Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2009/0808(CNS)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

A7-0064/2009

Debatten :

PV 23/11/2009 - 18
CRE 23/11/2009 - 18

Stemmingen :

PV 24/11/2009 - 4.5
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :


Volledig verslag van de vergaderingen
Maandag 23 november 2009 - Straatsburg Uitgave PB

18. Oprichting van een Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie (ENCP) – Geheimhoudingsregels betreffende Europol-informatie – Uitvoeringsregels voor de betrekkingen van Europol met zijn partners, inclusief de uitwisseling van persoonsgegevens en gerubriceerde informatie – Lijst van derde staten en organisaties waarmee Europol overeenkomsten moet sluiten – Uitvoeringsregels voor analysebestanden van Europol – Accreditatie van activiteiten van forensische laboratoria (debat)
Video van de redevoeringen
Notulen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is de gecombineerde behandeling van de volgende verslagen:

- A7-0065/2009 van Timothy Kirkhope, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, over het ontwerpbesluit van de Raad houdende vaststelling van de geheimhoudingsregels betreffende Europol-informatie (11943/2009 – C7-0105/2009 – 2009/0807(CNS));

- A7-0064/2009 van Sophia in ’t Veld, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, over het ontwerpbesluit van de Raad tot vaststelling van de uitvoeringsregels voor de betrekkingen van Europol met zijn partners, inclusief de uitwisseling van persoonsgegevens en gerubriceerde informatie (11944/2009 – C7-0106/2009 – 2009/0808(CNS));

- A7-0069/2009 van Jan Philipp Albrecht, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, over het ontwerpbesluit van de Raad tot vaststelling van de lijst van derde staten en organisaties waarmee Europol overeenkomsten moet sluiten (11946/2009 – C7-0107/2009 – 2009/0809(CNS));

- A7-0068/2009 van Agustín Díaz de Mera García Consuegra, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, over het ontwerpbesluit van de Raad tot vaststelling van de uitvoeringsregels voor analysebestanden van Europol (11947/2009 – C7-0108/2009 – 2009/0810(CNS));

- A7-0072/2009 van Sonia Alfano, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, over het initiatief van het Koninkrijk België, de Tsjechische Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Republiek Hongarije, het Koninkrijk der Nederlanden, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland met het oog op de aanneming van een besluit van de Raad betreffende de oprichting van een Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie (ENCP) en tot intrekking van Besluit 2001/427/JBZ (11421/2009 – C7-0109/2009 – 2009/0812(CNS)), en

- A7-0071/2009 van Timothy Kirkhope, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, over het initiatief van het Koninkrijk Zweden en het Koninkrijk Spanje met het oog op de aanneming van een kaderbesluit van de Raad over de accreditatie van activiteiten van forensische laboratoria (11419/2009 – C7-0100/2009 – 2009/0806(CNS)).

 
  
MPphoto
 

  James Nicholson, plaatsvervangend rapporteur. (EN) Mijnheer de Voorzitter, voor één keer in mijn leven was mijn timing goed! Ik wil graag van de gelegenheid gebruikmaken om allereerst excuses aan te bieden namens mijn collega, Timothy Kirkhope, die hier niet aanwezig kan zijn. Ik zal zo de wijze woorden oplezen die uit zijn pen zijn gevloeid. Ik zal u zijn standpunt als rapporteur voorlezen. Hij is de rapporteur voor de twee verslagen van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken.

Allereerst zou ik de aandacht willen richten op Timothy’s verslag over het ontwerpbesluit van de Raad houdende vaststelling van de geheimhoudingsregels betreffende Europol-informatie. De regels die we gaan vaststellen moeten veiligheidsmaatregelen bieden voor alle informatie die wordt verwerkt door of via Europol: met andere woorden, een gemeenschappelijke standaard ter bescherming van informatie die via communicatiekanalen circuleert tussen Europol en de nationale agentschappen van de lidstaten.

De rapporteur en zijn mederapporteurs voor het Europolpakket hebben de onderhandelingen over het tijdschema en de legaliteit van de ontwerpbesluiten van de Raad als frustrerend ervaren. Nu president Klaus zijn handtekening heeft gezet en het Verdrag van Lissabon realiteit wordt, zijn de onderhandelingen met de Raad en de Commissie achterhaald. Dit verslag, alsook de verslagen van zijn collega’s, roept ertoe op de tekst van de Raad te verwerpen.

De rapporteur wil graag benadrukken dat hij het oogmerk van het Raadsbesluit onderschrijft, aangezien we wel degelijk voorstaanders zijn van een betere uitwisseling van informatie en erkennen dat Europol de lidstaten de nodige voordelen biedt ten aanzien van wetshandhaving en misdaadbestrijding.

We willen de bevoegdheid van Europol beperkt en specifiek houden en het agentschap op die wijze zo efficiënt en effectief mogelijk maken. Verder moeten we erkennen dat soevereine staten een rol spelen, aangezien zij hun nationale politiemachten en veiligheidsdiensten aansturen. Echter, onverminderd de algemene steun voor de Europese Politiedienst, zijn de rapporteur en zijn mederapporteurs in de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken van mening dat er, gezien de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en de effecten daarvan op de politiesamenwerking, niets mag worden gewijzigd aan de uitvoeringsmaatregelen voor het besluit inzake Europol, totdat dergelijke maatregelen kunnen worden aangenomen onder het nieuwe juridisch kader waarin het Verdrag van Lissabon voorziet.

Derhalve roepen wij de Raad op zijn voorstel in te trekken en, zoals opgenomen in het verslag, verzoeken wij de Commissie of de Raad om ter plenaire zitting een verklaring af te leggen over een voorstel voor een nieuw besluit inzake Europol, dat zes maanden na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moet worden ingediend.

Dan ga ik nu verder met het tweede verslag, over het initiatief van het Koninkrijk Zweden en het Koninkrijk Spanje betreffende het kaderbesluit van de Raad over de accreditatie van activiteiten van gerechtelijke laboratoria. Dit is een initiatief van Zweden en Spanje, dat beoogt te bewerkstelligen dat laboratoriumactiviteiten worden geaccrediteerd door een accreditatie-instantie, zodat de criminaliteit kan worden bestreden via nauwere samenwerking tussen de rechtshandhavingsautoriteiten in de lidstaten. Voor de EU en de lidstaten is de uitwisseling van informatie binnen het kader van de samenwerking tussen justitie en politie met het oog op misdaadpreventie en -bestrijding de afgelopen jaren een hoge prioriteit geworden.

Doel van dit ontwerpkaderbesluit is te bewerkstelligen dat de resultaten van laboratoriumactiviteiten van een lidstaat worden erkend als gelijkwaardig aan de resultaten van laboratoriumactiviteiten in andere lidstaten, waardoor de beklaagden kunnen rekenen op rechtszekerheid en er een betere justitiële samenwerking kan plaatsvinden wanneer bewijs uit de ene lidstaat wordt gebruikt in procedures in een andere lidstaat.

Dit doel wordt gerealiseerd door ervoor te zorgen dat laboratoriumactiviteiten worden geaccrediteerd door de accreditatie-instantie, mits zij voldoen aan de internationale normen. Het kaderbesluit zou van toepassing zijn op laboratoriumactiviteiten met betrekking tot DNA en vingerafdrukken, en elke lidstaat zorgt ervoor dat de resultaten van geaccrediteerde laboratoriumactiviteiten in andere lidstaten worden erkend als zijnde gelijkwaardig aan de resultaten van geaccrediteerde binnenlandse laboratoriumactiviteiten. Het blijft evenwel te allen tijde de verantwoordelijkheid van elke individuele rechterlijke instantie om elk bewijs, forensisch of niet, te beoordelen overeenkomstig de eigen nationale wetgeving.

Wederom wil ik benadrukken dat wij de doelen van het kaderbesluit van de Raad onderschrijven. Ook hier zijn er echter problemen met betrekking tot de rechtsgrond van dit initiatief als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Het verslag roept er dan ook toe op het initiatief van het Koninkrijk Zweden en het Koninkrijk Spanje te verwerpen. De juridische duidelijkheid van de verslagen van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken is nog een vraagteken gezien de ratificatie van het Verdrag van Lissabon. Dit verslag zal dan ook op een latere datum worden ingediend op basis van een rechtsgrondslag die wel duidelijk is. De tussenliggende tijd zou kunnen worden benut om dit belangrijke onderwerp nader te onderzoeken, aangezien het opgelegde tijdsschema wederom heel krap was en het Parlement hierdoor niet de tijd heeft gekregen die het had gewild om zich te buigen over een dergelijk belangrijk onderwerp.

 
  
  

VOORZITTER: PÁL SCHMITT
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Sophia in 't Veld, rapporteur. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal het heel kort houden ter compensatie van de extra tijd die de heer Nicholson heeft genomen, zodat we niet uitlopen.

Als ik het wel heb treedt het Verdrag van Lissabon over zeven dagen en vijf uur in werking. Tegen die achtergrond moet ik zeggen dat ik de haast waarmee de Raad nu een hele serie besluiten wil aannemen enigszins gênant vind. Wat ik ook gênant vind is het feit dat ik een lege stoel zie op de plek waar ik had gehoopt de Raad te zien, zodat we daadwerkelijk met elkaar van gedachten hadden kunnen wisselen.

Ik ben het in principe eens met de voorstellen van de vorige spreker. Natuurlijk steunen wij de ontwikkeling van Europol. We willen een sterk Europol. We willen een Europol dat kan functioneren en de misdaad kan bestrijden, maar we willen ook een Europol dat onder democratisch toezicht staat. Daarom ondersteun ik het voorstel van de vorige spreker om de Raad te verzoeken de voorstellen inzake Europol in te trekken en binnen zes maanden – bij voorkeur eerder – met een nieuw voorstel te komen onder het Verdrag van Lissabon.

Tot slot zou ik, ten aanzien van het specifieke onderwerp waarvoor ik rapporteur ben – te weten Europol en de uitwisseling van persoonsgegevens en vertrouwelijke documenten met derden – willen weten wat de Raad – die dus niet aanwezig is – vindt van de analyse van de
juridische dienst van het Europees Parlement dat de rechtsgrondslag die voor dit specifieke voorstel is gekozen de verkeerde is. Ik weet niet wie er namens de Raad gaat antwoorden, maar wellicht kan de Raad hierop terugkomen en iemand sturen die ons van een antwoord kan voorzien.

