Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : O-0082/2007

Ingediende teksten :

O-0082/2007 (B6-0002/2008)

Debatten :

PV 15/01/2008 - 20
CRE 15/01/2008 - 20

Stemmingen :

Aangenomen teksten :


Volledig verslag van de vergaderingen
Dinsdag 15 januari 2008 - Straatsburg Uitgave PB

20. Status van in Polen gekozen leden van het Europees Parlement (debat)
Notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Aan de orde is het debat over de mondelinge vraag (O-0082/2007) van de heer Gargani, namens de Commissie juridische zaken, aan de Commissie, over de status van in Polen gekozen leden van het Europees Parlement (B6-0002/2008).

 
  
MPphoto
 
 

  Giuseppe Gargani, auteur. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het thema waarover we vanavond debatteren is door de Commissie juridische zaken uitvoerig en bij herhaling onderzocht, zoals ik u kan meedelen als voorzitter van dit orgaan. Deze commissie heeft mij gevraagd om, met deze vraag, een discussie te openen en van gedachten te wisselen met de Commissie.

De vraag heeft betrekking op de status van de in Polen gekozen leden van het Europees Parlement die met het oog op de verkiezingen en de voorwaarden voor verkiezingen niet in dezelfde positie verkeren als andere parlementariërs in andere lidstaten. Verkiezingen voor het Europees Parlement worden in Polen in de praktijk geregeld door de wet van 23 januari 2004. In artikel 9 van deze wet zijn de eisen beschreven die aan de verkiesbaarheid worden gesteld: de kandidaten moeten minstens 21 jaar zijn op de dag van stemming, mogen niet veroordeeld zijn wegens crimineel gedrag, moeten in Polen woonachtig zijn en aan verschillende andere criteria voldoen.

Hoofdstuk 17 van deze wet beschrijft onder welke omstandigheden de Poolse leden van het Europees Parlement hun zetel kunnen verliezen: hun verkiesbaarheid, dat wil zeggen de voorwaarden voor verkiesbaarheid op de dag van stemming, kunnen ongeldig worden, waardoor zij de verkiesbaarheid kunnen verliezen wanneer aan deze voorwaarden niet wordt voldaan. Het hoofdstuk omvat nog verschillende andere kwesties die ik hier niet uit de doeken wil doen, om tot de kern van de zaak over te kunnen gaan die ik hier ter discussie wil stellen.

Op basis van een aantal gecombineerde bepalingen zoals wij advocaten dat noemen, verliest een lid van het Europees Parlement automatisch zijn zetel – dat betekent dat hij deze zetel verbeurt – wanneer hij voor een misdrijf wordt veroordeeld. In het geval van de leden van het Poolse parlement bevat de wet van 12 april 2001 – zowel met betrekking tot verkiezingen voor de Sejm als ook voor de Senaat van de republiek – geen bepaling in deze zin, waardoor deze bepaling alleen van toepassing is op de Poolse leden van het Europees Parlement, maar niet op de leden van het Poolse Parlement.

Daarom hebben we deze kwestie ter discussie gesteld en ons een vraag gesteld, een vraag die onder andere gevolgen heeft met het oog op verzoeken voor immuniteit. Zoals u weet hebben wij – commissaris Frattini is zich daarvan terdege bewust– beslissingsbevoegdheid op dit gebied. Wanneer een parlementslid automatisch zijn zetel verliest als gevolg van een gebeurtenis waarvoor zijn immuniteit niet kan worden gehandhaafd, is er duidelijk sprake van een verder probleem, een verdere onzekerheid.

Daarom vragen wij, en vraag ik namens de commissie, de commissaris of hij wel of niet van mening is dat de Poolse wetgeving inzake verkiezingen voor het nationale parlement inbreuk maakt op artikel 10 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten, dat bepaalt dat gedurende de zittingen van het Europees Parlement de leden dezelfde immuniteiten genieten als de leden van het parlement op het grondgebied van hun eigen staat. Er is daarom sprake van een duidelijke onverenigbaarheid wanneer een bepaling erin voorziet dat een Pools lid van het Europees Parlement zijn zetel verliest, terwijl leden van het nationale parlement niet op deze manier worden behandeld.

