Index 
Volledig verslag van de vergaderingen
PDF 1886k
Dinsdag 15 januari 2008 - Straatsburg Uitgave PB
1. Opening van de vergadering
 2. Ingekomen stukken: zie notulen
 3. Van de Raad ontvangen verdragsteksten: zie notulen
 4. Debatten over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtstaat (bekendmaking van de ingediende ontwerpresoluties): zie notulen
 5. Communautaire strategie 2007-2012 voor gezondheid en veiligheid op het werk (debat)
 6. Toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (debat)
 7. Kredietovereenkomsten voor consumenten (debat)
 8. Stemmingen
  8.1. (A6-0517/2007, Jacek Saryusz-Wolski) Opzetten van partnerschappen in het kader van de stabiliserings- en associatieprocedures (stemming)
  8.2. (A6-0506/2007, Bogusław Liberadzki) Wijziging van Richtlijn 95/50/EG op het gebied van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (stemming)
  8.3. (A6-0513/2007, Paolo Costa) Opheffing van discriminaties inzake vrachtprijzen en vervoervoorwaarden (stemming)
  8.4. (A6-0497/2007, Ulrich Stockmann) Luchthavengelden (stemming)
  8.5. (A6-0406/2007, Johannes Blokland) In- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen (stemming)
  8.6. (A6-0515/2007, Csaba Őry) Toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (stemming)
  8.7. (A6-0494/2007, Jorgo Chatzimarkakis) CARS 21: Een concurrerend regelgevingskader voor de automobielindustrie (stemming)
 9. Plechtige vergadering – Grootmoefti van Syrië
 10. Stemmingen (voortzetting)
  10.1. (A6-0481/2007, Piia-Noora Kauppi) Fiscale behandeling van verliezen in grensoverschrijdende situaties (stemming)
  10.2. (A6-0518/2007, Glenis Willmott) Communautaire strategie 2007-2012 voor gezondheid en veiligheid op het werk (stemming)
 11. Rectificaties stemgedrag/voorgenomen stemgedrag: zie notulen
 12. Agenda
 13. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering
 14. Meerjarenkader voor het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor 2007-2012 (debat)
 15. Naar een EU-strategie voor de rechten van het kind (debat)
 16. Zorgwekkende situatie inzake afval in Campania (debat)
 17. Vragenuur (vragen aan de Commissie)
 18. Volwasseneneducatie: een mens is nooit te oud om te leren (debat)
 19. Activiteiten door middel van teledetectietoepassingen in het kader van het GLB (debat)
 20. Status van in Polen gekozen leden van het Europees Parlement (debat)
 21. Stemverklaringen
 22. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen
 23. Sluiting van de vergadering


  

VOORZITTER: RODI ΚRATSΑ-ΤSΑNGΑRΟPOULOU
Ondervoorzitter

 
1. Opening van de vergadering
  

(De vergadering wordt om 9.00 uur geopend)

 

2. Ingekomen stukken: zie notulen

3. Van de Raad ontvangen verdragsteksten: zie notulen

4. Debatten over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtstaat (bekendmaking van de ingediende ontwerpresoluties): zie notulen

5. Communautaire strategie 2007-2012 voor gezondheid en veiligheid op het werk (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter .(EL) Aan de orde is het debat over het verslag van Glenis Willmott, namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, over de communautaire strategie 2007-2012 voor gezondheid en veiligheid op het werk (2007/2146(ΙΝΙ)) (A6-0518/2007).

 
  
MPphoto
 
 

  Glenis Willmott , rapporteur. (EN) Mevrouw de Voorzitter, veiligheid en gezondheid op de werkvloer omvat een hele waaier aan aspecten. Op een zeer eenvoudig niveau komt het neer op het verminderen van het aantal werkongevallen en werkgerelateerde gezondheidsproblemen. Voor het individu telt echter vooral de integriteit, de waardigheid en het welzijn van zijn of haar lichaam. Vanuit een zakelijk oogpunt is het dan weer vooral van belang om de kosten van het absenteïsme, het ziekteverzuim en het productiviteitsverlies te drukken. Voor de maatschappij als geheel bedraagt het kostenplaatje van onvoldoende veiligheid en gezondheid op het werk maar liefst 3,8 procent van het bruto nationaal product.

Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat hier vorige maand ter plaatse werd ondertekend, – ondanks het schandalige gedrag van bepaalde conservatieve Parlementsleden en bepaalde leden van de UK Independence Party – bepaalt in artikel 31 dat iedere werknemer recht heeft op gezonde, veilige en waardige arbeidsomstandigheden en een beperking van de maximumarbeidsduur.

Volgens het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk overlijden in de EU jaarlijks meer dan 140 000 mensen aan beroepsziekten en bijna 9000 door een werkgerelateerd ongeval. Dat betekent dat in de Europese Unie elke drie en een halve minuut iemand overlijdt ten gevolge van een arbeidsgebonden oorzaak. Met andere woorden, tijdens de korte periode dat ik aan het woord ben kan er al een persoon gestorven zijn, en tegen het einde van dit debat zouden dat waarschijnlijk al twintig personen zijn.

Hoewel sommige collega’s misschien geen voorstander zijn van het grondrecht op veiligheid en gezondheid op het werk, ben ik ervan overtuigd dat niemand bezwaar kan hebben tegen het recht op leven. Bij het ontwikkelen van een Europese strategie voor veiligheid en gezondheid op het werk moeten we vooral aandacht hebben voor de grondige naleving en uitvoering van het bestaande wettelijk kader. De huidige wetgeving is over het algemeen zeer goed, maar we moeten erop toezien dat ze ook daadwerkelijk in de hele Unie consequent wordt toegepast. Dat betekent echter niet dat de wetgeving niet mag worden verbeterd wanneer deze ergens duidelijk tekortschiet. In dat geval moeten de nodige wijzigingen aangebracht worden om een goede werking en de hoogste graad van bescherming te kunnen garanderen. Het betekent evenmin dat we – als een vampier bij de aanblik van knoflook – mogen terugdeinzen van nieuwe wetsinitiatieven, zoals sommigen hier wel eens doen.

Natuurlijk beweert niemand dat meer wetgeving altijd de beste oplossing is, maar in sommige gevallen zijn er wel bindende regels nodig om te garanderen dat men in alle lidstaten op een afdoende en consequente wijze omgaat met nieuwe of opkomende risico’s. De mededeling van de Commissie, die de doelstelling bevat om het aantal werkgerelateerde ongevallen terug te dringen, en die bijzondere aandacht heeft voor kleine en middelgrote ondernemingen, verdient onze onverdeelde steun en aanmoediging. Maar we mogen ook beroepsziekten niet uit het oog verliezen. Zij ondermijnen niet alleen de gezondheid en de productiviteit van de werknemers, maar betekenen bovendien een enorme kostenpost voor de bedrijfswereld en de maatschappij als geheel omwille van de daaraan verbonden kosten voor de sociale zekerheid en gezondheidszorg.

In het verslag, dat een weergave is van het bovenstaande, vragen we de Commissie ervoor te zorgen dat beroepsziekten, en dan vooral werkgerelateerde vormen van kanker, op een correcte manier vastgesteld en behandeld worden en dat er doelstellingen geformuleerd worden om het aantal gevallen terug te dringen. Daarnaast vragen we ook gedetailleerde actieplannen die een engagement inhouden op het vlak van tijd en financiële middelen.

Behalve het voornemen om het aantal ongevallen met 25 procent terug te dringen, lijken er mij weinig opvolgbare en meetbare doelstellingen te zijn geformuleerd. De belangrijkste actievoorstellen die geformuleerd worden in mijn verslag zijn onder andere het belonen en bestraffen van het al dan niet naleven van de huidige wetgeving. Zo zouden de lidstaten een goed beleid inzake veiligheid en gezondheid op het werk kunnen belonen door bepaalde bedrijven financieel te stimuleren met bijvoorbeeld een belastingvermindering of voorrang bij aanbestedingen. Er zou ook een bonus-malussysteem kunnen worden ingebouwd bij verzekeringen. Maar daarnaast wil ik ook strengere sancties opgelegd zien aan werkgevers van slechte wil die de gezondheid en veiligheid van hun werknemers naast zich neerleggen. Ook lidstaten die de huidige wetgeving inzake veiligheid en gezondheid aan hun laars lappen, moeten vaker geconfronteerd worden met een inbreukprocedure.

Een veiligheids- en gezondheidsstrategie moet natuurlijk in de eerste plaats aandacht hebben voor de personen die het hoogste risico lopen. Dan heb ik het onder andere over migrerende werknemers, die vaak uitgebuit worden, maar ook over jonge en oudere werknemers, die bijzondere aandacht nodig hebben, en ook over mindervalide werknemers. Het is van het grootste belang dat de kaderrichtlijn van 1989 zeer strikt wordt toegepast op deze groepen en ook op andere werknemers die vaak worden vergeten, zoals werknemers in de landbouw en de gezondheidszorg. Het is essentieel dat de lidstaten rekening houden met deze mensen bij het opstellen van hun strategie. We hebben een kaderrichtlijn nodig over spier-pees-botaandoeningen om een antwoord te kunnen bieden op problemen zoals lage rugpijn en andere aandoeningen aan de onderrug, die uiteindelijk ook een vorm zijn van RSI – overbelasting door herhaalde bewegingen.

Er zijn nog heel wat andere kwesties die ik zou willen aankaarten, maar aangezien we in tijdnood komen luister ik nu met plezier naar de meningen van andere collega’s en de Commissie.

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas , lid van de Commissie. (EL) Mevrouw de Voorzitter, geachte leden van het Europees Parlement, allereerst wil ik mevrouw Willmott danken voor het uitstekende verslag dat zij heeft opgesteld over de communautaire strategie voor gezondheid en veiligheid op het werk.

De Commissie geeft in haar beleid hoge prioriteit aan gezondheid en veiligheid op het werk en kan zich vinden in een groot aantal van de door u gedane aanbevelingen.

Ik zou dan ook willen benadrukken dat dit een communautaire strategie moet worden, en niet slechts een strategie van de Commissie. Dit is werkelijk de enige manier om deze fundamentele en ambitieuze doelstelling te verwezenlijken, namelijk een voortdurende en blijvende vermindering van beroepsongevallen en –ziekten. We zullen er daarom ook vooral op letten dat zoveel mogelijk partijen op politiek, operationeel en institutioneel niveau bij onze strategie worden betrokken.

Om het strategische doel van de Commissie te kunnen bereiken om het aantal beroepsongevallen in de Europese Unie in de periode 2007-2012 met 25 procent te verminderen, is inderdaad een actieve participatie en inzet nodig van zowel de overheidsinstanties als de sociale partners, die op de werkplek verantwoordelijk zijn voor het voorkomen van ongevallen.

Het is van groot belang om te onderstrepen dat de lidstaten met de goedkeuring van de verordening van de Raad van 25 juni 2007 de verplichting zijn aangegaan om, in samenwerking met de sociale partners, strategieën voor gezondheid en veiligheid op het werk te ontwikkelen en toe te passen die aangepast zijn aan de nationale situaties, en om daarnaast nationale, meetbare streefdoelen vast te stellen voor het terugdringen van ongevallen op het werk en het voorkomen van beroepsziekten, met name in sectoren waar de cijfers boven het gemiddelde liggen.

De Commissie is bijzonder verheugd over de reactie van het Europees Parlement op haar mededeling en over de steun die zij krijgt voor de algemene prioriteiten en actielijnen van die mededeling.

Ik heb kennis genomen van de zorgen van het Parlement wat betreft de noodzaak van een adequate planning en middelenverdeling en wat betreft de evaluatie van de vorderingen en het indienen van voortgangsverslagen met betrekking tot de doelstellingen van de strategie.

De Commissie zal op het scorebord voor de communautaire agenda nadere gegevens verstrekken en een overzicht geven over de exacte planning van de specifieke maatregelen die op communautair niveau zullen worden genomen. We zullen ons ook verzekeren van de medewerking van het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats, in het kader van een tripartiete uitwisseling van informatie over de inhoud van de nationale strategieën, de streefdoelen, de genomen maatregelen en de controle op de geboekte vooruitgang. Het Parlement zal tijdig op de hoogte worden gesteld van de resultaten van deze procedure.

Wat betreft uw verzoek om een herziening van Richtlijn 91/383/EG van de Raad zou ik de geachte leden van het Europees Parlement willen meedelen dat de diensten van de Commissie momenteel bezig zijn de situatie in verschillende lidstaten te analyseren op basis van een door een externe adviseur uitgevoerde studie. In 2008 zal een hierover een verslag worden opgesteld, en de Commissie zal in haar beslissing over verdere maatregelen op dit gebied rekening houden met de conclusies van dat verslag.

Wat betreft uw verzoek om een herziening van Richtlijn 92/85/EG van de Raad zou ik u willen meedelen dat de diensten van de Commissie, na raadpleging van de Europese sociale partners over mogelijke wijzigingen van deze richtlijn, inmiddels een effectbeoordeling uitvoeren om te bekijken welke gevolgen bepaalde wijzigingen in de richtlijn zullen hebben. Mocht de Commissie na afronding van de effectbeoordeling besluiten een herzieningsvoorstel in te dienen, zal de Commissie zo’n voorstel naar alle waarschijnlijkheid in 2008 goedkeuren.

Ik ben het met u eens dat het noodzakelijk is om in de komende periode voor een betere handhaving van de communautaire wetgeving inzake gezondheid en veiligheid op het werk te zorgen, met name in het midden- en kleinbedrijf. Hiertoe moeten we gebruik maken van een combinatie van maatregelen waarbij op evenwichtige wijze de nadruk wordt gelegd op zowel de verantwoordelijkheid van de werkgevers als de participatie van werknemers.

Wat betreft gezondheid op het werk verwacht ik dat met de nieuwe strategie een verdere stap zal worden gezet in de richting van de totstandbrenging van een gezondere werkomgeving in de hele EU, waarin aan de behoeften van een ouder wordende beroepsbevolking tegemoet wordt gekomen en kwetsbare groepen volledige bescherming genieten. De Commissie zal haar inspanningen ten behoeve van een adequate definitie van gezondheidsindices en andere statistische maatregelen versterken om ervoor te zorgen dat er een afdoende controle plaatsvindt op gezondheidsrisico’s op de werkplek.

Wij zijn ervan overtuigd dat de in de communautaire strategie 2007-2012 vastgestelde prioriteiten en de prioriteiten van het verslag waaraan u vandaag uw goedkeuring zult hechten, de weg zullen vrijmaken voor veiligere en gezondere werkplekken in de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Edit Bauer, rapporteur voor advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. (EN) Mevrouw de Voorzitter, de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid wil ten eerste benadrukken dat de belangrijkste werkgerelateerde gezondheidsproblemen bij vrouwen spier-pees-botaandoeningen en psychologische problemen zijn. Anderzijds benadrukt de commissie dat, hoewel het belangrijk is om de risico’s voor mannen en vrouwen te onderzoeken en daarvoor gepaste maatregelen te treffen, het niet de bedoeling kan zijn om terug te grijpen naar een beleid dat vrouwen uitsluit met het oog op hun bescherming. Het is evenmin de bedoeling om banen te creëren die specifiek zijn gericht op mannen of vrouwen.

Hoewel de communautaire richtlijnen voor veiligheid en gezondheid op de werkplek genderneutraal zijn, wil ik toch benadrukken dat dit geen reden mag zijn om op het vlak van preventie en onderzoek de risico’s voor de gezondheid en veiligheid van vrouwen op het werk te onderschatten en te verwaarlozen in vergelijking met de risico’s voor de gezondheid en veiligheid van mannen.

Werkende mannen en vrouwen in de Europese Unie worden blootgesteld aan uiteenlopende risico’s op het werk: chemische, fysische en biologische agentia, slechte ergonomische omstandigheden, een verscheidenheid aan mogelijke ongevallen en risico’s voor de veiligheid, in combinatie met een aantal psychosociale factoren. Mannen en vrouwen vormen dus geen homogene groep. Daarom moeten de maatregelen en strategieën om de veiligheid en gezondheid op het werk te verbeteren specifiek afgestemd zijn op de werkplek in kwestie, rekening houdend met het feit dat sommige factoren niet dezelfde invloed hebben op vrouwen als op mannen.

Ook willen we de aandacht vragen voor nieuwe risicofactoren op het werk, zoals ongewenst gedrag, geweld en pestgedrag van klanten. Dat komt vaak voor in de openbare sector, waar vooral vrouwen werken. Om af te sluiten, wil de commissie voorstellen om het concept van gevaar, risico’s en preventie op te nemen in het leerplan van scholen en het onderwijssysteem als geheel, om op een doeltreffende manier een sterke en duurzame cultuur van veiligheid en gezondheid op te bouwen.

 
  
MPphoto
 
 

  Thomas Ulmer, namens de PPE-DE-Fractie. (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren collega’s, ik wil mevrouw Willmott mijn dank uitspreken voor de faire en goede samenwerking in de Commissie. Het verslag weerspiegelt de hoge prioriteit die in de 27 lidstaten van de Europese Unie aan het thema gezondheid en veiligheid op het werk wordt toegekend. De essentiële voorzorgsmaatregelen worden benadrukt en op hun waarde getoetst. De kosten voor de ongevallenpreventie en de veiligheid zijn hoog, maar ik wil er hier nog eens duidelijk op wijzen: gezondheid is onbetaalbaar. Het is belangrijk dat de voorschriften in alle lidstaten worden omgezet en toegepast, en dat de Europese Unie, liever dan straffen uit te delen, de lidstaten bij de omzetting van deze richtlijn helpt en hun advies aanbiedt.

Ik ben van mening dat we bijzondere aandacht aan het midden- en kleinbedrijf moeten besteden, dat op dit gebied ondersteuning nodig heeft om concurrerend te kunnen blijven. We verzoeken de Commissie in dit verband om, waar nog niet aanwezig, de passende randvoorwaarden voor het midden- en kleinbedrijf tot stand te brengen, en om deze voorwaarden daar te verbeteren waar ze al aanwezig zijn. De bescherming van de werknemers mag niet afhankelijk zijn van het land waarin ze werken of de omvang van hun bedrijf.

In de korte tijd die mij blijft wil ik slechts een paar punten opsommen die van bijzonder belang zijn, zoals de betere bescherming tegen hepatitis en AIDS en de voortzetting van de systematische verwijdering van asbest op de werkplek, hoe omslachtig en duur dit ook mag zijn. Hier moeten we vooral aandacht aan hepatitis B besteden, in het bijzonder bij personen die van beroepswege een hoger risico hebben om besmet te raken met hepatitisvirussen, dus personeel in de gezondheidszorg, in de verpleging en EHBO’ers.

In het kader van de EHBO moeten we in veel lidstaten ook rekening houden met vrijwilligers die naast hun dagelijks beroep onbezoldigd bij rampendiensten, ambulancediensten en brandweren werkzaam zijn. Ik geloof dat het zeer belangrijk was dat het verslag zich sterk op het gestelde thema heeft geconcentreerd en niet is ingegaan op allerlei voorbeelden die wellicht op veel gebieden tot een voorbarig oordeel hadden geleid.

Dank u wel voor de vruchtbare samenwerking! De PPE-DE-Fractie onderschrijft het verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Pier Antonio Panzeri, namens de PSE-Fractie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, op 6 december 2007 zijn bij een ongeval in de ThyssenKrupp-fabriek in Turijn zeven werknemers om het leven gekomen. Dit uiterst ernstige incident toont eens te meer aan dat het veiligheidsprobleem bij lange na niet is opgelost.

De tragedie van Turijn werpt nog een kwestie op die in dit Parlement aan de orde dient te worden gesteld. Men zou verwachten dat deze multinational zich behoorlijk gedraagt, maar dat blijkt niet zo te zijn. Berichten in de Italiaanse pers van gisteren maken gewag van een vertrouwelijk document dat na de tragische brand in de staalfabriek door een senior manager van ThyssenKrupp is opgesteld. In dit document, dat door de rechtbank in beslag is genomen, worden de na het ongeluk geïnterviewde overlevenden afgeschilderd als werknemers die in de media de held en de ster uithangen. Deze beschuldiging is ronduit een schande.

Het is van belang dat het Parlement, en ook de commissaris, zonder allerlei formaliteiten uiting geven aan hun verontwaardiging over ThyssenKrupp. Wat er in Turijn is gebeurd, gebeurt in zekere zin overal en getuigt, evenals het uitstekende verslag-Willmott, van de noodzaak zich in te zetten voor een daadwerkelijke vermindering van het aantal ongelukken en sterfgevallen op het werk.

 
  
MPphoto
 
 

  Elizabeth Lynne, namens de ALDE-Fractie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, het is een zeer goed verslag en ik dank de rapporteur voor de goede samenwerking.

Met tevredenheid stel ik vast dat het verslag pleit voor een betere naleving van de huidige richtlijnen en bovendien aandringt op een beter toezicht. Het heeft namelijk geen zin dat de lidstaten vol vuur spreken over een betere naleving, en dan, zoals het vaak gebeurt wanneer het gaat over veiligheid en gezondheid, aandringen op nog meer wetgeving terwijl wetenschappelijk en medisch bewijs aantoont dat er niet in die mate een risico aanwezig is.

Een kwestie waar wel wetgeving voor nodig is − die we al gevraagd hebben in 2005 − is het voorkomen van de meer dan een miljoen prikaccidenten die zich elk jaar voordoen bij gezondheidswerkers in de hele EU. Hoe verschrikkelijk moet het niet zijn om na een prikaccident te moeten wachten op uitsluitsel of je een ernstige infectie zoals HIV of hepatitis B hebt opgelopen!

De Commissie moet onze oproep beantwoorden en werk maken van een wijziging van de richtlijn biologische agentia 2000. In sommige gevallen is het uitwisselen van goede praktijken en ervaringen waarschijnlijk al voldoende. Daarom ben ik blij dat mijn amendementen over infecties in de sector van de gezondheidszorg werden aangenomen. Infecties zoals MRSA bedreigen niet alleen patiënten in ziekenhuizen, maar ook het ziekenhuispersoneel. Het aantal infecties verschilt bovendien van lidstaat tot lidstaat. In het Verenigd Koninkrijk komen bijvoorbeeld tien keer zo veel infecties voor als in Nederland. We moeten zien te achterhalen hoe dat komt, en hoe we van elkaar kunnen leren. Daarom heb ik in een van mijn aangenomen amendementen gezegd dat er in de hele Europese Unie een uitwisseling van goede werkwijzen en ervaringen op het vlak van infecties in de gezondheidszorg moet komen en dat het regelmatig onderzoeken van gezondheidswerkers aangemoedigd moet worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Sepp Kusstatscher, namens de Verts/ALE-Fractie. (DE) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik ook de rapporteur, mevrouw Willmott, voor haar uitstekende werk bedanken, maar vooral ook voor haar grote bereidheid tot compromissen. Meer dan 160 000 doden en ongeveer 300 000 arbeidsongeschikten per jaar in de EU door arbeidsongevallen en door beroepsziektes. Dat is teveel! In onze maatschappij, waar de mens vaak alleen als productiefactor wordt beschouwd, wordt de menselijke kant van dit probleem veel te weinig benadrukt. De staat – dat wil zeggen de wetgevers en regeringen – moet ervoor zorgen dat de economische actoren die zich uitsluitend door winstbejag laten leiden, ook voor de sociale kosten van deze uitbuiting opkomen. Alleen zo kan ervoor worden gezorgd dat veiligheid en gezondheid op het werk de nodige prioriteit krijgen.

In de publieke opinie wordt meer aandacht besteed aan arbeidsongevallen dan aan de grote verscheidenheid aan beroepsziektes. Hier moeten we ons meer en sterker inspannen om het evenwicht te herstellen. Verbeteringen kunnen alleen worden bereikt wanneer we beter opletten, d.w.z. door middel van inspecties en analyses, evenals door het vastleggen van exacte doelstellingen ter voorkoming van beroepsziektes, met inbegrip van nieuwe ziektes die een risico vormen voor degenen die op het gebied van de nanotechnologie werkzaam zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Roland Clark, namens de IND/DEM-Fractie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, als we dit verslag over gezondheid en veiligheid op het werk aannemen, dan komt er nog meer bureaucratische rompslomp bij, net nu ik dacht dat de Commissie dit trachtte te verminderen!

Zieke of geblesseerde werknemers kosten bedrijven veel tijd en geld, daarom moeten die bedrijven hun prijzen opdrijven. In een Europese Unie met vrij verkeer van goederen en diensten is er meer concurrentie. Bedrijven die niet goed zorgen voor hun werknemers, zullen bijgevolg minder goede zaken doen. Aan werknemers die thuis blijven door ziekte moeten er ook sociale uitkeringen betaald worden, wat leidt tot een nog grotere prijsstijging. Een bedrijf heeft er dus alle belang bij om zijn werknemers gezond te houden.

Goede ideeën verkopen zichzelf, dus daar moeten we ons geen zorgen over maken. Dan moet er natuurlijk wel een vrije markt zijn. Maar ja, als u, zoals bepaalde leden van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, denkt dat deze situatie zal leiden tot de wet van de jungle, dan is er nog een andere ziekte waar u rekening mee moet houden. Want blijkbaar zijn lidstaten die voorstander zijn van een vrije markt dan klaar voor de psychiatrie.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Claude Martinez (NI) . (FR) Mevrouw de Voorzitter, na de zelfmoord van de werknemers van Renault en Peugeot in Frankrijk en de duizenden gevallen van longkanker bij werknemers die in aanraking gekomen zijn met asbest, is het duidelijk dat er een probleem is met de gezondheid op het werk.

De Europese Commissie wil handelen en presenteert nu een mededeling met een strategie voor de gezondheid, maar als je de tekst leest, krijg je de indruk dat het gaat om een resolutie van Walt Disney, opgesteld door Sneeuwwitje en de zeven dwergen. Alles is inderdaad heel klein uitgevallen. In paragraaf 35 van de resolutie staat dat we een gezonde levensstijl op het werk moeten aanhouden; in paragraaf 29 staat dat bezoeken aan de arts vermeden moeten worden; paragraaf 54 zegt dat er brandblusapparaten aanwezig moeten zijn; in paragraaf 49 staat dat stress niet goed is voor de gezondheid en in overweging d) ontdekt men dat in de bouwsector meer dodelijke ongevallen voorkomen dan in de algemene bestuursfuncties van de Europese Unie.

Gelukkig geeft de rapporteur van de Commissie industrie, onderzoek en energie nog enkele oplossingen, in de vorm van een psycholoog en een aalmoezenier voor elke vijfhonderd werknemers.

Eigenlijk wordt er niets gezegd over de oorzaken van ziekte op het werk. Er zijn drie oorzaken. Ten eerste, de ideologie van het verminderen van de bescherming aan de grenzen, waardoor onze werknemers in oneerlijke concurrentie moeten treden met de slaven uit Azië. Om de concurrentie aan te gaan, volgt een race naar de productiviteit, ten koste van de gezondheid.

Vervolgens zorgt het dwaze beleid van de sterke euro voor een verminderde monetaire concurrentiekracht. De enige oplossing is om nog meer productiviteit na te streven, nogmaals ten koste van de gezondheid.

Tot slot is er de neurotische concurrentiefilosofie, de economische oorlog tussen Europa, Azië of Latijns-Amerika. En tijdens deze oorlog vallen er gewonden en doden, naast slachtoffers van ziekte of ongevallen op het werk. Met andere woorden, de Europese werknemer bevindt zich in een economische, wereldwijde arena zoals een opgejaagde en bloedende gevechtstier die tot het uiterste van zijn gezondheid gaat. De oplossing is dus om onze werknemers uit deze oneerlijke wereldwijde arena weg te halen, en daarvoor is een nieuwe douanetechnologie nodig met aftrekbare douanerechten.

 
  
MPphoto
 
 

  Romano Maria La Russa, rapporteur voor advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie. (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik zou graag een overzicht van de belangrijkste punten van deze strategie willen geven en de aanbevelingen van mijn advies willen bespreken. Het waarborgen van een gelijke mate van sociale zekerheid voor alle werknemers ongeacht de contractvorm, de bespoediging van bureaucratische procedures voor kleine en middelgrote ondernemingen en het bieden van prikkels, waaronder ook financiële prikkels, voor scholingen zijn aspecten van prioritair belang.

Het zou allesbehalve netjes zijn om het alleen over deze aspecten te hebben nu er hier terecht om uitleg en gerechtigheid wordt gevraagd naar aanleiding van verschrikkelijke tragedies zoals het ongeluk van enkele dagen geleden in Turijn waar de heer Panzeri zo-even op heeft gewezen. In de nacht van 6 op 7 december zijn zeven werknemers omgekomen tijdens een brand in de fabriek van ThyssenKrupp; de brandblussers werkten niet. Naderhand bleek dat de fabriek niet aan de veiligheidsvoorschriften voldeed! Het Europees Parlement en ik zelf kunnen er dan ook alleen maar schande van spreken.

Ik wil het gedrag van de Duitse multinational niet in algemene termen veroordelen of me zelfs ook maar voorstellen dat de fabriek, ook al is zij schuldig, de veiligheidsvoorschriften met opzet in de wind heeft geslagen om geld te sparen. Ik wil niet de ideologische argumenten onderschrijven die door sommige linkse Italiaanse vakbondsleden naar voren zijn gebracht en die, nadat zij afgelopen juni hadden gehoord dat de fabriek zou worden gesloten, zich als voorvechters van de veiligheid hebben opgeworpen en hebben verklaard dat zij verantwoordelijk waren voor en zouden toezien op de veiligheid van de fabriek. Het zou voorbarig zijn om nu al een oordeel te vellen.

Met alle respect voor de nationale bevoegdheden op dit gebied acht ik het dringend noodzakelijk dat de Europese Unie ervoor zorgt dat de wetgeving volledig worden nageleefd, in de eerste plaats door een intensivering van de werkzaamheden van het Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk, en dat de coördinatie tussen de verschillende nationale agentschappen wordt versterkt door het functioneren van het Comité van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie te verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE) . (EL) Mevrouw de Voorzitter, het lijdt geen twijfel dat gezondheid en veiligheid op het werk bijdragen tot het kwaliteitsbeheer, de economische prestatie en het concurrentievermogen en dat zij een ondersteunende rol spelen bij de ontwikkeling van de economie en bij de verwezenlijking van begrotingsdoelstellingen, ook wat betreft de begroting van de socialezekerheidsstelsels. Naast al deze technische kwesties is het ook om humanitaire redenen niet alleen noodzakelijk maar van prioritair belang om de gezondheid van werknemers te beschermen en ervoor te zorgen dat de werkomgeving veilig is.

De strategie voor de periode 2002-2006 heeft positieve resultaten opgeleverd, en de vooruitzichten voor 2007 en daarna zijn eveneens positief indien wij allen – niet alleen in de zin van Europese planning, maar ook op nationaal niveau bijdragen – tot de controle op en regeling van gezondheid en veiligheid, met name voor kwetsbare categorieën werknemers, zoals jongeren, ouderen – die wij verzoeken langer aan het arbeidsleven deel te nemen – en vrouwen, die eveneens worden opgeroepen op de arbeidsmarkt te participeren. Het arbeidsleven is heden ten dage gekenmerkt door nieuwe eisen, een breed scala aan contractvormen en toenemende zelfstandigheid, terwijl kleine en middelgrote bedrijven veelal niet de mogelijkheden van grote ondernemingen hebben om voor de nodige arbeids- en veiligheidsomstandigheden te zorgen. Daarom moeten wij allen er zorg voor dragen dat, zoals in het verslag-Willmott wordt voorgesteld, de nationale en communautaire middelen goed worden beheerd, teneinde de gewenste resultaten te kunnen bereiken.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Matsouka (PSE) . (EL) Mevrouw de Voorzitter, allereerst zou ik collega Willmott willen feliciteren, aangezien haar verslag de ernstige lacunes in het voorstel van de Commissie grotendeels heeft opgevuld.

Waardigheid op het werk betekent gezondheid en veiligheid op het werk. Daarvoor zijn studies nodig over de preventie van beroepsrisico’s en moeten werkgevers voor preventieve medische onderzoeken zorgen. Daarvoor zijn beroepsonderwijs, opleidingen en levenslang leren nodig. Daarvoor is het nodig om gezondheid en veiligheid als centrale criteria te hanteren bij het sluiten van handelsovereenkomsten met derde landen. Maar natuurlijk is het voeren van een doorlopende sociale dialoog er een voorwaarde voor dat deze voorstellen gewicht in de schaal kunnen leggen, en we moeten vooral de fundamentele problemen aanpakken die zich op het gebied van arbeidsovereenkomsten voordoen.

Ik doel hierbij specifiek op de stijgende armoede onder werknemers, de snelle toename van inofficiële arbeidsverhoudingen en langere werktijden. Indien deze terugkeer naar “middeleeuwse” toestanden op werkgelegenheidsgebied niet met behulp van mensgerichte maatregelen kunnen worden teruggedraaid, zijn sociale conflicten onvermijdelijk.

 
  
MPphoto
 
 

  Adamos Adamou (GUE/NGL) . (EL) Mevrouw de Voorzitter, de maatregelen die de Commissie voor de strategie tot het jaar 2012 heeft voorgesteld zijn over het algemeen van oppervlakkige aard en zijn er vooral op gericht geen afbreuk te doen aan het concurrentievermogen.

De doelstelling om het aantal ongelukken tegen het eind van de looptijd van de strategie met 25 procent te verminderen ziet erop het eerste gezicht indrukwekkend uit, maar is in werkelijkheid totaal ontoereikend. Het doel moet zijn om de basis te leggen voor een versterking van de interventies door overheidsinstellingen, zodat het aantal tragische ongelukken met dodelijke afloop, dat jaarlijks in de duizenden loopt, nog veel sterker wordt teruggedrongen – dit geldt ook voor het niet minder grote aantal werknemers die vanwege slechte werkomstandigheden ernstige gezondheidsproblemen oplopen. De rapporteur concentreert zich meer op gevallen van uitbuiting, waarvan bijvoorbeeld werknemers in gevaarlijke beroepstakken, vrouwen, tijdelijk personeel, immigranten en ouderen de dupe worden, en stelt strengere maatregelen tegen werkgevers voor, evenals nauwlettend toezicht.

Een van de belangrijkste bijdragen van het verslag is wellicht de bevinding dat een vast dienstverband een voorwaarde is voor de bestrijding van ongevallen op het werk en beroepsgerelateerde ziekten.

Bovendien moet, naast ongevallen, meer aandacht worden besteed aan de oorzaken achter het optreden van psychische aandoeningen, verslaving en psychologische gevaren op de werkplek.

Er is kortom vooral een veelzijdige benadering nodig waarbij rekening wordt gehouden met alle factoren die van invloed zijn op de gezondheid en de veiligheid op het werk.

 
  
MPphoto
 
 

  Jiří Maštálka, namens de GUE/NGL-Fractie. – (CS) Dames en heren, ik moet toegeven dat ik in vele opzichten teleurgesteld was toen ik het voorstel las voor de communautaire strategie 2007-2012 voor gezondheid en veiligheid op het werk zoals dat door de Europese Commissie in februari is ingediend. Hoewel de Commissie in deze strategie de redelijk ambitieuze doelstelling heeft geformuleerd om het aantal ongevallen op het werk met 25 procent te verminderen, omvat de strategie slechts een zeer kleine hoeveelheid concrete initiatieven en aanbevelingen om dit doel te bereiken. Bovendien is de strategie voornamelijk op ongevallen op het werk, die natuurlijk maar één aspect vormen van beroepsgerelateerde gezondheidsproblemen. Beroepsziekten worden enigszins verwaarloosd. Mijns inziens betekent dit een stap terug.

Aan de andere kant spreek ik mijn dank en felicitaties uit aan het adres van mevrouw Willmott voor haar verslag over deze strategie. Anders dan het document van de Commissie bevat dit verslag vele concrete voorstellen en aanbevelingen over de vraag hoe op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk betere resultaten kunnen worden geboekt. Ik ben verheugd dat de rapporteur tevens benadrukt dat kanker als een beroepsziekte moet worden gedefinieerd en als zodanig in de statistieken moet worden opgenomen om streefdoelen te kunnen opstellen voor het terugdringen van deze ernstige ziekte. Tot dusver wordt slechts vijf procent van de gevallen van kanker die het gevolg zijn van beroepsomstandigheden als beroepsziekten geclassificeerd.

Mijn amendement over de noodzaak van gratis toegang tot technische documenten en normen, dat ik in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken heb ingediend, is tot mijn grote vreugde aangenomen. De toegang tot dergelijke normen en documenten is een probleem waar werknemers in vele lidstaten mee te kampen hebben en dat behoort te worden opgelost.

 
  
MPphoto
 
 

  Kathy Sinnott (IND/DEM) .(EN) Mevrouw de Voorzitter, als we ongevallen op het werk willen voorkomen, dan moeten we weten hoe ze veroorzaakt worden. We kunnen uiteraard niet alle ongevallen en bijna-ongevallen analyseren, maar neem nu dit voorbeeld: een 19-jarige Ier kwam om het leven tijdens bouwwerken omdat er zware Europese schepbladen gemonteerd waren op zijn veel lichtere Japanse bulldozer. Zijn dood werd geregistreerd als een dodelijk werkongeval en de Ierse autoriteit voor veiligheid en gezondheid ging niet dieper op de zaak in. Hoe redden we de volgende persoon die rijdt met een tractor voorzien van het verkeerde materiaal als we niet van dit soort voorvallen op de hoogte zijn?

We kunnen niet alles onderzoeken, maar we kunnen wel alle ongevallen met fatale afloop of blijvend letsel onder de loep nemen en dan vooral in de meest gevaarlijke sectoren zoals de landbouw, de visserij en de bouw- en transportsector. We moeten de zaak herleiden tot de essentie zodat we praktische maatregelen kunnen treffen. Naast risicoberoepen zijn er trouwens ook extra kwetsbare groepen van werknemers, zoals ouderen, mindervaliden en mensen die de taal van hun huidige werkgever niet beheersen.

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI) . (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, in de eerste plaats wil ik mijn medeleven betuigen met de werknemers die zijn getroffen door de tragedie in Turijn. Ik ben van mening dat het als een paal boven water staat dat er in Italië teveel doden vallen door ongevallen op het werk, omdat niet genoeg wordt ondernomen om dergelijke ongevallen te voorkomen en de geldende regels na te leven.

De ondernemingen, de vakbonden en de inspectieorganen zijn hiervoor in gelijke mate verantwoordelijk. Zo zijn er ondernemingen die illegale werknemers, met name uit landen buiten de EU, in dienst nemen, of fabrieken zoals ThyssenKrupp die gekenmerkt zijn door een arrogantie die we uit het klassieke industriële tijdperk kennen; voorts zijn er diegenen die voor de belangen van de werknemers zouden moeten opkomen, maar die dergelijke situaties vaak toelaten of door de vingers zien, in plaats van waakzaam te zijn en tekortkomingen van het veiligheidssysteem aan de bedrijfsleiding te melden; en tenslotte zijn er de arbeidsinspectie en andere organen die met controle en toezicht zijn belast en vaak weinig initiatief ontplooien.

We moeten de veiligheid op het werk in de EU bevorderen, en wat dat betreft is het verslag-Willmott veel bevredigender dan het voorstel van de Commissie. Wanneer we het over werk en de industrie hebben moeten we ons mijns inziens niet beperken tot het waarborgen van mededinging en concurrentievermogen.

 
  
MPphoto
 
 

  Iles Braghetto (PPE-DE) . (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, nog steeds vallen er doden op het werk. In een omgeving waarin de mens eigenlijk blijk zou moeten kunnen geven van zijn vermogen om de materie met kracht en creativiteit naar zijn hand te zetten, zijn kennis uit te breiden en in zijn levensonderhoud te voorzien, hebben we maar al te vaak te maken met dodelijke ongevallen en gevaren voor lijf en leden.

Daarom heerst er in de publieke opinie in Italië woede en verontwaardiging over de dood van zeven werknemers als gevolg van de brand in de fabriek van ThyssenKrupp in Turijn in december vorig jaar. En daarom moeten we ons afvragen wat er in die fabriek mis was, zodat we in de toekomst dergelijke ongelukken kunnen voorkomen. Wij zijn verantwoordelijk voor tekortkomingen op welke werkplek dan ook.

Heden ten dage bestaat er sterk ontwikkelde wetgeving om in Europa een passend preventief beleid te ondersteunen, de verplichtingen van ondernemingen te definiëren en nieuwe beroepsziekten aan te pakken. Maar het ontbreekt aan adequate controles, aan inspecties ter waarborging van de naleving van die wetgeving en aan personeel en financiële middelen. Er is nog steeds geen cultuur waarin het belang van rigoureuze preventiediensten wordt erkend, waarin preventie als continu proces in plaats van als eenmalige actie wordt gezien, waarin een doorlopende dialoog tussen de betrokkenen tot stand wordt gebracht om hoge veiligheidsnormen te ontwikkelen en waarin het optreden van nieuwe psychosociale aandoeningen kan worden vastgesteld.

Afsluitend ben ik tevens van mening dat we opnieuw moeten buigen over het thema van het groenboek over de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven, die een logisch en innoverend onderdeel zou moeten vormen van de inspanningen ter vermindering van beroepsongevallen en beroepsziekten.

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Falbr (PSE) . – (CS) Allereerst zou ik mevrouw Willmott willen danken voor haar zeer zorgvuldig opgestelde verslag. De Commissie heeft verklaard het aantal ongevallen op het werk met 25 procent te willen verlagen. Ik denk niet dat dit mogelijk zal zijn. Er zijn niet genoeg arbeidsinspecteurs, en zij beschikken niet over voldoende middelen om iets te veranderen. De invloed van de vakbonden wordt constant ingeperkt; in vele landen zijn zij niet meer bij onderzoeken naar ongevallen op het werk en de bestrijding van de gevolgen daarvan betrokken. Daarnaast is de tewerkstelling van werknemers via uitzendbureaus een ware jungle, en bovendien worden werknemers gedwongen tot een steeds grotere flexibiliteit wat betreft hun werktijden. Langere werktijden leiden tot een hoger risico op ongelukken.

 
  
MPphoto
 
 

  Ewa Tomaszewska (UEN) . (PL) Mevrouw de Voorzitter, de ontwerpresolutie vestigt de nadruk op de sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen voor de gezondheid en veiligheid op het werk en besteedt tegelijkertijd voldoende aandacht aan de kwestie van de eerlijke concurrentie. In de tekst wordt ook veel belang gehecht aan de dialoog tussen de sociale partners, in het bijzonder aan de rol van de vakbonden met het oog op het verbeteren van de veiligheid in de werkomgeving.

De ontwerpresolutie wijst tevens op de nood aan een specifieke behandeling voor kleine en middelgrote ondernemingen in de strategie ter bevordering van de gezondheid en veiligheid op het werk, evenals op de noodzaak om werknemers permanent bij te scholen. De meeste arbeidsongevallen gebeuren met beginnende werknemers zonder ervaring en met personen die na het werk te weinig tijd hebben om uit te rusten.

De tekst bevat een aantal belangrijke opmerkingen over de rehabilitatie en integratie in de werkomgeving van personen die na een ongeval terug aan het werk gaan. Hij roept daarnaast op om personen die aan kanker lijden niet te discrimineren wat betreft de toegang tot arbeidsvoorzieningen. Ik zou de rapporteur van harte willen feliciteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Jacek Protasiewicz (PPE-DE) . (PL) Mevrouw de Voorzitter, we voeren in dit Parlement al jaren een debat over de Europese strategie voor de arbeidsmarkt. Over welke richting onze werkzaamheden moeten uitgaan, lopen de meningen sterk uiteen. Sommige Parlementsleden zijn voorstander van een verregaande harmonisatie van het arbeidsrecht, terwijl anderen de stelling verdedigen dat de natuurlijke diversiteit van de Europese arbeidsmarkten van voordeel is voor de economie van de Europese Unie.

Zoals u weet, kan ik me eerder in dit tweede standpunt vinden, maar met één fundamentele uitzondering, namelijk de regelgeving inzake gezondheid en veiligheid op het werk. Naar mijn mening is een actief optreden van de communautaire instellingen op dit gebied zowel gerechtvaardigd als noodzakelijk.

Sinds de laatste uitbreidingen van de Europese Unie zijn de verschillen in arbeidsomstandigheden tussen de lidstaten nog verder toegenomen. Deze verschillen zijn zowel plaats- als omgevingsgebonden, aangezien het aantal arbeidsongevallen en werkgerelateerde ziekten in alle landen opmerkelijk hoger ligt voor bepaalde categorieën werknemers, zoals arbeidsmigranten, jonge en oudere werknemers. Ik wil hiermee niet suggereren dat deze groepen opzettelijk en bewust gediscrimineerd worden. Dit probleem is veeleer het gevolg van een gebrek aan opleiding en ervaring. Daarom is het des te belangrijker dat we net voor deze werknemers passende arbeids- en veiligheidsvoorwaarden in het leven roepen.

Ik zou tevens willen benadrukken dat we vaststellen dat het, ongeacht de lidstaat, in bepaalde sectoren als de bouw, de landbouw en het transport moeilijker is om aan de strengste veiligheidsnormen voor de werkomgeving te voldoen. Het is zo dat in deze sectoren vooral kleine en middelgrote ondernemingen actief zijn. Door hun financiële, organisatorische en wettelijke mogelijkheden is het voor deze bedrijven moeilijker om zich aan te passen aan de hoge gezondheids- en veiligheidsnormen. Het zijn net deze bedrijven die dringend nood hebben aan ondersteuning, zowel van de Europese Unie en de communautaire instellingen als van de regeringen van de lidstaten. Het gaat hierbij niet alleen om sancties en een verscherpt toezicht. Deze instrumenten, die uiteraard noodzakelijk zijn, zouden moeten worden aangevuld met investeringen in opleidingen voor zowel werknemers als werkgevers en met financiële steun voor een betere en veiligere uitrusting op de werkplek.

 
  
MPphoto
 
 

  Gabriela Creţu (PSE) . (RO) Wij zijn verheugd over de goede voornemens van de Commissie, maar wij twijfelen eraan of die ook om te zetten zijn.

Er zijn nauwkeurige statistieken inzake beroepsziekten nodig om het effect van het beleid te maximaliseren en de werknemers te beschermen. De beschikbare gegevens zijn onvolledig: ofwel worden bepaalde fenomenen fout ingeschat of er wordt voorbijgegaan aan de feiten. Vooral vrouwen zijn het slachtoffer van deze tekortkomingen, voornamelijk omdat zij vaker in een informele, “grijze” economie werkzaam zijn.

In deze sector worden de effecten van de werkomstandigheden op de gezondheid helemaal niet geregistreerd. Het bestaande wetgevingskader gaat uit van een benadering die de nadruk legt op ongelukken en risico’s in de zogenaamde “zware”, door mannen gedomineerde bedrijfstakken.

Wij verzoeken de Commissie meer aandacht te besteden aan de verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke werknemers en een evaluatie uit te voeren van de beschikbaarheid van naar geslacht uitgesplitste gegevens en van gegevens betreffende de langetermijneffecten en psychologische gevolgen van werk.

Om ons verzoek te concretiseren zouden wij u willen uitnodigen om eens een textielfabriek te bezichtigen. Het gezichtsvermogen en het gehoor kunnen aanzienlijke schade oplopen, en hart- en vaatziekten komen er veelvuldig voor. De statistieken gaan voorbij aan deze situatie. Dit is de “lichte” industrie, waar de meeste werknemers vrouwen zijn en de lonen onder andere laag zijn omdat er zogenaamd geen risico’s aan zulk werk zijn verbonden. De huidige statistieken bevestigen op die manier de van oudsher bestaande verschillen tussen mannen en vrouwen, met inbegrip van de genderkloof inzake beloning.

 
  
MPphoto
 
 

  Harald Ettl (PSE) . (DE) Mevrouw de Voorzitter, een communautaire strategie voor gezondheid en veiligheid op het werk is absoluut noodzakelijk. Terwijl met betrekking tot de bescherming van werknemers op technisch gebied duidelijke successen worden geboekt, brengt de razendsnelle verandering van de arbeidswereld nieuwe risico’s met zich mee. Dat aan het werk met nieuwe chemische stoffen nieuwe problemen en gevaren van verbonden, spreekt vanzelf.

Maar vooral de stijgende prestatiedruk waardoor het werk heden ten dage steeds meer is gekenmerkt, veroorzaakt niet alleen lichamelijke maar ook psychische klachten. Onzekere betrekkingen en angst voor werkloosheid leiden tot psychosociale problemen. Daardoor ontstaat agressiepotentieel, terwijl bijkomende stressfactoren tot psychisch geweld leiden en pesterijen op het werk aan de orde van de dag zijn.

Vooral het midden- en kleinbedrijf is gevoelig voor dit soort tijdverschijnselen, wanneer er niets aan wordt gedaan in de vorm van voorlichting, toezicht en scholing. Daarom is deze resolutie van groter belang dan veelal wordt gedacht. Ik feliciteer de rapporteur met haar verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Paul Rübig (PPE-DE) . (DE) Mevrouw de Voorzitter, aan gezondheid op het werk moet prioriteit worden gegeven. De gebouwen van het Parlement in Brussel en Straatsburg zijn werkplekken waar in dit opzicht nog veel te doen is. Als ik alleen al de omgevingstemperatuur in deze zaal neem, kunnen we al bijna praten over een gevaar voor de gezondheid. Bovendien geloof dat het zinvol is om een goed voorbeeld te geven.

Ik zat een paar maanden geleden opgesloten in een hotel in Griekenland, waar rondom het hotel een bosbrand woedde. En ik moet zeggen dat dit hotel – een klassiek voorbeeld voor het midden- en kleinbedrijf – zich op uiterst voorbeeldige wijze had voorbereid op deze situatie. Wanneer niet alle veiligheidsmaatregelen in dit hotel perfect gepland, goed geregeld en dienovereenkomstig ook goed getraind waren geweest, dan zouden waarschijnlijk veel mensen in dit hotel het niet hebben overleefd. Daarom geloof ik dat juist zulke scholingen – die collega Ettl heeft genoemd –, zulke opleidingen en voorbereidingen op noodsituaties, van zeer groot belang zijn. Hier zouden ook stimuleringssystemen op hun plaats zijn. Zo zouden bijvoorbeeld verzekeringen de premies voor bedrijven met goed opgeleide medewerkers navenant kunnen verlagen, en van de kant van de sociale verzekeringen zouden passende scholingen kunnen worden aangeboden.

 
  
MPphoto
 
 

  Miroslav Mikolášik (PPE-DE) . – (SK) Als lid van het Europees Parlement en als arts juich ik het plan van de Commissie toe om ongevallen op het werk in de Europese Unie met gemiddeld 25 procent te verminderen, en ik besef dat het noodzakelijk is om in alle lidstaten, die sterk van elkaar verschillen, doeltreffendere maatregelen in te voeren.

Naast sectoren als metaal, de bouw, elektro en de bosbouw zou ik ook het gevaarlijke werk van artsen en verpleegkundigen willen benadrukken, die in hun beroep zijn blootgesteld aan grote infectierisico’s met betrekking tot ziekten als AIS, tuberculose hepatitis en andere. Tevens betreur ik het dat de vermindering van het aantal ongevallen op het werk, en met name van beroepziekten, zich niet uitstrekt tot migrerende werknemers, werknemers met tijdelijke contracten, laaggeschoolden en vrouwen in bepaalde bedrijven, zoals kleine en middelgrote ondernemingen.

Ik zou de aandacht willen vestigen op succesvolle regelingen in sommige landen die in een uitvoerige revalidatie na een ongeluk voorzien, als voorwaarde om terug te kunnen keren op de arbeidsmarkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Silvia-Adriana Ţicău (PSE) – (RO) Als rapporteur van de Commissie industrie, onderzoek en energie voor dit document heb ik verzocht om een actieve bevordering van de participatie van de Europese vakbonden, en ik heb de Commissie opgeroepen een wetgevingskader voor te stellen dat de sociale partners aanmoedigt om grensoverschrijdende CAO-onderhandelingen te voeren.

De Europese Commissie en de lidstaten zouden middelen ter beschikking kunnen stellen voor de opleiding van vakbondsvertegenwoordigers die speciaal worden belast met de bescherming en bevordering van de rechten van werknemers op veiligheid en gezondheid op het werk.

Tevens hebben we alle lidstaten verzocht het VN-Verdrag inzake de bescherming van de rechten van alle migrerende werknemers en hun gezinsleden te ondertekenen en te ratificeren en de hun inspanningen te coördineren ter verbetering van de toegang tot opleiding, met name voor deeltijdwerknemers en tijdelijke werknemers, opdat deze in het genot kunnen komen van duurzamere arbeidsverhoudingen.

Ik ben van mening dat de lidstaten de nodige maatregelen dienen te treffen zodat moeilijk of gevaarlijk werk als zodanig wordt erkend en zijn weerslag vindt in de sociale bescherming van werknemers tijdens het arbeidsleven en na de pensionering.

 
  
MPphoto
 
 

  Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE) . (RO) De Europese strategie voor gezondheid en veiligheid op het werk is een goed initiatief van de Europese Commissie. Ik ben echter van mening dat ook verdere aspecten moeten worden onderzocht. Zoals een van de vorige sprekers reeds treffend heeft opgemerkt moeten we er rekening mee houden dat er met betrekking tot immigranten sprake is van een bijzondere situatie op de arbeidsmarkt.

Uit een recente studie van de Europese Commissie blijkt dat migranten een veel hoger risico lopen wat betreft gevaren voor de gezondheid en de veiligheid op het werk. Dit ligt zowel aan de prevalentie van zwartwerk als aan andere factoren, waaronder het gebrek aan kennis inzake sociale voorzieningen en pensioenen in de lidstaten en problemen bij het grensoverschrijdend gebruik van ziektekostenverzekeringen.

Dergelijke zaken vallen onder communautaire bevoegdheid, en de Commissie dient nauwlettend toe te zien op de toepassing van de Europese wetgeving om de onzekere situatie van migranten te verbeteren.

Bovendien zouden communautaire middelen kunnen worden gebruikt voor de opleiding van meer arbeidsinspecteurs die inbreuken op de voorschriften inzake gezondheid en veiligheid op het werk opsporen.

 
  
MPphoto
 
 

  Stephen Hughes (PSE) .(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zou het willen hebben over prikaccidenten. Ik was namelijk in 2006 verantwoordelijk voor het verslag over dit onderwerp. Wanneer er zich een risico voordoet dat vraagt om een aanpak op Europees niveau, dan vind ik dat de Commissie daar zo snel mogelijk op moet reageren.

Ik vraag me af of de commissaris het daar mee eens is. Want als hij me gelijk geeft, dan vraag ik mij af of hij kan verklaren waarom de Commissie op het vlak van prikaccidenten een volledig jaar heeft gedaan over de eerste raadplegingsronde met de sociale partners, terwijl er tijdens de raadpleging toch maar tien antwoorden zijn geformuleerd.

Ik vraag me bovendien af of hij ons kan verzekeren dat er volgend jaar sneller gewerkt zal worden aan deze kwestie. Prikaccidenten treffen een miljoen werknemers per jaar. Dat betekent dat er ongeveer anderhalf miljoen gevallen zijn bijgekomen sinds het afwerken van het verslag in het Parlement. Kan de Commissie in de toekomst misschien iets sneller werken?

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie. (EL) Mevrouw de Voorzitter, ik dank alle sprekers voor hun positieve opmerkingen.

Inderdaad herinnert ons elk ongeluk, elke verwonding, elk sterfgeval op het werk, zoals die in december in Turijn zijn voorgevallen, aan het feit dat er meer moet worden ondernomen ter bescherming van de werkende mannen en vrouwen in Europa. Dergelijke voorvallen herinneren ons eraan dat er meer moet worden ondernomen om ons uiteindelijke doel te kunnen bereiken: om van Europa een veiligere werkomgeving te maken.

De nieuwe strategie is er helemaal op gericht het bestaande onaanvaardbaar hoge niveau van ongelukken op het werk en beroepsziekten te verminderen.

Ik zou willen benadrukken dat, gezien de beschikbare personele middelen, kan worden gezegd dat de huidige toewijzing van personeel de Commissiediensten in staat zal stellen zich op dit gebied naar behoren van hun taken te kwijten. In het kader van de algehele inzet van personeel op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken zal de Commissie de werklast op de verschillende gespecialiseerde gebieden aan een constante evaluatie onderwerpen en zal zij de toewijzing van personeel hierop afstemmen.

Met betrekking tot de kwestie van prikaccidenten zou ik willen zeggen dat wij thans een desbetreffend voorstel voor een wijziging van de richtlijn voorbereiden, dat wij in 2008 zullen indienen.

Ik wil dit Huis nog eens danken voor de discussie en voor de goedkeuring van het verslag van mevrouw Willmott.

Het Europees Parlement heeft opnieuw bewezen dat het het beginsel van gezondheid en veiligheid hoog in het vaandel heeft staan – ten behoeve van de economie, en tevens om te garanderen dat werknemers na het werk veilig en wel terugkeren bij hun dierbaren.

 
  
MPphoto
 
 

  Glenis Willmott, rapporteur. (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik dank mijn collega’s voor hun bijdragen en wil graag nog enkele zaken opmerken.

Ten eerste wil ik iets zeggen over kanker. De richtlijn betreffende carcinogene agentia moet opnieuw bekeken worden en in overeenstemming worden gebracht met de technische vooruitgang en huidige wetenschappelijke kennis op het vlak van werk. We moeten effectieve bindende grenswaarden bepalen voor stoffen die als kankerverwekkend, mutageen of schadelijk voor de voortplanting zijn ingedeeld. De grenswaarden moeten gebaseerd zijn op wetenschappelijk bewijsmateriaal, en ik vraag dan ook met aandrang aan het Europees Wetenschappelijk Comité om kristallijn silica met prioriteit te onderzoeken. Aan mijn collega’s vraag ik om deze verwijzing te behouden en amendement 6 dus te verwerpen.

Ten tweede, bevat het verslag een oproep om nanotechnologie op te volgen en te onderzoeken of er gezondheidsrisico’s aan verbonden zijn. Ik vraag mijn collega’s om amendement 5, dat voorstelt om het bovenstaande te schrappen, niet aan te nemen. Ik erken wel degelijk de mogelijke voordelen van nanotechnologie, maar dergelijke technologieën nemen in die mate toe dat we de mogelijke werkgerelateerde gezondheidsrisico’s niet meer kunnen bevatten. Werknemers kunnen nanopartikels inademen of inslikken en de huid kan ermee in aanraking komen, en we mogen dus ons hoofd niet in het zand steken en weigeren te onderzoeken of er mogelijke risico’s aan verbonden zijn.

Ten derde, wil ik de Commissie er nogmaals aan herinneren dat er een aanpassing moet komen van de richtlijn betreffende de risico’s van blootstelling aan biologische agentia op het werk om de problematiek van prikaccidenten het hoofd te kunnen bieden. Dit moet als zeer dringend beschouwd worden.

Zoals eerder gezegd, is het recht op veiligheid en gezondheid een grondrecht dat deel uitmaakt van het Handvest. Er is behoefte aan een daadkrachtige Europese strategie die dit grondrecht kan waarborgen zodat alle werknemers in de hele Europese Unie voldoende beschermd zijn. Elk ongeval en elk geval van werkgerelateerde ziekte is een overtreding van de fundamentele rechten van de werknemer.

We weten allemaal dat er goede economische en zakelijke argumenten zijn voor veiligheid en gezondheid op het werk, maar nog doorslaggevender zijn de gevolgen voor de gezondheid en de levens die gered kunnen worden. Eén leven per drie en een halve minuut. Wie kan daar nu wat tegen inbrengen?

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . – (EL) Het debat is gesloten.

De stemming vindt vandaag, dinsdag 15 januari 2008, om 12.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. (FR) Eerst zou ik graag de Europese Commissie feliciteren met haar communautaire strategie 2007-2012 op het vlak van gezondheid en veiligheid op het werk en met het werk dat onze parlementaire commissie heeft geleverd. Bijna 500 000 mensen per jaar sterven of worden blijvend invalide omwille van redenen die verband houden met het werk. We moeten blij zijn met de doelstelling van de Europese Commissie om de ongevallen op het werk gemiddeld met 25 procent terug te dringen in de Unie. Ik ben voorstander van betere acties van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk, gevestigd in Bilbao (Spanje). In dit dossier, en ruimer gezien in de Europese sociale constructie, vind ik het jammer dat noch in het verslag, noch in de mededeling van de Europese Commissie, de essentiële vereiste genoemd wordt van het steunen van de sociale partners. We moeten er op blijven wijzen dat zij, binnen het kader van de huidige verdragen, via artikel 137 en volgende van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (VEG) – en ook bevestigd in het verdrag van Lissabon dat momenteel wordt geratificeerd – juridische instrumenten in handen hebben gekregen voor het opzetten van een Europees sociaal recht.

 

6. Toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter .(EL) Aan de orde is het door Csaba Őry namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken opgestelde verslag betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (COM(2007)0159 – C6-0104/2007 – 2007/0054(COD)) (A6-0515/2007).

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie. (EL) Mevrouw de Voorzitter, geachte leden van het Europees Parlement, het document dat u vandaag is voorgelegd is de nieuwste verordening tot wijziging van Verordening 1408/71. Het gaat hierbij om de bekende verordening over de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels. Al meer dan dertig jaar lang vormt deze verordening de basis voor de coördinatie van de nationale socialezekerheidsstelsels. In de afgelopen jaren zijn inspanningen ondernomen om deze verordening en de bijbehorende uitvoeringsverordening te actualiseren en te vereenvoudigen. Het Parlement heeft de nieuwe Verordening (EG) nr. 883/2004 al goedgekeurd, terwijl reeds een start is gemaakt met het onderhandelingsproces over de overige instrumenten die voor de uitvoering nodig zijn, namelijk de uitvoeringsverordening en de tekst van de bijlagen. In afwachting van de inwerkingtreding van deze nieuwe wetgevingsinstrumenten is het noodzakelijk om de geldigheidsduur van Verordening 1408/71 te verlengen. Derhalve wordt u deze nieuwe technische actualisering voorgelegd. Deze actualisering heeft alleen betrekking op de tekst van de bijlagen bij de verordening en beoogt rekening te houden met wijzigingen in de wetgeving van de lidstaten.

Het is belangrijk dat deze tekst onverwijld wordt goedgekeurd zodat Verordening 1408/71 kan worden geactualiseerd, om zo de rechtszekerheid en de inachtneming van de rechten van de burgers te waarborgen.

Ik wil met name de rapporteur, de heer Csaba Őry, bedanken voor de samenwerking tussen onze beide instellingen. Zoals hij in zijn verslag duidelijk heeft vermeld zou het door een stemming over dit voorstel in eerste lezing mogelijk zijn het onverwijld goed te keuren. De amendementen zijn met dit oogmerk geformuleerd, evenals de technische wijzigingen door de Raad. Aan de andere kant heeft de rapporteur in deze fase afgezien van discussies die beter in verband met de behandeling van de uitvoeringsverordening kunnen worden gevoerd, waarbij mevrouw Lambert de rapporteur is, of in verband met de behandeling van de bijlagen, met name bijlage 11, waarbij mevrouw Bozkurt de rapporteur is.

Sommigen zouden graag de gelegenheid willen aangrijpen om in verband met dit verslag bredere kwesties aan de orde te stellen, bijvoorbeeld grensoverschrijdende gezondheidsdiensten. Ondanks de bezorgdheid omtrent dergelijke kwesties lijkt het mij niet raadzaam deze in het kader van de onderhavige technische actualisering te behandelen. De rechten van de burgers zijn meer gebaat bij een beperkte, pragmatische benadering met betrekking tot de technische actualisering. In dit verband wil ik met name mijn dank uitspreken aan de heer Őry.

De Commissie gaat akkoord met de amendementen 1 tot en met 6, 9 en 11, die de oorspronkelijke tekst in overeenstemming brengen met de algemene lijn van de Raad, en stemt in met de amendementen 7 en 8, waarin een regeling wordt geformuleerd voor een bijzonder probleem dat zich onlangs in een lidstaat, namelijk in Nederland, heeft voorgedaan sinds de hervorming van de ziektekostenverzekering. Aan de andere kant is de Commissie geen voorstander van amendement 10. De onnauwkeurige formulering van dit amendement laat het niet toe de specifieke situaties waar het op is gericht naar behoren te regelen. Het amendement druist in tegen de prioriteitsregels met betrekking tot gezinsbijslagen. Een dergelijk amendement zou verstrekkende wettelijke en economische gevolgen hebben die niet beperkt blijven tot de lidstaat in kwestie.

Ik dank u voor uw aandacht en ik wil de rapporteur nogmaals feliciteren met zijn bijdrage en zijn uitstekende medewerking.

 
  
MPphoto
 
 

  Csaba Őry, rapporteur. – (HU) mevrouw de Voorzitter, commissaris, staat u mij toe enige woorden te wijden aan de voor ons liggende wetgeving en het belang ervan, voordat ik mij tot de kleinere kwesties rond de nota’s van wijziging wend.

Zoals de commissaris al heeft gezegd, is het inderdaad waar, dat het hier om zeer oude wetgeving gaat. Zij is in 1971 tot stand gekomen en speelde sindsdien traditioneel een belangrijke rol binnen de EU als secundair regulerend instrument voor het fundamentele recht op de vrije keuze van werkgelegenheid. Het valt niet te ontkennen dat het in het Verdrag opgenomen recht op het vrije verkeer van werknemers weinig waard zou zijn, als burgers die in andere lidstaten werk zoeken, geen toegang zouden hebben tot de socialezekerheidsstelsels, of als de meeneembaarheid van hun rechten niet kan worden gegarandeerd.

Met betrekking tot beweging binnen de Unie mogen burgers die aanzienlijke risico’s nemen, geen nadeel ondervinden wat betreft hun sociale zekerheid en fundamentele sociale rechten. Alleen dan kan het vrije verkeer van werknemers een belangrijke rol spelen bij het egaliseren van de arbeidsmarkten binnen de Unie, wat voor de economie van de Unie nodig heeft.

Aan de andere kant dienen wij ook in te zien en op te merken dat Verordening nr. 1408, waarover we nu debatteren, haar functie alleen kan vervullen als zij constant met de nationale wetgeving wordt geharmoniseerd. Immers, de kwesties rondom sociaal beleid, werkgelegenheid en vrij verkeer van werknemers behoren tot en zijn van invloed op de nationale bevoegdheid van de lidstaten. Derhalve was en is het noodzakelijk de wetgeving van jaar tot jaar aan te passen en uit te breiden.

Deze wetgeving is van cruciaal belang, ook al lijkt het alsof wij slechts om bewoordingen discussiëren, in werkelijkheid heeft deze echter betrekking op mensen, op hun toekomstige leven en hun dagelijkse problemen. Wij hebben derhalve nog steeds een wetgevende taak, ook al weten we dat deze tekst maar voor een zeer korte tijd in werking zal treden, omdat, zoals de commissaris al heeft gezegd, de nieuwe verordening en richtlijn al tot stand zijn gekomen.

Zolang de nieuwe verordening nog niet is geïmplementeerd, is het omwille van de rechtszekerheid van belang voortdurend de bewoording aan te passen aan wijzigingen in de nationale wetgevingen. Een goed voorbeeld hiervan is het eerste voorgestelde amendement, waarbij de term “naast familielid” binnen de Hongaarse wetgeving werd aangepast in het Burgerlijk Wetboek, en het voor ons nu mogelijk is geworden ook de Europese bewoording hiervan aan te passen.

Dit had echter ook te maken met amendementen die op Nederland betrekking hadden, waarbij eveneens zeer duidelijk het lot van bepaalde groepen mensen werd geraakt. In dit geval blijkt het niet zeker of familieleden van soldaten die dienst doen in het buitenland, recht hebben op bepaalde sociale uitkeringen. Dit is duidelijk onacceptabel en dient aan de tekst te worden toegevoegd.

Wij hebben niettemin een oplossing voor dit probleem gevonden tijdens de werkzaamheden van de Commissie door het mondelinge voorstel van de Raad te aanvaarden en in de tekst op te nemen. Er is hier derhalve geen sprake van een probleem, aangezien ik van mening ben dat in het tiende voorgestelde amendement een geruststellende oplossing wordt aangedragen, omdat de Nederlandse regering middels een verduidelijkende circulaire de betrokken burgers op de hoogte heeft gebracht, en derhalve het niet meer nodig is voor het Parlement om dit amendement goed te keuren.

Er was niettemin de behoefte om samen te werken, en hiervoor wil ik graag alle deelnemers bedanken, zowel de parlementsleden die de amendementen hebben ingediend, als de collega’s in de Raad en de Commissie. Hartelijk dank voor de spreektijd, mijnheer de Voorzitter.

 
  
  

VOORZITTER: MARIO MAURO
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Ria Oomen-Ruijten, namens de PPE-DE-Fractie. (NL) Voorzitter, mobiliteit op de arbeidsmarkt is van het allergrootste belang. Collega Őry heeft dat net al gezegd. De coördinatieverordening, die wij vandaag bespreken, brengt in feite elk jaar de aanpassingen van de wetgevingen van de nationale lidstaten in lijn.

De lidstaten zouden eigenlijk – want dan zouden zich veel probleem niet voordoen – iedere wetgeving of iedere wijziging van sociale of fiscale wetgeving moeten testen om na te gaan of deze ook Europa-proof is. Als het resultaat dan duidelijk zou zijn, dan zou men later niet tot aanpassingen hoeven te komen.

Voorzitter, met collega Őry heb ik een aantal amendementen ingediend, en ik vind eigenlijk dat iedere collega in zijn eigen lidstaat moet kijken, als de jaarlijkse aanpassing eraan komt, of al datgene wat men voordraagt in het administratieve overleg wel is afgestemd op de werkelijkheid van Europa.

Voorzitter, we hebben twee of drie amendementen voorgesteld. De eerste twee, 7 en 8, hebben betrekking op de ziektekostenverzekering van gezinsleden van militairen die in België of Duitsland wonen. De Nederlandse militairen vallen niet onder de zorgverzekeringswet, waardoor ook de gezinsleden zich niet konden verzekeren en zij zich dus moesten aansluiten bij een alsmaar duurder wordend fonds. De Nederlandse regering heeft een brief aan de Kamer geschreven, waarin ze het Europees Parlement vraagt de amendementen aan te nemen, omdat dat de snelste oplossing is.

Het derde amendement – amendement nr. 10 – betreft de Nederlandse wet op de kinderopvang. Een gezin dat woonde in Nederland en werkte aan de andere kant van de grens had geen recht op kinderopvangvergoeding. Dat is nu via een wetswijziging ook geregeld.

Dat betekent dus dat we voor heel veel mensen, dankzij ons volharden, een aantal dingen hebben bereikt. Ik dank ook alle collega’s die zich niet hebben laten afschrikken door alle argumenten van de tweede lezing, maar ons gevolgd hebben, waardoor we heel wat hebben kunnen bereiken.

 
  
MPphoto
 
 

  Joel Hasse Ferreira, namens de PSE-Fractie. (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, beste collega’s, in de eerste plaats wil ik rapporteur Csaba Őry feliciteren met zijn evenwichtige verslag. In de tweede plaats wil ik onderstrepen hoe belangrijk het is om de verschillende veiligheidssystemen die in de Europese Unie van kracht zijn te coördineren en te verbeteren, waarbij deze systemen waar nodig is, aangepast moeten worden. Het is volstrekt duidelijk dat een aantal amendementen die wij onmisbaar achten fundamentele discussie mogelijk maken en het daarom gemakkelijk is om het verslag van Csaba Őry in eerste lezing goed te keuren.

Het is duidelijk dat de kwesties met betrekking tot de sociale zekerheid in Europa veel verder gaan dan de problematiek die wij met dit rapport en de hiermee samenhangende regelgevingpraktijken beogen op te lossen. Maar het gaat er hier om dat de wijziging van de wetgeving inzake sociale zekerheid met een moderniserings- en aanpassingsdoel in staten zoals Ierland, Hongarije, Polen, Nederland en Oostenrijk in acht worden genomen.

Beste collega’s, naar wij weten zit er daarnaast schot in de discussie over de uitvoering van het nieuwe regelgevingsysteem en voornamelijk de onderhandelingen van de respectievelijke uitvoeringsverordeningen. Ook in dit geval juichen wij het standpunt van de rapporteur toe en zijn wij het met hem eens om slechts een beperkt aantal onmisbare amendementen te steunen. De amendementen gaan in de richting van het waarborgen van de nodige rechtszekerheid, opdat de nieuwe regelgeving zo doeltreffend mogelijk in werking kan treden. Ik was echter op de hoogte van de verwijdering van de aanpassing waar Csaba Őry naar heeft verwezen en van de reden die hij heeft uitgelegd.

Tot slot, mijnheer de Voorzitter, commissaris, collega’s, het allerbelangrijkste is om ook op het gebied van de sociale zekerheid bij te dragen aan de adequate toepassing van het recht op mobiliteit van werknemers binnen de Europese Unie. Dit is nog eens bevestigd op de top van Lissabon en gedurende 2006, het Europees Jaar van de mobiliteit. Zonder deze arbeidsmobiliteit en zonder een adequate coördinatie van het sociale zekerheidssysteem zijn de Europese werknemers in hun bewegingsmogelijkheden op de arbeidsmarkt beperkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Ona Juknevičienė, namens de ALDE-Fractie. – (LT) De Universele Verklaring van de rechten van de mens waarborgt het recht van vrij verkeer en verblijf van de burgers. Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie waarborgt de vrijheid van beroep en het recht om te werken. In de praktijk is er echter nog vaak sprake van belemmeringen die de burgers ervan weerhouden om in de Unie ten volle gebruik te maken van deze rechten. Sinds 1971 wordt de verordening waar we het hier over hebben beschouwd als waarborg van de sociale zekerheid van burgers die van de ene naar de andere lidstaat verhuizen. Zoals gezegd is deze verordening sinds dertig jaar van kracht, en haar bepalingen worden tamelijk vaak gewijzigd met het oog op de nationale wetgeving. In deze verordening is echter het algemene beginsel verankerd dat alle nationale regeringen, socialezekerheidsinstellingen en zelfs rechtbanken aan de communautaire bepalingen moeten voldoen wanneer zij nationale wetten toepassen. Op deze manier wordt gewaarborgd dat personen die van hun recht gebruik maken om naar een ander land binnen de Unie te verhuizen, geen nadelen ondervinden wanneer een andere nationale wetgeving wordt toegepast.

Socialezekerheidsstelsel verschillen sterk van land tot land, en hoewel de verordening regelmatig wordt gewijzigd, is zij er niet op gericht de nationale stelsels te harmoniseren, maar algemene standaards in te voeren. Daarom is het verheugend dat het aldus mogelijk is om de meest kwetsbare burgers van de Unie, zoals vrouwen, gepensioneerden en gehandicapten en hun gezinsleden te beschermen. Ik ben ervan overtuigd dat dit document ertoe bij zal dragen niet alleen de EU-lidstaten, maar ook de burgers te verenigen. Derhalve wil ik u, dames en heren, dringend verzoeken voor dit document te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Wiesław Stefan Kuc, namens de UEN-Fractie. (PL) Mijnheer de Voorzitter, de mogelijkheid om vrij binnen de Europese Unie te leven, te werken en te reizen is een van de voornaamste verworvenheden van onze burgers. In deze context is hun sociale verzekering een van de belangrijkste kwesties die we moeten behandelen, vooral nu onze Europese burgers zich op een in Europa nooit geziene schaal verplaatsen, een vorm van migratie die overigens door alle Europese instellingen sterk wordt aangemoedigd.

Ik begrijp dat we, rekening houdend met de tenuitvoerlegging van de gewijzigde verordening betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen (op dit moment is de verordening van 1971 nog steeds van kracht) proberen om alleen dat wat strikt noodzakelijk is te wijzigen en aan te passen aan de veranderingen die in sommige lidstaten zijn doorgevoerd.

Ik ben echter van mening dat we niet voldoende gebruik hebben gemaakt van deze gelegenheid die zich spontaan heeft voorgedaan en dat we de verordening niet overeenkomstig de in de nieuwe tekst voorgestelde richting hebben gewijzigd. Hoewel er inmiddels al vier jaar is verstreken sinds de goedkeuring van de nieuwe verordening, is het document nog steeds niet van kracht. De oude verordening bestaat al meer dan 37 jaar. Misschien doen we er beter aan om grondige verbeteringen aan te brengen in de bestaande tekst dan te wachten op de nieuwe verordening. De tijd staat niet stil en onze burgers worden stilaan ongeduldig.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean Lambert, namens de Verts/ALE-Fractie. (EN) Voorzitter, ik dank eveneens de rapporteur voor zijn inspanningen. Ik besef dat dit vaak een zeer technische opdracht lijkt, maar deze snelle jaarlijkse aanpassingen zijn belangrijk omdat ze de burgers duidelijk maken waar ze recht op hebben. Bovendien kunnen bepaalde individuele gevallen op deze manier sneller worden behandeld.

Ik herhaal nog eens wat anderen al hebben benadrukt: dit is een coördinatie, geen harmonisatie. Dat betekent dat er veel zaken zullen zijn die erg redelijk lijken en die toch niet opgenomen worden in het erg beperkte werkterrein van deze coördinatie. We moeten ook duidelijk zijn over het feit dat deze coördinatie niet als doel heeft de nationale systemen te ondermijnen en hen te onderwerpen aan de marktkrachten, − wat we steeds vaker zien, en dan momenteel vooral op het vlak van gezondheid.

Zoals anderen al hebben aangehaald wordt er gewerkt aan de regelgeving voor de uitvoering van deze aanpassingen, maar we weten nu al dat er bepaalde kwesties niet in aan bod zullen komen. Ik vind dan ook dat we een oplossing moeten vinden voor de gevallen die buiten de reikwijdte van deze coördinatie vallen en ik vraag de Commissie met aandrang om zich daarover te ontfermen. Een voorbeeld daarvan is de situatie waarbij belastinginkomsten worden gebruikt om het socialezekerheidsstelsel ter versterken. Personen die in het buitenland werken, komen dan soms tot de vaststelling dat hun belastinggeld wordt gebruikt voor een systeem waar ze zelf geen gebruik meer van kunnen maken.

Ik dring er dan ook op aan − zoals het Parlement dat een tijdje geleden ook al heeft gedaan − om de nationale praktijken af te stemmen op de geest van de reglementering zodat we niet, zoals dat momenteel in Frankrijk gebeurt, vaststellen dat bepaalde personen, omwille van veranderingen in de nationale regelgeving, geen toegang meer hebben tot systemen waar ze zelf aan meebetaald hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE) . – (CS) Mijnheer de commissaris, het staat buiten kijf dat het nodig is om de voorgestelde technische wijzigingen in de bijlagen bij deze verordening goed te keuren. Daarmee brengen we de verordening op één lijn met de nieuwe terminologie die in sommige lidstaten wordt gebruikt. Ik zou er evenwel nogmaals op willen wijzen dat bepaalde Europese wetgeving reeds sinds enkele jaren in strijd is met de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie inzake nauwkeurigere specificaties van regels met betrekking tot verzoeken van patiënten om vergoeding van de kosten voor in het buitenland genoten gezondheidszorg. De afwijkingen van de rechtspraak zijn het duidelijkst wanneer het gaat om ziekenhuiszorg en betreffen alle uitspraken van het Hof: ik zou willen benadrukken dat zij op alle uitspraken betrekking hebben, en niet slechts op de gevallen waarover de Raad reeds een consensus heeft bereikt. Weliswaar worden patiënten in het gelijk gesteld wanneer zij zich tot het Europees Hof van Justitie wenden, maar dit is een onhoudbare juridische situatie.

Ik wil u nog eens herinneren aan de gemiste kans om de vergoedingsregeling voor verzekerden via een gepaste methode te wijzigen bij de opstelling van de nieuwe, vereenvoudigde Verordening (EG) nr. 883/2004. Twee jaar later werd ook de kans gemist om de door het Europees Hof van Justitie uitgestippelde beginselen op te nemen in de dienstenrichtlijn. Nu is er weer een nieuw jaar aangebroken, waarin slechts technische, en geen conceptuele wijzigingen worden uitgevoerd. De nieuwe uitvoeringsverordening zou uitkomst kunnen bieden, maar het ziet er niet naar uit dat zij alle problemen zal oplossen, aangezien de Raad het niet over alle kwesties eens is geworden. Bovendien wordt de situatie wellicht nog ingewikkelder nu DG SANCO met een voorstel komt voor een nieuwe richtlijn over patiëntenmobiliteit. De Raad kan zich daarom alvast voorbereiden op controversiële discussies. Eén controversieel onderwerp is de discussie over subsidies. Tevens valt te verwachten dat de wettelijke verankering van het recht van de burgers op vergoeding van ziekenhuiszorg verder zal worden vertraagd. Er bestaan meningsverschillen over het niveau van dergelijke vergoedingen en over de voorwaarden voor de toestemming daarvoor door een ziektekostenverzekeraar in eigen land.

Mijns inziens is dit uit het oogpunt van de zekerheid en toegankelijkheid van het recht en de begrijpelijkheid van het recht voor de burger een zeer onwenselijke situatie. Sommige landen lossen het probleem op door de burgers niet voor te lichten over de eisen die het Hof van Justitie heeft toegewezen. Ik ben ervan overtuigd dat dit probleem zo spoedig mogelijk moet worden opgelost door een wijziging van Verordening (EG) nr. 883/2004. We kunnen er niet op vertrouwen dat de controversiële nieuwe richtlijn van DG SANCO over patiëntenmobiliteit onverwijld voor overeenstemming met de rechtspraak van het Hof zorgt.

 
  
MPphoto
 
 

  Emine Bozkurt (PSE) . (NL) Voorzitter, ik dank de heer Őry voor zijn uitstekende werk. Ik wil graag in de korte tijd die ik kan spreken één ding onderstrepen. Niet alles wat schort aan de coördinatie van socialezekerheidssystemen is te wijten aan regelgeving. Veel van de problemen die zich voordoen, komen voort uit de implementatie van die regels, iets waarvoor de lidstaten zelf verantwoordelijk zijn.

Bij het werk aan het verslag-Őry zijn een aantal van deze praktische problemen boven water gekomen. Dat is precies waar het om gaat bij coördinatie; niet alleen de regelgeving moet in orde zijn, ook de praktische toepassing ervan moet hierop aansluiten. Daarom ben ik blij dat de Raadsvoorzitters van tijd tot tijd met het Parlement overleggen, onder meer over de bijlagen XI en VI bij Verordening 883, waarvoor ikzelf rapporteur ben.

Het is wel van het grootste belang dat het werk van de Raad aan deze verordening en de bijlagen binnen dit mandaat van het Parlement wordt afgerond. Ik wens de komende Raadsvoorzitters daarbij veel succes.

 
  
MPphoto
 
 

  Janusz Wojciechowski (UEN) . (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou het verslag van de heer Őry willen steunen. Het is een goede zaak dat de Europese Unie de socialezekerheidsregelingen coördineert, aangezien er in de uitgebreide Unie miljoenen mensen buiten de grenzen van hun eigen land werken. Mijn landgenoten, Polen, van wie er vandaag meer dan twee miljoen in verschillende EU-lidstaten aan het werk zijn, vormen daarbij de grootste groep.

Enerzijds zijn we uiteraard ingenomen met het feit dat werknemers zich vrij kunnen verplaatsen, maar anderzijds maken we ons zorgen over het voortdurend toenemende aantal gevallen van mishandeling van buitenlandse werknemers. In een aantal landen zijn gevallen aan het licht gekomen van de criminele behandeling van Poolse arbeiders die tot slavenarbeid gedwongen werden. Poolse arbeiders worden eveneens het slachtoffer van racistisch geïnspireerde aanvallen. Dat gebeurde in het Verenigd Koninkrijk en onlangs nog in Duitsland. In de Poolse media was te lezen hoe enkele Polen op brutale wijze werden aangevallen in de Duitse stad Löknitz in Mecklenburg.

Dit zijn ernstige voorvallen. We verwachten derhalve van alle lidstaten dat ze extra inspanningen leveren om buitenlandse werknemers tegen uitbuiting en vervolging te beschermen.

 
  
MPphoto
 
 

  Gyula Hegyi (PSE) . (HU) Na het wegvallen van de Europese grenzen en veranderingen in de manier van leven zijn er een paar miljoen Europese burgers die in het ene land zijn geboren, in een of meer andere landen hebben gewerkt, en in weer een ander land met pensioen zouden willen gaan. Zij betalen hun sociale premies in een ander land, dan waar zij er later gebruik van willen maken.

Een van de voorwaarden voor gelijkwaardige concurrentie is, dat de sociale diensten worden geharmoniseerd. Het is derhalve op de langere termijn onvermijdelijk dat er een gestandaardiseerd Europees socialezekerheidsstelsel zal komen, inclusief pensioenstelsel, ziektekostenverzekering en sociale uitkeringen.

Een werkgroep van de Hongaarse Socialistische partij heeft aanbevolen, dat deze visie wordt opgenomen in het langetermijnprogramma van de Partij van Europese Sociaaldemocraten. De harmonisatie neemt natuurlijk tijd in beslag en zal de nodige debatten opleveren, maar ik ben er zeker van, dat in het Europa van de toekomst een grote rol is weggelegd voor een gestandaardiseerd socialezekerheidsstelsel.

 
  
MPphoto
 
 

  Petya Stavreva (PPE-DE) . (BG) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s. Voor een verenigd Europa zijn harmonisatie van de sociale wetgeving en coördinatie tussen de lidstaten inzake socialezekerheidsstelsels van doorslaggevend belang, aangezien de vrijheid van verkeer een van onze centrale waarden is.

Eenieder die in een EU-land wil werken, moet zijn rechten en plichten kennen; evenzo dienen de lidstaten de sociale rechten van hun burgers te beschermen en voor zo goed mogelijke werk- en levensomstandigheden zorgen. De sociale zekerheid van werknemers in de EU-landen is van directe invloed op de welvaart van de Gemeenschap en haar economische prestaties.

In een nieuwe lidstaat als Bulgarije is sociale zekerheid een bijzonder actueel onderwerp. Ik ben ervan overtuigd dat de harmonisatie van de socialezekerheidsstelsels op Europees niveau voor duidelijkere en eenvoudigere regels voor de burgers zal zorgen. Ik steun het verslag van de heer Őry en verzoek u dringend voor dit verslag te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie. (EL) Mijnheer de Voorzitter, het is belangrijk dit document snel goed te keuren teneinde de rechtszekerheid voor de burgers te versterken.

Zoals u weet is het besluitvormingsproces over de verordeningen inzake modernisering en vereenvoudiging reeds op gang gekomen, zodat het onderhavige voorstel weinig zin heeft indien de goedkeuring wordt vertraagd.

Wat betreft de noodzaak om de recente uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen op te nemen in onze wetgeving zou ik willen zeggen dat het hier om een technische kwestie gaat waarover in het kader van de onderhandelingen over de uit te voeren verordening dient te worden gediscussieerd.

De Commissie heeft in haar voorstel inzake grensoverschrijdende gezondheidszorg reeds uitvoerig rekening gehouden met de recente rechtspraak van het Hof. Dit voorstel zal binnenkort in het college van commissarissen worden behandeld.

Indien het Europees Parlement voor dit document stemt zal de Commissie in het vervolg in staat zijn haar inspanningen te concentreren op het actualiseren en het vereenvoudigen van de teksten. We hebben nog veel werk voor de boeg voordat de nieuwe wetsvoorschriften uitgevoerd gaan worden. Door deze inspanningen zal het voor burgers die zich binnen de Europese Unie verplaatsen makkelijker worden gemaakt om hun rechten uit te oefenen, zodat dit fundamentele doel van de Europese eenwording concrete vorm zal aannemen.

Staat u mij toe nogmaals dank uit te spreken aan het adres van de rapporteur voor het uitstekende werk dat hij heeft verricht.

 
  
MPphoto
 
 

  Csaba Őry, rapporteur. (HU) Hartelijk dank voor de spreektijd, mijnheer de Voorzitter. Ter afsluiting is het wellicht waardevol een kwestie samen te vatten die zich op de achtergrond van dit debat schuil houdt, en die is aangehaald door een aantal mensen, waaronder mevrouw Lambert en mevrouw Bozkurt.

Toen ik trouwens dit verslag aan het voorbereiden was, waren er nooit discussies over inhoudelijke kwesties, omdat we het hier altijd over eens waren. Waar wij wel over discussieerden was, waar de bevoegdheid van de Europese wetgevers en waar die van de nationale wetgevers lag. Ik zou u graag willen verzekeren, dat wij in dit geval een zeer gevoelig evenwicht hebben bereikt.

Wij hebben daarom met de Commissie en de Raad gesproken over alle voorgestelde amendementen. Soms kwam er uiteindelijk een debat op gang, en soms kwam dit dikwijls voor, maar we hebben de oplossing gevonden. Laat dit er dus een gelukkig of goed voorbeeld van zijn dat wij ook af en toe kunnen samenwerken, als hiervoor de noodzaak bestaat. Het is voor ons evident dat deze noodzaak bestaat, maar ik denk dat niet valt te betwijfelen dat de Europese burger dit ook nodig heeft.

Van mijn kant heb ik niet getracht in het verslag verregaande wijzigingen in de tekst voor te stellen, juist omdat we nog op de verslagen over Verordening nr. 2003 van mevrouw Bozkurt en mevrouw Lambert wachten. Ik denk daarom, dat de wetgeving vooralsnog van kracht zal blijven – wellicht hebben we haar enigszins verbeterd –, maar we zullen het debat hierover bij de implementatie van de verordening voortzetten, en dit vind ik de juiste gang van zaken.

Nogmaals dank aan de Raad, de Commissie en de leden van het Parlement voor de samenwerking.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Het debat is gesloten.

De stemming vindt vandaag om 11.30 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) De verordening die wij hier behandelen (nr. 1408/71) speelt een belangrijke rol voor de verwezenlijking van een van de vier fundamentele vrijheden van de Europese Unie, te weten de vrijheid van verkeer. Het vrij verkeer van werknemers binnen de Europese Unie mag niet aan banden worden gelegd, noch op rechtstreekse wijze, door een beperking van de beroepsgroepen die openstaan voor onderdanen van andere lidstaten, noch indirect, door de sociale voorzieningen waarop buitenlandse werknemers aanspraak kunnen maken uit te kleden.

Om deze reden geeft de door de Commissie voorgestelde en door het Parlement aangevulde verordening duidelijk aan wanneer burgers in aanmerking komen voor de speciale voorzieningen in hun lidstaat, onder welke omstandigheden de aanspraak daarop kan worden meegenomen naar andere lidstaten en of andere sociale regelingen van toepassing zijn, om zo een eerlijke behandeling van buitenlanders te waarborgen. Wanneer we de categorieën van in Europa toepasbare arbeidsovereenkomsten willen uitbreiden, moeten we bovendien tot een gemeenschappelijke definitie van eenmanszaken en zelfstandig werk komen.

Ten slotte ben ik van mening dat dit verslag er niet in de laatste plaats toe bijdraagt de sociale rechten te garanderen van burgers die in een andere lidstaat werken. Het wegnemen van belemmeringen voor de erkenning van sociale rechten zal resulteren in een grotere mobiliteit en meer werkgelegenheid in de Unie.

 

7. Kredietovereenkomsten voor consumenten (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Aan de orde is de aanbeveling voor de tweede lezing van Kurt Lechner, namens de Commissie interne markt en consumentenbescherming, betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (09948/2/2007 – C6-0315/2007 – 2002/0222 (COD)) (A6-0504/2007).

 
  
MPphoto
 
 

  Kurt Lechner, rapporteur. (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris Kuneva, dames en heren, een krediet opnemen is iets anders dan het kopen van een product. Het is juridisch gezien veel ingewikkelder en de gegroeide nationale financieringsculturen en juridische tradities spelen een veel grotere rol. Daarom is in deze context ook het vertrouwen van de burgers vaak van doorslaggevende betekenis. Gezien dit alles zijn er grenzen aan een harmonisatie van het recht op dit gebied en moet een dergelijke harmonisatie behoedzaam en stapsgewijs gebeuren.

De consument als de minder sterke contractpartner moet ongetwijfeld juridisch worden beschermd, maar daarnaast moeten in dit verband de beginselen van contractvrijheid en eigen verantwoordelijkheid van de mondige burger de maatstaven zijn – en niet dirigisme en betutteling. De nationale wetgevers moeten genoeg speelruimte hebben om de bescherming van de gebruiker ter plekke op flexibele wijze te kunnen waarborgen en om snel te kunnen reageren op nieuwe problematische ontwikkelingen op het gebied van consumentenbescherming. Een reeks van wettelijke regelingen biedt nog geen garantie voor een daadwerkelijke bescherming van de consument. Een effectbeoordeling zou absoluut noodzakelijk zijn geweest, juist in het belang van de consument, omdat het hier om miljoenen mensen gaat. Wetgeving moet zich richten naar normale praktijkvoorbeelden en niet naar uitzonderingen.

In dit opzicht moet ik allereerst het gehele Europees Parlement bedanken voor het feit dat het het totaal onaanvaardbare eerste voorstel van de Commissie heeft verworpen en het daarna in eerste lezing substantieel en beslissend heeft veranderd. Ten tweede ben ik zeer verheugd over de nieuwe benadering van de Commissie, die zij in haar gewijzigde voorstel van 2005 heeft gepresenteerd. Volgens dit voorstel zouden uiteindelijk slechts enkele basiselementen worden geharmoniseerd.

Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad moet echter worden bekritiseerd. In plaats van op zoek te gaan naar een acceptabele en uitvoerbare Europese oplossing hebben de vertegenwoordigers van de lidstaten ieder voor zich eigen speciale regelingen ingediend, verdedigd en deze vervolgens aan elkaar geplakt in de overeenkomst. Het gevolg is een hoop voorschriften die gepaard gaan met een enorme bureaucratische rompslomp. De burger heeft hier niets aan. Van een stortvloed aan informatie is hij niet gediend. Er zijn aanzienlijke kosten mee gemoeid die vooral kleine kredieten duurder maken.

Van begin af aan heb ik er daarom naar gestreefd de regeling te stroomlijnen en de nationale wetgevers meer speelruimte te geven. Vanuit dit oogpunt wil ik ook mijn dank uitspreken aan mijn geachte collega’s, omdat alle stemmingen in de Commissie interne markt en consumentenbescherming dezelfde kant zijn opgegaan en ook alle besluiten van dit Huis, zoals het er nu uitziet, in deze richting gaan.

Ik wil slechts twee centrale punten noemen, namelijk de aanmerkelijke verbeteringen en afslanking van de voorschriften inzake rekening-courantkredieten en de zich aftekenende regeling inzake artikel 16, waar het om de vergoeding voor vervroegde aflossing gaat. Ondanks deze verbeteringen is de zich aftekenende meerderheid van de leden mijns inziens niet bereid ver genoeg te gaan, waarschijnlijk met het oog op de ontbrekende toestemming door de Raad en vanwege de wens de wetgevingsprocedure af te ronden. Ik beschouw echter verdere verbeteringen als onvermijdelijk om tot een positief eindoordeel te kunnen komen.

Dan wil ik nog twee punten noemen die ik ook belangrijk vind en proberen hiervoor uw steun te winnen. Ten eerste moet het minimumbedrag waarop de richtlijn van toepassing is worden verhoogd tot vijfhonderd euro. Natuurlijk weet ik dat de relatieve waarde van dat bedrag in de landen van Europa verschilt. Maar het gaat er niet om dat de richtlijn pas geldt vanaf vijfhonderd euro, maar dat de nationale wetgever de mogelijkheid moet hebben om al vanaf de eerste euro eigen voorschriften toe te passen, en niet zoals voorgesteld pas vanaf vijfhonderd euro.

Ten tweede moet de consument de mogelijkheid hebben om af te zien van de voorgeschreven toelichtingen bij de precontractuele informatie, ook met het oog op het effect voor de interne markt. Want ik ben van mening dat het, om aan de vereisten van precontractuele voorlichting te voldoen, zou moeten volstaan de consument vooraf een exemplaar van de kredietovereenkomst te verstrekken. Overigens had de Commissie dit in haar eigen voorstel zo gepland. Hiermee zou de papierrommel worden beperkt.

Ik vrees dat de goede doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het openen van de interne markt voor de Europese consumenten en verruiming van het productaanbod en van keuzemogelijkheden, zonder deze wijzigingen niet kunnen worden verwezenlijkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Meglena Kuneva, lid van de Commissie. (EN) Voorzitter, de stemming over de richtlijn Consumentenkrediet, die woensdag wordt gehouden in dit Parlement, zal belangrijke gevolgen hebben voor de vijfhonderd miljoen consumenten in Europa.

De richtlijn zal hun levens rechtstreeks beïnvloeden. Het gaat hier over twee essentiële kwesties. Ten eerste moeten consumenten gemakkelijker een goed geïnformeerde keuze kunnen maken wanneer ze geld willen lenen voor bijvoorbeeld een huwelijk, een wasmachine, een nieuwe auto of een van de andere dingen des levens.

Ten tweede hebben consumenten recht op een groter aanbod en een meer concurrentie op de markt. Ook voor de zakenwereld is deze stemming van belang. Ze kan er namelijk voor zorgen dat er overal uniforme, eenvoudige regels komen zodat banken en andere kredietverstrekkers gemakkelijker zaken kunnen doen over de grenzen heen.

We mogen deze kans op vooruitgang niet aan ons voorbij laten gaan. Het is duidelijk dat de huidige situatie niet werkt. De cijfers spreken voor zich. In Europa schommelt het gemiddelde rentepercentage voor consumentenkrediet tussen ongeveer zes procent in de goedkoopste lidstaat Finland en meer dan twaalf procent in Portugal. In Italië is er een rentepercentage van ongeveer 9,4 procent en in Ierland ongeveer 6,8 procent

De Europese markt voor consumentenkrediet is versnipperd, opgesplitst in 27 minimarkten. In onze Europese kredietmarkt van achthonderd miljard euro, is slechts een miniem percentage − een procent − van de consumentenkredietverlening grensoverschrijdend.

De interne markt werkt dus duidelijk niet en van concurrentie op Europees niveau kunnen we evenmin spreken. Als gevolg daarvan worden de consumenten beperkt in hun keuzevrijheid en lopen ze voordelige aanbiedingen mis. Bovendien krijgen concurrerende bedrijven de mogelijkheid niet om nieuwe markten aan te boren.

De richtlijn Consumentenkrediet is nodig om het potentieel van de interne markt vrij te maken en concurrentie en keuzevrijheid te stimuleren. De richtlijn heeft twee belangrijke doelstellingen. Ten eerste moeten consumenten standaardinformatie krijgen, zodat ze kunnen vergelijken en een goed geïnformeerde keuze kunnen maken. Ten tweede moeten alle kredietvertrekkers dezelfde uniforme regels volgen om te kunnen concurreren op de grensoverschrijdende kredietmarkt.

De richtlijn consumentenkredieten richt zich in de eerste plaats op transparantie en de rechten van de consument. Sta me toe slechts enkele van de belangrijke elementen te bespreken die door de richtlijn worden bepaald. Op het vlak van reclame voor kredietovereenkomsten met vermelding van cijfermateriaal, zal het verplicht worden om in de hele Europese Unie dezelfde standaardinformatie te verschaffen.

Het allerbelangrijkste is dat, voor de eerste keer, het jaarlijks kostenpercentage in de hele Europese Unie op dezelfde manier zal worden berekend. Dat is een belangrijke stap in de goede richting, omdat consumenten op die manier de effectieve kosten van hun lening kunnen inschatten aan de hand van dat ene cijfer.

Op het vlak van precontractuele informatie wordt er bepaald dat de consumenten bij kredietaanbiedingen in de hele Europese Unie een standaard informatieformulier moeten krijgen dat alle belangrijkste feiten en cijfers bevat zoals rentepercentages, de vermelding van kosten en eventuele verzekeringen. Als alle verschillende aanbiedingen op dezelfde, uniforme manier worden gepresenteerd, dan kunnen de consumenten ze meteen met elkaar vergelijken.

De richtlijn bepaalt ook twee fundamentele rechten van de consument. Consumenten die een lening zijn aangegaan, mogen deze kredietovereenkomst nog kosteloos herroepen zonder opgave van redenen. Dit recht, dat in bijna de helft van de lidstaten nog niet bestaat, zal gelden voor alle consumentenkredieten in de Europese Unie.

Bovendien geeft de richtlijn Consumentenkrediet de consument het recht om van kredietverstrekker te veranderen en dat is een beleidslijn die naar mijn mening niet beperkt mag blijven tot dit gebied. Het recht om te veranderen en het recht om kredieten vroegtijdig terug te betalen vormen een essentiële taak voor de Commissie. Zij moet ervoor zorgen dat de banken enerzijds een eerlijke compensatie krijgen, maar de consumenten anderzijds een volledige keuzevrijheid behouden zodat het aanbod op de markt hierdoor wordt beïnvloed. Dat is essentieel als we de concurrentiekracht willen stimuleren.

Ik ben er me ten volle van bewust dat dit een zeer gevoelige kwestie is en dat het harmoniseren van de wetgeving dus niet altijd even vlot zal verlopen. Maar uiteindelijk is de markt een product van de mensen, dat ook in functie moet staan van de mensen. Ik ben ervan overtuigd dat we in Europa de markt kunnen afstemmen op de noden van de burgers zodat zij zelf een keuze kunnen maken, de bedrijven met elkaar kunnen concurreren en de Europese markt kan functioneren in het voordeel van de consument.

Ik wil benadrukken dat we in deze moderne wereld de consumenten en de bedrijven niet tegen elkaar willen opzetten, maar een gezonde marktsituatie willen creëren waar consumenten de kans hebben om te kiezen en bedrijven de kans om te concurreren.

Naar mijn mening hebben we − met de amendementen die zijn ingediend door de PSE en de ALDE en zijn goedgekeurd door de Raad − een aanvaardbaar en redelijk compromis bereikt.

Als we de belangen van zowel de consumenten als de financiële dienstverleners willen behartigen, dan denk ik dat dit de beste keuze is. Wie stemt voor dit compromis, stemt voor meer concurrentie op de markt, meer duidelijke informatie voor de consumenten en beter geïnformeerde keuzes.

Wat de relatie tussen consumenten en financiële diensten betreft, is er nog veel werk aan de winkel maar dit is alvast een voorzichtig begin. Nu is het aan u, leden van het Parlement, om zich uit te spreken in naam van de Europese burgers. U bent het die jaren gestreden hebt voor de dingen die echt belangrijk zijn in het leven van de burgers.

Vandaag vraag ik u om uw steun uit te spreken voor een akkoord over kredietreglementeringen die een effectieve toegevoegde waarde zullen betekenen in het leven van de Europese burgers, daar waar het voor hen echt belangrijk is. Ik vraag u om hen te tonen dat Europa bereid is om zich volledig in te zetten voor iets dat echt telt voor de burgers en de kleine en grote bedrijven van vandaag.

 
  
MPphoto
 
 

  Malcolm Harbour, namens de PPE-DE-Fractie. (EN) Voorzitter, eerst en vooral wil ik de rapporteur van onze fractie, de heer Lechner, feliciteren met de enorme vooruitgang die is geboekt in dit dossier en mijn waardering uiten tegenover de Commissie en de Raad voor het werk dat we samen hebben verzet. Het was een moeilijk en soms controversieel dossier dat, zoals de commissaris al zei, enkele jaren in beslag heeft genomen.

Aan de basis, en op dat vlak ben ik het volledig eens met de commissaris, ligt een voorstel dat uitermate belangrijk is voor de Europese consumenten die deelnemen aan de interne markt. Consumentenkredieten maken de markt toegankelijker voor meer consumenten. We willen een bloeiende en innovatieve markt. We willen dat bedrijven actief een waaier van producten en diensten aanbieden die perfect zijn afgestemd op de specifieke noden van de consument.

Maar we willen vooral een markt die goed gereglementeerd is, zodat consumenten er vol vertrouwen aan kunnen deelnemen omdat ze weten dat ze bij het sluiten van een overeenkomst voldoende beschermd zijn en goed geïnformeerd zijn over de voorwaarden.

Het is heel duidelijk dat een goede reglementering de markt van de financiële diensten stimuleert, en dat is uiteindelijk wat we hebben proberen te bereiken tijdens dit proces. Problematisch bij deze richtlijn is het feit dat de markt van het consumentenkrediet in de Europese Unie niet overal even ver ontwikkeld is. Veel landen, waaronder mijn thuisland, beschikken al over een zeer goede reglementering ter zake. Dus als we, zoals oorspronkelijk gepland, hadden gestreefd naar een maximale harmonisatie, dan werden de consumenten van die landen benadeeld. We hebben dus het hoofd moeten breken over een evenwichtige oplossing voor dat probleem.

Ik wil nog graag reageren op een indruk die mevrouw Kuneva, misschien onbewust, heeft nagelaten. De ingediende amendementen worden, op slechts een uitzondering na, gesteund door onze fractie. We hebben dezelfde amendementen ingediend en ik denk dat het hele Parlement het er over eens is. Er is een aspect waar we het nog niet over eens zijn, maar ook die hindernis zullen we volgens mij kunnen nemen en dan komen we tot een goed en belangrijk pakket. Het is echter wel nodig om de ontwikkeling van de markt van nabij te blijven volgen. We moeten er zeker van zijn dat deze op een verantwoorde manier evolueert. Als er problemen zouden opduiken bij de ontwikkeling en de evolutie van de markt, dan moeten we ingrijpen. Ik ben ervan overtuigd dat het Parlement zijn verantwoordelijkheid zal nemen en dat we morgen tot een goed pakket komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Arlene McCarthy, namens de PSE-Fractie. (EN) Voorzitter, de Commissie interne markt en consumentenbescherming en de Commissie juridische zaken hebben altijd erkend dat zowel consumenten als bedrijven voordeel hebben bij een interne markt en consumentenkrediet. Ik was aanwezig tijdens de drachttijd van deze wetgeving en ik hoop morgen getuige te zijn van de uiteindelijke bevalling, als het ware, van de nieuwe consumentenkrediet-baby!

Tijdens de debatten en discussies van de voorbije vijf jaar, werd het duidelijk dat de Commissie en het Parlement, en vooral de lidstaten onderling, uiteenlopende meningen hebben over de vraag hoe we deze kwestie moeten aanpakken en ik vind dat we daar belangrijke lessen uit moeten trekken. Alle voorstellen, zelfs aangepaste voorstellen van de Commissie, moeten grondig worden onderzocht en de mogelijke gevolgen ervan moeten worden geëvalueerd. Op die manier kunnen alle betrokken partijen het voorstel beoordelen en wordt er vertrouwen gegenereerd bij de consumenten en de bedrijfswereld.

Het is jammer dat noch de Commissie, noch de Raad toen bereid was om dit te doen. Maar vandaag ligt de nieuwe tekst op tafel en die is een hele verbetering in vergelijking met het eerste voorstel. Het spitst zich toe op de elementen die nodig zijn voor een open markt en de bescherming van de consument. Het bevat heel wat positieve elementen. Zo kunnen consumenten verschillende kredietaanbiedingen met elkaar vergelijken; worden kredietverleners verplicht om eerst te beoordelen of de consument wel kredietwaardig is − wat belangrijk zal blijken bij het terugdringen van de schulden in de Europese Unie; moeten kredietverstrekkers voldoende uitleg verschaffen en, als een gevolg van onze amendementen, moeten alle kredietverstrekkers nu ook begrijpbare standaardinformatie verschaffen in een vereenvoudigde vorm.

Ik ben een voorstander van de herroepingstermijn van twee weken en het recht op vervroegde afbetaling. Deze elementen kunnen de consument het vertrouwen geven om ook over de grenzen heen op zoek te gaan naar interessante leningen. We willen hiermee meer bereiken dan alleen een open markt. Het feit dat we nu vrij verkeer van goederen en diensten hebben in 27 EU-lidstaten geeft deze wet een nieuwe betekenis. Een Poolse loodgieter die in Frankrijk of Duitsland werkt en daar een lening aangaat, kan nu duidelijker de verschillende aanbiedingen vergelijken aan de hand van het JKP. Zo kan hij er zeker van zijn dat hij beschikt over de standaardinformatie die hij nodig heeft om de juiste beslissing te kunnen maken.

Om af te sluiten, wil ik zeggen dat ik zeer tevreden ben dat de Commissie heeft beslist dat deze richtlijn niet van toepassing is op kredietunies, die ten dienste staan van de gemeenschap. Op die manier heeft ze hen gered van een bureaucratische verstikkingsdood. Ook waardeer ik de huidige flexibiliteit van de lidstaten. Hierdoor hebben de consumenten in het Verenigd Koninkrijk hun hoge graad van bescherming en hun regeling van hoofdelijke aansprakelijkheid voor kredietkaarten kunnen behouden. Het voorstel is dus flexibel genoeg om de gewenste resultaten te kunnen behalen, en ik vraag u dan ook met aandrang om het te steunen.

Als voorzitter van de commissie, meen ik dat ons werk nog niet gedaan is…

(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Diana Wallis, namens de ALDE-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, in deze tijd van het jaar wensen we elkaar meestal een “Gelukkig Nieuwjaar”, maar in het Verenigd Koninkrijk en ook in de rest van de wereld, werd dit overschaduwd door de bezorgdheid over de economie en in het bijzonder de bezorgdheid over het consumentenkrediet. Ik heb het hier niet over de gewoonlijke dip na de feestdagen. We weten allemaal dat het probleem veel dieper ligt. Kredieten gaan in de nabije toekomst nog een zware dobber zijn voor zowel de verstrekkers als de gebruikmakers ervan.

Wij, als wetgevers, moeten reageren op deze wereldwijde situatie waarmee we geconfronteerd worden. We moeten de Europese kredietmarkt stimuleren en op hetzelfde moment zorgen dat onze consumenten verstandige en geïnformeerde keuzes maken en dat ze beschikken over alle informatie die ze nodig hebben om goed te kunnen vergelijken. Heel wat Parlementsleden en dan vooral de leden van de Commissie interne markt en consumentenbescherming, waren de voorbije jaren aanwezig bij het onderzoek naar de ter ziele gegane Britse verzekeringsmaatschappij Equitable Life. We weten dus maar al te goed wat de gevolgen voor de consumenten van financiële diensten zijn, als we de plank misslaan bij het ontwikkelen van deze grensoverschrijdende regelgeving. Er is momenteel behoefte aan een goede regelgeving en we mogen, zeker in het licht van de huidige wereldwijde situatie, hier niet falen.

Deze richtlijn kan daarbij helpen. Ze kan iets doen aan de moeilijke situatie waarin de Europese financiële markt zich momenteel bevindt. Ze kan consumenten bijstaan en hen in staat stellen om de meest interessante kredietaanbiedingen te verkrijgen. Mijn fractie heeft, samen met de PSE, een pakket ingediend waarvan we hopen dat het wordt aangenomen. Het lijkt wel alsof we, na zeven jaar onderhandelen en werken aan dit voorstel, uiteindelijk nog struikelen over een enkel woord, een enkel artikel. Het zou een spijtige zaak zijn voor dit Parlement en de Europese instellingen als we dit ene obstakel in de weg laten staan van een richtlijn die, hopelijk, de Europese markt zal voorzien van alle voordelen die we net hebben opgesomd.

 
  
MPphoto
 
 

  Eoin Ryan, namens de UEN-Fractie. (EN) Ik ben het ermee eens dat de Europese wetgeving op dit vlak moet worden geactualiseerd. De laatste richtlijn ter zake dateert van 1987, en ik twijfel er niet aan dat de markt van het consumentenkrediet inmiddels drastisch is veranderd.

Deze nieuwe regelgeving zal ervoor zorgen dat de markt transparanter wordt voor zowel consumenten als bedrijven. Het belangrijkste gevolg van deze richtlijn zal zijn dat de Europese consumenten over vergelijkbare standaardinformatie zullen beschikken bij het kiezen van een lening. Bij het aanbieden van een kredietvoorstel, moet de informatie voor de consument −of het nu gaat over de rentepercentages, het aantal afbetalingen of de frequentie van de afbetalingen − altijd aangeboden worden in de vorm van het nieuwe Europese informatieformulier, dat zal gelden in de hele Europese Unie.

Dit voorstel krijgt dus mijn volledige steun. Ik denk dat het voor consumenten van essentieel belang is dat ze wettelijke zekerheden hebben op dit vlak, zodat ze vol vertrouwen kunnen handelen. Ik ben er bovendien van overtuigd dat het ook zal leiden tot toenemende concurrentie, wat − zoals al eerder is opgemerkt − meer keuze betekent voor de consument. Naar mijn mening zal deze richtlijn de consumenten dus zeker ten goede komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Heide Rühle, namens de Verts/ALE-Fractie. (DE ) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, beste collega’s, jammer genoeg moeten we morgen een richtlijn aannemen die niet voldoet aan onze eigen criteria voor betere regelgeving. Er is geen effectbeoordeling voor deze richtlijn uitgevoerd, hoewel het om een heel nieuw voorstel gaat, ondanks de uitbreiding van de EU met twaalf nieuwe lidstaten, ondanks grote verschillen op het gebied van de financiële cultuur, op het gebied van regelgeving, op het gebied van sociale tegenstellingen binnen de verschillende lidstaten.

In plaats van volledige harmonisatie zou hier dringend meer speelruimte voor de lidstaten nodig zijn geweest. De lidstaten kunnen vandaag heel anders, veel sneller op de verschillende modellen reageren die voortdurend en dagelijks op de markt verschijnen. De lidstaten zijn er ook beter op voorbereid om op de financiële crisis te reageren. Het tijdsbestek waarbinnen ze hun regelgeving kunnen bijstellen is korter dan de tijd die de Europese Unie daarvoor nodig heeft.

Daarom zou het zinvol zijn geweest, zich hier tot een minimum aan harmonisatie te beperken, in plaats van te proberen een maximum aan harmonisatie te bereiken. Op dit punt hebben we kritiek op deze consumentenrichtlijn. Bovendien bekritiseren we dat er inmiddels ten behoeve van de lidstaten tal van uitzonderingsregels in het leven zijn geroepen, alleen maar om de lidstaten aan boord te krijgen. Jammer genoeg is de tekst er hierdoor bepaald niet stringenter op geworden.

Er is echter een uitzonderingsregel waarvoor we nog zouden willen pleiten, namelijk de kwestie van kredieten voor renovaties. Met het oog op de grote uitdagingen van de klimaatverandering is het dringend noodzakelijk om hypothecair gedekte renovatiekredieten uit dit verdrag te schrappen, aangezien zij niets met consumentenkredieten van doen hebben, maar eerder als hypotheken moeten worden behandeld.

 
  
MPphoto
 
 

  Eva-Britt Svensson, namens de GUE/NGL-Fractie. (SV) Mijnheer de Voorzitter, wanneer je een overeenkomst wil sluiten tussen twee partijen, moet je uiteraard nagaan of beide partijen gelijkwaardig zijn of dat er sinds het begin sprake is van dominantie van een van de partijen. Als één partij de overhand heeft, dient bij de vaststelling van de regels voor de overeenkomst gezocht te worden naar een manier om de zwakke partij sterker te maken.

Wat de kredietovereenkomsten voor consumenten betreft, is degene die een krediet aanvraagt in de zwakkere positie. Helaas houdt de rapporteur noch het compromisvoorstel van de Commissie voldoende rekening met deze verantwoordelijkheid, met de rechten en bescherming van de consumenten. Dit is bijzonder ernstig, omdat juist mensen met weinig economische middelen bij een aankoop krediet aanvragen

Ondanks het besluit om bij onze werkzaamheden in het Parlement steeds gender mainstreaming toe te passen, is bij deze richtlijn geen analyse volgens het geslacht gemaakt, hoewel wij weten dat een groot aantal vrouwen met de laagste lonen vaak in een berg van schulden terechtkomt. Ik pleit ervoor de vergoeding bij voortijdige terugbetaling van de lening te plafonneren. Drie dagen bedenktijd is ook veel te kort. Bovendien ben ik voorstander van een minimumharmonisering in plaats van een maximumharmonisering.

 
  
MPphoto
 
 

  Godfrey Bloom, namens de IND/DEM-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, sta me toe enkele wijze woorden met u te delen over dit onderwerp. Ik heb heel wat ervaring met zakenbanken, die uiteraard niet helemaal hetzelfde zijn als retailbanken, maar toch. Ik vind dat politici zich niet mogen mengen in de relatie tussen consumenten en kredietverstrekkers. Ondanks al mijn ervaring, zou ik er nog niet van dromen om hierover regelgeving op te stellen. En als ik dan zie hoe weinig mensen in deze commissie en het Parlement effectief ervaring hebben op dit gebied, dan lijkt het wel of de lamme de blinden wil leiden. Het feit dat deze instelling, die er de laatste elf jaar zelf niet in geslaagd is een doorlichting van de eigen boeken uit te voeren, zich wil uitspreken over deze materie vind ik nogal absurd.

Het idee om dezelfde regels te laten gelden voor consumenten in Boekarest, Londen en Parijs, is ronduit belachelijk. Misschien kan ik de Britse regering waarschuwen dat het overnemen van een bank voor een bedrag dat gelijk staat aan vijftig procent van zijn reserves een grote misstap is.

Dus, als ik een goede raad mag geven aan de consumenten: “Leen nooit en leen nooit uit” en aan de regeringen zeg ik: “Een zot en zijn geld zijn haast gescheiden!”

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Schwab (PPE-DE) . (DE) Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, allereerst wil ik mijn dank betuigen aan de rapporteur en natuurlijk ook aan de commissaris, die bij deze moeilijke materie een erg constructieve rol heeft gespeeld.

Collega Wallis heeft zojuist al ter sprake gebracht dat dit dossier al sinds meer dan zeven jaar in het Europees Parlement en binnen de Europese instituties „rondspookt”, zoals ik het graag zou willen noemen. En deze zeven jaar waren naar mijn mening geen zeven jaar van transparantie bij het wetgeven, waren geen zeven jaar van betere regelgeving, maar een wirwar, waar inmiddels nog maar weinig leden van het Parlement zicht op hebben.

Ik geloof dat we hier noch de Europese consumenten, noch de Europese burgers, die het touwtrekken achter de schermen tussen de lidstaten hebben moeten meemaken, veel plezier mee doen. Maar wanneer het uiteindelijke resultaat ertoe leidt dat de consument, die bijvoorbeeld een auto wil kopen, meer transparantie wordt geboden bij de keuze van een afbetalingskrediet of een particulier krediet, dan geloof ik dat dit nuttig is.

Er werd hier reeds gezegd dat de Europese kredietmarkt een volume van achthonderd miljoen euro omvat en dat de rentepercentages voor kredieten met zes procent variëren. Daar zit natuurlijk veel muziek in, en het valt te hopen dat de consument ook van deze marges kan profiteren. Ik twijfel er sterk aan! Als de consument een digitale camera voor 220 euro wil kopen en daarna een kredietformulier van tien bladzijden moet invullen, zal hij namelijk nauwelijks in staat zijn om de risico’s te overzien die met een krediet van 220 euro gepaard gaan.

Het zal er mijns inziens dus toe leiden dat de consument uiteindelijk niet veel opschiet met allerlei goede bedoelingen van dit wetgevingsvoorstel, maar dat het hem juist moeilijker wordt gemaakt. Uiteindelijk koopt hij liever niets op afbetalingskrediet, omdat hij bang is voor het invullen van zo’n dik pak formulieren. Ik blijf erbij en hoop dat de variatie van de kredietrente transparanter wordt voor de consument en dat hij daarmee zijn voordeel zal kunnen doen, al was de procedure mijns inziens onaanvaardbaar.

 
  
MPphoto
 
 

  Evelyne Gebhardt (PSE) . (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, ik denk dat we hier tot een overeenkomst moeten komen, zodat de consumenten en de banken weten welke regels er in toekomst zullen gelden en welke niet.

Ik denk dat het compromis dat we verleden week tot stand hebben gebracht en waaraan ook de liberalen hun toestemming hebben verleend, in ieder geval een verstandig compromis is waarin we een verantwoorde en consumentvriendelijke gezamenlijke oplossing hebben gevonden. Dat is wat telt!

Mijnheer Schwab, met permissie, ten eerste: het zijn geen tien bladzijden. En ten tweede: ik vind dat het zeer goed is dat we een gemeenschappelijk formulier hebben, waarin voor de consument duidelijk en transparant moet zijn geformuleerd hoe hoog het totale kredietbedrag is, hoe lang de looptijd is, hoe het toepasselijke herroepingsrecht eruitziet en hoe hoog het jaarlijkse rentepercentage is, dat dan bijvoorbeeld in alle lidstaten op dezelfde gemeenschappelijke basis wordt berekend. Dat is transparantie, en zo’n transparantie hebben we ook nodig. Morgen wordt het desbetreffende amendement 46 in stemming gebracht. Ik hoop erg dat het ons lukt om deze transparantie er ook echt door te krijgen.

Ik denk, met permissie, dat de rapporteur weliswaar hard heeft gewerkt, maar mijn fractie accepteert niet dat wij als Parlement in een positie worden gemanoeuvreerd, waarin het er plotseling zo uitziet alsof de Raad consumentvriendelijker is dan het Europees Parlement. Voor mijn fractie is deze situatie gewoonweg onaanvaardbaar, en daarom moeten we zorgen voor een goed evenwicht tussen de belangen van banken, die natuurlijk het recht moeten hebben om zaken te doen – dat is normaal in de markteconomie –, en de bescherming van de consumenten, zodat zij de informatie krijgen die ze nodig hebben om bewust te kunnen beslissen welk krediet ze afsluiten en welk krediet niet. Hier moeten we naartoe, en hieraan moeten we morgen onze goedkeuring hechten.

 
  
MPphoto
 
 

  Toine Manders (ALDE) . (NL) Voorzitter, vooraleerst wil ik mijn collega en vriend Kurt Lechner bedanken voor zijn opstelling en zijn constructieve samenwerking. Ook de commissaris en de Raad, want de trialoog was lang! Wij hebben helaas geen compromis kunnen bereiken, maar we zaten er een millimeter vandaan; ik ben dus blij dat wij nu woensdagmorgen gaan stemmen over datzelfde compromis en ik ga ervan uit dat we dat gaan halen.

Waarom? We spreken er inderdaad al zeven jaar over. Als wij als politiek naar de markt en onze burgers, naar de consumenten, maar ook naar de sector en de industrie toe, geloofwaardig willen lijken, dan is het belangrijk dat wij uiteindelijk een beslissing nemen. Een compromis is altijd geven en nemen en natuurlijk zijn er aspecten die kunnen verbeteren, maar dat geldt voor alle partijen. Een compromis is nu eenmaal water bij de wijn doen en dan heb je een resultaat en daar moet je tevreden mee zijn.

Ik denk, Voorzitter, dat het plan wat er nu ligt in het belang is van de consument, maar óók in het belang van de financiële sector. Daar moeten wij aan werken, dat is in het belang van Europa en van de interne markt.

 
  
MPphoto
 
 

  Małgorzata Handzlik (PPE-DE) . (PL) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, allereerst zou ik de rapporteur van harte willen feliciteren met dit uitstekende werk, dat allicht veel van zijn geduld heeft gevergd, maar hem ongetwijfeld ook de nodige voldoening heeft gegeven. Dit verslag mag ontegenzeggelijk als een van de meest controversiële en moeilijkste compromissen worden beschouwd. Het document heeft tot doel de verschillende voorschriften in de afzonderlijke EU-landen, die op dit moment zeer ver uit elkaar liggen, beter op elkaar af te stemmen. De wetgeving op dit gebied is echter hoofdzakelijk in handen van de lidstaten.

Harmonisatie in deze sector is eenvoudigweg onmogelijk. We kunnen alleen proberen om een gedeeltelijke convergentie van de eisen door te voeren, maar – zoals we de afgelopen maanden aan den lijve hebben ondervonden – levert dat zelfs aanzienlijke problemen op. Ik ga akkoord met de benadering van de rapporteur, die van mening is dat op een zo moeilijk domein als dit de lidstaten zoveel mogelijk vrijheid moet worden gelaten. Als we willen dat dit bijzonder moeilijke en zwaarwegende verslag door alle betrokken partijen wordt aanvaard, lijkt dit me de enige redelijke oplossing.

Ik heb de indruk dat de tekst, in zijn huidige versie, vereenvoudigd is. Wat tijdens de hele werkzaamheden aangaande dit verslag ontbrak, is een grondige effectbeoordeling, iets wat de kwaliteit van de tekst zeker ten goede gekomen was. Toch lijkt dit ontwerp me in het algemeen tevredenstellend. Deze versie is uiteraard verre van ideaal, maar is wel aangepast aan de huidige situatie in de lidstaten. Dit voorstel zal een einde maken aan de financiële en administratieve belemmeringen voor de consumenten en voert, naar mijn mening, belangrijke bepalingen in die de consument beschermen en het sluiten van kredietovereenkomsten vergemakkelijken. Een van de nuttigste voorstellen betreft de invoering van vergelijkingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Mia De Vits (PSE) . (NL) Voorzitter, collega’s, wat mij betreft kan ik het enthousiasme in verband met deze tekst niet delen. Er zijn belangrijke stappen vooruit gezet, maar deze tekst beantwoordt niet aan het doel, namelijk een geharmoniseerd kader creëren; dit geharmoniseerd kader is niet gerealiseerd op een aantal voor ons essentiële punten.

Ik verklaar mij nader. Er zijn twee punten die, voor wat onze delegatie betreft, moeilijk en zeer moeilijk blijven liggen. Het precontractueel informatiepakket wordt versterkt en geharmoniseerd. Dat is goed. Maar het wordt uitgehold door de verschillende formules die men toelaat voor het jaarlijks kostenpercentage voor de kredietopening. Men moet mij eens uitleggen hoe de consument op een objectieve wijze deze verschillende formules gaat kunnen vergelijken.

Ten tweede dreigt voor wat mijn land – België – betreft een afzwakking voor de consument in die zin dat de databank geconsulteerd moet worden, maar dat er geen sancties aan gekoppeld worden voor de banken. Dit dreigt de mensen nog meer in de schulden te brengen. Ook voor de banken zelf vind ik het een gemiste kans. Het blijft een versnipperde regelgeving.

 
  
MPphoto
 
 

  Wolf Klinz (ALDE) . (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, beste collega’s, ik juich de goedbedoelde poging van de Commissie toe om ook inzake het consumentenkrediet een functionerende interne markt met sterkere consumentenrechten op poten te zetten. Maar de resultaten moeten ook waarmaken wat de consument werd beloofd: een ruimer aanbod, betere voorwaarden door meer mededinging en minder bureaucratie. Getoetst aan deze criteria is de definitieve richtlijn inzake kredietovereenkomsten voor consumenten over het algemeen niet tevredenstellend.

Ten eerste is de verplichte standaardinformatie, die ongeveer acht bladzijden beslaat, te omvangrijk. Ik betwijfel dat de klant daarvan werkelijk gebruik gaat maken om zich grondig te informeren. Feitelijk is er sprake van een voelbare toename van de bureaucratie, waarvoor de consument uiteindelijk moet opdraaien.

Ten tweede heeft men in het geval van vervroegde aflossing geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de consument een aandeel in de buitengewone opbrengsten toe te wijzen die de kredietgever ten deel vallen wanneer het rentepercentage sinds de kredietverlening in zijn voordeel is veranderd.

Ten derde betekent het gesloten compromis in de praktijk het einde van de in Duitsland gebruikelijke en door velen gebruikte rekening-courantkredieten. De burgers zullen dit zeer betreuren en eens temeer op de bureaucratische moloch Brussel schelden. Het had ook wel iets minder gekund!

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE) . – (SK) Ik wil de rapporteur, de heer Kurt Lechner, bedanken voor de intensieve inspanningen die hij zich heeft getroost bij de opstelling van dit verslag. Hij is erin geslaagd het veel te ingewikkelde en bureaucratische voorstel van de Raad door nieuwe amendementen te vereenvoudigen.

Graag zou ik de aanwezigheid van commissaris Kuneva bij dit debat, dat van belang is voor de Europese consumenten, willen aangrijpen om nog eens de aandacht te vestigen op de belangrijke functie van consumentenorganisaties, die de hun toekomende rol in iedere lidstaat moeten kunnen vervullen en adequaat door de Commissie dienen te worden ondersteund. Ter verbetering van de kwaliteit van de consumentenbescherming moeten de individuele consumentenorganen over meer financiële middelen kunnen beschikken om consumenten, met name de meest kwetsbare groepen consumenten, voor te lichten en hun van onafhankelijk advies te dienen over consumentenkredieten.

Mijnheer de commissaris, hoewel u ten behoeve van de consumenten reeds bemoedigende resultaten hebt geboekt en hoewel met uw komst pas het groene licht werd gegeven voor de consumentenbescherming, zou ik u ook in 2008 om ondersteuning willen verzoeken.

 
  
MPphoto
 
 

  Margarita Starkevičiūtė (ALDE) . – (LT) Ik juich het voorstel voor deze richtlijn toe; zij is een stap in de goede richting. Ik zou echter uw aandacht – en met name de aandacht van de commissaris – willen vestigen op artikel 16. In mijn land krijgen consumenten geen enkele vergoeding wanneer zij een krediet voortijdig aflossen. Als dit artikel in werking treedt, betekent dit dat de consumenten daardoor meer moeten betalen. Het is nauwelijks te geloven dat dit consumentenbescherming wordt genoemd. Er wordt weliswaar beweerd dat het artikel genoeg beschermende clausules bevat die ervoor moeten zorgen dat de consument hier niet voor opdraait, maar beschermende clausules zijn misschien leuk voor een juridisch steekspel, maar halen niets uit in de economische praktijk. In de economische praktijk wordt alles aan de klant doorberekend wat er maar doorberekend kan worden. Ik zou u derhalve willen verzoeken om uw best te doen om artikel 16 beter te formuleren met het oog op het feit dat dergelijke meerkosten in vele landen tot dusver niet worden aangerekend.

 
  
MPphoto
 
 

  Piia-Noora Kauppi (PPE-DE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat we met de recente onderhandelingen een goed resultaat hebben bereikt. Wat we echter niet hebben bereikt is eenvoud. Momenteel is er gewoon te veel informatie voor de gemiddelde Europese consument. Hoe meer we, op aandringen van de lidstaten en de leden van de Raad, afwijken van de standaardinformatie, hoe ingewikkelder de hele richtlijn zal worden.

Naar mijn mening moet standaardinformatie ook echt standaard zijn. We moeten gelijke concurrentievoorwaarden hebben in de hele Europese Unie. Telkens wanneer wij in het Parlement of de lidstaten in de Raad speciale uitzonderingsregels vragen voor bepaalde lidstaten, maken we de hele kwestie meer complex.

Ik ben het volledig eens met de doelstelling van de Commissie. De onderhandelingen zullen uiteindelijk leiden tot een goed compromis, maar ik vind dat we de richtlijn toch moeten vereenvoudigen vooraleer deze bij de consumenten en in de boeken terechtkomt.

 
  
MPphoto
 
 

  Paul Gauzès (PPE-DE) . (FR) Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, mevrouw de commissaris, ik zou graag enkele opmerkingen maken.

Ik geloof dat het een goede zaak is dat we aan de Europese consumenten tonen dat we de bescherming van hun belangen op ons nemen. Het verslag van de heer Lechner is zonder twijfel de vrucht van veel hard werk, en daar wil ik hem mee feliciteren, maar ik geloof dat we nu, in de laatste fase van het proces, een compromis moeten proberen te vinden waarmee we de consument kunnen tonen hoeveel belang wij hier als parlementsleden hechten. Het zou toch al te gek zijn dat de Raad nu opeens naar voren komt als de beste beschermheer van de consument.

We moeten een compromis bereiken over een paar woorden waar we het nog niet over eens zijn, om te vermijden dat er een bemiddelingsprocedure opgestart moet worden die, geloof ik, voor iedereen nadelig zou zijn. We moeten er ook voor zorgen dat we niet achteruit gaan, en het is een feit dat de consumenten in Frankrijk, net als in Litouwen, geen financiële vergoeding moeten betalen voor vroegtijdige terugbetaling. We mogen de consument geen voorstel doen dat een stap achteruit is ten opzichte van de nationale wetgeving.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Indien er geen verdere sprekers zijn zou ik de leden eraan willen herinneren dat zij gebruik kunnen maken van de “catch the eye”-procedure om nogmaals het woord te vragen als zij menen hun eerste verklaring nog niet te hebben afgerond.

 
  
MPphoto
 
 

  Meglena Kuneva, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil eveneens de rapporteur, heer Lechner, en u, geachte Parlementsleden, van harte bedanken voor al deze belangrijke en wijze opmerkingen.

Sta me toe er even verder op in te gaan. Naar onze mening, is de drempel zeer zorgvuldig vastgelegd. Het is zeker niet onze bedoeling om kwetsbare consumenten hun bescherming te ontnemen. Daarom hebben we een drempel bepaald die zowel rekening houdt met de belangen van de nieuwe lidstaten als met de gemiddelde kredieten van de twaalf oudere Europese lidstaten.

Ik ben er ook van overtuigd dat het standaardinformatieformulier, dat velen onder u hebben aangehaald als een van de meest positieve elementen van deze richtlijn, een groot voordeel zal blijken te zijn en we zouden de consumenten benadelen als we het gewoon zouden vervangen door een kopie van de kredietovereenkomst, want consumenten kunnen kredietovereenkomsten niet gemakkelijk met elkaar vergelijken. Eurobarometer-onderzoek toont trouwens aan dat consumenten het vaak moeilijk vinden om de inhoud van overeenkomsten volledig te begrijpen.

Wat de volledige harmonisatie betreft, wil ik opmerken dat we in dit dossier eerder streven naar “gerichte” volledige harmonisatie. Dat is beter dan de minimale harmonisatie die sommigen onder u vandaag wilden overwegen, omdat we de markt toegankelijker moeten maken voor de financiële dienstverleners. Dat is net de reden waarom het voorstel voor deze richtlijn er komt. We moeten de consument meer vertrouwen geven, en gerichte volledige harmonisatie is de beste manier om dit te verwezenlijken.

De Commissie wil de heer Harbour er nadrukkelijk van verzekeren dat ze de ontwikkelingen van de markt nauwgezet zal opvolgen. Onze diensten hebben een studie gelanceerd die gegevens en indicatoren zal verzamelen van de huidige marktsituatie. Binnen enkele jaren zullen we dezelfde gegevens verzamelen aan de hand van dezelfde meetpunten en dat zal ons helpen bij het bepalen van een opvolgscenario.

Om af te ronden, kan ik alleen maar herhalen dat volgens mij een bemiddelingsprocedure geen beter compromis zal opleveren dan wat nu op tafel ligt. Daarom hoop ik ten zeerste dat het Parlement deze tekst morgen na de tweede lezing zal goedkeuren.

 
  
MPphoto
 
 

  Kurt Lechner, rapporteur. (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, beste collega’s, het is in het debat duidelijk geworden dat wij allen een gemeenschappelijk doel hebben. Met name kan ik volledig beamen wat de commissaris in het begin heeft gezegd. Het blijft echter de vraag of onze gemeenschappelijke doelen ook worden bereikt met het voorstel dat nu op tafel ligt. Ik denk dat men daarover van mening kan verschillen.

Een uniform jaarlijks rentepercentage is absoluut een vooruitgang, evenals het gemeenschappelijke uniforme herroepingsrecht. Maar ik zou nog eens willen benadrukken: het nut voor de consumentenbescherming moet blijken uit het gehele plaatje – ook daarop heeft mevrouw de commissaris terecht gewezen –, en niet uit de optelling van alle verordeningen die waar dan ook in Europa van kracht zijn. Meer wetgeving betekent noch niet meer consumentenbescherming.

Wat betreft de verschillende rentepercentages in Europa wil ik erop wijzen dat ik het goed zou hebben gevonden wanneer men een onderzoek zou hebben gepresenteerd naar de vraag in hoeverre deze verschillende rentepercentages misschien een gevolg zijn van de uiteenlopende regelgevingen in de desbetreffende landen en van ingewikkelde regelingen. Bovendien is het de vraag of de rente wellicht ook lager is in landen waar de wettelijke regelingen eenvoudiger zijn . Ik weet het niet, maar een desbetreffend onderzoek zou wel gepast zijn geweest. Ook mededinging en voorlichting van de consument zijn bevorderlijk voor de consumentenbescherming, te grote ingewikkeldheid is dat niet.

Een korte opmerking over de trialoogprocedure: ik was wel van mening dat we onze meningsverschillen hier in het Parlement moeten beslechten. Als we hier niet tot een overeenstemming komen, zal dat niet aan mij liggen. We pleiten altijd voor transparantie, juist ook voor transparantie in de Raad van ministers en elders. Ik ben er dan ook niet voor dat overeenstemming wordt bereikt achter gesloten deuren in een informeel orgaan, maar dat een parlement allereerst zijn mening laat horen, dat moties worden ingediend en dat men op die basis dan tot een besluit komt.

Ik wil nog eens herhalen: de tekst is in de loop van de meer dan zes jaar durende beraadslagingen aanzienlijk verbeterd. Hierop wil ik uitdrukkelijk wijzen! En het Parlement heeft hier een beslissend steentje toe bijgedragen. Een beetje beschouw ik dat ook als een succes van mijn eigen werk. En toch is de tekst mijns inziens net niet goed genoeg. Desondanks zal hij in werking treden. Ik wil de collega’s, de Commissie en ook de Raad, die eigenlijk altijd zeer open en grondig heeft geïnformeerd, zonder meer voor hun samenwerking bedanken, die al met al zeer heuglijk en aangenaam was.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Het debat is gesloten.

De stemming vindt plaats op woensdag 16 januari 2008 om 12.00 uur.

Schriftelijke verklaringen (Artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Lasse Lehtinen (PSE), schriftelijk. – (EN) Het feit dat het Parlement gaat stemmen over dit erg belangrijke onderwerp betekent dat we weer een stap dichter zijn bij een volledige toepassing van de vier vrijheden. Deze richtlijn geeft de consument meer duidelijkheid en meer rechten bij het aangaan van een lening. Het wordt eenvoudiger dan ooit om de verschillende voorwaarden en aanbiedingen over de grenzen heen met elkaar te vergelijken en zo tot de beste keuze te komen. Na vijf jaar van voorbereidingen, zal de richtlijn van toepassing worden op alle ongedekte leningen van tweehonderd tot 75 000 euro. Ik wil er even op wijzen dat het belangrijk is om de ondergrens vast te leggen op tweehonderd euro omdat leningen, vooral in de nieuwe lidstaten, meestal de vijfhonderd euro niet overschrijden.

De consument zal vooral veel voordeel ondervinden van de contractuele informatie, de uniforme berekeningswijze van het jaarlijkse kostenpercentage, en de herroepingstermijn van veertien dagen.

Het zijn evenwichtige wetten als deze, die de burgers het nut doen inzien van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Er wordt nu al een hele tijd gepraat over deze Europese richtlijn Consumentenkrediet, dus het debat van vandaag is meer dan welkom. Hopelijk zorgt deze richtlijn ervoor dat de consumenten niet alleen in hun eigen land op zoek gaan naar de goedkoopste leningen, maar ook eens een kijkje gaan nemen buiten de landsgrenzen.

Als de richtlijn wordt toegepast en ook navolging krijgt bij de Europese burgers, dan kunnen de consumenten genieten van goedkopere leningen.

Daar ligt de sleutel tot het succes. Ten eerste moeten burgers beseffen dat grensoverschrijdende leningen interessanter kunnen zijn, en ten tweede moeten ze bereid zijn om dit ook in de praktijk toe te passen.

Momenteel zijn burgers duidelijk nog niet geneigd om de beschikbare leningen in hun lidstaat met elkaar te vergelijken, net zoals consumenten nog altijd niet zo graag van bank veranderen, al zou die houding in de toekomst langzamerhand kunnen veranderen.

Het slagen of falen van deze richtlijn hangt volledig af van de uitvoering ervan door de lidstaten. De toekomst zal uitwijzen of de richtlijn onze verwachtingen zal inlossen en of ze echt zal leiden tot meer keuzevrijheid voor de consument, een groter aanbod aan consumentenkredieten en vooral lagere prijzen.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Stubb (PPE-DE), schriftelijk. (EN) Consumentenkredieten vormen een belangrijke hoeksteen van de interne markt.

Eerst en vooral denk ik dat deze richtlijn een goed begin is. Dit is een prima voorbeeld van hoe de Europese Unie, zelfs voor een controversieel thema als dit, tot concrete resultaten kan komen.

Ten tweede vind ik dat er op langere termijn, wanneer we meer ervaring hebben met de werking van deze richtlijn, meer harmonisatie moet komen. Zo wordt het voor consumenten eenvoudiger om buiten hun landsgrenzen op zoek te gaan naar interessante aanbiedingen. Bovendien verschaffen we de bedrijven rechtszekerheid over wat hun verplichtingen zijn als ze dit soort kredieten aanbieden in de andere lidstaten.

Ten derde dank ik iedereen die betrokken was bij dit proces voor hun jarenlange doorzettingsvermogen.

 
  
  

(De vergadering wordt in afwachting van de stemming om 11.15 uur onderbroken en om 11.30 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: ALEJO VIDAL-QUADRAS
Ondervoorzitter

 

8. Stemmingen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . We gaan nu over tot de stemming.

(Voor uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemmingen: zie notulen)

 
  
MPphoto
 
 

  Nigel Farage, namens de IND/DEM-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, bij motie van orde en in navolging van artikel 160 van het Reglement van het Europees Parlement heeft onze fractie een verzoek ingediend om vandaag voor elk onderwerp een hoofdelijke stemming te houden, en ik weet dat dit wat opschudding veroorzaakt heeft in de rest van het Parlement.

Sta mij toe hier enige uitleg bij te geven. Niet alleen deze fractie, maar ook heel wat Parlementsleden van de andere fracties maken zich grote zorgen over de manier waarop er hier wordt gestemd. U hebt trouwens enkele maanden geleden zelf als Voorzitter gezegd dat er hier al fouten zijn gemaakt, en dat die, voor een omvangrijke stemming als deze, statistisch gezien, normaal zijn. Wij zouden daarop willen antwoorden dat, bij het stemmen over wetgeving, we elk risico op het maken van fouten moeten uitsluiten.

Ik zou de Parlementsleden dan ook willen vragen om bij de langdradige hoofdelijke stemming te bedenken hoe belangrijk het wel is om te mogen stemmen. Die gedachte zorgt er misschien voor dat de Parlementsleden volgende maand, bij het stemmen van het Verdrag van Lissabon, het amendement goedkeuren dat tien lidstaten de mogelijkheid geeft het referendum te houden dat ze aan hun burgers hebben beloofd.

 
  
MPphoto
 
 

  Hannes Swoboda (PSE) . (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil slechts om het volgende verzoeken: in het Reglement staat onder artikel 159: “Het Parlement stemt in de regel bij handopsteken.”. Daarom zou moeten worden nagegaan of het voorstel van de IND/DEM-Fractie, volgens welke elke stemming bij hoofdelijke oproeping moet worden uitgebracht, ook in overeenstemming is met het Reglement. Mijns inziens is dat in strijd met het Reglement. Ik verzoek u, dit voor de zitting van morgen af te handelen. Ik geloof dat we vandaag net zo stemmen, zoals het in de stemlijst is gepland, maar ik verzoek u de ontvankelijkheid voor de zitting van morgen te controleren.

 
  
MPphoto
 
 

  Marco Cappato (ALDE) . (IT) Mijnheer de Voorzitter, twee dingen: ik vind dat de televisiecamera die hier staat, moet worden verplaatst zodat de heer Donnici – en wij allemaal – het voorzitterschap en andere collega’s kunnen zien. Ik zou bij deze gelegenheid ook het besluit van het Bureau van het Europees Parlement willen toejuichen om de perszaal van het Parlement naar Anna Politkovskaya te vernoemen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Het Reglement bepaalt dat de stemming bij handopsteking geschiedt, tenzij uitdrukkelijk wordt verzocht om een hoofdelijke stemming.

Bij stemming door handopsteking kan het geschieden – het gebeurt niet vaak, maar het gebeurt heel af en toe – dat de Voorzitter de uitslag van de stemming verkeerd interpreteert, hetzij omdat de afgevaardigden hun hand niet opsteken, hetzij omdat er zich iets voordoet dat verwarring wekt. In zulke gevallen is het bijna altijd zo dat een afgevaardigde om verificatie van het stemresultaat verzoekt. De Voorzitter doet dat aan de hand van een hoofdelijke stemming en dan is het probleem opgelost.

In al deze gevallen is voorzien, en onze stemmingen verlopen in 99,9 procent van de gevallen geheel en al correct.

De Voorzitter heeft echter een brief van de heer Booth ontvangen, waarin deze op het zojuist genoemde probleem wijst. Hij vraagt ons een oplossing te vinden.

Dit onderwerp zal in de Conferentie van Voorzitters worden besproken. Het zal dan worden onderzocht door de werkgroep die zich bezighoudt met de hervorming van de werkwijzen van het Parlement. Daar wordt nu aan gewerkt. U kunt er dus van op aan, mijnheer Farage, dat we aan dit onderwerp al de nodige aandacht zullen besteden. We proberen er steeds weer voor te zorgen dat alles soepeler loopt.

En nu, mijnheer Swoboda, gaan we – opnieuw in overeenstemming met het Reglement – over tot een hoofdelijke stemming, aangezien een van de fracties daarom verzocht heeft. Dat gaat vandaag gebeuren. We gaan vandaag al beslissingen nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Christopher Heaton-Harris (PPE-DE) .(EN) Mijnheer de Voorzitter, over datzelfde onderwerp heeft een groep onder leiding van de heer Corbett van de PSE-Fractie tijdens de vorige zittingsperiode enkele voorstellen ingediend. Zij stelden voor om elk verslag waarvoor er meer dan honderd amendementen worden ingediend tijdens de plenaire vergadering, terug te zenden naar de commissie. Er zijn al heel wat gelegenheden geweest waarbij dit principe niet werd toegepast. Daarom zou ik willen voorstellen dat u wanneer u de Conferentie van Voorzitters vraagt om deze kwestie te bekijken, hen eveneens vraagt om de uiterst nuttige voorstellen van de heer Corbett te willen overwegen.

 
  
MPphoto
 
 

  Graham Booth (IND/DEM) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, in navolging van artikel 145, zou ik graag het woord vragen voor een persoonlijk feit. Ik heb mij inderdaad, zoals u weet, schriftelijk gericht tot de Voorzitter van het Parlement om te klagen over de manier van stemmen. Ik heb hem nadien nog verscheidene malen op de hoogte gebracht, aangezien mijn aanvraag voor het veralgemeend elektronisch stemmen werd verworpen door de commissie. Hun argument was dat ik de zaak niet voldoende had opgevolgd. Ik heb hen echter verscheidene malen geschreven. Het ergste geval waarover ik heb geklaagd was een stemming waarbij een voorstel waarvan gezegd werd dat het “verworpen” was, achteraf “goedgekeurd” bleek te zijn met 567 stemmen voor, zeventien tegen en achttien onthoudingen. Daarom heb ik dit systeem in het verleden al lachwekkend genoemd. Er moet echt iets aan worden gedaan.

 

8.1. (A6-0517/2007, Jacek Saryusz-Wolski) Opzetten van partnerschappen in het kader van de stabiliserings- en associatieprocedures (stemming)

8.2. (A6-0506/2007, Bogusław Liberadzki) Wijziging van Richtlijn 95/50/EG op het gebied van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (stemming)
  

- Vóór de stemming:

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Liberadzki, rapporteur. (PL) Mijnheer de Voorzitter, we debatteren over richtlijn 95. Ik had in september van vorig jaar de eer om in het Europees Parlement verslag uit te brengen over de wijziging van dit document. De richtlijn handelt voornamelijk over controlefuncties, aangezien ze een groot aantal technische details bevat betreffende voertuigen, ladingen en wegen. In 1996 is er een nieuwe comitologieprocedure ingevoerd, namelijk de regelgevingsprocedure met toetsing.

Onze commissie zou willen voorstellen dat deze nieuwe regelgevingsprocedure met toetsing als een onderdeel van het kader van de bevoegdheden van de Europese Commissie zou worden ingevoerd, als voorwaarde voor de tenuitvoerlegging van de herziene richtlijn 95. Dit doet in geen geval afbreuk aan de waardigheid van het Europees Parlement. Bovendien vermijden we zo een te gedetailleerde invulling van onze controlefunctie. De commissie heeft dit voorstel unaniem goedgekeurd. Ik zou het Europees Parlement willen vragen om hierover ook een eensgezind standpunt in te nemen.

 

8.3. (A6-0513/2007, Paolo Costa) Opheffing van discriminaties inzake vrachtprijzen en vervoervoorwaarden (stemming)
  

- Vóór de stemming:

 
  
MPphoto
 
 

  Marie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE) . (EL) Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, zoals u weet bevatte het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie binnen het bestek van één verordening zowel het voorstel tot wijziging voor Verordening nr. 11 betreffende de opheffing van discriminaties inzake vrachtprijzen en vervoervoorwaarden als een wijziging van Verordening (EG) nr. 852/2004 inzake levensmiddelenhygiëne.

Het voorstel van de Commissie is gebaseerd op de artikelen 75, 152 en 95 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. De medewetgevers – de Raad en het Parlement – hebben besloten het oorspronkelijke voorstel op te splitsen in twee verschillende verordeningen: ten eerste een verordening tot wijziging van Verordening nr. 11 inzake vervoer, op de grondslag van artikel 75, lid 3, dat niet voorziet in medewerking van het Europees Parlement aan de wetgevingsprocedure; over dit voorstel heeft de Commissie vervoer en toerisme advies uitgebracht. Ten tweede een verordening tot wijziging van de verordening inzake levensmiddelenhygiëne, op de grondslag van de artikelen 95 en 152, lid 4, sub b), waarover de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid binnenkort advies zal uitbrengen. Vandaag worden wij verzocht te bepalen of artikel 75, lid 3 een gepaste rechtsgrondslag vormt voor een wijziging van de vervoerverordening. De wijziging van Verordening (EG) nr. 852/2004, zoals gezegd, op een later tijdstip plaatsvinden.

De voorgestelde verordening die vandaag aan de orde is, voorziet in de schrapping van artikel 5, dat sinds 1961 achterhaald is, en in een wijziging van artikel 6, die erop is gericht vervoersondernemingen te bevrijden van achterhaalde informatieverplichtingen door de verplichting te schrappen dat zij een kopie moeten bewaren van documenten met alle prijsgegevens, aangezien de vrachtbrieven en boekhoudsystemen van de ondernemingen deze informatie reeds bevatten. Deze wijziging waarborgt dat vrachtprijzen en vervoervoorwaarden kunnen worden geverifieerd, zodat eventuele discriminatie kan worden vastgesteld. Dit amendement stemt derhalve volledig overeen met het bepaalde in artikel 75, lid 3, tweede alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en aangezien de wijziging van artikel 6 noodzakelijk is om de instellingen van de Gemeenschap in staat te stellen te waken voor de naleving van het beginsel van non-discriminatie op het gebied van vervoer in de zin van artikel 75, lid 3 van het Verdrag, heeft de Commissie juridische zaken erop gewezen dat artikel 75, lid 3 de enige rechtsgrondslag is die voor de wijziging van Verordening nr. 11 kan worden gebruikt.

 

8.4. (A6-0497/2007, Ulrich Stockmann) Luchthavengelden (stemming)

8.5. (A6-0406/2007, Johannes Blokland) In- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen (stemming)

8.6. (A6-0515/2007, Csaba Őry) Toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (stemming)

8.7. (A6-0494/2007, Jorgo Chatzimarkakis) CARS 21: Een concurrerend regelgevingskader voor de automobielindustrie (stemming)
  

VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING
Voorzitter

 

9. Plechtige vergadering – Grootmoefti van Syrië
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Beste collega’s, zeer geachte dames en heren, het is mij een bijzondere eer en vreugde om in het kader van het Europese jaar van de interculturele dialoog zijne eminentie Sjeik Ahmad Badr Al-Din Hassoun, de Grootmoefti van Syrië, hartelijk welkom te heten in het Europees Parlement.

(Applaus)

Zoals ik verleden week in Ljubljana bij de openingsceremonie van dit Europees jaar van de interculturele dialoog al heb beklemtoond is dit Europees jaar van de dialoog tussen de culturen van groot belang voor het Europees Parlement.

Ik ben er sterk van overtuigd – en velen delen deze overtuiging – dat een vreedzaam samenleven van culturen en religies zowel binnen de Europese Unie als ook met de bevolkingen in alle regio’s van de wereld, vooral aan de andere kant van de Middellandse Zee, in het Nabije Oosten, zowel mogelijk als noodzakelijk is! Het resultaat van deze dialoog zal duurzaam vorm geven aan onze gezamenlijke toekomst. We moeten gezamenlijk een spirituele en culturele brug over de Middellandse Zee bouwen die is gebaseerd op wederzijdse verrijking en gemeenschappelijke waarden.

Deze brug bouwen we met een voortdurende, eerlijke en open dialoog waarin we naar elkaar luisteren, in alle openheid van gedachten wisselen en wederzijds begrip ontwikkelen.

Tolerantie is de kern van de interculturele dialoog. Tolerantie betekent niet onverschilligheid. Tolerantie houdt in dat men eigen standpunten inneemt, naar de overtuigingen van de ander luistert en deze respecteert.

Waar het niet mogelijk is het standpunt van de ander te accepteren is het niettemin noodzakelijk zijn opvattingen te respecteren en vreedzaam van gedachten te wisselen en overal waar dat gaat gemeenschappelijk handelen mogelijk te maken, om spanningen te voorkomen.

We moeten onze overeenkomsten, ja het wezen van de universele democratische waarden benadrukken. Hiertoe horen vooral de menselijke waardigheid en de verdediging van de onvervreemdbare rechten van de mens.

Het Europees Parlement zal in de loop van 2008 en daarna meermaals de gelegenheid aangrijpen om zulke gesprekken te voeren. Het bezoek van de Grootmoefti van Syrië van vandaag biedt hiertoe de eerste gelegenheid. Ahmad Badr Al-Din Hassoun, de vroegere moefti van Aleppo, geldt als een vooraanstaand pleitbezorger van de interreligieuze dialoog in een land waar de religieuze gemeenschappen in al hun verscheidenheid tot op de dag van vandaag vreedzaam samenleven en -werken.

Dit blijkt ook duidelijk uit het feit dat de Grootmoefti tijdens zijn bezoek van vandaag door hooggeplaatste religieuze leiders wordt begeleid — dat was zijn uitdrukkelijke wens —, en hier wil ik in het bijzonder de voorzitter van de Chaldeeuwse bisschoppen, bisschop Antoine Audo, zeer hartelijk begroeten!

Eminentie, ik verheug mij er zeer over dat ik u mag uitnodigen om het woord te voeren voor het Europees Parlement!

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Ahmad Badr El Din El Hassoun, Grootmoefti van Syrië.

(De spreker sprak in het Arabisch. Wat hieronder volgt is een Nederlandse vertaling van de transcriptie van de Engelse vertolking.)

Ik groet u allen in de naam van de Schepper. Hij heeft de gehele mensheid geschapen uit dezelfde klei en hij heeft ons allen levensadem ingeblazen. We putten allemaal onze energie uit dezelfde bron, en die bron is Hij, de enige God, onze Schepper. We maken allen deel uit van zijn schepping en daarom groet ik u als broeders op deze aarde, we behoren tot dezelfde ziel, tot dezelfde mensheid.

Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, geachte Parlementsleden, ik ben afkomstig uit een land dat ik niet zelf gekozen heb. Het was de hemel die mijn woonplaats heeft bepaald. Ik ben een burger van Al-Sham, het gebied bestaande uit Libanon, Palestina, Syrië, Jordanië en Israël. We noemen het zelf “het gezegende land”. Alle geloofsculturen zijn er vertegenwoordigd. Het is de grond die de profeet Abraham heeft bewandeld. Het is de plek waar de profeet Mozes gelukkige tijden heeft gekend. Het is het land waar Jezus (moge God Hem zegenen) geboren en ten hemel gestegen is. Het is ook het land waar Mohammed, de profeet, naartoe gekomen is en ten hemel gestegen is. Ik hoop dat u de betekenis begrijpt van dit land dat een bron is van licht en van verlichting. Zonder dit land waren er geen christenen, geen volgelingen van Abraham of Mozes, en ook geen moslims. We zouden niet de verantwoordelijkheid hebben om de goddelijke boodschap te verkondigen in de rest van de wereld.

Ik dank u, de aanwezigen, van harte, en ik dank ook de Voorzitter van het Parlement. Het doet me genoegen dat ik dit culturele debat mag openen in een jaar dat in het teken staat van de dialoog tussen culturen.

Ik zeg culturen, maar eigenlijk zijn er geen verschillende culturen, er is slechts een enkele cultuur.

Culturen hebben de mensheid altijd al beïnvloed en verrijkt. Culturen zijn een creatie van de mens: wij maken cultuur. Dit Parlement is niet opgericht door een christen, een jood of een moslim, maar door de mens. Het symboliseert onze cultuur en de opbouw ervan.

We maken allemaal deel uit van dezelfde cultuur, namelijk de cultuur van de mens. Daarom geloven we, waar ik vandaan kom, niet in culturele conflicten. Er bestaat namelijk maar één cultuur in het universum, niet meerdere. Er bestaan echter wel verschillende gemeenschappen, die naast elkaar of met elkaar kunnen samenleven.

(Applaus)

Laten we eens kijken waar er in de wereld culturele conflicten kunnen ontstaan. Conflicten ontstaan daar waar er een gebrek aan ontwikkeling is, waar er onwetendheid en terrorisme bestaat. Een beschaafd iemand zal, wat zijn geloof ook moge zijn, mijn hand nemen en samen met mij bouwen aan de cultuur van de mens. Toen men voor het eerst voet zette op de maan, werkten er niet alleen Amerikanen en Russen bij de NASA en het Russische ruimteagentschap, maar ook Europeanen: Italianen, Duitsers, Fransen, Engelsen, Belgen en Arabieren. Zij hebben samen de wetenschap ontwikkeld die de mens tot in de ruimte heeft gebracht.

Dus laten we de term cultureel conflict of botsing van beschavingen nog eens nader bekijken. Dat is riskant, want beschavingen kunnen niet afzonderlijk worden opgebouwd. De piramides werden gebouwd door onze voorvaders, maar ook de tempels in Chili zijn door onze voorouders gebouwd en daarom bestaat er in feite, zoals ik al zei, maar één beschaving.

Een tweede vraag: is een beschaving gebonden aan een geloof? Of is een beschaving een vorm van menselijke cultuur, waarbij het geloof de morele waarden verschaft? Er is geen islamitische beschaving, of christelijke beschaving, of joodse beschaving. Het geloof geeft een beschaving haar morele waarden, maar de cultuur bepalen we zelf. Het geloof is van de hand van God, de cultuur van de hand van de mens. Dit hebben wij opgebouwd, maar God bepaalt ons geloof. Kijk daarom niet neer op beschaving, want het is iets dat we zelf hebben opgebouwd, in tegenstelling tot het geloof, dat het werk is van God.

Hoe ontstaat beschaving? Door de mens. Door u en door mij. En wie zijn dat, u en ik? Zijn wij verschillend? Nee. U behoort niet tot een andere soort. Dieren behoren misschien tot een andere soort, maar u bent mijn broer of mijn zus, wat uw geloof of taal ook moge zijn. Mijn moeder is uw moeder. Mijn vader is uw vader. De aarde is onze moeder en Abraham is onze vader. Laten we daarom een nieuwe generatie inluiden die onder “de anderen” alleen de dieren verstaat, een generatie die gelooft dat alle mensen, waar ze ook vandaan komen en ongeacht hun geloof, elkaars broers en zussen zijn. Een generatie die gelooft dat we allen dezelfde ziel hebben, dezelfde ideeën, dat we verlangen naar dezelfde vrijheid, zelfs als onze culturen van elkaar verschillen. Dus laten we samen bouwen aan deze beschaving. Waar ik vandaan kom, geloven we niet in een veelheid aan geloven. Er bestaat uiteindelijk maar één geloof.

Abraham, Mozes, Jezus en Mohammed verkondigden één en dezelfde godsdienst, namelijk het aanbidden van God en het respecteren van de mens. Wetten en regels kunnen verschillen van tijd tot tijd, van periode tot periode. Er kunnen meerdere wetgevingen zijn, maar er kunnen nooit meerdere godsdiensten zijn. Uw God en mijn God zijn namelijk dezelfde. We aanbidden allemaal dezelfde Schepper. En daarom bestaat er eigenlijk niet zoiets als religieuze conflicten. Er is dus ook geen heilige oorlog. Er kan nooit een heilige oorlog zijn, want oorlog kan nooit heilig zijn. Enkel vrede kan heilig zijn.

(Applaus)

Laten we onze kinderen in de scholen, kerken, moskeeën en andere religieuze instellingen leren wat er echt heilig is in de wereld, namelijk de mens. Niet de Ka’aba, of de Masjid al-Aqsa of de Drievuldigheidskathedraal, maar de mensheid. De mens is het heiligste goed in dit universum en dat is belangrijker dan welk religieus symbool ook.

(Applaus)

Waarom vertel ik u dit nu, dames en heren? Omdat de Ka’aba gebouwd is door Abraham, een mens. De muur van Mekka is gemaakt door een jood en de Drievuldigheidskathedraal door een christen. Maar wie was het, die de mens gemaakt heeft? Dat was de Schepper, en al wie die zijn schepping vernielt, verdient geen respect.

Wie een Israëlisch of een Iraaks kind doodt, zal zich moeten verantwoorden bij God, want die kinderen maken deel uit van zijn schepping hier op aarde en die schepping werd vernield. Kunnen we hen terug tot leven wekken? Als iemand de Ka’aba zou vernielen, dan zouden onze kinderen hem kunnen herstellen. Als de Masjid al-Aqsa met de grond gelijk gemaakt wordt, dan bouwen we hem opnieuw. Als de Drievuldigheidskathedraal vernietigd wordt, dan zal de volgende generatie hem heropbouwen. Maar geloof me, als er een mens gedood wordt, wie geeft hem dan zijn leven terug?

Daarom groet ik en loof ik Europa, dat me hier op deze plek heeft uitgenodigd. Ik richt me dan ook in de eerste plaats tot u wanneer ik pleit voor een open en een eindeloze dialoog tussen de verschillende beschavingen. We mogen onze staten niet oprichten op basis van etniciteit of geloof, want het geloof is een relatie tussen u en God. We moeten ons baseren op de burgers en op een vreedzame manier samenleven. Ik dring mijn geloof niet op aan u, en u dringt uw geloof niet op aan mij. Dat is iets tussen ons en de Schepper.

Dus laten we bouwen aan een nieuwe generatie die gelooft dat de beschaving van de mensheid een gezamenlijke taak is. Een generatie, die gelooft in de mens en in vrijheid − en, boven alles, in God. Als we vrede willen in de wereld, dan moeten we beginnen in het gebied van de vrede: Israël en Palestina. Zoals de paus jaren geleden zei: “Laten we bruggen van vrede bouwen, in plaats van een muur, want Palestina is het land van de vrede.” Met het geld dat er gebruikt is voor het bouwen van die muur, hadden de kinderen van zowel christenen, joden als moslims samen naar school kunnen gaan en samen als broers en zussen kunnen leven in een school van vrede.

(Applaus)

Vorig jaar hebben we in Syrië aan u allen de hand gereikt. President Bashar-al-Asad stak zijn hand uit naar de wereld en zei: “Ik wil echte vrede.” Vandaag richt ik mij tot u, niet met een wapen, waar met woorden van vrede, en ik zal altijd aan de wereld verkondigen dat er na vandaag geen oorlog meer mag zijn. De winnaar van een oorlog is uiteindelijk een verliezer. Zijn zege duurt maar kort want hij heeft mensen gedood. De echte overwinnaars zijn zij, die andere volkeren tot hun broeders maken. Gebieden zijn niet heilig. Mensen zijn heilig. En als de mensen heilig zijn, dan is de hele wereld heilig.

Daarom wil ik u vragen om niet alles te geloven wat er in de media gezegd wordt. Zij vertellen niet altijd de waarheid. Velen van u hebben mij bezocht in Syrië. Zij hebben me vergezeld naar de moskee en ik heb samen met hen de kerken bezocht. Ze zagen dat we als één groot gezin zijn en dat we niet naast elkaar leven, maar met elkaar als een gezin. Of we nu moslims, joden, of christenen zijn, we geloven in één huis, namelijk het huis van het leven.

Ik ben in Syrië tien jaar lang Parlementslid geweest, net zoals u. Van zodra ik toetrad tot het Parlement, wist ik dat ik niet echt behoorde tot mijn politieke partij of mijn fractie. Ik was onafhankelijk en vertegenwoordigde iedere persoon die me dat vroeg, en zelfs de personen die me dat niet vroegen, omdat ik vond dat ze allemaal mijn broeders en zusters waren. Ik vond dat ik iedere persoon in het land moest vertegenwoordigen. En u? Vertegenwoordigt u uw land of uw politieke partij of vertegenwoordigt u de mensheid? Ik vraag u om vertegenwoordigers te zijn van zowel mijn volk als het uwe, want de mensheid is uniek in dit heelal.

U moet ons vertegenwoordigen op het vlak van vrede, waarheid en overtuiging. Momenteel heerst er oorlog in heel wat islamitische landen. Zij hebben altijd naar vrede verlangd en moeten ook vrede krijgen. De conflicten die er zijn, werden veroorzaakt door onrecht. Het christendom wilde vrede brengen, want wat was anders de missie van profeten als Mozes, die overal vrede predikten? Niemand wil een medemens doden. Iemand die een medemens wil doden, gaat in tegen zijn eigen overtuiging en geloof. Geloof mag niet gebruikt worden als een reden om te doden, maar wel als een manier om vrede en het leven te verkondigen.

Dat is de boodschap die ik u breng van mijn land: het land dat gezegend werd door de hemel, het land waar al de profeten gewandeld en gewoond hebben.

De vrouw geniet aanzien en respect in ons land, of ze nu jood, christen of moslim is, maar ik moet daaraan toevoegen dat ze soms onrecht aangedaan wordt door de man. Vrouwen zijn vertegenwoordigd in alle lagen van onze bevolking. Onze leiders en zelfs de president, moedigen vrouwen aan om op alle vlakken deel te nemen aan het maatschappelijke leven.

Deze stad is een symbool voor de vrede. Ik aanschouwde het ontstaan ervan en ik zei: “Europa is het mirakel van de 20e eeuw.” Het is een mirakel dat, na de eerste en de tweede wereldoorlog, de Berlijnse muur zomaar neergehaald kon worden zonder één druppel bloed te vergieten. Heel Europa werd verenigd, en haar bevolking kwam samen in één Europees Parlement. Wij verlangen ook naar een parlement, een menselijk parlement, een spiritueel en misschien zelfs universeel parlement. Kunt u ons daarbij helpen? Help ons, want Syrië en de hele islamitische wereld wachten op u, of u nu christen bent of moslim.

Om af te sluiten, zou ik willen voorstellen om een culturele ontmoeting te houden in Damascus, aangezien u dit jaar hebt uitgeroepen tot het Jaar van de Interculturele Dialoog en Damascus dit jaar de culturele hoofdstad van de Arabische wereld is. Op die manier tonen we dat de wereld verenigd is en dat we de hand reiken aan Libanon, want Libanon heeft één volk en we moeten allemaal meewerken aan de opbouw van één echt Libanon, aan één echt Palestina en één Israël en één Irak, een gebied waar iedereen in vrede kan leven.

(Langdurig applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Beste collega’s, uw applaus toont aan dat ik in uw aller naam Sjeik Ahmad Badr Al-Din Hassoun, de Grootmoefti van Syrië, hartelijk voor zijn boodschap tegen het geweld, tegen de oorlog, tegen het terrorisme mag bedanken. Hij stelt de menselijke waardigheid centraal, en dat is de grondslag voor samenwerking tussen de culturen. Het is de tolerantie die betekent: we hebben ons eigen standpunt, we moeten het standpunt van de ander niet accepteren, maar we respecteren het en leven onder erkenning van de menselijke waardigheid vreedzaam samen op deze aarde. Hartelijk dank, Ahmad Badr Al-Din Hassoun, voor uw toespraak hier voor het Europees Parlement!

(Applaus)

 
  
  

VOORZITTER: ALEJO VIDAL-QUADRAS
Ondervoorzitter

 

10. Stemmingen (voortzetting)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Aan de orde zijn de stemmingen.

(Voor uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemmingen: zie notulen)

 
  
MPphoto
 
 

  Graham Booth (IND/DEM) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou even kort iets willen opmerken. Volgens mij hebt u tijdens de stemming van daarnet het Reglement van het Europees Parlement niet gevolgd.

U hebt de stemming wel voor open verklaard, maar u hebt niet gevraagd “hebben alle leden hun stem uitgebracht?” voordat u zei “de stemming is gesloten” en u hebt ook de resultaten niet voorgelezen.

Naar mijn mening hebt u het Reglement overtreden.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Mijnheer Booth, het stemresultaat verschijnt op het scherm. U hebt gevraagd of we hoofdelijk konden stemmen en dat is wat nu gebeurt. Ik probeer er alleen maar voor te zorgen dat deze manier van stemmen zo soepel mogelijk verloopt. Ik hoop dat u daar geen bezwaar tegen hebt, mijnheer Booth.

 

10.1. (A6-0481/2007, Piia-Noora Kauppi) Fiscale behandeling van verliezen in grensoverschrijdende situaties (stemming)

10.2. (A6-0518/2007, Glenis Willmott) Communautaire strategie 2007-2012 voor gezondheid en veiligheid op het werk (stemming)
  

 
  
MPphoto
 
 

  Christopher Beazley (PPE-DE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil hierop reageren in navolging van artikel 152 en 160 van het Reglement, met betrekking op de stemprocedure en de hoofdelijke stemming. Het is duidelijk dat het Reglement misbruikt is geweest en gebruikt werd voor doeleinden die mijlenver afliggen van de oorspronkelijke bedoeling van het Reglement. Mag ik, via u, aan specialisten als de heer Corbett vragen dat ze eens goed kijken naar wat er vandaag is gebeurd? Volgens mij heeft de Voorzitter de discretionaire bevoegdheid om elke aanvraag voor hoofdelijke stemming ongeldig te verklaren. Wanneer we in de toekomst zwaardere stemmingsrondes houden zou dat wel eens nodig kunnen zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Reinhard Rack (PPE-DE) . (DE) Mijnheer de Voorzitter, we hebben in dit Huis terecht een zeer liberaal en vooral minderheidsvriendelijk Reglement. Daarvan willen we en daarvan zullen we niet afwijken. Dit vereist echter dat de verschillende fracties op correcte en niet op oneigenlijke wijze gebruik maken van hun minderheidsrechten. Wanneer dit gebeurt — en vandaag was dit het geval —moeten we deze praktijk overdenken.

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Hannan (PPE-DE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik kan me niet aansluiten bij de twee standpunten die we zojuist hebben gehoord. De regels over deze kwestie zijn heel duidelijk. Elke fractie heeft het recht om een hoofdelijke stemming aan te vragen. De Voorzitter heeft op dat vlak geen enkele discretionaire bevoegdheid. We hebben ons altijd neergelegd bij het feit dat in een democratisch parlement de meerderheid uiteindelijk aan het langste eind trekt. Wat we net gehoord hebben, geeft echter blijk van een uiterst intolerante houding die geen ruimte laat voor enige oppositie of afwijkende meningen. Als mijn collega’s willen begrijpen waarom de Europese Unie bij ons zo onpopulair is, dan moeten ze maar eens kijken naar hun eigen intolerante houding tegenover elke mening die niet overeenkomt met die van hen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Mijnheer Hannan, voorzover mij bekend hebben we deze morgen steeds hoofdelijk gestemd. De bepalingen van het Reglement zijn dus steeds rigoureus gerespecteerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Nigel Farage (IND/DEM) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de heer Beazley en de heer Rack en misschien ook u, mijnheer de Voorzitter, er even op attent willen maken dat vandaag de eerste keer is sinds ik tot het Parlement ben toegetreden dat we er zeker van kunnen zijn dat de resultaten juist zijn, want meestal is de stemming een klucht! Dus kom niet klagen tegen ons, want wij zijn diegenen die hier weer wat orde willen scheppen zodat er in de toekomst meer werk wordt gedaan in de commissies en wij niet worden geconfronteerd met honderden, of soms zelf duizenden amendementen. Wat wij gedaan hebben was volledig volgens de regels, en iedereen hier − vooral zij die nog geloven in wat we hier doen − zouden daar iets van kunnen leren.

 
  
MPphoto
 
 

  Martin Schulz, namens de PSE-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik verwijs naar artikel 171 van het Reglement en verzoek namens de sociaaldemocratische fractie om het volgende: op grond van de dringende behoefte aan overleg over het Reglement en de interpretatie daarvan vraag ik de vergadering nu te schorsen. Ik verzoek erom alle verdere debatten − ook de stemverklaringen over de stemmingen − te verdagen tot vanavond 22.00 uur.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Veertien afgevaardigden hebben verzocht om een stemverklaring bij elk van de zeven debatten die we gisteren en vanochtend hebben gevoerd. Veertien afgevaardigden, en alle veertien hebben ze gevraagd om een stemverklaring bij elk van de zeven gevoerde debatten: tien van deze afgevaardigden behoren tot de IND/DEM-Fractie, twee tot de PPE-DE-Fractie en twee tot de niet-ingeschrevenen.

Als we nu aan deze stemverklaringen beginnen zullen we daar ongeveer twee uur mee bezig zijn.

Daarom wil ik het Parlement graag dit punt van orde voorleggen: we kunnen ofwel de eerstvolgende twee uur verdergaan met de stemverklaringen, ofwel – zoals de heer Schulz voorstelt – de zitting voortzetten en de stemverklaringen vanavond afhandelen.

(Het Parlement stemt in met dit voorstel)

Dames en heren, om 15.00 uur zal worden aangegeven wanneer de stemverklaringen zullen worden afgehandeld.

 

11. Rectificaties stemgedrag/voorgenomen stemgedrag: zie notulen
  

(De vergadering wordt om 12.55 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: GÉRARD ONESTA
Ondervoorzitter

 

12. Agenda
MPphoto
 
 

  De Voorzitter .(FR) Beste collega’s, u weet dat negentien parlementsleden een aanvraag hebben ingediend voor een mondelinge stemverklaring bij de zeven verslagen waarover vanmiddag gestemd wordt. Bovendien zijn er nog tien aanvragen voor individuele stemverklaringen. In theorie zouden de stemverklaringen dan 143 minuten in beslag nemen, iets meer dan twee uur. Om deze stemverklaringen vandaag aan bod te kunnen laten komen, stel ik de volgende wijzigingen voor aan de agenda:

De verklaring van de Commissie over het afval in de regio Campania, momenteel voorzien om 21.00 uur, volgt onmiddellijk na het verslag-Angelilli over de rechten van het kind.

De stemverklaringen worden dan gehouden in de avondzitting, na de mondelinge vraag over het statuut van de Europese parlementsleden die in Polen werden verkozen.

De werkzaamheden worden dus als volgt georganiseerd:

– van 15.00 uur tot 17.30 uur: verslag-Cashman, verslag-Angelilli, daarna de verklaring van de Commissie over het afval in de regio Campania,

– vervolgens, van 17.30 uur tot 19.00 uur: vragenuur aan de Commissie,

– daarna, tijdens de avondzitting van 21 uur tot middernacht, in deze volgorde: het verslag-Pack, het verslag-Graefe zu Baringdorf, de mondelinge vragen over de verkozenen in Polen en, tot slot, de stemverklaringen in verband met de punten waarover om 12.00 uur gestemd wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Christopher Heaton-Harris (PPE-DE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, een motie van orde ter verduidelijking van de manier waarop het reglement eerder vandaag werd toegepast. De heer Schulz beriep zich op artikel 171 om de vergadering te schorsen op het moment dat de stemmingen waren afgerond en we op het punt stonden om aan de stemverklaringen te beginnen. Maar in artikel 171 staat helemaal niet dat het toegelaten is om die regel op dat bewuste moment toe te passen. Wanneer een zitting geschorst wordt, dan is het de gewoonte dat het Parlement, wanneer de zitting wordt heropend, overgaat tot de gewone gang van zaken. En het volgende punt op de agenda was, voor zover ik kan afleiden uit alle voorgaande gevallen en uit de acht jaar dat ik al in het Parlement zetel, de stemverklaringen. Ik ben bereid om daarvoor terug naar hier te komen op welk uur u ook voorstelt, want ik ben vastbesloten om voor een aantal verslagen stemverklaringen af te leggen.

Ik zou u willen vragen waarop u zich baseerde toen u die beslissing nam over artikel 171, want ik denk dat u de regels niet hebt gevolgd. We weten allebei dat u een loopje hebt genomen met het Reglement en dat u daarmee ingaat tegen de democratische eisen van sommige leden van dit Parlement. Een minderheid die gewoon het Reglement toepast, het zwijgen proberen op te leggen, vind ik maar een vreemde vorm van democratie.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Beste collega’s, ik zou u graag willen herinneren aan een paar belangrijke punten met betrekking tot onze manier van werken. De Voorzitter kan de zitting op elk moment onderbreken.

Ik moet alleen maar van mijn stoel op te staan en onze werkzaamheden worden automatisch onderbroken. Ik kan u verzekeren dat ik niet de bedoeling heb om mijn stoel te verlaten maar u moet weten dat het steeds volstaat dat de Voorzitter opstaat om de werkzaamheden te onderbreken.

Dus de zitting werd onderbroken want het is de absolute bevoegdheid van de Voorzitter van de zitting om de vergadering te onderbreken wanneer hij dat wil. Dat was mijn eerste opmerking.

Er is nog een tweede absolute regel: dit is de plenaire vergadering en de plenaire vergadering heeft als enige het volledige gezag over de agenda. Daarom stel ik voor de agenda te wijzigen zoals ik heb voorgesteld.

Als u niet kunt instemmen met het wijzigen van de agenda zoals ik net heb voorgesteld, dan en alleen dan – u hebt gelijk, mijnheer Heaton-Harris – gaan we door met de agenda die van tevoren werd opgesteld.

Daarom vraag ik u nu of alle collega’s formeel gekant zijn tegen de herziening van de agenda die ik net heb toegelicht. Het moet gaan om een formele en gemotiveerde tegenkanting, daarna zal ik luisteren naar iemand die voorstander is van de wijziging.

 
  
MPphoto
 
 

  Jim Allister (NI) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik twijfel er niet aan dat u de vergadering zou kunnen schorsen door gewoon uw stoel te verlaten. Maar dat is niet wat er vandaag vlak voor de lunchpauze is gebeurd. Toen werd de vergadering opgeschort op basis van het voorstel van de heer Schulz en in navolging van artikel 171.

Het Reglement zegt heel duidelijk dat, wanneer er een dergelijk voorstel wordt ingediend, een voorstander en een tegenstander van het voorstel het woord moeten krijgen. Dat was hier niet het geval. Het voorstel was dus niet volgens de regels. Het had niet gestemd mogen worden en het is dan ook niet bindend. U moet zich bijgevolg opnieuw houden aan de agenda.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Ik wil u er nogmaals op wijzen dat het Halfrond soeverein is. Dus is het, zoals ik dat nu doe, de bevoegdheid van de Voorzitter van de vergadering om aan de collega’s, een collega voor en een collega tegen, te vragen om hun mening te uiten. Dat is de bevoegdheid van de Voorzitter.

Natuurlijk moet het Halfrond stemmen, maar ik geloof dat vanochtend een stemming met elektronische verificatie is georganiseerd. Ik denk niet dat de uitslag van die stemming mag worden aangevochten.

 
  
MPphoto
 
 

  Hannes Swoboda, namens de PSE-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil alleen constateren dat het juist is dat de Voorzitter die de vergadering vanmorgen heeft geleid inderdaad heeft vergeten te vragen wie voor, respectievelijk wie tegen het voorstel wil spreken. Maar het is ook juist dat een duidelijke meerderheid van dit Huis ervoor heeft gestemd dat we niet nu debatteren of stemverklaringen afgeven, maar vanavond om 22.00 uur. Nu is er een nieuw voorstel en ik wil het namens mijn fractie – en ik geloof ook namens andere parlementsleden – ondersteunen. Ik vind de regeling die u hebt voorgesteld redelijk, en we zullen zien waar de stemming toe leidt. En zoals u zelf hebt gezegd: het Huis is soeverein. Het Huis beslist bij meerderheid.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Beste collega’s, ik heb iemand voor en iemand tegen beluisterd. Als u het woord vraagt, is dat over een ander thema. U mag niet nogmaals uw mening voor of tegen uiten, anders kan ik u het woord niet geven.

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Hannan (PPE-DE) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, bij motie van orde wil ik opmerken dat, hoewel het Parlement inderdaad − zoals u zei − soeverein is, het wel nog altijd zijn eigen Reglement moet volgen.

De schorsing of sluiting van de vergadering wordt als volgt beschreven in artikel 171: “Tijdens een beraadslaging of een stemming kan de vergadering worden geschorst of gesloten.” Welnu, wat deze ochtend gebeurde, was niet tijdens een beraadslaging of een stemming, het was na de stemming.

Bovendien, heeft de Voorzitter volgens artikel 163 over “stemverklaringen” niet de bevoegdheid om de stemverklaringen te schrappen of van tijdstip te veranderen. Letterlijk staat er: “Wanneer de algemene beraadslaging is gesloten, kan ieder lid bij de eindstemming een mondelinge verklaring van ten hoogste één minuut afleggen.”

Het is een feit dat het Reglement van het Europees Parlement soms een aanzienlijke en willekeurige macht geeft aan de spreker. Maar op deze twee punten is dat niet het geval. Het is wel duidelijk dat men hier nog liever het hele Reglement op de meest flagrante wijze aan zijn laars lapt, dan een paar mensen hun lunch uit te laten stellen.

Ik moet zeggen dat het tekenend is voor de manier waarop men in de Europese Unie omgaat met het Verdrag van Lissabon − wat zeg ik − de Europese Grondwet. U overtreedt nog liever uw eigen regels wanneer ze u niet zinnen, dan een tegengestelde mening te tolereren.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Ik wil u het volgende voorstellen, beste collega’s. We kunnen deze namiddag duidelijk niet alle argumenten beluisteren over de interpretatie van het Reglement.

Indien u kritiek hebt, kunt u deze schriftelijk naar de Voorzitter van het Parlement sturen. Hij zal zeker de bevoegde commissie aanspreken.

Nu gaat het eenvoudigweg om de goedkeuring van de agenda. Ik heb een voorstel gedaan. Ik heb iemand beluisterd die voor is en iemand die tegen is. Ik leg het voorstel voor ter stemming.

(Het Parlement keurt het voorstel goed)

(De agenda is aldus gewijzigd)

 

13. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . De notulen van de vergadering van maandag 14 januari 2008 zijn rondgedeeld.

Zijn er opmerkingen?

 
  
MPphoto
 
 

  Cristiana Muscardini (UEN) . (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het is erg vriendelijk van u om mij, nadat ik daar twintig minuten geleden om heb gevraagd, het woord geven, ook al zit ik hier pal tegenover het voorzitterschap. Ik wil hier het woord voeren – voor de notulen en ten behoeve van de democratie in dit Parlement.

Het voorzitterschap van het Parlement en alle fractievoorzitters moeten beseffen dat de ene fout de andere niet uitvlakt. Wat politiek gezien nuttig is, is niet per se politiek correct, en na de toespraak van de Grootmoefti moeten we op een voor allen duidelijke en niet mis te verstane wijze beslissen of we ons in dit Parlement aan de democratische bepalingen van het Reglement houden of dat we ons richten naar de individuele belangen die de leden al naargelang de omstandigheden hebben.

Vanmorgen werd een foute beslissing genomen met betrekking tot het Reglement, en we kunnen deze fout niet rechtzetten door hier vandaag in een leeg Parlement te stemmen. We zouden daarmee een tweede fout begaan, die ten koste gaat van de democratie. Ik wil hier niet namens de UEN-Fractie zeggen of het belangrijk is om het afvalprobleem in Italië vanavond om 21.00 uur of morgen om 17.00 aan de orde te stellen, of dat het belangrijk is dat bij de stemming stemverklaringen worden afgegeven, zoals het in dit Parlement te doen gebruikelijk is als de stemmen worden afgegeven, zoals dat vanmorgen had moeten gebeuren. Ik vraag u echter – mijnheer de Voorzitter – en u kunt mij gerust proberen te onderbreken, dat interesseert me in het geheel niet – wat het Reglement hierover zegt? Hebt u enig idee? Op deze vraag wilt u, ten overstaan van deze lege zaal, antwoorden dat het Parlement dient te stemmen op basis van de verklaringen van leden die het woord hebben gekregen, en niet op basis van de verklaringen van diegenen die een onafhankelijke mening wilden uiten! Dat is krankzinnig!

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Mevrouw de Voorzitter, ik zal u te woord staan met een kalmte die even groot is als zojuist uw irritatie. Ik heb u het woord gegeven om te weten te komen of u iets wilde melden in verband met de notulen van de vergadering van maandag 14 januari. Daarover hebt u niet het woord gevoerd. Ik ben zo beleefd geweest uw hele interventie te beluisteren en ik hoop dat de collega’s, net als ik, de toon die u aanslaat in de plenaire vergadering zullen weten te waarderen.

Ik ga er dus van uit dat er geen opmerkingen zijn, aangezien mevrouw de Voorzitter geen interventie houdt.

(De notulen van de vorige vergadering worden goedgekeurd)

 

14. Meerjarenkader voor het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor 2007-2012 (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Aan de orde is het verslag van Michael Cashman, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de toepassing van verordening (CE) nr. 168/2007 op het vlak van de goedkeuring van een meerjarenplanning voor het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor de periode 2007-2012 (COM(2007)0515 – C6-0322/2007 – 2007/0189(CNS)) (A6-0514/2007).

Een punt van orde, beste collega. Kunt u me zeggen naar welk artikel uit de verordening u verwijst?

 
  
MPphoto
 
 

  Roger Knapman (IND/DEM) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, een motie van orde met betrekking tot artikel 171. U hebt net verklaard aan het Parlement dat er zich negentien sprekers hebben geregistreerd, maar vlak voor de lunch waren dat er volgens u maar veertien. Ik weet dat men het hier niet zo nauw neemt met statistieken, zeker niet wanneer er geen hoofdelijke stemming wordt gehouden, maar kunt u misschien toelichten waaraan dit verschil te wijten is?

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Ik vind het moeilijk om u nu meteen een verklaring te geven, maar ik wil me er toch aan wagen, beste collega.

We krijgen – en ik ben vaak voorzitter geweest tijdens stemverklaringen – de verzoeken op dit moment. Toen collega Vidal-Quadras de aankondiging deed, stonden er veertien namen op het lijstje dat hij voor zich had liggen en in de seconden of minuten die volgden zijn zeker nog andere collega’s naar de voorzitterstafel gekomen om aan te geven dat zij ook het woord wilden voeren. Daarom is het cijfer waarschijnlijk gestegen van veertien naar negentien tussen het moment waarop Ondervoorzitter Vidal-Quadras de aankondiging deed en het moment waarop ik u de informatie daarnet gaf. Maar we zullen dit interessante punt in het reglement opzoeken.

Als u het goed vindt, gaan we nu door met het verslag-Cashman, en ik geef meteen het woord aan de Commissie.

 
  
MPphoto
 
 

  Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, eerst en vooral wil ik het Parlement bedanken voor de zeer constructieve samenwerking en de steun en de snelheid waarmee het meerjarenkader 2007-2012 van het Europees Bureau voor de Grondrechten werd aangenomen.

Ik wil in het bijzonder de rapporteur, de heer Cashman, bedanken voor zijn persoonlijke inzet in dit dossier. Het meerjarenkader 2007-2012 dat werd voorgesteld door de Commissie en werd besproken in de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, zal het Bureau in staat stellen om optimaal te functioneren. Ik wil hierbij graag opmerken dat ik me volledig kan vinden in de gedachtegang achter elk van de amendementen die zijn ingediend door de rapporteur. Ik heb het genoegen u te melden dat ik akkoord kan gaan met amendement 1, amendement 2 aangaande de bescherming van etnische minderheden, en ook met amendementen 3, 4 en 5. Bij amendement 13 kan ik me gedeeltelijk aansluiten, namelijk bij de notie van meervoudige discriminatie. Ik steun ook amendement 15 aangaande de sociale uitsluiting en amendement 16. Deze amendementen krijgen mijn steun omdat ze een weergave zijn van de compromissen die er gevonden zijn als een gevolg van de gesprekken tussen het voorzitterschap, de Commissie en de rapporteur.

De andere amendementen kan ik niet goedkeuren omwille van een aantal technische en juridische redenen die ik kort even zal toelichten. Sommige amendementen, zoals de amendementen 10, 11 en 18, zijn niet in overeenstemming met de basisverordening. Andere amendementen, en dan vooral amendement 17, gaan nog een stap verder dan de basisverordening. Er zijn er ook die, naar mijn mening uiteraard, in tegenspraak zijn met de verordening, zoals amendement 10. En dan zijn er nog amendementen die niet beantwoorden aan de vereisten van betere regelgeving, zoals de amendementen 2, 7 en 13. Zo wil men “personen die tot traditionele nationale en linguïstische minderheden behoren” toevoegen, terwijl de regelgeving al op hen van toepassing is.

Er zijn ook nog amendementen die buiten de bevoegdheid van de Gemeenschap en het Bureau vallen, namelijk amendement 14 en (gedeeltelijk) amendement 15. Amendement 12 ten slotte, zou het werkterrein van het Bureau, dat wordt bepaald in artikel 2 van ons voorstel, aanzienlijk beperken.

Dan wil ik nog een opmerking maken over amendement 6. Ik heb niets tegen de inhoud van de bepaling op zich, maar algemene stellingen over de aard en definitie van de mensenrechten horen naar mijn mening gewoon niet thuis in een voorstel voor een meerjarenkader.

Ze horen thuis in de daartoe bestemde internationale verdragen en in het Handvest. Maar, indien zowel de Raad als het Parlement bereid zijn dit amendement te steunen, dan zal ik me er niet tegen verzetten.

Amendementen 7 en 9 kan ik evenmin goedkeuren. Amendement 7 stelt dat het meerjarenkader er voor moet zorgen dat er wordt toegezien op de naleving door de instellingen van de EU en alle lidstaten van alle internationale verdragen betreffende de mensenrechten waarbij de lidstaten partij zijn.

In amendement 9 is de verwijzing naar een herziening van het meerjarenkader voor het einde van de periode van vijf jaar eigenlijk overbodig, aangezien de Commissie, de Raad en het Parlement altijd een aanvraag kunnen indienen om artikel 2 van het kader uit te breiden.

De algemene doelstelling van het vijfjarenplan was ervoor te zorgen dat de efficiëntie van het Bureau niet in het gedrang zou komen, omdat er nu eenmaal tijd nodig is om het werk te plannen en uit te voeren. Als er systematische herzieningen zouden komen, dan zouden ze het werk van het Bureau kunnen ondermijnen.

Tot slot wil ik u nog zeggen dat het oprichten van het Bureau naar mijn mening op het vlak van het promoten van respect voor de grondrechten in de Europese Unie een enorme verwezenlijking is. Het is bovendien een mooi staaltje van interinstitutionele samenwerking. Nu moeten we nog de juiste voorwaarden bepalen zodat het Bureau in de komende jaren optimaal kan functioneren en zijn nut kan bewijzen.

 
  
MPphoto
 
 

  Michael Cashman, rapporteur. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank vicevoorzitter Frattini voor deze woorden.

Als het Parlement medebeslissingsrecht had in deze zaak, dan zouden we veel sterker staan. Collega’s, bij de start van dit project hebben de schaduwrapporteurs en ik ontmoetingen gehad met de NGO’s en het maatschappelijk middenveld, om te zien wat we konden doen. Het werd me meteen duidelijk dat, als het aan mij lag, we een eindeloze lijst met taken zouden opstellen. Mensenrechten zijn namelijk van het allergrootste belang, ze zijn echt cruciaal. Ze zijn de reden waarom we deze instellingen hebben opgericht, namelijk om te vermijden dat we ooit terugkeren naar de omstandigheden die geleid hebben tot de Tweede Wereldoorlog, de omstandigheden die een verschrikkelijke schaduw hebben geworpen over zoveel verschillende volkeren en minderheden.

Maar in realiteit worden we dus slechts geraadpleegd, en dat heeft me in een zeer moeilijke positie geplaatst. Als homoseksuele man moest ik me inhouden om homofobie niet specifiek te vermelden. Maar, als ik consequent het principe wil toepassen dat we alleen datgene mogen toevoegen dat nog niet behandeld is, dan moet ik eveneens mijn diepste wensen opgeven. Het is dus niet eenvoudig geweest.

Ik heb het genoegen te melden dat dit verslag is aangenomen met 48 stemmen voor, geen enkele stem tegen en acht onthoudingen. Dat betekent dat dit verslag − ondanks het feit dat ik persoonlijk niet elk amendement steun − de wensen van de commissie vertegenwoordigt. Ik wil hulde brengen aan het Portugese voorzitterschap en ook aan mijn collega, hier aanwezig, die erg nauw met mij heeft samengewerkt en die het Parlement geholpen heeft om een standpunt te bereiken waar zowel de Raad als de Commissie zich in konden vinden.

Ik ben blij dat de commissaris negen van de achttien amendementen heeft opgenoemd. Dat betekent dat ons standpunt voor vijftig procent wordt gesteund. Ik had natuurlijk het liefst honderd procent steun gekregen, maar we leven nu eenmaal in de echte, politieke wereld. Mijn grootste wens is dat het Bureau slaagt in zijn opzet. Het Bureau is gebaseerd op het Handvest van de Grondrechten en de internationale mensenrechtenconventies die de lidstaten gemeen hebben.

Maar er zijn enkele delegaties, enkele politici en enkele lidstaten die het Bureau willen zien falen. Ze willen niet dat het goed functioneert. Daarom ben ik zo specifiek geweest in het formuleren van de eisen die we stellen aan dit Bureau. Ik wil namelijk dat het een succes wordt. Ik geloof dat de amendementen die door de commissie werden aangenomen daarbij zullen helpen, zonder dat er daarbij eisen aan het Bureau worden gesteld die de personele en financiële middelen zouden overstijgen.

Sommige verdedigers van de vrouwenrechten vinden dat het voorstel niet ver genoeg gaat. We hebben het genderperspectief er nochthans in opgenomen en we hebben ook rekening gehouden met het Europees Instituut voor gendergelijkheid. Beide instellingen moeten elkaar aanvullen, maar ze mogen elkaar niet overlappen want dat zou eveneens een verspilling van middelen zijn.

Nu zou ik graag afronden en luisteren, en dat is waarschijnlijk de belangrijkste maar ook de moeilijkste taak in de politiek. Ik ga luisteren naar het debat, maar ik kan de amendementen die morgen aan de plenaire vergadering worden voorgelegd niet steunen omwille van het volgende eenvoudige principe: zoals ik al zei aan het begin, er waren een hele reeks amendementen die ik niet in het verslag heb kunnen opnemen. Als ik mijn houding daarover nu zou veranderen, dan zou ik terugkomen op de overeenkomst die ik samen de schaduwrapporteurs heb bereikt. Natuurlijk zijn minderheidstalen belangrijk, natuurlijk zijn er nog andere belangrijke thema’s, maar er is niets belangrijker dan een Bureau voor de Grondrechten dat ook effectief slaagt in de opzet die we hebben geformuleerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Libor Rouček, rapporteur van de Commissie buitenlandse zaken. – (CS) Dames en heren, de oprichting van het Bureau voor de grondrechten begin vorig jaar was een zeer belangrijke en noodzakelijke stap voor de bescherming en bevordering van de fundamentele mensenrechten zowel binnen als buiten de Europese Unie. Helaas is het langetermijnkader nog steeds niet goedgekeurd en moeten nog oplossingen worden gevonden voor bepaalde personele kwesties. De Commissie buitenlandse zaken verzoekt er derhalve om deze situatie zo snel mogelijk te corrigeren. Wat betreft de werkzaamheden van het Bureau buiten de Europese Unie steunt de Commissie buitenlandse zaken de genomen maatregelen teneinde dubbel werk te voorkomen en voor de nodige coördinatie te zorgen met de activiteiten van internationale organisaties die op dit gebied actief zijn, zoals de Raad van Europa, de VN en de OESO. Wij zijn tevens van mening dat het Bureau openstaat voor samenwerking met kandidaat-lidstaten. Ten slotte gaan wij ervan uit dat, wanneer het Hervormingsverdrag in werking treedt en de functie van Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid wordt ingesteld, het Bureau de vertegenwoordiger alle ondersteuning zal verlenen bij zijn of haar activiteiten.

 
  
MPphoto
 
 

  Kinga Gál, namens de PPE-DE-Fractie. – (HU) Hartelijk dank voor de spreektijd, mijnheer de Voorzitter. Ik ben er verheugd over, dat wij tot goedkeuring zijn gekomen van het meerjarenkader voor het Europees Bureau voor de grondrechten, en ik wil de rapporteur bedanken voor zijn werk en zijn bereidheid tot samenwerking bij deze bijzonder lastige taak.

Het is nu voor de instellingen, de lidstaten en de EU-burgers van even groot belang dat het bureau zo snel mogelijk met zijn eigenlijke werkzaamheden kan beginnen, omdat het al op 1 maart vorig jaar in Wenen werd opgericht, maar nog steeds geen doelgerichte structuur, mandaat of bestuur heeft.

Het is derhalve zeer belangrijk dat het meerjarenkader nu wordt goedgekeurd. Wij werden hier met een zeer complex probleem geconfronteerd: terwijl we aan de ene kant talloze kwesties omtrent mensenrechten en grondrechten kunnen opsommen, moeten we aan de andere kant overwegen, hoe we aan dit bureau vandaag een doelgerichte inhoud kunnen geven.

Naar mijn idee heeft Parlementslid Cashman gepoogd om tegelijkertijd aan de twee bovenstaande criteria te voldoen: het bureau moet enerzijds op een flexibele manier de problemen rond mensenrechten kunnen aanpakken die ons allemaal op gevoelige wijze raken, en anderzijds een doelgerichte instelling blijven.

Mijns inziens staat het Parlement volledig achter deze amendementen, en ik hoop van harte – ondanks dat ik aandachtig naar de heer Frattini heb geluisterd, toen hij aangaf wat volgens hem en de Raad onacceptabel is –, dat de Raad begrip toont voor onze vele vragen, omdat deze een sleutelrol kunnen spelen bij het beantwoorden van de vraag, hoe het bureau zijn werkzaamheden zodanig kan uitvoeren dat zijn aandacht vooral uitgaat naar de werkelijke problemen.

De kwestie van de taalminderheden en nationale minderheden stond niet op de oorspronkelijke lijst, maar is wel in het voorstel opgenomen. Ik beschouw dit als een zeer belangrijk punt, omdat we deze kwesties constant terug zien komen, en de Unie zal hier zeker mee te maken krijgen, zij dient dit beslist aan te pakken. Ik hoop dan ook, dat het bureau hieraan aandacht zal kunnen besteden. We zullen niet met een “papieren tijger”, maar met een echt werkende instelling te maken krijgen. Ik dank u voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Lambrinidis, namens de PSE-Fractie. (EL) Mijnheer de Voorzitter, het Bureau voor de grondrechten moet eindelijk een begin kunnen maken met het vervullen van zijn belangrijke taak. Daarom moest de rapporteur, die ik zou willen feliciteren, het aantal amendementen op het voorgestelde programma beperken om een snel interinstitutioneel akkoord over deze belangrijke kwestie te kunnen bereiken. Het zou natuurlijk wenselijk zijn indien ook de sociale rechten tot de taakstelling zouden behoren en indien het vraagstuk van de mensenhandel en de bescherming van de privésfeer en de menselijke waardigheid expliciet deel zouden uitmaken van de maatregelen ter bestrijding van terrorisme. Deze mogelijkheid blijft echter bestaan.

Vandaag zal ik vooral aandacht besteden aan een belangrijk amendement dat ik met enkele collega’s heb ingediend. In dit amendement, dat is aangenomen, wordt uitdrukkelijk een doeltreffende en onafhankelijke rechtsbedeling genoemd, met inbegrip van de rechten van beschuldigden en verdachten.

Mijnheer de Voorzitter, wanneer het vertrouwen van het publiek in de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechterlijke macht wordt ondermijnd, wordt de basis van de democratische samenleving ondermijnd, en daarom behoorde deze dimensie terecht van meet af aan tot de verantwoordelijkheden van het Bureau. Maar vaak vergeten we dat elke persoon onschuldig is zolang het tegendeel niet is bewezen. Media die beschuldigden aan de schandpaal nagelen om hun kijkcijfers op te drijven, of regeringen en functionarissen die dat ter wille van politieke kortetermijnbelangen doen, maken op grove wijze inbreuk op dit beginsel. En in deze tijden waarin blijkbaar zovele fundamentele beginselen kunnen worden geschonden onder het mom van terrorismebestrijding, moet worden benadrukt, mijnheer de Voorzitter, dat verdachten niet mogen worden ontvoerd, mishandeld en beroofd van hun grondrechten zonder dat dit consequenties heeft. Als dit ergens duidelijk is geworden, dan is het wel in Guantánamo. Helaas heeft bijna niemand nota genomen van het feit dat het al weer zes jaar geleden is dat het gevangenenkamp werd opgericht.

 
  
MPphoto
 
 

   Sophia in ‘t Veld, namens de ALDE-Fractie. (NL) Voorzitter, allereerst grote waardering voor rapporteur Cashman, die ik altijd als een groot bondgenoot beschouw in de strijd om de grondrechten te verdedigen. Mijn verschil met de rapporteur gaat dan ook niet over de substantie, over de inhoud, maar over de strategie. Het kan een strategie zijn om een paar prioriteiten op te geven in ruil voor steun van de Raad, maar biedt de Raad ons genoeg om onze eigen wensen los te laten? Naar mijn inzicht niet. En in dat geval geef ik er de voorkeur aan om gewoon duidelijk stelling te nemen.

De ALDE-amendementen stellen vier extra prioriteiten voor, namelijk homohaat, privacy, antiterreurbeleid en grondrechten, en de discriminatie van Roma. En laten dat nu precies de vier voornaamste terreinen zijn waar de lidstaten voortdurend de grondrechten schenden. Het Bureau voor de grondrechten had een waakhond moeten worden om de lidstaten op het rechte pad te houden. Maar dat is jammer genoeg niet gelukt. Het is sowieso al een tandenloze tijger geworden. Wat mij betreft – en zeker ook als ik geluisterd heb naar wat commissaris Frattini net heeft gezegd – moet het Europees Parlement gewoon als belangrijkste partner van het Bureau voor de grondrechten duidelijke eigen prioriteiten stellen.

Eerlijk gezegd, als wij rekenen op steun van of overeenstemming met de Raad, dan vraag ik me überhaupt af waar de Raad vandaag is. Dus, collega’s, ik vrees dat ik het op de inhoud erg eens ben met de rapporteur – ik ga overleggen in mijn fractie – maar ik kan helaas de strategie niet steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Konrad Szymański, namens de UEN-Fractie. (PL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten is ontstaan uit het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat. Deze verandering had synoniem kunnen staan met een verbetering. Het centrum in Wenen stond bekend voor zijn onbetrouwbaarheid en voor het gemak waarmee het klachten over racisme en antisemitisme misbruikte. Dat was onder meer in 2001 en in 2005 zo in het geval van Radio Maria, de Republikeinse Liga en mijn land, Polen.

Als de nieuwe instelling de aanbevelingen van de rapporteur opvolgt, zal ze snel in haar oude fouten vervallen. Het voorstel om buiten de thematische werkterreinen in te grijpen, de flexibiliteit en het zogenaamde proactieve optreden – allemaal termen die in de toelichting van het verslag worden gebruikt – komen neer op de toestemming voor het bureau om op een ongecontroleerde manier op te treden, buiten het internationaal recht, gedicteerd door extreme ideologieën. Dit alles zou van weinig belang zijn, want dit zou lang niet het enige geval zijn waar Europese middelen worden verspild. Wanneer een systeem ter bescherming van de mensenrechten echter buiten het kader van het internationaal recht wordt geplaatst, verliest het de belangrijkste troef waarover het beschikt – geloofwaardigheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Cem Özdemir, namens de Verts/ALE-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, we hebben in de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken voor het verslag gestemd. We zullen het hier ook steunen, alhoewel we veel van de kritiekpunten delen die in de plenaire vergadering en zelfs door de rapporteur naar voren zijn gebracht. Eén punt werd al door de rapporteur ter sprake gebracht. Weliswaar gaat het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten zich in de toekomst met discriminatie van vrouwen bezighouden, maar de kwestie van homohaat bijvoorbeeld is jammer genoeg niet onderdeel van de taakstelling. Met het oog op de debatten die we binnen Europa voeren en ook met het oog op de stand van de discussie in Europa is het te betreuren dat we hierover niet tot een compromis met de Raad en de Commissie konden komen.

Er zijn nog andere punten. Wij hebben amendementen in de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken ingediend die jammer genoeg allemaal werden verworpen. Ik wil er slechts een paar in herinnering brengen. De discriminatie van de Roma zou bijvoorbeeld een belangrijk punt zijn geweest, maar ook het vraagstuk van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Gegevensbescherming zou een ander belangrijk punt zijn geweest. Hier hebben we in Europa een niveau bereikt dat we naar intern moeten verdedigen, wanneer we geloofwaardig willen zijn. Een belangrijke vraag is echter, ook op grond van de ervaringen in de strijd tegen het terrorisme, in hoeverre terrorismebestrijding en de grondrechten met elkaar verenigbaar zijn. Het zou de moeite waard zijn geweest om ook dit vraagstuk op te nemen in de taakstelling van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten.

Iedereen is het erover eens dat het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten zo snel mogelijk aan het werk moet gaan. Maar we konden het nog niet eens over een directeur eens worden. In dit opzicht moet worden betwijfeld of het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten werkelijk volledig zal kunnen voldoen aan zijn taakstelling. Het goede nieuws is dat er niet meer al te veel van dit soort procedures zullen zijn. Wanneer het EU-Verdrag vanaf 2009 in werking treedt, zal het Europees Parlement via andere procedures deelnemen aan het debat.

 
  
MPphoto
 
 

  Bairbre de Brún, namens de GUE/NGL-Fractie. – (GA) Mijnheer de Voorzitter, ik juich het verslag van de heer Cashman over het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten toe. De leden van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken hebben eersteklas werk geleverd over dit belangrijke onderwerp.

Maar ik ben met name verheugd over de verbeteringen op grond waarvan discriminatie met betrekking tot traditionele talen en minderheden onder de specifieke verantwoordelijkheden van het Bureau komt te vallen. Ik roep de leden ertoe op deze wijzigingen morgen te steunen.

De Verenigde Naties hebben het jaar 2008 uitgeroepen tot Internationaal Jaar van de talen. De Europese Unie moet aan dit project deelnemen, en wij moeten ons daarbij aansluiten.

Ik persoonlijk hecht bijzonder belang aan deze kwestie. Op EU-niveau pleit ik ervoor dat de nodige middelen voor Iers als werktaal van de EU beschikbaar worden gesteld, en in mijn kiesdistrict steun ik de campagne ten behoeve van een wet inzake de Ierse taal, een wet die in Noord-Ierland dringend nodig is om de rechten van de Iers sprekende gemeenschap te beschermen.

Momenteel kunnen deze rechten niet worden uitgeoefend. De burgers kunnen echter in het genot van deze rechten komen indien zij in bindende wetgeving zijn verankerd en indien een orgaan als het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten de mogelijkheid heeft om in mijn eigen land, maar ook elders gevallen van discriminatie op grond van taal aan te pakken.

 
  
MPphoto
 
 

  Koenraad Dillen (NI) . (NL) Voorzitter, ik zal met volle overtuiging tegen dit verslag stemmen, omdat ik dit bureau beschouw, collega’s, als de Europese waakhond van de politieke correctheid die Europa meer en meer in de greep houdt. Want terwijl dit bureau officieel beweert de grondrechten van de burgers te gaan beschermen, is het in werkelijkheid een bedreiging voor enkele van onze meest fundamentele rechten en vrijheden en voor het subsidiariteitsbeginsel.

De geest van de politieke correctheid die door Europa waart, zorgt er immers voor dat de vrijheid van meningsuiting totaal ondergeschikt moet zijn aan de eisen van een welbepaalde religie, meer bepaald de islam, die niet met kritiek wil worden geconfronteerd.

Zo schakelde het Europees Waarnemingscentrum tegen racisme, waarvan dit bureau dan toch de opvolger wil zijn, zeer bewust het houden van een legitiem discours tegen immigratie en tegen negatieve aspecten van de islam gelijk met racisme. Ditzelfde centrum beweerde dat islamofobie een nieuwe vorm van discriminatie is en dat er naar aanleiding van de Deense cartoonrellen wetten dienen te komen tegen godslastering. En toen een bestelde studie uitwees dat geweld tegen joden in Europa vooral uitgaat van moslimjongeren, werd deze door de directeur van dit centrum prompt naar de prullenmand verwezen.

Weinigen in dit halfrond schijnen nog te beseffen dat de vrijheid van meningsuiting de koningin onder de grondrechten is en dat de vooruitgang in de geschiedenis altijd is voortgestuwd door vooruitgang in de vrijheid van het denken. Europa, collega’s, zou nooit op een bepaald moment het centrum van de wereld zijn geweest zonder de vrijheid om ongeremd en ongezouten de waarheid te mogen zeggen, hoezeer die ook kwetst. En dit verslag en dit bureau zetten dit principe op een gevaarlijke wijze op de helling.

 
  
MPphoto
 
 

  Íñigo Méndez de Vigo (PPE-DE) . (ES) Mijnheer de Voorzitter, de vaststelling van een meerjarenkader voor het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten is een uiterst belangrijk onderwerp voor al degenen die menen dat de grondrechten in het DNA van de Europeanen besloten ligt. Ik sluit me daarom aan bij al degenen – om te beginnen de rapporteur, maar ook een reeks volgende sprekers – die gezegd hebben dat we het Bureau verder op weg moeten helpen en dat we vooruit moeten met dit meerjarenkader.

Net als mevrouw Gál, die eerder namens mijn fractie het woord heeft gevoerd, geloof ook ik dat dit een evenwichtig verslag is. Men heeft geprobeerd een oprechte bijdrage te leveren zonder te veel te verlangen.

De rapporteur heeft meen ik gezegd dat het erom gaat realistisch te zijn. Aangezien dit verslag realistisch is, wil ik commissaris Frattini – mijn goede vriend Franco Frattini – vragen iets beter mee te werken. De Europese Commissie vindt maar negen van de achttien amendementen die we presenteren aanvaardbaar, en dat lijkt me wel wat weinig. Als het gaat om een dusdanig belangrijk onderwerp moeten we ons een inspanning getroosten, mijnheer de vicevoorzitter van de Commissie.

Het is mijn gegund geweest om op te treden als voorzitter van de delegatie van het Parlement bij de Conventie die het Handvest heeft opgesteld, en ditmaal heb ik de eer de contactgroep ATD Vierde Wereld voor te zitten. We zijn er met die groep in geslaagd één amendement aanvaard te krijgen. Het gaat dan om amendement 15, waarin er op aangedrongen wordt de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting in de doelstellingen van het Bureau op te nemen. Waarom? Omdat al degenen die sociaal zijn uitgesloten, al degenen die in de meest abjecte armoede leven uiteindelijk geen enkel grondrecht hebben. Wij geloven daarom dat u onze medeburgers een belangrijk politiek signaal zou geven, mijnheer de vicevoorzitter van de Commissie, als u dit amendement een wat warmer onthaal zou geven. Uiteindelijk vertegenwoordigen wij als afgevaardigden de burgers, en die vragen ons ook aandacht te besteden aan de minstbedeelden.

Ik hoop dus, mijnheer de commissaris, dat dit debat u ervan overtuigt dat de Commissie meer dan negen amendementen moet steunen en het standpunt van het Europees Parlement in dezen dient te volgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Magda Kósáné Kovács (PSE) . (HU) Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter. Het doet mij geen deugd te moeten melden dat negen maanden na de feestelijke overdracht van het Europees Bureau voor de grondrechten deze instelling nog steeds niet aan werken is toegekomen en er nog steeds geen bestuur is aangesteld.

Deze week zal in ieder geval het meerjarenkader door het Parlement worden goedgekeurd, en ik wil hiervoor de rapporteur, de heer Cashman, hartelijk danken. Het meerjarenkader is cruciaal voor het functioneren van het bureau, voor diens effectiviteit bij het monitoren van de grondrechten en voor het formuleren van zijn taken. Tijdens het trilaterale onderhandelingsproces dat tot het statuut heeft geleid, is er een aantal wegen opengelaten, die nog moeten worden bewandeld.

Zo liet de Commissie in een verklaring weten politieke middelen te willen gebruiken om het bureau de mogelijkheid te bieden de naleving van mensenrechten te kunnen onderzoeken op het gebied van samenwerking met de politie en de gerechtelijke macht, indien het bureau hierom vraagt. Het is voor de lidstaten en de Unie van belang dat zij zich bedienen van de tot hun beschikking staande mogelijkheden tot deze na inwerkingtreding van het Hervormingsverdrag ondubbelzinnig tot de verplichtingen van het bureau gaan behoren.

Het is evenzeer onze gezamenlijke verantwoordelijkheid dat de rechten van het individu en de gemeenschap onaangetast blijven, niet alleen door middel van het verbieden van discriminatie, maar ook door middel van het eisen van positieve handhaving van de wet. In principe is het ook niet discutabel dat sociale rechten als mensenrechten moeten worden erkend, aangezien menselijke waardigheid niet kan bestaan zonder basiszekerheid.

Het is een cliché, maar desondanks waar, dat de waarde van een besluit valt te meten aan de mate waarin het is geïmplementeerd. De woorden van de vicevoorzitter, de heer Frattini, brachten enig twijfel, maar toch hoop ik dat het bureau consequent zal zijn bij het beschermen van de mensenrechten.

 
  
MPphoto
 
 

  Hubert Pirker (PPE-DE) . (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik wil de gelegenheid te baat nemen om twee principiële opmerkingen te maken. Ten eerste wil ik er dringend om verzoeken dat na de vaststelling van het werkprogramma ook onmiddellijk werk gemaakt wordt van de benoeming van een directeur voor het Bureau voor de rechten van de mens. Ik hoop dat dit ook zal gebeuren, want het is alleen zinvol een bureau op te zetten, wanneer het ook zo snel mogelijk in staat wordt gesteld om aan de slag te gaan.

De tweede principiële opmerking: ik wil deze discussie te baat nemen om weer eens een evaluatie van de prestaties en het nut van alle Bureaus te verlangen. Ik ben er namelijk niet van overtuigd dat alle Bureaus zo werken, zoals wij dat graag zouden willen, en dat ze tot sint-juttemis moeten bestaan, maar ik raak er integendeel van overtuigd dat er hier ten dele parallelle structuren zijn ontstaan en dat men beslist afstand zou kunnen doen van enkele bureaus zonder dat dit iemand zou opvallen en zonder dat iemand er nadeel van zou ondervinden. Ik wil u vragen, wanneer de Commissie voornemens is met een dergelijke evaluatie te beginnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Genowefa Grabowska (PSE) . (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur, de heer Cashman, van harte feliciteren met zijn verslag. Toch zou ik ook een opmerking willen maken. We hebben ons tijdens de bijeenkomsten van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken ernstig afgevraagd of het werk van het Europees Bureau voor de grondrechten al dan niet zou samenvallen met de werkzaamheden van de Raad van Europa. We zijn tot de conclusie gekomen dat dit niet zo is, maar ik kan me niet van de indruk ontdoen dat we de Raad van Europa benijden omdat hij een zo belangrijke rol speelt en daardoor een specifiek rechtsstelsel kan toepassen.

Ik ben de mening toegedaan dat het Bureau voor de grondrechten zich, ondanks de voorwaarden en de bevoegdheden waarover het beschikt, sterk zou moeten baseren op het Handvest van de grondrechten. Het Bureau moet zich er goed van bewust zijn dat het ook de bewaker van het Handvest van de grondrechten is voor die burgers en die lidstaten die de tekst niet volledig aanvaard hebben. Volgens mij is dit van wezenlijk belang. Ik ben eveneens van mening dat het Bureau voor de grondrechten zich met onze hulp in deze richting zou moeten ontwikkelen, met de steun van het Europees Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank alle sprekers voor hun bijdragen en suggesties.

Ten eerste wil ik opmerken dat de Europese Unie, ook in de ogen van de burgers, niet alleen de beste verdediger moet zijn van de grondrechten, maar ook de beste promotor. En daarmee bedoel ik zowel de rechten van groepen en gemeenschappen als de rechten van individuen. Dat is zeer belangrijk.

Ik vind ook dat, in navolging van de afkondiging van het Handvest en het ondertekenen van het Verdrag van Lissabon, het Bureau op dit vlak het meest doeltreffende Europees orgaan moet zijn. Daarom zou ik willen dat het Parlement zo snel mogelijk zittingen organiseert om de kandidaten die zijn voorgedragen voor de functie van directeur te beoordelen zodat het Bureau op de meest optimale manier kan beginnen werken.

Ik ben het volledig eens met rapporteur Cashman wanneer hij zegt dat we het Bureau onmiddellijk in werking moeten laten treden. Als we teveel taken aan de lijst van bevoegdheden zouden toevoegen, dan lopen we risico een Bureau op te richten dat sterk lijkt, maar dat eigenlijk niet in staat is om voldoende snel op te treden.

Ik heb akte genomen van de bezorgdheid die velen onder u geuit hebben en ik kan u beloven dat, nog voor het einde van de periode van vijf jaar, er gebruik gemaakt zal worden van de bevoegdheid van de Commissie om het Bureau te verzoeken verder te gaan dan artikel 2, met name voor een samenwerking op het vlak van veiligheid en recht.

Ten slotte wil ik nog vermelden dat ik erg waardeer wat mijn vriend, de heer Méndez de Vigo heeft gezegd en ik zal zijn suggesties zeker ter harte nemen. Vooral wat amendement 15 en een Europese strategie tegen de armoede betreft, zal ik proberen aan zijn verwachtingen te voldoen.

Ik wil ook herhalen dat ik bereid ben amendement 6 te aanvaarden, hoewel ik er in principe niet achter sta. Ik probeer hiermee aan uw verwachtingen tegemoet te komen en ik hoop dat ik de heer Cashman daar een plezier mee doe.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Het Parlement waardeert dat blijkbaar, mijnheer de commissaris.

 
  
MPphoto
 
 

  Michael Cashman, rapporteur. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben de commissaris dankbaar voor de toegeving die hij heeft willen doen op het vlak van het zeer belangrijke zesde amendement, waarin staat dat alle mensen gelijk geboren worden en dat de mensenrechten derhalve ondeelbaar en onschendbaar zijn. Ik zou ook graag mijn collega’s bedanken voor hun bijdragen. Ik wil bovendien nog even opmerken dat, als een van de niet-ingeschreven Parlementsleden zegt dat hij tegen mij en tegen mijn rapport zal stemmen, als die extremisten in dit halfrond tegen mij en mijn rapport stemmen, dan loopt mijn hart over van vreugde en weet ik zeker dat we het bij het rechte eind hebben. Want extremisme en de verdediging van de mensenrechten gaan niet samen, tenzij je extreem bent in het verdedigen van de mensenrechten.

Aan mijn goede vriendin Sophia in ‘t Veld wil ik zeggen dat ze natuurlijk gelijk heeft wanneer ze het opneemt voor de Roma, de privacy en de homogemeenschap, maar ik vind dat die onderwerpen al vallen onder de bestaande tekst. De situatie van de Roma valt bijvoorbeeld onder discriminatie gebaseerd op geslacht, ras of etnische afstamming. Tegen mijn collega Lambrinidis wil ik zeggen dat het Handvest van de Grondrechten en Het Europees Verdrag voor de rechten van de mens al de ruimte geven om op te treden op het vlak van privacy, mensenhandel en sociale uitsluiting. Zoals mevrouw Gál zeer terecht opmerkte: momenteel is de goede werking van het Bureau de grootste uitdaging die we het hoofd moeten bieden.

Daarom heb ik meervoudige discriminatie toegevoegd. We moeten onthouden dat we ons niet alleen mogen beperken tot de gebieden die eronder kunnen vallen. Het zijn thematische werkterreinen die gebaseerd zijn op een objectieve grondslag, namelijk het Handvest van de Grondrechten en de internationale conventies die hetzelfde zijn in al de lidstaten.

Aan mijn goede vriend, de heer Cem Özdemir – çok teşekkür ederim! – wil ik zeggen: ja, we hebben ook aandacht besteed aan gegevensbescherming. We hebben bovendien al een toezichthouder voor gegevensbescherming en we hebben ook richtlijnen inzake gegevensbescherming en het laatste dat we willen is overlapping.

We hebben een interessant resultaat bereikt en dat moeten we vieren. Nu is het tijd voor het verslag-Angelilli. Dat is initatiefverslag, maar het kan rekenen op onze absolute belofte − geen initiatief, geen verzoek − dat de rechten van het kind worden gewaarborgd door het Bureau, de beschermer van de grondrechten. En daarom feliciteer ik het Parlement en vraag ik de leden om voor het voorstel te stemmen. Laten we geen dingen meer toevoegen, laten we het huidige voorstel niet afzwakken, laten we doelgericht zijn, laten we ons onze taak volbrengen. Mijnheer de Voorzitter, u hoeft uw hamer deze keer niet te gebruiken.

 
  
MPphoto
 
 

  Irena Belohorská (NI) . – (SK) Ik protesteer met klem tegen de opmerking die de heer Cashman zojuist heeft gemaakt. Ik behoor tot de niet-ingeschrevenen. In het verleden heb ik, als lid van de Raad van Europa, een verslag opgesteld over het verbod op kinderarbeid, en ik heb eveneens meegewerkt aan de totstandkoming van een ander verslag over de rechten van het kind. Om deze reden wil ik scherp protest aantekenen tegen de opmerkingen van de rapporteur, die heeft gezegd dat het hem niets kan schelen of iemand van de niet-ingeschrevenen tegen hem stemt.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Mijnheer Cashman, u mag persoonlijk antwoorden op woorden die als een persoonlijke aanval werden gezien.

 
  
MPphoto
 
 

  Michael Cashman, rapporteur. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik refereerde uiteraard niet aan het geachte Parlementslid toen ik die opmerking maakte.

Ik refereerde in het algemeen aan de niet-ingeschrevenen, en meer bepaald aan de opmerkingen van de heer Dillen, die volgens mij van extremistische aard zijn. Het was absoluut niet mijn bedoeling om het geachte Parlementslid, wiens reputatie voor zich spreekt, te beledigen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Ik kan u inderdaad garanderen dat er in de Franse vertaling niet gesproken werd over niet-ingeschrevenen maar over extremisten. Dus er was een duidelijk verschil met de woorden van onze rapporteur.

Het debat is gesloten.

De stemming zal plaatsvinden op donderdag 17 januari 2008.

 

15. Naar een EU-strategie voor de rechten van het kind (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Aan de orde is het verslag van Roberta Angelilli, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken – Naar een strategie voor de rechten van het kind (2007/2093(INI)) (A6-0520/2007).

 
  
MPphoto
 
 

  Roberta Angelilli, rapporteur. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, allereerst wil ik de collega’s voor hun waardevolle samenwerking danken, en met name de heer Frattini voor zijn inzet sedert het begin van zijn mandaat ter bescherming van de rechten van het kind.

Het verslag heeft duidelijk niet de pretentie uitputtend te zijn, maar ik vind dat het een goed vertrekpunt biedt. Het verslag had ten doel de basis voor een strategie ter bevordering en waarborging van de rechten van minderjarigen in het interne en externe beleid van de Europese Unie te leggen en de inspanningen van lidstaten op dat gebied te ondersteunen. Het uitgangspunt vormde voor ons het specifieke karakter van de rechten van minderjarigen, die zich sterk van de meer algemene categorie van fundamentele rechten onderscheiden, ook al maken zij daarvan deel uit.

De strategie is vooral gericht op de positieve bevestiging van de rechten van het kind, waartoe het recht op een gezinsleven en het recht op gezondheidszorg, onderwijs en maatschappelijke integratie behoort, maar ook het recht op vermaak, het recht om te spelen, sport alsmede op een schoon en beschermd milieu. In wezen heeft de strategie ten doel een samenleving tot stand te brengen die op het kind is afgestemd, waarin het kind zich veilig kan voelen en waarbij het zich betrokken voelt.

Het verslag is daarom op twee beginselen gebaseerd: 1) actieve participatie van kinderen in de besluitvorming die voor hen van belang is; 2) mainstreaming, wil zeggen de integratie en bevordering van de rechten van het kind in alle beleidsgebieden van de Europese Unie. Kortom, aan de rechten van minderjarigen moet in Europa eindelijk politieke prioriteit worden gegeven, alleen al op grond van het feit dat kinderen rond dertig procent van de Europese bevolking uitmaken en dat er nog veel voor hen moet worden gedaan, in de eerste plaats op het gebied van de bestrijding van geweld en misbruik, gezien de zorgwekkende toename van pedofiele en kinderpornonetwerken. De algemene doelstelling is om alle vormen van geweld uit te bannen, met inbegrip van zogenaamde traditionele praktijken, eerwraak en gedwongen huwelijken. Er moet niet alleen voor worden gezorgd dat geweldplegers hun verdiende straf krijgen; we moeten ook voor een preventiestrategie zorgen die speciaal gericht is op het helpen van kinderen in gevaar.

Een andere prioriteit is de bestrijding van kinderarmoede. Er moet op worden gewezen dat zelfs binnen de Europese Unie negentien procent van de kinderen onder de armoedegrens leven, en daarom moeten we hulpmaatregelen treffen die ook op de ondersteuning van de rest van het gezin zijn gericht. Met name zijn maatregelen nodig voor Romakinderen en straatkinderen, die vaak gedwongen worden te bedelen en zo gemakkelijk het slachtoffer worden van uitbuiting, mensenhandel en georganiseerde misdaad.

Een ander centraal aspect van de strategie is het garanderen van onderwijs en opleiding voor alle kinderen, met inbegrip van de armste en meest achtergestelde. Er zijn ook maatregelen nodig voor minder begaafde kinderen, om elke vorm van discriminatie te voorkomen. We bevinden ons hier in een gezelschap van deskundigen, zodat ik in dit Parlement niet alle dringende problemen hoef op te sommen die moeten worden aangepakt: van de verkoop van videospelletjes tot en met de toename van internationale ontvoeringen van minderjarigen, de bureaucratie die internationale adopties bemoeilijkt, de tragedie van kindsoldaten, kinderarbeid, het niet-registreren van pasgeborenen, het schrikbarende aantal kinderen die verdwijnen en waar nooit meer iets van wordt vernomen. Ik zou deze lijst nog wel even voort kunnen zetten.

We moeten werkelijk de geschikte instrumenten toepassen en snel informatie verstrekken om ervaringen en goede praktijken uit te kunnen wisselen, en we moeten synergieën tot stand brengen tussen de relevante wettelijke en strafrechtelijke instrumenten, teneinde de problemen concreet en ogenblikkelijk aan te kunnen pakken en die problemen waar mogelijk te voorkomen.

Tot slot zou ik willen opmerken dat wij door de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon over een aantal nieuwe mogelijkheden beschikken. Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie maakt nu deel uit van het Verdrag, dus ook artikel 24, dat de rechten van het kind uitdrukkelijk regelt en zo een rechtsgrondslag schept voor de tenuitvoerlegging van de strategie. Wij als Parlement, maar bovenal de lidstaten, moeten er onmiddellijk werk van maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil mevrouw Angelilli hartelijk danken voor dit verslag.

Sinds het begin van mijn ambtstermijn vormen de rechten van het kind een topprioriteit, een centraal punt op mijn agenda, en de samenwerking met het Parlement op dit gebied heeft inmiddels tot beleidslijnen geleid die het resultaat van dit verslag vormen – dat hopelijk door een zeer grote meerderheid zal worden goedgekeurd. De Commissie zal zich aan de richtsnoeren van dit verslag houden, aangezien het geen punten bevat die ik niet onderschrijf. In het verslag worden horizontale initiatieven uitgestippeld voor een reeks beleidsterreinen, waarbij de gemeenschappelijke noemer echter is dat minderjarigen, dat wil zeggen kinderen, het hart van de samenleving vormen, zodat het duidelijk is dat zij onze volledige aandacht verdienen.

In de komende weken zal ik samen met mijn medewerkers overwegen hoe de verschillende punten van het verslag van mevrouw Angelilli in de vorm van concrete initiatieven in de praktijk kunnen worden omgezet. Een aantal maatregelen is overigens al op stapel gezet, onder meer de presentatie van een mededeling van juli 2006 die u reeds hebt behandeld, een algemene mededeling over een EU-strategie voor de rechten van het kind, met het politieke doel om van deze rechten, zoals mevrouw Angelilli reeds heeft opgemerkt, een politieke prioriteit te maken.

Andere lopende maatregelen zijn de invoering van een standaardnummer voor telefonische hulplijnen, 116 000, dat overal in Europa hetzelfde is. Ik wil deze gelegenheid graag aangrijpen om de vele lidstaten die deze maatregel nog niet hebben omgezet, te vragen geen tijd meer te verliezen en dit nu snel te doen; u begrijpt dat dit niet aan het adres van het Parlement, maar aan de regeringen van de lidstaten is gericht. Deze maatregel werd meer dan een jaar geleden goedgekeurd, maar meer dan de helft van de lidstaten heeft nog steeds geen hulplijn die naar behoren functioneert, hoewel het hier om een besluit gaat dat mijns inziens op korte termijn had kunnen worden uitgevoerd.

In oktober jongstleden hebben we met het voorzitterschap in Lissabon besproken of het mogelijk is om gezamenlijk een Europees netwerk van systemen voor vroegtijdige waarschuwing in het geval van ontvoeringen of het verdwijnen van kinderen in te voeren. U weet dat wij hebben gekeken naar het goede voorbeeld van het Franse systeem, we hebben gekeken hoe de dingen in België functioneren en we hebben kennis genomen van het feit dat Portugal en Griekenland dergelijke systemen aan het opzetten waren of dit in de afgelopen weken al hebben gedaan; maar het is duidelijk dat kinderontvoerders lak hebben aan grenzen, zodat systemen voor vroegtijdige waarschuwing niet mogen ophouden aan de nationale grenzen.

We hebben veel werk verricht op het gebied van de internetcriminaliteit tegen kinderen. Ons werk met een deskundigengroep in november heeft belangrijke resultaten opgeleverd wat betreft de technische samenwerking die zou kunnen leiden tot een koppeling van elektronische systemen voor de voorkoming en bestrijding van online pedofilie. Dit is een van de grootste bedreigingen voor kinderen, en zoals u weet zijn wij, sinds de pedofiliebestrijding in 2007 werd opgenomen in de prioriteitenlijst van Eurojust en Europol, thans in staat vele internationale pedofiele netwerken die via het internet opereren, op te rollen.

We hebben in november vorig jaar ook – en dit is een van de punten die u had benadrukt – een verslag ingediend over de vooruitgang bij de tenuitvoerlegging van het kaderbesluit van 2004 ter bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen. In dit verslag heb ik, zoals u misschien nog weet, onderstreept dat al te vele lidstaten het kaderbesluit van 2004 ter bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen na vier jaar nog steeds niet hebben omgezet.

Met de oprichting van het Europese Forum hebben we absoluut een nuttig instrument gecreëerd. De eerste ervaringen die daarmee in Duitsland, tijdens het Duitse voorzitterschap, zijn opgedaan, hadden voornamelijk betrekking op misbruik van het Internet en gewelddadige videospelletjes. Het volgende Europese Forum voor de rechten van het kind, dat in het kader van het Sloveense voorzitterschap zal plaatsvinden, gaat over andere onderwerpen, met name ook over internationale adopties. Wij zullen de situatie bestuderen en wij zullen, zoals mevrouw Angelilli hoopte, tevens praktische mogelijkheden onderzoeken om kinderen en vertegenwoordigers van kinderen uit te nodigen tot directe deelname aan alle bijeenkomsten van het Europese Forum. U begrijpt dat het gevoelig ligt om kinderen, ook nogal kleine kinderen, uit te nodigen om aan dergelijke bijeenkomsten deel te nemen, maar dit is nu eenmaal zo besloten, zodat we ons bij dit voorstel van het Parlement aansluiten.

Wij zijn bezig met de ontwikkeling van een Europese website speciaal voor kinderen, met eenvoudige teksten en presentaties, die bijvoorbeeld uitlegt hoe kinderen zich tegen de vele gevaren in het dagelijks leven kunnen beschermen, zonder agressief te worden of met anderen in conflict te raken; de website legt uit hoe zij dergelijke gevaren als het ware uit de weg kunnen gaan. Over het Bureau voor de grondrechten hebben we nog erg weinig gesproken. Ik heb onder meer voorgesteld om aan de rechten van het kind prioriteit toe te kennen in het meerjarenprogramma van het Bureau.

We hebben nog veel werk voor de boeg. Mevrouw Angelilli zegt terecht dat we rekening moeten houden met allochtone kinderen. Dat is een aspect dat we specifiek aan de orde willen stellen in het kader van het Europese immigratiebeleid: kinderen zijn vaak slachtoffers, zij zijn vaak de meest kwetsbare groep in de algemene context van de migratiestromen. We moeten meer de nadruk leggen op de noodzaak om het Europese actieplan ter bestrijding van mensenhandel ten uitvoer te leggen en daarbij, naast vrouwen, bijzondere aandacht te besteden aan kinderen, aangezien deze zwakste groepen vaak het slachtoffer worden van internationale mensenhandel. We moeten naar mogelijkheden zoeken om praktische voorstellen en projecten in het kader van Europese programma’s te financieren.

Het nieuwe Daphne-programma en het nieuwe programma inzake grondrechten kunnen het bijvoorbeeld ook mogelijk maken om financiële steun te verlenen aan het Europees netwerk van ombudsmannen voor kinderen. Ik hecht veel waarde aan dit netwerk en natuurlijk ook aan de NGO’s die op dat gebied werkzaam zijn. Het nieuwe programma, dat bekend staat als Daphne III, heeft een nieuwe financiering gekregen en kan een zeer nuttig instrument zijn.

Ten slotte ben ik natuurlijk meer dan bereid om te blijven werken aan de ontwikkeling van deze strategie, met het doel om voor onze burgers zeer concrete resultaten te boeken op een terrein dat ons bijzonder na aan het hart ligt.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie Panayotopoulos-Cassiotou, rapporteur voor advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. (EL) Mijnheer de Voorzitter, de bescherming van de rechten van het kind is altijd al een onderdeel geweest van het interne en externe beleid van de Europese Unie, maar bij ontstentenis van een rechtsgrondslag was dit tot dusver een gefragmenteerd beleid, en daarom, mijnheer de vicevoorzitter, is uw voorstel voor de ontwikkeling van een strategie ter bescherming van de rechten van het kind door het Europees Parlement en ook door de samenleving goed ontvangen. Wij hopen dat dit beleid met de inwerkingtreding van het Hervormingsverdrag, waarvan het Handvest van de grondrechten een integraal bestanddeel uitmaakt, nog zal worden versterkt, zoals reeds opgemerkt door mevrouw Angelilli, die ik met haar synthetisch vermogen en haar presentatie van het verslag wil feliciteren.

Wanneer er sprake is van een geïntegreerde en gecoördineerde benadering voor de kinderbescherming op Europees niveau – mede dankzij de talrijke interessante voorstellen van de Commissie – wordt het kind niet meer slechts als slachtoffer beschouwd, maar als subject van positieve rechten en plichten, dat dient op te groeien in een gezonde gezinsomgeving en met de zekerheid dat in zijn materiële en niet-materiële behoeften wordt voorzien.

De eerbiediging van de rechten van kinderen dient niet alleen door middel van de planning van Europese acties te worden versterkt, maar ook moeten de lidstaten hiertoe de politieke wil opbrengen en maatregelen treffen om aan de fundamentele behoeften van kinderen te voldoen en hen tegen allerlei gevaren te beschermen.

De Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid heeft in haar advies vooral aandacht besteed aan de ondersteuning van de moeder en de familie bij het nakomen van hun verplichtingen. In het advies werd aangedrongen op het verlenen van bijstand aan kwetsbare groepen, met name aan kinderen die in gevaar zijn als gevolg van misbruik of gebrek aan onderwijs, gezondheidszorg, behoorlijke voeding en aan kansen om zich te ontwikkelen en hun potentieel te benutten.

De verenigbaarheid van het werk van de ouders met het gezinsleven is een onvervreemdbaar recht van het kind, en betekent tevens een bijdrage tot het creëren van waardevol kapitaal en een investering in de samenleving van de toekomst. Zowel binnen als buiten de Europese Unie worden de positieve rechten van kinderen vaak geschonden, en er is nog steeds sprake van discriminatie op grond van geslacht. Door bepaalde genderstereotypen en denkbeelden met betrekking tot genderrollen worden sommige groepen kinderen en met name meisjes en jonge moeders gemarginaliseerd. Vrouwen moeten, vooral tijdens de zwangerschap en wanneer zij kinderen grootbrengen, worden beschermd, zodat kinderen vanaf hun geboorte in het genot kunnen komen van hun grondrechten.

 
  
MPphoto
 
 

  Irena Belohorská, rapporteur voor advies van de Commissie buitenlandse zaken. – (SK) Dank u wel, mijnheer de Voorzitter, ook ik wil mevrouw Angelilli danken voor haar verslag.

Ik ben verheugd over het feit dat het Sloveense voorzitterschap de kwestie van kinderen in gewapende conflicten, één van mijn eigen aandachtsgebieden, tot één van zijn prioriteiten heeft verheven. Mijn advies namens de Commissie buitenlandse zaken gaat ook in op de noodzaak om kinderen bij hun geboorte te registreren. Niet-geregistreerde kinderen zijn onzichtbaar en worden daardoor vaak het slachtoffer van seksueel misbruik of mensenhandel; zij worden samen met volwassenen gevangengehouden en worden in het leger als combattanten ingezet, omdat het niet mogelijk is om vast te stellen of zij al dan niet meerderjarig zijn. Het geboortebewijs verzekert het kind bijvoorbeeld van zijn naam en nationaliteit en van toegang tot gezondheidszorg. Ik betreur evenwel dat het verslag nu pas in januari zal worden goedgekeurd: het merendeel van de adviezen werd reeds voor de zomer in stemming gebracht en bij de commissie ingediend, zodat het verslag dus eerder had kunnen worden goedgekeurd.

Er is dringend een oplossing nodig voor het vraagstuk van de kinderrechten. Een illustratie daarvoor is het recente geval van de overbrenging van meer dan honderd kinderen uit Tsjaad naar Frankrijk. Deze actie had eigenlijk ten doel vluchtelingen in Darfur te helpen; de kinderen – wezen – zouden door pleegouders in Europa worden verzorgd. De VN hebben echter bevestigd dat de kinderen in de meeste gevallen geen wezen waren en niet uit Darfur kwamen, maar uit het buurland Tsjaad.

Het vinden van een snelle oplossing voor het dringende probleem van de kinderrechten is niet alleen een noodzaak voor de ontwikkelingslanden, maar ook voor ons.

 
  
MPphoto
 
 

  Glenys Kinnock, rapporteur voor advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil al meteen zeggen dat de Commissie ontwikkelingssamenwerking ervan overtuigd is dat het zeer belangrijk is dat de Commissie de rechten van het kind opneemt in alle aspecten van het ontwikkelingsbeleid, en dit beschouwt als een manier om de Millenniumdoelstellingen te realiseren. Ik weet dat de mededeling van de Commissie voorstellen in die aard bevat.

Ik wil onderlijnen dat we op het vlak van kinderrechten een overkoepelende aanpak nodig hebben. We mogen ons niet beperken tot zeer specifieke kwesties als kinderhandel, ontvoering en kinderporno, zoals we dat tot nu toe in het debat gehoord hebben. Er mag geen misverstand over bestaan dat het hier gaat over de rechten van het kind. Een kind heeft het recht geraadpleegd te worden. Een kind heeft het recht gehoord te worden. Een kind heeft recht op het respect van volwassenen. Volwassenen moeten kinderen niet vertellen wat ze moeten doen.

Ik ben ook heel blij dat de rechten van het kind vermeld worden in het Verdrag van Lissabon. Ik ben blij, want tot nu toe hadden alleen dierenrechten dit soort rechtsgrondslag in de Europese Unie, en het was hoog tijd dat die er ook kwam voor kinderen.

Tot slot: het moet duidelijk worden voor Europa en de rest van de wereld dat wij instaan voor de bescherming van kinderlevens en kinderwelzijn, in Europa en de rest van de wereld.

 
  
MPphoto
 
 

  Dimitrios Papadimoulis, rapporteur voor advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. (EL) Mijnheer de Voorzitter, allereerst zou ik mevrouw Angelilli willen feliciteren met het constructieve werk dat zij heeft verricht.

De strategie voor de rechten van het kind is een positieve stap in de richting van een gecoördineerde aanpak, zowel in het intern beleid als in de externe betrekkingen.

De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, waarvoor ik een advies heb opgesteld dat ik hier voorstel, benadrukt de sociale aspecten van de schending van kinderrechten. Zij besteedt in de eerste plaats aandacht aan kinderarmoede, waaronder bijna één op de vijf kinderen in de Europese Unie te lijden heeft. Bovendien beklemtoont zij de problemen van kinderarbeid en sociale uitsluiting, en zij roept ertoe op in het bijzonder te letten op kwetsbare sociale groepen, zoals minderjarige immigranten, straatkinderen en kinderen met een handicap. Wij zijn bang, mijnheer de Voorzitter, dat kinderen vandaag de dag in een wereld moeten leven die slechter is dan die waarin de vorige generaties zijn opgegroeid. De Europese Unie moet daarom nu in actie komen, met duidelijke toezeggingen, doelstellingen en de nodige middelen, zowel op communautair niveau als op het niveau van de lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Christa Prets, rapporteur voor advies van de Commissie cultuur en onderwijs. (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst de rapporteur gelukwensen met haar verslag en ook met de goede samenwerking tijdens ons overleg. Wij zijn het volledig eens over veel belangrijke aspecten van het verslag.

Ik wil echter twee punten benadrukken die ik bijzonder belangrijk vind. Ten eerste het recht op onderwijs als een eerste voorwaarde voor de maatschappelijke ontwikkeling van de kinderen. De lidstaten moeten hier een toegang zonder belemmeringen creëren voor alle kinderen en tieners, en wel onafhankelijk van hun etnische of maatschappelijke komaf, en ongeacht hun familiaire omstandigheden. Dat betekent ook dat elke vorm van uitsluiting, discriminatie en geweld tegen kinderen moet worden voorkomen. Het is van groot belang dat de start van de hulplijn zo snel mogelijk wordt gerealiseerd. Het tweede punt dat ik heel belangrijk vind is het bevorderen van talen als Europees cultuurgoed.

Daarnaast zijn er vernieuwingen die we niet over het hoofd mogen zien: de rechten van het kind houden ook in dat we hen laten deelnemen aan nieuwe ontwikkelingen op het gebied van opleiding en onderwijs, met name op het gebied van mediageletterdheid, en dit we nieuwe media met alle macht als een heel belangrijk onderwijsinstrument bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Kinga Gál, namens de PPE-DE-Fractie. – (HU) Hartelijk dank voor de spreektijd, mijnheer de Voorzitter. Ik denk dat er weinigen onder ons zullen zijn die niet direct of indirect betrokken zijn bij de bescherming van de rechten van kinderen.

De instellingen van de Gemeenschap hebben al vaak met verschillende onderdelen van deze kwestie te maken gehad, maar zijn met het voorbereidende comité eens dat ter aanvulling van het onderhavige een uitvoerige strategie dient te worden ontwikkeld. Er dient beslist met een aantal specifieke gebieden rekening te worden gehouden bij het uitwerken van deze visie. Zo zijn er bijvoorbeeld het verbod op iedere vorm van geweld tegen kinderen, het bestrijden van armoede en discriminatie en het recht op onderwijs.

Omdat de heer Frattini in zijn inleiding al zei, dat het bureau zich op dit gebied zeer sterk zal inzetten, wil ik hier een aanbeveling doen: waarom niet als eerste specifieke verzoek van de Commissie aan het bureau laten zijn dat de handhaving van juist dit gebied, de rechten van kinderen, wordt onderzocht?

Ik vind met name het seksueel misbruik van kinderen, kinderarbeid, en de enorme verschillen vandaag de dag in de manier waarop kinderen met vluchtelingenstatus in de afzonderlijke lidstaten worden behandeld, bijzonder zorgwekkend. Hier in onze directe omgeving zijn er ernstige problemen als straatkinderen of kinderen die worden gedwongen te gaan bedelen.

Ik ben er verder van overtuigd dat de strijd om volledige handhaving van de rechten van kinderen binnen de EU vooral inhoudt dat de rol van het gezin in dit nieuwe Europa opnieuw moet worden bezien. Naast het onderwijs dient de rol van de opvoeding meer te worden benadrukt, opdat onze kinderen professionele kennis, maar ook begeleiding krijgen in deze wereld met een groeiend aantal problemen. Wellicht dat minder kinderen geneigd zullen zijn geweld te gebruiken, lichamelijk letsel zullen opdoen, of psychologische schade zullen oplopen. Hartelijk dank.

 
  
MPphoto
 
 

  Inger Segelström, namens de PSE-Fractie. (SV) Mijnheer de Voorzitter, eerst en vooral dank ik Roberta Angelilli en alle schaduwrapporteurs, maar ook alle leden die ertoe hebben bijgedragen dat het Parlement binnenkort zijn eerste resolutie over een EU-strategie voor de rechten van het kind zal kunnen goedkeuren. De belangrijkste elementen daarin zijn de participatie en inspraak van het kind. Het wordt een lastige en belangrijke klus om deze woorden in daden om te zetten. De kinderen en jongeren verwachten dit echter wel.

Met de voorstellen over geweld jegens kinderen hebben we de grootste vooruitgang geboekt. De commissie schaart zich unaniem achter mijn eis om alle vormen van geweld jegens kinderen, inclusief het lijfstraffen van kinderen thuis, in de communautaire wetgeving strafbaar te maken. Dit betekent een grote stap voorwaarts voor de kinderen. In mijn land, Zweden, zijn lijfstraffen verboden en weet elk kind dat naar de crèche gaat en elke jongere dat volwassenen geen kinderen mogen slaan. Wij maken nu ook duidelijk dat samenwerking noodzakelijk is om alle misbruiken tegenover kinderen tegen te gaan en dat daarbij de medewerking van andere partijen zoals banken, reisbureaus, kredietinstellingen en wisselkantoren nodig is om kinderpornografie, sekstoerisme en uitbuiting van kinderen een halt toe te roepen alsook om het Internet tegen pedofielen te beveiligen. Voorts moeten illegale websites van het Internet gehaald kunnen worden. De lidstaten moeten een wetgeving inzake seksverkoop hebben waarmee ze erop toezien dat kinderen niet als handelswaar gebruikt kunnen worden.

Het moeilijkste punt bleek in de commissie adoptie te zijn. Ik ben uiterst tevreden dat wij het eens geworden zijn over het standpunt dat elk kind recht heeft op een gezin, of het nu bij een familielid, in een pleeggezin of via nationale of internationale adoptie is. Het welzijn van het kind gaat voor op het welzijn van de volwassenen. Wij herinneren ons allemaal de recente gebeurtenissen in de weeshuizen in Roemenië en in Guatemala, waarbij kinderen voor adoptie ontvoerd werden. Kinderen zijn geen handelswaar.

Nu is het aan de Commissie om te luisteren naar de zinvolle voorstellen van het Parlement en concrete voorstellen te doen opdat de rechten van het kind met het nieuwe Verdrag van Lissabon als EU-doelstelling en EU-wetgeving worden erkend. Met het nieuwe Verdrag van Lissabon moet de EU ervoor zorgen dat de rechten van het kind in al haar werkzaamheden geïntegreerd worden. Dit moet uiteraard ook tot uiting komen in alle aspecten van de globalisering, in de ontwikkelingssamenwerking, op cultureel gebied en alle andere gebieden. Kinderarmoede is een belangrijk punt alsook de situatie van kinderen in oorlogen en alle gezondheidskwesties. Ik ben trots dat ik lid ben van het Parlement dat morgen hierover een besluit zal aannemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Siiri Oviir, namens de ALDE-Fractie. – (ET) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, dames en heren.

Ik ben blij dat het Europees Parlement eindelijk aan dit debat over de strategie van de Europese Unie voor de rechten van het kind toekomt, aangezien een beleid ter bevordering van de rechten van het kind het fundament vormt voor de samenleving van morgen.

Het welzijn van de samenleving en van de staat is afhankelijk van de waarden en methoden die door de toekomstige ouders worden gehanteerd. Ik dank de rapporteur voor het feit dat zij zo’n uitvoerig document heeft opgesteld.

Het is goed dat de in het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind en de bijbehorende protocollen verankerde beginselen als basis zijn gebruikt voor de ontwikkeling van een EU-strategie voor de rechten van het kind. Om meer effect te kunnen sorteren en in alle 27 lidstaten te kunnen worden toegepast, moet de strategie echter in specifiekere uitvoeringsmaatregelen voorzien, die met middelen van zowel de lidstaten als de Europese Unie zouden moeten worden gesteund.

Het is een uitgebreide strategie, en ik heb niet genoeg tijd om hier op alle aspecten in te gaan. Ik wil er slechts één positief initiatief uitlichten, een initiatief dat wel in alle opzichten doeltreffend is, namelijk de aanbeveling die in de EU-strategie voor de rechten van het kind wordt gedaan om een telefoonhulplijn voor kinderen op EU-niveau in te voeren. In Estland bestaat er sinds drie jaar een telefoonhulplijn voor kinderen, en ik kan bevestigen dat die goed functioneert.

Er zijn twee belangrijke doelgroepen die mijns inziens meer aandacht van onze kant nodig hebben, om ervoor te zorgen dat hun rechten worden gewaarborgd.

Kinderen met een handicap vormen de eerste van deze twee doelgroepen. Naar mijn mening dient in onze strategie voor de rechten van het kind meer aandacht aan het waarborgen van de rechten van gehandicapte kinderen te worden besteed en dienen zij, evenals andere doelgroepen, naar behoren gegarandeerde mogelijkheden en gelijke kansen te krijgen om actief te participeren in de samenleving.

De tweede doelgroep wier rechten moeten worden gegarandeerd, zijn de kinderen die niet door hun ouders worden verzorgd. Alle kinderen hebben ongetwijfeld het recht op een gezinsleven. Helaas hebben echter niet alle kinderen het geluk om in familiekring op te groeien; zij leven in kindertehuizen. We hebben in onze documentatie niet voldoende aandacht besteed aan kinderen die op de leeftijd van achttien of negentien jaar het kindertehuis verlaten: juridisch gezien zijn zij volwassenen, maar in sociale termen zijn zij dat niet. Dit is een gebied waarmee we ons sterker bezig moeten gaan houden.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Rogalski, namens de UEN-Fractie. (PL) Mijnheer de Voorzitter, aangezien ik me als Parlementslid al enkele jaren inzet voor de bescherming van de rechten van het kind, ben ik bijzonder ingenomen met het verslag van mevrouw Angelilli over de creatie van een uniforme EU-strategie voor de rechten van het kind.

Schendingen van de rechten van het kind, geweld tegen kinderen, de handel in kinderen met het oog op illegale adoptie, prostitutie, illegale arbeid en bedelen op straat vormen nog steeds een enorm probleem in de Europese Unie. Elke strategie voor de rechten van het kind zou gebaseerd moeten zijn op de waarden en beginselen die zijn opgenomen in de VN-Conventie over de rechten van het kind, in het bijzonder wat betreft hun bescherming tegen elke vorm van discriminatie.

Ieder kind heeft het recht om regelmatige en rechtstreekse contacten met zijn beide ouders te onderhouden, om in de cultuur van zijn ouders opgevoed te worden en de taal van beide ouders te leren. Deze rechten worden voortdurend met de voeten getreden door het Jugendamt, het Duitse bureau voor jeugd- en jongerenzaken, in het geval van kinderen van wie een van de ouders buitenlands is. Bij echtscheidingen probeert het Jugendamt op alle mogelijke manieren om de niet-Duitse ouder uit de ouderlijke macht te ontzetten. Kinderen hebben het recht niet om de taal van hun tweede ouder te leren en tijdens de vastgelegde bezoeken is het verboden om een andere taal dan het Duits te spreken. In officiële documenten staat te lezen dat tweetaligheid nadelig is voor kinderen. Bij de Commissie verzoekschriften zijn er meer dan 250 klachten ingediend tegen het optreden van dit bureau. Ondanks het feit dat de Europese Commissie een jaar geleden tot het besluit kwam dat de maatregelen van het Duitse Jugendamt indruisen tegen artikel 12 van het Verdrag van de Europese Unie, waarin elke vorm van discriminatie wordt verboden, heeft de Duitse staat de discriminerende praktijken ten aanzien van kinderen van buitenlanders zelfs nog verscherpt. Dit is ronduit schandalig.

Ik hoop dat dit verslag, dat de stem van het Europees Parlement laat horen, mee een einde zal maken aan de discriminatie die op dit gebied bestaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Hiltrud Breyer, namens de Verts/ALE-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, kinderen zijn geen kleine volwassenen, zij zijn ook geen zogenaamd natuurlijk deel van het gezin of van de maatschappij, maar zij zijn in de eerste plaats personen met eigen rechten.

Alle lidstaten van de EU hebben het baanbrekende VN-Verdrag inzake de rechten van het kind ondertekend, maar we staan in Europa op veel gebieden pas aan het begin. Het is een lichtpuntje dat de Europese Commissie de rechten van het kind op de agenda zet, maar het voorstel van de Commissie bevat veel mooie woorden maar te weinig concrete maatregelen.

Ik ben verheugd over het feit dat het verslag meer invulling geeft aan de aanbeveling van de Commissie, waarvoor ik de rapporteur nogmaals mijn gelukwensen wil uitspreken. Het is te hopen dat de Commissie haar huiswerk doet en in het groenboek “Rechten van het kind 2008” concreter wordt. We hebben indicatoren en exacte tijdschema’s nodig met betrekking tot de omzetting van de rechten van het kind.

Ik wil er graag drie punten uitpikken die mij na aan het hart liggen. Ten eerste de rechten van meisjes, met name die van de meisjes met een allochtone achtergrond. De verwezenlijking van de rechten van het kind is ook altijd een kwestie van gelijkheid en gerechtigheid tussen meisjes en jongens, en dat werd ook aangetoond in dit verslag. Ik wil één punt benadrukken: ik ben blij dat de Commissie en de rapporteur ons voorstel hebben overgenomen om in de EU-lidstaten ten minste in het basisonderwijs de hoofddoek voor meisjes te verbieden, zodat de meisjes een echte keuzevrijheid hebben en het recht op kind-zijn wordt bewaard. Er is ook geen rechtvaardiging voor een schoolverbod voor meisjes met een allochtone achtergrond.

Het tweede punt dat ik van groot belang vind, is geweld tegen kinderen en de toenemende verwaarlozing. Hier is het nodig om de mediageletterdheid bij kinderen te versterken. De verspreiding van pornografisch materiaal en geweld via mobiele telefoons is schrikbarend gestegen, en dit leidt tot afstomping en een toenemende geweldsspiraal. Ik verzoek u, mijnheer Frattini, om echt zorgvuldig te onderzoeken hoe de kinderbescherming op het gebied van de media kan worden verbeterd en hoe we kinderen beter tegen geweld kunnen beschermen.

Het derde punt betreft de ecologische rechten van het kind – een onderwerp dat nog niemand heeft aangekaart. Het gaat om het recht van ieder kind om op te groeien in een intact milieu. De Commissie heeft jammer genoeg in de strategie voor de rechten van het kind niet opgenomen dat de emissiegrenzen in de toekomst op kinderen moeten worden afgestemd, en niet alleen op volwassenen. Dit geldt zowel voor geluidshinder als voor gevaarlijke stoffen. Ik verzoek u derhalve ook de ecologische rechten van het kind op te nemen in de strategie, want de kinderen zijn de burgers van morgen. We zijn er met zijn allen verantwoordelijk voor dat het Europese huis ook een huis van het kind wordt!

 
  
MPphoto
 
 

  Giusto Catania, namens de GUE/NGL-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil mevrouw Angelilli bedanken voor haar omzichtige benadering van deze belangrijke kwestie: een samenleving die kinderen een hartelijke ontvangst weet te bieden, weet al zijn burgers te verwelkomen. Evenzo geloof ik dat we hier vandaag in dit Parlement een belangrijke stap zetten, aangezien instellingen die de belangen van minderjarigen weten te behartigen zonder twijfel beter in staat zullen zijn om de belangen van alle Europese burgers te behartigen.

Dit verslag bevat vele interessante en dynamische ideeën, die de Commissie ook suggesties aan de hand doen voor de verdere stappen die wij verwachten. Een aantal punten moet worden benadrukt, met name de noodzaak om bijzondere aandacht te besteden aan minderjarigen zonder begeleiding die in administratieve detentiecentra voor migranten worden vastgehouden.

Bij inspecties in dergelijke centra heeft de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken van het Europees Parlement geconstateerd dat in vele landen, zoals Frankrijk, België en Italië, een groot aantal minderjarigen, waaronder vele kleine kinderen, zonder begeleiding worden vastgehouden onder onmenselijke en vernederende omstandigheden die voor jonge kinderen, en trouwens voor alle mannen en vrouwen, onaanvaardbaar zijn.

Wij onderstrepen de noodzaak om met dit punt rekening te houden. Wij zijn tevens van mening dat de grootst mogelijke aandacht moet worden besteed aan de voorkoming van kinderarbeid. Kinderarbeid gaat veelal gepaard met uitbuiting en armoede. Daarom moet dit Parlement een belangrijke bijdrage leveren tot de verbetering van de sociale omstandigheden in de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Kathy Sinnott, namens de IND/DEM-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb heel wat te vertellen over de rechten van het kind. Eerst en vooral steun ik de amendementen die gaan over het belang van het gezin tijdens de ontwikkeling van een kind. Ik zou willen benadrukken dat in de eerste plaats de ouders − en niet de overheid − voogd zijn van het kind en daarom is het belangrijk dat zij gesteund worden bij het uitvoeren van hun taken. De overheid moet de ouders bijstaan zodat zij het kind zelf kunnen beschermen en stimuleren en ze mag die taak pas van hen overnemen als de ouders niet bereid of niet meer in staat zijn om zelf voor hun kinderen te zorgen.

Wat gehandicapte kinderen betreft, ben ik vol lof over dit verslag. Het erkent dat kinderen met een handicap recht hebben op evenveel respect en een gelijke behandeling. Ik heb zelf heel wat kinderen en ouders vertegenwoordigd die moeilijkheden ondervonden om een school te vinden. Dat is te wijten aan een tragische fout in het Verdrag inzake de rechten van het Kind van de Verenigde Naties. Daarin staat namelijk dat, hoewel alle kinderen recht hebben op lager onderwijs, de speciale voorzieningen die gehandicapte kinderen nodig hebben in het onderwijs “afhankelijk zijn van de beschikbare middelen.” Het zijn die paar woorden die de kinderen in mijn land beletten de hulp te krijgen die ze nodig hebben.

Amendement 3 gaat over de kinderen in de EU die in het verleden al eens in een instelling verbleven hebben. Die belangrijke kwestie werd onder de aandacht van heel wat Parlementsleden gebracht door de BBC documentaire over verzorgingstehuizen voor gehandicapte kinderen getiteld Bulgaria’s abandoned children. Op 4 maart 2008 zullen we deze documentaire bekijken samen met de maker ervan. Ik nodig al mijn collega’s uit hier aan deel te nemen.

Onlangs werd er bij de Begrotingscommissie een amendement ingediend om minder EU-geld naar instellingen te laten gaan, en meer naar diensten die de gemeenschap en het gezin centraal stellen. Het amendement werd verworpen. We moeten coherent zijn in onze aanpak en kinderen integreren in de maatschappij in plaats van ze in instellingen te plaatsen. We moeten vanaf nu investeren in een aanpak die gebaseerd is op de gemeenschap.

Ik ben ook zeer tevreden over de standvastige houding die het Parlement aanneemt tegenover kinderhandel, vooral met amendement 1. Ik kan me niets ergers inbeelden dan een kind dat weggerukt wordt uit een gezin, of het nu is voor militaire of seksuele diensten, gedwongen arbeid of zelfs gewoon voor een koppel dat verlangt naar een kind.

En dan zijn er ook nog baby’s die voor of na de geboorte verkocht worden voor hun organen en cellen. Ik wil mijn collega’s eraan herinneren dat het voorwoord van het VN-verdrag inzake de Rechten van het Kind vermeldt dat het Verdrag van toepassing is op alle kinderen, zonder onderscheid of ze al geboren zijn of niet.

Ik stel zeer op prijs dat het verslag rekening houdt met migrantengezinnen en alleenstaande minderjarigen. In het licht van de toenemende versmelting van culturen, moeten we blijven beseffen hoe belangrijk het is om alle kinderen deel te laten uitmaken van onze steeds veranderende maatschappij. Hoewel het fantastisch is dat migratie ouders in staat stelt naar het buitenland te gaan om daar meer geld te verdienen en beter voor hun gezin te kunnen zorgen, zouden we eigenlijk moeten streven naar een rechtvaardigheid waarbij de gezinnen niet uit elkaar gedreven worden en ze samen kunnen verblijven in hun thuisland of een land van hun keuze.

Dan wil ik nu de kwestie van seksuele en reproductieve rechten aankaarten, een onderwerp dat vermeld wordt in zes artikels van dit verslag. Persoonlijk ben ik verantwoordelijk voor zes tienermeisjes en twee tienerjongens. Natuurlijk moeten zij voorlichting krijgen over de feiten van het leven, maar op hetzelfde moment moeten we hen het allerbelangrijkste feit bijbrengen, namelijk dat ze een waardevol individu in volle ontwikkeling zijn, een persoon met waardigheid en een toekomst, iemand die een unieke bijdrage kan leveren tot het gezin en de gemeenschap. Ze hebben niets aan de boodschap die ze zo vaak te horen krijgen onder het mom van seksuele en reproductieve rechten dat zij geen verantwoordelijkheid kunnen dragen en dat ze eigenlijk wandelende rampen zijn. Ze krijgen de boodschap dat ze volwassenen nodig hebben om de schade te beperken. Men zegt hen dat ze die hulp kunnen krijgen zonder hun ouders te hoeven inlichten en dat die hulp voor hen geen schadelijke gevolgen heeft. Jongeren kunnen en moeten de steun krijgen van mensen die ouder zijn, die van hen houden en die ervaring hebben met de situatie waarin ze zich bevinden.

(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
  

VOORZITTER: MAREK SIWIEC
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI) . (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het verslag van mijn collega is uitstekend, en ik beschouw communautaire maatregelen en een EU-strategie voor de bescherming van de rechten van het kind als prioriteiten. We moeten erkennen dat minderjarigen rechten hebben en voor beleidslijnen en maatregelen pleiten die erop zijn gericht het leven van het individu vanaf het moment van de conceptie te beschermen.

Het verslag roept ertoe op om verdere maatregelen te treffen en om – en daar kan niemand iets op tegen hebben – te bevestigen dat de rechten van kinderen een integraal deel vormen van de rechten die bindend zijn voor de Unie en de lidstaten en dat zij een specifieke rechtsgrondslag nodig hebben.

Ik zou een van de vele dringende problemen van kinderen naar voren willen halen, namelijk het schrikbarende aantal kinderen dat verdwijnt; het lot van verdwenen kinderen is vaak tragisch, als gevolg van seksuele uitbuiting en geweld in verband met kinderpornografie. Ik ben van mening dat de Unie niet kan toelaten dat ook maar een van de lidstaten pedofilie op enige wijze tolereert, en ik meen dat zij alle pedofiele uitingen dient te verbieden, en natuurlijk ook pedofiele handelingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edit Bauer (PPE-DE) . (HU) Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter. In het licht van de demografische crisis wordt aan ieder kind een waarde toegekend. We kunnen niet unilateraal oproepen tot een groei van het geboortecijfer, als we nauwelijks aandacht besteden aan het veiligstellen van de voorwaarden voor de levensomstandigheden, gelijke kansen, en de geestelijke en fysieke ontwikkeling van de al geboren kinderen.

Ik vind het daarom van groot belang dat de heer Frattini binnen het beleid van de EU horizontale prioriteit heeft toegekend aan het garanderen van de rechten van kinderen. In het verslag, waarmee ik mevrouw Angelilli zou willen feliciteren, worden terecht bepaalde problemen belicht, die hoog nodig opgelost dienen te worden.

Het is schrikbarend, hoe groot het probleem rond de kinderarmoede is, immers, zoals mijn collega’s al hebben gezegd, een op de vijf kinderen leeft in armoede, en dit is natuurlijk nauw verbonden met het vroeg verlaten van de school. We kunnen onze ogen niet sluiten voor de situatie waarin duizenden straatkinderen en dakloze kinderen zich in de lidstaten van de Unie bevinden. Velen hiervan moeten gaan bedelen, stelen of illegaal werk verrichten, of worden tot prostitutie gedwongen.

Volgens een recent gepubliceerde studie van UNICEF is er geen land ter wereld, ook niet binnen de EU, dat niet betrokken is bij de handel in kinderen. We weten weinig van de kinderen, waarvan het aantal op enkele honderdtallen wordt geschat, die ieder jaar uit internaten en vluchtelingenkampen verdwijnen. Geweld tegen kinderen en de toename van de agressie tussen kinderen onderling zijn terecht reden tot zorg.

Mijnheer de Voorzitter, overeenkomstig het Lissabonverdrag worden in artikel 24 van het Handvest van de grondrechten de rechten van kinderen gegarandeerd. Het verslag – waarvan ik de goedkeuring ondersteun – is een eerste stap van de instellingen van de Unie, inclusief het Parlement, in een reeks van serieuze stappen die moeten worden genomen om consequenter aan de rechten van kinderen te voldoen en om hun situatie te verbeteren. De lidstaten zullen hierna hopelijk ook hun inspanningen opvoeren. Hartelijk dank voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 
 

  Martine Roure (PSE) . (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik ben blij dat de Commissie voorstelt een Europese strategie te ontwikkelen voor de rechten van het kind.

Veel Europese beleidsterreinen hebben inderdaad een invloed op kinderen en we moeten dus specifieke actie ondernemen om de rechten van kinderen en hun actieve participatie veilig te stellen.

Ik ben vooral verheugd dat het Parlement een definitie vraagt van een kind in gevaar. Dit instrument zal ons in staat stellen gespecialiseerde hulp te verlenen aan kinderen die het slachtoffer zijn van een bijzondere sociale situatie waardoor hun geestelijke en lichamelijke integriteit in gevaar komen.

Anderzijds mogen we kinderen die in armoede leven niet aan hun lot overlaten. Deze kinderen krijgen niet altijd de bescherming die ze nodig hebben omdat hun ouders daar de middelen niet voor hebben. Ze hebben speciale hulp nodig om niet gedoemd te zijn tot sociale uitsluiting, en de lidstaten hebben de verantwoordelijkheid om er voor te zorgen dat alle kinderen toegang hebben tot gezondheidszorg en onderwijs, in welke sociale of juridische situatie hun ouders zich ook bevinden, om ook in de praktijk borg te staan voor gelijke kansen voor iedereen.

Ik wil ook de nadruk leggen op de bijzondere situatie van kinderen van migranten. Administratieve opsluiting van kinderen is onaanvaardbaar. We kunnen niet begrijpen dat mensen die gevlucht zijn voor een oorlog of voor de wanhoop beschouwd worden als misdadigers, en zeker de kinderen, die allemaal bescherming en onderwijs moeten krijgen volgens de Conventie van de rechten van het kind.

 
  
MPphoto
 
 

  Ona Juknevičienė (ALDE) . – (LT) Wij erkennen dat de rechten van het kind tot de mensenrechten behoren, die wij krachtens internationale en Europese verdragen dienen te eerbiedigen. De rechten van het kind worden in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkend. Dit moet een onderdeel vormen van het Hervormingsverdrag en bindend worden voor alle lidstaten. Commissaris Frattini, in de mededeling stelt u dat de situatie in de Unie met betrekking tot de bescherming van de rechten van het kind nog steeds niet tevredenstellend is. Ik ben echter van mening dat de situatie vreselijk is. Bijna een vijfde van de kinderen leeft in armoede. In Litouwen leeft bijna de helft van alle eenoudergezinnen met afhankelijke kinderen in armoede. Bovendien beschikken we niet over statistieken over het aantal kinderen in de uitgebreide Unie die door de ouders zonder passende zorg werden achtergelaten omdat zij op zoek naar werk zijn geëmigreerd.

Met ontzetting lezen wij berichten over seksueel en psychologisch geweld jegens kinderen. Wij hebben medelijden met straatkinderen en drukken hun geld in de hand als zij bedelen. Maar nog vaker doen we niets, omdat het makkelijker is om weg te kijken en de ogen te sluiten en te zeggen dat wij er niets aan kunnen doen, dat anderen ervoor verantwoordelijk zijn. En u, commissaris Frattini, u zegt dat het de verantwoordelijkheid van de individuele lidstaten is, en u wilt zich niet met hun zaken bemoeien. Brussel bemoeit zich met een hele hoop zaken van de lidstaten: we vinden het belangrijk om de landbouw te regelen, de interne markt, de kapitaalstromen. Deze dingen achten we van vitaal belang. Ik ben echter van mening dat de mensenrechten onze grootste zorg dienen te zijn, en in de eerste plaats kinderen. Kinderen zijn onze toekomst. Ik vind dat de Europese Unie specifieke verantwoordelijkheid moet nemen voor het waarborgen van de mensenrechten en met name de rechten van het kind. Ik ga niet akkoord met een document dat alleen maar aandacht besteedt, herinnert en aanmoedigt. Ik ben van mening dat we op dit punt actief voor onze burgers moeten zorgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Wojciech Roszkowski (UEN) . (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou mevrouw Angelilli willen feliciteren met haar uitstekende verslag over een thema dat van essentieel belang is voor de toekomst van de Europese Unie. De meeste voorstellen in het verslag verdienen zonder enige twijfel onze steun. Toch zou ik ook enkele kanttekeningen willen maken.

Mijn eerste opmerking betreft het beginsel van gelijkheid tussen meisjes en jongens, dat kan worden opgevat als de bewering dat kinderen van beide geslachten volledig identiek zijn. Elke ouder weet echter dat jongens en meisjes verschillend zijn en dat ze op een andere manier moeten worden opgevoed, om tegemoet te komen aan het beginsel van hun gelijke waardigheid. Ten tweede vormt het toenemende aantal alternatieve gezinsstructuren, waarvan sprake is in het verslag, vanuit het oogpunt van de rechten van het kind een bedreiging waartegen we krachtig moeten optreden. Hierover wordt in het verslag met geen woord gerept. Ten derde, aangezien in punt 167 wordt opgeroepen om kinderen en jongeren seksuele voorlichting te geven, zijn de punten 163 en 164 over het recht op seksuele en reproductieve gezondheid overbodig, tenzij achter deze termen het recht op abortus schuilgaat.

Dit maakt duidelijk dat de rechten van kinderen die reeds geboren zijn onlosmakelijk verbonden zijn met die van ongeboren kinderen. Elk embryo groeit onvermijdelijk uit tot een kind. Wie daaraan twijfelt, doet er goed aan zich te herinneren dat we ooit allemaal embryo’s zijn geweest.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL) . (PT) Tijdens deze toespraak van één minuut wil ik benadrukken dat ik met betrekking tot kinderen de evaluatie van de gevolgen van haar strategieën voor de schending of de eerbiediging van de rechten van het kind als de belangrijkste prioriteit van de Europese Unie beschouw en vooral om het aantal kinderen dat in armoede leeft snel aanzienlijk te verminderen, waarbij alle kinderen gelijke kansen worden geboden.

In dit kader vraag ik u: “Wat zijn de gevolgen van het monetaire beleid van de Europese Unie en van haar doelstelling van prijsstabiliteit, of beter gezegd, van loonmatiging voor de schending van de rechten van het kind? Wat zijn de gevolgen van de zogeheten flexiezekerheid van de Europese Unie, de liberalisering van de arbeidsmarkt, versoepeling van de ontslagmaatregelen, de verslechtering van de kwaliteit van de werkomstandigheden, het verlengen van de arbeidstijd en het flexibeler maken van de werktijden voor de schending van de rechten van het kind? Wat zijn de gevolgen van het huidige EU-beleid ter bevordering van de liberalisering e privatisering van openbare nutsbedrijven, inclusief de gezondheidszorg en het onderwijs voor de schending van de rechten van het kind? Dit zijn enkele voorbeelden van de meest adequate, noodzakelijk en urgente mainstreaming van de Europese Unie met betrekking tot de rechten van het kind.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE-DE) . (PT) Commissaris, dames en heren, geweld tegen iemand die zichzelf niet kan verdedigen is in het bijzonder verwerpelijk. Geweldpleging tegen kinderen is al helemaal afschuwelijk. Er moet een gemeenschappelijke wetgeving komen die alle vormen van misbruik verbied, ongeacht of deze van lichamelijke, psychologische of van seksuele aard is. Er is al verwezen naar de cijfers van UNICEF, van 2003, die uitwijzen dat er lidstaten zijn, zoals bijvoorbeeld Frankrijk, waar per week drie kinderen sterven aan de gevolgen van misbruik en verwaarlozing en andere lidstaten waar dit cijfer op twee per week ligt, zoals in Duitsland en Engeland.

Ik verwelkom de betrokkenheid van de lidstaten en de instellingen van de Europese Unie bij de tenuitvoerlegging van beleid met betrekking tot kinderen dat in de laatste jaren is toegenomen. Maar de bestaande wetgeving, beleid en structuren zijn nog altijd niet toereikend om het volledige scala van vraagstukken rondom de bescherming van kinderen die in armoede leven of het slachtoffer zijn van het verkeer, huiselijk geweld, seksueel misbruik, pornografie, kinderarbeid of het aanhoudende drama van kindsoldaten in de 21e eeuw.

Daarom feliciteer ik Franco Frattini met dit initiatief waaruit blijkt dat hij bereid is om deze kwestie hoog op de agenda van de Europese Unie te plaatsen en een algemene EU-strategie te ontwikkelen om op efficiënte wijze de rechten van het kind in het interne en externe beleid van de Europese Unie te bevorderen en te waarborgen. Het verheugt mij tevens dat de rechten van het kind in het kader van de doelstellingen van de Europese Unie in het nieuwe Verdrag van Lissabon worden opgenomen, waarmee een nieuwe juridische basis voor de eerbiediging van deze rechten is gevormd.

Er is behoefte aan de verbetering van preventie, informatiecampagnes en het versterken van sociale rechten voor steun aan slachtoffers. Het is noodzakelijk om de grensoverschrijdende operaties om kinderpornografie op internet tegen te gaan, met het oog op definitieve sluiting van deze sites en het ontmantelen van deze criminele netwerken. Internet biedt kinderen fantastische mogelijkheden om te communiceren en informatie te vergaren, maar we moeten ervoor zorgen dat ze dit op een veilige manier doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Lambrinidis (PSE) . (EL) Mijnheer de Voorzitter, onze kinderen zijn onafhankelijke persoonlijkheden, zij hebben een onvervreemdbaar recht op bescherming van hun grondrechten, dat betekent: geen vernederende behandeling of geweld, geen onmenselijke werkomstandigheden, geen uitsluiting van onderwijs, geen armoede, geen seksuele uitbuiting, geen seksueel misbruik, geen inzet van kindsoldaten. Kinderen zijn nog sterker afhankelijk van deze universele waarden dan volwassenen. Ten eerste omdat zij, per definitie, jong en kwetsbaar zijn. Ten tweede omdat ouders, leraren, priesters en alle anderen waarmee zij in contact komen, ten opzichte van hen een autoriteitspositie innemen. En ten derde omdat alles wat in de kinderjaren misgaat, uiteindelijk van beslissende invloed is op het toekomstige leven van het kind.

Dit zijn de rechten die wij vandaag dienen te bevorderen. Ik wil er twee uitlichten:

Ten eerste zijn de kinderen van migranten wellicht het meest kwetsbaar. Ten minste moeten zij die in onze samenleving worden geboren onmiddellijk de nationaliteit van ons land krijgen. Zij mogen niet vanaf de geboorte worden gestigmatiseerd, en natuurlijk moeten zij naar school gaan, ongeacht de maatschappelijke positie van hun ouders, en zij mogen niet sociaal worden uitgesloten.

Ten tweede de bescherming van kinderen in het Internet: kinderen die vaak online gaan en niets vermoedend rondsurfen en met onbekenden chatten, en kinderen die het slachtoffer kunnen worden van seksuele uitbuiting – goederen in een zeer lucratieve handel. Mijnheer de Voorzitter, het Internet is het dorpsplein van vandaag de dag, dus moeten zij erover worden voorgelicht en ervan bewust worden gemaakt dat zij ook met betrekking tot het Internet voorzichtig moeten zijn en dingen moeten leren. Europa moet een bijdrage leveren tot die voorlichting en tot het instellen van telefoonhulplijnen voor ouders en kinderen die met desbetreffende situaties worden geconfronteerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian Harkin (ALDE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het eens met zo goed als alle aanbevelingen die gemaakt worden in dit uitmuntende verslag. Ik ben het vooral eens met de stelling dat in het kader van de toekomstige EU-strategie de belangrijke rol van het gezin moet worden erkend als het belangrijkste instituut in de maatschappij voor het levensonderhoud, de bescherming en de ontwikkeling van het kind.

Ik ben ook een voorstander van het recht van ieder kind op regelmatige persoonlijke betrekkingen en rechtstreekse contacten met zijn of haar beide ouders, tenzij dit uiteraard tegen zijn of haar belangen indruist. Ik geef mijn volledige steun aan de voorstellen in dit verslag die streven naar een kindvriendelijke maatschappij waaraan kinderen actief deel kunnen nemen en waarin ze zich beschermd voelen.

In paragraaf 27 worden de Commissie en de lidstaten met aandrang verzocht maatregelen te treffen om de naleving van de rechten van mentaal gehandicapte kinderen te garanderen, met name het recht op onderwijs. In Ierland hebben ze recht op gepast basisonderwijs, afhankelijk van de beschikbare middelen. In realiteit komt het er vaak op neer dat ze geen gepast basisonderwijs krijgen.

Paragraaf 27 stelt ook dat mentaal gehandicapte kinderen toegang moeten hebben tot de rechtbanken. Onlangs was er in Ierland een geval waarbij een jong meisje met het syndroom van Down seksueel was aangerand. De rechter was van oordeel dat zij niet in staat was de waarheid te vertellen aan de jury. Hij ondervroeg haar in de rechtbank in aanwezigheid van de advocaten van de aanklager. Tijdens deze beproeving waren de beschuldigde en zijn advocaten aanwezig, maar de gezinsleden van het meisje moesten de rechtszaal verlaten. Als we onze kinderen geen toegang tot de rechtbanken kunnen garanderen, dan laten we hen schromelijk in de steek.

Tot slot wil ik nog een korte vraag stellen aan de commissaris. De recente beslissing om kinderrechten op te nemen in het Verdrag van Lissabon als een van de streefdoelen van de Europese Unie zal een nieuwe rechtsgrondslag geven aan de rechten van kinderen. Zou de commissaris − al is het maar kort − kunnen toelichten welke praktische resultaten hij hiervan verwacht? Ik stel deze vraag vooral in het licht van het naderende Ierse referendum over het Verdrag van Lissabon.

 
  
MPphoto
 
 

  Hanna Foltyn-Kubicka (UEN) . (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de aandacht willen vestigen op het probleem dat in punt 118 van het verslag aan de orde wordt gesteld, namelijk de beperkingen voor ouders op vrij contact met hun kinderen in stukgelopen multinationale gezinnen.

In Duitsland doen er zich hiervan flagrante voorbeelden voor ten gevolge van de maatregelen die door het Jugendamt, het Duitse bureau voor jeugd- en jongerenzaken, worden genomen. Deze instantie ontneemt ouders, die geen Duitse staatsonderdanen zijn, het recht om in hun eigen taal met hun kinderen te praten. In extreme gevallen worden ze zelfs uit hun ouderlijke macht ontzet.

De voorschriften, die aan de oprichting van het Jugendamt ten grondslag liggen, dateren van 1939 – ik herhaal – van 1939, en functioneren tot op heden in nagenoeg ongewijzigde vorm binnen de geldende wetgeving. Deze instelling handelt in naam van wat het welzijn van het kind wordt genoemd. Dit concept werd echter nooit gedefinieerd en kan dus naar eigen goeddunken worden geïnterpreteerd. In juridische procedures kiest het Jugendamt steevast partij voor ouders van Duitse afkomst. Ik heb er ook bedenkingen bij dat het Jugendamt aan geen enkele vorm van externe controle onderworpen is. Daarom verzoek ik de Europese Commissie om een reguleringsvoorstel uit te werken dat ervoor zorgt dat elke vorm van discriminatie door overheidsinstanties van lidstaten, zoals op dit moment in Duitsland het geval is, in de toekomst kan worden vermeden.

 
  
MPphoto
 
 

  Tadeusz Zwiefka (PPE-DE) . (PL) Mijnheer de Voorzitter, allereerst zou ik willen stellen dat ik het volkomen eens ben met de woorden van mevrouw Foltyn-Kubicka.

De wetgevers van de Europese Unie besteden steeds meer aandacht aan het probleem van de bescherming van de rechten van het kind. Tegelijkertijd hebben steeds meer domeinen binnen de jurisdictie van de Europese Unie een rechtstreekse impact op de rechten van het kind. Daarom verwelkom ik met genoegen de mededeling van de Europese Commissie waarin zij voorstelt om een strategie voor de bescherming van de rechten van het kind te ontwikkelen. De bereidheid van de Commissie om van dit vraagstuk binnen de Europese Unie een prioriteit te maken en kinderen te erkennen als personen die volledige rechten hebben, verdient onze onvoorwaardelijke steun. De voorzichtige titel van het verslag – “naar een EU-strategie” en niet gewoonweg “een strategie” – suggereert echter dat dit proces in de vorm van publieke raadplegingen zal worden voortgezet. Op basis daarvan kunnen dan de belangrijkste prioriteiten voor het toekomstige optreden van de Unie worden geformuleerd.

De Europese Unie beschikte tot nu toe over geen enkele specifieke juridische basis ten aanzien van de rechten van het kind. Dat is des te betreurenswaardiger, aangezien het grondwettelijk verdrag, als het was goedgekeurd, in artikel I-3 een veel geschikter juridisch bestek had ingevoerd, dat rechtstreeks van toepassing was op de rechten van het kind. In het Verdrag van Lissabon is de bescherming van de rechten van het kind als een interne en externe doelstelling van de Europese Unie opgenomen. Deze rechten zijn eveneens vastgelegd in het Handvest van de grondrechten. Het is echter een schande dat de honderd miljoen kinderen, die in de Europese Unie leven, niet overal over dezelfde rechten en vrijheden beschikken.

Het spreekt voor zich dat kinderen, gezien hun kwetsbaarheid en specifieke behoeften, nood hebben aan specifieke zorg, evenals aan een passende juridische bescherming. De rechten van het kind mogen evenwel niet in strijd zijn of geïsoleerd worden van de rechten van de mens in het algemeen. Uit een analyse van EU-documenten blijkt dat er een tendens bestaat om de rechten van het kind te behandelen als een kwestie die op de één of andere manier losstaat van de mensenrechten als geheel. Dit is een gevaarlijke evolutie, die tot een gevaarlijke opdeling kan leiden.

Ik zou de rapporteur willen bedanken omdat ze er nauwlettend op toegezien heeft dat het gevoelige karakter van dit onderwerp haar evenwichtige benadering van het thema niet in het gedrag bracht. Het is een goede zaak dat het verslag zich niet alleen tot beschermende maatregelen beperkt, maar ook oog heeft voor de noodzaak van een positieve benadrukking van de rechten van het kind, waaronder het recht om een gezin te hebben, alsook het recht op onderwijs, maatschappelijke integratie, gezondheidszorg en gelijke kansen.

 
  
MPphoto
 
 

  Magda Kósáné Kovács (PSE) . (HU) Dank u wel, mijnheer de Voorzitter. Een sterke samenleving en economie kan zich slechts verder ontwikkelen op basis van generaties en burgers die zowel van lichaam als van geest gezond zijn. We moeten daarom onze uiterste best doen om het lot en de rechten van toekomstige generaties veilig te stellen, wat zelfs in ons eigen belang is, omdat we vroeg of laat allemaal afhankelijk zullen zijn van de solidariteit van toekomstige generaties.

Daarom verdient mevrouw Angelilli erkenning voor haar verslag, waarin zij op een complexe manier dit thema verduidelijkt. Het recht van onze kinderen op een volledig leven bestaat uit een complex systeem van sociale vereisten en juridische zekerheden: het recht van kinderen om onder gezonde omstandigheden geboren te worden en te worden opgevoed; hun recht om te studeren en om hun dromen waar te maken.

Armoede binnen het gezin en bij kinderen vormt een fundamenteel struikelblok voor het handhaven van deze rechten, en daarom kan het niet vaak genoeg worden benadrukt, hoe belangrijk het wel niet is voor de Europese instellingen en lidstaten om een actieve rol te spelen bij de bestrijding van armoede. Hetzelfde dient te gebeuren om het plegen van misdaden tegen kinderen en uitbuiting van kinderen te voorkomen.

Eind vorig jaar trad het nieuwe Europa zonder grenzen een nieuw tijdperk binnen. Het is een grote uitdaging om bij de openstelling van het Schengengebied geen gunstige voorwaarden te scheppen voor criminelen. Daarom is het wenselijk een systeem te ontwikkelen dat gegevens over misdrijven die tegen kinderen zijn gepleegd, aan alle lidstaten beschikbaar stelt, en kinderen bescherming biedt tegen criminelen die in hun omgeving opereren.

Het uitstekende verslag van mevrouw Angelilli wordt helemaal waardevol, als het ook nog eens vergezeld zou gaan van juridische maatregelen. Ik vertrouw erop dat dit ook gebeurt. Vriendelijk dank, mijnheer de Voorzitter.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberta Alma Anastase (PPE-DE) . (RO) De rechten van het kind zijn een thema van essentieel belang, dat ons allen verenigt, ongeacht ons land van herkomst of ons politieke standpunt.

Als we het over de rechten van het kind hebben, hebben we het over onze toekomst, de toekomst van de Europese burgers en de Unie zelf. Daarom kan ik het verslag over de Europese strategie voor de rechten van het kind alleen maar toejuichen. De totstandkoming van het verslag is op zichzelf al een bevestiging van het belang van dit thema en van de in het Handvest van de grondrechten opgenomen tekst, aangezien daarbij een reeks van commissies was betrokken, die zes adviezen hebben uitgebracht.

De belangen van het kind moeten voorrang krijgen. Op grond van haar waarden en haar concept van ontwikkeling heeft de Europese Unie de morele plicht ervoor te zorgen dat de rechten van het kind zowel in het interne beleid als op internationaal niveau een prioriteit vormen.

Wat betreft de Europese Unie zou ik wil hameren op het belang van twee aspecten: ten eerste de negatieve gevolgen van migratie en de precaire situatie van kinderen die door migrerende ouders in hun herkomstland worden achtergelaten. Ik zou de rapporteur willen bedanken voor het feit dat zij mijn suggestie heeft overgenomen om de aandacht te vestigen op deze kwestie die het leven van vele Europese burgers nog steeds betreft, en ik zou de rapporteur willen verzekeren van mijn steun voor haar oproep om te waarborgen dat deze kinderen in het genot komen van de nodige zorg, sociale insluiting en grondig onderwijs.

Buiten de Europese Unie is het van cruciaal belang dat we de rechten van het kind op internationaal niveau bevorderen, met name in het kader van de betrekkingen van de Europese Unie met buurlanden en strategische partners. Van alle verschillende situaties in de wereld wil ik de aandacht vestigen op de schending van kinderrechten in crises en in conflicten, met name in de context van bevroren conflicten, waarin de rechtsstaat met voeten wordt getreden. De Europese Unie mag zulke situaties niet dulden en moet strenge maatregelen treffen om te waarborgen dat de rechten van het kind overal worden gerespecteerd.

In 2007 heeft de Europese Unie beslissende stappen in deze richting ondernomen, maar 2008 wordt een cruciaal jaar voor de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de nieuwe strategie inzake de rechten van het kind. Derhalve verzoek ik de Commissie en de Raad passende aandacht te schenken aan de aanbevelingen van het Parlement, om ervoor te zorgen dat deze strategie een succes wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Iratxe García Pérez (PSE) . (ES) Mijnheer de Voorzitter, dit verslag presenteert een samenhangende en geïntegreerde visie op hetgeen we vanuit de Europese Unie kunnen doen om acties ten behoeve van kinderen aan te moedigen. We moeten ons daarbij richten op degenen die ervoor moeten zorgen dat het recht van jongens en meisjes op gelijk onderwijs concrete invulling krijgt. We moeten ze helpen kinderarbeid en allerlei tegen kinderen gerichte vormen van geweld te bestrijden, en we moeten ze helpen bij de bescherming van kinderen van immigranten – jongens én meisjes.

We zijn ons ervan bewust dat de maatschappij zich ontwikkelt en dat het traditionele gezinsmodel niet langer het enige referentiepunt kan zijn. Er komen immers steeds meer alternatieve modellen bij, en we moeten ook met die modellen rekening houden, en wel vanuit de oprechte overtuiging dat kinderen moeten opgroeien in gunstige gezinsomstandigheden.

In verband met dit onderwerp wil ik graag verwijzen naar het reeds genoemde initiatief inzake internationale adopties. Er moet op dit gebied een wettelijke regeling komen die beter aansluit bij de werkelijkheid en rekening houdt met de nieuwe, nog onbekende factoren waar we nu mee te maken krijgen. Het belang van de minderjarige moet daarbij steeds voorrang krijgen. In een aantal landen, waaronder Spanje, wordt hieraan reeds gewerkt.

Voor ik afsluit wil ik graag duidelijk maken dat de Spaanse socialistische delegatie haar reserves heeft met betrekking tot punt 157, dat een verbod op de sluier op scholen inhoudt. Wij geven de voorkeur aan de dialoog en bemiddeling.

Dames en heren, we hebben het hier niet alleen over het meest kwetsbare segment van onze maatschappij – we hebben het ook over een toekomst die op solide waarden als respect, tolerantie en coëxistentie moet zijn gebaseerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb grote waardering voor dit rapport en de inspanningen die de rapporteur ervoor gedaan heeft.

Uit het debat dat ik tot nu toe heb gehoord, kan ik afleiden dat we het bijna allemaal eens zijn over de juiste aanpak inzake kinderrechten. We hebben een lange weg afgelegd sinds de tijd waarin kinderen gezien maar niet gehoord mochten worden. Vandaag de dag willen we onze kinderen niet alleen zien, we willen ze ook horen en we willen luisteren naar wat ze te zeggen hebben.

Maar toch is er nood aan wat verduidelijking − en misschien kan de commissaris die verschaffen − inzake de bevoegdheden die de EU heeft op het gebied van kinderrechten, in het licht van het Verdrag waarover zonet gesproken is en de stemming die er in Ierland gaat komen over dat Hervormingsverdrag. Zoals u weet, worden de rechten van het kind volgens de Ierse grondwet het best beschermd in de context van het gezin. We moeten de belangrijke rol erkennen die het gezin speelt in het beschermen van de rechten van het kind en we moeten maatregelen bekijken die de gezinnen kunnen versterken en steunen waar nodig.

Dan is er ook nog de kwestie van getrouwde versus niet-getrouwde gezinnen en de vraag of de kinderrechten in beide situaties gelijk zijn. Er is een toenemend aantal koppels in Ierland dat uit elkaar gegaan is of gescheiden is en er zijn ook steeds meer mensen die gaan samenwonen. Het gaat hier over een op de twaalf gezinnen, die samen verantwoordelijk zijn voor 50 000 kinderen. We moeten onderzoeken hoe de rechten van die kinderen beschermd worden onder de huidige Ierse wetgeving.

Ook het recht van kinderen op toegang tot beide ouders en de onzichtbaarheid van niet-geregistreerde kinderen onder het Ierse familierecht zijn kwesties die onze aandacht verdienen.

Nog een laatste punt: In 2006 was er algemene opschudding toen het Ierse Hooggerechtshof de wet op verkrachting van minderjarigen ongrondwettelijk verklaarde omdat er geen mogelijkheid in voorzien was voor de beschuldigde om als verdediging in te brengen dat hij zich oprecht vergist had in de leeftijd van het slachtoffer. Het ging in dat geval over een 41-jarige man en een 12-jarig meisje. Ironisch genoeg, werd de klacht tegen deze man vandaag in de districtsrechtbank van Dublin ingetrokken. Er moeten twee amendementen worden toegevoegd aan de Ierse Grondwet, één over de kwestie van het gezin en één over het voorval waarnaar ik net verwezen heb. Ik denk dat we ook moeten kijken wat de Europese Unie kan doen voor de rechten van het kind zodat we in Ierland de juiste stem kunnen uitbrengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Genowefa Grabowska (PSE) . (PL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, het debat van vandaag toont duidelijk aan dat het Europees Parlement een bijdrage wil leveren aan het Europees beleid inzake kinderen. Ik maak me derhalve ernstig zorgen over het standpunt van tal van lidstaten, die van mening zijn dat vrijwel alle regelgeving aangaande de rechten van het kind onder de jurisdictie van het gezinsrecht valt en dus per definitie een exclusieve nationale bevoegdheid is.

Deze strikt nationale aanpak plaatst het Parlement buiten de kern van het beslissingsproces met betrekking tot de rechten van het kind. Onze rol wordt op die manier beperkt tot die van een adviesorgaan. Dit is geen goede benadering in een Europa dat zich steeds meer tot één geheel ontwikkelt. Een voorbeeld hiervan is de verordening inzake de grensoverschrijdende inning van alimentatievorderingen, die onlangs, in december, in het kader van de raadplegingsprocedure door het Europees Parlement is goedgekeurd. Deze verordening moet ervoor zorgen dat kinderen, die door één van hun ouders zijn vergeten, niet langer honger moeten lijden of aan hun lot worden overgelaten, doordat ze de financiële middelen ontvangen die dankzij dit nieuwe en efficiëntere systeem worden geïnd. Daarom ben ik van mening dat het Europees Parlement, dat ook alle Europese kinderen vertegenwoordigt, de morele plicht heeft om actief mee te werken aan wetgeving die in hun voordeel is.

Kortom, mijnheer de commissaris, dit betekent dat het Europees Parlement sterker betrokken zou moeten worden bij de Europese regelgeving inzake kinderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edward McMillan-Scott (PPE-DE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag de rapporteur, Roberta Angelilli, en de andere rapporteurs bedanken voor hun inzet in dit belangrijke dossier en natuurlijk dank ik ook commissaris Frattini voor zijn steun aan deze mededeling en voor het werk dat de Commissie hiervoor verzet heeft.

Hoewel ik erken dat deze zaken in de eerste plaats toebehoren aan de lidstaten, ben ik ervan overtuigd dat er hier ook een taak is weggelegd voor de Europese Unie, een taak die natuurlijk verankerd is in het Handvest van de grondrechten, waarin voor de eerste keer de rechten van het kind zijn opgenomen. Als je een maatschappij wilt beoordelen, dan kijk je naar de manier waarop ze omgaat met haar onschuldigen. En wij, de Europese Unie zijn uiteindelijk ook een maatschappij.

Wat mij vooral aanbelangt in dit dossier, is de grensoverschrijdende ontvoeringen van kinderen door ouders. Ik heb veel zaken behandeld die daarmee te maken hadden. Jaarlijks worden er honderden kinderen ontvoerd van een EU-lidstaat naar een andere EU-lidstaat of van een EU-lidstaat naar een EU-buurland en zelfs nog veel verder. Ondanks internationale verdragen zoals het Verdrag van Den Haag en, intern, het Verdrag Brussel II, zijn er nog heel wat mankementen. Ik ben het internationale advocatenkantoor Freshfields zeer dankbaar omdat ze onlangs verscheidene zaken onder het Brussel II-verdrag hebben onderzocht en de vinger hebben weten te leggen op enkele problemen in onze lidstaten.

Ik ben ervan overtuigd dat het werk van het Europees Parlement en de Commissie gezien moet worden in de context van de internationale ontwikkelingen van de wetgeving. Ik vind dat het oudere VN-verdrag inzake de Rechten van het Kind, dat de belangen van het kind voorop stelt, absoluut cruciaal is. In het Handvest van de grondrechten wordt nu het concept toegevoegd dat een kind recht heeft op beide ouders. Dat concept is essentieel en wordt nu wereldwijd verspreid.

Maar er zijn twee aspecten die bepalend zijn voor de manier waarop een zaak in de rechtbank behandeld wordt. Hoewel dit punt niet expliciet in het verslag vermeld wordt, moeten we toch rekening houden met het recht van kinderen om hun wensen kenbaar te maken aan de rechtbank, tenminste als ze daarvoor volwassen genoeg zijn, zoals mijn 7-jarige cliënte Jessica onlangs deed in het Hooggerechtshof. Ten tweede moet er voor het kind, indien nodig, onafhankelijke wettelijke vertegenwoordiging voorzien worden. Dat zijn twee elementen waar we volgens mij we in de komende maanden nog aan moeten werken.

 
  
MPphoto
 
 

  Alessandro Battilocchio (PSE) . – (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de rapporteur voor haar uitstekende werk. Aan het begin van de 20e eeuw hadden kinderen zo goed als geen rechten, maar aan het eind van deze eeuw is duidelijke en onmiskenbare vooruitgang geboekt, al hebben we nog een lange weg te gaan, een moeilijke weg, zoals uit vele delen van het verslag moge blijken.

In de korte tijd die mij hier ter beschikking staat en op grond van mijn eigen ervaringen met UNICEF wil ik er bij de Commissie op aandringen één aspect te benadrukken: we hebben een Europees instrument voor adopties nodig, want de 27 lidstaten hebben op dit gebied volledig inconsistente wetgevingen. Het zou zinvol zijn om een wetgevingskader goed te keuren dat ertoe bijdraagt de kwaliteit van door informatiediensten aangeboden hulp te verhogen, om de verschillende stappen ter voorbereiding van internationale adopties op een rijtje te zetten en een regeling te vinden voor de procedures voor adoptieaanvragen en ondersteunende gezinsdiensten na de adoptie. Tegenwoordig hebben we op dit gebied nog te vaak te maken met misbruik, tekortkomingen, vertragingen en problemen die de adopterende gezinnen en vooral de betrokken kinderen echt niet verdienen.

 
  
MPphoto
 
 

  Miroslav Mikolášik (PPE-DE) . – (SK) Alle lidstaten hebben het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van 1989 geratificeerd. Dit verdrag bevat echter geen enkel sanctiemechanisme.

Er zijn verschillende organen die ernaar streven de rechten van het kind te bevorderen; hun activiteiten dienen beter te worden gecoördineerd en meer bekendheid te krijgen, bijvoorbeeld door de oprichting van een gezamenlijke website. Op die manier kan een onwenselijke verdubbeling van inspanningen worden voorkomen. Een andere stap zou kunnen zijn om de commissaris voor grondrechten te belasten met de bescherming van de rechten van het kind. Ik zou het toejuichen wanneer de commissaris, overeenkomstig de prioritaire actiegebieden, zou worden betrokken bij de strijd tegen kinderarmoede en alle vormen van geweld. Tegen kinderen mag nooit geweld worden gebruikt. Daarom is het in mijn opinie weliswaar van belang om de daders te bestraffen, maar nog belangrijker om dergelijke onmenselijke misdrijven te voorkomen.

Met dit doel steun ik het verzoek van de rapporteur om procedures in te stellen ter verbetering van de strafvervolging buiten het grondgebied: in de praktijk moet gewaarborgd zijn dat een persoon die in de ene lidstaat wegens geweld tegen kinderen is veroordeeld, ook in andere lidstaten als zodanig geregistreerd staat. Deze methode zou mijns inziens een belangrijke stap betekenen voor de voorkoming van verder misbruik van kinderen, zoals genitale verminking, seksueel misbruik, kinderpornografie, ontvoering en mensenhandel.

Met betrekking tot kinderpornografie ben ik sterk voorstander van het initiatief van de Europese Commissie die in overleg met bepaalde banken en creditcardmaatschappijen de mogelijkheid onderzoekt om sites die kinderpornografisch materiaal verkopen uit te sluiten van het systeem van online-betaling. Een dergelijk initiatief zou er toe kunnen bijdragen een databank van handelaren in kinderpornografisch materiaal op te stellen die ertoe dient informatie over de producenten en distributeurs uit deze weerzinwekkende handel te verstrekken aan de politie van de betreffende lidstaat, Europol en Interpol. Omdat ik besef dat we het hier met een zeer belangrijk beleidsgebied van doen hebben, ben ik ervoor om de nodige personele en financiële middelen beschikbaar te stellen voor de bescherming van de rechten van het kind. Het gaat om de toekomst van onze kinderen, dat wil zeggen om onze toekomst.

 
  
MPphoto
 
 

  Katerina Batzeli (PSE) . (EL) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil mevrouw Angelilli feliciteren, aangezien zij inderdaad een geïntegreerd kader heeft opgesteld voor de consolidatie van het Handvest van de rechten van het kind.

Ik wil mij hier concentreren op drie punten die hier nog niet zijn genoemd.

Ten eerste moet er snel een diagnose worden gemaakt van en gereageerd worden op het probleem van geweld tegen en misbruik van kinderen, door een speciaal registratiesysteem op te richten dat op den duur kan bijdragen tot een doeltreffende preventie.

Ten tweede dient het Protocol ter voorkoming, onderdrukking en bestraffing van handel in personen door alle lidstaten te worden geratificeerd. In verband hiermee zal het onder meer noodzakelijk zijn om de afgifte te overwegen van tijdelijke of permanente verblijfsvergunningen die slachtoffers in staat stellen op hun grondgebied te verblijven.

Ten slotte een geïntegreerd beleid om het fenomeen van de jeugddelinquentie aan te pakken, door middel van preventieve maatregelen, maatregelen voor de sociale integratie van jeugdige misdadigers en maatregelen voor justitieel en extrajustitieel optreden.

Mijnheer de Voorzitter, dit is het Jaar van de interculturele dialoog, en we moeten de bruggen tussen de culturen en geloofsopvattingen in stand houden. Ik acht paragraaf 127 van dit verslag onaanvaardbaar.

 
  
  

VOORZITTER: MARIO MAURO
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Gurmai (PSE) . (HU) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, leden van het parlement, het lot van Europa wordt in hoge mate bepaald door zijn vermogen om samenlevingen te ontwikkelen die kinderen kunnen opvangen en ondersteunen. Het is voor de toekomst van de Europese Unie van cruciaal belang, dat de rechten van kinderen worden ondersteund en beschermd. Het ontwikkelen van een kindervriendelijke samenleving binnen de EU is onlosmakelijk verbonden met de verdere uitwerking en versterking van de Europese integratie.

Er is een uitvoerige EU-strategie nodig om effectieve naleving van de rechten van kinderen zowel binnen als buiten de EU te bevorderen en te garanderen. Kinderen verdienen het om speciale voorzieningen en passende juridische bescherming te krijgen. De lidstaten hebben de verantwoordelijkheid om ouders bij het opvoeden van hun kinderen op vele manieren te ondersteunen. Alleen met behulp van deze instrumenten kan een veilig en solidair Europa worden opgebouwd.

In ons beleid dient telkens aandacht te worden besteed aan de diversiteit van kinderen en hun verscheidenheid aan wensen, met speciale nadruk op armoede, sociale uitsluiting en negatieve discriminatie zowel binnen de EU als op mondiaal niveau.

Ik vind het belangrijk, dat de aanbevelingen in het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind op een consistente en systematische manier in aanmerking worden genomen bij totstandkoming van bilaterale overeenkomsten tussen de EU en landen buiten de EU.

De PSE-Fractie verzoekt om een aparte stemming over amendement 127.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (PSE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben zeer blij met de beslissing om de rechten van het kind te vermelden in het Verdrag van Lissabon als een van de streefdoelen van de Europese Unie, waardoor de kinderrechten een nieuwe rechtsgrondslag verwerven.

In haar verslag haalt mevrouw Angelilli heel wat belangrijke kwesties aan die te maken hebben met het welzijn en de bescherming van kinderen. Maar ik wil benadrukken hoe belangrijk het is ook te erkennen dat armoede en sociale uitsluiting van de ouders kinderen eveneens kunnen belemmeren bij het uitoefenen van hun rechten.

Ik steun de oproep in het verslag dat de Europese Unie moet samenwerken met de relevante VN-instellingen, internationale organisaties en onderzoekcentra. Zo kunnen er gemakkelijker vergelijkbare statistische gegevens over de situatie van kinderen binnen de EU verzameld worden, om een groter aantal indicatoren in verband met kinderen te ontwikkelen en toe te voegen die specifiek betrekking hebben op bijvoorbeeld kinderarmoede en hun sociale uitsluiting.

Kinderarmoede is een verwaarloosd onderwerp, terwijl een vijfde van de kinderen in de Europese Unie op de rand van de armoede leeft. Betekent dat dan niet dat twintig procent van de toekomstige volwassen Europeanen gedoemd is nooit zijn of haar ware potentieel te kunnen realiseren?

Als de politieke wil er is, laat alle lidstaten dan samenwerken om ervaringen uit te wisselen en van elkaar te leren. Waarom kunnen we niet, in navolging van de EU-wijde campagne om armoede in de ontwikkelde wereld te bestrijden, een gelijkaardige campagne lanceren in de EU om kinderarmoede tot het verleden te doen behoren?

 
  
MPphoto
 
 

  Katrin Saks (PSE) . (ET) Dank u, mijnheer de Voorzitter.

Gezien het feit dat eenderde van alle kinderen ter wereld niet genoeg te eten heeft en dat eenzesde van hen niet naar school gaat, maakt het misschien een rare indruk om over armoede in Europa te spreken. En toch bestaat dit probleem, en het is bijzonder zorgwekkend dat het aantal kinderen dat in armoede leeft veel groter is dan het aantal volwassenen waarvoor dit geldt. In het algemeen betekent dit niet dat kinderen honger lijden, maar dat zij niet de mogelijkheden krijgen die voor hun ontwikkeling nodig zijn.

Ik zou uw aandacht willen vestigen op het feit dat de turbulente ontwikkeling van de markteconomie in de nieuwe lidstaten tot een sterke sociale stratificatie heeft geleid, die van grote invloed is op het welzijn van kinderen. Dit effect wordt door sociale problemen versterkt. Het gaat om een tragedie die niet alleen kinderen betreft.

Zo blijft bijvoorbeeld een aanzienlijk deel van de menselijke hulpbronnen – het enige waar in mijn herkomstland Estland steeds meer gebrek aan is –onbenut, zodat het ook een probleem is voor de lidstaten en de Unie.

Ook al valt het beleid ten aanzien van kinderen voor een groot deel onder de bevoegdheid van de lidstaten, wil ik toch het belang onderstrepen van de Europese strategie en Europese indicatoren, databanken en verslagen. Ik hoop dat het effect hiervan op de lidstaten verder zal toenemen.

Als politica weet ik dat het moeilijk is de kiezers uit te leggen waarom bijvoorbeeld de buren beter voor hun kinderen zorgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogdan Golik (PSE) . (PL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, het voorgestelde initiatief met betrekking tot een strategie voor de rechten van het kind is niet alleen een signaal voor Europa, maar voor de hele wereld. Het maakt duidelijk hoe de rechten van de jongsten in de maatschappij beschermd zouden moeten worden. Ik zou mevrouw Angelilli derhalve van harte willen feliciteren met haar uitstekende verslag.

Helaas zijn gevallen van schending van de rechten van minderjarigen in bepaalde delen van Europa geen uitzondering – in Europa waar we zo trots zijn op ons hoogontwikkelde systeem ter bescherming van de rechten van de mens. Daarom moeten we ervoor zorgen dat kinderen, die op verschillende manieren vernederd worden, weten dat er iemand is aan wie ze hulp kunnen vragen en die hen die hulp zal verstrekken. Ik steun derhalve de oproep van de auteur van het verslag om efficiëntere monitoringmechanismen in het leven te roepen, alsook het plan van de Europese Commissie om een telefoonhulplijn te openen voor kinderen die hulp nodig hebben.

Een andere belangrijke kwestie betreft kinderen uit arme, immigranten- en vluchtelingengezinnen. Zij lijden onder een situatie waarvoor ze zelf niet verantwoordelijk zijn en zijn daardoor in de toekomst vaak veroordeeld tot een slechter leven dan hun leeftijdgenoten die hun vaderland niet hebben moeten ontvluchten. Om die reden verleen ik mijn steun aan het voorstel om hen niet alleen volledige rechten toe te kennen, ongeacht de wettelijke status van hun ouders, maar hen ook een gelijke toegang tot onderwijs te garanderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik dank alle sprekers en ik ben ook blij dat zij beseffen dat de Commissie en het Parlement voor het eerst in Europa, en zelfs nog voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, gezamenlijk een echt horizontaal Europees beleid aan het formuleren zijn voor alle gebieden die te maken hebben met de bescherming en bevordering van de rechten van het kind. Dat is een politiek kunststukje op een terrein dat twee jaar geleden nog niet eens op de Europese agenda stond, en het is daarom ook een antwoord op diegenen hebben ingezien dat het tijd wordt om praktische maatregelen te nemen.

Ik ben zeer verheugd over de opmerkingen van de heer McMillan. Een van de belangrijkste criteria voor de evaluatie van de mate van beschaving in een land is de manier waarop het land met zijn jongste inwoners, zijn kinderen, omgaat. De lidstaten van de Europese Unie en wij allen als Europeanen streven ernaar een voortrekkersrol te vervullen in de wereld met betrekking tot de behandeling van kinderen en de mogelijkheden die hun worden geboden.

U hebt reeds een groot aantal punten aangekaart, waarvan sommige reeds voorkomen in het voorstel dat ik heb ingediend en in de uiterst nuttige aanbevelingen van mevrouw Angelilli, maar toch geloof ik dat er nog andere punten zijn waar we in de komende maanden zorgvuldiger naar moeten kijken. Laten we van 2008 een jaar van vooruitgang maken voor deze Europese strategie.

Mevrouw Gál en mevrouw Sinnot hebben de rol van het gezin aangesproken en daarbij heel duidelijk gemaakt dat veel problemen waar wij mee kampen voortvloeien uit achterhaalde en onjuiste denkbeelden over de rol van het gezin. Zoals u nog zult weten hebben we deze kwestie vorig jaar onderzocht in verband met gewelddadige videospelletjes: uit een in Europa gehouden enquête bleek dat slechts twintig procent van de geënquêteerden zich ervoor interesseerden hoe hun kinderen het Internet gebruiken en hoe zij aan videospelletjes komen en deze spelen. Dat betekent dat tachtig procent van de ondervraagde ouders niet wisten wat voor soort elektronische spelletjes hun kinderen gebruikten of welke websites zij bezochten. Dit toont aan waarom het gezin, zoals gezegd, de centrale plek is waar wij de rechten van het kind moeten propageren.

De heer Catania en anderen hebben het over de kwestie van kinderarbeid gehad. U herinnert zich vast nog wel dat ik in mijn voorstel voor een strenge bestraffing van personen die van illegaal werk door legale immigranten profiteren, met name de tewerkstelling van minderjarige migranten heb veroordeeld, die als migranten kwetsbaar zijn en uitgebuit worden omdat zij illegaal werken. Zij zijn bijzonder kwetsbaar omdat kinderen niet dienen te werken maar naar school moeten gaan. Dit voorstel, dat inmiddels op tafel ligt, wordt, als het wordt goedgekeurd, een richtlijn die de lidstaten er wettelijk toe zal verplichten regels in te voeren die we nu helaas nog niet hebben.

De kwestie van migrerende kinderen zonder begeleiding is eveneens belangrijk. We voeren overleg over mogelijkheden voor de financiering van gerichte projecten, want we hebben, naast de reeds genoemde, situaties ontdekt die echt tragisch zijn. Zo heeft de Spaanse overheid op de Canarische eilanden zeer zorgwekkende gevallen geconstateerd, die we duidelijk moeten aanpakken, namelijk gevallen waarin grote aantallen kinderen zonder begeleiding aankomen omdat hun ouders hen zomaar alleen op reis hebben gestuurd. Dat is op zichzelf schokkend genoeg. Zoals mevrouw Segelström duidelijk heeft geëist moeten we de Europese wetgeving versterken om geweld tegen kinderen te bestrijden,

Er is een ernstige kwestie die mij persoonlijk betreft. Er zijn regels die ervoor zorgen dat het ouderlijk gezag in het geval van een verbreking van de relatie of een echtscheiding aan één van beide ouders wordt toegekend. In vele lidstaten wordt de geldende regelgeving echter niet toegepast in de praktijk. Niet omdat de overheid de regels niet toepast, maar omdat ambtenaren en rechters er te weinig zicht op hebben. Er zijn gevallen waarin kinderen feitelijk door een van de ouders worden gestolen. In sommige gevallen blijkt het onmogelijk om beslissingen van de rechter te handhaven. Daarom moeten we in de context van de toekenning van het ouderlijk gezag meer nadruk leggen op deze kwestie.

Een ander gebied dat moet worden aangepakt is sekstoerisme. Hierbij moet ook aandacht worden besteed aan samenwerking tussen overheidsinstanties onderling en met particulieren, reisbureaus en ook creditcardmaatschappijen, om te helpen bij het opsporen van personen die kinderpornografisch materiaal in het Internet kopen. Pedofielen betalen natuurlijk niet contant, ze betalen met een creditcard. Wanneer deze samenwerking, waar we inmiddels mee beginnen, rond komt zullen we ook in staat zijn sekstoerisme terug te dringen en uit te bannen.

Het recht om in een niet-verontreinigde omgeving op te groeien vormt een nieuw gebied. We moeten bijzondere aandacht besteden aan de milieurechten van het kind, niet alleen omdat zij nieuw gebied vormen, maar omdat deze rechten duidelijk door ons allemaal moeten worden gewaarborgd.

Mevrouw Harkin heeft, evenals enkele anderen, naar het effect van het Verdrag van Lissabon gevraagd. Dit Verdrag introduceert geen specifieke rechtsgrondslag, maar verheft de strategie die we hier bespreken en die tot nog toe op een gemeenschappelijke politieke wil was gebaseerd, tot een Europees beleidsgebied. Dankzij het Verdrag van Lissabon kunnen we de strategie voor kinderbescherming als echt Europese strategie beschouwen, wat een enorme stap voorwaarts betekent.

Ik zou willen besluiten met te zeggen dat we de komende maanden aan dit thema moeten werken en dat duidelijk moge zijn dat Europa op die manier een investering doet in zijn toekomst. Het investeert in zijn jongeren en investeert ten behoeve van kinderen. Er is echter nog een gebied waarop kinderen actief kunnen worden betrokken bij een van de belangrijkste beleidsonderdelen van de Europese Unie: de integratie van immigrantengemeenschappen. Indien we op onze kinderen bouwen, op de kleinste schoolkinderen, en hen tot ambassadeurs van de integratie benoemen – gezien het feit dat zij er geen enkel probleem mee hebben om zij aan zij met kinderen uit verschillende culturen en met een andere achtergrond te spelen en te leren – maken we van de kinderen geen kleine volwassenen, zoals iemand heeft gezegd, maar actieve deelnemers aan het integratiebeleid. Want indien dit beleid niet wordt gegrondvest op de integratie van kinderen op school, zal het nooit een beleid worden dat daadwerkelijk bijdraagt tot de integratie van immigranten.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberta Angelilli, rapporteur. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zou allereerst commissaris Frattini willen bedanken voor het feit dat hij hier de sterke betrokkenheid van de Europese Commissie bij het vraagstuk van de rechten van het kind heeft bevestigd. Ik dank hem er eveneens voor dat hij de lidstaten in zijn openingstoespraak heeft opgeroepen de telefoonhulplijnen voor kinderen snel in bedrijf te nemen, want de vertragingen die hierbij optreden kunnen inderdaad niet door beugel. Ik ben ook dankbaar dat hij erop heeft gewezen dat nog niet alle lidstaten nationale garanties met betrekking tot de rechten van het kind hebben ingevoerd, iets wat wij in het verslag eveneens hebben opgemerkt en betreuren.

Ook ben ik al mijn collega’s dankbaar die een rol hebben gespeeld in de totstandkoming van dit document, evenals de sprekers, want ik geloof dat we allemaal het concept van de belangen van het kind onderschrijven. Ik doe dat natuurlijk ook, en ik deel de zorgen die hier vandaag in het Parlement zijn geuit. We moeten de lidstaten ertoe aanzetten om woorden nu snel in daden om te zetten, en het Parlement en de Europese Commissie moeten hieraan vanzelfsprekend het hunne bijdragen.

Staat u mij toe om nog kort op een aantal punten in te gaan die hier zijn genoemd. Wat het milieu betreft moet ik de heer Frattini gelijk geven dat we in het verslag wellicht verder hadden kunnen gaan, maar we hebben duidelijk gemaakt dat het recht op een schone en gezonde omgeving een van de centrale rechten moet zijn die aan minderjarigen moeten worden gegarandeerd.

Ik ben verheugd te kunnen constateren dat de kwestie van internationale adopties een van de onderwerpen zal zijn die op het volgende Europese Forum voor de rechten van het kind worden behandeld. In dit verband wil ik er ook op wijzen dat naast de gigantische en veelal uiterst bureaucratische problemen die zich bij internationale adopties voordoen, ook het tragische probleem bestaat van kinderen die de dupe worden van conflicten tussen de ouders na de verbreking van de relatie of echtscheiding. Dit is inderdaad een groot Europees probleem dat blijkbaar is toegenomen als gevolg van de opening van de grenzen.

Tot slot zou ik willen zeggen dat ik natuurlijk zeer tevreden ben met het werk dat is verricht, en hoewel het resultaat beslist niet perfect is, vormt het een uitstekend uitgangspunt, op voorwaarde, dat wil ik nog eens benadrukken, dat spoedig serieuze en verantwoordelijke maatregelen worden getroffen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Het debat is gesloten.

De stemming vindt woensdag om 12.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Lívia Járóka (PPE-DE), schriftelijk. (EN) Segregatie in het onderwijs is een van de schadelijkste vormen van discriminatie waaronder Romakinderen te lijden hebben. Onderwijs is niet alleen een grondrecht voor ieder mens, het is ook een cruciaal middel tot het verkrijgen van andere mensenrechten. Als Romakinderen vanaf een jonge leeftijd toegang krijgen tot onderwijs, dan heeft dat beleid een invloed op meerdere niveaus en komt dat niet alleen de kinderen zelf ten goede. Sta me toe enkele voordelen op te sommen. De sociale gelijkheid wordt gepromoot en de individuele en sociale productiviteit neemt toe. Bovendien leidt het tot het afnemen van de armoede en het verdwijnen van discriminerende houdingen en sociale uitsluiting. Hoe meer onderwijs Romakinderen genieten, hoe meer kans ze maken om productieve werknemers te worden. Dan kunnen ze geld verdienen en op die manier bijdragen tot de staat door middel van de belastingen die ze betalen op hun inkomsten en consumptie. Op die manier beïnvloeden ze de manier waarop niet-Romaburgers hen zien en hebben ze dus ook invloed op het bredere sociale vlak. Hoe productiever de Roma worden, hoe minder arm ze zijn, en zo dragen ze bij aan de maatschappij in plaats van afhankelijk te zijn van overheidssteun. En de combinatie van een verhoogde productiviteit en verminderde overheidssteun komt neer op een budgettair voordeel voor de overheid. Dus een programma dat deze ontwikkelingen zou steunen, is in het voordeel van alle Europeanen en niet alleen de Roma.

 
  
MPphoto
 
 

  Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk. (FI) Een van de meest fundamentele grondslagen waarop onze gemeenschappelijke Europese waarden zijn gebaseerd is onze plicht om onschuldige zielen, dat wil zeggen kinderen, te beschermen.

Het is van essentieel belang om de rechten van het kind doeltreffender dan tot dusver te beschermen, en dat geldt ook op Europees niveau. De mededeling van de Commissie over de invoering van een strategie ter bescherming van de rechten van het kind moet worden toegejuicht.

Het verslag van het Parlement over deze strategie is uitstekend. Ik wil een paar punten aanstippen die deel uitmaken van deze brede thematiek.

Ten eerste houdt de status van gezinnen rechtstreeks verband met de rechten van kinderen. Het gezin is zonder twijfel de beste omgeving voor een kind. Het gezin en de bescherming van het gezinsleven zijn rechten van het kind, en die worden verwezenlijkt wanneer het goed gaat met het gezin. De strategie moet er ook op zijn gericht het welzijn van gezinnen te bevorderen. Het contact met beide ouders dient tot elke prijs te worden gewaarborgd.

Kinderen worden al op zeer vroege leeftijd blootgesteld aan verschrikkelijke, gewelddadige en seksuele inhoud in de amusementsmedia, met rampzalige gevolgen. In het verslag wordt onder meer het goede voorstel gedaan om een uniform systeem op te zetten voor de classificering en etikettering voor de verkoop en verspreiding van audiovisuele inhouden en videospellen voor minderjarigen. Het principe dat de vervuiler betaalt dient te worden toegepast op gewelddadige vormen van commercieel amusement, omdat hierdoor enorme schade wordt aangericht.

Ten derde moeten doortastende maatregelen worden getroffen om kinderpornografie uit te bannen. De Commissie dient prioriteit te geven aan de versterking van grensoverschrijdend optreden om websites te sluiten die kinderen onderdrukken, alsmede aan de verbetering van de samenwerking tussen de overheid en de particuliere sector.

Helaas zijn kinderrechten niet gevrijwaard van de algemene trend tot relativering van de waarden waardoor de samenleving is gekenmerkt. We moeten erop hameren dat sommige dingen niet kunnen worden gerelativeerd. De rechten en de bescherming van kinderen zijn centrale onderdelen van de mensenrechten. Om deze reden moeten we de mensen eraan herinneren dat schendingen van deze rechten zwaar zullen worden bestraft.

 
  
MPphoto
 
 

  Katalin Lévai (PSE) , schriftelijk. – (HU) De Europese Unie heeft een speciale verantwoordelijkheid om de fundamentele mensenrechten, maar bovenal de rechten van kinderen te beschermen. Desondanks loopt negentien procent van de kinderen in de EU een risico op armoede en dit percentage is hoger dan bij de volwassen bevolking (15 procent). Over de hele wereld zijn veertig miljoen kinderen van onder de twaalf jaar het slachtoffer van een of andere vorm van geweld. Bijna zes miljoen worden gedwongen te werken, terwijl anderhalf miljoen het slachtoffer worden van mensensmokkelaars. Gelet op deze ontwikkelingen is een Europese strategie van zerotolerantie gericht op de bescherming van de rechten van kinderen van uitermate groot belang.

Ik ben van mening dat een verbeterde wetgeving, en tegelijkertijd een onderzoek naar de effecten van de nieuwe en bestaande wetgeving op minderjarigen, hierin een sleutelrol kan spelen. Ik steun echter niet het plan om een apart orgaan op te richten die de verantwoordelijkheid voor de rechten van kinderen op zich neemt. De eventuele werkzaamheden van dit orgaan kunnen ook door de coördinator van de rechten van kinderen worden uitgevoerd, die door de Commissie wordt aangesteld. Ik ben er wel voorstander van een commissaris voor mensenrechten en minderheden aan te stellen, die tevens de verantwoordelijk kan zijn voor de rechten van kinderen. Het is belangrijk te vermelden dat de meerderheid van de kinderen die in kansarme omstandigheden leven, tot de Roma behoren, of tot de in Europa levende minderheid. Het is verder aan te bevelen hervormingen door te voeren bij de Europese instellingen, waarbij de direct onder de commissaris geplaatste coördinatoren voor de rechten van kinderen als liaison zouden fungeren voor de instellingen, de NGO’s en regeringen. Gelet op het feit dat er binnen de EU al een groot aantal Europese organisaties en instellingen bestaat dat zich met de rechten van kinderen bezighoudt, dienen we de nadruk te leggen op het samenvoegen van al bestaande instellingen en het verhogen van hun effectiviteit, in plaats van het oprichten van een nieuw orgaan.

Naast de bescherming van de rechten van kinderen wordt het onderwijs tegenwoordig ook een steeds actuelere kwestie. Indien aandachtig onderwijs wordt gegeven, kunnen onwetende jonge delinquenten zich ontwikkelen tot voorbeeldige burgers die de wet respecteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Joseph Muscat (PSE), schriftelijk. – (MT) In de context van dit debat over de rechten van het kind heb ik de plicht om over het geval van Shaun Attard te spreken, dat de mensen in Malta en Gozo pijn doet in het hart.

Dit kind uit Gozo werd bij zijn vader weggehaald op een manier die zeker psychische gevolgen voor de jongen heeft.

Het kan zijn dat de wet in dit geval is nageleefd en dat de Europese richtlijnen zijn gerespecteerd. Maar het is zeer de vraag of de gebeurtenissen wel in het belang van dit kind zijn.

Tot mijn spijt meen ik te moeten constateren dat de Britse autoriteiten het de vader mijns inziens niet bepaald makkelijk maken om zich in deze zaak te verweren. Zelfs de weinige contacten tussen vader en kind worden door allerlei belemmeringen verstoord.

Ik zou erom willen verzoeken dat, in overeenstemming met de geldende wetgeving, Mario Attard wordt gehoord en dat bovendien zorgvuldig wordt gekeken naar de belangen van Shaun.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrzej Tomasz Zapałowski (UEN), schriftelijk. (PL) Het huidige debat over de rechten van het kind gaat nader in op een groot aantal fundamentele kwesties in verband met de correcte ontwikkeling van onze jongeren. De toekomst van onze kinderen en de garantie dat zij zich op de juiste manier kunnen ontwikkelen bepalen in belangrijke mate hoe de toekomst van ons continent er op het vlak van de intermenselijke betrekkingen zal uitzien.

De rechten van het kind dienen gerespecteerd te worden. Dat geldt eveneens voor de rechten van ouders om hun kinderen op te voeden volgens de waarden die zij belangrijk vinden. Spreken over de rechten van het kind, zonder daarbij hun recht om in een natuurlijk gezin met een moeder en vader op te groeien in overweging te nemen, betekent een schending van hun rechten. Ook de beslissing over de adoptie van een kind, dat bij ouders van hetzelfde geslacht terechtkomt, en de daaraan gekoppelde beslissing over het toekomstige lot van het kind – waarbij in zekere zin een seksuele geaardheid wordt opgedrongen – is een schending van de grondrechten van dat kind. We kunnen deze kwestie niet doodzwijgen, alleen omdat dit in strijd is met de politieke correctheid in de Europese Unie.

 

16. Zorgwekkende situatie inzake afval in Campania (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Aan de orde is de verklaring van de Commissie over de zorgwekkende situatie inzake afval in Campania.

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie. (EL) Mijnheer de Voorzitter, geachte leden van het Europees Parlement, volgens berichten in de media heeft zich sinds 21 december in Napels en de omringende steden een gigantische hoeveelheid afval van naar schatting meer dan 100 000 ton opgehoopt. Deze situatie, samen met de negatieve – ik zou zelfs zeggen rampzalige – gevolgen voor de bewoners en het milieu, baart grote zorgen.

De huidige crisis in Napels komt niet zomaar uit de lucht vallen, maar is het resultaat van een gebrekkige handhaving van de Europese afvalwetgeving in de afgelopen veertien jaar, waarvoor Italië herhaaldelijk is veroordeeld door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.

Naast de rol van de georganiseerde criminaliteit, die door de pers wordt benadrukt, lijkt de huidige crisis een rechtstreeks gevolg van dadeloosheid en een gebrek aan politieke wil tot het nemen van de nodige maatregelen voor een oplossing van de chronische problemen met het afvalbeheer.

Toen de Commissie in het voorjaar van 2007 voor het eerst in kennis werd gesteld van de crisis van de afvalinzameling en -verwerking in Campania werd tegen Italië een inbreukprocedure ingeleid wegens niet-naleving van de communautaire afvalwetgeving. Sindsdien heeft de Commissie de ontwikkelingen op de voet gevolgd en heeft zij op verzoek van de Italiaanse regering ter plekke een eerste evaluatie van de situatie uitgevoerd. In de komende dagen zal een verdere ontmoeting met de bevoegde Italiaanse autoriteiten plaatsvinden. De Italiaanse autoriteiten hebben de plicht om spoedmaatregelen te treffen om het afval van straat te halen. Zoals deze crisis aantoont, volstaat het echter niet om slechts het afval weg te ruimen. De kortetermijnacties moeten vergezeld gaan van de goedkeuring en, nog belangrijker. de doeltreffende tenuitvoerlegging van strategische maatregelen. Zo dient bijvoorbeeld een adequaat netwerk van afvalverwerkingsfaciliteiten te worden opgericht dat volledig voldoet aan de wettelijke normen van de Gemeenschap. Daarnaast is een geïntegreerde langetermijnstrategie voor de afvalverwerking nodig die erop is gericht recycling te bevorderen en afval na inzameling te sorteren.

Wetsbesluit nr. 61 van mei 2007 had ten doel de afvalcrisis op te lossen, maar dit is niet gelukt. Het door minister-president Prodi op 8 januari afgekondigde noodplan is een van meer ambitie getuigende poging op dit gebied, maar het schort nog aan een tijdschema voor de maatregelen, die snel en doeltreffend moeten worden omgezet. We zullen de maatregelen die door de Italiaanse instanties in de praktijk worden genomen, op de voet blijven volgen. De Commissie zal druk blijven uitoefenen op de Italiaanse regering om een einde te maken aan de crisis en is voornemens de juridische procedure tegen Italië voort te zetten. De voortdurende schendingen van de communautaire milieuwetgeving in Campania moeten, in overeenstemming met de Gemeenschapswetgeving, eindelijk worden beëindigd.

Hoewel de situatie blijkbaar ingewikkeld is, is het voor de Italiaanse autoriteiten niet onmogelijk om aan de communautaire afvalwetgeving te voldoen. Ik ben er zeker van dat zij zich een voorbeeld kunnen nemen aan andere lidstaten, maar ook aan andere regio’s in Italië, waar men oplossingen heeft gevonden voor een gecontroleerde afvalverwerking door een combinatie van verschillende methoden voor afvalreductie, -inzameling en -verwijdering.

 
  
MPphoto
 
 

   Giuseppe Gargani, namens de PPE-DE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, om te beginnen zou ik willen zeggen dat ik de verklaring van de commissaris weliswaar onderschrijf, maar dat de situatie naar mijn mening niet moeilijk is, maar dramatisch.

Ik zou me kunnen beperken tot een citaat uit The Economist van enkele dagen geleden. “Vuilnis op straat is niet alleen een risico voor de gezondheid, maar ook voor de politiek. Het herinnert de burgers aan de kwetsbaarheid van de beschaving – en kan ertoe leiden dat zij hun volksvertegenwoordigers de rug toekeren.” Dit is precies wat er gebeurt.

Er bestaat een bekende film over Napels, Le Quattro giornate di Napoli, waarin de lokale bevolking in opstand komt tegen de buitenlandse bezetter. Een krant heeft geschreven dat de vijanden die het land vandaag de dag in hun greep houden, de mensen zijn die de goede reputatie van Napels in de wereld door het slijk hebben gehaald. Een complete beschaving gaat teloor. De afvaltragedie in Napels en Campania is niet van de ene op de andere dag ontstaan, maar heeft zich sinds veertien jaar ontwikkeld. Men heeft acht miljoen euro weggegooid, en op tv-beelden konden Europa en de hele wereld zien dat de straten onbegaanbaar zijn geworden. De echte tragedie is, zoals de commissaris heeft aangegeven, op 21 december begonnen toen de vuilniswagens van de gemeente in de garage bleven omdat de stortplaatsen boordevol waren en omdat er geen vuilverbrandingsinstallaties zijn. Er dreigt gevaar voor de gezondheid en, mijnheer de commissaris, werkelijk niemand heeft het over gescheiden inzameling.

In Campania zijn er inderdaad geen vuilverbrandingsinstallaties, en de afvalverwerking is in handen van de georganiseerde misdaad, de Camorra. De regio Campania is er niet in geslaagd om een eenvoudige bestuurlijk taak als het schoonhouden van de stad onder de knie te krijgen, omdat zij dat niet wilde, omdat het regionale bestuur en zijn voorzitter slaven zijn van de georganiseerde misdaad, die het hele bedrijfsleven beheerst.

Sommige politieke fracties die deel uitmaken van de regeringscoalitie van de heer Prodi en alle oppositiepartijen hebben ertoe opgeroepen de regioraad te ontbinden en een gevolmachtigde met verregaande bevoegdheden te benoemen, als maatregel tegen de onverantwoordelijke minister van Milieuzaken, Pecoraro Scanio. De autoriteiten hebben slechts 81 procent van de tweehonderd miljoen euro besteed die in de periode 1994 tot en met 1999 in het kader van het Europese plan zijn toegewezen; er bestaat geen regionaal plan, dus moest iemand van buitenaf ingrijpen.

Ik hoop dat de Voorzitter mij toestaat nog een paar minuten verder te spreken. De huidige regeling maakt het mogelijk om contracten af te sluiten buiten de toepasselijke Europese regelgeving om, zodat een vicieuze cirkel van illegaliteit en inefficiëntie ontstaat. Het gevaar bestaat dat 330 miljoen euro uit de structuurfondsen verloren gaan. De Commissie heeft een inbreukprocedure tegen Italië ingeleid; dit was helaas onvermijdelijk, aangezien Campania op geen enkele wijze voldoet aan de voorschriften van de Europese richtlijnen, die zelfs door de regering zijn veronachtzaamd.

Wij verzoeken de Commissie om eind deze maand een inspectie uit te voeren en zich er sterk voor te maken dat het gebruik van verbrandingsinstallaties wordt doorgezet. Dit is iets wat Europa kan doen, en wij verzoeken ook het Europees Parlement een inspectie uit te voeren om een kwalitatieve sprong voorwaarts (...).

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Voordat we het debat voortzetten moet ik u inlichten over de nieuwe procedures. Ten eerste zou ik de leden willen verzoeken zich aan de regels inzake de spreektijd te houden. Ten tweede zou ik erop willen wijzen dat leden die vinden dat zij niet hun gehele spreektijd hebben gebruikt, volgens de “catch the eye”-procedure nogmaals het woord kunnen vragen. Natuurlijk krijgen zij dan pas het woord nadat de leden die voor het eerst spreken aan het woord zijn geweest.

 
  
MPphoto
 
 

  Gianni Pittella, namens de PSE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, allereerst wil ik u danken voor uw duidelijke, nauwkeurige en doeltreffende verklaring, voor de betrokkenheid die u vanavond en in de afgelopen dagen en weken aan de dag hebt gelegd, en voor uw berispingen, waar wij achter staan omdat wij beseffen dat het absoluut noodzakelijk is om de Europese wetten in acht te nemen.

Wij zijn van mening dat het Europees Parlement niet mag verworden tot een podium voor nationale polemieken, vooral niet als het om zulke gevoelige en dramatische kwesties gaat. Juist omdat deze situatie zo dramatisch is, vinden wij dat serieuze analyses nodig zijn, zowel van dit specifieke geval als van de afvalproblematiek in het algemeen, die niet alleen door Napels en Campania, maar door alle gemeenten moet worden opgelost. Deze problematiek doet twijfels rijzen ten aanzien van een ontwikkelingsmodel dat de mens en de natuur vaak opoffert aan winstbejag, een vraagstuk dat vaak vanuit een ideologisch standpunt wordt behandeld en op basis van de schijntegenstelling tussen zielloze industrialisatie en het milieudenken dat ontwikkeling in de weg staat.

We mogen niet vergeten dat Italië in 1997 tijdens de regering-Prodi en met de heer Ronchi als minister als een van de eerste lidstaten een moderne wet heeft aangenomen die in overeenstemming is met de beleidsdoelstellingen die de Europese Unie sinds jaar en dag propageert: milieuvoorlichting, gescheiden inzameling, milieubescherming, toepassing van geavanceerde recycling- en terugwinningsmethoden die veilig zijn voor de mens en het milieu. Deze wet wordt ook op voorbeeldige wijze toegepast en heeft tot economische groei en ontwikkeling geleid.

Dit was echter niet het geval in Campania. Was is er misgegaan? Het lijdt geen twijfel dat de politieke verantwoordelijkheid in gelijke mate kan worden toegekend aan de rechtse als aan de linkse partijen, vooral wat betreft het bestuur door diegenen die de touwtjes in handen hebben. Het is op het moment niet onze taak om te bepalen of die verantwoordelijkheid zich wellicht ook uitstrekt tot andere gebieden – zo ja, dan moeten daarvoor zware straffen worden opgelegd –, maar het zou niet eerlijk zijn om alleen de politici de schuld te geven.

In Campania hebben vele andere factoren een beslissende, negatieve rol gespeeld, zoals georganiseerde criminaliteit, gebrek aan burgerzin een traditioneel gebrek aan infrastructuur. De Italiaanse regering reageert op de actuele situatie, neemt belangrijke beslissingen en tracht de verantwoordelijkheid weer bij de lokale autoriteiten te leggen en aldus de afvaardiging van speciale gevolmachtigde overbodig te maken en de zelfverzorging op het gebied van afvalverwerking te waarborgen. Door deze beslissingen kunnen we meer vertrouwen hebben ten aanzien van de huidige situatie en de toekomst – ik ben zo klaar, mijnheer de Voorzitter – en ik ben er zeker van dat die beslissingen het ook mogelijk maken overtuigend te reageren op de terechte Europese zorgen. We moeten die beslissingen nu steunen; we moeten de waardigheid herstellen van een stad, een regio en een land, van Italië, dat, om het met de woorden van de heer Napolitano te zeggen, wel degelijk over positieve energie en innovatieve kracht beschikt.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfonso Andria, namens de ALDE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, we moeten de verleiding weerstaan om een politieke slag te slaan uit deze kwestie. In plaats daarvan dienen objectiviteit en intellectuele oprechtheid de boventoon te voeren, zonder de conflicten die hierbij een rol spelen te veronachtzamen. Het probleem is het volgende: de belangen van de georganiseerde misdaad en de infiltratie daarvan in de afvalsector, die tot het ontstaan hebben geleid van talloze illegale stortplaatsen overal in Campania; de systematische invoer van gevaarlijke en giftige afvalstoffen uit andere regio’s, met name uit Noord-Italië; de zwakte van de lokale autoriteiten; de culturele onderontwikkeling van de bevolking wat betreft de rol van afval als grondstof; veto’s tegen de plaatsing van afvalverwijderingsinstallaties, zelfs van de kant van de lokale katholieke kerk; politieke, maar ook wetenschappelijke verdeeldheid over onder meer verwijderingsmethoden; de keuze voor een ongeschikte technologie voor de geplande afvalverwijderingsinstallatie in het kader van een Europese aanbestedingsprocedure in Campania in 1998.

Inmiddels grijpt de staat op brede schaal in. Alle politici, hebben eindelijk begrepen dat er meer moet worden ondernomen, aangezien in de afgelopen veertien jaar geen van de politieke partijen, noch in de regering noch in de oppositie, zij het op lokaal, regionaal of nationaal niveau, in staat is gebleken tot duidelijke, vastberaden en coherente aanpak.

Derhalve hebben wij veel waardering voor het geweldige gebaar van solidariteit van de kant van verschillende Italiaanse regio’s, met inbegrip van centrumrechtse regionale regeringen, die Campania in deze zeer ernstige situatie ondersteunen en deze regio helpen haar terechte reputatie op het vlak van cultuur en landschap, productief potentieel en talenten te herstellen.

Degenen die de primaire verantwoordelijkheid dragen voor het wanbeleid doen er goed aan hun verantwoordelijkheid nu niet uit de weg te gaan of te loochenen. Nu is het moment gekomen om verantwoordelijkheid te nemen. Daarom apprecieer ik ook de benadering die commissaris Dimas in zijn verklaring heeft geschetst, een constructieve benadering waarbij Europa niet alleen sancties oplegt, zich tot sancties beperkt, maar een lidstaat ook helpt een oplossing voor een crisis te vinden.

 
  
MPphoto
 
 

  Cristiana Muscardini, namens de UEN-Fractie. (IT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het afvalprobleem in Campania is inmiddels niet meer alleen een ramp voor de gezondheid en het milieu, maar groeit uit tot een economische en institutionele whodunit. Terwijl justitie, hopelijk, licht in de economische kant van deze zaak brengt, moet de institutionele kant nog verder opgehelderd worden.

Op 11 september 2007 heeft de Commissie op een door mij gestelde vraag weliswaar haar bezorgdheid geuit, maar ook de hoop uitgesproken dat de spoedmaatregelen van de Italiaanse regering de problemen kunnen helpen oplossen. De Commissie verklaarde eveneens dat zij een procedure overeenkomstig artikel 226 zou inleiden indien het lopende onderzoek inbreuken op de wetgeving aan het licht bracht? Op 2 januari 2008 zei een woordvoerder van de Commissie dat in juni 2007 een inbreukprocedure tegen Italië was geopend. Wat is de waarheid? Het antwoord op mijn vraag van 11 september, of de verklaring van de woordvoerder? Waarom heeft de Commissie in het antwoord op mijn vraag geen gewag gemaakt van de inbreukprocedure?

Het feit dat sommige Europese politieke fracties die met de regering Prodi sympathiseren zich hebben uitgesproken tegen een gezamenlijke resolutie over de gezondheids- en milieuramp in Campania, die een afsluiting had moeten vormen van ons debat daarover, is op zichzelf weer een andere whodunit. Als er meer toeval in het spel is dan redelijkerwijs kan worden verwacht, is het zeer waarschijnlijk dat er bepaalde belangen worden verdedigd, en wanneer politieke belangen, ook al gebeurt dat onbewust, andere belangen in de hand werken die bovendien met die van de “eco-maffia’s” overeenkomen, dan gaat het niet meer om een kwestie van links of rechts of van onvermogen. We hebben sterk de indruk dat de Europese instellingen in verband met partijbelangen met opzet om de tuin zijn geleid.

De hoge concentratie dioxine in de regio, het voortduren van de illegale situatie, het feit dat het Parlement per se iedere verantwoordelijkheid voor een gezamenlijke resolutie wil ontlopen, hebben te maken met de politieke keuzes van de Italiaanse regering, het bestuur van de regio Campania en van de gemeente Napels die, toevallig, dezelfde politieke kleur hebben.

Wij dringen erop aan om het gebruik van de tot nu toe toegewezen fondsen door OLAF te laten controleren en om te waarborgen dat de fondsen in de toekomst correct worden beheerd. We roepen de Commissie op het Parlement binnen dertig dagen uit te leggen waar de verantwoordelijkheid voor deze schandelijke en tragische noodtoestand ligt, die niet langer een regionale, maar inmiddels een nationale en Europese dimensie heeft, en wie ervoor ter verantwoording kan worden geroepen.

 
  
MPphoto
 
 

  Monica Frassoni, namens de Verts/ALE-Fractie. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zou commissaris Dimas van harte willen bedanken voor de stappen die hij de afgelopen weken en maanden heeft genomen, stappen die veel milieubeschermers ook bij andere gelegenheden graag zouden zien: krachtig en zichtbaar optreden waar iedereen die zich inzet voor de bescherming van het Gemeenschapsrecht blij mee moet zijn.

Naar mijn mening is dit niet altijd het geval geweest en ik zou willen wijzen op het feit dat, waar het gaat om de toepassing van de communautaire wetgeving, deze instelling de afgelopen jaren een aantal inbreukprocedures heeft ingeleid – vooral gedurende de zittingsperiode van de regering voorafgaande aan de huidige – die helaas grotendeels zijn genegeerd en met name zuiver als routinezaken zijn behandeld. In dit verband wil ik wijzen op de inbreuken betreffende illegale stortplaatsen – waarvan er meer dan 4 000 zijn – en een hele serie andere kwesties die verband houden met de definitie van afval, enzovoort.

Dit alles heeft geleid tot de situatie waarin we ons nu bevinden. Het is duidelijk dat wanneer een lidstaat en wanneer een regering die, toentertijd, een meerderheid had van ongeveer honderd, naliet om op het gebied van afvalwetgeving meer te doen dan eenvoudigweg de communautaire richtlijnen te schenden bij zijn pogingen mazen in de wet te vinden, er een veel grotere kans bestaat op slecht bestuur, wanbeheer, misdaad en het totaal niet naleven van de wetgeving.

Ik ben de Commissie dan ook dankbaar voor haar optreden en ik hoop dat zij haar monitoringactiviteiten zal voortzetten omdat ik geloof in de blijvende noodzaak daarvan; ik denk ook dat deze situatie alleen kan worden opgelost als we afstappen van crisismanagement. Ik ben ook van mening dat de vraag van belang is wie verantwoordelijk is.

Op dit punt ben ik het eens met degenen die zeggen dat de Commissie methoden moet introduceren voor het monitoren van de middelen die zijn uitgegeven en nog uitgegeven moeten worden. Ik geloof immers dat voor ons allemaal, als Europese, en niet alleen als Italiaanse burgers, de vraag hoe middelen op een vastomlijnde manier kunnen worden gebruikt, absoluut van groot belang is en ieder van ons aangaat.

Niettemin ben ik van mening dat de maatregelen van de Italiaanse regering, met name de voor de komende drie tot vier maanden aangekondigde maatregelen, steun verdienen, met dien verstande dat de spelregels duidelijk moeten zijn en ook moeten worden nageleefd. In mijn ogen zou het erg triest zijn als we in een situatie terechtkomen waarin een crisis leidt tot een crisis en niet-naleving van de regels. Het zijn immers juist dit soort inbreuken die ons op het punt hebben gebracht waar we nu staan.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberto Musacchio, namens de GUE/NGL-Fractie. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik onderschrijf de strekking van de verklaring die commissaris Dimas heeft afgelegd. Hij heeft ons allen aan onze verantwoordelijkheden herinnerd en laten zien welke kant we op moeten. Hij herinnert ons eraan dat de problemen moeten worden aangepakt door middel van de naleving van de Europese voorschriften en dat we moeten afstappen van crisisbeheersingsmaatregelen die nieuwe crises tot gevolg hebben. Dit debat is daarom zo belangrijk omdat het ons kan en moet helpen een oplossing te vinden voor de vreselijke afvalproblemen die Napels en Campania teisteren.

We hebben nu weinig aan politieke polemiek, het is veel urgenter om afval op te ruimen dat een gevaar betekent voor de bewoners. De regering neemt momenteel maatregelen om hiervoor te zorgen, maar daarna moet een doeltreffende oplossing worden gevonden, die – en dat is van essentieel belang – gebaseerd moet zijn op de Europese voorschriften. De Europese voorschriften zijn, zoals de commissaris heeft toegelicht, duidelijk; ze zijn in de loop der jaren geconsolideerd en worden bevestigd in de nieuwe kaderrichtlijn waarover we nog discussiëren. Bij het aanpakken van het afvalprobleem is er sprake van een hiërarchie: op de eerste plaats komt afvalreductie, dan gescheiden inzameling, dan hergebruik en recycling en pas op laatste plaats verwijdering, waar dit absoluut nodig is.

Italië heeft problemen om aan deze richtsnoeren te voldoen, en in Napels en Campania zijn de problemen nog groter. Maar deze problemen bestaan overal, wat uit de inbreuken blijkt: in al te vele gevallen worden speciale gevolmachtigden afgevaardigd, de regelgeving inzake afval sluit niet goed genoeg aan op die voor energie, wat tot onaanvaardbare praktijken leidt. Zo werd bijvoorbeeld energie uit afval in Italië jarenlang als hernieuwbare energie beschouwd, waarvoor op grote schaal prikkels werden gegeven – voor een bedrag van dertig miljard in tien jaar, in het kader van het zogenaamde CIP6-programma. Hierdoor is zowel het energiebeleid als het afvalbeleid ernstig verstoord en zijn er nogal paradoxale situaties ontstaan. Zo ligt in Campania zeven miljoen ton uit afvalstoffen geproduceerde brandstofbalen opgeslagen, die, ook al zou de verbrandingsinstallatie waarvoor zij zijn bestemd in bedrijf worden genomen, niet in deze installatie mogen worden verbrand.

Er zijn teveel afwijkingen van de Europese milieuwetgeving. Ik kan het niet vaak genoeg herhalen: de crisis heeft tot een nieuwe crisis geleid. We moeten de situatie onmiddellijk in lijn brengen met de voorschriften, en ik ben er diep van overtuigd dat de regering hiernaar streeft, en wel met de Europese voorschriften, van milieueffectbeoordelingen tot en met de afvalhiërarchie. Daarom mag het debat vandaag geen platform zijn voor polemiek, maar een gelegenheid voor dialoog met de commissaris om dergelijke betrekkingen tussen Europa en de lidstaten te bevorderen. Ik herhaal: op de eerste plaats moet de hiërarchie komen, zodat de gemeenschappelijk overeengekomen voorschriften zo goed mogelijke kunnen worden toegepast in de praktijk.

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI) . (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, welk recht hebben de linkse Italiaanse partijen, daartoe opgehitst door de Europese linkse partijen, om ons te dwingen hier over de schandelijke afvalcrisis te discussiëren waar centrumlinks sinds jaren verantwoordelijk is, zonder dat we erover stemmen. Dezelfde linkse partijen teisteren ons met wereldwijde opwarming en zijn niet eens in staat voor een hoogwaardig milieu en behoorlijke levensomstandigheden te zorgen voor miljoenen inwoners in Campania. Het toppunt is dat ook nog werd beweerd dat hier nationale belangen moeten worden verdedigd! Het zijn dezelfde verdedigers van het nationaal belang die enkele jaren terug Italië, de Italiaanse regering en de ordehandhavers in diskrediet hebben gebracht met het debat en de stemming over de legendarische Lampedusa-kwestie.

Ik hoop ten minste dat dit Huis meer inzicht krijgt in een kwestie die geen puur Italiaanse is en dat het de gebeurtenissen zonder voorbehoud veroordeelt door voor het verzoek te stemmen, dat ik ook als voorzitter van de Azione della Fiamma doe, om alle mogelijke sancties toe te passen tegen de regionale en nationale regering die weliswaar de verantwoordelijkheid dragen, maar blijkbaar in het geheel niet in staat zijn om deze slepende kwestie op te lossen en niet inzien dat aftreden de enige waardige uitweg is.

 
  
MPphoto
 
 

  Antonio Tajani (PPE-DE) . (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de situatie in Napels is vooral zo ernstig omdat men tijd heeft verkwist, in plaats van te reageren op de veroordeling door het Hof van Justitie en er zodoende voor te zorgen dat het afval wordt beheerd in overeenstemming met de Europese wetgeving. Wij betreuren dit ten zeerste. Indien we willen voorkomen dat de crisis in Campania overslaat naar andere regio’s, moet actie worden ondernomen door de Europese voorschriften toe te passen, verbrandingsinstallaties te bouwen – ondanks de bijna ongelooflijke tegenstand van zogenaamde milieubeschermers als minister Pecoraro Scanio – en gescheiden inzameling te bevorderen.

Campania is echter geen afspiegeling van heel Italië. Gelukkig hebben vele regio’s, zoals Lombardije, aanzienlijke vooruitgang geboekt en doeltreffende systemen voor de inzameling en verwijdering van afvalstoffen opgezet. De situatie in andere regio’s baart evenwel zorgen. Het publiek in ongerust; dit geldt in ieder geval voor Rome en Lazio. Een paar cijfers: de hoeveelheid afval is groter dan in Campania; per dag wordt in Rome 4 500 ton vuilnis opgehaald, in vergelijking tot 1 000 in Napels. Dit komt neer op 450 kilo per hoofd van de bevolking in Campania, tegen 617 kilo in Lazio, wat ver boven het nationale gemiddelde van 539 kilo ligt. Al deze informatie maakt deel uit van een vraag die wij zojuist samen met de andere afgevaardigden uit Rome hebben ingediend.

Het regionale afvalplan is nooit van de grond gekomen, en inmiddels zijn er twee inbreukprocedures gestart. Bezorgde bewoners vertrouwen op de Europese instellingen, met name het Parlement en de Commissie. Daarom verzoeken wij u dringend, mijnheer de commissaris, om er op de bijeenkomst van 28 januari voor te zorgen dat de Commissie gegevens en informatie verzamelt over de situatie in Rome en Lazio en een inspectie aankondigt, hopelijk door commissaris Dimas, en voorstelt dat ook een delegatie van dit Parlement een inspectie uitvoert, teneinde te beoordelen of de maatregelen voor 2008 adequaat zijn. Ik besluit met te zeggen dat actie moet worden ondernomen, mijnheer de commissaris, voordat het te laat is.

 
  
MPphoto
 
 

  Marco Pannella (ALDE) . (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren. Het geeft niet, mijnheer de Voorzitter, het is niet de eerste keer. Commissaris, op 28 januari bent u zoals gezegd in Rome voor besprekingen met onze regering. Het is voor Italië – en ik meen ook voor Europa – van essentieel belang dat de Commissie een zeer hard standpunt inneemt ter ondersteuning van het optreden van de Europese justitie. Ik herinner mij dat u erop hebt gewezen dat Italië recordhouder is, namelijk wat betreft het aantal arresten tegen de puinhoop van de Italiaanse justitie, die al twintig jaar niets hebben uitgehaald.

Er is echter één probleem: we hebben te maken met een stortvloed van illegaliteit, die er automatisch toe leidt dat levens worden vernietigd en nog ernstigere verwoestingen worden aangericht, niet alleen in Italië. Daarom hoop ik, mijnheer de commissaris, dat de Commissie rekening houdt met het feit dat bewezen mag worden geacht dat Italië, net als in de jaren twintig, een nieuwe, andere weg inslaat, een bedreiging wordt voor heel Europa. Dit land, dat (...)

(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Roberta Angelilli (UEN) . (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de huidige afvalcrisis in Campania is een tragedie die er allang aan zat te komen, en de afvalbergen die nu in de straten liggen, vormen slechts het topje van een ijsberg van inefficiëntie, afval en wanbeheer.

Wij betreuren het dat deze crisis niet alleen de reputatie van de regio Campania, maar ook die van heel Italië beschadigen. Indien man en paard nu echter weer niet worden genoemd en opnieuw een oogje wordt dichtgeknepen, wordt er weer niets gedaan aan een probleem dat door zwijgen en intriges steeds erger is geworden. Maar niemand heeft iets aan polemiek die ten koste gaat van de burgers, en evenmin zijn de mooie praatjes die vanavond in dit Huis ook te horen zijn, op hun plaats.

We kunnen er niet langer verzwijgen of goedpraten dat miljoenen aan Europese, nationale en lokale middelen in rook zijn opgegaan. Ook de Rekenkamer doet dit niet. Waar moeten de burgers aankloppen voor een vergoeding van de door deze milieuramp veroorzaakte schade, voor de deuk in het imago en voor de verspilling van overheidsgelden? Welke acties is de Commissie van plan te gaan ondernemen om de Italiaanse staat er actief toe te dwingen gepaste maatregelen te treffen, gezien het feit dat de kinderen van Napels en Campania vandaag weer niet naar school zijn gegaan?

 
  
MPphoto
 
 

  Umberto Guidoni (GUE/NGL) . (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zou de commissaris willen danken voor zijn heldere analyse. In Napels en in grote delen van Campania is de afvalsituatie verslechterd en ziet iedereen de gevolgen, maar in andere gebieden zijn er ook problemen, wat aan het grote aantal inbreukprocedures valt af te lezen dat Italië in de afgelopen jaren op milieugebied aan de broek heeft gekregen.

Een van deze procedures betreft de beruchte CIP6-regeling volgens welke uit afval opgewekte energie als hernieuwbare energie werd gedefinieerd, met het resultaat dat subsidies voor de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen wegvielen, terwijl op grote schaal subsidies werden verleend aan machtige industrielobby’s, wat in ernstige problemen bij het afvalbeheer is geresulteerd. De situatie in Campania is nog verergerd door een veertien jaar aanhoudende periode van intriges en onverantwoordelijk gedrag die haar hoogtepunt heeft bereikt met de eerste processen tegen bedrijven en vertegenwoordigers van overheidsinstanties en uiteindelijk met de wegens rampzalige milieuvervuiling ingestelde procedure tegen Impregilo voor het Europees Hof van Justitie.

De crisis kan alleen worden opgelost wanneer een nieuwe regeringsstijl zijn intrede doet in de regio: geen afwijkingen meer, maar toepassing van de Europese wetgeving. Europa heeft in de nieuwe kaderrichtlijn betreffende afvalstoffen een vastomlijnde hiërarchie vastgesteld. Verwijdering van afval is alleen in laatste instantie mogelijk, na gescheiden inzameling, recycling enzovoort.

We moeten nu echter een oplossing vinden voor de situatie in Campania, die onomkeerbaar dreigt te worden, en daarom moeten we alle beschikbare middelen mobiliseren en een beroep doen op de solidariteit van de Italiaanse regio’s en op ondersteuning door de EU, zodat in de komende drie à vier maanden spoedmaatregelen kunnen worden getroffen om de gevaren voor de inwoners weg te nemen en Napels te doen terugkeren in de schoot van Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Mario Borghezio (UEN) . (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, vanuit Padania bezien lijkt de situatie in Campania wel sciencefiction, dat wil zeggen vanuit een regio waar afval gescheiden wordt ingezameld en afvalbelasting wordt betaald. Het feit dat de linkse regering in ons land, die bovendien een groene minister van Milieuzaken rijk is, de voormalige hoofdcommissaris van de Napolitaanse politie heeft moeten belasten met de leiding over het afvalbeheer, lijkt op een verhaal uit een andere wereld. Wij zeggen u ronduit dat Campania niet langer deel uitmaakt van de Europese rechtsruimte, aangezien de regio wordt beheerst door een schandalig handjeklap tussen de politiek en de Camorra, dat wij al sinds tijden aan de kaak stellen.

Commissaris, geen fondsgelden meer, stopt u alle betalingen, stuurt u geen cent meer naar de Camorra, naar de criminelen! Neemt u een voorbeeld aan het hard werkende en eerlijke Noorden! Bevrijdt u de eerlijke burgers van Campania van het juk van de Camorra, die met verschillende partijen in haar greep heeft! Wij willen hier niets mee te maken hebben, wij zijn tegen deze beheersing van de politiek door de maffia. Dit land heeft een federaal bestuur nodig om deze mensen te kunnen helpen! Er moet verandering komen, er moet verandering komen in de situatie! Bevrijdt u deze eerlijke werkende mensen uit het Zuiden van het juk van de maffia! Dit is wat het eerlijke Padania te zeggen heeft!

(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Adriana Poli Bortone (UEN) . (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik ben van oordeel dat Italië er geen enkel belang in stelt om de Europese wetgeving na te leven. Dit blijkt uit het feit dat Italië, dat een groene minister van Milieuzaken heeft, als enige land is weggebleven bij de goedkeuring in de Raad van het gemeenschappelijk standpunt inzake de nieuwe kaderrichtlijn afvalstoffen.

Ik zou een vraag willen stellen, omdat naast het rampzalige gegeven dat de groene minister totaal onverantwoordelijk en onzeker in zijn optreden is, de Europese Commissie ook weinig belangstelling heeft getoond om de zaken te controleren, aangezien we van 2000 tot en met 2006 fondsgelden hebben ontvangen en de regionale operatieve programma’s in Campania klaarblijkelijk zijn uitgevoerd zonder dat het toezichtcomité zich volledig van zijn taken heeft gekweten. Anders zou het fondsen hebben geblokkeerd die geen gericht effect hebben gesorteerd in de regio? Moet ik eraan herinneren wie destijds voorzitter van de Europese Commissie was en wie nu minister-president van Italië is, met een groene minister van Milieuzaken in zijn kabinet?

 
  
MPphoto
 
 

  Riccardo Ventre (PPE-DE) . (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, gefeliciteerd met deze nieuwe vorm van democratie. In de eerste plaats mijn gelukwensen aan de commissaris voor zijn heldere analyse, die hopelijk door concrete acties zal worden gevolgd, acties waarbij het Parlement – en ik doe in dezen ook een beroep op de Voorzitter van het Parlement – wordt betrokken, aangezien het afvalprobleem in Napels niet alleen te maken heeft met afvalverwijderingsactiviteiten, het milieu en wat voor zaken ook, maar mijns inziens een nationaal en Europees probleem aan het worden is.

Enkele zeer punten: de hoeveelheid afval die thans in de straten wordt opgehaald, is duidelijk kleiner dan de hoeveelheid die op straat wordt gedumpt. De maatregelen die door de regering worden getroffen zijn daarom volledig ontoereikend. De afvalberg, de totale hoeveelheid afval neemt met het uur toe, waardoor de situatie nog dramatischer wordt.

Ten tweede een politiek punt: De heer Pittella heeft gezegd dat van het Parlement geen podium mag worden gemaakt voor nationale polemieken. In het debat van vanavond is dit echter precies wat centrum-links doet. Laten we naar zijn waarschuwing luisteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Pasqualina Napoletano (PSE) . (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb het woord gevraagd omdat ik mij grote zorgen maak over de richting die in Italië, en in zekere mate ook hier, aan het debat wordt gegeven, evenals over de informatie die aan de burgers wordt verstrekt, omdat het er inmiddels op lijkt dat een magische oplossing de enige uitweg uit deze crisis kan bieden: gezag en militarisering aan de ene en verbrandingsinstallaties aan de andere kant.

Het publiek hoopt derhalve dat iemand van buitenaf zal verschijnen om het probleem op te lossen; de burgers worden niet ingelicht over het feit dat een oplossing alleen mogelijk is als de hoeveelheid afval wordt gereduceerd, afvalstoffen worden gescheiden en als zij hun gedrag wijzigen. Hiervoor zijn de lokale autoriteiten verantwoordelijk, omdat zij van mening waren dat de problemen konden worden opgelost door ze aan de firma Impregilo uit te besteden. Zij hebben de verantwoordelijkheid afgeschoven en hebben gemene zaak gemaakt met en zich onderworpen aan die macht.

 
  
MPphoto
 
 

  Salvatore Tatarella (UEN) . (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, vuilverbrandingsinstallaties worden in Italië en in de rest van Europa toegepast. Gescheiden inzameling gebeurt in Italië en in de rest van Europa. Recycling vindt in Italië en in de rest van Europa plaats. Alleen in Napels is dit sinds minstens vijftien jaar niet het geval, en alle instanties die iets hadden moeten ondernemen, staan er bij te kijken: tot die instanties behoren ook de Europese Unie en de Commissie.

Ik ben van mening dat ook de Commissie te weinig heeft gedaan en meer moet doen, aangezien de tot dusver genomen initiatieven, inclusief de recente initiatieven van de regering, ondoeltreffend zijn en niet geschikt voor het doel. Het zal geen enkele zin hebben om de hoofdcommissaris van politie voor vier maanden naar Napels te sturen als Napels niet alle Europese wetten naleeft, en mocht de Italiaanse regering niet in staat hiervoor te zorgen, laat het dan de Commissie met alle beschikbare middelen proberen.

 
  
MPphoto
 
 

  Armando Veneto (PPE-DE) . (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, ik sta op het standpunt dat het alleen zin heeft om gebeurtenissen uit het verleden op te rakelen wanneer de toekomst wordt benut om een eind te maken aan de problemen die in het verleden zijn veroorzaakt. Dit schijnt echter op het moment niet te gebeuren, aangezien het politieke debat er zoals gewoonlijk op neerkomt dat iedereen het standpunt inneemt dat hem het beste uitkomt.

Volgens mij is er maar één serieuze stap die we kunnen nemen, en dat is de commissaris vragen om erop aan te dringen dat het daadwerkelijke probleem eindelijk wordt opgelost, dat wil zeggen het probleem van gescheiden inzameling, en wel met geschikte instrumenten, met beloningen voor diegenen die voor de uitvoering zorgen en een apart plan voor de inzameling van karton en andere materialen! CONAI, het orgaan waarin producenten en gebruikers van verpakkingen zijn vertegenwoordigd en dat verantwoordelijk is voor hergebruik van materialen, met uitzondering van nat afval, haalt bijdragen op in het Zuiden en betaalt deze door aan het Noorden, dat zoals gewoonlijk profiteert van het afvloeien van financiële middelen van Zuid naar Noord.

Daarom vragen wij de commissaris, wiens initiatieven wij zeer op prijs stellen, erop aan te dringen dat de speciale gevolmachtigden in Campania niet bij het verleden blijven stilstaan, maar eens en voor altijd in de toekomst kijken.

 
  
MPphoto
 
 

  Mario Mantovani (PPE-DE) . (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, ik ben een gekozen lid van een politieke fractie die, toen zij voorafgaand aan de huidige regering aan het bewind was in Italië, de politie moest inzetten om een begin te kunnen maken met de bouw van normale afvalverwijderingsinstallaties in Campania, dringende werkzaamheden, die destijds door oppositieleden werden belemmerd die, mevrouw Frassoni, nu in het kabinet van Romano Prodi zitten.

De recente verklaringen van de heer Prodi over de afvalcrisis in Campania getuigen van het totale failliet van zijn regering. Napels bewijst dat deze staat de wet niet handhaaft en een situatie duldt die een gevaar vormt voor de gezondheid van de burgers en schade berokkent aan het toerisme en de goede naam van Italië en daarom ook aan de Italiaanse economie en de Italiaanse export. De ernstige problemen waarmee de mensen zich in Campania geconfronteerd zien, blijven evenwel beperkt tot slechts een van de twintig regio’s van Italië. De politieke en administratieve verantwoordelijkheid kan bovendien zonder meer aan bepaalde bewindslieden worden toegeschreven, en wij roepen hen er derhalve toe op hun ontslag aan te bieden.

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, eerst en vooral zou ik willen verduidelijken dat de verantwoordelijkheid voor het implementeren van het Gemeenschapsrecht in de eerste plaats bij de lidstaten ligt. Het Verdrag geeft de Commissie niet de bevoegdheid om de autoriteiten van de lidstaten te vervangen in het ondernemen van actie en het nemen van beslissingen. De Commissie kan bijvoorbeeld niet in hun plaats beslissen of er afvalverwerkingsinstallaties gebouwd moeten worden en waar die dan zouden moeten liggen. De Commissie moet toezien op de uitvoering van het Gemeenschapsrecht. Dat is haar taak. Als ze inbreuken vaststelt, zoals nu het geval is, dan kan de Commissie daarop reageren met de gepaste procedures, maar het zijn de lidstaten die een oplossing moeten vinden en uitvoeren.

Hoewel de Italiaanse autoriteiten in 2007 al actie ondernomen hebben, vrezen we dat het afvalprobleem in Campania nog toeneemt. De Italiaanse autoriteiten moeten meer doen dan alleen maar maatregelen treffen op korte termijn om het huidige probleem op te lossen. Het is van essentieel belang dat ze bovendien hun inspanningen opvoeren om structurele oplossingen te vinden, zodat de regio Campania op lange termijn een duurzaam afvalbeheer kan ontwikkelen dat voldoet aan de Europese afvalwetgeving. Deze keer moet crisisbeheersing leiden tot een echte ommekeer in het afvalbeleid, zodat verdere risico’s voor het milieu en de gezondheid vermeden worden. Daarom moet elke actie naar de toekomst toe voorzien worden van een strategie die ook effectief wordt toegepast. Die strategie mag zich niet beperken tot het voorzien van de nodige faciliteiten voor afvalverwerking. Het is even belangrijk om voorzieningen te treffen voor aparte afvalinzameling, recyclage en afvalbeperking. Men moet de afvalhiërarchie respecteren, waarbij het dumpen van afval altijd de allerlaatste optie is.

Een dergelijk nieuw plan inzake afvalbeheer mag geen dode letter blijven, zoals dat in het verleden het geval geweest is, maar moet strikt nageleefd worden. Italië moet het huidige afvalschandaal aangrijpen als een kans om te tonen dat het in staat is om van de regio van Campania een schoolvoorbeeld te maken van goed afvalbeheer. Andere Italiaanse regio’s, zoals de streek van Milaan, hebben al aangetoond dat het mogelijk is.

De Commissie, die waakt over de uitvoering van het Verdrag, zet de inbreukprocedure tegen Italië voort. De procedure werd al in juni 2007 opgestart wegens niet-naleving van de Gemeenschapswetgeving inzake afvalverwerking. Als er zich inbreuken op de Gemeenschapswetgeving blijven voordoen, dan is de Commissie bereid verdere gerechtelijke stappen te ondernemen en daarbij alle beschikbare middelen te gebruiken die beschreven worden in het Verdrag, zoals onder andere de mogelijkheid om boetes op te leggen, in navolging van artikel 220 van het Verdrag.

Maar, anderzijds, stel ik ook mijn diensten ter beschikking, om Italië op alle mogelijke manieren bij te staan en te helpen, zodat er ook op lange termijn een duurzame oplossing gevonden kan worden voor het huidige afvalprobleem.

(Applaus)

 
  
  

VOORZITTER: DIANA WALLIS
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Het debat is gesloten

 

17. Vragenuur (vragen aan de Commissie)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Aan de orde is het Vragenuur (B6-0001/2008).

Wij behandelen een reeks vragen aan de Commissie.

Deel een

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle (PPE-DE) . (EN) Mevrouw de Voorzitter, zou u het Parlement wat informatie kunnen verschaffen wat de tijdsindeling betreft, zodat de personen die vragen hebben ingediend exact weten welke procedure er gevolgd zal worden? Worden de onderwerpen verdeeld in drie gelijke delen of komen er twee delen van elk een half uur? Ik stel deze vraag opdat zij die in het derde deel aan bod komen, zouden weten wat er gaat gebeuren, rekening houdend met het tijdstip waarop we beginnen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Dank u wel, mevrouw Doyle, u hebt gelijk. We zullen beginnen met de dringende vragen en daarna het Vragenuur zo goed mogelijk verdelen tussen commissaris Kuneva en commissaris McCreevy. We hopen tot minstens 19.30 uur door te kunnen gaan, misschien zelfs wat langer als dat haalbaar is voor onze tolken. Ik hoop dat iedereen kan leven met deze oplossing.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter .

Vraag nr. 31 van Mairead McGuinness (H-0980/07)

Betreft: Bescherming van consumenten tegen namaakgeneesmiddelen en niet-conforme geneesmiddelen

De veiligheid en efficiëntie van de Europese toeleveringsketen van geneesmiddelen vormt een steeds grotere bron van zorg voor de Europese consument. Bestaande zwakke plekken in dit systeem kunnen mogelijk rampzalige gevolgen hebben voor de veiligheid van patiënten.

Het is duidelijk dat de Europese consument veilige en betaalbare geneesmiddelen wil. In Ierland betalen consumenten echter een premie bovenop hun geneesmiddelen. Deze prijsverhoging door de groothandel bedraagt momenteel 17,66 procent, wat ruim het dubbele is van het gemiddelde in de EU. Deze trend is waarneembaar in de hele EU. Doordat de markt zo gefragmenteerd is, krijgt de “farmaceutische parallelhandel” de kans om te groeien.

Volgens een rapport van de Europese alliantie voor toegang tot veilige geneesmiddelen (European Alliance for Access to Safe Medicines) komen er in de EU steeds meer namaakgeneesmiddelen en niet-conforme geneesmiddelen in de toeleveringsketen terecht.

Kan de Commissie laten wat haar standpunt in deze zaak is? Zijn er plannen om dit probleem aan te pakken door de parallelhandel door te lichten en één enkele markt voor farmaceutische producten te promoten, wat in het belang van de consument is en die essentieel lijkt om ervoor te zorgen dat de voordelen van de interne markt, waaronder betaalbare geneesmiddelen, beschikbaar zijn voor alle sectoren van de Europese economie.

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Verheugen, vicevoorzitter van de Commissie. (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren afgevaardigden, de voornaamste reden voor de communautaire rechtsvoorschriften en politieke concepten op het gebied van geneesmiddelen is het veiligstellen van een verzorging van de patiënten met veilige, effectieve en hoogwaardige medicamenten, waarbij tegelijkertijd rekening dient te worden gehouden met de betaalbaarheid en de algemene beschikbaarheid van deze geneesmiddelen.

In het verleden werd de veiligheid van geneesmiddelen al meer dan eens aan de orde gesteld in verband met de distributie via de zogenaamde parallelle handel. Dit heeft ervoor gezorgd dat ik ter opheldering van deze kwestie opdracht heb gegeven tot een grondig onderzoek, waarin alle aspecten van de distributie en vooral vragen met betrekking tot vervalste medicamenten en de parallelle handel moeten worden onderzocht. Het onderzoek heeft tot doel de huidige situatie te analyseren en politieke opties te ontwikkelen om lacunes te dichten, zo nodig door een wijziging van de bestaande wetgeving. Onderzocht worden in dit verband ook mogelijke verbanden tussen de parallelle handel en vervalste medicamenten.

Ik moet u helaas mededelen dat het eerste al afgeronde deel van het onderzoek inzake de parallelle handel heeft aangetoond dat er door de parallelle handel aanzienlijke risico’s voor de veiligheid van de patiënten ontstaan. Hiervoor zijn meerdere factoren verantwoordelijk, waaronder fouten bij herverpakking of heretikettering, het slechte functioneren van terugroepingen van producten, complexere distributiekanalen, onderbrekingen van de verzorging en ten slotte fouten bij de omzetting van geldende rechtsvoorschriften.

De Commissie voert op het moment een analyse van de onderzoeksresultaten uit met het oog op de ontwikkeling van een coherente strategie tot afschaffing van deze veiligheidsrisico’s. De verschillende politieke opties worden onderzocht onder het oogpunt van hun waarschijnlijke sociale, economische en ecologische gevolgen. Vanwege het grote belang van deze kwestie voor het volksgezondheidsbeleid heeft de vraag voor de Commissie een hoge prioriteit. Binnenkort zullen beslissingen over de verdere aanpak worden genomen.

Daarnaast wil ik u mededelen dat het Europees farmaceutisch Forum een platform vormt ter bevordering van de toepassing en uitwisseling van beproefde werkwijzen op het gebied van prijsvorming en kostenvergoeding van geneesmiddelen. Deze onderwerpen vallen weliswaar onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten, maar de desbetreffende maatregelen moeten in overeenstemming zijn met het geldende Gemeenschapsrecht. De werkzaamheden van het Europees farmaceutisch Forum, waarin zowel patiëntenorganisaties, personeelsleden uit de gezondheidszorg en leidinggevende functionarissen uit de sector zijn vertegenwoordigd, als ook de ministers van Volksgezondheid van alle lidstaten, kunnen ertoe bijdragen een oplossing te vinden voor een betaalbare toegang tot veilige geneesmiddelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE) . (EN) Ik dank u, commissaris, voor uw antwoord dat duidelijk maar tegelijk ook verontrustend is, omdat er duidelijk uit blijkt dat er nog werk aan de winkel is op het vlak van veiligheid.

Ik zou u willen vragen welke tijdsspanne u in gedachten had bij uw antwoord, want ik denk dat de meeste mensen zich niet bewust zijn van de gevaren van namaakmedicijnen. En zou ik u mogen vragen om − eventueel schriftelijk − de volgende kwestie te behandelen? In Ierland hebben vaccins − echte vaccins, geen namaak − schadelijke gevolgen toegebracht aan kinderen. Men wacht daar, na veertig jaar, nog steeds op een compensatie.

Ik zou het waarderen als u mij schriftelijk laat weten hoe andere lidstaten omgaan met deze netelige kwestie.

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Verheugen, vicevoorzitter van de Commissie. (DE) Dat wil ik graag doen. Op uw eerste vraag wil ik zeggen dat ik al besloten heb dat de kwestie van de parallelle handel met vervalste medicamenten met prioriteit wordt behandeld. Ik heb het werkprogramma van het directoraat-generaal gewijzigd, en we zullen nog dit jaar wetgevingsvoorstellen indienen. Ik denk dat dit kort na het zomerreces mogelijk zal zijn.

Wat betreft uw andere vraag dank ik u voor uw begrip voor het feit dat ik dit niet zonder voorafgaand onderzoek kan beantwoorden. Ik zal deze kwestie laten onderzoeken en u zult het gewenste schriftelijk antwoord in de komende dagen ontvangen.

 
  
MPphoto
 
 

  Danutė Budreikaitė (ALDE) . – (LT) Ik zou een vraag over prijzen willen stellen. In Duitsland zijn neusdruppels anderhalf tot twee keer goedkoper dan hetzelfde medicament in Litouwen. We zorgen ervoor dat alle landen, zelfs de ontwikkelingslanden, toegang hebben tot medicamenten. Kunnen we ervoor zorgen dat onze burgers, de burgers van de EU, op zijn minst een gelijke prijs betalen voor hetzelfde medicament? Kunnen we hier iets aan doen in Europa?

 
  
MPphoto
 
 

  Josu Ortuondo Larrea (ALDE) . (ES) Mijnheer de Voorzitter, bij de debatten in dit Parlement komen de gezondheidsdiensten regelmatig ter sprake. Telkens wanneer we de Dienstenrichtlijn bespreken blijkt dat er mensen zijn die de gezondheidsdiensten in deze richtlijn willen opnemen. Wij hebben ons daar steeds tegen verzet en de gezondheidsdiensten blijven buiten de richtlijn vallen.

De verstrekking van geneesmiddelen is een dienstverlening binnen het kader van de gezondheidzorg. In een aantal lidstaten – waaronder Spanje – bestaat er een speciale categorie instanties die als enige bevoegd zijn geneesmiddelen af te geven: de apotheken.

Nu wil ik u graag iets vragen, mijnheer de commissaris, en dat is of bij het door de Commissie uitgevoerde onderzoek is gebleken dat er verschil bestaat tussen die lidstaten waar apotheken een speciale, onder streng toezicht staande categorie vormen en de overige lidstaten, als het gaat om de nagemaakte medicijnen en medicijnen van inferieure kwaliteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Verheugen, vicevoorzitter van de Commissie. (EN) Op de eerste vraag zou ik willen antwoorden dat er, naast de studie naar de parallelhandel in veilige medicijnen, ook gezocht wordt naar andere manieren om een antwoord te bieden op de parallelhandel, bijvoorbeeld aan de hand van prijsinitiatieven.

Een andere mogelijke stap in de goede richting is het toevoegen van specifieke prijsinformatie aan de richtlijn inzake doorzichtigheid. Maar mijn eerste zorg is het verschaffen van duidelijkheid in de situatie. We moeten exact weten wat er aan de hand is. Daarna kunnen we ons bezighouden met de vraag of Europese wetgeving hier iets aan kan veranderen, want de hele kwestie van prijzen en terugbetaling van medicijnen in de Europese Unie valt volledig onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten; wij hebben op dat vlak geen enkele bevoegdheid. Uiteraard moeten we wel samenwerken. Dat is ook de reden waarom we van de prijsstelling van farmaceutische bedrijven en de terugbetaling van medicijnen één van onze prioriteiten hebben gemaakt.

Ik ben er mij wel degelijk van bewust dat het voor de burgers moeilijk te begrijpen is dat de prijs voor hetzelfde medicijn zo verschillend kan zijn in de Europese lidstaten. Ook voor mij is dat moeilijk te begrijpen. Het feit dat deze prijzen gereguleerd worden is slechts een gedeeltelijke verklaring. Daarbij komt natuurlijk dat de farmaceutische industrie deel uitmaakt van de markteconomie. De bedrijven mogen vrij hun prijzen bepalen. Hoe dan ook, we zijn de situatie nauwgezet aan het bestuderen en ik denk dat we met oplossingen voor de dag zullen kunnen komen.

Op de tweede vraag kan ik u zeggen dat u gelijk hebt: er bestaan inderdaad verschillende systemen in de Europese Unie. Zo kun je bepaalde medicijnen in het ene land alleen bij de apotheker verkrijgen, en in het andere land gewoon in de supermarkt. Voor medicijnen op voorschrift geldt wel overal dezelfde regel: die zijn alleen beschikbaar in de apotheek.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter .

Vraag nr. 32 van Chris Davies (H-0984/07)

Betreft: Uitstoot van kooldioxide

Welk doel heeft de Commissie zich gesteld ter vermindering van de uitstoot van kooldioxide die gegenereerd wordt door haar activiteiten, gebouwen en vervoersbehoeften?

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie. (EL) Mevrouw de Voorzitter, de Commissie heeft het probleem van de door zijn activiteiten geproduceerde koolstofuitstoot tot dusver geregeld met het Communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem, beter bekend onder de naam EMAS, en heeft zich aan de regels van dit systeem gehouden.

Vanaf 2005 heeft de Commissie EMAS ten uitvoer gelegd in vijf van de afdelingen in Brussel en in acht van haar gebouwen. Gedurende deze tijd heeft de Commissie een duidelijke vermindering geregistreerd van het groeitempo van het verbruik van onder andere elektriciteit door deze afdelingen, een ontwikkeling die zonder twijfel positief is.

Voor de Commissie zijn nog geen doelstellingen ter vermindering van de totale CO2-uitstoot vastgelegd, maar de Commissie onderzoekt en analyseert in het kader van EMAS de totale omvang van zijn CO2-emissies en zal in 2008 doelstellingen formuleren voor de vermindering van de totale uitstoot. Met name met betrekking tot haar wagenpark heeft de Commissie al het streefdoel vastgelegd om de CO2-emissies tussen 2006 en 2012met gemiddeld 26 procent te verminderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Chris Davies (ALDE) . – (EN) Woensdag zal de Commissie enkele grote aankondigingen doen en ik verwacht dat we van iedereen de vraag zullen krijgen of we ook zelf doen wat we van anderen verlangen. Als ik dan verneem dat er momenteel nog maar vijf DG’s een EMAS-registratie hebben ontvangen, dan vind ik dat niet erg bemoedigend. Maar ik vrees dat het Parlement het niet veel beter doet. Het zou zeker de test niet doorstaan, al moet ik wel zeggen dat er al actie ondernomen wordt om die kwestie aan te pakken.

De commissaris wil de lidstaten ervan overtuigen dat er verregaande veranderingen nodig zijn in de strijd tegen klimaatsverandering. Zijn argumenten worden echter ondermijnd door het feit dat de Commissie het zelf blijkbaar niet zo nauw neemt met de uitvoering van haar eigen aanbevelingen tot verbetering van de situatie. Kan de commissaris daarmee akkoord gaan?

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas , lid van de Commissie. − (EN) Ja, u hebt gelijk. We moeten onze eigen aanbevelingen opvolgen, en dat gaan we ook doen in 2008. Ik ga ervan uit dat de Commissie en haar diensten zullen streven naar minstens dezelfde uitstootvermindering als degene die we van de lidstaten vragen.

Zoals u weet, hebben we ons voorgenomen de uitstoot met dertig procent te reduceren als de andere ontwikkelde landen ook meedoen in dit streven, en twintig procent als er geen internationale overeenkomst komt op het vlak van uitstootvermindering. Wij zullen onszelf al meteen de reductie van dertig procent opleggen en met dat voorbeeld tonen we dat we echt menen wat we van de anderen vragen.

Trouwens, vooraleer we doelstellingen formuleren, een planning opmaken en een actieplan ontwikkelen om de uitstoot tegen te gaan, moet er een onderzoek komen naar de exacte hoeveelheid kooldioxide die de Commissie uitstoot.

 
  
MPphoto
 
 

  Paul Rübig (PPE-DE) . (DE) Ik zou graag het volgende willen weten. We hebben deze “top-down”-doelstelling van een reductie met dertig procent, en naar het schijnt bestaat daar grote overeenstemming over. U hebt volledig terecht opgemerkt dat de anderen zich hierbij zullen moeten aansluiten, willen we deze doelen bereiken.

Ik zou u persoonlijk willen vragen: hebt u een plan hoe u persoonlijk deze vermindering van dertig procent in uw eigen omgeving gaat halen?

 
  
MPphoto
 
 

  Karin Scheele (PSE) . (DE) Zoals we weten heeft het Europees Parlement deze reductie met dertig procent tot 2012 vastgelegd, die met behulp van het communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) moet worden gerealiseerd. Ik ben benieuwd welke concrete maatregelen er van de kant van het Europees Parlement en de beleidsmakers zullen komen.

Mijnheer de commissaris, u hebt gezegd dat het resultaat van de toepassing van EMAS een lager stroomverbruik is. Ik zou graag willen weten welke concrete maatregelen er zijn genomen, welke concrete maatregelen voor de komende jaren zijn gepland en welke rol hernieuwbare energiebronnen in dit verband spelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie. (EN) Ik had niet volledig begrepen dat de vraag voor mij persoonlijk bedoeld was. Ik hou er meestal niet van om uit te weiden over wat ik zoal doe, maar ik kan u bijvoorbeeld zeggen dat ik in Brussel geen wagen heb. Ik rijd daar niet met de wagen. In het weekend ga ik liever te voet, wat ook beter is voor de gezondheid. Wat mijn dienstwagen betreft, heb ik het volgende gedaan (want ik verwachtte dat men mij dit zou vragen): Ik heb me gericht tot het WWF. Zij hebben namelijk tien belangrijke projecten opgezet op het vlak van duurzame ontwikkeling. Ik heb hen gevraagd om me de meest duurzame auto aan te bevelen. Dat hebben ze ook gedaan en die auto gebruik ik nu als dienstwagen. De uitstoot ervan voldoet trouwens al de normen die we de automobielsector hebben opgelegd tegen het jaar 2012. In Griekenland, waar ik Parlementslid was, heb ik een zeer kleine wagen, nog kleiner dan mijn huidige dienstwagen, en ik gebruik hem nauwelijks.

En hoewel ik hier dus niet graag over vertel, heb ik de uitstoot van mijn reis naar Bali gecompenseerd door een toeslag te betalen in het kader van een programma (in denk dat het emissiehandel was) waarbij de uitstoot geneutraliseerd wordt. Ik probeer dus te doen wat ik kan, en als er meer is dat ik kan doen, dan mag u me dat zeker vertellen en dan zal ik met plezier uw raad opvolgen.

Wat hernieuwbare energie betreft: dat is een verregaande discussie. We moeten doen wat we ons hebben voorgenomen aan het begin van vorig jaar, in maart 2007, namelijk de doelstelling van twintig procent halen in alle lidstaten. Voor de gebouwen en de diensten van de Commissie moeten we zo veel mogelijk hernieuwbare energie gebruiken want de meeste uitstoot van de Commissie is afkomstig van de gebouwen. De gebouwen zijn verantwoordelijk voor drie kwart van de uitstoot, dus als we een manier kunnen vinden om hernieuwbare energie te gebruiken voor onze diensten dan zou dat heel goed zijn. Maar dat moet, zoals ik eerder al zei, bestudeerd worden in het actieplan waarover ik daarnet gesproken heb.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter .

Vraag nr. 33 van Claude Moraes (H-0986/07)

Betreft: Bescherming van consumenten tegen digitale colportage, spionagesoftware en kwaadaardige software

De Commissie heeft de bescherming van consumenten in de digitale wereld bestempeld tot een van de centrale thema’s in haar voornemens voor het consumentenbeleid van de komende jaren. In dit verband heeft zij medegedeeld dat doelmatige en snel reagerende handhavingsmechanismen die nationale instanties in staat stellen samen te werken, van wezenlijke betekenis zijn voor de bestrijding van dit soort misdadige handelaars die gebruik maken van digitale colportage en frauduleuze websites.

Welke vooruitgang heeft de Commissie geboekt bij het opzetten van dergelijke transnationale mechanismen om de burgers te beschermen?

Wat is er met name gedaan om de consument betere mogelijkheden te bieden schadeloosstelling te verkrijgen en zijn geld terug te vorderen, wanneer hij het slachtoffer wordt van digitale colportage, spionagesoftware en kwaadaardige software?

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Verheugen, vicevoorzitter van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, de Commissie is erg begaan met de problemen op het vlak van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de veiligheid in de huidige informatiemaatschappij, in het bijzonder wanneer er consumenten blootgesteld worden aan risico’s.

Het gebruik van spam, spyware en kwaadaardige software is een duidelijke overtreding van de Europese wetgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer, en in sommige gevallen kunnen we zelfs spreken van een misdrijf. Daarom is het belangrijk dat bekwame autoriteiten rigoureus toezien op de naleving ervan.

Vorige december toonde commissaris Reding (die ik hier vandaag met plezier vervang) zich verheugd over de doeltreffende interventie van de Nederlandse regelgevende instantie die een boete van in totaal een miljoen euro oplegde aan drie Nederlandse bedrijven omdat ze op een illegale manier spionagesoftware en advertentieondersteunde software hadden geïnstalleerd op meer dan 22 miljoen computers in Nederland en daarbuiten.

Ze heeft de andere regelgevende instanties gevraagd dit voorbeeld te volgen. Op 13 november 2007 heeft de Commissie voorstellen goedgekeurd inzake de hervorming van de telecomsector, die verdere bepalingen omvatten ter versterking van de veiligheid en privacy in de informatiemaatschappij.

Wat spam betreft, krijgen de aanbieders van internetdiensten voor het eerst de mogelijkheid juridische stappen te ondernemen tegen de verstuurders van spam. We verwachten dat die mogelijkheid een belangrijk wapen zal blijken te zijn in de strijd tegen spam in Europa.

Het feit dat spam nu is opgenomen in de verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming zal de strijd tegen spam nog efficiënter maken. Zo komt er namelijk een netwerk van openbare handhavingsinstanties in de hele Gemeenschap, waardoor de regelgeving met een minimum aan onderzoek en handhaving doeltreffend toegepast kan worden.

Meer algemeen, bieden de voorstellen de klanten van elektronische communicatiediensten de mogelijkheid om op de hoogte gebracht te worden van de acties die hun dienstverlener kan ondernemen om veiligheidsrisico’s tegen te gaan en te reageren op een inbreuk op hun veiligheid of integriteit.

Door middel van een waarschuwingssysteem, zouden de gebruikers van elektronische communicatiediensten op de hoogte gebracht kunnen worden van inbreuken op hun veiligheid, wanneer dat geleid heeft tot het verloren gaan of in gevaar brengen van persoonlijke gegevens. De gebruikers zouden bovendien informatie kunnen krijgen over de voorzorgen die ze kunnen nemen om de sociale en financiële schade als gevolg van een inbreuk te beperken.

De nationale regelgevende instanties zouden de bevoegdheid krijgen om bindende instructies te geven aan bedrijven over de veiligheidsmaatregelen die nodig zijn om hun elektronische communicatienetwerken en -diensten te beveiligen en toe te zien op de correcte tenuitvoerlegging daarvan.

De voorgestelde Europese Autoriteit voor de elektronische communicatiemarkt zal zich voornamelijk bezighouden met de beveiliging van informatie en het informatienetwerk en het bijstaan van de Commissie bij het uitvoeren van maatregelen op een Europees niveau indien nodig.

 
  
MPphoto
 
 

  Claude Moraes (PSE) . (EN) Ik dank u, commissaris, voor dit zeer uitvoerige antwoord. Ik weet niet wat het digitale equivalent voor “epidemisch” is, maar na de kerstperiode kunnen we echt spreken van een epidemie van dit soort gedrag. Al de onafhankelijke organisaties beamen het.

Ik wil de acties van de Commissie niet minimaliseren, want ik weet dat u van deze kwestie een prioriteit heeft gemaakt, maar als we kijken naar het feit dat we, zoals in Nederland, de aanklachten tegen deze inbreuken steunen en de internetaanbieders aanmoedigen om de verantwoordelijken aan te pakken, dan heb ik toch het gevoel dat de consument daar niets van te zien krijgt. Kan de Commissie hier misschien kort iets over op papier zetten voor de Parlementsleden, zodat we aan de consumenten kunnen vertellen waar u mee bezig bent en hoe dit op een efficiënte manier wordt opgevolgd?

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Verheugen, vicevoorzitter van de Commissie. (EN) Ik ben het volledig met u eens. Zoals ik al zei, zijn er al voorstellen ingediend, die momenteel bekeken worden door het Parlement en de Raad. Ik verwacht dat ze van kracht zullen worden, en dan zullen we beschikken over al het nodige.

Onder de huidige wetgeving mag er al actie ondernomen worden tegen inbreuken, afhankelijk van de specifieke situatie. Als er sprake is van een misdrijf, dan kan men de hulp van de politie inroepen of andere gerechtelijke stappen ondernemen. Zoals ik al zei, heeft de Commissie in een persbericht haar genoegen geuit over het goede voorbeeld van de Nederlandse toezichthouder OPTA. Ik heb de volledige tekst hier voor me. Indien u dat wenst, kan ik hem aan u overhandigen na het Vragenuur zodat u kunt nalezen wat we allemaal al hebben gedaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papastamkos (PPE-DE) . (EL) Mevrouw de Voorzitter. De commissaris, de heer Reding is natuurlijk niet aanwezig, maar ik weet zeker dat de vicevoorzitter van de Commissie, de heer Verheugen, over een voldoende brede kennis van zaken beschikt om mijn vraag over een aanvullend punt te kunnen beantwoorden: heeft de Commissie bewijzen of aanwijzingen voor een verband tussen de bron van de ongevraagde e-mails – spam – en bedrijven die diensten en producten aanbieden ter bescherming tegen zulke ongewenste inbreuken op de privacy?

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle (PPE-DE) . (EN) Ik zou graag een verband leggen tussen enerzijds de eerste vraag van mevrouw McGuinness over het beschermen van de consumenten tegen namaakproducten en geneesmiddelen van slechte kwaliteit, en anderzijds de vraag van de heer Moraes over het beschermen van de consumenten tegen spam. Zoals vele anderen, erger ik me aan de hoeveelheid spamberichten die medicijnen en een heleboel andere producten aanprijzen. Die producten zouden allerlei lichaamsdelen vergroten die sommigen onder ons niet eens hebben! Zijn er, naast het onderzoek naar parallelhandel waar u het eerder al over had, nog andere onderzoeken gepland naar de kwestie van het internet, spam en namaakmedicijnen, en dan vooral naar medicijnen die niet aan onze normen voldoen en die geen garantie, veiligheid of resultaat bieden voor de consumenten en patiënten in de wereld? Er doet zich namelijk een schrikwekkende groei voor op dat gebied.

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Verheugen, vicevoorzitter van de Commissie. (EN) Dat is een zeer interessante combinatie. Op de eerste vraag moet ik zeggen dat de Commissie jammer genoeg geen toegang heeft tot die gegevens omdat de regelgevende instanties toebehoren aan de lidstaten. Maar ik zal commissaris Reding op de hoogte brengen van uw vraag, en misschien kunnen we in samenspraak met de lidstaten wel tot een oplossing komen.

Persoonlijk kan ik zeggen dat ik uw vraag zeer redelijk vind, en ik denk dat we inderdaad een manier moeten vinden om die twee zaken met elkaar te verbinden.

Bij de tweede vraag wordt zelfs een kwestie aangekaart die we deze avond nog niet besproken hebben, namelijk de informatie voor de patiënten. Het gaat hier over drie zaken: ten eerste is er de kwestie van misbruik van het elektronische communicatiesysteem, ten tweede is er de informatie aan de patiënt die zeer vaak misleidend is, en dan is er ook nog de kwestie van namaakgoederen en parallelhandel. In mijn antwoord op de vraag over namaakmedicijnen en parallelhandel had ik daar nog niets over gezegd, dus ik kan het nu toevoegen.

Momenteel werken we aan een voorstel om een duidelijk kader te scheppen voor de informatie voor de patiënten, en we ervaren exact hetzelfde probleem al wat u net aanhaalde, namelijk dat de bestaande regelgeving en de bestaande beperkingen die we hebben, als het ware niet lijken te gelden op het Internet. Dat is belangrijk voor ons, en dat is de reden waarom we de hele problematiek bestuderen en waarom we een voorstel willen formuleren over hoe de informatie aan de patiënten in Europa georganiseerd moet worden, hoewel we beseffen hoe moeilijk dat is. Maar, we beschikken al wel over enige regelgeving ter zake.

Advertenties voor medicijnen op voorschrift zijn bijvoorbeeld verboden. Als die verspreid worden via het Internet, dan is dat natuurlijk een overtreding van de bestaande regels en dan hebben de lidstaten het recht, en naar mijn mening ook de verplichting, om daar tegen op te treden.

Dus om uw vraag te beantwoorden: ja. De Commissie is op de hoogte van het probleem, en in de komende voorstellen zullen we de kwestie proberen aan te pakken. Ik moet u wel waarschuwen: het gebruik van het Internet is iets dat we zeer moeilijk kunnen controleren. Dat is ook juist het probleem waar we mee geconfronteerd worden en we zullen zo goed mogelijk een oplossing proberen te vinden.

 
  
  

Deel twee

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter .

Vraag nr. 34 van Giovanna Corda (H-0965/07)

Betreft: Toezicht op invoer van gevaarlijke verbruiksgoederen

De Commissie heeft eind november een overzicht van de veiligheidscontrole op verbruiksgoederen gegeven, dat een heel aantal storingen in de uitvoering van de bestaande richtlijnen door de lidstaten aan het licht gebracht heeft, maar ook uit het oogpunt van de naspeurbaarheid en de verantwoordelijkheid van de bedrijfswereld, verdelers en invoerders.

Kan de Commissie nader aangeven welke concrete maatregelen ze denkt te treffen om de controle van de lidstaten volgens Richtlijn 2001/95/EG(1) op de algemene productveiligheid en de samenwerking met de douanediensten te verbeteren? Met welke maatregelen wil ze de naspeurbaarheid van ingevoerde verbruiksgoederen waarborgen? Met welke maatregelen wil ze de verantwoordelijkheid van fabrikanten, invoerders en verdelers van ingevoerde verbruiksgoederen vastleggen, en eventueel sancties kunnen treffen?

 
  
MPphoto
 
 

  Meglena Kuneva, lid van de Commissie. (EN) De eerste resultaten van de tussentijdse evaluatie van de productveiligheid werden vrijgegeven op 22 november 2007. Daaruit bleek dat het regelgevingskader geschikt is voor zijn doel, tenminste, als en wanneer het daadwerkelijk wordt nageleefd. Het Rapex-systeem werkt doeltreffend en zorgt ervoor dat gevaarlijke producten in heel Europa worden teruggeroepen.

Uit het evaluatieverslag blijkt echter ook dat er nog nood is aan verbetering, zowel op het vlak van preventieve actie als op het vlak van internationale samenwerking, bijvoorbeeld inzake een betere controle op de naleving. Sommige geplande verbeteringen zijn al goed op weg om omgezet te worden in concrete actie, zoals de herziening van de richtlijn inzake de veiligheid van speelgoed. In afwachting van de herziening van de norm, werkt de Commissie bovendien aan een tijdelijke maatregel die waarschuwingen op magnetisch speelgoed verplicht maakt, om de consumenten te wijzen op de mogelijke gevaren. De Commissie ondersteunt de autoriteiten voor markttoezicht van de lidstaten bij het bepalen en uitwisselen van optimale werkmethoden om zo de controle te kunnen verbeteren.

In oktober 2007 hebben de lidstaten verslag uitgebracht van initiatieven voor een betere samenwerking met de economische operatoren en over specifieke toezichtcampagnes op speelgoed. De Commissie is van plan om, in het kader van een nieuw en hopelijk zeer nuttig initiatief, vergelijkbare gegevens hierover te publiceren in het consumentenscorebord voor 2008. De Commissie blijft ook het markttoezicht van de lidstaten concreet steunen door financiële hulp te bieden aan goed georganiseerde grensoverschrijdende markttoezicht-projecten. Die projecten hebben in 2007 voor 1,3 miljoen euro financiële bijdragen van de Gemeenschap ontvangen.

Naast acties om een betere bescherming te bieden binnen de EU, wordt er ook actie ondernomen om de bescherming aan de buitengrenzen te verbeteren. De recente, diepgaande veranderingen in de douanewetgeving van de EU zullen het eenvoudiger maken risicovolle goederen te identificeren voor controle. Dankzij een veilig uitwisselingsmechanisme zal de douane snel kunnen optreden wanneer er nieuwe informatie vrijkomt over een gevaarlijk product. De informatie die beschikbaar is dankzij het Rapex-systeem zal via dat mechanisme verspreid worden zodat de bevoegde douaneautoriteiten op de hoogte worden gebracht van bepaalde ladingen die mogelijk gevaarlijke goederen kunnen bevatten. De Commissie is het ermee eens dat er nog ruimte voor verbetering is wat de naspeurbaarheid van goederen betreft. Cijfers tonen aan dat het aandeel producten van onbekende oorsprong dat via Rapex werd gemeld in oktober 2007 voor het eerst slechts drie procent betrof, terwijl dat in 2006 nog zeventien procent was. De Commissie onderzoekt momenteel hoe ze die verbetering duurzaam kan maken zodat de resultaten niet slechts van tijdelijke aard zullen zijn.

De Commissie heeft in het wetgevingspakket inzake de interne markt van goederen al de voorziening opgenomen dat economische operatoren de identiteit van hun leverancier kenbaar moeten kunnen maken. Van zodra die wetgeving van kracht wordt, zal die voorziening nuttig zijn voor eventuele interventies als het gevolg van markttoezicht. De Commissie heeft ook al aan de Chinese autoriteiten gevraagd wat zij kunnen doen op het vlak van naspeurbaarheid en zij is zeer tevreden over de initiatieven die China heeft genomen om in de fabrieken bepaalde risicovolle producten van streepjescodes te voorzien

Ten slotte heeft de Commissie de nadruk gelegd op de verantwoordelijkheid van de betrokken economische operatoren, en ze heeft met tevredenheid vastgesteld dat de bedrijfswereld zich inzet om het vertrouwen van de consument te herstellen, vooral aan de hand van het zogeheten “veiligheidspact”. De Commissie zal bovendien specialisten opdragen een onderzoek in te stellen naar de veiligheidsmaatregelen in de toeleveringsketen en zal hierover verder verslag uitbrengen in het eerste kwartaal van 2008.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanna Corda (PSE) . (FR) Mevrouw de commissaris, ik wil u hartelijk danken voor uw antwoord, het geeft aan dat de Commissie bereid is een aantal maatregelen te nemen om de risico’s te beperken die verbonden zijn aan de verkoop van ingevoerd speelgoed, met name uit China.

Een belangrijk punt is, zoals de Commissie ook zegt, de traceerbaarheid van het speelgoed van de producent tot de consument – u hebt daar net even over gesproken. Een heel belangrijke vraag blijft echter onbeantwoord. Wanneer honderdduizenden stuks speelgoed uit de handel worden gehaald, zoals vorig jaar gebeurd is, wat gebeurt er dan met dit speelgoed, Mevrouw de commissaris? Welke bewijzen kunt u voorleggen om aan te geven dat dit speelgoed volledig van de markt verdwijnt? Ik herinner me – en het is niet helemaal onschuldig dat ik deze vraag nu stel – dat ze opnieuw op de markt gebracht worden voor andere kinderen. Kinderen over de hele wereld hebben even veel recht op onze inspanningen en ik geloof dat we het daar allemaal wel over eens zijn. Is de traceerbaarheid voldoende om het speelgoed op te kunnen sporen tot aan de daadwerkelijke vernietiging ervan?

 
  
MPphoto
 
 

  Meglena Kuneva, lid van de Commissie. (EN) Uw vraag is zeer terecht en zeer menselijk. We moeten ons doel waarmaken, namelijk dat gevaarlijk speelgoed niet alleen van de Europese markt geweerd wordt, wat onze plicht is, maar ook van elke andere markt, en we beschikken daarvoor over zeer goede hulpmiddelen. We kunnen markttoezicht uitoefenen en we hebben controlemiddelen en het Rapex-systeem, waarmee we informatie kunnen verkrijgen vanuit de markt zelf, en dus niet alleen wanneer de gevaarlijke goederen worden tegengehouden aan onze grenzen.

Maar wij, als wereldleider op het vlak van gezondheid, moeten ervoor zorgen dat deze gevaarlijke goederen, en vooral speelgoed, niet bij andere kinderen terechtkomen, ook niet in China. Het is niet genoeg om alleen maar te pleiten voor de veiligheid van Europese kinderen, wat trouwens een deel van onze plicht is. Ik heb de belangrijkste producenten al herhaaldelijk openlijk en duidelijk gevraagd om gevaarlijk speelgoed te vernietigen en ik heb hen ook uitgenodigd in de Commissie in Brussel, waar we besproken hebben hoe we er zeker van kunnen zijn dat het speelgoed vernietigd wordt. Ze hebben zich allemaal bereid getoond. Ik heb vooral aangedrongen bij Mattel, de grootste producent met de meeste terugroepacties, en ook zij beloofden me om die verplichting na te komen. Wettelijk gezien is dit niet bindend. Ik kan hen niet dwingen om hun fabrieken te vernietigen. Maar ik denk dat we ons bevinden in een tijdperk waar een wettelijk kader slechts een kader is en waar er dingen zijn die buiten dat kader vallen. We moeten maatregelen trachten te treffen die verder gaan dan wat wettelijk gezien noodzakelijk is. Ik heb de kans gehad om deze kwestie te bespreken met UNICEF en de Amerikanen tijdens de trans-Atlantische Consumentendialoog. Ik ben me wel degelijk bewust van uw bezorgdheid en, geloof me, ik zal alles doen dat in mijn macht ligt om dit openbaar te maken en het gevaarlijke speelgoed te vernietigen. Buiten Europa heb ik echter geen wettelijke bevoegdheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Reinhard Rack (PPE-DE) . (DE) Mevrouw de commissaris, u hebt erop gewezen dat er van alles aan gedaan wordt om gevaarlijke goederen van de markt te nemen. Dat is een belangrijke stap. Nu worden sommige van deze goederen ook met algemeen bekende keurmerken op onze markten gebracht, onder meer met het bekende CE-keurmerk. In zulke gevallen, bijvoorbeeld wanneer de veiligheid in het geding is of wanneer het speelgoed werkelijk gevaarlijk is, is er duidelijk niet alleen sprake van misbruik, maar gaat het om klinkklaar bedrog. Is er in dit soort gevallen een mogelijkheid tot strafvervolging?

 
  
MPphoto
 
 

  Colm Burke (PPE-DE) . (EN) Bedankt, commissaris, voor uw gedetailleerd antwoord. In Ierland is er een product dat tijdens de kerstperiode was aangekocht, gewoon ontploft, en de naam van de fabrikant kon niet achterhaald worden.

Bestaat er een mogelijkheid om in alle landen een wet in te voeren die verbiedt een product te verkopen waar de naam van de fabrikant niet duidelijk op vermeld staat? Volgens mij is dat de oplossing, en ik vroeg me af of dat ook mogelijk is.

 
  
MPphoto
 
 

  Meglena Kuneva, lid van de Commissie. (EN) Als u het niet erg vindt, zou ik graag beginnen met de tweede vraag, omdat ik zeker ben dat er voor dat antwoord een wettelijke basis bestaat. De Commissie heeft in het wetgevingspakket inzake de interne markt van goederen al de voorziening opgenomen dat economische operatoren de identiteit van hun leverancier kenbaar moeten kunnen maken. Dat zal ons helpen om de identificatie van de goederen te verbeteren en duidelijk te maken wie de producent is, enerzijds, en anderzijds wie de leverancier is. De wereldwijde keten wordt langer en langer en er bestaan geen producten meer waarvan we met zekerheid kunnen zeggen dat ze volledig in één land zijn vervaardigd.

Ik heb alle begrip voor uw vraag, maar ik denk dat we ook een bewustzijn moeten creëren en ouders meer waakzaam moeten maken, want handelaars van slechte wil zullen er altijd zijn. We moeten ouders ervan bewust maken dat ze moeten controleren wie de handelaar is, dat ze alleen producten mogen kopen die afkomstig zijn van een betrouwbare handelaar, en dat ze ook moeten kijken naar het etiket. Want dat is en blijft onze verantwoordelijkheid als consument, maar dat neemt niet weg dat u gelijk hebt wanneer u zegt dat niet alleen de naam van de producent maar ook andere specifieke informatie vermeld moet worden op het etiket, vooral in het geval van speelgoed.

En dat sluit misschien aan bij de eerste vraag over hoe we namaakgoederen kunnen bestrijden − als ik uw vraag tenminste goed begrepen heb. Als de goederen namaakgoederen zijn, dan is dat één zaak. Dan kunnen we de strijd aanbinden met behulp van de intellectuele-eigendomsrechten en met de hulp van de douane. Want weet u, onze douaneautoriteiten hebben hun controles opgevoerd tot een frequentie die drie keer hoger ligt dan de wereldnorm. De Wereld Douane Organisatie adviseert om drie procent van de goederen aan de grens en in de havens te controleren. In Europa controleren we tien procent. Ik denk bovendien dat het een goed idee zou zijn om nog meer werk te maken van onderzoek en ontwikkeling. Dat kan ons helpen om het toezicht en de controles aan de grens nog strenger te maken en nog betere technische hulpmiddelen te ontwikkelen voor het doorlichten van ladingen. Het zal ons ook helpen om andere belangrijke innovatieve middelen in te zetten aan de grens bij het controleren van de goederen die op onze markt terechtkomen.

Ik zou er ook op willen wijzen dat, zelfs als bepaalde producten geen namaakgoederen zijn en ze duidelijk de vermelding “CE” dragen, ze daarom niet noodzakelijk voldoen aan de eisen die geformuleerd worden in deze richtlijn. We moeten namelijk ook rekening houden met de nieuwe-aanpakrichtlijnen, waarin voorschriften staan geformuleerd over de manier waarop goederen geproduceerd worden. Er moet ook voortdurend marktoezicht zijn op het vlak van veiligheid, want soms is de veiligheid nog belangrijker of toch even belangrijk als de manier waarop een product geproduceerd is en er is niet altijd een verband tussen de veiligheid en de productiewijze.

Er kunnen bijvoorbeeld situaties zijn, zoals bij het huidige probleem van magnetisch speelgoed, waarbij we zien dat de omstandigheden veranderd zijn. In dat geval moeten we optreden en maatregelen treffen omwille van de veiligheid, maar niet omwille van vereisten die we hebben opgelegd aan de producent. Als we de twee dus combineren − de producent controleren maar ook het product zelf eens het op de markt is − dan zullen de consumenten beter beschermd worden.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter .

Vraag nr. 35 van Manolis Mavrommatis (H-0966/07)

Betreft: Te hoge prijzen in voedingszaken

In de meeste lidstaten is er sprake van aanzienlijke prijsschommelingen voor voedingsproducten, die meestal te wijten zijn aan het feit dat voedingszaken perioden van massale consumptie, zoals de periode van de eindejaarsfeesten, kunnen exploiteren. Met name melk is een product waarvan de prijs in alle lidstaten almaar blijft stijgen.

Volgt de Commissie de commerciële activiteiten van voedingszaken en supermarkten in perioden van toegenomen consumptie? Werkt zij samen met de nationale consumentenbeschermingscentra om tot een fundamentele oplossing te komen voor dit verschijnsel van te hoge prijzen?

 
  
MPphoto
 
 

  Meglena Kuneva, lid van de Commissie. (EN) Ik weet dat dit een zeer belangrijke vraag is. Ik moet u zeggen dat de Commissie de activiteiten van winkels niet opvolgt in perioden van toegenomen consumptie en ze op dat vlak ook niet samenwerkt met nationale consumentenorganisaties.

We zijn dus in grote mate afhankelijk van nationale inspanningen. De Commissie is echter wel van plan om betere hulpmiddelen te ontwikkelen om het functioneren van de interne markt op te volgen vanuit het perspectief van de consument.

In de mededeling van de Commissie over de doorlichting van de interne markt is sprake van plannen om een scorebord voor de consumentenmarkten op te stellen en meer toezicht te houden op de prijsniveaus. Ik wil wel benadrukken dat het hier slechts gaat over toezicht.

Uit gegevens van Eurostat blijkt dat de prijs van melk, kaas en eieren in Griekenland 38 procent hoger ligt dan de gemiddelde prijs voor die drie producten in de rest van de Europese Unie. Tussen 1996 en 2007 is de gemiddelde prijs van die groep producten met bijna 52 procent gestegen in Griekenland en slechts met 24 procent in de EU.

Maar die ontwikkeling lijkt eerder structureel te zijn dan seizoensgebonden. Sinds 2005 zijn de prijzen van zuivelproducten in Griekenland niet echt onderhevig geweest aan seizoensgebonden schommelingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Manolis Mavrommatis (PPE-DE) . (EL) Mevrouw de Voorzitter. ik wil mijn hartelijke dank uitspreken aan het adres van de commissaris en hem eveneens danken voor de verstrekte informatie. Ik zal ook Eurostat raadplegen, zodat we een overzicht krijgen over het hele scorebord, omdat dit natuurlijk van belang is voor mijn land – dat u speciaal hebt genoemd – maar ik geloof dat er sprake is van vergelijkbare omstandigheden in andere landen, en daarom zou het interessant zijn om te zien hoe de Commissie deze zaak over de hele linie gaat aanpakken: met een aanbeveling, of met een richtlijn die van toepassing is op alle producten, en niet alleen op levensmiddelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Meglena Kuneva, lid van de Commissie. (EN) De Commissie treft maatregelen op meerdere niveaus om de prijsstijging van voedingsproducten tegen te gaan. Eén van de initiatieven is het toezicht houden op de prijzen, zoals ik al vermeld heb. Dat is een van de zaken die we proberen te realiseren met het scorebord voor de consumentenmarkt. Momenteel werken we daar nog aan en we hopen dat de Commissie het in de nabije toekomst zal goedkeuren.

De Commissie heeft ook een aantal maatregelen voorgesteld in het kader van het landbouwbeleid. De vermindering van de verplichte braaklegging van gronden is al van kracht voor het oogstseizoen van 2008. De uitbreiding van de melkquota voor het jaar 2008-2009 is al aangenomen door de Commissie en voorgelegd aan de Raad, en als ze goedgekeurd wordt, zal ze van kracht zijn vanaf 1 april 2008. In de graansector werden de invoerrechten verlaagd om een verdere stijging van de graanprijzen tegen te gaan en in de toekomst zal dat ook het geval zijn voor de invoer van vlees. Deze maatregel is in januari 2008 in werking getreden.

Tot zover het overzicht van wat we zoal gedaan hebben. Maar met het scorebord voor de consumentenmarkt zullen we de prijzen op de markt nog verder onderzoeken en daar horen voedingsprijzen ook bij. We houden u dus op de hoogte. Na het verwerken van de gegevens zullen we overleggen wat de volgende stappen zullen zijn en dan kunnen we actie ondernemen om te zien wat er achter de resultaten zit, natuurlijk in samenspraak met de nationale autoriteiten.

 
  
MPphoto
 
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE) . (EN) Interessant dat de Commissie bereid is om de situatie te bekijken wanneer de voedingsprijzen stijgen. Ik zou de Commissie met aandrang willen vragen om cijfermateriaal voor te leggen dat ons kan tonen wat het verschil is tussen de prijs van de producent − en daarmee bedoel ik de landbouwer − , en de prijs die de consument uiteindelijk betaalt in de kleinhandel, want over die informatie beschikken we momenteel niet. Bovendien denk ik dat we met zekerheid kunnen stellen dat het tijdperk van relatief goedkope voedingsprijzen voorbij is en ik vind dan ook dat de Commissie de burgers niet voor de gek moet houden door te beweren dat de prijzen wel weer zullen zakken. Wat we wel moeten doen, is de mensen leren hoe ze aan een redelijke prijs kwaliteitsvoedsel kunnen kopen.

 
  
MPphoto
 
 

  Danutė Budreikaitė (ALDE) . – (LT) Afgelopen zomer begonnen de prijzen in alle lidstaten van de EU te stijgen. We hebben toen de vraag opgeworpen of er soms kartelovereenkomsten waren. In mijn land, Litouwen, kwam men erachter dat de zuivelbedrijven afspraken hadden gemaakt over prijsverhogingen. Nu wordt de vleessector onder de loep genomen. Lopen er in andere EU-landen soortgelijke onderzoeken? Inmiddels doet een nieuwe leus de ronde: – “goedkoop voedsel behoort tot het verleden”. Wordt deze nieuwe leus niet door de vertegenwoordigers van de voedselindustrie gebruikt, en hoe kunnen zich consumenten hier tegen wapenen?

 
  
MPphoto
 
 

  Meglena Kuneva, lid van de Commissie. (EN) De prijzen van voedingswaren schommelen omdat de landbouwproductie erg seizoensgebonden is. De consument voelt de volledige impact van die schommelingen niet, omdat de kost van de grondstoffen, tot voor kort, afnam en omdat men met opslagtechnieken de seizoensgebonden tekorten kon opvangen. Momenteel nemen we eerder een systematische stijging van de voedingsprijzen waar, die vooral te wijten lijkt aan de toenemende vraag van grote, opkomende economieën, zoals China en India. We hebben het al gehad over het feit dat er vorig jaar in India vijf miljoen meer mensen hun eetgewoonten hebben aangepast en nu veel meer melk, melkproducten en vlees consumeren.

Vorige zomer nam het probleem nog toe door de slechte weersomstandigheden in heel wat producerende landen. Dat is de belangrijkste reden waarom de voedingsprijzen in de Europese Unie sinds september 2007 zo uitzonderlijk gestegen zijn. De Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten houden nauwlettend de markt in de gaten. In het Verenigd Koninkrijk en in Griekenland werd in de zuivelsector concurrentiebeperkend gedrag vastgesteld, en de betrokken bedrijven kregen boetes opgelegd.

Als de nationale Letse autoriteiten op de hoogte zijn gebracht van de situatie waar u over spreekt, dan zullen ze daar naar mijn mening wel iets aan doen, vooral omdat de kwestie momenteel hoog op de agenda staat. Wat we echt nodig hebben is een sectoraal onderzoek, om te weten te komen of er een kartel aan de basis van het probleem ligt, zoals dat het geval bleek te zijn in twee landen van de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Men heeft mij net verteld dat er jammer genoeg een probleem is betreffende de beschikbaarheid van de commissarissen. De heer McCreevy moet ons om 19.20 uur verlaten. Wat ik voorstel, als u dat goed vindt, commissaris Kuneva, is dat we nu overschakelen naar commissaris McCreevy. Maar het zou zeer hulpvaardig zijn als u zou kunnen blijven om op het einde bijkomende vragen te beantwoorden.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter .

Vraag nr. 41 van Marian Harkin (H-0962/07)

Betreft: Herziening van de interne markt

Welke maatregelen overweegt de Commissie, gezien haar onlangs gepubliceerde standpunt ten aanzien van de herziening van de interne markt, ter bevordering van de financiële voorlichting aan de consument, met het oog op financiële integratie van en adequate schadevergoeding voor consumenten, met name tegen de achtergrond van de crisis in verband met slecht gedekte hypotheken in de VS en de huidige onrust op de financiële markten?

 
  
MPphoto
 
 

  Charlie McCreevy, lid van de Commissie. (EN) Ik dank het geachte Parlementslid voor haar interesse in de mededeling over de herziening van de interne markt.

Naast de mededeling over een interne markt voor het Europa van de 21ste eeuw, hebben we ook een pakket maatregelen aangekondigd om het concurrentievermogen en de doeltreffendheid van de markt van financiële retaildiensten te verbeteren. In dat pakket zijn initiatieven opgenomen om het consumentenvertrouwen te versterken en consumenten aan te moedigen vrij tussen aanbieders te bewegen en het product te kiezen dat het beste bij hun individuele behoeften past. Hoewel de Commissie zich nog niet zo lang met de empowerment van consumenten bezighoudt, heeft de huidige financiële opschudding het belang ervan duidelijk benadrukt. Ik zou iets willen zeggen over elk van de drie thema’s die het geachte Parlementslid heeft vernoemd, namelijk voorlichting, integratie en schadevergoeding.

Financiële voorlichting moet op het niveau van de burger aangeboden worden, namelijk door de nationale en regionale autoriteiten, de niet-gouvernementele agentschappen en de financiële dienstensector. Eind 2007 hebben we een mededeling over financiële voorlichting goedgekeurd. Daarmee wilden we de aandacht vestigen op het belang van een betere financiële kennis van de consument. We streefden bovendien naar degelijke financiële voorlichting in de Europese Unie. We wilden ook enkele praktische hulpmiddelen voorzien om deze doelstellingen te verwezenlijken. Zo de bevat de mededeling enkele principes om financiële dienstverleners te begeleiden. Er worden ook enkele praktische initiatieven in aangekondigd. Een voorbeeld daarvan is het publiceren van een online databank met informatie over financieel onderzoek en financiële opleidingsmogelijkheden in de EU. Een ander voorbeeld is het verbeteren van de bestaande Dolcetta-website. Die website is een hulpmiddel voor leerkrachten die financiële onderwerpen willen verwerken in het lessenpakket.

Vandaag de dag is het hebben van een bankrekening een belangrijke vereiste om ten volle te kunnen deelnemen aan het sociale en economische leven. Alle burgers van de EU zouden dus toegang moeten hebben tot een basisbankrekening. Momenteel voeren we onderzoek naar de beleidsmaatregelen die lidstaten getroffen hebben om financiële uitsluiting te voorkomen. We zullen ons baseren op die informatie, die we tegen het einde van de maand hopen te hebben, bij het bepalen van de beste manier om alle EU-burgers toegang tot een basisbankrekening te garanderen.

Tot slot, wanneer consumenten gebruik maken van financiële diensten, dan moeten ze weten dat ze in het geval van een probleem op een eenvoudige manier een vergoeding kunnen eisen. Terwijl er in heel wat EU-landen buitengerechtelijke organen voor geschillenbeslechting bestaan, maken die niet altijd deel uit van het FINNET van de Commissie. FINNET heeft als doel consumenten gemakkelijker toegang te verschaffen tot grensoverschrijdende vergoedingen. Het is met het oog daarop dat we proberen alle bestaande buitengerechtelijke organen voor geschillenbeslechting op te nemen in FINNET.

Op een algemener niveau onderzoeken we ook hoe we de oprichting van alternatieve vergoedingssystemen kunnen bevorderen op de plaatsen waar er nog geen bestaan. Die initiatieven zullen niet van de ene dag op de andere leiden tot het vertrouwen en de empowerment van de consument, maar ze zijn dan ook bedoeld als een aanvulling op de initiatieven die we nemen op andere vlakken, zoals informatie en advies.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernd Posselt (PPE-DE) . (DE) Ik respecteer dat de heer McCreevy het druk heeft, maar andere mensen hebben ook afspraken. Ik wil gewoonweg weten of mijn vraag aan mevrouw Kuneva nog aan de beurt komt, of ik nu naar de zitting van de fractie kan gaan of dat ik hier nog moet wachten.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Waarschijnlijk zullen we uw vraag niet meer kunnen behandelen. Ik betreur dat we ons in deze omstandigheden bevinden. Uw vraag zal hoogst waarschijnlijk schriftelijk beantwoord worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian Harkin (ALDE) . (EN) Commissaris, ik was graag nog wat meer te weten gekomen over financiële voorlichting, want dat lijkt het nieuwe modewoord te zijn tegenwoordig. Ik denk dat u het met me eens kunt zijn wanneer ik zeg dat er een heuse onbalans bestaat tussen de financiële instellingen en de consumenten. De oorzaak daarvan ligt, ten eerste, in het feit dat consumenten krediet nodig hebben. Maar ik vraag me bovendien af: hoeveel mensen lezen, onafhankelijk van hun financiële kennis, een document van 25 bladzijden dat bij hun verzekeringspolis zit, om er dan elk jaar naar te verwijzen?

U zei dat deze kwestie op het lokale en regionale niveau aangepakt moet worden. Vindt u dan niet dat er een betere samenwerking moet komen tussen alle betrokkenen, zoals de financiële toezichthouders, de regering, de consumentenorganisaties en de financiële ombudsdiensten? Zij kunnen samen een deel van de problemen en kwesties aanklagen en ten minste de consument op tijd waarschuwen.

 
  
MPphoto
 
 

  Charlie McCreevy, lid van de Commissie. − (EN) Wat we op het vlak van financiële voorlichting hebben proberen te doen is het thema op de agenda plaatsen en iedereen, in het bijzonder de lidstaten, bewust maken van het feit dat het waarschijnlijk een goede investering zou zijn − beter dan heel wat andere investeringen − als we van in een heel vroeg stadium een minimum aan financieel onderwijs laten opnemen in het lessenpakket op school.

Want op een bepaald punt in je leven, of je nu het hoofd van de financiële dienst bent in een grote instelling of een gewone baan hebt in je buurt, je zal onvermijdelijk − op een bepaald moment kun je niet anders − geconfronteerd worden met een grote financiële transactie zoals het kopen van een auto, een huis, een wasmachine of wat dan ook.

Ik denk dat het een hele verbetering zou zijn als mensen hierover op school al een beetje voorlichting zouden krijgen zodat ze al over wat basisinformatie zouden beschikken.

Wat mevrouw Harkin aanhaalde, gaat verder dan de vraag welke informatie een consument zou moeten krijgen, want ze heeft gelijk: de hoeveelheid informatie die een consument krijgt, en die 48 bladzijden kleine lettertjes zijn daar slechts om één reden. Naar mijn mening (en ik ben altijd van die mening geweest) zijn ze daar voor de advocaten, zodat zij in het geval van een rechtszaak meer en meer geld zouden kunnen vragen om u te vertellen of u gewonnen of verloren hebt. Ik heb daar absoluut geen vertrouwen in.

Een deel van deze kwestie valt rechtstreeks onder mijn bevoegdheid. Ik moet vaak terugdenken aan een bepaalde situatie die ik ongeveer twee jaar geleden meemaakte toen ik in Schotland was om enkele financiële voorlichters te ontmoeten. Ze vertelden me dat de Icbe-richtlijn voor een bepaald product 81 bladzijden in beslag nam, en in de vereenvoudigde versie 78 bladzijden. Dus, voor de richtlijn consumentenkrediet, die momenteel denk ik in het Parlement besproken wordt, zal mevrouw Kuneva ervoor zorgen dat er verbetering komt inzake de basisinformatie die een consument moet krijgen. Die specifieke aspecten worden door mevrouw Kuneva behandeld. Maar op het vlak van financiële voorlichting heb ik dus voorgesteld om lidstaten in een heel vroeg stadium een minimum aan financiële opleiding te laten voorzien in het kerncurriculum. Want volgens mij heeft iedereen daar veel meer aan dan aan bladzijden en bladzijden kleine lettertjes die toch niemand leest.

 
  
MPphoto
 
 

  Reinhard Rack (PPE-DE) . (DE) Mijnheer de commissaris, u hebt stellig gelijk wanneer u vindt dat we hier bij de opvoeding op school moeten beginnen om de consument werkelijk beter in staat te stellen om a) hun rechten te kennen en b) vervolgens van deze rechten gebruik te maken.

Alleen hebben we op het gebied van de financiële dienstverleningen nog een generatie of meerdere generaties die er anders over denken, die hebben gehoord en in het bewustzijn handelen dat juist de financiële dienstverleningen en de financiële markt onder een sterk toezicht van de overheid staan en dat ze vertrouwen kunnen hebben in dat toezicht. Als gevolg van de deregulering van de markt is er de afgelopen tijd op dit terrein van alles gebeurd. Kunnen we met betrekking tot overheidstoezicht niet toch nog het één of ander ondernemen?

 
  
MPphoto
 
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE) . (EN) Mevrouw de Voorzitter, zou ik de commissaris mogen suggereren dat de informatie waarover hij spreekt niet alleen dient om advocaten te plezieren maar ook om de consumenten in de war te brengen? Dat is de reden. En dat geldt voor heel wat soorten informatie. Neem nu de handleiding van een wasmachine. Die leest men pas wanneer de machine stuk is, en dan is het te laat.

Mag ik u voorstellen om ook kredietverenigingen een rol te laten spelen in de voorlichting van consumenten? Ik denk namelijk dat het, vooral in Ierland, een belangrijk punt is. En mag ik u er ook vriendelijk aan herinneren, aangezien u het had over schadevergoedingen, dat de verzekeringshouders van Equitable Life geen enkele vergoeding hebben gekregen? Ik ben ervan overtuigd dat mevrouw Wallis het op dat vlak met me eens zal zijn en misschien kunt u ons op een rustiger moment schriftelijk van antwoord dienen op de vraag wat er met dat verslag gebeurd is sinds het gestemd werd en u er uw steun aan verleende.

 
  
MPphoto
 
 

  Charlie McCreevy, lid van de Commissie. (EN) De eerste vraag heeft te maken met de gereglementeerde markt en ik denk dat de vraagsteller zich baseert op de huidige problemen op de financiële markt die nu al een achttal maanden aanhouden, en daarbij wil inpikken op de vraag van mevrouw Hartin. Ik denk niet dat er hier noodzakelijk een verband is, maar in al het werk en het onderzoek dat wordt uitgevoerd door de verschillende organen, de Commissie inbegrepen, is er misschien een rol weggelegd voor financiële voorlichting.

Volgens mij zijn de problemen die deze financiële opschudding veroorzaakt hebben te wijten aan onverantwoorde leningen in een bepaald deel van de wereld. Daar ligt de kern van het probleem, maar ondertussen is er heel wat tijd overgegaan en heeft het zich uitgebreid naar andere gebieden. Maar de bron van het probleem ligt volgens mij bij de onverantwoorde leningen van bepaalde instellingen.

Wat de vraag van mevrouw McGuinness betreft, voorlichting is een bevoegdheid van de lidstaten, maar ik zie niet in waarom de lidstaten, waaronder een bepaalde lidstaat die wij beiden goed kennen, haar voorstel niet zouden overwegen. Op dat bepaalde niveau lijkt me dat een zeer redelijk idee.

Op de vraag over Equitable Life wil ik zeggen dat ik het voorstel inderdaad gesteund heb. We wachten momenteel nog op verdere informatie. Voor zover ik weet, kan men slechts een vergoeding krijgen aan de hand van het verslag van de ombudsman van het Verenigd Koninkrijk en dat verslag is nog niet af. Ik zal aan de ambtenaren van de Commissie vragen of ze al meer nieuws hebben over het verslag en of ze weten wanneer het gepubliceerd zal worden. Ik meen mij te herinneren dat men vorig jaar omstreeks deze tijd gezegd heeft dat men hoopte dat het verslag tegen het einde van 2007, ik denk november 2007, klaar zou zijn. Die datum is nu voorbij en misschien vernemen we hierover nog wel meer, maar dat is dus de volgende belangrijke stap in deze kwestie.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter .

Vraag nr. 42 van Georgios Papastamkos (H-0970/07)

Betreft: Markten voor financiële instrumenten

Sinds 1 november 2007 is het nieuwe Europese werkingskader inzake markten voor financiële instrumenten van kracht.

Beschikt de Commissie over gegevens betreffende het aantal Europese beleggingsbedrijven en -instellingen dat voordeel zal hebben bij het nieuwe regelgevingskader? Bestaan er concrete cijfers voor Griekenland?

Volgens verklaringen van commissaris Charlie McCreevy “zal de kostprijs van kapitaal naar verwachting mettertijd dalen ...”. Op welke gegevens is deze prognose gebaseerd? Kan de commissaris zijn prognose concreter toelichten, met name per sector en ten aanzien van het dalingspercentage?

Beschikt de Commissie over gegevens betreffende de grensoverschrijdende handel in aandelen en beleggingsdiensten? Hoe groot is de huidige in- en uitstroom voor Griekenland?

 
  
MPphoto
 
 

  Charlie McCreevy, lid van de Commissie. (EN) De Commissie verzamelt geen gegevens over het aantal beleggingsbedrijven in Europa of het aantal beleggingsbedrijven in Griekenland. Maar de lidstaten zijn door de MiFID-richtlijn verplicht om een lijst bij te houden van alle beleggingsbedrijven die op hun grondgebied geregistreerd zijn. De Helleense commissie voor de kapitaalmarkt zou u dus de gegevens moeten kunnen geven over de Griekse bedrijven.

Dankzij MiFID is er een einde gekomen aan het monopolie van de effectenbeurzen; kunnen beleggingsbedrijven hun diensten gemakkelijker aanbieden in de Europese economische ruimte met het MiFID-paspoort; en worden de consumenten beter beschermd. Dat leidt tot meer concurrentie tussen de handelsplatforms en over de grenzen heen, waardoor de diepte en de liquiditeit van de financiële markt toeneemt. En dat komt zowel de industrie als de consument ten goede.

Onze verwachting dat de kostprijs van kapitaal naar beneden zal gaan is gebaseerd op een nauwgezet onderzoek, uitgevoerd door London Economics in 2002. Bij deze studie werd onderzocht wat de impact zou zijn van de financiële integratie, waarvan de MiFID de hoeksteen vormt, en in het bijzonder wat de gevolgen zouden zijn voor de (toen nog 15) lidstaten van de Europese Unie. De belangrijkste conclusies van het onderzoek waren dat de financiële integratie in de lidstaten zou leiden tot een daling van de gebruikskost van het kapitaal met ongeveer vijftig basispunten, en een daling met veertig basispunten van de kostprijs van de obligatiefinanciering van ondernemingen.

Het onderzoek wees uit dat de combinatie van al deze effecten van de integratie van de financiële markt voor de economie van de EU zou leiden tot een EU-wijde groei van 1,1 procent van het BBP op langer termijn, een stijging van het totale investeringsniveau met zes procent, een toename van de private consumptie met 0,8 procent en van de totale tewerkstelling met 0,5 procent.

Uit informele cijfers die het comité van Europese effectenregelgevers verzamelde in afwachting van het in voegen treden van de MiFID richtlijn, blijkt dat op dat moment slechts een zeer beperkt aantal bedrijven in Griekenland al gebruik maakte van het paspoort voor beleggingsondernemingen, dat voorzien werd in de toenmalige richtlijn beleggingsdiensten. We verwachten dat dit in de toekomst zal veranderen naarmate de Griekse markt zich zal openstellen als gevolg van de MiFID en naarmate de Griekse bedrijven meer buitenkansen zullen waarnemen in de andere lidstaten.

De federatie van Europese effectenbeurzen houdt gegevens bij over de grensoverschrijdende aandelenhandel en het percentage aandelen dat investeerders bezitten. Na december 2005 behoorde 41 procent van de aandelen die verhandeld werden op de Atheense markt toe aan buitenlandse investeerders. In november 2007 was de grensoverschrijdende handel in aandelen in Athene goed voor een omzet van 970 miljoen euro.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papastamkos (PPE-DE) . (EL) Mevrouw de Voorzitter, ik dank de commissaris voor zijn antwoord en ik zou vervolgens willen vragen of de Commissie gegevens heeft over de omvang van de kredietbemiddeling in de Europese Unie, en met name over de vraag hoeveel procent van het Europese BNP deze kredietbemiddeling uitmaakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Charlie McCreevy , lid van de Commissie. (EN) Over die informatie beschik ik niet. Ik weet ook niet of mijn diensten aan die informatie kunnen geraken, maar ik zal het in elk geval vragen. Als zij hierover gegevens hebben, dan zullen we die zeker aan u bezorgen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter .

Vraag nr. 43 van Colm Burke (H-0972/07)

Betreft: Ierse plannen voor provinciale ontwikkeling

In juni van dit jaar verzocht de Commissie Ierland om informatie over bepaalde Ierse plannen voor provinciale ontwikkeling en de regels voor het verlenen van bouwvergunningen, die als te restrictief zouden kunnen worden beoordeeld.

Ik heb begrepen dat nadat de Ierse regering een maand verlenging was verleend, de Commissie eind september een antwoord heeft ontvangen.

Kan de Commissie toelichten wat de stand van zaken is na het antwoord van de Ierse regering?

 
  
MPphoto
 
 

  Charlie McCreevy, lid van de Commissie. (EN) De Commissie heeft een schriftelijke aanmaning gestuurd naar de Ierse autoriteiten als gevolg van een klacht op 29 juni 2007.

In die aanmaning werd informatie gevraagd over de restrictieve voorwaarden die gesteld werden in een aantal plannen voor provinciale ontwikkeling in Ierland. De Commissie vroeg zich af of bepaalde voorwaarden die gesteld werden om een bouwvergunning te verkrijgen niet in strijd waren met twee principes van het Verdrag, namelijk de vrijheid van vestiging en het vrije verkeer van kapitaal.

De beperkingen zouden indirect ook gevolgen hebben voor het vrije verkeer van werknemers, maar dat aspect werd niet vernoemd.

De Ierse autoriteiten kregen een maand uitstel van antwoord, en hebben eind september hun antwoord ingediend. Mijn diensten hebben de inhoud ervan bestudeerd en zullen contact opnemen met de Ierse autoriteiten om een technische bijeenkomst te houden om het standpunt van de Ierse autoriteiten te verduidelijken en te bespreken.

Na deze gesprekken zal de Commissie kunnen oordelen of er aanleiding is voor een inbreukprocedure.

 
  
MPphoto
 
 

  Colm Burke (PPE-DE) . (EN) De Ierse regering heeft op 28 september 2007 haar antwoord ingediend. Ik begrijp dat de inhoud ervan niet openbaar is gemaakt. Het is een zeer belangrijke kwestie, die gevolgen heeft voor 22 lokale overheden in Ierland.

Ik vraag me gewoon af of het antwoord op dit moment wel vrijgegeven mag worden, nu de Commissie het heeft ontvangen en tijd heeft gehad om het te bekijken? Zou de commissaris een indicatie kunnen geven van het tijdstip waarop de Commissie hierover zal beslissen?

 
  
MPphoto
 
 

  Charlie McCreevy, lid van de Commissie. (EN) Het is niet van onze gewoonten om antwoorden vrij te geven aan het grote publiek, al komen ze meestal uiteindelijk wel in de openbaarheid terecht.

Ik kan bevestigen dat we, zoals het geachte Parlementslid al zei, op 28 september 2007 een antwoord hebben gekregen. Zoals ik in mijn vorig antwoord vermeldde, zijn we van plan om hierover met de Ierse autoriteiten samen te zitten. Daarna zullen we bepalen wat de volgende stappen zijn.

Ik wil u er ook op wijzen dat Ierland niet de enige lidstaat is met moeilijkheden van deze aard.

Mijn diensten hopen in de zeer nabije toekomst samen te kunnen zitten met de Ierse autoriteiten. Daarna moeten we hun opmerkingen evalueren en, indien nodig, verdere stappen ondernemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Brian Crowley (UEN) . (EN) Ik zou alleen maar aan de commissaris willen vragen of, rekening houdend met het subsidiariteitsbeginsel, de Commissie zich wel moet inlaten met de kwestie van bouwvergunningen. Het maken van bouwplannen en het recht om een eigendom te bouwen staan toch los van het recht op eigendom en het recht om die eigendom te gebruiken?

 
  
MPphoto
 
 

  Charlie McCreevy, lid van de Commissie. (EN) Dat is een zeer goede vraag, mijnheer Crowley, maar wanneer de Commissie een klacht ontvangt, dan is zij verplicht om daarop te reageren en een onderzoek in te stellen. Zoals ik al zei ging de klacht over het vrije verkeer dat bepaald wordt in artikel 43 en 56 van het Verdrag. Daar gaat het dus om. We zijn wettelijk verplicht om zulke zaken te onderzoeken wanneer ze in strijd lijken te zijn met de grondbeginselen van de Verdragen. En dat moeten we dus ook doen in dit bepaalde geval. Zoals ik al zei in mijn antwoord aan uw collega, de heer Burke, zijn er nog andere klachten over lidstaten met soortgelijke beperkingen en die moeten eveneens opgevolgd worden.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter .

Vraag nr. 44 van Gay Mitchell (H-0974/07)

Betreft: Ziektekostenverzekeringssector in Ierland

Kan de Commissie een verklaring afleggen over de situatie van de ziektekostenverzekeringssector in Ierland, met name gezien het recente met redenen omklede advies waarin Ierland wordt verzocht om de uitzondering met betrekking tot bepaalde EU-regels voor de vrijwillige ziektekostenverzekering (VHI) af te schaffen?

 
  
MPphoto
 
 

  Charlie McCreevy, lid van de Commissie. (EN) Op 17 november heeft de Commissie aan de hand van een met redenen omkleed advies aan Ierland gevraagd om de uitzondering met betrekking tot bepaalde EU-regels voor vrijwillige ziektekostenverzekering af te schaffen. Deze regels, en dan vooral de eerste richtlijn betreffende de niet-levensverzekering van 1973, en de daaropvolgende wijzigingen, hebben als doel het harmoniseren van de voorschriften die verbonden zijn aan het vestigen en het verrichten van een directe niet-levensverzekeringsactiviteit. Ze zijn dus ook van toepassing op de particuliere ziektekostenverzekering.

De VHI werd, zoals sommige andere instellingen, vrijgesteld van de eerste richtlijn inzake niet-levensverzekeringen. Maar die vrijstelling is alleen van toepassing als de hoedanigheid van de vrijgestelde instelling op geen enkele manier gewijzigd wordt door een verandering in de statuten of door een wijziging in de relevante nationale wetgeving. Bijgevolg, als de hoedanigheid van de instelling verandert of wordt uitgebreid, dan wordt die instelling wel degelijk onderworpen aan alle regels van het Gemeenschaprecht die normaalgezien van toepassing zijn op niet-levensverzekeringen.

Die regels verplichten verzekeringsbedrijven bijvoorbeeld om een officiële goedkeuring te krijgen vooraleer ze hun zaak mogen opstarten. Ze moeten ook een bepaalde wettelijke ondernemingsvorm aannemen en ze moeten beschermende voorzieningen treffen in overeenstemming met hun activa om voldoende solvabiliteitsmarge te behouden. De belangrijkste doelstelling van die voorzieningen is het beschermen van de rechten van de personen die de verzekering zijn aangegaan, daarbij rekening houdend met het feit dat door het vrij verrichten van diensten de bescherming van de consument niet in het gedrang mag komen. Bovendien zorgen deze regels ook voor eerlijke concurrentie tussen de verzekeraars.

Aangezien de VHI vrijgesteld was van de eerste richtlijn, moest ze dus geen rekening houden met deze regels, zolang ze niet van hoedanigheid veranderde. Maar de Commissie is van mening dat de VHI wel degelijk veranderd is. De relevante Ierse wetgeving werd meermaals door middel van amendementen aangepast in 1996, 1998 en 2001, waardoor het werkterrein van de VHI aanzienlijk werd uitgebreid in vergelijking met het moment waarop de VHI de vrijstelling verkreeg. Daarom is de oorspronkelijke vrijstelling van de VHI van de EU-regels voor verzekeraars niet meer van toepassing. De Commissie heeft dit standpunt kenbaar gemaakt in het met redenen omklede advies dat ze op 14 november aan Ierland heeft overgemaakt. Daarin werd Ierland verzocht om binnen de twee maanden de noodzakelijke stappen te ondernemen om de VHI te onderwerpen aan de regels van het prudentieel toezicht, die bepaald worden in het Gemeenschapsrecht, en waarvan ze voordien vrijgesteld was.

De Commissie is van mening dat dit advies van groot belang zal zijn om alle spelers op de Ierse markt van particuliere ziekteverzekering op gelijke voet te plaatsen onder de Europese verzekeringswetgeving. Dat komt zowel de verzekeringnemers als de eerlijke concurrentie ten goede. De Commissie zal de handelingen van de Ierse regering nauwgezet volgen. Indien zij nalaat actie te ondernemen, zal dit leiden tot een rechtszaak voor het Europees Hof van Justitie.

 
  
MPphoto
 
 

  Gay Mitchell (PPE-DE) . (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik dank de commissaris voor het beantwoorden van deze vraag. Zou ik hem mogen vragen wanneer we ongeveer een antwoord mogen verwachten van de Ierse regering inzake de VHI? Zou hij ook kunnen toelichten of dit enige gevolgen zal hebben voor de egalisatie? De VHI domineert nog steeds 75 procent van de Ierse markt, maar zij beweren risico-egalisatie nodig te hebben om ervoor te zorgen dat zij niet alleen overblijven met de oudere en dus meer risicovolle klanten. Zal de kwestie die de commissaris aanhaalt, ook gevolgen hebben voor deze egalisatie?

 
  
MPphoto
 
 

  Charlie McCreevy, lid van de Commissie. (EN) Op 14 november werd er een met redenen omkleed advies verzonden aan de Ierse regering. Ierland heeft twee maanden de tijd om te antwoorden en die twee maanden waren voorbij op 14 januari, dat was gisteren. Ik meen te begrijpen dat het antwoord gisteravond ontvangen is. Het antwoord wordt nu bestudeerd door de Commissie.

Het is ook het vermelden waard dat er, in navolging van de briefwisseling die we hadden met het Ierse Ministerie van Volksgezondheid en de briefwisseling die ik het voorbije jaar had met de Ierse Minister van Volksgezondheid, een wetsvoorstel werd ingediend bij het Ierse Parlement vlak voor de verkiezingen van mei 2007. Maar, zoals de Ierse leden zullen weten, werd het Parlement ontbonden na de verkiezingen. We hebben geen institutionele continuïteit in Ierland, dat vind ik trouwens een goede zaak. Toen de nieuwe regering het werk opnam, werd het opnieuw op de agenda geplaatst. We hebben al aan de Ierse regering gemeld dat er overwogen wordt om enkele amendementen aan het wetsvoorstel toe te voegen.

Maar het antwoord, dat ik trouwens nog niet gezien heb maar dat we gisteren ontvangen zouden hebben, zal grondig bestudeerd worden. We zullen nagaan welke voorstellen erin zijn opgenomen, en afhankelijk daarvan zullen we overgaan tot de volgende stap of wat dan ook.

Maar de tweede vraag van de heer Mitchell is zeer relevant. Hij vroeg of deze kwestie een invloed zal hebben op het debat over de risico-egalisatie. Het antwoord is nee. Dat valt namelijk onder een ander gebied waarvoor ik rechtstreeks verantwoordelijk ben, onder andere de richtlijn levensverzekering, die te maken heeft met solvabiliteit en andere van deze kwesties die onder het staatsdomein vallen. De heer Mitchell heeft gelijk wanneer hij zegt dat de VHI ongeveer 75 procent van de markt bezit. Ik denk zelfs dat het ondertussen 76 procent van de markt is. Ze hebben nu een veel groter marktaandeel dan in het begin. Hun marktaandeel is toegenomen en ze beschikken nu ook over heel wat meer mensen. Dat is een feit. Hij is zeer goed geïnformeerd over deze zaak. Maar het probleem waar ik me mee bezighoud, is de kwestie van de niet-levensverzekeringsrichtlijn en dus niet het debat over de risico-egalisatie. Maar voor de volledigheid kan ik u zeggen, en u weet dit vast al, heer Mitchell, dat er een aparte zaak lopende is bij de Rechtbank in Luxemburg die is ingediend door een van de concurrenten op de Ierse markt. Dat wordt nu behandeld door het Hof van Justitie en ik neem aan dat er later op het jaar misschien wel een beslissing zal vallen.

 
  
MPphoto
 
 

   De Voorzitter .

Vraag nr. 36 van Jim Higgins (H-0978/07)

Betreft: Online-verkoop van vliegtickets

Kan de Commissie mededelen waarom zij de lijst met de websites die niet bleken te voldoen aan de communautaire regelgeving inzake correct adverteren op websites niet publiceert, en waarom zij in plaats daarvan heeft toegestaan dat de namen ervan werden afgeschermd en zij recht van weerwoord kregen? Dit gaat ten koste van de consument, die nu mogelijk onwetend gebruik maakt van een site die hij/zij zou hebben gemeden als de Commissie stappen zou hebben ondernomen om de namen medio november te publiceren.

 
  
MPphoto
 
 

  Meglena Kuneva, lid van de Commissie. (EN) De Commissie maakt gebruik van alle beschikbare middelen om de consumentenrechten in Europa ook effectief te doen naleven. Eind 2006 is er een nieuw netwerk opgericht ter bevordering van de samenwerking inzake de regelgeving betreffende consumentenbescherming. Het voorziet een kader voor gezamenlijk markttoezicht, zoals de controle op de verkoop van vliegtuigtickets op websites, die uitgevoerd werd in september 2007.

De actie was de eerste in haar soort. De Commissie heeft de actie geleid en heeft in november 2007 de resultaten van de eerste fase van het onderzoek gepresenteerd. De websites waarop we onregelmatigheden hebben vastgesteld nu al bij naam noemen, zoals het geachte Parlementslid vraagt, zou in dit stadium niet alleen voorbarig zijn maar ook in strijd met het wettelijk kader van bepaalde lidstaten.

Ik kan begrip opbrengen voor uw ongeduld, want we willen allemaal dat deze zaak op een snelle en correcte manier wordt afgehandeld. Maar het recht van wederwoord, en dus het recht om zich te verdedigen, wordt erkend in alle lidstaten van de EU. Het is de taak van de nationale autoriteiten en de nationale rechtbanken om dat recht toe te passen en wij wachten nog op de beslissing van de rechtbanken van sommige landen. De Commissie zal dus de resultaten van de onderzoeken en de dwangmaatregelen van de lidstaten vrijgeven van zodra elke rechtbank haar handelingen heeft afgerond. Ik heb met de overheidsinstanties gesproken over het netwerk van consumentenbescherming en zij engageren zich om die samenwerking verder te zetten. Ze zullen me dan ook de nodige gegevens verschaffen, maar er moeten dus nog in minstens twee landen gerechtsprocedures afgerond worden vooraleer het plaatje compleet is en we hiermee naar buiten kunnen treden.

 
  
MPphoto
 
 

  Jim Higgins (PPE-DE) . (EN) Ik denk dat het juli 2007 was toen we allemaal zo enthousiast waren over het verslag-Degutis. Eindelijk zou er duidelijkheid komen over de kosten, eindelijk zouden alle toeslagen en heffingen op voorhand vermeld worden in de advertenties. En dan lazen we op 31 oktober 2007 in The European Voice “Websites voor vliegtuigtickets riskeren de EU schandpaal: de Commissie dreigt de namen bekend te maken van honderden websites die consumenten zouden misleiden.”

Ik kan maar niet begrijpen waarom deze grote commerciële ondernemingen niet bij naam genoemd worden, waarom ze niet aan de schandpaal genageld worden. Ze lappen alle wetten, regels en verplichtingen voortdurend aan hun laars. Ze blijven de consument misleiden. Vorige week, bijvoorbeeld, publiceerde Ryanair (en je moet het ze wel nageven, ze doen het toch maar weer) in alle Ierse kranten “Koop een vlucht en krijg de tweede helemaal gratis. Betaal geen extra kosten, heffingen, toeslagen of taksen.” Ik heb dus een vlucht geboekt aan de prijs van 153 euro. En de tweede vlucht, die dus gratis zou zijn, werd als volgt berekend: kosten voor het gebruik van een kredietkaart: twaalf euro, taksen, heffingen en extra kosten: 39,96 euro, verzekering: veertien euro. Totale prijs van de gratis vlucht: 67 euro. Is dat dan niet voldoende als bewijs?

 
  
MPphoto
 
 

  Meglena Kuneva, lid van de Commissie. (EN) Het zijn situaties als deze die ons ertoe aangezet hebben te reageren en deze nalevingsactie op touw te zetten.

Maar ik blijf het herhalen: in heel wat lidstaten is het pas mogelijk om de namen van luchtvaartmaatschappijen vrij te geven nadat het onderzoek en de dwangmaatregelen zijn afgerond.

Niet alle situaties zijn hetzelfde, en bij de ene zaak duurt het wat langer om de zaak te behandelen dan bij de andere. Momenteel bespreekt de Commissie met de lidstaten hoeveel tijd er nodig is om de acties af te ronden en van zodra het wettelijk gezien mogelijk is − dat kan ik al beloven − zal de Commissie de namen publiceren. Als ze dat niet doet dan kan ze gerechtelijk vervolgd worden.

Als de lidstaten de zaken binnen de geplande termijn kunnen afsluiten dan zullen de namen in de komende maanden worden vrijgegeven. Ik had verwacht dat we dat al in februari zouden kunnen doen, maar uit meer diepgaande gesprekken waarbij de gerechtssystemen werden vergeleken en er een schatting werd gemaakt van de tijd die de rechtbanken nog nodig hadden, bleek dat er een achterstand is van ongeveer anderhalve maand.

Maar ik vind absoluut dat u gelijk hebt. Als u het mij toestaat, zal ik uw voorbeeld dan ook gebruiken om nog maar eens aan te tonen dat we er vaart achter moeten zetten. Er doen zich al sinds het begin van het jaar oneerlijke handelspraktijken voor en hoewel ik niet te veel in detail wil treden, denk ik dat dit ook een goed voorbeeld is van een schending van de wetgeving betreffende oneerlijke handelspraktijken.

 
  
MPphoto
 
 

  Manolis Mavrommatis (PPE-DE) . (EL) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, ik was een van de eersten, zo niet de eerste, die deze vraag hebben gesteld voordat de kwestie in november opdook, en nog voor de bekendmaking.

In uw antwoord stond dat we de namen of de resultaten van uw onderzoek binnen afzienbare tijd zouden krijgen. In een interview dat u daarna gaf, had u het over vier maanden. Toen de naam Ryan bekend werd gemaakt of – zoals onze collega de heer Higgins treffend heeft opgemerkt – in de krant kwam als een van de betrokken maatschappijen, en volgens uw onderzoek zijn er 433 luchtvaartmaatschappijen en reisbureaus die dit soort goedkope tickets hebben, heeft Ryan uiteindelijk verklaard, niet de enige maatschappij te zijn. Sommige andere grote en bekende maatschappijen hebben hun naam gebruikt, die ik in het Parlement niet wil uitspreken, en u hebt dat door de vingers gezien. Ik denk dat het daarom raadzaam is dat u de namen snel bekendmaakt, zodat de publieke opinie en de concurrentie tussen de grote en kleine bedrijven kunnen afkoelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Meglena Kuneva, lid van de Commissie. (EN) Ik zal niet ontkennen dat ik heel vaak mijn inspiratie gehaald heb bij het Parlement en zijn leden, en ik ben dus blij dat het in dit geval gaat over het specifieke onderzoek naar vliegtuigtickets. We hebben trouwens bewust gekozen voor de kwestie inzake vliegtuigtickets voor deze eerste controleactie.

Het is niet mijn bedoeling om defensief over te komen. Ik doe wat ik wettelijk verplicht ben. Ik heb het advies van de juridische diensten van de Commissie opgevolgd, en ik kan niets doen vooraleer de gerechtelijke procedures in bepaalde lidstaten ten einde zijn. Als de procedure in een bepaalde lidstaat vier maanden aansleept, dan sta ik machteloos. Als ik toch zou handelen vooraleer de procesvoering ten einde is, dan zou dat een schending zijn van de nationale wetgeving en dan zou ik de reputatie van de Commissie in gevaar brengen. Daarom wacht ik tot de gerechtelijke procedures zijn afgerond vooraleer ik de namen laat publiceren.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . De vragen die wegens tijdgebrek niet zijn beantwoord, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage).

 
  
MPphoto
 
 

  Voorzitter. − Ik bedank commissaris Kuneva voor het wachten.

Het vragenuur is gesloten.

 
  
MPphoto
 
 

  Brian Crowley (UEN) . (EN) Mevrouw de Voorzitter, mijn excuses dat ik nog meer vertraging veroorzaak voor u en de tolken. Ik zou gewoon graag in de notulen laten opnemen dat ik bezwaar maak tegen de rommelige manier waarop het vragenuur vandaag is verlopen. Sommigen onder ons, die het vragenuur gebruiken als een politiek middel om antwoorden te krijgen van de instellingen, zijn met verstomming geslagen over de slechte manier waarop we als leden van dit Parlement behandeld worden. Ik zal deze kwestie aankaarten op de conferentie van voorzitters, maar ik hoop dat het bureau er eveneens werk van maakt zodat we ervoor kunnen zorgen dat de dagelijkse werking van het Parlement niet telkens opnieuw beslag legt op de tijd die bedoeld was voor ons vragenuur.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Bedankt, heer Crowley. Ik denk dat u wel inziet dat vandaag een moeilijke dag geweest is, om verschillende redenen. We hebben toch ongeveer anderhalf uur gehad en we hebben geprobeerd om rekening te houden met de wensen van iedereen. Zoals u weet, is er al een werkgroep die sleutelt aan hervormingen die de situatie hopelijk zullen verbeteren Maar bedankt voor uw bijdrage, en dank aan de tolken.

(De vergadering wordt om 19.45 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: LUIGI COCILOVO
Ondervoorzitter

 

18. Volwasseneneducatie: een mens is nooit te oud om te leren (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Aan de orde is het door Doris Pack namens de Commissie cultuur en onderwijs opgestelde verslag over volwasseneneducatie: een mens is nooit te oud om te leren (2007/2114(INI)) (A6-0502/2007).

 
  
MPphoto
 
 

  Doris Pack, rapporteur. (DE) Mijnheer de Voorzitter, beste commissaris. “Het is nooit te laat om te leren”, en “Een mens is nooit te oud om te leren”. De twee titels van het actieplan en de mededeling van de Commissie inzake volwasseneneducatie zijn toch overal bekende leuzen. Wanneer men echter tussen de regels leest, zijn deze titels ook een erkenning van vroegere nalatigheden in het Europees onderwijsbeleid. Toch verheugen wij er ons over dat de Commissie met dit communicatie- en actieplan komt nu het besef groeit dat levenslang leren noodzakelijk is en nu de samenleving zich geconfronteerd ziet met nieuwe demografische uitdagingen.

Economische en sociale veranderingen binnen de EU vergen een sterkere aanpassing van de kwalificaties en vaardigheden in het arbeidsleven. Men moet beantwoorden aan de eisen van de arbeidsmarkt, dat wil zeggen dat de inzetbaarheid van individuele werknemers op de arbeidsmarkt een van de belangrijkste doelen moet zijn van de volwasseneneducatie.

Educatie, vooral volwasseneneducatie, is echter ook een factor voor verder leren, voor zelfachting, voor actief burgerschap, voor sociale insluiting en de interculturele dialoog. Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat het niet-economische voordeel van educatie een belangrijk en positief effect heeft op bijvoorbeeld de eigen gezondheid, op een sterkere participatie van mensen van alle leeftijden in het maatschappelijk leven, en dat educatie natuurlijk ook een bijdrage levert aan de vermindering van de criminaliteit.

Daarom geef ik politieke prioriteit aan het stimuleren van de motivatie tot levenslang leren. Campagnes in de media, voorlichting en adviescentra en aangepaste communicatie voor benadeelde groepen zijn heel belangrijk. Ook speciale telefoonnummers en websites waren in sommige landen al zeer succesvol.

In dit verband is de verenigbaarheid van het arbeidsleven, het gezinsleven en levenslang leren ook van groot belang. Ik noem alleen een aantal trefwoorden: aanpassing van werktijden, flexitijd, schriftelijke cursussen en informele leermethoden. Het gebruik van nieuwe technologieën moet steeds weer worden verbeterd, vooral wat betreft de uitbreiding van de toegang tot het internet, om deze nieuwe leermethoden te bevorderen. Verder moet het aantal openbare en particuliere kinderdagverblijven en bedrijfscrèches groter worden.

Belangrijk lijkt mij echter ook de solidariteit tussen de generaties en de interculturele solidariteit. Het doorgeven van kennis en vakmanschap van volwassenen en senioren aan jonge volwassenen – juist ook in het handwerk en op handelsgebied – kan ondersteunend werken. Zij kunnen praktijklessen aanbieden en ook netwerken opbouwen om dit doel te bereiken. Ik ben ervan overtuigd dat de een van de ander kan leren.

Maar er is ook een gezinsaanpak voor levenslang leren. Ouders zijn gemotiveerd om opnieuw met leren te beginnen, zodat ze hun kinderen op school kunnen helpen. En ook het vrijwilligerswerk heeft volwasseneneducatie nodig, zodat ook dit werk voordeel kan trekken uit opgedane ervaringen en vakonderwijs.

We moeten ook letten op de speciale behoeften van allochtonen. Hier wil ik slechts taalcursussen noemen. Taalcursussen voor allochtonen zijn nodig om de taal van het gastland te leren. We hebben echter ook taalcursussen voor de volwassenen nodig om de taal van een buurland te leren of nog een andere taal, waarvoor wij altijd al hebben gepleit.

De toegang tot het hoger onderwijs voor volwassenen met praktische werkervaring moet ook worden versoepeld. Maar heel belangrijk zijn betere kwaliteit en betere leermethoden in de bestaande instellingen voor volwasseneneducatie. Er zijn hooggekwalificeerde leraren voor volwasseneneducatie en ook speciale programma’s op dit gebied nodig. In Duitsland bestaat er een universitaire opleiding tot gediplomeerd leraar in de volwasseneneducatie. We mogen niet vergeten dat de voorgestelde maatregelen bijvoorbeeld uit het Europees Sociaal Fonds en uit de structuurfondsen kunnen worden gefinancierd. Natuurlijk verwacht ik van de Commissie dat ze het bestaande programma Lifelong Learning zowel in het kader van het Grundtvig-programma als ook het Leonardo-programma aanbiedt, om aldus van EU-zijde een steentje bij te dragen tot het opstarten van het actieplan.

Ik geloof dat er veel mogelijkheden zijn om iets goeds op poten te zetten, en dit moeten we heel snel doen.

Ik wil nog één ding onderstrepen. De resultaten van de volwasseneneducatie moeten toetsbaar worden, omdat men anders niet weet wie wat doet. Er zijn veel actoren op dit gebied, die allemaal bij het actieplan moeten worden betrokken: de commerciële en universitaire actoren en ook de openbare onderwijsinstellingen. Er is veel te doen, laten we dus aan de slag gaan!.

 
  
MPphoto
 
 

  Ján Figeľ, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil heel graag mijn waardering uiten voor dit rapport. Ik wil ook de rapporteur, mevrouw Pack, de heer Andersson van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, en mevrouw Flasarová van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid feliciteren voor hun inzet, inspanningen en bijdragen.

Ik ben zeer blij dat onze twee mededelingen van 2006 en 2007 een zeer concreet en overtuigend antwoord hebben gekregen van het Europees Parlement. De eerste mededeling ging over volwasseneneducatie en de tweede over het Europese actieplan hierover, dat in september werd goedgekeurd. Zoals u hebt erkend, neemt het belang van volwasseneneducatie voortdurend toe. Eerst en vooral, moeten we de wereldwijde concurrentie onder ogen zien. We moeten investeren in onderwijs voor alle leeftijden en op alle niveaus. De bekwaamheden en de vaardigheden van volwassenen moeten voortdurend bijgeschaafd worden. Ten tweede, moeten we omwille van de demografische veranderingen allemaal minstens enkele jaren langer gaan werken. We moeten dan ook de relevante vaardigheden behouden om dat te kunnen blijven doen. Ten derde, kan volwasseneneducatie een wapen zijn in de strijd tegen sociale uitsluiting. Er zijn te veel volwassenen met een laag opleidingsniveau die uit de boot dreigen te vallen op de arbeidsmarkt.

Volwasseneneducatie speelt dus een belangrijke rol in de strategie van “een leven lang leren”. Er zijn vele redenen waarom ik dankbaar ben voor uw steun. Ze heeft er voor gezorgd dat volwasseneneducatie beter en toegankelijker is geworden (en dan vooral voor personen met specifieke behoeften) onder andere dankzij betere kinderopvang en e-learning. Er is een snellere beoordeling van vaardigheden, informeel leren wordt naar waarde geschat, de investeringen zijn opgevoerd en er is rekening gehouden met de behoeften van vrouwen, migranten en de ouder wordende bevolking. En tot slot, heeft uw steun geleid tot betrouwbare en vergelijkbare gegevens om volwasseneneducatie op te volgen, zoals mevrouw Pack al zei. We zullen rekening houden met al deze elementen bij het implementeren van het Europees actieplan.

Zoals u al zei, zijn er heel wat goede praktijkvoorbeelden van lidstaten die we zullen verwerken in onze samenwerking. We zullen de beste praktijken stimuleren aan de hand van groepswerk en gezamenlijke studies, via het programma “Een Leven Lang Leren” en met het Europees Sociaal Fonds, dat eerder al vermeld werd. Zo kunnen we leren van elkaars kennis en ervaring. Bij het uitvoeren van het actieplan in samenwerking met de lidstaten, zullen we analyseren wat de effecten zijn van de nationale hervormingen inzake volwasseneneducatie, en dan vooral in het licht van het onlangs goedgekeurde Europees kwalificatiekader. We zullen bovendien normen vastleggen voor het personeel dat werkzaam is in de volwasseneneducatie en kwaliteitsmechanismen ontwikkelen die gebaseerd zijn op bestaande goede praktijken. We willen lidstaten aanmoedigen om doelstellingen te formuleren om de vaardigheden van volwassenen te verbeteren en de niet-officiële en informele opleidingen van kansarme groepen sneller te evalueren en te erkennen. En ten slotte willen we ook dat er kerngegevens voorzien worden om de sector beter te kunnen monitoren. Ik kijk uit naar het debat, maar nog meer naar blijvende steun voor deze kwestie.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Andersson, rapporteur voor advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. − (SV) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik dank de rapporteur voor haar voortreffelijk verslag. Het past immers in de EU-strategie en het proces van Lissabon waarin opleiding iets heel belangrijk is, niet alleen om groei en werkgelegenheid in de toekomst veilig te stellen, maar ook als middel om sociale uitsluiting tegen te gaan. Als de EU wereldwijd een sterke concurrentiepositie wil behouden, is opleiding van het allergrootste belang. Het gaat niet alleen om meer banen maar om betere banen en hoog opgeleide mensen. Daarom zijn wij blij met dit verslag.

Ik heb nog een aantal opmerkingen. Wij moeten alle middelen aanwenden om opleiding voor verschillende groepen mogelijk te maken. Neem nu bijvoorbeeld wat kinderverzorging betreft. Zowel mannen als vrouwen met kleine kinderen moeten aan deze opleiding kunnen deelnamen. Ook specifieke groepen zoals ouderen moeten aandacht krijgen. Vandaag de dag tellen we slechts weinig oudere mensen onder de arbeidskrachten. Dit is grotendeels te wijten aan het feit dat ze geen toegang hebben tot bijscholing en volwassenenopleiding. Wij moeten ons op deze groep concentreren. Een andere groep zijn de laaggeschoolden. Als we nagaan wie vandaag opleiding, bijscholing en volwassenenopleiding krijgt, dan stellen we vast dat degenen die het hoogst zijn opgeleid het meest opleiding krijgen. Mannen en vrouwen moeten ook op het vlak van opleiding gelijke kansen krijgen. Aangezien ik maar over weinig spreektijd beschik, wil ik er tot slot op wijzen dat een goede samenwerking met en betrokkenheid van de sociale partners in dit proces belangrijk is.

 
  
MPphoto
 
 

  Věra Flasarová, rapporteur voor advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. – (CS) Dames en heren, ik juich het verslag van mijn collega mevrouw Pack toe en feliciteer haar met de wijze waarop ze dit thema heeft aangepakt. Ik wil graag benadrukken dat we meer aandacht moeten besteden aan onderwijs voor vrouwen, sociaal kwetsbaren, allochtonen en minderheden. Ik wil nog een ander aspect van onderwijs noemen. In een wereld waar bijna alles ondergeschikt gemaakt is aan geld, handel, reclame, carrière en concurrentie op de arbeidsmarkt, schijnt onderwijs vaak slechts te worden gezien als een opstapje naar een betere sociale positie. Wanneer onderwijs ertoe bijdraagt dit praktische doel te bereiken en iemand beter voorbereid op het werk, en wanneer diegene zich dan staande kan houden in een concurrentiële omgeving, dan is dat zeker een prima zaak. De meest belangrijke kant van onderwijs is echter dat het de mens van verrijkt en hem beter in staat stelt tussen goed en kwaad te onderscheiden. De maatschappij is gekenmerkt door het verval van waarden. In plaats van tradities en autoriteiten hebben we nu de vrijheid van het individu waarvoor we tijdens de gehele moderne geschiedenis hebben gestreden. Hiertoe behoort ook de vrijheid om te weten of niet te weten, de vrijheid om waar te nemen of de ogen te sluiten, de vrijheid om zijn eigen meningen te formuleren en de vrijheid om de ideeën van anderen te accepteren. Onderwijs op zich zal onze problemen niet oplossen, maar kan ons stimuleren om over deze problemen na te denken.

 
  
MPphoto
 
 

  Pál Schmitt, namens de PPE-DE-Fractie. – (HU) Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter. Mijnheer de commissaris, vanwege de demografische situatie in Europa bestaat er de noodzaak de pensioenstelsels te reorganiseren en de leeftijdsgrens te verhogen, terwijl we meer en meer horen over het beheersen van de immigratie in plaats van over het potentieel dat onze eigen bevolking van boven de vijftig kan bieden.

Dankzij goed georganiseerde opleidingen voor volwassenen kunnen deskundigen met tientallen jaren ervaring vernieuwde kennis opdoen en zich zo aan de gewijzigde omstandigheden aanpassen. Daarnaast is het hierdoor mogelijk dat volwassenen die geen onderdeel uitmaken van de arbeidsmarkt, maar nog niet de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, opnieuw aansluiting vinden op de arbeidsmarkt en een baan vinden, dankzij omscholing, een taalcursus, een IT-opleiding of een andere technische opleiding. Deze rol van het volwassenenonderwijs is met name actueel in de landen van Midden- en Oost-Europa, waar de werkgelegenheidsindex ver beneden het gemiddelde van de EU-15 zit.

Naast een effect op de arbeidsmarkt heeft het volwassenenonderwijs nog een derde sociale en individuele dimensie: de taalcursussen via het internet, en de dans- en kookcursussen voor ouderen dragen ertoe bij dat de kwaliteit van hun leven wordt verbeterd, en dat zij positiever tegenover het leven staan.

Ik vind twee dingen bijzonder belangrijk voor de effectiviteit van volwassenenonderwijs: aan de ene kant verbetering van de informatievoorziening en de toegankelijkheid, het tonen van succesvolle projecten en het delen van ervaringen met betrokken personen. Laten we niet vergeten dat slechts een zeer klein gedeelte van de ouderen in de nieuwe lidstaten van het internet gebruik maakt, en dat we traditionele middelen moeten gebruiken, waar zij toegang tot hebben. Hierin is een belangrijke rol weggelegd voor de lokale overheden, die gedetailleerde kennis bezitten van de plaatselijke omstandigheden en behoeften.

Aan de andere kant is het ook van belang de onderzoek te doen naar de behoeften, anders gezegd: de lidstaten horen tijdens het opstellen van hun programma’s voor volwassenenonderwijs met de economische marktspelers, de ondernemingen en de werkgevers tot overeenstemming te komen. Er moet rekening worden gehouden met de economische behoeften van het land in kwestie, zodat het aan volwassenenonderwijs uitgegeven geld geen weggegooid geld blijkt te zijn, maar aantoonbaar toegevoegde waarde heeft voor het individu, de maatschappij en de economie.

Ik feliciteer mevrouw Pack met haar belangrijke en tijdige verslag. Ik dank u voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Badia i Cutchet, namens de PSE-Fractie. (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren afgevaardigden, ik wil om te beginnen de rapporteur, mevrouw Pack, gelukwensen met haar uitstekende verslag en haar bedanken voor de welwillende wijze waarop ze onze suggesties heeft onthaald.

Ik wijs er allereerst op dat dit verslag precies op tijd komt, nu socio-economische veranderingen – zoals de snelle overgang naar een informatiemaatschappij en de vergrijzing van de Europese bevolking – ons verplichten extra aandacht te besteden aan volwasseneneducatie en levenslang leren. Het zijn de belangrijkste sleutels voor het verwezenlijken van wat wij de Lissabondoelstellingen noemen.

In dit verslag wordt er terecht op gewezen dat mensen gemotiveerd moeten worden om te blijven bijleren. Ik geloof echter wel dat er actief moet worden gewerkt aan beleidsmaatregelen die het verenigen van opleiding met werk en gezin mogelijk maken, vooral als het om vrouwen gaat.

Dit beleid moet concrete vorm krijgen door maatregelen die de deelname aan trainingsprogramma’s aanmoedigen. Bovendien zullen de openbare diensten voor kinderopvang en –onderwijs en de zorg voor afhankelijke ouderen moeten worden verbeterd, zodat gezinnen van deze taken – die doorgaans ten laste van vrouwen komen – worden vrijgesteld.

Ik ben ervan overtuigd dat we een leercultuur moeten ontwikkelen die de waarde van vaardigheden erkent en mensen met een gering opleidingsniveau betere kansen op werk biedt, om aldus bij te dragen tot sociale insluiting en de ontwikkeling van het individu. Die benadering zal vooral voor de zogenaamde risicogroepen van doorslaggevend belang zijn.

Verder geloof ik dat het van belang is dat we de systemen voor hoger onderwijs flexibeler opzetten, om ze toegankelijker te maken voor de voortdurend toenemende en steeds diverser wordende maatschappelijke behoeften. De kwaliteit van dit onderwijs moet worden verbeterd en het aanbod moet worden uitgebreid.

Ik moet er ook op wijzen dat het aanbod van informaticaonderwijs moet worden vergroot, teneinde de digitale kloof zoals die in onze maatschappij tussen de geslachten, tussen de generaties en tussen de inwoners van verschillende streken is ontstaan te dichten.

Tot slot wil ik graag zeggen dat ik tevreden ben met het voorstel van de Commissie. Ik hoop dat ze bereid is rekening te houden met de suggesties van het Parlement om de lidstaten er zo, samen met ons, op te wijzen dat ze op dit gebied zo snel mogelijk iets moeten ondernemen, en dan niet alleen om de obstakels die deelname van volwassenen aan het leerproces in de weg staan te verwijderen, maar ook om die deelname actief aan te moedigen. We moeten het economische, sociale en culturele belang van dit type onderwijs in onze landen onderkennen en nationale gegevens op dit gebied uitwisselen. Dan kunnen we de geboekte vooruitgang meten en vergelijken.

 
  
MPphoto
 
 

  Jolanta Dičkutė, namens de ALDE-Fractie. – (LT) Levenslang leren wordt steeds belangrijker in de moderne maatschappij. Het is bevredigend om te zien dat de betekenis van en de behoefte aan volwasseneneducatie steeds actiever onderzocht wordt en meer erkenning krijgt in alle lidstaten van de EU en bij de belangrijkste instellingen. Deskundigen op het gebied van volwasseneneducatie in Litouwen brengen ook actief voorstellen met betrekking tot deze mededeling naar voren. Het regeringsprogramma doelt erop het aanbod van informele diensten voor volwasseneneducatie in openbare scholen uit te breiden om ernaar te streven dat schoolgebouwen en de omgeving voor volwasseneneducatie er modern en aantrekkelijk uitzien en dat deze scholingscentra voorzien zijn van moderne leermiddelen. Ik wil nog benadrukken dat leraren voor volwasseneneducatie en hun organisaties hun stem meer moeten laten horen en dat politici hier naar moeten luisteren en hen moeten ondersteunen, teneinde vooruitgang te boeken bij de kwalitatieve verbetering van de volwasseneneducatie. We moeten niet alleen over de problemen discussiëren, maar deze ook op adequaat oplossen, omdat dit beslissend zal zijn voor de wijze waarop de volwasseneneducatie zich in de komende jaren zal ontwikkelen.

De problemen die in Litouwen een rol spelen, zijn in dit verband van groot belang: de integratie van kwetsbare groepen van de samenleving en met name gehandicapten. Bovendien moeten de mogelijkheden om na het werk te leren worden verbeterd voor ouders met kleine kinderen. Vaak kunnen ouders simpelweg geen onderwijs volgen omdat ze hun kinderen nergens kunnen laten. Het systeem van volwasseneneducatie kampt ook met een gebrek aan flexibiliteit. Soms willen mensen die geen middelbare schoolopleiding afgesloten hebben en nog beneden de achttien jaar zijn, hun scholing in het kader van volwasseneneducatie voortzetten, maar kunnen dit niet omdat toelating tot deze onderwijstak pas vanaf achttien jaar mogelijk is. Het tekort aan middelen is zeker ook een belangrijk probleem. Ik stem in met de uitspraak van de Litouwse president, Valdas Adamkus, dat steeds meer mensen in Litouwen begrijpen dat leren niet alleen een plicht van jonge mensen is. Heden ten dage vormt levenslang leren steeds meer een uitdaging voor ons land en zijn burgers. We moeten deze mogelijkheid aangrijpen omdat we zo aan de snel veranderende wereld kunnen tonen dat Litouwen creatief is, openstaat voor innovatie en niet bang hoeft te zijn voor ambitieuze doelstellingen waar het gaat om het verruimen van mogelijkheden en lesmethodes.

 
  
MPphoto
 
 

  Mikel Irujo Amezaga, namens de Verts/ALE-Fractie. (ES) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil mevrouw Pack graag gelukwensen met haar verslag. Haar instelling heeft het mogelijk gemaakt dat een groot deel van de door onze fractie ingediende amendementen in dit verslag zijn opgenomen. Ik wil daar graag aan toevoegen dat volwasseneneducatie altijd een van de beste manieren is geweest om de sociale en economische ontwikkeling van een volk te garanderen en te bewerkstelligen dat de rijkdom rechtvaardiger verdeeld wordt.

Onze maatschappij is een informatiemaatschappij – een maatschappij waarin kennis voortdurend up-to-date moet worden gebracht. Basisvorming voor volwassen en – vervolgens – permanente bijscholing zijn daarom primaire vereisten. Volwassenen moeten zich voortdurend aanpassen aan de wijzigingen die de mondialisering teweeg brengt: ze moeten steeds weer beslissingen nemen om op een aanvaardbaar niveau te kunnen overleven.

De meeste onderwijssystemen voorzien echter niet in genoegzame mate in de onderwijsbehoeften van volwassenen, in de zin dat ze een bevredigend antwoord formuleren op de veranderende eisen die de maatschappij aan deze bevolkingsgroep stelt. In tegenstelling tot vroeger gaat het er bij het onderwijs nu niet meer om inzicht te verschaffen in een bekende wereld. Het onderwijs van nu moet richting geven in een wereld die permanent aan verandering onderhevig is en ons steeds weer met onbekende situaties confronteert.

Het is dus zaak om een onderwijssysteem te ontwerpen dat rekening houdt met de behoeften van volwassenen in een voortdurend veranderende maatschappij. Onderwijs moet mensen dus trainen om vooruit te kijken en innovatief te zijn. Zich kunnen aanpassen is niet langer voldoende.

We maken nu de overgang van een industriële naar een postindustriële maatschappij door, en het kader voor volwasseneneducatie dient dus op laatstgenoemd type maatschappij te zijn afgesteld. Dit verslag houdt daar volgens mij rekening mee, en daarom wil ik de rapporteur en de commissie graag gelukwensen.

 
  
MPphoto
 
 

  Thomas Wise, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het Verenigd Koninkrijk heeft altijd een voorbeeldfunctie vervuld op het vlak van levenslang leren. Onze open universiteit, die in 1960 werd opgericht en gebaseerd is op een concept van de jaren 20, was de eerste van haar soort in de wereld. Honderdduizenden zogeheten “mature students” haalden een diploma aan de open universiteit. Velen van hen waren afgestudeerden die opnieuw de boeken wilden opnemen. Ik vind dus dat het Verenigd Koninkrijk zeer goed scoort wat levenslang leren betreft en ik vind, met alle respect, dat een toenemende inmenging van Europa op het vlak van onderwijs niet getolereerd moet worden, want het is nog altijd een nationale bevoegdheid.

Maar voor de EU is het nooit voldoende om het gewoon voor iedereen beschikbaar te maken. Hierna gaan ze het natuurlijk ook verplicht maken. Want wat voor nut heeft het om iets te voorzien waar toch niemand gebruik van maakt? Maar ja, uit het verleden blijkt dat de Europese instellingen er nu eenmaal graag miljarden euro’s en andere munteenheden doorjagen, en het is de gewoonte dat de lidstaten vrolijk de bevelen opvolgen.

Laat ik de kwestie wat meer toespitsen op onze eigen omgeving − en vooral op de bureaucraten en politici in dit Parlement − . Ik ben ervan overtuigd dat u, hoe lang u ook leeft, nooit bijleert! U luistert nog niet eens. U werkt gewoon voort aan uw projecten en iedereen die het er niet mee eens is of er een andere mening op nahoudt, heeft pech. Het doet me denken aan een uitspraak van Sun Tzu die bekend werd toen Kennedy hem herhaalde: Zij die vredevol protest onmogelijk maken, maken gewelddadig protest onvermijdelijk. Wie niet leert van zijn fouten, is gedoemd ze te herhalen.

 
  
MPphoto
 
 

  Milan Gaľa (PPE-DE) . – (SK) Staat u mij allereerst toe om mevrouw Doris Pack voor al het werk te bedanken dat zij voor de samenstelling van dit verslag heeft verricht. Ik wil ook de afgevaardigden van de Europese Commissie bedanken voor de initiatieven ter verbetering van de bestaande situatie.

Als rapporteur voor advies van de Commissie cultuur en onderwijs inzake het Europees kader voor kwalificaties acht ik levenslang leren in twee opzichten van groot belang. Ten eerste de verhoging van kwalificaties, de verbetering van de mogelijkheid om werk te vinden en hiaten op de arbeidsmarkt te overwinnen, als ook de verbetering van de geografische en beroepsmatige mobiliteit. Ten tweede het streven naar levenslange persoonlijke ontwikkeling en maatschappelijke integratie.

Te weinig volwassenen nemen deel aan volwasseneneducatie en beroepsonderwijs. Ik meen dat het benadrukken van de verhoging van de motivatie van burgers om levenslang te leren een positieve stap is. Het is van wezenlijk belang om bij dit proces rekening te houden met de verbetering van de mogelijkheden om werk en gezinsleven met elkaar te verenigen, met solidariteit tussen generaties en culturen, met het leren van talen en de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en de vooruitzichten daarvan. De officiële erkenning en waardering van niet-formeel en informeel onderwijs verdient aanbeveling. Belangrijke doelstellingen zijn het verbeteren van de kwalificaties van laag gekwalificeerde werknemers, die één derde van de Europese beroepsbevolking uitmaken – rond 72 miljoen mensen –, en ten slotte de scholing van allochtonen.

Wanneer we in 2010 de doelstellingen van een deelname van 12,5 procent aan volwassenenonderwijs willen halen, wat betekent dat nog eens vier miljoen mensen moeten deelnemen – dan is het onder meer nodig om voor een koppeling te zorgen van de onderwijssystemen op Europees niveau en de nationale kaders voor kwalificatie.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Ik kan mevrouw Pack geruststellen dat de dankbetuigingen van het voorzitterschap een gepast en institutioneel teken van hoogachting voor de rapporteurs en hun standpunten zijn, zelfs wanneer we het volledig oneens zijn met de strekking daarvan.

 
  
MPphoto
 
 

  Gyula Hegyi (PSE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, het Hongaarse spreekwoord zegt “een goede priester leert tot zijn dood.” Tegenwoordig zouden niet alleen priesters, maar alle volwassenen moeten bijleren tijdens hun volwassen leven. Ik ben een voorstander van het verslag van mevrouw Pack en ook van het actieplan inzake volwasseneneducatie van de Commissie. Het is natuurlijk jammer dat slechts 9,6 procent van de volwassenen gebruik maakt van permanente vorming. Het is dan ook niet eenvoudig om bij te leren eens je volwassen bent. Het gezin, het werk en de studies moeten op elkaar worden afgestemd. Dat is een moeilijke opdracht, maar op lange termijn komt volwasseneneducatie zowel het gezin als de carrière ten goede.

In Europa zijn er miljoenen werklozen en toch zijn er miljoenen vacatures voor geschoolde werkkrachten die niet ingevuld geraken. Een laag opleidingsniveau zorgt voor een hoge werkloosheidsgraad. Met voortdurende bijscholingen en opleidingen kunnen we zowel de werklozen als de economie vooruit helpen. Ik ben het eens met mevrouw Pack dat we niet alleen voortdurende bijscholing moeten aanmoedigen, maar ook bedrijven moeten stimuleren om oudere werknemers aan te werven. Er is maar één oplossing voor de vergrijzing van onze maatschappij, en dat is het respecteren van oudere werknemers en het garanderen van degelijke banen voor de oudere generatie. En daarvoor moeten de kennis en de vaardigheden voortduren worden bijgeschaafd aan de hand van levenslang leren.

 
  
MPphoto
 
 

  Ramona Nicole Mănescu (ALDE) . (RO) Wij zijn ons ervan bewust dat de lidstaten de enorm belangrijke rol van levenslang leren erkennen. Levenslang leren levert immers een bijdrage aan het welzijn van de burgers, zelfvertrouwen, sociale integratie en interculturele dialoog. Niettemin blijft de toegang voor volwassenen tot programma’s voor levenslang leren beperkt, ondanks het doel van de Europese Unie om een deelname van 12,5 procent in 2010 te bereiken.

Dat is de reden waarom de invoering en bevordering van effectieve Europese programma’s voor onderwijs en opleiding van volwassenen door de lidstaten tot een betere maatschappelijke integratie en een grotere mobiliteit op de arbeidsmarkt zou kunnen leiden, met name voor ouderen, gehandicapten en allochtonen.

Als lid van de Commissie cultuur en onderwijs geloof ik dat de ontwikkeling van vrijwillige programma’s inzake de solidariteit tussen de generaties evenals de betrokkenheid van de regering, het bedrijfsleven en individuen van cruciaal belang is voor de aanpak van de nieuwe uitdagingen waarvoor we ons door demografische verandering, armoede en sociale uitsluiting gesteld zien.

Op grond van het recht op ontwikkeling en onderwijs en op grond van de verplichting van de lidstaten om voorzieningen te treffen voor gekwalificeerde scholing van volwassenen, ben ik, mijnheer de Voorzitter, van mening dat wij ook de verantwoordelijkheid hebben om duurzame instrumenten te ontwikkelen om levenslang leren te financieren en te ondersteunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Kathy Sinnott (IND/DEM) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, als de commissaris aan mensen zou vragen waar ze iets geleerd hebben, dan zouden ze hem vertellen waar ze naar school zijn geweest. Maar we leren eigenlijk nog het meest buiten deze formele opleiding.

De uitdaging op het vlak van levenslang leren bestaat er niet alleen in de volwassenen mogelijkheden te bieden om hun kennis te verruimen of om nieuwe kennis op te doen. Het is even belangrijk om de erg waardevolle kwalificaties die veel volwassenen op een informele manier hebben opgedaan door werk- of levenservaring te erkennen en te benutten. Een van onze kiezers is een pionier op het vlak van visteelt. Hij kweekt enkele van de moeilijkste vissoorten die er zijn en hij beheerst de milieuvriendelijke technieken die daarvoor nodig zijn. Hij heeft geen hogere studies genoten, dus wanneer de Commissie subsidies uitdeelt, dan gaan ze nooit naar hem. De subsidies gaan naar academici zonder ervaring die dan aan hem komen vragen hoe hij juist doet wat hij doet. Hij is deze afzetterij beu en de situatie komt de visindustrie niet ten goede.

Ik vraag de commissaris met aandrang om dit te bekijken want er moet een betere oplossing zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Tomáš Zatloukal (PPE-DE) . – (CS) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, het grootste obstakel dat volwassenen ervan weerhoudt om aan onderwijs deel te nemen is tijdgebrek vanwege werk of gezinsverplichtingen. Een andere negatieve factor is het gebrek aan informatie en het gebrek aan motivatie: de heersende mening is dat onderwijs op latere leeftijd niet genoeg gewaardeerd wordt en te weinig oplevert. Volwasseneneducatie moet vooral doeltreffend en rechtvaardig zijn. De onderwijsstelsels van de lidstaten van de EU zijn hoofdzakelijk gericht op onderwijs en beroepsopleiding voor jonge mensen. Er is slechts weinig vooruitgang geboekt bij het veranderen van deze situatie, en deze vooruitgang heeft tot dusver niet veel zoden aan de dijk gezet. Het overkoepelende doel moet daarom zijn om optimaal gebruik te maken van de verschillende onderwijsaanbieders in de volwasseneneducatie. Het is ons doel om juiste en actuele informatie over de mogelijkheden van volwasseneneducatie toegankelijk te maken en om de toegangsvereisten en de kosten toe te lichten, en niet te vergeten om uit te leggen welke voordelen de voltooiing van zo’n opleiding biedt.

Ik ben het met de zienswijze van de rapporteur eens dat de lidstaten kwalitatief hoogstaande adviessystemen en op de individuele burger gerichte financiële prikkels moeten invoeren. De lidstaten moeten ook de ontwikkeling van lokale partnerschappen ondersteunen. Daarnaast is het belangrijk om een evaluatiesysteem ter verificatie van de resultaten van dit onderwijs in verband met nationale kwalificaties in te voeren, waarbij rekening moet worden gehouden met het Europees kader voor kwalificaties. De voordelen van investeringen in volwasseneneducatie worden ook bevestigd door onderzoek van de OESO. Tot de voordelen voor de overheid en particulieren behoren een hogere inzetbaarheid, een hogere arbeidsproductiviteit, minder uitgaven voor werkeloosheidsuitkeringen, minder uitgaven voor sociale uitkeringen en minder vervroegde pensioneringen. Dit verslag moedigt ons aan de vastgelegde beleidsprioriteiten op het gebied van de volwasseneneducatie te heroverwegen en concrete stappen te ondernemen. Ik feliciteer onze rapporteur met haar werk.

 
  
MPphoto
 
 

  Marianne Mikko (PSE) . (ET) Dames en heren. De uitbreiding in 2004 heeft de economische groei in de Europese Unie versterkt in een mate die tot een ongerechtvaardigd vertrouwen heeft geleid. De afkoeling van de economie leidt thans zelfs in de nieuwe lidstaten tot sociale spanningen.

Ik verwijs naar het wetsontwerp over arbeidsovereenkomsten dat op het moment voor controversiële discussies zorgt in mijn land van herkomst, Estland. In afwachting van ontslaggolven proberen Estische zakenlieden de mensen die moeten afvloeien op te laten draaien voor de sociale gevolgen van het verdwijnen van de werkgelegenheid. Waarschijnlijk vragen de kwetsbaren, namelijk de werknemers die hun baan hebben verloren, zich voor de zoveelste keer af waar ze nu weer voor worden bestraft.

Wanneer er geen doeltreffende stappen worden genomen, blijven zowel flexizekerheid als ook levenslang leren holle frasen, leuzen die ervoor zorgen dat de kwetsbaren in de maatschappij niet de hulp krijgen die ze nodig hebben. Het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd in verband met de hogere gemiddelde levensverwachting betekent dat een 45jarige werknemer nog niet halverwege zijn loopbaan is. Het betekent een nieuw begin op middelbare leeftijd.

Discriminatie op grond van leeftijd en geslacht is echter een onbetwistbare realiteit op de werkplekken in de gehele wereld, met inbegrip van de Europese Unie. De trend om op latere leeftijd kinderen te krijgen betekent dat vrouwen het dubbel zo moeilijk hebben om terug te keren op de arbeidsmarkt.

Het programma voor levenslang leren is in ieder geval tot op zekere hoogte een mogelijkheid om de thans heersende ongerechtigheid te compenseren. Evenzo moeten werkgevers worden aangemoedigd om te investeren in mensen met levenservaring. Werkgevers moeten er van worden overtuigd dat op andere levensgebieden, ja zelfs in het huishouden, verworven kennis en vaardigheden zeer waardevol zijn.

Ik wil nog eens benadrukken dat het systeem van levenslang leren slechts een aanvulling kan zijn op de sociale toezeggingen, niet een vervanging ervan. Hoe ervaren de chauffeurs ook zijn, ze moeten toch altijd hun veiligheidsgordel omdoen.

Ik wil de rapporteur mijn dankbaarheid en gelukwensen uitspreken voor haar uitstekende werk. Dank u wel, mevrouw Pack!

 
  
MPphoto
 
 

  Ljudmila Novak (PPE-DE) . (SL) De mens is het meest flexibele wezen, daarom hebben vele volwassenen reeds aanvaard dat ze op rijpere leeftijd en als ze een dagje ouder zijn, moeten leren. In de toekomst zullen die mensen die nooit met leren zijn gestopt, zeker een voorsprong hebben bij de aanpassing aan de snelle veranderingen waarmee we elke dag in aanraking komen.

Opdat ouderen zich beter zouden voelen, is het eveneens belangrijk dat ze met hun kennis en ervaringen de maatschappij kunnen blijven vormgeven. Daardoor voelen ze zich tevreden omdat ze nuttig en nodig zijn voor de gemeenschap. Door de vergrijzing van de bevolking zullen we ook nieuwe beroepen, waaraan we in dat kader behoefte hebben en waarvoor net ouderen het meest geschikt zijn, moeten creëren.

Een vriendin van mij met tien kinderen en geen enkele grootmoeder om haar bij de opvoeding te helpen, vroeg me: “Weet je waar ik een oma voor mijn kinderen zou kunnen kopen?” Vaak herinner ik me het verhaal waarin een dokter aan een gepensioneerde lerares vroeg om in het ziekenhuis les te geven aan een ernstig verbrand jongetje dat waarschijnlijk niet zou overleven. Dankzij het doorzettingsvermogen, het geduld en de ervaring van de lerares begon de jongen op haar vragen te reageren. Hij begon in het leven te geloven. Waarom zouden de dokters hem een lerares sturen, die zoveel moeite doet voor hem, als ze ook zelf niet zouden geloven dat hij het zou halen? De kennis van ouderen heeft een jong leven gered.

Jongeren hebben heel wat bekwaamheden en voordelen bij het leren, die ze soms echter niet volledig benutten. Ouderen daarentegen moeten zin krijgen en aangemoedigd worden: ze zijn nooit te oud om te leren en ze kunnen nog inhalen waarvoor ze in hun jeugd misschien geen tijd en middelen hadden. Leren betekent meer genieten van het leven.

 
  
MPphoto
 
 

  Rolf Berend (PPE-DE) . (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, waarde collega’s, dat algemeen onderwijs en beroepsonderwijs zich niet meer tot de school en de jaren direct daarna kunnen beperken, maar gedurende het gehele arbeidsleven moet worden geactualiseerd en uitgebreid, staat in deze eeuw buiten kijf. De demografische veranderingen spreken in dit verband voor zich.

In deze context stelt het uitstekende verslag van mevrouw Pack een hoop goede ideeën voor en het maakt goed duidelijk dat het noodzakelijk is om een leercultuur tot stand te brengen, met name voor volwassenen. Zo noemt ze een reeks maatregelen die op verschillende gebieden zouden moeten worden getroffen. Natuurlijk is dit vooral een taak van de lidstaten. Daarom kunnen we ook als EU niets voorschrijven, maar we moeten integendeel impulsen geven, de lidstaten verzoeken, aanmoedigen, oproepen om op het gebied van de volwasseneneducatie cursussen aan te bieden, om meer mensen ertoe te bewegen daaraan deel te nemen.

Ik ben er net als de rapporteur van overtuigd – dat zeg ik nu als ondervoorzitter van de Commissie regionale ontwikkeling – dat veel lidstaten zich er niet ten volle van bewust zijn van de betekenis en de toepassingsmogelijkheden van het Europees Sociaal Fonds en andere structuurfondsen voor de verwezenlijking van de doelstelling van levenslang leren. Met het oog hierop dient u de structuurfondsen te controleren en ook te waarborgen dat er meer geldmiddelen ter beschikking worden gesteld voor diegenen die de meeste behoefte aan levenslang leren hebben. Om kort te gaan, het verslag pleit er duidelijk voor dat de lidstaten actief gebruik maken van het Europees Sociaal Fonds en dat de Commissie de specifieke programma’s op dit vlak uitbreidt.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlo Fatuzzo (PPE-DE) . (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik ben zeer blij vanavond voor een Huis te spreken dat, ik moet het toegeven, zeer goed bezocht is.

Mevrouw Pack heeft vandaag een verslag over volwasseneneducatie “Een mens is nooit te oud om te leren” gepresenteerd met de intelligentie en kennis van zaken die wij van haar gewend zijn. Ik ben verheugd de afgevaardigden van de Commissie hier te zien – onder andere de heer Figel’ die ik als een van de meest actieve en toegewijde politici op dit vlak beschouw – omdat er echte betrokkenheid nodig is, omdat dit thema – onderwijs en opleiding voor jongeren, werknemers of ouderen – de burgers werkelijk dichter bij Europa zou kunnen brengen.

Ik zou graag iets over een groep van volwassenen willen zeggen die van dit onderwijs zouden kunnen profiteren: er zijn namelijk volwassenen van de eerste, tweede en derde leeftijd. Met volwassenen van de derde leeftijd bedoel ik diegenen die met werken zijn gestopt, met pension zijn gegaan en nu eindelijk in alle rust een iets kunnen leren wat ze altijd al hadden willen leren, maar wat zij door tijdgebrek niet konden doen. Ik zou bijvoorbeeld astronomie gaan studeren, anderen misschien natuurkunde of aardrijkskunde.

Mijns inziens is het juist en belangrijk dat Europa de overgang versoepelt van beroep en het arbeidsleven naar de tijd daarna waarin zij net zozeer het recht hebben om te leren en onderwijs te volgen. Daarom ben ik zeer tevreden met dit verslag en dit initiatief van het Europees Parlement om het leren ook onder ouderen te bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE) . – (CS) Dames en heren, bij de strijd tegen de werkeloosheid het een centraal doel van onze strategie zijn om het voor de werknemers makkelijker te maken zich aan de arbeidsmarkt aan te passen, iets wat kan worden bereikt door levenslang leren. De doelstelling was dat in 2010 ten minste twaalf procent van de mensen deelnemen aan volwasseneneducatie. Het is nu al duidelijk dat dit doel niet zal worden bereikt. Ik wil er echter op wijzen dat sommige landen, bijvoorbeeld Nederland en Oostenrijk, het doel van Lissabon al hebben gehaald dankzij belangrijke prikkels zoals bijvoorbeeld de verdeling van de tijd en de kosten tussen de werknemers, de bedrijven en de overheid. De Deense ervaringen zijn ook zeer waardevol. Hier vergemakkelijkt het ruilen van de werkplek het verkrijgen van kwalificaties. Wanneer een werknemer op cursus is, wordt zijn baan overgenomen door iemand die op dat moment werkeloos is. Deze en andere landen bewijzen dat het mogelijk is dat met flexibiliteit op de arbeidsmarkt voor vernieuwingen kan worden gezorgd die nieuwe banen creëren. Het resultaat is het laagste niveau van langdurige werkloosheid: de langdurige werkloosheid ligt in Denemarken slechts bij 0,8 procent. Ik hoop dat de situatie zelfs in de nieuwe landen fundamenteel zal veranderen door goede voorbeelden en door sterke prikkels die door het Europees Sociaal Fonds worden gegeven. Ik juich de mededeling van de Commissie en het verslag van mevrouw Pack toe.

 
  
MPphoto
 
 

  Mihaela Popa (PPE-DE) . (RO) Inderdaad is het nooit te laat om te leren. Ik wil de rapporteur feliciteren met haar aanpak van dit thema, dat van essentieel belang is op Europees niveau en daarbuiten. Het is betreurenswaardig dat veel burgers nog altijd geloven dat onderwijs iets is wat alleen in het eerste deel van het leven kan worden genoten.

We moeten de toegang bevorderen tot de beschikbare Europese fondsen voor volwasseneneducatie, vooral in de lidstaten die recentelijk tot de Unie zijn toegetreden. Het absorptieniveau van deze fondsen is in deze staten aan de lage kant en het aantal mensen dat deelneemt aan bijscholingen en levenslang leren is zeer beperkt.

Ik geloof dat het van essentieel belang is om de houding van jonge mensen te veranderen die nog aan het begin van hun opleiding staan, om ze zo voor te bereiden op een Europa dat in beweging is. Door de ontwikkeling van nieuwe programma’s op Europees niveau moeten we het tot hun laten doordringen dat scholing niet ophoudt na het bereiken van een eerste kwalificatie. Het is belangrijk om te beseffen dat iedereen, wanneer dan ook, nieuwe vaardigheden kan verwerven, ongeacht hun leeftijd, ras, geslacht of woonplaats. Wanneer we met dit alles rekening houden, komt een fundamenteel gebod naar voren: we moeten in staat zijn te leren.

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE) . – (SK) Dames en heren, de zeer snelle veranderingen in de structuur van de arbeidsmarkt vergen hooggeschoolde werknemers. Mensen met lage kwalificaties bij de sociale en economische vooruitgang blijven aan de kant staan.

Creativiteit en innovatie zijn de sleutelbegrippen van de moderne tijd. Hoe vindingrijker iemand is, des te meer is hij een bron van creativiteit voor de economie. Welvarende economieën zijn economieën die in mensen investeren (dat wil zeggen in onderwijs), in de basisvaardigheden van de werknemers op het gebied van de technologie en taal. Het is belangrijk om door levenslang leren de mogelijkheden te wekken die in mensen van alle leeftijden sluimeren en erop wachten om te worden gebruikt.

Ik ben ervan overtuigd dat dit geweldige verslag van de rapporteur, Doris Pack, “Volwasseneneducatie: Een mens is nooit te oud om te leren”, niet tot woorden beperkt zal blijven, ik ben ervan overtuigd dat we er in zullen slagen dit verslag om te zetten in maatregelen. Commissaris Figeľ, dank u voor uw persoonlijke inzet op het gebied van levenslang leren.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberta Alma Anastase (PPE-DE) . (RO) Net als mijn collega’s wil ik mevrouw Doris Pack ook feliciteren met haar werk als rapporteur. Het thema is zeer belangrijk voor het Europa van vandaag en vooral voor het Europa van morgen.

Zowel de ontwikkeling van een nieuwe samenleving als ook de sociale cohesie zijn nauw verbonden met het onderwijs, en hierbij moeten we niet alleen denken aan het formeel onderwijs. We moeten namelijk ook niet-formeel en informeel onderwijs bevorderen dat zeer sterk op het individu is gericht.

Ik wil de aandacht vestigen op het belang van onderwijs voor allochtonen. Ik geloof dat in de praktijk is gebleken dat onderwijs voor allochtonen noodzakelijk is voor hun sociale integratie, voor tolerantie, stabiliteit, het prestatievermogen en voor de Europese ontwikkeling in het algemeen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jerzy Buzek (PPE-DE) . (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de rapporteur, mevrouw Pack, van harte willen gelukwensen. Dat geldt ook voor de commissaris, die zijn functie op voortreffelijke wijze vervult, ook wat betreft zijn optreden ten voordele van het Europees Technologisch Instituut. Dat thema is vandaag echter niet aan de orde. Ik zou één bepaalde kwestie onder de aandacht willen brengen.

Aan het begin van de twintigste eeuw heeft Europa de strijd aangebonden met het analfabetisme. In de tweede helft van de twintigste eeuw konden alle Europeanen lezen en schrijven. De analfabeten van vandaag zijn personen die niet met een computer overweg kunnen of geen toegang tot het Internet hebben. Ik zou willen voorstellen om deze kwestie voortaan nog sterker te benadrukken.

De digitale kloof is ook een generatiekloof. Het is belangrijk dat we weten over hoeveel jaar – vijf of tien – elke Europeaan in staat zal zijn om een computer te bedienen, ongeacht zijn leeftijd, en toegang zal hebben tot het Internet. Met het oog hierop zouden in verafgelegen delen van Europa internetcafés kunnen worden ingericht waar in één ruimte meerdere computers voorhanden zijn, die door alle inwoners mogen worden gebruikt. Dit is een belangrijke uitdaging voor de 21ste eeuw.

 
  
MPphoto
 
 

  Ján Figeľ, lid van de Commissie. – (SK) Ik denk dat deze bijdragen voor een groot deel een aanmoediging zullen vormen voor meer betrokkenheid bij het thema volwasseneneducatie.

Vanuit deze gedachte, en zoals reeds is gezegd, is het nooit te laat om te leren. In het tweede document wordt gesteld dat er voor leren altijd een goede reden of het juiste moment is. Ik zou willen zeggen dat ik het verslag van Doris Pack en de talrijke initiatieven die hier werden genoemd beschouw als een aanvulling op of een toevoeging bij hetgeen de Commissie zelf heeft voorgesteld. Deze denkwijze is daarom waardevol en welkom. Ik wil nog terugkomen op enkele specifieke maatregelen die de algemene aanpak op belangrijk punten bevorderen en verbeteren: namelijk het motiveren van volwassenen om deel te nemen aan onderwijs; het de bevordering van het samengaan van werk, gezinsleven en levenslang leren; de behoefte aan solidariteit tussen de generaties en tussen de culturen; het belang van actief en passief taalonderwijs; het respecteren van de specifieke behoeften van kwetsbare groepen en het belang van hooggekwalificeerde leraren, waarover we pas geleden hebben gesproken: het is een van de centrale factoren voor succes in het onderwijs; en een betere toegang tot het hoger onderwijs en het leveren van vergelijkbare statistische gegevens en informatie.

De Commissie zal ook over uw voorstel nadenken om de loopbaanverwachtingen die met volwasseneneducatie verbonden zijn te onderzoeken, evenals over de financiering van de volwasseneneducatie. Dit zijn zeer precieze vragen waarop gedeeltelijk alleen de lidstaten een antwoord kunnen geven.

Uiteindelijk zullen uit dit verslag, maar ook van de documenten van de Commissie onder meer debatten in de lidstaten en conclusies van de Raad van Ministers in februari voortvloeien. Ik geloof dat ze zich hier serieus mee bezig zullen houden en een volwasseneneducatie ondersteunen die toegankelijk en van hoge kwaliteit is. Ten slotte wil ik nog één gedachte kwijt: het gaat niet alleen om waardering en dankbaarheid, maar ook om waardering van inspiratie. Als commissaris, politicus en vader ben ik ervan overtuigd dat onderwijs – en ik bedoel toegankelijk en hoog gekwalificeerd onderwijs – de belangrijkste factor is voor de politieke, economische, sociale en culturele ontwikkeling van individuen en de maatschappij als geheel. Tevens schept onderwijs gelijkheid, namelijk door gelijkheid te scheppen op gebieden die een voorwaarde zijn voor de gelijkheid van allen. Dank u zeer, ik verheug mij op onze verdere samenwerking.

 
  
MPphoto
 
 

  Doris Pack, rapporteur. (DE) Mijnheer de Voorzitter, beste commissaris, allereerst wil ik alle collega’s hartelijk bedanken voor hun complimenten. Hiervan wil ik er graag een paar doorgeven aan Jan Figeľ. Nadat ik sinds 1993 de trom voor volwasseneneducatie roer, hebben we na het eerste succes van het Grundtvig-Programma nu het grote succes dat volwasseneneducatie op alle beleidsgebieden als iets belangrijks wordt aangezien.

Ik vind het zeer belangrijk om alle mogelijke prikkels te geven om mensen te motiveren om als volwassene een opleiding te beginnen. Velen hadden nooit de kans, velen zullen moeten worden gemotiveerd. Men moet schroom helpen overwinnen, belemmeringen uit de weg ruimen, zodat ze er aan kunnen deelnemen. Daarom geloof ik ook dat veel volkshogescholen, stichtingen en liefdadigheidsinstellingen die heden al uitblinken in dit werk, ondersteuning moeten krijgen, zodat het hoge niveau – dat voor mijn part ook nog hoger kan worden – bij deze onderwijsinstanties kan worden gehandhaafd. Zoals ik eerder al heb gezegd, moeten we ervoor zorgen dat de kwaliteit van de volwasseneneducatie nog beter wordt.

Ik verheug me erover te horen dat zich nu al een werkgroep heeft gevormd in uw afdeling van de Commissie, mijnheer Figel’. Ik ben blij dat dit misschien ook aan Grundtvig kan worden gekoppeld, en dat wij als het ware het startschot kunnen geven voor de nationale regeringen.

Laten we dus beginnen. We moeten nu werkelijk op de mooie woorden daden laten volgen, en we moeten simpelweg het spreekwoord: “Wat Jantje niet leert, zal Jan niet weten” weerleggen. Dat is zo fout als het maar kan, en daarom hoop ik dat we met onze en uw ondersteuning nu kunnen proberen om de nationale regeringen te paard te helpen en aan te sporen. Het galopperen zal nog wel even duren.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Het debat is gesloten.

De stemming over dit onderwerp zal plaatsvinden op woensdag 16 januari 2008 om 12.00 uur ‘s middags.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Edit Herczog (PSE), schriftelijk. – (HU) Ik wil graag de rapporteur en de comités bedanken voor hun succesvolle en uitermate sociale werk. Ik vond het jammer toen ik erachter kwam dat er geen enkele verwijzing in te vinden was over het ontwikkelen van de vaardigheden op het gebied van informatie en communicatie. Laten we er eens bij stilstaan hoeveel wetten we in de afgelopen jaren wel niet hebben opgesteld waarin nieuwe rechten aan de Europese burgers werden toegekend, en in hoeveel van die wetten hebben we wel niet voorgeschreven dat werknemers, consumenten, pensioengerechtigden of zelfs toeristen de desbetreffende informatie en formulieren via het internet moesten kunnen verkrijgen.

Dit alles heeft pas zin als de begunstigden deze gegevens ook raadplegen. De ontwikkeling van “e-vaardigheden” binnen het programma Een leven lang leren en het basisonderwijs zal van levensbelang zijn en de hoeksteen vormen van de op kennis gebaseerde informatiemaatschappij. Nog een cruciale taak voor de lidstaten is het bevorderen van de gelijke kansen op IT-gebied en de toegankelijkheid tot elektronische middelen. Ik ben zeer verheugd, dat alle Hongaarse partijen het op dit punt eens zijn, ook al verschillen ze op veel andere punten van mening.

De moderne informatie- en communicatietechnologieën vormen op zichzelf een ongeëvenaarde mogelijkheid om cohesie en gelijke kansen te bevorderen, maar we kunnen deze mogelijkheid alleen benutten, als we ervoor kunnen zorgen dat iedereen er zijn hele leven gebruik van kan maken, zodat zelfs voor “e-vaardigheden” de titel van de Mededeling van de Commissie onvermijdelijk waar is: “Een mens is nooit te oud om te leren.” Ik dank u voor uw aandacht.

 

19. Activiteiten door middel van teledetectietoepassingen in het kader van het GLB (debat)
MPphoto
 
 

   De Voorzitter . Aan de orde is het door Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf namens de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling opgestelde verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad inzake de in de periode 2008-2013 door de Commissie te ondernemen activiteiten door middel van teledetectietoepassingen die in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn ingesteld. (COM(2007)0383 – C6-0273/2007 – 2007/0132(CNS)) (A6-0508/2007).

 
  
MPphoto
 
 

  Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, voor ik inga op de inhoud van het verslag, zou ik de rapporteur, de heer Graefe zu Baringdorf en de leden van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling willen bedanken voor hun inzet bij het evalueren van het voorstel van de Commissie.

Eerst en vooral wil ik enkele algemene opmerkingen maken om het voorstel van de Commissie in de juiste context te plaatsen. Het voorstel van de Commissie gaat over het agrometeorologische systeem dat gebruikt wordt om de opbrengst van de oogst te voorspellen en de ontwikkeling van de oogst te observeren in de Europese Unie. Het systeem werd ontwikkeld in de jaren negentig en is operationeel sinds 1998. Ik vind het zelf een zeer nuttig hulpmiddel.

Het systeem verschaft de diensten van de Europese Commissie nauwkeurige informatie over de situatie in de landbouw en het helpt de Commissie om tijdig de nodige beslissingen te nemen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en daarom vind ik het ook maar normaal dat het gefinancierd wordt door het Oriëntatiefonds.

Ik wil graag het volgende zeggen over enkele van de voorstellen die de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling heeft ingediend.

U drukt uw bezorgdheid uit over het gebruik van de gegevens die verzameld worden. Daarover wil ik zeer duidelijk zijn. Dit systeem dient niet voor controle en het mag niet en zal niet gebruikt worden om de landbouwers in de Europese Unie te controleren.

Technisch gezien, is de resolutie van de teledetectiebeelden die het systeem produceert veel te laag om enige controle te kunnen uitvoeren. Bovendien heeft dit systeem, laat dat ook zeer duidelijk zijn, niets te maken met ons geïntegreerd beheers- en controlesysteem.

De rapporteur zegt ook dat er geen consensus is of het voorgestelde systeem wel degelijk werkt. Eind jaren tachtig is men het systeem beginnen ontwikkelen en toen het operationeel werd heeft het, zoals ik al zei, de diensten van de Commissie op regelmatige basis voorzien van voorspellingen over de opbrengst van de oogst We gebruiken die informatie dagelijks, bijvoorbeeld om de evolutie van het aanbod en de prijs in de graansector te analyseren.

Vorig jaar, in september 2007, heeft de Commissie een verslag ingediend bij het Europees Parlement en de Raad waarin het systeem werd geëvalueerd en het nut ervan werd aangetoond. Het systeem wordt ook in verscheidene lidstaten gebruikt, en andere landen gebruiken of ontwikkelen gelijkaardige hulpmiddelen, dus op dat vlak ben ik het niet volledig met u eens.

Om af te ronden wil ik nog zeggen dat ik in principe voorstander ben van het opstellen van een lijst van alle projecten en initiatieven die te maken hebben met teledetectie en afstandsdetectie. Maar dat staat eigenlijk los van mijn voorstel. Wat u omschrijft, valt eerder onder het Europees initiatief tot Wereldmonitoring van milieu en veiligheid. We zijn het dus niet volledig met elkaar eens, maar ik kijk uit naar de opmerkingen van de geachte Parlementsleden.

 
  
MPphoto
 
 

  Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf, rapporteur. (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, we hebben in het coördinatiecomité van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling overlegd of we over deze zaak een verslag opstellen of dat we het zonder een verslag doen. Ik kreeg de opdracht om deze vraag nog eens onder de loep te nemen en we hebben het besluit genomen om toch een verslag op te stellen, zodat u en ik ons vanavond weer kunnen spreken, wat op zich toch ook wel wat heeft.

Maar we hebben een paar punten van kritiek, die we in de amendementen schriftelijk hebben geformuleerd. Ten eerste wordt in het verslag van de Commissie beweerd dat deze kwestie tamelijk onomstreden is, ook in de Raad. Volgens onze informatie zijn er echter enkele landen, vooral in het noorden van Europa, die weinig kunnen beginnen met de gegevens van de satelliet, omdat daar op het moment van opname nog alles onder een laag sneeuw ligt.

Ten tweede worden de gegevens door particuliere bedrijven verzameld die de Commissie deze gegevens ter beschikking stellen. En deze particuliere bedrijven werken voornamelijk voor klanten uit de gas- en oliesector, dus voor een bedrijfstak waar het ook om speculatie gaat. Wij willen ervoor zorgen, en daarvoor willen we ook het Parlement als controlerende instantie inschakelen, dat er met de verzamelde gegevens echt geen speculatieve particuliere doelstellingen zijn verbonden, maar dat ze daadwerkelijk – zoals u zegt – ter voorspelling van oogsten en ter voorspelling van opbrengsten worden gebruikt. Maar u weet ook dat de beurzen met goederentermijncontracten vandaag de dag precies op deze zaken speculeren, en dat deze voorspellingen hiervoor zouden kunnen worden gebruikt.

Ik zou graag willen vooropstellen en benadrukken dat de Commissie en het Parlement zich in dezen door gemeenschappelijke belangen laten leiden, maar het Parlement heeft in dit verband een controlerende functie, en daarom is het zinvol dat we dit hier ter sprake brengen en dat we de Commissie verslagen om verslagen verzoeken waaruit duidelijk naar voren komt wat er met die gegevens is gebeurd, hoe ze tot stand komen en welk voordeel wij eruit kunnen trekken. Het gaat vooral om het verzoek dat u hierover in de komende jaren rekenschap aflegt.

Bovendien vonden we het verbazingwekkend dat nu bij de voortzetting van de gegevensverzameling plotseling de financiële grondslag moest worden gewijzigd. Tot nu toe hadden we in de begroting een eigen begrotingslijn, waarbij telkens over de verhoging of de handhaving van de financiële middelen moest worden gediscussieerd. Nu wordt deze besluitvorming naar het Landbouwgarantiefonds overgeheveld, dat wil zeggen naar een fonds waar de controlemogelijkheid van het Parlement niet meer zo sterk is. Nu kunnen we ervan uitgaan dat het Landbouwgarantiefonds, wanneer het Verdrag begin 2009 van kracht wordt, niet meer bestaat, zodat ook deze gebieden volledig onder het begrotingsgezag van het Parlement zullen vallen. Maar toch werd deze aanpak voorgesteld, en ten tijde van de goedkeuring van het verslag was het nog niet duidelijk wanneer er een Verdrag zou komen. Dus hebben we gezegd: nee, we willen dit nu helemaal niet meer veranderen, het moet zo blijven als het was, namelijk in een begrotingslijn waarbij de uitgaven door het Parlement kunnen worden gecontroleerd.

Al met al, mevrouw de commissaris, geloof ik dat we op het moment ongetwijfeld belangrijkere problemen, namelijk met betrekking tot de health check, te bespreken en te beslissen hebben dan de kwestie waarover we hier vanavond moeten onderhandelen. Maar de boeren zijn zeer gevoelig als zij de indruk krijgen dat ze worden bespioneerd. U hebt duidelijk gemaakt dat het hier niet om controles gaat, en niet om bespioneren. Dat wil ik ook graag zo doorgeven, maar u moet begrip voor ons opbrengen. We moeten daar ook als Parlement voor zorgen. We spreken u hierop aan en maken u hierop attent omdat wij in dezen rekenschap zijn verschuldigd aan onze kiezers.

 
  
MPphoto
 
 

  Esther Herranz García, namens de PPE-DE-Fractie. (ES) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, goedenavond – weer een avond waarop we het over landbouw zullen hebben. Zoals het verslag van de Commissie al aangeeft is teledetectie de afgelopen jaren een heel nuttig instrument gebleken bij het voorzien in de beheersbehoeften van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De klassieke systemen voor landbouwstatistieken en –prognoses zullen langzaamaan verouderd geraken als gevolg van de nieuwe technologie die elk aspect van ons leven begint te doordringen.

Teledetectie heeft geleid tot meer precisie en objectiviteit bij de waarnemingen, terwijl deze ook sneller en frequenter kunnen worden uitgevoerd. Bovendien hebben we op deze wijze de kosten voor het toezicht op de landbouw kunnen terugdringen. Een warm welkom dus voor de teledetectie in het algemeen landbouwbeleid.

Het ontwerpverslag waarover we morgen gaan stemmen sluit in het algemeen aan bij de standpunten van de Commissie, behalve op één, volgens mij heel belangrijk punt: de financiering van deze maatregel. In de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling heb ik het voorstel van de rapporteur gesteund om voor teledetectie een specifieke begroting van 9,2 miljoen euro in te stellen, die niet onder het Europees Garantiefonds voor de Landbouw valt. Op die manier verzekeren we dat er in de toekomst steeds communautaire steun voorhanden zal zijn voor het ontwikkelen van teledetectie in alle lidstaten.

Ik ben daarom heel tevreden met het stemresultaat in de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling. Dat verslag dringt erop aan dat we de website van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek in Ispra gebruiken voor het compileren van de ruimtelijke gegevens. We keren ons dus tegen het idee om een nieuwe infrastructuur op te zetten, zoals de Europese Commissie voorstelt.

Laat ons efficiënt omgaan met de infrastructuren en de begrotingsmiddelen. Ik vraag u daarom de tekst zoals die morgen aan het parlement ter stemming zal worden voorgelegd te steunen.

 
  
  

VOORZITTER: ADAM BIELAN
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Lily Jacobs, namens de PSE-Fractie. (NL) Voorzitter, commissaris, collega’s, de techniek staat voor niets. Voor ons ligt een voorstel van de Europese Commissie ter verlenging van het programma dat gebruik maakt van de meest moderne technologieën om onze Europese landbouw te monitoren. Na jarenlang onderzoek kunnen de betrokken wetenschappers zich met recht op de borst kloppen.

Met behulp van satellieten kunnen onder meer gebruik en conditie van de bodem in de gaten worden gehouden, de gevolgen van de klimaatverandering onderzocht en zelfs een voorspelling worden gedaan van onze oogsten. Zo kunnen we een vinger aan de pols houden en tijdig problemen, zoals de mislukte graanoogst van dit jaar, voorspellen en bijsturen.

Voorzitter, ik ben van huis uit ingenieur en van dit soort praktische toepassingen van hoogstaande technologie ten behoeve van ons welzijn gaat mijn hart sneller kloppen. Een TomTom-systeem voor de landbouw. Wie had dat ooit gedacht? Nu ligt voor ons de vraag of wij als Parlement instemmen met de voortzetting van het onderzoek naar en het gebruik van deze toepassing. Hoe zouden we daarop ontkennend kunnen antwoorden?

Ik geef mijn collega’s van de Socialistische Fractie het advies om vóór deze richtlijn te stemmen, maar ik wil wel graag een paar kanttekeningen meegeven aan de commissaris die ons hier op dit late tijdstip vergezelt.

Ten eerste heb ik mijn twijfels bij het opnemen van het budget en het programma in het Landbouwgarantiefonds. Tot nu toe had dit project een eigen begrotingslijn dankzij welke het Parlement een vinger aan de pols kon houden en ook regelmatig werd geïnformeerd. Ondanks het bewezen nut van het programma duurt het onderzoek nog steeds voort. Ik zou het bijzonder jammer vinden als de Commissie niet meer aan ons zou rapporteren over de vorderingen en de resultaten van dit programma, evenals over het kostenplaatje. Als volksvertegenwoordiger en als geïnteresseerde zou ik erop aan willen dringen de aparte begrotingslijn te behouden om zo ook in de toekomst op de hoogte te worden gehouden en mee te kunnen denken.

Ten tweede zou ik graag zien dat alle onderzoeksresultaten vrij en op toegankelijke wijze ter beschikking worden gesteld aan andere belanghebbenden, zoals universiteiten en onderzoeksinstituten. Vooral op het gebied van klimaatonderzoek kunnen de gegevens die dankzij MARS en LUCAS op tafel komen van enorm nut zijn.

Voorzitter, commissaris, met deze oproep tot transparantie op meerdere niveaus wil ik mijn maiden speach in deze plenaire zaal graag afsluiten. Ik hoop op een positieve reactie van mevrouw Fischer Boel.

 
  
MPphoto
 
 

  Samuli Pohjamo, namens de ALDE-Fractie. (FI) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik de rapporteur, de heer Graefe zu Baringdorf, danken voor de uitstekende wijze waarop hij dit onderwerp van debat heeft voorbereid. Hij heeft veel werk verricht om de tekortkomingen en problemen van teledetectie te benadrukken. Het verslag is door een voorzichtige aanpak, transparantie en een nauwkeurige beschrijving van het toepassingsgebied gekenmerkt. Op zijn best is teledetectie een manier om snel informatie te verkrijgen over de toestand van boerderijen, de oogsten en de teelt. Deze informatie kan dan bijvoorbeeld worden gebruikt voor onderzoek, bij de planning van de landbouwmarketing en bij de beheer van het communautair landbouwbeleid.

De rapporteur wijst erop dat de gebruikte methoden nog steeds vele gebreken hebben. De omstandigheden verschillen van lidstaat tot lidstaat en de gegevens van de lidstaten zijn niet volledig vergelijkbaar. Zoals bijvoorbeeld in mijn land, Finland, waar met sneeuw bedekte kavels vaak zo klein zijn dat de totale oppervlakte middels satellietbeelden niet altijd kan worden vastgesteld. Gezien dit alles is het amendement gepast dat deze gegevens alleen mogen worden gebruikt voor de voorspellingen van de oogsten en niet voor bewakingsdoeleinden.

Boeren hebben vandaag de dag te lijden onder bureaucratie, administratie en permanente controle. Onredelijk harde sancties worden opgelegd wanneer ze op grond van slechte adviezen ongewild fouten maken. Het valt te hopen dat de ontwikkeling van teledetectiemethoden tot een vermindering van de bureaucratie zal leiden, die een voortdurende bron van ergernis is voor de boeren.

Allereerst echter moeten we nauwkeurigere onderzoeksresultaten krijgen om te kunnen waarborgen dat de methoden werkelijk betrouwbaar zijn en alle boeren onpartijdig behandelen. Wanneer nieuwe methoden worden ingevoerd, moeten we ervoor zorg dragen dat de privacy van de boeren wordt beschermd en dat het proces als geheel transparant is.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogdan Golik (PSE) . (PL) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, als we een gemeenschappelijk landbouwbeleid willen dat naar behoren werkt, hebben we in de eerste plaats nood aan nauwkeurige en betrouwbare gegevens.

Teledetectietoepassingen maken onder andere gewasbewaking en opbrengstprognoses mogelijk. Deze mogelijkheden winnen nog aan belang in de context van de voortschrijdende klimaatverandering. Dankzij teledetectie kunnen we ongunstige voorwaarden voor de ontwikkeling van gewassen in een vroeger stadium identificeren en, als resultaat daarvan, sneller en nauwkeuriger voorspellen welke gebieden door droogte worden bedreigd. Deze technieken verschaffen gegevens voor de econometrische modellen die we vaak gebruiken om de gevolgen van de invoering van bepaalde veranderingen voor de werking van het gemeenschappelijk landbouwbeleid te onderzoeken. Dankzij correctere uitgangswaarden kunnen we de kans op fouten in de voorspelde scenario’s beperken.

Daarom geloof ik dat het absoluut noodzakelijk is om het MARS-project voort te zetten. De financieringsbronnen van het project moeten echter ongewijzigd blijven, anders gezegd, het project moet in het kader van een aparte begrotingslijn worden gefinancierd en niet met middelen uit het Europees Garantiefonds voor de Landbouw. Aangezien dit project met communautaire middelen wordt gefinancierd, dus met de belastingen van onze burgers, ben ik van mening dat er een grondige analyse moet worden uitgevoerd naar de efficiëntie van het MARS-project, alsook naar nieuwe mogelijke toepassingen die op dit moment nog niet worden benut.

Zoals steeds zou ik de rapporteur willen feliciteren. Ik ben het volledig met hem eens dat we ervoor moeten zorgen dat het systeem niet alleen coherenter, maar ook efficiënter en nuttiger wordt.

De laatste kwestie die ik zou willen aanstippen, betreft de toegang tot de gegevens. Iedereen zou het recht moeten hebben om deze bron van informatie te gebruiken, niet alleen de beleidsmakers op EU-niveau, maar ook de lidstaten en onderzoeks- en academische instellingen. De gegevens zouden zelfs in de landbouw van nut kunnen zijn. Zo zouden landbouwers de informatie die aan de hand van teledetectie is verzameld kunnen toepassen om hun landbouwmethodes te optimaliseren.

 
  
MPphoto
 
 

  Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN) . (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou me willen aansluiten bij het standpunt van de rapporteur en tevens willen benadrukken dat teledetectietoepassingen nuttig kunnen zijn voor de Europese Commissie. Ze kunnen in de eerste plaats worden gebruikt om de landbouwmarkten te helpen beheren. Vervolgens kunnen ze niet alleen aangewend worden om de toestand van de bodem te bewaken, maar ook om opbrengstprognoses te maken. Ten derde zouden deze prognoses een impact moeten hebben op de prijzen van landbouwgrondstoffen, wat de volgende jaren met het oog op de voortdurend stijgende voedselprijzen van vitaal belang zal zijn.

Als ten minste enkele van de bovengenoemde doelstellingen worden bereikt, kan teledetectie worden erkend als een methode die belangrijke informatie verschaft, die benut kan worden om de markten van de afzonderlijke landbouwproducten op gepaste wijze te beheren.

Hoewel ik deze methode positief beoordeel, zou ik tegelijkertijd willen stellen dat ik akkoord ga met de rapporteur, die van mening is dat elke stap op dit gebied uit een speciale begrotingslijn moet worden gefinancierd en niet met middelen uit het Europees Garantiefonds voor de Landbouw.

 
  
MPphoto
 
 

  Paul Rübig (PPE-DE) . (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, pas geleden werd ik uitgenodigd door een Rotary Club waar een zeer interessant debat plaatsvond: Een zeer Europa-kritisch ingestelde rotariër leverde er kritiek op dat er in Europa zoveel fraude plaatsvindt, dat hier niet wordt gecontroleerd en dat we juist op het gebied van de landbouw veel problemen hebben. Interessant was dat een paar minuten later een boer het woord vroeg en vertelde dat hij net een controle achter de rug had, die zeer streng en zorgvuldig was, en dat hij geen betere controles kende dan op het gebied van de landbouw.

Ik geloof dat dit zeer goed aantoont waaraan de burgers behoefte hebben, namelijk informatie over hetgeen hier daadwerkelijk gebeurt. Daarom zijn beste praktijken en benchmarking essentiële punten als het erom gaat de Europese bevolking uit te leggen hoeveel belang wij aan het landbouwbeleid hechten.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Claude Martinez (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijnheer Graefe zu Baringdorf, dit voorstel voor een verordening inzake de invoering van teledetectie via satelliet is interessant. Michel Debatisse, leider van de Franse landbouwers, heeft al in de jaren negentig in dit Huis een voorstel gedaan voor teledetectie, destijds ten behoeve van toepassing in de veeteelt. Het idee was om microchips in de oren van runderen of schapen aan te brengen als onderdeel van een systeem voor het monitoren van premiebetalingen en ter voorkoming van fraude in sommige delen van Zuid-Frankrijk. Er is zelfs een plan geweest voor elektronische capsules die de dieren moesten inslikken en die zich vervolgens moesten nestelen in een holte in de darm, waardoor de veestapel via een satelliet kon worden herkend en geteld.

Waar we nu mee te maken hebben, is iets anders, ook al is het zeven jaar oud, uit de tijd van de proefprojecten MARS en LUCAS. Het principe berust hier op het verstrekken van informatie over grondgebruik en de toestand van de bodem of de gewassen, met als doel oogstopbrengsten te voorspellen en tegelijkertijd landbouwmarkten te beheren en econometrische modellen te genereren.

Er schuilt natuurlijk een gevaar in dit streven naar het verzamelen van informatie, het verbeteren van statistieken, het produceren van voorspellingen en, uiteraard, het opzetten van een website: ik ben geneigd te praten over het gevaar van de “teledetectie-elite” – de technologie is immers alleen bereikbaar voor grote landbouwers en zeer rijke regio’s en niet iedereen krijgt de mogelijkheid prijzen te voorzien, wat een bijzonder nuttige functie is als de graanprijzen stijgen. De mogelijkheid om de prijzen enkele maanden van tevoren te voorzien door de oogst te voorspellen is natuurlijk een zeer interessant vooruitzicht voor de effectenbeurzen in Chicago of waar dan ook ter wereld.

Onze rapporteur, mijnheer Graefe zu Baringdorf, heeft gelijk dat hij bijzonder geïnteresseerd is in de vraag wie er profijt zal hebben van het systeem, vooral vanwege het prijskaartje – ik meen dat het gaat om een bedrag van zo’n 10 miljoen euro, zij het dan gespreid over vijf of zes jaar. Bovendien komt dit geld niet uit een onafhankelijke begrotingslijn maar uit een landbouwgarantiefonds. Het is zeker de moeite waard om dit systeem uit te proberen of ermee door te gaan, mijnheer de commissaris.

 
  
MPphoto
 
 

  Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is waar dat we hier soms tot laat in de avond landbouwkwesties bespreken, maar ik moet zeggen dat ik er, ondanks het late uur, van genoten heb om van gedachten te wisselen − met degenen die hier vanavond aanwezig zijn, tenminste − over dit zeer interessante onderwerp.

Ten eerste is het duidelijk dat het onmogelijk is om gegevens over de oogst te verzamelen wanneer er sneeuw ligt, zoals dat bij onze Finse vrienden het geval is. Maar we kunnen wel meteorologische gegevens verzamelen, want die zijn in alle weersomstandigheden beschikbaar. Dat brengt ons trouwens bij de ontwikkelingen die we tegenwoordig zien in het debat over de klimaatverandering. Daarvoor kan deze informatie ook van belang en van nut zijn. Sommigen zijn bezorgd over de beschikbaarheid van de gegevens, maar daarop kan ik zeggen dat de gegevens voor iedereen beschikbaar zijn, waar u ook vandaan komt. Ze zijn te raadplegen op het Internet of te verkrijgen via de lidstaten. Er is dus niets geheim aan de gegevens die verzameld worden in de verschillende gebieden.

Wat het budget betreft, want het budget voor landbouw is nu eenmaal beperkt, is het volgens mij essentieel om het geld op de meest gepaste manier te besteden en om (en hierbij verwijs ik naar de woorden van mevrouw Martinez) te kunnen verantwoorden waarvoor we het geld gebruikt hebben en te kunnen garanderen dat er geen fraude mee gemoeid is. Ik denk ook dat we erin geslaagd zijn aan het Europees Parlement uit te leggen hoe we het geld besteed hebben en hoe we hierop controle hebben uitgevoerd. Maar het is minstens even belangrijk om er vanavond op te wijzen dat de technologie die we gebruiken voor het registreren van de gewassen op het veld niet geschikt is voor het uitvoeren van controles. De technologie die daarvoor nodig is, is compleet verschillend. De beelden zijn absoluut onbruikbaar voor controles, dus ik vraag u om die associatie niet te maken, want ze zou volledig onterecht zijn. Ik geloof wel nog steeds dat het geld dat in de toekomst in dit systeem geïnvesteerd zal worden, goed besteed zal zijn. Het gaat om ongeveer 1,5 tot 1,7 miljoen euro per jaar. Vooral nu de prijzen in de landbouwsector zo dramatisch schommelen, is het belangrijk dat we over deugdelijke gegevens beschikken om onze voorspellingen op te baseren.

 
  
MPphoto
 
 

  Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf, rapporteur. (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, volgens het nieuwe systeem heeft de rapporteur het laatste woord – dit bewijst hoe het Europees Parlement zichzelf inschat ten opzichte van de Commissie. Zoals u weet zijn we het niet oneens over de voortzetting van deze kwestie. Ik stel niet voor om het systeem te slopen, ik heb slechts enkele verbeteringen – die ik hier niet zal herhalen – voorgesteld om de controlemogelijkheden van het Parlement te vergroten.

Met betrekking tot de gegevens die voor klimaatdoeleinden kunnen worden gebruikt, hebben we erop gewezen dat er twee proefprojecten zijn, genaamd LUCAS en MARS. Hieruit blijkt echter ook dat de gegevens die hier worden verzameld inderdaad het gebied van de landbouw te boven gaan. Daarom heb ik in de toelichting gepleit voor het behoud van een eigen begrotingslijn.

Tot slot een kleine anekdote die laat zien waar het om gaat: een boerderij uit mijn omgeving kreeg bezoek van de toezichthoudende instantie, omdat deze zogenaamd met behulp van de satelliet een verboden rioolput, met andere woorden een afvoersysteem zou hebben ontdekt. Ze vertelden dat het op precies dat en dat punt moest liggen waar het systeem het had ontdekt. De boer verzekerde hen echter dat hij niets had gedaan. En wat was er nou gebeurd? Er was gras over een plastic mat heengegroeid – wat natuurlijk ook niet mag gebeuren –, en dit werd door het satellietsysteem geobserveerd, en nu kwamen de controleurs voorbij om de boer bij de lurven te pakken.

Met dit soort verhalen hebben we te maken. Wij politici kennen er meer uit onze naaste omgeving – en u, mevrouw de commissaris, zijn dit soort dingen ongetwijfeld ook al ter ore gekomen. Het gevaar lijkt te bestaan dat er op een manier wordt geobserveerd die voor het publiek niet meer begrijpelijk is en door het Parlement niet meer kan worden gecontroleerd. Daarom vraag ik u begrip te hebben voor het feit dat we dit verslag door het Parlement moeten laten gaan en erover moeten discussiëren en dat we ook in toekomst waakzaam moeten blijven. Desalniettemin zijn wij voor een goede wederzijdse samenwerking op dit gebied.

 
  
MPphoto
 
 

   De Voorzitter . Het debat is gesloten.

De stemming vindt woensdag 16 januari 2008 plaats.

 

20. Status van in Polen gekozen leden van het Europees Parlement (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Aan de orde is het debat over de mondelinge vraag (O-0082/2007) van de heer Gargani, namens de Commissie juridische zaken, aan de Commissie, over de status van in Polen gekozen leden van het Europees Parlement (B6-0002/2008).

 
  
MPphoto
 
 

  Giuseppe Gargani, auteur. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het thema waarover we vanavond debatteren is door de Commissie juridische zaken uitvoerig en bij herhaling onderzocht, zoals ik u kan meedelen als voorzitter van dit orgaan. Deze commissie heeft mij gevraagd om, met deze vraag, een discussie te openen en van gedachten te wisselen met de Commissie.

De vraag heeft betrekking op de status van de in Polen gekozen leden van het Europees Parlement die met het oog op de verkiezingen en de voorwaarden voor verkiezingen niet in dezelfde positie verkeren als andere parlementariërs in andere lidstaten. Verkiezingen voor het Europees Parlement worden in Polen in de praktijk geregeld door de wet van 23 januari 2004. In artikel 9 van deze wet zijn de eisen beschreven die aan de verkiesbaarheid worden gesteld: de kandidaten moeten minstens 21 jaar zijn op de dag van stemming, mogen niet veroordeeld zijn wegens crimineel gedrag, moeten in Polen woonachtig zijn en aan verschillende andere criteria voldoen.

Hoofdstuk 17 van deze wet beschrijft onder welke omstandigheden de Poolse leden van het Europees Parlement hun zetel kunnen verliezen: hun verkiesbaarheid, dat wil zeggen de voorwaarden voor verkiesbaarheid op de dag van stemming, kunnen ongeldig worden, waardoor zij de verkiesbaarheid kunnen verliezen wanneer aan deze voorwaarden niet wordt voldaan. Het hoofdstuk omvat nog verschillende andere kwesties die ik hier niet uit de doeken wil doen, om tot de kern van de zaak over te kunnen gaan die ik hier ter discussie wil stellen.

Op basis van een aantal gecombineerde bepalingen zoals wij advocaten dat noemen, verliest een lid van het Europees Parlement automatisch zijn zetel – dat betekent dat hij deze zetel verbeurt – wanneer hij voor een misdrijf wordt veroordeeld. In het geval van de leden van het Poolse parlement bevat de wet van 12 april 2001 – zowel met betrekking tot verkiezingen voor de Sejm als ook voor de Senaat van de republiek – geen bepaling in deze zin, waardoor deze bepaling alleen van toepassing is op de Poolse leden van het Europees Parlement, maar niet op de leden van het Poolse Parlement.

Daarom hebben we deze kwestie ter discussie gesteld en ons een vraag gesteld, een vraag die onder andere gevolgen heeft met het oog op verzoeken voor immuniteit. Zoals u weet hebben wij – commissaris Frattini is zich daarvan terdege bewust– beslissingsbevoegdheid op dit gebied. Wanneer een parlementslid automatisch zijn zetel verliest als gevolg van een gebeurtenis waarvoor zijn immuniteit niet kan worden gehandhaafd, is er duidelijk sprake van een verder probleem, een verdere onzekerheid.

Daarom vragen wij, en vraag ik namens de commissie, de commissaris of hij wel of niet van mening is dat de Poolse wetgeving inzake verkiezingen voor het nationale parlement inbreuk maakt op artikel 10 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten, dat bepaalt dat gedurende de zittingen van het Europees Parlement de leden dezelfde immuniteiten genieten als de leden van het parlement op het grondgebied van hun eigen staat. Er is daarom sprake van een duidelijke onverenigbaarheid wanneer een bepaling erin voorziet dat een Pools lid van het Europees Parlement zijn zetel verliest, terwijl leden van het nationale parlement niet op deze manier worden behandeld.

Ik zou de Commissie ook willen vragen of zij voornemens is tegen Polen gerechtelijke stappen te ondernemen bij het Europees Hof van Justitie, opdat dit land deze wetgeving wijzigt en het Verdrag correct omzet, omdat het ernaar uitziet dat het Verdrag niet naar behoren is omgezet. Aangezien het om een uitzondering gaat, en aangezien de vergelijkbare en gelijke behandeling van leden uit alle lidstaten betekent dat deze uitzondering voor leden uit Polen volledig indruist tegen de bepalingen die voor alle andere leden van de lidstaten gelden en zouden kunnen gelden, zou ik de Commissie deze twee vragen willen stellen en haar willen verzoeken deze informatie aan het Parlement voor te leggen en aan te geven of het mogelijk is een oplossing te vinden voor het beschreven probleem.

 
  
MPphoto
 
 

  Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de door de heer Gargani aangekaarte kwestie is zonder twijfel van zeer groot belang, omdat hier twee beginselen, die mijns inziens relevant en belangrijk zijn, in het geding zijn.

Het eerste beginsel is zonder twijfel het in artikel 10 van het Protocol betreffende de voorrechten en de immuniteiten en de status van de leden van het Europees Parlement bedoelde, volgens hetwelk aan de leden van het Europees Parlement in de staten waartoe ze behoren dezelfde voorrechten dienen te worden toegekend als aan de leden van het nationale parlement van dat land.

Er is echter nog een andere bepaling die eveneens een rol speelt – een bepaling die mijns inziens ook van belang is – en wel artikel 13 van de Europese Akte betreffende de verkiezing van de vertegenwoordigers in het Europees Parlement van 1976. Dit artikel bepaalt zeer duidelijk dat wanneer een lidstaat nationale wetgeving over de hier behandelde kwestie, dat wil zeggen over het verlies van zijn status, het verlies van het lidmaatschap van het Europees Parlement, invoert de opheffing van het mandaat voor het Europees Parlement in dat land onder de nationale wetgeving valt.

Met andere woorden is er duidelijk sprake van een conflict, omdat de regels van het Protocol betreffende de voorrechten, zoals door de heer Gargani aangehaald, gewag maken van gelijke voorrechten voor de leden van het Poolse parlement en de in Polen gekozen leden van het Europees Parlement, terwijl tegelijkertijd de Europese Akte betreffende de verkiezing van de vertegenwoordigers in het Europees Parlement van 1976 het verlies van de status van lid van het Europees Parlement blijkbaar – of beter gezegd: uitdrukkelijk– regelt en bepaalt dat het verlies van die status door de nationale wetgeving wordt geregeld.

Ik ben van mening dat dit vraagstuk meer om een inbreuk op een derde leidend beginsel van de Europese Unie gaat: de vraag of het beginsel van gelijke behandeling wel of niet in de Poolse nationale wetgeving is vastgelegd. Het in de grondwettelijke bepalingen van alle Europese landen vastgelegde beginsel houdt in dat gelijke situaties op gelijke wijze moeten worden behandeld. Het is eerder dit algemene beginsel dat hier ter discussie staat. Dit algemene beginsel geeft de Europese Commissie echter niet de mogelijkheid om voor te schrijven op welke wijze het Pools wetgevend gezag zijn wetgeving zou moeten veranderen, want aangezien de kwestie onder de nationale wetgeving valt, is het mogelijk dat de nationale wetgeving het verlies van de status van lid van het nationale parlement in plaats van het verlies van de status van lid van het Europees Parlement anders regelt indien dit wenselijk is. Essentieel hierbij is dat de bepalingen voor Poolse leden van het EP in overeenstemming moeten worden gebracht met de bepalingen voor Poolse leden van het Poolse parlement.

Persoonlijk ben ik van mening dat de Commissie nu niet kan zeggen “wij stappen naar het Hof om te laten vaststellen dat de Poolse wetgeving op een bepaalde manier moet worden gewijzigd”, maar ik ben van mening dat er een algemeen principe kan worden aangegeven. Dit algemene principe houdt in dat de Poolse rechtsorde moet handelen om dit verschil in behandeling te rectificeren, en dit is mijns inziens een taak van de Poolse wetgever. Aangezien dit vraagstuk zich nooit eerder heeft voorgedaan en de kwestie te ingewikkeld is om op beknopte wijze te worden afgehandeld, geloof ik dat in een eerste stap overeenkomst moet worden bereikt over de opvatting: indien de Poolse wetgever het verschil in behandeling zou dient weg te nemen, en daar ben ik van overtuigd, dan is dat een aangelegenheid van het Poolse parlement.

Ten tweede: voldoet de Poolse wetgeving aan de bepalingen van de Europese Akte van 1976 waaruit ik zojuist heb geciteerd? Ik kan u mededelen, mijnheer Gargani, dat ik opdracht heb gegeven voor een vergelijkend onderzoek naar de bepalingen van de twaalf nieuwe lidstaten om vast te stellen of niet alleen de Poolse wetgeving, maar ook de wetgeving van de elf lidstaten die tussen 2004 en 2007 tot de Europese Unie zijn toegetreden, met de bepalingen van de Akte van 1976 strookt.

Tot besluit moeten twee taken worden uitgevoerd. Ten eerste een onderzoek, dat ik voor mijn rekening zal nemen, naar de conformiteit van de Poolse nationale wetgeving , en niet alleen de Poolse wetgeving, want het feit dat de heer Gargani het geval Polen heeft aangekaart betekent nog niet dat er niet vergelijkbare situaties in andere lidstaten zijn. Ik ben van mening dat een dergelijk onderzoek noodzakelijk is voor alle nieuwe lidstaten.

De tweede taak is een evaluatie van de mogelijkheid dat het Poolse Parlement via wetgeving een oplossing kan vinden voor dit duidelijke conflict, waarvan immers sprake is omdat er een duidelijk onderscheid bestaat tussen de door de wet geregelde status van de in Polen gekozen leden van het Europees Parlement en die van de leden van het Poolse parlement. Er is een duidelijk conflict en het enige gezichtspunt dat naar mijn mening moeilijk te accepteren zou zijn, is dat het aan de Europese Commissie zou zijn om het Europees Hof van Justitie te vragen hoe de Poolse wetgever dient te handelen.

Wanneer het Parlement instemt met dit standpunt, kunnen we er simpelweg op wijzen dat er in Polen een duidelijk verschil is tussen de status van deze twee soorten parlementariërs. Dit is een geheel nieuw probleem en we moeten proberen in een geest van samenwerking naar een oplossing toe te werken.

 
  
MPphoto
 
 

  Tadeusz Zwiefka, namens de PPE-DE-Fractie. (PL) Mijnheer de Voorzitter, de heer Gargani heeft een erg heldere beschrijving gegeven van de situatie van de leden van het Europees Parlement in de context van de Poolse wetgeving en van hun ongelijke behandeling in dezelfde context in vergelijking met parlementsleden in Polen en met senatoren. Ik onderschrijf de stelling van de heer Frattini, die van mening is dat deze situatie een inbreuk vormt op het beginsel van gelijke behandeling van parlementsleden voor de wet.

Ik zou u willen meedelen dat de huidige regeringscoalitie in Polen, die uit het Platforma Obywatelska en de Polskie Stronnictwo Ludowe bestaat, reeds voorbereidingen heeft getroffen om deze wet te wijzigen, zodat er geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen leden van het Europees Parlement, leden van het Poolse parlement en senatoren. Deze wijziging zal in de richting gaan van de bepaling die in de kieswet voor het Europees Parlement is opgenomen, zodat ditzelfde beginsel ook op Poolse parlementsleden en Poolse senatoren van toepassing zal zijn.

.

 
  
MPphoto
 
 

  Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, namens de PSE-Fractie. (PL) Mijnheer de Voorzitter, het huidige debat betreft het probleem van de ongelijke behandeling van Poolse leden van het Europees Parlement en leden van het Poolse nationale parlement wat betreft de criteria voor verkiesbaarheid en het verlies van hun mandaat.

In artikel 9 van de wet van 23 januari 2004 over de verkiezingen voor het Europees Parlement staat dat alleen wie onder meer niet veroordeeld is of vervolgd wordt voor een opzettelijk misdrijf, kandidaat mag zijn bij de verkiezingen voor deze instelling. Artikel 142 van deze wet stelt dat het verlies van het lidmaatschap van het Europees Parlement onder meer kan voortvloeien uit de nietigverklaring van de verkiezing van het lid van het Europees Parlement. Dit betekent dat de veroordeling van een parlementslid (zoals eerder gezegd, gaat het om een lid van het Europees Parlement) voor een opzettelijk misdrijf automatisch leidt tot het verlies van zijn mandaat, terwijl dit voor leden van het Poolse parlement noch een belemmering vormt om deel te nemen aan de verkiezingen, noch het verlies van hun lidmaatschap tot gevolg heeft.

Wat de voorrechten van de leden van het Europees Parlement betreft, stelt het Reglement van het Europees Parlement in artikel 5, punt 1 dat “de leden voorrechten en immuniteiten genieten overeenkomstig het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen”. In de preambule van het Protocol staat dat het voorziet in een regeling voor de kwestie van de voorrechten en immuniteiten, die noodzakelijk zijn om de taken van de Europese Gemeenschappen te volbrengen. Artikel 10(a) van dit Protocol bepaalt dat “de leden tijdens de zittingsduur van het Europees Parlement op hun eigen grondgebied de immuniteiten genieten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend”. Op basis hiervan zijn de leden van het Poolse parlement en van het Europees Parlement door dezelfde immuniteit beschermd. Overeenkomstig artikel 11 genieten “vertegenwoordigers van de lidstaten die aan de werkzaamheden van de instellingen van de Gemeenschappen deelnemen, alsmede hun raadslieden en deskundigen, gedurende de uitoefening van hun ambt en op hun reizen naar en van de plaats van bijeenkomst de gebruikelijke voorrechten, immuniteiten en faciliteiten”.

Het lijdt geen twijfel dat een lid van het Europees Parlement de vertegenwoordiger van een lidstaat is, die aan de werkzaamheden van de instellingen van de Unie deelneemt. Aangezien de leden van het Europees Parlement en van het Poolse parlement dezelfde immuniteiten en voorrechten zouden moeten genieten, zouden ook de regels met betrekking tot hun verkiesbaarheid en het verlies van hun mandaat dezelfde moeten zijn.

Door zijn toetreding tot de Europese Unie heeft Polen zich ertoe verbonden om de in de Unie geldende wetten na te leven, in het bijzonder de regelgeving die een directe impact heeft op het interne rechtsstelsel in de lidstaten. Ik zou daarom willen dat de wetgeving in verband met de status van leden van het Poolse parlement en van het Europees Parlement in Polen zo snel mogelijk wordt gestandaardiseerd. Ik sluit me dus op dit gebied volledig aan bij het standpunt van commissaris Frattini.

 
  
MPphoto
 
 

  Jens-Peter Bonde, namens de IND/DEM-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Poolse wet betreffende verkiezingen tot het Europees Parlement is echt oneerlijk en ondemocratisch vergeleken met de wet betreffende verkiezingen tot het Poolse Parlement. Het afnemen van het lidmaatschap van een afgevaardigde van het Europees Parlement door hem onbekwaam te verklaren is een gemakkelijke manier om druk uit te oefenen op politieke tegenstanders en het geeft de mogelijkheid om op een politieke manier af te rekenen met mensen die meer autoriteit hebben.

En hoewel ze deel uitmaken van de Europese Unie, zijn er jammer genoeg nog heel wat ex-communistische landen die misbruik maken van die wet. Dat is ook wat er gebeurd is met de heer Tomczak. Als leden van het Europees Parlement, vertegenwoordigen de Poolse Parlementsleden niet alleen Polen, maar ook alle Europeanen.

Het is onaanvaardbaar dat de vertegenwoordigers van die Europeanen gediscrimineerd worden omdat er andere wetten gelden voor de leden van het Poolse Parlement. Als een Pools Parlementslid veroordeeld wordt, dan wordt hij niet alleen gestraft onder de Poolse wet, maar dan verliest hij bovendien zijn zetel in het Europees Parlement. Hieruit blijkt duidelijk dat de Poolse leden van het Europees Parlement benadeeld worden ten opzichte van de leden van het nationale Parlement. Dat is onaanvaardbaar en het toont duidelijk aan hoe oneerlijk en onrechtvaardig de Poolse kieswet is.

Mag ik Polen met aandrang vragen de kieswet aan te passen?

 
  
MPphoto
 
 

  Aloyzas Sakalas (PSE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, deze mondelinge vraag is een gevolg van de debatten in de Commissie juridische zaken over de immuniteit van de heer Tomczak.

De immuniteit van de heer Tomczak werd enkele jaren geleden opgeheven door het Parlement. Onlangs heeft de heer Tomczak de commissie verzocht zijn immuniteit te verdedigen. De commissie heeft de aanvraag besproken en er is een ontwerpbesluit opgemaakt. De eindbeslissing werd uitgesteld omdat de commissie informatie had ontvangen waaruit bleek dat, bij het opheffen van de immuniteit, de wettelijke gevolgen voor Europese Parlementsleden anders zouden zijn dan de gevolgen voor Poolse Parlementsleden.

Volgens artikel 9 van de Poolse wet van 23 januari 2004 over de verkiezingen voor het Europees Parlement, leidt een veroordeling voor een misdrijf automatisch tot verlies van het lidmaatschap van het Europees Parlement. Dat is niet het geval voor leden van het Pools Parlement. Dat onderscheid is een inbreuk op de Europese Gemeenschapswet, omdat er verschillende wetgeving van toepassing is op de leden van het nationale Parlement enerzijds en de Poolse leden van het Europees Parlement anderzijds. Dit verschil tussen de Poolse en de Europese wetgeving verdient een verklaring.

Daarom steun ik de mondelinge vraag aan de Commissie volledig. Ik hoop dat de heer Frattini al zijn invloed zal aanwenden om deze ongelijkheid tussen de Poolse wetgeving en de Europese Gemeenschapsrecht te elimineren.

 
  
MPphoto
 
 

  Paul Rübig (PPE-DE) . (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris Frattini, dames en heren, ik ben van mening dat de democratie in Europa steeds verder moet worden ontwikkeld, en er zijn veel aanvallen op ons democratisch systeem van buiten Europa. Natuurlijk nemen de afgevaardigden van het Europees Parlement besluiten over zeer veel kwesties die een rechtstreeks en onmiddellijk effect op de Europese burger hebben. De leden van het Parlement beslissen niet voor zichzelf maar vertegenwoordigen hun kiezers.

Daarom mogen de afgevaardigden van het Europees Parlement niet worden achtergesteld bij de volksvertegenwoordigers van nationale parlementen en mogen de nationale afgevaardigden omgekeerd geen lagere status hebben dan de Europese volksvertegenwoordigers.

Daarom ben ik van mening dat de Commissie moet onderzoeken welke gevolgen het nieuwe statuut, dat in 2009 in werking treedt, op de afgevaardigden uit Polen heeft, welke veranderingen dit statuut met zich mee brengt en of de ongelijkheden op grond van de daarin vervatte beginselen uit de weg kunnen worden geruimd.

 
  
MPphoto
 
 

  Manuel Medina Ortega (PSE) . (ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Frattini heeft zoals gebruikelijk een voorbeeldige juridische analyse uitgevoerd. Het is – zoals de heer Frattini heeft aangegeven – in de huidige omstandigheden vermoedelijk niet nodig direct naar het Hof van Justitie te stappen.

We hebben nu geluisterd naar de heer Zwiefka, die ons iets verteld heeft over een voorstel van de zittende Poolse regering om de wetgeving aan te passen. Nu wil ik de commissaris vragen of de Commissie zich naar aanleiding van het debat dat we hier in het Parlement gevoerd hebben niet beter gewoon tot de Poolse regering kan wenden om te zien of deze regering inderdaad voorstelt de wetgeving aan te passen teneinde het statuut van de Europarlementariërs te harmoniseren met dat van de nationale afgevaardigden.

 
  
MPphoto
 
 

  Marek Aleksander Czarnecki (UEN) . (PL) Mijnheer de Voorzitter, het door de heer Zwiefka geformuleerde voorstel om de situatie van leden van het Europees Parlement gelijk te trekken met die van de leden van het Poolse parlement biedt geen oplossing voor het probleem. De beste oplossing, die overigens reeds deel uitmaakt van de Poolse wetgeving, luidt mijns inziens als volgt: wanneer iemand voor een opzettelijk misdrijf wordt veroordeeld, zou de rechtbank daarnaast ook moeten beslissen om die persoon uit zijn publieke rechten te ontzetten, wat concreet betekent dat hij of zij zich niet meer verkiesbaar kan stellen.

Deze oplossing bestaat onder meer in Frankrijk. Ik zou mijn standpunt met een concreet voorbeeld willen verduidelijken. Onze collega, de heer Onesta, Ondervoorzitter van het Europees Parlement, werd enkele maanden geleden door een Franse rechtbank tot enkele maanden gevangenisstraf met uitstel veroordeeld voor feiten waarvoor een Pools lid van het Europees Parlement volgens de Poolse wet automatisch zijn mandaat zou verliezen. De huidige situatie kan dus in geen geval door de beugel. Ik ben van mening dat we in de richting van de door de heer Frattini voorgestelde oplossing zouden moeten gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Giuseppe Gargani (PPE-DE) . (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren. Nog een paar korte commentaren: Ik ben verheugd dat de deelnemers aan dit debat algemeen erkennen dat het om een gewichtig en netelig probleem gaat. Ik wil met name commissaris Frattini danken, die als goede advocaat de details heeft bestudeerd van deze kwestie, die zijns inziens niet alleen betrekking heeft op Polen. Er is een grondbeginsel in het geding en daarom ben ik, evenals de commissie, zeer tevreden dat u een algemeen onderzoek uitvoert om toe te zien op de naleving van de wetgeving en om te toetsen of de nationale en Europese wetten al dan niet met elkaar stroken.

Het staat evenwel vast dat er geen sprake is van een duidelijk conflict, het is alleen zo dat de Poolse wet wat betreft bepaalde waarborgen in strijd is met het Verdrag. Wanneer een Pools lid van het Europees Parlement zijn zetel zou verliezen, schijnt klaarblijkelijk het artikel van het Verdrag dat deelneming aan de zittingen regelt niet van toepassing te zijn. Vanuit het oogpunt van de Commissie, zoals u zo-even in het debat van de heer Medina hebt gehoord, en ook voor mij gaat het er niet om gerechtelijke stappen te nemen, maar moet de kwestie worden uitgeplozen om een oplossing te vinden. Wanneer onze Poolse collega, de heer Zwiefka, zegt dat deze zaak in Polen al aan de orde is gesteld, dan is er al sprake van vooruitgang.

We hebben vergelijkbaarheid nodig, omdat deze vergelijkbaarheid ervoor zorgt dat Europa borg staat voor de éénheid van de samenwerkende staten, voor het burgerschap en voor gelijke rechten met betrekking tot de vrijheid en de status van iedereen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylwester Chruszcz (NI) . (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou mijn steun willen verlenen aan de vorige sprekers, met wie ik het over het algemeen eens ben. Ik ben van mening dat we onze voorschriften uiteraard zo snel mogelijk moeten harmoniseren. Om duidelijk te maken hoe belangrijk dit is, zou ik de aandacht willen vestigen op het verhaal van onze collega, een lid van het Europees Parlement, de heer Tomczak, die hier vandaag aanwezig is. Hij is in Polen al jaren in een juridische veldslag verwikkeld, die vandaag op zijn einde loopt en beslissend kan zijn voor zijn toekomst als Europees Parlementslid. Het gaat om een zaak over een relatief onbelangrijke kwestie waarbij enkele getuigen ontkennen dat het voorval zich ooit heeft voorgedaan. Het betreft een zaak, die ooit gesloten was, maar wellicht onder invloed van politieke onrust opnieuw werd geopend. De heer Tomczak, die twee keer verkozen is (in 2005 tot Pools parlementslid en in 2004 tot lid van het Europees Parlement), loopt vandaag het risico om zowel zijn immuniteit als zijn mandaat te verliezen. Dit is een onwaarschijnlijke en kwalijke gang van zaken waaraan zo snel mogelijk een einde moet worden gemaakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik vind dat het debat van vanavond twee dingen heeft aangetoond: ten eerste dat volgens de heersende opinie, die door alle sprekers wordt gedeeld en die ik onderschrijf, de ongelijkheid in de behandeling tussen de in Polen gekozen leden van het Europees Parlement en de nationale Poolse parlementsleden moet worden opgeheven, en dat het onderzoek naar deze kwestie moet worden uitgebreid tot alle nieuwe lidstaten van de Europese Unie waar de overeenstemming met de Europese Akte van 1976 nog niet is gecontroleerd.

De tweede conclusie is, en hier wijs ik op het voorstel van de heer Medina Ortega, waarmee ik mee instem, dat het resultaat van dit debat aan de bevoegde instanties van de Poolse regering wordt overhandigd om ze ervan te verwittigen dat deze ongelijke behandeling middels nationale wetgeving dient te worden weggenomen. Ik zal dit doen. Ik verzeker u dat ik formeel contact met de Poolse minister van justitie zal opnemen om hem het algemeen aanvaarde standpunt van dit Huis – dat ik deel – te doen toekomen, dat namelijk de Poolse nationale wetgever weliswaar het soevereine recht heeft te bepalen hoe deze ongelijke behandeling kan worden opgeheven, maar dat de doelstelling tot opheffing van die ongelijkheid moet worden nagestreefd.

Dit is het standpunt dat ik van begin af aan heb voorgesteld. Ik peins er niet over om de Poolse wetgever te vertellen wat hij moet doen, maar ik geloof dat ik de doelstelling kan uitleggen, en deze doelstelling is de opheffing van de ongelijke behandeling met betrekking tot de status van de leden van het nationale Poolse parlement en die van de in Polen gekozen leden van het Europees Parlement.

Ik zal deze informatie zeker doorgeven en zal bovendien aan dit Huis verslag komen uitbrengen met oog op de belangstelling van de heer Gargani en de Commissie juridische zaken voor het onderzoek naar de wetgeving van de elf andere nieuwe lidstaten, zodat de regeringen van andere lidstaten die hetzelfde probleem hebben daarvan op de hoogte kunnen worden gesteld.

 
  
MPphoto
 
 

   De Voorzitter . Het debat is gesloten.

 

21. Stemverklaringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Aan de orde zijn de stemverklaringen.

 
  
MPphoto
 
 

  Paul Rübig (PPE-DE) . (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zou erom willen verzoeken de temperatuur in de zaal op een menswaardig niveau te draaien. Het is hierbinnen soms zo koud dat het bijna nodig is om een jas aan te trekken. Ik verzoek de Administratie zorg te dragen voor een gepaste temperatuur. Dank u wel!

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Hoewel de temperatuur tijdens het debat over het volgende agendapunt misschien vanzelf zal stijgen, zou ik het personeel dat verantwoordelijk is voor de temperatuurregeling in de zaal toch willen vragen om ze te verhogen.

Mondelinge stemverklaringen

 
  
  

- Verslag-Jorgo Chatzimarkakis (A6-0494/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE) . – (CS) Mijnheer de Voorzitter, ik juich het toe dat we groen licht hebben gegeven voor het moderne regelgevingskader voor de verdere ontwikkeling van de automobielindustrie in Europa. Ik ben verheugd dat we voor doelstellingen hebben gekozen die realistisch zijn en een voorzorgsmaatregel vormen met het oog op de stijging van de olieprijs en onze grote ambities op het gebied van veiligheid en milieubescherming. De doelstellingen belemmeren niet het concurrentievermogen van Europa. Hogere eisen aan steeds veiliger wordende auto’s en efficiëntere motoren die een derde minder broeikasgassen uitstoten, zijn doelstellingen die verhogingen van de autoprijzen en de rijkosten met zich mee brengen. Wij beseffen dat deze vereisten voor de mensen met een modale en lagere inkomens op zich niet het belangrijkste motief zullen zijn om vaker van auto te wisselen. Wanneer CARS 21 zijn waarde wil bewijzen is het daarom een eerste vereiste om oude auto’s van de Europese wegen te halen. De sleutel hiertoe is de verandering van de motivatie van de consument. Belastingen en het fiscaal beleid behoren echter niet tot de bevoegdheden van de Europese Unie. Daarom zijn de lidstaten ervoor verantwoordelijk de randvoorwaarden vast te stellen. Het is aan de lidstaten om te bepalen of en wanneer veiligere en milieuvriendelijkere auto’s op onze wegen de plaats in nemen van oude auto’s. Dat zou ook een echt bewijs voor de effectiviteit van CARS 21 zijn.

 
  
  

Schriftelijke stemverklaringen

 
  
  

- Verslag-Jacek Saryusz-Wolski (A6-0517/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk.(FR) Ik heb voor het verslag van mijn Poolse collega Jacek Saryusz-Wolski gestemd, waarin hij voorstelt een positief advies van het Europees Parlement te geven aan de wijziging van de verordening van de Raad uit 2004 over het opzetten van partnerschappen in het kader van het stabilisatie- en associatieproces. Het gaat er om dat de naam van het partnerschap van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië gewijzigd wordt van “Europees partnerschap” in “partnerschap voor de toetreding” om deze naam af te stemmen op de naam van de partnerschappen die zijn opgezet met twee andere kandidaat-lidstaten: Kroatië en Turkije. We zouden trouwens ook rekening moeten houden met de onafhankelijkheid van Montenegro. Op het moment waarop ik deze tekst schrijf, gaan mijn gedachten uit naar Kosovo en ik hoop dat er een vreedzame en Europese oplossing gevonden kan worden voor deze moeilijke situatie

 
  
MPphoto
 
 

  Erik Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. (NL) In december 2005 heeft de Raad aan de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië de status van kandidaat-lidstaat toegekend en in juni 2006 is Montenegro erkend als onafhankelijke staat. In een spoedprocedure zonder debat wordt nu in artikel 1 van de verordening voorgesteld om aan Albanië, Bosnië en Herzegovina, Montenegro en Servië, inclusief Kosovo, een Europees partnerschap toe te kennen en in artikel 1 bis om aan Kroatië en Macedonië een toetredingspartnerschap toe te kennen. De definities van beide constructies zijn vrijwel gelijk. De rapporteur ondersteunt het voorstel van de Europese Commissie en vraagt de Raad om het Parlement opnieuw te raadplegen ingeval hij van dit voorstel wil afwijken. De kans dat die afwijking plaatsvindt lijkt mij reëel. Niet geregeld is hoe de erkenning van de onafhankelijkheid van Kosovo, die binnen enkele weken verwacht wordt, hierin moet worden verwerkt.

Evenmin is duidelijk of dit betekent dat Macedonië langer moet wachten op de start van toetredingsonderhandelingen, en of aan Servië met voorrang een toetredingsperspectief in het vooruitzicht wordt gesteld. Zoals bekend verzetten Nederland en België zich tegen dat laatste zolang oorlogsmisdadiger Ratko Mladić niet is uitgeleverd aan het Joegoslavië Tribunaal (ICTY) in Den Haag. Ik verwacht dit punt dus terug op de agenda, maar stem niet tegen.

 
  
  

- Verslag-Bogusław Liberadzki (A6-0506/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Andrzej Jan Szejna (PSE) , schriftelijk. ?(PL) Ik stem voor het verslag van de heer Liberadzki over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 95/50/EG voor wat betreft de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden.

De heer Liberadzki heeft een uitstekend verslag voorbereid. Ik ben het eens met de rapporteur die het voorstel van de Commissie verwelkomt. Ik zou tevens willen voorstellen om het voorstel zonder wijzigingen goed te keuren.

Richtlijn 95/50/EG legt de procedures vast voor de door de lidstaten uit te voeren controles van het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg. Met het oog op deze controles wordt een lijst met inbreuken voorgesteld, aan de hand waarvan voertuigen een doorrijverbod kan worden opgelegd en kan worden vereist dat zij vóór het voortzetten van de reis in overeenstemming met de voorschriften worden gebracht. Daarenboven is het belangrijk dat elke lidstaat voor ieder kalenderjaar een verslag over de toepassing van deze richtlijn opstelt.

 
  
  

- Verslag-Paolo Costa (A6-0513/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) De onder het mom van de modale overheveling van de weg naar het spoor ingevoerde tol voor vrachtwagens kon, zoals te voorzien was, het treinvervoer niet aantrekkelijker maken, maar werd doorberekend aan de consument. Vooral op de drukste wegen en in de dichtstbevolkte gebieden zal de concentratie op het wegvervoer de bestaande problemen verergeren: filevorming, geluidshinder, milieuvervuiling en vervuiling door fijnstof.

Zorgelijk is ook de onbekommerdheid waarmee sommige transporten worden uitgevoerd. In Oostenrijk hebben wekelijkse gerichte controles van vrachtwagens de veiligheid in het wegvervoer duidelijk verbeterd. Dergelijke controles zouden dienovereenkomstig in de hele EU normale praktijk moeten worden. Indien de Europese Unie belang hecht aan de volksgezondheid en de milieubescherming, dan dient zij de belangrijkste bronnen van schadelijke emissies, namelijk bedrijfswagens met verouderde dieselmotoren, van de weg te halen, om ervoor te zorgen dat de zogeheten “roll-on-roll-off”-treinen economisch aantrekkelijker worden en dat de Overeenkomst inzake de bescherming van de Alpen ten uitvoer wordt gelegd.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. (PL) De rapporteur, de heer Costa, heeft aangetoond hoe discriminaties inzake vrachtprijzen en vervoervoorwaarden weggewerkt kunnen worden. Het is correct dat het via relatief kleine wijzigingen in de bestaande regelgeving mogelijk is om op korte termijn aanzienlijke voordelen te bereiken.

Als schaduwrapporteur zou ik willen benadrukken dat er een consensus is bereikt tussen de Raad, de Commissie en het Parlement.

 
  
  

- Verslag-Ulrich Stockmann (A6-0497/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk.(FR) Ik heb gestemd voor de wetgevingsresolutie over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, waarin de gemeenschappelijke beginselen uiteengezet worden voor het innen van luchthavengelden in communautaire luchthavens, volgens het verslag van mijn Duitse collega Ulrich Stockmann.

Op een moment waarop de Europese luchthavens, voornamelijk in handen van de overheid, privatiseren, waar de gebruikers nog steeds geen duidelijk idee hebben van de diensten en waar de bedrijven evolueren in een context met zeer veel onbekenden, was het normaal dat de luchthavengelden werden vastgelegd binnen een kader.

Ik ben blij met het oprichten van nationale en onafhankelijke regelgevende instanties om deze markt te controleren en ik hoop dat er snel werk gemaakt wordt van een Europese coördinatie die, op termijn, de vorm zal krijgen van een onafhankelijke, Europese regeling.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. (SV) Het voorstel van de Commissie omvat een groot aantal gedetailleerde regels voor de vaststelling van luchthaventaksen. Het behoort tot de taken van de Commissie erop toe te zien dat de concurrentiewetgeving in de EU wordt nageleefd. Het onderhavige voorstel leidt echter tot overdreven bureaucratie en detailregelgeving, wat nadelig is voor de lidstaten die ervoor opteren de luchtvaartsector te dereguleren.

Het Europees Parlement wil dat de gemeenschappelijke principes inzake luchthaventaksen slechts gelden voor luchthavens met meer dan vijf miljoen passagiers per jaar of waar het jaarlijks verkeer meer dan vijftien procent van het aantal passagiers in de betreffende lidstaat bedraagt. Dit standpunt is beter dan het voorstel van de Commissie, dat ook op kleinere regionale luchthavens van toepassing is. Wij moeten vaak afwegen in welke mate gemeenschappelijke EU-regels die een gelijke behandeling van alle acteurs op de interne markt beogen, onze steun verdienen. In dit geval is het duidelijk dat het voorstel van de Commissie een onredelijke bureaucratisering inhoudt.

Om deze redenen hebben wij voor het voorstel van het Europees Parlement gestemd, maar tegen de wetgevingsresolutie in de eindstemming.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Weliswaar bevat het verslag enkele aspecten die het voorstel van de Commissie verbeteren, maar het verslag blijft doordrongen en blijft integraal deel uitmaken van de liberalisering van het luchtvervoer in de EU.

Een verbetering van de transparantie in de methodiek voor de berekening van de luchthavengelden is zonder twijfel toe te juichen. Maar ik ben het in zijn geheel niet eens met een beleid dat erop gericht is een openbare dienst, zoals het luchtvervoer, te liberaliseren en privatiseren om, in dit geval, “een daadwerkelijke concurrerende luchtvaartmarkt” of het principe van “de gebruiker betaalt” en het rendement van een dienst die van algemeen nut zou moeten zijn te bevorderen. Toch moet de regulerende rol aan de publieke ruimte worden onttrokken en worden vervuld door “onafhankelijke beheersorganen” die voor dit doel worden gecreëerd.

De privatisering heeft in deze sector geen meerwaarde opgeleverd voor de geleverde diensten, maar leidt daarentegen tot verlies van werkgelegenheid en verslechtering van de rechten van werknemers en in enkele gevallen tot technische en operationele problemen.

Ik betreur dat onze voorstellen zijn verworpen. Zij beoogden dat de richtlijn erkenning van de beperkingen waar de gebieden met permanente geografische en/of natuurlijke handicaps, zoals de ultraperifere gebieden, tegenaan lopen op te nemen in deze richtlijn en er dienen passende uitzonderingen op de naleving van aan een universele openbare dienst inherente verplichtingen te worden bepaald.

 
  
MPphoto
 
 

  Timothy Kirkhope (PPE-DE), schriftelijk. (EN) De Britse conservatieven zijn voorstander van het extra nauwkeurig controleren van grotere luchthavens wanneer ze een dominante marktpositie innemen. Maar we hebben in het Verenigd Koninkrijk al een strenge reglementering en daarom vinden we dit een onnodige inmenging. Ze zou een tegengesteld effect kunnen teweegbrengen voor de regionale luchthavens, die van groot belang zijn voor de plaatselijke economie.

We hebben voorstellen gedaan om de maatregel te verbeteren, zoals het behouden van een uitstapmogelijkheid op nationaal niveau, of een verhoging van de drempel zodat de meeste regionale luchthavens eraan zouden ontsnappen. Tot nu toe waren onze pogingen zonder resultaat, maar bij de tweede lezing zullen we het opnieuw proberen. Ondertussen houden we ons standpunt in beraad.

 
  
MPphoto
 
 

  Astrid Lulling (PPE-DE), schriftelijk. (DE) Ik heb niet voor het verslag over de richtlijn inzake luchthavengelden gestemd, omdat het voorstel tot een onaanvaardbare discriminatie van de luchthaven Luxemburg zal leiden. Dat is geen manier om met een klein land om te gaan. De toepassing van de richtlijn op de luchthaven Luxemburg met zijn 1,6 miljoen passagiers per jaar en de niet-toepassing op de naaste concurrenten Frankfurt-Hahn en Brussel-Charleroi, die meer dan drie miljoen passagiers verwerken, is een ondraaglijke discriminatie op de interne markt, alleen maar omdat er een nationale grens tussen Luxemburg en de andere luchthavens ligt.

Niet nationale grenzen, maar objectieve criteria moeten van doorslaggevende betekenis zijn voor deze richtlijn, wanneer deze ten doel heeft te voorkomen dat een luchthaven misbruik maakt van zijn marktbeheersende positie.

Bij kleinere luchthavens bestaat, zelfs wanneer ze het enige vliegveld in het land zijn, het risico van dergelijk misbruik niet. Vooral niet in het geval van Luxemburg, waar de voornoemde concurerende luchthavens makkelijk te bereiken zijn die bovendien door lagekostenmaatschappijen worden aangevlogen. Luxemburg is zo klein dat de drie buurlanden binnen dertig minuten per auto te bereiken zijn.

Dit voorstel is een wettelijk opgelegde schending van het evenredigheidsbeginsel die we niet kunnen accepteren. Daarom stem ik uit protest tegen dit voorstel.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik sta achter de inhoud en de beoogde doelstellingen van dit verslag. Het transparanter maken van de manier waarop luchthavengelden berekend worden zal volgens mij leiden tot gelijke concurrentievoorwaarden en het zal de concurrentie in de sector ten goede komen. Dankzij deze plannen zullen Schotse luchthavens beter kunnen concurreren met hun Britse tegenhangers, en zo de dominante positie van grote verkeersknooppunten zoals Londen doen afnemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, als lid van de Commissie vervoer en toerisme spreek ik mijn steun uit voor het verslag-Stockmann inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake luchthavengelden.

Ik acht het echter een paar opmerkingen op hun plaats, met name over het verband tussen de luchthavengelden en de kosten van de geleverde diensten. De delegaties uit Frankrijk en Nederland hebben met Italiaanse steun om een duidelijk verwijzing naar de kosten gevraagd. Hierbij moet erop worden gewezen dat de Italiaanse wetgeving voorziet in een bepaalde verhouding tussen de kosten van de geleverde diensten en de door het bestuursorgaan geheven kosten is gewaarborgd. De bepaling van artikel 5 brengt het Italiaanse systeem meer in overeenstemming met de regeling van de richtlijn, zodat de huidige procedures kunnen worden gehandhaafd, vooropgesteld dat de in artikel 10 bedoelde onafhankelijke regelgevende autoriteit die toezicht houdt op de correcte heffing van de luchthavengelden, en het orgaan dat de nationale heffingsniveaus goedkeurt tot één overheidsinstantie worden samengevoegd. Er moet worden benadrukt dat dit orgaan onafhankelijk moet zijn van zowel bestuursorganen als luchtvaartmaatschappijen.

 
  
MPphoto
 
 

  Alyn Smith (Verts/ALE) , schriftelijk. (EN) Hoewel dit verslag heel wat goede ideeën bevat om de berekening van de luchthavengelden transparanter te maken en voor de eerste keer rekening te houden met de milieuoverwegingen, moeten we, zoals altijd, voorzichtig zijn dat we het kind niet met het badwater weggooien. In mijn kiesdistrict, Schotland, bevinden zich tientallen kleine luchthavens. Vliegen is daar geen luxe maar een noodzaak voor de kwetsbare gemeenschappen. Daarom heb ik mijn steun gegeven aan de amendementen die de luchthavens in de meest afgelegen gebieden vrijstellen van dit regime. Ik kijk uit naar een wettelijk kader dat rekening houdt met de kwetsbaarheid van vele gemeenschappen.

 
  
MPphoto
 
 

  Lars Wohlin (PPE-DE) , schriftelijk. (SV) De grote luchtvaartmaatschappijen hebben erop aangedrongen een specifieke EU-regelgeving voor de heffing van luchthaventaksen door de luchthavens tot stand te brengen. Zij vinden dat de luchthavens lokale monopolies bezitten en hun monopoliepositie misbruiken om onredelijke taksen te heffen. Het Zweedse luchtvaartagentschap LFV en de kleinere luchtvaartmaatschappijen staan echter sceptisch tegenover nieuwe wetgeving. Voor de kleinere maatschappijen zijn nieuwe wetgeving en harmonisatie eerder bedreigende factoren, omdat zij er vaak voor gekozen hebben van en op concurrerende luchthavens te vliegen die lagere taksen hanteren.

Ik heb om verschillende redenen tegen de richtlijn gestemd. Luchthavens vallen nu reeds onder de regels die door de nationale autoriteiten worden vastgesteld en hun actievermogen wordt beperkt door de concurrentieregels binnen de EU. De lidstaten die opteren voor een bedrijfsmodel met hogere luchthaventaksen als gevolg van bijvoorbeeld investeringen of overdracht van eigendom moeten dat in de toekomst ook nog kunnen doen zolang ze niet in conflict komen met de bestaande wetgeving. Het is dus de taak van de lidstaten om te oordelen of hun taksen al dan niet nadelig zijn voor hun concurrentiepositie.

Het Europees Parlement heeft de reikwijdte van de richtlijn beperkt. Ik heb onder andere gestemd voor de wijzigingen die de toepassing van de richtlijn willen beperken tot 67 luchthavens (tegenover 150 luchthavens voordien). Met prijsregulering op EU-niveau kan ik echter niet instemmen.

 
  
  

- Verslag-Johannes Blokland (A6-0406/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk.(FR) In eerste lezing van de medebeslissingsprocedure heb ik gestemd voor een wetgevingsresolutie over het voorstel voor een verordening betreffende de uitvoer en invoer van gevaarlijke chemische producten op basis van het verslag van mijn Nederlandse collega Johannes Blokland.

Ik ben blij dat er een compromis is bereikt want het is noodzakelijk orde te scheppen in de juridische situatie na de intrekking van de vorige verordening uit 2003 door het Hof van Justitie, door deze regelgeving te verbeteren om rekening te houden met de evolutie sinds die datum.

 
  
MPphoto
 
 

  Liam Aylward (UEN), schriftelijk. (EN) Ik heb een positieve stem uitgebracht voor de compromisamendementen waar de meerderheid van de politieke fracties zich in konden vinden en die tot doel hebben een gedeelde verantwoordelijkheid te promoten op het vlak van internationale handel in gevaarlijke chemische stoffen.

De regels die op Europees niveau zijn aangenomen zijn essentieel om een hoge graad van bescherming te kunnen bieden van het milieu en de volksgezondheid. We hopen dat de regels ook op internationaal vlak navolging zullen krijgen.

Het is van het allergrootste belang dat exporteurs en importeurs zich bewust zijn van de risico’s. Landen kunnen dat bewustzijn verhogen, en op hetzelfde moment de wetgevers en de betrokken partijen informeren over de risico’s, door onderling informatie en goede praktijken uit te wisselen en door nationale beslissingen af te dwingen inzake de aanvaardbaarheid van chemische stoffen.

De voorgestelde wetgeving brengt het Verdrag van Rotterdam in de praktijk en heeft als onderliggend principe de deelnemende landen te helpen meer te weten te komen over de kenmerken van gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden. Op die manier beschikken de landen over de informatie en de middelen om de ongewenste import van giftige chemische stoffen tegen te houden door de verplichting en de verantwoordelijkheid te verleggen naar het exporterende land of de exporteur. Deze moet de wetgeving van het importerende land respecteren. Deze wetgeving en dit compromispakket van het Europees Parlement krijgen mijn onverdeelde steun en goedkeuring.

 
  
MPphoto
 
 

  Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. (IT) Ik juich de tenuitvoerlegging van het Verdrag van Rotterdam toe, omdat dit aantoont dat Europa zich terdege bewust is van zijn verplichtingen tot bescherming van het milieu en de gezondheid in derde landen en met name in ontwikkelingslanden. Vanaf heden zal het niet meer mogelijk zijn om gevaarlijke chemische goederen naar landen buiten Europa te exporteren zonder voorafgaande goedkeuring door de bestemmingslanden (de zogenaamde PIC, de procedure voor voorafgaande geïnformeerde toestemming).

We moesten een eind maken aan de bestaande dubbele maatstaven die tot gevolg hadden dat een stof binnen de Europese markt streng werd gereguleerd om het milieu en de gezondheid van de Europeanen te beschermen, maar dat met derde landen vrij gehandeld kon worden zonder dat er voorzorgsmaatregelen of informatieverplichtingen met betrekking tot de gevaren nodig waren. Dit is een kwestie van beleefdheid en solidariteit, met name ten overstaan van landen die over minder middelen voor informatie en risicoanalyse beschikken dan de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel is in september 1998 vastgesteld en op 24 februari 2004 in werking getreden. Bij Verordening (EG) nr. 304/2003 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen is het Verdrag van Rotterdam uitgevoerd.

De Commissie vond het nodig om de Raad en het Europees Parlement voor het Hof van Justitie te dagen, omdat zij het niet eens was met de wijziging van de rechtsgrondslag (van gemeenschappelijke handelspolitiek naar milieu). In zijn arrest van 10 januari 2006 heeft het Hof van Justitie de verordening nietig verklaard, aangezien deze zowel artikel 133 als artikel 175, lid 1, van het Verdrag als tweeledige rechtsgrondslag had moeten hebben. Het Hof heeft tevens bepaald dat de gevolgen van de verordening worden gehandhaafd totdat een nieuwe verordening is vastgesteld die op de passende rechtsgrondslagen is gebaseerd.

De Europese Commissie heeft een nieuw voorstel ingediend om tot een nieuwe verordening op basis van bovengenoemde tweeledige rechtsgrondslag te komen. In zijn stemming van vandaag heeft het Europees Parlement in eerste lezing een reeks amendementen op het voorstel van de Europese Commissie aangenomen die nu met de Raad worden onderhandeld. Wij stemmen daarom voor.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Grossetête (PPE-DE), schriftelijk.(FR) Ik ben tevreden met het akkoord dat voor deze verordening is bereikt in eerste lezing. Er zijn 75 000 verschillende chemische producten op de markt en daar komen elk jaar 1 500 producten bij. De regeringen hebben het dus moeilijk om de talrijke stoffen die mogelijk gevaarlijk zijn en die dagelijks onze grenzen oversteken, te volgen en te beheren.

Met deze verordening zullen deze gevaarlijke chemische stoffen op een rationelere manier gebruikt worden door informatie over hun eigenschappen uit te wisselen. De invoerende landen krijgen dus de instrumenten en de informatie die ze nodig hebben om de mogelijke gevaren te identificeren en om chemische producten te weren die niet in alle veiligheid behandeld kunnen worden.

We moeten erkennen welke problemen uitvoerende landen kunnen hebben om een duidelijke toestemming te krijgen van de invoerende landen. De uitzonderingen die de uitvoerende landen krijgen terwijl ze wachten op een toestemming mogen echter niet langer dan twaalf maanden gelden. Ik ben blij met de goedkeuring van deze maatregel, zodat ongecontroleerde invoer van gevaarlijke chemische producten in derde landen niet mogelijk is.

Met deze verordening kunnen ook de talrijke fouten vermeden worden die vroeger gemaakt werden en die schade hebben toegebracht aan het milieu en aan de volksgezondheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. (PL) De rapporteur, de heer Blokland, merkt terecht op dat het op mondiaal en Europees niveau van groot belang is om adequate regelgeving tot stand te brengen, die zich richt op een hoog niveau van bescherming van milieu en volksgezondheid.

Dankzij de ontwikkeling van een specifieke infrastructuur in de minder ontwikkelde landen kan het onverantwoord gebruik van chemische stoffen, dat anders ten koste zou gaan van het milieu, de economie en de arbeidsomstandigheden, ongetwijfeld worden tegengegaan.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor dit rapport gestemd. Naar mijn mening is de implementatie van het Verdrag van Rotterdam over de voorafgaande geïnformeerde toestemming (PIC) een positieve ontwikkeling op dit beleidsterrein. Door een voorafgaande toestemming verplicht te maken van landen die gevaarlijke stoffen ontvangen, kunnen we voorkomen dat ontwikkelingslanden het slachtoffer worden van verboden chemische stoffen die zonder hun toestemming gedumpt worden in hun spreekwoordelijke achtertuin. Hoewel dit een bemoedigende stap in de goede richting is, moet de naleving van de maatregelen van dichtbij opgevolgd worden door de Commissie.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Gewetenloze handelaren pogen de bijzondere voorschriften te ontduiken die voor het vervoer van chemische stoffen en andere gevaarlijke goederen gelden, zoals een speciale opleiding voor de chauffeurs, kenmerking op het voertuig en dergelijke. Busjes van besteldiensten vervoeren bijtende zuren, explosieve vloeistoffen of munitie, vaak zonder medeweten van de chauffeur. Wanneer zaken zonder etikettering onderweg zijn en vrachtbrieven geen uitsluitsel over de aard van het beestje geven, loopt het personeel bij ongelukken soms levensgevaar. Een brand zou onvoorstelbare gevolgen hebben, niet alleen in de vorm van blijvende schade aan de gezondheid, maar ook verontreiniging van het milieu.

Het is zinvol om de vereisten voor de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen te vereenvoudigen zonder de veiligheid in gevaar te brengen. We moeten er echter ook over nadenken hoe we de overgang naar dubbelwandige olietankers kunnen versnellen om zo de kans op milieurampen te verlagen. Maar vooral moeten in de gehele EU meer gerichte vrachtwagencontroles worden uitgevoerd zodat de zwarte schapen die met onbeveiligde, niet geëtiketteerde of gevaarlijke ladingen onderweg zijn, van de weg worden gehaald.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Sonik (PPE-DE), schriftelijk. (PL) Ik heb voor het verslag van de heer Blokland gestemd over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen.

In het verslag wordt de kwestie van het toestaan van transporten zonder uitdrukkelijke toestemming aan de orde gesteld. Vanuit economisch oogpunt is de bestaande situatie onbevredigend voor Europese exporteurs van chemische stoffen wanneer zij van de importerende landen geen reactie ontvangen op hun verzoeken in verband met de in de bijlagen opgenomen stoffen. Ten gevolge van deze regeling kunnen Europese exporteurs van chemische stoffen waarvoor in Europa strikte beperkingen gelden, deze substanties gemakkelijker buiten de Europese Unie exporteren. Deze flexibelere benadering kan ertoe leiden dat vooral de minder ontwikkelde landen geen enkele bescherming meer zullen genieten tegen de import van gevaarlijke chemische stoffen. Om de ongecontroleerde export van gevaarlijke substanties naar derde landen te vermijden en om de landen die minder goed of helemaal niet in staat zijn om gevaarlijke chemische stoffen te beoordelen, te beschermen, zou de periode van stilzwijgende toestemming korter moeten zijn.

Het is belangrijk dat het Commissievoorstel nader ingaat op de kwestie van de introductie van instrumenten die het de douanediensten gemakkelijker maken om de bepalingen van de verordening te handhaven. Met het oog op de correcte en doeltreffende werking van de in deze nieuwe verordening voorgestelde mechanismen is een nauwe samenwerking tussen de douanediensten en de aangewezen nationale autoriteiten van cruciaal belang. De invoering van de nieuwe voorschriften zou voorafgegaan moeten worden door het opstellen van richtsnoeren aangaande het gebruik van informaticaproducten en informatie. Daarnaast zouden er overeenkomstig de EU-normen opleidingen moeten worden georganiseerd, voornamelijk voor de nieuwe lidstaten.

 
  
  

- Verslag-Csaba Őry (A6-0515/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Bij de eerste lezing van de medebeslissingsprocedure heb ik gestemd voor de wetgevende resolutie ter wijziging van het voorstel van de Europese Commissie ter wijziging van Raadsverordening (EEC) nr. 1408/71 over de toepassing van sociale zekerheidsstelsels voor werknemers, zelfstandigen en leden van hun gezinnen die verhuizen binnen de Gemeenschap, op basis van het verslag van mijn uitstekende Hongaarse collega Csaba Őry. Het verslag omvat de technische wijzigingsvoorstellen bij het voorstel van de Europese Commissie met als doel de verordening duidelijker en beter leesbaar te maken.

Hij is blij dat deze verordening een juist beeld wil schetsen van de evolutie van de juridische situatie van de nationale sociale zekerheidsstelsels en op die manier een gepaste coördinatie wil garanderen op communautair niveau.

 
  
MPphoto
 
 

  Adam Bielan (UEN), schriftelijk. (PL) Onder verwijzing naar het beginsel van de vier fundamentele vrijheiden van de Europese economische integratie, zou ik willen wijzen op het belang van Verordening (EEG) nr. 1408/71, die tot doel heeft het vrije verkeer van werknemers in de Europese Unie te bevorderen.

Hoewel het verslag van de heer Öry hoofdzakelijk kwesties van technische aard behandelt, hebben zij – met het oog op de aanpassing van de bovengenoemde verordening aan de wijzigingen in de socialezekerheidswetgeving van de lidstaten – rechtstreekse gevolgen voor het dagelijks leven van de burgers van de Europese Unie die in een andere lidstaat wonen, werken of op reis zijn.

Ik ga bovendien akkoord met de rapporteur dat bij de tenuitvoerlegging van het mobiliteitsbeginsel in Europa de sociale voorwaarden exact omschreven moeten worden.

Ten slotte zou ik willen benadrukken hoe belangrijk de voorgestelde wijzigingen en het transparante karakter van deze beginselen zijn voor de duizenden Poolse burgers die in het buitenland wonen en werken. Dit is een van de voornaamste redenen waarom ik mijn steun verleen aan het verslag van de heer Öry.

 
  
MPphoto
 
 

  Boguslaw Liberadzki (PSE), schriftelijk. (PL) De heer Öry is terecht van oordeel dat er op EU-niveau nood is aan een goede coördinatie van de socialezekerheidsregelingen tussen de lidstaten.

Door de invoering van aanpassingen die rekening houden met de laatste veranderingen in sommige lidstaten, zou deze verordening in de toekomst wel eens de grondslag kunnen vormen waarop burgers die naar een andere lidstaat reizen zich kunnen beroepen om aanspraak te maken op socialezekerheidsuitkeringen.

 
  
  

- Verslag-Jorgo Chatzimarkakis (A6-0494/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk.(FR) Op basis van het initiatiefverslag van mijn Duitse vriend en collega Jorgo Chatzimarkakis heb ik voor de resolutie gestemd over een concurrentieel regelgevend kader voor de automobielsector naar aanleiding van de mededeling van de Europese Commissie op basis van de groep op hoog niveau “CARS 21”.

Ik wil eerst zeggen dat ik blij ben met de werkwijze die er naar streeft een echte audit van de industrie door te voeren, met alle betrokken partijen, om een industriebeleid uit te tekenen voor de automobielsector met parameters die even belangrijk zijn als koopkracht, banen, veiligheid, mobiliteit, milieu, overheidsheffingen, die op de industrie wegen maar ook innovatie, concurrentiekracht, problemen met tweedehandswagens, de afbraak van voertuigen, enzovoort en dit alles in het kader van een interne markt die nog lang niet is afgerond.

De Europese Unie moet na de afronding van de interne markt voor de consument bijzondere aandacht besteden aan de producenten door samen met hen een Europees industriebeleid uit te tekenen. De automobielsector, waarin wij een lange traditie hebben, moet gesteund worden in de grote veranderingen van vandaag.

 
  
MPphoto
 
 

  Gerard Batten (IND/DEM), schriftelijk. (EN) Hoewel ik het niet oneens ben met de stelling dat het in het algemeen goed zou zijn voor het milieu om de CO2 uitstoot te verminderen, ben ik van mening dat het niet aan de ondemocratische EU is om dit soort beslissingen te nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De Europese automobielindustrie, goed voor ongeveer drie procent van het BBP van de EU en zeven procent van de industriële productie van de Unie, is een van de belangrijkste economische sectoren van de EU, met een totale productie van ongeveer een derde van de wereldproductie.

Het is ook een van de belangrijkste exportsectoren van de EU, met een investering in onderzoek en ontwikkeling van vier procent van de omzet. De sector is een van de belangrijkste werkgevers. Met meer dan twee miljoen rechtstreekse banen en nog eens tien miljoen indirecte banen speelt de automobielindustrie een sleutelrol in het economische, maatschappelijke en culturele leven in Europa.

Maar de sector kampt momenteel met aanzienlijke uitdagingen. Veranderingen op technologisch gebied die elkaar in hoog tempo opvolgen en een sterke internationale concurrentie dwingen de sector zich snel aan te passen. Bovendien moet de sector voldoen aan belangrijke maatschappelijke vereisten, met name op het gebied van milieu en verkeersveiligheid. De sterke interactie tussen de automobielindustrie en beleidsterreinen als milieu, energie en verkeer heeft ertoe geleid dat het een van de meest gereguleerde sectoren is van de EU, waarop ongeveer tachtig richtlijnen en 115 VN/ECE-reglementen van toepassing zijn.

Niet alle ingediende voorstellen verdienen echter onze goedkeuring. Er bestaat een overdreven vasthoudendheid als het gaat om de bescherming van de interne markt en de mededinging, maar er is maar weinig aandacht voor maatschappelijke aspecten, arbeidsaspecten en de onevenredige ontwikkeling van de lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk.(FR) De bedoeling van het verslag-Chatzimarkakis was om de grote lijnen van de concurrentiekracht van de automobielsector voor de toekomst uiteen te zetten en daarbij rekening te houden met verplichtingen op het vlak van milieu, productnormen en veiligheid, de internationale concurrentie,...

We lezen echter tussen de regels de altijd terugkerende vervolging van de automobilist. Wat hebben beperkingen van het stadsverkeer of de grensoverschrijdende achtervolging van inbreuken op de verkeerswet te zoeken in een dergelijk verslag? Zullen we morgen de Europeaan verplichten om, op straffe van boetes en heffingen, zogenaamd “schone” wagens aan te kopen die uitgerust zijn met dure veiligheidstechnologieën, terwijl in Frankrijk het verouderde wagenpark (gemiddeld acht jaar) toe te schrijven is aan financiële problemen van de burger en aan hun zwakke koopkracht? Waarom worden nog maar eens de personenwagens geviseerd die in Frankrijk, bijvoorbeeld, slechts dertien procent van de CO2-uitstoot voor hun rekening nemen, beslist minder dan in landen die niet voor kernenergie gekozen hebben.

De waarheid is dat er een fundamentele tegenstrijdigheid zit in enerzijds de wens om een concurrentiële Europese automobielindustrie uit te bouwen, wanneer alle Europese overheden de kost van wagens blijven verhogen, en anderzijds de consument armer te maken door de aankoop en het gebruik van een wagen met verschillende maatregelen af te raden.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Grossetête (PPE-DE), schriftelijk.(FR) Ik heb voor het verslag gestemd waarin wordt voorgesteld een concurrentieel regelgevend kader op te zetten voor de automobielsector.

Met deze routekaart willen we wagens schoner en veiliger maken en tegelijk de juridische context waarin de Europese automobielsector zich bevindt, vereenvoudigen.

De gevolgen van het verkeer over de weg op de luchtkwaliteit moeten stapsgewijs verminderd kunnen worden naarmate het wagenpark vernieuwd wordt.

Ik ben blij met de goedkeuring van de termijnen door het Europees Parlement. Het jaar 2015 is de uiterste datum om een drempelwaarde van 125 g/km te bereiken voor wagens die op de markt worden gebracht. Deze datum komt overeen met de datum van inwerkingtreding van de EURO VI-normen.

Deze aanpak kan gepaard gaan met aanvullende maatregelen (vervangende brandstoffen, ecologisch rijden, belastingen, enz.) en we moeten bijzondere aandacht besteden aan biobrandstoffen en waterstof.

CARS 21 beveelt een geïntegreerde aanpak aan waarbij de technologie van voertuigen, de infrastructuur en de weggebruikers betrokken worden om de veiligheid op de weg te vergroten (elektronische controle van de stabiliteit, melding bij het niet vastmaken van de veiligheidsgordel, remsystemen, enz.).

Doeltreffende wetgeving is vooral realistisch en de industrie zet al geruime tijd de uitdagingen op het vlak van milieu centraal in haar beleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Kartika Tamara Liotard (GUE/NGL), schriftelijk. (NL) Ik heb tegen het verslag-Chatzimarkakis gestemd, omdat het voorstel van de Commissie milieuvriendelijker is. De rapporteur stelt als doel 125 gram CO2 per km in 2015. Het Commissievoorstel stelt een maximum uitstoot van 120 gram CO2 in 2012, ik heb dit als amendement terug laten komen. Dit heeft het echter net niet gehaald. Ik vraag mij af waar de rapporteur het milieutechnisch slechtere voortstel vandaan haalt zonder beïnvloed te zijn door de automobielindustrielobby. Al jarenlang liggen er vrijwillige overeenkomsten tussen de Commissie en de automobielindustrie om de CO2-uitstoot te beperken. De doelstelling van de Commissie komt niet zomaar uit de lucht vallen en is volgens de automobielindustrie technisch haalbaar en innovatief gezien een exportproduct. Zij zullen dan echter tijdelijk minder winst maken om in de toekomst hun concurrentiepositie te kunnen stabiliseren.

Er wordt oneigenlijk gebruik gemaakt van het argument van verlies van werkgelegenheid. Ik wijs op het feit dat slechts zes procent van de productiekosten van nieuwe auto’s personeelskosten zijn. De keuze van bezuiniging op arbeidskosten staat los van de overstap op 120 gram CO2 per km in 2012. Als de automobielindustrie kiest voor verplaatsing naar lagelonenlanden, dan doet ze dat toch wel.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE) , schriftelijk. − (EN) Ik heb voor het verslag gestemd. Ik vind het heel belangrijk dat de doelstelling van 120 gram CO2 per km in 2012 gehaald wordt. Dat is essentieel in de strijd tegen de klimaatverandering. Hoewel ik erken dat de lidstaten op dit vlak moeten investeren in onderzoek en ontwikkeling in de automobielsector, vind ik dat de automobielindustrie zelf ook een steentje zou moeten bijdragen en engagement moet tonen om de effecten van de klimaatverandering tegen te gaan. Wat deze kwestie betreft, ben ik bovendien voorstander van de richtlijn inzake informatie en consultatie van werknemers.

 
  
MPphoto
 
 

  Erik Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. (NL) Samen met mijn partijgenote Kartika Liotard heb ik gestemd tegen het verslag-Chatzimarkakis, omdat het oorspronkelijke voorstel van de Commissie milieuvriendelijker is. De rapporteur stelt als doel 125 gram CO2 per kilometer in 2015. Het Commissievoorstel wilde een maximum uitstoot van 120 gram CO2 in 2012. Mijn fractie heeft dit vandaag als amendement laten terugkomen, maar dat heeft het niet gehaald. Ik vraag me af waar de rapporteur dit milieutechnisch slechtere voorstel vandaan haalt, als het niet is beïnvloed door de automobielindustrielobby. Al jarenlang bestaan vrijwillige overeenkomsten tussen de Commissie en de automobielindustrie om de CO2-uitstoot te beperken. De doelstelling van de Commissie komt niet zomaar uit de lucht vallen. Die is volgens de automobielindustrie technisch haalbaar en kan een innovatief exportproduct opleveren. Autofabrieken zullen dan wel tijdelijk minder winst maken, wat zij zien als aantasting van de versterking van hun concurrentiepositie.

Er wordt oneigenlijk gebruik gemaakt van het argument dat werkgelegenheid verloren kan gaan. Slechts zes procent van de productiekosten van nieuwe auto’s bestaat uit personeelskosten. Eventueel lagere arbeidskosten staan los van de overstap op 120 gram CO2 per km in 2012. Als de automobielindustrie wil kiezen voor verplaatsing naar lagelonenlanden, zal een minder strenge norm ze daarvan niet weerhouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Wil de Europese automobielsector ook in de toekomst blijven concurreren, wat uitermate belangrijk is, dan moeten wij bij de inspanningen van de EU redeneren vanuit een logica op lange termijn die gericht is op de terugkeer van investeringen in onderzoek en ontwikkeling, in het verbeteren van het functioneren van de interne markt door noodzakelijke wetgeving of vereenvoudiging van administratieve procedures, waardoor deze processen minder kostbaar en sneller uitvoerbaar zijn. De mededelingen in het verslag wijzen erop dat een geïntegreerde aanpak op milieugebied, waaronder het toepassen van nieuwe technologieën voor motoren, milieuvriendelijkere brandstoffen en extra inspanningen op het gebied van verkeer, het gedrag van automobilisten en het beheer van infrastructuren, bijdraagt tot een verdere vermindering van de uitstoot van broeikasgassen.

Ik vind deze aspecten erg belangrijk en de financiering van noodzakelijke investeringen moeten gericht worden op openbaar-particulier partnerschap als nieuw instrument voor industrieel onderzoek en technologische ontwikkeling. Tot slot wil ik nog wijzen op de internationale dimensie die dwingende maatregelen verplicht stelt om de toegang tot met name de Aziatische markten te verbeteren door middel van multilaterale onderhandelingen en bilaterale handelsovereenkomsten.

Ik heb daarom voor het verslag inzake het Cars21-initiatief gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Brian Simpson (PSE), schriftelijk. (EN) Ik zal voor het verslag-Chatzimarkakis stemmen, hoewel ik van mening ben dat de auto-industrie meer inspanningen moet doen om de uitstoot van de wagens die ze produceert te verminderen.

Het is al te gemakkelijk om de auto aan te wijzen als de grote boosdoener wat milieuproblemen betreft, al is het wel waar dat de auto zoals we die momenteel kennen, op dat vlak nog veel te wensen overlaat. Maar we moeten samenwerken met de industrie en hen duidelijk maken dat er dringend meer milieuvriendelijke wagens geproduceerd moeten worden.

De motorvoertuigenindustrie stelt heel wat mensen tewerk en levert een belangrijke bijdrage tot de lokale, regionale en nationale economie. Daarom mogen we, in tegenstelling tot wat sommige Parlementsleden vinden, niet neerkijken op de auto-industrie.

Ik ben wel bezorgd over het onderdeel van het verslag waarin duidelijk gesteld wordt dat het CAR 21-concept gepromoot moet worden aan de hand van fiscale maatregelen en fiscale harmonisatie.

Dat is voor mij een stap te ver. Het is het enige onderdeel dat mijn steun niet krijgt. Maar ik ben wel tevreden over dit verslag en ik zal het steunen omdat het over het algemeen getuigt van een evenwichtige en praktische aanpak.

 
  
MPphoto
 
 

  Renate Sommer (PPE-DE), schriftelijk. (DE) Het verslag “CARS 21: Een concurrerend regelgevingskader voor de automobielindustrie voor de 21e eeuw” heeft mijn volledige ondersteuning. Dit verslag kan ertoe bijdragen om het concurrentievermogen van de automobielindustrie te versterken.

Naast het opleggen van nieuwe verplichtingen aan de industrie in de vorm van milieuvoorschriften is het noodzakelijk dat we vereenvoudigingen voor deze sector invoeren, de bureaucratie verminderen en het beginsel van betere wetgeving toepassen. Bovendien moet de automobielsector kunnen profiteren van meer financiële middelen voor onderzoek en ontwikkeling.

Vooral met het oog op het bereiken van de CO2-streefgetallen is het belangrijk om de indeling eerder op de parameter “gewicht” van het voertuig te baseren dan op de “koolstofvoetafdruk”. Alleen tussen het gewicht van het voertuig en de CO2-uitstoot bestaat een direct verband. De koolstofvoetafdruk levert niet zo’n correlatie op en leidt alleen maar tot een concurrentienadeel voor de Duitse automobielindustrie.

We hebben uitdrukkelijk gepleit voor een geïntegreerde aanpak die rekening houdt met alle mogelijkheden ter vermindering van CO2-emissies. We willen dat zowel het individuele rijgedrag, prikkels voor het gebruik van schonere auto’s, het gebruik van biobrandstoffen als ook de bevordering van nieuwe voertuigtechnologieën een bijdrage leveren aan de vermindering van deze emissies. Dit is niet alleen een uitdaging voor autofabrikanten, maar voor alle belanghebbenden.

 
  
MPphoto
 
 

  Søren Bo Søndergaard (GUE/NGL), schriftelijk. (EN) Ik heb tegen het verslag-Chatzimarkakis gestemd, omdat het voorstel van de Commissie milieuvriendelijker is. De rapporteur stelt als doel 125 gram CO2 per km in 2015. Het Commissievoorstel stelt een maximum uitstoot van 120 gram CO2 in 2012, ik heb dit als amendement terug laten komen. Dit heeft het jammer genoeg niet gehaald. Ik vraag mij af waar de rapporteur het milieutechnisch slechtere voorstel vandaan haalt zonder beïnvloed te zijn door de automobielindustrielobby. Al jarenlang liggen er vrijwillige overeenkomsten tussen de Commissie en de automobielindustrie om de CO2-uitstoot te beperken. De doelstelling van de Commissie komt niet zomaar uit de lucht vallen en is volgens de automobielindustrie technisch haalbaar en innovatief gezien een exportproduct. Zij zullen dan echter tijdelijk minder winst maken om in de toekomst hun concurrentiepositie te kunnen stabiliseren.

Er wordt oneigenlijk gebruik gemaakt van het argument van verlies van werkgelegenheid. Ik wijs op het feit dat slechts zes procent van de productiekosten van nieuwe auto’s personeelskosten zijn. De keuze van bezuiniging op arbeidskosten staat los van de overstap op 120 gram CO2 per km in 2012. Als de automobielindustrie kiest voor verplaatsing naar lagelonenlanden, dan doet ze dat toch wel.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE-Fractie), schriftelijk. (NL) De transportsector zorgt voor één vijfde van de broeikasuitstoot. Duurzame, zuinige en schone wagens kunnen een serieuze bijdrage leveren in de strijd tegen de klimaatverandering. Inzetten daarop kan de toekomst van de automobielindustrie behoorlijk versterken. Helaas is deze boodschap onvindbaar in de reactie van Commissie en Parlement op het CARS 21-document.

Onze amendementen proberen een aantal kernpunten weer te geven: individuele mobiliteit en de automobielsector moeten worden bekeken in een bredere context van duurzame mobiliteit. We benadrukken dat de toenemende wereldwijde vraag naar transportbrandstoffen kan leiden tot de exploitatie van oliebronnen die aanzienlijke negatieve milieu-invloeden hebben zoals teerzand of synthetisch kolengas. Er moeten verder maatregelen genomen worden om de brandstofefficiëntie in de sector aanzienlijk te verbeteren. De keuze voor agrobrandstoffen kan voorts alleen, als de Commissie zorgt voor een bindend allesomvattend certificatiesysteem met sterke sociale en milieucriteria.

Tenslotte willen we ook de paragrafen schrappen die (1) de autosport en Formule 1-wedstrijden voorstellen als mogelijke bijdrage tot meer milieuvriendelijke technologieën en (2) autofabrikanten de mogelijkheid bieden auto’s te produceren die meer CO2 uitstoten indien deze uitstoot het gevolg is van op EU-niveau getroffen wettelijk bindende maatregelen.

Het gros van onze amendementen werd verworpen. Ik stem dan ook tegen dit verslag.

 
  
  

- Verslag-Piia-Noora Kauppi (A6-0481/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. (FR) Ik heb voor de resolutie van het Europees Parlement over de fiscale behandeling van verliezen in grensoverschrijdende situaties gestemd op basis van het verslag van mijn uitstekende collega Piia-Noora Kauppi, als antwoord op de mededeling van de Europese Commissie over hetzelfde onderwerp. Ik maak me ernstige zorgen om de negatieve gevolgen voor de werking van de interne markt van de verschillende stelsels die toegepast worden door de lidstaten op het vlak van grensoverschrijdend verlies.

Dit is een zeer geschikt moment want in de context van het recente besluit van het Europees Hof van Justitie in de zaak Marks & Spencer is de compensatie voor grensoverschrijdende verliezen, door het ontbreken van grensoverschrijdende aftrek van deze verliezen, over het algemeen beperkt tot de winst die werd gemaakt in de lidstaat waarin de investering gedaan werd. Deze situatie vervalst de beslissingen van ondernemingen op de interne markt. Het is absoluut noodzakelijk de stelsels voor rechtstreekse belastingen van de lidstaten binnen de interne markt op elkaar af te stemmen.

Maar dit moet een voorlopige oplossing zijn want op langere termijn moeten we een geconsolideerd, gemeenschappelijk pakket goedkeuren voor de belasting van ondernemingen. Dit moet een volledige oplossing zijn om de fiscale hindernissen weg te werken die gepaard gaan met de grensoverschrijdende verrekening van verlies en winst.

 
  
MPphoto
 
 

  Proinsias De Rossa (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor het verslag-Kauppi gestemd omdat er nood is aan een doorgedreven en gedetailleerd debat over de verschillende omstreden kwesties die in dit verslag aan bod komen. Bedrijven hebben de verantwoordelijkheid de maatschappij te steunen met een deel van hun winst door middel van eerlijke belastingen en het is belangrijk dat we erop toezien dat de verschillende systemen voor vennootschapsbelasting niet tot gevolg hebben dat bedrijven die verantwoordelijkheid kunnen ontlopen

Er moet echter bijzondere aandacht geschonken worden aan de mogelijk negatieve gevolgen die een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting kan hebben voor kleine landen als Ierland, die voor hun welvaart en werkgelegenheid in grote mate afhankelijk zijn van de buitenlandse investeerders die ze aantrekken.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Helaas zijn de door onze Fractie ingediende amendementen verworpen. Dit betrof voornamelijk amendementen die een ander standpunt vertegenwoordigden dan de amendementen die eindelijk zijn goedgekeurd.

Dit was ook het geval bij ons standpunt met betrekking tot de beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in de zaak Marks & Spencer, die bestond uit de belemmering van het recht van de lidstaten om een verzwakking van de respectievelijke belastingstelsels te vermijden. In grensoverschrijdende situaties moet de bevoegdheid op fiscaal gebied tussen de belanghebbende lidstaten worden verdeeld ter voorkoming van dubbele compensatie van verliezen en het risico op belastingontduiking.

Ook moet er sprake zijn van grensoverschrijdende verliescompensaties om te voorkomen dat bedrijven zullen proberen er voor te zorgen dat hun winsten belast worden in landen met lage belastingtarieven en niet in langen met hogere belastingtarieven. De mogelijkheid tot compensatie van mogelijke grensoverschrijdende verliezen is dan ook alleen gerechtvaardigd in het geval van onderling met elkaar verbonden onderdelen van hetzelfde bedrijf, of met andere woorden, als deze onderdelen in economische en organisatorische zin geïntegreerd zijn.

Het is vooral noodzakelijk om de voorwaarden voor redelijke en gelijke belastingen te waarborgen, waarmee belastingontduiking wordt voorkomen en het goede functioneren van de openbare diensten en een rechtvaardigere inkomensverdeling wordt gewaarborgd.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. (SV) De interne markt is de grootste bijdrage die de EU levert aan de democratie en welstand in Europa.

Dit verslag beoogt zogezegd een betere werking van de interne markt door een harmonisatie van de heffingsgrondslagen, in dit geval door een harmonisatie van de manier waarop grensoverschrijdende verliezen gehanteerd worden. Het verslag heeft echter een ondoordacht uitgangspunt. Een harmonisatie van de heffingsgrondslagen treft de landen op een verschillende manier naargelang de structuur van hun economie. De economie van sommige lidstaten steunt vooral op zware basisindustrie met enorme, langdurige investeringen, terwijl ze in andere beheerst wordt door dienstverlenende ondernemingen en lichte mechanische industrie.

Wij zijn daarom van mening dat het probleem van de harmonisering van de heffingsgrondslagen grondiger bestudeerd dient te worden alvorens een verslag als dit in het Parlement aan de orde komt.

 
  
MPphoto
 
 

  Małgorzata Handzlik (PPE-DE), schriftelijk. (PL) Dames en heren, belastingen zijn ongetwijfeld een van de meest gevoelige kwesties binnen de Europese Unie. Zodra hierover op internationale fora wordt gediscussieerd, wordt er massaal kritiek geuit, voornamelijk omdat de lidstaten jaloers vasthouden aan hun recht om de belastingen te bepalen.

Tijdens de discussies over het verslag van mevrouw Kauppi over de fiscale behandeling van verliezen in grensoverschrijdende situaties werd de kwestie van de belastingen aan een grondige analyse onderworpen. Het verslag besteedt veel aandacht aan de voornaamste problemen in verband met filialen van bedrijven die van verschillende belastingstelsels profiteren, vaak in het kader van één bedrijf, maar in meerdere landen.

Het lijdt geen twijfel dat de Europese Unie een concurrerend belastingrecht nodig heeft. Ik doel hiermee in geen geval op geharmoniseerde, maar op concurrerende bepalingen die geen overdreven belemmering vormen, maar – integendeel – een stimulans zijn om een zaak te beginnen.

.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Naar mijn mening is het harmoniseren van de belastingtarieven niet de goede manier om de obstakels die de grensoverschrijdende handel belemmeren uit de weg te ruimen. Dat is namelijk de taak van de individuele, nationale wetgevende macht. Daarom heb ik me onthouden bij de stemming over deze kwestie.

 
  
MPphoto
 
 

  Alyn Smith (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Mijnheer de Voorzitter, soms vraag ik me af of het wel zin heeft om tijd en moeite te investeren in de verslagen die we hier opstellen. Het belastingbeleid moet een bevoegdheid van de lidstaten blijven en elke poging van wie dan ook om de bevoegdheid van de Gemeenschap naar dit beleidsvlak uit te breiden zal stuiten op het verzet van onze kiezers, de nationale regeringen en de bedrijfswereld. Bijgevolg ben ik het oneens met een groot deel van dit verslag en, hoewel ik niet neerkijk op het harde werk dat duidelijk aan dit verslag is voorafgegaan, durf ik het nut ervan in twijfel te trekken.

 
  
  

- Verslag-Glenis Willmott (A6-0518/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh och Inger Segelström (PSE), schriftelijk. (SV) De Zweedse sociaal-democraten begroeten de communautaire strategie voor gezondheid en veiligheid op het werk en hebben daarom voor het verslag gestemd. Het is belangrijk dat er criteria worden vastgesteld voor het aantal arbeidsinspecteurs in Europa. Volgens de aanbevelingen van de ILO moet er één arbeidsinspecteur voor 10 000 werknemers zijn. Het is dan ook bedroevend dat Zweden door de besparingen van de regering niet meer voldoet aan de norm die de ILO en nu ook het Europees Parlement hebben vastgesteld. Na de besparingen van de regering zullen er in Zweden nog slechts 0,7 inspecteurs per 10 000 werknemers zijn. Ter vergelijking: in Denemarken zijn het er minstens twee.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. (FR) Op basis van het verslag van mijn Britse collega Glenis Willmott heb ik voor de resolutie van het Europees Parlement gestemd over een communautaire strategie voor de periode 2007-2012 voor de gezondheid en veiligheid op het werk, als reactie op de mededeling van de Europese Commissie over dit onderwerp.

Bijna 500 000 mensen per jaar sterven of worden blijvend invalide omwille van redenen die verband houden met het werk. We moeten blij zijn met de doelstelling van de Europese Commissie om de ongevallen op het werk gemiddeld met 25 procent te doen dalen in de Unie. Ik ben voorstander van betere acties van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk, gevestigd in Bilbao (Spanje).

In dit dossier, en ruimer gezien in de Europese sociale constructie, vind ik het jammer dat noch in het verslag, noch in de mededeling van de Europese Commissie, de essentiële vereiste genoemd wordt van het steunen van de sociale partners. We moeten er op blijven wijzen dat zij, binnen het kader van de huidige verdragen, via artikel 137 en volgende van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (VEG) – en ook bevestigd in het verdrag van Lissabon dat momenteel wordt geratificeerd – juridische instrumenten in handen hebben gekregen voor het opzetten van een Europees sociaal recht.

 
  
MPphoto
 
 

  Philip Bushill-Matthews (PPE-DE), schriftelijk. (EN) Dit is een niet-wetgevend verslag, dat als een rechtstreeks gevolg van onze inbreng grondig herbekeken is geweest in de Commissie. Er is dus geen reden voor verdeeldheid om partijpolitieke redenen, hoewel we wel enkele bijkomende amendementen hebben ingediend voor de plenaire vergadering.

In zijn oorspronkelijke, onbewerkte vorm streefde het verslag op verscheidene vlakken naar meer prescriptieve EU-wetgeving. Nu legt het meer de nadruk op de vereenvoudiging van de regelgeving en het verminderen van de administratieve lasten en gaat er meer aandacht naar het helpen van KMO’s. Het erkent dat het in de eerste plaats de lidstaten zijn die veiligheid en gezondheid op het werk moeten promoten. We zijn er trots op dat dankzij ons het oorspronkelijke voorstel opmerkelijk is afgezwakt tot een verslag dat voor iedereen aanvaardbaar is. Het waarborgen van de gezondheid en veiligheid op het werk is iets dat ons allen aanbelangt.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het door de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken goedgekeurde verslag bevat belangrijke aspecten van de strijd voor betere leef- en arbeidsomstandigheden met inbegrip van een verbetering van de bescherming van gezondheid en veiligheid, maar jammer genoeg zijn diverse voorstellen gewijzigd op voorstel van de PPE en is punt 59 verworpen die benadrukte dat een betrekking voor onbepaalde duur een belangrijk factor is voor de gezondheid en veiligheid op het werk. Vandaar onze onthouding bij de eindstemming.

Bezorgd over het feit dat de vermindering van het aantal arbeidsongevallen en gevallen van beroepsziekten niet gelijk gespreid is, omdat bepaalde categorieën werknemers (bijvoorbeeld migranten, werknemers met onzekere contracten, vrouwen, jongere en oudere werknemers) en bepaalde lidstaten een veel hoger aantal beroepsongevallen en -ziekten laten zien dan gemiddeld in de EU, verzoekt het Europees Parlement de Commissie om in het kader van haar strategie speciale aandacht te schenken aan de bijzonder risicovolle activiteiten en sectoren.

Niettemin is het positief dat het punt waarin wordt bepaald dat te lange werktijden en te weinig rust een bepalende factor zijn voor de toename van het aantal ongevallen en ziekten die verband houden met het werk is goedgekeurd en dat wordt verzocht om te zorgen voor een billijk evenwicht tussen werk en een gezinsleven.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. (SV) De Junibeweging is van mening dat gezondheid en veiligheid op het werk in principe nationale aangelegenheden zijn. Uiteraard zijn alle aspecten – van asbestsanering op de werkplek tot de bescherming van verplegend personeel dat scherpe instrumenten hanteert – belangrijk. Wij hebben er echter alle vertrouwen in dat de lidstaten in staat zijn op dit vlak nationale strategieën vast te stellen en ten uitvoer te brengen. Wij vragen ons bijgevolg af welke concrete meerwaarde gemeenschappelijke EU-standpunten op dit terrein te bieden hebben. Om deze reden hebben wij voor de amendementen gestemd die een beperking van de strategie voor gezondheid en veiligheid op het werk beogen en in de eindstemming hebben wij tegen het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE), schriftelijk. (RO) Ik ben voor dit verslag en steun het voorstel om de Europese structuurfondsen te gebruiken voor investeringen in de infrastructuur van de mijnbouw teneinde de vele beroepsongevallen in deze sector te voorkomen.

De Europese Unie kan zonder financiële steun aan de lidstaten geen geloofwaardige strategie opzetten voor de veiligheid op de werkplek. De mijnbouw is de veruit de zwaarst getroffen industrie van Roemenië, waar de meeste beroepsongevallen gebeuren en de nationale middelen ontoereikend zijn om de werkomstandigheden te verbeteren. De Europese Unie kan deze situatie verhelpen door fondsen ter beschikking te stellen aan de lidstaten.

Ik zou ook graag willen voorstellen dat een deel van de Europese middelen die in het kader van het werkprogramma voor menselijk kapitaal beschikbaar zijn, gebruikt worden voor de opleiding en uitrusting van arbeidsinspectieorganen. Het is belangrijk dat alle lidstaten het door de World Labour Organization vastgestelde minimumniveau van ten minste één arbeidsinspecteur per 10 000 werknemers bereiken.

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Lang (NI), schriftelijk.(FR) De ongetwijfeld erg nobele doelstellingen die worden geformuleerd op het vlak van gezondheid en veiligheid op het werk voor de periode 2007-2012 zullen ongetwijfeld niet gehaald worden, net zomin als de doelstellingen uit de strategie van Lissabon tegen het jaar 2010 verwezenlijkt zullen zijn. Bovendien loopt de wetgeving in Europa zo sterk uiteen dat deze zaken moeilijk op communautair niveau geregeld kunnen worden. Het grootste risico bestaat er in dat een eenmaking zou leiden tot minder strenge normen op het vlak van veiligheid en gezondheid.

Europa zou niet te veel de nadruk mogen leggen op de troeven en voordelen die Europa te bieden heeft, maar het zou concrete actie moeten ondernemen om iets te doen aan de situatie die werknemers echt kwetsbaar maakt: onzekerheid, werkloosheid en armoede. Dus enkel kwesties inzake gezondheid en veiligheid op het werk krijgen een plaats in deze wetgeving in opbouw.

Onze Europese leiders vergissen zich. Door immigratie te stimuleren, verlaag je de armoedegrens niet, verminder je armoede niet en doe je de groei niet toenemen. Het bewijs is er: in tien jaar tijd is de immigratie nooit zo hoog geweest en de groei nooit zo laag ten opzichte van de rest van de wereld. De communautaire strategie voor gezondheid en veiligheid op het werk heeft geen rekening gehouden met deze parameters. Wij zullen dus tegen dit verslag stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Naar mijn mening brengt dit bemoedigende verslag ons een stap dichter bij het garanderen van een veiligere werkplek. Het is essentieel de investeringen inzake veiligheid en gezondheid op te drijven om te kunnen garanderen dat de normen voor veiligheid en gezondheid gehaald worden, vooral in risicovolle sectoren als mijnbouw, staalnijverheid en scheepsbouw. Uit de oproep om gezondheidswerkers te beschermen tegen door bloed overgedragen infecties en nieuwe wetgeving op te stellen over beroepsziekten blijkt dat de gevaren waaraan werknemers dagelijks worden blootgesteld ingrijpend veranderd zijn. Daarom heb ik voor het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Alyn Smith (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is een waar genoegen onze rapporteur te feliciteren met zijn evenwichtig verslag dat rekening houdt met een belangrijke strategie. De EU hebt namelijk een belangrijke rol gespeeld in het versterken van de Europese normen inzake veiligheid en gezondheid op het werk, en met de communautaire strategie 2007-2012 lijken we dat werk te gaan voortzetten. Maar we moeten wel steeds in gedachten houden dat er een moment komt waarop de normen streng genoeg zijn en we de nadruk moeten leggen op de naleving ervan, in plaats van de last van regelgeving en wetgeving nog te verzwaren. We moeten op dat vlak proberen het juiste evenwicht te vinden en dit verslag is daarbij een stap in de goede richting.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. (NL) Gezondheid en veiligheid op het werk nemen een uitermate belangrijke plaats in op de Europese agenda en in de Lissabonstrategie. Hoe meer daarin geïnvesteerd wordt, hoe hoger de productiviteit en hoe lager de uitgaven inzake sociale zekerheid. Het vorige beleidsplan zorgde bijvoorbeeld al voor een significante vermindering van het aantal arbeidsongevallen op de werkvloer. Voor de nieuwe beleidsperiode (tot 2012) streeft men opnieuw naar een vermindering met 25 procent en neemt de Commissie het engagement om KMO’s te steunen met betrekking tot de uitvoering van het bestaande regelgevingskader.

Het verslag- Willmott verbetert het Commissievoorstel aanzienlijk. Het zoekt naar een juiste mix van strengere en betere arbeidsinspectie, effectieve preventie, adequate stimuli en sancties, samen met de uitwisseling van beste praktijken en meer werknemersparticipatie. Door enkele groene amendementen zoals extra aandacht voor de beroepsgroep van (vrouwelijke, migranten) uitzendkrachten, tijdelijke en laaggeschoolde werknemers en aandacht voor de onderliggende oorzaken van het ontstaan van geestesziekten en voor de geestelijke gezondheid, voor verslaving en psychologische gevaren op het werk, zoals stress, lastiggevallen en gepest worden, en ook geweld, krijgt het verslag mijn volle steun.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk.(EL) De communautaire strategie 2007-2012 voor gezondheid en veiligheid op het werk gaat niet in op de eigenlijke oorzaken van ongelukken en versluiert de onverantwoordelijkheid van het kapitaal. De voorgestelde maatregelen zijn versnipperd en beperken zich tot het beheersen van de huidige criminele werkelijkheid ten koste van de werkende klasse en werknemers in het algemeen.

Beroepsongevallen zijn de hoge prijs die de leden van de werkende klasse moeten betalen voor de weerzinwekkende verspreiding van het kapitalisme in het belang van de winst.

Beroepsongevallen nemen in Griekenland en de andere EU-lidstaten ieder jaar weer gestaag toe. Bij deze ongevallen laten duizenden arbeiders het leven en lopen duizenden anderen blijvende gezondheidsproblemen op.

De Europese Unie schuift, conform de werknemersonvriendelijke strategie van Lissabon, de verantwoordelijkheid af op de werknemers en werkt aan de versterking van de privatisering op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk, doordat ze externe particuliere bureaus wil toelaten, waardoor de openbare controle verslechtert, terwijl zij zwijgt over de verantwoordelijkheid van de ondernemingen.

 

22. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE) . – (CS) Mijnheer de Voorzitter, is het mogelijk dat de speciale regels in het vervolg vaker worden toegepast of gaat het hier vandaag om een eenmalige gebeurtenis? Zou u een antwoord kunnen geven op mijn vraag?

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Als ik het goed begrijp, was dit een uitzonderlijke situatie door het grote aantal aanvragen. Ik hoop dat deze situatie zich niet meer zal voordoen.

 

23. Sluiting van de vergadering
  

(De vergadering wordt om 23.05 uur gesloten)

 
Juridische mededeling - Privacybeleid