 
  
MPphoto
 

  Jan Philipp Albrecht, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het eens met degenen die tot nu toe hebben gesproken, en ben van mening dat het niet meer dan logisch zou zijn wanneer de Raad zijn voorstellen in verband met Europol opnieuw aan het Europees Parlement zou voorleggen, maar dan op basis van het Verdrag van Lissabon.

Het is juist dat het Europees Parlement betrokken wordt bij de behandeling van en de besluitvorming over de justitiële en politiële samenwerking in Europa, en het is ook nodig. Dat is de enige manier om de nodige legitimiteit te garanderen voor het werk van Europol. Het Parlement heeft de bepalingen die de Raad had voorgesteld voor het werk van Europol, met een overgrote meerderheid afgewezen, en dat is een duidelijk signaal dat er nu werkelijk gevolgen moeten worden verbonden aan de veranderingen in de rechtsgrondslag.

Daartoe bestaat trouwens alle reden. Het binnenlands en veiligheidsbeleid in Europa is veel te lang uitsluitend door de executieve gevoerd, en wel achter gesloten deuren. Met name na 11 september 2001 zijn er in de strijd tegen de terreur allerlei veiligheidsmaatregelen genomen waarvan vaak niet precies was onderzocht of ze nodig, doelmatig en adequaat waren. Er is zelfs niet eens over gesproken. De derde pijler van de Europese Unie staat politiek gezien los van alles, en daardoor konden de regeringen een meerderheid krijgen voor zeer omstreden ingrepen in de grondrechten van hun burgers.

Zeker op één vlak is het evenwicht daardoor sterk in het gedrang gekomen. De samenwerking van de veiligheidsdiensten is mondiaal al nauwer geworden, terwijl er geen internationale afspraken zijn gemaakt over minimumnormen voor de grondrechten en de rechtsbescherming. Met name bij de uitwisseling van persoonlijke informatie tussen de EU en derde landen wordt deze kloof tussen de bevoegdheden van de staat en de burgerrechten al duidelijker zichtbaar. In de Europese veiligheidsagentschappen zoals Europol, Eurojust en Frontex, maar ook in de informatiesystemen Schengen, Eurodac en de databank voor douane- en visumgegevens, worden steeds meer gegevens over personen verzameld, en die worden steeds vaker aan elkaar gekoppeld en voor allerlei doeleinden geëvalueerd. Zelfs binnen Europa wordt het steeds onoverzichtelijker wie welke gegevens onder welke omstandigheden mag verzamelen, bezitten, evalueren of doorgeven. Ook de mogelijkheden voor de rechtsbescherming voldoen vaak niet aan de tot nu toe geldende principes.

Maar wat gebeurt er wanneer al deze gegevens worden doorgegeven aan derde landen? Het gaat tenslotte niet alleen maar om landen als Noorwegen en Zwitserland, maar ook om de VS, Rusland en zelfs landen als Marokko en China. Ik vraag me af wie daar de zelfde mate van bescherming kan garanderen tegen willekeur en misbruik door de overheid. Nee, dit Parlement heeft zich tot taak gesteld om op basis van het nieuwe Verdrag een proces op gang te brengen waardoor de grondrechten van de burgers van Europa ook bij de internationale samenwerking in de strijd tegen misdaad en terrorisme volledig worden gerespecteerd. We moeten deze minimumnormen vastleggen voor we als Europese Unie nog meer overeenkomsten met derde landen sluiten over de uitwisseling van gegevens – met name over de bescherming van persoonsgegevens.

Dit geldt voor de informatie van Europol, maar ook voor de SWIFT-bankgegevens en de passagiersgegevens die worden uitgewisseld tussen de Europese en Amerikaanse autoriteiten. Verdere maatregelen kunnen alleen maar worden genomen wanneer er duidelijke regels voor de gegevensbescherming zijn, de evenredigheid tussen doel en middel grondig getoetst is en de doeltreffende bescherming van rechten van de burgers gegarandeerd is.

Ik ben blij dat we voor het Europolpakket zo’n brede meerderheid hebben gevonden, en beschouw dat als een goed voorteken voor de discussie die binnenkort op gang zal komen over een volledige bescherming van de grondrechten in Europa, want dat is precies wat de burgers nu van ons verwachten.

 
  
MPphoto
 

  Agustín Díaz de Mera García Consuegra, rapporteur. (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de vice-voorzitter, het Europolpakket bestaat uit vier ontwerpbeschikkingen tot uitvoering van het besluit van de Raad van 6 april 2009.

Ten eerste, mijnheer de Voorzitter, wil ik evenals mijn collega's verzoeken om intrekking van het voorstel van de Raad. Wij willen een Parlement dat veel beter zichtbaar is en een Verdrag van Lissabon dat besluiten neemt in samenhang met het Europolpakket. We willen dat het Parlement en de Raad op gelijke voet staan en met elkaar in evenwicht zijn.

Om het waarom van mijn verwerping van het voorstel toe te lichten, zal ik kort ingaan op de inhoud van mijn verslag. Een van de belangrijkste taken die aan de Europese politiedienst zijn toevertrouwd, is het verzamelen, bewaren, verwerken, analyseren en uitwisselen van informatie en gegevens. Om een dermate belangrijke opdracht te kunnen uitvoeren, moeten de bevoegde instanties van de lidstaten volledige, bijgewerkte en nauwkeurige informatie verstrekken aan Europol. Alleen dan kan Europol zijn onderzoekscapaciteit ten volle benutten.

Het toepassingsgebied van de ontwerpbeschikking van de Raad is, zoals in artikel 2 is vastgelegd, beperkt tot de verwerking van gegevens ten behoeve van onderzoek, overeenkomstig het mandaat beschreven in artikel 14, lid 1 van de beschikking. Met het oog hierop beschikt Europol momenteel over 19 soorten analysebestanden. Elk daarvan vormt een afzonderlijke databank gekoppeld aan een bepaalde criminele activiteit. Elke databank is derhalve nauw verbonden aan het specifieke type operationele ondersteuning dat Europol krachtens haar bevoegdheden kan bieden.

De analysebestanden zijn op dit moment het enige wettelijke instrument op Europees niveau voor het bewaren, verwerken en analyseren van informatie, zowel uit het veld als inlichtingen, met inbegrip van gegevens van persoonlijke aard.

Voorts bevat het voorstel regels en algemene beginselen betreffende technische maatregelen en normen voor toepassing ervan. In verband met de noodzakelijke verzameling en verwerking van informatie moet een rechtsinstrument in het leven worden geroepen dat volledige eerbiediging van de fundamentele rechten waarborgt. Voor de goede orde: daarmee bedoel ik dat de fundamentele rechten van de Europese burger volledig moeten worden geëerbiedigd. Dit instrument zal tevens moeten waarborgen dat Europol de aan haar toevertrouwde functies volledig kan uitvoeren. In die zin vraag ik me met mevrouw In 't Veld af of de beoogde rechtsgrond juist is.

Op dit gebied, mijnheer de Voorzitter, speelt het Europees Parlement als vertegenwoordiger van de burgers een onvervreemdbare rol. De verplichte controle door het Europees Parlement is onvervreemdbaar. Om die reden is het onontbeerlijk dat, gelet op de onmiddellijke inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, het Parlement op voet van gelijkheid met de Raad deelneemt aan het wetgevingsproces. Geen enkele overweging mag dringender zijn dan de verdediging van de burgerlijke vrijheden en de veiligheid van de Europeanen.

Ik dring er daarom bij mijn geachte collega's op aan om – overigens zonder af te doen aan onze steun voor de Europese Politiedienst, want die geven wij beslist – de voorgestelde instrumenten te verwerpen tot de Raad het Parlement in staat stelt deel te hebben aan de besluitvorming. Ik stel ook voor de Commissie en de Raad te verzoeken het voorstel in te trekken en een nieuw voorstel in te dienen overeenkomstig de bevoegdheden voorzien in het Verdrag van Lissabon.

Mijnheer de Voorzitter, tijdens mijn volgende interventie zal ik een meer uitgewerkte, duidelijker toelichting op mijn standpunt geven. Voorlopig wil ik het hierbij laten.

 
  
MPphoto
 

  Sonia Alfano, rapporteur. (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik wil het hebben over het Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie.

Dit netwerk is opgericht in 2001 bij Besluit 2001/427/JBZ van de Raad. De doelstellingen van het netwerk waren het vergemakkelijken van samenwerking en uitwisseling van informatie en ervaringen op nationaal en Europees niveau, het verzamelen en analyseren van informatie op het gebied van criminaliteitspreventie met als doel de uitwisseling van beste praktijken, het organiseren van conferenties, studiebijeenkomsten, ontmoetingen en initiatieven ter stimulering van de uitwisseling van ervaringen en beste praktijken en het geven van advies aan de Raad en de Commissie over criminaliteitspreventie.

Het besluit voorzag in een organisatie die berust op contactpunten die worden aangewezen door de Commissie en de lidstaten. Die contactpunten moesten bestaan uit ten minste één vertegenwoordiger van de nationale autoriteiten, terwijl de andere contactpunten konden worden aangewezen uit gespecialiseerde onderzoekers en universiteitsdocenten. De lidstaten moesten er echter voor zorgen dat onderzoekers, universiteitsdocenten, ngo’s en maatschappelijke organisaties werden ingeschakeld. Zelfs Europol en het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving waren als bevoegde instanties bij de werkzaamheden betrokken.

In 2005 heeft het netwerk een eerste interne structuurwijziging ondergaan, die uitmondde in de instelling van twee vaste comités – een voor het werkprogramma en een voor onderzoek – terwijl het beheer van de website overging van de Europese Commissie naar het Verenigd Koninkrijk dat vanaf dat moment de site bijhield.

In 2007 is het netwerk opnieuw onder de loep genomen en werd bepaald dat vooral het secretariaat versterkt moest worden. Voorts werd toen gewezen op de noodzaak iets te doen aan het gebrek aan middelen van de vaste comités en de nationale vertegenwoordigers.

In maart 2009 werd een externe evaluatie van de functionering van het netwerk gepubliceerd, waarin enerzijds werd gewezen op het belang van de doelstellingen die aan de wieg stonden van het netwerk, en anderzijds helaas op de organisatorische mislukking van het netwerk die het bereiken van de eerder genoemde belangrijke doelstellingen in de weg heeft gestaan.

De problemen waarop de vinger is gelegd en die vrijwel geleid hebben tot het instorten van het netwerk, zijn onder meer gebrek aan voldoende middelen, een ondoeltreffend secretariaat, gebrek aan inzet van de nationale vertegenwoordigers en een zeer schraal werkprogramma.

In de evaluatie werd zelfs de mogelijkheid overwogen de werkzaamheden van het netwerk volledig stop te zetten. Het netwerk heeft daarop een werkgroep ingesteld die zich moest buigen over de aanbevelingen in het onderzoek van maart 2009 en die tot de slotsom kwam dat een wijziging van het besluit tot oprichting van het netwerk zich opdrong. Zo werd onder meer voorgesteld een extern secretariaat in het leven te roepen, gefinancierd met kredieten van communautaire programma’s.

Hoewel sommige lidstaten de ontmanteling van het netwerk hadden voorgesteld, zijn andere lidstaten daarentegen met het voorstel gekomen het netwerk te hervormen. Het Zweedse voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie heeft dat laatste idee overgenomen en er een prioritair punt van gemaakt in het activiteitenprogramma voor de zes maanden onder zijn leiding. Daarom moet ik benadrukken hoe vervelend ik het vind om te zien dat de stoelen van de Raad leeg zijn, terwijl juist het Zweedse voorzitterschap deze voorstellen had gedaan.

Het voorstel voorziet dat het netwerk bestaat uit een secretariaat, door de lidstaten aangewezen contactpunten en een raad van bestuur. De raad van bestuur moet bestaan uit nationale vertegenwoordigers die de lidstaten benoemen, en de voorzitter van de raad van bestuur zit een uitvoerend comité voor.

Volgens mij bestaat er ook een zekere verwarring op dit vlak tussen de contactpunten en de nationale vertegenwoordigers. Voorts worden onder meer het maatschappelijk middenveld, de academische wereld en de ervaringsdeskundigen volledig buitengesloten. Ik acht dat een zeer kwalijke zaak. Ook worden de gestructureerde banden tussen het netwerk en de andere communautaire instellingen en organen die zich bezighouden met criminaliteit en criminaliteitspreventie, volledig doorgesneden.

Het besluit voorziet in geen enkele vorm van samenwerking met het Europees Parlement en de eis inzake talenkennis is weggelaten, hoewel daar eerder om was gevraagd.

Als rapporteur ben ik van mening dat dit voorstel om verschillende redenen ondoeltreffend is en niet geschikt om de misdaadpreventie aan te pakken. Op de eerste plaats heeft het netwerk niet de doelstellingen kunnen realiseren waarvoor het in het leven was geroepen. Op de tweede plaats hebben de Commissie, de Raad en de lidstaten niet samengewerkt. Ik denk dat we dat moeten zien als een vorm van sabotage van het netwerk.

Criminaliteitspreventie kan zich niet beperken tot het uitwisselen van beste praktijken. Helaas zijn we getuige geweest van een vorm van toerisme van ambtenaren die bezoeken aflegden aan de verschillende landen en vaak nog niet eens met elkaar konden praten omdat er geen tolken waren. De gebrekkige participatie van het maatschappelijk middenveld en ngo’s, evenals het ontbreken van materiaal betreffende misdaadpreventie dat ontwikkeld is voor bijvoorbeeld de scholen, maken dit netwerk volledig ondoeltreffend. Om te zorgen dat het netwerk functioneert dienen volgens mij de bevoegdheden te worden versterkt, mede door misdaadbestrijding en preventie van de georganiseerde misdaad erbij te betrekken.

Daarom stel ik voor het initiatief te verwerpen. We hadden onze goedkeuring er alleen aan kunnen verlenen als de Raad een echt ambitieus voorstel had ingediend, maar dat is helaas niet gebeurd.

 
  
MPphoto
 

  Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie.(FR) Mijnheer de Voorzitter, ik heb met veel belangstelling geluisterd naar de betogen van de heer Nicholson, mevrouw In 't Veld, de heer Albrecht en mevrouw Alfano. Dit is een debat waarin problemen over zowel de procedure als de inhoud naar voren komen.

Wat de procedurele kwesties betreft, heb ik alle begrip voor het standpunt van het Parlement. Wij staan aan de vooravond van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Ik begrijp dan ook heel goed dat bepaalde besluiten van de Raad vragen kunnen oproepen in het Parlement, en het is waar dat de Commissie deze situatie enigszins betreurt. Toch zou ik het Parlement enige toelichting willen geven over deze drie dossiers.

Zoals u weet, zal Europol door een besluit van de Raad – dat in de plaats komt van het intergouvernementeel verdrag – onder een nieuw rechtskader gaan vallen en op 1 januari 2010 een Europees agentschap worden. Aan de vaststelling van dit besluit van de Raad zijn langdurige onderhandelingen voorafgegaan, en momenteel worden er voorbereidingen getroffen voor de tenuitvoerlegging ervan.

Ik begrijp de zorgen van het Parlement heel goed en ook ik zie ernaar uit dat het nieuwe institutionele kader van kracht wordt, aangezien dit de weg vrijmaakt voor een grotere democratische controle op de Europese politiedienst. Wij moeten lering trekken uit de aanvankelijke tenuitvoerlegging van het bestaande besluit van de Raad, zodat wij over een stevige basis beschikken voor het opstellen van wetgeving in de toekomst. Hiertoe zal het bevorderlijk zijn om het Parlement en andere geïnteresseerde partijen te betrekken bij het opstellen van toekomstige verordeningen betreffende Europol, met name wat betreft de wijze waarop het Europees Parlement en de nationale parlementen toezicht zullen houden op de activiteiten van Europol.

Mijnheer de Voorzitter, dit neemt niet weg dat ik betreur dat het Parlement de ontwerpbesluiten van de Raad verwerpt. Het gaat om tenuitvoerleggingsbepalingen die belangrijke aspecten van het werk van Europol reglementeren. Zonder deze bepalingen kan Europol niet opereren.

Dan kom ik nu op de kwestie van de gerechtelijke laboratoria. Nogmaals, ik begrijp dat het Europees Parlement een andere basis wil voor dit kaderbesluit over de accreditatie van activiteiten van gerechtelijke laboratoria. De Commissie is voorstander van het gebruik van accreditatie, omdat dit kwalitatief hoogstaander werk van deze laboratoria bevordert, met name als het gaat om gevoelige technieken met betrekking tot vingerafdrukken en DNA-monsters. Strengere accreditatie van deze laboratoria zal het vertrouwen onder de burgers doen toenemen.

Nogmaals, ik ben mij bewust van de problemen met de rechtsgrondslag. Net als het Parlement vindt de Commissie dat het kaderbesluit, voor zover het verwijst naar diensten in de zin van artikel 50 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dit artikel 50 als rechtsgrondslag zou moeten hebben. Wij hebben, namens de Commissie, een verklaring opgesteld die is opgenomen in de notulen van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 23 oktober 2009. In deze verklaring behoudt de Commissie zich het recht voor om maatregelen te nemen die zij in de toekomst passend acht.

Ik wil daar nog aan toevoegen dat de Commissie overeenkomstig de bepalingen van het Financieel Reglement bereid is financiële steun te verlenen voor de activiteiten van lidstaten die het mogelijk maken dat gerechtelijke laboratoria worden geaccrediteerd. Tot slot is de Commissie bereid de tenuitvoerlegging en de toepassing van dit instrument vóór 1 juli 2018 te evalueren, zoals vastgelegd in artikel 7, lid 4 (nieuw).

Wat deze accreditatie betreft: hoewel ik begrip heb voor het standpunt van het Parlement, denk ik ook dat deze accreditatie in essentie de goede kant op gaat en dat er rekening wordt gehouden met alle gezichtspunten die in dit Parlement tot uiting zijn gekomen.

Dan wil ik nu ingaan op het European Union Crime Prevention Network (Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie). Wij vinden uiteraard dat criminaliteit voorkomen moet worden. Repressieve maatregelen zijn niet voldoende om criminaliteit en georganiseerde misdaad in te dammen. Preventie is van essentieel belang, of dit nu op lokaal of op grensoverschrijdend niveau is. In de voorstellen die ik onlangs heb gedaan over mensenhandel en kinderpornografie, heb ik overigens ook preventiemaatregelen opgenomen.

Mevrouw Alfano, u hebt zojuist gewezen op de zwakke punten van het netwerk. Het klopt dat uit een recente evaluatie is gebleken dat er daadwerkelijk behoefte is aan Europese samenwerking in de strijd tegen de georganiseerde misdaad, en het klopt eveneens dat overheidsinstanties, organisaties en de particuliere sector voorstander zijn van een multidisciplinaire aanpak die gericht is op het uitwisselen van ervaringen, methoden en instrumenten op Europees niveau.

Het is een feit dat het Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie te maken heeft gehad met problemen van strategische, politieke en organisatorische aard. De Commissie is zich hiervan bewust. Wat wij hebben gedaan op de korte termijn, is het verhogen van de financiële steun aan het secretariaat van het netwerk.

In het Stockholm Programma hebben wij prioriteit gegeven aan politiesamenwerking en aan de noodzaak om deze samenwerking voortaan op communautair niveau te kunnen beheren, overeenkomstig het Verdrag van Lissabon. Het klopt dat dit netwerk een aantal van de taken die u hebt genoemd, kan vervullen, en dat het taken kan ondernemen waarvan u een aantal interessante voorbeelden hebt gegeven.

Het is ook denkbaar dat er gemeenschappelijke projecten ontstaan tussen maatschappelijke instanties en onderwijsinstellingen, waarbij scholen, permanente educatie en gemeenschappelijke academische studieprogramma's een rol spelen. Het is duidelijk dat wij aan het begin staan van een belangrijk nieuw beleid inzake criminaliteitspreventie.

Het spreekt voor zich dat het maatschappelijk middenveld en het Parlement een grotere rol moeten krijgen. Bovendien valt politiesamenwerking voortaan onder de medebeslissingsprocedure. Ik denk dan ook dat wij binnen het kader van de nieuwe rechtsgrondslag zo nauw mogelijk zullen kunnen samenwerken. Dat zou in het belang zijn van alle burgers die in hun dagelijks leven te maken hebben met veiligheidskwesties.

Natuurlijk ben ik niet helemaal gelukkig met dit debat, dat zowel gericht is op de te volgen procedure als op de inhoud. Maar ik denk dat wij het er veel beter vanaf zullen brengen als het Verdrag van Lissabon eenmaal in werking is getreden en als wij ons aan het Stockholm Programma houden. Het Parlement zal zijn rol ten volle kunnen spelen in dit nieuwe beleid tegen de georganiseerde misdaad en, inderdaad, tegen alle vormen van criminaliteit.

 
  
MPphoto
 

  Wim van de Camp, namens de PPE-Fractie. Ik dank de vice-voorzitter van de Commissie voor de gegeven antwoorden en de beschouwing over de diverse onderwerpen.

Justitiële samenwerking in de Europese Unie is van groot belang. Als wij praten over het Europa van de burgers, dan hebben wij het vooral ook over justitiële samenwerking. Daarbinnen is de bestrijding van de criminaliteit een eerste prioriteit, vooral omdat die criminaliteit steeds meer grensoverschrijdend is. Nationale criminaliteit is bijna baldadigheid; het gaat vaak om de grote grensoverschrijdende criminaliteit.

In dat verband is de Fractie van de Europese Volkspartij ook een groot voorstander van een stevige positie van Europol, maar ook van Eurodac, en in dit kader van de forensische laboratoria.

Een belangrijk element bij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit is de democratische controle op degenen die de criminaliteit bestrijden. Daar wil ik helemaal niets aan afdoen. Toch wil ik in dit verband aandacht vragen, ook met betrekking tot de voorstellen die wij de komende maanden gaan behandelen, voor de positie van het slachtoffer. Bij criminaliteitbestrijding gaat het vaak over de rechten van de verdachte, en terecht: de privacy van de verdachte en zijn positie in het strafproces zijn belangrijk. Maar ik wil de komende vijf jaar meer aandacht voor de positie van het slachtoffer. Grondrechten, mijnheer de Voorzitter, zijn niet absoluut, zij moeten altijd in een kader worden uitgeoefend. Zoals de Nederlandse grondwet zegt: behoudens iedere verantwoordelijkheid voor de wet. Dat geldt zowel voor de verdachten als voor de slachtoffers.

Ik heb er begrip voor en ik ben het ermee eens dat het Parlement op dit moment bij deze vier dossiers zegt: even stop! Even 1 december afwachten, dan de nieuwe voorstellen en daarna de werkelijkheid: werkelijke betrokkenheid van het Europees Parlement.

 
  
MPphoto
 

  Ramón Jáuregui Atondo, namens de S&D-Fractie. (ES) Mijnheer de Voorzitter, we zitten met een probleem. Het hele Parlement vraagt de Commissie het wetgevingspakket over deze kwestie te herzien en mijnheer Barrot vertelt ons, op de vriendelijke toon die we van hem gewend zijn, dat dit een hele voorgeschiedenis heeft, dat er veel overleg over is geweest en dat het op 1 januari in werking treedt. De realiteit is dus dat we met een probleem zitten.

Ik kan u alvast zeggen, mijnheer Barrot, dat u uw opvolger kunt vertellen – want ik besef dat ú ons geen antwoord kunt geven – dat wij haar tijdens de hoorzittingen van dit Huis zullen vragen of zij voornemens is een wetgevingspakket over deze kwestie op te stellen, omdat het hele Parlement daarom vraagt, en niet louter uit wetgevingsdrang.

Het is niet zo dat het Parlement zegt dat het wil deelnemen; het moet deelnemen. Het moet deelnemen, omdat het over enkele dagen die wetgevende functie heeft en omdat het nu niet meer gaat om een kwestie van parlementaire controle maar om onze wil om andere voorstellen te doen. Ik heb bijvoorbeeld gemerkt dat veel van de richtlijnen of besluiten die hier ter tafel komen, een groot aantal leemtes en gebreken en een grote mate van rechtsonzekerheid bevatten. Die regelgeving zouden we hier willen hervormen.

Ik denk dat het een goede zaak is dat Europol met hen samenwerkt. Ik begrijp dat Europol al met hen samenwerkt en ik wil dat dit zo blijft, want ik wil dat Europol vooruitgaat. Ik wil echter ook dat u respect heeft voor het recht van het Parlement te zeggen hoe het denkt over die regelgeving, omdat dat onze wetgevende functie is en we die willen vervullen.

Ik zeg u daarom nu al dat wanneer de volgende commissaris hier verschijnt, we haar zullen vragen of het haar ernst is wetgevingsvoorstellen over deze kwestie op te stellen om het Parlement in staat te stellen tot wetgeving. Dat is alles, meer heb ik niet te zeggen.

 
  
MPphoto
 

  Nathalie Griesbeck, namens de ALDE-Fractie.(FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, ik zal mijn commentaar kort houden. Het betreft in de eerste plaats de inhoud, en in de tweede plaats de procedure, en ik zal het een en ander herhalen van wat alle fracties al heel goed onder woorden hebben gebracht.

Hoewel het creëren van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid binnen de Unie van essentieel belang is voor ons allen, en beslist ook een voorbeeld is van het Europese democratische model waaraan wij bouwen, en hoewel velen van ons Europol beschouwen als een instrument dat kan worden aangepast, hechten wij niettemin allen veel waarde aan het feit dat het bundelen van middelen – met name personele middelen, maar ook technische middelen om de georganiseerde misdaad en allerlei soorten handel te bestrijden – strikt georganiseerd zou moeten worden met een maximale garantie van rechtszekerheid, aangezien wij hier raken aan de kern van onze macht, aan de rechten en vrijheden van de Europese burgers.

Wat de procedure betreft en op het gevaar af in herhaling te treden, zou ik de commissaris, namens de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, willen zeggen dat al het werk dat is verricht, niet vergeefs is geweest. Onze medeburgers zouden er echter niets van begrijpen en de situatie volkomen verkeerd uitleggen als wij, terwijl we zo lang hebben gewacht om de instellingen die gekoppeld zijn aan het Verdrag van Lissabon operationeel te maken, niet het geduld hadden om nog een paar uur of zelfs dagen te wachten om onze bevoegdheid van medewetgever te kunnen uitoefenen, waaraan wij zo gehecht zijn.

Voor één keer is het in Europa van vitaal belang om een paar weken te wachten, totdat wij een tekst hebben die aansluit op ons procedurele kader, en net als mevrouw In 't Veld betreur ik het dat de Raad hier niet aanwezig is, omdat deze kwestie hoofdzakelijk de Raad betreft. Namens mijn commissie stel ik daarom voor dat er een nieuw wetgevingsvoorstel komt.

 
  
MPphoto
 

  Raül Romeva i Rueda, namens de Verts/ALE-Fractie.(FR) Mijnheer de Voorzitter, in dezelfde geest zou ik het woord willen voeren als coördinator van de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie over vraagstukken die verband houden met vrijheid, want dat is het punt waarop ik met name de aandacht wil vestigen.

Nu de mogelijkheid bestaat om het Europees Parlement als medewetgever bij deze werkzaamheden te betrekken, zou het onbegrijpelijk zijn als wij hiervan geen gebruik maakten. Wij zijn het dan ook allemaal eens op dit punt. In ieder geval zullen we moeten afwachten en zien hoe dit zich ontwikkelt, maar het zou duidelijk een probleem zijn als wij hieraan niet konden meewerken, zoals wij met recht verzoeken.

Ik wil nog een ander puntje ter sprake brengen met betrekking tot het verslag over de gerechtelijke laboratoria – aangezien ik deze kwestie gevolgd heb – en duidelijk stellen dat, als wij het hebben over de noodzaak van coördinatie, wij ook de kwestie van decentralisatie heel zorgvuldig moeten onderzoeken. Wij moeten niet vergeten dat er in bepaalde lidstaten niet één centrum voor forensisch onderzoek is, maar meerdere, samenhangend met de territoriale spreiding en met de bestaande politie en rechtssystemen. Dit is met name het geval in Spanje. Het is belangrijk dat wij ons dit realiseren, want om een succesvolle coördinatie tot stand te brengen moeten wij niet alleen uitgaan van een coördinatie tussen de lidstaten, maar ook tussen regio's met specifieke omstandigheden die niet noodzakelijkerwijs van toepassing zijn op nationaal niveau.

 
  
MPphoto
 

  Marie-Christine Vergiat, namens de GUE/NGL-Fractie.(FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zal herhalen wat een aantal van mijn collega's al heeft gezegd.

Vlak voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is het Europees Parlement verzocht om volgens de urgentieprocedure vier teksten te behandelen die betrekking hebben op Europol en met name op de bescherming van de vertrouwelijkheid van gegevens die door Europol worden overdragen, ook aan derde landen. Binnen dit Parlement veroordelen wij unaniem de wijze waarop ons verzocht is deze teksten te behandelen, aangezien ze over zaken gaan die zonder enige twijfel onder de medebeslissing zullen vallen zodra het Verdrag van Lissabon in werking is getreden.

Velen van ons vinden dat onze burgers recht hebben op veiligheid en dat de bestrijding van het terrorisme een prioriteit is. Wij moeten alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat onze burgers niet voortdurend bang zijn om het slachtoffer te worden van aanslagen. Daarom is het belangrijk dat wij al het mogelijke doen om de politiesamenwerking te versterken, maar niet tegen elke prijs, en met name niet ten koste van openbare fundamentele vrijheden als het recht op privacy, vrijheid van verkeer en vrijheid van meningsuiting.

Ik wil hier nog aan toevoegen dat criminaliteitspreventie niet uitsluitend zou mogen neerkomen op meer repressiemaatregelen. Het is een voorrecht voor onze democratieën om te allen tijde onze vrijheden te beschermen en er alleen inbreuk op te maken als dat absoluut noodzakelijk is. Politiesamenwerking dient dan ook plaats te vinden binnen een duidelijk omlijnd rechtskader, dat met name waarborgen biedt voor de bescherming van de vertrouwelijkheid van de uitgewisselde gegevens, evenals voor de juiste balans tussen informatie en de aangekondigde veiligheidsdoelstellingen.

Daarom verzoekt de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links, samen met alle andere fracties, de Raad en de Commissie om deze voorstellen in te trekken. Overigens vind ik het ook jammer dat de Raad hier vandaag niet aanwezig is.

 
  
MPphoto
 

  Gerard Batten, namens de EFD-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, in deze verslagen worden regels vastgesteld voor het vergaren van informatie door Europol en de uitwisseling van deze informatie tussen EU-lidstaten onderling en – let wel – ook met andere landen. We hebben het hier over uiterst persoonlijke gegevens van EU-burgers.

Veelzeggend genoeg wordt er in deze verslagen over gesproken dat de ongeoorloofde bekendmaking van dergelijke informatie de essentiële belangen van Europol niet mag benadelen of schaden. Er wordt met geen woord gerept over de bescherming van de belangen van de onfortuinlijke, onschuldige burger die de kans loopt verstrikt te raken in de nachtmerrie van een Europolonderzoek.

De meest persoonlijke informatie mag worden verzameld, tot de seksuele voorkeur en bankgegevens aan toe. Deze informatie mag zelfs worden gedeeld met derde landen – óók met landen met een niet bepaald indrukwekkende democratische staat van dienst, zoals Albanië, Peru en de Russische Federatie.

Objectief bezien is Europol totaal overbodig, maar het subjectieve standpunt van de EU is dat het essentieel is om een volgend kenmerk van een politieke staat toe te voegen aan het arsenaal, en wel een eigen politiemacht.

Hoeveel van onze weifelende Europese burgers weten dat functionarissen van Europol onschendbaar zijn voor alle handelingen en uitspraken in het kader van de uitoefening van hun ambt? Voor diegenen onder u die afkomstig zijn uit voormalige politiestaten, is dit wellicht niet zo belangrijk, maar een dergelijke immuniteit voor vervolging is voor de Engelse wet een onbekend concept.

De EU is zijn eigen rechtsstelsel aan het creëren, met instrumenten als het Europese aanhoudingsbevel en berechting bij verstek, en nu dus een eigen politiemacht. Wij in het Verenigd Koninkrijk moeten toekijken hoe onze meest elementaire en gekoesterde vrijheden, die ons in het verleden hebben beschermd, te gronde worden gericht.

De verschillende rapporteurs hebben ten minste nog het fatsoen gehad om te zeggen dat deze voorstellen moeten worden afgewezen totdat het Verdrag van Lissabon wettelijk in werking is getreden. Als de EU enig fatsoen had zouden er referenda worden gehouden over het Verdrag van Lissabon en zou niets van dit alles ooit van kracht worden.

 
  
MPphoto
 

  Andreas Mölzer (NI).(DE) Mijnheer de Voorzitter, het is goed nieuws dat het dankzij de activiteiten van Europol onlangs weer is gelukt om organisaties op te rollen van mensensmokkelaars die illegale migranten onze grenzen over helpen. Het is ook een goede zaak dat Europol van nu af aan in alle gevallen van ernstige internationale criminaliteit in kan grijpen. Het is natuurlijk altijd goed wanneer er samenwerking komt tussen de verschillende instanties die zich bezig houden met de strijd tegen de misdaad.

De kwestie van de gegevensbescherming in verband met de geplande onbeperkte toegang voor alle autoriteiten is echter helemaal niet geregeld. Men probeert ons te paaien, en belooft ons dat er een toezichthouder voor de gegevensbescherming komt, maar het is nog helemaal niet duidelijk wat die toezichthouder überhaupt mag onderzoeken. Zelfs de nationale toezichthouders voor de gegevensbescherming merken tenslotte al heel gauw waar hun grenzen liggen, ze hebben nauwelijks mogelijkheden om te interveniëren en kunnen weinig veranderen. Waarschijnlijk zal dat er op het niveau van de EU niet veel anders uitzien.

De afgelopen tien jaar zijn de burgerrechten en de burgerlijke vrijheden onder het mom van de strijd tegen het terrorisme steeds sterker beknot. De enige reden waarom de ministers van Justitie en Binnenlandse zaken de Overeenkomst inzake financiële transacties er juist nu door willen drukken, en wel zo snel mogelijk, nog voor het Verdrag van Lissabon het Europees Parlement voor dit onderwerp medezeggenschap garandeert, is dat ze weten dat er enorme bezwaren bestaan in verband met de gegevensbescherming, en dat ze er bij de SWIFT-overeenkomst niet heelhuids onderuit zullen komen. Het is namelijk niet duidelijk waarom Europol, en via het achterdeurtje van de EU vooral de VS, onbeperkt toegang krijgen, wanneer zelfs de nationale veiligheidsdiensten dit constitutionele recht niet hebben. Dit is een aanslag op de gegevensbescherming, en ik vind dat we daar een stokje voor moeten steken.

 
  
MPphoto
 

  Simon Busuttil (PPE). (FR) Mijnheer de Voorzitter, staat u mij toe dat ik om te beginnen mijn felicitaties en dank overbreng aan de vicevoorzitter van de Europese Commissie voor alles wat hij heeft gedaan in zijn hoedanigheid van commissaris voor dit beleidsterrein.

Ik hoop dat de twee commissarissen die u zullen opvolgen – niet één commissaris, maar twee – een voorbeeld zullen nemen aan uw politieke visie, uw betrokkenheid en uw werk. Dank u, mijnheer de vicevoorzitter.

(MT) Staat u mij toe om nu in te gaan op de uitstekende gelegenheid die ik onlangs had om het bureau te bezoeken dat in mijn land verantwoordelijk is voor Europol, de betrekkingen met Europol, alsmede het Schengengebied. In dit bureau verricht een aantal politiebeambten op dit gebied uitstekend werk in samenwerking met politiebeambten in andere EU-lidstaten. Ik prijs hun inspanningen en wil daaraan toevoegen dat dit bezoek mij de kans heeft gegeven om het enorme belang van Europol op waarde te schatten. Ik kon van nabij een indruk krijgen van het agentschap en zijn belang voor de misdaadbestrijding in deze tijd van vrijheid, van vrij verkeer binnen de Europese Unie en binnen veel landen van de Europese Unie.

Uiteraard stemmen wij niet tegen deze voorstellen omdat we iets tegen Europol helpen, maar juist omdat we als Europees Parlement willen bijdragen aan versterking van Europol, dat vanaf volgend jaar een agentschap wordt, zodat het zijn missie van misdaadbestrijding werkelijk doeltreffend kan waarmaken.

 
  
MPphoto
 

  Rosario Crocetta (S&D). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik heb een aantal opmerkingen over het verzoek van de Raad om goedkeuring te verlenen aan het voorstel betreffende de uitwisseling van informatie tussen Europol en zijn partners, met inbegrip van derde landen. Als het voorstel wordt goedgekeurd, belanden we in de absurde situatie dat onder meer de uitwisseling van informatie tussen Europol en derde landen wordt geregeld zonder dat het Parlement aan een lijst met dergelijke landen zijn goedkeuring heeft verleend.

Bij het beschrijven van de verwerking van persoonsgegevens lijkt het voorstel de weg te effenen voor een werkelijk onbeperkte databank, die zelfs ter beschikking zou kunnen worden gesteld van derden die nog niet nader zijn bepaald door het Parlement.

In artikel 15, lid 2 van het ontwerpbesluit van de Raad staat dat indien het absoluut noodzakelijk is – ook als er geen vermoeden van misdrijf bestaat – gegevens kunnen worden doorgegeven waaruit de raciale of etnische afkomst, de politieke opvattingen, de godsdienstige of levenbeschouwelijke overtuiging, het lidmaatschap van een vakvereniging, enzovoort blijkt, zonder aan te geven wat verstaan wordt onder “absoluut noodzakelijk” en – wat nog kwalijker is – het idee huldigend dat er rassen bestaan.

Het zou interessant zijn opheldering te krijgen van de Raad over wat een ras is en welke rassen er zijn. Wat mij betreft bestaat er slechts één ras, namelijk het mensenras.

Om genoemde redenen maar ook om de zelfstandige rol te verdedigen van het Parlement, dat werkt met bepaalde tijdsgrenzen, geloof ik dat ons niets anders te doen staat dan het ontwerpbesluit van de Raad in de huidige versie voor de gevraagde termijn van 30 november te verwerpen.

 
  
MPphoto
 

  Alexander Alvaro (ALDE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, net als Simon Busuttil zou ik de vicevoorzitter van de Commissie, de heer Barrot, willen feliciteren met het werk dat hij heeft geleverd. Hij heeft zeker geen eenvoudig dossier overgenomen, en heeft vaak de wind van voren gekregen. In de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa hadden we onder dergelijke omstandigheden een enorme paraplu voor u opgehouden, mijnheer de vicevoorzitter, dat kan ik u verzekeren. Hoe dan ook, er is al veel gezegd over Europol, en ik hoef niet te herhalen wat sommige collega’s al hebben gezegd, bijvoorbeeld dat het nogal verbazend is dat dit voor de dertigste, en dus voor het inwerkingtreden van het Verdrag van Lissabon, nog door het Parlement gejast moet worden. Het is dan ook niet meer dan een natuurlijk reactie dat het Parlement deze voorstellen van de hand wijst.

Het is ook jammer dat de Raad ons vandaag niet met zijn tegenwoordigheid kan vereren, om rekening te kunnen houden met onze opmerkingen, want ik weet zeker dat de Raad dit zal doen. Ik wil vooral ingaan op het verslag-Kirkhope over gerechtelijke laboratoria en normen. Vaak is de vraag of we niet moeten beginnen bij de details: welke gegevens moeten worden uitgewisseld, hoe moet dat gebeuren en zijn ze inderdaad vergelijkbaar, vooral wanneer ze van gerechtelijke laboratoria komen? Als DNA-gegevens op verschillende manieren tot stand komen en vervolgens worden uitgewisseld en ze zijn niet vergelijkbaar, dan is de betrokken persoon alleen maar nog verder van huis. Laten we daar ook eens over nadenken.

 
  
MPphoto
 

  Ernst Strasser (PPE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de vicevoorzitter, ik zou u willen bedanken voor het begrip dat u opbrengt voor het duidelijke standpunt van het Parlement in verband met de procedure. We wijzen de voorstellen van de Raad en de Commissie niet van de hand, maar we willen een vinger in de pap, dat is de reden voor ons standpunt.

Het is glashelder dat Europol één van de grote successen van de Europese Unie is. Met name in de strijd tegen drugscriminaliteit, mensenhandel, valsemunterij en de financiering van het terrorisme fungeert Europol als draaischijf voor de uitwisseling van informatie. Dit is een verdichte versie van de bestaande netwerken voor de politiële samenwerking. Het is belangrijk dat dit verder wordt uitgebreid. Daarom ben ik er ook voor dat er een nieuwe basis komt in de vorm van het Agentschap. De uitwisseling van gegevens is belangrijk, de samenwerking tussen de politiekorpsen in de Europese Unie is belangrijk. Dat is nodig wanneer we de strijd tegen terreur en criminaliteit willen winnen, en ook om de rechten van de Europese burgers te garanderen – en dat moet net zo duidelijk worden gezegd.

Op dit vlak bestaat er een Europese visie en zijn er duidelijke Europese waarden, wat ook blijkt uit de grote meerderheid voor de resolutie over SWIFT die het Parlement midden september heeft aangenomen. We moeten van de Raad en van de Commissie eisen dat we ons ook nu ook tijdens de onderhandelingen met Amerika houden aan deze principes, deze richtsnoeren. Dat is nodig om de Europese burgers te beschermen.

 
  
MPphoto
 

  Kinga Göncz (S&D). (HU) Ook ik ben blij dat de Raad toezeggingen heeft gedaan aangaande de verdere ontwikkeling en de hervorming van het Europese misdaadpreventienetwerk. In het licht hiervan is het zeker jammer – zoals al door verscheidene mensen ter sprake is gebracht – dat de vertegenwoordigers van de Raad nu niet aanwezig zijn bij dit debat.

Ook ik wil mijn kanttekeningen bij de procedure loskoppelen van het inhoudelijke gedeelte. Tien jaar geleden is het besluit genomen dat dit netwerk nodig is. De evaluatie heeft nu laten zien dat het netwerk de mogelijkheden die zich hadden kunnen voordoen, niet heeft benut. Aan de andere kant is het ook duidelijk geworden dat we behoefte hebben aan zo’n netwerk, dit verder moeten ontwikkelen, hier burgers en onderzoekers bij moeten betrekken en samen moeten werken met organisaties voor misdaadbestrijding. Ik wil ook graag zeggen dat de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement het werk van het netwerk en de verdere ontwikkeling daarvan belangrijk vindt. Dat het Europees Parlement dit initiatief nu verwerpt, is juist omdat deze maatregel in het kader van het Verdrag van Lissabon een nog grotere legitimiteit moet krijgen, zodat wij hier nog intensiever deel van kunnen uitmaken.

 
  
MPphoto
 

  Cecilia Wikström (ALDE). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, de grootste mislukking van het Europa van vandaag is dat wij er nog steeds niet in zijn geslaagd een eind te maken aan de mensenhandel, die onder onze ogen plaatsvindt. Vrouwen en kinderen worden in onze lidstaten als handelswaar verkocht. Volgens een voorzichtige schatting van Europol zullen in 2009 in Europa een half miljoen vrouwen worden gekocht en verkocht. Daar moeten wij openlijk over praten en wij moeten met strategieën komen om er een eind aan te maken.

Er zijn instellingen in de Europese Unie die tot doel hebben mensenhandel en georganiseerde misdaad te bestrijden, maar momenteel zijn er nog veel tekortkomingen. De samenwerking tussen de lidstaten, de Commissie, de Raad en het Parlement moet sterk worden verbeterd om enige kans te krijgen om grove misdaden eens en voor altijd aan te pakken. Daartoe behoren georganiseerde misdaad, de activiteiten van de maffia en ook mensenhandel.

Over slechts enkele dagen zal het Verdrag van Lissabon in werking treden. Ik denk dat wij dan wat gemakkelijker adem kunnen halen, omdat wij dan eindelijk de hoop hebben op nauwere samenwerking om de veiligheid van onze burgers in alle lidstaten te waarborgen. Spoedig zullen wij zien dat Europol sterker wordt en dat Europol en Eurojust doeltreffend gaan samenwerken. Dan kunnen wij eindelijk de strijd aangaan tegen de georganiseerde misdaad in Europa, met inbegrip van mensenhandel en maffia-achtige misdaadsyndicaten. Laat ons in 2009 eens en voor altijd zeggen dat mensenhandel in deze tijd onwaardig is voor Europa.

 
  
MPphoto
 

  Birgit Sippel (S&D).(DE) Mijnheer de Voorzitter, collega’s, we mogen in dit debat niet formalistisch argumenteren, we moeten een politiek debat voeren, met name over de consequenties.

Uniforme normen voor de activiteiten van laboratoria zijn natuurlijk belangrijk voor het vertrouwen in de samenwerking van politiediensten en justitiële instanties, maar wegens tijdgebrek hebben we aan allerlei aspecten onvoldoende aandacht kunnen besteden. Eigenlijk gaat het vandaag echter over een heel andere vraag, en wel of de politieke krachten het Verdrag van Lissabon, de rechten van het Parlement en van de burgers en een op vertrouwen gebaseerde samenwerking tussen de Raad en het Parlement wel serieus nemen.

Ik zou drie voorbeelden willen noemen. Het Verdrag van Lissabon beschrijft de Hoge Vertegenwoordiger als een krachtige stem van Europa, en het is bijzonder betreurenswaardig dat de lidstaten in dit verband blijkbaar ook van andere criteria zijn uitgegaan. De SWIFT-overeenkomst, die in allerlei opzichten zeer omstreden is, had vanaf aanstaande maandag door het Europees Parlement nog eens grondig onder handen genomen moeten worden. In plaats daarvan wil men deze een paar uur voor het zo ver is, even gauw afvinken en de overeenkomst met de VS ondertekenen.

Bij de onderwerpen die we nu bespreken maken we precies hetzelfde mee. Vlak voordat het Verdrag van Lissabon in werking treedt, wil men nog gauw een paar besluiten nemen die gevolgen hebben voor de toekomst, die onze medezeggenschap beperken, of tenminste duidelijk uitstellen. We vragen ons af waarom dat gebeurt, want bij andere onderwerpen konden we wel degelijk nieuwe voorstellen doen.

De Raad en de Commissie verspelen op deze manier hun kans om de Europese burgers een duidelijk signaal te laten horen, ze te vertellen dat ze alles zullen doen voor de omzetting van het Verdrag, voor een democratisch Europa van de burgers. Als Parlement hebben we maar één kans: we moeten deze voorstellen van de hand wijzen, omdat we een breed maatschappelijk debat willen voeren, omdat we in het belang van de burgers nu meteen gebruik willen maken van onze versterkte rechten, en niet in de nabije of verdere toekomst.

 
  
MPphoto
 

  Luigi de Magistris (ALDE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, dit zeer interessante debat van vanavond heeft ons enkele zeer belangrijke zaken duidelijk gemaakt, met name wat betreft het Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie.

In de eerste plaats moet door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon de rol van het Parlement in het kader van de medebeslissingsprocedure steeds belangrijker worden en wel in tweeërlei opzicht. Ten eerste in cultureel opzicht: we verslaan de georganiseerde misdaad en de verschillende maffia’s vooral met informatie en kennis. Giovanni Falcone, een belangrijke rechter die door de maffia is vermoord, heeft gezegd dat de maffia een verschijnsel is met een begin en een eind. Het einde van de maffia begint met een grote mobilisering in culturele zin, die in Europa en in het Parlement moet starten.

Het tweede punt betreft het feit dat de georganiseerde misdaad op doeltreffender wijze bestreden dient te worden, eerst en vooral door de totstandkoming van het Europees openbaar ministerie. Daarnaast denk ik aan het regelen van een aantal zeer ernstige misdrijven die slechts in enkele lidstaten van de Unie zijn voorzien, zoals maffiamisdrijven.

We moeten inzien dat de noodsituatie in verband met de maffia heel Europa betreft, want de maffia bezit het vermogen ook diep te penetreren in de instellingen. Recente verslagen hebben laten zien dat er een zeer nauwe band bestaat tussen maffia en corruptie en fraude ten nadele van de Europese Unie. Ook de Rekenkamer heeft daar onlangs over gesproken.

 
  
MPphoto
 

  Debora Serracchiani (S&D). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, als schaduwrapporteur van een van de Europoldossiers, kan ik slechts beamen wat de collega’s die voor mij hebben gesproken, al hebben gezegd.

Dankzij het verzamelen, analyseren en uitwisselen van informatie faciliteert Europol het onderzoek van de lidstaten, waardoor het een belangrijk instrument voor criminaliteitsbestrijding is geworden.

Enerzijds moeten we doeltreffender zijn bij de criminaliteitsbestrijding, anderzijds dienen we met vastberadenheid de bevoegdheden van dit Parlement op te eisen.

De Raad heeft besloten in ieder geval de voorstellen in het Europolpakket op 30 november goed te keuren zonder het moment af te wachten dat het Europees Parlement medebeslissingsbevoegdheid verkrijgt door de inwerkingtreding op 1 december van het Verdrag van Lissabon.

De verwerping van deze voorstellen betekent niet dat we de nieuwe functie van Europol als Europees orgaan willen blokkeren. Nee, wij willen slechts bereiken dat de verbreding van de bevoegdheden van het Europees Parlement erkend wordt, met name ten aanzien van belangrijke zaken betreffende de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid.

Tot slot acht ik het juist het Parlement meer controlebevoegdheden te geven betreffende de werkzaamheden van Europol teneinde na te gaan of de verwerking van gegevens die in het bezit zijn van de Europoldiensten, de rechten van de Europese burgers niet schenden.

 
  
MPphoto
 

  Monika Flašíková Beňová (S&D).(SK) Het terrein van de forensische geneeskunde heeft de laatste jaren aan bekendheid gewonnen, voornamelijk als gevolg van de steeds grotere rol die deze wetenschap speelt in de strijd tegen de misdaad.

De nauwe samenwerking tussen landen kan in dit verband meehelpen aan een grotere doeltreffendheid van de misdaadbestrijding. De praktijkervaring toont duidelijk aan dat zulke samenwerking op zichzelf niet genoeg is en dat het van essentieel belang is om een gemeenschappelijk wettelijk kader te scheppen waarin normen worden vastgelegd voor de activiteiten van forensische laboratoria en een netwerk van zulke hooggekwalificeerde laboratoria in de hele Europese Unie wordt opgericht.

Het feit dat er geen overeenkomst bestaat waarmee gemeenschappelijke accreditatienormen kunnen worden toegepast op de analyse van wetenschappelijk bewijs, is een ernstig tekort dat moet worden hersteld. Ik hoop daarom dat de Raad zo spoedig mogelijk initiatieven ontplooit en zo spoedig mogelijk een nieuw document presenteert waarbij ook het Europees Parlement in belangrijke mate zal worden betrokken.

Hoewel ik meer had willen spreken over forensische laboratoria, mijnheer de Voorzitter, wil ik tot slot zeggen dat het beslist niet mijn ambitie is om het belang van het Europees Parlement op te blazen, maar dat ik het absoluut ongehoord vind dat geen enkele vertegenwoordiger van de Raad de tijd heeft kunnen vinden om hier naar onze inzichten te komen luisteren.

 
  
MPphoto
 

  Artur Zasada (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, als advocaat en voormalig politieagent zou ik willen wijzen op het belang van het kaderbesluit van de Raad dat tot doel heeft alle forensische laboratoria die resultaten van genetische tests en onderzoeken van vingerafdrukken beschikbaar stellen, te verplichten om aan de internationale norm ISO 17025 te voldoen. Dit bijzonder belangrijke besluit is bedoeld om de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van het proces voor het verkrijgen van bewijsmateriaal te versterken en bijgevolg het vertrouwen van de samenleving in de wetshandhavingsinstanties en het rechtsstelsel te vergroten.

 
  
MPphoto
 

  Janusz Władysław Zemke (S&D). (PL) Mijnheer de Voorzitter, wij zullen ons over een half jaar waarschijnlijk opnieuw over dit thema buigen en zullen op dat ogenblik met dezelfde problemen worden geconfronteerd. Enerzijds is en blijft het voor ons belangrijk dat de politiediensten en Europol zo doeltreffend mogelijk werken. Anderzijds dienen we steeds in het achterhoofd te houden dat we hier ook te maken hebben met kwesties in verband met de mensenrechten en heel vaak ook met kwesties op het gebied van gevoelige gegevens.

Over enkele maanden zal ons precies hetzelfde werk te wachten staan. Met het oog hierop zou ik in het bijzonder de aandacht willen vestigen op artikel 15 van het besluit van de Raad tot vaststelling van de uitvoeringsregels voor de betrekkingen van Europol met zijn partners, inclusief de uitwisseling van persoonsgegevens en gerubriceerde informatie. Ik zou er met name op willen wijzen dat we het hier over zeer gevoelige gegevens hebben en dat we zeggen dat dergelijke gegevens niet mogen worden doorgegeven, tenzij dit absoluut noodzakelijk is. We dienen ons daarom af te vragen wie zal beslissen wat onder 'absoluut noodzakelijk' wordt verstaan, want dat is een kwestie van buitengewoon belang.

 
  
MPphoto
 

  Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie.(FR) Mijnheer de Voorzitter, mijn taak is niet eenvoudig geweest, gezien het feit de Raad niet aanwezig is. Niettemin wil ik een paar redenen noemen die uw Commissie ertoe hebben gebracht deze teksten toch op de agenda te plaatsen.

Wat Europol betreft, om te beginnen, zou het moeilijk zijn om deze omvorming van Europol tot een agentschap tegen te houden. Er zullen nog meer teksten over Europol komen, en dan zal het Parlement natuurlijk optreden als medewetgever. Het zou heel moeilijk zijn om het werk van Europol te onderbreken. Ik zou nog even willen toelichten dat er momenteel een Brit met uitstekende kwaliteiten aan het hoofd van Europol staat. Het zou jammer zijn om het werk van Europol in zekere zin te onderbreken.

Wat de andere twee teksten betreft, moeten wij goed begrijpen dat deze voortkomen uit een initiatief van de Raad en de lidstaten. Ook als dat zo is, is het een vooruitgang dat de lidstaten hebben ingestemd met het idee van accreditatie van laboratoria om over betrouwbare gegevens te kunnen beschikken. Dat is een positief resultaat en een stap voorwaarts.

Wat het preventienetwerk betreft – en wellicht zijn de opmerkingen van het Parlement op dit punt het meest gerechtvaardigd –, zal het in de toekomst beslist nodig zijn dit te versterken en het andere taken te geven. Ik begrijp u heel goed en ik dank de heer Busuttil en de heer Strasser – en de voorzitter van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken was hier zojuist ook – voor het feit dat zij inzien dat ik er zelf ook bijzonder aan hecht dat het Parlement nauw hierbij betrokken moet worden. Alles wat ik de afgelopen vijf jaar heb gedaan, heb ik dankzij de steun van het Parlement kunnen doen. Ik heb dan ook de oprechte wens, zoals u weet, dat het Parlement hierbij betrokken wordt.

Daarnaast wil ik opmerken dat de Commissie vindt dat er een grondige analyse per geval nodig is om te kunnen vaststellen of wij het acquis van de derde pijler moeten veranderen. Wij moeten goed begrijpen dat wij ons in een overgangsperiode bevinden: wij stappen over van een intergouvernementele naar een communautaire aanpak, en voor Justitie en Binnenlandse Zaken ben ik daar blij om.

Ik ben mij er ook van bewust dat u allen graag betrokken wilt zijn bij een vorm van politiesamenwerking waarbij de rechten van de mens worden geëerbiedigd en aandacht wordt geschonken aan de waarden van de Europese Unie. Vanzelfsprekend! Ik denk dat de rol van het Parlement een positieve invloed zal hebben op alle toekomstige teksten die ons in staat zullen stellen een stap verder te gaan op het gebied van politiesamenwerking, zoals gezegd in overeenstemming met de waarden en rechten van de burgers.

Wij bevinden ons niettemin in een overgangsperiode en ik begrijp heel goed dat u nu al bij de voorbereiding van deze teksten betrokken wilt worden, maar ik zeg u nogmaals dat de Commissie vindt dat wij de teksten die onder het acquis van de derde pijler vallen, zouden moeten herzien door middel van een volledige analyse per geval. Als blijkt dat bestaande instrumenten verouderd zijn of moeten worden aangevuld of geactualiseerd, dán kunnen wij voorstellen doen. Mijn opvolgers zullen voorstellen opstellen, waarna het Parlement de gelegenheid heeft de teksten te verbeteren, aangezien het dan eindelijk medewetgever is.

In dit opzicht wil ik nog eens herhalen, mijnheer de Voorzitter, dat ik aan het eind van mijn mandaat zorgvuldig aandacht zal besteden aan alle suggesties die het Europees Parlement mij heeft gedaan. Ik wil echter benadrukken dat wij ons er allen terdege van bewust zijn dat een aantal teksten dat nodig is voor deze politiële en justitiële samenwerking, een nieuwe basis moet krijgen, hetgeen het Parlement in staat zal stellen zijn rol van medewetgever uit te oefenen.

Ondertussen hoop ik dat u begrijpt waarom ik heb geprobeerd uit te leggen welke redenen ertoe hebben geleid dat wij willen dat Europol op 1 januari een agentschap wordt en dat het zijn werk voortzet. Verder hebben wij nota genomen van de vooruitgang die de lidstaten bereid waren te maken met betrekking tot de accreditatie van laboratoria en het netwerk inzake criminaliteitspreventie.

Nogmaals, ik begrijp het standpunt van het Parlement en u mag erop vertrouwen dat ik de komende weken zoveel mogelijk zal opkomen voor deze geweldige ruimte van vrijheid en veiligheid, waaraan de lidstaten voortaan met de actieve steun van het Parlement zullen bouwen.

 
  
MPphoto
 

  James Nicholson, plaatsvervangend rapporteur. (EN) Mijnheer de Voorzitter, we hebben vanavond een uitstekend debat gevoerd. Mijns inziens is het het Voorzitterschap dat vanavond in het beklaagdenbankje zit vanwege zijn afwezigheid. Het heeft zich hier niet laten zien en ik vind dat het zich daarvoor moet schamen.

Ik wil alleen enkele punten onder de aandacht brengen. Ik sluit mij volledig aan bij Sophia in ’t Veld. Uiteraard willen we op de langere termijn een sterker Europol, en ook een beter, meer samenwerkend Europol voor zover nodig. We hoeven slechts te kijken naar de talloze problemen waar we vandaag de dag mee kampen aan onze grenzen – drugs, mensensmokkel, internationale misdaad en terrorisme en ga zo maar door – om te begrijpen dat dit noodzakelijk is.

Ik meen dat het de woordvoerder van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) was die mijn eigen standpunt heel dicht benaderde, toen hij sprak over de rechten van het slachtoffer vergeleken met die van de dader. Dit is iets waaraan we heel serieus aandacht moeten besteden.

Triest genoeg zien we maar al te vaak dat degene die de misdaad begaat, meer medeleven en ondersteuning krijgt dan het slachtoffer dat de negatieve gevolgen van het gebeurde ondervindt. Er zijn veel gebieden te noemen waarop dat aantoonbaar het geval is geweest. Dit is geenszins acceptabel. Ik vind dat we meer ondersteuning moeten geven aan de slachtoffers, en ik denk dat daar dan ook duidelijk uit zal blijken wie het slachtoffer was. We kunnen echt niet accepteren dat diegenen die de misdaad begaan, dezelfde behandeling krijgen als het slachtoffer.

Eenieder die gelooft dat we in de hedendaagse maatschappij kunnen overleven zonder samen te werken leeft in een droomwereld. Dat is de realiteit zoals ik die zie. In Noord-Ierland – waar ik vandaan kom – hebt u hier de afgelopen paar weken een duidelijk voorbeeld van kunnen zien, namelijk de samenwerking tussen de Noord-Ierse politiedienst en de Garda Síochána in het zuiden, die ervoor heeft gezorgd dat er talloze miljoenen sigaretten in beslag konden worden genomen en teruggebracht, zodat ze niet konden worden verhandeld. Denkt u echt dat dit mogelijk was geweest zonder samenwerking – niet alleen tussen deze politiediensten, maar samenwerking waar zelfs het Verre Oosten aan meedoet?

Ja, vrienden, we moeten een sterk Europol hebben, ja, we moeten daar naartoe werken en ja, we moeten streven naar samenwerking wanneer dat in het algemeen belang is.

 
  
MPphoto
 

  Sophia in 't Veld, rapporteur. (EN) Mijnheer de Voorzitter, voor ik van wal steek zou ik commissaris Barrot willen bedanken. Ik kan alleen maar zeggen dat hij de lat voor zijn opvolger zeer hoog heeft gelegd.

Ik zal hier niet op de inhoud ingaan omdat ik vind dat we daarover later moeten discussiëren, maar wil even terugkomen op de procedure omdat ik graag één punt wil uitleggen.

Via een omweg, als het ware van die lege zetel daar, heb ik vernomen dat er een heel goede reden is waarom de Raad vaart achter de zaken wil zetten, namelijk dat we willen dat Europol kan doorwerken. Het móet voor 1 januari een agentschap worden.

Maar als de Raad oprecht geïnteresseerd was in de visie van het Europees Parlement had hij hier acte de présence kunnen geven. Hij had de procedure ver voor eind juli in gang kunnen zetten. Hij had zelfs het aanbod van het Parlement om heel snel te werken kunnen aannemen, want het Parlement onttrekt zich nooit aan zijn verantwoordelijkheden en kan razendsnel werken, wanneer dat nodig is.

Dat hebben we de Raad aangeboden bij wijze van een procedure die in elk geval in de lijn van het Verdrag van Lissabon zou liggen. We hebben om een maand uitstel gevraagd, maar de Raad was hier gewoon niet toe bereid; en uit het feit dat de Raad hier vandaag niet aanwezig is en geen interesse heeft getoond in het voeren van gesprekken met het Europees Parlement, blijkt dat de Raad het Europees Parlement simpelweg niet wil betrekken; het laat zien dat de Raad niet oprecht is.

Dat is spijtig, want op dit moment hebben we nog zeven dagen, drie uur en veertig minuten te gaan en dan zullen we moeten samenwerken. Ik wil er hier enkel op wijzen dat dit alles, zoals uitstekend verwoord door een van onze collega’s, niet om onze ego’s draait. Het gaat er niet om dat het Europees Parlement buitenspel wordt gezet; het gaat er zelfs niet om dat de nationale parlementen buitenspel worden gezet. Dit gaat om de verantwoordingsplicht naar de burger, want we hebben het over uiterst belanghebbende besluiten.

We hebben het over de overdracht van persoonsgegevens en vertrouwelijke stukken aan derden, over de gegevens en vertrouwelijke informatie van onze burgers, die wij vertegenwoordigen. Dat zijn de mensen aan wie de Raad verantwoording verschuldigd is, meer dan aan ons.

Tot slot heb ik gehoord wat de commissaris zei, maar ik zou van de Europese Raad graag een verklaring ontvangen waarin hij belooft – gezien het feit dat hij dit hele pakket in haast heeft doorgewerkt – dat hij het besluit zo snel mogelijk zal intrekken of herzien, binnen zes maanden, en vervolgens het Europees Parlement een volwaardige rol zal laten spelen in een volledige medebeslissingsprocedure, en verantwoording zal afleggen aan de burgers.

 
  
MPphoto
 

  Jan Philipp Albrecht, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, allereerst zou ik de Commissie willen bedanken voor het werk dat ze in verband met Europol heeft geleverd. Ik wil er ook nogmaals op wijzen dat het niet de bedoeling is om de overgang van Europol naar een Agentschap van de EU te belemmeren.

De verdeling van de bevoegdheden in verband met de relatie tussen de staat en de burgers is echter een fundamentele vraag, die zeer gevoelig ligt, en die hier in het Parlement moet worden besproken. Dat is een parlementaire beslissing in een democratie, die uitvoerig moet worden besproken, en uiteindelijk ook de nodige legitimiteit moet krijgen.

Net als Sophia in 't Veld vind ik het zeer dubieus dat de Raad niet eens aanwezig is om naar deze kritiek te luisteren, die in een democratie volgens mij fundamenteel is. Ik hoop dat de regering nu eindelijk bereid is om te luisteren naar de kritiek van het Parlement op het veiligheidsbeleid tot nu toe.

We moeten op Europees niveau een parlementair debat voeren over de rechten van de burgers, maar ook over doelmatigheid van het veiligheidsbeleid, en daarbij moeten het Europees Parlement en de nationale parlementen nauwer worden betrokken.

Daarom ben ik de rapporteurs dankbaar dat we dit geluid hebben laten horen, en ik hoop dat dit glashelder is geworden. Ik hoop ook dat de Raad hiermee rekening zal houden.

 
  
MPphoto
 

  Agustín Díaz de Mera García Consuegra, rapporteur. (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik heb diepe bewondering voor de Europese Politiedienst, die ik beslist steun en die ik zo spoedig mogelijk zou willen zien beschikken over alle middelen – juridisch, personeel en materieel – die zij nodig heeft om haar doelstellingen te verwezenlijken en haar capaciteit ten volle te benutten, een en ander overeenkomstig het Verdrag van Lissabon.

Heel in het kort: wat is de Europese Politiedienst, de nieuwe dienst?

De nieuwe dienst is niet langer intergouvernementeel maar is nu een communautaire instelling met een communautaire begroting die onder controle van het Europees Parlement staat. De vraag is echter wat er nu het minst duidelijk, het minst zeker is.

Het minst zeker aan de beschikking is de controle door het Europees Parlement. Daarom, mijnheer de Voorzitter, is het voor ons onbegrijpelijk en onaanvaardbaar dat er haast wordt gemaakt met de behandeling, terwijl niemand daarvoor duidelijke redenen kan aangeven en diezelfde haast er in feite voor zorgt dat de controle door het Parlement beperkt blijft. Dat om mee te beginnen, mijnheer de Voorzitter. Om diezelfde reden kunnen we ook niet accepteren dat de Raad ermee zou wegkomen. Morgen zullen we de Raad tijdens de stemming vragen om een verklaring op de hier genoemde voorwaarden: een verklaring die duidelijk maakt dat de Raad zich ertoe verbindt binnen zes maanden met een nieuw wetgevingspakket op basis van het Verdrag van Lissabon te komen.

Ten slotte, mijnheer de Voorzitter, is het redelijk noch aanvaardbaar dat wij meewerken aan hetgeen we bekritiseren. Een voorbeeld: het heeft geen pas in nauwelijks anderhalf uur, op een enkele middag, zes verslagen over dermate belangrijke onderwerpen te bespreken. We hebben het in de eerste plaats over een netwerk dat misdaad moet voorkomen, in de tweede plaats over de forensische laboratoria en bovendien over vier verslagen over Europol. Dat is onredelijk.

We hebben gezien hoe belangrijk dit debat is maar het is onmogelijk geweest het onderwerp grondig te bespreken, omdat het Parlement zelf en de diensten een grondige behandeling tijdens dit debat onmogelijk hebben gemaakt, doordat we maar liefst zes verslagen tegelijk moeten bespreken.

Ik hoop daarom, mijnheer de Voorzitter, dat er voortaan zorgvuldiger wordt omgegaan met de debatten die ons zozeer aangaan en bezighouden. Morgen zullen we vragen voorleggen aan de Raad.

 
  
MPphoto
 

  Sonia Alfano, rapporteur. (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik dank de collega’s die aan dit debat hebben deelgenomen, maar ik zou vooral commissaris Barrot willen bedanken voor het feit dat hij onze zorgen deelt.

Onze voorstellen om het initiatief te verwerpen zijn niet ongemotiveerd en zijn geen simpel “nee” tegen de Raad. Daar over enkele dagen het Verdrag van Lissabon van kracht wordt, willen wij ook participeren. Daarom meen ik dat de medebeslissingsbevoegdheid van het Parlement van fundamenteel belang is.

Zelf had ik de Raad gevraagd om formeel, direct na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, voor het Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie een veel ambitieuzer voorstel in te dienen. Dat voorstel hebben wij niet ontvangen. Daarom restte ons geen andere mogelijkheid dan het voorstel te verwerpen. Ik geloof dat het Parlement met name bij dergelijke belangrijke onderwerpen het recht heeft volledig de medebeslissingsbevoegdheid te gebruiken.

Ik dank de heer Nicholson voor wat hij gezegd heeft over de rollen van slachtoffer en dader. Maar al te vaak worden die rollen omgedraaid. In de enkele maanden dat ik deel uitmaak van Europees Parlement heb ik kunnen vaststellen dat het Europees Parlement en de Europese Unie buitengewoon veel belang hechten aan de strijd tegen het terrorisme, terwijl helaas de wil ontbreekt de criminaliteit en met name de georganiseerde misdaad – die aan de basis staat van de criminaliteit – te bestrijden.

Bestrijding en preventie van criminaliteit kunnen we ons niet voorstellen zonder complexere maatregelen op het vlak van repressie en preventie van de georganiseerde misdaad en de maffia. De heer De Magistris heeft daarop gewezen door de buitengewoon belangrijke woorden van rechter Falcone, die door de maffia is vermoord, te citeren.

Nu wil ik nog een korte persoonlijk getinte opmerking maken als iemand die dit zelf aan den lijve heeft ondervonden. Naast het verwarren van slachtoffer en dader behandelen sommige regeringen – en helaas is de Italiaanse overheid op dit vlak niet erg attent – slachtoffers van verschillende vormen van hetzelfde misdrijf op uiteenlopende wijze. Slachtoffers van het terrorisme worden op een bepaalde manier behandeld, terwijl slachtoffers van de maffia op een andere manier worden behandeld.

Ik denk dat deze verschillen en deze vorm van discriminatie niet mogen blijven bestaan, omdat er in een Europa dat zijn beleid op vernieuwing wil stoelen, absoluut geen plaats is voor dergelijke verschillen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Ik sluit mij graag aan bij degenen die Jacques Barrot hebben gefeliciteerd met zijn degelijke en uitstekende werk. Ook wil ik de rapporteurs bedanken voor hun werk.

De gecombineerde behandeling is gesloten. De stemming vindt dinsdag 24 november 2009 plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Raffaele Baldassarre (PPE), schriftelijk. (IT) Het invoeren van de gewone wetgevingsprocedure voor de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, zij het met belangrijke uitzonderingen, in het Verdrag van Lissabon betekent een belangrijke verschuiving van het evenwicht tussen de instellingen op het vlak van justitiële en politiële samenwerking bij strafzaken, zoals dat toentertijd vorm heeft gekregen in het Verdrag van Maastricht.

Daarom is het noodzakelijk dat elke wijziging van de uitvoeringsmaatregelen van het Europolbesluit wordt goedgekeurd op basis van het nieuwe regelgevingskader in het Verdrag van Lissabon. De bevoegdheden van Europol kunnen niet versterkt worden zonder dat dit Parlement de mogelijkheid krijgt zich op gepaste wijze uit te spreken over toepassingsmaatregelen die niet een technisch maar een politiek karakter hebben, zoals de uitwisseling van persoonsgegevens.

Staat u het mij toe er een gedachte aan toe te voegen over de groeiende uitstraling naar buiten toe van de Unie en de intensivering van de synergie tussen binnenlandse veiligheid en defensie. Hoewel het Verdrag geen onmiddellijke effecten sorteert voor de ontwikkeling van de markten voor veiligheid en defensie, belooft het Verdrag de ontwikkeling van een meer geïntegreerde en samenhangende veiligheidsmarkt. Daarvoor zijn gecoördineerde wetgevingsinitiatieven nodig, waarvoor de instellingen dienen samen te werken. Daarom zou het des te inconsequenter zijn, zo niet schadelijk, “politieke” wijzigingen door te voeren van de uitvoeringsbepalingen van het Europolbesluit zonder het regelgevingstraject van Lissabon te volgen.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid