rekent elk seksueel, fysiek, psychologisch en financieel misbruik tot huiselijk geweld; wijst erop dat gendergeweld in de EU elk jaar veel dodelijke slachtoffers eist; dus dat dit moet worden aangepakt als een kwestie van openbare veiligheid en inbreuk op de grondrechten in plaats van een aangelegenheid in de privésfeer, door onder meer te zorgen voor toegang tot vormen van preventie, juridische bescherming en bijstand, eveneens met betrekking tot stalking;

40. is tevreden met de recente goedkeuring van de richtlijn betreffende het Europees beschermingsbevel dat tot doel heeft om slachtoffers van bijvoorbeeld gendergerelateerd geweld te beschermen, en nodigt de lidstaten uit om dit spoedig om te zetten in nationale wetgeving zodat het Europees beschermingsbevel behoorlijk kan functioneren;

41. wijst in deze context op het slachtofferpakket van de EU; verzoekt de lidstaten specifieke acties en middelen in dit pakket op te nemen tegen alle vormen van geweld tegen vrouwen, waaronder huiselijk geweld, seksueel geweld, pesterijen, zogenaamde eermoorden, genitale verminking bij vrouwen, gedwongen huwelijk en andere vormen van geweld en schending van individuele rechten;

42. verzoekt lidstaten om revalidatie- en psychologische programma's in te voeren voor daders van fysiek misbruik, die het voorkomen van dergelijk misbruik kunnen verminderen; vestigt bovendien de aandacht op een stijgend agressief gedrag bij meisjes;

43. verzoekt de Commissie om haar engagement om gendergelijkheid af te stemmen in het gemeenschappelijk Europees asielstelsel ten uitvoer te leggen;

44. benadrukt de nood voor lidstaten en regionale en plaatselijke overheden om maatregelen te treffen, via instrumenten zoals het ESF of het PROGRESS-programma, om vrouwen die het slachtoffer zijn geweest van gendergeweld te helpen opnieuw toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt;

45. wijst erop dat economische kwetsbaarheid een van de belangrijkste, maar niet de enige oorzaak is van huiselijk geweld; merkt op dat de verbetering van sociale en economische autonomie belangrijke voorwaarden zijn voor de bestrijding van geweld;

46. verzoekt de Commissie en de lidstaten om de genderdimensie in de gezondheidszorg als een essentieel onderdeel van het gezondheidsbeleid van de EU te erkennen en meer inspanningen te leveren om een tweeledige strategie aan te nemen met afstemming van gender en leeftijd en specifieke gendergerelateerde acties in het nationaal gezondheidszorgbeleid en in dat van de EU;

47. herhaalt zijn standpunt over seksuele en reproductieve gezondheidsrechten, als vastgelegd in de resoluties van 1 februari 2010 en 8 februari 2011, over de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie - 2009 en 2010; drukt in dit verband zijn bezorgdheid uit over de recente besparingen op gezinsplanning en seksuele voorlichting, en ook de beperkingen op de toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidsdiensten in een aantal lidstaten, met name bescherming bij zwangerschap en moederschap en veilige en legale abortus; wijst er met nadruk op dat vrouwen zeggenschap moeten hebben over hun seksuele en reproductieve rechten, mede door gemakkelijke toegang tot contraceptie en abortus;

48. drukt zijn bezorgdheid uit over het toenemende aantal gevallen van hiv/aids en andere seksueel overdraagbare aandoeningen, vooral onder vrouwen; wijst erop dat 45% van de jonge vrouwen en meisjes die met het aidsvirus worden besmet, tussen 15 en 24 jaar oud zijn; dringt er bij de Commissie daarom op aan om in haar strategie voor de strijd tegen hiv/aids meer aandacht te schenken aan preventie en het algemene bewustzijn van de gevaren van seksueel overdraagbare ziekten te verhogen door de opname van seksuele voorlichting, gratis verkrijgbare condooms en hiv-tests en om het aantal nieuwe besmettingen met het aidsvirus te beperken;

49. pleit voor een debat op Europees en lidstaatniveau over de vraag hoe stereotypering van de mannen- respectievelijk vrouwenrol kan worden tegengegaan; acht het in dit verband belangrijk de voorstelling van de vrouw te bevorderen op een manier die de haar waardigheid eerbiedigt, en hardnekkige genderstereotypes te bestrijden, in het bijzonder de invloed van vernederende beelden, een en ander onder volledige eerbiediging van de meningsuitings- en de persvrijheid;

50. verzoekt de EU en de lidstaten specifieke aandacht voor vrouwen met specifieke behoeften te integreren in elk beleid als onderdeel van de vereiste gendermainstreaming.

51. verzoekt de lidstaten en de Commissie om bijzondere aandacht te schenken aan kwetsbare groepen van vrouwen: vrouwen met een handicap, vrouwen met gevorderde leeftijd, vrouwen met weinig of geen scholing, vrouwen met afhankelijke personen ten laste, vrouwelijke immigranten en vrouwen die behoren tot minderheden vormen allen specifieke groepen voor wie maatregelen moeten worden genomen die aangepast zijn aan hun omstandigheden;

52. verzoekt de nationale, regionale en plaatselijke overheden verantwoordelijk voor gelijkheid om geïntegreerde benaderingen in te voeren om hun antwoord op en het beheer van gevallen van meervoudige discriminatie te verbeteren; benadrukt bovendien dat deze overheden opleiding moeten bieden aan rechters, advocaten en algemeen personeel zodat zij gevallen van meervoudige discriminatie kunnen herkennen, voorkomen en beheren;

Gendergelijkheid buiten de EU

53. vindt dat mensenrechten voor vrouwen en de mogelijkheid om ze effectief te gebruiken de hoogste prioriteit moeten krijgen in het externe beleid van de EU; verzoekt ook om de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2011/36/EU inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan;

54. verwelkomt weliswaar de stappen op weg naar meer democratie en vrijheid in landen van het zuidelijke Middellandse Zeegebied, maar is bezorgd dat vrouwenrechten in afgezwakte vorm uit de Arabische lente komen; roept de Commissie op om in die landen specifieke steunmaatregelen voor gendergelijkheid te ontwikkelen;

55. betreurt het feit dat verkrachting in bepaalde regio's van de wereld nog steeds wordt gebruikt als wapen; verzoekt de Europese Unie, met de Europese dienst voor extern optreden, om dit fenomeen voorrang te geven op haar politieke agenda;

56. merkt op dat dit jaar de wereldbevolking 7 miljard mensen telt; drukt zijn overtuiging uit dat gezinsplanning boven aan de politieke agenda moet staan;

57. drukt zijn bezorgdheid uit over de trage vorderingen bij het bereiken van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, met name MDG5: de verbetering van de gezondheid van moeders, en over het feit dat de vooruitgang bij het met 75% terugdringen van de kraamvrouwensterfte ver achterblijft, en dat het doel om in 2015 universele toegang tot reproductieve gezondheid te bewerkstelligen nog lang niet bereikt is; merkt op dat er elke dag nog steeds ongeveer duizend vrouwen sterven aan de volstrekt vermijdbare complicaties van een zwangerschap of bevalling;

58. dringt er bij politieke en religieuze leiders op aan zich publiekelijk achter MDG5 te scharen en moderne seksuele en reproductieve gezondheidsdiensten te steunen;

59. verzoekt de lidstaten hun politieke en financiële steun voor de millenniumdoelstellingen op het gebied van ontwikkeling te handhaven, en de inspanningen om MDG5 te halen zelfs te intensiveren, ondanks de huidige economische tegenspoed;

60. is ingenomen met de recente beslissing van de Verenigde Naties voor de oprichting van de Internationale Dag van het meisje op 11 oktober, wat een krachtige manier vormt om de specifieke behoeften en rechten van meisjes te benadrukken, en om meer actie en investeringen te bepleiten om meisjes in staat te stellen al hun mogelijkheden te ontplooien, in overeenstemming met de normen en verplichtingen van de internationale mensenrechten, met inbegrip van de millenniumdoelstellingen.

61. herinnert de Commissie en de lidstaten aan hun engagement om de UNSCR 1325 over vrouwen, vrede en veiligheid uit te voeren, en dringt erop aan dat het bieden van humanitaire hulp door de EU effectief onafhankelijk wordt gemaakt van de beperkingen voor humanitaire hulp opgelegd door de VS, in het bijzonder door vrouwen en meisjes die het slachtoffer zijn van verkrachting in gewapende conflicten toegang te bieden tot abortus;

Governance

62. verzoekt de volgende Raad opnieuw het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te beoordelen zodat deze tijdens het Deense voorzitterschap kan worden vastgesteld;

63. verzoekt de Commissie zich uit te spreken over de resolutie van het Europees Parlement inzake het actieplan van Stockholm;

64. verzoekt de Commissie om bij toekomstige wetgeving rekening te houden met de implicaties van de zaak Test Aankoop om rechtszekerheid te verbeteren, met name en dringend in verband met de Richtlijn 2004/113/EG van of 13 december 2004 betreffende de invoering van het beginsel van gelijke behandeling tussen mannen en vrouwen voor toegang tot en voorziening van goederen en diensten;

65. roept de Raad in de lopende onderhandelingen in het kader van het toekomstig meerjarig financieel kader 2014-2020 op om gendergevoelig budgetteren op te nemen in het budgetteringsproces van de Europese Unie en om voorspelbaarheid en geen vermindering van het niveau van financiering door de EU van activiteiten inzake vrouwenrechten en gendergelijkheid te garanderen, met inbegrip van de strijd tegen het geweld tegen vrouwen, zowel in het externe als het interne beleid;

66. betreurt het gebrek aan vooruitgang door lidstaten bij plannen om de wetgeving inzake zwangerschaps- en vaderschapsverlof te moderniseren, en roept op tot een evenwichtig compromis met het komende Deense voorzitterschap van de EU zodat deze wetgeving in de eerste helft van 2012 kan worden vastgesteld om tegemoet te komen aan de behoeften van Europese gezinnen en de Europese economie; verzoekt de Commissie voorstellen in te dienen voor zorgverlof voor oudere of zieke familieleden;

67. verzoekt de Commissie een alomvattende mededeling in te dienen over de situatie van eenpersoonshuishoudens in de EU, vergezeld van beleidsvoorstellen om tot een eerlijke behandeling te komen op terreinen als belasting, sociale zekerheid, huisvesting, gezondheidszorg, verzekeringen en pensioenen, op basis van het beginsel van beleidsneutraliteit ten opzichte van de samenstelling van huishoudens;

68. verzoekt de Commissie en de lidstaten om betrouwbare en naar geslacht uitgesplitste statistische gegevens te verzamelen, te analyseren en te publiceren om een correcte beoordeling en bijwerking mogelijk te maken van de Strategie voor gelijkheid tussen vrouwen en mannen (2010-2015) van de Commissie, alsmede toezicht op het beleidsoverschrijdende karakter van gendergelijkheid;

69. herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om een routekaart voor gelijkheid voor LGBTI-mensen op te stellen, analoog aan de routekaart voor gendergelijkheid;

70. is ernstig bezorgd over berichten in de media over slachtoffers van mensenhandel, die worden behandeld als criminelen in plaats van te worden gesteund, en verzoekt daarom de Commissie een onderzoek in te stellen naar de behandeling van slachtoffers van mensenhandel en prostitutie in de lidstaten;

71. vestigt de aandacht op de situatie van institutionele mechanismen inzake gendergelijkheid in de lidstaten zodat de economische achteruitgang, lopende hervormingen en andere herstructureringen geen bijzonder negatieve weerslag hebben op deze mechanismen, zonder dewelke de horizontale prioriteit van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen en het specifieke beheer daarvan wellicht niet efficiënt kunnen zijn;

72. benadrukt de noodzaak van verbeterde regelingen voor de samenwerking en de betrokkenheid van vrouwenorganisaties en het maatschappelijk middenveld in het algemeen bij gendermainstreamingprocessen;

73. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

TOELICHTING

De Europese Unie speelt een belangrijke rol in de strijd tegen discriminatie op het gebied van gendergelijkheid. Maar ondanks verregaande inspanningen is gendergelijkheid in de EU nog ver weg. De wetgeving is misschien wel veranderd, maar een traditionele rolverdeling tussen de seksen, stereotypen en taboes vormen nog altijd belangrijke obstakels voor fundamentele verandering.

Gelijke economische zelfstandigheid en gelijkheid in besluitvorming

De economische afhankelijkheid van mannen en vrouwen is cruciaal voor gendergelijkheid. De risico's die voortvloeien uit de huidige economische crisis werpen ons jaren terug in de tijd, omdat ze vrouwen uiteindelijk harder zouden kunnen treffen dan mannen. Inspanningen om deelname op de arbeidsmarkt en toegang tot invloedrijke posities, zoals raden van bestuur, te verbeteren, moeten dus hoog op de agenda blijven staan.

Gendergelijkheid buiten de EU

De kloof in positie en status tussen mannen en vrouwen in een aantal landen buiten Europa is vaak dramatisch groot. Vrouwen hebben daar minder of helemaal geen rechten. De EU en haar lidstaten moeten veel meer doen om de situatie van deze vrouwen te verbeteren, in de eerste plaats hun gezondheidstoestand. Er zijn niet alleen voldoende middelen nodig, maar ook een radicale verandering in mentaliteit en traditie.

De Europese Unie en haar lidstaten hebben een breed scala aan beleidsinstrumenten ontwikkeld ter ondersteuning van gezinnen met kinderen, bijvoorbeeld de Europese Alliantie voor het gezin. Het stichten van een gezin is een grondrecht, en beleid moet erop gericht zijn dat mensen dat onder goede omstandigheden kunnen doen. Maar door uitsluitend de nadruk te leggen op gezinnen met kinderen, wordt de veranderende demografische realiteit niet weerspiegeld. Op dit moment zijn drie van de tien huishoudens eenpersoonshuishoudens. Ze worden vaak achtergesteld, zowel in absoluut als relatief opzicht. Deze onevenwichtigheid moet worden rechtgezet.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

27.2.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

16

7

5

Bij de eindstemming aanwezige leden

Regina Bastos, Edit Bauer, Andrea Češková, Edite Estrela, Iratxe García Pérez, Sophia in ‘t Veld, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Nicole Kiil-Nielsen, Silvana Koch-Mehrin, Constance Le Grip, Astrid Lulling, Elisabeth Morin-Chartier, Siiri Oviir, Raül Romeva i Rueda, Joanna Senyszyn, Joanna Katarzyna Skrzydlewska, Angelika Werthmann, Marina Yannakoudakis, Anna Záborská, Inês Cristina Zuber

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Vilija Blinkevičiūtė, Christa Klaß, Kartika Tamara Liotard, Gesine Meissner, Mariya Nedelcheva, Katarína Neveďalová, Antigoni Papadopoulou, Sirpa Pietikäinen