Ik zou de Commissie ook willen vragen of zij voornemens is tegen Polen gerechtelijke stappen te ondernemen bij het Europees Hof van Justitie, opdat dit land deze wetgeving wijzigt en het Verdrag correct omzet, omdat het ernaar uitziet dat het Verdrag niet naar behoren is omgezet. Aangezien het om een uitzondering gaat, en aangezien de vergelijkbare en gelijke behandeling van leden uit alle lidstaten betekent dat deze uitzondering voor leden uit Polen volledig indruist tegen de bepalingen die voor alle andere leden van de lidstaten gelden en zouden kunnen gelden, zou ik de Commissie deze twee vragen willen stellen en haar willen verzoeken deze informatie aan het Parlement voor te leggen en aan te geven of het mogelijk is een oplossing te vinden voor het beschreven probleem.

 
  
MPphoto
 
 

  Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de door de heer Gargani aangekaarte kwestie is zonder twijfel van zeer groot belang, omdat hier twee beginselen, die mijns inziens relevant en belangrijk zijn, in het geding zijn.

Het eerste beginsel is zonder twijfel het in artikel 10 van het Protocol betreffende de voorrechten en de immuniteiten en de status van de leden van het Europees Parlement bedoelde, volgens hetwelk aan de leden van het Europees Parlement in de staten waartoe ze behoren dezelfde voorrechten dienen te worden toegekend als aan de leden van het nationale parlement van dat land.

Er is echter nog een andere bepaling die eveneens een rol speelt – een bepaling die mijns inziens ook van belang is – en wel artikel 13 van de Europese Akte betreffende de verkiezing van de vertegenwoordigers in het Europees Parlement van 1976. Dit artikel bepaalt zeer duidelijk dat wanneer een lidstaat nationale wetgeving over de hier behandelde kwestie, dat wil zeggen over het verlies van zijn status, het verlies van het lidmaatschap van het Europees Parlement, invoert de opheffing van het mandaat voor het Europees Parlement in dat land onder de nationale wetgeving valt.

Met andere woorden is er duidelijk sprake van een conflict, omdat de regels van het Protocol betreffende de voorrechten, zoals door de heer Gargani aangehaald, gewag maken van gelijke voorrechten voor de leden van het Poolse parlement en de in Polen gekozen leden van het Europees Parlement, terwijl tegelijkertijd de Europese Akte betreffende de verkiezing van de vertegenwoordigers in het Europees Parlement van 1976 het verlies van de status van lid van het Europees Parlement blijkbaar – of beter gezegd: uitdrukkelijk– regelt en bepaalt dat het verlies van die status door de nationale wetgeving wordt geregeld.

Ik ben van mening dat dit vraagstuk meer om een inbreuk op een derde leidend beginsel van de Europese Unie gaat: de vraag of het beginsel van gelijke behandeling wel of niet in de Poolse nationale wetgeving is vastgelegd. Het in de grondwettelijke bepalingen van alle Europese landen vastgelegde beginsel houdt in dat gelijke situaties op gelijke wijze moeten worden behandeld. Het is eerder dit algemene beginsel dat hier ter discussie staat. Dit algemene beginsel geeft de Europese Commissie echter niet de mogelijkheid om voor te schrijven op welke wijze het Pools wetgevend gezag zijn wetgeving zou moeten veranderen, want aangezien de kwestie onder de nationale wetgeving valt, is het mogelijk dat de nationale wetgeving het verlies van de status van lid van het nationale parlement in plaats van het verlies van de status van lid van het Europees Parlement anders regelt indien dit wenselijk is. Essentieel hierbij is dat de bepalingen voor Poolse leden van het EP in overeenstemming moeten worden gebracht met de bepalingen voor Poolse leden van het Poolse parlement.

Persoonlijk ben ik van mening dat de Commissie nu niet kan zeggen “wij stappen naar het Hof om te laten vaststellen dat de Poolse wetgeving op een bepaalde manier moet worden gewijzigd”, maar ik ben van mening dat er een algemeen principe kan worden aangegeven. Dit algemene principe houdt in dat de Poolse rechtsorde moet handelen om dit verschil in behandeling te rectificeren, en dit is mijns inziens een taak van de Poolse wetgever. Aangezien dit vraagstuk zich nooit eerder heeft voorgedaan en de kwestie te ingewikkeld is om op beknopte wijze te worden afgehandeld, geloof ik dat in een eerste stap overeenkomst moet worden bereikt over de opvatting: indien de Poolse wetgever het verschil in behandeling zou dient weg te nemen, en daar ben ik van overtuigd, dan is dat een aangelegenheid van het Poolse parlement.

Ten tweede: voldoet de Poolse wetgeving aan de bepalingen van de Europese Akte van 1976 waaruit ik zojuist heb geciteerd? Ik kan u mededelen, mijnheer Gargani, dat ik opdracht heb gegeven voor een vergelijkend onderzoek naar de bepalingen van de twaalf nieuwe lidstaten om vast te stellen of niet alleen de Poolse wetgeving, maar ook de wetgeving van de elf lidstaten die tussen 2004 en 2007 tot de Europese Unie zijn toegetreden, met de bepalingen van de Akte van 1976 strookt.

Tot besluit moeten twee taken worden uitgevoerd. Ten eerste een onderzoek, dat ik voor mijn rekening zal nemen, naar de conformiteit van de Poolse nationale wetgeving , en niet alleen de Poolse wetgeving, want het feit dat de heer Gargani het geval Polen heeft aangekaart betekent nog niet dat er niet vergelijkbare situaties in andere lidstaten zijn. Ik ben van mening dat een dergelijk onderzoek noodzakelijk is voor alle nieuwe lidstaten.

De tweede taak is een evaluatie van de mogelijkheid dat het Poolse Parlement via wetgeving een oplossing kan vinden voor dit duidelijke conflict, waarvan immers sprake is omdat er een duidelijk onderscheid bestaat tussen de door de wet geregelde status van de in Polen gekozen leden van het Europees Parlement en die van de leden van het Poolse parlement. Er is een duidelijk conflict en het enige gezichtspunt dat naar mijn mening moeilijk te accepteren zou zijn, is dat het aan de Europese Commissie zou zijn om het Europees Hof van Justitie te vragen hoe de Poolse wetgever dient te handelen.

Wanneer het Parlement instemt met dit standpunt, kunnen we er simpelweg op wijzen dat er in Polen een duidelijk verschil is tussen de status van deze twee soorten parlementariërs. Dit is een geheel nieuw probleem en we moeten proberen in een geest van samenwerking naar een oplossing toe te werken.

 
  
MPphoto
 
 

  Tadeusz Zwiefka, namens de PPE-DE-Fractie. (PL) Mijnheer de Voorzitter, de heer Gargani heeft een erg heldere beschrijving gegeven van de situatie van de leden van het Europees Parlement in de context van de Poolse wetgeving en van hun ongelijke behandeling in dezelfde context in vergelijking met parlementsleden in Polen en met senatoren. Ik onderschrijf de stelling van de heer Frattini, die van mening is dat deze situatie een inbreuk vormt op het beginsel van gelijke behandeling van parlementsleden voor de wet.

Ik zou u willen meedelen dat de huidige regeringscoalitie in Polen, die uit het Platforma Obywatelska en de Polskie Stronnictwo Ludowe bestaat, reeds voorbereidingen heeft getroffen om deze wet te wijzigen, zodat er geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen leden van het Europees Parlement, leden van het Poolse parlement en senatoren. Deze wijziging zal in de richting gaan van de bepaling die in de kieswet voor het Europees Parlement is opgenomen, zodat ditzelfde beginsel ook op Poolse parlementsleden en Poolse senatoren van toepassing zal zijn.

.

 
  
MPphoto
 
 

  Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, namens de PSE-Fractie. (PL) Mijnheer de Voorzitter, het huidige debat betreft het probleem van de ongelijke behandeling van Poolse leden van het Europees Parlement en leden van het Poolse nationale parlement wat betreft de criteria voor verkiesbaarheid en het verlies van hun mandaat.

In artikel 9 van de wet van 23 januari 2004 over de verkiezingen voor het Europees Parlement staat dat alleen wie onder meer niet veroordeeld is of vervolgd wordt voor een opzettelijk misdrijf, kandidaat mag zijn bij de verkiezingen voor deze instelling. Artikel 142 van deze wet stelt dat het verlies van het lidmaatschap van het Europees Parlement onder meer kan voortvloeien uit de nietigverklaring van de verkiezing van het lid van het Europees Parlement. Dit betekent dat de veroordeling van een parlementslid (zoals eerder gezegd, gaat het om een lid van het Europees Parlement) voor een opzettelijk misdrijf automatisch leidt tot het verlies van zijn mandaat, terwijl dit voor leden van het Poolse parlement noch een belemmering vormt om deel te nemen aan de verkiezingen, noch het verlies van hun lidmaatschap tot gevolg heeft.

Wat de voorrechten van de leden van het Europees Parlement betreft, stelt het Reglement van het Europees Parlement in artikel 5, punt 1 dat “de leden voorrechten en immuniteiten genieten overeenkomstig het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen”. In de preambule van het Protocol staat dat het voorziet in een regeling voor de kwestie van de voorrechten en immuniteiten, die noodzakelijk zijn om de taken van de Europese Gemeenschappen te volbrengen. Artikel 10(a) van dit Protocol bepaalt dat “de leden tijdens de zittingsduur van het Europees Parlement op hun eigen grondgebied de immuniteiten genieten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend”. Op basis hiervan zijn de leden van het Poolse parlement en van het Europees Parlement door dezelfde immuniteit beschermd. Overeenkomstig artikel 11 genieten “vertegenwoordigers van de lidstaten die aan de werkzaamheden van de instellingen van de Gemeenschappen deelnemen, alsmede hun raadslieden en deskundigen, gedurende de uitoefening van hun ambt en op hun reizen naar en van de plaats van bijeenkomst de gebruikelijke voorrechten, immuniteiten en faciliteiten”.

Het lijdt geen twijfel dat een lid van het Europees Parlement de vertegenwoordiger van een lidstaat is, die aan de werkzaamheden van de instellingen van de Unie deelneemt. Aangezien de leden van het Europees Parlement en van het Poolse parlement dezelfde immuniteiten en voorrechten zouden moeten genieten, zouden ook de regels met betrekking tot hun verkiesbaarheid en het verlies van hun mandaat dezelfde moeten zijn.

Door zijn toetreding tot de Europese Unie heeft Polen zich ertoe verbonden om de in de Unie geldende wetten na te leven, in het bijzonder de regelgeving die een directe impact heeft op het interne rechtsstelsel in de lidstaten. Ik zou daarom willen dat de wetgeving in verband met de status van leden van het Poolse parlement en van het Europees Parlement in Polen zo snel mogelijk wordt gestandaardiseerd. Ik sluit me dus op dit gebied volledig aan bij het standpunt van commissaris Frattini.

 
  
MPphoto
 
 

  Jens-Peter Bonde, namens de IND/DEM-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Poolse wet betreffende verkiezingen tot het Europees Parlement is echt oneerlijk en ondemocratisch vergeleken met de wet betreffende verkiezingen tot het Poolse Parlement. Het afnemen van het lidmaatschap van een afgevaardigde van het Europees Parlement door hem onbekwaam te verklaren is een gemakkelijke manier om druk uit te oefenen op politieke tegenstanders en het geeft de mogelijkheid om op een politieke manier af te rekenen met mensen die meer autoriteit hebben.

En hoewel ze deel uitmaken van de Europese Unie, zijn er jammer genoeg nog heel wat ex-communistische landen die misbruik maken van die wet. Dat is ook wat er gebeurd is met de heer Tomczak. Als leden van het Europees Parlement, vertegenwoordigen de Poolse Parlementsleden niet alleen Polen, maar ook alle Europeanen.

Het is onaanvaardbaar dat de vertegenwoordigers van die Europeanen gediscrimineerd worden omdat er andere wetten gelden voor de leden van het Poolse Parlement. Als een Pools Parlementslid veroordeeld wordt, dan wordt hij niet alleen gestraft onder de Poolse wet, maar dan verliest hij bovendien zijn zetel in het Europees Parlement. Hieruit blijkt duidelijk dat de Poolse leden van het Europees Parlement benadeeld worden ten opzichte van de leden van het nationale Parlement. Dat is onaanvaardbaar en het toont duidelijk aan hoe oneerlijk en onrechtvaardig de Poolse kieswet is.

Mag ik Polen met aandrang vragen de kieswet aan te passen?

 
  
MPphoto
 
 

  Aloyzas Sakalas (PSE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, deze mondelinge vraag is een gevolg van de debatten in de Commissie juridische zaken over de immuniteit van de heer Tomczak.

De immuniteit van de heer Tomczak werd enkele jaren geleden opgeheven door het Parlement. Onlangs heeft de heer Tomczak de commissie verzocht zijn immuniteit te verdedigen. De commissie heeft de aanvraag besproken en er is een ontwerpbesluit opgemaakt. De eindbeslissing werd uitgesteld omdat de commissie informatie had ontvangen waaruit bleek dat, bij het opheffen van de immuniteit, de wettelijke gevolgen voor Europese Parlementsleden anders zouden zijn dan de gevolgen voor Poolse Parlementsleden.

Volgens artikel 9 van de Poolse wet van 23 januari 2004 over de verkiezingen voor het Europees Parlement, leidt een veroordeling voor een misdrijf automatisch tot verlies van het lidmaatschap van het Europees Parlement. Dat is niet het geval voor leden van het Pools Parlement. Dat onderscheid is een inbreuk op de Europese Gemeenschapswet, omdat er verschillende wetgeving van toepassing is op de leden van het nationale Parlement enerzijds en de Poolse leden van het Europees Parlement anderzijds. Dit verschil tussen de Poolse en de Europese wetgeving verdient een verklaring.

Daarom steun ik de mondelinge vraag aan de Commissie volledig. Ik hoop dat de heer Frattini al zijn invloed zal aanwenden om deze ongelijkheid tussen de Poolse wetgeving en de Europese Gemeenschapsrecht te elimineren.

 
  
MPphoto
 
 

  Paul Rübig (PPE-DE) . (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris Frattini, dames en heren, ik ben van mening dat de democratie in Europa steeds verder moet worden ontwikkeld, en er zijn veel aanvallen op ons democratisch systeem van buiten Europa. Natuurlijk nemen de afgevaardigden van het Europees Parlement besluiten over zeer veel kwesties die een rechtstreeks en onmiddellijk effect op de Europese burger hebben. De leden van het Parlement beslissen niet voor zichzelf maar vertegenwoordigen hun kiezers.

Daarom mogen de afgevaardigden van het Europees Parlement niet worden achtergesteld bij de volksvertegenwoordigers van nationale parlementen en mogen de nationale afgevaardigden omgekeerd geen lagere status hebben dan de Europese volksvertegenwoordigers.

Daarom ben ik van mening dat de Commissie moet onderzoeken welke gevolgen het nieuwe statuut, dat in 2009 in werking treedt, op de afgevaardigden uit Polen heeft, welke veranderingen dit statuut met zich mee brengt en of de ongelijkheden op grond van de daarin vervatte beginselen uit de weg kunnen worden geruimd.

 
  
MPphoto
 
 

  Manuel Medina Ortega (PSE) . (ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Frattini heeft zoals gebruikelijk een voorbeeldige juridische analyse uitgevoerd. Het is – zoals de heer Frattini heeft aangegeven – in de huidige omstandigheden vermoedelijk niet nodig direct naar het Hof van Justitie te stappen.

We hebben nu geluisterd naar de heer Zwiefka, die ons iets verteld heeft over een voorstel van de zittende Poolse regering om de wetgeving aan te passen. Nu wil ik de commissaris vragen of de Commissie zich naar aanleiding van het debat dat we hier in het Parlement gevoerd hebben niet beter gewoon tot de Poolse regering kan wenden om te zien of deze regering inderdaad voorstelt de wetgeving aan te passen teneinde het statuut van de Europarlementariërs te harmoniseren met dat van de nationale afgevaardigden.

 
  
MPphoto
 
 

  Marek Aleksander Czarnecki (UEN) . (PL) Mijnheer de Voorzitter, het door de heer Zwiefka geformuleerde voorstel om de situatie van leden van het Europees Parlement gelijk te trekken met die van de leden van het Poolse parlement biedt geen oplossing voor het probleem. De beste oplossing, die overigens reeds deel uitmaakt van de Poolse wetgeving, luidt mijns inziens als volgt: wanneer iemand voor een opzettelijk misdrijf wordt veroordeeld, zou de rechtbank daarnaast ook moeten beslissen om die persoon uit zijn publieke rechten te ontzetten, wat concreet betekent dat hij of zij zich niet meer verkiesbaar kan stellen.

Deze oplossing bestaat onder meer in Frankrijk. Ik zou mijn standpunt met een concreet voorbeeld willen verduidelijken. Onze collega, de heer Onesta, Ondervoorzitter van het Europees Parlement, werd enkele maanden geleden door een Franse rechtbank tot enkele maanden gevangenisstraf met uitstel veroordeeld voor feiten waarvoor een Pools lid van het Europees Parlement volgens de Poolse wet automatisch zijn mandaat zou verliezen. De huidige situatie kan dus in geen geval door de beugel. Ik ben van mening dat we in de richting van de door de heer Frattini voorgestelde oplossing zouden moeten gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Giuseppe Gargani (PPE-DE) . (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren. Nog een paar korte commentaren: Ik ben verheugd dat de deelnemers aan dit debat algemeen erkennen dat het om een gewichtig en netelig probleem gaat. Ik wil met name commissaris Frattini danken, die als goede advocaat de details heeft bestudeerd van deze kwestie, die zijns inziens niet alleen betrekking heeft op Polen. Er is een grondbeginsel in het geding en daarom ben ik, evenals de commissie, zeer tevreden dat u een algemeen onderzoek uitvoert om toe te zien op de naleving van de wetgeving en om te toetsen of de nationale en Europese wetten al dan niet met elkaar stroken.

Het staat evenwel vast dat er geen sprake is van een duidelijk conflict, het is alleen zo dat de Poolse wet wat betreft bepaalde waarborgen in strijd is met het Verdrag. Wanneer een Pools lid van het Europees Parlement zijn zetel zou verliezen, schijnt klaarblijkelijk het artikel van het Verdrag dat deelneming aan de zittingen regelt niet van toepassing te zijn. Vanuit het oogpunt van de Commissie, zoals u zo-even in het debat van de heer Medina hebt gehoord, en ook voor mij gaat het er niet om gerechtelijke stappen te nemen, maar moet de kwestie worden uitgeplozen om een oplossing te vinden. Wanneer onze Poolse collega, de heer Zwiefka, zegt dat deze zaak in Polen al aan de orde is gesteld, dan is er al sprake van vooruitgang.

We hebben vergelijkbaarheid nodig, omdat deze vergelijkbaarheid ervoor zorgt dat Europa borg staat voor de éénheid van de samenwerkende staten, voor het burgerschap en voor gelijke rechten met betrekking tot de vrijheid en de status van iedereen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylwester Chruszcz (NI) . (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou mijn steun willen verlenen aan de vorige sprekers, met wie ik het over het algemeen eens ben. Ik ben van mening dat we onze voorschriften uiteraard zo snel mogelijk moeten harmoniseren. Om duidelijk te maken hoe belangrijk dit is, zou ik de aandacht willen vestigen op het verhaal van onze collega, een lid van het Europees Parlement, de heer Tomczak, die hier vandaag aanwezig is. Hij is in Polen al jaren in een juridische veldslag verwikkeld, die vandaag op zijn einde loopt en beslissend kan zijn voor zijn toekomst als Europees Parlementslid. Het gaat om een zaak over een relatief onbelangrijke kwestie waarbij enkele getuigen ontkennen dat het voorval zich ooit heeft voorgedaan. Het betreft een zaak, die ooit gesloten was, maar wellicht onder invloed van politieke onrust opnieuw werd geopend. De heer Tomczak, die twee keer verkozen is (in 2005 tot Pools parlementslid en in 2004 tot lid van het Europees Parlement), loopt vandaag het risico om zowel zijn immuniteit als zijn mandaat te verliezen. Dit is een onwaarschijnlijke en kwalijke gang van zaken waaraan zo snel mogelijk een einde moet worden gemaakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik vind dat het debat van vanavond twee dingen heeft aangetoond: ten eerste dat volgens de heersende opinie, die door alle sprekers wordt gedeeld en die ik onderschrijf, de ongelijkheid in de behandeling tussen de in Polen gekozen leden van het Europees Parlement en de nationale Poolse parlementsleden moet worden opgeheven, en dat het onderzoek naar deze kwestie moet worden uitgebreid tot alle nieuwe lidstaten van de Europese Unie waar de overeenstemming met de Europese Akte van 1976 nog niet is gecontroleerd.

De tweede conclusie is, en hier wijs ik op het voorstel van de heer Medina Ortega, waarmee ik mee instem, dat het resultaat van dit debat aan de bevoegde instanties van de Poolse regering wordt overhandigd om ze ervan te verwittigen dat deze ongelijke behandeling middels nationale wetgeving dient te worden weggenomen. Ik zal dit doen. Ik verzeker u dat ik formeel contact met de Poolse minister van justitie zal opnemen om hem het algemeen aanvaarde standpunt van dit Huis – dat ik deel – te doen toekomen, dat namelijk de Poolse nationale wetgever weliswaar het soevereine recht heeft te bepalen hoe deze ongelijke behandeling kan worden opgeheven, maar dat de doelstelling tot opheffing van die ongelijkheid moet worden nagestreefd.

Dit is het standpunt dat ik van begin af aan heb voorgesteld. Ik peins er niet over om de Poolse wetgever te vertellen wat hij moet doen, maar ik geloof dat ik de doelstelling kan uitleggen, en deze doelstelling is de opheffing van de ongelijke behandeling met betrekking tot de status van de leden van het nationale Poolse parlement en die van de in Polen gekozen leden van het Europees Parlement.

Ik zal deze informatie zeker doorgeven en zal bovendien aan dit Huis verslag komen uitbrengen met oog op de belangstelling van de heer Gargani en de Commissie juridische zaken voor het onderzoek naar de wetgeving van de elf andere nieuwe lidstaten, zodat de regeringen van andere lidstaten die hetzelfde probleem hebben daarvan op de hoogte kunnen worden gesteld.

 
  
MPphoto
 
 

   De Voorzitter . Het debat is gesloten.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid