Index 
Volledig verslag van de vergaderingen
PDF 2046k
Woensdag 18 januari 2006 - Straatsburg Uitgave PB
1. Opening van de vergadering
 2. Presentatie van het programma van het Oostenrijks voorzitterschap
 3. Samenstelling Parlement: zie notulen
 4. Stemmingen
  4.1. Financiële vooruitzichten (stemming)
  4.2. Instelling van een enquêtecommissie inzake de ondergang van de Equitable Life Assurance Society (stemming)
  4.3. Instelling van een Tijdelijke Commissie vermeend gebruik van Europese landen door de CIA voor het vervoer en de illegale detentie van gevangenen (stemming)
  4.4. Beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die ervan worden verdacht betrokken te zijn bij de moord op Rafiq Hariri (stemming)
  4.5. Beheer van afval van winningsindustrieën (stemming)
  4.6. Kwaliteit van het zwemwater (stemming)
  4.7. Verordening betreffende de toepassing van het Verdrag van Aarhus op de EG-instellingen en-organen (stemming)
  4.8. Toegang tot de markt voor havendiensten (stemming)
  4.9. Afghanistan (stemming)
  4.10. Homofobie in Europa (stemming)
  4.11. Klimaatverandering (stemming)
  4.12. Milieuaspecten van duurzame ontwikkeling (stemming)
 5. Stemverklaringen
 6. Rectificaties stemgedrag: zie notulen
 7. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
 8. Denkpauze (structuur, onderwerpen en kader voor een evaluatie van het debat over de Europese Unie)
 9. Welkomstwoord
 10. Situatie in Tsjetsjenië na de verkiezingen en het maatschappelijk middenveld in Rusland
 11. Vragenuur (vragen aan de Raad)
 12. Europees nabuurschapsbeleid
 13. Tenuitvoerlegging van het Europees Handvest voor kleine bedrijven
 14. Gedragsregels voor de leden van het Europees Parlement (wijziging van het Reglement)
 15. Agenda van de volgende vergaderperiode: zie notulen
 16. Sluiting van de vergadering


  

VOORZITTER: JOSEP BORRELL FONTELLES
Voorzitter

 
1. Opening van de vergadering
  

(De vergadering wordt om 9.05 uur geopend)

 

2. Presentatie van het programma van het Oostenrijks voorzitterschap
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Aan de orde is de presentatie van het programma van het Oostenrijks voorzitterschap.

 
  
MPphoto
 
 

  Wolfgang Schüssel, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, graag wil ik iedereen een goede morgen wensen.

Het is een waar genoegen om hier in het Europees Parlement het woord tot u te mogen richten. Het is voor het Oostenrijkse voorzitterschap van de Raad ook een eer om u een kort overzicht te mogen geven over ons programma voor de komende zes maanden. Het Europees Parlement is een heel bijzondere instelling, omdat het de kracht van het nieuwe Europa op een unieke wijze belichaamt.

Dit Parlement is het resultaat van historische verkiezingen in 2004. Voor het eerst konden vijfentwintig landen tegelijk vrije verkiezingen houden. Ze hebben hun volksvertegenwoordigers gekozen en zijn dus het Populus Europaeus, het Europese volk. Daardoor kon de deling van Europa definitief beëindigd worden, hoewel de hereniging van Europa nog in volle gang is.

Dit Parlement is een schitterende illustratie van onze grootste kracht. Het vertegenwoordigt de diversiteit van ideeën en ervaringen, de geschiedenis, de verhalen en de aspiraties van dit nieuwe Europa. We weten dat wie naar Europa luistert geen solo-instrument hoort, maar een orkest, zoals dit Parlement een orkest is. Europa is niet monochroom maar kleurrijk, net als dit logo, dit symbool van het Oostenrijkse voorzitterschap. Dat is onze kracht. De diversiteit en de verschillende identiteiten maken Europa juist tot wat het is. Geen land heeft iets verloren door toe te treden tot de Europese Unie. Iedereen heeft geprofiteerd. Wat we gewonnen hebben is vrijheid, vrede, veiligheid en een kans op meer welvaart.

U vraagt zich waarschijnlijk af, en terecht, waarom zoveel burgers dan zo sceptisch zijn als alles zo geweldig is. We moeten heel nauwkeurig argumenteren en de zaken eerlijk analyseren. Na de hoogtepunten in het historische jaar 2004 kwam een bijzonder moeilijke fase. Nadat er drie jaar intensief over de nieuwe Grondwet was onderhandeld hebben de burgers in de referenda in Frankrijk en in Nederland hier ‘nee’ tegen gezegd. Toen kwam het moeizame touwtrekken over de financiële vooruitzichten voor de komende zeven jaar. Er zijn in de hoofdsteden van meerdere EU-landen terroristische aanslagen gepleegd. De bevolking maakt zich steeds meer zorgen over de verdere uitbreiding van de EU en er heerst een echte vertrouwenscrisis tussen de burgers en de instellingen van Europa.

Wij zijn van plan om dat tijdens het Oostenrijkse voorzitterschap aan te pakken. We willen dat het vertrouwen van de burgers in Europa, het vertrouwen tussen de lidstaten en ook het vertrouwen tussen de instellingen tegen het einde van ons voorzitterschap weer toeneemt. Dat kunnen we echter alleen bereiken als we eerst heldere antwoorden geven op de belangrijke vragen waar de mensen mee worstelen.

Mijn vriend Anton Zeilinger, de grote Oostenrijkse kwantumfysicus, heeft me geattendeerd op een aspect van de natuurkunde waarvan ik me niet direct bewust was, en dat ik eigenlijk fascinerend vond. Hij zegt: "De vraag is het belangrijkste. In de kwantumfysica geldt dat nog veel sterker dan in een ideologische context. De vraag creëert de realiteit, en de aard van de vraag bepaalt de kwaliteit van de realiteit." Daarom zullen we allereerst deze vragen moeten stellen. Ze moeten eerlijk zijn, en we moeten ons er ook van bewust zijn dat ze pijnlijk kunnen zijn. We zullen niet altijd tevredenstellende antwoorden krijgen. We moeten echter oppassen dat we niet te snel tevreden zijn. We moeten luisteren, want Europa moet iets te bieden hebben en Europa moet de burgers beschermen. Dat is onze plicht, ook gezien het feit dat we op allerlei manieren heel concreet bedreigd worden.

Toen ons voorzitterschap op 1 januari van dit jaar begon, vond in Wenen het nieuwjaarsconcert plaats. Daar proberen we de wereld een beetje optimisme en vrolijkheid te bieden. Op het moment dat de Letse dirigent Maris Janssons de dirigeerstok ophief, verlaagden de Russen de gasleveringen met dertig procent, en in de nacht van 1 op 2 januari nog eens met vijftig procent. Martin Bartenstein, onze minister van economische zaken, energie en arbeid moest toen met de betrokken partijen, de Oekraïners, de Russen en de Europeanen, maar ook met commissaris Piebalgs, oplossingen vinden. Dit voorbeeld heeft bij uitstek aangetoond dat belangrijke onderwerpen, waarvan we altijd dachten dat ze eigenlijk onder de nationale bevoegdheid vielen, soms alleen maar op het Europese niveau kunnen worden opgelost. Daarvoor is meer Europa nodig.

(Applaus)

Als wij onze afhankelijkheid van een enkele leverancier willen verminderen, als wij willen diversifiëren, voldoende reserves willen aanleggen en de veiligheid van de bevoorradingsnetwerken willen garanderen, kunnen wij dat alleen als we investeringen op lange termijn stimuleren en toestaan dat er ook langlopende contracten worden gesloten voor de leverantie van energie. Dat betekent dat we ons niet mogen blindstaren op de winst van het volgende kwartaal. Oplossingen op lange termijn zijn voor Europa het enige antwoord. We moeten echter ook over alternatieven nadenken. Ik heb er altijd voor gepleit dat ieder land zelf kan bepalen waar het zijn energie vandaan haalt. Wij hebben onze weg gekozen: wij maken geen gebruik van de nucleaire technologie, ook niet voor vreedzame doeleinden, en daar blijf ik bij. Ik zal er echter voor strijden dat ieder land het recht behoudt om zelf te kiezen.

(Applaus)

Ik denk dat we heel goed op moeten passen dat Europa niet in een bepaalde richting afglijdt. We moeten samen Europese veiligheidsnormen vastleggen. We moeten meer dan ooit de nadruk leggen op hernieuwbare energiebronnen en we moeten van al onze mogelijkheden optimaal gebruik maken. Dat is belangrijk, voor onszelf en voor het milieu.

(Applaus)

De kwestie van de energievoorziening zal een heel belangrijk punt op de agenda van de Europese lentetop zijn. Het Britse voorzitterschap van de Raad heeft dit onderwerp uitvoerig behandeld. Tijdens de Top van Hampton Court stond het hoog op de agenda, en er zijn verstandige dingen gezegd over de ontwikkelingen in de toekomst. Daarvoor mijn dank. Ook in dit verband zullen we intensief samenwerken met de Commissie.

Andere kwesties zijn de bestrijding van de vogelgriep en een vastberaden houding tegenover het nucleaire bewapeningsprogramma van Iran. Een sterk en solidair Europa kan er op het internationale toneel toe bijdragen dat we de veiligheid van de mensen overal ter wereld, en vooral in Europa verhogen.

Een tweede bijzonder belangrijk onderwerp dat de mensen bezighoudt, is de kwestie van groei en werkgelegenheid. Dat zal centraal staan tijdens de lentetop, want zonder werkgelegenheid, zonder een kans op een baan, neemt het onbehagen onder de Europese burgers natuurlijk toe. Velen hebben het gevoel dat Europa in dat opzicht te weinig voor ze doet.

Er liggen nu vijfentwintig hervormingsprogramma´s op tafel, en de Commissie zal die nu beoordelen. We willen een evenwichtig pakket samenstellen van concrete, meetbare verplichtingen die de vijfentwintig lidstaten op zich moeten nemen, en aanbevelingen van de Commissie om ervoor te zorgen dat we met concrete maatregelen beginnen en zichtbare resultaten bereiken. Tegenwoordig kan geen politicus banen beloven; dat zou niet serieus zijn. We kunnen er echter wel het juiste klimaat voor creëren. Iedereen weet - en u beter dan wie ook - dat we met 1 procent van het Europese BNI - dat is de begroting - of met 1,045 of 1,1 procent, niet in staat zijn om miljoenen banen te creëren. We kunnen echter wel het goede voorbeeld geven. We kunnen vaststellen of de lidstaten hun beloftes waarmaken, maar vooral kunnen we een aantal nieuwe onderwerpen op de Europese agenda plaatsen, onderwerpen die tot nu toe misschien een beetje te kort zijn gekomen.

Een van deze onderwerpen is volgens mij het scheppen van een beter klimaat voor het MKB en voor familiebedrijven. Vroeger klaagden veel kleine en middelgrote ondernemingen dat er te weinig rekening werd gehouden met hun belangen, dat ze onvoldoende toegang hadden tot kapitaal en tot de programma´s van de Europese Unie. We mogen echter niet vergeten dat alleen het MKB een banenfabriek voor Europa kan zijn. Het MKB is een slapende reus die we wakker moeten maken. Het MKB moet toegang krijgen tot de kapitaalmarkten, tot onderzoek en ontwikkeling, en de Commissie moet daarvoor een MKB-programma voorleggen. Het MKB moet ook toegang krijgen tot de regionale programma´s voor structurele ontwikkeling, waarin ook sterker met hen rekening moet worden gehouden. Ook in het programma better regulation moeten we proberen om de kosten van de bureaucratie met name voor het MKB te verlagen. Het motto luidt: cutting red tape.

Een ander groot potentieel waarvan we onvoldoende gebruik maken, zijn de Europese sociale partners. Op basis van onze ervaringen in Oostenrijk kan ik u vertellen dat democratie en markteconomie alleen maar kunnen functioneren met vrije, sterke en onafhankelijke sociale partners. In dat verband is het Oostenrijkse model ongetwijfeld heel interessant. Niet dat alles van een leien dakje gaat: er wordt bij ons vaak gedebatteerd, en we hebben ook wel eens conflicten. Het zou absurd zijn om te denken dat zoiets in een democratie zonder slag of stoot verloopt. Vaak is dat juist een vitaminestoot voor een debat. Ik ben ook van plan om onder ons voorzitterschap de Europese sociale partners uit te nodigen om samen te zoeken naar oplossingen voor werkgelegenheid, groei en energievoorziening. Ik heb al uitstekende gesprekken gevoerd met het EVV en met UNICE, de Europese werkgeversorganisatie.

In dat verband zal de dienstenrichtlijn een heel belangrijke rol spelen. Ik weet dat het Parlement zich hiermee al maanden intensief bezighoudt. Er zijn meer dan duizend amendementen ingediend, en daaruit blijkt wel hoe moeilijk het is om een zo grote markt te liberaliseren zonder de garanties uit het oog te verliezen die de burgers van ons verwachten. Het is glashelder dat het liberaliseren van de markten gepaard moet gaan met een vastberaden strijd tegen sociale dumping. Bovendien moeten we de dienstverlening door de nationale en gemeentelijke overheid handhaven. We moeten een evenwichtige oplossing vinden. Liberaliseren en beschermen: dat wordt er van ons verwacht. Ik hoop dat de sociale partners achter ons staan, want dan kunnen we een goed evenwicht bereiken.

Dat is allemaal natuurlijk alleen maar mogelijk als er voldoende groei komt. Dat moeten we onder ogen zien. Tijdens de lentetop moeten we vooral nadenken over stimulansen ter bevordering van de groei. Daarmee bedoel ik onderzoek, infrastructuur, maar ook de uitbreiding. Wanneer we op een juiste en verstandige manier uitbreiden, kan dat een groeistrategie zijn voor Europa, en ook voor de industrie in de oude lidstaten. Als de economie met drie procent zou groeien en de werkgelegenheid met tenminste één procent, zou de werkloosheid, die nu bij 19 miljoen ligt, binnen vijf jaar zijn gehalveerd. Dat is een bijzonder ambitieus doel, maar als we daarnaast meer doen voor opleiding en voor een flexibele arbeidsmarkt, kunnen we dat doel bereiken. Dat is onze taak. Door de harde concurrentie met Azië en de VS en de komende demografische ontwikkelingen kunnen we het ons gewoon niet permitteren om een zo hoog mogelijke scholing van onze arbeidskrachten na te laten.

Een bijzonder belangrijke taak voor de Commissie, de Raad en het Europees Parlement zijn natuurlijk de onderhandelingen over de financiële vooruitzichten voor de komende zeven jaar - dat wil ik niet verhelen. We moeten met u samenwerken, en willen dat ook graag. Financiële vooruitzichten voor zeven jaar - wat ongebruikelijk is, want meestal hebben we een begroting voor een of twee jaar - leiden natuurlijk tot meer zekerheid en vereenvoudigen de planning. Ik weet dat velen in het Europees Parlement niet tevreden zijn met het resultaat van de moeizame onderhandelingen die de Europese Raad in december gevoerd heeft. Ik moet u echter in alle openheid zeggen: wie meer onderzoek wil, moet de middelen daarvoor vooral in de nationale begrotingen zoeken. Als we serieus zouden nemen wat wij als lidstaten al hebben besloten - namelijk vanaf 2010 drie procent van de nationale begroting voor onderzoek reserveren - dan zou dat niet 200 miljard euro per jaar kosten, maar vijftig procent meer: 300 miljard. Dat kan zelfs met de meest ambitieuze Europese begroting op geen stukken na worden gedekt. We bereiken hier met de financiële vooruitzichten een grens - dat zeg ik heel eerlijk. Als we willen, of moeten, blijven werken met het systeem dat de begroting voor Europese taken moet worden gedekt met bijdragen uit de nationale begrotingen, zal dit de laatste keer zijn geweest dat we het over financiële vooruitzichten eens konden worden.

Ik wil luidop zeggen wat misschien niet iedereen graag wil horen: Europa heeft meer eigen middelen nodig. Het is niet mogelijk om al dat geld te vinden in de al krapper wordende nationale begrotingen. Nu hebben we die onfortuinlijke frictie tussen netto-betalers en netto-ontvangers. Wie boft, en wie heeft pech? Het idee van meer eigen middelen is misschien niet bij iedereen even populair, maar het is niet mijn taak als voorzitter van de Raad om te zeggen wat populair is - ik zeg wat gezegd moet worden. Ik weet dat de heer Barroso dat niet veel anders ziet dan ik. Het is de taak van de Commissie om tijdens de herziening in 2008/2009 al die aspecten aan de orde te stellen. Het is toch absurd dat kortlopende speculatieve financiële transacties tot nu toe volledig belastingvrij waren? Het is toch onaanvaardbaar dat bepaalde activiteiten, zoals de internationale luchtvaart en de scheepvaart, helemaal niet belast worden, terwijl er voor belangrijke taken geen geld is? Daar kan Europa niet werkloos toezien.

Daarom zou ik de Commissie willen verzoeken om ook hierover na te denken, en ik vraag het Europees Parlement met nadruk om ondersteuning hiervoor. Wie een sterk Europa wil, moet de moed hebben om ook deze vragen te beantwoorden. We mogen niet bangelijk zijn.

In de eerste rij zie ik de commissaris voor externe betrekkingen, Benita Ferrero-Waldner, en de door mij zeer gewaardeerde Javier Solana, onze Hoge Vertegenwoordiger voor het buitenlands beleid. Omdat wij niet de moed hebben gehad om een echt debat hierover te voeren, moeten zij vaak bedelen om geld voor vredesmissies die van levensbelang zijn.

Het nieuwe Europa dat zij vertegenwoordigen moet ook gebaseerd zijn op een nieuwe vorm van samenwerking tussen de instellingen. Het heeft geen zin dat de Raad, de Commissie, het Parlement en de lidstaten elkaar bekritiseren. We zitten allemaal in hetzelfde schuitje, en we moeten allemaal roeien. No head to head confrontation but hand in hand cooperation - dat is mijn principe en mijn motto voor dit voorzitterschap. We moeten luisteren als sommige burgers klagen over slecht gebruik van Europees geld, over verspilling in bepaalde programma´s. Daarvoor bestaat een oplossing: onafhankelijke controle. We moeten luisteren als de burgers meer openheid in de Europese besluitvorming eisen, bijvoorbeeld wanneer de Raad als wetgever optreedt. We moeten luisteren als wordt geëist dat de toekenning van subsidies openbaar plaatsvindt, zodat iedereen weet wie het geld krijgt. Waarom ook niet? Dat hoort allemaal openbaar te zijn. Het is tenslotte geld van de Europese belastingbetaler. Daar willen we samen iets aan doen.

We moeten ook luisteren wanneer sommige burgers ons vragen: misschien functioneert dat allemaal heel aardig voor het bedrijfsleven, maar wat koopt de kleine man daarvoor? Waar blijft de solidariteit? Wie denkt er aan de zwakkeren in de samenleving?

Jacques Delors heeft een paar dagen geleden in een grootse toespraak voor het European College of Parma iets gezegd wat me heel goed beviel: “Het evenwicht vinden tussen sociale waarden en de macht van de markteconomie betekent erkennen dat sociale vraagstukken een ontwikkelingsfactor zijn, en geen bijproduct van de economie.”

(EN) ‘Finding a balance between social values and the power of the market economy, and recognising social issues as a development factor and not as a by-product of the economy.’

(DE) Dat vind ik buitengewoon interessant. Dat is precies het motto dat aan ons Europese model voor de samenleving ten grondslag ligt, en dat is het uitgangspunt voor het debat over de toekomst van Europa. Dat is ook het laatste onderwerp dat ik hier wil behandelen.

In het komend half jaar, tot de top van juni, moeten wij dit debat voeren. In juni vorig jaar kregen wij de taak om onder Oostenrijks voorzitterschap een dergelijk debat te voeren, samen met het Europees Parlement en de Commissie - en we hopen dat we ook van uw kant impulsen zullen krijgen - maar ook met de nationale parlementen, en natuurlijk met de Europese burgers. Ik weet zeker dat het Parlement vandaag of morgen op basis van een verslag van de Commissie constitutionele zaken een evenwichtig en verstandig besluit zal nemen. Ook het Oostenrijkse voorzitterschap neemt dat heel serieus. We mogen niet over de hoofden van de burgers heen regeren. Dit Europa is het Europa van iedereen. Veel Europese burgers willen er zo graag bij betrokken worden, eraan deelnemen. Het gaat niet alleen maar om een tekst - er staat veel meer op het spel. Wat is de Europese identiteit? Wat verbindt ons? Wat maakt ons eigenlijk tot een eenheid? We moeten de taken eerlijk verdelen. Wat kan Europa doen? Wat moet Europa doen? Wie grote onderwerpen aan wil pakken, moet de handen vrij hebben. Alleen wie kan loslaten, heeft de handen vrij. Wie de grote onderwerpen echt aan wil pakken, moet bereid zijn om de kleinere onderwerpen af te geven aan anderen. Dat noemen we subsidiariteit, een woord dat we telkens weer gebruiken in onze fraaie preken. We moeten dat met inhoud vullen, en ook daaraan zullen we na Pasen een conferentie wijden.

We moeten ook nadenken over de grenzen van Europa. Dat betekent in de praktijk dat we criteria moeten vastleggen voor het absorptievermogen van de Unie. We mogen het niet aan de landmeters overlaten om te bepalen waar de grenzen van Europa liggen. De vraag wat en wie de Unie kan opnemen is een politieke kwestie. Een andere kwestie is dat Europa voor de burgers en voor de hele wereld zichtbaar moet zijn. Het lijkt me fout om alleen maar in Brussel of hier in Straatsburg te vergaderen. Ook elders, ook in de periferie moet Europa zichtbaar zijn. Als voorzitter merken we dat het voor de burgers heel interessant is om te zien, te beleven, te begrijpen, te voelen dat Europa contact met ze zoekt en niet bang is om, zoals dat heet, de boer op te gaan. De burger mag ons best wel eens zijn mening zeggen - op die manier kan het Europese model functioneren.

We hebben het over een Europese levensstijl. Ik heb nooit begrepen waarom de Amerikanen wel trots over hun American way of life mogen spreken, terwijl wij Europeanen nooit de moed hebben om de Europese levensstijl open, offensief en trots te verkondigen. Ons model - vrede, veiligheid, democratie, mensenrechten, solidariteit en levenskwaliteit - is echter niet iets vanzelfsprekend; daar doen we iets voor.

Daarom zullen wij proberen om voor juni een interim-verslag en een stappenplan met data voor te leggen. Kritische geluiden en een open debat zijn uitgesproken welkom. Het ergste wat kan gebeuren is dat ik een debat open en niemand eraan deelneemt. Martin Buber heeft gezegd: "Iedere enkeling heeft als taak om zijn aanleg te vervolmaken in deze wereld." Dat geldt in het bijzonder voor Europa. Europa is teamwerk. De Britten waren voor ons voorzitter. Wij zetten nu hun werk voort en zullen dit jaar samen met de Finnen - met wie wij heel precieze afspraken hebben gemaakt - de rol van voorzitter spelen. Daarbij willen we een betrouwbare partner zijn voor u in het Europees Parlement, en voor u in de Commissie. Ik heb het volste vertrouwen dat we goed zullen samenwerken, en hoop ook dat we de burgers duidelijk kunnen maken dat we ons gezamenlijke werk met plezier en enthousiasme doen. Ik wens ons allemaal het allerbeste!

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Barroso , voorzitter van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de bondskanselier, geachte afgevaardigden, ik ben blij vandaag het woord te mogen voeren tijdens de presentatie van het werkprogramma van het Oostenrijkse voorzitterschap. We kennen allemaal de bekwaamheid en de tradities van de Oostenrijkse diplomatie. Staat u mij toe te zeggen dat ik mij reeds lang bewust ben van de intelligentie van de heer Schüssel en zijn toegewijdheid aan de Europese zaak.

Het doet mij vooral deugd dat dit voorzitterschap direct aan de slag kan en daarbij, dankzij het akkoord van de Europese Raad van december, een helder zicht heeft op de financiële vooruitzichten. Zoals ik eerder al zei vormde dit akkoord een belangrijk moment voor Europa. Europa heeft daarmee aangetoond nog altijd effectief en relevant te zijn. Het akkoord heeft een betrekkelijk optimistisch klimaat gecreëerd voor 2006, dat een cruciaal jaar zal worden.

Het is nu zaak deze dynamiek uit te bouwen en concreet gestalte te geven. De Raad heeft in december een stap in de goede richting gezet, en nu is het aan ons om de volgende stap te zetten en snel vooruitgang te maken bij de onderhandelingen over en de sluiting van een interinstitutioneel akkoord. Ik zeg dit al maanden: een akkoord van de drie instellingen is noodzakelijk, en een goede samenwerking is noodzakelijk. We moeten nu de daad bij het woord voegen.

In dit verband wil ik specifiek de nadruk leggen op de maatregelen die verband houden met het burgerschap. Ik denk daarbij met name aan cultuur en jeugd. We moeten op dit gebied extra inspanningen leveren, opdat we onze gemeenschappelijke belofte gestand kunnen doen, de Unie dichter bij de burger kunnen brengen en de Europese dimensie kunnen bevorderen.

Op 1 februari zal de Commissie een gewijzigd ontwerp van interinstitutioneel akkoord presenteren, dat als uitgangspunt zal dienen voor onze onderhandelingen. Zoals u weet, moeten we, naast de kwestie van de middelen, nog enkele belangrijke punten uitwerken waarvoor de Commissie heel haar gewicht in de schaal heeft gelegd: meer flexibiliteit en aanpasbaarheid van onze middelen, oprichting van een fonds voor aanpassing aan de mondialisering, en opneming van een herzieningsclausule. De Commissie is van mening dat deze flexibiliteitselementen essentieel zijn om tot een akkoord te komen tussen de drie instellingen.

We moeten tevens samenwerken bij het aannemen van een reeks wetsvoorstellen waarmee het interinstitutionele akkoord, wanneer het eenmaal goedgekeurd is, concreet zijn beslag kan krijgen. Ook hier zal een beroep worden gedaan op de werkgroepen van de Raad, de commissies van het Parlement en de diensten van de Commissie. Het is een hele uitdaging, maar wij kunnen er niet omheen. We moeten er namelijk voor zorgen dat de Unie op 1 januari 2007 startklaar is. Mochten we deze termijn niet halen, dan bestaat serieus het gevaar dat we vertraging oplopen bij de tenuitvoerlegging van de structuurfondsen, die een cruciaal element van solidariteit zijn binnen het uitgebreide Europa.

Geachte afgevaardigden, het voor ons liggende jaar biedt Europa niet alleen volop kansen maar ook volop verantwoordelijkheden. Het voorzitterschap kan rekenen op de volledige steun en medewerking van de Commissie. Wij zien een duidelijke samenhang tussen het programma van het Oostenrijkse voorzitterschap en de doelstellingen die de Commissie sedert het begin van haar mandaat nastreeft, met name haar strategische doelstellingen. Europa kan, gesteund door zijn cultuur en waarden, verder komen als het op drie terreinen tegelijkertijd vooruitgang boekt: bij de economische prestaties, de sociale cohesie en het duurzame beheer van zijn hulpbronnen.

Om dit te bewerkstelligen heeft Europa behoefte aan een echt partnerschap, aan een partnerschap waar alle actoren bij betrokken zijn. We hebben eenieders bijdrage nodig als wij willen dat Europa zijn potentieel geheel tot ontplooiing brengt.

(EN) Mijnheer de Voorzitter, onze burgers maken zich vooral zorgen over groei en banen. We moeten laten zien dat Europa een geloofwaardig antwoord kan geven op hun zorgen. De Europese Raad van maart is de eerste echte test voor de vastbeslotenheid van alle spelers om vorderingen te maken met de economische hervorming en modernisering. De lidstaten hebben hun nationale hervormingsprogramma's opgesteld. De Commissie legt de laatste hand aan haar beoordeling van deze programma's en zal verslag uitbrengen aan de Europese Raad van dit voorjaar. Ik wil het Europees Parlement bedanken voor zijn steun en ik kijk ernaar uit ook in de toekomst nauw met u samen te werken aan de agenda voor groei en banen.

De parlementaire dimensie van de Agenda van Lissabon is geen lokmiddel, maar van wezenlijk belang als wij voor de tenuitvoerlegging van de noodzakelijke hervormingen een draagvlak willen bevorderen en verzekeren. In die zin kunnen we stellen dat de herziene Agenda van Lissabon nu al een succes is. Met deze herziene agenda is het gelukt tot een gemeenschappelijke visie en een sterke consensus te komen. Niemand bestrijdt nu nog serieus dat groei en banen inderdaad de prioriteit zijn. Het is nu tijd om de daad bij het woord te voegen en visie om te zetten in actie. De boodschap die we van de Europese Raad van dit voorjaar nodig hebben, is dat Europa zich op geloofwaardige wijze verbindt tot structurele hervormingen, en dat het vastbesloten is om al zijn mogelijkheden voor groei en voor meer en betere banen volledig te benutten.

We zijn daarom blij met de bereidheid van het Oostenrijkse voorzitterschap om een nieuwe impuls te geven aan de discussie over enkele nog in behandeling zijnde voorstellen, die essentieel zijn voor het welslagen van de Strategie van Lissabon. Daaronder valt ook de dienstenrichtlijn. De totstandkoming van een goed functionerende interne markt voor diensten is een belangrijke kans om heel het potentieel van Europa tot ontplooiing te brengen. De Commissie zal volledig met het voorzitterschap en het Parlement samenwerken en meehelpen aan de totstandkoming van een politiek akkoord tussen Raad en Parlement over de richtlijnen.

Ik ben blij dat het Parlement op actieve wijze het pad effent voor een evenwichtige aanpak, dat wil zeggen, voor een aanpak waarmee de Verdragsbepalingen inzake de handel in diensten worden toegepast, maar tegelijkertijd de arbeidsvoorwaarden en de bepalingen inzake de werkomstandigheden voor gedetacheerde werknemers worden geëerbiedigd en de specifieke aard van de diensten van algemeen belang wordt erkent.

Ik denk dat de Europese sociale partners hierin een cruciale rol kunnen spelen. We zullen een beroep op onze sociale partners doen en hen vragen samen met ons een bijdrage te leveren aan een evenwichtige en ambitieuze oplossing voor de dienstensector. Laten we eerlijk zijn: de dienstensector en het midden- en kleinbedrijf zijn de belangrijkste motors voor het scheppen van banen in Europa. Ze moeten van de politieke leiders de steun krijgen die ze verdienen.

Als wij vooruitgang willen boeken met de herziene Agenda van Lissabon, moeten wij rekening houden met het werk dat is verricht in aansluiting op de bijeenkomst in Hampton Court. Daarbij gaat het onder meer om belangrijke gebieden als onderzoek en ontwikkeling, universiteiten, demografische verandering, energie, migratie, veiligheid en om de rol van Europa in de wereld.

De Commissie zal nieuwe initiatieven voorstellen op het gebied van onderzoek en onderwijs. Zo zal zij de oprichting van een Europees technologisch instituut voorbereiden en de werkzaamheden met betrekking tot de vergelijkbaarheid en de wederzijdse erkenning van diploma's bevorderen.

We zullen het debat over de demografische verandering en de gevolgen daarvan voor een eerlijker evenwicht tussen werk en vrije tijd duidelijk omlijnen. We zullen ook een stappenplan voor gendergelijkheid presenteren, waarmee naar verschillende beleidsterreinen van de Europese Unie zal worden gekeken en zal worden nagegaan hoe deze kunnen bijdragen aan het verkleinen van de kloof tussen mannen en vrouwen als het gaat om werkgelegenheid en werkloosheid, en aan de aanpak van verschijnselen van geweld tegen vrouwen en vrouwenhandel.

We zullen proberen de effectiviteit van de Europese Unie bij het streven naar haar externe doelstellingen en belangen te versterken door de samenhang van onze activiteiten te vergroten. Het begin van dit voorzitterschap staat in het teken van de energievraagstukken, en ik wil het Oostenrijkse voorzitterschap bedanken voor zijn uitstekende samenwerking bij het zoeken naar een oplossing van het recente gasconflict tussen Rusland en Oekraïne. Energievraagstukken zullen ook in de toekomst op onze agenda blijven overheersen. De recente crisis en de aanhoudend hoge olieprijzen zijn een les voor degenen die zich normaal verzetten tegen de verwezenlijking van een Europese dimensie van het energiebeleid en die zo'n dimensie tegenwerken, alsook voor al degenen die zich altijd al hebben verzet tegen een Europese dimensie in de politiek en beleidsvorming.

Europa heeft een beter, meer gecoördineerd energiebeleid nodig, een beleid dat is gebaseerd op de beginselen van diversificatie van energiebronnen, zekerheid van energieleveranties en duurzaamheid. Al ruim voor Hampton Court, toen de leiders duidelijk de noodzaak van een nieuwe aanpak benadrukten, had de Commissie een groenboek aangekondigd over een betrouwbaar, concurrerend en duurzaam energiebeleid. We zijn ook een reeks nieuwe initiatieven voor energie-efficiëntie en schone technologieën aan het voorbereiden. We zullen het debat dat is begonnen met het biomassa-actieplan weer oppakken en aanvullen met een mededeling over biobrandstoffen.

Tot slot zullen we ideeën presenteren voor de ontwikkeling van een echte pan-Europese energiemarkt, waarbij de samenwerking met onze buurlanden zal worden versterkt. Dit is een voorbeeld van een door gezond verstand ingegeven gemeenschappelijke aanpak, die geen enkele optie uitsluit.

De nationale leiders en de burgers zien het nut in van een samenhangend, gemeenschappelijk Europees beleid. Voor de Europese instellingen is nu het moment gekomen om hun rol op ambitieuze en zorgvuldige wijze te spelen. Ik kijk ernaar uit om in de komende maanden samen met u te werken aan het vormgeven van het Europese energiebeleid.

Dit brengt me bij een ander belangrijk punt. De Commissie heeft duurzame ontwikkeling als overkoepelende doelstelling vastgesteld, en heeft afgelopen december een mededeling gepresenteerd over de herziening van de strategie voor duurzame ontwikkeling. We zijn blij dat het Oostenrijkse voorzitterschap heeft besloten om dit punt boven aan zijn prioriteitenlijstje te plaatsen. Hiermee geeft het de impuls die nodig is om de voorbereiding van een nieuwe strategie voor duurzame ontwikkeling van de Europese Unie te voltooien. Het document van de Commissie is een ambitieus en concreet document. Het biedt een langetermijnvisie voor de aanpak van vraagstukken als klimaatverandering, behoud van de natuurlijke rijkdommen, sociale uitsluiting en armoede in de wereld. Het document bevat duidelijke doelstellingen en realistische streefdoelen, en het beschrijft procedures voor het toezicht op en het meten van de vooruitgang. Daarin wordt de betrokkenheid van alle belanghebbenden (niet alleen instellingen, maar ook bedrijven) bij een echt partnerschap als een van de prioriteiten genoemd. De regionale autoriteiten en burgers moeten samenwerken om concrete resultaten te halen.

Een ander punt dat de komende maanden hoog op de Europese agenda zal blijven staan, is veiligheid. Het doet mij genoegen te zien dat de prioriteiten van het Oostenrijkse voorzitterschap op het gebied van vrijheid, justitie en veiligheid overeenkomen met die van de Commissie.

De omzetting van het hulpprogramma in praktische maatregelen blijft onze gemeenschappelijke prioriteit.

Op het gebied van migratie zullen we het debat voortzetten dat in gang is gezet met het in december 2005 aangenomen beleidsplan voor legale migratie, en zullen we met voorstellen komen voor de toekenning van de status van langdurig verblijvende aan personen die internationale bescherming behoeven.

In dit semester zullen we ook een groenboek voorleggen over drugs en maatschappelijk middenveld, evenals een voorstel over het toepasselijke recht in echtscheidingszaken en een groenboek over wetsconflicten op het gebied van het huwelijksgoederenrecht. De Commissie zal het eerste verslag over de tenuitvoerlegging van het Actieplan van Den Haag presenteren. We hopen tijdens het Oostenrijkse voorzitterschap aanmerkelijke vorderingen te maken met deze belangrijke dossiers.

De laatste prioriteit die ik wil toelichten betreft de betrekkingen met onze buurlanden. Het jaar 2006 zal een beslissende periode zijn. In het voorjaar zal de Commissie een evaluatie maken van de vorderingen die Bulgarije en Roemenië hebben gemaakt bij de voorbereiding op de toetreding, en zal zij beoordelen in hoeverre zij klaar zijn voor toetreding tot de Unie.

We zijn blij met de prioriteit die het Oostenrijkse voorzitterschap geeft aan de Westelijke Balkan. Sinds 2003 hebben de landen van de Westelijke Balkan een duidelijk Europees perspectief. Dat proces is essentieel om de vrede en stabiliteit in Europa te waarborgen. De Commissie hecht er groot belang aan dat zorgvuldig toezicht wordt gehouden op de situatie in de regio en de betrekkingen van de regio met de Unie. Ik heb daarom besloten om in de komende weken zelf een bezoek te brengen aan de regio.

Europa moet zich ook voorbereiden op het nemen van meer verantwoordelijkheid in Kosovo. Nu de gesprekken over de toekomstige status van Kosovo in een kritiek stadium komen, moet de Europese Unie laten zien dat zij een concrete bijdrage kan leveren aan deze complexe en delicate kwestie.

Afgelopen jaar hebben de staatshoofden en regeringsleiders de aanzet gegeven tot een periode van bezinning op de toekomst van Europa. De burgers, het maatschappelijk middenveld en de politieke spelers geven uiting aan hun gezichtspunten, verwachtingen en ideeën, en debatteren daarover. De Commissie speelt haar rol ten volle en legt plan D voor democratie, dialoog en debat ten uitvoer. Ik ben blij te kunnen melden dat de leden van de Commissie in de loop van 2005 in totaal achtenzestig bezoeken aan nationale parlementen hebben gebracht. Daarbij hebben ze ons beleid, en de toegevoegde waarde daarvan voor de Europese burgers, uitgelegd. Ook hebben ze geluisterd, omdat het in een dialoog niet alleen gaat om uitleggen maar eerst en vooral om luisteren naar de boodschap die de burgers ons geven. Het Europees Parlement, met zijn tegenhanger in de nationale parlementen, heeft zich met heel zijn gewicht achter dit debat geplaatst. De Commissie is bereid om volledig mee te werken aan de initiatieven van het Parlement.

De Europese leiders die ons voorgingen, waren bereid om te dromen van wat zou kunnen zijn. Zij hadden de moed om er Europese overtuigingen op na te houden. Ze openden voor Europa de weg van verzoening en vooruitgang, die niemand ooit eerder was gegaan. Nu plukken we de vruchten van die erfenis en van hun vooruitziende blik. In een tijd waarin de successen uit het verleden en de huidige vrijheden zo gemakkelijk worden ondergewaardeerd, kunnen we publieke instemming niet als vanzelfsprekend beschouwen. Die instemming moet worden verdiend.

Mijn visie is er een van een sterker Europa, van een Europa dat zijn burgers een solide politiek, economisch en sociaal kader biedt, een Europa dat is gebaseerd op cultuur en gemeenschappelijke waarden. Het is een visie van een Europa van democratie, verantwoordelijkheid en transparantie. In de roerige wereld van tegenwoordig hebben we meer dan ooit een sterke Europese Unie nodig, een Europese Unie die veiligheid, mensenrechten en eerbiediging van de rechtsstaat bevordert.

Na de Europese Raad van juni zal de Commissie de voorlopige resultaten van het openbare debat en de discussies in het kader van plan D evalueren. We zijn ook van plan om op verzoek van het Oostenrijkse voorzitterschap een agenda voor te stellen voor verdere besprekingen en actie op Europees niveau. Op basis van deze agenda zullen de staatshoofden en regeringsleiders vaststellen hoe de Unie verder moet en hoe de belofte om de gemeenschappelijke doelstellingen om te zetten in daden, kan worden hernieuwd.

De belangrijkste rijkdom van de Unie is de kern van gemeenschappelijke waarden en de rijke cultuur, die een inspiratiebron zou moeten zijn voor onze bezinning op de toekomst van Europa. De instellingen zijn natuurlijk belangrijk, maar de instellingen zijn instrumenten om onze doelen te verwezenlijken, en we mogen de belangrijkste doelen van ons project niet vergeten. We moeten blijk geven van een vastbesloten leiderschap en een grotere consensus om Europa samen vooruit te helpen. We moeten ons concentreren op de essentiële zaken. We moeten spijkers met koppen slaan. We moeten ons doel in duidelijke en zinvolle bewoordingen overbrengen.

Ik sluit af met te zeggen dat het volgens mij - en dit heb ik eerder ook tegen kanselier Schüssel gezegd, toen ik hem samen met andere commissarissen in Wenen bezocht - een uitstekende beslissing van het Oostenrijkse voorzitterschap was om alle mooie en frisse kleuren van Europa in het logo van het voorzitterschap te kiezen. Ik vind dat het nu tijd is dat we afscheid nemen van de grijs- en zwarttinten, dat we de klemtoon leggen op de mogelijkheden die Europa’s diversiteit ons biedt, en dat we deze uiterst belangrijke zes maanden van het Oostenrijkse voorzitterschap benutten om nogmaals te bekrachtigen dat wij ons zullen inzetten voor een Europa dat de toekomst toebehoort en in die toekomst gelooft.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Hans-Gert Poettering, namens de PPE-DE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer de voorzitter van de Commissie, geachte collega´s, ik zou de heer Schüssel willen zeggen dat we veel van hem verwachten. U heeft zelf al gezegd dat Europa vertrouwen en vooruitgang nodig heeft. We verwachten veel van u en van uw voorzitterschap, en daarmee geven wij geen uiting aan een abstracte wens maar aan de gefundeerde hoop dat u uw taak verstandig uit zult voeren, dat wil zeggen: ambitieus, maar ook realistisch. Ik kan me 1998 nog goed herinneren, toen Oostenrijk ook voorzitter van de Raad was. Uw politieke leiders zijn overtuigde Europeanen, en dat geldt ook voor u. Dat blijft niet beperkt tot fraaie woorden: u zet zich echt in voor Europa. Bovendien bent u competent. Dat is een combinatie waarvan we aan het einde van uw voorzitterschap hopelijk kunnen zeggen dat het een succes was. Daarvoor is het nu weliswaar nog te vroeg, maar de voortekenen zijn gunstig.

U heeft een woord gebruikt dat volgens mij het sleutelwoord is voor Europa. Ik bedoel het vertrouwen van de burgers in de Europese instellingen, maar ook - en daar moet het beginnen - het onderlinge vertrouwen tussen de regeringsleiders. Ik heb werkelijk goede hoop dat u erin zult slagen om ook de regeringen in de Europese Raad duidelijk te maken dat ze samen de nodige beslissingen moeten nemen om te proberen Europa vooruit te helpen. Als iedere regeringsleider zijn nationale belangen, of wat hij als zijn nationale belangen beschouwt, voor ogen heeft, dan gaat Europa naar de haaien. Allereerst moeten we in de Europese Raad het vertrouwen creëren dat Europa nodig heeft.

(Applaus)

Een ding is duidelijk: zonder Europa kunnen we de grote uitdagingen niet aangaan. Europa is niet het antwoord op alle vragen, maar zonder Europa kunnen we die grote vragen zeker niet beantwoorden. De voorzitter van de Commissie heeft gezegd dat de Europese instellingen een middel zijn om een doel te bereiken. Hij heeft gelijk! Dat betekent dat we de Europese instellingen nodig hebben omdat anders bepaalde regeringen denken dat zij in Europa de koers kunnen bepalen. Daarbij denk ik niet alleen maar aan de grote landen. Als Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten zijn wij tegen een Europa dat beheerst wordt door de grote landen. Aan de andere kant is het voor ons ook duidelijk dat de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken probeert om anderen zijn wil op te leggen wanneer hij zegt dat de Europese Grondwet dood is. Dat heeft hij gisteren of eergisteren gezegd. Dat is een poging om alle andere Europeanen te dwingen om zich naar zijn land te richten. Dat zullen wij niet dulden.

(Applaus)

U heeft het gehad over werkgelegenheid en economische groei. We zijn het eens met alles wat u heeft gezegd, maar als we spreken over ondersteuning van kleine en middelgrote ondernemingen betekent dat niet dat wij om subsidie vragen. De kleine en middelgrote ondernemingen willen een lastenverlaging, minder fiscale en bureaucratische lasten. Als we daar Europese en nationale regelingen voor kunnen creëren, kunnen er ook banen komen. Daarom zeggen wij: ons economisch beleid moet primair gericht zijn op het midden- en kleinbedrijf.

(Applaus)

Dat betekent natuurlijk ook dat we ‘ja’ zeggen tegen een Europese wetgeving, ook tegen de dienstenrichtlijn. U heeft het gehad over liberaliseren en beschermen. Daartussen moeten we het juiste evenwicht zien te vinden. In het Europees Parlement werken we daaraan, en ik hoop dat het ons zal lukken om er in februari, tijdens de eerste lezing, een aanvaardbare oplossing voor te vinden.

(Interrupties)

Ik ben blij dat mijn sociaaldemocratische collega het met mij eens is, maar ik zou het niet in mijn hoofd halen om namens zijn fractie te spreken. Dat zal hij straks zelf wel doen.

Over de dienstenrichtlijn wil ik ook nog wel zeggen dat Europa zonder een interne markt zwak zal staan bij het aanpakken van de grote problemen van de mondialisering. Daarom hebben we de Europese interne markt nodig als antwoord op de mondialisering.

(Applaus)

We hebben een verzoek in verband met de Grondwet: maakt u een tijdschema zodat we uiteindelijk een resultaat krijgen waar alle lidstaten van de Europese Unie achter kunnen staan. Wij zijn er namelijk heilig van overtuigd - en dat zeg ik namens het EVP-deel van onze fractie - dat we de Grondwet nodig hebben.

Mijn laatste opmerking gaat over energie. U heeft dat ook genoemd. Het gaat natuurlijk ook om onze eigen energievoorziening, om onszelf en om onze welvaart. Uiteindelijk betekent onze welvaart echter helemaal niets als die niet gebaseerd is op democratie. Daarom zullen wij niet dulden dat een lidstaat van de G8 een prijsbeleid voert dat ertoe leidt dat een land als Oekraïne, dat een democratie is, anders wordt behandeld dan een land als Wit-Rusland, dat wordt geregeerd door een vreselijke dictator maar het gas goedkoper krijgt. Dat zullen wij niet dulden. Wij willen de advocaat zijn van al onze buren die strijden voor sociale ontwikkeling, democratie, rechtstaat en menselijke waardigheid. We wensen ze daarbij veel succes.

(Applaus van rechts)

 
  
MPphoto
 
 

  Martin Schulz, namens de PSE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mijnheer de bondskanselier - een Duitse sociaaldemocraat droomt meteen van vroeger als hij die combinatie hoort - ik heb heel goed naar u geluisterd, en ik kan wel zeggen: dat was een indrukwekkende toespraak, vooral vanwege de vorm. Wie naar u luistert, krijgt de indruk dat het geweldig moet zijn om lid van de Europese Raad te zijn, dat het heerlijk is om voorzitter van de Raad te mogen zijn, dat dat een waarlijk nobele taak is. De schijn bedriegt echter. Dat heeft u zelf aan den lijve ondervonden, en dus u weet het maar al te goed. Daarom willen we nog eens wat intensiever nadenken over uw rol als voorzitter van deze Raad, en over de resultaten die deze Raad aan ons heeft voorgelegd. Ik zou ook een vergelijking willen maken tussen wat u heeft beschreven als de vooruitzichten voor uw voorzitterschap van de Raad en de financiële realiteit waaraan die vooruitzichten moeten worden gemeten.

Allereerst nog een opmerking. U moet me straks toch nog eens uitleggen wat het verband is tussen het nieuwjaarsconcert en het stopzetten van de gastoevoer door Rusland. U heeft gezegd dat op het moment waarop de dirigent tijdens het nieuwjaarsconcert de dirigeerstok ophief, de Russen de gastoevoer reduceerden. Erger nog - en dat heeft u ook gezegd - toen het concert afliep, draaiden ze de gaskraan definitief dicht. We moeten toch nog eens een gesprekje voeren over het verband tussen het nieuwjaarsconcert en de levering van gas aan Europa.

Mijnheer de bondskanselier, u heeft drie vooruitzichten genoemd. U heeft gezegd: de Europese burgers willen groei en werkgelegenheid. Inderdaad, u heeft gelijk, groei en werkgelegenheid! U heeft ook gezegd dat de Europese burgers niet willen dat de heer Solana en mevrouw Ferrero-Waldner moeten bedelen als we de situatie in de Gazastrook moeten stabiliseren, als we in het Midden-Oosten deel willen nemen aan het vredesproces, als we in de crisisgebieden overal ter wereld willen helpen. Het is ongetwijfeld ook juist dat de Europese burgers achter ons staan als we doen wat op zondag in Wenen is besloten: een efficiënte strijd tegen het terrorisme en een efficiënte Europese politie om de nationale politiediensten te helpen in de strijd tegen de georganiseerde misdaad. Met die maatregelen kunnen we de burgers er ongetwijfeld van overtuigen dat Europa een goede zaak is. Daarom heeft het Europees Parlement in het verslag-Böge over de financiële vooruitzichten gepleit voor een Europees beleid voor meer groei, meer werkgelegenheid en meer veiligheid binnen en buiten Europa.

Laten we onze voorstellen eens vergelijken met wat u in december in de Raad heeft besloten, en daar was u bij, mijnheer Schüssel! Voor groei en werkgelegenheid: 35 miljard minder dan wat het Europees Parlement wilde. Voor binnenlandse veiligheid en efficiëntere politiesamenwerking: 7,8 miljard minder. Voor het buitenlands beleid: 12,8 miljard minder! U was erbij toen er flink werd gesnoeid in alle beleidsvormen waarvan u net heeft gezegd dat u er tijdens uw voorzitterschap prioriteit aan wilt geven. Daarom is er een crisis in Europa. U belooft in de Raad van alles, en daarna gebeurt er niets. Dat is de crisis in Europa!

(Applaus)

Mijnheer de voorzitter van de Commissie, ik zou me ook tot u willen richten. Ik begrijp u niet, dat moet ik eerlijk zeggen. U heeft het Britse voorzitterschap van de Raad hier in het Parlement aangemoedigd om het beleid te voeren dat ik net beschreven heb, ons gezamenlijke beleid, en u heeft daar veel applaus voor gekregen. In uw ontwerpbegroting heeft u nog veel meer geld geëist. De Commissie wilde voor de komende zeven jaar 1 022 miljard euro voor deze taken. Nu blijven er 862 miljard over, 160 miljard minder, en dat noemt u een groot succes. Dat begrijp ik niet! We willen afspraken maken, mijnheer Schüssel! We willen een efficiënt Europa, en dat hoeft niet per se meer te kosten. Als er niet meer geld te vinden is, aanvaarden wij dat. Dan moeten we voor die uitgaven echter wel structuren vastleggen om de doelstellingen die u heeft genoemd te kunnen bereiken. Nu blijft het bij de oude structuren in de begroting. Nu blijft het bij de stelling van Blair, naast de bekende stelling van Pythagoras. We zouden Tony Blair eigenlijk voor de Nobelprijs voor wiskunde moeten voordragen: de lagere verhoging van een bedrag is de verlaging van het bedrag – chapeau!

Dit jaar is het Mozartjaar, mijnheer de bondskanselier. Daarom valt me op dat wat de Raad ons allemaal voorlegt, eigenlijk heel goed beschreven is door Osmin. In de aria van Osmin in de prachtige opera "De ontvoering uit het Serail" van Mozart zegt Osmin iets dat precies op de Europese Raad van toepassing is: "Eure Tücken, eure Ränke, eure Finten, eure Schwänke sind mir ganz bekannt." Jullie listen, jullie preken, jullie smoesjes, jullie streken, ze zijn mij goed bekend.

(Applaus)

Het Europees Parlement moet daar echter aan toevoegen wat hij daarna zegt: "Mich zu hintergehen, müsst ihr früh aufstehen, ich hab auch Verstand." Wie wil intrigeren, moet vroeg uit de veren, ik ben wel wat gewend.

Het Europees Parlement is bereid om samen met u te strijden voor de doelstellingen die u heeft genoemd, maar wel met de nodige middelen en de nodige structuren. Daarover moeten we samen onderhandelen! En tegen de voorzitter van de Commissie wil ik ook nog zeggen dat hij gelijk heeft: Europa moet minder grijs worden, Europa moet minder zwart worden, Europa moet roder worden!

(Applaus van links)

 
  
MPphoto
 
 

  Graham Watson, namens de ALDE-Fractie. - (EN) Mijnheer de fungerend voorzitter, men zegt dat u goed kunt tekenen en een bedreven alpinist bent. U hebt ons een duidelijk beeld geschetst van uw voorzitterschap, en u hebt de contouren aangegeven van uw toppen.

Uw belangrijkste taak deze zes maanden zal zijn met dit Parlement tot overeenstemming te komen over de zevenjarige planning van de uitgaven van de Unie. U bent een van degenen die de begroting drastisch willen verlagen, en u hebt de Unie de geringste slagvaardigheid gegeven die zij ooit had. Deze begroting zal niet eens kunnen voorzien in de behoeften van de leiders van Europa, laat staan in de ambities van onze burgers. Daarom zal de Alliantie van Liberalen en Democraten vandaag tegen het compromis stemmen dat via de bemiddeling van de heer Blair tot stand is gekomen.

Als u het vertrouwen in het Europese project wilt terugwinnen, moet u de Europeanen ervan overtuigen dat de EU probeert hun belangen te dienen. Het Erasmus-programma is een van onze meest zichtbare en geslaagde projecten, maar de Raad wil het budget voor jonge mensen beperken. Het Airbus-project is een triomf van gezamenlijke inspanningen, maar er zal te weinig geld voor onderzoek en ontwikkeling zijn om het project te herhalen. We vertrouwen erop dat de Raad zich bereid zal tonen om samen met dit Parlement ervoor te zorgen dat alsnog middelen beschikbaar worden gesteld voor prioriteiten als onderzoek en ontwikkeling.

Elk jaar weer doen zich grote onderbestedingen voor of worden kredieten weggehaald op gebieden als de landbouw of de structuurfondsen. Deze bedragen moeten behouden blijven voor de EU-prioriteiten, en mogen niet worden teruggegeven aan de lidstaten. Ook moet de begroting worden gebaseerd op het werkelijke percentage van het BNI, in plaats van op nominale cijfers. Met een groei van net een half procent meer dan geraamd, zou 1,045 procent van het BNI bijvoorbeeld neerkomen op een bedrag van bijna zestien miljard euro meer. Dit cijfer zou zelfs nog hoger kunnen zijn als de Agenda van Lissabon er echt in zou slagen ons concurrentiekrachtiger te maken. Kunnen we erop rekenen dat u ideeën zoals die voor het Interinstitutioneel Akkoord bestudeert?

De Alliantie van Liberalen en Democraten kijkt ernaar uit om samen met u te werken aan een groter economisch concurrentievermogen en meer banen. U hebt dit beschreven als “de meest dringende taak van het Europees beleid”. Dit betekent echter dat de kansen die de EU biedt, moeten worden waargenomen, en niet onder druk van de protectionisten mogen worden beperkt.

In de grote Unie worden de poorten van Wenen niet langer belegerd, noch wordt uw levensstijl bedreigd door het Europees Hof van Justitie.

Mijnheer de fungerend voorzitter, 2006 is het Europees jaar van de arbeidsmobiliteit. Is het dan niet ironisch dat u probeert om voor het eerst in de geschiedenis van de EU de overgangsregelingen, die het vrije verkeer van werknemers binnen onze Unie belemmeren, te verlengen?

(Applaus)

De Alliantie van Liberalen en Democraten verwerpt een Europa met twee snelheden, waarin de burgers van de nieuwe lidstaten als tweederangs burgers worden behandeld. Door het ontbreken van een consensus over immigratie hebben de ondernemers van Europa bovendien alle geschoolde krachten nodig die ze kunnen krijgen.

Was het niet de gevierde Oostenrijkse Simon Wiesenthal die zei: “Vrijheid is geen geschenk uit de hemel, je moet er iedere dag voor vechten”? De Alliantie van Liberalen en Democraten is het daarmee eens. En we vertrouwen erop dat u onze inzet voor de individuele vrijheden en mensenrechten zult voortzetten, zeer zeker in een wereld waarin deze vrijheden en mensenrechten steeds meer met voeten worden getreden.

Laten we ervoor zorgen dat het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat in Wenen een volwassen mensenrechtenagentschap wordt.

En laten we aandringen op een wereldwijde mensenrechtendialoog, opdat iets wordt gedaan aan de vernietiging van de democratie in Rusland, aan de beperkingen van de vrijheid in China en aan de hypocrisie van een Amerikaanse president, die Pakistaanse dorpelingen doodt in naam van de democratie en beschaving.

Ik denk dat het voorzitterschap van Oostenrijk Europa en de wereld een dienst kan bewijzen.

Als u zich houdt aan de belofte van transparantie die in december is gedaan, en de vergaderingen van de Raad voor het publiek toegankelijk maakt, zullen de burgers de Unie beter begrijpen.

Als u de ‘Pörtschachsgeist’ van 1998 opnieuw kunt ontdekken en een positieve agenda voor actie opstelt, zal de Alliantie van Liberalen en Democraten uw inspanningen loven.

Als u met ons en uw collega's eraan werkt om het debat over de Grondwet weer op de rails te krijgen, blaast u de aangelegenheden van de Unie nieuwe hoop in.

We wensen u de komende maanden veel moed en bekwaamheid toe.

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Marc Cohn-Bendit, namens de Verts/ALE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega´s, heren voorzitters, mijn buurvrouw heeft mij er net op gewezen dat de voorzitter van de Raad ijshockey speelt. Daarom zult u mij een paar bodychecks wel vergeven.

We willen allemaal eerlijk zijn; betrouwbaar zijn we sowieso allemaal - dat is wel duidelijk. Mijn vriend Albert Einstein heeft over de kwantumtheorie tegen mij gezegd: de juiste vraag is belangrijk, maar je moet altijd proberen om er achter te komen wat er in die vraag verzwegen wordt, want uiteindelijk is dat het belangrijkste. Daarom sluit ik me bij Einstein aan, en ik zou u het volgende willen zeggen: u bent natuurlijk een bemiddelaar, en iedereen moet zijn energie gebruiken zoals het hem goed dunkt. Het probleem is echter: wat moeten de prioriteiten voor onderzoek zijn? Moeten we voorrang geven aan de oude energie, de zogenaamde kernenergie, of aan onderzoek naar a) hernieuwbare energie en b) waterstof verkregen uit zonne-energie? We kunnen niet beide doen. Water of kolen, maar niet beide. Het is kiezen of delen. U moet eindelijk eens vertellen wat u zelf wilt. U kunt niet gewoon zeggen: ik wil alles wat de anderen ook willen.

Ik ben het eens met wat u heeft gezegd over kleine en middelgrote bedrijven, maar vroeger of later moeten we ook in dat verband de knoop doorhakken. We zeggen ‘ja’ tegen meer flexibiliteit, maar ook tegen meer zekerheid. We kunnen geen samenleving opbouwen waarin degenen die moeite hebben met de flexibiliteit ook nog de prijs van de onzekerheid moeten betalen. Dat betekent dat we moeten kiezen voor een systeem waarin flexibiliteit gepaard gaat met zekerheid. Dat heeft u niet gezegd.

U heeft wel gezegd dat we in Europa een markt nodig hebben. Prachtig! Daar zijn wij helemaal voor. U heeft ook de dienstenrichtlijn genoemd. Het is interessant dat u en uw geestverwant, de heer Poettering, één ding niet hebben gezegd, en dat zou ik hier graag willen horen: hoe zit dat met het principe van het land van oorsprong? Niemand wil tornen aan de vrijheid van dienstverlening in Europa. We plaatsen echter wel vraagtekens bij het feit dat het principe van het land van oorsprong het einde van de sociale solidariteit in de individuele lidstaten zou betekenen. Bent u daarvoor of daartegen? Daarover heeft u niets gezegd. Dat is het probleem van de sociale solidariteit. Dat maakt duidelijk dat er in dit Parlement verschillen bestaan tussen links en rechts.

We gaan verder met de groei. U heeft terecht opleiding genoemd. Natuurlijk is de EU niet bevoegd voor onderwijs, maar ze kan wel beste praktijken bevorderen. Ik zou wel eens een voorzitterschap willen zien dat samen met de Commissie het onderwijsstelsel in Europa onder de loep neemt en dan vaststelt - net als de neoliberale organisatie OESO - dat het Duitse en het Oostenrijkse stelsel allerbelabberdst zijn omdat daarmee geen gelijkheid kan worden gegarandeerd. Dat zegt niet Cohn-Bendit, dat zegt de OESO in haar PISA-onderzoek. Dat moeten we nou eindelijk eens begrijpen. Het zogenaamde prestatiegerichte stelsel in Duitsland is een schandaal. Dat moeten we eens door Europa laten toetsen.

Laten we verder gaan met wat u niet heeft gezegd, mijnheer de voorzitter. Ik heb een vraag over de Europese levensstijl. Dat betekent toch Europees recht? Is het dan mogelijk dat bepaalde instellingen - de CIA om precies te zijn - het Europese recht en de Europese levensstijl aan hun laars lappen? Wat zal het voorzitterschap doen om de onderzoekscommissie van het Europees Parlement en van de Raad van Europa te ondersteunen? Zult u de Amerikanen en alle anderen overal ter wereld nu eindelijk duidelijk maken dat Europa geen gebied is waar alle imperiale machten kunnen doen en laten wat ze willen? Ik zou ook willen horen welke conflicten Europa bereid is te riskeren om de Europese levensstijl te verdedigen. U ziet dat mijn vriend Einstein gelijk had: als iemand over bepaalde dingen niet spreekt moet je wat dieper graven.

(Applaus van de Verts/ALE-Fractie)

 
  
MPphoto
 
 

  Francis Wurtz, namens de GUE/NGL-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, uw voorzitterschap loopt al gelijk spitsroeden, aangezien het Parlement de richtlijn betreffende de liberalisering van havendiensten waarschijnlijk gaat tegenhouden en de voorgestelde financiële vooruitzichten van de Europese Raad alom op verzet stuiten. U heeft een mijnenveld geërfd. Veel succes! In een tijdsbestek van zes maanden is het imago van een aantal van uw voorgangers omgeslagen van triomfantelijk zelfvertrouwen in beklagenswaardige onmacht. U begint uw voorzitterschap met meer bescheidenheid en ik denk dat u daar verstandig aan doet. Ik wil slechts inhaken op één passage uit uw nota. Wanneer u het debat over de Grondwet aanroert, schrijft u in paragraaf 8:

(DE) Wij willen beter luisteren naar de zorgen van de burgers in verband met de mondialisering. We zullen de Europese levensstijl verdedigen. We moeten ervoor zorgen dat de burgers weer meer vertrouwen krijgen in de politici die in de Unie het beleid bepalen.

Daar wringt namelijk precies de schoen, maar in het huidige klimaat, waarin de burger zich afkeert van de Europese instellingen zijn woorden niet meer voldoende. We hebben behoefte aan concrete, zichtbare en overtuigende daden. Zoals een illustere voorganger zei: “al etende proeven we de pudding”. In dit opzicht kan ik geen veelzeggender gebaar voorstellen dan een duidelijk en openlijke oproep om de voorgestelde dienstenrichtlijn, evenals alle andere teksten die berusten op dezelfde liberale beginselen, te verwerpen of definitief in te trekken.

Om een debat te kunnen voeren over het lot dat de symbolische tekst van de heer Bolkestein beschoren moet zijn, heeft mijn fractie afgelopen donderdag in Brussel meer dan tweehonderd sociale actoren uit de hele Unie bijeengebracht, van de algemeen secretaris van het Europees Verbond van Vakverenigingen tot vertegenwoordigers van het Sociaal Forum uit Polen en Roemenië, evenals talrijke lokale, regionale en nationale afgevaardigden. Allen hebben zich krachtig uitgesproken tegen de tekst van de Commissie, die door de leiders van het EVV als zeer gevaarlijk werd betiteld.

Uzelf, mijnheer de voorzitter van de Raad, heeft in oktober jongstleden in Hampton Court kunnen constateren hoeveel weerstand er in de meeste lidstaten tegen deze ontwerprichtlijn ontstond toen de burgers de strekking ervan eenmaal doorhadden. “Wij kunnen de richtlijn niet redden, we moeten deze intrekken”, zou u volgens bepaalde indiscrete bronnen hebben verklaard. Intrekken is in onze ogen inderdaad de weg die we moeten nemen, maar niet om terug te komen met een nieuwe en enigszins aangepaste variant, een ‘Bolkestein light’, zoals een van de leiders van ATTAC het tijdens onze bijeenkomst van afgelopen donderdag noemde.

In werkelijkheid heeft deze kwestie duidelijk gemaakt wat steeds meer Europeanen niet willen: het tegen elkaar uitspelen van werknemers en het neerwaarts nivelleren van sociale verworvenheden en rechten. Tegen deze zelfde logica verzetten de havenarbeiders in de hele Unie zich, ongeacht tot welke vakbonden ze behoren. Hetzelfde geldt voor de Zweedse werknemers in de bijzonder symbolische zaak Vaxholm. Andere, vergelijkbare geluiden bereiken ons uit Finland, Schotland en Ierland.

Door de jaren heen zijn we ongemerkt overgegaan van Europese eenwording, via het harmoniseren van nationale wetgeving, ofwel via politieke daden en via stemmingen waarmee we in ieder geval hoopten van boven naar beneden te harmoniseren, naar een eenwording via de markt, dat wil zeggen via ongebreidelde concurrentie, hetgeen vanzelfsprekend een neerwaartse nivellering met zich meebrengt.

U zult het vertrouwen van de Europeanen pas winnen als u eenduidig breekt met deze liberale logica, teneinde niet langer de markt, maar de werknemer en de burger centraal te stellen in het Europese project. Over zes maanden zal uw voorzitterschap voornamelijk op dit punt worden afgerekend.

(Applaus van de GUE/NGL-Fractie)

 
  
MPphoto
 
 

  Roger Knapman, namens de IND/DEM-Fractie. - (EN) Mijnheer de fungerend voorzitter, het voorzitterschap van de heer Blair en zijn bijdrage aan het euroscepticisme waren zo mooi dat we hoopten op een herhaling van nog eens zes maanden. Die wens komt helaas niet uit. Ik kan u echter verzekeren dat u onze tweede keus bent. We zijn u heel dankbaar voor uw gedachten dat de Grondwet op de een of andere manier nog niet dood is, maar vermoedelijk alleen slaapt. Vermoedelijk denkt u dat de Grondwet elk moment weer tot leven kan worden gebracht, wat volgens de pers zelfs de heer Barroso met een schok uit zijn verlengde bezinningperiode heeft gehaald.

Gaat u dus zo goed mogelijk door! Slaat u geen acht op het feit dat zeventig procent van uw eigen bevolking in Oostenrijk het niet eens is met de manier waarop u vanochtend heeft gesproken. Slaat u geen acht op het feit dat tweederde van de Britse bevolking vindt dat het geen nut heeft om deel te blijven uitmaken van dit schijnparlement. Slaat u geen acht op de ‘nee’-stem in Frankrijk; slaat u geen acht op de ‘nee’-stem in Nederland. Uw minachting voor de democratie vanaf uw verheven positie zal worden opgemerkt, en ik ben er zeker van dat zij op goedkeuring zal kunnen rekenen in diverse groeperingen in dit Parlement.

Ondertussen wordt dit, op een mondainer niveau, een zeer dure club om bij te horen. Maakt u zich geen zorgen over het feit dat de heer Blair in het goodwillseizoen langskomt en zo veel geld (zeven miljard Britse ponden) bijdraagt, dat zijn zogeheten opvolger nu een nationale patriottische ‘Britain Day’ wil invoeren om te proberen de schade aan de perceptie van het Britse volk ongedaan te maken. We hebben onze begroting in zeven jaar tijd met 63 procent zien stijgen, en de werktijdenrichtlijn moet worden ingevoerd, dus we kunnen dit kapitaal niet eens verdienen.

Wat een schitterende agenda! En tegen al degenen die uit Oost-Europa zijn gekomen in de hoop geld te krijgen, wil ik zeggen dat het me spijt, maar de cheque is nog niet op de post gedaan!

 
  
MPphoto
 
 

  Cristiana Muscardini, namens de UEN-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie, geachte collega’s, wij rekenen erop dat het voorzitterschap zijn beloften zal nakomen en de burgers hun vertrouwen in de Unie zal teruggeven, zoals hier al is gezegd. De burgers moeten weer vertrouwen krijgen in Europa, en dat Europa heeft, zoals wij allemaal weten, grote behoefte aan een gemeenschappelijk buitenlands beleid. Daarnaast moet Europa - en wel terstond – het economisch beleid nieuw leven in blazen. Momenteel laat dit economisch beleid duidelijk verstek gaan, ondanks dat er grote behoefte is aan meer concurrentievermogen. Daarbij moeten wij echter heel goed op onze tellen passen, als wij de sociale verworvenheden die aan de basis van de Unie liggen, niet kwijt willen raken.

De Unie moet weer op krachten komen en de bereidheid terugvinden om haar instellingen en burgers gezamenlijk te laten werken. Nu hebben wij alleen maar een monetair beleid gemeen, en dat ook nog maar in 12 landen. Het monetair beleid wordt in feite bepaald door de Centrale Bank, zonder dat er voldoende politiek overleg met de andere instellingen plaatsvindt. Ook dat is een kwestie waar wij over moeten praten.

Wij hebben er waardering voor dat het Oostenrijks voorzitterschap zijn best wil doen om de weg naar het Verdrag te heropenen. Wij hopen dat dan wel de nodige passages worden ingelast, om het Verdrag meer te stroomlijnen en beter uitvoerbaar te maken. Wijzelf moeten ons dan losmaken van utopistische denkbeelden en dagdromen die vaak haaks staan op de realiteit waarmee wij te maken hebben. Voorts moeten wij laten zien dat wij durf hebben. Het is niet voldoende te laten zien dat wij om kunnen gaan met het heden, wij moeten ook in staat zijn realistisch in te spelen op de toekomst. Wij dienen met vereende krachten te werken aan een meer verenigd Europa, een Europa waar de bevoegdheden van de instellingen beter gedefinieerd zijn, een slagvaardiger Europa dat dichter bij de burgers staat. En diezelfde vastberadenheid moeten wij aan de dag leggen bij de aanpak van nog drie dringende vraagstukken: immigratie, energievoorziening en milieu.

Wat immigratie betreft, is er behoefte aan een gemeenschappelijk beleid, zowel om het probleem op humanitaire wijze te benaderen als om het gevaar van het internationale terrorisme te bezweren, dat dikwijls met de migratiestromen meelift. Alleen als de niet-westerse allochtonen, waar zij ook vandaan komen, de wetgeving en de grondwetten van onze landen eerbiedigen, hebben wij een basis voor een beschaafde en succesvolle samenleving die een echte integratie tot stand weet te brengen.

Dan het energievraagstuk. Zonder energie is er geen ontwikkeling, maar als de energie verkwist wordt, kan dat onherroepelijke schade veroorzaken. Energie kan niet los gezien worden van veiligheid, van afvalverwerking, van milieubescherming, als gemeenschappelijk goed en voorwaarde voor onze overleving. Tot nu toe werden de ministers van Financiën van de lidstaten niet actief betrokken bij de problemen die verband houden met de klimaatveranderingen, ondanks dat daar een hele reeks economische gevolgen aan vastzit.

Het is te hopen dat onder Oostenrijks voorzitterschap nu ook de ministers van Financiën en Economische Zaken zich hierover zullen buigen. Wij betalen immers een hoge tol door dit probleem, wegens de schade aan mensenlevens, huizen, landbouwareaal en landschap. Denkt u maar eens aan wat onlangs in de hele wereld betaald is aan wederopbouw door de schade die de jongste natuurrampen veroorzaakt hebben.

Een gemeenschappelijk milieubeleid is een interne noodzaak voor de Unie, maar het is evenzeer een taak van de Unie ten opzichte van de rest van de wereld, want het hoort bij de plichten en doelstellingen die wij onder meer hebben afgesproken tijdens de verdragswerkzaamheden in de Conventie.

Wij waarderen de aandacht die het voorzitterschap schenkt aan het handelsbeleid en het nabuurschapsbeleid. In dit beleid zal men de inachtneming van het acquis communautaire in het oog moeten houden. Ik denk nu even aan de jongste verklaringen van een vertegenwoordiger van de Kroatische regering die niet exact waren, om maar niet te zeggen onjuist en vals. Bij het handelsbeleid mogen wij niet vergeten te vragen om respect van de mensenrechten daar waar deze niet in acht genomen worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Hans-Peter Martin (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Raad, dit is een veelbelovend debat. Gaat u zo voort! Net als heel veel burgers ben ik ervan overtuigd dat het met Europa veel beter zou gaan als u vanochtend aan de andere kant had gezeten, als u voorzitter van de Commissie was geweest, en niet slechts voor een paar maanden voorzitter van de Raad. U heeft maar heel weinig tijd, en dat is niet genoeg om grootse resultaten te bereiken, maar een paar accenten kunt u wel plaatsen: energie, subsidiariteit, en ook bij de financiën kunt u wel iets doen. Laat u zich echter alstublieft niet om de tuin leiden door personen die al lang hebben bewezen dat ze niet met geld om kunnen gaan. U mag niet denken dat meer geld automatisch ook een beter beleid betekent! Er is toch geld! We hebben toch 112 miljard euro! De vraag is alleen maar wat je ermee doet. U heeft het zelf gezegd, mijnheer de bondskanselier: de vraag is het belangrijkste. U heeft het zelf gezegd: we moeten het vertrouwen herstellen. Doet u dat dan ook! Voegt u de daad bij het woord! Zegt u wie wat krijgt, wie wat uit Europese potjes betaalt.

Hoeveel euro hebben de invloedrijke bankier en uitgever Christian Konrad en zijn vrienden tot nu toe aan subsidies gekregen, bijvoorbeeld voor jachtgronden? Hoeveel euro krijgen Erwin Pröll, de minister-president van Neder-Oostenrijk, zijn vrienden en zijn neef, de minister van Landbouw, aan subsidies? Is het waar dat in Oostenrijk 427 invloedrijke boeren, die bijna allemaal van uw politieke couleur zijn, ieder jaar meer dan 72 000 euro aan directe betalingen krijgen? Zo kan ik nog wel even doorgaan. Hoe zit dat met Danone en Frankrijk? Hoe zit dat met Müller-Milch en Duitsland? Hoe zit dat met de overheidsdiensten? Gooit u de deuren open! Maakt u echt publiek wie wat krijgt. Maakt u de vergaderingen van de Raad openbaar, zodat we horen hoe zulke besluiten tot stand komen. Doet u iets om ons vertrouwen te herstellen, ook in verband met de regeringszender ORF. Wat doet hoofdredacteur Werner Mück? Wat doen al die lijfeigenen, die daar telkens weer mogen werken? Daar liggen toch kansen? Grijpt u ze! Vaart u een nieuwe koers! Maakt u een einde aan de tijd van het zwijgen in het binnenlands beleid in Oostenrijk. Met u kan de Europese verlichting beginnen! Miljoenen burgers zouden u daarvoor dankbaar zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Othmar Karas (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Raad, mijnheer de voorzitter van de Commissie, dames en heren, ik zou de heer Schüssel als voorzitter van de Raad hartelijk welkom willen heten in het Europees Parlement. Niet alleen wij Oostenrijkers zijn blij dat Wolfgang Schüssel het voorzitterschap van de Raad heeft overgenomen. Uw prioriteiten en politieke principes zijn ook de onze. In tegenstelling tot de nationale parlementen heeft het Europees Parlement een halfronde plenaire zaal, want wij hebben elkaar nodig. Ik dank u voor de suggestie om een nieuwe vorm van samenwerking te zoeken. Het zet geen zoden aan de dijk om langs elkaar heen of zelfs tegen elkaar in te werken, wat in de politiek zo gebruikelijk is, waarin iedereen punten probeert te scoren. Deze toespraak stond in een aangenaam contrast met wat we in de afgelopen maanden hebben gehoord.

Deze nieuwe aanpak maakt echter alleen een kans als we elkaar respecteren, als wij bereid zijn naar elkaar te luisteren, elkaar te vertrouwen en compromissen te sluiten. In het boek "Hoffnung Europa", waarin u zelf schrijft over de strategie van de samenwerking, zegt Kofi Annan: "We hebben geen beloftes meer nodig. We moeten beginnen met het inlossen van de beloftes die we al hebben gedaan." Dat lijkt me ook het motto van uw toespraak. Daarom zeggen wij ‘ja’ tegen een beleid voor kleine en middelgrote bedrijven. We zeggen echter ‘nee’ tegen een daling met zeventig procent van de middelen voor het kaderprogramma inzake het concurrentie- en innovatievermogen van het MKB. We zeggen ‘ja’ tegen onderwijs, en daarom moeten we ‘nee’ zeggen tegen een daling van veertig procent van de onderwijsbegroting. We zeggen ‘ja’ tegen een open, democratisch, parlementair, sociaal en sterk Europa dat dicht bij de burger staat. Dat betekent echter ook dat we een debat over Europa aan moeten zwengelen. We moeten de burger daar bij betrekken. We zeggen ‘ja’ tegen de dienstenrichtlijn. We moeten er een visitekaartje voor de sociale markteconomie van maken! We zeggen ‘ja’ tegen onze gemeenschappelijke EU. We moeten er een politieke Unie van maken, we moeten een sterker gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid voeren! We moeten met elkaar praten, want er is veel te doen. Laten we aan de slag gaan!

 
  
MPphoto
 
 

  Hannes Swoboda (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Raad, mijnheer de voorzitter van de Commissie, mijnheer de bondskanselier, ik zou allereerst erop willen wijzen dat de heer Schüssel eigenlijk vrij weinig heeft gezegd over de toekomstige uitbreiding, hoewel dat een prioriteit van het Oostenrijkse voorzitterschap van de Raad is. Het gaat daarbij om Bulgarije en Roemenië, maar ook om de voorbereiding van de volgende stappen in Zuidoost-Europa. Wat Bulgarije en Roemenië betreft, wil ik eraan herinneren dat de Raad heeft beloofd om heel zorgvuldig met het Parlement na te gaan of toetreding in 2007 mogelijk is - wat ik hoop - of pas in 2008. We verwachten dat het voorzitterschap de Raad zich hieraan houdt, dat we hierover zullen worden geraadpleegd.

Zuidoost-Europa is volgens mij een bijzonder belangrijke regio. Vertelt u uw collega´s in de Raad dat het er niet om gaat om deze landen van vandaag op morgen met geweld in de Europese Unie op te nemen, maar dat het perspectief van een mogelijke toetreding behouden moet worden. Dan hebben de jongeren daar een reden om in eigen land te blijven en niet te emigreren, wat een verlies zou zijn. Er moeten allerlei tests worden gehaald. Een daarvan is de manier waarop de minderheden in die landen worden behandeld. Dat is altijd een belangrijk aspect voor ons in het Parlement. Mijnheer de bondskanselier, ik moet zeggen dat ik toch wel erg teleurgesteld ben. Hoe wilt u als voorzitter van de Raad de rechten van de minderheden verdedigen als u in uw eigen land uw coalitiepartner, Jörg Haider, er niet van kunt overtuigen enig respect te tonen voor de Sloveense minderheid in Oostenrijk door tweetalige plaatsnaamborden te plaatsen? Ik hoop dat u er tijdens uw voorzitterschap voor zult zorgen dat Oostenrijk zich voorbeeldig gedraagt, zoals het hoort in deze tijd. Dan kunt u ook internationaal vertrouwen wekken.

In verband met de uitbreiding krijgen we soms de indruk dat de regeringleiders - en u bent vast niet de enige - hun besluiten heel snel nemen. Wanneer de eigen burgers echter moet worden uitgelegd waarom bepaalde stappen op weg naar de uitbreiding nodig zijn, en wat voor voordelen de uitbreiding heeft, dan blijft het bij een paar toespraken. Samen met het Parlement en de Commissie - we kunnen dat alleen maar voor elkaar krijgen als we samenwerken - moet de Raad overwegen hoe we de burgers duidelijk kunnen maken dat deze uitbreiding een groot, historisch project is. U heeft namelijk gelijk: er heerst een gebrek aan vertrouwen. We moeten samen overwegen hoe we dat kunnen verhelpen.

Over de economische problemen en de bestrijding van de werkeloosheid kan ik alleen maar zeggen dat ik volledig achter u sta. We zullen u ook meten aan de resultaten op dat vlak onder uw voorzitterschap. We zullen zien in hoeverre u bereid bent om de nodige stappen te zetten. In dat verband is het zeer betreurenswaardig dat we voor onderzoek en ontwikkeling weliswaar meer middelen ter beschikking hebben, maar dat dit ten dele ten koste gaat van de verbetering van de infrastructuur. Dat weet u maar al te goed. Het Europese spoorwegnet, dat voor ons allemaal - en met name ook voor ons land - zo belangrijk is, zal te lijden krijgen onder de sterke vermindering van de middelen. Dat is voor ons onaanvaardbaar, en we moeten proberen om dat alsnog recht te zetten.

Mijnheer de voorzitter van de Raad, wij als sociaaldemocraten zullen uw voorzitterschap objectief beoordelen. Na uw beloftes van vandaag zullen we u meten aan uw resultaten. We wensen het Oostenrijkse voorzitterschap heel veel succes. Europa is voor ons te belangrijk om u iets anders toe te wensen!

 
  
MPphoto
 
 

  Karin Resetarits (ALDE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Raad, hopelijk vergeeft u het mij als ik u met Zeus vergelijk. De meeste regeringsleiders behandelen Europa namelijk net als de Griekse oppergod: als minnares. Hier maakt u haar het hof, maar thuis verzwijgt u haar, spreekt u kwaad over haar tegenover uw echtgenote, zodat die geen argwaan kan koesteren.

(Gelach, applaus)

En de burgers reageren net als kleine kinderen, als de huiselijke situatie niet duidelijk is. Ze zijn helemaal de draad kwijt, wantrouwig, zeggen tegen alles nee, net zoals de burgers van Frankrijk en Nederland dat tijdens het referendum hebben gedaan - dat hebben we wel gemerkt.

Wilt u Europa een nieuw elan geven, mijnheer de voorzitter van de Raad? Dat zal u alleen maar lukken als u het goede voorbeeld geeft en de huiselijke situatie eindelijk duidelijk maakt. U moet thuis biechten dat u een minnares heeft: Europa. U moet meer voor haar belangen opkomen en ervoor zorgen dat ze een fatsoenlijk inkomen heeft. U moet de burgers thuis vertellen dat iedere lidstaat in de mondiale wedijver om de welvaart alleen een kans maakt als Europa sterk en zelfverzekerd is. Het is onze taak om de mondialisering te bevorderen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Johannes Voggenhuber (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Raad, ook ik zou u hier welkom willen heten en u veel geluk en veel succes toe willen wensen bij alles wat u gaat doen voor dit gemeenschappelijk Europa.

Na een indrukwekkende, bijna wanhopige toespraak van de Luxemburgse voorzitter van de Raad een half jaar geleden en na een indrukwekkende demagogische toespraak van de Britse voorzitter van de Raad, heeft u vandaag een college gegeven in Europese harmonieleer en geprobeerd om aan de politieke toverfluit een Sound of Europe te ontlokken. Door deze Sound of Europe heen is echter nog de waarheid te horen, en wel dat Europa een crisis doormaakt. Het kan het geruzie van de regeringen en het lawaai van de permanente nationalistische belangenbazaar niet overstemmen. Het kan ook de jammerklachten van Europa niet overstemmen, dat door de regeringen in hun eigen land - als dat zo uitkomt - als zondebok wordt misbruikt, ofschoon die regeringen Europa zelf gecreëerd hebben.

U heeft het over het volk van Europa. Ik heb daar aandachtig en met veel respect naar geluisterd. De meeste regeringen loochenen zelfs dat het bestaat. Voor de kwestie van de Grondwet zou het echter enorme gevolgen hebben als we het volk van Europa serieus zouden nemen. Ook onze collega Cohn-Bendit heeft het al gezegd: de klanken van de toverfluit kunnen uw zwijgen niet overstemmen, het zwijgen van de regeringen die heimelijk blij zijn dat de Grondwet er niet is gekomen, de Grondwet die Europa, het volk van Europa, meer rechten had gegeven maar de regeringen macht had gekost.

Aan het front waar de Europese democratie moet worden verdedigd bent u nergens te vinden. Het zwijgen over sociale kwesties, mijnheer de bondskanselier, de harmonieleer en ook de Europese levensstijl zijn niet in gevaar. Dat ligt ook niet op uw weg; dat heeft heel veel aspecten. De burgers bouwen zelf aan de Europese levensstijl. Het Europese sociale model en de sociale markteconomie zijn echter wel degelijk in gevaar. Daarover heeft u met geen woord gerept. Voor de vrijheid hebben we geen toverfluit nodig. Uw medewerking in de CIA-affaire, een ongehoorde aanval op de grondrechten midden in ons Europa, is daarentegen …

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Kartika Tamara Liotard (GUE/NGL). - Mijnheer Schüssel, allereerst van harte welkom. We kunnen over het algemeen stellen dat het Oostenrijks voorzitterschap in het teken zal staan van twee onderwerpen: het mislukte Grondwetproces en de dienstenrichtlijn.

Over de Grondwet kan ik simpel zijn: die is dood. Dat vindt het Nederlandse volk en dat vindt het Franse volk. Twee lidstaten hebben de grondwet afgewezen en daarmee is deze van de baan. Hoe eerder de Europese Unie dit toegeeft, hoe eerder we kunnen beginnen met de noodzakelijke hervormingen: het terugdringen van EU-bemoeienis met zaken die nationale verantwoordelijkheid zijn, een einde maken aan geldverspilling en fraude in Europa en het écht democratiseren van de EU.

Dan wat betreft de dienstenrichtlijn. Oostenrijk wenst een compromis tussen de verschillende kampen. Maar als wordt gestreefd naar een compromis tussen multinationals aan de ene en vakbonden aan de andere kant, zal dit altijd een verslechtering van de arbeidsvoorwaarden in Europa betekenen. Bovendien zal er over de kern van het voorstel, het oorsprongslandbeginsel, geen compromis bereikt kunnen worden.

