Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2007/2110(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0103/2008

Ingediende teksten :

A6-0103/2008

Debatten :

PV 07/05/2008 - 19
CRE 07/05/2008 - 19

Stemmingen :

PV 08/05/2008 - 5.10
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2008)0196

Volledig verslag van de vergaderingen
Woensdag 7 mei 2008 - Brussel Uitgave PB

19. Beheer van diepzeevisbestanden (debat)
Notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6/0103-2008) van Rosa Migueléz Ramos, namens de Commissie visserij, over het beheer van de diepzeebestanden (2007/2110(INI)).

 
  
MPphoto
 
 

  Struan Stevenson (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, in het kader van een procedurekwestie zou ik voor we beginnen kort iets willen opmerken over het late tijdstip van de debatten over landbouw en visserij. Dit is constant het geval. Onze debatten staan altijd pas als laatste in de avond gepland, zowel hier in Brussel als in Straatsburg.

Ik vind dat zeer onrechtvaardig. Als het Verdrag van Lissabon in werking treedt, zullen we medebeslissingsrecht hebben in zowel de Commissie landbouw als de Commissie visserij. Dat betekent dat onze status dan gelijkwaardig zal zijn aan die van alle andere commissies in dit Parlement. En toch krijgt de Commissie buitenlandse zaken altijd de middagsessies, waardoor wij steeds ’s avonds laat moeten spreken en onze collega´s van buitenlandse zaken vroeg kunnen gaan eten en slapen.

Dat is in mijn ogen niet terecht en ik doe daarom een beroep op u, mijnheer de Voorzitter, om namens alle leden van de Commissies landbouw en visserij de klacht neer te leggen bij de Conferentie van voorzitters dat wij bezwaar maken tegen deze gang van zaken en dat we in de toekomst een eerlijke handelwijze willen. We zijn soms best bereid om laat te spreken tijdens debatten, maar soms willen we ook voorrang krijgen en vroeg in de middag spreken. Ik hoop dat u dat accepteert.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Dames en heren, uiteraard zal ik uw opmerking doorgeven aan de Voorzitter van het Parlement, maar ik verzoek u ook deze door te geven aan de voorzitters van uw respectieve fracties. Het zal u immers niet ontgaan zijn dat het de Conferentie van Voorzitters is die de agenda vaststelt en de volgorde waarin de verslagen zullen worden behandeld. Ik zal dus verslag uitbrengen aan mijn kant; geeft u de informatie alstublieft door aan uw kant.

 
  
MPphoto
 
 

  Rosa Miguélez Ramos, rapporteur. − (ES) De waarheid is dat wat de heer Stevenson zojuist heeft verwoord, een algemeen aanwezig gevoel is, omdat we allemaal hebben kunnen vaststellen dat we al vele jaren op dit soort late uren spreken.

Ik vind dat zelfs de commissarissen bezwaar zouden moeten maken. Ik roep de heer Borg en mevrouw Fischer Boel op ook bezwaar te maken, zodat deze debatten op redelijkere tijdstippen worden gepland, niet alleen voor ons eigen gemak, maar ook omdat ze dan voor het publiek en de betrokken sectoren eenvoudiger toegankelijk zijn.

Vanavond gaan we het echter over diepzeesoorten hebben. Om te beginnen wil ik u eraan herinneren dat Europese vloten in de jaren negentig op deze soorten zijn gaan vissen, toen de bestanden van demersale soorten terugliepen en met name kabeljauw aan het verdwijnen was, en dat de mededeling van de Commissie, waar mijn verslag betrekking op heeft, beoogt de doeltreffendheid van de wetgeving in twee opzichten te beoordelen: de toereikendheid en de toepassing ervan.

De waarheid is, en dat staat ook mijn verslag, dat de eerste quota aan lidstaten werden toegewezen en zelfs werden verrruimd voordat we over voldoende biologische informatie beschikten. Dat leidde ertoe dat achtereenvolgende verdelingen werden gebaseerd op gegevens die niet volledig betrouwbaar waren, waardoor sommige lidstaten hun toegewezen quota niet opmaakten, terwijl andere er al in de eerste maanden van het jaar doorheen waren.

De waarheid is ook dat het gebrek aan kennis over de geografische structuur van deze soorten en het ontbreken van betrouwbare wetenschappelijke gegevens maakte dat de totaal toegestane vangsten (TAC’s) en de quota werden vastgesteld voor zeer uitgebreide beheersgebieden en dat ze te restrictief waren, en zelfs verder gingen dan nodig was voor soorten waarvoor herstelprogramma’s gelden.

De waarheid is tevens, en dat moeten we erkennen, dat de indeling veel te wensen overlaat, omdat alle soorten die onder de vierhonderd meter leven als diepzeesoorten worden beschouwd, en dit betreft een breed scala van vissen zonder gemeenschappelijke biologische, zonale of morfologische kenmerken.

Tegen de Commissie zou ik willen zeggen dat het uiteraard noodzakelijk lijkt een duidelijker onderscheid te maken tussen de soorten die bescherming behoeven – en dat zijn er een heleboel – en de andere soorten die als alternatief voor de demersale soorten gelden en waarvoor langetermijndoelen ten aanzien van de vloot vastgesteld moeten worden.

De waarheid is dat de Commissie al meerdere keren gedwongen is geweest soorten van de lijst te schrappen en te erkennen dat zij slechts als bijvangst van de visserij in ondiepe wateren worden gevangen. Zo is op voorstel van het Verenigd Koninkrijk de torsk van de lijst diepzeesoorten verwijderd en wordt het quotum bericyden niet meegeteld als het is gevangen met pelagische trawls.

Naar mijn mening is het de hoogste tijd dat de Commissie een eind maakt aan verschillen in behandeling tussen soorten die niet volledig terecht zijn. Ik wil er ook op wijzen dat er vorderingen zijn gemaakt bij deze visserij en dat de communautaire vloot al vele maatregelen toepast die echter niet worden toegepast door andere, niet-Europese vloten die in dezelfde gebieden vissen.

Onze vloot heeft zijn visserij-inspanning al verminderd, zowel door middel van een verlaging van de TAC’s als door inkrimping van het vermogen en de vorming van beschermde gebieden.

Er zijn nog andere kwesties die verband houden met deze soorten, zoals de toereikendheid van het stelsel van TAC’s en quota voor het beheer van deze bestanden, wat bijzonder moeilijk is omdat het gemengde visserij betreft.

Een andere kwestie die moet worden aangepakt, lijkt − en is − het probleem van de teruggooi, die beter geregeld moet worden. Een ander probleem dat moet worden aangepakt is het beheer van de visserij-inspanning, omdat de Commissie de fout heeft gemaakt alle vaartuigen waaraan een diepzeevisdocument is afgegeven op te nemen in de lijsten van vaartuigen die een speciale vergunning nodig hebben, wat tot veel verwarring heeft geleid.

Tot slot, mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ga ik nu naar uw bijdragen en die van de Commissie luisteren, en zal ik daarna mijn conclusie presenteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Joe Borg, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik, als reactie op wat de heer Stevenson en mevrouw Miguélez Ramos opmerkten met betrekking tot het tijdstip, benadrukken dat de Commissie de tijdstippen voor de debatten die door het Parlement worden vastgesteld, met eerbied en berusting accepteert.

Mijn dank gaat uit naar de rapporteur, mevrouw Miguélez Ramos, en naar alle leden van de Commissie visserij, voor dit bijzonder grondige verslag.

Zoals u weet heeft de EU een aanzienlijk belang in de diepzeevisserij. De voornaamste EU-lidstaten die actief zijn in deze visserij zijn Estland, Frankrijk, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Portugal en Spanje. De vangsten die zij aanlanden zijn de grootste die wereldwijd worden gerapporteerd.

In vergelijking met de EU-visserijsector als geheel, is het globale economische en sociale belang van de communautaire vloten voor bodemvisserij in volle zee relatief klein. Dat neemt niet weg dat deze vorm van visserij in bepaalde landen en regio’s – met name Spanje en Portugal – een belangrijke bijdrage levert aan de vangst en de werkgelegenheid en op plaatselijk niveau toegevoegde waarde heeft.

Aan het eind van de jaren zeventig werd begonnen met diepzeevisserij. Vanaf de jaren negentig maakte de sector een snelle ontwikkeling door, die het gevolg was van drie factoren. Ten eerste namen de mogelijkheden voor de visserij in ondiepe wateren aanzienlijk af vanwege uitputting van de bestanden en vanwege uitbreiding, in de jaren zeventig, van de nationale jurisdictie in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee. De tweede factor was de hoge waarde van bepaalde diepzeesoorten en de derde factor was de technologische vooruitgang in de sector, waardoor vissen op grotere diepte mogelijk werd.

Onze regelgeving inzake diepzeevisserij tracht specifieke toegangsvereisten en daaraan gerelateerde voorwaarden voor het bevissen van de diepzeebestanden in te stellen. Er is wat vooruitgang geboekt ten opzichte van het voorgaande ontwikkelingsstadium van de visserij, waarin geen regels bestonden.

Onze jongste voorstellen voor het vaststellen van TAC’s en inspanningsbeperkingen zijn in toenemende mate gebaseerd op wetenschappelijke informatie, die steeds ruimer voorhanden is. Eén zekerheid die we hebben is dat de toestand van de diepzeebestanden de afgelopen jaren is achteruitgegaan. In wetenschappelijke adviezen wordt om aanvullende gegevens over zowel de kwantiteit als de kwaliteit gevraagd. Ons nieuwe voorstel voor gegevensverzameling, dat momenteel met de Raad wordt besproken, houdt ook rekening met deze kwesties. Bovendien zullen nieuwe onderzoeken naar de toestand van de diepzeevisgronden deel gaan uitmaken van de verplichtingen van de lidstaten en zullen we in ons toepassingsvoorstel voor gegevensverzameling verzoeken om aanvullende biologische bemonstering.

Desondanks zijn de regels in de Verordening inzake diepzeevissen onmiskenbaar aan herziening toe.In onze mededeling zijn de beperkingen van de verordening geanalyseerd en worden de problemen benoemd die moeten worden aangepakt.

We hopen met uw gewaardeerde hulp een herziening van deze verordening op gang te brengen, om specifieke toegangsvereisten en daaraan gerelateerde voorwaarden voor het bevissen van de diepzeebestanden in te stellen. In 2009 zal een uitgebreide raadplegingsronde plaatsvinden waarbij alle belanghebbenden betrokken worden, dit om te overwegen strengere regels toe te passen op dit type visserij.

Uit uw verslag blijkt dat we dezelfde punten van zorg en dezelfde doelstellingen hebben, en ik hoop dat we nauw kunnen samenwerken om op korte termijn maatregelen te kunnen nemen ter bescherming van de visbestanden.

 
  
MPphoto
 
 

  Marios Matsakis, rapporteur voor advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid. (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijn welgemeende felicitaties aan de rapporteur voor haar uitstekende werk. Correct beheer van diepzeevisbestanden is van essentieel belang om duurzaam gebruik van de zeeën en instandhouding van mariene ecosystemen te bevorderen.

Met deze beginselen in gedachten heeft de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid een advies opgesteld en uitdrukkelijk onderschreven. Dit advies bevat een klein aantal suggesties die als aanvulling op het verslag van mevrouw Ramos zijn bedoeld en de doeltreffendheid en toepasbaarheid ervan verder willen vergroten. In het advies is onder meer benadrukt dat de totaal toegestane vangsten beperkt moeten worden, overeenkomstig relevant wetenschappelijk advies, en dat de aanbevelingen van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) beter moeten worden opgevolgd. Ook geeft het onze bezorgdheid weer over de inefficiëntie en de slechte uitvoering van de huidige verordeningen, met name wat betreft de inspectie- en controleprocedures in de lidstaten. Daarnaast benadrukt het de voordelen van het instellen van een netwerk van beschermde mariene zones binnen het Natura 2000-netwerk.

Ook gaat het advies in op de noodzaak gezamenlijke richtsnoeren te ontwikkelen, optimale werkwijzen uit te wisselen, het gebruik van beschikbare technologie te verbeteren en denktanks en NGO’s in te zetten om maatregelen ter bestrijding van illegale visserij en de verkoop van illegale vangsten op Europese markten beter uit te voeren. Het advies bespreekt ook de noodzaak milieuvriendelijkere vangstmethoden te stimuleren, die niet schadelijk zijn voor het milieu en de ecologische biodiversiteit. Mijn fractie steunt het verslag, aangevuld met de aangenomen aanbevelingen uit het advies, volledig. We kunnen echter niet onze steun geven aan de drie ingediende amendementen, omdat we vinden dat deze ingaan tegen de noodzaak onze mariene ecosystemen correct en doeltreffend te beschermen.

 
  
MPphoto
 
 

  Struan Stevenson, namens de PPE-DE-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag eerst mevrouw Miguélez Ramos feliciteren met het uitstekende werk dat ze heeft verricht met dit verslag.

De wetenschap op het gebied van diepzeebestanden is nog niet volledig ontwikkeld. We weten echter wel dat deze soorten op grote diepte leven – van vierhonder meter diep tot meer dan tweeduizend meter diep, en zelfs nog dieper naar het schijnt. We weten dat ze laat rijp zijn – soms bereiken ze de vruchtbare leeftijd pas als ze 25 jaar zijn – en dat ze een zeer beperkt voortplantingsvermogen hebben. We weten dat er miljoenen verschillende soorten leven op deze grote diepten en dat er daarvan maar een heel klein aantal eetbaar is. We weten ook dat diepzeevissers als gevolg hiervan regelmatig zo’n 55 procent van alle gevangen vis teruggooien. We weten dat de visserijmethode die doorgaans wordt gebruikt boven gevoelige diepzee-ecosystemen afschuwelijk vernietigend kan zijn – koudwaterkoraalriffen, onderzeese gebergten en hydrothermale bronnen kunnen erdoor vernietigd worden. De manier waarop bodemtrawlers te werk gaan zou in elke andere industrie die actief is in diepzeegebieden reden zijn om een uitgebreide milieu-effectbeoordeling te eisen.

Daarom moeten we streng controleren op het soort vistuig dat wordt gebruikt bij de diepzeevisserij. We moeten het gebruik van vernietigend tuig vermijden. We moeten ervoor zorgen dat dergelijke visserij-activiteiten alleen worden toegestaan in gebieden waar ze met zekerheid geen schade zullen aanrichten. We moeten zien te voorkomen dat netten kunnen losraken en er vervolgens nog decennialang sprake is van spookvisserij. Dit gezegd zijnde erken ik wel het karakter van de ambachtelijke visserij voor de kust van Portugal en rondom de Azoren, waar op een duurzame manier wordt gevist. Ik ben bereid te accepteren dat we dit soort visserij niet aan buitensporige controles onderwerpen.

Wij proberen hier nu oplossingen voor te vinden tegen de achtergrond van slechte bestaande wetgeving, slechte controles, slechte wetenschappelijke informatie, slechte terugkoppeling vanuit de lidstaten en een gebrek aan algemeen geloofwaardige informatie. Ik kan alleen maar hopen dat dit verslag de weg vrijmaakt voor grote verbeteringen.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Casaca, namens de PSE-Fractie. – (PT) Ook ik wil graag de rapporteur en alle anderen bedanken die hebben meegeholpen dit verslag te verbeteren, zoals de heer Stevenson. Maar ik wil ook vooral een oproep doen aan iedereen. Laten we voorkomen dat er op de zeebodem een herhaling plaatsvindt van de dramatische situaties die we de afgelopen decennia hebben gezien met betrekking tot de vangst van kabeljauw en andere pelagische soorten. Het is van essentieel belang dat we het voorzorgsbeginsel en het beginsel van ecosysteembeheer respecteren. Het is van essentieel belang dat we een duurzame visserij handhaven.

Paragraaf acht van dit verslag bevat een voorstel dat in zijn geheel genomen denk ik wel goed bedoeld is, maar dat tevens suggereert dat visserij-activiteiten boven onderzeese gebergten moet worden verboden, en dat is in de Azoren onuitvoerbaar, omdat bijna alle diepzeevisserij daar boven onderzeese gebergten plaatsvindt. Om die reden kunnen wij de genoemde paragraaf niet steunen in zijn huidige vorm en zullen we uiteraard meegaan met het voorstel van de socialisten om die paragraaf te wijzigen. Waar het uiteindelijk om draait, is dat we allemaal in gedachten moeten houden dat we niet nogmaals de fouten kunnen maken die we in het verleden hebben gemaakt met betrekking tot de zeebodem, waar de leefwereld vele malen kwetsbaarder is dan aan de oppervlakte.

Zoals al ter sprake is gekomen, rijpen soorten op de zeebodem veel langzamer en is het veel lastiger om aangerichte schade te herstellen, en daarom kunnen we op de zeebodem niet op dezelfde manier te werk gaan als we dichter aan de oppervlakte doen. Daarom vraag ik de Europese Commissie hier dringend aandacht aan te besteden.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro, namens de GUE/NGL-Fractie. – (PT) Wij feliciteren de rapporteur met haar werk en steunen de inhoud van het verslag grotendeels, op een paar punten na. Aangezien het doel is duurzame exploitatie van de visbestanden veilig te stellen, verwelkomen wij de volgende in het verslag opgenomen punten: de noodzaak in wetenschappelijk visserijonderzoek te investeren en hier meer mensen en middelen voor te bestemmen; de noodzaak geschikte sociaal-economische maatregelen in te stellen om de vissers te compenseren voor de kosten van de inspanningsbeperking ten gevolge van herstelprogramma’s; en de noodzaak vissers te betrekken bij het vaststellen van maatregelen ter bescherming van het mariene milieu en voor het beheer van de visbestanden. Tot slot onderstrepen wij, zoals gezegd, de noodzaak verschillende en passende oplossingen te vinden voor verschillende soorten, daarbij rekening houdend met het specifieke vistuig dat per regio wordt gebruikt.

 
  
MPphoto
 
 

  Carmen Fraga Estévez (PPE-DE). (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik ben ook van mening dat er voldoende redenen zijn om de amendementen die zijn ingediend op het verslag te steunen, maar ik vind het verslag ook zeer waardevol.

Wat betreft het verbod op vissen op een diepte van meer dan duizend meter, dat hier wordt besproken, heeft de Commissie visserij zich al heel duidelijk uitgesproken in een ander verslag, dat veel meer rechstreeks verband hield met kwetsbare mariene ecosystemen dan het onderhavige verslag. Daarbij werd het koppelen van diepte aan gevoelige ecosystemen door een grote meerderheid verworpen.

Alle kwetsbare habitats dienen beschermd te worden, ongeacht of ze zich op duizend, zeshonderd of tweehonderd meter diepte bevinden, en dat moet niet afhankelijk zijn van of ze aan de ene of de andere kant van een kunstmatige lijn liggen die in een kantoor in Brussel is getrokken.

Dit is ook het uitgangspunt van de Voedsel- en Landbouworganisatie der Verenigde Naties (FAO), die in haar voorbereidende werk voor de richtlijnen ter bescherming van kwetsbare ecosystemen het criterium diepte uitsloot, juist vanwege het willekeurige aspect ervan, het gebrek aan wetenschappelijke onderbouwing en omdat het meer denkbeeldig is dan iets anders. Het beschermt namelijk niet, zoals ik al heb gezegd, de koraalriffen of onderzeese gebergten die zich op minder grote diepte bevinden, en er zouden onmiddellijk hele delen van de visserij-industrie van de kaart geveegd worden die al geruime tijd probleemloos functioneren, zoals de visserij op degenvis in de Azoren of die op zwarte heilbot in het gebied dat door de Visserijorganisatie voor het noordwestelijke deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) wordt gereglementeerd. Dit zijn gewoon maar twee voorbeelden.

Als we de amendementen echter steunen, zal dat tot grotere samenhang in de wetgevingsprocessen leiden, aangezien we nu bezig zijn de toekomstige wetgeving op het gebied van teruggooi voor te bereiden, die op alle communautaire vloten van toepassing zal zijn.

Daarom is wat mij betreft nu niet het juiste moment om bepaalde vloten op het spel te zetten door ze te onderwerpen aan regelgeving inzake teruggooi, die uiteindelijk misschien niet overeenkomt met de algemene regels. En dat gaat in tegen het principe van betere regelgeving ten voordele van de samenleving.

 
  
MPphoto
 
 

  Zdzisław Kazimierz Chmielewski (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, in de diepzeevisserij hebben we, vanwege de bijzondere aard van de visbestanden en het mariene ecosysteem, te maken met een uniek microklimaat, een microwereld die zowel de bekende kwaliteiten als de permanent zichtbare tekortkomingen van het visserijbeleid op bijzonder schrille wijze laat zien.

Het interessante verslag van mevrouw Miguélez Ramos en de discussie die naar aanleiding daarvan is ontstaan zijn feitelijk een typisch voorbeeld van aanschouwelijk onderwijs en geven eens te meer aan dat we nederigheid moeten blijven betrachten ten opzichte van de mysteries van de diepte – nederigheid die overigens minstens moet worden gecompenseerd door onderzoek te doen naar de diepste Europese bekkens, waarvan het toepassingsgebied regelmatig wordt uitgebreid. Al luisterend naar de dynamische parlementaire debatten, kan ik me moeilijk aan de indruk onttrekken dat veel van de onderzoekscentra nog altijd gebruikmaken van schematische, afgezaagde methodologische beginselen. Er lijken hier drie dieptezones erkend te worden: tot vierhonderd meter, van vierhonderd tot duizend meter, en dieper dan duizend meter. Er blijken zelfs voorstanders te zijn van de invoering van formele, starre criteria. Zo wordt er een bijna mythisch belang gehecht aan diepten onder de duizend meter, zonder dat daar volledig overtuigende argumenten voor worden aangedragen.

Ik ben er voorstander van dat we verder blijven zoeken naar doeltreffendere methoden om de toestand van de visbestanden te kunnen beoordelen, methoden die worden aangepast aan het ecosysteem van elk bekken. De resultaten van dergelijk uitvoerig onderzoek – en dus niet schattingen – zouden het uitgangspunt moeten vormen voor de inspanningsbeperkingen voor de diepzeevisserij, en dat zou ook voor andere soorten visserij moeten gelden. Verbeterde onderzoeksmethoden kunnen namelijk garanties bieden voor een veel nauwkeuriger systeem van informatie-uitwisseling en controle van dit belangrijke en gevoelige onderdeel van de visserij-industrie.

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dank u wel, en mijn felicitaties voor mevrouw Miguéleze Ramos voor een zeer goed verslag.

Het is de moeite waard om nog even de aandacht te vestigen op het feit dat zeventig procent van de oppervlakte van de aarde uit oceanen bestaat. Meer dan 97 procent van het water op onze planeet bevindt zich in de oceanen. De oceanen vormen 99 procent van de leefruimte op aarde en vis is procentueel de grootste bron van eiwitconsumptie door de mens; 3,5 miljard mensen zijn van de oceanen afhankelijk omdat het hun primaire bron van voedsel is. Het kan geen kwaad om onszelf nogmaals te herinneren aan het grote belang van deze visserijdebatten.

Het duurzame beheer van de visbestanden in de wereld moet daarom een prioriteit zijn en we moeten continu evalueren hoe dat beheer verloopt. Ik ben het met de Commissie eens dat het ecosysteem de basis moet vormen voor de benadering van het beheer van diepzeevisbestanden. In mijn ogen zal dit het gebruik van diverse benaderingen en instrumenten bevorderen om zo de vernietigende vispraktijken uit te bannen en beschermde mariene zones in te stellen, overeenkomstig de internationale wetgeving.

Het beheer van de diepzee moet tevens gebaseerd zijn op de allerbeste, intercollegiaal getoetste wetenschap, die onder meer zal bestaan uit doeltreffende programma’s voor bijvangst en gegevensverzameling. Daarnaast moet er prioriteit worden gegeven aan doeltreffend onderzoek om de zeebodem en de natuurlijke rijkdommen van de oceanen in kaart te brengen, in het bijzonder met het oog op de invloed van de klimaatverandering.

Ik maak me grote zorgen om het huidige gebrek aan adequate gegevens voor het uitvoeren van een wetenschappelijke beoordeling van de toestand van onze diepzeevisbestanden. Het is absoluut noodzakelijk dat we een verbod op teruggooi instellen in de diepzeevisserij, aangezien wetenschappers op die manier nauwkeuriger inzicht kunnen krijgen in de complexe verscheidenheid van de soorten die worden aangeland.

Een beperking van de teruggooi alleen is niet voldoende, omdat bodemtrawling in diep water een relatief groot effect heeft op de bijvangst en de teruggooi van soorten. Ik denk echt dat de discussie omtrent de definitie van “diep” zinloos is en ik kan me helemaal vinden in het standpunt van de FAO, die diepte heeft afgedaan als een onnauwkeurige maatstaf en een onnauwkeurig criterium dat zeer willekeurig is met betrekking tot de duurzaamheid van de soorten en de visbestanden.

 
  
MPphoto
 
 

  Joe Borg, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik graag alle geachte leden van dit Parlement bedanken voor hun opmerkingen en suggesties, die we volgend jaar zeker mee zullen nemen in onze herziening van de wetgeving.

Dan wil ik nu graag nog een aantal gerichte opmerkingen maken. Om te beginnen is het bijzonder moeilijk om een definitie op te stellen en te geven van diepzeevissen. Wel heb ik notitie genomen van de opmerkingen die hieromtrent zijn gemaakt. We moeten ook leren door ervaring en door gebruikmaking van de gegevens over deze diepzeesoorten, die we pas relatief kort verzamelen. Ondertussen moeten we, vanwege de slechte kwaliteit van de informatie over deze soorten, voorzorgsmaatregelen treffen. De Verordening inzake gegevensverzameling zal zeker helpen die situatie recht te zetten.

Ik ben het met u eens dat deze soorten veel kwetsbaarder zijn en dat het beheer van de diepzeevisserij daarom bijzonder zorgvuldig en voorzichtig moet worden uitgevoerd.

Met betrekking tot teruggooi: zoals ik al eerder in dit Parlement heb gezegd, is dit een kwestie die we serieus nemen en we streven ernaar om geleidelijk aan de noodzakelijke vermindering van teruggooi in te voeren voor alle typen visserij.

Met betrekking tot de twee amendementen is de Commissie van plan akkoord te gaan met amendement 2, dat beoogt het niveau van teruggooi te beperken in plaats van direct een volledig verbod in te stellen over de hele linie.

Met betrekking tot het eerste amendement is de Commissie van mening dat de oorspronkelijke tekst de visserij-activiteiten en de gevoelige habitats meer bescherming biedt, en dan met name vanwege de bepaling dat er niet mag worden gevist beneden de duizend meter.

Deze grens zal echter opnieuw worden beoordeeld en, indien nodig, over twee jaar worden herzien.

 
  
MPphoto
 
 

  Rosa Miguélez Ramos, rapporteur. − (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil benadrukken dat er dringend behoefte is aan meer en betere informatie over deze soorten, met name de soorten die in bijlage II staan genoemd, en aan meer menselijke en financiële middelen voor onderzoek. Ik wil u eraan herinneren dat we in de Commissie visserij een hoorzitting hebben gehouden over deze kwestie, waarbij de experts hebben benadrukt hoe belangrijk het is dat de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee voor elke soort de bestanden vaststelt die op duurzame wijze geëxploiteerd kunnen worden, en dat ze tevens hebben gepleit voor meer wetenschappelijke exactheid in de bemonsteringsplannen en voor beknoptere gegevens.

De experts hebben ook aangeraden de afgesloten gebieden, waarvoor geen betrouwbare gegevens beschikbaar zijn, opnieuw te definiëren en kleiner te maken, omdat de afsluiting van gebieden die geëxploiteerd kunnen worden er in de praktijk toe zou leiden dat illegale schepen ongestraft kunnen vissen, gezien het ontbreken van visserijbelang van de partijen, wat de schaarste aan gegevens voor een beoordeling van de bestanden in die gebieden nog verder zou vergroten.

Ik wil de heer Stevenson er graag aan herinneren dat de tekst van de amendementen twee en drie precies overeenkomt met de tekst die onze commissie heeft aangenomen op basis van het verslag van de heer Schlyter over een beleid om in de Europese visserij ongewenste bijvangsten te verminderen en de teruggooi uit te bannen, zonder dat er ook maar een woord of een komma aan is toegevoegd.

Het woord “verbod” jaagt me angst aan. “Verbod” kan verwarring wekken en kan ook demotiverend werken. Het kan ook een heleboel schade berokkenen aan onze vissers, die momenteel naar beste kunnen hun werk doen. De beste oplossing is het verbod nu te schrappen en het vervolgens geleidelijk aan in te voeren, zoals de Commissie heeft voorgesteld; als ik me niet vergis was dat de exacte bewoording. Daarom wil ik u verzoeken morgen bij de stemming alstublieft de amendementen te steunen. Dank u wel.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen om 11.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (Artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Marianne Mikko (PSE), schriftelijk. (ET) De twintigste eeuw heeft ons doorbraken op wetenschappelijk en technologisch gebied gebracht, waardoor de kennis van de mens over de natuur nog groter werd en op een niveau kwam dat voorheen onbereikbaar was. In 1969 liep de Amerikaan Neil Armstrong als eerste mens op de maan; de Voyager-missies van 1977 verlieten het zonnestelsel, wat inhoudt dat astronauten niet alleen kennis hebben vergaard over de buitenste grenzen van het melkwegstelsel, maar ook over de randen van het gehele zichtbare heelal.

Vergeleken met de verovering van het heelal, is er nauwelijks aandacht besteed aan de diepten van de oceaan, die niet meer dan een paar kilometer bedragen.

De wetgeving die de handel in diepzeevisbestanden reguleert dient grondig te worden herzien. Ik onderschrijf de mening van de rapporteur inzake de dringende behoefte aan meer menselijke en financiële middelen ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek.

Het is van essentieel belang dat er een definitie komt van diepzeevisserij. Er wordt momenteel over diepten en vistuig gesproken. De lidstaten van de Europese Unie dienen het echter gezamenlijk eens te worden over de inhoud van de definitie en over het belang van overeenkomsten.

Ik wil graag de aandacht vestigen op punt acht van het verslag, dat bodemtrawling op diepten van meer dan duizend meter verbiedt. Waarom is het nodig een specifieke dieptebeperking in te stellen? De exploitatie van de bestanden en het behoud van het biologisch evenwicht dienen gebaseerd te worden op regionale kenmerken en internationale overeenkomsten. Als een visverbod op een bepaalde diepte in een bepaald gebied gerechtvaardigd is, dan moet die beperking worden toegepast op alle vistuig dat in aanraking komt met de zeebodem, en niet alleen op bodemsleepnetten.

We hebben een flexibel systeem nodig om de visbestanden te beheren en we moeten in de gelegenheid zijn om snel te reageren. Mijn dank gaat uit naar de rapporteur, die de aandacht heeft gevestigd op de ondoeltreffendheid van de geldende wettelijke regeling.

 
  
MPphoto
 
 

  Daciana Octavia Sârbu (PSE), schriftelijk.(RO) Vanwege de voortdurende en snelle uitputting van de diepzeevisbestanden en de inadequate beschermingsmaatregelen ten behoeve van de biodiversiteit in de diepzee, zijn er dringend maatregelen nodig om het behoud en het duurzame gebruik van vissoorten veilig te stellen. Hoewel de aanbevelingen van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) uit 2002 en 2004 aandacht hebben gevraagd voor het feit dat de meeste soorten zich onder het bioveiligheidsniveau bevinden, heeft de Europese Unie de visserij-inspanningen nog niet voldoende beperkt om duurzame visserij te kunnen waarborgen.

De mededeling van de Commissie met betrekking tot de herziening van het beheer van diepzeebestanden bevestigt dat het huidige exploitatieniveau van de diepzeebestanden moet worden verminderd en dat de geldende maatregelen niet doeltreffend zijn, omdat ze onvoldoende zijn toegepast. Daarom dienen we, voordat we nieuwe beheersmaatregelen aannemen, eerst vast te stellen waarom de bestaande maatregelen niet worden toegepast en waarom de lidstaten hun verplichtingen niet of te laat nakomen.

Daarnaast dient de EU aanzienlijke inspanningen te verrichten om resolutie 61/105 van de Algemene Vergadering van de VN in relatie tot diepzee- en bodemvisserij in volle zee en bescherming van kwetsbare mariene ecosystemen, volledig en doeltreffend uit te voeren.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid