Index 
Volledig verslag van de vergaderingen
PDF 1457k
Woensdag 23 mei 2007 - Straatsburg Uitgave PB
1. Opening van de vergadering
 2. Ingekomen stukken: zie notulen
 3. Roaming op publieke mobiele netwerken (debat)
 4. Bevordering van waardig werk voor iedereen (debat)
 5. Stemmingen
  5.1. Financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van de transeuropese netwerken voor vervoer en energie (stemming)
  5.2. Roaming op publieke mobiele netwerken (stemming)
  5.3. Tweede aanvullend protocol bij de overeenkomst inzake economisch partnerschap, politieke coördinatie en samenwerking EG/Mexico, teneinde de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de EU in aanmerking te nemen (stemming)
  5.4. Onderlinge aanpassing van de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken (stemming)
  5.5. Samenstelling van de vaste delegatie EUROLAT (stemming)
  5.6. Impact en gevolgen van uitsluiting van gezondheidsdiensten uit de richtlijn betreffende diensten op de interne markt (stemming)
  5.7. Impact en gevolgen van het structuurbeleid voor de samenhang in de EU (stemming)
  5.8. Handelsgebonden hulpverlening van de Europese Unie (stemming)
  5.9. Economische partnerschapsovereenkomsten (stemming)
  5.10. Jaarverslag 2005 over het GBVB (stemming)
  5.11. Bevordering van waardig werk voor iedereen (stemming)
 6. Stemverklaringen
 7. Rectificaties stemgedrag/voorgenomen stemgedrag: zie notulen
 8. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
 9. Debat over de toekomst van Europa (debat)
 10. Situatie in Nigeria (debat)
 11. Overeenkomst inzake internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES) (debat)
 12. Vragenuur (vragen aan de Raad)
 13. Onderzoek van de geloofsbrieven van Beniamino Donnici (debat)
 14. Kennis in praktijk brengen: een omvattende innovatiestrategie voor de EU (debat)
 15. Ontwikkeling van een strategisch concept inzake de bestrijding van georganiseerde criminaliteit (debat)
 16. Gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten (debat)
 17. Gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (debat)
 18. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen
 19. Sluiting van de vergadering


  

VOORZITTER: ALEJO VIDAL-QUADRAS
Ondervoorzitter

 
1. Opening van de vergadering
  

(De vergadering wordt om 9.00 uur geopend)

 

2. Ingekomen stukken: zie notulen

3. Roaming op publieke mobiele netwerken (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0155/2007) van Paul Rübig, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende roaming op publieke mobiele netwerken binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 2002/21/EG inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (COM(2006)0382 - C6-0244/2006 - 2006/0133(COD)).

 
  
MPphoto
 
 

  Viviane Reding, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil in de eerste plaats mijn oprechte dank uitspreken aan het Parlement, omdat het onder de eersten was die de aandacht hebben gevestigd op de internationale roamingtarieven, die een van de laatste nog resterende belemmeringen voor de interne markt vormen. Door deze politieke druk zijn we erop geattendeerd dat er sprake was van marktfalen en dit heeft bijgedragen aan het vinden van een oplossing.

Het is nu aan u, de leden van dit Parlement, om het karwei af te maken door dit voorstel vandaag te steunen. Het voorstel waarover u gaat stemmen is een product van intensieve discussies en soms zelfs verhitte debatten tussen de instellingen en met de belanghebbende partijen. Het resultaat is een doortimmerd, evenwichtig voorstel dat tastbare resultaten zal opleveren voor de Europese burgers en waarmee met ingang van deze zomer een einde wordt gemaakt aan een veel te lange periode van te hoge roamingtarieven. De burgers wachten hierop, op dit Europa van resultaten, en het is nu aan u om hen niet teleur te stellen.

De Commissie heeft haar deel van het werk gedaan. In december 2004 heb ik er bij de aanbieders op aangedrongen om de problemen zelf op te lossen. In oktober 2005 heeft de Commissie een website geopend om de internationale roamingtarieven transparanter te maken. Tegelijkertijd heb ik nogmaals gewaarschuwd dat als die prijzen niet aanmerkelijk naar beneden zouden worden bijgesteld, de Commissie zich genoodzaakt zou zien om regels op te stellen. Tot mijn spijt reageerde de markt niet en daarom is de Commissie op 12 juli 2006 met het voorstel voor de verordening betreffende roaming gekomen.

U hebt samen met de Raad van ministers aan dit voorstel gewerkt, onder leiding van het Finse en het Duitse voorzitterschap. Ik wil onderstrepen dat uw rapporteurs, de heer Rübig, de heer Muscat, de heer Mavrommatis en de heer Losco, uitmuntend werk hebben geleverd. Het resultaat van dit werk ligt vandaag op tafel.

De Commissie kan zeer goed leven met de compromistekst, omdat de kernelementen die de Commissie altijd noodzakelijk heeft geacht, behouden zijn gebleven. Deze zijn: regulering van de retailtarieven, regulering van de wholesaletarieven, duidelijke voordelen voor alle consumenten en transparantie.

Op retailniveau zal elke aanbieder een eurotarief moeten aanbieden dat maximaal 94 cent is voor uitgaande gesprekken, te verlagen tot 46 cent na twaalf maanden en 43 cent na 24 maanden, en maximaal 24 cent voor binnenkomende gesprekken, te verlagen tot 22 cent na twaalf maanden en 19 cent na 24 maanden. Deze plafonds betekenen een substantiële verlaging ten opzichte van de huidige standaardtarieven, die oploopt tot 70 procent.

De vraag is nu: wanneer zal de klant van deze verlagingen gaan profiteren? Het antwoord is zo snel mogelijk, deze zomer nog. Om een doelmatige tenuitvoerlegging te waarborgen, heb ik zowel het Parlement als de Raad een brief gestuurd waarin gedetailleerd wordt beschreven hoe de retailregeling in de praktijk moet worden toegepast, onder toezicht van de nationale regelgevende autoriteiten.

In de eerste plaats moet de Raad de verordening in het Publicatieblad publiceren. Dit moet heel snel na de bijeenkomst van de Raad van ministers van Telecommunicatie op 7 juni 2007 gebeuren. Dan moeten de thuisleveranciers van de roamende klant deze binnen een maand een eurotarief aanbieden dat conform de regels is. Een maand nadat hij op het bod is ingegaan zal de klant recht hebben op dit tarief. Dat betekent dat een proactieve klant op zijn laatst twee maanden na de inwerkingtreding van de verordening van het eurotarief zal kunnen profiteren, of zelfs nog eerder, als de aanbieder voor een positieve aanpak kiest. Om duidelijk te zijn, dat betekent in augustus. Iedere klant die niet op het aanbod reageert, zal vanaf drie maanden na de inwerkingtreding van de verordening automatisch het eurotarief gaan betalen. Dat betekent in september.

De Commissie zal onmiddellijk aan het werk gaan met de nationale regelgevende autoriteiten om ervoor te zorgen dat de klanten behoorlijk worden behandeld. De verordening zal de overgrote meerderheid van de gewone klanten beschermen, die tot nu toe veel te hoge tarieven hebben betaald wanneer ze op reis waren.

De verordening zal ook de kleine aanbieders beschermen, omdat er wholesaleplafonds worden vastgesteld. Deze plafonds zijn hoog genoeg om alle aanbieders, klein of groot, een redelijke marge te laten realiseren. Tegelijkertijd zijn ze laag genoeg om concurrerende omstandigheden te creëren voor kleinere aanbieders, nieuwkomers en aanbieders uit de kleinere lidstaten. Ik hoop en verwacht dat ze deze marge zullen gebruiken om direct met innovatieve aanbiedingen te komen.

Het laatste basisprincipe van de verordening is het uitermate belangrijke punt van de transparantie, die er tot nu toe helaas nooit is geweest. De belangrijkste vereisten zijn een push-systeem, met elementaire prijsinformatie, en daarnaast een pull-systeem, waardoor klanten meer gedetailleerde informatie kunnen krijgen, met inbegrip van de tarieven voor sms-diensten en gegevensoverdracht.

Ik wil kort nog iets zeggen over de roamingtarieven voor mobiele gegevensoverdracht. We zullen deze markt nauwlettend in de gaten moeten houden, in samenwerking met de nationale regelgevende autoriteiten. De aanbieders moeten dit weten, zeer goed acht slaan op deze waarschuwingssignalen en zelf de prijzen tot een normaal niveau verlagen om verdere regulering te voorkomen.

Tot slot wil ik erop wijzen dat deze verordening na drie jaar automatisch komt te vervallen, tenzij het Parlement en de Raad anders besluiten. Ik hoop zeer dat dit niet nodig zal zijn. Wat echter wel nodig zal zijn, is de hervorming van de telecommunicatiemarkt, waarbij we van 27 afzonderlijke markten naar één echte Europese markt moeten gaan en ons voordeel moeten doen met de macht van bijna vijfhonderd miljoen klanten. Dat is de volgende taak die op ons wacht.

Laten we vandaag echter kijken naar wat er in het roamingdossier is bereikt. Het is zeldzaam, om niet te zeggen ongebruikelijk, dat er binnen slechts tien maanden overeenstemming wordt bereikt over wetgevende actie. Ik ben trots op de Europese instellingen, die hebben laten zien dat ze naar de consumenten kunnen luisteren en snel tot actie kunnen overgaan om heel specifieke problemen op te lossen. Ik reken op een grote meerderheid in dit Huis, dat de Europese burgers vertegenwoordigt, om het werk nu te voltooien en met die meerderheid te bewijzen dat het Europa van de resultaten werkelijkheid is.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Paul Rübig (PPE-DE), rapporteur. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, geachte commissaris Reding, geachte rapporteurs en schaduwrapporteurs, dames en heren, vandaag hebben we alle reden trots te zijn dat het Europees Parlement en de Raad de oproep van de Commissie serieus genomen hebben om nog voor de zomer respectievelijk in de zomer af te komen met de roamingverordening. Bij het begin van de gesprekken zijn we ervan uitgegaan dat we de normale procedure met een tweede en derde lezing zouden ingaan, omdat in deze materie de conflictstof zo rijkelijk aanwezig is en de belangentegenstellingen op de Europese markt zo groot waren.

Hoewel we op de nationale markten een gezonde concurrentie ontwikkeld hebben, is er tussen de verschillende landen onderling geen echte concurrentie ontstaan. Maar nu kijken miljoenen consumenten op hun zaktelefoon – op hun “handy”, zoals wij zeggen – of het eerste aanbod in die richting zich ook al aangediend heeft. Wanneer dat er komt, hangt af van wanneer deze verordening bekend gemaakt wordt in het Publicatieblad. Hopelijk kunnen we dan op vakantie of op zakenreis telefoneren en er ook zeker van zijn dat er aan het eind van de maand geen rekening komt die hoger is dan de prijs van onze hotelkamer of het vliegticket, maar een die binnen redelijke grenzen blijft. Dat is hetzelfde als wanneer je naar een restaurant gaat en een menukaart krijgt met de prijzen erop. Zo moet het ook gaan als je in de roamingmodus bent. Als je in een Europees land onderweg bent, krijg je voortaan bij het passeren van de grens een mededeling, die het geïndividualiseerde tarief op scherm toont, die aangeeft waar je een gratis mobiel nummer van de plaatselijke aanbieder kunt aanvragen, een aanbieder die je kunt bellen en vragen hoeveel een sms, een mms of het versturen van gegevens kost. Alleen een transparantie als deze zal al een groot verschil maken en ik ben er dan ook trots op dat deze transparantie mogelijk wordt, niet alleen bij de spraaktelefonie, maar ook bij alle andere diensten.

Natuurlijk hebben we het ook over de flatrate gehad, een all-inclusive flatrate, die binnen een bepaalde periode aangeboden kan worden, zodat je aan het eind van de maand al precies weet wat je daarvoor moet betalen. Dat is de uitdaging, zeker in vergelijking tot de bellers met een vast toestel, tot breedband, voice-over-IP en tal van andere nieuwe technologieën. Met deze regeling bieden we umts en gsm ook voor de markten van de toekomst grote kansen. Vandaar dat ik het zo leuk vond om met collega Paasilinna diepgaand van gedachten te wisselen over al deze kanten die er aan een klantvriendelijke benadering op het gebied van roaming zitten. Ik herinner mij nog goed het eerste gesprek dat we met collega Muscat hadden, waar we ons de vraag stelden of er nu een opt-in- dan wel een opt-out-regeling moest komen. Dát er een regeling moest komen, daar waren we het eigenlijk over eens. Dat was waar het om ging, dat we inzagen dat er echts iets moest gebeuren – snel, efficiënt – en dat we het vervolgens ook zo af kunnen handelen.

Met collega Mavrommatis hebben we ons lang gebogen over de zeer afgelegen regio’s. Zelf kom ik uit het Alpenland Oostenrijk, waar de kosten voor zendmasten anders zijn dan in het laagland. Op dit punt zal de Commissie de komende maanden alle mogelijkheden nauwkeurig onderzoeken. Ook voor de regulatoren is het een interessante verordening, omdat die ook de regulatoren in de lidstaten bij de roaming compleet nieuwe mogelijkheden biedt om het voortouw te nemen en er voor de consumenten het beste uit te halen wat er in zit.

Nieuw is ook de invalshoek van beter wetgeven. We hebben eindelijk voor elkaar gekregen dat een regeling na drie jaar automatisch afloopt en we verzoeken de Commissie ervoor te zorgen dat er na deze drie jaar ook daadwerkelijk concurrentie ontstaat. Ik verzoek ook de Raad en zijn vertegenwoordigers om erop aan te dringen dat bekendmaking in het Publicatieblad zo snel mogelijk plaatsvindt, omdat miljoenen consumenten in Europa uitzien naar een regeling waar zij ook van profiteren. Ik wil hier met name het Parlement nog bedanken. Onze diensten hebben uitstekend werk geleverd. Vier dagen nadat we met Coreper overeenstemming bereikt hadden, konden we al over alle vertalingen beschikken. Dat is een uitstekende prestatie en ik ben trots op onze medewerkers, die het ons mogelijk gemaakt hebben zo efficiënt te werken.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Joachim Wuermeling, fungerend voorzitter van de Raad.(DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, mijnheer Rübig, dames en heren, het doet mij in tweeërlei opzicht genoegen hier te spreken, enerzijds omdat het ernaar uitziet dat we een van de hoofddossiers van het Duitse voorzitterschap met goed gevolg kunnen afsluiten en anderzijds omdat het voor mij persoonlijk ook een genoegen is om in deze vertrouwde kring terug te keren. Ik voel me in dit Huis nog altijd erg op mijn gemak.

Het was voor Parlement en Raad bijzonder lastig om tot overeenstemming te komen. Er is stevig onderhandeld, maar het was wel een faire strijd. We bedanken de rapporteur hartelijk voor zijn constructieve opstelling in de onderhandelingen en de commissievoorzitters voor de bemiddelende rol die ze hebben gespeeld zonder het Parlement af te vallen. Verder bedanken wij de collega’s in de Raad, die het bepaald niet makkelijk hadden om in te stemmen met dit compromis. Het gevonden compromis is vanuit het perspectief van de consument noodzakelijk, is economisch te verantwoorden en een heuglijk feit voor de Europese politiek. De consument is ermee gediend omdat eigenlijk niemand voorbij kon aan de constatering van een gebrekkige marktwerking. Er was op dit terrein helemaal geen markt. De consument had ten aanzien van zijn tarief niets te kiezen en eigenlijk werd er overal in de Europese Unie misbruik gemaakt van grensoverschrijdend reizen om een hoge prijs te kunnen berekenen. Daar konden wij ons niet bij neerleggen. Nu krijgt de consument met een geweldige prijsverlaging te maken. Namens de Raad kan ik zeggen daar erg ingenomen mee te zijn.

Het compromis is ook economisch te verantwoorden. In de Europese Unie kiezen we allemaal voor de interne markt. Nu is de markt voor mobiele telefonie een zeer dynamische en op nationaal niveau functioneert die goed, zoals iedereen kan zien. Daarom vonden wij het belangrijk dat er geen eenheidstarief voor alle roamingcontracten in de Europese Unie ingevoerd zou worden, maar alleen een bovengrens, om misbruik te voorkomen. De Raad was er veel aan gelegen dat die bovengrenzen niet boven een bepaald niveau uitkwamen, om ervoor te zorgen dat zich daaronder een des te dynamischer markt kan ontwikkelen. We hopen dat de bedrijfstak, maar ook de consumenten onder dit eurotarief een behoorlijk marktmechanisme op gang brengen, dat er meer variatie in het aanbod ontstaat en dat het consumentengedrag zich daarnaar richt.

De Europese Unie heeft laten zien dat zij tot handelen in staat is. Ook het Raadssecretariaat zal alles doen wat nodig is om mogelijk te maken dat de verordening zo snel mogelijk in het Publicatieblad verschijnt. Daar staat echter wel een bepaalde tijd voor. Er moet een besluit genomen worden in het Comité van permanente vertegenwoordigers, gevolgd door een formeel besluit in de Raad. We hopen dat het ons lukt de verordening in het Publicatieblad van 29 juni te krijgen, zodat zij in het zomerseizoen nog het gewenste effect kan hebben.

Ik zou het fijn vinden als we er op de plenaire vergadering van vandaag in zouden slagen brede steun voor ons compromis te vinden. Als Raadsvoorzitter beloof ik dat ik alles op alles zal zetten om dat ook in de Raad voor elkaar te krijgen, zodat we nog voor de belangrijke Europese Top een Europa van de resultaten kunnen presenteren.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Hartelijk dank, mijnheer Wuermeling. Het doet dit Parlement genoegen dat u hier weer bent. U heeft weliswaar een andere functie, maar nog altijd dient u de belangen van Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrea Losco (ALDE), rapporteur voor advies van de Commissie economische en monetaire zaken. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, vandaag is een belangrijke dag voor de inwoners van de Europese Unie: dankzij het bereikte compromis over de ontwerpverordening betreffende roaming, zullen de beslissingen die we nemen direct van invloed zijn op ongeveer 500 miljoen Europese burgers. In de eerste plaats op toeristen, maar ook op kleine en middelgrote ondernemingen, die eindelijk kunnen profiteren van de verlaging van de nieuwe eurotarieven.

Minder dan een jaar geleden was een dergelijk compromis moeilijk voor te stellen, en ik sta er met veel genoegen achter als rapporteur van de Commissie economische en monetaire zaken, die als eerste direct in de gaten had dat het proces bespoedigd moest worden.

Vanaf het begin zijn we met verplichte beginselen gestart, een Europees tarief ter bescherming van de consument en een grotere transparantie binnen de detailhandelprijzen. Als liberaal-democraat had ik liever gezien dat de verlaging van de prijzen van producten of diensten werd bewerkstelligd door een gezonde concurrentie tussen de aanbieders op de markt, dan door een dirigistische ingreep, waarbij de prijzen rechtstreeks worden vastgelegd. Het feit blijft echter dat de normale marktwerking tot dusver nog niet heeft gefunctioneerd binnen deze specifieke sector.

Ik wil mijn volledige steun betuigen voor deze unieke maatregel, voor beperkte duur in het leven geroepen als antwoord op een unieke situatie. Ik wil ook mijn complimenten overbrengen aan mevrouw Reding voor het uitstekende werk dat zij heeft verricht en aan al degenen die dit belangrijke en tastbare resultaat in de afgelopen maanden mogelijk hebben gemaakt. Dit betekent een volgende stap op weg naar de voltooiing van de interne markt, waardoor de abnormaal hoge tarieven voor internationale roaming definitief verleden tijd zullen zijn en waardoor ook een van de laatste obstakels tussen de burgers van de Europese Unie uit de weg zal worden geruimd. De beslissing die het Parlement vandaag neemt, zal direct van invloed zijn op ongeveer 500 miljoen Europese burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  Joseph Muscat (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming. (MT) Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter. Wij dragen hier vandaag een sterke en duidelijke boodschap uit door te onderstrepen dat de Europese Unie, en met name dit Parlement, bereid is om op te treden tegen om het even welke verstoring van de marktwetten en oneerlijke behandeling van de consument. Wij weten allemaal dat de roamingtarieven verlaagd zijn, vaak met meer dan de helft. Mijn fractie en ik zijn echter van oordeel dat de tarieven nog verder gereduceerd hadden kunnen worden. Desalniettemin zijn wij bereid er het beste van te maken en een compromis aan te gaan, want als wij nog meer tijd verspillen, zullen de consumenten daar de dupe van zijn. Dit is een veelbetekenende overwinning voor de consumenten. Wij hebben hen uitgerust met de beste wapens: informatie en transparantie. Wanneer zij in een ander Europees land aankomen, zullen zij voortaan automatisch een bericht ontvangen waarin hun de kosten van het gebruik van hun mobiele telefoons worden meegedeeld. Bovendien zijn de operatoren nu verplicht om een gratis hulplijn in te richten waar hun klanten terechtkunnen voor bijstand en informatie. Daarenboven zal specifieke hulp worden verleend aan slechtzienden. Wij wensen dat deze verordening de concurrentie eerder bevordert dan afremt. Wij zijn ons ervan bewust dat sommige kleine en onafhankelijke operatoren vrezen dat zij benadeeld zullen worden. Daarom hebben wij de Commissie verzocht om de situatie van deze operatoren te onderzoeken en de nodige verslagen op te stellen. Nu zal ik het nog even hebben over hetgeen als het meest cruciale punt wordt beschouwd. Ik hoef u niet te vertellen dat ik een van degenen ben die het sterkst heeft gepleit voor toepassing van deze Europese tarieven op alle consumenten. De Raad heeft echter – mijns inziens even sterk – gepleit voor een formule waarbij de consument een aanvraag moet indienen aan zijn operator om voor het tarief in aanmerking te komen. Ik zal hier niet nader ingaan op een ander argument met betrekking waartoe dit voorstel voordeliger is voor de consument, aangezien ik van oordeel ben dat de feiten voor zich spreken. Desondanks hebben wij dit compromis aanvaard, ten eerste omdat er anders geen verordening uit de bus zou zijn gekomen en ten tweede omdat de Commissie tijdens de onderhandelingen heeft verklaard dat het een goede zaak is dat ongeveer 80 procent van de Europese consumenten automatisch gebruik kan maken van dit Europees tarief. Bovendien betaalt de overige 20 procent reeds een prijs die vergelijkbaar is met het Europees tarief. Het gaat daarbij met name om bedrijven en personen met specifieke contracten. Dit betekent dat de meest kwetsbare consumenten beschermd zullen zijn. Tot slot is het vermeldenswaardig dat commissaris Reding in haar brief uiteenzet dat de nationale regelgevende instanties samen met de Commissie toezicht zullen uitoefenen op het proces waarin zal worden bepaald welke consumenten automatisch voor het Europees tarief in aanmerking zullen komen. Dit proces is buitengewoon belangrijk aangezien wij hiermee bewijzen dat het Parlement inderdaad bij machte is om te reageren.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Manolis Mavrommatis (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie cultuur en onderwijs. - (EL) Mevrouw de commissaris, na ongeveer zes maanden werk wordt nu de ontwerpverordening betreffende roaming op publieke mobiele netwerken in de plenaire vergadering van het Europees Parlement in stemming gebracht.

Ik wil de heer Paul Rübig van harte bedanken voor zijn uitstekende werk, maar ook voor zijn goede samenwerking met de Commissie en de Raad, waardoor wij vandaag positieve resultaten kunnen bereiken, die vooral de 150 miljoen gebruikers ten goede zullen komen.

Ik moet echter eveneens commissaris Reding gelukwensen, zowel met haar besluit om dit voorstel voor een verordening betreffende roaming in te dienen, als met het stevige standpunt dat zij heeft ingenomen toen ze werd geconfronteerd met verzet van buitenaf. Zij heeft één lijn getrokken met de rapporteurs en de leden van de betrokken commissies van het Parlement. Ik wil echter ook de collega’s feliciteren die betrokken waren bij het overleg met de Raad en de Commissie.

Staat u mij toe om met name in te gaan op het vraagstuk met betrekking tot de mobieletelefoonmaatschappijen en het Europees Parlement. Er is geen sprake van een loopgravenoorlog tussen beide partijen. De burgers hebben echter het recht om hun parlementaire vertegenwoordigers om bescherming te vragen als zij worden uitgebuit en als hun belangen in het gedrang komen door de monopolistische neigingen van grote ondernemingen.

Als rapporteur voor advies van de Commissie cultuur en onderwijs heb ik harmonisch samengewerkt met de collega’s van alle fracties en geprobeerd een gemeenschappelijke lijn vast te stellen waar allen zich in konden vinden. Met haar amendementen heeft onze commissie de rapporteur de mogelijkheid geboden om het roamingsvraagstuk ook vanuit een andere invalshoek te benaderen. Daarbij gaat het namelijk niet alleen om commerciële en economische aspecten. Ook cultuur en media zijn een belangrijke factor in het dagelijks leven in onze samenleving.

Elke dag zijn er mensen onder weg: ondernemers, journalisten, mensen van de kunst en de wetenschap. Heel het jaar door zijn er gezinnen met kinderen die op reis gaan om vakantie te vieren. Zij geven geld uit. Een mobiele telefoon is voor hen nuttig en zelfs onontbeerlijk, maar mag geen onderwerp worden van uitbuiting door ondernemingen. Je kunt wel behoefte aan iets hebben, maar dat betekent nog niet dat je zwak staat.

Vandaag moeten wij in het Europees Parlement onze goedkeuring hechten aan de verordening betreffende roaming, zoals deze er nu uit ziet. De aanneming van het verslag zal een overwinning zijn van het Parlement op het gebied van de consumentenbescherming. Daarmee zetten wij een grote stap, en zullen wij de interne markt nieuwe vleugels geven.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Niebler, namens de PPE-DE-Fractie.(DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, vandaag hebben we goed nieuws voor de burgers van Europa: met je mobieltje telefoneren in Europa wordt voortaan goedkoper.

Jarenlang hebben we er als Europees Parlement op aangedrongen om helderheid te scheppen in een oerwoud van tarieven. Het was volstrekt ondoorzichtig hoe de prijzen tot stand kwamen en ze waren te hoog. Elke burger kan erover meepraten: na de vakantie controleer je de rekening en stel je vast dat die paar telefoontjes die je vanuit het buitenland gepleegd hebt, of die je in het buitenland ontvangen hebt tot een torenhoog bedrag geleid hebben. Dat is nu voorgoed verleden tijd.

Voortaan komt iedereen in aanmerking voor een lager tarief. Dat is waar ik vooral mee ingenomen ben en het is echt een groot succes voor ons Parlement. De Raadsvoorzitter heeft er al op gewezen dat we wekenlang harde onderhandelingen met de Raad gevoerd hebben en we mogen trots zijn op het resultaat dat we bij het sluiten van de markt bereikt hebben: eerst 49 cent, volgend jaar 46 cent en het jaar daarop 43 cent per minuut voor een roaminggesprek binnen Europa.

Tegen de ondernemingen en het bedrijfsleven zou ik willen zeggen dat ik geloof dat we ons er allen bewust van zijn dat marktregulering en dan met name de regulering van de consumentenprijzen een scherp zwaard is. Maar omdat de markt zich niet ontwikkelde zoals wij ons jarenlang gewenst hadden, waren we het er allemaal over eens dat een ingreep vanuit de politiek noodzakelijk was. Natuurlijk is dat wel een uitzonderlijk, uniek geval. Ik wil daarom benadrukken dat we nu niet ook in andere sectoren naar prijsregulering streven, maar dat dit een incident was, dat zich hopelijk niet weer voor hoeft te doen. Alleen al de ontwikkeling van de laatste maanden, toen er aan de verordening gewerkt werd, heeft laten zien hoeveel beweging er in deze markt kan komen. Deze ontwikkeling stelt ons in het gelijk en demonstreert dat de politiek de juiste impuls gegeven heeft.

Ik zou willen besluiten met een welgemeend woord van dank aan onze rapporteur, de heer Rübig, die vele maanden achtereen de onderhandelingen geleid heeft. Dank ook aan de collega’s in de onderhandelingsdelegatie, want het was geen sinecure om ons standpunt bij de Raad door te drijven. Dank verder aan mevrouw de commissaris, die het aandurfde om deze verordening voor te leggen en tot slot ook van mijn kant een welgemeend bedankje voor het commissiesecretariaat en de vertalers, die er in luttele dagen in slaagden de verordening in 23 talen over te zetten. Dat is fenomenaal en laat zien dat Europa goed functioneert en voortvarend aan zijn doelen werkt.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Reino Paasilinna, namens de PSE-Fractie. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de commissaris en iedereen bedanken voor hun uitstekende samenwerking. Mijn fractie steunt het compromis dat nu is bereikt en zal er straks vóór stemmen.

Deze wet heeft directe invloed op de levens van tientallen of zelfs honderden miljoenen mensen en zal hun leven vergemakkelijken. Wij hebben hier jarenlang over netwerkkosten gesproken. Het telecommunicatiepakket werd vijf jaar geleden behandeld met mevrouw Niebler, die toen immers rapporteur voor de kaderwet was. Daaraan werd toen al een paragraaf over dit onderwerp gevoegd. Nu dalen de prijzen echter enorm, wat goed nieuws is voor de consument. Wij krijgen reclame voor mobiele telefoons, maar geen informatie over de werkelijke kosten en hier moet beslist iets aan gedaan worden. Het is ongelooflijk dat sommige aanbieders het concurrentie noemen wanneer de koper geen enkele informatie krijgt over de prijzen van producten en de prijzen op kartelachtige niveaus worden gehouden. Als gevolg daarvan gebruiken slechts weinig reizigers hun mobiele telefoon in het buitenland. Dat schaadt weer het beginsel van het vrij verkeer van personen en maakt het moeilijk het doel van Lissabon te bereiken om een leidende kenniseconomie te worden.

Mobiele communicatie is een manier om het dagelijkse leven internationaler te maken. Bovendien wordt de mobiele telefoon dan meer gebruikt en ontstaan er meer zakelijke activiteiten. Dit is dus ook in het voordeel van ondernemingen. Het is noodzakelijk dat de interne markt goed werkt en dat moet ook voor mobiele communicatie gelden. De belangen van de consument zijn nu veilig gesteld en rechtvaardigheid heeft gewonnen. Ik wil de Commissie vragen hoe en wanneer zij van plan is een voorstel te doen over datacommunicatie. Natuurlijk moet dit eerst zorgvuldig overwogen worden.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Šarūnas Birutis, namens de ALDE-Fractie. (LT) Mijnheer de Voorzitter, collega’s, er wordt hier vandaag van ons verwacht dat wij stemmen over een wetgevingsdocument dat snel tastbare resultaten zal opleveren voor alle Europese consumenten en bedrijven en, laten wij eerlijk zijn, ook voor onszelf.

Het jaarlijkse volume van de markt voor internationale netwerkcommunicatie van de Europese Unie ligt rond de 8,5 miljard euro. Dit bedrag vertegenwoordigt bijna 6 procent van de totaalopbrengst van de mobiele communicatie-industrie, die ongeveer 150 miljard euro per jaar bedraagt.

De roamingtarieven zijn van toepassing op ten minste 147 miljoen Europese burgers, onder wie 110 miljoen gebruikers uit de bedrijfswereld.

Op dit moment schakelt circa 70 procent van de Europeanen die naar het buitenland gaan zijn mobiele telefoon uit omdat bellen in het buitenland peperduur is. Het probleem wordt nog bemoeilijkt door het feit dat de kleinhandelsprijzen allesbehalve transparant zijn omdat er in de sector geen concurrentie bestaat.

Als wij goedkoper kunnen bellen, zullen wij logischerwijs ook vaker en langer bellen. Dit betekent dat de inkomsten van de aanbieders van telefoniediensten niet echt zullen verminderen. Bovendien zullen de consumenten bij deze ontwikkeling gebaat zijn en zal zij de concurrentie in Europa bevorderen.

Er heeft een Eurobarometer-enquête plaatsgevonden waaruit blijkt dat de overgrote meerderheid van de 25 000 ondervraagden zich kan vinden in een verplichte vermindering van de roamingtarieven in Europa.

Desalniettemin wil ik hier opnieuw een standpunt uiteenzetten dat ik deel met tal van collega's, namelijk dat marktinterventie uit den boze is en dat deze verordening slechts een tijdelijke dwangmaatregel is om de mark te reguleren.

Ik ben van oordeel dat een maximumtermijn van drie jaar volstaat om enerzijds de prijzen te verlagen en anderzijds – hetgeen nog belangrijker is - de gesloten nationale markten samen te smelten tot een verenigde Europese markt. Dat is de uiteindelijke doelstelling van deze verordening.

Ik feliciteer de rapporteur van het Europees Parlement, Paul Rübig, de schaduwrapporteurs, de voorzitter van de Commissie industrie, onderzoek en energie, Angelika Niebler, alsmede commissaris Viviane Reding, de vertegenwoordigers van de Commissie en de Raad en alle consumenten en dienstverleners met deze uitstekend gecoördineerde formule.

Het debat over de roamingverordening was geen gemakkelijk debat. Ieder punt is grondig onderzocht en er is gediscussieerd over elk tarief en de bijbehorende toepassingsvoorwaarden. Het Parlement heeft in dit proces blijk gegeven van een ongekende rationaliteit en samenhang.

Ik reken erop dat het Parlement zich hier vandaag en bloc achter de verordening schaart, dat ook de Raad op 7 juni met een positief antwoord komt en dat de tekst spoedig in het Publicatieblad verschijnt (niet, zoals ons gezegd is, op 29 juni), zodat de verordening tijdens de aanstaande zomermaanden in werking kan treden.

 
  
MPphoto
 
 

  Romano Maria La Russa, namens de UEN-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de ontwerpverordening betreffende roamingtarieven is een onderwerp waar burgers groot belang bij hebben en daarom is het onze plicht om de grootst mogelijke bescherming te bieden zonder de behoeften van de industrie uit het oog te verliezen. We kunnen echter met voldoening vaststellen dat we hebben gezien dat alle fracties hun verantwoordelijkheid in dit opzicht hebben genomen, wat hoogstwaarschijnlijk tegen de verwachtingen van de Europese gebruikers ingaat. Deze verordening brengt Europa nog dichter bij zijn burgers.

Na lange onderhandelingen - met name met de Raad en de Commissie - om een akkoord in eerste lezing mogelijk te maken, zal de compromisoplossing die formeel gezien pas maandagavond is aangenomen, iedereen tevreden stemmen, ook al had er meer gedaan kunnen worden. Er had ongetwijfeld een akkoord over cijfers bereikt kunnen worden dat beter aan de verwachtingen van de consument had voldaan, zoals ook door de Commissie industrie is bevestigd, als de lidstaten in eerste instantie niet voor hogere tarieven gekozen hadden die gunstiger zijn voor de exploitanten. Het compromis is echter wel geldig en stelt maximumtarieven voor de retailmarkt van 49 cent voor uitgaande en 24 cent voor inkomende gesprekken; met andere woorden een verlaging van ongeveer 50 procent ten opzichte van de standaardtarieven.

Ik denk dat we een goede oplossing hebben gevonden, voor zowel de beschermingstarieven of “eurotarieven”, die automatisch drie maanden nadat de verordening van kracht is geworden, gelden voor alle gebruikers, waardoor ze vrij zijn om te kiezen voor tarieven die wellicht voordeliger voor ze zijn. Zo voorkomen we dat in de toekomst de gebruikers die in het buitenland op zakenreis of vakantie zijn, de dupe worden van oneerlijke tarieven, zoals momenteel helaas het geval is.

Het compromis laat nog wel een winstmarge over voor de exploitanten, die desalniettemin voordeel kunnen halen uit de groei van het mobieletelefoonverkeer in de toekomst. Ten behoeve van meer transparantie, beschouw ik de eisen die gelden voor exploitanten om gebruikers te informeren aan de hand van persoonlijke informatie over hun tarievenstelsels, een succes. Ik ben iets minder overtuigd van de geleidelijke verlaging in drie jaar tijd van de tarieven, ondanks dat dit bij wijze van compromis wel begrijpelijk is. Wellicht dat een meer attente markt de prijzen nog verder had verlaagd dan wat deze verordening kan bereiken in drie jaar. Het klopt echter ook dat daar waar de markt heeft gefaald, door een gebrek aan transparantie over buitensporige prijzen en een verondersteld machtsmisbruik, regulatie van zowel wholesale als retail niet alleen wenselijk, maar absoluut noodzakelijk is.

 
  
MPphoto
 
 

  David Hammerstein, namens de Verts/ALE-Fractie. – (ES) Commissaris, ik dank u voor uw moedige werk. Mijnheer Rübig, bedankt, we hebben een goed resultaat bereikt, we hebben een compromis, en we hebben een historisch precedent geschapen.

We hebben hier, in het Europees Parlement, met ongebruikelijke eensgezindheid gehandeld om een taboe te doorbreken. Het taboe om de markt op Europese schaal te regelen, op zo’n cruciaal gebied als de telecommunicatie. We hebben de Europese burgers hiermee beslist een praktisch voorbeeld gegeven van waar de Europese Unie voor dient.

Ook al doet het compromis de consument op sommige punten tekort, toch heeft het onze steun. Want het Europees Parlement heeft zich nu duidelijk uitgesproken over de schandalige beroving van de gebruikers, die schandalige tarieven betalen en zelfs niet eens geïnformeerd worden over wat ze betalen. We hebben een vuist gemaakt voor de consument. We hebben een redelijk compromis bereikt ofschoon het rechtvaardiger had kunnen zijn ten opzichte van de consument.

De meeste mensen zullen lagere prijzen gaan betalen, maar die prijzen hadden nog aanzienlijk lager kunnen zijn. De transparantie en de informatie zullen een stuk beter worden. Het had nog beter kunnen uitpakken voor de huidige klanten, maar tijdens de onderhandelingen en de trialoog hebben we een aantal van de meest positieve en ook sommige van de meest negatieve aspecten van de Europese instellingen gezien.

In dit debat stonden twee standpunten tegenover elkaar. Het Parlement van zijn kant heeft over het algemeen de belangen van zijn kiezers verdedigd, van de consumenten, terwijl de Raad vanuit zijn standpunt – dat van de lidstaten – te vuur en te zwaard de handelsbelangen van de grote operators heeft behartigd, van de nationale kampioenen, de telecommunicatie- en telefoniebedrijven.

Hoe komt het dat de afgevaardigden, die dezelfde meerderheden vertegenwoordigen als hun regeringen in de Raad, in de lidstaten, zulke andere standpunten hebben ingenomen?

Ongetwijfeld is er in de Raad behoefte aan dezelfde transparantie – dezelfde volledige openheid – die wij hier in dit Huis hebben, want daar – in de Raad – heeft de verstikkende druk van de industriële lobby’s deze kwestie zwaar belast en de kans beperkt om een nog betere overeenkomst te bereiken.

Goed, we ondersteunen deze overeenkomst als een zijnde een stap vooruit. Het is een stap vooruit die een precedent schept voor de mogelijkheid om een markt te reguleren die dit op eigen kracht niet goed heeft kunnen doen. Hier geeft het Parlement de koers aan. Het is ook zaak dat we lering trekken uit deze ervaring om onze Europese instellingen telkens wat transparanter, opener en toegankelijker te maken voor de belangen van de meerderheid van onze burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  Umberto Guidoni, namens de GUE/NGL-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het resultaat van vandaag – namelijk het compromis dat we hebben bereikt – komt neer op de erkenning dat de markt die altijd zo prat ging op zijn vermogen om de concurrentie te bevorderen door de prijzen te verlagen, hierin heeft gefaald. Het is moeilijk vol te houden dat de huidige prijzen binnen een uiteraard grensoverschrijdende sector zoals die van de mobiele telefonie, in staat moesten zijn om de tarievenstelsels te onderhouden die geen rekening hebben gehouden met de gemeenschappelijke Europese markt.

Consumentenbescherming is daarom aan de politiek toevertrouwd en de commissaris heeft er goed aan gedaan om dit vraagstuk ter sprake te brengen. Ik wil benadrukken dat het Parlement met veel enthousiasme en eensgezindheid heeft gereageerd. De aandacht van onze fractie ging tijdens dit debat echter uit naar de garantie van een eerlijke prijs voor iedereen, dat wil zeggen de keuze die normaliter met opt-out wordt aangeduid, in tegenstelling tot het standpunt van de Raad, die de door de grote telecombedrijven aangedragen argumenten, dat de tarieven alleen gelden voor klanten die erom vragen, grotendeels heeft geaccepteerd.

Het besluit dat het eurotarief voor iedereen geldt is het belangrijkste punt van het voorstel van de Commissie en betekent een stap in de richting van transparantie en bescherming van consumentenbelangen. De marges die overblijven voor de telecombedrijven zijn nog altijd te hoog, maar ik denk dat het beginsel van maximumtarieven een belangrijke precedent schept en kan bijdragen aan de verlaging van tarieven, zoals zelfs al is gebeurd. We zijn akkoord gegaan met het compromis, omdat er dringend ingegrepen moest worden in de oligopoliesituatie tussen de bedrijven ten koste van de consument.

De Commissie en het Parlement hebben een duidelijk signaal afgegeven; het is nu belangrijk dat we op transparantie tijdens de invoering door de nationale regelgevende instanties en op een evaluatie na drie jaar blijven hameren. Dit is een ideale manier om aan de burgers te laten zien dat de Europese instellingen zinnige antwoorden kunnen formuleren op vraagstukken die geen enkel lidstaat alleen op kan lossen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nigel Farage, namens de IND/DEM-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, het gebeurt niet vaak, maar op deze ochtend moet ik erkennen dat de Europese Unie goed werk levert. Ik ben hier zelfs gekomen om u te bedanken, en wel namens het internationale bedrijfsleven. U kent ze wel, de bedrijven die duizenden mensen in dienst hebben die de hele tijd door Europa reizen, de bedrijven die miljarden euro’s winst maken. Zij zullen hier het meest van profiteren. En ik wil u ook bedanken namens de superrijken in Europa - niet de mensen die twee weken op vakantie naar Benidorm gaan, maar degenen die regelmatig reizen. Ook zij zullen hiervan profiteren.

Maar vooral wil ik u persoonlijk bedanken. Ik gebruik dit ding ongelooflijk veel. Door uw voorstellen ga ik 3 000 euro per jaar besparen. Ik wil daarom een belang aanmelden. Ik zal niet stemmen over het verslag-Rübig omdat ik er persoonlijk voordeel bij heb, en ik raad andere leden van het Parlement aan om zich eveneens van stemming te onthouden. We zouden niet over voorstellen moeten stemmen waarmee we onze eigen beurs spekken.

De waarheid is dat dit gewoon een enorme publiciteitsstunt is, toch? U wilt dat de mensen van u houden. U wilt dat de mensen van de EU houden, dus u vertelt de mensen dat ze hiermee beter af zullen zijn. Eerlijk gezegd doet het aan de communistische centrale planning denken wanneer bureaucraten en politici menen te weten wat de juiste marktprijs is. Ze zitten altijd verkeerd. Dit zal leiden tot hogere kosten voor binnenlandse consumenten. Het zal leiden tot minder concurrentie en innovatie op de markt. Dit is weer een gigantische miskleun van de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Giles Chichester (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, na de zure druiven die u zojuist heeft geproefd, wil ik opmerken dat de invoering van deze maatregel voor de EU een win-winsituatie is, omdat we nu echt iets praktisch doen voor onze consumenten. Het heeft even geduurd, maar nu we dit punt hebben bereikt, hoop ik zeer dat we deze maatregelen snel kunnen invoeren en dat de aanbieders de hint zullen begrijpen en hun tarieven snel zullen bijstellen. Ik hoop dat ze zullen inzien dat ze door het verlagen van de tarieven meer omzet zullen genereren - zelfs van mijn collega daar.

We doen iets aan een geval van marktfalen. Een specifiek geval van marktfalen, dat hopelijk van korte duur zal zijn, en het is veelzeggend dat we de uitdovende clausule hebben om te laten zien dat we verwachten dat deze situatie zal worden rechtgezet en dat er in dit deel van de markt ook concurrentie komt. We zijn het aan onschuldige toeristen en consumenten verplicht om ze die vervelende schok te besparen die ze krijgen wanneer ze van vakantie thuiskomen - of als ze voor hun werk op reis zijn geweest - en erachter komen dat ze moeten betalen voor het ontvangen van een telefoontje en enorme rekeningen krijgen. We zijn het aan hen verplicht om dit te regelen. We kunnen hopen op ongeveer 60 procent verlaging van het gemiddelde roamingtarief, en dat is belangrijke winst voor onze consumenten.

Het doet me veel genoegen dat mijn amendement, waarin de eis wordt gesteld dat aanbieders informatie moeten verstrekken - het “icoonamendement” - in de tekst is opgenomen. Daar ben ik dankbaar voor. En ik wil mijn waardering uitspreken voor de brede consensus die tussen de fracties is bereikt, samen met de Commissie, de Raad, consumentenorganisaties en de regelgevende autoriteiten, om deze maatregelen te steunen.

Tot slot wil ik mijn collega’s mijn favoriete ringtone aanbevelen. Luister alstublieft goed. Dit heet de stiltestand.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Goebbels (PSE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, de 200 miljoen Europeanen die gebruik maken van hun recht op vrij verkeer binnen de Unie krijgen veel te hoge tarieven aangerekend en daar moeten we paal en perk aan stellen. De reële kosten voor de operatoren bedragen tussen de 6 en 15 eurocent per minuut, en dat betekent dat het in de verordening vastgelegde tarief voor één minuut actieve roaming opgeteld bij dat voor één minuut passieve roaming de operatoren meer dan voldoende marge biedt.

Degenen die verkondigen dat de vrije markt alleenzaligmakend is, moeten hun theorieën nu toch eens herzien in het licht van de harde realiteit van de telefoniemarkt. De liberalisering van deze sector heeft een steuntje in de rug gekregen van een technologische revolutie die een diversificatie van het aanbod mogelijk heeft gemaakt. De burgers maken uiterst geestdriftig gebruik van mobiele telefoons, sms-berichten, enzovoorts, maar dat heeft niet geleid tot werkelijk aantrekkelijke prijzen. Schaaleconomieën, verhoogde productiviteit, en een tot een enorme omvang aangegroeide communicatiemarkt hebben geen verlaging van de tarieven tot gevolg gehad. Vodafone, Télécom en andere operators in de Telefónica-groep zijn bereid de interne markt trouw te zweren, maar alleen als ze – om redenen die met tarieven te maken hebben – de binnengrenzen kunnen handhaven.

De politiek moet op de – doorgaans heilige – markt ingrijpen. Het zal de eerste keer zijn dat dit in de Unie gebeurt, en dat is een welkom precedent. De Commissie heeft steeds verzet aangetekend tegen de prijzen, maar het roamingdossier toont toch duidelijk aan dat de markt af en toe behoefte heeft aan de zichtbare hand van de overheid, zeker als het gaat om een markt waar het zo grondig mis is gegaan als dat met de telecommunicatie het geval is geweest.

 
  
MPphoto
 
 

  Toine Manders (ALDE). – Voorzitter, het is bijzonder dat hier beneden twee voormalige collega's zitten, de heer Wuermeling en mevrouw Reding, welkom ook, en bedankt voor de totstandkoming van dit voorstel, dat wellicht een goede zaak voor de Europese consument zal zijn.

Het is wel bijzonder: als liberaal ben ik erg tegen het ingrijpen in consumententarieven, zeker in de vrije markt, waar de Commissie en het Parlement ook zeggen: concurrentie, onder voorwaarden, leidt tot een betere prijs en meer innovatie. Het is heel bijzonder dat ik nu vóór ga stemmen om in de consumentenprijs in te grijpen.

Waarom, Voorzitter? Omdat de commissaris - en ik hoop dat zulks in de Commissie industrie tot uiting is gekomen - nadrukkelijk heeft gezegd dat er na drie jaar een Europese markt zal zijn en niet 27 bij elkaar geharkte markten binnen nationale grenzen. Want daar zit met name de fout, wat mij betreft. Daar zit ook het misbruik bij de telefoonaanbieders.

Het is boeiend om te weten dat de meeste consumenten die hoge roamingtarieven betalen en die deze niet bij hun baas of via andere regelingen vergoed krijgen, vakantiegangers zijn. Die bellen van skilift naar skilift of van strandstoel naar strandstoel en dan zitten ze wel in Spanje op een strandstoel vijf meter van hun vriend of vriendin, maar het gesprek gaat eerst naar het thuisland en weer terug.

Daar moeten we van af. Ik denk dat het goed is dat wij een prikkel geven aan de industrie en dat wij over drie jaar een echt functionerende interne markt voor mobiel bellen hebben en van roaming verlost zijn. En dat ik als consument kan kiezen waar ik mijn contract sluit.

Dan is er nog iets dat ik graag even wil melden: ik was verrast dat het tarief exclusief btw is. Iedereen praat over maximum 49 eurocent. Dat is exclusief btw, dus de consument krijgt toch nog een beetje een worst voorgehangen. Dat betekent namelijk dat er toch een 20 procent bovenop komt.

Daarnaast hoop ik dat er bij de basiscontracten, dus niet het bellen per minuut, maar de basiscontracten, waarvoor we niet expliciet iets hebben geregeld, geen misbruik komt, want dan moeten we opnieuw ingrijpen. Ik hoop dat het systeem werkt, commissaris en meneer Wuermeling, en dat we ervoor zorgen dat de consument tevreden is over Europa, maar vooral dat de interne markt gaat functioneren.

 
  
MPphoto
 
 

  Adam Bielan (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ook ik sluit me aan bij de felicitaties en dankwoorden aan het adres van de heer Rübig voor zijn verslag. Ongetwijfeld is deze dag van uitzonderlijk belang voor het Europees Parlement en voor honderden miljoenen Europese burgers. We hebben namelijk de kans onze kiezers te bewijzen dat het Parlement zich bezighoudt met voor hen belangrijke zaken en daarom een instelling van vitaal belang is.

De exorbitant hoge roamingprijzen die internationale exploitanten van mobiele netwerken de consument hebben opgedrongen, vormen ongetwijfeld al jaren een bron van ergernis voor Europeanen. De telecombedrijven hebben niet om de prijs geconcurreerd zoals het geval zou moeten zijn op een gezonde markt. Volgens veel experts hebben zij met elkaar onder één hoedje gespeeld om de beltarieven hoog te houden. Jarenlang zijn toeristen en kleine en middelgrote ondernemingen daarvan het slachtoffer geworden. Vandaag kunnen we korte metten maken met deze onrechtvaardige uitbuiting. Hoewel dit klinkt als een socialistische slogan, is het een waarheid als een koe, wat bewezen wordt door de redevoeringen van mijn collega’s uit de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa fractie in dit Huis.

Deze verordening, net als vele andere die wij in het leven roepen, zou overbodig zijn als er sprake was geweest van gezonde en transparante concurrentie. Het is onze taak om op te komen voor de rechten van de burgers van de Europese Unie die momenteel worden geschonden door een complot dat funest is voor de marktwerking. Dankzij de vastberadenheid van het Parlement, ook van mijn fractie, is het gelukt onze partners in de Raad en de Commissie te bewijzen dat wij er geen genoegen mee nemen wanneer de regelgeving wordt afgezwakt en de belangen van de consument voortdurend worden genegeerd.

Deze zomervakantie al kunnen Europese burgers die in het buitenland verblijven, aanzienlijk goedkoper bellen met hun familie of werkgever. De tarieven worden drastisch verlaagd tot maximaal 49 eurocent per minuut voor uitgaande gesprekken en tot 24 eurocent voor binnenkomende gesprekken. De komende jaren zullen de gesprekskosten nog lager worden. Ik sluit me aan bij de meningen die hier al een paar keer eerder zijn verkondigd en hoop dat deze prijzen sneller omlaag zullen gaan dan in het compromisvoorstel wordt aangegeven.

 
  
MPphoto
 
 

  Gisela Kallenbach (Verts/ALE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik geef toe dat dit goed nieuws is voor vakantiegangers, zakenreizigers, voor leden van het Europees Parlement en alle andere mensen die veel in Europa onderweg zijn. Er komt een eind aan de prijsopdrijving in de mobiele telefonie en de veelgeroemde concurrentie zal echt in het belang van de consument gaan werken. Het is een goed signaal dat Europa bereid is om gemeenschappelijke regelingen door te zetten die indruisen tegen de belangen van monopolisten.

Helaas zit er wel een druppel alsem in deze vreugdebeker, want de voorstellen van het Parlement zijn omwille van het eigenbelang van bepaalde aanbieders en hun monopolieposities in een aantal lidstaten afgezwakt. Het uiteindelijke compromis ligt bij de eindprijs voor de consument ook duidelijk boven het voorstel van de Commissie, die je doorgaans toch niet van vijandigheid jegens het bedrijfsleven kunt betichten. Dat is geen goed signaal voor het Europese Gemeenschapsrecht, wel een belangrijke en juiste eerste stap in de richting van de consument. Daarom bedank ook ik iedereen die daaraan bijgedragen en ervoor gezorgd heeft dat er in de mobiele telefonie voortaan meer transparantie en meer keus voor de consumenten komt.

 
  
MPphoto
 
 

  Miloslav Ransdorf (GUE/NGL).(CS) Ik zal aan de hand van vijf opmerkingen uitleggen waarom ik dit zwaar bevochten compromis steun. Ten eerste is het zo dat die critici die aanvoeren dat dit geen marktconforme oplossing is, vergeten dat het kernprobleem nu juist ontstaat doordat de markt zelf niet marktconform is. In een dergelijk geval dient de markt gecorrigeerd te worden, zoals hier is gebeurd. Zoals de commissaris heel duidelijk zei, zijn er al eerder pogingen ondernomen de zaak recht te zetten. Ten tweede wil ik hier opmerken dat dit gebied nu eindelijk in overeenstemming is met de principes waarop onze Europese Unie is gegrondvest.

Ten derde is het heel belangrijk dat er, in ieder geval in zekere mate, gelijke toegang tot informatie bestaat op de markt. Zoals Joseph Stiglitz, Nobelprijswinnaar voor economie, aantoonde, is in eniger mate gelijke toegang tot informatie een van de voorwaarden voor een soepel functionerende markt. Ten vierde wordt weliswaar de gelijke toegang tot informatie beduidend verbeterd maar dit gaat niet ten koste van de keuzevrijheid. Wij vinden dit zo belangrijk omdat op deze manier de concurrentie wordt gevrijwaard.

Ten vijfde en ten laatste is dit geen spel met neutrale uitkomst, zoals sommige menen, maar juist een win-win situatie, zoals collega Chichester net aangaf. En verder stel ik met genoegen vast dat wij in collega Farage een specialist hebben wat het functioneren van de vroegere communistische plancomités betreft. Het is goed te weten dat ook het Parlement zich buigt over geschiedkundige kwesties.

 
  
MPphoto
 
 

  Gunnar Hökmark (PPE-DE). – (SV) De laatste vijftien jaar hebben we in Europa een radicale daling van prijzen voor mobiele telefonie meegemaakt. Er zijn weinig gebieden waar de prijzen zo sterk gedaald zijn als juist op dit gebied. Het ging vooral om binnenlandse gesprekken, maar ook om internationale gesprekken, en het is goed om dat op een dag als deze te bedenken. Het probleem was echter dat wij, zoals de commissaris al aangaf, 27 verschillende markten hebben in plaats van één markt. Daarom feliciteer ik de commissaris en de rapporteur, de heer Rübig, met het feit dat we vandaag een besluit nemen dat neerkomt op meer transparantie, en met het feit dat er regels komen voor de concurrentie tussen mobiele operatoren en verkopers. Dat maakt een einde aan het cruciale probleem dat tot veel te hoge roamingtarieven heeft geleid. Hierdoor worden betere concurrentievoorwaarden geschapen.

Ik vind dat we hier hadden moeten stoppen en daarom betreur ik het dat er nu ook een voorstel ligt inzake regulering van prijzen op het niveau van de consument. Alle ervaringen wijzen uit dat men het gewenste effect niet bereikt door prijsregulering. Het gevaar dreigt dat we de prijsontwikkeling op slot zetten rondom het gereguleerde niveau. Het gevaar dreigt dat we minder druk zetten achter concurrentie tussen verschillende operatoren om de prijzen voor binnenlandse gesprekken en roaminggesprekken te verminderen. Het gevaar dreigt dat we niet langer met zulke snelle prijsdalingen te maken hebben als voorheen. Zonder te overdrijven wil ik erop wijzen dat het beter was geweest als we hadden volstaan met regels op het punt waar we een probleem hebben, namelijk verschillen in prijs bij verkopers en bij operatoren. Ik zeg dit omdat het niet de taak van de Europese Unie is – en ook niet moet zijn – om prijzen op consumentenniveau te reguleren. De EU moet datgene doen waar de commissaris eerder vandaag op heeft gewezen, namelijk ervoor zorgen dat we van 27 verschillende markten één markt maken. Daar zit de dynamiek in en dat is hetgene waarop we ons moeten richten. We moeten geen consumentenprijzen reguleren, maar we moeten zorgen voor regels waarmee we een veelzijdige en goede concurrentie tussen operatoren bereiken.

 
  
  

VOORZITTER: LUIGI COCILOVO
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Hannes Swoboda (PSE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik mevrouw de commissaris bedanken voor haar initiatief en de heer Rübig en de andere rapporteurs voor hun fantastische werk. Ja, er is een tekort aan marktwerking, dat gebeurt soms, al willen sommigen dat loochenen, maar in dit geval was het van het grootste belang dat we ingrepen en maximumprijzen vaststelden.

In onze overwegingen staat de consument centraal, al betekent dat helemaal niet dat we het bedrijfsleven schade toe zouden willen brengen. In tegendeel – we roepen de ondernemingen in de sector op om zoveel mogelijk te doen om nieuwe klanten te winnen en door nieuwe, goede en voordelige pakketten terug te verdienen wat hier en daar aan inkomsten gederfd zou kunnen worden. Voorop staat dat deze regeling met een kleine vertraging ook daadwerkelijk aan de consument ten goede komt en niet een soort onnozelenbelasting is, die ten koste gaat van hen die niet zo goed geïnformeerd zijn.

Mevrouw de commissaris, ik zou u dringend willen verzoeken om alles in het werk te stellen om deze regeling bekendheid bij de consument te geven en zo duidelijk te maken wat de Commissie en het Parlement voor de Europeanen doen. Veel meer dan menige abstracte discussie over de Europese Grondwet is dat namelijk wat er toe kan bijdragen om de Europeanen te overtuigen van de noodzaak van de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Lena Ek (ALDE). – (SV) Het is een grondbeginsel dat het niet de taak van de EU is om overal op de markt de prijzen te reguleren. Daarentegen geeft het basisverdrag ons de mogelijkheid en de verantwoordelijkheid om de consumenten te beschermen, ervoor te zorgen dat de markt functioneert en dat we een eerlijke en open concurrentie hebben. In dit geval hebben we jarenlang zeer duidelijke signalen gekregen – van wanhopige ouders van in het buitenland studerende kinderen, van oudere mensen die de kleine lettertjes in hun telefooncontracten niet hebben gelezen en ook van delen van de branche zelf – dat de onderhavige markt niet functioneert en noch transparant noch eerlijk is.

Daarom hebben we aan de roamingkwestie gewerkt sinds we drie jaar geleden tot lid van het Europees Parlement werden verkozen. Reeds bij onze eerste discussie met commissaris Reding is het probleem aan de orde gesteld. Drie jaar lang hebben wij – de commissaris, de Raad en het Parlement – samen geprobeerd om er via prijsvergelijkingen en open richtprijzen voor te zorgen dat de markt vrijwillig de bestaande fouten zou herstellen. Dat is niet gebeurd. Nog steeds is er sprake van grote concurrentievervalsing. Dit wetgevingsvoorstel komt dan ook niet als een verrassing. Ik juich het toe, omdat het onze taak is om ervoor te zorgen dat er een goed functionerende concurrentie op de interne markt is. Het is onze taak om strategische en systematische besluiten te nemen die de weg bereiden voor een open marktfunctie, en ik hoop dat de branche er in deze drie jaren voor zorgt om zijn zakelijke methoden te veranderen en om de prijssituatie voor zijn klanten zodanig uiteen te zetten en te verklaren, dat deze wetgeving voor een periode van drie jaar een eenmalig verschijnsel is en dat we dit soort ingrijpen daarna aan de markt kunnen overlaten.

Ik wil mijn dank uitspreken voor de genoten samenwerking tussen de fracties en met de Commissie en voor het werk dat geleid heeft tot wetgeving die ik over het algemeen zinnig vind.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberts Zīle (UEN). – (LV) Allereerst wil ik mijn dank uitspreken aan de commissaris, de rapporteur en de Raad voor het compromis dat zij hebben bereikt over een kwestie die voor de Europeanen van wezenlijk belang is. Vanuit het standpunt van de economische theorie kan interventie in om het even welk marktsegment door invoering van een maximumretailprijs ongetwijfeld worden aangemerkt als een ongepaste regulering van de economie van de markt. Gezien de vergeefse pogingen van de Europese Commissie om de roamingmarkt op andere manieren te beïnvloeden moet deze aanpak beschouwd worden als het laatste redmiddel dat de wetgever tot zijn beschikking heeft. Bovendien zal de regelgeving slechts gedurende een beperkte periode van kracht zijn. In essentie heeft deze verordening echter ook een politieke betekenis. Zij bewijst immers dat de Europese interne markt werkelijk een markt op Europees niveau is en niet slechts de som van de markten van de individuele lidstaten. Het feit dat men de indruk heeft dat op de nationale markt perfecte concurrentie heerst, betekent nog niet dat dit ook op Europees niveau zo is. De markten van de lidstaten worden op tal van terreinen beschermd tegen het ontstaan van één echte Europese interne markt. Laat ik een paar van die terreinen noemen: vervoer, dienstverlening, verkeer van arbeidskrachten, enzovoorts. Dat wil uiteraard niet zeggen dat de wetgever in de Europese Unie voortdurend dergelijke administratieve maatregelen moet nemen om de markt te beïnvloeden en de prijzen te reguleren. Zodra blijkt dat de maximumprijzen niet langer nodig zijn - zelfs als de termijn van drie jaar nog niet ten einde is - kunnen wij, althans in de sector van de mobiele communicatie, een echte interne markt op Europees niveau tot stand brengen. Hartelijk dank.

 
  
MPphoto
 
 

  Claude Turmes (Verts/ALE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, we hebben een algemeen probleem op de interne markt, omdat openstelling van een markt vaak gepaard gaat met de vorming van een oligopolie. We hebben nu iets in elkaar getimmerd dat op korte termijn resultaat oplevert, maar dat neemt niet weg dat het concurrentieprincipe een betere juridische grondslag moet krijgen.

Ik ga ervan uit dat de geldklopperij door de grote telefoonmaatschappijen nog wel door zal gaan. Hun slachtoffers zullen niet langer de toeristen en de voortdurend reizende zakenlieden zijn, maar eerder de zwakste marktpartijen. Heel vaak zijn dat jongeren en kinderen. Als je ziet hoe agressief er reclame voor beltonen gemaakt wordt en wat voor grote problemen zich voordoen met de content die op gsm’s aangeboden wordt, zoals gewelddadige en pornografische filmpjes, dan lijkt mij de volgende opgave voor de Commissie te zijn dat zij moed toont en vaart zet achter preventieve wetgevende maatregelen op basis van het overleg dat op dit terrein plaatsvindt en dat op 7 juni afloopt, zodat we ook op dit probleem, het gsm-gebruik onder kinderen en jongeren, meer vat krijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vittorio Agnoletto (GUE/NGL). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de roamingkosten zakken, maar Europa mengt zich pas laat in dit vraagstuk en het zijn de consumenten die hier de consequenties van dragen. Jarenlang heeft de Europese Commissie geen maatregelen genomen om haar burgers te beschermen en heeft zij de telefoonbedrijven zelf vrijgelaten om onderling tot overeenstemming te komen, waardoor er kartelvorming is ontstaan die voor de consumenten op pure geldverspilling neerkomt.

Onafhankelijke onderzoeken, zoals het onderzoek door de Association of European Consumers, wijzen uit dat mobieletelefoonoperatoren hun klanten jaarlijks 3,52 miljard euro teveel in rekening brengen. De werkelijke kosten van een minuut bellen op een buitenlands netwerk liggen grofweg tussen de 10 en 14 cent; operatoren verkopen het door voor gemiddeld 1,06 euro, wat betekent dat het verschil tussen de prijzen en de kosten meer dan 600 procent is.

Met het oog op deze hoge marges, hadden we een serieuzer voorstel naar de consumenten toe verwacht in plaats van wat er nu door dit Parlement is aangedragen: een verlaging tot 49 cent, wat inhoudt dat we zwichten voor de eisen van de Raad en de telefoonoperatoren. Ja, dit voorstel is noodzakelijk en betekent een kleine stap vooruit, maar een verlaging van de prijzen biedt niet voldoende bescherming voor de consument of compensatie voor de geleden uitbuiting, maar straft hen daarentegen nog meer.

 
  
MPphoto
 
 

  Pilar del Castillo Vera (PPE-DE).(ES) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik de commissaris bedanken voor de moed die zij betoond heeft om een probleem waardoor de consument getroffen wordt, aan te pakken. Ik heb vastgesteld dat de commissaris zich bijzonder veel gelegen laat liggen aan de consument en dat zij bovendien een weg is ingeslagen die altijd onder vuur heeft gelegen, namelijk die van het rechtstreeks ingrijpen in de prijzen die voor de markt worden vastgesteld. Zij heeft besloten die uitdaging aan te gaan, en we zullen zien hoe dit uitpakt.

Voordat ik mijn standpunt geef, wil ik in het kort de rapporteur bedanken, die uitstekend werk heeft geleverd, en ook de Raad, die erin geslaagd is om het onderhavige document op doeltreffende wijze, in betrekkelijk korte tijd, gereed te hebben zodat het in het Parlement in stemming kan worden gebracht.

Het probleem dat zich hier voordoet, is in grote lijnen het volgende: uit de geschiedenis blijkt dat ingrijpen in de marktprijzen bijna nooit de gewenste resultaten oplevert en dat het weer andere, bijkomende problemen genereert: of wel dat de prijzen niet dalen, dan wel dat de kosten die men tracht te beperken of de kosten van wat in die sector niet meer verdiend wordt, naar andere sectoren op dat gebied worden overgeheveld.

Zo bestaat er nu al enige ongerustheid over de vraag tot welk punt de kosten zullen worden overgeheveld naar de kosten van nationale gesprekken, dat wil zeggen in welke mate de bedrijven de prijzen van nationale gesprekken zullen gaan verhogen voor de consument.

Commissaris – en ik wil ook de Raad hierop wijzen - ik denk dat de follow-up van dit proces van het grootste belang is, niet alleen wat betreft het verlagen van de kosten van internationale gesprekken, maar ook wat betreft de ontwikkelingen van de kosten op de nationale markten. Dat zal ons werkelijk inzicht verschaffen in de dimensie en de uiteindelijke gevolgen van deze verordening en van de besluiten die we nu nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Andres Tarand (PSE). - (ET) De verordening van vandaag is een goed voorbeeld van de positieve dingen die de Europese Unie haar burgers biedt. Het verlagen van de rekeningen van mobiele telefoons is een merkbare en positieve verandering. Het is vreemd dat de Europese Unie, die als interne markt begon, zeven jaar moet strijden voor een interne markt in één sector. Van belang is echter het succesvolle resultaat waar de heer Rübig ons naartoe heeft geleid.

Hoewel het prijsniveau dat in onderhandelingen met de lidstaten is bereikt niet helemaal is waar ik op had gehoopt, is een compromis beter dan een voortzetting van de status-quo. 49 eurocent per uitgaand telefoongesprek is zes keer beter dan drie euro. Het is belangrijk dat een maximaal aantal consumenten eerder van de nieuwe prijzen kan profiteren dan bijvoorbeeld pas over drie maanden, in september, wanneer de zomervakanties al voorbij zijn.

Aangezien het in het belang van maatschappijen voor mobiele telefoons is om de consumenten gedurende de hele overgangsperiode van drie maanden de oude roamingprijzen te laten betalen, moeten wij waarborgen dat de nieuwe mogelijkheden die de regelgeving creëert snel de consumenten van deze dienst bereikt. Zowel wij als de consumentenorganisaties hebben nog veel werk te doen om het publiek te informeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Alvaro (ALDE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, goed bedoeld is nog lang niet goed gedaan, zo zeggen we in het Duits. En deze verordening wekt inderdaad de verdenking eerder een uitwas van populistisch effectbejag te zijn dan een teken van politiek verstand. Natuurlijk zijn de roamingtarieven te hoog, natuurlijk is er sprake van gebrekkige marktwerking. De vraag is alleen hoe we dat gebrek verhelpen. Lukt dat met prijsvormings- en prijsreguleringsmechanismen, waar hier voor gekozen is, of is het misschien zinvoller om bij de toekomstige beraadslagingen over het telecompakket de nodige wijzigingen aan te brengen in de markttoegangsrichtlijn, zodat aanbieders overal in Europa de mogelijkheid krijgen in alle andere landen hun diensten aan te bieden, waarna er concurrentie ontstaat die druk uitoefent op de prijzen, die dan ook gaan dalen?

De liberalisering van de telecommunicatiemarkt op nationaal niveau heeft laten zien dat dit werkt. Dat moet toch ook op Europees niveau lukken? Als je hoofdpijn hebt, snijdt de dokter ook niet meteen je hoofd eraf, maar geeft je misschien een aspirientje. We zouden eerst dit soort maatregelen moeten overdenken, voordat we het kind met het badwater weggooien. Ik betreur dit terugvallen op prijsreguleringsmechanismen, waar de EU al twintig jaar geleden vanaf is gestapt.

 
  
MPphoto
 
 

  Alyn Smith (Verts/ALE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal de uitdrukking “een Europa van resultaten”, die de commissaris heeft gebezigd, gebruiken om mijn toespraak mee te beginnen. Ik denk dat we allemaal, en met name onze rapporteur, trots kunnen zijn op dit voorbeeld van een EU die werkt. Roaming kan duidelijk het best op het niveau van de EU worden geregeld, omdat wij een plicht hebben om actie te ondernemen. Het gaat hier om een duidelijk geval van marktfalen. En dat kost onze burgers duidelijk geld. We moesten wel iets doen.

Het pakket dat vandaag voor ons ligt, is een proportioneel antwoord en mijn fractie steunt het. Transparantie, het recht op informatie en een beschermend tarief, waarbij we verlagingen van tot wel 70 procent zullen zien, zullen wettelijk worden vastgelegd en hiermee zullen heel veel burgers - honderden miljoenen - worden beschermd. Een cruciaal punt is dat de duur van de verordening beperkt is tot drie jaar om specifiek het marktfalen aan te pakken, waarna we het onderwerp opnieuw tegen het licht zullen houden.

In een tijd dat we te veel institutioneel geneuzel over kleinigheden horen, zal ik er geen enkele moeite mee hebben om dit Europa van resultaten aan mijn kiezers in Schotland voor te leggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ivo Belet (PPE-DE). – Voorzitter, mevrouw Reding, collega Rübig, mijn hartelijke gelukwensen voor uw doorzettingsvermogen en uw hardnekkigheid in dit dossier.

Met deze verordening, beste collega's, bewijzen we eindelijk nog eens dat de Europese Unie goed is voor de mensen. Want zowat iedereen heeft tegenwoordig zo'n toestelletje en zal dus de positieve impact van deze maatregel kunnen genieten.

Mevrouw de commissaris, een heel kleine anekdote. Mijn poetsvrouw heeft me de voorbije jaren één keer over Europa aangesproken en dat was over de gsm-tarieven, met name over de onverantwoord hoge factuur die ze kreeg nadat ze op vakantie in Spanje naar huis in België had gebeld.

Ik denk dat we met deze verordening de juiste beslissing nemen. In Europa in het buitenland bellen met een gsm is vandaag nauwelijks een optie. Het kost handenvol geld en dat is uiteraard een ernstige belemmering voor de interne markt. Het is een prima zaak dat daaraan een einde komt. Prima voor de zakenlui en prima voor de toeristen, voor de studenten en voor ons allemaal.

Het is ook zeer goed dat de gsm-gebruikers de lagere tarieven automatisch kunnen genieten. Ook dat is een overwinning voor de consument en voor Europa. Ik ben ervan overtuigd, mevrouw de commissaris, dat de gsm-operatoren een groot deel van de gederfde inkomsten zullen kunnen terugwinnen, gewoonweg omdat er veel meer gebeld zal worden.

Mevrouw de commissaris, beste collega's, de nieuwe gsm-tarieven zijn scherpe tarieven. Ze liggen zeer dicht bij de tarieven die het Parlement naar voren had geschoven. De prijs van een gsm-gesprek in het buitenland zal met gemiddeld 60 procent dalen en dat is zeer ingrijpend. De Commissie en het Parlement hebben stand gehouden en tegen alle druk en lobbying in de kant van de consument gekozen. Als het goed is, mag het ook gezegd worden, denk ik.

 
  
MPphoto
 
 

  Evelyne Gebhardt (PSE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, de consument komt vandaag overduidelijk als winnaar uit de strijd en dat is goed nieuws voor de burgers. Daar ben ik heel trots op, ook al hadden wij als sociaaldemocraten eigenlijk nog meer gewild. Hier is iets positiefs tot stand gekomen.

We hebben ons bij deze wettelijke regeling heel bewust tot de telefoongesprekken beperkt. We zijn niet gekomen met wetgeving over sms, mms en andere vormen van data-overdracht, maar we roepen het bedrijfsleven wel op om een voorbeeld te nemen aan hetgeen hier tot stand gekomen is. We zullen nauwkeurig volgen wat er de komende jaren op deze andere terreinen gebeurt. Als men geen lering trekt uit de wettelijke regeling die we nu opgesteld hebben, zien wij ons gedwongen ook op deze terreinen wetgevend actief te worden en ook daarin zullen we de Europese Commissie weer van ganser harte steunen. Dat is een waarschuwing die het bedrijfsleven ter harte zou moeten nemen. We willen niet koste wat het kost als wetgever optreden, maar als het nodig is, zullen we het doen en wel met de volle strengheid van de wet.

 
  
MPphoto
 
 

  Anneli Jäätteenmäki (ALDE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dit is een tijdelijke, maar noodzakelijke maatregel. Hier is geen sprake van een echte markteconomie. De markteconomie functioneerde niet en de aanbieders van telecommunicatie hanteerden kartelachtige prijzen. Er ontbreekt echter duidelijk iets in het voorstel, dat verder aanvaardbaar is. Het heeft namelijk geen betrekking op sms’jes of multimediadiensten. Die kunnen dus nog steeds in rekening worden gebracht zoals de aanbieders zelf willen. Hopelijk zullen zij hun verminderde winst niet gaan compenseren door de kosten van sms’jes te verhogen. Wij kunnen niet spreken van een goed functionerende interne markt in telecommunicatie zolang grensoverschrijdende telefoontjes duidelijk te duur zijn.

Dit debat over de kosten is belangrijk, maar het is nog belangrijker te waarborgen dat alle consumenten zonder problemen van redelijke prijzen kunnen profiteren: het moet niet aan de individuele consument worden overgelaten of de wet wordt gerespecteerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Herbert Reul (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik bedank iedereen hartelijk die aan dit project gewerkt heeft. Het resultaat is beter dan wat er aan het begin van de het overleg lag.

Er zijn dan ook een aantal pluspunten: ten eerste dat de lasten voor de consument worden verlicht, ten tweede dat de EU bewezen heeft te kunnen handelen, ten derde dat er in dit Huis een verordening ter tafel komt die een beperkte geldigheidsduur heeft en na drie jaar afloopt – en ik hoop dat er dan inderdaad een eind aan komt – en ten vierde dat we een bijdrage leveren aan een steeds grotere transparantie. Dat is een belangrijke voorwaarde voor het ontstaan van concurrentie, zodat de consument kan beslissen welk tarief hij kiest en bij welke aanbieder.

Er is echter ook een groot probleem en dat moeten we, zo vind ik, ook bij de naam noemen. We grijpen in als politieke instantie en bepalen desondanks prijzen. We bepalen consumentenprijzen. Dat is helemaal niet de taak van de politiek. Het is niet onze taak om prijzen vast te leggen. In andere politieke en economische stelsels streeft men daar misschien wel naar, maar in mijn opvatting is dat niet de taak van de Europese beleidsmakers.

Het kan ook zijn dat we de gevolgen van zo’n ingreep in de prijsvorming niet goed doordacht hebben, want hoogstwaarschijnlijk moeten we hiervoor ergens anders weer iets inleveren. En als wij maar blijven zeuren over de situatie en steeds opnieuw ingrijpen, ontstaat er niet wat ons voor ogen staat, maar zal deze affaire achteraf een Pyrrusoverwinning geweest blijken te zijn.

Willekeurige prijzen! Zijn de prijzen die we nu vastgesteld hebben dan echt de juiste prijzen? Eigenlijk zijn ze langs de weg van onderhandelingen tot stand gekomen. Wie eerlijk is, moet toegeven dat aan het einde van die weg een resultaat staat dat in zekere zin toevallig is. Het goede daaraan is dat de Raad ervoor gezorgd heeft dat het in alle gevallen om maximumprijzen gaat. Dat is een goede benadering! Als we dan al in de richting van prijsregulering gaan, zouden we met maximumprijzen moeten beginnen, wat de mogelijkheid van een regulering in elk geval theoretisch nog open laat. Dat er onder deze grens een stuk concurrentie ontstaat, valt niet uit te sluiten.

Hebben we hier nu met iets eenmaligs of met een precedent te maken? Dat is de kernvraag. Ik vrees dat het een precedent is. Een collega heeft het zojuist in alle openheid gezegd: eindelijk is een taboe doorbroken – we hebben ingegrepen in de markt. Dat is nu precies wat niet zou mogen gebeuren, precies wat ik betreur en afkeur!

 
  
MPphoto
 
 

  Arlene McCarthy (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, als voorzitter van de Commissie interne markt en consumentenbescherming heb ik één minuut spreektijd, en als ik hier één minuut een mobiel telefoongesprek zou voeren, als een gewone consument, zou ik nog steeds buitensporig hoge kosten maken voor dat gesprek.

Natuurlijk zal deze wet dat allemaal veranderen. Consumenten zullen hun kosten zien halveren. Ze zullen automatisch informatie krijgen over de kosten van uitgaande en binnenkomende gesprekken en ze zullen profiteren van een automatisch eurotarief. De Commissie interne markt en consumentenbescherming heeft deze kwestie voor het eerst aangekaart in 2005, toen we tijdens een hoorzitting reageerden op klachten van consumenten over te hoge tarieven, en nu in 2007 heeft dit Parlement laten zien dat het resultaten voor de consumenten kan bereiken.

Daarom is dit goed nieuws, en we willen dit zo snel mogelijk in werking laten treden. We willen dat de consumenten hier blijvend van zullen kunnen profiteren, ook na de drie jaar die de wet van kracht zal zijn, maar consumenten moeten zich ervan bewust zijn dat de kosten van het gebruik van mobiele telefoons voor het krijgen van toegang tot internet of het versturen van sms-berichten nog steeds buitensporig hoog zijn. Commissaris, we willen u vragen om actie te ondernemen op dit terrein. De bedrijfstak zelf moet overgaan tot het verlagen van deze prijzen. We hebben laten zien dat we hier actie ondernemen namens de consumenten als die worden afgezet. Ik hoop dat de bedrijfstak deze boodschap serieus zal nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Karin Riis-Jørgensen (ALDE). – (DA) Slechts negen maanden nadat we voorstellen op het gebied van roaming voor het eerst in het Parlement hebben behandeld, ligt er nu een resultaat waarop we heel trots kunnen zijn. Commissaris Reding, u verdient een groot compliment voor uw uitstekende inspanningen voor lagere telefoonrekening. Wij in het Parlement hebben echter ook het onze bijgedragen. Er is één winnaar in deze strijd: de Europese consument. Al op 1 augustus 2007 zullen de Europese klanten de lagere prijzen in hun portemonnee merken. Het zal hooguit 4,5 Deense kroon kosten om vanuit het buitenland naar huis te bellen. Ik zal niet veel tranen laten om de verliezers, de Europese telefoonmaatschappijen. Die hebben ach en wee geroepen, maar in werkelijkheid hebben ze de consumenten enorme sommen afhandig gemaakt. Bijna 95 procent van de roaminginkomsten was pure winst. Daar hebben we nu gelukkig een eind aan gemaakt. Het heeft er echter om gespannen. In de Commissie interne markt en consumentenbescherming bestond grote onenigheid. Mijn collega’s, de heer Coveney van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten en de heer Muscat van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement, wilden twee uiteenlopende richtingen inslaan, en er werd een intense dans om de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa fractie opgevoerd. Nu staan we hier echter met gesloten gelederen. Dus ik vraag u graag nogmaals ten dans, mijnheer Muscat. Nogmaals bedankt voor de goede samenwerking, en ik hoop dat mevrouw Reding nu verder zal gaan op het gebied van sms en tekstberichten überhaupt, want dat gebied ontbreekt in dit voorstel.

 
  
MPphoto
 
 

  Marianne Thyssen (PPE-DE). – Voorzitter, commissaris, minister, collega's, als wij vandaag met het pakket amendementen van het verslag-Rübig over de verordening inzake roaming instemmen, dan hebben we als Europese wetgever alle reden om trots te zijn. Zowel het gedurfde voorstel van commissaris Reding als het werk van de verschillende Parlementscommissies ter voorbereiding van het verslag-Rübig en ook de vorderingen die onder het Duitse Raadsvoorzitterschap geboekt zijn, getuigen alle van visie en politieke vastberadenheid om effectief datgene te doen wat we altijd beweren te doen: ervoor zorgen dat Europese beslissingen een goede zaak zijn voor de mensen.

De verordening inzake roaming getuigt van visie en van lef. Natuurlijk geloven wij in de werking van de markt. Maar waar de markt faalt, hebben we geen schrik om in te grijpen. Prijsregulering is een verregaande ingreep, maar ze is tijdelijk en ze is in deze op zijn plaats.

Ik ben ook opgetogen over de snelheid waarmee we hebben kunnen werken. Op tien maanden tijd een wet als deze tot stand brengen, dat is niet eerder gezien. Bovendien laten de resultaten zich al voelen nog voor hij gepubliceerd en in werking getreden is. Het worden dus wellicht ook deze zomer al mooie dagen voor de roamende vakantiegangers.

Tot slot treed ik volmondig de inhoudelijke keuzes bij. De opzet om de overdreven consumentenprijzen een halt toe te roepen is gehaald: de maximumprijs ligt zo'n 60 procent onder de gemiddelde prijs van vóór de lancering van het initiatief en dat kan tellen, en de bepalingen over meer informatie en transparantie zijn een bijkomende troef. Ik kijk uit naar de reacties van de markt die gelukkig nog een beetje speelruimte heeft en die nu zal kunnen en hopelijk ook willen bewijzen dat ze werkt.

Tot slot wil ik alle collega's danken voor de fijne samenwerking in dit dossier. Ik wil in het bijzonder ook Simon Coveney noemen. Hij was de schaduwrapporteur in de Commissie interne markt en heeft ook een heel belangrijke rol gespeeld om dit resultaat te kunnen neerplaatsen, maar hij kon er vandaag helaas niet bij zijn.

Ik feliciteer overigens ook de commissaris met haar voorstel en ik wens de Raad verder alle succes toe. Collega's, ik denk dat de consumentendimensie van het Europees beleid er vandaag een ster bij gekregen heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  Eluned Morgan (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, naar huis bellen wanneer je op vakantie bent is veel te lang veel te duur geweest. Veel aanbieders van mobiele telefonie hebben hun klanten exorbitant hoge, en in de ogen van het Parlement ook onnodig hoge tarieven berekend. We hebben ze gewaarschuwd dat ze de boel op orde moesten krijgen. We hebben ze de kans gegeven om het goede te doen, maar dat hebben ze niet gedaan en daarom moesten wij wetgeving aannemen waarmee iedereen die in het buitenland een mobiele telefoon gebruikt, beschermd wordt.

Dit is geen ideale oplossing, maar het is de enige optie die we nog hebben om degenen die de markt misbruiken in het gareel te krijgen. Laat dit een les zijn voor andere bedrijfstakken. Een van de dingen die we hebben ontdekt tijdens onze discussies met de mobieletelefoonaanbieders, was dat veel roamingverkeer binnen het bedrijf wordt gehouden omdat de consumenten naar partnernetwerken worden geleid. Daarom zijn wholesaleprijzen voor veel roamingbedrijven gewoon een manier om verschillende delen van dezelfde bedrijfswinst binnen te halen. Als we dat begrijpen, wordt de marktprijs voor consumenten zelfs nog exorbitanter. Dit is een overwinning van de consumenten, een overwinning voor het Europees Parlement en een overwinning voor de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Vakalis (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil mijn gelukwensen uitspreken aan het adres van zowel Paul Rübig voor het door hem bereikte compromis, als commissaris Viviane Reding voor haar initiatief tot een regelgevingsvoorstel.

Mijns inziens was er echt behoefte aan regulerend optreden. Al jarenlang was er nauwelijks concurrentie op de roamingmarkt in de Europese Unie, met als gevolg dat de tarieven voor roaming op zowel het retail- als het wholesaleniveau hoog bleven.

Er zaten weliswaar enkele tekortkomingen in het oorspronkelijk voorstel - waar ik ook van meet af aan op heb gewezen - maar ik ben van mening dat met de vandaag in stemming te brengen compromistekst de meeste van deze functionele tekortkomingen van het systeem worden opgevangen. Ik herinner eraan dat wij vooral moesten zorgen voor een compromis tussen enerzijds de behoeften van de consumenten en anderzijds het concurrentievermogen van de Europese mobieletelefoonmaatschappijen, en ik geloof dat wij uiteindelijk een wijs compromis hebben bereikt.

Ik ben bijzonder voldaan over de voorgestelde retail- en wholesaletarieven, die trouwens heel dicht in de buurt liggen van hetgeen ik in mijn amendementen had voorgesteld. Ik ben echter vooral voldaan over het feit dat uiteindelijk de “opt-out” de overhand heeft gekregen. Met de formulering die uiteindelijk hiervoor gevonden is, zullen mijn inziens alle categorieën van consumenten worden beschermd, zowel degenen die uitgezonderd willen worden van de eurotarieven en het bestaand contract met hun maatschappij willen handhaven, als degenen die in het geheel niet, of nauwelijks, geïnformeerd zijn maar wel de nieuwe, lagere tarieven moeten kunnen krijgen.

Tot slot wordt met de vandaag in stemming te brengen verordening prijstransparantie gegarandeerd aan de Europese consument, die helaas toch al zo’n hoge prijs moet betalen voor talrijke producten en diensten, hoe ongerechtvaardigd die prijs ook moge zijn op een interne, geliberaliseerde en concurrentiële Europese markt.

 
  
MPphoto
 
 

  Katerina Batzeli (PSE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil de commissaris van harte gelukwensen met haar efficiënt voorstel inzake roaming. Daaruit blijkt dat de politieke boodschap die het Europees Parlement jaren geleden afgaf, is aangekomen.

Wij weten dat het doel was om ten eerste maximumtarieven vast te stellen. De mobieletelefoonmaatschappijen moeten immers gedwongen worden om transparante en correct berekende prijzen toe te passen. Mijns inziens is daarmee ons werk - het werk van de Commissie en het werk van het Europees Parlement - echter nog niet af. Bij een eventueel heronderzoek van de marktsituatie met betrekking tot roaming, na de inwerkingtreding van de huidige verordening, zullen correcties moeten worden aangebracht met betrekking tot de kwestie van gegevenscommunicatiediensten en tekstberichten.

Ook moet erop worden gewezen dat er een belangrijke taak ligt voor de regelgevende autoriteiten, die erop moeten toezien dat het huidig akkoord wordt nageleefd.

Nu overal de burgers sceptisch staan tegenover het optreden van de Europese Unie en de weerslag daarvan op hun dagelijkse leven, is dit initiatief een gelegenheid voor de instellingen om aan te tonen dat de Europese Unie zich inzet voor de oplossing van hun problemen en de voltooiing van de interne markt.

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE).(SK) Ik wil mijn dank uitspreken aan de rapporteur, de heer Rübig, aan mevrouw Niebler en de overige rapporteurs, de heren Muscat, Coveney, Mauro en Matsis, en aan de Raad, die hier vertegenwoordigd wordt door onze collega, de heer Joachim Wuermeling, voor hun inzet bij de opstelling van dit complexe verslag. Mijn dank ook aan commissaris Reding en haar team, voor de nauwe samenwerking met het Europees Parlement en de zorgvuldige opstelling van deze verordening, die berust op een grondige analyse van de situatie.

Europese consumenten, met name toeristen, studenten en zakenmensen, zijn vaak onaangenaam verrast door de rekeningen die hun mobieletelefoonoperatoren hun voorleggen na een verblijf in het buitenland. De constructieve debatten in het Europees Parlement hebben ons in de gelegenheid gesteld om maximumprijzen vast te stellen, waardoor enerzijds de roamingkosten van de klanten aanzienlijk zullen afnemen en anderzijds voldoende ruimte wordt gecreëerd om de concurrentie tussen mobiele operatoren te bevorderen.

Ik ben blij met dit compromis, dat drie belangrijke gevolgen zal hebben voor de doorsnee Europese consument. Hij krijgt drie maanden de tijd om te beslissen of hij wil overschakelen van het huidige tarief op het “eurotarief” of liever het huidige tariefmodel blijft hanteren. Het verheugt mij dat het Europees Parlement erin is geslaagd om te waarborgen dat klanten met een beter contract niet automatisch onder het tarief voor bescherming van de consument vallen, maar de mogelijkheid krijgen om hun bestaande contracten te behouden.

In de slotversie wordt ook de gedachte verwoord dat de verordening slechts drie jaar van toepassing mag blijven. Ik ben ervan overtuigd dat een werkelijk competitieve roamingmarkt zal ontstaan die in de toekomst geen verdere regelgeving behoeft.

Dames en heren, het is belangrijk dat Europa concrete resultaten ziet. Het is een succes dat deze Europese wetgeving in recordtijd is aangenomen. De burgers van Europa zullen er wel bij varen. Het is duidelijk gebleken dat Europa in staat is om snel tot overeenstemming te komen wanneer het zich engageert om een zinvol en concreet project ten uitvoer te leggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Béatrice Patrie (PSE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, binnen afzienbare tijd zullen 37 miljoen toeristen en 110 miljoen Europeanen die voor hun werk moeten reizen merken dat hun telefoonfactuur met 70 procent is geslonken.

De tekst die we nu gaan aannemen zal een einde maken aan een systeem van oplichterij waarvan de Europeanen nu al jarenlang het slachtoffer zijn. We zijn er helaas niet zeker van dat de prijsinformatie die we bij dit debat – het lijkt wel een discussie tussen marktkooplieden – hebben verkregen, correspondeert met de werkelijke kosten. We hebben dus geen betrouwbare gegevens over de omzet en de daaruit voortvloeiende inkomsten, en kunnen daarom niet goed bepalen waar het evenwicht moet liggen tussen de marges die nodig zijn om de mededinging tussen de Europese leveranciers van mobiele telefoniediensten te handhaven enerzijds, en een billijke prijs voor de consumenten anderzijds. Deze verordening is een stap voorwaarts, zeker als het gaat om de retailprijzen, maar we zullen deze wetgeving nog moeten perfectioneren. Binnenkort zullen we een kader moeten scheppen voor de prijzen voor het overbrengen van sms-berichten en de overdracht via het internet.

We betreuren het wel dat de miljoenen Europeanen die tot eind augustus zullen gaan reizen nog geen baat zullen ondervinden bij de nieuwe tarieven. De operatoren hebben dus nog één vakantieseizoen cadeau gekregen.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Grossetête (PPE-DE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, mijnheer de minister, ik geloof dat we vandaag heel tevreden kunnen zijn over de verlaging van de roamingtarieven.

We moeten ons intussen hoeden voor gemakkelijke oplossingen. We mogen de industrie en de consumenten niet automatisch en systematisch tegenover elkaar stellen. Een voortdurende verlaging van de plafonds heeft niet alleen maar voordelen. Integendeel. Als de prijzen voor roaming te laag worden gesteld, bestaat het gevaar dat de operatoren deze derving van inkomsten gaan compenseren door minder te investeren, en dat zou voor de consumenten als groep nadelig zijn. Een andere mogelijkheid is dat de operatoren de prijzen voor de nationale gesprekken flink verhogen.

De plafonds zoals die in dit compromis worden voorgesteld – 49 eurocent per minuut voor gesprekken vanuit het buitenland en 24 cent per minuut voor inkomende gesprekken – zijn heel interessant, vooral omdat ze in de loop van de drie jaar volgend op de inwerkingtreding van de verordening nog lager kunnen worden gesteld. Daar kunnen we dus tevreden over zijn.

Het is een heel verstandige oplossing en één die ons in staat stelt de tarieven op de lange termijn nóg eens naar beneden bij te stellen. We zullen dan een concurrerende markt hebben met een zo ruim mogelijke verscheidenheid aan tarieven. De consumenten kunnen dan op basis van duidelijke inlichtingen een keuze maken.

Dit compromis geeft klanten na de inwerkingtreding van de verordening drie maanden de tijd om te besluiten of ze van het eurotarief gebruik willen maken of niet. Als ze geen voorkeur aangeven, zullen ze automatisch het tarief aangerekend krijgen dat voor hen het gunstigst is. De abonnee hoeft dus geen gebruik te maken van het eurotarief als hij reeds gunstige voorwaarden van zijn dienstverlener geniet. Dat is een goede zaak. Het is ook een pragmatische oplossing: miljoenen klanten die voor hun roaming reeds een minder hoog tarief betalen, zullen dus niet automatisch onder het eurotarief komen te vallen.

Ik hoop dat deze nieuwe verordening – een tijdelijke verordening in de zin dat ze drie jaar na inwerkingtreding weer buiten werking zal worden gesteld – volstaat om de telefoniemarkt te reguleren, en wel op een zodanige wijze dat de consument gerespecteerd en beter beschermd wordt, zonder daarmee de mededinging en de innovatie in de sector te schaden.

 
  
MPphoto
 
 

  Silvia-Adriana Ţicău (PSE). – Deşi Comisia pentru industrie, cercetare şi energie a aprobat iniţial un plafon tarifar mai scăzut pentru apelurile de roaming, soluţia agreată, care prevede reducerea în trei ani a tarifelor pentru apelurile efectuate de la 49 de euro cenţi la 43 şi pentru apelurile primite de la 24 de euro cenţi la 19, va reduce cu peste 60% facturile celor aproape 150 de milioane de utilizatori de roaming şi reprezintă un progres important. Reducerea tarifelor pentru roaming va determina şi creşterea gradului de utilizare serviciilor, mai ales în rândul celor 63% dintre europeni care, din cauza preţului excesiv, îşi limitau telefoanele când călătoreau în străinătate. Pentru aceasta, însă, în special în primele luni de aplicare a regulamentului, va fi esenţială informarea utilizatorilor. Solicităm Comisiei Europene ca, împreună cu autorităţile naţionale de reglementare, să informeze utilizatorii şi, mai ales, să supravegheze piaţa, astfel încât prevederile noului regulament să fie respectate iar cetăţenii europeni să se bucure de noile tarife, indiferent dacă sunt turişti sau oameni de afaceri. Felicit raportorii şi mai ales pe doamna Comisar pentru elaborarea acestui regulament.

 
  
MPphoto
 
 

  Jerzy Buzek (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, mijn gelukwensen aan commissaris Reding en aan de rapporteur, de heer Rübig. Ik wil de Raad bedanken voor zijn steun aan het voorstel om de roamingprijzen te verlagen.

Er heeft zich iets uitzonderlijks voorgedaan. Voor het eerst voeren we in de Europese Unie een verordening in die op zo’n grote schaal concurrentie bevordert, de vrije markt steunt en bijdraagt aan het verwezenlijken van de Lissabonstrategie. Grote en kleine ondernemingen, wetenschappers, studenten, toeristen en miljoenen Europeanen die buiten de grenzen van hun land werken, plukken hier allemaal de vruchten van. Ik wil beklemtonen dat niet alleen consumenten gebaat zijn bij deze verordening, maar de markt evenzeer.

Er zijn tijdens de debatten ook argumenten tegen de verordening aangevoerd. Naar verluidt zou de vrije markt geen regulering behoeven. Ja, dat is inderdaad zo, met één uitzondering: wanneer monopolievorming een bedreiging vormt voor mededinging en consument. En dat is precies wat nu aan de orde is. De Europese Commissie gaat hetzelfde te werk als alle organisaties voor consumentenbescherming en mededingingsautoriteiten in de Europese landen.

Maar het is ook belangrijk dat we nagaan hoe deze verordening functioneert. Ik hoop zelf dat deze niet op zichzelf blijft staan, maar een precedent gaat vormen. En dat we vele andere kwesties die de markt, de concurrentie en de consumenten ten goede komen, op een soortgelijke wijze kunnen regelen.

Het creëren van een energiemarkt is zo’n grote uitdaging die ons te wachten staat. We zullen zeker een probleem krijgen met een paar nationale giganten, waarop we erg trots zijn, maar die we ook in de markt zullen moeten incorporeren.

Tijdens de eerste fase hebben we het realiseren van de Lissabondoelstellingen in eerste instantie aan de nationale regeringen overgelaten en is er weinig resultaat geboekt. Het ging beter toen de Commissie de zaken in de hand nam. Dat is nu al te zien. Daarom wil ik mevrouw de commissaris en voorzitter Barroso allebei feliciteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Dorette Corbey (PSE). – Voorzitter, allereerst dank aan ons onderhandelingsteam. We hebben met zijn allen een evenwichtig resultaat bereikt.

Collega's, ingrijpen in de prijzen op de markt is een ongebruikelijke stap, een stap die helaas nodig was. Er is voor vakantiegangers die in het buitenland hun mobieltje gebruiken, te veel onduidelijk. De torenhoge kosten voor bellen en de hoge kosten voor gebeld worden zorgen voor onaangename verrassingen als een maand later de rekening komt.

We stellen nu maximumprijzen in, ook al zijn die, wat mij betreft, nog aan de hoge kant. Nog belangrijker is dat we van de telefoonaanbieders meer transparantie eisen. Bij gesprekken uit het buitenland moet duidelijk zijn wat het precies kost. Als de prijzen transparant zijn, kan er ook normale concurrentie ontstaan en dan zijn de maximumprijzen niet meer nodig. Als het goed is, bieden telefoonmaatschappijen binnenkort al tarieven aan die onder het maximum liggen.

Teleurstelling is er nog over de ingangsdatum en het zou de telefoonmaatschappijen sieren als ze zelf het initiatief nemen om nog vóór de zomervakantie, dus vóór 1 juli, gunstiger tarieven aan te bieden. De vakantieganger is al te lang een melkkoe geweest.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE).(CS) Dames en heren, hier eindigt de zevenjarige oorlog tussen het Europees Parlement en de Europese exploitanten van telecomnetwerken. Als afgevaardigden konden wij niet langer werkeloos toezien hoe de prijzen stegen tot vijf keer de kostprijs, resulterend in een rem op de communicatie binnen de interne markt. Niet langer konden wij achterover leunen en passief registreren hoe groot de prijsverschillen voor internationale gesprekken waren tussen het noorden en het zuiden van Europa en slechts vrijblijvende kritiek uiten op het gebrek aan transparantie. De exploitanten slaagden er niet in de torenhoge rekeningen te verklaren en de nationale regelgevende autoriteiten bevestigden dat zij geen greep hadden op grensoverschrijdende gesprekken.

Vandaar dat wij nu op Europees niveau in actie moeten komen. Als de markt het laat afweten, is regulering een noodzakelijke remedie. De regeling geldt slechts voor drie jaar, waarna de markt zal zijn veranderd. Het tarief van 49,24 euro is het gemiddelde van de prijzen die worden doorberekend door de drie grootste exploitanten en wij geven mensen de kans voor andere marktaanbieders te kiezen. Ook geven wij de burger het recht in alle vrijheid over te stappen van de ene naar de andere exploitant en weer terug. Alles draait nu natuurlijk om de verplichting de consument op tijd de prijzen mee te delen. En precies gisteren zijn de exploitanten begonnen met het updaten van hun webpagina’s en het publiceren van hun prijzen. De tegenstanders van de verordening beweren dat ingrijpen dus niet meer hoeft omdat de lagere roamingtarieven nu al op de markt verkrijgbaar zijn. Zij vergeten echter dat deze aanbiedingen pas verschenen nadat de Commissie met de verordening op de proppen kwam; er kwam, met andere woorden, pas schot in de zaak toen regulering dreigde en deze lagere tarieven zijn dus zeker niet het gevolg van de marktwerking.

Je kunt je afvragen of de retailtarieven voor gespreksdiensten nu zo nodig gereguleerd moesten worden. Ik denk van wel omdat de consument afgaat op de eindprijs en alleen de keus van de consument beïnvloedt de markt. Wij zullen opletten hoe de gegevensdiensten die niet onder de regeling vallen, zich ontwikkelen. Ik doe een beroep op de socialisten om deze Raadsverordening niet te blokkeren, zodat deze nog deze zomer van kracht kan worden. Ik hoop dat de liberale minister van Buitenlandse Zaken de druk van de lobbyisten weet te weerstaan. Namens het Tsjechische volk dank ik het onderhandelingsteam, de heer Rübig, mevrouw Niebler en anderen van de Fractie van de Europese Volkpartij (Christen-democraten) en Europese Democraten, evenals de Commissie; zij hebben, in het belang van de burgers van de Europese Unie, deze taak tot een goed einde gebracht.

 
  
MPphoto
 
 

  Dariusz Rosati (PSE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de verordening over de regulering van roamingtarieven binnen de Europese Unie is een belangrijke stap voorwaarts in het beëindigen van monopolistische praktijken en het bevorderen van het gebruik van mobiele telefoons onder de Europese burgers.

Het huidige compromis voorziet in een verlaging van de roamingtarieven met meer dan twee derde binnen drie jaar. Helaas is het niet gelukt voldoende steun te winnen voor een nog verdere verlaging van de tarieven. Ook is het jammer dat de tarieven voor het verzenden van sms en mms niet zijn verlaagd. Maar desondanks is deze overeenkomst een groot succes voor de Commissie en voor het Europees Parlement.

Ik wil mevrouw de commissaris en onze rapporteur dan ook bedanken voor hun werk.

Dames en heren, brede toegang tot goedkope mobieletelefoondiensten is vooral goed nieuws voor burgers die door Europa reizen. Het is echter ook goed nieuws voor de regeringen van de lidstaten. Een groot aantal onderzoeken wijst namelijk uit dat wijdverbreid gebruik van mobiele telefoons de arbeidsproductiviteit verhoogt, de economische groei versnelt en de levensstandaard bevordert. Met besluiten als die van vandaag dragen we bij aan een mensvriendelijke Europese Unie.

Ik hoop dat ons Parlement in de toekomst meer van dit soort beslissingen zal nemen!

 
  
MPphoto
 
 

  Lambert van Nistelrooij (PPE-DE). – Voorzitter, mag ik mijn instemming vandaag vergezeld laten gaan van vier opmerkingen?

Ten eerste: bedrijven en burgers zullen door deze verordening 4 à 5 miljard goedkoper uit zijn en de concurrentie blijft overeind.

Ten tweede: kleine operatoren, zoals KPN in Nederland, worden niet van de markt gedrukt, doordat ook de inkoopprijzen goed worden gereguleerd.

Ten derde is er een supergoed resultaat bereikt voor de grensregio's. Nu is het zo dat je van het ene op het andere moment van een netwerk wordt gehaald. Het is een wildwestsituatie in de regio's. Voortaan is er over de situatie per land per jaar rapportage aan de Commissie. En het Parlement zal dat op de voet blijven volgen, om deze ongewenste situatie die oplosbaar is, aan te pakken.

En ten slotte mijn laatste opmerking. We spreken hier in het Parlement veel over betere wetgeving. Dit is een model van betere wetgeving. De regeling houdt op te bestaan op het moment dat de maatschappelijke partners, de operatoren, hun verantwoordelijkheid opnemen.

Zo is er een goed evenwicht tussen herkenbaar beleid van het Parlement en eigen verantwoordelijkheid. Ik zwaai lof toe aan mevrouw Reding en rapporteur Paul Rübig. Hier wordt zichtbaar beleid gevoerd met concrete resultaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Mia De Vits (PSE). – Voorzitter, voor mij ook twee essentiële punten in dit dossier: te hoge tarieven en gebrek aan transparantie. Ik vind het akkoord goed, evenwichtig, misschien niet 100 procent het verhoopte resultaat, maar een belangrijke stap voorwaarts.

Ik betreur wel dat mijn amendement inzake nog meer transparantie, aanvaard in de Commissie interne markt en de Commissie industrie, verworpen werd in de trialoog. Het hield in, commissaris, dat de overheid een tariefsimulator zou uitwerken waarmee de consumenten de tarieven van de verschillende operatoren kunnen vergelijken. Dat is op dit ogenblik namelijk een hele klus, met veel onduidelijkheid voor de consumenten. Het zou misschien een tweede ster inzake consumentenbescherming zijn geweest.

Maar goed, ik ondersteun het nu bereikte akkoord. Ik hoop dat de tarieven in de toekomst door de concurrentie tussen de operatoren werkelijk nog verder zullen dalen en ik denk dat we in dit dossier bewezen hebben dat we als Europees Parlement voor de gewone mensen het verschil kunnen maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Werner Langen (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, collega Roithová heeft gezegd dat er een einde is gekomen aan een zevenjarige oorlog. Van die zeven jaar heeft de Commissie vijf jaar lang haar snor gedrukt. Wij Parlementsleden hebben erop aangedrongen dat er eindelijk iets zou gebeuren. Ik ben er bijzonder dankbaar voor dat de Raad de bureaucratische aspiraties in het ontwerp van de Commissie gekortwiekt heeft, want een regulering over de hele linie – 130 procent van het grootverbruikerstarief - zou een bureaucratie van ongekende proporties met zich meebrengen en onverenigbaar zijn met het streven naar beter wetgeven.

Over de doelen zijn we het eens. Ik moet toegeven dat er ook in het Parlement de neiging bestaat de consumentenprijzen te reguleren. Ik ben er tevreden over dat het eurotarief hoog genoeg is om daaronder concurrentie te laten ontstaan. Ik ben er vrij zeker van dat die concurrentie betrekkelijk snel van de grond zal komen, omdat de verordening tot een periode van drie jaar beperkt blijft. We zullen meemaken dat de roamingtarieven onder deze bovengrens blijven, omdat we tegelijk het doel van meer transparantie en een versterking van de positie van de mondige consument verwezenlijkt hebben. Ik ben ervan overtuigd dat het niet onze taak mag zijn om consumentenprijzen vast te stellen. Een dergelijke volledige eindprijsregulering werd hier te elfder ure nog voorkomen.

Jaren geleden hebben we voor een andere methode gekozen. Collega Goebbels was er zelf bij, het ging toen om het grensoverschrijdend betalingsverkeer. Dat hebben we toen zo geregeld, dat we prijzen voor de interne markt vastgelegd hebben. Het is een gezond economisch uitgangspunt om voor grensoverschrijdende transacties en die binnen een lidstaat dezelfde prijzen te eisen. Ons huidige uitgangspunt ligt nog net binnen de grenzen van het toelaatbare. Maar ik zal er toch mee instemmen en bedank de parlementaire onderhandelaars, de voorzitter van de betreffende commissie, de Raad en ten slotte ook de Commissie uitdrukkelijk voor het feit dat men aan het eind van de onderhandelingen toch nog de bereidheid had om dit compromis te aanvaarden.

 
  
MPphoto
 
 

  Edit Herczog (PSE). (HU) Jacques Delors heeft ooit gezegd dat het moeilijk is van de interne markt te houden. Nu is het de commissaris, rapporteur Rübig en dit Parlement gelukt te bewijzen dat dit toch mogelijk is. De Europese Unie gaat niet alleen over het afschaffen van douanerechten maar ook over vrij verkeer van goederen binnen de interne markt. De wetgeving die vandaag is aangenomen, betekent een versteviging van de Europese gedachte.

Van de roamingtarieven blijft alleen in Hongarije al, volgens voorlopige berekeningen, ongeveer 800 miljoen forint in de portemonnee van de consumenten. Ik ben ervan overtuigd dat met een uitgebreider gebruik van telefoondiensten deze gemiste opbrengsten kunnen worden gecompenseerd zonder dat werknemers hier nadeel van ondervinden.

In het bijzonder wil ik de rapporteur en de commissaris feliciteren met het feit dat ze ook aan de blinden en slechtzienden hebben gedacht aan wie in plaats van een sms een geluidsbericht zal worden gestuurd met de informatie over de tarieven. Bij dezen wens ik alle Europeanen een goede vakantie toe en veel plezier bij het mobiel bellen in het buitenland! Laten we allemaal genieten van het vandaag behaalde succes.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Ik neem deze gelegenheid graag te baat om mijn voormalige collega, de heer Wuermeling, hartelijk welkom te heten en hem in zijn ministeriële hoedanigheid van vertegenwoordiger van de Raad het woord te geven.

 
  
MPphoto
 
 

  Joachim Wuermeling, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden - die ik bedank voor het mij geboden warme welkom -, ik weet uit vroeger dagen dat een parlement een strak tijdschema volgt, maar toch zou ik graag kort op een paar punten in willen gaan die in de hier gevoerde discussie een rol gespeeld hebben – ook dat is een teken van de dialoogcultuur die het Duitse voorzitterschap wil koesteren.

Vele collega’s hier, bijvoorbeeld de heren Alvaro, Reul en Farage, hebben kritiek geuit op de ingreep in de markt, maar ik zou er nog een keer aan willen herinneren dat we het er allemaal over eens zijn dat een markt regels nodig heeft. Ook dient concurrentie eerlijk te zijn. Bij de roaming was daar gewoon geen sprake van, omdat het aanbod de consument geen keus liet. Daarom was de concurrentie niet eerlijk en daarom was het nodig om op te treden. De interne markt is voor de burger alleen dan geloofwaardig, als de Europese Unie er ook voor zorgt dat ze op deze interne markt niet opgelicht worden.

Hier en daar werd verder de indruk gewekt alsof zij die voor lagere maximumprijzen zijn aan de kant van de consument staan, terwijl zij die voor hogere maximumprijzen zijn, de belangen van de ondernemers zouden vertegenwoordigen. Ook in de Raad gingen de nodige stemmen op om de maximumprijzen wat hoger te maken. Maar zo eenvoudig ligt het dan toch niet, want de consument is er het meest mee gediend dat er een dynamische, scherpe concurrentie ontstaat.

Ik wil ieder van ons er nog eens aan herinneren dat het succesverhaal van de interne markt en van alle liberalisering op deze concurrentie berust. Het is cruciaal dat de variatie in de tarieven behouden blijft, dat zich ook op het terrein van de roaming innovaties blijven aandienen. Dat was voor veel lidstaten in de Raad van ministers van groot belang. We zouden er niets mee opschieten als de prijzen op de roamingmarkt regelrecht vastgebakken zouden zijn. Dan was er namelijk geen speelruimte meer voor flatrates, voor uurcontracten of bonusregelingen, terwijl we nu juist de ontplooiingmogelijkheden voor de consument, maar ook voor de bedrijfstak open willen houden. De consument moet ook in de toekomst kunnen kiezen en daar zorgt dit compromis voor.

Er is veel gezegd over het moment waarop de verordening van kracht zou moeten worden. Ik kan u verzekeren dat het Duitse voorzitterschap er het grootste belang bij heeft dat de verordening zo snel mogelijk van kracht wordt. Maar het is een waarheid als een koe dat er tussen de stemming van vandaag en de bekendmaking in het Publicatieblad een reeks formele stappen ondernomen moet worden. Eerst moet uw besluit overgebracht worden aan de Raad, waar men er dan politieke overeenstemming over moet bereiken – dat gebeurt op 7 juni. Vervolgens moeten de verschillende taalversies gemaakt worden – dat gebeurt in de tweede week van juni – en dan door juridisch linguïsten in alle instellingen doorgelezen worden – dat gebeurt in de derde week van juni. Daarna moeten het Comité van permanente vertegenwoordigers en de Raad van ministers een formeel besluit nemen, zodat ook bij de grootste inspanning publicatie pas op 29 juni mogelijk is.

Ik kan u toezeggen dat dit dossier prioriteit krijgt in alle colleges die zich er nog over moeten buigen. Alle termijnen worden ingekort, van zittingen wordt bijna geheel afgezien en veel gebeurt via schriftelijke procedures. Een correcte procedure valt alleen binnen dit tijdsbestek te garanderen. Daar dienen allen zich van bewust te zijn die ook juridische risico’s bij de publicatie van deze verordening willen vermijden.

Zonder alle details gecontroleerd te hebben, durf ik wel te stellen dat we met deze snelle besluitvorming het Europees record gebroken hebben. Ik heb nog nooit een Europees kampioen gehoord die zich erover ergerde dat hij twee tiende te langzaam gelopen was. Laten wij dat ook niet doen. Laten we blij zijn met ons gezamenlijke succes!

 
  
  

VOORZITTER: LUISA MORGANTINI
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Viviane Reding, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, dit is een goede dag voor het Parlement, met een goede consensus om een geval van marktfalen uit de weg te ruimen en de bescherming van de consumenten te garanderen. Ik wil kort ingaan op de vragen die zijn gesteld.

Het eerste punt is dat we geen prijzen vaststellen; we stellen plafonds vast waaronder de markt voldoende ruimte heeft om aantrekkelijke tariefpakketten samen te stellen. Ik wil ook onderstrepen dat de consensus die vandaag is bereikt heel dicht bij het oorspronkelijke voorstel van de Commissie ligt, maar met de flexibiliteit, die de Commissie verwelkomt, dat consumenten als ze dat willen voor andere pakketten kunnen kiezen.

Er is enige kritiek geuit op de regulering van de prijzen op retailniveau. Het is waar dat het hier gaat om zeer uitzonderlijke omstandigheden, waar in gevallen van marktfalen rekening mee moet worden gehouden. Dit is een geval van marktfalen op Europees niveau. We zien vaak marktfalen op nationaal niveau, en dan reguleren de nationale regelgevende instanties de retailprijzen. Dus wat we op Europees niveau doen, gebeurt ook regelmatig op nationaal niveau.

De vraag is gesteld waarom de Commissie niets doen tegen kartelvorming. De Commissie treedt wel degelijk op; mijn collega, mevrouw Kroes, heeft dit op basis van de mededingingsregels onderzocht. In het geval van roaming is het veel efficiënter om met een ex ante-regeling te werken, en dat dit effectief is laat het feit zien dat het mogelijk is gebleken om binnen slechts tien maanden met wetgeving te komen.

Veel collega’s hebben ook de kwestie van het reguleren van de roaming bij gegevenscommunicatie genoemd. Ik kan het Parlement verzekeren dat de nationale regelgevende instanties in de komende achttien maanden de prijzen van het gegevenscommunicatieverkeer nauwlettend zullen volgen en daarover verslag zullen uitbrengen aan de Commissie. Ik hoop dat ook de aanbieders van deze diensten vandaag zijn wakker geschud en ik hoop dat ze die prijzen zullen verlagen, zodat we op dat terrein niet zullen hoeven in te grijpen.

(DE) Mevrouw de Voorzitter, een paar opmerkingen in het Duits. Ik ben blij dat de heer Langen zijn verzet gestaakt heeft en eindelijk opschuift naar een compromis. Dat viel hem zwaar, maar ik geloof dat hij het toch voor elkaar gekregen heeft.

Tegen mijn vriend, de heer Wuermeling, zou ik willen zeggen, dat ik de Raad verzoek om nu toch echt haast te maken en de regeling zo snel mogelijk – en dat betekent niet pas eind juni, maar veel eerder – in het Publicatieblad bekend te maken.

Dames en heren, het is vandaag een belangrijke dag voor het Parlement – een Parlement dat de gebruikelijke politieke verdeeldheid nu eens overstijgt om eensgezind voor de burgers op te komen. Dat is heel goed en als oudgediende doet het me deugd dat ik dit mag meemaken.

Het is ook een belangrijke dag voor de Europese instellingen. Ze hebben laten zien dat ze samen doeltreffend en snel kunnen opkomen voor het algemeen belang. Het is verder een belangrijke dag voor de Europeanen. Die kunnen nu zelf zien hoe het Europa van de burgers, het Europa van de concrete projecten functioneert. En het is een belangrijke dag voor de consumenten, of dat nu toeristen zijn of mensen die voor hun werk moeten reizen. Ze hebben kunnen vaststellen hoe de Europese instellingen de mislukte roamingmarkt hebben gecorrigeerd door Europese tariefplafonds in te stellen en transparante prijzen af te dwingen. Ze zullen de gevolgen daarvan zelf kunnen constateren – hun telefoonrekening zal in de toekomst veel lager uitvallen. Met het besluit van vandaag zal één van de laatste grenzen in Europa verdwijnen – de grens die gevormd werd door de te hoge prijzen voor al die burgers die van hun recht op vrij verkeer uitoefenen.

Sta me toe dat ik afsluit met een oproep aan de telefonieoperatoren. Ik wil ze vragen niet te lang te wachten met het inzetten van een oprechte mededinging bedoeld om de consument het best mogelijke roamingtarief te bieden, een tarief onder het plafond dat het Parlement vandaag zal vaststellen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Goebbels (PSE). (DE) Mevrouw de Voorzitter, staat u mij een korte opmerking aan het adres van de Raad toe. Ik zou het Duitse voorzitterschap willen bedanken voor de toezegging alles op alles te zetten om deze verordening zo snel mogelijk in het Publicatieblad te krijgen. Maar toch zult u, mijnheer Wuermeling, daarmee het Europees record waarschijnlijk niet breken! Dat is in handen van de ministers van Landbouw, die er al meermaals in geslaagd zijn een Europese verordening binnen een week in het Publicatieblad te krijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt vandaag om 12.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Alessandro Battilocchio (NI), schriftelijk. – (IT) Ik ben blij te constateren dat, met betrekking tot het verslag over roaming, de grote meerderheid van de Parlementsleden in de schoenen van de burgers en consumenten is gaan staan en niet, zoals tijdens vele gelegenheden al is gebeurd, in de schoenen van belangenbehartigers van een of andere industriële sector. Dit Parlement heeft zich zelfs, behalve voor het lagere tarievenstelsel en transparantie, eensgezind opgesteld om het verzoek in te dienen dat de verordening aan het begin van de zomer van kracht wordt, zodat gebruikers er tijdens de vakantieperiode voordeel van hebben. Ik wil commissaris Reding, die groot voorstander was van deze verordening, bedanken voor haar inzet en ook de rapporteurs die erin geslaagd zijn om betere tarieven te verkrijgen dan door de Raad werden voorgesteld. Er moet nog een laatste inspanning worden verricht: de Raad dient zo snel mogelijk het document aan te nemen en te laten zien dat de EU achter haar burgers staat en de instellingen dienen de grootst mogelijke transparantie en informatievoorziening veilig te stellen, zodat alle burgers zich bewust zijn van hun rechten en zoveel mogelijk voordeel kunnen halen uit dit succes. We hebben laten zien dat het met de juiste bereidwilligheid en samenwerking mogelijk is om zelfs de grote economische monopolies, in ieders voordeel, aan te pakken. Ik hoop dat, na deze kwestie, andere gevechten evenzo succesvol zullen zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  András Gyürk (PPE-DE), schriftelijk. (HU) De motivering voor de huidige verordening voor de internationale roamingtarieven is dat deze kosten onredelijk hoog bleken te zijn, ondanks de liberalisering van de markt gedurende de laatste jaren en de hevigere concurrentiestrijd. Ingrijpen was nodig omdat de markt de verwachtingen niet kon waarmaken en er scheve verhoudingen optraden in de marktwerking.

Juist vanuit dit oogpunt vind ik het nodig de aandacht te vestigen op het punt in de verordening, dat eventuele nieuwe, scheeflopende concurrentieverhoudingen die zich manifesteren op de markt van datacommunicatie, beoogt te vermijden. In dit punt schrijft de verordening namelijk voor dat de Europese Commissie niet alleen de markt voor geluidsoverdracht maar ook die van gegevensoverdracht (sms, mms, internet) op de voet moet volgen en evalueren, en indien nodig het toepassingsgebied van de verordening daarnaar moet uitbreiden.

De rol van de internationale markt voor datadiensten wordt als gevolg van de stormachtige ontwikkeling die de techniek doormaakt, steeds belangrijker. Geluidsoverdracht via internet (VoIP) heeft een ware revolutie ontketend in de telefonie en maakt de weg vrij voor goedkoper bellen. De verspreiding en de verschijning van 3G-netwerken en aanverwante technologieën heeft grote invloed op de markt van mobiele dienstverlening.

In het belang van de consumenten en de concurrentie is het dus gerechtvaardigd de marktprocessen beter te controleren en bij een tegenvallende marktwerking de mogelijkheid van proportioneel ingrijpen in het vooruitzicht te stellen. De omstandigheid dat burgers en ondernemingen bovenop de technisch noodzakelijke, verklaarbare tarieven extra kosten betalen, heeft een zeer negatief effect op de concurrentiepositie en het efficiënt functioneren van de interne markt.

 
  
MPphoto
 
 

  Gábor Harangozó (PSE), schriftelijk. (EN) Het debat over de regulering van roamingactiviteiten binnen openbare netwerken in Europa moet worden gezien in de bredere context van een gebrek aan kennis en exacte gegevens over de volumes en winsten waar we het hier over hebben. Daarom moeten we de situatie goed tegen het licht houden en monitoren als we een evenwichtige regulering van de roamingactiviteiten willen bereiken, een evenwichtige aanpak waarin rekening wordt gehouden met de belangen van zowel de consumenten als de telecommunicatiesector.

Ondanks het evidente gebrek aan transparantie in dit deel van de markt, is het duidelijk dat de verstoring van de concurrentie en de buitensporig hoge prijzen de ontwikkeling van een gezonde en concurrerende interne markt in deze sector hebben belemmerd. Wij steunen daarom nadrukkelijk de belangrijkste aspecten van het Commissievoorstel en de verbeteringen die in het verslag van de heer Rübig worden voorgesteld. We kunnen niet toestaan dat de Europese burgers ongerechtvaardigd hoge prijzen blijven betalen. Daarom hebben wij de verantwoordelijkheid om te zorgen voor de ontwikkeling van een eerlijke, dynamische en wereldwijd concurrerende interne markt voor roamingdiensten door een accurate consumentenvoorlichting te waarborgen, waardoor de consumenten echte keuzes kunnen maken bij het vergelijken van aanbieders. Naast betere consumentenvoorlichting en een strenger toezicht op de sector moeten we zorgen voor een substantiële verlaging van de roamingtarieven.

 
  
MPphoto
 
 

  Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE), în scris. – Regulamentul european privind tarifele de roaming este unul oportun pentru cetăţenii români pe care-i reprezint în acest for.

Motivul principal este cel al corectării unui nivel nejustificat al preţurilor. Conform statisticii Comisiei Europene, preţurile la telefonia mobilă din România pentru o convorbire medie de 4 minute pe teritoriul Uniunii Europene variază între 3,12 euro şi 9,52 euro.

Pe de altă parte, piaţa românească este una matură, înregistrând una dintre cele mai ridicate rate de creştere din ultimii ani. Sectorul comunicaţiilor a contribuit cu un procent de 9% din PIB încă din 2005. Doi dintre cei mai mari operatori din lume au intrat pe piaţa românească de ani buni, ceea ce arată stabilitatea şi maturitatea pieţei. De aceea ne bucurăm că demersurile de excludere a României şi Bulgariei de la aplicarea acestei reglementări au fost respinse prin votul dumneavoastră din comisii. Nu putem pe de o parte să deschidem pieţele, iar pe de alta să limităm accesul consumatorilor români la piaţa comună.

Uniunea Europeană confirmă încrederea românilor. În primul an de la aderare, aceştia sunt în poziţia de a beneficia de un avantaj concret al apartenenţei la Uniune. Libertatea de circulaţie am câştigat-o cu greu, libertatea de a comunica fără bariere suplimentare trebuie să fie şi ea asigurată.

 
  
MPphoto
 
 

  Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk. - (FI) Een van de cruciale vragen in het wetgevingswerk van de Europese Unie moet zijn welke zaken in het algemeen gereguleerd moeten worden en welke wetgevingsmethode het best het gestelde doel bevordert. Enerzijds moeten wij de tekortkomingen in het systeem aanpakken en waarborgen dat de wetgeving gedetailleerd genoeg is, zodat het doel kan worden bereikt. Anderzijds moet de wetgeving flexibel genoeg zijn, zodat zij concurrentie en innovatie stimuleert en niet de ontwikkeling belemmert met onnodige details.

Het compromis dat is bereikt over de ontwerpverordening om de roamingkosten te verlagen, is naar mijn mening uitstekende EU-wetgeving.

Allereerst corrigeert het stuk een tekortkoming. Aanbieders van telecommunicatie hebben de kosten van telefoongesprekken naar en uit het buitenland jarenlang onredelijk hoog gehouden en hebben zich bij hun tarifering niet beziggehouden met gezonde concurrentie. Ondanks aansporingen van de Commissie zijn de prijzen nauwelijks gedaald. Zoals in dit geval was de markt niet in staat haar eigen fouten te corrigeren. Dat moest door middel van EU-wetgeving gebeuren.

Dit is een concreet voorbeeld van een voordeel dat de Europese Unie de consumenten biedt. Dit voorbeeld moet worden onthouden wanneer mensen de volgende keer over de Europese Unie klagen. Wanneer de markt niet werkt en aanbieders te veel berekenen, moeten wij optreden door gebruik te maken van middelen die de telefoonrekeningen van mensen direct en aanzienlijk verlagen wanneer zij in het buitenland zijn.

Ten tweede zorgt de verordening ervoor dat de markt gezonder wordt: zij verlamt de markt niet en blijft concurrentie stimuleren. De maximumprijzen voor telefoongesprekken zijn in de verordening niet zodanig verlaagd dat daaronder geen ruimte voor concurrentie zou zijn. Lage maximumprijzen bevorderen ook de concurrentie in andere deelgebieden van deze branche. De verordening zal bovendien verstrekkende invloed hebben: wanneer de prijzen worden verlaagd, zou het stom zijn ze weer te verhogen wanneer de verordening niet meer van kracht is.

Met deze maximumprijzen zullen aanbieders toch voldoende winstmarges hebben, waardoor productontwikkeling en innovatie kunnen worden voortgezet.

 

4. Bevordering van waardig werk voor iedereen (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0068/2007) van Marie Panayotopoulous-Cassiotou, namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, over bevordering van waardig werk voor iedereen (2006/2240(INI)).

 
  
MPphoto
 
 

  Marie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE), rapporteur. - (EL) Mevrouw de Voorzitter, staat u mij toe om twee minuten te wachten totdat de commissaris gaat zitten. Ik verzoek u om deze tijd niet mee te rekenen in mijn spreektijd.

Het concept “waardig werk”: - als zijnde een geheel van regels en omstandigheden waarmee respect voor de werknemer als mens wordt verzekerd - werd in 2000 geïntroduceerd door de Internationale Arbeidsorganisatie, en ontwikkelde zich met de aanbevelingen van de Conferentie van staatshoofden en regeringsleiders van de Organisatie van de Verenigde Naties van september 2005 in het kader van de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen, tot een op internationaal vlak na te streven doel.

In juli 2006 onderstreepte het Segment op hoog niveau van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties in zijn verklaring dat prioriteit moet worden gegeven aan het streven naar volledige werkgelegenheid en waardig werk voor iedereen.

Het concept wordt weergegeven met het Engels woord decent, dat van Latijnse afkomst is en “afstaan”, “toegeven” betekent, opdat er fatsoen is. Het Griekse woord αξιοπρέπεια betekent “waardetoekenning”. Het Duitse bijvoeglijk naamwoord menschenwürdig geeft mijns inziens het doel van dit mondiaal streven volledig weer, omdat hierin het woord waardig wordt gecombineerd met het woord mens.

Met de mededeling van mei 2006 over de “Bevordering van waardig werk voor iedereen” heeft de Commissie de grondslag gecreëerd voor een georganiseerde bijdrage van de Europese Unie aan de verwezenlijking van alle doelstellingen die met een geïntegreerde visie op het menselijke werk met vrijheid, gelijkheid, veiligheid en menselijke waardigheid worden nagestreefd.

De vier fundamentele pijlers van het concept “waardig werk” zijn zoals bekend: het creëren van banen voor productief en vrij gekozen werk, waarborging van rechten op het werk, uitbreiding van sociale bescherming, bevordering van de sociale dialoog en vreedzame conflictoplossing. Gendergelijkheid is hierbij een horizontale dimensie.

De Internationale Arbeidsorganisatie heeft vijf verdragen voor de verankering van de fundamentele arbeidsrechten: vrijheid van vereniging, bevordering van collectieve arbeidsovereenkomsten, afschaffing van kinderarbeid en gelijke beloning van mannen en vrouwen. Ik hoop dat ook de andere nog te ratificeren verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie zullen worden ondertekend en toegepast.

Na het besluit van de Raad van december 2006 heeft de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken van het Europees Parlement met haar verslag steun betuigd aan de door de Commissie bepaalde doelstellingen. Deze zijn:

- de verwezenlijking van economische en sociale vooruitgang en een eerlijke verdeling van de voordelen daarvan, zodat iedereen er baat bij heeft;

- de versterking van ondernemerschap, met aanpassing van de uitgaven in de opeenvolgende fasen van de bedrijfscyclus;

- het opstellen van een actief arbeidsmarktbeleid, als onderdeel van het macro-economisch beleid;

- de versterking van het institutionele vermogen tot participatie van de sociale partners en de ontwikkeling van de sociale dialoog;

- de versterking van de inzetbaarheid van alle werknemerscategorieën, met name vrouwen, jongeren, en ouderen, door middel van zich steeds vernieuwende onderwijssystemen;

- de consolidering van levenslang leren, opdat iedereen kan profiteren van de vooruitgang van de wetenschap, de technologie, de communicatie en zich kan aanpassen aan de steeds hoger wordende vereisten inzake capaciteiten en vaardigheden.

Natuurlijk is er niet een enkel model van sociale beleidsvormen en arbeidsmarktregelingen. De Europese Unie is trots, niet alleen omdat de lidstaten enorme inspanningen doen om de internationale IAO-verdragen te ratificeren maar ook omdat zij een economische macht is die, als het om sociale gevoeligheid gaat, over de hele lengte en breedte dezelfde kenmerken vertoont. Het Europees sociaal model is gericht op productiviteit en economische prestaties ten bate van het geheel, op sociale voorzieningen van hoog niveau en goede gezondheids- en veiligheidsomstandigheden, op opleiding, scholing en herscholing van werknemers ongeacht leeftijd of categorie en op een sociale dialoog met verzekering van gelijke kansen voor iedereen.

De Europese strategie voor de werkgelegenheid, de strategieën voor sociale bescherming en maatschappelijke integratie, de nationale hervormingsprogramma’s, de herziene strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid met handhaving en verbetering van het communautair acquis, en de Europese strategie voor duurzame ontwikkeling vormen de routekaart van de Europese Unie voor de verwezenlijking van de doelstellingen betreffende waardig werk.

Waardig werk is echter ook een zaak van goed bestuur. De toepassing van efficiënte, op waardig werk afgestemde beleidsvormen vereist instellingen die verantwoording afleggen, een politiek engagement voor gezond staatsbestuur en een actief en georganiseerd maatschappelijk middenveld.

Ik hoop dat de Europese Unie de weg zal vinden naar een soepele arbeidsmarkt gecombineerd met gegarandeerde zekerheid voor de werknemers. Economische mondialisering, mondialisering van de markt, technologie, informatie en arbeid zijn een verschijnsel dat zich, naar men verwacht, met de toenemende economische multipolariteit zal versnellen.

China heeft hierin, samen met India en andere mogendheden, het voortouw. Daarnaast stelt men echter vast dat de kloof tussen arm en rijk zelfs in de ontwikkelde en geïndustrialiseerde landen steeds groter wordt. Het is dan ook tijd dat de Europese Unie de wereld haar waarden toont.

Met dit verslag geeft het Europees Parlement steun aan de intentie van de Commissie om “waardig werk” op te nemen in haar extern beleid en tot dat doel samen te werken met de organen van de Verenigde Naties, de nationale en regionale organisaties, de sociale partners en andere onderdelen van het maatschappelijk middenveld.

De Commissie en de lidstaten moeten zorgen voor een betere coördinatie van “waardig werk” in de programma’s voor externe samenwerking en van het handelsbeleid, en bijdragen aan de verwezenlijking van de nationale programma’s van de IAO voor waardig werk.

Ik dank de drie medeadviserende commissies en al degenen die hebben bijgedragen aan de presentatie van dit verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Vladimír Špidla, lid van de Commissie.(CS) Mevrouw de Voorzitter, geachte leden, ik wil mevrouw Panayatopoulos-Cassiotou bedanken voor haar verslag. Verschillende parlementaire fracties hebben meegewerkt aan dit verslag en het resultaat is absoluut uitstekend. Ik wil er ook op wijzen dat waardig werk een oorspronkelijk door de Internationale Arbeidorganisatie gelanceerd, wereldwijd initiatief is dat dankzij de fervente steun van de EU in steeds meer landen ingang vindt.

De Raad heeft zijn steun uitgesproken voor het concept van waardig werk en kort geleden werd het ook besproken door de ministers van Sociale Zaken van de G8. De Commissie is het roerend eens met het standpunt van het Parlement dat de basiselementen van waardig werk – sociale steun, sociale cohesie, fatsoenlijk werk en ruimte voor vrije vakbonden – moeten worden betrokken bij alle internationale contacten, dus zowel bilateraal als multilateraal, en ook bij het opzetten van individuele projecten in derde landen. Dit strookt in hoge mate met de sociale agenda van de Commissie en met de belangrijkste richtsnoeren van de eerder genoemde mededeling.

Hoewel de steun voor het project groeit, staat als een paal boven water dat er nog veel moet gebeuren. Prioritair is, naar mijn mening, de ratificatie van alle IAO-conventies in de EU. Op dit vlak roeit de Commissie met de riemen die zij heeft. Zo zijn wij momenteel intensief betrokken bij de voorbereidingen voor ratificatie van de nieuwe conventies voor zeeschepen en de daarbij horende sociale dialoog.

Geachte leden, het initiatief voor waardig werk heeft duidelijk ethische grondslagen. Bovendien stelt dit initiatief ons in staat principes te formuleren met betrekking tot de mondialisering en dat betekent dat wij de voordelen kunnen benutten en de tekortkomingen minimaliseren. Het is dus een buitengewoon vitaal proces en de Commissie zal elke kans die dit oplevert, optimaal benutten.

 
  
MPphoto
 
 

  Feleknas Uca (GUE/NGL), rapporteur voor advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking.(DE) Mevrouw de Voorzitter, wereldwijd heeft de helft van de werknemers een inkomen van minder dan twee dollar per dag en de helft van de wereldbevolking ontbreekt het aan enige vorm van sociale zekerheid. Elk jaar sterven er twee miljoen mensen bij bedrijfsongevallen en door beroepsziekten en meer dan 160 miljoen werknemers worden ziek door gevaren waar ze op het werk aan blootgesteld zijn.

De officieel geregistreerde werkloosheid is nog maar het topje van de ijsberg. Armen kunnen het zich helemaal niet permitteren niets te doen. Velen van hen werken vele uren achter elkaar onder vaak erbarmelijke omstandigheden, om toch maar iets te verdienen. De Europese Unie en haar lidstaten zouden alles op alles moeten zetten om ervoor te zorgen dat bij de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling brede aandacht gegeven wordt aan de eis van menswaardige arbeidsomstandigheden. We hebben een rechtvaardig en innovatief belastingbeleid nodig. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan het belasten van financiële en valutatransacties. Ondernemingen die in ontwikkelingslanden herhaaldelijk de mensenrechten en het arbeidsrecht schenden, dienen door sancties gedwongen te worden om zich te houden aan de criteria voor menswaardige arbeidsomstandigheden. Uitsluiting van de aanbesteding van openbare werken en van exportkredietgaranties van internationale financiële instellingen zouden daar geschikte middelen voor zijn. We hebben een Europees ontwikkelings- en handelsbeleid nodig dat de mensen in staat stelt hun leven economisch …

(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Harlem Désir (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie internationale handel.(FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, ik wil om te beginnen onze rapporteur, mevrouw Panayatopoulos, bedanken: voor de bereidheid tot samenwerking waarvan ze blijk heeft gegeven en voor de kwaliteit van haar werk.

Sinds de Top van de Verenigde Naties van 2005 wordt de bevordering van waardig werk door de internationale gemeenschap als doelstelling erkend. Met deze mededeling toont de Commissie aan dat ze begint te begrijpen wat er bij deze kwestie allemaal komt kijken, zeker als het gaat om de internationale vertakkingen. Ik wil daarom graag iets zeggen over het extern beleid van de Unie, inzonderheid waar het de internationale handel betreft. Dat is immers de reden waarom de Commissie internationale handel hier intervenieert.

Ik zal me daarom op dat aspect concentreren. Ik ben heel tevreden dat het Parlement via dit verslag een aantal van de concrete voorstellen van mijn fractie heeft overgenomen. Deze voorstellen waren in het advies van de Commissie internationale handel reeds opgenomen. Ze zullen de Unie in staat stellen een nieuw beleid te formuleren om er zo voor te zorgen dat bij het doorvoeren van sociale normen overal ter wereld vooruitgang wordt geboekt.

Om te beginnen is het is nu al zo dat de Unie de ondertekening van preferentiële handelsovereenkomsten met zich ontwikkelende landen koppelt aan de eis dat deze landen de verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie ondertekenen. Wij willen dat hier toezicht op wordt uitgeoefend en dat de preferentiële overeenkomsten met landen die de fundamentele arbeidsrechten - en dan vooral de vrijheid van vereniging - niet eerbiedigen, worden geschorst.

Ten tweede zullen alle nog af te sluiten bilaterale handelsakkoorden – en dan vooral vrijhandelsakkoorden  – die in het kader van het mondiale Europese beleid tot stand worden gebracht, clausules over fatsoenlijk werk moeten bevatten.

In de derde plaats mogen we de multilaterale dimensie niet verwaarlozen. Het grootste deel van de handel wordt vandaag de dag immers in een multilateraal kader geregeld – dat van de WTO. De mededeling van de Commissie zwijgt daar echter over.

Het is dus zaak dat we de discussie binnen de WTO hervatten. Europa kan in dit verband een aantal initiatieven ontwikkelen. We kunnen om te beginnen voorstellen binnen de WTO een comité "handel en waardig werk" op te zetten, naar het voorbeeld van het comité "handel en milieu". Dat laatste comité heeft reeds het één en ander tot stand gebracht. We kunnen verder voorstellen om de IAO binnen de WTO de status van waarnemer te verlenen. Tot slot kunnen we erop aandringen dat de beslissingen van de IAO bindend zijn als deze organisatie besluit landen die de vakbondsrechten schenden – Myanmar, bijvoorbeeld – sancties op te leggen.

We hebben een aantal concrete voorstellen. Ik geloof dat het in ons belang is een gereguleerde mondialisering te bevorderen …

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Philip Bushell-Matthews, namens de PPE-DE-Fractie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, de commissaris is zo behulpzaam geweest om ons te herinneren aan het wereldwijde initiatief met betrekking tot waardig werk en het feit dat dit onlangs is bekrachtigd door de G8. Sterker nog, op een VN-Top in september 2005 zijn niet minder dan 150 wereldleiders overeengekomen dat het concept van waardig werk van de Internationale Arbeidsorganisatie een centrale doelstelling van hun eigen nationaal beleid moest worden. In wezen gaat het natuurlijk om een agenda voor landen waar zo’n concept nog niet echt bestaat. Binnen Europa zijn de kaders die de voorwaarden scheppen voor waardig werk al vastgesteld, hoewel de uitvoering altijd beter kan.

De rapporteur heeft niet alleen persoonlijk initiatief getoond door dit verslag aan het Parlement voor te leggen, maar heeft ook laten zien dat een lid van de centrumrechtse politieke familie niet alleen de leiding kan nemen in dit belangrijke dossier, maar ook substantiële steun kan verwerven bij andere partijen.

Dat gezegd hebbende, moet ik ook opmerken dat er bij een paar stemmingen in de commissie slechts een krappe meerderheid was voor punten die de algehele balans van het verslag hebben veranderd door het opnemen van nieuwe paragrafen. Dit hopen we later vandaag bij de eindstemming in dit Huis weer te veranderen, hetzij door het schrappen ervan, hetzij door wijziging door middel van compromissen met andere fracties. Bij het bevorderen van het concept van waardig werk moeten we allemaal aan dezelfde kant staan.

Natuurlijk heeft het Parlement niet de bevoegdheid om de lidstaten te vertellen wat ze moeten doen op dit gebied, en terecht: het is aan de regeringen van de lidstaten om hierover te beslissen. Al die regeringen zijn het echter ongetwijfeld eens over het belang van het aanbieden van levenslang leren, de noodzaak om proactief te werk te gaan bij het bevorderen van een grotere participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt, de noodzaak om zoveel meer te doen om de uitdaging van het combineren van werk en gezinsleven het hoofd te bieden en vooral de noodzaak om hulp te bieden aan de ontwikkelingslanden.

Dit is een verstandig verslag, dat het verdient om in brede kring gelezen te worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Stephen Hughes, namens de PSE-Fractie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de rapporteur bedanken voor een uitstekend verslag. Dit verslag bevat een zeer lange resolutie van wel 94 paragrafen, maar voor mij is de essentie ervan terug te vinden in twee paragrafen.

In overweging V wordt gesteld dat het “voor de versterking van het concurrentievermogen van de Europese Unie op een sociaal aanvaardbare wijze belangrijk is de productiviteit te verbeteren door middel van bevordering van waardig werk en de kwaliteit van het arbeidsleven, waaronder gezondheid en veiligheid op het werk, een beter evenwicht tussen flexibiliteit en veiligheid in een betrekking, levenslang leren, wederzijds vertrouwen en participatie en het beter combineren van privé-leven, gezinsleven en werk; […] de bestrijding van genderdiscriminatie en alle andere vormen van discriminatie”.

In paragraaf 6 wordt opgeroepen tot een “een betere mobilisatie van het interne en externe beleid van de Europese Unie ter bevordering van de waardig-werkagenda […], in het bijzonder bij zaken als ontwikkeling, externe bijstand, uitbreiding, nabuurschapsbeleid, handel, migratie en externe bilaterale en multilaterale betrekkingen”.

Als deze twee paragrafen volledig ten uitvoer zouden worden gelegd, zou de EU grote vooruitgang boeken bij het bevorderen van de waardig-werkagenda, zowel in eigen huis als wereldwijd.

Andere paragrafen die wat mij betreft belangrijk zijn, zijn de paragrafen 46, 48 en 51, die globaal betrekking hebben op de eis dat Europese multinationale ondernemingen zich op een maatschappelijk verantwoorde wijze gedragen bij hun wereldwijde activiteiten. Deze paragrafen borduren voort op eerder werk over dit onderwerp.

In een aantal paragrafen wordt erop gewezen dat de EU haar macht op handels- en economisch gebied moet gebruiken als instrument om de waardig-werkagenda wereldwijd te bevorderen. Zo wordt in paragraaf 8 gevraagd om de volledige en correcte tenuitvoerlegging van SAP+, conform het debat dat we vorig jaar met commissaris Mandelson hebben gevoerd.

Tot slot wil ik speciaal wijzen op paragraaf 47. Hierin wordt gevraagd om de ontwikkeling van een label “voor producten die geproduceerd zijn onder omstandigheden die recht doen aan de beginselen van waardig werk en de fundamentele arbeidsnormen en waarbij specifiek geen gebruik is gemaakt van enige vorm van kinderarbeid”. Laten we de Europese consumenten in staat stellen om de waardig-werkagenda verder te bevorderen in hun dagelijkse keuzen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ona Juknevičienė, namens de ALDE-Fractie. – (LT) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, in de eerste plaats wens ik de rapporteur, Marie Panayotopoulos-Cassiotou, te feliciteren met de opstelling van dit bijzonder belangrijke verslag en haar te danken voor haar samenwerking bij het bespreken van mogelijke alternatieven en het zoeken naar compromissen.

Het debat van vandaag gaat over het streven naar waardig werk voor iedereen, zowel binnen de Gemeenschap als daarbuiten.

Het initiatief van de Commissie geniet mijn volle steun. Het bevorderen van de werkgelegenheid en het verbeteren van de arbeidsomstandigheden zijn immers uitermate belangrijke taken die niet op de lange baan mogen worden geschoven. Aangezien wij het hier hebben over waardig werk voor iedereen, loont het de moeite om de arbeidsomstandigheden hier bij ons in de Gemeenschap eens onder de loep te nemen.

Onlangs hebben onze collega barones Sarah Ludford en ik in Londen gesproken met een aantal Litouwers die daar wonen en werken en met vakbondsvertegenwoordigers en medewerkers van de Litouwse ambassade.

Het blijkt dat de meeste Litouwers die in Londen werken slechts kunnen dromen van waardig werk. Uitzendbureaus overtreden de wet door op illegale wijze geld te vragen voor het zoeken naar een job en het in orde brengen van de nodige papieren. Zij verzoeken de werkzoekenden hun paspoort in te leveren en geven het niet terug. Dit soort uitbuiting bereikt haar hoogtepunt in de horeca, waar de werkgevers weigeren om het bij wet vastgestelde minimumloon uit te betalen. Na ons bezoek noemde Sarah Ludford de Litouwers in Londen de slaven van de 21e eeuw.

Mijnheer de commissaris, wij beschikken in Dublin over een agentschap dat zich wijdt aan de studie van de arbeids- en levensomstandigheden. Ik heb de directeur van dat Agentschap meermaals verzocht om een onderzoek uit te voeren. Nu vraag ik u, mijnheer de commissaris, om samen met het Agentschap een onderzoek in te stellen naar de economische, sociale en psychologische uitbuiting van migranten in de Gemeenschap en maatregelen aan te bevelen om deze wantoestand uit te bannen.

Ik ben het met de rapporteur eens dat de Commissie het Europees Parlement en de Raad alle politieke maatregelen moet aanreiken die nodig zijn voor de bevordering van waardig werk voor mensen in de Gemeenschap en rekenschap moet afleggen van de doeltreffendheid van de maatregelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zdzisław Zbigniew Podkański, namens de UEN-Fractie. - (PL) Mevrouw de Voorzitter, de globalisering die zich voltrekt in de Europese Unie en over de hele wereld, heeft enorme veranderingen teweeg gebracht: zowel in de eigendomsverhoudingen als op cultureel-maatschappelijk terrein.

Als gevolg van de uiteenlopende economische ontwikkeling en materiële omstandigheden waarin mensen zich bevinden, vindt er inmiddels op massale schaal arbeidsmigratie plaats. Volgens de Internationale Arbeidsorganisatie hebben wereldwijd rond de 192 miljoen mensen te kampen met werkloosheid, terwijl rond de 86 miljoen mensen migreren, waarvan 34 miljoen uit achtergebleven gebieden.

Hongerige mensen die huis en haard verlaten op zoek naar werk, zijn bereid om elk soort werk aan te pakken, waardoor ze vaak in criminele handen vallen. De statistieken zijn gewoonweg verbijsterend: volgens gegevens van de IAO zijn alleen al in 2004 wel 2,54 miljoen mensen verkocht voor gedwongen arbeid, waarvan 43 procent voor seksuele uitbuiting.

Daarbij komt de fundamentele vraag op waarom de situatie eigenlijk zo is. Waarom zijn zoveel landen, waaronder de Europese lidstaten, niet in staat dit probleem op te lossen?

Het antwoord is simpel: Het kapitaal gaat voor de mens, de rijken wensen geen rekening met de armen te houden. Tegelijk wordt uitbuiting bevorderd door globalisering en liberalisering …

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Sepp Kusstatscher, namens de Verts/ALE-Fractie.(DE) Mevrouw de Voorzitter, het onderhavige verslag bevat heel wat goede ideeën en suggesties voor menswaardig werk. Dank daarvoor, mevrouw Panayotopoulos-Cassiotou! Toch dienen we bij de eisen die we stellen ook te bedenken dat er in de EU meer dan twintig miljoen werklozen zijn, die vaak buitengesloten en gestigmatiseerd worden. Verder mogen we ook niet vergeten dat steeds meer werknemers met de baan die ze hebben niet in hun levensonderhoud kunnen voorzien en dat zogenaamde precaire arbeidsverhoudingen aangegrepen worden om het arbeids- en belastingrecht te ontduiken en met name jongeren regelrecht uit te buiten. Intussen groeit de economie en stijgt het bruto binnenlands product. Om een rechtvaardige maatschappij zonder armoede en uitsluiting op te bouwen is een radicale paradigmabreuk nodig. De beste aanzet daartoe ligt in het idee van een onvoorwaardelijk basisinkomen voor iedereen. De Commissie zou er goed aan doen dit concept samen met de Raad terdege te overwegen.

 
  
MPphoto
 
 

  Kyriacos Triantaphyllides, namens de GUE/NGL-Fractie. - (EL) Mevrouw de Voorzitter, het verslag van onze collega is in grote lijnen tevredenstellend. Het feit dat daarmee het concept “waardig werk” wordt bevorderd overeenkomstig het institutionele standpunt van de Internationale Arbeidsorganisatie is mijns inziens een goede zaak.

Er moet echter nog heel wat werk worden verricht voor een duidelijk concept van “waardig werk”, en voor de toepassing daarvan in alle externe beleidsvormen van de Europese Unie.

Het vinden van een evenwicht tussen enerzijds economische groei en anderzijds maatschappelijke ontwikkeling en ontwikkeling van de werknemers is een unieke uitdaging voor de Unie. Daarom moeten de tendensen van de arbeidsmarkt heel nauwkeurig worden bestudeerd. Er moet niet alleen aandacht worden geschonken aan werkgelegenheid als dusdanig, maar ook aan de aard en de kwaliteit ervan, met andere woorden aan “waardig werk”.

Tot slot moeten wij als Europese Unie vooruit kijken en ervoor zorgen dat in het kader van het beleid inzake waardig werk het streven naar gendergelijkheid wordt voortgezet via alomvattende, geïntegreerde en beter gecoördineerde activiteiten voor bestrijding van discriminatie en bevordering van gelijkheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Roland Clark, namens de IND/DEM-Fractie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, we willen allemaal waardig werk, nietwaar? Het schoonmaken van een beerput, bij elk weertype buiten werken, tot je knieën in de modder staan om gebroken gasleidingen te repareren of asbest verwijderen uit het Berlaymont-gebouw is nauwelijks waardig werk te noemen, maar iemand moet het doen - of maakt een goed salaris van rot werk waardig werk?

Ik ben geïntrigeerd door paragraaf 27, waarin wordt gesproken over het vaststellen van een standaarddefinitie van gedwongen arbeid. Gedwongen arbeid, hier in de EU? Of is dat een verwijzing naar de uitbuiting van mensen die het slachtoffer zijn van mensenhandel? Daar hebben we nu een probleem waar we werk van moeten maken, en de beste manier om dat te doen is om de nationale grenzen weer in ere te herstellen en iedereen die de grens over wil goed te controleren. Op dit moment houden we open huis, van de Russische grens tot aan de Atlantische kust. Geen wonder dat er nu op grote schaal mensenhandel plaatsvindt en als gevolg daarvan gedwongen arbeid.

 
  
MPphoto
 
 

  Cristian Stănescu, în numele grupului ITS. – Consecinţele sărăciei, ale excluziunii sociale, nu numai la nivel european, dar şi la nivel global, sunt devastatoare. Un trai decent în Europa se va baza pe atenţia pe care Uniunea o va da oamenilor care nu au un loc de muncă, acţiune susţinută prin propagarea principiilor sociale şi de politică externă. Desigur, este necesară armonizarea dialogului între instituţii, iar Comisia Europeană are un rol vital în aplicarea legislaţiei şi a responsabilităţilor care-i sunt conferite. Contribuţia organizaţiilor internaţionale, documentele prezentate în preambul de către raportor sunt de mare valoare pentru aprecierea obiectivă a acestui aspect, dar nu şi suficientă, fiindcă trebuie avute în vedere şi firmele private care pot asigura locuri de muncă şi pot oferi premisele creşterii economice şi implicit o viaţă mai bună. Prioritatea raportului dezbătut astăzi la Strasbourg sper să devină şi prioritatea guvernelor naţionale, care trebuie să pună cap la cap piesele acestui puzzle şi să elaboreze strategii socio-economice puternice pentru a se crea locuri de muncă, cu respectarea strictă a drepturilor fundamentale ale cetăţenilor şi cu combaterea încălcării dreptului la muncă. În acest context amintesc hărţuirea, exploatarea şi violenţa la locul de muncă, realităţi menţionate şi în raport şi la care nu trebuie să asistăm fără să dăm o replică pe măsură. Siguranţa şi ocrotirea sănătăţii la locul de muncă sunt alte subiecte propuse atenţiei, deoarece sunt condiţii esenţiale pentru asigurarea unei munci de calitate într-o Europă modernă. Globalizarea, politicile orientate pe principii greşite, delocalizarea masivă a întreprinderilor şi transferarea lor în afara graniţelor Uniunii Europene afectează cel mai mult piaţa de muncă şi relaţiile sociale în contextul strategiei de dezvoltare durabilă. Precaritatea sistemului trebuie stopată prin încurajarea legislaţiilor naţionale în domeniu, reformarea sistemului de învăţământ în zonele rurale şi acordarea unor facilităţi...

 
  
MPphoto
 
 

  Alessandro Battilocchio (NI). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik ben de Commissie en de rapporteur dankbaar voor het feit dat ze hebben besloten om een belangrijk onderwerp als dit aan te pakken. Ik zal niet blijven hameren op de noodzaak dat alle landen binnen de Unie en met name de nieuwe lidstaten de belangrijkste akkoorden over deze kwestie zo snel mogelijk goedkeuren, of op de plicht van de EU om alle vormen van discriminatie op grond van geslacht, geloof, etniciteit of seksuele geaardheid uit te sluiten alsmede alle vormen van ongeoorloofd gedrag, zoals het fenomeen pesten dat nog altijd voorkomt, en dat van invloed kan zijn op het werk- of privéleven van werknemers.

Ik wil vooral benadrukken dat we zaken niet langer door het vizier van een economie op industrieel niveau moeten bekijken die gebaseerd is op een achttiende-eeuws model. Wat betreft onze groei kunnen we niet rekenen op onze natuurlijke bronnen of op werkgelegenheid zoals dat in China het geval is, dus moet er een revolutie in onze denkwijze ontstaan; we moeten ons derhalve realiseren dat we moeten investeren in mensen en ze moeten opleiden, ze zekerheid en groeimogelijkheden moeten bieden. Dit is de beste, zo niet de enige oplossing om het concurrentievermogen van de EU te bevorderen en de Lissabondoelstellingen te behalen. Als binnen nieuwe economieën, zoals die van Brazilië of van de Aziatische tijgers, de uitdaging van internationale handel ligt bij de kwantiteit, heeft Europa de plicht en bovenal de mogelijkheid om zichzelf te differentiëren door zich op kwaliteit, creativiteit en zijn culturele, intellectuele en wetenschappelijke erfgoed te richten, met andere woorden op de belangrijkste elementen die voorhanden zijn.

De tertiaire sector, met de mens als voornaamste grondstof, niet op grond van hun lichaam maar van hun hersenen, is momenteel de toonaangevende sector. Wanneer we onze burgers derhalve de mogelijkheid bieden om zo goed als mogelijk hun bekwaamheden en bevoegdheden neer te zetten die ze tijdens jarenlange studie hebben opgedaan, zijn we klaar om onze taak als hoofdrolspeler op het internationale podium uit te voeren, een rol die we momenteel dreigen te verliezen. Economische ontwikkeling moet ten dienste van mensen staan, en niet andersom.

 
  
MPphoto
 
 

  José Albino Silva Peneda (PPE-DE).(PT) Mevrouw de Voorzitter, ik groet mevrouw Panayotopoulos-Cassiotou en feliciteer haar met haar verslag, dat ik ten volle onderschrijf. De kwaliteit van de werkgelegenheid heeft niet alleen te maken met de rechten van werknemers; dat zou al te eenvoudig zijn. Het is van vitaal belang dat dit begrip in veel ruimere zin wordt opgevat, om te beginnen omdat een betere kwaliteit van de arbeidsomgeving op beslissende wijze bijdraagt aan de verhoging van de productiviteit en dus ook van het concurrentievermogen.

De kwaliteit van de werkgelegenheid is afhankelijk van het bestaan van correcte overheidsmaatregelen en een passende bedrijfscultuur voor wat betreft toegang tot infrastructuur en communicatietechnologieën, vorming, beroepsopleiding, levenslang leren, gezondheid en veiligheid op het werk en toegang tot de arbeidsmarkt. Vanuit het standpunt van de bedrijfswereld is kwaliteit afhankelijk van leiderschap, promotiemogelijkheden en arbeidsorganisatie. Ik wil hier graag nog een andere reden noemen waarom deze kwestie onze aandacht verdient. De hervormingen die Europa op diverse niveaus moet uitvoeren om beter te kunnen concurreren met de rest van de wereld vereisen een gedrags- en mentaliteitsverandering van zowel de bedrijven als de werknemers.

Hoe groter het vertrouwen tussen de betrokken partijen, hoe gemakkelijker het zal zijn om de hervormingen tot een goed einde te brengen. Hoe intenser de dialoog, hoe sterker het vertrouwen en hoe intenser de sociale dialoog, hoe meer transparantie er zal bestaan over de kwesties die betrekking hebben op de herstructurerings- en hervormingsprocessen. Mijns inziens moeten de Europese politieke, economische en sociale actoren in de huidige omstandigheden alle kansen benutten om de sociale dialoog aan te zwengelen, niet alleen tussen de lidstaten maar ook op Europees niveau. De kwaliteit van het werk biedt in dit verband een unieke gelegenheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Van Lancker (PSE). – Commissaris, het is een bijzonder goede zaak dat de Commissie de strategie van de IAO voor waardig werk actief gaat ondersteunen.

Waardig werk is meer dan alleen eerbiediging van de fundamentele arbeidsnormen van de IAO, hoe belangrijk die ook zijn. Het houdt ook in dat mensen recht hebben op een leefbaar loon, recht op sociale bescherming en het recht om zich te organiseren.

Nu, anderhalf miljard mensen in de wereld verdienen onvoldoende om in hun levensbehoeften te voorzien. Nochtans heeft 90 procent van alle landen in de wereld een wettelijk minimumloon, maar vaak vallen thuiswerkers, landarbeiders of mensen met een precair contract daar niet onder of wordt de wet niet toegepast. Sociaal overleg en vakbondsrechten zijn dan ook cruciaal om iedereen het recht op waardig werk te waarborgen.

Daarom ben ik bijzonder verheugd over de gezamenlijke verklaring van het Europees Vakverbond en de Amerikaanse vakbonden, die samen van waardig werk een strijdpunt willen maken.

Europa moet waardig werk centraal stellen in zijn buitenlands beleid, om de voordelen van de mondialisering gelijker te verdelen en om sociale dumping ten opzichte van de loon- en arbeidsvoorwaarden in meer ontwikkelde economieën te vermijden. Handelsakkoorden van de Europese Unie met landen zoals India of Korea, waarover nu onderhandeld wordt, moeten waardig werk ondersteunen en handelspreferenties moeten ingetrokken worden, indien landen de sociale grondrechten systematisch schenden.

Europa moet zijn partners uit de ontwikkelingslanden ook steunen om waardig werk een belangrijke rol in hun landen- of regiostrategieplannen en in de Europese partnerschapsovereenkomsten te geven.

Niet alleen regeringen, maar ook multinationals hebben een verpletterende verantwoordelijkheid met betrekking tot het garanderen van billijke lonen en arbeidsvoorwaarden. Multinationals die hun zetel hebben in de Europese Unie, maar ook de dochterbedrijven en onderaannemers hiervan elders in de wereld, die fundamentele rechten blijven schenden, horen thuis op een zwarte lijst en moeten uitgesloten worden van alle mogelijke openbare aanbestedingen in Europa.

Zo zal Europa de leiding nemen van de internationale inspanningen om aan mondialisering een sociale dimensie te geven.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian Harkin (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik feliciteer de rapporteur met dit veelomvattende en evenwichtige verslag. Dit verslag bevat een aantal opmerkingen die aanleiding zijn geweest voor enig debat, maar ik wil de vraag stellen: is er ook maar iets in dit verslag dat niet van toepassing zou moeten zijn op een lid van mijn familie? En of die familieleden van mij nu in Ierland of in Polen wonen of zelfs staatsburgers van derde landen zijn, ik zou willen dat de bepalingen van dit verslag op hen van toepassing zijn. Dus als we waardig werk echt willen bevorderen, voor iedereen, dus niet alleen voor wie dankzij zijn of haar geboorte, positie in de samenleving of opleiding toegang heeft tot waardig werk, dan is dit verslag een belangrijke stap in die richting.

Zoals ik al gezegd heb, is dit een evenwichtig verslag. Net zoals een lid van mijn familie misschien werk zoekt, kan hij of zij ook een kleine ondernemer zijn, een KMO die vecht om te overleven en daarbij waardig werk creëert. Met dit verslag worden bedrijven gesteund die niet proberen hun werknemers uit te buiten, die niet aan sociale dumping doen en die geen fundamentele arbeidsnormen schenden. Ik vermoed dat de meesten van ons graag bij zulke bedrijven zouden willen werken of zulke bedrijven zouden willen leiden.

Er bestaat een voortdurende spanning tussen de eisen van de markt en het streven naar een rechtvaardige en billijke samenleving. Een groep werknemers, de werknemers in de zorg - feitelijk de grootste groep werknemers in Europa - zit daar vaak tussen geklemd. De markt erkent en beloont ze niet omdat ze niet substantieel bijdragen aan de groei van het bbp. Maar zij zijn de lijm die de samenleving bij elkaar houdt. Zonder deze groep werknemers zouden de maatschappelijke structuren zoals we die kennen in elkaar storten, en wie zal de markt dan bedienen?

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL).(PT) Waardig werk voor iedereen, een doelstelling die terecht bepleit wordt door de Internationale Arbeidsorganisatie, moet gepaard gaan met een bevordering van de rechten van werknemers op tal van terreinen, met name werkgelegenheid, salarissen, contracten, gezondheid, hygiëne, veiligheid op het werk, beroepsopleiding, promotie, sociale bescherming en zekerheid, collectieve overeenkomsten, sociale dialoog en uitbanning van discriminatie en ongelijkheid. Een blik op de realiteit – groei van het aantal precaire banen, onderbetaald werk, miljoenen arbeidsongevallen, armoede onder werknemers, werkloosheid en nieuwe schendingen van de rechten van werknemers waarvan de zogeheten flexicuriteit een schoolvoorbeeld is – volstaat om te beseffen in wat voor contradicties wij verzeild zijn geraakt, contradicties die werknemers ertoe aanzetten om te protesteren en te strijden. In Portugal heeft de CGTP alvast een algemene staking gepland voor 30 mei.

De Commissie zelf is een voorbeeld van deze contradicties: enerzijds legt zij deze mededeling voor en anderzijds publiceert zij een ontwerp voor een Groenboek betreffende arbeidswetgeving…

(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Kathy Sinnott (IND/DEM). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het lijdt geen twijfel dat in sommige landen uitbuiting van werknemers de norm is. We hebben daar terecht kritiek op, maar we kopen, dragen, eten en drinken de producten van gedwongen arbeid dagelijks.

Maar waardig werk is tweerichtingsverkeer. De werkomstandigheden moeten eerlijk zijn voor de werknemers, maar ook de werknemers moeten hun werk op een eerlijke en verantwoordelijke manier uitvoeren. Alleen wanneer er in Europa sprake is van wederzijdse waardigheid en respect op het werk zal de EU concurrerend en sociaal duurzaam zijn. Ik wil mevrouw Panayotopoulos feliciteren met haar werk. Ze heeft alle kwetsbare groepen - jonge moeders, moeders, zelfs moeders die borstvoeding geven, deeltijdwerkers en oudere werknemers - in haar verslag behandeld. Ze noemt zelfs de thuiswerkers, en ik zou graag denken dat hier ook de onbetaalde vrouwen en mannen die voor kinderen zorgen, mensen met een handicap en oudere familieleden onder begrepen worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Claude Martinez (ITS).(FR) Mevrouw de Voorzitter, werk voor iedereen en dan ook nog eens fatsoenlijk werk! Maar waar gaat het dan om? Werk van jongeren, vrouwen, kinderen, in Groot-Brittannië of in Portugal, werk van migranten en werk van slaven in de diplomatieke missies – vooral in het Nabije Oosten – , werk van loontrekkers in Frankrijk, waar mensen zelfmoord plegen, zoals – bijvoorbeeld – bij Renault. Het gaat hier om onfatsoenlijke lonen – 1000 euro per maand voor caissières, metselaars, werklieden – , die net hoog genoeg zijn om de werknemersbataljons weer aan te vullen. Na een leven van uitbuiting kunnen ze dan een schandalig pensioentje trekken: 130 euro voor de echtgenoot van de boerin. Het kost 10 euro om een hond van de straat te halen – er is dus niet eens genoeg geld om de gepensioneerde boerin van de straat te houden.

Hoe komt dat? Het is het gevolg van het nieuwe, gemondialiseerde kapitalisme. Dat is niet langer het industriële kapitalisme – we zuchten nu onder het financieringskapitalisme. Dat type kapitalisme is steeds op zoek naar een rentabiliteit van 15 procent. Om een dergelijke opbrengst te verwezenlijken oefent het pensioenfondskapitalisme, het speculatiefondskapitalisme, het hedge-fund-kapitalisme op drie manieren druk uit: op de lonen, op de loontrekkers – die hun werk binnen minimale tijdsmarges gereed moeten krijgen, en dus onder stress lijden (vandaar de zelfmoorden) – en het aantal loontrekkers. Andere oorzaak: de immigratie van werkers uit Latijns-Amerika en Afrika om te werken in de fabrieken in El Ejido in Andalusië of de restaurants van Barcelona. Het is de mondialisering, waar een Chinees die 25 eurocent per uur verdient het model wordt voor de wereldwerknemer.

Wat kunnen we doen? Vier dingen. Sociale strijd leveren en juridisch verzet aantekenen, binnen de IAO en de WTO. We moeten daarbij onze fantasie laten werken en vooral de aftrekbare douanerechten als instrument gebruiken. We zullen ook politieke strijd moeten leveren. Van belang is vooral dat we duidelijk zijn en de dingen bij hun naam noemen. De gedereguleerde markt, het kapitalisme en de mondialisering – dat is ook het wereldwijde financieringskapitalisme.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Andersson (PSE). – (SV) Ik wil zowel de rapporteur als de Commissie bedanken voor het zeer evenwichtige verslag en ook voor het standpunt van de Commissie. De strijd voor fatsoenlijk werk begint in de EU. Het gaat om de strijd tegen zwart werk, maar ook om fatsoenlijke arbeidsomstandigheden in de EU, om een salaris waarvan te leven valt, om de kans om zich in het werk te ontwikkelen en de kans om invloed op de werkplek uit te oefenen. Willen wij op mondiaal niveau vorderingen maken op deze terreinen, dan moeten we eerst zelf voldoen aan het beginsel van fatsoenlijke arbeidsomstandigheden bij onszelf, en dat doen we niet in alle opzichten. We moeten ook voortdurend werken aan de situatie in alle lidstaten van de EU. Voor de internationale inspanningen hebben we de verdragen van de IAO, die in dezen een goede basis vormen. Open grenzen en open handel zijn belangrijk en daar ben ik een aanhanger van, maar het is ook belangrijk dat we tegelijkertijd werken met goede milieu- en arbeidsomstandigheden voor mensen in landen die armer zijn dan de EU-landen. Ook daar gaat het om het recht om zich te organiseren en het recht op fatsoenlijke lonen en arbeidsomstandigheden. Welke verantwoordelijkheid hebben de verschillende actoren in dat verband? Het is duidelijk dat de EU een verantwoordelijkheid heeft als internationale actor op handelsgebied en andere gebieden. De lidstaten hebben een verantwoordelijkheid, maar ook de ondernemingen hebben een verantwoordelijkheid, onder andere op sociaal gebied. Soms ontstaan er conflicten tussen groeimogelijkheden en fatsoenlijke arbeidsomstandigheden. Volgens mij zijn die twee zaken aan elkaar gekoppeld: zonder fatsoenlijke arbeidsomstandigheden krijgen we geen duurzame groei.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Karatzaferis (IND/DEM). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, er is geen onwaardig werk en er zijn geen onwaardige beroepen. Zelfs het oudste beroep van de wereld is niet onwaardig. Er zijn echter wel onwaardige omstandigheden, en die worden gekweekt door ons beleid.

Als iemand arm is en geen kant meer uit kan, neemt hij zijn toevlucht tot onwaardig werk. Jean Valjean in Les Miserables was niet onwaardig toen hij een brood stal. Wij hebben echter 100 miljoen Europeanen in nood gebracht en Jean Valjean’s van hen gemaakt. Dat wordt door de multinationals uitgebuit.

Vroeg of laat moet men toch inzien dat als wij geen ander beleid voeren, dat als wij doen alsof de bankiers het evangelie zijn, de mensen gedwongen zullen worden tot onwaardig werk. De heer Trichet heeft binnen twee jaar de rentevoet verdubbeld.

U zult begrijpen dat daardoor iemand die 800 euro verdient en een hypotheek heeft opgenomen, deze alleen kan afbetalen als hij onwaardig werk aanvaardt. Daarom moeten wij een sprong vooruit maken. Na zoveel jaar keren wij terug naar het feudalisme, met het verschil dat vroeger de leenheer een naam had, maar nu heeft hij een bank!