Mijn partij en mijn fractie verwerpen concurrentie op arbeidsvoorwaarden of sociale dumping als de toekomst van Europa. Dus verwerpen wij de voorgestelde richtlijn. Europa wilde geen Grondwet; Europa wil niet deze dienstenrichtlijn.

Het Oostenrijks voorzitterschap zou geschiedenis kunnen schrijven door als eerste voorzitter eens echt te luisteren naar wat het volk wil. Als er echter gekozen wordt om mensen een Grondwet en deze dienstenrichtlijn door de keel te duwen, zal dit de weerstand tegen Europese samenwerking alleen maar versterken.

 
  
MPphoto
 
 

  Mario Borghezio (IND/DEM). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, het Oostenrijks voorzitterschap, dat wij veel geluk toewensen, heeft heel wat thema’s om zich op te bezinnen: de afwijzing van de Europese Grondwet, die dood en begraven is, en de wijdverbreide scepsis onder de Europese bevolking. Wij vragen het voorzitterschap om af te koersen op het Europa van de volkeren en het Europa van de regio’s.

Ik heb het voorzitterschap uitgenodigd om de stad Trieste te beschouwen als de hoofdstad van Europa, aangezien zij een symbool is van het etnisch Europa en een treffend voorbeeld van co-existentie van verschillende volkeren. En nu we het toch hebben over de rechten van de volkeren, wil ik erop wijzen dat hier buiten het Parlement mensen staan die komen van het schiereiland Istrië, van Dalmatië en de stad Fiume. Ik vraag uw aandacht voor het feit dat het recht op eigendom van de Italiaanse minderheid in die gebieden nog steeds met voeten getreden wordt, ondanks dat het vredesverdrag van 1947 voorzag in bescherming van dat recht. Die mensen wachten daar dus nog steeds op! Kanselier Schüssel, ik zal u een dossier overhandigen over deze delicate en langslepende kwestie.

Wij verdedigen de rechten van de volkeren en willen voorkomen dat Europa alleen maar neerkomt op het Europa van de Brusselse technocraten. De dossiers die zoveel scepsis hebben veroorzaakt komen uit de koker van de technocraten van Europa. Die delen namelijk de lakens uit, net zoals de banken dan doen, net zoals het deel van Europa dat uit is op toetreding van Turkije en goedkeuring van de Bolkestein-richtlijn. Wij daarentegen staan voor een ander Europa, voor het Europa van de volkeren en de regio’s. Wij verwachten dan ook dat het wijze Austria Felix als vertolker van dit diepere gedachtegoed optreedt.

 
  
MPphoto
 
 

  Konrad Szymański (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik constateer met verbijstering, dat de Oostenrijkse minister van Economische Zaken pleit voor een de facto bevriezing van de dienstenrichtlijn, terwijl het werkprogramma van de Raad is toegespitst op institutionele vraagstukken.

In verband hiermee vraag ik of u dan van plan bent zes maanden van onze gezamenlijke debatten te verspillen aan een discussie over het verworpen Grondwettelijk Verdrag. En dan heb ik nog een vraag: wat bent u van plan te doen om een gemeenschappelijke dienstenmarkt in de Europese Unie op te bouwen en alle belemmeringen op de arbeidsmarkt weg te nemen? Tenslotte staat inmiddels wel vast dat die belemmeringen niet om economische redenen gehandhaafd kunnen worden.

Ik zou met name graag willen weten hoe u denkt te reageren op de onrechtmatige acties van de Zweedse vakbonden, die na de Letse kwestie Vaxholm, een ander bouwbedrijf uit een nieuwe lidstaat proberen te beschadigen. Dit keer gaat het om het Poolse bedrijf Zojax.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, het Oostenrijkse voorzitterschap wil de juiste vragen stellen om iets te kunnen doen aan het rampzalige feit dat brede lagen van de Europese bevolking afwijzend staan tegenover de Europese Unie.

In dat geval mogen we de hamvraag niet uit de weg gaan, namelijk de vraag waartoe de Europese integratie uiteindelijk moet leiden: tot een naar centralisme neigende federale staat, wat een gevolg zou zijn van het inmiddels gestrande Grondwettelijk Verdrag, of tot een confederatie, een Europa van naties?

Evenmin mogen we de vraag uit de weg gaan tot hoever Europa zich uitstrekt, en of bijvoorbeeld het islamitische Anatolië ooit bij Europa zou moeten horen, of hoe ver we moeten gaan met de uitbreiding naar het Oosten, en of die uitbreiding niet beter zou moeten worden voorbereid.

Tot slot zullen we ons ook niet kunnen onttrekken aan de vraag waarom de Unie alleen kan functioneren als de grootste nettobetalers, waartoe thans ook Oostenrijk behoort, steeds sterker worden belast.

Ik hoop van harte dat u deze voor de toekomst van Europa zo belangrijke vragen niet, zoals vandaag, op elegante maar uiterst angstvallige wijze zult ontwijken. Anders zal ook onder het Oostenrijkse voorzitterschap de scepsis van de mensen tegenover de EU alleen maar verder toenemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Timothy Kirkhope (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de fungerend voorzitter, namens de Europese Democraten in de PPE-DE-Fractie, en als de eerste Britse conservatief die het woord neemt, heet ik u welkom en wens ik u alle goeds toe. U neemt het voorzitterschap van de Raad over op een belangrijk moment. Na de kansen die het Britse voorzitterschap heeft gemist, krijgt u nu de kans om op een aantal belangrijke gebieden echte vooruitgang te boeken.

Ik hoop oprecht dat met spoed zal worden gewerkt aan de economische hervormingsagenda. Deze agenda is onder het vorige voorzitterschap tot stilstand gekomen, en ik vraag u dringend u niet te laten afhouden van hervormingen. Ik maak me enigszins zorgen over de kwestie van de dienstenrichtlijn, waarin u volgens mij enkele wijzigingen wilt aanbrengen, en over uw plannen om de socialezekerheidsstelsels te coördineren. Ik hoop dat u geen maatregelen gaat nemen die de vooruitzichten op economische vooruitgang schaden. Ik vraag u ook de opt-out van de werktijdenrichtlijn niet te wijzigen. Deze opt-out is, zeker vanuit Brits perspectief, essentieel geweest voor de recente economische bloei van het Verenigd Koninkrijk.

Ik ben heel blij met uw oproep tot een serieuze discussie over de rol van het Europees Hof van Justitie. Dat is een uiterst belangrijk debat, want het Hof lijkt de afgelopen jaren de bevoegdheden van Europa te hebben uitgebreid tot gebieden waar zeker geen Europees recht bestond. Het debat komt dus op het juiste moment, en ik ben heel blij dat dit debat zal plaatsvinden.

U hebt enkele opmerkingen gemaakt over de Europese Grondwet. Ik wil duidelijk stellen dat we werkelijk van mening zijn dat het verstandig zou zijn om de Grondwet op dit moment niet opnieuw uit de kast te halen. De opmerkingen van de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken kunnen niet worden genegeerd. De burgers van Europa willen niet een meer gecentraliseerde staat, en ze willen geen gecentraliseerd Europa. Aan het begin van het Conventieproces hebben de leiders in Laken gezegd dat ze de band van de EU en haar instellingen met het volk wilden herstellen. De Grondwet is daar niet in geslaagd. De mensen willen echter wel een Europa dat werkt aan banen, economische groei en het milieu, en dat samenwerkt in de strijd tegen misdaad en terrorisme. We moeten ons losmaken van het oude debat over instellingen en grondwetten. Laten we ons richten op de gebieden waarop de EU waarde kan toevoegen aan de levenskwaliteit en de levensstandaard van de mensen.

Ik wens u allen succes.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Poul Nyrup Rasmussen (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de Bondskanselier, ik ben het helemaal eens met wat de voorzitter van mijn fractie, de heer Schulz, heeft gezegd over de financiële vooruitzichten. Kanselier, ik hoop oprecht dat u met uw onderhandelingstalent tijdens de komende onderhandelingen met het Parlement de benodigde flexibiliteit zult tonen.

De voorzitter van mijn fractie heeft, net als u, onderstreept hoe belangrijk het is dat het voorzitterschap van dit voorjaar voor meer groei en banen zorgt. Het viel mij op dat u zei dat een groei van 3 procent en een daling van de werkloosheid van 1 procent een mogelijk vooruitzicht is voor de komende jaren. Dat is een schitterend vooruitzicht, en een vooruitzicht dat ik goedkeur, maar we moeten wel de juiste instrumenten gebruiken om dit doel te halen. Laten we dat doel halen, maar laten we daarvoor wel de juiste instrumenten gebruiken.

Ik heb u enkele dagen geleden een voorstel gestuurd voor een nieuwe groeistrategie, waar ook de Sociaal-democratische Partij en haar fractie mee akkoord gaan. De heer Schulz en ik waren enkele dagen voor Hampton Court in Londen, en daar hebben de socialistische leiders, presidenten en premiers unaniem besloten om de Europese Unie een nieuwe gemeenschappelijke groeistrategie voor te leggen, omdat we beseften dat we groei niet uitsluitend via een EU-richtlijn kunnen realiseren. Daarvoor beschikken we niet over de benodigde bevoegdheden. We kunnen het echter wel samen doen, in een tijdens de komende voorjaarsbijeenkomst van de Raad vrij overeen te komen intergouvernementeel besluit.

Ik hoop oprecht dat u de visie deelt die de socialistische regeringen van Europa aan u voorleggen, en dat u de krachten aan de andere kant zult bundelen, of ze nu grijs zijn of een andere kleur hebben. Het gaat om de resultaten, zoals u hebt gezegd. Deze groeistrategie toont aan dat we kunnen slagen als we de groei stimuleren, als een combinatie van hervormingen en een geleid beroep op verstandige investeringen in onderwijs, in een actief arbeidsmarktbeleid, in kinderopvang, in onderzoek en in het midden- en kleinbedrijf. Maar wat we nodig hebben, zijn gemeenschappelijke besluiten tijdens de Lenteraad en behoedzame en geleide besluiten in de komende drie tot vier jaar.

Ik heb voorzitter Barroso van de Commissie een paar weken geleden gevraagd of we dat kunnen, of we tot een nieuw akkoord kunnen komen, als een nieuw begin voor de lentetop. Meneer Barroso, ik kreeg de indruk dat u zei: “Laten we het proberen”. U hebt de kans, en als u deze grijpt, zullen de mensen van Europa niet alleen het geluid van Europa horen, maar zullen wij ook de stem van de mensen horen, en dan zullen ze ook naar ons gaan luisteren. Dan zullen ze ook bereid zijn om te praten over een nieuw verdrag voor Europa. Is dat niet de moeite waard? Ik denk van wel.

 
  
MPphoto
 
 

  Silvana Koch-Mehrin (ALDE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, in de komende zes maanden staat u voor een aantal belangrijke opgaven. U hebt ze opgesomd, en ze hebben vooral te maken met ons dagelijks werk hier. Ik denk echter dat u een nog veel fundamentelere taak op u moet nemen, namelijk het opnieuw ontdekken van de Europese identiteit. Wanneer onze gemeenschappelijke identiteit niet zichtbaar is, dient zich immers direct de vraag aan, waaraan Europa zijn bestaansrecht eigenlijk ontleent. U moet antwoorden vinden op de vraag wat Europa voor mij als individuele burger oplevert. Wat levert het vanuit politiek en financieel oogpunt op? Wat merk ik in mijn dagelijks leven eigenlijk van Europa? Waaruit kan ik afleiden dat ik een Europeaan ben?

Voert u dus vooral een open discussie! Geeft u ruimte aan meningsverschillen, want ik ben ervan overtuigd dat degenen die niet openstaan voor kritiek, maar haar negeren, Europa meer schade berokkenen dan degenen die kritisch staan tegenover Europa.

Ik hoop ook dat u ongewone maatregelen durft te nemen. Ik ben zeer onder de indruk van uw activiteiten op het gebied van de kunst. U bent tenslotte de leider van felix Austria. U bent een teamspeler. U bent gewend het spel hard te spelen: de helft van uw ministersploeg bestaat uit vrouwen. Daarom hoop ik dat u het Europese levensgevoel verspreidt. Dat zou fantastisch zijn.

(Applaus)

 
  
  

VOORZITTER: JACEK EMIL SARYUSZ-WOLSKI
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Sepp Kusstatscher (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de bondskanselier, ik heb drie heel concrete punten die ik graag onder de aandacht van het huidige voorzitterschap van de Raad wil brengen:

Ten eerste: de bescherming van minderheden. Wij mochten als Zuid-Tirolers altijd op veel begrip vanuit Wenen rekenen. Laat Oostenrijk dan even ruimdenkend zijn jegens de minderheden in eigen land, zoals de Sloveense minderheid in Karinthië. Wat zich momenteel rond de controverse over de plaatsnaamborden in Karinthië afspeelt, is grotesk.

Ten tweede: de ratificatie van het vervoersprotocol bij de Alpenovereenkomst. Als Oostenrijk deze oude wens van de Alpenlanden niet in vervulling doet gaan, welk land dan wel?

Ten derde: het voorkomen van de aanleg van de Brenner-basistunnel. Aan de aanleg van een hogesnelheidslijn door de Alpen kleven vele bezwaren: personen- en goederenvervoer op het oude en het nieuw aan te leggen traject; een hogesnelheidslijn voor het personenvervoer door zeer veel en zeer lange tunnels; goederenvervoer over de oude Brennerspoorlijn, wat leidt tot veel overlast voor de omwonenden; overhaaste aanleg van de Brenner-basistunnel zonder gelijktijdige realisering van de aanlooproutes. Dit nieuwe megaproject zal nog onrendabeler zijn dan de Kanaaltunnel.

 
  
MPphoto
 
 

  Tobias Pflüger (GUE/NGL). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, allereerst ben ik blij met de overdracht van het voorzitterschap aan Oostenrijk. Misschien zien we nu eindelijk eens concreet beleid, in plaats van al die zeepbellen onder het Britse voorzitterschap. Uw programma voor het EU-voorzitterschap, mijnheer Schüssel, is echter met name op het terrein van het buitenlands en militair beleid verontrustend. Aan de ene kant wordt gezegd dat we openhartig moeten praten over de wijze waarop we verdergaan met het Grondwettelijk Verdrag van de EU. Dat is allemaal prima, maar het huidige Grondwettelijk Verdrag is dood. We hoeven in feite alleen nog maar de datum vast te stellen waarop we het Verdrag ten grave dragen. Aan de andere kant worden de delen van het Grondwettelijk Verdrag die nodig zijn voor het militair beleid, gewoon geïmplementeerd, zonder ratificatie. Dit programma voor het gebied van het militair beleid is met name voor een neutraal land problematisch. Twee voorbeelden: ten eerste zijn er volgens het programma meer inspanningen nodig om ervoor te zorgen dat de gevechtseenheden al vanaf 1 januari 2007 inzetbaar zijn, en ten tweede wil men bijzondere prioriteit geven aan het zogenaamd Europees Defensieagentschap.

Mijnheer Schüssel, u moet de EU geen militair, maar een civiel gezicht geven!

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Karatzaferis (IND/DEM). - (EL) Mijnheer de kanselier, het recept voor succes is heel eenvoudig: neemt u een grote foto van Blair, zet u die tegenover u op uw bureau en schrijft u daaronder: “ik mag niet kopiëren!” Dan zult u geheid succes boeken.

Een ander recept: doet u geen concessies. Als u in iets gelooft, moet u voet bij stuk houden. De toegeeflijkheid van 3 oktober 2005 is in ons geheugen gegrift.

Verder moet u paal en perk stellen aan de controle van de Amerikanen in het gebied en aan het werk van de CIA. Past u op dat u niet wordt meegesleurd in nieuwe avonturen in het Midden-Oosten, en probeert u vooral niet de Grondwet uit den dode te doen opstaan. De Grondwet is dood en verleden tijd. Deze kan niet de visie op Europa zijn van onze volkeren.

Probeert u anderzijds om de indicatoren van Maastricht te veranderen. De ontwikkelingslanden van Europa kunnen die niet bijbenen. Zegt u ‘nee’ tegen een harde euro, want daardoor wordt de ontwikkeling van de industrie gedwarsboomd. En natuurlijk moet u ook ‘nee’ zeggen tegen de hoge rentevoeten, waardoor de huishoudens kapot worden gemaakt.

Dan nog iets: toen u in 1945 vroeg om toetreding tot de VN als Republiek Duits-Oostenrijk, zei men ‘nee’ tegen “ Duits”. Nu zeggen wij ‘nee’ tegen “Macedonië” voor de FYROM!

 
  
MPphoto
 
 

  Guntars Krasts (UEN). - (LV) De interne en externe uitdagingen waarvoor de Europese Unie zich op dit moment gesteld ziet, zijn zo groot dat het land dat momenteel het EU-voorzitterschap bekleedt, zich er niet toe kan beperken enkel het eerder begonnen werk voort te zetten.

Wordt in het door het voorzitterschap voorgesteld werkprogramma duidelijk gemaakt wat de wezenlijke taken zijn die de EU moet vervullen? Mijns inziens heeft het voorzitterschap tamelijk nauwkeurig aangegeven welke kwesties bij gebrek aan een oplossing een verdere succesvolle ontwikkeling van de Unie in de weg zullen staan. Er moeten duidelijke antwoorden komen op de fundamentele vraag naar de geografische grenzen van de Unie en naar de gewenste mate van integratie. Op basis van die antwoorden kan het debat over de Grondwet in een context van beter wederzijds begrip heropend worden.

Wat de tenuitvoerlegging van de Strategie van Lissabon betreft, kunnen wij nog maar één ding doen: de concrete werkzaamheden zodanig opvoeren dat de termijnen voor de voltooiing ervan gehaald worden. Een besluit tot liberalisering van de dienstensector zou niet alleen nieuwe mogelijkheden voor economische bedrijvigheid op de EU-markt scheppen, maar ook de krachtigste impuls geven aan de ontwikkeling van de kleine en middelgrote ondernemingen die de Europese Unie überhaupt kan geven.

Een ander belangrijk punt is dat er snel strategische beslissingen met betrekking tot de continuïteit van de energievoorziening genomen moeten worden, zodat de activiteiten van het bedrijfsleven op het vlak van onderzoek en ontwikkeling van infrastructuur zo snel mogelijk in een strategisch kader geplaatst kunnen worden. Het land dat momenteel het voorzitterschap bekleedt, moet dan ook spoedig aangeven waar de grote problemen liggen en de lidstaten de weg wijzen bij het vinden van oplossingen voor die problemen tijdens het halfjaar van zijn voorzitterschap.

 
  
MPphoto
 
 

  Sergej Kozlík (NI). - (SK) Mijn spreektijd is erg kort, dus ik kan alleen zeer summier mijn belangrijkste aandachtspunt naar voren brengen. Vanmiddag om twaalf uur zal het Europees Parlement het standpunt van de Raad inzake de financiële vooruitzichten 2007-2013 verwerpen. Ook zal het duidelijk maken dat het bereid is de discussie over de financiële vooruitzichten onder Oostenrijkse voorzitterschap voort te zetten, met de bedoeling alsnog een akkoord te bereiken. Een en ander zou ertoe moeten leiden dat het Parlement tijdens de vergaderperiode van eind maart zijn goedkeuring kan hechten aan de begroting.

Dit betekent dat het Oostenrijkse voorzitterschap voor de helft van de tijd in het teken zal staan van pogingen om overeenstemming te bereiken over de begroting, tenzij we bereid zijn een crisis binnen de EU-instellingen te accepteren. Het begrotingskader moet evenwel definitief vastgesteld worden, en daarin zullen in ieder geval enkele van de voorstellen van het Europees Parlement overgenomen moeten worden, willen we enkele doelstellingen van het Oostenrijkse voorzitterschap verwezenlijken. Dat zal ook van belang zijn om te kunnen beantwoorden aan de verwachtingen van de Europese burgers op terreinen als onderwijs, werkgelegenheid, arbeidsflexibiliteit en cohesiebeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Jaime Mayor Oreja (PPE-DE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de bondskanselier, een half jaar is ongetwijfeld een te korte periode om van de bondskanselier te eisen dat de hij de huidige Europese crisis voor het einde van zijn mandaat tot een oplossing brengt.

Een half jaar kan echter lang genoeg zijn om de juiste koers aan te geven voor de verandering en herziening waar de Europese Unie behoefte aan heeft. Daarom wil ik hier gewoon twee, naar mijn idee voor de Unie urgente kwesties aan de orde stellen.

In de eerste plaats zult u, bondskanselier, na ons allen te hebben aangehoord, zien dat de Europese Unie geen probleem met woorden heeft. We vragen immers bijna allemaal hetzelfde: meer Europa, en de aanpak van reële problemen met het beleid van de Europese Unie.

Het probleem is niet gelegen in de woorden maar in de houding. De instellingen moeten hun houding telkens weer aanpassen als ze kwesties behandelen die van invloed zijn op de Europeanen. Op de dag dat we in het Europees Parlement niet onderzoeken wat de voorzitter van de Raad doet, maar wat de regeringsleiders doen op de niet door hen voorgezeten Raden, raken we ongetwijfeld de kern van een van de problemen van de Europese Unie, namelijk het gebrek aan vasthoudendheid, het gebrek aan ononderbroken werken door alle regeringen, ook al zijn ze geen voorzitter van de Raad.

In de tweede plaats, mijnheer de bondskanselier, zullen de Europeanen over een paar jaar de politieke rol moeten erkennen die de Europese Unie vervult bij de belangrijke problemen waarmee we geconfronteerd worden: energie, immigratie, terrorisme, groei en werkgelegenheid.

De Europeanen hebben op het ogenblik geen idee van wat de Europese Unie op elk van deze gebieden doet. Ze evalueren niet, ze bekritiseren niet en ze beoordelen niet, omdat ze niet weten wat de Europese Unie op deze gebieden doet. We moeten als politici onze armen uit de mouwen steken om bekendheid te geven aan wat de Europese Unie en haar instellingen op deze gebieden ondernemen. Dat, mijnheer de bondskanselier, is de tweede kwestie die voor de Unie van urgent belang is.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Berger (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, naar aanleiding van het jubileumjaar hebt u, bondskanselier, Mozart min of meer als voorbeeld genomen voor de wijze waarop u aan het voorzitterschap gestalte wilt geven. Enkele afgevaardigden hebben daarop voortgeborduurd. Ondanks mijn liefde voor Mozart zouden we bij een therapie voor de ziekten van Europa echter meer hebben aan een andere Oostenrijker en Europeaan, wiens geboortedag wij dit jaar eveneens gedenken. Ik doel op Sigmund Freud, die zich onder meer heeft beziggehouden met minderwaardigheidscomplexen, frustraties en narcisme; dat lijken mij symptomen van ziekten waaronder ook de Europese ziel gebukt gaat. Wij hebben een groot aantal minderwaardigheidscomplexen. U had het zelf over de Europese levensstijl. Dat is vooral een sociaal model en dat model zouden we moeten exporteren. Europa moet geen neoliberale modellen uit andere delen van de wereld importeren.

Daarom vraag ik u, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, om met Condoleezza Rice en de regering-Bush wel naar muzikale, maar niet naar politieke harmonie te streven. U moet Europa zelfbewust in de wereld vertegenwoordigen. Zoals we van Freud hebben geleerd, ontstaan frustraties doordat men in zijn verwachtingen wordt teleurgesteld. Verwachtingen worden door de Unie maar al te vaak gewekt. We beloven bijvoorbeeld dat we prioriteit geven aan dertig vervoersprojecten en stellen vervolgens financiële vooruitzichten vast waardoor het onmogelijk wordt die projecten met Europese of nationale gelden te financieren. Ook in Oostenrijk zelf is er door uw vice-kanselier al een project afgeschreven dat mij na aan het hart ligt, namelijk de spoorverbinding tussen Praag en Linz.

Naar mijn mening houden al deze zaken ook verband met een ander fenomeen dat we met name in de Europese Raad nogal eens aantreffen: narcisme en een overdreven egocentrisme zorgen er steeds weer voor dat we met Europa niet verder komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne E. Jensen (ALDE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de bondskanselier, mijnheer de voorzitter van de Commissie, wij verwerpen het begrotingsakkoord van december omdat daarmee de doelstelling van een dynamischer en concurrerender Europa volstrekt niet kan worden bereikt, en omdat daarmee ook geen garanties worden gegeven voor een sterkere rol van de EU op het internationale toneel. Zowel u, mijnheer Barroso, als u, mijnheer Schüssel, geeft goede adviezen over hetgeen wij als Europees Parlement al dan niet moeten vragen tijdens de begrotingsonderhandelingen. Wij willen echter het allerliefst een groter en flexibeler kader, en beide heren hebben nadrukkelijk laten zien dat wij zo’n kader nodig hebben.

Mijnheer Schüssel, u hebt gelijk als u zegt dat het tijd is om af te rekenen met het meer ideologisch geaarde verzet tegen een Europese belasting, want het is duidelijk dat we ons na de uitbreiding in een nieuwe positie bevinden. Niet alleen zitten er veel meer landen rond de tafel, maar er zijn ook grotere verschillen in welvaart. We moeten een alternatief vinden voor de huidige financiering met bijdragen uit de staatskassen. Ieder land hecht veel te veel belang aan de nettobijdrage, in plaats van naar het geheel te kijken. Ik ben het ermee eens dat we daarmee moeten afrekenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Patrick Louis (IND/DEM). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de bondskanselier, in de Süddeutsche Zeitung heeft u iets heel belangrijks gezegd: u wees erop dat het Hof van Justitie zijn arresten niet mag gebruiken om bevoegdheden over te dragen aan de Commissie, en wel buiten het kader van de Verdragen om. Wij feliciteren u met uw helderheid van geest.

De met het arrest van 13 december 2005 in de zaak ‘Marks & Spencer’ gegeven jurisprudentie toont namelijk aan dat het Hof van Justitie de Verdragen teleologisch interpreteert, en daardoor zijn boekje te buiten gaat. Wij zouden graag zien dat ons Parlement uw voorzitterschap aangrijpt om de rol van het Hof van Justitie opnieuw te definiëren en de consequenties van zijn arresten te beperken.

Mijnheer de bondskanselier, als u de volken wilt verzoenen met Europa dient u slechts één doel voor ogen te hebben: uw autoriteit gebruiken om de macht weer in handen te geven van de soevereine lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Jana Bobošíková (NI). - (CS) Mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, wat ik verwacht van uw voorzitterschap is voortgang in de besprekingen over de Europese Grondwet. Ik verwacht dat u eindelijk de moed verzamelt om onze burgers duidelijk te zeggen dat de tekst die hun door de politici wordt opgedrongen ondoorzichtig en onrechtvaardig is en, belangrijker nog, op geen enkele manier bijdraagt tot een oplossing voor de huidige crisis binnen de Europese Unie. In feite is er een precedent voor de Europese integratie, een belangrijk fundament waarop Oostenrijk deze bekendmaking aan onze burgers kan baseren. Nog geen honderd jaar geleden vormde het Oostenrijks-Hongaarse Rijk een unieke confederatie met gemeenschappelijke ministeries voor Buitenlandse Zaken, Oorlog en Financiën, en een rekenkamer. Het rijk bestond uit 21 Europese landen, er werden diverse talen gesproken en het hield 51 jaar stand. Waardoor ging het ten onder? Wel, niemand had de moed om een oplossing te vinden voor de problemen die een dergelijke coëxistentie van nature met zich meebrengt. De politici dachten dat de problemen na verloop van tijd vanzelf wel zouden verdwijnen, en we weten hoe dat is afgelopen. Ik hoop daarom, mijnheer de voorzitter, dat Oostenrijk niet dezelfde weg bewandelt als zijn voorgangers, maar zich sterk zal maken voor een omvorming van de Grondwet tot een werkbare, beknopte, begrijpelijke en rechtvaardige tekst.

 
  
MPphoto
 
 

  Antonio Tajani (PPE/DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, het Oostenrijks voorzitterschap gaat van start op een zeker niet gemakkelijk moment voor Europa, ook al kan het akkoord over de financiële vooruitzichten een nieuwe fase inluiden. De Unie is namelijk geconfronteerd met een sterke aanval van binnenuit en een even gevaarlijke aanval van buitenaf.

De interne aanval komt van degenen die niet, of niet meer, geloven in de belangrijke rol die Europa kan en moet vervullen. Die mensen profiteren van de vertrouwenscrisis die een te groot aantal burgers heeft weggedreven van de instellingen. Die mensen vinden dat de instellingen te ver van hen af staan en bestuurd worden door een almachtige en onkundige bureaucratie. De Europeanen willen juist een politieke Unie die hun problemen kan oplossen, problemen waarop de lidstaten en de plaatselijke overheden geen antwoord hebben.

Daarom moeten wij ijveren voor een sterker politiek gericht Europa, een Europa dat meer bereid is om de belangen van de mensen te behartigen. Er is behoefte aan een krachtige inspanning voor een economische groei die werkgelegenheid kan genereren. Er is behoefte aan steun voor het midden- en kleinbedrijf, zoals u al gezegd heeft. Ook moet er een begrotingshervorming komen, en moet iets worden ondernomen om het nijpende immigratievraagstuk aan te pakken. Voorts moet er een Grondwet komen om deze doelstellingen te realiseren, de wetgevingsprocedures te vereenvoudigen en de continuïteit van het politieke optreden te garanderen.

Wij zijn ervan overtuigd dat wij in de komende zes maanden de nodige stappen in deze richting kunnen zetten. Wij kijken daarbij vol vertrouwen naar het jaar 2007, wanneer het Duitse voorzitterschap samenvalt met de viering van de vijftigste verjaardag van de ondertekening van de communautaire Verdragen. Wij kunnen dan positieve besluiten voor de toekomst van Europa nemen. De Grondwet is niet dood en de inwerkingtreding daarvan is zelfs een fundamenteel doel dat wij nastreven.

De externe aanval komt van het terrorisme. Daartegen moeten wij ons verdedigen door een hechtere interne samenwerking, door gerechtelijke initiatieven en politieacties op touw te zetten, maar vooral door een begin te maken met politiek optreden. De Unie moet een belangrijke exponent worden in het vredesproces in het Midden-Oosten. De strijd tegen het terrorisme wordt namelijk vooral in dat deel van de wereld uitgevochten. Veiligheidsgaranties voor Israël en het ontstaan van een Palestijnse staat zijn de belangrijkste middelen om ervoor te zorgen dat vrijheid en vrede zegevieren over geweld en fundamentalisme.

Mijnheer de bondskanselier, Forza Italia staat samen met de Europese Volkspartij achter de voorstellen van het Oostenrijks voorzitterschap om de rol van Europa nieuw elan te geven en de instellingen van de Unie dichter bij de burger te brengen. U kunt rekenen op onze steun. Ik wens u een profijtelijke werkperiode, mijnheer Schüssel.

 
  
MPphoto
 
 

  Ralf Walter (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, binnenkort beginnen de discussies over de financiële vooruitzichten. Mijnheer de bondskanselier, u zei aan het begin dat u in Oostenrijk gewend bent aan jaarlijkse begrotingen. Die kennen wij op Europees niveau ook. In het kader van een vrijwillig interinstitutioneel akkoord tussen Parlement en Raad proberen wij daarnaast echter voor een periode van zeven jaar gemeenschappelijke regels vast te leggen die betrekking hebben op de omvang en besteding van de middelen. Aangezien het om een vrijwillig akkoord tussen twee instellingen gaat, hoeft het niemand te verbazen dat de ene instelling niet bereid is om de uitkomst van een topbijeenkomst van de andere instelling zomaar te accepteren, onder het motto: zo ver konden we gaan, meer zit er niet in! Dat zou toch het toppunt zijn! Elk parlement dat daarin zou meegaan, zou een van zijn elementaire rechten ondergraven en de daaruit voortvloeiende plichten en taken verzaken.

Wij willen het resultaat dat u hebt bereikt zorgvuldig bestuderen. Nog maar enkele weken geleden hebben we de begroting voor 2006 vastgesteld. Zij omvat 1,09 procent van het bruto binnenlands product. U hebt in de Raad gezegd dat we het in de toekomst met 1,045 procent moeten doen - dat is aanmerkelijk minder. Tegelijkertijd staan we echter voor grote opgaven die moeten worden vervuld. Dit betekent dat er óf onvoldoende financiering voor die opgaven zal zijn, en we de mensen dus zullen moeten teleurstellen, óf dat we moeten nagaan hoe we voldoende flexibiliteit kunnen inbouwen om alsnog onze toezeggingen te kunnen nakomen. Uw aanpak - het verlagen van het totale budget - betekent dat we keuzes moeten maken: op welke terreinen wilt u dan eigenlijk bezuinigen? Op terreurbestrijding? Ik heb begrepen dat men Europol wil versterken. Op de veiligheid van de luchtvaart, waarvoor we een agentschap oprichten? Ik denk dat we daarop niet mogen bezuinigen. Op de uitwisseling van scholieren, studenten en leerlingen in opleiding die naar andere Europese landen gaan om hun eigen vaardigheden te ontwikkelen, om in een Europese omgeving te kunnen werken en om straks concurrerend te kunnen zijn? Die uitwisseling is toch nodig!

U zei dat onderzoek een nationale verantwoordelijkheid moet zijn. Satellietnavigatie, grote lasers, neutronenbronnen, genoombanken: moet dat soort onderzoek alleen nationaal worden gefinancierd? Ik denk dat we daarmee niet verder komen. We hebben ons best gedaan om een goed voorstel op tafel te leggen. We zullen serieus en in wederzijds vertrouwen met elkaar bespreken wat haalbaar is. Ik vind dat wij als Europeanen eens goed moeten nadenken over de vraag wat Europa ons eigenlijk waard is. We smijten toch niet met miljarden! Ik heb het de andere Duitse afgevaardigden, mijn medeburgers, voorgerekend: uitgaande van ons voorstel moet iedere Duitser straks tien euro per maand investeren, en dan kan alles worden gerealiseerd. Wie dan naar buiten gaat en zegt dat ze in het Europees Parlement totaal niet realistisch zijn of hun doel voorbijstreven, weet echt niet wat Europa waard is.

 
  
MPphoto
 
 

  Lena Ek (ALDE). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Barroso, mijnheer Schüssel, “er is een heel nieuwe manier van denken nodig om de problemen op te lossen die wij met de oude manier van denken hebben veroorzaakt” zei Albert Einstein, die ook eerder al werd genoemd. Daarom heb ik enkele specifieke vragen. Wat is het voorzitterschap, praktisch gesproken, van plan te doen voor de kleine en middelgrote bedrijven? U zei dat u van plan was banen te creëren via het energiebeleid. Kunt u ons uitleggen hoe? Bent u van plan steun te geven aan vrijwillige of verplichte streefdoelen voor alternatieve energie en biomassa? Dat is ook een heel belangrijk vraagstuk.

Het is welbekend dat het gemakkelijker is voor zijn beginselen te vechten dan volgens zijn beginselen te leven. U spreekt alsmaar over het milieu en de consumentenmacht, maar ik wilde u vragen of u bij de chemicaliënrichtlijn zult vechten voor de mogelijkheid tot vervanging van de allergevaarlijkste chemische stoffen, en of u het in december door de Raad bereikte akkoord zult verbeteren. Zult u daaraan het recht van de consument om te weten wat voor gevaarlijke chemische stoffen in bepaalde producten zitten, toevoegen?

Tot slot wilde ik u bedanken voor de uitstekende conferentie van Wenen van afgelopen week en u veel succes wensen met uw voorzitterschap.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Grossetête (PPE-DE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik heb zeer aandachtig naar u geluisterd, meneer Schüssel, en aan het begin van dit jaar wens ik u het beste.

Het Britse voorzitterschap stond in het teken van mooie woorden. Uw voorzitterschap moet in het teken staan van daden. Bescheiden voorstellen en doeltreffende actie hebben we nodig. De Europese burger verwacht van u niet nog meer hoogdravende redevoeringen en loze beloften, maar concrete daden, daden die relevant zijn voor het leven van alledag.

Ik deel uw wens om het vertrouwen van de burger te herstellen, maar neemt u mij niet kwalijk als ik zeg dat ik nog altijd sceptisch ben. Ik noem slechts één voorbeeld, dat me na aan het hart ligt: kindergeneesmiddelen. Er zijn momenteel bijzonder weinig geneesmiddelen die speciaal voor kinderen ontwikkeld zijn. Deze kwestie kan vlot geregeld zijn. Ons Parlement heeft zich in eerste lezing uitgesproken en de Raad heeft zijn politiek akkoord hieraan gehecht, maar het gemeenschappelijke standpunt laat om onverklaarbare redenen op zich wachten. Mijnheer de bondskanselier, ik verwacht dat u de leden van dit Parlement persoonlijk toezegt dit dossier tot een prioriteit te zullen maken, opdat het nog tijdens uw voorzitterschap kan worden afgerond. Wat me verontrust is dat in uw programma met geen woord wordt gerept over deze buitengewoon belangrijke kwestie, die het welzijn van onze kinderen aangaat en die aan iedereen duidelijk maakt wat de toegevoegde waarde van Europa is. Ik reken op uw steun, en in ruil daarvoor kunt u rekenen op mijn vastberadenheid.

Het zal geen eenvoudige opgave zijn om het vertrouwen van het Europees Parlement in de Raad te herstellen, want Europa kan niet overleven zonder een echte begroting. Wij moeten nog zoveel doen, wij moeten opbouwen en ontwikkelen, en wij moeten de burger nog zoveel bieden, maar met wat de Raad voorstelt - met dit slechte akkoord van de Raad over de financiële vooruitzichten - kunnen we net zo goed direct ophouden met ons parlementaire werk, de zaak sluiten en op vakantie gaan. Neem dat echt ter harte!

Mijnheer de bondskanselier, ik wens u veel succes!

 
  
MPphoto
 
 

  Csaba Sándor Tabajdi (PSE). - (HU) Mijnheer de Voorzitter, wat het begrotingskader 2007-2013 betreft, zou ik u, als bondskanselier van mijn buurland, willen vragen alles te doen wat mogelijk is om ervoor te zorgen dat er een interinstitutioneel akkoord bereikt wordt, want de nieuwe lidstaten hebben geen tijd te verliezen. Komt er geen akkoord over het begrotingskader voor de komende zeven jaar, dan verliezen wij tweederde van de EU-steun, en als de zaak verder uitgesteld wordt, zullen we onvoldoende tijd hebben om de grote projecten in het kader van het structuur- en cohesiebeleid voor te bereiden.

Wij zijn van mening dat het van groot belang is dat er een beter begrotingskader komt, maar wij zouden wel graag zien dat niet getornd werd aan de ruimere mogelijkheden die de nieuwe lidstaten in december toegezegd werden met betrekking tot het gebruik van de structuur- en cohesiefondsen.

Wat de Grondwet betreft, zou ik erop willen wijzen dat de recente uitbreiding de eerste was die niet door een uitdiepingsproces voorafging. Die uitdieping is niet mogelijk zonder de Grondwet, en u kunt wat dit betreft op Hongarije rekenen. Het kan niet zo zijn dat twee landen een blokkade voor 23 andere landen opwerpen.

Volgende punt: het concurrentievermogen van de Europese Unie. De dienstenrichtlijn en de invoering van vrij verkeer van werknemers zijn absoluut noodzakelijk. Kijkt u maar naar Ierland: daar is de werkloosheid niet toe- maar juist afgenomen nadat het vrij verkeer van werknemers was gerealiseerd.

Laatste punt: als Hongaars afgevaardigde ben ik zeer ingenomen met uw aandacht voor de Balkanlanden. Er bestaat namelijk het reële gevaar dat, als de Europese Unie niet met een oplossing komt voor de status van Montenegro en Kosovo, de situatie in de westelijke Balkanlanden steeds instabieler wordt. De Amerikanen weten immers niet zo goed raad met minderheidskwesties. Tegelijkertijd wil ik me als voorzitter van de interfractionele werkgroep minderheden aansluiten bij datgene wat de heer Swoboda eerder al gezegd heeft over de kwestie van de Sloveense minderheid in Oostenrijk. Ik zie uit naar uw antwoord, mijnheer de fungerend voorzitter.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrew Duff (ALDE). - (EN) Mijnheer de fungerend voorzitter, president Chirac zegt dat hij slechts met mondjesmaat hervormingen wil. De heer Sarkozy zegt dat hij een beperkte grondwet en een kerngroep van de zes grotere lidstaten wil. Mevrouw Merkel zegt dat zij graag een sociaal protocol zou zien. De heer Juncker en de heer Verhofstadt willen opnieuw onderhandelen over het Verdrag. De heer Bot zegt dat het project afgelopen is. Premier Blair blijft zich hullen in stilzwijgen over de hele kwestie. Wie van uw collega's heeft gelijk?

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  João de Deus Pinheiro (PPE-DE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Raad, mijnheer de voorzitter van de Commissie, over de belangrijkste richtsnoeren zijn we het in grote lijnen wel eens. Ik heb maar twee minuten spreektijd, en ik wil daarom graag twee punten belichten waarover geen misverstanden mogen bestaan.

Om te beginnen de verzekering van de energievoorziening. Als we kijken waar onze fossiele brandstoffen vandaan komen - het Midden-Oosten, Venezuela, Nigeria, Algerije, enzovoort - dan zien we dat in de meeste van deze landen politiek gezien een uiterst instabiele situatie heerst. Hoe verstandig we ook met onze reserves omgaan, en hoezeer we er ook op letten dat langetermijnovereenkomsten worden gesloten, de energievoorziening van Europa wordt voortdurend bedreigd. Het is dus tijd in te zien dat kernenergie de verstandigste optie is. Anders zal dit zwaard van Damocles steeds boven onze hoofden blijven hangen.

Ten tweede verwees u, mijnheer Schüssel, naar de kwesties groei, werkgelegenheid, mondialisering en Strategie van Lissabon. Ook hier moeten we duidelijk zijn. Ik kan me geen geslaagd Europees project voor de geest halen dat niet door de Europese Commissie is geïnspireerd, uitgewerkt en begeleid. Het wordt tijd dat we erkennen dat genoemde Strategie - die niet is gebaseerd op een voorstel van de Commissie, maar op een intergouvernementele consensus - steriel is en niet werkt. We moeten de Commissie dus vragen meer te doen. De Commissie moet een stappenplan bedenken en de uitvoering daarvan bewaken. Zo is het met de interne markt en de gemeenschappelijke munt ook gegaan.

We begaan een enorme vergissing als we blijven vasthouden aan het idee dat de Strategie van Lissabon op intergouvernementele basis kan functioneren. We mogen de burgers niet voor de gek houden. Daarom moeten we zeggen: geef de Commissie alles wat ze nodig heeft om van de Strategie van Lissabon een succes te maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Nicola Zingaretti (PSE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, mijnheer de fungerend voorzitter, ik voelde me opgelucht toen ik naar uw programma luisterde. In de eerste plaats omdat u aan het begin van uw toespraak een duidelijke uitspraak hebt gedaan: “Er is behoefte aan meer Europa”. Dat lijkt me geen banale zin, want naar mijn gevoel is dat momenteel het centrale punt van onderscheid tussen ons.

Er zijn mensen die denken dat wij alleen uit de huidige impasse kunnen komen door een sprong voorwaarts te maken, in de richting van integratie en een politiek Europa. Anderen daarentegen koesteren de illusie dat er grote projecten en grote doelstellingen mogelijk zijn door de ambities, de middelen en het Europees beleid terug te draaien. Dat is een grove misrekening, een bekende truc van mensen die eigenlijk andere doelstellingen nastreven, van mensen in de diverse lidstaten die hun eigen verantwoordelijkheid uit de weg gaan.

Het andere sleutelbegrip, mijnheer de Voorzitter, is “consequent zijn”. Als wij het Europa willen waar u het over had, hebben wij uw hulp nodig. Helpt u ons als Parlement in de komende weken om die financiële vooruitzichten te veranderen die, voortgekomen uit nationale angst en egoïsme, Europa de nek om zullen draaien. Helpt u ons ervoor te zorgen dat het constitutionele proces opnieuw van start gaat, zodat wij kunnen mikken op een grotere integratie en het Verdrag van Nice zo snel mogelijk achter ons kunnen laten. Dan kunnen wij, binnen het kader van de mogelijkheden die de Verdragen te bieden hebben, tenminste verder gaan met de landen die daartoe bereid zijn en met het beleid dat essentieel is voor de Unie.

Ik spreek over “consequent zijn” omdat dit momenteel het moeilijkst te garanderen is. Maar juist het feit dat men inconsequent is, dat de woorden niet in daden worden omgezet - soms ook hier in dit Parlement - is momenteel de voornaamste oorzaak van de afstand tussen Europa en haar instellingen en de Europese burgers.

 
  
  

VOORZITTER: JOSEP BORRELL FONTELLES
Voorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Annemie Neyts-Uyttebroeck (ALDE). - Raadsvoorzitter, Commissievoorzitter, commissaris, collega's, Voorzitter van het Parlement, ik zou eerst en vooral een opmerking willen maken over dit debat, waar het toch heel treffend is, vind ik, dat de argumenten die gebruikt zijn ter extreem linkerzijde, ter extreem rechterzijde en door de independentisten precies dezelfde zijn. Misschien moeten zij daar eens goed over nadenken.

Maar nu over uw voorzitterschapsprogramma, kanselier. Allereerst, evenals collega's van mijn fractie, wens ik u daar het allerbeste mee. Maar ik wil u vooral feliciteren en het beste wensen met de focus op de Balkan, die u vooral op de westelijke Balkan richt en u het allerbeste wensen met de conferentie in Salzburg. In deze tijden van zogeheten uitbreidingsmoeheid is dat een erg belangrijk signaal waarvoor ik u namens mijn fractie bijzonder erkentelijk ben.

 
  
MPphoto
 
 

  Etelka Barsi-Pataky (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de meeste continenten doen een paar miljard jaar over hun ontwikkeling. Het “continent” Erste Bank begon in 1997 met 60 000 klanten en is nu uitgegroeid tot een bank met 12,5 miljoen klanten in Oostenrijk, Tsjechië, Slowakije, Hongarije, Kroatië en Slovenië. Dat heb ik zojuist in een advertentie gelezen.

(HU) Mijnheer de Voorzitter, Oostenrijk heeft de unieke kansen die de hereniging heeft geboden aangegrepen, en dat is een felicitatie waard. Tegelijkertijd is Oostenrijk ook een van de lidstaten die heel goed weten wat er nog moet gebeuren voordat we met de uitbreiding van de Unie weer een stap verder kunnen gaan. De uitbreiding van 2004 moet resultaat opleveren, voor alle landen moeten geleidelijk gelijke kansen gecreëerd worden en de bestaande verschillen moeten weggewerkt worden.

Economische groei, meer banen - dat is het thema van de conferentie die het voorzitterschap in maart zal organiseren. Willen we deze doelen bereiken, dan zal het Oostenrijkse voorzitterschap ervoor moeten zorgen dat Europa niet langer verdeeld is door onterechte of kunstmatig opgewekte angstgevoelens. Vrij verkeer van personen en diensten moet een van de agendapunten zijn. Wat we nodig hebben, is een interne markt zonder barrières.

Een probleem voor de landen die in 2004 zijn toegetreden is dat ze geen hecht stramien van kleine en middelgrote ondernemingen hebben. Wij verwachten van het Oostenrijkse voorzitterschap dat het samen met de nationale regeringen initiatieven uitwerkt die ook in deze landen de oprichting en ontwikkeling van KMO's - die vooroplopen als het gaat om het scheppen van banen - kunnen helpen bevorderen. Daarom moet een regelgeving of een kaderprogramma voor concurrentievermogen op de agenda worden gezet.

Wij verwachten van het Oostenrijkse voorzitterschap ook dat het samen met het Europees Parlement de cijfers van het financieel kader voor de komende zeven jaar verbetert. Zodra die verbetering een feit is, moeten we meteen het gebruik van de beschikbare fondsen vereenvoudigen! Laten we eindelijk de barrières wegnemen die de toegang tot die fondsen nu al zo sterk bemoeilijken, hetzij vanwege de trage procedures, hetzij vanwege de buitensporige eisen waaraan voldaan moet worden. Niet terugbetaling aan het einde van het jaar, maar daadwerkelijk gebruik van de middelen moet het doel zijn. We hebben dus een flexibeler begroting nodig. Mijnheer de bondskanselier, wij wensen het Oostenrijkse voorzitterschap succes en wij rekenen op u.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernard Poignant (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik had Oostenrijker kunnen zijn aangezien ik uit Bretagne kom, een gebied waar de dochter van de hertog in de vijftiende eeuw in het huwelijk trad met Maximilliaan van Oostenrijk. Het huwelijk was echter geen lang leven beschoren en werd ontbonden, waardoor ik mij nu een Frans burger van de zestiende generatie mag noemen.

Ik gebruik deze historische verwijzing om uw aandacht te trekken en om het op te nemen voor de begroting. Wees op uw hoede voor dit Parlement, want het is een parlement in wording, en daarom ligt het soms dwars: de heer Buttiglione gaf zich niet zomaar gewonnen. Wat de dokwerkers betreft, probeert men ons weer hetzelfde menu voor te schotelen, maar we gaan er niet van eten en we gaan een eenvoudige meerderheidsstem uitbrengen! Wees op uw hoede voor dit Parlement, want het laat niet met zich sollen.

Het Parlement moet dus wat geld krijgen, of beter gezegd wat meer geld. En ik zal gelijk een onderdeel noemen waarvoor ik graag wat meer geld zou zien: burgerschap, jongeren, onderwijs en cultuur. Steek daar wat meer geld in!

Waarom? Omdat ik als Fransman diep geraakt ben door wat er op 29 mei in mijn land is gebeurd. Voor mij is het een historische datum. Het is niet zomaar een datum, en de debatten waaraan ik heb deelgenomen, waren af en toe hemeltergend: het is allemaal prima te spreken over de markt en de euro, maar trek iets meer uit voor die rubriek! Doe het voor het Europese bewustzijn, want gedane zaken nemen wél keer. Elk verdrag dat is gesloten kan ongedaan worden gemaakt.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Bronisław Geremek (ALDE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, aan het begin van het Oostenrijkse voorzitterschap wil ik bondskanselier Schüssel heel veel succes wensen. Ik hoop dat een gemeenschappelijk buitenlands beleid van de Europese Unie een van de successen van uw voorzitterschap wordt.

De Unie moet een aantal vraagstukken behandelen, waarin democratie, mensenrechten en vrede centraal staan. Ik denk hierbij aan Iran, Rusland en China. Bij alle drie deze kwesties moet Europa zich eenduidig uitspreken, niet alleen om duidelijk te maken dat de Europese Unie een ethisch buitenlands beleid voert, maar ook om daarin de daad bij het woord te voegen, ook al is er nog geen Grondwettelijk Verdrag.

Twee lidstaten van de Europese Unie zijn lid van de VN Veiligheidsraad. Vier lidstaten van de Europese Unie zijn lid van de G8. Een van die landen moet toch een mandaat kunnen krijgen om de Europese Unie te vertegenwoordigen. Ik hoop, mijnheer de bondskanselier, dat u dat tijdens uw voorzitterschap kunt realiseren.

 
  
MPphoto
 
 

  Gunnar Hökmark (PPE-DE). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik wilde de fungerende voorzitter van de Raad en de voorzitter van de Commissie het volgende zeggen: laten wij ophouden met praten over het proces van Lissabon als proces. Laten wij in plaats daarvan spreken over wat wij hebben gedaan, en over wat wij moeten doen om aan de doelstellingen en de vereisten te voldoen. Daarmee bedoel ik natuurlijk het Europees mededingingsvermogen. Anders zullen alle verwijzingen naar het proces van Lissabon niet meer zijn dan een middel om de aandacht af te leiden van wat juist niet wordt gedaan. Laten wij spreken over wat daadwerkelijk gedaan moet worden.

Laten wij de dienstenrichtlijn uitvoeren. Dat is het meest praktische dat wij kunnen doen om het Europees mededingingsvermogen te versterken. Laten wij ervoor zorgen dat daarbij de Europese diversiteit wordt geëerbiedigd, omdat het mededingingsvermogen van elk land merendeels wordt bepaald door diversiteit. Dat is niet alleen de belangrijkste maatregel die wij kunnen nemen om het Europees mededingingsvermogen te versterken maar ook het allerbeste dat wij kunnen doen om Europa geheel te verenigen en ervoor te zorgen dat alle Europese landen groei kunnen ondervinden en niet door grenzen belemmerde betrekkingen kunnen onderhouden.

Laten wij ervoor zorgen dat de langetermijnbegroting die uit de bus zal komen bij de onderhandelingen met het Europees Parlement, gekenmerkt zal worden door meer prioriteit voor onderzoek en ontwikkeling. Dit is een van de mogelijke individuele maatregelen, die meer dan al het andere zal bijdragen aan de verandering van Europa in een leidende kennissamenleving.

Laten wij ervoor zorgen dat Europa krachtig en eendrachtig kan optreden in de context van zijn beleid ten aanzien van Iran, dat momenteel een politiek bedrijft dat onaanvaardbaar is voor de internationale gemeenschap en in het geheel niet strookt met de eisen die aan elk land gesteld moeten worden. Een land dat een ander land met vernietiging bedreigt, dat in het geheim kernbrandstoftechnologie ontwikkelt en terroristen steunt, moet het hoofd worden geboden met een eendrachtig Europees beleid, in bondgenootschap met onze internationale partners

Dit zijn vooral Europese taken, taken die aantonen waarom Europese samenwerking nodig is. De Raad en de Commissie hebben een grote verantwoordelijkheid. Zij moeten er immers voor zorgen dat het beleid gekenmerkt wordt door praktische stappen voor toepassing van de relevante maatregelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Monika Beňová (PSE). - (SK) Dames en heren, bijna twee jaar geleden, toen wij op het punt stonden toe te treden tot de vooraanstaande en eerbiedwaardige organisatie die de Europese Unie zonder twijfel is, gingen wij ervan uit dat wij volwaardige leden zouden worden met dezelfde status als de andere leden en dat de burgers van onze landen dezelfde rechten zouden genieten als de andere EU-burgers, zoals dat ook het geval was toen Oostenrijk tot de Unie toetrad. Nu blijken sommige landen echter moeite te hebben vast te houden aan het hele scala van vrijheden waarop de EU aanvankelijk gebaseerd was.

Ik zou de heer Schlüssel en commissaris Ferrero-Waldner, als vertegenwoordigster van Oostenrijk in de Europese Commissie, met klem willen verzoeken ervoor te zorgen dat deze uiterst discriminatoire maatregelen tijdens het Oostenrijkse voorzitterschap afgeschaft worden. Als Slowaaks afgevaardigde ben ik van oordeel, mijnheer de bondskanselier, dat de burgers van de Slowaakse Republiek en de burgers van alle andere lidstaten die recentelijk tot de Unie zijn toegetreden, absoluut dezelfde rechten moeten genieten als de burgers van de andere EU-lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Ria Oomen-Ruijten (PPE-DE). - Voorzitter, bondskanselier, u kunt er zeker van zijn dat wij na een voorzitterschap dat gekenmerkt werd door stilstand, des te hogere verwachtingen hebben van het Oostenrijks Raadsvoorzitterschap. Het is aan u, bondskanselier, bouwend op het in uw mandaatperiode uit te brengen verslag, om perspectieven te schetsen voor de toekomst van Europa.

Voorzitter, daarbij gaat het niet alleen om de Europese Grondwet, zonder welke Europa overigens niet verder kan groeien. Het gaat ook om de toekomstige welvaart van Europa, om groei, om werkgelegenheid. De Raad moet prioriteiten stellen, zodat de Lissabon-strategie daadwerkelijk gestalte krijgt. Daardoor kan ook het concurrentievermogen worden versterkt en het Europese welvaartsmodel worden veiliggesteld. Het gaat om de toekomst van het Europese sociale model ook, waarover u, mijnheer Schüssel, terecht vanmorgen hebt gesproken.

Een half jaar geleden heeft premier Blair nogal uitgepakt met zijn voornemens om het Europees sociaal model te moderniseren. Een extra top is eraan gewijd, maar enig resultaat is uitgebleven. Er is geen antwoord gevonden op de uitdaging van de globalisering en ook zijn er geen maatregelen genomen om het Europees sociaal model nieuw te verankeren in een samenleving die verandert, een samenleving die verzilvert, een samenleving die ontgroent, een samenleving waar grenzen geen grenzen meer zijn.

Bondskanselier, laat uw voorzitterschap meer zijn dan mooie woorden. Laten we samen werken aan een nieuwe invulling van ons Europees sociaal model en laten we dan afrekenen met degenen die tegenstellingen creëren tussen de markt en het goed functioneren daarvan en de sociale politiek die zo essentieel is voor het welbevinden van onze burgers.

De sociaal georiënteerde markteconomie is zeker ook voor christen-democraten het fundament van een samenleving die bouwt op mensen. En ik geef toe dat in eigen kring, maar ook bij de socialisten, het vrijemarktdenken terrein wint en dat je soms het gevoel krijgt dat je een roepende in de woestijn bent. Ik hoop dat dit voorzitterschap samen met de Commissie sociale zaken die daarover verslag uitbrengt, een betere verankering zal neerleggen. Ik dank u zeer voor uw coulantie, Voorzitter.

 
  
MPphoto
 
 

  Josef Zieleniec (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, nu de financiële crisis tijdens de Europese Raad van december met succes kon worden bezworen, is het onze taak een oplossing te vinden voor de institutionele crisis en de Unie in staat te stellen de uitdagingen van de mondialisering aan te gaan. Ik ben zeer verheugd over het feit dat een van de prioriteiten van Oostenrijk gevormd wordt door een hernieuwde bespreking van de Europese Grondwet. In dit verband wil ik evenwel waarschuwen voor de valkuilen die de Commissie, en ten dele ook het Parlement, tegen zullen komen op de weg die zij voornemens zijn te bewandelen: meer en meer debatten voeren over de verwachtingen van de burgers en vervolgens een nieuwe tekst opstellen die zowel een oplossing biedt voor de kwestie van de institutionele hervormingen als ingaat op alle problemen van Europa op economisch, sociaal en veiligheidsgebied. Als we die weg inslaan, herhalen wij de fout die aanleiding was tot de mislukte referenda van vorig jaar, toen alle burgers die bedenkingen hadden tegen het interne beleid van de Europese Unie, zich gezamenlijk verzetten tegen de Grondwet, ongeacht hun opvattingen over het institutionele kader van de Unie. De fout die we toen maakten was dat we een Grondwet ter goedkeuring voorlegden waarin naast de regels voor het functioneren van de instellingen ook een samenvatting van al het gemeenschappelijk beleid was opgenomen.

Gezien de op til zijnde uitbreiding en de constante veranderingen in de internationale orde, is het nodig dat wij het grondwettelijk kader opsplitsen in twee delen, en het eerste en het tweede deel van het Verdrag loskoppelen van het gemeenschappelijk beleid in het derde deel. De eerste twee delen van de Grondwet waren geen onderwerp van bespreking voor het referendum en ratificatie daarvan zou ons in staat stellen om via de hervorming van de regels inzake de institutionele bevoegdheden werkbare oplossingen te vinden voor de meest nijpende problemen op ons continent. Als we alles in één keer willen oplossen, zullen we opnieuw ontdekken dat we in feite niets oplossen. Het belangrijkste resultaat van het Oostenrijkse voorzitterschap zou een uitvoerbaar plan moeten zijn, waarbij het debat over de hervorming van de Europese instellingen losgekoppeld wordt van het algemene debat over de andere problemen waarmee Europa momenteel te maken heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  Marianne Thyssen (PPE-DE). - Voorzitter, geachte voorzitters van de drie instellingen, beste collega's, zoiets als een mirakelformule voor een succesvol voorzitterschap bestaat niet, maar ambitie en een constructieve samenwerking tussen de instellingen kunnen zeker helpen en op de steun van onze fractie kan u hiervoor alvast rekenen, dat hebt u wel gehoord.

Mijnheer de Raadsvoorzitter, of uw voorzitterschap succesvol zal zijn geweest, kunnen we pas over zes maanden beoordelen, maar om u op de goede weg te helpen of te houden - want ik heb uw inleiding heel erg geapprecieerd - wil ik graag twee concrete aanbevelingen doen.

Eén: maakt er alstublieft werk van dat er een structurele oplossing komt voor het aanslepende dossier inzake de definitieve lijst van goederen en diensten die in aanmerking komen voor het optioneel verlaagd BTW-tarief. Er is genoeg getreuzeld, er moeten nu beslissingen komen.

De sectoren die de wortel van het verlaagd tarief werden voorgehouden - en ik denk dan vooral aan de horeca maar ook aan andere KMO-sectoren - blijven op hun honger. Zij die uit het al drie maal verlengde experiment voor arbeidsintensieve diensten komen, zitten in een onhoudbare rechtsonzekerheid. Ik geloof niet dat de Commissie blijvend manifeste inbreuken op de zesde BTW-richtlijn zal kunnen gedogen, dit dossier lijkt me daarom een prioritaire opdracht.

Twee: over de dienstenrichtlijn verneem ik met genoegen dat u openheid en bescherming wil combineren. Ook in dit huis schuwen we het harde werk niet om tot een breed gedragen positieve meerderheid te komen. Als u het origineel voorstel van de Commissie vergelijkt met het resultaat van het werk in de Commissie interne markt van dit Parlement, ziet u dat door amendering een andere aanpak mogelijk is. Als de Raad ons in deze verdergaande ambitie steunt, kan dit delicate dossiers onder uw voorzitterschap definitief een goede wending krijgen.

In deze twee, maar ook in de andere agendapunten, wens ik het Oostenrijks voorzitterschap in dienst van de Europese Unie, zoals u het zelf stelt, alle succes.

 
  
MPphoto
 
 

  Jacek Emil Saryusz-Wolski (PPE-DE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de bondskanselier, ik wil graag iets van de toon van de heer Poignant overnemen en een paar persoonlijke dingen toevoegen aan dit budgettaire verlanglijstje. Helaas is de begroting te klein! Uw land, Oostenrijk, is lid van de club van zes, de club van de één procent, de club van de “vrekken” die meer Europa willen met minder geld. Tijdens uw voorzitterschap moet u, meneer Schüssel, er echter voor zorgen dat meer geld wordt uitgetrokken voor het nabuurschapsbeleid in het oosten en voor de nieuwe uitdaging die gevormd wordt door de veiligstelling van de energiebevoorrading in de Europese Unie. Zo niet, dan komen we in opstand, zoals de heer Poignant al zei, tegen de al te zuinige Raden.

(EN) De intentie van het Oostenrijkse voorzitterschap om te werken aan groei en banen, aan het concurrentievermogen en de Agenda van Lissabon is zeer prijzenswaardig. Deze doelstellingen kunnen echter alleen worden verwezenlijkt door de interne markt te voltooien. De beste dienst die we de Agenda van Lissabon, de groei en het aantal banen kunnen bewijzen, is de arbeidsmarkt en dienstenmarkt open te stellen. Oostenrijk heeft in zijn witboek expliciet erkend dat de dienstenrichtlijn essentieel is voor de voltooiing van de interne markt en voor de versterking van het Europese concurrentievermogen. Wanneer het echter aankomt op het zetten van concrete stappen om de gestelde doelstellingen te verwezenlijken, zijn de verklaringen van het voorzitterschap veel minder geruststellend.

Binnenkort komt er een eerste evaluatie van de overgangsperiode voor de invoering van het vrije verkeer van werknemers. Oostenrijk heeft verklaard dat het deze gelegenheid zal aangrijpen om de overgangsperiode voor het vrije verkeer van werknemers te verlengen. Het neemt ook een reductionistisch standpunt in ten aanzien van het vrije verkeer van diensten. Zijn de verklaringen van Oostenrijk als voorzitterschap consistent met zijn intenties als lidstaat? Aan de ene kant heeft het voorzitterschap verklaard dat doortastendheid in de strijd voor het concurrentievermogen van Europa een van de doelstellingen is, maar aan de andere kant probeert Wenen het potentieel van Europa te verstikken.

De uitbreiding zou de Europese Unie grote voordelen moeten brengen. Zij zou het concurrentievermogen van Europa in de mondiale handel moeten vergroten, voornamelijk door de instroom van hoogopgeleide, mobiele en relatief goedkope arbeidskrachten. Bepaalde lidstaten, waaronder Oostenrijk, willen deze cruciale voordelen nu opgeven en direct na de uitbreiding overgangsperioden invoeren, in weerwil van de positieve voorbeelden van Groot-Brittannië, Ierland en Zweden.

 
  
MPphoto
 
 

  Ursula Stenzel (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de bondskanselier en fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer de voorzitter van de Commissie, dames en heren, ik ben eigenlijk heel blij met de taakverdeling in de Europese Unie: de heer Schüssel is bondskanselier en voorzitter van de Raad en de heer Barroso is voorzitter van de Commissie. Deze constructie is nuttig voor de Europese Unie, en ook voor ons eigen land.

De start van het Oostenrijkse voorzitterschap onder bondskanselier Schüssel valt samen met mijn afscheid van het Europees Parlement - een toevallige samenloop van omstandigheden. Ik heb tien jaar lang de delegatie van de Österreichische Volkspartei mogen leiden. In die tien jaar is de Europese Unie ingrijpend veranderd, en dat geldt ook voor ons! Tot die ingrijpende veranderingen behoort in de eerste plaats de uitbreiding van de Europese Unie, waarvoor ik in velerlei functies heb gewerkt. Die uitbreiding heeft niet alleen de Europese Unie, maar ook Oostenrijk sterker gemaakt. Dat we van vijftien naar vijfentwintig lidstaten zijn gegroeid, mag nog steeds geen reden zijn voor onzekerheid onder onze burgers. Het is niet te snel gegaan. De uitbreiding was het juiste antwoord op het juiste ogenblik: na het einde van de Koude Oorlog, na de ineenstorting van de Sovjet-Unie en na de nieuwe start in Europa. Het uitbreidingsproces moet natuurlijk doorgaan. Belangrijk daarbij is echter - en ik ben blij dat de fungerend voorzitter van de Raad daarop heeft gewezen - dat we vasthouden aan onze normen wanneer we nieuwe leden tot de Europese Unie toelaten. We moeten onze normen serieus nemen en mogen ze niet zomaar ondermijnen of omzeilen. De bestrijding van corruptie en de inzet voor de rechtsstaat en een goed, democratisch en transparant bestuur zijn de voorwaarden waaronder Europa kan uitbreiden. Het Europese bedrijfsleven, de Europese bevolking en de Europese Unie zelf moeten zowel institutioneel als psychologisch in staat zijn nieuwe leden op te nemen. Dit criterium moeten we bij de volgende uitbreidingsronden in acht nemen, ook bij Roemenië en Bulgarije. Ik hoop overigens dat beide landen tijdig aan de voorwaarden kunnen voldoen.

De fungerend voorzitter van de Raad heeft in zijn toespraak een paar elementen genoemd waarop ik graag wil ingaan. Ten eerste: Europa heeft meer eigen middelen nodig. Als het je lukt, beste Wolfgang, de discussie een nieuwe impuls te geven, zodat Europa het debat over de eigen middelen eindelijk eens echt gaat voeren, dan zou dat een grote stap voorwaarts zijn. Overigens ben ik ervan overtuigd dat je over voldoende onderhandelingsvaardigheden beschikt om het grote probleem van de komende financiële vooruitzichten te kunnen oplossen. Door een stap te zetten in de richting van het Europees Parlement zal het voor het Europees Parlement en de Commissie gemakkelijker zijn om in deze kwestie een stap in de richting van de Raad te doen.

Het tweede punt dat ik er wil uitlichten en waar ik positief tegenover sta, is dat Europa samen met de sociale partners naar oplossingen moet zoeken. Europa kan bij de dynamische en wereldwijde economische groei het overleg met de sociale partners natuurlijk niet vaarwel zeggen. Dat is een belangrijke basisvoorwaarde. U hebt hier havenarbeiders zien demonstreren. Overleg met de sociale partners kan geen rem zijn op de economische groei, integendeel: het moet juist een motor voor economische groei zijn! Tenslotte hebben Europa en de Europese Unie energie nodig, zowel in politieke zin als in de letterlijke betekenis van het woord. Daarom doe ik tot slot deze oproep: we moeten meer aandacht schenken aan het nabuurschapsbeleid, aan het beleid op grond waarvan de Europese Unie zich met een zo belangrijk land als Oekraïne bezighoudt. We mogen niet alles over een kam scheren. We moeten speciaal aandacht schenken aan de democratische ontwikkeling en de economische onafhankelijkheid van Oekraïne. Ik ben ervan overtuigd dat er onder dit Raadsvoorzitterschap een aantal stappen zal worden gezet.

In de derde plaats is er een rem nodig op de proliferatie van kernwapens.

(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Wij wensen mevrouw Stenzel alle geluk met haar nieuwe positie in haar land.

 
  
MPphoto
 
 

  Wolfgang Schüssel, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, allereerst wil ik ook van mijn kant mevrouw Stenzel hartelijk danken voor de tien jaar waarin zij zich hier in het Europees Parlement voor Oostenrijk en de Oostenrijkse burgers heeft ingezet - met mensen in elke politieke partij en in elk van de drie instellingen. Ze is straks in zekere zin mijn baas, want ze wordt een soort burgemeester van de Weense binnenstad. Ik sta nu dus als burger onder haar gezag. Ik wens u alle goeds op uw verdere weg!

Ik wil graag heel kort ingaan op een paar onderwerpen die in de discussie naar voren zijn gebracht. Ik ben blij dat velen van u de uitbreiding, en in het bijzonder de perspectieven voor de Balkan ter sprake hebben gebracht. Ik ben daar maar heel kort op ingegaan, omdat ik immers met vrijwel alle fracties van tevoren al contact heb gehad, en het mij bekend is dat u weet dat dit onderwerp voor Oostenrijk hoge prioriteit heeft, al is het maar omdat wij ons in de onmiddellijke nabijheid van de Balkan bevinden. Een oud grapje zegt immers: de Balkan begint in het derde district, bij de Rennweg, midden in Wenen. De Balkan raakt ons echter ook direct. Als we als Europeanen geen stabiliteit exporteren, importeren we instabiliteit. Er mag geen instabiele zone bestaan tussen Hongarije, Oostenrijk, Slovenië en Griekenland. Het mag geen grijs gebied zijn, maar het moet een gebied met perspectief zijn. Alleen door dat perspectief zal het mogelijk zijn de noodzakelijke hervormingen in gang te zetten en een verzoening tussen de verschillende etnische groepen in Bosnië, Servië en Kosovo tot stand te brengen. Dat is iets wat iedereen zich moet realiseren.

Daarom zetten wij ons daarvoor in. Wij hebben VN-gezant Martti Ahtisaari in Wenen onderdak geboden en een kantoor gegeven. Daar worden dagelijks intensieve besprekingen gevoerd. We realiseren ons dat we deze opgave met elkaar tot een goed einde moeten brengen. Overigens is de Balkan eigenlijk een van de zeer grote successen van Europa. Weliswaar hebben de Amerikanen Milosevic met militaire middelen verslagen, maar op dit moment zijn de troepen die daar de vrede handhaven, voor 90 procent afkomstig uit Europa. De Europese Unie toont daar niet zijn militaire gezicht, maar zijn vreedzame gezicht. Dat is iets wat iedereen zich moet realiseren.

We vieren overigens niet alleen de 250e geboortedag van Wolfgang Amadeus Mozart en de 150e geboortedag van Sigmund Freud, maar het is ook honderd jaar geleden dat de Nobelprijs voor de Vrede voor het eerst aan een vrouw werd uitgereikt, namelijk aan Bertha von Suttner. Haar leus - “Die Waffen nieder!” - is een echt programma, juist in de eenentwintigste eeuw, en juist ook met het oog op Iran. Ik heb gisteren gesproken met Mohammed El Baradei. Ook het IAEA is immers in Wenen gevestigd. Dit onderwerp baart ons grote zorgen. In een lezenswaardig interview in het laatste nummer van Newsweek zegt hij dat hij ondanks drie jaar van intensieve onderhandelingen, onderzoeken en controles door de inspecteurs nog steeds niet kan bevestigen dat het nucleaire programma van Iran een vreedzaam karakter heeft. Dat is dus een zaak die ons de komende maanden erg zal bezighouden. We hoeven geen dreigende gebaren te maken, maar we moeten namens Europa wel een helder signaal afgeven met de boodschap dat Iran terug moet naar het moratorium, terug naar de onderhandelingstafel, en geen eenzijdige maatregelen mag nemen. Uiteindelijk kunnen die immers een bedreiging voor de wereldvrede vormen. Deze boodschap moet door het Parlement, de Raad, de Commissie en onze vertegenwoordigers - mevrouw Ferrero-Waldner en de heer Solana - worden overgebracht. Alleen dan zijn we in dat deel van de wereld geloofwaardig.

Dan het energievraagstuk: laat ik hierover heel duidelijk zijn. Natuurlijk gaat ieder land zijn eigen weg, dat begrijp ik. Ik heb me er altijd sterk voor gemaakt dat ieder land uiteindelijk zelf zijn energievormen kiest. Toch zijn er wel een paar kwesties die we heel goed kunnen bespreken. Zelf acht ik een eventuele revival van kernenergie buitengewoon gevaarlijk. Voor veel problemen bestaat nog geen oplossing. Juist op dit terrein moet de bezorgdheid van de burgers niet worden onderschat. Op Europees niveau kunnen we ons echter wel bezighouden met het vraagstuk van de hernieuwbare energie - de heer Barroso heeft daartoe enkele uitstekende ideeën gelanceerd - en met de biobrandstoffen, waarin de Amerikanen overigens vijf keer zo veel investeren als Europa en alle lidstaten samen. We moeten op dit terrein geloofwaardig zijn. We beschikken over landbouwgrondstoffen, we hebben hout, we hebben biomassa. Daar ligt naar mijn mening in de komende jaren en decennia ook een uitdaging voor de landbouw. We moeten dit open en eerlijk met elkaar bespreken, zonder daarbij over het hoofd te zien dat er tussen de lidstaten natuurlijk ook verschillen bestaan waarmee rekening dient te worden gehouden.

Het volgende onderwerp: de trans-Europese netwerken. Ik ben nu tien jaar lid van de Europese Raad. Ik ben zelfs al eens als minister van Buitenlandse Zaken namens Oostenrijk fungerend voorzitter van de Raad geweest. We hebben het nu al tien jaar lang over trans-Europese netwerken, maar tot op heden is er geen enkel project gerealiseerd. Dat moet maar eens duidelijk worden gezegd. Het moet lukken - die ambitie heb ik echt en ik hoop dat de Commissie ons daarbij helpt - om tijdens ons voorzitterschap in ieder geval de eerste spade in de grond te steken voor de Brenner-basistunnel. Als we het vervoer over de weg willen verplaatsen, dan moet er een concurrerende spoorweginfrastructuur voorhanden zijn. Een alternatief is er niet. Daarom is mijn verzoek: laten we ervoor zorgen dat die trans-Europese netwerken er nu eindelijk eens komen; anders blijft het bij retoriek.

Het volgende punt - ik vergat dit bij het internationaal beleid te noemen - is de kwestie rond de CIA. We nemen die zaak buitengewoon serieus. Ik zeg ook ronduit dat er geen verschillende normen mogen worden aangelegd. De mensenrechten zijn ondeelbaar en het beginsel van de rechtsstaat is dat ook. Toen de discussie hierover in Amerika losbarstte, was ik toevallig op bezoek bij de Bertelsmann Foundation in Washington. We hadden daar een ontmoeting met senator Bennett, de deputy majority leader van de Republikeinen, en we hebben ons in dezelfde duidelijke bewoordingen over deze kwestie uitgelaten. Wij staan daarom volledig achter het onderzoek van de Raad van Europa en ik vraag ook de lidstaten de noodzakelijke opheldering te verschaffen. Er mag niet met twee maten worden gemeten: hidden jails, geheime vluchten, de overdracht van ongewenste personen. Als er sprake is van verdenking, moeten de verdachten uiteraard strafrechtelijk worden vervolgd, waarbij de wet onverbiddelijk moet worden toegepast. Dat moet echter wel plaatsvinden volgens onze beginselen van de rechtsstaat. Dames en heren, ik ben ervan overtuigd dat het Parlement en de Raad in deze kwestie dezelfde weg zullen bewandelen.

Ik ben u zeer erkentelijk voor de suggestie veel meer aandacht te schenken aan de rechten van het kind. Met grote bezorgdheid constateren we dat zich op dit gebied afschuwelijke dingen afspelen: kinderporno die via internet wereldwijd wordt verspreid, mensenhandel, kinderen die over de hele wereld worden verkocht. Ook in de ontwikkelde samenlevingen van Europa is er veel te weinig begrip voor de bescherming van de rechten van het kind, voor de bescherming van het gezin, voor de verenigbaarheid van werk en gezin. Het zijn allemaal onderwerpen die - dat zal duidelijk zijn - voornamelijk tot de nationale bevoegdheid behoren, maar desondanks gezamenlijk aan de orde moeten worden gesteld.

Sommigen hebben de rechten van de minderheden in Oostenrijk ter sprake gebracht. Ik wil daar graag op ingaan. Gedurende mijn ambtsperiode, sinds het jaar 2000, hebben we in Burgenland Kroatische en Hongaarse plaatsnaamborden geplaatst. Dat ging gepaard met grote volksfeesten, er waren veel burgers bij betrokken en er bestond hierover consensus. Vorig jaar, een paar maanden geleden, hebben we in het kader van de herdenking van het staatsverdrag met groot succes nog eens twintig dorpen van tweetalige - Sloveens-Duitse - plaatsnaamborden voorzien. In sommige gemeenten zijn we nog niet ver genoeg. Ik heb afgelopen vrijdag in twaalf gemeenten met twaalf burgemeesters vergaderd. We zoeken naar een gezamenlijke oplossing. Die belofte doe ik hier, ofschoon dit geen zaak is voor het Europees Parlement, maar in de eerste plaats voor ons, in Oostenrijk. Ik wijs de beschuldiging van de hand dat Oostenrijk de rechten van de minderheden minder eerbiedigt dan andere Europese landen. Ik streef echter naar consensus tussen alle politieke groeperingen en ik wil dit samen met de bevolking oplossen. Ik vertrouw er ook op dat dit zal lukken.

Dan de arbeidsmarkt. We hebben nu een overeenkomst met tien - bijna twaalf - nieuwe lidstaten. Tien zijn er al toegetreden, Bulgarije en Roemenië komen er nog bij. Ik heb er eigenlijk het volste vertrouwen in dat de nieuwe regeringen zich zeer coöperatief zullen opstellen, zodat ze de streefdatum van 2007 kunnen halen. In de overeenkomsten die we hebben gesloten, zijn echter overgangsregelingen opgenomen, zowel voor de nieuwe landen als de huidige lidstaten. Ik voeg er heel duidelijk aan toe dat dit met wederzijdse instemming is gebeurd. Als regeringsleider van Oostenrijk is het ook mijn taak erop toe te zien dat niet teveel wordt gevergd van de Oostenrijkse sociale partners. Het evenwicht tussen openstelling en bescherming van de markt, waarop verschillende sprekers hier hebben gewezen, moet ook in dit geval worden bewaard. Overigens proberen we de grensregio’s met flexibele regelingen voor bepaalde sectoren, zoals de zorgsector, tegemoet te komen. Tot nu toe werkt dat heel goed.

Met betrekking tot het Hof van Justitie wil ik slechts de aanzet geven tot een discussie, zonder in details te treden. Ook hier is er een zeker evenwicht nodig tussen eerbiediging en omzetting van het Gemeenschapsrecht enerzijds en de in de Verdragen opgenomen subsidiariteitsclausules anderzijds. Er zijn nu eenmaal nationale rechtsregels waarmee nationale wetgevers, nationale rechterlijke instanties en het Hof van Justitie in hun beslissingen rekening hebben te houden. Daarbij komt de evenredigheidstoets zoals die bij de Duitse, Oostenrijkse en Franse hoogste rechterlijke instanties gebruikelijk is. Al deze zaken behoren op een verstandige en evenwichtige wijze te worden geregeld. Ik ben ervan overtuigd dat ook het Hof van Justitie zich van deze verantwoordelijkheid bewust is.

Afsluitend wil ik terugkomen op de opmerking van de heer Schulz over Mozart, Freud en de toverfluit; anderen hebben Zeus genoemd. Ik ben zelf veel bescheidener: ik denk dat een voorzitterschap van zes maanden realistisch gesproken nooit voldoende kan zijn om Europa te veranderen. Dat is duidelijk. We kunnen echter wel aanzetten geven. We willen bijvoorbeeld samen met u de financiële vooruitzichten vaststellen. We hebben daarvoor uw goedkeuring nodig en die zullen we proberen te krijgen. We moeten ons afvragen wat de ideale instrumenten zijn. Het is op voorstel van Oostenrijk dat de Europese Investeringsbank ongeveer tien miljard euro extra krijgt als onderzoeksfaciliteit. Dit is een belangrijke stap voorwaarts, die mogelijk werd door een publiek/privaat partnerschap. Er leven verschillende ideeën over flexibiliteit, variërend van een miljard euro tot zo’n drieëneenhalf à vier miljard euro, en dat biedt enige speelruimte. Laten we deze onderwerpen in goed overleg met elkaar bespreken. Allereerst heb ik natuurlijk een mandaat nodig. De andere lidstaten zullen Oostenrijk dat mandaat over enkele weken verlenen. Zodra de Commissie concrete voorstellen heeft gedaan voor de indeling in de diverse rubrieken, zullen wij met u in overleg treden. Ik ben ervan overtuigd dat er voor de terreinen die voor u van belang zijn - onderzoek en concurrentievermogen - beslist meer geld beschikbaar zal zijn dan in de afgelopen periode.

Er is nog iets dat we niet over het hoofd mogen zien: volgens de financiële vooruitzichten worden de kosten voor Bulgarije en Roemenië volledig door het gemeenschappelijk landbouwbeleid gedekt. Dat betekent dat daarvoor acht miljard euro in de huidige financiële vooruitzichten is opgenomen. In totaal wordt er 4 procent op de middelen bezuinigd en aanvullend wordt er acht miljard voor Roemenië en Bulgarije gereserveerd. Wanneer we de zaken realistisch en praktisch bekijken, zullen we in goed overleg beslist tot een oplossing komen.

Ik heb geen toverfluit tot mijn beschikking, ook geen dirigeerstok of toverstaf. Als ik op Osmin mag terugkomen: interessant genoeg is hij eigenlijk de uiteindelijke verliezer. Er is in dit verband nog een interessant aspect: Konstanze - laten we haar maar Europa noemen - zegt aan het eind tegen hem: “Niets is zo kwalijk als wraak en haat, doch menselijk en goed te leven en zonder zelfzucht te vergeven, daartoe is slechts de edele mens in staat.” Laten wij dus allemaal edele mensen zijn en iets voor Europa tot stand brengen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Barroso , voorzitter van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Raad, geachte afgevaardigden, bondskanselier Schüssel heeft reeds antwoord gegeven op de vragen over het programma van het Oostenrijkse voorzitterschap. Ter afsluiting wil ik alleen nog even in grote lijnen aangeven hoe ik de verdere invulling van dit voorzitterschap zie.

Er zullen twee cruciale momenten zijn: de Europese Raad van dit voorjaar en de Europese Raad van juni. De eerste dient om het nieuwe bestuurssysteem en de nieuwe strategie voor groei en werkgelegenheid ten uitvoer te leggen, en de tweede is bedoeld om knopen door te hakken over onze maatregelen met betrekking tot de toekomst van Europa.

Eerst moet echter een zeer belangrijke kwestie worden geregeld met het Europees Parlement: de financiële vooruitzichten 2007-2013. U kent het standpunt van de Commissie op dit punt maar al te goed. U weet hoezeer de Commissie haar best heeft gedaan om een zo ambitieus mogelijk akkoord te bereiken. Wij vonden namelijk dat het belangrijk was om een akkoord tot stand te brengen tussen de lidstaten. Stelt u zich eens voor welke stemming er nu zou heersen in Europa als we niet tenminste dit akkoord hadden van de Europese Raad!

Desondanks is er nog manoeuvreerruimte in de onderhandelingen. Ik - en met mij de hele Commissie - doe een welgemeende oproep tot realisme bij deze onderhandelingen. Wij denken namelijk dat verdere vertragingen de tenuitvoerlegging van de nieuwe financiële vooruitzichten vanaf 1 januari 2007 ernstig in gevaar zouden kunnen brengen. Dit zou vooral ten koste gaan van de nieuwe lidstaten of de gebieden in Europa die juist behoefte hebben aan meer solidariteit. Wij zijn dan ook van mening dat er nog ruimte is voor onderhandelingen, maar we moeten bij die onderhandelingen wel blijk geven van ambitie, realiteitszin en een flinke portie verantwoordelijkheidsbesef. Als we dit probleem uit de weg hebben geruimd, hebben we alles gedaan wat wij konden doen om van de Europese Raad komend voorjaar een succes te maken.

Dit is de eerste keer dat we het nieuwe bestuurssysteem van Lissabon toepassen. De lidstaten hebben hun nationale hervormingsprogramma’s reeds ingediend. Wij zullen onze beoordeling op 25 januari presenteren en ik zal deze komen toelichten in dit Parlement. Ik denk dat de voorwaarden verenigd zijn om een impuls te geven aan het Europa van de groei en de werkgelegenheid. We moeten echter duidelijk zijn op dit punt: we hebben prioriteiten. Bondskanselier Schüssel heeft een aantal van deze prioriteiten opgesomd, waaronder onderzoek, kleine en middelgrote bedrijven en energie - stuk voor stuk zaken waarbij de agenda van Hampton Court een nuttige aanvulling vormt op de agenda van Lissabon. Als we echt groei willen in Europa, moeten we daadwerkelijk beschikken over een interne markt in Europa. De voornaamste taak - voor zowel de Commissie als het Parlement - is nu ervoor te zorgen dat de interne markt functioneert in een uitgebreid Europa.

We zijn momenteel met vijfentwintig, en laten we niet de fundamentele vrijheden vergeten die de kern vormden van de plannen voor een Europese Gemeenschap: vrij verkeer van goederen, maar ook vrij verkeer van kapitaal, diensten en personen, met inbegrip van werknemers. Wij weten dat als we echt een verenigd Europa willen, dit heel wat meer moet zijn dan een markt. Europa is een politiek project en een sociaal project. Om beide te garanderen moeten we de fundamentele vrijheden waarborgen op het hele Europese grondgebied, zonder tweespalt te veroorzaken tussen oude en nieuwe lidstaten. Wij zijn allemaal leden van deze Europese Unie, die berust op het solidariteitsbeginsel.

Tot slot moet de Europese Raad van juni een besluit nemen over de toekomst van Europa. En in dit verband denk ik dat de vraag die is gesteld door de heer Duff van groot belang is. Er bestaan inderdaad verschillen die niet kunnen worden uitgevlakt, en wij zijn van mening dat dit debat tactvol moet worden gevoerd, vanuit het besef dat wij verantwoordelijkheden hebben. Onder deze voorwaarden denken wij dat het mogelijk zal zijn tijdens de Europese Raad van juni een globale agenda op te stellen voor de toekomst van Europa, een nieuwe consensus te bewerkstelligen en de Europese eenwording verder gestalte te geven. Dan zullen wij ook de beste gelegenheid vinden om de institutionele vraagstukken op te lossen, die inderdaad om een oplossing vragen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Het debat is gesloten.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL). - (PT) Het Oostenrijks Voorzitterschap begint zijn werkzaamheden met de behandeling van een aantal belangrijke onderwerpen. Daar komt bij dat de Europese Unie nu een heel kritieke periode doormaakt. Ik noem hier een aantal knelpunten. Om te beginnen de onderhandelingen met het Europees Parlement over de financiële vooruitzichten. Wij willen dat in die vooruitzichten voldoende aandacht besteed wordt aan kwesties als solidariteit en sociale en economische cohesie. Van belang is ook dat de ontwerprichtlijnen betreffende de liberalisering van het havenwezen en de verwezenlijking van een interne dienstenmarkt - de beruchte Bolkestein-Richtlijn - worden verworpen. Met deze richtlijnen worden niet alleen de rechten van de werknemers aangetast, maar ook die van de consumenten en de gebruikers van de diensten. Tot slot moet er een duidelijke uitspraak worden gedaan met betrekking tot de zogenaamde Grondwet voor Europa - die moet, gelet op de resultaten van de referenda in Frankrijk en Nederland, worden verworpen.

Ook het monetaristische beleid en de macro-economische prioriteiten zullen moeten worden herzien, opdat een antwoord kan worden geformuleerd op de ernstige sociale en economische problemen waarmee een aantal landen nu te kampen heeft. Het Stabiliteitspact zal daarom buiten werking moeten worden gesteld en vervangen door een op vooruitgang en sociale ontwikkeling gericht pact dat openbare investeringen stimuleert, werkloosheid bestrijdt en de ongelijkheid bij de inkomensverdeling aanpakt.

De verklaringen van het voorzitterschap volstaan beslist niet als antwoord op de zojuist genoemde kwesties. Gelet op de aanpak van voorgaande voorzitters hoeft dat niet te verbazen. Positief is wel dat het voorzitterschap verklaard heeft open te staan voor dialoog. Maar dit is wel erg pover.

 
  
MPphoto
 
 

  Margie Sudre (PPE-DE). - (FR) Ik feliciteer het Oostenrijkse voorzitterschap omdat het serieuze voorstellen wil doen voor de verbetering van het besluitvormingsproces van de Europese Unie. Frankrijk en Duitsland hebben eveneens voorstellen aangekondigd om vooruitgang te boeken op dit gebied. Wij kunnen ze alleen maar aanmoedigen, en het Parlement zal nog deze week een volwaardige bijdrage leveren aan deze inspanningen.

Dit is geen kwestie van mooie woorden. Veeleer moet ervoor worden gezorgd dat na diepgaand overleg knopen worden doorgehakt met betrekking tot de Europese vraagstukken, zonder enige vertraging of obstructie. We moeten de “reflectiefase” achter ons laten en overgaan naar de fase van realistische en moedige voorstellen, die in de komende jaren ten uitvoer gelegd moeten worden.

De Europese burgers maken zich vooral zorgen om de groei en de werkgelegenheid. Van Europa, zijn lidstaten en zijn Parlement verwachten ze dan ook een krachtige politieke boodschap en een specifiek actieprogramma.

Ik hoop dat de top van dit voorjaar de herziene strategie van Lissabon weer op de rails zal weten te zetten, zodat we eindelijk het niveau van de toverspreuken ontstijgen, onze aandacht richten op concrete zaken, en zo duidelijk kunnen aangeven welke kant het met Europa op moet.

 
  
  

VOORZITTER: MARIO MAURO
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Howitt (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, op grond van artikel 19, lid 1 van het Reglement verzoek ik u een uitspraak te doen in een zaak die verband houdt met fatsoenlijk parlementair gedrag. Volgens de schermen houdt een van de fracties in het Europees Parlement vanmiddag een persconferentie over een onderwerp waarover het Parlement nu stemt. Omdat die fractie de leden van het Europees Parlement wil bekritiseren, heeft zij die persconferentie de naam ‘parlementair autisme’ gegeven.

Ik wil niet ingaan op het onderwerp van de persconferentie, maar u vragen duidelijk te maken dat het op neerbuigende manier vernoemen van een handicap een vorm van discriminatie is van de mensen met die handicap. Ik vraag u het besluit te nemen dat de fractie in kwestie deze naam onmiddellijk moet wijzigen, aangezien deze naam beledigend is voor autistische mensen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Eija-Riitta Korhola (PPE-DE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik heb in feite een soortgelijke opmerking over de titel homofobie. Ik ben absoluut tegen discriminatie van homoseksuelen, maar de titel van het verslag is onbevredigend. Wanneer wij hier over een echt probleem spreken, namelijk discriminatie, waarom wordt dan het totaal ongeschikte woord homofobie gebruikt? Fobieën zijn verschillende soorten angststoornissen. Het zijn angsten die als neurotische stoornissen kunnen worden beschouwd en waarvoor een therapie nodig is: zij kunnen niet door middel van politieke maatregelen worden verholpen…

(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Mevrouw Korhola, wij kunnen het debat niet heropenen over vraagstukken die gepland zijn voor de stemming. Hartelijk dank, maar ik moet u onderbreken.

 

3. Samenstelling Parlement: zie notulen

4. Stemmingen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Aan de orde zijn de stemmingen.

(Uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemmingen: zie notulen)

 

4.1. Financiële vooruitzichten (stemming)

4.2. Instelling van een enquêtecommissie inzake de ondergang van de Equitable Life Assurance Society (stemming)
  

– Vóór de stemming over amendement 1:

 
  
MPphoto
 
 

  Heide Rühle (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, na overleg met de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa en de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten wil ik ons amendement graag wijzigen: op verzoek van de Christen-democraten wil ik “non-UK consumers” veranderen in “non-European citizens”. Ik hoef dat niet toe te lichten; het is duidelijk dat “non-European citizens” veel breder is dan wanneer het amendement alleen op “consumers” betrekking zou hebben. In overleg met de Liberalen wil ik “UK legislation” wijzigen in “UK and/or EU legislation”. Dat behoeft evenmin nadere toelichting; het is duidelijk waar het om gaat.

 
  
  

(Parlement stemt in met het mondelinge amendement)

 

4.3. Instelling van een Tijdelijke Commissie vermeend gebruik van Europese landen door de CIA voor het vervoer en de illegale detentie van gevangenen (stemming)
  

– Vóór de stemming over amendement 1:

 
  
MPphoto
 
 

  Francis Wurtz (GUE/NGL). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijn collega, de heer Markov, had uitdrukkelijk verzocht om een elektronische toets van de stemming over amendement 1. Ik denk dat de krachtsverhouding hier dezelfde was als bij de stemming over amendement 3. Ik zou dus graag een officiële stemopneming willen over amendement 1.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Mijnheer Wurtz, ik kan uw verzoek niet inwilligen, om de eenvoudige reden dat de krachtsverhouding bij amendement 1 totaal anders was.

 

4.4. Beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die ervan worden verdacht betrokken te zijn bij de moord op Rafiq Hariri (stemming)

4.5. Beheer van afval van winningsindustrieën (stemming)

4.6. Kwaliteit van het zwemwater (stemming)

4.7. Verordening betreffende de toepassing van het Verdrag van Aarhus op de EG-instellingen en-organen (stemming)

4.8. Toegang tot de markt voor havendiensten (stemming)
  

– Vóór de stemming:

 
  
MPphoto
 
 

  Paolo Costa (ALDE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, namens de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa fractie wil ik het woord voeren op grond van artikel 168 van het Reglement. Ik spreek dus niet als voorzitter van de bevoegde commissie, maar ik voel me wel door mijn functie gesterkt om formeel te vragen om terugverwijzing van de ontwerprichtlijn naar de commissie. Ik doe dat omdat dit hetzelfde resultaat zou hebben als een verwerping, met het verschil dat dit Parlement dan in deze zittingsperiode de mogelijkheid behoudt om een advies uit te brengen. Anders lijkt het alsof wij een houding van volledige overgave aannemen.

Wij zijn vandaag nog niet klaar voor de stemming, en dat is dan ook mijn beweegreden. Wij zijn er nog niet klaar voor, zowel vanwege de inhoud als vanwege de emotionele sfeer waarin wij wellicht zullen stemmen. Inhoudelijk zijn wij nog niet klaar, omdat de beraadslaging in het Parlement over dit voorstel te zeer is blijven steken in het eerste voorstel, dat een paar jaar geleden verworpen werd, wat overigens ook aan mijzelf te danken was. Wij hebben in de huidige bespreking geen rekening kunnen houden met de ontwikkelingen in de wereldhavens, die momenteel een ware revolutie doormaken. Ook hebben wij ons niet kunnen buigen over de concurrentie tussen havens, en evenmin over het vraagstuk van de staatssteun aan havens.

Wij zijn dus gewoon nog niet klaar, ook omdat wij het risico lopen ons bij de stemming te laten beïnvloeden door de emotioneel geladen sfeer, waardoor wij in twee slechte omstandigheden kunnen terechtkomen: of we doen arrogant...

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Mijnheer Costa, uw verzoek is duidelijk. Uit hoofde van artikel 168 vragen wij om een spreker vóór en een spreker tegen.

 
  
MPphoto
 
 

  Paolo Costa (ALDE). - (IT) Laat u me alstublieft uitspreken. Dit is uiterst belangrijk, gezien wat er eergisteren buiten dit Parlement gebeurd is. Of wij komen arrogant over tegen degenen die terecht gedemonstreerd hebben, of wij zijn daarentegen...

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Martin Schulz (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, namens de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement wil ik mij uitdrukkelijk tegen het verzoek van de heer Costa uitspreken. Ik zal dat in twee zinnen toelichten. Ik begin met het laatste punt dat de heer Costa noemde. De sfeer die hier eergisteren heerste, was voor het overgrote deel de sfeer van een normale demonstratie van mensen die zich in hun sociale zekerheid bedreigd voelen.

(Tumult en applaus)

Die mensen kunnen op ons rekenen. Wie niet op ons sociaal-democraten kunnen rekenen, zijn degenen die niet tot het eind toe willen blijven luisteren, en degenen die denken met geweld een politieke oplossing te kunnen forceren. Met hen zijn wij niet solidair. De acties van deze minderheid wijzen wij af.

(Applaus)

Mijnheer de Voorzitter, het havenpakket is rijp voor stemming en het is rijp voor verwerping. Daarom verzoeken wij u nu tot stemming over te gaan.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Jens-Peter Bonde (IND/DEM). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, wij weten heel goed waar we over stemmen. Dat wisten we al in 2003, toen we het voorstel verwierpen. Ook nu weer is er een grote meerderheid hier in de zaal die hetzelfde wil doen. Met de procedure waar u nu op aanstuurt, zal deze meerderheid voor verwerping echter verborgen blijven in de poging om de zaak terug te verwijzen naar de parlementaire commissie. Daarom moeten we hier in het Parlement stemmen over de vraag of over de voorstellen tot verwerping moet worden gestemd vóór het procedurevoorstel. Het is volstrekt waanzinnig dat het voorzitterschap een procedure toepast waarbij verborgen blijft wat het standpunt van de meerderheid in deze zaal is.

 
  
  

(Parlement stemt niet in met het mondeling amendement)

 
  
MPphoto
 
 

  Willi Piecyk (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, voor alle duidelijkheid: wie het havenpakket wil verwerpen, moet bij de eerste stemming vóór stemmen, vóór verwerping van het voorstel. Ik zeg dit om alle misverstanden te vermijden. Stemt u dus vóór bij de eerste stemming, vóór verwerping van het voorstel.

 
  
  

- Na de stemming:

 
  
MPphoto
 
 

  Jacques Barrot, vice-voorzitter van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zal het kort houden. Ik heb in het hele debat duidelijk laten blijken dat ik hier was om naar het Parlement te luisteren en dat ik wachtte op de uitslag van de parlementaire stemming. Alvorens u uiteen te zetten wat ik van plan ben te gaan doen, zou ik heel in het kort een betreuren en een wens willen uiten. Ten eerste betreur ik dat het door de procedure niet voor het Parlement mogelijk was om zich uit te spreken over de geamendeerde tekst. Met de amendementen van uw rapporteur hadden bepaalde angsten onder de verschillende actoren in onze havens - angsten die net zo goed leven onder de bedrijven als onder de werknemers - weggenomen kunnen worden. Wat dat aangaat wil ik uw commissie dan ook complimenteren met haar werk. De Commissie kon deze amendementen aanvaarden. Dat was wat ik betreurde.

Mijn wens is dat wij niet uit het oog verliezen wat met deze tekst werd beoogd, en wat ook gisteren herhaaldelijk in het debat naar voren is gekomen. Met deze tekst willen wij de Europese havens helpen om doeltreffend te reageren op de toename van het zeescheepvaartverkeer en op het risico dat de grenzen van de havencapaciteiten worden bereikt. Een grotere doeltreffendheid van de havenactiviteiten draagt bij tot een groter Europees concurrentievermogen en is goed voor de groei en de werkgelegenheid.

Natuurlijk zal ik het college van commissarissen getrouw verslag uitbrengen van het debat van gisteren en de stemming van vandaag. Ik zal voorstellen hieruit de consequenties te trekken. Ook zal ik voorstellen om samen met alle betrokken actoren - lidstaten, marktdeelnemers, gebruikers en vakbonden - en in overleg met het Parlement, het werk voort te zetten, teneinde de grondslag te leggen voor een Europees havenbeleid dat de investeerders een kader biedt en geruststelt. Ik wil namelijk zo veel mogelijk de antwoorden verschaffen waar de Europese havens op wachten, of het nu gaat om transparante tarieven, het gebruik van infrastructuur, het gebruik van overheidssteun of, meer algemeen, om de integratie van de havens in de intermodale keten. De noodzaak van zo'n totaalaanpak is uit ons debat genoegzaam naar voren gekomen.

(Applaus van rechts)

 

4.9. Afghanistan (stemming)
  

- Vóór de stemming over paragraaf 16:

 
  
MPphoto
 
 

  Emilio Menéndez del Valle (PSE). - (ES) Ik lees de tekst in het Engels, want in die taal is hierover gedebatteerd; dat zou het volgende opleveren:

(EN) “Dringt aan op een oplossing van het probleem van de voorbehouden (‘caveats’) die een behoorlijke samenwerking tussen de verschillende nationale contingenten in het land in de weg staan.”

 
  
  

(Parlement stemt in met het mondeling amendement)

 

4.10. Homofobie in Europa (stemming)

4.11. Klimaatverandering (stemming)

4.12. Milieuaspecten van duurzame ontwikkeling (stemming)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Hiermee is de stemming beëindigd.

 

5. Stemverklaringen
  

- Resolutie: B6-0049/2006

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Andersson, Anna Hedh, Ewa Hedkvist Petersen en Inger Segelström (PSE), schriftelijk. - (SV) Wij streven naar een akkoord met de Raad over een nieuw interinstitutioneel akkoord inzake begrotingsdiscipline en verbetering van de begrotingsprocedure. Ons uitgangspunt in de onderhandelingen wordt gevormd door de resolutie van het Europees Parlement van 8 juni 2005 over de politieke uitdagingen en de begrotingsmiddelen voor de uitgebreide Europese Unie in de periode 2007-2013. Wij kunnen evenwel geen steun geven aan het tekstgedeelte waarin staat dat de Europese dimensie van het gemeenschappelijk landbouwbeleid moet worden vergroot. Wij kijken uit naar de allesomvattende herziening van de ontvangsten en uitgaven van de EU in 2008, en hopen dat deze zal leiden tot een modernere structuur voor de EU-begroting en tot verminderde uitgaven voor het gemeenschappelijke landbouwbeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Richard James Ashworth (PPE-DE), schriftelijk. - (EN) De delegatie van de Britse conservatieven steunt de oproep in het verslag Böge om het gemeenschappelijk standpunt van de Europese Raad ten aanzien van de financiële vooruitzichten 2007-2013 in zijn huidige vorm te verwerpen. We steunen het verslag voor zover het aandringt op een duidelijke toezegging om de financiële vooruitzichten kritisch te herzien en het Europees Parlement daarbij een duidelijke rol te geven. Ook staan wij volledig achter het verzoek om voldoende begeleidende maatregelen teneinde een betere tenuitvoerlegging van en controle op de besteding van de middelen in de lidstaten te waarborgen.

We zijn echter bezorgd over de tot de Begrotingscommissie gerichte uitnodiging om te onderhandelen op basis van het standpunt van het Europees Parlement van 8 juni 2005. Indien dit wordt aangenomen, zouden de vastleggingskredieten over de hele periode met 112.474 miljard euro worden verhoogd. We hebben ons daarom bij de eindstemming onthouden van stemming.

 
  
MPphoto
 
 

  Francisco Assis, Luis Manuel Capoulas Santos en Edite Estrela (PSE), schriftelijk. - (PT) Wij hebben ons bij de eindstemming over de resolutie over de financiële vooruitzichten 2007-2013 van stemming onthouden, aangezien we het niet eens zijn met de wijze waarop paragraaf 4 van deze resolutie is geredigeerd.

Wij geloven dat het uiteindelijk bereikte minimumakkoord goed was voor Europa, omdat de ernstige politieke crisis die de Europese Unie bedreigde zo althans enige tijd bezworen kon worden.

In paragraaf 4 wordt echter de uitdrukking “verwerpt” gebruikt. Zo wekken we bij de Europese burgers de indruk dat het Europees Parlement een nieuwe discussie over de begroting wenst, en dat is in de gegeven omstandigheden niet mogelijk en zeker niet wenselijk.

Daarom interpreteren we de uitdrukking “verwerpt” als “is het oneens met”. Dan blijft het nu bereikte akkoord gewoon staan.

 
  
MPphoto
 
 

  Gerard Batten, Graham Booth, Derek Roland Clark, Nigel Farage, Roger Knapman, Michael Henry Nattrass, Jeffrey Titford en Thomas Wise (IND/DEM), schriftelijk. - (EN) Het zal de mensen misschien verbazen dat de UK Independence Party voor het eerst voor een verslag heeft gestemd dat openlijk federalistisch van toon is. We hebben dit gedaan omdat de aanneming van dit verslag de genadeslag is voor het akkoord dat Tony Blair in december heeft geregeld. Voor ons is een stijging van de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk aan de EU met 63 procent onaanvaardbaar. Het opgeven van zeven miljard Britse ponden van onze korting is onaanvaardbaar. De huidige financiële vooruitzichten zijn ongunstig voor Groot-Brittannië.

Als dit verslag wordt aangenomen, vallen we terug op artikel 272 van het Verdrag en op jaarlijkse onderhandelingen over de begroting. We zijn het weliswaar in het geheel niet eens met de redenen achter dit verslag, maar we dragen graag ons steentje bij om het debat over de vraag hoe het geld van de Britse belastingbetalers wordt uitgegeven, te heropenen. Hoe meer de mensen worden blootgesteld aan de werking van de EU, hoe minder zij daarvan gecharmeerd zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Bastiaan Belder (IND/DEM), schriftelijk. - De meerderheid van het Europees Parlement zet het functioneren van de Europese Unie op het spel door het gemeenschappelijk standpunt van de Raad over de financiële vooruitzichten 2007-2013 naar de prullenbak te verwijzen. Daar zijn wij het niet mee eens.

In de eerste plaats brengen de lidstaten de contributies voor de Europese Unie bijeen. Het Parlement trekt een te grote broek aan, wanneer het de lidstaten wil forceren om meer geld voor de EU beschikbaar te stellen.

In de tweede plaats zijn er - gelet op het subsidiariteitsbeginsel - posten in de Europese begroting waaraan veel minder of geen geld uitgegeven moet worden: extern beleid, onderwijs, sociale zaken, werkgelegenheid, cultuur en gezondheidszorg. Verder dienen de uitgaven voor propaganda van de EU en subsidies voor ‘pro-Europese’ denktanks geen zinnig doel.

In de derde plaats moet het cohesie- en structuurfondsenbeleid worden geconcentreerd op de achterstandsregio’s in die lidstaten waarvan het BBP minder dan 80% van het EU-gemiddelde bedraagt. Logischerwijze heeft dit tot gevolg dat het structurele ondersteuningsbeleid verschuift van de zuidelijke naar de oostelijke lidstaten.

In het belang van de burgers moet het EP zich vindingrijker opstellen en de EU beperken tot haar kerntaken. Kortom: met minder geld meer doen!

 
  
MPphoto
 
 

  Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. - (SV) Wij zijn niet voldaan over het op 16 december in de Raad bereikte akkoord. Wij willen de uitgaven voor het landbouwbeleid en de structuurfondsen verminderen en meer geld uittrekken voor onderzoek en ontwikkeling, evenals voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Het Parlement heeft medebeslissingsrecht op het gebied van de financiële vooruitzichten en heeft aangekondigd zijn eigen begroting krachtig te promoten. Wij geven geen steun aan het expansieve begrotingsbeleid dat het Parlement voorstaat maar wel aan andere voorstellen, zoals het voorstel tot verhoging van de kredieten voor onderzoek en ontwikkeling.

In het licht hiervan hebben wij niet tegen de resolutie gestemd tijdens de eindstemming, maar ons onthouden. Wij kunnen namelijk bepaalde onderdelen van het voorstel van het Parlement steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Lena Ek (ALDE), schriftelijk. - (SV) Ik heb vandaag besloten mij te onthouden bij de stemming van het Europees Parlement over de resolutie over de financiële vooruitzichten. In zijn resolutie verwerpt het Europees Parlement het akkoord van de Raad. Ik ben zeker erg teleurgesteld over het akkoord van de Raad, waarmee mijn prioritaire sectoren minder geld krijgen dan de door de Commissie voorgestelde sectoren. Het gaat daarbij om onderzoek, innovatie, maatregelen ter bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit, milieumaatregelen en middelen uit de structuurfondsen voor steun aan het midden- en kleinbedrijf.

De Raad heeft spijtig genoeg enorm veel tijd nodig gehad, en ik wil het proces niet langer ophouden. Het is voor ons belangrijk dat er in de periode 2007-2013 geld beschikbaar is voor projecten en programma’s, zodat deze niet hoeven te worden onderbroken tengevolge van een gebrek aan medefinanciering. Dit is vooral erg belangrijk voor de tien nieuwe lidstaten. Daarom heb ik besloten de financiële vooruitzichten waar nu een akkoord over is bereikt, niet te laten ontsporen.

 
  
MPphoto
 
 

  Neena Gill (PSE), schriftelijk. - (EN) De Britse leden van de PSE-Fractie zullen zich bij de eindstemming over het verslag Böge van 18 januari 2006 van stemming onthouden, en wel om de volgende redenen:

1. We maken ons zorgen over de verwijzing naar de vergroting van het landbouwbeleid in paragraaf 7, waartegen we al lange tijd vechten.

2. De Britse leden van de PSE-Fractie zijn tegen de eerste zin van paragraaf 4, waarin wordt gesteld dat het EP “het gemeenschappelijk standpunt van de Europese Raad verwerpt”. Op de eerste plaats zijn wij van mening dat het Britse voorzitterschap voor een moeilijke taak stond toen het overeenstemming trachtte te bereiken over deze gevoelige, verdeeldheid brengende zaak. Maar weinig mensen geloofden dat het Verenigd Koninkrijk erin zou slagen een eindcompromis te bereiken, gezien de soms diametraal tegenover elkaar staande standpunten van de vijfentwintig lidstaten in deze kwestie. Op de tweede plaats zijn we van mening dat het niet de taak van het EP is om het standpunt van de Raad te verwerpen. We kunnen niet meer doen dan kennis nemen van het standpunt van de Raad en tot een eigen standpunt komen. Ons standpunt kan afwijken van dat van de Raad maar het niet verwerpen.

3. De Britse leden van de PSE-Fractie staan achter de pogingen van het Europees Parlement om de verantwoordingsplicht te verbeteren en de begroting flexibeler te maken, teneinde te kunnen reageren op de toekomstige uitdagingen waar de EU als belangrijke speler op het wereldtoneel voor staat.

 
  
MPphoto
 
 

  Ana Maria Gomes (PSE), schriftelijk. - (PT) De Raad heeft in december de medebeslissingsbevoegdheden van het Europees Parlement genegeerd en nagelaten de centrale beleidsvormen van de Strategie van Lissabon en de beleidsvormen voor de plaats van Europa op het wereldtoneel te financieren.

De Commissie beschikt dus niet over de middelen om het beleid dat de burgers rechtstreeks ten goede komt te financieren. Ik noem hier het jeugdbeleid en het beleid op het gebied van onderwijs, onderzoek en cultuur. Er is geen geld voor het Fonds voor de Aanpassing aan de Mondialisering en er is geen geld voor de verplichtingen die de Europese Unie in het kader van haar buitenlands beleid is aangegaan, waaronder inbegrepen vredesmissies en maatregelen om de verspreiding van massavernietigingswapens tegen te gaan.

Ik heb derhalve gestemd voor het verwerpen van het akkoord zoals dat nu geformuleerd is. We vinden dat de onderhandelingen hervat moeten worden teneinde de ontbrekende middelen te vinden.

Het voorzitterschap moet het mandaat krijgen om ten eerste met het Parlement te onderhandelen over de flexibiliteitsreserves, teneinde de beschikbaarstelling van al de benodige middelen te garanderen, ten tweede overeenstemming te bereiken over een herzieningsclausule die heronderzoek van de uitgaven in 2008 mogelijk moet maken - waarbij het ook mogelijk moet zijn om middelen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid over te hevelen naar mededinging en innovatie - en ten derde het systeem van eigen middelen van de Unie te heroverwegen.

Het gaat er niet om het in december in Brussel bereikte akkoord open te breken. Veeleer moet dit worden versterkt met de middelen die noodzakelijk zijn om het beleid en de maatregelen te financieren die onmisbaar zijn voor een Europa met meer samenhang, meer concurrentiekracht en meer verantwoordelijkheidsbesef, voor een Europa met meer geloofwaardigheid op het wereldtoneel.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Het akkoord van de Raad met betrekking tot de periode 2007-2013 gaat lang niet ver genoeg. Het stelt onvoldoende financiële middelen ter beschikking, gaat uit van de verkeerde prioriteiten en ontbeert de instrumenten om een antwoord te formuleren op de behoeften en de economische, sociale en milieuproblemen van een uitgebreide EU met 27 landen.

De veelgeroemde “solidariteit” wordt naar het tweede plan verschoven: voor het Cohesiebeleid wordt nu nog maar 0,37 procent van het communautair BBP gereserveerd (in plaats van 0,41 procent), en dat terwijl de economische en sociale ongelijkheid door de uitbreiding alleen maar is toegenomen. Ook op sociaal gebied en op dat van het milieu, de landbouw, de samenwerking, het onderzoek en de cultuur wordt gekort. Voor “mededinging”, beheersing van migratie, grensbewaking en het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid worden wel meer middelen vrijgemaakt, maar die gaan ten koste van ontwikkelingssamenwerking.

De belangen van de economisch sterkst ontwikkelde landen en die van hun grote economische en financiële concerns hebben dus voorrang gekregen, ten koste van de belangen van de zogenaamde cohesielanden - waaronder Portugal - en de werknemers.

Het “onderhandelingsproces” werd gekenmerkt door een opeenvolging van voorstellen, waarbij elk nieuw voorstel slechter was dan het vorige. In deze resolutie wordt het akkoord van de Raad verworpen, maar daarin wordt de onderhandelingspositie van het Parlement bevestigd. Die schiet echter beslist tekort, niet alleen met betrekking tot de financiering, maar ook als het gaat om de prioriteiten.

 
  
MPphoto
 
 

  Joel Hasse Ferreira (PSE), schriftelijk. - (PT) De nu aangenomen tekst over de financiële vooruitzichten had op twee punten beter kunnen worden geformuleerd.

Het eerste punt betreft de alinea waarin het EP het in de Europese Raad bereikte akkoord “verwerpt”. De niet-aanvaarding van dat akkoord had ook op een andere -betere - wijze kunnen worden uitgedrukt. Het tweede punt heeft betrekking op de behandeling die het landbouwbeleid ten deel valt. De manier waarop een aantal lidstaten via het gemeenschappelijk landbouwbeleid het leeuwendeel van de begroting werd toegeschoven, heeft de vooruitgang bij het Europees project belemmerd en de invoering van eerlijkere criteria voor de middelentoewijzing verhinderd.

Het binnen de Raad bereikte akkoord is gunstig voor Portugal. Het Europees Parlement heeft echter het volste recht om een proces in gang te zetten voor de vervolmaking van dit akkoord.

Tijdens dit proces is de begrotingsmethodologie niet op de kop gezet. De criteria voor de verdeling van de middelen zijn dezelfde gebleven. We zullen echter moeten garanderen dat de solidariteit met de cohesielanden in het zuiden en oosten wordt voortgezet. Het mag beslist niet zo zijn dat de steun voor meer mededingingsvermogen van Europa ten koste gaat van de minder concurrentiekrachtige economieën.

 
  
MPphoto
 
 

  Jeanine Hennis-Plasschaert (ALDE), schriftelijk. - (EN) Om heel duidelijk te zijn: ik verwerp het gemeenschappelijk standpunt van de Europese Raad niet. Het Europees Parlement moet, als medewetgever en een van de takken van de begrotingsautoriteit, echter in staat worden gesteld om zijn parlementaire rol in het vaststellen van beleid, de hervorming van dit beleid en de begroting voor deze beleidsterreinen volledig te vervullen. Ik sta daarom achter de bereidheid van dit Parlement om constructieve onderhandelingen met de Raad te beginnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Kartika Tamara Liotard (GUE/NGL), schriftelijk. - Hoewel de SP tevreden is met de verlaging van het EU-budget, en met name met de verbetering van de Nederlandse betalingspositie, hebben wij nog steeds grote kritiek op de wijze waarop het overgebleven geld wordt besteed. Er is nog altijd geen einde gemaakt aan de scheve verdeling van landbouwsubsidies, aan het zinloos rondpompen van geld en aan het stimuleren van prestigeprojecten. Dat juist de echt arme lidstaten nu de dupe zijn van de begrotingsafspraak is onverteerbaar.

 
  
MPphoto
 
 

  Cecilia Malmström (ALDE), schriftelijk. - (SV) De resolutie verwerpt het akkoord van de Raad over de financiële vooruitzichten. Het is mijns inziens echter onverstandig van het Europees Parlement om het voorstel te verwerpen, en daarom heb ik besloten mij van stemming te onthouden. De weg naar het akkoord van de Raad was lang en moeilijk, en er zou een groot probleem zijn ontstaan indien de Raad uiteindelijk niet tot een akkoord was gekomen. Inderdaad, het Parlement heeft medebeslissingsrecht op dit gebied en mag het Raadsvoorstel verwerpen. Het zou evenwel ongelukkig zijn indien de langetermijnebegroting er niet zou komen wegens een machtspelletje tussen de instellingen. Het Parlement moet nu zijn verantwoordelijkheid nemen en samen met de Raad zijn best doen om tot een langetermijnbegroting te komen.

Mijns inziens is het een goede zaak dat de Raad een akkoord heeft bereikt over de financiële vooruitzichten en dat het uitgavenniveau niet te hoog is vastgesteld. Ik heb echter ook kritiek bij grote delen van de begroting. De begroting heeft bijvoorbeeld een verkeerd profiel: er wordt teveel geld uitgegeven voor landbouw en regionale steun.

Het Parlement wil meer geld uitgeven voor belangrijke gebieden maar streeft naar een overdreven hoog niveau van de totale uitgaven. Evenals de Raad, wil het veel - mijns inziens teveel - geld uittrekken voor landbouwuitgaven en regionale steun. Daarom geef ik geen steun aan het standpunt van het Parlement. Het vastberaden aandringen op de prioriteiten bij de krediettoewijzing is van cruciaal belang om de veranderingen teweeg te brengen die Europa nodig heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  Toine Manders (ALDE), schriftelijk. - Vandaag heeft het Europees Parlement een resolutie aangenomen aangaande de meerjarenbegroting van Europa. Ik verwelkom het bereikte compromis van de Raad van december 2005 en zie dit als een goed uitgangspunt voor verdere onderhandelingen tussen Europees Parlement en Raad.

De succesvolle inspanningen van het Nederlandse kabinet bij monde van minister Zalm van Financiën blijven wat mij betreft onverminderd overeind. Het besluit van de Raad om Nederland een korting te geven op haar bijdrage aan de EU van één miljard valt niet onder de bevoegdheid van het Parlement en zal dus niet onderdeel zijn van de onderhandelingen. Mijns inziens moet Europa meer investeren in kennis, innovatie en ondernemerschap. Dat zie ik vooralsnog onvoldoende terug in het huidige compromis.

Verder ben ik van mening dat het Europees Parlement, net zoals elk nationaal parlement, haar verantwoordelijkheid moet nemen bij de vaststelling van de begroting. De onderhandelingen die het Europees Parlement opent met de Raad, zijn vergelijkbaar met het debat dat de Tweede Kamer voert met het kabinet naar aanleiding van Prinsjesdag.

 
  
MPphoto
 
 

  Diamanto Manolakou (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) De Europese Raad is tot een akkoord gekomen over de financiële vooruitzichten 2007-2013 na een keiharde koehandel over de vraag wie het minst zou betalen en wie het meeste zou opstrijken van het geld van de volkeren. Doel was het Europees monopolistisch kapitaal in staat te stellen daar de vruchten van te plukken en zijn winst en voorrechten te versterken. Tegelijkertijd werd daarmee de grondslag gelegd voor een nieuwe herziening van het GLB en voor verdere inkrimping van de landbouwuitgaven, waardoor nog meer kleine landbouwbedrijven zullen worden weggevaagd.

Het geld van de volkeren dat via het begrotingspakket wordt uitgegeven aan repressieve maatregelen en de strategie van de volksvijandige agenda van Lissabon, is echter met 110 procent verhoogd, terwijl de middelen voor de boeren geleidelijk aan worden teruggeschroefd.

De Europese afgevaardigden van de Communistische Partij van Griekenland verwerpen de besluiten over de financiële vooruitzichten 2007-2013, omdat deze ten koste gaan van de volkeren en hun rechten. Wij zijn het echter niet eens met de manier waarop de verwerping van deze besluiten wordt gemotiveerd in de resolutie van het Europees Parlement. Deze motivering sluit haarfijn aan bij de redenering dat het volksvijandig beleid en de militarisering van de EU vooral niet betwist mogen worden. Niet voor niets wordt aangedrongen op de versterking van ‘het mededingingsvermogen en de veiligheid’ van de EU, en op de beheersing van de uitgaven in de lidstaten. Deze redenering is koren op de molen van de kapitalistische herstructurering, leidt tot een nog sterkere uitbuiting van de werknemers en tot een verscherping van de repressieve en ondemocratische mechanismen.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Verantwoordelijkheid is de voornaamste plicht van al degenen die bij de medebeslissingsprocedure betrokken zijn. Zoals maar al te bekend, heeft het proces dat in december tot de goedkeuring van de financiële vooruitzichten leidde, een heel gecompliceerd verloop gehad, waaruit blijkt hoe moeilijk dit soort onderhandelingen kunnen zijn, zeker in de omstandigheden waarin ze nu plaatsvinden.

Zoals ik al eerder heb aangegeven, gaat het akkoord dat op de Top in december werd bereikt, niet zover als ik gewild had. Niettemin is het bereikte resultaat in grote lijnen goed voor Europa en goed voor Portugal. Het is gerechtvaardigd als we dit akkoord proberen te verbeteren, maar dat mag er niet toe leiden dat we de consensus die we nu behaald hebben, opgeven. Wat er op het spel staat, is zo belangrijk dat onze hoofdzorg nu niet in het kader van het institutionele evenwicht gelegen is.

 
  
MPphoto
 
 

  José Albino Silva Peneda (PPE-DE) . schriftelijk. - (PT) Ik heb tegen het akkoord van de Europese Raad over de financiële vooruitzichten gestemd, omdat dit mijns inziens symptomatisch is voor de crisis die Europa op dit moment doormaakt: het is een kleingeestig akkoord dat verstoken is van ambitie en geen enkele geestdrift wekt .

Het akkoord is in financieel opzicht kleingeestig als je een vergelijking maakt met wat andere institutionele partners voorstellen. Maar het is ook kleingeestig omdat dit voorstel niet zozeer een uitdrukking van politieke wil is, als wel de optelsom van de eisen van de verschillende lidstaten.

Het akkoord is verstoken van ambitie, omdat het niet aansluit bij het eerder vastgelegde beleid. De frustratie bij de Europese burgers zal zo alleen maar toenemen. Deze krijgen steeds meer het gevoel dat de Europese instellingen niet goed functioneren. De ene dag neemt de Raad beslissingen, en presenteert hij die aan het publiek als duidelijke signalen van vooruitgang op bepaalde belangengebieden van de Europese burgers, maar de dag daarna laat hij na om de financiële vooruitzichten vast te stellen die de voor deze beslissingen noodzakelijke middelen moeten verschaffen.

Verder is dit akkoord allesbehalve geestdriftwekkend, omdat het de beloften ten aanzien van de kandidaat-landen (Bulgarije, Roemenië) niet nakomt.

In het Portugees noemen we deze houding hypocriet.

 
  
MPphoto
 
 

  Alyn Smith (Verts/ALE), schriftelijk. - (EN) Het resultaat van de bijeenkomst van de Raad dat afgelopen december in het holst van de nacht in Brussel is bereikt, is teleurstellend voor Schotland en is teleurstellend voor Europa. Het is onaanvaardbaar voor het Parlement, en ik steun van harte deze ontwerpresolutie om het overeengekomen akkoord te verwerpen en onderhandelingen te beginnen over de verbetering van het akkoord. Het Parlement heeft geholpen om de lidstaten, en vooral het Verenigd Koninkrijk, te dwingen om redelijk te handelen, maar we kunnen beter dan het akkoord dat vandaag voor ons ligt. Ik denk dat het Parlement er goed aan doet te blijven aandringen op een beter compromis. Ik ben blij dat we deze ontwerpresolutie vandaag hebben aangenomen, en ik kijk uit naar de onderhandelingen.

 
  
  

- Resolutie: B6-0050/2006

 
  
MPphoto
 
 

  Proinsias De Rossa (PSE), schriftelijk. - (EN) Ik ben blij met het besluit van de Conferentie van voorzitters van het Europees Parlement om een enquêtecommissie van 22 leden van het Europees Parlement in te stellen die het dossier moet onderzoeken van de burgers (wel 6 500, van wie velen Iers) die van hun spaartegoeden zijn beroofd door de crisis bij verzekeringsmaatschappij Equitable Life.

Ik steun het verzoekschrift dat de beleggers van Equitable Life bij de Commissie verzoekschriften van het Europees parlement hebben ingediend. Het is volkomen terecht dat hun zaak nu volledig wordt onderzocht door een enquêtecommissie van het Europees Parlement.

De Ierse regering zou nu een onderzoeker moeten aanwijzen die de belangen van de Ierse burgers in deze zaak zal vertegenwoordigen, en die zal samenwerken met de enquêtecommissie van het Europees Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Alyn Smith (Verts/ALE), schriftelijk. - (EN) Kiezers uit heel Schotland hebben contact met me opgenomen en me gevraagd het niet bij woorden te laten, maar actie te ondernemen in de zaak van Equitable Life. Vandaag geven we gehoor aan hun smeekbeden, en ik ben blij dat het Parlement deze beslissende stap heeft genomen, nu de regering in Londen dat niet heeft gedaan. De spaartegoeden en pensioenplannen van mensen zijn een chaos geworden toen Equitable Life instortte, en het is volkomen terecht dat deze mensen aandringen op antwoorden. Ik kijk ernaar uit met de commissie samen te werken om de onderste steen boven te halen in deze zaak.

 
  
  

- Resolutie: RC-B6-0051/2006

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) In het Europa van de vrijheid en de waarden moet het volkomen duidelijk zijn dat de rechten van de burger en het primaat van de rechtsstaat volledige bescherming verdienen.

Dat is het kader waarbinnen strijd tegen het terrorisme gevoerd moet worden. Dan verraden wij ons beschavingserfgoed niet, en dan kunnen wij bovendien rekenen op brede internationale steun. Daar komt bij dat we ons juist onderscheiden van terroristen door ons diep respect voor mensen en al hun rechten.

De Tijdelijke Commissie moet alle relevante informatie verzamelen en analyseren om zo vast te stellen of de in de Washington Post vermelde en door Human Rights Watch bevestigde feiten inderdaad hebben plaatsgevonden.

Het is van fundamenteel belang dat de waarheid aan het licht komt, niet alleen omdat voortdurende twijfel de verdenkingen alleen maar aanwakkert en tot speculatie aanleiding geeft, maar ook omdat we onder geen beding kunnen toestaan dat er op Europees grondgebied geheime detentiecentra worden onderhouden. Dat zou ons in ernstige verlegenheid brengen en een duidelijke schending betekenen van de internationale regels op het gebied van de mensenrechten en onze eigen Europese normen en waarden.

 
  
MPphoto
 
 

  Proinsias De Rossa (PSE), schriftelijk. - (EN) Wat betreft het besluit om een Tijdelijke Commissie van het Europees Parlement in te stellen die onderzoek moet doen naar de beweringen over geheime CIA-gevangenissen en de foltering van gevangenen op het grondgebied van de EU of in landen die lid van de EU willen worden, zou er sprake zijn geweest van schendingen van het Handvest van de grondrechten als lidstaten van de EU of kandidaat-landen actief of passief betrokken zouden zijn geweest bij het exploiteren van ‘buitengerechtelijke gevangenissen’.

Het is belangrijk dat we deze zaak tot op de bodem uitzoeken. We moeten de kwestie onbevooroordeeld onderzoeken, maar zonder blind te zijn voor de mogelijkheden. We willen de waarheid weten, niets meer dan de waarheid. Als we die achterhalen, strijden we echt tegen terrorisme en tegen foltering.

 
  
MPphoto
 
 

  Claude Moraes (PSE), schriftelijk. - (EN) Ik heb gestemd voor het instellen van een Tijdelijke Commissie van het Europees Parlement naar de beweringen van CIA-activiteiten met betrekking tot vermeende ontvoeringen, ‘buitengerechtelijke overbrenging’, ‘detentie op geheime locaties’, ‘incommunicado-detentie’, foltering, wreedheden en onmenselijke of onterende behandeling van gevangenen op het grondgebied van de EU, met inbegrip van de toetredende landen en kandidaat-landen.

Gelet op de wijdverspreide zorgen, die ook in mijn kiesdistrict Londen leven, is het belangrijk dat het onderzoek van het Europees Parlement serieus probeert het waarheidsgehalte van de beweringen vast te stellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) Nu het Europees Parlement geconfronteerd is met de onthullingen over de activiteiten van de CIA - ontvoering van burgers, overbrenging van verdachten, ondervraging en gevangenissen in Europese landen - en met de enorme ophef die daardoor is ontstaan, probeert het met de instelling van een Tijdelijke Commissie de Europese volkeren zand in de ogen te strooien.

Het legt een schijnheilige gevoeligheid aan de dag voor de schending van de mensenrechten op Europees grondgebied en probeert de ‘verloren eer van de EU’ te redden. Het is evenwel een feit dat de EU zelf en de regeringen van de lidstaten geheime overeenkomsten hebben gesloten met de VS. Zij hebben zich volledig geschaard achter de zogenaamde antiterreurcampagne en nu staan ze plotseling beteuterd te kijken en hangen ze de onschuldige uit.

Het feit dat de fracties van het Europees Parlement - waarin regeringspartijen zijn vertegenwoordigd die de overeenkomsten hebben gesloten - nu plotseling voor het oog protesteren tegen de resultaten van die overeenkomsten, is pure provocatie en een onderschatting van de volkeren.

De EU en de VS zijn samen verantwoordelijk voor het ongebreidelde optreden van de geheime diensten, die onder meer voorbereidingen treffen voor de toepassing van de antiterreurwetten om de volksbeweging te kunnen treffen en oorlogen te kunnen ontketenen tegen landen en volkeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) In conflictsituaties - en dat geldt zeker voor het conflict waarin de Verenigde Staten en de geallieerden zijn verwikkeld - moeten de fundamentele waarden en de beschavingswaarden die wij voorstaan extra aandacht krijgen. In extreme situaties dienen we zelfs hogere eisen op te leggen. Daarom sluit ik me aan bij al degenen in Europa en de Verenigde Staten die zich hebben uitgesproken tegen eventuele misbruiken of schendingen van deze waarden. In dat opzicht is mijn positie duidelijk, en ik heb die bij andere gelegenheden reeds toegelicht.

Ik moet met betrekking tot de zogenaamde “CIA-vluchten” echter wel aantekenen dat ik de toon van dit debat betreur. Het gaat hier vaak om vage aantijgingen, vermoedens en beschuldigingen, en daarbij blijkt dat aan de woorden van onze geallieerden en die van de leiders van onze lidstaten de minste waarde wordt gehecht.

Ik geloof daarom dat de Conferentie van voorzitters een billijke en vooral evenwichtige oplossing heeft gevonden, die verenigbaar is met de rol die het Parlement in deze materie kan spelen. Ik heb daarom voor gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Alyn Smith (Verts/ALE), schriftelijk. - (EN) De beweringen dat de Amerikanen, onze vrienden en collega's, Europese luchthavens hebben gebruikt als tussenstop op vluchten die volgens onze wetgevingen illegaal zouden zijn, zijn uiterst verontrustend. We moeten in het Europees Parlement inderdaad proberen licht te werpen op deze duistere zaken, want deze kwestie is van belang voor al onze burgers. Ik geloof persoonlijk dat de Amerikanen zich nog niet schuldig hebben gemaakt aan de helft van de dingen waarvan ze worden beschuldigd, maar we kunnen alleen een antwoord geven op deze beweringen door de waarheid te achterhalen in deze zaak. Ik kijk ernaar uit om daar samen met de Tijdelijke Commissie aan te werken.

 
  
  

- Verslag-Cavada (A6-0003/2006)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) In het vredesproces voor het Midden-Oosten - in de ruimste zin van het woord - moet de Europese Unie vasthouden aan een duidelijk en coherent standpunt met betrekking tot de verdediging van de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten. In dit geval komt het erop neer dat we het niet kunnen laten bij uitsluitend formele steun voor wat er nu in Libanon wordt ondernomen. We moeten ook concrete bijstand verlenen en meewerken aan alles wat bijdraagt tot opheldering van de moordaanslag op de voormalige eerste minister, Rafiq Hariri. Ik heb daarom voor dit verslag gestemd. Ik wijs verder op de procedurele vragen die de rapporteur aan de orde stelt en die volgens mij meer aandacht behoeven.

 
  
  

- Verslag-Sjöstedt (A6-0001/2006)

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Het is een goede zaak dat dit verslag over het beheer van afval van winningsindustrieën na bemiddeling uiteindelijk is goedgekeurd. Dit onderwerp is ook voor Portugal van belang.

Met deze nieuwe wetgeving worden de bestaande milieunormen in een aantal lidstaten verscherpt en de industrie strengere bepalingen opgelegd voor het verplicht opruimen van sites na voltooiing van de activiteiten. De industrie wordt dus gedwongen haar verantwoordelijkheden met betrekking tot het milieu en de volksgezondheid te aanvaarden.

Belangrijk is ook dat er een inventaris wordt opgemaakt van de bestaande situatie. Dan kunnen we de nodige maatregelen nemen.

We hopen dat de praktijk overal zal aansluiten bij deze voornemens.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Deze richtlijn is voor de milieuwetgeving van bijzonder belang.

De rapporteur en de delegatie van het Parlement hebben bij de bemiddeling goed werk verricht. Ik moet dit verslag dan ook steunen. Het bevat belangrijke maatregelen die zouden moeten bijdragen tot het terugbrengen van de schade die door afval van winningsindustrieën kan worden toegebracht aan het milieu en de volksgezondheid.

Ik heb dus voor het verslag-Sjöstedt gestemd.

 
  
  

- Verslag-Maaten (A6-0415/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI). - (DE) In de bijna 20 000 zwemwateren van de Europese Unie kunnen onvermoede bacteriologische gevaren schuilen. Aangezien een zwemmer gemiddeld ongeveer vijftig milliliter water binnenkrijgt en poedelende kinderen soms wel tien keer zo veel, moet het risico dat men een ziekte oploopt, worden uitgesloten. De verschillende ziekteverwekkers kunnen leiden tot misselijkheid of huiduitslag, maar ook tot levensbedreigende ziekten. Des te verheugender is het daarom dat door de Europese richtlijn de kwaliteit van het zwemwater de afgelopen jaren kon worden verbeterd. De grens van het zelfregulerend vermogen van kleinere meren, zoals die bij ons in Oostenrijk in het Alpengebied voorkomen, is echter snel bereikt. We mogen daarom niet alleen vertrouwen op wettelijke bepalingen, verboden en investeringen, maar moeten vooral de actieve medewerking van de burgers zien te verkrijgen en ons best doen om het milieubewustzijn bij de burgers te vergroten.

 
  
MPphoto
 
 

  Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. - (SV) De EU zou natuurlijk helemaal geen gemeenschappelijke richtlijn mogen hebben voor zwemwater. Wij hebben echter voor het verslag gestemd omdat het Parlement heeft geluisterd naar onze kritiek en het mes zet in de regelingen die wij nu hebben. Het verslag zegt ook resoluut ‘nee’ tegen de voorstellen voor nog meer wetgeving, die de laatste keer toen wij dit vraagstuk bespraken op tafel lagen.

Er zij op gewezen dat uit het vorige voorstel duidelijk is gebleken hoe moeilijk het is om gedetailleerde regels uit te werken voor sterk uiteenlopende omstandigheden. In landen met een lange kustlijn, uitgestrekte wateren, korte zwemseizoenen, lage watertemperaturen en dunbevolkte gebieden moeten andere regels van toepassing zijn dan in landen met dichtbevolkte stranden waar vele mensen naar toe trekken om gedurende lange seizoenen in warm water te zwemmen. De Zweedse conservatieven zijn blij dat onze kritiek gehoor heeft gekregen.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Uiteraard steun ik dit verslag. Het heeft voor mijn land, Portugal, een bijzondere betekenis, aangezien bijna de helft van de grenzen van ons nationaal grondgebied door de kustlijn gevormd wordt. Deze kustlijn wordt op veel plaatsen onderbroken door rivieren en andere wateren. De Portugezen zijn grote strandliefhebbers en steeds meer mensen beoefenen één of andere watersport.

Dit verslag is een stap voorwaarts bij de bescherming van het milieu en de volksgezondheid. De voorgestelde wijzigingen zullen tot gevolg hebben dat er meer kennis over het zwemwater beschikbaar komt. De controle op het zwemwater zal zo verbeteren en dat zal de kwaliteit van het water ten goede komen.

Met de tekst waarover in het bemiddelingscomité overeenstemming is bereikt, zullen de lacunes worden opgevuld en zal de nu geldende verordening betreffende de kwaliteit van het zwemwater worden geactualiseerd.

Om als “voldoende” te worden gekenmerkt zal het zwemwater aan nieuwe, strengere bacteriologische criteria moeten voldoen. Informatie over de kwaliteit van het water wordt nu verplicht gesteld en de burgers hebben er recht op deze informatie te ontvangen. Bovendien zal de signalisatie in de gehele Europese Unie gelijkvormig worden. Dat zal de risico’s voor de gezondheid terugbrengen en bijdragen tot het voorkomen van ziekten en infecties.

 
  
MPphoto
 
 

  Lena Ek (ALDE), schriftelijk. - (SV) Ik heb vandaag besloten mijn stem te geven aan de gezamenlijke tekst van het bemiddelingscomité voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het beheer van de zwemwaterkwaliteit. Ik doe dit omdat dit vraagstuk volgens mij onder de subsidiariteit valt, waarmee ik bedoel dat dit op lokaal of regionaal vlak aangepakt zou moeten worden. Zwemwater is een vraagstuk waarmee vele Zweedse gemeenten zijn geconfronteerd die een groot aantal zwemstranden onder hun beheer hebben. Daarom is het belangrijk dat de richtlijn de gemeenten niet belast met nog meer bureaucratie. Mijn besluit om toch voor deze tekst te stemmen houdt verband met het feit dat deze tekst in velerlei opzicht een verbetering is van de richtlijn betreffende zwemwaterkwaliteit uit 1976, die nu nog van toepassing is. Ten eerste is deze eenvoudiger en ten tweede staan daarin strengere gezondheids- en milieuvereisten. Een slankere maar ook efficiëntere EU moet nagaan of vraagstukken zoals dit misschien niet teruggestuurd moeten worden aan de lidstaten, opdat zij deze op nationaal of lokaal/regionaal vlak kunnen behandelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) De voornaamste verdienste van de nu gevonden oplossing is dat ze de bestaande, uit 1976 stammende richtlijn betreffende de zwemwaterkwaliteit althans enigszins actualiseert. Die richtlijn was door de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis en de verscherpte gezondheidseisen achterhaald. Volgens de rapporteur kunnen deze wijzigingen de gezondheidsrisico’s voor de badgasten terugbrengen van 12 tot 7,5 procent.

Eén en ander betekent dat de bemiddeling, die vanwege de sterk uiteenlopende standpunten heel moeizaam is verlopen, een bevredigend, zij het onvoldoende resultaat heeft opgeleverd. Dat geldt vooral voor de parameters; ze worden nu bindend.

Er is vooral vooruitgang geboekt met betrekking tot de informatieverstrekking aan de burgers. We hopen dat die informatie zodra ze beschikbaar is ter plaatse openbaar wordt gemaakt, en wel op een duidelijk zichtbare wijze.

 
  
MPphoto
 
 

  Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) De in het bemiddelingscomité opgestelde tekst, die vandaag in stemming is gebracht, bevat een aantal zeer positieve verbeteringen vergeleken met het voorstel uit de tweede lezing op 21 april 2005.

Het feit dat het voorstel tot opheffing van het onderscheid tussen kustwateren en binnenwateren niet op overgenomen en dat de categorie “voldoende” niet uit de eindtekst is verwijderd, betekent dat de voornaamste belangen van Portugal op dit gebied zijn behartigd en tegemoet wordt gekomen aan de meest recente aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie.

Ik sta positief ten aanzien van de voorgestelde parameters voor de beoordeling van de zwemwaterkwaliteit, evenals ten aanzien van de methodologie voor het beoordelen en classificeren van de waterkwaliteit. Ik ben daarom voor de aanneming van deze parameters.

Ik geloof dat we op deze manier de kwaliteit van het milieu kunnen verbeteren. Het wordt nu bovendien mogelijk de burgers te beschermen door ze beter te informeren over de kwaliteit van het water waarin ze zwemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin, Nils Lundgren en Lars Wohlin (IND/DEM), schriftelijk. - (SV) Dit verslag gaat over een vraagstuk dat niet op de agenda van de EU zou mogen staan. Het is natuurlijk geheel zinloos de toestand en vereisten van zwemwater in de Middellandse Zee te vergelijken met die van de duizenden meren in landen als Zweden en Finland. De zwemwaterrichtlijn is een voorbeeld van hoe de EU in de praktijk zelden het subsidiariteitsbeginsel of het proportionaliteitsbeginsel toepast. Dat is betreurenswaardig.

Het voorstel waartoe het bemiddelingscomité is gekomen, bevat een aantal voordelen ten opzichte van de momenteel van toepassing zijnde richtlijn. Er zijn bijvoorbeeld minder criteria waaraan de lidstaten moeten voldoen. Tegelijkertijd zijn er echter absurde nieuwe vereisten ingevoerd, zoals de vereiste dat overal in de EU dezelfde signalering moet worden gebruikt bij zwemplaatsen.

Wij hebben er het volste vertrouwen in dat de lidstaten de vraagstukken betreffende de zwemwaterkwaliteit zelfstandig kunnen aanpakken. Daarom zijn wij principieel tegen de zwemwaterrichtlijn en hebben tegen het compromis van het bemiddelingscomité gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Cecilia Malmström (ALDE), schriftelijk. - (SV) Ik heb besloten om voor de gezamenlijke tekst van het bemiddelingscomité voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het beheer van zwamwaterkwaliteit te stemmen. Eigenlijk ben ik van mening dat zwemwaterkwaliteit een vraagstuk is dat niet op EU-niveau zou mogen worden behandeld. Dit moet worden behandeld door de lidstaten op nationaal of lokaal niveau. Ik heb echter voor de tekst gestemd omdat het daarin vervatte voorstel een aanzienlijke verbetering betekent van de richtlijn betreffende zwemwaterkwaliteit uit 1976. De aanneming van dit voorstel maakt deel uit van onze strijd tot vereenvoudiging van de EU-wetgeving. Daar komt natuurlijk nog bij dat hierin ook verbeteringen staan voor de gezondheid en het milieu.

Om de EU effectiever te maken en in staat te stellen meer dynamisme aan de dag te leggen bij grote grensoverschrijdende vraagstukken moet het beleid op bepaalde gebieden overgelaten worden aan de lidstaten. Dit is een van die gebieden, en de behandeling daarvan moet dichter bij de mensen staan.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. - (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat de nieuwe vierde categorie voor de waterkwaliteit die de Raad heeft ingevoerd, wordt gehandhaafd, en de vier categorieën nu worden gecombineerd met betere cijfers voor het toxicologische niveau waardoor de categorieën worden bepaald. Deze nieuwe cijfers moeten de gezondheidsrisico's voor zwemmers helpen verminderen door de niveaus per categorie te verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Het in het bemiddelingscomité bereikte akkoord over de richtlijn betreffende het beheer van de zwemwaterkwaliteit is gebaseerd op nieuwe criteria voor de beoordeling van de waterkwaliteit en de informatie van de burgers.

Strengere kwaliteitseisen en betere informatie van de burgers zijn voor Portugal van fundamenteel belang. Het land heeft een lange kustlijn en die kust en de daarbij behorende wateren zijn voor het land van enorme sociale, economische en culturele waarde. En dan heb ik het niet alleen over toerisme, maar ook over de sociale en culturele activiteiten.

Om gezondheidsrisico’s terug te dringen moeten inderdaad alle mogelijke maatregelen worden genomen. Deze richtlijn is volgens mij dan ook van bijzonder belang voor de bescherming van de bevolking en het milieu. De voorgestelde veranderingen zullen zonder meer zorgen voor meer kennis en een betere bewaking van zwemwaterkwaliteit en een betere controle daarop. Er wordt een goed evenwicht aangehouden met betrekking tot de kosten die aan de introductie van de nieuwe criteria zijn verbonden.

Ik heb daarom voor het verslag-Maaten gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Margrietus van den Berg (PSE), schriftelijk. - (EN) Het onderwerp van deze resolutie, de kwaliteit van het zwemwater, is belangrijk, maar zou naar mijn mening, vanuit het gezichtspunt van de subsidiariteit, op nationaal niveau moeten worden aangepakt. Het heeft geen toegevoegde waarde wanneer dit onderwerp op Europees niveau wordt geregeld. Ik stem daarom tegen deze resolutie.

 
  
  

- Verslag-Korhola (A6-0381/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), rapporteur. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik moest mijn interventie helaas beëindigen omdat de tijd om was, maar ik wil deze alsnog afmaken. Ik lees voor wat ik had willen zeggen, zodat milieuorganisaties niet verkeerd zullen begrijpen wat ik zei:

Een voorbeeld hiervan is de brief die deze week van de grootste milieuorganisaties is gekomen, waarin een verkeerd beeld wordt gegeven van het recht dat zij nu mogelijkerwijs krijgen om naar de rechter te gaan. Zij schrijven dat industriële ondernemingen de mogelijkheid hebben gerechtelijke procedures aan te spannen voor het Hof van Justitie en dat deze regelgeving hen alleen maar op hetzelfde niveau zou brengen. In de brief staat niet dat milieuorganisaties absoluut niet op hetzelfde niveau komen te staan als ondernemingen, die aan de voorwaarde moeten voldoen dat het onderhavige besluit "direct en individueel" op hen van toepassing is, met andere woorden dat zij betrokken partij zijn. Veeleer kunnen milieuorganisaties nu waarschijnlijk - in de hele Unie en zonder zich iets aan te trekken van de criteria inzake betrokken partijen - kiezen in welke sector zij geïnteresseerd zijn. Het was misleidend dat dit wezenlijke detail niet werd genoemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Proinsias De Rossa (PSE), schriftelijk. - (EN) Ik ben heel blij met de ontwerpverordening voor de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus op de instellingen en organen van de EG. Ook de EG moet de burgers het recht geven op informatie en op toegang tot de rechter in milieuaangelegenheden.

Ik ben met name van mening dat de definitie van ‘milieu-informatie’ die in de ontwerpverordening wordt gegeven, informatie moet omvatten over de voortgang van de inbreukprocedures die tegen de lidstaten lopen. Maar al te vaak kunnen de burgers van de EU alleen te weten komen dat hun lidstaat verzuimt zich te houden aan de vrijwillig aangegane verplichtingen als zij de persberichten van de Commissie volgen. Dat is ontoereikend. Deze informatievoorziening moet een stevigere basis krijgen.

Tot slot betreur ik dat de Raad er niet in is geslaagd om overeenstemming te bereiken over de aanverwante ontwerprichtlijn betreffende toegang tot de rechter, die het Europees Parlement op 31 maart 2004 na amendering heeft goedgekeurd. Ik dring er bij de Raad en de Commissie op aan om hun inspanningen met betrekking tot dit specifieke initiatief te verdubbelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Wij zijn van mening dat de vandaag aangenomen amendementen op het verslag over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus op EG-instellingen heel belangrijk zijn. Dit Verdrag geeft concrete invulling aan het recht van de burger om ingelicht te worden over de procedures voor inspraak in de besluitvorming, dat wil zeggen over de wijze waarop de burger deze procedures kan gebruiken. Het bevat bovendien bepalingen over de toegang tot informatie en de toegang tot de rechter als het gaat om milieuaangelegenheden.

Zo zijn er bijvoorbeeld amendementen aangenomen met betrekking tot de vaststelling van de prioriteiten van het milieubeleid en de inspraak van de burger bij de formulering van dit beleid. Het wordt nu verplicht duidelijk aan te geven waar men informatie kan bekomen, en dat geldt vooral voor informatie over de stand van zaken bij procedures wegens niet naleving van de communautaire wetgeving. Er moet ook informatie beschikbaar worden gemaakt via de beoordeling van de uitkomst van overlegprocedures.

Op een aantal gebieden gaan de wijzigingen niet zo ver als dat uitgaande van de bepalingen van het Verdrag zou moeten. Dat geldt vooral voor de toegang tot de rechter. Er is namelijk niet voorzien in bijstandsmechanismen om belemmeringen van financiële aard geheel of gedeeltelijk weg te nemen, ofschoon het niet beschikken over de nodige financiële middelen juist vaak de reden is waarom mensen geen toegang tot de rechter krijgen.

Al met al is dit een belangrijke stap voorwaarts bij enerzijds het garanderen van doeltreffende inspraak, via procedures die binnen een redelijke termijn verlopen, en anderzijds toegang tot de informatie die voor een democratische en gegronde inspraak onontbeerlijk is.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Goebbels (PSE), schriftelijk. - (FR) Ik heb tegen sommige amendementen van het Parlement met betrekking tot de toepassing van het Verdrag van Aarhus gestemd. Natuurlijk ben ik voorstander van een zo volledig mogelijke informatieverstrekking aan het publiek, maar ik vind niet dat deze informatie mag leiden tot voortdurende gerechtelijke stappen van de kant van bepaalde NGO's, waarvan niet duidelijk is wie zij nu eigenlijk vertegenwoordigen. Het algemeen belang dient, indien bewezen, te prevaleren boven specifieke, dikwijls egoïstische overwegingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin, Nils Lundgren en Lars Wohlin (IND/DEM), schriftelijk. - (SV) Wij zijn van mening dat het Verdrag van Aarhus een belangrijk juridisch instrument is om de toegang van het publiek tot milieu-informatie en de inspraak van het publiek in het besluitvormingsproces te garanderen. Met het Verdrag wordt dus een opbouwend doel nagestreefd. Wij hebben tegen amendement 25 gestemd. Wij zijn principieel van mening dat processen moeten worden aangespannen bij de nationale rechtbanken die het vigerende recht toepassen.

 
  
MPphoto
 
 

  Toine Manders (ALDE), schriftelijk. - In een samenleving gebaseerd op democratische waarden vind ik dat elke partij dezelfde rechten moeten worden toegekend. Daaronder vallen dus ook gelijke, niet-discriminatoire toegangsmogelijkheden tot de rechter voor burgers, bedrijven en NGO's. Artikel 230(4) van het Verdrag voorziet hier reeds in en volstaat derhalve. Daarom heb ik gemeend tegen de amendementen 19, 22, 24 en 25 te moeten stemmen.

 
  
  

- Verslag-Jarzembowski (A6-0410/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  Frank Vanhecke (NI). - Voorzitter, het was eigenlijk gisteren al duidelijk, na het debat over de liberalisering van de havendiensten, dat een grote meerderheid van de parlementsleden gevoelig was en is voor de terechte argumenten van de Europese havenarbeiders en dat is uiteraard een goede zaak.

We kunnen alleen maar hopen dat de toch wat wereldvreemde Europese Commissie niet blijft volharden in haar boosheid en wat dat betreft mogen we niet te optimistisch zijn vermits wij, geloof ik, volgende maand hier reeds opnieuw de Bolkesteinrichtlijn op ons bord krijgen.

Dit gezegd zijnde wil ik toch even met groot genoegen erop wijzen dat wij door het wegstemmen vandaag van het verslag-Jarzembowski duidelijk hebben gekozen voor het principe van "werk voor eigen volk eerst". We hebben onze eigen nationale dokwerkers beschermd tegen oneerlijke concurrentie uit landen die er totaal andere arbeidsvoorwaarden op nahouden. Ik ben verheugd dat links en rechts in dit Parlement alvast voor één keer voor het eigen volk eerst gekozen hebben. Voor één keer de fundamentele belangen van onze eigen burgers boven de ideologie hebben gesteld. Het is een voorbeeld dat hopelijk navolging zal krijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Dirk Sterckx (ALDE). - Voorzitter, ik heb het voorstel voor de havenrichtlijn niet verworpen. Ik vind dat we het voorstel van de Commissie hadden moeten amenderen en verbeteren, want er lag een evenwichtig pakket met amendementen op tafel.

We hadden de zelfafhandeling uit de richtlijn kunnen schrappen, zoals de vakbonden vroegen. We hadden een kader kunnen maken voor vergunningen en contracten, voor de selectie van havendienstverleners door de havenautoriteiten. We hadden een duidelijk rechtskader voor de loodsdiensten kunnen maken. We hadden een duidelijk overgangsregime voor bestaande licenties kunnen maken.

Een meerderheid van ons Parlement vindt dat we dat niet moeten doen, ook al zijn we nu al tien jaar aan het discussiëren over een Europees havenbeleid en ook al zijn alle argumenten intussen al wel bekend. Ik ben niet bereid op korte termijn te redeneren en mijn kop in het zand te steken. Wij, politici, moeten ons wetgevend werk doen en we doen dat vandaag niet. We geven het beleid nu door aan de rechters van het Europese Hof. Zij zullen beslissen wat vrij verkeer van diensten in onze havens betekent. Ons Parlement is vandaag kortzichtig geweest. Ik had een ander standpunt.

 
  
MPphoto
 
 

  Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik was in de Commissie interne markt de rapporteur van de EPP-ED-Fractie voor de havendienstenrichtlijn. Ik heb natuurlijk tegen het verslag gestemd, maar om volstrekt andere redenen dan bijna alle anderen in dit Parlement. Deze richtlijn was een stap achteruit ten opzichte van de liberalisering die in het Verenigd Koninkrijk al heeft plaatsgevonden. Terwijl velen in dit Parlement hun ogen sloten voor het feit dat we nu in een mondiale economie functioneren, en dat onze concurrenten dingen beter en sneller kunnen dan wij, maakte ik me zorgen dat dit tamelijk bedroevende voorstel voor een richtlijn, dat nog is voortgekomen uit de vorige Commissie, en dat de huidige Commissie nooit opnieuw had moeten indienen, niet ver genoeg ging.

Er zijn allerlei redenen waarom we ons bewust zouden moeten zijn van en ons zorgen zouden moeten maken over onze concurrenten in de wereld. Ons hoofd, onze nek en de rest in het zand steken en vergeten dat we deel uitmaken van een mondiale markt, is geen manier om met die situatie om te gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  James Hugh Allister (NI), schriftelijk. - (EN) Ik heb tegen de voorgestelde havendienstenrichtlijn gestemd, omdat ik van mening ben dat dit voorstel voor een richtlijn ernstige gevolgen zou hebben voor de belangrijkste haven in mijn kiesdistrict, namelijk de haven van Belfast. Door de gebruikelijke ‘one size fits all’-oplossing aan alle havens in de EU op te leggen, zou de richtlijn de haven van Belfast, die 66 procent van de zeehandel van Noord-Ierland verwerkt, onderwerpen aan onnodige en commercieel beperkende praktijken die de economische levensvatbaarheid van de haven zouden schaden.

Met name de lopende investeringsprogramma's van Belfast, die cruciaal zijn voor de toekomst van de dokken en die momenteel ten uitvoer worden gelegd, zouden een nadelige invloed ondervinden, omdat diensten voortdurend opnieuw zouden moeten worden aanbesteed, wat niet praktisch is wanneer men de infrastructuur voor de lange termijn veilig wil stellen.

Het klopt weliswaar helemaal dat bepaalde markten open zouden moeten worden gesteld voor mededinging, maar ik vind het onnodig om zulke eisen in deze vorm op te leggen aan markten die al het product zijn van open mededinging naar contracten, zoals de markt van de vrachtafhandeling in de haven van Belfast.

Noord-Ierland steunt sterk op het behoud van een concurrerende en efficiënte haveninfrastructuur. Naar mijn mening zou deze overbodige richtlijn de ontwikkeling van Belfast en andere havens alleen maar belemmeren. Ik verwerp dit voorstel, dat alleen maar een verzwakkend en regressief effect zou hebben, daarom volledig.

 
  
MPphoto
 
 

  Kader Arif (PSE), schriftelijk. - (FR) Onze Europese havens horen tot de modernste en meest concurrerende havens ter wereld. Ik zie dan ook de noodzaak niet in van een richtlijn om de havendiensten in Europa te liberaliseren.

Evenmin begrijp ik de koppigheid waarmee de Commissie een wetgeving wil opleggen waar reders noch beheerders van de Europese havens echt gelukkig mee zijn, en de havenarbeiders nog minder, een halsstarrigheid die welhaast ondemocratisch is, als men ziet hoe de Commissie een voorstel dat al door de afgevaardigden in dit Parlement is afgeserveerd, nogmaals aan ons durft voor te schotelen.

Met de invoering van de zelfafhandeling vormt deze tekst niet alleen een bedreiging voor de banen van duizenden werknemers in de Europese havens, maar ook voor de veiligheid van goederen en personen, doordat deze werknemers zouden moeten gaan concurreren met dikwijls ongeschoolde bemanningen van bedenkelijk niveau.

Door tegen deze uiterst onrechtvaardige tekst te stemmen heb ik dus mijn solidariteit willen betuigen met de mensen die het voortbestaan van hun beroep verdedigen. Ik roep de Commissie op zich nu eindelijk eens in te gaan zetten voor een hoog werkgelegenheidsniveau en een sociale harmonisering naar boven, in plaats van zich toe te leggen op de systematische en schaamteloze uitholling van de sociale verworvenheden van onze medeburgers, gekoppeld aan een ongebreidelde sociale dumping.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Arlette Carlotti (PSE), schriftelijk. - (FR) De Commissie wil een richtlijn van kracht laten worden die het Europees Parlement tijdens de afgelopen wetgevingsperiode al tot driemaal toe heeft verworpen. Dat is gewoonweg ondemocratisch.

Er is evenwel geen enkele reden om deze tekst vandaag wel aan te nemen, een tekst die een ernstige bedreiging vormt voor de veiligheid en de werkgelegenheid.

Met de zelfafhandeling, in het kader waarvan het laden en lossen en de bevrachting door "leken" mag worden uitgevoerd, zet men de deur open voor sociale dumping en brengt men de veiligheid in gevaar.

Onder de beroepsgroepen in de haven is niemand tevreden met deze tekst: noch de reders, noch de loodsen, noch de bootlieden.

Waarom zouden we dan onze havens tot supermarkten willen maken, door onze havenstructuren in de uitverkoop te doen aan de private sector, zo niet louter omwille van het liberalisme?

De concurrentiekracht van de Europese havens is prima en als er al nieuwe wetgeving moest komen dan zou die betrekking moeten hebben op maritieme veiligheid, op de veiligheid van de zeestraten, de ruimtelijke ordening en de zeer grote concentratie van havenvoorzieningen aan de Noordzee, ten koste van de Middellandse Zee.

Het Commissievoorstel beantwoordt niet aan de huidige behoeften van onze havens en dient te worden verworpen.

Deze maand de havenrichtlijn, volgende maand de "Bolkestein"-richtlijn ... Wanneer gaan we nu eens naar de burgers van Europa luisteren?

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Corbett (PSE), schriftelijk. - (EN) Ik heb tegen dit voorstel voor een richtlijn gestemd en ik ben blij dat het Parlement het voorstel heeft verworpen. Deze verwerping laat zien dat het systeem van checks and balances in het institutionele stelsel van de EU echt werkt. Als er geen gekozen Europees Parlement had bestaan, en als de Commissie en de nationale ministers in de Raad hun gang hadden kunnen gaan, was er een reëel gevaar geweest dat zij dit ongewenste stuk wetgeving hadden vastgesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Paolo Costa (ALDE), schriftelijk. - (EN) De ALDE-Fractie is van mening dat havendiensten moeten worden geregulariseerd door een communautair wetgevingskader dat rekening houdt met hun specifieke omstandigheden. Zo'n kader moet de leveranciers van diensten eerlijke toegang geven tot de havenactiviteiten, en zou een essentiële aanwinst zijn voor de ontwikkeling van de havens. Het zou tevens een geschikt moment zijn om na te denken over de rol van de havenautoriteit en de exploitatiemethoden van de havens.

Daarnaast moet absolute helderheid worden gegeven over de voorwaarden voor de toekenning van staatssteun, teneinde transparante en eerlijke concurrentie tussen de havens te waarborgen.

Bij gebrek aan zo'n kader, zou per geval het Verdrag moeten worden toegepast. Dat zou tot een situatie leiden waarin geschillen door de rechtbank moeten worden opgelost - de facto een vorm van bestuur door de rechters -, en dat de twee wetgevende takken van de Europese Unie aan de zijlijn zouden blijven staan.

Het voorstel van de Europese Commissie was niet volledig of duidelijk genoeg om zonder substantiële amendering de steun van het Europees Parlement te krijgen.

Nu dit voorstel is verworpen, en om al deze redenen, dringt de ALDE-Fractie er bij de Europese Commissie op aan om een uitgebreide raadplegingsprocedure uit te voeren met…

(Stemverklaring ingekort overeenkomstig artikel 163, lid 1 van het Reglement)

 
  
MPphoto
 
 

  Manuel António dos Santos (PSE), schriftelijk. - (PT) De Europese Unie kan zich alleen ontwikkelen en consolideren als er eerbied bestaat voor waarden als solidariteit, vreedzaamheid, sociale verantwoordelijkheid en de onvoorwaardelijke bescherming van de openbare orde.

De discussie in het Europees Parlement over de richtlijn betreffende de toegang tot havendiensten is verlopen in een sfeer die gekenmerkt werd door ongeoorloofde pressie en geweld. Dat geweld heeft geleid tot materiële en persoonlijke schade, zonder dat daarvoor enige rechtvaardiging bestaat.

Het is niet aanvaardbaar dat mensen die de wet overtreden en de vrede verstoren op enigerlei wijze worden beloond voor hun wangedrag.

Ik heb daarom besloten mij van stemming te onthouden, ongeacht de intrinsieke waarde van de in de richtlijn behandelde vraagstukken en het tussen de verschillende maatschappelijk belangen bereikte evenwicht.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela en Emanuel Jardim Fernandes (PSE), schriftelijk. - (PT) Wij hebben tegen dit voorstel voor een richtlijn gestemd, omdat we menen dat een ongebreidelde openstelling van de markt voor openbare diensten wel moet leiden tot ernstige problemen voor de openbare veiligheid en de volksgezondheid. De garantie dat een dienst - en wel te verstaan: een openbare dienst - wordt geleverd, en zal worden blijven geleverd, valt zo weg. Dat zal de doeltreffendheid van zulke diensten ondermijnen.

De Commissie heeft het eerste voorstel in deze richting nu drie jaar geleden ingediend, en het is destijds verworpen. Ook nu weer wordt ons een voorstel gedaan dat door de bevoegde commissie is afgewezen. Daarmee zendt deze commissie een duidelijk signaal uit naar het Parlement, namelijk dat een tekst die een hele reeks juridische problemen kan veroorzaken wegens onverenigbaarheid met de bestaande internationale wetgeving en het geldende communautaire recht - bijvoorbeeld Verordening (EEG) nr. 1191/69 betreffende het optreden van de lidstaten ten aanzien van met het begrip openbare dienst verbonden verplichtingen - en daarbij een volledige deregulering van de diensten voor zelfafhandeling voorstelt, niet positief beoordeeld mag worden.

De commissie brengt ook nog een andere boodschap over. Ze stelt duidelijk dat een voorstel dat op dezelfde manier moet worden toegepast op sterk van elkaar verschillende havens, waar een dergelijke opgelegde liberalisering kan leiden tot de vorming van economisch ongewenste monopolies, en dat bovendien nog eens buitengewoon negatieve sociale gevolgen kan hebben, niet het soort voorstel is dat door de vertegenwoordigers van de Europese volkeren mag worden goedgekeurd.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. - (FR) De richtlijn van de Europese Commissie voor de liberalisering van de havendiensten is niet meer en niet minder dan een Bolkesteinrichtlijn voor de havens. De richtlijn ligt hier nu opnieuw ter tafel in het Parlement, ook al werd een maand geleden een eerdere, nagenoeg identieke versie verworpen. Net als de Bolkesteinrichtlijn veroorzaakt deze tekst sociale dumping op het grondgebied van de Unie zelf. Net als de Bolkesteinrichtlijn vormt hij een bedreiging voor de werkgelegenheid, en net als de Bolkesteinrichtlijn biedt hij geen enkele garantie, noch voor concurrentievermogen, noch voor groei, noch voor doeltreffendheid, noch voor veiligheid. De richtlijn biedt enkel "liberalisering", uit naam van een vorm van concurrentie die boven alles wordt verheven, ongeacht de reële gevolgen.

De Europese havens zijn allicht niet zo concurrerend als we zouden wensen. Allicht moet de doorstroming op de vervoersroutes over land worden verbeterd. Allicht valt er nog heel wat te zeggen over de monopolies van bepaalde vakbonden en het misbruik dat zij daarvan maken, maar door banen te vernietigen, door ideologische teksten voor te stellen zonder impactstudie, en door onze economieën open te stellen voor oneerlijke wereldwijde concurrentie zult u deze problemen niet oplossen.

Onze hoofddoelstelling moet zijn de Europese werkgelegenheid voor de Europese werknemers te verdedigen, en voor ons, van het Front National, betekent dat de Franse werkgelegenheid voor de Franse werknemers. Wij verwerpen deze tekst onherroepelijk.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin, Nils Lundgren en Lars Wohlin (IND/DEM), schriftelijk. - (SV) De havendienstenrichtlijn is een voorbeeld van overbodige EU-wetgeving. Wij hebben tegen het verslag gestemd en bevelen verwerping van het Commissievoorstel aan. Wij hebben besloten steun te geven aan de amendementen die tot doel hebben het toepassingsgebied van de richtlijn te beperken. Daarom hebben wij voor de voorstellen gestemd waarmee loodsdiensten en zelfafhandeling van het toepassingsgebied van de richtlijn werden uitgesloten. Wij staan om talrijke redenen kritisch tegenover de havendienstenrichtlijn.

- De havendienstenrichtlijn houdt rekening met het subsidiariteits- noch het proportionaliteitsbeginsel. Beleidsbesluiten over loodsdiensten, lossen en zelfafhandeling moeten op nationaal niveau worden genomen.

- Op grond van de ontwerprichtlijn kunnen werknemers die hetzelfde werk doen tot verschillende vakbonden behoren. Dit effent het pad voor blokkades en heeft een averechtse uitwerking op vreedzame en geregelde industriële betrekkingen.

- De havendienstenrichtlijn zal nauwelijks het mededingingsvermogen kunnen bevorderen. Havens zijn bedrijven die met elkaar concurreren. De havendienstenrichtlijn is een poging om de havens te dwingen een situatie te accepteren waarin andere ondernemingen delen van hun bedrijf tegen hun wil kunnen overnemen. Dat is absurd. Niemand zou het in zijn hoofd halen om Volvo te dwingen onderaannemers te aanvaarden die het niet wil.

Concurrentie tussen havenmaatschappijen is een goede zaak en leidt tot efficiëntere oplossingen. Als een grootschalig bedrijf in een andere industrietak niet efficiënt en klantvriendelijk is, wordt het uit de markt gedreven. Zo gaat dat ook in de bedrijven die de Europese havens zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Louis Grech (PSE), schriftelijk. - (MT) Deze richtlijn legt regels en controles op die nodig noch wenselijk zijn.

De richtlijn in haar huidige versie brengt het bestaan van de havenarbeiders in vele landen, waaronder Malta, in gevaar. Dat is van fundamenteel belang voor ons. In deze vorm zal de richtlijn de dienstverleningskwaliteit aantasten, het veiligheidsniveau verlagen en vooral de lopende en toekomstige investeringen in de verbetering van de infrastructuur van verschillende havens in het gedrang brengen.

In tegenstelling tot wat de leden van de Commissie beweren, zal deze richtlijn geen nieuwe markten creëren, geen billijkere mededinging tot stand brengen en al helemaal geen nieuwe mogelijkheden bieden voor de arbeiders. In tegendeel, deze richtlijn zal niet alleen schade berokkenen aan al wie in de havens werkt, maar ook aan andere sectoren in de economie.

Wij moeten begrijpen dat met de uitbreiding van de Europese Unie ook de verscheidenheid tussen de lidstaten is toegenomen. Daarom moeten wij bij het opstellen van onze wetgeving opletten dat we niet alle landen over één kam scheren, er van uit gaande dat wat goed is voor het ene land, goed is voor alle landen.

Daarom stem ik uit solidariteit met de arbeiders uit Malta en een heleboel andere landen tegen deze richtlijn, aangezien zij nadelig is voor de arbeiders en uiteindelijk meer problemen oplevert dan oplost.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Grossetête (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Ik heb tegen de verwerping van de tekst gestemd, want ik had graag de gelegenheid gehad om mij uit te spreken over de geamendeerde tekst.

Met de voorgestelde amendementen hadden we de Europese havens kunnen helpen het hoofd te bieden aan de wereldwijde concurrentie.

De emotie van het moment heeft gezegevierd over de toekomst van onze havens.

Ik wil graag benadrukken dat het gedrag van de havenarbeiders onaanvaardbaar is. Nooit zou een nationaal parlement zo worden belaagd als het Europees Parlement gisteren. Door met stenen, ijzeren staven en dergelijke dingen te gooien hebben de havenarbeiders zich tegen het Parlement gekeerd, terwijl dit Parlement het in Europa juist het meest voor de werknemers opneemt.

Ik veroordeel hun manoeuvres dan ook. Hoewel ik hun zorgen op enige punten deel, zal ik nooit zwichten voor geweld als drukmiddel. We hebben het hier over een aanslag op de democratie.

Ja, het is onvoorstelbaar als ongeschoolde mensen in onze haven zouden werken, maar we kunnen niet voortdurend over economische ontwikkeling, concurrentievermogen en sociale vooruitgang spreken zonder ons de middelen te verschaffen om daarvoor ook actie te ondernemen. Het is voor de havens van Hamburg, Marseille of Antwerpen van wezenlijk belang dat hun diensten minstens net zo aantrekkelijk zijn als de diensten van de Aziatische havens. Hun voortbestaan is ermee gemoeid.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Het door ons ingediende voorstel tot verwerping van de richtlijn voor havendiensten is aangenomen!

Het is de tweede keer dat een poging om de havendiensten te liberaliseren wordt verijdeld, en wel na een grootscheepse mobilisatie van de werknemers uit deze sector. Door in te spelen op de bestaande contradicties hebben ze van begin af aan strijd geleverd tegen deze nieuwe aanval op banen met rechten. Deze richtlijn zou de grote internationale reders de controle hebben gegeven over een sector die voor de nationale ontwikkeling van strategisch belang is.

We moeten intussen wel op onze hoede zijn voor een volgende poging op Europees niveau om wat nu verworpen is, opnieuw voor te stellen. We dienen krachtig op te treden tegen alle nieuwe pogingen om de havendiensten te liberaliseren, of dat nu gebeurt via opname van deze sector in het onaanvaardbare voorstel voor een richtlijn betreffende de interne dienstenmarkt, of via een stapsgewijze invoering, dat wil zeggen, via het opnieuw indienen van het voorstel voor het intracommunautair zeevervoer.

Zoals de werknemers hebben aangegeven is er geen enkele rechtvaardiging voor een communautaire richtlijn voor de sector.

Nu is het moment gekomen om de overwinning van de havenwerkers toe te juichen. Die overwinning moet gezien worden als een onderdeel van de strijd die de werknemers in de verschillende landen voeren tegen het neoliberale beleid van de Europese Unie, een beleid dat tegemoet komt aan de belangen van de grote economische en financiële concerns en aldus een aanslag pleegt op de rechten van de werknemers, op de openbare sector en de nationale openbare diensten.

 
  
MPphoto
 
 

  Jeanine Hennis-Plasschaert (ALDE), schriftelijk. - (EN) Havendiensten moeten worden geregulariseerd door een wetgevingskader dat rekening houdt met hun specifieke karakter. Een communautair kader zou eerlijke toegang tot de havenactiviteiten mogelijk maken. Er is bovendien een geïntegreerd beleid nodig om de ontwikkeling van de Europese havens te bevorderen. Het zou tevens het juiste moment zijn om eens goed na te denken over de rol van de havenbeheerders en de exploitatiemethoden van de havens.

Daarnaast is absolute helderheid over de regels inzake staatssteun nodig om transparante en eerlijke concurrentie tussen de Europese havens te waarborgen. Besluiten per individueel geval, die zouden leiden tot ‘bestuur door de rechters’, en waarbij de twee wetgevende organen van de Europese Unie aan de zijlijn blijven staan, zijn onaanvaardbaar.

Het voorstel van de Europese Commissie was niet volledig genoeg om steun te krijgen. Omdat dit voorstel is verworpen, en om alle genoemde redenen, dring ik er bij de Europese Commissie op aan om een uitgebreide overlegprocedure te beginnen met alle betrokken partijen, opdat ook de partijen die tot nu toe zijn genegeerd, en die de vraagzijde vertegenwoordigen, de gelegenheid krijgen hun mening te uiten. Uiteindelijk moet er een ambitieus witboek worden voorgesteld over een allesomvattend beleid inzake Europese zeehavens, en wel zo snel mogelijk.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. - (EN) Ik heb tegen het verslag en tegen de richtlijn gestemd, net als ik de eerste keer heb gedaan toen dit voorstel aan ons werd voorgelegd. De eigenaren en beheerders van de havens willen de richtlijn niet, evenmin als de werknemers en de vakbonden.

Het doet mij genoegen dat het Europees Parlement het voorstel opnieuw heeft verworpen, en ik hoop dat de Commissie deze keer wel zal luisteren naar onze democratische stem, en dat zij niet zal proberen haar onwelkome plannen opnieuw voor te leggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne E. Jensen (ALDE), schriftelijk. - (DA) De Deense liberalen in het Europees Parlement hebben vóór het eerste amendement gestemd waarin verwerping van het Commissievoorstel werd aanbevolen. Het is namelijk onmogelijk om op grond hiervan een bevredigend resultaat te bereiken. Er is behoefte aan een richtlijn voor havendiensten, maar niet in de vorm zoals de Commissie heeft voorgesteld. Het wetgevingsproces op dit terrein moet van voren af aan beginnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Lang (NI), schriftelijk. - (FR) Verlies van banen, dumping van lonen en sociale normen, verlaging van veiligheidsnormen en beroepskwalificaties, dat is wat de Europese Commissie ons voorstelt in de derde versie van de richtlijn inzake de liberalisering van de havendiensten.

De duizenden havenarbeiders die in november 2003 in heel Europa de straat op gingen om deze misstanden aan de kaak te stellen, waren niet voldoende om de Commissie tot rede te brengen. Het antinationale en antisociale ultraliberalisme dat de Commissie tot dogma heeft verheven, duldt geen enkele uitzondering: in navolging van het ontwerp voor een Europese Grondwet, dat door Frankrijk en Nederland per referendum is afgewezen, is de wil om de havendienstenkwestie weer op de Europese agenda te plaatsen nog altijd alomtegenwoordig in Brussel.

Als heus klein broertje van de Bolkesteinrichtlijn is de richtlijn inzake de liberalisering van de havendiensten slechts bedoeld om ervoor te zorgen dat werknemers tegen elkaar kunnen worden uitgespeeld door het gebruik van onvoldoende geschoold buitenlands personeel aan boord van maar al te vaak onder goedkope vlag varende schepen, en zulks ten koste van de nationale werknemers.

Na eerst onze openbare diensten, onze textielindustrie, onze staalindustrie en onze steenkoolindustrie te hebben aangevallen, richten deze taliban van de vrijhandel zich nu dus tegen de havenwerknemers, door hun antinationale filosofie met preferentie voor buitenlanders werknemers aan hen op te leggen. Het Front National staat zoals altijd pal voor de Franse werkgelegenheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Marine Le Pen (NI), schriftelijk. - (FR) Wat de Commissie ons met deze richtlijn voor de liberalisering van de havendiensten voorstelt, is niet meer en niet minder dan goedkope-vlaghavens. Wij moeten daar niets van hebben, net zo min als van goedkope-vlagschepen waarvoor reders met weinig scrupules slecht opgeleid en onderbetaald personeel in dienst nemen.

De liberalisering van deze sector, die Brussel koste wat kost wil doorvoeren, is synoniem aan werkloosheid en sociale ellende. In naam van haar ultraliberale en antinationale ideologie stelt de Commissie ons een daling van de kosten in het vooruitzicht, die ten koste gaat van de veiligheid, de werkgelegenheid en de kwaliteit van de dienstverlening. Het breken van het monopolie van de havenarbeiders zal niet alleen leiden tot het zoveelste sociale slagveld, maar zal ook aanleiding geven tot onveiligheid in de Europese havens, en zal ten langen leste hun concurrentievermogen belemmeren.

In november 2003 al werd, dankzij een golf van protest van havenarbeiders en havenbeambten in heel Europa, een dam opgeworpen tegen deze "tweede Bolkesteinrichtlijn", waardoor de openstelling van een ten onrechte gestigmatiseerd beroep, ten behoeve van onvoldoende geschoold personeel, uit de derde wereld werd afgewend.

Eens te meer wordt een preferentie voor het in dienst nemen van buitenlanders voorgestaan, hetgeen het einde van vakbekwaamheid, deskundigheid, tradities en sociale verworvenheden betekent.

 
  
MPphoto
 
 

  Fernand Le Rachinel (NI), schriftelijk. - (FR) Als er een onderwerp is dat beroering wekt binnen de Europese instellingen en reacties oproept in de lidstaten is het wel de liberalisering van de havendiensten. In 2003 kreeg de Europese Commissie het voor elkaar dat duizenden - voornamelijk Franse, Engelse, Duitse, Belgische en Nederlandse - havenarbeiders de straat op gingen om, soms met geweld, te demonstreren tegen een ontwerprichtlijn die hen in sociale onzekerheid zou brengen en die onvermijdelijk een aanzienlijke hoeveelheid banen zou kosten in hun beroep.

Het meest omstreden onderdeel was namelijk de zelfafhandeling, oftewel de mogelijkheid voor een reder om bepaalde havendiensten, die tot nu toe alleen aan havenarbeiders waren voorbehouden, zelf te verzorgen, met zijn eigen personeel en zijn eigen materieel.

In de tekst die ons vandaag wordt voorgelegd is het principe van de zelfafhandeling niet losgelaten, waardoor de deur wijd open blijft staan voor gewetenloze reders met varende scheepswrakken, die activiteiten als laden en lossen, loodsen, slepen en meren laten uitvoeren door onvoldoende geschoold en onderbetaald personeel.

Wat ook de achterliggende doelstelling is, de opbouw van Europa mag niet ten koste gaan van de veiligheidsnormen en de vakbekwaamheid. Onze Europese leiders, die veilig in hun ivoren toren zitten, zullen hun huiswerk opnieuw moeten doen, of anders het hele plan in de ijskast zetten.

 
  
MPphoto
 
 

  Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. - (DE) Het is voor mij volstrekt onbegrijpelijk hoe de Europese Commissie - nog geen jaar nadat het eerste voorstel inzake toegang tot de markt voor havendiensten was verworpen - op 13 oktober 2004, kort voor het einde van haar ambtstermijn, een nieuw voorstel kon voorleggen. Het nieuwe voorstel is niet alleen op een aantal punten flink aangescherpt, maar bevat bovendien nog steeds de voornaamste bepalingen die juist de aanleiding waren voor de verwerping van het eerste voorstel. Naar mijn mening wijkt het voorstel voor een richtlijn af van het ideaal van het Europees mededingingsbeleid, namelijk het waarborgen van een goed functionerende concurrentie. Volgens dat beleid zijn regulerende ingrepen in de markt of in bepaalde marktsegmenten alleen dan gerechtvaardigd wanneer marktstructuren of concurrentiebeperkend gedrag van de marktdeelnemers tot een in economisch opzicht inefficiënt resultaat leiden.

Ik ben opgelucht over de afloop van dit debat en over het feit dat het zeer brede verzet effect heeft gesorteerd (waarbij ik uiteraard de excessen in Straatsburg ten scherpste veroordeel). Het voorstel voor een richtlijn tast immers de concurrentie aan van de havendiensten op het gebied van laden en lossen, hoewel er op grond van marktstructuur, marktgedrag of marktresultaat geen noodzaak voor mededingingsmaatregelen aanwezig is.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. - (EN) Ik heb tegen het voorstel voor de havendienstenrichtlijn gestemd, omdat ik van mening ben dat de lidstaten de interne werking van hun havens zelf moeten regelen, op voorwaarde dat dit gebeurt in overeenstemming met het Europese mededingingsrecht en de Europese regels inzake staatssteun.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Claude Martinez (NI), schriftelijk. - (FR) Twintig jaar lang heeft de verwoestende golf van ultraliberalisme en ongebreidelde vrijhandel onze kolenmijnen, onze staalfabrieken, onze textiel-, leer-, machinebouw-, witgoed- of automobielindustrie overspoeld en verwoest, onze vissershavens, onze boerenbedrijven - waaronder onze schapen-, runder- en pluimveeteelt -, onze wijngaarden van de Languedoc-Roussillon, onze bananenplantages op de Antillen en onze plantages op Réunion kapot gemaakt, en vrouwen en mannen, arbeiders en werknemers in onze landen in de sociale onzekerheid gestort. Nu is die golf gebroken op de wil van het Franse volk, de wil die tot uiting kwam met het referendum van 29 mei 2005.

Het volk heeft genoeg van de ontmanteling van onze sociale stelsels en de voorkeur die wordt gegeven aan de schandelijke uitbuiting van buitenlandse "werknemers", door middel van de Bolkesteinrichtlijn en zijn kleine broertje, de havendienstenrichtlijn.

De Europese afgevaardigden van het Front National hebben op deze woensdag 18 januari 2006 bijgedragen tot de parlementaire meerderheid die zich andermaal heeft uitgesproken tegen het opofferen van al onze havenarbeiders, havenloodsen, stuwers en verladers in Europa, tot profijt van de multinationals die het zeevrachtvervoer beheersen.

 
  
MPphoto
 
 

  Seán Ó Neachtain (UEN), schriftelijk. - (EN) Ik deel de zorgen die veel Ierse belanghebbenden koesteren ten aanzien van de tekst van de Commissie die nu op tafel ligt. Zij hebben hun mening aan de Ierse regering voorgelegd, en hun zorgen worden ook gedeeld door veel andere lidstaten. De grootste zorg houdt verband met de wettelijke eisen die de Commissie voorstelt. Deze zouden een negatief effect kunnen hebben op de essentiële handelstaken van de grote, onder de voorgestelde richtlijn vallende havens. Het is daarom twijfelachtig of het voorstel van de Commissie voor een verplicht vergunningstelsel voor alle interne havenactiviteiten werkbaar is.

Een onderzoek van de regering (Sea Ports High Level Review) heeft uitgewezen dat er voor de Ierse zeehavens sprake is van sterke concurrentie in de markt voor interne havendiensten. Het landlord-model is zelfs bijzonder effectief in de grote havens, waar het de algemene norm is dat interne diensten op basis van mededinging worden aangeboden, zonder dat er sprake is van één dominante aanbieder. Dit is belangrijk voor het bevorderen van de betrokkenheid van de particuliere sector bij de dienstverlening in de havens.

Dit onderzoek heeft ook naar voren gebracht dat er sprake is van sterke concurrentie op en tussen de Ierse zeeroutes. Voor een eiland is grotere concurrentie tussen de havens ook essentieel, maar toekomstige pogingen om tot een Europees havenbeleid te komen moeten wel de steun van de havensector hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) Ik heb tegen het verslag over de liberalisatie van de havendiensten gestemd omdat daarmee geen transparantie in de investeringen en overheidssteun wordt gebracht, maar veeleer de concurrentie tussen de Europese havens onderling wordt aangewakkerd. Dankzij een aanbestedingssysteem kunnen particuliere ondernemingen in de havens hun eigen bemanningen gebruiken, waardoor de vaste havenarbeiders hun baan verliezen. Het voorstel voor ‘zelfafhandeling’ is geheel onaanvaardbaar.

Er is al heel wat concurrentie in onze havens, die - let wel - tot de goedkoopste in de wereld behoren. Nog grotere prijsdaling en verhoging van de concurrentie zullen negatieve gevolgen hebben voor zowel de veiligheidsmaatregelen als de milieubescherming.

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Skinner (PSE), schriftelijk. - (EN) Ik heb tegen het verslag gestemd, omdat het enkele bepalingen bevat die een negatieve weerslag hebben op niet alleen de commerciële activiteiten van havens, maar ook de gezondheid en veiligheid van de werknemers in de havens.

Ik ben er niet van overtuigd dat een oplossing voor deze zaken is geboden.

 
  
MPphoto
 
 

  Alyn Smith (Verts/ALE), schriftelijk. - (EN) Dit pakket is zonder meer verworpen door de havens, de vakbonden en andere instanties in Schotland. Als zeevarende natie hebben we al efficiënte havendiensten, en het concurrentiemodel dat de Commissie in dit pakket probeert te creëren, is ongeschikt voor de behoeften van Schotland, en volgens mij ook voor de behoeften van Europa in zijn geheel. De protesten die we begin deze week hebben gezien, werden ontsierd door het beschamende geweld van een minderheid, maar het ironische is dat ze voor de enige instelling van de EU hebben gedemonstreerd die hun zaak steunt. Ik ben blij dat we de Commissie vandaag naar huis hebben gestuurd met de boodschap nogmaals na te denken, en ik hoop dat de Commissie ons standpunt in deze zaak nu zal aanvaarden.

 
  
MPphoto
 
 

  Dominique Vlasto (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Ik heb voor de terugverwijzing van deze tekst naar de Commissie vervoer en toerisme van het Parlement gestemd. Daardoor zou het namelijk mogelijk zijn geweest om hier nog eens over na te denken en nieuwe amendementen in te dienen na overleg met de verschillende beroepsgroepen (reders, loodsen, bootlieden, slepers, havenarbeiders). Ook hadden wij dan de Europese Commissie kunnen vragen de tekst in te trekken, zij het dan in alle rust.

Ik heb tegen de verwerping van dit voorstel voor een richtlijn gestemd, vooral omdat dit, met de voorgestelde amendementen, een goede basis voor verdere werkzaamheden van het Parlement zou zijn geweest. Dit was tenslotte nog maar de eerste lezing. Talrijke beroepsgroepen wachten op een regelgevingskader en we hebben Europese regels nodig voor een eerlijke concurrentie, om investeringen in de havens te bevorderen en om deze sector rechtszekerheid te bieden.

Ik heb eveneens geweigerd om mij aan te sluiten bij het standpunt van de linkse fracties die door de tekst te verwerpen ervoor hebben gezorgd dat de amendementen die garanties boden voor maritieme veiligheid, opleiding en sociale normen, nu ook zijn verworpen.

Tot slot weiger ik te zwichten voor de druk van de havenarbeiders, wier betoging van maandag, met tenminste twaalf gewonden en 300 000 euro schade in Straatsburg, onaanvaardbaar was. Ik betreur het werkelijk dat men vandaag kan zeggen dat de afgevaardigden door de knieën zijn gegaan voor de havenarbeiders.

 
  
MPphoto
 
 

  Corien Wortmann-Kool (PPE-DE), schriftelijk. - Ik heb voor verwerping van de richtlijn gestemd, omdat we alleen een stem voor of tegen het oorspronkelijke Commissievoorstel konden uitbrengen. Dat voorstel voor een nieuwe havenrichtlijn schiet op veel punten tekort. Er is een fors en goed pakket wijzigingsvoorstellen uitgewerkt door rapporteur Jarzembowski, maar helaas was daar onvoldoende steun voor. We moeten wel verder met de discussie over een Europese havenpolitiek in brede zin, daarom heb ik de commissaris opgeroepen met een discussiestuk te komen, waar hopelijk wel een goede discussie over gevoerd kan worden

 
  
  

- Resolutie: RC-B6-0026/2006

 
  
MPphoto
 
 

  Karin Scheele (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik maakte deel uit van de delegatie die in september de verkiezingen in Afghanistan heeft waargenomen. Omdat de Europese Unie hoge bedragen investeert in ontwikkelingssamenwerking met Afghanistan, wezen we toen reeds op de noodzaak van een speciale parlementaire delegatie. Ik vind het heel belangrijk dat we met onze resolutie van vandaag tot het instellen van deze parlementaire delegatie hebben besloten. Ik denk dat het ook de taak van deze groep afgevaardigden moet zijn om toe te zien op de politieke doelstellingen van de Europese Unie in Afghanistan, waaronder in de allereerste plaats de ontwikkelingen op het gebied van de mensenrechten en de rechten van de vrouw.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin, Nils Lundgren en Lars Wohlin (IND/DEM), schriftelijk. - (SV) Wij steunen de ontwikkeling van Afghanistan in de richting van vrede, stabiliteit en democratie, na de val het Talibanregime. Wij kijken echter met bezorgdheid naar de steeds prominentere rol die de EU gaat spelen in het land.

Afghanistan ligt niet onmiddellijk in de buurt van de EU. Daarom is het ook niet de taak van de EU om daar troepen te stationeren. Dat is veeleer de taak van individuele landen of defensieorganisaties, die handelen op mandaat van de Verenigde Naties, waarbij deze een betere grondslag zouden moeten krijgen voor het ondernemen van militaire actie in onrustgebieden in de wereld.

Met het oog hierop hebben wij ons tijdens de eindstemming over de resolutie onthouden, maar wij geven steun aan de voorstellen betreffende de bescherming van de mensenrechten.

 
  
MPphoto
 
 

  Tobias Pflüger (GUE/NGL), schriftelijk. - (DE) Wat mij met betrekking tot de gezamenlijke resolutie van het Europees Parlement over Afghanistan vooral verontrust, is dat er geen enkele kritische opmerking in staat over de westerse militaire troepen. Integendeel, met de resolutie wordt zelfs steun gegeven aan de NAVO-missie ISAF (“International Security Assistance Force”) en de zogenaamde “oorlog tegen het terrorisme”, in de vorm van “Operation Enduring Freedom” (OEF). Het is volstrekt ontoereikend om - zoals de groenen willen - alleen te eisen dat ISAF en OEF een gescheiden commandostructuur hebben. De operaties van ISAF en OEF zijn ter plaatse nauw met elkaar vervlochten.

Uitbreiding van de ISAF-missie naar het zuiden van Afghanistan, waar duidelijk meer gevechten plaatsvinden, zal de betrokkenheid bij de oorlog alleen maar vergroten. Het grote aantal Europese troepen in Afghanistan ontlast de Amerikaanse troepen en daarmee de bezettingsmacht in Irak.

Bovendien moeten de militaire steunpunten worden gesloten die de stationering van troepen in Afghanistan mogelijk maken. Dat geldt in het bijzonder voor het militaire steunpunt van de Duitse Bundeswehr in Termez in Oezbekistan. De hele bevoorrading van alle in Afghanistan gestationeerde troepen loopt via Termez. De samenwerking met Oezbekistan is schandalig. Oezbekistan wordt geregeerd door een autoritair regime dat onder andere verantwoordelijk is voor het bloedbad in Andizjan. Ook tegen de achtergrond van het recente bombardement op een Pakistaans dorp dat door CIA-eenheden werd uitgevoerd en in strijd was met het internationaal recht, is het de hoogste tijd dat de militaire steunpunten in Afghanistan worden opgeheven.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Met deze stemverklaring wil ik tot uitdrukking brengen dat ik in grote lijnen de voldoening van het Europees Parlement over de wijze waarop het democratiseringsproces in Afghanistan de afgelopen jaren is verlopen, deel. De heerschappij van het Talibanregime, met alle daarbij behorende verschrikkingen en schendingen van de meest elementaire mensenrechten, is nu alweer geruime tijd voorbij. Er is nog veel te doen, maar Afghanistan is nu beslist een betere plaats dan in de afgelopen decennia.

We mogen intussen twee dingen niet vergeten. Om te beginnen dat er - zoals reeds eerder gezegd - in Afghanistan op de verschillende niveaus nog veel te doen is. Verder is het van belang dat de internationale gemeenschap, inzonderheid de Europese Unie en haar lidstaten, de hulp voortzetten, in materiële zin, maar ook door mensen te sturen. We zijn ons ervan bewust dat dit proces moeizaam verloopt, maar we zien dat de resultaten bemoedigend zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Esko Seppänen en Jonas Sjöstedt (GUE/NGL), schriftelijk. - (EN) We hebben ons bij de eindstemming over de resolutie over Afghanistan van stemming onthouden.

We waren tegen de door de Verenigde Staten geleide invasie van Afghanistan, en we willen dat de door de Verenigde Staten geleide coalitietroepen zich terugtrekken.

We zijn van mening dat de ISAF-troepen moeten worden gevormd door landen die niet betrokken zijn geweest bij de coalitietroepen van de Verenigde Staten, en voornamelijk moeten worden gevormd door moslimlanden, teneinde de communicatie met en het begrip van het Afghaanse volk te bevorderen.

De ISAF-vredesmacht zou onder direct gezag van de Verenigde Naties moeten staan en onafhankelijk van de NAVO moeten zijn.

Wij zien echter dat in de resolutie ook een aantal belangrijke opmerkingen staat over de noodzaak om de democratie, de levensstandaard van de mensen en gendergelijkheid te ontwikkelen, alsook de noodzaak van doeltreffendere ontwikkelingshulp aan Afghanistan.

Wij hebben daarom besloten om ons bij de eindstemming te onthouden.

 
  
  

- Resolutie: RC-B6-0025/2006

 
  
MPphoto
 
 

  Eija-Riitta Korhola (PPE-DE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik ben absoluut tegen de discriminatie van homoseksuelen. Ik betreur het echter dat de titel van het verslag totaal onbevredigend is en dat ik op sommige punten mij van stemming moest onthouden.

Wanneer wij hier over een echt probleem spreken, namelijk discriminatie, waarom wordt dan het volledig ongeschikte woord homofobie gebruikt? Fobieën zijn verschillende soorten angststoornissen. Het zijn angsten die als neurotische stoornissen kunnen worden beschouwd. Hiervoor is een therapie noodzakelijk: zij kunnen niet worden verholpen met politieke maatregelen, net zomin als dat bij claustrofobie of arachnofobie kan. Echte fobieën ontwikkelen zich vaak door een bepaalde gebeurtenis in de kindertijd, en er kan een zeer goede reden voor zijn. Ik ben bang dat als wij mensen gaan veroordelen op grond van hun gevoelens of fobieën, er alleen maar een nieuwe vorm van discriminatie en manipulatie zal ontstaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Romano Maria La Russa (UEN). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik betreur de manier waarop wij een gezamenlijke resolutie hebben opgesteld. Ik acht het ontoelaatbaar dat de besprekingen daarover opzettelijk in het geheim werden gevoerd, zonder dat de fractie die ik vertegenwoordig erbij betrokken werd. Ik weet natuurlijk wel dat alle fracties gelijk zijn, maar kennelijk zijn sommige toch wat gelijker dan andere.

Mijn fractie is er vast van overtuigd dat er in een democratie geen ruimte mag zijn voor onrechtvaardigheden of discriminatie op grond van ras, geslacht en religie. Toch voel ik me genoopt een resolutie te verwerpen waar ik mij niet in kan vinden en die paragrafen bevat die naar mijn smaak bepaald niet stroken met de doelstellingen van het document.

Ik lees dat homoseksuelen volledig erkend zouden moeten worden als slachtoffers van het nazi-regime. Natuurlijk moet dat! Maar wordt daarmee beweerd dat de andere vervolgingen soms minder erg waren? Vergeten wij soms de wreedheden van communistische regimes of van andere regimes? Ik ga ervan uit dat de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van uiting van de seksuele geaardheid gegarandeerd moeten worden, maar ik vind wel dat dit steevast moet geschieden onder eerbiediging van de normen en waarden die het keurmerk zijn van onze samenlevingen

Van oudsher betekent een gezin een vader en een moeder, een man en een vrouw. Ik geloof niet dat de EU met de bevordering van campagnes tegen hypothetische discriminaties zich het recht kan toe-eigenen de nationale regeringen te passeren, alleen maar om in te gaan op de wensen van bepaalde, niet echt hoogstaande pressiegroepen. Met normen, cultuur en gezin kan de Europese Unie niet op dezelfde manier omgaan als met de interne markt. Zij kan de lidstaten dus niet vragen huwelijken tussen homoseksuelen te legaliseren, ter wille van de uniformiteit en een misplaatst rechtenstelsel. Dan lopen wij echt het risico dat het normen- en waardensysteem, dat aan de grondslag van onze duizendjarige beschaving ligt, ondermijnd wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Francesco Enrico Speroni (IND/DEM). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, ik heb tegen de resolutie gestemd. In dit opzicht moet ik onze minister Tremaglia gelijk geven, die in het verleden al heeft gezegd dat in Europa de “flikkers” of in ieder geval degenen die hun ruggesteun bieden, de meerderheid hebben.

Maar al die liefhebbers van het politically correct, waartoe ik mijzelf gelukkig niet reken, zouden toch ook eens moeten denken aan het “taalkundig correct”: homofobie is het tegenovergestelde van xenofobie. Het Europees Parlement accepteert geen vreemdelingenhaters en geen homohaters: wat moet de burger dan precies zijn?

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Ik heb tegen de ontwerpresolutie over homofobie in Europa gestemd, want ik vind ik vind het te eenzijdig dat de bestrijding van homofobie wordt behandeld als zijnde, in hoofdzaak, de bestrijding van vormen van discriminatie op grond van seksuele geaardheid. Deze verwarring tussen homofobie - dat "angst voor het gelijke" betekent - en de afkeer van homoseksualiteit is een bron van misverstanden. Uiteraard ben ik ervoor dat alle soorten van discriminatie op grond van seksuele geaardheid, worden bestreden. Daarbij denk ik evenwel niet aan kwesties van huwelijk en kinderen, waarvoor het politieke denken gelijk op zou moeten gaan met hetgeen de samenleving vraagt. Ik ben echter van mening dat het vraagstuk van de ongelijke behandeling van mensen en de angst voor onze gelijken beter verdienen dan deze resolutie.

 
  
MPphoto
 
 

  Johannes Blokland (IND/DEM), schriftelijk. - De Nederlandse delegatie van de IND/DEM-Fractie zal de resolutie van de UEN-Fractie over homofobie steunen. De Nederlandse delegatie van de IND/DEM-Fractie zal haar steun onthouden aan de resoluties van de PPE-DE, de ALDE, de Verts/ALE en de GUE/NGL en de gezamenlijke ontwerpresolutie over homovrees in de Europese Unie.

De Nederlandse delegatie kan instemmen met de resolutie van de UEN-Fractie, omdat alleen in deze resolutie duidelijk gesteld wordt dat beleidsmaatregelen op het terrein van discriminatie tot de taken van de lidstaten behoren. Het beginsel van subsidiariteit dient hier te worden toegepast.

Verder wijzen wij erop dat we de oproepen tot homohaat en geweld tegen mensen op grond van hun seksuele geaardheid afwijzen.

Naar onze mening is beleid dat gericht is op het voorkomen van discriminatie op grond van geloof, ras en seksuele geaardheid een taak van de lidstaten. De resoluties van de verschillende fracties gaan aan dit beginsel voorbij door expliciet in te gaan op de politieke situatie in een aantal lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Arlette Carlotti (PSE), schriftelijk. - (FR) De landen van Europa lijken in verontrustende mate besmet te raken met homofobie.

En die homofobie is des te schokkender naarmate ze meer en meer geaccepteerd lijkt te raken en alle mogelijke gedaanten aanneemt: verbaal of fysiek geweld, vormen van discriminatie die blijven bestaan en nieuwe wetten die worden ingevoerd. Zo heeft het Letse parlement een wijziging voorgesteld van de grondwet om huwelijken tussen personen van hetzelfde geslacht te verbieden.

Voor verkapte dan wel openlijke homofobie is in de Europese Unie geen plaats.

Het non-discriminatiebeginsel wordt gewaarborgd in de teksten (de Verdragen, het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en het Handvest van de grondrechten).

Het dient ook in de praktijk te zijn gewaarborgd.

Het strekt dit Europees Parlement tot eer dat het in deze strijd altijd tot de voorhoede heeft behoord. Het heeft zich toegelegd op het bevorderen van de rechten en het terugdringen van discriminatie (februari 1994, september 1996, juli 2001, juni 2005).

Het moet dat vandaag ook weer doen.

Dat is de ambitie achter deze resolutie, waarin elke vorm van discriminatie ondubbelzinnig wordt veroordeeld. Het is een ambitieuze tekst, daar wordt aangedrongen op de afronding van het op artikel 13 gebaseerde anti-discriminatiepakket en op een mededeling over de belemmeringen voor het vrije verkeer van homoseksuele koppels wier partnerschap wettelijk erkend wordt in de Unie.

Deze resolutie is een duidelijk en noodzakelijk politiek signaal. Ik zal er met vastberadenheid en overtuiging voor stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean Lambert (Verts/ALE), schriftelijk. - (EN) Ik ben blij met de stemming van vandaag over deze kwestie, en vooral met de enorme inzet waarvan het Parlement blijk geeft als het erom gaat partners van hetzelfde geslacht met gelijk respect te behandelen.

Ik betreur het ten zeerste dat het Parlement niet bereid is te vertellen wat er binnen onze eigen lidstaten speelt. We weten dat wat het Parlement zegt en doet, van invloed is op de perceptie van het publiek.

De recente gebeurtenissen en verklaringen in Polen en de recente parlementaire debatten in Letland en Litouwen zijn in mijn ogen beschamend. Enkele van deze debatten kwamen neer op haat zaaien. Dit soort gedrag druist in tegen de Verdragen van de Raad van Europa en de EU-Verdragen. Het Europees Parlement moet dan ook de moed hebben om zijn mond te openen en dit aan de kaak te stellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Ik kan mij vinden in de bezorgdheid die in deze resolutie en in andere, reeds eerder in dit Parlement besproken resoluties tot uitdrukking wordt gebracht. Daarin staan principes waarin ik mezelf herken en die ik voorsta. We moeten haat steeds afwijzen en elke vorm van uit de wet voortvloeiende discriminatie bestrijden.

In deze resolutie worden echter ook voorstellen gedaan die volgens mij buiten de bevoegdheden van het Europees Parlement vallen. We mengen ons zo in zaken die beslist tot de bevoegdheden van de nationale staten behoren. Daar komt bij dat een aantal fracties steeds weer probeert door de Europese instellingen goedgekeurd te krijgen wat door de lidstaten is afgewezen. Ik kan me daar niet in vinden en ik keur deze werkwijze dan ook af.

Tot slot wijs ik erop dat fobieën als manifestatie van een gedragsstoornis niet bestreden kunnen worden met wetgeving of parlementair ingrijpen.

 
  
MPphoto
 
 

  José Ribeiro e Castro (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Wij zijn tegen elke vorm van discriminatie en geweld. We mogen in dit opzicht geen enkele uitzondering maken, niet aarzelen en niet twijfelen.

We mogen de vrije en democratische discussie in de lidstaten over hun burgerlijke wetgeving echter niet zomaar als “homofobie” bestempelen, zeker niet als het gaat om wetgeving met betrekking tot het familierecht of de burgerlijke status van personen. Als we dat doen scheppen we een dwangsfeer die volstrekt onverenigbaar is met een open en democratische maatschappij. Men mag een afwijkende opvatting niet verwarren met een “fobie”. Het gaat niet aan tot haat en intolerantie aan te zetten. Wie afwijkende opvattingen als fobie bestempelt maakt zich schuldig aan extremisme.

Een groot deel van de resolutie sluit niet aan bij de in overweging A opgenomen definitie van “homofobie”, wat tot gevolg heeft dat die definitie alle relevantie verliest.

Andere onderdelen van de resolutie houden een schending van het subsidiariteitsbeginsel in, het beginsel dat de gehele Unie schraagt. Schending van dat beginsel brengt de constructie van Europa alleen maar schade toe.

Om die redenen heb ik tegen gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Anna Záborská (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Homofobie betekent vrees voor je "gelijke". Het is geen vorm van kritiek, noch een vijandige houding: een fobie is een extreme angstneurose die ontstaat als de bron van die angst aanwezig is. Daarvoor is een specifieke behandeling nodig in de vorm van deconditionering, analyse en medicijnen. Ik heb tegen deze resolutie gestemd, die geen betrekking heeft op homofobie.

Iedere vorm van geweld tegen iedere persoon is af te keuren. Er zijn geen verschillende categorieën burgers. Recht op leven, recht op vrijheid en op veiligheid, en respect voor iemands waardigheid: dat geldt voor ieder mens. Deze rechten worden gewaarborgd door de wet.

Het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het familie- en gezinsleven, op vrijheid van gedachte, van geweten en van godsdienst zijn grondrechten die door de internationale verdragen worden beschermd. De lidstaten moeten het recht op huwelijk eerbiedigen, dat inhoudt dat een man en een vrouw vanaf een zekere leeftijd het recht hebben om te trouwen en een gezin te stichten volgens de nationale wetten waarin de uitoefening van dat recht is geregeld.

De Europese Unie heeft geen bevoegdheden op die terreinen en kan niet oordelen over de grondwetten en nationale wetten van haar lidstaten, die allen het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens hebben ondertekend en daarop kunnen worden aangesproken door het Europees Hof voor de rechten van de mens in Straatsburg.

 
  
  

- Resolutie: B6-0027/2006

 
  
MPphoto
 
 

  Eija-Riitta Korhola (PPE-DE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik was een van de opstellers van de resolutie over het klimaat en een van de deelnemers aan de Top van Montreal. Ik vind het resultaat van Montreal helemaal niet zo positief als wij hier nu uit naam van de politieke correctheid moeten zeggen. Slechts een kwart van alle emissies zal onderhevig zijn aan de reductieverplichting, en daarom is het naar mijn mening verstandelijk gezien enigszins oneerlijk van resultaten te spreken. Vroeg of laat zal de Europese Unie deze mooipraterij moeten beëindigen en de feiten onder ogen moeten zien. Als driekwart van de producenten van broeikasgassen in de wereld zijn emissies gewoon mag laten stijgen, wordt het voor ons tijd om te constateren dat deze oplossing is mislukt en andere politieke maatregelen genomen moeten worden voor het klimaat. Is er sprake van politieke trots als wij dit niet kunnen toegeven?

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Wij vinden de resolutie, zoals die in aansluiting op de 11de conferentie van de partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties over klimaatverandering, die in Montreal plaatsvond, is voorgelegd in grote lijnen positief. Daarin komt de bereidheid van de partijen tot uiting om het protocol van Kyoto na te leven en wordt betreuren geuit over de weigering van de Amerikaanse regering om toe te treden tot eender welk partnerschap van betekenis inzake klimaatverandering.

We zijn het met een aantal punten van de uiteindelijke resolutie evenwel oneens en betreuren dat onze voorstellen zijn verworpen. We waren vooral teleurgesteld over de verwerping van het voorstel waar wij onze handtekening onder hadden geplaatst en waarin werd opgeroepen tot een spoedige herziening van de relevante flexibele mechanismen, vóórdat de communautaire regeling voor de emissiehandel tot andere gebieden, zoals de luchtvaart, wordt uitgebreid. Wij geloven namelijk dat er eerst onderzoek moet worden verricht om vast te stellen dat een dergelijke uitbreiding van het toepassingsgebied bijdraagt tot de bestrijding van klimaatverandering. Bovendien moet gegarandeerd worden dat rijke landen en regio’s geen privileges ontvangen ten koste van de zich ontwikkelende landen en industrieën.

Wij zijn het er verder niet mee eens dat de klemtoon wordt gelegd op de emissiehandel, ook indien het voor evaluatiedoeleinden geschiedt).

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin, Nils Lundgren en Lars Wohlin (IND/DEM), schriftelijk. - (SV) De klimaatverandering in de wereld is een belangrijk probleem en er zijn goede redenen om dit op internationaal vlak aan te pakken. Junilistan wil echter nogmaals het standpunt herhalen dat het reeds eerder naar voren heeft gebracht, namelijk dat het Europees Parlement niet het buitenlands beleid van de lidstaten mag overnemen door bij de derde landen die het Protocol van Kyoto nog niet hebben geratificeerd, aan te dringen om dit alsnog te doen. De nationale regeringen kunnen dergelijke oproepen onafhankelijk van elkaar doen. Wij zijn eveneens van mening dat de lidstaten de mogelijkheid moet worden gegeven om eigen standpunten in te nemen tijdens onderhandelingen over internationale klimaatvraagstukken. Wij gaan er echter van uit dat gesloten akkoorden ook door alle partijen worden nageleefd.

Wij staan kritisch ten aanzien van het voorstel voor de opstelling van een communicatiestrategie op EU-niveau om de mensen voor te lichten over klimaatvraagstukken. De EU-samenwerking is gebaseerd op onderling vertrouwen tussen de lidstaten. Wij zijn ervan overtuigd dat de individuele lidstaten heel goed in staat zijn om zelf de maatregelen te nemen die nodig zijn om het publiek toegang te geven tot informatie over klimaatvraagstukken. Het standpunt dat wij via deze stemming tot uiting brengen weerspiegelt onze principiële houding ten aanzien van dit vraagstuk. Deze stemverklaring is bijgevolg van toepassing op soortgelijke vraagstukken in de toekomst.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. - (DE) Pas wanneer de laatste boom is gerooid, de laatste rivier is vergiftigd en de laatste vis is gevangen, zullen jullie merken dat je geld niet kunt eten. Deze wijsheid van de Cree-indianen zou wel eens spoedig bewaarheid kunnen worden.

Veel te lang hebben we, zonder er bij na te denken, de kwetsbare structuur van de natuur stukje bij beetje ondermijnd. We zijn nu pas zover dat we meer aandacht schenken aan de bescherming van het milieu en met elkaar de eerste belangrijke reddingsoperaties op touw zetten. We zullen onze inspanningen echter moeten vergroten.

We zetten onze natuurlijke warmtebron, de Golfstroom, langzaam maar zeker uit. Omdat de waterkringloop door de opwarming van de aarde is veranderd, gaat er bovendien dagelijks zo’n 86 miljoen ton aan vruchtbare grond verloren, terwijl er tegelijkertijd dagelijks 225 000 mensen bij komen. Het tempo waarin deze vernietiging plaatsvindt, neemt razend snel toe. Europa wordt bedreigd door de ernstigste klimaatverandering sinds meer dan vijfduizend jaar: in het noorden van Europa smelt het ijs, in het zuiden van Europa rukken woestijnen op en tegelijkertijd ontdooien enorme “koolstofreserves” in de permafrost en de toendra. Daardoor zal het hier binnen afzienbare tijd tamelijk onbehaaglijk worden.

In de bureauladen van verschillende experts liggen gedetailleerde voorstellen met de meest uiteenlopende oplossingen. Het wordt tijd dat we ons met die voorstellen en de uitvoering ervan gaan bezighouden, en eindelijk één lijn gaan trekken.

 
  
  

- Verslag-Ferreira (A6-0383/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  Jens-Peter Bonde (IND/DEM), schriftelijk. - (DA) De Deense Junibeweging heeft voor paragraaf 45 van het verslag over de milieuaspecten van duurzame ontwikkeling gestemd, maar wil dat men met de invoering van ecotaksen op communautair niveau minimumrichtlijnen gebruikt, zodat men in de afzonderlijke lidstaten verdergaande eisen kan stellen.

Paragraaf 45:

“ondersteunt de invoering van ecotaksen op communautair niveau; benadrukt dat ze, naar het voorbeeld van andere marktinstrumenten, onontbeerlijk zijn voor een efficiënt beleid voor vermindering van de vervuiling; nodigt de Commissie uit voorstellen te doen en nodigt de lidstaten uit de eerste Europese ecotaks uiterlijk in 2009 aan te nemen.”

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Wij hebben voor dit verslag over de milieuaspecten van duurzame ontwikkeling gestemd. Hierin wordt ook kritiek geleverd op de Commissie, omdat een aantal richtlijnen ontoereikend is en de ter beschikking gestelde financiële middelen niet volstaan.

Met het verslag wordt niet specifiek getornd aan het beleid dat verantwoordelijk is voor de milieuproblemen, namelijk het primaat van de mededinging, waarbij alles ondergeschikt wordt gemaakt aan winstbejag, ten koste van mens en milieu. Toch bevat het een aantal positieve aspecten, omdat wordt gepleit voor minder vervuilende vervoersmodaliteiten en gewezen op het belang van ruimtelijke ordening en bebossing. Bovendien wordt gesteld dat de voedselvoorziening gegarandeerd moet zijn.

Positief is ook dat er een verband wordt gelegd tussen armoede en milieu. Betreurenswaardig is nu wel dat juist het belangrijkste punt in dit opzicht door de voltallige vergadering is afgewezen. Het ging hier onder andere om de stelling dat het liberaliseringsbeleid geen antwoord inhoudt op problemen als armoede en sociale uitsluiting. Bovendien werd er kritiek geleverd op het feit dat de voorstellen voor de bestrijding van armoede, sociale ongelijkheid en de groeiende ongelijkheid niet ver genoeg gaan. Ook die kritiek is verworpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin, Nils Lundgren en Lars Wohlin (IND/DEM), schriftelijk. - (SV) Dit verslag gaat over een lijst van belangrijke vraagstukken op het gebied van duurzame ontwikkeling. Junilistan is van mening dat er goede redenen zijn om op EU-niveau samen te werken als het om grensoverschrijdende milieuvraagstukken gaat. In het verslag wordt echter een aantal cruciale beleidsterreinen behandeld die buiten de EU-bevoegdheden zouden moeten vallen. Zie hier enkele voorbeelden:

- Investeringen in openbaar vervoer of, eventueel, de ontwikkeling van wegennetwerken in de lidstaten;

- kwijtschelding van schulden aan ontwikkelingslanden;

- milieubelasting op EU-niveau;

- de opname van milieulessen in het onderwijsprogramma van de lagere school in de lidstaten;

- belasting op arbeid in de lidstaten;

- werkgelegenheid en sociale integratie.

Wij staan heel kritisch ten aanzien van de honger van de EU-instellingen naar meer invloed. Wij hebben daarom besloten om tegen het verslag in zijn geheel te stemmen, maar zijn wel degelijk voor bepaalde paragrafen daarvan te vinden, met name voor de paragrafen waarin echte grensoverschrijdende milieuproblemen aan de orde komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Duurzame ontwikkeling is tegenwoordig zonder enige twijfel een hoofddoelstelling van de Europese Unie en een uitdaging voor heel de wereld. Om strategieën voor duurzame ontwikkeling te kunnen formuleren hebben we bijgevolg behoefte aan een langademige, politieke visie op het hoogste niveau.

We moeten op verantwoordelijke wijze het hoofd bieden aan allerlei sociale, democratische en ecologische uitdagingen. Dit geldt niet alleen de overheden, maar ook de burgers. We moeten er intussen wel voor zorgen dat alle maatregelen die we nemen ook voldoen aan onze doelstellingen voor groei en economische en sociale ontwikkeling. Groei en ontwikkeling zijn voor de toekomst van onze maatschappijen immers van fundamenteel belang.

In dit verslag wordt gekeken naar de vorderingen die sinds 2001 zijn gemaakt. Er worden bovendien nieuwe maatregelen voorgesteld. Het is nu van belang dat we duurzame ontwikkeling opnieuw aanmerken als een prioriteit voor de toekomst van Europa, zonder iets af te doen aan ons streven om de doelstellingen van de strategie van Lissabon te verwezenlijken.

Ik heb daarom voor het verslag-Ferreira gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Alyn Smith (Verts/ALE), schriftelijk. - (EN) Duurzame ontwikkeling moet een prominentere plaats krijgen in al onze beleidsvormen, en ik ben blij dat met dit verslag de aanzet wordt gegeven voor de manier waarop we dit kunnen bereiken. Ik steun dit verslag graag. In mijn eigen land, Schotland, kunnen we een unieke bijdrage leveren als het gaat om hernieuwbare energie, want met ons groot natuurlijk potentieel kunnen we de groene elektriciteitscentrale van Europa worden. Dit potentieel zal echter niet worden ontwikkeld als de overheid dit niet op alle niveaus krachtig aanmoedigt. We moeten onze inspanningen verdubbelen om de ideeën in dit verslag op te pakken en verder te ontwikkelen.

 
  
MPphoto
 
 

  María Sornosa Martínez (PSE), schriftelijk. - (ES) De Spaanse delegatie in de socialistische fractie is blij met de aanneming van dit initiatiefverslag, dat tot doel heeft de vooruitzichten te verbeteren voor het bereiken van daadwerkelijk duurzame ontwikkeling.

Ik wil echter verduidelijken dat we hebben besloten om tegen het tweede deel van amendement 2 (paragraaf 15) te stemmen, omdat het beleid voor waterbescherming en -beheer volgens ons gebaseerd moet zijn op criteria van rationaliteit, doelmatigheid en efficiëntie, en niet alleen op maatregelen tot vermindering van het watergebruik, die immers negatieve ontwikkelingen van een heel ander kaliber zouden kunnen hebben.

 

6. Rectificaties stemgedrag: zie notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - (De vergadering wordt om 13.20 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: JOSEP BORRELL FONTELLES
Voorzitter

 

7. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen

8. Denkpauze (structuur, onderwerpen en kader voor een evaluatie van het debat over de Europese Unie)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag van Johannes Voggenhuber en Andrew Duff, namens de Commissie constitutionele zaken, over de Denkpauze: structuur, onderwerpen en kader voor een evaluatie van het debat over de Europese Unie (2005/2146(INI)) (A6-0414/2005).

 
  
MPphoto
 
 

  Andrew Duff (ALDE), rapporteur. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit is het eerste respons van het Parlement op de crisis die Frankrijk en Nederland hebben veroorzaakt door de Grondwet te verwerpen. Het is een kans voor ons om na te denken over wat, vooral voor het Parlement, verloren zal gaan als we niet in staat zijn om het project te redden en tot een succesvol einde te brengen. Het is een kans voor ons om te reageren op de kakofonie van geluiden die uit de gelederen van de Raad komt. Sommige van die geluiden zijn simplistisch, andere in strijd met het Verdrag, en weer andere politiek onwaarschijnlijk. Het is een kans voor ons om de Commissie aan te moedigen tot meer vastberadenheid en doortastender optreden en om haar te vragen ons te helpen bij het vinden van een uitweg uit deze crisis. Het is een kans voor het Parlement om een politieke leemte op te vullen en de periode van bezinning duidelijk te omlijnen.

We weten dat we dit niet allemaal alleen kunnen bereiken, maar dat we de nauwe samenwerking van de nationale parlementen nodig hebben. Ik moet zeggen dat ik het in dit verband tamelijk curieus vind dat de voorzitters van het Oostenrijkse, Finse en Duitse parlement enigszins terughoudend lijken te zijn om met ons samen te werken. Het is aan de parlementen om te beslissen of ze wel of niet komen opdagen. De parlementen die besluiten wel te komen opdagen, zullen een beslissende stem hebben in de modellering van de besluiten over de toekomst van Europa.

In de voorstellen, die ruime steun hebben gekregen van de commissie, wordt een parlementair proces beschreven. We proberen een reeks parlementaire fora op te zetten om te debatteren over enkele fundamentele, misschien zelfs primitieve vragen over de aard en het doel van Europa. We willen dat het debat gaat over de hervorming van het gemeenschappelijk beleid, een debat dat de eerste Conventie - tot haar frustratie - helaas ten dele werd ontzegd. Dit debat over het beleid kan en moet radicaal zijn, maar het moet plaatsvinden binnen de constitutionele context, en het moet nauw samenhangen met de vraagstukken van de bevoegdheden, de instrumenten en de procedures.

Het eerste van deze fora zal plaatsvinden op 9 mei. De conclusies daarvan zullen gericht worden tot de Europese Raad, die enkele eerste besluiten zal moeten nemen over de voortzetting van het project.

We zouden eind 2007 de periode van bezinning willen afsluiten met een stevig, helder besluit over wat we met het Verdrag moeten doen. Zoals de resolutie aangeeft, zijn er in theorie meerdere scenario's die we zouden kunnen volgen, maar in de praktijk zijn het er slechts twee. Het eerste scenario is dat we het huidige Verdrag aanvullen met interpretatieve protocollen en verklaringen. Het tweede scenario is dat we inhoudelijke veranderingen aanbrengen in deel III, zodat we iets doen aan de legitieme zorgen en onrust die zijn geuit door de burgers van Frankrijk en Nederland en enkele andere lidstaten.

Tussen en binnen de fracties is zeker sprake van een controverse over de juiste manier om onze mening te geven. Ten aanzien van het essentiële punt van het redden van het Verdrag zijn we echter zeer eensgezind, en ik wil derhalve de ontwerpresolutie aan het Parlement aanbevelen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Johannes Voggenhuber (Verts/ALE), rapporteur. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, wij presenteren u vandaag het verslag over de denkpauze in het debat over de Europese Unie. Dit verslag heeft na maandenlange discussies een, door de overgrote meerderheid van de Commissie constitutionele zaken gesteunde road map opgeleverd voor het overwinnen van de constitutionele crisis. We hebben voor deze grote stap en voor deze belangrijke beslissing van het Parlement slechts enkele minuten, maar zelfs als ik slechts één minuut spreektijd had, zou ik die gebruiken om mijn co-rapporteur, de heer Duff, te danken voor de buitengewone eer en het genoegen om dit werk samen met hem te mogen doen.

Hij heeft mij geleerd dat er verschillende wegen zijn die naar de toekomst leiden, en dan bedoel ik onze gezamenlijke Europese toekomst. Hartelijk dank daarvoor! Een groene Oostenrijker en een liberale Engelsman - als dat al geen handicap voor de start vormt, dan zullen ook anderen elkaar wel kunnen vinden.

Mijnheer de Voorzitter, de harmonische tonen die vanochtend uit de politieke toverfluit van de fungerend voorzitter van de Raad klonken, hebben de Europese crisis natuurlijk niet kunnen camoufleren. Hij heeft er niets over gezegd. Ik wil er wel iets over zeggen. Ik wil het hebben over de werkelijke aard van deze crisis. Bij alle ruzies en controverses die opnieuw tot uitbarsting zijn gekomen, bij de hele Europese crisis, draait het om één enkele zin, uitgesproken door dé grondlegger van de Europese Unie, Jean Monnet: “Wij verenigen mensen, geen staten”. Daarover gaat het conflict dat op dit moment speelt.

Gaat het om een Europa van ambtenaren, regeringen, bureaucraten en elites? Of om de Unie van burgers waarvoor de Grondwet de weg heeft vrijgemaakt? Wie het vandaag over de dood van de Grondwet heeft, wijst het Europa van de mensen af, maakt het Europa van de regeringen sterker en roept de geesten van de negentiende eeuw op, al die oeroude plagen uit de doos van Pandora: het nationalisme, de rivaliteit tussen staten, het evenwichtsdenken, het streven naar hegemonie, het Europa van de versplintering dat zijn eigen vrede niet kan bewaren, laat staan dat het zich tot een vredesmacht kan ontwikkelen. Daarover gaat dit conflict.

Bij de ingang van deze zaal werden wij opgewacht door medeafgevaardigden die als struisvogel waren verkleed. Ze hadden zich niet hoeven te verkleden, want we konden ze ook zo wel herkennen. We zijn niet blind. We weten dat het voorlopige falen van het ratificatieproces in de ogen van de nationalisten een historische kans is om het nationalisme nieuw leven in te blazen. Daarmee maakt het Parlement met dit verslag echter korte metten. In alle fracties die in de Commissie constitutionele zaken zijn vertegenwoordigd, bestaat daarover grote eensgezindheid.

(Applaus)

De Grondwet is niet dood, omdat de behoefte van de mensen om in de toekomst in vrijheid, gelijkheid en vrede, binnen en buiten Europa, samen te leven in hoofd en hart verankerd is. Bij het zoeken naar een bestel, bij het ontwerpen van een politieke structuur, een politieke ruimte waarin dat mogelijk is, is de Grondwet een beslissende stap.

Wij leggen u vandaag een verslag voor waarin geprobeerd wordt een strategie uit te zetten om de crisis te boven te komen. Het is een vertrouwenscrisis. Het is de crisis van een Unie die geen onderscheid kan maken tussen de Unie van de burgers en de Unie van de staten, een Unie waarin de mensen welhaast systematisch in hun verwachtingen worden teleurgesteld: er is geen antwoord op het sociale vraagstuk, er is een democratisch tekort, de grondrechten zijn niet verankerd, er is onvoldoende transparantie, de macht van de regeringen wordt onvoldoende gecontroleerd en beteugeld. De Grondwet is echter een stap in de goede richting. Ook als de Grondwet in moeilijkheden verkeert, proberen we in die richting verder te gaan.

We hebben een Europees debat opgezet. Ik denk dat we daarmee het proces terugbrengen naar de burgers, en dat betekent niets minder dan dat we van een elitair project weer een res publica maken, een zaak van de mensen zelf.

Ik hoop dat het Parlement - wanneer het dit verslag aanneemt - samen met ons alle partijen: de bevolking, de gemeenten en regio’s, de vakbonden en het maatschappelijk middenveld, wil oproepen om dit debat te voeren en de toekomst van Europa als een res publica te zien en daarover met ons in discussie te gaan.

We stellen ook een structuur voor dit debat voor. We zijn het, dwars door alle fracties heen, eens geworden over zes vraagstukken, waaronder ook tal van vragen waarop een taboe rust: het doel van de Europese integratie, de grenzen van Europa, de toekomst van het economisch en sociaal model, de rol van Europa in de wereld, het vraagstuk van de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid en ook het sociale vraagstuk. Ook als de Grondwet niet alle wensen vervult - en natuurlijk doet ze dat niet - dan hoop ik toch dat we met dit plan een stuk dichter bij ons doel komen.

Ik wil tot slot nog kort aangeven op welk punt wij met de Commissie constitutionele zaken van mening verschillen. De rapporteurs willen een stap verder gaan. Zij hebben er nadrukkelijk voor gepleit dat de inzet van het debat niet alleen maar de voortzetting van het ratificatieproces moet zijn. We moeten ook een mogelijkheid bieden om de Grondwet te verbeteren, waarbij de essentie behouden blijft, en in 2007 tot een herzieningsprocedure te besluiten. Daardoor wordt het debat geloofwaardiger. Een eventuele herziening willen we ook door middel van een Europees referendum aan de burgers voorleggen. Ik hoop dat voor deze verdere stap de behoedzaamheid van de Commissie wordt aangevuld met de moed van het Parlement.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden van het Europees Parlement, het is mij een groot genoegen hier vandaag voor het eerst in de plenaire vergadering te mogen spreken en u allen hier te mogen ontmoeten. Ik ben erg blij dat het bij de interinstitutionele dialoog die tussen de verschillende instellingen moet worden gevoerd, om een onderwerp gaat waarbij samenwerking buitengewoon belangrijk is. Inderdaad was, zoals beide rapporteurs reeds zeiden, 2005 een moeilijk jaar. De heer Voggenhuber gebruikte zelfs het woord “crisis”. Er is inderdaad sprake van een vertrouwenscrisis tussen ons en de Europese burgers. We moeten antwoorden geven op de legitieme vragen van de burgers. Ik ben het ook eens met de heer Duff dat er in deze vertrouwenscrisis, in deze twijfels omtrent het Europees project, een kans ligt besloten voor ons allen. Wij allen - Commissie, Parlement en Raad - moeten deze kans benutten.

Ik wil vanaf deze plaats een bijzonder woord van dank richten aan het Parlement, want op een moment dat de regeringen nog niet bereid waren serieus aan een debat te beginnen, hield het Parlement zich reeds met deze kwestie bezig. Op basis van het verslag-Duff/Voggenhuber vond in het Parlement een debat plaats dat ons verder zal helpen. Het Oostenrijkse voorzitterschap heeft van meet af aan pogingen ondernomen om zich bij dit debat aan te sluiten en de discussie voort te zetten en te verdiepen. U zult allen hebben bemerkt dat het debat vanaf het begin erg fel was. Het hele scala van meningen kwam tot uiting, zoals ook blijkt uit het door de Commissie constitutionele zaken goedgekeurde ontwerpverslag.

Laat dit duidelijk zijn: er bestaan geen eenvoudige oplossingen, trucs of sluiproutes waarmee de vertrouwensbreuk tussen Europa en zijn burgers zogezegd in ijltempo kan worden hersteld. Een serieuze, op lange termijn effectieve oplossing kan alleen worden bereikt als we ons oprecht met de problemen bezighouden. Wij vinden dat het om een brede discussie moet gaan, zoals ook tot uitdrukking komt in het vandaag besproken verslag. Het gaat niet alleen om het Grondwettelijk Verdrag of om een juridisch debat. De discussie is breder en gaat over de vraag welk Europa willen wij, waar we naartoe willen, waar de grenzen van Europa liggen en hoe wij moeten omgaan met de angsten en zorgen van de Europese burgers.

We willen als Raad de discussie niet alleen voortzetten, maar ook verdiepen. We zijn van plan een aantal bijeenkomsten te organiseren, waar we met de Europese burgers een breed opgezette discussie willen voeren. Gisteren nog hebben we samen met de Commissie en het Parlement gesproken over de methoden en strategieën waarmee we Europa en datgene waarvoor Europa staat, dichter bij de burgers kunnen brengen. Met welke middelen, in welke discussiefora en met welke intensiteit kunnen we het beste voldoen aan de verwachtingen die men van Europa heeft?

Zoals de fungerend voorzitter van de Raad vanmorgen al heeft gezegd, komt er een bijeenkomst die als opmaat voor deze discussie fungeert, waarbij we ons ook over het vraagstuk van de identiteit van Europa willen buigen. Op de 250e geboortedag van Mozart zullen we ons in Salzburg bezighouden met de vraag: “Wat is Europa, wat is de Europese identiteit?”

Tijdens het Oostenrijkse voorzitterschap zal nog een groot aantal andere evenementen plaatsvinden, want het debat over de toekomst van Europa heeft vele facetten. Alleen wanneer die allemaal worden belicht, zullen we ons volledig bewust kunnen worden van de dimensies van het vraagstuk. Naast dit publieke debat, dat belangrijk is, moet er ook concreet werk worden verricht. Dat werk moeten de regeringen van de lidstaten gezamenlijk op zich nemen. Zij moeten meer duidelijkheid verschaffen over de weg die we willen inslaan.

De belangrijkste opgave van het voorzitterschap van de Raad is alle lidstaten mee te krijgen, want alleen gezamenlijk zullen we vooruitgang kunnen boeken. Zoals de bondskanselier al zei, willen we aan het eind van ons voorzitterschap een routekaart presenteren en met elkaar afspreken wat we gezamenlijk het beste kunnen doen om de gemeenschappelijke doelen te bereiken.

Ik hoop dat we er de komende maanden door middel van een gezamenlijke inspanning in slagen het positieve denken in Europa een impuls te geven. Inderdaad, mijnheer Voggenhuber, we moeten Europa behandelen als res publica, als iets dat werkelijk alle burgers ten goede komt.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Margot Wallström, vice-voorzitter van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, ik zou u allen graag, in deze eerste voltallige vergadering van het nieuwe jaar, een uitstekend 2006 toe willen wensen. Wat de Grondwet betreft kan het denk ik alleen maar beter worden dan vorig jaar. Als commissaris voor constitutionele vraagstukken en interinstitutionele zaken hoop ik dat wij onze vruchtbare, effectieve en nauwe samenwerking zullen kunnen voortzetten.

Ik wil graag de rapporteurs hartelijk danken voor hun verslag over de denkpauze en de bijbehorende ontwerpresolutie. Ik heb daarover reeds bij verschillende gelegenheden met beide afgevaardigden van het Europees Parlement, die ook lid waren van de Europese Conventie, kunnen spreken. Ik wil er graag op wijzen dat er sinds de aanvang van het proces aanzienlijke vooruitgang is geboekt en ben vol lof over de werkzaamheden van beide rapporteurs, vooral ook omdat zij in hun verslag de vele uiteenlopende opvattingen hebben weten mee te nemen, die tijdens de intensieve commissiebesprekingen naar voren zijn gebracht.

Ik zal mij beperken tot vier opmerkingen. Ten eerste willen wij allemaal dat er een akkoord wordt bereikt over de Grondwet en Europa transparanter, democratischer en effectiever wordt gemaakt. De vraag is nu hoe na het Franse en Nederlandse ‘nee’ zo’n akkoord kan worden bereikt. Het doet mij deugd dat u in uw ontwerpresolutie alle opties met betrekking tot de Grondwet openhoudt. Het is van essentieel belang dat er tijdens de denkpauze naar de burgers, de sociale partners, de politieke partijen, alsmede naar de nationale en regionale parlementen wordt geluisterd, zonder dat daarbij wordt vooruitgelopen op de resultaten van de brede dialoog en dito discussie. Doen we dat wel, dan wordt de hele denkpauze een nutteloze exercitie.

Verder heb ik kennis genomen van uw favoriete optie. Echter, voor handhaving van de Grondwet is Franse en Nederlandse steun onontbeerlijk. Mogelijkerwijs zijn er extra uitleg en aanvullende maatregelen nodig. Uit een recent Eurobarometeronderzoek blijkt dat de steun van de Europese burger voor de idee van een Europese Grondwet in de laatste twee maanden met twee procentpunten is gestegen tot 63 procent. Daarom is het - zoals al zo vaak werd gezegd in de Commissie constitutionele zaken - zo belangrijk om de context te veranderen en niet de tekst. De dialoog dient zich daarom te richten op het Europese project, in samenhang met constitutionele hervormingen, en daarnaast op het uiteindelijke doel, gekoppeld aan de middelen waarmee dit doel tot stand kan worden gebracht. Pas na het afsluiten van de luisteroefening zal, uitgaande van de resultaten van de nationale debatten, het mogelijk zijn om conclusies te trekken omtrent de voor Europa best mogelijke regeling voor de Grondwet. Mede daarom wil de Commissie zich concentreren op beleidsprioriteiten die gericht zijn op de zaken die de burger bezighouden: groei, banen, werkgelegenheid en veiligheid.

Ten tweede ben ik net als u sterk gekant tegen voorstellen tot de vorming van kerngroepen van lidstaten. Wat wij willen, is een Europa voor iedereen, niet slechts voor enkelen. Op dit moment is de EU nog volop bezig met de consolidering van de meest recente uitbreiding. Er zal nog hard moeten worden gewerkt om de integratie van de nieuwe lidstaten gladjes te laten verlopen. Mijns inziens dient elke vorm van verdergaande samenwerking plaats te vinden binnen het kader van de huidige Verdragen en toegankelijk te zijn voor alle lidstaten.

U kunt ervan op aan dat de Commissie en ikzelf nooit en te nimmer een voorstel zullen steunen voor verdergaande samenwerking buiten het institutionele kader van de Europese Unie om.

(Applaus)

Ten derde lijkt het me inderdaad redelijk om in 2007 de eindconclusies van de denkpauze op te stellen, tijdens het Duitse of Portugese voorzitterschap. Het moge duidelijk zijn dat de Raad van juni 2006 een belangrijke mijlpaal zal zijn in dit proces, maar niet het einde ervan mag betekenen. Natuurlijk is het aan de Europese Raad om te beslissen of de denkpauze al dan niet - zoals eveneens voorgesteld door het Oostenrijkse voorzitterschap - na juni 2006 wordt verlengd. Hoe dan ook zal de Commissie, zoals aangekondigd in Plan D, een mededeling opstellen voor de Europese Raad van juni, en daarin haar gedachten uiteenzetten over de eerste feedback die zij gedurende de denkpauze heeft ontvangen. Deze zal gebaseerd zijn op zowel de nationale bezoeken die de voorzitter, ikzelf en een aantal medecommissarissen momenteel aan afleggen, als een speciaal Eurobarometerverslag, discussiefora en conferenties ter gelegenheid van 9 mei.

De Commissie zal trachten om met dit syntheseverslag inzicht te geven in zowel de achtergronden van de kwestie als haar aanpak van het afgelopen jaar. Het verslag zal verder een overzicht bevatten van de eerste resultaten van de luisteroefening, alsook een aantal tot het Oostenrijkse voorzitterschap gerichte aanbevelingen voor de volgende stappen. Dit alles zal een aanvulling zijn op het feitenverslag dat het Oostenrijkse voorzitterschap zal opstellen uitgaande van de bijdragen van de lidstaten.

Ten vierde ondersteun ik uw afwijzing van een stuksgewijze invoering van de Grondwet, en wel om een heel eenvoudige reden: respect, respect voor degenen die ‘nee’ hebben gezegd, respect voor degenen die de Grondwet reeds hebben geratificeerd en ook respect voor het institutioneel evenwicht. Bij invoering van slechts enkele specifieke elementen van de Grondwet zou de indruk kunnen worden gewekt dat de Unie probeert de resultaten van de nationale referenda te negeren. Ook zou hierdoor het algehele institutionele evenwicht kunnen worden verstoord.

We moeten het verschil respecteren tussen onze instellingen en die van de lidstaten. Sterker nog, bij het op stapel zetten van de diverse lovenswaardige initiatieven en projecten mogen we nooit de van land tot land verschillende democratische tradities uit het oog verliezen. We spelen allemaal een belangrijke, maar onderscheiden rol.

Ter afsluiting wil ik graag benadrukken dat het onmogelijk is over al deze zaken te spreken zonder een politiek debat aan te gaan en zonder politieke prioriteiten vast te stellen. De Europese burger zal zien dat er wel degelijk politieke verschillen bestaan in Europa. Dit mag dan een van de vele fora zijn voor de bespreking van de politieke prioriteiten, maar zonder dit specifieke forum en zonder discussie over constitutionele zaken loopt alles gegarandeerd spaak. We moeten parallel aan dit proces legitimiteit creëren voor onze instellingen, door de politieke resultaten te boeken die de Europese burger wil zien. We moeten ons dus zowel op de constitutionele zaken richten, als op de dagelijkse zorgen van de burger.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Elmar Brok (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie buitenlandse zaken. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mevrouw de commissaris, dames en heren, de Europese Conventie en de Intergouvernementele Conferentie hebben geresulteerd in een evenwichtig ontwerp-Verdrag tot vaststelling van een Grondwet, dat in essentie door de nationale parlementen, die de sterkste groep vormden in de Europese Conventie, gesteund werd. Veertien landen hebben het Verdrag geratificeerd, twee daarvan via een referendum, twee niet. Deze mislukking, die niet alleen met nationale kwesties te maken had, maar ook met de stemming in Europa als geheel, kan de nationale politiek worden aangerekend, maar ook de Europese, omdat het ons niet gelukt is Europa te rechtvaardigen.

We moeten de zorgen van onze burgers serieus nemen, vooral ook in Frankrijk en Nederland, en mogen daaraan niet simpelweg voorbijgaan. Wij zullen echter wel duidelijk moeten maken waarom we dit type Europa nodig hebben. Daarvoor moet deze denkpauze worden gebruikt. Dit is niet een fase in het debat om het over specifieke punten van de Grondwet te hebben, maar om mensen te overtuigen van de noodzaak van Europa.

Daarbij moeten we inzien en duidelijk maken dat het Grondwettelijk Verdrag zaken bevat die nu ontbreken, wat juist kritiek uitlokt van onze burgers. Ik denk bijvoorbeeld om het uitbreiden van de bevoegdheden op het terrein van het buitenlands en veiligheidsbeleid, waarop mijn advies is toegespitst. Uit alle opiniepeilingen blijkt dat dit precies is wat de burgers willen. Zij willen dat Europa extern wordt vertegenwoordigd, en daarvoor bevat de Grondwet regelingen die alleen daarin zijn opgenomen en die we met de geldende bepalingen niet zonder de Grondwet kunnen creëren. De Grondwet voorziet in een nieuwe vorm van subsidiariteit waarbij een rol voor de nationale parlementen is weggelegd, teneinde centralisatie te voorkomen, en waarbij het concept van subsidiariteit wordt ondersteund met solidariteit.

De burgerrechten en het Handvest van de grondrechten spelen hierin een grote rol. De burgers worden door deze Grondwet actoren met beslissingsbevoegdheid, en worden daardoor tevens beschermd. We mogen voorts niet uit het oog verliezen dat in de toekomst bijvoorbeeld de voorzitter van de Commissie, als hoofd van de Europese uitvoerende macht, rechtstreeks zal worden gekozen bij verkiezingen voor het Europees Parlement en dat de burgers daarbij dus een rol spelen. Daarom moeten we er ons rekenschap van geven dat de delen I en II het eigenlijke Grondwettelijk Verdrag vormen, terwijl deel III het Verdrag van Nice is. Dit misverstand hebben we tot op heden niet uit de wereld kunnen helpen. Daarom juich ik het toe dat het Oostenrijkse voorzitterschap met een voorstel voor een routekaart zal komen en dat Duitsland voornemens is om tijdens zijn voorzitterschap nieuwe initiatieven te ontplooien. We moeten ons op dit moment concentreren op de dialoog, de denkpauze evalueren en in 2007 met voorstellen komen. Dit betekent dat we niet nu al actie moeten ondernemen, zoals de heren Duff en Voggenhuber in hun verslag voorstellen. Dat zou te vroeg zijn en strookt niet met de wensen van de burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  Hannes Swoboda (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de twee rapporteurs hartelijk bedanken voor hun verslag. Ik weet dat de kwesties die collega Brok zojuist aan de orde stelde, veel discussie hebben veroorzaakt, zeker ook binnen de fracties in dit Parlement. Voor beide standpunten is veel te zeggen. Misschien is de vraag te vroeg gesteld. Misschien moeten we beginnen met iets wat we wellicht een klein beetje hebben veronachtzaamd, namelijk de inhoudelijke kwesties. Hoe kunnen we de burgers er bijvoorbeeld van overtuigen dat we in Europa de Grondwet, zoals die is opgesteld, nodig hebben? In mijn advies, dat ik namens de Commissie industrie, onderzoek en energie heb opgesteld, heb ik een aantal voorbeelden gegeven. Misschien mag ik een voorbeeld noemen dat destijds nog niet erg belangrijk was, maar dat de afgelopen dagen in dit Parlement aan belang heeft gewonnen. Ik doel uiteraard op het energievraagstuk.

Het was behoorlijk verrassend en verbazingwekkend dat veel afgevaardigden, die tot voor kort wellicht nogal sceptisch tegen dergelijke zaken aankeken, zich nu onomwonden hebben uitgesproken voor een gemeenschappelijk energiebeleid. Ik heb mij bijzonder verheugd over de woorden van de heer Saryusz-Wolski. Ook de bondskanselier, die altijd weer de nadruk legt op subsidiariteit, heeft zich vandaag als fungerend voorzitter van de Raad duidelijk uitgesproken voor een gemeenschappelijk energiebeleid. Dit is maar één voorbeeld om te laten zien hoe belangrijk het is dat de bevoegdheden en rechten die we op Europees niveau, en juist ook in de Grondwet, hebben verankerd, ten volle worden benut. Dat is, denk ik, de weg die we moeten bewandelen.

Ik zou bijvoorbeeld de kwestie van het ruimtevaartbeleid kunnen noemen, waarover we hier ook gesproken hebben en waarbij het er niet om gaat Europeanen de ruimte in te sturen, maar veeleer om het verrichten van milieucontroles of het op tijd waarschuwen voor tsunami's. Er zijn nog vele andere dingen die realistisch en haalbaar zijn, en aan de burgers kunnen worden uitgelegd, als we ons niet op institutionele vraagstukken maar op inhoudelijke zaken concentreren.

Mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, wij verwachten in dit Parlement natuurlijk een road map, oftewel een voortgangsschema. Ik verzoek u met klem om bij alle gewichtige zaken die u in de komende weken en maanden van uw voorzitterschap van de Raad zult behandelen, duidelijk te maken hoe veel beter we de zaken hadden kunnen aanpakken als we de Europese Grondwet al hadden gehad. Dat is essentieel.

 
  
MPphoto
 
 

  Paolo Costa (ALDE), rapporteur voor advies van de Commissie vervoer en toerisme. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, zoals iemand op briljante wijze heeft geformuleerd, is de Europese geschiedenis vijftig jaar lang een voetbalwedstrijd achter gesloten deuren geweest. Met het referendum over de Grondwet in Frankrijk en Nederland hebben de burgers er geen genoegen mee genomen om als toeschouwers op de tribune plaats te nemen, maar zij zijn zelf het speelveld op gerend. Vandaag de dag is de Europese crisis deels te wijten aan het feit het niet meer mogelijk is terug te keren naar de gesloten deuren, naar het Europa van de Verdragen en de elitaire besluiten. Tegelijkertijd is de crisis te wijten aan het feit dat men niet weet hoe de burgers weer teruggevoerd kunnen worden naar de tribune zodat zij daar als eerlijke supporters hun meningen kunnen uiten.

Een eerste vereiste om het Europees project weer op de rails te zetten - wat ook de nieuwe inhoud daarvan wordt - is dat er een nieuw systeem wordt opgezet voor inspraak en verantwoording. De Unie moet rechtstreeks verantwoording afleggen tegenover de burgers, zonder dat de lidstaten als egoïstische, verdraaiende of misleidende bemiddelaars optreden. Maar verantwoording waarvoor? De fout die voorkomen moet worden, is dat van een denkpauze een rustpauze wordt gemaakt.

Geen enkel plan D zal succes boeken als naast de D van “debat”, “dialoog” en “democratie” niet ook de D van “delivery” komt. Delivery is de beste context waarbinnen de tekst van de Grondwet geherdefinieerd kan worden, de beste manier om de mensen in te prenten hoe nuttig Europa is. En daarom kunnen ook zelfveroorzaakte mislukkingen - zoals het feit dat men vandaag praktisch weigert de toegang tot de markt van de havendienst te regelen - een symbolisch gevaar worden.

Er zijn beleidsgebieden die duidelijk onder Europese bevoegdheid vallen en waarvoor de bestaande Verdragen nu al in een stemming met gekwalificeerde meerderheid en interinstitutionele medebeslissing voorzien. De vervoerssector is daar een voorbeeld van. Ook zijn er beleidsgebieden waarvoor het subsidiariteitsbeginsel juist andersom geïnterpreteerd moet worden: de lidstaten moeten niet datgene slecht doen wat op Europees niveau beter kan worden afgehandeld. Voor deze beleidsgebieden moet de Unie haar delivery-gehalte verhogen. Zij moet de moed opbrengen om te laten zien hoe nuttig zij is.

Vandaag de dag is het niet meer voldoende de Europese Unie te zien als een intelligent middel tegen oorlog, met inbegrip van de koude oorlog. Wij hebben nu een Unie nodig die is opgewassen tegen de mondiale uitdagingen van het derde millennium. Wij mogen gerust nadenken om beter te begrijpen wat er morgen moet gebeuren, maar wij moeten wel oppassen dat dit geen excuus wordt om vandaag niets te doen. Want dan leidt iedere bezinning van ons, hoe diepzinnig die ook is, nergens toe.

 
  
MPphoto
 
 

  Vladimír Železný (IND/DEM), rapporteur voor advies van de Commissie regionale ontwikkeling. - (CS) Ik ben er trots op lid te zijn van de Fractie Onafhankelijkheid/Democratie, die ten onrechte is afgeschilderd als eurosceptisch. Het is daarom wellicht verrassend dat ik werd aangewezen als rapporteur voor advies van de Commissie regionale ontwikkeling met betrekking tot het verslag over de periode van bezinning die na de afwijzing van de Grondwet volgde. Ik beschouw dit als een teken van de openheid waarmee onze commissie deze kwestie benadert. Het beginsel audiatur et altera pars - hoor en wederhoor - is een van de allereerste voorwaarden voor een echte dialoog.

Mijn standpunten waren aanleiding tot een opbouwend debat in de commissie, een debat dat uiteindelijk resulteerde in een goed doordacht en zeker niet tandeloos compromis. Het verslag heeft de steun van elk lid van de commissie gekregen en is goedgekeurd zonder tegenstemmen en met vier onthoudingen. Daaruit blijkt dat een dialoog over de toekomst van de Unie mogelijk is. In feite pleit ons verslag voor beginselen die ontbreken in het verslag van de heer Duff en de heer Voggenhuber. Ik bedoel met name het beginsel van juridische behoedzaamheid. Dat zouden wij in acht moeten nemen om te voorkomen dat we in de regelgeving die we in de periode van bezinning aannemen, voortdurend verwijzen naar een Grondwet die juridisch gezien op dit moment dood is maar die in zijn oorspronkelijke vorm wellicht tot leven kan worden gebracht. Het is naïef en ondoordacht aan te nemen dat we met elke nieuwe verwijzing naar de Grondwet de kansen op herleving ervan vergroten. Dat soort regelgeving loopt nodeloos het risico ergens in de toekomst te worden ondermijnd.

Zoals in het onderhavige verslag staat, beveelt onze commissie eveneens aan om samen te werken met de nationale en regionale parlementen, die buitengewoon gekwalificeerd en legitiem zijn, en om ons dus niet te beperken tot één keer samenwerken per jaar omwille van de schijn. Helaas slaat het verslag op andere onderdelen een valse noot aan. Het meest verbazingwekkend is wel dat wordt beschreven wat de uitkomst van een open dialoog zou moeten zijn. Hierin wordt zelfs gesteld dat de op dit moment dode Grondwet in 2009 moet worden geratificeerd. Dat betekent dat de democratische wil van de bevolking van tenminste twee lidstaten met voeten wordt getreden. Als we de uitkomst van de dialoog voorschrijven, als we de dialoog terugbrengen tot een geënsceneerde uitvoering zonder vertegenwoordiging van de wil van de bevolking, als we geld zo blijven uitgeven dat alleen naar die adviezen wordt geluisterd die het meest behagen, zal de EU nooit de kans krijgen om doelmatige structuren te ontwikkelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Willem Schuth (ALDE), rapporteur voor advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, allereerst wil ik de heren Duff en Voggenhuber feliciteren met hun evenwichtige verslag. Ik ben bijzonder blij dat ik vandaag kort het advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling over dit verslag aan u mag presenteren. Het Europees Parlement heeft lang voor het medebeslissingsrecht op landbouwgebied moeten strijden. Het dient te worden toegejuicht dat in de ontwerp-Grondwet het medebeslissingsrecht - dat teruggaat op het Verdrag van Amsterdam - op de terreinen milieubescherming, voedselveiligheid en consumentenbescherming is overgenomen. Bij het landbouwbeleid hoeft de Landbouwraad zich echter nog altijd niets aan te trekken van het standpunt van het Europees Parlement, aangezien het medebeslissingsrecht op grond van het huidige Verdrag niet geldt voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

Tegen deze achtergrond werd met de ontwerp-Grondwet weliswaar meer democratische legitimiteit in het vooruitzicht gesteld - omdat alle beginselbesluiten op het vlak van het landbouwbeleid aan de medebeslissingsprocedure onderworpen zouden moeten worden - maar vanuit het oogpunt van de Commissie landbouw dienen desalniettemin verbeteringen te worden aangebracht in de voorliggende tekst. De in artikel III-227 genoemde doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn in tegenspraak met de in artikel I-3 geformuleerde doelstellingen van de Europese Unie en kunnen niet meer aan de man worden gebracht. Zij moeten daarom dringend worden geactualiseerd, zodat hierin ook daadwerkelijk rekening wordt gehouden met de multifunctionele aard van onze huidige landbouw. De landbouw biedt in de EU momenteel werk aan 10 miljoen mensen, is de enige garantie voor duurzame ontwikkeling van het platteland en is hiermee onlosmakelijk verbonden.

De voorliggende ontwerp-Grondwet leidt niet tot een maatschappelijk aanvaardbaar gemeenschappelijk landbouwbeleid. Daarom dient het uitbreiden van het medebeslissingsrecht naar het gemeenschappelijk landbouwbeleid in een toekomstig Verdrag als prioriteit te worden aangemerkt, waarbij met name in de artikelen III-230, lid 2 en III-231, lid 2 van de onderhavige tekst de resterende mazen kunnen worden gedicht.

Gezien de grote betekenis van het GLB en zijn dominante positie binnen de begroting van de EU hebben de Europese burgers recht op de grootst mogelijke transparantie en vooral op medebeslissingsbevoegdheid op dit gevoelige terrein. Dit kan in mijn ogen alleen maar betekenen dat het Europees Parlement het volledige medebeslissingsrecht moet krijgen voor alle vraagstukken die verband houden met het landbouwbeleid, consumentenbescherming en voedselveiligheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Berger (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie juridische zaken. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, in dit geval spreek ik werkelijk uit de grond van mijn hart als ik zeg dat de rapporteurs alle lof verdienen, niet alleen vanwege het nu aan ons voorliggende verslag, maar ook vanwege hun niet-aflatende inzet voor de Grondwet, ook in tijden waarin dit thema niet goed in de markt lag. Ik hoop dat deze tijden nu voorbij zijn.

Ik mocht het advies van de Commissie juridische zaken opstellen. De strekking van dit advies sluit zeer goed aan op het ontwerpverslag van de commissie ten principale, zoals dat nu aan ons voorligt. Er was ons, specifiek vanuit de optiek van de Commissie juridische zaken, veel aan gelegen niet vroegtijdig afscheid te nemen van de voorliggende ontwerp-Grondwet. Op de terreinen die voor ons van zeer groot belang zijn, zoals de samenstelling en de bevoegdheden van het Europees Hof van Justitie, de hervorming van het wetgevingsproces en de comitologieprocedure, en de samenwerking op het terrein van justitie, zien wij simpelweg niet in hoe wij door helemaal opnieuw te beginnen werkelijk verbeteringen kunnen realiseren, integendeel! Ik heb vandaag helaas de kritiek kunnen horen van het Oostenrijkse voorzitterschap van de Raad op de bevoegdheden van het Europees Hof van Justitie en kunnen constateren dat het voorzitterschap hierin niet alleen staat. Ik trek hieruit de conclusie dat de oplossingen die in de ontwerp-Grondwet worden aangedragen, zeer goed zijn.

Vanuit juridisch oogpunt verzetten we ons natuurlijk ook tegen een lichtvaardige splitsing van de ontwerp-Grondwet. Deel I omvat zeer veel grondbeginselen. We weten allemaal dat deze beginselen alleen politiek aanvaardbaar waren in combinatie met de uitzonderingen van deel III. Ook vanuit juridisch oogpunt waren er - helaas - goede redenen om deel I en deel III te beschouwen als onderling met elkaar verbonden delen, en zonder principiële herziening van deel III zullen we dan ook niet tot een nieuwe structuur kunnen komen.

Staat u mij toe om tot slot nog mijn grote teleurstelling te uiten over de brief van drie voorzitters van nationale parlementen. Als ik bedenk - en ik zie ook veel leden van de voormalige Conventie hier in deze zaal - met hoeveel inzet de nationale parlementsleden hebben meegewerkt aan de ontwerp-Grondwet, en welke belangrijke voorstellen zij hebben gedaan, dan kan ik de brief die aan ons voorligt van de drie voorzitters eenvoudigweg niet beschouwen als het laatste woord in deze kwestie.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Marie Cavada (ALDE), rapporteur voor advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, minister Winkler, commissaris Wallström, op 28 november jongstleden heeft de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken met grote meerderheid het advies goedgekeurd dat ik had voorbereid. Wat houdt dit advies in? Allereerst wordt gewezen op het grote aantal aanzienlijke verbeteringen die met de Grondwet in de bestaande Verdragen worden aangebracht op het gebied van veiligheid, vrijheid en rechtvaardigheid, verbeteringen waarover eensgezindheid bestond onder de naties die Europa vormen.

Ik zal niet alles herhalen, maar vier punten eruit lichten die ik wel wil noemen. Deze punten zouden ons uit het lastige parket kunnen helpen waarin we verzeild zijn geraakt, en worden in het uitstekende verslag van mijn collega's, de heer Duff en de heer Voggenhuber, opnieuw aan de orde gesteld.

Ten eerste de algemene invoering van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid en de vereenvoudiging van de wetgeving, zodat wij beleid kunnen maken zonder verstrikt te raken in de detail. Ten tweede de uitbreiding van de jurisdictie van het Hof van Justitie, een fabriek voor communautair recht wanneer het Parlement het laat afweten. Ten derde de versterking van de rol van het Parlement als medewetgever, iets waarvoor wij ons sterk moeten maken. En ten slotte de opname van het Handvest van de grondrechten in de tekst zelf van de Grondwet, zodat het een juridische status krijgt. Natuurlijk zijn er nog andere positieve punten, maar de vier die ik zojuist heb genoemd zijn werkelijk fundamenteel.

Neemt u mij niet kwalijk dat ik zinspeel op deze overblijvende mogelijkheden, maar ik wilde de nadruk leggen op de verbeteringen die deze Grondwet aanbrengt op een terrein dat voor geen enkele lidstaat van de Unie ter discussie staat, namelijk het Handvest van de grondrechten en de ruimte van de vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Daar hebben wij mogelijkheden die wij kunnen gebruiken om nu al een begin te maken met het vormen van een kader, in afwachting van een nieuwe tekst. Waarom toch maken de lidstaten niet meer gebruik van die mogelijkheden en proberen ze niet onze Unie er weer bovenop te helpen, nu deze er zo van langs heeft gekregen?

Tot slot is het voor ons een prioriteit systematisch rekening te houden met het effect van de beleidsmaatregelen van de Unie op de grondrechten, en wijzen wij op de dringende noodzaak om, zoals het Parlement op 26 mei jongstleden heeft gevraagd, een agentschap van de grondrechten op te richten, teneinde onverwijld een eerste daad te stellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edit Bauer (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. - (SK) Mijnheer de Voorzitter, minister Winkler, mevrouw de commissaris, het komt niet vaak voor dat we over zulke belangrijke kwesties spreken als deze van vandaag. Onze dank gaat uit naar de rapporteurs die het initiatief tot dit verslag genomen hebben en op basis van uitgebreide discussies dit thema aan de orde gesteld hebben.

De toekomst van Europa is een zaak die ons allen in gelijke mate aangaat: jongeren en ouderen, mannen en vrouwen. De meeste Europese burgers - mevrouw Wallström gaf het al aan - hebben geen problemen met de besluitvormingsmechanismen van de Europese instellingen. Hun probleem is eerst en vooral dat ze geen duidelijk beeld hebben van wat de toekomst brengen zal. Ze weten niet wat hun perspectieven zijn, hoe het met de veiligheid zal gaan en hoe het verder moet met de nieuwe uitdagingen waarop ze nog steeds geen antwoord hebben weten te vinden.

Onzekerheid en angst voor de toekomst waren duidelijk de belangrijkste factoren in de negatieve uitslag van twee referenda over de Grondwet. We hebben zonder meer allemaal een verantwoordelijkheid als het gaat om het vinden van een uitweg. Wij leden van het Europees Parlement moeten ons bewust zijn van de boodschap die wij uitdragen met de besluiten die wij hier nemen, en van de signalen die we daarmee afgeven. Ik denk bijvoorbeeld aan de besluiten over de cohesie-instrumenten of over de overdracht van pensioenrechten, maar ook aan het besluit om migranten uit derde landen wel, maar de burgers uit de nieuwe lidstaten geen preferentiële behandeling toe te kennen.

De regeringen van de lidstaten moeten aangesproken worden op het feit dat zij vaak net doen alsof de Europese aangelegenheden - zoals de doelstellingen van de Strategie van Lissabon inzake het combineren van werk en gezin - hun niet aangaan. Kernvraag is en blijft of wij in staat zullen zijn een gemeenschappelijke visie te ontwikkelen waarvan voldoende aantrekkingskracht uitgaat, en of onze Europese waarden sterk genoeg zullen zijn om een passend niveau van sociale cohesie te garanderen.

Mijnheer de Voorzitter, vrouwen maken meer dan de helft van alle Europese burgers en stemgerechtigden uit. Ze hebben hun eigen, specifieke problemen, problemen die vragen om een specifieke aanpak en adequate oplossingen. De standpunten van de vrouwen moeten dan ook in afdoende mate in aanmerking genomen worden tijdens het komende debat. Mijnheer de Voorzitter, tot slot zou ik willen onderstrepen dat naar oordeel van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid het ontstaan van een nieuwe kloof tussen de kernlanden van Europa en de andere landen een heel slecht, zo niet het slechts denkbare resultaat zou zijn van onze inspanningen om een uitweg uit de huidige situatie te vinden.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Stubb, namens de PPE-DE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag drie opmerkingen willen plaatsen. Ten eerste is het leuk om weer over de Grondwet te spreken. We hebben de begrotingsperikelen achter de rug en kunnen ons dus weer op andere zaken richten. Het lijkt mij dat de Grondwet de afgelopen acht, negen maanden op de intensive care heeft gelegen en dat ze nu voorzichtig naar een gewone zaal is gebracht. Ik denk weliswaar dat ze daar slechts langzaam zal genezen, maar het jaar 2009 is denk ik toch wel haalbaar.

De boodschap van dit verslag is naar mijn idee dat alle opties open zijn: kalmpjes aan, dan breekt het lijntje niet; niet zeggen dat de Grondwet dood is; niet met heronderhandelingen beginnen; niet zeggen dat dit Verdrag niet van kracht kan worden. We hebben de tijd en we moeten nadenken.

Ten tweede zijn er recentelijk wat strubbelingen geweest tussen het Europees Parlement en de voorzitters van drie nationale parlementen. We moeten dat in iets positiefs zien om te buigen. Het Europees Parlement kan en mag zich niet arrogant of paternalistisch opstellen jegens de nationale parlementen. Prima, laten we een Europees forum houden, maar dan wel samen, met een echt debat over de toekomst van de EU.

Mijn laatste opmerking betreft het geleuter over een “kern-Europa” dat de afgelopen maanden her en der in het parlement te horen was: pure nonsens allemaal! Het zijn juist meestal degenen die tegen verdere integratie zijn die hiermee op de proppen komen. Laten we nu eerst de Grondwet ratificeren; laten we de zaak op gang brengen; laten we de handen ineenslaan en vooral, laten we samenwerken binnen de instellingen van de Europese Unie. Ik krimp ineen bij elke opmerking over een “kern-Europa” buiten het Verdrag om. Voortgang kan het best geboekt worden bínnen het kader van het Verdrag, met z’n allen samen. Ik weet zeker dat we het allemaal te boven kunnen komen en dat we straks in 2009 een Grondwet hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Corbett, namens de PSE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, nog maar net een jaar geleden keurde dit Parlement met overweldigende meerderheid de Grondwet goed. Nu bestaan er op z’n minst twee stromingen binnen deze meerderheid. De ene zegt dat als gevolg van de nederlagen in het Franse en Nederlandse referendum de Grondwet in zijn huidige vorm dood is, dat we maar beter over iets anders kunnen gaan nadenken en een andere weg kunnen inslaan. De andere zegt: wacht even, deze Grondwet is al in een meerderheid van de lidstaten goedgekeurd, en de regeringsleiders in de Europese Raad hebben haar niet dood verklaard. Integendeel, zij hebben de ratificatieperiode verlengd en een denkpauze ingelast. Tijdens die pauze moeten we luisteren naar de neestemmers, maar we moeten ook luisteren naar de meerderheid die voor heeft gestemd en zoeken naar een manier waarop de twee kampen uiteindelijk tot elkaar kunnen komen.

Dit verslag slaagt er inderdaad in deze twee zienswijzen samen te brengen. Daarin staat dat het te vroeg is om nu al conclusies te trekken, en dat de denkpauze tenminste tot 2007 moet worden verlengd. Tot die tijd moeten we alle opties open houden. We moeten ons langer en dieper bezinnen. Natuurlijk - en dat was te verwachten - stellen wij dat dit Parlement de Grondwet het liefst in de huidige gedaante zou willen behouden. We zien echter in dat dit alleen mogelijk is als er maatregelen worden genomen om de publieke opinie gerust te stellen en te overtuigen. Het wordt opengelaten hoe deze maatregelen dan concreet eruit zouden moeten zien. In theorie zijn er vele opties: aanvullende verklaringen, extra protocollen, een gedeelte van de tekst herschrijven, de tekst in z’n geheel herschrijven, of een volledig nieuwe tekst opstellen. Aan het einde van de denkpauze zullen we een van de opties kiezen, maar laten we nu vooral doorgaan met ons te bezinnen, het proces te verdiepen en te verbreden, en dan zullen wij daar over een jaar de conclusies uit trekken.

Een ding staat buiten kijf, mijnheer de Voorzitter: de status-quo - in de vorm van de huidige Verdragen - is niet langer houdbaar. Op die basis kan de uitgebreide Unie onmogelijk efficiënt en democratisch functioneren. Dit vraagstuk zal onze aandacht blijven vragen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bronisław Geremek, namens de ALDE-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, de liberaal-democraten van de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa fractie nemen met genoegen kennis van het verslag-Duff-Voggenhuber over de denkpauze. Wij waren de overtuiging toegedaan dat de Unie een grondwettelijk kader nodig had. We beschouwden het Grondwettelijk Verdrag als een doelmatig instrument om de Unie verder te brengen en om haar de politieke dimensie en het sociale gezichtsveld te geven die allebei broodnodig zijn. Wij denken er nog steeds zo over en we vinden dat de Grondwet niet dood verklaard mag worden zonder te zoeken naar tekenen van leven. Anders kan niet worden bevestigd dat de patiënt is overleden.

We mogen echter evenmin de ogen sluiten voor het feit dat tijdens het ratificatieproces de Europese elites met hun streven naar verdergaande integratie de aansluiting zijn kwijtgeraakt met de gevoelens van een deel van de Europese samenlevingen. Dat geldt niet alleen voor de twee landen die de ratificatie hebben afgewezen. Het is een ernstig probleem.

Jean Monnet zei dat men bij een ernstig probleem soms de context moet veranderen. Dat is precies waar de denkpauze voor is bedoeld. Het grote openbare debat over de toekomst van de Europese Unie zou een nieuwe context moeten scheppen voor het Europese Grondwetsproject. Het is aan het Europees Parlement om het kader en de vormgeving van deze debatten vast te stellen, om de nationale parlementen en de maatschappelijke organisaties erbij te betrekken, de vragen helder te formuleren en de benodigde agenda op te stellen. Op die manier zal een Europees forum kunnen ontstaan, als openbare ruimte van Europa. We moeten nu nog niet beslissen over de toekomst van de tekst. Die tijd komt na de denkpauze, na het Europees debat, na de verandering van de context. In het voorliggende verslag wordt dat heel goed gezegd.

 
  
MPphoto
 
 

  Monica Frassoni, namens de Verts/ALE-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie steunt het verslag-Duff/Voggenhuber. De Europese Unie heeft een democratische Grondwet nodig en kan niet voortsukkelen met het Verdrag van Nice. Het debat over de Grondwet moet een Europees debat worden. Ook de brief van de drie parlementsvoorzitters toont aan dat de verantwoordelijkheid voor die bespreking niet op het nationale niveau kan worden afgeschoven, maar dat er een echt Europees orgaan moet komen, zoals het Parlement, om dit overleg te voeren, en - laten wij daar maar rond voor uitkomen - te sturen.

In het verslag ontbreken echter twee elementen, die hopelijk met de stemming in dit Parlement alsnog ingelast kunnen worden. Ik ben het dan ook niet eens met de heer Corbett: het is absoluut niet waar dat het front van degenen die ‘ja’ hebben gezegd tegen de Grondwet, verdeeld is tussen degenen die de tekst nu om zeep willen helpen en degenen die de tekst willen handhaven. Zo zit de vork niet in de steel. In het amendement dat wij zullen indienen met het oog op de stemming van morgen, wordt expliciet gezegd dat een mogelijkheid - geen theoretische maar praktische mogelijkheid - zou kunnen zijn de tekst te wijzigen. Als dat gebeurt, is het wenselijk dat er een nieuw grondwettelijk proces komt, dat ook met een referendum afgerond zou kunnen worden.

Als men daarentegen denkt dat wij als Europees Parlement maar één voorstel kunnen doen, namelijk de huidige tekst steunen, dan getuigt dat van kortzichtigheid. Met een dergelijke houding wordt het pro-Europese front wel degelijk opgesplitst, dus het front dat in deze Vergadering met vijfhonderd stemmen een ruime steun voor de Grondwet heeft verkregen.

Ik vind dus dat de twee amendementen die de rapporteurs hebben ingediend, gesteund moeten worden door een ruime meerderheid in dit Parlement. Daarin wordt immers simpelweg gezegd dat het mogelijk is over verschillende opties te discussiëren. Wellicht is de ene optie niet beter dan de andere, maar ik geloof wel dat ze allemaal besproken moeten worden, met inbegrip van de optie die momenteel zo vreemd dramatisch overkomt, namelijk dat ook het debat met de burgers over de Grondwet heropend moet worden.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Francis Wurtz, namens de GUE/NGL-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, de denkpauze die de Europese Raad na het ‘nee’ in Frankrijk en Nederland heeft afgekondigd, heeft al een eerste resultaat gehad: de gemoederen zijn tot bedaren gekomen. Zo achtten de beide rapporteurs van de onderhavige resolutie het vandaag niet opportuun om in hun oordeel over de meerderheid van de Franse en Nederlandse kiezers dezelfde, weinig vriendelijke kwalificaties te hanteren waarop sommigen hen enige maanden geleden hadden getrakteerd.

Hartelijk dank dus, mijnheer Voggenhuber en mijnheer Duff, dat u nogmaals - althans in uw resolutie - hebt benadrukt dat, ik citeer: "de burgers toch uitdrukking hebben gegeven aan bezorgdheden waarmee rekening moet worden gehouden", dat we hun besluit ernstig moeten nemen en dat we "grondig [moeten] analyseren welke redenen aan de negatieve resultaten in Frankrijk en Nederland ten grondslag liggen". Dat is een hele stap vooruit. Het was nog duidelijker geweest als in het verslag met zoveel woorden te lezen zou staan dat dit ontwerp-Verdrag sindsdien dood is en het debat nu gaat over wat ervoor in de plaats moet komen. Mijn fractie is bereid actief deel te nemen aan het debat met onze medeburgers over de toekomst van de Unie. We zijn het in hoofdzaak eens met de thema's die voor deze gedachtewisseling zijn voorgesteld.

De vraag die aan de orde is, luidt: wat wordt de politieke uitkomst van dit debat? Tot welke ingrijpende veranderingen in de beleidslijnen en structuren van de huidige Unie bent u bereid, om tegemoet te komen aan de eisen vanuit het merendeel van de Europese samenlevingen, die het meest spectaculair tot uiting kwamen in de verwerping van het Grondwettelijk Verdrag? Daar wringt de schoen. In het onderhavige verslag wordt slechts voorgesteld, ik citeer, “de publieke opinie gerust te stellen”, waarbij men ervan uitgaat dat, ik citeer nogmaals, “hoe dan ook [...] de Grondwet in de loop van 2009 in werking treedt”. Vanaf dat moment gaat het niet meer om een debat, maar om een voorlichtingscampagne.

Het zou spijtig zijn om deze koers te volgen. Dat zou een gemiste kans zijn. Daarom zal het overgrote deel van mijn fractie daar niet in meegaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Jens-Peter Bonde, namens de IND/DEM-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag de struisvogelmeerderheid van dit Parlement willen vragen: heeft u soms niet gehoord dat 55 procent van de Franse kiezers ‘nee’ heeft gezegd, tegen het advies van 90 procent van hun afgevaardigden en senatoren in? Heeft u soms niet gezien dat 62 procent van de Nederlandse kiezers het advies van 80 procent van hun volksvertegenwoordigers niet heeft opgevolgd? Heeft u soms de Verdragen niet gelezen, waarin staat dat voor Verdragswijzigingen eenparigheid is vereist? Waarom wilt u uw eigen regels overtreden? Het lijkt mij dat u zowel ogen als oren heeft. Gebruikt u ze dan!

De voorgestelde Grondwet is dood! En toch roept u de nationale parlementen op om de wet te overtreden. U blijft de Grondwet propageren. Buiten op dit gebouw prijkt nog steeds een ‘ja’ voor die Grondwet. Kunt u zich een nationaal parlement voorstellen dat op de voorgevel van het gebouw waarin het zetelt, labourbeleid aanprijst en conservatief beleid veroordeelt? Nee toch, of wel soms? U besteedt nog steeds belastinggeld aan de verspreiding van miljoenen brochures om iets dat afgewezen is aan te prijzen. U begon met de ratificatie van een wetstekst die zelfs niet fatsoenlijk was vertaald. U heeft geweigerd om een gebruikersvriendelijke uitgave van de Grondwet te publiceren, omdat u wilde dat deze zou worden goedgekeurd zonder te zijn gelezen. U heeft gemanipuleerd met het tijdschema voor de referenda en hoopte hiermee het VK na 24 ratificaties in een hoek te kunnen drijven. Maar, waarde collega’s, u heeft verloren, net zoals ík reeds een aantal malen.

Het is nu úw beurt om de wil van de kiezer uit te voeren. Maar wat doet u? U financiert nog meer propaganda: 300 duizend euro voor de Europese Beweging; 110 duizend euro voor de Europese Federalisten; miljoenen euro’s voor voorstanders van de Grondwet.

Wij vragen om een vrij, eerlijk en open debat met een gelijkwaardige vertegenwoordiging van zowel het ja- als het nee-kamp. Degenen onder u die zullen stemmen voor het overrulen van de Franse en Nederlandse kiezers moesten zich een potje schamen! De Interfractiewerkgroep SOS Democratie is begonnen aan een minderheidsverslag. Wij verwerpen de idee van een Grondwet, vragen om herziening van de huidige Verdragen en hiervoor in de plaats om een samenwerkingsovereenkomst.

Zo’n overeenkomst zou kunnen worden opgesteld door een direct gekozen conventie en per referendum kunnen worden voorgelegd aan de bevolking in alle lidstaten, wellicht tegelijkertijd met de volgende Europese verkiezingen. Op die manier beslist de kiezer. De Franse kiezers hebben geen spijt van hun neestem. Veel Nederlandse kiezers zijn van gedachten veranderd, maar dan wel diegenen die voor hebben gestemd. Luistert u naar de kiezers, en laten we een frisse start maken.

(Applaus)

 
  
  

VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO DOS SANTOS
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Brian Crowley, namens de UEN-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag ten eerste de rapporteurs hartelijk willen bedanken voor hun werk en voor wat zij met dit verslag hebben willen bereiken. Ten tweede zou ik bovenal graag het Oostenrijkse voorzitterschap willen bedanken voor de politieke moed waarvan het blijk geeft door dit onderwerp uit de sfeer van academische discussies te halen en weer op de politieke agenda te zetten.

Een van de belangrijkste zaken waar we naar moeten kijken - en dit vloeit vooruit uit hetgeen de heer Bonde zojuist heeft gezegd - is de vraag: wanneer is ‘nee’ nu werkelijk ‘nee’? Wanneer mag één land alle andere landen verhinderen vooruitgang te boeken? Wanneer mogen twee landen andere landen verhinderen vooruitgang te boeken? Dat wat de Europese Unie altijd zo uniek heeft gemaakt, is het streven naar compromissen tussen zeer verschillende en uiteenlopende belangen. Moeten wij vanwege het blote feit dat we op een obstakel zijn gestuit bij de constitutionele veranderingen en Verdragswijzigingen ons hoofd in het zand steken, zoals enkele van mijn collega’s zouden zeggen? Struisvogels mogen dan soms hun hoofd in het zand steken, het zijn wél de snelste landdieren ter wereld.

We moeten vlug leren hoe wijzelf zulke snelle lopers kunnen worden, om gezwind de zorgen van de mensen aan te kunnen pakken. Die zorgen hebben niet louter en alleen betrekking op het model van de Europese Unie. Veel van de kiezers in Frankrijk en Nederland die tegen stemden, deden dat namelijk om redenen van binnenlandse politiek. Ook deden zij dat uit angst. Zoals een aantal jaren geleden in Ierland was te zien, werd de neestem van sommige mensen ingegeven door irrationele angst. Angst voor een grote toevloed van immigranten die al onze banen zouden afpakken, onze sociale voorzieningen zouden misbruiken en ons land ten gronde zouden richten. Maar het bleek totaal anders uit te pakken. Integratie is wél mogelijk; gezond verstand en kalmte ook, en wat het belangrijkste is: dit gaat niet alleen op binnen de ivoren toren van dit Parlement of de nationale parlementen. Pas als wij de burgers weten te overtuigen en als wij hen in staat stellen zich te vereenzelvigen met het Europese project, pas dan, en alleen dan, kunnen we zeggen dat we een Europa van de burger hebben, dat hen werkelijk toebehoort.

 
  
MPphoto
 
 

  James Hugh Allister (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, nu de Grondwet op zo'n spectaculaire wijze de lakmoesproef - goedkeuring door alle lidstaten - niet heeft doorstaan, viel zo’n, de realiteit ontkennend verslag ook alleen maar te verwachten van die gelukzalig boven de werkelijkheid zwevende club van de Commissie constitutionele zaken. Met een ongelooflijke arrogantie wordt in dit verslag, en ook nog eens door de laatste spreker, getracht de democratische wilsuiting van het Franse en Nederlandse volk te herinterpreteren en te bagatelliseren, door te beweren dat het hier eigenlijk niet zozeer ging om de Grondwet, maar om algemene onvrede en andere zaken.

Onzin! De vraag op het stembiljet ging maar over één ding: of de Grondwet wel of niet aanvaardbaar was. Het antwoord hierop was ook al ondubbelzinnig. Accepteert u het nu maar; u hebt verloren. Maar wat doen de eurofielen in dit Parlement? Ze bedenken een nieuwe mantra, en o wat vinden zij zichzelf slim: “Het ligt niet aan de tekst, maar aan de context”. Hoe toepasselijk dat het begint met het woord ‘con’! Want daar gaat deze denkpauze om, om te kijken hoe oude wijn in nieuwe vaten kan worden gedaan, om de volgende keer dat bocht - de Grondwet - wél aan de kiezer te kunnen slijten.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Dehaene (PPE-DE). - Voorzitter, ik moet wel zeggen dat de laatste sprekers mij met verbazing doen vaststellen dat een burger belangrijk is als hij "neen" zegt en blijkbaar niet als hij "ja" zegt, maar ik moet toch wel vaststellen dat er ook positieve referenda geweest zijn en dat op dit ogenblik reeds 13 lidstaten de grondwet hebben goedgekeurd. Dit is voor mij al even belangrijk, wat niet wil zeggen dat je niet met de "neen's" rekening moet houden, zij geven ook een heel duidelijk signaal waarmee we rekening moeten houden. Alleen is dit een louter negatief signaal dat geen alternatief biedt, terwijl de angst die dat "neen" uitdrukt, paradoxaal wellicht het beste antwoord vindt in een Europese grondwet, in een Europees antwoord.

Inderdaad, wanneer je naar de eurobarometer kijkt - en de commissaris heeft er terecht op gewezen - dan stel je vast dat de burger zich er inderdaad wel van bewust is dat een aantal grensoverschrijdende problemen een Europees antwoord vereisen en meer Europa vergen. Ik denk dan vooral aan de tweede en de derde pijler en dat is vooral wat de grondwet wou aanbieden. Opnieuw paradoxaal is, dat juist in de referendadebatten die versterking van dat politiek Europa in de tweede en de derde pijler nagenoeg niet aan bod is gekomen.

Ik denk dat wij vandaag inderdaad de reflectieperiode actief moeten gebruiken in de zin van het plan D van de Commissie, dat wij tijd aan de tijd moeten geven en dat overhaasting hier een slechte raadgever is. Vandaar dat ik het met het verslag eens kan zijn, zoals het thans voorligt, omdat het die weg aangeeft; ik vrees dat bepaalde amendementen die de rapporteurs opnieuw hebben ingediend, eigenlijk de weg van die overhaasting ingaan en op voorhand reeds conclusies trekken. Ik denk dat wij de tijd moeten nemen, vooral om op de basisvraag die in het verslag staat, samen met de nationale Parlementen, een antwoord te geven.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Carnero González (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de commissaris en enkele collega’s eraan willen herinneren dat Spanje twintig jaar geleden is toegetreden tot de Europese Unie. Dat was goed nieuws voor mijn land en ongetwijfeld ook voor de Unie als geheel. Ik zeg dit omdat wij Spanjaarden twintig jaar geleden zijn toegetreden, en ruim een jaar geleden in een referendum onze stem hebben uitgebracht en ‘ja’ hebben gezegd tegen de Europese grondwet, met dezelfde rechten, plichten en verantwoordelijkheden waarmee andere landen, Frankrijk en Nederland, ‘nee’ hebben gezegd. Een ‘ja’ is evenveel waard als een ‘nee’, of dat nu tot uitdrukking komt door middel van een referendum of langs parlementaire weg. Een absolute meerderheid van de leden van de Unie heeft thans ‘ja’ gezegd tegen de Europese grondwet.

Als schaduwrapporteur van de socialistische fractie heb ik vier maanden lang de gelegenheid gehad om samen te werken met de twee rapporteurs van het onderhavige verslag, dat een evenwichtig eindresultaat is en waarin in wezen vier dingen gezegd worden:

In de eerste plaats beschouwt dit Parlement de Europese Grondwet nog steeds als het beste instrument om de Unie democratischer en doelmatiger te maken.

In de tweede plaats is het zo dat als de Grondwet niet van kracht wordt, de politieke en institutionele problemen van de Unie niet alleen onopgelost blijven maar ook steeds nijpender zullen worden, en bovendien zal het op grond van het Verdrag van Nice na de toetreding van Bulgarije en Roemenië uitgesloten zijn dat er nog meer uitbreidingen plaatsvinden.

In de derde plaats moeten we een periode starten van daadwerkelijke bezinning en overleg tussen de instellingen en met de burgers van Europa om oplossingen te zoeken voor de huidige crisis. Aan het eind van die periode zullen we conclusies moeten trekken waarmee we verder kunnen en de politieke unie kunnen afronden.

In de vierde plaats zou moeten wij coherent zijn met ons optreden in januari 2005. Een positief resultaat van deze bezinningsperiode zou zijn dat de huidige tekst werd gehandhaafd, wat alleen mogelijk is met de juiste maatregelen. Dus zullen we de juiste maatregelen moeten vaststellen.

Gezien de politieke context van vandaag kunnen we zeggen dat er nieuwe elementen zijn op grond waarvan we door kunnen gaan met de Grondwet. Twee uitspraken kunnen worden ontkracht: allereerst de verklaring dat de Grondwet dood is - die uitspraken over zijn dood zijn schromelijk overdreven -, en ten tweede het idee dat we ons eerst met werkloosheid, immigratie of misdaadbestrijding zouden moeten bezighouden. Daarbij wordt namelijk over het hoofd gezien dat we daarvoor die Grondwet juist nodig hebben. Dit is niet alleen een zaak voor institutionalisten.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Ignasi Guardans Cambó (ALDE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik voor mij zou de beeldspraak willen verschuiven van het ziekenhuis naar de keuken, en dit Parlement willen oproepen ‘nee’ te zeggen tegen deze in de magnetron opgewarmde prak. Wat men ons heeft voorgeschoteld is een uitgedroogd, koud gerecht, dat al zijn smaak en al zijn geur is kwijtgeraakt. Natuurlijk zou men met dezelfde ingrediënten een ander gerecht kunnen maken, waarbij allicht nog wat kruiden zouden kunnen worden toegevoegd en wat onsmakelijke bestanddelen zouden kunnen worden weggelaten. Maar de burgers van Europa hebben recht op een heel nieuw recept, een maaltijd die vers is bereid en die iedereen lust, in plaats van de opgewarmde kliekjes van gisteren.

Ik wil graag, met alle respect voor mijn mede afgevaardigden, zeggen dat ik, wanneer ik sommigen van hen hoor spreken, soms de indruk heb dat zij persoonlijk te zeer gehecht zijn aan de dode Grondwetstekst - om maar weer terug te keren tot de klinische beeldspraak. Ik zou graag zien dat deze collega’s deze tekst, die zij in hun handen geboren hebben zien worden, los durfden te laten en dat ze een nieuwe stap durfden te nemen: dat ze het nieuwe recept zouden vinden waar Europa en de Europeanen behoefte aan hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernat Joan i Marí (Verts/ALE). - (Spreker spreekt Catalaans)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Mijnheer Joan i Mari, ik wil u verzoeken deze toespraak niet voort te zetten, want de tolken hebben instructies niet uit het Catalaans te vertalen. Als u Catalaans blijft spreken, dan zullen de leden van dit Parlement niet kunnen verstaan wat u zegt.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernat Joan i Marí (Verts/ALE). - (Spreker spreekt opnieuw Catalaans)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Zoals ik al heb gezegd, mijnheer Joan i Mari, is uw toespraak niet vertaald door de tolken en zal de tekst ervan niet worden opgenomen in het verslag in extenso van de vergadering.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvia-Yvonne Kaufmann (GUE/NGL). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, één zin in het verslag kan niet vet genoeg worden onderstreept: " (...) dat het Verdrag van Nice geen levensvatbare basis voor de voortzetting van het Europese integratieproces is". Ik voeg daaraan toe dat het Verdrag van Nice het begin van het einde is van een uitgebreide Unie van burgers. Wat is immers de betekenis van Nice? Het betekent geen bindende grondrechten, geen burgerinitiatieven, geen duidelijke afbakening van de bevoegdheden, geen volledige begrotingsbevoegdheid voor het Europees Parlement, geen recht van de nationale parlementen om te reageren op voorstellen van de Commissie, geen parlementaire controle op Europol, geen minister van Buitenlandse Zaken en geen Europese diplomatieke dienst.

De lijst van alle zaken die Europa zonder Grondwet te verliezen heeft, is bijzonder lang. Er mag geen stap terug in de tijd worden gedaan. Moet het Verdrag van Nice werkelijk in beton worden gegoten? Ik wil niet dat de Europese Unie vervalt tot een vrijhandelszone met beperkte sociale verantwoordelijkheden. Het ontstaan van een Europese kopgroep, waardoor nieuwe scheidslijnen in Europa ontstaan, is onaanvaardbaar. Daarom moet het constitutionele proces worden voortgezet, want Europa heeft een nieuw Verdrag nodig. Eén ding is echter volstrekt duidelijk: door simpelweg te zeggen "We gaan op dezelfde voet verder" zal het ons niet lukken.

De zorgen en problemen van de mensen moeten eindelijk eens serieus worden genomen. Dat is de heldere boodschap van de referenda over de Grondwet in Frankrijk en Nederland. Wij hebben in de Europese Unie behoefte aan een politieke koerswijziging, en wel richting een sociaal Europa. Alleen dan kunnen we namelijk rekenen op de actieve steun van de burgers voor de uitgebreide Unie en voor een vreedzaam en verenigd Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Bastiaan Belder (IND/DEM). - Voorzitter, de toonzetting van het verslag van de collega's Duff en Voggenhuber doet mij erg terugdenken aan het plenaire debat van een jaar gelden. Het Europees Parlement omhelsde toen met groot vertoon de Grondwet en niets leek een succesvolle ratificatie door alle vijfentwintig lidstaten in de weg te staan.

Tot mijn teleurstelling moet ik nu constateren dat het EP niets van de les van het dubbele nee begrepen heeft. Dit huis bezint zich niet op de toekomst van Europa, maar op een strategie om de tweevoudig afgewezen Grondwet alsnog geratificeerd te krijgen. Dit alles natuurlijk onder de dekmantel van aanzienlijke maatregelen om de publieke opinie gerust te stellen.

Tegenover deze doorzichtige pogingen de uitdrukkelijke wil van het Franse en Nederlandse electoraat te negeren, wil ik mijn waardering toch uitspreken voor een aantal van de amendementen van de beide rapporteurs. Zij houden in ieder geval niet obsessief vast aan de huidige Grondwet. Bovendien lijken zij het ‘nee’ in Frankrijk en Nederland beter begrepen te hebben dan mijn collega's van de grote fracties en tonen zij een grotere bereidheid tot werkelijk reflectie.

Voorzitter, ik heb mijn geachte collega Voggenhuber horen spreken over nationalisme. Ik acht zijn intellectuele capaciteiten zo hoog dat hij daar niet alle opponenten van deze Grondwet onder verstaat, want ik heb er werkelijk niets mee.

 
  
MPphoto
 
 

  Irena Belohorská (NI). - (SK) Ik zou de heer Duff willen bedanken voor zijn waardevolle verslag. Veel Europese burgers zien de EU toch vooral als een organisatie die zich alleen maar bezighoudt met bananen, de vorm van wortels en zonnestralingsniveaus, maar zich niet bekommert om zaken die van belang zijn voor het dagelijks leven van de burger. Zeven van de tien burgers in Slowakije zijn niet of nauwelijks op de hoogte van wat de EU doet en hoe ze in elkaar zit. De burgers zien de Unie als een abstract geheel dat ver weg staat van hun dagelijkse problemen. Het is bepaald schokkend dat onlangs, tijdens een uitzending van de reality show "Big Brother", meer mensen hebben gestemd dan tijdens de verkiezingen voor het Europees Parlement.

De massamedia spelen een belangrijke, zelfs cruciale rol in de informatie van de Europese burgers. Die zijn geïnteresseerd in de EU en willen weten hoe ze functioneert, en het is de taak van de massamedia ze een eerste uitleg te geven over het werk van de Europese instellingen en over de manier waarop besluiten van die instellingen van invloed kunnen zijn op het dagelijks leven. Daarvoor moeten echter wel de juiste voorwaarden gecreëerd worden. Ik kan me voorstellen dat het voor een journalist lastig kan zijn uitleg te geven over een ontwerpwetgeving met een grote hoeveelheid amendementen, zeker als de tekst in kwestie pas enkele dagen voor de stemming openbaar gemaakt wordt en dan ook nog niet in alle talen beschikbaar is. Verder is het zo dat de media objectief moeten berichten over datgene wat de EU doet, en dat betekent dat ze zich moeten richten op de feitelijke werkzaamheden, en niet op interessante nieuwtjes of schandalen. Tegelijkertijd moeten wij er van onze kant voor zorgen dat de burgers inderdaad ook beter kunnen begrijpen wat we doen. Daartoe moeten we de Europese wetgeving minder ingewikkeld maken en minder debatten achter gesloten deuren houden.

 
  
MPphoto
 
 

  Íñigo Méndez de Vigo (PPE-DE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik hoop dat ik begrepen word, want ik zal in een officiële taal spreken. Taal is naar mijn idee een middel om te communiceren en niet om je te isoleren.

Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat er in het onderhavige verslag drie belangrijke punten worden vastgesteld. Mijn collega’s Dehaene en Stubb hebben al belangwekkende dingen gezegd, maar dit zijn drie punten die ik onder de aandacht zou willen brengen.

In de eerste plaats is deze Grondwet het resultaat van een consensus, en zolang we geen alternatief menu hebben gekregen, moeten we het hiermee doen. Het is een goede consensus, want degenen die in sommige landen van de Europese Unie ‘nee’ hebben gestemd, zijn niet in staat om samen een kop koffie te pakken, om samen een alternatieve tekst te produceren. Dat is de realiteit. Degenen die ‘nee’ hebben gestemd zijn mensen die verwerpen maar niet opbouwen, die met geen enkel ander voorstel komen. Zolang er geen ander menu op tafel ligt, kies ik voor dit menu en kiest het Europees Parlement voor dit menu.

In de tweede plaats zijn we tegen de gedeeltelijke toepassing van onderdelen van de grondwet. Waarom? Om dezelfde reden! Omdat de Grondwet het resultaat is van een consensus, en niet iedereen het overal mee eens is. We zijn het echter wel mee eens met de Grondwet als geheel, en daarom kunnen wij niet aanvaarden - het Parlement heeft gelijk als het dat opmerkt in zijn verslag - dat er bepaalde dingen worden uitgepikt en andere niet. We zijn het eens met het geheel maar we zijn het niet eens met cherry picking.

In de derde plaats zegt het Parlement in dit verslag dat de Europese Unie zonder Grondwet niet verder zal uitbreiden, en daar is een goede reden voor. Wij beseffen dat de Unie zonder de in de Grondwet vastgelegde voorschriften democratisch noch doelmatig zal kunnen functioneren. Dat staat in artikel 49 van de huidige Verdragen, mijnheer de Voorzitter, en ik zeg dit aan de struisvogel-vrienden, want dit Parlement moet zijn standpunt geven over elke vorm van uitbreiding van de Europese Unie. Met het onderhavige verslag doet dit Parlement een duidelijke en plechtige toezegging: zonder Grondwet zullen er geen uitbreidingen meer zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Jo Leinen (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, als voorzitter van de Commissie constitutionele zaken bedank ik de rapporteurs. Zij hebben een zeer belangrijk thema behandeld in een behoorlijk moeilijke periode. Het verslag-Duff/Voggenhuber heeft tot levendige debatten geleid, en past als zodanig binnen het plan D van Margot Wallström.

Het resultaat van onze beraadslagingen is echter zeer verheugend. De overgrote meerderheid van dit Parlement blijft vasthouden aan de Europese Grondwet. De redenen voor het nieuwe Europese Verdrag zijn dus niet verdwenen. Integendeel, zij worden met de dag dringender: meer effectiviteit, meer transparantie, meer democratie. Alle hervormingen en alle vooruitgang die de Grondwet zal opleveren, zijn dringend noodzakelijk. Zij zijn door het debat in Nederland of Frankrijk niet verdwenen. Ik ben bijzonder blij dat het Oostenrijkse voorzitterschap dit debat nieuw leven inblaast. We leken de afgelopen maanden wel verlamd. Er moet in 2006 een allesomvattend debat worden gevoerd in alle vijfentwintig lidstaten, en ik hoop, mijnheer de voorzitter van de Raad en mevrouw de commissaris, dat ook alle vijfentwintig lidstaten hun bijdrage zullen leveren. Ik heb het tussentijdse verslag van de Top van december gezien. Dat liet zeer veel te wensen over. In het merendeel van de landen is het debat nog helemaal niet begonnen. Daarom zou het ook volstrekt verkeerd zijn om nu, in januari 2006, al de resultaten van een debat te presenteren dat nog niet eens gevoerd is. We moeten nu een jaar lang in alle landen, op alle niveaus en met alle actoren de voornaamste thema's van het Europees beleid bespreken. Dan kunnen er in 2007 conclusies worden getrokken over het soort Grondwet waarvoor we kiezen, zodat dit project succesvol kan worden afgerond. Daarvoor hebben we verschillende mogelijkheden. De bondskanselier van mijn land heeft voorgesteld de Grondwet uit te breiden met een protocol over het sociale Europa. Dat is een optie die we moeten bespreken.

Deze denkpauze zal ons sterker maken, en de Europese democratie zal er sterker uit naar voren komen. We hebben alle kans om gezonder uit deze crisis tevoorschijn te komen dan we waren toen we erin terechtkwamen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Jules Maaten (ALDE). - Voorzitter, het Grondwetsverdrag is dood, leve het Verdrag. Het is wel waar, het Grondwetsverdrag is verworpen vanwege de context meer dan vanwege de tekst, maar het is ook waar dat de tekst van het Grondwetsverdrag te zwak is gebleken om de problemen met de context op te lossen. Er zaten onvoldoende of geen gedurfde en aansprekende ideeën in.

Waarom geven we de burgers toch geen echte invloed en laten we ze, bijvoorbeeld, de voorzitter van de Europese Commissie direct verkiezen, of scheppen we de mogelijkheid van een Europees collectief referendum? Dus, niet vijfentwintig of zevenentwintig kleine referenda, maar één echt Europees referendum. Oftewel, waarom scheppen we niet echt een Europese politieke ruimte, jawel een Europese res publica?

Maar dan over die context. De burgers in mijn land Nederland - maar ik vermoed ook in de meest andere lidstaten - willen in elk geval even niet over de instituties praten; dank u vriendelijk. Wat ze wel willen is een Europa dat concurrerend wordt, dat banen schept, dat optreedt tegen terrorisme en tegen grensoverschrijdende misdaad, dat een behoorlijk buitenlands beleid voert, dat gewoon zijn werk eindelijk eens doet. Als dat niet lukt, dan is het proberen een Verdragsherziening nieuw leven in te blazen, trekken aan een dood paard en dan praten we in het ijle.

Zeker, wij hebben een nieuw verdrag nodig om Europa democratischer en efficiënter te maken, maar wij hebben geen haast. De vele uitstekende ideeën waar onze rapporteurs mee zijn gekomen, zijn onder meer om de reflectieperiode langer te laten duren en wel tot eind 2007, meerdere opties open te houden, en ook in het algemeen een benadering over hoe we het debat moeten voeren vind ik uitstekend. Maar wat we niet nodig hebben is een document dat Grondwet heet. Dat heeft mensen afgeschrikt, in plaats van ze erbij te betrekken; een roos ruikt bovendien net zo lekker als je deze een andere naam heeft. Het krampachtig en halsstarrig vasthouden aan de naam en de tekst is voor mijn partij dan ook een onoverkomelijk probleem.

Als de oplossing is, een verbeterde tekst voor te leggen - en ik hoop werkelijk dat ons dat lukt, want het is belangrijk - dan ben ik er een voorstander van om deze inderdaad tegelijk met de volgende Europese verkiezingen in een referendum aan alle Europese burgers voor te leggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Roger Knapman (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit is niet een Voggenhuber/Duff-verslag, maar kortweg een dom-duf verslag. De vraag is nu of de Grondwet dood is of dat zij alleen maar slaapt. Als het antwoord op beide vragen ‘ja’ was geweest, dan zouden de commissarissen ongetwijfeld zonder enig probleem uit hebben kunnen leggen wat dat ‘ja’ precies betekende. Alleen wij arme stumpers die toevallig in ‘nee’ geloven, hebben uitleg nodig over wat nu eigenlijk de betekenis is van dat ‘nee’.

“Nee” betekent hier je reinste arrogantie van de kant van de Commissie, omdat zij het waagt dit project door te zetten, terwijl zeventig procent van de Oostenrijkse bevolking dit niet wil, terwijl tweederde van de Britse bevolking geen enkel nut ziet in het toekomstige lidmaatschap van dit pseudo-parlement, terwijl het Franse volk ‘nee’ heeft gezegd, en terwijl het Nederlandse volk ‘nee’ heeft gezegd.

Welk deel van ‘nee’ begrijpt de Commissie niet? ‘Nee’ betekent dat grote delen van de Europese bevolking niet verder willen met deze schijnvertoning. We dachten dat we ons aansloten bij een gemeenschappelijke markt, maar het groeide en groeide maar, het hield niet op, en nu zijn we aanbeland bij dit verslag dat ons in de richting stuwt van een volwaardige politieke unie. Ik geef u op een briefje dat dit alles straks als los zand uit elkaar valt, want dit is niet datgene waarvoor de mensen dachten te stemmen. Ik ben blij dat UKIP niet zal falen, want de tijd is rijp voor een idee dat door niemand te stuiten valt, en dat is nationale vrijheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Tadeusz Masiel (NI). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, Europa is in de middeleeuwen gevormd met het christendom als fundament. De Europese Unie is eigenlijk ontstaan als vrijwaring tegen een nieuwe oorlog. Mensen en volken verbinden zich rondom iets of tegen iets.

Europa is dood. In haar plaats is de Europese Unie gekomen, die nog altijd geen bindend gemeenschappelijk concept heeft gevonden. Iedereen heeft nu wel een of ander argument om de grondwet te verwerpen: de één vindt de begroting te laag, een ander vindt haar juist te hoog, weer een ander struikelt over de kwestie Turkije. De nieuwe lidstaten klagen over het onrechtvaardige gemeenschappelijk landbouwbeleid, en de gesloten arbeidsmarkten. Maar kennelijk willen we toch niet uit elkaar gaan.

Voordat we de burgers opnieuw een grondwet voorleggen, moeten we eerst de bestaande onenigheden oplossen, luisteren naar de stem van de burgers, en er deze keer ook rekening mee houden.

 
  
MPphoto
 
 

  József Szájer (PPE-DE). - (HU) Mijnheer de Voorzitter, hoe hard de minderheid ook roept, feit is dat veel leden van dit Parlement van mening zijn dat de Europese Unie enkel goed kan functioneren wanneer ze over een Grondwettelijk Verdrag beschikt, zeker als het gaat om zaken als meer transparantie en versterking van de controlebevoegdheden rol van het Parlement, of juist ook de bescherming van de rechten van minderheden in Europa.

De belangrijkste reden voor de ontstane crisis is namelijk niet de inhoud van de Grondwet, die regels bevat op basis waarvan de Europese Unie in de toekomst beter kan functioneren, maar het feit dat de Unie in de ogen van veel burgers onder de maat presteert en weinig overtuigend is in wat ze doet. De instellingen en de elite die de Europese Unie besturen, hebben het vertrouwen van een aantal burgers verloren.

Ik onderschrijf het standpunt van de Europese Commissie. Het is van belang - zoals ik ook heb aangegeven in mijn aangenomen amendement - dat de denkpauze onder andere gebruikt wordt om na te denken over de manieren waarop het vertrouwen van de burgers in de EU hersteld kan worden. Verder zijn wij van oordeel dat we alleen succes kunnen hebben als we stilstaan bij de vraag hoe de Europese Unie haar prestaties kan verbeteren en hoe ze kan bijdragen tot het oplossen van de concrete problemen waarmee de burgers te kampen hebben.

Ik pleit voor handhaving van het Grondwettelijk Verdrag, of in ieder geval van de belangrijkste onderdelen ervan, maar we moeten wel beseffen dat we het vertrouwen van de burgers van de EU niet zullen herstellen door met ingewikkelde teksten te komen. Daarvoor is het nodig dat de Unie beter presteert, banen creëert, zorgt voor economische groei en de gemeenschappelijke Europese belangen effectief behartigt op het internationale toneel. Als we het vertrouwen zo hersteld hebben, zullen de burgers ook steun geven aan het Grondwettelijk Verdrag.

 
  
MPphoto
 
 

  Pierre Moscovici (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, allereerst zou ik beide rapporteurs, de heren Duff en Voggenhuber, willen bedanken. Zij hebben uitstekend werk verricht en daarbij blijk gegeven van een heel open instelling, hetgeen een uitstekende basis voor discussie is, zoals al is gezegd.

Ikzelf ben voormalig lid van de Conventie, socialist en Fransman - in willekeurige volgorde - en wil in dit stadium graag mijn bijdrage leveren aan dit beruchte debat over de vraag of de Grondwet al dan niet dood is. Ik heb diep respect voor de mensen die voor deze tekst hebben gestemd - ik heb zelf ‘ja’ gestemd -, maar we kunnen natuurlijk niet doen alsof er niets is gebeurd, alsof na de stemuitslagen in Nederland en Frankrijk de kaarten niet anders zijn komen te liggen. En we kunnen ook niet doen alsof er nu maar één oplossing is, één uitweg, namelijk via een aantal omwegen de tekst, die de Fransen en de Nederlanders al hebben verworpen, alsnog ongewijzigd te ratificeren.

Wij moeten de rapporteurs dan ook terzijde staan en daartoe heb ik samen met hen en met mevrouw Berès, een aantal amendementen ondertekend waarin wij erop aandringen de feiten onder ogen te zien. Er zijn drie amendementen waar ik met name op wil wijzen, namelijk de amendementen 18, 24 en 27. Als wij die amendementen aannemen, als het Europees Parlement ze aanneemt, verschaft het zich mijns inziens een scala van mogelijkheden, geeft het blijk van een open instelling, draagt het werkelijk bij aan het debat, en legt het zich niet vast op één oplossing, één idee, of één gedachtegang. Uiteindelijk ben ik weliswaar van zins voor deze tekst te stemmen, en zijn de Franse socialisten eveneens van zins om ervoor te stemmen, maar we kunnen dat niet doen als we daarmee voor een enkele oplossing kiezen. Laten we dus verder vooruitkomen door morgen voor deze amendementen te stemmen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Nils Lundgren (IND/DEM). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, met de referenda in Frankrijk en Nederland is de ontwerp-Grondwet verworpen. Daar kan geen enkele twijfel over bestaan. Twee landen hebben tijdens referenda tegen gestemd, en wel met een grote meerderheid en opkomst. Het feit dat het Europees politiek establishment dit nu probeert weg te redeneren is een democratisch schandaal. Politici en hoge ambtenaren spreken nu openlijk over de vraag hoe de uitslag van deze referenda omzeild kan worden. Zij deinzen er zelfs niet voor terug om de uitslag te interpreteren als ongenoegen jegens de in beide landen aan de macht zijnde regeringen. Zij maken een optelsommetje van het aantal landen dat voor de ontwerp-Grondwet is, ofschoon duidelijk is dat alle landen het ontwerp moeten goedkeuren.

Zelden was zo duidelijk hoe diep de kloof tussen de politieke elite en de volkeren is als het om Europese aangelegenheden gaat. Alles wijst erop dat de ontwerp-Grondwet ook in Duitsland zou zijn verworpen als daar een referendum was gehouden. Hetzelfde geldt voor het Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk, Zweden, Denemarken en misschien nog andere landen. De aan de macht zijnde EU-elite spreekt echter zonder blikken of blozen over de moeilijke tegenslagen van vorig jaar. Ik wil er evenwel op wijzen dat democratische resultaten alleen tegenslagen zijn voor degenen die er bekaaid van afkomen wegens hun gebrek aan steun bij de achterban. Dat is een feit waar men niet omheen kan.

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Hannan (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, bij het beluisteren van dit debat moet ik denken aan Bertolt Brechts woorden:

(DE)" Wäre es dann nicht doch einfacher, die Regierung löste das Volk auf und wählte ein anderes?’ - Zou het dan niet gemakkelijker zijn voor de regering om het volk te ontbinden en een ander volk te kiezen?

(EN) De bevolkingen van twee tot de kerngroep van oprichters behorende landen hebben uw projecten neergesabeld, geachte collega's. Ik weet dat het moeilijk is om u bij een afwijzing neer te leggen, maar kijk eens naar de cijfers: 55 procent van de Franse kiezers; 62 procent van de Nederlandse kiezers. U kunt wel beweren dat de kiezers het bij het verkeerde eind hebben, dat zij lijden aan wat marxisten "vals bewustzijn" pleegden te noemen, dat zij behoefte hebben aan betere propaganda, dat het onze taak is - als euro-elite - hun de juiste weg te wijzen. Daarop zeg ik: "Ik zou mijn stinkende best maar doen".

Uit recente opiniepeilingen in Nederland blijkt dat 82 procent van de Nederlandse kiezers op dit moment ‘nee’ zou stemmen - een eerbetoon aan de nuchterheid van dat dappere volk. Maar als u denkt dat u ze van het tegendeel kunt overtuigen, beste collega's, ga u gang. Als u dat zou lukken, zou dat in ieder geval een bewijs zijn van uw gehechtheid aan de democratische idealen waarop u zich zo vaak beroept.

Het zou nog veel schandaliger zijn om de tenuitvoerlegging van de Grondwet - of althans de inhoud ervan - door te drijven zonder instemming van de bevolking. Toch is dit precies wat u doet. Kijk eens naar de beleidsvormen en instellingen die in de Grondwet zijn opgenomen maar desondanks gewoon worden gerealiseerd, of reeds zijn gerealiseerd: de Europese Dienst extern optreden, het Europees Bureau voor de mensenrechten, het Europees Defensieagentschap, het Europees ruimtevaartprogramma, het Europees Buitengrenzenagentschap, een afdwingbaar Handvest van de grondrechten: geen van deze zaken heeft buiten de Grondwet om een rechtsgrondslag. Door hieraan toch uw goedkeuring te hechten, laat u blijken dat u niet zal toestaan dat welke kracht dan ook - of deze nu van binnen of van buiten komt, voortvloeit uit uw eigen regels of uit de door uw bevolking via de stembus geuite bezwaren - uw streven naar politieke assimilatie in de weg staat. Op deze manier rechtvaardigt u zelfs de zwaarste kritiek van uw tegenstanders.

Zoals mijn landgenoot Oliver Cromwell al zij "Ik smeek u bij het hart van Christus, houd het voor mogelijk dat u zich vergist".

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Genowefa Grabowska (PSE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de resolutie die we vandaag bespreken is een goed, evenwichtig document, het resultaat van een compromis dat heel snel is bereikt. Bovendien sluit de resolutie naadloos aan bij de hoofdpunten uit het werkprogramma van het Oostenrijkse voorzitterschap dat ons vandaag werd voorgelegd, evenals bij de programma’s van het Finse en het toekomstige Duitse voorzitterschap.

Dat toont aan dat de Grondwet, ondanks alle twijfels en onwil, niet zonder meer naar de prullenbak is verwezen, dat de Grondwet geen dood document is. De Grondwet leeft, juist door het Franse en Nederlandse ‘nee’, omdat we er over blijven discussiëren. Alle Europeanen moeten nu antwoord geven op de vraag, welk Europa ze willen.

Met deze resolutie nodigt het Parlement alle burgers, alle nationale parlementen en alle regeringen uit tot een brede discussie, en daarin aan te geven wat ze van Europa verwachten. De regeringen van de negen landen die de Grondwet nog niet hebben geratificeerd, moeten we op hun plichten wijzen. Hun premiers hebben dit document ondertekend, en dus is het hun internationale recht en plicht om te beginnen met de ratificering. Die verplichting vloeit voort uit de Verdragen.

Ten slotte nog een laatste opmerking. De houding van een land jegens de Europese Grondwet is niet alleen een test voor zijn bereidheid om het gemeenschappelijk Europa op te bouwen. Het is in de eerste plaats een test voor de betrouwbaarheid van dat land als partner in de internationale betrekkingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria da Assunção Ferreira (PPE-DE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, het Europees Parlement geeft vandaag het startsein voor een belangrijk debat. De politieke instellingen en de sociale partners zullen zich nu onder het belangstellend oog van de media over de volgende vraag buigen: is Europa wel of niet van plan zijn toekomst te bepalen?

Het constitutionele vraagstuk is meer dan alleen maar een kwestie van hoe we de instellingen vormgeven. Het gaat er nu juist om dat Europa over efficiënte instellingen kan beschikken en tegelijkertijd een moreel bewustzijn heeft van de wereld. Wij, de Europese burgers die hier in het hart van de Unie aan de besluitvorming deelnemen, zijn ons allemaal van deze uitdaging bewust. Hoe moeten we een uitgebreide en open, kosmopolitische ruimte beheren? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat onze ideeën over rechtvaardigheid zowel binnen als buiten de grenzen van Europa uitdrukking krijgen? Hoe organiseren we een bestaanswijze die niet op traditie is gebaseerd? Hoe maken we van Europa een democratische mogendheid en grondlegger van een nieuwe wereldorde? Hoe geven we het voorbeeld voor een Unie van volkeren? Hoe kunnen we samen iets doen voor de bescherming van de mensenrechten in de gehele wereld? Hoe kunnen we samen in deze wereld invloed uitoefenen? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de politiek weer grip krijgt op de gemondialiseerde en gedereguleerde economie? Hoe kunnen we rechtvaardigheid en efficiënte met elkaar combineren? Hoe kunnen we de deur openzetten voor politieke modellen?

De toekomst staat ons niet toe bevreesd te zijn. Het is van groot belang dat we nu over politieke integratie praten, over een kosmopolitische en menselijker levensstijl, over de mate waarin de Grondwet de Europese identiteit vertegenwoordigt en daar zelf ook actief toe bijdraagt. Die identiteit spruit niet voort uit traditie - ze spruit voort uit moraal, wil en rede.

 
  
MPphoto
 
 

  Pasqualina Napoletano (PSE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, het risico dat het Europees project afglijdt, is reëel en het is voor ons momenteel zelfs heel tastbaar. Om weer vertrouwen te kweken bij de burgers, moeten wij met visie komen, met doeltreffend beleid, alsook met middelen, en dat laatste impliceert geldmiddelen en instellingen.

Ik geloof dat wij als Parlement het perspectief van het Grondwettelijk Verdrag niet in de steek mogen laten. Wat het gekijf over de huidige tekst betreft, vind ik dat het Parlement in de bres moet springen voor al hetgeen met die tekst verworven is. Kan het debat nog verder gaan? Ik denk niet dat dit zal meevallen, maar eerlijk gezegd zou ik het niet uitsluiten.

Bovendien hoop ik, zoals al is gezegd, dat wij een dergelijk parcours in nauwe samenwerking met de nationale parlementen zullen afleggen, aangezien het debat daarover volgens mij niet op de juiste manier en niet grondig genoeg is gevoerd, vooral door de Europese regeringen. Ik wil het Oostenrijkse voorzitterschap bedanken, omdat men het debat nu eindelijk weer heeft aangezwengeld. Laten wij hopen dat er voortaan meer eensgezindheid tussen de verschillende instellingen is.

 
  
MPphoto
 
 

  Panayiotis Demetriou (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik zal de argumenten die de rapporteurs en ook andere sprekers naar voren hebben gebracht met betrekking tot de Grondwet niet herhalen. Ik wil het ook niet hebben over de uitvoerige, omvangrijke en uitputtende besprekingen die vorig jaar hebben plaatsgevonden, maar wel over de genoemde dialoog.

Mijns inziens moet er, mijnheer de Voorzitter, geen dialoog worden gevoerd over de Grondwet maar over de existentiële problemen van de Europese Unie. Ten eerste stelt zich de vraag of de Europese Unie wel nodig is. Als het antwoord bevestigend is, is de tweede vraag welke Europese Unie wij willen, en de derde vraag hoever wij de Europese Unie willen uitbreiden.

Als er geen gemeenschappelijke lijn zit in de antwoorden die zowel de politici als de burgers geven op deze existentiële problemen, dan zal naar ik vrees geen enkele Europese grondwet voor de Europese burgers aanvaardbaar zijn. Als wij in de Europese Unie van mening zijn dat de eenmaking en de versterking van de eenmaking noodzakelijk zijn, moeten wij de weddenschap aangaan en de burgers overtuigen van de juistheid van deze koers. Het vertrouwen en het geloof in de Europese visie is de grondslag voor een volledige instemming van de landen en de burgers met de grondwettelijke verankering van de werking van de Europese Unie.

Als de burgers van de Europese landen niet inzien hoe belangrijk het bestaan en de verdere eenmaking en versterking van de Europese Unie voor de mensheid zijn, dan zal mijns inziens in de toekomst geen enkele grondwettelijk voorstel erdoor komen. Daarom mogen wij niet nog meer tijd verliezen. Wij moeten voortbouwen op hetgeen wij hebben, en wat wij nu hebben is de Grondwet. Daar moeten wij verder mee gaan en daarop moeten wij voortborduren. Elke poging om iets anders tot stand te brengen zal, naar ik ten zeerste vrees, tot mislukken gedoemd zijn, en die mislukking zal ten koste gaan van de eenmaking en vooruitgang van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Lambrinidis (PSE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, acht maanden zijn verstreken sedert de tekst van het Grondwettelijk Verdrag tijdens de referenda in Frankrijk en Nederland werd verworpen, maar wij bevinden ons nog steeds in een eindeloze periode van nadenken over de manier waarop wij vorm zullen geven aan de inhoud van het Verdrag. Laten wij eindelijk ons werk doen. En wat is ons werk? Mijns inziens is het niet ons werk om ons te verliezen in eindeloze discussies over een gedetailleerde definitie van de nieuwe welvaartsstaat, over de financiering van de EU, enzovoort. Als wij denken dat wij met ons allen tot iets gemeenschappelijks kunnen komen, en als dat voor ons de voorwaarde is om opnieuw aan de slag te gaan met de Grondwet, zullen wij volgens mij nooit tot een Europese Grondwet komen.

Ik ben veeleer van mening dat wij tijdens deze denkpauze één einddoel voor ogen houden. Los van eenieders politieke overtuigingen moeten wij allen ervan doordrongen raken dat wij meer kans maken om deze belangrijke weddenschappen voor Europa te winnen, als wij onze krachten bundelen, in plaats van dat eenieder op eigen houtje handelt. Dat is misschien de belangrijkste ‘context’ die ontbreekt om ongeacht welke ‘tekst’ voor allen aanvaardbaar te maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Reinhard Rack (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb totaal geen begrip voor de democratische opvattingen van sommige EU-critici, die zich normaal gesproken verschansen achter hun nationale vlag en proberen andere Europese burgers voor hun karretje te spannen. Nu werd al meerdere malen gezegd dat 70 procent van de Oostenrijkse bevolking deze Grondwet niet wil. Daarbij werd kennelijk gezinspeeld op de laatste Eurobarometeronderzoeken, maar werden evenzeer de democratische regels en tradities in mijn land Oostenrijk volledig geminacht. De Nationalrat en de Bundesrat hebben de Grondwet namelijk met een overweldigende meerderheid geratificeerd, maar blijkbaar tellen bij sommigen de uitkomsten van enquêtes zwaarder dan staatsrechterlijke procedures.

Ik heb evenmin begrip voor degenen die nu al over alternatieven willen discussiëren, voordat het huidige ratificatieproces überhaupt is afgesloten. Wie nu al roept om alternatieven, negeert de democratische besluitvorming in het merendeel van de lidstaten van de Europese Unie.

Trouwens, waar zijn die alternatieven eigenlijk? We hebben in de Conventie over de toekomst van de Europese Unie lange discussies gevoerd over al deze alternatieven, over een meer democratisch Europa, een meer sociale Unie, enzovoort. We zijn steeds weer tot dezelfde conclusies gekomen. Elke verbetering - hoe wenselijk ook - voert uiteindelijk tot meer Europa en een sterker Europa. Dat betekent ook dat de nationale overheden aan macht inboeten, iets wat door de meeste lidstaten en hun inwoners destijds ongewenst werd geacht. Daarom doen we datgene wat de meerderheid van de Commissie constitutionele zaken heeft voorgesteld. We moeten proberen de Europese burgers te informeren over wat er werkelijk in het Grondwettelijk Verdrag uit 2004 staat, over wat er niet in staat, en we moeten een tweede poging ondernemen om consensus te bereiken over het beste concept voor een grondwet waarover we beschikken.

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik vond het zeer interessant om aan dit debat deel te nemen en de gedachtewisseling te volgen. Er is een grote verscheidenheid aan meningen tot uitdrukking gebracht, maar één daarvan lijkt mij toch overeen te stemmen met de opvatting van de meerderheid van de leden van de Raad, namelijk dat de Europese Unie op dit moment, in afwachting van meer duidelijkheid, alle realistische en verstandige mogelijkheden open moet houden. De ervaringen van het afgelopen jaar hebben immers laten zien dat snelle, misschien zelfs wel overhaaste of lichtzinnige inschattingen ons in dit debat niet verder helpen. Ik ben het met de heer Leinen eens dat het voor het voorzitterschap van de Raad in deze fase niet verstandig is, of misschien zelfs contraproductief, om op de resultaten vooruit te lopen.

Wat we op dit moment nodig hebben is een discussie. Ik zeg nog maar eens dat ik de Commissie constitutionele zaken en de rapporteurs Duff en Voggenhuber dankbaar ben voor het feit dat ze dit debat op gang hebben gebracht. Het voorzitterschap zal daaraan meewerken. We geloven ook dat alle standpunten die in dit debat tot uitdrukking worden gebracht, moeten worden gerespecteerd. Zoals mevrouw Wallström zo treffend formuleerde, gaat het erom een Europa op te bouwen voor iedereen. Dat is de taak die ook het Oostenrijkse voorzitterschap van de Raad zich heeft gesteld. Samen met de andere lidstaten, en in goede verstandhouding met de andere instellingen, zullen we aan de reeds genoemde road map werken.

Als hier wordt gezegd dat de burgers van Europa niet geïnteresseerd zijn in een debat over de instellingen, dan is mijn weerwoord dat dit Europa juist adequate instellingen en institutionele structuren nodig heeft om dat te kunnen doen wat de burgers van Europa verlangen.

Ik hoop ten zeerste dat ook de fungerend voorzitter vandaag met zijn betoog heel duidelijk heeft gemaakt dat het Oostenrijkse voorzitterschap zich serieus bezig zal houden met de problemen waarin de Europese burgers geïnteresseerd zijn en waar ze mee te maken hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Margot Wallström, vice-voorzitter van de Commissie. - (SV) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb eigenlijk maar twee opmerkingen. Ten eerste moet ik de heer Brok citeren die aan het begin van het debat zei dat de burgers hier de belanghebbenden zijn. De Europese burgers zijn de belangrijkste doelgroep en hebben het meest te winnen of te verliezen bij de manier waarop wij het vraagstuk van het nieuw Grondwettelijke Verdrag voor Europa aanpakken.

Ten tweede moet ik zeggen dat democratie geen sport met toeschouwers is. Daarvoor is engagement nodig, engagement in debatten en dialoog met de mensen. Daarbij moeten onze politieke leiders en onze burgers op elke mogelijke manier worden betrokken, en daarbij moeten wij elkaar helpen bij onze verschillende taken.

Ik heb zo vaak het zure commentaar gehoord van het genre: “wat begrijp je niet aan de ‘nee’ stem?”, en daarom wil ik hieraan toevoegen dat inderdaad uit opiniepeilingen en interviews precies is gebleken waarom de mensen voor of tegen het Grondwettelijk Verdrag hebben gestemd. Dat hebben wij niet uitgevonden. Wij weten dat elk referendum waarbij ook constitutionele vraagstukken aan bod komen, het risico met zich meebrengt dat men antwoorden krijgt op vragen die niet zijn gesteld. Daar zijn zich de politici in alle lidstaten bewust van.

Er is ook niets vreemds aan het feit dat vijfentwintig lidstaten die een debat opzetten over de vraag hoe wij het hoofd kunnen bieden aan de constitutionele uitdaging van een Europa dat niet meer uit vijftien maar uit vijfentwintig lidstaten bestaat, zich afvragen hoe zij een uitweg moeten vinden uit een situatie waarin twee lidstaten het Grondwettelijk Verdrag hebben verworpen en veertien lidstaten dit hebben goedgekeurd. Hoe pakken wij die situatie aan? Gaan wij nu gewoon een punt zetten achter dit proces? Of is er een uitweg uit deze situatie? Het is absoluut niet zo vreemd dat men daarover nadenkt. U maakt de dingen te gemakkelijk voor uzelf. Het interessantste is eigenlijk dat al degenen die de UKIP (Onafhankelijkheidspartij van het VK) vertegenwoordigen en dit Parlement als een schijnparlement betitelen, er totaal geen been inzien om zelf met geen enkel opbouwend idee te komen maar de Europese belastingbetalers wel rustig hun salarissen als leden van dat schijnparlement te laten betalen.

Ik denk dat wij onze ideeën met moed naar voren moeten brengen en een intellectueel eerlijk debat moeten voeren over de vraagstukken met betrekking tot Europa. Wij weten veel, en er is geen binnenweggetje. Hoezeer u ook moge lachen, wij kunnen maar één ding doen, en dat is praten met de mensen, een dialoog met hen voeren en discussiëren over de feiten voordat wij deze in verband brengen met de constitutionele oplossingen die nodig zijn als wij een opener, democratischer en efficiënter Europa willen bewerkstelligen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI). - (FR) Dikwijls zien mensen wel de splinter in andermans oog, maar niet de balk in hun eigen. Dezelfden die gisteren op hun achterste poten stonden om de onvoorstelbare verloochening van de parlementaire democratie door de Commissie in Brussel, toen deze haar richtlijn voor havendiensten nogmaals voorlegde terwijl deze al was verworpen, zijn vandaag bereid voor een verslag te stemmen dat - erger nog - een verloochening is van de democratie van het volk.

De Europese Grondwet is verworpen door twee grondleggers van de Europese Unie, Nederland en Frankrijk. Alle onafhankelijke waarnemers zijn het erover eens dat de burgers van die landen goed geïnformeerd waren voordat zij gingen stemmen. Ze stemden niet alleen volgens een context, ze stemden tegen een tekst. Tien lidstaten hebben zich nog niet uitgesproken en meerdere van hun leiders verwachten niet dat ze dat alsnog moeten doen. Volgens het recht en volgens de tekst zelf kan de Grondwet namelijk niet van kracht worden, aangezien verscheidene lidstaten geweigerd hebben hem te ratificeren. De Grondwet is dood.

Al wat dit Parlement echter voorstelt, is om ons te bezinnen op de beste manier om dezelfde gerechten opnieuw aan de burgers voor te schotelen, in dezelfde bewoordingen, en hen in samenspanning met de media te hersenspoelen met propagandacampagnes. Dat is schandelijk en onaanvaardbaar.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE). - (EN) Ik kan dit verslag eenvoudigweg niet steunen. Het erkent niet dat het Grondwettelijk Verdrag is afgewezen door kiezers in twee lidstaten. Meer referenda zouden ongetwijfeld tot meer afwijzingen hebben geleid. De twee rapporteurs willen op een of andere manier de kern van de huidige, afgewezen tekst nieuw leven inblazen. Dat lijkt mij niet geloofwaardig. Hoe kan van Franse en Nederlandse kiezers worden verwacht dat zij zulke arrogantie tolereren? We zitten in een zogeheten bezinningsperiode. Laten we daar dan een periode van maken waarin we de zaken herzien of vervangen, maar niet een document dat al zo overduidelijk is verworpen, opnieuw opbraken.

 

9. Welkomstwoord
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Namens het Parlement wil ik Paavo Lipponen, voorzitter van het Fins parlement, en zijn delegatie, welkom heten.

 

10. Situatie in Tsjetsjenië na de verkiezingen en het maatschappelijk middenveld in Rusland
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over Tsjetsjenië na de verkiezingen en het maatschappelijk middenveld in Rusland.

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, het conflict in Tsjetsjenië vormt nog steeds een bron van instabiliteit in de noordelijke Kaukasus. De politieke, economische en sociale situatie en ook de situatie met betrekking tot de mensenrechten zijn in deze republiek in de Kaukasus nog steeds zeer onbevredigend en zorgwekkend. Alle instellingen van de Europese Unie zijn zich het belang van deze aangelegenheid voor de betrekkingen met de Russische Federatie zeer goed bewust.

Zoals u weet hebben op 28 november van het afgelopen jaar in Tsjetsjenië parlementsverkiezingen plaatsgevonden. Dat waren dus de eerste wetgevende verkiezingen in acht jaar tijd. Helaas konden de Europese Unie en de OVSE om veiligheidsredenen geen waarnemers sturen naar deze verkiezingen. Dat er echter voor het eerst in acht jaar weer verkiezingen konden worden gehouden, werd door het voorzitterschap destijds beoordeeld als een stap in de goede richting, ofschoon moet worden benadrukt dat daarmee aanzienlijke tekortkomingen gepaard gingen. De Europese Unie heeft de opleiding van lokale waarnemers bij deze verkiezingen ondersteund. De Europese Commissie heeft een bijdrage geleverd van 60 000 euro ter ondersteuning van objectieve en professionele, lokale verkiezingswaarneming door verschillende organisaties uit het maatschappelijk middenveld.

Onmiddellijk na de verkiezingen heeft het toenmalige voorzitterschap van de EU een verklaring uitgegeven waarin werd geconstateerd dat het verloop van de verkiezingen niet als onberispelijk kon worden beschouwd, en dat een paar waarnemers twijfels hadden geuit. Het voorzitterschap heeft de Russische autoriteiten dringend opgeroepen onderzoek in te stellen naar de gemelde onregelmatigheden en pogingen tot intimidatie. Afsluitend werd in de verklaring gesteld dat een verdere versterking van de democratische instellingen, als onderdeel van een politiek proces waarbij alle partijen betrokken zijn, van doorslaggevend belang is om te komen tot een blijvende vreedzame ontwikkeling van Tsjetsjenië op lange termijn, als ook tot vrede en stabiliteit in het noordelijk deel van de Kaukasus in het algemeen.

De Europese Unie heeft steeds ernstige twijfels geuit ten aanzien van het politieke proces in Tsjetsjenië, en zij roept de Russische autoriteiten voorts dringend op dit politieke proces meer openheid en legitimiteit te verschaffen. Kwesties van mensenrechten en democratie komen in de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Russische Federatie regelmatig aan de orde. In de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst, die ten grondslag ligt aan de betrekkingen tussen de EU en Rusland, wordt de aandacht gevestigd op respect voor gemeenschappelijke waarden als democratie, mensenrechten en de rechtsstaat.

Tijdens het halfjaarlijkse overleg over de mensenrechten met Rusland, dat in maart 2005 onder het Luxemburgse voorzitterschap officieel is ingevoerd, neemt Tsjetsjenië een belangrijke plaats in. Bij dit overleg brengt de EU vooral haar bezorgdheid tot uiting over het verdwijnen van personen en het feit dat schendingen van de mensenrechten in de regel onbestraft blijven. De laatste gespreksronde van dit uiterst belangrijke overleg heeft op 8 september 2005 in Brussel plaatsgevonden. De gesprekken zullen ook dit jaar onder het Oostenrijkse voorzitterschap worden voortgezet. Hierbij is een blijvende betrokkenheid van de Europese Unie en de lidstaten noodzakelijk, omdat dit overleg een kader biedt waarbinnen dergelijke problemen open en constructief ter sprake kunnen worden gebracht.

De Europese Unie heeft na het uitbreken van het tweede Tsjetsjeense conflict in september 1999 een ondubbelzinnig standpunt ingenomen met betrekking tot de eerbiediging van de mensenrechten, en dat steeds gehandhaafd. De Unie zet zich bovendien in voor een politieke oplossing van het conflict, en heeft de Russische Federatie opgeroepen nauw samen te werken met internationale mensenrechtenorganisaties, in het bijzonder met de Verenigde Naties en de speciale rapporteur voor folteringen en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandelingen of straffen, met de Raad van Europa en in het bijzonder met het Europees Comité voor het voorkomen van folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen, en vanzelfsprekend met de OVSE. Een nieuwe permanente aanwezigheid van de OVSE in Tsjetsjenië in de vorm van een missie zou in ieder geval welkom zijn. De OVSE heeft al bij de bemiddelingspogingen tijdens het eerste Tsjetsjeense conflict een uiterst belangrijke rol gespeeld. Een vergelijkbare rol zou ook dit keer van groot belang kunnen zijn.

Op de Top tussen de EU en Rusland in november 2004 heeft Rusland ingestemd met het hulpprogramma van 20 miljoen euro van de Europese Unie. Dit programma is een aanvulling op de bestaande humanitaire hulp en moet het sociaal-economische herstel van het noordelijk deel van de Kaukasus ondersteunen. Ook moet dit programma een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van een open en democratisch politiek proces in Tsjetsjenië.

Wat het maatschappelijk middenveld betreft, zijn wij bijzonder bezorgd over de situatie van de niet-gouvernementele organisaties, de hervorming van het justitiële apparaat, de positie van mensenrechtenactivisten en de persvrijheid in Rusland. Deze zorgen zijn door de EU ook regelmatig in gesprekken met vertegenwoordigers van de Russische overheid ter sprake gebracht. De EU is er vast van overtuigd dat een sterk, onafhankelijk maatschappelijk middenveld in het belang van Rusland is.

De Doema en de Raad van de Federatie hebben eind december 2005 het wetsontwerp voor de niet-gouvernementele organisaties aangenomen. De EU heeft meermalen haar zorg over dit ontwerp uitgesproken, in het bijzonder door middel van een brief van 22 november 2005 aan de voorzitter van de Doema, de heer Gryslow, en een demarche van de Trojka op 2 december 2005. Ik houd er rekening mee dat we, nu de wet ondertekend is, een nieuw standpunt zullen moeten innemen. Overeenkomstig het huidige ontwerp moeten buitenlandse NGO’s de Russische autoriteiten rapporten voorleggen over hun programma, hun financiering en organisatie. Russische NGO's kan het werk in bepaalde gebieden worden verboden, wat hun activiteiten in gevoelige regio's en op gevoelige terreinen natuurlijk zeer beperkt, zo niet onmogelijk maakt.

Het voorzitterschap van de G8, dat Rusland sinds 1 januari 2006 bekleedt, zou voor het land een stimulans moeten zijn om niet alleen zijn imago in de internationale gemeenschap op te vijzelen, maar zich ook meer dan tot nu toe in te zetten voor een duurzame oplossing van het Tsjetsjeense conflict. Zo zou Rusland verbetering moeten brengen in de situatie in het zuidelijk deel van de Kaukasus, waar voor drie andere, zij het dan sluimerende conflicten - in Zuid-Ossetië, Abchazië en Nagorno-Karabach - dringend een oplossing gevonden moet worden. De EU heeft verklaard dat zij het optreden van Rusland tijdens het voorzitterschap van de G8 nauwlettend zal volgen. De kwestie van het maatschappelijk middenveld zal bij het halfjaarlijks overleg over de mensenrechten met Rusland ook in de toekomst steeds weer ter sprake worden gebracht.

Mijnheer de Voorzitter, we moeten de dialoog met de Russische Federatie over Tsjetsjenië en over de andere thema's op het gebied van de mensenrechten, ongeacht de problemen en de weerstand, vastberaden voortzetten en blijven aandringen op een verbetering van de situatie.

 
  
MPphoto
 
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter, geachte afgevaardigden, ik ben bijzonder dankbaar dat mij de gelegenheid wordt geboden om u de zienswijze van de Commissie te geven over de toekomst van Tsjetsjenië na de verkiezingen. Het is, zoals het voorzitterschap al zei, positief dat de verkiezingen zonder geweld zijn verlopen, ook al zijn er bepaalde onregelmatigheden geweest. Drie partijen kregen voldoende steun om zitting te nemen in het nieuwe parlement. Daarvan kreeg de pro-Kremlinpartij Verenigd Rusland veruit de meeste stemmen. We hopen dat dit een stap is in de richting van een sterkere politieke vertegenwoordiging, meer stabiliteit en uiteindelijk een vreedzame democratie.

Noch de OVSE noch de Raad van Europa heeft officiële waarnemers gestuurd, aangezien de omstandigheden ter plaatse dat niet toelieten, maar de Raad heeft wel een achtkoppige verkenningsmissie gestuurd. We hebben daarom geen officiële rapporten, maar beschikken wel over verklaringen van de leden van de verkenningsmissie en van andere organisaties, waarin met name melding wordt gemaakt van procedurele onregelmatigheden. We verwachten dat deze vermeende onregelmatigheden serieus worden onderzocht.

Hoewel we verheugd zijn over de toezegging van de Russische federale autoriteiten om flinke sommen geld beschikbaar te stellen voor de wederopbouw, zijn er diverse andere maatregelen nodig, willen deze verkiezingen een stap in de richting van meer vrede en democratie betekenen. Hoewel de veiligheidssituatie in Tsjetsjenië lijkt te zijn verbeterd, blijft er helaas nog een cultuur van straffeloosheid bestaan. Gevallen van verdwijning en marteling die zijn gemeld, moeten grondig worden onderzocht en de daders, ook als dat overheidsdienaars zijn, dienen te worden vervolgd.

We merken op dat Rusland zich bereid heeft verklaard om samen te werken met VN-instanties die zich bezighouden met de mensenrechten, zoals de Hoge Commissaris voor de mensenrechten, mevrouw Louise Arbour. Deze beloften moeten in praktijk worden gebracht, en er moet worden samengewerkt met de speciale rapporteurs van de VN. Het is ook belangrijk dat de lokale ombudsman in Tsjetsjenië zijn taken onpartijdig en doeltreffend uitvoert.

Ik wil graag benadrukken dat de Europese Commissie, zoals hiervoor al is gezegd, een actieve rol speelt in de regio. We hebben 20 miljoen euro toegezegd voor een programma voor sociaal-economisch herstel in de noordelijke Kaukasus, aangezien we van mening zijn dat we daarmee een van de grootste oorzaken van het conflict aanpakken. Dit komt boven op de humanitaire steun, waarvoor wij met ECHO al de grootste geldverstrekker zijn. Dit geeft duidelijk blijk van onze bereidheid om actief betrokken te zijn bij het proces om de democratie en stabiliteit in de regio te versterken.

Ons programma zal een bijdrage leveren aan het hoognodige herstel van de gezondheidssector en het onderwijs, evenals aan het bevorderen van de werkgelegenheid en het ontwikkelen van inkomstengenererende activiteiten. Toen ik nog minister van Buitenlandse Zaken van Oostenrijk was, heb ik Tsjetsjenië bezocht als voorzitter van de OVSE. Ik herinner me mijn bezoek nog goed. We zagen met eigen ogen hoe het met de gezondheidscentra gesteld was, en op dat gebied is inderdaad veel verbetering nodig.

We zijn ook van plan om een kantoor te openen in de noordelijke Kaukasus, mogelijk in Vladikavkaz, om van daaruit toezicht te houden op de uitvoering van ons programma en op de hoogte te blijven van de situatie ter plaatse.

Ik moet echter onze bezorgdheid uitspreken over de aanhoudende moeilijkheden waarmee NGO's te kampen hebben - zoals het voorzitterschap ook reeds opmerkte -, met inbegrip van organisaties die gesteund worden door de Europese Commissie, zoals de Russisch-Tsjetsjeense Vriendschapsvereniging in Nizjni Novgorod. Dit geldt ook voor NGO's die humanitaire hulp verlenen in het kader van het ECHO-programma.

In die context wil ik graag uw aandacht vestigen op de recentelijk ingediende amendementen op de Russische wetgeving ten aanzien van NGO's. We hebben tegenover de voorzitter van de presidentiële raad ter bevordering van het maatschappelijk middenveld en de mensenrechten onze bezorgdheid uitgesproken over de gevolgen van die wetgeving voor de NGO's in de noordelijke Kaukasus die in het kader van ECHO gefinancierd worden, via het EIDHR- en het TACIS-initiatief. Ik heb de kwestie ook besproken met de minister van Buitenlandse Zaken, de heer Lavrov, die me verzekerde dat er tijdens de tweede lezing in de Doema wijzigingen op het voorstel zouden komen. In de tekst van de wetgeving die uiteindelijk door de Doema is aangenomen, wordt inderdaad enigszins rekening gehouden met de bezorgdheid die is geuit door de Europese Unie en de Raad van Europa. Dat is verheugend. We blijven echter verontrust over het feit dat sommige bepalingen te ver gaan. Ik denk bijvoorbeeld aan de bepalingen aan de hand waarvan registratie van lokale NGO’s kan worden geweigerd en aan de controle op zowel lokale als buitenlandse NGO's.

We houden de manier waarop deze bepalingen worden geïmplementeerd zorgvuldig in de gaten. Dat is nu onze taak. Ook zullen wij elke gelegenheid aangrijpen om, indien nodig, onze bezorgdheid te uiten aan de Russische autoriteiten over de uitvoering van deze bepalingen. Onze regelmatige politieke dialoog met Rusland en de volgende ronde van het overleg over mensenrechtenkwesties tussen de EU en Rusland, die plaatsvindt in maart, vormen hiervoor een uitstekende gelegenheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Charles Tannock, namens de PPE-DE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, Rusland is in Tsjetsjenië geconfronteerd met een serieuze, criminele en terroristische dreiging, en de situatie in de nabijgelegen noordelijke Kaukasus blijft onstabiel, waar dagelijks doden vallen onder de veiligheidstroepen en de rebellen. Er worden ook regelmatig burgers ontvoerd door onberekenbare, meedogenloze paramilitaire eenheden. De tragedie in Beslan is iedereen in het geheugen gegrift. Ik heb van mijn regering, de Britse regering, echter nog steeds geen bevredigend antwoord gekregen op de vraag waarom zij de vluchtelingenstatus verleent aan Achmed Zakajev die, net als de voortvluchtige terrorist Sjamil Basajev - die achter de aanslag in Beslan zat -, deel uitmaakt van de zogenaamde Tsjetsjeense regering in ballingschap. Er komen echter ook nog steeds onschuldige Tsjetsjeense vluchtelingen, die betrokken raakten bij deze gruwelijke strijd, in het westen aan. Daarom heeft de EU er alle belang bij om een oproep te doen tot eerbiediging van de mensenrechten en om een kritischere houding aan te nemen ten opzichte van het democratische gehalte van de verkiezingen van november 2005.

Op dit moment heerst er bijvoorbeeld bezorgdheid over de beslissing van een lokaal gerechtshof om de activiteiten in Ingoesjetië van de Russisch-Britse humanitaire organisatie Centre for Peacemaking and Community Development stop te zetten. Dit gerechtshof behandelt ook een verzoek om een andere liefdadigheidsorganisatie, het Amerikaanse International Medical Corps, te verbieden. Hieruit blijkt hoe vijandig men zich opstelt tegenover buitenlandse humanitaire NGO's die actief zijn in de regio. Ook blijkt hieruit dat er een toename is van autoritair optreden in heel Rusland, een verschijnsel waarover Freedom House onlangs een helder verslag heeft uitgebracht en dat ook tot uiting komt in de kortgeleden door de Doema gewijzigde wetgeving inzake buitenlandse NGO's. Zelfs in de definitieve versie van deze wetgeving komt nog steeds de bepaling voor dat registratie van buitenlandse organisaties die een bedreiging vormen voor de Russische soevereiniteit, het Russische culturele erfgoed en de Russische nationale belangen, kan worden geweigerd. Dit zijn vage redenen, die de lokale overheid naar eigen believen kan interpreteren.

Met onze resolutie van vandaag willen we druk blijven uitoefenen op de Russische Federatie voor een betere eerbiediging van de mensenrechten in deze tragische regio, die al zo lang geteisterd wordt door conflicten.

 
  
MPphoto
 
 

  Reino Paasilinna, namens de PSE-Fractie. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wij hebben nu vijftien jaar lang resoluties over Tsjetsjenië opgesteld en die zijn altijd kritisch geweest. Het Parlement stuurde eerverleden jaar ook een delegatie naar Tsjetsjenië, waarvan ik voorzitter was. Dat is in de resolutie van vandaag natuurlijk al vergeten.

In het gemeenschappelijk standpunt van vandaag worden talrijke cruciale kwesties in verband met dit conflict genoemd. Hierin wordt de suggestie gedaan dat de Doema een onderzoekscommissie instelt om de activiteiten van de autoriteiten in Tsjetsjenië te onderzoeken. Ook wordt voorstelgesteld een tijdelijk internationaal tribunaal op te richten om deze misdaden te onderzoeken. Er zijn echter nog meer voorstellen. Die hebben echter in deze hele periode niet geleid tot enig resultaat van betekenis. Ik heb het voorzitterschap dan ook gevraagd of wij samen het hele conflict kunnen behandelen, en niet alleen de onderdelen die Rusland irriteren. Laten wij de hele kwestie samen met Rusland ter tafel brengen. Wij kunnen daarvoor immers steun geven, zoals mevrouw Ferrero-Waldner heeft gezegd. Het is in het belang van ons allemaal dat er rust komt in Rusland, en de Russische leiding heeft om goede raad gevraagd. Dus moeten wij samen een uitweg proberen te vinden. Het staatshoofd van het land dat het voorzitterschap bekleedt, heeft de mogelijkheid om goede contact te onderhouden met president Poetin, en zou rechtstreeks met hem kunnen spreken.

 
  
MPphoto
 
 

  Cecilia Malmström, namens de ALDE-Fractie. - (SV) Mijnheer de Voorzitter, Tsjetsjenië is een open wond op ons continent, met honderdduizenden doden en verminkten en duizenden getraumatiseerde kinderen en wezen. Met de afschuwelijke vluchtelingencrisis is dit in elk opzicht een menselijke tragedie. Er worden wreedheden begaan door zowel de militaire als paramilitaire krachten, maar niemand is voor de rechtbank gebracht of om rekenschap gevraagd. Beide zijden maken zich schuldig aan uitwassen, maar de Tsjetsjeense burgers hebben buitensporig veel moeten lijden. Dit betekent dat de internationale gemeenschap en wij in de EU een verplichting hebben, ja zelfs de plicht hebben om tussen beide te komen. Wij kunnen niet onverschillig toekijken. Wij moeten de gewelddaden veroordelen en eisen dat Rusland meer inspanningen onderneemt om tot een vreedzame oplossing te komen voor het probleem. Naast de zeer constructieve dingen die wij reeds hebben gedaan, kunnen wij in de EU misschien te zijner tijd ook hulp bieden in de vorm van bemiddeling, wederopbouw en verdere rehabilitatie.

De verkiezingen waren ondanks alles toch een zeker succes. De situatie in evenwel erg onzeker en er moet nog enorm veel worden gedaan. De democratische krachten in Tsjetsjenië moeten worden geïdentificeerd en er moeten pogingen worden ondernomen om een dialoog op gang te brengen, omdat onderhandelingen de enige manier zijn om vooruit te komen. Natuurlijk veroordelen wij de terreurdaden van de Tsjetsjeense separatisten. De verschrikkelijke gebeurtenissen in bijvoorbeeld Beslan en in het theater van Moskou kunnen nooit genoeg worden veroordeeld.

Met het oog op dergelijke onderhandelingen zijn de ontwikkelingen in Rusland zeer zorgwekkend. De commissaris en de fungerend voorzitter zeiden hetzelfde. Het is moeilijk om een dialoog op te starten, niet alleen vanwege de wetgeving waarmee het werk van vrijwilligersorganisaties wordt gedwarsboomd, maar ook vanwege de beperkingen die daaropvolgend zijn opgelegd aan de media. Het is moeilijk om zowel kritiek te oefenen als vooruitgang te maken.

Het doet ons genoegen dat de fungerend voorzitter van de Raad geen doekjes windt om zijn kritiek op Rusland. Hier in het Parlement hebben wij lange tijd gezocht naar een meer coherente strategie jegens Rusland. Helaas weten wij heel goed dat bijvoorbeeld de energiebehoeften maar al te veel lidstaten ertoe aanzetten om door te gaan met hun schijnheiligheid als het gaat om de staat van dienst van onze grote buur op het gebied van de mensenrechten en de schendingen van de rechtsstaat. Tsjetsjenië moet altijd op de agenda staan. Dat zijn wij zowel het Tsjetsjeense als het Russische volk verschuldigd, maar dat zijn wij ook onszelf verschuldigd als wij geloofwaardig willen blijven.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes, namens de Verts/ALE-Fractie. - Voorzitter, mijnheer de minister, mevrouw de commissaris, als ik jullie zo bezig hoor, dan ben ik heel blij dat wij Parlementsleden zijn en dat wij het voordeel hebben dat wij geen diplomaten zijn en dat we de realiteit nog kunnen benoemen zoals de realiteit is, zoals die werkelijk is. Gelukkig is ons nog de gave van verwondering, gelukkig is ons nog de gave van verontwaardiging gegund.

Het Europees Parlement nam dan ook de voorbije jaren het voortouw in het aan de kaak stellen van wat er in Rusland en Tsjetsjenië fout loopt. Ja, er heerst een sfeer van straffeloosheid in Tsjetsjenië en in de hele noordelijke Kaukasus. Er is een groeiend aantal ontvoeringen, mistoestanden en willekeurige moorden. Ja, de Russische Federatie heeft de toestand er niet onder controle, integendeel het conflict breidt zich uit vanuit Tsjetsjenië over Ingoesjetië naar de hele noordelijke Kaukasus.

Tegen deze achtergrond verkiezingen organiseren en dan nog als Raad of als Commissie zeggen dat de verkiezingen min of meer goed zijn verlopen, is werkelijk een schande. Daarom roep ik de Commissie, de Raad, de ministers van Buitenlandse Zaken en heel in het bijzonder de minister van Buitenlandse Zaken van België die nu het OVSE-voorzitterschap heeft, op om de zaken met de juiste gang van zaken te noemen. Ik besluit, mijnheer de Voorzitter, om ervoor te zorgen dat de Russen geholpen worden om nu ...

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken).

 
  
MPphoto
 
 

  Jonas Sjöstedt, namens de GUE/NGL-Fractie. - (SV) Mijnheer de Voorzitter, zoals in dit Parlement al werd gezegd was er tijdens de verkiezingen in Tsjetsjenië geen sprake van grote mankementen en tekortkomingen. Daar is geen enkele twijfel over. Tegelijkertijd zijn deze verkiezingen een stap vooruit. Er is nu een kans om politieke instellingen op te bouwen in Tsjetsjenië, en wel met iets meer geloofwaardigheid dan voorheen. Na al deze jaren van wreedheden en oorlog is wel duidelijk dat er geen militaire oplossing mogelijk is voor het conflict in Tsjetsjenië. De gedachte - die de Russische regering koestert - dat het mogelijk is om de oppositie in Tsjetsjenië te verpletteren is een sprookje. Uiteindelijk zullen er onderhandelingen en een politiek proces nodig zijn.

Het staat voor ons allen evident dat de verwerpelijke terreurdaden die zijn begaan door Tsjetsjeense separatisten, veroordeeld moeten worden. Het is echter ook belangrijk in te zien dat ook Rusland een terreurbeleid heeft gevoerd ten aanzien van bepaalde delen van de Tsjetsjeense bevolking. Het heeft verschrikkelijk wreedheden begaan zonder daarvoor enige verantwoording te moeten afleggen. Dat is koren op de molen van de meest extreme krachten in Tsjetsjenië. Alleen als dergelijke daden worden stopgezet zal er waarschijnlijk een kans ontstaan op een dialoog en op een vreedzame oplossing.

 
  
MPphoto
 
 

  Michał Tomasz Kamiński, namens de UEN-fractie. - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het debat van vandaag toont aan, dat het Europees Parlement een democratische instelling is.

Ik wil de voorgaande sprekers danken voor hun correcte en betrouwbare inschatting van de situatie in Tsjetsjenië. We moeten echter luid en duidelijk zeggen dat we dit debat wel in het Europees Parlement kunnen houden, maar in Rusland zoiets niet hoeven te proberen. Democratie, zoals wij in het Westen gewend zijn, is er op dit moment niet in Rusland. En als er geen democratie is in Moskou of in Sint-Petersburg, waar geen oorlog heerst, dan is er zeker geen democratie in Grozny, of in de rest van Tsjetsjenië, waar wel een oorlog woedt.

Commissaris Ferrero-Waldner heeft vandaag gezegd dat de Europese Unie geen waarnemers naar de verkiezingen in Tsjetsjenië kon sturen, omdat dat onder de gegeven omstandigheden niet mogelijk was. Ik dank de commissaris voor haar openhartigheid. Dames en heren, als niet eens kan worden gegarandeerd dat waarnemers veilig naar Tsjetsjenië kunnen reizen, hoe kunnen we dan aannemen dat aan de voorwaarden voor vrije verkiezingen is voldaan? Dat is niet gebeurd. Een van de redenen daarvoor is dat Tsjetsjenië volgens het internationaal recht een onafhankelijke staat is die door een andere staat wordt bezet. Dat wil ik met kracht benadrukken. Het Tsjetsjeense volk heeft nooit uit vrije wil aangegeven deel te willen uitmaken van de Russische federatie. Tsjetsjenië heeft zich soeverein verklaard en die soevereiniteit wordt voor het oog van de hele wereld vermorzeld door Russische tanks.

Los van de partijen die we in dit Parlement vertegenwoordigen moeten we, als we de fundamentele waarden delen waarop onze Gemeenschap is gebaseerd - zoals democratie en het recht op zelfbeschikking - met kracht eisen dat het Tsjetsjeense volk zijn vrijheid krijgt.

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik heb de indruk dat de Europese Unie en het Parlement de kans niet voorbij laten gaan om - vaak op grond van geringe objectieve bewijzen - autoriteiten en regeringen van landen te censureren of tegen te werken waarmee zij juist goede relaties zou moeten hebben. Dat soort acties passen veel beter bij Rusland, in plaats van dat wij miljoenen euro’s van de Europese belastingbetalers verspillen aan twijfelachtige initiatieven voor ondersteuning van organisaties van zogeheten “democratische waakzaamheid”.

Om een Europa voor iedereen op te bouwen, is het van het hoogste belang dat wij gelijke maatstaven hanteren bij de beoordeling van de veiligheidsmaatregelen en de antiterreurmaatregelen die de rust en de stabiliteit van onze Unie beïnvloed hebben of dat kunnen doen.

Ik geloof niet dat het nodig is in dit bestek te herinneren aan de vreselijke misdaden die in Tsjetsjenië en Rusland zijn gepleegd tegen de burgerbevolking door mensen die zeggen te strijden voor de zelfbeschikking van het Tsjetsjeense volk. Wel moet ik zeggen dat sommigen zich het recht toe-eigenen om zich met andermans zaken te bemoeien en veroordelingen uit te spreken, waarbij dan dikwijls in dezelfde situaties maar in verschillende delen van de wereld met twee maten gemeten wordt.

De resolutie over Tsjetsjenië is daar het zoveelste voorbeeld van. Ik zal dus opnieuw geen steun geven aan een resolutie die huichelachtig is en tegelijkertijd de belangen van stabiliteit aan de zuidoostelijke grenzen van de Unie, belangen die de noodzaak moeten beschouwen...

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Tunne Kelam (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, volgens de Russische mensenrechtenorganisaties hebben deze zogenaamde verkiezingen alleen op papier plaatsgevonden. De opkomst onder de lokale bevolking was laag, vrijwel nihil. In plaats daarvan brachten, schandalig genoeg, duizenden Russische soldaten hun stem uit, samen met een gewapende factie van de door het Kremlin aangewezen leider Kadyrov. Deze verkiezingen moeten daarom worden gezien als een manier om het niet-aflatende geweld en de aanhoudende onderdrukking te maskeren.

In 2000, tijdens de aanval van Russische troepen op Grozny, zat mensenrechtenactiviste Lida Yusupova in de kelder van een half verwoest huis. De mensen daar voelden zich machteloos en in de steek gelaten. Op een of andere manier wisten ze dat op hetzelfde moment in Straatsburg de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa de situatie in Rusland besprak. Ze luisterden naar de radio en de oudere bewoners vroegen aan mevrouw Yusupova: ‘Gaan ze ons helpen? Straatsburg is onze enige hoop.’ Zes jaar later is deze vraag nog steeds niet beantwoord.

De bijeenkomst gisteren van de vertegenwoordigers van de Russische mensenrechtenorganisaties bevestigde dat de bezorgdheid die wij al geruime tijd uiten, terecht is. De laatste keer gaven we daarvan uiting in het verslag-Malmström. In de resolutie van vandaag staat helaas dat de Raad en de Commissie niet adequaat op deze bezorgdheid en de schendingen van de mensenrechten hebben gereageerd. Je kunt zelfs zeggen dat ze schromelijk tekort zijn geschoten. Daarom is het nu de hoogste tijd om een principieel en eendrachtig standpunt in te nemen ten aanzien van deze kwesties, aangezien de grove schendingen van de mensenrechten in Tsjetsjenië, die ongestraft blijven, zich als een virus door de gehele Russische Federatie verspreiden.

Tot slot, wat betreft de resolutie van vandaag...

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Howitt (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik mijn diepe teleurstelling uitspreken over het feit dat president Poetin gisteren, naar verluidt, een nieuwe wet heeft ondertekend om niet-gouvernementele organisaties onder toezicht te stellen. Dit valt samen met het besluit van het hooggerechtshof van Ingoesjetië om de vergunning in te trekken van de Britste liefdadigheidsinstelling Centre for Peace and Community Development. Vanochtend sprak ik met hun vertegenwoordiger in Moskou. Dit is een organisatie die humanitaire hulp heeft verleend aan ongeveer 1 000 Tsjetsjeense kindvluchtelingen, en dus blijkt daaruit dat deze wet alleen maar een strafexpeditie is.

Deze wet is niet verenigbaar met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, en het is van essentieel belang dat de Europese Unie hier niet alleen protest tegen aantekent, maar ook actie onderneemt, onder meer door erop aan te dringen dat NGO's deelnemen aan de mensenrechtenbesprekingen tussen de EU en Rusland.

In plaats daarvan zien we iets wat lijkt op een poging van de heer Poetin om naar een militaire oplossing te grijpen, waarbij hij flagrante schendingen van de mensenrechten niet uit de weg gaat, zoals willekeurige opsluitingen, onder dwang afgelegde bekentenissen, martelingen en zo'n 2 500 verdwijningen sinds 1999. President Poetin noemt het naburige Dagestan een ‘mini-Irak op de stoep van Rusland’. We moeten deze ontwikkelingen een halt toeroepen.

 
  
MPphoto
 
 

  Milan Horáček (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, stiekem heeft president Poetin de wet op de NGO's ondertekend. De eerste drie hulporganisaties in Ingoesjetië zijn al verboden, waaronder een die humanitaire hulp biedt aan vluchtelingen.

De manier waarop autoritaire regimes het maatschappelijk middenveld bejegenen maakt deel uit van het principe dat onafhankelijke en eerlijke informatie over bijvoorbeeld de tragische Tsjetsjeense oorlog ongewenst is. NGO's als Memorial bieden ons informatie over schendingen van en inbreuken op de mensenrechten in Tsjetsjenië, waar vrije verkiezingen niet mogelijk zijn.

De president van Rusland wierp bij het bezoek van bondskanselier Merkel, die dit tere punt van Tsjetsjenië ter sprake bracht - zoals ze eerder ook al Guantanamo in Washington ter sprake bracht - tegen dat ook in het Westen, dat wil zeggen in de EU, democratie en mensenrechten tekortkomingen hebben. Ik kan daarop slechts zeggen: een zo omvangrijke inperking van de vrijheid van meningsuiting, een zo vreselijke oorlog als in Tsjetsjenië, een justitieel apparaat dat de rechtsstaat zo minacht als in het geval van Yukos, en zulke onmenselijke detentieomstandigheden als die voor Lebedew en Chodorkowski, bestaan in de EU niet. De mensenrechten zijn universeel en ondeelbaar en mogen niet worden geminacht.

 
  
MPphoto
 
 

  Aloyzas Sakalas (PSE). - (LT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zou in de eerste plaats willen opmerken dat de onderhavige ontwerpresolutie aanzienlijk verder gaat dan alle eerdere resoluties, waarin massamoorden op onschuldige Tsjetsjeense burgers beoordeeld werden op grond van de vraag wie zich er schuldig aan maakten: de separatisten of de Russische legereenheden. In het eerste geval werd gesproken van terrorisme, in het tweede geval van schending van de mensenrechten. De conclusie kan niet anders zijn dan dat wij ons bij ons oordeel niet baseren op de feiten zelf, maar op de vraag of de dader al dan niet machtig is en olie- of gasreserves heeft.

Niettemin zou ik erop willen wijzen dat onze resoluties niets uit zullen halen zolang het buitenlands beleid van de EU-lidstaten niet aangepast wordt aan de inhoud van die teksten. Waarom zou president Poetin eigenlijk de moeite nemen te reageren op ons geweeklaag als hij verder warm onthaald wordt in onze landen en zelfs zeer eervolle en verantwoordelijke taken toevertrouwd krijgt, zoals het voorzitterschap van G8-bijeenkomsten? Daarom stel ik voor de ontwerpresolutie aan te nemen, maar tevens wil ik de hoop uitspreken dat een en ander ondersteund wordt met passende diplomatieke maatregelen, zodat dit niet de zoveelste resolutie wordt die uiteindelijk niets verandert.

 
  
MPphoto
 
 

  Józef Pinior (PSE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, terwijl wij in het Europees Parlement debatteren over Rusland, is in Nijny Novgorod weer een dag voorbij gegaan in het proces tegen Stanislav Dmitrievski, hoofdredacteur van de krant Prawo Zaszczyta, en voorzitter van de Vereniging van Russisch-Tsjetsjeense vriendschap.

De heer Dmitrievski is een van de meest gerespecteerde voorvechters van de mensenrechten in de Russische Federatie. De internetsite van de Vereniging van Russisch-Tsjetsjeense vriendschap is het belangrijkste discussieforum over de mensenrechtensituatie en de politieke vrijheden ten oosten van de Kaukasus, met name in Tsjetsjenië. De volgende zitting in het proces van de heer Dmitrievski vindt plaats op 3 februari aanstaande.

In debatten over Rusland uiten we onze bezorgdheid over het gebrek aan democratie, over de beperkingen van de mensenrechten en de activiteiten van niet-gouvernementele organisaties. Maar we mogen niet vergeten dat er ook een ander Rusland bestaat: het land van de voorvechters van de mensenrechten, het land van de politici die bereid zijn zich te verzetten tegen het autoritaire politieke systeem, het Rusland van de bloeiende cultuur, het land van het alerte maatschappelijk middenveld, dat een ware brug vormt tussen het Rusland dat we vandaag zien en de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, we nemen de zorgen en twijfels met betrekking tot de situatie in Tsjetsjenië en de mensenrechten in Rusland, die in dit debat tot uiting zijn gebracht, zeer serieus. De voorzitter van de Europese Raad, bondskanselier Schüssel, heeft hedenochtend iets gezegd, wat ik op deze plaats wil herhalen: mensenrechten en grondrechten zijn voor ons ondeelbaar. Het zijn Europese waarden en ik benadruk dat dat ook tegenover Rusland geldt. De Europese Unie - en ik wil hier graag in het bijzonder op de activiteiten van de Raad wijzen - brengt de schendingen van de mensenrechten tegenover Rusland steeds weer op alle niveaus ter sprake. Of dat nu voor uw gevoel wel of niet plaatsvindt in te diplomatieke bewoordingen, het gebeurt in bewoordingen die wij gebruiken in het gesprek met de Russische partner.

Het is in het bijzonder ook belangrijk dat we de dialoog overeind houden, want alleen in een dialoog kunnen we onze zorgen met betrekking tot de schendingen van de mensenrechten, tot uiting brengen. Daarom is het overleg over de mensenrechten, dat werd ingevoerd en regelmatig plaatsvindt, ook uiterst belangrijk. In maart is er een nieuwe ronde. De Raad bereidt zich zeer gewetensvol voor op dit overleg.

Wij delen natuurlijk ook de zorgen die hier zijn geuit met betrekking tot de wet op de niet-gouvernementele organisaties. We betreuren het dat deze wet is ondertekend. Ik verzeker u dat de Raad zich daarover op passende wijze zal uitspreken, en dat we ook de situatie van de niet-gouvernementele organisaties in Rusland nauwlettend zullen volgen. Ik geef vanzelfsprekend de afgevaardigde gelijk, die heeft gezegd dat we alle krachten in Rusland moeten steunen die zich uitspreken voor democratie en eerbiediging van de mensenrechten, en ik u verzekeren dat dat ook gebeurt.

 
  
MPphoto
 
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag eerst terugkomen op de verkiezingen. Het was de Raad van Europa die een achtkoppige verkenningsmissie stuurde. Wij hebben geen waarnemers gestuurd. De verkiezingen waren niet vrij en niet eerlijk, en er waren onregelmatigheden. Er is echter ook vooruitgang geboekt, want voor het eerst gingen verkiezingen in die moeilijke omgeving niet gepaard met geweld. Een lokale instantie, die wordt gefinancierd door de Commissie, zei dat er bepaalde onregelmatigheden waren, maar over het algemeen was er een hogere deelname aan de verkiezingen dan ooit tevoren: een opkomst van 55 procent. We zien dat er vooruitgang is, maar we weten dat de situatie als geheel zeker niet bevredigend is.

Na deze opmerkingen wil ik ook graag wat zeggen over de achterliggende oorzaken. Er is een politiek conflict waarvoor een politieke oplossing moet komen, maar er is ook veel armoede, en daarom moeten tevens de oorzaken van die armoede worden aangepakt. Dat is wat de Commissie momenteel via het Tacis-programma op drie gebieden probeert te doen: gezondheidszorg, onderwijs - vooral het scheppen van werkgelegenheid - en inkomstengenererende activiteiten. We weten dat de belangrijkste oorzaak voor geweld vaak ligt in het feit dat mensen geen werk hebben.

In de derde plaats zullen we, zoals ik reeds heel duidelijk heb gezegd, wat de NGO’s betreft zeer zorgvuldig in de gaten houden hoe de bepalingen worden geïmplementeerd, aangezien deze wet pas gisteren of vandaag door president Poetin is ondertekend. Daar moeten we nu naar kijken. Ik ben het met het voorzitterschap eens dat dit in het kader van de officiële politieke dialoog met Rusland moet gebeuren.

U kunt ervan op aan dat we de problemen noemen. Zoals ik reeds zei, heb ik met minister van Buitenlandse Zaken Lavrov over deze kwestie gesproken en er zijn in elk geval enkele amendementen in overweging genomen. Over het geheel genomen ben ik het echter eens met degenen die zeggen dat we ten aanzien van Rusland een coherent beleid moeten voeren, waarin ook de zekerheid van energievoorziening is opgenomen. We weten dat Rusland een belangrijke energieleverancier voor ons is, dat het een strategische partner is, maar dat het ook een partner is waarmee we soms een dialoog voeren waarin kritische opmerkingen worden gemaakt.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Ik heb zes ontwerpresoluties(1) ontvangen overeenkomstig artikel 103, lid 2, van het Reglement.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.

 
  
  

VOORZITTER: SYLVIA-YVONNE KAUFMANN
Ondervoorzitter

 
  

(1) Zie notulen.


11. Vragenuur (vragen aan de Raad)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Aan de orde is het vragenuur (B6-0676/2005), waarin wij een reeks vragen aan de Raad behandelen.

Voordat wij beginnen met het vragenuur, wil ik allereerst een mededeling doen en u ten tweede ervan op de hoogte stellen dat na deze mededeling u zult worden toegesproken door de heer Winkler. Wij hebben met de Raad afgesproken dat er met ingang van vandaag een nieuw systeem op het vragenuur van toepassing zal zijn. De details omtrent dit systeem zijn alle afgevaardigden met de nota aan de leden van 9 december 2005 toegezonden. Het vragenuur zal nu in twee stukken worden verdeeld. Tijdens het eerste deel zal de minister die verantwoordelijk is voor algemene zaken vier vragen met hoge prioriteit behandelen, welke geselecteerd zullen worden door de Voorzitter. Tijdens het tweede deel zal de minister voor Buitenlandse Zaken bij deze gelegenheid negen vragen behandelen, meer bepaald de vragen 5 tot en met 14, die alle betrekking hebben op onderwerpen die binnen zijn bevoegdheidsterrein vallen.

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het verheugt mij dat ik vandaag voor het eerst met u mag deelnemen aan het vragenuur. Ik wil graag van de gelegenheid gebruikmaken om iets te zeggen wat u zojuist ook al noemde. Wij zijn ons, als voorzitter van de Raad, ervan bewust dat het vragenuur een belangrijk democratisch instrument is, daar het de leden van het Parlement de mogelijkheid biedt om van de Raad antwoord te krijgen op vragen die voor het werk in het Parlement belangrijk zijn.

We hebben dan ook samen met het secretariaat van het Europees Parlement nagedacht over de vraag hoe het instrument van het vragenuur het beste en effectiefste kan worden gebruikt. Dat heeft - zoals de Voorzitter ook al heeft opgemerkt - ideeën voor vernieuwing opgeleverd die we vandaag voor het eerst met zijn allen willen uitproberen. Dit vragenuur nieuwe stijl moet in eerste instantie gericht zijn op de actuele onderwerpen die van algemeen belang zijn, waarna de rest van het uur gewijd zal worden aan een bepaald vakgebied, dat wil zeggen dat dan kwesties aan de orde komen die door de op dat vakgebied deskundige voorzitter van de Raad zelf beantwoord worden. Ik denk dat deze procedure ertoe zal bijdragen dat de vragen waarvoor u zich interesseert gerichter worden beantwoord. Wij hopen dat op die manier uw Parlement beter bediend zal worden en eveneens zal worden bijgedragen aan een succesvollere en beter gefundeerde interinstitutionele dialoog, waaraan het Oostenrijks voorzitterschap bijzonder gehecht is.

We doen dat, ondanks het feit dat Oostenrijk een land is met een relatief kleine regering en derhalve ook weinig ministers heeft die voor deze dialoog beschikbaar zijn. We willen echter in ons aller belang deze inspanning ondernemen. Het is overigens niet eenvoudig geweest de andere leden van de Raad van het nut van deze vernieuwing te overtuigen, maar het is ons gelukt. Ik hoop, mevrouw de Voorzitter, dat zo veel mogelijk leden van het Parlement dit voorstel steunen en dat het vragenuur door hun aanwezigheid in de toekomst gekenmerkt zal worden door meer levendigheid.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Wij gaan over tot het vragenuur.

Vraag nr. 1 van Liam Aylward (H-1119/05)

Betreft: Klimaatverandering

Kan de Raad een verklaring afleggen over het al dan niet welslagen van de VN-Conferentie over klimaatverandering die in de week van 5 december in Montreal (Canada) is gehouden?

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, zoals de afgevaardigde bekend is, heeft de Europese Raad onlangs de positieve resultaten van de VN-conferentie over klimaatverandering, die van 28 november tot 10 december 2005 in Montreal werd gehouden, toegejuicht. Overeenkomstig het actieplan van Montreal moet toekomstig overleg over het klimaat vanaf nu op twee sporen worden gevoerd. Enerzijds zullen de partijen die het Protocol van Kyoto hebben geratificeerd, een begin maken met onderhandelingen over bindende emissiestreefdoelen voor de ontwikkelde landen in een tweede verbintenisperiode, en anderzijds zijn alle bij het Raamakkoord inzake klimaat betrokken partijen, met inbegrip van de Verenigde Staten en de grootste ontwikkelingslanden, overeengekomen dat zij zullen deelnemen aan een wereldwijde discussie over gecoördineerde langetermijnmaatregelen met betrekking tot klimaatverandering. Alles bij elkaar functioneert het Protocol van Kyoto nu volledig, en wij zijn van mening dat de weg gebaand is om binnen het kader van de Verenigde Naties voortgang te boeken.

 
  
MPphoto
 
 

  Liam Aylward (UEN). - (EN) Ik wil graag in de eerste plaats minister Winkler welkom heten bij zijn eerste officiële optreden in het Parlement. Ik wens hem en zijn collega's veel succes met hun voorzitterschap en dank hem voor zijn uitvoerige antwoord.

Ik ben verheugd over het resultaat van de onderhandelingen in Montreal, die uiteindelijk betrekkelijk succesvol zijn verlopen. Ik wil echter graag een vraag stellen aan zowel de Raad als de Commissie in verband met het feit dat de AP6-landen - China, India, Zuid-Korea, Japan, de Verenigde Staten en Australië - op 12 januari 2006 in Sydney hebben besloten dat zij 45 procent van de wereldbevolking uitmaken en bijna de helft van de uitstoot van broeikasgassen voor hun rekening nemen. Aangezien zij op eigen houtje opereren en niet via bindende afspraken aan bepaalde principes gehouden zijn, vraag ik me af hoe we hier in de Raad en de Commissie mee moeten omgaan.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Mijnheer Aylward, hoewel ik erg inschikkelijk ben geweest vanwege uw vriendelijke welkomstwoord aan het adres van het voorzitterschap van de Raad, moet ik alle leden eraan herinneren dat zij slechts over dertig seconden beschikken om aanvullende vragen te stellen. Als wij de ons toebedeelde tijd allemaal overschrijden, zullen wij helaas maar zeer weinig vragen kunnen behandelen. Dus wees u alstublieft zo vriendelijk om de tijdslimiet voor het stellen van aanvullende vragen te respecteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ook de onderhandelingen in Montreal hebben aangetoond dat de grootste producenten van broeikasgassen nu meer hun stem laten horen in de dialoog over een toekomstig systeem voor klimaatbescherming. Het is belangrijk dat de landen hiervoor samen een oplossing vinden.

Het is zeer wel mogelijk dat voor het toekomstige systeem structurele veranderingen nodig zijn, die de tot nog toe gedane inspanningen voor het terugbrengen van emissies van broeikasgassen aanzienlijk kunnen vergemakkelijken. Ook buiten het internationale klimaatproces om vinden opmerkelijke ontwikkelingen plaats, en verschillende regio’s hebben initiatieven genomen.

In het actieplan van Gleneagles - als ik daar nu naar mag verwijzen - leggen de belangrijkste handelspartners van de EU de nadruk op technologieoverdracht en de aanpak van de gevolgen van klimaatveranderingen. Ook worden daarin afspraken gemaakt over de dialoog en technologische samenwerking met India, China en Rusland.

Het is in het belang van de Europese Unie om in samenwerking met alle landen - in het kader van de internationale klimaatdialoog of daarbuiten - te waarborgen dat onze gemeenschappelijke doelstellingen voor het terugbrengen van emissies niet door acties van groepen of staten gedwarsboomd worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Paul Rübig (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, van de industrie ontvangen we signalen dat het systeem voor handel in emissierechten resulteert in een verstoring van de energiemarkt en een onnodige stijging van de elektriciteitsprijzen, en bovendien een negatieve invloed heeft op de nationale klimaatstrategieën. Is de Raad van mening dat de EU-richtlijn betreffende de handel in broeikasgasemissierechten haar oorspronkelijke doelstellingen heeft bereikt, en zou een CO2-heffing een eigen middel van de EU kunnen worden?

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. (DE) Mevrouw de Voorzitter, het EU-systeem voor de handel in emissierechten is een van de pijlers in de strijd tegen klimaatverandering. Het is het eerste internationale handelssysteem voor CO2-emissies ter wereld en omvat ongeveer 12.000 installaties, oftewel iets minder dan de helft van de totale Europese CO2-emissies. Met dit systeem kunnen de EU-lidstaten hun emissiedoelen halen. Met geen enkel ander systeem kunnen emissies zo kostenefficiënt worden gereduceerd.

De Raad is zeer wel op de hoogte van de door u aangestipte problemen bij de implementatie van het EU-systeem voor de handel in emissierechten in de proeffase. Tijdens deze beginperiode hebben we nuttige ervaring opgedaan, waar we bij de toekomstige ontwikkeling van het systeem op kunnen bogen. Voortbouwend op deze eerste inzichten wordt in de richtlijn reeds voorzien in een volledige herziening in 2006. Bij die herziening kunnen we alle mogelijkheden voor verbetering onderzoeken en implementeren in de periode na 2012.

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Seeber (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, mijn dank voor uw zeer gedetailleerde uiteenzetting over dit thema. Wij weten dat de overeenkomst inzake klimaatbescherming ook kosten voor de industrie met zich meebrengt. Welke mogelijkheden hebben we volgens u dan om de concurrentiekracht van de Europese industrie te vergroten en te behouden op de internationale markten? Zijn er mogelijkheden? En zo ja, welke?

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, de Europese Unie heeft altijd een mondiale samenwerking voor de bescherming van ons klimaat proberen te bereiken. De Europese Unie en haar vertegenwoordigers hebben dit ook in alle internationale fora en in de conclusies van de Raad duidelijk naar voren gebracht. De manier waarop het Protocol van Kyoto in Europa is omgezet, toont op een geloofwaardige wijze aan hoezeer de EU zich hiervoor inzet, en levert het bewijs dat klimaatbescherming mogelijk is en samen kan gaan met economische groei. Economie en klimaatbescherming staan volgens ons niet lijnrecht tegenover elkaar. De EU heeft bijvoorbeeld gekozen voor een systeem voor handel in emissierechten. Dit is de meest kostenefficiënte manier om emissies te reduceren. Bovendien hebben internationale studies herhaaldelijk aangetoond dat niets doen veel grotere financiële gevolgen zou hebben dan het treffen van klimaatbeschermingsmaatregelen zoals wij nu doen. Hoe eerder we maatregelen nemen om het klimaat te beschermen, des te lager vallen de kosten voor het bedrijfsleven in de toekomst uit. Het heeft dus voor de Europese Unie ook vanuit economisch oogpunt zin om met het oog op een efficiënter energiegebruik - veel van de debatten van vandaag gingen over energie - maatregelen te treffen voor klimaatbescherming, waarmee ook meteen nieuwe arbeidsplaatsen kunnen worden gecreëerd.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Vraag nr. 2 is door de vraagsteller ingetrokken.

Vraag nr. 3 van Ursula Stenzel (H-1165/05)

Betreft: Coördinatie tussen de instellingen (EU - Raad van Europa - OVSE) en eerbiediging van de mensenrechten bij de terreurbestrijding

Mensenrechtelijke problemen spelen ook in EU-verband een steeds grotere rol; een werkzame coördinatie op dit terrein met andere organisaties is daarom noodzakelijk, vooral met de Raad van Europa, om overlapping te vermijden. Ook bij de terreurbestrijding blijft de eerbiediging van de mensenrechten van groot belang, zoals het Europees Parlement steeds weer heeft benadrukt.

Hoe denkt Oostenrijk tijdens zijn voorzitterschap enerzijds de samenwerking tussen de EU en de Raad van Europa, en ook de OVSE, te versterken, en welke standpunten vertegenwoordigt Oostenrijk anderzijds waar het gaat om de eerbiediging van de mensenrechten bij de bestrijding van terrorisme?

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigde Stenzel heeft een vraag gesteld over de coördinatie van de EU, de Raad van Europa en de OVSE, en over de eerbiediging van de mensenrechten bij de strijd tegen het terrorisme. Mijn antwoord is als volgt: juist op het gebied van justitie en binnenlandse zaken zijn de contacten met de Raad van Europa uitstekend. Ik had overigens vandaag pas de gelegenheid om voor het Comité van ministers van de Raad van Europa te spreken over de prioriteiten van het Oostenrijkse voorzitterschap, en ik heb daarbij met nadruk gewezen op de gemeenschappelijke belangen en op de samenwerking tussen de Raad van Europa en de Europese Unie op het gebied van de bescherming van de rechten van de mens.

Ik wil er op wijzen dat we groot belang hechten aan de vergaderingen die elk voorzitterschap sinds 1997 met de Trojka van de Raad van Europa houdt. Bij de laatste bijeenkomst met de Raad van Europa op 7 december 2005 stonden vooral de richtsnoeren van de Raad van Europa betreffende de rechten van de mens en de strijd tegen het terrorisme op de agenda. De groep “Terrorisme – internationale aspecten” onderhoudt in het kader van de buitenlandse betrekkingen eveneens regelmatig contact met de Raad van Europa.

Ook de werkgroep mensenrechten volgt de internationale inspanningen die andere fora, zoals de OESO, de Raad van Europa en de Verenigde Naties op het gebied van de eerbiediging van de rechten van de mensen en de strijd tegen het terrorisme ondernemen, op de voet. Al deze initiatieven moeten ervoor zorgen dat de EU een actieve rol kan spelen. Het Oostenrijkse voorzitterschap bevestigt dat het deze vorm van samenwerking met de Raad van Europa wil voortzetten.

Op de top van de Raad van Europa die in 2004 in Warschau plaatsvond, was afgesproken dat een akkoord met de Europese Unie zou worden opgesteld met regels voor alle terreinen waarop de organisaties samenwerken, met als doel deze samenwerking te structureren, te verbeteren en te intensiveren.

Tijdens het Britse voorzitterschap is een ontwerp opgesteld, dat de Raad van Europa inmiddels heeft ontvangen en in behandeling heeft genomen overeenkomstig zijn procedures. Het Oostenrijkse voorzitterschap zal, in nauwe samenwerking met de Commissie, intensief overleg voeren met het voorzitterschap van de Raad van Europa - dat zoals u weet dit half jaar door Roemenië wordt bekleed - zodat dit belangrijke document in de komende maanden kan worden voltooid. Ik heb mij er vandaag ten overstaan van de afgevaardigden van de ministers toe verplicht om vanuit de Europese Unie alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat dit memorandum bij voorkeur nog onder Roemeens voorzitterschap - dus voor eind mei dit jaar - kan worden voltooid.

Wat de OVSE betreft, onderhouden beide organisaties zowel ter plaatse als op institutioneel vlak uitstekende contacten, die in de toekomst ook nog geïntensiveerd zouden moeten worden.

Ik wil erop wijzen dat drie EU-lidstaten, te weten België, Spanje en Finland, de komende jaren achtereenvolgens het voorzitterschap van de OVSE zullen bekleden. Inmiddels is immers bijna 50 procent van de ledenlanden van de OVSE tevens lidstaat van de Europese Unie, en daar komen normaliter nog eens tien landen bij die haar gemeenschappelijke standpunten en acties onderschrijven.

Binnen de OVSE wordt al geruime tijd gedebatteerd over het vergroten van de doeltreffendheid van de organisatie, en dan met name over het werk van het Bureau voor democratische instellingen en mensenrechten (ODIHR), dat zich inzet voor bescherming van de rechten van de mens. De EU heeft zich in dit kader al in het verleden systematisch en succesvol ingezet voor de onbeperkte autonomie van de organisatie, zodat zij haar belangrijke taak bij het bevorderen van de democratie en de mensenrechten ook in de toekomst vrij van discriminatie en zonder beperkingen in alle ledenlanden van de OVSE kan uitoefenen.

Het Oostenrijkse voorzitterschap zal dit beleid, dat uiteraard door alle lidstaten wordt onderschreven, voortzetten.

 
  
MPphoto
 
 

  Ursula Stenzel (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, hartelijk dank voor uw uitvoerige antwoord op mijn vraag over de coördinatie op het gebied van terrorismebestrijding en mensenrechten. Ik heb nog een vraag: hoe staat het voorzitterschap van de Raad tegenover het onderzoek van de Europese Raad naar mogelijke illegale CIA-vluchten en geheime detentiecentra?

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, zoals bondskanselier Schüssel in zijn uiteenzetting van vandaag al duidelijk naar voren heeft gebracht, ondersteunt het Oostenrijkse voorzitterschap de pogingen van de Parlementaire Vergadering en de secretaris-generaal van de Raad van Europa om duidelijkheid te scheppen in deze kwestie en de feiten open op tafel te leggen.

Elke twijfel over de gehechtheid van alle lidstaten van de Raad van Europa aan de rechtsstaat en de mensenrechten, in de zin van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, moet worden weggenomen. Wij zullen daarom ook onderzoeksmaatregelen van het Europees Parlement dienaangaande ondersteunen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE). - (EN) Mijn aanvullende vraag betreft dezelfde kwestie als die mevrouw Stenzel zojuist aansneed. Gaat de fungerend voorzitter in zijn hoedanigheid van fungerend voorzitter alle vierentwintig lidstaten benaderen om hen aan te zetten tot volledige samenwerking met de Tijdelijke Commissie van het Europees Parlement die onderzoek gaat doen naar de vermeende CIA-vluchten?

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) We zullen dit onderwerp zeker aan de orde stellen tijdens het overleg met alle vertegewoordigers in de Raad.

 
  
MPphoto
 
 

  Reinhard Rack (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Raad, ik wil een algemener onderwerp aansnijden, omdat uit het debat van vandaag is gebleken dat het Oostenrijkse voorzitterschap het versterken van de mensenrechten binnen de Unie als geheel als een van haar prioriteiten beschouwt. De EU is voornemens het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat in Wenen uit te bouwen tot een bureau voor de mensenrechten. Ziet u in dit kader mogelijkheden voor coördinerende of ook ondersteunende taken?

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, wij zien de oprichting van een Europees bureau voor de mensenrechten als een essentiële bijdrage aan een betere profilering van alle instellingen van de Europese Unie. Wij willen via een dialoog met het Europees Parlement, maar ook met de Raad van Europa en andere instellingen, van dit bureau voor de mensenrechten een effectief instrument maken, dat daadwerkelijk een bijdrage kan leveren aan de thema’s die u naar voren hebt gebracht, namelijk de eerbiediging van de rechten van de mens in de strijd tegen het terrorisme en de georganiseerde misdaad.

Dit bureau wordt hopelijk nog tijdens het Oostenrijkse voorzitterschap van de Raad in het leven geroepen, en kan wat ons betreft op 1 januari 2007 aan de slag gaan. Het is niet de bedoeling dat het bureau gaat concurreren met andere, al bestaande instellingen. Concurrentie voor waardevolle en belangrijke instellingen als de Raad van Europa, het Hof van Justitie, het Comité tegen discriminatie, of andere instellingen, is ongewenst. We willen een efficiënt bureau dat voortbouwt op de basis van het Waarnemingscentrum voor racisme in Wenen, maar wel meer bevoegdheden heeft, en daarmee de geloofwaardigheid van de Europese Unie op het gebied van de mensenrechten kan vergroten.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Vraag nr. 4 van Diamanto Manolakou (H-1178/05)

Betreft: Illegale ontvoering en arrestatie van Pakistani die in Griekenland wonen

De onthullingen over de illegale ontvoering, arrestatie, gevangenhouding en ondervraging, enkele dagen na de bomaanslagen in Londen, van tientallen Pakistani die in Griekenland wonen, zijn uitgegroeid tot een bijzonder netelige politieke kwestie. Bovenop de eerdere beschuldigingen aan het adres van de Griekse autoriteiten komen nu volgens een reportage van de BBC ook aantijgingen over dagenlange verhoren in het Engels, psychische foltering en liquidatie. De hele kwestie is het gevolg van een operatie van de Britse geheime diensten in Griekenland en wordt ook in verband gebracht met de zaak van de illegale overbrenging van gevangenen via Europese luchthavens.

Veroordeelt de Raad de methode van ontvoeringen en foltering door geheime diensten of andere vervolgende overheidsinstanties of -machten die onder het toezicht van de overheid vallen of een publieke opdracht vervullen? Zal hij de nodige stappen ondernemen om de soevereiniteit van het volk en de onafhankelijkheid van elk land te waarborgen? Is hij van plan initiatieven te nemen om een einde te stellen aan het toenemende aantal dergelijke gevallen die vermoedens doen rijzen over afspraken door meerdere partijen en landen in de context van de hysterie die de strijd tegen het terrorisme veroorzaakt?

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik wil het volgende zeggen over de vraag van geachte afgevaardigde Manolakou over de ontvoering en arrestatie van Pakistani die in Griekenland wonen. De Raad heeft er steeds weer op gewezen dat de strijd tegen het terrorisme volgens de algemene beginselen van het internationaal recht, alsmede volgens de rechtsbepalingen inzake mensenrechten in de nationale en internationale rechtsinstrumenten moet worden gevoerd.

De Raad benadrukt nogmaals dat hij marteling en andere illegale praktijken categorisch veroordeelt, en onderstreept de noodzaak van eerbiediging van de algemene rechtsbeginselen. De Raad wil en kan echter geen standpunt innemen ten aanzien van de punten die de geachte afgevaardigde naar voren heeft gebracht. Momenteel doen verschillende internationale instanties, en vooral de Raad van Europa, onderzoek naar de genoemde gevallen van ontvoering - de term die wordt gebruikt in de vraag. Zolang de resultaten van dit onderzoek nog niet bekend zijn, kunnen we ons standpunt niet bepalen.

 
  
MPphoto
 
 

  Athanasios Pafilis (GUE/NGL), ter vervanging van de vraagsteller. - (EL) Mevrouw de Voorzitter, de minister heeft ons zojuist twee tegenstrijdige dingen gezegd. Enerzijds verklaarde hij algemeen de schending van de mensenrechten te veroordelen, maar anderzijds weigert hij een standpunt in te nemen ten aanzien van concrete feiten, van feiten die in Griekenland veel ophef hebben veroorzaakt en die verband houden met het optreden van de Britse geheime dienst. Het gaat hier niet om het optreden van de CIA maar om dat van een geheime dienst van een lidstaat van de Europese Unie. Daarom is ons inziens de verklaring over de bescherming van de mensenrechten schijnheilig. Wij willen alleen maar zeggen dat al deze feiten het gevolg zijn van de toepassing van de zogenaamde antiterreurmaatregelen, waarvan het doel uiteindelijk niet is het zogenaamde “terrorisme” te bestrijden is maar alle volkeren te terroriseren.

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, als het Europees Parlement deze beschuldigingen wil onderzoeken, is het uiteraard aan het Europees Parlement een besluit dienaangaande te nemen. Voor ons geldt, zoals ik al eerder zei, dat deze beschuldigingen momenteel worden onderzocht door een aantal internationale instellingen, en ik ben dan ook van mening dat we de resultaten van deze onderzoeken moeten afwachten.

 
  
MPphoto
 
 

  Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de voorzitter, de feiten die u te weten wilt komen, zijn ook door de prestigieuze BBC genoemd. Het Brits parlement heeft een commissie ingesteld en onderzoekt het vraagstuk. Ook het Grieks parlement heeft zich hier urenlang mee bezig gehouden.

Bent u van plan om als fungerend voorzitter contact op te nemen met de autoriteiten van de twee lidstaten opdat zij u in de Raad vertellen wat er is gebeurd?

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, als het Europees Parlement deze beschuldigingen wil onderzoeken, is het uiteraard aan het Europees Parlement een besluit van die strekking te nemen. Voor ons geldt echter dat een aantal internationale instellingen deze beschuldigingen nog aan het onderzoeken is. We moeten de resultaten daarvan afwachten.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Vraag nr. 5 van Manuel Medina Ortega (H-1110/05)

Betreft: Euromediterrane Conferentie van Barcelona

Welke maatregelen is de Raad van plan te treffen om de onlangs op de Euromediterrane Conferentie van Barcelona goedgekeurde overeenkomsten concreet ten uitvoer te leggen?

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, over de vraag van de heer Medina Ortega over de Conferentie van Barcelona wil ik het volgende zeggen. Op de Euromediterrane topconferentie, ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van het proces van Barcelona, is overeenstemming bereikt over een gezamenlijk vijfjarig werkprogramma om het partnerschap verder te ontwikkelen. Ook is er een gedragscode voor terrorismebestrijding aangenomen, die duidelijk uiting geeft aan ons gemeenschappelijk engagement in de strijd tegen terrorisme van welke vorm dan ook.

Het vijfjarig werkprogramma bevat doelstellingen op middellange termijn met betrekking tot het politiek en veiligheidspartnerschap, duurzame economische ontwikkeling en hervormingen, onderwijs en sociale en culturele uitwisseling, en houdt zich bezig met vragen die verband houden met migratie, maatschappelijke integratie, rechtvaardigheid en veiligheid.

Het Oostenrijks voorzitterschap vindt het belangrijk dat elke voorzitter de Raad een rapport voorlegt waarin hij zijn plannen voor de verwezenlijking van dit werkprogramma in detail beschrijft, en nodig de Commissie uit om de Raad regelmatig op de hoogte te brengen van de mate waarin de plannen zijn verwezenlijkt.

Door de afspraken die in Barcelona zijn gemaakt, zal het voor ons mogelijk worden onze regionale samenwerking met onze partners in het Middellandse-Zeegebied te bevorderen, en tegelijkertijd het Europese nabuurschapsbeleid voort te zetten door andere bilaterale actieplannen via onderhandelingen tot stand te brengen.

Er zijn op de topconferentie enkele belangrijke resultaten behaald. Ik noem de goedkeuring van een bestuursfaciliteit voor de ondersteuning en begeleiding van politieke hervormingen, de bevestiging van de liberalisering van de handel in diensten en landbouwproducten als gemeenschappelijk doel en de bereidwilligheid om illegale migratie tegen te gaan, ook door overnameovereenkomsten te sluiten. Bij dit laatste heeft de EU toegezegd het legale personenverkeer te zullen vergemakkelijken, en in verband hiermee moeten op een toekomstige ministerconferentie alle vragen met betrekking tot migratie worden behandeld. Andere resultaten waren een procentuele verhoging van de onderwijsgelden door middel van een studiebeursprogramma voor universiteitsstudenten en de bevordering van gendergelijkheid.

Ten slotte is de aanneming van een gedragscode voor de strijd tegen het terrorisme een groot politiek succes. Daarmee wordt bewezen dat de partners in het proces, ondanks de grote gevoeligheden in de regio, van plan zijn gezamenlijk op te treden tegen deze gesel, waar wij allen mee worden geconfronteerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Manuel Medina Ortega (PSE). - (ES) Mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dank u voor de informatie die u ons verschaft heeft. Ik denk dat die vrij volledig is, en dat zij vooral geconcentreerd was op het punt van de terrorismebestrijding, wat het rechtstreekse doel is.

Maar zoals u weet en ook gezegd heeft, gaat er achter terrorisme een erger probleem schuil: de hele zuidkust van de Middellandse Zee gaat gebukt onder ernstige onderontwikkeling, en er bestaat een enorme druk om te emigreren richting de Europese Unie. De cijfers die ik gezien heb in de onlangs door de Raad goedgekeurde financiële vooruitzichten spreken van een totaalbedrag van 800 miljoen euro over een periode van zeven jaar. Het Europees Parlement staat hier op het ogenblik zeer kritisch tegenover.

Is de fungerend voorzitter van de Raad van mening dat de in de financiële vooruitzichten opgenomen bedragen toereikend zijn om deze problemen aan de zuidkust van de Middellandse Zee op te lossen?

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik wil eerst graag bevestigen dat de Raad er meer instemt dat naast de maatregelen die we nemen om terrorisme en illegale immigratie te bestrijden, het ook belangrijk is dat we programma’s ontwikkelen - en dat doet de Europese Unie immers al lang - die de omstandigheden in de herkomstlanden verbeteren. Dat staan we voor, en dat is ook een onderdeel van het akkoord dat de regeringen over de financiële vooruitzichten hebben gesloten.

We denken dat de financiële middelen toereikend zijn. Het is nu de taak van de Commissie om concrete voorstellen te presenteren voor de vraag hoe de afzonderlijke programma’s uit deze totale bedragen die zijn vastgesteld, moeten worden gefinancierd. Dan moet in onderhandelingen met het Europees Parlement overeenstemming worden bereikt over de financiële vooruitzichten.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, toen de ministers van Milieu van het Middellandse-Zeegebied in november bijeen waren, schetsten zij een zeer somber beeld van het watermanagement in het gebied, en zeiden ze dat er in de komende jaren ernstige watertekorten zullen zijn. Dit is niet alleen een milieukwestie, maar ook een veiligheidskwestie. Als de watervoorziening ter discussie staat, kan dat gevolgen hebben voor de stabiliteit van de regio.

Is de minister bereid om aan te dringen op de opname van dit onderwerp op de agenda van de volgende Euro-mediterrane top?.

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Ik wil de geachte afgevaardigde bedanken voor zijn bijdrage en zijn suggesties. We zullen ze voorleggen aan de Raad en met de andere leden van de Raad overleggen om te zien of we ze tijdens de volgende top kunnen of moeten behandelen. Ik dank u evenwel voor uw zeer waardevolle suggesties.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Aangezien de vragen 6, 7 en 8 over een soortgelijk onderwerp gaan, worden zij tezamen behandeld:

Vraag nr. 6 van Bernd Posselt (H-1126/05)

Betreft: Status van Kosovo

Welke maatregelen wil de Raad nemen om er toe te kunnen bijdragen dat de kwestie omtrent de status van Kosovo nog dit jaar definitief wordt opgelost?

Vraag nr. 7 van Dimitrios Papadimoulis (H-1152/05)

Betreft: Regeling voor de status van Kosovo

De gesprekken over de toekomstige status van Kosovo zijn van start gegaan met de ontmoeting tussen Martti Ahtisaari, hoofd van de delegatie van de VN die gaat deelnemen aan de besprekingen over de toekomstige status van Kosovo, met de president van Kosovo, Ibrahim Rugova.

Deelt de Raad nog steeds de opvatting dat een definitieve regeling van de kwestie van de status van Kosovo te allen tijde moet worden voorafgegaan door de toepassing van de acht criteria van de VN voor Kosovo? Is de Raad voornemens om de autoriteiten van Kosovo te vragen naar het bestaan van een detentiecentrum/detentiecentra van het type Guantánamo op de Amerikaanse basis Camp Bondsteel in Kosovo?

Vraag nr. 8 van Othmar Karas (H-1177/05)

Betreft: Westbalkan/Kosovo

Het jaar 2006 zal voor de ontwikkeling van de Westelijke Balkan van beslissende betekenis worden. Tot de uitdagingen die ons te wachten staan behoort de oplossing van de toekomstige status van Kosovo. Ongeacht het resultaat van de onderhandelingen over die status moet Kosovo in een Europese context worden ingebed. Hoe moet aan dit Europees perspectief concreet gestalte worden gegeven?

Wat onderneemt Oostenrijk in het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid en met name ten aanzien van de Oekraïne?

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik zal beginnen met de vragen van de heren Posselt, Papadimoulis en Karas over Kosovo. Volgens de Verklaring van Thessaloniki, die de EU en de landen van de Westelijke Balkan tijdens hun topontmoeting in juni 2003 hebben afgegeven, ligt de toekomst van de Westelijke Balkan, met inbegrip van Kosovo, in de Europese Unie.

De houding van de Raad ten aanzien van Kosovo is gebaseerd op een aantal grondbeginselen, die de Europese Raad tijdens zijn bijeenkomst van 16 en 17 juni 2005 in het kader van zijn verklaring met betrekking tot Kosovo heeft aangenomen. Elke oplossing voor de status van Kosovo moet geheel en al verenigbaar zijn met de Europese waarden en standaarden, moet stroken met de internationale juridische instrumenten en verplichtingen, alsmede met het handvest van de Verenigde Naties, en moet bijdragen tot de verwezenlijking van het Europese perspectief voor Kosovo en de regio.

De status moet in elk geval garanderen dat in Kosovo niet de situatie terugkeert van voor maart 1999. De grondslag voor de vaststelling van de status moet een multi-etnische samenleving en de volledige eerbiediging van de mensenrechten zijn, inclusief de eerbiediging van eenieders recht op terugkeer.

Deze status - en dit is erg belangrijk - moet ook voorzien in effectieve grondwettelijke waarborgen voor de bescherming van de minderheden. Daarbij horen ook mechanismen waarmee de deelname van de minderheden aan de centrale overheid en aan de plaatselijke overheden wordt gegarandeerd. Bovendien moet de status voorzien in speciale beschermingsmaatregelen voor het culturele erfgoed en de religieuze plaatsen, en moet effectieve mechanismen voor de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit en het terrorisme bevorderen.

De status moet leiden tot meer veiligheid en stabiliteit in de regio. Zo zou elke eenzijdige of met geweld afgedwongen oplossing en elke wijziging van het huidige gebied van Kosovo onaanvaardbaar zijn, en kan er geen sprake zijn van een opsplitsing van Kosovo of van een aaneensluiting met een ander land of met een deel van een ander land. De territoriale integriteit van de buurlanden moet volledig gehandhaafd blijven.

De Raad is bovendien van mening dat de verdere tenuitvoerlegging van zowel de huidige als de toekomstige standaarden van doorslaggevende betekenis is, vooral wat de bescherming van de minderheden betreft. In verband hiermee heeft de Raad herhaaldelijk benadrukt dat hij het werk van de speciale gezant van de Verenigde Naties voor Kosovo, de heer Søren Jessen-Petersen, waardeert en ondersteunt.

De Raad is vastbesloten om volledig aan de vaststelling van de status van Kosovo mee te werken, en deel te nemen aan het bijbehorende onderhandelingsproces onder leiding van de Verenigde Naties. Met het oog daarop heeft Hoge Vertegenwoordiger Solana in november 2005 Stefan Lehne benoemd tot vertegenwoordiger van de Europese Unie. De heer Lehne zal nauw samenwerken met de VN-afgezant voor de toekomstige status van Kosovo, oud-president Ahtisaari. De Raad heeft deze benoeming goedgekeurd.

De vertegenwoordiger van de Europese Unie ondersteunt de afgezant van de Verenigde Naties door bij te dragen aan de onderhandelingen, en helpt tegelijkertijd de EU bij de voorbereiding op de rol die zij in de toekomst, in de tijd na resolutie 1244, in Kosovo zal spelen. Bovendien zal hij nauw met de lidstaten en de Commissie samenwerken. De Europese Commissie zal bovendien in Wenen vertegenwoordigd zijn, waar het kantoor van de VN-afgezant voor de status is gevestigd.

Voor de Europese Unie zijn thema’s als de bescherming van de mensenrechten, de vraagstukken in verband met de minderheden, de culturele en religieuze plaatsen, de rechtsstaat en de ontwikkeling van de economie van bijzonder belang. De afgezant van de Verenigde Naties heeft zich bereid getoond in deze en andere vraagstukken nauw met de EU samen te werken.

Tegelijkertijd is de EU, in verband met de herstructurering van de United Nations Interim Administration Mission In Kosovo (UNMIK) samen met andere internationale organisaties en partners een informele overlegronde met de UNMIK gestart. Deze overlegronde heeft als doel de opties voor een toekomstige internationale aanwezigheid in Kosovo te beoordelen, zonder evenwel op de uitkomst van de gesprekken over de status van Kosovo vooruit te lopen. Tegen deze achtergrond hebben Hoge Vertegenwoordiger Solana en commissaris Olli Rehn in december ook hun tweede rapport aan de Raad gepresenteerd, waarin ze uiteenzetten hoe de EU zich op de ophanden zijnde uitdagingen kan voorbereiden.

In de nieuwe internationale formatie voor de tijd na resolutie 1244 zou iedereen zijn opgenomen en de EU zou er een groot aandeel in hebben. De EU moet een centrale rol spelen op het gebied van de rechtsstaat, waaronder begrepen een politiemissie, van capaciteitenopbouw en de economie. KFOR is de bevoegde instantie voor alle vragen met betrekking tot de internationale militaire aanwezigheid in Kosovo, onder leiding van de Verenigde Naties.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernd Posselt (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Winkler, hartelijk dank voor uw voortreffelijke antwoord. Ik had niet anders verwacht. Het is deze maand januari honderd jaar geleden dat het Moravische Compromis in werking is getreden. Dit compromis was voorbeeldig, maar het probleem was dat het alleen in Moravië geldig was. Op het ogenblik maken we dezelfde fout: we zoeken specifieke regelingen en leggen uiteenlopende standaarden vast. In Kosovo stelt men zorgvuldige minderheidsregelingen op, maar in de Preševo-vallei en in Vojvodina bestaat er niets van dien aard.

Ik wil u alleen verzoeken, uniforme of vergelijkbare standaarden op objectieve wijze voor de regio te ontwikkelen. Alleen dan kan er een vredesakkoord worden gesloten.

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Posselt, wij hebben elkaar al bij andere gelegenheden kennen geleerd. Ik neem natuurlijk graag nota van uw mening en suggestie. Voor het overige ben ik van mening - en dat heb ik vandaag al eerder gezegd - dat mensenrechten en rechten van minderheden ondeelbaar zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de voorzitter, u hebt zes minuten lang gesproken, maar u hebt zich op de vlakte gehouden. Daarom vraag ik u: is voor de Raad resolutie 1244 van de VN nog steeds de spil van uw beleid?

Hoe zit het met niet alleen het recht op terugkeer maar ook de mogelijkheid van terugkeer van de Serviërs en de Roma, die gedwongen waren Kosovo te verlaten?

U zei dat de plaats van Kosovo in Europa was, en daarom vraag ik u of u van plan bent de berichten over het bestaan van een soort Guatanamo-gevangenis in de Amerikaanse basis in Kosovo aan de autoriteiten voor te leggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik kan bevestigen dat de Raad nog steeds van mening is, en ook in de toekomst zal zijn, dat een definitieve regeling over de kwestie van de status van Kosovo te allen tijde moet worden voorafgegaan door de toepassing van de acht criteria van de Verenigde Naties voor Kosovo. De resolutie is bindend; ze geldt en is de enige manier om een oplossing te bereiken. Voor het overige zijn de gesprekken over de status nu van start gegaan en we zullen deze aandachtig volgen. Volgens de Verklaring van Thessaloniki, waarnaar ik al heb verwezen, ligt de toekomst van Kosovo - en dat wil ik nog een keer benadrukken, omdat u de principes en waarden van de Europese Unie ter sprake hebt gebracht - in de Europese Unie, en dat betekent natuurlijk dat de waarden van de Europese Unie moeten worden geaccepteerd. Wat betreft de vraag die u gesteld hebt over het kamp: dat is een vraag die Kosovo niet kan beantwoorden.

 
  
MPphoto
 
 

  Othmar Karas (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Winkler, in mijn vraag had ik ook het Europese nabuurschapsbeleid ter sprake gebracht. Ik wil u alleen vragen wat er in het programma van het Oostenrijks voorzitterschap staat over de consolidatie van het nabuurschapsbeleid, met name ten aanzien van Oekraïne. Ik zou graag willen weten of de EU genoeg middelen beschikbaar heeft gesteld om tijdens en na het statusproces in Kosovo een gelijkwaardige rol te kunnen spelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, om met het tweede deel te beginnen: ja, de Europese Unie moet en zal genoeg middelen ter beschikking stellen. De GBVB-begroting voor dit jaar is immers kort geleden aanzienlijk verhoogd. Aangezien nog niet vaststaat hoever onze toekomstige taken zullen reiken - vandaag is immers nog niet te overzien hoe de Europese Unie in Kosovo aanwezig zal zijn -, kan ik momenteel niet precies zeggen hoeveel middelen er nodig zijn. Het is overigens op grond van artikel 39 van het Interinstitutioneel Akkoord, en met instemming van het Europees Parlement. mogelijk om de GBVB-begroting tijdens het begrotingsjaar snel te verhogen. Als de taak die de Europese Unie wordt toebedeeld het vereist, moet dit ook gebeuren.

Wat het Europese nabuurschapsbeleid betreft, dit heeft al in het eerste jaar een waardevolle bijdrage aan het engagement van de EU in haar buurlanden geleverd. We ondersteunen ook de daarmee verband houdende voorstellen van de Europese Commissie. De geleidelijke, systematische maar toch individuele toenadering tot de EU-standaarden en -voorschriften moet en zal verder worden nagestreefd. Het nabuurschapsbeleid is en blijft speciaal bedoeld om een aanzienlijke mate van integratie aan te bieden en mogelijk te maken. Dit gebeurt - zoals u hebt gezegd - met behulp van actieplannen in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid, waarbij de plannen met Oekraïne en Moldavië vanuit ons standpunt, en ook vanuit het standpunt van de Europese Commissie, aan de verwachtingen hebben beantwoord. Er zal in 2006, dus tijdens het Oostenrijkse voorzitterschap van de Raad, een eerste evaluatie van het eerste jaar van de actieplannen voor Oekraïne en Moldavië worden gemaakt. Verder zullen we vanaf volgend jaar met het ENPI ( Het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument) de beschikking hebben over een nieuw financieel instrument, waarmee we nog doelgerichtere steun kunnen bieden.

We vinden het ook belangrijk dat er zo snel mogelijk met alle landen die bij het Europees nabuurschapsbeleid zijn betrokken, onderhandeld wordt en overeenstemming wordt bereikt over actieplannen. Dit geldt vooral voor de drie Kaukasus-republieken Armenië, Azerbeidzjan en Georgië. Ook dat is een taak die Oostenrijk als Raadsvoorzitter is toebedeeld. Pas afgelopen december is er een begin gemaakt met politiek overleg met deze drie landen. Daar heeft de Commissie resoluut verklaard dat de onderhandelingen over actieplannen juist met deze drie landen flink zullen moeten worden versneld. Als Raadsvoorzitter is Oostenrijk daar ook een groot voorstander van.

Wat Oekraïne betreft, ondersteunen wij de band tussen dit land en de Europese Unie in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid van harte. Wij gaan ervan uit dat we Oekraïne, nu het land aan de technische criteria heeft voldaan, spoedig ook formeel de status van markteconomie kunnen verlenen. Het lijkt ons daarbij erg belangrijk dat Oekraïne snel lid wordt van de WTO, want dat zou het pad effenen voor het creëren van een vrijhandelszone met de Europese Unie. De Europese Commissie legt momenteel de laatste hand aan een haalbaarheidsstudie. Wij denken dat de realisatie van dit plan ons weer een grote stap verder brengt in de betrekkingen met Oekraïne. Wij zullen het werk actief in deze richting voortzetten.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. -

Vraag nr. 9 van John Bowis (H-1149/05)

Betreft: Het vervolgen en molesteren van christenen

Steeds meer wijst erop dat in een reeks landen christenen worden vervolgd en gemolesteerd. Op welke wijze denkt de Raad dergelijke kwesties bij de betrokken regeringen aan te kaarten?

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, in antwoord op de vraag van afgevaardigde Bowis over het vervolgen en kwellen van christenen wil ik zeggen dat het recht op vrijheid van denken, geweten en godsdienst is verankerd in de internationale rechtsinstrumenten tot bescherming van de rechten van de mens. Ik doel daarbij met name op het wereldwijd geldende artikel 18 van het Internationale Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, waarin de vrijheid van denken, geweten en godsdienst als individueel recht is vastgelegd. Volgens deze bepaling omvat dit recht mede de vrijheid een zelf gekozen godsdienst of levensovertuiging te hebben of te aanvaarden, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als in zijn particuliere leven zijn godsdienst of levensovertuiging tot uiting te brengen door de eredienst, het onderhouden van de geboden en voorschriften, en door praktische toepassing en het onderwijzen ervan.

Voor de Europese Unie is dit een bijzonder belangrijk mensenrecht. Dit geeft daarom in het contact met andere landen regelmatig aanleiding tot gesprekken over dit thema. De laatste keer was dit het geval in New York, waar de lidstaten van de EU in het derde Comité van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties met succes een resolutie ter bestrijding van alle vormen van intolerantie en discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging hebben ingediend.

De Raad heeft herhaaldelijk alle vormen van intolerantie op grond van godsdienst veroordeeld en volgt ook nauwlettend de ontwikkelingen op het gebied van de mensenrechten. De Raad laat in de dialoog met andere landen duidelijk zijn bezorgdheid blijken over intolerantie tegenover religieuze en andere minderheden.

 
  
MPphoto
 
 

  John Bowis (PPE-DE). - (EN) Is de minister het met me eens dat er een groeiende lijst van landen is – India, Pakistan, Sri Lanka, Egypte, Nigeria, Vietnam, China en ga zo maar door – waar christenen worden vervolgd en de regering dit ofwel oogluikend toelaat ofwel te weinig doet om dit een halt toe te roepen? Dit zijn landen waarmee we zakendoen. Neemt Oostenrijk nu het voortouw binnen de Raad en de Europese Unie om op te komen voor de religieuze rechten van christenen in die landen waarmee we handeldrijven, net zoals we terecht opkomen voor godsdienstvrijheid en -tolerantie in de Europese Unie?

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Zoals ik al heb gezegd, stelt de Europese Unie deze kwestie regelmatig aan de orde in alle dialogen én, wat ook erg belangrijk is, op internationale forums. We hebben het aan de orde gesteld bij de Verenigde Naties. We maken niemand openlijk te schande, maar we winden er geen doekjes om wanneer we met de betrokken landen spreken als we denken, of reden hebben om te denken, dat er mensen vanwege hun geloof worden vervolgd of in hun godsdienstvrijheid worden beperkt.

Om een voorbeeld te geven: we leggen zeer sterk de nadruk op de vrijheid van godsdienst tijdens onze mensenrechtenbesprekingen met China, aangezien we van mening zijn dat dit een kwestie is die moet worden aangesneden in de context van onze dialoog met China. Dat geldt ook voor andere gebieden. De aanvaarding van een resolutie door een grote meerderheid van de VN-leden is een stap in de goede richting. Dit sterkt ons als we deze kwestie in de toekomst bij onze betrekkingen met deze landen aan de orde stellen. Het feit dat we handeldrijven met deze landen weerhoudt ons niet om onze mond open te doen als het om de schending van de mensenrechten gaat.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Ik heb nu drie aanvullende vragen. Deze zijn volgens het nieuwe systeem toegestaan. Wij bevinden ons nu in het tweede deel van het vragenuur aan de Raad, dus de heer Rübig heeft als eerste het woord voor zijn aanvullende vraag.

 
  
MPphoto
 
 

  Paul Rübig (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de staatssecretaris Winkler, dames en heren, de christenen in Turkije hebben nog altijd te kampen met veel problemen. Hoe denkt het Voorzitterschap verbetering te brengen in hun situatie?

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, de Europese Unie volgt de situatie van de niet-islamitische minderheden op de voet. Op grond van het toetredingspartnerschap EU-Turkije moet de Turkse regering het hervormingsproces op het vlak van de godsdienstvrijheid voortzetten. Dat is onontbeerlijk voor een succesvol verloop van de toetredingsonderhandelingen. Dit geldt vooral voor de opleiding van geestelijken of het verwerven van rechtspersoonlijkheid van niet-islamitische minderheden. Ook op dit gebied moet Turkije zich aanpassen aan de normen die gelden binnen de Europese Unie. We zullen dit in het kader van het toetredingsproces nauwlettend in de gaten houden, maar tegelijk zullen we Turkije helpen bij het doorvoeren van de vereiste hervormingen.

 
  
MPphoto
 
 

  James Hugh Allister (NI). - (EN) Mijnheer de minister, allemaal goed en wel dat u deze kwesties aan de orde stelt bij de landen, maar we hebben natuurlijk wel behoefte aan een ethisch beleid dat vruchten afwerpt. Is het niet tijd om een rechtstreekse koppeling aan te brengen tussen het drijven van handel met deze landen en de eerbiediging van de mensenrechten? Als we de handel liberaliseren met landen die christenen en andere personen vervolgen, moeten we dan niet als voorwaarde stellen dat zij hun mensenrechtenregime liberaliseren, zodat minderheden in die landen de rechten hebben die voor ons zo gewoon zijn?

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Er zijn gevallen waarin we bepaalde dingen die de Europese Unie voor die landen doet, koppelen aan de eerbiediging van de mensenrechten. Aan sommige landen die de mensenrechten schenden, worden sancties opgelegd, zoals aan Myanmar, het vroegere Birma. Anderzijds moeten we ook voor ogen houden dat we de inwoners van het land moeten steunen. We moeten erg voorzichtig zijn met het opleggen van sancties, aangezien deze vaak de burgers treffen en niet de regering. Wij zijn van mening dat elk geval apart moet worden bekeken. We geloven in een eerlijke, open en rechtstreekse dialoog. Als een dergelijke dialoog niet tot de gewenste resultaten leidt, moeten we in de Raad andere methoden bespreken die we zouden kunnen hanteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernd Posselt (PPE-DE). - (DE) Dank u wel voor uw moed om dit met China ter sprake te brengen. Ik wilde nu alleen de situatie van de ondergrondse kerk en de arrestatie van bisschoppen en andere religieuze persoonlijkheden noemen. In de tweede plaats zou ik mij willen aansluiten bij collega Rübig en vragen of er zich in Turkije nieuwe ontwikkelingen voor doen met betrekking tot de godsdienstwet?

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Posselt, ik denk dat er eigenlijk helemaal geen moed voor nodig is om dit ter sprake te brengen met China. Onze dialoog met China - waaraan ik zelf heb deelgenomen - is heel open en direct.

Uw vraag die u stelde in relatie tot China blijft ons vanzelfsprekend bezighouden. Hetzelfde geldt voor Turkije. In de gesprekken met Turkije hebben we onze bezorgdheid op dit punt ook tot uitdrukking gebracht. Natuurlijk blijven wij eisen dat de wettelijke en bestuurlijke maatregelen die Turkije treft, overeenkomen met onze voorstellingen, en die stroken natuurlijk met de internationaal geldende normen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Bij ontstentenis van de vraagsteller komt vraag nr. 10 te vervallen.

Vraag nr. 11 van Inger Segelström (H-1159/05)

Betreft: Colombia

Zweden is actief geweest in het democratiseringsproces in Colombia. Toch beseffen wij allen dat het democratieprobleem nog bestaat en dat er zich steeds meer schendingen van de mensenrechten voordoen. Een concreet voorbeeld is de productie van palmolie, die zich snel uitbreidt. De publieke opinie keert zich in toenemende mate tegen de uitbreiding van grootschalige olieplantages, in verband met de erkenning van het recht op grondbezit van de plaatselijke oorspronkelijke bevolking. In tal van EU-landen wordt het meel van palmharten gebruikt als veevoeder, en velen van ons gebruiken schoonheidsmiddelen die palmolie bevatten. Hoe is de Raad voornemens erop toe te zien dat de landen van de EU het democratiseringsproces in Colombia blijven steunen en zich blijven inzetten voor beëindiging van de schendingen van de mensenrechten in Colombia?

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, in mijn antwoord op de vraag van mevrouw Segelström over Colombia zou ik erop willen wijzen dat, zoals uit verschillende bronnen wordt gemeld, het aantal schendingen van mensenrechten in Colombia afneemt. Dit neemt niet weg dat elke schending van mensenrechten reden geeft tot bezorgdheid. Het gewapende conflict dat in Colombia blijft woeden, is ook de oorzaak van de meeste schendingen van de mensenrechten. Daaraan maken zich hoofdzakelijk illegale gewapende groepen schuldig. De EU roept daarom de strijdende partijen voortdurend op om de mensenrechten en het humanitaire volkerenrecht te respecteren. Ook onderhoudt zij regelmatig contact met in het bijzonder de Colombiaanse autoriteiten en het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten in Bogota.

Ik kan hieraan toevoegen dat net voor de kerstdagen de Colombiaanse vice-president Oostenrijk heeft bezocht. Ik heb toen met hem gesproken en hem met name heel nadrukkelijk gewezen op het vraagstuk van de mensenrechten.

In zijn conclusies van 3 oktober 2005 zegde de Raad opnieuw zijn volledige steun toe aan de Colombiaanse regering, vooral als zij pogingen onderneemt om in heel het land de rechtsstaat door te voeren en zowel het terrorisme als de productie van en de handel in illegale drugs te bestrijden.

Verder toonde de Raad zich bereid om de Colombiaanse regering politiek te blijven steunen in haar streven om het interne gewapende conflict via onderhandelingen te beëindigen, ook door middel van rechtstreekse gesprekken met de illegale gewapende groepen die bereid zouden zijn tot onderhandelingen over een vredesverdrag.

We zijn daarom blij dat er onlangs contact is geweest tussen de illegale gewapende groepen en de Colombiaanse autoriteiten. We willen ook een beroep doen op alle betrokken partijen om naar vermogen bij te dragen aan een vreedzame oplossing, die een einde maakt aan het al generaties durende, interne gewapende conflict, dat de hoofdoorzaak is van de schendingen van de mensenrechten.

 
  
MPphoto
 
 

  Inger Segelström (PSE). - (SV) Hartelijk dank, mijnheer de minister, voor uw antwoord. Het verheugt mij ten zeerste dat er een dergelijk contact is gelegd. Dat is mijns inziens ook nodig, omdat Colombia een van de gebieden in de wereld aan het worden is met de ergste vluchtelingencrisis. Er wordt gezegd dat er drie miljoen mensen ontheemd zijn en gedwongen werden hun huizen te verlaten. Daarom vraag ik mij af of hetgeen wij in de EU doen, genoeg is, en of er misschien meer gedaan kan worden om ervoor te zorgen dat onze druk vruchten afwerpt. De drugs- en corruptieproblemen zijn, zoals u al zei, een deel van het beeld, maar dat zijn ook de veranderingen die zich voltrekken in het land, evenals het feit dat de mensen de palmolie, die zo waardevol is, willen gaan exploiteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de afgevaardigde, u stelt een vraag waarop eigenlijk geen antwoord mogelijk is. Doen wij als Europese Unie genoeg als het gaat om het leed dat vele landen treft? Dat is een vraag die je niet zo abstract kan beantwoorden. In ieder geval doen we ons best. Toch zou ik willen wijzen op een aantal concrete initiatieven, die gebaseerd zijn op de reeds genoemde conclusies van de Raad van afgelopen oktober. Ik voeg er wel aan toe dat de meeste van die initiatieven tot de bevoegdheid van de Commissie behoren. Zo heeft de Commissie in december 2005 besloten om een bedrag van anderhalf miljoen Euro ter beschikking te stellen in het kader van het snellereactiemechanisme. De vraag blijft altijd of dat voldoende is, of we misschien nog meer kunnen doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Paul Rübig (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, staatssecretaris Winkler, dames en heren, wat vindt u van het voorstel om in de eerste helft van 2006 een conferentie van de G24 te houden, ter ondersteuning van het vredesproces?

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik kan nu nog niet zeggen of een dergelijke conferentie in de eerste helft van 2006 zal plaatsvinden. Of die conferentie er komt, hangt af van de vraag of de Trojka van de G24 - met Mexico als voorzitter - en de Colombiaanse regering het met elkaar eens kunnen worden. Zo’n conferentie zou dan omstreeks de Top EU/Latijns-Amerika van half mei en de presidentsverkiezingen in Colombia van eind mei 2006 moeten plaatsvinden. De topconferentie EU/Latijns-Amerika vindt overigens precies plaats tussen de twee verkiezingsronden. Het is dus maar de vraag of de Colombiaanse president bij deze conferentie in Wenen aanwezig zal zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Bij ontstentenis van de vraagsteller komt vraag nr. 12 te vervallen.

Vraag nr. 13 van Athanasios Pafilis (H-1175/05)

Betreft: Pogingen tot veroordeling van het communisme

Ondanks internationale verontwaardiging en heftige protesten wordt in de Vergadering van de Raad van Europa opnieuw een memorandum in stemming gebracht met een duidelijk anticommunistische inhoud, na verandering van de titel ervan van "veroordeling van de communistische ideologie" in "noodzaak van internationale veroordeling van de misdaden van communistische regimes".

Welk standpunt gaat de Raad innemen ten aanzien van de in aantal toenemende pogingen tot herschrijving van de Geschiedenis, en tot rechtvaardiging van de misdaden van het fascisme en het imperialisme? Is de Raad voornemens initiatieven te ontplooien om te bewerkstelligen dat alle politieke partijen vrijelijk actief kunnen zijn, om een eind te maken aan de strafbaarstelling van de communistische beweging en aan het verbod op communistische partijen?

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, wat de vraag van afgevaardigde Pafilis beteft, wijs ik op artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Dat artikel is u natuurlijk bekend maar toch wil ik een deel eruit citeren: “De Unie is gegrondvest op de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en van de rechtsstaat, welke beginselen de lidstaten gemeen hebben.” Tot deze rechten behoort ook het recht op vrije meningsuiting, en het is niet aan de Raad van de Europese Unie om in te grijpen in het besluitvormingsproces van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa. De vraag heeft ook betrekking op het werk van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa en daarover mag ik geen uitspraak doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Athanasios Pafilis (GUE/NGL). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, ik had nooit gedacht dat de Raad aan een rechtstreeks antwoord over het vraagstuk van het anticommunistisch memorandum zou proberen te ontkomen. Dit is in alle Europese landen bekend, en duizenden mensen uit alle politieke gelederen hebben dit veroordeeld. Dit is een fascistische tekst waarin nazisme en communisme op een hoop worden gegooid. Daaruit blijkt een gebrek aan respect voor de miljoenen communistische slachtoffers die werden opgeofferd om het fascisme te kunnen verslaan. Daarmee wordt van de communistische politieke activiteiten en ideologie een delict gemaakt en worden - nu u het toch over artikel 6 had - de democratische grondrechten geschonden. Daarom eisen wij dat de Raad een standpunt inneemt ten aanzien van dit memorandum.

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik kan alleen maar herhalen wat ik al heb gezegd. De Europese Unie kan geen standpunt innemen over de activiteiten, de besprekingen en besluitvorming van een orgaan van een andere internationale organisatie.

 
  
MPphoto
 
 

  Paul Rübig (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, staatssecretaris Winkler, dames en heren, de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa zit heel dicht bij ons in de buurt, en zij heeft natuurlijk een veel beter overzicht over de politieke verhoudingen. Denkt u dat het mogelijk is om ook daar een debat op gang te brengen over het Europese Grondwettelijk Verdrag, aangezien dit Verdrag in de toekomst natuurlijk ook een duidelijke bijdrage zou kunnen leveren aan de stabiliteit van die landen?

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa kan over ieder onderwerp spreken. Het is aan de Vergadering zelf om te bepalen met welke onderwerpen zij zich zal bezighouden. Natuurlijk kunnen dergelijke voorstellen worden gedaan in gesprekken met nationale afgevaardigden die lid zijn van de Parlementaire Vergadering, maar de Europese Unie en de Raad kunnen dit voorstel zelf zeker niet voorleggen aan het orgaan van een andere instelling.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - De vragen die wegens tijdgebrek niet zijn beantwoord, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage).

Het vragenuur is gesloten.

(De vergadering wordt om 18.55 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat.)

 
  
  

VOORZITTER: ANTONIOS TRAKATELLIS
Ondervoorzitter

 

12. Europees nabuurschapsbeleid
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde is het verslag (A6-0399/2005) van Charles Tannock, namens de Commissie buitenlandse zaken, over het Europees nabuurschapsbeleid (2004/2166(INI)).

 
  
MPphoto
 
 

  Charles Tannock (PPE-DE), rapporteur.(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou eerst een bijzonder woord van dank willen richten tot mijn voorganger, de heer Laschet, van wie ik dit verslag heb overgenomen na zijn vertrek uit het Parlement.

Aanvankelijk stond ik sceptisch tegenover het idee van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB), dat voor het eerst werd geopperd in de mededeling uit 2003 over een breder Europa. Het voornaamste probleem van het concept was hoe een beleid te coördineren voor landen die verschillende en tegenstrijdige doelen lijken te hebben, zoals in het geval van Libië, dat destijds als gastheer wilde optreden voor de Afrikaanse Unie, en Oekraïne, dat lid wil worden van de Europese Unie.

Bij politiek leiderschap gaat het erom concepten in de praktijk te vertalen, en het ENB is inmiddels een gevestigde, door de partnerlanden geaccepteerde politieke realiteit. Mijn verslag beoogt te gaan over in hoeverre het ENB werkt, en het wil daarnaast een aantal nieuwe aanbevelingen van het Parlement onder de aandacht brengen en enkele van de misverstanden rond het ENB wegnemen.

Het ENB biedt een geprivilegieerde relatie tussen de EU en al haar buren in het zuiden en oosten die momenteel geen lidstaat zijn. Het sluit de huidige kandidaat-lidstaten voor het EU-lidmaatschap en de potentiële kandidaat-lidstaten van de westelijke Balkan, waarvoor aparte, bijzondere regelingen gelden, uit. Maar wat brengt dit privilege met zich mee? Twee dingen, kort gezegd: ten eerste het in sterkere mate delen van democratische waarden, en ten tweede, hulp en handel ter bevordering van die waarden. Het ENB is dan ook een tweesporenbeleid: het ene spoor bevordert de waarden die ten grondslag liggen aan de Europese Unie, gemeenschappelijke waarden betreffende de rechtsstaat, goed bestuur, de eerbiediging van mensenrechten, het bevorderen van goede nabuurschapsbetrekkingen en de beginselen van markteconomie en duurzame ontwikkeling; het andere spoor houdt, in de vorm van het beperken van hulp of handelsprivileges, sancties in wanneer deze waarden niet worden nageleefd. Het uiteindelijke doel is de Europese Unie te omringen met vrienden waarmee we, als partners én strekkend tot wederzijds voordeel, de wezenlijke taak ter hand nemen om welvaart, stabiliteit en veiligheid te bevorderen en te versterken. Er zal meer financiële bijstand worden verleend via één specifiek Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI), dat ook voor Rusland zal gelden en vanaf 2007 in de plaats zal komen van de huidige programma’s Tacis en Meda. Ik maak me er echter wel zorgen over dat de Commissie het ENB mogelijk wil loskoppelen van de ENPI-begroting, hetgeen de toezichthoudende bevoegdheden van het Parlement aanzienlijk zou uithollen.

De Commissie heeft al een strategiedocument en landenverslagen over een aantal ENB-landen gepresenteerd, die zijn gevolgd door actieplannen. De uitvoering van die plannen zal worden bewaakt via een regulier evaluatieproces, en ik streef naar een grotere rol voor het Parlement in dit proces. Er zijn zeven actieplannen overeengekomen met Israël, Jordanië, Marokko, Tunesië, de Palestijnse Autoriteit, Oekraïne en Moldavië. Vijf andere, voor Armenië, Azerbeidzjan, Egypte, Georgië en Libanon, zijn in voorbereiding.

Ik ben een sterk voorstander van betere toegang voor ENB-landen tot de interne markt, hetgeen in sommige gevallen kan uitmonden in het sluiten van nabuurschapsovereenkomsten en het tot stand brengen van volwaardige vrijhandelsovereenkomsten met de Europese Unie. Ik steun ook de deelname aan het EVDB/GBVB, met inbegrip van de diverse werkgroepen van de Raad, en waar van toepassing het lidmaatschap van de EU-agentschappen.

Verder moeten we scherper gaan letten op de handel in drugs, wapens en mensen, en werken aan een betere uitwisseling van criminaliteitsgegevens tussen nationale instellingen in de strijd tegen het internationale terrorisme en de georganiseerde misdaad, terwijl we ons ook weer intensiever moeten gaan inzetten voor de vreedzame oplossing van lopende territoriale geschillen, waaronder conflicten die voorlopig in de ijskast zijn gezet. Toevallig komen Armenië en Azerbeidzjan vandaag in Londen bijeen om een oplossing te zoeken voor de kwestie Nagorno-Karabach.

Verschillende ENB-partnerlanden, zoals Azerbeidzjan en Algerije, beschikken over veel energiebronnen en zijn eveneens de producenten of transporteurs van olie en gas. Daarom zullen het energiebeleid en de zekerheid van de energievoorziening van de EU een hoofdpijler van het ENB vormen. De recente gascrisis tussen Rusland en Oekraïne laat zien hoezeer energiebeleid en buitenlands beleid tegenwoordig met elkaar verweven zijn.

Tot slot beschouw ik het ENB niet als een vaststaand langetermijnalternatief voor het volledige EU-lidmaatschap voor democratische Europese landen die een lidmaatschapsverzoek mogen indienen en kenbaar hebben gemaakt dat ook te willen doen, zoals Oekraïne en Moldavië. Het verslag houdt tot op zekere hoogte de erkenning van hun Europese ambities in.

Daarentegen moet de EU ten aanzien van andere voormalige Sovjetstaten in Centraal-Azië, zoals Kazachstan – hoewel die momenteel niet onder het ENB vallen – op het moment dat hun partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten aflopen, naar mijn mening serieus nadenken over de vraag of die landen wel het recht moeten krijgen deel te nemen aan dit ambitieuze project, als zij dat al willen.

 
  
MPphoto
 
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur bedanken voor dit zeer goede verslag over het Europees nabuurschapsbeleid, dat mij de gelegenheid geeft terug te komen op de prioriteiten op dit belangrijke terrein voor de komende maanden.

Zoals we al vaker hebben gezegd sinds de invoering van dit beleid in 2003, is het nabuurschapsbeleid een ambitieus beleid. Het blijft, in elk geval in mijn portefeuille, het voornaamste thema van de externe betrekkingen van de EU, omdat het zo belangrijk is om welvaart, stabiliteit en veiligheid te bevorderen. Voor onze buurlanden staat er heel wat op het spel. Het is zonder meer in het belang van de Europese Unie om goed bestuurde en democratische partners om ons heen te hebben die uiteindelijk deelgenoot kunnen worden van de positieve dynamiek van duurzame sociale en economische ontwikkeling. Zoals u aangaf is het ook in ons belang dat conflicten in onze omgeving vreedzaam worden opgelost en dat kwesties als migratie, grenscontrole, georganiseerde criminaliteit en terrorisme effectiever worden aangepakt door nauwer samen te werken.

Het jaar 2005 was het eerste jaar waarin het ENB tastbare resultaten heeft opgeleverd, aangezien er een begin is gemaakt met de uitvoering van de eerste zeven ENB-actieplannen.

Wat willen we in de toekomst gaan doen? De Commissie is actief geweest op een breed front, waarbij ik als voorbeelden noem de vorderingen op weg naar de markteconomie in de betreffende landen; de vereenvoudigde verstrekking van visa en het oplossen van energievraagstukken voor Oekraïne; de grensbijstandsmissie aan de Moldavisch/Oekraïnse grens; het oprichten van nieuwe forums waar wordt gesproken over onderwerpen als democratie, mensenrechten en bestuur, bijvoorbeeld met onze mediterrane partners – ik noem in dit verband slechts de Euromed-top in Barcelona in november; de voorbereidingen om onze samenwerking op onderwijsterrein voort te zetten, en in het bijzonder om programma's voor jumelage, technische bijstand en informatie-uitwisseling in te bedden in TAIEX-programma’s voor onze partners; en ons voorstel voor een nieuw Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument – het ENPI –, dat niet zal worden losgekoppeld van het nabuurschapsbeleid.

Het moet gezegd dat het behalen van verdere tastbare resultaten in 2006 en 2007 cruciaal is voor de verdere ontwikkeling van het ENB, en wat de uitvoering betreft ligt er een behoorlijke druk op onze partners, want wij kunnen onze toezeggingen dan wel blijven nakomen, de reactie van de partnerlanden is minstens zo belangrijk. We zullen in nauwe samenwerking met onze partners verdergaan met de uitvoering van de ENB-actieplannen. Eind 2006 zullen we een volledig voortgangsverslag uitbrengen over de tenuitvoerlegging. We zullen ook bepaalde programma’s en agentschappen openstellen voor de ENB-partners. We zullen bijvoorbeeld onderhandelingen met onze mediterrane partners starten over landbouw- en visserijproducten. We zullen met Oekraïne en Moldavië werken aan een vereenvoudigde verstrekking van visa. Het mandaat voor Oekraïne ligt er al. We zullen ook het ENPI zo spoedig mogelijk aannemen, en er naar ik hoop voldoende middelen voor uittrekken zodat het vanaf januari 2007 volledig operationeel kan zijn. We zijn ervan overtuigd dat we met het ENPI een beter, flexibeler en doelgerichter instrument in handen krijgen waarmee we hervormingen en grensoverschrijdende samenwerking kunnen ondersteunen.

Zowel onze partners als wijzelf staan voor een grote uitdaging om de in de actieplannen vervatte intenties te vertalen in echte, concrete actie. De uitvoering, die altijd de belangrijkste test is, zal in sterke mate afhangen van de politieke wil van de partnerlanden, en van de vraag of zowel wij als zij in staat zullen zijn de in de actieplannen vervatte toezeggingen na te komen. Ik kan u garanderen dat wij alles zullen doen wat in ons vermogen ligt om dit te realiseren.

Ik wil ook even aanstippen dat het gasconflict van 1 januari heeft laten zien hoe belangrijk het energievraagstuk is geworden. Ik wil eraan toevoegen dat we zo snel mogelijk in kaart moeten brengen wat dit conflict en het energievraagstuk voor ons extern beleid moeten betekenen. Ik wil de hoogste prioriteit geven aan het ontwikkelen van een effectief buitenlands energiebeleid dat optimale garanties biedt voor de zekerheid van de energievoorziening van de EU. We beginnen niet bij nul aangezien er nu al veel instrumenten zijn, maar die moeten intensiever worden benut, en we voeren ook al een energiedialoog met Rusland, waarbij al veel aspecten aan de orde zijn gekomen en die een goed uitgangspunt vormt voor de aanpak van bilaterale kwesties, maar we moeten die zonder meer verdiepen en doorgaan op de ingeslagen weg. Onlangs hebben we een memorandum van overeenstemming met Oekraïne getekend over energie, en we zullen daarnaast expertise ter beschikking stellen van Oekraïne en Moldavië. Dit vraagstuk speelt op meerdere fronten, en we zullen die bestrijken via instellingen als de G8, het Internationaal Energieagentschap, de OVSE en andere. Als instrumenten waarop we verder zullen bouwen hebben we het Energiehandvestverdrag, waar Rusland nog geen partij bij is, maar we hebben ook het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap met Zuidoost-Europa. Dit betekent dat deze kwesties zeker ook, in de juiste proporties weliswaar, aan de orde zullen moeten komen in het kader van het nabuurschapsbeleid. Maar nogmaals, zoals ik vandaag al in een andere context zei, het optreden van de lidstaten moet ook samenhang vertonen.

 
  
MPphoto
 
 

  Elmar Brok, namens de PPE-DE-Fractie.(DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, geachte collega’s, ik dank zowel de rapporteur voor zijn werk als zijn voorganger Armin Laschet, die immers het een en ander aan voorwerk verricht heeft. Verder dank ik de commissaris, die ertoe bijgedragen heeft dat het nabuurschapsbeleid nu zo’n uiterst belangrijke fase ingaat. Daar profiteren niet alleen deze landen van, het dient ook het belang dat wij zelf aan stabiliteit en vrede hebben.

Het lijkt mij dat de actieprogramma’s van een passend financieringsinstrument voorzien dienen te worden, maar dat ze op belangrijke punten ook via de medewerking van het Europees Parlement – voorzover de rolverdeling die wij te respecteren hebben dat toelaat – tot stand komen.

We zijn inmiddels op tal van beleidsterreinen aan onze buren gelieerd, bijvoorbeeld via het economische beleid, bij de steun voor de opbouw van democratische structuren en via het mensenrechtenbeleid. We hebben het hier al over het energiebeleid gehad, in het kader waarvan we bijvoorbeeld Oekraïne moeten steunen. Het is ook in ons belang dat dat land zijn eigen gaspijpleidingen kan behouden en dat ze niet in andere handen overgaan.

Ik wil er op wijzen dat dat van even groot belang is voor Oost-Europa als voor het Middellandse-Zeegebied. Het kan echter zijn dat men in afzonderlijke gevallen verschillende methoden en beleidsterreinen gebruikt om het doel van het nabuurschapsbeleid te bereiken. Voor de Oost-Europese landen is er een Europees perspectief, dat helpt hervormingen te legitimeren en regeringen in staat stelt ze door te voeren.

Dat betekent echter niet in alle gevallen automatisch een perspectief op toetreding, zoals de Franse premier De Villepin vandaag in zijn redevoering in Berlijn gezegd heeft. Misschien moeten we op dat gebied andere methoden zoeken, die niet altijd in toetreding uitmonden. We zouden ons daarom af moeten vragen of we in de ontwikkeling van dit beleid niet ook tot een “Europese economische ruimte plus” zouden moeten komen. Ik hanteer dat slechts als werktitel voor een multilaterale benadering waarin de deur voor toetreding open blijft voor die landen die daar klaar voor zijn en voorzover het opnamevermogen en de wil van de Europese Unie dat toelaten. Op dit moment houden we ons ook in het Parlement bezig met de vraag of dat een aantrekkelijke optie zou kunnen zijn. Dit verslag hoeft op die vraag echter nog geen antwoord te geven. Het dient immers als tussenstap voor enkele Balkan-landen waarmee nog geen toetredingsonderhandelingen gevoerd worden, zonder de toezeggingen van Thessaloniki op losse schroeven te zetten.

Hier wacht ons een zeer verantwoordelijke taak en daarom kunt u, mevrouw de commissaris, verzekerd zijn van de hulp van mijn fractie om in nauwe samenwerking vorderingen te maken op dit punt.

 
  
MPphoto
 
 

  Pasqualina Napoletano, namens de PSE-Fractie. (IT) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, geachte heer Tannock, dames en heren, aangezien de Commissie de resolutie die het Parlement in 2003 aannam heeft genegeerd, wil ik haar in de eerste plaats verzoeken het onderhavige verslag wél serieus in beschouwing te nemen. Het ging toen om een resolutie die een reeks nuttige aanbevelingen bevatte ter verbetering van het nabuurschapsbeleid, een van de grootste uitdagingen voor Europa. De goede betrekkingen die we met onze buurlanden op weten te bouwen, bieden feitelijk het enige vooruitzicht op vrede en veiligheid aan onze grenzen.

Er zijn twee grote problemen die dit tot een lastige opgave zullen maken. De eerste is dat we worden omgeven door gebieden waar grote instabiliteit en conflicten heersen: van Tsjetsjenië tot Nagorno-Karabach, Trans-Dnjestrië, Afghanistan, Irak en het Midden-Oosten. Ten tweede is toetreding tot de Unie niet het doel van dit beleid, waardoor het lastiger wordt om een positieve invloed uit te oefenen op enerzijds het interne beleid binnen de verschillende landen en anderzijds de verhoudingen tussen deze landen en tussen hen en de Unie.

Sommige landen die momenteel betrokken zijn bij het nabuurschapsbeleid kijken uit naar een volledig EU-lidmaatschap; de rapporteur heeft Oekraïne en Moldavië al als voorbeeld genoemd. Ook al sluiten we dit vooruitzicht niet uit, we dienen wel eerlijk te zijn en aan te geven dat lidmaatschap momenteel niet haalbaar is, vanwege de interne situatie binnen de Unie en daarnaast de vooruitgang die deze landen zelf nog moeten boeken. Dit alles biedt echter verdere steun aan dit beleid.

Het aspect dat ik graag wil benadrukken is de verbetering van het totaalbeeld van het nabuurschapsbeleid, ook al zijn hier verschillende gebieden in het oosten, zuidoosten en zuiden bij betrokken, evenals landen die onderling grote verschillen vertonen. Veiligheid, energie, immigratie, milieu en mensenrechten vereisen visie en politiek debat, evenals specifieke instellingen om samen vooruitgang te kunnen boeken.

Samen met de actieplannen waarover de Commissie onderhandelt, is dit de dimensie die verbeterd moet worden, ook middels specifiek beleid zoals het energiebeleid waar de commissaris extra nadruk op legde. In 2003 stelde het Parlement reeds vast dat energie een aandachtsgebied is binnen de betrekkingen met de buurlanden. Vandaag benadrukken we opnieuw de noodzaak tot extra aandacht en vragen we een mededeling op te stellen over die aspecten van het energiebeleid die betrekking hebben op ons buitenlands en nabuurschapsbeleid.

Daarom besluit ik met de oproep die ik bij aanvang van mijn toespraak al deed aan de Commissie en de commissaris, waar we overigens uitstekend mee overweg kunnen: onderschat de bijdrage van het Europees Parlement niet.

 
  
MPphoto
 
 

  Paavo Väyrynen, namens de ALDE-Fractie. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa is erg tevreden over de inhoud van het verslag van de heer Tannock, maar had hierin graag enkele conceptuele verbeteringen willen zien.

De Commissie gebruikte oorspronkelijk de uitdrukking "nabuurschapsbeleid" naast het begrip "groter Europa". Daar wordt zowel in het wetenschappelijke als in het politieke debat in het algemeen heel Europa mee bedoeld. Het verslag van de heer Tannock bevat veel ideeën over de wijze waarop een pan-Europese samenwerking kan worden ontwikkeld, onder andere binnen het kader van de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, maar in de tussentitels wordt hier geen rekening mee gehouden. Wij hebben daarom voorgesteld de ongelukkige formulering van de tussentitel na paragraaf 30 te vervangen door de woorden "groter Europa".

De liberale fractie stelde ook voor het begrip "zuidelijke dimensie" een plaats in het verslag te geven. Dat is een nauwkeuriger omschrijving van de externe betrekkingen van de Europese Unie met het zuiden, het Middellandse-Zeegebied, het Midden-Oosten in ruime zin en de landen ten zuiden daarvan. Het zou logisch zijn tegelijkertijd over de noordelijke en de zuidelijke dimensie van het communautair beleid te spreken.

Ons derde conceptuele voorstel was om in het verslag de idee op te nemen van een Europa dat zich ontwikkelt als een systeem van concentrische cirkels, dat enerzijds een flexibele differentiatie binnen het kader van de Europese Unie inhoudt en anderzijds de creatie van functionele samenwerkingscirkels daaromheen. Deze idee biedt de mogelijkheid een oplossing te vinden voor het conflict tussen de verdieping en de uitbreiding van de Europese Unie. Zij kreeg steun in de debatten tussen de fracties, maar niemand wilde haar in het verslag opnemen. Ik vraag mij af waarom niet. Aangezien wij van de overige fracties onvoldoende steun hebben gekregen voor de realisatie van deze en andere conceptuele amendementen, brengen wij ze niet in stemming. Wij wachten op betere tijden om deze aan te nemen.

Ik wil de rapporteur, de heer Tannock, bedanken voor de goede samenwerking, vooral voor het feit dat hij ons voorstel om de noordelijke dimensie in het verslag te benadrukken en de voorstellen met betrekking tot pan-Europese samenwerking heeft aangenomen, ook al werd het belangrijke begrip "groter Europa" weggelaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie Anne Isler Béguin, namens de Verts/ALE-fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, ik wil graag de heer Charles Tannock bedanken, die de fakkel heeft overgenomen. We hebben in hem een luisterend oor gevonden voor zeer complexe thema's die centraal staan bij het uitstippelen van het nabuurschapsbeleid.

Met de komst van de nieuwe lidstaten ontkomen we niet aan dit nabuurschapsbeleid. Het vormt de centrale pijler en de kracht van het buitenlandse beleid van de Unie. Alle landen in het Middellandse-Zeegebied die aan Oost-Europa grenzen, zijn er immers bij betrokken. De Unie heeft een aanzienlijke verantwoordelijkheid op zich genomen en staat voor de zware taak de hoop die in onze buurlanden is aangewakkerd, niet in rook te laten vervliegen. Er is in die landen een nieuwe dynamiek op gang gekomen. Zij verwachten dat de Unie hen bijstaat in het proces van democratisering, stabilisering en duurzame ontwikkeling dat zich aan het voltrekken is. Voor sommige landen is dit zelfs een voorwaarde voor toekomstige toetreding. Willen we dit nabuurschapsbeleid effect laten sorteren, dan moeten we een aantal valkuilen zien te voorkomen.

In dit beleid moet een multilaterale dimensie zijn vervat. Het moet een institutioneel kader bieden waarbinnen de partnerlanden volledig worden betrokken bij het vaststellen van Europees beleid. Het moet niet beperkt blijven tot een vrijhandelszone, maar democratie, mensenrechten en het delen van gemeenschappelijke waarden moeten erin zijn verankerd. Het nabuurschapsbeleid moet zijn gericht op consolidering van het maatschappelijk middenveld door het opzetten van een burgerforum waarin NGO's de actieplannen kunnen volgen die geen tweede samenwerkingsplannen zijn, mevrouw de commissaris, maar concrete en doeltreffende plannen die de Unie op basis van vastomlijnde criteria daadwerkelijk zal controleren en uitvoeren.

Mevrouw de commissaris, geachte collega's, met trots zal ik de actieplannen voor de landen in de zuidelijke Kaukasus steunen, want het feit dat aan Armenië, Azerbeidzjan en Georgië een plaats is toebedeeld in het nabuurschapsbeleid, is te danken aan ons Parlement en niet aan de Commissie en de Raad!

Deze drie ex-sovjetrepublieken dragen een zware erfenis met zich mee. Met het nabuurschapsbeleid moeten zij een uitweg kunnen vinden voor bevroren conflicten. De kwestie van Nagorno-Karabach moet worden opgelost en de vluchtelingen, met name de Azerbeidzjani, moeten naar hun huizen terugkeren. De vernietiging van Armeense historische monumenten in Nachitsjevan is onacceptabel. Turkije moet zijn grens met Armenië weer openstellen. Rusland mag niet de vruchten plukken van een speciaal partnerschap met de Unie en tegelijkertijd paspoorten afgeven aan Georgische separatisten. De Unie moet het Georgische vredesplan voor Zuid-Ossetië steunen en helpen bij het opstellen van een plan voor Abchazië.

U ziet dat een sterke betrokkenheid van de Unie, met de opstelling van een stabiliteitspact in de zuidelijke Kaukasus, onontbeerlijk is voor een vreedzame conflictoplossing. Het mes snijdt daarmee aan twee kanten. Het is gunstig voor de ontwikkeling van deze landen en het leidt tot duurzame vrede, maar het biedt de Unie daarnaast veel krediet in een regio waar Rusland en de Verenigde Staten de boventoon voeren. Het nabuurschapsbeleid moet de speerpunt worden van een geslaagd gemeenschappelijk veiligheidsbeleid!

 
  
MPphoto
 
 

  Erik Meijer, namens de GUE/NGL-Fractie. – Voorzitter, er zijn twee heel verschillende vormen van nabuurschapsbeleid mogelijk. De ene gaat uit van ons pure eigenbelang, van pogingen om de omgeving dienstbaar te maken aan binnen de Europese Unie ontwikkelde economische en militaire verlangens. Dan zijn we tevreden met buurlanden die ons olie en gas leveren, die vluchtelingen buiten ons grondgebied houden en die hun eigen bevolking onderwerpen aan dictatoriale maatregelen, die moeten verhinderen dat onze belangen worden geschaad.

In zo'n model is nabuurschapsbeleid tevens een middel om die omgeving met een lagere levensstandaard, met minder democratie en met minder mensenrechten definitief buiten de deur te houden van het rijke fort Europa. Die landen worden alleen ingeschakeld om tijdelijk goedkope arbeidskrachten te leveren. Zo'n nabuurschap lijkt dan sterk op de manier waarop de Verenigde Staten gedurende twee eeuwen zijn omgegaan met Latijns-Amerika.

Er is ook een heel andere vorm van nabuurschapsbeleid mogelijk. Die gaat ervan uit dat we in dit deel van Europa veel zaken beter hebben geregeld dan in andere landen, en dat wij anderen iets te bieden hebben. Daarin past het bevorderen van democratie en mensenrechten, ook in Wit-Rusland, Tunesië, Algerije en de nog steeds bezette Palestijnse gebieden. Het betekent ook dat we bijdragen tot economische ontwikkeling, die deze landen op een gelijk welvaartsniveau als het onze moet brengen. In een aantal gevallen, met name voor de westelijke Balkan, maar mogelijk ook voor Oekraïne, Wit-Rusland, Moldavië en Turkije, kan het bovendien een overgangsfase naar het volledige lidmaatschap van de Europese Unie betekenen.

Mijn fractie wijst de eerste vorm van nabuurschapsbeleid volstrekt af, maar kan daarentegen van harte instemmen met het tweede model. Gelukkig overheerst in het verslag van de heer Tannock die tweede variant en ook de meeste amendementen verkiezen democratie, mensenrechten en solidariteit boven economisch en militair voordeel. Als ook de Raad en de Commissie die lijn volgen, gaat het met ons nabuurschapsbeleid de goede kant op.

 
  
MPphoto
 
 

  Bastiaan Belder, namens de IND/DEM-Fractie. – Voorzitter, terecht schenkt collega Tannock in zijn interessante verslag aandacht aan de hedendaagse situatie in EU-buurland Wit-Rusland. Met name in paragraaf 56 spoort hij alle Europese instellingen aan tot versterking van de steun aan de Wit-Russische burgermaatschappij en 's lands politieke oppositie.

Tegen die achtergrond zou ik, commissaris, willen vragen hoe ver het staat met de Brusselse plannen om een delegatie te vestigen in Minsk. Let wel, een delegatie die metterdaad kan opereren vanuit de eigen doelstellingen, vanuit de gedeelde gehechtheid van de lidstaten van de Unie aan de democratische rechtsstaat. Een ideaal communicatiekanaal voor de Commissie richting de Wit-Russische burgerbevolking. Een onmisbare voorwaarde ook om uiteindelijk tot een actief nabuurschap met Wit-Rusland te komen.

Naar ik vrees, voelt het huidige autoritaire regime van president Loekasjenko daar weinig voor. Het wenst waarschijnlijk een tandeloze Europese delegatie op eigen grondgebied als internationale legitimatie. Commissaris, houdt deze opstelling van Minsk soms de komst van de Europese delegatie in de Wit-Russische hoofdstad tegen?

Rapporteur Tannock ijvert evenzeer voor een politiek vergelijk over de al zo lang slepende kwestie-Trans-Dnjestrië. Daartoe roept hij dan ook alle betrokken partijen op. Onheilspellend genoeg voor Moldavië heeft een tweetal van deze betrokken partijen - Rusland en Oekraïne - net een maand geleden - medio december 2005 - een gezamenlijke verklaring over het Trans-Dnjestrië-conflict uitgegeven zonder én over Chişinău. De presidenten Poetin en Joejtsjenko kenden daar trouwens evenmin de Verenigde Staten, de Europese Unie en Roemenië in. Gezamenlijk benoemden zij Rusland en Oekraïne tot "garantiemachten" in Moldavië en Trans-Dnjestrië. De herhaling van een eerdere zet uit 1997 van Jevgeni Primakov, die overigens geen enkele internationale steun kreeg en door Moldavië expliciet van de hand werd gewezen.

En passant werpen Poetin en Joejtsjenko zich thans zelf samen op tot verantwoordelijken voor "vrede, stabiliteit en het welzijn van het volk van Moldavië, voor Russen en Oekraïners op beide oevers zelfs van de Dnjester". Dat impliceert gewoonweg een Russisch-Oekraïens condominium. Tegelijk accepteerden Kiev en Moskou op 15 december 2005 elkaars oplossingen voor de kwestie-Trans-Dnjestrië als "complementair". Doorzichtige voorstellen die, mijns inziens, neerkomen op een bezegeling van een staatkundige tweedeling van Moldavië, van een internationale legitimering van Ruslands militaire aanwezigheid in Trans-Dnjestrië en van een "democratische neutrale staat Moldavië".

Commissaris, hoe interpreteert u deze bilaterale afspraak tussen Poetin en Joejtsjenko over Moldavië's toekomst in de context van het Europese nabuurschapsbeleid? Ik dank u. Ik zie uit naar de beantwoording van mijn twee vragen.

 
  
MPphoto
 
 

  Konrad Szymański, namens de UEN-Fractie.(PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag een aantal grondbeginselen noemen die in een gedegen en doeltreffend nabuurschapsbeleid hoe dan ook tot uitdrukking moeten komen.

Om te beginnen mag een nabuurschapsbeleid niet worden voorgesteld als iets dat lijnrecht tegenover het lidmaatschap van de Europese Unie staat. Integendeel: als het om een Europees land gaat, zou het zo moeten zijn dat een goed nabuurschapsbeleid dat land nu juist dichterbij het lidmaatschap brengt. Uiteraard is het niet zo dat nabuurschap automatisch lidmaatschap inhoudt – maar het kan wel leiden tot lidmaatschap.

In de tweede plaats moet benadrukt worden dat de omvang van de steun evenredig moet zijn met de bereidheid van het partner- of buurland om democratische waarden na te leven. Dat geldt in het bijzonder voor Wit-Rusland – met deze regering kunnen wij niet samenwerken. En we zou dit principe eigenlijk ook op Rusland moeten toepassen. We hebben in de loop van het tijdsbestek waarin de nu geldende partnerschapsovereenkomsten ten uitvoer worden gelegd namelijk moeten vaststellen dat dit land de democratische normen steeds minder vaak naleeft. Ik krijg de indruk dat we Rusland nu helpen wegen aan te leggen voor het transport van mensen die na een oneerlijk proces zijn veroordeeld of helpen bij het opzetten van oliepijpleidingen waaruit men ons later weigert olie te leveren.

Het derde beginsel is het volgende. We moeten telkens wanneer we vaststellen dat de democratie in een land niet voldoende ontwikkeld is een extra inspanning doen om het maatschappelijk middenveld en de democratische beweging bijstand te verlenen.

Om dat op een doeltreffende wijze te kunnen doen moeten we kunnen beschikken over een speciaal instrument voor de mensenrechten. Dat instrument moet voldoende flexibel zijn om efficiënt te kunnen functioneren in ongunstige politieke omstandigheden.

Deze beginselen zijn in het verslag-Tannock verwerkt en ze worden daarin ook als geldig bestempeld. Mijn fractie is daarom gaarne bereid vóór dit verslag te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ryszard Czarnecki (NI).(PL) Mijnheer de Voorzitter, het Europees nabuurschapsbeleid – het onderwerp van het debat dat we nu voeren – en de resolutie die voor ons ligt vormen het bewijs dat we ons vermogen strategisch te denken niet hebben verloren, ook al verkeert de Unie momenteel in een crisis. We zien in hoe belangrijk het is dat we ons open opstellen ten aanzien van onze buurlanden. De economische problemen van de uitgebreide Unie en de moeilijkheden die we ondervinden bij het goedkeuren van de Grondwet mogen ons er niet van weerhouden een toekomstvisie te ontwikkelen die verder gaat dan de volgende verkiezingen in de verschillende landen van de Unie.

De betrekkingen met de buurlanden ten oosten en zuidoosten van de Unie zijn uiterst belangrijke aspecten van ons nabuurschapsbeleid. De ontwerp-resolutie maakt terecht een verwijzing naar Wit-Rusland, Georgië, Moldavië en de landen in de zuidelijke Kaukasus in het algemeen. Er wordt bovendien – en opnieuw terecht – opgemerkt dat we een vergissing hebben begaan door niet voldoende druk op Rusland uit te oefenen om ervoor te zorgen dat dit land bijdraagt tot de stabilisering van de voormalige Sovjetrepublieken in plaats van andersom.

Ik wil commissaris Ferrero-Waldner graag op het hart drukken dat we niet mogen verwachten dat iemand het Europees nabuurschapsbeleid voor ons zal uitvoeren. We mogen de G8 of de OESO niet opzadelen met de verantwoordelijkheid voor ons nabuurschapsbeleid; we moeten verder voorkomen dat dit beleid een politieke speelbal wordt. Van belang is ook dat we rekening houden met een fundamenteel beginsel – dat we zorgvuldig toezicht houden op de financiële hulp die we in het kader van het nu juist opgezette Europese Nabuur- en Partnerschapinstrument verstrekken. De heer Szymański heeft daar zojuist al op gewezen. Het mag niet zo zijn dat we de belangen van ondemocratische regeringen dienen. We moeten dit soort regeringen er nu juist toe aanzetten de democratie in hun maatschappij en overheidsstructuren te steunen en de mensenrechten te bevorderen.

Het Europees nabuurschapsbeleid is dus een kans voor de Unie, en niet een zware last. We mogen dat niet vergeten.

 
  
MPphoto
 
 

  Paweł Bartłomiej Piskorski (PPE-DE).(PL) Mijnheer de Voorzitter, we zijn er allemaal van overtuigd dat het Europees nabuurschapsbeleid één van de belangrijkste elementen vormt bij de ontwikkeling van een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid voor de Europese Unie. We zijn ons er ook van bewust dat ons nabuurschapsbeleid zodanig moet worden geformuleerd dat het aan de behoeften van individuele landen kan worden aangepast. Dit beleid zal immers betrekking hebben op landen die heel sterk van elkaar verschillen, zoals Marokko en Oekraïne.

Ons beleidsinstrument dient dus flexibel te zijn. We mogen intussen niet vergeten dat we met twee verschillende soorten situaties te maken hebben. Het kan geen kwaad daar op te wijzen. Er zijn situaties waarin het erom gaat de samenwerking op gebieden als energie en veiligheid te verdiepen en te verbreden en de samenwerking vervolgens uit te breiden naar andere terreinen. De landen in Noord-Afrika zijn hiervan een goed voorbeeld. We moeten echter ook kunnen omgaan met situaties in heel andere landen, zoals Wit-Rusland en Syrië. In die landen hebben we te maken met dictaturen en ondemocratische scenario’s. Het Europees nabuurschapsbeleid zou een instrument moeten zijn om druk op deze landen uit te oefenen en zo de democratisering ervan de bevorderen.

Het verslag-Tannock komt gelukkig aan deze eisen tegemoet. We kunnen het daarom steunen. Een heel goed uitgangspunt is dat het nabuurschapsbeleid niet mag worden gezien als een alternatief voor de toekomstige toetreding van deze landen tot de Europese Unie. Niemand gelooft oprecht dat landen als Moldavië, Wit-Rusland of Oekraïne binnenkort tot de Europese Unie zullen toetreden. Het is wel van belang dat we voor Europese landen de mogelijkheid openlaten om overeenkomstig de verdragen een verzoek tot lidmaatschap in te dienen.

We verzoeken iedereen om de door de heer Klich ingediende amendementen 52 en 55 te steunen. Ze bevatten onder andere een verwijzing naar het regime in Wit-Rusland, waarin dit regime wordt aangeduid zoals het is: een ondemocratisch regime.

 
  
MPphoto
 
 

  Pierre Schapira (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, geachte collega's, ik ben ingenomen met deze resolutie over het nabuurschapsbeleid. Alle prioriteiten die onze instelling voor dit beleid stelt, komen daarin uitvoerig aan bod: mensenrechten, democratie, immigratie, milieu en liberalisering van de handel.

Aan een belangrijk onderdeel is echter geheel voorbijgegaan, en dat is ontwikkelingssamenwerking. Het nabuurschapsbeleid heeft betrekking op zeventien landen, waarvan er twaalf ontwikkelingslanden zijn. Hiervan behoort een derde tot de categorie landen met een laag inkomen. Met de lopende hervorming van de instrumenten voor buitenlands beleid vallen deze twaalf ontwikkelingslanden buiten de boot. Zij zijn namelijk niet meegenomen in het toekomstige instrument voor samenwerking en ontwikkeling. Als er in het kader van het nabuurschapsbeleid dus geen enkele vorm van ontwikkelingsbeleid is voorzien, krijgen deze twaalf landen geen ontwikkelingshulp meer van ons.

Ik betreur het echter dat er in een zo algemene en uitgebreide politieke tekst helemaal geen aandacht wordt besteed aan samenwerking. We kunnen niet praten over welvaartsbevordering in een regio als we ons niet tegelijkertijd inzetten voor armoedebestrijding. Wordt momenteel in de elementaire behoeften van de bevolking van Azerbeidzjan, Moldavië of Palestina voorzien? Hoe kunnen deze landen de strijd aanbinden met dictatuur en concurrerend zijn in markteconomieën als een deel van de bevolking niet eens toegang heeft tot drinkwater, sociale diensten, gezondheidszorg of basisonderwijs? Hoe kunnen we hopen de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling ooit te bereiken als we niet in staat zijn af te rekenen met deze armoede aan de poorten van Europa?

In mijn ogen maken we een ernstige inschattingsfout als we een resolutie over het nabuurschapsbeleid aannemen waarin we de doelstellingen voor armoedebestrijding links laten liggen. Daar zouden we vroeger of later helaas de rekening voor gepresenteerd kunnen krijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Diana Wallis (ALDE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik richt mij tot u als voorzitter van de delegatie voor de betrekkingen met Zwitserland, IJsland en Noorwegen en van de delegatie in de gemengde parlementaire commissie Europese Economische Ruimte (EER). Ik ben niet echt ingenomen met punt 43 van het verslag, waarin deze landen op een nogal ongenuanceerde manier op één hoop worden gegooid met de rest van onze buren en/of op één lijn worden gesteld met Andorra en Vaticaanstad. Het is helaas niet de eerste keer dat dit in het Parlement gebeurt.

Met mijn amendement wil ik op zijn minst verwijzen naar de EER en de EVA. Want we moeten er juist blij mee zijn dat onze eigen lidstaten deel uitmaken van de EER. We hebben binnen de EER een nauwe en diepe relatie met die landen, die voor hen nu al de volledige deelname aan de programma’s voor de interne markt en andere EU-programma’s impliceert. Bovendien zijn de EER-EVA-landen in feite nu al onze partners en compagnons bij het opbouwen van de democratie en het opzetten van andere activiteiten in onze nieuwe buurlanden.

Ik denk dat het de heer Tannock wel duidelijk zal worden als we even in voetbaltermen praten. Deze landen hebben momenteel misschien dan geen ambities richting eredivisie, ofwel het volledige lidmaatschap, ze spelen wél in de eerste divisie en bungelen zeker niet ergens onderaan in de zesde klasse amateurs.

Ik denk dat we hopen op een nieuwe bijeenkomst tussen de ministers van Buitenlandse Zaken van de EER-EVA-landen en onze Commissie buitenlandse zaken. Ik hoop dat mijn amendement zal voorkomen dat er enige beroering ontstaat over de manier waarop we tegen onze oudste en innigste partners en buren aankijken, en ook over onze perceptie van de EER en de EVA.

 
  
MPphoto
 
 

  Cem Özdemir (Verts/ALE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, ook wij verwelkomen het verslag van afgevaardigde Tannock. Tegelijk wil ik ook de heer Laschet uitdrukkelijk bedanken voor het werk dat hij verzet heeft.

Een belangrijk punt in het verslag is lid 4, waarin het erom gaat garanties te scheppen dat democratische hervormingen en economische ontwikkeling daadwerkelijk op gang komen. De Europese Unie moet er sterker dan tot nu toe het geval was op toezien dat democratische bepalingen in de verdragen met derde landen serieus genomen worden en daar indien nodig ook consequenties aan verbinden – zowel in positieve als in negatieve zin. Het verslag spreekt in dit verband van een effectief monitoring-mechanisme. Het zou een hele stap vooruit zijn als het Bureau voor de grondrechten, waar we het in dit Huis bij een andere gelegenheid nog over zullen hebben, er kwam en we een instrument hadden om de situatie in de partnerlanden exact te beoordelen.

Daarnaast is de bilaterale benadering van het Europese nabuurschapsbeleid, waaraan sinds 2003 met onze uitdrukkelijke steun vorm gegeven wordt, belangrijk gezien de vele verschillen tussen de landen. Toch mogen we niet vergeten dat er nog een andere benadering is, namelijk het Barcelona-proces, met zijn regionale insteek. We doen er goed aan beide opties als complementair op te vatten en, met een coherent Europees beleid in het achterhoofd, de sterke kanten van beide benaderingen te combineren.

Heel graag wil ik het nog over het migratiebeleid hebben, dat tot nu toe helaas geen rol in het Barcelona-proces speelt. Het is raadzaam daarover met de zuidelijke mediterrane landen in gesprek te treden. Op ieders netvlies staan nog de verschrikkelijke beelden van Ceuta en Melilla, die de mensen in de Europese Unie diep geraakt hebben. Hier gaat het natuurlijk om de grensbewaking, remigratieovereenkomsten en asielprocedures. Tegelijkertijd gaat het natuurlijk om een menswaardige behandeling van vluchtelingen en om de noodzaak iets aan de algehele situatie in de herkomstlanden te doen. Het doet me deugd dat de Europese Unie haar activiteiten op onderwijsgebied intensiveert. We moeten op dit punt echt meer doen. Ik denk dan in het bijzonder aan jonge mensen uit de Maghreb, die de kans moeten krijgen de toekomst van hun land mede vorm te geven. Alleen als jongeren daar kansen krijgen, zullen ze in die landen blijven en met hun vaardigheden bijdragen aan de totstandkoming van een democratische maatschappijvorm.

Tot slot verwijs ik nog naar de situatie in Egypte. De arrestatie van de oppositionele Aiman Nur is niemand van ons ontgaan. Ik meen namens iedereen hier te kunnen zeggen dat hij en alle anderen die zich in dat land, vaak onder zeer moeilijke omstandigheden, inzetten voor democratie en mensenrechten verzekerd kunnen zijn van onze solidariteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Esko Seppänen (GUE/NGL). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, het verslag van de Commissie buitenlandse zaken, dat de heer Tannock heeft opgesteld, is in menig opzicht grondig. Het bevat veel ideeën op politiek gevoelige terreinen waarvoor niemand verantwoordelijkheid hoeft te nemen. Het verslag is opgesteld op eigen initiatief van de commissie op een terrein waarop het Europees Parlement geen bevoegdheid heeft.

Het verslag laat de wijze zien waarmee landen buiten de Unie hoop op hulp en steun moet worden gegeven. Op die manier wil men de landen van het nabuurschapsbeleid, waarvan er velen geen buurlanden van de Europese Unie zijn, politiek aan de Unie binden. In het verslag wordt geen duidelijk standpunt ingenomen over welke landen lid van de Europese Unie kunnen worden. Men wil bijvoorbeeld niet tegen Oekraïne zeggen of het land wel of niet welkom is, hoewel Oekraïne veel Europeser is dan Turkije. In feite is het lidmaatschap van Oekraïne op de lange termijn nog zo ver weg dat het absoluut niet in zicht is.

Om zeer zwakke redenen bevat het verslag verwijzingen naar de Europese Grondwet in plaats van dat men had nagedacht over de wijze waarop het lidmaatschap van de Europese Unie zou kunnen worden benaderd via en uit het oogpunt van een structuur als de Europese Economische Ruimte.

Een corrupt bestuur maakt deel uit van het dagelijkse leven in veel buurlanden. Het zou bijvoorbeeld interessant zijn te weten wie de eigenaar is van Ros-Ukr-Energo, die de gasovereenkomst tussen Rusland en Oekraïne beheert. Kan zelfs de president van Oekraïne in deze kwestie onschuldig zijn? Na de oranje revolutie is het bestuur in Oekraïne een toonbeeld van corruptie. Voorts is het zaak om landen als Azerbeidzjan of Kazachstan en Turkmenistan, waar zich de verder oostelijk gelegen bronnen van olie en gas bevinden, alsmede Wit-Rusland de maat te nemen als het om machtsmisbruik gaat, en niet alleen vanuit het oogpunt van gas- en olieleveranties.

 
  
MPphoto
 
 

  Gerard Batten (IND/DEM).(EN) Mijnheer de Voorzitter, in het Europees nabuurschapsbeleid wordt er met alle macht voor gepleit dat de democratie en de rechtsstaat in de buurlanden van de EU versterkt moeten worden. Hoe kan de EU nu serieus worden genomen als zij zegt de democratie in niet-EU-landen te willen versterken, aangezien de centrale, drijvende kracht van de EU zelf neerkomt op het nietsontziend uitbannen van elke vorm van echte, inhoudelijke, democratische verantwoordingsplicht ten opzichte van haar lidstaten? Hoe kan de EU nu in alle ernst oproepen tot een grotere rol voor de rechtsstaat in landen die geen lid zijn, als zij zelf haar eigen wetten met voeten treedt?

Ik heb het uiteraard over het voorstel voor de Grondwet van de EU, die op basis van het Verdrag dood zou moeten zijn vanwege het ‘nee’ in de Franse en Nederlandse referenda. In plaats daarvan wordt de Grondwet echter aan de beademing gehouden totdat het ongemak van de democratische verwerping kan worden verholpen met een paar achterbakse trucs. De heer Tannock kan zich beter bezighouden met de belangen van de mensen die hem als hun vertegenwoordiger hebben gekozen, in plaats van zich uit te sloven voor mensen die hem niet gekozen hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Ģirts Valdis Kristovskis (UEN). – (LV) Mevrouw de commissaris, fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, het verslag van de heer Tannock biedt een uitstekend inzicht in het probleem en het vermogen van de Europese Unie om haar belangen en beleidslijnen door te zetten in de naburige geopolitieke regio.

Het lijdt geen twijfel dat een democratisch, stabiel en welvarend buurland de beste garantie is voor ontwikkeling en veiligheid. De rapporteur van dit verslag onderstreept echter terecht dat het Europees nabuurschapsbeleid effectiever moet worden gemaakt door de criteria voor de vaststelling van doelstellingen, prioriteiten en evaluatiemechanismen duidelijker te definiëren. Bij de tenuitvoerlegging van het Europees nabuurschapsbeleid moet de ervaring van de nieuwe EU-lidstaten gebruikt worden om hervormingen in de Kaukasus, Oekraïne en Moldavië op gang te brengen.

Tevens wordt met recht benadrukt dat het welslagen van het nabuurschapsbeleid in de verschillende landen afhankelijk is van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Rusland. Rusland kan echter maar moeilijk als een betrouwbare bondgenoot worden beschouwd zolang het blijft vasthouden aan de oude geopolitieke verhoudingen. De uitnodiging om de democratisering van Wit-Rusland samen met Rusland tot een goed einde te brengen klinkt zelfs ronduit komisch. Immers, het is alom bekend dat het regime van Poetin dag aan dag autoritairder wordt en steeds minder met een democratische regering te maken heeft.

Mevrouw Ferrero-Waldner, de bilaterale gesprekken tussen de heer Poetin en de heer Schröder, de heer Poetin en de heer Blair en de heer Poetin en de heer Chirac beantwoorden helaas aan de wens van Rusland om te onderhandelen met een versnipperde Europese Unie. Hiermee wordt duidelijk afbreuk gedaan aan de beginselen en de vereisten van het Europees nabuurschapsbeleid. Het aanpassen van de Russische en Oekraïnse gasprijzen op grond van het zogenaamde goedkope gas uit Turkmenistan is een monopolistische maatregel die strijdig is met de markttendensen.

Ik maak mij zorgen. De huidige situatie is moeilijk te begrijpen: de Russische economie groeit, maar de bijdrage van Rusland aan de medefinanciering in het kader van de Europese Unie, de Noordelijke Dimensie, het Wereldwijd Partnerschap en de programma’s voor de ontmanteling van massavernietigingswapens wordt niet verhoogd. In het verslag is evenwel sprake van een verstandig en effectief gebruik van de middelen van het nabuurschapsbeleid. Het loont de moeite alles in het werk te stellen om regionale en subregionale dimensies te ontwikkelen. Het loont ook de moeite na te denken over de rol van de geografische, historische en politieke aspecten van Oost-Europa bij de totstandbrenging van een betrouwbaar Europees nabuurschapsbeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Frank Vanhecke (NI). – Voorzitter, ik denk niet dat het afbreuk doet aan het werk van onze collega Tannock, wanneer wij toch vaststellen dat er vanwege de Europese Commissie in dat Europees nabuurschapsbeleid eigenlijk een enorme gemiste kans verscholen zit. De gemiste kans namelijk om in dat beleid, en zelfs in de eerste plaats, ervoor te zorgen dat ons buurland Turkije daarbij betrokken wordt. En dat zelfs op de eerste plaats en op een zeer geprivilegieerde plaats. Het zou nu toch al duidelijk moeten zijn dat het overgrote deel van onze Europese burgers zich absoluut verzet tegen de volwaardige EU-toetreding van Turkije en dat het dus bijgevolg een zeer ondemocratische daad zou zijn om dat massale niet-goedkeuren zo maar naast zich neer te leggen. Nogmaals, Turkije is geen Europees land, niet geografisch, niet historisch, niet politiek, niet godsdienstig, op geen enkel gebied. Maar Turkije is een buurland waarmee wij de beste betrekkingen willen en dat perfect een belangrijke en meest vooraanstaande rol had kunnen spelen in het Europese nabuurschapsbeleid. Dit is dus een gemiste kans en dat is een fout die ons vroeg of laat zeer duur te staan zal komen.

Nog een opmerking bij de overwegingen in het verslag over onze betrekkingen met de Maghreblanden. Ik betreur namelijk dat daar een zeer belangrijk gegeven niet is opgenomen, namelijk de recente verklaring van de Marokkaanse regering die pleit voor een remigratiepolitiek, voor een terugkeer van een groot deel van de 2,5 miljoen Marokkanen die momenteel in Europa verblijven, waarvan de jongeren zoals men weet met 40 procent werkloosheid kampen om nog maar te zwijgen over andere vormen van sociale opvang waar ze terechtkomen. Dit is een uiterst belangrijke koerswending van de Marokkaanse regering die wij als Europeanen actief zouden moeten ondersteunen, ook in ons nabuurschapsbeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Francisco José Millán Mon (PPE-DE).(ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, de relatie met de buren is zowel voor een individu als voor een land van groot belang. Ook voor de Europese Unie zijn de betrekkingen met de buurlanden belangrijk. Die moeten positief zijn en aansluiten op de doelstelling om een kring van landen te creëren om de Europese Unie heen waar vrede en welvaart heersen en waar de mensenrechten gerespecteerd worden, landen die stabiel zijn en die onze beginselen delen inzake de democratie en de rechtsstaat. Dat we die kring creëren, is noodzakelijk voor de belangen van de Unie, zoals de commissaris net erkend heeft.

Door de globalisering en de onderlinge afhankelijkheid is het duidelijk dat geen enkele muur de Europese Unie van haar meest nabije buurlanden scheiden kan; vandaar het belang van een actief en ruimhartig nabuurschapsbeleid.

Zoals blijkt uit het verslag van de heer Tannock – en ik bedank hem van harte voor zijn werk – denk ik dat het onderscheid tussen verschillende vormen van nabuurschapsbeleid vooral moet worden gemaakt aan de hand van de situatie van het buurland in kwestie. Dat onderscheid mag niet afhankelijk zijn van het continent waartoe het land behoort; als dat wel zo was, zouden we de indruk wekken dat ons nabuurschapsbeleid is opgesplitst in een eerste klasse en een tweede klasse voor de niet-Europese mediterrane buurlanden. Dat zou fout zijn, aangezien vele van die mediterrane landen bijzonder nauwe, traditionele banden hebben met de Unie, die nauwer en ouder zijn dan degene die de Unie met een aantal Europese landen heeft die ook onder het nabuurschapsbeleid vallen.

Overeenkomstig onze beloften hopen die mediterrane landen een zo nauw mogelijke relatie aan te gaan met de Unie. Verder hebben zij meer samenwerking met ons nodig om hun achterstand in te halen op het gebied van de institutionele democratische ontwikkeling, economische en sociale groei, enzovoorts.

Een intensiever Europees nabuurschapsbeleid brengt echter ook de noodzaak met zich mee een impuls te geven aan hervormingen voor het bevorderen van de democratie, het respect voor de mensenrechten en de markteconomie. Verder moet er vooruitgang worden geboekt op terreinen zoals de economische openstelling, grenscontroles, de samenwerking bij terrorismebestrijding en de bestrijding van de georganiseerde misdaad en illegale immigratie. Het spreekt vanzelf dat de vorderingen op deze terreinen ten goede zullen komen aan de landen in kwestie en aan de regio als geheel.

Mijnheer de Voorzitter, ik zou nog een opmerking willen maken. Ik vind het erg jammer dat onze buren van de zuidkust van de Middellandse Zee op de Top van Barcelona van november jongstleden zo mager vertegenwoordigd waren. Ik denk dat ze een unieke kans voorbij hebben laten gaan om te laten zien dat zij hun banden met de Unie nauwer willen aanhalen. Ondanks deze teleurstelling moeten we ons echter richten op de toekomst en de strategische, urgente behoeften van de Unie. Dit houdt in dat we prioriteit moeten geven aan de relatie met onze buren, niet alleen in hun belang, maar ook in het onze.

 
  
MPphoto
 
 

  Papagiotis Beglitis (PSE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil van mijn kant de commissaris, mevrouw Ferrero-Waldner, van harte bedanken en wijzen op de bijzonder positieve bijdrage die de heer Tannock heeft geleverd aan de opstelling van de eindtekst.

De verwezenlijking van de ambitieuze doelstellingen van het Europees nabuurschapsbeleid hangt af van de ontwikkelingen bij een aantal vraagstukken, en daar wil ik kort op ingaan.

Ten eerste kan er van een geloofwaardig Europees nabuurschapsbeleid geen sprake zijn zonder een evenwichtige geografische aanpak. Men moet met alle middelen een stokje zien te steken voor de cliëntelistische mentaliteit van bepaalde lidstaten, die uitgaan van hun specifieke nationale belangen.

Een fundamentele voorwaarde voor de doelmatigheid van het nabuurschapsbeleid is de politieke wil van de lidstaten om gebruik te maken van de mechanismen voor de bescherming van de mensenrechten en de democratische vrijheden. De slechte ervaringen die wij in deze sector van het proces van Barcelona hebben opgedaan, zouden ons allen wijzer moeten maken.

Het nabuurschapsbeleid zou gekoppeld moeten worden aan de verwezenlijking van de Europese veiligheidsstrategie in met name de sectoren van de strijd tegen het internationale terrorisme en de georganiseerde misdaad, de veiligstelling van de energiebevoorrading en de milieu-uitdagingen.

Het Europees nabuurschapsbeleid mag niet leiden tot overlappingen, en mag geen verwarring veroorzaken als het gaat om het Europees perspectief voor de Balkanlanden en hun toekomstige toetreding tot de Europese Unie. Bovendien moet de relatie met het proces van de Euromediterrane samenwerking worden verduidelijkt.

Om de actieprogramma’s te kunnen verwezenlijken is er eveneens behoefte aan meer coördinatie en een betere samenwerking met de internationale financiële organisaties. Er moet in de loop van 2006 een betere financiële planning komen, opdat de verordening voor het nieuwe financieel instrument kan worden goedgekeurd. Het Europees nabuurschapsbeleid moet uitgroeien tot een proces waarbij de burgers en de samenlevingen van de derde landen zijn betrokken. Ook moeten de regionale samenwerking en de integratie en versterking van de regionale douane-unie worden ontwikkeld en uitgediept.

De kritieke internationale energiesituatie maakt het noodzakelijk dat de Europese Unie haar energiemarkten harmoniseert en integreert met die van de landen van het nabuurschapsbeleid.

Tot slot wil ik er nog op wijzen dat er meer vaart moet worden gezet achter de onderhandelingen met de landen van de zuidelijke Kaukasus, en met name Georgië, over de goedkeuring van actieprogramma’s. Er zal in het bijzonder rekening moeten worden gehouden met de situatie van de mensenrechten en de situatie van de Griekse minderheid in het gebied Salka in Georgië, waar zich bijzondere problemen voordoen met betrekking tot niet alleen de mensenrechten maar ook de eigendomsrechten van de Griekse gemeenschap.

 
  
MPphoto
 
 

  Cecilia Malmström (ALDE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, dit is een zeer goed en belangrijk verslag over een van de belangrijkste vraagstukken voor de toekomst van de EU. Welke betrekkingen moeten wij met onze buurlanden onderhouden? Hoe kunnen wij de samenwerking bevorderen in kwesties waar we moeten samenwerken, zoals de strijd tegen het terrorisme, de milieuproblematiek, veiligheid en energie? Hoe kunnen wij bijdragen aan het versterken van de rechtsstaat en de democratie in de nabijgelegen landen?

Ik ben van mening dat wij in de huidige omstandigheden niet de grenzen van Europa moeten definiëren. Er moet een duidelijk vooruitzicht op lidmaatschap worden geboden aan de landen in Europa die aan alle criteria kunnen en willen voldoen. We hebben gezien wat dit heeft betekend voor de transformatie van onze nieuwe lidstaten. Het lidmaatschap van de EU heeft voor hen als een prikkel en als een lokmiddel gewerkt en is uiterst belangrijk geweest voor de veranderingen daar. Het betekent ongelooflijk veel voor de democratisering en het hervormingsproces op de Balkan en in Turkije. Daarom vind ik dat wij Oekraïne een vooruitzicht op lidmaatschap moeten bieden.

Natuurlijk kan de EU niet ongelimiteerd groeien, en dan kan het nabuurschapsbeleid een alternatief zijn, maar dat moet dan wel een aantrekkelijk alternatief voor het lidmaatschap zijn. De boodschap van het Parlement op dit punt is duidelijk. We moeten verder concretiseren en definiëren wat we moeten doen met het beleid. Welke prioriteiten moeten we stellen? Kunnen we een oplossing bieden voor de institutionele problemen die we met deze landen zullen krijgen? Er zijn gemeenschappelijke waarden en gemeenschappelijke politieke terreinen nodig. Verder moeten de samenwerkingsovereenkomsten precies worden afgestemd op iedere behoefte. Er zijn immers enorme verschillen tussen de landen, zoals hier is betoogd.

De aandacht moet gericht zijn op de democratievraagstukken. Het door de heer Tannock voorgestelde overgangsfonds of democratiefonds is een zeer goed idee. Opnieuw wil ik collega Tannock bedanken voor zijn zeer goede verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Flautre (Verts/ALE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, het nabuurschapsbeleid kan alleen goed van de grond komen als onze buurlanden hieraan volledig meewerken. Ik wil in verband hiermee graag de aandacht vestigen op het feit dat de meeste staatshoofden en regeringsleiders uit het Middellandse-Zeegebied, precies onze partners in het kader van het nabuurschapsbeleid, een paar weken geleden verstek hebben laten gaan tijdens de top van Barcelona. De Commissie en de Raad moeten hun conclusies trekken uit de houding van de partnerlanden en herhaling van een dergelijke gang van zaken in het kader van het nabuurschapsbeleid zien te voorkomen.

Met hun boycot hebben de partnerlanden onder meer willen aangeven dat zij het niet eens zijn met de zware druk die de Commissie en de lidstaten op hen uitoefenen voor het sluiten van samenwerkingsovereenkomsten voor migratiebeleid en terrorismebestrijding. Daarnaast ontbreken er in hun ogen financiële perspectieven voor een echt beleid voor ontwikkelingssamenwerking. Weten we wel zeker dat de Europese Unie daaruit haar conclusies heeft getrokken?

De actieplannen waarover reeds is onderhandeld in het kader van het nabuurschapsbeleid bevatten paragrafen inzake samenwerking voor beveiliging van de grenzen van de Europese Unie met het oog op de bestrijding van terrorisme en illegale immigratie. Het is onacceptabel dat de Europese Unie zo een beleid voert waarbij de landen rondom de EU de rol van grensbewakers krijgen toebedeeld. Dat kan niet door de beugel omdat de partnerlanden hier zelf niet achter staan en omdat het Europees Parlement zich al heel duidelijk heeft uitgesproken tegen deze tendens. Maar zijn wij in enig stadium van de onderhandelingen over deze nationale actieplannen geraadpleegd?

Het beleid van de Europese Unie heeft alleen een kans van slagen als het is gebaseerd op wederkerigheid. Dat wil zeggen dat het de belangen van alle betrokkenen moet behartigen. Ook moet het EU-beleid coherent zijn. Zo kunnen we de partnerlanden niet voorstellen terugnameovereenkomsten te sluiten terwijl sommige EU-lidstaten de bepalingen van de Conventie van Genève naast zich neerleggen. Ook kunnen we hen niet enerzijds stimuleren om de mensenrechten en de democratische beginselen in acht te nemen en anderzijds onze ogen sluiten voor regelrechte schendingen in het kader van terrorismebestrijding.

De Commissie voert besprekingen over het instellen van subcomités "Mensenrechten en democratie". Dit zijn belangrijke forums om te beoordelen hoe doeltreffend wij functioneren op het gebied van mensenrechten. Ik vind het dan ook betreurenswaardig dat de Europese Unie zich niet sterk heeft gemaakt voor de instelling van dergelijke subcomités met bepaalde landen, zoals Israël.

 
  
MPphoto
 
 

  Irena Belohorská (NI).(SK) Mijnheer Tannock, ik dank u van harte voor dit uitstekende verslag, waarin u aandacht besteedt aan de betrekkingen tussen de Europese Unie en haar buren en pleit voor de totstandkoming van een kring van bevriende staten rond de Europese Unie. Door onze buurlanden te helpen, helpen wij ook onszelf. Het gaat hier om twee soorten buren: enerzijds landen die geen ambitie hebben om lid van de Europese Unie te worden, maar wel belangstelling hebben voor een nauwe samenwerking, en anderzijds landen die graag lid zouden worden, maar thans niet voldoen aan de criteria om als kandidaat-lidstaten in aanmerking te worden genomen. Het is lovenswaardig dat met deze landen associatieovereenkomsten en actieplannen zijn gesloten en dat zij zich ertoe hebben verplicht alle nodige stappen te ondernemen om deel te hebben aan de Europese interne markt en hun wetgeving af te stemmen op die van de Europese Unie.

De tenuitvoerlegging van deze overeenkomsten wordt pas na verloop van enkele jaren herzien en dan blijkt dat sommige van de doelstellingen weliswaar ambitieus maar niet realistisch zijn. De Europese Unie verleent aanzienlijke financiële steun aan de landen waarop het nabuurschapsbeleid van toepassing is. In dit verband is het noodzakelijk dat wordt toegezien op de naleving van andere belangrijke bepalingen uit de overeenkomsten, met name die welke betrekking hebben op de eerbiediging van de mensenrechten. De schending van deze voorwaarden kan leiden tot opschorting of stopzetting van de financiële steun. Het lijkt er evenwel op dat deze voorwaarden enkel op papier bestaan en dat de landen in kwestie financiële steun blijven ontvangen ondanks flagrante schendingen van de mensenrechten. Daarom dring ik aan op een verbetering van de controlemechanismen terzake.

 
  
MPphoto
 
 

  Anna Ibrisagic (PPE-DE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, allereerst wil ik zeggen dat het verslag-Tannock over het Europees nabuurschapsbeleid een document is waar ik mij geheel achter schaar. Ik kan niet anders dan hem feliciteren met zijn uitstekende werk. Zijn verslag laat zien dat hij goed op de hoogte is van de Europese geschiedenis en van de huidige omstandigheden. Alleen degenen met kennis van het verleden kunnen ook antwoord geven op de uitdagingen van morgen.

De omstandigheden waaronder hij gewerkt heeft, waren echter niet altijd gemakkelijk. Het Europees nabuurschapsbeleid omvat tegenwoordig zowel landen die het recht hebben om het lidmaatschap aan te vragen en lid kunnen worden van de EU, als de niet-Europese landen die geen lid kunnen worden van de EU. Naar mijn persoonlijke mening moet het nabuurschapsbeleid alleen gelden voor landen die buurland van Europa zijn. Europese landen die lid willen worden, moeten niet als buurland worden beschouwd, maar als potentiële EU-leden, aan wie een duidelijk vooruitzicht op EU-lidmaatschap moet worden geboden.

Bovendien is het debat over deze kwesties de laatste tijd heel verschillende kanten uitgegaan. Als we het hebben over het Europese nabuurschapsbeleid, spreken we over een perspectief voor de lange termijn. Een perspectief voor de korte termijn ontbreekt vaak. Betekent dat dat de opinie in en buiten het Parlement is veranderd, of ontbreekt het ons aan politieke moed? Een jaar geleden bijvoorbeeld was de opinie over Oekraïne dat dit land een zeer duidelijk vooruitzicht op EU-lidmaatschap had en zonder enige twijfel tot de Europese familie kon worden gerekend. We herinneren ons allen de oranjekleurige sjaals in deze vergadering ter ondersteuning van het Oekraïnse democratiseringsproces. Ik ben ervan overtuigd dat als de kwestie van de onderhandelingsstatus voor het lidmaatschap van Oekraïne toen aan de orde was gesteld, er niet zovelen waren geweest die zich daartegen hadden verzet. Vandaag is de situatie anders. Weliswaar zeggen we nog steeds tegen Oekraïne dat we het land als lid willen zien, maar we benadrukken dat dat tijd zal kosten en dat men de zaak niet moet verhaasten.

De situatie in Wit-Rusland, om een andere staat te noemen, heeft het karakter van een dictatuur en is allesbehalve bevredigend. Het land heeft nog een lange weg te gaan naar een eventueel EU-lidmaatschap. Desondanks vind ik dat we naast aansporingen tot democratisering duidelijke signalen moeten afgeven dat ook Wit-Rusland, als het ooit democratisch wordt, zijn plaats binnen de Europese familie heeft. Wat ik zou willen zien, zowel in het nabuurschapsbeleid als in het Europese debat überhaupt, zijn visioenen en optimisme. Zonder optimisme en zonder een duidelijk uitgesproken wens wat we willen bereiken en wat voor soort Europa wij in de toekomst willen, zullen wij ook de uitdagingen van vandaag niet kunnen oplossen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ana Maria Gomes (PSE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Tannock graag gelukwensen met zijn verslag over het nieuwe Europese nabuurschapsbeleid. Dat beleid zal één van de belangrijkste strategische instrumenten van de EU moeten worden, ook – en vooral – vanuit het perspectief van wereldwijde veiligheid. Mevrouw Ferrero-Waldner, die ik bij deze wil begroeten, heeft daar terecht op gewezen.

De Unie bereikt niets als ze zich binnen haar grenzen opsluit als binnen een fort om zich zo te beschermen tegen bedreigingen als terrorisme, georganiseerde misdaad, drugshandel, illegale immigratie en de handel in vrouwen en kinderen. Hoe hoog we de muren ook optrekken, er zit altijd een zwak punt in. Lampedusa, Ceuta en Melilla zijn daar sprekende voorbeelden van.

Goed nabuurschap betekent extra veiligheid voor de betrokken buurlanden. Daarom is het zo belangrijk dat dit nieuwe beleid correct ten uitvoer wordt gelegd. Dan kunnen we onze buren helpen met specifieke programma’s die hun veiligheid zullen vergroten – hún veiligheid en die van ons. Als wij hen helpen hun veiligheidsproblemen op te lossen zullen we om ons heen een ruimere zone scheppen waar stabiliteit heerst.

De veiligheidsring die we met dit beleid rond Europa willen aanleggen zal in het zuidwesten echter een zwakke plek vertonen als we Kaapverdië niet in dit instrument betrekken. Als we geen rekening houden met Kaapverdië vergeten we dat deze eilanden altijd sterke banden met Europa hebben onderhouden en dat ze via de Canarische Eilanden een grens met de EU hebben. Dit verslag moet een oplossing bieden die inhoudt dat Kaapverdië in aanmerking komt voor programma’s die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen.

De EU mag niet toestaan dat Kaapverdië een zwakke schakel wordt in de keten die door zijn buurlanden gevormd wordt. Als Kaapverdië kan profiteren van de programma’s die binnen het kader van het Europees nabuurschapsbeleid georganiseerd worden, kan het een belangrijke rol spelen bij het verwezenlijken van veiligheid voor de Europese Unie en de rest van de wereld. De autoriteiten van Kaapverdië moeten bijstand ontvangen om te verhinderen dat hun land een springplank wordt voor georganiseerde misdaad, illegale immigratie en terrorisme. Daarom heb ik met steun van mijn fractie twee amendementen ingediend – ik hoop dat de meerderheid van het Parlement ze zal steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jana Bobošíková (NI).(CS) Dames en heren, ik ben blij met dit uitstekende verslag over het Europees nabuurschapsbeleid van collega Charles Tannock. Het behandelt op constructieve wijze de problemen die de door de globalisering in paniek geraakte Europese Unie nodig moet aanpakken. Het is natuurlijk niet doenbaar om na elke uitbreiding van de EU steeds maar weer alleen de lengte- en breedtegraden op de geografische kaart van Europa aan te passen en de eigen grenzen met een stokje in het zand te tekenen. Zo kan je struisvogelpolitiek bedrijven ten opzichte van de problemen in de wereld en in de nabuurlanden van de Europese Unie. Het is nu juist deze houding waarnaar het verslag op, naar mijn mening, trefzekere wijze verwijst en waarvoor een oplossing wordt aangedragen. Een Europees nabuurschapsbeleid betekent het aangaan van bevoorrechte betrekkingen tussen de Europese Unie en haar meest nabijgelegen buurlanden, waarbij een belangrijke rol is weggelegd voor financiële instrumenten als TACIS en MEDA. Vanaf 2007 zullen deze worden vervangen door het Europese nabuurschap- en partnerschapinstrument.

Aan de andere kant lijkt de Europese Unie vaak niet te beseffen dat deze financiële hulp niet betekent dat zij zich aanmatigend mag opstellen. Ik durf zelfs te beweren dat de Unie meent op deze manier het recht te kopen om de lakens uit te delen. Het gaat hier bepaald niet om onbekwame of tweederangs staten en dat lijkt de Unie in haar soms arrogante preoccupatie met zichzelf wel eens te vergeten. De Europese Unie moet haar buren volledig respecteren en niet proberen druk uit te oefenen. Alleen dan kunnen wij spreken van een goed nabuurschapsbeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Alojz Peterle (PPE-DE).(SL) We spreken hier over een van de belangrijkste beleidsterreinen van de Europese Unie en ik wil graag mijn collega Tannock bedanken voor het uitstekende verslag, en u, mevrouw de commissaris, dat u er uw belangrijkste ambitie van maakt. De veiligheid van de EU hangt in aanzienlijke mate af van de kwaliteit van de democratie en van de economische groei van onze buurlanden. Ik steun de duidelijk uitgesproken politieke wil dat we ons om pragmatische redenen niet tevredenstellen met een status quo, maar dat we in onze nabuurschap actief de ontwikkeling van democratie ondersteunen, het respect voor de mensenrechten en de ontplooiing van een sociale markteconomie op duurzame basis.

Ik ondersteun vooral de oproep aan de Commissie om duidelijke criteria vast te stellen voor de evaluatie van de resultaten van het nabuurschapsbeleid. Ik ga ervan uit dat respect voor de mensenrechten daarin een sleutelpositie zal innemen. Ik kan het uitzonderlijke belang van regionale samenwerking en van projecten op lokaal niveau niet genoeg benadrukken. In het kader van de actieplannen zou ik eveneens graag projecten voor jeugdsamenwerking en vooral voor de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld willen.

Ten slotte wil ik mijn volledige steun betuigen aan de opvatting over de OVSE en de Raad van Europa. Ik ben ervan overtuigd dat de Europese Unie met behulp van de OVSE meer kan en moet bereiken dan tot nu toe het geval was, ook over de grenzen van onze onmiddellijke buren heen. Hierbij denk ik vooral aan Midden-Azië. Ik dank u voor uw aandacht en ik hoop dat we in de toekomst ook de parlementaire dimensie van onze samenwerking versterken.

 
  
MPphoto
 
 

  Marianne Mikko (PSE). - (ET) Dames en heren, ik ben heel blij dat dit zeer actuele verslag klaar is. Na de meest recente uitbreiding heeft de Europese Unie meer dan ooit een vastberaden en flexibel beleid inzake goed nabuurschap nodig. De Europese Commissie moet heel duidelijk de doelen en prioriteiten van het nabuurschapsbeleid en de criteria voor de beoordeling van zijn succes formuleren. Het nabuurschapsbeleid zoals dat nu wordt geïmplementeerd, verwatert. De landen die onder het beleid vallen, glijden weg in een grijze zone.

Als leider van de delegatie van het Europees Parlement heb ik dit in Moldavië moeten aanschouwen. Moldavië is een gevangene van het probleem Trans-Dnjestrië, een feit dat wij niet mogen negeren. Het conflict Trans-Dnjestrië is een van de belangrijkste redenen voor de trage economische ontwikkeling in Moldavië.

Zoals ook in dit verslag staat, heeft Europa zijn strategische partnerschap met Rusland nog niet volledig benut om het conflict op te lossen. Vandaag roemde kanselier Schüssel zijn regering voor haar succesvolle optreden in het gasconflict tussen Rusland en Oekraïne. De heer Barroso herhaalde deze loftuitingen. Het feit dat het soortgelijke probleem in Moldavië nauwelijks aandacht heeft gekregen, ten gevolge waarvan het te kampen had met een gascrisis die bijna drie weken duurde, laat de ondoeltreffendheid van het huidige nabuurschapsbeleid zien. Het negeren van een partner in het nabuurschapsbeleid, het negeren van een land in het midden van Europa met vier miljoen inwoners is geen gedrag dat de Europese Unie moet voortzetten.

Ik steun de oproep van de rapporteur om de aspiraties van Oekraïne en Moldavië voor toetreding tot de Europese Unie te erkennen en ik verwelkom de eis om hun de mogelijkheid te bieden lid te worden van de Europese Unie, natuurlijk wanneer aan alle drie criteria van Kopenhagen is voldaan. De mogelijkheid om lid te worden van de Europese Unie is van het grootste belang voor de democratisering en economische hervormingen. Juist dit was het argument dat werd benadrukt om de toetredingsonderhandelingen met Turkije te beginnen.

Als wij een mogelijkheid kunnen bieden aan Turkije, wiens aantal inwoners spoedig dat van Duitsland overstijgt, waarom kunnen wij dan geen duidelijke boodschap sturen aan Oekraïne, dat de helft van dat aantal inwoners heeft, en Moldavië, dat slechts een twintigste van het aantal inwoners van Turkije heeft? In dit opzicht is het verslag inzake het nabuurschapsbeleid een ruimhartige uitzondering in de Europese Unie. Nogmaals bedank ik de rapporteur van harte en bedank ik u voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 
 

  Christopher Beazley (PPE-DE). (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil commissaris Verheugen bedanken voor zijn inspanningen om de Oostzeestaten te betrekken in de succesvolle uitbreiding. Zou commissaris Ferrero-Waldner ons in haar reactie op dit debat opheldering kunnen verschaffen over een enigszins verwarrend punt? We hebben het over ons "nabuurschapsbeleid", maar Rusland is een nieuwe buur van de Europese Unie. Is het nabuurschapsbeleid ook van toepassing op Rusland, of bestaat er een afzonderlijk EU-beleid voor Rusland?

Een van mijn landgenoten, George Orwell, gebruikte in zijn boek Animal Farm de volgende uitdrukking: "Alle dieren zijn gelijk, maar sommige dieren zijn meer gelijk dan andere". Ik hoop dat de regeringen van de EU-lidstaten die mening niet delen en zich juist opstellen achter het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en het idee dat er geen bilaterale onderhandelingen met welke van onze buren ook zullen plaatsvinden.

Een Amerikaanse dichter, Robert Frost, zei toen hij sprak over nabuurschap: "Goede hekken maken goede buren". Ik hoop dat Rusland er zeer binnenkort aan toe zal zijn om de grensakkoorden met Estland en Letland te ratificeren. Hoezeer wij ook hechten aan goede betrekkingen, het is uiterst lastig als grenzen die niet alleen grenzen van lidstaten, maar ook onze eigen EU-grenzen zijn, niet worden erkend door een buurland. Misschien kan de commissaris ons iets vertellen over de vorderingen die met president Poetin en zijn collega’s zijn gemaakt in de richting van een akkoord over wat echt een hard punt moet zijn. Het is duidelijk dat we veel in onze Russische collega’s en vrienden investeren, maar als zij onze grenzen niet erkennen, wordt het echt een heel moeilijke zaak voor ons om dat wederzijdse vertrouwen vast te houden.

Twee minuten is niet echt veel tijd om dit uiterst belangrijke onderwerp te bespreken, maar ik zou de collega’s willen verwijzen naar punt 1 van het uitstekende verslag van de heer Tannock, waarin wordt gesteld dat het Europees Parlement "verklaart dat voor het doel van een bevoorrecht nabuurschap met buurlanden onder meer als essentiële voorwaarde een actieve en concrete inzet voor gemeenschappelijke waarden op het gebied van de rechtsstaat, verantwoordelijk bestuur, eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden, democratie en de principes van een transparante sociale markteconomie … dient te gelden".

Ik hoop dat president Poetin wat tijd kan vrijmaken om in elk geval punt 1 van het verslag van de heer Tannock te lezen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ioannis Varvitsiotis (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil de commissaris en de rapporteur, de heer Tannock, van harte bedanken voor hun allesomvattende standpunten. Het lijdt geen twijfel dat het Europees nabuurschapsbeleid succesvol is.

Nu is echter mijns inziens het moment gekomen om na te gaan of wij dit beleid niet op institutionele leest moeten schoeien. Ik doe daarmee een concreet voorstel, dat als volgt luidt. Al de landen die nu betrokken zijn bij het Europees nabuurschapsbeleid, moeten een gemenebest gaan vormen, een opgewaardeerde versie van het Brits gemenebest. Op die manier zou de Europese Unie een groot gebied van vrede, vrijheid en welvaart om zich heen kunnen creëren.

Dit bestel, dit gemenebest zou moeten bestaan uit een douane-unie voor alle landen, zonder dat de burgers van deze landen vrijheid van vestiging hebben in de landen van de Unie, en zonder dat zij mogen deelnemen aan de communautaire besluitvormingsorganen en de gemeenschappelijke munt.

Deze speciale relatie zal economische en andere voordelen opleveren op het gebied van bijvoorbeeld de infrastructuur, de energie, het milieu en het vervoer, voordelen die een stimulans zullen zijn voor toetreding tot het gemenebest.

De instelling van een gemenebest zou wel eens een waardevolle reserveoplossing kunnen blijken te zijn indien volledige toetreding van een bepaald land tot de Europese Unie op ernstige hinderpalen zou stuiten. Deze zou eveneens een manier kunnen zijn om de landen in de Europese periferie sneller met Europa te doen convergeren. Daarmee zou een zone worden gecreëerd van Europees georiënteerde landen, en zou het dilemma tussen voortdurende uitbreiding en verdieping van de Europese Unie definitief kunnen worden opgelost. Tegelijkertijd zouden problemen in Europa tijdig kunnen worden ontscherpt en zouden nieuwe dilemma's en polarisaties kunnen worden voorkomen zodat ze geen bedreiging vormen voor de Europese eenheid. Dit gemenebest zal ons verenigen en versterken zonder hoge kosten en met veel minder risico’s.

 
  
MPphoto
 
 

  Józef Pinior (PSE).(PL) Mijnheer de Voorzitter, het debat dat we vanavond in dit Parlement voeren heeft betrekking op één van de grootste uitdagingen waarvoor de Europese Unie zich gesteld ziet. Ik heb het nu over het vaststellen van een Europees nabuurschapsbeleid dat ertoe kan bijdragen dat er in de onmiddellijke omgeving van de Unie een steeds ruimere zone ontstaat waarin veiligheid, democratie en politieke vrijheid gegarandeerd zijn en economische ontwikkeling gerealiseerd kan worden.

De Europese Unie speelt nu ook een rol op het wereldtoneel. We doen dat op basis van beginselen als eerbied voor vrede, bereidheid tot compromis, de verdediging van de mensenrechten en een vrije democratie. We zijn op dit moment verwikkeld in pogingen de democratie in de landen van Noord-Afrika, het Midden-Oosten, de Kaukasus en Oost-Europa te bevorderen. We moeten intussen niet vergeten dat er voor dit beleid een heel netwerk moet worden opgebouwd van wederkerige politieke, economische, wetenschappelijke en culturele betrekkingen.

Ik wil graag de aandacht vestigen op het mensenrechtenaspect van het Europees nabuurschapsbeleid. In maatschappijen die te kampen hebben met een democratisch tekort en onvoldoende eerbied voor de mensenrechten wordt de Europese Unie gezien als een partner en een waarborg voor het democratiseringsproces. Ons nabuurschapsbeleid moet dan ook rekening houden met de aspiraties van de burgers in deze maatschappijen. We moeten het maatschappelijk middenveld van deze landen steunen en hulp bieden via ons visumbeleid. Van belang is ook dat we de Europese Onderzoeksruimte openstellen voor landen van buiten de Europese Unie.

Tot slot zij opgemerkt dat het Europees nabuurschapsbeleid voor Europese landen die lid van de Europese Unie willen worden geen belemmering mag vormen.

 
  
MPphoto
 
 

  Libor Rouček (PSE).(CS) Mijnheer de commissaris, dames en heren, de afgelopen dagen en weken is er veel gesproken over de afhankelijkheid van Europa van externe energiebronnen. De landen van de Europese Unie zijn sterk afhankelijk van de invoer van aardolie en aardgas, afkomstig uit precies die landen waarover het in dit verslag gaat: Rusland, Algerije, Libië, Egypte, Azerbeidzjan. En ook landen die zich in een overgangsfase bevinden, zoals Oekraïne, Wit-Rusland en Georgië, via welke deze strategisch zo belangrijke grondstoffen naar ons toe vloeien, vallen onder dit verslag.

Ik zou binnen dit kader willen wijzen op een aspect van het nabuurschapsbeleid waaraan wij nog niet genoeg aandacht hebben besteed, namelijk de regionale samenwerking. Ik ben de mening toegedaan dat de betekenis van het nabuurschapsbeleid niet alleen ligt in het aanhalen van de bilaterale betrekkingen maar juist ook in het versterken van de regionale samenwerking tussen de staten op economisch, cultureel en politiek vlak. Als wij kijken naar de afzonderlijke regio’s, naar bijvoorbeeld de zuidelijke Kaukasus, dan zien wij dat een dergelijke samenwerking erg problematisch is en in veel gevallen zelfs helemaal niet bestaat. En toch is regionale samenwerking tussen de ons omringende landen een van de voorwaarden om te komen tot een goed nabuurschapsbeleid, niet in de laatste plaats met het doel de energiebevoorrading van de Europese Unie veilig te stellen.

Ik doe dan ook een beroep op de Commissie om bij de uitvoering van het nabuurschapsbeleid en de praktische toepassingen ervan, meer dan tot nog toe het geval was aandacht te besteden aan de regionale samenwerking en het oplossen van regionale conflicten.

 
  
MPphoto
 
 

  Jana Hybášková (PPE-DE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik heb echt bewondering voor uw fysieke uithoudingsvermogen. Dezelfde opmerking richt ik tot de heer Tannock! De meest recente uitbreidingsronde van de EU heeft de Europese buitenlandse dimensie ingrijpend veranderd. De uitbreiding vond plaats en we voerden het Europees nabuurschapsbeleid in. Het ENB van nu doet me denken aan het Partnerschap voor Vrede van de NAVO en de uitbreiding. De Europese Raad van Kopenhagen stelde de criteria voor de uitbreiding vast en tien landen werden uiteindelijk toegelaten. Wat er aan het proces ontbrak, was een achterliggende gedachte, een planning en een goed projectbeheer. Laten we niet in dezelfde fout vervallen.

Punt 1: Laten we een uitbreiding nu gewoon een uitbreiding noemen. Het ENB moet alles zijn behalve een uitbreiding. Laten we het hebben over het ENB.

Punt 2: We hebben ook behoefte aan bevoorrechte partnerschappen. De geschiedenis leert ons dat elke macht bijzondere betrekkingen heeft onderhouden. Ook de EU heeft die nodig. Er moet een bijzondere, nieuwe "A min"-categorie komen, die duidelijk moet worden omschreven. We weten allemaal dat er, om veiligheids-, energie-, handels-, economische en zelfs sociale, culturele en politieke redenen, nu al landen zijn waarmee we bijzondere betrekkingen hebben én nodig hebben, landen die desondanks, zoals het er nu naar uitziet tenminste, nooit lid van de EU zullen worden. Laten we dat systeem het ENB noemen.

Punt 3: De grootste fout is de huidige situatie: we hebben het niet over het ENB, maar over de vraag of de Balkanlanden, Oekraïne en Turkije – al dan niet met een duidelijke reeks criteria – in aanmerking moeten kunnen komen voor het EU-lidmaatschap. Het ENB moet worden losgekoppeld van concrete namen van landen, en er moeten concepten en criteria worden geïntroduceerd.

Punt 4: Criteria. Geografische criteria moeten worden besproken op basis van het Verdrag. Niet alle landen die in aanmerking komen, kunnen aan de criteria van Kopenhagen voldoen. We kunnen onszelf niet voor de gek houden als het gaat om de volledige eerbiediging van individuele mensenrechten, gelijke economische kansen, volledige liberalisering en privatisering. We kunnen ons beter bezighouden met het vaststellen van "A min"-criteria van Kopenhagen. We kunnen de regio alleen op een hoger plan brengen als we serieus en transparant zijn.

Punt 5: Instellingen en onze capaciteit. Vier vrijheden moeten onder de loep worden genomen. Het vrije verkeer van goederen is aanvaardbaar, het vrije verkeer van personen moet evenals het vrije verkeer van kapitaal worden beperkt, maar het vrije verkeer van diensten moet juist niet aan banden worden gelegd.

Transparantie en verantwoordelijkheid vormen de hoeksteen van stabiliteit, begrip en het tegengaan van frustratie, extremisme en radicalisme. Laat ons open, transparant en logisch te werk gaan. De veiligheid en welvaart van ons allen zal hierbij gebaat zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernd Posselt (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik stem volmondig in met het voortreffelijke verslag van afgevaardigde Tannock en ook met het uitstekende, praktische nabuurschapsbeleid van mevrouw de commissaris.

Desondanks zal ik me nooit neer kunnen leggen bij bepaalde termen. Wat hebben de voorouders van veel inwoners van westelijk Oekraïne gemeen met de voorouders van mevrouw de commissaris, die van mij, van mevrouw Hybášková, de heer Rouček, of de heer Peterle en van vele anderen in deze zaal? Het waren burgers van een Midden-Europese staat die de naam Oostenrijk-Hongarije droeg. En waarom sommigen van hen ineens West-Europeanen zouden zijn en de andere Oost-Europeanen, waarom sommigen zelfs – zoals er wel gedachteloos gezegd wordt – ineens Europeanen zouden zijn en anderen buren van Europa, daar heeft nog niemand mij een behoorlijke verklaring voor kunnen geven.

Net als bij het economisch beleid is er bij het nabuurschapsbeleid en uitbreidingsbeleid behoefte aan zoiets als regelgevingsbeleid. Het is nu eenmaal zo dat Oekraïne, Wit-Rusland en de republiek Moldavië onmiskenbaar Europese staten zijn, net als de Zuidoost-Europese landen, die we van het merkwaardige etiket “westelijke Balkan” voorzien hebben. Al deze landen moeten uiteindelijk uitzicht houden op een volledig EU-lidmaatschap, ook al weten we nu dat daar bij sommigen van hen, zoals Oekraïne, Wit-Rusland en Moldavië, nog lange tijd geen sprake van kan zijn.

Daarom is het nabuurschapsbeleid best zinvol als doorgangsstation, zolang we maar een eenvoudig onderscheid maken tussen landen voor wie dit beleid uitzicht biedt op een EU-lidmaatschap en landen waarmee we blijvend nabuurschapsbetrekkingen willen onderhouden, zoals de landen ten zuiden en oosten van de Middellandse Zee.

Wat dat betreft ben ik zeer te spreken over een opmerking die vandaag van de kant van de Groenen, van collega Özdemir, kwam, namelijk dat we het Barcelona-proces en het beleid ten aanzien van de Middellandse-Zeelanden meer op elkaar af moeten stemmen, want op den duur moeten we voor deze regio een klassiek nabuurschapsbeleid voeren. Daarom dienen we de situatie van dit moment onder ogen te zien en in de juiste termen en categorieën te vertalen, zonder de realiteit uit het oog te verliezen. Anders stelt die realiteit ons voor onaangename verrassingen, zoals het conflict tussen Rusland en Oekraïne, dat deze winter zo koud op ons dak kwam vallen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Sonik (PPE-DE).(PL) Mijnheer de Voorzitter, het Europees nabuurschapsbeleid zou een belangrijke rol moeten spelen in het soort crisissituaties dat we onlangs hebben meegemaakt, toen Moskou de gaskraan naar Oekraïne en Moldavië dichtdraaide. Ons nabuurschapsbeleid zou dus een formule moeten bieden voor het vaststellen van een gemeenschappelijk rode draad in het beleid van de Europese Unie. Gas is nu een middel geworden om politieke druk uit te oefenen. Het deelnemen aan een dialoog met derde landen over energie zou dus één van de prioriteiten van het Europees nabuurschapsbeleid moeten zijn. Via dit beleid zouden we betrokken kunnen raken bij de organisatie van de Trans-Europese energienetwerken.

De belangrijkste olie- en gasreserves van de wereld bevinden zich in het gebied rond de Europese Unie. Veel buurlanden van de Unie zijn ofwel producenten van olie of gas, ofwel doorvoerlanden. Er is dus veel ruimte voor actie binnen de context van een beleid dat erop gericht is rond de Unie een zone te scheppen van landen met wie we vriendschappelijke betrekkingen onderhouden. Het optreden van de Unie in dit opzicht is tot nu toe onbevredigend geweest. Ik noem hier bijvoorbeeld de politieke overeenstemming over de aanleg van de Noord-Europese gaspijpleiding onder de Oostzee. Dat systeem schaadt de belangen van de lidstaten en zal op de lange termijn negatieve gevolgen hebben voor de landen die aan de overzijde van de oostgrenzen van de Europese Unie liggen en die onder ons nabuurschapsbeleid vallen. Ik doel dan op landen als Oekraïne, Wit-Rusland en de landen in de zuidelijke Kaukasus.

De verantwoordelijken voor de Europese besluitvorming hebben in dit geval niet voldoende voortvarend gereageerd. Als gevolg daarvan is er een strategisch besluit genomen waar een aantal lidstaten niet aan heeft kunnen meewerken. Voor sommige doorvoerlanden zal dat negatieve gevolgen hebben. Ik zou het op prijs stellen, mevrouw de commissaris, als u hier iets over zou kunnen zeggen om duidelijk te maken wat uw standpunt in dezen is.

Het Europees nabuurschapsbeleid moet een doeltreffend instrument worden voor het consolideren van de democratie en de rechtsstaat in de landen in de nabijheid van de Europese Unie. Bovendien moeten we via dit beleid proberen verandering teweeg te brengen in landen waar geen functionerende democratie bestaat. We moeten de activiteiten van de democratische bewegingen in buurlanden steunen door de toegang tot onafhankelijke media en informatieverstrekkers te vergemakkelijken. Het Europees Initiatief voor Democratie en Mensenrechten kan in dit opzicht een belangrijke rol spelen. Met dit instrument zouden we op een flexibele en doeltreffende wijze initiatieven ter bevordering van de parlementaire democratie kunnen steunen. Ik wil het Parlement er graag aan herinneren dat dit het enige instrument voor het buitenlands beleid van de Unie is dat niet de instemming van het ontvangende land behoeft.

 
  
MPphoto
 
 

  Simon Busuttil (PPE-DE).(MT) Dank u, mijnheer de Voorzitter, commissaris, ook ik wil mij aansluiten bij mijn collega’s en de rapporteur feliciteren met zijn uitstekende werk. Dit is een uitvoerig verslag over een zeer uitgebreid onderwerp. Daarom begrijp ik goed dat zijn taak niet eenvoudig was. Als ik dan toch een kritische noot mag laten horen bij dit verslag, dan denk ik dat de landen in het oosten van Europa en de landen in het zuiden van het Middellandse-Zeegebied niet op gelijke voet behandeld worden. Het lijkt wel of het verslag voor de landen van het oosten geschreven is en dat de hoofdstukken over de Maghreb- en de Masjrak-landen er vervolgens aan toegevoegd zijn. Trouwens, in paragraaf 33 wordt de Commissie zelfs verzocht om het verband tussen het nabuurschapsbeleid en het Euro-mediterraan partnerschap beter te definiëren. Daarom vraag ik u, commissaris, als wij in dit Europees Parlement niet eens goed begrijpen in hoeverre het Europees nabuurschapsbeleid ook de landen van het Proces van Barcelona omvat en als wij niet eens begrijpen hoe dit beleid ons Euro-mediterraan beleid aanvult, hoe kunnen wij dan van onze partnerlanden in het Middellandse-Zeegebied verlangen dat zij dit wel begrijpen? Niet voor niets vertellen vele gesprekspartners uit onze partnerlanden in het Middellandse-Zeegebied mij, vooral in mijn hoedanigheid als ondervoorzitter van de delegatie voor de betrekkingen met de Maghreblanden, dat zij zich ernstig zorgen maken over het Europees nabuurschapsbeleid. Waarschijnlijk omdat zij net als wij het verband met het Proces van Barcelona niet begrijpen. Waarschijnlijk omdat zij vrezen dat dit het Proces van Barcelona zal opslokken ten nadele van de landen in het Middellandse-Zeegebied. Waarschijnlijk omdat zij vrezen dat zij volgend jaar met de oprichting van het nieuwe fonds, het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument, meer te verliezen dan te winnen hebben. Waarschijnlijk ook omdat de fondsen niet duidelijk afgebakend zullen zijn en de landen in het Middellandse-Zeegebied geen garantie hebben dat ze evenveel als vroeger zullen krijgen, laat staan dat ze meer zullen krijgen. Het waren onze collega’s uit landen als Tunesië en Marokko die mij op deze punten van zorg gewezen hebben. Ik hoop dat de commissaris op deze vragen zal kunnen antwoorden, want dit zijn ernstige en legitieme punten.

Dank u.

 
  
MPphoto
 
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst mijn collega, de heer Verheugen, groeten, de man achter het nabuurschapsbeleid. Het is een gelukkig toeval dat hij vandaag hier is.

Ten tweede wil ik herhalen dat ik zeer ingenomen ben met de zeer brede steun voor het verslag van de heer Tannock en het nabuurschapsbeleid. En aangezien dit beleid zelf ook zeer breed is, was de discussie eveneens breed. Dit beleid is zowel gericht op de buren van de EU in het oosten als die in het Middellandse Zeegebied. Ik kom daar zo dadelijk op terug.

Vanuit Europees perspectief bezien staat het nabuurschapsbeleid duidelijk los van uitbreiding, maar ik zeg erbij dat de toekomst niet in steen gebeiteld is. Op dit moment moeten we dit beleid echter volledig los zien van het begrip uitbreiding. Duidelijker kan ik dit beleid niet onderscheiden en omschrijven.

Er is ook een regionaal perspectief. Dat is volkomen helder, in het mediterrane proces bijvoorbeeld is dat Euromed. Dat is regionaal, en het nabuurschapsbeleid fungeert daar als bilaterale, aanvullende component, dus de twee werken samen. We hebben bijvoorbeeld altijd de zuid-zuid samenwerking tussen de landen die betrokken zijn bij het proces van Agadir, zeer sterk ondersteund.

Wat het oosten betreft is er inderdaad nog ruimte voor verbreding van dat aspect. Er moet nog veel worden gedaan. Ik zeg u echter ook dat de regionale dimensie tijdens de energiecrisis evengoed zichtbaar werd. Ook hebben we Oekraïne zoveel mogelijk geholpen en dit land aangemoedigd om Moldavië bij te staan in de moeilijke periode die het land net heeft doorgemaakt.

Op energiegebied in algemene zin proberen we toe te werken naar een geïntegreerde energiemarkt. De Masjrak-landen hebben een geïntegreerde gasmarkt. Er is ook samenwerking tussen Israël en de Palestijnen, die in elk geval een efficiëntere integratie als oogmerk heeft.

Ik wil ingaan op enkele van de talrijke specifieke vragen die hier zijn gesteld. Ten eerste: het betrekken van de landen van de zuidelijke Kaukasus in het nabuurschapsbeleid, wat oorspronkelijk door het Europees Parlement werd geëist, is zeer welkom. In het verslag wordt voorgesteld het ENB ten volle te benutten voor het kweken van vertrouwen tussen de diverse landen. Dat is zeer belangrijk. Het is voor de landen van de zuidelijke Kaukasus cruciaal om voor stabiliteit te zorgen. Ik ben het eens met degenen die zeiden dat we de conflictoplossing in deze landen, die momenteel op een zeer laag pitje staat, moeten bevorderen en versterken. Dat proberen we ook te doen.

De ontwikkeling van het ENB voor de zuidelijke Kaukasus blijft een hoge prioriteit. U weet allemaal dat er technische missies naar die landen zijn gegaan om de actieplannen te bespreken, met name omdat we ook willen bijdragen tot regionale stabiliteit, en omdat we de steun van de EU voor de oplossing van de conflicten daar willen versterken. We weten dat dit tijd zal kosten, maar het is uiterst belangrijk dat we hier volledig bij betrokken zijn.

Er is ook een vraag gesteld over Wit-Rusland. De Commissie wordt op dit moment nog vertegenwoordigd door haar delegatie in Kiev, die voor Wit-Rusland is geaccrediteerd. Als eerste stap heb ik verzocht om de instelling van een regionale delegatiemissie in Wit-Rusland onder leiding van een zaakgelastigde, die op zijn of haar beurt weer onder het hoofd van de missie in Kiev valt. Ik wacht nog steeds op een positief antwoord van de Wit-Russische autoriteiten. Volgens mij is het in ieder geval zo dat we veel nauwer met de regering in Minsk kunnen samenwerken en onze eigen criteria beter kunnen promoten als we daar een delegatie hebben.

Velen van u zullen weten dat bij onze bijstand aan Wit-Rusland een tweesporenaanpak wordt gevolgd. Verder bestaat er een strategie voor meer democratisering en mensenrechten om te voorzien in de behoeften van de bevolking in het algemeen, en een decentraal programma. Dit houdt enerzijds nieuwe middelen voor de ondersteuning van de democratisering uit hoofde van het EIDHR in, en anderzijds rechtstreekse activiteiten, bijvoorbeeld met betrekking tot het radiostation en de mogelijkheid om rechtstreeks invloed uit te oefenen op de informatievoorziening via onze op Wit-Rusland gerichte onafhankelijke uitzendingen. Hier wordt al aan gewerkt. En we werken ook aan het hoger onderwijs en aan opleidingen, waarbij u kunt denken aan onze activiteiten rond de sluiting van de universiteit in Minsk en onze werkzaamheden in Vilnius.

De kwestie van het conflict in Trans-Dnjestrië is genoemd. Zoals aangegeven in het actieplan hebben we ons veel nadrukkelijker geprofileerd bij onze steun aan het bemiddelingsproces. Sinds oktober 2005 hebben we getracht om samen met de VS als waarnemers op te treden. We hebben nu een speciale vertegenwoordiger voor Moldavië, ambassadeur Jacobovits de Szeged, die werkt aan een oplossing voor het conflict in Trans-Dnjestrië. In dit verband hebben we op 1 december de bijstandsmissie voor de grens tussen Moldavië en de EU ingesteld. Met deze missie, die er is om bijstand te verlenen aan Moldavië en Oekraïne ter ondersteuning van het transparante beheer van hun gemeenschappelijke grens, wordt de samenwerking in grensaangelegenheden geïntensiveerd en gepoogd corruptie en het omzeilen van de douane te bestrijden.

Ik ben het niet eens met degenen die zeggen dat de top van Barcelona is mislukt. Ik betreur de berichtgeving in de media over Barcelona echt. Ik was er vanaf het begin tot het einde bij, en ik kan u zeggen dat Barcelona inhoudelijk uitstekend was. Er ligt een verslag over migratie. Lees het alstublieft. Er is een gemeenschappelijk standpunt over terrorismebestrijding. De inhoudelijke punten die de Commissie in haar mededeling van april naar voren heeft gebracht, zijn overgenomen. We moeten wel kijken naar het waarom van de afwezigheid van verschillende staatshoofden. Zo was het voor de koning van Marokko misschien wat problematisch om naar Spanje te gaan vanwege de geschillen die er nog steeds zijn. Koning Abdullah II van Jordanië moest zijn regering wijzigen. President Abdelaziz Bouteflika van Algerije lag in een ziekenhuis in Parijs, waar hij voor zover ik weet nog steeds verblijft. President Mubarak had net verkiezingen achter de rug in Egypte, en verkeerde niet in de meest gunstige omstandigheden om naar Barcelona af te reizen. Er waren echter wel veel premiers aanwezig, en zij zijn het die het beleid moeten uitvoeren.

Twinning en TAIEX, twee uitstekende instrumenten waar de uitbreidingslanden heel veel aan gehad hebben, zijn er ook voor de nabuurlanden, en we zullen ze gebruiken ook.

Er waren nog veel meer vragen, maar gezien de tijdsdruk kan ik daar verder niet meer op ingaan nu. Als ze echter opnieuw gesteld worden in de Commissie buitenlandse zaken, zal ik ze graag beantwoorden.

 
  
MPphoto
 
 

  Christopher Beazley (PPE-DE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik vraag het woord voor een beroep op het Reglement, waarvan het artikel uw medewerkers welbekend zal zijn, over aanvullende vragen na een debat.

De commissaris kon niet antwoorden op de vraag of er al dan niet verband bestaat tussen het EU-beleid voor Rusland en het nabuurschapsbeleid. Ik zou de commissaris willen verwijzen naar de punten 16 en 26 van het verslag-Tannock. Misschien kan zij mij schriftelijk antwoorden.

 
  
MPphoto
 
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik beantwoord die vraag met alle plezier. Ik dacht alleen dat het debat te lang zou gaan duren.

Rusland valt niet onder het normale ENB. We hebben een speciaal financieel instrument, ENPI, ofwel het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument. Waarom? Omdat Rusland een zeer groot land is en vindt dat het een speciaal strategisch partnerschap verdient. We hebben met Rusland gewerkt aan de vier gemeenschappelijke ruimten, en we spreken voor elke top de agenda en de verschillende onderwerpen door, zoals het door u genoemde punt van het grensakkoord met Estland en Letland. Andere thema’s, zoals gas en energie, zullen zeker ook een prominente plaats gaan innemen. Dat zijn bilaterale kwesties tussen de individuele landen en Rusland. We hebben geprobeerd die onderhandelingen vlotter te laten verlopen, maar hebben tevens vernomen dat de partijen er, op dit moment althans, de voorkeur aan geven dit onderwerp zelf af te handelen.

Ik zie wel iets van vooruitgang, maar ben voorzichtig omdat dit tijd zal kosten.

Ik ben niet vergeten uw vraag te beantwoorden, maar het debat was erg lang en er waren erg veel bijdragen, die allemaal uiterst nuttig waren.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt op donderdag 19 januari 2006 om 12.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaring (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  José Ribeiro e Castro (PPE-DE). - (PT) Het begrip nabuurschapsbeleid moet ruimer geformuleerd worden en niet beperkt blijven tot vraagstukken rond de Middellandse Zee en de oostgrenzen van de EU.

We mogen niet vergeten dat we ook buurlanden aan de overzijde van onze Atlantische grenzen in het westen hebben. Deze landen zijn vanwege hun gevoelige ligging voor de veiligheid van Europa van bijzonder belang en verdienen in deze context derhalve bijzondere aandacht.

Het gaat hier om eilanden die zowel met de ultraperifere regio’s als met het Europese vasteland grenzen hebben. Ze zijn daarom heel kwetsbaar en kunnen gemakkelijk gebruikt worden voor grootscheepse illegale handel. Dat is niet alleen gevaarlijk voor deze landen zelf – ook onze veiligheid wordt hierdoor bedreigd. Ze behoeven dus bijzondere aandacht.

Sommigen beweren dat Kaapverdië binnen de ACS-ruimte reeds een plaats heeft. Dat is een kortzichtige zienswijze die geen rekening houdt met de werkelijke situatie. We moeten in staat zijn een flexibel en vindingrijk beleid te formuleren dat op een vruchtbare, flexibele en vernuftige wijze aansluit bij dat van andere samenwerkingsverbanden, of dat nu de ACS-landen zijn of andere organisaties.

Wij zijn hiertoe verplicht. En Kaapverdië verdient een dergelijke behandeling: de bevolking van dit land heeft laten zien dat ze de democratie is toegedaan; het land wordt goed geregeerd en de mensenrechten worden er gerespecteerd. Kaapverdië heeft bovendien sterke historische, sociale, culturele en geografische banden met de EU.

Ik verzoek u daarom vóór de amendementen 11, 12, 36 en 38 te stemmen.

 

13. Tenuitvoerlegging van het Europees Handvest voor kleine bedrijven
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde is het verslag (A6-0405/2005) van Dominique Vlasto, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, over de tenuitvoerlegging van het Europees Handvest voor kleine bedrijven (2005/2123(INI)).

 
  
MPphoto
 
 

  Dominique Vlasto (PPE-DE), rapporteur. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, als ik mijn verslag met slechts één argument mocht staven, zou ik zeggen dat het Europese MKB bestaat uit zo'n 25 miljoen bedrijven met bijna 95 miljoen werknemers en de ruggengraat van de Europese economie vormt. Het is dan ook een belangrijke bron van groei en werkgelegenheid, waarvan wij het potentieel moeten ontwikkelen.

In het Europees Handvest voor kleine bedrijven is het belang van deze ondernemingen verankerd. Het is het enige officiële document dat volledig hieraan is gewijd. Ondernemers hadden hoge verwachtingen van dit handvest. Vijf jaar na dato zijn er helaas zeer uiteenlopende resultaten geboekt en blijft de tenuitvoerlegging haperen, terwijl het handvest veel bijval vindt bij beroepsorganisaties en 35 landen het hebben ondertekend.

Mijnheer de Voorzitter, niettemin voelen deze kleine bedrijven zich in de steek gelaten door Europa, dat er maar niet in slaagt een kader te bieden waarbinnen naar hen wordt geluisterd, een dialoog wordt aangegaan en kan worden gewerkt. Of het nu bij mij in Marseille is of elders, ondernemers en ambachtslieden zien Europa als een machine die kosten en verplichtingen produceert. Zij beschouwen de interne markt, waarvan het succes toch niet in twijfel mag worden getrokken, niet als kans maar als fictie! Als deze ondernemers geen vertrouwen hebben in het Europees beleid, hebben we echt een probleem. We kunnen natuurlijk geen goed functionerende regelgeving opstellen als 98 procent van de Europese ondernemers van mening is dat deze niet aansluit op hun werkzaamheden.

Daarom moet het broodnodige vertrouwen van kleine bedrijven in Europa met dit handvest worden hersteld. Aan de tenuitvoerlegging moeten we kunnen zien welke vooruitgang de lidstaten en de Europese instellingen hebben geboekt bij de verbetering van het regelgevend kader en de financiële en politieke omgeving waarin kleine ondernemingen opereren. Wij vragen dan ook om een kritischer jaarverslag. Toch betreur ik het dat er uit het follow-upverslag van dit jaar niet echt kan worden afgeleid welke vooruitgang er is geboekt.

Wij willen een betere tenuitvoerlegging van het handvest, zodat een significante bijdrage wordt geleverd aan de betere wetgeving die de Commissie voorstaat. Daarom stellen wij ten eerste voor de tenuitvoerlegging van het handvest te versterken. De dimensie van "kleine bedrijven en micro-ondernemingen" moet daarbij intact blijven, met specifieke maatregelen voor deze bedrijven. Voorts moeten beroepsorganisaties een grotere rol krijgen en moet de verspreiding van beste praktijken en de uitwisseling van goede praktijken behouden blijven. Tot slot moet het specifieke jaarverslag over het handvest behouden blijven.

Wij hebben er geen bezwaar tegen dat er wordt nagedacht over de tenuitvoerlegging van het Handvest voor kleine bedrijven, maar we willen u vragen het niet de das om te doen door het in de strategie van Lissabon te laten opgaan. Deze benadering moet een aanvulling blijven op en los blijven staan van het overige beleid voor het MKB en de industrie.

Het is tevens een erkenning van een realiteit die we onder ogen moeten zien: kleine bedrijven hebben specifieke behoeften en mogelijkheden, die anders zijn dan die van ondernemingen met 250 tot 10 000 werknemers. Denken aan kleine bedrijven, zoals de Commissie het ook heeft geformuleerd, daar gaat het om. De daad moet wel bij het woord worden gevoegd, want dat is niet altijd het geval.

Nemen we bijvoorbeeld het voorstel REACH, dan hebben we niet de indruk dat aan dit beginsel concreet is vormgegeven. De fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten heeft aanpassingen en maatregelen aangedragen waarmee REACH draaglijk moet worden voor kleine bedrijven en op hen van toepassing is. Voor deze kleine bedrijven hamer ik in mijn verslag opnieuw op het belang van vereenvoudigde regelgeving. Wij vragen u nogmaals een duidelijke en precieze methode op te stellen voor impactstudies, vooral voor kleine ondernemingen.

Dit pleidooi voor het handvest en een betere wetgeving vormt de leidraad van dit verslag. Ook is er een groot aantal andere voorstellen van mijn collega’s in opgenomen. Ik wil hen graag bedanken voor de positieve bijdrage die zij hebben geleverd. Er wordt een compleet werkprogramma voorgesteld, allereerst om kleine bedrijven beter te leren kennen, en vooral om vooruitgang te boeken op allerlei terreinen, zoals belastingen, steun voor investeringen, vernieuwing en onderzoek, enzovoort.

Mijnheer de Voorzitter, ik ga hier niet nader in op de geformuleerde voorstellen, maar de Commissie en de lidstaten zullen er inspiratie in vinden voor actie.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Günther Verheugen, vice-voorzitter van de Commissie.(DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, ik dank de rapporteur hartelijk voor haar evenwichtige verslagen en opbouwende voorstellen.

Staat u mij toe van de gelegenheid gebruik te maken en in te gaan op de grondslagen van het Commissiebeleid ten aanzien van het midden- en kleinbedrijf (MKB). Mevrouw de rapporteur had het zojuist over de “stiefmoederlijke behandeling” van de kleine en middelgrote bedrijven in Europa. Zelf spreek ik liever over het “schaduwbestaan” van deze bedrijven en in beide formuleringen steekt scherpe kritiek. Kritiek namelijk op het feit dat er in het verleden weliswaar bij voortduring lippendienst aan het midden- en kleinbedrijf is bewezen, maar geen van de Europese instellingen zich werkelijk heeft ingespannen om verbetering in de situatie van de ondernemingen in kwestie te brengen. Ik had mij voorgenomen daar verandering in te brengen en ben daarom blij u mee te kunnen delen dat het afgelopen jaar een doorbraak heeft gebracht in het Europese beleid ten aanzien van het midden- en kleinbedrijf. Niet alleen kreeg men op alle niveaus oog voor het allerhoogste belang dat deze sector heeft voor economische groei en werkgelegenheid, nee, men onderneemt nu eindelijk ook de nodige stappen om deze ondernemingen in staat te stellen hun enorme groei- en werkgelegenheidspotentieel ook werkelijk ten volle te benutten.

We kunnen de doelen van een stabiele en aanhoudende groei en volledige werkgelegenheid in Europa alleen bereiken met de hulp van het midden- en kleinbedrijf. Niet van de grote ondernemingen, want die zullen ernaar blijven neigen arbeidsplaatsen te schrappen. Daarom ben ik het op één punt niet helemaal eens met mevrouw de rapporteur. Anders dan u ben ik er vast van overtuigd dat het uiteindelijk de integratie van het Handvestbeleid in de nieuwe strategie voor groei en werkgelegenheid was die ertoe geleid heeft dat MKB-beleid inmiddels de allerhoogste prioriteit in Europa heeft gekregen. Het ontgaat mij ten enenmale hoe iemand kan beweren dat deze strategie rekening dient te houden met grote ondernemingen, maar niet met de kleine. Het MKB biedt tweederde van alle Europeanen werk. Niet de groten, maar de kleinen zijn de ware werkgevers! Dat betekent dat deze strategie alleen een succes kan worden als zij zich blijft concentreren op de kleine en middelgrote ondernemingen.

Ik ben er rotsvast van overtuigd dat de significante verbetering in het politieke klimaat rond het MKB die we vorig jaar tot stand gebracht hebben enkel en alleen te danken is aan het feit dat we het beleid ten aanzien van deze ondernemingen de juiste plaats in het groei- en werkgelegenheidsbeleid van de Europese Unie gegeven hebben.

Inmiddels hebben de lidstaten in het kader van het nieuwe groei- en werkgelegenheidsbeleid ook verslag uitgebracht over de nationale hervormingsplannen. Ik ben blij u te kunnen meedelen dat meer dan de helft van alle lidstaten in deze hervormingsplannen het MKB-beleid als nationale prioriteit heeft aangemerkt. Natuurlijk kan het nog beter. Binnen een paar weken zullen we het Parlement daarover verslag uitbrengen. Zo ontbreekt het in een aantal gevallen nog aan details over de genomen maatregelen, wat tot een te rooskleurige inschatting zou kunnen leiden. Maar het gaat hier om het opstarten van een proces dat nog aan effectiviteit zal winnen en waarvan ik denk dat het succesvol zal verlopen. Het Handvest zelf blijft in elk geval behouden. Het blijft dienen als referentiepunt voor het uitwisselen van optimale praktijken en wederzijds leren. Het voornaamste instrument, de jaarlijkse Handvestconferentie, blijft in stand. Op de conferentie van 13 en 14 juni 2006 in Wenen zullen optimale praktijken voor een aantal MKB-beleidsterreinen de revue passeren.

Sinds het Parlement met zijn werk aan het verslag is begonnen, is het een en ander gebeurd. Op 10 november verleden jaar heeft de Commissie de mededeling over een modern MKB-beleid voor groei en werkgelegenheid aangenomen. Als we van mening waren dat het staande beleid daarvoor voldoende was, hadden we de mededeling niet aan hoeven nemen. De mededeling van de Commissie over een modern MKB-beleid voor groei en werkgelegenheid biedt nu een samenhangend kader voor de verschillende instrumenten van het economisch stimuleringsbeleid en gaat duidelijk verder dan de tien actielijnen van het Handvest. De mededeling onderstreept de betekenis van de kleine en middelgrote ondernemingen binnen de Lissabon-context en verankert het principe "eerst aan de kleintjes denken" op alle beleidsniveaus van de Unie. Daarnaast benoemt de mededeling heel concreet de uitdagingen waar kleine en middelgrote ondernemingen zich dagelijks voor gesteld zien en stelt zij maatregelen voor die hun vermogen om te groeien en arbeidsplaatsen te scheppen kunnen vergroten.

De mededeling ondersteunt het Europese partnerschap voor groei en werkgelegenheid, dat het belang van zowel de stimulering van een ondernemerscultuur in Europa onderkent, als het scheppen van een politiek klimaat dat kleine en middelgrote ondernemingen welgezind is. Verder wil ik nog iets zeggen over een aantal specifieke beleidsterreinen. De Commissie heeft een mededeling over het thema Home State Taxation aangenomen en hoopt dat die overeind zal blijven. In het internationale handelsverkeer zouden kleine en middelgrote ondernemingen daarmee geholpen zijn. De Commissie hecht er het grootste belang aan dat kleine en middelgrote bedrijven makkelijker toegang krijgen tot allerlei financieringsmiddelen, wat nu een steeds terugkerend probleem is. Ik zal alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat ook in de volgende begrotingsperiode voldoende middelen vrijgemaakt worden om dit succesvolle project te kunnen voortzetten.

De Commissie bereidt een initiatief voor om meer ondernemersmentaliteit aan te kweken. Er is gewoonweg te weinig ondernemersgeest in Europa! We hebben gewoon te weinig mensen die bereid zijn ondernemer te worden. Dat ligt niet alleen aan de economische omstandigheden, het heeft ook te maken met de culturele, sociale en politieke context. We moeten er op de scholen en universiteiten al mee beginnen ondernemerszin aan te kweken en de daarvoor nodige kennis over te brengen. Tot slot wil ik er nog op wijzen dat we momenteel aan voorstellen werken om het kleine en middelgrote ondernemingen makkelijker te maken van eigenaar te wisselen. We krijgen de komende jaren met miljoenen eigendomsoverdrachten te maken en als die niet goed geregeld worden, kan dat miljoenen banen in gevaar brengen.

Al met al zijn we op een punt beland waar het erop aankomt overal de juiste ideeën, plannen en strategieën te realiseren. Dat is niet in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de Europese instellingen, want onze mogelijkheden en middelen zijn beperkt. Het is grotendeels de taak van de lidstaten. Daarom doe ik een beroep op de lidstaten nog veel meer dan voorheen oog te hebben voor het potentieel dat in de stimulering van juist het midden- en kleinbedrijf schuilt.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Katerina Batzeli (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie economische en monetaire zaken. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik de rapporteur, mevrouw Vlasto, van harte bedanken voor haar volledige verslag. Ook dank ik de commissaris voor de duidelijke manier waarop hij namens de Commissie het vraagstuk van het midden- en kleinbedrijf heeft gepresenteerd.

Ik wil echter ook mijn voldoening uitspreken over het feit dat het Oostenrijks voorzitterschap het initiatief heeft genomen tot onmiddellijke vaststelling van het Europees Handvest van het midden- en kleinbedrijf, waarmee specifieke initiatieven en maatregelen mogelijk worden voor de versterking van het mededingingsvermogen en de werkgelegenheid in de Europese Unie.

De Commissie economische en monetaire zaken wijst in haar advies op een aantal economische en fiscale prikkels, waarmee men de kleine en middelgrote bedrijven zou kunnen helpen een dynamische entree te maken op het economische gebied van het mededingingsvermogen, het onderzoek en de technologie, en op dat van de mobiliteit van werknemers. Deze prikkels mogen echter niet als los zand aan elkaar hangen of een vernietigende uitwerking hebben, maar moeten ingekaderd worden door een duidelijk Europees sociaal model.

Dan wil ik nu kort ingaan op het vraagstuk van de verplaatsing van grote bedrijven, die enorme gevolgen heeft voor de omzet en de werkgelegenheid van de kleine en middelgrote bedrijven. Veel van deze bedrijven zijn immers onderaannemers. Ik ben het met het Oostenrijks voorzitterschap eens dat voor de kleine en middelgrote bedrijven meer investeringen op regionaal niveau noodzakelijk zijn.

Mijnheer de commissaris, de kleine en middelgrote bedrijven leven en werken in de schaduw van de multinationals, van de grote ketens en in de schaduw van de bureaucratie. Wij willen erop wijzen dat om deze realiteit het hoofd te kunnen bieden, belangrijke horizontale maatregelen nodig zijn op nationaal en communautair niveau, zoals:

ten eerste de vereenvoudiging van de bureaucratie;

ten tweede de bevordering van een eenvoudig algemeen systeem voor financiële ondersteuning van de kleine en middelgrote bedrijven, waarvan ook nieuwe bankproducten deel uitmaken;

ten derde de vereenvoudiging van de belastingverplichtingen van de kleine en middelgrote ondernemingen, rekening houdend met de bijdrage die het proefproject inzake belasting van kleine en middelgrote bedrijven in het land van vestiging hieraan levert, waarbij het uiteindelijke doel de vaststelling van een gemeenschappelijk, eengemaakte belastinggrondslag moet zijn;

en dan tot slot meer stimulansen voor innovatie en onderzoek, uitgaande van de voorstellen die de Commissie zelf heeft gedaan voor het mededingingsvermogen en de nationale steun, evenals in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek.

De woorden moeten nu worden omgezet in daden.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Philip Bushill-Matthews (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken.(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben verheugd dat ik hier namens mijn collega’s de nieuwe MKB-gezant welkom mag heten. Ik spreek vandaag als vice-voorzitter van de MKB-kring hier in het Parlement, maar ook als de rapporteur voor advies betreffende het Commissieverslag namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. Het doet mij deugd te kunnen vaststellen dat dit advies unaniem is goedgekeurd in die commissie en dat alle in het advies gedane suggesties zijn overgenomen in het definitief verslag van mevrouw Vlasto, dat ook unaniem is goedgekeurd in de Industriecommissie. Ik bedank mevrouw Vlasto dus voor haar samenwerking en feliciteer haar met dit uitstekende verslag.

Je zou je kunnen afvragen waarom we de moeite nemen om, zeker op dit zeer late uur, nog een debat te voeren, aangezien er in dit Parlement toch al volledige overeenstemming bestaat. Het antwoord is zeer simpel denk ik: we willen niet zomaar een debat over het MKB, we willen een debat dat tot concrete actie leidt, en we willen niet alleen concrete actie van de lidstaten, maar ook van de Commissie.

Commissaris, ik juich toe wat u vandaag op een andere plek hebt gezegd, namelijk dat 2006 een jaar met concrete resultaten voor het MKB zal worden. Wij willen u allemaal helpen om dat te realiseren. Naar ons idee staan we aan dezelfde kant als u. Ik wil alleen even drie specifieke ideeën aanstippen. We willen dat de stem van kleine bedrijven luid, duidelijk én officieel binnen de sociale dialoog wordt gehoord, en niet dat die verloren gaat in het rumoer van de grotere sociale partners, zoals nu gebeurt. Er is een concreet voorstel beloofd. Kunt u alstublieft duidelijk maken wanneer dat komt, in welke vorm het komt en hoe wij u kunnen helpen het tot een realiteit te maken wanneer het komt?

Tweede punt: in het Handvest is voorgesteld dat het MKB moet worden vrijgesteld van bepaalde wettelijke verplichtingen. Kunt u alstublieft aangeven of de Commissie hierbij het voortouw zal nemen, en zo ja, wanneer kunnen we ook op dit terrein een aantal concrete voorstellen van de Commissie verwachten?

Tot slot, hoe gaat de Commissie, aangezien er blijkbaar geen jaarverslagen van de Commissie meer over het Handvest zullen komen, ervoor zorgen dat MKB-onderwerpen hoog op de agenda van de lidstaten blijven staan, aangezien het verleidelijk is die aandacht juist te laten verslappen in plaats van te versterken?

 
  
MPphoto
 
 

  Paul Rübig, namens de PPE-DE-Fractie.(DE) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik collega Vlasto bedanken, die veel werk van dit verslag gemaakt heeft en de belangrijkste punten ook goed uit heeft laten komen. Vanochtend was bondskanselier Schüssel van het Oostenrijkse voorzitterschap hier, die zelf ooit secretaris van een werkgeversorganisatie in het MKB was en die dus zeer goed op de hoogte is van de problematiek en weet hoe belangrijk het is om meer te doen op dit gebied. Daarnaast ben ik commissaris Verheugen er zeer erkentelijk voor dat door het verslag over het Handvest het accent duidelijk verschoven is naar de kleine en middelgrote ondernemingen. Zo komen de inspanningen voor dit soort bedrijven gaandeweg in het middelpunt van de belangstelling.

Ik denk dat het goed is om het diepgravende en nauwgezette onderzoek dat in alle lidstaten plaatsvindt als vooronderzoek voor het Lissabon-proces te beschouwen, zodat dat proces ook de nodige zeggingskracht krijgt en we weten wat ons ten aanzien van de kleine en middelgrote ondernemingen te doen staat. En dan weten ook de non-gouvernementele organisaties, maar uiteindelijk ook de Raad en de Commissie, wat de sterke en de zwakke punten zijn. Voor mij is ook een zeer belangrijk punt dat uit de drie pijlers die we gecreëerd hebben met "macro", "micro" en "werkgelegenheid" duidelijk blijkt dat de kleine en middelgrote ondernemingen uiteindelijk 80 procent van de belasting betalen. Als we het over een sociaal Europa hebben, dienen we dat centraal te stellen. We moeten ons ervan bewust zijn waar die belasting uiteindelijk vandaan komt. In de toekomst dienen we deze bedrijven, maar vooral ook hun werknemers, te ontlasten, om hogere winsten en lonen mogelijk te maken. Het verlies aan belastingopbrengst kunnen we met accijnzen goed maken. Vooral de importen uit lagelonenlanden bieden wat dat betreft grote kansen.

Een laatste punt: ik begrijp niet waarom er op het KCI-programma bezuinigd is, als we het zo nadrukkelijk over ondernemerschap hebben. Laten we er daarom samen met de Commissie aan werken dat het KCI-programma zijn volle omvang uit het oorspronkelijke voorstel terugkrijgt.

 
  
MPphoto
 
 

  Pia Elda Locatelli, namens de PSE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het verslag van mevrouw Vlasto over de tenuitvoerlegging van het Europees Handvest voor kleine bedrijven, een verslag waar wij achter staan, schetst de belangrijkste hindernissen voor de ontwikkeling van het midden- en kleinbedrijf, in het bijzonder fiscale, financiële en bureaucratische belemmeringen. De Commissie wordt in dit verslag tevens verzocht om met doelgerichte communautaire maatregelen te komen omdat, zoals mevrouw Vlasto al aangaf, kleine bedrijven zich nog steeds in de steek gelaten voelen.

Het verslag beveelt aan om een vereenvoudiging van het belastingstelsel en stimulansen voor innoverende bedrijven in te stellen, de bureaucratie terug te dringen, met name – maar niet alleen – tijdens de opstartfase van kleine bedrijven, eenvoudiger toegang te bieden tot kredietfondsen en de kleine bedrijven vrij te stellen van het betalen van vennootschapsbelasting over de Europese subsidies die aan hen worden toegekend.

Helaas vertoont het verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging van het Handvest, welke de basis vormt voor dit parlementaire verslag, enkele hiaten: de opgenomen gegevens zijn bijvoorbeeld niet eensluidend, wat het erg lastig maakt om de situaties in de verschillende landen met elkaar te vergelijken. We zouden graag een gestructureerder, systematischer en ook kritischer verslag hebben gezien, bijvoorbeeld met betrekking tot de vooruitgang op het gebied van ondernemingszin en -klimaat. We verzoeken de Commissie om hoe dan ook samen te werken met de lidstaten en vooral met de organisaties die de kleine bedrijven vertegenwoordigen. Daarom benadruk ik het belang om deze organisaties nauwer bij de gang van zaken te betrekken, mede door de aanstelling van permanente werkgroepen.

Dit is niet het juiste moment om te onderstrepen hoe nuttig het Handvest is, maar in plaats daarvan wil ik graag datgene sterk benadrukken waar het Parlement al meerdere malen om heeft verzocht, namelijk dat het Handvest juridisch bindend moet worden. Alleen op deze manier kunnen we er zeker van zijn dat de lidstaten er rekening mee houden tijdens het opstellen van hun nationale beleid, anders lopen we het risico dat het Handvest verwordt tot een lijst met goede bedoelingen.

Het lijkt erop dat dit het laatste jaarverslag wordt over de tenuitvoerlegging van het Handvest aangezien het in de toekomst opgenomen zal worden in het gezamenlijk verslag over de Lissabon-strategie. Ook al heb ik begrip voor deze keuze, volgens commissaris Verheugen om het MKB een centrale rol te geven binnen de Lissabon-strategie, ik zie tevens gevaar schuilen in de mogelijkheid dat de bijdrage door het Handvest wordt onderschat, met name ten aanzien van de nieuwe lidstaten.

Ten slotte wil ik graag zeggen dat ik niet goed begrijp waarom de Commissie beweert dat ze de kleine bedrijven als de stuwende kracht achter de opbloei van de Europese economie beschouwt, terwijl de op die bedrijven gerichte initiatieven, zoals voorgesteld in het document van de Commissie waarin het Lissabon-proces nieuw leven wordt ingeblazen, nogal beperkt zijn. Hoe kunnen zij de hoofdrol binnen deze strategie spelen? En wat te denken van de forse bezuinigingen waar het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie haast zeker de dupe van zal zijn, en die in mijn ogen te wijten zijn aan de schraperigheid van de lidstaten met betrekking tot de begroting van de Unie? Het is ondenkbaar de toekomst van de kleine bedrijven op deze manier te bevorderen, laat staan de toekomst van Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Jorgo Chatzimarkakis, namens de ALDE-Fractie.(DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Raad, geachte commissaris Verheugen, thans wordt in alle toespraken prioriteit gegeven aan het midden- en kleinbedrijf. Ook door het voorzitterschap van de Raad werd het MKB vandaag als prioriteit aangemerkt. Dat is een goede zaak en daarom wil ik hier onderstrepen dat dit mede de verdienste van commissaris Verheugen is, die het momentum rondom dit thema wist te creëren waar we zo lang op hebben gewacht. Daar zijn wij hem dankbaar voor.

Maar buiten die vele redevoeringen wordt dit thema niet altijd op gepaste wijze behandeld. Dat begint al bij onszelf, want het Parlement heeft voor de behandeling een tijdstip gekozen dat het thema niet waardig is. Laten we dus zelf het voortouw nemen en op een goede manier omgaan met dit thema.

Een blik op de cijfers, die hier al eerder ter sprake kwamen, leert ons dat de kleine en middelgrote ondernemingen ons voornaamste aanspreekpunt voor de Lissabon-agenda zijn. Met tweederde van alle werknemers zijn zij de belangrijkste werkgever. Maar ze gaan ook voorop in de innovatie, met name op de vele nichemarkten en marktsegmenten waar kleine en middelgrote ondernemingen wereldwijd een leidende positie innemen en ook meer dan 50 procent van de octrooien voor hun rekening nemen. Dat betekent dat wij Europeanen op deze terreinen over het richtingwijzende vermogen beschikken waar we in de concurrentie op de wereldmarkt zo dringend behoefte aan hebben. De financiële middelen die we aan deze bedrijven toewijzen, staan daarmee in schril contrast. Hoe je het ook wendt of keert, ook in het oorspronkelijke begrotingsvoorstel van de Commissie, dat toch ruim in z’n jasje zat, was slechts 0,3 procent van het totale budget exclusief voor het MKB gereserveerd. Enkele afgevaardigden hebben gesproken over het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (KCI). Als rapporteur doe ik mijn beklag over het feit dat dit programma is gekortwiekt. We zijn het er allemaal over eens dat we de hiervoor beschikbare middelen tot een maximum moeten optrekken.

Ik moet wel zeggen dat daar iets positiefs tegenover staat, namelijk dat de commissaris een gevolmachtigde voor het MKB heeft aangesteld in de persoon van Françoise Le Bail: een goede keuze. Ik feliciteer hem daar hartelijk mee en ik dank de rapporteur voor haar goede verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo, namens de GUE/NGL-Fractie.(PT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mijnheer de commissaris, het is van belang dat we aandacht besteden aan micro-ondernemingen en KMO’s. Belangrijker nog is dat we maatregelen implementeren om de ondernemers die deze bedrijven runnen op een doeltreffende wijze steunen. En dat is niet wat er gebeurt. Integendeel: het neoliberale beleid heeft ernstige problemen gecreëerd voor deze categorie ondernemingen.

Zoals in het verslag wordt aangegeven is het niet voldoende een Europees Handvest voor kleine ondernemingen op te stellen. De in dat Handvest gesuggereerde acties voor kleine bedrijven moeten worden geïntegreerd in een algemeen beleid ten behoeve van deze ondernemingen en we moeten die acties aanvullen met bindende maatregelen, hetzij op communautair niveau, hetzij op het niveau van de lidstaten. Het is van groot belang dat nu juist kleine en micro-ondernemingen gebruik kunnen maken van Europese programma’s. Daarom moeten we ervoor zorgen dat ze gemakkelijk toegang krijgen tot communautaire middelen. Dat kan door de bestaande verordeningen te wijzigen, maar ook door mechanismen te creëren voor ondubbelzinnige en rechtstreekse hulp voor verenigingen van KMO’s, om zo de nog steeds bestaande financiële, bureaucratische en fiscale obstakels weg te nemen.

Ook de financiële instrumenten voor kleine en ambachtelijke bedrijven zullen versterkt moeten worden. Dat geldt vooral voor de onderlinge waarborgsystemen. Daarnaast zullen er systemen voor flexibele microfinanciering moeten worden gecreëerd ten behoeve van familiebedrijven en door vrouwen of jongeren opgezette bedrijven om daarmee een bijdrage te leveren aan de cofinanciering van projecten. Het is verder van belang dat er informatie over deze systemen beschikbaar komt. We moeten terdege beseffen dat als we geen maatregelen nemen, miljoenen kleine en ambachtelijke bedrijven in de Europese Unie in de loop van de komende tien jaar hun activiteiten zullen staken, en dat we dus het risico lopen dat er miljoenen banen verloren gaan. Armoede en sociale uitsluiting zullen toenemen en het platteland zal verder ontvolkt raken.

Daarom stelt het verslag terecht – en ik wil mevrouw Vlasto hierbij graag bedanken voor haar werk – dat het van cruciaal belang is dat de Europese instellingen en de lidstaten de in het Handvest opgenomen acties volledig uitvoeren. Deze maatregelen moeten dwingend recht worden, om te verhinderen dat het Handvest de KMO’s uitsluitend lippendienst bewijst. Van belang is ook dat de inhoud van het Handvest niet wordt ontkracht door opname in de strategie van Lissabon. De heer Verheugen heeft op die mogelijkheid gewezen en dat baart me zorgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Gerard Batten, namens de IND/DEM-Fractie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, in dit verslag wordt opgeroepen tot het wegnemen van bureaucratische belemmeringen en het vereenvoudigen van de belastingregels voor kleine bedrijven. Wie kan daar nou tegen zijn?

Maar vervolgens wordt in het verslag gezegd dat de EU-wetgeving gelijkelijk in alle lidstaten moet worden toegepast, en dat bij niet-naleving snelle inbreukprocedures moeten worden ingesteld. En daarmee zijn we weer meteen terug bij af, terug in de wereld van eenvormige EU-wetgeving en -sancties, die altijd borg staan voor een verlammende werking op ondernemingszin, initiatief en de drang om een nieuw bedrijf op te richten.

Mijn eigen partij heeft er tijdens het Britse voorzitterschap in 2005 op gewezen dat er meer dan vierduizend nieuwe voorschriften en wettelijke instrumenten zijn bijgekomen, ondanks de overhaaste belofte van de heer Blair om de overmaat aan regelgeving terug te dringen.

Als kleine en middelgrote bedrijven willen floreren in de EU, wat van levensbelang is voor het scheppen van werkgelegenheid, dan is het motto simpelweg dat er minder EU-regelgeving moet komen in plaats van meer. Anders is de dag niet ver weg meer dat je alleen maar eigenaar van een klein bedrijf in Europa kunt worden door een groot bedrijf te kopen en daarna af te wachten.

 
  
MPphoto
 
 

  Guntars Krasts, namens de UEN-Fractie. (LV) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Verheugen, deze avond zullen wij het Europees Handvest voor kleine bedrijven voor het laatst behandelen in de vorm van een afzonderlijk verslag. Op dit punt sluit ik mij aan bij degenen die de hoop hebben uitgesproken dat de invoeging van dit verslag in het gezamenlijk verslag over de tenuitvoerlegging van de strategie van Lissabon in de toekomst geen negatieve invloed zal hebben op het beleid ter ondersteuning van kleine bedrijven.

Mijns inziens is het van essentieel belang dat de Europese Unie zijn rol op dit beleidsvlak niet alleen handhaaft maar zelfs nog uitbreidt. Kleine bedrijven beschikken vaak niet over een politieke lobby en kunnen doorgaans niet rekenen op institutionele steun van de lidstaten. De belastingdruk en de bureaucratische procedures hebben tot gevolg dat zij vaak gediscrimineerd worden ten opzichte van andere marktspelers. Daarom is hun eerste zorg niet zozeer het verkrijgen van bijzondere vrijstellingen of de vereenvoudiging van belastingregimes en bureaucratische procedures maar veeleer de totstandkoming van een omgeving waarin zij hun economische activiteit zonder discriminatie kunnen uitoefenen.

Bij de ontwikkeling van de Europese steunmaatregelen voor kleine bedrijven moet gekozen worden voor een efficiëntere en agressievere benadering. Immers, het is belangrijk dat de lidstaten gemotiveerd worden om de belangen van deze bedrijvengroep in aanmerking te nemen. Daarom ben ik van oordeel dat wij onze steun moeten verlenen voor het voorstel om het Europees Handvest rechtskracht te geven. Deze maatregel alleen is echter onvoldoende om een noemenswaardige verbetering van de situatie te waarborgen. Het Handvest moet meer zijn dan alleen maar een instrument om de ervaring van het ene land over te brengen naar het andere, terwijl de bedrijven opgesloten blijven in hun eigen nationale economie. Onder invloed van het Handvest zal de politieke wil van de Europese Unie worden vergroot en zal er actie worden ondernomen om de economische integratie voort te zetten, te beginnen met de aanneming van de dienstenrichtlijn.

De liberalisering van de dienstensector van de interne markt zou voor deze bedrijven ongekende mogelijkheden openen en hun ontwikkeling bevorderen. Bovendien zou op die manier een einde komen aan de administratieve en financiële barrières die kleine en middelgrote ondernemingen ervan weerhouden hun nationale grenzen te overschrijden. Wij mogen niet vergeten dat juist de kleine bedrijven de ondernemingszin tentoonspreiden die garanties biedt voor economische vitaliteit, ontwikkeling en stabiliteit in een periode van veranderingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Pilar del Castillo Vera (PPE-DE). (ES) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik mevrouw Vlasto gelukwensen met haar verslag, dat naar mijn idee wel uitvoerig maar tegelijkertijd ook heel duidelijk is. Verder wil ik commissaris Verheugen bedanken voor zijn aanwezigheid hier vandaag en voor de uitleg die hij ons gegeven heeft.

In de tweede plaats wil ik erop wijzen dat het een cliché is om te zeggen dat het midden- en kleinbedrijf de ruggengraat van de Europese economie is. Het feit dat dit een cliché is, maakt het echter niet minder belangrijk. Tweederde van de bedrijven in Europa vallen onder het begrip “MKB”. Europa telt 25 miljoen kleine en middelgrote bedrijven die, vanuit het oogpunt van de werkgelegenheid, niet minder dan 95 miljoen arbeidsplaatsen bieden.

Doel is echter niet alleen dat het MKB het hoofd net boven water kan houden maar juist dat het ook de kans krijgt om te gedijen en krachtig te groeien. Met het oog daarop hebben we een model nodig waarin de ontwikkeling van het MKB niet alleen wordt bepaald door fusies of overnames - het traditionele model - maar door de groei van de kleine en middelgrote bedrijven zelf.

Ik zou een aantal aspecten van het verslag van mevrouw Vlasto willen onderstrepen. Ik ben het met haar eens dat de integratie van het verslag over de tenuitvoerlegging van het Europees Handvest voor kleine bedrijven in het verslag over de tenuitvoerlegging van het Lissabon-proces zou kunnen leiden tot een zekere marginalisering van het concept van het MKB.

Overigens vind ik dat de jaarlijkse bilaterale dialoog met vertegenwoordigers van het MKB moet worden geïntensiveerd en dat de participatie van het MKB moet worden bevorderd door middel van op hun behoeften afgestemde instrumenten, zoals stimulerende maatregelen die het MKB ertoe aanzetten de wereld van onderzoek en ontwikkeling te betreden.

Ten slotte wil ik nog ingaan op een punt dat de commissaris in zijn betoog genoemd heeft: het is onmogelijk een sterk MKB te hebben als het ondernemerschap voortdurend ondermijnd wordt. Het lijkt mij dan ook bijzonder belangrijk dat we definitief besluiten om de maatschappelijke betekenis van ondernemerschap meer voor het voetlicht te brengen. Dat lijkt mij van doorslaggevend belang voor de toekomst van het MKB.

 
  
MPphoto
 
 

  Reino Paasilinna (PSE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, het midden- en kleinbedrijf is een belangrijke werkverschaffer en juist daarom is het Europees Handvest een project dat gesteund moet worden. Tegelijkertijd moet de Commissie snel aangeven welke lidstaten hun activiteiten nog niet hebben verbeterd of de richtsnoeren van het Handvest nog niet hebben geïmplementeerd.

Kleine en middelgrote ondernemingen bieden ons een enorm potentieel en grote mogelijkheden. Wij moeten de wetgeving continu stroomlijnen en vereenvoudigen en de oprichting van nieuwe ondernemingen vergemakkelijken. Alle maatregelen die het ondernemersklimaat verbeteren, krijgen de steun van onze fractie. Harmonisatie van de bedrijfsbelasting moet een belangrijk doel zijn. Het probleem van het Handvest is dat het onvoldoende concrete maatregelen bevat waarmee innovatieve ondernemingen en hun mogelijkheden om te netwerken kunnen worden gesteund. Een efficiënter gebruik van internet en elektronische handel zijn terreinen die enorme mogelijkheden bieden. De ontwikkeling van elektronische publieke diensten in de lidstaten om de levensvatbaarheid van het MKB te ondersteunen is ook van belang.

De Unie moet snel de bepalingen van het Basel II-Verdrag gaan implementeren. Ook dat zal de zaken vergemakkelijken. De Commissie en de Raad moeten ook weer actie ondernemen voor een communautair patent, dat ingewikkeld maar belangrijk is. De regelgeving inzake staatssteun moet worden herzien, zodat ondernemingen ook steun kunnen krijgen in het geval men geen particuliere risicofinanciering durft in te zetten.

Natuurlijk moeten wij steun verlenen aan de oprichting van kleine ondernemingen die alleen zichzelf werk verschaffen, maar ambitieuze en innovatieve ondernemingen vormen de belangrijke stimulans die wij nodig hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean Marie Beaupuy (ALDE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega's, ik ben uiteraard blij met deze grote consensus over het verslag van mevrouw Vlasto. Ik ben ook blij dat kanselier Schüssel en de heer Barroso vanochtend hebben laten weten hoeveel belang zij aan het MKB hechten en dat dit onderwerp tijdens de top van dit voorjaar zal worden behandeld. Ik wil mijnheer de commissaris en mijn collega's graag op twee zaken wijzen.

We hebben het vanavond over het MKB alsof het een abstract begrip is, een administratieve entiteit, waarvoor zaken moeten worden vereenvoudigd, waarvoor geld moet worden vrijgemaakt, waarvoor de omgeving moet worden verbeterd. Een klein bedrijf, dat is eerst en vooral de zaak van een ondernemer. Ik weet dat er ondernemers in de zaal zitten die net hebben gesproken. Binnenkort is het eenendertig jaar geleden dat ik mijn eigen bedrijf heb opgericht. Met deze ondernemer moeten we rekening houden als we concrete antwoorden willen bieden waarmee zijn bedrijf goed kan draaien.

Als u alle ondernemers van deze kleine bedrijven in Europa naar hun mening vraagt, zullen ze allemaal het volgende zeggen: dat er niet genoeg uren in een dag zitten. Op dit tijdstip zijn velen van hen nog aan het werk! Wij moeten dan ook met concrete antwoorden komen, mijnheer de commissaris. Vereenvoudiging is het toverwoord, maar we moeten vooral zorgen voor subsidiariteit, zodat lokale en regionale overheden en beroepsorganisaties op lokaal niveau echt steun kunnen bieden! De Europese Unie hoeft dat niet allemaal zelf te doen, maar ze moet het wel doen.

Mijn tweede punt gaat over onze medeburgers. Zoals reeds is gezegd moet dit thema op school al aan bod komen. Verder zou ik een voorstel willen doen. Op Europees niveau bestaat er een zangwedstrijd en voetbalcompetitie. Waarom organiseren we geen Europese open dag voor kleine ondernemingen? Waarom organiseren we geen Europese dag van goede praktijken? Dat zijn een paar ideeën om onze medeburgers te wijzen op het belang van het MKB.

 
  
MPphoto
 
 

  Thomas Mann (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, 25 miljoen kleine ondernemingen bieden bijna honderd miljoen mensen werk. Ze zijn goed voor ruim de helft van alle banen in de particuliere sector in de EU en zijn van grote betekenis voor de regionale, culturele en sociale ontwikkeling, ook van plattelandsgebieden. Ze zijn het waard dat we ons elk jaar over hun kansen op het gebied van innovatie en concurrentievermogen buigen. Zoals een aantal collega’s al opmerkte, heeft Wolfgang Schüssel bij de presentatie van het Oostenrijkse Raadsvoorzitterschap op het belang van deze ondernemingen gewezen en de oproep gedaan “de slapende reus te wekken.” Ik ben het roerend met hem eens.

Maar er komt van vele kanten ook kritiek op het Handvest, omdat er te veel vrijblijvende oproepen in staan. Ook ik zie liever tastbare maatregelen op communautair niveau en – zoals commissaris Verheugen al zei – op het niveau van de lidstaten. Dat neemt niet weg dat de tien actielijnen van het Handvest waardevolle richtsnoeren zijn om de uitwisseling van optimale praktijken te intensiveren, het oprichten van nieuwe ondernemingen te bevorderen en in het algemeen een gunstig ondernemingsklimaat te scheppen. Dat begint op school en daarvoor moeten we al in het basisonderwijs accenten leggen. Op dat gebied geeft Finland weer het goede voorbeeld. Nederland is exemplarisch als het gaat om een vereenvoudigde regelgeving, voor een belangrijke deel mogelijk gemaakt door een gestandaardiseerde effectbeoordeling. De administratieve en belastingtechnische belemmeringen in de lidstaten zijn nog altijd aanzienlijk en dienen verder verminderd te worden, daar zijn we het mee eens. Belangrijk is verder dat subsidies geheel worden vrijgesteld van de vennootschapsbelasting.

Philip Bushill-Matthews heeft namens onze medeadviserende Commissie werkgelegenheid en sociale zaken een uitstekend verslag opgesteld. Ik denk bijvoorbeeld aan zijn voorstel een groenboek op te stellen voor een vermindering van deze belemmeringen, of aan zijn oproep structuurfondsen en risicokapitaalfondsen beter toegankelijk te maken. Persoonlijk lijkt het mij van belang dat kleine ondernemingen initiatieven als het Leonardo-programma aangrijpen om hun stagiaires en overige medewerkers meer te stimuleren deel te nemen aan internationale uitwisselingen. Dat verhoogt de mobiliteit en schept tegelijk een randvoorwaarde voor een veel betere samenwerking tussen kleine en micro-ondernemingen in de toekomst.

 
  
MPphoto
 
 

  Brigitte Douay (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik vind het een goede zaak dat kleine bedrijven vandaag hoog op de Europese agenda staan. Allereerst waren er de zeer bemoedigende woorden van kanselier Schüssel vanochtend, die dit thema als prioriteit aanmerkt voor het Oostenrijkse voorzitterschap. Dan waren er uw toespraken, mijnheer de commissaris, voor de intergroep MKB vanmiddag, gevolgd door uw stelling hier vanavond dat de situatie van het MKB de Commissie na aan het hart ligt en dat er betere politieke voorwaarden moeten worden gecreëerd voor het MKB in Europa. En tot slot is er het debat dat we hier vanavond voeren.

In het ongunstige economische klimaat van dit moment zorgen juist kleine bedrijven en ambachtslieden voor rijkdom en vormen zij de belangrijkste bron van werkgelegenheid. Deze arbeidsplaatsen worden niet vaak gedelokaliseerd. Zij laten de sociale samenhang intact en irrigeren de gehele Europese Unie. Kleine ondernemingen verdienen dan ook ferme steun van de EU en daarvoor moet het belang van het handvest als specifiek instrument worden versterkt. Het moet niet alleen bij goede bedoelingen blijven. In het uitstekende verslag van mevrouw Vlasto komt dit duidelijk naar voren.

Willen we de oprichting en overdracht van deze kleine bedrijven veilig stellen, dan moeten we de administratieve formaliteiten in Europa en in de lidstaten terugdringen. Zij moeten gemakkelijker toegang krijgen tot kapitaal en tot Europese programma's, met name op het gebied van onderzoek. Verder moet informatie over maatregelen die specifiek op deze bedrijven zijn gericht beter worden verspreid. Daarnaast moet innovatie worden gestimuleerd en moet de strijd worden aangebonden met productvervalsing. Dit vraagt echter om ambitieuze middelen. Laten we dus hopen dat de goede feeën die zich vandaag hebben gebogen over de toekomst van deze kleine bedrijven, de ingeslapen reus in de woorden van kanselier Schüssel, hun wensen laten uitkomen door de nodige middelen ter beschikking te stellen voor diverse maatregelen en dat de goede bedoelingen worden gestaafd met concrete financiële toezeggingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Šarūnas Birutis (ALDE).(LT) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, de kleine bedrijven zijn een van de drijvende krachten achter het Europese concurrentievermogen. Er zij evenwel op gewezen dat dit verslag eerder als formeel dient te worden aangemerkt en de huidige situatie niet exact weergeeft. Ik zou uw aandacht willen vestigen op de problemen van de kleine bedrijven en de ontwikkeling van het bedrijfsleven in de nieuwe lidstaten van de Europese Unie. In veel van deze landen – zo ook in mijn eigen land, Litouwen – ligt het ondernemerschapsniveau vier keer lager dan in de oude lidstaten en de groeivooruitzichten van de kleine bedrijven laten te wensen over. Deze stand van zaken zal het algemene concurrentievermogen van de Europese Unie aantasten. Het oprichten van bedrijven en het creëren van werkgelegenheid vereisen zowel aantrekkelijke voorwaarden voor het opstarten van bedrijven als gunstige financieringsmogelijkheden. Ondernemingszin en burgerinitiatief zijn de allereerste vereisten voor een harmonieuze sociale ontwikkeling. De nieuwe lidstaten kampen op dit vlak met een ernstig probleem. Daarom hebben deze landen een stimulans nodig van de Europese Commissie en moeten er aanvullende uitzonderingsmaatregelen en voorwaarden worden vastgesteld om de ontwikkeling van het kleinbedrijf te bevorderen. Hoe? In de eerste plaats is het van essentieel belang dat de belasting op investeringen van kleine bedrijven wordt opgeheven, zodat deze bedrijven meer mogelijkheden krijgen om hun kapitaalmiddelen te gebruiken. Ten tweede moet gewaarborgd worden dat kleine bedrijven op nationaal niveau toegang hebben tot de structuurfondsen. Mijns inziens zou een bepaald percentage van de fondsen gereserveerd moeten worden voor kleine bedrijven. Bovendien is het van vitaal belang dat de bureaucratische procedures vereenvoudigd worden en dat de belastingdruk op innoverende bedrijven zoveel mogelijk verlicht wordt. Daarom moeten deze bedrijven worden vrijgesteld van winstbelasting, met name in de opstartfase.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Edit Herczog (PSE).(HU) Mijnheer de Voorzitter, het Handvest voor kleine bedrijven is een belangrijke en noodzakelijke politieke intentieverklaring, maar op zich is het nauwelijks meer dan dat. De open coördinatiemethode die wordt voorgesteld om de doelstellingen van het Handvest ten uitvoer te leggen voorziet in een soepele benadering, hetgeen een voordeel kan zijn, maar ook een nadeel. Daarom ben ik het met de rapporteur en de commissaris eens dat wij het midden- en kleinbedrijf niet alleen moeten steunen met intentieverklaringen, maar ook met bindende voorschriften op zowel Europees als nationaal niveau.

Het is bijzonder belangrijk dat het Handvest, en ook andere soms al te distante programma’s die parallel hiermee ten uitvoer worden gelegd, niet alleen op het MKB betrekking hebben, maar ook aan het MKB gericht worden. Behalve principes hebben wij pragmatische, begrijpelijke en onmiddellijk leverbare informatie en steunmaatregelen nodig. Zo niet, dan zullen wij nooit de tienduizenden betrokken ondernemers bereiken die niet over de nodige tijd of middelen beschikken om over deze kwestie inlichtingen in te winnen.

Tezelfdertijd mogen wij niet vergeten dat de beleidsmaatregelen voor het MKB geen bijzonder, afzonderlijk hoofdstuk vormen, maar een van de horizontale pijlers zijn. Gelet op het feit dat de overgrote meerderheid van onze ondernemingen binnen het midden- en kleinbedrijf valt, moeten wij beseffen dat de enige duurzame en structurele oplossing voor de tenuitvoerlegging van het cohesiebeleid, het terugdringen van de werkloosheid, het vergroten van het concurrentievermogen en de economische groei, het bevorderen van de plattelandsontwikkeling en het stimuleren van onderzoek én innovatie gegrondvest is op ons eigen MKB.

Dat mogen wij niet uit het oog verliezen. Daarom roep ik u op om het Handvest aan het einde van het debat niet op te bergen in een of andere lade, maar op tafel te laten liggen ter herinnering aan de lange weg die wij nog moeten afleggen voordat wij kunnen zeggen dat kleine bedrijven in Europa een succes zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt op donderdag 19 januari 2006 om 12.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Alessandro Battilocchio (NI). (IT) Het Handvest voor kleine bedrijven betekent een grote stap vooruit ter verdediging van die economische sector die de individualiteit, de vitaliteit en de rijkdom van de Europese Unie vertegenwoordigt. Een verbetering van de toegang tot de Europese fondsen, een betere stroomlijning van bestuur, opleiding en belastingverlichting zijn alle essentiële maatregelen die het MKB bestaansrecht geven en de mogelijkheid om te produceren, te investeren en werk te bieden. Nu de Europese Unie het belang van deze sector heeft erkend, dient ze zorgvuldig aandacht te besteden aan de consistentie van haar beleid. De recente debatten over de registratie van chemische stoffen en het octrooieren van software zijn slechts enkele voorbeelden die er wellicht toe hebben geleid dat mensen zich zijn gaan afvragen of de EU daadwerkelijk bereid is om zich volledig in te zetten voor de bescherming van het MKB. Het laatste schrijnende voorbeeld is het inmiddels beruchte debat over de textielsector in en handelsbetrekkingen met China. Bevordering en tenuitvoerlegging van een handvest voor het MKB is zinloos tenzij de EU, en de Commissie in het bijzonder, zich eindelijk laat gelden door te eisen dat de handelsvoorschriften, die op zichzelf al zeer ongunstig uitpakken voor kleine bedrijven, nageleefd worden en daarnaast de best mogelijke voorwaarden van onze internationale partners te verlangen waardoor deze sector kan blijven groeien.

 
  
MPphoto
 
 

  Gábor Harangozó (PSE).(EN) In de nieuwe lidstaten is er bij het stimuleren van het MKB met name op de volgende terreinen vooruitgang geboekt: onderwijs in ondernemerschap, betere regelgeving en het opvangen van het tekort aan geschoolde werkkrachten. Concrete maatregelen om een MKB-vriendelijk klimaat te scheppen zijn onontbeerlijk voor het bereiken van de groei- en werkgelegenheidsdoelstellingen van de Unie.

De idee van beste praktijken veronderstelt dat de nieuwe lidstaten zich moeten concentreren op het opzetten van systemen waarmee in kaart kan worden gebracht waar de vaardigheden tekortschieten, op het ontwikkelen van beleid inzake de faillissementswetgeving en de mededingingswetgeving, op het invoeren van MKB-vriendelijke belastingregelingen, op het verrichten van impactstudies om betere regelgeving tot stand te brengen en op het bevorderen van innovatie en technologische capaciteiten.

De MKB-dimensie moet dan ook verder in de andere beleidsterreinen van de Unie worden geïntegreerd via intensievere raadpleging en betere vertegenwoordiging van het MKB op nationaal en communautair niveau.

Nu ik het toch over dit verslag heb, maak ik meteen van de gelegenheid gebruik om mijn waardering uit te spreken voor de initiatieven van Jaspers en Jeremy, die zeker een belangrijke rol zullen spelen bij het tot stand brengen van een MKB-vriendelijker klimaat in de Unie.

Ook sta ik positief tegenover de geografische uitbreiding van de doelstellingen van het Handvest naar de nieuwe EU-lidstaten, de kandidaat-lidstaten, de landen van de westelijke Balkan, Moldavië en de partners in het Middellandse-Zeegebied.

Tot slot steun ik de rapporteur in zijn verzoek om een breder, consistenter overzicht en een systematischer en kritischer beoordeling van de stand van zaken in toekomstige verslagen.

 
  
  

VOORZITTER: JOSEP BORRELL FONTELLES
Voorzitter

 

14. Gedragsregels voor de leden van het Europees Parlement (wijziging van het Reglement)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde is het verslag (A6-0413/2005) van Gérard Onesta, namens de Commissie constitutionele zaken, over wijzigingen van het Reglement van het Europees Parlement met betrekking tot de gedragsregels voor de leden van het Europees Parlement (2005/2075(REG)).

 
  
MPphoto
 
 

  Gérard Onesta (Verts/ALE), rapporteur. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, voor u ligt een exemplaar van ons huidige Reglement. Volgens dit Reglement zou u me onmiddellijk door uw bodes uit de zaal moeten laten zetten, omdat op de voor- en achterkant van mijn T-shirt een kleine politieke slogan is gedrukt. In het Reglement staat dat het verboden is politieke meningen visueel kenbaar te maken, op wat voor manier dan ook. Zo absurd is het huidige systeem. Wat nog absurder is, is dat we krachtens het huidige Reglement in geval van geweld, scheldpartijen, laster of belediging in de vergaderzaal of elders niet mogen ingrijpen. We hebben daarvoor vrijwel geen instrumenten tot onze beschikking. Het is niets of een kernwapen, en dat kernwapen bent u, mijnheer de Voorzitter. U kunt de voltallige vergadering voorstellen sancties op te leggen aan de overtreder, maar omdat de overtreder over vrijwel geen rechten beschikt, aarzelt u dit te doen en door te aarzelen, kunnen er sancties aan u worden opgelegd, Mijnheer de Voorzitter. Daarom hebt u dit atoomwapen net als uw voorgangers nooit ingezet, en dat is maar goed ook.

Hierin moest dan ook verandering komen. Ik wil u hier niet alleen bedanken voor uw aanwezigheid op dit late tijdstip, die ik zeer op prijs stel, maar ook een blijk van waardering laten uitgaan naar de vier schaduwrapporteurs. Dankzij hun medewerking is namelijk een consensus bereikt. Het zijn Íñigo Méndez de Vigo voor de fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten, Richard Corbett voor de Sociaal-democratische Fractie, Ignasi Guardans Cambó voor de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa en Sylvia-Yvonne Kaufmann voor de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links. Met dit verslag kunnen we niet alleen een redelijker, gepaster, flexibeler en geproportioneerder Reglement opstellen, maar ook de individuele rechten van Parlementsleden beter verankeren.

Dankzij dit nieuwe Reglement wordt onze bescherming door het primaire recht voor het eerst gewaarborgd. Ook worden we beschermd door het ledenstatuut. Voor het eerst heeft een overtreder het recht persoonlijk te worden geïnformeerd en hij mag bij u tekst en uitleg komen geven, mijnheer de Voorzitter. De sanctie moet schriftelijk worden gemotiveerd. Aan de vrije macht is een einde gekomen. Overtreders kunnen niet alleen een extern, maar ook een intern beroep instellen. Dit beroep heeft een opschortende werking. Als er te traag op het beroep wordt gereageerd, wordt de sanctie nietig verklaard. Parlementsleden krijgen ook het recht op visuele expressie, en dat is een goede zaak. Ik kan eindelijk dit soort T-shirts dragen zonder dat uw bodes hoeven in te grijpen, mijnheer de Voorzitter, voor zover mijn kleding niet beledigend of lasterlijk is en de zitting niet verstoort, wat naar ik hoop vanavond het geval is.

Tevens wordt de ontastbaarheid van het stemrecht voor het eerst vastgelegd. Nu is het zo dat een collega die gedurende een paar dagen wordt geschorst, zijn stemrecht kwijtraakt. Daarmee wordt niet alleen hijzelf bestraft, maar ook degenen die hem gekozen hebben, en die niets verkeerd hebben gedaan. Wij hebben er dan ook voor gekozen om te stellen dat de democratie sterk genoeg is om zo ver te gaan, om zelfs het slechtste Parlementslid te beschermen, namelijk een lid dat de democratie niet in acht neemt. De democratie zou hem tot in de kleinste rechten beschermen. Maar dat strekt dit Parlement juist tot eer.

Ik wil nogmaals mijn dank uitspreken voor alle schaduwrapporteurs, wier bijdrage heeft geleid tot deze consensus. In het Reglement zelf is een garantie ingebouwd met de volgende zin: "Het huidige reglement mag op generlei wijze een belemmering vormen voor de levendigheid van de parlementaire debatten noch voor de vrijheid van spreken van de leden."

Ter afsluiting heb ik nog een voorbeeld. Een jaar geleden heeft een fractie van het Parlement in deze vergaderzaal grote opschudding veroorzaakt tijdens de stemming over de Europese Grondwet. Mijnheer de Voorzitter, u had grote moeite om de orde in dit Parlement te herstellen en ervoor te zorgen dat de werkzaamheden konden worden voortgezet. U legde een grote kalmte aan de dag, maar de situatie was uiterst moeilijk en de beelden van deze onrust die buiten het Parlement zijn verspreid, doen de Europese democratie geen eer aan.

Bij de stemming van morgen over het onderwerp waarover wij ons nu buigen, heeft dezelfde fractie vast een nieuwe happening in petto, maar dan van een geheel andere aard. Er is mij verteld dat ze de geest van het nieuwe Reglement al hebben begrepen. Ze willen marionetten gebruiken en met struisvogels op de proppen komen. Het zal niet gewelddadig, noch verstorend zijn en zeker niet agressief. Alleen al het feit dat ze dit nieuwe Reglement reeds eigen hebben gemaakt, toont aan dat we op de goede weg zijn.

Tot slot denk ik dat we dankzij de inspanningen van alle collega's een levendig maar waardig, en waardig maar levendig Parlement zullen hebben. Mijnheer de Voorzitter, u kunt erop rekenen dat uw rapporteur, die wijd en zijd bekend staat als politieke onruststoker, zal helpen dit Parlement levendig te houden.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Bedankt voor uw uitleg, mijnheer de rapporteur, maar ik moet u nu uit het Parlement laten verwijderen, aangezien de bepalingen in ons huidige Reglement nog altijd van kracht zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Ingo Friedrich, namens de PPE-DE-Fractie.(DE) Mijnheer de Voorzitter, wat is de zin van dit Reglement en wat is het nieuwe daaraan? De zin ervan is dat de levendigheid en spontaniteit volledig gewaarborgd zijn, maar dat iemand die bij voortduring met boze opzet het geordende verloop van het parlementswerk verstoort, tot de orde geroepen kan worden.

Daar is een nieuwe definitie van gekomen en die maakt een veel duidelijker onderscheid dan het oude Reglement tussen het ‘normale’ hoofd van een vergadering (een voorzitter van een delegatie of commissie, een ondervoorzitter die deze plenaire vergadering leidt) en de enige die de functie van Voorzitter vervult, zoals u, mijnheer de Voorzitter, vandaag bij deze vergadering. Het ‘normale’ hoofd van de vergadering mag een vermaning uitspreken, mag een voortdurend storende afgevaardigde uit de vergaderzaal verwijderen en mag de vergadering schorsen. Maar de echt gevoelige sancties kan alleen de Voorzitter opleggen. Het wekt allereerst verbazing dat de Voorzitter alleen, buiten het plenum om, zo’n ingrijpende straf mag opleggen. Maar daar staat tegenover dat de mogelijkheid bezwaar aan te tekenen ingevoerd wordt, zodat een collega die zich door de Voorzitter onheus bejegend acht, zijn beklag kan doen en een eventueel ten onrechte opgelegde straf ongedaan gemaakt kan worden.

Volstrekt nieuw is dat de overtreding van de vertrouwelijkheidsregels nu bestraft kan worden. Nieuw is verder een zekere uitbreiding van sanctiemogelijkheden. Tot nu toe kon een afgevaardigde voor de duur van twee tot vijf dagen van het parlementaire werk uitgesloten worden en dat wordt twee tot tien dagen. Net als de heer Onesta zou ik van een uitgewogen ontwerptekst willen spreken, een voorstel dat levendigheid mogelijk maakt en desondanks een ordelijk verloop van vergaderingen waarborgt. Onze fractie zal daarom ‘ja’ tegen dit voorstel zeggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Corbett, namens de PSE-Fractie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals u ongetwijfeld weet hebben vrijwel alle parlementen regels om zich te beschermen tegen sabotagegedrag dat maar één doel heeft, zorgen dat de volksvertegenwoordiging haar werk niet kan doen. Het gaat er niet zozeer om dat de regels ooit toegepast moeten worden, en misschien zullen ze wel nooit nodig zijn, maar het is wel belangrijk om ze achter de hand te hebben als waarborg voor de democratie.

De voorstellen die onze commissie vandaag doet, zijn bescheiden. Ze zouden u, mijnheer de Voorzitter, bevoegdheden geven die veel minder ver gaan dan die van de voorzitter van het Lagerhuis bijvoorbeeld; ze zijn nauwkeurig afgebakend en omgeven met waarborgen om collega’s gerust te stellen die bang waren dat we elke vorm van gedrag die in elk geval als kleurrijk of levendig bestempeld kan worden, de kop zouden willen indrukken. Dat is niet het geval. Maar het is wel goed om te zorgen voor een samenhangend geheel van regels binnen de juiste proporties, waarmee we ons zo nodig kunnen beschermen. Bij de laatste Europese verkiezingen werd er immers iemand tot lid gekozen die nu van het toneel verdwenen lijkt te zijn, maar die tijdens de verkiezingen zei dat hij in het Parlement wilde komen om het te saboteren en het in zijn werk te hinderen. Uiteindelijk is hij daar niet in geslaagd, maar voor hetzelfde geld had hij samen met anderen een serieuze poging kunnen doen om ons het werken te beletten. Daarom moeten we het democratische proces beschermen, of op zijn minst middelen achter de hand hebben voor het geval die nodig zijn.

Er zijn er binnen onze pers die zeggen dat deze regels bedoeld zijn om tegenstanders van de Europese Unie het zwijgen op te leggen, om een minderheidsstandpunt onschadelijk te maken. Dat is niet waar, en iedereen die naar de voorstellen heeft gekeken, weet dat die opvatting geen stand houdt. We hebben keer op keer herhaald dat het pluralisme van het Parlement – het recht om jezelf te uiten, het recht van vrije meningsuiting en tot op zekere hoogte zelfs van visuele uitingen – is gegarandeerd en gewaarborgd. Het gaat er dus niet om welke minderheid dan ook te onderdrukken. Mensen die dat zeggen, mikken op goedgelovige journalisten of de eurosceptische pers, in de hoop een verhaal te krijgen waarin we dom of belachelijk overkomen. Tenzij ze werkelijk denken dat men het op hen gemunt heeft, wat ik nauwelijks kan geloven, zijn de mensen achter dit verhaal ofwel van plan ons werk te saboteren – en ik hoop niet dat dat het geval is – ofwel ze zijn paranoïde. Gezien hun algemene houding ten opzichte van de Europese Unie – alles wat van onze instellingen komt is per definitie een boosaardig complot – denk ik eerder dat hun verhaal tegen de pers over dit alleszins redelijke verslag wordt ingegeven door paranoia.

Mijn fractie zal de voorstellen van de heer Onesta steunen, en ik hoop dat ons Parlement hiermee de beschikking krijgt over een proportionele reeks regels die we nodig hebben, puur voor het geval dat we onszelf moeten beschermen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ignasi Guardans Cambó, namens de ALDE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijn fractie zal het onderhavige verslag zoals dat geworden is nadat een paar amendementen zijn aangenomen, ten volle ondersteunen, en ik zou de rapporteur willen gelukwensen met de tekst waarover we het uiteindelijk allemaal eens zijn geworden. De sprekers voor mij hebben dat al uitstekend toegelicht en het is onmogelijk om op sommige punten niet in herhaling te vervallen.

Voornaamste verdienste van deze tekst is dat hij het huidige stelsel rationaliseert – wat op zich al heel wat is – hij codificeert het maar hij rationaliseert het ook, hij maakt een stuk duidelijker welke functies een ieder heeft en hij slaagt er met name in om twee extreme gezichtspunten met elkaar in evenwicht te brengen.

Volgens het eerste gezichtspunt is dit een Parlement en geen school of kerk – neemt u dit alstublieft niet al te serieus, mijnheer de Voorzitter – en de opera al evenmin. Dit Huis moet zijn levendigheid, zijn actie en zijn publiek hebben. Toch moeten de regels om te kunnen functioneren worden gehandhaafd, en het Parlement moet te allen tijde in staat zijn om de waardigheid van zijn functie te behouden.

Het is ontoelaatbaar – ik zal een voorbeeld noemen dat ik persoonlijk schandalig vond, excusez le mot – om een plechtige vergadering met een president, een staatshoofd, tijdens zijn laatste betoog te onderbreken, dat waarschijnlijk een van zijn laatste politieke optredens in Europa en van zijn politieke loopbaan was. Ik heb het over het betoog van president Ciampi voor dit Huis. Dat is ontoelaatbaar. Andere soortgelijke gedragingen zijn volstrekt ontoelaatbaar.

Dat is wat bestraft moet kunnen worden, veel meer dan het laten zien van een poster of het een of andere pamfletje, wat op geen enkele manier storend is voor de werkzaamheden van dit Huis.

Aan de ene kant dus levendigheid, energie, contrasterende ideeën, en die worden soms geuit met geschreeuw en andere reacties waarvan wij, van de mediterrane parlementen, zelfs vinden dat het daaraan ontbreekt, omdat het door het simultaan tolken moeilijker is om in lachen uit te barsten of reacties te geven op een commentaar. Dat mag echter niet zover gaan dat de waardigheid verloren gaat van de ons opgelegde functie en van wat elk van ons vertegenwoordigt, wat veel meer is dat wat elk van ons ís. Om die reden zitten wij hier nu, zelfs op dit tijdstip.

Ik denk dat dit evenwicht goed wordt weergegeven in het verslag dat morgen ter stemming zal worden voorgelegd. Het bevat een aantal sancties die proportioneel zijn, en een aantal garanties voor wie eventueel bestraft wordt, een aantal volmachten van de Voorzitter, die in balans worden gehouden door een recht op beroep voor het Bureau. Het lijkt me dat we met dit alles samen een stap vooruit zetten.

Ik wens deze tekst het beste toe wat je een dergelijke tekst kunt toewensen, namelijk dat hij niet hoeft worden toegepast. Ik hoop dat hij blijft waar hij is, en dat hij niet wordt opgemerkt omdat het niet nodig is hem toe te passen. Dat zou het mooiste resultaat zijn van een reeks duidelijke regels betreffende het interne disciplinaire stelsel van dit Huis.

 
  
MPphoto
 
 

  Erik Meijer, namens de GUE/NGL-Fractie. – Voorzitter, rapporteur Onesta heeft zijn best gedaan om een evenwicht te vinden tussen verontwaardiging over het optreden van sommige parlementsleden, en garanties voor de vrijheid om botsende meningen te uiten. Positief is dat gestrafte leden hun stemrecht niet verliezen en dat ze in beroep kunnen gaan. Toch denk ik dat dit voorstel contraproductief kan uitwerken. Het is een uitnodiging aan parlementsleden om het nieuws te halen door strafmaatregelen over zichzelf uit te roepen en daarmee voor het publiek een martelaarsrol te vervullen. Het brengt ook angstige voorzitters in de verleiding om onnodig hard te zijn tegenover mensen die zij niet als hun vrienden beschouwen. Bovendien zal elk incident leiden tot de roep om alle onvoorziene ergernissen uit te sluiten door nog strengere regels.

Interruptiedebatten en het zichtbaar tonen van afwijkende meningen behoren tot de normale parlementaire gebruiken. Het Europees Parlement maakt zich belachelijk, als dit leidt tot uitsluiting van een aantal vergaderingen of zelfs tot schorsing als lid. Dan berichten de media minder over de inhoud van het debat en de besluitvorming en meer over het gebrek aan tolerantie. Dat is het verkeerde signaal naar de kiezers, daarom zou het beter zijn, als zo'n regeling zich beperkt tot het verhinderen en bestraffen van fysiek geweld.

 
  
MPphoto
 
 

  Gerard Batten, namens de IND/DEM-Fractie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, mijn partij, de UK Independence Party, die sinds 1999 in dit Parlement zit en er in 2004 alleen maar sterker op geworden is, heeft als eerste echt oppositie gevoerd tegen het proces van de Europese politieke eenwording. Ik maak me er zorgen over dat de voorgestelde maatregelen gebruikt kunnen worden om de stem van nationale onafhankelijkheid en oppositie tegen de Europese Unie te onderdrukken. Als dat de opzet is, dan zal die niet slagen.

Toch wil ik een paar constructieve voorstellen doen ter verbetering van de procedure. Ten eerste zouden de Voorzitters in de stoel erop moeten toezien dat de sprekers zich houden aan de toegewezen tijd: pro-EU-sprekers wordt veel meer ruimte geboden om de tijd te overschrijden dan anti-EU-sprekers. Ten tweede zouden sommige Voorzitters in de stoel wat minder haast moeten maken tijdens de stemming. In dat geval zouden we de tijd hebben om ordentelijk te stemmen. En misschien zouden de Voorzitters dan ook niet zoveel grove fouten maken bij het schatten van het aantal voor- en tegenstemmen, en zou er minder vaak worden verzocht om elektronische controles.

 
  
MPphoto
 
 

  Ínigo Méndez de Vigo (PPE-DE). (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik neem het woord uit parlementaire beleefdheid: ten eerste omdat u hier aanwezig bent en omdat ik vind dat we u daarvoor moeten bedanken, en ten tweede omdat het mijn fractie was die om dit debat gevraagd heeft.

Overeenkomstig het Reglement zouden we dit debat ook niet hebben kunnen houden omdat de stemming in commissie een enorme steun voor het verslag van de heer Onesta heeft opgeleverd, maar mijn fractie heeft toch om een debat verzocht, juist omdat zij van transparantie houdt.

Ik moet zeggen dat ik blij ben dat we hierom verzocht hebben, ondanks het late uur, want ik vind dat het een voorbeeldig debat is geweest: degenen die voor mij het woord hebben gevoerd, hebben uitstekend verwoord wat deze hervorming van het Reglement betekent. En de parlementaire beleefdheid en het late tijdstip gebieden mij nu om mijn mond te houden zodat we allemaal naar huis kunnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Rainer Wieland (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, laat ik gelijk duidelijk maken dat ik hier niet als vervanger van de heer Martin spreek, maar dat mijn fractie mij twee minuten spreektijd gegeven heeft, hoewel ik geen deel uitmaak van de bevoegde commissie. Ik waardeer het zeer, mijnheer de Voorzitter, dat u deze kwesties niet uit de weg gegaan bent en ik waardeer ook dat u als Voorzitter probeert op te treden tegen bepaalde collega’s die voortdurend met het Reglement schermen. Ik wil het nu niet hebben over de vraag of we de status van bepaalde collega’s wellicht niet te veel eer aandoen als hun dubieuze gedrag uit hoofde van het Reglement wordt bestraft. Ik laat ook in het midden of sommige leden van het presidium niet gewoon over te weinig autoriteit beschikken, een autoriteit die men hun ook door wijzigingen in het Reglement niet verlenen kan. Ik ben er een groot voorstander van dat de overtreding van de vertrouwelijkheidsregels in de tekst wordt opgenomen, maar het vervult me met een zeker onbehagen dat deze tekst niet ook voorgelegd kon worden aan de Commissie juridische zaken, die verantwoordelijk is voor het mandaat van de afgevaardigden.

Er is een goede reden voor dat de Commissie constitutionele zaken verantwoordelijk is voor het Reglement. Daar is het in goede handen. Maar soms botsen de rechten van afgevaardigden ook met de bepalingen van het Reglement. Natuurlijk beperken die rechten zich niet enkel tot het uitbrengen van een stem – we zijn een parlement, geen "votament". Het mag dan ook niet verbazen als rechters een stemming ongeldig verklaren als een afgevaardigde daar niet bij aanwezig kon zijn en zijn argumenten niet naar voren kon brengen. Was de Commissie juridische zaken wel geconsulteerd, dan had ik een cruciaal punt aangesneden. Tot nu toe kon een afgevaardigde na een opgelegde sanctie een aanvraag voor vijf minuten spreektijd in het Parlement indienen, waarover het parlement dan stemde. Daarom was er ook geen mogelijkheid van beroep nodig. Nu verdwijnt deze min of meer openbare procedure naar de bestuursorganen van het Parlement. Ik ervaar dat als een stap achteruit, al stem ik met pijn in de buik voor het voorstel. Maar als we in de toekomst verder gaan dan louter organisatorische procedures en ons uitspreken over vraagstukken die het mandaat raken, al was het maar theoretisch, dan zie ik graag dat de Commissie juridische zaken bij de beraadslagingen betrokken wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Het debat is gesloten.

De stemming vindt donderdag om 12.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Glyn Ford (PSE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik feliciteer de heer Onesta met zijn verslag, dat, als het wordt aangenomen, ons Reglement zal wijzigen door middel van het invoeren van krachtiger en flexibeler procedures om disciplinaire maatregelen te treffen tegen leden die de werkzaamheden van het Parlement of zijn commissies verstoren. Ik weet niet helemaal zeker wat in het nieuwe artikel 147 bedoeld wordt in lid 3, onder b), waar het verlies van het recht op de verblijfsvergoeding voor de duur van twee tot tien dagen als een van de sancties wordt voorgesteld. Betekent dit dat het lid in kwestie niet aan de vergadering kan deelnemen op de aangegeven dagen – dus thuis kan blijven – of kan hij of zij wel deelnemen, maar dan zonder deze vergoeding, wat iets heel anders is? Misschien kan de rapporteur duidelijk maken wat hij hier bedoelt?

Ik juich amendement 3 betreffende artikel 9, lid 1 ter (nieuw) toe, omdat hiermee de bescherming van de vrijheid van spreken van de leden wordt vastgelegd. Als het wordt aangenomen en in ons Reglement wordt opgenomen, zal ik, als het de komende zitting van kracht wordt, onmiddellijk de proef op de som nemen om te kijken wat het waard is door mijn schriftelijke verklaring over het boycotten van Ferrero-Rocher, die vóór deze regel niet-ontvankelijk werd verklaard door een vroegere Voorzitter van het Parlement, opnieuw in te dienen. De vrijheid van spreken mag niet worden ingeperkt omdat Europese multinationals dat willen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE).(EN) Gelet op het gedrag van bepaalde leden en fracties in de plenaire vergadering van het Parlement is het helaas nodig om nieuwe gedragsregels voor de leden in te voeren. In het verslag is naar mijn mening het juiste evenwicht gevonden tussen de noodzaak om de vrijheid van meningsuiting in het Parlement en de levendigheid van de debatten te waarborgen enerzijds, en het waardige verloop van de werkzaamheden anderzijds.

 

15. Agenda van de volgende vergaderperiode: zie notulen

16. Sluiting van de vergadering
  

(De vergadering wordt om 24.00 uur gesloten)

 
Juridische mededeling - Privacybeleid