Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2008/2552(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

O-0032/2008 (B6-0020/2008)

Debatten :

PV 23/04/2008 - 14
CRE 23/04/2008 - 14

Stemmingen :

Aangenomen teksten :


Volledig verslag van de vergaderingen
Woensdag 23 april 2008 - Straatsburg Uitgave PB

14. Vrijhandelsakkoord met de Samenwerkingsraad van de Arabische Golfstaten (debat)
PV
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het debat over de mondelinge vraag aan de Commissie van Helmuth Markov, namens de Commissie internationale handel, over de recente ontwikkelingen in de onderhandelingen over de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en de Samenwerkingsraad van de Arabische Golfstaten (O-0032/2008 - B6-0020/2008).

 
  
MPphoto
 
 

  Androula Vassiliou, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, sommigen zullen zeggen dat de onderhandelingen over de vrijhandelsovereenkomst met de landen van de Samenwerkingsraad van de Arabische Golfstaten zeventien jaar hebben geduurd. In feite is er pas vanaf 2002 over de inhoud gesproken. Wij, de Commissie, maar ook de vertegenwoordigers van de lidstaten van de Raad hopen deze onderhandelingen zo snel mogelijk af te ronden. We weten dat de vrijhandelsovereenkomst zal bijdragen aan het verdiepen van de betrekkingen tussen onze regio’s. De onderhandelingen voor de vrijhandelsovereenkomst zijn in 2007 versneld uitgevoerd, met als hoogtepunt het bezoek van commissaris Mandelson aan Doha in december 2007, wat een aanzienlijke politieke steun in de rug is geweest. We hebben een goede progressie geboekt op alle terreinen en zijn dichter dan ooit bij een overeenkomst.

Er zijn echter nog enkele uitstaande kwesties die van belang zijn om voor de EU werkelijke voorkeurstoegang te waarborgen tot de markt van de GCC, zonder discriminatie in vergelijking met anderen. Deze kwesties betreffen invoerrechten, enkele uitzonderingen op het gebied van energiediensten, met name door de Verenigde Arabische Emiraten, en bepaalde horizontale bepalingen van de overeenkomst, zoals concurrentie en intellectuele eigendom. In januari werd een onderhandelingsronde afgelast. Sindsdien is er van de kant van de GCC geen enkele terugkoppeling meer geweest. We hopen nu dat we de volgende ronde begin mei kunnen laten plaatsvinden, tegelijkertijd met de vergadering van het Gemengd Comité EU-GCC, die op 6 mei is gepland.

Ons doel blijft het boeken van progressie in de komende ronde en het zo spoedig mogelijk afsluiten van de onderhandelingen, hopelijk in de eerste maanden van het Franse voorzitterschap. De vrijhandelsovereenkomst is gericht op het creëren van een voorkeursrelatie tussen de EU en de GCC, overeenkomstig WTO-beginselen en -disciplines. Deze zal zo leiden tot de liberalisering van vrijwel alle handel tussen partijen. De overeenkomst is ook gericht op het ondersteunen van de lidstaten van de GCC bij hun beleid van economische diversificatie door middel van het stimuleren van verdere economische hervormingen en het bieden van de mogelijkheid om meer buitenlandse investeringen in te brengen, naast de toenemende dynamiek van binnenlandse investeringen in de regio.

De vrijhandelsovereenkomst bevat belangrijke verplichtingen op het gebied van handel in diensten, investeringen door beide kanten en wederzijdse toegang tot markten voor overheidsopdrachten, ook in de energie- en vervoerssectoren. De overeenkomst behelst ambitieuze schema’s voor tariefliberalisering, ook in de sector chemie. En, last but not least, de overeenkomst behelst niet-tarifaire gebieden, zoals technische belemmeringen voor handel, sanitaire en fytosanitaire normen of intellectuele eigendom.

Deze Vergadering heeft zijn zorgen uitgesproken over het feit dat de vrijhandelsovereenkomst waarover wordt onderhandeld met de Samenwerkingsraad van Arabische Golfstaten geen clausules bevat over mensenrechten en sociale en milieunormen. Laat me dan ook eerst duidelijk maken dat het huidige ontwerp van de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en de GCC wel degelijk een aantal niet-handelsclausules bevat, over mensenrechten, migratie, terrorismebestrijding en het niet-verspreiden van massavernietigingswapens. Deze clausules zijn enkele jaren geleden overeengekomen met de GCC. Tijdens de laatste ronde is echter gebleken dat er van de kant van de GCC nog enkele vragen waren over de bewoording met betrekking tot de schorsingsclausule die is gekoppeld aan de toepassing van essentiële politieke elementen van de overeenkomst. Naast deze clausules verwijst de preambule van de overeenkomst naar de noodzaak om het proces van economische en sociale ontwikkeling in de GCC-landen te versterken, terwijl het milieu wordt beschermd. Deze verwijst ook naar het feit dat de partijen buitenlandse directe investeringen niet zullen stimuleren door hun binnenlandse milieu- of keurnormen te verlagen of te versoepelen. De preambule voorziet tevens in raadplegingen als blijkt dat een (voorgestelde) maatregel onverenigbaar is met deze beginselen.

Bij de onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en de GCC is rekening gehouden met de resultaten en bevindingen van een effectbeoordelingsonderzoek naar de duurzaamheid, dat tussen 2001 en 2004 werd uitgevoerd. Dit was met name het geval in sectoren die door de adviseurs waren aangewezen als belangrijk voor een duurzamere economische ontwikkeling in de GCC, namelijk de diensten en enkele industriële sectoren. Op verzoek van deze Vergadering hebben we verder in februari de onderhandelingsrichtsnoeren geboden voor de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en GCC, inclusief alle herzieningen volgens de goedgekeurde procedures en met inachtneming van de vertrouwelijkheidregels.

Tot slot wil ik benadrukken dat het Europees Parlement regelmatig op de hoogte is gehouden over de voortgang van de onderhandelingen over de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en de GCC, en dat de Europese Commissie het Parlement op de hoogte blijft houden.

 
  
MPphoto
 
 

  Tokia Saïfi, namens de PPE-DE-Fractie. (FR) Mevrouw de Voorzitter, het sluiten van een vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Samenwerkingsraad van Arabische Golfstaten is sinds 1988 het onderwerp van onderhandelingen geweest, en het lijkt er op dat deze binnenkort definitief worden afgerond.

Ik verwelkom de recente vooruitgang omdat het sluiten van een vrijhandelsovereenkomst van wezenlijk belang is om de handel tussen de Europese Unie en de Golfstaten uit te breiden en te reguleren. Dit zou zo een nieuw, dynamischer tijdperk kunnen inleiden voor samenwerking op talrijke strategische gebieden tussen twee regio’s die van wezenlijk belang zijn voor elkaar, maar wier betrekkingen het tot nog toe heeft ontbroken aan inhoud.

De vrijhandelsovereenkomst moet helpen om niet-tarifaire belemmeringen weg te nemen en alle overheidssubsidies en -compensatie uit te sluiten, met name voor de toegang tot grondstoffen, overeenkomstig de huidige WTO-regels. De mogelijkheden en uitdagingen die naar voren komen door het toenemende belang van staatsfondsen moeten het onderwerp zijn van diepgaand onderzoek, dialoog en constructieve samenwerking tussen het Europees Parlement en de Golfstaten.

Het doel is om een klimaat te handhaven dat openstaat voor investeringen terwijl die laatste transparanter worden gemaakt. De beheerders van deze fondsen moeten daarom in staat zijn om de markt te voorzien van aanvullende informatie over de oorsprong van hun middelen, hun investeringsdoelstellingen en hun strategieën. Maar Europa moet er ook voor zorgen dat het deze fondsen kan aantrekken, die groei, innovatie en banen genereren, ondanks de sterke internationale concurrentie om productief kapitaal aan te trekken.

Het sluiten van de vrijhandelsovereenkomst zal de Golfstaten stimuleren om ontvankelijker te zijn voor de standpunten van hun Europese partners en maakt het zo voor ons mogelijk om onze handel en uitwisselingen te diversifiëren en te versnellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Carnero González, namens de PSE-Fractie.(ES) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik de commissaris bedanken voor haar uitleg en ik wil hier onmiddellijk aan toevoegen dat de PSE-Fractie in het Europees Parlement van mening is dat het ondertekenen van de vrijhandelsovereenkomst met de Samenwerkingsraad van Arabische Golfstaten een doel is dat wij delen.

We moeten dit zelfs zo spoedig mogelijk doen. Dit is in het voordeel van Europa, en in dat van de landen die deel uitmaken van de GCC. Het is echter eveneens waar dat het mandaat voor de onderhandeling over deze overeenkomst vrij oud is. Het is een mandaat dat niet de benodigde clausules bevat om zich te richten op de huidige belangrijke kwesties zoals mensenrechten, werkgelegenheid of het milieu.

Ik ben daarom blij om de commissaris te horen zeggen dat de Commissie voornemens is om al het mogelijke te doen om deze kwesties op te nemen in de overeenkomst. Dit zou anders volledig onbegrijpelijk zijn, omdat we het niet hebben over handel of economische uitwisselingen.

We zijn ons er allemaal van bewust dat deze belangrijke landen, met een van de grootste rijkdommen ter wereld, olie, een essentiële component vormen van onze moderne samenlevingen.

Deze landen bestaan echter niet uitsluitend uit olie. Er zijn mensen, mannen en vrouwen, mannen en vrouwen die in deze landen zijn geboren, en andere mannen en vrouwen uit andere landen die hier komen werken, en ik ben van mening dat de mensenrechten in deze landen niet zo worden gerespecteerd zoals dat het geval zou moeten zijn, bijvoorbeeld met betrekking tot de vrijheid van meningsuiting of de vrijheid van vereniging. Met betrekking tot de ongelijkheid van vrouwen, we kunnen alleen maar beschaamd en verontwaardigd zijn wanneer we bijvoorbeeld nieuws lezen zoals als de verslagen van Human Rights Watch, waarin staat dat vrouwen in sommige van die landen toestemming nodig hebben van een zogenaamde “bewaker” die een vader, echtgenoot of zelfs een zoon kan zijn, om te werken, reizen, studeren of om zelfs maar toegang tot de gezondheidszorg te krijgen. Dit is eenvoudigweg onaanvaardbaar, volstrekt onaanvaardbaar.

Maar we kunnen natuurlijk ook spreken over de situatie die eerder werd genoemd over de immigranten die in die landen werken, en die een krachtige beroepsbevolking vormen. Zijn hun rechten wel of niet gewaarborgd? En wat zijn daarnaast de milieuzorgen van grote olieproducerende landen zoals de GCC-staten? Zijn zij geïnteresseerd in klimaatverandering of in de prijs van ruwe olie?

Dit moet vriendelijk, doch in alle duidelijkheid worden gezegd. Om die reden zijn we blij dat de resolutie waarover we morgen stemmen eindelijk paragrafen bevat die zo belangrijk zijn als de paragrafen 17 en 19, waarvan wij vinden dat we medeauteurs zijn. Ze verwijzen bijvoorbeeld naar mensenrechten als onderwerp van een clausule die een essentieel onderdeel zou moeten zijn van de vrijhandelsovereenkomst die wordt gesloten met de Samenwerkingsraad van Arabische Golfstaten, of naar de noodzaak van de partijen om de conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie te ratificeren.

We hebben ook aanvullende amendementen ingediend, waarvan we hopen dat de fracties deze ondersteunen, en waarmee deze kwesties worden versterkt. We moeten echter voorzichtig zijn dat we niet het verkeerde soort signaal aan onze medestanders sturen: mensenrechten moeten worden verdedigd, of er nu wel of geen olie in het plaatje voorkomt.

 
  
MPphoto
 
 

  Ramona Nicole Mănescu, namens de ALDE-Fractie. (RO) De discussie over de evolutie van de onderhandelingen voor de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Samenwerkingsraad van Arabische Golfstaten heeft mijn aandacht getrokken, waarbij het bezoek dat ik onlangs aan de regio bracht, samen met de Delegatie voor de betrekkingen met de Golfstaten van het Europees Parlement in acht moet worden genomen.

De onderwerpen die tijdens de interparlementaire vergaderingen zijn besproken omvatten eveneens de onderhandeling over deze overeenkomst.

De GCC-vertegenwoordigers verklaarden dat de Europeanen druk uitoefenden op de onbeperkte toegang tot talrijke investeringmogelijkheden, terwijl de GCC niet alleen is geïnteresseerd in het werven van kapitaal, maar ook in de behoefte aan technologie en bestuurlijke kennis.

Enerzijds zouden de onderhandelingen moeten zijn voltooid in 2006, maar, zoals we al zeiden, ze duren nog steeds voort en de redenen zijn aan beide partijen te wijten.

De Europese Unie vindt dat het de GCC-leden ontbreekt aan coördinatie en hervorming en de GCC-leden klagen over een oneindige lijst van eisen waaraan de Golfstaten moeten voldoen.

Enkele van de belangrijkste eisen werden in herinnering gebracht door de handelscommissaris, Peter Mandelson: markttoegang, herkomstmarkering van producten, overheidsvergunningen, maatregelen ter bescherming van investeringen en criteria voor hun waarborg in de GCC.

Om deze reden denk ik dat beide partijen zich door het sluiten van de vrijhandelsovereenkomst officieel zouden verplichten tot economische samenwerking met wederzijdse belangrijke voordelen: ontwikkeling van energiesamenwerking, economische en technologische ontwikkeling van de regio en, impliciet, een groter effect op de milieubescherming, het instellen van een gemeenschappelijke markt en een toename van Europese investeringen zijn slechts enkele voorbeelden.

Anderzijds wijst een gevoelig debat in de regio op het probleem van de naleving van de mensenrechten. De Unie speelt een zeer belangrijke rol in de internationale economie, maar is tegelijkertijd een van de belangrijkste voorvechters van de naleving van fundamentele rechten.

Uit de besprekingen die ik heb gevoerd met de vertegenwoordigers van de meest actieve NGO’s in de regio is zeer duidelijk gebleken dat de onderhandelingen over de vrijhandelsovereenkomst een mogelijkheid bieden om druk uit te oefenen op de Golfstaten om meer civiele en politieke vrijheden te bieden aan de burgers van deze landen.

Daarom moet er tijdens het onderhandelen over economische kwesties, impliciet steeds meer aandacht worden besteed aan de wetgeving betreffende het naleven van de rechten van werknemers uit andere landen en die van vrouwen.

 
  
MPphoto
 
 

  Caroline Lucas, namens de Verts/ALE-Fractie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, mijn fractie ondersteunt stellig de oproep aan de Commissie om het Parlement te voorzien van meer informatie over de onderhandelingen over deze vrijhandelsovereenkomst en in het bijzonder om ons het daadwerkelijke onderhandelingsmandaat en een bijgewerkte effectbeoordeling betreffende de duurzaamheid te doen toekomen.

We ondersteunen eveneens de nadruk op de noodzaak van een sterk hoofdstuk binnen de vrijhandelsovereenkomst over duurzame ontwikkeling, gezien de slechte reputatie van de Golfstaten met betrekking tot sociale en milieunormen. Hierdoor maken we ons zorgen over suggesties van het DG Handel, dat omdat de onderhandelingen over de vrijhandelsovereenkomst met de Golfstaten al lang geleden zijn begonnen, toen kwesties over duurzame ontwikkeling klaarblijkelijk minder relevant waren, het nu op de een of andere manier te laat is om de onderhandelingen te belasten met nieuwe kwesties als de mensenrechtenclausules.

Ik ben van mening dat we moeten zeggen dat dit politiek onaanvaardbaar is en we hopen dat het DG Handel er aan denkt dat het Parlement zijn goedkeuring moet geven aan de uiteindelijke resultaten van de onderhandelingen.

Maar naast onze zorgen over de sociale en milieunormen van handel binnen de Golfregio, moeten we ons zorgvuldiger afvragen wat voor een soort handel een vrijhandelsovereenkomst met de Golfstaten beoogt te liberaliseren. We weten natuurlijk dat het belang voor de EU ligt in onbeperkte toegang tot energiebronnen, en in het wegnemen van belemmeringen voor de handel, zoals uitvoerrechten of kwantitatieve beperkingen. Natuurlijk weten we dat de EU probeert om andere geïndustrialiseerde landen en opkomende economieën voor te blijven om de beste toegangsrechten te krijgen, dat de EU te maken heeft met stijgende energieprijzen en meer in de regio wil verkopen om haar handelsbalans te herstellen. En natuurlijk is dit volledig onverenigbaar met de door de EU vastgestelde doelstellingen met betrekking tot haar beleid betreffende klimaatverandering.

Maar laten we ons eens een ander scenario voorstellen: dat de EU niet zou proberen om de handelsbetrekkingen in evenwicht te brengen door een volledige liberalisering, maar de stimulans van een tekort op de handelsbalans zou gebruiken om de ontwikkeling en toepassing van hernieuwbare energie aan te moedigen, dat de EU niet zou deelnemen aan de internationale race om de toegang tot olie veilig te stellen, maar aan zou dringen op multinationale overeenkomsten waarin alle landen een eerlijk deel krijgen van de afnemende wereldbronnen.

In vergelijking met een dergelijk ambitieus scenario dat wij voor ogen hebben, is het aandringen van het Parlement op een sterk hoofdstuk over duurzame ontwikkeling in de handelsovereenkomst het absolute minimum dat we nodig hebben om te besluiten of deze Vergadering wel of niet zijn goedkeuring kan geven aan de aanstaande overeenkomst.

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het belang van het sluiten van een goed functionerende vrijhandelsovereenkomst mag niet overgewaardeerd worden. De EU-uitvoer naar GCC-lidstaten is sinds de jaren tachtig gestegen. De GCC is op dit moment de zesde uitvoermarkt van de EU en de EU is de grootste handelspartner van de GCC. In 2005 bedroeg de EU-uitvoer naar de GCC ongeveer 50 miljard euro, terwijl de EU-invoer vanuit de GCC ongeveer 37 miljard euro bedroeg.

De Commissie verwacht dat het handelsvolume kort na het ondertekenen van de overeenkomst zal verdubbelen. Verder voorziet de voorgestelde overeenkomst naar ik heb begrepen voor de eerste keer in clausules over mensenrechten, niet-verspreiding en terrorismebestrijding en dit moet zeker worden verwelkomd.

Helaas is er een lange vertraging geweest bij het tot stand komen van de overeenkomst, en toen de heer Mandelson de regio in februari 2007 bezocht, zei u, commissaris, dat hij de vrijhandel een duwtje in de rug gaf, als ik u juist citeer.

Ik heb echter begrepen dat hij, toen hij daar was, officieel zou hebben gezegd dat het Arabische protectionisme in de Golfregio een oorzaak was voor de vertraging van de ondertekening van de vrijhandelsovereenkomst. Is de Commissie nog steeds deze mening toegedaan, en is dit het soort taal om internationale overeenkomsten aan te moedigen?

Ondanks tegenslagen bij de totstandkoming van een handelsovereenkomst, zijn de GCC-lidstaten op een positieve manier met de Commissie bezig met betrekking tot de harmonisering van regelingen voor de veiligheid op vliegvelden. Van passagiers die op dit moment belastingvrije goederen kopen en reizen binnen de Golfregio of naar de Europese Unie, kunnen de goederen in beslag worden genomen vanwege de veiligheidsbeperkingen op vliegvelden betreffende vloeistoffen.

Maar gelukkig is een aantal lidstaten van de Arabische Golfstaten met de Commissie in zee gegaan door een veiligheidserkenning aan te vragen krachtens Verordening (EG) nr. 915/2007. Hierdoor kunnen passagiers, naar ik heb begrepen, overstappen vanuit derde landen met hun belastingvrije aankopen, mits dat land als veilig is erkend. Door deze aanvraag hebben ze succesvol een technische en praktische samenwerking opgezet met de EU, en de Commissie moet worden geprezen voor het ondernemen van actie op dit gebied.

Een dergelijk voorbeeld van praktische samenwerking is bemoedigend voor een bredere vrijhandelsovereenkomst die later van kracht kan worden. Ik zou een dergelijke samenwerking en overeenkomsten echter veel sneller en uitgebreider willen zien.

Een vrijhandelsovereenkomst zou ook een manier moeten zijn om wetenschappelijke samenwerking met de Golfstaten te bevorderen en daardoor duurzame ontwikkeling in die regio te ondersteunen. Op dit moment is er zeer weinig wetenschappelijke samenwerking tussen Europa en de Golfstaten, hoewel het potentieel erg groot zou kunnen zijn.

Samenwerking in de wetenschap is met name belangrijk wanneer het gaat over klimaatverandering en energiebeleid. De Europese Unie importeert op dit moment ongeveer vijftig procent van zijn energiebehoefte, waarvan ongeveer twintig procent uit de Golf.

Een vrijhandelsovereenkomst moet worden versterkt op het gebied van de bestrijding van de klimaatverandering en ik verwelkom dan ook de geplande haalbaarheidsstudie van de Commissie op dit gebied.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil beginnen met het positieve. Allereerst wil ik hier officieel mijn dank uitspreken aan de heer O’Sullivan, de directeur-generaal voor Handel, die snel en positief reageerde op ons verzoek om de onderhandelingsmandaten. We hebben deze ontvangen ongeveer een week nadat hij de commissie bezocht en hier om deze mandaten werd gevraagd.

Ik verwelkom eveneens de behoorlijke vooruitgang die is gemaakt in deze onderhandelingen en erken, zoals anderen dit ook al hebben gedaan, dat dit de Golfstaten moet openstellen voor EU-handel en dat dit goed is voor de handel in de EU.

Ik accepteer ook van ganser harte dat elke vrijhandelsovereenkomst waarover we onderhandelen, een verbetering is van de Samenwerkingsovereenkomst uit 1989, en zoals u, commissaris, ons zelf er aan herinnerde, en zoals mevrouw Doyle dit zojuist heeft herhaald, verwelkom ik het feit dat de vrijhandelsovereenkomst een aantal niet-handelsclausules bevat over onderwerpen als mensenrechten, migratie, terrorismebestrijding en het niet-verspreiden van massavernietigingswapens.

Maar ik betreur het dat de sociale, arbeids- en milieuclausules waarover we met de Golfstaten onderhandelen, aanzienlijk zwakker zijn dan die waarover we onderhandelen in onze moderne rondes van vrijhandelsovereenkomsten. We zouden de normen die we bereid lijken te accepteren voor de Golfstaten niet accepteren voor bijvoorbeeld Korea of voor de onderhandelingen in het kader van ASEAN.

De Commissie heeft ons reeds verteld, en dit hadden we kunnen verwachten, dat dit is omdat we onderhandelen op basis van een oud onderhandelingsmandaat, een mandaat dat sinds 2001 niet meer is bijgewerkt. Wat ik nog van niemand in de Commissie heb gehoord, of dit nu de verantwoordelijke commissaris is, de directeur-generaal Handel of de hier vanavond aanwezige commissaris, is waarom we nog steeds onderhandelen op basis van een oud mandaat. Het is moeilijk om niet te vermoeden dat de Commissie vond dat het te moeilijk zou zijn om over moderne duurzaamheid, ontwikkelingsclausules en arbeidsclausules te onderhandelen met de Golfstaten. Evenzo, waarom is de effectbeoordeling over de duurzaamheid niet bijgewerkt sinds 2004? Nogmaals, ik moet hier nog overtuigende redenen voor vernemen.

Ik moet zeggen dat ik in het bijzonder bezorgd ben, de heer Carnereo heeft de situatie van vrouwen genoemd, en dat is een zorg die ik deel, maar ik ben in het bijzonder bezorgd over de rechten van migrerende werknemers in de Golfstaten. Natuurlijk maken deze mensen het merendeel uit van de arbeidsbevolking in de Golfstaten, en ik zie niet hoe zij in welke zin dan ook worden beschermd door deze vrijhandelsovereenkomst. Wat zal de Commissie doen om te waarborgen dat de kernnormen van de IAO worden gerespecteerd door de Golfstaten met betrekking tot migrerende werknemers?

Tot slot, commissaris, uw collega mevrouw Ferrero-Waldner heeft de afgelopen week de mensenrechtenorganisatie van Bahrein ontmoet en daar gesproken over een aantal zorgen betreffende mensenrechten en migrerende werknemers. In de Gulf Daily News deed ze de uitspraak dat zij haar volledige steun geeft aan mensenrechtenclausules in elke vrijhandelsovereenkomst. Hoe is de Commissie van plan om deze belofte uit te voeren?

 
  
MPphoto
 
 

  Kader Arif (PSE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, zoals reeds gezegd heeft de Europese Unie bijna twintig jaar onderhandeld over het sluiten van een vrijhandelsovereenkomst met de Samenwerkingsraad van Arabische Golfstaten.

Sinds die tijd is het onderhandelingsmandaat van de Commissie nauwelijks veranderd en is het zeker niet naar behoren gemoderniseerd. Het gevolg is een wat verrassende situatie waarbij de Unie niet dezelfde criteria gebruikt als basis voor haar onderhandelingen met de Golfstaten als de criteria die worden gebruikt bij de onderhandelingen met haar andere handelspartners, zoals Korea of de ASEAN-landen. Het onderhandelingsmandaat heeft met name geen voorziening voor het opnemen in de toekomstige overeenkomst van enige clausule over sociale normen, noch voor een ambitieus hoofdstuk over duurzame ontwikkeling. Deze kwestie van de naleving van mensenrechten wordt nauwelijks genoemd. Omdat deze elementen deel moeten uitmaken van de prioriteiten van de Europese actie, moeten ze niet alleen volledig worden geïntegreerd in de toekomstige vrijhandelsovereenkomst, maar moeten ze eveneens worden onderworpen aan schorsingsclausules voor zaken waar niet aan de verplichtingen wordt voldaan. Het is de verantwoordelijkheid van de EU om te waarborgen dat alle handelsovereenkomsten waarover zij onderhandelt, het bevorderen en respecteren van de democratische beginselen van mensenrechten, de conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie en milieunormen stimuleert.

In het geval van de Golfstaten moet er speciale aandacht worden besteed, en de heer Martin heeft dit zojuist genoemd, aan de leefomstandigheden en rechten van migrerende werknemers. In de regio zijn veel van dergelijke werknemers om de snelle groei daar te ondersteunen, maar ze werken vaak onder schandelijke en onaanvaardbare condities.

Meer in het algemeen, naast en buiten de handel die binnen het kader van harmonieuze handelsbetrekkingen moet worden ontwikkeld, moeten Europa en zijn lidstaten hun politieke en sociale dialoog opvoeren. We moeten daarom een vrijhandelsovereenkomst ten uitvoer brengen die niet alleen geen negatieve gevolgen heeft voor de mensen die in die regio wonen, maar in tegendeel, hun politieke, economische en sociale rechten versterkt. Daarom is het bijvoorbeeld van wezenlijk belang om te waarborgen dat tijdens de onderhandelingen over diensten wordt vastgehouden aan de noodzaak om een universele openbare dienst te waarborgen die toegankelijk, duurzaam en goedkoop is, en die voldoet aan hoge kwaliteitsnormen.

 
  
MPphoto
 
 

  Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, we zijn het er allemaal over eens dat het uiterst belangrijk is om het verbeteren van onze betrekkingen met de Golfstaten tot prioriteit te maken. Europa en de Golfstaten hebben vele gemeenschappelijke belangen: enerzijds is Europa de sterkste markt ter wereld, en anderzijds voorziet de Golfregio ons van unieke bronnen. Vanuit dat perspectief is het van wezenlijk belang om de betrekkingen met deze landen te intensiveren met het oog op de wereldwijde context.

In de WTO kennen we de kwestie “alles behalve wapens”, en dat zou de norm moeten zijn. We moeten hier zo snel mogelijk tot een verstandige oplossing komen, omdat dit in het belang is van beide partijen. We zouden ook meer moeten doen om de uitwisseling in onderzoek, kennis en knowhow aan te moedigen, en om nauwere banden op te bouwen in de onderwijssector. Het gezamenlijk sluiten van het Energiehandvest is eveneens belangrijk.

 
  
MPphoto
 
 

  Androula Vassiliou, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik dank de geachte leden voor hun opmerkingen met betrekking tot de onderhandelingen over de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en de GCC. Ik zou hier willen benadrukken dat de Commissie het Parlement op de hoogte zal houden over de voortgang van deze onderhandelingen.

Ik werd met name geraakt door de interesse van de geachte leden in de opname van een politieke clausule in de onderhandelde overeenkomst, en ik wil u verzekeren dat deze zorgen inderdaad worden besproken tijdens de onderhandelingen. Ik kan ook iets bevestigen dat hier werd gezegd, dat dit punt werd besproken tijdens het bezoek van commissaris Ferrero-Waldner aan de Golfregio de afgelopen week. De Golflanden hebben zelfs hun vastberadenheid uitgesproken om de vrijhandelsovereenkomst te sluiten en erkennen het belang van verdere flexibiliteit met betrekking tot deze kwestie.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Mevrouw Doyle, wilde u nog een motie van orde indienen?

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zal dit nu achterwege laten, maar omdat we geen “catch the eye”-procedure van vijf minuten hebben gebruikt, is het in andere debatten de gewoonte dat zelfs wanneer een lid al heeft gesproken, hij een snelle vraag kan stellen die bij hem is opgekomen, zodat we allemaal de “catch the eye”-procedure kunnen gebruiken, of in ieder geval nog een minuut extra, als die er was.

Ik zal het er in dit geval hier bij laten, maar alleen op die basis, omdat er vanavond maar één “catch the eye”-procedure is geweest. Ik had nog een aanvullende vraag voor de commissaris, maar die laat ik achterwege.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Mevrouw Doyle, u mag de vraag stellen als u dat wenst. Het punt is dat u dit niet heeft aangevraagd.

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wilde alleen nog maar bij de commissaris navragen of, gezien het gemanoeuvreer en de vertraging en afgelasting van de onderhandelingen van afgelopen januari en het weinige contact dat er sindsdien is geweest, en de jaren dat zich dit al voortsleept, met een of twee vergaderingen per jaar, we er van overtuigd zijn dat er van de kant van de GCC daadwerkelijk de wil bestaat om tot een vrijhandelsovereenkomst te komen?

U hebt dit zojuist enigszins beantwoord, maar is er daadwerkelijk de wil om een vrijhandelsovereenkomst te hebben met de EU? Is dit geen eerlijke vraag, gezien de tijd die we al hebben onderhandeld?

 
  
MPphoto
 
 

  Androula Vassiliou, lid van de Commissie. (EN) Ik kan alleen maar zeggen dat we hopen dat die wil er is. Zoals u weet is de vergadering die in januari was gepland, afgelast, maar we hopen dat we tijdens de komende vergadering in mei de onderhandelingen weer aanzienlijke voortgang kunnen boeken. Laten we het hopen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Ik heb één ontwerpresolutie(1)overeenkomstig artikel 108, lid 5 van het Reglement ontvangen.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Roberta Alma Anastase (PPE-DE), schriftelijk. (RO) Als lid van de delegatie van het Europees Parlement voor betrekkingen met de Golfstaten wil ik het belang benadrukken van het zo spoedig mogelijk ondertekenen van de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Samenwerkingsraad van Arabische Golfstaten. Het sluiten van deze overeenkomst in 2008 zou een essentiële voorwaarde zijn voor het intensiveren van de economische betrekkingen tussen de twee regio’s en de noodzaak om de continue energievoorziening van de Europese Unie te waarborgen, weerspiegelt het belang en de urgentie van dit onderwerp.

In acht nemend dat de huidige handel zich richt op de energie, is het van wezenlijk belang voor de toekomstige overeenkomst om samenwerking op dit gebied en de versterking hiervan duidelijk en grondig te benaderen. Dit zou het tot stand brengen van gemeenschappelijke projecten op energiegebied uitbreiden en vergemakkelijken, inclusief die met de EU-lidstaten in het Zwarte-Zeegebied, die zouden profiteren van nieuwe ontwikkelings- en samenwerkingsmogelijkheden.

Daarom is het een prioriteit om een goed gedefinieerd schema op te zetten voor het voltooien van de huidige onderhandelingen, evenals voor het formuleren van het belangrijke doel van wederzijdse voordelen, hetgeen niet alleen zouden leiden tot het versterken van de economische betrekkingen tussen de EU en de Golfstaten, maar ook tot het versterken van de stabiliteit en duurzame ontwikkeling in het algemeen.

 
  

(1) Zie notulen.

Juridische mededeling - Privacybeleid