 
  
MPphoto
 
 

  Magda Kósáné Kovács (PSE). (HU) Het uitstekende verslag van mevrouw Panayotopoulos spreekt namens ons allen. Zij verbindt de dwang van “moeten praten” met een serieus, actueel en strategisch pleidooi.

Serieus omdat het verslag op verantwoordelijke en deskundige wijze de maatschappelijke verschillen blootlegt die het proces van achteruitgang versnellen. Verscheidene keren worden vrouwen in de tekst genoemd, alsmede ouderen, mensen met een beperking, immigranten, etnische minderheden en laag opgeleiden, vanwege beperkende omstandigheden op de nieuwe arbeidsmarkt en in de demografische situatie.

Het verslag is actueel omdat in de EU-instellingen onlangs een discussie is losgebarsten over de hervorming van het arbeidsrecht, de maatschappelijke dialoog en maatregelen die de sociale zekerheid versterken. Deze discussies kunnen elkaar tenietdoen maar onze resolutie kan er nu toe bijdragen dat ze toch allemaal dezelfde richting op wijzen.

Het pleidooi is ook strategisch want met het concept van decent work wordt uiteengezet wat de begrippen arbeidszekerheid, sociale zekerheid, partnerschap, rechten op de werkplek en gelijkheid tussen mannen en vrouwen betekenen of zouden moeten betekenen. Dit alles is onlosmakelijk verbonden met de strategie ter bestrijding van de armoede en het opheffen van de dreigende aanwezigheid van de armoedeval.

Armoede is een schandvlek op het gezicht van Europa, daarom is de invoering van het systeem voor een minimumloon in elke lidstaat onvermijdelijk, al kunnen ook op dit gebied aanzienlijke verschillen worden verwacht tussen de oude en de nieuwe lidstaten. Toch betekent deze regeling op de lange termijn dat er een eind komt aan levenstandaarden onder het niveau van menselijke waardigheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Ole Christensen (PSE). – (DA) Mevrouw de Voorzitter, elk jaar vinden er 270 miljoen arbeidsongevallen plaats. In totaal komen per jaar 2,2 miljoen werknemers om het leven ten gevolge van slechte arbeidsomstandigheden en over de wereld verspreid werken naar schatting 60 miljoen kinderen onder harde en gevaarlijke omstandigheden. In de WTO, in onze handelsovereenkomsten en in onze ontwikkelingshulp moeten we meer aandacht schenken aan fatsoenlijk werk. De Europese consumenten moeten echter ook worden geactiveerd. De consumenten zijn bereid om voor de rechten van de werknemers te strijden. Dat zien we in de stijgende belangstelling voor fair trade-producten. De consumenten zijn bereid om extra voor deze producten te betalen, als het zeker is dat die onder fatsoenlijke arbeidsomstandigheden zijn geproduceerd.

Consumenten, klanten, werknemers en investeerders moeten de gelegenheid hebben om producten en leveranciers te kiezen of te verwerpen, afhankelijk van de vraag of de producten zonder gevaar voor lijf en leden zijn geproduceerd. Een vrijwillig productmerk voor waren die onder fatsoenlijke arbeidsomstandigheden zijn geproduceerd zal de consumenten de informatie geven die nodig is om fatsoenlijke arbeidsomstandigheden onder de aandacht van de consumenten en ondernemingen te houden. Een EU-productmerk op basis van de fundamentele werknemersrechten van de IAO kan in dezen verschil uitmaken.

 
  
MPphoto
 
 

  Vladimír Špidla, lid van de Commissie.(CS) Geachte afgevaardigden, het is heel moeilijk om binnen de mij ter beschikking staande tijd een adequate bijdrage te leveren aan dit debat. Ik zal daarom proberen in te zoomen op de belangrijkste punten. Uit het debat blijkt dat het Parlement er fervent voorstander van is om het concept “waardig werk voor iedereen” zodanig te bevorderen dat het deel gaat uitmaken van een door de Commissie geformuleerde strategie. Ten tweede is dit een globaal project dat altijd, in alle omstandigheden en in alle landen, onafhankelijk van hun ontwikkelingsniveau, van toepassing is en dit omvat uiteraard ook de lidstaten van de EU.

Verder werd benadrukt dat zelfs binnen de Europese Unie met sommige normen de hand wordt gelicht, vooral wanneer het illegale arbeid betreft. De Commissie heeft daarom een voorstel goedgekeurd om illegaal werkende migranten harder aan te pakken en zij werkt momenteel aan een meer coherente strategie voor de bestrijding van zwart werk.

Ik kan u voorts meedelen dat de Commissie in de eerste helft van 2008 een monitoringverslag zal publiceren met daarin de initiatieven die de Unie ontplooit op het vlak van waardig werk. Het bevorderen van dit algemene concept is iets dat vele gebieden samenbrengt, zoals ook het ontwerpverslag duidelijk maakt. Ik wil de rapporteur nogmaals gelukwensen en complimenteren met de kwaliteit van haar verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt vandaag om 12.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Tokia Saïfi (PPE-DE), schriftelijk.(FR) Nu de mondialisering aanleiding blijkt te geven tot onrust en sociale onrechtvaardigheid moeten we de Europese strategieën die aandacht besteden aan de sociale gevolgen van die mondialisering activeren. Het opstellen van een agenda voor waardig werk is een onderdeel van die strategieën. Waardig werk kan inderdaad bijdragen tot de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, omdat het ons in staat stelt van de voordelen van de mondialisering het volste profijt te trekken terwijl we de nadelen ervan zoveel mogelijk verzachten.

De liberalisering van de handel moet bijdragen tot de doelstellingen op het gebied van groei, volledige werkgelegenheid en het terugdringen van armoede. Ze moet echter hoe dan ook gebaseerd zijn op het bevorderen van waardig werk voor iedereen. Indien we vinden dat de bevordering van waardig werk een constante moet zijn in het externe beleid van de EU, dan moet dit streven ook gezien worden als een onderdeel van de handelsbetrekkingen die de EU met derde landen onderhoudt. Het is daarom van belang dat er een mechanisme in werking wordt gesteld om het bevorderen van waardig werk te verzekeren. Ik doel dan op het schema van algemene tariefpreferenties. Het SAP+ vertegenwoordigt een onmisbare hefboom, die tegelijkertijd kan dienen om aan te zetten tot duurzame ontwikkeling, goede governance en het bevorderen van fundamentele sociale rechten.

 
  
  

VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT
Ondervoorzitter

 

5. Stemmingen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is de stemming.

(Uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemmingen: zie notulen)

 

5.1. Financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van de transeuropese netwerken voor vervoer en energie (stemming)
  

– Verslag-Mauro (A6-0169/2007)

 

5.2. Roaming op publieke mobiele netwerken (stemming)
  

– Verslag-Rübig (A6-0155/2007)

– Vóór de stemming:

 
  
MPphoto
 
 

  Martin Callanan (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik doe een beroep op het Reglement. Ik wil, in overeenstemming met het Reglement, een financieel belang bij het verslag-Rübig aanmelden. Ik zal niet deelnemen aan de stemming over de desbetreffende punten.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Dat is zeer fatsoenlijk. De meesten van ons hebben een mobiele telefoon!

 
  
MPphoto
 
 

  Roger Helmer (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil op grond van artikel 166 een financieel belang aanmelden. Als lid van het Europees Parlement en frequent gebruiker van mobiele telefoons heb ik veel te winnen bij deze wetgeving. Ik sluit mijzelf daarom uit van de stemming. Ik vertrouw erop dat veel van mijn collega’s mijn voorbeeld zullen volgen!

(Gelach)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Dat staat genoteerd!

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Corbett (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, wilt u op basis van de logica van de vorige twee sprekers informeren of er misschien een lid van het Europees Parlement is die geen mobiele telefoon bezit? Dan kan dat lid besluiten of we deze wetgeving aannemen of niet!

(Gelach en applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Ik denk dat wij nu weer verder kunnen gaan.

– Na de aanneming van de wetgevingsresolutie

De Voorzitter. – Mijn gelukwensen aan de heer Rübig en de Europese gebruikers van mobiele telefoons!

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Paul Rübig (PPE-DE), rapporteur.(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik bedank het Huis voor zijn steun en vooral de Raad voor de toezegging dat 27 juni de uiterste datum is waarop de verordening van kracht wordt. En tegen de collega’s die zich van stemming onthouden hebben, zou ik willen zeggen dat we de kosten voor de belastingbetaler reduceren.

 

5.3. Tweede aanvullend protocol bij de overeenkomst inzake economisch partnerschap, politieke coördinatie en samenwerking EG/Mexico, teneinde de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de EU in aanmerking te nemen (stemming)
  

– Verslag-Markov (A6-0138/2007)

 

5.4. Onderlinge aanpassing van de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken (stemming)
  

– Verslag-Lulling (A6-0148/2007)

– Na de verwerping van het Commissievoorstel:

 
  
MPphoto
 
 

  Ieke van den Burg (PSE). – (EN) Ik dien een verzoek in om het document terug te verwijzen naar de commissie, omdat we nu tegenstrijdige stemmingsuitslagen hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aangezien de Commissie geen voorstellen heeft gedaan, wordt de kwestie automatisch terugverwezen naar de bevoegde commissie. Dat zal hoe dan ook gebeuren.

 
  
MPphoto
 
 

  Astrid Lulling (PPE-DE), rapporteur.(FR) Mijnheer de Voorzitter, ik heb mijn fractie en een aantal collega's die er gelijkluidende gedachten op nahouden voorgesteld om dit verslag te verwerpen. De benadering die ik had voorgesteld is namelijk niet gevolgd en ik heb de indruk dat bepaalde leden van dit Parlement – we mogen niet vergeten dat de stemmen bijna staakten – niet goed wisten waarover ze stemden.

(Protest)

Neem me niet kwalijk: niet goed beseften welke de implicaties hun stem precies zou hebben.

Daar komt bij, mijnheer de Voorzitter, dat de Commissie er het zwijgen toedoet. Terwijl commissaris Kovács gisteren tweemaal het woord heeft gevoerd, heb ik hem als rapporteur geen antwoord mogen geven. Dat geeft wel aan hoe machteloos de Commissie is.

We hebben een voorstel gedaan om uit de impasse te geraken. We hebben daarvoor helaas geen steun ontvangen, mijnheer de Voorzitter. Er is dus geen verslag van het Parlement over dit voorstel. De Commissie en de Raad kunnen zo de status-quo voortzetten en in hun lethargie volharden.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Er zal uiteraard een debat worden gehouden wanneer de zaak weer in het Parlement ter tafel wordt gelegd.

 

5.5. Samenstelling van de vaste delegatie EUROLAT (stemming)

5.6. Impact en gevolgen van uitsluiting van gezondheidsdiensten uit de richtlijn betreffende diensten op de interne markt (stemming)
  

– Verslag-Vergnaud (A6-0173/2007)

– Vóór de stemming:

 
  
MPphoto
 
 

  Bernadette Vergnaud (PSE), rapporteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zou het Parlement graag willen wijzen op een erratum.

Aangezien dezelfde zin in drie verschillende paragrafen voorkomt, hebben de diensten van het Parlement – geheel terecht – de paragrafen 47 en 53 van het verslag geschrapt, want deze zin staat in zijn geheel in paragraaf 51.

Daar wilde ik mijn collega’s even op wijzen.

 

5.7. Impact en gevolgen van het structuurbeleid voor de samenhang in de EU (stemming)
  

– Verslag-Pleguezuelos Aguilar (A6-0150/2007)

 

5.8. Handelsgebonden hulpverlening van de Europese Unie (stemming)
  

– Verslag-David Martin (A6-0088/2007)

 

5.9. Economische partnerschapsovereenkomsten (stemming)
  

– Verslag-Sturdy (A6-0084/2007)

– Vóór de stemming over amendement 23:

 
  
MPphoto
 
 

  Margrietus van den Berg (PSE). – Voorzitter, in de laatste zin van amendement 23 staat nu “calls on the EU to set up the compensation mechanisms required to avert consequences of this sort”. Hier zijn bezwaren tegen gerezen, omdat het zo lijkt alsof wij, de EU, alle financiële gevolgen moeten dragen. Om dat te vermijden stel ik als mondeling amendement voor “calls on the EU to help to set up the compensation mechanisms required to avert consequences of this sort”.

 
  
  

(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)

 

5.10. Jaarverslag 2005 over het GBVB (stemming)
  

– Verslag-Brok (A6-0130/2007)

– Na de stemming:

 
  
MPphoto
 
 

  Vittorio Agnoletto (GUE/NGL).(IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, bij de stemming over paragraaf 10 gaf de Italiaanse vertaling aan dat het om paragraaf 11 ging, waardoor ik anders gestemd heb dan ik had willen doen.

 

5.11. Bevordering van waardig werk voor iedereen (stemming)
  

– Verslag-Panayotopoulos-Cassiotou (A6-0068/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Hiermee is de stemming beëindigd.

 

6. Stemverklaringen
  

– Verslag-Mauro (A6-0169/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Hubert Pirker (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik sta achter het verslag van de heer Mauro. Wat ik echter in het Commissiedocument en het verslag mis, is dat de financiële bijstand van de Gemeenschap gekoppeld wordt aan beschermingmaatregelen tegen lawaai van trein- en wegverkeer. Bij alle – noodzakelijke - uitbreidingsmaatregelen dient ook rekening gehouden te worden met de omwonenden en wel uit het oogpunt van de volksgezondheid en uit het oogpunt van draagvlakverbreding.

Vandaar mijn eis dat er in de regelingen voor bescherming tegen lawaai van railvoertuigen zo snel mogelijk lagere grenswaarden opgenomen worden en dat beschermingsmaatregelen tegen lawaai evenzeer gestimuleerd worden als de uitbreiding van de trans-Europese netwerken.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (ITS).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen het verslag-Mauro gestemd omdat de verkeersdichtheid in Europa enorm toeneemt en overvolle wegen en permanente files de voorbode van een dreigend verkeersinfarct zijn. Hoewel we al vele jaren terug projecten in het kader van de trans-Europese netwerken vastgelegd hebben, zijn we bij de uitvoering daarvan ontzettend achterop geraakt. Zo is bijvoorbeeld de grote spoorwegcorridor voor Europa nog steeds een allegaartje.

We moeten er dus voor zorgen dat het treinverkeer aantrekkelijker wordt en dat geldt volgens mij niet alleen in transnationale context, maar in versterkte mate ook voor het verkeer over korte afstanden.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Ofschoon dit voorstel voor een verordening tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van de trans-Europese netwerken voor vervoer en energie voorziet in een verhoging van het huidige niveau van cofinanciering door de Gemeenschap, ligt het bedrag onder dat van het oorspronkelijke voorstel, voor zowel vervoer als energie, ten gevolge van de nadelige overeenkomst over de financiële vooruitzichten voor de periode 2007-2013.

Er is hier nog een andere fundamentele kwestie in het spel. De tenuitvoerlegging van de “trans-Europese netwerken” wordt gefinancierd door de Gemeenschap en de lidstaten – dat wil zeggen met geld van de overheid – teneinde garanties te bieden voor de verwezenlijking van de interne markt, zoals blijkt uit punt 1 van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad, waarin wordt beklemtoond “dat krachtige en geïntegreerde energie- en vervoersnetwerken de ruggengraat van de Europese interne markt vormen en dat beter gebruik van de bestaande netwerken en voltooiing van de ontbrekende schakels de doeltreffendheid verbeteren en de mededinging vergroten”. Anders gezegd, het hoofddoel van deze projecten is de voltooiing van de interne markt, en de daarmee gepaard gaande openstelling van de markten en het overgaan in privéhanden van de sleutelfactoren van de nationale economie, nadat de overheid uiteraard eerst de nodige investeringen heeft gedaan.

Gelet op het belang van deze sectoren voor de ontwikkeling van om het even welk land zijn wij van oordeel dat zij deel moeten blijven uitmaken van de overheidssector en kanten wij ons tegen privatisering.

 
  
MPphoto
 
 

  Alyn Smith (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijn fractie had graag gezien dat onze amendementen in dit verslag waren opgenomen, wat de zeggenschap van het Parlement over toekomstige begrotingen voor trans-Europese energie- en transportnetwerken zou hebben vergroot, maar dat is niet gelukt. Het blijft echter belangrijk dat het Parlement nauwlettend toezicht blijft houden op dit investeringsgebied, omdat het hier om een duidelijk geval van “Europese toegevoegde waarde” gaat. De EU breekt al heel lang in heel Europa allerlei barrières af, maar op energiegebied bestaan er nog veel infrastructurele barrières en daar moeten we iets aan doen. Schotland heeft bijvoorbeeld veel bij te dragen aan de energievoorziening van Europa, maar daar hebben we de nodige verbindingen voor nodig en ik zal alle mogelijke manieren onderzoeken om EU-middelen vrij te maken voor het aanleggen van deze verbindingen om het groene-energiepotentieel van Schotland maximaal te kunnen ontwikkelen.

 
  
  

– Verslag-Rübig (A6-0155/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Gyula Hegyi (PSE). (HU) Mijns inziens was dit een van de belangrijkste stemmingen, in ieder geval vanuit het oogpunt van onze burgers. Eenvoudige burgers hebben namelijk weinig kennis van de rechtsregels binnen de Europese Unie en des te nieuwsgieriger zijn ze om te weten te komen wat het EU-lidmaatschap in hun dagelijks leven eigenlijk betekent.

Als de grenzen wegvallen, als we zonder paspoort van het ene land naar het andere kunnen reizen, dringt de vraag zich op waarom we extra moeten betalen voor grensoverschrijdend telefonisch contact. Volgens mij zou het beter zijn als het Parlement een besluit uitvaardigt waarmee de roamingtarieven volledig worden afgeschaft en de kosten voor mobiele telefonie binnen de grenzen van de Europese Unie gelijk zijn.

Ik zie echter wel in dat het lastig zou zijn geweest dit in één keer voor elkaar te krijgen en daarom ben ik blij dat de roamingtarieven tenminste stapsgewijs worden verlaagd. Er wonen 10 miljoen mensen in Hongarije, van wie er 9,5 miljoen een mobiele telefoon hebben. Daarom vind ik het zeer belangrijk dat we hier vandaag vóór hebben gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Ivo Strejček (PPE-DE).(CS) Ik heb om de volgende redenen tegen de roamingvoorstellen gestemd. Ten eerste zijn dit geen economische maar politieke maatregelen. Zij zijn een uiting van protectionisme en modern Europees mercantilisme. Ten tweede druisen deze maatregelen lijnrecht in tegen het principe van vraag en aanbod. Hoewel ik, ten derde, niet verwacht dat de mobiele operators hun verliezen zullen compenseren door hogere prijzen op de thuismarkten is het wel waarschijnlijk dat zij minder zullen investeren in ontwikkeling en dat zal zeer zeker een einde maken aan de neerwaartse prijstendens op de thuismarken.

Het kwalijkst voor de Europese Unie is dat de belegger zijn vertrouwen zal verliezen als hij ziet dat de bestuurders tijdens het spel de goalpalen verzetten.

 
  
MPphoto
 
 

  Jim Allister (NI), schriftelijk. (EN) Het is prettig om een stuk EU-wetgeving voor de verandering eens te kunnen verwelkomen. De verplichte verlaging van de roamingtarieven voor mobiel bellen is goed voor consumenten in heel Europa. Hoewel 35 pence per minuut voor het plegen van een gesprek en 17 pence voor het ontvangen van een gesprek nog steeds veel is, zullen deze tarieven in de komende drie jaar verder dalen. Nu moeten we verlagingen van de tarieven voor het verzenden van sms-berichten en e-mails tot stand brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Roland Clark (IND/DEM), schriftelijk. (EN) De leden van de UK Independence Party hebben, zoals alle leden van het Parlement, een gevestigd belang bij het verlagen van de roamingtarieven. Daarom zullen de leden van de UK Independence Party niet stemmen over het verslag-Rübig. De UK Independence Party is van mening dat het moreel verkeerd is voor leden van het Parlement om te stemmen over iets dat tot persoonlijke verrijking kan leiden. Bovendien gaan we nooit akkoord met EU-wetgeving.

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Corbett (PSE), schriftelijk. (EN) Ik ben ingenomen met het nieuwe akkoord over de roamingtarieven voor mobiel telefoneren. De leden van de Labour Party in het Europees Parlement hebben twee jaar campagne gevoerd voor deze maatregelen, die een echte overwinning voor de Europese consumenten betekenen en die we zonder de EU nooit hadden kunnen bereiken. De aanbieders van mobiele telefonie hebben veel te lang buitensporig hoge bedragen berekend aan mensen die hun mobiele telefoons in andere landen van de EU gebruiken.

Het is een schande dat de conservatieve Parlementsleden de kant van de mobieletelefoonmaatschappijen hebben gekozen in hun verzet tegen de bescherming van de consumenten en zelfs hebben gepleit voor hogere tarieven.

 
  
MPphoto
 
 

  Brigitte Douay (PSE), schriftelijk.(FR) Ik heb voor het verslag-Rübig betreffende roaming op publieke mobiele netwerken binnen de Gemeenschap gestemd, omdat de standpunten die in dit verslag worden ingenomen het mogelijk zullen maken de positie van de Europese consumenten aanzienlijk te verbeteren. Veel Europese burgers, waaronder ook de bewoners van de grensregio Nord-Pas-de-Calais reizen regelmatig naar het buitenland, hetzij vanwege hun werk, hetzij om persoonlijke redenen. De thans geldende tarieven voor in- en uitgaande gesprekken zijn veel te hoog en niet te rechtvaardigen.

Het verslag-Rübig brengt correcties aan in deze situatie, die de mobiliteit in de weg staat. Ik ben vóór de in dit verslag vastgelegde tarieven. De tarieven die we nu zijn overeengekomen liggen veel lager dan die welke thans worden toegepast en dat is heel bevredigend. We zouden evenwel de voorkeur hebben gegeven aan nog lagere tarieven: dat zou de mobiliteit in Europa bevorderd hebben.

De tarieven zijn dus aanzienlijk verlaagd. Er is echter ook aangedrongen op transparantie, en dat is een heel belangrijk beginsel. De Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement had ook al aangedrongen op meer transparantie met betrekking tot de kosten. We hebben nu bereikt dat de Europese burgers voortaan precies weten hoeveel in- en uitgaande gesprekken in of vanuit het buitenland kosten.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag-Rübig (A6-0155/2007) over roaming op publieke mobiele netwerken binnen de Gemeenschap gestemd. Ik ben van oordeel dat het voorakkoord dat het Parlement en het voorzitterschap van de Raad over de tekst van de verordening hebben bereikt en waarbij de leden van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement een fundamentele rol hebben gespeeld, voor de consument een belangrijke overwinning betekent.

Ik ben van oordeel dat deze maatregelen beslissend zullen zijn voor de toekomst van de informatiemaatschappij. Zij zullen ons in de gelegenheid stellen om miljarden euro’s uit te sparen en de belangen van de consument beter te behartigen. De daling van de roamingtarieven zal het mogelijk maken om de laatste belemmeringen voor de voltooiing van de interne markt weg te werken en het Europese concurrentievermogen te versterken.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Verklaard wordt dat “het creëren van een goed werkende Europese interne telecommunicatiemarkt” het uiteindelijke doel is van deze verordening. De reden hiervan is dat, zoals in het verslag wordt gezegd, “zelfregulering niet werkt”.

Het is interessant om vast te stellen dat men erkent dat de markt in dit geval niet werkt en dat het derhalve nodig is om de prijzen te reguleren. Voorgesteld wordt om de regeling op zowel wholesale- als retailniveau in te voeren, met inbegrip van de toepassing van een gereguleerde retailprijs – eurotarief genaamd – die alle operatoren verplicht zullen moeten aanbieden teneinde een aanzienlijke verlaging van de roamingtarieven te waarborgen. Ofschoon de grote bedrijven uit de sector nog steeds grote winstmarges kunnen blijven hanteren, zijn de consumenten in tal van opzichten gebaat bij dit initiatief: zij zullen goedkopere internationale gesprekken kunnen voeren, zonder dat de kosten naar de nationale markten worden overgeheveld, en zij zijn vrij om de voordeligste operator en het voordeligste tarief te kiezen.

Hieruit blijkt nog maar eens dat de “markt” de gebruikers en de consumenten helemaal niet beschermt en dat regulering broodnodig is. Het is hoog tijd dat de Commissie en de lidstaten erkennen dat deze situatie zich ook op andere terreinen voordoet en beslissen om in het voordeel van de consumenten handelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (ITS), schriftelijk.(FR) Het komt voor – in dit Parlement echter maar hoogst zelden – dat de afgevaardigden gevraagd wordt te stemmen over een tekst die voor de Europeanen werkelijk zinvol is en die Europa nu eindelijk eens een keer een toegevoegde waarde verschaft.

Dat was een aantal jaren gelden het geval met de grensoverschrijdende overschrijvingen binnen de eurozone. De Europese wetgeving bepaalde toen dat de kosten voor grensoverschrijdende overschrijvingen gelijk moesten zijn aan die voor nationale overschrijvingen. Dat was vanzelfsprekend en niet meer dan logisch: de eenheidsmunt was immers net geïntroduceerd.

Ook vandaag, met deze verordening over roamingtarieven, hebben we weer met zo’n geval te maken. Net als elk ander compromis is ook deze tekst niet volmaakt, maar hij zal het toch mogelijk maken paal en perk te stellen aan de veel te hoge prijzen die de Europese operatoren voor internationale gesprekken aanrekenen. De tekst bevat bovendien een clausule die bepaalt dat er na 18 maanden een herziening moet komen. Ik hoop dat die gelegenheid zal worden aangegrepen om de belangen van de Europese burgers nog beter te behartigen.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Het verslag bevat vele concrete voorstellen om de situatie voor de consumenten te verbeteren. De Zweedse partij Junilistan verwelkomt deze voorstellen, die gunstig zijn voor de burgers wat consumentenvoorlichting en gemakkelijk toegankelijke prijsinformatie betreft.

De roamingtarieven lijken op dit moment inderdaad absurd hoog, maar voordat er tot politieke maatregelen wordt besloten, moet duidelijk worden welk falen van de markt de misstanden verklaart. Is er sprake van gebrek aan concurrentie door zogenaamde implicit collusion? In dat geval is het geheel verkeerd om prijsregulatie in te voeren, omdat dat het probleem volstrekt niet oplost. Een behandeling voorstellen zonder voorafgaande diagnose is absurd. De onderzoekers op dit gebied moeten duidelijk maken met welk falen van de markt we te maken hebben, voordat er populistische maatregelen worden genomen.

Op de lange duur is vrije concurrentie – en niet prijsregulering – het meest gunstig voor de consumenten. De prijzen laten bepalen door politici in plaats van door de markt is bijna nooit een duurzame, goede oplossing.

Bovendien zal het voorstel volgens mij dat deel van de bevolking treffen dat om financiële of andere redenen zelden naar het buitenland gaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. Ik stem voor het verslag over het voorstel met betrekking tot de verordening van de Raad en het Europees Parlement betreffende roaming op publieke mobiele telefonienetwerken binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 2002/21/EG inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en –diensten (COM(2006)0382 – C6-0244/2006 – 2006/0133(COD)).

De heer Rübig heeft nauwkeurig uiteengezet dat er spijkers met koppen geslagen moeten worden opdat Europese burgers gebruik kunnen maken van hun mobiele telefoon wanneer zij naar het buitenland reizen. De markt voor mobieletelefoniediensten is momenteel niet uniform, wat mobiel bellen in het buitenland belemmert.

Ik sluit mij aan bij de formule om maximale wholesale- en retailtarieven vast te stellen. Om de onredelijk hoge tarieven voor roaming definitief te kunnen verlagen, is het van groot belang de gebruikers uit te leggen hoe zij de nieuwe tarieven kunnen activeren en hen te informeren over het in werking treden van bovengenoemde wetgeving.

Het is een loffelijk voorstel om consumenten die drie maanden na het in werking treden van de verordening nog geen tarief hebben gekozen, gebruik te laten maken van het gereguleerde Europese tarief. Dit geldt ook voor het initiatief om mobiele telefonie-exploitanten te verplichten iedere consument op de hoogte te brengen van de prijzen van uitgaande en binnenkomende gesprekken die horen bij het gekozen tarief.

 
  
MPphoto
 
 

  Astrid Lulling (PPE-DE), schriftelijk.(FR) Ik heb vóór dit verslag over roaming op publieke mobiele netwerken gestemd, maar wel met een bezwaard gemoed. Het druist namelijk in tegen mijn belangrijkste politieke overtuigingen. Ik zie elke tariefvaststelling door de wetgever als een ongeoorloofde interventie in de markteconomie – een overblijfsel uit vroeger tijden die we niet moeten laten herleven.

De toepassing van een eurotarief zal de operatoren in de kleine lidstaten voor enorme problemen stellen. Deze operatoren zullen namelijk niet gemakkelijk geld vinden voor de investeringen die ze moeten doen om aan de nieuwe roamingvoorwaarden te voldoen. Op de lange termijn kan deze verordening er zelfs toe leiden dat de nationale tarieven worden verhoogd, en dat zou contraproductief zijn en misschien zelfs fnuikend voor het goed functioneren van de nationale economieën.

Ik ben voorstander van transparante prijzen en een verlaging van de roamingtarieven binnen een sfeer van vrije mededinging. Een tariefverlaging mag echter niet bereikt worden door het vastleggen van retailprijzen, en dan ook nog eens ten koste van de nationale communicatietarieven.

Ik ben heel blij dat het “opt-in”-beginsel in het compromis is aangehouden, al had ik de voorkeur gegeven aan een “opt-in” zonder voorwaarden en zonder tijdslimiet.

Deze verordening zal maar drie jaar van kracht zijn – een hele troost!

 
  
MPphoto
 
 

  Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Het verslag bevat vele concrete voorstellen om de situatie voor de consumenten te verbeteren. De Zweedse partij Junilistan verwelkomt deze voorstellen, die gunstig zijn voor de burgers wat consumentenvoorlichting en gemakkelijk toegankelijke prijsinformatie betreft.

De roamingtarieven lijken op dit moment inderdaad absurd hoog, maar voordat er tot politieke maatregelen wordt besloten, moet duidelijk worden welk falen van de markt de misstanden verklaart. Is er sprake van gebrek aan concurrentie door zogenaamde implicit collusion? In dat geval is het geheel verkeerd om prijsregulatie in te voeren, omdat dat het probleem volstrekt niet oplost. Een behandeling voorstellen zonder voorafgaande diagnose is absurd. De onderzoekers op dit gebied moeten duidelijk maken met welk falen van de markt we te maken hebben, voordat er populistische maatregelen worden genomen.

Op de lange duur is vrije concurrentie – en niet prijsregulering – het meest gunstig voor de consumenten. De prijzen laten bepalen door politici in plaats van door de markt is bijna nooit een duurzame, goede oplossing.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb mijn steun gegeven aan dit compromis in eerste lezing. Dit is een belangrijke overwinning die goed is voor de consumenten, die tegen deze zomer zullen kunnen profiteren van lagere roamingtarieven.

 
  
MPphoto
 
 

  Claude Moraes (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor het verslag over het voorstel voor een verordening betreffende roaming op publieke mobiele netwerken gestemd, omdat dit zal leiden tot een prijsverlaging voor miljoenen roamende klanten. Dit initiatief zal goed uitpakken voor zeer veel consumenten die te maken hebben met ongerechtvaardigd hoge roamingtarieven.

De verordening zal ervoor zorgen dat de prijzen die consumenten voor internationale roaming betalen als ze binnen de Europese Unie op reis zijn, niet ongerechtvaardigd hoger zullen zijn dan de tarieven voor binnenlandse gesprekken. De consumenten zullen profiteren van lagere prijzen voor gesprekken in andere landen, naar huis of naar een andere EU-lidstaat. De consumenten zullen ook veel geld besparen bij het ontvangen van gesprekken.

 
  
MPphoto
 
 

  Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) De Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links heeft voor het verslag-Rübig over roaming gestemd omdat, na druk door het Europees Parlement, een tevredenstellend compromis is bereikt dat gunstig uitpakt voor de Europese consumenten.

Er moeten natuurlijk nog heel wat stappen worden gezet in de richting van transparante tarieven, uitbreiding van de werkingssfeer en verdere vermindering van de ongebreidelde tarieven die de mobieletelefoonmaatschappijen soms in rekening brengen.

Er moet ook meer vaart worden gezet achter de procedure voor aanneming door de Telecommunicatieraad, opdat de verordening zo spoedig mogelijk kan worden toegepast en de consumenten reeds vanaf deze zomer de vruchten kunnen plukken van de daarmee ingevoerde regelingen.

Het voorbeeld van deze verordening moet navolging verdienen. Ook in andere sectoren waarin de werking van de vrije markt onvoldoende is gebleken en kartels de scepter zwaaien, moet een regelgevend kader worden ingesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  José Ribeiro e Castro (PPE-DE), schriftelijk. (PT) De huidige roamingprijzen straffen gebruikers die van de ene naar de andere lidstaat reizen en vormen een obstakel voor de verwezenlijking van een echte interne markt.

Gelet op het grensoverschrijdende karakter van de contractuele betrekkingen die aan deze diensten ten grondslag liggen, zijn de lidstaten er niet echt in geslaagd om dit probleem aan te pakken. Het zou weliswaar wenselijk zijn dat een oplossing werd gevonden op basis van zelfregulering, maar dat is onmogelijk gebleken.

De Europese consumenten verdienen een eerlijke en transparante behandeling. Daarom moet worden voorzien in een wijziging van de regelgeving op Europees niveau die misbruik voorkomt, transparantie tot stand brengt, de markt in evenwicht houdt, het verkeer en de communicatie bevordert en de economie nieuw leven inblaast.

Ofschoon de maximumprijzen die zijn vastgesteld voor telefoongesprekken, sterk afwijken van het oorspronkelijke voorstel van het Parlement, ben ik van oordeel dat met dit initiatief een eerste stap in de goede richting wordt gezet. Het zorgt voor duidelijkheid en voorspelbaarheid, twee eigenschappen die de markt mist.

Ik hoop dat de operatoren het inkomstenverlies niet zullen compenseren met een ongerechtvaardigde verhoging van de tarieven van de nationale gesprekken, maar deze gelegenheid zullen aangrijpen om hun klantenportefeuille te vergroten en hun diensten op zowel nationaal als internationaal niveau te verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk.(FR) Door deze verordening over de tarieven voor roaming op publieke mobiele netwerken goed te keuren heeft het Parlement deze middag wetgeving aangenomen waar miljoenen consumenten, zowel werknemers als toeristen, al heel lang op zaten te wachten. Al deze mensen hadden genoeg van de overdreven hoge kosten van grensoverschrijdende in- en uitgaande gesprekken via de mobiele telefoon. De Commissie is voor deze mensen opgekomen – zij heeft dit wetgevingsvoorstel immers opgesteld.

Als liberaal heb ik enige moeite met interventie in de marktprijzen, maar ik ben nog veel sterker gekant tegen laksheid en de vorming van kartels in bepaalde sectoren.

Deze Europese wetgeving is een belangrijke stap voorwaarts bij de bescherming van de consumenten. Zij zullen hun telefoonrekeningen met 70 procent zien slinken. Een ander positief punt is dat de operatoren hun klanten een optie mogen bieden tussen een gereguleerd tarief en een vast tarief voor zowel sms- als mms-berichten. Eén ding vind ik evenwel beslist jammer, en dat is dat de verlaging van de roamingtarieven deze zomer nog niet van toepassing zal zijn.

Europeanen zullen troost putten uit het feit dat de drie Europese instellingen zich zulke moeite hebben getroost om de burgers voor zich te winnen en zo hun belangrijkste opdracht te vervullen – wetgeving uitvaardigen die het leven van alledag zal verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. – (SV) Ik heb mij vandaag onthouden van stemming over het roamingvraagstuk. Iedereen die wel eens in het buitenland is geweest, weet dat het heel duur is om te bellen en gebeld te worden, maar er zijn risico’s verbonden aan het vaststellen van prijzen door de EU. Ik had akkoord kunnen gaan met regelgeving op het niveau van de groothandel, dus de relatie tussen bijvoorbeeld Telia en een onderneming in Spanje, maar ik ga niet akkoord met een plafond voor de consumentenprijs. Dat wordt geen plafond maar een bodem. Als het plafond op 49 cent wordt gezet, dan zullen de ondernemingen met die prijs komen. De winsten van de ondernemingen zullen dalen, terwijl ze vroeger geld binnenbrachten dat kon worden gebruikt om in de nationale arena te kunnen concurreren. Als de winsten verdwijnen, kan dat ertoe leiden dat de ondernemingen hun nationale prijzen moeten verhogen. Dan heeft de EU de kwetsbare consument, die zij steeds zegt te willen beschermen, juist verzwakt. De markt voor mobiele telefonie is een relatief nieuwe markt en in Zweden heeft de markt zich langzamerhand aangepast en zijn de prijzen markant gedaald. Als men alleen de transparantie van het systeem had vergroot, naar betere technische oplossingen had gezocht en de in het verslag genoemde informatiesystemen had ingevoerd, zou dat waarschijnlijk voldoende zijn geweest om de prijzen te drukken. De roamingprijzen zijn reëel gedaald, weliswaar ongelijk verdeeld over Europa, maar dat is nóg een teken dat de markt zichzelf reguleert.

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Skinner (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor deze maatregel gestemd omdat veel Europese burgers roamingtarieven betalen die hoger zijn dan nodig is. De verlaging van de kosten voor al die burgers en bedrijven is een zeer nuttige bijdrage aan de portemonnees van de mensen en leidt tot een verlaging van de bedrijfskosten. De functie van de mobieletelefoniemarkt is om maximale efficiëntie in deze bedrijfstak te bereiken, met inachtneming van de belangen van de consumenten.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. (PL) Ik stem voor het aannemen van de verordening van de Raad en het Europees Parlement betreffende roaming op publieke mobiele telefonienetwerken binnen de Gemeenschap en voor het wijzigen van Richtlijn 2002/21/EG inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en –diensten.

We hebben ons met de Lissabonagenda tot taak gesteld om van de Europese Unie de meest concurrerende kenniseconomie ter wereld te maken. Daarom moeten we ook instaan voor een dynamische Europese mobieletelefoniemarkt, die goed werkt zonder interne belemmeringen.

Momenteel bezit ongeveer 80 procent van de Europese burgers een mobiele telefoon. Het prijsniveau van roaming tussen mobiele netwerken ligt dusdanig hoog, dat de vraag naar deze diensten beperkt is. Onder mobieletelefoondiensten verstaan we niet alleen spraaktelefonie, maar ook andere, nieuwere mobiele communicatiediensten, zoals gps, Wi-Fi en mobiel internet. Dit zijn zeer veelbelovende ontwikkelingen die cruciaal zijn om de kenniseconomie tot stand te brengen.

We kunnen daarom niet toelaten dat te hoge prijzen het benutten en ontwikkelen van deze diensten dwarsbomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jeffrey Titford (IND/DEM), schriftelijk. (EN) De afgevaardigden van de UK Independence Party (UKIP) hebben, net als alle andere afgevaardigden in dit Parlement, persoonlijk belang bij lagere roamingtarieven. Daarom zullen de afgevaardigden van de UKIP zich van stemming over het verslag-Rübig onthouden. De UKIP acht het moreel onjuist als afgevaardigden stemmen over een onderwerp dat tot zelfverrijking kan leiden. Bovendien stemmen wij nimmer in met EU-regelgeving.

 
  
  

– Verslag-Lulling (A6-0148/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Danutė Budreikaitė (ALDE). – (LT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de invoering van accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken in 1992 was het begin van een reeks pogingen om de belastingen te harmoniseren met het oog op de totstandkoming van een gemeenschappelijke markt. Dat is en blijft een moeilijk proces.

Tot dusver is er enige vooruitgang geboekt bij de harmonisatie van de indirecte belastingen. Er is een minimumniveau vastgesteld voor alcohol, alcoholhoudende dranken, tabak en brandstof. In werkelijkheid valt het belastingbeleid echter nog steeds onder de bevoegdheid van de lidstaten.

Het is niet logisch dat de accijnstarieven worden opgetrokken op grond van de inflatiecijfers van de Europese Unie over de periode 1993-2006. Waarom wordt dit inflatieniveau toegepast op landen die pas na 2004 tot de Unie zijn toegetreden?

Ook de volledige afschaffing van de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken op grond van het argument dat deze accijnzen de lidstaten relatief weinig inkomsten opleveren is niet gerechtvaardigd. Rekening houdende met de doelstelling van de invoering van accijnstarieven zouden in dat geval ook de accijnstarieven op tabak en brandstof moeten worden afgeschaft.

Ik ben voor handhaving van de status-quo. Ik ben van oordeel dat de accijnzen niet gewijzigd hoeven te worden en dat de lidstaten, overeenkomstig het beginsel van subsidiariteit, de gelegenheid moeten krijgen om zelf hun belastingniveaus te blijven vaststellen, temeer daar er geen onderlinge overeenstemming bestaat over de afschaffing van de accijnstarieven.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (ITS).(DE) Mijnheer de Voorzitter, zoals de rapporteur, mevrouw Lulling, zelf wilde, heb ik tegen het verslag-Lulling gestemd omdat de belastingen weer eens verhoogd zouden moeten worden. Dit keer wordt het oude argument van stal gehaald dat er anders concurrentievervalsing op zou treden. Terwijl inmiddels bewezen is dat de in 1992 ingevoerde minimumtarieven, geheel volgens de voorspellingen van deskundigen, de kloof tussen de tarieven in de lidstaten alleen maar vergroot hebben. Sommige landen hebben de tarieven keer op keer verhoogd en willen nu dat de anderen gedwongen worden hun voorbeeld te volgen.

Uitvoering van dit voorstel zou in mijn ogen door de burger als de zoveelste Brusselse dwaasheid opgevat worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. – (SV) Wij Zweedse sociaaldemocraten hadden het liefst gezien dat het Parlement zich had kunnen scharen achter het oorspronkelijke Commissievoorstel over een verhoging van minimumtarieven met inachtneming van de inflatie sinds 1993.

Omdat werd voorspeld dat de stemmen zeer gelijkmatig zouden zijn, hebben wij besloten onze steun te geven aan de amendementen over een verhoging van de minimumtarieven met inachtneming van de inflatie sinds de uitbreiding in 2004.

We vinden het positief dat het verslag nu is terugverwezen naar de parlementaire commissie en wij hopen dat die deze keer tot de conclusie komt dat belastingen op alcohol nodig zijn om de schadelijke effecten van alcohol in de EU te reduceren.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het is een goede zaak dat de meerderheid van het Parlement dit verslag verworpen heeft. Wij hebben tegen de invoering van accijnstarieven op supranationaal niveau gestemd omdat een dergelijke ontwikkeling de belastingsoevereiniteit en de soevereine politieke besluitvorming op grond van belasting- en begrotingsgelden aan banden zou leggen.

Het hoofddoel van accijnstarieven, die thans een aanzienlijk deel van de inkomsten van vele lidstaten vertegenwoordigen, is het matigen van het gebruik, in dit geval van alcohol en alcoholhoudende dranken, en de bescherming van de volksgezondheid.

Los van de directe gevolgen van accijnzen voor de activiteiten van de landbouwsector en een aanzienlijk deel van de industriesector moet deze beslissing eerst en vooral op nationaal niveau worden genomen, met inachtneming van de voorkeur van de consument voor traditionele producten, de diverse sociale opties voor wat betreft het gebruik van alcoholhoudende dranken en de uiteenlopende toepassingen van de belastinginstrumenten in de verschillende lidstaten, zoals het geval is met de wijn in Portugal, waar het huidige minimumtarief van nul euro gehandhaafd moet blijven, zoals overigens in de plenaire vergadering is aangenomen.

Wij zijn evenwel gekant tegen zowel het voorstel van de Commissie om de minimumtarieven op te trekken als de suggestie van de rapporteur om een maximumtarief in te voeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (ITS), schriftelijk.(FR) Zoals in het verslag zelf wordt opgemerkt heeft de accijnzenrichtlijn van 1992 niet geleid tot enige toenadering tussen de door de lidstaten gehanteerde tarieven. Ze heeft ook geen oplossing weten te verschaffen voor de problemen die – naar beweerd – uit de verstoring van de mededinging zouden voortvloeien. Als de Commissie consistent was en haar programma voor beter wetgeven concrete invulling zou willen geven, zou ze moeten eisen dat deze tekst werd geschrapt.

Het is namelijk zo dat het aan de lidstaten zelf is, en aan niemand anders, om de directe en indirecte belastingen op het eigen grondgebied vast te stellen, overeenkomstig hun budgettaire, economische en sociale behoeften. De door de Commissie nagestreefde belastingharmonisatie dient uitsluitend ideologische doeleinden.

Ik besluit met de opmerking dat het toch wel ietwat paradoxaal is dat degenen die pleiten voor de afschaffing van grenscontroles, voor het vrije verkeer van personen, goederen en diensten en voor vrije mededinging de eersten zijn om te klagen als de afschaffing van die controles en de realisering van dit vrije verkeer de Europeanen aanmoedigen om die mededinging voor hun eigen doeleinden aan te wenden.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Wij hebben tegen dit verslag gestemd omdat het niet ingaat op de doelconflicten die de kern van dit probleem vormen. Waar het feitelijk om gaat is natuurlijk dat het recht van de lidstaten om in zo’n centrale kwestie als het alcoholbeleid een besluit te nemen, strijdig is met de eis van een vrije interne markt en het recht van de lidstaten om zelfstandig te besluiten over hun belastingstelsel. Alcohol is niet zomaar een product, de interne markt is het hart van de EU en het belastingrecht is een van de belangrijkste hulpbronnen van de soevereine staat.

De rapporteur heeft geen enkele poging gedaan om deze tegenstrijdige doeleinden te analyseren en op te lossen. De kwestie moet daarom serieus worden bestudeerd door experts en politieke vertegenwoordigers met inzicht in dit thema, voordat er nieuwe voorstellen aan het Parlement worden voorgelegd.

 
  
  

– Verslag-Vergnaud (A6-0173/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Miroslav Mikolášik (PPE-DE). – (SK) Ik heb voor de realistische benadering gestemd die in het Vergnaud-verslag wordt bepleit, aangezien de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen ter bescherming van het recht van patiënten op behandeling in een ander land wanneer hun gezondheid of hun leven in eigen land gevaar loopt, duidelijk interfereren met de bevoegdheden van de nationale regeringen.

Zoals wij weten, zijn gezondheidsdiensten in de richtlijn betreffende diensten op de interne mark uitgesloten van de bevoegdheden van de Europese Unie en onder de exclusieve verantwoordelijkheid van de nationale staten geplaatst. Het spreekt vanzelf dat de mobiliteit van patiënten in Europa zal toenemen. Logischerwijs zullen patiënten toegang willen hebben tot de gezondheidszorg, met inbegrip van de meest geavanceerde behandelingswijzen. Deze ontwikkeling zal niet beperkt blijven tot werknemers die in een ander land actief zijn. Patiënten zullen in het buitenland behandelingen van hoge kwaliteit zoeken die om objectieve redenen thuis niet beschikbaar zijn en zij zullen naar het buitenland reizen om dergelijke behandelingen te ondergaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Jim Allister (NI), schriftelijk. (EN) In de overtuiging dat het aanbieden van kwalitatief goede en universele gezondheidsdiensten de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten is, heb ik tegen het verslag-Vergnaud en de poging om de gezondheidszorg weer in de dienstenrichtlijn op te nemen, gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. – (SV) Wij hebben besloten tegen dit verslag te stemmen, onder andere omdat we vinden dat de lidstaten zelf moeten kunnen beslissen voor welke zorgdiensten voorafgaande toestemming nodig is. Wij vinden dat een systeem met geplande zorg waarin men na onderzoek door een arts snel voorafgaande toestemming kan krijgen, in het voordeel van de patiënt is. Dat zou een systeem zijn dat gelijke toegang geeft tot grensoverschrijdende zorgdiensten voor iedereen en niet alleen voor degenen die het zelf kunnen betalen en dan op vergoeding wachten. We hebben gestemd voor amendementen waarin de voorkeur wordt gegeven aan politieke besluiten boven jurisprudentie, ook al vinden we het twijfelachtig dat alle politieke initiatieven moeten worden onderworpen aan medebeslissing door het Parlement. Ook hebben we gestemd voor een passage met verwijzingen naar de vrijheid van vestiging, maar we benadrukken dat we niet vinden dat dat per se toegang tot publieke middelen hoeft in te houden.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Castex (PSE), schriftelijk.(FR) Ik heb voor het verslag-Vergnaud gestemd.

Uit het stemresultaat in het plenum blijkt opnieuw dat we vinden dat de gezondheidsdiensten een specifieke categorie vormen en dus buiten het toepassingsbereik van de dienstenrichtlijn moeten blijven. De stemming over dit verslag heeft bovendien duidelijk gemaakt dat er niet getornd mag worden aan het principe van gelijke toegang tot de zorg en de financiële degelijkheid van de systemen voor sociale zekerheid.

Ik geloof daarom dat de discussie over de gezondheidsdiensten zoals die nu op communautair niveau in gang is gezet, zich moet gaan concentreren op de rechtsonzekerheid die voortvloeit uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie. Verder zullen we moeten vaststellen op welke gebieden de Europese Unie een toegevoegde waarde kan creëren.

Een richtlijn inzake de gezondheidsdiensten die aansluit bij de doelstellingen van een kaderrichtlijn over diensten van algemeen economisch belang, is volgens mij nog steeds het enige instrument dat de Europese Unie in staat zal stellen die meerwaarde te bieden. Alleen op die manier kunnen we het vertrouwen van de burgers van Europa herwinnen als het gaat om zaken die voor hen van levensbelang zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Net zoals in andere mededelingen van de Commissie die betrekking hebben op de gezondheidszorg, wordt in dit initiatiefverslag in zekere zin opnieuw getracht om de gezondheidsdiensten op één lijn te stellen met de diensten op de interne markt door een nieuw voorstel voor een afzonderlijke richtlijn over gezondheidsdiensten te formuleren. Daarom hebben wij tegen dit verslag gestemd. Wij vinden het evenwel een goede zaak dat het voorstel om de gezondheidsdiensten op te nemen in de richtlijn betreffende de liberalisering van diensten, verworpen is.

Universele toegang tot universele gezondheidsdiensten van hoge kwaliteit is een fundamenteel recht van alle burgers dat binnen de Europese Unie gewaarborgd moet worden door de bestaande nationale socialebeschermingsstelsels. Gezondheidsdiensten zijn een openbaar goed en het is aan de overheidsinstanties van elke lidstaat om gelijke toegang tot alle gezondheidsdiensten van hoge kwaliteit te waarborgen en te voorzien in adequate overheidsfinanciering. Daarom zijn wij gekant tegen de totstandkoming van een geliberaliseerde interne markt voor gezondheidsdiensten en verzetten wij ons tegen de huidige trend om de toegang tot gezondheidsdiensten te beperken of te privatiseren en gezondheidsdiensten steeds afhankelijker te maken van de wetgeving betreffende de interne markt of de mededingingsregels.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (ITS), schriftelijk.(FR) De gezondheidsdiensten zijn diensten sui generis. Ze mogen onder geen beding onder de Europese regels voor mededinging, staatssteun, openbare aanbesteding of de interne markt komen te vallen. Belangrijker nog is dat de lidstaten zelf exclusief zorg kunnen dragen voor de organisatie en financiering van deze diensten.

Het was te verwachten dat de paragraaf waarin erop aangedrongen wordt de Bolkestein-richtllijn op de gezondheidsdiensten toe te passen, is verworpen. Toch geloven wij dat de tekst nog steeds een gevaar inhoudt. Voorgesteld wordt immers de mobiliteit van gezondheidswerkers aan te moedigen, en dat kan in bepaalde landen tot tekorten leiden en zo een bedreiging vormen voor het recht van iedere burger om een behandeling te ontvangen. Verder wordt aangedrongen op de mobiliteit van patiënten, zonder dat daar enig toezicht op wordt uitgeoefend. Dat kan de kwaliteit van de behandeling negatief beïnvloeden en een te zware belasting van de infrastructuur tot gevolg hebben. Bovendien kan zo het evenwicht tussen de verschillende systemen voor sociale bescherming worden verstoord.

Gelijke toegang tot gezondheidszorg van hoge kwaliteit binnen de Gemeenschap voor alle Europese burgers is een doelstelling die nooit kan worden verwezenlijkt via een Europese richtlijn gebaseerd op uitspraken van het Hof van Justitie inzake een gering aantal grensoverschrijdende geschillen. Voornoemde doelstelling kan alleen worden behaald als we er zeker van kunnen zijn dat Brussel nooit wetgeving zal mogen uitvaardigen op dit gebied.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean Lambert (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ik heb tegen het geamendeerde verslag gestemd omdat ik denk dat nog steeds het gevaar blijft bestaan dat liberalisering en rechtsonzekerheid sluipenderwijs bezit zullen nemen van onze nationale gezondheidsdiensten. Ik verwelkom het feit dat het Parlement zijn standpunt handhaaft om gezondheidsdiensten uit te sluiten van het toepassingsgebied van de dienstenrichtlijn. Maar nu weigeren we kennelijk grenzen te stellen aan de rol van de markt als het gaat om het recht van de lidstaten om te besluiten over de methode, de financiering en de reikwijdte van de gezondheidsdiensten die ze aanbieden. Tenzij we een duidelijk wettelijk kader scheppen, het liefst ondersteund door een Verdragswijziging, zijn we actief aan het aanmoedigen dat het Hof van Justitie gaat besluiten wat een medische behandeling is en wat niet, of die medische behandeling moet worden vergoed en of er voorafgaande toestemming nodig is. Als rapporteur voor Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels wil ik het sommige mensen in dit Huis duidelijk maken dat het systeem van vergoedingen niet nieuw is: dat bestaat al dertig jaar en is voor duizenden burgers van onschatbare waarde gebleken, maar over het toepassingsgebied en de werking moet door parlementen en regeringen worden besloten en niet door het Hof, dus ik betreur het dat amendement 24 van de liberalen is aangenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Lang (ITS), schriftelijk.(FR) Met dit verslag probeert men de bepalingen van de dienstenrichtlijn te omzeilen. Die richtlijn is namelijk niet van toepassing op de gezondheidsdiensten, en terecht. Gezondheidsdiensten zijn immers geen commerciële diensten, maar diensten die voor onze verouderende bevolking van vitaal belang zijn. Deze sector dient dus gevrijwaard te worden van de ultraliberale gieren en de Europese federalistische ideologen die alles willen harmoniseren tot je op de laagste gemene deler uitkomt. Dat de gezondheidsdiensten van de richtlijn zijn uitgesloten hangt samen met de bevoegdheden van de lidstaten. Die moeten in dezen bevoegd blijven.

Het is verontrustend te moeten vaststellen dat er bij wijze van rechtvaardiging nog steeds verwezen blijkt te moeten worden naar de tamelijk vage strategie van Lissabon, terwijl toch al lang duidelijk is dat deze strategie symbool staat voor de ondoeltreffendheid van de europeanisering. Als je rekening houdt met de verschillen tussen onze landen begrijp je bovendien dat het zogenaamde Europese sociale model niet meer dan een utopie is. Als je op het gebied van de gezondheidszorg een wettelijk kader opzet komt het er eigenlijk op neer dat je praktisch een interne markt voor gezondheidsdiensten schept of daarvoor in ieder geval de basis legt.

Het is onze plicht te verhinderen dat de kwaliteit van de gezondheidsdiensten wordt aangetast. We moeten ervoor zorgen dat de medische ethiek gehandhaafd blijft en dat er strikt toezicht wordt gehouden op de terugbetaling van de kosten van de zorg, zowel op nationaal niveau als op het niveau van de ministeries.

 
  
MPphoto
 
 

  Diamanto Manolakou (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) Met het verslag over de gevolgen die voortvloeien uit de uitsluiting van gezondheidsdiensten uit de Bolkestein-richtlijn - in naam van de bescherming van patiënten en beroepsbeoefenaars - wordt de commercialisering en de verdere privatisering van een favoriete sector van het kapitaal bevorderd, opdat het kapitaal daarmee zijn winst kan verhogen.

De Europese afgevaardigden van de Communistische Partij van Griekenland hebben reeds duidelijk gemaakt vierkant tegen de Bolkestein-richtlijn te zijn, en hebben samen met de werknemers gestreden voor intrekking daarvan.

Het verslag gaat ervan uit dat de nationale gezondheidsstelsels ontoereikend zijn en dat gezondheidsdiensten niet gratis zullen zijn. Daarom wil men de door ziekenfondsen gedekte gezondheidzorg onder een gemeenschappelijke noemer brengen, maar dan wel op een laag niveau. Het instrument daarvoor is de gezondheidskaart. Men wil de werknemers van de ene baan naar de andere laten zwerven. Men onderschat de behoefte aan veelzijdige wetenschappelijke kennis, en zet daar scholing en de verwerving van vaardigheden voor in de plaats. Ook worden beroepsbeoefenaars gedwongen om zich te verzekeren tegen letsel, waarbij de verplichting van de staat om te voorzien in ziekenhuiszorg wordt omgezet in een persoonlijke verantwoordelijkheid. Ook de keuze van een patiënt voor een bepaalde behandeling wordt een persoonlijke verantwoordelijkheid. Deze keuze moet worden gedaan via informatienetwerken, waarbij de staat van zijn plicht wordt ontslagen.

Daarom hebben de Europese afgevaardigden van de Communistische Partij van Griekenland tegen gestemd. Gezondheid is een sociaal goed, en de werknemers moeten hun strijd tegen de commercialisering van de gezondheid opvoeren. Zij moeten moderne, uitsluitend openbare en gratis gezondheidsstelsels eisen, stelsels die beantwoorden aan de hedendaagse behoeften van de werknemers.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor dit verslag over de consequenties van het uitsluiten van gezondheidsdiensten van de dienstenrichtlijn gestemd. Het doet me met name genoegen dat de Commissie in het verslag wordt gevraagd om te komen met een voorstel voor “een passend instrument” voor de codificatie van de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Ondanks de controverse die er rond dit verslag is ontstaan en die tijdig is opgelost, ben ik van oordeel dat de tekst in zijn huidige vorm de bestaande rechten consolideert en de mobiliteit van patiënten bevordert. En dat was uiteindelijk toch de bedoeling.

Het gaat hier om een bijzonder belangrijke kwestie en het debat moet dan ook het brede scala van de verschillende systemen in de diverse lidstaten van de EU beslaan. Hoe het ook zij, waar het op aankomt, is dat de mogelijkheden die geopend worden door de mobiliteit van patiënten, duidelijk en haalbaar zijn.

Gezondheid is een kwestie die bij de burgers bijzonder gevoelig ligt. Het zou dan ook fout zijn om via de communautaire wetgeving oplossingen aan de lidstaten op te leggen die indruisen tegen de regels waaraan de burgers en de politici hun fiat hebben gegeven. Dat betekent echter niet dat er geen regels mogen worden ingevoerd om het gebruik van de mobiliteit te bevorderen, met name in een vrije ruimte als de Europese Unie, waar mobiliteit op tal van terreinen traditie is.

Daarom ben ik van oordeel dat een positief resultaat is bereikt waarmee de belangen en de rechten van de burgers gediend zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. Het Europese beleid op het gebied van gezondheidszorg mag zich niet beperken tot het regelen van de patiëntenmobiliteit of het creëren van een eengemaakte markt. Geen beleid met twee snelheden: wie het zich kan veroorloven, verplaatst zich om de beste zorgen te krijgen.

Dit is ongepast, want het ondermijnt de sociale en territoriale samenhang en ondergraaft de solidariteit. Gezondheidszorg is - net als andere sociale diensten van algemeen belang - vaak onderdeel van het nationale stelsel van sociale bescherming dat de burgers waarborgt dat hun grondrechten zijn gevrijwaard.

Om die redenen werden de gezondheidsdiensten vorig jaar door dit Parlement uit de dienstenrichtlijn geweerd. Dit mogen we vandaag niet ongedaan maken!

De zopas goedgekeurde tekst die de impact en de gevolgen van die uitsluiting nagaat, roept de Commissie op een geschikt instrument te ontwikkelen om de jurisprudentie inzake de rechten en plichten van mobiele patiënten én zorgverstrekkers te codificeren. Dit gaat volgens mij niet ver genoeg.

Rechtspraak alleen als basis nemen voor een beleid doet afbreuk aan het belang van dit domein in een sociaal Europa. Gezondheid is een basisrecht. Eenieder heeft het recht zich voor de beste zorgen te verplaatsen naar een ander land. Elke zorgverstrekker én de betrokken lidstaten hebben de plicht alle patiënten gelijk te behandelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marc Tarabella (PSE), schriftelijk.(ES) Toen er in de Commissie interne markt en consumentenbescherming moest worden gestemd over het ontwerpverslag-Vergnaud hebben de afgevaardigden van rechts een amendement gesteund dat was bedoeld om de gezondheidsdiensten weer onder te brengen in de dienstenrichtlijn. De PPE-DE-Fractie heeft daarmee afstand gedaan van een eerder tot stand gekomen compromis met de PSE-Fractie. Dat compromis hield in dat we de gezondheidsdiensten zouden beschermen door ze buiten de dienstenrichtlijn te houden.

Gelukkig hebben de afgevaardigden van de PPE-DE-Fractie bij de stemming in het plenum besloten het compromis te eerbiedigen en de gezondheidsdiensten te respecteren door te weigeren van gezondheid handelswaar te maken. Het streven van de socialisten om te garanderen dat alle EU-burgers toegang houden tot betaalbare gezondheidsdiensten van goede kwaliteit heeft bij deze stemming dus getriomfeerd.

 
  
  

– Verslag-Pleguezuelos Aguilar (A6-0150/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Corbett (PSE), schriftelijk. (EN) Ik ben ingenomen met het feit dat de landbouwuitgaven vanaf volgend jaar niet meer de grootste post van de begroting van de EU zullen vormen, maar de verschillende structuurfondsen wel. Dat is een welkome herschikking van middelen - op voorwaarde natuurlijk dat het herschikte geld goed wordt besteed! En ook verwelkom ik de geleidelijke verschuiving binnen de structuurfondsen zelf in de richting van het ontwikkelen van innovatie en ondernemerschap in onze minder welvarende regio’s.

De financiering in het kader van de structuurfondsen moet meer zijn dan een simpele overdracht van middelen van de meer welvarende lidstaten naar de minder welvarende - als dat alles was, zou het gewoon door middel van aanpassing van de begrotingsbijdragen en kortingen kunnen gebeuren. De financiering uit de structuurfondsen moet toegevoegde waarde opleveren en van zichzelf een echt Europees beleidsterrein vormen, dat niet zozeer lidstaten als wel minder welvarende regio’s helpt, door transnationale verbindingen te ontwikkelen en ervoor te zorgen dat iedereen kan profiteren van de Europese interne markt.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De bedoeling is dat met dit verslag een bijdrage wordt geleverd aan het debat over de toekomst van het cohesiebeleid van de Europese Unie. Gelet daarop moeten wij onderstrepen dat wij onmogelijk akkoord kunnen gaan met de volgende belangrijke punten:

- het idee om het toekennen van middelen in het kader van het cohesiebeleid afhankelijk te stellen van de naleving van economische prestatiecriteria die worden vastgesteld op communautair niveau als een middel om extra druk uit te oefenen op de manier waarop de lidstaten hun sociaal en economisch beleid uitstippelen;

- de vaststelling van verplichte plafonds voor het gebruik van de structurele fondsen op zowel communautair als nationaal niveau, bijvoorbeeld de verplichting “om minstens 20 procent van de structuurfondsen te besteden aan verder onderzoek, ontwikkeling en innovatie (RDI)”;

- het bevorderen van het gebruik van structuurfondsen voor de financiering van particuliere investeringen in de vorm van zogeheten publiekprivate partnerschappen;

- het gebruik van nieuwe cohesie-indicatoren zoals werkgelegenheid, het verschil in bbp tussen naburige regio’s, de index van de perifere ligging en van toegankelijkheid, de aanwezigheid van infrastructuur en vervoersmogelijkheden, het niveau van onderzoek en innovatie, onderwijs en opleiding, en de verscheidenheid van de productie in de zone, zonder dat ervoor wordt gezorgd dat het bbp per inwoner de basisindicator blijft om te bepalen wie al dan niet in aanmerking komt voor het cohesiebeleid van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. (PL) Uit het verslag komt duidelijk naar voren dat het cohesiebeleid een cruciale rol speelt bij het ondersteunen van de binnenlandse markt. Dit is te danken aan het handelsverkeer en de arbeidsplaatsen die ontstaan bij het ontwikkelen en realiseren van door de Europese Unie gecofinancierde projecten. De rol van het cohesiebeleid in het vergroten van de zichtbaarheid van de Europese Unie is het waard genoemd te worden, zo ook de groei van steun voor de Europese Unie in gebieden die er dankzij het cohesiebeleid aanzienlijk op zijn vooruitgegaan.

De uitnodiging aan de Commissie en de Raad om te bestuderen of het haalbaar is tenminste 20 procent van de structuurfondsen toe te wijzen aan onderzoek, ontwikkeling en innovatie, verdient onze steun. Ook het voorstel om op lokaal en regionaal niveau technologische coördinatoren aan te stellen, verdient aandacht, want toegang tot de Europese programma’s en steunregelingen zal het voor de bedrijven gemakkelijker maken te innoveren.

Met haar oproep meer zichtbaarheid en ruchtbaarheid te geven aan projecten die door de structuurfondsen worden gesteund, wil Francisca Pleguezuelos Aguilar duidelijk de Europese burgers meer vertrouwd maken met de positieve effecten van het cohesiebeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Het cohesiebeginsel, dat zijn oorsprong heeft in het Verdrag van Rome, vormt een van de hoekstenen van de Europese Unie. Om kort te gaan, de ontwikkeling van enkelen werkt door in de ontwikkeling van allen.

De geschiedenis heeft ons geleerd dat cohesie - een probaat en veelvuldig beproefd concept - gekenmerkt wordt door generositeit en realisme ten opzichte van zowel de lidstaten die pas zijn toegetreden als die welke reeds langer van de Unie deel uitmaken. Daarom ben ik het met de rapporteur en de meeste Europese politici eens dat cohesie, als waarde, bevorderd en verdedigd moet worden. Tezelfdertijd ben ik echter van oordeel dat het concept moet worden bijgesteld. Doelstellingen die tien of vijftien jaar geleden van cohesie werden uitgesloten omdat er andere belangrijkere tekortkomingen en ongelijkheden bestonden, mogen thans niet ontbreken in de context van een groeiende en meer concurrerende economie. Daarom is het van wezenlijk belang dat de cohesie enerzijds bijdraagt aan de versterking van de onderzoeks- en ontwikkelingscapaciteit en anderzijds ondersteuning biedt aan de meest concurrerende segmenten van elke sector.

Cohesie is geen uniforme formule; het komt er bovenal op aan om te investeren in het maximaal benutten van onze verschillen en garanties te bieden voor de duurzaamheid en bestendigheid van deze investering met het oog op een harmonieuze ontwikkeling.

 
  
MPphoto
 
 

  Alyn Smith (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb dit initiatiefverslag over het belang van de structuurfondsen voor de samenhang binnen de EU met genoegen gesteund, omdat we in Schotland veel ervaring hebben met het gebruik van de fondsen om onze perifere gebieden te ontwikkelen en onze stadscentra te renoveren. Nu de nieuwe fondsen beschikbaar komen, gebruiken we onze expertise in Europa om onze nieuwe collega’s te helpen bij het opzetten van hun programma’s, en wij blijven natuurlijk een cruciaal belang houden bij dit onderwerp, dus ik zie met genoegen dat het verslag vandaag de meerderheid achter zich heeft gekregen.

 
  
  

– Verslag-Martin David (A6-0088/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Glyn Ford (PSE), schriftelijk. (EN) Ik complimenteer mijn collega David Martin met zijn zeer doeltreffende verslag, dat ik zal steunen. De EU heeft een verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de ontwikkelingslanden kunnen meedoen aan en meeprofiteren van de mondiale economie. Het gaat niet alleen om een eerlijker, meer open handelssysteem. Ondanks de enorme voordelen op het gebied van markttoegang die de minst ontwikkelde landen krijgen, met inbegrip van het “Alles behalve wapens”-initiatief van de Commissie, is het aandeel van de minst ontwikkelde landen in de wereldhandel in de afgelopen veertig jaar bijna gehalveerd, van 1,9 procent naar 1 procent.

Handelsgerelateerde steun is nodig om de voorwaarden en infrastructuur te creëren die weer nodig zijn om groei teweeg te brengen, maar de ontvangers van die steun moeten zelf kunnen bepalen hoe ze de steun in hun eigen nationale ontwikkelingsplannen willen inpassen.

Het doet me genoegen dat het Verenigd Koninkrijk de leiding heeft genomen bij het voldoen van zijn bijdrage aan de twee miljard euro per jaar aan handelsgerelateerde steun die de EU-lidstaten in Gleneagles hebben toegezegd tegen 2010. We kunnen de armoede in de derde wereld alleen uitroeien door bedrijven in staat te stellen, vooral de bedrijven die aan “fair trade” doen, om het waardige werk te scheppen dat zo hard nodig is.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Wij zijn van oordeel dat de “hulpverlening” van de Europese Unie niet kan en niet mag beschouwd worden als een onderdeel van de “vrijmaking van het handelsverkeer”, zoals de rapporteur suggereert. Zij mag ook niet gebruikt worden als “één van de doeltreffendste prikkels voor de economische groei” van de armste landen. En wel om tweeërlei redenen. Ten eerste omdat de hulp afhankelijk wordt gesteld van de “degelijkheid” van de “binnenlandse beleidsvoering” van de betrokken landen en de “daadwerkelijke uitbreiding van de mogelijkheden om goed bestuur te bieden”, hetgeen in het belang is van de machtige Europese en Amerikaanse multinationals. Anders gezegd, er worden voorwaarden gesteld aan de op “hulp” gebaseerde ontwikkeling van de armste landen, hetgeen erop neerkomt dat hun inherente structurele fragiliteit, die het gevolg is van de kolonisatie, wordt uitgebuit ten behoeve van het Europees kapitaal. Zij worden gedwongen om exportgoederen te fabriceren, met name producten met een geringe toegevoegde waarde en een lage financiële opbrengst waarvan de prijs de productiekosten niet dekt. Dit geldt voor tal van landbouwproducten. Tezelfdertijd worden zij verplicht om hun douanetarieven voor invoer van producten uit andere landen op te heffen.

Ten tweede wordt met deze richtsnoeren een hiërarchie tussen de verschillende landen gecreëerd, zodat de kloof tussen de zogenaamde rijke en arme landen nog dieper wordt, met alle gevolgen van dien voor de interne situatie van de lidstaten en de zogeheten derde landen...

(Verklaring ingekort overeenkomstig artikel 163, lid 1, van het Reglement)

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Als rapporteur steun ik graag mijn eigen verslag. Er is maar een handvol amendementen ingediend voor de plenaire stemming, waarvan enkele in het verslag zijn opgenomen of de bewoording in positieve zin hebben gewijzigd. Sommige amendementen veranderden echter te veel het accent van het verslag, waardoor ik enkele amendementen niet heb kunnen steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Claude Martinez (ITS), schriftelijk.(FR) Dat het Zuiden nu eindelijk eens van armoede moet worden verlost, daarover zijn we het allemaal eens, ook al worden daarvoor in Zwart Afrika niet altijd de juiste maatregelen genomen. En daarmee bedoel ik: het voor iedereen beschikbaar stellen van water, voedsel, de meest elementaire medicijnen en onderwijs.

Internationale handel is bij de bestrijding van armoede een noodzakelijk instrument, maar het volstaat niet. Misschien wel op de lange termijn, maar zoals Keynes al zei: "Op de lange termijn zijn we allemaal dood".

We moeten de zaken daarom in een versnelling brengen en innovatief zijn. In de eerste plaats door het introduceren van nieuwe douanetechnologieën in de vorm van aftrekbare douanerechten in de vorm van een douanekrediet dat door de importeurs aan de exporteurs wordt verstrekt. Dat krediet kan dan in mindering worden gebracht wanneer er in de economie van het importerende land een aankoop wordt gedaan. De omvang van het krediet is gelijk aan de waarde van de eerder genoemde douanerechten. Voor de landen in het Zuiden zou dit douanekrediet dan gesubsidieerd worden, op dezelfde wijze als dat in het internationale belastingrecht reeds gebeurt met matching credits en sparing credits.

Op die wijze kunnen de arme landen de uiterst belangrijke inkomsten uit douanerechten behouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) In het verslag wordt terecht benadrukt, “dat vrijmaking van het handelsverkeer wel één van de doeltreffendste prikkels voor de economische groei is, die onmisbaar is om de armoede te verminderen en economische groei en werkgelegenheid in het voordeel van de armen te begunstigen, en een belangrijk hulpmiddel voor duurzame ontwikkeling over heel de wereld vertegenwoordigt”. Uiteraard betekent dit niet – en onderschrijf ik niet – dat liberalisering van de handel volstaat om overal stabiele democratieën te doen bloeien in vrije en pluralistische samenlevingen. Dat is hoegenaamd niet het geval, zoals thans onder meer blijkt uit het voorbeeld van China. Anderzijds is bewezen dat er geen vrije, pluralistische en democratische samenleving mogelijk is zonder vrije handel.

Het is deze gedachte – en geen verwaterde of volledig illiberale versie ervan – die ten grondslag moet liggen aan de richtsnoeren van de EU voor steun ten behoeve van de internationale handel.

Wij moeten ons op het wereldtoneel inzetten om de wereld meer en meer open te stellen voor handel, zonder dat dit streven leidt tot het ontstaan van kwetsbare economieën en onbeschermde markten.

 
  
  

– Verslag-Sturdy (A6-0084/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Ondanks het “politiek correcte” taalgebruik slaagt het verslag er niet in om de ware intenties van de Europese Unie te verhullen die schuilgaan achter de huidige economische partnerschapsovereenkomsten (EPO’s) met de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS).

Wat de Europese Unie beoogt met de EPO’s is zoveel mogelijk voordeel te halen uit de onderhandelingen die thans in het kader van de Wereldhandelsorganisatie plaatsvinden, iets wat haar voordien niet is gelukt. Anders gezegd, zij probeert nu door de achterdeur binnen te glippen in plaats van door de voordeur.

Daarom wordt gepleit voor “geleidelijkheid en flexibiliteit in het tempo, het tijdschema en de omvang van de liberalisering”. Er wordt nadrukkelijk gewezen “op de ontwikkelingsvoordelen die de Singapore-thema's kunnen bewerkstelligen”. Tevens wordt gesteld “dat overeenkomsten over investeringen, concurrentie en overheidsopdrachten ... zouden kunnen bijdragen aan gezamenlijke doelstellingen van deugdelijk bestuur en transparantie, waardoor een omgeving wordt gecreëerd waarin grotere publiekprivate samenwerking mogelijk is”. Verder wordt “in herinnering gebracht” “dat solide regelgevingskaders een onmisbaar onderdeel zijn van elk liberaliseringsproces” voor wat betreft diensten en overheidsdiensten. Wij hebben hier met andere woorden een verbloemde versie van de neoliberale agenda voor ons liggen.

Er is een totaal andere agenda nodig, een die leidt tot effectieve samenwerking, solidariteit, onafhankelijke ontwikkeling en sociale rechtvaardigheid.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Economische partnerschapsovereenkomsten hebben in hoge mate tot verdeeldheid geleid en zijn zeer controversieel. Soms lijkt het wel alsof ontwikkelingsoverwegingen niet op de eerste plaats komen in het denken van de Commissie over economische partnerschapsovereenkomsten. Dit Parlementsverslag komt op een goed moment en levert een evenwichtige bijdrage aan het debat, en de rapporteur, Robert Sturdy, moet worden gefeliciteerd met zijn aanpak van het verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Binnen het beperkte kader dat door de WTO-regels wordt gecreëerd, kunnen – en moeten – de economische partnerschapsovereenkomsten een doeltreffend instrument zijn voor het bevorderen van de handel en, belangrijker nog, voor het ondersteunen van de uitbouw van infrastructuren die het handelsverkeer versterken. Het gaat hier dan ook om een nuttig verslag, met duidelijke principes en juiste waarden.

Net zoals ik heb gedaan met betrekking tot andere, soortgelijke kwesties die in deze plenaire vergadering besproken zijn, wil ik ook in dit geval nogmaals mijn overtuiging uitspreken dat de bevordering van vrije, open en eerlijke handel de democratisering van de samenleving ten goede komt en de pluraliteit van de maatschappelijke krachten in de hand werkt. Ook daarom zijn deze partnerschapsovereenkomsten bijzonder belangrijk.

 
  
MPphoto
 
 

  Tokia Saïfi (PPE-DE), schriftelijk.(FR) De onderhandelingen over de economische partnerschapsovereenkomsten zullen op 1 januari 2008 (de datum waarop de bestaande overeenkomsten aflopen) een cruciale fase ingaan.

Deze overeenkomsten zijn van fundamenteel belang, reden waarom ik voor dit verslag heb gestemd. Ik geloof namelijk dat we met deze partnerschapsovereenkomsten een economisch en handelskader kunnen scheppen voor een duurzame ontwikkeling van de economieën van de ACS-landen. Ik leg de nadruk op het ontwikkelingsaspect: deze overeenkomsten mogen niet ontaarden tot WTO-vrijhandelsovereenkomsten. Ze moeten worden gebruikt als instrument voor ontwikkeling, zowel in economische als humanitaire zin. De EPO’s dienen daarom zo asymmetrisch en progressief mogelijk te worden vormgegeven.

Ik heb voor de amendementen 20 en 28 gestemd. Daarin wordt erop aangedrongen dat bij de onderhandelingen rekening wordt gehouden met de bijzondere omstandigheden van de overzeese gebiedsdelen en regio’s zoals bedoeld in artikel 299, lid 2, van het EG-Verdrag. We moeten proberen vast te stellen wat de bijzondere belangen van deze landen zijn en op welke wijze ze van elkaar verschillen als het gaat om de toegang tot de markten. Dan kunnen we de voor deze regio’s gebruikte steunmodaliteiten beter laten aansluiten op die welke we voor de ACS-landen gebruiken. Tot slot wil ik iets opmerken over paragraaf 15 van dit verslag en wijzen op de conclusies die door de Raad zijn aangenomen en waarin overgangsperioden worden voorzien met betrekking tot de toegang tot de EU-markt als het gaat om bepaalde producten die vanuit een EU-perspectief gevoelig liggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. Tot nu toe garandeerde het Stelsel van Algemene Preferenties (SAP) de ACS-landen een bevoorrechte toegang tot de EU-markt, met lagere importtarieven aan de EU-grenzen en een betere markttoegang. De ontwikkelingslanden konden hun producten dus makkelijker naar de rijkere Europese landen exporteren.

Deze afspraak binnen de WTO is een formele uitzondering op de non-discriminatieregel van het Most Favoured Nation-principe. De Overeenkomst van Cotonou van 2000 wil deze uitzondering uiterlijk eind 2007 opheffen. In de plaats komen individueel onderhandelde Economische Partnerschapsovereenkomsten (EPO). Zoniet, kan elk WTO-lid discriminatie melden.

Het voorliggende verslag is terecht kritisch. Essentieel is dat de Europese Commissie over de EPO onderhandelt rekening houdend met de ontwikkeling van de ACS-landen. Niet het principe van de totale liberalisering van de markt mag spelen, want dit is voor hen een reële dreiging, sociaal én economisch.

Het verslag houdt echter te weinig rekening met de omstandigheden op het terrein. Of de EPO een positieve of een negatieve impact zullen hebben, blijft een vraag. Niet verwonderlijk dat de landen in kwestie deze overeenkomsten niet snel voor het einde van 2007 willen tekenen.

Als het Parlement de tijdsdruk niet wegneemt en niet bereid is het SAP+- systeem langer te laten bestaan, kan ik het verslag niet steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Margie Sudre (PPE-DE), schriftelijk.(FR) Conform de Overeenkomst van Cotonou zijn de EPO's meer dan alleen maar WTO-vrijhandelsovereenkomsten. Het zijn partnerschappen die het mogelijk moeten maken nieuwe economische en handelskaders op te zetten ten behoeve van de ACS-landen.

De overzeese gemeenschappen spelen vanwege hun geografische ligging (vlak bij ACS-landen) een centrale rol in deze preferentiële wederzijdse overeenkomsten met de ACS-landen.

Het is heel belangrijk dat bij de onderhandelingen over deze overeenkomsten overeenkomstig artikel 299 van het Verdrag rekening wordt gehouden met de bijzondere omstandigheden van de overzeese gebiedsdelen.

Speciale aandacht moet worden besteed aan de landen en gebieden overzee die in de buurt van ACS-landen zijn gelegen, een en ander met inachtneming van de associatieovereenkomsten die deze landen ex artikel 299, lid 3, van het Verdrag reeds met de Unie verbinden.

We moeten onderzoeken wat de specifieke belangen van de ultraperifere regio's en de LGO's zijn en proberen deze landen, regio's en gebieden bij de elkaar opvolgende fasen van de onderhandelingen steeds mee te nemen. Dan kunnen we rekening houden met de uiteenlopende mogelijkheden voor marktoegang en de steunmaatregelen voor de onderscheidene regio's coördineren. Dat moet het mogelijk maken deze gebieden beter in hun omgeving te integreren.

Ik ben heel tevreden dat mijn amendement is aanvaard. Dat amendement was erop gericht een intelligent evenwicht te vinden tussen de regionale integratie van de overzeese gebiedsdelen en de banden die deze gebieden met Europa verbonden houden.

 
  
  

– Verslag-Brok (A6-0130/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Hubert Pirker (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor dit verslag gestemd omdat de stappen die het vermeldt absoluut gezet moeten worden om van onze Europese Unie een politieke unie te maken die extern met één mond spreekt en zich zo ook tot wereldspeler kan ontwikkelen. Zonder deze stappen zal ze vleugellam blijven.

Wat de Europese Unie in dit verband het dringendst nodig heeft, is een verdere ontwikkeling van het Europees veiligheids- en defensiebeleid in de vorm van gemeenschappelijk onderzoek, een gemeenschappelijk aanschafbeleid, gemeenschappelijke strijdkrachten, die in staat zijn autonoom te handelen, die deelnemen aan gemeenschappelijke operaties, gefinancierd uit de EU-begroting. Voorwaarde daarvoor is echter wel dat er een nieuw regelgevend kader komt, een nieuw Verdrag. Ik hoop dat het Raadsvoorzitterschap van mevrouw Merkel en het pragmatisme van de heer Sarkozy in dit opzicht zullen leiden tot een beslissende stap voorwaarts.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Andersson, Göran Färm, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. – (SV) Wij Zweedse sociaaldemocraten vinden het verslag-Brock niet het juiste forum voor discussie over het Verdrag en over de vraag wat daar wel en niet in moet staan. Wij vinden dat de samenwerking op het gebied van het buitenlands beleid moet worden versterkt, maar we vinden het niet gepast om ons in deze situatie te verbinden tot een gemeenschappelijke Europese minister van Buitenlandse Zaken. Daarom hebben we besloten om ons op deze punten van stemming te onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) In het verslag wordt onder meer een vurig pleidooi gehouden voor het verworpen (!!!) ‘Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa’. Er wordt sterk aangedrongen op “volledige ratificatie” (?) en “inwerkingtreding” (?) van het Verdrag “teneinde te waarborgen dat de Unie gereed is om het hoofd te bieden aan de mondiale verantwoordelijkheden, dreigingen en uitdagingen van de wereld van vandaag”. Dat is de missie van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en het Europees veiligheids- en defensiebeleid zeggen ze…

Dit standpunt, dat verdedigd wordt door zowel de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten als de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement (waarvan respectievelijk de Portugese sociaaldemocraten, conservatieven en de socialisten deel uitmaken), is des te significanter omdat het juist deze politieke krachten zijn die thans onderhandelen over de opstelling van een “vereenvoudigd” Verdrag dat, naar hun zeggen, inhoudelijk verschilt van de “Europese Grondwet”. Laten wij duidelijk zijn! Hoe kan iets nu verschillend zijn als tegelijkertijd de inhoud wordt onderschreven van datgene waarvan het zogezegd verschilt? Hier schuilt een addertje onder het gras…

In werkelijkheid zijn de politieke krachten en de economische en financiële belangen die de aanzet hebben gegeven tot de Europese kapitalistische integratie er alleen maar op uit om de militarisering van de Europese Unie te bespoedigen in een grondwettelijk kader, uiteraard binnen de NAVO. Dát is de uiteindelijke bedoeling van de zogenaamde “Europese Grondwet”. Daarom berust het “gemeenschappelijk” buitenlands beleid hoofdzakelijk op inmenging, en alle agressie die daarmee gepaard gaat, en wordt het bepaald door de ambities en de belangen van de invloedrijke economische en financiële groepen van de grote mogendheden, met Duitsland op kop.

 
  
MPphoto
 
 

  Anna Hedh (PSE), schriftelijk. – (SV) Ik heb tegen verslag A6-0130/2007 van de heer Brock gestemd, niet alleen om dat de rapporteur heeft besloten de kwestie van de Grondwet erin op te nemen, maar ook omdat hij de kwestie van een eventuele Europese minister van Buitenlandse Zaken aan de orde stelt. Binnen de EU kennen we op dit moment geen ministerfuncties en die moeten we ook niet hebben. Alle lidstaten hebben al een eigen minister van Buitenlandse Zaken. Wat is de volgende stap? Een gemeenschappelijke minister van Milieu en misschien uiteindelijk een gemeenschappelijke minister-president?

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Howitt (PSE), schriftelijk. (EN) De Labour Party in het Europees Parlement (EPLP) steunt een groot deel van deze resolutie, met name de hoge prioriteit die wordt gegeven aan de consolidatie van de democratie, de bevordering van de mensenrechten en non-proliferatie, en de grote rol voor de EU bij conflictpreventie en de opbouw van effectief multilateralisme.

De resolutie is echter te veel gericht op de wijziging van interne procedures in plaats van op de prioriteiten van het buitenlands beleid. De EPLP heeft tegen de paragrafen 1, 5 en 11 gestemd en zich onthouden van stemming over de paragrafen 2, 3, 4 en 5, omdat verwijzingen naar het Grondwettelijk Verdrag en de gedetailleerde bepalingen daarvan niet gepast zijn zolang de toekomst van dat Verdrag nog onderwerp van debat is. De aanneming van het Grondwettelijk Verdrag moet vooral niet worden gezien als een noodzakelijke voorwaarde voor toekomstige uitbreiding. De EPLP heeft zich eveneens van stemming onthouden over paragraaf 8, sub g, omdat de toegevoegde waarde van een diplomatieke academie van de EU nog moet worden aangetoond, en over paragraaf 8, sub h: hoewel wij zeker erkennen dat de externe delegaties moeten worden versterkt, zullen dit geen “ambassades” van de EU worden. De EPLP steunt de hervorming van de VN-Veiligheidsraad ten volle en steunt ook de verbetering van de wijze waarop de EU bij de VN het woord voert - het is echter niet gepast om over één enkele EU-zetel te spreken, zoals in paragraaf 10 gebeurt.

 
  
MPphoto
 
 

  Jaromír Kohliček (GUE/NGL), schriftelijk. (CS) Het verslag van de heer Brok legt het skelet bloot van het Europese Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Enerzijds roept Brok in zijn verslag op tot meer betrokkenheid van de EU bij de conflicten in de Kaukasus en in Transnistrië en verzet hij zich tegen het ontstaan en de internationale erkenning van nieuwe staten in die regio. Anderzijds pleit hij voor schending van de nooit nageleefde resolutie 1244 en voor het uitroepen van de “beperkte onafhankelijkheid van Kosovo”. Samen met mevrouw Beer van de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie opent de rapporteur op deze manier opnieuw de doos van Pandora wat territoriale veranderingen in Europa betreft.

Ik ben benieuwd wat er gebeurt als uit Catalonië, Baskenland en wie weet, Galicië de roep om afscheiding opklinkt, als de autonomisten in Slovenië, Roemenië en Servië van zich laten horen. Hoe gaan wij om met de eis tot deling van Macedonië (of moet dat nog altijd FYROM zijn)? Wordt dit een voorbeeld voor de relatief compacte islamitische leefgemeenschappen in sommige delen van Zuid-Frankrijk? Of zullen de in de grote steden van West-Europa geconcentreerde immigranten als eerste van zich laten horen?

Even contraproductief is de in artikel 25 geuite bezorgdheid over de eerste test van een antisatellietwapen in China. Over de Verenigde Staten maken wij ons helemaal geen zorgen. Dit verslag bevat helaas zoveel soortgelijke, totaal onaanvaardbare passages dat noch ik noch mijn parlementaire fractie bij de eindstemming voor kan stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik stem voor het aannemen van het verslag van Elmar Brok over het jaarlijkse verslag van de Raad aan het Europees Parlement over de voornaamste aspecten en fundamentele keuzes van het GBVB, met inbegrip van de financiële gevolgen ervan voor de algemene begroting van de Europese Unie voor 2005 (paragraaf 40, sub H, van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999).

De heer Brok geeft in zijn verslag duidelijk aan dat een Europese Unie zonder constitutioneel verdrag niet in staat is de belangrijkste uitdagingen van het hedendaagse Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid het hoofd te bieden. Een minister van Buitenlandse Zaken die tegelijkertijd lid van de Commissie is en voorzitter van de Raad van ministers van Buitenlandse Zaken, komt de efficiëntie ten goede en bevordert een goede positie voor de Europese Unie in de internationale arena. Het bedrag van 1 740 miljoen euro dat voor de periode 2007-2013 is uitgetrokken voor het GBVB, is niet toereikend om de ambities van de Europese Unie als internationale speler te kunnen realiseren.

De rapporteur merkt terecht op dat het Europees Parlement een grotere rol in het GBVB toekomt. De Raad mag zich niet beperken tot informeren, maar moet het Parlement bovenal volledig betrekken bij de belangrijkste keuzes en acties in het kader van het Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, en het doet me vooral genoegen dat in het verslag de nadruk wordt gelegd op de noodzaak om intern de externe prioriteiten vast te stellen, zoals de strijd tegen de armoede, teneinde met een gemeenschappelijke stem te spreken in internatonale aangelegenheden.

 
  
MPphoto
 
 

  Marek Siwiec (PSE), schriftelijk. (PL) Mijnheer de Voorzitter, Elmar Brok weet in zijn verslag over de voornaamste aspecten en fundamentele keuzes van het GBVB zeer goed de kern van de zaak te raken. Wanneer het constitutioneel verdrag niet wordt aangenomen, kunnen we een Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid dat is toegesneden op de moeilijke taken die de Europese Unie te wachten staan, wel vergeten.

De rapporteur geeft bovendien correct weer op welke belangensferen de Europese Unie zich moet concentreren. Dat zijn onder andere: de strijd tegen terrorisme, immigratie, een veilige energievoorziening en het voorkomen van verspreiding van massavernietigingswapens. Ik sta vierkant achter het verslag, aangezien het zeer weloverwogen is en de juiste accenten worden gelegd.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) In het jaarverslag wordt voorgesteld de militaire en politieke sector van het GBVB te versterken en te voorzien van een bedrag van 1,8 miljard euro, dat wil zeggen drie keer zoveel als in de periode 2007-2013. Het doel is het agressief beleid van de EU te escaleren en de EU-monopolies in staat te stellen een groter aandeel op te eisen van de buit die de huidige, tegen de volkeren gerichte imperialistische interventies opleveren.

Opnieuw wordt onderstreept dat de aanneming van de Europese Grondwet - die na de referenda in Frankrijk en Nederland “dood” is - een onontbeerlijk instrument is voor de bevordering van het GBVB. Om de imperialistische honger te stillen en eventuele hinderpalen uit de weg te ruimen wordt voorgesteld om korte metten te maken met unanimiteit en een gekwalificeerde meerderheid toe te passen, opdat de overheersende imperialistische krachten hun plannen kunnen bevorderen.

Om nieuwe interventies te kunnen voorbereiden en verwezenlijken - met als voorwendsel de strijd tegen het terrorisme, het “herstel van de democratie”, enzovoort - wordt gepleit voor een verdere militarisering. Ook wordt gesproken over de voltooiing van de oprichting van vechtgroepen (battle groups) en over de voorbereidingen voor het sturen van een militaire bezettingsmacht naar Kosovo, ter vervanging van de NAVO-strijdmachten.

Nergens wordt echter gesproken over het raketafweersysteem, hetgeen betekent dat dit indirect, maar duidelijk wordt aanvaard, via de NAVO of ook via de EU zelf.

Er wordt voorgesteld om de financiële middelen op te trekken, waarbij in feite de Europese werknemers worden gevraagd om het geld op tafel te leggen dat nodig is voor het agressieve beleid van de EU.

Wij stemmen tegen het verslag over het GBVB.

 
  
  

– Verslag-Panayotopoulos-Cassiotou (A6-0068/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Hubert Pirker (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het eens met wat er in dit verslag geëist wordt, vooral de invoering van een minimumloon in alle lidstaten. Dat is een vangnet en met name een goede bescherming van werkenden tegen uitbuiting en armoede. Het is tegelijk een maatregel die ons concurrentievermogen veiligstelt en het schrappen van arbeidsplaatsen in landen met een hogere sociale standaard, zoals Oostenrijk, voorkomt.

Tevens ben ook ik voor de invoering van een keurmerk voor producten uit derde landen die onder menswaardige omstandigheden en zonder kinderarbeid tot stand gekomen zijn. Het is aan de consument om er door de aankoop van zulke producten voor te zorgen dat er in die landen humane en fatsoenlijke arbeidsomstandigheden komen en dat onze eigen arbeidsplaatsen niet door de invoer van goedkope waar vernietigd worden.

 
  
MPphoto
 
 

  John Attard-Montalto (PSE). – (MT) Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter, dames en heren. Ik wil u attenderen op het feit dat werk, en met name waardig werk, een kwestie is die in onze Grondwet een fundamentele plaats inneemt. Tevens wil ik duidelijk onderstrepen dat de Labour-regeringen zich in de loop der jaren voortdurend hebben ingespannen om de arbeidsomstandigheden van de werknemers in ons land te verbeteren. Er zij op gewezen dat alle verbeteringen die zijn aangebracht met betrekking tot de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden te danken zijn aan het initiatief van de Labour-regeringen. Ten slotte feliciteer ik de Maltese vakbonden, en in het bijzonder de General Workers’ Union, met hun werk en inzet ten behoeve van de Maltese werknemers. Hartelijk dank.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. – (SV) Wij Zweedse sociaaldemocraten hebben onze steun aan dit verslag gegeven. Het is een goed verslag en wij geven onze onvoorwaardelijke steun aan het engagement van de EU op het punt van fatsoenlijke arbeidsomstandigheden. Het is belangrijk dat we de mensen een garantie kunnen bieden op productief werk, uitgevoerd onder vrije, rechtvaardige en veilige omstandigheden, zowel binnen de EU als daarbuiten.

We willen echter een paar zaken verduidelijken. Het is belangrijk om erop te wijzen dat een belasting op financiële transacties en valutatransacties internationaal moet zijn, omdat een Europese belasting ongunstig zou zijn voor landen buiten de eurozone.

Wij zijn tegen gemeenschappelijke standaarddefinities van de begrippen dwangarbeid en misbruik van andermans kwetsbare positie. De definitie van de IAO moet het uitgangspunt zijn en verdere definities moeten aan de lidstaten worden overgelaten.

In het verslag worden de lidstaten opgeroepen om rekening te houden met minimumlonen. Dat hebben we al gedaan in Zweden en we hebben actief gekozen voor een oplossing waarbij dat aan de sociale partners wordt overgelaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Arlette Carlotti (PSE),schriftelijk.(FR) Dit verslag van het Europees Parlement is een stap in de goede richting.

Waardig werk wordt door dit verslag een instrument in het kader van het Europese ontwikkelingsbeleid. We doen dat om te beginnen door samen met de IAO een ontwikkelingsprogramma voor waardig werk te financieren, en verder door een Europees etiket te introduceren en ondernemingen die fundamentele arbeidsnormen schenden, op een zwarte lijst te zetten. Tot slot is het de bedoeling dat er handelssancties worden opgelegd aan landen die de fundamentele sociale rechten op een ernstige wijze schenden.

Het zal ook bijdragen tot het bevorderen van waardig werk in Europa. Ook bij ons moet namelijk nog veel gedaan worden. En dat geschiedt door de lidstaten op te roepen tot ratificatie van IAO-verdragen over de gezondheid en veiligheid van werknemers, moederschapsverlof en migrantenwerknemers; door aan te dringen op een minimumloon en zo een vangnet te creëren om te verhinderen dat werknemers worden uitgebuit; door de toegang tot levenslang leren te verbeteren en op te roepen tot een betere harmonisatie van de pensioenregelingen.

Dat zijn de grondslagen voor het sociale Europa dat de Sociaal-democratische Fractie in dit Parlement graag zou willen opbouwen. Ik zal daarom voor dit verslag stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Castex (PSE),schriftelijk.(FR) Ik heb voor dit verslag over het bevorderen van waardig werk voor iedereen gestemd.

Het begrip "waardig werk" lijkt nu vast onderdeel uit te maken van multilaterale overeenkomsten en verklaringen; in het beleid zelf is dit begrip echter veel minder prominent aanwezig.

Verklaringen en presentaties zijn één ding; politieke besluiten en acties zoals internationale instellingen die elke dag weer (onder)nemen behoren tot een andere categorie. De wereld gaat gebukt onder een tekort aan waardig werk: rechten worden maar al te vaak geschonden en ongelijkheid tussen de geslachten is regel, zeker als het gaat om weinig productieve banen en betrekkingen van geringe kwaliteit waarbij mensen voor een laag inkomen gevaarlijk werk moeten verrichten.

De WTO en de IAO hebben daarom internationale arbeidsnormen aangenomen. Het IMF en de Wereldbank zijn echter niet bereid enig initiatief te steunen dat erop gericht is om te verzekeren dat de fundamentele rechten van werknemers worden gerespecteerd.

Als we willen dat waardig werk overal ter wereld een realiteit wordt zullen internationale instellingen aan dit onderwerp prioriteit moeten verlenen. Deze instellingen zullen voorts moeten samenwerken om dit doel te verwezenlijken.

Waardig werk moet voor alle internationale instellingen een universele doelstelling worden. Het is van cruciaal belang dat deze elementaire zaken – kwalitatief goed werk, rechten en bescherming van werknemers en een sociale dialoog – een doorslaggevende rol spelen bij het bepalen van elk sociaal en economisch beleid op internationaal niveau.

(Stemverklaring ingekort overeenkomstig artikel 163, lid 1, van het Reglement)

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag-Panayotopoulos-Cassiotou (A6-0068/2007) over bevordering van waardig werk voor iedereen gestemd omdat productieve arbeid in een sfeer van vrijheid, gelijkheid, veiligheid en waardigheid een van de prioriteiten van de handelsbetrekkingen van de Europese Unie moet zijn.

Ik ben van oordeel dat wij van onze partners moeten eisen dat zij de verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie met betrekking tot de rechten van werknemers nakomen, met name voor wat betreft eerlijke salarissen en adequate sociale bescherming. Bovendien is het belangrijk dat de multinationals hun sociale verantwoordelijkheid opnemen, zowel in Europa als elders in de wereld.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De stemming over dit verslag in de plenaire vergadering heeft een betreurenswaardig resultaat opgeleverd. De meerderheid van het Parlement heeft verhinderd dat enkele van de beste paragrafen die de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken heeft goedgekeurd met betrekking tot het thema “Bevordering van waardig werk voor iedereen – Bijdrage van de EU aan de uitvoering van de agenda voor waardig werk over de hele wereld” zijn aangenomen. Ik kan niet nalaten om dat hier te onderstrepen aangezien dat standpunt duidelijk in verband staat met de groeiende belangstelling voor de zogeheten flexicuriteit.

Zoals wij weten, is het aantal werklozen in de Europese Unie tussen 2000 en 2005 met één miljoen gestegen, om nog maar te zwijgen van de massale toename van de precaire werkgelegenheid: meer dan 4,7 miljoen werknemers had een contract van beperkte duur en minsten 1,1 miljoen werkte slechts deeltijds. Het is tevens onaanvaardbaar dat een groot aantal werknemers, mét een inkomen, onder de armoedegrens leeft.

Bevordering van waardig werk voor iedereen houdt in dat aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan: naleving van een progressieve arbeidswetgeving, eerbiediging van de waardigheid van werknemers, totstandbrenging van waardige levens- en arbeidsomstandigheden voor iedereen, zonder discriminatie en ongelijkheid. Goede intenties alleen volstaan niet. Daarom moeten wij de daad bij het woord voegen.

 
  
MPphoto
 
 

  Glyn Ford (PSE), schriftelijk. (EN) Ik zal voor dit verslag stemmen, ondanks het feit dat de conservatieven en liberalen het van zijn meest essentiële elementen hebben ontdaan, bijvoorbeeld door het schrappen van de zinsnede “bindende initiatieven met betrekking tot de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven”, van de noodzaak om “een eerlijk en vernieuwend belastingbeleid” in te voeren en van de aanbeveling om bedrijven die fundamentele arbeidsnormen schenden te onderzoeken en op een lijst te zetten. Ik ben onthutst door hun anti-arbeidersbewegingshouding.

 
  
MPphoto
 
 

  Timothy Kirkhope (PPE-DE), schriftelijk. (EN) De Britse conservatieven steunen het IAO-beginsel van waardig werk volledig.

We zijn het eens met de stelling dat het aanbieden van de mogelijkheid van levenslang leren belangrijk is, met de noodzaak om de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt proactief aan te pakken en met de noodzaak om veel meer te doen om werk en gezinsleven beter met elkaar te kunnen combineren.

We zijn het echter niet eens met het idee dat het Europees Parlement zijn tijd moet besteden aan het uitgeven van verklaringen over dit onderwerp, hoe eerzaam en goedbedoeld die ook zijn. Het Parlement heeft niet de bevoegdheid om lidstaten te vertellen wat ze moeten doen op dit gebied. Het is aan de lidstaten om hierover te beslissen, en terecht.

Dus hoewel we hebben deelgenomen aan het debat, en ook aan de stemming om de interventionistische uitwassen van links te beteugelen, hebben de Britse conservatieven zich van stemming onthouden bij de eindstemming.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, maar tegen de amendementen van de liberalen en de Europese Volkspartij waarmee beoogd werd om de opmerkingen over bindende initiatieven met betrekking tot de maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven te schrappen. Maatschappelijk verantwoord ondernemen moet aan de basis liggen van de Europese bedrijfsactiviteiten, zowel binnen de EU als daarbuiten, en het heeft me zeer teleurgesteld dat deze twee fracties de stappen die in het verslag worden beschreven niet hebben gesteund.

 
  
MPphoto
 
 

  Esko Seppänen (GUE/NGL), schriftelijk. (EN) Ik wil niet dat EU-beleid verplicht wordt opgenomen in nationaal arbeidsmarktbeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) Het voorstel van de EU en het verslag met de misleidende titel “waardig werk” (COM-2006-0249) dat in de plenaire vergadering van het Europees Parlement is besproken, vormen een nieuw reactionair, volksvijandig kader waarmee de EU de doelstellingen van de “Strategie van Lissabon” wil verwezenlijken, de prijs van arbeid tot een minimum wil terugbrengen, een aanval wil plegen op de grondrechten van de werknemers en de monopolistische EU-concerns in staat wil stellen om winst te boeken.

De grondslag van de kapitalistische hervormingen, zoals die in de EU en de internationale imperialistische organisaties door de plutocratie en haar politieke vertegenwoordigers zijn uitgewerkt en vormgegeven voor zogenaamd “waardig werk”, wordt nu overgenomen in het volksvijandige beleid van de EU. Daartoe behoren onder andere:

- levenslang leren, de uitbreiding van soepele arbeidsvormen, aantasting van de collectieve arbeidsovereenkomsten, slechtere voorwaarden voor sociale verzekering en pensioen, verdere privatisering van onderwijs, gezondheidszorg en, meer in het algemeen, diensten van openbaar nut, en

- vaststelling van een minimumloon voor de werknemers, een soort “beschermingsnet” tegen armoede, teneinde verzet hiertegen van de kant van de werknemers en de volksklasse te voorkomen. Daarbij wordt de plutocratie de mogelijkheid geboden om met de uitbuiting van de arbeidersklasse enorme winsten te maken.

Daarom hebben de Europese afgevaardigden van de Communistische Partij van Griekenland tegen het voorstel van de EU gestemd.

 

7. Rectificaties stemgedrag/voorgenomen stemgedrag: zie notulen
  

(De vergadering wordt om 13.10 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: HANS-GERT POETTERING
Voorzitter

 

8. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen

9. Debat over de toekomst van Europa (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het debat over de toekomst van Europa, waaraan de minister-president van Nederland en lid van de Europese Raad, de heer Jan Peter Balkenende, zal deelnemen. Ik heet hem van harte welkom in dit Parlement.

(Applaus)

Zeer geachte minister-president, het is mij een grote vreugde om u vandaag als minister-president van Nederland in het Europees Parlement welkom te kunnen heten om over de toekomst van de Europese Unie te discussiëren.

Mijnheer de minister-president Balkenende, het Koninkrijk der Nederlanden is niet alleen een van de oprichters van de Europese Unie, het stond de afgelopen vijftig jaar ook telkens weer in de voorhoede als het erom ging het eenmalige succesverhaal in de geschiedenis van ons werelddeel, de Europese eenwording, te bespoedigen en te verdedigen. Belangrijke verdragen en overeenkomsten van de Europese Unie dragen de namen van Nederlandse steden: het Verdrag van Maastricht, waarmee de grondsteen voor de Europese Unie gelegd werd, en het Verdrag van Amsterdam, dat het Europees Parlement uitgebreide medebeslissingsrechten toekende.

Des te pijnlijker was het voor ons dat de Nederlandse burgers een Ontwerpgrondwet die zulke belangrijke antwoorden voor de toekomst van Europa bevatte, in een referendum verworpen hebben. Samen met mijn collega’s in het Europees Parlement en met u, mijnheer de minister-president, ben ik er echter van overtuigd dat de burgers van Nederland met deze beslissing geen “nee” tegen de Europese Unie zelf, haar nut en waarden tot uitdrukking gebracht hebben.

Het Europees Parlement weet uw bereidheid om vandaag met ons in discussie te gaan zeer te waarderen, vooral omdat nu de medewerking van alle 27 lidstaten nodig is om te komen tot een vernieuwd en bestendig fundament voor de Europese Unie. Het Duitse Raadsvoorzitterschap en met name bondskanselier Merkel werken momenteel met inzet van al hun krachten aan een oplossing die alle partijen tevreden stelt: de landen die het Verdrag niet geratificeerd hebben, maar ook de achttien lidstaten en daarmee de meerderheid van de bevolking van de Europese Unie, die het Verdrag al wel geratificeerd hebben.

Het Europees Parlement onderschrijft de inhoud van het Grondwettelijk Verdrag. We willen dat de kern daarvan werkelijkheid wordt. Daartoe behoren de noodzakelijke hervormingen en onze gemeenschappelijke waarden. Het Europees Parlement zal in geen geval genoegen nemen met een resultaat dat niet in het belang van de Europese Unie en haar burgers is.

Mijnheer de minister-president, wij zijn ons bewust van het feit dat juist ook de burgers van Nederland er alle belang bij hebben dat de Europese Unie toegerust is voor de uitdagingen van de toekomst en dat wij Europeanen in staat zijn gemeenschappelijke oplossingen voor wereldwijde problemen te vinden. Ik ben ervan overtuigd dat we met goede wil bij de onderhandelingen de komende weken en maanden niet alleen nader tot elkaar kunnen komen, maar ook een resultaat kunnen boeken dat een daadkrachtige, democratische en transparantie Europese Unie mogelijk maakt. Mijnheer de minister-president, ik vraag u nu het woord tot ons te richten.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Peter Balkenende, minister-president van Nederland. Voorzitter, geachte leden van het Europees Parlement, commissaris Wallström, commissaris Frattini, dames en heren, hartelijk dank voor uw uitnodiging om met u in debat te gaan over de toekomst van Europa. Ook wil ik hier mijn dank uitspreken voor het zeer nuttige bezoek van Voorzitter Pöttering aan Nederland op 12 april jongstleden.

(DE) Mijnheer de Voorzitter, hartelijk dank voor uw komst naar Den Haag. Wij hebben uw aanwezigheid en uw bijdrage aan de discussie hogelijk gewaardeerd. Het was een belangrijk bezoek. Nogmaals hartelijk dank daarvoor!

Voorzitter, het is goed om terug te zijn in uw Parlement en ik bewaar goede herinneringen aan de ontmoetingen met u tijdens het Nederlandse voorzitterschap in 2004. We hebben prikkelende debatten gevoerd, waar ik toen veel inspiratie uit heb geput.

Maar vandaag sta ik hier in een andere hoedanigheid, namelijk als vertegenwoordiger van de lidstaat Nederland. Een pro-Europees land. Een land waar de algemene steun voor de Europese samenwerking altijd bovengemiddeld was, en nog steeds is. Eind 2006 stond 75 procent van de bevolking achter het lidmaatschap van de Europese Unie.

Een land met een open economie dat veel welvaart en werkgelegenheid dankt aan de kansen die de interne markt biedt. Een land dat een actieve rol wil spelen in de wereld, getuige ook de Nederlandse betrokkenheid bij opbouwmissies in Afghanistan en elders in de wereld. Daarbij is Nederland op samenwerking aangewezen. Maar Nederland is ook een van de twee lidstaten waar een duidelijke meerderheid van de bevolking in 2005 "nee" zei tegen het Grondwettelijk Verdrag, en u, Voorzitter, u refereerde daaraan.

Ik weet dat een grote meerderheid in uw Parlement wél voor het Grondwettelijk Verdrag was. En ik respecteer dat. Maar hoe het oordeel over de Grondwet ook is geweest, het is nu noodzakelijk om gezamenlijk een oplossing te vinden. Een oplossing die voor ons allen acceptabel is. Een oplossing die recht doet aan de zorgen van burgers die in Nederland en in Frankrijk heel zichtbaar aan de oppervlakte kwamen. Zorgen die ook elders leven: in landen die al hebben geratificeerd en landen waar nog geen besluiten zijn genomen.

Ik ben er zeker van, meneer de Voorzitter, dat bruggen kunnen worden geslagen. Omdat de overeenkomsten in de toekomstvisies groter zijn dan de verschillen. Omdat we een stevig fundament van gedeelde waarden, en gedeelde belangen hebben.

Mijn visie op de toekomst van Europa begint bij de vaststelling dat de Unie een zeldzaam succesvol project is. Er is alle reden om trots te zijn op wat we in Europa samen tot stand hebben gebracht.

Het Europa dat verscheurd was door grote oorlogen en scherpe sociale tegenstellingen, kent nu een model van samenwerking en integratie dat in de wereld geen gelijke heeft. Een model dat gekenmerkt wordt door evenwicht. Evenwicht tussen economische dynamiek en sociale harmonie. Evenwicht tussen eenheid en verscheidenheid. Het Europese besluitvormingsmodel doet recht aan de gelijkheid van de lidstaten, maar ook aan die van de burgers.

Europa is een gerespecteerde wereldspeler. Een voorbeeld in de wereld. Door onze unieke vorm van samenwerking. Door onze gerichtheid op solidariteit. Door ons vermogen te binden. Verenigd door waarden en dialoog en niet door strijd.

Europa heeft zich vernieuwd. Het resultaat is de Europese Unie. In de wereldgeschiedenis is vijftig jaar een korte periode. Europa is een jonge, maar volwassen constructie, met een grote toekomst voor de boeg. Stap voor stap voortbouwend op onze verworvenheden nieuwe uitdagingen aangaan. Met daarbij steeds een scherp oog voor de verwachtingen en zorgen van de burger.

Eén van de hoofddoelstellingen van het nieuwe Nederlandse kabinet is om het draagvlak voor de Europese samenwerking verder te verstevigen. Om dat te doen, is het essentieel om goed te doorgronden waarom bijna 62 procent van onze bevolking "nee" zei tegen het Grondwettelijk Verdrag. En om daar op de juiste manier op te reageren.

Ik zal in het vervolg van mijn verhaal eerst de achtergronden van het Nederlandse "nee" schetsen. Daarna zal ik ingaan op wat Nederland voor ogen staat bij de onderhandelingen voor een nieuw Verdrag.

In de vijftig jaar die er liggen tussen het Verdrag van Rome en de Verklaring van Berlijn, is er veel veranderd. De Unie van nu is niet alleen vele malen groter dan de Gemeenschap van de zes van toen, ze heeft ook een veel breder werkterrein.

De uitbreiding is een historisch succes. Het was de juiste keuze. Maar we moeten ook beseffen dat na deze grote uitbreidingsronde de burger tijd nodig heeft om te wennen. Het is allemaal snel gegaan. Voor sommigen te snel. Het gevoel van onderlinge verwantschap moet groeien.

Naast een aanzienlijke uitbreiding, heeft de Unie de afgelopen vijftien jaar ook een enorme verdieping meegemaakt. De voltooiing van de interne markt, de open grenzen, de euro, het vele nieuwe beleid op belangrijke terreinen als milieu, veiligheid en recht. Stuk voor stuk positieve ontwikkelingen. Maar ook een aantal nieuwe realiteiten die voor burgers niet zonder slag of stoot gemeengoed zijn geworden. De aanwezigheid van Europese regelgeving op tal van terreinen wordt bijvoorbeeld niet altijd begrepen. En op het moment dat burgers de uitbreiding en de verdieping nog niet hadden verwerkt, hebben wij de burger een oordeel gevraagd over de Grondwet.

De vraag "stemt u in met de Grondwet voor Europa", werd door velen beleefd als "wilt u dat Europa het karakter van een staat krijgt?" of zelfs "wilt u dat Europa uiteindelijk in de plaats treedt van het Nederlandse landsbestuur?", en dat was duidelijk een brug te ver.

In iedere lidstaat heeft de term "grondwet" een andere lading. Voor sommigen is het een symbool voor democratie, voor een beteugeling van het gezag. Dat is natuurlijk ook zo. Maar elders - in ieder geval in Nederland - heeft het woord "grondwet" nog een heel andere connotatie, een andere betekenis. Een grondwet hoort bij een nationale staat. Een grondwet zegt iets over nationale identiteit. Daarom de Nederlandse inzet dat een nieuw verdrag geen grondwet is. De symboliek van een grondwet, was een belangrijke factor bij het Nederlandse "nee".

Er was een gevoel van verlies van controle, een vrees om eigen identiteit kwijt te raken. Maar mensen willen juist een herkenbaar en nabij bestuur. Mensen zien een grens aan wat Europa moet doen. Mensen willen controle hebben over de zaken die we in Europa gezamenlijk hebben te doen.

Uiteraard speelden er meer overwegingen voor mensen mee om "nee" te stemmen. Sommigen vonden dat Europa te veel regels maakt, of te veel dingen doet die we beter nationaal kunnen regelen. Anderen vinden het bestuur in Brussel te ondoorzichtig en ook zorgen over de Nederlandse financiële bijdrage speelden een rol. En mensen hadden te weinig zicht op de concrete toegevoegde waarde van de Europese samenwerking. Als je dat op je laat inwerken, dan is het zo dat deze vraagstukken voor een deel zijn op te lossen in een nieuw Verdrag.

Voor een ander deel, moeten we ons van deze zorgen – die bij heel veel burgers in de Unie leven - bewust zijn bij onze dagelijkse beleidsbeslissingen. Daar hebben we de afgelopen twee jaar al een goed begin mee gemaakt. Subsidiariteit en minder regelgeving staan bovenaan de agenda, ook in Brussel. Er is meer transparantie. Er is een begroting die ons tot 2013 in staat stelt te doen wat we moeten doen. En we stellen de juiste beleidsprioriteiten, zoals klimaatverandering en energiebeleid.

Dat, meneer de Voorzitter, leden van het Parlement, is de verdienste van uw Parlement, van de voorzitter van de Commissie, José Manuel Barroso, en van de voorzitters van de Europese Raad, achtereenvolgens Tony Blair, Wolfgang Schüssel, Matti Vanhanen en nu Angela Merkel. Het toont dat Europa bereid is prioriteit te geven aan de zaken die de burger bezighouden.

Voordat ik inga op de zaken die Nederland nastreeft in een nieuw verdrag, wil ik iets benadrukken. In vier lidstaten werd een referendum gehouden. Twee maal werd het "nee", tweemaal werd het "ja". In totaal zeiden achttien lidstaten via hun eigen democratische procedures "ja" tegen het Grondwettelijk Verdrag. In uw Parlement was brede steun voor het Grondwettelijk Verdrag. Wij kunnen en willen daar niet omheen. Maar ik hoop dat we ons zullen concentreren op de gezamenlijkheid. Op de overeenkomsten, en niet op de verschillen.

Het Nederlandse kabinet wil constructief een gezamenlijke oplossing nastreven. Dat is met het oog op de toekomst van Europa ook hard nodig. De punten waar Nederland zich op richt, houden rechtstreeks verband met de zorgen van de burgers die de afgelopen twee jaar naar boven kwamen. Niet meer, maar ook niet minder. Dat is ook nodig voor het draagvlak voor ratificatie van het nieuwe Verdrag.

In dat licht denk ik dat er, afgezien van specifieke wensen van instellingen en lidstaten, twee grote gezamenlijke ambities zijn bij het nieuwe Verdrag. In de eerste plaats willen we het democratisch functioneren van Europa verbeteren. In de tweede plaats willen we de slagvaardigheid van Europa vergroten.

Europa's uitdaging is steeds geweest om de instellingen zo in te richten dat aan beide, soms tegenstrijdige doelstellingen, zo goed mogelijk recht wordt gedaan. Het institutionele evenwicht dat de Conventie en de vorige IGC uitwerkten, biedt verbeteringen. Zowel van het democratisch gehalte, als van de slagkracht. Nederland wil die verbeteringen behouden, mits overeenstemming daarover hand in hand kan gaan met een geloofwaardige aanpak van de zorgpunten van de burger.

Ik zal u in een viertal punten schetsen wat Nederland voor ogen staat om gezamenlijk tot een oplossing te komen.

Ten eerste: voortzetting van de succesvolle methode van Verdragswijziging: stap voor stap Europa beter maken, met oog voor evenwicht. Ik schetste u daarnet dat de symboliek van een grondwet een belangrijke rol speelde bij het "nee" en daarom pleit Nederland voor een wijzigingsverdrag, net als Amsterdam en Nice. Dat is een succesvolle voortzetting van de methode-Monnet: kleine stappen vooruit, met een concrete betekenis. Het zet de schijnwerper op de verbeteringen, op de democratische waarborgen, op de verhoging van de slagvaardigheid. Zo kunnen we een positief debat hebben, en onder de schaduw van de verworpen Grondwet uitkomen. Kortom: zowel de naam, de vorm, als de inhoudelijke elementen die het beeld van een grondwet geven, verdienen heroverweging.

Ik kom bij mijn tweede punt. Nederland hecht zeer aan verbetering van het democratisch functioneren van de Unie. Een centrale les uit het referendum is dat Nederlanders zeker willen zijn dat ze mee beslissen. Ze willen dat hun stem in Europa wordt gehoord. De institutionele voorstellen van het Grondwettelijk Verdrag zijn een stap vooruit. Ik noem alleen al de regel dat het Europees Parlement steeds mee beslist als er in de Raad bij meerderheid wordt besloten.

Maar verbeteringen zijn mogelijk. Bij de subsidiariteitstoets van Europese wetgevingsvoorstellen zouden nationale parlementen een belangrijker rol moeten krijgen. Als een meerderheid van de nationale parlementen een negatief oordeel velt, moet dat consequenties hebben. Meer betrokkenheid van de nationale parlementen gaat niet ten koste van het Europees Parlement. Deze toetsing vindt plaats in de allereerste fase van de besluitvorming. Een oordeel over subsidiariteit is bij uitstek iets voor nationale parlementen. Het Europees Parlement houdt zijn volledige rol in de medebeslissingsprocedure. Er wordt geen inbreuk gemaakt op het initiatiefrecht van de Commissie. Zoals u me laatst ook zei, meneer de Voorzitter, het Europees Parlement en de nationale parlementen vullen elkaar aan. Als democratische partners.

Ik kom bij mijn derde punt: naast democratischer, moet en kan Europa ook slagvaardiger. En dan praten we over de belangrijke thema's van deze tijd die mensen bezighouden: klimaatverandering, energiebeleid, terrorismebestrijding en migratie vragen een voortvarende gezamenlijke aanpak.

Het Grondwettelijk Verdrag bevat belangrijke verbeteringen, met meer meerderheidsbesluitvorming. Maar we kunnen er niet omheen dat mensen bang zijn voor het opgeven van veto's. Bang zijn voor een sluipende uitbreiding van bevoegdheden. Daarom moeten we hier duidelijk zijn. Geen daadkracht zonder draagvlak. Waar nodig, moeten we dus de stap naar meerderheidsbesluitvorming durven zetten. En ik ben bereid die keuzes te verdedigen. Maar alleen als de soevereiniteitsoverdracht een bewuste keuze is, omgeven door de juiste waarborgen. De bevoegdheden van de Unie moeten helder zijn begrensd. Alleen dan kunnen we de aarzelingen over het overdragen van soevereiniteit verminderen. Nederland zal op dit terrein met voorstellen komen.

Een bijzonder punt dat hiermee samenhangt, heeft ook uw Parlement intensief bezig gehouden. Ik heb het over de relatie tussen de interne markt enerzijds en de bewegingsvrijheid van de lidstaten bij de vormgeving van hun publieke diensten anderzijds. Ook daar kan meer helderheid worden geschapen, zonder afbreuk te doen aan de interne markt. Ik ben voor een sterke interne markt. Daar hebben burgers van alle lidstaten profijt van.

Maar bij zaken als het pensioensysteem, de sociale zekerheid en het onderwijs willen de lidstaten de vormgeving af kunnen stemmen op de nationale situatie. Europa moet daarvoor ruimte bieden. Bijvoorbeeld door het vastleggen van een aantal criteria voor diensten van algemeen belang.

En dan tenslotte mijn vierde punt. Ik denk dat het goed is om de uitbreidingscriteria op te nemen in het nieuwe Verdrag. We hebben collectief de wijsheid gehad om de Unie uit breiden en ik sta volledig achter die beslissing. Het zegt iets over de toekomst van Europa en de verandering na het gedeelde Europa van na de Tweede Wereldoorlog.

Maar niemand kan er omheen dat bij de burgers ook twijfels leven over de uitbreiding. In Nederland leeft de perceptie dat de Unie haar eigen regels niet of niet voldoende serieus neemt. We hebben de criteria, maar die worden in de ogen van de Nederlanders niet strikt nageleefd. Dit tast de publieke steun voor Europa aan. Opneming van de criteria in het nieuwe Verdrag is dus geboden.

Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, Europa is in vijftig jaar ver gekomen. De verwachtingen zijn hoog. Gezamenlijk kunnen we het voorbeeld geven bij de aanpak van de klimaatverandering, bij de strijd tegen armoede en onveiligheid in de wereld. Samen kunnen we Europa's economisch potentieel benutten in een steeds meer geïntegreerde wereldeconomie. Samen moeten we ons inspannen voor een betrouwbare aanvoer van energie en grondstoffen. Samen moeten we de mensonterende uitwassen van illegale migratie bestrijden en daarbij hebben we een sterke en slagvaardige Europese Unie nodig. Een Unie die het vertrouwen van zijn inwoners geniet.

Een verdrag dat de vier elementen in zich draagt die ik u zojuist schetste, zal ik in Nederland voluit verdedigen. Omdat ik geloof dat de tijd daarvoor rijp is. Omdat ik groot vertrouwen heb in het voorzitterschap van Angela Merkel, en daarna José Socrates. En omdat ik geloof dat we samen de volgende stap kunnen zetten. Maar bovenal omdat dat Verdrag nodig is om samen de uitdagingen van deze tijd aan te gaan.

Ik kwam laatst de woorden van Robert Schuman, een van onze visionaire founding fathers, weer tegen. En ik werd weer getroffen door de wijsheid en juistheid ervan. In zijn verklaring van 9 mei 1950 zei hij - en ik citeer - "De vereniging van Europa kan niet ineens worden verwezenlijkt, noch door een allesomvattende schepping tot stand worden gebracht. Het verenigd Europa zal moeten worden opgebouwd door middel van concrete verwezenlijkingen, waarbij een feitelijke solidariteit als uitgangspunt zal moeten worden genomen".

Ik denk dat Schumans woorden nog niets aan actualiteit hebben ingeboet en ook vandaag nog leidend kunnen zijn bij onze gezamenlijke opdracht verder te bouwen aan Europa. Dank u zeer.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Mijnheer Balkenende, ik wil u hartelijk danken voor uw speech en vooral voor uw – naar wij hopen – sterke vastberadenheid om samen tot een goede oplossing te komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Joseph Daul, namens de PPE-DE-fractie.(FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mevrouw en mijnheer de commissaris, ik wil u graag bedanken premier Balkenende, voor de visie op Europa zoals u die vandaag hebt ontvouwd. Die visie komt sterk overeen met die van de PPE-DE-Fractie in dit Parlement.

(Protest)

Ik zie dat degenen die me onderbreken een heel goede visie hebben en gisteren goed naar de heer Prodi hebben geluisterd. Die was bereid de vlag op te geven en u heeft voor ons vandaag uw vlaggen meegenomen … Een fraai beeld en een fraai voorbeeld!

Europa betekent natuurlijk ook het volgende: een munt, een grote markt, open grenzen en de uitwisseling van studenten. Maar Europa staat toch eerst en vooral voor idealen, principes en waarden waar de hele wereld jaloers op is. Europa staat verder voor tradities en een beschaving. Maar het is ook een aanpassing aan nieuwe realiteiten. Het staat voor een bepaalde interpretatie van de mondialisering en hervormingen die een rechtvaardiger maatschappij moeten verwezenlijken. Europa staat niet voor het handhaven van de status-quo; het staat voor beweging en vooruitgang.

Mijnheer Balkenende, u bent de eerste minister van een land dat wellicht het meest open staat voor het Europese gedachtegoed en een land waar – en ik zeg dit zonder aarzeling – tolerantie en solidariteit de drijfkrachten achter de sociale cohesie zijn. Tweeënzeventig procent van uw medeburgers hebben zich uitgesproken voor Europese integratie, terwijl het gemiddelde voor heel Europa op drieënvijftig procent ligt. Toch heeft het Nederlandse volk het Verdrag in 2005 verworpen, net als het Franse volk. Dat betekent dat de grote meerderheid van deze mensen meent dat Europa niet voldoende legitiem is, onvoldoende geloofwaardig en onvoldoende efficiënt. Het betekent ook dat ze vinden dat de acties die de Europese Unie onderneemt te ver van hun dagelijkse leven afstaan. We moeten uit hun oordeel lering trekken, ook als we hun mening – die soms al te kritisch is – niet delen.

Ik zal niet opnieuw verwijzen naar de verdiensten van de Europese integratie, want die staan voor ons vast. Waar het om gaat is dat we de Europeanen ervan overtuigen dat ons gemeenschappelijk project niet alleen voordelen met zich meebrengt, maar gewoonweg van cruciaal belang is. Het Ontwerpverdrag formuleerde een antwoord op het merendeel van de vragen en bezwaren van onze medeburgers. We moeten daarom verder met de beste onderdelen van dit Verdrag – deel 1 en deel 2. Wat Europeanen van ons verwachten is dat hun leven erop vooruitgaat. Ze willen dat Europa zijn waarden in deze wereld verbreidt. In Moskou hebben we dat net gedaan; in het Midden-Oosten en Darfoer moeten we daarvoor nog meer doen.

Door democratische en doeltreffende besluiten te nemen geven we de Europeanen waar ze om vragen. Op die wijze doen we immers iets om de werkelijk fundamentele problemen aan te pakken. Laten we Europa uit deze impasse halen. We moeten onszelf de middelen verschaffen om onze politieke ambities invulling te geven, en hoe eerder dat gebeurt, des te beter. De Europese verkiezingen van 2009 zijn daarvoor het geschiktste moment. Laten we daar dus onvermoeibaar aan werken.

Mijnheer de eerste minister, u heeft de moed gehad om in uw land ambitieuze langetermijnhervormingen door te voeren. U heeft niet gekozen voor de gemakkelijkste opties of voor demagogie en iedereen kan de resultaten zien. U heeft deze hervormingen doorgevoerd met inachtneming van waarden, solidariteit, openheid en verantwoordelijkheid. Dat is de aanpak die mijn fractie Europa in zijn geheel aanbeveelt. U heeft gesproken over de rol van de nationale parlementen en de noodzaak om de verantwoordelijkheden duidelijker te verdelen tussen de lidstaten en de Europese Unie. Ook met betrekking tot dit punt moeten wij u wel volgen.

Als de nationaal gekozen afgevaardigden in onze landen aan Europese aangelegenheden onvoldoende aandacht besteden – en die vallen nu niet langer onder buitenlandse zaken, maar onder binnenlandse zaken – , als onze nationale afgevaardigden verzuimen de Europese dimensie van de belangrijkste beleidsonderwerpen in overweging te nemen, zal onze taak des te moeilijker zijn en meer tijd in beslag nemen. Wie doet wat? Wie is verantwoordelijk voor welk beleid? De burgers willen dat graag weten. Duidelijkheid in dezen zal verhinderen dat ministers Brussel steeds weer als de schuldige aanmerken; en wij van onze kant zullen niet langer de schuld op de nationale overheden kunnen schuiven.

U heeft ook iets gezegd over Europese uitbreiding, mijnheer Balkenende. Ook op dit punt moeten we heel duidelijk zijn. Europa kan geen nieuwe leden meer toelaten, zolang de interne problemen niet zijn opgelost.

Dames en heren, de 27 dienen zo snel mogelijk overeenstemming over de instellingen te bereiken. Dat moet onze eerste prioriteit en die van onze regeringen zijn. Mevrouw Merkel heeft reeds de benodigde dynamiek gecreëerd. Er wordt wel geprotesteerd, maar we zien toch dat de standpunten van de verschillende partijen steeds meer samenvallen. Laten we van deze gelegenheid gebruik maken en ervoor zorgen dat de 27 lidstaten een akkoord bereiken over de belangrijkste onderwerpen. En daarmee bedoel ik natuurlijk de rechten van Europeanen en het besluitvormingsproces.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Martin Schulz, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik begin met een opmerking over iets wat zojuist is gezegd. Geachte minister-president, u zei dat uw regering voorstander is van een rechtskader voor diensten. Hartelijk dank daarvoor. Misschien kunt u dat tegen de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten zeggen, waarmee u nauwe banden onderhoudt en die deze gedachte vanochtend van de hand heeft gewezen.

Geachte minister-president, u maakte twee opmerkingen waarop ik graag wil ingaan omdat zij volgens mij de belangrijkste in uw redevoering waren. „We moeten onder ogen zien wat ons bindt, niet wat ons scheidt.“ Dat is een bemoedigende zinsnede. Tot nog toe hadden wij de indruk dat Nederland zich meer concentreerde op wat ons scheidt dan op wat ons bindt.

Als u hiermee wilt aankondigen dat u en uw regering bereid zijn tot het sluiten van compromissen in plaats van vol te houden dat het „nee“ van Nederland tot een fundamentele verandering in Europa moet leiden, en als dat inhoudt dat het „nee“ van Nederland betekent dat de Grondwet weliswaar niet in zijn huidige vorm van kracht wordt, maar wel in een andere vorm, waarin een alomvattende hervorming besloten ligt die Europa doeltreffender zal maken, en dat u bereid bent om daartoe compromissen te sluiten en deze vervolgens in uw land te verdedigen, dan was dit een goede redevoering, mijnheer Balkenende.

(Applaus)

Daarom zullen wij u hiermee de maat nemen. Want ik was er zelf bij in Rome, waar wij elkaar ook hebben ontmoet en waar ik u de Grondwet heb zien ondertekenen met een gouden vulpen. Zoals u weet volg ik de Nederlandse binnenlandse politiek op de voet. In vergelijking met andere slagen die u Nederland hebt geleverd, hebt u uw slag om de Europese Grondwet op een nogal terughoudende manier geleverd, als ik het zo mag uitdrukken. Als u in de toekomst wat harder toeslaat, zal niemand u dat kwalijk nemen.

Europa moet slagvaardiger worden, maar niet op basis van Nice of „Nice min“. Dan wordt Europa namelijk niet slagvaardiger, maar juist minder slagvaardig. Europa moet actie ondernemen, waarbij u bijvoorbeeld moet denken aan de situatie in het Midden-Oosten. Vergeet niet dat op de grens tussen Libanon en Israël 13 000 Europese soldaten zijn gestationeerd die het UNIFIL-mandaat uitvoeren. Denk bijvoorbeeld ook aan de Gaza-strook in Palestina, waar chaos troef is en waar Somalische toestanden lijken te ontstaan. Waarom wordt Europa niet vertegenwoordigd door een minister van Buitenlandse Zaken die iets voor elkaar kan krijgen? Dat is te wijten aan het unanimiteitsbeginsel in de Raad, dat zorgt dat Europa niet slagvaardig kan optreden.

(Applaus)

Ik heb niets tegen calvinistische zelfverloochening. Ik begrijp dat u geen vlaggen, geen hymne en geen minister van Buitenlandse Zaken wilt. Prima: De symfonieën van Beethoven hebben revoluties en oorlogen overleefd. Zij zullen ook de Europese Grondwet overleven.

(Applaus)

De Voorzitter van ons Parlement heeft de inleidende woorden van dit debat in het Nederlands gesproken. Dat wil ik nu ook doen, minister-president. Als de minister van Buitenlandse Zaken in de toekomst hoge vertegenwoordiger van Hare Majesteit de koningin van Nederland heet, prima. Als hij maar doet wat moet.

(DE) Het gaat niet om de titel, maar om de taak die hij heeft.

(Applaus)

Ik ben een groot bewonderaar van het Nederlandse volk. Nederland is een prachtig land met een grootse traditie, een land met een zeevaarttraditie, en zeevaarders zijn altijd moedige lieden geweest. Het waren Nederlanders die voor het eerst Kaap Hoorn omrondden en die de kaap zijn naam gaven. U bent vandaag – dat gevoel heb ik in ieder geval – aan boord van een schip gegaan en hebt de zeilen gehesen. Collega Goebbels zette de vlag al halfstok, maar ik ben minder sceptisch. Ik heb de indruk dat u vandaag de vlag weer half omhoog heeft gehesen. Ik vraag u hem helemaal omhoog te hijsen en dan beloof ik u dat dit Parlement de wind in uw zeilen zal blazen, zodat u, mijnheer Balkenende, in de richting van een compromis zeilt.

De heer Prodi heeft gisteren verklaard bereid te zijn tot een compromis. Hij wil de Grondwet in zijn geheel. Als u de Grondwet voor de helft wilt en u het halverwege eens wordt, dan komt de Grondwet er voor driekwart. Vijfenzeventig procent van het Grondwettelijk Verdrag is de Grondwet zonder hymne, zonder vlag en een minister van Buitenlandse Zaken met een andere titel. Dat zou een goed resultaat zijn.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Graham Watson, namens de ALDE-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, gisteren heeft een van de grote voorvechters van Europa in dit Huis zijn visie geschetst van een Unie die geschikt is voor de 21e eeuw - een Unie die democratisch, transparant en vooral effectief is. Voor het oversteken van die Rubicon is echter krachtig leiderschap nodig, mijnheer Balkenende.

Het Duitse voorzitterschap heeft zijn kracht laten zien door de lidstaten te verenigen achter de banier van de Verklaring van Berlijn. Die moet de lidstaten weer samenbrengen in de weken voorafgaand aan de Europese Raad en de daaropvolgende Intergouvernementele Conferentie als we de strijd om de publieke opinie willen winnen en eenheid rondom een herzien Verdrag willen scheppen.

Er staat veel op het spel. Uw minister van Buitenlandse Zaken, de heer Verhagen, heeft gezegd: “In de gemondialiseerde wereld van vandaag zijn mensen bang om hun baan, hun sociale zekerheid, de kwaliteit van hun leven kwijt te raken”. Maar dat is geen argument voor minder Europa; integendeel, het kan heel goed een argument voor meer Europa zijn.

(Applaus)

Europa kan zijn energievoorziening niet veiligstellen, de klimaatverandering niet bestrijden en het terrorisme niet aanpakken door terug te vallen op unilateralisme. Juist u zou dat moeten weten, mijnheer Balkenende. Want de geschiedenis leert ons dat de gouden eeuw van Nederland - dat in de zeventiende eeuw ’s werelds rijkste natie was - het gevolg was van de vereniging van de zeven provinciën, niet van hun scheiding. U moet uw burgers ervan overtuigen dat eenheid en welvaart onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn; dat als we geen vooruitgang kunnen boeken bij de politieke integratie, Europa zijn toonaangevende rol in de internationale arena zal verliezen en afhankelijk zal worden van mogendheden als Rusland met zijn oorlogszuchtige energiebeleid.

Om fundamentele besluiten over banen, zekerheid en de kwaliteit van het leven te kunnen nemen, moet de Unie een eind maken aan het ongegeneerde gebruik van het nationale vetorecht. Om het democratisch tekort aan te pakken, moet er meer democratische verantwoording wordt afgelegd. Om haar internationale prestige en interne doelmatigheid in stand te houden, moeten de instellingen met de tijd meegaan.

Niets van dit alles is mogelijk zonder de inhoudelijke afspraken van de Europese Conventie, en die inhoud moet worden gehandhaafd, ongeacht de cosmetische ingrepen die u probeert door te voeren.

We hebben het hier niet alleen over ideologie: we hebben het over de banen van mensen, over de kwaliteit van hun leven en over hun vooruitzichten op de lange termijn. Het wordt tijd dat u, en anderen als u, het initiatief weer naar zich toetrekken en Europa weer terugleiden naar uw burgers.

Niemand hier wil een Europese superstaat - de verscheidenheid aan gewoonten, geschiedenissen en talen zal daarvoor zorgen. Maar we willen wel een Europees “supervolk”, een verenigd volk.

Te vaak hebben de regeringsleiders het advies opgevolgd van de Engelse conservatieve premier Arthur Bonar Law, die uitriep: “Ik moet ze volgen; ik ben hun leider”. Maar populisme kan Europa niet vooruit helpen, en kan ook de kwaliteit van ons leven, onze internationale invloed of onze economie niet versterken - dat kan alleen solidariteit.

Wanneer zorgen over de zogenaamde symbolen van een superstaat - zoals vlaggen en hymnen - het debat over echte problemen gaan verdringen, wordt het tijd voor een andere strategie.

(Applaus)

Uw publiek vraagt om energiezekerheid; het vraagt om een Europees milieubeleid; het vraagt om gemeenschappelijke actie op het gebied van migratie. Met het nieuwe Verdrag zullen ze dat krijgen, want de instrumenten staan al in de tekst. Vertel dat aan uw volk, in plaats van deze kwesties uit de weg te gaan. Laat de hond niet langer achter zijn staart aanlopen en leidt Nederland terug naar het hart van het Europese besluitvormingsproces, zoals past bij de status van oprichter die uw land in onze Unie heeft.

Tot slot, minister-president, wil ik u adviseren om te doen wat uw landgenoot Justus Lipsius aanraadde: wees stoïcijns bij tegenslag, omarm de noodzaak en behoud uw geloof in Europa. Want de vrede, welvaart en veiligheid van uw volk zijn daarvan afhankelijk.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Brian Crowley, namens de UEN-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de minister-president bedanken voor zijn toespraak van vandaag. Ik was getroffen door de idealen van compromisbereidheid en consensus die zijn toespraak bevatte. Wanneer we naar de toekomst van Europa kijken, moet Europa gebaseerd zijn op consensus, want, zoals de heer Daul eerder heeft gezegd, als Europa iets betekent, is het gelijkheid. Europa betekent gelijkheid tussen naties, tussen volken, tussen culturen. Europa betekent gelijkheid tussen iedereen in de Europese Unie.

Dat betekent dat je niet zomaar overal doorheen kunt fietsen en iedereen dwingen om hetzelfde te doen. Het maakt het moeilijker om overeenstemming te bereiken, ja, maar het is nog steeds de beste manier om overeenstemming te bereiken. Wat we gisteren van de heer Prodi hebben gehoord was niet de nieuwe weg vooruit, dat was een dreigement: een dreigement dat we een Europa van twee snelheden zullen creëren, een Europa van de degenen die voor ons zijn en een Europa van degenen die tegen ons zijn, woorden die eerder doen denken aan George W. Bush dan aan een Europese staatsman.

Ik ben ervan overtuigd dat de toekomstige ontwikkeling van het Europese beleid en de Europese idealen niet het resultaat zal zijn van het wijzen op de grote kansen die de mensen hebben gemist, van het kijken naar wat er is weggegooid. Het zal het resultaat zijn van het de mensen ervan overtuigen dat dit de beste manier is om vooruit te komen, dat dit de beste weg is om te volgen.

Velen hier hebben zaken als de klimaatverandering, pensioenzekerheid, energiezekerheid en andere genoemd. Ja, Europa kan een rol spelen en Europa kan een positieve bijdrage leveren. Net zoals we op het gebied van immigratie en onze interne veiligheid goede dingen kunnen doen door samen te werken en naar consensus te streven. Dat doen we al, maar er zijn nog steeds zaken die het best aan de lidstaten kunnen worden overgelaten, zaken waarvoor unanieme overeenstemming in de Raad nodig is. We moeten niet op alle terreinen besluiten met een gekwalificeerde meerderheid nemen.

Ik denk dat dat verkeerd zou zijn en ik maak van deze gelegenheid gebruik om daar nogmaals op te wijzen. Commissaris Kovács en anderen komen met voorstellen voor belastingharmonisatie die ze op grond van de huidige Verdragen niet kunnen uitvoeren en waarvoor het nieuwe Verdrag ze ook de bevoegdheid niet zal geven, en toch blijven ze dat doen. Waarom? Omdat het gebaseerd is op ideologie. Het is een politieke zet, die de mensen steeds verder van ons vervreemdt. Als de bureaucratie de regels kan negeren, waarom zouden wij dat dan ook niet doen?

George Bernard Shaw heeft ooit gezegd dat sommigen de dingen zien zoals ze zijn en zich afvragen: “Waarom”? Wij moeten de dingen dromen zoals ze zouden moeten zijn en zeggen: “Waarom niet”? Consensus, het sluiten van compromissen, samenwerking ja, dat is de weg vooruit, maar boven alles moeten we de mensen ervan overtuigen dat het de juiste weg vooruit is.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Kathalijne Maria Buitenweg, namens de Verts/ALE-Fractie. – Voorzitter, ook mijn fractie wil premier Balkenende hartelijk welkom heten en bedanken dat hij de uitnodiging heeft aangenomen. In Nederland heeft het nieuwe kabinet net honderd dagen met de samenleving gepraat, maar over Europa was het vijfhonderd dagen stil. Het is goed dat daar een einde aan is gekomen. Maar de vraag is natuurlijk of er ook geluisterd is naar mensen.

U lijkt selectief te hebben gewinkeld. Bij uw interpretatie van het "nee" kiest u alleen maar die bezwaren tegen de Grondwet die leiden tot een minder ambitieus verdrag, tot minder veranderingen. En dat is toch een heel bizar gevolg. Denkt u nu werkelijk dat mensen tegen het Europees Verdrag hebben gestemd omdat ze zo tevreden zijn met de huidige Europese Unie? Denkt u ook dat de vlag en het volkslied werkelijk hun grootste probleem is?

80 procent, ook van de "nee"-stemmers in Nederland, vond dat de onderhandelingen moeten worden aangegrepen voor een grondigere hervorming en om Europa meer te democratiseren. 68 procent van de mensen wil ook een echt Europees buitenlands en veiligheidsbeleid.

Maar van die verdergaande democratische ambitie vind ik in uw voorstellen helemaal niets terug. U wilt ook de minister van Buitenlandse Zaken weghalen. U wilt alleen maar minder, en u presenteert dat als een onvermijdelijke ontwikkeling.

Het is een beetje alsof een ontevreden klant teruggaat naar de fietsenhandelaar en dan zegt deze "ja, u mag de fiets best wel ruilen, maar dan alleen maar voor een step". Maar Voorzitter, ik wil geen step, ik wil gewoon een betere fiets. Ook eentje waar remmen op zitten, dat mag best. Want niet alles hoeft in Brussel besloten te worden en het is goed om nationale en Europese bevoegdheden beter af te bakenen. Maar remmen hebben alleen maar zin als er ook trappers zijn.

U zegt dat mensen graag meer controle hebben. Maar dat rijmt toch weinig met uw inzet ten aanzien van het Handvest van de grondrechten. U heeft het hier niet genoemd, maar ik heb nog wel een tekst van de discussies in het nationale parlement in Nederland. Daar zegt u: "In de benadering van een wijzigingsverdrag zonder grondwettelijke pretenties, zou de tekst van het EU-Handvest van de grondrechten niet integraal opgenomen hoeven te worden". Dat is toch een bizarre uitleg van het "nee"! Er zullen maar weinig mensen tegen de grondwet hebben gestemd omdat ze dan meer rechten kregen.

(Applaus)

Het Europees Handvest van de grondrechten bevat, anders dan het EVRM, ook sociale grondrechten, en die kunnen een dam opwerpen tegen asociale ingrepen van Brussel in de verzorgingsstaat. Nou, dat is nu eens een fietsrem die ik wel verstandig zou vinden.

Laatste punt, Voorzitter, uw werkelijke reden om de vlag, de grondwet, het Handvest van de grondrechten en de liedjes weg te laten, is volstrekt binnenlands. Als het Verdrag geen kenmerken meer vertoont van een grondwet, dan kunt u een referendum in Nederland vermijden. Misschien kunnen we daarop dan tot een vergelijk komen. Ook mijn partij wil best wel afzien van een nationaal referendum, als u bang bent dat u in de toekomst weer geïsoleerd komt te staan. Maar misschien kunnen we dan in plaats daarvan een Europees referendum krijgen. Dan staat u niet meer geïsoleerd, maar doet u wel recht aan de democratie van de 21e eeuw. Graag daarop uw commentaar.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Erik Meijer, namens de GUE/NGL-Fractie. – Voorzitter, gisteren heeft de Italiaanse premier Prodi hier verteld dat de leden van dit Parlement in hun landen het oude ontwerp voor een Europese Grondwet moeten verdedigen, en dat dit ontwerp al zoveel compromissen bevat, dat verdere compromissen vrijwel onmogelijk zijn.

Zo'n verhaal doet het hier goed, want dit is een plek waar de democratie vooral wordt gezien vanuit een grootschalig niveau en van bovenaf. Die kant blijkt keihard te kunnen botsen met een kleinschalige democratie van onderop, waarbij veel meer mensen zich betrokken voelen.

In 2005 was ook in de parlementen van de lidstaten een grote meerderheid voor die Grondwet. In Nederland was dat zelfs 85 procent. Anders dan in Frankrijk, waar alleen de president beslist waarover een referendum wordt gehouden, beslist in Nederland het parlement. Het referendum kwam er op voorstel van drie partijen die vóór de grondwet waren en die oprecht de verwachting hadden dat de kiezers hun mening deelden. Desondanks zei bij een hoge opkomst 62 procent "nee". Zeer waarschijnlijk had ook in België, Duitsland, Groot-Brittannië, Zweden en Denemarken een meerderheid van de kiezers "nee" gezegd, als zij daartoe de kans had gekregen.

De Nederlandse premier Balkenende heeft het hier vandaag moeilijker dan gisteren zijn Italiaanse collega. Begin dit jaar is overeenkomstig de wens van de kiezers in het regeerakkoord voor zijn coalitie het volgende overeengekomen - ik citeer "gestreefd wordt naar een wijziging en eventuele bundeling van de bestaande verdragen van de Europese Unie, waarin subsidiariteit en democratische controle zeker gesteld worden en die zich in inhoud, omvang en benaming overtuigend onderscheidt van het eerder verworpen Grondwettelijk Verdrag".

Terecht maakt de Nederlandse regering duidelijk dat in de Europese Unie de nationale parlementen een zwaardere stem moeten krijgen en dat nationale beslissingen over publieke diensten niet verstoord mogen worden. Dat wijkt af van de grondwetstekst die oproept tot een steeds verdergaande liberalisering van diensten en een vrije onvervalste concurrentie. Dit Parlement, dat op 10 mei mijn voorstel steunde om de lidstaten, hun regio's en hun gemeenten meer vrijheid te geven in de wijze waarop zij hun openbaar vervoer organiseren, zou daarvoor begrip moeten opbrengen.

Tegen minister-president Balkenende en zijn regering zeg ik: als u in dit Parlement vandaag onvoldoende bijval krijgt, betekent dit niet dat u in Europa geïsoleerd staat. U heeft de moeilijke taak om uw regeerakkoord waar te maken. Er is geen enkele reden om u de wet te laten voorschrijven door diegenen die nog vasthouden aan het oude grondwetsproject.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Bastiaan Belder, namens de IND/DEM-Fractie. – Voorzitter, minister-president, als Nederlands Parlementslid ben ik bijzonder ingenomen met uw komst naar het Europees Parlement. In dit Huis is sinds het "nee" tegen de Europese Grondwet in ons land te vaak over Nederland gesproken in plaats van met Nederland. Het zal duidelijk zijn dat ik in grote lijnen instem met de inzet van de Nederlandse regering. Toch wil ik u enkele aanbevelingen doen ter voorbereiding van de Europese Raad van 21 en 22 juni.

In de eerste plaats deel ik uw moeite met de constitutionele aspiraties van de Grondwet. Ik denk dan aan de introductie van een vaste voorzitter. Deze figuur zal spoedig uitgroeien tot een Europese president. Ik stel daarom een roulerend triovoorzitterschap van anderhalf jaar voor, gevormd door een grote, een middelgrote en een kleine lidstaat. Hierdoor wordt onnodige machtsconcentratie rond de vaste voorzitter voorkomen en behouden alle lidstaten op gelijkwaardige basis uitzicht op een plaats in het voorzitterschap.

Minister-president, ik steun uw wens om de criteria van Kopenhagen in het nieuwe Verdrag op te nemen. Het is echter evenzeer nodig om in dit nieuwe Verdrag uitsluitsel te geven over de grenzen van de Europese Unie. Hier hebben de burgers en de buren van de Europese Unie recht op. Ik denk daarbij concreet aan het bieden van uitzicht op EU-lidmaatschap op lange termijn voor landen als Oekraïne, Moldavië en Wit-Rusland. Dit in combinatie met een krachtig nabuurschapsbeleid om deze landen te helpen structurele problemen op te lossen.

Ik ervaar enige aarzeling bij uw voorstel om nationale parlementen de bevoegdheid te geven wetgevingsvoorstellen van de Commissie te blokkeren. Ik denk dat het beter is om het Europees Parlement de bevoegdheid te geven een voorstel van de Commissie te weigeren waarbij de nationale parlementen hun zorgen aan het Europees Parlement kenbaar kunnen maken. Deze weg lijkt mij institutioneel gezien zuiverder en tegelijkertijd wordt de interparlementaire samenwerking tussen het EP en de nationale parlementen ermee versterkt. Minister-president, ik verneem graag hoe u over deze ingebrachte punten denkt.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Philip Claeys, namens de ITS-Fractie. – Voorzitter, minister-president, de Nederlandse kiezers hebben zich massaal uitgesproken tegen de Europese grondwet. Ik kan alleen maar hopen dat uw regering zal blijven streven naar een nieuw Verdrag en niet naar een Grondwet. Ik hoop ook dat de kiezers de kans zullen krijgen om zich daarover uit te spreken, niet alleen in Nederland trouwens, maar in alle lidstaten.

Maar dit debat gaat niet alleen over de institutionele kwestie. Het gaat over de toekomst van Europa, dus ook over de fundamentele vraag van de grenzen van de EU, over de vraag of een niet-Europees land als Turkije kan toetreden. Toen u in 2004 het EU-voorzitterschap had overgenomen en voor het eerst naar het Europees Parlement kwam, zei u dat men er streng op toe zou zien dat Turkije voldoet aan alle criteria van Kopenhagen. Kunt u, mijnheer de minister-president, drie jaar later, met de hand op het hart verklaren dat dit arrangement is nagekomen?

De Turks-Armeense publicist Hrant Dink werd vermoord nadat hij door het Turkse gerecht werd veroordeeld als een crimineel. Orhan Pamuk, Nobelprijswinnaar literatuur, is naar het buitenland gevlucht, omdat ook hij wordt bedreigd. Voor de Turkse strafwet is het een misdaad om de Turkse identiteit zogenaamd te beledigen. Van vrije meningsuiting is dus geen sprake. Dan heb ik het nog niet over de moord op drie christelijke uitgevers en op een katholieke priester.

Ik zou het ook kunnen hebben over het feit dat Turkije nog altijd weigert een lidstaat van de Europese Unie te erkennen en zijn verplichtingen na te komen in verband met het openstellen van zijn havens en luchthavens. Ook de krachtmeting die nu aan de gang is tussen de islamisten enerzijds en de voorstanders van de lekenstaat anderzijds, zou in Europa tot bezorgdheid moeten leiden, maar de Europese Unie blijft verder onderhandelen alsof er geen vuiltje aan de lucht is. Van de grote meerderheid van de bevolking die tegen de toetreding is, trekt men zich niets aan. En of men het nu graag hoort of niet, die arrogantie en die wereldvreemdheid zijn de bedreiging nummer een voor het voortbestaan van de Europese Unie.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Jim Allister (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, we kunnen ons afvragen hoe veel energie er al is verspild aan het najagen van de regenboog die een Europese Grondwet is. In de geëxalteerde atmosfeer van dit Huis mag een Europese Grondwet misschien belangrijk lijken, maar de meeste van onze burgers zijn, als we eerlijk zijn, met heel andere dingen bezig en maken zich meer druk om zaken als goed onderwijs, een goede gezondheidszorg en stijgende huizenprijzen - zaken waar een Grondwet niets aan zal veranderen.

De reden waarom de Europese instellingen zo vast op dit spoor zitten, is ten dele dat ze weigeren een democratische “nee” als antwoord te accepteren. Deze debatten worden beheerst door de roep om zaken die onhaalbaar zijn en de roep om krijgslisten waarmee moet worden voorkomen dat de burgers zich kunnen uitspreken. Vandaar de truc met de wijziging van de naam, een afgeslankte tekst en een totale aversie tegen referenda.

Maar herschik zo veel u wilt, een Verdrag dat de EU als een staat inricht, met een president en een minister van Buitenlandse Zaken, en dat de nationale soevereiniteit verder afbreekt door over nog meer zaken met een gekwalificeerde meerderheid te laten besluiten, is hetzelfde oude, afgebladderde product dat al is afgewezen, en waarover de burgers zich moeten kunnen uitspreken.

Waar mijn eigen regering wanhopig probeert onder de belofte uit te komen dat er in het Verenigd Koninkrijk een referendum zal komen, zeg ik dat in iedere natiestaat de mensen het recht hebben om zich uit te spreken. Alleen wie geen vertrouwen heeft in zijn eigen argumenten of met allerlei slimmigheidjes de publieke opinie probeert te dwarsbomen, loopt weg voor een uitspraak van het volk.

Minister-president, u bent hier vandaag uitgenodigd - zoals u zich ongetwijfeld realiseert - zodat de eurofanatici in dit Huis u onder druk kunnen zetten om het democratische besluit dat in uw land is genomen terzijde te schuiven. Ik vertrouw erop dat u niet zo gek zult zijn om dat te laten gebeuren.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Peter Balkenende, minister-president van Nederland. Mijnheer de Voorzitter, ik wil de leden van het Parlement die hebben gesproken, zeer danken voor hun inspirerende bijdragen. Wat ik hier proef in het Parlement, en ik had niet anders verwacht, dat is een atmosfeer van bezieling, een sfeer van nadenken over de Europese idealen en dat in de context van het Europa van de 21e eeuw.

Daarom sprak me zo geweldig aan wat de heer Daul zei, en dat is misschien wel het meest fundamentele, over de waarden die Europa hebben gemaakt, de waarden waar Europa voor staat en de waarden waar wij wereldwijd de verantwoordelijkheid voor hebben: vrede, veiligheid, democratie, mensenrechten, solidariteit. Dat heeft Europa sterk gemaakt en dat hebben we nu nodig. Dat is misschien de verbinding die ik zou willen leggen met het betoog van de heer Schulz.

(DE) Het is heel mooi dat wij elkaar opnieuw tegenkomen. Onze eerdere ontmoetingen staan mij nog helder voor de geest. Het was werkelijk een genot om met u in debat te gaan, en dat is het nu nog steeds. Hartelijk dank daarvoor.

U heeft gesproken over de internationale aspecten, de buitenlandse aspecten van de Europese Unie. Ik kan u alleen maar gelijk geven. Wij leven in een wereld met veranderingen in China, in India, in de Verenigde Staten. We zien veranderingen in de sfeer van veiligheid, de strijd tegen het terrorisme, het vraagstuk van het klimaat en energie. Op al die terreinen kan Europa beter presteren, beter werken en meer één geluid laten horen.

Dan kunnen we spreken over hoe je de representant noemt. Maar belangrijk is de inhoud en de boodschap van de waarden waar mijnheer Daul het over had. Laten we die uitdragen en laten we dat in gemeenschappelijkheid doen. Dat zijn vragen die iets zeggen over onze idealen met het Europa van de toekomst, niet alleen hier en op ons eigen continent, maar wereldwijd. U heeft dat pleidooi gevoerd en dat lijkt me goed en dat is ook nodig.

Dat brengt mij op het punt van de heer Watson. Hij stelt het concrete punt aan de orde van energie. Ik zou graag nog eens willen onderstrepen wat hij bij dit onderwerp heeft gezegd: wij kunnen niet zonder elkaar. Als Europa niet met één geluid komt, dan hebben we grote problemen. Energie is niet alleen een kwestie van de aanwezigheid van energie, energie heeft te maken met stabiliteit. Stabiliteit wat betreft energievoorziening, economisch, sociaal, ecologisch. Ook op dat punt hebben we elkaar nodig.

Als ik goed naar u luister, en dat heb ik gedaan, dan zie ik een verbinding tussen de Europese idealen, de manier waarop Europa naar buiten treedt, het buitenlands beleid, en het aanpakken van de concrete zaken waarvoor we staan - het punt van energie van de heer Watson. Als je dat laat inwerken, dan heeft Europa een grote taak.

Ik vond het aardig dat de heer Watson een vergelijking maakte met het Nederland van de zeventiende eeuw, de Gouden Eeuw. Een tijd waarin Nederland het mondiaal geweldig goed deed. Maar is dat vanzelf gegaan? Nee, dat is niet vanzelf gegaan. Daar moesten stappen voor worden gezet. Je moest de wereldzeeën willen bevaren en je moest ook je bestuurlijke structuur op orde hebben. Is dat van de ene op de andere dag gegaan? Nee, dat is niet gebeurd, dat heeft tijd gekost. Maar wel met de bepaaldheid van: wij willen zaken met elkaar bereiken.

Als u daaraan refereert, dan heeft u bij mij een gevoelige snaar geraakt, omdat het gaat om de vraag: hoe geven we vorm aan het Europa van de 21e eeuw? Hoe kunnen we zorgen dat Europa kan presteren op het gebied van economie, energie, mondiale verhoudingen? De kernvraag van vandaag is: zijn de bestaande verhoudingen toereikend? Nee, dat zijn ze niet. Nice is niet genoeg om in te spelen op de eisen van de 21e eeuw.

(Applaus)

Dan is natuurlijk de vraag, wat is dan de beste weg? Dan heb je het probleem dat wij in Europa te maken hebben met lidstaten die hebben geratificeerd, landen die "nee" hebben gezegd en landen die nog geen besluit hebben genomen. Dat is de realiteit.

De afgelopen jaren - de tijd van reflectie - is er niet voor niets geweest. Ik geloof dat we antwoorden hebben gegeven aan de burgers. We hebben gezegd, laten we werken aan de concrete projecten in Europa. Maak het belang van Europa zichtbaar voor mensen, zodat Europa in de hoofden en harten kan terugkomen.

We hebben gesproken over het proces van uitbreiding. Laten we daar een geloofwaardig project van maken. Laten we goed kijken naar de criteria, die ook zijn aangescherpt. Ook dat is een kwestie van de geloofwaardigheid van het Europees project.

We hebben gezegd, laten we die thema's aanpakken die voor mensen in Europa zo bepalend zijn. Dan praten over energie en over het klimaat. Ook om die reden heb ik samen met Tony Blair een brief geschreven naar mijn collega's om te zeggen dat wij het thema van klimaat en energie hoog op de Europese agenda willen. Het leeft ook bij u. Wij kunnen niet zonder elkaar. Laat Europa bewijzen wat het kan.

Voorzitter, dan is de periode van reflectie gebruikt. Maar het mag niet zo zijn, en ik zeg dat hier in alle duidelijkheid, dat we aan het eind van die periode van reflectie een klimaat hebben waarin de ene groep tegenover de andere groep komt staan, waarin de groep van de 18 ratificeerders tegenover de landen worden geplaatst die "nee" hebben gezegd. Als we dat op dit moment zouden doen, dan komen we er niet uit.

Het is mijn oprechte overtuiging dat het mogelijk is om oplossingen te vinden. Laten we dat doen op een manier waarin allen zich kunnen herkennen. Dan is volgens mij de methode van een verdragsverandering, zoals we dat eerder hebben gedaan, een begaanbare weg, omdat je de goede elementen van het Grondwettelijk Verdrag kunt overnemen. Omdat die elementen van een institutioneel compromis een grote rol behoren te spelen. Omdat we de zaken niet bij het oude kunnen laten.

Natuurlijk moet je dan kijken naar de verschillende onderdelen. Mevrouw Buitenweg heeft een opmerking gemaakt over het Handvest van de grondrechten. Dat ligt hier buitengewoon zwaar en dat begrijp ik. Als wij het hebben over dat Handvest, dan kunt u zich aan onze zijde scharen, want wij zijn evengoed van het belang van de grondrechten overtuigd. Alleen, wat doet zich voor? De vraag is of dat ook allemaal in zo'n Grondwet moet worden opgenomen dat wel of je daar door middel van andere methoden aan kunt refereren. Dat is het punt.

Laten we dan met elkaar praten over de betekenis van grondrechten. Maar laten we wel kijken wat de belemmeringen kunnen zijn van een Grondwet. Dat debat ga ik graag met u aan.

Het is mijn oprechte overtuiging dat we tempo moeten maken. Mijn droom en ideaal is dat, als het straks juni is, we kunnen zeggen: we maken een duidelijk tijdpad om eruit te komen. Om eruit te komen, omdat we binnen enkele jaren dit vraagstuk willen oplossen en dat kan alleen als we samenwerken.

Ik heb er in mijn betoog suggesties voor gedaan. Geen Grondwet, maar een veranderingsverdrag, rekening houden met de rol van de nationale parlementen zonder te tornen aan de rol van het Europees Parlement, want uw rol in onmisbaar in Europa. Ik heb die elementen genoemd en wij moeten in staat zijn gemeenschappelijkheid naar voren te brengen, om datgene onder ogen te zien wat ons bindt en niet wat ons scheidt, daar heeft u gelijk, mijnheer Schulz. En we moeten compromissen willen sluiten. Dat geldt voor ons allemaal.

Als het dan lukt, dan kunnen we stappen vooruit zetten, dat is mijn opzet. Ik doe dat ook met het gevoel en de overtuiging dat we ons ervoor moeten hoeden alleen te praten over een "nee" van twee landen, want gevoelens bij burgers en zorgen zijn een realiteit. Wij moeten antwoorden geven op de vragen die nu bestaan. Als we dat doen met een houding van er samen uit willen komen, op korte termijn conclusies trekken, kijken wat hiervoor nodig is, en ik heb hiervoor elementen aangedragen, dan is het mogelijk om oplossingen te vinden.

Wat wij namelijk niet kunnen hebben in een tijd van verdere globalisering, van mondialisering van maatschappelijke vraagstukken, is dat wij geen antwoorden zouden kunnen vinden, doordat de verdeeldheid die bestond, blijft bestaan.

Ik vind dat wij het verplicht zijn aan de grondleggers van de Europese Unie, Adenauer, Schuman, de Gasperi, Monet en al die anderen, om voort te gaan met de idealen, om, zoals Joseph Daul zei, de waarden van Europa steeds voor ogen te houden, de Europese droom. Niet voorbijgaan aan de zorgen van burgers, maar datgene doen wat nodig is. Als we in juni die conclusies kunnen trekken, dan kunnen we ver komen. Daar hebben elkaar voor nodig en ik vind ook dat we dat verplicht zijn aan de idealen die we nastreven.

Voorzitter, ik vond het inspirerend om uw geluiden te horen. Ik zal ze ook overbrengen aan Nederland en de opdracht van allen moet zijn om snel te komen tot oplossingen, met begrip voor elkaars posities, maar wel steeds met wat wij voor ogen moeten hebben, het werken aan een Europese droom in de 21e eeuw.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Martens (PPE-DE). – Voorzitter, geachte premier, beste Jan-Peter, allereerst wil ik u graag bedanken voor uw komst hier naar Straatsburg.

Het is in ons aller belang dat er een nieuw verdrag komt. Nu Frankrijk en Nederland tegen de Ontwerpgrondwet hebben gestemd, moet er opnieuw gezocht worden naar een tekst, zoals al gezegd is, waarin alle 27 landen zich kunnen vinden. Het spreekt vanzelf dat Nederland een bijzondere verantwoordelijkheid heeft om zich daar voluit voor in te zetten. Daarom is het belangrijk dat u hier nog eens de gevoeligheden die in Nederland leven, heeft verwoord en dat u heeft aangegeven waar in Nederland oplossingsrichtingen worden gezien.

Nederland is medeoprichter van Europa en nog steeds is Nederland pro Europa. Elk onderzoek wijst dat uit. Maar Nederland wil niet te veel Europa, wil geen Europa als superstaat, wil geen constitutioneel karakter. Nederland ziet graag, u zei het, dat het stap voor stap verdergaat, met respect voor subsidiariteit van de lidstaten, een Europa dat democratischer en slagvaardiger is en dus op meer terreinen kan besluiten bij meerderheid en zou graag de uitbreidingscriteria opnemen in het Verdrag.

Belangrijk is ook dat hier nog eens wordt gehoord waar de gevoeligheden en wensen in de andere lidstaten liggen. 18 Landen hebben zich immers al vóór de ontwerptekst uitgesproken en hechten aan de vooruitgang die hiermee geboekt had kunnen worden, met de tekst die er was. Waar het nu om gaat, is dat we met zijn allen op korte termijn komen tot een nieuwe verdragtekst. Dat is in het belang van ons allen.

Ik moest denken aan de woorden van Paul-Henri Spaak, die zei: "Sommige landen beseffen dat ze klein zijn, andere nog niet. Maar uiteindelijk kan geen enkel land het alleen." Hij zei dat in de jaren vijftig. Als dat toen al het geval was, hoeveel meer dan nu, in tijden van globalisering en internationalisering en met grote internationale vraagstukken, bijvoorbeeld op het gebied van migratie, energie, milieu en terrorismebestrijding.

U zei: Europa is een zeldzaam succesvol project. En inderdaad, goed voor de landen, goed voor de mensen. Wat we beter samen kunnen doen, moeten we samen doen. Wat beter op nationaal niveau geregeld kan worden, moeten we op nationaal niveau blijven doen. Het gaat dus niet om de discussie vóór of tegen Europa, het gaat om de vraag hoe we op korte termijn met alle 27 lidstaten een zo stevig mogelijk fundament leggen voor een slagvaardig, transparant, besluitvaardig Europa. De kranten kopten: Europa hoog op de agenda van de premier. Mijn complimenten hoe u zich daarvoor in Nederland en in Europa inzet.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Margrietus van den Berg (PSE). – Voorzitter, welkom aan premier Balkenende in het Europees Parlement. We hebben hier natuurlijk aan de ene kant een vrij massief "nee" in Nederland en een vrij massief "ja" in het Europees Parlement. Ik vind het een verdienste van u dat u in uw bijdrage en ook in de antwoorden geprobeerd hebt voorbij het "nee" en het "ja" te komen en te kijken hoe we tot een verdrag kunnen komen. Niet een verdrag, met de gedachte van een verdrag ben ik het wel eens, dat uitgekleed is, maar een verdrag dat antwoord geeft op een aantal wezenlijke vragen waarvoor we staan. Soms betekent dat zelfs dat er meer nodig is dan in de oorspronkelijke Grondwet staat, soms een stukje minder of anders.

Mag ik met een paar hele precieze vragen proberen dit debat nog iets verder te krijgen? U hebt gezegd dat u de gedachte steunt van criteria voor diensten van algemeen belang, zodat landen volkshuisvesting, gezondheidszorg of andere dingen meer zelf kunnen regelen. Bent u bereid via een protocol of in het verdrag een soort van basis hiervoor op te nemen, zodat er ook een soort van rechtsgrondslag is?

Ten tweede. U hebt iets gezegd over het Handvest. Als ik het begrijp, zegt u over het Handvest het volgende: wij zijn het als Nederlandse regering eens met de inhoud van het Handvest, wij willen ook dat het bindend wordt, maar het hoeft niet helemaal opgenomen te worden, als er in het nieuwe verdrag maar een tekst komt waardoor dat bindende karakter tot stand wordt gebracht. Mijn vraag: hebt u een formule waarmee dat kan? Dan ben ik het eens met uw redenering.

Een derde punt: subsidiariteit. Uw pleidooi op het gebied van subsidiariteit is om meer ruimte te scheppen, om wat lokaal kan ook lokaal te houden. Hebt u een formule om de subsidiariteit aan te scherpen, en welke, ten opzichte van de formule die in de Ontwerpgrondwet staat? Bent u bereid om regio's daarbij als proeftuin meer ruimte te geven?

Een vierde punt. U zegt: ik wil een hoop veto's afschaffen en dan hebt u als Europees Parlement medebeslissingsrecht, dan hebt u dat nadrukkelijk vastgelegd, maar op sommige terreinen wilt u dat niet. Gaat het dan vooral om het strafrecht? Misschien kunt u daar nog een keer verduidelijken wat uw formule is.

U zei ook: "minister van Buitenlandse Zaken", zo noemen we het niet. Hoe noemen we het dan wel?

Tot slot, Voorzitter, als het van Nederland een verdrag mag zijn en als het van Nederland een stevig verdrag mag zijn, dan hoop ik dat de minister-president in zijn eigen land vooropgaat, met de leiders van de andere coalitiepartijen, om ook tijdig de Nederlandse bevolking te informeren en mee te krijgen, opdat een echt debat een basis voor positieve steun aan Europa levert.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Andrew Duff (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, minister-president, drie elementen in uw toespraak hebben mij bevreemd en bezorgd gemaakt.

Ten eerste zal uw vastbeslotenheid om vast te houden aan de driepijlerstructuur niet bijdragen aan het vereenvoudigen en transparanter maken van het systeem van de Unie, en ook niet aan het versterken van de doelmatigheid van de Unie.

Ten tweede heb ik niet goed begrepen wat u hebt gezegd over het helder begrenzen van bevoegdheden en het overdragen van soevereiniteit. Zoals we allemaal weten, kan soevereiniteit niet worden overgedragen en kunnen bevoegdheden niet worden toegekend zonder dat alle 27 lidstaten daarmee akkoord gaan.

Ten derde lijkt uw eis dat de nationale parlementen het wetgevingsproces moeten kunnen tegenhouden mij een zware aanval op niet alleen het initiatiefrecht van de Commissie, maar ook op de voorrechten van de Raad en het Parlement op het gebied van wetgeving. Het opzetten van wat in de praktijk een derde wetgevende kamer wordt, is het tegenovergestelde van vereenvoudiging en een inbreuk op het beginsel van de scheiding van machten, en zal zeker tot verwarring leiden bij het publiek. Ik hoor graag één voorbeeld van een geval waarbij de Nederlandse Tweede Kamer tot nu toe een klacht had kunnen indienen over een ontwerpvoorstel waarmee het subsidiariteitsbeginsel werd geschonden.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Konrad Szymański (UEN). – (PL) Mijnheer de minister-president, mijnheer de Voorzitter, de toekomst van Europa is gevrijwaard. Ontwikkelingskansen voor de nieuwe lidstaten, een snelle economische groei in de oude lidstaten, en emancipatie op het gebied van internationale betrekkingen – slechts een paar voorbeelden van de vruchten die integratie heeft afgeworpen. De Europese Unie werkt!

Daarom wil ik waarschuwen voor overtrokken berichten over een Europese crisis die zou zijn ontstaan bij de herziening van het Grondwettelijk Verdrag. De logica van de redenering “een constitutioneel verdrag of de dood”, zoals gisteren Romano Prodi nog te berde bracht, ontgaat mij ten enenmale. Deze redenering zaait alleen maar tweedracht. Daarom zijn de pleitbezorgers van dit rigide standpunt inmiddels medeverantwoordelijk voor het stagneren van de onderhandelingen. Het is wel een heel goedkope truc om het oude Verdrag in een nieuwe verpakking te presenteren, ofwel het in stukjes op te delen.

Ik vertrouw erop dat u als minister-president van een land dat het oude Verdrag heeft verworpen, pragmatischer te werk zult gaan waar het substantiële wijzigingen in het Verdrag betreft.

Ik heb naar uw redevoering geluisterd in het gezelschap van Jan Zahradil, die namens Tsjechië aan de onderhandelingen deelnam. Daarom wil ik niet onvermeld laten dat we niet alleen in Polen, maar ook in Tsjechië rekenen op uw pragmatische benadering.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Johannes Voggenhuber (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte minister-president, enkele dagen geleden zei een jonge Nederlander op de televisie over de Europese Grondwet: „Waar hebben we een grondwet voor nodig? Dit is een economische ruimte.“ Ik vroeg mezelf af hoe het mogelijk is dat een jonge man in Nederland anno nu –iemand uit een land dat tot de oprichtende landen van de Europese Gemeenschap behoort, dat als een van de eerste landen de gedachte van een politiek verenigd Europa omarmde en dat zich heeft verplicht aan het overwinnen van het nationalisme – dat zo’n jonge man niet weet dat de EU een politiek unie is.

Op deze vraag heeft u mij vandaag het antwoord gegeven. Een regering die af wil van een symbool in de vorm van een vlag, die wil af van een gedachte. Zij wil die gedachte onzichtbaar maken en laten verdwijnen. Ontdaan van retorische versieringen en politieke beleefdheden is uw redevoering van vandaag een ijskoude, nationalistische oorlogsverklaring aan de idee die door deze vlag wordt gesymboliseerd.

Laten we ingaan op de verschillende punten in uw rede. Punt één: Voorrang van het Gemeenschapsrecht. Uit de woorden van uw minister van Buitenlandse Zaken maak ik op dat voorrang van het Gemeenschapsrecht niet meer in het Verdrag mag worden opgenomen. Tegelijkertijd onderstreept uw minister van Buitenlandse Zaken dat uiteraard niet mag worden getornd aan de voorrang van het Gemeenschapsrecht. Dat betekent dat u beiden uw eigen bevolking misleidt door niet in het Verdrag vast te leggen wat het werkelijke karakter van deze Unie is. U probeert dit te verbergen, want de voorrang van het Gemeenschapsrecht blijft intact, en dat weet u maar al te goed. U wilt weer verordeningen in plaats van wetten, maar mag ik u vragen, mijnheer de minister-president, wat die aanduiding zegt? Het begrip “wet” heeft niets te maken met de nationale staat. Ook in republieken hebben er wetten bestaan, en wetten zijn er al zolang er mensen zijn. Wetten die door parlementen worden vastgesteld, dienen voor de burger als waarborg van democratische legitimiteit.

Geachte minister-president, toen ik uw eisen had gehoord en uw denkwijze had doorgrond, was ik u dankbaar dat u, ten eerste, met ons wilde praten en, ten tweede, niet in één moeite door ook de afschaffing van dit Europees Parlement eiste, zelfs niet dat het een andere naam zou krijgen, want dit Huis belichaamt een supranationale democratie in de vorm van het federale en politieke Europa. Het bestaan van dit Parlement waarborgt de burgers dat de Europese Unie een politieke gemeenschap is en geen economische organisatie of statenbond.

Een grondwet en een nationale staat zijn twee zaken die los van elkaar staan. De grondwet is de constitutie van een politieke gemeenschap. In het Verdrag dat er weldra zal komen, zijn ook zaken opgenomen zoals de Europese burger en het Europees burgerschap. Dit is het parlement van een supranationale democratie en van Europees burgerschap. Wat doet u als u het Handvest van de grondrechten schrapt uit het Verdrag, maar het tot bindend recht verklaart? U past hier wederom het aloude gezichtsbedrog toe: U laat het voor het oog van de burger verdwijnen, maar het is wel rechtsgeldig. U aanvaardt dus de Europese werkelijkheid als u dat moet, maar u verloochent dit. Echt, geachte minister-president: Met een leugen kunnen noch de 21e eeuw, noch Europa worden gewonnen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Mijnheer Voggenhuber, ongeacht waar onze sympathieën liggen, we moeten voorzichtig zijn met woorden als “nationalisme” en “leugen”.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvia-Yvonne Kaufmann (GUE/NGL). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte minister-president, uw regering wil de Europese Grondwet ontdoen van de symbolen van de Europese Unie. Artikel I-8 zou geschrapt moeten worden, omdat de blauwe vlag met de twaalf gouden sterren en Beethovens „Ode aan de vreugde“ uitingen zouden zijn van een staatsidentiteit.

Geachte minister-president, iedere plaatselijke vereniging heeft het recht een vlag te dragen en mag dat ook vastleggen in haar statuten, en de EU met 500 miljoen inwoners zou dat niet mogen? Neem me niet kwalijk, maar dat is een prehistorische en stompzinnige gedachte. De Europese eenwording is een historisch project dat zijns gelijke niet kent. Europa is geen staat en al helemaal geen superstaat. Daarom is het toch wel verbluffend dat een dergelijk bizar idee uitgerekend uitgaat van een van de oprichtende staten van de Europese Gemeenschap.

Ik zeg u dit: Wie vijftig jaar na de ondertekening van de Verdragen van Rome de rechtsgeldigheid ontkent van de alom bekende en erkende symbolen van de EU, die gooit – symbolisch – koren op de molen van degenen die de Europese integratie op zichzelf in twijfel trekken en die deze de rug willen toekeren om zich te verschansen achter de identiteit van hun eigen nationale staat. Het valt toch niet te ontkennen dat de hymne en de vlag onze staten en volkeren verbinden. Zij kweken identiteit en daarom dienen zij ook officieel te worden erkend.

Draai daarom, mijnheer de minister-president, de burgers van Europa geen rad voor ogen, ook niet degenen die „nee“ hebben gestemd in uw eigen land. De mensen in uw land, in mijn land en in andere landen willen geen ruzie over vlaggen, ze willen een sociaal en democratisch Europa. Zij willen antwoord op de vraag of de Unie bestaat om de mensen en de markten te beschermen. Zij willen dat er wordt opgetreden tegen dumping – loondumping, sociale dumping en belastingdumping. Daar moet u op aanhaken, want op dat vlak zijn toekomstgerichte oplossingen gewenst. Daarom verzoek ik u: Stop met de schijngevechten tegen de symbolen van de Europese eenwording.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Jens-Peter Bonde (IND/DEM). – (DA) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de minister-president, u kunt trots zijn op het Nederlandse volk. 62 procent heeft tegengestemd, tegen het advies van de meeste politici in. Toch staat u nu onder druk van Duitsland, waar ten minste 70 procent van de burgers tegen zou stemmen, als ze over de Grondwet zouden mogen stemmen. Dat is natuurlijk een bewering waarvoor de Duitsers het tegenbewijs mogen leveren. Als rondreizend criticus op de Grondwet ben ik in geen land geweest waar meer weerstand heerste. De burgers willen dat de EU zich minder met hun zaken bemoeit. Ze wensen een echt subsidiariteitsbeginsel. Zelfs de voormalige Duitse president Roman Herzog waarschuwt nu tegen overmatige centralisatie en tegen aantasting van de democratie. 84 procent van de Duitse wetten komt uit Brussel. In Brussel is absoluut geen sprake van democratie. Volgens de heer Herzog is het twijfelachtig of men de Bondsrepubliek een parlementaire democratie kan noemen. Dat is het Duitsland dat nu zijn Franse en Nederlandse buren bedreigt en zegt: jullie volk had het aan het verkeerde eind; trek de Grondwet nieuwe kleren aan en schaf referenda af.

Waarom accepteert u dat, mijnheer Balkenende? Waarom staat u er niet op dat ook Duitsland zijn kiezers raadpleegt alvorens de kiezers in uw buurlanden de oorlog te verklaren? De Nederlandse onderhandelaars wensen nu een andere presentatie van de Grondwet – “presentatie” is het sleutelwoord – zodat er geen referendum hoeft te worden gehouden. U stelt echter geen wezenlijke en reële veranderingen in de verworpen tekst voor. Er zijn nu twee jaar voorbijgegaan zonder dat 80 procent van de landen akkoord is gegaan. De Grondwet is juridisch dood. We zouden opnieuw moeten beginnen met nieuwe onderhandelingen en een referendum in de hele EU. Dan kunnen we gaan praten met de Duitse regering.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (ITS). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, net als miljoenen mensen overal in Europa sta ik versteld van de creativiteit waarmee steeds weer wordt gepoogd de doodgewaande – en ook doodverklaarde – Europese Grondwet te reanimeren. Er wordt een schrikbeeld geschetst van een machteloze en steeds onbeduidender Europese Unie teneinde Brussel een vrijbrief te geven om zijn klaarblijkelijk onverzadigbare honger naar nog meer bevoegdheden te stillen. Naar mijn mening kan het echter niet de bedoeling zijn van de Europese Unie, of van de Europese eenwording, dat de soevereine besluitvorming van de lidstaten steeds verder wordt ondermijnd.

Samenwerking op regeringsniveau is zeer zeker even onmisbaar als het unanimiteitsbeginsel op de kernterreinen van nationale soevereiniteit, met name op de gebieden van het buitenlands, veiligheids- en defensiebeleid. Onze bevolking zit niet te wachten op een EU-grondwet die in achterkamertjes is bekokstoofd en die, voorzien van een ander stofomslag en wat kleine cosmetische veranderingen, door een ver van de werkelijkheid staande EU-elite wordt geratificeerd en aan de man wordt gebracht als een nieuw werkstuk. Ik denk niet dat de mensen in Europa in een dergelijke etikettenzwendel zullen trappen. Wij moeten afscheid nemen van welke nieuwe EU-grondwet dan ook, en streven naar een fundamenteel verdrag voor samenwerking op gelijkwaardige basis van zelfbewuste staten en zelfbewuste volkeren. Daarbij dient naar mijn mening het beginsel te gelden van maximale kracht naar buiten toe en maximale vrijheid in de Unie zelf. Ook dient de afbakening van de bevoegdheden tussen de Europese Unie en de lidstaten ondubbelzinnig te worden vastgelegd. Het is noodzakelijk dat de mensen over al deze terreinen hun zegje kunnen doen. Er moeten referenda worden gehouden, want het lijdt geen twijfel dat belangwekkende verdragen zoals een dergelijk fundamenteel verdrag aan een referendum door de bevolking van de EU in de verschillende lidstaten moeten worden onderworpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Timothy Kirkhope (PPE-DE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de minister-president welkom heten en feliciteren met zijn succes bij de verkiezingen van eerder dit jaar.

Zoals hij heeft gezegd, zal de Top van juni heel belangrijk worden, en we weten dat het Duitse voorzitterschap erop gebrand is om dan een principeakkoord te bereiken. Dat zal niet gemakkelijk worden. De standpunten van de lidstaten liggen nog steeds vrij ver uit elkaar en in deze omstandigheden denk ik dat het contraproductief zou zijn om in Brussel het verkeerde soort akkoord door te drukken.

U hebt onlangs tijdens uw bilaterale bijeenkomst met de Britse premier gezegd dat een nieuw wijzigingsverdrag niet de kenmerken van een grondwet mag hebben. Ik ben het hartgrondig met deze opvatting eens en ik denk dat dit de opvatting is van miljoenen mensen in heel Europa. U hebt ook gezegd dat u de rol van de nationale parlementen graag wilt versterken. Ook daar ben ik het zeer mee eens en ik hoop dat u dit tijdens de Top zult trachten binnen te halen. Ik denk dat we onze burgers de garantie moeten geven dat hun nationale parlementen ook een grotere rol zullen spelen bij het beoordelen van Europese ontwerpwetgeving. Zoals het er nu voor staat, blijft er een tastbare kloof bestaan tussen de Europese instellingen en de mensen.

Ik heb vaak gezegd dat ik niet vijandig sta tegenover het idee dat er een oplossing moet worden gevonden waarmee het functioneren van de instellingen bij uitbreidingen wordt verbeterd en er iets wordt gedaan aan de vervreemding die mensen voelen als het gaat om die instellingen zelf. Ik geloof echter niet dat een grondwet die oplossing is. We moeten de bevoegdheden van het centrum niet vergroten. In plaats daarvan moeten we ons concentreren op het bereiken van resultaten.

Zoals u hebt gezegd, en mijn partijleider David Cameron eveneens heeft gezegd, hebben we dringend behoefte aan meer nadruk op het concurrerender maken van Europa, op het uitroeien van de armoede in de wereld en op het aanpakken van de klimaatverandering. Dat zijn de zaken waarvan de mensen willen dat we ze aanpakken en de lidstaten kunnen veel meer doen om op deze gebieden samen te werken.

Ik dring er daarom bij de minister-president en zijn collega-regeringsleiders op aan om in Brussel niet te verzanden in institutionele en constitutionele debatten. Laten we in plaats daarvan beginnen met te doen wat de burgers van ons verlangen: het hervormen van onze economieën, het tegengaan van de opwarming van de aarde en het verlichten van de vernietigende armoede die we in de derde wereld zien.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Corbett (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, anders dan sommige anderen hier vind ik het eigenlijk heel bemoedigend wat de heer Balkenende hier heeft gezegd. Mijnheer Balkenende, u had hier tenslotte kunnen doen waartoe bepaalde afgevaardigden aan die kant van dit Huis u oproepen en kunnen zeggen: “Wij hebben nee gezegd, einde verhaal. Vergeet het maar. Geen nieuw Verdrag. Geen hervorming”. Maar dat heeft u niet gedaan. U heeft hier gezegd: “Wij hebben nee gezegd, maar we erkennen dat achttien landen ja hebben gezegd, dat een overgrote meerderheid van de Europese Unie vooruit wil en onze Unie wil hervormen op de manier zoals die is neergelegd in het Grondwettelijk Verdrag”.

U zegt ja, we zullen aan tafel plaats nemen en een compromis uitonderhandelen dat aanvaardbaar is voor alle 27 landen, en daarbovenop zegt u dat u enkele van die nuttige en essentiële hervormingen uit het Grondwettelijk Verdrag wilt behouden. U wilt niet alles uit dat Grondwettelijk Verdrag weggooien, u wilt enkele zaken waarover u zich zorgen maakt laten vallen, waarvan de meeste betrekking hebben op de presentatie en het vocabulaire van dat Ontwerpverdrag, maar u bent bereid om over de inhoud te onderhandelen en die te behouden. Ik denk dat dit een les is voor de doemdenkers en ik heb meer vertrouwen gekregen dat een compromis mogelijk is.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Jules Maaten (ALDE). – Premier Balkenende, u hebt het lef getoond door u hier in het hol van de leeuw te begeven om de Nederlandse positie toe te lichten. Ik vind dat u, zeker in uw eerste antwoord zojuist, met overtuiging de Europese roeping van Nederland hebt onderstreept.

Daarmee komt een nieuw verdrag dichterbij en dat is belangrijk, want we hebben dat nieuwe verdrag nodig. Het gaat op dit moment namelijk gewoon niet goed genoeg. Het moet transparanter, het moet democratischer, dus meer bevoegdheden voor het Europees Parlement, en, u zegt dat heel terecht, voor de nationale parlementen.

Het moet effectiever, zodat we echt aan het werk kunnen met klimaatverandering, met energiebeleid, met immigratie en met het versterken van de rol van Europa in de wereld. Ik begrijp de principes en de inzet van u in die gesprekken.

Uiteindelijk is ook een pragmatische opstelling nodig. Want het is in het Europees en het nationaal belang dat we uit die impasse komen. Ik heb er wel vertrouwen in dat u dat kunt, want, als reactie op wat eerder werd gezegd, ik ken u een beetje. U bent geen nationalist en ik weet ook dat u niet liegt.

Ten slotte nog een opmerking. U zegt dat u de interne markt steunt. Ik ben blij dat u dat zegt, maar dan moet ook de daad bij het woord worden gevoegd. Als alle 27 lidstaten uitzonderingen op de interne markt gaan maken, en in Nederland gaat het die kant op, dat blijkt uit de discussie daar, dan blijft er geen interne markt over en dat is niet goed voor de Europese consument en niet goed voor de Europese economie.

 
  
MPphoto
 
 

  Guntars Krasts (UEN). – (LV) Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter. Ik twijfel er niet aan dat zowel de pleitbezorgers als de tegenstanders van een Europese Grondwet een sterker Europa nastreven. Het verschil zit hem in de manier waarop ze die doelstelling willen bereiken. Net als de meerderheid van dit Parlement geloof ik in de idee van de Europese Unie, maar het gebrek aan steun van de samenleving ondermijnt onze pogingen om die idee om te zetten in realiteit. Daarom moeten wij ons afvragen of de aanneming van de Grondwet zal helpen om de burgers op onze hand te krijgen. Als een van de deelnemers aan de Europese Conventie voor de opstelling van de Grondwet ben ik daar nog niet zo zeker van. Wij hebben nog lang niet alle mogelijkheden benut die in de bestaande Verdragen vervat zijn. Mijnheer de premier, de Europese dienstenmarkt waaraan u hier gerefereerd hebt is daarvan een duidelijk voorbeeld. Uitbreiding van het gebruik van stemming bij gekwalificeerde meerderheid zou niet hebben bijgedragen aan de liberalisering van de dienstensector, integendeel zelfs. Op dit moment in de geschiedenis is het van vitaal belang dat het wederzijds begrip tussen de lidstaten gewaarborgd is en dat er een grotere bereidheid tot samenwerking ontstaat op grond van enerzijds gemeenschappelijke waarden en anderzijds de idee van de Unie, zodat de belangen van de grote en kleine, rijke en arme, nieuwe en oude lidstaten gelijk behandeld kunnen worden. Ik geef toe dat dit een moeilijke taak is, maar als wij dit niet voor elkaar krijgen, zullen de lidstaten er niet in slagen om de steun van de Europeanen terug te winnen. Als niet aan deze voorwaarde wordt voldaan, zullen wij de Unie niet dichter bij de burger brengen. De Ontwerpgrondwet draagt voor deze uitdagingen geen oplossingen aan.

 
  
MPphoto
 
 

  Vladimir Remek (GUE/NGL).(CS) Mijnheer de premier, dames en heren, wij hebben veel nobele, en soms wat minder nobele gedachten beluisterd over de toekomst van Europa. Een aanpassing van het grondwettelijk kader is zeker nodig om daadkrachtiger te worden. Wij moeten echter ook geen misverstand laten bestaan over dat wat wij de burgers van de Europese Unie vandaag de dag al te bieden hebben.

Met het oog daarop moet ik constateren dat veel mensen bij ons in de Tsjechische Republiek bijvoorbeeld niet warm lopen voor een discussie over het nut van een EU-minister van Buitenlandse Zaken. Wat hen veel meer bezighoudt is het feit dat zij als burgers van de zogenaamde nieuwe lidstaten na drie jaar nog altijd niet vrij kunnen reizen in het Schengengebied. Zij verbazen zich over het feit dat zij ondanks de veelgeprezen rechtsgelijkheid in Europa nog altijd geen toegang hebben tot de arbeidsmarkt van een aantal landen, terwijl het kapitaal naar en vooral uit ons land vrijelijk stroomt. Waarom genieten de grote lidstaten in een aantal sectoren voordeliger voorwaarden dan de nieuwe, kleinere lidstaten? Waarom kunnen wij niet zoals de anderen zonder visum naar de Verenigde Staten reizen? Wij willen de Europese bevoegdheden uitbreiden waar het niet nodig is en waar het om verschillende redenen zin heeft om de verschillen op het speelveld in stand te houden op basis van de relatieve kracht van de spelers. Geen wonder dat veel Europeanen onze diepgaande discussies over de toekomst van Europa nauwelijks begrijpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nils Lundgren (IND/DEM). – (SV) In de zomer van 1787 zette een aantal personen in Philadelphia in Pennsylvania zich aan het opstellen van een grondwet voor wat de Verenigde Staten van Amerika zouden worden. Het waren topgeleerden van hun tijd op het gebied van staatsrecht, filosofie en democratie. Ze presenteerden open en eerlijk een voorstel en ze kregen de steun van het volk en van de verschillende deelstaten.

Hoe anders is het proces dat nu plaatsvindt om de lidstaten van de EU een grondwet op te dringen! De politieke machtselite van de EU weet dat ze geen steun van de bevolking heeft voor haar plannen voor een Verenigde Staten van Europa. De onderhandelingen hebben in het geheim plaatsgevonden. Het gaat er niet om dat het Europese project een democratische grondslag krijgt; het gaat erom te burgers te misleiden. Angela Merkel vraagt bijvoorbeeld of het een goed idee is om de terminologie van de Ontwerpgrondwet te veranderen zonder de wettelijke substantie te wijzigen. De voorstellen over de vlag en het volkslied zullen worden geschrapt. Het hele plan is erop gericht dat de politieke elite er een Verenigde Staten van Europa door kan drukken zonder dat ze gedwongen is om daarvoor het vertrouwen van de bevolking te winnen. Dat is bedrog.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Dehaene (PPE-DE). – Voorzitter, minister-president, als inwoner van de Benelux loop ik er de laatste tijd wat gefrustreerd bij. Wij waren het namelijk gewoon om samen in de eerste linies te staan voor het Europees project. Sinds het negatieve referendum in Nederland voel ik bij de Nederlandse beleidsvoerders evenwel wat koudwatervrees, als het over Europa gaat.

Dit vond ik onder meer terug in de manier waarop u over de uitbreiding van de meerderheidsbesluitvorming sprak, terwijl u toch wel weet dat dit een van de essentiële elementen is om de dynamiek in een uitgebreid Europa te behouden. Ik heb echter wel begrip voor de moeilijke positie waarin u zich bevindt.

U blijft, minister-president, er wellicht van overtuigd dat de tekst die u op de IGC goedkeurde, inderdaad een adequaat antwoord is op de uitdaging waarvoor we nu staan. Maar u moet inderdaad rekening houden met de uitspraak van uw bevolking. Ik waardeer dan ook uw inspanningen om oplossingen aan te reiken en te zoeken naar een compromis, waarbij u ook uitdrukkelijk erkent dat rekening gehouden moet worden met degenen die de tekst als dusdanig hebben goedgekeurd. Ik hoop dat dit tot een compromis kan leiden.

Ik ben echter zeer bezorgd door wat u zei over de betrokkenheid van de nationale parlementen. U pleit eigenlijk uitdrukkelijk voor de rode kaart. Dit lijkt mij niet de goede weg. In feite maakt u zo van de nationale parlementen een soort nieuwe instelling van de Unie en daar hebben wij geen nood aan. U moet uw nationale parlement overtuigen dat zijn rol erin bestaat de ministers te controleren met betrekking tot hun rol in de Raad. Dat is de rol van de nationale parlementen en de nationale parlementen die dit doen, hebben ook geen problemen.

Een andere bedenking die ik heb bij wat u zei en waarover u misschien eens even na moet denken, is dat, wanneer u de criteria voor uitbreiding in het Verdrag wilt opnemen, zoals de Commissie, u er rekening mee moet houden dat u de uitbreiding dan ook onderwerpt aan de juridische controle van het Hof, terwijl het uiteindelijk toch over politieke besluitvorming gaat. Ik denk dat u daar toch even over na moet denken.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Enrique Barón Crespo (PSE).(ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de premier, ondervoorzitter van de Commissie, we zijn nu beland aan het eind van de etappe waarvoor in Maastricht het startsignaal gegeven werd, en op dat moment – ik herinner me dat als Voorzitter - was het Nederlandse voorstel, het voorstel Lubbers-Kok, te federalistisch. Nu komt u met een standpunt dat volkomen het tegenovergestelde is. Zulke dingen komen in de beste families voor, en wij zijn altijd bereid tot overleg.

U heeft vier voorwaarden gesteld. Wat betreft de medebeslissing en de nationale parlementen ben ik het eens met Jean-Luc Dehaene: de rode kaart van de nationale parlementen moet gaan naar de regeringen, niet naar de Europese instellingen. Wij zijn bereid om onze samenwerking te verbeteren.

Wat betreft de nieuwe bijkomende kwesties, die zijn vervat in paragraaf 12 van onze ontwerpresolutie. Wij gaan daarmee akkoord. Wat betreft het onderwerp van de openbare diensten moet u uw politieke familie zien te overtuigen.

Er is echter een fundamenteel probleem: als het Verdrag zo wordt opengelegd, als er amendementen worden voorgesteld in plaats van structuur, dan wordt alles ontmanteld en daarmee gaan we in tegen de transparantie en tegen het begrip van de burgers.

Dan nog een punt, mijnheer de Voorzitter, aangaande het volkslied: onlangs was ik in mijn kiesdistrict en ik vertelde de mensen daar dat in het Nederlandse volkslied, het “Wilhelmus”, de Spaanse koning geëerd wordt. De mensen zeiden: “wat aardig zijn die Nederlanders!”

Toen ik hun vervolgens zei: “en ze hebben het ook over de wrede Spanjaarden”, zeiden ze: “Oh, maar dat is een voetbalprobleem”. Ik wil maar zeggen: de kwestie van volksliederen is heel gecompliceerd en ik geeft de voorkeur aan het Lofdicht aan de Vreugde.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophia in 't Veld (ALDE). – Voorzitter, mijnheer Balkenende, het is mij net opgevallen dat u in het debat vooral bijval krijgt van de SP, Vlaams Belang, de partij van Haider, de Poolse Liga van families en de eurosceptici uit Zweden en Denemarken. Ik vermeld het maar even.

De inzet van het kabinet getuigt van een bedroevende leegte en van gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef voor de toekomst van Europa. Want met een miniverdrag krijgen we minidemocratie, mini-invloed voor de burgers, minislagvaardigheid tegen klimaatverandering en terrorisme. Met een miniverdrag wordt Europa een politieke dwerg. De grondrechten moeten juridisch afdwingbaar zijn.

En is de PvdA in dit kabinet echt bereid de grondrechten op te offeren om een referendum te ontlopen? De nationale parlementen moeten inderdaad meer betrokken worden. Maar niet met verlammende rodekaartprocedures, maar door eindelijk actieve belangstelling en kennis te ontwikkelen. Dat kunnen ze nu ook, maar ze laten het er gewoon bij zitten.

Ten slotte is er veel demagogische prietpraat over een superstaat. Laten we daar eens mee ophouden, want ik heb uw partij daar ook niet over gehoord toen u voor het referendum campagne voerde vóór de grondwet. Zaken als bijvoorbeeld veiligheidsmaatregelen tegen terrorisme moeten natuurlijk op Europees niveau genomen worden. Maar niet zoals het nu gebeurt, in achterkamertjes, maar gewoon in de openbaarheid, democratisch en met meerderheidsbesluitvorming. Dat is geen superstaat, dat is democratie.

Premier Balkenende, Nederland kan zoveel beter dan dit in Europa. Laat u dat alstublieft zien.

 
  
MPphoto
 
 

  Hanna Foltyn-Kubicka (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, een verenigd Europa zal alleen kunnen slagen wanneer we een Europees bewustzijn ontwikkelen. Dit omvat al wat wij Europeanen gemeen hebben: een christelijke geschiedenis en cultuur en de notie dat onze toekomst alleen een gedeelde kan zijn.

We mogen niet vergeten dat we zo’n Europese identiteit niet met geweld kunnen afdwingen. Rechtsregels creëren geen identiteitsbesef; regels die met gejuich zijn begroet net zo min als degene die met tegenzin zijn geaccepteerd. Grondwetten creëren geen gemeenschappen, maar gemeenschappen creëren wel grondwetten. Een Europees constitutioneel verdrag draagt niet bij aan een versterking van de Europese identiteit en daarom is het niet de moeite waard strijd te voeren om dit Verdrag, vooral omdat strijd ongewenste wiggen drijft. In plaats daarvan moeten we ervoor zorgen dat onze gezamenlijke geschiedenis meer ogenblikken zal kennen zoals onlangs in Samara. We moeten ervoor zorgen dat de wereld ons vaker als eenheid ziet. We moeten met één stem spreken, alleen dan zullen we ons kunnen kwijten van de moeilijke taken die ons te wachten staan.

Ik heb er diep vertrouwen in dat we dit voor elkaar kunnen krijgen, vooral dankzij onze gemeenschappelijke identiteit, iets wat door geen enkel juridisch besluit tot stand kan worden gebracht.

 
  
MPphoto
 
 

  Adrian Severin (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil tegen de minister-president zeggen dat het Grondwettelijk Verdrag niet over het verliezen van onze identiteit gaat, maar over het op een rechtvaardige, doelmatige en duurzame wijze organiseren van solidariteit. Degenen die om redenen van identiteit tegen het Grondwettelijk Verdrag zijn, zijn niet zozeer bang dat de burgers de controle over de staat zullen verliezen, maar dat de staat de controle over de burgers zal verliezen.

In een wereld waarin de markt, criminaliteit en armoede gemondialiseerd zijn, moet de Europese Unie politiek zijn en samenhang vertonen. Daarom hebben we de dubbele legitimiteit nodig van een Europese Unie als Unie van staten en burgers en daarom hebben we een stelsel van dubbele meerderheid nodig.

U zult het met me eens zijn dat de Europese Unie zonder rechtspersoonlijkheid eenvoudigweg niet kan bestaan en ook niet kan beslissen of het vetorecht voor elk land de regel moet zijn in haar besluitvormingsproces. Terwijl we accepteren dat subsidiariteit een belangrijk beginsel van de Unie moet zijn, moeten we ook accepteren dat Europese wetgeving boven nationale wetgeving gaat. We kunnen van de Europese burgers niet verwachten dat ze loyaal zijn aan de Europese instellingen als hun fundamentele rechten niet wettelijk verankerd zijn.

Op dezelfde manier zal de Europese droom zonder sociale dimensie eenvoudigweg niet van de grond komen. Een sociaal Europa is echter niet houdbaar zonder een geharmoniseerd belastingbeleid en EU-fondsen. En uiteindelijk is het onmogelijk om ons een Europa voor te stellen dat economisch en sociaal effectief is zonder gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Door dit aspect op een positieve wijze tegemoet te treden zult u zeker een brug kunnen slaan tussen de wensen van uw burgers en de aspiraties van andere Europeanen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Peter Balkenende, Minister-president van Nederland. Voorzitter, ik wil de leden van het Parlement van harte dankzeggen voor hun opmerkingen, nadat er al eerder het nodige is gezegd.

Voorzitter, laat ik beginnen door een groot misverstand weg te nemen. Ik heb enkele sprekers, mevrouw Kaufmann, de heer Voggenhuber, horen spreken over zaken als het volkslied, de titel minister van Buitenlandse Zaken, de vlag, alsof dat de punten van Nederland zouden zijn.

Daar gaat het helemaal niet om. Ik heb u aangegeven dat de vraag is of deze symbolen - die prachtig zijn, waar ik totaal niets tegen heb - in een grondwet verankerd moeten worden. Het zijn maar voorbeelden van de vraag of wij willen werken aan een grondwet dan wel een wijzigingsverdrag willen. Daar gaat het om. Laten we onze symbolen gewoon koesteren. Het is alleen de vraag of je ze moet opnemen.

Mijn verhaal ging veel dieper. Dat heb ik ook aangegeven. Ik heb geprobeerd antwoorden te geven op zorgen die leven. En ik heb in mijn betoog aangegeven dat we moeten denken in termen van een verdragswijziging, een subsidiariteitstoets door de nationale parlementen. Ik zal er zo iets over zeggen. Meerderheidsbesluitvorming in relatie tot de bevoegdheden van Europa en opname van de uitbreidingscriteria. Het ging ons om dit soort zaken. Het is niet alleen een kwestie van symbolen, dat is een karikatuur van de visie van Nederland.

Voorzitter, ik heb ook goed geluisterd toen de opmerking kwam over nationalisme. Ik heb die opmerking niet begrepen. Ook in de debatten die wij in de Nederlandse Tweede Kamer hebben gevoerd, ook na het "nee", heb ik klip en klaar gesteld dat onze toekomst in Europa ligt. Een positieve boodschap over de betekenis van Europa in het leven van iedereen. Wij kunnen helemaal niet zonder Europa. Dat is mijn boodschap steeds geweest en ik wens dan ook niet geassocieerd te worden met puur nationalistische tendensen.

Voorzitter, dan ook het verhaal dat Europa alleen maar economie zou zijn. U refereert daaraan. Natuurlijk. Iedereen zegt bepaalde dingen. U refereert aan het optreden van een jong iemand van de media. Voorzitter, mag ik er nog eens aan herinneren dat, toen wij het voorzitterschap hadden van de Europese Unie, ik een- en andermaal heb gezegd dat Europa veel meer is dan markt en munt. En weet u nog dat ik toen het initiatief heb genomen om conferenties te organiseren over waarden in Europa? Ik heb de vraag aan de orde gesteld: wat maakt ons tot Europeanen? Wat zijn onze gemeenschappelijke drijfveren? Wat maakt Europa tot dit continent? Het is mijn vurige wens dat het debat over de waarden in Europa wordt voortgezet. We kunnen niet zonder dat debat. En kom dan niet met het verhaal dat het alleen maar zou gaan over economie.

Voorzitter, als we nadenken over de toekomst van Europa, dan gaat het om de vraag over welke uitdaging we het eigenlijk hebben. Mevrouw Martens uit Nederland heeft er een belangrijke opmerking over gemaakt. Wat is eigenlijk het ideale? Wat wil je bereiken met elkaar? Dat leidt vervolgens tot tal van concrete vragen en ook die zijn hier naar voren gekomen.

Voorzitter, ik kan niet op alle vragen ingaan. Het zijn er gewoon te veel. Dat maakt de tijd ook onmogelijk. Maar laat ik een paar dingen noemen. Een van de punten die naar voren kwam, is het vraagstuk van de bevoegdheden, van de subsidiariteit. Het is mijn vaste overtuiging dat we daarin ook helder moeten zijn. De heer Duff zei het eigenlijk duidelijk: de Unie heeft alleen die bevoegdheden die de lidstaten haar verschaffen. Dat moeten we dan ook duidelijk vastleggen. Vervolgens komt met de uitoefening van die bevoegdheden de subsidiariteits- en proportionaliteitsvraag aan de orde.

Voorzitter, natuurlijk hebben nationale parlementen daarin een rol te vervullen. Dat gebeurt ook in Nederland. De Eerste en de Tweede Kamer en de Gemeenschappelijke Commissie staan stil bij de vraag wat Europa wel en niet hoort te doen. Dat is buitengewoon goed voor de betrokkenheid.

Te lang was het immers zo dat de debatten werden vermeden, dat ze op termijn werden gezet. En dat is ook de methode waarmee wij nu zeggen: laat nationale parlementen voluit betrokken zijn bij wat er in Europa gebeurt. En als er dan punten van kritiek zijn, breng die ook naar voren.

We hebben bijvoorbeeld opmerkingen gemaakt over de harmonisatie van het strafrecht bij het bestrijden van namaakproducten. De heer Frattini is daarbij betrokken. Nou, daar praat je dan over met elkaar. Zo kunnen nationale parlementen opereren. In bredere zin geldt dat het ook goed is dat de subsidiariteitsvraag ook in de nationale parlementen aan de orde wordt gesteld.

Laten we voorkomen dat nationale parlementen en het Europees Parlement tegenover elkaar komen te staan. U heeft verschillende bevoegdheden, en u speelt uw eigen rol in de democratie. Laten we dat niet als een teken van zwakte beschouwen, maar als een teken van kracht.

Dan de criteria van diensten van algemeen belang. De heer Van den Berg heeft daarover gesproken - hij heeft ook andere vragen gesteld. Het is mijn vaste overtuiging dat we een verheldering moeten krijgen. De manier waarop dat gebeurt, daar kunnen we over spreken. Tegelijkertijd zie ik de heer Maaten - we kennen elkaar goed uit de tijd dat we samen in de gemeenteraad van Amstelveen zaten, een stad in de buurt van Amsterdam, zo lang kennen we elkaar. Ik begrijp heel goed wat u nu zegt over de interne markt. Natuurlijk is het zo dat we naar die consequentie moeten kijken. Maar dan zeg ik op mijn beurt, als we het hebben over pensioensystemen, pensioenfondsen, onderwijsvoorzieningen, laten we dan eens goed kijken hoe de principes van de interne markt daar werken. Daar hebben we verduidelijking over nodig en over de manier waarop die er moet komen, daar kunnen we uiteraard verder over spreken.

U heeft het gehad - en ik heb het heel goed verstaan - over het belang van het Handvest van de grondrechten. En terecht, want ook die grondrechten horen bij de waarden waar de heer Daul over sprak. Alleen is de vraag - en dat onderschrijf ik zelf ook - of dit nu ook moet worden opgenomen in een Grondwet dan wel of je andere methoden kunt hanteren. Voorzitter, daar moeten we een oplossing voor vinden. Ik heb goed naar u geluisterd en gehoord hoe belangrijk het thema hier wordt gevonden.

Voorzitter, het was een genoegen om de heer Dehaene te horen. Ik waardeer hem om zijn betrokkenheid destijds bij de totstandkoming van het Grondwettelijk Verdrag en bij de Conventie en we hebben ook vaak met elkaar over zaken gesproken. Ik ben ook blij dat u begrip heeft voor de positie die nu eenmaal bestaat, wanneer een bevolking "nee" zegt in een referendum. U heeft ook aangegeven wat nodig is om tot oplossingen te komen. Dan zeg ik, we moeten wat pragmatischer zijn, zoals de heer Maaten aangeeft, maar uiteraard met behoud van de idealen die we met elkaar hebben.

Als we komen tot die oplossing, zullen we oog moeten hebben voor de posities die aan beide kanten bestaan. Exact dat, Voorzitter, is voor mij de reden geweest om hier vandaag ook nog eens te zeggen dat het noodzakelijk is dat we over de bestaande posities heen kijken, dat we geen blokvorming in Europa moeten hebben en dat dit wat mij betreft kan via een wijzigingsverdrag. Ik denk dat het dan ook mogelijk is om snel tot oplossingen te komen.

Voorzitter, er zijn veel opmerkingen gemaakt. Ik vind het moeilijk om daarop in te gaan, maar ik heb ze voor mezelf wel goed genoteerd. Ik heb goed geluisterd naar de heer Barón Crespo. U heeft gesproken over - en laat ik daarmee besluiten - de volksliederen. U heeft gerefereerd aan het Nederlandse Wilhelmus, ons volkslied waarin inderdaad de zin voorkomt: "de koning van Hispanje heb ik altijd geëerd".

Maar, Voorzitter, het feit dat destijds werd gezegd "de koning van Hispanje heb ik altijd geëerd", hing wel samen met het feit dat er wel andere dingen gebeurden van Spaanse zijde in Nederland. Dat heeft geleid tot een onafhankelijkheidsstrijd en een 80-jarige oorlog. Voorzitter, wat is het een grote tijd, dat wij op dit moment voor het eerst in de geschiedenis van Europa een tijd hebben van vrede en veiligheid. En dat we hier in vriendschap over zaken kunnen spreken.

Ik herinner me nog zo goed, toen ik in Madrid was en het klooster bezocht waar Filips II verbleef. Het was interessant om naast ons beeld van de geschiedenis ook eens te horen hoe het beeld eruit ziet aan Spaanse kant. Dat is het mooie in Europa, dat je verschillend kunt zijn. Europa is een continent van verscheidenheid, maar je hebt ook eenheid nodig. En ik vind het mooie van Europa dat we die culturele en religieuze pluriformiteit hebben. Dat heeft Europa sterk gemaakt.

Als het nu gaat om de idealen waar we voor staan, dan zeg ik: laten we gebruikmaken van wat Europa sterk heeft gemaakt: mensenrechten, democratie, werken aan veiligheid. Laten we het samen optrekken, scherp voor ogen houden. Laten we nationale parlementen erkennen in hun bevoegdheid, laten we het Europees Parlement voluit het werk laten doen dat gedaan moet worden.

Ik vind het altijd ongelooflijk stimulerend om hier te zijn, want het Europees Parlement is het symbool van een verenigd Europa. En ik geloof dat het goed is dat ook nationale politici met u een debat aangaan. Ik heb het debat vandaag met u als buitengewoon stimulerend ervaren. Natuurlijk hoef je het niet op alle punten met elkaar eens te zijn en natuurlijk begrijp ik kritiek. Maar er is meer dat ons bindt dan dat ons scheidt.

En als we ons laten leiden door de Europese droom, Voorzitter, dan zal het wis en waarachtig lukken om oplossingen te vinden voor de problemen die zijn ontstaan. Samen kunnen we het verschil maken, samen kunnen we werken aan die oplossing.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Wij in dit Huis zijn van mening dat er niet langer enige basis is voor nationalisme en die term had vandaag dan ook niet gebruikt mogen worden. Ik wil u oprecht bedanken, namens alle leden van het Parlement, voor uw aanwezigheid hier en ik wens u succes met uw beleid, opdat we een manier zullen vinden om de essentie van de Grondwet te behouden, in de vorm van de noodzakelijke hervormingen en de waarden waarvan wij proberen de belichaming te zijn. Mijn dank gaat tevens uit naar de vicevoorzitter van de Commissie, commissaris Frattini, en naar staatsminister Gloser.

Het debat is gesloten.

 
  
  

VOORZITTER: MECHTILD ROTHE
Ondervoorzitter

 

10. Situatie in Nigeria (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de situatie in Nigeria.

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Gloser, fungerend voorzitter van de Raad. (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissaris, geachte leden van het Parlement, de situatie in Nigeria is van groot belang voor de stabiliteit in West-Afrika en uiteindelijk ook voor het gehele continent.

De afgelopen verkiezingen in Nigeria zijn uiterst teleurstellend verlopen, zoals de Raad aangaf in zijn verklaring van 27 april. Er hebben zich talrijke onregelmatigheden en gewelddadigheden voorgedaan, waarbij wel tweehonderd doden zijn gevallen en nog veel meer mensen gewond raakten of werden geïntimideerd. De Raad verwacht dat degenen die deze gewelddadigheden op hun geweten hebben, ter verantwoording worden geroepen voor hun daden. Gelukkig deden zich bij deze verkiezingen in ieder geval geen religieuze of etnische conflicten voor.

De verkiezingen vonden plaats binnen een verbeterd rechtskader en er werden veel middelen ter beschikking gesteld. Door dit alles hadden wij verwacht dat de verkiezingen van 2007 beter zouden verlopen dan de verkiezingen van 2003. Het wachten is nog op het eindverslag van de waarnemingsmissie van de EU, maar de eerste beoordelingen geven aanleiding tot het vermoeden dat de verkiezingen van 2007 nog slechter zijn verlopen dan die van 2003.

De voornaamste problemen waren de gebrekkige organisatie, met name de late opening van de stembureaus, het ontbreken van stembiljetten en het feit dat het stemmen niet geheim was. Nog zwaarder woog dat er, naast de wijdverbreide onregelmatigheden, heldere bewijzen zijn dat er op grote schaal verkiezingsfraude is gepleegd.

Nog een groot probleem bij de verkiezingen was het feit dat er geen gedetailleerde uitslagen bekend werden gemaakt. Bovendien werden de uitslagen niet berekend op een begrijpelijke manier. We moeten de Nigeriaanse autoriteiten verzoeken de uitslagen bekend te maken en de cijfers uit te splitsen per stembureau waar de stemmen werden uitgebracht, want alleen op die wijze kan de transparantie van het kiessysteem worden gewaarborgd.

Positief en bemoedigend echter vond de Raad de tekenen van toenemende onafhankelijkheid van het gerechtelijk apparaat tijdens de verkiezingscampagne. Wij hopen dat deze tendens na de verkiezingen wordt voortgezet. Eveneens bemoedigend waren de levendige discussies in de particuliere media voor en na de verkiezingen. Niet in de laatste plaats was de Raad onder de indruk van de gehechtheid van de Nigerianen aan het democratische proces. De betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld is en blijft dan ook van zeer grote betekenis.

De Raad heeft een beroep gedaan op alle politieke actoren om vreedzame middelen in te zetten en verantwoordelijk gedrag aan de dag te leggen door consequent de wettelijke procedures toe te passen teneinde het Nigeriaanse volk niet teleur te stellen. Wij hopen dat de Onafhankelijke Nationale Kiescommissie en andere organen spoedig het bewijsmateriaal zullen overleggen dat de verkiezingstribunalen nodig hebben om hun werk zo snel mogelijk af te ronden.

Ook hoopt de Raad dat de Nigeriaanse autoriteiten positief zullen staan ten aanzien van het idee het verkiezingsproces over te doen in gevallen waarin er sprake is van onweerlegbare bewijzen van ernstige verkiezingsfraude.

Dit is echter niet het moment om Nigeria de rug toe te keren. Integendeel. De stabiliteit en ontwikkeling van Nigeria zijn niet alleen voor het Nigeriaanse volk, maar ook voor Afrika als geheel van groot belang. Indien de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling niet worden bereikt in Nigeria, zullen wij ze in Afrika helemaal niet kunnen bereiken.

De toekomstige regering van Nigeria zal zichzelf geconfronteerd zien met talrijke uitdagingen. Een essentieel punt is de doeltreffende controle van de middelen die zijn toegewezen aan de deelstaten, en een ander punt is de voortdurende onveiligheid in de Niger-delta.

De EU moet Nigeria steunen bij het aangaan van deze uitdagingen. Zij moet haar inspanningen opvoeren om het verantwoordelijk staatsbestuur en de democratie te versterken en de eerbiediging van de mensenrechten in Nigeria te bevorderen. Deze inspanning dient te gebeuren in samenwerking met Nigeria en op basis van ondubbelzinnige toezeggingen van de zijde van de regering van dat land.

De Raad zal daarom de ontwikkelingen in Nigeria op de voet blijven volgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, zoals we zojuist hebben gehoord, zijn er in Nigeria onlangs belangrijke verkiezingen gehouden waarbij de macht van de ene burgerpresident zal worden overgedragen aan een andere burgerpresident. Op uitnodiging van de Nigeriaanse autoriteiten heeft de Commissie een omvangrijke onafhankelijke waarnemingsmissie gestuurd, die goed werk heeft afgeleverd en nauw heeft samengewerkt met andere internationale en binnenlandse waarnemingsgroepen. Ik heb de heer Van den Berg - die in 2003 ook al waarnemer bij de verkiezingen is geweest - benoemd tot hoofdwaarnemer bij die verkiezingen en hij zal ons binnenkort zijn verslag voorleggen.

De missie concludeerde dat de staats- en federale verkiezingen van 2007 niet hebben voldaan aan de internationale en regionale basisnormen voor democratische verkiezingen, en heeft erop gewezen dat ze werden ontsierd door een slechte organisatie - zoals al is gezegd -, een fundamenteel gebrek aan transparantie en waarborgen, wijdverspreide onregelmatigheden, belangrijke bewijzen voor fraude en het onthouden van stemrecht aan kiezers. Helaas zijn er minstens tweehonderd doden bij aan de verkiezingen gerelateerd geweld gerapporteerd. Andere internationale waarnemers - waaronder die van de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (ECOWAS) en van het Amerikaanse National Democratic Institute, geleid door Madeleine Albright - waren ook zeer kritisch, evenals binnenlandse waarnemingsgroepen.

Het voorzitterschap van de EU heeft zijn teleurstelling uitgesproken over het feit dat bij deze verkiezingen geen duidelijke vooruitgang is geboekt ten opzichte van 2003, waar onze voorzitter zich inmiddels bij heeft aangesloten, en over de onregelmatigheden en het hoge aantal slachtoffers. In de reacties en boodschappen van de internationale gemeenschap zijn de Nigerianen die klachten hebben over het proces, er voortdurend op gewezen dat ze de wettelijke bepalingen uit de Grondwet en de verkiezingswet moeten gebruiken, en zijn de onafhankelijkheid die de rechterlijke macht heeft tentoongespreid en de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld, de vrijwilligers bij de verkiezingen en de kiezers geprezen.

De teleurstelling over deze gemiste kans is wijdverbreid in de internationale gemeenschap, omdat Nigeria - een van de grootmachten van Afrika - een voorbeeld van succesvolle consolidatie van het democratische proces had kunnen geven, wat een enorm positief effect op het Afrikaanse continent zou hebben gehad. En het is des te teleurstellender omdat de verkiezingen in een verbeterde atmosfeer werden gehouden, waarbij de vrijheid van vergadering en de vrijheid van meningsuiting in ieder geval breed werden gerespecteerd.

De verkiezingen hebben de vele problemen en tekortkomingen van het Nigeriaanse democratische proces aan het licht gebracht en de Commissie is zich ervan bewust dat veel uitdagingen en problemen nu moeten worden aangepakt en opgelost. Op korte termijn moet er druk worden uitgeoefend op de Onafhankelijke Nationale Kiescommissie van Nigeria om een volledige opsplitsing per stembureau van de verkiezingsresultaten te publiceren, wat een basisvoorwaarde voor transparantie is, en moet de rechterlijke macht worden aangemoedigd de verzoekschriften snel en op verantwoordelijke wijze te behandelen. Als de situatie niet wordt rechtgezet, zal dat ernstige consequenties hebben voor de toekomst.

Terwijl de lessen die we geleerd hebben in aanmerking moeten worden genomen in onze toekomstige betrekkingen met Nigeria, moeten we voorkomen dat we ons ingraven in de loopgraven van ons eigen gelijk. Ik denk dat de politieke dialoog weer op gang moet worden gebracht, maar in de toekomstige betrekkingen zal er sprake moeten zijn van grotere betrokkenheid op federaal, staats- en Gemeenschapsniveau en een grotere deelname van spelers uit het maatschappelijk middenveld en de regering. Het thema verkiezingen moet een essentieel onderdeel van de politieke dialoog met Nigeria zijn, gebaseerd op de aanbevelingen van de waarnemingsmissie. Onze bereidheid om een politieke dialoog met Nigeria aan te gaan en onze vastbeslotenheid om de versterking van de regering en de democratie in het land te bevorderen, in het bijzonder samen met de ECOWAS, is vastgelegd in het gezamenlijke communiqué dat de EU en de ECOWAS op 24 april hebben gepubliceerd na de elfde ministeriële bijeenkomst van beide gemeenschappen.

Terwijl de belangrijkste instrumenten voor de politieke dialoog de artikelen 8 en 9 van de Partnerschapsovereenkomst van Cotonou zullen blijven, zal de programmering van de ontwikkelingssamenwerking, die wordt gefinancierd uit het tiende Europees Ontwikkelingsfonds, eveneens een cruciaal instrument zijn voor het voeren van die dialoog en de mogelijkheid bieden om de lessen die we uit de verkiezingen hebben getrokken in de praktijk toe te passen, evenals de resultaten van de gesprekken met de nieuwe regering, het maatschappelijk middenveld en andere belangrijke spelers.

 
  
MPphoto
 
 

  Filip Kaczmarek, namens de PPE-DE-Fractie. (PL) Mevrouw de Voorzitter, zowel de Nigerianen zelf als de internationale gemeenschap hebben hoge verwachtingen van de Nigeriaanse verkiezingen gekoesterd.

Om te beginnen is Nigeria het dichtstbevolkte land van Afrika. En zoals mevrouw de commissaris al heeft aangestipt, kan een geslaagd democratiseringsproces in Nigeria fungeren als goed en aantrekkelijk voorbeeld voor andere Afrikaanse landen.

Ten tweede zouden dit de eerste Nigeriaanse verkiezingen zijn waarna een burgerregering vervangen moest worden door een volgende, wat voor een land met een sterke militaire traditie van cruciaal belang is.

En ten derde is de vrijheid van meningsuiting in Nigeria wijdverbreid en leggen de rechtbanken onafhankelijkheid aan de dag.

Helaas heeft Nigeria de gelegenheid om het goede voorbeeld te geven verkwanseld. De resolutie waarover we nu debatteren is bijzonder kritisch. Toch is deze kritiek volledig gefundeerd. Slechte organisatie, talloze fouten, procedurele onregelmatigheden en zelfs verkiezingsfraude hebben tot gevolg dat deze verkiezingen onmogelijk beschouwd kunnen worden als geloofwaardig, vrij en rechtvaardig

Deze verkiezingen hebben noch aan de internationale normen voldaan, noch aan de regionale normen die zijn vastgesteld door de ECOWAS. Sterker nog, de verkiezingen zijn met geweld gepaard gegaan, waardoor er ten minste tweehonderd mensen om het leven zijn gekomen. Het blijkt dat de meeste Nigeriaanse politici het probleem niet hebben begrepen, gezien het feit dat ze discussies voeren over het juiste aantal slachtoffers, waarmee ze de betekenis van het geweld in twijfel trekken.

In het geval van Nigeria lijkt langdurige burgereducatie mij van bijzonder groot belang. Het sturen van verkiezingswaarnemers alleen is onvoldoende, er moet geïnvesteerd worden in onderwijs en het opbouwen van een maatschappelijk middenveld.

Ik ben ervan overtuigd dat de Nigerianen niet zouden moeten capituleren voor de chantage, die neerkomt op het verspreiden van het dreigement dat het in twijfel trekken van de verkiezingsuitslagen neerkomt op het uitlokken van een militaire coup. Die filosofie van het minst kwade is funest voor de democratie en rechtvaardigt en versterkt antidemocratische tendensen. De 64 miljoen geregistreerde Nigeriaanse kiezers hebben er recht op dat de verkiezingsuitslagen een waarheidsgetrouwe afspiegeling van hun wil geven. De Europese Unie moet zich daarvoor sterk maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Margrietus van den Berg, namens de PSE-Fractie. – Voorzitter, dan even niet met de pet op van hoofd verkiezingswaarnemingen, want dat is een andere rol. Nu even voor de PSE-Fractie.

De Europese verkiezingswaarnemingsmissie heeft moeten constateren dat de verkiezingen in Nigeria niet geloofwaardig waren. Helaas, want ondanks de verbeterde atmosfeer waarin de vrijheid van meningsuiting gedurende de campagne werd geëerbiedigd en ondanks de rechtbanken die een positieve en onafhankelijke rol speelden, kan het verkiezingsproces, dus ook de resultaten, niet worden beschouwd als geloofwaardig. De Raad heeft het gezegd, de commissaris heeft het gezegd, de situatie is inderdaad zo.

De Nigeriaanse verkiezingen waren slecht georganiseerd, niet transparant, er waren vergaande procedurele onregelmatigheden en heldere bewijzen van fraude. Het proces was ver onder de maat van internationale en regionale standaarden voor democratische verkiezingen.

Het punt dat zonet ook door de Raad naar voren is gebracht: het niet publiceren van de resultaten op het niveau van de verkiezingslokalen en vervolgens verderop en daarmee het volkomen gebrek aan bewijs en transparantie is eigenlijk het ernstigste probleem en blijft ook het ernstigste probleem, want daardoor valt niets te bewijzen of tegen te spreken en daarmee is ook het verkiezingsresultaat als zodanig ongeloofwaardig.

Dat is - dat stellen we ook vast - gewoon een van de hardste oordelen die we als verkiezingswaarnemingsmissie in de verschillende landen hebben uitgesproken. Dat deed vooral pijn, omdat er na 2003 reële hoop onder de mensen was dat er daadwerkelijk verbeteringen zouden komen. Er was een engagement van de bevolking. Veel mensen hadden zich ervoor ingespannen, waren er ook bij betrokken, dan komt zoiets extra hard aan. Als je kijkt naar 14 april vergeleken met 21 april: de 14e bij de gouverneursverkiezingen zag je nog veel hoop en de 21e was er gewoon een gedemoraliseerde situatie. Dat verklaart ook de feitelijke hele lage opkomst, ondanks de mooie cijfers die daar later over naar buiten zijn gebracht.

Onze Europese conclusie zou nadrukkelijk moeten zijn om geëngageerd te blijven. Ik deel de conclusie van Raad en Commissie op dat punt. Want het is tenslotte de Nigeriaanse bevolking waarover we spreken en die verdient een betere toekomst en ook serieuze verkiezingen.

Dat houdt dus ook in dat we in onze diplomatieke betrekkingen niet kunnen doen alsof de net aangestelde regering eigenlijk toch netjes op democratische wijze is gekozen. Dat is natuurlijk een heel lastig punt. We kunnen business as usual doen, maar we moeten wel betrokken blijven daar, actief zijn. Business as usual zou afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van onze Europese verkiezingswaarnemingsmissies, maar nog veel meer aan onze eigen waarden waarvoor we staan als we in de wereld en in zo'n land optreden. Dus moeten wij erkennen dat er op dit moment een democratische crisis is.

Die krijgt ten dele vorm voor de rechtbank, waar een aantal mensen bezwaar maken en proberen te bewijzen dat dingen niet deugen. Die krijgt ook vorm en kan ook vorm krijgen via werkgroepen van de Senaat en het Huis van afgevaardigden, die zelf een aantal dingen onderzoeken en proberen met nieuwe voorstellen te komen. En men moet natuurlijk zien hoe men in Nigeria zelf tot voorstellen komt met betrekking tot de vraag hoe men wel tot geloofwaardige verkiezingen komt.

Ik heb al eerder gezegd dat het niet aan ons is om dat precies te regelen, maar dat is de essentie en het zou goed zijn, als op dat punt onze middelen ingezet kunnen worden, liever niet met de federale regering en met de staat, maar wel met al die actoren in de maatschappij, die governance en democratie op die manier kunnen bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Johan Van Hecke, namens de ALDE-Fractie. – Voorzitter, ik geloof dat de analyses van de verkiezingen in Nigeria door internationale waarnemers opvallend parallel lopen: ontgoocheling over een verkiezingsproces gekenmerkt door een gebrekkige organisatie, fraude op grote schaal, intimidatie en geweld. Deze verkiezingen voldoen in geen geval aan de internationale maatstaven, zo heeft de EU-waarnemingsmissie geconcludeerd, onder leiding van onze collega Max van den Berg, die in moeilijke omstandigheden uitstekend werk heeft verricht.

De reactie van bepaalde lidstaten die de verklaring van de Europese waarnemers liever iets minder uitgesproken negatief hadden gezien, heeft mij enigszins verbaasd. Temeer daar het ging om lidstaten die voortdurend hameren op de behoefte aan meer democratisering in Afrika. Uiteenlopende belangen leiden soms tot uiteenlopende reacties - de geschiedenis herhaalt zich.

Terecht heeft de EU-verkiezingswaarnemingsmissie zich niet laten verleiden tot politieke stellingname. Het zijn immers, zoals Max net heeft gezegd, de politieke klasse en de civiele maatschappij in Nigeria zelf die nu hun rol moeten spelen. De uitspraak van het Hooggerechtshof over de deelname van de vicepresident aan de verkiezingen toont aan dat dit geen utopie hoeft te zijn.

Onregelmatigheden moeten nu worden aangeklaagd bij de verkiezingstribunalen en de rechtbank. Onze rol is van meer structurele aard. Zo moeten we door middel van dialoog, zoals de commissaris terecht heeft gezegd, duidelijk maken dat er een onafhankelijke verkiezingscommissie moet komen die in staat is om echt onafhankelijke verkiezingen te organiseren en het nieuw verkozen Nigeriaanse parlement kan hierbij een belangrijke rol spelen.

Samengevat, na de hoopvolle ontwikkelingen in landen zoals Mali, Benin en Liberia, is het doodjammer dat een regionale supermacht als Nigeria zijn kans heeft laten liggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Hélène Aubert, namens de Verts/ALE-Fractie.(FR) Mevrouw de Voorzitter, zoals we allemaal weten is de ontwikkeling van Nigeria van cruciaal belang voor het Afrikaanse continent. Nigeria is één van de grootste landen van Afrika en de Europese Unie heeft zich een grote inspanning getroost bij het helpen organiseren van de verkiezingen en het houden van toezicht op die verkiezingen, precies zoals we dat in de Democratische Republiek Congo hebben gedaan.

Intussen is het wel zo dat de chaotische en gewelddadige toestand in Nigeria – vooral in de deltaregio – ons verplicht aandacht te besteden aan een aantal belangrijke en in het oog springende omstandigheden. Net als in de Congo speelt ook in Nigeria de winning van grondstoffen en olie een belangrijke rol bij de destabilisering van het land en het geweld en de burgerconflicten die er de sfeer bepalen.

Ik geloof dat we ons proactief moeten opstellen en het maatschappelijk middenveld en de democratische krachten moeten steunen. Deze groeperingen stellen alles in het werk om informatie en duidelijkheid te verkrijgen over de exploitatie van de hulpbronnen; ze proberen die hulpbronnen bovendien veilig te stellen. De deltaregio wordt geteisterd door moorddadige conflicten en is volkomen verwoest. De acties van het Nigeriaanse leger doen hier meer kwaad dan goed.

Ik geloof dat de Europese Unie zich veel strikter moet opstellen en het uitkeren van ontwikkelingshulp moet koppelen aan het bestrijden van corruptie. De winsten die met de winning van olie en mineralen worden gerealiseerd moeten in de staatsbegroting vloeien. Het is toch een schande dat de Nigeriaanse bevolking, die in grote armoede leeft, geen enkele baat ondervindt van de winsten uit de winning van olie en mineralen. De prijzen per vat olie zijn gestegen, en er zouden dus ruime middelen voorhanden moeten zijn. Het is daarom onbegrijpelijk dat aan dit onderwerp geen aandacht is besteed.

Er zullen ook vorderingen moeten worden gemaakt op het punt van de ecologische en sociale verantwoordelijkheden van de grote ondernemingen. Vooral Shell is in dit land prominent aanwezig, maar ze is niet de enige onderneming. Het is dus van belang dat we met betrekking tot deze onderwerpen gezamenlijk actie ontwikkelen, en ons ingrijpen niet beperken tot het organiseren van verkiezingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vittorio Agnoletto, namens de GUE/NGL-Fractie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik heb met grote belangstelling naar de verslagen van de Raad en de Commissie geluisterd en als lid van de delegatie parlementaire waarnemers bij de presidentsverkiezingen kan ik alles wat tot dusver is gezegd, bevestigen. De verkiezingen zijn zeker niet gehouden in overeenstemming met de internationale normen, omdat de normen die op internationaal niveau zijn vastgelegd en ook de normen van de Afrikaanse landen zelf, niet werden gehaald.

Er was zelfs uitstel van de openingstijd van de stembureaus hetgeen pas de dag ervoor besloten en gecommuniceerd werd, waardoor de meerderheid van de bevolking hier niet van op de hoogte was. De meeste stembureaus gingen vroeg weer dicht. Er was geen sprake van geheime stemming, en ik kan zo nog wel even doorgaan, door bijvoorbeeld te vertellen dat er een kiescommissie was die alleen qua naam onafhankelijk was en feitelijk nauw verbonden was met de regering.

Ook wil ik graag wijzen op de intimiderende sfeer. Hauwa Ibrahim, winnares van de Sacharov-prijs 2005, zou onze delegatie in een openbare gelegenheid ontmoeten, maar ze vroeg of de ontmoetingsplaats gewijzigd kon worden, omdat ze zich niet veilig genoeg voelde.

Ik zou graag zien dat het debat gaat over wat er in de toekomst gedaan kan worden. We moeten absoluut oproepen tot onderzoeken naar onregelmatigheden tijdens verkiezingen, tot een onafhankelijke kiescommissie, en het Hof van Beroep oproepen tot complete onafhankelijkheid tijdens de behandeling van electorale beroepszaken en we moeten daarop toezien en aangeven dat nieuwe verkiezingen noodzakelijk zijn. We kunnen het hier echter niet bij laten, en ik zie nu in de verte het risico opdoemen dat de politieke keuzes van de Raad ernaar zullen neigen te doen alsof er niets aan de hand is. Laten we de werkelijke reden niet verdoezelen; sommige mensen denken dat de aanwezigheid van een min of meer wettige regering hetgeen is waar het om gaat, maar dan wel in een land waar wij olie van kunnen blijven kopen.

Dit kan niet de oplossing zijn. Ik wil vragen wat het plan is met betrekking tot het gebruik van sommige instrumenten waar de Europese Unie over beschikt. Zo is er bijvoorbeeld een Europees instrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten. Kunnen wij controleren of de Nigeriaanse regering buiten beschouwing wordt gelaten bij de selectie en tenuitvoerlegging van projecten die via dit instrument worden gefinancierd? Ik wil de commissaris vragen, zoals ik al bij eerdere gelegenheden heb gedaan, hoe het ervoor staat met de democratische clausule over rechten, die door een grote meerderheid binnen dit Parlement was aangenomen, maar nooit door de Commissie of de Raad is aanvaard. Deze is nooit omgezet tot het krachtige instrument dat zij had kunnen zijn, en in dit geval zou het ook bijzonder nuttig zijn om, met het oog op democratische vooruitgang, het gewicht van de handel met Europa in te zetten.

Tot slot, maar niet minder belangrijk, de kwestie van de rol die Europa van plan is te spelen met betrekking tot de gebeurtenissen in de Nigerdelta. Het lijkt mij niet gepast dat individuele landen hun uiterste best moeten doen en bereid moeten zijn om losgelden te betalen wanneer iemand ontvoerd is. We moeten oproepen tot het opzetten van gesprekken, betrekkingen en vergaderingen tussen de Nigeriaanse regering en de vertegenwoordigers van de lokale bevolking, door druk uit te oefenen niet alleen op de regering maar ook op de grote Europese ondernemingen die in dat gebied opereren zonder enig respect voor mensenrechten of milieurechten.

 
  
MPphoto
 
 

  Bastiaan Belder, namens de IND/DEM-Fractie. – Voorzitter, Demokratie als Farce kopte op 30 april het weekblad Das Parlement - u merkt wel, voorzitter van de Raad, ik ben nogal Duits georiënteerd. Boven dat artikel prijkte een grote foto van twee verlegen lachende Nigeriaanse jongetjes die hun stembiljetten toonden. Commentaar overbodig. De dubbele stembusgang in Afrika's volkrijkste land in de maand april is in een menselijke en politieke tragedie geëindigd. Meer dan tweehonderd doden, grootscheepse fraude. De voorliggende gezamenlijke resolutie is daar volstrekt helder over. Hoe nu verder in Nigeria?

Ik ben erg getroffen, Voorzitter, door een paginagroot artikel en interview met de zittende president van Nigeria, Obasanjo, die klip en klaar zegt dat de toekomst van Nigeria ligt in de connectie met China. Goedkope leningen, infrastructuur, prima. De Europese Unie buiten spel. Raad en Commissie, wat is daarop het antwoord van de Europese Unie? Beschikt u over een materiële en een immateriële strategie voor Nigeria, ja, voor het hele Afrikaanse continent, gegeven deze uitspraken en deze positie?

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer, namens de ITS-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, natuurlijk kan niet alles optimaal en vlekkeloos verlopen in een land dat voor het eerst na een burgeroorlog en militaire dictaturen een poging doet de macht vreedzaam over te dragen.

Maar we zijn het er allen over eens dat de gehouden verkiezingen een farce waren. Waar blijft de democratie, als een partij zichzelf al als overwinnaar bejubelt voordat de stemmen zijn geteld? Waar blijft de keuzevrijheid van de kiezer als er bedreigingen worden geuit bij het tellen van de stembiljetten, als stembriefjes meerdere malen zijn ingevuld en als er in landelijke streken hoegenaamd geen verkiezingen hebben plaatsgevonden? Wat is de boodschap als verkiezingsmateriaal te laat of helemaal niet arriveert? Hoe moet het Nigeriaanse volk zich dan serieus genomen voelen?

Het was de bedoeling van het verkiezingsproces om de regio te stabiliseren en de mensen een begaanbare weg te wijzen naar de toekomst. Die hoop is echter een illusie gebleken. Wat rest, is een gedesillusioneerde bevolking die de verkiezingen, in het gunstigste geval, heeft ervaren als een symbolische daad. Aanvechting van het verkiezingsproces, waarmee de oppositie heeft gedreigd, zal echter vermoedelijk ook niet veel uithalen, want de winnende partij zal niet gauw instemmen met nieuwe verkiezingen. Dus rest ons te bedenken hoe de Europese Unie bij de machtsoverdracht op 29 mei druk kan en mag uitoefenen, want de Europese Unie geeft zelf ook lang niet altijd het goede voorbeeld. Per slot van rekening worden ook in de EU referenda overgedaan totdat het gewenste resultaat wordt geboekt, iets wat democratisch-politiek gezien hoogst twijfelachtig is.

 
  
MPphoto
 
 

  Edward McMillan-Scott (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, dit was mijn eerste bezoek aan Nigeria en mijn eerste verkiezingen in Afrika, en ik was teleurgesteld: ik had vrije en eerlijke verkiezingen verwacht, en dat was bepaald niet het geval. Ik zal het Huis niet vervelen met mijn conclusies, omdat ze dezelfde zijn als die van de leider van de delegatie van de Commissie en van de leider van de delegatie waar ik toe behoorde, en ze zijn te zien op YouTube, in een kort videoverslag dat ik heb gemaakt met de titel “Nigeria’s frauduleuze verkiezingen”.

Ik wil alleen iets zeggen over enkele lessen die de Europese Unie kan trekken uit deze verkiezingen in het grootste land van Afrika. Ik heb de indruk dat de invloed van China, waar de heer Belder op heeft gewezen, wellicht nog iets verder gaat dan wij kunnen zien. We weten dat China overal ter wereld is betrokken bij het verzet tegen de democratie: in een smerig duet met Rusland, in heel Afrika, in Wit-Rusland, Venezuela, Zimbabwe en Egypte. Er is een proces aan de gang waar de Europese Unie op moet reageren, en ik denk dat de commissaris vastbesloten is om het instrument waar zij en ik zeer veel waarde aan hechten - het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten - maximaal te gebruiken.

Ik wil enkele specifieke punten aanroeren. Ik was een van de drie leden van het Europees Parlement in deze delegatie, en dat was niet genoeg. Ik denk dat we als Parlement moeten overwegen om voormalige leden van het Europees Parlement in te zetten in deze delegaties. We gaan bijvoorbeeld in augustus een delegatie naar Sierra Leone sturen; het zou me niet verbazen als zich daar erg weinig liefhebbers voor aanmelden.

In de tweede plaats, met betrekking tot de onafhankelijkheid van het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten, hebben we gehoord dat de EU-missie in Nigeria samenwerkt met de regering bij het goedkeuren van projecten. Dat mag niet gebeuren: het is de bedoeling dat dit instrument onafhankelijk blijft en het gastland er geen controle over uitoefent.

Dan is er de vraag van de follow-up van deze verkiezingen. Ik weet dat het eindverslag nog niet gepubliceerd is, maar ik denk dat de Europese Unie een verplichting heeft om de democratie in die landen te bevorderen en na deze slechte verkiezingen een vervolg aan haar missie moet geven.

Tot slot is het gebruik van de Verenigde Naties als agent voor het organiseren van deze zeer effectieve missies een dure grap en dit moet worden heroverwogen.

 
  
MPphoto
 
 

  Libor Rouček (PSE).(CS) Vorige maand was ik in Nigeria als waarnemer van het Europees Parlement bij de verkiezingen en ik heb daar vele interessante, vaak tegenstrijdige en soms schokkende zaken gezien. Enerzijds zijn er de Nigeriaanse kiezers die onder vaak erbarmelijke omstandigheden lange kilometers afleggen op weg naar de stembus. Anderzijds zijn er de Nigeriaanse verkiezingsofficials die alles in het werk stellen om deze mensen weg te houden van de stembus. Enerzijds zijn er de kiezers die geestdriftig hun stem uitbrengen in de hoop op een beter, rechtvaardiger en fatsoenlijker leven. Anderzijds zijn er de verkiezingsofficials die knoeien met de uitgebrachte stemmen om zo politieke en economische veranderingen te voorkomen.

Dames en heren, ik denk dat er geen twijfel over bestaat aan welke kant het Europees Parlement en de Unie staan. Wij kiezen partij voor rechtvaardigheid, democratie en vrije en eerlijke verkiezingen. Wij staan aan de kant van de miljoenen Nigerianen die geloven in democratische verkiezingen in de hoop dat een democratisch bestel de sleutel vormt voor een oplossing van de politieke, economische en sociale problemen. Nigeria had vorige maand een historische kans om zichzelf, Afrika en de rest van de wereld te bewijzen dat het land is opgewassen tegen deze taak, dat het in staat is een democratische en vreedzame overgang te bewerkstelligen van de ene regering naar de andere. Deze historische kans heeft Nigeria helaas laten liggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Fiona Hall (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de heer Van den Berg complimenteren met zijn uitmuntende werk als hoofdwaarnemer in Nigeria onder deze uiterst moeilijke omstandigheden. Ik denk dat de reputatie van de waarnemingsmissies van de EU algemeen is versterkt door het feit dat de waarnemingsmissie naar Nigeria gezegd heeft waar het op staat en de duidelijke boodschap heeft afgegeven dat de verkiezingen niet volgens de regels zijn verlopen.

De grote waarde van de EU-waarnemingsmissies bij verkiezingen is dat deze onafhankelijk en volkomen neutraal zijn. Ze houden gepaste afstand tot het buitenlands beleid van de EU. Het enige waar ik in de motie voor een resolutie ongelukkig mee ben is dat in overweging V en paragraaf 15 een verwarring in de tekst is geslopen. Er wordt een verband gelegd tussen waarnemingsmissies bij verkiezingen en buitenlands beleid, terwijl deze twee zaken uit elkaar moeten worden gehouden.

Ik hoop dat er een manier kan worden gevonden om het probleem met een normaal amendement op te lossen, maar anders ben ik bang dat de ALDE-Fractie zowel tegen overweging V als tegen paragraaf 15 zal moeten stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Urszula Krupa (IND/DEM). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, hoewel Nigeria beschikt over veel natuurlijke rijkdommen is het een corrupt en onderontwikkeld land, waar de opbrengsten uit deze rijkdommen, vooral uit de olievoorraden, niet worden besteed aan de economische ontwikkeling en het verhogen van de levensstandaard. Momenteel veroorzaken invloedrijke groeperingen, die belang hebben bij de chaos in Nigeria, strijd tussen moslims en christenen, dit ondanks het feit dat staat en religie gescheiden zijn en de grondwet de burgers alle rechten moet garanderen.

De discussies in het Europees Parlement lijken mij echter wat prematuur, aangezien de kiescommissies nog geen uitspraak hebben gedaan. Toch zou het bij dit aangrijpende debat en alle beschuldigingen over verkiezingsfraude en gebrek aan democratie passend zijn de woorden van paus Johannes Paulus II te memoreren. Volgens deze grootste morele autoriteit van de 20e en 21e eeuw ontleent de staat zijn bestaansgrond aan een soevereine bevolking. Een voorwaarde voor vrede en internationale samenwerking is een staat die zijn bevolking het recht van bestaan, vrijheid en cultuur garandeert.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Sonik (PPE-DE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, bij de verkiezingen in Nigeria zijn meer dan tweehonderd mensen om het leven gekomen. Het verloop van deze verkiezingen leek in de verste verte niet op een democratische procedure. Max van den Berg, hoofd van de Europese verkiezingswaarnemers, heeft benadrukt dat de verkiezingen de hoop en de verwachtingen van de Nigerianen gefrustreerd hebben en niet als geloofwaardig beschouwd kunnen worden.

Nigeria wordt verscheurd door maatschappelijke conflicten met een religieuze en etnische lading, vooral tussen islamitische en christelijke bevolkingsgroepen. Tegelijk is het een land met enorme olievoorraden en andere natuurlijke rijkdommen, en dat zich qua inwonertal op de negende plaats van de wereld bevindt. Politieke moorden, marteling en een leger dat er niet voor terugdeinst snelrecht toe te passen, zijn er aan de orde van de dag. Vrijheid van meningsuiting en vergadering worden beperkt. De vervolging van de christelijke minderheid baart ook steeds meer zorgen.

De Europese Unie was sinds haar oprichting gebaseerd op respect voor de mensenrechten, fundamentele en burgervrijheden. De Europese Gemeenschap - en later de Europese Unie - heeft in het verleden vele malen haar stem verheven op momenten dat vrijheid en democratie in gevaar waren. De gebeurtenissen in Oekraïne en Georgië tonen eveneens aan dat er alleen resultaten geboekt kunnen worden wanneer mensen vastberaden handelen. In Oekraïne kwam het immers tot een herziening van de vervalste tweede verkiezingsronde. Dat gebeurde niet alleen dankzij de onbuigzame houding van de Oekraïners, maar ook dankzij het duidelijke signaal dat uitging van de Europese Unie.

Ik vind de late reactie van de Europese Unie op de gebeurtenissen in Nigeria eveneens verontrustend. Wanneer fundamentele normen met voeten worden getreden, is een prompte reactie op zijn plaats. Er is precies een maand verstreken sinds de verkiezingen en de rellen in Nigeria. Daarom moet alle Europese steun aan Nigeriaanse overheidsinstellingen per direct worden stopgezet, evenals de steun aan de democratie en de mensenrechten, als het gevaar bestaat dat dit geld in de zakken van corrupte regeringsstructuren terecht komt.

 
  
MPphoto
 
 

  Pierre Schapira (PSE).(FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de democratie heeft in Nigeria terrein moeten inleveren. De verkiezingen van zaterdag 21 april zijn niet vrij en eerlijk verlopen – er is fraude en geweld gepleegd, waarbij doden zijn gevallen. Zoals u zelf heeft gezegd hebben alle internationale waarnemers dat bevestigd.

Deze verkiezingen moesten een test zijn. Voor het eerst sinds de in 1960 verleende onafhankelijkheid zou een democratisch gekozen president het presidentschap van een voorganger overnemen. Maar het blijkt een gemiste kans te zijn. Dat is slecht nieuws voor Nigeria, vooral omdat dit land – hoe rijk ook – stabiliteit behoeft als het aan de armoede wenst te ontsnappen.

Het geweld is sinds de verkiezingen toegenomen. Op de internationale gemeenschap rust de plicht te interveniëren.

Ik wijs u er verder op dat het Europees Parlement de Sakharov-prijs vorig jaar heeft toegekend aan mevrouw Hauwa Ibrahim, de Nigeriaanse advocate die zo moedig de verdediging heeft gevoerd voor twee vrouwen die wegens overspel tot dood door steniging waren veroordeeld. De sharia heeft in Nigeria immers nog steeds kracht van wet.

Een coalitie van oppositiepartijen, het maatschappelijk middenveld en de vakbondsorganisaties, waaronder de bond van Nigeriaanse advocaten, zal op 28 en 29 mei een twee dagen durende protestactie organiseren tegen de wijze waarop de verkiezingen zijn verlopen.

Het Europees Parlement moet deze democratische beweging steunen. Op die wijze komen we op voor de Nigerianen en Nigeria, een groot en belangrijk land in Afrika.

 
  
MPphoto
 
 

  Toomas Savi (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, de waarnemingmissie in Nigeria was de eerste waaraan ik heb deelgenomen. In verband hiermee heb ik een overweging die ik graag met u wil delen.

De Europese Unie was een van de grootste donoren bij de verkiezingen in Nigeria. Daarom hebben we een zekere verantwoordelijkheid bij het waarborgen dat de steun op een doelmatige wijze wordt besteed aan het doel waarvoor hij wordt gegeven. De totale last van de organisatie van de verkiezingen lag op de schouders van de Onafhankelijke Nationale Kiescommissie. In Nigeria was de Onafhankelijke Nationale Kiescommissie niet opgewassen tegen de organisatorische en logistieke uitdagingen waarmee ze te maken kreeg bij het organiseren van echte democratische verkiezingen. De tekortkomingen beslaan dan ook het grootste deel van de resolutie. Het lijkt mij dat u een deel van de verantwoordelijkheid van de Onafhankelijke Nationale Kiescommissie op u moet nemen door bijvoorbeeld de ongeveer vijfhonderdduizend vrijwilligers die aan de organisatie van de verkiezingen hebben deelgenomen op te leiden, zodat er de volgende keer meer geloofwaardige onafhankelijke en democratische verkiezingen kunnen worden gehouden in Nigeria.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE).(PT) Los van de verkiezingsuitslag – er is overigens reden te over om de geldigheid van die uitslag in twijfel te trekken –, was het meest verontrustende element van de Nigeriaanse verkiezingen het kiesproces zelf. Het oordeel van de andere internationale waarnemers is duidelijk: gebrek aan organisatie en fraude.

Het verslag van onze collega’s die ter plekke aanwezig waren, is in dit verband bijzonder veelzeggend.

Wij mogen derhalve concluderen dat de verkiezingen gebruikt zijn om een legitimiteit te waarborgen die niet erkend wordt door de internationale waarnemers en die voor democratische landen onaanvaardbaar is. Het resultaat is veeleer een afspiegeling van de intimidatie, de fraude en het geweld dan van de wil van het volk. Helaas is dit geen alleenstaand geval op het Afrikaanse continent, integendeel zelfs.

Ondanks de vorderingen van de laatste decennia houdt het hardnekkigste geweld voor een groot deel aan en zijn sommige van de meest corrupte regimes nog steeds aan de macht. Niets in de geografie van Afrika of de genetische structuur van de Afrikaanse bevolking weerhoudt de Afrikanen ervan in een democratie te leven, maar het is van wezenlijk belang dat de internationale gemeenschap resoluut bijdraagt aan de democratisering van de Afrikaanse landen.

Niet alleen om alle gebruikelijke redenen, maar ook omdat China inmiddels tot een wereldspeler is uitgegroeid en niet echt aandringt op democratisering in ruil voor samenwerking. In afwachting van de Top tussen de Europese Unie en Afrika die tijdens de tweede helft van dit jaar zal plaatsvinden, moet de Europese Unie een werkelijk actieve rol spelen die verder reikt dan alleen maar mooie woorden. Niet alle wereldspelers handelen volgens hetzelfde stramien, maar wij moeten samen met onze partners eenzelfde doelstelling nastreven. Ten eerste omdat wij trouw moeten blijven aan onze waarden en principes en ten tweede omdat hier ook belangen mee gemoeid zijn. Immers, in een vrije en stabiele democratie is het mogelijk om een internationale handel op gang te brengen die voorspelbaar is en alle betrokken partijen voordeel verschaft, met uitzondering van degenen die zich alleen maar willen verrijken in de troebele wateren van de corruptie en de dictatuur.

Daarom moeten wij hoge eisen stellen aan de aanstaande Top, die tijdens het Portugese voorzitterschap zal plaatsvinden. Wij willen meer dan intentieverklaringen of erkenning van misstappen uit het verleden; wij willen politieke waarheid en ware politiek.

De EU moet de belangrijkste internationale steunverlener blijven en zij moet actief bijdragen aan het bevorderen van de samenwerking. Anderzijds moet zij ervoor zorgen dat de betrokken landen hervormingen op gang brengen en democratisering en vrijheid in de hand werken. Anders zal de Europese Unie hen vis geven in plaats van hen te helpen vissen.

 
  
MPphoto
 
 

  Karin Scheele (PSE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, de verkiezingsmarathon in Nigeria, die met spanning tegemoet werd gezien, is voorbij. Er zijn een nieuwe president, nieuwe deelstaatparlementen en een nieuw federaal parlement gekozen. Al voor de verkiezingen stond de uitslag vast. Er was gerekend op een overweldigende overwinning van de regeringspartij, maar geen van de verkiezingswaarnemers had voorzien dat er in zulke mate verkiezingsfraude zou worden gepleegd, uitslagen zouden worden vervalst en dat het tot een dergelijke logistieke chaos en wijdverbreide gewelddadigheden zou komen in verband met deze verkiezingen. Zowel de waarnemingscommissie van de Europese Unie als – en dat is nieuw – de officiële waarnemingscommissie van de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten hebben de ernstige tekortkomingen van deze verkiezingen genadeloos aan de kaak gesteld. Deze zijn opgenomen in een lange lijst, die in dit debat al aan de orde is gekomen. Evenals mijn medeafgevaardigden wil ik de Nigeriaanse autoriteiten oproepen de onregelmatigheden bij de verkiezingen grondig en op transparante wijze te onderzoeken.

Ik zou graag nog van de Commissie horen welke mogelijkheden wij hebben in het kader van het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten om de nodige stappen te ondernemen, zowel in onze dialoog met Nigeria als in onze samenwerking met dat land. Zoals wij weten zijn het niet alleen Chinese bedrijven die de mensenrechten en sociale ongelijkheid negeren. Ook westerse ondernemingen hebben deze altijd genegeerd in hun zoektocht naar olie.

 
  
MPphoto
 
 

  András Gyürk (PPE-DE). (HU) Als vicevoorzitter van de delegatie van het Amerikaanse Internationale Republikeinse Instituut heb ik zelf ook als waarnemer deel mogen nemen aan de onlangs in Nigeria gehouden verkiezingen. Op grond van mijn ervaringen moet ik in elk geval zeggen dat de succesvolle coördinatie van het werk van de verscheidene internationale delegaties die waarnemingen hebben verricht, een voorbeeldfunctie kan innemen.

Wat betreft de verkiezingen zelf kan ik de bevindingen van mijn collega’s bevestigen dat de verkiezingen in Nigeria noch als betrouwbaar noch als vrij kunnen worden bestempeld. Ze voldeden niet aan de internationale standaarden, noch aan de plaatselijke normen die door de regering van Abuja waren opgelegd. We hebben ernstige hiaten kunnen constateren in verband met het registratiesysteem van de kiezers en de voorlichting van de bevolking. In verscheidene gevallen gingen stemlokalen te laat open en ontbraken de stembiljetten. De onduidelijke procedure omtrent het tellen van de stemmen riekt zelfs naar fraude. Het is veelzeggend dat de resultaten van bepaalde stemdistricten niet openbaar zijn gemaakt.

Afgezien daarvan werden de verkiezingen overschaduwd door geweld. Zoals we al eerder hebben vernomen, zijn er ongeveer tweehonderd doden gevallen in de schermutselingen in verband met de stembusgang. De massale ongeregeldheden zijn nog schrijnender als je bedenkt dat de vorige Nigeriaanse verkiezingen er veel geordender aan toegingen. Ditmaal hebben we echter helaas kunnen vaststellen dat de geëngageerdheid van de kiezers ten opzichte van de democratie - en dit is een zeer belangrijk punt - niet gepaard ging met voornemens van de regeringsorganen om de verkiezingen binnen wettelijke kaders te laten verlopen.

Wij hebben met eigen ogen gezien dat de Nigeriaanse burgers gecommitteerd zijn aan democratische waarden. Temidden van de chaotische omstandigheden wachtten ze rustig af tot ze hun democratisch recht konden uitoefenen. Het is ook in het belang van Europa dat Nigeria via de consolidatie van de democratie als voorbeeldstaat kan gelden op het Afrikaanse continent. Juist daarom is het essentieel dat de Europese Unie als waarnemer ook in de toekomst een actieve rol in dit proces kan spelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ryszard Czarnecki (UEN). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, mijn excuses voor de verschuiving van mijn interventie, maar we hadden een zeer belangrijke stemming in het kader van de verkiezing van de voorzitter van EUROLAT.

Nigeria heeft de kans die de verkiezingen boden, voorbij laten gaan. Onze waarnemers waren unaniem in hun oordeel dat de verkiezingen niet vrij en evenmin rechtvaardig zijn verlopen. Er was sprake van corruptie en een zeer slechte organisatie. De Nigeriaanse regering is daarvoor volledig verantwoordelijk. Deze verkiezingen gingen gepaard met terreur, er zijn vijftig mensen om het leven gekomen, waarvan de helft in de Nigerdelta. Soms was het niet meer dan een karikatuur: een aantal stembureaus was helemaal niet open, en bij andere is allerlei tuig ervandoor gegaan met de stembussen.

Juist bij verkiezingen in dit grootste Afrikaanse land moet Europa bijzonder alert zijn, aangezien Nigeria voor veel andere Afrikaanse staten een zeer belangrijk politiek en economisch referentiepunt is. Verkiezingen in een land van 110 miljoen inwoners, waarvan 64 miljoen actief stemrecht heeft, moeten in het brandpunt van de belangstelling van de internationale politieke opinie staan.

Voor de verkiezingen al hebben werden we getrakteerd op een reeks gebeurtenissen en tendensen die weliswaar geen verband houden met het verkiezingsproces, maar toch aanleiding tot zorg geven. Om een voorbeeld te noemen: in islamitische regio’s worden meisjes die naar christelijke scholen gaan, gedwongen een hoofddoek te dragen. Dat is een flagrante schending van het recht en van religieuze tolerantie. Toch raken deze praktijken steeds wijder verbreid. Dit soort discriminatie zal alleen maar vaker voorkomen in Nigeria nu de moslims de meeste macht in handen hebben gekregen. Wij als Europees Parlement mogen er nu niet het zwijgen toe doen, zeker niet nu er inbreuk wordt gepleegd op het geweten van kinderen. Morgen tijdens de stemming zal het mogelijk zijn stelling te nemen.

Hoe nu verder, na de verkiezingen? We mogen niet alleen maar klagen – hoewel er veel reden toe is, mogen we ons daar niet toe beperken. We moeten helder voor ogen hebben hoe we Nigeria kunnen dwingen de democratische spelregels in acht te nemen. Hoe je het ook wendt of keert, het gaat hier om een land dat een sleutelrol speelt in een continent dat aan het onze grenst. Ik zal de dingen maar even bij de naam noemen. We moeten de Nigeriaanse autoriteiten dwingen democratie en vrije verkiezingen te respecteren, anders draaien we de geldkraan dicht. Onze hulp mag niet terecht komen bij federale en nationale instanties, maar kan, en moet, worden toegewezen aan niet-gouvernementele en maatschappelijke organisaties. Lokale machthebbers vormen eigenlijk een staat in een staat. We moeten daarom ook druk uitoefenen op de Nigeriaanse regering om de strijd tegen corruptie, het gebruik van geweld en het idee van straffeloosheid onder deze machthebbers op te voeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Gloser, fungerend voorzitter van de Raad. (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissaris, ik wil u, geachte afgevaardigden, hartelijk danken voor de getoonde belangstelling en eveneens voor uw steun. Mijn bijzondere dank gaat uit naar degenen die de verkiezingswaarneming ter plekke op zich hebben genomen, waardoor zij indrukwekkende en waarheidsgetrouwe beschrijvingen kunnen geven van wat er daar is voorgevallen.

De heer Kaczmarek zei dat er sprake was van een gemiste kans. Daar wil ik aan toevoegen dat het niet zo was dat de overweldigende meerderheid van de Nigerianen een kans heeft gemist, maar dat dit geldt voor de mensen die niet hebben toegestaan dat er vrije, onafhankelijke en geheime verkiezingen konden worden gehouden, die een belangrijke impact hadden kunnen hebben.

Vanuit verschillende hoeken werd gevraagd wat wij hieraan kunnen doen. De heer Van den Berg zei in zijn rede dat wij onze inzet voor Nigeria en in het bijzonder voor zijn civiele maatschappij niet mogen verminderen. Het is van het grootste belang dat wij onze inspanningen nu niet verminderen, maar dat wij ophelderen hoe de inspanningen die wij in de Europese Unie verrichten rechtstreeks ten goede kunnen komen aan de belanghebbenden, niet in de laatste plaats aan het maatschappelijk middenveld.

De G8-Top in Heiligendamm, waar onder anderen ook de president van Nigeria wordt verwacht, zal een gelegenheid zijn om nogmaals duidelijk te maken wat wij Europeanen vinden van de manier waarop de verkiezingen zijn gehouden en gemanipuleerd.

Deze eerste indruk van hetgeen er in Nigeria is gebeurd, mag echter geen negatieve invloed hebben op ons algemene beeld van Afrika. Enkelen van u vermeldden al dat er ook positieve voorbeelden zijn te vinden op het Afrikaanse continent. Mauretanië mag dan geen groot land zijn, maar we hebben onlangs gezien hoe een overgang óók kan worden georganiseerd. Van dit voorbeeld hebben wij ook geleerd hoe het proces moet worden ondersteund om zoiets te verwezenlijken.

Met het oog op de Afrika-Top tussen de EU en de Afrikaanse Unie in november dient nog iets anders duidelijk te worden gemaakt, namelijk aan welke waarden en welke inspanningen de Europese Unie zich verplicht in haar omgang met haar Afrikaanse partners. Tevens moeten wij duidelijk maken waar wij staan in onze dialoog met China, want het is onaanvaardbaar dat China’s belangstelling in Afrika zeer strikt beperkt blijft tot het economische aspect, terwijl de Europese Unie veel werk moet verzetten op andere terreinen, zoals verantwoordelijk bestuur en de opbouw van het maatschappelijk middenveld.

Toen ik enkele weken geleden een EU/ECOWAS-bijeenkomst bijwoonde was ik onder indruk van het feit dat de deelnemende landen erop wezen dat dit een stap terug betekent voor veel kleine plantjes die in die landen zijn opgekomen en waarvan zij hoopten dat ze nog verder zouden groeien. In veel Afrikaanse landen is er sprake van economische groei en goed bestuur. Het doet mij deugd dat op dit moment veel publieke media in de aanloop naar de Afrika-Top een blik op Afrika werpen en dit vaststellen. Daarom was het ook van belang dat de Europese Unie en enkele lidstaten kleur hebben bekend hebben ten aanzien van de verkiezingen in Congo, want er is naast Congo nog een aantal landen die een goede ontwikkeling doormaken. Daarom nogmaals mijn hartelijke dank daarvoor. Ik hoop dat wij samen met de Commissie en met uw steun manieren zullen vinden om te verwerken wat er in Nigeria is gebeurd. Ik hoop dat er veranderingen zullen komen en dat wij steun zullen kunnen blijven geven aan degenen in Nigeria die willen dat hun land verandert in een democratie.

 
  
MPphoto
 
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, we zijn het er allemaal over eens dat deze verkiezingen helaas teleurstellend zijn verlopen, maar ik hoop dat de democratie in de toekomst werkelijk voet aan de grond zal krijgen in Nigeria en geen schijnvertoning blijft. We hebben veel werk te verzetten. Ik ben het ermee eens dat het niet mogelijk of aan te raden is om te doen alsof er niets aan de hand is, en dat zullen we dan ook zeker niet doen.

Zoals al is gezegd door - denk ik - een meerderheid hier, moeten we de leden van het maatschappelijk middenveld in Nigeria die de situatie en het verkiezingsproces willen veranderen, bij ons werk betrekken. Dit moet onderdeel zijn van de dialoog waar we een vervolg aan moeten geven, waarbij we ons vooral moeten baseren op de aanbevelingen van de waarnemingsmissie.

Anderzijds is er ook politieke betrokkenheid bij en dialoog met de regering nodig. Zo’n dialoog moet een zekere regelmaat kennen; hij moet worden gestructureerd; hij moet worden houden op het niveau van de trojka, of op lokaal of nog hoger niveau, en hij moet worden uitgebreid naar nationale en regionale organisaties, zoals is gebeurd met de EU en de ECOWAS - zoals zojuist is gememoreerd - alsook naar vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld.

Wat betreft de Kiescommissie waren er volgens de waarnemers onregelmatigheden en fraude, maar heeft de Onafhankelijke Nationale Kiescommissie verzuimd om onafhankelijk op te treden, waartoe zij wel verplicht is. Het is daarom duidelijk dat de Onafhankelijke Nationale Kiescommissie, beschadigd als ze is door de ernstige twijfels over haar onpartijdigheid, geen begunstigde kan blijven van het Europees Ontwikkelingsfonds. Daarom moeten eerst de problemen met betrekking tot de onafhankelijkheid, het mandaat, de structuur en het leiderschap van de Onafhankelijke Nationale Kiescommissie worden aangepakt voordat er een besluit kan worden genomen over het voortzetten van onze hulp.

Wat betreft de Nigerdelta, die enkelen van u al hebben genoemd, is het rapport van Human Rights Watch over Rivers State, getiteld “Chop Fine”, emblematisch voor de wijdverbreide situatie in de Nigerdelta, waarvoor omvangrijke financiële middelen beschikbaar worden gesteld, maar slechts een klein gedeelte daarvan bij de mensen terechtkomt en zelfs nog minder bij de gemeenschappen in afgelegen gebieden van de delta. De mensen daar zijn beroofd van hun stem en hun land, en ze krijgen daarvoor niets terug van de regering.

De dreigingen en uitdagingen die zich op dit gebied voordoen worden niet aangepakt en zullen vroeg of laat ernstige repercussies krijgen op nationaal en regionaal niveau. De ambassadeurs van de EU-lidstaten hebben tweemaal duidelijke en eenvoudige aanbevelingen overgelegd. Voordat de financiële steun aan de Nigerdelta wordt verhoogd, moet er totale transparantie zijn en een dialoog tussen alle belanghebbenden op gang zijn gekomen.

De artikelen 8 en 9 van de Partnerschapsovereenkomst van Cotonou zijn ook genoemd. Deze artikelen bevatten alle ingrediënten die nodig zijn om een zo doelmatig mogelijke dialoog met niet alleen de regering, maar ook met het maatschappelijk middenveld en de Afrikaanse regionale organisaties te waarborgen, zoals is gezegd. Ik beschouw het van het allergrootste belang dat er tegen Nigeria meer samenhangende, meer regelmatige en meer systematische actie wordt ondernomen door de EU als groep, als de enig mogelijke manier om de problemen aan te pakken die deze verkiezingen aan het licht hebben gebracht. Dit zou een zeer sterke drijvende kracht achter ons beleid moeten zijn.

Aan de andere kant moeten we oppassen dat we Nigeria niet in de armen van religieuze extremisten drijven, met inbegrip van moslimextremisten.

China is genoemd. Toen ik in januari in China was, heb ik duidelijk gemaakt dat we een dialoog over Afrika willen voeren met China. Dat is geen gemakkelijke zaak, maar het is uitermate belangrijk en daarom is het belangrijk dat Nigeria is uitgenodigd op de G8-Top, zodat deze boodschappen rechtstreeks aan Nigeria kunnen worden overgebracht, omdat we Nigeria moeten vertellen dat we willen dat onze waarden en belangen worden gerespecteerd en het niet alleen een puur economische aangelegenheid kan zijn.

Ik zal slechts herhalen dat het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten een kans biedt om samen te werken met het maatschappelijk middenveld. Er is geen goedkeuring van de regering voor nodig, maar we kunnen wel normaal contact hebben met de regering.

Tot slot is het ook belangrijk om te kijken wat onze financiële steun hier betekent. Die beslaat een schamele 0,2 procent van de olie-inkomsten en de totale internationale hulp aan Nigeria. De gevolgen van het opschorten van de steun zijn daarom uit financieel oogpunt verwaarloosbaar en mogelijk contraproductief, omdat het de politieke dialoog met de regering verder zou schaden. Maar over het geheel genomen is 25 procent van de financiering bedoeld voor het bevorderen van goed bestuur. Daarom moeten we vooral dit deel gebruiken bij ons werk met het maatschappelijk middenveld, en ik denk dat we het daar allemaal over eens zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Tot besluit van het debat is een ontwerpresolutie ingediend(1), ondertekend door zeven fracties, overeenkomstig artikel 103, lid 2, van het Reglement.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt donderdag om 12.00 uur plaats.

 
  

(1) Zie notulen.


11. Overeenkomst inzake internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES) (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het debat over

– mondelinge vraag (O-0018/2007) van Miroslav Ouzký, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, aan de Raad: Centrale doelstellingen op de Conferentie van de partijen bij de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES) van 3 tot 15 juni 2007 in Den Haag (B6-0020/2007), en

– mondelinge vraag (O-0019/2007) van Miroslav Ouzký, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, aan de Commissie: Centrale doelstellingen op de Conferentie van de partijen bij de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES) van 3 tot 15 juni 2007 in Den Haag (B6-0121/2007).

 
  
MPphoto
 
 

  Marie Anne Isler Béguin (Verts/ALE), plaatsvervangend rapporteur.(FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de minister, mevrouw de commissaris, de verslagen volgen op elkaar maar gaan niet over precies hetzelfde onderwerp. We beginnen met biodiversiteit.

Mijnheer de minister, deze week heeft het Europees Parlement laten zien dat het bereid is zich in te zetten voor de biodiversiteit. Maandag hebben we het verslag van onze collega Amadou en het verslag over LIFE+ besproken. Vandaag bekijken we twee mondelinge vragen die vooruitlopen op de volgende vergadering van de Conferentie van partijen bij de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten, ofwel CITES. De Commissie milieu, volksgezondheid en voedselveiligheid – onze voorzitter laat zich excuseren – heeft enige reserves bij de werkwijze die de lidstaten bij de onderhandelingen volgen. Verder vragen we de Raad welke belangrijke doelstellingen de Unie zal verdedigen bij de volgende bijeenkomst van de Conferentie van partijen bij de CITES-Overeenkomst. Zoals u al heeft aangegeven, mevrouw de Voorzitter, zal deze bijeenkomst op 14 en 15 juni in Den Haag plaatsvinden.

CITES is één van de oudste multilaterale instrumenten voor milieubescherming. Deze overeenkomst is in 1973 in Washington ondertekend door landen die graag verder wilden gaan dan de nationale regelgevingskaders voorschreven. Het doel bestond erin wilde planten en dieren tegen overexploitatie te beschermen. Als je CITES vergelijkt met andere multilaterale overeenkomsten, dan zie je dat CITES zich heel goed heeft weten aan te passen, en daarin schuilt de kracht van deze Overeenkomst. Ze heeft rechtstreekse gevolgen voor de handel omdat ze het aanbod beperkingen oplegt. In de praktijk komt het erop neer dat CITES ongeveer 500 000 transacties – en dat is een enorm aantal, 500 000 transacties – beperkingen oplegt en zo overexploitatie van de biodiversiteit tegengaat. Verschillende institutionele partners – waaronder onze eigen 27 lidstaten – , wetenschappers en ngo’s hebben zich bij CITES aangesloten en het zo onmogelijk gemaakt dat ernstig bedreigde diersoorten worden gevangen en verhandeld. De Siberische tijger, de blauwe vinvis en de Afrikaanse olifant zijn op die wijze voor uitsterven behoed.

CITES ziet zich tegenover een groot aantal uitdagingen geplaatst. Een aantal daarvan zijn van structurele aard. CITES ondervindt namelijk ernstige moeilijkheden bij het vergaren van de financiële middelen die ze nodig heeft voor de verwezenlijking van haar ambities. Ze dient een antwoord te formuleren op het gegeven dat bepaalde wilde soorten – waarvan sommige niet beschermd – blootgesteld worden aan overconsumptie. CITES dient daarnaast rekening te houden met nieuwe gegevens, waaronder natuurlijk ook klimaatverandering. Ze moet bovendien werken met instrumenten die niet altijd doeltreffend zijn, zoals bijvoorbeeld het actieplan voor wetshandhaving, bestuur en handel in de bosbouw, ofwel FLEGT, een actieplan dat iedereen in dit Parlement kent. Daar komt bij dat een aantal besluiten negatieve gevolgen hebben voor bepaalde soorten, en die besluiten moeten worden herzien. Om een voorbeeld te geven: de tijdens de twaalfde Conferentie van partijen overeengekomen vergunningen voor de verkoop van ivoor uit Botswana, Namibië en Zuid-Afrika, heeft volgens schattingen geleid tot het afslachten van bijna 20 000 olifanten.

Bij het tegengaan van de verdwijning van soorten dient de Europese Unie tijdens de conferenties van partijen bij de Overeenkomst met één stem te spreken. Ik moet er in dit verband op wijzen, mijnheer de minister, dat de Europese Unie zich bij de besluitvorming vaak van stemming onthoudt omdat de lidstaten geen overeenstemming hebben weten te bereiken. Dan gaan er 27 stemmen verloren, en dat is niet niks – het is vaak zelfs heel veel.

Daarom vragen we de Raad om rekening te houden met deze resolutie van het Parlement. Ze geeft weer wat de belangen van de Europese burgers zijn en maakt verder duidelijk wat we volgens de burgers in het kader van CITES moeten beschermen. Om te beginnen is het zo dat de resolutie bepaalde eisen aan de onderhandelaars stelt. Ze moeten het voorzorgsbeginsel met dezelfde rigueur toepassen als dat gebeurt wanneer de Europese Unie in een andere context internationale onderhandelingen over het milieu voert.

Verder is het van belang dat de Unie aandringt op transparantie bij het stemproces. Geheime stemmingen – dat gebeurt – moeten worden afgewezen, zeker als het gaat om het opnemen van soorten in de bijlagen. Waar het om gaat is dat deze ietwat verouderde procedure up-to-date wordt gebracht. Ze voldoet immers niet meer aan de eisen die burgers nu stellen. Die hebben het recht om de besluiten die namens hen worden genomen te controleren en we moeten ervoor zorgen dat ze dit recht ook kunnen uitoefenen. We weten dat ngo's de EU-lidstaten steeds weer bekritiseren omdat ze niet aangeven hoe ze gestemd hebben en omdat er met betrekking tot bepaalde soorten geheime stemmingen worden gehouden. Wij vinden dit volstrekt onaanvaardbaar en dringen daarom aan op transparantie. Deze Overeenkomst is namelijk heel bijzonder en de lidstaten hebben zoals bekend specifieke belangen als het om bepaalde onderwerpen gaat.

De onderwerpen die op de agenda van de Conferentie zijn gezet moeten aan het Europees Parlement worden voorgelegd. Dat is voor ons vanzelfsprekend. Telkens wanneer wordt aangekondigd dat er een Conferentie van partijen bij de CITES-Overeenkomst zal worden gehouden vertellen wij de Raad hetzelfde: we begrijpen niet waarom we niet eerder zijn geraadpleegd; dan hadden we geweten welke standpunten de Raad bij de Conferentie zal gaan innemen.

Ik wil de Commissie en de Raad graag vragen om onze parlementaire delegatie bij het werk van de Conferentie te betrekken, zodat we niet langer gedwongen worden in de wandelgangen rond te waren in de hoop zo enige informatie te verkrijgen – als de Raad en de Commissie tenminste zo goed zijn geweest om ons uit te nodigen. Ik dank u daarom dat u het Europees Parlement wilt betrekken bij het werk dat in de context van de Overeenkomst zal worden ondernomen.

 
  
  

VOORZITTER: DIANA WALLIS
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Gloser, fungerend voorzitter van de Raad. (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissaris, geachte afgevaardigden, ook zij die namens hun collega Miroslav Ouzký hebben gesproken, ik mag namens het voorzitterschap het volgende verklaren:

Evenals bij voorgaande bijeenkomsten van de Conferentie van de partijen bij de Overeenkomst van Washington inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten zullen de EU-lidstaten gezamenlijk het standpunt naar voren brengen zoals dat is overeengekomen door de Gemeenschap. De Raad zal dit standpunt binnenkort op basis van het laatste voorstel van de Commissie vaststellen en het Parlement uiteraard op de hoogte stellen van het vastgestelde standpunt.

Het standpunt van de Gemeenschap zal drie overkoepelende doelstellingen omvatten:

Punt één is dat de Overeenkomst zo doeltreffend mogelijk moet worden. Daartoe dient allereerst onnodige administratieve rompslomp te worden verminderd. Het gaat erom om praktisch uitvoerbare en functionerende oplossingen voor problemen bij de tenuitvoerlegging te vinden en ervoor te zorgen dat de middelen van de partijen bij de Overeenkomst gericht worden ingezet in gevallen dat er werkelijk behoefte is aan bescherming.

Er dienen meer synergetische effecten te worden bewerkstelligd tussen de Overeenkomst van Washington en andere instrumenten en processen die betrekking hebben op biologische diversiteit. In het bijzonder dienen de besluiten van de veertiende Conferentie bij te dragen aan een duidelijke vertraging van het wereldwijde verlies aan biologische diversiteit en aan het behalen van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling.

Verder wil de Europese Unie op de Conferentie zeker stellen dat de voorgenomen wijzigingen van de bijlagen van de Overeenkomst van Washington daadwerkelijk leiden tot verbetering van de bescherming van de betrokken soorten. Daarbij zal het van bijzonder belang zijn dat er effectieve controles worden uitgevoerd. Alleen zo kunnen de stroperij en de illegale handel in toom worden gehouden en kan de duurzaamheid worden gewaarborgd van de internationale handel in deze diersoorten.

Olifanten en walvissen zijn wederom de diersoorten die in het middelpunt staan op deze Conferentie. Samenvattend kan ik zeggen dat de Gemeenschap niet bereid is om haar toestemming te geven voor de hervatting van de commerciële handel in ivoor, totdat er geschikte mechanismen bestaan om te voorkomen dat het illegaal doden van olifanten toeneemt. Daarom roept zij alle staten die deel uitmaken van het verspreidingsgebied van olifanten op tot een constructieve dialoog en tot samenwerking bij het behoud en het duurzame beheer van de olifantenstand.

Daar de Internationale Walvisvaartcommissie in de eerste plaats verantwoordelijk is voor kwesties aangaande walvissen, dienen tijdens onze onderhandelingen geen nieuwe besluiten worden genomen die de huidige beschermingsstatus van walvissen in het kader van de Overeenkomst zouden wijzigen. Daaruit volgt dat een evaluatie van de walvisstand met het oog op een mogelijke verlaging van hun beschermingsstatus volgens CITES pas mag worden overwogen nadat er mechanismen zijn ingevoerd ter controle van het beheer van de walvisstand, en als die mechanismen geschikt worden geacht door de Internationale Walvisvaartcommissie.

Ter afsluiting wil ik de indiener van de vraag en de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid danken voor hun belangstelling voor dit belangrijke vraagstuk.

 
  
MPphoto
 
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, de veertiende Conferentie van de partijen bij de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES) in Den Haag is de eerste CITES-conferentie die in de Europese Unie wordt gehouden sinds de sluiting van CITES in 1973. Ik denk daarom dat deze Conferentie een heel goede kans zal bieden om te laten zien dat we zeer betrokken zijn bij de tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst en het vergroten van het bewustzijn bij de politiek en het publiek.

Ik denk dat dit de eerste keer is dat op een ministeriële bijeenkomst zal worden gesproken over essentiële kwesties met betrekking tot de toekomst van de Overeenkomst. Daarom zijn de volgende centrale strategische doelstellingen vastgesteld voor de Conferentie van de partijen, ook wel de COP 14 genoemd. De Conferentie moet de belangrijke bijdrage bekrachtigen die CITES heeft geleverd, of kan leveren, bij het bereiken van de doelstelling om de snelheid waarmee de biodiversiteit achteruitgaat tegen 2010 aanzienlijk te verlagen. De Gemeenschap heeft grote waardering voor de bijdrage die CITES levert bij het bereiken van deze doelstelling door de internationale handel in in het wild levende dieren en planten en hun producten te reguleren om de duurzaamheid ervan te waarborgen. De nieuwe strategische visie voor CITES voor de periode 2008 - 2013 zal bepalen op welke wijze CITES ervoor kan zorgen dat natuurbehoud, duurzaam gebruik en armoedebestrijding elkaar ook onderling kunnen versterken en zijn daarom van cruciaal belang als we CITES ook in de toekomst relevant willen laten zijn en een belangrijke rol willen laten vervullen.

In de ontwerpstrategie wordt er ook voor gepleit om CITES meer aandacht te laten besteden aan de internationale handel in commercieel geëxploiteerde hout- en vissoorten. Gelet op de uitputting van de natuurlijke hulpbronnen en de aanhoudende overexploitatie, is de Gemeenschap van mening dat CITES zich meer moet richten op het bevorderen van duurzame handel in die bedreigde soorten. Wij, de Gemeenschap, hebben voorstellen gedaan voor het op de CITES-lijst plaatsen van verschillende mariene en houtsoorten, dus ik denk dat dit een heel belangrijke discussie zal worden.

Tot slot zal een zeer belangrijk onderwerp van de COP 14 natuurlijk olifantenivoor worden. Er liggen nu uiteenlopende voorstellen op tafel van de staten in het olifantengebied in Afrika. Wij blijven van mening dat de commerciële handel met de staatsvoorraden ivoor niet mag worden hervat voordat de mechanismen die ervoor moeten zorgen dat de handel niet tot het op grotere schaal illegaal doden van olifanten zal leiden, allemaal naar tevredenheid zijn ingevoerd. Deze mechanismen worden momenteel ingevoerd en zullen hopelijk operationeel zijn voordat we een definitief standpunt over deze zaak zullen innemen.

 
  
MPphoto
 
 

  John Bowis, namens de PPE-DE-Fractie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, er stond gisteren goed nieuws in de kranten. Het ging over het uitbroeden van de eieren van een bepaalde zeldzame Egyptische schildpad. Maar het probleem was dat ze werden uitgebroed in Rome. Ze hadden niet in Rome mogen zijn. Ze hadden niet via Libië naar Rome gesmokkeld mogen worden samen met 275 andere zeldzame schildpadden, omdat ze in de hoogste beschermingscategorie van CITES vallen. En nog erger is dat dit in onze Europese Unie gebeurt.

We weten dat de Europese Unie een van ’s werelds grootste en meest gediversifieerde importeurs en markten voor de producten van de illegale handel met in het wild levende dier- en plantensoorten is, waar vraag bestaat naar huisdieren, modeartikelen, ornamenten en medicijnen. Daarom heeft Europa een speciale verantwoordelijkheid om hier iets aan te doen. In mijn land worden door de douane elke dag ongeveer 570 illegaal verhandelde dieren of planten in beslag genomen. Je vraagt je af hoeveel er niet wordt ontdekt.

We weten dat de illegale handel met in het wild levende dier- en plantensoorten de op één na grootste bedreiging voor soorten vormt, na de vernietiging van hun habitat. We weten dat een kwart van die handel illegaal is. We weten dat er miljarden euro’s per jaar in die handel omgaan. Alleen in de handel in drugs en wapens gaat meer geld om.

We weten natuurlijk dat we rekening moeten houden met de plaatselijke bevolking en hun tradities en behoeften, en dat staat ook in deze resolutie. We weten dat er verschillen van opvatting bestaan tussen ngo’s en tussen wetenschappers, maar deze motie voor een resolutie is, denk ik, evenwichtig.

Tot slot ben ik ingenomen met wat de minister en de commissaris over olifanten hebben gezegd, dus wilt u alstublieft de resolutie steunen waarin Kenia en Mali vragen om een moratorium van twintig jaar op elke vorm van ivoorhandel.

 
  
MPphoto
 
 

  Dorette Corbey, namens de PSE-Fractie. – Voorzitter, commissaris, Raadsvoorzitter, het is al eerder gezegd: het is de eerste keer dat de CITES-Conferentie in Europa plaatsvindt. Dat biedt een kans om de bescherming van de wilde dieren en planten meer onder de aandacht van het grote publiek te brengen.

CITES is een van de meest effectieve en concrete instrumenten om de internationale natuur te beschermen. Toch is de achteruitgang van de biodiversiteit schrikbarend. Het gaat bijvoorbeeld niet goed met een groot aantal vissoorten. Overexploitatie is hiervan een van de oorzaken. De vraag naar vis is enorm en stijgt nog steeds. Met als triest resultaat dat nu zelfs veel diepzeevissoorten ernstig bedreigd zijn en dat in veel ontwikkelingslanden de zee inmiddels ook al leeg gevist is, door Europa, of door Europese boten in ieder geval.

Voor tropische bossen geldt helaas een soortgelijk verhaal. De vraag naar tropisch hout blijft, ondanks alle campagnes, groot. Daar komt dan nog bij dat de vraag naar landbouwgrond ook stijgt vanwege de behoefte aan voedsel en vanwege de toenemende vraag naar biobrandstoffen. Dat gaat ten koste van eeuwenoude bossen.

Het initiatief van Europa om een groot aantal vissoorten op de lijst van beschermde soorten te zetten, verdient alle ondersteuning, evenals het initiatief om een aantal boomsoorten op de lijst te plaatsen. Maar we moeten ons de vraag stellen hoe het beter kan. Wereldwijd neemt de druk op de natuur toe. Stijging van de welvaart is een van de oorzaken, maar in een aantal ontwikkelingslanden is armoede juist de drijfveer.

We moeten dus een andere koers gaan varen en we moeten ons realiseren dat de bescherming van de natuur ook welvaart en banen oplevert. We moeten stappen ondernemen om te garanderen dat handel echt duurzaam is en dat illegale handel ook echt aangepakt wordt en verdwijnt.

 
  
MPphoto
 
 

  Mojca Drčar Murko, namens de ALDE-Fractie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, er zijn sterke argumenten om het voorstel voor een twintigjarig moratorium op de handel in ivoor te steunen. In tegenspraak met wat sommige staten in het olifantengebied in zuidelijk Afrika zeggen - dat ze te veel olifanten hebben - wordt de populatie in het African Elephant Status Report geschat op tussen de 10 en 20 procent van wat deze in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw was.

De belangrijkste oorzaak van de achteruitgang is de handel in ivoor. De ivoorprijzen zijn eind jaren negentig meer dan verzevenvoudigd in China en Japan. Een twintigjarig moratorium zal een duidelijk signaal uitzenden dat de internationale handel wordt verboden en zal de vraag drukken, tot lagere prijzen leiden en de stimulans om ivoor te kopen en op te slaan wegnemen.

Commissaris, zou u preciezer kunnen zijn met betrekking tot de mate waarin de Commissie bereid is om het pro-moratoriumstandpunt van de delegatie van West- en Centraal-Afrikaanse staten die een bezoek aan het Europees Parlement heeft gebracht, in overweging te nemen?

 
  
MPphoto
 
 

  Marie Anne Isler Béguin,namens de Verts/ALE-Fractie.(FR) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de heer Gloser en mevrouw Ferrero-Waldner graag bedanken voor hun – naar ik even bijna wilde geloven – geruststellende woorden. Ik heb echter geen antwoord gekregen met betrekking tot de transparantie van de stemprocedure. Ik geloof dat het van cruciaal belang is dat we weten hoe elke EU-lidstaat tijdens de CITES-Conferentie stemt.

Ik wil om te beginnen graag zeggen dat ik heel blij ben met het Duitse voorstel om twee haaiensoorten – de doornhaai en de makreelhaai – op te nemen in Bijlage II bij CITES. Dat voorstel wordt gesteund door een hele reeks organisaties die zich inzetten voor de bescherming van deze soorten. Wij geloven dat dit voorstel onze volledige steun behoort te krijgen, aangezien deze twee soorten – beide opgenomen in het Rode Boek voor bedreigde diersoorten van de IUCN – bijzondere aandacht behoeven.

We moeten echter verder kijken dan deze twee specifieke soorten en meer aandacht besteden aan de status van andere haaiensoorten in de wateren die grenzen aan de EU-landen aan de Middellandse Zee, om maar eens een voorbeeld te noemen. Hier gaat het dus niet alleen om de Europese Unie; ook het nabuurschapbeleid speelt hier mee.

De Middellandse Zee dient in algemene zin als een bedreigde zee te worden beschouwd. Er is hier de afgelopen decennia zonder enige terughoudend gevist, vooral met drijfnetten. Als gevolg daarvan zijn bepaalde soorten heel sterk teruggelopen.

De tonijn is daarvan een goed voorbeeld. Greenpeace heeft aan deze kwestie recentelijk veel aandacht besteed. Maar wat weten wij – bijvoorbeeld – van de haaien in de Middellandse Zee? Wat we in het algemeen van haaien weten, is dat deze vissen overal ter wereld een ernstig bedreigde soort vormen. Ze lijden onder overbevissing en de verslechtering van het zeemilieu.

Beschikt de Europese Unie nu over informatie of onderzoeken die haar in staat zouden kunnen stellen een beoordeling te geven van de situatie van de haaien in de Middellandse Zee? Dat is een belangrijke vraag. Als dat niet het geval is, kan ze dan verzekeren dat er alsnog serieus onderzoek zal worden uitgevoerd, zodat ze op de lange termijn concrete voorstellen kan doen, in de eerste plaats in de context van CITES?

Verder geloven wij dat het heel belangrijk is dat rood koraal – een koraalsoort die in de Middellandse zee overbevist wordt – in Bijlage II bij CITES wordt opgenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Johannes Blokland, namens de IND/DEM-Fractie. – Voorzitter, de CITES-Conferentie die volgende maand in Den Haag wordt gehouden, is van groot belang om maatregelen tegen internationale handel in bedreigde dier- en plantensoorten te nemen. Daarom steun ik de resolutie ook van harte.

Er is echter één kwestie waar ik de aandacht op wil vestigen, ze is vanmiddag al vaker aan de orde gekomen. Het betreft de olifanten in Botswana en Namibië. Drie kwart van de 400 000 olifanten in Afrika leeft in deze regio en dit levert risico's op voor de bevolking en voor de natuur en brengt schade toe aan de biodiversiteit. Deze landen hebben daarom eigen voorstellen gedaan om de populatie in stand te houden en de risico's te verminderen.

Helaas worden die voorstellen in de resolutie afgewezen. Aan de ene kant is het begrijpelijk dat men de handel in producten van olifanten wil stoppen, daar ben ik het dus ook mee eens, maar aan de andere kant is het wel belangrijk om de situatie in Botswana en Namibië, met zo'n enorme groei van het olifantenbestand, onder ogen te zien. We moeten hier nog eens goed over nadenken. We kunnen namelijk niet volstaan met het afwijzen van oplossingen zonder dat we alternatieven aandragen.

 
  
MPphoto
 
 

  Karin Scheele (PSE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw Isler Béguin heeft de kern van deze mondelinge vraag eigenlijk al weergegeven, die voornamelijk draait om wat de Raad beoogt te bereiken via de onderhandelingen, maar ook om de onderhandelingsmethoden en de manier waarop de delegatie van het Europees Parlement wordt betrokken bij het werk ter plekke.

Net als veel andere afgevaardigden wil ik nog even terugkomen op de handel in ivoor, die sinds 1989 op grond van de Overeenkomst is verboden, terwijl deze sinds 1997 eenmalige verkoop van voorraden ivoor toestaat. Het is begrijpelijk dat de landen waar de handel plaatsvindt daar belang bij hebben. Maar de moeilijkheid is dat het tot nog toe niet mogelijk is om legaal ivoor van illegaal ivoor te onderscheiden. Hierdoor is het risico groot dat de legale handel het stropen aanwakkert.

De toename van stroperij zet degenen die betrokken zijn bij de bescherming van wilde dieren en natuurbeschermingsautoriteiten in olifantengebieden steeds meer onder druk. Voor de doeltreffende bescherming van dikhuiden, in veel landen van belang voor de inkomsten uit het toerisme, zijn steeds meer middelen nodig, en die zijn in de meeste gevallen schaars. De enige manier om olifanten op de lange duur te beschermen is een absoluut verbod op de handel in ivoor. In Afrika worden naar schatting 20 000 olifanten per jaar gedood vanwege hun slagtanden.

Daarom steunt onze resolutie het voorstel van Kenia en Mali om een moratorium van twintig jaar in te stellen op elke vorm van ivoorhandel. Wij hopen dat de Commissie en de lidstaten zich tijdens de onderhandelingen achter deze eis scharen.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfonso Andria (ALDE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw Ferrero-Waldner, mijnheer Gloser, dames en heren, ik wil graag kort het doel van mijn amendement samenvatten, dat wordt gesteund door de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa fractie.

Ik heb verzocht om het zevende streepje van artikel 10 in het voorstel tot een resolutie voor de overeenkomst CITES te verwijderen. Het is niet wetenschappelijk gerechtvaardigd om het koraal naar Appendix II te verplaatsen, aangezien een panel van zeer gerespecteerde experts die voor de FAO werkt, heeft verklaard dat er niet aan de voorwaarden is voldaan om deze soorten van het genus corallium in Appendix II van de CITES op te nemen, en ik citeer dit letterlijk.

Koraal kan goed beschermd worden aan de hand van een roulatiesysteem van de beschermde gebieden tussen de producerende landen. Wanneer de huidige formulering wordt aangehouden, zou dat een zware klap betekenen voor de juwelensector en ambachtelijke sectoren, en ook voor de lokale economie en werkgelegenheid in verschillende EU-landen, zoals Italië, Spanje, Frankrijk, Griekenland en Malta, en landen buiten Europa zoals China en Japan.

Daarom roep ik u op om mijn amendement te steunen, dat vanuit politiek oogpunt toelaatbaar is en gebaseerd is op wetenschappelijke ideeën.

 
  
MPphoto
 
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, wat betreft de kwestie van de olifanten zijn we op dit moment sceptisch over het steunen van enig voorstel dat op tafel ligt, omdat de staten in het olifantengebied in Afrika vlak voor de Conferentie bij elkaar zullen komen. We moedigen ze aan - en ik denk dat dit de beste oplossing is - om een echte dialoog aan te gaan en op die manier een akkoord over een gezamenlijke aanpak te bereiken.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Tot besluit van het debat is één ontwerpresolutie ingediend(1), overeenkomstig artikel 108, lid 5, van het Reglement.

De stemming vindt donderdag om 12.00 uur plaats.

 
  

(1) Zie notulen.


12. Vragenuur (vragen aan de Raad)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het vragenuur (B6-0018/2007).

Wij behandelen een reeks vragen aan de Raad.

Vraag nr. 1 van Rodi Kratsa-Tsagaropoulou (H-0339/07):

Betreft: Politieke crisis in Turkije en vooruitzichten op toetreding

De laatste dagen maakt Turkije in verband met de benoeming van de president van de republiek een zware politieke crisis door die ernstige twijfel doet rijzen omtrent het functioneren van het democratisch bestel. Het Constitutionele Hof van het land heeft de eerste ronde van de verkiezingen ongeldig verklaard, een uitspraak die door de regering ten sterkste wordt aangevochten. De premier heeft gezegd dat het parlementair systeem is geblokkeerd, en vraagt om vervroegde verkiezingen, terwijl de Generale Staf van het leger heeft gewaarschuwd te zullen ingrijpen om te verhinderen dat de islamist Abdullah Gül tot president wordt gekozen.

Hoe luidt het oordeel van de Raad over deze situatie in een land dat kandidaat is voor toetreding tot de EU? Deelt hij de opvatting van de commissaris die verantwoordelijk is voor de uitbreiding, de heer Olli Rehn, die verklaarde dat de strijdkrachten de autonome rol van de democratische procedures moeten eerbiedigen, dat de EU is gegrondvest op de beginselen van vrijheid, democratie, rechtsstaat, en de soevereiniteit van de politiek ten opzichte van de strijdmacht, en dat voor toetreding van een land tot de EU de eerbiediging van die beginselen is vereist, die het kernonderdeel uitmaken van de criteria van Kopenhagen? Welke gevolgen denkt de Raad dat dergelijke ingrepen van het leger voor het toetredingsproces zouden kunnen hebben? Heeft de Raad rechtstreekse contacten met staatkundige kringen in Turkije en hoe wordt daar gereageerd?

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Gloser, fungerend voorzitter van de Raad. (DE) Mevrouw de Voorzitter, wij volgen de ontwikkelingen in Turkije op de voet, en ik wil het Parlement ook herinneren aan de verklaring van het voorzitterschap van 28 april 2007, waarin wij onderstreepten dat de presidentsverkiezingen dienen te worden gehouden volgens de beginselen van de democratie en de rechtsstaat zoals die zijn vastgelegd in de grondwet.

In het algemeen genomen dient te worden opgemerkt dat de onderhandelingen met Turkije in 2005 zijn gestart op grond van het feit dat Turkije in voldoende mate voldoet aan de politieke criteria die de Europese Raad in 1993 in Kopenhagen heeft vastgesteld. Tot deze politieke criteria die voorwaardelijk zijn voor een EU-lidmaatschap behoort dat een land institutionele stabiliteit vertoont als waarborg voor democratie en rechtsstaat, voor het waarborgen van de mensenrechten alsmede voor de eerbiediging en de bescherming van minderheden. Bovendien verwacht de Europese Unie op grond van het onderhandelingskader dat de Raad in oktober 2005 heeft vastgesteld dat Turkije het hervormingsproces voortzet en werkt aan verdere verbeteringen met betrekking tot de eerbiediging van de beginselen van vrijheid, democratie en rechtsstaat, alsmede van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, inclusief uitspraken van Europese rechtscolleges over dit onderwerp.

Op 11 september 2006 stelde de Raad vast dat er verdere aanzienlijke inspanningen zijn vereist om de vrijheid van meningsuiting en van godsdienst, de rechten van de vrouw, van de minderheden en van vakverenigingen, alsmede de civiele controle over de strijdkrachten te ontwikkelen. Deze kwesties worden regelmatig met Turkije besproken in het kader van de politieke dialoog. De Raad verwacht dat de genoemde beginselen zoals het rechtsstaatbeginsel en de civiele controle van de strijdkrachten ook in de huidige situatie volledig worden geëerbiedigd, en daarom zal het voorzitterschap van de Raad het verkiezingsproces in Turkije op de voet blijven volgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Rodi Kratsa-Tsagaropoulou (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de minister, hartelijk dank voor de uiteenzetting van de voorwaarden die de Europese Unie stelt aan toetreding van Turkije. Ik had het echter over de laatste crisis, over iets dat in geen enkel land van de Europese Unie, en zelfs niet in een kandidaat-land voor toetreding had kunnen gebeuren.

Dergelijke crises in kandidaat-landen hebben wij nog niet meegemaakt, en als u dan zegt dat u de situatie in de gaten houdt, dan is dat mijns inziens wel erg pover. Ook wij moeten rekenschap afleggen aan de Europese burgers voor hetgeen wij doen om de situatie het hoofd te bieden en om dit land tot bezinning brengen, opdat het eindelijk gaat voldoen aan de voorwaarden voor vorderingen op de weg naar de Europese Unie.

Mijnheer de minister, wij vragen meer dan dat u de situatie enkel “in de gaten houdt”. Doet u dat?

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Gloser, fungerend voorzitter van de Raad. (DE) Ik denk dat de Europese Unie in de besprekingen met Turkije altijd heeft gewezen op de lijst van criteria die ik zojuist ook heb aangehaald. Ook bij eerdere gelegenheden heeft de Unie manieren laten zien om het land te steunen en bepaalde ontwikkelingen in dat land in gang te zetten.

Naar mijn mening moet de Europese Unie kunnen verwachten dat binnen het voor toetreding noodzakelijke kader wordt gebleven en dat het uiteindelijk ook de actoren in Turkije zelf duidelijk wordt dat het in de eerste plaats aan de politiek is om daarover te beslissen, en niet aan de strijdkrachten.

U weet, en dat is een belangrijk punt, dat gedurende deze controverse ook beroep is aangetekend bij het Constitutioneel Hof van Turkije. Zoals de Europese Unie heeft verklaard, is dit ook de weg die het land moet bewandelen. Ik geloof niet dat er op dit moment meer kan worden gedaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Reinhard Rack (PPE-DE). – (DE) Geachte fungerend voorzitter van de Raad, uit uw verklaringen kunnen wij opmaken dat er een groot aantal standpunten van de Raad en de Europese Unie is vastgesteld. De werkelijkheid is echter toch dat de lijst van gevallen waarin een andere toetredingskandidaat, Cyprus, niet aan de criteria voldeed, minstens even lang is.

Over Cyprus gesproken: Is het niet mogelijk dat de Europese Unie of de Raad op actievere manieren betrokken raken dan die u hebt genoemd? Wij volgen de ontwikkelingen op de voet.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (ITS). – (DE) Weliswaar is de AKP naar eigen zeggen voorstander van de scheiding van kerk en staat zoals die is vastgelegd in de Turkse grondwet, maar niettemin heeft deze partij initiatieven genomen die twijfel zaaien over het waarheidsgehalte van deze bewering. De partij heeft bijvoorbeeld gepleit voor de afschaffing van het hoofddoekverbod en voor uitbreiding van het islam-onderwijs. In hoeverre deelt de Raad de door critici geuite bezorgdheid over de sluipende islamisering die via deze partij plaatsvindt, en op welke wijze wordt dit gevaar in de toetredingsonderhandelingen in aanmerking genomen?

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Gloser, fungerend voorzitter van de Raad. (DE) Om met de laatste vraag te beginnen: Ik kan alleen maar herhalen dat Turkije precies weet aan welke voorwaarden het moet voldoen in de loop van de toetredingsonderhandelingen, hoewel dat niet wil zeggen dat wij de mogelijkheid uitsluiten om kritieke ontwikkelingen niet alleen waar te nemen, maar hierop gedurende de dialoog ook commentaar te leveren. Dat weet Turkije heel goed, en het voorzitterschap heeft op dit moment geen aanleiding om aanstaande gesprekken respectievelijk toetredingsconferenties met Turkije af te zeggen.

Over de tweede opmerking wil ik zeggen dat wij niet slechts waarnemen. Hoe moet de Europese Unie, die het kader heeft vastgesteld, anders dan in de dialoog wijzen op de verplichtingen van Turkije en de criteria die het land dient te vervullen? Het is immers niet zo dat de huidige regering, die uiteindelijk de verantwoordelijkheid voor het land draagt, de criteria heeft gewijzigd. Het is veeleer het geval dat andere groepen in het land hebben gedreigd in te grijpen op het moment dat een bepaalde uitkomst hun niet zint. We moeten goed onderscheiden wie er precies de verantwoordelijkheid draagt voor het land, en dat is naar onze opvatting nog steeds de democratisch gekozen regering.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 2 van Manuel Medina Ortega (H-0278/07):

Betreft: Activiteiten van Frontex aan de zeegrenzen

Kan de Raad - gezien het doeltreffende optreden van Frontex ter bescherming van de Atlantische wateren van de Europese Unie - de voortzetting van deze activiteiten aan de zeegrenzen van de Unie waarborgen?

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Gloser, fungerend voorzitter van de Raad. (DE) Ik wil graag verwijzen naar het antwoord op een mondelinge vraag van de geachte afgevaardigde tijdens het vragenuur in april, en ik wil nogmaals onderstrepen dat het voorzitterschap groot belang hecht aan de voortdurende verbetering van de geïntegreerde grensbeheerssystemen bij de buitengrenzen van de Europese Unie, en met name aan de versterking van de zuidelijke zeebuitengrens.

In dit verband heeft de Raad reeds in zijn conclusies over de versterking van de zuidelijke zeebuitengrens van 5 en 6 oktober 2006 onderstreept dat Frontex dient te worden versterkt met extra personeel en meer begrotingsmiddelen. Teneinde het vermogen van Frontex te vergroten om onmiddellijk op noodsituaties te reageren, heeft de Commissie in 2006 een voorstel gedaan tot de vorming van snelle-interventieteams voor de grenzen.

De Raad heeft over dit voorstel vruchtbare debatten gevoerd met het Europees Parlement, en het Parlement heeft op 26 april 2007 gestemd over de tekst van dit voorstel, zodat de Raad het in eerste lezing kan aannemen. Het voorzitterschap streeft ernaar dat deze tekst in de komende weken wordt aangenomen door de Raad, zodat het instrument kan worden toegepast in de aankomende zomerperiode.

Overeenkomstig zijn werkprogramma voor 2007 zal Frontex, naast de verwezenlijking van het Europees netwerk van kustpatrouilles, een aantal gemeenschappelijk operaties aan de zeegrenzen ten uitvoer leggen. Over het aantal en de locaties van deze operaties zal de raad van bestuur van Frontex beslissen.

Tot slot wil de Raad onderstrepen dat de Commissie in overeenstemming met het Haags Programma, dat de Europese Raad op 4 november 2004 heeft aangenomen, voor het einde van dit jaar een evaluatieverslag over het Agentschap aan de Raad zal voorleggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Manuel Medina Ortega (PSE).(ES) De voorzitter van de Raad herinnert zich mijn vraag van april jongstleden. Het Frontex-instrument is doeltreffend, maar het probleem is de onderbreking. Een gewone onderbreking van een paar weken heeft de afgelopen weken geleid tot de komst van duizend immigranten naar de Canarische Eilanden, en de hele situatie veroorzaakt die met zo’n drama gepaard gaat.

Wat wij willen, is dat dit instrument een permanent karakter krijgt, en ik hoop dat dit op doeltreffende wijze bereikt wordt, door middel van de maatregelen die de fungerend voorzitter van de Raad heeft aangekondigd, en dat dit instrument ook werkelijk een permanent karakter krijgt, want elke dag of elke week dat het niet in werking is, kan de dood van honderden mensen op de wateren van de Atlantische Oceaan tot gevolg hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Gloser, fungerend voorzitter van de Raad. (DE) Ik kan de heer Medina Ortega verzekeren dat ik me van dit probleem bewust ben, onder andere omdat we het ook in de media tegenkomen. Ook de mensen in de betrokken gebieden weten wat dit betekent voor de vluchtelingen, en voor degenen die ze moeten opvangen. Zoals u weet heb ik al in april in mijn antwoord op een andere vraag gezegd dat de bescherming van de buitengrenzen primair een taak voor de betrokken lidstaten is, maar dat in uitzonderlijke omstandigheden de ondersteuning van Frontex kan worden gevraagd. In dat geval kunnen er ook meteen interventieteams worden gevormd. Dat hangt af van de samenwerking tussen de betrokken lidstaten en het Frontex-Agentschap.

 
  
MPphoto
 
 

  Simon Busuttil (PPE-DE). – (EN) De vraag ging over de Atlantische Oceaan, maar ik wil uw aandacht vragen voor een menselijke tragedie die zich op dit moment afspeelt in de Middellandse Zee, waar het afgelopen weekend een boot met 29 mensen is gezonken op 75 zeemijl ten zuiden van Malta en maar één persoon het heeft overleefd. Gisteren zijn 24 mensen uit zee gered en één persoon wordt vermist nadat een boot is omgeslagen. Eveneens gisteren is een boot met 53 mensen aan boord zoek geraakt. Hij is simpelweg verdwenen en kon niet worden teruggevonden.

Mijn vraag is: waarom voert Frontex nog geen patrouilles uit in de Middellandse Zee? Wanneer zullen deze van start gaan? En wat doet het voorzitterschap hieraan?

 
  
MPphoto
 
 

  Marie Anne Isler Béguin (Verts/ALE).(FR) Mijnheer de minister, ik was hoofd van de waarnemingsmissie voor de verkiezingen in Mauritanië, en ik kan u verzekeren dat er geen week voorbij gaat zonder dat daar een boot op weg naar de Canarische Eilanden aan wal komt, aan de grond loopt of om hulp verzoekt. Deze arme zielen moeten ergens opgevangen worden, in voorkomende gevallen in de wateren van de Middellandse Zee.

Ik zou daarom graag willen weten welke middelen de Europese Unie – dezelfde Europese Unie die zulke ruime middelen beschikbaar stelt voor de bescherming van haar grenzen – vrijmaakt voor buurlanden zoals Mauritanië? Mauritanië is een doorgangsland – het gaat hier dus niet om landen waar de migranten vandaan komen, het gaat hier om doorgangs- en gastlanden. Welke middelen stelt de Europese Unie deze landen beschikbaar om met dit probleem om te gaan?

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Gloser, fungerend voorzitter van de Raad. (DE) Het zou wat kort door de bocht zijn als we ons bij de behandeling van de problematiek van de vluchtelingen beperken tot de vraag hoe we de buitengrenzen zo goed mogelijk kunnen beveiligen.

Ik heb indertijd al verwezen naar de talloze initiatieven die de Europese Unie heeft genomen, en naar de Top van de Afrikaanse Unie en de Europese Unie in Tripolis. Dat toont wel aan dat het fout zou zijn om ons bij de aanpak van dit probleem te beperken tot Frontex. De vraag is toch hoe we onze strategie samen met de Afrikaanse landen kunnen uitvoeren? Een punt hebben we aan de hand van het voorbeeld van Nigeria net al besproken: hoe kan goed openbaar bestuur ertoe bijdragen dat de mensen in hun eigen land blijven, en kansen krijgen, bijvoorbeeld in de vorm van onderwijs, opleiding, gezondheidszorg en werkgelegenheid in eigen land. Dat is het belangrijkste punt. Ik hoop dat die kwestie tijdens de Top van de Europese Unie en de Afrikaanse Unie de nodige aandacht zal krijgen.

Op zee spelen zich vaak noodlottige drama’s af. We hebben echter vroeger al geholpen wanneer we wisten dat er mensensmokkelaars aan het werk waren. We hebben boat people meteen lunchpakketten gegeven. Daarmee hadden ze weliswaar niet de garantie dat ze veilig aan zouden komen, maar we hebben op die manier toch steun geleverd.

We zijn het er dus over eens dat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de bescherming van de buitengrenzen, maar dat Frontex een ondersteunende rol kan spelen door bijvoorbeeld grenzen of een bepaald gebied op zee te bewaken.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 3 van Marie Panayotopoulos-Cassiotou (H-0280/07):

Betreft: Veiligheid of vrijheid voor Europese burgers op vliegvelden

Sinds enige tijd geldt er in Europa een verbod op het meenemen van vloeistoffen tijdens vluchten. In de praktijk komt dit verbod erop neer dat burgers zonder enige reden persoonlijke bezittingen moeten afgeven, geen drinkwater mee mogen nemen of hiervoor exorbitante bedragen moeten betalen en door de veiligheidsdiensten van de vliegvelden in het algemeen slecht worden behandeld (de kwaliteit van het werk van deze diensten wordt niet gecontroleerd). Heeft de Raad deze veiligheidsmaatregelen ooit tegen het licht gehouden om te zien hoe effectief ze zijn voor terrorismepreventie en -bestrijding, en afgezet tegen de negatieve gevolgen voor de economie, de gezondheid en de waarborging van rechtvaardigheid, vrijheid en veiligheid van de Europese burger?

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Gloser, fungerend voorzitter van de Raad. (DE) Mevrouw Panayotopoulos-Cassiotou, u kunt zich wel voorstellen dat we allemaal liever anders zouden willen reizen dan nu het geval is. In de Europese Unie hebben we echter op basis van de verordening die de Commissie in oktober 2006 heeft vastgesteld, maatregelen genomen om een zekere mate van veiligheid te garanderen. Het is aan de Commissie om een dergelijke verordening vast te stellen, maar ze krijgt volgens de regels van de comitologie de steun van het Comité voor de veiligheid in de burgerluchtvaart, dat dan weer bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten.

De Commissie heeft beloofd om deze maatregel zes maanden na de vaststelling ervan te evalueren. Daarom moet u alle vragen over deze verordening direct aan de Commissie stellen, want die is verantwoordelijk voor de evaluatie ervan.

Ik wil u eraan herinneren dat de Raad op het gebied van de veiligheid in de luchtvaart alleen wetgevingsvoorstellen over de kadervoorwaarden voor de nodige veiligheidsmaatregelen mag bespreken. Op dit moment behandelen de Raad en het Parlement het voorstel van de Commissie inzake een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke voorschriften voor de veiligheid in de burgerluchtvaart. Deze verordening is bedoeld om de plaats van de huidige verordening in te nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de minister, hartelijk dank voor uw antwoord. Mijn vraag was of de burgers de mogelijkheid hebben om klachten in te dienen, zodat de Commissie daar rekening mee kan houden, als u als Raad geen voorstel kunt doen voor gratis waterdistributie, zelfs over slechts korte afstanden. Ook vroeg ik of u zorgt voor milieueffectrapportage met betrekking tot het door deze maatregel veroorzaakte afval.

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Gloser, fungerend voorzitter van de Raad. (DE) Mevrouw Panayotopoulos-Cassiotou, het is volgens mij in ieders belang, en vooral in het belang van de passagiers, dat de maximale veiligheid in de luchtvaart gegarandeerd is. Deze regelingen zijn er allemaal niet gekomen omdat iemand het op zijn heupen had gekregen, er waren concrete redenen om de veiligheid te verbeteren.

Ongetwijfeld moeten we alle betrokkenen de vraag stellen: wat heeft dit alles opgeleverd? Helaas zijn er tot nu toe geen andere methoden om volgens transparante criteria zo eenvoudig te controleren als dat vroeger ging. De burgers, die graag profiteren van het vrij verkeer, en graag willen reizen, zouden er echter helemaal geen begrip voor hebben wanneer degenen die verantwoordelijk zijn voor de vrijheid, maar ook voor de veiligheid, geen maximale veiligheid zouden garanderen. Wanneer het door nieuwe technische ontwikkelingen mogelijk wordt om de controle te verrichten zonder deze overlast, zullen de verantwoordelijke personen daarvan graag gebruik maken.

Dan wil ik nog ingaan op het punt dat u aan de orde heeft gesteld. Ondanks alle informatie over wat wel en wat niet mag worden meegenomen door de controlepoortjes zijn er toch nog steeds veel te veel burgers die hun eigen flesjes sap of mineraalwater meenemen, of andere dingen. Wanneer zij hun eigen verantwoordelijkheid zouden dragen, zou dat de hoeveelheid afval wel degelijk kunnen verminderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Evans (PSE). – (EN) Ik kan de geachte afgevaardigde melden dat daar morgen een hoorzitting over plaatsvindt.

Reagerend op wat de fungerend voorzitter van de Raad zojuist heeft gezegd, heeft hij het idee dat de gevoelens die in deze vraag tot uitdrukking komen naïef zijn en dat de vraag insinuaties, goedkope generalisaties en, naar mijn idee, kritiek op gewaardeerd beveiligingspersoneel op luchthavens bevat? Is de Raad het er overigens mee eens dat het maar een klein offer is om bijvoorbeeld misschien iets meer voor water te betalen en een klein beetje gemak in te leveren op onze luchthavens als dat leidt tot een grotere veiligheid voor passagiers, minder kans op een terroristische aanslag en een beter welzijn voor iedereen die gebruik maakt van luchthavens, of ze nu vertrekken, aankomen of overstappen op die luchthavens?

 
  
MPphoto
 
 

  Justas Vincas Paleckis (PSE). – (LT) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de minister, een maand geleden is hier dezelfde vraag gesteld aan een vertegenwoordiger van de Europese Commissie, maar wij hebben toen geen duidelijk antwoord gekregen. Ik ben het met u eens dat veiligheid de hoofdprioriteit moet zijn, maar wellicht is het desalniettemin tijd om de bedoelde beslissing te herzien en ofwel af te zwakken ofwel strikt toe te passen. Wat is uw mening ter zake?

 
  
MPphoto
 
 

  Marie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, het spijt mij maar er zijn slechts twee mogelijkheden: of mijn vraag is niet vertaald, of de fungerend voorzitter van de Raad heeft niet geantwoord op mijn vraag.

Mijn concrete vraag luidde: kan ik, evenals elke andere Europese burger, onmiddellijk na deze controle een klacht indienen? Ik had ook gevraagd naar het afval….

(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Gloser, fungerend voorzitter van de Raad. (DE) Ik ben niet op de hoogte van klachten, omdat dit op de luchthavens gebeurt. Ik kan echter in alle duidelijkheid zeggen dat ik het eens ben met de afgevaardigde: het gaat niet om de milieubescherming, en het is ook niet de bedoeling om de bewegingsvrijheid van de burgers te beknotten. Het gaat om de veiligheid! Ik sta volledig achter het veiligheidspersoneel dat de controles moet verrichten. De concurrentie leidt ertoe dat het aantal passagiers stijgt, en ik zou alle betrokken personen willen zeggen dat het gaat om de veiligheid, en niet om het inperken van de vrijheid.

Er hoeven maar twee of drie personen door de mazen van het net te glippen, dat weten we sinds de gebeurtenissen in Groot-Brittannië. Het is juist en ook belangrijk dat we af en toe vaststellen of de maatregelen het gewenste effect sorteren. We hoeven niet altijd alles te regelen, maar bepaalde regels moeten worden ingevoerd, en de burgers moeten ook hun eigen verantwoordelijkheid dragen.

Er is namelijk al vaak gezegd dat de berg van in beslag genomen aanstekers en flessen boven de 100 ml helemaal niet zou hoeven te ontstaan wanneer de passagiers even zouden nadenken voordat ze vliegen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. -

Vraag nr. 6 van Sarah Ludford (H-0285/07):

Betreft: Gay parades

Als reactie op het verzet tegen en de aanvallen op enkele Gay Parades die in 2006 in en buiten de EU hebben plaatsgevonden, heeft het Europees Parlement op 16 juni 2006 een resolutie aangenomen over de toename van racistisch en tegen homo's gericht geweld in Europa. In deze resolutie werd eraan herinnerd dat het de plicht van Europese staten is dergelijke parades toe te staan en de deelnemers te beschermen, en met name werd het besluit van de Russische instanties veroordeeld de eerste Gay Parade in Moskou die op 27 mei 2006 zou worden gehouden, te verbieden.

Nu het seizoen van de Gay Parades weer voor de deur staat, stijgt de verontrusting over de daadwerkelijk bescherming van deelnemers in de lidstaten van de EU, terwijl er ook dit jaar weer openlijk verzet is tegen een Gay Parade in Moskou.

Welke maatregelen overweegt de Raad om ervoor te zorgen dat de instanties in de lidstaten deelnemers daadwerkelijk beschermen? Op welke wijze zouden gevallen van onverdraagzaamheid tegen homo' en lesbiennes de betrekkingen tussen Raad en andere regeringen beïnvloeden?

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Gloser, fungerend voorzitter van de Raad. (DE) Het voorzitterschap is van mening dat discriminatie op grond van ras, etnische afkomst, godsdienst of levensbeschouwing, een handicap, leeftijd of seksuele geaardheid haaks staat op de basisprincipes van de Europese Unie. De instanties van de EU hebben alle vormen van discriminatie al meerdere malen afgewezen en veroordeeld. Ik zou ook willen wijzen op een debat dat een paar weken geleden in het Europees Parlement heeft plaatsgevonden.

Het voorzitterschap veroordeelt discriminatie op grond van seksuele geaardheid, en verdedigt ook de vrijheid van vergadering en het recht van vereniging. Ik zou graag willen herhalen dat we ons zorgen maken over iedere toename van racistisch en homofoob geweld in Europa en overal ter wereld. De Europese Unie voert binnen het kader van de bevoegdheden waarover ze op grond van de Verdragen beschikt een vastberaden en duidelijk beleid. Daarmee proberen we om deze fenomenen binnen de eigen grenzen te bestrijden, en er ook in ons buitenlands beleid de nodige aandacht aan te besteden. De Europese Unie probeert om in het kader van de Verenigde Naties actief te strijden tegen verschillende vormen van discriminatie, ook op grond van de seksuele geaardheid. De Europese Unie heeft er bijvoorbeeld in 2006 samen met anderen zonder enige slag om de arm en met succes voor gestreden dat groepen van homo’s, lesbiennes, biseksuelen en transseksuelen nu een adviserende rol kunnen spelen in het comité voor non-gouvernementele organisaties van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties.

 
  
MPphoto
 
 

  Sarah Ludford (ALDE). – (EN) Dat zijn zeker mooie gevoelens, maar wat mij interesseert is of we die gevoelens vertalen in actie. We hebben niet alleen EU-lidstaten die de Gay Pride-optocht verbieden, zoals Polen, en daarvoor veroordeeld worden door het Europees Hof voor de rechten van de mens; we hebben nu ook de autoriteiten in Vilnius die zeggen dat de bus die in het kader van het Jaar van de gelijke kansen door Europa rijdt niet in de stad kan worden ontvangen. Dat is absoluut een schending van artikel 6 van het EU-Verdrag over de mensenrechten en artikel 13 van het EG-Verdrag over non-discriminatie.

Wat zeggen de Raad en het voorzitterschap tegen de regeringen van Polen en Litouwen en andere EU-lidstaten die de wetgeving inzake gelijke behandeling niet respecteren? Is Vilnius de juiste vestigingsplaats voor het Genderinstituut in het licht van deze zeer verontrustende ontwikkelingen in die stad?

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Gloser, fungerend voorzitter van de Raad. (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte barones Ludford, ik ben op de hoogte van de debatten die hierover in het Parlement hebben plaats gevonden, ook onlangs nog was er een debat waaraan de Raad heeft deelgenomen. Ik stel echter vast dat in Polen een paar maanden geleden, eind vorig jaar, een demonstratie voor de tolerantie heeft plaatsgevonden. Wanneer iemand in de Europese Unie van deze principes afwijkt, zal het voorzitterschap dat altijd aan de kaak stellen.

Wanneer we als Europese Unie niet bevoegd zijn voor deze kwesties, zullen we in ieder geval tijdens de dialoog aan de orde stellen, met name ook tijdens de dialoog over de mensenrechten tussen de Europese Unie en Rusland.

Ik heb op dit moment geen informatie over de mogelijke verboden die u net heeft genoemd, zoals de bus voor gelijke rechten, die het land niet in mag, of die niet mag worden ontvangen. Ik ga echter graag in op uw suggestie, en zal dit onderzoeken. Misschien kunt u het voorzitterschap ook vertellen in welk land dit concreet is gebeurd.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 7 van Bernd Posselt (H-0287/07):

Betreft: Mensenrechten in Tsjetsjenië

President Poetin heeft de heer Kadyrow tot president van Tsjetsjenië benoemd zonder dat de Tsjetsjenen daarover konden stemmen en wetend dat Kadyrow door onafhankelijke mensenrechtenorganisaties als commandeur van doodseskaders wordt aangeduid.

Hoe beoordeelt de Raad de toestand in Tsjetsjenië en welke maatregelen neemt hij om daar de democratie en de eerbiediging van de regels van de rechtsstaat en van de mensenrechten te herstellen?

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Gloser, fungerend voorzitter van de Raad. (DE) Geachte heer Posselt, uit uw vraag blijkt dat u zich zorgen maakt over de mensenrechten en de grondrechten in de Noordelijke Kaukasus en in heel Rusland. Al met al delen wij deze zorg, en daarom volgen we deze ontwikkeling op de voet.

In het kader van de dialoog tussen de EU en Rusland, die ik net in een ander verband al heb genoemd, laat de Raad Rusland regelmatig weten dat hij zich hierover zorgen maakt. Er zijn verschillende fora in het leven geroepen om onze Russische gesprekspartners deelgenoot te maken van onze bezorgdheid, in de politieke dialoog tijdens de toppen, tijdens vergaderingen op het niveau van de ministers, en ook tijdens het overleg inzake de mensenrechten, dat twee keer per jaar plaatsvindt. Dat is in maart 2005 onder het Luxemburgse voorzitterschap officieel in het leven geroepen.

Tijdens dit overleg maakt de EU regelmatig duidelijk dat ze zich ernstige zorgen maakt over de situatie in de Republiek Tsjetsjenië. Het overleg inzake de mensenrechten is nu een vast onderdeel van de relaties tussen de EU en Rusland. De vorige overlegronde heeft op 3 mei plaatsgevonden, en de situatie in Tsjetsjenië stond op de agenda.

In dit verband zou ik er nog op willen wijzen dat het actieprogramma Tacis voor de sociale en economische wederopbouw van de Noordelijke Kaukasus, dat door de Europese Unie met 20 miljoen euro wordt gefinancierd, nu op gang is gekomen. Dat biedt allerlei mogelijkheden om de situatie te verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernd Posselt (PPE-DE).(DE) Mijnheer de fungerend voorzitter, de bondskanselier heeft dit weekeinde bewezen dat het mogelijk is om diplomatiek te onderhandelen, en tegelijkertijd toch vastberaden en beginselvast te zijn. Dat doet u hier ook.

Ik heb een heel concrete vraag: wat kunnen we doen om de toegang tot Tsjetsjenië te verbeteren? Werkt u daar al aan? Ten tweede: in Tsjetsjenië hebben onder toezicht van de OVSE verkiezingen plaatsgevonden, en ook de Raad van Europa heeft veel gedaan, maar dat is allemaal tot stilstand gekomen. Zou de EU als Gemeenschap er niet in de Raad van Europa en de OVSE op aan kunnen dringen dat er nieuwe initiatieven worden genomen voor directe actie in Tsjetsjenië?

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Gloser, fungerend voorzitter van de Raad. (DE) Geachte heer Posselt, ik hoef u waarschijnlijk niet te vertellen hoe het met de veiligheid in Tsjetsjenië gesteld is, en dat het daardoor inderdaad moeilijk is om toegang te krijgen tot dat land. De vertegenwoordiger voor de mensenrechten van de Raad van Europa heeft onlangs tijdens een bezoek in Tsjetsjenië echter ook vast kunnen stellen dat er toch enige vooruitgang is geboekt op het gebied van de economische ontwikkeling. U heeft echter gelijk, we moeten Rusland duidelijk vertellen wat we van deze hele kwestie vinden, en er een dialoog over aangaan. Voor zover er al programma’s zijn opgestart moeten we proberen om ervoor te zorgen dat ze de doelgroep ook daadwerkelijk bereiken.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 8 van Philip Bushill-Matthews (H-0291/07):

Betreft: Tarieven gloeilampen

Is het voorzitterschap voornemens actief te streven naar de totstandkoming van een overeenkomst betreffende verlaging, of idealiter opheffing, van de invoertarieven op energiezuinige gloeilampen uit China, die dit jaar in oktober aan herziening toe zijn? Hoe beoordeelt de Raad de kosten-bateneffecten voor EU-consumenten indien deze tarieven zouden worden afgeschaft? Welke lidstaten zijn specifiek op dit moment tegenstander van de afschaffing van deze tarieven?

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Gloser, fungerend voorzitter van de Raad. (DE) Geachte afgevaardigde, de Raad zou allereerst willen wijzen op zijn antwoord van 5 maart 2007 op een schriftelijke vraag over dit onderwerp. Daarin hebben we toegelicht waarom we in 2001 überhaupt antidumpingtarieven hebben ingesteld op de invoer van geïntegreerde compacte fluorescentielampen uit de Volksrepubliek China. In dat antwoord heeft de Raad ook verklaard dat de Commissie op 17 juli 2006 is begonnen met een heroverweging van dit beleid, aangezien deze maatregelen binnenkort aflopen, op basis van artikel 11, lid 2, van de basisverordening inzake antidumping. We hebben er ook op gewezen dat deze heroverweging binnen vijftien maanden afgesloten moet zijn, dat is dus voor oktober 2007.

Wanneer de Commissie haar conclusies heeft getrokken zal ze de Raad een voorstel doen. Daarna heeft de Raad een maand de tijd om te beslissen of hij ermee instemt. De Raad heeft een dergelijk voorstel echter nog niet ontvangen, en heeft ook geen kennis van de definitieve standpunten van de lidstaten.

Ik kan u echter verzekeren dat we in dat besluit rekening zullen houden met de belangen van alle partijen. U zult er begrip voor hebben dat de Commissie en de Raad bij het nemen van beschermingsmaatregelen in het kader van het handelsbeleid altijd rekening houden met de feiten en de verschillende belangen – bijvoorbeeld van de producenten, de importeurs en de consumenten. We proberen om een evenwichtig besluit te nemen, waardoor we een redelijke mate van bescherming kunnen bereiken voor de Europese producenten van deze producten. Dat betekent dat de maatregelen alleen maar kunnen worden genomen wanneer ze ons in staat stellen om de betrokken branche in de Gemeenschap te beschermen tegen oneerlijke concurrentie vanuit derde landen, en slechts zolang als deze maatregelen in het belang van de Gemeenschap zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Philip Bushill-Matthews (PPE-DE). – (EN) Dat was nog eens een diplomatiek antwoord, maar misschien mag ik het nog eens proberen in een iets andere context. Ik zie vandaag in de krant staan dat een bepaald voedselverwerkingsbedrijf om bescherming vraagt tegen de invoer van zoete maïs uit Thailand. Is de Raad - niet de Commissie - bezorgd over de aanzwellende roep om protectionisme in sommige lidstaten en gaat de Raad onder uw voorzitterschap leiderschap tonen om dit te bestrijden?

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Gloser, fungerend voorzitter van de Raad. (DE) Ik kan u verzekeren dat mijn antwoord op uw vraag niet bedoeld was als een diplomatiek betoog. Het was gebaseerd op verschillende overwegingen, die niet alleen van het voorzitterschap komen, maar ook van de lidstaten. De Unie heeft intussen 27 leden, en er staan dus verschillende belangen op het spel.

Ik heb ook duidelijk gemaakt dat er verschillende gebruikers of consumenten zijn en daarnaast importeurs, producenten en concurrenten, waarmee rekening moet worden gehouden. Het lijkt me in principe juist dat we blijven bij die streefdatum van oktober 2007 om te toetsen of de bescherming, waar we toen voor hebben gekozen, nog wel van deze tijd is, of dat de Europese Unie moet reageren.

Het geval dat u net heeft genoemd ken ik niet zo goed, maar de Commissie weegt de verschillende belangen altijd tegen elkaar af voor ze een beschermingmechanisme eventueel afschaft. Naar aanleiding van deze discussie is de conclusie voor mij en voor het voorzitterschap de volgende: wanneer we bij de afweging niet rekening houden met alle belangen zouden sommige lidstaten ontstemd zijn over de Europese Unie en zeggen dat we niet proberen om een rechtvaardige oplossing te vinden.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 9 van Marie Anne Isler Béguin (H-0294/07):

Betreft: Overeenkomst inzake de versoepeling van de visaregeling voor onderdanen van de Russische Federatie

De Europese Unie heeft onlangs de visaregeling voor onderdanen van de Russische Federatie versoepeld op basis van de in 2003 op de Topbijeenkomst van Sint-Petersburg gesloten overeenkomst.

Dit betekent dat de inwoners van Abchazië of Zuid-Ossetië, twee van Georgië afgescheiden, niet door de internationale gemeenschap erkende regio's, van deze nieuwe visaregeling kunnen profiteren. Zij bezitten immers allen Russische paspoorten.

Aangezien een soortgelijke overeenkomst met Georgië niet bestaat, lijkt de Russische nationaliteit voordeliger te zijn voor de bevolkingen van deze twee afgescheiden regio's, die zich daardoor nog verder verwijderen van de andere delen van Georgië.

De Europese Unie zet zich in voor een vreedzame oplossing van de conflicten in Abchazië en Zuid-Ossetië en een toenadering van deze twee regio's tot Georgië. Wat is zij voornemens te doen om deze situatie te verhelpen? Zijn er in de nabije toekomst onderhandelingen gepland over de sluiting van een soortgelijke overeenkomst met Georgië, teneinde de bevolkingen van de zuidelijke Kaukasus dezelfde rechten te geven?

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Gloser, fungerend voorzitter van de Raad. (DE) De overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Russische Federatie inzake de versoepeling van de visaregeling zou op 1 juni 2007 in werking moeten treden. Ook hierover hebben we een paar weken geleden in het Europees Parlement een debat gevoerd. Met deze overeenkomst willen we de visaregeling versoepelen voor onderdanen van de Russische Federatie voor een verblijf van hoogstens negentig dagen in lidstaten van de EU, en voor burgers van de EU die naar de Russische Federatie willen reizen.

Volgens deze overeenkomst is een onderdaan van de Russische Federatie een persoon die de nationaliteit van de Russische Federatie heeft, of die nationaliteit volgens de nationale Russische voorschriften heeft verkregen. Dat betekent dat deze overeenkomst volgens het geldende recht van toepassing is op alle Russische burgers, onafhankelijk van waar ze woonachtig zijn.

Er zijn geen initiatieven genomen om de Commissie een mandaat te geven om te onderhandelen over een vergelijkbare overeenkomst met Georgië. Zoals u weet is in het Actieplan EU-Georgië en in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid al een dialoog voorzien over het verkeer van personen, en met name over de terugname en het probleem van het verlenen van visa.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie Anne Isler Béguin (Verts/ALE).(FR) Mijnheer de minister, u geeft me precies hetzelfde antwoord als mevrouw Ferrero-Waldner me nu al drie keer heeft gegeven. U geeft daarmee echter geen antwoord op mijn vraag.

Het gaat erom of het visumsysteem ook van toepassing is op personen die op het grondgebied van Georgië, Abchazië of Zuid-Ossetië verblijven en aan wie Rusland zo vriendelijk is geweest de Russische nationaliteit aan te bieden en Russische paspoorten af te geven, ook al zijn deze mensen Georgiërs. Rusland doet dat omdat sommige Georgiërs onder een systeem vallen dat met twee verschillende maten meet.

Het visumsysteem is van toepassing op Russische burgers. Nu zijn er op Georgisch grondgebied verblijvende Georgiërs uit Abchazië of Zuid-Ossetië aan wie de Russische nationaliteit is toegekend, ten bewijze waarvan ze ook over een Russisch paspoort beschikken. Mijn vraag luidde daarom: heeft u er, toen het systeem op Russische burgers van toepassing verklaard werd, bij stil gestaan dat voornoemde categorie Georgiërs ook van dit systeem gebruik zou kunnen maken, terwijl de overige Georgiërs dat niet kunnen?

 
  
MPphoto
 
 

  Justas Vincas Paleckis (PSE).(DE) Mijnheer de fungerend voorzitter, wat zijn de intenties van de Raad in verband met vergelijkbare visumregelingen voor landen als Oekraïne, Moldavië en ook Wit-Rusland? Het lijkt mij heel belangrijk dat we deze landen niet vergeten.

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Gloser, fungerend voorzitter van de Raad. (DE) Mevrouw Isler Béguin, het feit dat de Commissie en de Raad drie keer hetzelfde antwoord geven betekent nog niet dat hun antwoord niet juist of onvolledig was. De rechtspositie is nu eenmaal niet anders. Ik geloof dat achter uw betoog echter een meer politieke vraag zit, en wel hoe we de burgers kunnen helpen die het slachtoffer zijn van de “bevroren conflicten”, die in die regio’s bestaan, bijvoorbeeld in Georgië – zoals de heer Paleckis zojuist zei -, of in andere landen. Dat zijn dingen waarover we onderhandelen in het kader van het nabuurschapsbeleid, en van onze speciale betrekkingen, bijvoorbeeld met Georgië. Ik ben me er volledig van bewust dat we in het kader van de speciale betrekkingen tussen de EU en Oekraïne en Wit-Rusland altijd moeten proberen om volgens de regels van de Europese Unie en volgens de Schengen-overeenkomst concrete afspraken te maken.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Dank u, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, en dank aan u allen omdat u eraan hebt bijgedragen dat wij meer vragen hebben kunnen behandelen dan ik verwacht had.

De vragen die wegens tijdgebrek niet zijn beantwoord, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage).

Het vragenuur is gesloten.

(De vergadering wordt om 19.05 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT
Ondervoorzitter

 

13. Onderzoek van de geloofsbrieven van Beniamino Donnici (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0198/2007) van Giuseppe Gargani, namens de Commissie juridische zaken, over het onderzoek van de geloofsbrieven van de heer Beniamino Donnici (2007/2121(REG)).

 
  
MPphoto
 
 

  Giuseppe Gargani (PPE-DE), rapporteur. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik breng in dit Huis verslag uit over het werk dat de commissie heeft verricht. De commissie heeft uitgebreid beraadslaagd over de geloofsbrieven van de heer Donnici, en is gekomen tot een resultaat dat in grote meerderheid overeenkomt met wat in dit verslag staat.

Ik verdedig de commissie, waarvan ik de eer heb als voorzitter op te treden, en ik antwoord op degenen die kleingeestige insinuaties doen, die natuurlijk ook het Parlement geen eer aandoen, want deze commissie telt een aantal uitgelezen juristen. Beweerd wordt namelijk dat de commissie niet in alle rust heeft kunnen oordelen en dat zij niet objectief is geweest. Wij hebben personen en juristen van het kaliber als Lehne, Medina, Wallis, Frassoni, om alleen maar de coördinatoren te noemen, en nog vele andere persoonlijkheden die in de commissie zitten. Wij hebben steevast op hoog niveau overlegd, de kwestie is grondig uitgegraven en er is heel oprecht gesproken. Wij hebben altijd vóór al het andere rekening gehouden met de rol van dit Parlement. Het Parlement is een reus vanwege de vele dingen die het totstandbrengt en de functie die het in Europa heeft, maar soms is het een dwerg als men het in een bureaucratisch hoekje wil duwen.

De kwestie waarover wij spreken valt onder dit grote vraagstuk: de feiten zijn bekend, de terugtrekking van de heer Occhetto is in strijd met de Europese Akte en de heer Donnici kan geen positieve beoordeling krijgen.

De regels van de Europese verkiezingsprocedure vormen een materie die onder communautaire bevoegdheid valt. Vandaar dat de verwijzing naar de nationale bepalingen zoals aangegeven door de Europese Akte van 1976, slechts een aanvullend karakter heeft. Wel is het zo dat de nationale bepalingen moeten stroken met de basisbeginselen van het communautair recht, met de hoofdregels daarvan en tevens met de letter en de geest van de Akte van 1976. Om die redenen is het vanzelfsprekend dat de bevoegde nationale wetgevings- en bestuursautoriteiten evenals de rechtsinstanties rekening houden met het complexe communautaire rechtsstelsel op het vlak van verkiezingen.

De vraag over de conformiteit van de niet-aanvaarding van de heer Occhetto moet in de eerste plaats beoordeeld worden in het licht van artikel 4 van de Akte van 1976. Op grond daarvan mogen de leden van het Parlement “niet gebonden zijn door instructies en geen bindend mandaat aanvaarden”. De vrijheid en onafhankelijkheid van de leden is de belangrijkste steunpilaar van de vrijheid van de burger.

Dat staat in de Akte van 1976, maar het nieuwe Statuut van de leden van het Europees Parlement dat ik thans aanhaal, ondanks dat het pas in de volgende zittingsperiode van kracht wordt, is in de huidige situatie van de communautaire rechtsregels een wetgevingsbesluit van primair recht. Dit Statuut is door het Europees Parlement aangenomen onder goedkeuring van de Raad en gepubliceerd in het Publicatieblad. Het is overduidelijk dat het besluit tot niet-aanvaarding van de heer Occhetto voortvloeide uit een bewuste keuze, ingegeven en geconditioneerd door een afspraak die men had gemaakt nog voordat bekend werd op wie gestemd was in de Europese verkiezingen van 2004. Die afspraak was gemaakt met de andere kandidaat van de Lijst “Società civile Di Pietro/Occhetto”. Het is ook duidelijk dat deze niet-aanvaarding beschouwd moet worden als niet verenigbaar met de letter en de geest van de Akte van 1976, met name artikel 6. In geen enkel geval kon op geldige wijze van deze verkiezing worden afgezien, terwijl dat dus wel is gebeurd. In zijn toelichting op de negatieve uitspraak heeft de Italiaanse Raad van State – als Italiaan wil ik dat in dit Huis benadrukken – nergens melding gemaakt van of rekening gehouden met de genoemde beginselen van het communautair recht. Zodoende heeft de Raad van State niet alleen de letter en de geest van de Akte in de wind geslagen, maar tevens artikel 4 en artikel 6 van de tekst.

Op grond van een gevestigde rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen mag een schending van het communautair recht door de autoriteiten van een lidstaat – ook al wordt deze begaan door het hoogste rechtsorgaan, door middel van een uitspraak met kracht van gewijsde – geen beletsel vormen voor het Hof van Justitie om vast te stellen dat bovenvermelde schending van het communautaire recht door de hoogste nationale rechter is gepleegd. Maar dat betekent niet dat de staat waartoe die rechter behoort, in dit geval Italië, zich kan onttrekken aan zijn verantwoordelijkheid, zoals dat is vastgesteld. Ik geloof dat dit alles duidelijk toont in welke situatie wij ons bevinden.

Ik wil u snel een paar dingen zeggen, die tot het Italiaans recht behoren. Het besluit tot niet-aanvaarding van het lidmaatschap kan op geldige wijze betrekking hebben op aanwezige rechten en in dat geval is de terugtrekking van de heer Occhetto ten opzichte van de heer Chiesa qua uitvoering en doelmatigheid volledig operationeel. Die terugtrekking is ook met het oog op de toekomstige rechten geldig, maar zij kan zeker herroepen worden voordat de gebeurtenis plaatsgrijpt, dus voordat degene die zich terugtrekt daadwerkelijk in de situatie komt dat hij afstand moet doen.

De terugtrekking die de heer Occhetto heeft aangekondigd nadat de verkiezingsuitslag bekend was geworden, heeft geen wijzigingen gebracht in de rangorde van kandidaten op de lijst Di Pietro-Occhetto. Het doorslaggevende argument, mijnheer de Voorzitter, is juist dat op grond van een elementair rechtsbeginsel erkend moet worden dat de niet-aanvaarding pas effect kan sorteren op het moment dat de noodzakelijke voorwaarden er zijn dat het recht gerealiseerd wordt.

Precies om die reden hebben wij in het besluit van 3 juli 2006 waarop men zich beroept om aan te tonen dat er tegenstrijdigheid was met wat wij gedaan hebben – juist omwille van dat besluit van de Commissie juridische zaken – een positief advies uitgebracht over de verkiezing van de heer Occhetto: omdat die bekendmaking destijds strookte met de Europese Akte en omdat wij erkenden dat zijn intrekking niet geldig was, niet toepasselijk en dus als nietig beschouwd moet worden. De uitzonderingen met betrekking tot de heer Donnici waren toen niet relevant. Precies daarom is er geen sprake van tegenstrijdigheid.

Zo luidde het besluit dat wij vorig jaar genomen hadden. Vandaag kunnen wij datzelfde besluit bevestigen, omdat het consequent is en omdat er goed over is nagedacht door een Juridische Commissie die natuurlijk absoluut onpartijdig is en voor het belang van dit Parlement ijvert, ter garantie en bevordering van de autonomie van ons Huis.

 
  
MPphoto
 
 

  Manuel Medina Ortega, namens de PSE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat dit een belangrijk moment is in de geschiedenis van dit Parlement. De heer Gargani heeft als rapporteur en voorzitter van de Commissie juridische zaken de juridische redenen toegelicht die wij ondersteunen. Mijn fractie heeft een reeks amendementen ingediend die er ook op gericht zijn een dergelijke juridische redenering te versterken.

Het zou echter goede zaak zijn deze kwestie in een breder perspectief te zien. Het Europees Parlement – de Commissie juridische zaken – heeft altijd de besluiten erkend van de nationale overheden inzake de aanstelling van een Europees afgevaardigde, waaronder ook electorale geschilprocedures.

Het kan echter niet zo zijn dat de Italiaanse rechtspraak, zo’n drie jaar na de laatste verkiezingen, en een jaar nadat de heer Occhetto is aangesteld als lid van dit Parlement, ineens met de boodschap komt dat die benoeming niet rechtsgeldig was.

De heer Gargani heeft de redenen toegelicht vanuit juridisch standpunt, maar er is een fundamenteel politiek aspect: het Parlement bestaat uit parlementsleden die benoemd zijn conform het nationaal recht, middels beslissingen van de nationale overheden: de bestuurlijke, gerechtelijke of verkiezingsautoriteiten.

Zitten we echter eenmaal in dit Parlement, dan hebben we te maken met het feit dat het Parlement een onafhankelijke instelling is, met een eigen persoonlijkheid, die het recht heeft zichzelf te verdedigen. Ik denk dat de zaak-Occhetto een belangrijk parlementair precedent zal worden. Vanaf nu zullen de nationale bestuurlijke of gerechtelijke overheden er namelijk van doordrongen zijn dat het Parlement op een bepaald moment van oordeel kan zijn dat een nationaal besluit niet conform het recht is, dat het onrechtmatig was.

Het Parlement heeft het recht en de plicht zijn leden te beschermen. Doen wij dat niet, dan lopen we het risico dat u, mijnheer de Voorzitter, of eender welk lid van dit Parlement, als gevolg van een onrechtmatig besluit van een nationale overheid of een nationale rechtbank, ons onze parlementaire status ontneemt. Een essentiële vereiste van het parlementaire werk is nochtans dat wij ons als afgevaardigden van het Parlement veilig voelen bij het uitoefenen van ons werk.

Ik denk dat de heer Gargani als voorzitter belangrijk werk heeft verricht – we hebben urenlang tal van onderwerpen besproken – en in dit geval heeft dit een akkoord opgeleverd dat alle partijen onderschrijven, dat geen partijbelangen weerspiegelt maar dat beantwoordt aan de noodzaak om het statuut van het Europees Parlement als zodanig te beschermen.

Het Europees Parlement, deze instelling die de volkeren van Europa vertegenwoordigt, wordt samengesteld als onafhankelijke instelling en het neemt zijn eigen besluiten. Het Parlement verschilt hierin van de Raad, die afhankelijk is van de wisselvalligheden van de nationale politiek. Als afgevaardigden hebben we een mandaat, een mandaat voor een vaste termijn die niet kan worden onderbroken door een willekeurig nationaal besluit.

Ik denk dan ook dat het besluit-Occhetto, nogmaals, als historisch besluit de geschiedenis van het Parlement zal ingaan, de geschiedenis van de bevestiging van de persoonlijkheid van het Parlement en van de rechten van de afgevaardigden.

 
  
MPphoto
 
 

  Luigi Cocilovo, namens de ALDE-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, als ik het ergens mee eens ben, is dat de constatering dat het besluit van dit Parlement een waarlijk historische etappe dreigt te markeren. Met dit besluit worden namelijk vraagstukken, problemen, principes en regels aangetast die veel verder reiken dan dit afzonderlijke geval. Dit Parlement heeft nooit en te nimmer getornd aan beginselen en regels die door het Verdrag gedicteerd worden inzake de nationale bevoegdheid om geschillen inzake de verkiezingsprocedure op te lossen en dus om bekend te maken wie de verkozenen zijn. Het Parlement moet dan vervolgens overgaan tot het onderzoeken van de geloofsbrieven, dus van de bewijsstukken van bevoegdheid.

Ter bevestiging van wat ik hier beweer, zal ik thans geen commentaar leveren op de inhoud van het besluit dat op 14 december 2004 door deze voltallige vergadering was aangenomen om het mandaat te bekrachtigen van ons allen die in die Europese verkiezingen gekozen waren. In plaats van commentaar daarop te leveren wil ik er liever uit citeren. Het mandaat is bekrachtigd, ik citeer nu letterlijk: “...onder voorbehoud van eventuele besluiten van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in het geval van aanvechting van verkiezingsuitslagen”. Deze plenaire vergadering heeft een regel bevestigd die iedereen bekend is!

Ik voeg hieraan toe dat de Commissie juridische zaken, ter staving van haar eigen besluit, een beroep doet op een reeks artikelen van zowel de Europese verkiezingsakte als het Reglement, en daarbij blijft zij verwijzen naar de bevoegdheid van het Parlement om tussenbeide te komen in geval van ontslag. Maar hier gaat het niet om een ontslag! De kwestie waarover de Italiaanse magistratuur een vonnis heeft geveld, betreft de aanvechting, of de oplossing daarvan, van de verkiezing, toen de heer Di Pietro eenmaal weggevallen was als lid van het Parlement en vervangen moest worden door de heer Occhetto of de heer Donnici. Het geschil is opgelost met een voorlopige en niet definitieve uitspraak, op grond waarvan de heer Occhetto is uitgeroepen als lid van het Europees Parlement. Toen is de Raad van State – het kiesbureau, dat is hetzelfde, mijnheer Gargani, dat doet er niet toe – met een nieuwe uitspraak gekomen. Er is dus een definitieve uitspraak van de Raad van State gekomen waarbij de heer Donnici werd uitgeroepen als verkozene. Wij hebben het hier niet over het ontslag van Occhetto, over de compatibiliteit daarvan met de formule, de letter, het mandaat: wij hebben het hier uitsluitend over de vraag of de nationale autoriteiten het recht en de bevoegdheid bezitten om een lid uit te roepen als gekozene, waarvan vervolgens de geloofsbrieven bevestigd moeten worden.

De stemming waartoe wij straks overgaan, kan leiden tot een ernstig institutioneel conflict, tot een schending van de bepalingen van het Verdrag en een mogelijk vacante zetel, omdat de nationale autoriteiten in ieder geval bekend moeten maken wie gekozen is in plaats van degene wiens mandaat niet bekrachtigd is.

Ter afsluiting wil ik al mijn waardering uiten voor de leden van de commissie. Mijnheer Gargani, niemand trekt de bevoegdheid van de leden van de commissie in twijfel. U kunt zelfs op mijn grote bewondering rekenen, want de bedrevenheid van een jurist ontpopt zich niet als hij gewonnen zaken bepleit, maar als hij verloren zaken verdedigt. De manier waarop het u is gelukt dit resultaat te bereiken, verdient al mijn waardering en lof.

 
  
MPphoto
 
 

  Salvatore Tatarella, namens de UEN-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, met al het respect voor het grote aantal gezaghebbende juristen dat in de Commissie juridische zaken zetelt, vind ik in alle bescheidenheid dat als dit Huis morgen het verslag-Gargani aanneemt, het Europees Parlement dan een ongekend ernstige daad begaat. Dit zou een ongehoord willekeurig besluit zijn tegen een lid dat ten onrechte beroofd wordt van zijn Parlementsmandaat, een ongehoorde en uitzonderlijke schending van de verdragen die op verkiezingsvlak duidelijk erkennen dat de wetten, procedures en autoriteit van de lidstaten het zwaarst wegen; een ernstig conflict met een lidstaat die beroofd zou worden van een lid dat als zodanig erkend is door de wetten en de rechterlijke macht van dat land.

Mijnheer de Voorzitter, de Commissie juridische zaken heeft zich bevoegdheden toegeschoven die haar niet toebehoren. Ik opteer voor geen van beide twistende partijen. Politiek gezien laat het me koud, want beiden zijn van centrumlinks. Ik begrijp het persoonlijke probleem van de heer Occhetto, die ik bovendien ook nog sympathiek vind. Hier echter gaat het om het recht, de correcte samenstelling van het Europees Parlement, de geloofwaardigheid van het hoogste communautaire orgaan. Het recht moet gerespecteerd worden, alleen het recht. De politiek en alle partijpolitieke manoeuvres moeten buiten de deur gehouden worden. Wat voor vertrouwen kunnen de burgers in een Europees Parlement hebben dat zijn eigen samenstelling verstoort door een lid uit te sluiten dat volledig recht heeft om daarvan deel uit te maken?

Maar nu de feiten. De gerechtelijke autoriteit heeft met een definitieve uitspraak Donnici uitgeroepen als verkozene. De Italiaanse staat heeft die verkiezing aan het Europees Parlement meegedeeld. De commissie heeft opdracht gekregen de geloofsbrieven van de heer Donnici te onderzoeken. De commissie moest zijn geloofsbrieven nakijken en eventueel zien of er sprake was van onverenigbaarheid. Het is waar dat de commissie zich mocht buigen over een eventueel beroep van derden. Het was dan ook terecht dat de commissie zich heeft gebogen over het bezwaar dat de heer Occhetto had aangetekend. Maar wat de commissie niet mocht doen, was een besluit dat ten overstaan van een overheidsdienaar van een lidstaat was genomen, nietig verklaren. Dat is een rechtsactiviteit die uitsluitend toebehoort aan het rechtsorgaan van de lidstaat die zich ermee bezig heeft gehouden en daar een onherroepelijke en definitieve uitspraak over heeft geveld.

 
  
MPphoto
 
 

  Nicola Zingaretti (PSE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik voer het woord om in de eerste plaats voorzitter Gargani te bedanken. Dit vraagstuk was werkelijk heel complex en moeilijk, de voorzitter heeft zijn werk met grote wijsheid en verantwoordelijkheidszin verricht, waarbij hij één criterium heeft gevolgd: vóór alles de rechten en voorrechten van dit Parlement beschermen.

Het standpunt op grond waarvan de besluiten zijn gevallen, is juist. Vooral wordt hiermee voorkomen dat er een precedent wordt geschapen, dus dat besluiten of initiatieven worden erkend die de keuzen van de kandidaten of van degenen die op het punt staan lid van het Europees Parlement te worden, aan banden leggen.

Het is waar dat dit een novum is en waarschijnlijk creëert dit ook een precedent, maar zo’n precedent en zo’n novum zijn goed en bieden de nodige garanties inzake de voorrechten van het Europees Parlement. De besluiten die wij op dit moment nemen houden verband met een functie, een recht dat ons erkend wordt: namelijk het recht om onze mening te uiten, om geloofsbrieven en besluiten die ons worden voorgelegd, te accepteren, te beoordelen of te weigeren. Dit is dus geen kwestie van rechtsberoving: het gaat hier alleen om het recht dat dit Parlement ons geeft, om een mening te uiten.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Het is noodzakelijk om in de eerste plaats de rechten van onze collega’s en ten tweede de rechten van het Europees Parlement te beschermen.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt donderdag om 12.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Carlo Casini (PPE-DE), schriftelijk. - (IT) Ik zal tegen het ontwerpbesluit stemmen, om redenen die, naar ik stellig geloof, door het Hof van Justitie aangenomen zullen worden. Het voorstel is verkeerd, om de volgende redenen:

1) in het algemeen is de vaststelling van de verkiezingsuitslag voorbehouden aan de nationale organen, zoals bepaald in de artikelen 7 en 11 van de Akte van 20 september 1976;

2) letter C: de heer Occhetto heeft helemaal niet afgezien van zijn mandaat, maar van de benoeming door het Italiaanse Centrale Kiesbureau en van de positie op de lijst van gekozen kandidaten. Van niet-aanvaarding, zoals in artikel 3, lid 5, van het Reglement staat, is sprake als een lid al benoemd is. Dat geldt dus niet voor besluiten die voorafgaan aan de benoeming;

3) letter D: het verbod van een bindend mandaat slaat op de uitoefening van een mandaat dat al ontvangen is, en slaat dus niet op gedragingen die voorafgaan aan de benoeming;

4) letters E, F en G: het is absoluut misplaatst om een beroep te doen op het Statuut van de leden dat nog niet van kracht is en dat geldt ook voor de leden na de benoeming;

5) letters J, I, K en L: de Raad van State heeft met een definitieve uitspraak niet alleen het vorige besluit van het regionale bestuursgerecht nietig verklaard, maar dit ook hervormd;

6) nummer 2: het Parlement kan niet in de plaats treden van het Italiaans Kiesbureau bij de benoeming van een lid.

 

14. Kennis in praktijk brengen: een omvattende innovatiestrategie voor de EU (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0159/2007) van Adam Gierek, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, over “kennis in de praktijk brengen: een omvattende innovatiestrategie voor de EU” [2006/2274(INI)].

 
  
MPphoto
 
 

  Adam Gierek (PSE), rapporteur. (PL) Mijnheer de Voorzitter, met dit document willen wij de basis leggen voor een Europees innovatiebeleid en bijdragen aan het realiseren van de Strategie van Lissabon. Het is van groot belang dat wij de juiste middelen aanwenden om dit beleid tot stand te brengen. Deze middelen moeten het gemakkelijker maken onderzoek te starten, kennis over te dragen naar het bedrijfsleven en vernieuwende oplossingen in te voeren in de economische en maatschappelijke praktijk.

Om te beginnen moeten we ons afvragen wat innovatie eigenlijk is. Het is van groot belang dit concept helder te definiëren, aangezien er in het kader van regionale ontwikkelingsprogramma’s veel geld aan innovatie wordt besteed. Onder innovatie verstaan we iedere vernieuwende oplossing voor problemen die ontstaan bij het vormgeven van de menselijke leefomgeving, dus bij het vervaardigen en gebruiken van materiële en immateriële producten en bij het verlenen van diensten. Innovatie heeft derhalve altijd tot doel de productiewijze en dienstverlening te rationaliseren. Dit wordt gekoppeld aan een efficiënt gebruik van energie, grondstoffen en arbeidstijd, en het beschermen van zowel de arbeidsplaats als het milieu. Innovatie betreft dus activiteiten die erop zijn gericht de levenskwaliteit van de mens te verbeteren.

Uiteraard valt kunstmatige innovatie niet onder deze definitie, waarbij bekende producten onder een gewijzigde naam op de markt worden gebracht. Helaas is kunstmatige innovatie een veel voorkomend verschijnsel, waaraan regelmatig misleidende reclame vooraf gaat.

Wij staan een brede visie op innovatie voor. Dat maakt het mogelijk om vernieuwende oplossingen die op een bepaalde plaats bekend zijn, toe te passen op een plaats waar ze tot dan toe niet werden gebruikt. In dat geval blijkt het van belang lokale autoriteiten, met behulp van experts, de criteria voor lokale innovatie te laten vaststellen. Voor deze taken dienen toereikende financiële middelen te worden uitgetrokken.

Innovatie wordt door de volgende factoren bevorderd: een goed functionerende interne markt voor goederen en diensten die rekening houdt met alle vier vrijheden; onderwijs dat zowel qua niveau als werkwijze innoverend is, maar bovenal qua structuur, aangezien afgestudeerden van opleidingen met weinig innovatief potentieel momenteel in de meerderheid zijn. Het enorme intellectuele potentieel in onderzoekscentra moet beter benut worden, vooral in de nieuwe lidstaten. Er moet beter gebruik worden gemaakt van fiscale stimulansen, omdat deze het bijvoorbeeld mogelijk maken een innovatiefonds in het leven te roepen. Dit geldt ook voor kredietgaranties, publieke aanbestedingen en het inzetten van publiek-private partnerschappen. Het synergetisch effect stimuleert innovatie, onder andere door het invoeren van uniforme communautaire kwaliteitsnormen en standaarden. Passende regelgeving op het gebied van intellectueel eigendom vormt uiteindelijk ook een impuls voor innovatie.

Er zijn ruwweg drie categorieën innovatieve oplossingen te onderscheiden. De eerste groep omvat de rationalisering van alle soorten menselijke activiteiten, zoals bestuurlijke, educatieve, toeristische, zakelijke en vele andere, wat leidt tot vereenvoudigde processen en een korter tijdsbestek waarbinnen ze gerealiseerd kunnen worden. Deze categorie innovatie beschouwen we niet als uitvindingen. Ze vereist veeleer een grote praktische kennis.

De tweede categorie omvat innovatie die berust op octrooieerbare uitvindingen en vormt de basis van industriële vormgeving of gebruiksmodellen. Voor deze categorie innovatie is aanzienlijke theoretische en praktische kennis vereist, waarvan een groot gedeelte berust bij onder andere octrooibureaus.

De derde categorie oplossingen betreft vernieuwend onderzoek naar strategische constructies, systemen en technologieën, dat op brede schaal wordt verricht in het kader van Europese of nationale onderzoeksprogramma’s.

Fundamenteel en vooral ook toegepast innovatief onderzoek werpt onder andere vrucht af door het creëren van pioniersmarkten en nieuwe octrooien. Voor een gepaste ontwikkeling van de tweede en derde categorie innovatieve oplossingen is een uniforme, communautaire octrooi- en licentiestrategie noodzakelijk, alsmede het oprichten van een innovatiecentrum als het Europees Technologie-Instituut.

Momenteel bestaan er binnen de Europese Unie net zoveel verschillende octrooisystemen als lidstaten. Ze zijn te duur en de procedures nemen te veel tijd in beslag. Innovatie wordt niet bepaald bevorderd door het ontbreken van een goed functionerend, goedkoop en efficiënt octrooisysteem.

Het huidige octrooibeleid van de lidstaten speelt grote bedrijven in de kaart, die met behulp van de octrooiwetgeving de concurrentievoorwaarden kunnen bepalen. Dat is bijzonder nadelig voor kleine en middelgrote ondernemingen, die op innovatief gebied koploper zouden kunnen zijn.

Om een lang verhaal kort te maken wil ik u zeggen dat innovatie in het economische en maatschappelijke leven staat of valt met goed functionerende marktmechanismen, met regelgeving door de Europese Unie en de lidstaten en met financiële ondersteuning van projecten.

Wij staan voor de taak een Europese innovatieruimte te creëren door middel van verfijnd en precies afgestemd beleid op het gebied van onderwijs, financiën, fiscaliteit, onderzoek, octrooien en voorlichting.

Tot slot wil ik mijn collega’s, de co-rapporteurs mevrouw Toia en de heren Kubaciek, Hammerstein, Ransdorf en Janowski, hartelijk danken voor de vruchtbare samenwerking.

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Verheugen, vicevoorzitter van de Commissie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren afgevaardigden. Het creëren van groei en banen was de dringende taak waar de Commissie voor stond aan het begin van deze ambtstermijn. Ik geloof dat we op het goede spoor zitten. De algemene economische situatie in Europa is al lang niet meer zo gunstig geweest, maar we zijn nog niet op het punt van een trendbreuk gekomen. We moeten er voor zorgen dat deze groei duurzaam is.

Daarom hebben we de gepaste kadervoorwaarden nodig om ervoor te zorgen dat de Europese bedrijven hun concurrentiekracht verder kunnen uitbouwen. Een sleutelfactor daarvoor is de innovatiekracht in Europa en de capaciteit om onze uitstekende onderzoeksresultaten ook in de praktijk om te zetten en te commercialiseren. We moeten de concurrentie aangaan met hogere en betere kwaliteit. We moeten beter zijn dan de anderen. We moeten de hoogste eisen stellen aan de kwaliteit van onze producten. We moeten een leidinggevende positie hebben op het vlak van technologie. Nieuwe technologieën, nieuwe procedures, nieuwe producten die ons een voorsprong geven op de anderen, dat zijn onze kansen.

Ik zou u twee recente voorbeelden willen geven om te tonen hoe vernieuwende ideeën de concurrentiekracht van een bedrijf kunnen doen toenemen. Ik denk daarbij aan de vernieuwende sensoren voor airbags. Deze hebben airbags over de hele wereld omgevormd van een uitstekend, maar onbetaalbaar, idee tot een goedkope en wijd verspreide veiligheidsuitrusting. Ondertussen worden op basis hiervan elk jaar vijftig miljoen van die sensoren geproduceerd. Vandaag de dag worden ze niet meer alleen in de automobielsector gebruikt maar bijvoorbeeld ook in mobiele telefoons, laptops en DNA-chips.

Een heel ander succesverhaal is de uitvinding van een biologisch afbreekbare, kunststof tas. Een klein groepje wetenschappers heeft dit milieuvriendelijke product ontworpen en het octrooi op de markt productief gemaakt. In de loop van enkele jaren is ondertussen een succesvol middelgroot bedrijf ontstaan met een omzet van vijftig miljoen euro en zestig octrooien – de trend gaat in stijgende lijn. Dit zijn slechts twee voorbeelden voor honderden, zelfs duizenden innovatieve ideeën die we elk jaar hebben in Europa en die we nodig hebben om banen te creëren en duurzaam te behouden.

Ik ben het Europees Parlement en rapporteur Gierek heel dankbaar voor de steun aan onze innovatiestrategie. Dat geldt vooral voor de terreinen die de Europese Raad in december 2006 prioriteiten genoemd heeft. Het zijn thema’s waarvoor we nu speciale inspanningen doen. Daarbij horen onder andere ons beleid voor het versterken van clusters en de initiatieven voor het creëren en stimuleren van toonaangevende markten. In het kader hiervan zullen we na raadpleging van de belanghebbende groepen voor het einde van het jaar nog een voorstel presenteren over het opzetten van meer vernieuwende, toonaangevende markten.

We gebruiken ook verder het brede veld van de standaardisering voor het ondersteunen van innovatie. Ook op dit vlak hebben we een mededeling gepland voor de herfst van 2007.

Het gaat er om het verstrekken van overheidsmiddelen doelgericht te gebruiken voor het ondersteunen van innovatie. Dat hebben we gedaan door de regels voor het gebruiken van structuurfondsen zo op te stellen en door de steunregels zo aan te passen dat innovatie sterker ondersteund kan worden dan tot nu toe het geval was.

Een betere bescherming van intellectueel eigendom vind ik zelf uiterst belangrijk. Dit is van doorslaggevend belang op Europees niveau maar ook in een wereldwijde context. Zoals de rapporteur terecht stelde, is er een probleem voor kleine en middelgrote bedrijven wat het toepassen van hun rechten inzake intellectueel eigendom betreft. De Commissie werkt een strategie uit om kleine en middelgrote bedrijven hierbij te helpen.

Ik wil er op wijzen dat deze rechten betaalbaar en van hoge kwaliteit moeten zijn. Daarom is vooruitgang op het vlak van het communautair octrooi zo belangrijk voor de concurrentiekracht van onze economie. De huidige toestand van het octrooibeleid is een zeer groot concurrentienadeel voor de Europese economie.

Ik ben heel dankbaar voor het feit dat u kleine bedrijven zo veel aandacht geeft. We vinden hierin vaak grote, vernieuwende mogelijkheden. Het is belangrijk dat we de toegang tot financiële middelen voor hen makkelijker maken. Dat is precies wat we doen met het programma voor concurrentiekracht en innovatie, specifiek gericht op kleine en middelgrote, vernieuwende bedrijven.

We delen ook de mening dat eco-innovatie van groot belang is – dit is een essentieel thema voor de volgende jaren. Eco-innovatie en energie-efficiëntie zijn nu precies de thema’s waarvoor Europese, vernieuwende oplossingen een weg vinden naar de wereldmarkt. Ze vergroten ons internationale concurrentievermogen en zorgen op die manier voor groei en banen.

Ik heb de indruk dat het Parlement, de Raad en de Commissie het er in grote mate over eens zijn dat een verdere verbetering en stimulering van innovatie een noodzakelijke voorwaarde is wanneer Europa succesvol wil blijven. We weten allemaal wat nodig is. Nu komt het er op aan dit ook echt te doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sharon Bowles (ALDE), rapporteur voor advies van de Commissie economische en monetaire zaken.(EN) Mijnheer de Voorzitter, dit verslag bevat een lange lijst van manieren waarop innovatie kan worden aangemoedigd, en veel daarvan zijn waardevol. Ik kan echter niet genoeg benadrukken dat gemakkelijke toegang – en daarmee bedoel ik niet alleen maar eenvoudiger of minder ingewikkelde toegang – tot innovatieprogramma’s en -maatregelen voor kleinere ondernemingen van het hoogste belang is en dat er op dat gebied nog heel wat te doen valt.

Het verheugt mij dat in het verslag diverse suggesties van de Commissie economische en monetaire zaken zijn overgenomen, en dan denk ik met name aan het voorstel het streefcijfer van 3 procent van het bbp voor O&O-uitgaven als een minimum te beschouwen. Ook ben ik blij dat in het verslag het voorstel voor een risicodelende financieringsfaciliteit verwelkomd wordt en de problemen rond de bescherming van innovatie in de dienstensector erkend worden, vooral de problemen die kleinere ondernemingen ondervinden met de bescherming van fabricage- en bedrijfsgeheimen en met geheimhoudingsovereenkomsten, wat een belemmering kan zijn voor hun vermogen om financiële middelen aan te trekken.

Het staat als een paal boven water dat intellectuele eigendom nauw samenhangt met innovatie. Ik vind het echter jammer dat er verklaringen in het verslag staan waarmee het werk ontkracht wordt dat momenteel binnen de Commissie gedaan wordt, onder auspiciën van commissaris McCreevy, over diverse manieren om het octrooisysteem te verbeteren.

Dat werk is pragmatisch en constructief van aanpak en kan leiden tot betere oplossingen dan bijvoorbeeld proberen het Europees Octrooibureau te integreren in de Gemeenschap, wat een allesbehalve eenvoudige oplossing is en al evenmin de meest veelbelovende manier om de bestaande problemen uit de weg te ruimen. Het is ook zeker niet iets dat binnen korte tijd verwezenlijkt zou kunnen worden.

Innovatie, intellectuele eigendom en concurrentiekracht zijn deel van de globalisering, waarin internationale normen van belang zijn. Dit betekent dat een naar buiten gerichte, internationale aanpak essentieel is en ik juich het toe dat dit erkend wordt waar het om standaarden gaat. Ik zou willen waarschuwen tegen een te zeer naar binnen gekeerde benadering wat octrooien betreft. Uiteindelijk is de concurrentiekracht daar het slachtoffer van.

 
  
MPphoto
 
 

  Barbara Weiler (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming. (DE) Mijnheer de Voorzitter, Mijnheer de commissaris, beste collega’s. Dit thema is voor een politicus natuurlijk zeer verleidelijk, omdat het zo breed is – zoals de Commissie dat wilde. Daarom wil ik me beperken tot de weinige, essentiële punten waarover de Commissie interne markt en consumentenbescherming een besluit genomen heeft, en dit zelfs met relatief weinig controverse.

We waren van mening dat een goed werkende interne markt een gunstig klimaat biedt voor innovatie. Een goed werkende interne markt betekent voor ons een interne markt zonder nutteloze hindernissen en zonder negatieve gevolgen voor de samenleving. We pleiten ervoor het doorgeven van economische resultaten, met name aan het MKB, beter te regelen dan in het verleden, want het MKB – zoals u al gezegd heeft, mijnheer de commissaris – is tot nu toe altijd een motor voor innovatie en creativiteit geweest. De kleine en middelgrote ondernemingen zijn in Duitsland en in heel Europa ook de ondernemingen geweest die speciale aandacht hebben gehad voor de opleiding van jonge mensen. Ik zie de ramp nu al aankomen wanneer minder jonge mensen een opleiding krijgen die hen kwalificeert om aan onze thema’s te werken.

We zijn van mening dat betere rechtsregels een nutteloze belasting van het MKB kunnen veroorzaken maar dat ze ook het vertrouwen van de consument kunnen verbeteren. We pleiten voor het snel invoeren van Europese normen en van internationale normen die de EU overstijgen. We zijn van mening dat ook slim uitgewerkte, soepele regels op het vlak van openbare aanbestedingen kunnen helpen om de innovatiestrategie te verbeteren. We geloven dat de informatie van het MKB en andere instellingen verbeterd moet worden en ik ben blij – dat wil ik nog eens zeggen – dat de Commissie regionale ontwikkeling een adviseur voor technologie wil invoeren.

Tot slot zijn er nog twee punten die voor ons van groot belang zijn. Het gaat om het stimuleren van innovatie met sociale toepassingsmogelijkheden, omdat we dit een perspectief voor de toekomst vinden, en de noodzaak om met deze initiatieven van de Commissie ook de levenskwaliteit van de burgers te verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Christa Prets (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie regionale ontwikkeling. (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, het is verheugend om op het laatste innovatiescorebord te lezen dat Europa de internationale vergelijking steeds beter doorstaat. Voor het vierde jaar op rij is de innovatiekloof tussen de VS en Europa verkleind. Toch moeten we in een steeds veranderende tijd van snelle ontwikkelingen altijd nieuwe uitdagingen blijven aangaan. Innovatie is op lange termijn een noodzakelijk antwoord op toekomstige, wereldwijde problemen. Vernieuwende bedrijven werken in de hele EU veel minder samen met universiteiten en andere instellingen voor hoger onderwijs dan met klanten en leveranciers. Interactie tussen universiteiten en scholen enerzijds en bedrijven, met name kleine en middelgrote ondernemingen, anderzijds is een verdere voorwaarde voor economische bereidheid tot innovatie.

In dit verband zou ik het Europees Technologie-Instituut willen noemen en ik vraag de Raad en de Commissie om een financiële basis hiervoor te leggen. Het geld mag echter niet weggehaald worden bij lopende projecten en dan toegewezen worden aan het instituut – dat zou contraproductief zijn en de andere projecten afremmen. Op lokaal en regionaal vlak is het innovatiepotentieel van kleine en microbedrijven zeer groot. Dit innovatiepotentieel moet in de hele EU beter erkend, gestimuleerd en door concrete politieke maatregelen uitgebouwd worden, onder andere door middel van een betere toegang tot de regio’s. In Oostenrijk hebben volgens de statistieken van 2004 bijvoorbeeld kleine bedrijven meer nieuwe en duidelijk verbeterde producten op de markt gebracht dan middelgrote bedrijven. Ik zou ook de clustervorming willen noemen en tot slot willen zeggen dat innovatiebeleid ook in verband moet worden gebracht met vrouwen en dat vrouwen een betere toegang moeten krijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jaroslav Zverina (PPE/DE), rapporteur voor advies van de Commissie juridische zaken. – (CS) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, geachte dames en heren, ik vind het positief dat hier geen onhaalbare doelen worden gesteld om de rest van de wereld in te halen en voorbij te stevenen. Wij moeten er in Europa op realistische wijze naar streven dat wetenschap, onderzoek en ontwikkeling het contact niet verliezen met de rest van de wereld. Ik geloof er niet in dat politici op het gebied van technologie en innovatie wonderen kunnen doen.

Mijn levenslange ervaring met allerhande politieke programma’s op dit gebied maken mij ietwat sceptisch. De EU is zich kort geleden nog een buil gevallen aan de zogenaamde strategie van Lissabon. Onze taak als politici ligt vooral bij het definiëren van een redelijk en stabiel wettelijk kader en natuurlijk bij het vinden van zoveel mogelijk geld voor onderzoek en technologische vernieuwing. Wetenschap en technologische ontwikkeling zijn naar mijn mening vooral gebaat bij transparantie, genoeg vrijheid om innovatief te zijn en, last but not least, kredieten.

Het verheugt me dat het verslag een poging doet het prestige van onderzoek en ontwikkeling te vergroten. Uiteindelijk moet het beïnvloeden van normen en waarden een van de hoofdtaken zijn van de politiek. In de Commissie juridische zaken hebben wij opnieuw gesproken over de regulerende en wetgevende aspecten van de ruimte waarbinnen de Europese innovatie plaatsvindt. Wat de bescherming van de intellectuele eigendom betreft is de Europese Unie gebonden aan de relevante internationale verdragen en de Unie moet in staat worden geacht de eigen economische en culturele ruimte te harmoniseren.

Traditionele tekortkomingen zien wij op het vlak van het octrooibeleid waar ondanks herhaalde pogingen geen significante verbeteringen zijn geboekt. Helaas moeten wij eens te meer vaststellen dat de Europese octrooiwereld gefragmentariseerd is en onoverzichtelijk. Onze wetenschappers en uitvinders, evenals onze technologische centra, moeten voor een octrooi aanzienlijk meer betalen dan elders meestal het geval is. De ongemeen brede steun voor dit verslag is, denk ik, toe te schrijven aan het feit dat er niemand is die niet inziet hoe belangrijk innovatie is voor de toekomst van Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Ján Hudacký, namens de PPE-DE-Fractie. – (SK) Allereerst wil ik graag de rapporteur, de heer Gierek, bedanken zijn evenwichtige en grondige verslag.

Hoewel in het verslag het onderwerp van de stimulering van innovatie in de Europese Unie vanuit alle mogelijke gezichtspunten wordt behandeld, zou ik graag een belangrijke factor willen uitlichten die onze hele innovatiestrategie te boven gaat, namelijk de bevordering van een concurrerend klimaat en flexibele initiatieven, want dat moeten de drijvende krachten voor innovatie zijn in bedrijven, clusters, technologie- en ontwikkelingscentra en soortgelijke instellingen. De sleutel tot een soepele uitwerking van alle initiatieven op dit terrein is het vlak maken van het speelveld voor activiteiten die afhankelijk zijn van een voldoende aanvoer van expertise, ervaring en knowhow, en die erop gericht zijn om zo efficiënt mogelijk aan de markteisen te voldoen.

Daarom moeten we verbanden tot stand brengen op lokaal, regionaal, nationaal en internationaal niveau om de vorming van op informatie gebaseerde groepen mogelijk te maken, die kennis toepassen door middel van een flexibel gestructureerd O&O- en ondernemingsklimaat dat zowel de samenwerking als de concurrentie tussen deze groepen stimuleert.

In de praktijk zou dit betekenen dat een universiteit, een onderzoeks- en ontwikkelingscentrum en een innovatieve onderneming ad-hocclusters kunnen vormen waarbinnen ze kunnen samenwerken aan een innovatieproject, en elkaar vervolgens juist fel kunnen beconcurreren als onderdeel van een ander cluster dat aan een ander innovatieproject werkt. Bij het formuleren van een nieuwe strategie moeten we rigide langetermijnverbanden vermijden, omdat deze de neiging hebben zichzelf klem te zetten, doordat ze geïnstitutionaliseerd raken en vast komen te zitten in een slecht gefundeerd langetermijnsysteem. Een dergelijk systeem is dikwijls gebaseerd op zinloze eisen, zoals de principes van uitmuntendheid of kritische massa, welke gekenmerkt worden door het feit dat ze kleine spelers afhouden van innovatie.

Dergelijke ingewikkelde verbanden slorpen op inefficiënte wijze grote hoeveelheden middelen op en zijn na verloop van tijd niet meer in staat om flexibel in te spelen op de snel veranderende eisen van een gemondialiseerde wereld.

 
  
MPphoto
 
 

  Silvia-Adriana Ţicău, în numele grupului PSE. – La Lisabona, Uniunea Europeană şi-a propus să devină cea mai dinamică şi competitivă economie bazată pe cunoaştere. Pentru a încuraja cercetarea, au fost dezvoltate programele-cadru de cercetare şi instrumente precum JEREMIE, care sprijină dezvoltarea întreprinderilor mici şi mijlocii la nivel regional. Aceste instrumente financiare ar trebui să existe şi la nivel naţional, cu sprijinul sistemului bancar. Din păcate, există încă multe regiuni ale Uniunii Europene care nu investesc 3% din produsul intern brut în cercetare şi dezvoltare. Există însă şi state membre care au decis să-şi dezvolte economia prin investiţii masive în resurse umane, în noile tehnologii şi în cercetare şi inovare. Aceste state au acordat inclusiv facilităţi fiscale companiilor care au investit în cercetare. Ele nu trebuie să rămână însă cazuri izolate şi solicităm Comisiei Europene să faciliteze cunoaşterea bunelor practici şi să recomande statelor membre acordarea de facilităţi fiscale pentru investiţiile realizate în cercetare.

O economie bazată pe cunoaştere se bazează pe triunghiul cunoaşterii format din universităţi, centre de cercetare, parcuri ştiinţifice şi tehnologice şi companii, iar toate acestea trebuie să fie sprijinite. În acelaşi timp, Uniunea Europeană trebuie să asigure un echilibru corespunzător între accesul la informaţii, la rezultatele cercetării, şi protecţia proprietăţii intelectuale. Pentru a încuraja cercetătorii şi, mai ales, companiile să investească mai mult în cercetare şi în cercetarea aplicată, trebuie să protejăm munca intelectuală a acestora. În acelaşi timp, roata nu trebuie reinventată, iar rezultatele cercetării trebuie să fie disponibile celor interesaţi. Pentru aceasta, reţelele de comunicaţii de mare viteză, accesibile în şcoli, universităţi, parcuri tehnologice, institute de cercetare şi companii, trebuie să fie infrastructura minimă existentă.

 
  
MPphoto
 
 

  Patrizia Toia, namens de ALDE-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de groei van de Europese economie hangt steeds meer af van de capaciteit van het Europese productiestelsel om te innoveren, om zich technologisch aan te passen. Dit is nodig om de concurrentie het hoofd te bieden in het internationale handelsstelsel dat alsmaar slagvaardiger wordt. Helaas is de innovatiekloof tussen Europa en de andere grote wereldeconomieën, te beginnen bij de Verenigde Staten, nog steeds groot, wat ten nadele van Europa uitvalt. En toch kunnen wij stellen dat er in ons Europa, in de landen van Europa, een grote onderzoekscapaciteit is: in de universiteiten, in de centra van toponderzoek, in onze laboratoria. In vele universiteiten is er sprake van topkwaliteit, de specialistische en wetenschappelijke kennis is vaak van hoog niveau.

Wat Europa echter schromelijk mist, is de gelegenheid en het vermogen om zijn eigen onderzoeksresultaten over te hevelen op de productieprocessen. Wat ons ontbreekt, is de capaciteit om de knowhow die uit ons onderzoek voortvloeit in technologie om te zetten, om het productiestelsel, het bedrijfsleven en de dienstenmaatschappijen op alle terreinen te vernieuwen: dus innovatie op het vlak van product, proces en organisatie. Mijnheer de commissaris, u en de Commissie doen zeer lovenswaardige pogingen om de innovatie te stimuleren: de acties rondom het Zevende Kaderprogramma, de CIP’s, de financiële instrumenten die thans opnieuw zijn gelanceerd. Daarvoor is veel promotie nodig, en dat geldt nog meer voor de opleidingsprojecten ter ondersteuning van het midden- en kleinbedrijf, waarvoor de nodige financiële middelen en goede procedure- en organisatiemiddelen moeten komen.

Er is behoefte aan dit soort initiatieven en nog meer aan andere initiatieven. Er moeten meer toegankelijke organisatiemiddelen en proceduretrajecten worden vastgesteld, om ervoor te zorgen dat onze inspanningen leiden tot concrete resultaten in het productiestelsel en de dienstensector van Europa. Om het innovatiepeil in Europa op te trekken, acht ik het ook noodzakelijk, zoals in het verslag van onze collega Gierek staat, om uit te gaan van een mentaliteit die open staat ten opzichte van innovatie. Dat moet op school al beginnen. Het lijkt soms wel of de school ver van de productieprocessen staat, maar in feite is dat helemaal niet zo! De leerlingen van vandaag zijn de werknemers en ondernemers van morgen!

Er moet sterk worden aangestuurd op een mentaliteitsomslag in Europa, een bereidheid om te veranderen, om onderzoek te doen, te experimenteren. Dit betekent dat er ook de nodige opleidingsfaciliteiten moeten komen. Nu wij de mond zo vol hebben over opleiding in Europa, geloof ik dat dit heel belangrijk is. De overheidssector blijkt een belangrijke rol te vervullen, zoals u in het verslag van de Commissie zegt en zoals ook in onze resolutie staat. Ik geloof sterk in de bijdrage die de overheidssector kan leveren aan innovatie, door rechtstreeks verbeteringen aan te brengen die tot grotere kwaliteit in het dienstenaanbod van de overheid leiden. Als de overheid zich vernieuwt en zich geschiktere productieprocessen aanmeet, kan zij ook de ontwikkeling van de economie een hart onder de riem steken en helpen de kosten terug te dringen.

Laatste vermelding: de clusters. De commissaris heeft het daarover gehad, de collega’s hebben het erover gehad, het is heel belangrijk het regionaal beleid te koppelen aan innovatie.

 
  
MPphoto
 
 

  Mieczysław Edmund Janowski, namens de UEN-Fractie. (PL) Mijnheer de Voorzitter, namens de UEN-Fractie wil ik de rapporteur hartelijk gelukwensen. Twee weken geleden heb ik een verslag gepresenteerd over innovatie in de context van regionaal beleid. Ik wil de rapporteur ervoor bedanken dat hij in zijn verslag ook aandacht aan dit aspect heeft besteed.

Naar mijn idee draagt het verslag van de heer Gierek bij aan een effectiever en praktisch gebruik van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek, van octrooien, uitvindingen en rationaliserende oplossingen binnen een ruim gedefinieerde economie. Wanneer we daar geen gehoor aan geven, worden we onherroepelijk afgestraft. Het is ons namelijk niet te doen om innovatie als doel op zich, of om kunstmatige vernieuwing. We moeten de resultaten van het werk van wetenschappers, uitvinders en ingenieurs dringend benutten. Zij hebben werkelijk toegevoegde waarde voor Europa en onze hele beschaving.

We moeten nagaan waar de knelpunten liggen bij het invoeren van innovatie en of onze bureaucratie soms een bijzonder obstakel vormt. Europese instellingen, nationale overheden en lokale autoriteiten zouden deze constructieve werkzaamheden moeten stimuleren. Regionale universiteiten, onderzoeksinstellingen of clusters zijn vaak van excellente kwaliteit. De evidente rol van kleine en middelgrote ondernemingen is hier ruim aan bod gekomen. Ook financiële, waaronder fiscale, middelen mogen we niet vergeten, net zo min als een correcte besteding van de Structuurfondsen.

Uiteraard heeft innovatie in het bijzonder betrekking op technologische zaken, heden ten dage voornamelijk digitale technieken, nanotechnologie, materiaaltechnologie, biotechnologie, geneeskunde, enzovoort. Er zijn daarom grote mogelijkheden weggelegd voor het Europese Technologie-Instituut, evenals voor het juist aanwenden van het zevende Kaderprogramma. Toch wil ik ook benadrukken dat innovatie van essentieel belang is in het onderwijs, bestuur, management, allerhande diensten, landbouw, openbare voorzieningen enzovoorts.

Tot besluit wil ik even kwijt dat echte innovatie niets menselijks vreemd is, zowel aan de kant van degenen die innoveren als van degenen die de innovatie gebruiken. Innovatie dient namelijk de mens.

 
  
MPphoto
 
 

  David Hammerstein, namens de Verts/ALE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik u condoleren met de uitslag van de voetbalwedstrijd. Natuurlijk is Liverpool ook een beetje van ons want er spelen vrij veel Spanjaarden in dat team.

Wat de innovatie betreft zou ik de heer Gierek willen bedanken voor zijn werk, want innovatie is een grote uitdaging voor de Europese Unie, voor de economie, de mensen, de gemeenschappen, voor de territoriale samenhang. Ik zou erop willen wijzen hoe belangrijk het is om de rol van programma’s te benadrukken zoals het Eureka-programma, dat kleine bedrijven ten goede komt.

Voor kleine ondernemingen is het ook van belang dat initiatieven worden bevorderd zoals het Eurostar-initiatief, en het hele concept van de clusters, dat erin bestaat netwerken van kleine bedrijven op te zetten die ondersteuning krijgen om informatie te delen en overheidssteun te ontvangen, kan een algemene doelstelling worden in de hele Europese Unie.

Er vindt een omdenken plaats in de Gemeenschap: asfaltwegen maken plaats voor informatiewegen; in plaats van bijna al onze Europese fondsen in asfalt te steken, moeten we die nu aan kennis besteden. Dat is een belangrijk gegeven als we ons afvragen waaraan we de financiële middelen, de structuurfondsen of de regionale fondsen moeten besteden.

Onlangs was ik in Polen en ik heb daar met de mensen gesproken over onze ervaring om te proberen steeds meer fondsen door te sluizen naar onderzoek, innovatie, en infrastructuren, niet alleen de zware infrastructuren maar ook de intelligente infrastructuren.

Een grote rol hierbij speelt de kwestie van de intellectuele eigendom. Als we hermetische muren optrekken rond onze wetenschappelijke en technische informatie lopen we het risico daarmee ook de voorwaarde om zeep te helpen die noodzakelijk is voor het opzetten van een hecht economisch en cultureel netwerk. Op die manier kunnen we de informatie die voor innovatie noodzakelijk is, ontoegankelijk maken.

We moeten de cumulatie van octrooien niet verwarren met innovatie. In tegenstelling tot wat sommigen zeggen, komt er in Europa op het ogenblik namelijk vrij veel risicokapitaal binnen dat wordt aangetrokken door een minder streng intellectueel-eigendomsstelsel.

Laten we niet de vergissing begaan om het octrooistelsel voor intellectueel eigendom van de Verenigde Staten over te nemen, nu het octrooistelsel daar op de helling staat omdat het veel te duur is en omdat het het creëren van octrooien als doel op zich bevordert, waarbij het ontstaan van octrooikartels in de hand wordt gewerkt, niet voor het bevorderen van innovaties maar om het bestaande te beschermen.

We staan volledig achter het voorstel om het Europees Octrooibureau op te nemen in de Europese instellingen en het aan democratische controle te onderwerpen.

Verder zijn wij van oordeel dat er octrooien moeten worden verleend als het gaat om concrete, praktische octrooien die bevorderlijk zouden kunnen zijn voor innovatie. We moeten ons echter niet laten leiden door het verkeerde idee dat de intellectuele eigendom op zich een doeleinde is. Nee. De intellectuele eigendom moet in dienst staan van de verbeeldingskracht.

De prioriteit hierbij moet zijn dat we alles delen. De prioriteit moet zijn dat we creativiteitsgebieden creëren waarop informatie kan worden gedeeld met als doel een betere wereld te scheppen en een beter sociaal netwerk in het leven te roepen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Ik geef het woord aan de heer Van Nistelrooij. Bent u toevallig familie van de voetballer?

 
  
MPphoto
 
 

  Lambert van Nistelrooij (PPE-DE).(EN) Inderdaad, maar vanavond niet, want nu moet ik hier zijn. Het spijt me zeer. Mijnheer de Voorzitter, ik wilde slechts opmerken dat het verslag van Adam Gierek precies op het goede moment komt.

Omdat we voor een nieuwe en zeer forse uitdaging staan op wereldschaal. De globalisering prijst ons uit de markt. Delen van onze klassieke maakindustrie verliezen het. En het spraakmakende rapport van de heer Aho roept op tot clustering, meer bundeling, meer kritische massa, meer specialisatie, bundeling van creativiteit.

We besteden in de Unie ongeveer 43% van het budget aan versterking van de concurrentiekracht. Structuurfondsen, geld voor onderzoek, geld voor de kleine en middelgrote ondernemingen. En toch blijft mijn vraag of we met deze instrumenten wel goed inspelen op de concurrentieverhoudingen. Wat doen we als nu uiteindelijk blijkt dat we onvoldoende technisch opgeleide mensen hebben om een en ander uit te voeren?

Op wereldschaal blijkt dat we onvoldoende focussen, onvoldoende reliëf durven aan te brengen in Europa via kennisregio's van velerlei aard. Naar mijn idee, Voorzitter, is open innovatie voor grote en kleine bedrijven, samen met kennisinstellingen en overheden, daarop het antwoord.

Tenslotte hebben we topregio's nodig. Het gaat om topsport, Voorzitter, daar sprak ook de heer Verheugen over. Technologieleidend willen zijn. Zonder voortrekkers heb je geen gevolg, dan heeft het cohesiebeleid ook onvoldoende mogelijkheden voor inzet in geheel Europa, ook in de minder ontwikkelde gebieden.

Dat is denk ik nodig. Dat we de komende jaren ons beleid durven te herijken. Meer focus. Het verslag van de heer Gierek levert daarvoor de goede basis en ik dank hem daar bijzonder voor.

 
  
MPphoto
 
 

  Gábor Harangozó (PSE). (HU) De economie van de Europese Unie heeft te maken met steeds grotere wereldwijde uitdagingen. Om hier het hoofd aan te kunnen bieden, is er behoefte aan bedrijven met een grote toegevoegde waarde, die gespecialiseerd zijn in innovatieve activiteiten en goed met elkaar kunnen samenwerken.

Momenteel hebben de kleine en middelgrote ondernemingen met allerlei problemen te kampen. De meest in het oog springende hiervan zijn dat deze ondernemingen gezien hun bescheiden grootte op Europees niveau nauwelijks zichtbaar zijn en dat ze slechts mondjesmaat toegang hebben tot de diensten die nodig zijn voor het bereiken van internationaal concurrentievermogen. Deze marktachterstand als gevolg van kleinschaligheid kan worden verholpen via netwerken en clustering.

Juist daarom is het tot stand brengen van clusters en groeipolen een belangrijk en effectief middel voor economische ontwikkeling. Al staat het buiten kijf dat de ontwikkelingspolen een sleutelrol vervullen in de toename van de Europese concurrentiekracht, bij de implementatie van de innovatiestrategie van de Europese Unie mag de nadruk niet uitsluitend worden gelegd op de onderzoeks- en ontwikkelingscentra, maar moeten we tevens voor ogen houden dat de Unie een verenigde eenheid vormt waarin zowel ontwikkelde als minder ontwikkelde gebieden te vinden zijn. Zij dient een rol te vervullen bij zowel de toename van innovatieve mogelijkheden als het terugdringen van regionale verschillen.

Er moet een betere samenwerking tot stand komen tussen de verschillende organisaties, economische spelers, universiteiten, onderzoekscentra en de overheid. We dienen ervoor te zorgen dat de aldus verworven kennis in het bedrijfsleven in de praktijk wordt gebracht. We moeten de administratieve processen vereenvoudigen, de financiering vergemakkelijken en een zodanig belastingsysteem ontwikkelen dat de grotere innovatieve capaciteit van ondernemingen wordt gestimuleerd.

De innovatiestrategie moet daarnaast door nieuw bloed in het Europese bedrijfsleven te pompen, de economie van de Europese Unie aantrekkelijker en concurrerender maken. Het zou een unieke kans zijn als we dergelijke ontwikkelingen via het Europees Ontwikkelingscentrum voor iedereen toegankelijk kunnen maken en de mogelijkheid kunnen creëren voor constante informatie-uitwisseling. Innovatie is van iedereen en het heeft als doel de levensomstandigheden en de kwaliteit van het dagelijks leven van de mensen in de hele Europese Unie te verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Šarūnas Birutis (ALDE). (LT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, ik wil Adam Gierek bedanken voor dit grondige verslag, evenals alle afgevaardigden die eraan hebben bijgedragen. Ik voor mij zou kort op een paar belangrijke aspecten willen ingaan.

Allereerst stel ik voor dat nog sterk wordt benadrukt dat regionale partnerschappen bij uitstek de sleutel vormen voor de tenuitvoerlegging van het door ons opgezette Europees innovatiebeleid. De vorming van ondernemingsnetwerken is van groot belang, aangezien het ondernemingen, en met name KMO’s, de gelegenheid biedt zich zekerder te voelen en dynamisch in te spelen op de uitdagingen van de nieuwe mondialisering. Europa en de lidstaten moeten de vorming van zo’n systeem stimuleren!

Ten tweede moeten de prioritaire gebieden van wetenschappelijk onderzoek en de verbreiding van innovatie heel weloverwogen gekozen worden. Litouwen heeft zojuist een grondige evaluatie afgerond van de ontwikkeling van zijn economie ten opzichte van regionale en wereldwijde tendensen en hieruit is gebleken dat de economie niet zozeer groeit door het scheppen van nieuwe economische sectoren en de toekenning van nationale financiële middelen aan deze sectoren, als wel door de aanpassingen van bestaande economische sectoren. Daarom is het voor het waarborgen van stabiele economische groei essentieel om innovatie aan te moedigen in ondernemingen in iedere sector van de economie, waarbij niet uit het oog mag worden verloren dat de vitaliteit van hoogtechnologische ondernemingen sterk afhangt van de vitaliteit van lokale traditionele industrieën en van de toepassing van nieuwe ideeën.

Geachte collega’s, uiteindelijk hangt de toekomst van de Europa’s industrieën niet af van welke industriële sectoren we besluiten te ontwikkelen, maar van de mate waarin we erin slagen een nieuwe samenleving te scheppen waarin het toepassen van nieuwe ideeën een way of life is!

Het derde punt waar ik de aandacht op wil vestigen is hoe ieder land omgaat met innovatie en deze evalueert. Er zijn nieuwe methoden vereist om innovatie te beoordelen! Uit onderzoeken blijkt dat de manier waarop Litouwen en de andere EU-landen innovatie in uiteenlopende sectoren van de economie beoordelen, op basis van de gebruikelijke evaluatiemethode (het “Europees scorebord”) volkomen onjuist kan zijn, en er zijn ernstige twijfels omtrent de ingeburgerde stelling dat er een rechtstreeks verband zou zijn tussen wetenschappelijke onderzoeksactiviteit en de economische innovatie van een nationale economie.

 
  
MPphoto
 
 

  Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag een steentje bijdragen aan deze discussie en aandacht vragen voor de volgende punten. Ten eerste voor het feit dat er in de Europese Unie gemiddeld nauwelijks 2 procent van het bbp voor onderzoek en ontwikkeling wordt uitgetrokken. In de meest ontwikkelde niet-lidstaten, waaronder in de Verenigde Staten, is daarentegen tenminste 3 procent van het bruto binnenlands product voor dat doel bestemd. Op deze manier wordt de afstand tussen Europa en de Verenigde Staten niet kleiner. Integendeel: Europa raakt steeds verder achterop.

Ten tweede is het van cruciaal belang om middelen uit de nationale en lokale begrotingen en vooral middelen uit de private sector toe te voegen aan Europese middelen voor onderzoek en ontwikkeling. Er wordt namelijk gespeculeerd dat de uitgaven van de Europese Unie voor onderzoek en ontwikkeling in 2010 2,6 procent van het bbp zullen bestrijken, waarvan twee derde afkomstig zal zijn uit de private sector.

Ten derde hoop ik van harte dat het Europese geld voor onderzoek en ontwikkeling niet alleen terecht zal komen bij gerenommeerde onderzoeks- en onderwijsinstellingen, maar ook bij hogescholen en onderzoekseenheden in zowel de oude als de nieuwe lidstaten.

 
  
  

VOORZITTER: RODI KRATSA-TSAGAROPOULOU
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE).(SK) Allereerst zou ik de rapporteur, de heer Gierek, en de heer Hudacký, mijn collega en schaduwrapporteur in de commissie ten principale, de Commissie industrie, onderzoek en energie, willen bedanken voor het opnemen in dit verslag van meerdere amendementen die waren voorgesteld in de adviezen van de Commissie regionale ontwikkeling en de Commissie interne markt en consumentenbescherming. Ik heb als schaduwrapporteur voor mijn fractie deelgenomen aan de opstelling van deze amendementen.

De Europese Unie staat voor nieuwe uitdagingen in een globaliserende wereld en daarom moet ons concurrentievermogen versterkt worden door te bevorderen dat de vindingen die voortkomen uit onderzoek- en ontwikkelingswerk te gelde worden gemaakt. De Europese Unie beschikt over tal van instrumenten die doelmatiger zouden kunnen worden ingezet om innovatie te bevorderen. Ik verwijs in het bijzonder naar interne marktinstrumenten zoals overheidsopdrachten voor innovatieve producten en diensten, de totstandkoming van publiek-private partnerschappen op innovatieve terreinen en de toepassing van technische normen. Ik ben er stellig van overtuigd dat snelle en efficiënte introductie van technische innovaties kan worden bereikt door standaardisering. Daarom ben ik blij dat de rapporteur dit idee heeft overgenomen en in zijn verslag mijn amendementen heeft opgenomen over de snelle ontwikkeling van technische normen op nieuwe terreinen, vooral op het terrein van innovatieve technologieën en telecommunicatietechnologieën.

In mijn amendementen heb ik het belang benadrukt van het tijdig identificeren en stimuleren van leidende markten. Voorbeelden van markten waar de Europese Unie de potentie heeft wereldleider te worden zijn onder andere de markt voor “slim textiel”, milieutechnologieën of de elektronische gezondheidskaart. Nu er nog maar erg weinig tijd over is tot de in de strategie van Lissabon gestelde deadline van 2010, moeten we ons richten op de Europese regio’s. Meer dan ooit heeft een concurrerend Europa de dynamiek, de inventiviteit en het enthousiasme van zijn regio’s nodig.

Een consistent en transparant kader van overheidssteun als prikkel zou kunnen helpen om regionale partnerschappen tot stand te brengen op basis van samenwerking van KMO’s, universiteiten, onderzoeksinstellingen, lokale overheden en financiële instellingen.

Ik dring er bij de lidstaten op aan het belang van het aanmoedigen van innovatiestrategieën niet te onderschatten: het moet een prioriteit worden binnen de operationele programma’s. Ik geloof dat als we het EU-aanbod aan nuttige toewijzingen uit de structuurfondsen voor investeringen in onderzoek, innovatie en permanente vorming gebruiken, we nieuwe banen zullen weten te scheppen en we de hersenvlucht en de ontvolking die we met name in Europese regio’s met een minder grote aantrekkingskracht zien optreden, zullen weten te voorkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jorgo Chatzimarkakis (ALDE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik wil eerst collega Gierek feliciteren met zijn uitmuntende verslag. Het is goed om over innovatie te spreken en het is ook goed dat we hierbij een breed begrip van innovatie hanteren. Dat hebben we jarenlang niet gedaan. We hebben te veel nadruk gelegd op onderzoek en niet op het uitvoeren van de resultaten van dat onderzoek. Nu hebben we eindelijk een verslag dat zich daarop concentreert.

Het brede begrip van innovatie geeft ons ook de mogelijkheid om in nieuwe verslagen dit begrip duidelijker in de verf te zetten. Een voorbeeld daarvan is de discussie over klimaatverandering. Op dit vlak zorgen Europeanen echt voor nieuwe innovatiemogelijkheden, waarbij ze zich met name richten op een vermindering van CO2. Ik vind dat een goede zaak. Ook dat wordt in het verslag herhaaldelijk gezegd. Ik zou het voorbeeld van de automobielmarkt willen gebruiken, een markt waar wij sterk staan en wereldwijd toonaangevend zijn, om duidelijk te maken wat het betekent. Het betekent dat we ambitieuze doelstellingen kunnen nastreven. Dat is niet het probleem. We hebben het nu over CO2-reductie bij uitlaatgassen.

Wat we echter ook moeten doen, is werk maken van deze doelstellingen. Dat kan door ons te concentreren op onderzoeksprojecten. Hierin staan we nog een beetje te zwak. We kunnen ambitieuze doelstellingen formuleren maar om een toonaangevende markt te worden, moeten we deze doelstellingen ook waarmaken.

Voorts vind ik het ETI, het Europees Technologie-Instituut een goede zaak. Ik zou mijnheer de commissaris persoonlijk willen feliciteren voor het feit dat hij met het CIP, het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie, een actie heeft ondernomen die nu wordt gevolgd door een eigen agentschap voor innovatie. Het is een uitstekend initiatief, mijnheer de commissaris! Het Parlement – en ik als rapporteur in het bijzonder – zal u op dit vlak steunen.

Nog een laatste opmerking over het Lissabon-proces. Laten we het woord Lissabon-proces vervangen door Liverpool-proces. Vanavond speelt Liverpool tegen Milaan. Twee jaar geleden hebben ze een achterstand van 3:0 goedgemaakt. Dit is de achterstand die Europa op dit moment heeft. We hebben een achterstand en we moeten die goedmaken. We kunnen het, Liverpool heeft het bewezen. Daarom verklaar ik nu het Liverpool-proces voor geopend!

 
  
MPphoto
 
 

  Jerzy Buzek (PPE-DE). – (PL) Mijn dank aan de heer Chatzimarkakis voor de uitslagen van de wedstrijd! Mevrouw de Voorzitter, bovenal mijn felicitaties aan de rapporteur, de heer Adam Gierek, en aan commissaris Verheugen voor alle initiatieven die zij op het gebied van innovatie ontplooien.

Zonder twijfel vormt innovatie het belangrijkste aandachtspunt binnen de Strategie van Lissabon. Innovatie impliceert immers concurrentievermogen. De innovatiestrategie die de heer Gierek in zijn verslag presenteert, dwingt respect af: het verslag bevat wel 61 gedetailleerde punten!

De nieuwe definitie van innovatie is van significant belang. Niet alleen valt technologische innovatie onder deze definitie, maar ook innovatie op het gebied van marketing, bestuur, dienstverlening en niet-technologische innovaties. Binnen de innovatiestrategie speelt samenhang een grote rol, en de kennisdriehoek bovenal, die hier wordt gerepresenteerd door het Europese Technologie-Instituut. Als tweede punt is vervolgens veel aandacht voor de bescherming van intellectueel eigendom en ten derde staat het stimuleren van de markt centraal, dus macro-economie. Ten slotte sluit het verslag goed aan bij de studies die tot nu toe zijn verricht, bijvoorbeeld bij het programma voor concurrentievermogen en innovatie, bij Europese onderwijsprogramma’s en natuurlijk bij het zevende kaderprogramma.

Waarom ondervinden we in de Europese Unie dan toch problemen? Problemen worden veroorzaakt door de zwakke positie van de Europese markt. Ten eerste gaat onze staatssteun alle perken te buiten. Ten tweede houden we nationale giganten de hand boven het hoofd. Ten derde treden we te laat op tegen monopolistische praktijken. Ten vierde bestaat er geen volledig uniforme markt voor diensten, arbeid en kapitaalverkeer. In plaats van ons open te stellen, kapselen we ons in. Slechts zelden zijn we de markt en de consument van dienst. Een uitzondering die de regel bevestigt, was de stemming van vandaag over de richtlijn inzake roaming.

Het is inmiddels wel gebleken dat de plannen van de Commissie stimulerender zijn voor de Lissabon-strategie en de Europese markt dan plannen van de lidstaten. Daarom nogmaals mijn hartelijke felicitaties aan de Commissie en aan de rapporteur!

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – De Commissie heeft laten weten dat zij in dit stadium niet het woord zal voeren. Zij heeft reeds vele gelukwensen in ontvangst mogen nemen.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen, donderdag, om 12.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Piia-Noora Kauppi (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) De innovatie in Europa wordt belemmerd door het ontbreken van een adequaat systeem voor de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten. Zoveel is wel duidelijk. In het verslag wordt terecht de nadruk hierop gelegd en opgeroepen tot een aantal verbeteringen.

Mijns inziens zouden we echter verder moeten gaan bij het vaststellen van de tekortkomingen van het huidige systeem en zouden we ambitieuzere oplossingen moeten voorstellen. In het verslag wordt voorgesteld het Europees Octrooibureau, dat op dit moment een intergouvernementeel niet-EU-orgaan is, te laten opgaan in communautaire structuren.

Dit is een goed idee, zij het dat de verwezenlijking ervan nog jaren op zich zal laten wachten. Het samenvoegen van bureaucratieën is geen sinecure, vooral niet als het gaat om bureaucratieën zoals het Europees Octrooibureau, die zich steeds meer hebben ontwikkeld in de twijfelachtige richting van organisaties met winstoogmerk die geen rekenschap hoeven af te leggen. Vanuit het perspectief beschouwd dat over de hele linie innovatie bereikt moet worden in alle onderdelen van de economie, verleent het Octrooibureau te gemakkelijk octrooien, wat maar al te vaak alleen in het belang van de octrooihouders is.

Ik wil daarom, in afwachting van een communautair octrooi dat uiteindelijk door een EU-octrooibureau zal worden beheerd, opnieuw mijn steun betuigen voor de inspanningen van de Commissie om pragmatische oplossingen voor de middellange termijn te realiseren, zoals de Europese overeenkomst inzake geschillen over octrooien (EPLA, European Patent Litigation Agreement). Het is slechts een eerste stap, maar een die dringend nodig is als we willen dat er gemeenschappelijke regels ontstaan en innovatie tot bloei komt.

 

15. Ontwikkeling van een strategisch concept inzake de bestrijding van georganiseerde criminaliteit (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0152/2007) van Bill Newton Dunn, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, met een ontwerpaanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad betreffende de ontwikkeling van een strategisch concept inzake de bestrijding van georganiseerde criminaliteit [2006/2094(INI)].

 
  
MPphoto
 
 

  Bill Newton Dunn (ALDE), rapporteur. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik moet u tot mijn spijt zeggen dat dit een somber verhaal gaat worden, een verhaal over ellende en over problemen voor Europa, omdat de georganiseerde criminaliteit op alle gebieden toeneemt, en omdat ze in het verborgene werkt en wij er geen volledig beeld van hebben. Ze opereert grotendeels vanuit buiten de EU gelegen staten die een zwakke overheid hebben en waar dus zeer weinig gebeurt om een halt toe te roepen aan de bendes en de criminelen die in een georganiseerd verband te werk gaan.

Ik heb het hier over drugs zoals heroïne en cocaïne, die vanuit verschillende delen van de wereld naar Europa worden gebracht; over XTC, dat vanuit Europa naar verschillende delen van de wereld wordt uitgevoerd; over illegale immigranten, die hierheen worden gebracht vanuit Azië en Afrika zonder dat er behoorlijke controles plaatsvinden; over namaakgoederen in alle kleuren en maten, variërend van simpel speelgoed of muziek-cd’s tot artikelen als geneesmiddelen – wat een uitermate ernstige en levensbedreigende zaak is – en over criminaliteit op het internet: het stelen van geld en identiteiten. Op alle gebieden neemt de criminaliteit toe en op alle gebieden heeft ieder van ons misschien wel enige ervaring.

Elke bedrijfstak is zich bewust van de problemen in zijn eigen sector, maar houdt de statistieken geheim uit vrees het vertrouwen van het publiek te beschadigen. Als een fabrikant van tassen zegt: “Let goed op voordat je mijn prachtige leren tas koopt, want misschien is het wel namaak uit het Verre Oosten of ergens anders vandaan”, dan bederft hij zijn vooruitzichten. Dus vertelt niemand de burgers wat er werkelijk aan de hand is.

Sommige georganiseerde bendes bestaan uit etnische families die zeer effectief en nauw samenwerken, andere worden tegenwoordig georganiseerd als uitermate efficiënte, zeer grote multinationals – ik heb deze week zelfs een organigram van een criminele organisatie gekregen! Ze steken met het grootste gemak en zonder ook maar enig probleem de grenzen binnen onze Unie over. En hier wringt de schoen: onze politie kan geen grenzen oversteken. De criminelen gaan dus waar ze maar willen en doen ondertussen wat ze doen, maar onze politie moet binnen haar eigen regio of lidstaat blijven, waardoor zij ernstig belemmerd wordt en de criminelen niet op gelijke voet kan bestrijden. Wat doen individuele politiefunctionarissen als er een probleem aan de andere kant van de grens is? Gaan ze naar een centraal punt waar ze contactgegevens uit het telefoonboek halen? Er is geen telefoonboek. Er is geen voorziening voor een politiefunctionaris uit een lidstaat die een telefoonnummer of e-mailadres wil vinden van een geschikte contactpersoon in een andere lidstaat. Het is niet te geloven – een volkomen gebrek aan samenwerking.

De reden hiervoor is het gebrek aan wederzijds vertrouwen en begrip, wat wil zeggen dat we van oudsher niet onze informatie aan buitenlanders willen geven of hun de bron van onze informatie willen onthullen, omdat we daarmee te veel geheimen zouden prijsgeven. We hebben binnen Europa geen vertrouwen in elkaar. De bendes daarentegen hebben een bewonderenswaardig vertrouwen in elkaar en dus winnen ze op hun sloffen.

Het is echter niet alleen maar kommer en kwel. De Amerikanen, met hun open grenzen tussen de staten, stuitten in de jaren dertig van de vorig eeuw op precies hetzelfde probleem. U heeft waarschijnlijk de film ‘Bonnie and Clyde’ wel gezien. Bonnie en Clyde beroofden banken, namen het geld mee de staatsgrens over en de politie kon hen daar niet volgen. De Amerikanen riepen de FBI in het leven en gaven daaraan grensoverschrijdende bevoegdheden, en ik vermoed dat dit het stadium is dat wij nu in Europa hebben bereikt. Wij hebben een orgaan voor wetshandhaving nodig dat criminelen over grenzen heen kan achtervolgen. Het publiek zal uiterst sceptisch zijn, de nationale leiders doen er het zwijgen toe, maar ik denk dat wij dat punt bereikt hebben en dat we tot maatregelen moeten overgaan.

Vandaag de dag, aan deze kant van de Atlantische Oceaan, in de Europese Unie, zijn er echter geen statistieken die het publiek de omvang van het probleem laten zien. Elk van de 27 lidstaten verzamelt statistieken op zijn eigen manier. Er zijn geen vergelijkende EU-statistieken, en we hopen dus dat de Commissie daaraan werkt zodat we binnen een paar jaar over zulke statistieken kunnen beschikken. We hebben geen idee, geen helder beeld, geen informatie voor het publiek, geen democratische controle, omdat dit onder de derde pijler valt en dus onder de bevoegdheid van de nationale regeringen, die erg weinig doen omdat ze geen druk vanuit het publiek voelen om actie te ondernemen.

Het enige dat een verandering teweeg zal brengen, is, vrees ik, een dramatische schok, zoiets als 11 september in Europa. Iets dat zó erg is dat het publiek zegt: “Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Hoe is het mogelijk dat de criminele bendes zo lang hun gang hebben kunnen gaan en er in de 27 nationale hoofdsteden zo weinig gedaan werd?” Maar als de criminelen slim zijn – en ze zijn heel slim – dan zullen ze altijd op de achtergrond blijven. Ze zullen nooit een aanslag zoals die van 11 september plegen en ze zullen gewoon blijven knagen aan onze samenleving, ons blijven leegzuigen, ons blijven verzwakken, banen blijven wegkapen en eigenlijk de hele Unie blijven verzwakken. We moeten echt in actie komen en ik hoop dat het Parlement dit verslag zal steunen en de ministers zal dwingen een paar besluiten te nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik feliciteer de rapporteur, de heer Newton Dunn, met dit verslag. Ik geloof dat iedereen nu duidelijk inziet hoe belangrijk het is om alle middelen te gebruiken die ons ter beschikking staan in de strijd tegen de georganiseerde misdaad. Volgens mij kan niemand daar nog enige twijfels over koesteren. In dit bestek zal ik een paar korte indicaties geven over de recente vooruitgang die de Europese Unie op dit terrein heeft geboekt en ik zal een paar initiatieven uitschetsen die de Europese Commissie op zeer korte termijn zal opstarten.

In de eerste plaats ben ik het volkomen eens met de rapporteur, juist waar het erom gaat de kennis inzake het verschijnsel van georganiseerde criminaliteit te verbeteren. Wij hebben geen precies beeld van de afmetingen van criminaliteit en de bewegingen van de georganiseerde misdaad. Op dit gebied is de ontwikkeling van de activiteiten van Europol bijzonder welkom. Zoals u weet, heeft Europol voorgesteld om met ingang van dit jaar, 2007, zijn traditionele informatierapport over de stand van zaken van de criminaliteit in Europa aan te vullen met een jaarlijkse evaluatie van de dreiging die daarvan uitgaat. Het verslag van Europol wordt dus nu een proactief verslag en zal niet meer louter een informatief verslag zijn. Het zal jaar voor jaar aangeven in welke sectoren de dreiging van de georganiseerde misdaad gegroeid is en waar die dreiging - zoals wij allemaal natuurlijk hopen - juist verminderd is. Helaas moeten wij constateren dat er een stijgende lijn is in alle grote actiegebieden van de georganiseerde misdaad.

Een ander belangrijk resultaat, waar de rapporteur zojuist op wees, is de Europese actie op het gebied van misdaadstatistieken. Tot nu toe hebben wij statistisch niets in kaart gebracht. Daarom had ik, zoals u zich nog wel zult herinneren, in een vorig jaar aangenomen mededeling een systeem van misdaadstatistieken op Europees niveau voorgesteld. Inmiddels is er een groep deskundigen opgericht en ik kan tot mijn voldoening zeggen dat Eurostat al de eerste statistische gegevens over misdrijven op Europese schaal heeft gepubliceerd. Wij beginnen nu concrete resultaten binnen te halen.

Op het vlak van de broodnodige preventie hebben wij besloten om ons bijvoorbeeld te concentreren op de strijd tegen corruptie, die dikwijls gekoppeld is aan de netwerken van georganiseerde misdaad. Wij hebben besloten om een Europees netwerk van nationale deskundigen op te zetten die in constante verbinding met elkaar staan, juist met het oog op corruptiepreventie. Ik vond het zinvol om in het programma van het volgende jaar, 2008, een actie in te lassen waarbij nagegaan moet worden welke banden er zijn tussen corruptie, witwassen van misdaadgeld en dus ook de netwerken van de georganiseerde misdaad. Dit is een sector waar Europa fors aan de slag moet.

Voorts is er een grootschalige actie op het gebied van mensenhandel. Er is een actieplan aangenomen, dat thans in ontwikkeling is en voor de concrete uitvoering moet zorgen. Onder meer hebben wij, zoals u waarschijnlijk bekend is, het initiatief genomen om elk jaar een Europese dag tegen mensenhandel te houden. Dat moet het concrete signaal worden dat er iets op gang is gekomen, dat de Europese bewustwording die tot nu toe ondermaats was, nu goed van de grond is gekomen.

Bovendien hebben wij bedacht dat wij ons moeten concentreren op de bescherming van getuigen. Die vormen namelijk een onontbeerlijke schakel in de strijd tegen de georganiseerde misdaad. Ik zal dit Parlement nog vóór eind juli dit jaar, dus binnen de komende twee maanden, een werkdocument ter beschikking stellen met een paar concrete voorstellen. Dit werkdocument zal de neerslag vormen van een onderzoek dat wij met de politie en de rechtsorganen van de lidstaten hebben uitgevoerd, om te begrijpen hoe de getuigen in de strijd tegen de georganiseerde misdaad het best beschermd kunnen worden. Want als er geen bescherming van getuigen is, valt een sleutelelement in de strijd tegen de georganiseerde misdaad weg.

Wat betreft de politie- en justitiële samenwerking, er moet een betere coördinatie komen, in de eerste plaats tussen Europol en Eurojust. Uiteraard moet er een multidisciplinaire aanpak worden ingevoerd. In ieder geval hebben wij veel voor Europol gedaan. Ik heb een nieuw statuut voorgesteld om de bevoegdheden van Europol te verruimen, om het mandaat ervan uit te breiden en het orgaan meer flexibiliteit te geven. Helaas heeft de georganiseerde misdaad een uiterst groot aanpassingsvermogen en dus moet Europol ook veel flexibeler worden. Ik hoop dat de Raad in verband met Europol akkoord gaat met ons voorstel voor communautaire financiering. Dit kan een onmiddellijk voordeel opleveren, namelijk een democratische controle van het Parlement op het gebruik van het budget van Europol: dat komt dan onder de democratische controle van een volksvertegenwoordiging, wat de transparantie ten goede komt.

Zoals u weet, stribbelt de Raad nog enigszins tegen wat dat voorstel van mij betreft. Op het operationele vlak is Europol al bezig zich te versterken. Maar waar wringt nu juist de schoen? Het heikele punt is dat de lidstaten niet de hoeveelheid operationele informatie verstrekken die Europol nodig heeft om zijn activiteiten te coördineren. U weet waarschijnlijk dat het centrale informatiesysteem van Europol voor 70 procent gevoed wordt door slechts vijf lidstaten en voor 30 procent door alle anderen. Hieruit blijkt wat voor potentieel Europol kan hebben als alle lidstaten een betere bijdrage zouden leveren. Het wordt tijd dat men daarmee begint, omdat alle drie protocols van Europol inmiddels in werking zijn getreden. De samenwerking zou dan veel beter worden.

Ook voor Eurojust moeten er meer zoden aan de dijk gezet worden. In ieder geval zal ik met betrekking tot Eurojust nog dit najaar, ik denk ergens tussen oktober en november, een voorstel indienen. Dat wordt een voorstel om de initiatiefbevoegdheden van Eurojust te versterken. Het punt dat centraal zal staan in mijn initiatief, wordt de betrokkenheid van Eurojust, dat wil zeggen een normale en systematische betrokkenheid, bij gemeenschappelijke onderzoeksteams. Deze joint investigation teams vormen een basisinstrument in de strijd tegen criminaliteit. Van Eurojust wordt wel gevraagd om mee te doen aan die gemeenschappelijke onderzoeksteams maar tot nu toe gebeurt dat in onvoldoende mate, op ongestructureerde en soms incidentele wijze. Dat gaat niet langer zo! Eurojust moet een reguliere hoofdrol gaan vervullen in deze gemeenschappelijke onderzoeksteams, om de pakkans te verhogen.

Uiteraard moeten al die activiteiten die wij thans ontplooien, voortdurend een tegenwicht krijgen in de vorm van veiligheidseisen, want naar mijn persoonlijke overtuiging is dat een basisrecht van de burgers. De burgers hebben recht op veiligheid, maar naast de veiligheid zijn er andere rechten, die even fundamenteel zijn. Ik denk dan ook dat de kwestie van gegevensbescherming op het vlak van politiesamenwerking – waar de Raad nog steeds niet positief op heeft geantwoord, ondanks dat mijn voorstel al anderhalf jaar geleden is ingediend – eindelijk een structurele oplossing zal moeten vinden, dat wil zeggen een Europees wetgevingsinitiatief over gegevensbescherming in de zogeheten derde pijler. Hiermee krijgt ook de burger een tastbaar teken dat wij naast een sterke actie tegen de georganiseerde misdaad ook pleiten voor volledig respect van andere basisrechten, zoals het recht op behandeling van persoonsgegevens.

Op al deze terreinen hoop ik dat de Raad in juni het besluit neemt om de voorspellingen van het Verdrag van Prüm in de Europese wetgeving op te nemen, dus dat men overstapt van wat momenteel gewoon een nauwere samenwerking was tussen een aantal lidstaten, naar een structurele voorziening die ingebed wordt in de context van de communautaire wetgeving. Als de Raad, zoals ik hoop, het licht op groen zet voor dit voorstel, zijn wij in ieder geval een stap vooruit.

Ten slotte wil ik nog twee vraagstukken aanstippen. Ten eerste: de concrete toepassing van het nieuwe Agentschap voor de fundamentele rechten, dat in maart officieel is geopend. Naar het zich laat aanzien, wordt dit agentschap een belangrijk instrument om - ook op verzoek van het Parlement of de Commissie - eerbiediging van de fundamentele rechten af te dwingen op het vlak van de samenwerking en activiteiten van de opsporingsautoriteiten.

En dan is er nog het belangrijke thema van de strijd tegen de georganiseerde misdaad op computergebied. Zoals u weet, heb ik gisteren een mededeling over de zogeheten cyber crimes gepresenteerd. Daarin worden verschillende segmenten van de georganiseerde computermisdaad aangepakt, van pedofilie tot bankinbraak door computerhackers. Ik geloof dat de computercriminaliteit één van de nieuwe grenzen is waar dit Parlement natuurlijk de handen aan de ploeg zal moeten slaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Giuseppe Castiglione, namens de PPE-DE-Fractie. - (IT) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, allereerst wil ik de rapporteur danken voor het uitstekende werk dat hij heeft verricht. Ook de commissaris verdient alle lof, omdat hij concrete stappen vooruit heeft gezet en dit Parlement hedenavond de nodige informatie heeft verstrekt.

Dit verslag is zeker een belangrijk signaal van de politieke bereidheid om energiek strijd te leveren tegen het verschijnsel van georganiseerde criminaliteit, dat helaas steeds meer om zich heen grijpt en ondanks onze inspanningen al een heel netwerk heeft opgezet over de nationale grenzen heen. Tot op heden is het ons niet gelukt de politiediensten genoeg middelen te verschaffen om daar de strijd tegen aan te binden.

Het gaat er dus om dat wij een sterk, gezaghebbend en geloofwaardig antwoord geven, door alle middelen van samenwerking te versterken, zoals de commissaris zei: dat reikt van inzichten in het verschijnsel misdaad tot verzameling van statistische gegevens, van verbetering en vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie tot verbetering van onderzoeksmethodes en versterking van de coördinatie van onderzoeks- en bestraffingsactiviteiten.

Persoonlijk ben ik van mening dat de totstandbrenging van meer ingrijpende samenwerkingsinstrumenten en contactmiddelen op Europees niveau, zoals Europol dat kan zijn, de sleutel is om het onderlinge vertrouwen tussen de lidstaten te versterken, om de noodzakelijke synergie tussen nationale politieautoriteiten te kweken en een echt Europees beleid in deze materie van de grond te tillen. In de afgelopen jaren hebben de criminele organisaties steeds meer de vorm van ondernemingen aangenomen. De economisch-financiële markten vormen voor hen de ideale plek om illegale inkomsten wit te wassen. En er is niet veel fantasie voor nodig om te bedenken hoeveel schade de nationale en communautaire economieën daarmee oplopen. Wij moeten de georganiseerde misdaad dus ook op economisch vlak bestrijden. We moeten systematische aanvallen uitvoeren op hun financiële inkomsten, op de roerende en onroerende goederen die zij op illegale wijze verworven hebben. Overigens, als de criminaliteit beroofd wordt van haar bronnen van inkomsten, komen ook de relaties en banden tussen de onderwereld en terreurorganisaties aan het wankelen.

Ik hoop bovendien – en ik neem nota van de mededeling van de commissaris – dat er een snelle ratificatie komt en vooral een snelle toepassing van de Conventie van de Verenigde Naties over de transnationale georganiseerde misdaad, alsook van de twee protocols over mensenhandel en handel in immigranten.

Ik ben er zeker van dat de Commissie op grond van deze indicaties op korte termijn concrete voorstellen zal doen. Dat verheugt mij ten zeerste. Ik hoop dat de commissaris, die zich niet alleen gevoelig heeft betoond voor deze vraagstukken maar ook concrete toepassing heeft gegeven aan een aantal initiatieven die hij vanavond heeft toegelicht, fors aan de slag gaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Magda Kósáné Kovács, namens de PSE-Fractie. (HU) Het uitstekende verslag van de heer Dunn vormt een voortreffelijke bijdrage aan de mededeling van de commissie. Als co-rapporteur vind ik het zelf ook van uitermate groot belang dat de Unie een bijdrage kan leveren aan de verbetering van de dagelijkse veiligheid van haar burgers en de bestrijding van de corruptie in de politiek en het bestuur kan aanpakken.

Wij, de sociaaldemocratische leden van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken dringen in de eerste plaats aan op de vooruitgang en de implementatie van enkele onderwerpen die in het verslag worden genoemd. De samenwerking tussen politie en justitie in de lidstaten moet worden versterkt, met name omdat in een Europa zonder grenzen de criminaliteit en met name de georganiseerde misdaad zonder de effectievere samenwerking van deze organen alleen maar kan toenemen.

De onafhankelijkheid en de bevoegdheden van Europol en Eurojust moeten stap voor stap verder worden versterkt om op Europees niveau een overkoepelend politie- en justitieorgaan te verkrijgen dat zich uitgebreid bezighoudt met criminaliteit, waarmee ook de nationale organen worden gestimuleerd zorgvuldig werk te leveren dat vrij is van corruptie. De lidstaten moeten worden aangemoedigd de bevoegde overheidsinstanties in zaken op het gebied van georganiseerde misdaad alsmede trainings- en samenwerkingsprogramma’s te steunen en te financieren met het oog op betere en effectievere samenwerking.

Wij zijn van mening dat het programma voor de bescherming van getuigen alleen op Europees niveau verder kan worden ontwikkeld, aangezien de meeste landen zelf niet in staat zijn op hun eigen grondgebied de mensen te verbergen die als getuigen optreden tegen georganiseerde misdaad, terwijl hun wel de nodige bescherming moet worden geboden. Een van de belangrijkste taken is dat we de bezorgde burgers in Europa op de juiste wijze informeren over de maatregelen die op Europees niveau worden genomen en over de successen van goede samenwerking en zodoende het nut van Europese samenwerking, ook op het gebied van communicatie, benadrukken.

En dan zit me nog iets dwars. In de amendementen die ik bij de Commissie heb ingediend, heb ik geprobeerd de aandacht te vestigen op het feit dat de lidstaten een zeer uiteenlopend historisch verleden hebben en dat de inwoners van deze landen een heel afwijkend niveau van socialisering vertonen. In sommige lidstaten hebben bepaalde begrippen in het strafrecht een volstrekt andere betekenis dan in andere lidstaten. Zo kan het voorkomen dat over iets in de ene lidstaat een zwaar moreel vonnis wordt uitgesproken, terwijl het in een ander land als civiele deugd geldt. Een Hongaarse politicoloog zei eens dat een land corrupt is als het niet eens in het hoofd van de mensen opkomt om een treinkaartje te kopen. En we vragen ons ook niet af waar ze treinkaartjes kopen.

Ik ben ervan overtuigd dat er op geopolitiek en economisch terrein zekere beleidselementen bestaan die het doelwit zullen worden van georganiseerde misdaad en dat we gevaar lopen als we hier geen aandacht aan besteden en we geen actie ondernemen in naam van de nationale veiligheid.

Tevens hoop ik dat het tussen ons ontstane misverstand niet principieel maar taalkundig van aard was en dat de steun voor dit verslag gebaseerd zal zijn op principiële overeenstemming.

 
  
MPphoto
 
 

  Marios Matsakis, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik feliciteer de heer Newton Dunn met zijn uitmuntende verslag. Om dit verslag en het ermee samenhangende debat nog praktischer en misschien ook polemischer te maken, zou ik graag van de gelegenheid gebruik willen maken om in te gaan op één onderwerp dat, hoewel het in het verslag aan de orde wordt gesteld en de commissaris er ook al naar verwees, mijns inziens nadere uitwerking behoeft.

Ik doel hier op het witwassen van geld. Witwasoperaties vormen de zuurstoftoevoer voor georganiseerde criminaliteit. Om te kunnen overleven en hun illegale activiteiten uit te breiden, moeten topcriminelen de inkomsten uit hun criminele activiteiten kunnen witwassen. Ik betwijfel of de EU, ondanks haar veelvuldige kritiek op witwaspraktijken, feitelijk wel zoveel doet om die praktijken te bestrijden.

Ter illustratie van mijn stelling geef ik u het volgende voorbeeld. Er vindt een enorme hoeveelheid witwasoperaties plaats via instellingen die gevestigd zijn en opereren in gebieden zoals de Kanaaleilanden, met name Guernsey en Jersey. Deze eilanden staan in een tamelijk ongewone relatie tot de EU. De Britse regering, die zich volledig bewust is van het probleem van witwaspraktijken op deze eilanden, knijpt gemakshalve een oogje dicht voor zulke activiteiten met als excuus dat deze gebieden tot op zekere hoogte onafhankelijk zijn van het Britse gezag. Hetzelfde geldt voor instellingen die gevestigd zijn in andere overzeese gebieden van het Verenigd Koninkrijk of gebieden van de Britse kroon. Dat zijn bijvoorbeeld het eiland Man en de Britse Maagdeneilanden. Ik wijs erop dat KPMG in 2000 meldde dat 41 procent van de offshorebedrijven die een belastingparadijs zoeken, gevestigd is op de Britse Maagdeneilanden.

Ik verzoek de Commissie een verklaring af te leggen over de voornoemde witwaspraktijken in Britse gebieden en aan ons bekend te maken welke maatregelen zij van plan is te treffen, in het bijzonder ten aanzien van de Britse regering, om er een einde aan te maken dat in de gebieden die ik genoemd heb witwaspraktijken toegedekt worden onder het mom van legitimiteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Giusto Catania, namens de GUE/NGL-Fractie. - (IT) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, het is een ironische speling van het lot dat wij vandaag, op 23 mei, in dit Huis spreken over de strijd tegen de georganiseerde misdaad.

Precies vijftien jaar geleden, op 23 mei, is er iets gebeurd wat heel ernstig was voor de geschiedenis van Italië en zelfs voor de geschiedenis van Europa: een vooraanstaande rechter, Giovanni Falcone, werd op gruwelijke wijze om het leven gebracht door de maffia, die daarvoor een stuk autostrada tussen de luchthaven en de stad Palermo in de lucht had geblazen. Bij die aanslag kwamen samen met de rechter en zijn vrouw drie agenten van de beveiliging om. Het was een verschrikkelijk jaar, 1992, want kort na Falcone werd nog een rechter, Paolo Borsellino, door de georganiseerde misdaad, door de maffia, vermoord.

Beide rechters hadden begrepen hoe belangrijk het is om politie en justitie op internationaal niveau te laten samenwerken, en zij hadden dus heel goed door hoe noodzakelijk het is dat de misdaadorganisaties op een hoger niveau, op internationaal niveau, bestreden worden. Vooral bleek het een goede strategie te zijn om te proberen de kapitalen van de misdaadorganisaties en de maffia te onderscheppen. Falcone en Borsellino waren de zoveelste slachtoffers in een lange reeks van bloedige aanslagen in het republikeinse Italië, een reeks die begon met het bloedbad in Portella della Ginestra op 1 mei 1947.

In de laatste jaren zijn er heel veel zaken veranderd. De misdaadorganisaties zijn transnationaal geworden: reeds aan het eind van de tachtiger jaren werd dat een feit, toen in het beleid van het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank het liberale dogma opgeld begon te doen. De globalisatie van de economie en de financiële wereld heeft haar beslag gekregen in de deregulation van de financiële en handelsmarkten, in de privatisering van de dienstensector en de versterking van fiscale paradijzen.

De huidige situatie is die van de GlobalFix, zoals het gezaghebbende onderzoeksinstituut Transnational Institute van Amsterdam dat noemt, dat wil zeggen een compromis tussen de theoretisch witte economie en de misdaadeconomie die zich in de hele wereld manifesteert. De internationale wapenhandel, de handel in verdovende middelen, het witwassen van misdaadgeld: in zekere zin heeft de neiging van de liberale globalisatie om tot misdaad aan te zetten, de overhand gekregen.

Als wij de analyses van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds doorploegen, ontdekken we dat vanaf de jaren tachtig tot heden de zwarte economie verviervoudigd is. In 2001 schommelden de illegale transacties tussen de 6 500 en 9 000 miljard dollar per jaar, dat wil zeggen 20 à 25 procent van het mondiale bruto binnenlands product. Dit is een huiveringwekkende som maar een prachtig bedrag om de armoede in de wereld terug te dringen.

In deze context hebben zich belangrijke verschijnselen voorgedaan. Allereerst de instorting van de Sovjet-Unie, waardoor veel staatsgoederen rechtstreeks en in contanten werden overgeheveld naar misdaadkartels en -organisaties. Het is geen toeval dat de Russische maffia vandaag de dag zo sterk is, zowel in economisch als politiek opzicht. Veel van dat geld is tijdelijk ondergebracht op grote aantallen Zwitserse bankrekeningen, rekeningen op de Kaaimaneilanden, de eilanden waar collega Matsakis het over had, en Gibraltar.

Het andere grote verschijnsel dat in de jaren negentig is opgekomen, was de Amerikaanse en Britse pressie om de financiële en internationale markten te ontregelen. De globalisatie van de financiële markten draagt de kiemen in zich van de herorganisatie van criminele groeperingen.

Nog een grote gebeurtenis die de georganiseerde misdaad bepaald geen windeieren heeft gelegd, was de hervatting van de oorlogsactiviteiten. De oorlog gecombineerd met de liberale globalisatie heeft geleid tot een angstwekkende winstverhoging voor de internationale maffia, in de eerste plaats dankzij de toename van drugsverdiensten.

In het Andesgebied, in Colombia, heeft de logica van de War on Drugs gezorgd voor een exponentiële groei van de cocaproductie en de verwerking van cocaplanten tot cocaïne. De oorlog in de Balkan heeft dat gebied veranderd in een vrijhandelsgebied waar het misdaadgeld momenteel wordt witgewassen en heroïne wordt geraffineerd voor de Europese markt. En denkt u eens aan wat er in Afghanistan is gebeurd! In 2001, vóór de militaire bezetting, bedroeg de opiumproductie 74 ton per jaar. In 2006 is volgens het Amerikaanse State Department de productie van opium boven de 6 000 ton uitgekomen. Deze toename houdt sterk verband met de militaire bezetting. Vandaag de dag produceert Afghanistan 93 procent van de totale wereldproductie van opium.

Hoeveel is de productie van verdovende middelen op de globale markt waard? De VN die in deze materie helaas niet al te geloofwaardig is, zegt dat 1 procent van het mondiale bnp uit de drugshandel voortkomt. Het Amerikaanse State Department houdt het op 2,5 procent en het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs zegt dat tussen de 2 en 5 procent van het mondiale bnp uit de internationale handel in verdovende middelen komt. En dat is dan nog maar één gegeven. Hier moet dan bij worden geteld: de mensenhandel, de wapenhandel, de handel in afval, de namaak van producten. Al die winsten worden onmiddellijk witgewassen en op de legale markt ingevoerd.

Het is dus noodzakelijk om de misdaad aan te pakken op het vlak van kapitaal, goederen en financiële transacties. Daarom denken wij dat de confiscatie van goederen van maffiosi en van de georganiseerde criminaliteit op transnationale schaal een sleutelrol vervult in de strijd die wij tegen de maffia moeten leveren. Dat had Pio La Torre destijds al ingezien, toen hij in het Italiaanse parlement een wet voorstelde waarin hij suggereerde dat men vooral greep moest krijgen op het kapitaal. Om die reden steun ik dan ook het verslag van collega Newton Dunn, omdat het ingaat op dit punt en benadrukt dat men de criminele en maffiaorganisaties moet aanpakken door te mikken op hun kapitaal.

Een deel van mijn fractie zal dit verslag niet steunen, misschien ook om redenen waarvoor begrip kan worden opgebracht. Die leden vinden namelijk dat het verslag te weinig garanties biedt, met name op het vlak van behandeling van persoonsgegevens. Dit geldt in de eerste plaats voor collega Adamou, die de schaduwrapporteur van onze fractie is. Hij zal dit verslag niet steunen en er niet voor stemmen. Ikzelf ben van mening dat de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit een prioriteit is, maar het is geen kwestie die alleen de politie aangaat.

Ook op cultureel vlak moet er ingegrepen worden. Er moet een echte sociale antimaffia-structuur worden opgebouwd, die zich gaat bekommeren om grote bevolkingsgroepen die gebukt gaan onder sociaal onbehagen en werkloosheid, en er moet ook op politiek vlak worden ingegrepen. In de afgelopen jaren is het de maffia en transnationale criminele organisaties gelukt om te infiltreren in overheidsinstanties en de politiek. Het is geen toeval - en hiermee beëindig ik mijn betoog - dat er bijvoorbeeld een onderzoek gaande is naar de gouverneur van mijn regio vanwege relaties met de georganiseerde misdaad en de maffia.

Ik sluit af door mijn steun te betuigen aan de paragraaf van het verslag van Newton Dunn waarin gevraagd wordt om de activiteiten van overheidsinstanties waar de maffia en misdaadorganisaties geïnfiltreerd zijn, in het oog te houden.

 
  
MPphoto
 
 

  Petre Popeangă, în numele grupului ITS. – Demersul deputatului Newton Dunn privind recomandarea pe care Parlamentul European urmează să o adreseze Consiliului în legătură cu elaborarea unui concept strategic privind lupta împotriva criminalităţii organizate este unul deosebit prin necesitatea şi utilitatea unui astfel de instrument în această perioadă în care criminalitatea organizată, în special criminalitatea economico-financiară, a căpătat valenţe noi, din ce în ce mai rafinate. Pornind de la această stare de fapt, în prezent lupta împotriva criminalităţii organizate nu mai poate fi continuată utilizând instrumente clasice, fiind necesară, aşa cum se remarca şi în motivaţia raportului, citez, „o schimbare radicală de perspectivă, care să permită soluţionarea constrângerilor interne din ce în ce mai complexe şi, în acelaşi timp, rezolvarea dificultăţilor aferente constrângerilor externe aflate în creştere exponenţială.” La aceste obiective consider, însă, că trebuie adăugat şi faptul că numai o schimbare de optică sau de program, oricât de judicios ar fi elaborată, nu va da rezultate dacă nu se asigură un mediu de stabilitate care să confere voinţa politică necesară realizării practice a acestora. Aceasta, voinţa, ar trebui canalizată în primul rând spre asigurarea funcţionalităţii independente şi eficiente a structurilor statului, desemnate să realizeze controlul modului de derulare a activităţilor susceptibile de a face obiectul operaţiunilor care intră sub incidenţa legilor criminalităţii organizate. În sfârşit, consider că un capitol separat din conceptul strategic ar trebui să fie consacrat acelor state, membre mai noi sau mai vechi ale Uniunii Europene, în care stabilitatea politică este deseori perturbată de acţiuni mai mult sau mai puţin democratice, stare de care structurile crimei organizate nu ezită să profite din plin. În ceea ce mă priveşte, voi vota propunerea de rezoluţie cu toată convingerea.

 
  
MPphoto
 
 

  Jim Allister (NI).(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil even stilstaan bij iets wat wij misschien allemaal voor vanzelfsprekend houden, namelijk dat je in de EU zou verwachten dat elk lid van welk soort overheid in de EU dan ook vol overtuiging de Europabrede strijd tegen de georganiseerde criminaliteit en het terrorisme steunt. Het welkome verzoek aan de Raad van ministers de activiteiten te onderzoeken van instellingen op regionaal niveau waar politieke figuren lid van zijn die banden hebben met criminaliteit, is een oproep waarvan de ironie mij niet ontgaat, gezien de antecedenten van sommige personen die onlangs zijn toegetreden tot de nieuwe regering in mijn land, Noord-Ierland. Des te meer omdat deze week de vicepremier van mijn land, Martin McGuinness, protest heeft aangetekend tegen het gebruik van het Europees arrestatiebevel met het doel een persoon die gezocht wordt in verband met een bomaanslag van de IRA uit te leveren aan Duitsland. Ook heeft zijn woordvoerder over politiezaken deze week de arrestaties veroordeeld die in Noord-Ierland zijn verricht in het kader van een onderzoek naar georganiseerde criminaliteit, een onderzoek dat inmiddels heeft geleid tot een aanklacht tegen een vooraanstaande Ierse republikein.

Als je oprecht de rechtsstaat steunt, dan heb je geen kritiek op of bezwaar tegen de middelen waarmee het internationale recht wordt gewaarborgd en dan protesteer je niet tegen operaties waarmee de georganiseerde criminaliteit wordt bestreden. Maar als je schandalig genoeg, zoals in Noord-Ierland, een minister van Sinn Féin bent, dan is trouw aan de rechtsstaat nog altijd niet je leidende beginsel, maar gaat bescherming van de belangen van de republikeinse beweging vóór alles. Het is niet zo gek dat sommigen van ons nog steeds vinden dat Sinn Féin niet geschikt is om te regeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE-DE). – (PT) Mevrouw de vicevoorzitter van de Commissie, dames en heren, om te beginnen wil ik de heer Newton Dunn feliciteren met zijn uitstekende verslag. Ik ben lang niet zo kritisch als hij. Mijns inziens is er de laatste dertig jaar wel degelijk vooruitgang geboekt op het gebied van de politiële en justitiële samenwerking in Europa.

Desalniettemin ben ik het met hem eens dat er een hemelsbreed verschil bestaat tussen enerzijds de mobiliteit van de criminele netwerken, die voordeel halen uit het Europa zonder grenzen, en anderzijds het interventieniveau van de gerechtelijke instanties, die onder de jurisdictie van de betrokken lidstaat vallen.

In tegenstelling tot wat sommigen onterecht bepleiten, wordt deze contradictie niet verholpen door de vrijheid en het vrije verkeer aan banden te leggen en de nationale grenzen te herstellen. Integendeel, wij moeten voorzien in meer en betere samenwerking op basis van gemeenschappelijke procedures en een basisharmonisatie van de juridische normen.

Zoals de heer Frattini terecht onderstreept, moeten wij onze kennis van het verschijnsel georganiseerde criminaliteit vergroten, aangezien de criminele praktijken steeds verfijnder worden. Wij moeten het preventiebeleid versterken teneinde het dreigingsniveau voor georganiseerde criminaliteit in onze samenlevingen te beperken. Wij moeten voordeel halen uit de bestaande wetgeving en vaker onze toevlucht nemen tot gezamenlijke onderzoeksteams, speciale onderzoekstechnieken, stelselmatige opsporing van op onrechtmatige wijze verkregen economische en financiële middelen en het doeltreffende gebruik van zowel het Europees arrestatiebevel als de Europese bewijsverkrijging. Ik ben het met de heer Frattini eens dat wij beter gebruik moeten maken van de instrumenten die reeds tot onze beschikking staan, met name van Europol en Eurojust.

Mevrouw de Voorzitter, om te eindigen onderschrijf ik de oproep aan de lidstaten die het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit en van de daarbij gevoegde protocollen betreffende de bestrijding van mensenhandel en het smokkelen van immigranten nog niet geratificeerd hebben. Het is van fundamenteel belang dat zij dit zo spoedig mogelijk doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Adina-Ioana Vălean (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, we hebben ons ingezet voor een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid zonder interne grenzen. We worden er echter vaak aan herinnerd dat criminelen en terroristen zich niets van grenzen aantrekken. Zij profiteren van de afwezigheid van grenzen en maken optimaal gebruik van de nieuwe reis- en communicatiemiddelen.

Tegelijk hebben onze rechtshandhavingsorganen nog steeds te maken met een enorme administratieve last die hen hindert in hun efficiency. Het is nu aan ons om alle nodige stappen te zetten om middelen en methoden aan te passen aan de nieuwe werkelijkheid. We moeten het gebrek aan onderling vertrouwen tussen rechtshandhavingsorganen bestrijden, grensoverschrijdende samenwerking vergroten, meer aan gezamenlijke training doen en samenwerken.

Ik denk echter dat de Unie meer aandacht moet besteden aan de buitengrenzen en aan haar nabuurschapsbeleid. Met de recente uitbreidingen is het handhaven van sterke buitengrenzen een grotere uitdaging geworden. Enkele van de nieuwe EU-grenslanden beschikken niet over voldoende middelen om de georganiseerde misdaad aan te pakken. Corruptie moet even energiek worden aan aangepakt als georganiseerde misdaad en terrorisme.

De EU moet de ernst van de situatie inzien en zorgen voor extra mensen en geld, maar daarnaast ook haar knowhow delen. We moeten een brede, maar specifieke aanpak hanteren, die transparant is en steunt op anti-corruptiemaatregelen. Onze burgers verdienen een veiliger wereld en meer zekerheid, maar dit moet niet ten koste gaan van onze openbare vrijheden. We hebben meer waarborgen nodig voor een goede balans van de rechten in onze democratieën, oftewel meer parlementair toezicht op veiligheidsactiviteiten en een hoog niveau van privacy-bescherming. Het is hierom dat ik, opnieuw, de Raad dringend verzoek zo spoedig mogelijk het kaderbesluit gegevensbescherming in de derde pijler aan te nemen. We hebben al te lang gewacht.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Commissaris Frattini heeft ons laten weten dat hij niet nogmaals het woord zal voeren.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen, donderdag, om 12.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Marianne Mikko (PSE), schriftelijk. - (ET) Dames en heren, de nieuwste dreigingsanalyse van Europol spreekt van criminele markten. De criminele wereld is inderdaad niet minder dynamisch, complex en flexibel dan welke andere sector van de markteconomie dan ook. De middelen gaan daar naartoe waar hun productiviteit het grootst is. Er bestaat internationale concurrentie voor markten waar buitenlandse criminele bendes in sommige gevallen lokale bendes hebben verdrongen.

De nieuwste technologieën, de groei in de transport- en financiële sector en het verdwijnen van de interne grenzen worden tegen ons gebruikt. Ook onze traagheid wordt tegen de rechtsorde gebruikt.

Steeds minder criminaliteit blijft alleen binnen de grenzen van één land, terwijl de samenwerking in de Europese Unie op het gebied van de interne veiligheid nog steeds beperkt is tot het kader van de derde pijler.

Het vrij verkeer van personen binnen de Europese Unie is een groot geschenk voor criminelen. Fysieke grenzen zijn verdwenen, maar administratieve belemmeringen zijn gebleven.

Europol en Eurojust hebben autonomie en fatsoenlijke budgetten nodig. Hierover zou niet langer onderhandeld moeten worden en hetzelfde geldt voor het recht van het Parlement om controle uit te oefenen.

Ik ben het met de rapporteur en Europol eens wat betreft de noodzaak onderzoek en analytische activiteiten aanzienlijk te verbeteren en de noodzaak te herfocussen. Naast traditioneel toezicht hebben wij meer analyse ‘van boven’ nodig, wat het mogelijk maakt illegale activiteiten in kwetsbare sectoren als financiën, belastingen en de overheid te ontdekken.

Onze grootste onbenutte hulpbron is echter de samenwerking tussen burgers. Alleen onverschilligheid maakt gedwongen prostitutie en drugshandel mogelijk. Alleen democratische moeheid maakt het mogelijk dat corrupte politici weer aan de macht komen.

Het vertrouwen van de burgers in de doeltreffendheid van de politie en de objectiviteit van rechtbanken kan alleen gebaseerd zijn op resultaten, die alleen beter worden door communicatie. Ik wil de rapporteur bedanken en iedereen aansporen om woorden in daden om te zetten.

 
  
MPphoto
 
 

  Sebastiano (Nello) Musumeci (UEN), schriftelijk. - (IT) Het verschijnsel van georganiseerde criminaliteit in Europa, van maffia en soortgelijke organisaties, neemt hand over hand toe in het “Oude Continent”.

Dit is een zorgwekkend verschijnsel. De georganiseerde misdaad profiteert van het vrije verkeer van personen en van de economische en financiële stromen binnen de Europese Unie om steeds meer illegale activiteiten te ontwikkelen, ook in de landen buiten de Unie.

Tot die activiteiten behoren wapensmokkel en handel in afval (ook radioactief afval), handel in verdovende middelen, seksuele uitbuiting van vrouwen en kinderen, handel in menselijk weefsel (dramatisch zijn de gevallen die een paar dagen geleden in Oekraïne zijn ontdekt en in de publiciteit gebracht), de handel in dieren en kunstwerken.

Het verslag van de heer Newton Dunn gaat op vele punten in, onder meer op de rol die Europol en Eurojust tot nu toe hebben gespeeld: dat zijn de enige communautaire instrumenten die momenteel beschikbaar zijn in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit. Het verslag beklemtoont dat deze twee instellingen een aantal resultaten bereikt hebben maar betreurt hun gebrek aan autonomie.

In dit verband wil ik opnieuw mijn voorstel opperen, dat ik al in februari 2004 tot de Commissie en de Raad had gericht, om namelijk een Europees Waarnemingscentrum voor georganiseerde criminaliteit op te richten, met het doel de verschillen in strafrechtelijke vervolging die de afzonderlijke lidstaten erop nahouden, te verminderen. Dat wordt ook goed aangegeven door collega Newton Dunn.

 

16. Gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0171/2007) van Niels Busk, namens de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, over het voorstel voor een verordening van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten [COM(2006)0822 - C6-0045/2007 - 2006/0269(CNS)].

 
  
MPphoto
 
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik het Parlement, de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling en de rapporteur, de heer Busk, danken voor de snelle en constructieve wijze waarop het voorstel is behandeld.

Ten tweede wil ik, mede namens mevrouw Fischer Boel, mijn dank uitspreken voor de politieke steun die u het voorstel geeft. Bovendien ben ik erg blij met de positieve toon in het verslag van de landbouwcommissie. We hebben het over een zeer specifiek onderwerp: de opvatting van het Europees Parlement met betrekking tot één enkele gemeenschappelijke marktordening, oftewel GMO.

Vereenvoudiging op het gebied van landbouw is een van de vlaggenschepen van de Commissie. Deze tekst verschilt van de meeste voorstellen van de Commissie op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Waarom? Met de enkele GMO willen we een belangrijke stap zetten in de richting van vereenvoudiging en verbetering van het juridische kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het is tegenwoordig erg populair om het te hebben over vereenvoudiging en betere regelgeving. Dit voorstel laat heel duidelijk zien wat deze begrippen in de praktijk kunnen inhouden. De enkele GMO brengt alle 21 GMO's bij elkaar in één tekst. Deze vervangt meer dan 40 verordeningen van de Raad en bijna 620 artikelen en brengt het aantal artikelen en pagina's in het Publicatieblad met ruim twee derde terug.

Naast deze puur kwantitatieve factoren is het zo dat de enkele GMO onze marktwetgeving homogener en consistenter maakt, oftewel dat deze toegankelijker wordt en beter leesbaar en daardoor beter begrepen en toegepast wordt. Volgens de planning van het Voorzitterschap wordt dit voorstel besproken op de vergadering van het speciaal comité voor de landbouw op 29 mei en 4 juni en waarschijnlijk op 11 juni in de Raad. Dank ook aan het Parlement voor het mogelijk maken van deze vroege beslissing.

De Commissie krijgt van tijd tot tijd te horen dat één GMO niet genoeg is om het leven van onze boeren te vergemakkelijken. Daar ben ik het helemaal mee eens. Er is meer nodig dan een enkele wettekst om werkelijke vereenvoudiging te bewerkstelligen. De enkele GMO is daarom slechts één van de componenten van een vereenvoudigingsstrategie voor de landbouw, zij het een zeer belangrijke. Zoals u weet zijn andere componenten het verslag over randvoorwaarden van de Commissie, dat van wezenlijke invloed zal zijn op het leven van boeren wanneer de voorstellen eenmaal tot uitvoering zijn gebracht, het actieplan voor vereenvoudiging, dat momenteel 37 praktische maatregelen bevat, met de tenuitvoerlegging waarvan de landbouw druk bezig is, en de gezondheidstest, die zich ook zal richten op verdere vereenvoudiging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

Maar laten we teruggaan naar de GMO. Ik heb, namens de Commissie, al gezegd de positieve toon van het verslag te waarderen, en ik kan dan ook een aantal van de in het verslag van de landbouwcommissie voorgestelde wijzigingen accepteren. Het zal u echter niet verbazen dat ik ernstige problemen heb met enkele van de voorgestelde wijzigingen omdat ik meen dat deze het effect van het voorstel onnodig zouden verminderen. Ik wil daarbij twee punten noemen die bij uitstek belangrijk zijn.

Om te beginnen is daar het verzoek om twee gebieden helemaal buiten de GMO te houden totdat ze hervormd zijn: groenten en fruit en wijn. Ik deel deze opvatting niet, maar kan leven met wachten met de opname van hun inhoudelijke delen tot de hervormingsprocessen afgerond zijn.

Het tweede punt betreft de inrichting van het beheerscomité. Het verslag van de landbouwcommissie beveelt vier onderafdelingen aan. Dit is volgens ons in tegenspraak met het idee van één GMO en zou het nieuwe comité onnodig beperken in zijn flexibiliteit. Maar ik kan u verzekeren dat de Commissie voornemens is de vergaderingen van het comité zodanig te organiseren dat de vereiste deskundigheid aanwezig is en rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de betreffende sectoren.

Dank u voor uw aandacht op dit late uur. Ik zie het debat met plezier tegemoet.

 
  
  

VOORZITTER: LUISA MORGANTINI
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Niels Busk (ALDE), rapporteur. (DA) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, bij wijze van inleiding wil ik het Duitse voorzitterschap en de Commissie graag bedanken voor de bijzonder goede samenwerking bij het uitwerken van dit verslag. Het was een samenwerking gebaseerd op openheid en vertrouwen, wat er zonder twijfel aan heeft bijgedragen dat dit verslag is aangenomen met een grote meerderheid in de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling. Ik wil natuurlijk ook mijn collega’s in de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling bedanken voor de interessante discussies en voor hun aanzienlijke bijdrage aan dit verslag. Het was al met al een genoegen om op dit gebied met hen samen te werken.

De Commissie heeft een zeer ambitieus voorstel naar voren gebracht en ik ben er erg blij mee. Ik ben een groot voorstander van vereenvoudiging, openheid en transparantie en ik ben er ten zeerste van overtuigd dat dit voorstel wat dat betreft resultaat zal opleveren. Dit gezegd hebbende moet ik eraan toevoegen dat deze vereenvoudiging in eerste instantie zichtbaar is in de wetgevingstekst zelf, die teruggebracht is van 600 tot 200 pagina’s in totaal. Dat toont al aan dat er veel is gebeurd. Dit wetgevingspakket biedt de randvoorwaarden voor de landbouw en het overkoepelende doel zou moeten zijn op zo’n manier duidelijkheid te scheppen omtrent de randvoorwaarden dat dit ook als een vereenvoudiging wordt ervaren door diegenen op wie dit verslag is gericht, namelijk degenen die het moeten toepassen. Er is geen sprake van een feitelijke beleidswijziging en het gaat niet om een vereenvoudiging waar de eindgebruiker, dat wil zeggen de boer, iets van zal merken.

Velen hebben zich er in de loop van het proces over beklaagd dat dit verre van een vereenvoudiging oplevert. De toepassers hebben tot nu toe gewerkt met een of misschien een klein aantal marktordeningen, die nu moeten worden gecombineerd in deze ene ordening, die op haar beurt alle voorafgaande ordeningen omvat. Dit zal door sommigen wellicht niet onmiddellijk als een vereenvoudiging worden ervaren. Echter, voor diegenen die meerdere sectorspecifieke marktordeningen gebruiken is deze geconsolideerde reeks regels absoluut een vereenvoudiging.

De Commissie stelt voor dat een reeks bepalingen van technische aard wordt overgedragen van de Raad aan de Commissie. Het gaat om bepalingen die de Raad tot nu toe heeft kunnen aannemen zonder daarover eerst het Europees Parlement te raadplegen, de zogenaamde overeenkomsten van de tweede generatie. Voor zover het uitsluitend gaat om bepalingen van zuiver technische aard, vind ik het zeer gepast om deze over te dragen aan de Commissie, waarmee de Commissie dan zou beschikken over een regelgevende bevoegdheid om een aantal zeer snelle en effectieve besluiten te nemen. Ik wil echter benadrukken dat elk besluit van politieke aard nog steeds moet worden genomen volgens de procedure in artikel 37 van het verdrag, dat wil zeggen na raadpleging van het Europese Parlement.

Als een natuurlijke uitbreiding van de vereenvoudiging stelt de Commissie voor dat er voortaan maar met één beheerscomité wordt gewerkt. Daar ben ik zeer sceptisch over, aangezien ik me niet kan voorstellen dat één beheerscomité genoeg is om de nodige expertise te leveren. Er zijn zulke grote verschillen tussen de voorkomende marktmechanismen, bijvoorbeeld als we kijken naar dierlijke productie en plantaardige productie, en dit geldt binnen alle verschillende sectoren. Daarom heeft de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling voorgesteld dat er vier comités van beheer worden opgericht. Ik zou graag zien dat de Commissie hiermee voldoende rekening houdt en er ook verantwoording over aflegt. De Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling zou graag zien dat er over twee jaar een evaluatie wordt uitgevoerd om te zien hoe het is gegaan. Dan moeten we de kwestie van het aantal comités van beheer nog eens nader bekijken. We moeten dan ook kijken naar de organisatie, naar de ondersteuning door deskundigen en in het algemeen, hoe de markt, die nu eenmaal een zeer belangrijk onderwerp is, fungeert.

Tot slot wil ik de Commissie veel succes wensen. Ik ben ervan overtuigd dat de Commissie en de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling de samenwerking op dit gebied kunnen voortzetten.

 
  
MPphoto
 
 

  Agnes Schierhuber, namens de PPE-DE-Fractie. (DE) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, ik zou eerst onze rapporteur Niels Busk hartelijk willen bedanken voor zijn constructieve, collegiale en volgens mij zeer goede werk dat samen met de andere leden van de Landbouwcommissie is verricht.

Wij pleiten al langer voor een vereenvoudiging van het GLB en de marktordeningen. Ik ben heel blij dat men voor het enige beleidsterrein dat echt communautair is, namelijk het landbouwbeleid, nu bereid is om de weg van de vereenvoudiging te bewandelen. Ik heb er met grote voldoening kennis van genomen dat de huidige 21 verordeningen inzake sectorspecifieke gemeenschappelijke marktordeningen worden gecombineerd tot één enkele basisverordening zodat de kaderbepalingen worden gestroomlijnd en vereenvoudigd.

De rapporteur zei al welke voordelen deze enkele gemeenschappelijke marktordening heeft. Ik ben van mening dat het GLB met de vier basisverordeningen geregeld moet worden. Ik ben het roerend eens met de rapporteur dat het daarbij enkel om technische wijzigingen mag gaan die door de Commissie geregeld worden, niet om wijzigingen van politieke besluiten. Op deze punten willen en moeten wij als volksvertegenwoordigers en leden van het Europees Parlement medebeslissingsrechten en deelname opeisen.

Voor mij is het ook belangrijk dat de wijnsector en de sector groenten en fruit een uitzonderingspositie krijgen, omdat het hervormingsproces voor deze sectoren nog niet is afgerond. Ik pleit ook voor de speciale beheerscomités omdat voor specifieke zaken niet alles op één hoop kan worden gegooid.

Namens mijn fractie wil ik de rapporteur nogmaals complimenteren en hem zeggen dat hij een zeer geslaagd verslag heeft opgesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Luis Manuel Capoulas Santos , namens de PSE-Fractie. – (PT) In theorie lijkt het mij onmogelijk dat iemand bezwaren heeft bij de vereenvoudiging, rationalisering en verlichting van de bureaucratie zoals die door de Commissie wordt bepleit in dit voorstel om de 21 bestaande verordeningen samen te brengen in één enkele verordening. Elke poging om de bureaucratische rompslomp die het gemeenschappelijk landbouwbeleid tijdens zijn bestaan heeft gecreëerd uit te bannen of te verlichten moet worden toegejuicht, temeer daar de papiermolen soms werkelijk surrealistische proporties aanneemt en de landbouwers ernstige hoofdbrekens bezorgt.

Praktisch gezien houdt het voorstel evenwel minder reële voordelen in voor het leven van de landbouwers dan verwacht, hetgeen enigszins ontgoochelend is. Desondanks gaat het hier om een goede oefening in codificatie, in zoverre her en der verspreide regels zijn ondergebracht in één tekst. Het lijkt mij tevens een goede zaak dat nieuwe gemeenschappelijke marktordeningen (GMO’s) zijn opgenomen voor tal van producten waarop tot dusver geen GMO’s maar andere regelgevingen van toepassing waren en dat ook andere normen die door de Raad zijn aangenomen maar thans geen deel uitmaken van de GMO’s in de verordening zijn ondergebracht.

De vermindering van het aantal beheerscomités zal ongetwijfeld gunstige gevolgen hebben voor de begroting van de Commissie, al is het risico groot dat de beoogde besparingen het technische niveau aantasten. De diensten van de Commissie zijn uiteraard gebaat bij al deze zaken, maar, nogmaals, ik verwacht geen reële voordelen voor de landbouwers, die per slot van rekening de belangrijkste slachtoffers van de bureaucratische rompslomp zijn.

Daarom geeft de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement het voorstel van de Commissie het voordeel van de twijfel en draagt zij haar steentje bij door zelf amendementen ter verbetering van het initiatief in te dienen en andere amendementen te steunen. Voorbeelden hiervan zijn het herstel van het evenwicht tussen de bevoegdheden van de Commissie en die van de Raad, het verduidelijken en versterken van de rol van brancheorganisaties en de garantie dat de lidstaten op passende wijze deelnemen aan de werkzaamheden van het gereduceerde aantal beheerscomités teneinde te waarborgen dat de technische kwaliteit op een aanvaardbaar niveau gehandhaafd blijft.

Verder onderschrijven wij ook de amendementen van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling waarin wordt voorgesteld om de GMO’s waarvan de herziening thans in volle gang is uit te sluiten van de nieuwe verordening, omdat wij van oordeel zijn dat de opname van deze GMO’s zou getuigen van een gebrek van respect voor de deelnemers aan het herzieningsproces. Anders gezegd, wij kunnen en mogen niet vooruitlopen op de uitslag van dat proces.

Hopelijk houdt de Commissie rekening met deze constructieve suggesties, die ongetwijfeld zullen worden aangenomen door een ruime meerderheid van het Parlement.

Ten slotte wil ik als schaduwrapporteur voor de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement mijn felicitaties overbrengen aan de rapporteur, de heer Busk, voor het werk dat hij heeft verricht en aan al wie ons in de gelegenheid heeft gesteld om over deze belangrijke kwesties een brede consensus te bereiken.

 
  
MPphoto
 
 

  Zdzisław Zbigniew Podkański, namens de UEN-Fractie. (PL) Mevrouw de Voorzitter, het initiatief tot vereenvoudiging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en een begrijpelijker en transparantere wetgeving verdient steun, maar dan wel onder de voorwaarde dat een nieuwe verordening in de praktijk niet leidt tot het zoveelste pakket zogenaamd universele technische regels voor de Gemeenschap.

Ik vraag me bijgevolg af of een dusdanig vergaande vereenvoudiging niet in feite neerkomt op het beperken van specialisatie en een afnemende gevoeligheid voor de bijzondere omstandigheden van de landbouwsector.

De Commissie drukt ons op het hart dat het hier om zuiver technische wijzigingen gaat, in werkelijkheid wil ze de Raad echter een deel van zijn bevoegdheden ontnemen. Tevens verzekert de Commissie ons dat alle beslissingen van politieke aard genomen zullen worden conform de procedure die is vastgelegd in artikel 37 van het Verdrag, dus na raadpleging van het Europees Parlement. Wij weten inmiddels dat het in de praktijk niet zo werkt. Dit principe werd onder andere bij de hervorming van de suikersector namelijk met voeten getreden.

Nu wordt geprobeerd onder de dekmantel van technische wijzigingen de interventieregeling in de sector varkensvlees op te heffen, wat in combinatie met het opheffen van de interventieaankoop in de sector maïs onvermijdelijk destabilisering van deze productiesectoren tot gevolg heeft. Dit zal opnieuw leiden tot inkomensverliezen voor agrariërs.

 
  
MPphoto
 
 

  Witold Tomczak, namens de IND/DEM-Fractie. (PL) Mevrouw de Voorzitter, staat u mij toe dat ik aandacht vraag voor enkele basale feiten die discriminatie van de nieuwe lidstaten aan het licht brengen. De feiten hebben betrekking op het zogeheten gemeenschappelijk landbouwbeleid. Deze gegevens zijn alle afkomstig van de Europese instellingen.

In 2004 bevond bijna 22 procent van het landbouwareaal zich in de nieuwe lidstaten en toch werd hun nog minder dan 4 procent van de subsidies toegewezen. In 2007 bedroegen de subsidies voor landbouw en plattelandsontwikkeling, uitgedrukt in hectaren landbouwgrond, 148 euro per hectare voor de nieuwe lidstaten en 366 euro per hectare voor de oude lidstaten. Voor 2013 wordt een soortgelijke wanverhouding voorzien. Met andere woorden: in 2013 worden de nieuwe lidstaten al tien jaar gediscrimineerd en is de kans op een sterke Europese landbouwsector wel verkeken.

Ook de onevenwichtige wijze waarop de melkquota zijn toegewezen, is gewoonweg stuitend. Nederland, dat over acht keer minder landbouwareaal beschikt dan Polen, heeft een hoger melkquotum. Bij de hervorming van de sector suiker wordt voornamelijk steun verstrekt aan de oude lidstaten, die verantwoordelijk zijn voor de overproductie.

En dan ten slotte de sector groenten en fruit. Momenteel gaat rond de 700 miljoen euro naar subsidiëring van de brancheorganisaties. 90 procent van die subsidies komt terecht bij drie lidstaten, en daarbinnen bij de kleine groep sterkste brancheorganisaties. Voor de sector verwerkte groenten en fruit is momenteel een bedrag van 775 miljoen euro uitgetrokken, waarvan meer dan 86 procent alleen voor de drie oude lidstaten bestemd is. Voor de nieuwe lidstaten schiet slechts 2,5 procent over. Alle nieuwe lidstaten krijgen tien keer minder dan de gemiddelde hoeveelheid die één oude lidstaat ontvangt.

Geachte dames en heren, de president van India, Abdul Kalam, heeft hier op 25 april jl. in zijn verstandige redevoering onder andere gezegd dat “een rechtvaardig hart” noodzakelijk is om tot duurzame en vreedzame oplossingen te komen. Deze opmerking hebt u toen instemmend en met applaus ontvangen.

De hervorming van de landbouwmarkt die vandaag aan bod is gekomen, heeft veel voordelen: de wetgeving wordt vereenvoudigd, de beheerskosten worden teruggedrongen en ondertussen wordt het leven van agrariërs er makkelijker op. Tegelijkertijd heeft de hervorming een fundamenteel nadeel – zij komt niet voort uit een “rechtvaardig hart”. De onrechtvaardige subsidiëring van de afzonderlijke sectoren wordt namelijk niet gecorrigeerd. En daar worden vooral de armste agrariërs in de nieuwe lidstaten het slachtoffer van. De armen krijgen minder, de rijken meer. Dat strookt op geen enkele wijze met basisprincipes van de Europese Unie, zoals het solidariteitsprincipe.

Nog steeds worden de regels van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in veel sectoren duidelijk met voeten getreden. De vele pogingen die zijn ondernomen om een rechtvaardige subsidiëring voor agrariërs tot stand te brengen, hebben geen vruchten afgeworpen. Statistische gegevens die onmiskenbaar wezen op discriminatie werden genegeerd.

Met het huidige voorstel van de Europese Commissie wordt de nadelige organisatie van de afzonderlijke markten nog steeds in stand gehouden. Het voorstel is namelijk kunstmatig, onrechtvaardig en niet gebaseerd op de werkelijkheid. In deze situatie staat stemmen voor vereenvoudiging gelijk aan stemmen voor het bestendigen van onrechtvaardigheid en discriminatie.

Ik doe daarom voornamelijk een beroep op de vertegenwoordigers van de nieuwe lidstaten: stem niet voor deze vereenvoudiging van de landbouwmarkten, want ondanks ogenschijnlijke voordelen werkt dit voorstel discriminatie van uw agrariërs in de hand! Tegelijk richt ik het woord tot vertegenwoordigers van de oude lidstaten: bent u ervan op de hoogte dat gefinancierde discriminatie van de nieuwe lidstaten de toekomst van de hele Europese Unie in gevaar brengt? Deze vorm van discriminatie houdt de kloof tussen arm en rijk in stand en is volledig in tegenspraak met het plan een sterk Europa te bouwen, dat zijn mannetje kan staan op de wereldmarkt.

Daarom stem ik tegen het voorstel van de Commissie, en tegen het aannemen van dit verslag. Ik erken weliswaar dat vereenvoudiging van de wetgeving noodzakelijk is, maar niet eerder dan het moment waarop er een rechtvaardige ordening van de markten tot stand is gebracht.

Europeanen, mag ik een beroep doen op uw “rechtvaardig hart”?

 
  
MPphoto
 
 

  Jim Allister (NI). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, de samenvoeging van 21 verordeningen inzake sectorspecifieke gemeenschappelijke marktordeningen in een enkele verordening die bij wijze van vereenvoudiging alle sectoren combineert, is een welkome stap. Maar waar het werkelijk om gaat is het effect in de dagelijkse praktijk. Vereenvoudiging moet zich vertalen in merkbare verbeteringen in de zin van een kleinere bureaucratische last voor de agrovoedingssector in alle lidstaten.

Ik heb één belangrijk punt van zorg: we moeten het nieuwe beheerscomité – of de comités, als het dat wordt – niet beroven van de waardevolle deskundigheid die aanwezig was binnen de afscheid nemende sectorale comités van beheer. Een super-GMO die op het eerste gezicht wel aan alle kenmerken van minder regelgeving voldoet, maar waarbij de deskundige input vanuit de sectoren kleiner is, zou slechts op de korte termijn voordeel bieden. Winst voor bureaucraten ten koste van experts is geen goede ontwikkeling. Sectorale deskundigheid is van grote waarde geweest en moet behouden blijven. Ik ben daarom van mening dat de Commissie ons op dit punt zou moeten geruststellen en moeten aangeven hoe ervoor gezorgd gaat worden dat sectorale deskundigheid behouden blijft, wordt gebruikt en gerespecteerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, vandaag debatteren we over een vereenvoudigde regelgeving voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Er wordt voorgesteld een uniforme gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten te creëren ter vervanging van de 21 sectorale marktordeningen die nu van kracht zijn. Bijna 41 verordeningen van de Raad, die tezamen meer dan 600 artikelen bevatten, zullen met deze vereenvoudiging worden ingetrokken en vervangen door één verordening.

Wanneer deze activiteiten slechts bijdroegen aan een betere communautaire wetgeving die makkelijker is te doorgronden door agrariërs en belastingplichtigen, zouden we ze uiteraard met gejuich begroeten. Dit blijkt echter nauwelijks realistisch te zijn. Ik zal u een voorbeeld geven. Een betaalorgaan in Polen neemt voor de derde keer voorstellen over directe betalingen aan. Dit jaar werden de betalingsprocedures dusdanig vereenvoudigd dat ze ernstig vertraagd raakten omdat de agrariërs problemen ondervonden bij het invullen van de formulieren. Deze hele vereenvoudiging is zuiver technisch bedoeld, en mag zich dus niet ontpoppen tot de zoveelste hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Daarom is het een onacceptabel idee om de interventieaankoop in de sector varkensvlees te beëindigen.

Ik zou ook oppassen bij het overhevelen van regelgevende bevoegdheden van de Raad naar de Commissie. Dit kan namelijk tot gevolg hebben dat de lidstaten een beperktere invloed krijgen op het beslissingsproces in het kader van de eerste pijler van het landbouwbeleid. Ook vraag ik me af wat het nut van al deze wijzigingen is, aangezien we bezig zijn met het hervormen van de sectoren wijn en groenten en fruit. Bovendien zijn de uitslagen van de health check van 2008 nog niet bekend. We weten niet hoe de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid eruit zal zien.

Ik vind dat we prioriteit moeten geven aan het stroomlijnen en vereenvoudigen van de directe betalingen in een Europese Unie van 27 lidstaten, en dat we de subsidietarieven gelijk moeten trekken. Dan kunnen we spreken over gelijke concurrentievoorwaarden. Met het oog op de eenvoud van het SAP is het waard vereenvoudiging voor de oude lidstaten in overweging te nemen. Laten we hopen dat deze vereenvoudiging en het creëren van een uniforme gemeenschappelijke markt (…)

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  James Nicholson (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, allereerst mijn felicitaties aan de rapporteur voor een heel goed verslag. Gezien zijn grote ervaring in dit Parlement had ik ook niet anders verwacht.

Het stroomlijnen van besluitvormingsprocessen en het verwijderen van bureaucratische rompslomp in het gemeenschappelijk landbouwbeleid is absoluut van groot belang. Ik ben van mening dat als we gaan harmoniseren – en harmoniseren moeten we – we dat altijd moeten doen rondom de best mogelijke standaard. Er is zeker betere regelgeving mogelijk. Ik wil – laat me daar heel duidelijk over zijn – geen groeiend leger ambtenaren in Brussel of in de lidstaten, die nog meer moeilijkheden creëren voor de boeren die gewoon hun werk proberen te doen, waardoor we met meer problemen komen te zitten dan ons lief is. Ja, de regelgeving moet beter, maar er is ook grotere transparantie nodig.

Ik ben het met de heer Busk eens dat we in de varkensvleessector moeten kunnen blijven interveniëren, omdat hier, zoals we herhaaldelijk hebben ervaren, geregeld sprake is van overproductie en dit zeer moeilijk te beheersen is. Ik denk dat er gedurende korte perioden ondersteuning in deze sector nodig is. Ik denk ook dat het veel te ver zou voeren om op de korte termijn de raadgevende comités te verkleinen, aangezien we bij zaken die uitermate gevoelig kunnen liggen een hoge mate van deskundigheid nodig hebben.

Ik wil de Commissie gekwalificeerde steun geven voor de consolidatie van de 21 bestaande verordeningen. We hebben minder regelgeving nodig, niet meer. Dit is een goed begin en ik ga ervan uit dat er met het gezondheidsonderzoek nog meer gedereguleerd zal worden.

Laten we voor eens en altijd afrekenen met de bureaucratie in het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogdan Golik (PSE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, ten eerste wil ik de heer Niels Busk ermee feliciteren dat hij er in is geslaagd een verslag te schrijven over zo’n ingewikkeld thema als het creëren van een uniforme gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten.

Het vervangen van 21 sectorspecifieke marktordeningen door één horizontale basisverordening van de Raad, draagt zeker bij tot het vereenvoudigen en stroomlijnen van de eerste pijler van het GLB, en tot een transparantere landbouwwetgeving.

We moeten echter wel duidelijk voor ogen houden dat het creëren van een gemeenschappelijke marktordening een technisch proces is waarbij geen inhoudelijke wijzigingen tot stand mogen komen. Bij het uitwerken van de nieuwe verordening, dat momenteel plaatsvindt, mogen de grondslagen volgens welke het huidige GLB functioneert, niet opnieuw onder de loep genomen worden. Evenmin mag de nieuwe verordening een voorwendsel zijn om terug te komen op politieke besluiten die eerder over het landbouwbeleid zijn genomen. In dat licht bezien is het voorstel van de Commissie om de interventieaankoop in de sector varkensvlees op te heffen dus niet gerechtvaardigd, ook al is het voor Polen nog zo belangrijk.

Het idee van de Commissie om een gezamenlijk beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten op te richten baart mij evengoed zorgen. Het is maar zeer de vraag of één comité met een beperkt aantal nationale experts wel slagvaardig te werk kan gaan. Is het gevolg van deze oplossing niet toevallig ook dat de invloed van de lidstaten op marktinstrumenten wordt teruggedrongen? Hoe denkt de Commissie een representatieve raadpleging van nationale deskundigen in het kader van de comitologie te garanderen? Zou het in dit verband niet raadzaam zijn tenminste een aantal beheerscomités op te richten, waaronder aparte comités voor de sectoren vlees, melk en plantaardige producten?

Tot slot mijn laatste punt. Wat betreft het uitbreiden van de bevoegdheden van de Commissie wil ik benadrukken dat alleen bij technische kwesties bevoegdheden van de Raad aan de Commissie kunnen worden overgedragen. Technische kwesties hebben immers geen fundamentele invloed op de landbouwmarkten. Dat betekent dat de bevoegdheid tot het vaststellen van de standaardkwaliteit en van het classificatiesysteem op basis van vetheid voor rund- en kalfsvlees en varkensvlees, bij de Raad moet berusten en niet bij de Commissie. Dat geldt ook voor de bevoegdheid tot het vaststellen van de handelsnormen voor eieren, gevogelte en levende planten. In het vervolg moeten alle beleidskwesties bovendien in samenwerking met de Raad en het Parlement behandeld worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, dank u allen voor een interessant debat.

Laat me u er om te beginnen aan herinneren dat het hier inderdaad om een vereenvoudiging gaat en niet, zoals enkelen onder u aangaven te vrezen, om een hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of om een herverdeling van steun. In het debat zijn ook vrij veel punten naar voren gebracht die ik kan accepteren, of waar we zeker een oplossing voor moeten kunnen vinden. Ik denk met name aan de karkasclassificatie, de verwijzing naar de contingenten voor aardappelzetmeel en een clausule waarin nog eens wordt vastgelegd dat de status-quo voor producenten en kolomorganisaties wordt behouden.

Wat betreft de opname vanaf het begin van de sectoren groenten en fruit en wijn in de enkele GMO en het soort beheerscomité heb ik al gezegd wat ik te zeggen had.

In enkele gevallen vraagt het verslag iets verder te gaan dan de huidige stand van zaken. Ik denk niet dat we dergelijke wijzigingen nu moeten introduceren, aangezien dat de aard van de exercitie zou veranderen. Wat betreft de door de heer Busk aangekaarte inrichting van het beheerscomité: werken met vier onderafdelingen gaat in tegen het idee van één GMO en zou het nieuwe comité onnodig beperken in zijn flexibiliteit. Maar ik kan u verzekeren dat de Commissie voornemens is de vergaderingen van het comité zodanig te organiseren dat de vereiste deskundigheid aanwezig is en rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de betreffende sectoren.

Laat me met betrekking tot de rol van het Europees Parlement ook duidelijk stellen dat technische beslissingen en beslissingen in het kader van marktbeheer op Commissieniveau moeten worden genomen. De Commissie krijgt op geen enkele wijze de bevoegdheid inhoudelijke of andere beleidsbeslissingen te wijzigen. Het Parlement wordt dus niet gepasseerd. De bevoegdheden van de Commissie blijven beperkt tot de uitvoering van regels. Dat kan ik u verzekeren.

Met betrekking tot varkensvlees weet ik niet waarom een instrument dat al meer dan dertig jaar niet is gebruikt nog steeds zou moeten worden gezien als een fundamentele beleidsbeslissing waaraan vastgehouden moet worden.

Laat me ter afsluiting in reactie op de naar voren gebrachte punten over de complexiteit en de bureaucratie van het gemeenschappelijk landbouwbeleid nogmaals benadrukken dat het hier slechts om een eerste stap gaat. Er zullen er meer volgen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt donderdag om 12.00 uur plaats.

 

17. Gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0141/2007) van Béla Glattfelder, namens de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1784/2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen [COM(2006)0755 - C6-0044/2007 - 2006/0256(CNS)].

 
  
MPphoto
 
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, de Commissie heeft met belangstelling het debat over het verslag van de heer Glattfelder in de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling gevolgd. Het gaat hier om een gevoelig onderwerp.

Het schrappen van een instrument als de interventieregeling voor maïs, zoals voorgesteld door de Commissie, is nooit gemakkelijk. Maar in dit geval is het nodig en de feiten laten zien dat we met maïsinterventie met een structureel probleem te maken hebben. Het gaat hier niet langer om een vangnet, maar de regeling is een regulier afzetdoel geworden. In één lidstaat is circa een derde van de oogsten van 2004-2005 en 2005-2006 voor interventie aangeboden. Boeren produceren direct voor interventie. Is dat normaal in een periode waarin de marktprijzen zich op een normaal niveau bevinden? De maïsinterventievoorraden van de EU zijn van 2003-2004 tot 2004-2005 verdubbeld van 2,8 miljoen ton naar 5,6 miljoen ton. Als dat zo doorgaat zit de Europese Unie in 2013 met 15,6 miljoen ton maïs. Dat is geen ontwikkeling die de Commissie welgevallig is in een tijd waarin hervormingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid juist zorgen voor het verdwijnen van voorraden van andere grondstoffen.

Het verslag suggereert dat het voorstel van de Commissie botst met het beginsel van gewettigd vertrouwen, berust op onjuiste marktramingen en negatieve gevolgen zou hebben voor de graanmarkten. Ik wil graag uiteenzetten waarom de Commissie het hier niet mee eens is, om te beginnen met de gewettigde verwachtingen.

Wat boeren besluiten te zaaien hangt van een aantal overwegingen af, maar vooral van de verhandelbaarheid van hun oogst. Het voorstel van de Commissie heeft geen verstorende werking op de vele afzetmogelijkheden voor maïs. Markt en inkomenszekerheid komen op generlei wijze in gevaar en de gewettigde verwachtingen van boeren blijven onaangetast.

Wat betreft de economische aspecten van het voorstel wil ik benadrukken dat de schattingen van de Commissie zijn gebaseerd op langetermijntrends. Prognoses van onafhankelijke onderzoeksinstellingen staven de analyse van de Commissie zelf dat handhaving van de status-quo eenvoudigweg niet te doen is. De afwezigheid van interventieaanbiedingen tijdens de lopende campagne en de doorverkoop van interventievoorraden op de interne markt gelden niet als doorslaggevend bewijs dat de markt een nieuw evenwicht heeft gevonden. Dit is in feite verre van het geval en de economie van maïsproductie is zodanig dat als de prijzen zich weer op een normaal niveau bevinden maïs in bepaalde lidstaten weer massaal voor interventie aangeboden zal worden.

De Commissie trekt hieruit de conclusie dat er moet worden opgetreden. We kunnen de status-quo niet meer verdedigen. Het is niet in het belang van de agrarische sector vast te houden aan een regeling die overduidelijk niet meer aan haar oorspronkelijke doelstelling beantwoordt. We wilden snel handelen en hebben voorgesteld de regeling met onmiddellijke ingang op te heffen, maar we realiseren ons ook dat dit problemen met zich mee zou brengen. We zijn daarom bereid een gefaseerde afschaffing van de maïsinterventieregeling te bespreken. Deze zou kunnen worden uitgesmeerd over een periode van twee jaar, hetgeen ons de gelegenheid zou geven de regeling te evalueren en bespreken in het kader van het gezondheidsonderzoek. Commissaris Fischer Boel is bereid zo'n discussie te voeren. Maar het voorstel van de heer Glattfelder dat het Parlement eenvoudig zou weigeren de maïsinterventieregeling aan te passen, is onacceptabel voor de Commissie. We hopen daarom van harte dat het Europees Parlement de aanbeveling het voorstel van de Commissie te verwerpen, niet zal steunen en in plaats daarvan het debat zal aangaan over de wijze waarop deze onhoudbare maïsinterventieregeling gefaseerd kan worden afgeschaft.

 
  
MPphoto
 
 

  Béla Glattfelder (PPE-DE), rapporteur. (HU) Het voorstel van de Europese Commissie kan vanuit twee invalshoeken worden onderzocht en ik hoop dat u luistert naar wat ik nu ga zeggen. De eerste vraag is of het voorstel wel gegrond is, de tweede vraag is of het voorstel wel rechtmatig is.

Wat betreft het eerste aspect hebben we het gemakkelijk aangezien we alleen maar hoeven te onderzoeken of de motiveringen bij het ingediende voorstel nog steeds aan de orde zijn. Een half jaar geleden, toen de Commissie haar voorstel indiende, beweerde zij dat de interventievoorraden van maïs momenteel 9 miljoen ton en aan het eind van het jaar 11 miljoen ton zouden bedragen. Die voorspelling is niet uitgekomen.

De interventievoorraden bedragen momenteel in plaats van 9 miljoen ton slechts 3 miljoen ton en de voorraden groeien momenteel niet, er was in 2006 geen aanbod voor interventie en dat zal er ook in 2009 niet komen. De voorraden slinken voortdurend en in plaats van de 11 miljoen ton die voor het eind van het jaar voorspeld werd, kunnen de interventievoorraden zelfs wel eens het nulniveau gaan bereiken.

De huidige prijzen liggen beduidend hoger dan de interventieprijs. In tegenstelling tot de toelichting van de Commissie zijn de vooruitzichten op de maïsmarkt gunstig. De Commissie zou eigenlijk haar eigen marktvoorspellingen eens moeten lezen. Vorige week heeft het directoraat Landbouw een geheel nieuwe marktvoorspelling gepubliceerd. Daarin stond dat de prijzen steeds verder omhoog zullen gaan. De EU-consumptie stijgt sneller dan de productie. We zouden onze beslissingen van nu niet moeten baseren op de incorrecte voorspellingen van een half jaar geleden, maar op de nieuwste voorspellingen die ook worden onderbouwd door de ontwikkelingen op de markt.

Ik wil hier graag aan toevoegen dat de interventievoorraden vanaf 2004 altijd boven de interventieprijs zijn verkocht. De EU heeft meer geld ontvangen voor maïs dan het bedrag waarvoor zij deze had aangekocht. Momenteel ligt de prijs van maïs in Hongarije rond de 130 euro tegenover de interventieprijs van 101 euro. Voor de maïsboeren kon door de aankoop in 2005 echter een verlies van ongeveer 200 miljoen euro worden voorkomen. De verkoop van de opgekochte producten maakte het echter mogelijk dat in de eerste plaats Nederlandse, Duitse, Italiaanse en Poolse veehouders diervoeder konden kopen voor een prijs die beduidend lager lag dan de prijs op de wereldmarkt.

De afgelopen vier jaar profiteerden niet alleen de Europese boeren van de interventie maar ook de consumenten. De Commissie raakte echter in paniek want gedurende twee opeenvolgende jaren met een recordoogst nam de interventievoorraad enorm toe. Nu is er geen reden meer tot paniek. In jaren met een slechtere oogst is bewezen dat de voorraden begonnen te slinken en volgens de nieuwste, door de Commissie gemaakte voorspellingen blijven deze voorraden ook in de toekomst op een laag peil. Er kan dus worden vastgesteld dat het voorstel in deze vorm, zoals ingediend door de Commissie, niet meer gerechtvaardigd is en dat de oorspronkelijke redeneringen niet steekhoudend zijn.

Maar laten we nu eens bekijken of het voorstel rechtmatig is. Het voorstel pleit voor een afschaffing van de interventieregeling vanaf dit jaar. De boeren hebben hun maïs al in april gezaaid, de kolven zijn al uitgelopen en hebben al een behoorlijke hoogte bereikt. Kijkt u eens hoe groot de maïs nu al is! Ik heb deze maïs hier ergens langs de Rijn geplukt. Ik hoop dat de boer in kwestie niet boos op mij zal zijn, ik verdedig immers ook zijn belangen en rechten. Deze maïs kan zelfs door de Europese Commissie niet meer terug de grond in worden geordonneerd.

De boeren hebben zich natuurlijk al geruime tijd van tevoren moeten voorbereiden op de zaaitijd. In de herfst hebben ze de grond waarin ze de maïs wilden zaaien, apart gehouden. Ze hebben het zaaigoed en de bestrijdingsmiddelen besteld en daar hun geld aan uitgegeven. Een beperking van de interventieregeling midden in het jaar is een regelgeving met terugwerkende kracht. Hierdoor worden de rechtszekerheid en de legitieme verwachtingen van de boeren ernstig geschonden.

Dit kan de Europese Unie die zo trots is op haar principes en liberale grondwettigheid zichzelf niet veroorloven. Dit voorstel is niet alleen in strijd met onze principes, maar ook met vroegere praktijken van de Commissie zelf. Tijdens eerdere hervormingen – suikerhervormingen, de afschaffing van de rogge-interventie – werd de boeren voldoende tijd gegeven om zich voor te bereiden. Toen bijvoorbeeld de rogge-interventie werd afgeschaft, zat er een jaar tussen de publicatie van de richtlijn en de implementatie ervan. Waarom hebben maïsboeren niet het recht op dezelfde behandeling? Zijn zij geen gelijkwaardige burgers van de Europese Unie? Als dit met de boeren kan gebeuren, wie is dan de volgende?

Als het Europees Parlement niet opkomt voor de rechten van de burgers, hoe kan het dan opkomen voor zijn eigen rechten? Want dat is wat er nu nodig is. De Raad heeft inderdaad niet gewacht totdat de resolutie van het Parlement zou worden aangenomen. Vorige week heeft de Commissie landbouw en regionale ontwikkeling al een besluit genomen over de afschaffing van de interventieregeling met terugwerkende kracht. Zij hebben ook besloten dat de ministers hier tijdens de volgende zitting van de Raad zonder debat over zouden stemmen.

Wat voor besluit wij ook nemen, we kunnen de Raad niet meer beïnvloeden. Morgen nemen we geen besluit over de toekomst van het gemeenschappelijke landbouwbeleid, daar kunnen we later in het kader van een health check over debatteren. In plaats daarvan nemen we deze richtlijn, die met terugwerkende kracht zou gelden, niet aan, en we kunnen gerust eerlijk zijn door vast te houden aan onze principes, waaruit volgt dat we dit onrechtmatige voorstel van de Commissie verwerpen.

 
  
MPphoto
 
 

  James Nicholson, namens de PPE-DE-Fractie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, allereerst mijn felicitaties aan de rapporteur voor zijn verslag. Ook wil ik graag uitdrukking geven aan de opvatting die ik vrij sterk toegedaan ben dat het moeilijk voor hem moet zijn geweest, gezien van welke lidstaat hij afkomstig is.

Ik ben van mening dat als het beleid veranderd moet worden, dit gefaseerd moet gebeuren, ongeacht hoe het nieuwe beleid eruit gaat zien, zodat de productie zich aan de nieuwe situatie kan aanpassen.

Toen ik, enkele jaren geleden, toetrad tot dit Parlement hadden we te maken met een boterberg, met een melkmeer en met koelhuizen die uit hun voegen barstten van de hoeveelheid opgeslagen rundvlees. Dat hebben we voor een groot deel achter ons gelaten. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft in de loop der jaren vele hervormingen doorgemaakt, van MacSharry via Agenda 2000 tot aan de tussentijdse evaluatie, en nu – de commissaris is vanavond niet bij ons en ik weet waarom niet – zijn we in afwachting van de voorstellen voor het gezondheidsonderzoek.

We leven in een wereld van voortdurend veranderende markten en het kan heel moeilijk zijn te speculeren over de prijzen op een bepaald moment in de toekomst. Je hoeft maar naar de huidige wereldmelkprijzen te kijken om te zien hoe de situatie in heel korte tijd kan veranderen.

Interventie kan voor landbouwers slechts een kortetermijnoplossing brengen, want op de lange termijn zullen ze op de markt betere prijzen krijgen. Ik ben van mening dat de nieuwe lidstaten op de lange termijn naar andere oplossingen voor maïs moeten kijken dan alleen als voedsel. Er is een alternatieve toepassing die voor iedereen nog beter is. Ik denk dat de lidstaten de alternatieven zouden moeten onderzoeken en dat we hen daarin zouden moeten steunen. Op de lange termijn zal dat meer opleveren dan doorgaan met interventie.

Op dit specifieke gebied moet er iets van een compromis gesloten worden tussen de Commissie, de Raad en het Parlement. Ik ben van mening dat de vier compromis-amendementen waarin het probleem van de nieuwe lidstaten wordt onderkend, de beste oplossing vormen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogdan Golik, namens de PSE-Fractie. (PL) Mevrouw de Voorzitter, de Europese Commissie wil wijzigingen aanbrengen in de huidige interventieregeling voor de sector granen. Om precies te zijn: door maïs uit te sluiten van interventieaankoop moet er een oplossing komen voor de jaarlijks stijgende maïsoverschotten.

Ik sta volledig achter de Commissie wat betreft de noodzaak de interventieregeling te hervormen. Wanneer de veranderingen echter van de ene op de andere dag worden doorgevoerd, zal dat meer verlies dan winst opleveren. Een hervorming van de sector granen moet geleidelijk tot stand komen en de bestaande problemen moeten op uitgebalanceerde wijze te lijf worden gegaan. Agrariërs moeten voldoende tijd krijgen om zich te kunnen voorbereiden op de veranderingen. In plaats van maïs abrupt uit te sluiten van de interventieregeling, zouden we de interventieaankoop tot 2008 moeten handhaven en later geleidelijk opheffen. De interventieaankoop kan ook gaandeweg worden opgeheven door voor elke lidstaat interventielimieten vast te stellen, afhankelijk van de maïsproductie tot dan toe. Deze methode wordt momenteel op rijst toegepast (en vergroot de transparantie van het systeem en maakt het beheersen van de markt gemakkelijker). Tevens is het mogelijk de aankoop van maïs gedurende een overgangsperiode voort te zetten, mits de controle wordt aangescherpt, zodat de hoeveelheid maïskorrels niet de spuigaten uit gaat lopen.

Met deze oplossingen kunnen we de interventieregeling voor maïs opheffen zonder de markt drastisch te verstoren. Interventie bestaat immers uit meer dan alleen interventieaankoop. Het impliceert ook steun aan export in de vorm van uitvoerrestituties. Daarom is het van essentieel belang dat we de huidige middelen die de vrije export van graan ondersteunen dusdanig wijzigen, dat het mogelijk wordt graan te exporteren uit landen met een ongunstige ligging, zoals Oostenrijk, Tsjechië, Slowakije, Polen en Hongarije. Gebieden in Noord-Afrika en het Midden-Oosten vormen de belangrijkste afzetmarkten voor graan uit de Europese Unie. Daarom zal het graan uit bovengenoemde landen een langere zeereis moeten maken dan graan afkomstig uit West- en Zuid-Europese havens. Deze oplossing heeft zijn doeltreffendheid bewezen en tegelijk gezorgd voor een efficiëntere graanexport. Het loont de moeite deze methode in het volgende verkoopjaar voort te zetten.

Hopelijk wordt mijn interventie niet uitsluitend opgevat als steunbetuiging aan het roemrijke Hongaarse volk (het aloude Pools-Hongaarse gezegde luidt immers “Polak Węgier dwa bratanki, i do szabli i do szklanki” “Pool en Hongaar, twee goede vrienden, voor het zwaard en voor het glas”, hoewel het in dit verband beter geparafraseerd kan worden als “Pool en Hongaar, twee goede vrinden, voor het zwaard en voor de maïs”, wat in het Hongaars zou luiden: lengyel, magyar két jóbarát, együtt harcol s arat gabonát), maar eerder als betrouwbare handreiking op weg naar een passende wijze om de interventieregeling voor maïs op te heffen.

 
  
MPphoto
 
 

  Leopold Józef Rutowicz, namens de UEN-Fractie. (PL) Mevrouw de Voorzitter, de heer Béla Glattfelder wijst in zijn verslag op de gevaarlijke situatie die kan ontstaan wanneer de Commissie maïs gaat uitsluiten van de verordening inzake de gemeenschappelijke marktordening voor de sector granen.

Sinds 2003 is de graanmarkt volop in beweging. In aangrenzende landen, zoals Oekraïne en Rusland, die in het verleden de graanschuur van Europa vormden, wordt lokaal en Europees kapitaal geïnvesteerd in het verbouwen van granen en het produceren van veestapels. Er is zich een geduchte concurrent voor de Europese landbouw aan het ontwikkelen.

De maïs is inmiddels gezaaid en we kunnen de aankoopvoorwaarden tijdens de productiecyclus niet meer gaan wijzigen. De suggestie om alleen maïs van de verordening uit te sluiten, kan onbedoeld een verstoring van de hele graanmarkt veroorzaken. De vraag naar granen, waaronder maïs, neemt tegelijkertijd sterk toe door de groeiende vleesconsumptie en het gebruik van granen bij de productie van biobrandstoffen, die momenteel in ontwikkeling zijn. Dit zal grote betekenis hebben voor de toekomst van de granensector.

Kort en goed, het voorstel van de Commissie is ongegrond totdat de Europese graansector stabiliseert.

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie om de interventieaankoop van maïs vanaf het verkoopseizoen 2007-2008 op te heffen, is onacceptabel. Net als mijn Hongaarse collega’s verzet ik mij tegen een rigoureuze beperking van interventie in deze sector.

Het klopt dat veranderingen onvermijdelijk zijn, maar dat betekent nog niet dat we afstand moeten nemen van de interventieregeling. In plaats daarvan moeten we mogelijkheden scheppen om de Europese granensector te steunen en te ontwikkelen. Niet zo lang geleden heeft de Commissie zeer strenge criteria vastgesteld voor de aankoop van maïs – wellicht zouden we daarom eerst kunnen afwachten en zien welke effecten deze beperkingen hebben. Voorts dient de Commissie rekening te houden met huidige tendensen op de markt. Er is immers een lidstaat die maïs moet importeren om aan de vraag te kunnen voldoen. Daarom moet eerst de stabiliteit van deze sector binnen de Europese Unie hersteld worden.

De Europese Commissie moet passende oplossingen vinden voor de graanoverschotten in landen met een ongunstige ligging en dus met aanzienlijk hogere transportkosten. Ze moet bijvoorbeeld prioriteit geven aan de export van graan uit deze landen. Wanneer er communautaire limieten worden gesteld aan de aankoop van maïs, zoals de Raad opperde, evenals Duitse afgevaardigden per amendement, lijkt het mij het beste wanneer we deze limieten eerlijk verdelen over de lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE). – Doresc să susţin poziţia raportorului, domnul Béla Glattfelder, şi să expun neajunsurile propunerii Comisiei din perspectiva unui nou stat membru, cum este România.

În primul rând, eliminarea stocului de intervenţie la porumb reprezintă o schimbare din mers a politicii agricole comune. După un efort susţinut de transpunere şi adaptare la legislaţia europeană în agricultură, şi ţin să vă amintesc că este vorba de un corp de legi care însumează în jur de 20 de mii de pagini, agricultorii români au devenit participanţi la o politică instabilă şi care le înşeală aşteptările. Indiferent de calităţile politicii de intervenţie, dacă aceasta este o măsură bună sau nu, aceasta nu trebuie schimbată înainte de a avea o discuţie generală între toate instituţiile Uniunii şi statele membre. Această discuţie este prevăzută să aibă loc în cadrul controlului sănătăţii finanţelor europene din 2008-2009. De asemenea, o reformă cuprinzătoare a politicii agricole comune nu trebuie şi nu poate fi pusă în practică înainte de 2013. Cert este faptul că măsura propusă de Comisie creează efecte retroactive. La fel ca şi în Ungaria şi alte state membre, agricultorii români au semănat deja cultura de porumb şi este nedrept faţă de ei ca în cazul unor surplusuri neabsorbite de piaţă să nu beneficieze de plasa de siguranţă ce o reprezintă stocul de intervenţie.

Doamnelor şi domnilor, România a devenit după aderare al doilea producător din Uniune, cu o cotă estimată de 17 procente. Comisia a argumentat că sistemul intervenţiei este abuzat de fermierii din Uniune pentru care stocul de intervenţie a devenit un debuşeu comercial important, dar acest argument nu este universal valabil, nu se poate în nici un fel spune că planificarea agricultorilor români ar fi depins de un calcul prealabil privind vânzarea către intervenţie. Dacă vor apărea stocuri în România, acest lucru va reprezenta pur şi simplu şi va rezulta din mecanismele pieţei. De asemenea, vreau să accentuez faptul că susţin raportul domnului Glattfelder aşa cum este el. Amendamentele depuse la propunerea de regulament nu corectează neajunsurile documentului legislativ, întrucât orice limitare impusă posterior campaniei de semănare, indiferent de amploarea ei, este incorectă faţă de agricultori. Nu trebuie să neglijăm nici aspectele de ordin instituţional: acordul la care s-a ajuns în Consiliu nu respectă procedura de consultare a Parlamentului care se aplică în privinţa politicii agricole comune.

 
  
MPphoto
 
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, Ik wil de leden hartelijk bedanken voor hun bijdragen aan dit debat. Ik heb zorgvuldig geluisterd naar wat ze hebben gezegd en wil graag op enkele van de opgeworpen kwesties reageren.

Een belangrijk punt heeft betrekking op de vraag of gewettigde groeiverwachtingen worden gerespecteerd. De Commissie is ervan overtuigd dat dat zo was en nog steeds zo is. Maïs wordt in maart en april gezaaid. Landbouwers die in het voorjaar van 2007 besluiten maïs te gaan verbouwen, wéten dat er mogelijk geen interventieregeling zal zijn voor de oogst van 2007. Een mededeling hieromtrent richting maïsproducenten is in december 2006 gedaan in het Publicatieblad.

Opgemerkt is dat er in het lopende marktjaar nog geen grote aanbiedingen voor maïsinterventie zijn gedaan. Dat klopt. Maar de huidige hoge prijzen voor granen vinden hun oorzaak niet in de interne markt, maar in de situatie op de internationale markt. De hausse in de bio-ethanolsector, met name in de Verenigde Staten, heeft ook bijgedragen aan de hoge graanprijzen. Omstandigheden veranderen van jaar tot jaar. Het is mogelijk dat 2007-2008 lijkt op de afgelopen twee verkoopseizoenen, met grote interventieaanbiedingen.

Een andere opgeworpen kwestie is dat dit voorstel het probleem verschuift van maïs naar andere granen. Zoals ik heb uiteengezet, beoogt dit voorstel het huidige maïsprobleem op te lossen. Het is waar dat het wegnemen van maïsinterventie zou kunnen leiden tot een relatief verlies aan concurrentievermogen voor gerst en mogelijk zachte tarwe, met als risico dat de openbare graanvoorraden toenemen. Een volledige doorlichting van het graaninterventiesysteem is zeker nodig. Deze zal plaatsvinden in het kader van het gezondheidsonderzoek.

Het debat heeft enkele punten opgehelderd, maar heeft ook bevestigd dat de basis van het voorstel van de Commissie juist is. Zoals ik al in mijn openingswoord heb duidelijk gemaakt, heeft de maïssector dit voorstel nodig. De Commissie is bereid zich flexibel op te stellen bij het vinden van manieren om een zachte landing mogelijk te maken voor ondernemers, maar kan niet instemmen met handhaving van de status-quo. Zoals eerder gezegd, is de Commissie ook bereid een uitfasering gedurende twee jaar te accepteren, zoals verzocht door velen van u. Als het verslag-Glattfelder in zijn huidige vorm, als verwerping van het voorstel van de Commissie, wordt aangenomen, zal mevrouw Fischer Boel zeker teruggaan naar het College, maar haar positie met betrekking tot dit punt is en blijft duidelijk.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt donderdag om 12.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN), schriftelijk. (PL) Mevrouw de Voorzitter, de Commissie is van plan de interventieaankoop van maïs stop te zetten, en dat al vanaf het verkoopseizoen 2007-2008. Dit moet zogezegd de accumulatie van overschotten tegengaan. Helaas is het een onbesuisd en ongefundeerd idee. Vooral het feit dat de Commissie instemt met het invoeren van grote hoeveelheden genetisch gemodificeerd maïs, geeft ernstig te denken. Het is evident dat de Commissie blind is voor de gevolgen die haar beslissing voor de graansector en de veestapel heeft.

Mijns inziens zou de Commissie haar denk- en handelwijze moeten veranderen. Ze moet biologische teelt blijven steunen, de steun aan genetisch gemodificeerd maïs volledig opheffen en onze markt beschermen tegen de toestroom van maïs uit niet-lidstaten.

Dit is zowel gezonder als economischer: het milieu blijft gespaard en er is meer kans dat de vraag naar onze landbouwproducten stijgt.

 
  
MPphoto
 
 

  Csaba Sándor Tabajdi (PSE), schriftelijk. (HU) Naar aanleiding van de door de Commissie voorgestelde afschaffing van de maïsinterventie moet ik ernstig bezwaar aantekenen. De Europese Commissie gaat al voor de zoveelste keer voorbij aan de belangen van met name de nieuwe lidstaten. Deze maatregel is volstrekt onrechtmatig, aangezien de boeren al in december het zaaigoed voor de maïs hebben gekocht en hun contracten hebben afgesloten, waardoor ze nu hun productieplan niet meer kunnen aanpassen. Het voorstel is des te vreemder aangezien de Commissie minder dan twee maanden eerder de regels voor opkoping van de maïsinterventie had gewijzigd, waardoor wordt aangetoond dat de Europese Commissie zonder concept en overhaast handelt. Het Europese Hof begint een dezer dagen hoorzittingen over deze kwestie, aan de hand van een verzoekschrift ingediend door de Hongaarse regering.

De afschaffing van de interventieregeling is ongegrond en vanuit de optiek van de hele Europese Unie nadelig, aangezien er volgens de prognoses binnen enkele jaren zelfs een maïstekort zou kunnen ontstaan in de EU. Onze internationale concurrentiepositie verslechtert als nu vanwege de afschaffing van de maïsinterventie de prijzen dalen.

Door het nemen van deze stap kunnen vraagtekens worden geplaatst bij de solidariteit van de Europese Unie in de ogen van de Hongaarse en Europese boeren.

 

18. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen

19. Sluiting van de vergadering
  

(De vergadering wordt om 24.00 uur gesloten)

 
Juridische mededeling - Privacybeleid