Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2007/0242(CNS)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0166/2008

Ingediende teksten :

A6-0166/2008

Debatten :

PV 07/05/2008 - 18
CRE 07/05/2008 - 18

Stemmingen :

PV 08/05/2008 - 5.5
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2008)0191

Volledig verslag van de vergaderingen
Woensdag 7 mei 2008 - Brussel Uitgave PB

18. Steunregelingen voor landbouwers (steunregeling voor katoen) (debat)
PV
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0166/2008) van Ioannis Gklavakis, namens de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, over het voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, wat de steunregeling voor katoen betreft (COM(2007)0701 – C6-0447/2007 – 2007/0242(CNS)).

 
  
MPphoto
 
 

  Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, voordat ik inhoudelijk op het verslag inga, wil ik de rapporteur, de heer Gklavakis, en de leden van de Landbouwcommissie bedanken voor het uitstekende werk dat zij hebben verricht met betrekking tot de katoenhervorming, een bijzonder gevoelig onderwerp.

Zoals u weet heeft het Hof van Justitie in 2006 de katoenhervorming die we in 2004 waren overeengekomen, nietig verklaard wegens schending van het evenredigheidsbeginsel. Het Hof heeft eveneens bepaald dat er binnen een redelijke termijn een nieuwe regeling moet zijn vastgesteld. De Commissie heeft als reactie op de uitspraak dan ook onmiddellijk actie ondernomen door opdracht te geven voor diverse onderzoeken, een uitgebreid raadplegingsproces op te starten en een effectbeoordeling uit te voeren.

Op basis daarvan stelt de Commissie voor om het koppelingspercentage van de steun op 35 procent te handhaven, omdat zo de katoenproductie kan worden behouden en de akten van toetreding van Griekenland, Portugal en Spanje kunnen worden gerespecteerd. Tegelijkertijd is 65 procent ontkoppelde steun in overeenstemming met het hervormingsproces van het GLB en de toezeggingen die de Europese Unie heeft gedaan aan haar internationale partners, met name in ontwikkelingslanden.

Tegen deze achtergrond ben ik zeer verheugd dat het verslag het gekoppelde percentage van 35 procent steunt als een evenwichtige weg voorwaarts. Uw verslag vestigt terecht de aandacht op het herstructureringsproces dat de katoensector in de Europese Unie momenteel doormaakt. Ik begrijp wat de behoeften van de sector zijn en daarom sta ik ook positief ten opzichte van amendementen die voorstellen dit proces te ondersteunen, bijvoorbeeld door het nationale basisareaal te verkleinen en zodoende de gekoppelde steun per hectare te vergroten. Op dit punt vind ik uw voorstellen zeer redelijk.

U verzoekt echter ook om hogere steun per hectare wanneer het katoenareaal kleiner is dan het vastegestelde nationale areaal, en dat is een probleem. Dan hebt u het namelijk over een anticyclisch systeem, dat de steun binnen de Europese katoensector nog handelsverstorender zou maken en dat duidelijk in strijd zou zijn met ons mandaat voor multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de DOHA-ontwikkelingsronde.

Ik kan mijn steun geven aan de amendementen die betrekking hebben op een nationaal steunprogramma. Ik verwelkom in het bijzonder de maatregel die is gericht op het herstructureren van de egreneringsindustrie en het verbeteren van de productiekwaliteit. De herstructureringsmaatregelen moeten echter wel allemaal passen binnen de WTO-criteria van de groene doos en mogen niet overlappen met reeds bestaande beleidsmaatregelen op het gebied van plattelandsontwikkeling.

Tot slot zal het wellicht geen verrassing zijn dat ik tegen het overbrengen van steun voor de katoengebieden van de tweede naar de eerste pijler ben. Het lijkt me overduidelijk – en die mening heb ik al bij diverse gelegenheden in dit Parlement verwoord – dat we ons beleid inzake plattelandsontwikkeling moeten versterken. Ik zou willen benadrukken dat er wel doeltreffend gebruik wordt gemaakt van de programma’s voor plattelandsontwikkeling in de katoengebieden van Spanje en Griekenland, bijvoorbeeld van de verschillende programma’s voor milieumaatregelen in de landbouw.

Ik zie uit naar een vruchtbaar debat over dit zeer belangrijke onderwerp.

 
  
MPphoto
 
 

  Ioannis Gklavakis, rapporteur. − (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb aandachtig naar de commissaris geluisterd.

Er zijn vier landen in de Europese Unie die katoen telen: Griekenland, Spanje, Bulgarije en, op zeer kleine schaal, Portugal. Tijdens de werkzaamheden voor dit verslag heb ik nauw samengewerkt met een groot aantal mensen, heb ik aanbevelingen ontvangen en deelgenomen aan discussies. Al met al kan ik dus zeggen dat het door lange, uitgebreide samenwerking tot stand is gekomen.

Ik heb samengewerkt met leden van mijn commissie, die ik hierbij bedank, met Spaanse vertegenwoordigers van de verwerkende sector en van de katoen- en egreneringssector, en natuurlijk met mijn Griekse landgenoten.

Ik wil graag opmerken dat het verslag met 28 stemmen tegen 6 is goedgekeurd door de Landbouwcommissie. Dat geeft aan dat er een breed draagvlak voor is.

Graag kom ik nog even kort terug op het voorstel uit 2004 voor een steunregeling voor katoen, dat nietig verklaard is door het Europese Hof van Justitie. Het voorstel omhelsde 35 procent gekoppelde en 65 procent ongekoppelde steun. In de daarop volgende jaren liep de katoenteelt terug, wat in Spanje resulteerde in een afname van vijftig procent en in Griekenland van ongeveer twintig procent.

In Spanje werden katoenboerderijen 25 procent kleiner en in Griekenland 11 procent.

Het doel van dit verslag is de teelt van katoen in Europa te behouden: de EU als geheel neemt slechts twee procent van de wereldproductie voor haar rekening. Daarom zijn we overeengekomen dat de gelden die zijn gereserveerd voor de katoentelende lidstaten volledig gehandhaafd blijven.

Om te vermijden dat de katoenteelt verdere inkrimpt of onrendabel wordt, hebben we uiteraard wel een kleine verhoging van het bedrag per hectare voorgesteld, en het doet mij deugd te horen dat u daarmee akkoord gaat. Als het totale bedrag gelijk blijft, houdt dat automatisch in dat het bebouwde areaal kleiner is. Er wordt op geen enkele manier gesuggereerd dat er problemen zullen ontstaan als een lidstaat het bebouwde areaal naar believen wil uitbreiden zonder dat er een bovengrens is vastgesteld.

De verhouding tussen gekoppelde en ongekoppelde steun blijft 35-65 procent. We hebben echter voorgesteld dat lidstaten de omvang van het deel gekoppelde steun mogen wijzigen, als ze dat willen, zolang ze niet onder de ondergrens van 35 procent komen.

Eén ding wil ik hier graag uitleggen. Het nieuwe areaal zal niet aan een vastgestelde bovengrens voldoen en er zullen geen sancties worden opgelegd als die grens wordt overschreden, zoals voorheen het geval was. Integendeel: op die manier waarborgen we de totale steun die op dit moment voor de sector wordt bestemd. We zijn zelfs van mening dat de voorgestelde steunverhoging een grote stimulans zal zijn om de teelt te behouden.

We stellen tevens voor een nationaal steunprogramma ter hoogte van één procent in het leven te roepen, dat zal worden gefinancierd uit de gekoppelde steun, uit niet opgenomen kredieten en uit de 22 miljoen euro die zal worden overgebracht naar de tweede pijler.

Wat we willen bereiken met de nationale steunprogramma’s? De doelstellingen zijn ambitieus: de steun zal onder meer worden ingezet voor onderzoek naar nieuwe rassen, die minder water en minder bestrijdingsmiddelen nodig hebben, en dat komt ten goede aan het milieu. Daarnaast zal de kwaliteit van de geproduceerde katoen worden verbeterd en de egreneringsindustrie worden gemoderniseerd.

Het conceptverslag komt enerzijds tegemoet aan de behoeften van de katoentelers in de lidstaten en voldoet anderzijds aan de doelstellingen van de EU. Het gaat over concrete financiering en stelt tevens milieumaatregelen voor, die van essentieel belang zijn in de EU.

Afsluitend zou ik nog graag willen opmerken dat de samenwerking met en de steun van mijn mede-commissieleden bij het opstellen van het verslag uitstekend was; het heeft ons in staat gesteld met nieuwe ideeën en aanbevelingen te komen.

Ik ben ervan overtuigd dat de tenuitvoerlegging van de nieuwe regeling zal bijdragen aan het behoud van een bloeiende katoenproducerende sector in de EU en een levensvatbare egreneringsindustrie.

Tot slot wil ik nogmaals de Commissie bedanken voor haar constructieve reactie op de behoeften van de katoenproducerende landen. We hebben eindelijk resultaat geboekt en kunnen nu de Raad de juiste richting wijzen.

 
  
MPphoto
 
 

  Carmen Fraga Estévez, namens de PPE-DE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, het is verrassend dat de Europese Commissie op de uitspraak van het Hof van Justitie heeft gereageerd met een nieuw voorstel om de steunregeling voor katoen te wijzigen, dat bovendien, met uitzondering van de koppeling tussen de steun en de geoogste katoen, praktisch gelijk is aan het vorige voorstel.

We verwelkomen het uitstekende verslag van de heer Gklavakis dan ook hartelijk. Hij heeft de voornaamste problemen aangewezen waarmee de producerende en verwerkende sectoren te kampen hebben.

Het voorstel van de Commissie om het percentage gekoppelde steun van 35 procent te handhaven is absoluut ontoereikend, zoals de afgelopen jaren wel is gebleken uit de verminderde productie in bijvoorbeeld Spanje. Daarom zijn wij van mening dat oplossing die in het verslag wordt genoemd, namelijk de bovengrens laten bepalen op basis van subsidiariteit, de meest geschikte is.

De heer Gklavakis heeft al een aantal cijfers genoemd, en ik kan u vertellen, Commissaris, dat de productie in Andalusië, de grootste producerende regio in Spanje, de afgelopen drie jaar met 65 procent is teruggelopen.

In tegenstelling tot wat u zojuist zei, Commissaris, en het spijt me dat ik u moet tegenspreken, ben ik van mening dat het door mij ingediende en in het verslag opgenomen amendement zeventien zeer positief is, omdat het terecht stelt dat de steun aan de producenten kan worden verhoogd als het bebouwde areaal kleiner is dan het basisareaal voor productie. Ik denk dat de sector hier baat bij zal hebben omdat de begrotingsneutraliteit behouden zal blijven, de middelen volledig zullen kunnen worden ingezet en omdat de sector natuurlijk veel flexibeler zal worden.

Met betrekking tot de egreneringsindustrie, die in mijn ogen in de hervorming van 2004 is vergeten en die zich onmiskenbaar in een herstructureringsproces bevindt, zou ik nog willen opmerken, Commissaris, dat het van essentieel belang is dat er een herstructureringsfonds wordt opgezet, zoals in het verslag van de heer Gklavakis wordt voorgesteld.

Bovendien denk ik dat amendement 39, dat we hebben ingediend namens de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten, door middel van artikel 69 wel zou kunnen bijdragen aan het verstrekken van meer steun aan deze verwerkende industrie.

Tot slot, mijnheer de Voorzitter, wil ik mijn afkeuring uitspreken over het akkoord dat het Speciaal Comité Landbouw deze week heeft bereikt, omdat ik vind dat het nog steeds geen adequaat antwoord is op de problemen in de sector, en in het bijzonder op die in de egreneringsindustrie. Ik moet u vertellen dat ik vandaag een brief heb ontvangen namens de Spaanse egreneringsindustrie, waarin staat dat 20 van de 27 egreneringsfabrieken hun activiteiten zullen moeten staken als de Raad dit voorstel niet wijzigt.

Ik hoop dat de Raad al deze zaken zal wijzigen en ik bedank de commissaris voor haar aanwezigheid.

 
  
MPphoto
 
 

  María Isabel Salinas García, namens de PSE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ook ik wil me aansluiten bij de in mijn ogen verdiende felicitaties voor de rapporteur en ik wil hem bedanken voor zijn beschikbaarheid en samenwerking, vooral met betrekking tot zijn bereidheid alle producenten in mijn regio, Andalusië, te ontmoeten.

Ik wil graag opmerken dat we te maken hebben met een nieuwe hervorming van de katoensector omdat mijn land, Spanje, en in het bijzonder mijn regio, Andalusië, bezwaar heeft aangetekend bij het Hof van Justitie tegen de vorige hervorming. Het was overigens de eerste keer dat een hervorming van de Commissie werd verworpen.

Het is al eerder gezegd, maar het is verrassende dat de Commissie als reactie op deze situatie om onverklaarbare redenen een voorstel heeft gepresenteerd dat vergelijkbaar is met het vorige, terwijl de situatie van Spanje natuurlijk nog steeds onveranderd is. De Spaanse katoentelers willen – en wij willen – doorgaan met het telen van katoen. De ernstige schade die mijn regio heeft opgelopen is al eerder ter sprake gekomen.

Om katoen te kunnen blijven telen is een hervorming nodig die afwijkt van de vorige en die ons in staat zal stellen te blijven groeien. Ik vind het verslag van de heer Gklavakis daarom geschikt – het biedt een oplossing die moet worden overwogen.

Het verslag stelt grenswaarden voor waarbinnen het koppelingsniveau van de omvangrijkere steun zich mag bevinden en grotere subsidiariteit voor de lidstaten. Ik denk dat de rapporteur de verschillende situaties van de sector in Griekenland en Spanje heeft begrepen. Daarom ben ik van mening dat de oplossing die in het Gklavakis-verslag wordt aangedragen de voortzetting van de katoenteelt in de twee voornaamste producerende landen mogelijk zou kunnen maken.

Daarnaast is het duidelijk dat er een herstructureringsplan nodig is voor de industrie. De vorige keer heeft de Commissie dit, ondanks het verzoek daartoe van het Parlement, niet meegenomen.

De industrie overweegt een vergoeding aan te vragen voor de veroorzaakte schade, die meetbaar is, en het zou zinvol zijn om hier nu rekening mee te houden.

Tot slot is het belangrijk dat het amendement van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement wordt gesteund, waarin wordt verzocht om een overgangsperiode die het mogelijk maakt aan de nieuwe situatie te wennen. Het gaat niet over het handhaven van de huidige situatie, want die is onhoudbaar. Laat ik u eraan herinneren dat het hier geen GMO betreft. We moeten tot een overeenkomst komen die het mogelijk zal maken katoen te blijven produceren in de Europese Unie.

Hoewel we helaas nog altijd geen medebeslissingsrecht hebben, hoop ik dat er in dit geval rekening zal worden gehouden met het werk en de mening van het Parlement. Anders kan Spanje, nadat de verslagen van de Raad zijn ontvangen, niet uitsluiten dat het om een herziening van het arrest zal vragen als de mening van het Parlement niet wordt meegenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Diamanto Manolakou, namens de GUE/NGL-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, de katoensector in de EU heeft een onderproductie van zeventig procent. Om die reden zou de sector meer steun moeten ontvangen. Dat zou tevens bijdragen aan de ontwikkeling van de gehele industrie, van het telen van katoen tot het fabriceren van stoffen en kleding. Momenteel gebeurt, dankzij quota en medeverantwoordelijkheidsheffingen, het tegenovergestelde: de productie, het inkomen en de werkgelegenheid in de landbouw nemen af.

De gevolgen van deze afname zijn sterker voelbaar geweest in de periode na de laatste GLB-hervorming, vanwege de invoering van een gedeeltelijke ontkoppeling van de katoenproductie van 65 procent. Een jaar na de uitvoering van de nieuwe gemeenschappelijke marktordening (GMO) voor katoen is de productie in Griekenland met twintig procent gedaald en in Spanje met meer dan vijftig procent.

In Griekenland is 11 procent van de kleine en middelgrote landbouwbedrijven verdwenen, in Spanje is dat percentage 25 procent. Een fors aantal egreneringsfabrieken is niet meer rendabel en staat op het punt te sluiten, en er zijn al vele banen verloren gegaan. De stijging in de productiekosten had gepaard moeten gaan met een toename van de steun, maar die is juist verlaagd.

Hoewel het verslag van de heer Gklavakis positieve voorstellen bevat, biedt het geen oplossing voor het probleem – het accepteert het voorstel van de Commissie. Wij zijn het niet eens met een quotumverlaging voor Griekenland die tot doel heeft de gekoppelde steun per hectare te vergroten. Dat zal ertoe leiden dat er nog meer kleine en middelgrote katoentelers verdwijnen. Geen van de andere landen kan er zeker van zijn dat er een vastomlijnde oplossing voor hun problemen wordt gevonden.

 
  
MPphoto
 
 

  Nils Lundgren, namens de IND/DEM-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, elke keer dat we in deze vergaderzaal debatteren over het landbouwbeleid van de EU, worden redelijke burgers herinnerd aan de onredelijkheid van dat beleid, ook al zijn er in de afgelopen jaren wel wat verbeteringen doorgevoerd. We worden continu geconfronteerd met belangengroepen die voortdurende bescherming tegen buitenlandse concurrentie vragen. De regeling is al zo lang van kracht dat het zelfs de manier waarop we denken en praten over deze kwesties heeft vervormd. En dat is precies waarom de rapporteur zonder een spier te vertrekken het volgende kan zeggen: “Om te zorgen dat de katoenproductie in de Gemeenschap welvarend blijft, is het van vitaal belang dat er toereikende productieniveaus worden gegarandeerd die het mogelijk maken dat de egreneringsindustrie, die in Griekenland aan 3200 mensen werk biedt en in Spanje aan 920, levensvatbaar blijft.”

Als we dezelfde redenering ook zouden toepassen op andere gebieden, dan zou Europa zijn ondergang tegemoet gaan. In werkelijkheid is Spanje een bijzonder succesvol industrieland met een beroepsbevolking van ongeveer twintig miljoen mensen. Het kan voor een dergelijk land onmogelijk problemen opleveren om 920 mensen van de katoenegrenering naar andere, productievere activiteiten te begeleiden. Bovendien aarzelt de rapporteur niet om uitspraken te doen als “het is van cruciaal belang dat een welvarend onderdeel van de communautaire landbouw als de katoensector wordt beschermd”. Dit is een extreem voorbeeld van een contradictio in adjecto. Met ons gezond verstand kunnen we beredeneren dat de katoenproductie geen steun nodig heeft als het een welvarende sector is. De nuchtere waarheid is dat de katoenproductie in Europa onrendabel is en derhalve moet worden opgeheven. Een dergelijke aanpassing kan moeilijk zijn en er zal mogelijk staatssteun bij nodig zijn, maar die steun moet dan bestemd zijn voor verandering, niet voor de bescherming van productie die overduidelijk beter in andere landen, buiten de EU, kan plaatsvinden.

 
  
MPphoto
 
 

  Katerina Batzeli (PSE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, eerst wil ik de rapporteur feliciteren met zijn werk en de schaduwrapporteurs bedanken die samen met de rapporteur hebben gewerkt aan het opstellen van dit verslag.

Helaas is het verslag waarover we vandaag debatteren tot stand gekomen vanwege de druk die het arrest van het Europese Hof van Justitie veroorzaakte, en niet omdat de politieke wens bestond om een stabiele regeling voor de lange termijn in de katoensector veilig te stellen tot 2013 of om tot een hervorming te komen die voldoet aan de voorwaarden en regels van de WTO en het GLB.

Het is moeilijk te accepteren dat de oppervlakte geschikte grond in Griekenland teruggebracht zal worden tot 270 000 bebouwde hectare, tegenover 340 000 hectare vorig jaar. Het terugbrengen van de arealen zal leiden tot een verdere inkrimping van de steun. Tevens is het moeilijk te accepteren dat egreneringsfabrieken steun zullen ontvangen onder de eerste pijler. Misschien zullen we een verbetering in kwaliteit ondersteunen, maar niet voor maatregelen die onder de tweede pijler vallen.

Uiteraard geven we de voorkeur aan stabiliteit, zodat niet alleen ontkoppelde en gekoppelde steun, maar ook plattelandsontwikkeling onder de eerste pijler vallen, en we zouden daarbij binnen het bereik van het nationale steunprogramma blijven zoals is vastgelegd in bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad, waarin staat dat er flexibiliteit zal worden betracht jegens de lidstaten bij de handhaving van deze verordening.

Tot slot wil ik de Spaanse regering van harte feliciteren met het feit dat zij met de katoenkwestie naar het Europese Hof van Justitie is gegaan, een stap die de Griekse overheid ook had moeten zetten voor de tabaksector.

 
  
MPphoto
 
 

  Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf (Verts/ALE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, Commissaris, wilt u zometeen in uw reactie alstublieft uitleggen dat, als er over 65 en 35 wordt gesproken, de 65 procent niet wordt geschrapt, maar dat bedrijven dit geld gewoon ontvangen? Als er bij deze verdeling met 35 procent geen katoen meer wordt geteeld, dan wordt het interessanter om gewoon het deel van 65 procent te nemen en iets anders te gaan verbouwen, of zelfs helemaal niets, want de 35 procent zijn onvoldoende om de productiekosten te dekken en de katoen te kunnen verkopen tegen de prijzen die de industrie ervoor betaalt.

Als het nu draait om banen in de verwerkende industrie, dan is het inderdaad noodzakelijk nogmaals met de industrie te bespreken of zij in de positie is om telers een gepaste prijs te betalen voor hun katoen, opdat het telen van katoen lonend is.

Uiteraard is het belangrijk dat producenten de ontkoppelde 65 procent blijven ontvangen, ongeacht of ze iets verbouwen. Dat is nu juist het ontkoppelingssysteem. Ik heb de indruk dat dit in de voorgaande toespraken niet helemaal duidelijk was.

 
  
MPphoto
 
 

  Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb aandachtig geluisterd naar de verschillende punten van zorg en de verschillende ideeën die de geachte parlementsleden hebben aangekaart. Ik geloof dat we niet zo ver uit elkaar staan en ik ben ervan overtuigd dat we aan het einde van de dag tot een acceptabel compromis zullen komen.

In mijn ogen is het belangrijk te onthouden dat het Hof van Justitie de katoenhervorming niet heeft vernietigd omdat het de gekoppelde/ontkoppelde steun en de verhouding 35/65 in twijfel trok, dat was namelijk niet de reden. Het Hof van Justitie nam dat standpunt in omdat het tot de conclusie was gekomen dat wij een grondigere effectbeoordeling moesten uitvoeren. En dat is precies wat we nu hebben gedaan. Dat betekent echter niet dat we enige aanleiding hebben gevonden om het deel over gekoppelde/ontkoppelde steun te wijzigen. Als boeren daadwerkelijk stoppen met de productie, dan zullen ze uiteraard ook geen gebruikmaken van het ontkoppelde deel. Ze kunnen hun geld blijven gebruiken, ook als ze in de toekomst geen katoen meer produceren.

Ik vermoed dat we in een lastige situatie terecht kunnen komen, omdat een aantal van de moeilijkheden waar de sector mee kampt naar mijn mening hun oorsprong vinden in de periode vóór de katoenhervorming van 2004. Ik hoop echter dat de uitkomst van deze hervorming zal zijn dat we nog een katoensector hebben. Waarschijnlijk zal het een kleinere sector zijn, vanwege de ontwikkeling die we hebben gezien, maar ik hoop ook dat het een meer concurrerende sector zal zijn.

Ik denk dat er veel kan worden gedaan om de kwaliteit van de productie te verhogen, zoals mevrouw Batzeli al opmerkte. Op die manier leveren we een bijdrage aan een waardevoller product dankzij een oorsprongsetiket. Ik denk dat de katoenproducerende lidstaten van deze mogelijkheid gebruik moeten maken om een betere prijs te krijgen voor hun producten, opdat de katoensector in de Europese Unie welvarend en concurrerend kan blijven.

 
  
MPphoto
 
 

  Ioannis Gklavakis, rapporteur. − (EL) Mijnheer de Voorzitter, zoals ik het zie, zijn we het er allemaal over eens dat de katoenteelt in de EU behouden moet blijven. Hoe zou het ook anders kunnen? De katoensector in de EU heeft een onderproductie van zeventig procent. Als de katoenproductie op alle niveaus blijft teruglopen, dan zal de EU straks een tekort hebben aan alles.

In de EU telen we slechts twee procent van de wereldproductie en dat deel moeten we koste wat het kost beschermen. Laten we niet vergeten dat katoen maar 0,15 procent uitmaakt van de gehele landbouwproductie in de EU. Bovendien is voor dit verslag een bijzondere inspanning gedaan: de producenten in de katoentelende landen die ik heb bezocht, hebben mij verzekerd dat ze graag kwaliteitskatoen willen produceren.

Met alle ingebrachte voorstellen kunnen aanzienlijke resultaten worden geboekt. Ik heb me gerealiseerd dat er iets niet duidelijk is geworden, en daarom zal ik het nogmaals uitleggen. Het areaal is verkleind om de subsidies te verhogen en het totale bedrag aan steun per land is gehandhaafd. Er is geen verbod op het uitbreiden van het bebouwde areaal, alhoewel dit natuurlijk tot gevolg zou hebben dat de steun per hectare omlaag gaat.

Laten we het voorbeeld van Griekenland nemen: we zijn van 370 000 hectare tegen een subsidie van 594 euro per hectare gegaan naar 270 000 hectare tegen 750 euro per hectare. Maar als we ervoor kiezen om meer dan 270 000 hectare te bebouwen en bijvoorbeeld voor 370 000 hectare kiezen, dan kunnen we dat zonder meer doen. In tegenstelling tot voorheen zal niemand ons komen vertellen dat er een maximum areaal is of een sanctie. Dat betekent in feite dat er geen verbod is.

(Interruptie)

Richt u zich alstublieft tot het Parlement en leg uit wat u bedoelt. Lees alstublieft het verslag, dan zult u zien dat het absoluut juist is. Als we boven de 270 000 hectare uitkomen, zullen we een lager bedrag per hectare ontvangen dan 750 euro. Kijkt u het alstublieft zelf na in het verslag.

 
  
  

VOORZITTER: GÉRARD ONESTA
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen om 11.00 uur plaats.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid