Index 
Volledig verslag van de vergaderingen
PDF 5795k
Dinsdag 7 september 2010 - Straatsburg Uitgave PB
1. Opening van de vergadering
 2. Ingekomen stukken: zie notulen
 3. Debatten over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (bekendmaking van de ingediende ontwerpresoluties): zie notulen
 4. Staat van de Unie (debat)
 5. Plechtige vergadering - Mali
 6. Stemmingen
  6.1. Vrij verkeer van werknemers binnen de Unie - codificatie (A7-0222/2010, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg) (stemming)
  6.2. Echtheidscontrole van euromunten en de behandeling van euromunten die ongeschikt zijn voor circulatie (A7-0212/2010, Slavi Binev) (stemming)
  6.3. Toekenning van macrofinanciële bijstand aan Moldavië (A7-0242/2010, Iuliu Winkler) (stemming)
  6.4. Opschorting van de autonome tarieven van het gemeenschappelijke douanetarief bij de invoer van bepaalde industriële producten op Madeira en de Azoren (A7-0232/2010, Danuta Maria Hübner) (stemming)
  6.5. Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2010 BEREC (Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie) (A7-0240/2010, László Surján) (stemming)
  6.6. Verzoek om opheffing van de parlementaire immuniteit van de heer Viktor Uspaskich (A7-0244/2010, Bernhard Rapkay) (stemming)
  6.7. Overeenkomst tussen de EU en Japan betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken (A7-0209/2010, Salvatore Iacolino) (stemming)
  6.8. Koppeling van ondernemingsregisters (A7-0218/2010, Kurt Lechner) (stemming)
  6.9. Ontwikkeling van het werkgelegenheidspotentieel van een nieuwe duurzame economie (A7-0234/2010, Elisabeth Schroedter) (stemming)
  6.10. EER-Zwitserland: obstakels voor de volledige tenuitvoerlegging van de interne markt (A7-0216/2010, Rafał Trzaskowski) (stemming)
  6.11. Bilaterale vrijwaringsclausule in de vrijhandelsovereenkomst EU-Korea (A7-0210/2010, Pablo Zalba Bidegain) (stemming)
  6.12. Billijke inkomens voor de boeren: een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa (A7-0225/2010, José Bové) (stemming)
  6.13. Financiering en werking van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (A7-0236/2010, Miguel Portas) (stemming)
  6.14. Erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel I) (A7-0219/2010, Tadeusz Zwiefka) (stemming)
  6.15. Maatschappelijke integratie van vrouwen uit etnische minderheden (A7-0221/2010, Antonyia Parvanova) (stemming)
  6.16. De rol van de vrouw in een vergrijzende samenleving (A7-0237/2010, Sirpa Pietikäinen) (stemming)
  6.17. Journalistiek en nieuwe media - totstandbrenging van een publieke ruimte in Europa (A7-0223/2010, Morten Løkkegaard) (stemming)
 7. Stemverklaringen
 8. Rectificaties stemgedrag/voorgenomen stemgedrag: zie notulen
 9. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering
 10. De zaken Sakineh Mohammadi-Ashtiani en Zahra Bahrami (ingediende ontwerpresoluties): zie notulen
 11. Situatie van de Roma in Europa (debat)
 12. Humanitaire situatie na de overstromingen in Pakistan (debat)
 13. Richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (debat)
 14. Presentatie door de Raad van zijn standpunt inzake het ontwerp van algemene begroting - begrotingsjaar 2011
 15. Vragenuur (vragen aan de Commissie)
 16. Vrijheid van meningsuiting en persvrijheid in de Europese Unie (debat)
 17. Discriminatie van koppels van hetzelfde geslacht die gehuwd zijn of een civiel partnerschap hebben (debat)
 18. Langdurige zorg voor ouderen (debat)
 19. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen
 20. Sluiting van de vergadering


  

VOORZITTER: JERZY BUZEK
Voorzitter

 
1. Opening van de vergadering
Video van de redevoeringen
 

(De vergadering wordt om 9.05 uur geopend)

 

2. Ingekomen stukken: zie notulen

3. Debatten over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (bekendmaking van de ingediende ontwerpresoluties): zie notulen

4. Staat van de Unie (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. (PL) Ik verklaar de zitting geopend.

Het volgende punt op de agenda is de verklaring van de voorzitter van de Europese Commissie over de staat van de Unie. Zoals u nog weet hebben we het gisteren gehad over het probleem van het lage aanwezigheidspercentage tijdens de belangrijkste plenaire debatten in het Parlement. Het Bureau van het Europees Parlement heeft gisteren dit probleem behandeld en deelt de mening van de Conferentie van voorzitters dat het aanwezigheidscijfer tijdens de voornaamste debatten moet toenemen. Tegelijk hebben we besloten dat we meer tijd nodig hebben en dat we moeten nadenken over manieren die het aanwezigheidspercentage tijdens de belangrijkste debatten zouden doen kunnen verhogen. Na gisteravond de voorzitters van de politieke fracties te hebben geraadpleegd wil ik u vertellen dat de procedure van de aanwezigheidscontrole deze keer niet zal worden toegepast. Ik wil u eveneens welkom heten op dit speciale debat, dat naar onze diepste overtuiging van primordiaal belang is voor de toekomst van de Europese Unie. Het verheugt me te zien dat de aanwezigheidsgraad redelijk hoog is, wat dit debat de juiste omkadering geeft. Het is de eerste keer dat we een debat houden over de staat van de Unie. Dit is een stap in de richting van een parlementaire structuur voor Europa. Het Verdrag van Lissabon heeft ons speciale bevoegdheden toegekend, maar meer bevoegdheden betekenen ook meer verantwoordelijkheid. We zijn verantwoordelijk voor de 500 miljoen burgers die ons hebben verkozen. Eén keer per jaar zullen we aangelegenheden bespreken als de huidige gesteldheid, staat van de Unie, de politieke, economische en sociale prioriteiten, werkwijzen en besluitvorming om zo tegemoet te komen aan de verwachtingen van de burgers. Dit is een onderdeel van de democratische controle op het uitvoerende orgaan van de Europese Unie, de Europese Commissie.

Deze verslagen zullen aan ons worden voorgesteld door de voorzitter van de Commissie. Ik heet mijnheer José Manuel Barroso hartelijk welkom. Welkom ook aan alle commissarissen, die met de voorzitter zijn meegekomen en hier bij ons in de zaal zitten. Ik zou nogmaals willen benadrukken dat het Europees Parlement al grote inspanningen heeft geleverd om toenadering te zoeken tot de burgers en democratische controle, toezicht op het uitvoerende orgaan mogelijk te maken. In juli heeft voorzitter Barroso zijn exposé gegeven, terwijl hij in september 2009, voor onze beslissing om hem tot voorzitter te verkiezen, met alle politieke fracties heeft gesproken. We hebben ook alle commissarissen van de commissies in het Europees Parlement gehoord. De Commissie heeft een nieuwe raamovereenkomst gesloten met het Europees Parlement, dat ook zorgt voor een goede werking van de communautaire methode, waarin we hier in het Europees Parlement sterk geloven. Ten slotte zal in de loop van de komende weken het wetgevingsprogramma van de Europese Commissie voor 2011 worden voorgesteld. We voeren dus de opdrachten uit die ons door de burgers van Europa zijn toevertrouwd.

Mijnheer de voorzitter, de tijden waarin we leven zijn moeilijk en vol uitdagingen. We rekenen erop dat de Europese Commissie haar taken, de rol van hoeder van de verdragen en bron van wetgevingsinitiatieven en -voorstellen van de Unie zal vervullen. We zijn benieuwd naar uw mening en die van de Commissie over de staat van de Unie, de acties die ondernomen kunnen worden en de vele kwesties die in de Europese Unie moeten worden opgelost.

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. (EN) Voorzitter, geachte Parlementsleden, het is een groot voorrecht de eerste "State of the Union"-toespraak te mogen houden voor dit Parlement. Van nu af aan wordt de "State of the Union"-toespraak elk jaar de gelegenheid om de koers van onze werkzaamheden voor de volgende twaalf maanden uit te zetten.

Veel van de besluiten die wij dit jaar zullen nemen, zullen verstrekkende gevolgen hebben. Ze zullen bepalen wat voor Europa wij willen. Ze zullen een Europa van mogelijkheden uitstippelen, waar degenen die ambitie hebben een duwtje in de rug krijgen en waar degenen die behoeftig zijn niet aan hun lot worden overgelaten. Een Europa dat open staat voor de wereld en voor zijn eigen bevolking. Een Europa dat zorgt voor economische, sociale en territoriale samenhang.

Het afgelopen jaar moest onze Unie wegens de economische en financiële crisis een van haar grootste uitdagingen ooit aangaan. Daarbij werd onze onderlinge afhankelijkheid zeer duidelijk en werd onze solidariteit als nooit eerder op de proef gesteld.

Wanneer ik terugkijk naar hoe wij dit aangepakt hebben, geloof ik dat wij de test hebben doorstaan. We hebben op vele uitdagingen antwoorden geformuleerd – met betrekking tot financiële bijstand aan lidstaten die in uitzonderlijke omstandigheden verkeren, economische governance, financiële regulering, alsook groei en werkgelegenheid. En we hebben een basiskamp kunnen bouwen als startpunt voor de modernisering van onze economieën. Europa heeft getoond dat het zijn mannetje staat. Degenen die de ondergang van de Europese Unie voorspelden, hebben ongelijk gekregen. De Europese instellingen en de lidstaten hebben blijk gegeven van leiderschap. Mijn boodschap aan elke Europeaan is dat u erop kunt vertrouwen dat de Europese Unie doet wat zij moet doen om uw toekomst veilig te stellen.

De economische vooruitzichten in de Europese Unie zijn vandaag beter dan een jaar geleden, niet het minst ten gevolge van ons vastberaden optreden. Het herstel komt op kruissnelheid, zij het niet overal binnen de Unie in gelijke mate. De groei zal dit jaar groter zijn dan oorspronkelijk voorspeld was. De werkloosheidsgraad – hoewel nog steeds te hoog – neemt niet meer toe. Er blijven uiteraard onzekerheden en risico's, niet het minst buiten de Europese Unie.

Laten we ons geen illusies maken. Ons werk is verre van voltooid. Er is geen plaats voor zelfgenoegzaamheid. Budgettaire groei heeft een bijdrage geleverd om de teruggang van de economische activiteit tegen te gaan. Maar nu is het tijd voor iets anders. Zonder structurele hervormingen zullen wij geen duurzame groei creëren. We moeten de volgende twaalf maanden gebruiken om versneld werk te maken van de geplande hervormingen. De tijd is rijp om onze sociale markteconomie te moderniseren, zodat ze wereldwijd kan concurreren en de demografische uitdagingen kan aangaan. Nú moeten we de juiste investeringen doen voor onze toekomst.

Dit is het moment van de waarheid voor Europa. Europa moet laten zien dat het meer is dan 27 verschillende nationale oplossingen. Ofwel nemen we samen de kop, ofwel hinken we elk afzonderlijk achterop. We zullen alleen slagen indien we, zowel op nationaal, regionaal als lokaal niveau, Europees denken.

Vandaag zal ik uiteenzetten wat volgens mij de prioriteiten zijn die wij in het komende jaar samen moeten aanpakken. Ik kan hier niet alle bijzonderheden van de Europese beleidsmaatregelen of de door ons te nemen initiatieven behandelen. Via Voorzitter Buzek doe ik u een meer volledig programmadocument toekomen.

Kort gezegd zie ik in het komende jaar vijf belangrijke uitdagingen voor de Unie: de aanpak van de economische crisis en governance; het herstel van de groei ten behoeve van de werkgelegenheid door het hervormingsprogramma Europa 2020 versneld uit te voeren; de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, rechtvaardigheid en veiligheid; het aangaan van onderhandelingen met het oog op een moderne EU-begroting, en op het wereldtoneel de ons toekomende rol opeisen.

Laat ik beginnen met de economische crisis en governance. Eerder dit jaar zijn wij doortastend opgetreden toen de leden van de eurozone en de euro zelf onze hulp nodig hadden.

Wij hebben harde lessen geleerd. Thans boeken wij grote vooruitgang op het gebied van economische governance. De Commissie heeft haar ideeën in mei en juni ter tafel gebracht. Deze werden zowel in dit Parlement als in de door de President van de Europese Raad voorgezeten taskforce goed ontvangen. Zij vormen de basis voor de totstandkoming van een consensus. De meest dringende wetgevingsvoorstellen zullen wij op 29 september indienen, om het huidige gunstige tij niet te laten voorbijgaan.

Onhoudbare begrotingen maken ons kwetsbaar. Schulden en begrotingstekorten leiden tot hoge pieken en diepe dalen. En zij slaan gaten in het socialezekerheidsnet. Geld dat dient voor de schuldaflossing is geld dat niet uitgegeven kan worden voor het sociaal welzijn. Noch om ons voor te bereiden op de stijgende kosten van een vergrijzende bevolking. Een generatie die schulden maakt, brengt de natie in een onhoudbare situatie. Onze voorstellen zullen het stabiliteits- en groeipact versterken door meer toezicht en meer handhaving.

Voorts moeten we ernstige macro-economische onevenwichtigheden aanpakken, met name in de eurozone. Daarom hebben wij in een vroege fase voorstellen gedaan om sterk overgewaardeerde activa, een gebrek aan concurrentievermogen of andere oorzaken van onevenwichtigheden te ontdekken.

Ik zie nu een bereidheid bij de regeringen om een scherper toezicht, ondersteund door stimulansen voor naleving en sancties in een vroeger stadium, te aanvaarden. De Commissie zal haar rol als onafhankelijke scheidsrechter en handhaver van de nieuwe regels versterken. Wij zullen naast de monetaire unie een echte economische unie tot stand brengen.

Indien deze hervormingen worden uitgevoerd zoals wij voorstellen, zullen ze ook de stabiliteit van de euro op lange termijn garanderen. Dit is cruciaal voor ons economisch succes.

Wil de economie groeien, dan hebben wij ook een sterke en gezonde financiële sector nodig. Een sector die ten dienste staat van de werkelijke economie. Een sector die prat gaat op een correcte regulering en een correct toezicht.

Wij hebben actie ondernomen om de transparantie bij banken te vergroten. Vandaag zijn we er beter aan toe dan een jaar geleden. Met de publicatie van de resultaten van de stresstest zouden de banken thans in staat moeten zijn elkaar leningen toe te staan, zodat er ook weer kredieten naar de Europese burgers en bedrijven toe kunnen vloeien.

Wij hebben voorgesteld om het spaargeld van de burgers tot een bedrag van 100 000 euro te beschermen. Wij zullen voorstellen een verbod op misbruiken bij naked short selling (ongedekt verkopen van effecten) in te stellen. Kredietverzuimswaps zullen wij aanpakken. De tijden dat gespeculeerd wordt op het afbranden van iemand anders' huis, zijn voorbij. Wij blijven erop hameren dat de banken, en niet de belastingbetalers, het gelag moeten betalen voor de risico's die zij zelf nemen. Wij creëren wetgeving om bonussen voor diegenen die vandaag voor de snelle winsten gaan maar morgen grote verliezen lijden, te bannen. Als een onderdeel van deze aanpak verdedig ik ook belastingen op financiële activiteiten en zullen wij nog dit najaar met voorstellen komen.

Het politieke akkoord dat zopas is bereikt over het pakket financieel toezicht, is zeer goed nieuws. De voorstellen van de Commissie op basis van het verslag-Larosière zullen ons een doeltreffend Europees toezichtsysteem bezorgen. Ik dank het Parlement voor de constructieve rol die het heeft gespeeld en ik hoop dat het deze maand zijn definitieve instemming zal geven.

Voorts zullen we blijven werken aan de regulering. Initiatieven met betrekking tot derivaten, bijkomende maatregelen ten aanzien van kredietratingbureaus en een kader voor bankresoluties en crisisbeheer zullen u weldra worden gepresenteerd. Ons doel is te komen tot een hervormde financiële sector tegen eind 2011.

Gezonde overheidsfinanciën en financiële markten die verantwoordelijk handelen, geven ons het vertrouwen en de economische kracht om duurzame groei te realiseren. Wij moeten de tegenstelling tussen begrotingsdiscipline en groei overstijgen. Beide kunnen best samengaan.

Geachte Parlementsleden, gezonde overheidsfinanciën zijn een middel voor het bereiken van een doel: groei met het oog op werkgelegenheid. Ons doel is groei, duurzame groei, inclusieve groei. Dit is onze allesoverkoepelende prioriteit. Dit is waar we in moeten investeren.

Europa 2020 begint nu. De meest groeibevorderende hervormingen van ons programma moeten wij naar voren halen en versneld uitvoeren. Dit zou het groeitempo tegen 2020 met meer dan een derde kunnen doen stijgen.

Dit houdt in dat we ons moeten concentreren op drie prioriteiten: meer mensen aan een baan helpen, het concurrentievermogen van onze bedrijven verbeteren en de interne markt verder uitdiepen.

Laat ik beginnen bij de mensen en de banen. Sinds 2008 hebben meer dan 6,3 miljoen mensen hun baan verloren. Elk van hen dient een kans te krijgen om opnieuw te gaan werken. De arbeidsparticipatie in Europa voor de leeftijdscategorie tussen 20 en 64 bedraagt gemiddeld 69 procent. We zijn overeengekomen dat dit tegen 2020 moet stijgen tot 75 procent, met name door meer vrouwen en oudere werknemers aan het werk te krijgen.

De meeste bevoegdheden voor het werkgelegenheidsbeleid blijven in handen van de lidstaten. Maar we zullen niet aan de zijlijn blijven toekijken. Ik wil een Europese Unie die haar bevolking helpt om nieuwe kansen te grijpen, en ik wil een Unie die sociaal en inclusief is. Dat is het Europa dat wij zullen opbouwen als de lidstaten, de Europese instellingen en de sociale partners samen werk maken van ons hervormingsprogramma.

Daarbij dient in de eerste plaats aandacht te worden besteed aan vaardigheden en banen en het investeren in een leven lang leren. Voorts moet worden gewerkt aan de ontsluiting van het groeipotentieel van de eengemaakte markt om een sterker geïntegreerde banenmarkt tot stand te brengen.

De mogelijkheden zijn er. We kennen een zeer hoge werkloosheidsgraad, maar Europa telt momenteel vier miljoen vacatures. De Commissie zal later dit jaar een voorstel doen voor een "Europese vacaturemonitor". Met behulp daarvan kunnen mensen zien waar er jobs zijn in Europa en welke vaardigheden nodig zijn. Wij zullen ook met plannen komen voor een Europees vaardighedenpaspoort.

Wij moeten de problemen van armoede en uitsluiting aanpakken. Wij moeten ervoor zorgen dat de meest kwetsbare groepen niet achterblijven. Dat is het centrale aandachtspunt van ons "platform tegen armoede". Onder dit programma ressorteren alle Europese acties ten behoeve van kwetsbare groepen zoals kinderen en ouderen.

Aangezien meer en meer burgers in het buitenland reizen, studeren of werken, zullen wij ook de rechten van de burgers versterken wanneer zij naar het buitenland gaan. De Commissie zal blijvende obstakels reeds dit najaar aanpakken.

Groei moet op de concurrentiekracht van onze ondernemingen zijn gebaseerd. We moeten ons blijven inspannen om het leven voor het midden- en kleinbedrijf (KMO’s) eenvoudiger te maken. Het mkb is goed voor twee op drie banen in de particuliere sector. Twee van hun grootste zorgen zijn innovatie en bureaucratische rompslomp. Wij zijn met beide punten bezig.

Net vóór de zomer heeft de Commissie het Zevende kaderprogramma voor onderzoek aangekondigd, het grootste pakket ooit en goed voor 6,4 miljard euro. Dit geld gaat naar het mkb én naar onderzoekers.

Investeren in innovatie betekent ook het aanmoedigen van universiteiten van wereldniveau in Europa. Ik zou willen dat zij de knapste koppen aantrekken, uit Europa maar ook uit de rest van de wereld. Wij zullen een initiatief nemen voor de modernisering van de Europese universiteiten. Ik zou graag zien dat Europa sterk is in wetenschap, onderwijs en cultuur.

Niet alleen aan de universiteiten moeten wij de prestaties van Europa op het gebied van innovatie verbeteren. Dit moet gebeuren over de hele innovatieketen – van research tot retail – met name via innovatiepartnerships. Wij hebben een 'Innovatie-Unie' nodig. Volgende maand zal de Commissie uiteenzetten hoe we dit kunnen bereiken.

Een andere belangrijke toetssteen is of de lidstaten een doorbraak kunnen bereiken over een octrooi dat in de hele Europese Unie geldt. Wie bij ons innoveert, moet vaak een prijs betalen die tienmaal hoger ligt dan voor zijn concurrenten in de Verenigde Staten of Japan. Ons voorstel ligt ter tafel. Het moet de kosten fundamenteel doen dalen en de bescherming verdubbelen. Na decennia van discussie is het nu tijd om tot een besluit te komen.

Ook willen wij de strijd met de bureaucratische rompslomp blijven aangaan. Het mkb zit verstrikt in een web van wetten en regels. 71 procent van de bedrijfsleiders verklaart dat de grootste hinderpaal voor hun succes de bureaucratie is. De Commissie heeft voorstellen op tafel gelegd die Europese bedrijven jaarlijks 38 miljard euro besparingen opleveren.

Innovatie stimuleren, de bureaucratische rompslomp verminderen en hooggekwalificeerde arbeidskrachten opleiden: zo kunnen we ervoor zorgen dat de Europese industriële productie tot de wereldtop blijft behoren. Een sterke industriële basis in Europa is van vitaal belang voor onze toekomst. De Commissie zal u volgende maand een nieuw industriebeleid voor het globaliseringstijdperk presenteren.

Wij hebben de mensen, wij hebben de ondernemingen. Wat zij allebei nodig hebben, is een open en moderne eengemaakte markt.

De interne markt is Europa's grootste troef, maar we maken er onvoldoende gebruik van. We moeten de interne markt dan ook dringend uitdiepen. Slechts 8 procent van de 20 miljoen mkb-bedrijven in Europa drijft grensoverschrijdend handel en nog minder investeren er over de grenzen heen. En zelfs met internet heeft meer dan een derde van de consumenten niet genoeg vertrouwen om aankopen in het buitenland te doen. Op mijn verzoek heeft Mario Monti een deskundig verslag opgesteld en in de interne markt 150 knelpunten en ontbrekende schakels aangewezen. Volgende maand zullen wij in een omvattend en ambitieus "besluit over de eenmaking van de markt" een aanzet geven om de interne markt uit te diepen.

Energie is een essentiële motor voor groei en een centrale prioriteit voor actie: we moeten de interne energiemarkt voltooien, energienetwerken aanleggen en onderling koppelen, en de energievoorziening veiligstellen met oog voor solidariteit. Voor energie moeten we doen wat we voor mobiel bellen hebben gedaan: zorgen dat consumenten een reële keuze hebben op één Europese markt. Zo zal er ook een echte energiegemeenschap in Europa komen.

We moeten ervoor zorgen dat grenzen geen rol meer spelen voor pijpleidingen en hoogspanningskabels; dat we over infrastructuur voor zonne-energie en windenergie beschikken; dat we kunnen garanderen dat we over heel Europa dezelfde norm hanteren, zodat het opladen van de accu van een elektrische auto even vanzelfsprekend wordt als bijtanken.

In de loop van volgend jaar zullen we komen met een energieactieplan, een infrastructuurpakket en een actieplan voor energie-efficiëntie, om deze visie concreet gestalte te geven. Ikzelf zal later dit jaar naar de Kaspische regio reizen om de zuidelijke corridor te bepleiten als een middel om onze bevoorradingszekerheid te vergroten.

Willen we een Europa dat efficiënt met hulpbronnen omgaat, dan moeten we nog naar andere aspecten dan energie kijken. In de 20e eeuw kende de wereld een fenomenale hulpbronnenintensieve groei. Wij zagen in de 20e eeuw wereldwijd een verviervoudiging van het bevolkingsaantal, en tegelijk een 40-voudige groei van de economische productie. In dezelfde periode verhoogden echter ook ons gebruik van fossiele brandstoffen tot het 16-voud, onze visvangst tot het 35-voud en ons watergebruik tot het negenvoud. Onze koolstofemissies stegen tot het 17-voud.

Dat betekent dat we resultaten moeten boeken met betrekking tot ons klimaat- en energiepakket, als aanjager voor verandering. Dit betekent dat de beleidslijnen inzake klimaatverandering, energie, vervoer en milieu moeten worden gebundeld tot één samenhangende benadering van efficiënt gebruik van hulpmiddelen en een koolstofarme toekomst.

Voor een landbouwsector die de blik op de toekomst houdt, is een belangrijke rol weggelegd bij het vinden van Europese oplossingen voor de enorme uitdagingen die op ons afkomen, zoals mondiale voedselzekerheid, afnemende biodiversiteit en het duurzame beheer van natuurlijke hulpbronnen. Hetzelfde geldt ook voor ons maritieme beleid.

Dit alles zal er niet alleen voor zorgen dat onze economie morgen sterker is: het biedt ook vandaag al nieuwe mogelijkheden. Sinds 2000 neemt het aantal banen in de groene industrie met jaarlijks 7 procent toe. Tegen 2020 verwacht ik 3 miljoen 'groene banen', 3 miljoen 'green collar workers' – naast onze blue en white collar workers (arbeiders en bedienden).

Duurzame groei, en slimme groei, dat is wat we nodig hebben. De productiviteitsgroei in Europa in de afgelopen vijftien jaar is voor de helft gegenereerd door de informatie- en communicatietechnologie. Deze trend zal alleen maar toenemen. Onze Europese Digitale Agenda zal leiden tot een eengemaakte digitale markt die goed is voor 4 procent van het bbp van de EU in 2020.

Mijnheer de Voorzitter, bij al wat we doen, hebben we steeds het belang van de Europese burgers voor ogen. Een fundamentele dimensie van ons Europese project is precies de uitbouw van een ruimte voor vrijheid, veiligheid en recht. We zijn hard aan het werk om het actieplan van Stockholm ten uitvoer te leggen. Voor asielbeleid en migratie zullen we reële vooruitgang boeken.

Legale migranten zullen in Europa een plek vinden waar de menselijke waarden worden geëerbiedigd en gehandhaafd. Tegelijk zullen wij hard optreden tegen de uitbuiting van illegale immigranten in Europa en aan onze grenzen. De Commissie zal nieuwe voorstellen doen met betrekking tot de bewaking van onze buitengrenzen. En we zullen met een interne veiligheidsstrategie komen om de dreigingen van georganiseerde misdaad en terrorisme aan te pakken.

Europeanen zullen ondervinden dat hun fundamentele rechten en plichten dezelfde zijn, waar zij ook gaan. In Europa moet iedereen de wet naleven en de overheid moet de mensenrechten eerbiedigen, ook die van minderheden. Voor racisme en xenofobie is er in Europa geen plaats.

(Applaus)

Wanneer zich rond dergelijke delicate thema's een probleem voordoet, moeten wij allen handelen met zin voor verantwoordelijkheid. Ik doe hier een krachtige oproep om de spoken van Europa's verleden niet opnieuw tot leven te laten komen. Een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zal meteen een plek zijn waar Europeanen goed kunnen leven.

Geachte Parlementsleden, een andere uitdaging is hoe wij de begroting van de Europese Unie in de toekomst zullen aanpakken. Volgende maand komen we met de eerste ideeën van de Commissie voor de herziening van de begroting. Dat zal de aanzet zijn voor een open debat – zonder taboes – en moet ons helpen bij de uitwerking van onze wetgevingsvoorstellen die we in het tweede kwartaal van volgend jaar zullen indienen.

Wij moeten ervoor zorgen dat wij zoveel mogelijk waar voor ons geld krijgen. En we moeten investeren waar dit groei genereert en bijdraagt tot de verwezenlijking van onze Europese agenda. De kwaliteit van de uitgaven moet voor ons allen de maatstaf zijn. We horen dan ook niet alleen te discussiëren over de kwantiteit, maar ook over de kwaliteit van onze bestedingen en investeringen. Ik geloof dat Europa echt een meerwaarde biedt. Daarom zal ik mij inspannen voor een ambitieuze Europese begroting voor de periode ná 2013.

Het is mijn overtuiging dat we onze middelen moeten bundelen om deze in te zetten daar waar onze beleidsprioriteiten liggen. Het gaat hier niet om meer of minder besteden, maar om verstandiger besteden, door Europese en nationale begrotingen samen te bezien. De EU-begroting is geen 'geld voor Brussel' – het is geld voor de mensen die u vertegenwoordigt: de werklozen die dankzij het Sociaal Fonds een omscholing krijgen; de studenten die deelnemen aan het Erasmus-programma; de regio's die middelen krijgen uit het Cohesiefonds.

Interconnectie van energienetwerken, onderzoek en ontwikkelingshulp zijn overtuigende argumenten voor de stelling dat een euro die je op Europees niveau besteedt, meer oplevert dan een euro die je op het nationale niveau besteedt. Sommige lidstaten zien de logica hiervan in, zelfs voor beleidsdomeinen (zoals defensie) die tot de kern van hun bevoegdheden als nationale staat behoren. Ze erkennen dat ze heel wat zouden kunnen besparen indien ze een deel van hun middelen en activiteiten zouden bundelen. Door middelen op het Europese niveau te bundelen, kunnen lidstaten in hun kosten snijden, overlappingen vermijden en krijgen ze meer waar voor hun geld.

Daarom moeten we ook op zoek naar nieuwe financieringsbronnen voor grote Europese infrastructuurprojecten. Zo zal ik voorstellen om obligaties te creëren voor EU-projecten, samen met de Europese Investeringsbank.

(Applaus)

Ook zullen we publiek-private partnerschappen (PPP's) verder uitbouwen.

Zoals dit Parlement duidelijk heeft gemaakt, moeten we ook op zoek naar een oplossing voor de kwestie van de eigen middelen. Het bestaande systeem zit aan zijn grenzen – en hangt aan elkaar van een onontwarbaar kluwen van correcties. Onze burgers verdienen een eerlijker, doelmatiger en transparanter systeem. Niet iedereen zal het eens zijn met alle ideeën die wij zullen aanreiken. Vreemd is wel dat sommigen nu al zeggen dat ze onze voorstellen verwerpen, nog vóór ze weten wat die inhouden.

(Applaus)

Eén punt heeft zeker de belangstelling van dit Parlement: de looptijd van de volgende begroting. Verschillende keuzes zijn hier mogelijk. Zelf zou ik denken aan een kader van tien jaar, met een tussentijdse evaluatie van de financiële dimensie na vijf jaar – een 'vijf plus vijf'-optie dus. Zo kunnen we op langere termijn plannen en is er een duidelijker verband met de ambtsperiodes van onze beide instellingen.

Het spreekt voor zich: een Europese begroting is alleen geloofwaardig wanneer we krachtig blijven besparen. Daarom houd ik momenteel de bestuurlijke kosten binnen de Commissie en andere EU-instanties zoals de agentschappen tegen het licht. Alle zwarte gaten van inefficiëntie moeten worden opgeruimd. Wij zullen ons baseren op aanbevelingen van de Rekenkamer om het financieel beheer te verbeteren.

Geachte Parlementsleden, de laatste uitdaging waarover ik het vandaag wil hebben, is hoe we onze rol op het wereldtoneel kunnen spelen. Doordat we met onze neus te dicht op onze dagelijkse problemen zitten, verliezen we soms het bredere perspectief uit het oog en geven we er ons geen rekenschap van wat we gepresteerd hebben. Een vreedzame en geslaagde overgang naar een Europese Unie die in omvang is verdubbeld en die onderhandelt over verdere toetredingen. Een gezonde munt, de euro, die een van de toonaangevende munteenheden in de wereld is. Een sterk partnerschap met onze buren, dat ons allen sterker maakt. Als wij doortastend optreden, hebben wij niets te vrezen van de 21e eeuw.

Nu de strategische bondgenootschappen voor de 21e eeuw stilaan vorm krijgen, moet Europa de kans grijpen om zijn toekomst richting te geven. Ik kijk er met ongeduld naar uit dat Europa in de wereld de rol op zich neemt die past bij zijn economische gewicht. Onze partners kijken toe en verwachten dat wij als Europa optreden, niet slechts als 27 afzonderlijke landen. Als wij niet gezamenlijk optreden, zal Europa geen factor van betekenis zijn in de wereld en zullen zij zonder ons doorgaan: zonder de Europese Unie maar ook zonder haar lidstaten. Daarom ook heb ik in mijn politieke richtsnoeren Europa opgeroepen een wereldspeler te zijn, een mondiale leider – dat is een van de grote opdrachten en uitdagingen voor onze generatie.

Samen met Lady Ashton – als hoge vertegenwoordiger en vicevoorzitter – zal ik onze visie toelichten over hoe Europa maximaal een rol kan spelen in de wereld. Met de Europese Dienst voor extern optreden beschikken wij thans over de middelen om onze ambities waar te maken.

In deze geglobaliseerde wereld zijn de betrekkingen die wij onderhouden met strategische partners bepalend voor onze welvaart. Om op het internationale toneel daadkrachtig te kunnen optreden hebben wij het gewicht van de Europese Unie nodig. Grootte is wel degelijk van belang, nu meer dan ooit.

Een goed voorbeeld is de strijd tegen de klimaatverandering. Kopenhagen heeft aangetoond dat, toen anderen niet wilden meegaan in onze ambitieuze plannen, wij onszelf geen dienst hebben bewezen door niet met één stem te spreken. De onderhandelingen zijn dan wel vastgelopen, maar de klimaatverandering gaat door. Ik wil dat wij nauwer samenwerken met internationale partners, om ervoor te zorgen dat hun persberichten worden omgezet in geloofwaardige bindende afspraken om de uitstoot te verminderen en te beginnen met snelstartfinanciering.

In de komende twee maanden vinden belangrijke topontmoetingen plaats met strategische partners. Hoe meer wij een gemeenschappelijke agenda kunnen vaststellen vanuit een duidelijk omschreven Europees belang, hoe meer wij zullen bereiken. Zo zie ik bijvoorbeeld enorme mogelijkheden in de ontwikkeling van een trans-Atlantische agenda voor groei en werkgelegenheid.

Waar wij wel reeds ons gewicht uitspelen, dat is in de G20, het forum waar de belangrijkste economische spelers van gedachten wisselen over de gemeenschappelijke uitdagingen. Wanneer president Van Rompuy en ik in november naar Seoul gaan om de Europese Unie te vertegenwoordigen, willen wij concrete resultaten zien: verdere stappen naar een wereldwijde economische coördinatie; meer stabiele en verantwoordelijke financiële markten en overeenstemming over een hervorming van de internationale financiële instellingen; meer doeltreffende wereldwijde financiële vangnetten; en meer vooruitgang op de ontwikkelingsagenda van de G20. Wij zullen in dit forum leiderschap aan de dag blijven leggen en nauw samenwerken met het Franse G8/G20-voorzitterschap volgend jaar.

Wij willen ook dat er steun komt voor de Doha-ronde. Handel zorgt voor groei en welvaart. Wij zullen ook bilaterale en regionale vrijhandelsakkoorden nastreven. In oktober zal de Commissie een vernieuwde handelspolitiek presenteren om nieuwe voordelen voor Europa te behalen.

Openstaan voor de wereld betekent ook solidair zijn met de ontwikkelingslanden, in het bijzonder met Afrika. Wanneer ik over twee weken naar de bijeenkomst op hoog niveau over de millenniumdoelstellingen in New York ga, zal ik – met uw goedkeuring en namens de Europese Unie – één miljard euro extra toezeggen voor de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling.

Een wereldspeler zijn houdt ook in dat wij opkomen voor onze waarden. Over mensenrechten kan niet onderhandeld worden. Ik ben geschokt over de wijze waarop de rechten van vrouwen in vele landen met voeten worden getreden. Ik sta verstomd als ik hoor dat Sakineh Mohammadi Ashtiani veroordeeld is tot de dood door steniging. Zoiets is onnoemelijk barbaars.

(Applaus)

In Europa veroordelen wij dergelijke daden, waarvoor geen rechtvaardiging bestaat, volgens welke morele of religieuze code ook.

Onze waarden houden ook in dat we mensen in een crisissituatie waar ook ter wereld ter hulp moeten komen. Onze humanitaire hulp aan Pakistan vormt het meest recente voorbeeld van de Europese solidariteit in de praktijk. Het is een treffende illustratie van de noodzaak om de diverse bijdragen van de Commissie en de lidstaten te presenteren als een echt Europees hulppakket. De lidstaten hebben de helikopters en de civiele-beschermingsteams. Wij moeten die nu bundelen om een echte Europese responscapaciteit bij crisissituaties te creëren. Dat zal de Commissie in oktober ook voorstellen. Ik dring er bij de lidstaten op aan te laten blijken dat zij het menen dat de Unie op dit gebied de haar toekomende rol moet spelen.

Wij boeken vooruitgang bij de ontwikkeling van een gemeenschappelijk buitenlands beleid. Maar laten we ons geen illusies maken: zonder een gemeenschappelijk defensiebeleid zullen wij op wereldniveau niet het gewicht hebben dat ons toekomt. Naar mijn mening is de tijd rijp om deze uitdaging aan te gaan.

(Applaus)

Geachte Parlementsleden, wij zijn nog bezig om te wennen aan de nieuwe institutionele constructie van Europa die door het Verdrag van Lissabon in het leven is geroepen. Waar het echt op aankomt, is wat de instellingen presteren voor de bevolking. Wat belangrijk is, is welk verschil Europa maakt in hun dagelijkse leven.

Het geheim van Europa's succes is zijn unieke gemeenschapsmodel. Meer dan ooit moet de Commissie de politieke agenda vaart geven met haar visie en voorstellen. Ik heb opgeroepen tot een bijzondere verstandhouding tussen Commissie en Parlement, de twee gemeenschapsinstellingen bij uitstek. Ik ben ermee bezig mijn politieke samenwerking met u te intensiveren.

Europa is niet alleen Brussel of Straatsburg. Europa, dat zijn onze regio's. Europa, dat zijn de steden en dorpen waar u vandaan komt. Wanneer u in uw kiesdistrict rondloopt, kunt u de Europese projecten aanwijzen die zo belangrijk zijn voor hun welvaart.

Uiteindelijk zitten wij allemaal in hetzelfde schuitje, de Europese instellingen, de lidstaten, de regio's. De Unie zal haar doelstellingen in Europa niet bereiken zonder de lidstaten. En de lidstaten zullen hun doelstellingen in de wereld niet bereiken zonder de Europese Unie.

De burgers van Europa verwachten dat wij de maatregelen nemen die nodig zijn om uit deze crisis te geraken. Wij moeten hen laten zien dat de gezamenlijke inspanningen die wij vandaag leveren, zullen zorgen voor nieuwe banen, nieuwe investeringen en een Europa dat klaar is voor de toekomst.

Ik heb er alle vertrouwen in dat Europa alles heeft wat nodig is. Wij zullen de resultaten behalen die wij nastreven. Eén ding is zeker: met een pessimistische instelling zullen we de strijd niet winnen. Daarvoor hebben we vertrouwen nodig, en een sterke gemeenschappelijke wil.

Vandaag heb ik uiteengezet hoe de Europese Unie dat naar mijn overtuiging kan waarmaken. Ik heb mij ertoe verbonden de voorstellen in te dienen op grond waarvan wij onze economische unie kunnen bouwen. Ik heb bepleit om ons hervormingsprogramma versneld uit te voeren. Ik heb toegelicht hoe wij, via de kerninitiatieven van Europa 2020, onze sociale markteconomie dienen te moderniseren om te zorgen voor groei en banen in een slimme, duurzame en inclusieve economie. Ik heb uiteengezet hoe wij in Europa tot een gemeenschappelijk energiebeleid kunnen komen. Ik heb de noodzaak verdedigd van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, waar de Europeanen kunnen ondervinden dat hun fundamentele rechten en verplichtingen gelden waar zij ook gaan. Ik heb duidelijk gemaakt dat de Commissie zich zal inzetten voor een ambitieuze begroting. Ik heb voorgesteld EU-obligaties voor projecten te ontwikkelen om grote Europese projecten te financieren. Ik heb aangekondigd dat wij nog sterker inzetten op de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Ik heb duidelijk gemaakt waarom wij een gemeenschappelijke responscapaciteit bij crisissituaties en ook een gemeenschappelijk buitenlands beleid en defensiebeleid nodig hebben. En ik heb er bij de Europese leiders op aangedrongen gezamenlijk op te treden als ze willen dat Europa een wereldspeler is en de belangen van Europa verdedigt.

Dat is stellig een op hervormingen gerichte, een ambitieuze en uitdagende agenda. Wil Europa slagen, dan heeft de Commissie uw steun nodig voor een sterker en een eerlijker Europa ten dienste van onze burgers.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Voorzitter Barroso, dank u voor uw verklaring over de Staat van de Unie.

 
  
MPphoto
 

  Joseph Daul, namens de PPE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Barroso, voorzitters van de Raad, dames en heren, alle voorzitters zijn vanochtend verheugd, en u hebt laten zien dat u aanwezig kunt zijn zonder een straf te riskeren. Welnu, dat is echte democratie. Ik wil u allen bedanken.

(Applaus)

Wat is de staat van de Europese Unie? Wat hebben wij samen in de afgelopen jaren weten te bereiken, en in welke opzichten hebben wij gefaald? Welke plannen hebben wij? Welke politieke middelen en met name welke financiële middelen zullen wij ter beschikking stellen om deze te verwezenlijken?

Mijnheer de Voorzitter, ik juich dit debat toe en het verheugt mij dat het Parlement en de Commissie, de twee communautaire instellingen die het algemeen belang van Europa vertegenwoordigen en verdedigen, vanochtend deelnemen aan deze onderneming, waarvan de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) wenst dat zij op de toekomst is gericht.

De Europeanen vragen zich bij tijd en wijle – eigenlijk dikwijls – af wat Europa nu werkelijk doet om hun problemen aan te pakken en te voldoen aan hun verwachtingen. Tegelijkertijd blijkt sinds jaren uit alle opiniepeilingen dat zij niet vragen om minder maar om meer Europa.

Meer Europa op het gebied van de migratie: de kwestie van de Roma, die vraagt om een Europese langetermijnstrategie, is een perfect voorbeeld van het respect voor mensen.

Meer Europa om hen wereldwijd te vertegenwoordigen. Hoe kunnen wij bijvoorbeeld rechtvaardigen dat wij niet aanwezig zijn bij de onderhandelingen tussen Israëliërs en Palestijnen, terwijl wij de grootste donoren in deze regio zijn?

(Applaus)

De Europeanen begrijpen dit niet, en terecht. Onze medeburgers zijn zich er tevens van bewust dat we meer Europa nodig hebben, niet minder, om onze veiligheid te waarborgen, of het nu gaat om de persoonlijke veiligheid, de energieveiligheid of de voedselveiligheid. Zij weten dat Europa beter gecoördineerd moet worden om groei en arbeidsplaatsen te scheppen, zoals u treffend hebt beschreven, om de markten te reguleren en om nieuwe speculatieve aanvallen te voorkomen. Zij begrijpen dat wij tevens meer Europa nodig hebben om ongelijkheden te verminderen en ons Europese maatschappelijke model, onze sociale markteconomie, te versterken.

Wij hebben derhalve meer Europa nodig, niet om in te grijpen op alle gebieden van het dagelijks leven, maar om samen onze gemeenschappelijke uitdagingen op een veel efficiëntere wijze en – ik kom hierop terug – op een rendabelere en minder kostbare wijze aan te gaan.

Zoals ik reeds zei, vragen onze medeburgers zich af waarom Europa niet efficiënter en georganiseerder is en waarom er niet meer naar haar wordt geluisterd op het wereldtoneel. Zij verwachten terecht dat de economische en financiële inspanningen die van hen zijn gevraagd, vruchten afwerpen en dat wij iedereen uit de problemen zullen helpen.

Wij hebben meer Europees bestuur nodig. Het is aan ons, Parlement en Commissie, om naar dit doel toe te werken, om de lidstaten te overtuigen om samen te werken en samen te investeren. Het gaat er niet om inbreuk te maken op de soevereiniteit of het aanzien van onze landen. Integendeel, dit is de enige manier om op een serieuze en efficiënte wijze te werken aan een toekomst voor de 500 miljoen Europese burgers en onze toekomstige generaties.

Ik wil de Commissie – u, mijnheer Barroso, maar ook elke commissaris – derhalve vragen nog meer initiatieven te nemen om de maatregelen en hervormingen voor te stellen die wij in Europa nodig hebben opdat de zaken beter functioneren, en deze projecten uit te leggen aan onze medeburgers.

Samen met mijn fractie hoop ik dat ons Parlement deze inspanning ondersteunt door gebruik te maken van zijn nieuwe voorrechten als medewetgever met de Raad. Dit is niet louter een kwestie van macht, dit is een kwestie van begrip, en het is een kwestie waarover wij moeten spreken om Europa vooruitgang te laten boeken.

Mijnheer de voorzitter van de Commissie, dames en heren, wij moeten niet alleen ambitieus zijn, maar ook een blik werpen op de afgelegde weg. Ik vind dat Europa zich ten aanzien van verschillende belangrijke kwesties niet hoeft te schamen voor haar acties van de afgelopen maanden. Europa heeft het initiatief genomen om de financiële markten te hervormen na de crisis op Wall Street in de herfst van 2009. Europa heeft, nadat zij afgelopen lente ten prooi was gevallen aan ongekende speculatieve aanvallen, eveneens ongekende maatregelen genomen om haar economie te versterken en te stabiliseren. Dit beleid werpt reeds eerste vruchten af, maar wij moeten nog verder gaan.

Europa heeft tevens een pioniersrol vervuld in de strijd tegen de opwarming van de aarde. Ik moet toegeven dat de nasmaak van de conferentie van Kopenhagen bitter is. Onze ambities blijven ongewijzigd en onze koers ligt thans onwrikbaar vast. Wij kunnen hier trots op zijn.

Wat moeten wij in de komende maanden en jaren doen om onze acties te consolideren, om het vertrouwen van onze medeburgers in onze gemeenschappelijke acties te versterken? Ik wil drie mogelijkheden noemen.

De eerste is onze economie versterken, ongelijkheden verminderen met een reeks maatregelen waarmee rendementen op investeringen, het vertrouwen van ondernemers en de mogelijkheid om nieuwe creatieve bronnen van welvaart en arbeidsplaatsen te ontwikkelen worden bevorderd. Commissarissen, mijnheer de voorzitter, wij moeten de regels over grenzen heen laten “springen”, zoals u zei. Het is onaanvaardbaar dat wij in de eenentwintigste eeuw nog steeds draconische regels hebben die niets meer te maken hebben met de werkelijkheid in Europa.

De tweede is een serieuzere houding aannemen in ons gemeenschappelijk buitenlands beleid en, zoals u herhaalde malen hebt gezegd, een speler worden die meer gerespecteerd wordt op de wereld. Wij kunnen er niet langer genoegen mee nemen te zeggen dat Europa ingewikkeld is, dat het tijd vergt en dat we geduld moeten hebben. Wij kunnen er evenmin niet langer genoegen mee nemen de grootste donor ter wereld te zijn zonder te kunnen garanderen dat de hulp die wij sturen, samen met de helikopters van de heer Poetin en de heer Obama op de plaats van bestemming aankomt. Ik vind dat wij ook op dit punt een serieuze houding moeten aannemen.

Europa is een van de belangrijkste wereldmachten, en zij moet naar mijn mening als eerste prioriteit hebben gelijkwaardige betrekkingen op te bouwen met haar belangrijkste partners, met name de Verenigde Staten. Ik heb dit hier reeds gezegd toen ik sprak over trans-Atlantische betrekkingen.

Ik wil vanochtend echter tevens het belang voor Europa benadrukken om strategische en gerichte betrekkingen op te bouwen, niet alleen met Rusland maar ook met China, India en Brazilië. Ik hoop dat de Dienst voor extern optreden in dit opzicht een efficiënt middel zal zijn; wij kunnen ervoor zorgen dat de verschillende lidstaten geld besparen indien wij dit instrument invoeren.

De derde mogelijkheid om ervoor te zorgen dat het Europese model de uitdagingen aankan, heeft te maken met de belangrijkste factor: geld. Ik weet dat wij nog diepgaand hierover moeten discussiëren. Blijven wij allemaal ieder voor zich investeren in innovatie en onderzoek? In onderwijs en opleiding? In veiligheid en defensie? In ons energiebeleid?

Blijven wij zeggen dat wij Europeanen te zeer aarzelen om onze middelen te bundelen teneinde schaalvoordelen te behalen en een sprong voorwaarts te maken in termen van efficiëntie, terwijl de Verenigde Staten, China en India in staat zijn fundamenteel en toegepast onderzoek te bevorderen, waardoor zij een positie veroveren op de markten van morgen? Momenteel dwingen wij onze onderzoekers Europa te verlaten. Wij moeten werkelijk alles in het werk stellen opdat onze onderzoekers willen terugkeren en in Europa willen blijven.

Mijnheer Barroso, dit zijn de ware kwesties die wij, Parlement en Commissie, aan de orde moeten stellen wanneer wij spreken over onderhandelingen over de financiering van Europese projecten voor 2014–2020. Dit zijn de vragen die onze medeburgers aan zichzelf stellen en waarop zij serieuze antwoorden verwachten.

Het is hoog tijd dat Europa gebruik maakt van haar eigen middelen. We moeten niet bang zijn voor deze woorden. Bovendien mag het onderwerp Europese belasting niet taboe zijn. Het gaat er niet om een belasting in het leven te roepen als aanvulling op nationale belastingen. Integendeel, het gaat erom schaalvoordelen te behalen en ervoor te zorgen dat openbare middelen al met al beter worden besteed en derhalve uiteindelijk de lasten voor huishoudens en ondernemingen te verlichten.

Mijnheer Barroso, dames en heren, de Europese en internationale dimensie is een vanzelfsprekendheid voor de jonge generaties, die van ons geen ellenlange redevoeringen verwachten maar oplossingen voor hun problemen en perspectieven voor hun toekomst. Ons belangrijkste doel moet zijn onderwijs en opleiding te garanderen voor de 15- tot 25-jarigen. Onze overheidsfinanciën stabiliseren en investeren in innovatie, nieuwe deuren openen teneinde hen in staat te stellen hun talenten in Europa te gebruiken, niet per se in andere landen – dat zijn de prioriteiten die ten grondslag moeten liggen aan onze acties en waarop onze medeburgers ons zullen beoordelen.

Mijnheer de voorzitter, commissarissen, u moet voorstellen aan ons doen, en ik wil hier de woorden citeren van een man die u allen kent, Johannes-Paulus II: “Wees niet bang”. Wij staan aan uw kant indien u goede voorstellen doet om Europa vooruitgang te laten boeken, voor onze medeburgers, voor de PPE-Fractie.

Aangezien ik nog enkele seconden spreektijd heb, wil ik nog een ding tegen u zeggen: provoceer in eerste instantie; ga ver in uw voorstellen, en we zullen uiteindelijk samen goede voorstellen doen voor onze Europese medeburgers.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Martin Schulz, namens de S&D-Fractie.(DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, het onderhavige agendapunt heet “Verklaring van de Commissie: Staat van de Unie”. Wij hebben hier vandaag een werkprogramma gehoord dat ambitieus en geëngageerd is. Wij hebben echter weinig over de stand van zaken, over de huidige situatie in de Unie gehoord. Hoe is de staat van de Unie dan eigenlijk vandaag de dag? Die staat is niet goed. Het zou een goede zaak zijn geweest als u in uw inventarisatie nader ingegaan zou zijn op de vraag hoe het komt dat de huidige situatie niet goed is.

Die staat is onder andere niet goed omdat u en uw Commissie, mijnheer Barroso,de noodzakelijke taken die u op grond van de Verdragen toekomen, niet in toereikende mate uitvoeren. Bij crises vraag ik mij vaak af: “Waar is de Commissie?” En als ik het dan met u daarover heb, zegt u: “Ik heb over dit een verklaring afgelegd en over dat een persbericht uitgegeven en de heer Šefčovič heeft hierover en mevrouw Reding heeft daarover wat gezegd.” En wanneer je dat naleest, klopt het. Jazeker! De Commissie heeft inderdaad een verklaring afgelegd. Dan vraag ik mij echter vervolgens af: Waarom komt de boodschap niet over? Waarom pakt het publiek die boodschap niet op? Dat is pas een inventarisatie van de staat van de Unie! Want tijdens uw zittingstermijn hebt u veel te veel concessies gedaan, met name na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon; concessies aan een zich ontwikkelende directionele regering in Europa, in de Raad onder Duits-Franse leiding.

(Applaus)

Het is allereerst uw taak om de communautaire methode te verdedigen. Wat u hier vandaag gepresenteerd hebt klopt op velerlei punten. En daarbij kunt u op de steun van driekwart van dit Parlement rekenen. Dat is zo. Zodra u echter over eigen middelen begint, zult u driekwart van de leden van de Raad tegenover u vinden. En nu ben ik benieuwd of u de woorden van vandaag door daden zult laten volgen en of u de strijd met de intergouvernementalisering van de Europese Unie aangaat.

(Applaus)

Ik zal u een voorbeeld geven: ik ben het helemaal met u eens dat Europa uitsluitend op basis van de bescherming van onze fundamentele waarden succesvol kan zijn. En op grond van die fundamentele Europese waarden kunnen wij geen racisme en geen vreemdelingenhaat accepteren. Daar zijn wij het allemaal over eens. Tot die waarden behoort echter ook dat een regering die onder binnenlandse politieke druk staat, niet naar het middel van een heksenjacht op minderheden mag grijpen. En daar kunnen wij ook namen bij noemen. Het gaat om de regering van Nicolas Sarkozy, François Fillon en Brice Hortefeux. Ik zou graag gezien hebben dat u die namen ook had genoemd. Dan hadden we geweten: de heer Barroso is klaar voor de strijd.

(Applaus en protest)

Tot de fundamentele waarden van de Europese Unie behoort met name de sociale rechtvaardigheid; daarover hebt u veel goede dingen gezegd. Maar wat betekent die sociale rechtvaardigheid eigenlijk in onze Unie? U hebt de dramatische stijging van de werkloosheid in Europa beschreven. Die stijging van de werkloosheid leidt tot een proces van massale verarming en tot een risicoscenario voor de betreffende mensen. Steeds meer mensen zijn bang – ook de mensen die nog een baan hebben: zij zijn bang om hun baan te verliezen, bang dat de sociale stabiliteit verdwijnt, bang voor de toekomst. En dat dient met cijfers aangetoond te worden. Aan de ene kant is er een toenemend aantal inkomensmiljonairs (elk jaar een paar duizend meer) en aan de andere kant zijn er miljoenen mensen die verarmen. Die sociale kloof vormt de grootste bedreiging voor de democratie in Europa.

(Applaus)

The Guardian heeft in augustus statistische gegevens gepubliceerd waaruit blijkt dat HSBC, Barclays Bank en de Royal Bank of Scotland, afgelopen jaar meer dan 20 miljard euro winst hebben gemaakt, waarvan 9 miljard euro als bonussen aan hun managers is uitgekeerd. Dat gebeurt in een periode waarin de regeringen van de Europese Unie de pensioenen in Europa verlagen. Ik verwacht van u dat u, wat die sociale kloof betreft, met voorstellen komt over de wijze waarop die kloof gedicht kan worden.

(Applaus)

Daarom zeg ik u dat die belasting op financiële transacties er moet komen. Wij moeten de banken, met name de speculatieve sector, betrekken bij het verlichten van de lasten als gevolg van de economisch crisis. Wij hebben ook een Interinstitutioneel Akkoord gesloten, mijnheer Barroso. Op het moment dat dit Parlement met een wetgevingsmeerderheid van de Commissie verlangt dat zij een adequaat ontwerp voor een richtlijn overlegt, hebt u toegezegd dat u dat ook zult doen. U kunt ervan verzekerd zijn dat de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement een dergelijk voorstel zal indienen. Daarna verwachten wij van u dat u de benodigde initiatieven neemt.

De heer Šemeta heeft gezegd dat wij geen belasting op financiële transacties nodig hebben en dat die er dus ook niet komt. U zegt: “Ik wil dat die belasting op financiële transacties er wel komt”. Wij ondersteunen de heer Barroso tegen de heer Šemeta; zij zullen het betreffende ook verzoek krijgen. En als daar geen zorg voor draagt, zullen wij gebruik maken van het burgerinitiatief. Daar kunt u op rekenen! Dan mobiliseren wij de mensen waarover ik heb om net zo lang de straat op te gaan totdat de speculanten hun bijdrage aan de sanering van de financiën in Europa leveren.

(Applaus)

Europa heeft onderwijs, opleidingen en ontwikkelingsmogelijkheden nodig. Iemand die in de Unie in een getto geboren wordt, is niet gedoemd om de rest van zijn leven daar te blijven wonen. Mensen moeten de mogelijkheid hebben om zich te ontwikkelen. Daarvoor is het noodzakelijk dat Europa een bijdrage levert aan het onderwijs, de opleiding en ontwikkelingsmogelijkheden van met name jonge mensen. Wat dat betreft, hebt u gelijk: die ongeïnspireerde Europese ministers van Financiën die in hun eigen landen buitensporige tekorten terug moeten dringen en daarom op de begroting moeten snoeien en vervolgens opmerken dat er dan ook maar op de EU-begroting gekort moet worden, hebben het bij het verkeerde eind. De EU moet geen buitensporig tekort compenseren, maar de EU moet met de investeringen die zij doet een bijdrage leveren aan het verminderen van de sociale ongelijkheid door een adequaat regionaal en sociaal beleid, door onderzoek en opleidingen en door investeringen in maatregelen die de groei stimuleren. De Europese Unie moet de mogelijkheden creëren om dat te kunnen doen. Daarvoor hebben wij een sterke EU-begroting nodig. U hebt vandaag hetzelfde gezegd. Op dit punt kunt u op onze steun rekenen. Maar ga dan nu ook de strijd aan met mevrouw Lagarde, met de heer Schäuble en met de ministers van Financiën van de andere landen! Als u daarbij hulp nodig hebt, mijnheer Barroso, klopt u dan bij ons aan. Wij zullen u steunen.

(Applaus)

Sociale rechtvaardigheid betekent ook dat wij voor de volgende generaties geen continent achterlaten waarop het leven niet meer de moeite waard is. U hebt dan ook gelijk dat de aandacht met het oog op die sociale rechtvaardigheid eveneens moet uitgaan naar een duurzaam, innovatief industrieel beleid waarin ecologie en economie worden gecombineerd. Dat is een uitstekend uitgangspunt!

Ik ben benieuwd of het u lukt om een herhaling van nieuwe ramp, zoals het fiasco van Kopenhagen, te voorkomen. Toen hebben wij namelijk moeten constateren dat de Europese Unie op onderhandelingsgebied niet slagvaardig is. En dat is niet de schuld van de Commissie, ik zeg het nog maar een keer. Het is de schuld van de 27 regeringen die op internationaal niveau niet tot overeenstemming kunnen komen.

(Applaus)

Dat betekent dat er in de huidige situatie twee scholen tegenover elkaar staan: die van het intergouvernementalisme en die van de communautaire methode. Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon gaat het om de vraag of het Europa na Lissabon een Europa van de staatshoofden en regeringsleiders wordt die achter gesloten deuren onderhandelen over dingen die zij goed achten voor ons continent. Ik verwijs wat dat betreft naar de crisis in Griekenland. Over het slotdocument is onder vier ogen onderhandeld door mevrouw Merkel en de heer Sarkozy onder het motto: Blijft u maar even buiten wachten, mijnheer Van Rompuy, dan regelen wij dit wel even! Ik weet niet of het klopt wat er verteld wordt, maar je kan je goed voorstellen dat het waar is. Wij zullen echter moeten kiezen voor ofwel het Europa van het intergouvernementalisme ofwel het Europa van de communautaire methode. Het Europa van de communautaire methode is het Europa van een eendrachtig samenwerkende Commissie en Europees Parlement.

Ik vind uw inventarisatie tekortschieten. Ik vind uw perspectieven en aankondigingen daarentegen voor een groot deel goed en adequaat. Over een jaar, bij het volgende verslag over de staat van de Europese Unie, zullen wij datgene wat u vandaag gezegd hebt, vergelijken met wat er in de praktijk tot stand is gebracht. U hebt hier vandaag een conservatief-liberale, groene radicaal-socialistische toespraak gehouden. Voor ieder wat wils.

(Protest)

Dat betekent dat u ook van alle kanten steun kunt verwachten. Als u de strijd aangaat tegen het geniepige intergouvernementalisme en u de communautaire methode energiek verdedigt, kunt u op ons rekenen. Als u dat niet doet, zullen wij u bij het volgende verslag over de staat van de Unie ter verantwoording roepen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Dank u voor uw toespraak, mijnheer Schulz.

Nu zal de heer Verhofstadt het woord nemen namens de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa.

 
  
 

Mijnheer Verhofstadt, als ik het goed begrijp wilt u uw interventie niet in twee delen splitsen, maar wilt u één iets langere interventie. Klopt dat?

 
  
MPphoto
 

  Guy Verhofstadt, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, een debat over de staat van de Unie betekent in de eerste plaats terugkijken en lessen uit het verleden leren, en daarna naar de toekomst kijken. Laten we eerlijk tegenover onszelf zijn en zeggen dat het afgelopen jaar een heel moeilijk jaar voor de Unie is geweest.

Het was een moeilijk jaar voor de Unie omdat er grote problemen waren, maar weinig eenheid bij het oplossen van die problemen. Griekenland heeft op de rand van een bankroet gestaan, de euro zelf lag maandenlang onder vuur, en de Europese regeringen hadden maanden nodig om uiteindelijk tot het besluit te komen om een lidstaat te redden en onze gemeenschappelijke munt te redden. Het verbaast mij daarom niet, en dat geldt denk ik ook voor anderen hier in het Parlement, dat het vertrouwen van het publiek in Europa dramatisch is gedaald.

Dat blijkt uit de jongste Eurobarometer. De resultaten daarvan laten zien dat minder dan de helft van onze burgers vindt dat het lidmaatschap van hun land een goede zaak is. Het vertrouwen in onze instellingen is afgelopen jaar gezakt tot 42 procent. Dat is momenteel de staat van de Unie. Dat is alarmerend, maar tegelijkertijd moeten we erkennen dat het niet verrassend is. Het Parlement heeft er vaak bij de Europese leiders op aangedrongen om de surplace te doorbreken, om in beweging te komen, om het niet in protectionisme en nationalisme te zoeken en om Europese oplossingen te zoeken.

Dat is ook wat de Europese burgers vragen, want als je naar diezelfde Eurobarometer kijkt, zie je dat niet minder dan 86 procent van het publiek Europees economisch bestuur wil. Die burgers zijn van mening dat alleen de Unie oplossingen kan bieden voor de financiële en economische crisis. Dat zien ze nu echter niet gebeuren, en daarom zijn ze teleurgesteld in de Unie.

Ik weet dat het ook voor de Commissie een moeilijk jaar is geweest, omdat het eigenlijk maar een half jaar was. Zo lang duurde het voordat in onze hoofdsteden het besef was doorgedrongen dat er een nieuw Verdrag was, met een nieuwe manier van werken en een nieuw machtsevenwicht in de Unie. We kunnen daarom zeggen dat vandaag de echte start is van de tweede termijn van de voorzitter van de Commissie.

Het is een tweede termijn die een nieuwe visie en nieuwe antwoorden behoeft. Het is in elk geval tijd om naar een hogere versnelling te schakelen en om belangrijke hervormingen door te voeren. Vanuit het gezichtpunt van onze fractie gaat het daarbij in principe om zeven grote, belangrijke hervormingen.

Het eerste wat we moeten doen is ons antwoord op de financiële crisis voltooien. We hebben al wetgeving over kapitaaleisen en bonussen aangenomen. We hebben de stresstests en vorige week hebben we overeenstemming bereikt over financieel toezicht, met goede afspraken, niet in de laatste plaats omdat het leiderschap van de president van de Europese Centrale Bank een Europese aanpak van het toezicht garandeert.

Dat betekent echter niet dat we er al zijn. Verre van dat, zou ik zeggen. We zijn nog niet eens op de helft. De Commissie moet nog steeds dringend met voorstellen komen over derivaten, over short selling, over de kredietratingbureaus, over de sanering van banken, over marktmisbruik, over de handelsactiviteiten en over financiële instrumenten.

De tweede grote taak is dat we een echt Europees economisch bestuur nodig hebben. Vorig jaar is gebleken dat een gemeenschappelijke munt zonder gemeenschappelijk economisch beleid eenvoudigweg niet zinvol is. Dat is een onzinnige situatie – sterker nog, dat is een gevaarlijke situatie. We kunnen het ons niet veroorloven om een Unie te zijn en tegelijkertijd 27 verschillende economische strategieën te hebben, zoals nu het geval is.

(Applaus)

Het is glashelder dat als we willen dat het Stabiliteits- en groeipact en de nieuwe economische strategie succesvol zijn, we een aanpak van ontmoediging en aanmoediging nodig hebben, met passende sancties.

Naar mijn mening – en ik denk naar de mening van de meerderheid van dit Huis – is het goed dat de Raad hierover nadenkt in de werkgroep, maar dat kan geen vervanging zijn van het initiatiefrecht van de Commissie en de plicht van de Commissie om zo snel mogelijk met een alomvattend wetgevingsvoorstel over economisch bestuur te komen.

(Applaus)

Het doet me genoegen dat u hebt aangekondigd dat u dit op 29 september zult doen. Wat er verder in de Raad gebeurt is niet belangrijk. Het is uw taak en het is uw plicht om dit op 29 september te doen.

Dat brengt me op de derde prioriteit: de interne markt. We hebben een uitstekend verslag van Mario Monti over de interne markt en onze boodschap is heel simpel: laten we doen wat er in dat verslag staat. Want het is bijvoorbeeld onbegrijpelijk dat het vandaag de dag nog steeds meer dan veertig uur kost om per trein vanuit Midden- en Oost-Europese landen naar Brussel, Parijs of Amsterdam te reizen. Hoe moeten deze mensen zich verbonden voelen met de Europese Unie? Hoe kunnen deze markten volledig worden geïntegreerd? Laten we investeren in trans-Europese netwerken.

De vierde belangrijke prioriteit, en misschien de belangrijkste boodschap voor vandaag, heeft betrekking op de begroting en het nieuwe financiële kader. Laten we hierover heel duidelijk zijn. Het doel van enkele nationale regeringen om de begroting met 20 tot 30 procent te verlagen is belachelijk in een tijd dat er meer Europese oplossingen nodig zijn.

(Applaus)

Ik kan volledig begrijpen dat ze, geconfronteerd met enorme begrotingstekorten, hun directe bijdrage aan de Unie willen verlagen. Dat is een normale, spontane reactie. Vandaar ons voorstel om deze nationale bijdragen te vervangen door eigen Europese middelen.

Dan kom ik bij de vijfde prioriteit: onze geloofwaardigheid in de wereld. We hebben de Dienst voor externe actie, maar wat we nu nodig hebben, en wat we mevrouw Ashton, de vicevoorzitter van de Commissie, hebben gevraagd (het was beter geweest als ze hier aanwezig zou zijn geweest), is om daarnaast ook een nieuwe strategie voor de Unie te ontwerpen. Onze strategie voor het externe beleid is nog steeds gebaseerd op een document van de heer Solana uit 2003. De wereld is veranderd sinds 2003, en ook ons strategisch kader moet worden aangepast en gemoderniseerd.

Dan de klimaatverandering. In Kopenhagen zijn we onze leidersrol kwijtgeraakt, en in Cancún kunnen we alleen het verschil maken als we die leidersrol weer terugwinnen. Om ons leiderschap weer terug te winnen is één ding nodig: dat we met één stem spreken en één visie uitdragen, en niet 27, zoals we in Kopenhagen hebben gedaan.

(FR) Tot slot, mijnheer de Voorzitter, dames en heren, moet ik zeggen dat ik ontredderd ben over hetgeen in principe – indien ik dit woord mag gebruiken – de raison d’être is van onze Unie, namelijk de bescherming van burgerlijke vrijheden en mensenrechten, vanzelfsprekend buiten de Unie maar, nog belangrijker, ook binnen de Europese Unie.

Ik moet derhalve formeel zeggen dat hetgeen in Frankrijk gebeurt naar mijn mening onaanvaardbaar is.

(Applaus)

Dit is echter jammer genoeg geen op zichzelf staand geval. Ik zie, zoals velen van u, dat verschillende regeringen thans als reactie op de economische crisis steeds meer toegeven aan de verleiding van een soort populisme, xenofobie en soms zelfs racisme.

(Applaus)

Zij maken misbruik van de zorgen van mensen en de angst voor de ander. Zij stigmatiseren minderheden. Ik zou zelfs willen zeggen dat zij twijfelachtige methoden hanteren om verwarring te stichten wanneer het gaat over migratie. Ik wil zeer nadrukkelijk zeggen dat ik deze houding onverenigbaar vind met de beginselen en waarden die van onze Unie een van de mooiste en een van de grootste politieke ideeën maken die de menselijke geest en het hart van de mens ooit hebben voortgebracht.

(Applaus)

Mijnheer de Voorzitter, ik wil met nadruk zeggen: de Roma zijn Europese burgers, volwaardige burgers.

(Applaus)

Wij mogen nooit accepteren dat hun rechten worden geschonden – nooit – in een wereld die ten prooi is aan allerlei onzekerheden. Ik vind dat dit Europa een werelddeel van vrijheid, tolerantie en rechtvaardigheid moet blijven. Mijnheer de Voorzitter, de Commissie moet als hoedster van de Verdragen compromisloos reageren. Dit is niet alleen haar recht, het is een institutionele plicht.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Daniel Cohn-Bendit, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zal hetzelfde doen als de heer Verhofstadt: ik zal in een keer gebruik maken van mijn gehele spreektijd.

Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik vind dat de heer Schulz en de heer Verhofstadt hebben gewezen op het fundamentele probleem van onze situatie, en ik betreur het dat u niet zo scherpzinnig of oprecht bent geweest om hierop te wijzen.

Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon wordt er geredetwist over de interpretatie van dat verdrag. Ik denk dat de meeste regeringen het niet hebben gelezen en dat zij na de invoering ervan tot de ontdekking kwamen dat het Verdrag van Lissabon in feite een middel en een instrument is om Europees beleid te communautariseren. In alle discussies komt de strijd die aan de gang is – we hebben dit gezien ten aanzien van de buitenlandse diensten, we hebben dit gezien ten aanzien van de financiële regulering – steeds uit bij hetzelfde punt. De vraag die aan de orde is – en dit is reeds gezegd – luidt of wij op weg zijn naar een intergouvernementeel Europa of naar een versterking van het op de Gemeenschap gebaseerde Europa. Dit is precies de huidige staat van de Unie.

Ik droom ervan dat de Commissie een openbare verklaring aflegt. Binnen de Europese instellingen wordt momenteel een politiek gevecht gevoerd, en dit politieke gevecht gaat over de interpretatie van het Verdrag van Lissabon, en dit heeft gevolgen voor het Europees beleid. De Europese burgers dienen te weten wat wij weten en wat wij voelen in de interinstitutionele debatten. Hiervan hebt u met geen woord gerept, mijnheer Barroso.

Hiermee kom ik op mijn tweede punt. Deze Commissie is Europees kampioen algemene verklaringen. Het zijn zeer fraaie verklaringen. Maar wanneer het erom gaat man en paard te noemen, een situatie te beschrijven die een lidstaat betreft, iemand of een regering bij naam te noemen, bent u opvallend stil. U bestaat niet. Ik kan u tal van voorbeelden geven.

Ik wil terugkomen op Griekenland. Iedereen weet dat u de greep aan het verliezen was op de situatie in Griekenland; u wist het twee of drie jaar voor de crisis – u had rapporten hierover in uw archiefkast. Er kwam geen officiële verklaring. U ging naar de kerk om te bidden en u dacht dat alles opgelost zou worden in Griekenland wanneer u bad. Het is niet opgelost. Later hebt u – en hebben de meesten van ons – ondersteund dat er ongelooflijke druk op Griekenland en op het Griekse volk zou worden uitgeoefend, dat net zo veel fouten heeft gemaakt als de Griekse elite.

Maar, mijnheer Barroso, nu wij die druk aan het uitoefenen zijn op het Griekse volk om het probleem op te lossen, heb ik u niets horen zeggen over het feit dat er in augustus onderhandelingen zijn gevoerd tussen de Griekse regering en de grote Franse en Duitse wapenfabrikanten over voortzetting van de verkoop van wapens door Europese ondernemingen aan Griekenland.

(Applaus)

We zijn allemaal volkomen gek geworden, zoals ik drie of vier keer heb gezegd, maar doen we iets? Weet u hoeveel geld Griekenland in de afgelopen tien jaar heeft uitgegeven aan wapens? Hoeveel? 50 miljard euro in tien jaar! U wist dat, mijnheer Barroso. Een van de problemen van deze landen is juist die structuur, die verband houdt met een Europees probleem van nationalisme en de strijd of het debat tussen Griekenland en Turkije.

Waar blijft het initiatief van de Commissie en het initiatief van Europa om in te grijpen zodat wij door de integratie van Turkije een eind maken aan dit belachelijke debat dat het Griekse volk miljarden euro’s kost voor niets en nog eens niets, omdat Griekenland wapens koopt die Frankrijk en Duitsland niet nodig hebben voor hun eigen legers. Dat getuigt van grote intelligentie! Hiermee wil ik, mijnheer Barroso, illustreren dat uw Commissie niet ingrijpt.

Ik kan u een tweede voorbeeld geven, dat is genoemd door de heer Verhofstadt. Hetgeen momenteel gebeurt met de Roma is een test voor de geloofwaardigheid van het Handvest van de grondrechten, dat deel uitmaakt van het Verdrag van Lissabon. Om het in morele en filosofische bewoordingen te zeggen, citeer ik Albert Camus: “Bij democratie gaat het om het verdedigen van minderheden, niet eenvoudigweg om het uitvoeren van de wil van meerderheden”.

(Applaus)

Zit de Commissie te wachten? Heeft zij een rapport in haar archiefkast liggen? Zeg in het openbaar: hetgeen Frankrijk doet, is in strijd met de Europese Verdragen. Het is echt eenvoudig om dit te zeggen en bekend te maken.

(Applaus)

Ik wil u een ander voorbeeld geven van hetgeen u niet zegt. U hebt gesproken over de economie, de werkloosheid en de groei. U hebt met geen woord gerept van de noodzaak om de aard van de groei te veranderen. U hebt niet gezegd dat de teloorgang van het milieu en de klimaatverandering ons dwingen om het begrip groei opnieuw te definiëren. Geen woord hierover.

U hebt niet gesproken over Cancun. Er zijn nog drie maanden te gaan tot Cancun. Geen woord over het feit dat wij, indien wij geloofwaardig willen zijn ten aanzien van de klimaatverandering, terug moeten keren naar een CO2-reductie van 30 procent en dat wij het voortouw moeten nemen in het debat over de klimaatverandering. Ten aanzien hiervan bent u opvallend stil, mijnheer de voorzitter.

Daarom zou ik willen zeggen dat u de afwezige voorzitter bent van een Europa dat behoefte heeft aan een voorzitter. Dit is ons probleem, en dit is de staat van de Unie.

Ik wil tot slot nog een ding tegen u zeggen. U hebt bijvoorbeeld gesproken over Europese investeringen. U kunt op de klok kijken, ik heb nog drie minuten. Ik weet dat dit vervelend is, maar zo is het leven. Ik wilde een ding tegen u zeggen: neem de zaken serieus. 40 procent van de CO2-uitstoot in Europa is afkomstig van gebouwen. Gebruik uw Europese middelen om een Europees energiefonds op te richten; geef Europese steden de mogelijkheid overal in Europa gebouwen te renoveren door een Europees Keynes-fonds op te richten in Europa, omdat de nationale staten hiertoe niet in staat zijn.

(Applaus)

Dit is in feite mijn boodschap. Wij voeren een groot debat in Europa over de vraag of wij publieke investeringen nodig hebben. Ik wil tegen u zeggen, mijnheer Barroso: pas Keynes toe in Brussel. Publieke investeringen moeten nu Europese investeringen zijn in de ecologische transformatie van onze economie. Begrijpt u dit, mijnheer Barroso? Indien ja, hoop ik dat u tijdens de volgende discussie over Europa laat zien dat u hebt begrepen dat wij niet meer in de jaren zeventig leven maar dat wij nu geconfronteerd worden met een financiële crisis en een milieucrisis.

Tot slot wil ik een getal noemen waarover wij allen moeten nadenken. De verliezen als gevolg van de crisis bedragen 50 000 miljard euro. Dit komt neer op vijf eeuwen publieke investeringen in ontwikkelingshulp. Hiermee zouden 10 miljard scholen kunnen worden gebouwd in Afrikaanse landen. Dit is de staat waarin de wereld zich bevindt, mijnheer Barroso.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Michał Tomasz Kamiński, namens de ECR-Fractie. – (PL) Ik begin met goed nieuws voor mijnheer Barrosso, het is van die aard dat hij er zelfs voor zou mogen worden gefeliciteerd. Zijn optreden van vandaag wordt hoger geschat dan kaartjes voor het volgende concert van Sting in Praag, die nog geen 150 euro kosten. Ik zal echter beginnen met een anekdote. Mijnheer de voorzitter, in Polen vertellen we graag de volgende anekdote: een man klimt in een boom en begint de tak waarop hij zit af te zagen. Er passeert een toerist die hem zegt: ‘Als je die tak afzaagt ga je vallen’. De toerist loopt verder en de tak kraakt af. De man valt van de tak, staat op, kijkt naar de toerist in de verte en zegt: ‘Is dat een profeet misschien?’

Dames en heren, nog voor de Europese Conservatieven een politieke fractie vormden, waren zij een dergelijke toerist en zeiden ze tegen de man die op de tak van de Europese bureaucratie zat: ‘Jullie zagen de tak af waarop jullie zitten.’ Vandaag kan ik in uw toespraak een kans zien dat er hier een einde aan komt. U hebt veel ideeën naar voren gebracht, die met zekerheid onze steun verdienen, en ik denk dat ze zo zijn samengesteld om elke fractie in dit Parlement tevreden te stellen. Maar men kan het onmogelijk niet eens zijn met mijnheer Schultz, die stelde dat dit project gericht is op de toekomst, waar u echter niets over hebt gezegd, en dat neem ik u kwalijk, is de analyse van de huidige situatie van de Unie. Waarom werkt de Unie op deze en niet een andere manier, waarom vinden zoveel burgers de Unie maar niets of vervult ze hun verwachtingen niet? En hier zijn we bij een cruciaal punt beland. Het is heel goed dat u zich hebt geconcentreerd op de economische groei, de noodzaak van deze groei in Europa en nieuwe arbeidsplaatsen. Ik ga zeker akkoord met het standpunt dat de werkloosheid een van de grootste problemen van de huidige Europese economie vormt. Maar laten we eerlijk zijn! Men kan zich niet aan de ene kant terecht zorgen maken over het lot van de werklozen en de daling van het aantal arbeidsplaatsen in Europa en aan de andere kant zulke economische oplossingen voorstellen, die uiteraard leiden tot de export van arbeidsplaatsen uit Europa naar andere continenten. Deze twee zaken zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. We kunnen niet zeggen dat we de tewerkstellingsgraad in Europa willen verhogen als we tegelijk de Europese bedrijven en de Europese economieën nieuwe verplichtingen opleggen en hen verstikken onder een nieuwe lage bureaucratie. Daar moet een einde aan komen. Ik merk in uw toespraak, mijnheer de voorzitter, dat u in de goede richting denkt. U zei dat Europa op internationaal vlak met één stem moet spreken. We herhalen dit hier heel vaak, maar met het blote oog is te zien dat de verschillende regeringen in Europa fundamentele aangelegenheden op het vlak van buitenlandse politiek totaal verschillend benaderen. Dit is een feit dat niet mag worden genegeerd. Hoe kan Europa dus in de internationale arena met één stem spreken als de verschillende regeringen in Europa met verschillende stemmen spreken? Dames en heren, laten we er geen doekjes om winden, zo zal het zijn. U kunt hier in deze zaal bij hoog en laag beweren dat deze 27 regeringen niet bestaan, maar toch is het zo. Ze zijn verkozen door de burgers van de Europese Unie en wij verdedigen de rechten van die regeringen om hun burgers in de arena van de EU te vertegenwoordigen. We willen een evenwicht tussen communautaire en nationale zaken in Europa en daarom zullen we het idee van de nationale staat - uiteraard in de context van de Europese gemeenschap - verdedigen. Hierbij zou ik willen onderstrepen dat ik akkoord ga met alles wat in deze zaal wordt gezegd. Ik zeg dit met volle overtuiging. Men kan niet akkoord gaan met situaties waarin een regering in Europa om interne redenen de lont probeert aan te steken in het kruitvat, dat het nationalisme en chauvinisme waren voor Europa. Dit mag niet worden goedgekeurd, maar toch gebeurt het in veel Europese landen. Dit jaar hebben we al voorbeelden gezien in buurlanden van Polen, waar men politiek voordeel probeerde te halen uit de minderhedenproblematiek. Een van de grootste verwezenlijkingen van de Europese Unie is dat Europa sinds 60 jaar een democratisch en tolerant gebied is waar vrede heerst. Ik moet dit toegeven, hoewel ik geen groot voorstander van de Unie ben, en ik apprecieer wat ze heeft verwezenlijkt. Dit is iets wat in stand moet worden gehouden. Ik zou ook willen zeggen dat we meer openheid en geloofwaardigheid moeten tonen in datgene wat we de burgers van Europese Unie geven. Het grootste probleem van onze gemeenschap is dat wat in onze verklaringen wordt gezegd, en de feiten en dat wat de burger bereikt hemelsbreed van elkaar verschillen. Ik geloof in Europa en wij, de Europese conservatieven, geloven in deze gemeenschap. Maar we geloven in haar diversiteit. We geloven niet in één verenigd land, dat moet samensmelten tot één volk. Dit voorstel zal niet worden goedgekeurd. De burgers van Europa begrijpen perfect dat je een goede Pool, een goede Europeaan, een goede Duitser kunt zijn, en dat we samen kunnen leven, terwijl we elkaar met respect behandelen en samen aan een gemeenschappelijke toekomst bouwen. Mijnheer de voorzitter, ik hoop dat u in uw opzet slaagt. Maar om de situatie te verbeteren mag u niet hervallen in de oude fouten. Ik wil u duidelijk maken dat Europa volgens mij niet mag proberen om de voor ons liggende problemen op te lossen door de fouten uit het verleden te herhalen. In uw toespraak van daarnet zie ik een kans voor een Europa met een grotere economische vrijheid, een Europa met een sterkere integratie, waarmee ik de interne markt bedoel. Ik ben zeer tevreden dat het idee van de single market act dat door dit Parlement, door de Commissie interne markt, werd bedacht. Het komt uit het verslag-Monti dat is opgesteld in de commissie, waarvan mijn collega Michel Herber de voorzitter is, en daar zijn we trots op. Het is dit soort verdieping dat we willen. We willen een interne markt en meer economische vrijheid.

 
  
MPphoto
 

  Lothar Bisky, namens de GUE/NGL-Fractie.(DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Barroso, u hebt een indrukwekkend inzicht gegeven in de taken die ons op de verschillende beleidsterreinen te wachten staan. Tegelijkertijd moeten u en wij ons er wel van bewust zijn dat het vertrouwen van de Europese burgers afneemt. De heer Verhofstadt heeft daar al op gewezen, dus ik zal daar nu niet nader op ingaan. Het gaat om betrouwbare onderzoeken.

De burgers hebben ook gezien dat er voor miljarden aan reddings- en conjunctuurpakketten aan de zogeheten systeemrelevante banken is besteed. Zij hebben ook gezien dat er overal gevaarlijke hoge staatschulden zijn ontstaan. Nu vragen die burgers zich af wie hiervoor verantwoordelijk is, zeker nu zij, ondanks de betere economische vooruitzichten, getroffen worden door bezuinigingsmaatregelen van de lidstaten. Die maatregelen brengen immers hogere prijzen voor openbare diensten met zich mee, evenals bezuinigingen op de sociale en onderwijsvoorzieningen en op de salarissen en een verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd, terwijl de hoogte van die pensioenen juist onzekerder wordt en de werkgelegenheidsvooruitzichten vaak precair zijn.

Het protest heeft al lang niet alleen betrekking op de landen die door de crisis zijn getroffen. Vandaag staken de vakbonden in Frankrijk. Op 29 september worden in veel Europese steden stakingsacties gehouden tegen het bezuinigingsbeleid van de lidstaten. De burgers is toegezegd dat de Europese Unie op basis van het Verdrag van Lissabon socialer en democratischer zal worden. De EU, dus ook de Commissie en het Parlement, zouden hun geloofwaardigheid verliezen als zij nu gaan zeggen dat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor die bezuinigingspakketten. Effectieve financiële hervormingen zijn toch echt een zaak van de Europese Unie. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan een verbod op hedge-fondsen of op het speculeren met grondstof- en voedingsmiddelenderivaten, aan een belasting op financiële transacties en aan het loslaten van de flexicurity-ideologie. Op dit gebied zullen wij ons de komende maanden allemaal extra moeten inspannen.

De situatie in de Unie loopt voor de diverse bevolkingsgroepen sterk uiteen en is zeer tegenstrijdig. De sociale kloof in de samenlevingen in de landen van de EU is in elk geval opnieuw gevaarlijk veel groter geworden. In het Europees Jaar ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting is er massaal voor miljarden euro’s reddingsteun aan of als zekerheid voor de banken besteed. Dat geld is niet terecht gekomen bij mensen met echt sociale behoeften en is ook niet in onderwijsvoorzieningen geïnvesteerd.

Niemand wil de successen van de EU betwisten of kleineren. Maar niemand heeft baat bij het

verdoezelen van de tegenstrijdigheden in de Europese Unie. Ook ik wil tot slot nog iets over

de Roma in Frankrijk zeggen. Ik vind dat de Europese Unie een goede traditie kent. Iemand

die ten koste van een sociale minderheid maatschappelijke angsten wil bestrijden, springt echter schandalig met zijn politieke invloed om. Ik wil dat specifiek benadrukken: het misbruiken van sociale angsten is gewoonweg niet acceptabel voor een Gemeenschap die zich altijd sterk heeft gemaakt voor de eerbiediging van de universele mensenrechten en van de morele waarden. Die morele waarden en mensenrechten zijn net zo goed op de Fransen, Polen, Engelsen, Spanjaarden en Duitsers in de Europese Unie van toepassing als op de Sinti en Roma die in Europa leven.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Nigel Farage, namens de EFD-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, deze plechtige gebeurtenis, de toespraak van de heer Barroso over de staat van de Unie, brengt hem nog niet op gelijke voet met president Obama. Er is een fundamenteel verschil. Mijnheer Barroso; president Obama is gekozen, en u niet. Naar zijn toespraak keken achtenveertig miljoen mensen, en hier in het Europees Parlement moeten we zelfs de leden smeken om te komen luisteren.

U bent volledig voorbijgegaan aan de staat van de Unie. U hebt gezegd hoe u denkt dat de zaken gaan, u hebt aangegeven hoe u vindt dat het verder moet. De Eurobarometer, de eigen opiniepeiling van de Commissie, vertelt ons echter de waarheid. De Eurobarometer vertelt ons dat het vertrouwen van de burgers, in de zin of ze nog wel tot de Unie willen horen, het afgelopen half jaar dramatisch is gedaald: met 10 procent in Duitsland, met 17 procent in Griekenland en met 9 procent in Portugal. Minder dan de helft van de Europese burgers vindt het lidmaatschap van de club de moeite waard.

Nog veelzeggender is dat in uw eigen land, Portugal, een op de vier personen het vertrouwen in de instellingen van de EU volledig is kwijtgeraakt. Dat, mijnheer Barroso, kan nauwelijks worden gezien als een bevestiging dat de EU een succes is of dat mensen in de EU geloven. En toch lijken de meeste mensen hier vandaag heel tevreden met de EU te zijn.

Wees niet al te tevreden, zou ik zeggen, want de mensen hebben het voor zichzelf uitgemaakt: de echte staat van de Unie is dat steeds meer mensen een afkeer van de Unie hebben en de Unie verfoeien. En toch beweren sommige personen dat dat is omdat ze meer Europa willen!

Mijnheer Verhofstadt heeft gezegd dat de mensen meer gemeenschappelijk beleid willen. Nee! Het bewijs is duidelijk.

(Interrupties vanuit de zaal)

Interessant, mijnheer de Voorzitter! Wanneer ík mensen uitjouw wordt er altijd gedreigd met boetes. Maar laat maar zitten.

(Applaus van de EFD-Fractie)

Het bewijs laat zien dat hoe meer gemeenschappelijk beleid er is, hoe minder de mensen dat willen. Mensen hebben gezien welke verwoestende gevolgen het gemeenschappelijk visserijbeleid heeft gehad. Ze hebben gezien hoe het gemeenschappelijk landbouwbeleid ongelijkheid in de hand werkt. Ze hebben zakelijke kansen gemist door het gemeenschappelijk handelsbeleid. En nu natuurlijk de grote klapper: de gemeenschappelijke munt, die onvoldoende overdachte politieke poging om mensen in een monetaire unie te persen zonder ze ook maar één keer te vragen of ze dat wel willen. Het is volkomen duidelijk dat deze munt niet goed is voor Duitsland en niet goed is voor Griekenland. Nu zitten we in een economische gevangenis. U kunt doen alsof de crisis al achter de rug is, maar dat is niet zo, want de spreads op vijfjaars en tienjaars staatsobligaties zijn nu 8 procent.

U kunt wel lachen, mijnheer Schulz, maar u weet niets van de financiële markten en hoe dit werkt. En wat betreft uw eigen land, waarom zou de Duitse belastingbetaler steeds vaker de rekening moeten betalen?

Deze vorm van bestuur werkt niet, en toch hebben we vandaag weer gehoord dat we een gemeenschappelijk defensiebeleid en een gemeenschappelijk buitenlands beleid krijgen.

De andere reden waarom deze opiniepeilingen uitvallen zoals ze uitvallen, is dat mensen u niet respecteren omdat u vals hebt gespeeld om het Verdrag van Lissabon erdoor te krijgen. Ons werd verteld dat dat Verdrag alles eenvoudiger zou maken, dat we zouden weten waar we staan. Dat blijkt niet het geval. Wie heeft de leiding in de EU? Bent u dat, mijnheer Barroso? Is het mijn oude vriend Herman van Rompuy? Is het het Belgische voorzitterschap? Dat zou helemaal fraai zijn! U kunt nog niet eens een regering in uw eigen land vormen en u bekleedt het voorzitterschap van de Europese Unie! Hoe je er ook tegenaan kijkt, het is in feite één grote poppenkast.

De EU heeft nog nooit zo veel macht gehad, maar is nog nooit zo impopulair geweest. Maar niet tevreden met de 2,4 miljard euro die nu jaarlijks aan EU-propaganda wordt uitgegeven, wilt u de algemene begroting met 6 procent verhogen, en we begrijpen dat u persoonlijk nu fulltime een tv-ploeg om u heen krijgt, en nieuwe persvoorlichters en nieuwe webmasters. U analyseert niet waarom dit de verkeerde kant op gaat, mijnheer Barroso, u begrijpt het eenvoudigweg niet.

(Applaus van de EFD-Fractie)

 
  
MPphoto
 

  Andreas Mölzer (NI).(DE) Mijnheer de Voorzitter, sta mij toe om eveneens mijn beide spreektijden te combineren en nu drie minuten het woord te voeren.

Bij een debat over de staat van de Unie hebben veel burgers overal in Europa de indruk dat het Europese project in talloze opzichten grote risico’s loopt, omdat de welvaart en de sociale zekerheid van de mensen in Europa gevaar loopt. Dat is immers aangetoond door de financiële crisis en de wellicht vergeefse steun aan Griekenland. Dat is ook aangetoond door de toenemende massawerkloosheid en dat is de mensen eveneens gebleken door de massale instroom van immigranten in onze sociale stelsels. De mensen hebben daarbij de indruk dat de Unie een tandeloze tijger is die niet in staat is om controle op de financiële markten uit te oefenen en adequate criteria te ontwikkelen.

In de tweede plaats hebben de mensen de indruk dat hun burgerlijke vrijheid gevaar loopt. In de Unie is er nauwelijks sprake van rechtstreekse democratie. Dat principe wordt met minachting tegemoet getreden, zoals bij het eerste Ierland-referendum en bij de referenda in Frankrijk en Nederland. Kijk ook eens naar de gegevensopslag, naar de wijze waarop daarmee wordt omgegaan in het kader van de SWIFT-overeenkomst met de Verenigde Staten. Daardoor krijgen mensen het gevoel dat zij continu bespioneerd worden. Het aantal voorschriften in de Unie in het kader van een paternalistisch systeem neemt hand over hand toe, waardoor de burgers het gevoel krijgen dat zij een deel van hun persoonlijke vrijheid inleveren. En de vrijheid van denken en meningsuiting word ook in toenemende mate door de zogeheten political correctness bedreigd. In dat verband verwijs ik naar het debat over de heer Sarrazin in Duitsland.

In de derde plaats hebben mensen het gevoel dat de culturele diversiteit en de nationale identiteit van de Europese volkeren bedreigd worden. Dat is een gevolg van culturele nivellering en geestelijke globalisering, van massale immigratie en natuurlijk ook van de islamisering en het misbruik van asielregelingen. De nationale identiteit van de Europese volkeren loopt waarschijnlijk groot gevaar.

In de vierde plaats wordt het respect dat de wereld voor Europa heeft ernstig bedreigd. Op het gebied van het buitenlands beleid is Europa inmiddels tot een mikpunt van spot uitgegroeid. Er is in dat verband op het voorbeeld van de onderhandelingen over het Midden-Oosten gewezen. Europa zat niet eens aan de onderhandelingstafel hoewel wij overal ter wereld een van de grootste financiële donoren zijn. Er is in de wereld nauwelijks nog erkenning voor Europa en wij spelen waarlijk geen grote rol op het gebied van het buitenlandse of mondiale beleid.

Dankzij ons ontwikkelt de Europese Unie zich nu in een richting waardoor intern een systeem wordt gecreëerd dat voor de burgers in toenemende mate beklemmend en restrictief is, dat geen rekening houdt met regionale aspecten, culturele diversiteit en soortgelijke zaken en dat op de buitenwereld een zwakke indruk maakt. Kortom, een intern hard en gereglementeerd systeem naar de burgers toe op basis van centralisme en bureaucratie en een extern Europa dat zwak en niet in staat is de Europese belangen in de wereld daadwerkelijk te behartigen.

Dat is de huidige staat van de Unie, een Unie die niet echt meer bereid is om de belangen van de Europese volkeren en van de Europese burgers zeker te stellen.

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik heb zeer aandachtig en met grote belangstelling naar u allen geluisterd. Ik heb geprobeerd de fundamentele vragen eruit te halen.

Ik meen dat, in wezen, zeker de helft van dit Parlement duidelijk meer Europa wil, de communautaire methode wil, meer ambitie wil. Op de voorstellen van de Commissie is geen specifieke kritiek geleverd.

Sommigen hebben gezegd dat ze liever een toespraak hadden gewild waarin de situatie wordt geanalyseerd. Ikzelf bouw liever aan de toekomst dan dat ik het verleden en heden becommentarieer. Ik meen dat het er niet in de eerste plaats om gaat commentaar te leveren –dat laat ik over aan de commentatoren, voor wie ik trouwens groot respect heb. Ik meen dat het onze rol, de rol van de Commissie, is om voorstellen te doen. Wat mij betreft heeft een toespraak over de staat van de Unie ook betrekking op de staat waarin we de Unie willen brengen en waarvoor wij ons samen inspannen. Dat is wat ik u vandaag met concrete en ambitieuze voorstellen heb voorgelegd.

Maar ik wil geen enkele vraag uit de weg gaan. Het is waar dat de Unie zich thans op een keerpunt bevindt. Het is waar dat we een nieuw Verdrag hebben. En het is ook waar dat sommigen, op nationaal niveau, een louter intergouvernementele kijk op deze instellingen hebben.

Wij hebben onze visie al duidelijk omschreven. Ik ben voor de communautaire methode en geest, zoals ik trouwens ook in mijn toespraak heb gezegd. Maar de beste manier om een en ander tot stand te brengen is niet door ons te verliezen in oeverloze discussies over de instellingen en nog minder door institutionele guerrilla’s te voeren die ik niet wens en waaraan ik niet zal deelnemen. Het beste is dat de Commissie haar rol van initiatiefnemer op zich neemt door voorstellen te doen die getuigen van inhoud, kwaliteit en durf en dat u zelf in deze geest met ons kunt samenwerken – zoals u ook al wel hebt gedaan. Wij hebben op dat gebied voorstellen gedaan en ik meen dat wij onze verbondenheid aan een sterker Europa zo werkelijk kunnen toetsen.

Sommigen hebben gewezen op de resultaten van de peilingen over de steun aan of het vertrouwen in de Europese instellingen. Het is waar dat er problemen zijn, ernstige problemen, die we moeten aanpakken. Maar als uw analyse vollediger was geweest, had u kunnen vaststellen dat het vertrouwen in de Europese instellingen bij tijd en wijle weliswaar problematisch is, maar dat er soms een nog groter probleem is: dat van het vertrouwen in nationale politici en regeringen, en de waarheid is dat niemand dit heeft vermeld.

In sociaal en economisch opzicht zijn dit buitengewoon moeilijke tijden, waarin iedereen blijk moet geven van verantwoordelijkheidsbesef. Wij weten best dat de publieke opinie in economisch moeilijke tijden de neiging vertoont weinig vertrouwen te hebben in politieke instellingen, noch op nationaal, noch op Europees niveau. Ik meen dat deze zorgen het beste kunnen worden bestreden met resultaten en voorstellen.

Ik denk dat wij het in de grond het eens zijn – in ieder geval waar het de pro-Europese meerderheid van het Europees Parlement betreft. Wij zijn voor een consolidering van financiële regelgeving. Wij hebben duidelijk verklaard dat we geen afstand zullen doen van het initiatiefrecht van de Commissie. Wij willen ook dat banken en financiële instellingen de problemen helpen oplossen die zij mede hebben veroorzaakt. Daarom zijn wij voorstander van belastingen op financiële activiteiten. Wij willen dat er voorstellen zijn voor Europese groei. Daar zullen we naartoe werken.

Sommigen van u hebben een probleem aan de orde gesteld dat onderwerp van discussie zal zijn tijdens de parlementszitting van hedenmiddag: de kwestie van de Roma. Ik ga daar nu niet uitgebreid op in, aangezien er vanmiddag over zal worden gesproken. Maar laat mij u zeggen dat dit probleem de Commissie al lange tijd bezighoudt.

Begin dit jaar hebben wij zelfs mede een ministersconferentie over de Roma-kwestie georganiseerd. Ik meen dat voor heel Europa slechts twee of drie ministers op deze conferentie aanwezig waren. Mevrouw Reding vertegenwoordigde de Commissie. Wij beschikken over omvangrijke programma’s om de Roma te helpen en hun integratie te ondersteunen. Wij voeren een constructieve dialoog met regeringen in Europa, of dit nu regeringen van landen zijn waar Roma vandaan komen of regeringen van landen waar nu een significant aantal Roma verblijft.

Ik meen dat ik u in alle oprechtheid mag vragen niet te proberen politieke munt te slaan uit deze kwestie. Dit is een buitengewoon gevoelig, buitengewoon ernstig vraagstuk. Wij Europeanen bewijzen onszelf geen dienst door de discussie over zo’n gevoelig vraagstuk te polariseren.

Wij hebben gezegd – ik zelf heb het net heel duidelijk gezegd – dat de Commissie en de Europese Unie het principiële standpunt huldigen dat zij zich tegen elke vorm van discriminatie teweer stellen. Discriminatie is volkomen onacceptabel. Maar als het er om gaat antwoord te geven op vragen die in sommige van onze landen worden gesteld, moet ook worden gezegd dat al onze burgers rechten en plichten hebben. Van belang is steeds het evenwicht tussen vrijheid – met name vrijheid van verkeer – en veiligheid.

Wanneer wij dit evenwicht niet eerbiedigen, lopen wij het ernstige risico dat extremistische krachten hun voordeel zullen doen met deze kwestie, door de gevoelens van onveiligheid die in veel van onze samenlevingen bestaan, op populistische wijze uit te buiten. Dus laten we zorgen voor een serieuze en verantwoordelijke reactie en vermijden dat een uiterst ernstige en gevoelige zaak voor politieke doeleinden wordt gebruikt. De Commissie zal dit verantwoordelijke standpunt innemen.

Ik meen derhalve dat ons een immense opdracht wacht. Als de kritiek van sommigen tegen mij luidt dat ik overeenstemming probeer te bereiken tussen de voornaamste Europese politieke krachten, dan is dat een kritiek die ik van harte aanvaard. De Commissie moet immers het Europese algemeen belang behartigen en wij moeten proberen ditzelfde algemeen belang te behartigen door te proberen ons te verzekeren van de bijdrage van verscheidene pro-Europese politieke krachten. Dat is wat wij aan het doen zijn.

Er is gesproken over de begroting. Ik heb naar uw toespraken geluisterd. Het komt mij voor dat de meesten van u een ambitieuze begroting wensen voor Europa. Maar dames en heren, laat ons ook hierin heel erg duidelijk zijn: de Commissie zal een ambitieuze begroting indienen, maar het debat hierover moet niet alleen hier, in het Europees Parlement, worden gevoerd, we moeten de Europese publieke opinie voor ons zien te winnen. Ik vraag dus om uw hulp en steun, zodat wij in onze landen kunnen uitleggen, aan de politieke krachten die de regeringen vormen in onze hoofdsteden, waarom – zoals Joseph Daul trouwens terecht opmerkte – op Europees niveau bestede euro’s heel vaak een besparing vormen ten opzichte van de vele euro’s die wij op nationaal niveau zouden kunnen uitgeven.

Dit gevecht met de publieke opinie moeten wij zien te winnen, door een democratisch debat in onze landen te voeren. Daarom vraag ik om uw steun, opdat dit debat wordt gevoerd met de politieke krachten die u vertegenwoordigt, en niet alleen maar in Straatsburg of in Brussel, ook in de hoofdsteden. Wij moeten immers een consensus bereiken tussen het Parlement en de Raad. De verschillende instellingen moeten overeenstemming zien te bereiken. De Commissie zal geen verstrek laten gaan. De Commissie zal ambitieuze voorstellen indienen, maar altijd in een geest van oprecht partnerschap ten behoeve van een krachtiger Europa, een Europa van samenwerking, en geen Europa van verdeeldheid.

 
  
MPphoto
 

  Joseph Daul, namens de PPE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zal mijn twee minuten gebruiken om te proberen terug te keren naar de vragen en erop te antwoorden. Geen persoonlijke aanvallen. U kent me: daaraan heb ik mij nooit schuldig gemaakt.

In de eerste plaats, ten aanzien van de begroting en wat we samen overeen zijn gekomen: een ruime meerderheid van het Parlement is het erover eens dat we een eigen begroting nodig hebben zodat er op nationaal niveau minder middelen hoeven te worden aangewend. Dat is mijn eerste slotsom, maar laten we niet vergeten dat het een unanieme beslissing betreft. Het gaat er niet om kritiek te leveren op onze staatshoofden of op mevrouw Lagarde of de heer Schäuble; het gaat erom dat wij onze respectieve partijen overtuigen, zoals de heer Barroso heeft gezegd; het gaat erom dat we dit dossier goed bespreken en behandelen, op onze respectieve niveaus, in onze respectieve partijen, en in onze respectieve landen, aangezien dit unanieme beslissingen zijn. Het zal heel wat ingewikkelder zijn dan hier mooie toespraken houden. Maar we zullen ervoor strijden en ik zal ervoor strijden dat er op Europees niveau eigen middelen vrijkomen.

(Applaus)

Ten tweede, wat de Roma betreft: laten we man en paard noemen. Beste vrienden, voorzitters, wij zijn verantwoordelijke mensen, wij moeten oplossingen zien te vinden. Hier spreekt de burgervader. We stuiten op enorme problemen als het gaat om onze medeburgers, die fatsoenlijke democraten zijn, maar die we dreigen uit te leveren aan het populistische kamp. We hebben hier een taak. Zware criminaliteit valt niettemin te betreuren. Ik heb niet gezegd dat het Roma waren. Leg me geen woorden in de mond. Wat wij moeten bestrijden zijn kleine en grote criminaliteit en prostitutie.

In mijn kanton zijn sinds 1 januari tractoren van boeren gestolen. Hoe kunt u dan denken dat mensen tevreden zijn? Kijk ook eens wat er in allerlei gemeenten gebeurt. Dames en heren, dit is een zeer gevoelige kwestie die we ten behoeve van onze medeburgers met voorzichtigheid moeten behandelen en – ik begin hier geen nationaal, maar een Europees debat – op dit punt schaar ik me aan de zijde van José Manuel Barroso. We moeten ons aan dit dossier wijden om oplossingen voor de Roma aan te dragen die wij in dit Parlement hebben, en ook met Roemenië en andere betrokken landen.

Ik meen dat dit een zeer belangrijk onderwerp is. Indien wij erin slagen om de kinderen van deze migranten te laten profiteren van onderwijs en opleidingen, dan hebben we deze slag over tien jaar gewonnen. Dat is wat ik aan de discussie heb bij te dragen.

 
  
MPphoto
 

  Martin Schulz, namens de S&D-Fractie.(DE) Mijnheer de Voorzitter, sta mij toe om een korte opmerking te maken over twee punten van de heer Daul: in de eerste plaats zijn wij het erover eens dat wij eigen middelen nodig hebben. Wij maken ons gezamenlijk sterk voor die eigen middelen. Aangezien er echter een eenparigheid van stemmen nodig is en het waarschijnlijk niet tot een unaniem besluit zal komen, zullen die eigen middelen er helaas ook niet komen. Om consequent te blijven, moeten wij dan wel duidelijk maken dat er dan ook geen sprake kan zijn van een lagere EU-begroting. Dat is de consequentie die wij hieraan hopelijk ook gemeenschappelijk zullen verbinden.

Dan ga ik nu even verder als voormalig burgemeester: ik ben elf jaar burgemeester geweest van een stad die zeer veel met Roma te maken heeft gehad. Mijn stad ligt aan de Duits-Belgische-Nederlandse grens. Wij zijn voor veel Roma een doorgangsgebied. Ik heb elf jaar aan dit probleem gewerkt en er is één ding dat ik u, mijnheer Daul, en mijn geachte collega’s zou willen zeggen: de Roma zijn een moeilijke minderheid. Dat klopt. Maar ook moeilijke minderheden hebben recht op de bescherming van hun grondrechten. Dat is de essentie van de boodschap. Wat dat betreft, sluit ik mij aan bij de verklaring van Bernard Kouchner.

Het tweede punt is dat een rechtsstaat de plicht heeft om criminele handelingen te vervolgen. Wanneer er gestolen wordt, bij prostitutie en bij fraude, moet een rechtsstaat de wet handhaven, ongeacht de persoon die van de betreffende handeling wordt verdacht. Dat is het recht van elke staat. Het is echter ook de plicht van elke staat om elk geval afzonderlijk te beoordelen en niet de indruk te wekken dat hele bevolkingsgroepen van meet af aan al verdacht zijn. Dat vinden wij onaanvaardbaar.

(Applaus)

Dan mijn laatste opmerking: u moet geen guerrilla-acties ondernemen. U hebt zojuist gezegd dat ik met een institutionele guerrilla bezig ben. Dat klopt helemaal niet. U zou zelf frontale institutionele aanvallen moeten uitvoeren, dat is waar het hier om gaat, mijnheer Barroso. Onze kritiek op u heeft geen betrekking op uw vermogen om consensus tot stand te brengen. Daar bent u absoluut toe in staat. U hebt vandaag toch kunnen merken dat iedereen tevreden over u is.

In persoonlijke gesprekken kunt u concreet tot de aanval overgaan, dat weten uw commissarissen en dat weet ik ook. Maar waarom kiest u ook niet een keer in het openbaar voor de aanval, met name met betrekking tot de staatshoofden en regeringsleiders? Dat is namelijk wat we nodig hebben: iemand die de confrontatie durft aan te gaan met degenen die Europa opnieuw willen nationaliseren.

Ik zou u, mijnheer Farage, nog het volgende willen zeggen: wellicht dat ik niet weet hoe het werkt om je zakken onbeperkt vol te stoppen, maar ik weet wel heel goed hoe we een eind aan de praktijken van deze mensen kunnen maken.

 
  
MPphoto
 

  Michał Tomasz Kamiński, namens de ECR-Fractie. – (PL) Mijnheer de voorzitter, als u dacht dat ik kritiek op u leverde, omdat u probeert rekening te houden met de behoeften van elke fractie, dat kan ik u verzekeren dat dit niet mijn bedoeling was. Ik waardeer uw diplomatische talenten op dit gebied en denk dat het voor u nog veel moeilijker is om tussen de verschillende lidstaten te balanceren. Dit vergt vast nog grotere inspanningen van u dan het tevreden stellen van elke politieke fractie. Aangezien u het had over een pro-Europese meerderheid en anti-Europese minderheid zou ik alle collega’s willen vragen om in naam van het democratische en eerlijke debat diegenen die Europa niet zien zitten als project en de Europese Unie niet willen (met die mensen ben ik het niet eens), niet over dezelfde kam te scheren als zij die zeggen dat ze iets willen veranderen in Europa, dat dit project hen interesseert. We zijn het oneens over heel wat aangelegenheden die de steun hebben van de meerderheid in deze vergaderzaal. We zetelen echter in dit Parlement opdat Europa er op zou verbeteren, niet verslechteren, en we zijn altijd bereid om hierover een debat te voeren. Wat ik waardeer aan u, mijnheer de voorzitter, is dat u ervoor openstaat om met ons in debat te treden.

Wat de hier aangehaalde kwestie van de Roma betreft: ik deel niet vaak de mening van voorzitter Schultz, maar op dit vlak ben ik het wel met hem eens. Ik vind dat als een land een probleem heeft van criminele aard, het er alles aan moet doen om dit probleem op te lossen, aangezien de burgers belastingen betalen zodat de staat de strijd kan aanbinden met de criminelen. Dat is evident. We moeten echter situaties vermijden waarin een etnische groep op om het even welke manier een specifieke neiging tot criminaliteit krijgt toegeschreven, want dat is volgens mij uiterst gevaarlijk en neigt naar racistische vooroordelen. Dit zijn kwesties die met tact moeten worden behandeld en niet gepolitiseerd mogen worden, noch door de ene, noch door de andere partij. Hier is een constructieve aanpak nodig en het probleem dient te worden opgelost.

 
  
MPphoto
 

  Lothar Bisky, namens de GUE/NGL-Fractie.(DE) Mijnheer de Voorzitter, sta mij toe om nog één keer terug te komen op datgene wat de heer Barroso terecht over racisme en vreemdelingenhaat heeft gezegd.

In dit verband wil ik echter opmerken dat ik niet tevreden ben over het debat over de Roma, een debat dat overigens vanmiddag nog voortgezet wordt. Er zijn namelijk ook bepaalde bijzaken besproken die zeer gevaarlijk kunnen zijn. In Duitsland is er bijvoorbeeld nu een Sarrazin-debat aan de gang dat buitengewoon problematisch is. Hierbij wordt over het hoofd gezien dat in Duitsland bepaalde geledingen van de bevolking slecht opgeleid zijn, zowel Duitsers, immigranten en Roma als ingezetenen van andere landen. Op de scholen wordt er relatief slecht ingespeeld op de behoeften van deze groepen. Wij hebben ook te weinig mogelijkheden en slimme methoden om de betreffende kinderen echt te helpen. Dat leidt tot racisme. Tot slot zou ik nog willen zeggen dat racisme soms ook onbedoeld kan ontstaan.

Het debat over Griekenland zal ik niet snel vergeten. Wat dat betreft, heb ik in mijn eigen land, dat niet bijzonder vijandig tegenover vreemdelingen staat, dingen meegemaakt die ik niet voor mogelijk had gehouden. Wij moeten nationalistische, xenofobische en racistische uitingen in de Europese Unie dan ook zeer nauwlettend in de gaten blijven houden.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Nigel Farage, namens de EFD-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de ruzie over de Roma in Frankrijk is natuurlijk rechtstreeks het gevolg van falend Europees beleid.

Het was een enorme vergissing om Roemenië en Bulgarije tot de Europese Unie te laten toetreden terwijl miljoenen Roma in die landen zwaar worden gediscrimineerd. Het is dan ook geen wonder dat ze zich elders proberen te vestigen nu ze deel uitmaken van de Unie.

Dat geldt voor alles, nietwaar? Elk afzonderlijk beleid faalt en leidt tot een probleem – of het nu dit is of de euro – en daarbij zien we de hele tijd een fanatieke politieke ambitie om een Verenigde Staten van Europa te creëren, ongeacht de gevolgen. Op geen enkel moment is dit bekrachtigd door de kiezers. Dat, mijnheer Barroso, is de echte staat van de Unie.

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Barroso, dames en heren, in naam van het voorzitterschap van de Raad zou ik ook mijn waardering willen uitspreken voor de toespraak van de voorzitter van de Commissie over de staat van de Unie.

Deze belangrijke rede komt op hert juiste moment. Zij biedt ons de gelegenheid de Europese thema’s weer aan de orde te stellen, na een lange institutionele overgangsperiode en een economische en financiële crisis die zich in de hele Unie heeft gemanifesteerd.

Meneer de voorzitter, ik heb zorgvuldig nota genomen van de vooruitziende, ambitieuze benadering van de Commissie, die erop gericht is de huidige uitdagingen aan te gaan en ook om – dat kwam vanochtend ter sprake – de waarden van de Unie te verdedigen.

De vijf thema’s die de voorzitter van de Commissie heeft genoemd – de crisis overwinnen en het economisch bestuur verbeteren; de weg naar economische groei terugvinden aan de hand van de structurele hervormingen van de Europa2020-strategie; het Stockholm-programma uitvoeren om het aspect van vrijheid, recht en binnenlandse veiligheid te versterken; de begroting van de Unie moderniseren; en tenslotte: Europa in staat stellen zijn plaats op het internationale podium in te nemen – komen volledig overeen met de prioriteiten van het trio, maar uiteraard ook met de prioriteiten van het Belgische voorzitterschap, door de minister-president afgelopen juli in deze vergadering uiteengezet.

Het kost echter tijd deze doelstellingen te verwezenlijken en dus zullen meer voorzitterschappen er de nodige energie in moeten steken. Het voorzitterschap en de Raad zullen uw toespraak en het bijbehorende werkdocument nauwgezet bestuderen, mijnheer de voorzitter. Sta mij echter toe om in dit stadium twee opmerkingen te maken.

Ten eerste: onze medeburgers verwachten van onze instellingen concrete resultaten, waardoor ze de toekomst met een geruster hart tegemoet kunnen treden. Efficiënte financiële regulering en supervisie, een realiseerbaar en concurrerend gemeenschapsoctrooi en een operationele Europese diplomatieke dienst behoren tot de spoedeisende zaken waarop onze drie instellingen zullen worden beoordeeld.

Laat mij verder benadrukken dat alleen door gemeenschappelijke, communautaire inspanningen, onze instellingen (Europees Parlement, Commissie, Raad, voorzitter van de Europese Raad en Hoge Vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid ) dergelijke doelstellingen kunnen verwezenlijken en we misschien ook de nog immer in onze lidstaten terrein winnende euroscepsis kunnen bestrijden.

Daarom, mijnheer de Voorzitter, heeft het Belgische voorzitterschap voorgesteld om, wat de tenuitvoerlegging van de huidige prioriteiten betreft, de samenwerking met het Europees Parlement te versterken. Wij hebben bijeenkomsten op regelmatige basis gepland – zowel op politiek- als op beheersniveau – om onze samenwerking te versterken. In deze geest wil het voorzitterschap zijn werk de komende vier maanden voortzetten.

 
  
MPphoto
 

  Corien Wortmann-Kool (PPE). - Voorzitter, de toon van de bijdragen vanmorgen van de fractieleiders is heel verschillend, maar één ding is duidelijk, namelijk dat veel van de aangekondigde beleidsmaatregelen van de Europese Commissie kunnen rekenen op brede steun in dit Huis, want wij staan samen voor de communautaire methode. We zullen nog veel discussies moeten voeren over de inhoud. Ik wil vanmorgen graag nog speciaal aandacht vragen voor de jeugd, voor onze kinderen. Want zij moeten goed toegerust worden om in de toekomst onze welvaart te verdienen, zodat er ook in de toekomst goede publieke voorzieningen zijn en de groeiende groep ouderen ook pensioen kan blijven genieten. Daarom moeten we de grote overheidsschuld nu oplossen en daarvoor pijnlijke maatregelen nemen. Daarom mogen we een jeugdwerkloosheid van 20% niet accepteren. Dit percentage staat nu in de doelstellingen van de 2020-strategie, maar dat betekent dat kansarme kinderen en kinderen van minderheidsgroepen aan de kant blijven staan. Het is dus een uitdaging voor de Raad om de participatie van jongeren op te schroeven, om aan te sluiten bij de ambitie van het Parlement: maar 10% jeugdwerkloosheid en 90% van de jongeren die òf werk heeft òf naar school gaat. Het is een heel belangrijke doelstelling voor onze Europese Unie om dat te in 2020 bereiken.

 
  
MPphoto
 

  Csaba Sándor Tabajdi (S&D). (HU) Voorzitter Barroso, na de mondiale financiële crisis en de economische recessie ontstaan op diverse terreinen nieuwe scheidslijnen in de Europese Unie. Het is niet langer gegrond om verschil te maken tussen de oude en nieuwe lidstaten. Mijnheer Barroso, u hebt niet verteld waarom de kloof tussen het noordelijk en zuidelijk deel van de Europese Unie zich begint te verdiepen. Voor ons, nieuwe lidstaten, was de succesvolle inhaalslag van Ierland, Spanje en Portugal een inspirerend voorbeeld voor onze toetreding. Blijft deze trend gehandhaafd in deze landen? Ontstaat er misschien toch een Europa van meerdere snelheden? Hebben de nieuwe Midden-Europese en Baltische staten wel een kans om op hetzelfde niveau te komen? Zullen er genoeg middelen voorhanden zijn na 2014? Mijnheer de Voorzitter, de nieuwe lidstaten willen graag een sterke, solidaire en dynamische Europese Unie.

 
  
MPphoto
 

  Reinhard Bütikofer (Verts/ALE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Barroso, u hebt hier hele mooie woorden laten horen. Die woorden heb ik gehoord, maar ik vraag mij af: Waar blijven de daden? Als voorbeeld noem ik de Roma. Het gaat mij er absoluut niet om dat u scherpe kritiek uit op de heer Sarkozy. Mijn vraag is: Wat gaat u doen, wat gaat de Commissie doen om te zorgen dat datgene gebeurt waarvan wij allemaal vinden dat het moet gebeuren, namelijk het onverkort eerbiedigen van de burgerrechten van iedereen? Op de betreffende vragen van alle kanten in dit Parlement antwoordt u met: “Wij zullen dit op een verantwoordelijke wijze aanpakken”. Helaas is dat antwoord op de gedachte gebaseerd dat platitudes het machtigste wapen in de Europese politiek is. Dat kan toch niet waar zijn!

Dan mijn tweede punt: er is hier over een vertrouwenscrisis onder de Europese burgers gesproken. In uw toespraak kwamen die burgers bijzonder weinig aan bod. De Europese instellingen moeten echter ook een zekere bescheidenheid ten opzichte van de burgers in acht nemen. Tegen die achtergrond is het beginsel “Elke Europese euro kan beter in Europa worden besteed” een verkeerd beginsel. Zonder een gepaste bescheidenheid ten opzichte van de burgers, storten ook de meest hoogvliegende doelstellingen neer.

 
  
MPphoto
 

  Timothy Kirkhope (ECR).(EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals de voorzitter van de Commissie heeft erkend, is het aantal mensen dat vindt dat de EU een goede zaak is substantieel gedaald en vinden velen dat hun land geen voordeel heeft van het lidmaatschap. We moeten ons zorgen maken, maar ik vrees dat de Commissie onder druk staat van degenen die vinden dat de oplossing voor elke crisis meer Europa is. Er zijn zelfs mensen die beweren dat de opiniepeilingen wijzen op steun voor meer Europees economisch bestuur. Het publiek wil echter niet méér Europa; het publiek wil een beter Europa en een Europa dat met een lichte toets waarde toevoegt.

De lidstaten hebben een aantal belangrijke taken aan de Europese Unie gedelegeerd, zoals het voltooien van de interne markt en het bevorderen van de internationale vrije handel. Dat moeten prioriteiten zijn, en daarom steunen we de beginselen van het centrale initiatief van voorzitter Barroso – Europa 2020 – en de doorstart van de interne markt, waar leden van mijn eigen fractie zo sterk bij betrokken zijn geweest.

 
  
MPphoto
 

  Mario Mauro (PPE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, voorzitter van de Commissie, dames en heren, het lijdt geen twijfel dat veel regeringen ‘s nachts bezig zijn met het ongedaan maken van wat de Commissie overdag doet. Het is daarom belangrijk dat de Commissie zelf een gepaste bijdrage levert aan een juiste interpretatie van het subsidiariteitsbeginsel, zodat het geen excuus wordt voor het belemmeren en beperken van de vooruitgang die door het Verdrag van Lissabon is geboekt.

Ik zou tegen mijn liberale en socialistische collega’s willen zeggen: wees voorzichtig met democratische regeringen beschuldigen van racistisch beleid. Als u werkelijk gelooft wat u zegt, en vindt dat de Commissie medeplichtig is aan of zwak optreedt tegen dergelijk beleid, waarom vraagt u de Commissarissen met een liberale of socialistische achtergrond dan niet om af te treden?

Als laatste een suggestie voor Voorzitter Buzek: we zouden tegen de afwezige afgevaardigden dezelfde maatregelen moeten nemen als de Europese Commissie vast en zeker gaat nemen in verband met de afwezigheid van vice-voorzitter Ashton.

 
  
MPphoto
 

  Catherine Trautmann (S&D). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, de staat van de Unie betekent voor ons in Frankrijk op dit moment dat de burgers, de mensen, en ook de straat, morren en ontevreden zijn. Onze Europese medeburgers zijn ten prooi aan een vertrouwenscrisis die zijn weerga niet kent en hebben besloten om te betogen op een ritme van afwijzing, van eisen, maar ook van hoop. De oorzaak is een mislukt voorstel voor hervorming van het pensioenstelsel, maar niet alleen dat. Wat op het spel staat, is waardig oud worden. Het gaat er om solidariteit tussen de generaties tot stand te brengen, waardoor de huidige jongeren na hun arbeidsleven van een pensioen kunnen genieten.

Over ditzelfde onderwerp, mijnheer Barroso, heeft de Commissie een groenboek inzake de hervorming van pensioenstelsels gepubliceerd, dat vóór de zomer een golf van ongerustheid bij de vakbonden heeft veroorzaakt. Uw voorstel om de pensioenleeftijd te verhogen, lijkt me niet realistisch. Het zou nuttiger zijn als de Commissie aangeeft hoe ervoor kan worden gezorgd dat werknemers hun baan tot aan hun wettelijke pensioenleeftijd houden. Ik zou uw voorstellen willen horen, zoals ik ook details wil horen over wat u fiscale consolidering hebt genoemd, in plaats van economische coördinatie van onze lidstaten, die naar mijn idee gericht moet zijn op sociale solidariteit.

 
  
MPphoto
 

  Anneli Jäätteenmäki (ALDE). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, toen ik naar de toespraak van de heer Barroso luisterde, hoorde ik dat het een toespraak over een werkprogramma was. Ik dacht dat het misschien wel het probleem van de Europese Unie is dat men in de Europese Unie niet in staat is een analyse over de staat van de Europese Unie te maken.

In de toespraak werden veel goede doelstellingen genoemd, maar niets concreets. Ik denk bijvoorbeeld aan de belofte van de heer Barroso dat de Europese Unie het MKB zal beschermen. Dat klonk bekend, maar als ik aan de afgelopen jaren denk, dan zie ik geen voorstellen. Ik hoop dat die er nu komen.

Iets anders wat ik in een concretere vorm uiteengezet had willen zien, is het buitenlands beleid. Het probleem is immers dat de lidstaten de vertegenwoordigers van de Europese Unie geen ruimte willen geven. Nu de volgende G20 naderbij komt, hoorde ik dat Frankrijk die gaat voorzitten. Waarom? Een vertegenwoordiger van de Europese Unie, de Europese Unie zelf, moet daar zijn. Ik vind dat dit punt ter sprake moet worden gebracht en als de Europese Unie met een nieuwe stem wil spreken, dan moet een vertegenwoordiger van de Europese Unie die toespraak houden. Wij moeten hierover een debat voeren.

 
  
MPphoto
 

  Eleni Theocharous (PPE).(EL) Mijnheer de Voorzitter, een enkele keer ziet u ook ons hierboven, op de top van de Himalaya. Mijnheer Barroso, uw ideaal van een Europa van rechtvaardigheid, vrijheid, democratie, welzijn en een hoge standaard van moderne politieke ethiek is heel belangrijk. Ik zou willen dat ik tijd had om te analyseren wat de heer Kaminski hierover heeft gezegd, maar ik kom er niet aan toe. Dit ideaal is ook ons ideaal, daarom heeft ook mijn land, het kleine Cyprus, veel gegeven voor de vrijheid en de democratie in Europa en de wereld. Het heeft fel gestreden om tot de Europese Unie toe te treden.

Waarom dan, mijnheer de Voorzitter, ondermijnt en omzeilt u dit ideaal dat ook uw ideaal is? Waarom laat u toe dat men probeert de fundamentele beginselen en waarden waarop de Unie is gegrondvest, onderuit te halen? Ik heb het over het geval van Cyprus, waar uw aandringen op de toepassing van artikel 207 van het Verdrag van Lissabon op de verordening inzake directe handel indruist tegen het toetredingsverdrag en met name tegen protocol 10 over de toetreding van heel Cyprus tot de Europese Unie. Uw hardnekkigheid blaast de soevereiniteit van Cyprus op, maar tegelijkertijd ook de solidariteit met de lidstaten en de geloofwaardigheid van de Unie.

 
  
MPphoto
 

  Proinsias De Rossa (S&D).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het volgende tegen de heer Barroso zeggen: u hebt het mis. Je kunt geen goed onderbouwde voorstellen indienen zonder eerst een analyse te maken en goed na te denken. En u hebt het ook mis wanneer u denkt dat de huidige begrotingsconsolidatie samengaat met groei en nieuwe banen.

We leren niet van de geschiedenis. De sociale buffers die we hebben gecreëerd na de crisis van 1929 worden in vrijwel elke lidstaat ontmanteld.

In uw toespraak benadrukte u de sociale markteconomie en sociale samenhang, maar in uw programma ligt de nadruk op concurrentie in de markt en begrotingsconsolidatie, wat een socialemarktagenda uitsluit.

Ik wil zien dat u de volledige wettelijke en beleidsmatige mogelijkheden van de artikelen 3, 9 en 14 van Protocol 26 gebruikt om een nieuw sociaal pact voor Europa te ontwikkelen. Anders zullen we het vertrouwen van de Europese burgers nooit terugwinnen en zullen we nooit hun massale steun voor de verdere ontwikkeling van dit verenigde Europa krijgen.

 
  
MPphoto
 

  Charles Goerens (ALDE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik had in dit debat ook graag de heer van Rompuy, voorzitter van de Europese Raad, gehoord.

De staat van de Unie zou naar mijn oordeel ook de institutionele werkelijkheid van de Unie moeten weerspiegelen. Sinds het van kracht worden van het Verdrag van Lissabon zijn wij op veel cruciale Europese beleidsgebieden immers getuige van een soort ‘presidentialisering’, belichaamd door de voorzitter van de Europese Raad.

Wat de beheersing van de crisis van de euro betreft, had de door de Europese Raad ingestelde en door de heer Van Rompuy voorgezeten task force onderwerp van gesprek kunnen zijn in een debat over de staat van de Unie. Niets verplicht de voorzitter van de Europese Raad om naar het Europees Parlement te komen, maar evenzo is er niets dat hem hiervan hoeft te weerhouden.

Ik had graag gehoord dat u zich hierover uitsprak, mijnheer de voorzitter van de Commissie, en dat u de namen van de mensen noemt voor wie de aanwezigheid van de heer Van Rompuy hinderlijk zou kunnen zijn.

 
  
MPphoto
 

  Rui Tavares (GUE/NGL). - (PT) Mijnheer Barroso, het heeft geen zin mooie betogen te houden over de staat van de Unie als u op het moment dat er op één van de fundamentele beginselen van Unie een aanval wordt gepleegd lauw, gematigd en zwak reageert. Mijnheer Barroso, uw eerste reactie op de behandeling van zigeuners in Frankrijk was min of meer adequaat maar uw tweede reactie bracht eerlijk gezegd uw Commissie in verlegenheid. Deze kwestie is begonnen met de zigeuners maar nu worden ook al de armen op de korrel genomen. Gisteren heeft president Sarkozy namelijk gezegd dat Europeanen zonder middelen van bestaan voor een verblijf in Frankrijk niet langer dan drie maanden kunnen blijven. Dat betekent dat daardoor niet alleen een fundamenteel principe van de Unie – het vrije verkeer van personen – dreigt te worden teruggedraaid maar ook dat wij kwetsbaarder tegenover de crisis komen te staan. We weten namelijk heel goed dat de mobiliteit van werknemers één van de antwoorden is van de lidstaten op de crisis.

Als in de Verenigde Staten de automobielindustrie in Detroit failliet gaat trekken de werknemers naar Chicago; in Europa is dat echter niet mogelijk. Als de Commissie zich daar nu duidelijk over uitlaat bewijst zij Europa een grote dienst door het vernietigen van fundamentele beginselen van de Unie tegen te gaan. Indien de Commissie nu echter blijft zwijgen bewijst zij Europa een zeer slechte dienst.

 
  
MPphoto
 

  Oreste Rossi (EFD).(IT) Mijnheer de Voorzitter, voorzitter Barroso, dames en heren, in Italië zouden we uw toespraak hebben omschreven als ‘Christendemocratisch’, dat wil zeggen: bedoeld om iedereen aan te spreken.

Zijn er vier miljoen arbeidsplaatsen beschikbaar in Europa? Prima, laten we die aan onze werklozen geven, waarvan er – zoals u goed weet – tientallen miljoenen zijn, om een Europese arbeidsmarkt te scheppen. Zijn we de crisis achter ons aan het laten? Goed, laten we ondernemingen en werknemers helpen met subsidies voor nieuwe economische groei en met gepaste salarissen en pensioenen; laten we een Europese energiemarkt scheppen. Europa is aan het verouderen? Dat is jammer, laten we traditionele gezinnen, die bestaan uit mannen en vrouwen, met premies en diensten helpen kinderen te krijgen.

Harder vechten tegen klimaatsverandering? Heel goed, maar het is geen eenrichtingsverkeer; onderneming kunnen niet alle economische opofferingen voor hun rekening nemen, ten gunste van hun concurrenten buiten Europa. De rechten van de minderheden beschermen? Dat is juist om te doen, maar wanneer de leden van die minderheden onze wetten niet naleven is het juist om hen terug te sturen naar hun eigen land. We kunnen niet denken dat we het verzamelpunt voor de wanhopige mensen van de wereld worden; we moeten hen helpen in hun eigen land.

 
  
MPphoto
 

  Andrew Henry William Brons (NI).(EN) Mijnheer de Voorzitter, de heer Barroso heeft gesproken over duurzame groei. In de praktijk hebben we negatieve groei gezien. Hij heeft gesproken over het vergroten van het percentage mensen dat werk heeft, terwijl dat percentage is gedaald. Hij heeft het over het versterken van het concurrentievermogen van Europese goederen en diensten. Maar de EU, net als elke individuele lidstaat, omarmt de globalisering en accepteert vrijwillig een vloedgolf van goedkope goederen uit lagelonenlanden in de derde wereld.

De enige manier waarop we kunnen concurreren met dat soort landen is door onze lonen te verlagen tot hun niveau. Voor het geval onze werkgevers en werknemers de boodschap niet begrijpen: we zijn bezig om onze landen te vullen met werknemers uit de derde wereld die grote gebieden van onze landen in delen van de derde wereld veranderen, met lonen die onder het minimumloon liggen en onbevredigende arbeidsomstandigheden. We maken werknemers in de commerciële dienstensector overbodig en besteden hun banen uit aan de derde wereld.

De individuele natiestaten van Europa, en de Europese Unie namens het continent als geheel, zijn bezig hun identiteit en hun economieën om zeep te helpen.

 
  
  

VOORZITTER: RODI KRATSA-TSAGAROPOULOU
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Marian-Jean Marinescu (PPE).(RO) De meeste lidstaten hebben te maken met problemen zoals tekorten en schulden.

Er zijn op Europees niveau wetgevingsvoorstellen opgesteld. Deze voorstellen moeten definitief worden gemaakt en ten uitvoer worden gelegd. Alleen een gemeenschappelijk financieel beleid en Europese economische governance kunnen een oplossing bieden voor de huidige situatie. Ik hoop dat de nieuwe wetgeving ervoor zal zorgen dat het bancaire systeem niet alleen in de winsten deelt, maar ook in ontwikkeling en in het dragen van economische risico's.

De toekomstige begroting moet rekening houden met de huidige situatie, maar zonder bezuinigingen op de begroting te plannen gedachten. Er moeten uitvoerbare methoden worden gevonden om te waarborgen dat geld op nationaal en op Europees niveau efficiënt wordt besteed. De omvang en de verdeling van de begroting moeten worden gebaseerd op de eisen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, cohesiebeleid, energiebeleid en klimaatveranderingsbeleid.

U hebt gezegd dat er miljoenen banen te weinig zijn in Europa. De huidige begroting heeft nog wat onuitgegeven middelen. Deze middelen moeten opnieuw worden toegewezen aan gebieden die banen scheppen.

Aan de andere kant moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om middelen over te dragen van gebieden waar onvoldoende vraag is, naar gebieden waar het totaal van de aanvragen de toegewezen middelen overschrijdt.

Enige tijd geleden is er in mijn werkkamer in dit Parlement een kast opengebroken. Ik dacht niet dat dit een probleem was dat met een bepaalde regio of een bepaald volk te maken had. Ik dacht dat het te wijten was aan iemand die moest worden opgespoord en bestraft.

 
  
MPphoto
 

  Monika Flašíková Beňová (S&D). - (SK) Uw verslag is een zeer ambitieus en geëngageerd programma voor de aanstaande periode en het Europees Parlement zal beslist uitkijken naar de maatregelen die u in uw verslag noemt.

Een minuut duurt maar kort, maar ik wil graag zeggen, dat het Europees Parlement, de leden van het Parlement, weliswaar uw opponenten zijn, maar constructieve opponenten, en dat wij u willen helpen de plannen die u hier uiteen hebt gezet tot uitvoering te brengen. We zouden onze krachten kunnen bundelen tegen diegene die daadwerkelijk een rem zet op de integratie van de Europese Unie, dat is de Raad van Europa.

Wij willen u vriendschappelijk de hand reiken en hulp bieden in de strijd tegen regeringen die nationaal egoïsme propageren en door hun nationale egoïsme de ontwikkeling en verdere integratie van de Europese Unie vertragen. Ik hoop dus dat we elkaar hier spoedig weer zullen zien om te debatteren over concrete maatregelen, en dat we de Raad gezamenlijk zullen verslaan.

 
  
MPphoto
 

  Glenis Willmott (S&D).(EN) Mevrouw de Voorzitter, de voorzitter van de Commissie sprak over duurzame groei en de doelstelling om een arbeidsparticipatie van75 procent in de EU te realiseren, een doelstelling die we allemaal delen.

Maar overal in de EU leiden drastische bezuinigingen op openbare diensten tot meer werklozen, waardoor geld uit de economie wordt onttrokken en het aanbod van essentiële diensten verschraalt. Hoe helpt dit de economie en voorkomt dit een werkloosheidscrisis? Dit beleid is gewoon niet goed. Het brengt het herstel in gevaar, een risico dat in mijn eigen land, het Verenigd Koninkrijk, overigens wordt genomen door de regering-Cameron.

Handhaving van de investeringen op gebieden waar de EU een leidende rol kan spelen, zoals hernieuwbare energie en hogesnelheidstreinen, zullen bijdragen aan de creatie van het Europa dat we willen, aan de creatie van het Europa dat we nodig hebben, en zal bijdragen aan het veiligstellen van de economie.

Tot slot moeten we de budgetten voor overzeese hulp garanderen, budgetten die door sommigen als een gemakkelijk doelwit worden gezien. De landen die hun toezeggingen niet nakomen, en zelfs verre van nakomen, moeten krachtig worden aangemoedigd om dit desastreuze beleid te heroverwegen.

 
  
MPphoto
 

  Ulrike Lunacek (Verts/ALE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, voorzitter van de Commissie, u hebt met betrekking tot de kwestie van de Roma, nadrukkelijk onderstreept hoe belangrijk het is dat wij voorzichtig te werk gaan en niet te hard en openlijk praten over wat er in Frankrijk gebeurt. Mijnheer Barroso, ik verwacht van u en uw Commissie eigenlijk dat u een veel duidelijker standpunt over dit onderwerp inneemt.

Uiteraard is het goed om voorzichtig te werk te gaan, maar dat zouden wij juist ten opzichte van de mensen, de Roma, moeten doen die nu uit Frankrijk worden verbannen en naar huis zijn gestuurd. Zover ik kan beoordelen, hebt u niet snel genoeg gehandeld en bent u niet duidelijk genoeg geweest in wat u tegen de Franse regering heeft gezegd. Dat zal vanmiddag in het debat eveneens aan de orde komen.

Wij hebben een gemeenschappelijk Europees beleid nodig dat de betreffende bevolkingsgroepen – niet alleen in Frankrijk, maar ook in andere landen – in staat stelt om in de landen van hun keuze te leven. Zoals een aantal sprekers hiervoor al heeft gezegd, zijn de Roma in Europa Europeanen. Ik geloof dat in Frankrijk 90% van die Roma Frans staatsburger is. Op dit moment is het beleid in Frankrijk in strijd met alle Europese grondrechten en daarom verwacht ik nu duidelijke taal van u.

 
  
MPphoto
 

  Miloslav Ransdorf (GUE/NGL). - (CS) Ik heb een boodschap voor voorzitter Barroso. De Indianen van de Dakotastam hebben een gezegde: “Zit je op een dood paard, stijg dan af.” Het door u aanbevolen 20-20-20-beleid (de 20-20-20-doelen) zijn een dergelijk dood paard. Met dit gezegde in het achterhoofd kijkend naar de Europese Unie, moet worden geconstateerd dat we precies het tegenovergestelde doen dan die Indianen. We zetten teams op ter verbetering van de prestaties van een dood paard, ter verbetering van de voeding van een dood paard en zelfs ter verbetering van het imago van een dood paard. Mijnheer de Voorzitter, denkt u er alstublieft eens goed over na of het niet de hoogste tijd is om van het dode paard af te stijgen.

 
  
MPphoto
 

  Jaroslav Paška (EFD). - (SK) Mijnheer Barroso, in uw verslag over de staat van de Unie hebt u vooral de nadruk gelegd op het toekomstige economische beleid van Europa, misschien omdat Europa het tempo van de snel ontwikkelende economieën in Azië en Amerika nog steeds niet kan bijhouden.

U zoekt een uitweg uit deze moeilijke situatie in de maatregelen die zijn beschreven in de EU 2020-strategie. Ik wil niet twijfelen aan uw streven om Europa uit de problemen te helpen, maar ik zie als belangrijkste belemmering voor de economische groei in Europa een probleem, dat u helemaal niet genoemd hebt. Dat is het gecompliceerde ondernemingsklimaat met een buitengewoon fijnmazige bureaucratie, dat in de Europese Unie creativiteit en ondernemingszin de kop indrukt. En dat zijn eigenschappen die mensen niet alleen bij ons in Europa bezitten, maar ook in de Verenigde Staten, Japan, China en India. Een eenvoudige en overzichtelijke juridische omgeving met een beperkte bureaucratische last zou Europa beslist een nieuwe sterke impuls geven voor een verdere toename van de economische groei. Mijnheer Barroso, ik wil u vragen dat eens in overweging te nemen.

 
  
MPphoto
 

  Mairead McGuinness (PPE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, het is een interessant debat geweest. Ik wil er echter op wijzen dat er sprake is van een vertrouwenscrisis, en misschien moet de voorzitter van de Commissie dit goed onder ogen zien. Er is sprake van een crisis in het vertrouwen in de democratie omdat het publiek vindt dat hun gekozen vertegenwoordigers hebben gefaald bij de regulering van de financiële markten en alle andere markten. Ik denk dat we moeten erkennen dat we er in dit verband niet goed voor staan.

De burgers vinden dat de Europese Unie dingen beter kan dan de individuele lidstaten, en die opvatting leeft zeker sterk in de lidstaat die ik vertegenwoordig, Ierland, waar we midden in een diepe economische en bankencrisis zitten die grondig moet worden geanalyseerd en onderzocht. Werkloosheid is het grootste probleem waar we mee te maken hebben, en ik maak me zorgen over de gevolgen voor de werkgelegenheid, met steeds meer jongeren die gedesillusioneerd raken en door de situatie in een crisis belanden, als het Stabiliteits- en groeipact nu strikt gaat worden gehandhaafd.

Ik verwelkom uw opmerkingen over voedselzekerheid, biodiversiteit en duurzame groei, maar zorg ervoor dat Doha en bilaterale handelsovereenkomsten die nobele doelstellingen niet onhaalbaar maken.

 
  
MPphoto
 

  Othmar Karas (PPE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, sta mij toe om in de eerste plaats te bendrukken dat de meeste aspecten die in dit debat naar voren zijn gebracht in de huidige context belangrijke aspecten zijn. Wij moeten ons sterk maken voor de Europese Unie, voor onze doelstellingen en voor onze waarden. De toekomst begint vandaag, niet overmorgen. Dat betekent dat wij een goede analyse nodig hebben waaraan wij vervolgens de juiste consequenties voor de toekomst dienen te verbinden.

Wij worden op dit moment met problemen geconfronteerd. Er vindt een strijd plaats tussen het toekomstige en een gemeenschappelijk Europa aan de ene kant en een sterker nationalistisch Europa aan de andere kant. Net als in het verleden moeten wij er weer voor kiezen om deze crisis te gebruiken om de volgende stap op weg naar integratie te zetten. Het voortzetten van de status quo is geen optie. Als wij niet vooruit gaan, vallen wij terug.

Dat betekent dat wij het project moeten steunen dat bedoeld is om naast de monetaire Unie ook een economische en sociale Unie te creëren. Daarvoor hebben wij initiatieven, tijdschema’s en specifieke sanctiemechanismen nodig en niet alleen aankondigingen. Wij moeten ons sterk maken voor een verbod op discriminatie, voor het beginsel van pacta sunt servanda en voor solidariteit. Wij hebben meer op solidariteit gerichte maatregelen nodig en wij moeten dergelijke maatregelen niet als kosten, maar als investeringen beschouwen.

 
  
MPphoto
 

  Izaskun Bilbao Barandica (ALDE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, geachte heer Barroso, Europa moet zijn goede voornemens waarmaken. Bovendien moeten we het leiderschap erkennen van de permanente voorzitter van de Unie. Hij heeft namelijk een beslissende rol gespeeld bij het bereiken van een akkoord over het financieel toezicht. Dat is dan ook de weg die de lidstaten moeten inslaan om hun strategieën qua economie en buitenlands beleid op elkaar af te stemmen. Deze zijn slechts doeltreffend als er een gemeenschappelijk standpunt bestaat. Anders verliezen we op het internationale toneel onze leiderspositie en onze zichtbaarheid, zowel qua vrede en veiligheid als op het sociale en economische vlak.

De integratie gebeurt nu al van boven naar beneden, maar er moet ook in de andere richting gewerkt worden. We moeten echt geloven in het Europa van de regio’s. We moeten het Protocol over de subsidiariteit toepassen dat is vastgelegd in het Verdrag van Lissabon, dat in de voorbij negen maanden, en volgens de gegevens van onze eigen Commissie, niet heeft gewerkt. We moeten gebruik maken van de ervaring en de kennis van de regio’s op het vlak van innovatie en concurrentievermogen, want daar zal Europa wel bij varen.

Hoe kunnen we innovatiever uit de hoek komen als de meerderheid van de lidstaten volgens uw eigen gegevens hun uitgaven voor innovatie willen beperken? U hebt het maar weinig over de burgers. We moeten hen van nut zijn en we moeten echt met hen rekening houden als we het project Van de Europese Unie dichter bij de Europese burger willen brengen.

 
  
MPphoto
 

  Malika Benarab-Attou (Verts/ALE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, voorzitter Barroso, dames en heren, de situatie die de Roma is opgelegd – uitzetting, ontzegging van het recht op vrij verkeer in Europa – is ontoelaatbaar en in strijd met Europese waarden. Deze situatie is echter niet meer dan het symptoom van een ernstiger en algemener probleem. Ze is de afspiegeling van een ziekte van onze zogenaamd moderne samenlevingen. We dreigen uit het oog te verliezen wat ons als mensen bindt. Nee, mensen zijn geen handelswaar die men naar believen kan opslaan, dan wel lozen.

Ons beleid als Europese Unie ten aanzien van kwesties die het verkeer van personen in de Unie en het binnenkomen en verlaten van derde landen betreffen, is onaanvaardbaar. We kunnen dit beleid van een belegerd en afwachtend Europa niet voortzetten.

De vrijheid van verkeer van personen is fundamenteel. Dat is ze in alle tijden geweest en onze huidige samenleving is erop gestoeld. Tegenwoordig is gelijkheid niet gewaarborgd als het gaat om het verkeer van Europese en niet-Europese burgers

Terwijl Europese toeristen en gepensioneerden zich ongehinderd en massaal naar het zuiden begeven, in het bijzonder naar de Maghreb, wordt de burgers van deze zelfde landen het reizen onmogelijk gemaakt. De Schengen-visa en hun toepassing door Europese landen zijn onmenselijk. De grote belemmeringen in het verkeer beletten burgers van het zuiden om naar de landen ten noorden van de Middellandse Zee te gaan – als toeristen, als vrienden of als familieleden.

Mijnheer de voorzitter, welke stoutmoedige, concrete actie gaat u ondernemen, opdat wij in deze kwestie weer trouw kunnen zijn aan onze waarden?

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. − Mevrouw de Voorzitter, ik wil in de eerste plaats mijn waardering uitspreken voor de aanwezigheid en de toespraak van het Belgisch voorzitterschap van de Raad.

Ik meen dat de gedachte achter het debat over de staat van de Unie zoals het Parlement het heeft bedoeld ook is om onze programmering in gang te zetten. Daarom moeten we ons concentreren op het wetgevende werk. U weet het, in Europa is het de Commissie die het initiatief heeft en daarna zijn, om het wetgevingsproces af te ronden, uiteraard de tussenkomst van het Parlement en de Raad nodig.

Ik hecht er ook aan een aspect te onderstrepen dat het Belgische voorzitterschap heeft vermeld: het belang om concrete resultaten te boeken. Wij hebben, hetzij in mijn toespraak, hetzij in het document dat ik u via Voorzitter Buzek heb gestuurd, het ontwerp van een zeer ambitieus programma voorgelegd. Het omvat onder meer het Gemeenschapsoctrooi, de openbare diensten – sommigen hebben hierover gesproken – en veel andere maatregelen die een ware test zijn, niet alleen van de communautaire methode, maar ook van wat we concreet voor Europa nastreven.

Wat dat streven betreft wil ik graag één positieve ontwikkeling vermelden. Ik heb zojuist vernomen dat de Raad, in een bijeenkomst op Ecofin-niveau, ons voorstel van een Europees Semester heeft goedgekeurd. Dat is een goed voorbeeld. U herinnert zich ongetwijfeld dat toen de Commissie enkele maanden geleden met dit idee van een Europees Semester kwam – een periode aan het begin van het jaar waarin we bijeenkomen om onze begrotingen op te stellen, om te kijken hoe we het economisch beleid daadwerkelijk rechtstreeks kunnen coördineren – er onmiddellijk veel reacties kwamen van enkele welbekende personen, die zeiden dat hiermee de nationale soevereiniteit zou worden ondermijnd, dat zelfs nationale parlementen zouden worden ondermijnd. Absoluut onwaar.

De waarheid is dat we uiteindelijk zijn geslaagd – mede dankzij het werk van de task force die door de heer Van Rompuy wordt voorgezeten, dankzij de krachtig ondersteunde voorstellen van de Commissie en de Raad, en met de niet aflatende steun van dit Parlement. Wij zijn bezig dit Europese economische bestuur op te bouwen. Ik heb het gezegd en ik zeg het nog een keer: een monetaire economie is niet genoeg, we hebben een waar Europees economisch beleid nodig.

Dat is de weg die we zijn ingeslagen. Die heb ik in mijn toespraak aangegeven. De Commissie zal knokken voor deze voorstellen.

Een van de leden van dit Parlement heeft gezegd: “U hebt interessante voorstellen gedaan, maar hoe kunt u er zeker van zijn dat ze zullen slagen?” Goede vraag. We moeten samenwerken. Met dit streven voor ogen zullen we voortgang boeken. En aan het eind zullen we afgetekende en in een aantal gevallen eenparige steun van onze lidstaten nodig hebben. De Commissie aanvaardt haar verantwoordelijkheid. En ik vraag de andere instellingen nu om hetzelfde te doen.

Over de Roma is er vanmiddag een speciaal debat. De vicevoorzitter en commissaris voor justitie en grondrechten, en de commissaris belast met sociale zaken, de heer László Andor, zullen aanwezig zijn. Ik meen dat het dan het beste moment is om dieper in te gaan op de zeer belangrijke vragen die u hebt gesteld.

Wat de kwestie van de subsidiariteit betreft, hecht ik eraan te onderstrepen dat wij voor subsidiariteit en solidariteit in Europa zijn. Ik heb niet gezegd dat je een euro altijd beter op Europees niveau dan op nationaal niveau kunt uitgeven. Dat heb ik niet gezegd. Wat ik wel heb gezegd – en wat ik graag herhaal – dat is dat er op veel terreinen sprake is van synergievoordelen en schaalvoordelen. Uitgaven op Europees niveau zijn de enige manier om Europa in actie te laten komen en onze burgers maximaal voordeel te bezorgen.

Dit debat moeten we aangaan, en we moeten dat in alle ernst aangaan, want ik heb gezien dat de meerderheid van dit Parlement met een ambitieus idee is gekomen voor de aanstaande begroting. Wij moeten in dit debat de publieke opinie in de lidstaten aan onze zijde zien te krijgen. Het spreekt voor zich dat dit een zeer complex debat wordt, we zullen het moeten voeren in een buitengewoon moeilijke economische situatie. Wanneer de lidstaten hun bijdrage niet kunnen verhogen, moeten er middelen worden gevonden opdat de Europese Unie resultaten kan boeken.

Wat we niet kunnen doen is de Europese Unie om resultaten vragen zonder haar de middelen te geven waarmee ze die kan boeken. Dat is onmogelijk en over dit onderwerp, over de kwestie solidariteit en subsidiariteit, moet een buitengewoon serieus debat worden gevoerd.

Sommige beleidsonderdelen die u hier hebt vermeld moeten op nationaal niveau worden ontwikkeld. De kwestie van de pensioenen, de kwestie van sociale zekerheid, dat zijn vooral nationale kwesties. Er zijn diverse modellen. Wat de Commissie zegt – en dat hebben we ook in diverse documenten aangegeven –, dat is dat er op dit terrein hervormingen nodig zijn. Als we de duurzaamheid van onze pensioenen willen waarborgen – niet alleen de onze maar ook die van onze kinderen, in het licht van Europese demografische ontwikkelingen en de vergrijzing, dan dient de noodzaak van hervormingen zich dwingend aan. Nu is het aan elke regering om het tempo, de consensus en de reikwijdte van een diepgaande hervorming vast te stellen.

Maar als we het wereldwijde gevecht om concurrentievermogen willen winnen, kunnen we dat niet doen wanneer we de arbeidstijd voortdurend verkorten, wanneer we het aantal mensen dat werkt verminderen. Dan krijgen we dat niet voor elkaar. We moeten de moed hebben om te zeggen dat als Europa de strijd om het concurrentievermogen wil winnen, met name ten opzichte van een aantal opkomende landen, wij meer moeten werken, wij langer moeten werken. Wie het tegendeel beweert, vertelt niet de waarheid. Dit is, kort en goed, de waarheid.

Evenzo moet heel duidelijk worden gezegd dat zonder consolidering van de begroting we geen vertrouwen zullen genieten. Zonder vertrouwen geen groei. Zonder groei geen banen. Consolidering van de begroting is dus essentieel.

Tegelijkertijd hebben we investeringen nodig op gebieden die, uiteraard, op de toekomst zijn gericht. Zowel in Europa als op nationaal niveau. Dat is een buitengewoon grote uitdaging. Voor ons, bij de Europese instellingen, maar ook voor degenen die op nationaal niveau beslissingen moeten nemen. Hoe kunnen wij in een periode die zo moeilijk is, garanderen dat de investeringen die wij plegen, toekomstgerichte investeringen zijn? Op Europees niveau zijn wij bezig te bepalen om welke gebieden het gaat. Ik heb de gebieden genoemd waarop wij voorstellen voor een ambitieuzer Europa zullen doen.

Wat het MKB betreft, hebben we natuurlijk enkele concrete ideeën genoemd. Ik verzoek u ook het document in overweging te nemen dat bij mijn toespraak hoort, met name wat de single market act betreft, de wetgeving die wij zullen voorstellen ten aanzien van elektronische handtekeningen, de talrijke vereenvoudigingsmaatregelen en de opheffing van bepaalde obstakels die het ons bedrijfsleven, in het bijzonder het midden- en kleinbedrijf, op dit moment bijzonder moeilijk maken. De waarheid is dat er voor het overgrote merendeel van het midden- en kleinbedrijf nog geen geïntegreerde markt is. Deze bedrijven opereren vooral op de nationale markt, maar er vallen voor hen nog geen echte grensoverschrijdende kansen te benutten.

Tot slot moet ik u zeggen dat wij menen dat er werkelijk, zoals sommigen van u ook hebben aangegeven, een vertrouwensprobleem bestaat. Niet alleen op Europees niveau, maar ten aanzien van politieke instellingen in het algemeen. Dit is voor alle politieke besluitvormers een grote uitdaging en een grote verantwoordelijkheid. Ik meen dat juist door blijk te geven van overredingskracht, er zowel serieuze als krachtige reacties kunnen worden verkregen. Geen kool en de geit sparen, geen valse consensus. Maar de moet hebben om voor Europa, dit evenwichtige beleid, dit beleid van respect voor Europese verschillen, hoog te houden.

Er zijn verschillen in Europa. Tussen onze lidstaten, die vaak tegengestelde nationale belangen hebben. Dat is de waarheid. En het is niet meer dan legitiem dat een regering haar nationale belangen verdedigt. De vraag is: hoe kunnen wij laten zien dat er nationaal meer te winnen valt als er ook een sterker Europa is? Er zijn ook ideologische verschillen. Die zijn legitiem. Maar zal er, deze ideologische verschillen daargelaten, een krachtige consensus voor Europa mogelijk zijn?

Ik geloof van wel. De Commissie bereikt elke dag een consensus; mijn collega’s uit 27 landen hebben verschillende culturele, nationale en ideologische achtergronden. Wij werken elke dag heel hard in het belang van Europa. Ik denk dat met u, u die rechtstreeks door onze burgers zijn gekozen, we meer kunnen doen voor een Europa dat deze geest uitdraagt, een geest van solidariteit, een Europa dat staat voor een overtuiging, een Europa dat zowel het Europa van de interne markt als het Europa van de cohesie is.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE), schriftelijk. Ik heb de toespraak van voorzitter Barroso over de staat van de Unie zeer gewaardeerd. Hij schetst perspectieven. Ik betreur niettemin dat de betrekkingen met de lidstaten niet ter sprake zijn gekomen, zodat de burgers de nodige verzekeringen worden gegeven dat de strategieën goed zullen worden uitgevoerd. De burgers verkeren in verwarring over wat mondiaal, nationaal, communautair, intergouvernementeel is, enzovoort. Ik ben verheugd over het voorstel van een investeringsfonds dat de weg zal vrijmaken naar een EU-investeringsstrategie voor de komende tien jaar: voor een Unie die niet genoeg investeert ligt een programma van duizend miljard euro op tien jaar binnen ons bereik. Het moment is gekomen om ons collectief aan de toekomst van ons werelddeel, Europa, te wijden: wij hebben 27 legers en geen vijand, een douane-unie en 27 douanediensten, enzovoort. Ik betreur de afwezigheid bij het debat van de voorzitter van de Europese Raad, de heer Van Rompuy. Ik stel voor dat de staat van de Unie wordt opgemaakt ten overstaan van een nog op te richten instantie, die het Congres van de Unie zou kunnen zijn en is samengesteld uit het Europees Parlement met delegaties van de parlementen en regeringen van de lidstaten, om zo de lidstaten nauw bij de toekomst van het werelddeel te betrekken.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Aankondigingen, zoals die de voorzitter van de Europese Commissie hier vandaag opnieuw heeft gedaan, dat de ergste fase van de crisis voorbij is zijn even frequent als de keiharde weerlegging ervan door de realiteit waar we mee te maken hebben. In werkelijkheid verkeert de EU nog steeds in een diepe crisis waarvan het einde niet in zicht is. De groeiende werkloosheid en armoede in verschillende landen zijn daar het bewijs van. De voorzitter van de Commissie heeft hier vandaag een betoog gehouden over de toekomst van de EU. Hij heeft daarbij echter aangekondigd terug te zullen grijpen op de instrumenten en het beleid van het verleden waardoor wij in deze duistere tijden terecht zijn gekomen. Het gaat dan om het stabiliteits- en groeipact, “structurele hervormingen” (oftewel aantasting van sociale en arbeidsrechten), “verdieping van de interne markt” (oftewel het continueren van liberaliseringen en privatiseringen), liberalisering en deregulering van de internationale handel en de escalatie van het aantal (militaire) interventies van de EU in het buitenland. Dat is de juiste weg om in de EU en in de wereld de economische en sociale ramp verder te verergeren. Die weg weigeren de werknemers en de volkeren op te gaan. De protesten die in verschillende landen miljoenen mensen op de been hebben gebracht tegen de maatregelen die Barroso hier is komen voorstellen maken dat heel duidelijk.

 
  
MPphoto
 
 

  András Gyürk (PPE), schriftelijk. – (HU) De heer Barroso heeft het in zijn toespraak net ook gehad over de belangrijkste prioriteiten van het energiebeleid. Staat u mij toe hier drie kanttekeningen bij te plaatsen. Ten eerste zijn we het ermee eens dat infrastructurele investeringen onontbeerlijk zijn. We zien echter nog steeds niet hoeveel communautaire middelen de Europese Unie reserveert voor de verwezenlijking hiervan. De interconnectie van netwerken en de zuidelijke gascorridor zijn welluidende doelstellingen, maar zijn niets waard als naast de inspanningen van de particuliere sector de Europese Unie geen financiële toezeggingen doet. Daarom kan het belang van de onderhandelingen over de begroting van de komende zeven jaar niet voldoende worden benadrukt.

Ten tweede zien we in de Europese documenten over de energiestrategie de aspecten van het creëren van banen niet terug. Het is echter cruciaal dat de investeringen die naast de naleving van andere criteria ook nieuwe banen creëren, prioriteit genieten. Het economische herstelplan van bijna vier miljard euro loste deze verwachting voor ons niet in. Terwijl de CCS-technologieën met een bescheiden banenpotentieel royale steun hebben ontvangen, kwamen de energie-efficiënte investeringen die de meeste banen genereren eerst alleen in de aanvullende regelgeving voor.

Last but not least: het zijn mooie woorden dat het opladen van elektrische auto’s net zo vanzelfsprekend zal worden in de EU als tanken nu is. Maar om dit te bereiken, zijn ook voor de wetgevers zware taken weggelegd. De obstakels voor hernieuwbare technologieën op het gebied van regelgeving en normering moeten worden opgeheven en de programma’s voor onderzoek en ontwikkeling moeten worden uitgebreid.

 
  
MPphoto
 
 

  Edit Herczog (S&D), schriftelijk. – (HU) Het is goed nieuws dat ook de economische situatie van de Midden- en Oost-Europese regio inmiddels een gunstigere beoordeling krijgt. Het zou echter te vroeg zijn om te denken dat we de crisis al helemaal achter ons hebben gelaten. De economische vooruitzichten van Hongarije zijn ook verbeterd. Tegelijkertijd is de internationale beoordeling van de economische situatie van het land enigszins verslechterd. De inflatieverwachtingen voor de komende zes maanden zijn gestegen. Dienovereenkomstig is Hongarije het enige land waar een daling van de rentevoeten met een korte looptijd slechts later te verwachten is. Deze ongunstige tendens wordt nog versterkt door de opwaardering van de Zwitserse frank, aangezien het grootste deel van de hypotheken in deze valuta is gedenomineerd. Elk land in de regio voert momenteel bezuinigingsprogramma’s door, waardoor de sociale omstandigheden onder grote druk zijn komen te staan.

Volgens de verwachtingen heeft de Tsjechische Republiek de grootste kans op succes. Daartegenover zijn de voorspellingen over Hongarije voorzichtig: volgens de evaluaties is de slaagkans van het Hongaarse bezuinigingspakket laag. Een grondig onderzoek van het voorstel dat door negen lidstaten is ingediend bij de voorzitter van de EU is een belangrijke kwestie voor de landen in de regio. In het ingediende voorstel wordt geopperd dat berekeningen van staatsschulden de kosten van de al ingevoerde hervormingen van het pensioenstelsel op adequate wijze moeten weergeven. Uitgaande van de ongunstige demografische tendensen dringt het groenboek pensioenen van de Commissie aan op hervorming van het pensioenstelsel, maar tot die tijd worden de Midden-Europese landen die al hervormingen doorvoeren nadelig getroffen door de huidige methodologie. Ik verzoek het Europees Parlement de ontwikkelingen in deze zaak op de voet te volgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Lamprinidis (S&D), schriftelijk.(EL) Mijnheer Barroso, de prijs om uit de crisis te komen zal eerlijk moeten worden gedeeld; het einde van de crisis valt niet te bereiken met alleen maar bezuinigingen en de onvermijdelijke explosie van de werkloosheid die daarvan het gevolg is in sommige lidstaten (waarvan de economieën van sommige andere lidstaten weer profijt hebben). Integendeel, er is volwaardige ontwikkeling nodig, wat in een tijd van financiële kortingen betekent het vinden van nieuwe financiële middelen. Om de bovengenoemde doelen volledig te realiseren zal de Europese Unie zowel onder de lidstaten als internationaal op de komende G20-top twee specifieke beleidslijnen moeten stimuleren, en dat moet zij eindelijk doen met overtuigingskracht en vastbeslotenheid. Zij moet om te beginnen beslissend optreden tegen belastingparadijzen. Het is onaanvaardbaar dat een handvol particulieren en bedrijven, in een tijd dat werknemers en gepensioneerden in onze landen pijnlijke bezuinigingen te verduren hebben, ten minste een biljoen euro aan onze economieën onttrekt door middel van deze “wettige” belastingontduiking. Ten tweede moet er een belasting op financiële transacties komen zodat zij die de crisis over ons hebben afgeroepen, uiteindelijk hun aandeel betalen. Op mondiale schaal zou een belasting van 0,05 procent meer dan vierhonderd miljard euro per jaar opleveren, een bedrag dat nodig is voor duurzame ontwikkeling en werkgelegenheid in onze landen.

 
  
MPphoto
 
 

  Iosif Matula (PPE), schriftelijk. – (RO) De belangrijkste zorg die burgers momenteel hebben, is hoe ze de economische crisis en zijn nadelige effecten te boven kunnen komen. Dit is de reden waarom ik een groot voorstander ben van de totstandkoming van Europese economische governance, die ons kan helpen uit de crisis te komen. De instellingen van de EU moeten over afdoende middelen beschikken om actie te ondernemen. Ik sta daarom achter de vorming van de permanente structuren die nodig zijn om crises te beheersen, zoals de structuren die zijn voorgesteld door de Europese Commissie. De instellingen van de EU moeten ook toezicht houden op de naleving van het stabiliteits- en groeipact, met inbegrip van de begrotingsdiscipline. De besluiten over de begroting en economie die door een staat worden genomen, hebben directe gevolgen voor de economische situatie in alle lidstaten van de EU (een feit dat in de praktijk ook wordt aangetoond door de crisis in Giekenland en dat wordt erkend door het Verdrag van Lissabon). In de toekomst zouden economische analyses die tijdig door deskundigen van de Europese Commissie worden uitgevoerd, heel nuttig zijn om crises af te wenden en te boven te komen. De invoering van het ‘Europees semester’ zal de lidstaten de gelegenheid geven om op tijd hun voordeel te doen met professionele evaluaties en analyses van de begrotingen en hun macro-economische prestaties, wat de dialoog tussen de Europese Commissie en de regeringen van de lidstaten bijzonder nuttig maakt. Ik wil benadrukken dat het tot stand brengen van economische governance op Europees niveau de staten die in moeilijkheden verkeren, zou helpen. Elke crisis is een test voor de toepassing van de beginselen van solidariteit en verantwoordelijkheid, alsook de consistentie en efficiency van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Kristiina Ojuland (ALDE), schriftelijk. (ET) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, uw toespraak van vandaag is verbazingwekkend. Hij doet mij denken aan de “goede oude Sovjettijd” toen in soortgelijke toespraken in steeds beknoptere bewoordingen werd gezegd hoe de economische situatie steeds beter werd: “wij zorgen voor groei, verbetering en vooruitgang”. In plaats van “Communistische Partij” gebruikt u de woorden “Europese Commissie”. Uw toespraak van vandaag is tot in de kern misleidend en populistisch. U wilt alle fracties plezieren, van links tot extreem rechts. U hebt het over sociale rechtvaardigheid en de sociale markteconomie en zegt dat de Europese Commissie arbeidsplaatsen zal creëren. Ik denk niet dat u zelf gelooft wat u zegt. Sinds wanneer schept de Europese Commissie arbeidsplaatsen of sinds wanneer scheppen de regeringen van de lidstaten arbeidsplaatsen? Zover ik weet worden arbeidsplaatsen nog steeds gecreëerd door ondernemers, die u overigens in uw eigen toespraak geen enkele keer noemt! Waarom misleidt u de Europese burgers door hun sociale rechtvaardigheid te beloven in een situatie waarin onze economie aan een zijden draadje hangt. In plaats van dat u mensen zand in de ogen strooit en hun een beter leven belooft, zou u hun de waarheid moeten zeggen, namelijk dat zij in eerste instantie op zichzelf moeten vertrouwen, dat zij meer moeten werken en zich meer moeten inspannen om op de arbeidsmarkt concurrerend te kunnen blijven. Ook had ik van u verwacht dat u de Europese ondernemers steun in de toenemende wereldwijde concurrentie zou toezeggen in de vorm van lagere belastingen en vereenvoudigde wetgeving. Ik moet zeggen dat ik teleurgesteld ben in uw toespraak.

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. – (PL) Achter ons ligt het eerste debat dat ooit over de staat van de Unie werd gevoerd. Het lijdt geen twijfel dat het hoogstnodig was en hopelijk wordt dit initiatief de komende jaren voortgezet. Mijn bedenkingen betreffen echter alleen het verloop en de inhoud van het debat. Ten eerste vind ik dat mijnheer Barrosso de huidige staat van de Unie in zeer beperkte mate heeft behandeld. Hij sprak daarentegen uitvoerig over de toekomstige uitdagingen en dit volgens mij op een te algemene en te vage manier. Hij verwees bijvoorbeeld niet naar het Verdrag van Lissabon en de invloed ervan op de werking van de Unie en haar instellingen. In de toespraak van mijnheer Barrosso ontbrak ook een grondige analyse van de huidige moeilijke economische situatie in Europa, die onder andere voortvloeit uit het feit dat de landen in de eurozone het stabiliteits- en groeipact niet naleven. Eveneens dient te worden onderstreept dat het toezicht op de naleving ervan door de Europese Commissie niet doeltreffend was. Dit is merkwaardig gezien voorzitter Barrosso ook tijdens de vorige ambtstermijn dezelfde functie heeft bekleed, net als commissaris Almunia die toen verantwoordelijk was voor economische en monetaire zaken en nu commissaris voor concurrentiebeleid is. Had de Commissie die over honderden ambtenaren personeel beschikt de onregelmatigheden bijvoorbeeld in Griekenland niet kunnen opmerken? Dit lijkt verdacht, gezien er ook niet wordt gereageerd wanneer de grootste lidstaten om de haverklap de aanbevelingen van het pact en de convergentiecriteria met voeten treden.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk.(EN) Ik verwelkom dat de voorzitter van de Commissie het Parlement toespreekt, maar ik moet zijn standpunt over de situatie van de Roma in Frankrijk bekritiseren. Het was verkeerd om het besluit van de Franse regering niet te noemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. (PT) De Europeanen maken een dramatische periode door nu de werkloosheid huizenhoog is, de economische groei zeer zwak en de overheidsfinanciën broos zijn. Aan de andere kant voelen de Europeanen zich niet echt betrokken bij het Europees project en de werkzaamheden van de Europese instellingen. Die stand van zaken kan slechts veranderd worden indien onze landgenoten zichzelf herkennen in de prioriteiten van de Europese Unie, die de instellingen zelf hebben vastgelegd, en geloven dat die prioriteiten uitvoerbaar zijn.

Deze eerste toespraak van de voorzitter van de Europese Commissie over de staat van de Unie is een bewijs van zijn inzet om deze zorgen weer een plaats te geven in de richtsnoeren voor het beleid op korte en middellange termijn. Ik ben ervan overtuigd dat als iedereen meewerkt we deze moeilijke tijden kunnen gebruiken om mensen weer hoop te geven. De EU 2020-strategie is een uitgelezen kans om dat te doen maar die strategie heeft enkel zin als er middelen zijn om de ambitieuze doelstellingen te realiseren.

Krachtige economische groei zal essentieel zijn voor het naleven van de stabiliteits- en groeiplannen. Die groei kunnen we stimuleren via hervormingen en investeringen die deel uitmaken van die nieuwe strategie. Op basis daarvan kunnen we de territoriale samenhang bevorderen door het verminderen van het gebrek aan evenwicht tussen lidstaten en tussen regio’s, met name in de meest kwetsbare regio’s zoals de ultraperifere regio’s.

 
  
MPphoto
 
 

  Silvia-Adriana Ţicău (S&D), schriftelijk. – (RO) De EU beheert een sociale markteconomie. De economische en sociale ontwikkeling van de EU hangt evenzeer af van het hebben van een concurrerende open markt als van het aantal en de kwaliteit van de banen waarmee een fatsoenlijk inkomen kan worden verdiend. De economische en financiële crisis heeft enorme gevolgen voor Europese banen. De werkloosheid is de afgelopen twee jaar alarmerend snel gestegen van 6,8 procent (in mei 2008) tot 10 procent (in juli 2010). Dit is precies de reden waarom de belangrijkste zorg van Europese burgers is het behoud van hun banen. Voor het scheppen van banen zijn grote investeringen nodig in gebieden die het concurrentievermogen van de EU kunnen vergroten. Ik vind dat de prioriteiten van de EU op het punt van investeringen zouden moeten zijn de modernisering en ontwikkeling van de energie- en vervoersinfrastructuur, de landbouw, onderwijs en gezondheid, economische en sociale samenhang en een milieuefficiënt, concurrerend industrieel beleid voor het waarborgen van duurzame ontwikkeling. Deze prioriteiten moeten echter worden weerspiegeld in zowel de Europese begroting als de nationale begrotingen. Voorts zou de EU zich ten doel moeten stellen de energie-efficiëntie te vergroten en de energieafhankelijkheid van traditionele energieleveranciers te verlagen, teneinde het concurrentievermogen van de EU te vergroten en banen te scheppen.

 
  
 

(De vergadering wordt om 11.55 uur onderbroken en om 12.05 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: JERZY BUZEK
Voorzitter

 

5. Plechtige vergadering - Mali
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. − (PL) Geachte President, mevrouw Touré, Excellenties, mijnheer de commissaris, mijnheer de minister, dames en heren, het is mij een groot genoegen u vandaag Zijne Excellentie de President van de Republiek Mali, Amadou Toumani Touré, en zijn echtgenote voor te mogen stellen. Het is niet de eerste maal dat mijnheer Touré te gast is in het Europees Parlement, vandaag zal hij hier wel voor de eerste keer een toespraak houden. Zijn vorige bezoek had plaats anderhalf jaar geleden, in april 2009.

Zijn toespraak is van cruciaal belang, aangezien we aan de vooravond van de VN-top staan, die over twee weken in New York plaats heeft. De doelstelling ervan is de millenniumontwikkelingsdoelen te herzien. We herinneren ons ook de gebeurtenissen van de voorbije jaren en maanden op het vlak van terrorisme. We weten heel goed dat de Republiek Mali een belangrijke rol speelt op het vlak van terrorismebestrijding. We herinneren ons ook dat de Republiek Mali een van de landen is waar het democratiseringsproces is geslaagd. Het is het voorbeeld van een waar succes. Ik zou nogmaals willen benadrukken dat de gebeurtenissen van begin jaren negentig te danken zijn aan het leiderschap van mijnheer Touré. Na een militaire dictatuur van 23 jaar werd een democratisch systeem en ook een vrije markteconomie ingevoerd. Allemaal weten we maar al te goed dat er nog veel werk te verrichten valt op deze weg. We leren allemaal voortdurend bij en bevinden ons allemaal in tijden van verandering. We begrijpen ook dat hervormen een continu proces is, zoals we zelf ervaren in de Europese Unie. Dit is noodzakelijk, ook in de Republiek Mali. Daarom zijn we ervan overtuigd dat uw toespraak vandaag niet alleen belangrijk zal zijn gezien vanuit het oogpunt van wat er in Afrika gebeurt en van hoe uw land het hele continent kan vertegenwoordigen op de weg naar democratie en een vrije markteconomie, maar uw woorden zullen ook belangrijk zijn voor ons in Europa. We zouden een voorpost willen zijn voor een beleid dat gericht is op hulpbehoevende landen. We zouden ook een voorpost willen zijn voor landen die kiezen voor een democratisch systeem, bescherming van de rechten van de mens en fundamentele waarden, waarin we hier, op dit continent, sterk geloven. Ik ben ervan overtuigd dat de verlangens van onze burgers niet veel verschillen van die van de burgers van de Republiek Mali. Mijnheer de President, het woord is aan u.

 
  
MPphoto
 

  Amadou Toumani Touré, president van de republiek Mali. − Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Barroso, mevrouw de Hoge Vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, commissaris voor Ontwikkelingssamenwerking, geachte afgevaardigden van het Europees Parlement, geachte afgevaardigden van Mali, ik wil in de eerste plaats u, mijnheer Buzek, gelukwensen met uw verkiezing als Voorzitter van het Europees Parlement, maar ik wil vooral de voorzitters van de fracties en alle Europese parlementariërs hartelijk bedanken dat u mij het voorrecht heb geschonken om mijn gedachten over enkele grote uitdagingen waaraan mijn land en zelfs Afrika het hoofd moeten bieden, met u te delen; daarbij wil ik de nadruk leggen op de inspanningen die mijn land dagelijks levert om geschikte oplossingen aan te dragen.

Dames en heren afgevaardigden, Mali heeft een oppervlakte van 1 240 000 vierkante kilometer en ligt in het hart van West-Afrika, met een grens van 7 000 kilometer lengte die het met 7 andere landen deelt. Het is een land van oude beschavingen, met een rijk en afwisselend erfgoed. De luisterrijke geschiedenis van Mali kan worden verteld aan de hand van enkele gebeurtenissen, mijlpalen en symbolen.

Zo wijs ik graag op het charter van Kouroukan Fouga. Het werd 776 jaar geleden aangenomen, tijdens de stichting van het keizerrijk Mali door Soundjata Keita in 1236 en het had alle kenmerken van een grondwet. Het codificeerde de wijze waarop het machtsapparaat werd ingericht, de beperkingen en verplichtingen, de verdediging van mensenrechten en openbare vrijheden, de bescherming van beroepsactiviteiten, van mensen en hun goederen.

Een van de artikelen luidde: “Het menselijk individu is heilig en onschendbaar.” Daarmee liep het enkele eeuwen vooruit op wat een constitutioneel basisbeginsel van moderne democratieën zou worden. In dit hoge forum van democratie dat het Europees Parlement is, leek het me van belang hieraan te herinneren.

De geschiedenis van Mali is ook de geschiedenis van Timboektoe: de mysterieuze stad, de stad van 333 heiligen, die al in de 16de eeuw 25 000 studenten huisvestte, afkomstig uit vele landen om in de schaduw van de eerbiedwaardige moskee van Sankoré en het bijbehorende universiteitscomplex, naar de geleerden de luisteren.

Mahmoud Kaati, auteur van de ‘Tarikh-el-Fetach’ beschrijft dit tijdperk als volgt, en ik citeer: “Timboektoe stond bekend om de kracht van zijn instellingen, de politieke vrijheid, de veiligheid van personen en goederen, de barmhartigheid en het mededogen jegens armen en vreemdelingen, de hoffelijkheid jegens studenten en wetenschappers en de steun die zij ontvingen.”

In 2006 werd Timboektoe uitgeroepen tot islamitische culturele hoofdstad.

Mali is ook het land van de Dogon, dat wereldwijd bekend staat om zijn uitzonderlijke natuur en zijn culturele rijkdom, die er de belangrijkste toeristische bestemming van ons land van maken.

De geschiedenis van Mali is ook die van oude betrekkingen met Europa. Ter herinnering: keizer Mansa Moessa, beter bekend als Kankoe Moessa, knoopte al in de 14de eeuw diplomatieke betrekkingen aan met Portugal.

Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, ik wil ten overstaan van u de diepe erkentelijkheid van het Malinese volk betuigen voor de kwaliteit en mate van samenwerking tussen de Europese Unie en Mali.

De Europese Unie is de voornaamste ontwikkelingspartner van Mali. Wij krijgen, op een na, de meeste hulp van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) in Afrika ten zuiden van de Sahara.

Ik wil vooral mijn tevredenheid uitspreken over de goede praktische uitvoering van de samenwerking.

Ter illustratie: het 9de EOF is voor 100 procent aangewend en de uitvoering van het 10de EOF, die bijna twee jaar geleden begon, verloopt uiterst voorspoedig.

Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de resultaten van onze samenwerking hebben een onmiddellijk effect op de levenskwaliteit van de bevolking en komen tevens de grondslagen van ons democratische stelsel ten goede.

Het democratiseringsproces in Mali, dat na de staatsgreep van 26 maart 1991 in gang werd gezet, heeft enkele beslissende mijlpalen gekend, waaronder de overgangsperiode naar democratie, van 26 maart tot en met 8 juni 1992, die binnen de gestelde termijn en volgens de gedane toezeggingen werd voltooid.

Na deze 14 maanden durende overgangsperiode werden in 1992 vrije en democratische verkiezingen gehouden. Tien jaar later, in 2002, werd ik gekozen, na presidentsverkiezingen die de eerste vreedzame democratische machtswisseling in Mali markeerden.

Dames en heren, na mijn verkiezing heb ik de Malinese politieke gemeenschap voorgesteld om op basis van consensus te regeren. De gedachte achter deze formule was, in de kern: samen besturen, met eerbiediging van onze verschillen.

Het unieke van het Malinese experiment is dat het niet voortkwam uit een postelectorale crisis. Het was een bewuste en vrijwillige stap, geboren uit de noodzaak van een gezamenlijke door politiek, maatschappij en verenigingen en instellingen geleverde inspanning, ten behoeve van de ontwikkeling van Mali.

Mijn zienswijze is dat de regering meer een factor van samenhang dan van verdeeldheid dient te zijn, waarbij alle fundamentele vrijheden behoren te worden geëerbiedigd.

Ik wil erop wijzen dat de politieke consensus die wij hebben bereikt – die ik heb voorgesteld – niet hetzelfde is als eenstemmigheid. Consensus betekent veeleer de notie van compromis.

De politieke consensus in Mali is een verreikende poging om dit nieuwe politieke systeem in wording in Afrika op te bouwen, en hierbij doel ik op brede regeringscoalities.

Het Malinese experiment is er een van een bundeling van politieke groeperingen rond de visie van een onafhankelijke, gekozen president.

De politieke consensus heeft de basis van verzoening versterkt tussen de belangrijkste vertegenwoordigers van de politieke gemeenschap en de instellingen van de republiek enerzijds, en tussen de politici zelf anderzijds.

Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, in dezelfde geest van consensus zijn wij begonnen om de democratie in Mali te consolideren, na twintig jaar praktijkervaring.

Het comité van experts dat is belast met deze missie heeft overleg gevoerd met de politieke gemeenschap, het maatschappelijk middenveld, geloofsgroepen, vakbonden en traditionele instellingen.

De na deze raadplegingen voorgestelde hervormingen zijn in de eerste plaats erop gericht om de lacunes en tekortkomingen die door de institutionele praktijk aan het licht zijn gebracht te corrigeren, ervoor te zorgen dat burgers in groten getale deelnemen aan verkiezingen, de kosten van deze verkiezingen te verminderen, de capaciteiten van politieke partijen te versterken en een statuut voor de oppositie en de leider van de oppositie vast te stellen. Deze hervormingen zullen aan een volksraadpleging worden onderworpen, nadat ze door de Nationale Assemblee van Mali zijn aangenomen.

Dit is een geschikt moment voor mij om hier, ten overstaan van u, de Malinese afgevaardigden lof toe te zwaaien. Met hen onderhoud ik uitstekende betrekkingen, of zij nu tot de presidentiële meerderheid of tot de oppositie behoren. Ik bedank deze afgevaardigden dat zij aanwezig hebben willen zijn en mij naar Straatsburg hebben willen vergezellen.

(Applaus)

Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, in de politieke en institutionele ontwikkeling van Mali zal decentralisatie altijd een voorname plaats vervullen. Ik wijs er graag op dat al onze grote keizerrijken – en daarvan hebben we er sinds de 10de eeuw vele gekend – gedecentraliseerd waren. Bij ons is decentralisatie dus een natuurlijk gegeven.

De wijzen waarop de in Mali uitgedachte en uitgevoerde decentralisatie oorspronkelijk werd aangepakt, berustten op de volgende factoren: eerst de pijler van de politieke wil, die hand in hand gaat met de overtuiging dat decentralisatie niet kan slagen zonder deconcentratie, die in fases moet worden uitgevoerd. Zij kan niet slagen zonder de uitwerking en uitvoering van consequente hervormingen, teneinde het economische en sociale bestuur te verbeteren, vooral op lokaal niveau. Zij kan niet slagen zonder voortzetting van Europese steun, op financieel en bovenal op technisch gebied.

Het Steunproject voor administratieve hervorming en het Programma voor institutionele ontwikkeling hebben beide Europese steun gekregen. Ze dragen bij aan een betere organisatie van de staat en aan een modernisering van de staatsadministratie door een versterking van bekwaamheden.

Mali telt 703 stedelijke- en plattelandsgemeenten, 49 kringen, 8 regio’s en 1 district, die worden bestuurd door gemeenteraden, kringraden en regionale assemblees. Dankzij een Hoge Raad van lokale overheden zijn onze gedecentraliseerde eenheden landelijk vertegenwoordigd. Als deel van de voorgestelde politieke hervormingen wordt de vorming van een Senaat overwogen, teneinde het decentralisatieproces te versterken.

Om de lokale ontwikkeling te steunen is er een financieel instrument in het leven geroepen, het ‘Agence nationale d’investissement des collectivités territoriales’ (nationaal agentschap voor investeringen van plaatselijke overheden), waardoor collectieve faciliteiten konden worden gecreëerd en, dat vooral, onze bevolking maatschappelijke basisdiensten konden worden aangeboden.

Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil ten overstaan van deze voorname assemblee ook het thema van de immigratie aansnijden. Het migratievraagstuk gaat ons allen aan, want zij is voor ieder van ons, voor elk van onze landen, een zaak die vele facetten kent: demografische en economische vraagstukken, economische en humanitaire overwegingen, en zorgen betreffende identiteit en veiligheid, ze vallen alle onder de koepel van de migratieproblematiek.

Thans is het onze taak om gebieden van gemeenschappelijk belang te vinden en een zodanig stimuleringsbeleid te voeren dat migratie bijdraagt aan de algemene groei en het algeheel welzijn van onze twee werelddelen. Dat is de uitdaging waarvoor wij ons zien geplaatst.

De kennisvlucht is de zwaarste tol die de Afrikaanse landen op het gebied van migratie moeten betalen, gezien de beperkte hoeveelheid gekwalificeerd personeel op velerlei gebied, waaronder onderwijs, maar vooral gezondheidszorg. Volgens de Internationale Organisatie voor Migratie (OIM), heeft 40 procent van de Afrikaanse landen minimaal 35 procent van hun afgestudeerden naar het buitenland zien vertrekken.

Maar laat hierover geen misverstand bestaan: migratie doet zich eerst en vooral voor in Afrika. Op de naar schatting een miljard Afrikanen die er zijn, wonen slechts twee miljoen Afrikanen van bezuiden de Sahara in Europa.

De tragedie van deze jonge mensen, deze vrouwen en meisjes, die woestijnen, zeeën, oceanen oversteken om het Europese paradijs te bereiken en daarbij blootstaan aan de grootste gevaren –smokkelaars zonder geweten, vergeeft u me dat ik het zo zeg – blijft in ons geheugen gegrift. Hoeveel zijn er gestorven van dorst, hoeveel hebben op de bodem van de zee de dood gevonden en zijn verdwenen?

De realiteit van deze situatie kan nooit in statistieken worden gevangen.

(Applaus)

Neem mijn land, Mali, dat een groot immigratie- en emigratieland is; van de vier miljoen Malinezen in de wereld leven er drieënhalf miljoen op het Afrikaanse continent en ongeveer 200 000 in heel Europa en de rest van de wereld.

Op economisch vlak worden de bedragen die door de Malinese diaspora worden overgemaakt geschat op 456 miljoen euro per jaar, ofwel 11 procent van het bruto binnenlands product, dit volgens een uit 2005 stammend onderzoek van de Afrikaanse ontwikkelingsbank. Volgens dezelfde bronnen zouden deze bedragen gelijk staan aan 85 procent van de officiële ontwikkelingshulp die Mali jaarlijks ontvangt.

Mijnheer de voorzitter, geachte afgevaardigden, ik grijp deze gelegenheid aan om mijn waardering uit te spreken voor het hoge niveau van de politieke dialoog tussen de Europese Unie en Mali over de migratieproblematiek.

Ontwikkelingssamenwerking is een verworvenheid. Zij stelt een aantal van onze partners in staat programma’s voor beroepsopleidingen voor jongeren in verschillende werkgelegenheidssectoren te financieren en initiatieven voor plaatselijk ondernemerschap te ondersteunen, en niet te vergeten de programma’s voor herintegratie van terugkerende migranten.

De politieke dialoog over migratie tussen de Europese Unie en West-Afrika heeft ons in staat gesteld een proefproject te lanceren. In Bamako is het Centre d’information et de gestion des migrations (het Informatie- en beheercentrum van migratie) opgericht. Het heeft tot taak om de kennis over migratieverschijnselen te verbeteren; om potentiële migranten en migranten die terugkeren naar het thuisland ten dienste te staan, te adviseren, te gidsen en te ondersteunen; om informatie te geven over de juridische voorwaarden voor migratie en de bevolking bewust te maken inzake de preventie van clandestiene migratie, maar ook om het menselijk, financieel en technisch kapitaal van Malinezen in het buitenland te versterken.

Mijnheer de voorzitter, geachte afgevaardigden, de veiligheidskwestie is een belangrijk aspect van onze betrekkingen met de Europese Unie. Het is dus van belang dat ik mij met u onderhoud over de Sahel/Sahara-strook, die inmiddels een gemeenschappelijke bedreiging vormt, ook voor Europa.

De Sahel-strook, die een oppervlakte van 8 miljoen vierkante kilometer ofwel een kwart van het Afrikaanse continent beslaat en zich uitstrekt van Mauritanië tot en met Soedan, met daartussen Mali, Burkina Faso, Niger, Algerije, Libië en Tsjaad, kent een bevolkingsdichtheid van bijna nul per vierkante kilometer, een van de weerbarstigste reliëfs die er te vinden zijn, bergmassieven van honderden kilometers lang en zandduinen die honderdduizenden vierkante kilometers bestrijken. Het is een gebied waar vijandige omstandigheden heersen en het klimaat buitengewoon ruw is.

In december is het er soms maar één graad boven nul, vanaf februari kan het er vijftig graden in de schaduw zijn.

Veeteelt is nog steeds de enige activiteit in deze omgeving, een van de meest onherbergzame die er is. Zo verloren we door de droogte dit jaar 50 procent van onze veestapel in de Sahel/Sahara-strook.

De bevolking lijdt een zeer onzeker bestaan en voor jongeren is het enige alternatief zich als strijders aan te sluiten bij criminele groepen van allerlei soort. De jeugd blijft een voorname zorg.

Mali bevindt zich in het middenwesten van de Sahel/Sahara-strook, die een oppervlakte bestrijkt van 650 000 vierkante kilometer, ofwel 70 procent van de totale oppervlakte van ons land.

Mali is een doorgangsgebied, en ik zeg het nu met klem: mijn land wordt ook gegijzeld en is zelfs slachtoffer van grensoverschrijdende bedreigingen die van elders komen en in hoofdzaak andere gebieden en andere werelddelen tot doelwit hebben. Deze bedreigingen zijn in de eerste plaats sigarettensmokkel, mensensmokkel naar Europa, drugs die afkomstig zijn van het Zuid-Amerikaanse continent en de salafistische groepen die uit de Maghreb komen.

Ze manifesteren zich door gijzelnemingen en moordaanslagen, maar hun voornaamste kenmerk is hun buitengewone mobiliteit in de grensstroken tussen onze landen.

Geen van de bedreigingen die ik nu heb aangehaald is bij ons ontkiemd, niet een ervan is rechtstreeks tegen ons gericht. Mali is een seculier land met, uiteraard, een ruime islamitische meerderheid. De islam wordt hier al sinds de 9de eeuw gepraktiseerd. Dat is altijd op vreedzame wijze gebeurd en vooral met eerbied voor het menselijk individu.

Dit om aan te geven dat wij ons niet kunnen verplaatsen in de islamitisch-fundamentalistische ideologie die in de Sahel/Sahara-strook wordt beleden.

(Applaus)

De religieuze invloed van deze stroming is nu nog beperkt, maar voor hoe lang? Dat is de vraag die zich aan ons opdringt.

Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, zowel op menselijk als op materieel en financieel vlak spannen de landen van de Sahel/Saharazone, waaronder Mali, zich al lange tijd in om het verschijnsel van de onveiligheid in te dammen. Een onveiligheid waarvan het internationale karakter – dat moet worden gezegd en erkend – steeds onrustbarender vormen aanneemt. De omvang van het verschijnsel is zodanig dat het rechtvaardigt dat Mali een nationaal beleid heeft uitgestippeld dat doel heeft de onveiligheid en het terrorisme in de Sahel/Sahara-strook te bestrijden.

Dit beleid zal voornamelijk bestaan uit, ten eerste, het ondersteunen van de bevolking opdat het zich het veiligheidsbeleid eigen maakt, het verlenen van bijstand aan kwetsbare bevolkingsgroepen door aan hun eerste levensbehoeften tegemoet te komen en bovenal door te zorgen dat ze toegang hebben tot maatschappelijke basisdiensten, het treffen van nieuwe maatregelen ter uitvoering van dit veiligheidsbeleid; het versterken van inzamelingsprogramma’s van lichte wapens en wapens van klein kaliber, dit in het kader van de strijd tegen hun verspreiding; en de instelling van subregionale samenwerking, waardoor we op lokaal niveau kunnen optreden.

Om het grote belang van deze veiligheidsvraagstukken te onderstrepen, heeft Mali een centrum ingesteld waar analyses worden uitgevoerd en voorstellen worden gedaan inzake terrorismebestrijding; dit centrum brengt de president van de republiek rechtstreeks verslag uit. Het initiatief heeft de steun van de Europese Unie, die wij prijzen en bedanken, en van sommige hier aanwezige lidstaten.

Daarnaast hebben wij een nationaal bureau ter bestrijding van drugssmokkel in het leven geroepen en ons juridische arsenaal versterkt.

Geachte afgevaardigden, dames en heren, in overeenstemming met de strategische pijlers van het programma voor de bestrijding van onveiligheid en terrorisme, heeft Mali een spoedprogramma in gang gezet ten behoeve van een verbetering van de veiligheid en de bestrijding van terrorisme in het noorden van Mali, dat wij PIRIN hebben genoemd, en dat de periode tussen 2010 en 2012 bestrijkt.

De algemene doelstelling van PIRIN is om de oorzaken voor de onveiligheid in het noorden aanzienlijk terug te dringen of zelfs volledig weg te nemen, door krachtige maatregelen te nemen op het gebied van veiligheid en vooral, dat benadruk ik, door gemeenschappen tot ontwikkeling te brengen.

De ontwikkelingsstrategie steunt in de eerste plaats op verantwoordelijke en vooral rationele betrokkenheid van de landelijke overheid; een toegenomen mobiliteit van troepenmachten ter preventie of interventie; het aanleggen van een krachtig infrastructureel netwerk voor strijdkrachten en veiligheidstroepen in het gebied; het mobiliseren van gemeenschappen tegen de invloed van religieuze sekten en criminele groepen.

Wat de financiering van dit spoedprogramma betreft, zullen de republiek Mali en de lokale overheid de kosten van personeel, van operaties en van de bestuurlijke, sociale en collectieve instrumenten op zich nemen.

Het project zal worden beheerd door een ad hoc-lichaam, in de vorm van een bestuurseenheid die in staat zal zijn sectorale begrotingsondersteuning te verwerken en de coördinatie tussen diverse spelers en ministeriële afdelingen op zich kan nemen.

Dames en heren, het beheer over de Sahel/Sahara-strook vergt in de eerste plaats een heldere en objectieve analyse ten bate van wat vooral een gemeenschappelijke visie is. In die geest heb ik al in 2006 persoonlijk een conferentie voorgesteld over de bevordering van vrede in Sahel/Sahara-strook.

Wij moeten thans een gedeelde verantwoordelijkheid aanvaarden. Geen enkel land in de Sahel/Sahara-strook wordt gespaard, en geen enkel land kan de bedreigingen zelfstandig het hoofd bieden.

Het is echter van belang om, in het licht van grensoverschrijdende uitdagingen, te wijzen op het gebrek aan subregionale samenwerking.

Er moet ook worden gehamerd op het feit dat deze strijd tegen terrorisme niet alleen maar een veiligheidsaspect kent. Wij hebben de beperkingen van deze aanpak gezien.

De strijd tegen het terrorisme hangt in de eerste plaats af van de inzet en de betrokkenheid van gekozen vertegenwoordigers, lokale overheden en de bevolking. De ruggengraat van deze strijd zal echter lokale ontwikkeling zijn, waarmee gemeenschappen in het noorden van het land, in het bijzonder jongeren, alternatieven worden geboden.

We kunnen ons vermogen op operationeel, logistiek en inlichtingengebied zeker versterken door mensen op te leiden, maar de strijd tegen criminele netwerken is in zijn essentie een zaak van landen die grenzen aan de Sahel/Sahara-strook.

Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb eerder met nadruk gewezen op de noodzaak om de bevolking van droge gebieden in de Sahel/Sahara-strook een betere toekomst te bieden. Ik wil er echter aan toevoegen dat dit streven naar sociale vooruitgang en sociaal welzijn door al onze landgenoten wordt gedeeld.

Daarom moeten ontwikkelingsvraagstukken, en met name de verwezenlijking van de Millenniumdoelen voor ontwikkeling, aandacht krijgen op het hoogste niveau.

Mali heeft een aantal initiatieven genomen om zijn programma te versnellen. Het betreft onder meer het initiatief van 166 plattelandsgemeenschappen die het meest met veiligheidsproblemen worden geconfronteerd, het initiatief van wat men de “millenniumdorpen” is gaan noemen en het initiatief op het gebied van volksgezondheid, dat wij COMPACT hebben gedoopt.

Wij zijn ervan doordrongen dat niet alle doelstellingen zullen worden verwezenlijkt, maar wij hebben aanzienlijke vooruitgang geboekt, zowel in Mali als in Afrika, op het gebied van scholing, het terugdringen AIDS en vooral de toegang tot drinkwater.

Wij kijken hoopvol uit naar de top die over enkele dagen in New York wordt gehouden en gericht zal zijn op een snellere uitvoering van de Millenniumdoelen. Een krachtenbundeling ten gunste van landen en gebieden die in een achterstandspositie verkeren, zoals door de Europese Unie in het voorjaarspakket benadrukt, lijkt ons onontbeerlijk.

Mijnheer de Voorzitter van het Europees Parlement, mijnheer de voorzitter van de Commissie, mevrouw de Hoge Vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, commissaris voor ontwikkelingssamenwerking, geachte afgevaardigden van Mali, dat over twee weken zijn vijftigjarige onafhankelijkheid viert – ik wil in herinnering brengen dat de Bondsrepubliek Duitsland het eerste land is geweest dat Mali erkende, twee dagen na onze onafhankelijkheid, ofwel op 24 september 1960, om precies te zijn –, mijn land is zich bewust van de belangrijke rol die de Europese Unie bij zijn ontwikkeling heeft gespeeld.

De eer die u ons vandaag hebt bewezen, door ons tijdens een plenaire zitting van uw Parlement te ontvangen, stemt mij zeer hoopvol voor wat betreft onze wil en ons vermogen om nog meer voortgang te boeken, in vertrouwen en vooral in vriendschap.

Dames en heren, ik wil u bedanken voor uw zeer hartelijke belangstelling.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Dank u wel, mijnheer de president. U zei dat u de politieke dialoog tussen de Europese Unie en Mali op prijs stelt. Wij zeggen hetzelfde: wij stellen politieke dialoog op prijs. U had het over hervormingen in uw land. Hervormingen zijn overal nodig, zo ook in onze Europese Unie. U had het ook over het smeden van politieke compromissen voor een betere toekomst voor Afrika. Dat zien wij graag tegemoet, omdat we hier in de Europese Unie hetzelfde doen. Dat is wat we de afgelopen zestig jaar voortdurend hebben gedaan. Wij verwelkomen u als een echte vertegenwoordiger van een democratisch Afrika. Dank u dat u hier gekomen bent en uw toespraak hebt gehouden in de plenaire vergadering.

(Applaus)

 
  
  

VOORZITTER: GIANNI PITTELLA
Ondervoorzitter

 

6. Stemmingen
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Wij gaan nu over tot de stemming.

(Uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemmingen: zie notulen)

 

6.1. Vrij verkeer van werknemers binnen de Unie - codificatie (A7-0222/2010, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg) (stemming)

6.2. Echtheidscontrole van euromunten en de behandeling van euromunten die ongeschikt zijn voor circulatie (A7-0212/2010, Slavi Binev) (stemming)

6.3. Toekenning van macrofinanciële bijstand aan Moldavië (A7-0242/2010, Iuliu Winkler) (stemming)

6.4. Opschorting van de autonome tarieven van het gemeenschappelijke douanetarief bij de invoer van bepaalde industriële producten op Madeira en de Azoren (A7-0232/2010, Danuta Maria Hübner) (stemming)

6.5. Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2010 BEREC (Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie) (A7-0240/2010, László Surján) (stemming)

6.6. Verzoek om opheffing van de parlementaire immuniteit van de heer Viktor Uspaskich (A7-0244/2010, Bernhard Rapkay) (stemming)
 

Vóór de stemming

 
  
MPphoto
 

  Viktor Uspaskich (ALDE).(LT) Dames en heren, ik ben het slachtoffer van een politieke aanval. De rapporteur liegt als hij beweert dat ik geen bewijs heb geleverd. De Commissie juridische zaken heeft mij belet om tijdens de commissievergadering commentaar te leveren op dit verslag. Ik wordt officieel erkend als slachtoffer van politieke vervolging, officieel, volgens het Europees Verdrag.

De zaak is niet in gang gezet door de politie, maar door de corrupte en gepolitiseerde staatsveiligheidsdienst. Deze dienst heeft geprobeerd mij ’s nachts illegaal te ontvoeren en tijdens de verkiezing heeft het Hof mij belet kiezers te ontmoeten, maar ik mocht gedurende de verkiezing wel naar Thailand en Indonesië reizen. De rapporteur vraagt u zes eerdere besluiten van het Europees Parlement te schenden. Nooit eerder heeft het Europees Parlement in dergelijke gevallen de immuniteit van politieke leiders opgeheven.

Dit is niet wat ik in de commissie heb gezegd. De mogelijkheid om commentaar te leveren op dit besluit werd mij in de Commissie te enen male ontzegd. Het besluit werd zonder mij genomen, net als in het Stalin-tijdperk.

 

6.7. Overeenkomst tussen de EU en Japan betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken (A7-0209/2010, Salvatore Iacolino) (stemming)
 

Vóór de stemming

 
  
MPphoto
 

  Salvatore Iacolino, rapporteur. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik verzeker u allen dat ik het kort zal houden.

Omdat dit het eerste verdrag tussen de Europese Unie en Japan is, is zijn symbolische waarde niet onbeduidend. Het is een belangrijke actie die beslist een cruciaal moment in onze strijd tegen de georganiseerde misdaad vormt. Er is een balans bereikt tussen de meest uiteenlopende behoeften, waardoor het eindproduct absoluut kan worden gezien als overeenkomstig de verwachtingen.

Om die reden moet het verdrag duidelijk worden goedgekeurd, omdat het beslist een concrete stap betekent die beide partijen wilden: de modernisering van het justitiële systeem specifiek door de toepassing van bilaterale akkoorden.

 

6.8. Koppeling van ondernemingsregisters (A7-0218/2010, Kurt Lechner) (stemming)

6.9. Ontwikkeling van het werkgelegenheidspotentieel van een nieuwe duurzame economie (A7-0234/2010, Elisabeth Schroedter) (stemming)
 

Vóór de stemming

 
  
MPphoto
 

  Elisabeth Schroedter, rapporteur.(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag uw aandacht vestigen op het historische karakter van deze stemming. Wij hebben als Parlement hier het initiatief genomen voor groene banen. Nu maken wij de weg vrij voor die banen en voor het creëren van nieuwe speelruimten voor duurzame werkgelegenheid en goede banen.

Op dit punt volgen wij het voorbeeld van Blue Greeen Alliance in de Verenigde Staten. Door veranderingen op milieugebied worden nieuwe banen gecreëerd en blijven bestaande banen behouden. Er hebben zes Parlementaire commissies aan dit verslag meegewerkt. Ik wil graag alle rapporteurs en schaduwrapporteurs bedanken die actief bij dit verslag betrokken zijn geweest. Het doet mij daarnaast deugd dat het Belgische voorzitterschap al heeft aangegeven dat het een vervolg zal geven aan dit initiatief van het Parlement door het ter goedkeuring aan de Raad voor te leggen tijdens diens top in december en het in de bijbehorende conclusies op te laten nemen. Kortom, het gaat om een toekomstgericht initiatief van het Europees Parlement.

 

6.10. EER-Zwitserland: obstakels voor de volledige tenuitvoerlegging van de interne markt (A7-0216/2010, Rafał Trzaskowski) (stemming)
 

Vóór de stemming

 
  
MPphoto
 

  Rafał Trzaskowski, rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil alleen de voorzitter van de Commissie interne markt en consumentenbescherming, Malcolm Harbour, bedanken voor het feit dat hij het initiatief heeft genomen om dit onderwerp te behandelen, en ook alle schaduwrapporteurs, met wie de samenwerking exemplarisch is geweest.

 

6.11. Bilaterale vrijwaringsclausule in de vrijhandelsovereenkomst EU-Korea (A7-0210/2010, Pablo Zalba Bidegain) (stemming)
 

Vóór de stemming over de wetgevingsresolutie

 
  
MPphoto
 

  Pablo Zalba Bidegain (PPE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, de vrijhandelsovereenkomst met Zuid-Korea zorgt voor een waaier aan mogelijkheden voor zowel de Europese als de Koreaanse industrie, maar om de mogelijke negatieve gevolgen voor de Europese industrie te vermijden, is het onontbeerlijk om te kunnen terugvallen op een doeltreffende vrijwaringsclausule.

Alle politieke fracties hebben vorige week unaniem besloten dat het moment is aangebroken voor de plenaire vergadering om zich uit te spreken over de amendementen die vorige maand juni in de Commissie internationale handel zijn goedgekeurd met 27 positieve stemmen en slechts één onthouding. Deze amendementen zijn van het allergrootste belang voor de toepasbaarheid en de doeltreffendheid van de vrijwaringsclausule.

Zoals u weet, zullen we enkel over de amendementen stemmen en, in overeenstemming met artikel 57 van het Reglement, de stemming over het wetgevingsverslag uitstellen tot de tweede vergaderperiode in oktober.

We hebben eveneens unaniem beslist om de mogelijkheid van een akkoord in eerste lezing niet uit te sluiten omdat we ervan overtuigd zijn dat dit mogelijk is. Maar daarvoor is het van het grootste belang dat er van alle politieke fracties een duidelijk signaal van eenheid en kracht uitgaat.

Daarom is het belangrijk dat het volledige Europees Parlement het gehele pakket van amendementen overtuigend goedkeurt.

 
  
MPphoto
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals commissaris De Gucht gisteren heeft opgemerkt, verwelkomt de Commissie de vruchtbare samenwerking met het Parlement in dit dossier. De stemming van vandaag heeft alleen betrekking op de amendementen en niet op het hele wetgevingsvoorstel, zodat de standpunten dichter bij elkaar kunnen komen en mogelijk overeenstemming in eerste lezing kan worden bereikt. Op 30 augustus heeft een eerste trialoog plaatsgevonden, en de volgende staat gepland rond 22 september.

In deze fase wil de Commissie zich nog niet publiekelijk uitspreken, om de trialoog volledig zijn werk te laten doen. De Commissie zal een standpunt innemen, zich uitspreken en toezeggingen doen, indien nodig, bij de stemming in eerste lezing.

 
  
 

(Het voorstel wordt in aanmerking genomen)

 

6.12. Billijke inkomens voor de boeren: een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa (A7-0225/2010, José Bové) (stemming)
  

Vóór de stemming over paragraaf 21

 
  
MPphoto
 

  Elisabeth Köstinger (PPE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag een paar woorden aan punt 21 willen toevoegen. De Engelse tekst zou dan als volgt komen te luiden:

(EN) “is van oordeel dat het nodig is verkoop onder de aankoopprijs van landbouwproducten te verbieden op het niveau van de Unie”.

 
  
 

(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)

 

6.13. Financiering en werking van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (A7-0236/2010, Miguel Portas) (stemming)

6.14. Erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel I) (A7-0219/2010, Tadeusz Zwiefka) (stemming)

6.15. Maatschappelijke integratie van vrouwen uit etnische minderheden (A7-0221/2010, Antonyia Parvanova) (stemming)

6.16. De rol van de vrouw in een vergrijzende samenleving (A7-0237/2010, Sirpa Pietikäinen) (stemming)

6.17. Journalistiek en nieuwe media - totstandbrenging van een publieke ruimte in Europa (A7-0223/2010, Morten Løkkegaard) (stemming)
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Hiermee is de stemming beëindigd.

 

7. Stemverklaringen
Video van de redevoeringen
  

Mondelinge stemverklaringen

 
  
  

Verslag-Lechner (A7-0218/2010)

 
  
MPphoto
 

  Monika Flašíková Beňová (S&D). - (SK) Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter, ik heb verzocht om een stemverklaring met betrekking tot het initiatiefverslag van de heer Lechner, omdat ik het verslag buitengewoon belangrijk vind en ik neem aan dat er nu een verklaring volgt over waarom ik voor het verslag Lechner heb gestemd, nu u mij het woord hebt gegeven. Mijn hartelijke dank daarvoor.

Dames en heren, ik houd het kort: het initiatiefverslag van de heer Lechner, waarover we gisteravond gedebatteerd hebben, is naar mijn mening buitengewoon belangrijk. In dit verslag wordt voorgesteld om de ondernemingsregisters, of vergelijkbare registers van natuurlijke personen en rechtspersonen, van de individuele lidstaten aan elkaar te koppelen om zo te voorzien in een betrouwbare bron van informatie over subjecten voor eventuele handelspartners, consumenten, of crediteuren en op die manier transparantie en rechtszekerheid te bereiken in juridische betrekkingen en handelsrelaties.

Een voorwaarde voor de werking van de gemeenschappelijke markt is het samenstellen van een elementaire databank met gegevens over elke geregistreerde entiteit, en daarmee dus ook de koppeling van handelsregisters. Ik heb ook gestemd voor dit verslag, omdat erin wordt voorgesteld het systeem van de Europese handelsregisters te integreren in het kader van het project e-Justitie, dat zal bijdragen tot een betere tenuitvoerlegging van deze maatregel.

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Hannan (ECR) .(EN) Mijnheer de Voorzitter, u herinnert zich ongetwijfeld de prachtige scène uit de film Doctor Zjivago waarin de bourgeoisie en de aristocratie champagne drinken in het warme, gouden licht van een restaurant terwijl buiten in de duisternis de mensen oproer stoken. Toen ik vanochtend naar ons debat luisterde, was dat niet de eerste keer dat ik aan dat filmmoment moest denken.

We hebben onlangs een Eurobarometerpeiling gehad waaruit blijkt dat het vertrouwen in de EU tot recordlaagten is gedaald. Een minderheid van de EU-burgers vindt nu dat de Europese Unie alles bij elkaar voordelig is. Maar we hebben van de heer Verhofstadt, de heer Daul en anderen gehoord dat dat komt omdat we niet genoeg doen, omdat de burgers willen dat Europa meer doet. Van de voorzitter van de Commissie hebben we gehoord dat het allemaal de fout is van de natiestaten. Ik neem aan dat het de menselijke natuur is om de schuld van je onpopulariteit niet bij jezelf te zoeken, maar het zou prettig zijn geweest als we aanwijzingen hadden gehad dat deze crisis mogelijk te maken heeft met de euro, met het redden van de banken, met de volkomen onrechtvaardige besteding van belastinggeld, met de aanmatigende wijze waarop we verkiezingsresultaten als niet-relevant afdoen.

Ik wil afsluiten met de volgende woorden van Edmund Burke, die ongebruikelijk goed van toepassing lijken te zijn op de huidige ontevredenheid: “Als een half dozijn sprinkhanen onder een varen de lucht vullen met hun hardnekkige getjirp, terwijl duizenden grote runderen in de schaduw van een boom liggen te rusten en stil zijn, denk dan niet dat de dieren die al het lawaai maken de enige bewoners van het veld zijn”.

 
  
  

Verslag-Zalba Bidegain (A7-0210/2010)

 
  
MPphoto
 

  Zuzana Roithová (PPE). - (CS) De achillespees van de overeenkomst met Korea zit hem in de moeilijk meetbare en tegelijkertijd te verwachten verliezen voor het Europese bedrijfsleven als gevolg van teruggave van douaneheffingen of vrijstelling van douaneheffingen voor met name uit China naar Korea geïmporteerde producten. We hebben het hier over een ongeziene liberalisering van de markt waar voor de Europese Unie geen enkel voordeel tegenover staat. Ik ben dan ook geen voorstander van een dergelijke overeenkomst met Korea. In het verslag van de Commissie internationale handel wordt gepoogd dergelijke problemen onder de aandacht te brengen en te zorgen voor een eenvoudiger mechanisme voor het treffen van beschermingsmaatregelen indien daar aanleiding toe is. Het artikel van de overeenkomst over dit onderwerp dient te worden gewijzigd, anders kunnen we de overeenkomst niet ratificeren. We zouden dan zogezegd onze eigen tak afzagen, de tak waaraan de Europese industrie en niet alleen de automobielsector zich aan vasthoudt. Ik ben ingenomen met het feit dat de stemming wordt uitgesteld, dat was een heel verstandige beslissing.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Antoniozzi (PPE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag zeker weten dat we een verzoek zullen kunnen indienen voor het afleggen van stemverklaringen over twee verslagen.

Het gaat om het verslag-Binev en het verslag-Winkler. Aangezien we zijn begonnen met verslagen die daarna komen, wilde ik er zeker van zijn dat ik het woord zal krijgen, anders... (De Voorzitter deelt de spreker mee dat overeenkomstig artikel 170, paragraaf 3, van het reglement het niet mogelijk zal zijn om stemverklaringen over de twee genoemde verslagen af te leggen).

Goed, er zal dus geen stemverklaring over deze twee verslagen worden afgelegd.

 
  
  

Verslag-Bové (A7-0225/2010)

 
  
MPphoto
 

  Paolo Bartolozzi (PPE).(IT) Dank u, Mijnheer de Voorzitter, en mijn excuses. Met mijn interventie wil ik benadrukken hoe de geleidelijke inkomensvermindering van Europese boeren, ondanks groeiende winstmarges in de voedingsmiddelenketen, een zorgwekkende economische marginalisering schept van mensen die in de agrarische sector werken, met als gevolg dat die mensen stoppen met hun landbouwactiviteiten.

Dit vraagt daarom om een koerswijziging, die de Europese Commissie zelf erkent en die het verslag dat het Parlement deze ochtend beoordeelt en waarover het stemt – en waarvoor ik mijn steun wil uiten – onderstreept met veel uitleg en suggesties van ook wetgevende en departementale aard.

Het is namelijk noodzakelijk om de wereldwijde speculatie met levensmiddelen te bestrijden en de veiligheid van aanvoer te garanderen. Er moet bovendien een grotere prijstransparantie worden gewaarborgd, niet alleen om boeren gerechtigheid en waardigheid te geven, maar ook om de aanzienlijke onevenwichtigheden qua onderhandelingsmacht te corrigeren en misbruikpraktijken onder de verschillende partijen te vermijden.

De landbouw moet zich opnieuw bevestigen als een sector van economische en sociale stabiliteit, en de macht herwinnen binnen de Europese handelscontext en die van de wereld.

 
  
MPphoto
 

  Peter Jahr (PPE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, naar mijn idee hebben wij vandaag een goed besluit genomen, een besluit dat niet alleen goed is voor de landbouwers en consumenten, maar ook voor de Europese economie als geheel. Het meest belangrijke aspect van dit initiatiefverslag is het politieke signaal dat hiermee wordt gegeven. Het is een signaal aan de waardeketen dat ook landbouwers, met name de landbouwers, recht hebben op een adequate beloning voor hun werk. Een voortzetting van de huidige situatie zou onacceptabel zijn geweest.

Ik heb helemaal niets tegen het leveren en kopen van goedkoop voedsel van goede kwaliteit, zolang de nadruk maar op die goede kwaliteit ligt. Wanneer levensmiddelen verkocht kunnen worden tegen prijzen die lager zijn dan hun energiewaarde, met andere woorden wanneer de thermische verwerking van die levensmiddelen meer geld zou opleveren dan de verkoop ervan, dan is er iets mis met het systeem. In dit geval zal er dan geen sprake zijn van een eerlijke mededinging. En indien de mededinging niet eerlijk is, dient de politiek in te grijpen. Dat is ook precies de inhoud van de ontwerpresolutie die wij hier vandaag hebben aangenomen.

 
  
MPphoto
 

  Mairead McGuinness (PPE) .(EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik heb het verslag-Bové gesteund en ik kan de opmerkingen van mijn collega, de heer Jahr, herhalen.

Dit zendt een zeer krachtig signaal aan iedereen in de politiek en in de economische keten dat het het Parlement ernst is. We hebben gisteravond een stevig debat gevoerd. Niet iedereen is het eens met de volledige inhoud van het verslag, maar we zijn het er allemaal over eens dat de boeren niet almaar verder uitgeknepen kunnen worden. Op dit moment worden ze letterlijk uitgeknepen. Ze ontvangen een steeds kleiner deel van de eindprijs die we allemaal in de supermarkten voor ons voedsel betalen en aan die situatie moet een eind worden gemaakt.

We moeten kijken naar de rol van de dominante spelers. We hebben een ombudsman voor de voedselsector nodig en we moeten goed kijken welke gevolgen de wereldmarkt voor onze voedselproducenten heeft. We moeten de mededingingswetgeving aan een onderzoek onderwerpen. Het doet me genoegen dat dit verslag hier in het Parlement het debat en de steun heeft gekregen die het verdient. Dit is een belangrijke stap om de retoriek van de afgelopen tijd te ondersteunen.

 
  
MPphoto
 

  Zuzana Roithová (PPE). - (CS) Ik heb voor het verslag over billijke inkomens voor de boeren gestemd en het doet mij deugd dat de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling van het Europees Parlement zich gebogen heeft over de slechte werking van de voedselvoorzieningsketen, respectievelijk met de grote verschillen tussen de lage prijzen die boeren krijgen en de hoge prijzen die consumenten betalen moeten. Ik wil er hier echter nog eens op wijzen dat hier sprake is van ongeoorloofde discriminatie van en ongelijke mededingingsvoorwaarden voor boeren uit de twaalf nieuwere EU-lidstaten enerzijds en de vijftien oude anderzijds. Het is voor Tsjechische klanten namelijk erg moeilijk om door Tsjechische boeren geproduceerde melk, groenten, eieren en andere voedingsmiddelen te kopen, omdat internationale detailhandelsketens de voorkeur geven aan zwaarder gesubsidieerde en daardoor goedkopere goederen uit de vijftien oudere lidstaten. Daar dient echt zo snel mogelijk een eind aan te worden gemaakt.

 
  
MPphoto
 

  Inese Vaidere (PPE).(LV) Dank u, mijnheer de Voorzitter, ik meen dat dit verslag, waarin sprake is van redelijke inkomens voor landbouwers, absoluut essentieel is, vooral omdat de prijzen voor landbouwproducten veel sneller zijn gestegen, de kosten veel sneller zijn gestegen, dan het bedrag dat landbouwers ontvangen voor hun producten. In deze situatie zijn het goed beschouwd de grote detailhandelketens die door dit proces geen verlies lijden. Ik wil erop wijzen dat het altijd het doel van de Europese Unie is geweest om de inkomenspositie van landbouwers te verbeteren, maar we kunnen vaststellen dat deze criteria ten aanzien van plattelandsontwikkeling onmogelijk zijn te vervullen. De middelen die voor de landbouw worden ingezet blijven toenemen, maar zonder enig resultaat. Boeren van diverse nieuwe lidstaten van de EU, waaronder Letland, zijn grote verliezers, vergeleken met de industriële producenten en hun collega’s in de economisch sterkere Europese landen, die het zich kunnen veroorloven hun aanvullende steun te geven. Op deze manier wordt de uitvoering van het EU-beginsel van cohesie ook ernstig belemmerd. Ik ben ook zeer ingenomen met de verklaring in het verslag dat er ondubbelzinnig openheid moet komen over de winsten die ten koste van de landbouwers worden gemaakt in de voorzieningsketens en bij de groothandels. Dank u.

 
  
MPphoto
 
 

  Seán Kelly (PPE) .(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik steun dit verslag met veel genoegen. De titel, “Billijke inkomens voor de boeren”, zegt alles, want de inkomens zijn op dit moment, en in feite al heel lang, onbillijk.

Gelukkig zetten we een stap in de goede richting. De winsten moeten eerlijk over de producenten, de verwerkende bedrijven en de detailhandelaars worden verdeeld, wat op dit moment niet gebeurt. Dit verslag zal in elk geval het juiste signaal afgeven en van daaruit kunnen we verder werken.

Als dat wordt bereikt, hoop ik dat we een sterk en goed gefinancierd gemeenschappelijk landbouwbeleid kunnen aannemen om de levensvatbaarheid van de gezinsboerderij en de zekerheid van de voedselvoorziening in de toekomst te waarborgen. We hebben vandaag een goede start gemaakt. Hopelijk kunnen we dit ook allemaal waarmaken.

 
  
  

Verslag-Portas (A7-0236/2010)

 
  
MPphoto
 

  Romana Jordan Cizelj (PPE). - (SL) Ik heb gestemd voor het verslag over de financiering en de werking van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering. Europese solidariteit is voor velen een abstract begrip. Dit is echter een mechanisme dat elke Europese burger rechtstreeks tot voordeel zou moeten strekken wanneer hij zich in problemen en moeilijkheden bevindt.

Het fonds blijkt echter niet goed te werken. Daarom verwacht ik van de Commissie dat ze het verzoek voor een tussentijdse beoordeling van de werking van het fonds en een herziening van het besluit ernstig neemt.

Ik heb bedenkingen bij de onafhankelijkheid van het fonds in verband met de onbeperkte duur ervan. Volgens mij is het fonds een politiek antwoord op de huidige situatie. In de toekomst moet de Europese Unie de tewerkstelling met andere instrumenten bevorderen. Het fonds moet instaan voor het concurrentievermogen van de Europese economie. We moeten ervoor zorgen dat we geen mechanisme opzetten dat in de kaart speelt van zij die zich niet aan de gewijzigde globale omstandigheden aanpassen. In die context heb ik dan ook gestemd.

 
  
MPphoto
 

  Barbara Matera (PPE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, als schaduwrapporteur voor de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) voor dit initiatiefverslag wens ik vooral de rapporteur te bedanken voor het belangrijke werk dat hij in het begin heeft verricht, vooral in samenwerking met alle fracties.

Ik geloof dat dit verslag belangrijke ideeën bevat voor de verbetering van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), met het oog op de tussentijdse herziening. Deze voorstellen voor invoering komen overeen met wat ik zelf heb geconstateerd tijdens de beoordeling van zaken in 2010 binnen de Begrotingscommissie, en geven gehoor aan de noodzaak om de procedures betreffende dit fonds te vereenvoudigen en te versnellen.

Gezien de bijzonder moeilijke economische situatie voor de Europese ondernemingen en het groeiend aantal verzoeken tot steun van de lidstaten vond ik het essentieel om in het verslag de noodzaak te beklemtonen van de uitbreiding van de dekking van het fonds tot aan 2013, ten gunste van werknemers die hun baan verliezen als gevolg van de economische crisis.

Concluderend: de Europese instellingen worden verzocht een sterk signaal af te geven om het economische herstel te stimuleren, en het EFG is een belangrijke boodschap voor onze burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  Inese Vaidere (PPE).(LV) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Indien wij bedenken dat het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering werd ingesteld om de dreiging van werkloosheid terug te dringen en de kans op werk te verhogen voor mensen die te lijden hebben van de globalisering, baart het nog altijd zorgen dat de 500 miljoen euro die opzij zijn gezet om elk jaar ten behoeve van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering te besteden, zo weinig worden gebruikt en dat er niet minder dan negen landen zijn die niet één aanvraag hebben ingediend. Het positieve begin, toen de Commissie na het uitbreken van de crisis besloot het betalingsmechanisme van het fonds gemakkelijker en eenvoudiger te maken en het ook te verbeteren, moet zonder meer worden voortgezet. Dit werk moet echter doorgaan. Ik meen dat dit vooral opgaat voor nieuwe lidstaten, die veel kleine en middelgrote ondernemingen hebben, waar niet veel mensen hun banen kwijtraken binnen een enkele onderneming, maar veel mensen hun banen kwijtraken in veel ondernemingen. Het is precies dit aspect dat nog moet worden verbeterd, zodat het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering werkelijk kan worden aangewend voor die landen waar het bruto binnenlands product lager is dan het gemiddelde in de Europese Unie. Dank U.

 
  
  

Verslag-Bové (A7-0225/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE). - (PL) Vandaag hebben we een belangrijk verslag goedgekeurd inzake billijke inkomens voor de boeren en een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa. De werking van de voedselvoorzieningsketen is niet alleen het gevolg van de afstand die de landbouwproducten afleggen, van op de velden via de voedselverwerkende industrie, de groothandel en kleinhandel helemaal tot op de tafel van de consument, maar ook van de specifieke en complexe eigenschappen ervan. De landbouwproductie is in grote mate afhankelijk van de natuur- en klimaatomstandigheden, waarop de landbouwer een heel beperkte invloed heeft. De verwerkende industrie legt de landbouwers hun prijzen op, terwijl de distributeurs de verwerkende industrie en de consument op een gelijksoortige manier behandelen. Daarom is het belangrijk om prijzen te analyseren en toezicht te houden op hun transparantie. Dit betekent niet dat de wetten van de markt worden geschonden, men perkt alleen de monopoliserende handelingen van de tussenpersonen in. Op de financiële markten worden momenteel toezichthoudende en controlerende instellingen ingevoerd. Sommigen willen dat er een einde komt aan het toezicht en de controle van de agrarische markt. Men houdt geen rekening met het feit dat de producenten versnipperd zijn, er alleen voor staan en de strijd met de machtige handelswereld zullen verliezen, terwijl ze enorme verliezen lijden.

 
  
  

Verslag-Zwiefka (A7-0219/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, het verslag van onze collega de heer Zwiefka geeft blijk van een zeer grote bekwaamheid en een aanzienlijke mate van onderzoek van de bestaande wetgeving, internationale verdragen, met name het verdrag van Den Haag, en jurisprudentie, waarbij wel moet worden opgemerkt dat er soms tegenstrijdige aspecten in voorkomen.

In de praktijk lost dit verslag echter maar een deel van het probleem op. Als er één terrein is waar de Europese wetgeving volstrekt legitiem is, dan is het wel het terrein van harmonisatie. Het gaat dan niet om harmonisatie van materieel recht, die zou moeten leiden tot uniformering van het recht in alle lidstaten, maar om de harmonisatie van regels op het gebied van bevoegdheidsgeschillen, in de eerste plaats bij het bepalen welke rechtbank bevoegd is, en vervolgens de harmonisatie van regels over conflicterende rechtsstelsels, namelijk welk recht van toepassing is.

Welke wet is van toepassing op het gebied van overeenkomsten, met inbegrip van de situatie dat mensen zich op verschillende plaatsen bevinden? En op het gebied van goederen, of dat nu om onroerende, roerende of immateriële goederen gaat - zoals bij industrieel eigendom? Op het gebied van overeenkomsten, ook als de contractanten zich op verschillende plaatsen bevinden?

Dat alles, mijnheer de Voorzitter, moet door een Europees wetboek geregeld worden. Zolang we geen Europees wetboek van internationaal privaatrecht hebben, houden we aanzienlijke problemen, die door dit verslag gelukkig deels worden opgelost voor wat betreft de exequatur.

 
  
  

Verslag-Parvanova (A7-0221/2010)

 
  
MPphoto
 

  Zuzana Roithová (PPE). - (CS) Ik ben het eens met de auteur van het verslag dat vrouwen uit etnische minderheden in de Europese Unie onder verschillende soorten discriminatie lijden en dat het onze dure plicht is ons in te zetten voor betere levensomstandigheden voor hen, met name op het vlak van onderwijs, toegang tot de arbeidsmarkt, tot socialezekerheidsvoorzieningen alsook tot de gezondheidszorg. Verder wordt de Commissie in het verslag verzocht om statistische gegevens te vergaren, met een onderverdeling naar etniciteit. Het Handvest van de fundamentele rechten en vrijheden verbiedt een dergelijke vergaring van gegevens naar ras echter uitdrukkelijk.

Ik zit dan ook met twee vragen: is de Commissie in staat dergelijke analyses te maken zonder daarbij het internationaal recht te schenden, of is hier sprake van een poging om het desbetreffende artikel van het Handvest te wijzigen teneinde dergelijke analyses wel mogelijk te maken? Is de auteur en überhaupt het hele Parlement zich eigenlijk wel bewust van dit probleem? Ondanks dit alles heb ik voor het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Philip Claeys (NI). - Voorzitter, ik heb tegen het verslag Parvanova over de maatschappelijke integratie van vrouwen uit etnische minderheden gestemd omdat dit verslag zoals ongeveer alle politiek correcte initiatieven van dit soort contraproductief is. De bochten waarin men zich bijvoorbeeld wringt om toch maar niet de term islam te gebruiken, grenzen aan het lachwekkende. Er wordt bijvoorbeeld erkend dat vrouwen uit etnische minderheden gediscrimineerd worden door mannen uit diezelfde minderheden. Er wordt gesteld dat geweld niet gerechtvaardigd kan worden op grond van gebruiken, tradities of religieuze overwegingen, maar men is bang om duidelijk de vinger op de zere plek te leggen en te zeggen waar het op staat, namelijk dat vele principes die door de islam gehuldigd worden, niet geïntegreerd kunnen worden in onze Europese samenleving. Zolang wij als Europees Parlement in die ontkenningsfase blijven zitten, zijn alle maatregelen gericht op de integratie van vrouwen afkomstig uit islamitische landen op voorhand tot mislukken gedoemd.

 
  
  

Verslag-Pietikäinen (A7-0237/2010)

 
  
MPphoto
 

  Jarosław Kalinowski (PPE). - (PL) In deze tijden beschouwt men bejaarden maar al te vaak en onterecht als te inefficiënt en niet geschikt om te werken, hoewel de EU-wetgeving zich verzet tegen discriminatie op grond van leeftijd. Men vergeet hoe groot de waarde is die zij dankzij hun jarenlange werkervaring toevoegen aan de nationale economieën. In deze context, gezien de voortdurende discriminatie op grond van geslacht, bevinden de vrouwen zich in een bijzonder moeilijke situatie op de arbeidsmarkt. Bovendien leven vrouwen statistisch gezien langer dan mannen, waardoor ze nog meer blootgesteld zijn aan het armoedeprobleem en lagere pensioenuitkeringen die ze ontvangen omdat ze lagere lonen hebben gekregen dan de mannen voor het uitoefenen van dezelfde functies. Al deze problemen zijn vooral zichtbaar op het platteland. Gezien het bovenstaande ben ik blij dat er resoluties zullen worden ontworpen die ons herinneren aan dit probleem en er ons toe aanzetten om voortdurend inspanningen te leveren om deze situatie te verbeteren.

 
  
MPphoto
 

  Mairead McGuinness (PPE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik steun dit verslag en ik wil speciale aandacht vragen voor drie paragrafen waarvan ik denk dat ze echt belangrijk zijn, gezien de haast waarmee ouderen in zorginstellingen worden geplaatst in plaats van dat er in de gemeenschap of in hun eigen huizen voor ze wordt gezorgd. Vooral de paragrafen 17, 19 en 25 zijn in dit verband bemoedigend. We moeten ervoor zorgen dat de ouderenzorg stoelt op een op rechten gebaseerde aanpak. We moeten ervoor zorgen dat ouderen onafhankelijk thuis kunnen blijven wonen en dat ze daarbij ondersteuning krijgen. We mogen niet toestaan dat er winst wordt gemaakt door ouderen in de richting van private zorginstellingen te duwen.

Ook wil ik aandacht vragen voor paragraaf 13, over het combineren van werk en zorg. Mag ik dit Huis en veel parlementen in Europa – en ook daarbuiten – voorstellen om te onderzoeken hoe politieke werkzaamheden met zorg kunnen worden gecombineerd? Ik zou heel graag een enquête houden over de vraag hoeveel personen in dit Parlement zowel een politieke als een verzorgende rol hebben. Dat zijn er maar heel weinig.

 
  
MPphoto
 

  Erminia Mazzoni (PPE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor dit verslag gestemd omdat er zeer belangrijke principiële bevestigingen in staan.

In de eerste plaats dat vergrijzing, dat gewoonlijk als iets negatiefs wordt gezien, een economische en sociale reserve is waar we uit putten zonder enige erkenning; dat de economische crises zwaarder drukken op vrouwen, en in het bijzonder op oudere vrouwen; dat er in verband met insluiting geen discriminatie op basis van leeftijd zou moeten bestaan en dat vrouwen een groter gevaar lopen arm te worden en, vooral, een beperkt pensioen te ontvangen, ook al zijn ze de steunpilaren van de welzijnszorg.

Dit verslag oppert een belangrijke manier om het Europa van de volkeren, en dus het Europa van de mensen, van alle mensen, leven in te blazen. De methode bestaat uit het scheppen van een benadering om studies, statistieken en gegevens te bepalen die is gebaseerd op het besef dat genderongelijkheid op latere leeftijd het resultaat is van geaccumuleerde gendernadelen gedurende het gehele leven. De methode bestaat tevens uit het scheppen van een benadering voor een beleid inzake vergrijzing die aandacht heeft voor het gehele leven en de onderlinge samenhang tussen geslacht en leeftijd.

In deze resolutie wordt om drie essentiële en belangrijke zaken gevraagd: een mechanisme dat de accumulatie van de pensioenrechten waarborgt, ook in een periode waarin zorgtaken worden verricht; aandacht voor de man/vrouwdimensie bij de hervorming van pensioenstelsels en bij de aanpassing van de pensioenleeftijd; het voorzien in een beloning voor zorgtaken.

Dit zijn zeer belangrijke gegevens aangezien afzonderlijke lidstaten, en Italië in het bijzonder, hun nationale pensioenstelsels aan het aanpassen zijn om aan de Europese richtsnoeren te voldoen. Dit zijn de echte Europese richtsnoeren.

 
  
MPphoto
 

  Zuzana Roithová (PPE). - (CS) Ik heb tegen dit verslag gestemd, omdat erin werd voorgesteld lidstaten verplicht rekening te laten houden met de specifieke situatie van oudere lesbische, biseksuele en transseksuele vrouwen. Moeten zij soms hoger worden aangeslagen dan de overige oudere vrouwen? Gisteren tijdens het debat heb ik erop gewezen dat het verhoogde risico op armoede onder vrouwen van pensioengerechtigde leeftijd veroorzaakt wordt door het feit dat zij voor het gezin hebben gezorgd, kinderen hebben opgevoed en omdat zij gedurende hun leven gemiddeld minder verdienden dan mannen. Daar moet hoognodig verandering in komen. Maar dat heeft verder toch niets te maken met hun seksuele geaardheid?

 
  
MPphoto
 
 

  Seán Kelly (PPE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb dit verslag met genoegen gesteund. Ik was de enige persoon die gisteravond bij het debat aanwezig was maar niet het woord heeft gevoerd. De reden dat ik niet heb gesproken was dat ik het gevoel had dat de titel in bepaalde opzichten niet klopte. In plaats van over de rol van de vrouw in een vergrijzende samenleving ging het eigenlijk over de behandeling van oudere vrouwen in een vergrijzende samenleving.

Natuurlijk waren enkele punten die werden gemaakt absoluut steekhoudend, vooral die met betrekking tot de pensioenkloof tussen mannen en vrouwen, die in een democratische samenleving niet aanvaardbaar is. Het is echter dringend noodzakelijk dat er verder wordt gediscussieerd over de rol van mannen en vrouwen in een vergrijzende samenleving. Daar moet rekening mee worden gehouden, met name in de begroting. Ik denk niet dat dit in het verleden is gedaan. Er is te weinig ingespeeld op de economische gevolgen van een vergrijzende samenleving. Dat moet dringend gebeuren als we willen dat de plannen niet mislukken.

 
  
  

Verslag-Løkkegaard (A7-0223/2010)

 
  
MPphoto
 

  Clemente Mastella (PPE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, alleen u, ik en een paar anderen zijn overgebleven. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik het belangrijk vind voor de verhouding tussen politici, in hun verantwoordelijke positie, en het electoraat, en dit alles kan dienen als een centraal element van onze representatieve democratie. Ik geloof dat dit alles een belangrijke vereiste is voor het waarborgen van de volledige, bewuste en democratische deelname van de burgers aan het integratieproces van de Europese Unie.

We moeten helaas constateren dat er ook bij de laatste Europese verkiezingen een lage opkomst was, en dit is vrij normaal in alle Europese landen – en niet alleen in Europa. Het laat duidelijk zien hoe weinig informatie burgers wel niet krijgen over Europees beleid en Europese kwesties en hoe ver ze zich helaas van onze instelling verwijderd voelen.

Aangezien het Verdrag van Lissabon een nieuwe vorm van deelname aan het communautaire besluitvormingsproces door de burgers introduceert, is het belangrijk dat we ons inspannen om die afstand te overbruggen. De instelling moet namelijk streven naar het waarborgen van onbeperkte en kosteloze toegang tot alle openbare informatie van de Europese Commissie.

Het gaat mij ten slotte ter harte te beklemtonen hoe essentieel het is om te waarborgen dat Europese instellingen samenwerken met de mensen en de verantwoordelijke landelijke autoriteiten om de communicatie te verbeteren. En dit alles moet worden bereikt door de lidstaten aan te moedigen actiever te worden in het informeren van de burgers over kwesties die te maken hebben met ons Europa.

 
  
MPphoto
 

  Morten Løkkegaard (ALDE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, ten eerste verheugt het me dat we vandaag een verslag hebben aangenomen over betere communicatie in de EU. Persoonlijk heb ik ook gestemd voor de gezamenlijke resolutie die is ingediend door de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten), de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement en de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, aangezien dit verslag ons een sterk fundament geeft. In het verslag zijn in het algemeen alle voorstellen opgenomen die in maart in de Commissie cultuur en onderwijs zijn aangenomen. Ik wil echter opmerken dat er in de tussentijd meer compromissen op tafel zijn gekomen en ik had natuurlijk gehoopt dat we deze tot aan de eindstemming mee hadden kunnen nemen. Dit was niet mogelijk, aangezien op het laatste moment krachtige lobbyactiviteiten de vastberadenheid van bepaalde partijen hebben verzwakt. Echter, ik maak hier nota van en ik stel vast en verheug me erover dat deze voorstellen hebben geleid tot een goed debat, zodat we nu verder kunnen gaan met de 46 voorstellen voor betere communicatie in de EU.

 
  
MPphoto
 

  Mairead McGuinness (PPE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, als voormalig journalist heb ik dit verslag met veel genoegen gesteund. Ik heb ervaring met beide kanten van de zaak – vroeger als journalist en nu als politicus – en ik denk dat het gevaar bestaat dat voorlichting gelijk wordt gesteld aan journalistiek. Daar moeten we heel voorzichtig mee zijn.

Op dit moment is mijn zorg dat heel veel journalisten door de economische crisis werkloos raken. Dat gebeurt nu in Ierland. Lokale kranten en radiostations stoten personeel af of staan onder druk om mensen te ontslaan. Dat betekent dat de kwaliteit van de journalistiek zal dalen, omdat mensen niet meer voldoende tijd en middelen zullen hebben om zaken diepgaand te onderzoeken of voor een kwalitatief goede berichtgeving te zorgen.

Ik ben bang dat Europa in het defensief zal worden gedrongen omdat er zal worden bericht over plaatselijke verhalen, maar niet over Europese kwesties, tenzij ze relevant zijn voor de mensen in onze lidstaten. Dat is de uitdaging voor de gekozen leden van dit Parlement – om het werk dat we doen relevant voor de mensen thuis te maken, omdat dat heel relevant is.

 
  
MPphoto
 

  Oldřich Vlasák (ECR). - (CS) Positief aan dit verslag is dat de groeiende rol van de nationale parlementen er bij herhaling in erkend wordt en dat het pleit voor het subsidiariteitsbeginsel. Bovendien bevat het uiteenlopende voorstellen, zoals verhoging van de transparantie, openbaarmaking van informatie, vereenvoudiging van accreditatie van journalisten, enz., één voor één zaken die onze steun verdienen. Aan de andere kant echter staat een aantal meer dan twijfelachtige zaken. Zo omvat het verslag een voorstel tot oprichting van een groep correspondenten die zich op een educatieve manier bezig zouden moeten houden met het thema Europese Unie. Ook wordt erin gevraagd om een gespecialiseerd orgaan voor Europese aangelegenheden in elke lidstaat met als opdracht uitleg te geven over de gevolgen van het beleid van de Europese Unie. Bovendien wordt erin gepleit voor een verhoging van de begrotingslijn voor het informatiecentrum van het Europees Parlement. Mijns inziens kunnen er door doeltreffender te werken en door gebruik te maken van nieuwe methodes betere resultaten worden bereikt en is er dus geen noodzaak tot verhoging van de begrotinglijn. Ik heb dan ook tegen het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 

  Inese Vaidere (PPE).(LV) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Ik juich het toe dat dit verslag ons herinnert aan de plicht van de massamedia om mensen te informeren over wat er zich in de Europese Unie afspeelt, en dat de kwesties waarmee de Europese Unie te maken heeft in leerplannen moeten worden opgenomen. Als er een grote hoeveelheid informatie over de Europese Unie beschikbaar is, wordt de rol van voorlichtingsbureaus over het Parlement in de lidstaten veel groter. Ik wil tevens benadrukken dat het nodig is te controleren wat zich in deze bureaus afspeelt en hoe effectief de fondsen waarin de Europese Unie voorziet worden besteed. De nadruk die in het verslag wordt gelegd op het kanaal Euronews TV is ook zeer welkom. Ik wil benadrukken dat dit kanaal precies moet uitzenden wat in het verslag wordt gesteld; het moet uitzendingen in alle officiële talen van de Europese Unie verzorgen. Zo ontvangen wij in Letland informatie van dit kanaal in het Russisch, maar is er geen informatie beschikbaar in het Lets, de officiële taal. Onafhankelijke journalistiek heeft een bijzondere rol. Ik stel ook voor dat we een overkoepelende EU-wetgeving invoeren waarmee we kunnen vaststellen wat de werkelijke massamedia zijn, ook in die lidstaten waar het politieke vermogen om dit soort wetgeving in te voeren eenvoudigweg ontbreekt. Dank u.

 
  
MPphoto
 

  Emma McClarkin (ECR).(EN) Mijnheer de Voorzitter, het verslag en de resolutie over journalistiek en nieuwe media waarover we vandaag hebben gestemd had moeten gaan over de wijze waarop de nieuwe media uitdagingen voor de journalistiek creëren. In plaats daarvan is het verworden tot een wensenlijst van leden van dit Parlement die vaker over zichzelf willen lezen en willen manipuleren hoeveel er over de EU wordt geschreven. De voorstellen omvatten Europese trainingsprogramma’s voor journalisten, meer geld voor de voorlichtingsbureaus van het Parlement en nog meer geld voor het communicatiebeleid van de EU.

Ik geloof in de vrijheid van meningsuiting. Ik geloof ook in onafhankelijke, geloofwaardige journalistiek. Het dwingen en financieren van journalisten en onafhankelijke uitzendgemachtigden om over de EU te berichten om het Europese ideaal te promoten komt neer op schaamteloze propaganda, en daarom heb ik tegen dit verslag en deze resolutie gestemd. Om redenen van ijdelheid is een kans gemist om te onderzoeken hoe de sociale media kunnen worden gebruikt om de betrokkenheid bij de democratie te bevorderen.

 
  
  

Schriftelijke stemverklaringen

 
  
  

Verslag-Geringer de Oedenberg (A7-0222/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE), schriftelijk.(FR) Ik heb mijn stem gegeven aan het verslag van mijn Poolse collega, mevrouw Geringer de Oedenberg, over het voorstel tot codificatie van de van oktober 1968 daterende verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie, die is gewijzigd in 1968, 1976, 1992 en tweemaal in 2004. In april 1987 heeft de Commissie haar diensten opgedragen over te gaan tot de codificatie van besluiten uiterlijk nadat zij voor de tiende maal zijn gewijzigd, en zij heeft er daarbij op gewezen dat dit een minimumregel is, omdat ter wille van de duidelijkheid en het juiste begrip van de wetgeving haar diensten zouden moeten trachten de teksten waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen, met kortere tussenpozen te codificeren. Hoewel er in het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 een versnelde werkmethode is vastgesteld, is er helaas toch sprake van vertragingen bij de codificatie van Europese wetteksten. Deze vertragingen treffen zowel onze burgers als de lidstaten, met name overheidsdiensten, de magistratuur, rechtenstudenten en professoren, enzovoort. Veel te veel bepalingen zijn herhaaldelijk gewijzigd en staan nu overal verspreid in de oorspronkelijke tekst en de daaropvolgende wijzigingsbesluiten.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. – (IT) Ik draag altijd al mijn intergouvernementele en territoriale visie van het Europese beleid uit en ben onvermoeibaar in het verdedigen van het subsidiariteitsbeginsel, en ik verzet me ten zeerste tegen de hoge bureaucratische en administratieve lasten die lidstaten, burgers en ondernemingen vaak door de EU krijgen opgelegd.

Ik kan dus niet anders dan voor het verslag van mevrouw Geringer de Oedenberg stemmen. Het haalt het belang van “beter wetgeven” aan, Deels kan dit worden bereikt door het effect van juridische procedures grondiger te beoordelen voordat het ontwerp van een bepaald besluit wordt gepresenteerd als een officieel wetgevingsvoorstel van de Commissie.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. (LT) Dit nieuwe voorstel bevat een codificering van Verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap. In dit voorstel blijft de inhoud van de gecodificeerde wettelijke bepalingen behouden en wordt gestreefd naar verduidelijking ten aanzien van de toepassing van wettelijke normen inzake vrij verkeer van werknemers. De Europese Unie moet een lange termijndoelstelling verwezenlijken en vrij verkeer van werknemers in alle lidstaten waarborgen. Het recht van bewegingsvrijheid en het recht om werk te vinden in de lidstaten moeten alle werknemers worden verleend.

De Europese Unie moet ervoor zorgen dat de mobiliteit van arbeidskrachten transparanter is en werknemers helpen om hun levensomstandigheden te verbeteren en om voet aan de grond te krijgen in de samenleving. Daarom behoort discriminatie op grond van nationaliteit en arbeidsvoorwaarden volledig te worden uitgebannen. Er moet een betere samenwerking komen tussen de lidstaten met betrekking tot het instellen van flexibelere arbeidsvoorwaarden.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Het vrije verkeer van werknemers is een fundamenteel recht en een middel om mensen meer mogelijkheden te geven om hun levensomstandigheden en arbeidsvoorwaarden te verbeteren. Dit recht wordt in alle lidstaten toegekend aan permanente werknemers, seizoensarbeiders, grensarbeiders en werknemers die arbeid in dienstverlening verrichten. Ik steun deze resolutie vanwege de bijdrage die zij levert aan de werkzaamheden van de diensten voor arbeidsvoorziening ten behoeve van de onderdanen van andere lidstaten, aan gelijke behandeling en aan het recht op toelating tot het algemeen onderwijs, het leerlingenstelsel en de beroepsopleiding voor kinderen van onderdanen van een lidstaat die werken, of hebben gewerkt, in een andere lidstaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. (PT) Deze nieuwe verordening vervangt de verordening van 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers, evenals de verschillende wetsteksten die er later in opgenomen zijn. We hebben hier te maken met een voorstel tot codificatie waaraan volgens het advies van de adviesgroep bestaande uit de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie geen enkele inhoudelijke wijziging is toegevoegd. Ik heb geen enkele twijfel om steun te verlenen aan dit initiatief dat tot doel heeft de wetgeving van de Unie – die vaak gewijzigd is en versnipperd over verschillende wetten – te vereenvoudigen en te verduidelijken. Alleen op deze wijze kunnen we zorgen voor meer transparantie van de wetgeving van de Unie. Dat maakt die wetgeving toegankelijker en inzichtelijker voor de gewone burger, die nieuwe kansen krijgt om gebruik te maken van de specifieke rechten die hem zijn toegekend. Op die manier bevorderen we het Europa van de burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd. Het bevat namelijk waarborgen zodat de onderdanen van een lidstaat die werken in een andere lidstaat op het vlak van arbeidsvoorwaarden – met name beloning, ontslag en re-integratie op de arbeidsmarkt – recht hebben op dezelfde behandeling als de nationale werknemers.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Deze resolutie beperkt zich louter tot de codificatie van de bestaande teksten betreffende het vrije verkeer van werknemers van de Europee Unie zonder er inhoudelijke wijzigingen aan toe te voegen. Daarom heb ik voor het voorstel gestemd. Toch wil ik er op wijzen dat dit vrije verkeer meer politieke integratie vereist. Alleen een nieuw concept van sociale rechten in de Europese Unie, waarmee elke Europese burger verzekerd is van sociale minimumrechten, zal vrij verkeer van werknemers mogelijk maken zonder sociale problemen of sociale dumping.

Ik meen dat een dergelijke vorm van vrij verkeer het noodzakelijk maakt op het niveau van de Europese Unie minimumregels in te voeren op het vlak van gezondheidszorg, onderwijs en minimumpensioenen. Dergelijke minimumregels voor sociale rechten zullen zorgen voor meer homogeniteit op het gebied van de arbeidsvoorwaarden daar zij zullen functioneren als regulator voor het verplaatsen van bedrijven die werken met handarbeiders.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik verwelkom dit verslag, waarin terecht wordt gewezen op het belang van Zwitserland en de Europese Economische Ruimte (EER) voor de handel van de EU. In het verslag wordt expliciet verklaard dat de redenen voor de bijzondere aard van de betrekkingen tussen Zwitserland en de EU door dit Huis volledig in acht worden genomen. Ik zou verder willen gaan en willen aandringen op volledig respect voor de burgers van alle vier de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) bij het nemen van besluiten over de betrekkingen van hun eigen landen met de EU. Een gebied van wederzijds belang voor de EU en de landen van de EVA dat buiten de werkingssfeer van de interne markt valt is dat van de visserij. In de afgelopen maanden heeft IJsland eenzijdig quota voor de makreelbestanden vastgesteld die de duurzaamheid van die bestanden in gevaar kunnen brengen. Hoewel ik sterk voorstander ben van het concept van nationale controle over de eigen visgronden, moet dit concept functioneren op basis van regionale samenwerking en het internationaal recht. Ik dring er bij de regering van IJsland op aan om aan één tafel te gaan zitten met de buurlanden van IJsland om een voor alle partijen bevredigende en verantwoordelijke oplossing voor deze situatie te vinden.

 
  
MPphoto
 
 

  Alan Kelly (S&D), schriftelijk. (EN) Met deze procedure wordt het vrije verkeer van werknemers in de Gemeenschap, een van de belangrijkste wapenfeiten van de Europese Unie, behouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Het vrije verkeer van werknemers in de Europese Unie is één van de belangrijkste doelstellingen van alle lidstaten en tevens een stimulans voor de ontwikkeling van de economie van alle EU-landen. Er mag derhalve geen enkele vorm van discriminatie bestaan en daarom is het erg belangrijk dat alle bepalingen die moeten zorgen voor het realiseren van dat doel perfect geformuleerd en gecodificeerd zijn. De goedkeuring van deze verordening maakt het mogelijk alle lidstaten richtsnoeren te geven voor de coördinatie van hun werkgelegenheidsbeleid. Om die reden heb ik het voorstel gesteund.

 
  
MPphoto
 
 

  Alajos Mészáros (PPE), schriftelijk. – (HU) De Europese Commissie hecht groot belang aan het vereenvoudigen en transparanter maken van de Europese wetgeving zodat deze gemakkelijk en eenvoudig toegankelijk worden voor de onderdanen van de lidstaten. Dit doel kan echter niet worden verwezenlijkt zolang we verscheidene grondig gewijzigde bepalingen slechts her en der verspreid kunnen terugvinden. In een aantal gevallen is zelfs uitgebreid onderzoek nodig om vast te stellen welke verordeningen van kracht zijn. Aangezien ook de resolutie van de Raad over werken binnen de Europese Unie al meermalen is gewijzigd, moest deze tekst ook worden gecodificeerd. Ik acht het van belang dat we dergelijke en soortgelijke EU-wetgeving zo snel mogelijk onder één noemer kunnen brengen. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Franz Obermayr (NI), schriftelijk.(DE) De toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie heeft te vroeg plaatsgevonden. De grote sociaaleconomische verschillen tussen de oude en de nieuwe lidstaten, met name wat Bulgarije en Roemenië betreft, leiden binnen de EU tot een massale arbeidsmigratie van oost naar west. Dat kan in dit geval niet gerechtvaardigd worden door een beroep te doen op het vrije verkeer van werknemers, aangezien de verschillen dermate groot zijn dat dit in de oude lidstaten loondumping en integratieproblemen op de arbeidsmarkt veroorzaakt. Daarom heb ik tegen het onderhavige verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voorgestemd daar het om een zeer belangrijke materie gaat, met name nu het debat gevoerd wordt over de mobiliteit van Roma-burgers in de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE), schriftelijk. − (CS) Ik heb voor de verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het vrije verkeer van werknemers binnen de EU gestemd, en dit in de versie waarin rekening gehouden is met de juridische bezwaren van het Europees Parlement. Met de goedkeuring in reeds de eerste lezing wordt deze verordening eerder van kracht, hetgeen van erg belangrijk is. Ik moet echter constateren dat een aantal lidstaten nog altijd uiteenlopende obstakels opwerpt voor het vrije verkeer van personen binnen de EU, op uiteenlopend niveau en onder verschillende voorwendselen, en dat zij aldus bezondigen aan schending van het Verdrag inzake de werking van de EU. Ik wil hier nog wijzen op de volledig ongegronde en ronduit schandalige behandeling van Tsjechische automobilisten door de Duitse politie in de grensstreek. De vergadering gisteren van vertegenwoordigers van de politieorganisaties van beide landen heeft maar weinig opgeleverd en eindigde bovendien in een mondelinge schermutseling die ook nog eens breed uitgemeten is in de media. Ik verzoek de Commissie om zich nu eindelijk eens serieus met deze kwestie bezig te houden.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Dit was een vrij technisch, maar niet controversieel verslag. Daarom hebben wij, de Groenen, het gesteund.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk.(EN) Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag, dat het vrije verkeer van werknemers in de EU zal beschermen. De interne markt steunt op geschoolde werknemers die zich zonder belemmeringen tussen de lidstaten kunnen verplaatsen, reden waarom ik voor dit verslag heb gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. (PT) De vereenvoudiging en verduidelijking van de Europese wetgeving is uiterst belangrijk om de regels inzichtelijker en toegankelijker te maken voor de burgers. Sneller begrip van de regels geeft de burgers de mogelijkheid hun rechten beter te kennen waardoor nieuwe kansen ontstaan.

De codificatie van versnipperde bepalingen die frequent gewijzigd worden is noodzakelijk om te kunnen zorgen voor duidelijkheid en transparantie van de Europese wetgeving en die wetgeving dichter bij de burgers te kunnen brengen.

Die codificatie is nog belangrijker op het terrein van het vrije verkeer van werknemers. Het vrije verkeer van werknemers is het favoriete podium geworden van de Europese integratie. De burgers van de lidstaten hebben er nieuwe kansen door gekregen daar ze het recht hebben vrij in een andere lidstaat te gaan werken. Ze genieten daar gelijke behandeling, terwijl elke vorm van discriminatie verboden is.

 
  
MPphoto
 
 

  Silvia-Adriana Ţicău (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb gestemd voor het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vrije verkeer voor werknemers binnen de Unie, omdat ik van mening ben dat vrij verkeer een grondbeginsel van de EU en van de interne markt is. Ik verzoek de Europese Commissie en de Raad om deze gelegenheid aan te grijpen en deze verordening vast te stellen, en ik vraag de lidstaten om de huidige obstakels waarmee Roemeense en Bulgaarse werknemers te maken hebben, weg te nemen. De huidige obstakels die het vrije verkeer verhinderen van werkenden uit lidstaten die na 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden, beperken de rechten van burgers in deze landen. Ze kunnen ook leiden tot zwart werk en sociale dumping. Wanneer deze obstakels worden weggenomen, beschermt dat zowel migrerende werknemers als lokale werkenden. Wanneer deze doelstelling wordt verwezenlijkt, worden ook bescherming en respect voor de grondbeginselen van de EU gewaarborgd. Ik hoop dat zowel de Commissie als de lidstaten blijk zullen geven van de benodigde politieke wil.

 
  
MPphoto
 
 

  Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. (LT) Dames en heren, vrij verkeer is een grondrecht van werknemers en hun gezinnen. In dit verslag wordt opgemerkt dat het verkeer van werknemers in de Europese Unie een van de middelen moet zijn waarmee EU-burgers hun levens en arbeidsomstandigheden kunnen verbeteren. Het is zowel een kwestie van vrijheid als van menselijke waardigheid. Wat dat betreft had de toetreding tot de EU een enorm effect op mijn land, Litouwen. Met uitzondering van enkele landen zijn wij vrij om in elke EU-lidstaat te werken.

Nu zitten we in het gouden tijdperk van de luchtvaartmaatschappij Ryanair, die het gemakkelijker maakt te reizen. Mensen kunnen vanaf de drie grootste luchthavens in Litouwen naar veertig Europese steden vliegen. Dit is zowel een zegen als een vloek. De vrees bestaat dat Litouwen door de constante migratie met een kennisvlucht wordt geconfronteerd. Bijna 60 000 Litouwers wonen in het Verenigd Koninkrijk, terwijl dat er in 2001 minder dan 5 000 waren.

Ongeveer 90 000 Litouwers wonen in Ierland. Wij zijn een kleine natie en nadat we hun onderwijs hebben gegeven en in hun studies hebben geïnvesteerd, raken we nu onze meest actieve mensen – twintigers en dertigers – kwijt. Wij, Litouwen en sommige EU-lidstaten, moeten meer ons best doen om deze gevaarlijke tendens te stuiten.

 
  
  

Verslag-Binev (A7-0212/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Antoniozzi (PPE), schriftelijk.(IT) Zoals het verslag in kwestie duidelijk stelt, is vervalsing van de euromunt een reëel en aanzienlijk gevaar.

Juist daarom kan het aannemen van een specifiek reglement bijdragen aan het aanzienlijk verminderen van de circulatie van valse euromunten, middels de toepassing van gemeenschappelijke procedures voor de echtheidscontrole van euromunten die in omloop zijn, en van mechanismen voor het overheidstoezicht op deze procedures. Daarom heb ik voor het verslag van de heer Binev gestemd, en ik dank hem voor zijn werk.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) In dit voorstel voor een verordening worden de maatregelen vastgesteld die noodzakelijk zijn om de euro te beschermen tegen valsemunterij. Deze maatregelen houden onder andere in dat kredietinstellingen en bepaalde andere economische instanties, zoals firma’s voor geldtransport, de verplichting krijgen om alle ontvangen eurobankbiljetten en –muntstukken op hun echtheid te controleren voordat ze opnieuw in omloop worden gebracht, en te zorgen voor het detecteren van vervalsingen. Doordat er evenwel geen verplicht gemeenschappelijk kader voor de echtheidscontrole van munten bestaat, lopen de werkwijzen in de lidstaten uiteen, waardoor de munteenheid niet dezelfde bescherming geniet in de gehele Unie. Als rapporteur voor mijn fractie heb ik mij in nauwe samenwerking met de heer Binev beziggehouden met dit voorstel voor een verordening. Net als de heer Binev steun ik het voorstel van de Europese Commissie en heb ik dienovereenkomstig gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Mechanismen en een wetgevend kader die ervoor zorgen dat alle in omloop zijnde munten een echtheidscontrole hebben ondergaan door de bevoegde autoriteiten is essentieel om de financiële instellingen en markten tegen fraude te beschermen. Anderzijds dient het garanderen van de geldigheid en de circulatie van de munten op adequate wijze te geschieden en daarvoor is het nationale niveau de aangewezen plek. Met het oog daarop is de invoering van bindende regels belangrijk, waardoor de toepassing van procedures voor de echtheidscontrole van de euro en het toezicht daarop geharmoniseerd worden. Met deze taken moeten beroepsmensen belast worden die daarvoor een degelijke opleiding hebben gehad en gespecialiseerd zijn in de materie zodat de procedures op doeltreffende wijze kunnen verlopen. Bovendien acht ik deze harmonisering van fundamenteel belang om het vertrouwen in de eurozone van de consumenten en van de hele markt te vergroten.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) De vervalsing van euromunten is een belangrijk gevaar, vooral voor de hoogste muntwaarden. Het ontbreken van een verplicht gemeenschappelijk kader voor de echtheidscontrole van munten kan een hinderpaal vormen voor de bescherming van de munten. De zojuist goedgekeurde verordening is een bindend rechtsinstrument waarmee een gemeenschappelijke methode voor de echtheidscontrole van euromunten tot stand kan komen. Een van de voornaamste doelstellingen van de verordening is waarborgen dat de instellingen ervoor zorgen dat de munten die opnieuw in omloop worden gebracht op echtheid zijn gecontroleerd. De echtheid moet worden vastgesteld met de muntsorteermachines die zijn opgenomen in de lijst in artikel 5, lid 3, of door degelijk opgeleid personeel volgens door de lidstaten vast te stellen methoden. Aangezien de vaststelling van de echtheid van euromunten onvermijdelijk kosten met zich meebrengt voor de instellingen die ermee belast zijn (kredietinstellingen en een aantal andere instanties, zoals firma’s voor geldtransport), stel ik voor deze instellingen het recht te geven om behandelingskosten aan te rekenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) De strijd tegen de vervalsing van eurobiljetten en euromunten en de procedures voor de echtheidscontrole van euromunten zijn redenen om het voorstel goed te keuren zodat er een gemeenschappelijk bindend kader komt voor de echtheidscontrole van de munten. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Claudio Morganti (EFD), schriftelijk.(IT) Het verslag gaat over het probleem van de circulatie van valse euromunten.

Tot nu toe hadden de lidstaten verschillende werkwijzen voor het uit omloop nemen van valse euromunten. Tegen die achtergrond wil het voorstel ervoor zorgen dat er in heel de eurozone gemeenschappelijke procedures voor de echtheidscontrole zijn van de euromunten die zich in omloop bevinden, en mechanismen voor overheidstoezicht op de procedures. Ik heb vóór gestemd omdat ik geloof dat het essentieel is dat de procedures in heel Europa eenvormig zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk.(IT) Als lid van de Commissie economische en monetaire zaken heb ik actief deelgenomen aan het wetgevende proces van dit verslag, dat ik steun, en dat proces ook actief gevolgd.

Een brede eenvormigheid van in Europa gebruikte systemen ter bestrijding van valsemunterij is meer dan wenselijk, vooral nu er al een uitstekende beschermingsgraad in de strijd tegen de vervalsing van biljetten is bereikt. Het voorstel dat we zo dadelijk gaan goedkeuren maakt het mogelijk om de stroom en hoeveelheid valse euromunten te controleren en te monitoren in de verschillende lidstaten die nog geen gelijkgeschakelde systemen hebben die in dat opzicht veilig genoeg zijn. We moeten het probleem van vervalsing namelijk krachtig bestrijden met doeltreffende en uiterst moderne instrumenten om grote schade voor onze burgers, voor onze mensen die in de commercie werken en, uiteindelijk, voor de begrotingen van onze landen te vermijden.

 
  
MPphoto
 
 

  Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk.(IT) Vervalsing van euromunten is een aanzienlijk gevaar, vooral voor de hoogste muntwaarden.

Dat er geen verplicht gemeenschappelijk kader voor de echtheidscontrole van munten bestaat, vormt in sommige lidstaten een beletsel voor de geldinstituten om actief valse euromunten op te sporen, zodat de munteenheid niet in heel de Europese Unie dezelfde bescherming krijgt.

De voorgestelde verordening is een bindend rechtsinstrument dat nu noodzakelijk is geworden om een gemeenschappelijke methode voor de echtheidscontrole van euromunten door de geldinstituten en het toezicht door de lidstaten in te stellen. Tegen die achtergrond wil het voorstel ervoor zorgen dat er in heel de eurozone gemeenschappelijke procedures zijn die het toezicht verbeteren en de vervalsing van euromunten uitroeit.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk.(IT) Alle vervalste of voor circulatie ongeschikte euromunten moeten uit de omloop worden genomen en ingeleverd bij de bevoegde nationale autoriteiten, zodat ze kunnen worden vernietigd.

We hebben voor het verslag gestemd, ondanks het feit dat de tekst geen maatregelen bevat ter bescherming van burgers die in goed vertrouwen vals geld bezitten, en dat geld uit de omloop zien worden genomen door hun eigen bank wanneer ze het daar deponeren. Het zijn vaak oudere mensen die worden opgelicht door mensen die vals geld in omloop brengen, en daarom moeten we een systeem vinden dat op zijn minst een deel van het geld dat gedupeerden moeten inleveren vergoedt. Er zijn ook strengere maatregelen nodig tegen degenen die euromunten vervalsen en in omloop brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk.(EN) Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag, waarin gemeenschappelijke maatregelen worden vastgesteld voor een doelmatige bestrijding van valsemunterij in de landen van de eurozone. Er bestaan op dit moment geen geharmoniseerde regels voor de echtheidsverklaring van euromunten en de intrekking van munten die ongeschikt zijn voor circulatie. Dergelijke regels zullen helpen om consumenten te beschermen tegen valse munten, reden waarom ik voor dit verslag heb gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Iva Zanicchi (PPE), schriftelijk.(IT) Mijnheer de Voorzitter, ik stem voor het verslag van de heer Binev, dat ervoor wil zorgen dat er gemeenschappelijke procedures komen voor zowel de echtheidscontrole van vals geld als de controle van euromunten die ongeschikt zijn voor circulatie.

Op dit moment zijn banken en instellingen die deelnemen aan de verstrekking van geld verplicht om de biljetten en de muntenstukken die ze ontvangen te controleren op hun echtheid, voordat ze opnieuw in omloop worden gebracht. Wanneer ze valse euromunten vinden, moeten ze die uit de omloop nemen. Maar de werkwijzen voor het detecteren van vals geld lopen in de verschillende landen van de Europese Unie uiteen. Ik geloof daarom dat het juist is om dit initiatief, dat een eenvormige bescherming van de munteenheid in de gehele eurozone wil waarborgen, te steunen.

 
  
  

Verslag-Winkler (A7-0242/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Antoniozzi (PPE), schriftelijk.(IT) Ik ben voor het toekennen van macrofinanciële bijstand aan de Republiek Moldavië omdat het een van de landen is die het meest zijn getroffen door de gevolgen van de mondiale economische crisis. Zoals uit de tekst blijkt zal deze maatregel namelijk bijdragen aan het dekken van de externe financieringsbehoefte van het land in 2010 en 2011, maar de maatregel zal vooral de hervormingsdynamiek versterken door het economische programma van de regering en haar streven naar integratie met de EU te ondersteunen. Dank u wel.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik steun dit voorstel ter verlening van macrofinanciële bijstand aan de republiek Moldavië. Moldavië is een van de landen van het oostelijk partnerschap die het zwaarst door de wereldwijde crisis zijn getroffen. De productie is ernstig gedaald, de fiscale positie verslechterd en er is een toenemende behoefte aan externe financiering. Ik meen dat, indien op tijd verleend, de bijstand het land zal helpen de gevolgen van de financiële crisis sneller en effectiever aan te pakken en dat de betalingsbalans en begrotingsbehoeften erdoor zullen worden verlicht.

Er zullen ook omstandigheden worden geschapen om de in het land doorgevoerde hervormingen te versterken – door ondersteuning van het economische stabiliseringsprogramma van de overheid en van haar inspanningen op het gebied van Europese integratie. Om de effectiviteit en transparantie van de verleende ondersteuning te waarborgen, is het echter noodzakelijk de controlerende en toezichthoudende rol van de Europese Commissie op dit gebied te versterken.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. – (RO) De wereldwijde economische crisis heeft grote gevolgen gehad voor de economie van de Republiek Moldavië. Dit land heeft een van de laagste inkomens per hoofd van de bevolking van de landen van het oostelijke partnerschap van de Europese Unie. Aangezien de EU zich heeft verbonden om de landen van het oostelijk partnerschap te steunen, en aangezien de nieuwe regering in de Republiek Moldavië zich duidelijk ontvankelijk heeft getoond voor de Europese Unie, denk ik dat de toekenning van macrofinanciële bijstand aan de Republiek Moldavië in de vorm van een gift ten belope van ten hoogste 90 miljoen euro een initiatief is dat meer dan noodzakelijk is.

Ik moet hier vermelden dat de voorgestelde bijstand bijzonder nuttig is, aangezien de precaire economische situatie van Moldavië nog is verergerd door de ernstige overstromingen die het land deze zomer hebben getroffen. Het is belangrijk te vermelden dat in april de intergouvernementele overeenkomst is ondertekend, en dat Roemenië op basis daarvan heeft aangeboden de Republiek Moldavië niet terug te betalen financiële bijstand te verlenen ten belope van 100 miljoen euro, die is geoormerkt voor ondersteuning van de infrastructuur van de Republiek Moldavië. Ik sluit af met te zeggen dat de financiële steun van de EU zal worden gebruikt om de Republiek Moldavië verder te helpen op de weg van politieke en economische integratie in de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk.(IT) Ik heb om een concrete en praktische reden tegen dit verslag gestemd. Ik kan me in principe wel vinden in het idee de Republiek Moldavië bijstand te verlenen, omdat het verlenen van bijstand aan landen die dichtbij Europa liggen ons ook kan helpen om problemen te voorkomen die te wijten zijn aan armoede en aan de daaruit voortvloeiende immigratie, dat ons continent overspoelt. Ik stem echter om twee redenen tegen het voorstel. Ten eerste heb ik grote twijfels over het concrete en serieuze gebruik van het geld dat door de EU beschikbaar zou worden gesteld. De woorden en geruststellingen van de Moldavische autoriteiten zijn mooi, maar we weten dat dit land in toenemende mate wordt geteisterd door corruptie en ook vandaag de dag nog een zeer ouderwets financieel-economisch systeem heeft. Daarom is er geen enkele geloofwaardige garantie dat er verstandig en serieus met het Europese geld zal worden omgegaan. Ten tweede: zelfs als we voldoende garanties zouden hebben dat het geld goed zou worden gebruikt, dan zou het voorgestelde bedrag hoe dan ook ontoereikend zijn. Ik zie niet hoe de negentig miljoen euro die in het verslag wordt genoemd een land werkelijk kan helpen om de weg van modernisering en economische en politieke vernieuwing in te slaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) De Republiek Moldavië is een van de Europese staten die het zwaarst is getroffen door de economische crisis. De autoriteiten in Chişinău hebben bovendien al ruim een jaar te maken met politieke onzekerheid, die de gevolgen van de economische crisis alleen maar kan verergeren, niet alleen voor de bevolking, maar ook voor de overheidsfinanciën. De toekenning van een gift aan Moldavië ten belope van circa 90 miljoen euro, die uitsluitend bestemd is om de budgettaire en betalingsbalansbehoefte te lenigen en op de bestedeling waarvan toezicht zal worden uitgeoefend, zal Moldavië helpen om de door het IMF gestelde macro-economische doelen te halen, terwijl zij op de middellange en lange termijn de geloofwaardigheid van het land op de mondiale financiële markten zal vergroten.

Ik verwelkom het feit dat het Parlement en de Commissie controlemechanismen gaan opleggen, teneinde te waarborgen dat de gift van de EU op de beoogde plaats terechtkomt. Moldavië verkeert in een moeilijke politieke situatie en het land zou in de verleiding kunnen komen om enkele populistische politieke gebaren te maken met het oog op de aanstaande vervroegde verkiezingen. Ik verwelkom ook de verzekeringen van premier Filat en zijn vastbeslotenheid om zijn verplichtingen na te komen, wat alleen maar een positief effect zal hebben op de economie van Moldavië. Moldavië heeft behoefte aan blijken van goede wil van de internationale gemeenschap, want het land maakt moeilijke tijden door. Het is in het belang van de Europese Unie om Moldavië de hand te reiken, zodat de Unie aan haar oostgrens een economisch en politiek stabiele staat krijgt.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk.(EL) Ik heb mij van stemming onthouden over het verslag inzake de toekenning van financiële bijstand aan Moldavië, ondanks het feit dat ik geloof dat de EU financiële bijstand moet verlenen zodat Moldavië aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen. De terbeschikkingstelling van de bijstand is helaas echter gekoppeld aan de voorwaarden die het IMF aan dit land stelt. Het feit dat de EU het verlenen van financiële bijstand verbindt aan de noodzaak van dit land om zich te onderwerpen aan beleid dat het IMF dicteert, is ethisch en politiek onaanvaardbaar. In Griekenland, evenals in andere landen waar het IMF is geweest of nog steeds aanwezig is, zien wij de desastreuze gevolgen ervan, en daartegen verzetten wij ons.

 
  
MPphoto
 
 

  George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb gestemd voor de ontwerpwetgevingsresolutie van het Europees Parlement over de toekenning van macrofinanciële bijstand aan de Republiek Moldavië. Als schaduwrapporteur voor mijn politieke fractie heb ik verzocht om zo snel mogelijk financiële hulp te verlenen ten belope van maximaal 90 miljoen euro. De Republiek Moldavië, een land dat betrokken is bij het oostelijk partnerschap, is zwaar getroffen door de financiële en economische crisis. Tegelijkertijd heeft het land belangrijke politieke hervormingen ondernomen, die moeten worden geconsolideerd en gepaard moeten gaan van de praktische toepassing van Europese normen. Ik beschouw de toekenning van deze financiële steun daarom als een manier om het tempo van het hervormingsproces te vergroten.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Gezien de effecten van de huidige economische en financiële crisis in Moldavië en het pad richting convergentie met de Unie dat dit land probeert af te leggen meen ik dat de keuze van Europa om het land macrofinanciële bijstand te verlenen terecht is. Solidariteit met de landen die vallen onder het Europees nabuurschapsbeleid mag echter niet betekenen dat de controle van de Europese Unie op het gebruik van de verleende hulp minder degelijk wordt en moet leiden tot het nemen van verantwoordelijkheid door de lagere overheden die bevoegd zijn voor het goed beheer van de steun.

Zonder deze strikte begeleiding zou de hulp nergens toe dienen en zelfs averechts kunnen werken in landen als Moldavië die hun instellingen proberen te stabiliseren en de democratie en de rechtsstaat te versterken.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De voorgestelde macrofinanciële bijstand aan Moldavië is geen echte en onbaatzuchtige hulp. Integendeel zelfs, deze bijstand valt onder de voorwaarden en het toezicht van het Internationaal Monetair Fonds (IMF), zoals geformuleerd in de basisbeginselen en de doelstellingen van het Memorandum van economisch en financieel beleid. Ik noem ontslagen en personeelsstop bij de overheid; maatregelen die de arbeidsverhoudingen kwetsbaarder maken en de rechten van werknemers beknotten; verhoging van de pensioenleeftijd; hogere energieprijzen; privatiseringen; bevriezing van de ambtenarensalarissen; minder steun voor boeren; verhoging van de directe en indirecte belastingen; sluiting van scholen; universiteiten afhankelijk maken van private financiering; en deregulering en meer liberalisering van binnenlandse en buitenlandse investeringen.

Dat zijn voor ons redenen te over om geen steun te verlenen aan deze toekenning van macrofinanciële bijstand aan Moldavië. Dit pakket maatregelen versterkt nog eens de verarming van een land en zijn volk dat al tot de armste van de hele regio behoort. We kunnen stellen dat met deze harde aanval op de rechten van het Moldavische volk door “vrienden” als de EU en het IMF, dat volk geen vijanden meer nodig heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  Filip Kaczmarek (PPE), schriftelijk. − (PL) Ik heb gestemd voor het verslag over de toekenning van macrofinanciële bijstand aan de Republiek Moldavië. Dit is een belangrijke kwestie, aangezien die een belangrijke invloed kan hebben op de Europese toekomst van dit land. Vorige week heeft de Poolse president Bronisław Komorowski tijdens een bezoek aan het Europees Parlement gezegd dat de samenwerking met Moldavië een prioriteit voor onze buitenlandse politiek zou moeten worden.

Een groot aantal leden van het Parlement waren nogal verbaasd over deze verklaring. Moldavië is nochtans een Europees land, dat ooit lid van de Europese Unie kan worden. Daarom loont het om ermee samen te werken en ideeën over de toekomst van dit land ernstig te nemen. Ik hoop dat er spoedig een einde komt aan de huidige constitutionele crisis in Moldavië en dat nieuwe verkiezingen een parlement zullen aanstellen dat in staat is om historische veranderingen door te voeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk.(DE) De Europese Unie onderhoudt goede politieke en economische betrekkingen met de Republiek Moldavië en het is belangrijk om deze betrekkingen in stand te houden en uit te breiden. Dat is de reden dat wij onze ondubbelzinnige goedkeuring moeten geven aan het verstrekken van macrofinanciële bijstand aan de Republiek Moldavië, een land dat zwaar door de economische crisis is getroffen. Aan het geld dat door de EU is toegezegd, zijn duidelijke voorwaarden verbonden zodat het op de juiste plaatsen terechtkomt. In combinatie met de financiering van het IMF, zal die financiële bijstand een bijdrage leveren aan het stabiliseren van de nationale begroting van Moldavië. Tevens zal dit een positief effect hebben op de onderhandelingen over een Associatieovereenkomst met dat land. Ik steun dit pakket aan macrofinanciële bijstand omdat het een bijdrage levert aan het versterken van de politieke en economische banden en omdat het uiteindelijk niet alleen tot voordeel van Moldavië, maar van de hele EU zal strekken.

 
  
MPphoto
 
 

  Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. – (RO) De economie van de Republiek Moldavië is zwaar getroffen door de wereldwijde financiële crisis, zoals blijkt uit de verslechtering van haar begrotingssituatie en haar toenemende externe financieringsbehoefte. Vanwege de achteruitgang van de economische situatie heeft de Republiek Moldavië de Europese Unie om macrofinanciële bijstand gevraagd. Ik heb gestemd voor toekenning van deze bijstand, omdat ik van mening ben dat de Europese Unie, tezamen met het Internationaal Monetair Fonds, de Wereldbank en andere internationale instellingen, betrokken moet zijn bij de verlichting van de moeilijke situatie waarin de Republiek Moldavië verkeert. Deze hulp zal de regering in Chişinău passende steun bieden op het punt van de financiering van het betalingsbalanstekort en andere begrotingsbehoeften. Tegelijkertijd zal deze maatregel de bilaterale betrekkingen tussen deze staat en de Europese Unie versterken en de EU de mogelijkheid geven om haar solidariteit te tonen met een staat die partner is in het oostelijk partnerschap.

 
  
MPphoto
 
 

  Iosif Matula (PPE), schriftelijk.(RO) Ik heb voor het verslag van onze collega Iuliu Winkler gestemd, omdat ik voorstander ben van het verlenen van macro-economische bijstand aan de republiek Moldavië, bedoeld om dit land te helpen bij het bestrijden van de economische crisis. De Europese Commissie stelt voor 90 miljoen euro te schenken, in ten minste drie gifttranches. Deze EU-gift is een aanvulling op de steun van het IMF en de Wereldbank waar Moldavië om heeft gevraagd. Europese macro-financiële steun is bedoeld om de hervormingsdynamiek in de Republiek Moldavië te versterken door het economische programma van de regering en het regeringsstreven naar integratie met de EU te ondersteunen.

De Alliantie voor Europese Integratie, onder voorzitterschap van de zittende president Mihai Ghimpu en de eerste minister Vlad Filat, heeft de beloften om democratische hervormingen door te voeren en Europese normen te implementeren herhaald. Als lid van het Europees Parlement en als Roemeen ben ik ervan overtuigd dat het in het belang van de gehele Europese Unie is langs de oostgrenzen stabiele, welvarende en bevriende buurlanden te hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Het proces van stabilisering en herstel van de Moldavische economie wordt financieel gesteund door het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Gezien de verslechterende economische vooruitzichten heeft Moldavië de Unie om macrofinanciële bijstand verzocht. Het programma voor macrofinanciële bijstand is heel belangrijk om het financieel evenwicht te herstellen in Europese landen die getroffen zijn door de recente mondiale crisis en te lijden hebben gehad van de effecten van de crisis op hun belangrijkste handelspartners. Het gebrek aan financieel evenwicht geldt voor de begroting en de betalingsbalans. Deze steun is belangrijk om Moldavië op een zo coherent mogelijke manier door de crisis heen te helpen. De EU dient een ruimte van solidariteit te zijn en daarom heb ik het voorstel gesteund.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk.(DE) De economie van de Republiek Moldavië is zwaar getroffen door de internationale financiële crisis getuige de dramatische daling van de economische productie, de verslechterende financiële positie en de toenemende behoefte aan externe financiering. Aangezien dit land een direct buurland van de EU is en sterke banden onderhoudt met de EU-lidstaat Roemenië, is het ook voor de Unie zelf uitermate belangrijk dat de situatie in de regio gestabiliseerd wordt en er een einde komt aan de grootschalige migratie op basis van economische motieven.

De economische stabiliteit en het herstel in de Republiek Moldavië wordt ook ondersteund met financiële bijstand van het Internationale Monetaire Fonds (IMF). De Europese Commissie dient te waarborgen dat de macrofinanciële bijstand van de Unie juridisch en inhoudelijk in overeenstemming is met de maatregelen die op de verschillende externe actiegebieden zijn genomen en met andere relevante beleidsmaatregelen van de Unie. De macrofinanciële bijstand van de Unie dient door de Commissie beheerd te worden. Om te waarborgen dat het Europees Parlement en het Economisch en Financieel Comité in staat zijn om de uitvoering van dit besluit te volgen, dient de Commissie hen periodiek te informeren over de ontwikkelingen verband houdende met die bijstand. In dat kader dient tevens de relevante documentatie overgelegd te worden. Hierdoor wordt niet alleen een correcte uitvoering van het besluit gewaarborgd, maar wordt ook op zorgvuldige wijze omgegaan met het geld van de belastingbetalers. Dat is de reden dat ik het besluit heb gesteund.

 
  
MPphoto
 
 

  Sławomir Witold Nitras (PPE), schriftelijk. − (PL) Met groot genoegen neem ik nota van de goedkeuring van het verslag van mijnheer Winkler, dat vandaag werd voorgesteld, over de macrofinanciële bijstand aan de Republiek Moldavië. Een van de fundamentele taken die wij hebben als leden van de Europese Unie is met alle mogelijke middelen die landen te helpen die onze hulp nodig hebben. Dit aspect is cruciaal, aangezien het van essentieel belang lijkt om meer aandacht te besteden aan onze partners in het oosten, waaronder ook Moldavië.

Een sterk Europa is een Europa dat met één stem spreekt, terwijl solidariteit, begrepen in een brede context, met inbegrip van economische solidariteit, een van de basisbeginselen is. Volgens mij zal een stabiele economie in Moldavië met zekerheid een belangrijke factor zijn die invloed kan hebben op de verbetering van de politieke verhoudingen in dat land.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Het beleid van de Groenen met betrekking tot macrofinanciële bijstand bestaat tot dusver in het controleren of er politieke redenen zijn waarom er geen macrofinanciële bijstand moet worden verleend. Aangezien er op dit moment geen specifieke problemen bestaan met betrekking tot de Republiek Moldavië, is er geen reden om de macrofinanciële bijstand niet te geven. Daarom hebben de Groenen vóór gestemd in de commissie en hebben we dat vandaag in de plenaire vergadering ook weer gedaan. Wij als Groenen blijven echter benadrukken dat we van de Commissie verwachten dat ze eindelijk een kader voor haar beleid inzake macrofinanciële bijstand ontwerpt.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk.(IT) We zijn zeer sceptisch over het feit dat Europa het op zich neemt om financiële bijstand te verlenen aan landen buiten de EU.

Het is één ding om actie te ondernemen volgens het motto dat de Lega Nord zo aanstaat – ‘Laten we mensen in hun eigen huis helpen’ – met projecten die zijn gericht op het helpen van bevolkingen door humanitaire interventies, op het bestrijden van armoede en op het financieren van projecten om kinderen te beschermen; iets anders is het verlenen van macrofinanciële bijstand aan een staat. Het is evident dat dit soort actie geen directe hulp aan de armen geeft maar aan een staatssysteem dat niet in staat is geweest om de eigen financiën te beheren. Daarom hebben we tegen gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Sonik (PPE), schriftelijk. − (PL) Steun aan een toenaderingsbeleid tussen de EU-lidstaten en Moldavië vereist de inspanning van de hele Unie. De Unie zou van Rusland moeten afdwingen dat ze Moldavië de kans geven om zelfstandig een beslissing te nemen over Transnistrië, dat integraal deel uitmaakt van deze republiek. Er moeten voorwaarden worden gecreëerd die ervoor moeten zorgen dat de EU-bijstand in deze regio op doeltreffende wijze wordt benut.

 
  
MPphoto
 
 

  Traian Ungureanu (PPE), schriftelijk. (EN) In mijn hoedanigheid van schaduwrapporteur van de PPE-Fractie voor het verslag over de associatieovereenkomst met de Republiek Moldavië verwelkom ik de aanneming, door een overweldigende meerderheid, van het macrofinanciële bijstandspakket van de EU voor de Republiek Moldavië. De pro-Europese regering van Republiek Moldavië heeft dringend behoefte aan deze bijstand, terwijl de stemming in het Europees Parlement over de EU-bijstand een krachtig signaal is voor de huidige Moldavische autoriteiten en hun inspanningen om de negatieve gevolgen van meerdere crises tegelijk te mitigeren.

Ik hoop dat de EU-bijstand voor de Europese krachten en de Europese weg van de Republiek Moldavië op deze manier meer zichtbaar voor de bevolking van de Republiek Moldavië zal worden en de boodschap zal herhalen dat de Republiek Moldavië concrete steun van de EU zal blijven ontvangen bij al haar pogingen om beter te voldoen aan EU-normen en -waarden als goed bestuur en versterking van de democratische instellingen.

Tot slot herhaal ik dat ik het betreur dat het besluitvormingsproces voor de toekenning van macrofinanciële bijstand aan de Republiek Moldavië onacceptabel lang heeft geduurd, en ik dring er bij de instellingen van de EU op aan om voort te bouwen op de ervaringen van dit jaar om dit soort vertragingen in de toekomst te voorkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Iuliu Winkler (PPE), schriftelijk. (EN) Als rapporteur voor het voorstel om de Republiek Moldavië macrofinanciële bijstand toe te kennen verwelkom ik de soepele aanneming van dit verslag in de plenaire vergadering door een relevante meerderheid, die de unanieme steun van de fracties in het Europees Parlement weerspiegelt. De Republiek Moldavië is een van de landen van het Oostelijk Partnerschap die het meest zijn getroffen door de wereldwijde crisis. De bijstand draagt bij aan het economisch herstel en komt tegemoet aan de externe financieringsbehoeften van het land. Bovendien ben ik ervan overtuigd dat de bijstand bijdraagt aan het versterken van de Moldavische hervormingen en de inspanningen van dit buurland op weg naar integratie in de EU. In overeenstemming met de belangrijkste beginselen en doelstellingen van de PPE-Fractie heb ik amendementen ingediend om de efficiëntie, de transparantie en de verantwoordingsplicht van de bijstand te vergroten, waaronder in het bijzonder die van de overheidssystemen voor het financieel beheer in de Republiek Moldavië.

In het verslag wordt bepaald dat de Commissie het Europees Parlement regelmatig moet informeren over ontwikkelingen in het beheer van de bijstand en ons daarbij de relevante documenten moet verstrekken. De stemming in de plenaire vergadering van het Europees Parlement wordt gekenmerkt door een sterke Europese geest; ik wil benadrukken dat dit verslag in de Commissie internationale handel met eenparigheid van stemmen is aangenomen. Ook wil ik de Commissie buitenlandse zaken bedanken voor de snelle aanneming van dit verslag.

 
  
  

Verslag-Hübner (A7-0232/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd dat het concurrentievermogen van de economische actoren van de Azoren beoogt te versterken en de werkgelegenheidssituatie te stabiliseren teneinde de economische nadelen van de geografische ligging van de eilanden te compenseren.

Deze tijdelijke schorsing van de rechten zal de plaatselijke economische actoren op de Azoren en Madeira in staat stellen een bepaalde hoeveelheid grondstoffen, onderdelen en eindproducten vrij van rechten in te voeren voor de visserij, landbouw, industrie en dienstensector. Nu het conjunctureel getij tegenzit zal deze maatregel het concurrentievermogen verbeteren en voor de beleggers op lange termijn een gunstiger investeringsklimaat creëren.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk.(FR) Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon speelt het Europees Parlement een rol van betekenis in het Europese wetgevingsproces. Nu dit verslag is aangenomen zal het Europees Parlement telkens in kennis worden gesteld wanneer er een voorstel ligt om de status van de gedelegeerde handelingen te wijzigen (artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie). Dit is belangrijk omdat het Parlement de mogelijkheid moet hebben om bij te dragen aan het debat over soms noodzakelijke technische aanpassingen van de lijst van goederen die vallen onder een tijdelijke opschorting van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief bij invoer van bepaalde industrieproducten in de autonome regio’s Madeira en de Azoren.

 
  
MPphoto
 
 

  Mário David (PPE), schriftelijk. (PT) Ik stem met enthousiasme voor dit verslag. In een tijd van economische crisis zijn maatregelen die een antwoord geven op specifieke problemen van de ultraperifere regio’s van de Unie bijzonder belangrijk. De geografische afstand van de autonome regio’s Madeira en de Azoren brengt aanzienlijke handelsnadelen met zich mee voor de economische actoren die daar werken. Die nadelen beïnvloeden de demografische trends, de werkgelegenheid en de economische en sociale ontwikkeling in negatieve zin.

De regionale economieën van Madeira en de Azoren zijn in sterke mate afhankelijk van het toerisme. Deze inkomstenbron is onderhevig aan grote schommelingen en wordt bepaald door vele factoren die niet gecontroleerd of beïnvloed kunnen worden door de regionale autoriteiten of de Portugese regering. Daarom heeft de economische ontwikkeling van Madeira en de Azoren onder de genoemde beperkingen te lijden.

Gezien die omstandigheden is het belang duidelijk van steun aan de economische sectoren die minder afhankelijk zijn van het toerisme zodat de schommelingen van die sector worden gecompenseerd en de regionale werkgelegenheidssituatie langs die weg wordt gestabiliseerd. Meer concreet gaat het om steun aan de plaatselijke kleine en middelgrote ondernemingen en boeren zodat er geïnvesteerd wordt in stabiele werkgelegenheid in de regio.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag over de “tijdelijke schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief bij invoer van bepaalde industrieproducten in de autonome regio’s Madeira en de Azoren” gestemd, daar het in een tijd van internationale crisis dringend noodzakelijk is het concurrentievermogen van de plaatselijke economische actoren te versterken en de werkgelegenheidssituatie in deze ultraperifere regio’s te stabiliseren.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Zoals ik al in januari heb laten weten bij de behandeling van ditzelfde onderwerp acht ik het van fundamenteel belang autonome douanerechten tijdelijk te kunnen schorsen om het concurrentievermogen van de economische actoren van de autonome Portugese regio’s Madeira en de Azoren te versterken en de werkgelegenheidssituatie op die eilanden te stabiliseren.

De goedkeuring van deze buitengewone regeling is van fundamenteel belang voor de ontwikkeling van deze autonome Portugese regio’s, die beide in sterke mate afhankelijk zijn van het toerisme en dus te kampen hebben met de schommelingen waaraan die economische sector onderhevig is. Beide regio’s worden beperkt in hun volledige economische ontwikkeling door de kenmerken van de plaatselijke economie en hun geografische ligging. In die zin is elke prikkel voor de lokale industrie een bijdrage aan de verbetering van de levensomstandigheden van de plaatselijke bevolking en een middel om werkgelegenheid te scheppen op die eilanden. Dat laatste is van essentieel belang om de bevolking daar vast te houden en gunstige ontwikkelingsvoorwaarden te creëren.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) In antwoord op het verzoek van de regionale autoriteiten van Madeira en de Azoren, zoals geformuleerd in augustus en december 2007, betreffende de invoering van een tijdelijke schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief bij invoer van bepaalde industrieproducten van 1 januari 2010 tot 31 december 2019 hecht het Parlement zijn goedkeuring aan de verordening van de Raad na toevoeging van de verplichting om het Parlement in kennis te stellen en in te lichten wanneer een gedelegeerde handeling wordt goedgekeurd of wanneer de Raad voornemens is bezwaren te formuleren.

Wij gaan akkoord met de schorsing die door de twee voornoemde regio’s is aangevraagd, omdat deze maatregel belangrijk is voor zowel de regionale ontwikkeling als de regionale kleine en middelgrote ondernemingen en de plaatselijke landbouwers en producenten en omdat rekening wordt gehouden met de beperkingen die verbonden zijn aan de ultraperifere ligging van deze regio’s. Daarom hebben wij voor het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik ben blij dat dit verslag is aangenomen, omdat het rekening houdt met de realiteit van de ultraperifere regio’s en hun van nature kwetsbare economieën en zeer specifieke kenmerken die aangepaste, specifieke oplossingen vereisen. De maatregelen die hier zijn goedgekeurd, hebben ten doel om enerzijds het concurrentievermogen van de lokale economische actoren te versterken door bij te dragen aan de ondersteuning van de plaatselijke kleine en middelgrote ondernemingen en landbouwers en anderzijds investeringen aan te trekken en banen te scheppen, zodat in de autonome regio’s van de Azoren en Madeira meer stabiele werkgelegenheid gewaarborgd is. In het kader van de alomtegenwoordige economische crisis moet dit initiatief worden opgevat als een specifieke maatregel om de economische activiteit en de werkgelegenheid op de lange termijn aan te wakkeren en op die manier op beslissende wijze bij te dragen tot de cohesie en de convergentie op Europees grondgebied. De schorsing van de douanerechten is vastgesteld voor een periode van tien jaar en heeft betrekking op een waaier van producten waaronder eindproducten voor industrieel gebruik, grondstoffen, onderdelen voor landbouwdoeleinden, industriële verwerking en onderhoud. Ofschoon het niet mogelijk is te voorzien in een nauwkeurige beoordeling van het effect van deze maatregelen, omdat zij deel uitmaken van een reeks andere maatregelen die inspelen op de specifieke problemen van deze autonome regio’s, verwacht de Europese Commissie dat hun effect op de eigen middelen en inkomsten van de Unie over de periode 2010-2019 ongeveer 0,12 procent per jaar zal bedragen.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag gestemd omdat het hier gaat om vitale belangen voor de twee Portugese regio’s.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE), schriftelijk. − (CS) Geachte collega’s, ik zou graag van deze gelegenheid gebruik willen maken om erbij stil te staan dat de Commissie in haar verordeningsvoorstel vergeten is dat zij na het Verdrag van Lissabon niet langer om het Europees Parlement heen kan als het gaat om samenwerking bij de overdracht van bevoegdheden voor de goedkeuring van dergelijke stukken wetgeving. Het lijkt wel of de Commissie even vergeten was dat het Verdrag van Lissabon reeds van kracht is. Ik zou de rapporteurs graag willen bedanken voor het feit dat zij de nodige artikelen zodanig hebben aangevuld dat de Commissie het Europees Parlement voortaan voorafgaand aan de goedkeuring van wetgeving ten aanzien van overgedragen bevoegdheden op het vlak van douaneheffingen dient te informeren en rekening dient te houden met onze standpunten ter zake. Ik wil stellig geloven dat ook in andere kwesties de Commissie daar nu ook nauwlettend op zal toezien.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) De regionale autoriteiten van Madeira en de Azoren hebben verzocht om de tijdelijke schorsing van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief om de concurrentiepositie van lokale marktdeelnemers te versterken en de werkgelegenheid in deze ultraperifere regio’s van de Unie te stabiliseren. De effecten van deze voorgestelde schorsing zullen tot de betrokken regio's beperkt blijven en de plaatselijke KMO’s en landbouwers helpen te investeren en banen te creëren in deze ultraperifere gebieden van de Unie. De Commissie regionale ontwikkeling steunde het voorstel in het oorspronkelijke verslag. Er zijn amendementen ingediend (vereenvoudigde procedure – artikel 46, lid 2, van het Reglement) en aangenomen waarin het volgende werd voorgesteld: uitbreiding van de lijst van goederen die onder deze tijdelijke schorsing vallen (toevoeging CN-codes) en een nieuwe datum voor de inwerkingtreding van de verordening (1 februari 2010 in plaats van 1 januari 2010), plus een geldigheid tot 31 december 2019. In de stemming van vandaag hebben de Groenen voor dit verslag gestemd omdat we de nieuwe raadpleging en de opname van de plicht om het Europees Parlement te informeren steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. (PT) De tijdelijke schorsing van de autonome rechten bij invoer van bepaalde industrieproducten in de autonome regio's Madeira en de Azoren is een maatregel die ten doel heeft het concurrentievermogen van de plaatselijke economieën te versterken en er zodoende voor te zorgen dat de werkgelegenheid in deze twee ultraperifere regio’s van de Europese Unie gewaarborgd is. De schorsing is afhankelijk van de eindbestemming van de producten en komt uitsluitende de regionale economische actoren ten goede, aangezien zij bedoeld is om investeerders aan te trekken door hen een perspectief op lange termijn te bieden dat in de regio een stabiel economisch en sociaal klimaat tot stand moet brengen.

Het beoogde voorstel zal ervoor zorgen dat niet alleen de industrieën in de vrije zones maar alle soorten bedrijven in deze regio’s met de schorsing hun voordeel zullen kunnen doen. De waaier van producten is uitgebreid met eindproducten voor industrieel gebruik, grondstoffen en andere materialen, en onderdelen voor landbouwdoeleinden, industriële verwerking en onderhoud.

De economieën van de ultraperifere regio’s zijn kwetsbaar en vertonen zeer specifieke kenmerken die aangepaste, specifieke oplossingen vereisen. Ofschoon de lijst van producten die in het document wordt genoemd mij ontoereikend lijkt, geeft het verslag een positieve impuls aan de economie van deze ultraperifere regio’s. Daarom stem ik voor.

 
  
  

Verslag-Surján (A7-0240/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Gelet op het feit dat dit voorstel niet tot extra uitgaven leidt, maar slechts ten doel heeft meer klaarheid te scheppen in de kredieten voor administratieve en beleidsuitgaven door Afdeling III van de begroting preciezer en strikter te maken, schaar ik mij achter het voorstel van de rapporteur om het standpunt van de Raad te onderschrijven.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Het Verdrag van Lissabon kent het Europees Parlement nieuwe verantwoordelijkheden toe. Deze situatie zorgt voor een hogere administratieve werklast, waardoor de leden van het Parlement moeten worden bijgestaan door bevoegde medewerkers die optreden als adviseurs. Deze nieuwe realiteit brengt twee problemen mee: een stijging van de kosten door het grotere aantal medewerkers en een behoefte aan extra ruimte om deze mensen in de gelegenheid te stellen hun taken onder goede werkomstandigheden uit te voeren. De hogere kosten die hieruit voorvloeien kunnen in deze crisistijd op weinig begrip rekenen. Wanneer dit Parlement werk van uitstekende kwaliteit moet afleveren moet het echter over de nodige menselijke en financiële hulpbronnen beschikken.

 
  
  

Verslag-Rapkay (A7-0244/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) De bescherming van de onafhankelijkheid van het mandaat van Europese afgevaardigden valt onder de bevoegdheid van het Parlement en die onafhankelijkheid mag niet in gevaar worden gebracht. In het geval dat wij hier vandaag behandelen wordt de Europese afgevaardigde beschuldigd van boekhoudfraude in verband met de financiering van een politieke partij gedurende een periode vóór zijn verkiezing tot lid van het Europees Parlement. Dit betekent dat de beschuldigingen geen verband houden met zijn werkzaamheden als lid van het Europees Parlement en dat wij bijgevolg zijn immuniteit moeten opheffen. Ik heb in overeenstemming hiermee gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. (LV) Ten aanzien van de immuniteit van onze collega Viktor Uspaskich heb ik mij van stemming onthouden, omdat ik immuniteit niet beschouw als een soort ‘wisselgeld’. Men bezit immuniteit of niet. Immuniteit geeft leden de gelegenheid hun werk te doen en beschermt hen tegen mogelijke druk. Ik meen dat immuniteit niet kan worden opgeheven zonder een uitspraak van het Europees Hof.

Ik ben er niet van overtuigd dat het Hof in Litouwen eerlijk heeft gehandeld, de regering en president van Litouwen hebben immers vaak gezinspeeld op de hoge mate van corruptie in Litouwen. Welke garantie hebben wij dat de uitspraak op objectieve wijze tot stand is gekomen? Indien wij de immuniteit van Viktor Uspaskich nu opheffen, moeten wij het hele begrip immuniteit schrappen in het Reglement van Orde van het Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk.(DE) Ik heb tegen het opheffen van de parlementaire immuniteit van de heer Uspaskich gestemd, omdat bij een nadere bestudering van de documenten blijkt dat de betreffende actie tegen de heer Uspaskich duidelijk gebaseerd is op partijpolitieke motieven. Als lid van de Russische minderheid zijn hij en zijn partij in Litouwen herhaaldelijk publiekelijk door de regering aangevallen. Hij wordt er nu van beschuldigd dat hij de financiën van de partij over een periode van drie jaar niet goed heeft berekend. Interessant genoeg is er geen zaak regen de penningmeester aanhangig gemaakt. Overigens was de heer Uspaskich de coördinator van de partij en in die hoedanigheid dus medeverantwoordelijk, zij het alleen in het eerste jaar. Het beeld wordt gecompleteerd door de onjuiste manier waarop deze kwestie in het Europees Parlement is behandeld. De heer Uspaskich heeft niet eens de kans gekregen om in de Commissie juridische zaken zijn standpunt te geven of een verklaring af te leggen. De socialistische rapporteur lijkt dan ook een duidelijke rol te spelen bij dit politieke proces. Deze handelwijze is onacceptabel omdat elke zaak in overeenstemming met de beginselen van de rechtsstaat behandeld moet worden. Dat is in de onderhavige zaak in ieder geval niet gebeurd.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Dit onderwerp is op het laatste moment toegevoegd aan de agenda voor de eerste vergaderperiode van september. Vorige week heeft de Commissie juridische zaken besloten de immuniteit van de heer Uspaskich op te heffen. Onze fractie is het eens met het besluit van de Commissie juridische zaken omdat de zaak betrekking heeft op het voeren van een dubbele boekhouding in verband met de financiering van een politieke partij en niet op het uiten van een mening of het uitbrengen van een stem bij de vervulling van zijn taken als lid van het Europees Parlement. We hebben deze opvatting vandaag in de plenaire vergadering tot uiting gebracht door voor het verslag te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. (LT) Het verslag van de heer Rapkay is onwettig. Het Europees Parlement heeft mijn recht mij te verdedigen geschonden. Ik heb de rapporteur overtuigend bewijs van politieke vervolging verschaft, maar hij heeft op kwaadwillende wijze geweigerd om mijn bewijs aan andere leden van de Commissie juridische zaken door te geven.

Mij is de mogelijkheid ontzegd om deel te nemen aan het ontwerpbesluit, noch mocht ik commentaar erop leveren tijdens de commissiebijeenkomst. Ik mocht niet spreken over het feit dat ik in Rusland officieel als slachtoffer van politieke vervolging ben erkend, ik mocht ook geen commentaar leveren op precedenten van het Europees Parlement. In het ontwerpbesluit heeft de rapporteur een onjuiste versie en interpretatie van de Litouwse grondwet weergegeven – leden van het Seimas (het Litouwse Parlement) genieten ook immuniteit voor acties die dateren van vóór de verkiezingen. Het werd mij niet toegestaan om tijdens de bijeenkomst over deze zaak te spreken.

Verder heeft het Europees Parlement zijn bindende voorgaande wetten geschonden. Nooit in de geschiedenis van de EU is immuniteit opgeheven in een situatie als waarin ik mij bevind: in de eerste plaats geniet ik officieel de status van slachtoffer van politieke vervolging; in de tweede plaats is de staatsveiligheidsdienst die de aanval lanceerde, gepolitiseerd – zoals het Seimas heeft erkend. En zoals een van de hoofden van de dienst verklaarde, gaf de voorzitter van het Seimas het bevel de aanval te openen; ten derde verbieden aanklagers mij om kiezers te ontmoeten – om naar een andere stad in Litouwen te gaan; maar tijdens de verkiezingen zelf staan ze me toe om op vakantie te gaan, sportevenementen bij te wonen en religieuze plekken te bezoeken; ten vierde, volgens de precedenten van Herkotz, Blumenfeld, Venelzi, Amadei, Gaibisso, Marchiani, kan een politieke leider niet voor boekhouding verantwoordelijk worden gehouden.

Ik zal een klacht neerleggen bij het Europees Hof voor Justitie over dit illegale besluit en het zal worden teruggedraaid.

 
  
  

Aanbeveling-Iacolino (A7-0209/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Antoniozzi (PPE), schriftelijk.(IT) De globalisering, die wij op dit moment in de tijd meemaken, manifesteert zich in alle sectoren van het dagelijks leven en helaas ook in de misdaad. Zoals het verslag goed uitlegt, blijkt uit de statistieken over de gerechtelijke samenwerking in strafzaken tussen de afzonderlijke lidstaten en Japan dat de gerechtelijke autoriteiten van Europa en Japan zich genoopt zien tot samenwerking, ook al ontbrak hiervoor tot nu toe een wettelijk raamwerk.

Daarom vond ik het mijn plicht om voor dit verslag te stemmen en neem ik de gelegenheid te baat om de heer Iacolino te bedanken voor zijn uitstekende werk.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk.(IT) Internationale samenwerking in strafzaken is vandaag de dag een doel dat de EU met de grootst mogelijk inzet moet nastreven. De huidige toename van de georganiseerde misdaad die op supranationaal niveau opereert dwingt nationale, internationale en staatsorganisaties tot een uiterste inspanning om tot overeenkomsten te komen die bureaucratische en administratieve formaliteiten vergemakkelijken en onderzoeksprocedures en de vervolging van misdrijven faciliteren. De overeenkomst tussen Europa en Japan, waartoe we geroepen zijn te stemmen, geeft voldoende garanties voor het respecteren van de wet en individuele rechten. Het is bovenal een historische kans, omdat de wil van beide partijen om tot samenwerkingsvormen in strafzaken en bij misdaadbestrijding te komen voor de eerste keer wettelijk wordt geregeld. Daarom heb ik voor het verslag-Iacolino gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. (PT) Deze overeenkomst heeft ten doel de samenwerking op het gebied van wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie en Japan aan te scherpen. Ik ben blij met deze belangrijke overeenkomst, niet alleen omdat zij de weg opent naar de vaststelling van een duidelijk en coherent wettelijk raamwerk voor deze samenwerking, maar ook omdat er tot dusver op dit gebied zelfs geen bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten en Japan bestonden. De huidige uitdagingen ten gevolge van de mondialisering vereisen steeds vaker transnationale oplossingen. Misdaadbestrijding is hiervan een duidelijk voorbeeld, aangezien de samenwerking en wederzijdse hulp tussen de diverse landen van de internationale gemeenschap op dit vlak een fundamentele rol spelen.

In het kader van deze overeenkomst kan een officieel verzoek worden ingediend of kunnen eenvoudigweg op eigen initiatief gegevens worden uitgewisseld, bijvoorbeeld getuigenverklaringen of verklaringen, afschriften, bescheiden en rapporten betreffende bankrekeningen, verblijfplaatsen en gegevens van personen. De aangezochte staat kan het verzoek steeds weigeren door zich te beroepen op de “klassieke” redenen voor afwijzing. Elke weigering moet echter worden voorafgegaan door een fase van overleg tussen de betrokken staten.

Gelet op het voorgaande verleen ik mijn steun voor deze overeenkomst die bijdraagt tot een meer doeltreffende rechtshulp en tegelijkertijd voldoende waarborgen garandeert.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) De georganiseerde misdaad beperkt zich al lang niet meer tot de grenzen van de verschillende lidstaten, maar breidt zijn activiteiten uit naar alle hoeken van de wereld. Deze omstandigheid, eigen aan de tijd waarin wij leven, vergt op internationaal niveau gecoördineerde antwoorden van de internationale organisaties, de landen en de volkeren die van deze criminaliteit het slachtoffer zijn. De overeenkomst tussen de Unie en Japan betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken is een nieuwe stap in die richting. De rechtsstaten moeten ervoor zorgen dat de grenzen die hen scheiden in termen van internationaal recht niet door misdadigers worden gebruikt om aan de rechtspleging te ontkomen, met als gevolg dat zij niet veroordeeld kunnen worden en hun slachtoffers geen rechtvaardige schadevergoeding krijgen.

Hoe efficiënt de politie en de gerechtelijke autoriteiten van elk land afzonderlijk ook zijn, informatie-uitwisseling en toepassing van beste praktijken zijn in het voordeel van iedereen als iedereen toegang heeft tot wederzijdse rechtshulp. Ik hoop dat dit spoedig het geval zal zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) In februari 2009 heeft de Raad machtiging verleend tot het openen van onderhandelingen over de sluiting van een overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken. Bij besluit van 30 november 2009 verleende de Raad machtiging voor de sluiting van de overeenkomst op grondslag van de artikelen 24 en 38 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is het Parlement verzocht om zijn goedkeuring te hechten aan de sluiting van de overeenkomst, zoals bepaald in artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

De overeenkomst is opgesteld naar voorbeeld van eerder gesloten overeenkomsten inzake gerechtelijke samenwerking en betreft met name samenwerking in verband met het verloop van onderzoeken en de verkrijging van stukken van overtuiging, alsmede andere activiteiten zoals de bekendmaking van mededelingen in de aangezochte staat. Als belangrijkste bepalingen onderstreep ik het afnemen van getuigenverklaringen of verklaringen, de mogelijkheid van verhoor per videoconferentie, het verkrijgen van afschriften, bescheiden en rapporten betreffende bankrekeningen en het opsporen van de verblijfplaats en het identificeren van personen, voorwerpen of plaatsen, alsmede het verstrekken van voorwerpen die in het bezit zijn van wetgevende, bestuurlijke of gerechtelijke autoriteiten van de aangezochte staat en de lokale autoriteiten van deze staat.

 
  
MPphoto
 
 

  Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. – (FR) Het reglementeren van justitiële samenwerking op strafrechtelijk gebied om onderzoek te vergemakkelijken, om grensoverschrijdende criminaliteit doeltreffend te bestrijden: dat is het onderwerp en het doel van internationale overeenkomsten op het gebied van wederzijdse rechtshulp en in dit geval van deze overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Europese Unie en Japan. De moeilijkheden die een "Europese opspoorder" (rechterlijke autoriteit, politie, douane, enzovoort) zou ondervinden bij het verzamelen van bewijs in een derde land zijn makkelijk voorstelbaar. Tegenwoordig is er door de globalisering en de grensoverschrijdende criminaliteit behoefte aan samenwerking tussen staten, een wettelijk kader en een "operationele interface" tussen de Europese Unie en derde landen op strafrechtgebied. De meerwaarde van deze overeenkomst is onweerlegbaar: op gebieden als het uitvoeren van onderzoeken, het verzamelen van bewijsstukken, het verkrijgen van getuigenissen, het verkrijgen van bankdocumenten, het identificeren of lokaliseren van personen, is voortaan voorzien in formeel geregelde samenwerking tussen de Europese Unie en Japan, voor meer doelmatigheid en meer snelheid. Daarom heeft het Europees Parlement zonder problemen zijn goedkeuring verleend aan het sluiten van een dergelijke internationale overeenkomst en ik ben er zeer verheugd over.

 
  
MPphoto
 
 

  Clemente Mastella (PPE), schriftelijk.(IT) In de eerste plaats wil ik de heer Iacolino feliciteren met het voortreffelijke werk dat hij heeft verricht.

Ik heb voor het verslag gestemd omdat ik geloof dat het grote aantal gevallen van gerechtelijke samenwerking in strafzaken tussen de afzonderlijke lidstaten en Japan in de afgelopen jaren de noodzaak van één wettelijk juridisch raamwerk weerspiegelt, vooral gezien de onbegrijpelijke afwezigheid van bilaterale verdragen tussen de EU-lidstaten en Japan.

Het gaat om een overeenkomst betreffende gerechtelijke samenwerking die vergelijkbaar is met eerder gesloten overeenkomsten, en betreft met name de samenwerking in verband met het verloop van onderzoeken en het verkrijgen van stukken van overtuiging, alsmede andere activiteiten zoals de bekendmaking van mededelingen in de aangezochte staat. De bepalingen van de overeenkomst dragen bij aan de invoering van een zo doeltreffend mogelijke rechtshulp, die in staat is om de huidige uitdagingen het hoofd te bieden en tegelijkertijd voorziet in passende waarborgen.

Wat betreft redenen voor afwijzing wil ik hier het belang beklemtonen van de bepaling die de lidstaten beschermt tegen een mogelijk gebruik van de overeenkomst in strafzaken waarin de doodstraf kan worden uitgesproken; dit alles met de volledige inachtneming van het meermalen door de Europese Unie geuite standpunt waarbij wordt opgeroepen tot afschaffing of ten minste opschorting van de doodstraf.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) De globalisering die zo kenmerkend is voor onze tijd beperkt zich niet tot de economie, maar breidt zich thans ook uit naar andere terreinen, waaronder dat van de criminaliteit. Daarom staat de gerechtelijke samenwerking in strafzaken met andere landen altijd op de agenda. Ondanks de afwezigheid van een wettelijk kader werken de gerechtelijke autoriteiten van Japan en de landen van de Europese Unie al samen. Daarom is het van het grootste belang dat onderhandelingen worden geopend over de sluiting van een overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken. Ik heb in overeenstemming hiermee gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk.(IT) Ik wil de heer Iacolino complimenteren met het voortreffelijke werk dat hij voor dit verslag heeft verricht. Het verslag heeft een uitstekende juridische en procedurele basis en vormt een duidelijke stap voorwaarts in de gerechtelijke samenwerking – en niet alleen met Japan, want ik hoop dat het in de toekomst zal worden gebruikt als model voor verslagen over overeenkomsten betreffende wederzijdse bijstand met andere derde landen.

Het komt vaak voor dat Europese burgers in het buitenland een overtreding begaan, soms zonder zich te realiseren dat ze de wetgeving van het gastland overtreden. Het is van het hoogste belang dat deze mensen verzekerd zijn van juridische bijstand, om te beginnen met vertolking, de mogelijkheid zich in de eigen taal uit te drukken en de mogelijkheid om hulp en ondersteuning te krijgen in de eigen taal. Het is duidelijk dat we rekening moeten houden met bepaalde moeilijkheden die verband houden met de verschillende rechtssystemen, maar ik ben van mening dat er bepaalde waarborgen zijn die te allen tijde in acht moeten worden genomen en gerespecteerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk.(IT) De globalisering, die de tijd waarin wij leven kenmerkt, komt tot uiting in alle sectoren van het dagelijks leven, ook in de misdaad.

Uit de statistieken over de gerechtelijke samenwerking in strafzaken tussen de afzonderlijke lidstaten en Japan blijkt dat de gerechtelijke autoriteiten van Europa en Japan zich genoopt zien tot samenwerking, ook al ontbrak hiervoor tot nu toe een wettelijk raamwerk.

Daar er geen bilaterale verdragen tussen de lidstaten van de Europese Unie en Japan bestaan en de voordelen van een harmonisch en samenhangend wettelijk raamwerk evident zijn, heeft de Raad in februari 2009 machtiging verleend tot het openen van onderhandelingen over de sluiting van een overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken.

Kortom: de beschermingsmaatregelen waarin deze overeenkomst voorziet lijken beter dan die welke door vergelijkbare overeenkomsten worden geboden, ook enkele overeenkomsten die nog maar onlangs zijn getekend. De aanneming van de overeenkomst zal dan ook geen bijzondere problemen opleveren.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Dit is een nieuwe, fundamentele stap op weg naar de totstandbrenging van een brede gerechtelijke samenwerking met derde landen.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk.(IT) Het is juist om te zoeken naar samenwerkingsverbanden tussen de Europese Unie en landen van buiten de EU voor de strijd tegen de criminaliteit omdat globalisering de uitbreiding van nationale criminele netwerken met zich mee brengt, denk maar aan de maffia en de triades.

Het versterken en uitbreiden van deze overeenkomsten ook naar landen met een hoog crimineel gehalte kan leiden tot de vermindering van de uitbreiding van misdaad binnen de Europese Unie. Daarom hebben we vóór gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Rui Tavares (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Volgens een verslag van de Internationale Federatie van de mensenrechten FIDH uit 2008 "veroordeelt Japan nog steeds criminelen ter dood en sluit hen decennialang op in gevangenissen waar eenzame opsluiting en isolement gemeengoed zijn". Het aantal executies is de laatste jaren toegenomen, met name in 2008. Er heeft sinds 1986 geen enkele herziening van een proces van een terdoodveroordeelde plaatsgevonden. De overeenkomst die de Europese Unie van plan is te sluiten omvat geen uitleveringsprocedures.

Wel maakt de overeenkomst het verzamelen van verschillende bewijsstukken mogelijk die gebruikt kunnen worden om eventuele veroordelingen af te ronden, waaronder de tijdelijke overplaatsing van een gevangene om zijn getuigenis af te nemen. Artikel 11 stelt de lidstaten van de Europese Unie in staat om verzoeken om wederzijdse rechtshulp onder bepaalde voorwaarden af te wijzen, maar verhindert niet dat zij gevolg moeten geven aan de verzoeken ook wanneer het proces tot de doodstraf zou kunnen leiden.

Ik ben voorstander van wederzijdse rechtshulp in strafzaken wanneer dat gebeurt met respect voor het recht op verweer, procedurele waarborgen en mensenrechten. In het geval van Japan is dat op zijn minst onzeker. Daarom kan ik geen groen licht geven voor dit nieuwe verdrag.

 
  
MPphoto
 
 

  Iva Zanicchi (PPE), schriftelijk.(IT) Ik heb voor de tekst van de heer Iacolino gestemd omdat het een zeer belangrijke overeenkomst betreffende juridische samenwerking is, en een concrete stap richting de modernisering van het internationale juridische systeem, waarvan het doel het bestrijden van de georganiseerde misdaad is.

Europese en Japanse autoriteiten moeten vaak samenwerken in de strijd tegen de georganiseerde misdaad en deze internationale overeenkomst waarborgt zonder twijfel de voordelen van de ontwikkeling van een harmonisch en samenhangend wettelijk raamwerk voor wat betreft wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Europese Unie en Japan.

Ik zou willen beklemtonen dat het akkoord tussen de EU en Japan beschermingsmaatregelen waarborgt die beter zijn dan die welke door vergelijkbare overeenkomsten betreffende juridische samenwerking worden geboden.

 
  
  

Verslag-Lechner (A7-0218/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb dit verslag gesteund. Het koppelen van ondernemingsregisters is een geschikte manier om verdere integratie van de economische ruimte in de EU te bevorderen en om de rechtszekerheid voor bedrijven en consumenten te vergroten. Ondernemingsregisters worden meestal op nationaal of regionaal niveau beheerd. De toename van grensoverschrijdende economische activiteiten maken om redenen van rechtszekerheid en transparantie een betere koppeling van ondernemingsregisters noodzakelijk; en er worden tijd en geld mee bespaard.

De huidige financiële crisis heeft eens te meer de noodzaak van transparantie in alle financiële markten aan het licht gebracht. Gezien de maatregelen ter herstel van de financiële status, door mogelijkheden te vergroten om te profiteren van de jongste officiële informatie over ondernemingen, kan het vertrouwen in alle Europese markten worden hersteld.

Wat dat betreft zijn ondernemingsregisters van groot belang; zij registreren, onderzoeken en slaan informatie over bedrijven op, zoals de rechtsvorm van de onderneming, het hoofdkantoor, het kapitaal en de wettelijke vertegenwoordigers en maken deze informatie toegankelijk voor het publiek. Daartoe worden voorwaarden geschapen voor geldschieters, zakenpartners en consumenten om, op grensoverschrijdende basis, officiële en betrouwbare informatie te verkrijgen, teneinde de nodige transparantie en rechtszekerheid op alle EU-markten te waarborgen.

 
  
MPphoto
 
 

  António Fernando Correia De Campos (S&D), schriftelijk. (PT) De koppeling van ondernemingsregisters is van essentieel belang omdat de huidige versnippering niet alleen de zakenwereld schaadt, maar ook het vertrouwen van de consument ondermijnt. Er dient met name aandacht te worden besteed aan de problemen hiervan voor de kleine en middelgrote ondernemingen, die de ruggengraat vormen van de Europese economie en op beslissende wijze bijdragen tot het scheppen van werkgelegenheid, de economische groei en de sociale cohesie in de Europese Unie en de grensoverschrijdende betrekkingen. De huidige versnippering vormt een ernstig obstakel voor de Europese interne markt.

Ik ga ten volle akkoord met het voorstel om een gemeenschappelijk toegangspunt voor ondernemingsinformatie op te richten. De informatie moet beschikbaar worden gesteld in alle talen van de Europese Unie en zij moet op passende wijze verspreid worden, zodat toegang wordt verleend tot degelijke, betrouwbare en actuele Europese bedrijfsinformatie.

In de huidige omstandigheden, waarin verregaande maatregelen worden aangenomen om paal en perk te stellen aan de crisis, kan dit instrument uitgroeien tot een nieuwe toegevoegde waarde om het vertrouwen van de vijfhonderd miljoen burgers van de Europese Unie in de interne markt te versterken en de grensoverschrijdende handelsbetrekkingen aan te halen. Daarom onderschrijf ik het verslag dat hier vandaag in het Parlement in stemming is gebracht.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Wanneer we het hebben over de interne markt moeten we beseffen dat dit soort markt onder meer een toename van de grensoverschrijdende economische bedrijvigheid tot gevolg heeft. Dat is een goede zaak die moet worden aangemoedigd. Tegelijkertijd dient het publiek echter toegang te hebben tot officiële en betrouwbare informatie over de bedrijven die in de Europese Unie actief zijn. Zolang de gegevens in de verschillende ondernemingsregisters niet op uniforme wijze worden opgemaakt, bestaat er onvoldoende rechtszekerheid, en daarvan ondervinden zowel de ondernemingen als de consumenten in de Unie nadeel. Daarom moet een gemeenschappelijk Europees toegangspunt worden opgericht waarin de bedrijfsinformatie van alle lidstaten op uniforme wijze beschikbaar wordt gesteld.

Deze aanpak draagt bij tot meer transparantie, doeltreffendheid en rechtszekerheid en versterkt het vertrouwen van de vijfhonderd miljoen Europese consumenten, wat een fundamentele stap is in de beteugeling van de huidige crisis. Gelet op het advies van de Commissie economische en monetaire zaken, wil ik ten slotte nadrukkelijk onderstrepen dat het nieuwe systeem of portaal voor de Europese ondernemingen geen extra administratieve rompslomp mag meebrengen. Integendeel, het moet het leven van alle marktdeelnemers gemakkelijker maken en het mag hen in geen geval nog meer administratieve verplichtingen opleggen.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Door de groei van de grensoverschrijdende economische bedrijvigheid wordt, met het oog op de rechtszekerheid en de transparantie een betere koppeling van de ondernemingsregisters noodzakelijk; ook is het belangrijk dat bespaard wordt op kosten en tijd. De koppeling van ondernemingsregisters is een geschikt middel om de verdere integratie van de economische ruimte in de Europese Unie te bevorderen en de rechtszekerheid voor ondernemingen en consumenten te verbeteren.

Handelsregisters worden op nationaal en regionaal niveau beheerd en slaan uitsluitend informatie op van bedrijven die geregistreerd zijn in het gebied (land of regio) waarvoor zij verantwoordelijk zijn. Er zijn reeds diverse mechanismen voor samenwerking tussen ondernemingsregisters ingevoerd, zoals het Europees ondernemingsregister (EBR) en het project Business Register Interoperability Throughout Europe (BRITE). EBR en BRITE zijn vrijwillig en BRITE is slechts een onderzoeksproject. Eén toegangspunt voor ondernemingsinformatie over alle Europese bedrijven bespaart tijd en kosten. Daarom moeten alle lidstaten tot deelname worden verplicht.

 
  
MPphoto
 
 

  Edvard Kožušník (ECR), schriftelijk. − (CS) Ik steun het initiatief van de Europese Commissie tot koppeling van ondernemingsregisters. Mijns inziens is de mogelijkheid tot grensoverschrijdende informatie-uitwisseling niet alleen een manier om de interne markt een opkikker te geven, maar vooral ook een manier om de geloofwaardigheid ervan te vergroten en de rechtszekerheid van alle op de interne markt figurerende subjecten te versterken, en dan nog gezwegen van de verregaande verlaging van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Volgens de werkgroep tegen administratieve lasten onder leiding van Edmund Stoiber zou het bedrijfsleven met grensoverschrijdende elektronische toegang tot informatie in de ondernemingsregisters jaarlijks 160 miljoen euro in eigen zak kunnen houden.

Desondanks heb ik toch nog een specifieke oproep aan de Commissie, en wel dat zij bij de tenuitvoerlegging van dit initiatief consequent waakt voor de interoperabiliteit en technische neutraliteit van het hele systeem. Ik zou namelijk niet graag zien dat we aan de ene kant 160 miljoen euro minder administratieve lasten hebben en aan de andere kant een soortgelijk bedrag kwijt zijn aan de implementatie en de technische configuratie van de koppeling van de ondernemingsregisters.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Het lijdt geen twijfel dat de economische globalisering noopt tot de koppeling van ondernemingsregisters. Momenteel wordt alle bedrijfsinformatie uitsluitend op regionaal en nationaal niveau beheerd. Gezien de toenemende vraag naar toegang tot informatie over bedrijven in een grensoverschrijdende context is uitbreiding naar alle lidstaten echter noodzakelijk. De koppeling van ondernemingsregisters is uitermate belangrijk om een einde te maken aan de economische verliezen en problemen waarmee alle belanghebbenden worden geconfronteerd, of het nu gaat om bedrijven, hun werknemers, consumenten of het publiek.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk.(DE) Het is met name in het bedrijfsleven essentieel dat bepaalde gegevens publiekelijk toegankelijk zijn. Tegen die achtergrond is het zinvol om ondernemingsregisters op nationaal en regionaal niveau bij te houden (om enerzijds de rechtszekerheid te waarborgen en om anderzijds te voldoen aan het subsidiariteitsbeginsel), en een grensoverschrijdende toegang tot die gegevens mogelijk te maken. Daarbij dient te interoperabiliteit gewaarborgd te worden, met name met het oog op bedrijven die internationaal actief zijn met het oog op situaties waarin er bijvoorbeeld sprake is van een verplaatsing van het hoofdkantoor of een fusie. De administratieve samenwerking mag echter onder geen beding tot bureaucratische belemmeringen leiden. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met taal- en kwaliteitsproblemen. Dat zou op dit punt de weg moeten plaveien voor de Dienstenrichtlijn. De grensoverschrijdende samenwerking is met betrekking tot met name de eisen die aan beroepskwalificaties worden gesteld echter nog niet helemaal bevredigend.

Zo zijn er in Oostenrijk bijvoorbeeld een intensieve opleiding en examens vereist om als een commerciële toeristengids te mogen werken, maar in andere landen is dat niet het geval. De toegezegde equivalenten en controles om dergelijke problemen op te lossen zijn echter zeer inadequaat. Gezien de hoge kwaliteit van de beroepsopleidingen in Oostenrijk heb ik mij dan ook van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk.(IT) Ik heb voor het vorengenoemde verslag gestemd.

De koppeling van ondernemersregisters is een geschikt middel om verdere integratie van de economische ruimte binnen de EU te bevorderen en de rechtszekerheid voor ondernemingen en consumenten te verbeteren. De informatie van een handelsregister kan niet gelijk worden gesteld met andere in het bedrijfsleven toegankelijke informatie. Hun waarde en juridische betekenis verschilt per lidstaat; de gebruiker moet hier bij het opvragen van de gegevens absoluut op worden gewezen.

Gezien deze bijzondere situatie moeten de koppeling van de ondernemersregisters en de toegang tot de gegevens in een eigen context plaatsvinden, die eenvoudig in het gebruik en makkelijk toegankelijk is. Tot slot: om van het project een echt succes te maken moeten alle lidstaten deelnemen, zodat dit, zodra de technische normen zijn geperfectioneerd, bindend kan worden voorgeschreven.

 
  
MPphoto
 
 

  Evelyn Regner (S&D), schriftelijk.(DE) Ik heb het verslag over de koppeling van ondernemingsregisters gesteund, omdat ik er als schaduwrapporteur voor de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement in geslaagd ben om een goed compromis met de rapporteur, de heer Lechner, te sluiten. Mijn belangrijkste punten van zorg zijn:

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Het verslag-Lechner is een niet-controversieel initiatiefverslag dat we graag steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk.(IT) Het idee om de handelsregisters te koppelen zodat betrokkenen er toegang tot kunnen krijgen komt overeen met de verzoeken tot transparantie van de beroepsverenigingen.

Globalisering brengt met zich mee dat ondernemingen zich constant binnen en buiten de EU verplaatsen, en het is goed dat degenen die dat willen deze registers in alle vrijheid kunnen raadplegen. Te vaak hebben spookondernemingen fraude gepleegd juist door te profiteren van de mogelijkheid dat ze niet met zekerheid als een bedrijf konden worden geïdentificeerd. Daarom kunnen we niet anders dan vóór dit initiatief zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Soullie (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik wil de rapporteur complimenteren met deze zeer goede tekst, die ruimschoots is aangenomen door het Parlement. Als rapporteur voor advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming voor ondernemingsregisters, wil ik het belang van dit verslag benadrukken. De gegevens over de handel binnen de Europese Unie zijn cruciaal voor de goede ontwikkeling en groei van onze gemeenschappelijke markt, en ik wacht de wetgevingsvoorstellen van de Commissie over dit onderwerp met spanning af.

Een verplichte deelname van alle lidstaten aan een gemeenschappelijk ondernemingsregister zou gunstig zijn voor de gehele Unie. Dat kan echter alleen als we ervoor zorgen dat er geen aanvullende administratieve verplichtingen aan onze ondernemingen worden opgelegd en dat privacygevoelige gegevens privé blijven, om een klimaat van vertrouwen te bewaren.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Werthmann (NI), schriftelijk.(DE) Ik heb dit verslag gesteund omdat ik ervan overtuigd ben dat de koppeling van ondernemingsregisters de transparantie bij juridische en zakelijke transacties kan verbeteren. Het overkoepelende doel van dit project is om de toegang tot informatie voor marktdeelnemers te vereenvoudigen. Het is bedoeld om iedereen in staat te stellen om te kunnen achterhalen welke personen er eigenlijk achter een bepaald bedrijf zitten, ongeacht de rechtspersoonlijkheid van dat bedrijf. Dat betekent dat die koppeling ook in het belang is van de consumenten- en crediteurenbescherming.

 
  
MPphoto
 
 

  Iva Zanicchi (PPE), schriftelijk.(IT) Ik heb voor het verslag van de heer Portas over de koppeling van handelsregisters gestemd omdat het een goed idee is om de verplichte integratie van de registers van Europese ondernemingen voor alle Europese landen te overwegen, teneinde de huidige obstakels voor de mobiliteit van ondernemingen in de EU te verwijderen.

De invoering van één Europees portaal voor toegang tot handelsregisters, een goed en toegankelijk portaal in de 27 lidstaten waardoor alle burgers toegang tot informatie over Europese ondernemingen kunnen krijgen, is beslist een goede manier om de ontwikkeling van ondernemingen binnen de Unie te stroomlijnen.

 
  
  

Verslag-Schroedter (A7-0234/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag gestemd omdat ik van oordeel ben dat de nieuwe duurzame economie gebaseerd moet zijn op de beschikbaarstelling van hooggekwalificeerde banen met het oog op de bevordering van de innovatie in sectoren die voor de toekomst van Europa van strategisch belang zijn, met name energie en onderzoek. De toegevoegde waarde van deze kennisterreinen en de mogelijkheden die zij bieden met betrekking tot de verplaatsing van de bedrijfsactiviteit, aangezien zij zowel in perifere als meer centraal gelegen regio’s van het Europees continent tot bloei kunnen komen, bieden een enorm potentieel op het gebied van de nieuwe technologieën en de aanpassing aan de veranderende milieuomstandigheden en menselijke situatie.

Het is essentieel dat wij onze inspanningen richten op sectoren die bijdragen tot de preventie en verlichting van de gevolgen van de klimaatverandering, waarbij een belangrijke rol is weggelegd voor de maritieme regio’s, en op alternatieve manieren om energie te produceren, waarbij de natuurlijke rijkdommen van de verschillende Europese regio’s moeten worden benut.

Op milieugebied zet de combinatie van kennis en innovatie de toon voor de toekomst van de nieuwe economie. In dit verband moeten wij ons ten volle inzetten om de opgedane kennis te gebruiken in nieuwe economische toepassingen. Anders gezegd, kennis kan toegevoegde waarde genereren, maar om de werkgelegenheid te bevorderen moeten synergieën tot stand worden gebracht tussen onderzoekscentra, productiecentra en verdeelcentra en moeten op alle terreinen banen worden gecreëerd, van onderzoek tot dienstverlening en handel.

 
  
MPphoto
 
 

  Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. (GA) De onzekerheid op de arbeidsmarkt is van grote invloed op de arbeidssituatie van jongeren in de Unie. Ik ben ingenomen met de nadruk in het rapport op toegang tot de arbeidsmarkt, op het vergroten van kansen op werk voor jongeren en op een verbetering van de opleidingsprogramma’s die dat doel dienen.

Jongeren moeten kunnen profiteren van de arbeidsmarkt. Ik ben bijzonder ingenomen met de verbeterde verhoudingen tussen opleidingscentra, universiteiten en het bedrijfsleven. Deze verhoudingen zullen leiden tot toetreding van jongeren tot de arbeidsmarkt en tot kansen op werk voor gediplomeerden en jongeren met vaardigheden.

In de tweede plaats ondersteun ik wat in het rapport wordt gesteld over het instellen van een meerlagige coördinatie tussen Europese, nationale en regionale financieringsregelingen.

Ik schaar mij echter niet achter de bepaling in het verslag om rechtstreekse ondersteuningsmechanismen te vervangen door plattelandsontwikkeling en de ontwikkeling van milieuvriendelijke landbouw, aangezien rechtstreekse mechanismen de beste manier zijn om de boeren inkomensondersteuning te verlenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb dit verslag gesteund. Om een duurzame economie voor de EU tot stand te brengen, moeten we zorgen voor evenwichtige economische en sociale ontwikkeling. Het is van cruciaal belang om economische groei minder afhankelijk te maken van het verbruik van hulpbronnen en energie, om de emissies die het klimaat schaden terug te dringen en aldus de opwarming van de aarde te bestrijden. We moeten er ook naar streven om in de dienstensector en de sociale economie het potentieel van groene werkgelegenheid te benutten. Daartoe dient de Commissie een strategie te bedenken voor het scheppen van groene banen die regionale overheden in hun regionale ontwikkelingsstrategieën moeten aanhouden. De tenuitvoerlegging van deze strategie dient te worden gefinancierd door de EU en door nationale en regionale fondsen. De verdeling hiervan moet zorgvuldig worden gecoördineerd. De hulp kan worden gebruikt voor onderzoek en ontwikkeling, vernieuwing van de infrastructuur en nieuwe technologieën op het gebied van, bijvoorbeeld, hernieuwbare energie en energie-efficiëntie.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) De financiële crisis blijft voor stagnatie zorgen in Europa en talloze regio's in de wereld zonder dat politici zich bezighouden met het zoeken naar een uitweg. Er zijn er zelfs veel die denken dat het voldoende is om deze periode uit te zitten en te wachten tot de situatie weer is zoals voor september 2008.

Daar ben ik het niet mee eens. Als we het milieu niet meenemen in onze discussies, dan zullen dezelfde oorzaken dezelfde gevolgen hebben. Het milieu vormt een kans om een nieuw ontwikkelingsmodel uit te werken. Er zijn aanzienlijke mogelijkheden voor werkgelegenheid, als we maar middelen vinden om leiding te geven aan de duurzame economie.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. (LT) Ik stem in met dit verslag, omdat het de schepping van duurzame banen voorstaat, met andere woorden, banen waarbij zodanig rekening wordt gehouden met de noden van de huidige generatie dat de kansen van toekomstige generaties niet in gevaar worden gebracht. Er wordt ook benadrukt dat deze banen sociaal welzijn moeten creëren, dus ten dienste moeten staan van de mensheid en de natuur. Het doel van een nieuwe duurzame economie moet gemeenschappelijke ecologische en sociale duurzaamheid zijn, het scheppen van lange termijnvooruitzichten op het gebied van toenemend concurrentievermogen, sociaal welzijn en betere milieubescherming. De toename van weinig zekerheid biedende arbeidscontracten voor lager gekwalificeerden maakt banenkwaliteit ook zeer relevant, en in dit verslag wordt dus ook het scheppen van goede banen gepropageerd.

Deze banen moeten borg staan voor stabiel en maatschappelijk verantwoord werk, met bijzondere aandacht voor de gezondheid en veiligheid van werknemers, fatsoenlijk werk en vereiste vaardigheden. Ik roep lidstaten daarom op om niet alleen banen te scheppen voor hoger opgeleiden, maar om de status van banen voor gemiddeld en lager opgeleiden te verhogen, door goede arbeidsvoorwaarden te scheppen. Ik stem ook in met het initiatief om strategieën voor levenslang leren aan te passen aan oudere werknemers, om eveneens te zorgen voor een hoge deelname van 55-plussers aan de arbeidsmarkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Alain Cadec (PPE), schriftelijk. – (FR) Het cohesiebeleid van de Europese Unie speelt een essentiële rol in de ontwikkeling van het werkgelegenheidspotentieel van een duurzame economie door bij te dragen aan de vermindering van regionale verschillen en aan het herstel van de economie. Vanuit deze invalshoek zouden de regionale en lokale niveaus vaker een beroep moeten doen op de Europese structuurfondsen voor het nemen van initiatieven die zijn gericht op het creëren van nieuwe duurzame werkgelegenheid. Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling draagt bij aan de vorming van regionale centra door op lokaal niveau onderzoek, innovatie en infrastructuur op het gebied van nieuwe technologieën te verenigen.

De lokale en regionale autoriteiten zijn het beste in staat om de voorwaarden te scheppen die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van deze centra, die de lokale economische ontwikkeling een enorme impuls kunnen geven en voor nieuwe banen in de regio's kunnen zorgen. De middelgrote en kleine ondernemingen spelen ook een zeer belangrijke rol bij de bevordering van innovatie in Europa. Zij zouden moeten worden aangemoedigd om een beroep te doen op het Europees Sociaal Fonds om hun ondernemershouding en –vaardigheden te ontwikkelen.

Het gebrek aan afstemming tussen de Europese, nationale en regionale financieringssystemen vormt echter een belemmering voor de verwezenlijking van deze doelstellingen. Het is daarom noodzakelijk om de afstemming op alle niveaus te verbeteren om te komen tot een sterkere synergie tussen de verschillende gemeenschappelijke beleidslijnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat "groene banen" belangrijk zijn voor een samenleving die streeft naar duurzaamheid. Een baan moet ook als "groen" worden beschouwd wanneer deze bijdraagt aan de besparing van energie en natuurlijke rijkdommen, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de instandhouding van ecosystemen en de vermindering van de afvalproductie en de luchtvervuiling. De bevordering van de werkgelegenheid in deze sectoren heeft aanzienlijke positieve neveneffecten en deze moeten dan ook worden gemaximaliseerd. Tegelijkertijd moet er worden gezorgd voor goede werkomstandigheden en degelijke opleidings- en bijscholingsfaciliteiten.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb voor het verslag gestemd omdat het kritiek oefent op de “Europa 2020-strategie”, die de problemen van werkloosheid en sociale cohesie niet aanpakt, en omdat het veranderingen eist in het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds zodat deze de werkgelegenheid en volwaardige sociale integratie werkelijk stimuleren. Eveneens heeft het verslag tot doel om een debat te initiëren over en specifieke maatregelen te treffen voor het scheppen van kwalitatief hoogwaardige arbeidsplaatsen, met volledige betaling en sociale zekerheid, door in ecologisch en sociaal opzicht duurzame ontwikkeling te bevorderen.

In dit kader pleit het verslag voor een sterke rol van de publieke sector en stimuleert het de duurzame ontwikkeling daarvan met openbare diensten en een infrastructuur die aan ecologische en sociale criteria beantwoordt. Het pleit voor een nieuw industriebeleid, voor onderwijs en het ontwikkelen van vaardigheden waardoor een duurzame economie zal ontstaan, door de gelijkheid van geslachten en een sterke rol voor de vertegenwoordigers van de werkenden te stimuleren.

 
  
MPphoto
 
 

  Proinsias De Rossa (S&D), schriftelijk. (EN) Ik steun dit verslag, waarin erop wordt gewezen dat bij het optimaliseren van het banenpotentieel bijzondere aandacht moet worden besteed aan fatsoenlijk werk en de gezondheid en veiligheid van werknemers. Om op veranderingen te anticiperen en werkloosheid te voorkomen is het essentieel dat er wordt gewerkt aan de bevordering van de sociale dialoog en collectieve overeenkomsten (die vaak niet bestaan in de nieuwe sectoren), en dat er daarnaast wordt gezorgd voor een versterking van de sociale zekerheid, systemen voor inkomensondersteuning en proactieve sectorale opleidingsinitiatieven, gendergelijkheid en een sociaal inclusieve arbeidsmarkt. In het verslag wordt uitgegaan van de definitie van groene banen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), op grond waarvan alle banen die bijdragen aan duurzame ontwikkeling als groene banen mogen worden aangemerkt. Met het oog op een maatschappelijk verantwoorde transformatie moeten werknemers in het proces een participerende partnerschapsrol spelen. In het verslag wordt ertoe opgeroepen om in dit verband vertegenwoordigers van de werknemers die zijn belast met het groen maken van de werkplek, volgens de definitie van de IAO, te betrekken bij het duurzamer maken van werkplekken, bedrijven en sectoren. Toenemende duurzaamheid, een van de nagestreefde doelstellingen, moet worden opgenomen in de financiële vooruitzichten van diverse fondsen, inclusief de structuurfondsen en het Cohesiefonds. We moeten het scheppen van duurzame banen boven aan de EU-agenda zetten en streven naar een progressieve overgang naar, en investeringen in, goede en milieuvriendelijke banen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag over de ontwikkeling van het werkgelegenheidspotentieel van een nieuwe duurzame economie gestemd, omdat erin wordt onderstreept dat het scheppen van banen niet uitsluitend cijfermatig mag worden benaderd. Het is ook belangrijk nader te onderzoeken op welke wijze goede arbeidsvoorwaarden gewaarborgd kunnen worden en hoe de overgang naar een duurzame economie op maatschappelijk verantwoorde wijze kan plaatsvinden.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Aan de opstelling van dit verslag hebben maar liefst zes parlementaire commissies deelgenomen. Dit bewijst dat het vraagstuk van de werkgelegenheid thans bijzonder belangrijk is en dat het begrip van duurzaamheid tegenwoordig onlosmakelijk verbonden is met de politieke woordenschat en het politieke discours. De duurzaamheid en het werkgelegenheidspotentieel van de economie zijn problemen waarmee niet alleen werknemers, ondernemers en politici, maar onder meer ook technici en leken en milieudeskundigen en fabrikanten geconfronteerd worden. Een van de voornaamste problemen heeft te maken met de kosten van duurzaamheid en de manier waarop die verdeeld worden.

Wij vragen ons af of dit element, dat niet altijd voldoende duidelijk en meetbaar is, geen negatieve invloed zal uitoefenen op het initiatief en de organisatiecapaciteit van de markten of geen bijkomende moeilijkheid zal scheppen in een economie die reeds getroffen wordt door de crisis en de bijbehorende onzekerheid. Daarom bestaat er een toenemende behoefte aan een definitie van duurzaamheid die niet beperkt blijft tot een breed en dus moeilijk in te vullen begrip. Onder duurzaamheid moet worden verstaan het scheppen van operationele en uitvoerbare voorwaarden om de menselijke actie en interactie in de wereld te heroriënteren, ook op economisch gebied, zodat iedereen ermee gebaat is, niet slechts een handvol radicalen.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Een ontwikkeling wordt als duurzaam gedefinieerd wanneer deze op een zodanige manier aan de behoeften van de huidige generatie tegemoet komt dat de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien, niet in gevaar komt. Dit vergt een geïntegreerde benadering van economische, sociale en ecologische belangen, een intensivering van de maatschappelijke dialoog, een grotere sociale verantwoordelijkheid van de ondernemingen en de toepassing van het preventiebeginsel en het beginsel dat de vervuiler betaalt. Ons streven moet erop gericht zijn op de lange termijn een toereikend concurrentievermogen en sociale, economische, territoriale en ecologische samenhang te creëren. Daarom pleiten wij voor investeringen in het menselijk, sociaal en milieukapitaal, evenals in technologische innovaties en in nieuwe milieudiensten.

Met deze verplichting leveren wij een bijdrage aan de strijd tegen de klimaatverandering. De Europese Unie heeft zich ertoe verbonden in 2020 de broeikasgasemissies met minstens 20 procent te verminderen, 20 procent van de eigen energiebehoefte uit hernieuwbare energiebronnen op te wekken en de energie-efficiëntie met 20 procent te verhogen. Volgens een onderzoek van het IPCC kan de opwarming van de aarde alleen worden beperkt tot maximaal 2°C als de industrielanden hun broeikasgasemissies in 2050 met 80-90 procent hebben teruggedrongen ten opzichte van de emissies in 1990. Daarom wordt gepleit voor "groene banen" die bijdragen aan een duurzame groei op basis van sociale rechtvaardigheid en milieu-efficiëntie en voor meer werkgelegenheid in plattelandsgebieden om leegloop te voorkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Dit initiatiefverslag bevat diverse positieve elementen en het advies dat ik namens de Commissie industrie, onderzoek en energie heb opgesteld, wordt gedeeltelijk overgenomen. Helaas wordt onvoldoende onderstreept dat meer aandacht moet worden besteed aan de eigen kenmerken van elke lidstaat. Ik noem hier enkele positieve punten:

- is van mening dat een nieuwe duurzame economie in de Europese Unie waarborgen moet bieden voor een evenwichtige economische en sociale ontwikkeling en dat daarbij het belang van de overheidssector moet worden benadrukt.

- vraagt om een ambitieus duurzaam industriebeleid dat zich vooral richt op een efficiënt gebruik van hulpbronnen; benadrukt dat de groene economie uitzicht moet bieden op fatsoenlijke, goed betaalde banen en zich daarbij moet richten op de verbetering van de energie-efficiëntie, wat op zijn beurt de industriële diversificatie ten goede komt.

- wijst erop dat de overgang naar een nieuwe duurzame economie een complex fenomeen is, dat het noodzakelijk maakt bijzondere aandacht te besteden aan de regio's die te lijden hebben onder de de-industrialisatie door in overleg met de sociale partners passende financiële steunregelingen in te voeren en geïntegreerde interventies die gericht zijn op duurzame ontwikkeling en een meer op innovatie gebaseerde economie die fatsoenlijke, goed betaalde banen met gegarandeerde arbeidsrechten kan genereren waardoor de bestaande sociale ongelijkheid en regionale asymmetrie verminderen; acht het van belang dat in dit verband steun wordt verleend aan kleine en middelgrote ondernemingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Het is passend dat we vandaag over dit verslag stemmen, de dag dat de Schotse regering heeft aangekondigd dat Schotland halverwege is bij het bereiken van zijn doelstellingen voor de terugdringing van de uitstoot van broeikasgassen. In een recent rapport is erop gewezen dat offshorewindenergie alleen al circa 48 000 banen in Schotland kan opleveren, en de Schotse regering wil vooroplopen bij het creëren van nieuwe banen in een duurzame economie. Het is jammer dat de regering in Westminster Schotse energieleveranciers blijft discrimineren door hoge tarieven voor de toegang tot het netwerk te vragen, waarmee deze sector zich niet tot een belangrijke, EU-brede leverancier kan ontwikkelen. Ik heb vóór de vragen en wensen van dit verslag gestemd, en ik dring er bij de regering van het Verenigd Koninkrijk op aan om dit verslag goed in acht te nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. − (PL) De stijging van het aantal tijdelijke overeenkomsten met slechtere arbeidsvoorwaarden is momenteel vooral zichtbaar onder de jongeren. Dit vormt een ernstige hindernis op de weg naar een stabiel leven voor de burgers en daardoor ook voor een evenwichtige economie. De ecologische trends die zich ontwikkelen en de industriële innovaties moeten meehelpen om de tewerkstellingsgraad te doen stijgen, terwijl ze tegelijk ook bijdragen tot de bescherming van het milieu.

De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid wijst erop dat milieuvriendelijke technologieën die in de landbouw moeten worden toegepast zullen bijdragen tot een stijging van de tewerkstelling en de inkomsten van de landbouwers. Dit is een interessante these, die zeker verdient te bediscussieerd en grondiger geanalyseerd te worden. Het voorstel om informatiecampagnes te voeren die de burgers bewust moeten maken van de betekenis van ecologie is eveneens onze steun waard.

 
  
MPphoto
 
 

  Alan Kelly (S&D), schriftelijk. − (EN) De hernieuwbaarheid van energie vormt een van de belangrijkste vraagstukken van de hedendaagse Europese samenlevingen. Daarnaast heeft deze sector het potentieel om in de komende jaren uit te groeien tot een van de belangrijkste bronnen van werkgelegenheid. Ik ondersteun dit initiatief omdat het de werkgelegenheid bevordert en de rechten van werknemers beschermt.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk.(DE) De langzaam wegebbende economische crisis zou een impuls voor de Europese Unie moeten zijn om haar hulpbronnen nog zuiniger en competitiever te beheren. Dat is echter alleen mogelijk op basis van een duurzaam bedrijfsleven, hetgeen tegelijkertijd een breed scala aan secundaire voordelen voor het milieu en onze burgers met zich mee zou brengen. Wij moeten stabiele algemene voorwaarden creëren waarin het werkgelegenheidspotentieel in de groene economie van de EU tot volle wasdom kan komen, waardoor een duurzame ontwikkeling van bedrijven wordt gewaarborgd. Ik steun dit verslag omdat economische groei, milieubescherming en sociale cohesie hand in hand gaan en elkaar aanvullen. Doel moet zijn om niet alleen nieuwe, duurzame, ‘groene’ banen te creëren, maar om ook het bedrijfsleven en de maatschappij in het algemeen te stimuleren om een rol te spelen bij deze nieuwe manier van zaken doen. Wij moeten het potentieel van de ‘groene’ economie optimaal benutten en er tegelijkertijd toe bijdragen dat de wereld Europa als een rolmodel gaat zien in de zin van een progressieve, duurzame en milieubewuste economische Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk.(RO) Als gevolg van de crisis zijn economische groei en werkgelegenheid onmiddellijke prioriteiten voor de Europese Unie geworden. Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat het volgens mij heel belangrijk is dat er goed gerichte worden ondernomen om de arbeidsparticipatie te verhogen, en wel via beleidsmaatregelen voor actief ouder worden en het bevorderen van de integratie van jongeren, personen met een handicap, legale migranten en andere kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. Deze maatregelen moeten worden aangevuld met goed onderwijs en goede beroepsopleidingen, en er moeten doeltreffende stimulerende maatregelen worden genomen om levenslang leren mogelijk te maken en mensen de kans te geven hun mogelijkheden te verbeteren door hun kwalificaties uit te breiden.

Een andere groep die we niet mogen vergeten wordt gevormd door de recent afgestudeerden. We moeten een sterk partnerschap opzetten tussen de lidstaten en de sociale partners om deze jonge mensen te helpen een eerste betrekking te vinden of een extra opleiding te volgen, waaronder inbegrepen stages. De lidstaten moeten voor dat doel volop gebruik van de beschikbare EU-fondsen, inzonderheid het Europees Sociaal Fonds.

 
  
MPphoto
 
 

  Ramona Nicole Mănescu (ALDE), schriftelijk.(RO) We hebben behoefte aan maatregelen om nieuwe banen te creëren, zeker nu de lidstaten met een ernstige economische en sociale crisis worden geconfronteerd. Het cohesiebeleid van de EU moet een beslissende rol spelen bij de ontwikkeling van het werkgelegenheidspotentieel van een duurzame economie door bij te dragen tot het terugdringen van regionale verschillen en een maatschappij met volledige werkgelegenheid te realiseren. We moeten de regio’s aanmoedigen gebruik te maken van het de Structuurfondsen voor het financieren van landelijke, regionale en lokale projecten en van het Europees Sociaal Fonds voor het creëren van mogelijkheden op het gebied van scholing en werkgelegenheid.

Het Europees Sociaal Fonds is dé oplossing voor lidstaten die willen investeren in vaardigheden, werkgelegenheids-, scholings- en herscholingsactiviteiten en carrièreadvies voor werklozen met het oog op het scheppen van meer en betere banen. Om gemeenten en regio’s te helpen heb ik de Europese Commissie gevraagd een proefproject te financieren om mensen die direct, op lokaal en regionaal niveau betrokken zijn bij het beheren en implementeren van Europese fondsen te trainen en te helpen bij de uitwisseling van voorbeelden van goede praktijken.

 
  
MPphoto
 
 

  Thomas Mann (PPE), schriftelijk.(DE) Ik heb vandaag mijn stem gegeven aan het initiatiefverslag van mevrouw Schroedter over de ontwikkeling van het werkgelegenheidspotentieel van een nieuwe duurzame economie. De ‘groene banen’ nemen een centrale plaats in dit verslag in. Dat zijn de banen in vrijwel alle relevante industriële en dienstensectoren die een bijdrage leveren aan een duurzame economie. Milieubescherming kan een drijvende economische kracht worden als wij er tijdig in slagen om voorspelbare en investeringsvriendelijke kadervoorwaarden te creëren. De invoering van talloze extra aanbestedingscriteria zou haaks staan op de uitdrukkelijke doelstelling van de EU om de bureaucratie snel terug te dringen. Ik ben blij dat wij erin zijn geslaagd om de stijging van de criteria te beperken tot de minimale sociale normen. De meest Europese ondernemingen zijn ongetwijfeld mondiale pioniers op het gebied van een succesvolle milieubescherming. Om voor die bedrijven een eerlijke mededinging te waarborgen, moeten wij voorkomen dat de productie naar landen buiten de EU wordt verplaatst met lage normen op het gebied van de milieubescherming. De Europese Commissie en de lidstaten dienen snelle en krachtige maatregelen te nemen om die tendens te bestrijden. Mijn daartoe strekkende amendement is vandaag door een meerderheid ondersteund.

Wij moeten op de werkplek discriminatie tegengaan en een gelijke behandeling bevorderen. Om dat te bewerkstelligen, vormen sanctiemechanismen en quota echter niet het goede instrument. De verplichting dat 40% van de directie van een bedrijf uit vrouwen dient te bestaan, is niet reëel. Daarom kon dat voorstel op geen enkele steun rekenen. Vrouwen hebben geen quota nodig. Zij hebben betere mogelijkheden nodig om hun carrière gestalte te kunnen geven. Daartoe is het noodzakelijk dat de obstakels uit de weg worden geruimd die de beroepsmatige ontwikkeling van vrouwen belemmeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Het begrip “werkgelegenheid in een nieuwe duurzame economie” roept een nieuw paradigma in het leven met betrekking tot de economische voorwaarden die tot dusver onontbeerlijk werden geacht voor de economische ontwikkeling en het scheppen van werkgelegenheid. Een duurzame economie houdt een vergaande wijziging van het werkgelegenheidspotentieel in, aangezien de ondernemingen uit de sector van de hernieuwbare energiebronnen en de energie-efficiëntie overal ter wereld een fundamentele rol zullen spelen bij het scheppen van nieuwe arbeidsplaatsen. Het voorbeeld van Duitsland toont duidelijk aan hoe de bedrijven uit de voornoemde sector een beslissende bijdrage kunnen leveren aan het scheppen van nieuwe banen. Het is essentieel dat de andere landen van de Europese Unie dit voorbeeld volgen om een multiplicatoreffect teweeg te brengen en het begrip “werkgelegenheid in een duurzame economie” op het gehele Europese grondgebied in de praktijk te brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk.(DE) Voor de zoveelste keer staan er in een EU-verslag weer fraaie woorden. Zo wordt er bijvoorbeeld gesproken over het optimale groeipotentieel voor mannen en vrouwen in de nieuwe, duurzame economie, over fatsoenlijk werk, over een sociaal verantwoorde transformatie en over de benodigde vaardigheden van werknemers. Tegelijkertijd moet de EU zich er echter van bewust zijn dat de druk op de arbeidsmarkt juist vanwege de uitbreiding met Oost-Europese landen in een aantal sectoren aanzienlijk is gestegen zonder dat er aanwijzingen zijn die op verbeteringen duiden. Bovendien zijn met name de afgelopen jaren de hoeveelheid onzekere arbeidsomstandigheden aanzienlijk toegenomen door bijvoorbeeld uitzendwerk, deeltijdwerk, ‘MacJobs’ en de aanwezigheid van zogenaamde kleine zelfstandigen. Tegenwoordig biedt zelfs een goede opleiding geen garantie meer op werk.

Zolang als er over ‘green cards’ voor werknemers uit derde landen wordt gepraat om de handel en industrie van goedkope arbeidskrachten te voorzien in plaats van dat er getracht wordt om EU-ingezetenen de benodigde vaardigheden aan te leren, zullen het allemaal waarschijnlijk loze woorden blijven. Wat er in het verslag gevraagd wordt, klinkt niet slecht, maar papier is geduldig. Aangezien wij er niet vanuit kunnen gaan dat er adequate maatregelen zullen volgen om die eisen ook in de praktijk te realiseren, heb ik mij van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk.(IT) Ik heb voor het verslag van mevrouw Schroedter gestemd omdat ik het eens ben met de boodschap en aanpak.

Duurzame ontwikkeling komt tegemoet aan de behoeften van de huidige generatie op een manier waardoor het vermogen van de toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien niet in gevaar komt. Naast het rekening houden met economische en ecologische belangen voorziet het besluit van de Europese Raad in investeringen in menselijk en sociaal kapitaal en in innovatie, met als doel omstandigheden te scheppen voor concurrentievermogen, welvaart en sociale samenhang.

Een ander zeer belangrijk punt van het document betreft bovendien de definitie van groene banen. Deze banen hebben niet alleen betrekking op arbeidssectoren die direct verband houden met milieubescherming. Het zijn ook banen die een bijdrage leveren aan de overgang naar een duurzame bedrijfsvoering waardoor energie wordt bespaard, hernieuwbare energiebronnen worden gebruikt en het produceren van afval wordt voorkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (S&D), schriftelijk.(RO) Duurzame groei moet gebaseerd zijn op sociale rechtvaardigheid en milieuefficiëntie. De transformatie van Europese economieën van vervuilende naar milieuefficiënte economieën zal grondige veranderingen teweeg brengen op het gebied van productie, distributie en consumptie. Ik ben voorstander van het idee om voorlichtings- en bewustmakingscampagnes te organiseren om duidelijk te maken dat onze strategie voor het overschakelen op een groene, duurzame economie sociaal rechtvaardig is en zal bijdragen tot een groei van de werkgelegenheid.

Ik wil er graag op wijzen dat bijzondere aandacht voor biologische verscheidenheid van groot belang is voor het scheppen van groene banen in Europa, met name bij de implementatie van de Natura2000-netwerken. Ik verzoek de Commissie uiterlijk in 2011 een voorstel in te dienen voor een strategie, met inbegrip van wetgevende en niet-wetgevende maatregelen, ter bevordering van groene banen die een bron van groei en welvaart vormen voor iedereen

Ik verzoek de Commissie en de lidstaten om aan al het overige EU-beleid maatregelen te verbinden die gericht zijn op de herscholing en heropleiding van werknemers om ze te kwalificeren voor groene banen.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. – (FR) De ontwikkeling van groene banen in Europa is een noodzaak. Enerzijds kunnen zij duurzame groei ondersteunen, en anderzijds dragen zij bij aan de verwezenlijking van de ambitieuze meetbare doelstellingen die de Europese Unie heeft vastgesteld voor de bestrijding van de klimaatverandering. Ik heb voor het verslag van mijn collega mevrouw Schroedter gestemd, waarin de invoering van maatregelen ter bevordering van groene banen wordt bepleit. Om het aantal groene banen te vergroten moeten ondernemingen met name worden aangemoedigd om te investeren in schone technologieën. Ik denk in het bijzonder aan de invoering van belastingvermindering voor middelgrote en kleine ondernemingen. De regio's moeten ook worden aangemoedigd om gebruik te maken van de Europese structuurfondsen en het Cohesiefonds om nieuwe duurzame banen te creëren. We moeten er echter op toezien dat de nationale onderwijs- en opleidingsstelsels worden aangepast om te voldoen aan de vraag naar gekwalificeerd personeel en dat degenen van wie de banen worden bedreigd door structurele economische verandering worden omgeschoold.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE), schriftelijk. − (CS) Ik heb me onthouden van stemming over de ontwikkeling van het werkgelegenheidspotentieel van een nieuwe duurzame economie, omdat ik het niet eens ben met de rapporteur die stelt dat met een verlaging van de uitstoot over 40 jaar de werkloosheid de wereld uit geholpen wordt. Uiteraard gaat van een duurzame economie een duidelijke stimulans uit voor de ontwikkeling van nieuwe technologieën, wat nog niet betekent dat er zomaar arbeidsplaatsen voor de Europese burger uit komen rollen. We maken onderdeel uit van een geliberaliseerde wereldwijde markt en die biedt bedrijven, gemeenten en consumenten eveneens nieuwe technologieën aan uit Azië. Deze beconcurreren Europese producten met name op prijs. Dat betekent niet dat we de normen voor de verbetering van het milieu niet zouden moeten aanscherpen, maar laten we ons vooral niet wijsmaken dat dit een wondermiddel is tegen werkloosheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ik verwelkom het feit dat het Europees Parlement vandaag heeft ingestemd met een verslag over de ontwikkeling van het werkgelegenheidspotentieel van een nieuwe duurzame economie van mijn Duitse collega in de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie, Elisabeth Schroedter. Zoals zij na de stemming zei, pleiten de Groenen er al lang voor dat Europa zich committeert aan een echte ‘Green New Deal’, die de overgang naar een groene economie, als het enige levensvatbare antwoord op de huidige economische crisis, moet versnellen. Het is daarom bijzonder welkom dat dit verslag, waarin wordt gewezen op het enorme potentieel voor het creëren van nieuwe groene banen en het omvormen van bestaande banen in groene banen in heel Europa en waarin aanbevelingen worden gedaan om dit te bereiken, de steun heeft gekregen van een grote meerderheid van de afgevaardigden van verschillende fracties.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Hoewel wij een aantal uitgangspunten van het verslag steunen, hebben wij tegengestemd.

Het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen in de groene sectoren, het inzetten van duurzame energiebronnen, het herstel van het ecosysteem en energiebesparing zijn wenselijke punten die gesteund moeten worden. Aan de andere kant kunnen wij niet accepteren dat de kosten van de overgang naar duurzame arbeidsplaatsen door onze bedrijven gedragen worden, zeker niet in deze tijden van crisis.

Er zouden financiële middelen beschikbaar moeten komen voor bedrijven die zich volledig of deels willen omvormen tot bedrijven in de duurzame sector. Daarnaast moeten de procedures voor de vervanging van zwaar vervuilende systemen door systemen met weinig gevolgen voor het milieu, worden vereenvoudigd, omdat, zoals in Italië vaak gebeurt, de bevolking zich er vaak tegen keert.

 
  
MPphoto
 
 

  Edward Scicluna (S&D), schriftelijk. (EN) Ik steun dit verslag met genoegen. Het is belangrijk dat de economische en sociale crisis de lidstaten er niet van weerhoudt om zich tot meer duurzame, koolstofarme, hulpbronnenefficiënte economieën te ontwikkelen. Dit zal onze economieën weerbaarder, concurrerender en minder afhankelijk van steeds duurdere importen te maken. De Commissie moet speciale nadruk leggen op groene banen, vooral omdat de OESO heeft aangetoond dat de sector van de milieugoederen en -diensten het potentieel heeft om banen te scheppen voor een breed scala aan vaardigheden en capaciteiten, ook voor laaggeschoolde werknemers. Ook zou ik graag zien dat de lidstaten financieringssystemen en fiscale prikkels ontwikkelen om kleine en middelgrote bedrijven in de richting van een groen werkgelegenheidsbeleid te sturen. Hoewel het begrip ‘groene banen’ in een nieuwe Europese werkgelegenheidsstrategie in brede termen zal worden gedefinieerd, moet onderscheid worden gemaakt tussen zaken als controle op vervuiling, recycling, watermanagement, natuurbehoud, de productie van milieuvriendelijke en hernieuwbare energietechnologieën en onderzoek en ontwikkeling op milieugebied. Een ‘groene’ economie heeft het potentieel om voor economische groei te zorgen en de baanonzekerheid, die in de afgelopen decennia is toegenomen, vooral onder jongeren, aan te pakken. Om dit te bereiken hebben we passende opleidings- en onderwijsprogramma’s nodig. Alleen dan zullen we het werkgelegenheidspotentieel van een nieuwe duurzame economie kunnen ontwikkelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. − (PL) Volgens de Raad van Europa is ontwikkeling duurzaam als ze de behoefte van de huidige generaties vervult zonder de mogelijkheid om de behoeften van de toekomstige generaties te vervullen in gevaar te brengen. In het verslag wordt uitgebreid gesproken over de schepping van groene banen. Het is uiterst belangrijk dat er in de hernieuwbare energiebronnen een groot potentieel schuilt voor het scheppen van nieuwe banen. Op het Europese continent is Duitsland een goed voorbeeld van de juiste implementatie van een dergelijk beleid. Tijdens de overgang naar een duurzame economie moeten we ook rekening houden met maatschappelijke rechtvaardigheid, omdat die zal zorgen voor de goedkeuring van de burgers. Ook de juiste opleiding en de systematische bijscholing van de werknemers zijn hierbij belangrijk. Duurzame ontwikkeling vereist niet alleen respect voor de milieunormen, maar ook voor de normen op het vlak van arbeid.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − Ik steun ten volle het verslag over de ontwikkeling van het werkgelegenheidspotentieel van een nieuwe duurzame economie. Collega Schroedter verwijst naar de IAO-definitie volgens welke een arbeidsplaats groen is als die bijdraagt aan duurzame bedrijfsvoering en een sociaal Europa. Ruimer opgevat dus dan de hoogtechnologische banen in de sector van energie en milieubeheer waar de Commissie op doelt. Het gaat bijvoorbeeld om een ambitieus duurzaam industriebeleid, gericht op efficiënt gebruik van hulpbronnen, met fatsoenlijke, goed betaalde jobs. Aanbevolen wordt om het bedrijfsleven meer erbij te betrekken of de regionale overheden te stimuleren wettelijke kadervoorwaarden, markteconomische sturingsmechanismen, subsidies en openbare aanbestedingen op dit doel af te stemmen. Of meer in te spelen op de behoefte aan nieuwe vaardigheden, maar evenzeer op de installatie van sociaal overleg of collectieve arbeidsovereenkomsten in de nieuwe bedrijfstakken en -sectoren.

De productiedruk in de nieuwe sectoren is vrij hoog en de neiging om goede arbeidsvoorwaarden te garanderen klein. Hierdoor zijn werknemers uit de traditionele industrietakken met een traditioneel degelijke sociale bescherming niet gemakkelijk te motiveren de overstap te maken. De Unie heeft de verplichting strijd te leveren tegen de opwarming van de aarde en daarom is een goede strategie nodig voor een maatschappelijk verantwoorde transformatie naar een meer groene economie.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. (EN) Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag, waarin wordt gevraagd om een Europese werkgelegenheidsstrategie voor een duurzame economie. Ook wordt in dit verslag steun gegeven aan de oproep van de Raad tot herziening van subsidieregelingen die negatieve effecten op het milieu hebben en wordt de noodzaak van fatsoenlijk werk benadrukt.

 
  
MPphoto
 
 

  Silvia-Adriana Ţicău (S&D), schriftelijk.(RO) Ik heb voor dit verslag over de ontwikkeling van het werkgelegenheidspotentieel van een nieuwe duurzame economie gestemd, omdat ik geloof dat de lidstaten moeten overstappen op een concurrerende en efficiënte koolstofarme economie. Daarom roep ik de EU op om een duurzaam industrieel beleid te ontwerpen en het bedrijfsleven bij de eco-innovatie te betrekken, teneinde de groei van de economie minder afhankelijk te maken van het gebruik van hulpbronnen en energie en de schadelijke uitstoot terug te dringen. Om banen te creëren in een milieuefficiënte economie zullen we moeten investeren in energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en groene technologieën in gebouwen, de vervoersector en de landbouw. Daarom dring ik aan op de ontwikkeling van een Europese werkgelegenheidsstrategie voor een duurzame economie als onderdeel van de EU 2020-strategie. Regionale autoriteiten zouden daarbij een belangrijke rol moeten spelen.

Ik pleit verder voor doeltreffende financieringssystemen en fiscale prikkels om kleine en middelgrote ondernemingen te stimuleren groene innovaties en productieprocessen te ontwikkelen. Tot slot geloof ik dat het werkgelegenheidsbeleid een cruciale rol kan spelen bij het bestrijden van armoede en sociale uitsluiting, en ik roep de lidstaten op van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering gebruik te maken om de nieuwe, voor een milieuefficiënte economische ontwikkeling benodigde vaardigheden te bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Viktor Uspaskich (ALDE),(LT) Dames en heren, het streven naar een duurzame economie is niet alleen een ecologische noodzaak; het is ook een van de pijlers van onze strategie voor een sociaal Europa. Dergelijke veranderingen zullen echter pas vrucht dragen als ze sociaal rechtvaardig zijn en uiteindelijk de werkgelegenheid, arbeidsomstandigheden en sociale zekerheid ten goede komen.

Daarom moet een duurzame economie niet alleen sociale en ecologische, maar ook technologische en economische duurzaamheid bieden. Dat hoeft geen tegenspraak te zijn. We hebben creatievere maatregelen nodig.

Neem energie-efficiëntie. In Litouwen behoorde de bouw tot de zwaarst door de economische crisis getroffen sectoren. De meeste oude gebouwen in Litouwen zij zeer oneconomisch – ingevoerde energie wordt inefficiënt gebruikt, zoals blijkt uit de enorme verwarmingsrekeningen van de gebruikers.

Waarschijnlijk zullen nationale projecten voor isolering en energie-efficiënte gebouwen weer geld in de markt pompen, aan de hand van lonen en investeringen in de bouwsector. Tegelijkertijd wordt Litouwen zo minder afhankelijk van ingevoerde energie.

Natuurlijk is dit maar een voorbeeld en is het niet automatisch van toepassing op alle lidstaten. Het toont echter aan dat we vooral tijdens de crisis creatiever moeten denken en onze krachten moeten bundelen, om de basis te leggen voor een duurzame toekomst.

 
  
  

Verslag-Trzaskowski (A7-0216/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Brzobohatá (S&D), schriftelijk. − (CS) Ik heb voor het verslag over EER-Zwitserland: obstakels voor de volledige tenuitvoerlegging van de interne markt gestemd, met name omdat het de Commissie wijst op een hele reeks te nemen stappen om te komen tot vereenvoudiging en verdieping van de economische samenwerking tussen de Europese Unie en Zwitserland en ook omdat ze erin wordt uitgenodigd deze stappen ook daadwerkelijk te zetten. In het verslag wordt bovenal, volstrekt terecht, gewezen op het nodeloos ingewikkelde systeem van 120 bilaterale akkoorden tussen Zwitserland en de EU voor de uiteenlopende economische sectoren. De vastberadenheid waarmee wordt gepoogd zich maximaal in te zetten voor vereenvoudiging en toenadering van de wettelijke voorschriften is volstrekt terecht, zeker als het gaat om het opruimen van obstakels voor toetreding tot de Zwitserse markt voor bedrijven uit de EU en vice versa. Zo wordt in het verslag mede gewezen op de volstrekt zinloze juridische vereiste voor bedrijven die de Zwitserse markt willen betreden een financiële borg te storten. In mijn ogen is dit een nodeloos obstakel dat erom vraagt te worden opgeruimd en wordt meer dan terecht in het verslag aan de kaak gesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Mário David (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat de volledige tenuitvoerlegging van een behoorlijk functionerende interne markt van belang is voor zowel de Europese Unie als haar handelspartners, en met name voor de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie. Voor Zwitserland, de naar omvang vierde belangrijkste handelspartner van de Europese Unie, geldt een model voor economische integratie zonder toetreding dat gebaseerd is op bilaterale overeenkomsten per sector. Dat schept extra problemen, aangezien de bilaterale overeenkomsten, in tegenstelling tot de EER-Overeenkomst, geen enkele vorm van automatische aanpassing aan latere ontwikkelingen in de overeenkomstige verworvenheden van de Gemeenschap bevatten.

Ondanks de gunstige ontwikkelingen met betrekking tot de Overeenkomst op het vrij verkeer van personen tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland verdienen bepaalde aspecten van de toepassing van deze overeenkomst meer aandacht. Daarom ben ik van oordeel dat alle manieren om de toepassing van de overeenkomst te verbeteren op een rij moeten worden gezet, te beginnen met het streven naar een meer uniforme toepassing van de overeenkomst en naar meer convergentie tussen het Gemeenschapsrecht en de Zwitserse wetgeving op het gebied van de interne markt.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Zwitserland heeft een geschiedenis en een reeks eigen kenmerken die niet alleen tot uiting komen in de manier waarop het zichzelf intern bestuurt, maar ook in de vorm waarin het besloten heeft betrekkingen met andere landen aan te gaan en in de voorzorgen en beperkingen waaraan het die betrekkingen onderwerpt. De weerwil van Zwitserland om toe te treden tot grote internationale organisaties en om in principe voor altijd geldende overeenkomsten te onderschrijven die van invloed zijn op de interne rechtsorde van het land is niet nieuw, net zomin als de voorkeursbehandeling die het verleent aan zijn burgers en aan de op Zwitsers grondgebied gevestigde bedrijven ten koste van de buitenlandse concurrenten, die vaak geconfronteerd worden met onredelijke juridische en administratieve belemmeringen.

Desalniettemin is Zwitserland een belangrijke partner van de Europese Unie en heeft het reeds meer dan honderd bilaterale overeenkomsten ondertekend waarmee de betrekkingen tussen beide partijen worden geregeld. Ofschoon de keuze van Zwitserland om zich afzijdig te houden van de Europese Economische Ruimte niet bepaald geholpen heeft om de economische betrekkingen van de Europese Unie met het land te versoepelen en te bevorderen, heeft ze ook niet verhinderd dat de balans over het geheel genomen positief is. Ik hoop dat de betrekkingen zullen worden aangehaald en verdiept.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) De vier lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA: IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland) zijn belangrijke handelspartners van de Europese Unie: Zwitserland en Noorwegen zijn naar omvang respectievelijk haar vierde en vijfde belangrijkste handelspartner. Even belangrijk is dat de vier EVA-lidstaten en de lidstaten van de Europese Unie tot hetzelfde cultuurgebied behoren en fundamentele waarden en een cultureel en historisch erfgoed delen.

Gelet op het feit dat de nieuwe bepalingen van het Verdrag van Lissabon de uitvoering van de wetgeving op de interne markt in de EER/EVA-landen kunnen vertragen, beaam ik dat de Commissie de bekendmakingsprocedure voor nieuwe EU-regels en -wetgeving die in het bereik van de EER-Overeenkomst vallen formeel moet vastleggen om de afstand tussen de aanneming van nieuwe wetgeving en haar mogelijke overname door de EER/EVA-landen te verkleinen.

Ik beaam tevens dat de parlementen van de EER/EVA-landen nauwer bij de wetgevende procedures van de Europese Unie betrokken moeten worden als het om voorstellen gaat die voor de EER van belang zijn. Daarom verzoek ik de Commissie om de nationale parlementen van de EER/EVA-landen van de wetgevende voorstellen te voorzien die ze de nationale parlementen van de EU-lidstaten voor raadpleging toestuurt.

 
  
MPphoto
 
 

  Pat the Cope Gallagher (ALDE), schriftelijk. (GA) Als voorzitter van de delegatie van het Europees Parlement voor de betrekkingen met Zwitserland en de EER, begrijp ik de in dit rapport aan de orde gestelde kwesties goed. De Europese Vrijhandelsassociatie telt vier leden: Zwitserland, IJsland, Noorwegen en Liechtenstein. Met de ondertekening in 1994 van de EER-overeenkomst gingen drie van deze vier landen deel uitmaken van de interne markt. Zwitserland besloot bij referendum niet tot de EER toe te treden (50.3 procent van de stemmen tegen en 49.7 procent van de stemmen voor). Zwitserland heeft derhalve besloten een afzonderlijke relatie met de rest van Europa aan te gaan. Zwitserland is ongeveer 120 bilaterale overeenkomsten aangegaan met de EU.

Deze overeenkomsten betreffen het vrije verkeer van personen, wegvervoer, burgerluchtvaart, wetenschappelijk onderzoek, technische handelsbarrières, markten voor overheidsopdrachten en landbouwkwesties. Zwitserland is de op een na grootse handelspartner van de EU en Zwitserse bedrijven hebben meer dan een miljoen mensen in dienst in de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk.(RO) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik heel tevreden ben met de vorderingen die zijn gemaakt bij de liberalisering van de grensoverschrijdende dienstverlening tussen de EU en Zwitserland, en meer in het bijzonder de positieve uitwerking van de overeenkomst inzake het vrij verkeer van personen. De aanhoudende toename van het aantal uitgezonden werknemers en zelfstandige dienstverleners uit de EU, die van 2005 tot 2009 in Zwitserland werkzaam geweest zijn (volgens de statistieken zijn er ongeveer 200 000 grensarbeiders uit de EU of de EVA-landen die elke dag in Zwitserland gaan werken) is voor alle partijen gunstig gebleken. Ik geloof dat de Zwitserse regering en de kantons er in de nu volgende periode verstandig aan doen gebruik te maken van de ervaringen van de EU en de EER met de openstelling van de dienstensector via overzetting van de dienstenrichtlijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Zwitserland maakt samen met IJsland, Noorwegen en Liechtenstein deel uit van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) en is een belangrijke handelspartner van de Europese Unie. IJsland, Noorwegen en Liechtenstein hebben hun handelsbetrekkingen met de Europese Unie echter nog steviger onderbouwd met hun ondertekening van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER). Aangezien Zwitserland naar volume de vierde belangrijkste handelspartner van de Europese Unie is, is het van uitzonderlijk belang dat het land zich aansluit bij de EER-overeenkomst. Ik heb in overeenstemming hiermee gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Franz Obermayr (NI), schriftelijk.(DE) De soevereiniteit van Zwitserland wordt in het onderhavige verslag niet voldoende benadrukt. Daarom heb ik tegen het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Het is absoluut noodzakelijk dat er een echte Europese Economische Ruimte tot stand wordt gebracht, zoals bepaald in het Verslag van Porto.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Wij, de Groenen, hebben onze steun gegeven aan dit verslag, dat een reeks opmerkingen bevat over de belemmeringen voor de toepassing van de regels voor de interne markt door Zwitserland en de landen van de Europese Economische Ruimte (EER). In het bijzonder worden in het verslag de volgende ideeën geformuleerd: na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moet de Europese Commissie de nationale parlementen van alle landen van de EER en de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) wetgevingsvoorstellen toezenden die ze voor raadplegingsdoeleinden aan de nationale parlementen van de EU-lidstaten toestuurt; de EER/EVA-landen moeten de nodige middelen uittrekken voor de toepassing van de dienstenrichtlijn, met name om de enige aanspreekpunten op te richten; en de EER/EVA-landen moeten sterker worden betrokken bij de besprekingen over de richtlijn inzake de rechten van de verbruiker, onder andere voorstellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk.(IT) Wij hebben voor dit verslag gestemd omdat daarmee belemmeringen voor de vrije handel tussen EU-landen en belangrijke handelspartners van de EU worden weggenomen. Met het oog op Italië zijn we van mening dat het voor Italiaanse bedrijven en werknemers goed zou zijn als Zwitserland de regels op de interne markt meer zou toepassen. We verwelkomen het reeds door Zwitserland genomen besluit tot vergaande beperking van het bankgeheim om te voldoen aan de door de Europese Unie verlangde transparantie..

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. (EN) Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag, waarin wordt aanbevolen om meer samen te werken en goede praktijken te delen en waarin advies wordt gegeven over de veranderingen die moeten worden doorgevoerd na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Dit is een interessant verslag. Er wordt bijvoorbeeld in gemeld dat het gemiddelde omzettingstekort 0,7 procent is, waardoor dit tekort min of meer op hetzelfde niveau ligt als in de meeste lidstaten van de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Rafał Trzaskowski (PPE), schriftelijk. − (PL) Ik ben heel blij dat het Parlement dit verslag met overgrote meerderheid heeft goedgekeurd. Ik hoop dat u voor dit verslag hebt gestemd omdat u net als ik achter de twee basisdoelstellingen ervan staat. Ten eerste wilden de Commissie interne markt en consumentenbescherming en ik de landen van de Europese Economische Ruimte die niet tot de EU behoren en Zwitserland op de agenda van de commissie plaatsen die zich toespitst op het hart van de EU, namelijk de Commissie interne markt. Ik hoop dat die partners van de Unie, die uiteindelijk hun grootste handelspartners zijn, daar voorgoed zullen blijven. De tweede doelstelling was de concrete hindernissen in de implementatie van deze samenwerking, vooral op de lijn Brussel-Bern, eindelijk eens aan te pakken. Ik hoop dat de stem van het Parlement in deze zaak beide partijen, zowel de Europese Commissie als de overheid van de Zwitserse Confederatie, ertoe zal aanzetten om de mechanismen die momenteel hun samenwerking regelen te herzien.

 
  
  

Verslag-Pablo Zalba Bidegain (A7-0210/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk.(FR) Door vrijhandelsovereenkomsten kunnen de ondertekenende landen profiteren van onderlinge handel in uiteenlopende producten en gebruikmaken van elkaars sterke punten. Ik ben dan ook zeer ingenomen met het feit dat de Europese Unie op het punt staat een vrijhandelsovereenkomst met Zuid-Korea te sluiten. Hierbij dient echter te worden opgemerkt dat ten aanzien van de voorwaarden van voorgenomen handelsovereenkomsten altijd uiterste waakzaamheid geboden is. In dit geval moeten we snelle veranderingen vermijden die mogelijk de handelsstromen kunnen destabiliseren. Vandaar de noodzaak van vrijwaringsclausules, niet in de laatste plaats om onze auto-industrie te beschermen. In de praktische zin ben ik blij dat het verslag is aangenomen, omdat het een oproep van leden van het Europees Parlement bevat om toe te staan dat er op verzoek van een lidstaat, het Europees Parlement, de interne adviesgroep, een rechtspersoon, een rechtspersoonlijkheid die optreedt namens een bedrijfstak van de Unie en die ten minste 25 procent daarvan vertegenwoordigt, of op initiatief van de Commissie zelf, een onderzoek wordt geopend naar een toegenomen invoer van bepaalde producten. Mocht blijken dat Europese producenten ernstige schade ondervinden van een drastische stijging van de invoer van een bepaald product, dan mogen vrijwaringsmaatregelen in de vorm van beschermende douanerechten worden ingezet.

 
  
MPphoto
 
 

  George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk.(RO) Ik heb voor dit verslag over de uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausule in de vrijhandelsovereenkomst EU-Korea gestemd. Deze vrijwaringsclausule zal Europese ondernemingen en banen beschermen tegen schade veroorzaakt door invoer uit Korea. Het is van bijzonder belang dat de invoer uit dat land nauwlettend in de gaten wordt gehouden en dat alle onregelmatigheden bij de nakoming van het principe van eerlijke mededinging direct worden gecorrigeerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk.(FR) Het Parlement heeft de wijzigingen op de vrijwaringsclausule voor de vrijhandelsovereenkomst met Zuid-Korea goedgekeurd. Dit is echter pas de eerste stemming: de definitieve stemming is uitgesteld tot de vergaderperiode van 18-21 oktober, zodat wij nog ruimte hebben om in eerste lezing tot een vergelijk te komen met de Raad. Alle effectbeoordelingen van de Europese Commissie wijzen erop dat Zuid-Korea meer handelsvoordeel zal behalen uit deze overeenkomst dan de EU. De Commissie had ons dan ten minste een geloofwaardige vrijwaringsclausule kunnen geven. Wij zijn van mening dat onze eis voor regionale vrijwaringsmaatregelen legitiem is, omdat de gevolgen van de openstelling van de EU-markt voor Zuid-Koreaanse producten per lidstaat aanzienlijk uiteen kunnen lopen. Het is veel eenvoudiger om het effect van Europese exportgoederen te voorspellen voor een land met vijftig miljoen inwoners (tegenover 500 miljoen in de EU). Daarnaast is het essentieel dat het Parlement en de betrokken industrietakken het recht krijgen om een onderzoek te initiëren met het oog op de bescherming van de markt, en dat het Parlement meer zeggenschap krijgt over het goedkeuren of afkeuren van vrijwaringsmaatregelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Ik hoop dat de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Zuid-Korea voor beide partijen voordeel zal opleveren en dat de vrije handel aan beide zijden zo min mogelijk belemmerd zal worden. De vrijwaringsmaatregelen zijn een antwoord op de ernstige schade die de Europese industrie ondervindt. Als onderdeel van de in oktober met Zuid-Korea ondertekende overeenkomst moet de vrijwaringsclausule op zodanige wijze worden geherformuleerd dat alle aspecten van de uitvoering van deze clausule op passende wijze worden uiteengezet en dat bij de tenuitvoerlegging ervan het transparantiebeginsel en de betrokkenheid van de tegenpartij gewaarborgd zijn.

Deze clausules belemmeren de vrije handel. Daarom moeten ze beperkt blijven tot maatregelen die noodzakelijk zijn om erger te voorkomen. Ze moeten passend zijn en in verhouding staan tot de situaties waarvoor ze ontworpen zijn. Ik hoop dat de Europese industrie steeds krachtiger en creatiever wordt, zodat wij van dit middel geen gebruik hoeven te maken.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Dit voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad is het rechtsinstrument tot uitvoering van de vrijwaringsclausule van de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Zuid-Korea. Op 15 oktober 2009 heeft de Europese Unie met de Republiek Korea een vrijhandelsovereenkomst gesloten. De overeenkomst bevat een bilaterale vrijwaringsclausule die voorziet in de mogelijkheid opnieuw het meestbegunstigingsrecht in te stellen wanneer ten gevolge van de liberalisering van de handel goederen in dermate toegenomen hoeveelheden en onder zodanige omstandigheden worden ingevoerd dat de bedrijfstak van de Unie die soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten vervaardigt, ernstige schade lijdt of dreigt te lijden. Voor de toepassing van deze maatregelen is het noodzakelijk dat de vrijwaringsclausule in de EU-wetgeving wordt opgenomen, temeer daar niet alleen de procedurele aspecten van de instelling van vrijwaringsmaatregelen maar ook de rechten van belanghebbenden nader moeten worden gespecificeerd.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De aanneming van deze vrijwaringsclausule, waarmee de nefaste gevolgen van de liberalisering en de deregulering van de wereldhandel worden erkend, maakt geen einde aan de gevaren en de zorgpunten die de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Zuid-Korea inhoudt voor de toekomst van de diverse economische sectoren. Dit geldt met name voor lidstaten − waaronder Portugal − en regio’s die sterk van deze sectoren afhankelijk zijn.

Laten we onze aandacht vestigen op één van de sleutelsectoren van deze overeenkomst: de textiel- en kledingsector. Laten we onze aandacht vestigen op de studie van het directoraat-generaal Werkgelegenheid en Eurofound, waarin wordt voorspeld dat het aantal EU-banen in deze sector in 2020 met 20 à 25 procent zal zijn gedaald en waarin zelfs sprake is van een mogelijk verlies van 50 procent van de huidige werkgelegenheid in de Europese Unie. En laten we ten slotte ook onze aandacht vestigen op sectoren zoals de elektronicabedrijven en de producenten van auto-onderdelen.

Het neoliberale fundamentalisme van de Europese Unie blijft banen en productiecapaciteit offeren op het altaar van de vrije handel om de winst van haar multinationals te vergroten. Het holt de deficits verder uit en blijft de externe afhankelijkheid en het chronische, almaar groeiende gebrek aan evenwicht van de handelsbalansen in de hand werken. Bovendien rechtvaardigt deze ideologie onveranderlijk de aanslagen op de arbeidsrechten, de sociale dumping en de ondergang van miljoenen kleine producenten en vele kleine en middelgrote ondernemingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. – (FR) Deze overeenkomst is de eerste handelsovereenkomst na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, de eerste overeenkomst waaraan het Europees Parlement zijn goedkeuring zal verlenen. Het is daarom belangrijk dat het Europees Parlement gehoord wordt. Om de nieuwe bevoegdheden van het Europees Parlement bij het vaststellen van het handelsbeleid van de Europese Unie te bekrachtigen, hebben wij daarom voor de amendementen van de parlementaire Commissie van internationale handel gestemd, maar we hebben besloten om niet voor de tekst van de resolutie als geheel te stemmen, om te proberen om tot een betere overeenstemming met de Raad te komen. Een betere overeenstemming, waarvoor verschillende hoofdpunten zullen moeten worden herzien: wij willen een daadwerkelijke vrijwaringsclausule, een effectieve clausule waarmee de regionale verstoringen tussen de verschillende lidstaten van de Europese Unie hersteld kunnen worden en waarmee vooral situaties voorkomen kunnen worden waarbij een ernstig nadeel voor de producenten van de Europese Unie zou kunnen optreden. Daarnaast is er de kwestie van het initiatiefrecht van het Parlement om een onderzoek te openen krachtens de vrijwaringsclausule.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) De vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Zuid-Korea is van groot belang voor de economische ontwikkeling van de EU-lidstaten. Om concurrentievervalsing tegen te gaan en het evenwicht tussen de ingevoerde en uitgevoerde goederen aan beide zijden te waarborgen moet echter worden voorzien in bilaterale vrijwaringsclausules. Deze clausules hebben ten doel te voorkomen dat de Europese industrie ernstige schade ondervindt ten gevolge van een buitensporige toename van de invoer van bepaalde producten. Het is dan ook noodzakelijk dat de vrijwaringsclausule waarvan hier sprake is, wordt opgenomen in de wetgeving van de Europese Unie, zodat de beoogde maatregelen hun beslag kunnen krijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk.(DE) Ten opzichte van andere landen waarmee de Europese Unie onderhandelt over vrijhandelsovereenkomsten dan wel waarmee zij dergelijke overeenkomsten al heeft gesloten, kent de voormalige Japanse kolonie Zuid-Korea hogere sociale en arbeidsrechtnormen. Het is belangrijk en verhoudingsgewijs terecht dat de afzonderlijke lidstaten gedurende een beperkte periode op regionaal niveau vrijwaringsclausules kunnen hanteren. Uit ervaringen in het verleden is gebleken dat het, met name in verband met de invoer en uitvoer van goederen, belangrijk is om in te kunnen grijpen teneinde eventueel noodzakelijke structurele aanpassingen of soortgelijke maatregelen door te voeren.

Daarnaast is het essentieel dat de uitvoer en invoer op gebieden waar zich de grootste effecten voor zouden kunnen doen, adequaat wordt gecontroleerd om te grote negatieve gevolgen voor industriële sectoren in de Unie te voorkomen. In beginsel bevorderen handelsovereenkomsten de economische groei in de EU en derhalve heb ik mijn steun aan dit verslag gegeven.

 
  
MPphoto
 
 

  Cristiana Muscardini (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik ben het volledig eens met de tekst van de resolutie, die een verordening vaststelt waarin een beschermingsclausule kan worden opgenomen voor gevallen waar de import uit Zuid-Korea, na de instelling van de vrijhandelszone, dreigt te leiden tot ernstige schade voor Europese producenten en de Europese industrie.

De regionale toepassing van deze clausule is essentieel om niet alleen de lidstaten, maar ook de industrie en het Europees Parlement de mogelijkheid te geven aanvragen te doen voor het instellen van onderzoeken om de Europese export binnen korte tijd veilig te stellen. Door voor de resolutie van de heer Zalba te stemmen kunnen wij een heldere en vastberaden positie innemen ten opzichte van de Raad om daarmee de rol van het Parlement te bevestigen: het Parlement is een speler en niet slechts een uitvoerder van het Europees handelsbeleid.

Het verbaast ons zeer dat het Belgisch voorzitterschap het voorgestelde besluit betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van het verdrag heeft geagendeerd voor de komende Raad Buitenlandse Zaken, terwijl de discussie over het verdrag in het Parlement nog moet beginnen en het resultaat van de parlementaire stemming over de beschermingsclausule nog niet bekend is, waarbij er geen officieel overleg tussen de drie partijen is geweest, terwijl het Belgisch voorzitterschap weet dat de definitieve inhoud nog ongewis is. Het is om die reden zeer noodzakelijk dat alle instellingen worden opgeroepen meer wederzijds respect te tonen, zoals in het Verdrag van Lissabon is vastgelegd.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) De Europese Unie is tegelijkertijd de meest veeleisende producerende ruimte en de meest ontvankelijke markt ter wereld. Deze situatie schept bijzonder ernstige problemen, met name voor onze producenten, die zoveel en zo lastige regels moeten naleven dat hun productiekosten soms hoger liggen dan die van hun concurrenten elders in de wereld. Als we die concurrenten vrije toegang tot onze markt verlenen, krijgen we te maken met een verstoring van de concurrentie die ondraaglijk zou zijn voor onze producenten en ook voor onze verwerkers, industrie en handelaren en de Europese samenleving op de lange termijn ernstige schade zou berokkenen.

Ik ben dan ook bijzonder ingenomen met dit verslag over de handel tussen de Europese Unie en Zuid-Korea. Het voorziet in een bilaterale vrijwaringsclausule die moet voorkomen dat de Europese industrie ernstige schade ondervindt ten gevolge van een toename van de invoer. Hiermee erkent het verslag niet alleen dit chronische probleem, maar opent het de weg naar passende maatregelen om het te verhelpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, op 23 april 2007 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om onderhandelingen met Zuid-Korea te openen, met als doel om een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Zuid-Korea te sluiten.

De overeenkomst is op 15 oktober 2009 geparafeerd en bevat een bilaterale vrijwaringsclausule die voorziet in de mogelijkheid opnieuw het meestbegunstigingsrecht in te stellen wanneer ten gevolge van de liberalisering van de handel goederen in dermate toegenomen hoeveelheden, in absolute zin of in verhouding tot de interne productie, en onder zodanige omstandigheden worden ingevoerd dat de bedrijfstak van de Unie die het soortgelijke of rechtstreeks concurrerende product vervaardigt, ernstige schade lijdt of dreigt te lijden.

Voor de toepassing van deze maatregelen is het noodzakelijk dat de vrijwaringsclausule in de EU-wetgeving wordt opgenomen, temeer daar de procedurele aspecten van de instelling van vrijwaringsmaatregelen en de rechten van belanghebbenden nader moeten worden gespecificeerd. Bijgevoegd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad is het rechtsinstrument tot uitvoering van de vrijwaringsclausule van de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Zuid-Korea.

 
  
MPphoto
 
 

  Marit Paulsen, Olle Schmidt en Cecilia Wikström (ALDE), schriftelijk. − (SV) De vrijhandelsovereenkomst EU-Korea is voor de EU een ontzettend belangrijke overeenkomst. Als liberalen staan wij zeer positief tegenover vrijhandelsovereenkomsten en geloven wij in de positieve effecten ervan voor de Europese economie en handel. Daarom zijn wij erg sceptisch ten aanzien van de regionale vrijwaringsclausules die het Europees Parlement in het Verdrag wil opnemen als manier om de vrijhandel in te perken. In plaats daarvan willen wij onderstrepen hoe belangrijk vrijhandel is voor de ontwikkeling van de EU. Als we van de EU een concurrerende speler willen maken op het gebied van wereldwijde handel, zou het Europees Parlement zich moeten inzetten voor het bevorderen en creëren van mogelijkheden om via vrijhandelsovereenkomsten zonder beperkingen handel te drijven met de rest van de wereld.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) De Groenen hebben geen amendementen ingediend op het ontwerpverslag, aangezien we van plan zijn om in de komende instemmingsprocedure tegen de vrijhandelsovereenkomst met Zuid-Korea als zodanig te stemmen omdat we bezwaar hebben tegen een situatie waarin het industriële landschap van de EU op arbitraire wijze wordt bepaald door één enkele vrijhandelsovereenkomst. Bovendien hebben we bezwaar tegen de door de EU bevochten uitzondering in de vrijhandelsovereenkomst die de uitvoer naar Zuid-Korea toestaat van grote benzineslurpers die niet voldoen aan de strengere limieten en tijdschema’s voor de uitstoot van CO2 van Zuid-Korea. Daarnaast zien we de Europa 2020-strategie als een poging om een EU-breed industriebeleid in de steigers te zetten, dat vergezeld zou moeten gaan van een tijdelijk moratorium op nog niet gesloten vrijhandelsovereenkomsten die mogelijk in strijd zijn met de ontwikkeling van zo’n beleid.

In deze situatie steunen we echter de formulering van strikte waarborgen, en deze specifieke waarborg zal de blauwprint voor andere vrijhandelsovereenkomsten worden. Ook hebben we de rapporteur gesteund in zijn verzet tegen een situatie waarin de waarborg met betrekking tot Zuid-Korea uitsluitend wordt ontwikkeld in het belang van de auto-industrie en bij zijn inspanningen om alle aspecten van de handelsbetrekkingen en de mogelijke noodzaak van handelsbeschermingsmechanismen in aanmerking te nemen.

 
  
  

Verslag-Bové (A7-0225/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Als verantwoordelijke voor dit verslag namens de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement heb ik voor gestemd omdat ik van oordeel ben dat de betrekkingen in de voedselvoorzieningsketen opnieuw in evenwicht moeten worden gebracht en transparanter moeten worden gemaakt. Dat vergt een rechtvaardig en concurrerend raamwerk van goede praktijken en een controlesysteem om te waarborgen dat alles naar behoren functioneert. Ik hoop nu dat de Commissie rekening zal houden met de richtsnoeren die het Parlement hier vandaag heeft aangenomen en dat ze zullen worden opgenomen in het wetgevingsvoorstel dat de Commissie ons nog dit jaar zal voorleggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Charalampos Angourakis (GUE/NGL), schriftelijk.(EL) Het verslag beperkt zich tot verklaringen over de bedroevende staat van de voedselketen, die met de dag erger wordt, en het heeft kritiek op de Commissie wegens onvolkomenheden in haar kennisgeving. Het accepteert echter de vercommercialisering van levensmiddelen en draagt oplossingen aan in het kader van verbetering van het concurrentievermogen, de transparantie en de voorlichting op de levensmiddelenmarkt, zonder echter de wortel van het probleem te raken: de kapitalistische productiewijze. Deze steelt het brood uit de mond van de kleine en middelgrote boer, en ontneemt de werkende consument zijn loon. In Griekenland heeft de volksvijandige politiek van de EU en van de regeringen van PASOK en Nea Dimokratia de overheersende positie van monopolisten op de levensmiddelenmarkt gesteund, alsmede de vorming van kartels in de zuivel- en meelsector. Als gevolg daarvan zijn de winkelprijzen omhooggeschoten, waardoor de buitensporige winsten van de levensmiddelenindustrie nog meer stijgen, maar levensmiddelen voor de werkenden en het volksgezin niet meer te betalen zijn.

Het voorzien in de voedingsbehoefte van het volk maakt deel uit van de gemeenschappelijke antimonopolistische strijd van de werkende klasse, de kleine en middelgrote boeren, de lagere bevolkingsgroepen. Deze strijd is erop gericht het volksvijandige beleid en de vertegenwoordigers ervan te breken en omver te werpen zodat de macht in handen komt van het volk, de productiemiddelen sociaal kapitaal worden, en de agrarische productie planmatig georganiseerd wordt op basis van de behoeften van het arbeiders- en volksgezin in het kader van de volkseconomie.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Antoniozzi (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor dit verslag gestemd omdat, zoals punt drie van het verslag overtuigend beschrijft, alle landbouwdoelstellingen uit het Verdrag van Rome (toename van de productiviteit, adequate voedselvoorziening, redelijke prijzen voor de consument, stabilisatie van de markt) zijn behaald, met uitzondering van de doelstelling om boeren een billijk inkomen te garanderen. Daarom zou de Commissie hier in alle begrotingsvoorstellen rekening mee moeten houden.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk.(FR) Onze boeren moeten met hun werk een fatsoenlijk inkomen kunnen verdienen en tegelijkertijd levensmiddelen produceren die voldoen aan strenge kwaliteitsnormen en betaalbaar zijn voor consumenten. Dankzij het werk dat in de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling is verzet is het verslag van de heer Bové evenwichtig en stelt het een aantal oplossing voor deze uitdagingen voor. Het versterken van producentenorganisaties, het bieden van standaardcontracten in bepaalde sectoren en het stimuleren van zelfregulering zijn in mijn optiek goede mogelijkheden om te onderzoeken. Ik heb dan ook voor het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. (GA) De inkomens van landbouwers zijn in 2009 met gemiddeld 12 procent gedaald en de exploitatiekosten met 3,6 procent gestegen. Zoals het er nu voorstaat, zullen landbouwers niet veel langer hun rol kunnen vervullen in de voedselvoorzieningsketen – waar de prijzen die consumenten betalen sinds 1996 met 3.3 procent per jaar zijn gestegen.

De voedselketen is een complexe structuur die op dit moment niet doeltreffend functioneert. De tijd en de investeringen die landbouwers in de productie van kwaliteitsvoedsel stoppen wordt niet behoorlijk vergoed. Willen wij op landbouwers blijven vertrouwen voor de continuïteit van de voedselvoorziening in Europa, dan moeten we de wispelturigheid van de markt en de afwijkingen in de voedselvoorzieningsketen aanpakken. Landbouwers moeten verzekerd zijn van een redelijk inkomen.

Redelijke prijzen voor landbouwers, een behoorlijke transparantie van de markt en redelijke detailhandelsprijzen moeten worden gegarandeerd. De Commissie moet onderzoek doen naar de voedselketen en ik steun in het bijzonder degenen die een nauwkeurig onderzoek wensen naar de verdeling van winstmarges, zodat precies kan worden vastgesteld waar in de voedselketen vertekeningen de mededinging op schadelijke wijze beïnvloeden.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag en de zorgen die erin worden geuit over de situatie van boeren in de EU. De mondiale economische en financiële crisis en de volatiliteit van de voedsel- en grondstoffenprijzen hebben landbouwproducenten zwaar in de problemen gebracht en daardoor betalen ook consumenten geen eerlijke prijs. Hoewel de voedselprijzen sinds 1996 met 3,3 procent per jaar zijn gestegen, zijn de prijzen die boeren ontvangen met slechts 2,1 procent gestegen, en dat terwijl de bedrijfskosten met 3,6 procent zijn toegenomen. Dit bewijst dat de voedselvoorzieningsketen niet naar behoren functioneert. Daarnaast is het gemiddelde inkomen van de boeren in de EU van de 27 in 2009 met meer dan 12 procent gedaald, wat betekent dat boeren niet langer een billijk inkomen uit hun werk kunnen genereren. Desondanks moeten boeren en de levensmiddelensector nog steeds levensmiddelen produceren die voldoen aan uiterst strenge kwaliteitsnormen, en dit tegen prijzen die betaalbaar zijn voor de consumenten. Ik ben het ermee eens dat de landbouwsector transparanter moet worden en dat de Europese Commissie op dit gebied het voortouw moet nemen en een voorstel moet indienen met het oog op een verplichte jaarlijkse rapportage door de grootste Europese handelaren, verwerkers, groothandelaars en detailhandelaren over hun marktaandelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Bij iedere landbouwcrisis komt de volgende eis van zowel boeren als consumenten nadrukkelijk terug: eindelijk zorgen voor transparante prijzen en inkomens van boeren in de gehele landbouwproductieketens. Dit verslag gaat precies in die richting en we hebben dus alle reden om er blij mee te zijn. Toch betreur ik het feit dat het voorstel om bij openbare aanbestedingen een voorkeursbehandeling te geven aan coöperaties, het MKB en producentenorganisaties, het op slechts enkele stemmen na niet heeft gehaald.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. − (IT) Transparantie, concurrentie en de voedselvoorziening zijn slechts enkele van de aspecten die de heer Bové heeft behandeld. Hij nodigt de Commissie en de Raad uit in te grijpen om de Europese voedselvoorzieningsketen te verbeteren.

Ik heb besloten voor het verslag van de heer Bové te stemmen, omdat ik ervan overtuigd ben dat de voedselvoorzieningsketen doeltreffender moet worden gemaakt door een einde te maken aan oneerlijke concurrentie, door toezicht te houden op de prijzen en door producenten en consumenten meer te betrekken bij het uitwerken van kwaliteitscriteria en de lokale economische ontwikkeling.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Březina (PPE), schriftelijk. − (CS) Ik heb voor het verslag over billijke inkomens voor de boeren: een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa gestemd. Ik ben namelijk van mening dat er meer aandacht nodig is voor dit onderwerp in de EU. Ik heb echter ook iets aan te merken op het verslag, namelijk dat er bij lange na niet genoeg aandacht wordt besteed aan de ongelijke onderhandelingskracht van boeren ten opzichte van de verwerkende industrie. Terwijl de voedingsmiddelenindustrie geïntegreerd is en economisch sterk, zijn boeren vaak versnipperd en trekken zij bij prijsonderhandelingen veelal aan het kortste eind. Desondanks wil de Europese Commissie in het kader van maatregelen ter versterking van de concurrentie binnen de Europese voedselvoorzieningsketen de integratie van de voedingsindustrie binnen de interne markt versterken.

Er wordt nagenoeg in alle talen gezwegen over de manier waarop boeren gelijkwaardige partners voor de verwerkende industrie en de detailhandel zouden kunnen worden. Verder vond ik het verzoek tot stopzetting van de ontwikkeling van nationale en regionale oorsprongsaanduidingen nogal opmerkelijk. Ikzelf beschouw regionale stelsels voor de aanduiding van de oorsprong van producten namelijk als een nuttige aanvulling op het Europese oorsprongsaanduidingenstelsel, tenminste, in de veronderstelling dat deze het vrij verkeer van goederen op de interne markt niet belemmert.

 
  
MPphoto
 
 

  Alain Cadec (PPE), schriftelijk. – (FR) Dit verslag over de prijzen van levensmiddelen en de inkomens van boeren in Europa is vandaag, dinsdag 7 september, aangenomen door het Europees Parlement. Dit verslag is het resultaat van een breed overleg tussen alle fracties, met een belangrijke bijdrage van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten).

Ik verheug me over de voorstellen aan de Europese Commissie om de invloed van de producenten in hun onderhandelingen met de distributeurs te versterken. Ik sluit me aan bij het verzoek van de rapporteur om het Europees mededingingsrecht aan te passen om misbruik van dominante posities te voorkomen.

Het voorstel om standaardovereenkomsten in te voeren met clausules over volume en prijs, waardoor boeren een billijk inkomen kunnen krijgen, vind ik relevant. Er is behoefte aan een nieuwe regulering van de markten, die het gemeenschappelijk landbouwbeleid de instrumenten verschaft om beter om te gaan met crises.

Evenals voor de producten van de visserij en de aquacultuur, ben ik een groot voorstander van de bevordering van kwaliteitsproducten en duurzame productie. Daarom is het onontbeerlijk dat geïmporteerde producten uit derde landen aan dezelfde eisen voldoen als Europese producten, om iedere vorm van oneerlijke concurrentie te vermijden.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Nu de problemen in de Europese en mondiale voedselvoorzieningsketens zijn blootgelegd, moeten er dringend oplossingen komen. Dit verslag bevat een aantal mogelijke oplossingen waarvan ik er hier enkele wil onderstrepen: de noodzaak om een toename van de toegevoegde waarde van de Europese landbouw- en voedingsmiddelenproductie te bevorderen; het belang van maatregelen ter ontmoediging van misbruik, zoals het invoeren van een sanctieregeling en het opstellen van een openbaar overzicht van bedrijven die de regels niet naleven; en de oprichting van een Europese Observatiepost voor landbouwprijzen en marges. Bovendien acht ik het van essentieel belang om de voedselvoorzieningsketen verder te rationaliseren teneinde het milieueffect van voedseltransport te verminderen. Ook de afzet van lokale voedingsmiddelen en de duurzame ontwikkeling van de plattelandseconomie moeten worden bevorderd.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk.(EL) Ik heb voor het verslag Bové gestemd, niet alleen omdat het zich in de juiste richting beweegt en zeer belangrijke informatie bevat, maar ook omdat het vele belangrijke wijzigingen aanbrengt in de bijzonder slechte oorspronkelijke tekst van de Commissie. Het verslag bepleit productverscheidenheid, cultureel erfgoed in de landbouw, detailhandelsbedrijven en de mogelijkheid van directe verkoop van producten door de boeren, werkgelegenheid en kredietfaciliteiten voor kleine en middelgrote boeren en coöperaties op een manier die zelfvoorzienende voedselproductie en milieubescherming veilig stelt. De noodzaak om een rechtvaardig inkomen voor de boeren te garanderen wordt benadrukt en bijgevolg wordt de Commissie verzocht om hiermee bij alle financiële voorstellen rekening te houden. Het verslag beveelt een betere juridische onderbouwing aan van particuliere kwaliteits- en distributielabels, om wildgroei hiervan te voorkomen, de consument meer transparantie te bieden en de producenten toegang tot de markt te geven.

Eveneens acht het verslag het noodzakelijk dat op communautair niveau verkoop onder de marktprijs wordt verboden en het dringt er bij de Commissie op aan de criteria te herzien die momenteel worden gebruikt om concurrentievervalsing te beoordelen, want de Herfindahl-index is weliswaar nuttig om de risico’s van monopolieposities te beoordelen, hiermee is het echter niet mogelijk om concurrentievervalsing te vatten die heimelijk of oligopolide van aard is, zoals die momenteel kan worden aangetroffen in de grootschalige detailhandel.

 
  
MPphoto
 
 

  Lara Comi (PPE), schriftelijk. − (IT) De belangrijkste doelstelling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) is altijd geweest om landbouwers een billijk inkomen te garanderen. De door de Commissie geïnitieerde herziening heeft een aantal punten aan het licht gebracht die strijdig zijn met dit oorspronkelijke beginsel en die wij allen niet kunnen negeren. Onze boeren zijn ervan overtuigd dat hun werk financieel wordt ondergewaardeerd.

Dat boeren van spelers in de eerste fase van de voedselvoorzieningsketen nu belangrijke spelers in de tweede fase zijn geworden, wordt niet langer gezien als een beslissende factor bij het vaststellen van de prijs die consumenten betalen. Het is nodig om controle uit te oefenen op de fluctuerende prijzen van basisproducten, die alleen de consument treffen. Ik denk dat het nuttig is om na te gaan op welke wijze producten zich binnen de voedselvoorzieningsketen bewegen, om te voorkomen dat de prijs van een goed stijgt op een manier die strijdig is met een kostenverdeling die recht doet aan het geleverde werk.

Het is nodig om te controleren of de verhouding tussen de productkosten in de beginfase en in de eindfase niet verder uit evenwicht raakt, waardoor de consument schade lijdt. Het gevaar bestaat dat duurdere producten in de markt worden gezet zonder dat er sprake is van kwaliteitsverbetering. Consumenten moeten een leidende rol hebben om ervoor te zorgen dat alle spelers in de voedselvoorzieningsketen billijk beloond worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk.(RO) Gelet op het feit dat de landbouw één van de sectoren is die het meeste schade hebben ondervonden van de economische crisis, meen ik dat de Commissie maatregelen moet nemen om landbouwers aan te zetten tot een duurzame en ethische productie, en de landbouwers te compenseren voor gemaakte investeringen. Dat zou een beter evenwicht creëren, waardoor de voedselketen in Europa beter zou functioneren.

 
  
MPphoto
 
 

  Mário David (PPE), schriftelijk. (PT) De voedselcrisis en de daarmee gepaard gaande volatiliteit van de voedsel- en grondstoffenprijzen hebben de bestaande bezorgdheid over de werking van de Europese en mondiale voedselvoorzieningsketens blootgelegd. Ze hebben tevens de aandacht gevestigd op de kloof tussen de jaarlijkse stijging van de voedselprijzen met 3,3 procent en de stijging met 2,1 procent van de prijzen die de landbouwers ontvangen, terwijl hun kosten met 3,6 procent zijn toegenomen, hetgeen wijst op een gebrek aan transparantie van de prijzen in de verschillende schakels van de voedselvoorzieningsketen. Aangezien ik van oordeel ben dat evenwichtige handelsbetrekkingen niet alleen de voedselvoorzieningsketen beter zouden doen functioneren maar ook de landbouwers zelf ten goede zouden komen, heb ik voor de inhoud van dit verslag gestemd.

Daarom herhaal ik dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid in de eerste plaats gericht moet zijn op de instandhouding van het concurrentievermogen van de Europese landbouw en de ondersteuning van de landbouwactiviteit in de Europese Unie, zodat de lokale voedselproductie behouden blijft en een evenwichtige territoriale ontwikkeling gewaarborgd is. Daarbij mag achter niet uit het oog worden verloren dat de landbouwsector billijke inkomens moet kunnen genereren. Daarom is het slechts mogelijk om duurzame en ethisch verantwoorde productiesystemen te stimuleren als de landbouwers naar behoren worden gecompenseerd voor hun investeringen en hun inzet op dit gebied.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk.(FR) Het Europees Parlement heeft gevraagd om eerlijker inkomsten voor boeren in het kader van een beter functionerende voedselvoorzieningsketen. Het is niet acceptabel dat de inkomsten van boeren alsmaar dalen terwijl de winsten van de voedselindustrie, internationale groothandelaars en detailhandelaren stijgen. Daarom verzoeken wij de Europese Commissie te komen met praktische maatregelen (om dominante posities, oneerlijke commerciële en contractuele praktijken, vertraagde betalingen enzovoort tegen te gaan) met het oog op het creëren van een transparante, efficiënte economie waarin producten tegen een eerlijke prijs worden verkocht en boeren in hun levensonderhoud kunnen voorzien.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit verslag gestemd, want het gaat over het oplossen van het probleem van de oneerlijke verdeling van de winsten in de voedselvoorzieningsketen, met name een billijk inkomen voor boeren.

Het gemiddelde inkomen van de boeren van de EU van 27 is met meer dan 12 procent gedaald in 2009, terwijl consumenten gelijkblijvende of zelfs stijgende prijzen bemerken van de eindproducten die zij kopen. Hieruit blijkt het gebrek aan transparantie bij de vaststelling van de prijzen in de voedselvoorzieningsketen, evenals de toenemende volatiliteit van de marktprijs van grondstoffen. We moeten daarom zorgen voor meer transparantie in de voedselvoorzieningsketen om een einde te maken aan de kwalijke praktijken van de grote supermarkten en de verwerkingsindustrie.

 
  
MPphoto
 
 

  Diane Dodds (NI), schriftelijk. (EN) Ik steun dit verslag in beginsel, omdat ik van mening ben dat in het verslag de belangrijkste problemen binnen de voedselvoorzieningsketen aan de orde worden gesteld. We hebben te maken met een situatie waarin de machtsverhoudingen in het systeem op dit moment verstoord zijn. Detailhandelaars hebben te veel macht, waardoor de primaire producenten prijsnemers in plaats van prijszetters zijn. Hoewel ik het eens ben met de beginselen van dit verslag, heb ik grote bezwaren tegen de oplossingen die de rapporteur voorstelt. Ik geloof niet in overregulering. Meer bureaucratie zal in het huidige systeem alleen maar meer tot meer druk en extra kosten leiden. Ook ben ik het niet eens met de oprichting van een EU-breed orgaan om alle markttransacties te monitoren. De kosten die aan een dergelijk orgaan zouden zijn verbonden zijn te hoog om daarmee te kunnen instemmen.

Een ombudsman voor supermarkten op het niveau van de lidstaten kan deze rol vervullen. Hoewel ik het eens ben met enkele amendementen van de ECR-Fractie, vrees ik dat een snelle overgang naar een vrijere markt schadelijk zal zijn voor de producenten in mijn kiesdistrict. Hun aarzeling om de macht van detailhandelaars in de voedselvoorzieningsketen aan te pakken zal niets bijdragen aan het waarborgen van een continue voedselvoorziening door primaire producenten.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag inzake ‘billijke inkomens voor de boeren: een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa’ gestemd omdat er maatregelen nodig zijn die voorzien in billijkere inkomens voor de boeren, transparantere prijzen voor de consumenten en een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa. Daarvoor moeten met name wetgevingsvoorstellen worden gepresenteerd die de oneerlijke verdeling van de winsten in de voedselvoorzieningsketen aanpakken, de prijsvolatiliteit aan banden leggen en de kwetsbaarheid van landbouwers verminderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Wij zijn het er allen over eens dat de landbouwers vanwege de specifieke kenmerken van hun beroep in hoge mate zijn blootgesteld aan prijsschommelingen. Hoewel het verslag voorziet in een aantal goede maatregelen om landbouwers te beschermen, bevat het ook punten die twijfels oproepen. Zo is het gevaar groot dat de verplichte rapportage over marktaandelen beperkt blijft tot een louter bureaucratische maatregel. Ik heb tevens twijfels bij het feit dat de aandacht wordt gevestigd op misbruik van dominante marktpositie en oneerlijke praktijken, want als zich werkelijk gevallen van misbruik en oneerlijke praktijken voordoen, dan moeten de huidige mededingingsregels worden toegepast, zodat de daders gestraft worden.

Het lijkt mij dan ook niet nodig om een nieuwe relatie tussen de mededingingsregels en het gemeenschappelijk landbouwbeleid tot stand te brengen. Verder is het bekend dat huismerken de consumenten een grotere keuzevrijheid bieden. Uit diverse studies is gebleken dat de consument uiteindelijk aan deze producten de voorkeur geeft. Dat is de manier waarop de markt functioneert. Daarom bevat dit verslag tal van elementen waarover in de toekomst dieper zal moeten worden nagedacht.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Boeren moeten over billijke inkomens kunnen beschikken. Het is onaanvaardbaar dat de bedrijfskosten sinds 1996 met 3,6 procent zijn toegenomen terwijl de prijzen die landbouwers voor hun producten ontvangen slechts met 2,1 procent zijn gestegen. De voedselprijzen zijn echter met 3,3 procent per jaar toegenomen, wat betekent dat de landbouwers worden gestraft. Er zij op gewezen dat het gemiddelde inkomen van landbouwers in 2009 met ruim 12 procent is gedaald in de EU-27.

Alle landbouwdoelstellingen uit het Verdrag van Rome, (verhoging van de productiviteit, passende voedselvoorziening, redelijke prijzen voor de consument, stabiliteit van de markten) zijn verwezenlijkt, met uitzondering van het waarborgen van billijke inkomens in de landbouw. Daarom spoor ik de Commissie aan om het instrument voor de bewaking van de Europese voedselprijzen te verbeteren, opdat wordt voldaan aan de behoefte van consumenten en boeren aan een grotere transparantie van de voedselprijsvorming. Ik roep de Commissie tevens op om snel het proefproject uit te voeren ter oprichting van een Europese Observatiepost voor landbouwprijzen en marges (aangevuld met gegevens betreffende prijzen, marges en volumes) waarvoor het Parlement en de Raad in het kader van de begroting 2010 1,5 miljoen euro aan kredieten hebben uitgetrokken.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De inhoud van het verslag beantwoordt niet aan de ambitieuze titel. Er worden weinig of geen voorstellen gedaan, met name over de manier waarop billijke inkomens voor landbouwers gewaarborgd kunnen worden. Het blijft bij vage en soms zelfs dubbelzinnige formuleringen. Het Europees Parlement schuift haar plicht om voorstellen te presenteren door naar de Commissie.

Om billijke inkomens voor landbouwers te waarborgen moet in de eerste plaats een punt worden gezet achter de beleidsmaatregelen inzake de liberalisering van de landbouwmarkten waartoe in het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is besloten. Tevens moet de landbouw verwijderd worden uit de Wereldhandelsorganisatie en de ‘vrijhandelsovereenkomsten’, aangezien de daarmee gepaard gaande ontwikkelingen weliswaar voordeel hebben opgeleverd voor sommige grote ondernemingen in de voedselvoorzieningsketen, maar rampzalige gevolgen hebben gehad voor de kleine en middelgrote landbouwbedrijven. Er is een prijsbeleid nodig dat rekening houdt met de kwetsbaarheid van de landbouwactiviteit en onder meer voorziet in maatregelen waarmee billijke minimumbedragen voor landbouwers worden gewaarborgd.

Bovendien dient controle te worden uitgeoefend op de omvang van de invoer. In dit kader moeten EU-producten de voorkeur genieten en moet voorrang worden gegeven aan de productie van de verschillende landen en hun voedselsoevereiniteit. De supermarkten moeten ertoe worden verplicht een aanzienlijk quotum van de nationale productie van elk land te verkopen, met bijzondere aandacht voor de niveaus van voedselafhankelijkheid en de situatie van de handels- en voedselbalans.

 
  
MPphoto
 
 

  Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. − (IT) Het verslag van de heer Bové over een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa is een eerste belangrijke stap op weg naar een eerlijkere verdeling van de inkomsten en naar het op waarde schatten van de producenten, die de afgelopen jaren het zwaarst getroffen zijn door oneerlijke handelspraktijken. Het is mijns inziens nodig om in de sector in te grijpen met maatregelen die gericht zijn op het verhogen van de onderhandelingsmacht van producenten. Zoals voor de meeste Europese producenten geldt, zijn ook de producenten uit mijn regio hard getroffen door de ongelijke inkomstenverdeling in de voedselvoorzieningsketen en door de prijsdaling van landbouwproducten, die veel gewassen en de veehouderij heeft geraakt. In 2005 stonden er meer dan 91 000 bedrijven geregistreerd in de regio Veneto, en dat aantal is met 14 % gedaald. In de praktijk zijn voornamelijk kleine bedrijven verdwenen – de bedrijven die het minst relevant zijn voor de markt. Ik zal dus voor dit initiatiefverslag stemmen in de hoop dat het leidt tot een voorstel van de Raad dat evenzeer is afgestemd op de noodsituatie waarin veel producenten verkeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Pat the Cope Gallagher (ALDE), schriftelijk. (GA) Ik ben ingenomen met dit vandaag aangenomen verslag over het verbeteren van het functioneren van de voedselketen.

Het lijdt geen twijfel dat er problemen zijn in de voedselvoorzieningsketen en dat landbouwers hiervan de meest nadelige gevolgen ondervinden. De prijzen die landbouwers ontvangen moeten duidelijk en openlijk worden vastgesteld. Ik verzoek de Europese Commissie om de aanbevelingen in dit Verslag op te nemen in de Mededeling inzake het Gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013, een mededeling die later dit jaar wordt gepubliceerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabetta Gardini (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dit probleem speelt al jaren en de situatie verslechtert door de toenemende macht en concentratie van distributeurs.

Kleine en middelgrote landbouwproducenten hebben moeite om een waardig inkomen te genereren en consumenten hebben te maken met voortdurende prijsstijgingen. Het leidt geen twijfel dat de regels voor de voedselvoorzieningsketen worden gedicteerd door grootwinkelbedrijven, die alle onderhandelingsmacht in handen hebben. Het is daarom belangrijk om maatregelen te treffen die de strijd aanbinden met oneerlijke handelspraktijken en die de transparantiemechanismes in werking stellen die zijn vastgelegd in deze richtlijn, waar ik met overtuiging voor heb gestemd. Toch is dat nog niet genoeg om boeren de winstmarges te garanderen die als doelstelling zijn opgenomen in het GLB.

We moeten het prijscontrolemechanisme verder perfectioneren, de oprichting van producentenorganisaties stimuleren om de onderhandelingsmacht van de afzonderlijke bedrijven te vergroten en we moeten de voedselvoorzieningsketen beter organiseren, waarbij we rekening moeten houden met de verschillende omvang van bedrijven en met de specifieke eigenschappen van de verschillende markten.

Om kort te gaan moeten we dit probleem effectiever en in zijn totaliteit aanpakken om billijke inkomens te garanderen voor elke schakel in de voedselvoorzieningsketen, vooral als we de kwaliteit willen waarborgen en de consument willen beschermen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) De doelstelling van een landbouwbeleid moet niet alleen zijn om betaalbare of lage prijzen te waarborgen voor consumenten. De doelstelling moet ook zijn om boeren een billijke beloning voor hun werk te garanderen, om korte lijnen te bevorderen, om consumenten, producenten, verwerkers en distributeurs aan te moedigen om te denken aan "lokaal en seizoensgebonden", aan kwaliteitsproducten, enzovoort, en om een einde te maken aan bepaalde praktijken van de grote supermarkten en de tussenhandel.

We hebben het hier al diverse keren gezegd: omdat landbouw mensen van voedsel voorziet, het landschap onderhoudt en het fundament van de samenleving is, is landbouw anders dan alle andere economische activiteiten.

Daarom moeten de mededingingsregels niet zomaar worden opgelegd, en zeker niet de regels van de internationale handel. Het is schandelijk dat landbouwgrondstoffen, waar het leven van mensen van afhangt, worden behandeld als financiële producten op uiterst speculatieve markten. Het verslag van de heer Bové gaat in de goede richting. Het is wel jammer dat het, dankzij de pro-Europese meerderheid in dit Parlement, nog ruimschoots past binnen het foutieve begripskader van de Europese Unie en haar dogma's.

 
  
MPphoto
 
 

  Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik heb met overtuiging voor deze tekst gestemd, waarin de Europese Commissie wordt verzocht om concrete maatregelen te nemen om de boeren van een billijk inkomen te voorzien en te komen tot een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa. Het is een belangrijke stemming, want de boeren ontvangen geen eerlijke beloning voor wat zij produceren en zij zijn vaak de eerste slachtoffers van soms kwalijke handelspraktijken. Deze tekst is een stap voorwaarts, want er wordt in aangegeven dat de onderhandelingspositie van alle spelers evenwichtig moet zijn en dat er sprake moet zijn van eerlijke concurrentie op alle levensmiddelenmarkten, om een billijk inkomen voor de boeren te waarborgen en te zorgen voor prijstransparantie voor consumenten. Ik ben daarom verheugd dat deze tekst is aangenomen. Het is een belangrijke stap voorwaarts voor boeren en consumenten. Als we een dynamische landbouw willen behouden en als we over een voedselvoorzieningsketen van goede kwaliteit willen beschikken in Europa, die in dienst staat van de consumenten, dan moeten boeren meer krijgen voor wat ze produceren.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Grossetête (PPE), schriftelijk.(FR) Ik heb voor deze tekst gestemd omdat de gevolgen van door kopers opgelegde "contractlandbouw" mogelijk de onderhandelingspositie van boeren kunnen ondergraven.

Er is dus een nieuwe wetgeving nodig om de integratie van primaire producenten met de overige schakels van de keten te verbeteren en om prijstransparantie voor consumenten te garanderen.

Het voorstel om standaardcontracten op te stellen met daarin volume- en prijsverplichtingen zou producenten in staat stellen om hun onderhandelingspositie met sectoren verderop in de voedselvoorzieningsketen te versterken. Deze standaardcontracten zouden nuttige instrumenten kunnen vormen ter voorkoming van praktijken als het wijzigen van de contractvoorwaarden, late betalingen en verkoop met verlies. In bepaalde sectoren zou dit soort contracten zelfs verplicht moeten worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk.(FR) Ik heb voor het verslag-Bové over de voedselprijzen gestemd, omdat we boeren een stabiel inkomen moeten garanderen en tegelijkertijd de koopkracht van de consumenten moeten beschermen. Diverse recente grondstoffencrises, zoals de melkcrisis, hebben de zorgelijke situatie waarin veel boeren zich bevinden onder de aandacht gebracht. De verkoopprijzen kelderen en producenten kunnen niet goed meer rondkomen. Aan het andere eind van de keten plukken consumenten nooit de vruchten van deze prijsverlagingen – als daar al sprake van is –, terwijl prijsstijgingen, met name veroorzaakt door speculatie, juist direct terug te zien zijn in de uiteindelijke consumentenprijs. Er is een dringende behoefte aan meer transparantie ten aanzien van de rol van tussenpersonen en met name die van grootschalige distributeurs.

 
  
MPphoto
 
 

  Alan Kelly (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik het misselijkmakend vind dat boeren op grote schaal worden afgezet door grotere filiaalbedrijven. De inkomsten moeten op een eerlijke manier over de voedselvoorzieningsketen worden herverdeeld. Ik hoop dat de Commissie snel in actie komt en een mechanisme voorstelt om de problemen die in dit verslag aan de orde worden gesteld aan te pakken. Indien dit vervolgens ook wordt gehandhaafd zal dat het levensonderhoud van de boerengemeenschap in Ierland enorm ten goede komen, en dat is de reden waarom ik dit verslag steun.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk.(DE) Ik steun het verslag-Bové over een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa. In het verslag worden wezenlijke vragen aan de orde gesteld met betrekking tot de toekomstige ontwikkeling van de landbouwsector en dus ook met betrekking tot het waarborgen van de beschikbaarheid voor de Europese bevolking van gezonde, gecontroleerde en verse levensmiddelen. Daarnaast dienen transparante prijzen, eerlijke concurrentie, het terugdringen van het misbruik van afnemersmacht, het verbeteren van contracten en van de status van producentengroepen, en het beperken van de speculatie met agrarische grondstoffen de centrale doelstellingen van de landbouwproductie te zijn. In deze tijd van wereldwijde economische crisis geeft het Parlement met dit verslag een duidelijk signaal af in de richting van de agrarische familiebedrijven. Bovendien richt het verslag zich op alle betrokken partijen in de voedselvoorzieningsketen die een negatieve bijdrage leveren aan de scheefgroei in de prijsvorming in de landbouw. Eenzijdige winstmarges aan de kant van de partijen in de verwerkende sectoren dienen geëlimineerd te worden. Het kan niet zo zijn dat landbouwbedrijven prijzen voor hun producten ontvangen die onder de productiekosten liggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Om een sterke en zelfvoorzienende landbouwsector te waarborgen moet de Europese Unie ervoor zorgen dat de boeren billijke inkomens genieten en dat hun producten voor een billijke prijs worden verkocht. De enorme druk die wordt uitgeoefend door de voornaamste voedselvoorzieningsketens heeft echter geleid tot een daling van de prijzen die aan boeren worden betaald en een stijging van de voedselprijzen voor de consument. De stijging van de consumentenprijzen moet worden weerspiegeld in de prijzen die de boeren voor hun producten betaald krijgen, aangezien dat de enige manier is om evenwichtige handelsbetrekkingen tot stand te brengen. Ik heb in overeenstemming hiermee gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Marine Le Pen (NI), schriftelijk.(FR) Hoewel ik aan een kant blij ben met wat er in dit verslag vastgesteld wordt over de dramatische situatie van de landbouw in Europa, vind ik het aan de andere kant jammer dat het enige voorstel dat ons gedaan wordt alleen gaat om het creëren van nog meer Europa, meer Europese wetten en meer pro-Europees en bureaucratisch interventionisme.

Door onze verschillende lokale, regionale en nationale identiteiten en tradities en door onze diepliggende verschillen wat betreft de praktijken en behoeften van de verschillende economische en sociale gemeenschappen van boeren in de lidstaten, moet dat wat de pro-Europeanen hebben gedaan absoluut ter discussie worden gesteld. We hebben een beleid dat gefaald heeft en ervoor gezorgd heeft dat de woestijnvorming van landbouwgrond, de vrijwel monopoliepositie en de oneerlijke praktijken van grote distributeurs en kopers, en de verschillende soorten speculatie die onze boeren ruïneren verergerd zijn.

Hoewel het meer dan nodig is om de boeren te ondersteunen zodat ze billijke inkomens kunnen hebben binnen een voedselvoorzieningsketen die beveiligd is, beter werkt en betere kwaliteit levert, zegt het gezonde verstand ook dat zoiets op nationaal niveau plaats moet vinden. We moeten het GLB hernationaliseren in plaats van de liberale en internationalistische argumenten van de Europese Commissie te versterken.

 
  
MPphoto
 
 

  Astrid Lulling (PPE), schriftelijk.(DE) Aangezien ik tijdens het debat over het verslag-Bové geen gelegenheid heb gekregen om het woord te voeren en ik dus geen verklaring kon afleggen waarom ik dat verslag niet kan steunen, wil ik hier nogmaals duidelijk maken dat wij vooralsnog in de Europese Unie leven en niet in de Sovjet-Unie.

Daarom wijs ik alle oplossingen van José Bové af die niet verenigbaar zijn met ons sociale markteconomiestelsel.

Ik kan mij wel aansluiten bij de ernstige oorzaken die in het verslag in kaart zijn gebracht voor de gebrekkige werking van de voedselvoorzieningsketen, zoals het misbruik van de afnemersmacht, vertragingen in betalingen, een beperkte markttoegang enzovoorts.

Wij moeten dus actie ondernemen en wij zijn daartoe ook bereid. Wij moeten voor een adequaat inkomen voor de landbouwers zorgen zonder dat wij de verwerkende industrie of de handel wereldwijd in diskrediet brengen. In tegenstelling tot de nationale autoriteiten hebben de verwerkende industrie en de handel te maken met de regels van de reële economie. Wanneer de steun waarop de landbouwers recht hebben en waar zij ook vast op rekenen meer dan twaalf maanden te laat wordt uitbetaald, heeft deze verwerpelijke praktijk een net zo negatief effect op het inkomen van die landbouwers als bepaalde praktijken van de verwerkende industrie en de handel, praktijken die overigens hard aan herziening toe zijn.

Ik zal dan ook geen steun geven aan het verslag indien de inconsistenties die tegen het systeem ingaan, niet succesvol worden geëlimineerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Marisa Matias e Miguel Portas (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat zij talloze voorstellen bevat om de machtsverhoudingen tussen de verschillende actoren die bij de voedselvoorzieningsketen betrokken zijn in evenwicht te brengen. De kleine en middelgrote landbouwers zijn thans de zwakke schakel in deze keten. Zonder billijke inkomens is het onmogelijk om een succesvolle strijd tegen de leegloop van het platteland aan te gaan en tegelijkertijd de kleinschalige landbouw en de daaraan verbonden verwerkende industrie aan te passen aan de milieuvereisten.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. (LV) Ik stem in met alle punten in het verslag van de heer Bové. De onproductieve houding van de Europese Commissie jegens landbouwers en haar voortdurende wens om de belastingen op productie, bevoorrading, verkoop en opslag te verhogen, kunnen tot een situatie leiden waarin het aandeel van de landbouwproductie in Europa met 30 procent tot 50 procent zakt ten opzichte van het huidige peil.

Europeanen zouden dan volledig afhankelijk zijn van het aanbod uit China, India, Zuid-Amerika en Rusland, waar de kosten in deze sector aanzienlijk lager zijn. Het verslag van de heer Bové maakt de Europese Commissie duidelijk dat de leden van het Europees Parlement het de heer Barroso en zijn commissarissen niet zullen toestaan druk uit te oefenen op landbouwers en hun inkomsten te onthouden ten gunste van de EU-overheidsfinanciën. Wij moeten iedereen die het leven van landbouwers zwaarder en moeilijker willen maken, een paar tikken op de vingers geven.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk.(DE) In de zogeheten voedingsmiddelenketen gaat een en ander niet zoals het hoort. Zo staan de winkelprijzen in geen verhouding tot de prijzen die kleine landbouwers voor hun intensieve werkzaamheden ontvangen. Steeds opnieuw blijkt er sprake te zijn van misbruik van de afnemersmacht, van oneerlijke praktijken. Dat betekent dat toeleveranciers bij bijvoorbeeld jubileumfeesten of herstructureringsplannen van supermarktketens het gelag uit eigen zak moeten betalen. Kleine landbouwers worden meedogenloos onder druk gezet en vervolgens maken bedrijven ook nog eens gebruik van verwerpelijke, frauduleuze etiketteringstechnieken voor producten waarvan de houdbaarheidsdatum is verlopen, culminerend in een soort Gammelfleisch & Co.

Om de neergang van de landelijke regio’s en het uitsterven van boerenbedrijven tegen te gaan, is het de hoogste tijd dat de landbouwsteun eindelijk ten goede gaat komen van diegenen die dat geld nodig hebben om te overleven en niet van de grote landbouwmultinationals oen miljonairs. Als dat via het EU-centralisme en het Brusselse schuldafschuivingsmechanisme niet mogelijk blijkt, is een renationalisatie van de landbouwsubsidies de enig haalbare oplossing. Het onderhavige verslag is niet geschikt om de situatie daadwerkelijk te verbeteren, hoewel het enige goede aanzetten bevat. Dat is de reden dat ik mij van stemming heb onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Claudio Morganti (EFD), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor het verslag gestemd omdat het in mijn ogen goed is voor de Italiaanse voedselindustrie.

In het bijzonder vind ik het essentieel om instrumenten aan te nemen ter ondersteuning van korte leveringsketens en rechtstreeks door boeren beheerde markten, waarbij het aantal tussenpersonen wordt teruggebracht. Dit levert voordelen op voor de consument, omdat deze de producten tegen een eerlijkere prijs zal kunnen kopen. Ik roep de Commissie op serieuze maatregelen te treffen tegen oneerlijke concurrentie, die negatieve gevolgen heeft voor kleine producenten.

 
  
MPphoto
 
 

  Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE), schriftelijk. (LT) De economische recessie en de grillen van de natuur stellen de Europese agrariërs onvermijdelijk voor problemen. Grote moeilijkheden dienen zich aan in verband met de prijsschommelingen van basisproducten van de agrarische- en levensmiddelensector. De mededeling van de Europese Commissie rept van prijstransparantie, concurrentie en verbeterde voedselkwaliteit, maar enkele belangrijke elementen ontbreken, vandaar het enorme belang van de resolutie die vandaag is aangenomen en waarin het Europees Parlement, dat zijn mening verkondigt, de aandacht vestigt op de zeer ongelijke onderhandelingspositie van de landbouwers, die ertoe heeft geleid dat diverse deelnemers aan de landbouwmarkt misbruik hebben gemaakt van de bestaande situatie, de inkomens van de landbouwers nadelig hebben beïnvloed en oneerlijke contracten en kartelovereenkomsten hebben gesloten. Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat ik meen dat we moeten zorgen voor een beter functionerende voedselvoorzieningsketen en moeten aandringen op redelijke inkomens voor landbouwers, op een bevordering van prijstransparantie in de hele voedselvoorzieningsketen, concurrentie, bestrijding van instabiele prijzen en verbeterde informatie-uitwisseling tussen marktdeelnemers, met het oog op nieuwe uitdagingen als klimaatverandering en het verlies van biodiversiteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk.(RO) Ik heb voor het verslag-Bové gestemd. Het heeft betrekking op een ernstig actueel probleem en stelt een aantal nuttige maatregelen voor om dat probleem althans enigszins te verhelpen. Ik heb echter tegen al die artikelen gestemd die de economische vrijheid en de vrije mededinging aan banden leggen. We mogen nooit vergeten dat er geen alternatief is voor een eerlijk economisch beleid. Dat principe dient ook in de landbouw gerespecteerd te worden. Ik moet er verder helaas op wijzen dat er in dit verslag geen verwijzing wordt gemaakt naar het beleid voor plattelandsontwikkeling. Ik hoop wel dat de genoemde eerlijke en nuttige maatregelen door de Commissie in wetgevingsvoorstellen zullen worden verwerkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Franz Obermayr (NI), schriftelijk.(DE) Het verslag bevat absoluut goede en belangrijke elementen, zoals de strijd tegen de monopolistische structuren in de landbouwsector om de kleine boeren te verzekeren van een gegarandeerd inkomen. Ik sta echter negatief tegenover de in het verslag voorgestelde oplossing om de problemen in de landbouwsector op te lossen met meer EU-voorschriften. Dat is niet de juiste aanpak. We zouden er goed aan doen een groot aantal bevoegdheden terug te geven aan de landelijke en regionale overheden, omdat die het dichtst bij de uitdagingen staan waarmee de landbouw wordt geconfronteerd. Dat is de reden waarom ik mij van stemming heb onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb gestemd voor het verslag betreffende redelijke inkomens voor landbouwers, omdat een van de cruciale doelstellingen van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU – landbouwers een behoorlijk inkomen garanderen – nog moet worden verwezenlijkt. Hoewel de voedselprijzen in de EU sinds 1996 met 3.3 procent per jaar zijn gestegen, zijn de aan landbouwers aangeboden prijzen slechts met 2.1 procent toegenomen, terwijl de exploitatiekosten een groei van 3.6 procent vertoonden, waaruit de onevenwichtigheid van de voedselvoorzieningsketen blijkt, vanwege de dominante positie van handelaren in producten van de landbouwindustrie, toeleveringsbedrijven, verwerkers en detailhandelaren. Ik meen dat het daarom noodzakelijk is de ontwikkeling van economische organisaties van landbouwers en de vorming van coöperaties te stimuleren, omdat zij de invloed en onderhandelingspositie van landbouwers versterken. Ik stem in met de voorstellen in het verslag om te zorgen voor transparantere prijzen in de voedselbranche, in het bijzonder de voorstellen die zijn bedoeld zijn om de wereldwijde speculatie in levensmiddelen tegen te gaan, prijsinstabiliteit te beheersen en een betere informatiestroom te waarborgen over prijzen en overeenkomsten tussen marktdeelnemers. Het is vooral van belang om machtsmisbruik van kopers in de voedselketen te voorkomen. Ik stem zeer in met het door de Commissie landbouw goedgekeurde voorstel om programma’s in te voeren ter aanmoediging van de verkoop van producten op lokale markten en ervoor te zorgen dat er een voorkeursbehandeling wordt verleend aan organisaties van producenten, coöperaties en midden- en kleinbedrijven bij de aanbesteding van overheidsopdrachten in de voedselvoorzieningsketen. Het valt te betreuren dat het Parlement dit voorstel heeft verworpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor het verslag gestemd om de reden die in de titel wordt genoemd: het garanderen van billijke inkomens voor boeren. Hoewel dit een van de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is, is hier altijd minder aandacht voor geweest dan voor andere doelstellingen, zoals het verhogen van de productiviteit en de wereldwijde concurrentiepositie van de Europese voedselindustrie. Ik ben op de hoogte van de factoren die het goed functioneren van de Europese voedselvoorzieningsketen in de weg staan. Deze factoren zijn duidelijk aan het licht gekomen door de grote schommelingen in de prijs van basisproducten uit de landbouwsector.

Deze problemen lijken rechtstreeks verband te houden met de grotere concentratie binnen de verwerkende industrie, de groothandelssector, de detailhandel en supermarktketens, alsmede met hun groeiende marktmacht en met verschillende vormen van misbruik van hun dominante positie in de voedselvoorzieningsketen. Ik ben het eens met de rapporteur wanneer hij stelt dat de beste manier om deze problemen aan te pakken is om prijzen binnen de gehele voedselvoorzieningsketen transparanter te maken, om op die manier de concurrentie te vergroten en prijsschommelingen tegen te gaan en om ervoor te zorgen dat de marktspelers meer informatie over vraag en aanbod uitwisselen.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (S&D), schriftelijk.(RO) Ik heb voor dit verslag gestemd, aangezien het voorstellen bevat voor een beter werkende voedselvoorzieningsketen, met billijke inkomens voor landbouwers.

Verbeteringen van de werking van de voedselvoorzieningsketens zouden ook een diversificatie en herziening van de hygiënenormen moeten inhouden, decentralisering en vereenvoudiging van de certificatie- en controlesystemen, bevordering van rechtstreekse relaties tussen producent en consument en van korte voedselvoorzieningsketens, de betrokkenheid van producent en consument bij de uitwerking van criteria voor kwaliteit en eerlijke handel, alsook ecologische duurzaamheidscriteria voor inkooppraktijken voor levensmiddelen (bijvoorbeeld bij cateringdiensten) als middel om de voedselkwaliteit en de plaatselijke economische ontwikkeling te verbeteren, en tegelijkertijd de “voedselkilometers” en agrochemische afhankelijkheid te reduceren. Er moet verder iets worden gedaan aan het buitengewoon hoge verlies aan levensmiddelen in de gehele voedselvoorzieningsketen, dat in veel lidstaten kan oplopen tot 30 procent van de geproduceerde en verkochte levensmiddelen. Tot slot er moet aandacht komen voor het belang voor de voedselvoorzieningsketen van het Europese voedselhulpprogramma, dat 43 miljoen arme mensen in Europa van levensmiddelen voorziet en dat moet worden herzien in de zin van een betere koppeling tussen plaatselijke producenten en consumenten van levensmiddelen

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ik verwelkom de aanneming van het verslag-Bové, waarin de voorstellen van de Commissie om de oprichting van agrarische producentenorganisaties aan te moedigen weliswaar worden verwelkomd, maar ook wordt gezegd dat de commissie desondanks benadrukt dat een herziening van de mededingingswetgeving de verschillende niveaus van mededinging met betrekking tot de markten en toeleveringsketens moet weerspiegelen. Daarom moet ook de omvang van onafhankelijke lokale detailhandelaars, markten, lokale voedselvoorzieningsketens en semi-zelfvoorzienende voedselvoorzieningssystemen in aanmerking worden genomen. De Europese mededingingsregels moeten de onderhandelingspositie van de producentenorganisaties verbeteren, zodat ze een eerlijke prijs voor hun productie kunnen krijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Daciana Octavia Sârbu (S&D), schriftelijk.(RO) Ik heb voor het verslag-Bové gestemd, omdat de Europese voedselmarkt behoefte heeft aan meer transparantie. Het is inderdaad waar dat de voedselketen niet goed functioneert, en dat het vooral speculanten zijn die daarvan profiteren. Europese landbouwers moeten eerlijke en zekere inkomens krijgen. Daarom moeten wij garanderen dat zij in deze keten niet steeds de verliezer zijn. Om dat te bereiken moeten wij ervoor zorgen dat de mededinging eerlijk verloopt.

 
  
MPphoto
 
 

  Christel Schaldemose (S&D), schriftelijk. − (DA) Namens de Deense sociaaldemocraten in het Europees Parlement (Dan Jørgensen, Christel Schaldemose, Britta Thomsen en Ole Christensen). De Deense sociaaldemocraten zijn van oordeel dat het nodig is om te zorgen voor duidelijkheid en transparantie omtrent de voedselprijzen in de EU. Wij zijn echter van oordeel dat dit verslag een andere doelstelling heeft, die een toename van de bestaande landbouwsteun kan inhouden en een voortzetting van centraal beheerde voedselprijzen. Derhalve hebben wij tegen de uiteindelijke resolutie gestemd, hoewel we de behoefte aan transparantie wat betreft de inkomensverdeling binnen de levensmiddelensector en de voedselprijzen steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Olga Sehnalová (S&D), schriftelijk. − (CS) Ik ben ingenomen met het verslag als initiatief dat nu eindelijk het debat opent over hoe het er werkelijk aan toegaat binnen de voedselvoorzieningsketen in Europa. Boeren kampen met steeds lagere prijzen voor het leeuwendeel van hun producten, terwijl de consument daarentegen steeds dezelfde prijs blijft betalen of zelfs steeds meer voor het eindproduct in de detailhandel. Versterking van de onderhandelingspositie van producenten en consumenten is dan ook meer dan wenselijk en beëindiging van de asymmetrie in de onderhandelingspartner van de verschillende onderdelen van de voedselvoorzieningsketen evenzeer. Onderhavig thema dient onderdeel uit te maken van de discussies over het nieuwe GLB. Ik heb voor goedkeuring van het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − Ik keurde met enthousiasme het verslag goed van José Bové over billijke inkomens voor de boeren en een beter werkende voedselvoorzieningsketen. Er bestaat een gigantisch verschil tussen de prijs die de boer krijgt voor zijn producten en wat de consument er uiteindelijk voor betaalt. Waar dat verschil blijft, is volstrekt onduidelijk. Daarom is het goed te pleiten voor een grotere transparantie in de totstandkoming van de voedselprijs, voor zowel de boer als de consument. Het verslag roept de Commissie op om de werkelijke productiekosten van boeren en de prijs die ze voor hun producten krijgen in kaart te brengen. Zo moet inzichtelijk worden wat de winstmarges van alle schakels in de voedselketen zijn. Boeren mogen niet de dupe worden van ondoorzichtige prijsafspraken van supermarktketens.

De onderhandelingspositie van boeren wordt sterker als duidelijk is hoeveel winst tussenhandelaars en supermarktketens maken op een bepaald product. Bovendien kan in een transparanter systeem machtsmisbruik van supermarktketens om prijzen te bepalen aan banden worden gelegd. Transparantie en eerlijke concurrentie zorgen ook voor een duurzamere voedselketen. Het gebeurt nu dat Vlaanderen tomaten uit Spanje importeert en Spanje tomaten uit Vlaanderen. Met meer inzicht in prijzen en winstmarges kunnen deze inefficiënte en milieubelastende praktijken worden voorkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marc Tarabella (S&D), schriftelijk.(FR) Ik ben zeer verheugd met de aanneming van het uitstekende verslag van de heer Bové, waarin we pleiten voor meer billijke inkomens voor onze boeren en een transparantere en beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa. Ik betreur echter de meerderheidspositie van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) en de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, die, door terug te komen op de compromisamendementen waarover een paar maanden geleden is onderhandeld, een aantal fundamentele paragrafen van dit verslag hebben verworpen. De verwerping van met name paragraaf 52, waarin een voorkeursbehandeling wordt verdedigd voor producentenorganisaties, coöperaties van boeren en kleine en middelgrote bedrijven bij het gunnen van openbare aanbestedingen, laat er geen enkele twijfel over bestaan; het is nu duidelijk dat de belangen van de detailhandelsector en de voedselverwerkende industrie prioriteit hebben gekregen ten koste van onze producenten.

 
  
MPphoto
 
 

  Artur Zasada (PPE), schriftelijk. − (PL) Ik was heel tevreden toen ik de resultaten van de stemming van vandaag te horen kreeg. Vrijwillige vormen van producentenverenigingen zijn voor landbouwers vanuit economisch standpunt de meest doeltreffende manieren om samen iets te bereiken. Ze versterken hun onderhandelingspositie op de markt, verdelen hun kansen in de onderhandelingen met de voedselverwerkende industrie en zorgen voor een optimalisering van de productie zonder er buitensporig veel externe middelen voor nodig te hebben. Om opgewassen te zijn tegen de concurrentie moeten de landbouwers in grotere mate samenwerken. Samenwerking en coördinatie op het niveau van een producentenorganisatie laten toe om een aantal initiatieven te nemen, zoals promotie van regionale producten of het opstarten van informatiecampagnes voor de consumenten, terwijl tegelijk ook de diversiteit van de productie op de EU-markt wordt gewaarborgd.

Voor een groep is het bovendien gemakkelijker om haar behoeftes te bepalen op het vlak van strategische planning, rationalisering van de kosten, efficiëntere bebouwing en organisatie van de verkoop van de landbouwproducten. De middelen die aan producentengroeperingen worden toegekend zullen een gunstig effect hebben op het gebruik van menselijk en investeringspotentieel en tegelijk ook op de inkomsten en verbetering van de marktpositie van de landbouwbedrijven.

 
  
  

Verslag-Portas (A7-0236/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag inzake de financiering en de werking van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering gestemd, omdat ik ten volle onderschrijf dat dit fonds sneller geactiveerd moet worden, vooral nu dringend een antwoord moet worden geboden op de stijging van de werkloosheid ten gevolge van de economische en financiële crisis. Wij moeten van het EFG een flexibel en permanent steuninstrument maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Antoniozzi (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, het EFG is een effectief instrument gebleken bij de Europese aanpak van de gevolgen van de financiële crisis, vooral op het gebied van de werkgelegenheid. De stijging van het aantal verzoeken om steun uit het EFG en de problemen met de activerings- en uitvoeringsprocedure vereisen snelle wijzigingen in de procedurele en budgettaire bepalingen. Ik heb voor dit verslag gestemd in de hoop dat deze wijzigingen tijdig en snel worden doorgevoerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk.(FR) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is opgericht om steun te bieden aan werknemers, met name in regio’s en sectoren die lijden onder de gevolgen van de geglobaliseerde economie. Het fonds stelt jaarlijks mogelijk 500 miljoen euro beschikbaar voor de herintegratie van werknemers. De financiering en werking van het EFG moeten worden verbeterd: ze moeten vereenvoudigd worden om de activering van het fonds gemakkelijker en sneller te laten verlopen. Dat was de strekking van de amendementen die ik bij de Commissie economische en monetaire zaken heb ingediend over dit verslag. Het EFG moet een nuttig middel zijn van een soms zwak Europees sociaal beleid. Ik ben daarom van mening dat dit fonds behouden moet blijven door het te vereenvoudigen, en om die reden heb ik voor het verslag van de heer Portas gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. (GA) Ik ondersteun volledig wat in dit verslag wordt gesteld over een verkorting van de tijd die het kost om financiële bijstand uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering te betalen aan werknemers die hun baan zijn kwijtgeraakt door de globalisering of de financiële crisis. Bijstand uit dit fonds moet terstond en op doelmatige wijze worden verleend opdat deze werknemers er daadwerkelijk hun voordeel mee kunnen doen.

Het is duidelijk dat de vertraging in de toepassing van dit fonds moet worden verkort. In het verslag wordt duidelijk beschreven hoe de vertraging tussen de indiening van een aanvraag en uitbetaling kan worden teruggebracht, wat de effectiviteit van het fonds zou versterken.

Bovendien juich ik toe wat in het verslag staat over het instellen, op nationaal niveau, van een communicatie- en beheerstructuur voor het fonds, waarmee de betrokken beter op de hoogte worden gehouden van de status en de uitkomst van de aanvragen en van de procedure die na de toekenning van het geld in gang wordt gezet.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Dit verslag heeft mijn steun. Oorspronkelijk had het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering alleen als doel het opvangen van de negatieve effecten van de globalisering voor de zwakste en laagst geschoolde werknemers van bepaalde sectoren die hun baan hadden verloren als gevolg van ingrijpende veranderingen in de wereldhandelssituatie, die op hun beurt hebben geleid tot een ernstige verstoring van de economie. Op 1 juni 2009 is, voor alle aanvragen tussen 1 mei 2009 en 31 december 2011, de actieradius uitgebreid tot werknemers die hun baan verliezen als direct gevolg van de economische en financiële crisis. Hoewel het aantal aanvragen recentelijk is gestegen blijft de inzet van het EFG beperkt in de armste regio‘s van de EU, waar ontslagen werknemers de hulp juist het hardst nodig hebben. Dit ongelijke gebruik van het EFG houdt verband met de uiteenlopende strategieën van de lidstaten. Ik ben het ermee eens dat de financiële steun uit het EFG zo snel en effectief mogelijk moet worden verstrekt, zodat zo veel mogelijk werknemers ervan kunnen profiteren. Er moeten nieuwe maatregelen worden voorbereid en goedgekeurd, zodat de lidstaten aanvragen voor activering van het EFG kunnen voorbereiden zodra er plannen voor collectief ontslag bekend worden gemaakt en niet pas nadat het ontslag heeft plaatsgevonden, en zodat de tijd die nodig is om een besluit te nemen over de toekenning kan worden bekort.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat de negatieven gevolgen van de economische en financiële crisis op de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt in Europa nog altijd enorm zijn en er nog altijd massaontslagen vallen in diverse economische sectoren, waardoor het aantal EU-lidstaten dat aanvragen voor financiële steun indient bij het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering eveneens sterk toeneemt. De huidige procedures voor financiële steun zijn echter te ingewikkeld en het duurt te lang om steun te verkrijgen. Op dit moment duurt het 12 tot 17 maanden eer het EFG een lidstaat van financiële steun voorziet en dit betekent dat de meerderheid van ontslagen werknemers niet op tijd financiële steun krijgt en wordt gegijzeld door de gevolgen van de globalisering en de crisis. We moeten daarom dringend de procedures van het fonds vereenvoudigen, omdat het alleen dan mogelijk zal zijn de tijd die het duurt financiële steun te krijgen, te halveren. Verder is het voor de EU-instellingen van groot belang te zorgen voor een soepele en snelle vaststelling van besluiten over kwesties betreffende het verlenen van financiële steun, omdat het uitstellen van dergelijke besluiten de huidige moeilijke situatie voor werknemers alleen maar zal verergeren.

Ik roep de lidstaten ook op voorbeelden van goede praktijken uit te wisselen en in het bijzonder te leren van die lidstaten die al landelijke EFG-informatienetwerken hebben ingevoerd, waarbij sociale partners en belanghebbenden op lokaal niveau zijn betrokken, zodat er een geschikt hulpstelsel is bij massaal verlies van banen.

 
  
MPphoto
 
 

  Alain Cadec (PPE), schriftelijk.(FR) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is bedoeld ter compensatie van de nadelige gevolgen van de globalisering voor de meest kwetsbare en laagste opgeleide werknemers die om economische redenen werkloos zijn geworden. Dat is des te noodzakelijker gezien de huidige economische crisis. De toegevoegde waarde van het EFG is de zichtbare, specifieke en tijdelijke aard van de financiële steun ervan aan geïndividualiseerde programma's voor herintegratie in het beroepsleven.

Het is noodzakelijk dat de in juni 2009 ingestelde afwijking ten behoeve van de werknemers die hun baan kwijtraken door de economische en financiële crisis verlengd wordt tot het eind van het huidig meerjarig financieel kader. Ter versnelling en vereenvoudiging van de procedures moet bovendien gezorgd worden voor een doeltreffende coördinatie van Commissie en Parlement, zodat minder tijd nodig is voor de besluitvorming.

Zo zou de Commissie rekening moeten houden met het EP-rooster en het Parlement tijdig op de hoogte moeten brengen van eventuele problemen wanneer zij de aanvragen van de lidstaten behandelt. Ten slotte zou het gewenst zijn dat de Commissie een nauwkeuriger beeld verschaft van de steunverlening uit het EFG door het Europees Parlement regelmatig informatie door te spelen over de stand van de financiële bijdragen van de lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat ik het eens ben met de verzoeken aan de Europese Commissie om het EFG efficiënter te maken. Zo wordt de Commissie onder meer verzocht de toegekende bijdragen te toetsen aan de impact van het EFG op het netwerk van begunstigden en op kleine en middelgrote ondernemingen die mogelijk zullen worden getroffen door plannen voor collectief ontslag en waarvan de werknemers voor steun uit het fonds in aanmerking zouden kunnen komen. Ik onderschrijf tevens de voorstellen aan de Commissie die ten doel hebben de tijdspanne die nodig is om het EFG te activeren met de helft te bekorten. Daarvoor moet de Commissie beschikken over de noodzakelijke menskracht en technische middelen, met inachtneming van het beginsel van begrotingsneutraliteit, om de door de lidstaten ingediende aanvragen doeltreffend en snel te verwerken.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Castex (S&D), schriftelijk.(FR) In het kader van de tussentijdse evaluatie van de financiële instrumenten van de Unie heb ik voor deze resolutie gestemd omdat de Begrotingscommissie een verslag heeft opgesteld over het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), een middel ter ondersteuning van de herintegratie en de omschakeling van werknemers waarvan zeker is dat ze zijn ontslagen vanwege de globalisering of de economische crisis.

Bij het beoordelen van dit verslag hebben wij socialisten gemerkt dat links en rechts de zaken heel verschillend benaderen. In de ogen van de socialisten is het namelijk van groot belang om dit fonds te behouden, omdat de globalisering los van de crisis nadelige gevolgen heeft voor onze gehele industriële structuur. Rechts is echter van mening dat dit fonds tegen 2013 ingeperkt moet zijn omdat de globalisering in hun ogen alleen goed kan zijn in een economische context die weer stabiel is geworden.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk.(EL) Ik heb voor het verslag van Miguel Portas gestemd, afgevaardigde van de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links, omdat hij de betekenis en de rol van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering juist beoordeelt en tegelijkertijd manieren aanwijst om er ten volle gebruik van te maken om de ontslagen “slachtoffers” van de neoliberale globalisering en de economische crisis te steunen, die in het bijzonder de werknemers in Europa treft.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag inzake de financiering en de werking van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering gestemd. De stijging van het aantal verzoeken om steun uit het EFG en de problemen met de activerings- en uitvoeringsprocedure vereisen snelle wijzigingen in de procedurele en budgettaire bepalingen. Gelet op de grote verschillen tussen de dossiers dient de Europese Commissie een voorstel te formuleren voor een grotere flexibiliteit bij de toepassing van de interventiecriteria per lidstaat om ongelijkheden in de toegang tot het instrument te voorkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Göran Färm (S&D), schriftelijk. − (SV) Wij, Zweedse sociaaldemocraten, hebben er vandaag voor gekozen om voor het verslag inzake de financiering en de werking van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering te stemmen. Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering steunt individuele werknemers die ten gevolge van de globalisering ontslagen worden en geeft financiële steun voor om- en bijscholing om de re-integratie van werknemers in de arbeidsmarkt te vergemakkelijken.

In het verslag staan concrete voorstellen om zowel op nationaal als Europees niveau de tijdspanne die nodig is om middelen van het fonds te krijgen, met de helft in te korten. Daarnaast wordt voorgesteld om de sociale partners te betrekken bij de aanvraagprocedure en de tenuitvoerlegging van de gefinancierde maatregelen. Het verslag stelt ook voor om de afwijking te verlengen die werd ingesteld opdat ook werknemers die hun baan kwijtraken door de financiële crisis steun kunnen krijgen. Dat is volgens ons een zeer belangrijk instrument om de gevolgen van de financiële crisis te bestrijden en om te verhinderen dat werknemers voor altijd de toegang tot de arbeidsmarkt verliezen.

In paragraaf 16 van het verslag wordt ook voorgesteld om de Commissie te laten onderzoeken of het mogelijk is om een permanent fonds voor de aanpassing van de globalisering te vormen. Wij willen echter onderstrepen dat die formulering geen definitieve stellingname ter zake inhoudt, maar slechts betekent dat de Commissie het nut van een permanent fonds zou moeten nagaan en evalueren. Wij willen er ook op wijzen dat het arbeidsmarktbeleid de verantwoordelijkheid van de lidstaten is. Het Europees Fonds voor de aanpassing aan de globalisering mag daarom nooit in de plaats treden van maatregelen op nationaal niveau, maar moet worden gezien als aanvulling op de maatregelen die in de lidstaten worden genomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) De ontwikkelingen rond het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering leggen een aantal zaken bloot: enerzijds de verschillen tussen de dossiers en het relatief kleine aantal aanvragen om steun uit het fonds en anderzijds het onvermogen van dit instrument om werknemers na ontslag opnieuw op de arbeidsmarkt te integreren. Het is belangrijk nauwgezet te onderzoeken waarom de uitvoering van het fonds is tekortgeschoten en op welke manier kan worden bijgedragen tot de versoepeling van het gebruik ervan door de lidstaten, met bijzondere aandacht voor de landen die het ergst getroffen worden door de werkloosheid.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Om het hoofd te bieden aan de negatieve gevolgen van de globalisering voor de werknemers die het slachtoffer zijn van collectief ontslag en om haar solidariteit te betuigen met die werknemers heeft de Europese Unie een Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering ingesteld met als doel financiële steun te verlenen aan geïndividualiseerde programma's voor herintegratie in het beroepsleven. Voor dit fonds wordt een jaarlijks krediet van maximaal vijfhonderd miljoen euro uitgetrokken.

Gezien de economische en sociale crisis is het opvallend dat er maar beperkt gebruik is gemaakt van het EFG. Immers, tussen 2007 en het eind van het eerste semester van 2009 is van het totale in theorie beschikbare bedrag van 1,5 miljard euro slechts 80 miljoen euro vrijgemaakt voor 18 steunaanvragen, ten gunste van 24 431 werknemers in acht lidstaten. Sinds de wijzigingen die in mei 2009 in het fonds zijn aangebracht, is het aantal aanvragen gestegen van 18 naar 46, het totale toegekende bedrag van 80 miljoen euro naar 197 miljoen euro en het aantal landen dat een aanvraag heeft ingediend van 8 naar 18. Toch zijn er nog steeds negen lidstaten die geen beroep hebben gedaan op het EFG.

Bovendien zijn het de Europese regio’s met het hoogste bbp die tot dusver de meeste steun uit het fonds hebben ontvangen. Wij moeten dringend onderzoeken waaraan deze situatie te wijten is en wij moeten ervoor zorgen dat het fonds sneller en vaker wordt geactiveerd. Het EFG moet uitgroeien tot een onafhankelijk fonds met eigen vastleggings- en betalingskredieten.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Uit de uitvoering van dit fonds is gebleken dat wij gelijk hadden toen wij meteen al in de eerste fase kritiek hadden op diverse aspecten van de oprichtingsverordening. Wij hebben die kritiek later gedeeltelijk hernomen bij de herziening die de Commissie heeft moeten presenteren en waarin zij sommige van onze kritieken op de oorspronkelijke versie heeft erkend.

Daarom onderschrijven wij het verzoek aan de Commissie om de indiening van haar interim-verslag te vervroegen naar 30 juni 2011 en er een voorstel tot herziening van de EFG-verordening aan te koppelen zodat ‘de meest in het oog springende gebreken’ van het fonds kunnen worden verholpen.

Zoals ik al tijdens mijn toespraak in het Parlement zei, is het echter essentieel dat wij ook oog hebben voor de preventieve maatregelen die moeten worden genomen om de verplaatsing van multinationals tegen te gaan, de werkloosheid te bestrijden en meer banen met rechten te waarborgen. Bovendien moeten wij hoe dan ook voorkomen dat dit fonds wordt gebruikt om ontslagen ten gevolge van de herstructurering van bedrijven of de verplaatsing van multinationals te dekken of te vergemakkelijken.

Tot slot onderstrepen wij de noodzaak om de cofinancieringsdrempel op te trekken van 65 procent naar ten minste 80 procent, zodat ook de lidstaten met de grootste financiële moeilijkheden toegang tot het fonds krijgen en de werklozen die er het ergst aan toe zijn snel en doeltreffend geholpen worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Pat the Cope Gallagher (ALDE), schriftelijk. (GA) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) slaagt in zijn pogingen om de gevolgen van grootschalige werkloosheid in Ierland en Europa aan te pakken. Het fonds werd in 2007 ingesteld als reactie op de problemen en uitdagingen van de globalisering.

Dit initiatief is goed voor 500 miljoen EUR per jaar. Het voorziet in hulp en bijstand aan regio’s waar meer dan duizend banen overbodig zijn geworden als gevolg van bedrijven die hun activiteiten hebben verplaatst door veranderingen in wereldwijde omstandigheden. De Europese Unie pakt het probleem van de werkloosheid in Ierland opnieuw aan. Zowel het EFG als het Europees Sociaal Fonds is in dit opzicht cruciaal.

 
  
MPphoto
 
 

  Estelle Grelier (S&D), schriftelijk.(FR) Ik heb voor het verslag Portas gestemd. Ik sta namelijk achter zijn hoofddoel, namelijk om het EFG te behouden, omdat de globalisering los van de crisis waarin we ons nu bevinden blijvende nadelige gevolgen zal hebben voor onze industriële werkgelegenheid, wat Europees rechts weigert toe te geven. Ik heb bovendien bijgedragen aan het aanpassen van deze tekst om ervoor te zorgen dat er rekening wordt gehouden met kleine en middelgrote bedrijven en toeleveranciers bij de toekenning van steun uit het EFG. Hun werknemers zijn namelijk bijzonder kwetsbaar door hun afhankelijkheid van multinationals; het is daarom heel belangrijk dat het EFG hun vooruitzichten biedt op omscholingsopleidingen als ze worden ontslagen. Ik ben ook blij dat er erkend wordt dat er onderzoek moet worden gedaan naar de overheidslichamen die de dossiers opstellen om de gebruikmaking te verbeteren van het EFG, dat vaak onbekend is en weinig gebruikt wordt, met name in Frankrijk. Aangezien Europees rechts geweigerd heeft het EFG na 2013 voort te zetten, zal er ik tijdens het debat over de volgende financiële verwachtingen van de EU alles aan doen om ervoor te zorgen dat dit fonds behouden blijft.

 
  
MPphoto
 
 

  Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk.(FR) Omdat de beschikbaarstelling van middelen voor werknemers die werkloos zijn geworden door de globalisering of door de financiële crisis versneld moet worden, heb ik voor een aantal aanbevelingen gestemd ter verbetering van de procedurele en budgettaire bepalingen van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG). Dit fonds is opgericht in 2006, maar er zijn maar weinig aanvragen ingediend, gedeeltelijk vanwege ingewikkelde interventies en cofinancieringscriteria. Om die reden wilden mijn collega’s en ik wijzigingen aanbrengen in dit mechanisme. Deze tekst betekent daarom een belangrijke stap vooruit omdat de Commissie verzocht wordt om de procedure verder te vereenvoudigen om de meest in het oog lopende zwakke punten aan te pakken en de termijnen te verkorten. Bovendien was de financiering van dit fonds tot nu toe afkomstig uit verschillende begrotingslijnen. In de tekst wordt een aparte lijn voor dit fonds voorgesteld in de begroting van 2011, wat een belangrijke ontwikkeling is. Ik ben dus blij met de aanneming van deze aanbevelingen, die heel belangrijk zijn op een moment dat onze medeburgers getroffen worden door de economische crisis.

 
  
MPphoto
 
 

  Alan Kelly (S&D), schriftelijk. − (EN) Gezien de recente aardverschuivingen die hebben plaatsgevonden in de financiële wereld en de daardoor veroorzaakte banenverliezen, zijn omscholing en herintegratie in het beroepsleven essentieel voor de werkgelegenheid als geheel en ik begroet de herwaardering van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering als instrument van het sociaal beleid van de Europese Unie. Ik zou echter graag meer flexibiliteit in het proces willen wanneer de aanvraag eenmaal is voltooid, en meer overleg met de werknemers zelf wanneer er plannen worden gemaakt voor de inzet van het EFG. We willen geen herhaling zien van wat Ierse werknemers van Dell en Waterford Crystal is overkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk.(DE) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is niet slechts een belangrijk instrument om de mensen te helpen die zich niet hebben kunnen aanpassen aan het openstellen van de markten. Het is ook een manier om het vertrouwen in de Europese Unie te bevorderen. Ik vind het zeer belangrijk om dat te benadrukken. Door het fonds zijn wij in staat om de laten zien dat wij bij economische veranderingen oog blijven houden voor degenen die niet snel genoeg op de nieuwe situatie kunnen reageren. Ik vind het echter ook belangrijk dat dat vertrouwen op het beginsel van de wederkerigheid is gebaseerd. Financiële middelen die gereserveerd zijn voor mensen die ondanks al hun inspanningen het slachtoffer worden van veranderingen op de markt, moeten ook ten goede komen aan de mensen waarvoor dat geld bedoeld is. Daarom is het belangrijk dat de toewijzing van de middelen transparant en inzichtelijk is en dat zij niet gewoonweg worden verdeeld op basis van het principe van gelijkheid voor iedereen. De situatie waarin de betreffende mensen verkeren, vereist een grensoverschrijdende én regiospecifieke aanpak en dat is de reden dat de toewijzing van de middelen snel dient te gebeuren. Dat is de enige manier waarop het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering aan zijn doelstelling kan beantwoorden en door een snelle hulpverlening het vertrouwen in de EU kan versterken. Ik zal dit verslag dan ook steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb het verslag over de financiering en de werking van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) gesteund, omdat ik van mening ben dat het fonds een effectief middel is om werknemers te ondersteunen die door de financiële crisis in moeilijkheden zijn geraakt.

Het fonds is opgericht om concrete ondersteuning te bieden aan werknemers die ontslagen zijn door de verplaatsing van hun bedrijf of door de crisis, met als doel de werknemers te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Het ontwerpverslag waarover wij vandaag hebben gestemd, laat enkele zwakke punten in de werking van het fonds zien en doet de Commissie en de lidstaten een aantal voorstellen, die als doel hebben om de werking van het fonds te herzien, zodat de procedures voor toegang tot het EFG versneld en gestroomlijnd kunnen worden.

Een essentieel punt dat ik onder uw aandacht wil brengen is het voorstel om de afwijking die in 2009 van kracht is geworden, tot eind 2013 te verlengen. Deze afwijking maakte het mogelijk om het werkingsgebied van het fonds uit te breiden door de economische crisis aan de vereisten toe te voegen.

 
  
MPphoto
 
 

  Iosif Matula (PPE), schriftelijk.(RO) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is opgezet om hulp te bieden aan werknemers die ontslagen zijn als gevolg van de veranderingen die de economie over de gehele wereld heeft ondergaan. Sinds 2009 wordt dit fonds ook ingezet om degenen die door de economische crisis zijn getroffen te ondersteunen en zo de werkloosheid terug te dringen. Ik meen dat het een goede zaak zou zijn als dit fonds werd omgevormd tot een permanent instrument voor het ondersteunen van werkzoekenden en het aanvullen van het sociale beleid van de lidstaten.

Deze maatregel zou alle aandacht moeten concentreren op het aanwenden van het potentieel van werknemers, en zou zo een tegenwicht kunnen vormen voor de maatregelen die gericht zijn op het ondersteunen van ondernemingen. We mogen ook niet vergeten dat er nog steeds problemen bestaan bij de procedures voor het mobiliseren van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering en de voor de implementatie ervan gestelde termijnen.

Ontslagen werknemers hebben vooral behoefte aan herscholing en tijdelijke bijstand. Het vereenvoudigen van de procedures, zodat steun zo snel en efficiënt mogelijk kan worden gemobiliseerd, is daarom van cruciaal belang.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is essentieel gebleken voor de ondersteuning duizenden Europese werklozen die hun baan hebben verloren ten gevolge van de verplaatsing van bedrijven naar andere continenten. In deze tijden van crisis, en gelet op de enorme toename van het aantal massaontslagen, is het absoluut noodzakelijk dat in dit instrument verbeteringen worden aangebracht en dat nieuwe financieringsbronnen worden aangeboord. Ik heb in overeenstemming hiermee gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Claudio Morganti (EFD), schriftelijk. − (IT) In Europa neemt de werkloosheid structureel toe als gevolg van de economische crisis en het verplaatsingsbeleid.

Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is een nuttig instrument dat de EU kan inzetten om ondersteuning te bieden aan en zich solidair te tonen met werknemers die hun baan hebben verloren. Tot aan 2009 werd er om bureaucratische redenen weinig gebruik gemaakt van het fonds, en ik ben van mening dat het verzoek aan de Commissie om maatregelen te treffen die de toegangsprocedure verkorten, van fundamenteel belang is. Als het EFG flexibeler wordt en het makkelijker wordt om toegang te krijgen tot het fonds, wordt het fonds een essentieel instrument voor het sociale beleid van de lidstaten.

Om deze redenen heb ik voor gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik wil mijn steun uitspreken voor het verslag van de heer Porta. Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is een essentieel instrument bij het leveren van extra ondersteuning aan werknemers die werkloos zijn geworden als gevolg van de verplaatsing van hun bedrijf. Voor werknemers is het instrument des te belangrijker gebleken, omdat zij tijdens de recente crisis zijn geholpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt.

Het verslag van de heer Porta is cruciaal en richt zich op het verbeteren en vereenvoudigen van een belangrijk instrument voor Europese burgers. Het is tevens een tastbaar bewijs van de manier waarop de EU zich inzet om de negatieve conjunctuur om te buigen, de werkloosheid te bestrijden en haar burgers te ondersteunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat ik akkoord ga met de verzoeken aan de Europese Commissie die tot een versoepeling van het EFG moeten leiden. Zo wordt de Commissie onder meer verzocht de toegekende bijdragen te toetsen aan de mate van succes met de herintegratie en een evaluatie van de verbetering van de vaardigheden van de begunstigden, een vergelijkende analyse van de gefinancierde maatregelen in reactie op elke EFG-toepassing en de resultaten op grond van herintegratie en de impact van het EFG op het netwerk van begunstigden en op potentieel door het afvloeiingsplan getroffen kleine en middelgrote ondernemingen, waarvan de werknemers voor steun uit het fonds in aanmerking zouden kunnen komen.

Ik onderschrijf tevens het verzoek aan de Commissie om aan de lidstaten een aantal richtsnoeren te geven voor de opmaak en uitvoering van de aanvragen voor EFG-middelen, met als doel een snelle aanvraagprocedure en een brede consensus onder de belanghebbenden over de te volgen strategie en de te nemen maatregelen voor een effectieve herintegratie van de werknemers in de arbeidsmarkt.

Tot slot kan ik mij vinden in de oproep aan de lidstaten om op nationaal niveau een communicatie- en beheerstructuur van het EFG op te zetten, die in verbinding staat met alle betrokkenen, in het bijzonder de sociale partners, en positieve praktijkervaringen op Europees niveau uit te wisselen.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. (RO) De steun die door het EFG wordt verleend, moet dynamisch zijn en aangepast kunnen worden aan de steeds maar veranderende, vaak onverwachte situaties die op de markt plaatsvinden. Het doel van dit fonds is om specifieke en acute hulp te bieden bij het vergemakkelijken van professionele omscholing van werknemers die hun baan zijn verloren als gevolg van de zware economische ommekeer op de arbeidsmarkt.

Ik roep de lidstaten op om de sociale partners erbij te betrekken en de dialoog met de sociale partners en ondernemers van meet af aan te bevorderen bij de voorbereiding van de aanvragen voor een bijdrage van het EFG. Tegelijkertijd doe ik een dringend beroep op de lidstaten om dit fonds te gebruiken voor de bevordering van nieuwe kwalificaties om bestaande banen groen te maken en nieuwe groene banen te creëren en daarnaast levenslang leren te stimuleren door werknemers in staat te stellen een persoonlijk loopbaantraject te ontwikkelen en bij te dragen aan het concurrentievermogen van de EU in een context van globalisering.

Verder ben ik er voorstander van dat dit fonds na 2013 verder gaat als een onafhankelijk fonds met een eigen begroting. De Commissie en de lidstaten moeten nauw samenwerken om effectief toezicht uit te oefenen op de steun die wordt gegeven aan de multinationale ondernemingen en zich sterk in te zetten voor nieuwe banen waaraan werknemersrechten zijn verbonden om sociale dumping te voorkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat het eens ben met de verzoeken aan de Europese Commissie om het EFG efficiënter te maken. Zo wordt de Commissie onder meer verzocht de toegekende bijdragen te toetsen aan de mate van succes met de herintegratie en een evaluatie van de verbetering van de vaardigheden van de begunstigden. Ik onderschrijf tevens de voorstellen aan de Commissie die ten doel hebben de tijdspanne die nodig is om het EFG te activeren met de helft te bekorten, en met name de eis om alle middelen ter beschikking te stellen met het oog op een snelle en betere communicatie met de betrokken lidstaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Het debat over dit onderwerp was bepaald niet gemakkelijk. De afgelopen maanden zijn er vragen gerezen over: het ‘reactievermogen’ van het fonds (zonder dat er tegelijkertijd meer aandacht wordt besteed aan het wegnemen van de oorzaken door algemene strategieën voor innovatie en onderwijs in een geglobaliseerde wereld te verbeteren en een betere gerichtheid en een beter gebruik van het Europees Sociaal Fonds); het beperkte aantal gesteunde sectoren (vooral in die tijd), met name de auto- en de textielsector (respectievelijk 13 en 15 aanvragen), waarbij men zich bijvoorbeeld kan afvragen of de ontslagen het gevolg zijn van de ‘globalisering’ of aan het gebrek aan innovatie in de sector; of/in welke mate de maatregelen in de plaats komen van nationale steun; de paradox dat enerzijds (slechts) vijfhonderd miljoen euro per jaar beschikbaar wordt gesteld voor het fonds (uit niet-bestede vastleggingen in de EU-begroting), terwijl in principe een oneindig aantal aanvragen kan worden ingediend als die aan de criteria voldoen (op basis van het beginsel “wie het eerst komt, die het eerst maalt”); het feit dat het voor kleine en middelgrote ondernemingen moeilijker is om van het fonds gebruik te maken; de koppeling met staatssteun/belastingen. Uiteindelijk is een consensusstandpunt aangenomen en is het verslag ook aangenomen, onder andere door ons als Groenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Joanna Senyszyn (S&D), schriftelijk. − (PL) Ik heb de resolutie inzake de financiering en de werking van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) goedgekeurd. De werkingsbeginselen van het EFG dienen ten stelligste te worden verbeterd om er op meer doeltreffende wijze gebruik van te kunnen maken. Ik hoop dat de Commissie gebruik maakt van de voorstellen van het Parlement, waardoor de steuntoekenningsprocedure met de helft kan worden verkort. De door de crisis veroorzaakte stijging van de werkloosheid heeft ervoor gezorgd dat de financiële middelen van het EFG van uitzonderlijk belang zijn geworden, aangezien ze ontslagen werknemers individuele steun en terugkeer naar de arbeidsmarkt garanderen. De strenge criteria voor bijstand en de lang aanslepende procedures zorgen ervoor dat de lidstaten de mogelijkheden om EFG-steun te ontvangen niet ten volle benutten. Ter illustratie, in mijn land, Polen, zijn slechts drie aanvragen voor financiële steun van het EFG ingediend. De hoofdreden voor de beperkte belangstelling is juist de langdurigheid van de procedures.

Naast de verbetering van de werkingsbeginselen van het fonds dient ook de geldigheid van het criterium om werknemers die ten gevolge van de huidige crisis hun baan hebben verloren bijstand te verlenen te worden verlengd, en dit ten minste tot het einde van het huidige financiële vooruitzicht, en het medefinancieringspercentage op het niveau van 65% te worden gehouden. We zullen de gevolgen van de crisis op de arbeidsmarkt nog vele jaren blijven voelen, daarom is deze hulp nodig, ook in de toekomst. Ik wil de Commissie en de lidstaten ook wijzen op de coördinatie van de uitwisseling van goede praktijken op Europees niveau, die een snelle en efficiënte interventie van het EFG in het geval van grootschalige ontslagen mogelijk maakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. (PT) Het is gebleken dat de structuurfondsen instrumenten van onschatbare waarde zijn om de ongelijkheden in Europa terug te dringen, niet in de laatste plaats omdat zij een bron van steun zijn voor de meest kwetsbare ultraperifere regio’s. Met de oprichting van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering heeft de Europese Unie erkend dat het verschijnsel van de globalisering ingrijpende en lang niet altijd positieve veranderingen heeft teweeggebracht en dat de gevolgen ervan in Europa sterk uiteenlopen, aangezien sommige regio’s met deze nieuwe ontwikkelingen hun voordeel hebben gedaan en andere er ernstig onder hebben geleden.

Toch heeft dit fonds niet de zichtbaarheid genoten die het verdient. Volgens mij is dat voornamelijk te wijten aan de enorme tijdspanne tussen de indiening van de aanvraag om steun door een lidstaat en de daadwerkelijke ontvangst van die steun. Deze vertraging heeft ernstige gevolgen voor de getroffen gezinnen en heeft te maken met de complexiteit van de procedure voor het aanvragen, activeren en uitvoeren van steun uit het EFG. Vereenvoudiging is dan ook dringend noodzakelijk en moet een absolute prioriteit zijn. Dat is de enige manier om de doelstelling van dit fonds te verwezenlijken en werknemers die ontslagen worden ten gevolge van diepgaande veranderingen in de internationale handelspatronen op doeltreffende wijze te herintegreren. Het verslag dat hier vandaag in stemming is gebracht, is het resultaat van de inspanningen van de verschillende fracties om tot een compromis te komen en daarom heb ik het gesteund.

 
  
MPphoto
 
 

  Silvia-Adriana Ţicău (S&D), schriftelijk. (RO) Volgens de laatste EU-statistieken is het aantal werklozen in de 27 EU-landen het afgelopen jaar met 1,1 miljoen toegenomen door de economische en financiële crisis. Dit verklaart waarom het aantal verzoeken tot de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering in de periode tussen mei 2009 en april 2010 is toegenomen van 18 naar 46. Verder zijn er, ondanks dat het aantal lidstaten dat om hulp heeft gevraagd is opgelopen van 8 naar 18, niettemin negen lidstaten die zich nog niet tot het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering hebben gewend.

Met dit alles in het achterhoofd heb ik voor de ontwerpresolutie van het Europees Parlement inzake de financiering en de werking van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering gestemd aangezien de economische crisis gevolgen zal blijven hebben voor banen. Juist met het oog daarop is het belangrijk dat wij de Commissie verzoeken de tussentijdse financiële evaluatie van het gebruik van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering en de herziening van de betreffende verordening te vervroegen om zo de duur van de procedure tot het gebruik van het fonds aanzienlijk te verkorten.

Ook wil ik de aandacht van de Commissie vestigen op de ontslagen in de publieke sector, waar geen soortgelijk instrument voorhanden is, ook al zijn deze ontslagen een direct gevolg van de tekorten in de overheidsbegrotingen die voortvloeien uit de huidige economische en financiële crisis.

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. (EN) Ik steun het verslag van de heer Portas over de financiering en de werking van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering volledig. Het verslag behandelt veel verschillende onderwerpen, waaronder de efficiëntie van de aanvraagprocedure en het sneller beschikbaar stellen van middelen uit het fonds om steun te geven aan mensen die hun baan hebben verloren. Hoewel het Verenigd Koninkrijk op dit moment geen beroep doet op gelden uit dit fonds (vanwege de korting op de EU-bijdrage van het Verenigd Koninkrijk), kunnen we zien hoe nuttig dit fonds in moeilijke economische tijden is geweest voor andere lidstaten.

Ik ben voor het instellen van een permanent fonds na 2013 om de mensen te helpen die het slachtoffer zijn geworden van de veranderingen die het gevolg zijn van de globalisering of de financiële en economische crisis, en ik ben van mening dat het van essentieel belang is dat de Commissie de mogelijkheid onderzoekt om van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering een onafhankelijk fonds te maken, met zijn eigen betalings- en vastleggingskredieten, in het kader van het nieuwe meerjarig financieel kader (2013-2020).

 
  
  

Verslag-Zwiefka (A7-0219/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd. De basis van de verordening waarover wij vandaag hebben gestemd is het Verdrag van Brussel, een van de meest geslaagde onderdelen van het Europees recht, dat de grondslag heeft gelegd voor een Europees rechtsgebied. De toepassing van eenvormige Europese regels op basis van jurisprudentie draagt bij aan de rechtszekerheid en voorzienbare uitspraken, en voorkomt parallelle rechtszaken. Een van de fundamentele voorwaarden voor een functionerend Europees rechtsgebied is het vrije verkeer van rechterlijke uitspraken. Ik ben het dan ook eens met het standpunt dat deze verordening moet worden herzien om het effectieve vrije verkeer van rechterlijke uitspraken te waarborgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. (PT) De verordening Brussel-I dient als basis voor de Europese justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken. Dit instrument is een van de meest geslaagde onderdelen van het Europees recht, temeer daar het de grondslag voor een Europees rechtsgebied heeft gelegd. Het is buitengewoon doeltreffend gebleken om enerzijds grensoverschrijdende conflicten te helpen oplossen via een systeem van justitiële samenwerking dat gebaseerd is op een mondiale regelgeving inzake rechterlijke bevoegdheid en anderzijds parallelle rechtszaken te coördineren en het verkeer van rechterlijke beslissingen te bevorderen. Toch is het inderdaad aan verbetering toe. Ik ga onder meer akkoord met het voorstel om de exequaturprocedure af te schaffen op alle terreinen die onder de verordening vallen, want dat zou bevorderlijk zijn voor het vrij verkeer van rechterlijke beslissingen. Voorwaarde is wel dat alle nodige waarborgen gegarandeerd zijn.

Het is tevens belangrijk om een Europese juridische cultuur in het leven te roepen door opleiding en gebruikmaking van bestaande netwerken zoals het Europees netwerk voor justitiële opleiding en het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken teneinde de communicatie tussen rechters te bevorderen. Er moet worden voorzien in een wetgevingskader met structurele samenhang dat gemakkelijk toegankelijk is. Daarvoor moet de Commissie zich buigen over de onderlinge verhouding tussen de verschillende verordeningen waarin de bevoegdheid, de tenuitvoerlegging en het toepasselijk recht worden geregeld.

 
  
MPphoto
 
 

  Anna Maria Corazza Bildt, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark, Anna Ibrisagic en Alf Svensson (PPE), schriftelijk. − (SV) Wij hebben er voorgestemd om het voor de steeds mobielere burgers in Europa gemakkelijker te maken om gerechtelijke procedures aan te spannen. Dat betekent niet dat we het met alle details eens zijn of zonder voorbehoud achter de hervormingen staan die uit het verslag van de heer Zwiefka voort kunnen vloeien. Wij staan bijvoorbeeld nog altijd kritisch tegenover de nagestreefde invoering van collectieve vorderingen en wij willen ook onderstrepen dat geen enkele aanpassing van de samenwerking in burgerlijke zaken die wordt besproken van dien aard mag zijn dat ze gevolgen heeft voor de Zweedse persvrijheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Ik ben mij bewust van het enorme belang van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad over internationaal privaatrecht en van de noodzaak om een passend wetgevingskader voor de erkenning en uitvoering van rechterlijke beslissingen in burgerlijke en handelszaken vast te stellen. Samen met de rapporteur ben ik van oordeel dat de herziening van deze verordening buitengewoon belangrijke technische en juridische kwesties opwerpt. In principe ga ik akkoord met de afschaffing van de exequaturprocedure zoals die in het verslag wordt omschreven. Bovendien lijken veel van de voorstellen me interessant en pragmatisch. Dit belooft een debat te worden dat onze aandacht verdient.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Deze resolutie behandelt de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel-I) in het licht van het Groenboek van de Commissie. De verordening vormt samen met haar voorloper, het Verdrag van Brussel, één van de meest geslaagde onderdelen van het Europees recht. Ze heeft de grondslag voor een Europees rechtsgebied gelegd en ze heeft de burger en het bedrijfsleven goede diensten bewezen door voor rechtszekerheid en voorzienbare uitspraken volgens eenvormige Europese regels te zorgen.

Ze moet echter gemoderniseerd worden. Ik onderschrijf het voorstel om de exequaturprocedure (uitvoeringsbevel) af te schaffen, want dat zou bevorderlijk zijn voor het vrij verkeer van rechterlijke beslissingen en een belangrijke mijlpaal vormen op de weg naar een Europese juridische ruimte. Daar moeten echter de nodige waarborgen tegenover staan om de rechten van de partij te beschermen waartegen tenuitvoerlegging gevorderd wordt. Ik ben van mening dat de Commissie zich moet buigen over de onderlinge verhouding tussen de verschillende verordeningen waarin de bevoegdheid, de tenuitvoerlegging en het toepasselijk recht worden geregeld en dat de algemene opzet een wetgevingskader met structurele samenhang dient te zijn dat gemakkelijk toegankelijk is.

 
  
MPphoto
 
 

  Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (S&D), schriftelijk. − (PL) Het verslag van Tadeusz Zwiefka, waarover vandaag is gestemd, heeft betrekking op het Groenboek van de Europese Commissie over de herziening van Verordening Brussel I betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de erkenning van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. De discussie over het Groenboek laat ons toe ons in zekere mate voor te bereiden op de werkelijke herziening van deze verordening die we binnenkort kunnen verwachten. Dit zal een grote uitdaging worden voor het Parlement, gezien de buitengewoon ingewikkelde en technische aard van deze verordening. Bovendien zal het Parlement voor de eerste maal samen met de Raad over deze moeilijke en gevoelige materie beslissen. In deze fase zijn er meningsverschillen tussen de politieke fracties over de voorgestelde amendementen, zoals het exequatur en de specifieke rechterlijke bevoegdheid in tewerkstellingsaangelegenheden.

Daarom heeft de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten besloten het verslag in zijn huidige vorm niet te steunen. Ik vertrouw er echter op dat alle politieke fracties op constructieve wijze zullen samenwerken rond deze kwestie, aangezien Brussel I een verordening is die van fundamenteel belang is voor de interne markt. De efficiënte herziening ervan zal aantonen hoe het Parlement gebruik maakt van zijn nieuwe competenties, waarvoor het immers heel lang heeft gestreden.

 
  
MPphoto
 
 

  Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk.(FR) Hoewel het verslag dat we gisteren in de voltallige vergadering van het Europees Parlement hebben aangenomen vrij technisch is, is het ook heel belangrijk voor de vergevorderde totstandkoming van een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, een Europese justitiële ruimte, en dus voor de consolidering van de Europese interne markt. De verordening Brussel I heeft op gerechtelijk gebied een enorme vooruitgang geboekt: hierin worden de bevoegde rechterlijke instanties in burgerlijke of in handelszaken voor grensoverschrijdende geschillen vastgesteld en worden de erkenning en uitvoering geregeld van strafrechtelijke beslissingen in burgerlijke of in handelszaken uit andere lidstaten. Het is nu zaak om deze verordening opnieuw te bezien om de bepalingen ervan te moderniseren en bepaalde procedures te "verbeteren": de communicatie tussen rechters, de kwestie van de authentieke akten, de kwestie van de arbitrage en vooral de kwestie van het exequatur... Zonder verder in te gaan op deze gecompliceerde juridische kwesties, reken ik zeer op de herziening van deze verordening, omdat dit de Europese burgers juridisch gezien beter zou beschermen: een beter "vrij verkeer" van vonnissen en rechterlijke beslissingen, meer "wederzijds vertrouwen" tussen de rechtbanken en rechtsstelsels van de verschillende lidstaten, en dus een versterking van de rechtszekerheid in Europa en de rechten van de burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  Alan Kelly (S&D), schriftelijk. (EN) Dit initiatief heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de totstandkoming van een justitiële samenwerking op het gebied van burgerlijke en handelszaken.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag omdat ik van mening ben dat het een stap voorwaarts is voor het internationaal privaatrecht. Deze rechtstak moet worden aangepast in het licht van de sterkere vervlechting van de rechtssystemen.

Voor wat betreft de inhoud van dit verslag deel ik het idee om het exequatur af te schaffen, maar ben ik voorts van mening dat een dergelijke maatregel moet worden gecompenseerd door een uitzonderingsprocedure die gepaard moet gaan met de nodige waarborgen voor de verliezende partijen. Bovendien ben ik tegen het schrappen van de uitsluiting van arbitrage uit het toepassingsbereik van de verordening en denk ik dat er nog veel meer denkwerk over de verhouding tussen scheidsrechterlijke en juridische procedures nodig is, en dat in afwachting van omvangrijke raadplegingen en volledige herziening het idee van uitsluitende rechtsbevoegdheid van de burgerlijke rechtbanken van de lidstaten voor gerechtelijke procedures ter bekrachtiging van arbitrage, geen verder vervolg verdient.

Voorts deel ik de oproep van de rapporteur om eerst omvangrijke raadplegingen en een politiek debat te houden voordat we op dit gebied maatregelen treffen die buiten de voorstellen van dit verslag vallen.

 
  
MPphoto
 
 

  Evelyn Regner (S&D), schriftelijk.(DE) Ik heb tegen het verslag over de Brussel I-verordening gestemd omdat er naar mijn mening belangrijke aspecten in de ontwerpresolutie ontbreken. Ik vind het belangrijk dat er voor een holistische benadering wordt gekozen voor het verbeteren van de verordening. Dat betekent ook dat de zwakkere partij beschermd moet worden door voorschriften over de bevoegdheden tijdens een proces die voor die partij gunstiger zijn. Dat geldt zowel voor werknemers als voor consumenten en dat is ook de expliciete intentie van de verordening. Geen van mijn amendementen voor het versterken van de positie van die zwakkere partij is in het verslag overgenomen. Ik vind het belangrijk dat er een apart rechtsforum wordt gecreëerd voor arbeidsgeschillen om een coherentie tot stand te brengen tussen de Brussel I- en Rome-II-verordening. In de Rome II-verordening is al vastgelegd welk recht er van toepassing is op schade met grensoverschrijdende gevolgen verband houdende met stakingen. Ik zie niet in waarom een zaak niet gevoerd kan worden in de lidstaat waar de staking heeft plaatsgevonden. Zo blijft de deur voor forum shopping immers nog steeds openstaan. Ik streef ernaar om deze deur in het kader van het bredere wetgevingsproces te sluiten.

Ik ben ook tegen de invoering van een “forum non conveniens” en van een verbod op de procesvoering (“anti-suit injunctions”), omdat er in het Gemeenschapsrecht al juridische instrumenten zijn die in verschillende arresten van het Europees Hof van Justitie als onverenigbaar aangemerkt zijn met de Europese verdeling van bevoegdheden.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) De fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement heeft een alternatieve resolutie ingediend voor het verslag van de heer Zwiefka over de uitvoering en herziening van ‘Brussel I’. De Groenen hebben besloten om deze alternatieve resolutie niet te steunen, omdat het verslag een uitvoeringsverslag is dat in de Commissie juridische zaken uitgebreid is besproken door alle schaduwrapporteurs. De alternatieve motie voor een resolutie bevat redelijke punten, die echter niet direct relevant zijn voor dit verslag. Daarom hebben we simpelweg voor de resolutie als aangenomen in de Commissie juridische zaken gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Wij hebben onze steun gegeven aan deze evenwichtige verordening, die is opgesteld om zekerheid te bieden, bijvoorbeeld bij het vaststellen welke rechter binnen het Europees rechtsgebied bevoegd is in internationale burgerlijke en handelszaken.

Bij verdere wijzigingen van de verordening zal het Europees Parlement optreden als medewetgever. Amendementen zullen daardoor worden behandeld volgens de gewone wetgevende procedure.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. (EN) Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag, waarin wordt aanbevolen om het bestaan van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) te verlengen tot 2013 en wordt voorgesteld om er daarna een permanent fonds van te maken. Het EFG geeft financiële steun voor de omscholing van werknemers die hun baan hebben verloren. Dat is vooral nu hard nodig, met de diepe economische crisis waar Europa mee geconfronteerd wordt, en daarom heb ik vóór dit verslag gestemd – anders dan mijn conservatieve en liberale collega’s die deze financiering willen stopzetten.

 
  
  

Verslag-Parvanova (A7-0221/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk.(FR) Door vandaag, dinsdag 7 september 2010, te stemmen over het initiatiefverslag over de maatschappelijke integratie van vrouwen die tot etnische minderheden behoren, dringt het Europees Parlement door tot de kern van het huidige politieke debat. De kwestie rond de integratie van minderheden in de lidstaten is namelijk van fundamenteel belang en verdient de inzet van de Europese instellingen, des te meer daar het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting nog een paar maanden duurt. Daarom ben ik blij met de aanneming van dit verslag, dat het mogelijk maakt om het debat op gang te brengen op Europees niveau en dat als voordeel heeft dat het de problemen aangaande de integratie van minderheden en het streven naar een gelijke behandeling van mannen en vrouwen met elkaar in verband brengt.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. (LT) Talloze minderheidsgroepen in de EU, en in het bijzonder de vrouwen en meisjes onder hen, staan bloot aan meervoudige discriminatie en zijn daardoor sneller slachtoffer van sociale uitsluiting en armoede dan autochtone vrouwen. In een democratische samenleving is het geen handicap om een vrouw van een bepaalde etnische groep te zijn. De Europese Unie streeft er daarom naar vrouwen meer en meer rechten te geven en om vernieuwende vormen van bewustmaking over vrouwenrechten te stimuleren. Zowel de Commissie als de lidstaten moeten ervoor zorgen dat de bestaande gendergelijkheid en antidiscriminatiewetgeving volledig worden toegepast, zodat etnische minderheden toegang hebben tot hulpdiensten en kunnen deelnemen aan educatieve programma’s. Kwesties die de sociale integratie van vrouwen van etnische minderheidsgroepen in de Europese Unie betreffen, blijven evenwel onopgelost.

Een consequent EU-beleid inzake de integratie van migranten is nog niet gevonden en daarom verzoek ik de Commissie met spoed EU-richtsnoeren op te stellen om lidstaten te helpen vrouwen die tot etnische minderheden behoren betere en snellere toegang te verschaffen tot het onderwijssysteem, werkgelegenheid, gezondheidszorg, sociale uitkeringen en financiële bijstand. Ik deel het standpunt van het Parlement dat wetgeving aangaande gendergelijkheid ook bij etnische minderheden volledig moet worden toegepast.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Dit verslag behandelt de maatschappelijke integratie van vrouwen in het kader van het EU-beleid. Ook de rol van vrouwen in etnische minderheden wordt bestudeerd. Deze kennis is essentieel om inzicht te krijgen in de integratieproblemen van deze vrouwen. Er wordt aandacht besteed aan gevestigde of traditionele minderheden en recentelijk gearriveerde minderheden, zoals migranten.

Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van oordeel ben dat wij tegemoet moeten komen aan de gewettigde aspiraties van vrouwen uit etnische minderheden. Het is essentieel om op dit vlak specifieke actie op Europees niveau te ondernemen. Er zijn met name maatregelen en beleidsacties nodig die een betere maatschappelijke integratie van vrouwen uit etnische minderheden mogelijk maken. Bovendien onderschrijf ik de oproep die in het verslag wordt gedaan om de actieve politieke en maatschappelijke participatie van deze vrouwen te steunen, met name op terreinen zoals politiek leiderschap, onderwijs en cultuur, teneinde de huidige ondervertegenwoordiging terug te dringen.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Delvaux (PPE), schriftelijk.(FR) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat hierin beoogd wordt om het beleid dat in de EU wordt gevoerd op het gebied van maatschappelijke integratie voor vrouwen uit etnische minderheden te evalueren en aan te geven waar dit werkt en waar er problemen spelen, zodat het kan bijdragen aan het vinden van oplossingen.

We leven in een multiculturele samenleving die meerdere culturele, etnische en religieuze gemeenschappen omvat. Met het oog daarop is het nuttig dat integratiebeleidsmaatregelen voor personen uit derde landen meer aandacht hebben voor de genderdimensie, hetgeen nodig is om ervoor te zorgen dat er rekening word gehouden met de specifieke behoeften van vrouwen en etnische minderheden.

Er is een gerichte aanpak van de maatschappelijke integratie van vrouwen uit etnische minderheden nodig om meervoudige discriminatie, stereotypering, stigmatisering en etnische segregatie te vermijden.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van oordeel ben dat vrouwen uit etnische minderheden het doelwit zijn van meervoudige discriminatie. Daarom is het noodzakelijk mensen bewust te maken van vrouwenrechten, vrouwen meer macht te geven en hen te stimuleren een leidersrol op zich te nemen in hun gemeenschap. Dit is tevens een manier om de mensenrechten te bevorderen. Ofschoon maatschappelijke integratie nog steeds onder de exclusieve verantwoordelijkheid van de lidstaten valt, moet de Europese Commissie rekening houden met het genderaspect bij besluiten over beleid en maatregelen ter bevordering van maatschappelijke integratie.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) In een samenleving die steeds multicultureler wordt, zijn beleidsacties ter bevordering van de integratie van minderheden van uitzonderlijk belang om discriminatie, racisme, geweld, uitsluiting en marginalisering van deze groepen tegen te gaan en te voorkomen dat deze mensen aan de rand van de samenleving belanden. Wij weten dat stigmatisering en uitsluiting van minderheden slechts ongenoegen en opstandigheid veroorzaken, wat uiteindelijk geweld zaait en in strafbare feiten uitmondt.

Het is aan onze samenleving om integratie zonder discriminatie te waarborgen en opname zonder uitsluiting mogelijk te maken. Dat betekent echter niet dat wij zomaar alle elementen die deel uitmaken van de cultuur, de traditie of het geloof van minderheden moeten aanvaarden. Dit geldt met name voor gebruiken en gewoonten die betrekking hebben op vrouwen. Wij moeten dan ook resoluut de strijd aanbinden met alle culturele praktijken die discriminerend zijn op grond van geslacht en met alle vormen van geweld die in bepaalde minderheden nog steeds tegen vrouwen worden uitgeoefend. Integratie betekent ook bescherming, in dit geval bescherming van vrouwen, met name meisjes, die al te vaak de stille slachtoffers zijn van gewoonten en tradities die wij eenvoudigweg niet kunnen aanvaarden.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Deze resolutie gaat over het EU-beleid inzake de maatschappelijke integratie van vrouwen uit etnische minderheden. Ik onderschrijf in dit kader met name het belang van onderwijsparticipatie, en onderwijs en opleiding voor deze vrouwen en het belang om hen te ondersteunen bij hun toetreding tot de arbeidsmarkt, om sociale uitsluiting en discriminatie te bestrijden.

Uitsluitend door integratie kunnen we stigmatisering en vooroordelen bestrijden die het gevolg zijn van etnische segregatie. Ook dient opgemerkt te worden dat er geen bindend EU-beleid bestaat inzake maatschappelijke integratie, hoofdzakelijk omdat integratie onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten valt. Niettemin wordt het integratiebeleid steeds belangrijker op Europees niveau, en wordt integratie des te belangrijker naarmate de economische en sociale aspecten van de vergrijzing van de bevolking een grotere rol gaan spelen. De EU-regels en -principes worden in de meeste gevallen alleen toegepast op EU-burgers die tegelijkertijd burgers van een lidstaat zijn. Gevestigde minderheden die een wettelijke status als burger hebben gekregen, worden beschermd door de regels en principes van de Europese Unie. Deze bescherming dient echter te worden uitgebreid naar migranten die nog geen burgers van een van de lidstaten zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Integratie van vrouwen uit etnische minderheden is een belangrijk onderwerp, gezien het feit dat deze vrouwen extra kwetsbaar zijn voor sociale uitsluiting, hetgeen momenteel overigens duidelijk naar voren komt bij de onacceptabele collectieve uitzettingen van Roma door Frankrijk.

Het is van groot belang dat de bestrijding van alle soorten discriminatie, ongeacht of deze op basis van geslacht, etnische afstamming of huidskleur plaatsvindt, alle aandacht krijgt en centraal staat in het EU-beleid.

Het wordt tijd te breken met het macro-economisch beleid dat leidt tot een toename van werkloosheid, sociale ongelijkheid en discriminatie. We moeten, zoals het verslag ook aangeeft, vechten voor werkelijke sociale integratie door te werken aan goede sociale voorzieningen die voor iedereen toegankelijk zijn, ook voor immigrantengezinnen en kinderen, vooral op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting en sociale bescherming.

Het wordt tijd dat we verder gaan dan holle frases en loze woorden. Er zijn dringend maatregelen nodig die waardigheid en gelijkheid bevorderen, en die heldere antwoorden geven op de sociale problemen en niet leiden tot xenofobe acties en discriminatie, die des te verwerpelijker zijn als ze vanuit de overheid zelf komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk(FR) We kunnen de "acceptatie van verschillende culturen" en de communicatie door minderheden, vrouwen of andere personen, in hun moedertaal niet de hemel in prijzen en tegelijkertijd volhouden dat we de maatschappelijke integratie van deze minderheden willen bevorderen.

Hier is sprake van een fundamentele tegenstrijdigheid, omdat deze "integratie" ten minste vereist om met de gastsamenleving een minimale gemeenschappelijke basis te delen, te weten een gemeenschappelijke taal en elementaire codes om "naast elkaar te leven", te beginnen met het naleven van de sociale wetten en gebruiken van het gastland.

De enige uitzondering die u maakt op de verder zeer pro-Europese argumenten van dit verslag, is als u zonder veel overtuiging en met veel omhaal verkondigt dat we geweld of discriminatie op grond van gebruiken, tradities of religieuze overwegingen niet kunnen rechtvaardigen.

Mensen, word wakker: de ergste gewelddadige en discriminerende praktijken worden niet door Europeanen gebezigd. Polygamie, besnijdenis, infibulatie, de manier waarop vrouwen behandeld worden als ondergeschikten enzovoort komen voor bij gemeenschappen die weigeren onze wetten en gebruiken te respecteren en ons die van hen zelfs willen opleggen. Dat is het gevolg van het beleid voor massale immigratie dat u al tientallen jaren oplegt aan onze medeburgers. Het is tijd om daarmee te stoppen!

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk.(FR) Ik heb voor het verslag-Parvanova over de maatschappelijke integratie van vrouwen uit etnische minderheden gestemd. Discriminatie blijft helaas toenemen en de vrouwen uit etnische minderheden hebben daar steeds meer van te lijden. De tekst pleit ervoor dat de beleidsmaatregelen van de Unie een betere beoordeling maken van de genderdiscriminatie die deze vrouwen ondergaan. Ze moeten actief kunnen participeren in de maatschappij en daarvoor toegang hebben tot onderwijs en de arbeidsmarkt, omdat die hun emancipatie mogelijk maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Lívia Járóka (PPE), schriftelijk. − (EN) Als een van de schaduwrapporteurs wens ik dr. Parvanova van harte geluk en ben ik verheugd dat haar verslag is aangenomen. Er wordt getracht oplossingen te bieden voor de - in een genderspecifieke context nog sterkere - achterstand die vrouwen hebben omdat ze afkomstig zijn uit etnische minderheden. Ondanks dat ook voor autochtone vrouwen geldt dat nog geen sprake is van gendergelijkheid hebben Roma-vrouwen in vergelijking met hun zusters die niet tot de Roma behoren een lagere levensverwachting en een lager opleidingsniveau en hebben zij te maken met beperkte toegang tot werkgelegenheid en met grotere armoede. Wanneer we tot volledige integratie willen komen, hebben we instrumenten als genderstatistieken, indicatoren en standaarden nodig maar ook statistieken die weer zijn uitgesplitst naar gender en etnische afkomst. Wanneer we voortgang willen kunnen meten dan zijn deze instrumenten noodzakelijk.

Het verzamelen van uitgesplitste gegevens is een eerste vereiste voor de bescherming en bevordering van de mensenrechten van vrouwen en etnische minderheden en moet geschieden met inachtneming van de nationale regels inzake bescherming van persoonsgegevens. Er bestaat een nauw verband tussen onderwijsniveau, de mate van economische participatie en de mogelijkheden om met het hele gezin boven de armoedegrens te blijven. Daarom moet er allereerst gericht beleid worden gevoerd om voor Roma vrouwen de toegang tot onderwijs en werkgelegenheid te verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Marisa Matias en Miguel Portas (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) We hebben voor deze resolutie gestemd, onder andere omdat we vinden dat er een meer gestructureerde coördinatie van het EU-beleid op dit gebied nodig is om de sociale integratie van vrouwen uit minderheden te verbeteren, en dat daarbij het belang onderstreept moet worden van voorlichting in het ontvangende land over acceptatie van andere culturen en over de negatieve gevolgen van racisme en vooroordelen. Ook hebben we voor dit verslag gestemd omdat het oproept tot een actieve politieke en maatschappelijke participatie van vrouwen uit etnische minderheden op alle sociale terreinen, met inbegrip van politiek leiderschap, onderwijs en cultuur, ten einde de huidige ondervertegenwoordiging terug te dringen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Europa is een ruimte van integratie, waarin geen enkele vorm van discriminatie mag bestaan, zeker niet als het gaat om etnische minderheden en met name om vrouwen uit deze groepen. Het EU-beleid op het gebied van gendergelijkheid heeft gelijkheid tussen mannen en vrouwen tot doel, en dit doel is voor de autochtone bevolking bereikt. Vrouwen uit bepaalde etnische minderheden ondervinden echter vele vormen van discriminatie. Daarom moet deze realiteit meer onder de aandacht worden gebracht van iedereen, om de volledige integratie van vrouwen uit minderheidsgroepen tot stand te kunnen brengen. Vandaar mijn stemgedrag.

 
  
MPphoto
 
 

  Miroslav Mikolášik (PPE), schriftelijk. − (SK) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik beschouw de sociale integratie van vrouwen die behoren tot etnische minderheden als een zeer belangrijk en gevoelig thema, waarbij de lidstaten van de Europese Unie blijk zouden moeten geven van volwassenheid en de daadwerkelijke bereidheid om waarden als tolerantie en gelijkheid in het dagelijks leven uit te dragen.

Ik beschouw het als ontoelaatbaar, dat leden van etnische minderheden worden blootgesteld aan discriminatie, sociale uitsluiting, stigmatisering en zelfs segregatie. Daarom sluit ik mij aan bij de oproep aan de Commissie, en vooral de lidstaten, die de volle verantwoordelijkheid dragen voor het beleid op het gebied van de sociale integratie, om ervoor te zorgen dat de bestaande rechtsvoorschriften op het gebied van discriminatie en gendergelijkheid volledig ten uitvoer worden gelegd.

De juridische instrumenten zouden moeten worden aangevuld met beleidsmaatregelen en met voorlichtingscampagnes die erop gericht zijn om stereotypen uit te bannen en alternatieven te bieden voor sociale uitsluiting en armoede.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk.(DE) Het is voor de sociale vrede in alle landen van doorslaggevend belang dat etnische minderheden in het openbare leven integreren. In tegenstelling tot dit verslag ben ik echter van mening dat de verantwoordelijkheid daarvoor berust bij degenen die die integratie nastreven. Gezien de problematische begrotingssituatie in heel Europa kan ik een verslag dat waarin klaarblijkelijk dure en inefficiënte maatregelen worden voorgesteld, niet steunen. Dat is de reden dat ik tegen dit verslag heb gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Dit verslag behandelt een thema dat steeds meer in de publieke belangstelling staat, niet alleen vanwege de dramatische situaties die zich buiten de Europese Unie voordoen, en die een appèl doen op ons moreel bewustzijn, maar ook omdat we erkennen dat problemen op dit vlak zich ook bij ons voordoen en dat dit om een reactie vraagt van zowel de politiek als de burger.

Vrouwen uit etnische minderheden hebben vaak te kampen met grote druk van familieleden die meer autoriteit hebben en die tradities willen behouden die vrouwen onderdrukken. Over het algemeen hebben zij weinig opleiding en beschikken ze over weinig informatie aangaande de mogelijkheden die er zijn om zich te verzetten tegen de gezinsautoriteit en om hun plaats in te nemen binnen de samenleving waarin zij integreren en/of het gastland. Daarnaast kunnen zij ook geconfronteerd worden met xenofobe sentimenten.

De ontwikkeling en implementatie van het gendergelijkheidsbeleid van de Europese Unie moet bijdragen aan het verminderen van de ernstige vormen van onrecht waar deze vrouwen overal ter wereld en ook in de Europese Unie mee te maken hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. (RO) Het is bekend dat anti-Roma sentimenten nog altijd veelvuldig voorkomen in Europa, waarbij de Roma regelmatig het doelwit zijn van racistische aanvallen, haattoespraken, illegale evacuaties en uitzettingen door plaatselijke en centrale overheden. Ik wil met name de recente acties van de Franse overheid benoemen die de Roma hebben uitgezet.

Aangezien de EU over vele mechanismen en instrumenten beschikt die kunnen zorgen voor respect voor de grondrechten van Europese burgers van Roma-afstamming en voor betere toegang tot kwalitatief goed onderwijs binnen het conventionele onderwijssysteem en werkgelegenheid, huisvesting, gezondheidszorg en sociale en openbare voorzieningen, waardoor hun maatschappelijke integratie wordt bevorderd, verzoek ik de lidstaten om:

- stereotype attitudes en discriminatie jegens Roma-vrouwen en –meisjes die slachtoffer zijn geweest van vele vormen van discriminatie op basis van etnische afkomst of geslacht, met name met betrekking tot hun recht op onderwijs, werkgelegenheid en gezondheidszorg, op te heffen;

- de EU-richtlijnen ter bestrijding van discriminatie en het vrij verkeer volledig ten uitvoer te brengen en maatregelen en proactieve programma’s te bevorderen ter ondersteuning van de integratie van de Roma-bevolking in het sociale, politieke, economische en onderwijsstelsel.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik ben zeer verheugd dat dit verslag is aangenomen. Er wordt uitdrukkelijk verzocht dat de lidstaten de fundamentele rechten van vrouwen uit etnische minderheden en van vrouwelijke immigranten – al dan niet met reguliere status - respecteren (P.11); dat de lidstaten maatregelen nemen om de toegang te verzekeren tot ondersteunende diensten voor preventie van of bescherming van vrouwen tegen gendergerelateerd geweld, ongeacht hun verblijfsstatus (P.17); dat het Bureau van de grondrechten een transversale dimensie inzake gendergelijkheid en vrouwenrechten opneemt in alle aspecten, met inbegrip van activiteiten met betrekking tot etnische discriminatie en grondrechten van Roma (P. 22); dat het Europese Instituut voor gendergelijkheid naar gender en etnische afkomst uitgesplitste gegevens verzamelt; dat de nationale organen voor gelijke behandeling instrumenten en opleiding ontwikkelen over meervoudige discriminatie; en, ten slotte, een gerichte aanpak om meervoudige discriminatie, stereotypering, stigmatisering en etnische segregatie te vermijden.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Wij zijn zeer onthutst over dit verslag en stemmen dan ook tegen. Hoewel het enerzijds goed is om vrouwen die uit derde landen afkomstig zijn, te wijzen op hun rechten binnen het gezin, waar ze vaak een gesegregeerd leven leiden, is het anderzijds voor ons ondenkbaar dat mensen die in ons land te gast zijn beter worden behandeld dan onze eigen burgers, die altijd in de EU hebben gewoond en belasting hebben betaald.

Als we kijken naar het percentage niet-EU-ingezetenen ten opzichte van het percentage EU-ingezetenen dat vandaag de dag gratis dienstverlening geniet, zoals gezondheidszorg, onderwijs en huisvesting, is die eerste groep duidelijk beter vertegenwoordigd. Dit betekent dat mensen die in hun eigen land wonen, werken en belasting betalen, op de tweede plaats komen na mensen die pas in Europa zijn aangekomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór dit verslag gestemd. Hier wordt beoogd het beleid te evalueren dat in de Europese Unie op het gebied van maatschappelijke integratie voor vrouwen uit etnische minderheden wordt gevoerd. Er zouden specifieke maatregelen genomen moeten worden om gendergelijkheid binnen etnische minderheden te bevorderen en ervoor te zorgen dat de bestaande wetgeving inzake non-discriminatie volledig door de lidstaten wordt uitgevoerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Werthmann (NI), schriftelijk.(DE) In dit verslag wordt de vraag aan de orde gesteld of vrouwen die tot een etnische minderheid behoren, in feite uitgesloten zijn van de EU-maatregelen die op gendergelijkheid zijn gericht vanwege hun gebrek aan maatschappelijke integratie. Vrouwen uit etnische minderheden zijn de afgelopen jaren grotendeels onzichtbaar geweest, zelfs al zijn de meeste van hen op twee manieren benadeeld, namelijk op sociaal en op economisch gebied.

 
  
MPphoto
 
 

  Marina Yannakoudakis (ECR), schriftelijk. − (EN) De ECR-Fractie steunt het principe van gelijke behandeling voor allen van harte en daar horen uiteraard ook vrouwen uit etnische minderheden bij. Wij zijn echter geen voorstander van dit verslag vanwege een aantal zeer duidelijke redenen.

Ten eerste zijn wij tegen een verdere uitbreiding van Europese steun voor sociale zaken. In heel Europa snijden overheden in uitgaven voor de openbare sector en de ECR-Fractie is van mening dat de Europese Unie dat ook zou moeten doen. Ten tweede zijn wij fundamenteel tegen iedere beweging in de richting van een gemeenschappelijk immigratie- en asielbeleid. We zijn van mening dat delen van dit verslag betrekking hebben op immigratie- en asielbeleid dat bij voorkeur op nationaal niveau wordt gemaakt en uitgevoerd. Ten derde blijven kwesties als kinderopvang, onderwijs en gezondheidszorg – inclusief reproductieve en seksuele gezondheidszorg – de verantwoordelijkheid van de lidstaten en niet van de Europese Unie.

 
  
  

Verslag-Pietikäinen (A7-0237/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag over de rol van de vrouw in een vergrijzende samenleving gestemd, omdat ik vind dat het tijd wordt dat er in de publieke opinie meer aandacht komt voor genderongelijkheid op latere leeftijd, die voornamelijk het resultaat is van geaccumuleerde gendernadelen gedurende het gehele leven. Het is tegenwoordig voor iedereen duidelijk dat oudere vrouwen een groter gevaar lopen arm te worden omdat ze een beperkt pensioen ontvangen, om uiteenlopende redenen, zoals de brede kloof tussen de beloning van mannen en vrouwen, of het feit dat zij een pauze hebben ingelast of gestopt zijn met werken om hun gezinsplichten te vervullen, waardoor zij in die periode geen beloning hebben ontvangen en niet onder het sociale verzekeringsstelsel vielen. Het gevaar om in armoede te vervallen is voor deze vrouwen in tijden van economische recessie zelfs nog groter.

Het wordt tijd dat onze instellingen zich positiever opstellen tegenover ouder worden. Daarom steun ik het initiatief van de Commissie om 2012 uit te roepen tot het jaar van actief ouder worden en solidariteit tussen de generaties van ganser harte. Een benadering waarin er meer aandacht is voor de onderlinge samenhang tussen ouder worden en de genderproblematiek moet een onmisbaar instrument worden in de bepaling van het beleid in alle desbetreffende sectoren (economie, maatschappij, werkgelegenheid, volksgezondheid, voedselveiligheid, consumentenrechten, digitale agenda, plattelands- en stadsontwikkeling, enz.).

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) In dit verslag herinnert mevrouw Pietikäinen ons eraan dat vrouwen van oudsher een groter gevaar lopen arm te worden en een beperkt pensioen te ontvangen om uiteenlopende redenen, zoals de brede kloof tussen de beloning van mannen en vrouwen, het feit dat zij een pauze hebben ingelast of gestopt zijn met werken om hun gezinsplichten te vervullen, dan wel het feit dat zij zonder beloning en zonder sociale verzekeringen in het bedrijf van hun man hebben gewerkt, met name in de zaken- en landbouwsector. Hier kan ik het alleen maar mee eens zijn. Als voorzitter van de vereniging Femmes au Centre zet ik me regelmatig in om de aandacht te vestigen op sociale ongelijkheden die vaak over het hoofd worden gezien, waar dit volgens mij een voorbeeld van is. Bij het bespreken van de hervorming van onze pensioenregelingen moet absoluut rekening worden gehouden met de verschillen in de behandeling van mannen en vrouwen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. (LT) Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is het uitbannen van discriminatie op wat voor grond dan ook deel gaan uitmaken van de wetgevende bevoegdheid van de Europese Unie. Het is daarom belangrijk een positief beeld van ouderen te verspreiden en mogelijkheden voor hen te scheppen een bestaan te leiden dat genoeg bevrediging biedt.

Ik vind het zeer verheugend dat het Parlement een verslag heeft ingediend dat de aanbeveling bevat actie te ondernemen ten behoeve van de vergrijzende samenleving. Bovenal is het van belang om veel aandacht te schenken aan oudere vrouwen die in armoede leven, omdat hun ouderdomsuitkeringen meetal lager zijn door de lagere lonen in de sectoren waarin deze vrouwen werken. Daarnaast vertegenwoordigen ouderen een grote consumentengroep, waardoor de vraag naar diensten voor ouderen sterk toeneemt en sterk zal blijven toenemen. Er zijn echter factoren die het moeilijk maken om laagdrempelige, goede en betaalbare publieke en private diensten te verkrijgen.

Het is daarom van belang dat de Commissie actie onderneemt om de toegankelijkheid van veel basisdiensten te reguleren en voor levenskwaliteit te zorgen, ter voorkoming van fysieke, psychologische en economische schade. De vergrijzende maatschappij wordt vaak negatief bekeken: er is vooral aandacht voor problemen aangaande de leeftijdsopbouw van de beroepsbevolking en de duurzaamheid van sociale zekerheid en gezondheidszorg. In werkelijkheid zijn ouderen een aanwinst en bieden zij essentiële hulp aan families en gemeenschappen. Bijgevolg moeten we hun recht op een waardig en zelfstandig bestaan waarborgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Vrouwen ondervinden meer problemen op de arbeidsmarkt dan mannen. De discriminatie waar zij mee te maken krijgen bij het vinden van werk, in hun carrière en ten aanzien van gelijke beloning, moet dringend worden opgeheven. De gezondheidszorg en de sociale voorzieningen moeten ook worden afgestemd op de specifieke behoeften van vrouwen. Al deze problemen worden op latere leeftijd nog eens versterkt. Daarom is dit een belangrijk verslag. Ik ben er vooral voorstander van dat de kennis en ervaring van oudere vrouwen goed benut worden. En tot slot heb ik ook voor dit verslag gestemd vanwege de mechanismes voor toezicht die erin worden genoemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Anna Maria Corazza Bildt, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark, Anna Ibrisagic en Alf Svensson (PPE), schriftelijk. − (SV) Gisteren, 7 september 2010, stemden wij tegen het verslag (A7-0237/2010) over de rol van de vrouw in een vergrijzende samenleving (2009/2205(INI)). Dat hebben we in de eerste plaats gedaan omdat we niet achter het voorstel staan voor een stelsel waarin iedere Europese burger het recht krijgt op een basisinkomen, en evenmin achter de positieve discriminatie ten behoeve van vrouwen waar het verslag op aandringt. Het verslag stelt ook voor dat het Europees Parlement de lidstaten zou verzoeken om nieuwe vormen van verlof in te voeren zodat in plaats van ouderschapsverlof betaald zorgverlof kan worden opgenomen. Wij willen in dit verband over het subsidiariteitsbeginsel waken. We willen tezelfdertijd echter beklemtonen dat delen van het verslag wel op onze instemming kunnen rekenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Delvaux (PPE), schriftelijk.(FR) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat de vergrijzing van onze samenleving te vaak in negatieve zin wordt opgevat, hoewel ouderen een economische reserve en een reservoir van ervaringen vormen waar je niet omheen kunt. Bovendien lopen ouderen meer gevaar om arm te worden dan de bevolking in het algemeen: het percentage van personen van 65 jaar en ouder lag in 2008 in de EU-27 rond de 19%, terwijl dit percentage in 2000 op 17% lag.

Ik ben het ermee eens dat er ten aanzien van de vergrijzing een alomvattende, multidisciplinaire aanpak moet worden gevolgd alsook ten aanzien van het creëren van mogelijkheden, met name wat betreft markten voor producten en diensten die afgestemd zijn op de behoeften van ouderen en op de behoeften van hen die in niet-officiële hoedanigheid zorgen voor afhankelijke mensen. Daarom moet de Commissie verzocht worden om uiterlijk eind 2011 een actieplan voor te leggen dat deze verschillende maatregelen inhoudt.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Dušek (S&D), schriftelijk. − (CS) Er zijn al heel wat woorden geplengd over de achtergestelde positie van vrouwen in de samenleving. Met lagere lonen voor gelijk werk worden vrouwen nog altijd gediscrimineerd op de arbeidsmarkt en tevens zien ze zich als gevolg van de omstandigheden vaak gedwongen hun carrière te onderbreken of een slechter betaalde baan te kiezen in de buurt van de woonplaats van het gezin. Allereerst als gevolg van de bevalling van/de zorg voor een kind, en vervolgens vanwege de zorg voor ouder wordende ouders of een ziek familielid. In het leeuwendeel van de gevallen zijn het vrouwen die zich “opofferen” voor de zorg voor het gezin/de kinderen ten koste van hun werk en carrière. En ja, de samenleving verwacht stereotiep ook niets anders van hen. De gevolgen? Financiële afhankelijkheid van de partner, en lagere of zelfs helemaal geen socialezekerheids-/pensioenvoorzieningen. Om die reden lopen vrouwen op hogere leeftijd een veel groter risico dan mannen en vormen zij voor wat armoede betreft zelfs het meest bedreigde deel van de bevolking.

Daar komt vaak nog eens bij dat oudere vrouwen vaak nog voor hun ouders zorgen en tegelijkertijd voor de kleinkinderen, dat daar geen financiële vergoeding tegenover staat en dat vrouwen er al hun inkomen of spaargeld aan uitgeven. Het potentieel van oudere mensen wordt niet benut. In het verleden, toen er nog “grote families” waren, had ieder familie-/gezinslid zijn of haar eigen functie en rol en werden zelfs de allerarmsten niet uitgestoten en veroordeeld tot een leven in armoede. Ik steun het verslag van mevrouw Pietikäinen en ik zal dan ook voor goedkeuring ervan stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag over "de rol van de vrouw in een vergrijzende samenleving" gestemd. Het verschil in beloning tussen mannen en vrouwen is in de Europese Unie momenteel ruim 17 procent. Om die reden en omdat vrouwen vaak thuisblijven om voor de kinderen of andere afhankelijke familieleden te zorgen, en vaak voor parttimebanen kiezen, wordt de inkomenskloof tussen mannen en vrouwen na het pensioen alleen nog maar groter. De lidstaten moeten dringend maatregelen nemen die rekening houden met de man/vrouwdimensie in verband met de hervorming van de pensioenstelsels en de aanpassing van de pensioenleeftijd, gezien de verschillen tussen mannen en vrouwen wat betreft werkpatronen en het hogere discriminatierisico dat oudere vrouwen lopen op de arbeidsmarkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Overwegende dat, zoals in het verslag staat, "het geslacht een significante factor bij de vergrijzing is, aangezien de levensverwachting van vrouwen ongeveer zes jaar langer is dan die van mannen" en gezien het feit dat de Europese samenleving aan het vergrijzen is, kunnen we niet om de werkelijkheid heen dat er steeds meer oudere vrouwen zijn in onze samenleving, die recht hebben op een menswaardig bestaan en die in veel gevallen nog een actieve rol kunnen spelen.

We mogen niet vergeten, zoals het verslag ook goed uiteenzet, dat oudere vrouwen een groter risico lopen om in armoede te vervallen, en dat hier daarom speciale aandacht voor nodig is. Ik ben echter wel van mening dat de oplossing niet zozeer gezocht moet worden in de welvaartsstaat en in de sociale bijstand, maar dat vooral gekeken moet worden naar hoe deze vrouwen een actieve rol kunnen spelen in de samenleving. Vele van hen zijn zeer ervaren beroepskrachten, en deze ervaring kan worden ingezet voor jongere mensen. Anderen zijn grootmoeder of overgrootmoeder, en kunnen binnen de familie een belangrijke ondersteunende rol spelen, waardoor jonge moeders werk en gezin beter kunnen combineren. Die rollen zijn van onschatbare waarde en we moeten die aanmoedigen en beschermen, en zo bouwen aan een samenleving die daadwerkelijk gebaseerd is op solidariteit tussen de generaties.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Deze resolutie gaat over de kwetsbaarheid van oudere vrouwen in het licht van de vergrijzing van de EU-bevolking, die doorgaans wordt gezien als een belasting voor de nationale economieën. Daarbij wordt het potentieel van ouderen veelal veronachtzaamd omdat zij vaker als passieve objecten dan als actieve subjecten worden beschouwd. Ik wil onderstrepen dat oudere vrouwen een groter gevaar lopen arm te worden, en daarom ben ik ervoor dat er maatregelen komen om het werken van ouderen te stimuleren, bijvoorbeeld door tegemoetkomingen voor werkgevers. Ik ben echter tegen specifieke maatregelen voor oudere lesbiennes, biseksuele en transseksuele vrouwen.

Met de inwerkingtreding van het Handvest van de grondrechten van de EU is het discriminatieverbod onder de wetgevingsbevoegdheid van de Europese Unie komen te vallen. In artikel 21 van het Handvest staat: "Elke discriminatie, met name op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuigingen, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, is verboden." Artikel 25 luidt als volgt: "De Unie erkent en eerbiedigt het recht van ouderen om een waardig en zelfstandig leven te leiden en om aan het maatschappelijke en culturele leven deel te nemen." Ik ben van mening dat elke vorm van discriminatie bestreden kan worden door deze grondrechten in praktijk te brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Hoewel het verslag over het algemeen positief is, had het op verschillende punten verder kunnen gaan, met name wat de analyse betreft van de oorzaken van de dubbele discriminatie waar miljoenen vrouwen in de Europese Unie het slachtoffer van zijn, en die verergerd wordt als ze ouder worden: migrantenvrouwen, gehandicapte vrouwen, vrouwen uit etnische minderheden en vrouwen met weinig opleiding.

Vrouwelijke werknemers die al slachtoffer waren van lage lonen en onderwaardering van hun werk tengevolge van discriminatie, waar in veel gevallen nog de discriminatie van het moederschap bijkwam, krijgen minder pensioen en leven onder de armoedegrens. Het wordt hoog tijd dat er een eind gemaakt wordt aan deze situatie, door het beleid van de EU te wijzigen en te breken met het neoliberale beleid, en ons sterk te maken voor een juiste waardering van werk, in overeenstemming met de mensenrechten, en door de toegankelijkheid van kwalitatief goede voorzieningen te waarborgen, met name op het gebied van de gezondheidszorg en sociale voorzieningen, en door te zorgen voor pensioenen die een menswaardig bestaan voor vrouwen mogelijk maken.

We zullen daarom blijven strijden voor een beleid dat de rol van vrouwen waardeert en de rechten van vrouwen volledig respecteert.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk.(FR) Ik heb voor het verslag-Pietikäinen over de rol van de vrouw in een vergrijzende samenleving gestemd omdat vrouwen, ondanks het feit dat hun levensverwachting hoger is dan die van mannen, meer gevaar lopen kwetsbaarder te worden naarmate ze ouder worden. Wie zien het nu ook in Frankrijk, met het debat over de pensioenen, salarisverschillen en de eventuele beperking of onderbreking van carrières wegens familieomstandigheden, waardoor hun pensioenen worden ingeperkt. De tekst maakt duidelijk dat een transversale richtlijn tegen discriminatie meer dan ooit nodig is.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk.(DE) Met de inwerkingtreding van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Verdrag van Lissabon in december 2009 respectievelijk in het voorjaar van 2010, heeft de Europese Unie de plicht op zich genomen om alle vormen van discriminatie te verbieden, ongeacht of die discriminatie op grond van sociale klasse, ras, huidskeur of geslacht plaatsvindt. Burgers in de EU, en met name oudere vrouwen, zijn nog steeds het slachtoffer van discriminatie. Ik steun dit verslag omdat ik van mening ben dat het met name noodzakelijk is om vrouwen van alle leeftijdsgroepen op gelijke wijze te behandelen als jongere mensen. Oudere vrouwen zijn op veel gebieden van het publieke leven in het nadeel. Een prangend voorbeeld is hun afhankelijkheid van openbare diensten, aangezien een slechte organisatie van die dienstverlening een direct effect heeft op vrouwen. Een ander voorbeeld zijn de lagere pensioenniveaus vanwege de lagere salarisniveaus, aangezien mannen doorgaans een hoger inkomen hebben. Oudere vrouwen dienen niet als een last gezien te worden, maar veeleer als actieve deelnemers in onze samenleving en zij zouden ook als zodanig binnen de Europese Unie aangemerkt moeten worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Marisa Matias en Miguel Portas (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) We hebben voor deze resolutie gestemd omdat daarin terecht gekozen wordt voor een benadering van ouder worden die meer uitgaat van rechten, en van ouderen als mondige burgers. Vrouwen ondervinden nog steeds problemen bij het carrière maken, zodat mannen vooral in de topfuncties, met hogere salarissen, sterk oververtegenwoordigd zijn, en dit verschil tussen mannen en vrouwen wordt met name zichtbaar op latere leeftijd. Ook wijst het verslag erop dat oudere vrouwen vaker tegen onoverkoombare belemmeringen aanlopen bij het vinden van een nieuwe baan en dat werkgevers niets meer in vrouwen zien naarmate zij ouder worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) De vergrijzing en de afnemende demografische groei waarvan sprake is in de EU zijn zorgwekkend in het licht van de houdbaarheid van sociale zekerheid en gezondheidszorg. Dit geldt voor vrouwen nog veel harder, omdat de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen nog scherper naar voren komt bij oudere vrouwen. Deze situatie is met name zorgwekkend omdat vrouwen een zeer belangrijke rol spelen in onze samenleving, vooral vanwege de essentiële bijdrage die zij aan familie en gemeenschap leveren omdat zij de zorg dragen voor afhankelijke personen. Het is daarom van groot belang de leeftijdsdiscriminatie, die voor vrouwen nóg sterker geldt, te bestrijden. Vandaar mijn stemgedrag.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. (LV) Ik heb voor deze resolutie gestemd, voornamelijk opdat de maatschappij speciale aandacht aan oudere vrouwen schenkt. Hun pensioenen zijn aanzienlijk lager dan die van mannen. De meeste vrouwen leven langer dan mannen en hebben een eenzame oude dag. Weinig politici staan erbij stil dat afgezien van het werk waarmee ze hun pensioen verdienen, vrijwel alle vrouwen ook in het gezin hebben gewerkt, kinderen en kleinkinderen hebben opgevoed en dat hun werk ten behoeve van dit aspect van het leven de bijdrage van mannen ver overstijgt.

Met de grotere fysieke kwetsbaarheid van vrouwen ten opzichte van mannen in gedachten, moeten we oudere en alleen leven levende vrouwen met extra zorg behandelen. Het is onze plicht een discussie over dit onderwerp op gang te brengen, zodat de aandacht van de maatschappij wordt gevestigd op de oneerlijke en soms onverschillige houding jegens het ‘zwakke geslacht’. Ik heb gestemd voor grotere aandacht voor onze moeders en grootmoeders – voor vrouwen die hun hele leven hebben gewijd aan kinderen en kleinkinderen. We mogen hen niet aan de eenzaamheid uitleveren; we mogen hen niet vergeten.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk.(DE) In het verslag over de rol van de vrouw in een vergrijzende samenleving komen veel belangrijke kwesties aan de orde die naar mijn mening niet op een genderspecifieke basis beoordeeld moeten worden. Er dienen kadervoorwaarden te worden opgesteld voor de gehele bevolking waardoor werknemers langer kunnen doorwerken als zij dat wensen en waardoor mensen zo lang mogelijk een onafhankelijk leven kunnen leiden. Ik sta echter meer dan een beetje sceptisch ten opzichte van het gebruik van positieve discriminatie. Dat is de reden dat ik mij van stemming heb onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk. – Vanuit humanitair gezichtspunt zouden we de diensten, de gezondheidszorg en de zeggenschap van een snel groeiend deel van onze bevolking – oudere vrouwen – moeten verbeteren. Net als alle andere Europeanen hebben zij immers recht op een gezond, waardig, zelfstandig bestaan. Vanuit economisch gezichtspunt moeten wij streven naar meer werkgelegenheid en meer kansen op flexibel- en deeltijdwerk voor oudere vrouwen. Indien wij dit vaak verwaarloosde potentieel en deze schat aan ervaring benutten, zal dit leiden tot economische groei, minder armoede onder ouderen, een betere algemene levensstandaard van gepensioneerden en grotere sociale cohesie. Ik heb voor deze resolutie gestemd in de hoop dat een tweezijdige benadering van deze kwesties leidt tot het aanpakken van de meer basale, maar niet minder dringende problemen van gender- en leeftijdsongelijkheid in de arbeidsomgeving en van ondergewaardeerde en onderbetaalde verzorgers, en dat er, uiteindelijk, een einde komt aan de voorkeur voor vorm boven inhoud die onze samenleving is ingebakken bij het oplossen van gendergerelateerde kwesties. Leeftijd, geslacht en dierbaren die op leeftijd raken moeten altijd als aanwinsten worden behandeld, en niet als risico’s.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb om een aantal redenen voor het verslag van mevrouw Pietikäinen gestemd. De bevolking van de Europese Unie vergrijst. Volgens de statistieken leven vrouwen langer dan mannen. Leeftijdsdiscriminatie op arbeidsgebied is volgens het EU-recht verboden. De vigerende wetgeving heeft evenwel niet als resultaat dat leeftijdsdiscriminatie op het werk niet meer bestaat.

In het algemeen hebben vrouwen het nog steeds moeilijker om carrière te maken, zodat er een zeer scheve situatie bij de leidinggevende functies bestaat en mannen vooral in de topfuncties sterk oververtegenwoordigd zijn. Dit geldt temeer voor de hogere leeftijdscategorieën. Ook hebben vrouwen vaker moeite om een nieuwe baan te vinden en ziet een werkgever steeds minder in vrouwen naarmate zij ouder worden. Oudere vrouwen verdienen niet alleen bescherming op het werk, maar op alle gebieden des levens, omdat discriminatie op grond van leeftijd of geslacht in strijd is met de grondrechten.

Om de tweeledige discriminatie waar oudere vrouwen vaak mee geconfronteerd worden te bestrijden, verdienen deze zaken erkenning en moeten er maatregelen worden getroffen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Dit verslag gaat over een onderwerp dat steeds belangrijker wordt in de westerse landen, gezien het extra werk dat vrouwen traditioneel verzetten in de samenleving en gezien het feit dat deze situatie kan verslechteren in een context waarin er sprake is van een omgekeerde democratische piramide. Daarnaast moet er ook in aanmerking genomen worden dat vrouwen een langere levensverwachting hebben dan mannen en dat dit verschil steeds groter wordt. Hoewel dit op zich een positief aspect is, betekent dit vaak dat een toenemend aantal vrouwen op latere leeftijd op zichzelf is aangewezen.

Vandaag de dag is het vaak zo dat een vrouwen op volwassen leeftijd voor haar kinderen, ouders en schoonouders zorgt, vervolgens voor haar kleinkinderen, moeder en schoonmoeder, en dat ze nog weer later alleen overblijft als weduwe, met kinderen die ver weg wonen, door de extreme mobiliteit die kenmerkend is voor onze samenleving, zodat niemand voor haar zorgt, terwijl zij altijd voor iedereen gezorgd heeft.

Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat het dit onderwerp onder de aandacht brengt, en voorstellen doet om deze situatie in kaart te brengen en aan te pakken.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. (RO) De ouder wordende bevolking wordt als een toekomstige belasting voor de economie gezien. Het potentieel van ouderen wordt inderdaad veelal veronachtzaamd. Naarmate de bevolking ouder wordt, zijn vrouwen – die ook in Roemenië langer leven dan mannen (de gemiddelde levensverwachting in 2008 was 76 jaar voor vrouwen en 69 jaar voor mannen) – kwetsbaarder, vooral met de inkomensdaling door grote families. Als er meer mogelijkheden zijn om parttime te werken, zou het inkomen van oudere vrouwen hoger kunnen zijn.

Oudere vrouwen zijn in sterkere mate afhankelijk van publieke en private dienstverlening en publieke gezondheidszorg. Ik roep de lidstaten op om vormen van langdurige thuiszorg te ontwikkelen, waar zowel de vrouwen die als mantelzorgers fungeren, als de vrouwen die de zorg ontvangen baat bij hebben.

De kwaliteit van de zorg kan gegarandeerd worden door toereikende middelen en scholing in de zorgsector. Ik verzoek de lidstaten dringend om openbaar beleid te bevorderen waarbij extra aandacht uitgaat naar deze vraagstukken en toereikende middelen beschikbaar te stellen om de gevolgen op de lange termijn terug te dringen. Politieke initiatieven moeten opgevolgd worden door het opstellen van effectieve programma’s en de uitvoering ervan.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk.(FR) Met het oog op de vergrijzing van de Europese bevolking vormen het evenwicht tussen de nationale pensioenstelsels en de behandeling van afhankelijkheid aanzienlijke uitdagingen voor de EU. Europa moet nu snel en overtuigend in actie komen om te voorkomen dat zijn sociale stelsel snel kwetsbaarder wordt, en dat het oudere gedeelte van haar bevolking steeds verder verarmt, met name vrouwen, aangezien vrouwen statistisch gezien meer kans hebben om in armoede te vervallen dan mannen.

Ik geef mijn steun aan het verslag van mevrouw Pietikäinen, die er met name voor pleit dat er maatregelen worden genomen om discriminatie op basis van leeftijd in verband met arbeid, met name van vrouwen, beter te kunnen bestrijden. Ook ben ik voor het bevorderen van de solidariteit tussen generaties, bijvoorbeeld door middel van programma’s die erop gericht zijn vrouwen te helpen die voor hun kleinkinderen zorgen als de ouders dat niet kunnen vanwege hun werk. Ten slotte sta ik achter het idee van een sterkere coherentie op het gebied van sociale zekerheid, waaronder pensioenregelingen, zorgverlof en deeltijdarbeid.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik ben verheugd dat dit verslag is aangenomen. Het bevat groene maatregelen zoals: maatregelen die rekening houden met de man/vrouwdimensie in verband met de hervorming van de pensioenstelsels; maatregelen die een gelijkmatiger verdeling van onbetaalde zorgtaken over mannen en vrouwen bevorderen; meer aandacht voor aandoeningen waarvoor oudere vrouwen bijzonder gevoelig zijn, zoals reumatoïde artritis; opneming in alle vormen van beleid van het perspectief van oudere migranten en lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transseksuelen; en vele andere zaken meer.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Het aangenomen verslag raakt een belangrijk onderwerp dat men te vaak over het hoofd ziet.

Europese burgers leven steeds langer en verlengen hun derde levensfase soms met veel meer jaren dan vroeger het geval was. Te vaak wordt deze levensfase echter beschouwd als iets negatiefs, geconditioneerd als men is door de vooroordelen van een samenleving die de schat aan ervaring van ouderen negeert en die ouderdom ziet als een ware last die actieve mensen verandert in passieve wezens.

Dit gevaarlijke verschijnsel treft vooral vrouwen, die gemiddeld langer leven dan mannen en zwaar getroffen zijn door de huidige economische crisis, waardoor de dienstverlening aan vrouwen sterk is verslechterd. Veel vrouwen lopen het risico in armoede te vervallen en moeten rondkomen van een te klein pensioen. Ik hoop dat de stemming van vandaag, in het belang van alle Europese vrouwen, jong en oud, recht zal doen aan de fundamentele rol die zij in de huidige samenleving spelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Hoewel ik de oproep om vrouwen en mannen gelijke kansen op werk te bieden en gelijk te belonen, volledig steun, denk ik dat we meer de nadruk hadden moeten leggen op gezinssteun, omdat vrouwen in de overgrote meerderheid van de gevallen de meeste verantwoordelijkheid op zich nemen voor kinderen en zieke ouderen binnen hun gezin.

Door de financiële en infrastructurele dienstverlening voor gezinnen te verbeteren en hen op die manier te ondersteunen – denk aan kindercrèches, efficiënt openbaar vervoer en thuiszorg voor ouderen en zieken – kunnen vrouwen, en werkende vrouwen in het bijzonder, worden ontlast van een groot deel van de verantwoordelijkheden die zij normaalgesproken moeten dragen. Wij zijn tegen dit verslag omdat het vraagt om een actieplan dat zich in het bijzonder ook richt op lesbiennes, homo’s, biseksuelen en transseksuelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Joanna Senyszyn (S&D), schriftelijk. − (PL) Ik verleen mijn steun aan het verslag van mevrouw Pietikäinen, omdat het de vergrijzende samenleving in een nieuw daglicht stelt. Dit proces wordt gewoonlijk onterecht op uitsluitend negatieve wijze voorgesteld. De discussies concentreren zich op de kosten en de lasten. Dit leidt tot de discriminatie van ouderen, en vooral van vrouwen, die langer leven, in grotere mate bedreigd worden door armoede, lagere pensioenuitkeringen ontvangen en voor wie de openbare en particuliere diensten moeilijk toegankelijk zijn. Volgens de statistieken zal het percentage van de bevolking dat 65 is of ouder van 17,1% in 2008 toenemen tot 30% in 2060, en het percentage van de bevolking dat 85 is of ouder van 4,4% tot 12,1%. Volgens het Poolse nationale instituut voor de statistiek zal het percentage ouderen in Polen zelfs 26% bedragen, wat neerkomt op tien miljoen.

Het is de hoogste tijd om de bejaarden anders te gaan behandelen. Ze vormen een enorm, onontgonnen potentieel. Dit omvat onder andere immense ervaring, intellectueel kapitaal, kennis en sociale vaardigheden. Hoe sneller we ons bewust worden van deze voordelen en we die beginnen te benutten, hoe beter voor ons, onze economieën en de EU-strategieën. Daarom ben ik blij met het initiatief van de Commissie om 2012 uit te roepen tot het Jaar voor actief ouder worden en intergenerationele solidariteit. We promoten de zogenaamde „zilveren economie”, we investeren in de ouderen, gaan de strijd aan met de stereotypes. We zouden het belangrijk moeten vinden dat oudere mensen willen werken. Het niveau, de sociale cultuur en de wijsheid van de maatschappij kunnen worden bepaald op basis van haar houding ten opzichte van de ouderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. − (PL) Tijdens een economische crisis worden de vrouwen bijzonder zwaar getroffen door de gevolgen ervan. Het is vooral aan hen om in een moeilijke situatie de eindjes aan elkaar zien te knopen. De actieve beroepsbevolking neemt af en het aantal werkende mensen per gepensioneerde daalt. De EU-lidstaten zouden prioriteit moeten geven aan actief gezinsbeleid. Het is moeilijk voor vrouwen om de opvoeding van de kinderen en het gezinsleven met een baan te combineren. We horen vaak over discriminatie van vrouwen omdat ze verplichtingen hebben die gepaard gaan met de opvoeding van hun kinderen, dit gebeurt zowel tijdens het rekruteringsproces voor een bepaalde functie als wanneer er een kans bestaat om promotie te maken. De hogere functies worden grotendeels door mannen ingevuld. Later vertaalt deze opdeling zich ook naar de hoogte van het bedrag van de pensioenuitkering en bijgevolg ook de levenskwaliteit. De pensioenleeftijd is een andere belangrijke kwestie. Door minder lang te werken verzamelen vrouwen automatisch ook minder sociale uitkeringen, wat zijn weerslag heeft op hun levensstandaard en tot armoede kan leiden.

Dit verschil heeft een negatieve invloed op hun kansen op de arbeidsmarkt: vrouwen en mannen van dezelfde leeftijd worden door de werkgevers op verschillende wijze bekeken, aangezien de werkgevers geen vrouwen in dienst willen nemen die binnen afzienbare tijd de pensioenleeftijd zullen bereiken. De verschillen in de pensioenuitkeringen ontstaan ook door het verschil in het niveau van de lonen, dat ook zou moeten worden gelijkgetrokken.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór dit verslag gestemd. Hier wordt getracht de grondrechten van oudere vrouwen in de Europese Unie te beschermen. Oudere vrouwen lopen een groter risico om onder de armoedegrens terecht te komen omdat ze minder pensioen opbouwen en tijdelijk minder verdienen in verband met zorgtaken. Daarom heb ik dit verslag mijn steun gegeven.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. – (DE) De “vergrijzende samenleving” wordt meestal als een onvoorzienbare toekomstige belasting voor de nationale economieën gezien. In dit debat gaat de aandacht altijd uit naar de pensioen- en zorgstelsels. Zoals uit dit verslag blijkt, bouwen vrouwen vanwege hun zorgtaken minder pensioen op, waardoor zij meer kans lopen op latere leeftijd in armoede te vervallen. Dit is een spiraal die moet worden doorbroken; deze voorschrijdende ontwikkeling moet maatschappijbreed worden aangepakt, met name door beleid op het gebied van onderwijs en de arbeidsmarkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Marina Yannakoudakis (ECR), schriftelijk. − (EN) Hoewel met dit verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid de aandacht wordt gevestigd op de praktische problemen waar vrouwen die zorgen voor de vergrijzende bevolking van Europa mee te maken krijgen, kan de ECR-Fractie het verslag niet steunen omdat wij vinden dat er kwesties worden aangepakt die niet tot de verantwoordelijkheden van de Europese Unie behoren maar de zorg van onze eigen nationale parlementen zijn. Wij zijn in het bijzonder tegen bemoeienis van de EU op het terrein van de gezondheidszorg, onderwijs en opleiding, pensioenen, pensioenleeftijd en verpleeghuizen.

 
  
  

Verslag-Løkkegaard (A7-0223/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Charalampos Angourakis (GUE/NGL), schriftelijk.(EL) In een tijd dat de kapitalistische crisis verergert, neemt het Europees Parlement initiatieven om het bewustzijn van de werkenden te manipuleren en de EU-propaganda in de media te organiseren, zowel particulier als publiek, teneinde elke stem die tegengesteld is aan de belangen van het kapitaal te smoren, en het beeld te doen ontstaan van geveinsde instemming met de imperialistische plannen. Het verslag mikt op volledige onderwerping van de publieke media aan de EU-propaganda en hun koppeling aan particuliere mediamonopolies. Om dit te verwezenlijken wordt voorgesteld de middelen voor de particuliere en publieke media te verhogen, controlestructuren in het leven te roepen en te versterken, en nieuwsberichten te “filteren”. Het verslag promoot passende scholing van journalisten om de belangen van het kapitaal te dienen, inmenging in de activiteiten van de media in de lidstaten door middel van het Europees audiovisueel waarnemingscentrum, ondersteuning van de EU-plannen door middel van versterking van de voorlichtings- (en propaganda-)bureaus, en intensivering van de ideologisch-politieke interventie ten gunste van de EU en het rotte uitbuitende systeem. Eens te meer wordt bewezen dat de onafhankelijkheid van de media, zoals het pluralisme en de diversiteit ervan, een schreeuwende poging vormt om de werkenden te misleiden, die echter de enige uitweg voor de belangen van het volk niet kan wegnemen: de strijd voor omverwerping en doorbraak, teneinde de huidige belangen van het volk te dienen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk.(FR) De totstandbrenging van een publieke ruimte in Europa is in mijn ogen essentieel. Het gaat hier absoluut niet om een zuiver theoretisch debat, maar om een democratische uitdaging waarin de Europese Unie haar legitimiteit op het spel zet. Niet alleen de media, maar ook de nieuwe sociale netwerken maken de weg vrij voor een goed ontwikkelde Europese publieke ruimte: wij als afgevaardigden moeten de Europese burgers op de hoogte houden van wat wij doen via journalisten, maar ook via onze websites, Facebook, Twitter, enzovoort. Een betere communicatie over Europa is tegenwoordig een prioriteit en daarom sta ik volledig achter dit verslag, waarin de aandacht wordt gevestigd op de verantwoordelijkheid van de media op dit gebied, maar ook op die van de Europese instellingen, die de toegang tot en het in de media brengen van hun werkzaamheden zo eenvoudig mogelijk moeten maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. (GA) Het Verdrag van Lissabon heeft het Parlement belangrijker dan ooit gemaakt in het dagelijks leven van de Europese bevolking. Het is daarom van vitaal belang om de bestaande betrekkingen tussen het Parlement, de leden van het Europees Parlement, de Europese Instellingen en de bevolking van de Unie te verbeteren. Opeenvolgende Eurobarometer-onderzoeken hebben aangetoond dat de bevolking van de EU meer wil weten over EU-zaken en beter over Europa wil worden geïnformeerd.

Zoals in het verslag wordt gesteld: om Europeanen actiever te betrekken bij Europese zaken, moeten media en communicatiecentra duidelijke en relevante informatie verschaffen. Ik juich in het bijzonder toe wat in het verslag wordt gesteld over een beperking van het gebruik van ‘EU-jargon’ en overdreven technische taal.

De informatie die de instellingen de EU-burgers ter beschikking stellen moet duidelijk, begrijpelijk en ter zake doende zijn. Daartoe ondersteun ik het verzoek in het verslag dat de Commissie haar ‘lokale’ benadering voortzet, een benadering die is gericht op een verbetering van de zichtbaarheid van de EU op lokaal niveau.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk.(FR) Om goed uit te kunnen leggen hoe Europa werkt, moet er een einde worden gemaakt aan dat simplistische en systematische spelletje van het eeuwig blijven herhalen van de woorden: "Het is de schuld van Brussel". Wat dat betreft zou het goed zijn om over veel meer zaken uitleg te geven. Regeringen, politieke partijen, onderwijsinstellingen en publieke omroeporganisaties moeten daaraan meewerken en meer hun best doen om het publiek duidelijk te maken wat er op Europees niveau allemaal speelt. Nieuwe communicatiemiddelen kunnen de Europese democratie radiaal veranderen. Aan de slag!

 
  
MPphoto
 
 

  Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. (RO) Europese vraagstukken komen niet in de landelijke pers terecht, maar komen vaker naar voren in de internationale pers die slechts door een beperkt deel van het grote publiek wordt gevolgd. Deze onverschilligheid ten aanzien van de aangelegenheden in Brussel en Straatsburg wordt ook zichtbaar door de lage opkomstcijfers bij de Europese verkiezingen.

Dit vindt plaats op een moment dat er geen overtuigende mening heerst over de Europese Unie. De houding van de Europeanen jegens de Europese Unie kan waarschijnlijk het best omschreven worden als onverschillig. We bevinden ons in een tegenstrijdige situatie, omdat alle beslissingen die in Brussel en Straatsburg worden genomen direct van invloed zijn op de levens van alle Europese burgers.

Het Verdrag van Lissabon heeft de Europese burgers centraal gesteld binnen de EU en besloot ze te betrekken in het besluitvormingsproces op EU-niveau, zij het door het Parlement – het enige rechtstreeks gekozen orgaan – meer bevoegdheden toe te kennen. Naast de ingediende voorstellen in het verslag die tijdens de wetgevende plenaire vergadering ter sprake kwamen, is ieder parlementslid, en ook iedere landelijke politicus trouwens, uiteraard gerechtigd om op een duidelijke manier steun te verlenen en de gevolgen van de beslissingen die op EU-niveau worden gemaakt in onze landen van herkomst uit te leggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk.(EL) Ik heb voor de alternatieve ontwerpresolutie gestemd omdat zij enerzijds het gebrek aan transparantie en democratisch gehalte van de Europese instellingen erkent, en bijgevolg de noodzaak om nieuwe vormen van online-media en journalistiek te ontwikkelen, teneinde de burgers beter te informeren over de EU. Aan de andere kant erkent zij het belang ervan om de onafhankelijkheid van de media en de vrijheid van meningsuiting te garanderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Lara Comi (PPE), schriftelijk. − (IT) Met de aanname van het Verdrag van Lissabon heeft de Europese Unie meer bevoegdheden gekregen, in het bijzonder op wetgevend vlak.

80 % van de nationale wetten komt voort uit besluiten die het Europees Parlement heeft genomen, maar burgers zijn niet op de hoogte van deze invloed op hun dagelijks leven. Lokale media maken een verandering van deze situatie er niet makkelijker op, omdat ze te veel aandacht besteden aan nationale gebeurtenissen. Het is belangrijk dat de uitwisseling van informatie over Europa tussen journalisten wordt verbeterd en dat Euronews in meer talen beschikbaar komt en er meer communicatie komt tussen de leden van het Europees Parlement en het electoraat.

Nieuwe technologieën kunnen, mits correct en slim ingezet, van grote waarde zijn bij de verspreiding van nieuws. Het internet heeft vooral geholpen bij het verspreiden van nieuws onder jongeren, die zich daardoor meer betrokken voelen bij het maatschappelijk leven. Veel jongeren maken blogs, chatrooms en websites over de Europese Unie aan, waar constructief wordt gedebatteerd. Het is het recht en de plicht van burgers om kritiek te leveren, zo lang de kritiek gebaseerd is op harde feiten en niet op roddels.

 
  
MPphoto
 
 

  Mário David (PPE), schriftelijk. (PT) De toegankelijkheid van informatie voor burgers en de communicatie tussen beleidsmakers en kiezers zijn centrale elementen in elke democratische samenleving, en een conditio sine qua non voor de uitoefening van het recht op participatie in het publieke leven. Ik ben me bewust van het belang van de totstandbrenging van een publieke ruimte in Europa in de zin van een "toename [in de media van de lidstaten] van Europese aangelegenheden in de nationale ruimten", en daarom onderschrijf ik in grote lijnen dit verslag (met inachtneming van de amendementen die door mijn en andere fracties zijn ingediend). Een transparante en onafhankelijke "publieke ruimte" dient echter niet verward te worden met "manipulatie van de sociale media" of "verkapte" controle van de media, zoals momenteel naar mijn mening in mijn land aan de hand is (zie bijvoorbeeld het "geval TVI" dat ik tijdens een plenaire vergadering van het Parlement heb aangehaald).

Belangrijke punten in dit verslag vind ik het verzoek aan het Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector, om een overzicht bij te houden van de berichtgeving over EU-nieuws door publieke en particuliere omroepnetwerken in de lidstaten en het Parlement van de resultaten op de hoogte te stellen, en het voorstel om EuroparlTV verder in de internetstrategie van het Europees Parlement te integreren. Het eerste punt omdat dat een uitstekende input oplevert voor het politiek handelen en het tweede omdat dat een belangrijk communicatiemiddel is.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag "over journalistiek en nieuwe media – totstandbrenging van een publieke ruimte in Europa" gestemd, omdat ik het van groot belang vind dat er strategieën worden ontwikkeld om de Europese burger dichter bij de beleidsmakers in de Europese Unie te brengen. De communicatie van de Europese instellingen moet verbeterd worden, om een grotere transparantie tot stand te brengen en de publieke opinie meer te betrekken bij het politieke debat, vooral gezien het feit dat de besluiten die op Europees niveau genomen worden direct van invloed zijn op het leven van de burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Hoewel de totstandbrenging van een publieke ruimte in Europa hoofdzakelijk positief en nodig is, stuit dit op grote desinteresse bij de bevolking en in de publieke opinie, die geen enkele boodschap lijkt te hebben aan de enorme investering die de instellingen doen in het verspreiden van informatie en die zich eerder steeds verder lijkt te verwijderen van het Europees project, hetgeen uitermate zorgelijk is. Zoals de rapporteur stelt moet een dergelijke publieke ruimte van onderaf worden opgebouwd, en gebaseerd zijn op een echte betrokkenheid van mensen bij de realiteit waaraan gebouwd wordt en waarvan we allemaal deel uitmaken. Desondanks ben ik van mening dat de resolutie zich meer zou moeten bezighouden met het versterken van de middelen waarmee dit bereikt kan worden, en minder met het volledig doorgronden van de redenen achter deze desinteresse en het gebrek aan betrokkenheid bij de burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) In dit verslag wordt een aantal voorstellen gedaan om de burgers meer te betrekken bij Europese aangelegenheden. Het is belangrijk de betrokkenheid van burgers bij het Europees integratieproces te bevorderen en ernaar te streven met de burger te communiceren, en deze niet uitsluitend te informeren. Informeren door inhoud slechts beschikbaar te stellen geeft geen enkele garantie dat de belangstelling van burgers in de lidstaten wordt gewekt. Het is daarom absoluut noodzakelijk dat de "zender" zich houdt aan de beginselen van communicatie, teneinde een dialoog met de burgers op gang te brengen.

De EU beschikt over programma's, fondsen en middelen waarvan het merendeel van de burgers niet op de hoogte is. Ik onderschrijf daarom het belang van de aanwezigheid van correspondenten uit de lidstaten, omdat deze de verbinding kunnen vormen tussen wat er in Brussel gebeurt en hoe dit van invloed is in de landen en de regio's. De EU is op zichzelf een complexe entiteit, die niet gemakkelijk uit te leggen is. Er is niet één eenvoudige oplossing voor de totstandbrenging van een Europese publieke ruimte. De institutionele en technologische situatie is echter nooit gunstiger geweest. Het Verdrag van Lissabon is een belangrijke stap in de democratisering van de EU, en nieuwe media bieden burgers nieuwe mogelijkheden om betrokken te raken bij het Europese integratieproces.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk.(FR) De trend van dalende opkomstcijfers bij de laatste Europese verkiezingen heeft nogmaals duidelijk gemaakt hoe belangrijk het is om de inspanningen voort te zetten om de kloof tussen de EU en haar burgers te overbruggen. Ook de economische crisis waaronder de landen van de Unie momenteel gebukt gaan verlangt van de burgers onvoorwaardelijke steun en een groot vertrouwen in de Europese instellingen. In die context bevordert het Verdrag van Lissabon, met name met de invoering van het burgerinitiatief, een democratischer Unie, die echter niet kan bestaan zonder de totstandkoming van een algemeen communicatiebeleid. Daarom heb ik voor deze resolutie gestemd, waarin gepleit wordt voor de totstandbrenging van een publieke ruimte in Europa. Deze verantwoordelijkheid rust uiteraard op onze schouders, op ons allen, leden van het Europees Parlement, leden van nationale regeringen, politieke partijen, onderwijsinstellingen en publieke omroeporganisaties. Maar we moeten goed blijven opletten; meer communiceren betekent vooral beter communiceren. De totstandbrenging van een Europese publieke ruimte moet gebaseerd worden op betrouwbare, feitelijke en onafhankelijke informatie. Naast deze kwaliteitseis moet een pedagogische aanpak van de informatie worden voorzien die de werking van de Europese instellingen begrijpelijker en dus aantrekkelijker moet maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Cătălin Sorin Ivan (S&D), schriftelijk. – (RO) Het verslag van Morten Løkkegaard is weliswaar maar een initiatiefverslag, maar heeft wel nieuw licht geworpen op de rol van de journalistiek en de massamedia in onze aldoor veranderende samenleving.

Onze fractie, gesteund door de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa en de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement, heeft een alternatieve resolutie ingediend waarin bepaalde bepalingen die in het oorspronkelijke verslag staan zijn geschrapt, zoals het bijhouden van een overzicht van de berichtgeving over EU-nieuws door publieke en particuliere omroepen in de lidstaten door het Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector of het samenstellen van een groep ‘onafhankelijke’ journalisten in Brussel. De definitieve versie van het verslag is minder ambitieus dan het oorspronkelijke verslag maar is wel realistisch en evenwichtig, en daarom hebben ik en mijn collega’s voor gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Ramona Nicole Mănescu (ALDE), schriftelijk. (RO) Ik wil de heer Løkkegaard feliciteren met dit definitieve verslag. Communicatie binnen de Europese Unie is momenteel een essentieel aspect van een geïntegreerd Europees beleid. Helaas blijft het echter een uitdaging voor Europese instellingen. Europese burgers moeten zich inderdaad direct bewust zijn van de werkelijke gevolgen van de beslissingen die door de Europese instellingen worden genomen. Om dit te bereiken, moeten ze echter toegang hebben tot voldoende informatie over de gevolgen van Europese beslissingen op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau, waar publieke omroeporganisaties een uitermate grote rol in spelen.

Daarnaast moeten de plaatselijke voorlichtingsbureaus van de Europese instellingen een actievere en beter gecoördineerde aanpak aannemen om communicatie te bevorderen. Daarom denk ik dat het essentieel is voor de Europese Commissie om op institutioneel niveau vormen van Europese communicatie die reeds op landelijk niveau voorkomt, te steunen en aan te moedigen. Daarnaast moet de Commissie een nauwe band aanleggen met publieke omroeporganisaties om voor een efficiënter gebruik van de middelen via de Europese communicatiestrategie te zorgen. We weten allemaal dat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de communicatie. Toch zullen de Europese instellingen in dit opzicht meer betrokkenheid en coördinatie moeten tonen.

 
  
MPphoto
 
 

  Iosif Matula (PPE), schriftelijk. (RO) De vooruitgang in technologie de afgelopen jaren zorgt ervoor dat professionals zich op veel gebieden aanpassen aan de situatie als het gaat om hun bekwaamheden en vaardigheden en ook wat betreft het werk dat ze uitoefenen. Massacommunicatie is een van de gebieden die sterk onder invloed staat van technologische vernieuwingen. Dit houdt in dat de scheidslijn tussen journalisten en hun lezers niet langer duidelijk is, omdat hun rollen verwisselbaar zijn geworden. Dit is precies de reden waarom ik achter het ontwerpverslag over journalistiek en nieuwe media sta.

Hieruit komt verder duidelijk naar voren dat het Europees Parlement graag wil bijdragen aan de totstandbrenging van een publieke ruimte op Europees niveau en de participatiegeest wil bevorderen. Ik ben er zelf stellig van overtuigd dat we journalisten moeten aanmoedigen om op structurele basis informatie te verschaffen over de EU-instellingen en tegelijkertijd moeten we regelmatig beoordelen hoe de nieuwe media de totstandbrenging van deze Europese publieke ruimte steunt. Met de opkomst van nieuwe communicatiemiddelen en –technologieën moet er tevens een Europese ethiekcode voor journalistiek worden opgesteld.

Tegelijkertijd moet er binnen het onderwijspakket meer nadruk komen te liggen bij vakken die ter voorbereiding op deze nieuwe vorm van journalistiek kunnen dienen. Als bewijs van erkenning door het Europees Parlement, ben ik er uiteraard voorstander van dat de journalistiekprijs van het Europees Parlement die we elk jaar uitreiken ook een categorie nieuwe media omvat.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) De EU-instellingen hebben problemen met de communicatie met de burgers van de EU, die in de meeste gevallen niet begrijpen wat het nut is van de verschillende instellingen waaruit de EU bestaat. Het is daarom een goed moment om manieren te presenteren waarop Europese burgers meer betrokken kunnen worden bij EU-aangelegenheden. We moeten zoeken naar communicatievormen die het Europees debat en de informatiestroom kunnen initiëren, aanmoedigen en bevorderen, door een geïntensifieerde discussie over Europese aangelegenheden in de nationale media, dan wel door een Europese publieke ruimte. De totstandbrenging van een publieke ruimte in Europa is dan ook een essentiële stap om het begrip van Europese aangelegenheden bij de voltallige bevolking van de lidstaten te bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marek Henryk Migalski (ECR), schriftelijk. − (PL) Naar mijn overtuiging bevat het verslag van Morten Løkkegaard over journalistiek en nieuwe media – totstandbrenging van een nieuwe ruimte in Europa heel wat verontrustende bepalingen die de vrijheid van de media aan banden leggen. Vooral de punten 8, 14, 20, 23, 31, 39, N en O van de preambule vind ik onaanvaardbaar. Ik ben van oordeel dat het verslag van Løkkegaard de journalistieke vrijheid in de weg staat. Het benadrukt onder andere dat de publieke omroeporganisaties verplicht zijn om de kijkers te informeren over de Europese Unie. Ik wijs er eveneens op dat dit verslag de Europese Unie nieuwe financiële verplichtingen oplegt door het voorstel om onder andere meer middelen toe te kennen voor de budgetlijnen van de voorlichtingsbureaus van het Parlement.

Het verslag "Journalistiek en nieuwe media" stelt ook voor om EU-studies op te nemen in de curricula van scholen. Volgens mij horen de EU-instellingen zich niet bezighouden met het opstellen van leerplannen, dit zou de verantwoordelijkheid van de lidstaten moeten zijn. Ik ben het ook oneens met de visie van de rapporteur op de rol van de media in de Europese Unie en op de aanvullende financiële lasten voor de Unie en de lidstaten en daarom heb ik ook besloten om tegen het verslag te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. (LV) Ik heb gestemd voor de resolutie van het Europese Parlement inzake effectievere publieksvoorlichting over de Europese Unie. De bevolking van Letland weet het verschil niet tussen de Raad van de Europese Unie, de Europese Commissie en het Europees Parlement; 99 procent van de bevolking van Letland begrijpt niet wat de instellingen van de Europese Unie betekenen en hoe ze functioneren. We moeten elke burger uitleggen wat de zin van het optreden van de EU is. Als we dit niet snel doen, zal de opkomst bij Europese verkiezingen minimaal zijn en zullen mensen de besluiten en wetten van de EU-instellingen wantrouwen.

Ik heb voor meer aandacht voor het communicatiebeleid van de EU gestemd; en dus voor het zo goed mogelijk informeren van mensen over hoe en waarom EU-begrotingsgeld wordt uitgegeven. Indien het ons lukt om op dit terrein zo veel voortgang te boeken als mogelijk is, zullen wij mensen hopelijk meer vertrouwen inboezemen, zodat ze meer geïnteresseerd raken in EU-verkiezingen. Mocht dat gebeuren, dan zal het lidmaatschap van het Europees Parlement aanzienlijk aan professionaliteit winnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. (LT) Op 7 September stemde ik voor het voorstel om een ontwerpresolutie van het Europees Parlement aan te nemen inzake journalistiek en nieuwe media – totstandbrenging van een publieke ruimte in Europa (A7-0223/2010). Diverse Eurobarometer-peilingen wijzen uit dat burgers slecht zijn geïnformeerd over beleid en vraagstukken die betrekking hebben op de EU. Uit diezelfde peilingen blijkt echter ook dat deze informatie maatschappelijk relevant is. Deelnemers aan de peilingen stellen ook dat gebrek aan informatie een van de voornaamste redenen is om niet te stemmen en om weinig vertrouwen in de EU-instellingen te hebben. Ik meen dat om effectief te zijn, er uit de communicatie duidelijk moet blijken dat besluiten die op EU-niveau worden genomen van rechtstreeks belang zijn voor EU-burgers, voor wie de EU nog steeds ver van hun bed is en die in hun ogen weinig bijdraagt aan oplossingen voor hun werkelijke problemen. Verder ben ik het ermee eens dat om de kennis van de bevolking omtrent de EU te vergroten, EU-studies in leerplannen van scholen moeten worden opgenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het EU-burgers en de samenleving wegen biedt om in de hele EU actiever deel te nemen aan het nationale en openbare leven. Tot nu toe is het EU-burgers niet duidelijk genoeg gemaakt dat politieke besluiten op EU-niveau van rechtstreeks belang zijn voor hun dagelijks leven. Er is een gebrek aan steekhoudende en diepgaande informatie over de EU in de media van de lidstaten. Ik ben het eens met de rapporteur dat lidstaten het aantal geaccrediteerde journalisten bij de EU-instellingen moet verhogen. Litouwen, bijvoorbeeld, heeft op dit moment niet één geaccrediteerde journalist bij de EU-instellingen. We moeten doorgaan met het opleiden van journalisten en hun kennis van het complexe besluitvormingsproces van de EU vergroten. Het televisiekanaal Euronews zou uitzendingen kunnen beginnen in de talen van de meeste EU-lidstaten en de EU-instellingen zouden verslagen kunnen opstellen in de sociale media die steeds populairder worden bij jonge mensen. In het bijzonder ondersteun ik de oproep van de rapporteur om de vrijheid en redactionele zelfstandigheid van de media te eerbiedigen, met name het recht van publieke radio- en tv-zenders om hun programma’s zo in te richten als het hun belieft. De regeringen van sommige EU-lidstaten beperken echter de financiering van publieke zenders, met als doel om aldus de personeelsselectie en de inhoud van de programma’s te beïnvloeden.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Communicatie is zeer essentieel voor de politiek. Als er niet goed gecommuniceerd wordt over de politiek, hebben we een probleem. Op dit vlak staat de Europese Unie voor een moeilijke uitdaging. Het is noodzakelijk om nieuwe manieren te vinden om Europese burgers meer te betrekken bij onderwerpen die de Europese Unie betreffen.

Het verslag bekijkt hoe communicatie het Europees debat en de informatiestroom kan activeren en bevorderen, hetzij door een bredere discussie over Europese aangelegenheden in de nationale media hetzij door de Europese publieke ruimte. Hoewel ik de strekking van het verslag steun, vind ik dat sommige punten en vragen misschien wat overdreven zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk.(EL) Sinds de invoering van de euro is er een samenhangend pakket aan maatregelen ingevoerd om de gemeenschappelijke munt te beschermen tegen valsemunterij. Dit pakket omvat regelgevingsvoorstellen, technische instrumenten en institutionele veranderingen, met nadruk op de nauwe samenwerking tussen alle betrokken partijen op nationaal en Europees niveau. In haar recente antwoord (E-0107/10) op mijn vraag wijst de Commissie erop dat het aantal valse munten nog bijzonder klein is en 0,2 promille van de in totaal in omloop zijnde munten niet overschrijdt. Bovendien bepaalt artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) 1338/2001 dat technische en statistische gegevens betreffende valse bankbiljetten en munten, die in de lidstaten worden ontdekt, door de bevoegde nationale autoriteiten verzameld en geregistreerd moeten worden. Desalniettemin wordt het instrumentarium voor de aanpak van valsemunterij door het onderhavige voorstel voor een verordening versterkt, omdat de procedures voor de echtheidscontrole en het beheer van de euromunten die voor circulatie ongeschikt zijn, duidelijker worden.

Tegelijkertijd worden er door de nationale autoriteiten ook voorzieningen getroffen voor de toepassing van gemeenschappelijke procedures voor de authenticiteitscontrole van de controlemechanismen van die procedures. De bewuste voorstellen versterken het optreden tegen valsemunterij, en daarom heb ik voor de betreffende bepalingen gestemd, maar ook voor het verslag als geheel.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk.(FR) Ik heb voor het verslag Løkkegaard over journalistiek en nieuwe media in de totstandbrenging van een heuse "Europese publieke ruimte" gestemd. We kunnen het niet vaak genoeg zeggen: de afstand tussen de Europese instellingen en de burgers moet worden overbrugd. Denk daarbij aan de triest lage opkomst tijdens de Europese verkiezingen. Vergeet ook niet dat alle indicatoren voor het wantrouwen dat de Europeanen hebben in de EU-instellingen momenteel in het rood lijken te staan. De laatste Eurobarometer is wat dat betreft overduidelijk, met meer dan de helft van de ondervraagde personen die negatief staan tegenover het lidmaatschap van hun land van de EU. Interessant is echter dat de verwachtingen tegelijkertijd hooggespannen zijn, aangezien meer dan 80% van de mensen zegt dat de EU dé oplossing is voor de problemen.

Om beter uit te kunnen leggen wat Europa doet, op welke manier en met welke middelen, en dus om de burgers minder teleur te stellen, is boven alles een betere communicatie vereist en moet het nieuws uit Europa beter worden verslagen. Ik sta er echter op, wat ook benadrukt wordt in de tekst die we hebben aangenomen, dat dit moet gebeuren op basis van vertrouwen, waarbij de redactionele onafhankelijkheid en de journalistieke vrijheid gerespecteerd worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het grootste deel van de amendementen die zijn ingediend door de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie zijn goedgekeurd door de Commissie cultuur en onderwijs. Het verslag is goedgekeurd met 24 stemmen voor, 3 tegen, bij 1 onthouding.

Het grootste deel van de amendementen van de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie is opgenomen in de compromisamendementen. Hiervan was sprake in paragraaf 33, waarin wordt gesteld dat EU-instellingen het communicatiebeleid van de EU zouden moeten helpen decentraliseren teneinde het een plaatselijke en regionale dimensie te geven; en in paragraaf 36, waarin wordt benadrukt dat oplossingen onderzocht moeten worden waarmee een interparlementaire relatie tussen de nationale of regionale parlementen en het Europees Parlement tot stand gebracht kan worden.

Vandaag moesten we stemmen over een alternatieve resolutie die is ingediend door de S&D-Fractie en die wordt gesteund door de PPE-Fractie en de ALDE-Fractie. De Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie steunt de wijzigingen die zijn voorgesteld en daarmee hebben wij dus uiteindelijk het verslag gesteund.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Het is goed dat geprobeerd wordt aan Europese burgers uit te leggen wat de Europese Unie en al haar instellingen doen en welk doel zij dienen.

In het bijzonder zou het ons doel moeten zijn de burger centraal te stellen, wat onder meer inhoudt dat burgers kunnen kiezen door wie zij zich laten vertegenwoordigen. Tot op de dag van vandaag worden de belangrijkste functionarissen – zoals de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de voorzitter van de Commissie en de voorzitter van de Raad – echter benoemd, zonder dat de burgers daarover zijn gehoord. De nationale media zouden aangemoedigd moeten worden om berichten te publiceren over de werkzaamheden van de leden van het Europees Parlement, die rechtstreeks gekozen worden door de Europeanen en hen daardoor vertegenwoordigen.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór dit verslag gestemd, waarin voorstellen worden gedaan om met de inzet van verscheidende media-instrumenten die voorhanden zijn het bewustzijn te vergroten dat de burger van Europese wetgeving en besluitvorming heeft. Als gekozen afgevaardigde vind ik het van groot belang dat de burger kan zien hoe Europees beleid zijn dagelijks leven beïnvloedt en daarom heb ik dit verslag gesteund.

 
  
  

Verslag-Binev (A7-0212/2010), verslag-Surján (A7-0240/2010), verslag-Iacolino (A7-209/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Dit verslag was technisch en niet controversieel en wij, de Groenen, hebben het gesteund.

 

8. Rectificaties stemgedrag/voorgenomen stemgedrag: zie notulen
 

(De vergadering wordt om 13.50 uur onderbroken en om 15.05 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: JERZY BUZEK
Voorzitter

 

9. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Ik verklaar de vergadering hervat.

De notulen van de vergadering van gisteren zijn nu beschikbaar. Ik vraag u of er opmerkingen zijn over de notulen. Ik zie geen opmerkingen. De notulen zijn goedgekeurd.

 

10. De zaken Sakineh Mohammadi-Ashtiani en Zahra Bahrami (ingediende ontwerpresoluties): zie notulen

11. Situatie van de Roma in Europa (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de situatie van de Roma in Europa. Ik wil de fungerend voorzitter van de Raad, de heer Chastel, de vicevoorzitter van de Commissie, mevrouw Reding, en de commissaris voor werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie, de heer Andor, welkom heten in onze vergadering. Het woord is eerst aan de heer Chastel, namens de Raad.

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel, fungerend voorzitter van de Raad. (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, de waarden en beginselen van de Europese Unie zijn duidelijk verankerd in de verdragen en in het handvest van de grondrechten, dat met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon van kracht is geworden.

Hierin wordt een groot belang gehecht aan de rechtsstaat en naleving van de mensenrechten, inclusief het recht van personen die tot een minderheid behoren. De Raad draagt deze waarden dan ook hoog in het vaandel.

De Raad heeft herhaaldelijk zijn steun betuigd voor maatregelen die de integratie van Roma moeten bevorderen. Onze staatshoofden en regeringsleiders hebben tijdens de Europese Top eveneens de zeer bijzondere situatie van de Roma in de Europese Unie erkend en de lidstaten en de Unie opgeroepen om alles in het werk te stellen ter verbetering van hun positie in de Europese samenleving.

Tien jaar geleden heeft de Raad reeds een globale richtlijn aangenomen waarin discriminatie op grond van ras of etnische afkomst op een aantal terreinen wordt verboden. Dit zijn met name toegang tot werkgelegenheid, beroepsopleiding, sociale bescherming, waaronder sociale zekerheid en gezondheidszorg, tot onderwijs en het verschaffen van goederen en diensten, waaronder huisvesting. Deze richtlijn biedt bescherming aan alle etnische groepen en dus uiteraard ook de Roma. Tot slot omvat de richtlijn ook een clausule voor positieve actie, op grond waarvan de lidstaten specifieke maatregelen kunnen behouden of invoeren waarmee benadeling vanwege ras of etnische afkomst kan worden voorkomen of gecompenseerd.

Sommigen van u waren aanwezig tijdens de tweede Europese Top over de Roma, die in april is gehouden in Córdoba. De Raad was zeer ingenomen met deze belangrijke gebeurtenis, waarmee de belangrijkste betrokken partijen bijeen zijn gebracht. Naar aanleiding van de top in juni heeft de Raad unaniem de conclusies “Betere integratie van de Roma” aangenomen.

De ministers hebben unaniem erkend dat een grote groep Roma te maken heeft met extreme armoede, discriminatie en uitsluiting, wat ertoe leidt dat zij een laag opleidingsniveau hebben, slecht zijn gehuisvest, in ontoereikende mate toegang hebben tot werkgelegenheid en in een precaire gezondheid verkeren. Roma-vrouwen en -meisjes hebben te maken met bijzondere problemen, zoals het risico van meervoudige discriminatie. In veel gevallen zijn deze omstandigheden de afgelopen jaren in sterke mate verslechterd en we zien ook dat de Roma weer steeds vaker worden afgewezen en soms het slachtoffer zijn van gewelddadige aanvallen.

Wij moeten oog hebben voor het feit dat het in eerste instantie weliswaar de taak van alle lidstaten is om de sociale en economische integratie van de Roma te bevorderen, maar ook samenwerking op Europees niveau in dit opzicht een belangrijke bijdrage kan leveren. Daarom heeft de Raad de Commissie en de lidstaten opgeroepen de sociale en economische integratie van de Roma te bevorderen, in het kader van besluiten en aanbevelingen van de instellingen van de Unie met de waarborg doeltreffend gebruik te maken van bestaande beleidsmaatregelen en instrumenten.

Het gaat hier om een gedeelde verantwoordelijkheid: alle actoren dienen zich in te zetten voor de integratie van Roma voor zover zij hiertoe de respectieve bevoegdheid hebben, en de Raad speelt hierbij de rol die hem toekomt. De Raad heeft tevens benadrukt dat maatschappelijke organisaties, lokale overheden en de Roma zelf hieraan actief moeten deelnemen.

Er zij tevens gewezen op de concrete maatregelen die het Europees Parlement en de Raad onlangs gezamenlijk hebben genomen ter bevordering van de sociale integratie van minderbedeelde burgers. Recentelijk hebben wij bij eerste lezing een akkoord bereikt over wijziging van de bepalingen inzake het Europees Regionaal Ontwikkelingsfonds, waarmee voortaan steun kan worden geboden ter verbetering van de huisvesting van de meest gemarginaliseerde gemeenschappen in Europa, waaronder zich veel Roma bevinden.

Belangrijk punt is dat de twee instellingen zijn overeengekomen voor dergelijke maatregelen altijd een geïntegreerde benadering te volgen. Bij deze benadering gaat het met name om maatregelen op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg, sociale aangelegenheden, werkgelegenheid en veiligheid alsmede maatregelen ter bestrijding van segregatie.

Tot slot wijs ik erop dat maatregelen tegen discriminatie in het algemeen ook kunnen worden gefinancierd met het Europees Sociaal Fonds.

De Unie moet een veilige omgeving bieden waarin verschillen worden gerespecteerd en de meest kwetsbaren in de samenleving worden beschermd. Dit is vastgelegd in het programma van Stockholm, dat in december 2009 door de Europese Raad is aangenomen. De maatregelen ter bestrijding van discriminatie en vreemdelingenhaat moeten voortvarend ten uitvoer worden gelegd. De Roma-gemeenschap wordt in het programma van Stockholm uitdrukkelijk genoemd. Hierin is vastgelegd dat de lidstaten de handen ineen moeten slaan voor volledige integratie van kwetsbare groepen.

Net als alle burgers van de Unie hebben ook de Roma recht op vrij verkeer en bescherming, en mogen zij geenszins worden gediscrimineerd.

Nu onze samenlevingen te kampen hebben met de economische crisis, moeten wij zien te voorkomen dat onze medeburgers die het meest te lijden hebben van uitsluiting als zondebok worden aangewezen. Hiertoe moeten we een duidelijk en eerlijk beeld hebben en uitdragen van de oorzaken, gevolgen en kosten van sociale uitsluiting. Wat kan een bevolking doen die onderwijs ontbeert, geen dak boven het hoofd heeft, het moet zien te redden zonder toegang tot gezondheidszorg en, en erger nog, zonder werk? Voor een betere integratie van Roma moeten wij een geïntegreerde benadering uitstippelen die strookt met de wetgeving en de Europese waarden en waarbij de verschillende partijen een actieve rol is toebedeeld.

Zo moeten zij allereerst worden betrokken bij de conferentie over armoede onder kinderen, die op 2 september heeft plaatsgevonden, en bij de top over gelijkheid die op 14 en 16 november zal worden gehouden, vooral wanneer tijdens deze top zal worden gesproken over gelijkheid en diversiteit op het gebied van werkgelegenheid; bij de conferentie over daklozen op 9 en 10 december, bij de vergadering van het geïntegreerde platform voor integratie van Roma, van 7 t/m 17 september. Tot slot zal de Raad van de Europese Unie de integratie van Roma op de voet blijven volgen, zoals is aangekondigd tijdens de Raad Algemene Zaken van 26 juli.

 
  
MPphoto
 

  Viviane Reding, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, laat ik beginnen mijn medecommissarissen, László Andor en Cecilia Malmström, te bedanken voor de zeer hechte samenwerking tussen onze teams inzake de kwestie-Roma de afgelopen weken. Hierdoor heeft de Commissie tijdens de zomer over deze zaak een helder en evenwichtig standpunt kunnen bereiken dat vandaag is gesteund door de voltallige Commissie.

Ik zou ook graag voorzitter Barroso willen bedanken met wie ik in dit verband in de zomer, tijdens de ontwikkelingen in Frankrijk, nauw heb samengewerkt. De voorzitter stond er volledig achter dat ik op 25 augustus in het openbaar een standpunt innam over de situatie van de Roma in Frankrijk en over de noodzaak Europese regelgeving en de rechten en plichten uit het Handvest van de grondrechten te handhaven.

De positie van de Commissie, die - en daarvan bent u zich als politici natuurlijk bewust - altijd een speeltuig kan worden in debatten tussen nationale partijen, is de afgelopen weken niet veranderd.

Ten eerste zijn de lidstaten op hun eigen grondgebied verantwoordelijk voor de openbare orde en de veiligheid van hun burgers. Dit houdt in dat de lidstaten ondanks het belangrijke recht op vrij verkeer maatregelen moeten nemen tegen Europese burgers die de wet overtreden. Er mag geen sprake zijn van straffeloosheid onder het mom van recht op vrij verkeer in Europa. In bepaalde gevallen mogen lidstaten zelfs ingezetenen van de EU die de wet hebben overtreden, naar huis sturen. Mits ze de beginselen van proportionaliteit en procedurele bescherming van de Richtlijn inzake vrij verkeer uit 2004 in ogenschouw nemen.

Ten tweede mag geen enkele burger in onze Europese Unie het slachtoffer van onderdrukking worden enkel omdat hij tot een etnische minderheid behoort of een bepaalde nationaliteit bezit. Dit staat duidelijk omschreven in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie; discriminatie op grond van nationaliteit of etnische afkomst en, uitdrukkelijk, collectieve uitzettingen zijn verboden. Er mag in Europa dus geen sprake zijn van collectief straffen of het stigmatiseren van een etnische groep. Ieder mens heeft zijn eigen rechten en zijn eigen plichten.

Ten derde is de sociale en economische integratie van de Roma - zoals u allen weet met tien tot twaalf miljoen leden de grootste etnische minderheid in Europa - een uitdaging voor alle 27 lidstaten, voor de thuislanden en voor de landen die Roma te gast hebben. Volgens het subsidiariteitsbeginsel is het de verantwoordelijkheid van de lidstaten om te voorzien in toegang tot huisvesting, onderwijs, gezondheidszorg en werkgelegenheid. De EU-instellingen ontwikkelen echter ook al meer dan tien jaar lang strategieën en regelgeving om nationale initiatieven financieel te ondersteunen; met name via het Europees Sociaal Fonds, het pretoetredingsinstrument en het Europees Regionaal Ontwikkelingsfonds dat onlangs is uitgebreid zodat het ook voorziet in huisvesting van Roma.

Het is van groot belang om te onderstrepen dat voor de Commissie de sociale en economische integratie van de Roma niet een kwestie is die alleen in augustus actueel was. Deze kwestie is elke dag en ieder jaar aan de orde. Commissaris Andor en ikzelf hebben eerder dit jaar, op 7 april, een mededeling over de Roma gepresenteerd – de eerste in de Europese Unie. Naar aanleiding daarvan vond er een ontmoeting tussen de ministers en de vertegenwoordiging van de Roma plaats. Zoals voorzitter Barroso deze ochtend aangaf, waren er slechts drie ministers aanwezig op die bijeenkomst.

De voornaamste beleidskwesties en politieke zaken die het gevolg zijn van de maatregelen die Frankrijk afgelopen zomer heeft genomen zijn samengevat in een gedetailleerde nota die commissaris Andor, commissaris Malmström en ikzelf afgelopen week aan het college van commissarissen hebben gepresenteerd en die vandaag steun heeft gekregen.

Laat ik u bijpraten over onze huidige standpunt. Ten eerste zie ik een duidelijke ontwikkeling met dank aan de uiterst intensieve dialoog die de afgelopen weken tussen de Commissie en de Franse regering heeft plaatsgehad. In mijn ogen was het van wezenlijk belang dat in Frankrijk duidelijk werd gemaakt dat het niet de bedoeling was om gerichte acties tegen de Roma-gemeenschap te ondernemen, omdat zulke gerichte acties in strijd zouden zijn met de fundamentele waarden en rechten waarop de Europese Unie is gebaseerd.

Daarom was het zo belangrijk dat minister Éric Besson afgelopen week een bijeenkomst in Brussel bijwoonde met Cecilia Malmström en mij. Hij heeft ons er in het openbaar van verzekerd dat de Franse regering alle burgers op dezelfde manier zou behandelen, dat er geen sprake was van gerichte actie tegen de Roma of een andere groep en dat de Franse regering haar best zou doen om nauwgezet in overeenstemming met Europese regelgeving te handelen. Ik beschouw deze garantie, die is afgegeven door een Franse minister, als een uiterst positieve ontwikkeling.

Ondertussen zijn de diensten van de Commissie – DG Justitie en de Juridische dienst – verder gegaan met een technische controle van de Franse regering om te onderzoeken of wat er is gezegd niet in strijd is met de regelgeving op dit gebied.

De Commissiediensten hebben een aantal kwesties gevonden waarover de Franse regering aanvullende informatie zal moeten geven en die actieve ondersteuning van de Commissiediensten nodig hebben om ervan verzekerd te zijn dat huidige en toekomstige acties volledig in overeenstemming met Europese regelgeving zullen zijn.

Sinds 2008 heeft de Commissie er bij Frankrijk op aangedrongen dat de EU-richtlijn inzake vrij verkeer volledig ten uitvoer wordt gebracht, inclusief de procedurele en onafhankelijke waarborgen uit die richtlijn die nog niet volledig in de Franse wetgeving zijn opgenomen.

Ondanks dat deze waarborgen in Frankrijk slechts gedeeltelijk in aanmerking komen vanwege het Franse rechtssysteem - en recentelijk hebt u kunnen zien dat de rechtbanken uitspraken op basis van de EU-richtlijn hebben gedaan ondanks dat nog geen sprake is van implementatie in de Franse wetgeving – zijn we heel duidelijk naar de Franse regering geweest door te zeggen dat implementatie van de regelgeving de juridische zekerheid in geval van soortgelijke vrij verkeer situaties als waar we deze zomer mee te maken hadden, zal bevorderen.

Daarom heb ik vandaag na afloop van de bijeenkomst van het college een brief naar de Franse regering gestuurd waarin deze aspecten worden benadrukt. Het spreekt voor zich dat andere lidstaten die in dezelfde omstandigheden verkeren dezelfde steun zullen krijgen.

Een belangrijke les die we uit de ontwikkelingen van afgelopen zomer kunnen trekken: de integratie van de Roma is een uitdaging die op de politieke agenda van alle lidstaten moet blijven staan. Daarom heb ik met Cecilia Malmström en László Andor ingestemd met vijf acties die het college van commissarissen vandaag heeft goedgekeurd.

Ten eerste, om ervoor te zorgen dat alle maatregelen die de lidstaten ten aanzien van de Roma nemen in overeenstemming zijn met EU-regelgeving op het gebied van vrij verkeer, non-discriminatie en het Handvest van de grondrechten, zullen we de voortgang op dit gebied monitoren en evalueren.

Ten tweede zullen we een Roma Task Force op hoog niveau oprichten die zal analyseren welk gevolg de lidstaten geven aan de strategische mededeling van de Commissie over de Roma van 7 april. Zo zal de inzet en effectiviteit van EU-fondsen voor de integratie van Roma in alle lidstaten vooral worden gestroomlijnd, beoordeeld en gestandaardiseerd en zullen de onderliggende mankementen in de toepassing van die fondsen worden blootgelegd. We doen dit eenvoudigweg omdat we willen weten of en bewijs willen hebben van gevallen waarbij deze fondsen (a) niet ingezet worden en (b) als ze ingezet worden, niet op de juiste wijze worden toegepast.

De eerste bevindingen van deze Task Force worden voor het einde van het jaar aan het college voorgelegd en ik zal het Parlement en de Raad hiervan op de hoogte brengen.

Ten derde roep ik het voorzitterschap op om zo spoedig mogelijk een “jumbo” Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ), Veiligheid en Sociale Zaken te houden om een meer gerichte inzet van nationale en aanvullende EU-fondsen voor de bevordering van de sociale en economische integratie van de Roma vast te leggen. Die bijeenkomst van de Raad zou moeten worden gevolgd door jaarlijkse bijeenkomsten op ministerieel niveau; we hebben een harde leerschool doorlopen omdat lidstaten niet de verantwoordelijkheid namen op hun eigen grondgebied zaken voor zichzelf te veranderen. We moeten hen samenbrengen, officieel en openlijk, en we moeten ze de juiste richting op manoeuvreren.

Ten vierde wil ik toekomstige voorzitterschappen van de Raad oproepen aandacht te besteden aan de prioriteiten die werden aangemerkt in de in juni door het Europees platform voor de inclusie van Roma overeengekomen routekaart. In deze context moet de dialoog met vertegenwoordigers van de Roma-gemeenschap worden versterkt. Het volgende platform zal plaatshebben onder het Hongaarse voorzitterschap.

Ten vijfde roepen we ook de lidstaten op om zich met steun van de Commissie en indien nodig Europol en Eurojust – indien van toepassing - te verdiepen in mensenhandel omdat Roma in dat verband met name kwetsbaar zijn.

Ik zal nu het woord aan László Andor geven zodat hij kan spreken over een belangrijk onderwerp: de inzet van het Europees Sociaal Fonds voor de integratie van de Roma.

 
  
MPphoto
 

  László Andor, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals vicevoorzitter Reding zojuist benadrukte, is de Europese Unie gebaseerd op grondrechten en plichten. De Commissie heeft zich verbonden met het beschermen van de grondrechten van de Roma en met hun volledige sociale en economische integratie in onze samenlevingen.

Het tweede punt dat ik wil onderstrepen: de integratie van de Roma is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de Europese Unie en de lidstaten. Succesvolle sociale en economische integratie van de Roma vraagt om blijvende aandacht die voortkomt uit de samenwerking van alle betrokkenen: de Commissie, de lidstaten, lokale overheden, ngo’s en internationale organisaties.

De Commissie is al in actie gekomen vóór de onfortuinlijke recente gebeurtenissen. Op 7 april van dit jaar heeft de Commissie in haar allereerste mededeling over de sociale en economische integratie van de Roma in Europa een uitgebreide strategische benadering geschetst. Hierin zijn actiepunten voor de Commissie en de lidstaten vastgelegd die betrekking hebben op een breed scala aan gebieden die van belang zijn voor de integratie van de Roma.

De Commissie zet zich in voor het verbeteren van de effectiviteit van de instrumenten en het beleid - zowel de inhoud als het proces - en benadrukt het belang van nauwere samenwerking tussen de EU, nationale en internationale organisaties en de Roma-gemeenschappen.

De mededeling onderstreept de inzet die de Commissie aan de dag legt om de lidstaten te assisteren en aan te moedigen volledig aanspraak te maken op de mogelijkheden van de structuurfondsen en daarmee de sociale en economische integratie van de Roma te ondersteunen.

De Europese structuurfondsen kunnen een uiterst bruikbare financiële impuls geven aan de nationale inspanningen om de situatie van de Roma te verbeteren. Twaalf van de zevenentwintig lidstaten, oude en nieuwere, hebben steunprogramma’s voor de Roma en andere kwetsbare groepen; in totaal gaat het om 17,5 miljard euro waarvan 13,3 miljard euro uit het Europees Sociaal Fonds.

Voorbeelden van projecten: aanpakken van de basis om de werkgelegenheid voor Roma te bevorderen en het ontwikkelen van een nieuw programma voor het onderwijs van Roma op scholen.

Bovendien, zoals de vicevoorzitter ook aangaf, is het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) afgelopen mei aangepast en dit fonds kan nu worden ingezet om huizen te renoveren in landelijke gebieden, waar veel Roma wonen.

Integratie van de Roma is tevens een belangrijke politieke voorwaarde voor lidmaatschap van de Europese Unie en de EU steunt kandidaatlanden en mogelijke kandidaten in dit verband middels de pretoetredingsinstrumenten.

De Commissie houdt zich op dit moment bezig met de uitvoering en planning van projecten met een totale waarde van vijftig miljoen euro die geheel of gedeeltelijk ten goede komen aan de Roma.

De Commissie heeft bijeenkomsten op hoog niveau georganiseerd in lidstaten met een grote Roma-minderheid om een effectievere inzet van EU-fondsen voor de integratie van de Roma te bevorderen. In Hongarije heeft dit geleid tot een dialoog tussen de regering en de Roma onder leiding van de Commissie.

Een tweede reeks bijeenkomsten op hoog niveau waarbij commissaris Cioloş en ikzelf betrokken zijn, zal plaatsvinden in oktober in Roemenië.

Ten slotte, op het verzoek van dit Huis, voert de Commissie een proefproject uit getiteld ‘Pan-Europese coördinatie van integratiemethodes voor de Roma – integratie van de Roma’. Dit bestaat uit drie onderdelen: opvang en onderwijs voor jonge kinderen, zelfstandigen en microkrediet, voorlichting en bewustmaking. Acties in dit verband zijn begonnen in mei 2010.

Er bestaan EU-fondsen en instrumenten die kunnen worden ingezet om de gevoelige juridische, sociale en praktische kwesties op te lossen die betrekking hebben op de integratie van de Roma. De Commissie is erop voorbereid om haar uiterste best te doen om deze kwesties op te lossen. Ik ben er sterk van overtuigd dat de Europa 2020-strategie het juiste kader biedt om armoede te bestrijden en daarmee de omstandigheden van de Roma in Europa te verbeteren.

Laten we onze principes niet laten varen, laten we weerstand bieden tegen snelle maar slechte oplossingen en laten we samen deze kwestie in solidariteit aanpakken.

 
  
MPphoto
 

  Lívia Járóka, namens de PPE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij dat de EU-instellingen zo gevoelig blijken te zijn voor de huidige situatie rond de Roma. Juist om die reden is het jammer dat beleidsmakers aan alle zijden van het politieke spectrum de kwestie van de Roma lijken in te zetten als wapen tegen hun tegenstanders.

We zijn het er allemaal over eens dat vrijheid van verkeer een van de fundamentele beginselen van het communautaire recht is en we aanvaarden dat dit recht niet onvoorwaardelijk is. Zoals de Commissie heeft bevestigd, hebben alle EU-lidstaten het recht om veiligheidsmaatregelen te nemen met betrekking tot buitenlanders die op hun grondgebied verblijven. De kernwaarden van de Europese Unie, zoals non-discriminatie, tolerantie en solidariteit, moeten volledig worden gerespecteerd en de uitzetting van EU-burgers moet per geval worden beoordeeld op basis van degelijke gerechtelijke besluiten of met de vrije, volledige en weloverwogen instemming van alle betrokken personen. Om de Commissie nogmaals te citeren: “niemand mag worden uitgezet louter omdat hij Roma is”.

Politieke opvattingen en rechterlijke uitspraken zijn twee verschillende zaken. We vinden deze uitzettingen misschien smakeloos of vergezocht en we moeten wijzen op de na te leven waarborgen en beginselen, maar het is uitsluitend de verantwoordelijkheid van de Commissie om de rechtmatigheid van de maatregelen die Frankrijk heeft genomen, te beoordelen. Grootschalige repatriëring is misschien al weerzinwekkend genoeg, maar de zaak wordt nog weerzinwekkender als we kijken naar de loze lippendienst aan de mensenrechten tijdens de afgelopen decennia toen er technisch gesproken niets werd ondernomen om de vreselijke armoede van de Roma te verlichten, afgezien van een paar kille kreten over anti-discriminatie en tolerantie toen dat politiek gezien handig was.

Wij, de Europese Roma, keuren het af dat ons probleem voor politieke doeleinden wordt misbruikt en verkeerd wordt uitgelegd. De Roma moeten de dialoog over de Roma zelf bepalen zodat de problemen aan het licht komen en wordt uitgesproken welke actie en maatregelen moeten worden genomen. Zoals dit Parlement, en meer in het bijzonder de Europese Volkspartij, al verschillende malen heeft verklaard, zijn de armoede en de sociale uitsluiting van de Roma een Europese kwestie die een eigen strategie behoeft; er moet een gemeenschappelijke Europese oplossing komen voor een gemeenschappelijk Europees probleem.

Die strategie moet het hoofd bieden aan de economische aspecten van de sociale uitsluiting van zowel Roma als niet-Roma, zoals structurele werkloosheid, het lage scholingsniveau, wonen in ernstig achtergestelde microregio’s en belemmeringen voor het opzetten van een eigen zaak – allemaal problemen waarvoor onze mensen wegvluchten als ze migreren.

(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 

  Hannes Swoboda, namens de S&D-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, net als de andere leden van mijn fractie ben ik diep teleurgesteld door wat we vandaag van de Commissie te horen hebben gekregen.

Dat begon met de voorzitter van de Commissie. De heer Barroso had minder kritiek op dit beleid dan sommige Franse ministers, en dat is een schandaal! Mevrouw Reding, u hebt geen duidelijk antwoord gegeven. Net als vele Europese burgers wil ik weten of de Franse regering het recht wel of niet heeft geschonden. U kunt niet weken na het nemen van de maatregelen zeggen: we zullen dat onderzoeken. Zeg nee, of zeg ja, maar geef alstublieft een duidelijk antwoord!

U gelooft alles wat de Franse ministers hebben uitgelegd, nadat ze de maatregelen hadden genomen, want van tevoren waren ze niet naar ons toe gekomen. Eerst hebben ze de mensen eruit gegooid, en daarna hebben ze u verteld dat ze rechtvaardig zijn, en dat ze niemand zullen discrimineren. En nu staat hier een commissaris, zij deelt dat mee, en ik vind dat schandalig. Dat stemt eigenlijk niet overeen met uw overtuigingen en met de manier waarop u uw ambt tot nu toe heeft uitgeoefend. Daarom ben ik diep teleurgesteld door de halfzachte manier waarop u probeert zich hier onderuit te wurmen.

(Applaus)

U hebt geen idee welke verantwoordelijkheid u op zich neemt, want nu zegt over een paar weken het volgende land – misschien Italië, misschien Hongarije, misschien een ander land – dat ze deze mensen hun staatburgerschap zullen ontnemen. Dan zijn ze stateloos, en dan komen ze in kampen terecht. Daarvoor wordt de weg vrijgemaakt, en de Commissie zwijgt. Dat vind ik schandalig, en dat is voor mijn fractie onaanvaardbaar.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Renate Weber, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren,

na de Tweede Wereldoorlog zijn collectieve uitzettingen en deportaties in internationale wetgeving verboden. De mensheid had al voldoende geleden onder dit barbaarse beleid.

In 2010 speelt Frankrijk, de bakermat van de mensenrechten, vals spel. Het land maakt gebruik van de onwetendheid van de meest kwetsbare bevolkingsgroep van Europa, de Roma, en betaalt hun 300 euro voor een volwassene en 100 euro voor een kind als zij het Franse grondgebied verlaten. De Franse regering beweert dat het om vrijwillige terugkeer gaat, en beschouwt de schandelijke afkoping van het geweten van de Roma op cynische wijze als humanitaire hulp.

Wat wordt verzwegen, is dat de autoriteiten de vingerafdrukken van de volwassenen hebben genomen en zelfs die van kinderen, dat velen van hen niet vrijwillig hebben ingestemd met een volledig besef van de gevolgen, zoals het VN-comité tegen rassendiscriminatie overigens heeft vastgesteld, wat een duidelijke schending is van de Europese en internationale wetgeving.

Dit model is echter twee jaar geleden al toegepast door Italië, en toen heeft de Europese Commissie er de voorkeur aan gegeven de zaak geen ruchtbaarheid te geven. Daarom is de Commissie ook verantwoordelijk voor deze nieuwe stroom deportaties van Roma in Europa.

Nu moet de Commissie aantonen dat zij daadwerkelijk de hoedster is van de beginselen en grondrechten van de Europese Unie en haar wetgeving.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Hélène Flautre, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Reding, ik moet zeggen dat ik de consternatie van de heer Swoboda en mevrouw Weber volledig deel. Het is absoluut verbijsterend dat u na de verschillende gesprekken die u hebt gevoerd en op basis van de aan u verstrekte documenten concludeert dat de objectieve schendingen door de Franse regering zijn begaan bij de uitzetting van Roma niet zijn vastgesteld. En dat is niet nieuw: een jaar geleden heeft een groep maatschappelijke organisaties kwesties aan u voorgelegd die nu aan de orde van de dag zijn, zoals het feit dat de termijn van een maand voor de terugkeer van Europese burgers, die is vastgelegd in de richtlijn inzake vrij verkeer, niet in acht wordt genomen.

Dan is er het recht op individuele behandeling. Hebt u nog andere deskundigen nodig om te kunnen concluderen dat het in een kamp uitdelen van besluiten inzake collectieve teruggeleiding naar de grens die dezelfde titel hebben, indruist tegen de individuele behandeling van situaties? Vormen kinderen van zes jaar werkelijk een bedreiging voor de openbare orde? Hebt u nog andere bewijzen nodig dat de Franse regering absoluut extensief en abusievelijk gebruikmaakt van bedreiging van de openbare orde, terwijl dit geval is beoordeeld door de Franse justitie en rechtbanken?

Als u behoefte hebt aan rechters, deskundigen of niet-gouvernementele organisaties, dan kunnen wij daarvoor zorgen. Maar u moet ophouden om uw ogen te sluiten voor de werkelijkheid en uw verantwoordelijkheid niet te nemen!

Het debat dat vanochtend heeft plaatsgevonden was schandalig. De voorzitter van de grootste politieke fractie van dit Parlement heeft in verband met de Roma gesproken over de diefstal van tractoren in zijn gemeente. We hebben de voorzitter van de Europese Commissie, de heer Barroso, tijdens het debat over de Roma horen spreken over de noodzakelijke veiligheid van Europese burgers. Dat betekent dat op het hoogste politieke niveau in Europa en Frankrijk Roma, criminaliteit, prostitutie en zwendel steeds vaker en steeds sneller in één woord worden genoemd.

Hiermee komen de fundamentele vrijheden, en de Europese integratie zelf, op losse schroeven te staan. De heer Cohn-Bendit zei het vanmorgen al: dit is uw test, mevrouw Reding. Het is de lakmoesproef van het Verdrag van Lissabon, de lakmoesproef van uw nut en belang. Zult u in staat zijn om in deze situatie aan te tonen dat het handvest van de grondrechten geen dode letter is? U bent aan zet, het is uw verantwoordelijkheid, en u moet het nu zeggen.

(Applaus van links)

 
  
MPphoto
 

  Timothy Kirkhope, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, als voormalig Brits minister van immigratie ben ik, evenals mijn fractie, een oprecht voorstander van gelijke rechten en gelijke kansen voor iedereen. Ik ben het eens met de voorzitter van mijn fractie, Michał Kamiński, die vanochtend zei dat dit continent het spook van het nationalisme uit het verleden nooit meer tot leven mag wekken, dat de EU een zone van vrijheid is en dat tolerantie haar grootste verdienste is. Daar moeten we trots op zijn maar we moeten onszelf nooit wijs maken dat er geen grote problemen meer zijn.

Deze kwestie vergt ongetwijfeld debat, beraadslagingen en actie met betrekking tot de manier waarop we minderheden behandelen en de manier waarop we de Roma-bevolking beter kunnen laten integreren, en proportionaliteit tussen de rechten en de bevoegdheden van nationale regeringen en de EU. Maar ik ben ook van mening dat onze Unie gestoeld is op de rechtsstaat.

Het is het recht van een Parlementslid om gerechtvaardigde punten van zorg in dit debat aan de orde te stellen, maar ik vraag wel of we willen wachten tot de Commissie, als hoedster van de Verdragen, daadwerkelijk een formeel besluit over deze kwestie heeft genomen. Dan kunnen we een weloverwogen oordeel vellen op basis van alle feiten en beslissen hoe we de integratie van de Roma-bevolking binnen Europa kunnen verbeteren, in plaats van een medelidstaat bij voorbaat al te veroordelen.

 
  
MPphoto
 

  Cornelia Ernst, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het zogenaamd vrijwillige vertrek van de Roma uit Frankrijk is een vlammend signaal van de deportatie, en wel van de grootste en oudste minderheid in Europa. Dat is koren op de molen van de rechtse en extreemrechtse krachten. Daartegen moeten we ons verzetten, ook hier in het Europees Parlement.

Daarom eist de GUE/NGL dat deze uitzettingen worden stopgezet. Ik had gehoopt dat ook mevrouw Reding zou eisen dat deze uitzettingen voorlopig worden stopgezet, en dat we dan verder zien. De regering-Sarkozy schendt het recht van de EU, omdat ze uit lidstaten van de EU afkomstige Roma als groep en zonder aanzien des persoons deporteert, omdat ze afwijkt van het principe van het vrij verkeer van personen, omdat ze indruist tegen het Handvest van de grondrechten, in verband met de gelijke behandeling.

Er moet nu eindelijk iets gebeuren, ik zeg het in alle duidelijkheid. We hebben al talloze keren over dit probleem gesproken, en nu moeten we eindelijk maatregelen nemen, nu moeten we spijkers met koppen slaan.

De Roma zijn hier in Europa thuis! Ze zijn een deel van de Europese gemeenschap, en dat moet ook zo blijven. Dat moeten wij garanderen. Daarom hebben we ook kritiek op het feit dat landen als Duitsland, Oostenrijk, Zweden, Italië, België en bepaalde landen op de Westelijke Balkan Roma het land uit zetten. We moeten een strategie voor heel Europa ontwikkelen, en wel voor alle Roma, niet slechts voor sommige. Daar moeten we voor strijden.

Tot slot wil ik erop wijzen dat de manier waarop we omgaan met de Roma-minderheid de toetssteen zal zijn voor de Europese idee van solidariteit en zelfbestemming!

 
  
MPphoto
 

  Mario Borghezio, namens de EFD-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb kritiek gehoord op de Franse regering, die eerder ook op de Italiaanse regering werd geleverd, en ik heb ook zeer zware kritiek op de Commissie gehoord. In werkelijkheid zijn deze beschuldigingen volledig vals.

Ik heb niemand gehoord over de statistieken die zijn aangedragen door de Franse politieautoriteiten en die aantonen dat in de 18 maanden na het massale vertrek van de Roma uit Bulgarije en Roemenië, het aantal diefstallen met 250 procent is gestegen. Wat dat betreft moeten we Roemenië en Bulgarije misschien dwingen een aantal vragen te beantwoorden, nadat zij op zeer lichtzinnige wijze toestemming kregen om tot de Europese Unie toe te treden zonder dat dit probleem eerst werd opgelost.

We moeten ook duidelijke taal spreken tegen deze personen, die naar ons toekomen als gasten uit andere landen. We moeten hen duidelijk maken dat ze de burgers van hun gastland moeten respecteren, en niet zonder toestemming hun huizen mogen binnendringen en dingen doen die niet gepast zijn voor een gast. Ze moeten worden gerespecteerd en beschermd – aldus degenen die het hebben over hoogstaande principes – maar we moeten ook rekening houden met de slachtoffers van hun misdrijven: de andere, eerlijke burgers van de Europese Unie die, misschien met een goede reden, niet altijd zin hebben in Roma als buren.

Dit zijn de ongemakkelijke feiten die de meerderheid van de burgers en het volk denkt en die bepaalde wereldverbeteraars niet durven toe te geven, want de waarheid is dat er soms politieke moed voor nodig is om te zeggen...

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken).

 
  
MPphoto
 

  Bruno Gollnisch (NI). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik neem het niet op voor de Franse regering. De heren Sarkozy en Hortefeux zijn lid geweest van het Europees Parlement. Zij hadden moeten weten dat de verdragen waarvan zij voorstander waren, te weten het Verdrag van Maastricht, het Verdrag van Amsterdam, het ratificatieverdrag, het Verdrag van Lissabon, waarvan Sarkozy zich hoogmoedig beschouwt als één van de belangrijkste opstellers, onze grenzen daadwerkelijk zouden openstellen voor allen die zich er wensten te vestigen.

Desondanks ben ik verbaasd en verbijsterd over het gebrek aan juridische kennis van onze collega’s, die zijn vergeten dat burgers uit de Europese Unie uit Midden- en Oost-Europa nog niet het definitieve recht hebben om zich op ons grondgebied te vestigen. Dat recht verkrijgen zij pas in 2013.

Verder wordt er gesproken over onderdrukte minderheid, maar denkt u nou werkelijk, geachte collega’s, dat als de Roma zich al zes eeuwen lang niet hebben weten te integreren in de landen in Midden- en Oost-Europa, waar zij woonachtig zijn, dit eenvoudigweg komt doordat de Roemenen, de Bulgaren en de Hongaren zo boosaardig zijn en doordat de Slowaken, de Tsjechen, de Slovenen en de Serviërs hen vervolgen?

Uw verlangen om zuiver van geest te zijn is in werkelijkheid een andere vorm van racisme, een racisme dat feitelijk van toepassing is op de autochtone bevolking, die zoals in mijn land het geval is, en dat spijt me ten zeerste, niet willen dat 12 miljoen Roma zich er komen vestigen en de enige oplossing is om uit dat Europa te stappen, zoals u hebt aangegeven.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Manfred Weber (PPE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het is geen toeval dat wij als Europese Volkspartij eerst het woord hebben laten voeren door mevrouw Járóka, de enige vertegenwoordiger van de Roma-minderheid in dit Parlement. We hebben dat gedaan omdat de Europese Volkspartij vandaag graag echt over de problemen van de mensen zou willen spreken. We willen geen politieke show, met of zonder Sarkozy, we willen de problemen bespreken die we hebben met de Roma-minderheid, we willen bespreken hoe we deze mensen kunnen helpen.

Ook onze resolutie is daarop gebaseerd, mijnheer Swoboda. U hebt gezegd dat het schandalig is dat de Commissie tot deze conclusie komt. Het is wel duidelijk dat u dat het alleen maar schandalig vindt omdat de Commissie niet meedoet met de politieke show die u wilt opvoeren. De Commissie heeft een serieus commentaar op de situatie geleverd. Meer wil ik daarover niet zeggen.

Ten tweede: over het vrij verkeer is alles al gezegd. We hebben in de Europese Unie heldere spelregels. Het vrij verkeer is niet grenzeloos, het kan in individuele gevallen worden beperkt, en dat gebeurt ook in Frankrijk.

Het derde punt is eigenlijk het belangrijkste. Dit politieke debat gaat over de vraag hoe we in Europa de minderheden in de samenleving kunnen integreren. We beschouwen onszelf allemaal als open en tolerant. We zijn het er ook nog wel over eens dat ongeveer negentig procent van de burgers deel willen nemen aan de samenleving, een rol willen spelen, de integratie serieus nemen. We zijn het echter niet eens over wat we moeten doen met migranten – van welke couleur dan ook - die juist niet ingaan op wat de meerderheid, de samenleving, hen aanbiedt, die niet meedoen, die zich niet aan de spelregels houden.

De linkse collega’s in dit Parlement zeggen keer op keer dat we ze iets aan moeten bieden. Wij van de EVP zeggen dat de migranten dat aanbod ook aan moeten nemen. Wanneer we dat er niet in alle duidelijkheid bij zeggen, wanneer de staat dit niet eist, dan zijn de burgers ook niet meer bereid om deze mensen te integreren. Wie de staat niet het recht geeft om met harde hand op te treden, is een handlanger van de rechtse krachten in dit Parlement. Ook dat mag gezegd worden!

(Applaus)

(Spreker verklaart zich bereid een “blauwe kaart”-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden)

 
  
MPphoto
 

  Rui Tavares (GUE/NGL). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank mijn collega Manfred Weber voor het feit dat hij deze vraag wil beantwoorden.

U zei dat de vrijheid van verkeer in Europa niet onbeperkt is maar dat deze op individuele basis kan worden beperkt en juridisch gezien hebt u daar gelijk in.

Wat voor bewijs hebt u dat dit soort deportatie op individuele basis plaatsvindt en waarom weerspreekt u de informatie waarover wij beschikken, zowel van de pers als van de ngo’s die deze kwestie hebben gevolgd, namelijk dat het voornaamste criterium voor deportatie, het enige criterium zelfs, een criterium van etnische aard is?

 
  
MPphoto
 

  Manfred Weber (PPE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de collega willen bedanken voor deze vraag, die ik heel makkelijk kan beantwoorden. Of de hand wordt gehouden aan het recht, wordt in Europa niet beslist door politici, en ook niet door journalisten. In de Europese Unie wordt dat door de rechtbank beslist. In de Europese Unie – ook in Frankrijk – kunnen Roma die dit overkomt, individueel naar de rechtbank stappen, en hun rechten doen gelden. Dat is ook al gebeurd.

De commissaris heeft erop gewezen dat ook de Franse rechters het Europese recht als grondslag nemen voor hun oordeel. Ik herhaal: of en hoe het recht in de Europese Unie wordt toegepast wordt niet beslist door journalisten, maar door rechters. Ook de Commissie heeft duidelijk gemaakt dat dit in Frankrijk blijkbaar net zo werkt als in de andere lidstaten van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 

  Ioan Enciu (S&D).(RO) Op 24 juni van dit jaar hebt u in een antwoord op een parlementaire vraag bevestigd dat in het verslag van het Europees Bureau voor de grondrechten een treurig beeld van de twaalf miljoen Roma in de Europese Unie wordt geschetst.

Als de Commissie zich niet in krachtige bewoordingen uitspreekt tegen de crisis die is ontstaan als gevolg van de etnische uitzettingen door de Franse autoriteiten, is de kans groot dat het kaderbesluit betreffende de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat blijft steken in goede bedoelingen. Hetzelfde geldt voor het actieplan van het Stockholmprogramma, dat u in uw toespraak hebt genoemd.

Na hun bewering dat het aantal misdrijven dat door personen uit etnische minderheden wordt gepleegd weer zou zijn gestegen en honderdduizenden Roma de openbare orde in West-Europese steden in gevaar zouden brengen, zijn de Franse autoriteiten met geen enkel ander argument gekomen dan dat ze enkele honderden burgers uit de erbarmelijke omstandigheden in geïmproviseerde kampen hebben verwijderd en hebben overgehaald om vrijwillig naar hun landen van herkomst terug te keren in ruil voor een geldbedrag.

We moeten accepteren dat er naast de Roma in Frankrijk enkele honderdduizenden Roma in Roemenië leven, die worden genegeerd door hun eigen regering, maar die niet kunnen worden genegeerd door een strategie die erop is gericht om ze te integreren en om hun situatie in een verenigd Europa te verbeteren.

Beide situaties moeten worden aangepakt met een specifieke, onderling afgestemde aanpak. De vraag is niet of de Roma alleen bij Roemenië horen of bij de hele Europese Unie, maar hoe de integratiemaatregelen op Europees niveau kunnen worden gekoppeld aan de maatregelen die zijn bedoeld om hun situatie op nationaal niveau te verbeteren. De Commissie moet van woorden, strategieën en feiten overstappen op…

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 

  Sophia in 't Veld (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, we kennen in Europa een interne markt en die is een groot succes. Een van de voornaamste redenen daarvoor is dat de Commissie zeer streng is bij de handhaving van de marktregels. Ik zou echter willen dat de Commissie even streng is als het gaat om handhaving van fundamentele rechten in Europa.

(Applaus)

Daarom, commissaris, heeft mijn fractie er zo op aangedrongen dat er een speciale Europese commissaris voor fundamentele rechten komt. Dat bent u. En we verwachten van u dat u er staat, niet voor de Europese regeringen, maar voor de Europese burgers. Als het u niet bevalt wat u in Europa ziet gebeuren, moet u daar niet uw ogen voor sluiten, maar handelen.

We willen geen woorden van u in dit Parlement. Niet van de heer Barroso en niet van u. Dit debat was niet nodig geweest als we er zeker van hadden kunnen zijn dat de Europese Commissie de regels zou handhaven – niet alleen de regels inzake immigratie en vrij verkeer maar ook fundamentele rechten – want alleen op die manier kunnen we ervoor zorgen dat de Europese Unie een gemeenschap van waarden wordt die net zo succesvol is als de interne markt.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Franziska Keller (Verts/ALE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is heel goed en heel belangrijk dat we het hebben over de integratie van de Roma en ik vraag me af hoe het kan dat de Commissie nu pas heeft opgemerkt dat er geld verkeerd besteed is. Het is ook belangrijk dat we het hebben over de vraag hoe we de realiteiten in de lidstaten kunnen bijstellen zodat ze aansluiten bij de behoeften van de Roma, maar ik denk dat het hier vandaag niet om draait. Vandaag hebben we het over de massale deportaties van Roma die Frankrijk heeft uitgevoerd; zelfs het ontbreken van integratie kan massadeportatie niet rechtvaardigen.

Het is overduidelijk dat de Roma in Frankrijk niet op individuele basis worden uitgezet – en ik vraag me af waarom u dat niet wil zien. Het is heel griezelig dat de Commissie, de hoedster van de Verdragen, dit niet hardop durft te zeggen, de Verdragen en het Handvest van Fundamentele Rechten niet durft te beschermen. Collectieve straf mogen we niet toestaan. Ik verzoek u om een duidelijk standpunt in te nemen en de discriminatie van de Roma in Frankrijk en ook in andere lidstaten niet te negeren, want dit is een schande voor de Europese Unie.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Derk Jan Eppink (ECR). - Voorzitter, toen ik als correspondent in Oost-Europa werkte, zag ik de problematiek van de Roma's. Het was een gigantisch sociaal probleem, waarvoor de toenmalige socialistische regimes geen oplossing wisten. Nu wordt Europa ermee geconfronteerd. Het is te makkelijk de toestand van Roma's alleen maar te bekijken door het prisma van racisme of vreemdelingenhaat, zoals de linkerzijde nu doet. Mensen die in groepen met woonwagens door Europa trekken, zonder reguliere inkomsten, veroorzaken op den duur overlast. Dat is onvermijdelijk, want waar moeten die mensen van leven? Er is vrij verkeer van personen in Europa en dat is een groot goed. Maar wie een beroep op dat recht doet, heeft ook plichten en daar spreekt het Parlement te weinig over. De eerste plicht is geen overlast bezorgen. Roma-vrouwen worden door mannen op straat gezet om te bedelen. Hoe zit het met de vrouwenrechten in de Roma-gemeenschap? Ik zie kinderen bedelen. Zij moeten echter naar school en hoe zit het met de leerplicht? Als er criminaliteit is, zijn gewone burgers daar het slachtoffer van. Politieke leiders ter linkerzijde zijn meestal geen slachtoffer; zij wonen in ivoren torens. Om de problemen te doorgronden, roep ik hen op: wees gastvrij en neem een Roma-familie op in uw huis.

 
  
MPphoto
 

  Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, over de Roma bestaan veel vooroordelen. Er is al veel over gezegd. Ik deel de verontwaardiging van een aantal van mijn collega’s, maar ik wil slechts enige achtergrondinformatie geven om duidelijk te maken wat de feiten zijn.

Allereerst was er geen enkele Roma betrokken bij de gebeurtenissen afgelopen zomer in Frankrijk waardoor de discussie is aangewakkerd over veiligheid die was doorspekt met vreemdelingenhaat. Dat was slechts een afleidingstruc. Er worden geen personen naar hun land teruggestuurd die een overtreding of misdaad hebben begaan of daarvan worden verdacht. Geen van de uitgezette personen heeft een strafblad. Hier is een etnische groep als zondebok aangewezen.

Hoe vinden deze uitzettingen plaats? Er wordt systematisch gekozen voor het leeghalen van tijdelijke kampen. Meestal komt de politie ’s morgens vroeg de identiteit van de personen vaststellen. Vervolgens worden aan de lopende band uitzettingsverordeningen opgesteld, die stuk voor stuk zijn gebaseerd op hetzelfde model. Gevallen worden dus niet individueel behandeld. Daarna worden de kampen met de grond gelijk gemaakt en de geëvacueerden mogen niet eens hun persoonlijke bezittingen komen ophalen. Dit is door meerdere personen verteld.

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 

  Gerard Batten (EFD). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, Frankrijk heeft besloten dat het geen grote aantallen onuitgenodigde Roma op de stoep wil, maar deze mensen zijn uitgenodigd. Het hele probleem is een rechtstreeks gevolg van richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht op vrij verkeer voor EU-burgers.

Iedere EU-burger heeft het recht om in een andere EU-lidstaat te gaan wonen. Net als heel veel andere EU-wetgeving is dit in de praktijk dwaasheid gebleken. Er komen niet alleen hoog opgeleide mensen met een goede arbeidsethiek uit andere lidstaten. Dit betekent dat we onszelf niet kunnen beschermen tegen de komst van sociaal onwenselijke en criminele elementen.

Franse regeringen zijn altijd enthousiast geweest over de Europese Unie. Nu leren ze door bittere ervaring dat een EU zonder Roma niet mogelijk is. De Fransen willen nu net als de Italianen “arrivederci Roma” zeggen. Welnu, dat gaat niet. Dan kun je je beter aansluiten bij de UK Independence Party en de Europese Unie gedag zeggen.

 
  
MPphoto
 

  Corneliu Vadim Tudor (NI).(RO) Als de landen van Europa een gemeenschappelijke noemer hebben, is het niet de munt, de economie of zelfs de beschaving; hun gemeenschappelijke noemer, dat zijn de zigeuners.

Als historicus en socioloog ga ik het woord ‘zigeuner’ gebruiken, dat geen enkele negatieve of neerbuigende ondertoon heeft, vooral omdat de term ‘Roma’ kunstmatig en geforceerd is. Johann Strauss heeft 125 jaar geleden tenslotte de operette ‘De zigeunerbaron’ gecomponeerd, en niet de ‘De Roma-baron’.

Het is ongelukkig dat er nog steeds geen onderscheid wordt gemaakt tussen Roma en Roemeniërs. Ik heb gemerkt dat als het om zigeuners gaat, raciale vooroordelen, foute stereotypen en onware verhalen overal ter wereld nog altijd opgeld doen. Er zijn mensen die ze Roma noemen en haten, terwijl ik ze zigeuners noem en van ze houd.

Noch de zigeuners, noch mijn land Roemenië hebben schuld aan wat er op dit moment gebeurt. De grootste immigratiegolf van zigeuners naar Europa vond plaats in 1241, in de tijd van de grote invasie van de Mongoolse horden. Ze werden naar Europa gehaald als geschoolde ambachtslieden die in hulptroepen dienden.

Dat er na zo lange tijd meer zigeuners in Roemenië zijn dan in de rest van Europa komt door de achtereenvolgende golven van uitzettingen en vervolgingen die vijfhonderd jaar geleden plaatsvonden in de meeste landen van het ‘oude continent’. Roemenië wordt nu aan de schandpaal genageld omdat het te tolerant en gastvrij is geweest.

De grootschalige uitzetting van zigeuners is geen oplossing. Het is natuurlijk geen prettige ervaring wanneer je comfortabele leventje wordt verstoord, maar wanneer er misdrijven worden gepleegd, moet de wet per individueel geval worden gehandhaafd en mag niet worden gegrepen naar collectieve sancties.

Waarom stuurt de regering in Parijs ze niet rechtstreeks naar India, hun land van oorsprong?

 
  
MPphoto
 

  Simon Busuttil (PPE). (MT) De vreselijke situatie waarin een groot deel van de Roma-gemeenschap zich bevindt, is ongetwijfeld beschamend voor Europa. Veel van deze mensen leven in een armoedeval en moeten daar zo spoedig mogelijk uit worden geholpen. Als er echter iets is wat beschamender is dan dit, dan zijn het de politieke manipulatie en het opportunisme die worden gebruikt door degenen die deze kwestie in een schaamteloos politiek spel veranderen. Ik vind dat ook schandalig en beschamend voor Europa, want dit soort politieke manipulatie vertekent de hele kwestie. Het echte probleem betreft de situatie van de Roma-gemeenschap en hoe we hen daaruit moeten helpen. Daarom zet de Europese Volkspartij zich in om ervoor te zorgen dat er een effectieve strategie wordt ontwikkeld om deze mensen te helpen; een die de instellingen en de lidstaten samenbrengt en waarbij de Roma rechtstreeks betrokken zijn. We moeten ook denken aan de wet inzake vrijheid van verkeer. Deze wet kent rechten en plichten toe en die moeten allebei volledig worden toegepast. Dat betekent dat iemand die de wet overtreedt mag worden uitgezet. Als wij, vooral degenen van de centrumpartijen, deze wet niet toepassen binnen de grenzen van de mensenrechten, dan zullen de mensen, onze kiezers, voor extremistische en populistische partijen stemmen en die vragen de wet toe te passen.

 
  
MPphoto
 

  Sylvie Guillaume (S&D). - (FR) Dames en heren, ik veroordeel de handelswijze van de Franse regering volledig. Zij heeft de situatie van de Roma aangegrepen om hen als zondebok aan te wijzen, zoals andere regeringen in de Europese Unie al eerder hadden gedaan en nog blijven doen.

Bevelen om het grondgebied te verlaten, invallen in de kampen bij het ochtendgloren, scheiding van gezinnen, bedreigingen, vernietiging van de weinige bezittingen, uitzettingen, zo heeft de Franse regering de Roma afgelopen zomer ingezet als verantwoordelijken van de onveiligheid en getracht te verhullen dat zij zelf grote moeite heeft om de sociaaleconomische problemen in het land het hoofd te bieden.

Deze woorden en deze aanpak kunnen niet door de beugel. Maar nu moeten zij dienen als drijvende kracht voor een vastberaden reactie van al diegenen die van oordeel zijn dat het naleven van rechten niet slechts een verklaring is, maar een onaantastbare realiteit die dwingt tot maatregelen.

Als de Commissie er dan ook van overtuigd is dat zij de verantwoordelijkheid heeft om recht te spreken, moet zij onverwijld en onmiskenbaar aangeven of de Franse regering de Europese wetgeving of de grondrechten al dan niet heeft geschonden. Ik heb hierover zelf wel een idee.

De Europese Commissie moet toezien op de tenuitvoerlegging van het plan voor integratie van de Roma in al zijn dimensies, waarbij een geïntegreerde aanpak centraal staat die onder meer onderwijs, werkgelegenheid, maatschappelijke bijstand en gezondheidszorg behelst. Zij moet er absoluut voor zorgen dat alle beleidsmaatregelen op elkaar worden afgestemd. De bestrijding van discriminatie is een van onze gemeenschappelijke doelstellingen en de Commissie moet in dit verband een sterke politieke wil aan de dag leggen. Deze uitdaging sluit precies aan bij het jaar 2010, dat is uitgeroepen tot Europees jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Daar wil ik iedereen aan herinneren.

 
  
MPphoto
 

  Sarah Ludford (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, vicevoorzitter Reding heeft me er welzeker van overtuigd dat ze deze vraag serieus neemt en dat ze er met haar collega’s hard aan werkt.

Maar net als anderen popel ik van ongeduld om te horen hoe de Commissie oordeelt over de vraag of Frankrijk nu wel of niet in strijd met de EU-wetgeving heeft gehandeld. Ik hoop dat we dat spoedig te horen krijgen, en ook of de Commissie van plan is tegen Frankrijk – en iedere andere lidstaat die dat verdient – een inbreukprocedure in gang te zetten wegens inbreuk op de richtlijn vrij verkeer.

Zoals anderen ook al hebben gezegd, aanvaard ik dat er op grond van de richtlijn vrij verkeer, en ook op grond van de – betreurenswaardige – overgangsregeling voor de toetreding, beperkingen gelden inzake verblijfsrechten, maar we willen precies van de Commissie weten of deze zijn geschonden.

Eén aspect dat elders nog niet is genoemd – en dat is een zeer gevoelige kwestie, die de Franse regering in staat stelt om de beschuldiging van etnische discriminatie te omzeilen – is dat Frankrijk geen etnische gegevens verzamelt. Toen minister Lalouche tijdens een vergadering waarbij ik aanwezig was, zei dat een op de vier jongeren die in Frankrijk worden gearresteerd, van Roemeense afkomst was, omzeilde hij de uitspraak dat het om Roma ging.

(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken).

 
  
MPphoto
 

  Catherine Grèze (Verts/ALE). - (FR) Ja, nu is het tijdperk van uitzettingen ook aangebroken voor Frankrijk. Op massale wijze worden mensen het land uitgezet omdat zij tot een bepaalde etnische groep behoren, wat volledig indruist tegen het Europese recht. In het tijdperk van sociaal-sarkozisme ligt er slechts één vraag op de lippen van mijn medeburgers in Frankrijk: “Vandaag zijn het de Roma. Wie is er morgen aan de beurt?” Als we Europees denken, zoals de heer Barroso vanochtend stelde, is het nu tijd om te laten zien dat onze Europese gedachte verder reikt dan alleen de economie.

Morgen moet Europa zijn verleden onder ogen zien en de zigeunergenocide erkennen. Wanneer ik naar een aantal extreemrechtse collega’s luister, loopt er een rilling over mijn rug. Als we willen dat onze minderheden worden gerespecteerd, dat onze waarden worden gerespecteerd, dat het handvest van de grondrechten in het Verdrag van Lissabon wordt gerespecteerd, hoeft u maar één ding te doen: Frankrijk veroordelen.

 
  
MPphoto
 

  Dimitar Stoyanov (NI).(BG) Het probleem van de Roma is enorm in Bulgarije. De honderdduizenden Roma die in Bulgarije leven worden opzettelijk door de zigeunerbaronnen in armoede gehouden. Deze baronnen krijgen de kans om leider te worden van enorme bendes van georganiseerde misdaad, met alle ellende voor andere Roma als gevolg. Elke Bulgaarse burger die het slachtoffer wordt van misdaad van de Roma lijdt hieronder.

Voor de toetreding van Bulgarije tot de EU werd er veel kritiek geuit op de geringe integratiemogelijkheden in ons land door de zwakke economie. Maar wat zien we vandaag? Het machtige Frankrijk, een van de oprichtingslanden en een leidende economie in de EU, is niet in staat om te zorgen voor de integratie van een paar honderd Roma, om maar niet te spreken van de arme economie van Bulgarije, waar honderdduizenden Roma leven. De acties van de Franse regering komen niemand ten goede, zeker niet de Europese Unie. De uitzettingen duiden erop dat er met twee maten wordt gemeten, niet alleen bij Roma, maar bij alle Bulgaarse burgers, wat voor diepe teleurstellingen zorgt. De Bulgaren en de Nationale Aanvalsunie als conservatieve partij verwachten dat er solidariteit wordt getoond bij het oplossen van deze problemen. Het pan-Europese actieplan dat is aangekondigd door de heer Barroso is van essentieel belang, omdat het al een pan-Europees probleem is.

Dank u.

 
  
MPphoto
 

  Monica Luisa Macovei (PPE).(RO) Discriminatie en collectieve uitzettingen zijn verboden. Dat is de wet en die steunen we allemaal, ongeacht tot welke fractie we behoren. De Commissie moet onmiddellijk met een duidelijk en openbaar overzicht van elk geval komen en aangeven wie verantwoordelijk is en welke maatregelen moeten worden genomen.

Elke algemene associatie tussen de Roma als etnische groep en criminaliteit leidt tot racisme en discriminatie. Criminele aansprakelijkheid is individueel en wordt bevestigd op basis van bewijs en procedures.

Ik wil echter wijzen op de verantwoordelijkheid die wij allemaal, inclusief de Roemeense autoriteiten en politici van alle politieke partijen, hebben voor wat we in de afgelopen twintig jaar hebben gedaan en niet hebben gedaan voor deze etnische minderheid. Overigens, voor degenen die dat niet weten, ben ik een Roemeense burger.

We moeten nu onze krachten bundelen, als lidstaten en als Europese instellingen, en uitvoering geven aan de strategie voor de Roma, ongeacht waar ze verblijven.

 
  
MPphoto
 

  Claude Moraes (S&D). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, wat voor dit Parlement essentieel is, zijn de kernpunten armoede en sociale uitsluiting van de Roma en we zullen onze verantwoordelijkheden serieus nemen. Maar niemand twijfelt eraan dat we hier vandaag in het Parlement bijeen zijn en dat de commissarissen en de Raad hier aanwezig zijn om erachter te komen wat de Commissie, de hoedster van de Verdragen, vindt van de Franse collectieve actie – zoals mevrouw Reding het noemde – tegen de Roma.

Als ze uitstel wil en ons in een later stadium op de hoogte wil stellen, prima. Maar we zijn hier niet alleen om te vernemen of u uw besluit ten uitvoer gaat leggen, commissaris, maar ook om te horen wat dat besluit dan is. Als u met een zwakke en verwarde reactie komt op de vraag of er sprake is geweest van een collectieve straf – om het in uw woorden te zeggen – of dat er per geval geoordeeld is, wat op grond van de EU-richtlijn vrij verkeer verplicht is, dan komen we niet verder. We verwachten een antwoord van u.

Als we dat antwoord hebben, dan kunnen we daar ook uit opmaken of andere landen de collectieve straf van een etnische minderheid, een van de grootste in de Europese Unie, wel of niet als precedent mogen gebruiken. Dit is vandaag een essentiële factor voor ons en ik vraag u om specifieker te zijn, om als hoedster van de Verdragen op te treden. Alleen dan kunnen we verder en ons buigen over de Roma-strategie die iedereen in dit Parlement kennelijk wil en die een oplossing moet bieden van de kernproblemen die leiden tot de export van kwesties rond armoede en sociale uitsluiting naar de hele EU.

Maar vandaag hebben we het over uitzettingen. We zijn van mening dat ze onwettig zijn en we vinden uw reactie zwak en verward. Wees specifieker. Wees een hoedster van de Verdragen.

 
  
MPphoto
 

  Marielle De Sarnez (ALDE). - (FR) Ik denk dat deze discussie op twee voorwaarden zinvol kan zijn: als de levensomstandigheden van een bevolkingsgroep, 10 miljoen Roma, die vandaag de dag in extreem precaire omstandigheden leven, er beter van worden, en als iedereen naar aanleiding ervan zijn verantwoordelijkheden kan nemen. Ik ben van oordeel dat iedereen de hand in eigen boezem moet steken, te beginnen met de landen van herkomst, waar een doeltreffender integratiebeleid moet worden gevoerd, want de Roma worden daar te vaak aan hun lot overgelaten en gemarginaliseerd. Daarin moet verandering komen. Dit geldt ook voor de opvanglanden, want de politiek verantwoordelijken, bijvoorbeeld in Italië en nu in mijn eigen land Frankrijk, hebben te vaak de indruk gewekt dat er naar een bepaalde groep werd gewezen, dat een hele gemeenschap werd gestigmatiseerd en tot zondebok werd aangewezen voor alle angsten. Dat is onaanvaardbaar. De Unie mag geen enkel discriminerend beleid tolereren. Tot slot heeft de Europese Unie deze kwestie op het moment van de uitbreiding evenmin weten in te schatten. De Roma zijn in hun dagelijkse bestaan niets opgeschoten met de miljarden die zijn uitgegeven. De verloren tijd moet worden ingehaald. Er moet een uitgebreid integratieplan worden op touw worden gezet waarbij de Commissie, de lidstaten en lokale overheden worden betrokken, die maar al te vaak de eindverantwoordelijkheid hebben voor de opvang van Roma in plaats van de staat. Ik dank u.

 
  
MPphoto
 

  Andrey Kovatchev (PPE).(BG) Allereerst wil ik mijn collega’s ertoe oproepen niet toe te geven aan de verleiding om het debat over het onderwerp ‘Situatie van de Roma in Europa’ te gebruiken voor politieke doelen op de korte termijn en om de aanval te openen op een bepaalde regering in Europa. Dit thema is niet geschikt voor confrontaties tussen partijen. Ik heb geen enkel concreet voorstel gehoord, alleen aanvallen van links. Een langetermijnstrategie, dat is wat we nodig hebben voor de integratie van deze minderheid. Ik verwacht uiteraard dat alle lidstaten de Europese wetgeving in acht nemen en garanderen het beginsel van vrij verkeer van de burgers van de EU volledig toe te passen door zich te houden aan de wettelijke regels en de administratieve vereisten van elke lidstaat. Dit omvat ook gelijke rechten en plichten – met een sterke nadruk op het woord ‘plichten’ – voor elke EU-burger afzonderlijk.

Er is een individuele aanpak nodig. We mogen geen algemene aanpak kiezen en toelaten dat hele bevolkingsgroepen worden bekritiseerd of gestigmatiseerd vanwege hun etnische afkomst of een ander kenmerk van een minderheid. De integratie van de Roma is niet een kwestie die slechts van belang is voor één enkele lidstaat op wiens grondgebied deze minderheid zich over de jaren heen heeft gevestigd. Het is een pan-Europees probleem waar we als zodanig een pan-Europese oplossing voor nodig hebben.

We hebben een strategie nodig die is opgesteld door de Europese instellingen en de EU-lidstaten, alsmede vertegenwoordigers van de Roma-gemeenschap en de burgermaatschappij. Om ervoor te zorgen dat deze strategie meer is dan een paar woorden op een stuk papier, moet zij echter succesvol in de praktijk worden gebracht, en daarvoor hebben we de wil van beide zijden nodig: van de minderheid en de meerderheid. We moeten ons verenigen op basis van onze gemeenschappelijke waarden van tolerantie, vrijheid, veiligheid en solidariteit, zodat we een evenwichtig antwoord kunnen vinden op deze enorme uitdaging waar dit continent voor staat.

Tot slot wil ik niet dat er direct of indirect een verband met Schengen wordt gelegd...

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 

  Kinga Göncz (S&D). (HU) De uitzetting van Roma uit Frankrijk werpt vragen op over grondrechten en fundamentele waarden. Hierover is vandaag veel gesproken. Politiek gezien is het misschien nog wel belangrijker dat een kwetsbare en bijzonder arme etnische groepering is gestigmatiseerd en gecriminaliseerd, waardoor het recht op non-discriminatie wordt geschonden, maar ook gevaarlijke tendensen kunnen worden aangewakkerd. President Sarkozy heeft al aanhangers gevonden. In Hongarije heeft de extreemrechtse partij Jobbik het al over intrekking van het staatsburgerschap van Hongaarse Roma en de opsluiting van Roma in kampen. De afgevaardigde van Jobbik in het Europees Parlement spreekt over wijken ter bescherming van de openbare orde en over gedwongen integratie.

De Commissie heeft in de zomer langzame, onzekere en ineffectieve stappen gezet. Ik heb daar een paar vragen over. Wat wenst de Commissie te doen tegen de verspreiding van haatdragende taal en de toenemende uitsluiting op etnische gronden, waardoor Europa steeds verder wordt vergiftigd? Wanneer komt er een omvattende Europese strategie ten aanzien van de Roma, waarmee wordt verhinderd dat de landen het probleem op elkaar afschuiven? En wat wil de Commissie doen om de besteding van Europese middelen te monitoren en dus te onderzoeken of de situatie van de Roma hiermee wel effectief wordt verbeterd?

 
  
MPphoto
 

  Luigi de Magistris (ALDE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik vind de beslissing van president Sarkozy zeer ernstig. In een poging binnenlandse politieke problemen te verhullen – zoals eerder al in Italië is gebeurd – probeert hij wederom steun terug te winnen door vreemdelingen en immigranten te criminaliseren, waarbij hij inspeelt op de angst van burgers over de sociale veiligheid.

Voordat Europa het Europa van markten wordt, moet Europa het Europa van rechten, het Europa van solidariteit en het Europa van integratie zijn. Daarom werd de verklaring van president Sarkozy direct gevolgd door de ingrijpende verklaring van de Italiaanse minister van Binnenlandse Zaken, die de methode van Sarkozy wil overnemen en ook wil toepassen op EU-burgers door degenen die geen inkomen en geen dak boven hun hoofd hebben, uit te zetten.

Dus in plaats van integratiebeleid te bevorderen, waarmee maatschappelijke ongelijkheid wordt teruggedrongen en wordt gestreefd naar het verenigen van mensen, probeert men wederom mensen te criminaliseren. Dat is een ernstige zaak, omdat immigranten en vreemdelingen, die worden gezien als randfiguren van de maatschappij, nuttig zijn als men ze nodig heeft, bijvoorbeeld als zwartwerkers, oftewel als er wel taken voor hen zijn, maar geen rechten. Als een vreemdeling, een Roma of een immigrant een strafbaar feit pleegt, wordt hij gestraft, maar dat mag geen voorwendsel zijn waarmee ingrijpende uitzettingen worden goedgepraat.

De Commissie moet iets doen, als zij een Europa van solidariteit, gelijkheid en vrijheid wenst.

 
  
MPphoto
 

  Mario Mauro (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, zoals ik vanochtend al zei tijdens een ander debat, zou ik graag willen dat we elkaar helpen om onze uitspraken serieus te nemen.

Als het waar is dat de Franse regering zich antidemocratisch gedraagt – zoals onze socialistische en liberale collega’s beweren – en als het waar is dat de Commissie zwak is of zelfs medeplichtig aan dit gedrag – zoals mijn collega, de heer Swoboda zei –, waarom werd de heer Swoboda dan gesteund door de leden van de Commissie uit de socialistische en de liberale hoek? En waarom stappen deze commissarissen dan niet op, zodat de Commissie en de regeringen met hun verantwoordelijkheden worden geconfronteerd?

Maar als het allemaal propaganda is, dan is het propaganda die wordt gevoerd om niet het hoofd te hoeven bieden aan de kern van het probleem, want de kern van het probleem en de belangrijkste strategie is dat alles draait om de mens. De Roma-burger is een mens, onze armen zijn mensen, want de problemen bij de integratie concentreren zich in de buitenwijken en drukken zwaar op de armste bevolkingsgroepen; al deze mensen hebben behoefte aan strikte regels.

Wat moeten wij eisen, wat heeft de Franse regering geëist? Dat de richtlijnen van de Europese Unie, die wij in dit Parlement hebben goedgekeurd, worden toegepast en dat er strikte regels worden gesteld zodat er voor onze burgers een mooie toekomst in het verschiet ligt.

 
  
MPphoto
 

  Rita Borsellino (S&D). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Chastel, commissaris, dames en heren, het besluit van de Franse regering om meer dan duizend Roma uit te zetten is een zeer ernstige zaak, vooral als we bedenken dat deze maatregel is genomen om propagandistische en populistische redenen, op een moment waarop de Franse regering er in de publieke opinie zeker niet goed voorstaat en dat is je reinste politieke manipulatie.

Met deze maatregel wordt in de eerste plaats het beginsel van Europees burgerschap geschonden. Volgens de bepalingen in Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer, mogen er wat dit beginsel betreft alleen restricties worden opgelegd in bijzondere gevallen en deze restricties moeten van geval tot geval worden bekeken. Ik denk niet dat dit is gebeurd.

Het is de taak van de Commissie om, als hoedster van de verdragen, snel in te grijpen en gedrag van lidstaten dat xenofoob is of indruist tegen de communautaire regelgeving, aandachtig onder de loep te nemen. Verder wil ik erop wijzen dat het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie bindend is geworden met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, en dit handvest verbiedt iedere discriminatie op grond van etnische afkomst of nationaliteit.

Het debat van vandaag biedt ons de mogelijkheid om te weten te komen wat de Commissie en de Raad van deze maatregelen vinden en wat zij ertegen gaan doen, niet in de laatste plaats omdat ik eerlijk gezegd vind dat de Commissie een beetje laat in actie is gekomen.

Ter afsluiting vraag ik de Commissie en de Raad hoe het staat met het actieplan ter ontwikkeling van een Europese strategie ten gunste van de Roma en hun integratie en op welke manier Frankrijk en de andere lidstaten gebruik maken van het geld van Europa dat bestemd is voor de integratie van etnische minderheden.

 
  
  

VOORZITTER: LÁSZLÓ TŐKÉS
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Jean-Pierre Audy (PPE). - (FR) Mevrouw de vicevoorzitter van de Commissie, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, ik ben verbijsterd over de hypocrisie van een aantal sprekers die ik zojuist heb gehoord en ik wil u zeggen dat Frankrijk het recht toepast. Wij hebben geen discriminerend beleid, wij erkennen overigens zelfs geen minderheden. De Republiek is één en ondeelbaar. Wij nemen individuele beslissingen onder toezicht van een rechter, en dat blijkt ook uit de besluiten. Mevrouw de commissaris, ik dank u dat u hierop hebt gewezen. Maar het Franse volk heeft voor veiligheid gekozen. Frankrijk is mild en edelmoedig voor personen die legaal in het land verblijven. We bestrijden personen die zich illegaal in Frankrijk ophouden en het Franse volk accepteert geen illegaliteit. Natuurlijk bestaat er vrij verkeer. Dit vrije verkeer is uiteraard van toepassing op voorwaarde dat burgers de openbare orde niet verstoren en dat zij na drie maanden over voldoende bestaansmiddelen beschikken. Maar vrijheid, titel II van het handvest van de grondrechten, en veiligheid zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er kan geen sprake zijn van vrijheid zonder orde, want vrijheid zonder orde is anarchie. In dergelijke situaties vragen alle politiek verantwoordelijken van lokale overheden overigens om politieoptreden. We moeten nu een groot Europees integratieplan opstellen. President Băsescu wil dit ook, ter bestrijding van maffioze organisaties en mensensmokkel. We moeten een oplossing vinden voor onderwijsproblemen, zorgen voor betere toegang tot gezondheidszorg, de politieke vertegenwoordiging van Roma waarborgen, en wij reiken een hand uit voor een gemeenschappelijke resolutie. Het zou jammer zijn als er geen gemeenschappelijke resolutie zou zijn ter veroordeling van Frankrijk. We missen een politiek moment en ik hoop dat we donderdag tot deze gemeenschappelijke resolutie kunnen komen.

 
  
MPphoto
 

  Monika Flašíková Beňová (S&D). (SK) Minister, commissaris, heel hartelijk bedankt voor uw redevoeringen. Uit deze redevoeringen blijkt echter heel duidelijk dat u geen idee hebt wat er gebeurt in Roma-nederzettingen in de Europese Unie en in lidstaten van de EU.

Wat er in Frankrijk is gebeurd, is nog maar het topje van de ijsberg en het besluit dat de heer Sarkozy heeft genomen is niet het eerste besluit van die strekking door een Europees staatsman. Dergelijke besluiten zijn in andere landen ook al genomen. Ze zijn in Groot-Brittannië en in Italië genomen en ze zullen zeker in de toekomst nog vaker worden genomen. Het is overduidelijk dat de Commissie niet adequaat heeft gereageerd en niet wij als socialisten maken hier een politieke kwestie van, maar uw eigen fractie, die niet wil inzien dat zoiets onaanvaardbaar is in de Europese Unie.

Commissaris, als we de kwestie van de Roma echt willen oplossen, moeten we ophouden met het uitspreken van de lege woorden en zinnen die we hier nu al jaren uitwisselen. Het is nodig dat we een echt grondige analyse uitvoeren en deze situatie oplossen in samenwerking met de Roma en niet alleen met de intellectuelen binnen de Roma-gemeenschap, die vaak een heel ander idee hebben over hoe de Roma leven, maar rechtstreeks met vertegenwoordigers van de nederzettingen waarover ik het heb gehad.

 
  
MPphoto
 

  Sergio Paolo Francesco Silvestris (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wat hebben we vandaag veel algemeen verbreide misvattingen over de evaluaties voorbij horen komen. Deze evaluaties worden helderder als we naar de rechten kijken; naar het recht om niet uitgezet te worden – waar we allemaal achter staan – maar ook naar het recht van kinderen om onder fatsoenlijke omstandigheden te leven en te leren.

Als ik mijn zoon zou dwingen om dagenlang in een wandelwagentje op een kruispunt te zitten, blootgesteld aan de zon en de regen, en als ik hem liet eten tussen de uitlaatgassen van overheidsauto’s, dan zou de rechtbank mij mijn zoon afnemen. Als een lidstaat in actie komt tegen dergelijke situaties, die worden veroorzaakt door etnische minderheidsgroepen, dan wordt er geroepen dat er sprake is van racisme.

In artikel 7 van Richtlijn 2004/38/EG is bepaald dat het verblijfsrecht voor meer dan drie maanden wordt toegekend aan iedereen die staat ingeschreven bij een onderwijsinstelling om een opleiding te volgen. Maar we kunnen geen vingerafdrukken nemen van kinderen. Dat betekent dat we ze niet kunnen identificeren als er één zich op een dag op school meldt bij het afroepen van de presentielijst, en er de volgende dag een ander komt die zegt: ‘Nee, dat ben ik’. De presentielijsten op school kunnen beter met geluiden worden afgeroepen en niet met namen, want als je kinderen identificeert, ben je een racist.

Er schuilt een vrij merkwaardige logica achter het feit dat we het recht om niet uitgezet te worden, moeten respecteren, maar niet het recht op een fatsoenlijk leven, dat we door ons in te zetten ook moeten garanderen aan de communautaire etnische minderheden die aanwezig zijn in ons Europa.

 
  
MPphoto
 

  Juan Fernando López Aguilar (S&D). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, deze ochtend tijdens het debat over de staat van de Unie is het duidelijk geworden dat er een groeiende kloof bestaat tussen de Europese instellingen en de burgers. Dat is een politiek probleem en bovendien een Europees probleem. Het toont aan dat je geen Europa verkrijgt met een interne markt en een eenheidsmunt, maar wel met burgerschap, grondrechten en een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.

Dat betekent dat het gebrek aan sociale integratie van een minderheid, die objectief gezien wordt uitgesloten, niet het probleem is van het land waarin de situatie zich voordoet, en evenmin het probleem is van die landen, zoals Spanje, waar de Roma-bevolking zich in grote mate geïntegreerd heeft.

Het is een Europees probleem en daarom bestaat er, los van de het juridische antwoord dat in de eerste plaats de verantwoordelijkheid is van de Commissie en in laatste instantie van de rechtbanken, een politieke procedure die de verantwoordelijkheid is van dit Parlement. Het Parlement moet eerst en vooral duidelijk zeggen dat een collectieve uitwijzing op etnische grond tegenstrijdig is met ons streven naar het opbouwen van een gevoel van Europees burgerschap. Ten tweede, moet het Parlement duidelijk maken dat de regeringen van de lidstaten die hun problemen met opiniepeilingen op een populistische manier proberen op te lossen door een zondebok te zoeken, hiermee ingaan tegen het belang van de Europese Unie en tegen de noodzaak van een Europees burgerschap. Tot slot, moet het Parlement na elke neerbuigende uitlating de boodschap de wereld insturen dat de regeringen die geen belang hechten aan de mening van de Europese Instellingen omdat ze liever luisteren naar de opiniepeilingen, in conflict zullen komen met het Parlement, de Commissie en alle Europese instellingen in hun geheel.

 
  
MPphoto
 

  Jan Mulder (ALDE). - Mijnheer de Voorzitter, vrijwel iedere spreker heeft gezegd dat overal in de Europese Unie in gelijke mate recht moet worden gesproken, en de Commissie heeft gezegd dat Frankrijk in het geval van de uitzetting van de Roma nog een aantal vragen moet beantwoorden. Mijn vraag aan de Commissie is: is er een termijn gesteld aan Frankrijk waarbinnen die vragen beantwoord moeten worden. Wanneer zegt de Commissie: "nu moet u een duidelijk antwoord geven"? En in vervolg daarop: wanneer kan de Commissie wel een duidelijke positie innemen?

Dan het punt van de grote hoeveelheid fondsen die worden besteed aan de integratie van de Roma. De commissaris van sociale zaken heeft een aantal voorbeelden genoemd en een van de voorbeelden die hij noemde was, als ik het goed begrepen heb, een geslaagde dialoog met de Roma in Hongarije. Naar mijn idee hoeft een dialoog niet zo veel geld te kosten. Zijn er geen betere voorbeelden te noemen van geslaagde integratieprojecten dan de dialoog die begonnen is in Hongarije?

 
  
MPphoto
 

  Ulrike Lunacek (Verts/ALE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Reding, ik ben nu sinds een jaar lid van het Parlement en ik heb u leren kennen als iemand die strijdt tegen allerlei vormen van discriminatie, en tot nu toe vond ik dat u terecht commissaris voor de grondrechten bent geworden. Na uw toespraak van vandaag, na uw uitlatingen van de afgelopen weken, na uw aarzelende aanpak van wat er in Frankrijk gebeurd is – de massale deportatie van Roma – ben ik zeer teleurgesteld. Ik ben het eens met vele sprekers die vinden dat dit een schandaal is.

Enerzijds vertelt u dat de Franse regering u heeft meegedeeld dat er geen gerichte actie heeft plaatsgevonden waarbij de grondrechten geschonden zijn. Anderzijds hebt u daarna gezegd dat u er op zult letten dat ook Frankrijk zich aan het Europese recht houdt. Dat betekent toch dat Frankrijk het Europese recht deze keer heeft overtreden? Waarom zegt u dat dan niet in alle duidelijkheid?

Er is al gezegd dat de Commissie altijd op de bres staat voor de vrijheid van de markt. Ik verwacht van u dat u het recht van alle Europese burgers op vrije vestiging en op vrij verkeer van personen even duidelijk verdedigt, en dat u zich niet klein laat krijgen.

 
  
MPphoto
 

  Jaroslav Paška (EFD). (SK) De landen van Oost-Europa, waarin grotere Roma-minderheden zijn, worden vaak bekritiseerd omdat ze onvoldoende voor de Roma zouden zorgen. Deze algemene kritiek wordt echter niet gevolgd door concrete voorstellen voor mogelijke manieren om de Roma op een beschaafde en ontwikkelde manier in de meerderheidssamenleving te integreren.

De huidige uitzetting van honderden Roma uit Frankrijk naar hun land van herkomst laat zien dat de manier van leven van de geïmmigreerde Roma-families, hun waardestelsel en hun relatie met de meerderheidssamenleving zelfs niet worden begrepen in een land met zoveel ervaring met het integreren van immigranten uit vrijwel de hele wereld.

Ik wil geen oordeel vellen over het besluit van de Franse regering. Ik weet echter wel dat dit het probleem van de Roma niet zal oplossen. Maar het zou een startmechanisme kunnen zijn voor een nieuw gemeenschappelijk proces in de Europese Unie en de lidstaten om te komen tot een alomvattende en intensieve oplossing voor dit probleem. De Europese Unie moet hier echter een leidende rol in nemen, want de afzonderlijke lidstaten benaderen dit probleem met een zekere mate van egotisme.

 
  
MPphoto
 

  Franz Obermayr (NI).(DE) Mijnheer de Voorzitter, president Sarkozy wordt ervan beschuldigd dat hij aan politiek activisme doet om de aandacht af te leiden van de Franse problemen, maar deze onfortuinlijke uitzetting van Roma toont aan dat er grote problemen bestaan. In honderden nederzettingen wonen Roma geïsoleerd in een parallelle wereld, en komen vaak in de criminaliteit terecht. De buurtbewoners zijn natuurlijk bezorgd en bang.

We mogen ook niet vergeten wat de aanleiding voor dit geval is geweest. Vijftig vermomde Roma hebben de Franse politie aangevallen, dat is geen peulenschil. Het vrij verkeer van personen voor burgers van de EU mag niet als voorwendsel worden gebruikt. Ik zou er ook op willen wijzen dat vooral Roemenië een royaal naturalisatiebeleid voert, en heel gul paspoorten verstrekt, vooral aan Roma, maar ook aan leden van de Moldavische maffia.

Het is natuurlijk niet normaal dat we in de EU aan de ene kant een volledig vrij verkeer van personen willen bereiken, dat is de mobiliteit die meerdere sprekers vandaag al hebben geëist, terwijl aan de andere kant links en rechts paspoorten en het staatburgerschap worden weggeven, waardoor we de controle verliezen over wie Europa binnenkomt.

 
  
MPphoto
 

  Roberta Angelilli (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, dit is niet de eerste keer dat we een debat houden over de Roma. Er zijn veel goede bedoelingen, maar de uitkomsten zijn eerlijk gezegd onbevredigend. We zijn uiteraard allemaal in grote mate verantwoordelijk en we zouden in dit geval kunnen zeggen: wie wat betreft de integratie van de Roma zonder zonde is, werpe de eerste steen.

Toch wil ik de Commissie bedanken voor het nieuwe beleid dat zij vandaag uiteen heeft gezet; ik had graag een verdiepend debat over deze onderwerpen gevoerd, maar dat was niet mogelijk. We hebben het gebruikelijke schouwspel gezien en wat ik nog het ergste vind is dat de Roma vanwege politieke doeleinden worden gebruikt om een ideologie uit te dragen, zoals vandaag de dag gedaan wordt door links. Datzelfde links heeft jarenlang op nationaal en lokaal niveau geregeerd en heeft het laten gebeuren dat de Roma in smerige barakkenkampen bleven wonen, waar kinderen gedwongen worden te bedelen en niet naar school gaan, enzovoort.

Dus, mijnheer Swoboda, toen links regeerde, werd daaraan geen aanstoot genomen en heb ik geen enkel verontwaardigd woord gehoord toen deze feiten zich voordeden. Ik doe een oproep aan de Voorzitter: laten we de volgende keer een echt debat voeren over beleid, programma’s en feiten.

 
  
MPphoto
 

  Vasilica Viorica Dăncilă (S&D).(RO) Ik heb de maatregelen gezien en de verklaringen gehoord die zijn gebruikt om een etnische groep te stigmatiseren. Ook heb ik de verklaringen gehoord die een negatief beeld van een land of een volk geven, iets wat recht tegen de Europese geest en de Europese beginselen ingaat en leidt tot populistische en xenofobe opvattingen die de Europese beginselen ondergraven.

We mogen niet toestaan dat vooroordelen tegen de Roma worden gebruikt voor politieke doeleinden. We mogen niet accepteren dat er eersteklas- en tweedeklasburgers in de Europese Unie bestaan. Het doel van de coördinatie op EU-niveau moet zijn om de situatie van de Roma te verbeteren en niet om de rechten van burgers in te perken.

De twaalf miljoen Roma, zigeuners, kampbewoners of Romani, zoals ze in hun landen van herkomst worden genoemd, zijn een gemeenschappelijk probleem waarvoor gemeenschappelijke oplossingen moeten worden gevonden. Ik vind het onaanvaardbaar dat er een verband wordt gelegd tussen de kwestie van de Roma en vraagstukken die gerelateerd zijn aan Schengenvisa of de toetreding van Roemenië en Bulgarije.

 
  
MPphoto
 

  Rui Tavares (GUE/NGL).(PT) Het was een beetje beschamend om in de ochtend de voorzitter van de Commissie de kwestie te zien ontwijken, maar ik moet zeggen dat het deze middag werkelijk belachelijk was. Het eerste wat de commissaris voor de Grondrechten ons zegt is dat er gesproken wordt van misdaad. Mevrouw de commissaris, uw portefeuille behelst “Grondrechten”. Ik heb het bestaan van uw portefeuille altijd in grote mate verdedigd en het doet mij deugd te zien dat u zoveel energie eraan wijdt. Echter, ik herken mevrouw de commissaris niet in deze rol.

Terwijl wij dit onderwerp aansnijden, worden ondertussen de grondrechten van de inwoners van Europa, het recht op vrijheid van verkeer, maar ook het recht op non-discriminatie, geschonden. Het beginsel van de verdragen wordt geschonden en zelfs de geschiedenis van deze Unie wordt niet gerespecteerd. Niet alleen de geschiedenis van de tweede wereldoorlog, maar ook die van de jaren 90.

We dienen ons te herinneren wat we gezegd hebben tegen Roemenië en Bulgarije toen zij wilden toetreden tot de Europese Unie. We zeiden: jullie mogen toetreden op voorwaarde dat jullie geen minderheden vervolgen, geen etnische zuiveringen doorvoeren en de grondrechten respecteren. Zij zijn inmiddels toegetreden en worden geconfronteerd met het feit dat de centrale en meest machtige landen van de Europese Unie zonder enige problemen en zonder enige opmerking vanuit de Europese Commissie datgene toepassen waarvan wij tegen Roemenië en Bulgarije gezegd hebben dat zij dat het hoofd moesten bieden alvorens te mogen toetreden tot de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 

  Viviane Reding, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, er is heel veel gezegd en er is veel polemiek. Ik zal niet op dezelfde manier antwoorden; we moeten kalmeren en stilstaan bij de reden waarom we hier zijn – namelijk om de problemen op te lossen en niet om meer problemen te creëren. Eén concrete vraag die werd gesteld, was: wie was er aanwezig bij de top in Córdoba met de vertegenwoordigers van de Roma? Het antwoord is László Andor en ikzelf, twee Spaanse ministers, een Franse staatssecretaris en een Finse minister. Dat was alles van de 27 regeringen.

Als u in de beschikbare documenten leest wie hoeveel geld besteedt aan de Roma-bevolking, dan zal het u duidelijk worden dat onze regeringen, over het geheel genomen, geen fondsen benutten om te investeren in een beter leven voor de Roma-bevolking, maar het is aan mijn collega, László Andor, om daar meer over te zeggen.

Ik zal reageren op de interventie van de heer Swoboda, omdat hij dezelfde toon bezigde als veel leden van het Europees Parlement. Ik ben verbijsterd, omdat we dezelfde waarden en dezelfde beginselen delen en als ik kijk naar de resolutie van de Socialistische Partij, zie ik dat er woord voor woord wordt gekopieerd wat ik in augustus namens de Commissie heb gezegd. Ik citeer wat ik toen zei: “Ik betreur het dat... de retoriek die de laatste weken in een aantal lidstaten te horen is geweest, openlijk discriminerend en voor een deel opruiend was. De situatie van de Roma is een ernstige zaak. Deze moet niet alleen in augustus op de agenda staan, maar het hele jaar, en beleidsmakers dienen er zorgvuldig en op verantwoorde wijze mee om te gaan. Nationale beleidsmakers dienen een belangrijke rol te spelen door zowel de openbare orde als de sociale integratie van alle Europeanen die ervoor kiezen op hun grondgebied te wonen, te garanderen. Europa is namelijk niet alleen een gemeenschappelijke markt – het is tevens een Gemeenschap van waarden en fundamentele rechten. De Europese Commissie zal daarvoor waken.”

Dat was dus de officiële verklaring van de Commissie. De Commissie weigert de Roma-kwestie echter zwart-wit te bekijken en er een partijpolitieke kwestie van te maken.

Net als u heb ik de retoriek die niet alleen in Frankrijk maar ook in diverse andere lidstaten werd gebezigd, duidelijk veroordeeld. Net als u geloof ik dat vrijheid van verkeer een van de basisvrijheden van onze Europese Unie is. De hele Commissie staat hierachter.

Maar er zijn niet alleen maar rechten. Er zijn ook plichten en de Commissie heeft de plicht om deze rechten en plichten, die niet door ons waren ingediend maar waartoe dit Parlement in 2004 in het belang van de kiezers heeft besloten, op elkaar af te stemmen. Om de rechten en plichten daadwerkelijk op elkaar te kunnen afstemmen hadden we dagelijks contact met de Franse autoriteiten. We hebben de zaak uiteengezet en daarom zijn de ministers naar Brussel gekomen voor een zeer openhartige en duidelijke discussie met de Commissie. Ik heb u verteld wat de ministers de Commissie verteld hebben.

Tegelijkertijd zijn onze juridische diensten nog steeds bezig te analyseren wat de feiten in de praktijk zijn, omdat we een lidstaat niet zomaar de oorlog kunnen verklaren. Er zijn regels om te analyseren wat een lidstaat heeft gedaan en ik heb heel duidelijk aangegeven dat deze analyse nog niet is afgerond en dat we nog niet alle bewijs hebben om aan te tonen of er wel of niet sprake was van discriminatie en of, na een beoordeling per geval, de procedurele garanties zijn toegepast, met een gerechtvaardigde schriftelijke beslissing en met een maand de tijd om te vertrekken.

Dit alles wordt nog steeds geanalyseerd. We weten – en dat zijn harde feiten – dat Frankrijk de bepalingen inzake de procedurele garanties van de richtlijn vrij verkeer uit 2004 niet ten uitvoer heeft gelegd en het zijn nu precies die procedurele garanties waar we het over hebben, dus heeft de Commissie het dossier onder handen genomen. Daarom heb ik vandaag namens de Commissie juist over deze kwestie een brief aan de Franse autoriteiten gestuurd. U kunt er zeker van zijn dat ik zal handelen indien er juridisch bewijs is met betrekking tot Frankrijk of enig ander land – en u weet uit het verleden dat ik soms ook beschuldigingen inbreng tegen “grote” landen en dat ik normaal gesproken door de rechter in het gelijk wordt gesteld, maar om door de rechter in het gelijk te worden gesteld, moeten er wel serieuze gronden zijn; je kunt niet zomaar wat partijpolitieke uitspraken doen. De Commissie is een serieuze organisatie die zich aan de regels dient te houden en dat is precies wat de Commissie doet en wat zij zal blijven doen.

Eén ding betreur ik. We moeten ons niet laten meeslepen door de partijpolitieke opwinding zoals die normaal is in de politiek. Wat ik betreur is dat we het zo weinig hebben gehad over het lot van de Roma, terwijl we om die reden hier zijn.

We hebben gecommuniceerd en we hebben een actieplan opgesteld. We hebben de Roma-platforms gehad. We hebben allerlei maatregelen tot onze beschikking. Waarom worden die maatregelen niet toegepast? We hebben te maken met de armoedeval en de kwestie discriminatie. U dient de Commissie te helpen de lidstaten ertoe aan te zetten om die maatregelen toe te passen. Het geld is beschikbaar, maar het wordt niet gebruikt om het probleem op te lossen.

Hoe komt dat? Welnu, persoonlijk heb ik het idee dat het wellicht komt doordat het in onze lidstaten niet erg populair is om EU-geld in de Roma-gemeenschap te investeren. Ik hoop dat ik het mis heb en dat de vijf maatregelen die ik heb voorgesteld in de toekomst tot veranderingen zullen leiden. Ik reken hierbij op de hulp van het Parlement want met alleen de hulp van de heer Andor krijg ik dat niet voor elkaar.

Ik heb uw hulp nodig, maar niet in de vorm van partijpolemiek. Ik heb uw hulp nodig om concrete actie te kunnen ondernemen om de problemen op te lossen en te boven te komen.

 
  
MPphoto
 

  Anna Záborská (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben zojuist over een uiterst belangrijk onderwerp gedebatteerd. Niettemin hebben meer dan tien collega’s zich hierover niet kunnen uitspreken. Ik stel dan ook voor dat de Voorzitter weldra de mogelijkheid heeft om het programma te wijzigen en de discussies voort te zetten, zodat al onze collega’s in de gelegenheid worden gesteld om deel te nemen aan een debat van dergelijke betekenis.

 
  
MPphoto
 

  Hannes Swoboda (S&D). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal het kort houden. Ten eerste, commissaris, hadden we enkele maanden geleden een debat over Roma-kwesties. Het Parlement had op dat debat aangedrongen.

Ten tweede ben ik niet helemaal tevreden, maar wat u zojuist in uw reactie zei, was veel krachtiger en duidelijker dan wat u aan het begin van het debat zei.

 
  
MPphoto
 

  László Andor, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, net als voorheen zal ik ook in de toekomst altijd beschikbaar zijn om Roma-kwesties te bespreken.

Ik zal mijn deel van het antwoord toespitsen op een paar kernpunten. Begin dit jaar, kort na de benoeming van deze Commissie, was mijn eerste officiële bezoek een bezoek aan Parijs voor de openingsconferentie van het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Ik was zeer onder de indruk van de sfeer en de zeer oprechte intentie van ngo’s en regeringsbeambten om de armoede aan te pakken en samen te werken aan wat we later zouden aanduiden als de Europa 2020-doelstellingen.

Het zou voor zich moeten spreken dat de gebeurtenissen van de afgelopen twee maanden niet waren wat we in februari in Parijs hadden voorzien of nagestreefd. Dit is een teleurstelling voor velen van ons en ik heb begrip voor het deel van dit Parlement dat zeer kritisch tegenover deze ontwikkelingen staat.

Maar zelfs als we inzicht hebben in de zeer complexe aard van deze kwesties, denk ik dat we onze aandacht moeten richten op de veel schandelijker situatie in de landen van herkomst van de Roma die nu in zeer moeilijke omstandigheden verkeren nu Frankrijk en andere landen hebben besloten ze uit te zetten. We hebben het over tien miljoen mensen en velen van hen verkeren in een onmogelijke situatie.

Dat deze mensen nooit geïntegreerd zijn, wat ik in een van de verklaringen vandaag hoorde, is niet waar. Het is niet waar dat de Roma cultureel – of anderszins – niet in staat zijn om te integreren met de reguliere samenleving. Ik wijs erop dat het weliswaar een ingewikkelde kwestie is maar dat de meeste Roma vóór 1989 werk hadden. Ze waren heel vaak arm en deden ongeschoold werk, maar ze waren tot op zekere hoogte geïntegreerd in de arbeidsmarkt en konden in hun basisbehoeften voorzien.

We zullen heel goed duidelijk moeten maken dat de economische overgang ook tot ontwrichting heeft geleid. De Roma werden duidelijk het grootste slachtoffer van deze overgangsperiode. Als we daar geen oog voor hebben, zullen we nooit beseffen waaruit het huidige probleem is voortgekomen en hoeveel inspanningen er nodig zijn. Dit moeten Europese inspanningen zijn omdat de betrokken landen over onvoldoende middelen, energie en betrokkenheid beschikken om de problemen alleen te lijf te gaan.

De veronderstelling – of beschuldiging – dat de Commissie nu pas heeft gemerkt dat dit geld – het Sociaal Fonds en de Structuurfondsen – deels niet op zijn plaats komt en niets oplevert, wijs ik categorisch af.

We hebben daar in Córdoba heel openhartig over gesproken en daar was ook George Soros bij betrokken. We hebben er tijdens de parlementaire conferentie onder voorzitterschap van de heer Swoboda over gesproken en er komen nog andere bijeenkomsten waar deze kwestie aan de orde zal komen. Tijdens de tweedaagse ESF-conferentie in juni en ook tijdens de conferentie die momenteel in Boedapest gaande is, is ook aandacht geschonken aan deze kwestie. Voor Bulgarije en Slowakije staan volgend jaar vergelijkbare conferenties op het programma. De belangrijkste conferentie, waaraan president Băsescu naar verwachting ook zal deelnemen, vindt in oktober plaats in Boekarest en zal uitsluitend gericht zijn op de vraag hoe de Europese fondsen beter kunnen worden benut om deze problemen aan te pakken.

We hebben, samen met het Parlement, zeer actief gewerkt aan de totstandkoming van de nieuwe microfinancieringsfaciliteit. Een van de voornaamste argumenten voor de microfinancieringsfaciliteit was het feit dat de reguliere financiële sector en zelfs de Europese financieringsfaciliteiten gemarginaliseerde gemeenschappen – en met name de Roma – onvoldoende bereiken en steun bieden.

Maar we hebben een langetermijnstrategie nodig. We moeten er niet van uitgaan dat er een zilveren kogel – een kant-en-klare oplossing – voor dit probleem bestaat, dat het alleen maar een kwestie van een snelle oplossing is. We hebben een langetermijnstrategie nodig. We hebben een strategie voor de lange termijn, namelijk Europa 2020, dat sterk gericht is op de bestrijding van armoede en op streefcijfers. De lidstaten werken aan hun eigen hervormingsprogramma’s. Het is simpelweg onaanvaardbaar als de landen waar grote aantallen Roma wonen, zich binnen het programma ter vermindering van de armoede niet sterk maken voor de Roma-gemeenschappen in termen van werkgelegenheid en, van even groot belang, onderwijs.

Vroegschoolse educatie is van cruciaal belang. Commissaris Vassiliou is in de geest bij al deze discussies aanwezig en zal ook deelnemen aan de door Viviane Reding voorgestelde taskforce wanneer deze is ingesteld. Het begint met vroegschoolse educatie en wordt gevolgd door een goede voorbereiding op deelname aan de arbeidsmarkt. Maar het zal een zware inspanning worden die veel energie kost.

Ik ben het echter eens met iedereen die benadrukt dat we ook de situatie van dit moment serieus moeten nemen en niet alleen maar over integratieplannen voor de lange termijn moeten praten. Er bestaat een risico op toenemend racisme en xenofobie. Zoals de Voorzitter vanochtend in zijn toespraak zei: daar is in de Europese Unie geen plek voor.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Tot slot wil ik graag een subjectieve opmerking maken. Aangezien ik de voorzitter ben van deze vergadering, kan ik niet aan het debat over dit thema bijdragen, maar heb ik mijn commentaar schriftelijk ingediend, omdat ik deze kwestie van zeer groot belang acht.

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zou ter conclusie van dit uiterst interessante debat kort iets willen zeggen. Deze discussie zal zinvol zijn geweest als de integratie van de Roma hierbij baat heeft gehad. Mijns inziens is dat de belangrijkste conclusie van deze voormiddag, en zoals ik zojuist reeds heb gesteld, is deze kwestie regelmatig aan de orde in de conclusies van de verschillende Raadsformaties, waaronder de EPSCO-formatie, waarin steeds een betere integratie van de Roma in de lidstaten wordt beoogd. Uit de verschillende teksten is op te maken hoezeer de Raad zich verzet en uitspreekt tegen stigmatisering van een etnische groep. Het Belgische voorzitterschap heeft er onlangs overigens op gewezen dat integratie een van de grondbeginselen van de Europese Unie vormt en dat deze kwestie een debat verdient op het juiste niveau, waarbij alle betrokken landen met de nodige sereniteit een rol moet worden toebedeeld. Wij hebben uiteraard kennis genomen van de recente besluiten van de Commissie en van de oproep om de Raadsformaties EPSCO-JBZ tegelijkertijd te laten bijeenkomen. Toch spreek ik mij nu niet uit over de vraag of deze oproep navolging verdient. Wel wil ik zeggen dat de EPSCO-formatie in ieder geval deels op deze oproep heeft vooruitgelopen, want de integratie van de Roma staat op de agenda van haar volgende vergadering op 21 oktober.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Tot besluit van het debat zijn er zes ontwerpresoluties(1) ingediend, overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt donderdag, 9 september 2010 plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Băsescu (PPE), schriftelijk.(RO) Ik ben ervan overtuigd dat de problemen waarmee de Roma te kampen hebben niet kunnen worden opgelost door middel van drastische maatregelen. We moeten op verantwoordelijke wijze maatregelen nemen en daar alle Europese landen bij betrekken, hoe moeilijk dat ook moge lijken. Roma zijn Europese burgers en moeten alle grondrechten die door de Europese wetgeving worden gegarandeerd kunnen uitoefenen: het recht om zich ergens te vestigen en het vrije verkeer van personen. De schending van deze rechten in Frankrijk creëert een gevaarlijk precedent en kan op de lange termijn schadelijke gevolgen hebben. Ik ben van mening dat het onze plicht is om te voorkomen dat een bepaalde groep immigranten verdacht wordt gemaakt en wordt gecriminaliseerd, vooral omdat de gerepatrieerde Roma geen strafblad hadden. Ook ben ik van mening dat het uitzetten van Roma van één Europese regio naar een andere, of erger nog, het uitvoeren van collectieve uitzettingen, niet de oplossing is. We moeten gezamenlijke Europese actie ondernemen om deze minderheid te integreren en we moeten een Europese strategie voor de Roma ontwerpen. De prioriteitsgebieden van deze strategie zullen onderwijs, gezondheid en toegang tot de arbeidsmarkt moeten zijn. Het is voor ons van vitaal belang om samen concrete oplossingen te vinden die de sociale insluiting van de Roma bevorderen en die op geen enkele wijze toestaan dat de vertegenwoordigers van deze gemeenschap zich gemarginaliseerd voelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Cristian Silviu Buşoi (ALDE), schriftelijk.(RO) Ik wil benadrukken dat de uitzettingen van Roma door de Franse autoriteiten niet noodzakelijkerwijs in strijd zijn met het Verdrag. Dit moet per geval worden onderzocht, want Europese burgers hebben geen onvoorwaardelijk recht op vrij verkeer, maar oefenen dit recht uit in overeenstemming met Richtlijn 2004/38/EG, waarin de voorwaarden voor hun verblijf duidelijk zijn neergelegd. Bovendien kunnen EU-burgers worden uitgezet om redenen van veiligheid, openbare orde en volksgezondheid. De vraag of deze maatregelen onwettig zijn is alleen relevant als er Roma worden uitgezet die legaal in een land verblijven. Aan de andere kant hebben Roma net als andere Europese burgers zowel rechten als verplichtingen. De oplossing is een doelmatige, samenhangende Europese strategie ter ondersteuning van de sociale integratie van de Roma die erop gericht is om ze in staat te stellen hun plichten als burgers te vervullen. Een ander belangrijk aspect is dat discriminatie moet worden uitgeroeid door de perceptie van de Roma bij mensen te veranderen. Noch Frankrijk, noch de andere lidstaten moeten Roemenië de volledige verantwoordelijkheid laten dragen voor het vinden van een oplossing voor de situatie van de Roma. De misleidende beeldvorming door de media in Frankrijk en de pogingen om de uitzettingen te kapitaliseren voor electorale doeleinden zijn totaal onbehulpzaam. We moeten ons in deze zaak solidair en verantwoord tonen. Ons vermogen om dit te bereiken is een test voor de waarden die de EU al jarenlang uitdraagt.

 
  
MPphoto
 
 

  Corina Creţu (S&D), schriftelijk.(RO) Ik veroordeel de mensenrechtenschendingen die de Franse regering pleegt door collectief Roma uit te zetten volkomen. Helaas is dit model van extremistisch populistisch gedrag dat door Silvio Berlusconi wordt gepromoot ook operationeel in een land dat graag verklaart de thuishaven van de mensenrechten te zijn. Tegelijkertijd moet ik de Europese Commissie erop wijzen dat haar passieve houding tegenover de inbreuk door Frankrijk van de artikelen 14, 27 en 30 van Richtlijn 2004/38/EG inhoudt dat ze zich medeplichtig maakt aan het bestendigen en verergeren van de discriminatie van Europa’s grootste minderheid. De situatie van de Roma verslechtert, zowel door het ontbreken van een gecoördineerd Europees integratiebeleid als door extremistische acties die de Europese waarden compromitteren. Daarom vraag ik de Commissie om krachtig op te treden en een eind te maken aan de collectieve uitzettingen, in overeenstemming met de bevoegdheden die haar krachtens artikel 258 van het geconsolideerde EU-Verdrag zijn toegekend. Anders lopen we het risico dat dit ondemocratische, schandelijke gedrag zich verspreidt, zoals kan worden afgeleid uit de verklaringen van vertegenwoordigers van de Finse regering en de feedback van de informele ministeriële bijeenkomst van gisteren in Parijs.

 
  
MPphoto
 
 

  George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk.(RO) Het is voor iedereen duidelijk dat vrij verkeer binnen de EU een grondrecht is dat voor alle Europese burgers moet worden gegarandeerd. Een ander essentieel recht is om niet het doelwit te zijn van acties die worden ingegeven door het feit dat iemand tot een bepaalde groep behoort, bijvoorbeeld omdat hij of zij van een bepaald geslacht is of tot een bepaald ras behoort, of vanwege de etnische afkomst of sociale omstandigheden van een persoon of het feit dat die persoon een bepaalde taal spreekt of een bepaalde religie aanhangt of bepaalde politieke overtuigingen heeft. Daarom wil ik benadrukken dat de poging om een koppeling aan te brengen tussen de sociale integratie van bepaalde EU-burgers en de toetreding van Roemenië of Bulgarije tot het Schengengebied ongerechtvaardigd en oneerlijk is. De verantwoordelijkheid voor de sociale integratie van de Roma ligt niet alleen bij Roemenië, Bulgarije of Frankrijk, maar bij Europa. Om deze reden ben ik van mening dat de integratie van de Roma voor de EU een prioriteit moet zijn en dat de lidstaten samen met de Europese Commissie moeten zoeken naar gemeenschappelijke oplossingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Cătălin Sorin Ivan (S&D), schriftelijk.(RO) De resolutie van het Europees Parlement over de uitzetting van de Roma uit Frankrijk is een noodzakelijk onderdeel van de strijd tegen de wandaden waaraan rechtse regeringen zich schuldig maken. Met deze resolutie vragen wij om inachtneming van een fundamenteel recht van alle burgers van de Europese Unie, en wel het recht op vrij verkeer en vrije toegang tot de arbeidsmarkt.

Volgens de Franse autoriteiten zijn de Roma vrijwillig teruggekeerd, maar uit talloze verklaringen blijkt iets heel anders. Afgaande op de besluiten van de Franse regering is duidelijk dat ze niet weet om te gaan met een dergelijke situatie. Vanuit politiek oogpunt bekeken lijkt de huidige Franse regering bezig een zondebok te creëren die haar moet helpen om politieke winst te behalen. Frankrijk moet zich nodig herbezinnen op zijn opstelling ten opzichte van immigranten, ongeacht hun nationaliteit of etnische afstamming.

 
  
MPphoto
 
 

  Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk.(RO) De situatie van Roma die in EU-lidstaten misdrijven plegen mag niet worden beoordeeld op basis van algemene vooroordelen en stereotypen, en al helemaal niet op basis van onaanvaardbare criteria als etnische afkomst of op basis van een collectieve aanpak. Met betrekking tot de situatie van de Roma-gemeenschappen moet de Europese Commissie de lidstaten vragen om samen met hun vertegenwoordigende structuren specifieke maatregelen te nemen die bijdragen aan het oplossen van de problemen van de Roma zoals deze in elke lidstaat op nationaal niveau zijn vastgesteld. Bovendien kan de Commissie een dergelijke aanpak bevorderen door extra middelen uit ongebruikte begrotingslijnen te gebruiken voor dit doel. De sociale integratie van burgers van de Europese Unie heeft niets te maken met en behoort niet tot het toepassingsgebied van het Schengenacquis. Schengen is een gemeenschappelijke ruimte van vrij verkeer en Roemenië voldoet aan de voorwaarden van het communautaire acquis dat van toepassing is op beleidsterreinen als politiesamenwerking, bescherming van persoonsgegevens, visa en controles aan de maritieme en landgrenzen, hetgeen door alle evaluaties van externe deskundigen wordt bevestigd. Dientengevolge heeft Roemenië al bewezen dat het in staat is om de migrantenstromen aan de buitengrenzen van het Schengengebied doelmatig te beheren op basis van de normen die worden gehanteerd door de lidstaten van het Schengengebied die op dit moment met dit probleem te maken hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian-Jean Marinescu (PPE), schriftelijk.(RO) Alle Europese burgers moeten de nationale en Europese wetten naleven. Alle lidstaten moeten hun eigen wetten en de wetten van de EU naleven. De EU heeft 27 lidstaten. De werkelijkheid is dat de Roma een specifiek probleem vormen. Niet alleen omdat ze worden gediscrimineerd, maar ook vanwege hun sociale omstandigheden. De situatie wordt gedicteerd door de algemene economische situatie, maar nog meer door aspecten van hun eigen tradities: ze leiden een nomadenbestaan en hebben een laag onderwijsniveau, waardoor ze weinig beroepskwalificaties hebben. Als we dit specifieke probleem werkelijk willen oplossen, moeten we een Europees beleid ontwerpen en aannemen dat door alle lidstaten wordt uitgevoerd. Dit beleid moet in de eerste plaats gebaseerd zijn op onderwijs. Onderwijs zorgt voor kansen op de arbeidsmarkt, wat een belangrijke bijdrage zal leveren aan de sociale integratie van de Roma.

 
  
MPphoto
 
 

  Katarína Neveďalová (S&D), schriftelijk. (SK) Dames en heren, de situatie van de Roma-minderheid in Europa is echt kritiek. Leden van deze bevolkingsgroep zijn vaak het slachtoffer van aanvallen en zelfs etnische zuivering. Ik wil mij aansluiten bij de kritiek op de recente maatregelen van de Franse regering, die enkele honderden van deze burgers van de Unie heeft uitgezet op grond van verschillende wetsovertredingen. Het feit waar het om gaat is echter dat we geen andere massale uitzettingen kennen van mensen die werden beschuldigd van vergelijkbare wetsovertredingen. De gebeurtenissen in Frankrijk kunnen daarom worden gekenmerkt als etnische zuivering. Mijn vraag is: wie is de volgende? Worden het burgers uit andere minderheidsgroepen of immigranten? We bevinden ons op erg glad ijs in de EU. We hebben zulke maatregelen in het verleden getolereerd in andere lidstaten, namelijk Groot-Brittannië en Italië, en nu gebeurt het weer. We moeten ons onvoorwaardelijk distantiëren van dergelijke maatregelen en de landen die ze nemen streng straffen. Door dit soort maatregelen gaan we met twee maten meten als het om gelijkheid gaat en zullen de Roma aan het kortste eind trekken. We moeten oplossingen vinden voor de huidige situatie. Naar mijn mening moeten we meer investeren in onderwijs voor deze gemeenschap, want dat is de enige manier. Misschien is het te laat om de huidige generatie te redden, maar de toekomstige generaties kunnen we wellicht nog redden.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, we moeten een serieus debat op gang brengen dat erop is gericht op Europees niveau een oplossing te vinden voor een probleem dat veel van onze lidstaten treft. Maar dat debat moet op een opbouwende manier worden aangepakt, waarbij pretentieuze standpunten en volksmennerij moeten worden vermeden.

Links Europa blijkt wederom blind voor een noodsituatie zoals die van de Roma, en heeft het hoofd niet willen en kunnen bieden aan deze noodsituatie. Links gebruikt dit probleem om olie op het vuur te gooien en maakt van de noodsituatie een instrument dat wordt gebruikt voor puur propagandistische doeleinden.

Ik ben altijd al een voorstander geweest van een maatschappij waarin mensen worden opgenomen en geaccepteerd, en juist daarom moet iedereen die wil integreren en deel wil uitmaken van een maatschappij, van een land, zich aan bepaalde regels houden. De socialist Tony Blair heeft verklaard dat immigratie en de versmelting van culturen altijd al een verrijking zijn geweest, maar degenen die in een ander land aankomen krijgen te maken met een stelsel van waarden. En deze waarden moeten door iedereen worden gerespecteerd. Daarom bestaan er, alle culturele en religieuze verschillen buiten beschouwing gelaten, bepaalde gemeenschappelijke grondbeginselen, gebaseerd op de rechtstaat, die deel uitmaken van ons collectieve erfgoed en die door iedereen geaccepteerd moeten worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Sirpa Pietikäinen (PPE), schriftelijk. (FI) Tot de fundamentele waarden van de Europese Unie horen respect voor menselijke waardigheid, tolerantie en openheid. Ook het vrij verkeer van personen is een van haar steunpilaren. Met het Verdrag van Lissabon wordt het Handvest van de grondrechten juridisch bindend, wat de mensenrechtendimensie van de Europese Unie verder verstekt. De situatie van de Roma in Europa toont aan dat zaken met betrekking tot gelijke behandeling in het dagelijks leven en de implementatie van de grondrechten nog steeds veel te wensen overlaten. Wat de juridische instrumenten op Europees niveau betreft is het probleem onder andere, en ondanks het feit dat het Handvest van de grondrechten bindend is, dat de Europese Commissie niet kan ingrijpen in zaken die, in ieder geval op dit moment, niet onder haar bevoegdheid vallen. De richtlijn betreffende gelijke behandeling van personen, die elke vorm van discriminatie verbiedt en die in de Raad is blijven steken, is naar mijn mening een van de belangrijkste instrumenten ter bestrijding van discriminatie van de Roma en veel andere Europeanen. Er zijn veel kwetsbare groepen, zoals ouderen en seksuele minderheden. Het is belangrijk te waarborgen dat de richtlijn horizontaal dekkend is, zodat zowel actieve als passieve discriminatie op elke grond - zonder mazen of uitzonderingen - wordt verboden. Er is geen plaats voor discriminatie in de geciviliseerde Europese samenleving, met haar respect voor mensenrechten en gelijkheid, waar ieder van ons met gelijke mogelijkheden aan deel moet kunnen nemen. De grondrechten moeten nu meteen worden geïmplementeerd en niet pas over vijf of tien jaar.

 
  
MPphoto
 
 

  Cristian Dan Preda (PPE), schriftelijk.(RO) De Roma zijn niet alleen de grootste minderheid, maar ook de meest gemarginaliseerde gemeenschap in de Europese Unie. Hun lot zal niet er beter op worden als de strijd tussen links en rechts zich van nationaal naar Europees niveau zal verplaatsen en tot een grotere sociale intolerantie in plaats van tot meer politieke verantwoordelijkheid zal leiden. Wat de Roma nodig hebben, is integratiebeleid op nationaal niveau, ongeacht in welk land ze leven, en Europees optreden wanneer dat beleid op nationaal niveau inadequaat is, zoals dat het geval is bij de behandeling van migrantengemeenschappen. Aan de andere kant moet de deskundigheid van bepaalde ngo’s in Roemenië, Bulgarije, Frankrijk of Spanje modellen van beste praktijken voor regeringen of EU-agentschappen opleveren.

 
  
MPphoto
 
 

  Daciana Octavia Sârbu (S&D), schriftelijk.(RO) Ik wil mij aansluiten bij degenen die de onaanvaardbare maatregelen van de Franse regering tegen de Roma hebben veroordeeld. De Roma zijn de grootste etnische minderheid in de Europese Unie. We hebben het over tien tot twaalf miljoen mensen, meer dan de hele bevolking van België. De problemen van de Roma zijn niet de problemen van één bepaald land: ze zijn problemen van de Europese Unie. Zolang we dit niet goed begrijpen en niet tot ons laten doordringen, zullen alle maatregelen die worden aangenomen gedoemd zijn te mislukken. Het probleem van de integratie van de Roma wordt niet opgelost door gedwongen uitzettingen of door het gebruik van geweld, het geven van bonussen van driehonderd euro of het houden van symposia over culturele diversiteit. Als we dit soort methodes blijven hanteren zullen we tijd en middelen verspillen en zal het probleem alleen maar groter worden, terwijl de Roma steeds armer worden, steeds verder uitgesloten worden en steeds meer in de criminaliteit belanden. We moeten stoppen met het toepassen van hardvochtig methoden en serieus kijken naar de oorzaken van hun gedrag, en daardoor ook naar hun precaire situatie wat betreft onderwijs en gezondheidszorg, een geblokkeerde toegang tot de arbeidsmarkt, discriminatie en ondoelmatige criminaliteitsbestrijding. Met behulp van een duidelijke strategie voor de integratie van deze mensen in de samenleving moeten concrete resultaten op de lange termijn worden behaald. We moeten deze maatregelen samen nemen, zonder dat we de verantwoordelijkheid eindeloos blijven doorschuiven naar andere landen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Sonik (PPE), schriftelijk. – (PL) De Roma of zigeuners, zoals ze vroeger genoemd werden, verdienen net zoveel respect als andere etnische groepen. Het is een volk dat al eeuwenlang in Europa aanwezig is. De rijke cultuur van de Roma heeft de Europese cultuur beïnvloed en dat is het beeld dat we van hen zouden moeten hebben, met hun poëzie, liederen, muziek, kunstnijverheid en traditie van reizen en eeuwige zwerftochten. Er zijn pogingen gedaan om ze uit te roeien, om ze gedwongen te huisvesten en hun gewoonten af te leren en om ze hun tradities en waarden te laten afzweren. Zij gaven niet toe en zijn nog steeds onder ons. De wereld is echter veranderd. De wereld die hen nu omringt, de wereld van carrière maken tegen elke prijs, consumptie, verrijking en succes, verschilt diametraal van hun eigen wereld. Dit plaatst ons en heel Europa voor een uitdaging. De EU moet een doeltreffend steunprogramma ontwikkelen dat deze gemeenschap helpt om zich te ontworstelen aan isolatie en uitsluiting met respect voor haar traditie. De Europese Unie is niet alleen opgericht om ervoor te zorgen dat mensen in vrede kunnen leven en zich kunnen verrijken. Het is ook haar taak om de moeilijkste uitdagingen het hoofd te bieden. Het wil er bij mij niet in dat EU-lidstaten niet in staat zijn om de daadwerkelijke plegers van misdrijven ter verantwoording te roepen en dat zij zich in plaats daarvan tevredenstellen met de algemene verdenking, dat bepaalde groepen een criminele inborst hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Michèle Striffler (PPE), schriftelijk. (FR) De situatie van de Roma in Europa is een probleem dat mij bijzonder bezighoudt, niet als Frans Parlementslid, maar als Europees burger! De Roma zijn voor de overgrote meerderheid Europese burgers. En daarom hebben zij op grond van de verdragen en Richtlijn 2004-38-EG volledig recht op vrij verkeer en op vrije vestiging.

Maar dit recht gaat, net zoals alle rechten, gepaard met plichten! En de wet moet in al haar dimensies door iedereen worden nageleefd! Naar schatting zijn er 11 miljoen Roma in Europa. Het gaat echt om een Europees probleem en mijn fractie heeft eens te meer als enige werkelijk nagedacht over dit onderwerp en een constructieve bijdrage geleverd aan dit debat.

Zo moet er worden bekeken hoe de Europese middelen optimaal kunnen worden ingezet om de Roma beter te laten integreren in hun land van herkomst. Ook dient er op Europees niveau een echte strategie voor de Roma ten uitvoer worden gelegd. De Roma-gemeenschap moet worden betrokken bij het opstellen, de uitvoering en de follow-up van deze strategie.

 
  
MPphoto
 
 

  Csaba Sándor Tabajdi (S&D), schriftelijk. – (HU) De afgelopen weken hebben de gebeurtenissen die zich in Frankrijk hebben afgespeeld enerzijds laten zien dat met de vereenvoudiging van het probleem geen duurzame oplossing kan worden bereikt waarmee de situatie van de betreffende personen kan worden verbeterd. De Roma vormen een bijzondere minderheidsgroepering, aangezien ze een dubbele minderheidsstatus hebben. Ze vormen een etnische gemeenschap en de meesten van hen behoren ook nog tot de sociaal achtergestelde groeperingen in de samenleving. Vandaag de dag zijn de Roma nog altijd slachtoffer van discriminatie, marginalisering en segregatie op diverse terreinen van het openbare leven en in de privésfeer. De Roma-gemeenschap is nog steeds geen erkende nationale- of etnische minderheidsgroepering in alle lidstaten en beschikt daarom niet in alle betreffende landen over de rechten die gepaard gaan met deze status. Als gevolg hiervan is hun werkelijke bijdrage aan het openbare leven beperkt en kan deze in veel gevallen slechts op vrijwillige basis plaatsvinden. De maatschappelijke verantwoordelijkheid voor de integratie van Roma-gemeenschappen is asymmetrisch verdeeld tussen de meerderheid in de samenleving en de Roma. De meerderheid in de samenleving moet de Roma zonder assimilatie accepteren en hen steunen als achtergestelde maatschappelijke groepering. Aan de andere kant moeten de Roma de regels accepteren waardoor de hele samenleving wordt bestuurd, en moeten ze meer initiatief ontplooien bij het oplossen van hun eigen problemen. De andere les van de gebeurtenissen in Frankrijk is dat de sociale integratie van Roma-gemeenschappen niet uitsluitend op nationaal niveau kan worden geregeld. Behalve op lokaal, regionaal en nationaal niveau moeten de lidstaten ook binnen Europese kaders samenwerken. Voor deze taak moeten in de begrotingscyclus na 2013 aanzienlijke middelen worden toegewezen uit de structuur- en cohesiefondsen van de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  László Tőkés (PPE), schriftelijk. – (HU) Dag in dag uit zijn we getuige van zware kritiek op het beleid van Frankrijk en de strenge maatregelen daarin ten opzichte van Roemeense en Bulgaarse Roma. Van socialistische en liberale zijde wordt staatshoofd Nicolas Sarkozy door enkelen als populistisch, xenofoob en racistisch afgeschilderd, waarbij ze de ongelukkige situatie van de zigeuners die West-Europa binnenstromen voor hun eigen partijpolitieke doeleinden aanwenden. Helaas is de kwestie van de uitgezette zigeuners te politiek geworden. Velen benadrukken het beginsel van vrij verkeer binnen de Europese Unie te eenzijdig en zijn geneigd te vergeten dat niet emigratie of ‘nomadisering’ over het hele continent de oplossing is voor de situatie van de zigeuners uit Oost- en Midden-Europa, maar dat hun lot alleen in hun eigen land op bevredigende wijze kan worden beslecht, met de samenwerking van de lidstaten en de EU.

Met louter propagandistische doelstellingen voor ogen vergeten sommigen ook dat vrij verkeer geen doel op zich kan zijn. Integendeel: het recht om in je geboorteland te blijven en een menswaardig leven te leiden, is een fundamentele universele en Europese waarde, waar ook de grootste etnische en sociale minderheid van Europa recht op heeft. We moeten er dus naar streven dat alle burgers van de Europese Unie zich thuis voelen in hun eigen land en daardoor niet worden gedwongen hun geluk in het buitenland te beproeven. Het antwoord aan het adres van de zogenaamd democratische beschermers van de Roma, wier gedrag grenst aan politiek cynisme, kan misschien het meest treffend worden geformuleerd met de woorden van de winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede, Elie Wiesel: per slot van rekening worden de zigeuners niet naar Auschwitz maar slechts naar Roemenië gestuurd.

 
  
MPphoto
 
 

  Traian Ungureanu (PPE), schriftelijk. – Er zijn twee manieren om met de Roma-kwestie om te gaan. De ene is door ons bij onze socialistische en liberale collega’s aan te sluiten en te zeggen: We zijn nu allemaal racisten! Maar dat zou alleen de morele aanmatiging van links maar ten goede komen. De Roma zijn daar niet mee geholpen.

De andere manier is eerlijk omgaan met het werkelijke probleem. We moeten toegeven dat het recht op veiligheid en het recht op vrij verkeer even belangrijk zijn. Verder moeten we de Roma-kwestie niet koppelen aan de toetreding van Roemenië tot de Schengenzone, maar moeten we begrijpen dat Roemenië veel heeft gedaan om het onderwijs en de integratie van de Roma te bevorderen. We moeten de Roemeense ervaring – in samenwerking met andere Europese landen – benutten omdat de Roma-kwestie geen nationaal probleem is, maar een pan-Europese realiteit die vraagt om pan-Europees beleid.

 
  

(1)Zie notulen.


12. Humanitaire situatie na de overstromingen in Pakistan (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is de verklaring van de Commissie over de humanitaire situatie na de overstromingen in Pakistan.

 
  
MPphoto
 

  Kristalina Georgieva, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank u dat u Pakistan op de agenda hebt gezet. Maar ik dank vooral het Parlement voor zijn actieve bijdrage aan de EU-respons tot op heden door zeer nuttige bijeenkomsten op commissieniveau te organiseren en voor het feit dat u van de zomer zo snel, binnen een dag zelfs, uw controlerecht hebt uitgeoefend. Dat heeft ons in staat gesteld om snel financieringsbesluiten te nemen zodat er snel hulp kon worden geboden.

Ik wil vandaag verslag doen van de indrukken die ik heb opgedaan tijdens mijn recente missie naar Pakistan, vaststellen wat de volgende stappen zullen zijn en afsluiten met enkele conclusies waaruit de Europese Unie lering kan trekken.

Om te beginnen mijn indrukken van Pakistan. Deze werden overheerst door het gegeven dat dit een ongelooflijk ingewikkelde situatie is, in feite twee rampen in één.

In het noorden bevinden zich drie miljoen binnenlandse ontheemden en vluchtelingen, die eerder gevlucht waren voor gewapende conflicten om vervolgens te moeten toezien hoe hun kampen en pas gebouwde huizen werden weggespoeld en hun nieuwe leven werd verwoest. Stroomafwaarts, in de vruchtbare vlakten van Zuid-Pakistan, zijn plattelandsgemeenschappen niet alleen hun huis kwijt, maar ook hun middel van bestaan en een groot deel van de Pakistaanse economie waarvan het land afhankelijk is.

Sinds ik de kwestie heb doorgenomen met het ontwikkelingscomité, zijn de getallen die de gevolgen van deze ramp uitdrukken, nog verder gestegen. Alles bij elkaar zijn meer dan twintig miljoen Pakistanen getroffen door de overstromingen in het hele land. Meer dan twaalf miljoen mensen hebben meteen hulp nodig.

(De Voorzitter vraagt enkele leden van het Parlement om rustig te zijn).

Ik weet dat de hiervoor aan de order gestelde kwestie van groot belang is voor de Europese waarden. Dat geldt ook voor de kwestie waar ik nu bij stilsta. Ik dank u derhalve.

In termen van aantallen spraken we nog maar een week gelden over ongeveer acht miljoen mensen die onmiddellijk hulp nodig hadden. De aantallen zijn inmiddels bijgesteld tot twaalf miljoen. Meer dan 1,8 miljoen huizen zijn verwoest of beschadigd; dit getal stond eerst op 1,2 miljoen. Meer dan 3,4 miljoen hectare landbouwgrond staat onder water. Er zijn meldingen van diarree en cholera. Onder deze omstandigheden richten wij onze hulp op wat duidelijk de eerste prioriteiten zijn: voedsel, drinkwater, sanitaire voorzieningen, medische hulp en onderdak. Bij een ramp van een dergelijke omvang is grootschalige internationale noodhulp noodzakelijk. Dat brengt me meteen bij het volgende punt. Wat heeft de EU al gedaan en wat gaan we nu doen?

Onze humanitaire respons is aanzienlijk geweest. De EU, dat wil zeggen de lidstaten en de Commissie, hebben tot nu toe in totaal 231 miljoen euro bijgedragen voor directe noodhulp, 70 miljoen euro van de Commissie en de resterende 161 miljoen euro van de lidstaten. Twaalf lidstaten hebben ook hulp in natura gemobiliseerd via het communautaire mechanisme voor civiele bescherming. Hierdoor zijn wij de grootste donor. Onze bijdrage moet worden afgezet tegen de oproep van de VN voor 460 miljoen dollar voor directe noodhulp, maar ik benadruk dat deze oproep naar boven toe zal worden bijgesteld en er komt waarschijnlijk binnen een week een nieuw verzoek van de VN.

Wij waren ook snel met onze hulp. Op 30 juli werd duidelijk dat de overstromingen verwoestend zouden zijn en ons eerste financiële besluit voor 30 miljoen euro werd de volgende dag, op 31 juli, genomen.

Nadat wij een verzoek van de Pakistaanse autoriteiten hadden ontvangen, activeerden wij op 6 augustus meteen het Europese mechanisme voor civiele bescherming en stuurden we een team van 18 deskundigen om onze hulp samen met de VN en de Pakistaanse autoriteiten te coördineren zodat deze zo effectief mogelijk zou kunnen worden ingezet.

Dit is de eerste keer dat lidstaten met behulp van de capaciteit voor civiel strategisch luchttransport in coördinatie met de militaire staf van de EU hulp in natura hebben geleverd. Hierdoor zijn we in staat de zeer noodzakelijke waterzuiveringsinstallaties, mobiele hospitalen, geneesmiddelen, onderdak en tenten te leveren. Maar ik zal niet verhullen dat er, ondanks deze enorme inspanning, nog grote uitdagingen voor ons liggen.

Ik zal vier belangrijke uitdagingen naar voren halen. Ten eerste is de humanitaire crisis nog lang niet voorbij. Misschien moet de piek van de crisis nog komen. We weten van humanitaire hulpverleners dat ze aan het eind van de maand september naar verwachting zes van de twaalf miljoen mensen die hulp nodig hebben, zullen hebben bereikt. In zekere zin breidt de crisis zich dus zo snel uit dat de hulp die wordt gemobiliseerd, het tempo niet kan bijhouden. De situatie wordt mogelijk eerst nog slechter voordat ze verbetert, vooral in termen van epidemieën.

Ten tweede is het van cruciaal belang dat we ons, bij onze pogingen om zoveel mogelijk mensen te bereiken, vooral richten op de meest kwetsbaren. Dat zijn onder andere arme gemeenschappen, vrouwen, met name gezinnen met een vrouw aan het hoofd, kinderen, ouderen en gehandicapten, omdat zij waarschijnlijk buiten de boot vallen als daar geen specifieke aandacht voor is. Dit is dus precies wat de Commissie, in samenwerking met onze 26 partners, van plan is.

Ten derde is snelle hulpverlening niet alleen een kwestie van mensenlevens redden. Het gaat ook om het behoud van de stabiliteit van een land dat te maken heeft met grote uitdagingen op het gebied van de veiligheid. Wanhoop kan heel eenvoudig ontaarden in ontevredenheid onder de burgers en daarom moeten we deze mensen beslist zo snel mogelijk en zoveel mogelijk proberen te helpen.

Ten vierde: het is heel belangrijk om vandaag levens te redden, toch moeten we ook nu al aan herstel denken. In termen van vroegtijdig herstel liggen er twee zeer belangrijke taken. Om te zorgen voor herstel van de landbouw als het water terugwijkt, moeten we gereed staan met gereedschap en zaden en met hulp voor boeren, zodat ze het plantseizoen kunnen inlopen. Tevens is het noodzakelijk dat er wordt gewerkt aan het herstel van de essentiële infrastructuur die boeren verbindt met de markten en ons in staat stelt afgelegen gemeenschappen te bereiken.

Op de lange termijn staat het land onmiskenbaar voor een grote uitdaging als het gaat om herstel. Momenteel wordt onder leiding van de Wereldbank en de Aziatische Ontwikkelingsbank samen met de Commissie en de UNDP een beoordeling uitgevoerd om te bepalen wat op de lange termijn nodig is voor het herstel. We werken voortdurend zeer nauw samen met hoge vertegenwoordiger en vicevoorzitter Ashton, commissaris Piebalgs en commissaris De Gucht zodat de Europese Unie met een alomvattend en holistisch voorstel kan komen over de wijze waarop we de ontwikkeling van het land kunnen steunen.

Pakistan zal op de agenda staan tijdens de eerstvolgende Gymnich-bijeenkomst en bij de vergadering van de Vrienden van democratisch Pakistan in Brussel op 14 en 15 oktober.

Er zijn lessen te leren voor de EU. Ik zie er drie. Ten eerste herinneren de overstromingen in Pakistan ons er voor de zoveelste keer aan dat de klimaatverandering vergaande gevolgen heeft. Als we kijken naar de prijs die hiervoor wordt betaald, is het van groot belang dat we werken aan een goede paraatheid bij rampen en moet de wederopbouw van een zeer kwetsbaar land dat verwoest is door een ramp, erop gericht zijn het land beter te wapenen tegen de gevolgen van klimaatverandering.

Ik hanteer een behoedzame benadering en kan niet zonder meer stellen dat deze overstromingen het gevolg van klimaatverandering zijn. Ik weet echter wel dat volgens de wetenschappelijke opvatting de toegenomen frequentie en intensiteit van rampen duidelijk het gevolg zijn van klimaatverandering. Ten tweede: in een jaar waarin er een aardbeving was in Haïti, langdurige droogte in de Sahel, een conflict in Sudan en nu overstromingen van grote proporties in Pakistan, is onze budgettaire positie opnieuw zwak, aangezien onze eigen begroting en de reserve voor noodhulp bijna uitgeput zijn. En het is nog maar begin september.

Vanwege de opwaartse trend in het aantal rampen en de omvang ervan ontstaat er een steeds groter wordend gat in onze begroting voor humanitaire hulp. Daar moeten we rekening mee houden bij de voorbereiding van het volgende Financieel Perspectief zodat we onze middelen kunnen afstemmen op de wil van onze burgers om mensen in nood te helpen.

Mijn derde punt is dat de EU al sinds het begin van de crisis in de vuurlinie staat en toch schonken de media in het begin weinig aandacht aan onze aanwezigheid. We moeten ons derhalve niet alleen sterk richten op het verbeteren van de efficiëntie van communautaire instrumenten waarmee op rampen kan worden gereageerd maar ook de zichtbaarheid ervan, zoals vanochtend in de zitting die u met voorzitter Barroso had, werd aangegeven. We komen volgende maand met een voorstel.

Tot slot kan ik met trots namens onze burgers zeggen dat Pakistan heeft aangetoond dat de solidariteit van de EU niet blijft bij woorden alleen; er worden ook daden verricht. Daar mogen we trots op zijn, omdat we door ons werk niet alleen levens redden maar ook de beginselen en waarden hooghouden die de kern van het Europese project raken.

 
  
  

VOORZITTER: RODI KRATSA-TSAGAROPOULOU
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Filip Kaczmarek, namens de PPE-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw Georgieva, de overstromingen in Pakistan zijn een bijzonder ernstige humanitaire ramp. Tientallen miljoenen mensen zijn geraakt door de gevolgen. We moeten elkaar niet de loef afsteken met het noemen van aantallen slachtoffers en het vergelijken van leed. Ik zal deze ramp dan ook niet vergelijken met andere. Het is een enorme tragedie. Ik wil mevrouw Georgieva bedanken voor de snelle en adequate maatregelen van de Europese Commissie. Het is jammer dat het niet gelukt is om tijdens het zomerreces een buitengewone vergadering van de Commissie ontwikkelingssamenwerking van het Europees Parlement bijeen te roepen. We mogen echter trots op zijn op het feit dat de Europese Unie snel en solidair heeft gereageerd. Laten we echter niet vergeten dat miljoenen mensen nog steeds hulp, steun en samenwerking nodig hebben. Naast noodhulp, landbouw en transport zijn de prioriteiten van mevrouw Georgieva daadwerkelijk cruciaal. Als het niet lukt om de Pakistaanse landbouw te redden, dan voltrekt zich daar volgend jaar de volgende humanitaire ramp - hongersnood. De overstromingen kunnen paradoxaal genoeg ook positieve effecten opleveren. Extremistische activiteiten worden bijvoorbeeld bemoeilijkt en het vluchtelingenprobleem is eenvoudiger op te lossen.

Ik ben blij dat u van plan bent om met initiatieven te komen die erop gericht zijn om onze instrumenten om op humanitaire rampen te reageren effectiever te maken. Het verheugt mij ook dat het Belgisch voorzitterschap bereid is om die initiatieven prioriteit te maken van hun voorzitterschap. Het Europees Parlement zal dergelijke initiatieven zeker steunen.

 
  
MPphoto
 

  Véronique De Keyser, namens de S&D-Fractie. (FR) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, ten eerste wil ik u complimenteren met uw inzet. U hebt uw taak zeker naar tevredenheid volbracht.

Maar er is nog zo veel te doen en er gaapt een kloof tussen Pakistan en de publieke opinie. Het beeld is vertroebeld, mensen willen geen geld doneren en dat is een echt probleem. De zaal is vrijwel leeg vandaag en soms krijg ik te horen: “O, in Pakistan is er niets meer aan de hand, het water is aan het zakken.” Ja, het water is inderdaad aan het zakken, maar we hebben wel te maken met een van de grootste rampen, die van dezelfde omvang is als de tsunami.

Mijn aandacht richt zich op twee punten. Ten eerste moeten onze mechanismen voor snel optreden worden verbeterd. U hebt gedaan wat in uw macht lag, taken en maatregelen gecoördineerd, met de financiële middelen die u tot uw beschikking had. Dat is absoluut geen kritiek. Maar ik denk dat Europa zijn mechanismen voor snel optreden moet versterken, zoals het Belgische B-Fast, en ik roep het Belgische voorzitterschap op om hieraan in overleg met de Commissie invulling te geven.

Het tweede punt is het probleem van de vrouwen. Mevrouw de commissaris, ik heb het al eerder gezegd: zij worden in conflicten en rampen vaak vergeten. We weten welk lot de Pakistaanse vrouw ondergaat. We weten dat er nu, op het moment dat ik dit zeg, 300.000 vrouwen in de komende weken moeten bevallen. We weten dat 30.000 van deze hoogzwangere vrouwen een chirurgische ingreep zullen moeten ondergaan en ik smeek en zeg u daarom: “Onderneem gerichte actie voor dit probleem.”

Er zijn lokale organisaties die ter plaatse vrijwel overal kunnen komen. Een aantal daarvan is bijvoorbeeld aangesloten bij de Internationale Federatie voor Ouderschapsplanning. Sluit lokale overeenkomsten en houd ons daarvan op de hoogte. Mevrouw de commissaris, wij zullen u niet ter verantwoording roepen, maar willen wel weten hoe het deze vrouwen is vergaan. Ik hoop dat u ons dat zult kunnen vertellen.

 
  
MPphoto
 

  Charles Goerens, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, het grootste meer ter wereld bevindt zich momenteel in Pakistan, om de woorden van de verantwoordelijke van Oxfam voor dit land te gebruiken.

Gezien het leed en de ellende die deze ongekend grote overstromingen veroorzaken, kunnen we nu al spreken over een oceaan van problemen, nood, leed en wanhoop.

Wij moeten allemaal onze verantwoordelijkheid nemen. Waarom?

Allereerst omdat de twintig miljoen directe slachtoffers van deze ramp er niet alleen uit kunnen komen. Daarnaast hebben wij als Europese Unie, maar ook al lidstaten onze verantwoordelijkheid te nemen, wat op hetzelfde neerkomt. Nu het Verdrag van Lissabon in werking is getreden, moeten wij dit kunstmatige onderscheid laten varen, want het is volledig overbodig geworden.

Europa neemt natuurlijk zijn verantwoordelijkheid en daarvan toont u het voorbeeld, mevrouw de commissaris. Europa doet het zelfs voorbeeldig. Is de Europese Unie doorgaans niet de eerste die middelen vrijmaakt om humanitaire acties op touw te zetten? Anderen zouden hieraan een voorbeeld kunnen nemen en hun bijdrage aan Pakistan kunnen verhogen, zodat het land uit de ellende kan worden getrokken waartoe deze overstromingen zullen leiden. Ik denk met name aan staten die over miljarden beschikken en de rijke olielanden in dit gebied.

Zijn wij Europeanen dan perfect? Nee. Ik denk zelfs dat wij het beter zouden kunnen doen zonder per se meer te hoeven uitgeven. Allereerst is er het verslag van de heer Barnier, waarin wordt voorgestaan de middelen en instrumenten van de 27 lidstaten bij rampen te delen en gezamenlijk in te zetten. Waar wachten we nog op om de conclusies van dit verslag eindelijk ten uitvoer te leggen?

Dan is er het gebrek aan zichtbaarheid van de Europese Unie. Dat is niet het belangrijkste punt, maar er moet wel iets aan worden gedaan, niet om onze edelmoedigheid flink ten toon te spreiden of op te scheppen over ons kunnen. Het gaat erom dat de Unie alles in het werk stelt om zich te profileren op de terreinen waarin zij het beste is. Zij moet zich zichtbaar opstellen als de grootste humanitaire hulpverlener in de wereld en uitblinken in haar echte roeping, namelijk een echte vredesmacht worden.

 
  
MPphoto
 

  Jean Lambert, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, zoals al is opgemerkt, zijn de gebeurtenissen die momenteel in Pakistan plaatsvinden, een echte tragedie en er zullen de komende tijd langetermijntoezeggingen aan de bevolking van Pakistan en zijn democratisch gekozen regering moeten worden gedaan.

Ik ben blij met de reactie van de commissaris en haar langeretermijnperspectief, waaronder niet in de laatste plaats de link met klimaatbestendigheid. Ik deel de bezorgdheid die ze heeft uitgesproken over de financiering van dergelijke rampen op de lange termijn. Ik denk dat wij er allemaal op aandringen dat de internationale gemeenschap haar reactie uitbreidt. We zouden zeker graag zien dat India zijn bijdrage aan het VN-fonds verhoogt, omdat daar een belangrijk politiek signaal van uitgaat.

Wij zijn van mening dat de internationale gemeenschap verder kan gaan. Ze zou meer eigen geld van Pakistan kunnen vrijgeven door maatregelen te nemen ter verlichting van de internationale schuld van Pakistan, die voor een groot deel tijdens militaire regimes is opgebouwd. In 2008 heeft Pakistan drie miljard dollar besteed aan het aflossen van zijn schulden: hierbij valt de internationale hulp in het niet. Frankrijk en Duitsland zijn belangrijke bilaterale donoren. Ik denk dat we ons zorgen moeten maken over de aflossingsvoorwaarden die geboden worden voor de leningen die momenteel worden voorgesteld.

Ik ben ook van mening dat het van belang is dat er een vergelijkbare respons komt vanuit Pakistan zelf, niet in de laatste plaats van de rijke grondbezitters die bijvoorbeeld de pacht zouden kunnen verlagen voor arme pachtboeren die de komende tijd niet in staat zullen zijn om de pacht te betalen.

 
  
MPphoto
 

  Sajjad Karim, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ten eerste verwelkom ik de opmerkingen die de commissaris in de commissie en ook hier vandaag heeft gemaakt. Onze respons – onder leiding van de commissaris – is inderdaad prijzenswaardig, zowel op EU-niveau als van de op bilaterale basis handelende lidstaten. Het Verenigd Koninkrijk heeft beslist al het mogelijke gedaan.

Het is zeer bedroevend om te zien dat, terwijl de bevolking van Pakistan met deze catastrofe werd geconfronteerd, hun president met volle teugen genoot van al het goede dat Europa te bieden had. Terwijl hij daarmee bezig was, begonnen wij hulp te mobiliseren en stonden wij zij aan zij met de bevolking van Pakistan. Ik ben er zeer trots op dat we dat hebben gedaan.

Toen de civiele infrastructuur afbrokkelde, moest het leger in actie komen. Het feit dat we alles in het werk hebben gesteld om de benodigde noodhulp te bieden is zeer prijzenswaardig. Maar terwijl we hier vandaag bij elkaar zijn, neemt de nood nog steeds toe. We doen ondertussen wat we kunnen, maar we moeten onze respons voor de middellange tot lange termijn nu wel gaan plannen.

De ongekende omvang van de overstromingen staat garant voor een ongekende internationale respons. We moeten een aanvang maken met de wederopbouw van Pakistan, maar we moeten op zodanige wijze te werk gaan dat de bevolking van Pakistan ziet wat er gebeurt, want anders zijn de gevolgen mogelijk niet te overzien. We hebben een ontwikkelingsagenda, maar we moeten daar ook een handelsgerelateerde agenda aan koppelen om de bevolking van Pakistan in staat te stellen zelf ook aan de wederopbouw van haar land te werken.

Collega’s, wat ik eigenlijk wil is dat we ambitieus zijn en een EU-plan opstellen – net zoiets als het Marshallplan dat heeft bijgedragen aan de wederopbouw van delen van Europa. Zoiets hebben we nodig. We hebben het over een uitdaging van een dergelijke omvang. Laten we die uitdaging aangaan.

 
  
MPphoto
 

  Michèle Striffler (PPE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, geachte collega’s, de humanitaire situatie in Pakistan is dramatisch en erger dan de tsunami die Azië destijds heeft getroffen.

Ik ben opgetogen over het besluit van de Commissie om in totaal 70 miljoen euro aan humanitaire hulp te verstrekken aan de slachtoffers van de overstromingen en ik ben verheugd over het snelle optreden van mevrouw Georgieva, die opnieuw onmiddellijk in actie is gekomen.

Een van de grootste problemen is dat de slachtoffers moeilijk bereikbaar zijn. Infrastructuur is verwoest, de slachtoffers zijn omringd door water en de veiligheidssituatie is zeer instabiel. Het is van levensbelang dat de humanitaire beginselen van onpartijdigheid, neutraliteit, onafhankelijkheid en menselijkheid bij de hulpverlening in acht worden genomen. Zij mag alleen uitgaan van de behoefte van de bevolking.

De instrumenten voor rampenbestrijding van de Europese Unie hebben weliswaar goed gewerkt, maar uit de crisis in Pakistan is opnieuw gebleken dat er doeltreffender moet worden opgetreden. Hulp moet sneller worden verleend, beter worden afgestemd en zichtbaarder zijn. Eens te meer is de les van deze ramp dat er een Europese capaciteit moet zijn die snel in actie kan komen. Ik dring daarom nogmaals aan op de oprichting van een Europese noodhulpmacht voor civiele bescherming.

Mevrouw de commissaris, in november komt u met een mededeling inzake de versterking van de capaciteit voor optreden bij rampen door de Europese Unie, die zal worden gevolgd door wetsvoorstellen. Daarmee hebt u dus de mogelijkheid om ambitieuze oplossingen voor te stellen en ik ben ervan overtuigd dat u dat ook zult doen.

 
  
MPphoto
 

  Thijs Berman (S&D). - Mevrouw de Voorzitter, de EU neemt ruimschoots haar deel van de hulpgelden op zich, maar die toezeggingen, 230 miljoen euro van EU en lidstaten, moeten nu wel worden waargemaakt. Pakistan mag niet het slachtoffer worden van een onuitgesproken wantrouwen. Humanitaire hulp is een plicht, los van politiek, zonder discriminatie. De EU is een van de belangrijkste donoren. Het is daarom van essentieel belang dat juist wij onze inspanningen goed coördineren. Vraag aan commissaris Georgieva: waar kan onze coördinatie beter? Wat is daarvoor nodig? Wat hebt u daarvoor nodig?

De bevolking moet toegang krijgen en houden tot schoon drinkwater, medische zorg en voedsel. Zolang de dreiging van nieuwe overstromingen blijft, is de opbouw van de getroffen gebieden lastig. Zodra dat mogelijk is, moet de internationale gemeenschap de Pakistaanse overheid en de bevolking bijstaan om ook de gevolgen van deze ramp op de lange termijn te verzachten en als dat om meer budget vraagt, moeten wij de ruimte daarvoor vinden.

 
  
MPphoto
 

  Louis Michel (ALDE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, uiteraard ben ik vol lof over het aanzienlijke werk dat u hebt verricht.

Dankzij uw optreden hebben de lidstaten van de Europese Unie 230 miljoen euro aan noodhulp beschikbaar gesteld, waarvan 70 miljoen euro aan Europese middelen. Er is al gezegd dat dit geweldig en prachtig is. U bent er zelf geweest, en daaruit blijkt dat u het probleem echt ter harte hebt genomen.

Allereerst sluit ik me aan bij alles wat hier is gezegd: het probleem van vrouwen, het probleem van gezondheidszorg, ook het politieke probleem, want het risico dat dit land in handen komt van extremisten is reëel. Ook wil ik er, helaas ten overvloede, op wijzen dat er snel een noodhulpmacht voor civiele bescherming moet worden opgezet. Ik heb dit al herhaaldelijk aan de orde gesteld, met name na de aardbeving in Haïti.

Het verslag van de heer Barnier is een perfect uitgangspunt voor de invoering van dit mechanisme. Ik zou u in verband hiermee willen vragen wat uw voornemens in dit verband precies zijn.

 
  
MPphoto
 

  Peter van Dalen (ECR). - Voorzitter, in Nederland kennen wij de strijd tegen het water en daarom voel ik mij zeer verbonden met het Pakistaanse volk, dat zo zwaar getroffen is door de watersnoodramp. Ik roep de Europese Unie, de lidstaten en de internationale gemeenschap op de Pakistanen bij te staan en hen niet over te laten aan de grillen van de Taliban.

Als christen voel ik mij ook verbonden met de Pakistaanse christenen. Ik heb gehoord van organisaties als Open Doors International en Compass Direct News dat in verschillende gebieden christenen worden gediscrimineerd bij de distributie van voedsel en medische hulp. Dat bericht heeft mij geschokt, en ik wil de commissaris vragen daar ook aandacht aan te besteden. Een ernstiger bericht was nog dat kennelijk inmiddels drie buitenlandse hulpverleners van een christelijke organisatie zijn vermoord door Pakistaanse Taliban. Ik wil de commissaris vragen ook hier nadrukkelijk aandacht aan te besteden. En ook de Pakistaanse overheid te steunen, want de Pakistaanse overheid moet binnen- en buitenlandse hulpverleners beschermen, en discriminatie in de hulpverlening mag nooit voorkomen.

Graag ook een reactie hierop van de commissaris.

 
  
MPphoto
 

  Eija-Riitta Korhola (PPE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ten eerste wil ik blijk geven van mijn medeleven met de bevolking van Pakistan in verband met de tragische gebeurtenissen waarbij vele mensen om het leven zijn gekomen. Ook dank ik commissaris Georgieva voor de toewijding waarmee ze Pakistan tot een dringende prioriteit op haar agenda heeft gemaakt.

De wereld en de EU hadden enige tijd nodig voordat ze de omvang van de ramp volledig konden overzien. Nu we een beter inzicht hebben in de behoeften van de getroffen mensen, moeten we op deze behoeften inspelen en met spoed handelen. We moeten meer financiële en materiële hulp bieden en ervoor zorgen dat de hulp iedereen, ook minderheden, bereikt naargelang de behoeften.

We moeten ook niet vergeten dat Pakistan een frontlijnstaat is in de internationale strijd tegen extremisme en terrorisme. Als we er niet in slagen hen te helpen, zullen armoede en wanhoop de strijdlust mogelijk versterken. Een eenmalige humanitaire inspanning volstaat niet. Deze moet worden gecombineerd met hulp om de infrastructuur van het land – wegen, bruggen, scholen, enzovoorts – weer op te bouwen

We moeten ook dringend maatregelen nemen om Pakistan te helpen de economie en de handel weer op gang te brengen. Grotere markttoegang voor Pakistaanse exportproducten en nieuwe schuldregelingen kunnen het tij doen keren. EU-lidstaten moeten nog eens goed nadenken over een schuldenruil als een manier om hulp te bieden bij deze tragedie.

 
  
MPphoto
 

  Enrique Guerrero Salom (S&D). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, zowel in de publieke opinie als bij onszelf overheerst de indruk dat de reactie van de internationale gemeenschap op de humanitaire ramp in Pakistan zwak was en traag op gang is gekomen. In vergelijking met andere humanitaire rampen van gelijkaardige omvang hebben we trager en minder intens gereageerd.

Bovendien bleken we niet volledig bereid om te voorzien in de noden die de Verenigde Naties hebben vastgelegd. Enkele collega’s hadden het al over de weerstand die zich kan voordoen in onze maatschappij omwille van het politieke regime of omwille van de problemen die zich kunnen voordoen in Pakistan. Ik vind echter dat we als parlementsleden een inspanning moeten doen om aan onze gemeenschap uit te leggen dat we hiermee mensen helpen. Onze hulp gaat naar de personen die in de problemen zitten, en niet naar een of ander politiek regime. Onze humanitaire actie is gebaseerd op neutraliteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid. Dat zijn de waarden die onze activiteit bepalen.

 
  
MPphoto
 

  Elena Băsescu (PPE).(RO) Een ramp zonder weerga, luidt de beoordeling van de overstromingen in Pakistan.

Twintig miljoen mensen zijn getroffen. Tweeduizend mensen hebben hun leven verloren en meer dan een miljoen huizen zijn verwoest, terwijl delen van de infrastructuur en een groot deel van de landbouwgrond onbruikbaar zijn geworden.

De Europese Unie kon niet onverschillig blijven tegenover deze tragedie, vooral niet omdat enkele lidstaten, waaronder Roemenië, deze zomer ook het geweld van overstromingen hebben ervaren.

Ik verwelkom de harde toezegging van de Europese Unie en de lidstaten, die een bedrag van 230 miljoen euro hebben vrijgemaakt voor het verlichten van de problemen. Dit maakt de EU tot de grootste externe donor van Pakistan.

Desondanks blijft de humanitaire situatie zeer ernstig en zal deze langetermijngevolgen hebben.

Ik ben van mening dat duurzaam herstel alleen kan worden verwezenlijkt door groei van de economie van dit land. Daar kan de EU aan bijdragen door het openstellen van haar markten voor Pakistan.

 
  
MPphoto
 

  Corina Creţu (S&D).(RO) De Europese Unie heeft snel gereageerd op de tragedie in Pakistan, hoewel dit, zoals u hebt gezegd, niet altijd even goed zichtbaar is. Met uw bezoek aan de door de overstromingen getroffen gebieden hebt u laten zien dat de Europese Unie zich in reactie op deze humanitaire ramp solidair opstelt.

De slachtoffers van de ramp – we hebben het over ruwweg achttien miljoen mensen – zijn nu blootgesteld aan grote gezondheidsrisico’s. Helaas hebben de Verenigde Naties maar een derde van de gevraagde middelen ontvangen, wat ook te wijten is aan de bedenkingen die sommige lidstaten hebben geuit ten aanzien van de wijdverspreide corruptie in Pakistan.

Ik ben van mening dat er een controlemechanisme nodig is om ervoor te zorgen dat de humanitaire hulp rechtstreeks naar de slachtoffers van de overstromingen wordt gekanaliseerd en niet wordt toegeëigend door lokale leenheren, terwijl tegelijkertijd het aantal humanitaire missies moet worden vergroot.

Ook denk ik dat we het nemen van veiligheidsmaatregelen voor humanitaire hulpverleners tot een van onze prioriteiten moeten maken, gezien de islamistische bedreigingen.

 
  
MPphoto
 

  Jürgen Creutzmann (ALDE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, in Pakistan heeft een vreselijke watersnoodramp plaatsgevonden, en we moeten de berooide slachtoffers in dit land helpen. Ik maak me met name zorgen over het feit er in Pakistan regio’s zijn die niet de nodige hulp krijgen van de nationale regering.

Een voorbeeld is de regio Gilgit-Baltistan, ten noorden van Jammu en Kasjmir in het grensgebied, ook die is zwaar getroffen door de stortregens en de gevolgen daarvan. Ik heb gehoord dat alleen al in Gilgit-Baltistan 500 mensen om het leven zijn gekomen, en dat 50 000 mensen dakloos geworden zijn. Er zijn vier bruggen weggespoeld, en veel gebieden zijn volledig van de buitenwereld afgesneden. Tot nu toe zijn er echter slechts hulpgoederen ter waarde van omgerekend 10 000 euro in Gilgit-Baltistan aangekomen.

Daarom moet de Europese Unie niet al het geld voor noodhulp naar de regering van Pakistan sturen, we moeten daarnaast non-gouvernementele organisaties ondersteunen, die ook in de afgelegen regio’s in Pakistan hulp bieden.

 
  
MPphoto
 

  Janusz Władysław Zemke (S&D). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, de Europese Unie heeft doeltreffender gereageerd op de gigantische humanitaire ramp in Pakistan dan bij andere gelegenheden in het verleden. Ik denk dat iedereen hier met grote tevredenheid constateert dat er vooruitgang is geboekt in vergelijking met bijvoorbeeld de hulp die is geboden aan Haïti. Ik wil graag twee bijzonder belangrijke zaken aan de orde stellen. De eerste kwestie betreft het vergroten van de daadwerkelijke mogelijkheden van de Unie, met nadruk op de woorden 'de daadwerkelijke mogelijkheden van de Unie', bij de verstrekking van humanitaire hulp. We moeten bijvoorbeeld de problemen rond het luchttransport oplossen. Zonder dergelijk transport is het lastig om effectief hulp te verlenen. De tweede kwestie betreft de verbetering van de coördinatie op EU-niveau. De Unie levert een bijzonder grote inspanning, maar het punt is dat de inspanningen van de Unie en van de individuele lidstaten zelf beter op elkaar afgestemd moeten worden.

 
  
MPphoto
 

  Kristalina Georgieva, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik dank de Parlementsleden voor hun zeer nuttige commentaar. Ik zal in mijn reactie proberen de kwesties in te delen in drie categorieën. Ten eerste prioriteiten voor de korte en lange termijn en hoe we het advies dat u hebt gegeven, hierin kunnen opnemen. Ten tweede het politieke klimaat en hoe we de neutraliteit en onafhankelijkheid van de humanitaire hulp en de veiligheid van de humanitaire hulpverleners kunnen beschermen. Ten derde het reactievermogen van de EU bij rampen en wat we momenteel doen om ervoor te zorgen dat deze in de toekomst groter is.

Wat de eerste categorie betreft: ik zit heel erg op één lijn met het commentaar in dit Parlement dat we ons moeten richten op degenen die het gevaar lopen te worden uitgesloten. Het zijn met name de conservatievere gebieden van Pakistan, vrouwen en natuurlijk kinderen in gezinnen met een vrouw aan het hoofd, die een zeer groot risico lopen, en ook minderheden, waaronder religieuze minderheden, waar eerder naar werd verwezen.

In ieder land, waaronder in dit geval Pakistan, lopen vooral gemeenschappen die moeilijk te bereiken zijn bijzonder groot gevaar. Ze zijn geïsoleerd vanwege hun aard of ten gevolge van conflicten. Ik kan u verzekeren dat we voorstellen van onze partners zeer zorgvuldig onderzoeken om ervoor te zorgen dat onze financiering voor een heel groot deel gericht is op mensen die het gevaar lopen te worden uitgesloten.

Ik zal mij samen met mijn personeel uitvoeriger buigen over de specifieke vraag die mij werd gesteld over de behandeling van religieuze minderheden. Ik weet wel dat we bijzondere aandacht hebben voor minderheden en ik weet zeker dat we daar meer specifieke informatie over hebben, net als over de situatie in Kasjmir. Ik kan u zeggen dat we er samen met ngo-partners ter plaatse aan werken om deze mensen te bereiken.

Er werd duidelijk gesteld dat landbouw het fundament vormt van een groot deel van de Pakistaanse samenleving en de Pakistaanse economie. Als het water terugwijkt, komt er misschien vruchtbaarder land tevoorschijn, maar dat biedt alleen kansen als we er snel bij zijn om boeren te helpen hun plantcapaciteit te herstellen. Als de respons goed doordacht is, vooral wat betreft herstel op lange termijn, kan er, zoals bij elke ramp, ook vooruitgang worden geboekt in termen van veiligheid.

Dat brengt me bij het punt dat naar voren werd gebracht over de noodzaak om er bij anderen op aan te dringen een bijdrage te leveren. Met andere woorden, we moeten ons morele gezag aanwenden om er bij anderen in de omgeving, de Golfstaten, op aan te dringen dat ze doneren aan Pakistan. Dat hebben ze ook gedaan en het is waar dat de EU, die snel en grootschalig heeft gereageerd, nu in de positie verkeert dat ze een beroep op anderen kan doen. Dat zullen we blijven doen terwijl we ons voorbereiden op de vergadering van Vrienden van democratisch Pakistan hier op 14 en 15 oktober. Hoge vertegenwoordiger en vicevoorzitter Catherine Ashton en de minister van Buitenlandse Zaken van Pakistan, minister Qureshi, zullen deze vergadering samen voorzitten en we hebben al afgesproken dat we een speciale extra lange vergadering zullen houden om de aandacht op deze kwestie te vestigen, de inspanningen van anderen te steunen en er bij anderen op aan te dringen dat ze ook een bijdrage leveren.

Wat onze lidstaten en onze eigen middelen betreft, kan ik het volgende zeggen. Wat de middelen van de Commissie betreft: er is al 70 miljoen euro toegezegd en een groot deel daarvan is al uitbetaald. De week dat ik in Pakistan was, raakte het geld op voor de noodhulpprojecten die we met zeer betrouwbare organisaties en zeer bekwame mensen in het veld steunen. Ons personeel aldaar heeft al duidelijk gemaakt dat we extra middelen zullen moeten verstrekken.

Wat de lidstaten betreft: ik spreek mijn waardering uit voor het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Zweden. Zij zijn de grootste donoren. Zij hebben hun hulp veelal reeds geleverd. De Commissie en de lidstaten hebben een gedeelde bevoegdheid op dit terrein. Natuurlijk werken we samen en we zouden graag zien dat al onze toezeggingen volledig ten uitvoer worden gelegd.

Wat de prioriteiten voor onze respons voor de langere termijn betreft, is het heel duidelijk dat de economische verwachtingen voor Pakistan neerwaarts moeten worden bijgesteld. Met andere woorden, de groeivoorspelling voor volgend jaar daalt van 4,5 procent vóór de overstromingen mogelijk tot 1 procent of zelfs onder nul. Er moeten nog schattingen worden gemaakt van de grootschalige verwoesting die heeft plaatsgevonden, maar de kosten zullen in de orde van miljarden zijn. We moeten de steun voor Pakistan derhalve op een holistische manier mobiliseren. Dat betekent dat alle mogelijke opties voor de verstrekking van hulp zullen worden bekeken.

De Commissie heeft natuurlijk geen leencapaciteit, dus ik kan niet namens de Commissie spreken als het gaat om de mogelijkheden die er zijn, maar een van de opties is dat we kijken waartoe Pakistan zelf in staat is. We zullen ervoor zorgen dat uw stem gehoord wordt als deze opties worden besproken.

Evenzo zullen er vragen worden gesteld over de mogelijkheden ten aanzien van de handel. Ik kan u vertellen dat commissaris De Gucht reeds serieus aan het bekijken is wat we door middel van deze holistische respons aan de problemen van het land kunnen doen.

Ik wil nog één punt toevoegen. We moeten de Pakistaanse regering ook steunen bij de hervormingen die ze ondernemen om een betere basis voor de economie te creëren – waaronder de hervorming van de publieke financiering en de begroting – om te voorkomen dat de overstromingen de regering er op de lange termijn van weerhouden de juiste beslissingen voor haar eigen bevolking te nemen. Dat is ook een punt waar we het over hebben.

Natuurlijk draait het bij de hulp aan Pakistan ook om de politieke stabiliteit in een land dat zo belangrijk is voor zijn eigen regio en voor de rest van de wereld. In die zin hopen we ten zeerste dat onze collectieve actie niet alleen levens zal redden maar ook voorkomt dat er chaos uitbreekt in deze zeer gevoelige regio. Voor degenen onder ons die aan de humanitaire aspecten denken, wijs ik erop dat het hierbij ook van groot belang is dat we de autoriteiten er met klem op wijzen dat de veiligheid van de humanitaire hulpverleners van cruciaal belang is – zoals ik ook deed toen ik daar was.

Anderzijds moeten wij ervoor zorgen dat we neutraal zijn. Wie we helpen mag niet worden bepaald op basis van factoren zoals godsdienst of geslacht of de vraag of het gaat om stedelijke of plattelandsgebieden. De neutraliteit en veiligheid van humanitaire hulpverleners is van bijzonder groot belang. 19 augustus was de dag van de humanitaire hulp. Die dag stelden we vast dat er vorig jaar meer humanitaire hulpverleners om het leven zijn gekomen dan vredessoldaten. Er kwamen 102 humanitaire hulpverleners om. In verband met Pakistan word ik elke ochtend wakker met de angst dat er weer iemand omkomt tijdens de hulpverlening bij deze ramp. Ik wil alleen maar bevestigen dat wij dit heel serieus nemen.

Ik wil eindigen met het punt aangaande een krachtiger EU-respons bij rampen. Ik ben degenen die positief spraken over wat we hebben ondernomen om de organisatie en coördinatie te verbeteren, zeer erkentelijk. Degenen die zeggen dat we meer moeten doen, ben ik ook zeer erkentelijk en ik ben het met hen eens.

Ik zal u één voorbeeld geven van wat coördinatie in het geval van Pakistan betekent. Zoals ik al zei, hebben we ons coördinatieteam voor civiele bescherming in Pakistan ingezet. Twaalf lidstaten verstrekken hulp in natura. Bij wijze van EU-luchtbrug naar Pakistan hebben we tien vluchten georganiseerd – twee zijn er georganiseerd door Tsjechië, één door Finland en zeven medegefinancierd door de Commissie. We hebben zelfs op gecoördineerde wijze namens meerdere landen hulp overgebracht en vervolgens, op gecoördineerde wijze, ter plekke gedistribueerd.

Er wordt dus vooruitgang geboekt, maar tegen degenen die zeggen dat er meer moet gebeuren, is mijn antwoord: “zegt het voort”. Hopelijk zie je een zeer vastberaden en ambitieuze benadering van de Commissie gericht op versterking van het reactievermogen van de EU bij rampen.

Aangezien we hier in de toekomst nog over zullen praten, zal ik het kort in vier punten samenvatten.

Op het gebied van scenarioplanning moeten we veel beter anticiperen op de soorten rampen die zich kunnen voordoen.

Ten tweede moeten we vooraf vastgestelde financiële toewijzingen van de lidstaten hebben waarop we kunnen vertrouwen als er een ramp plaatsvindt. Telkens wanneer zich een ramp voordoet en ik een beroep op hulp doe, weet ik op het moment dat ik dit beroep doe niet of ik krijg wat er nodig is. Gelukkig voor mij zijn de lidstaten tot nu toe elke keer nog over de brug gekomen, maar het zou veel verstandiger zijn als we van te voren kunnen voorspellen wat de lidstaten zullen toezeggen en over welke middelen wij beschikken.

Mijn derde punt betreft versterking van de coördinatie. Ik ga daar verder niets over zeggen. Het is duidelijk dat onze 27 lidstaten plus één als één moeten handelen.

Ten vierde moeten we het reactievermogen bij rampen op een holistische manier benaderen, uitgaande van preventie, paraatheid, respons en herstel.

Deze vier punten vormen de basis van het voorstel dat ik aan u wilde presenteren.

Mevrouw de Voorzitter en geachte afgevaardigden, ik dank u nogmaals voor uw advies aan mij en mijn team.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

 

13. Richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. Aan de orde is het verslag van Csaba Őry, namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, over de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten [COM(2010)0193 - C7-0111/2010- 2010/0115(NLE)] (A7-0235/2010).

 
  
MPphoto
 

  Csaba Őry, rapporteur. – (HU) Dank u dat u mij het woord hebt gegeven, mevrouw de Voorzitter. Ik probeer het dan ook kort te houden. Het zou inderdaad goed zijn als we het debat snel zouden kunnen afronden. Dit debat is relatief moeilijk op gang gekomen, aangezien niet de gebruikelijke raadplegingsprocedure wordt gevolgd, maar de Commissie en de Raad en ook wij hier in het Parlement het huidige ontwerp van de werkgelegenheidsrichtlijnen als onderdeel van het gemeenschappelijke gedachtegoed over de 2020-strategie beschouwen.

Het lijkt er uiteindelijk op dat de tijd die we tot onze beschikking hadden het debat heeft verrijkt, al moet ik zeggen dat we ook in eerste instantie al verscheidene nuttige en goede aanbevelingen in het voorstel van de Commissie waren tegengekomen. We hebben het toch op een paar punten gewijzigd.

Allereerst wil ik de aandacht vestigen op een structurele verandering. Volgens ons is zowel scholing binnen het onderwijssysteem als daarbuiten erg belangrijk, maar we zagen geen reden om dit in twee verschillende richtlijnen onder te brengen, te meer aangezien we de eerdere 24 werkgelegenheidsrichtlijnen tot slechts vier hebben teruggebracht. Juist daarom hebben wij deze twee terreinen samengevoegd, maar we hebben wel een nieuw element toegevoegd.

We willen het belang van het cohesiebeleid, als instrument en omstandigheid van werkgelegenheid benadrukken, want door beslissingen te nemen over ontwikkelingen die de verschillen tussen de lidstaten moeten verkleinen, lanceren we initiatieven in de Europese Unie waarmee landen die in veel opzichten ver van elkaar verwijderd zijn, dichter bij elkaar worden gebracht. Deze beleidsvormen moeten met elkaar worden verbonden vanuit het perspectief van werkgelegenheid. We steunen ontwikkelingen waarmee tegelijkertijd banen worden gecreëerd, want we zijn het er allemaal over eens dat de eerste prioriteit het creëren van nieuwe banen is.

Dit wordt vooral gerechtvaardigd door de economische crisis die, ondanks hoopgevende signalen, volgens mij nog niet helemaal achter de rug is. En de gevolgen voor de werkgelegenheid zijn nog minder duidelijk. Tussen 2008 en 2010 is het aantal werklozen mogelijk gestegen van 16 naar 23 miljoen, wat een gigantisch hoog getal is, maar ik moet helaas zeggen dat de situatie bij jongeren nog slechter is, want onder hen is de werkloosheid naar ongeveer 20,5 procent gestegen. Ik ben van mening dat deze cijfers duiden op een kwaal en op problemen die onze ogen moeten openen dat er werk aan de winkel is. Ik denk dat we een groot aantal aanbevelingen in de voorstellen van de Raad en de Commissie kunnen steunen. We kunnen de doelstelling van 75 procent steunen, namelijk 75 procent van de beroepsbevolking aan een baan helpen, al zouden we wel graag zien dat dit percentage hoger zou zijn onder jongeren. Bij jongeren tussen de 15 en 24 jaar die studeren of werken, moet dit aandeel ten minste 90 procent bedragen. Er mogen geen lanterfantende jongeren zijn. Tevens willen we ons op het gebied van armoede speciaal bezighouden met kinderarmoede als een belangrijk element, en ook al wil ik nu niet alle richtsnoeren of het hele tiende richtsnoer herhalen, het vervult me met vreugde dat zowel het Belgische als het Hongaarse voorzitterschap deze kwestie met prioriteit behandelt. Ik hoop dus dat ook de Raad zich vast voorneemt om dit onderwerp bijzondere nadruk te geven.

 
  
MPphoto
 

  László Andor, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, om te beginnen dank ik de rapporteur, de heer Őry, voor zijn verslag en zijn constructieve benadering van het voorstel van de Commissie voor de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid. Ik ben het volkomen met hem eens dat we deze nieuwe richtsnoeren voor de werkgelegenheid in de context van crisis moeten plaatsen.

Het is nog maar twee jaar geleden dat Lehman Brothers omviel en 2008 een annus horribilis werd voor de financiële sector. Met een ongekende recessie was 2009 een annus horribilis voor de economie en met een gemiddeld werkloosheidscijfer van 10 procent en 20 procent onder jongeren is 2010 een annus horribilis voor de werkgelegenheid in Europa. We moeten deze zaken echt serieus nemen en daarom heb ik grote waardering voor de manier waarop we de afgelopen maanden – vooral in het voorjaar – met het Parlement hebben samengewerkt op het gebied van de richtsnoeren en de EU-strategie voor 2020.

De Commissie heeft het werk aan dit verslag nauwlettend gevolgd. Er is een uitvoerig en vruchtbaar debat over gevoerd. Het debat heeft ook aangetoond dat er prioriteiten moeten worden gesteld en compromissen worden gesloten. Ik verwelkom de voortreffelijke samenwerking tussen de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de Commissie de afgelopen vier maanden. Zoals ik al bij verschillende gelegenheden heb benadrukt, is het van cruciaal belang voor de Commissie dat alle belangrijke EU-instellingen meedoen, met name het Europees Parlement, om het noodzakelijke politieke eigenaarschap van de nieuwe Europa strategie voor 2020 vast te stellen en ervoor te zorgen dat Europa 2020 een succes wordt.

Ik kan u verzekeren dat de Commissie het Parlement de komende jaren heel graag zo nauw mogelijk bij de tenuitvoerlegging van de strategie wil betrekken. Ik ben blij om te zien dat een groot deel van de voorstellen en amendementen die in het ontwerpverslag zijn ingediend, door de Raad zijn ingediend en zijn opgenomen in de tekst die in juni politieke steun van de Europese Raad kreeg. Een aantal specifieke punten zal met de Raad moeten worden besproken.

De Commissie is niet vóór de amendementen die erop gericht zijn om door toevoeging van nieuwe richtsnoeren de structuur van de richtsnoeren aan te passen. Dat zou de helderheid en de samenhang van het voorstel van de Commissie ondermijnen. De Commissie is ook tegen het idee om meer centrale streefcijfers toe te voegen aan de vijf die op politiek niveau reeds zijn overeengekomen. De Commissie heeft zich bij het ontwerpen van de nieuwe strategie laten leiden door het fundamentele beginsel om tot een meer gerichte strategie te komen door het aantal streefcijfers en doelstellingen te beperken.

Derhalve is de Commissie het ermee eens dat een aantal kwesties verder moeten worden versterkt in de tekst, bijvoorbeeld ten aanzien van kinderopvang, fatsoenlijk werk of KMO’s. De Commissie is bereid om met het Parlement en de Raad samen te werken om tot een voor alle partijen geschikte compromistekst te komen.

 
  
MPphoto
 

  Eva-Britt Svensson, rapporteur voor advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. − (SV) Mevrouw de Voorzitter, ik overdrijf niet als ik zeg dat de Lissabonstrategie mislukt is. We moeten daarom lering trekken uit onze fouten en we mogen ze in de nieuwe strategie niet opnieuw maken. Enkele van de belangrijkste fouten in de strategie bestonden erin dat van gendergelijkheid in het beroepsleven geen prioriteit werd gemaakt, dat voor vrouwen niet de mogelijkheid en de noodzakelijke voorwaarden werden gecreëerd voor volledige arbeidsmarktparticipatie en dat van het bestrijden van de loonverschillen tussen mannen en vrouwen geen prioriteit werd gemaakt.

Wij moeten ervoor zorgen dat de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen toeneemt en derhalve dat mannen actiever zijn in de zorg voor kinderen en aanverwante taken. Steun daarom alstublieft de verbeteringen van deze strategie die de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid heeft voorgesteld. Schrap daarnaast alstublieft de formulering over verlaging van de lonen in de publieke sector. Het is in de publieke sector dat vele van onze laagbetaalde vrouwen vandaag al actief zijn. Maak de loonverschillen alstublieft niet nog groter.

 
  
MPphoto
 

  Pascale Gruny, namens de PPE-Fractie. (FR) Mevrouw de Voorzitter, er moet wetgeving op lange termijn komen ter verbetering van de werkgelegenheid in Europa en ter bestrijding van armoede. Wij moeten de werkloosheid het hoofd bieden in het licht van duurzame groei. Ik wil hierbij drie punten aan de orde stellen.

Ten eerste heeft de Raad voorgesteld om de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid in de lidstaten om de tien jaar op te stellen. Ik ben het daarmee eens, want er is een langetermijnperspectief geboden, maar dan moet er wel om de drie jaar een tussenfase worden ingelast, zodat de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt niet uit het oog worden verloren.

Ten tweede heb ik een wijzigingsvoorstel ingediend dat niet is meegenomen. Hierin stel ik voor een waarnemingspost voor de werkgelegenheid op te richten die zich moet toeleggen op een concrete analyse van toekomstige banen. Veel te veel jongeren verlaten het lager of hoger onderwijs met een diploma dat niet goed aansluit op de behoeften van de arbeidsmarkt. Er moet in kaart worden gebracht welke banen in de toekomst moeten worden opgevuld. Onze jongeren moeten zich op de toekomst kunnen richten en zich concreet kunnen specialiseren met een opleiding die niet uit de toon valt met de arbeidsmarkt.

Ten derde houdt bestrijding van de werkloosheid niet alleen in dat we alles in het werk moeten stellen om de werkgelegenheidssituatie in Europa te verbeteren, maar ook dat armoede wordt tegengegaan. Integratie van personen die de grootste kloof moeten overbruggen naar de arbeidsmarkt is essentieel voor de bestrijding van armoede. Het Europees Sociaal Fonds is het instrument waarmee dergelijke personen weer een plaats kunnen krijgen op de arbeidsmarkt. De eerste stap is deze personen hun waardigheid teruggeven met een baan. We moeten niet proberen om deze mensen bij te staan zonder enig perspectief op maatschappelijke integratie. Ik wijs met klem op dit punt.

 
  
MPphoto
 

  Jutta Steinruck, namens de S&D- Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik heb allereerst wat kritiek op de procedure. Het voorstel is zo laat gedaan dat het Parlement heel moeilijk heeft kunnen werken. We hebben onze standpunten alleen maar naar voren kunnen brengen omdat er uitzonderingen zijn gemaakt, en de Raad dit onderwerp pas tijdens de herfsttop zal bespreken.

Uiteindelijk is er een bruikbaar compromis gesloten. De samenwerking tussen de rapporteur en de schaduwrapporteurs is uitstekend verlopen, en dat blijkt ook wel uit het feit dat een grote meerderheid van de leden van de commissie voor ons voorstel is. Als sociaaldemocraten hebben we heel veel van onze wensen in de tekst weten te krijgen, maar we zijn niet met alle passages tevreden. Toch ben ik dankbaar dat het Belgische voorzitterschap van de Raad ons heeft beloofd het standpunt van het Parlement te steunen.

Om deze procedure mogelijk te maken hebben we vier amendementen ingediend, en we hopen dat u die morgen tijdens de stemming zult steunen. Wij vonden het belangrijk dat ook de sociale component een plaats krijgt in de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid, we moeten dus definiëren wat goed werk is, we moeten eisen dat goed werk ook goed betaald wordt, en dat er meetbare tussentijdse doelstellingen worden vastgelegd. De richtsnoeren worden in de lidstaten echter alleen maar serieus genomen wanneer ook de Commissie en de Raad ze serieus nemen. Daarom verzoek we de Commissie er op te letten dat de nodige maatregelen ook worden uitgevoerd, en dat de resultaten worden getoetst.

Ik ben blij dat de commissaris ons heeft beloofd dat er met onze standpunten rekening zal worden gehouden. Het Parlement heeft tenslotte een bijzonder sociaal element aan de richtsnoeren toegevoegd, in het belang van de werknemers en van de Europese burgers. Dat is wat de burgers van dit Parlement verwachten, we maken de richtsnoeren beter en socialer.

 
  
MPphoto
 

  Siiri Oviir, namens de ALDE-Fractie. (ET) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, wij debatteren midden in de economische crisis over nieuwe richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid. Die zullen ongetwijfeld een aantal jaren grote invloed hebben op de arbeidsmarkt. Het is belangrijk afspraken te maken over een doeltreffende strategie op communautair niveau waarmee de problemen echt kunnen worden opgelost. Het was niet mogelijk de doelen van de Lissabonstrategie te bereiken, vooral vanwege problemen met betrekking tot de implementatie van de doelen en niet omdat de doelen niet goed waren.

Het succes van de nieuwe strategie hangt in grote mate af van de vraag of wij van vorige fouten kunnen leren. Het scheppen van arbeidsplaatsen en het verbeteren van de werkgelegenheid moet de kern van de nieuwe strategie blijven. Het is daarom van wezenlijk belang hoogwaardige banen te scheppen die ook op de lange termijn nodig zijn en die voor een grote meerwaarde zorgen. Het werkgelegenheidsbeleid moet waarborgen dat overgangen voor werknemers, zowel tussen economische sectoren als tussen posities op de arbeidsmarkt, zo geleidelijk mogelijk gaan. Het is daarom nodig de langetermijndoelen verder uit te breiden en zich meer te richten op gecoördineerde maatregelen in het handels-, onderwijs- en werkgelegenheidsbeleid.

De bestrijding van armoede en uitsluiting is vandaag de dag zeer relevant. Daarom moeten wij mogelijkheden creëren om aan de arbeidsmarkt deel te nemen of ernaar terug te keren voor alle groepen in de samenleving, ongeacht hun leeftijd en sekse, met specifieke aandacht voor alle kwetsbare groepen.

Als schaduwrapporteur voor de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa ben ik blij dat wij in samenwerking met de leden van het Parlement in het verslag nu ook een indicatie hebben gevonden dat gelijke rechten voor mannen en vrouwen zullen worden gewaarborgd. Met het aannemen van het verslag hopen wij uiteindelijk dat de Commissie en de lidstaten het relevante juridische kader op tijd aannemen. Daarnaast hopen wij op nauwe samenwerking tussen de Commissie en het Parlement en tussen de lidstaten onderling. Anders zal het communautaire idee van een interne markt, voorzichtig gezegd, slechts gedeeltelijk bewaarheid worden. Ik wil ook de heer Őry bedanken voor zijn inspanningen en goede samenwerking.

 
  
MPphoto
 

  Emilie Turunen, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DA) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega’s, geachte heer Öry, in verband met deze werkgelegenheidsrichtsnoeren is er veel gezegd over de inhoud en het proces. Er bestaat geen twijfel over dat het Parlement de richtsnoeren beduidend heeft verbeterd ten opzichte van het voorstel dat voor ons lag. Namens de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie wil ik graag twee dingen benadrukken. Ten eerste zijn we erin geslaagd om steun zeker te stellen voor een ambitieus werkgelegenheidsinitiatief voor bijzonder kwetsbare groepen, waaronder jongeren. Het Parlement roept op tot een halvering van de werkloosheid onder jongeren, zodat maximaal 10 procent van de jongeren tussen vijftien en vijfentwintig jaar oud werkloos mag zijn tegenover meer dan 20 procent op dit moment. Dit is een ambitieuze, maar noodzakelijke doelstelling om voor de toekomst werkgelegenheid, welvaart en sociale cohesie te waarborgen.


Ten tweede roept een meerderheid binnen het Parlement op tot een grotere mate van toewijding aan een sociaal Europa. Dit betekent concreet dat we armoede niet alleen moeten bestrijden via een toename van de werkgelegenheid, maar dat we in richtsnoer 10 eisen dat arbeid van een fatsoenlijke kwaliteit moet zijn en een fatsoenlijk loon moet opleveren waarvan men kan leven. Gelijke toegang tot welvaart en sociale voorzieningen is een andere cruciale eis. Vandaag zeggen we in dit Parlement heel duidelijk dat we het concept van ’werkende behoeftigen’ willen bestrijden en dat we in Europa op de arbeidsmarkt geen Amerikaanse toestanden willen. Deze twee aspecten, werkgelegenheid voor jongeren en sociale richtsnoeren, zijn twee wezenlijke verbeteringen die de Raad of de Commissie naar mijn oordeel niet kunnen negeren.

 
  
MPphoto
 

  Milan Cabrnoch, namens de ECR-Fractie. – (CS) Dames en heren, de situatie ten aanzien van de werkloosheid in de lidstaten van de Europese Unie is kritiek. De EU kent nu de hoogste werkloosheid sinds de invoering van de euro in 1999. Deze bedraagt nu 10,1%, dat wil zeggen 23 miljoen werklozen, waarvan 16 miljoen in de landen van de eurozone. Ik denk dat we het er hier allemaal wel over eens zijn dat dit probleem met de grootste urgentie dient te worden aangepakt. Het verslag wijst hierbij echter niet de weg. Wij geloven er niet in dat het uiten van de eis van volle werkgelegenheid an sich een oplossing is. We leggen ons hier kunstmatige doelstellingen op zonder te weten hoe we die moeten bereiken. Wat hebben we aan papieren regeltjes over procentuele deelname aan de arbeidsmarkt, verhoging van de werkgelegenheid onder vrouwen en jongeren, en verlaging van het aantal leerlingen dat vroegtijdig de school verlaat, als we niet weten hoe we dergelijke doelstellingen dienen te meten en te vergelijken? Ik ben ervan overtuigd dat we ten behoeve van een macro-economisch krachtig Europa dienen te zorgen voor een daadwerkelijk interne, doeltreffende markt en dat nieuwe werkgelegenheid het beste tot stand kan worden gebracht middels een flexibele arbeidsmarkt.

 
  
MPphoto
 

  Thomas Händel, namens de GUE/NGL- Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het Parlement heeft het voorstel van de Commissie inzake de geïntegreerde richtsnoeren voor meer en betere werkgelegenheid duidelijk verbeterd.

Desondanks zijn we nog ver verwijderd van het eigenlijke doel. We geven graag toe dat de gelijke behandeling van mannen en vrouwen nu beter geregeld is, maar het zou beter zijn geweest om in deze richtsnoeren een eigen guideline te integreren. We gaan dat morgen tijdens de plenaire vergadering demonstratief voorstellen.

Ten tweede is het belangrijk dat nu gegarandeerd wordt dat de resultaten worden geëvalueerd, en dat er verslag moet worden uitgebracht aan het Parlement. Bovendien bevat het verslag meer duidelijk beschreven tussentijdse en uiteindelijke doelstellingen voor de arbeidsparticipatie en voor een actief arbeidsmarktbeleid. We hopen bovendien werkelijk dat het Parlement morgen ervoor zorgt dat ook de principes van de ILO voor goed en menswaardig werk in het verslag aan de orde komen, alsmede een minimuminkomen dat duidelijk boven de armoedegrens ligt.

Ik vind echter dat dit verslag nog een aantal tekortkomingen heeft. Het is te zeer geïnspireerd door de oude Lissabon-strategie. De principes van de flexizekerheid zijn gestrand, maar ze worden als een mantra herhaald. Bovendien is het oude dereguleringsbeleid in allerlei passages nog te horen.

Ten tweede wordt er wel gesproken over principes als het combineren van werk en gezin, sociale cohesie, een duurzame economie, duurzame investeringen en duurzaam onderwijs, maar er worden geen concrete maatregelen aan verbonden, en dat is een zwak punt van dit verslag. Voor meer en betere werkgelegenheid zouden we het accent moeten leggen op de strijd tegen precaire banen, en op het principe van het zelfde loon voor het zelfde werk op de zelfde plaats. We moeten weer sterker de nadruk leggen op het streefdoel van voltijdbanen, het maximale aantal gewerkte uren beperken, nadenken over de verkorting van de werktijd en vooral in verband met de cohesie voorschrijven dat er sociale vooruitgang moet worden geboekt, en dat er geen achteruitgang mag ontstaan.

 
  
MPphoto
 

  Mara Bizzotto, namens de EFD-Fractie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, mijn diagnose van de malaise die op dit moment de 27 lidstaten van de Europese Unie treft, luidt: traagheid en kortzichtigheid.

Traagheid omdat er, ondanks dat in Italië een op de vier jongeren geen werk heeft en de eurozone 16 miljoen werklozen telt, geen enkele daadwerkelijk doeltreffende actie is ondernomen na de ophef in de afgelopen maanden over europropaganda.

Kortzichtigheid omdat Europa niet alleen met de oude, bekende remedie op de proppen is gekomen als oplossing voor de crisis, maar ook de meer oorspronkelijke regionale dimensie van het beleid inzake economische en sociale samenhang volledig uit het oog heeft verloren. Alleen door de regio’s centraal te stellen in het beleid en alleen door de karakteristieke culturele bestemmingen van de regio’s te respecteren, kan het beleid inzake ontwikkeling en werkgelegenheid in Europa weer nieuw leven worden ingeblazen, gebruikmakend van de natuurlijke krachten die elk geografisch gebied uitoefent: districten, kleine en middelgrote ondernemingen en ambachten.

Om het probleem van de werkloosheid op te lossen, moeten we allereerst in het klein denken. We moeten investeren in lokale instellingen, de voorkeur geven aan subsidiariteit en bescherming bieden aan een erfgoed dat bestaat uit taalkundige en culturele diversiteit.

Als de naald van het Europese kompas het beleid van Europa niet in de richting van de regio’s leidt, zal het Europese project zeker stranden.

 
  
MPphoto
 

  Franz Obermayr (NI).(DE) Mevrouw de Voorzitter, in een Oostenrijkse krant stond op 2 september de volgende kop: “ De leerlingen hebben onvoldoende onderwijs genoten”. Helaas is dat waar. Er zijn intussen meer beschikbare plaatsen voor leerlingen dan geschikte kandidaten, en dertig procent van onze bedrijven in de handel vinden geen geschikte leerlingen. De bedrijven klagen al vaker over het opleidingsniveau van de scholieren die het verplicht onderwijs hebben afgesloten. Een op de vijf bedrijven zorgt zelf voor de algemene vorming van de leerlingen.

Als tegenmiddel wil Europa nu goed opgeleide vakkrachten invoeren uit derde landen. Dat is het wondermiddel: meer immigratie, omdat onze jeugd op school geen adequate opleiding meer krijgt. Dat kan toch niet de oplossing zijn, want dat komt er uiteindelijk op neer dat we ons onderwijs failliet verklaren. Daarom moet het roer om in het onderwijs, het is de hoogste tijd. Zonder een goed diploma krijgt niemand toegang tot de arbeidsmarkt. Het gaat namelijk om onze jeugd, en uiteindelijk ook om de toekomst van Europa.

 
  
MPphoto
 

  Veronica Lope Fontagné (PPE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, Europa heeft een strategie nodig die ons in staat stelt om sterker uit deze economische en financiële crisis te komen en die ons toestaat om het hoofd te bieden aan de uitdagingen die zich opdringen op lange termijn, zoals de vergrijzing van de bevolking.

In de strategie voor de komende tien jaar, de Europa 2020-strategie, moet het werkgelegenheidsbeleid een belangrijke rol spelen. We moeten streven naar een duurzame groei, naar de creatie van werkgelegenheid en naar een grotere sociale samenhang. De strijd tegen de armoede is een nieuwe prioriteit van de Unie waar mijn fractie zich voor wil inzetten.

Deze strategie benadrukt de noodzaak om structurele hervormingen door te voeren om de werking van de arbeidsmarkten, het concurrentievermogen en de productiviteit te verbeteren. En we zouden niet consequent zijn als we alleen maar bezig zouden zijn met het scheppen van werkgelegenheid in de toekomst terwijl we toestaan dat de bestaande banen vernietigd worden, zoals dat momenteel gebeurt in bepaalde sectoren als de steenkoolsector. In die sector kunnen in Europa een groot aantal banen verloren gaan. De mijnbouwactiviteiten moeten behouden blijven als een strategische reserve en als aanvulling op de hernieuwbare energie.

Sta me toe dat ik het even heb over mijn eigen land, Spanje, en over mijn streek, Aragón. In Teruel, één van de provincies van Aragón met een bevolkingsdichtheid van ongeveer twaalf inwoners per vierkante kilometer, zou het verlies van een vijfduizendtal banen leiden tot de leegloop van een volledig gebied. Daarom moeten we ons in de eerste plaats richten op het consolideren en behouden van de banen die wij op dit moment hebben en, anderzijds, op het uitvoeren van de hervormingen die in dit verslag zijn opgenomen.

 
  
MPphoto
 

  Alejandro Cercas (S&D). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, dit debat is erg belangrijk voor de socialistische fractie omdat het zeer belangrijk is om hoop te geven aan die miljoenen mannen en vrouwen in Europa die werkloos zijn geworden, die vrezen hun baan te verliezen of die graag willen werken maar die nog geen plaatsje hebben gevonden op onze arbeidsmarkt.

Het is belangrijk dat we van de werkgelegenheid een kernonderwerp maken binnen de Europa 2020-strategie en op een of andere manier laten blijken dat het niet voldoende is om de economische onevenwichten op te lossen, maar dat we ook een sociale dimensie moeten toevoegen aan onze strategie. Want de economie alleen, zonder ziel, zal de economische problemen niet kunnen oplossen.

En het is essentieel dat we ons doelstellingen opleggen, want hoewel het waar is dat het hebben van doelstellingen nog niet betekent dat je ze kan realiseren, als je niet weet waar je naartoe gaat dan zal je zeker nooit de eindstreep bereiken. Daarom bedank ik de heer Őry voor het behalen van een meerderheid voor deze criteria. Ik dank ook commissaris Andor en het Spaanse en het Belgische voorzitterschap, die ervoor gezorgd hebben dat het Parlement werd gehoord, zoals voorgeschreven in artikel 148 van het Verdrag. Dit is zeer goed, niet alleen voor het Parlement als een geheel, maar ook omdat het de Europese burgers verbindt en in de toekomst de nationale parlementen zal scharen achter deze taak die de verantwoordelijkheid is van ons allen.

En nu is het nodig dat we gehoord worden. Niet alleen dat we gehoord worden, maar ook dat al onze aanbevelingen uitgevoerd worden, allemaal, op welke manier dan ook. Er moet voor de eerste keer in de geschiedenis echt rekening gehouden worden met deze inspanningen van het Europees Parlement, omdat dat goed zou zijn voor de Commissie, voor de Raad, voor het Parlement en, vooral, voor de Europese burgers.

 
  
MPphoto
 

  Marije Cornelissen (Verts/ALE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, een grote groep mensen in dit Parlement heeft bijzonder hard aan dit verslag gewerkt. We hebben compromissen gesloten en globaal overeenstemming bereikt over vijf prioriteiten om de tekst van de Commissie te verbeteren: betere governance, fatsoenlijk werk en gelijke beloning voor gelijke arbeid, subdoelen voor kwetsbare groepen, gendergelijkheid en cohesiebeleid.

Maar al onze inspanningen zijn vergeefs geweest als de Raad besluit om het verslag te negeren. Daar kunnen ze voor kiezen.

Mijnheer Chastel, ik zou u willen vragen of u zich tot het uiterste wilt inzetten voor onze prioriteiten. Ik wil ook graag weten of het waar is dat de kans groter is dat onze prioriteiten in de overwegingen worden aangenomen, zoals mevrouw Milquet aangaf. Dit is belangrijk om te weten met het oog op de stemming morgen.

Ik doe een beroep op mijn collega’s om allemaal vast te houden aan onze compromissen. We zijn geen partij voor de Raad als we verdeeld zijn. De Groenen zullen hun toezegging zeker gestand doen en we rekenen erop dat u dat ook allemaal doet.

 
  
MPphoto
 

  Jacek Olgierd Kurski (ECR). - (PL) De interne markt en vrij verkeer van werknemers zijn enkele van de grootste verworvenheden van de Europese integratie. We bespreken de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten onder de EU 2020-strategie op het moment dat de crisis die de Europese economie en arbeidsmarkt heeft getroffen nog steeds voortduurt. Het bestrijden van werkloosheid moet daarom een van de prioriteiten zijn van het EU-beleid. In de gemeenschappelijke begroting moet hiervoor geld gevonden worden. Nauwe samenwerking op EU-niveau is vanuit dit perspectief dus noodzakelijk, evenals het in evenwicht brengen van de huidige, uit de crisis voortkomende doelstellingen en de strategische doelstellingen. Europa wordt namelijk geconfronteerd met een aantal langlopende uitdagingen, zoals demografische veranderingen en globalisering. We moeten ervoor zorgen dat zowel op Europees niveau als in de lidstaten voldoende potentieel aanwezig is voor het scheppen van nieuwe arbeidsplaatsen. Daarnaast moeten we mensen helpen bij de integratie op de arbeidsmarkt. De uitvoering van deze prioriteiten mag echter niet gepaard gaan met meer administratie en regelgeving. We moeten zorgen voor samenhang tussen de maatregelen die door de lidstaten worden genomen op terreinen als economie, werkgelegenheid en sociale zaken. De richtsnoeren en gemeenschappelijke doelstellingen op EU-niveau mogen in geen geval de bevoegdheden van de lidstaten ondermijnen.

 
  
MPphoto
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL).(PT) Het is niet meer voldoende om in min of meer interessante bewoordingen te spreken over het wijzigen van de dramatische sociale situatie die op dit moment heerst in verschillende landen van de Europese Unie. Het is noodzakelijk om te breken met het huidige financiële en economische beleid, en het is nodig om een halt toe te roepen aan het stabiliteitspact en zijn irrationele criteria die een ware knevel zijn voor de landen die zich in economische en financiële moeilijkheden bevinden. Hier is spijtig genoeg geen sprake van.

Terwijl wij aandringen op de toepassing van hervormingsplannen in lijn met het stabiliteitspact en de flexizekerheid, zien we ook dat door enkele landen zoals Griekenland, Portugal en Spanje bezuinigingsplannen worden uitgevoerd. Het gevolg hiervan is dramatisch met een toename van de werkeloosheid, armoede, sociale ongelijkheid en de bekende protesten van mannelijke en vrouwelijke werknemers.

Daarom dringen wij erop aan dat voorstellen worden ingediend voor wijziging van het huidige macro-economische beleid, waarbij het stabiliteitspact wordt opgeschort, een halt wordt toegeroepen aan privatiseringen en liberaliseringen, voorrang wordt gegeven aan het scheppen van kwaliteitsbanen met rechten, waardige salarissen en zonder discriminatie van vrouwen, en de waardigheid van de werknemers wordt gewaarborgd door middel van een echt pact voor werkgelegenheid en sociale vooruitgang.

 
  
MPphoto
 

  Derek Roland Clark (EFD). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, het enige richtsnoer is dat de EU ophoudt zich ermee te bemoeien. De arbeidstijdenrichtlijn is een belemmering om te werken. Waarom kun je mensen niet laten overwerken als ze dat willen? Gaat u mij alstublieft niet vertellen dat dat is om werknemers tegen uitbuiting te beschermen, terwijl de marionettenrechtbank van de EU, het Europees Hof van Justitie, in wel liefst vier landen vorderingen heeft toegewezen van bedrijven die groepen werknemers uitbuiten door minder dan minimumloon te betalen.

Bent u zich ervan bewust dat meer dan een vijfde van alle pas gediplomeerde dokters in opleiding in het Verenigd Koninkrijk wordt afgewezen omdat ze als gevolg van de arbeidstijdenrichtlijn niet genoeg ervaring hebben en dat er tijdens de opleiding om dezelfde reden nog meer afvallen?

Dit Parlement heeft onlangs een verslag over onafhankelijke vrachtwagenchauffeurs goedgekeurd en als gevolg daarvan kunnen velen van hen nu wel inpakken. Tijdens de stemming vandaag hebben de Parlementsleden hun goedkeuring gegeven aan de alinea in het verslag-Bové – die een enorme extra rapportagelast voor KMO’s met zich meebrengt – terwijl president Barroso een paar uur daarvoor nog had geklaagd dat KMO’s omkwamen in de bureaucratie.

De EU is het probleem, niet de oplossing, zoals de bevolking van in Europa zich begint te realiseren.

 
  
MPphoto
 

  Edit Bauer (PPE). (HU) Dank u wel, mevrouw de Voorzitter. Graag bedank ik de rapporteur voor zijn inspanningen om de 2020-strategie en de samenhangen van de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid te versterken. Ik denk dat dit buitengewoon belangrijk is. Ik wil graag kort ingaan op twee kwesties. De ene is de toename van de werkgelegenheid onder vrouwen naar 75 procent. Al lijkt een stijging van 60 naar 75 procent niet zo veel, in de praktijk zou het werkgelegenheidsniveau van vrouwen daarmee met een kwart stijgen. Wat ik in verband hiermee wil zeggen, is dat als we niet de randvoorwaarden voor dit beleid creëren in de publieke dienstensector, dit doel waarschijnlijk niet kan worden gehaald.

Het andere onderwerp dat ik wil benadrukken en dat de rapporteur ook met prioriteit heeft behandeld, is kinderarmoede. Ik ben van mening dat ondanks het feit dat de Raad zich dit jaren geleden als prioriteit heeft gesteld, er niet echt veel is gebeurd; als we dit probleem niet strikt monitoren en we de lidstaten er niet toe kunnen aanzetten zich hier serieus mee bezig te houden en belangrijke doelstellingen te formuleren en te verwezenlijken op dit gebied, verkwanselen we onze eigen toekomst. We mogen niet zo nonchalant omspringen met onze eigen menselijke hulpbronnen.

 
  
MPphoto
 

  Pervenche Berès (S&D). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, u weet dat dit een essentieel debat is voor het Europees Parlement.

Het is het concrete instrument waarmee we kunnen aangeven hoe de strategie voor 2020 ten uitvoer moet worden gelegd. Gezien de vage debatten die over deze strategie zijn gevoerd, is het opstellen van deze werkgelegenheidsrichtsnoeren voor ons echt van doorslaggevend belang. Daarom hebben wij er zo op gehamerd de goedkeuring door de Raad uit te stellen tot na dit debat en na de stemming van morgen. Dat is voor ons al een zeer belangrijk punt.

Maar naast het kiezen van een gunstiger tijdstip willen we ook inhoudelijk worden gehoord. Op basis van de contacten die hebben plaatsgevonden met het Belgische voorzitterschap hebben wij enige hoop dat de Raad de nuttige voorstellen en de toegevoegde waarde van het standpunt van het Europees Parlement niet naast zich neer zal leggen en zich bereid zal tonen om de aangenomen tekst opnieuw in behandeling te nemen en deze voorstellen erin op te nemen. Het zijn namelijk relevante voorstellen.

Na bespreking met het Belgische voorzitterschap zijn wij, alle fracties die aan de discussies hebben deelgenomen, overeengekomen elementen uit onze tekst in de vorm van overwegingen mee te nemen en in dit opzicht zijn wij het in grote lijnen eens. Ik hoop dan ook dat de vier hiertoe ingediende amendementen morgen kunnen worden aangenomen.

Het eerste amendement heeft de strekking dat deze werkgelegenheidsrichtsnoeren alleen zinvol kunnen zijn als hiervoor goed bestuur wordt toegepast, een term die op dit moment zo in zwang is. Over dit amendement heerst waarschijnlijk de grootste consensus. Goed bestuur betekent hier dat leden van nationale parlementen, Europarlementariërs en de sociale partners in alle fasen van deze richtsnoeren, zowel bij het opstellen als bij de tenuitvoerlegging, worden geraadpleegd.

Voorts zijn er twee politiek inhoudelijke amendementen die voor mij van levensbelang zijn. Hierin staat fatsoenlijk werk centraal. Hoe kan de Europese Unie over al deze overeenkomsten stemmen zonder deze concepten van fatsoenlijk werk zelf toe te passen en deze richtsnoeren ten uitvoer te leggen waarmee de situatie van de meest kwetsbaren eindelijk wordt aangepakt, met name die van jongeren, hun opleidingsniveau, achtergestelde bevolkingsgroepen, om een einde te maken aan armoede?

Dat zijn onze voorstellen. Wij vertrouwen erop dat u voor deze amendementen zult pleiten als deze, naar ik hoop, morgen door een meerderheid van dit Parlement worden goedgekeurd.

 
  
MPphoto
 

  Timo Soini (EFD). − (FI) Mevrouw de Voorzitter, de kosten mogen in de lidstaten niet stijgen door maatregelen van de nationale overheid of de Europese Unie. Er zijn geen groene belastingen, geen blauwe belastingen en geen rode belastingen: er zijn alleen belastingen die de mensen betalen.

Een stijging van de kosten is funest voor de werkgelegenheid. Elke stijging van de kosten vreet arbeidsplaatsen. De Europese Unie en de Europese Centrale Bank hebben op dit moment geen onafhankelijk rentebeleid. Dat maakt het moeilijk voor de lidstaten om hun financiën te beheren, aangezien zij geen financieel beleid kunnen voeren.

Ondanks deze betreurenswaardige zaken hebben wij beleid inzake groei en werkgelegenheid nodig. Zowel Finse als Europese arbeid zal succes hebben met originele en hoogwaardige producten.

De aanbestedingsregels moeten rechtvaardig, eerlijk en transparant zijn. Het is voor ons van wezenlijk belang dat arbeid in Finland Finse arbeid is en dat geldt ook voor elke andere lidstaat. Nationale arbeid voor de export en het eigen land is het recept voor succes.

 
  
MPphoto
 

  Ria Oomen-Ruijten (PPE). - Voorzitter, geachte rapporteur, beste collega's, ik wil in de allereerste plaats de rapporteur bedanken en ook complimenteren met het verslag dat er nu ligt. We hebben nu eindelijk concrete doelen en daar moeten we de komende jaren ook voor gaan. De problemen waarvoor we staan zijn niet makkelijk. Alles moet in het werk gesteld worden voor duurzaam herstel. Daarbij moeten we rekening houden met demografische veranderingen. Om sterker uit de crisis te komen en de Europese arbeidsmarkten weerbaar te maken, zullen er nieuwe uitdagingen aangepakt moeten worden. Ik vind dan ook dat de aandacht die we besteden aan het onderwijs van uitermate groot belang is omdat we alleen daardoor de kansen voor iedereen kunnen verbreden.

Voorzitter, ook de nadruk die gelegd wordt op de bestrijding van armoede en met name kinderarmoede, is van groot belang. We hebben met dit verslag in de Commissie sociale zaken in een goede consensus concrete aanbevelingen geformuleerd en ik vind dat zeer belangrijk. Ook omdat we elkaar op die aanbevelingen zullen moeten gaan afrekenen. Dat betekent niet alleen dat we op Europees niveau aan de slag gaan, maar ook dat de overheden in de lidstaten samen met de sociale partners aan die doelen moeten gaan werken.

Voorzitter, een oud idee van mezelf ooit, heel lang geleden, was dat we zouden moeten voorkomen dat jongeren, als ze de arbeidsmarkt op gaan, geen plek vinden. Dat kan gewoonweg niet. Wat nu goed is in dit verslag, is dat het bepleit dat elke jongere die niet naar school gaat, binnen vier maanden een studie moet hebben, een trainingsplaats of iets anders.

 
  
MPphoto
 

  Olle Ludvigsson (S&D).(SV) Mevrouw de Voorzitter, ik wil enkele aspecten benadrukken die bijzonder belangrijk zijn om te worden beklemtoond bij het vaststellen van de richtsnoeren.

Ten eerste moet het werkgelegenheidsniveau stijgen opdat de economie zich positief ontwikkelt. De neiging bestaat om de ogen te sluiten voor de enorme omvang van de problemen die voortvloeien uit de torenhoge werkloosheid waar we in de realiteit mee worden geconfronteerd. Alleen als we ons actief inzetten voor het terugdringen van de werkloosheid kunnen we de groei aanzwengelen en het evenwicht van de overheidsfinanciën herstellen.

Ten tweede hebben investeringen in werkgelegenheid een positief effect op de nationale begrotingen. Lagere werkloosheid leidt tot hogere belastinginkomsten en lagere sociale uitgaven. Het is met andere woorden lonend om te investeren in werkgelegenheidsbeleid.

Ten derde kan het werkgelegenheidsbeleid alleen werken als het sterke steun krijgt van de sociale partners en als er ruimte wordt gecreëerd voor effectieve samenwerking. Bovendien moeten we de daad bij het woord voegen.

 
  
MPphoto
 

  Raffaele Baldassarre (PPE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de nieuwe richtsnoeren voor het bevorderen van de werkgelegenheid zijn een essentiële stap in de richting van het herstel en de groei van de economie in Europa.

De crisis heeft gezorgd voor een enorme stijging van het werkloosheidspercentage. In 2010 liep dit percentage op tot 9,6 procent en onder jongeren tot 20,3 procent. Dat zijn dus miljoenen en miljoenen werklozen. Maar werkloosheid is slechts een deel van het probleem. De uitdaging is niet simpelweg het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen, maar het verbeteren en behouden van bestaande arbeidsplaatsen.

Om de doelstellingen te halen die in het verslag staan, is een structurele verandering van de economie nodig. Wat dat betreft, ondanks de enorme inspanningen van de rapporteur, de heer Őry, blijft de reactie van het Parlement op de cijfers die ik zojuist gaf algemeen en onsamenhangend en dat gaat ten koste van de Europese strategie. Indicatoren en kerndoelstellingen zijn niet voldoende. Het is niet voldoende om termen te gebruiken zoals ‘coördineren’, ‘overleggen’ en ‘samenwerken’ en ook een pact tussen generaties is niet voldoende. Er is Europees beleid nodig dat aansluit op de behoeften van de Europese burgers.

We moeten de beperkingen die worden opgelegd door het begrotingsbeleid te boven komen met een concretere publieke planning, die gericht is op ontwikkeling. We moeten de huidige maatregelen richten op het helpen van jongeren en de toekomstige generaties, we hebben beleid inzake onderwijs en opleiding nodig dat het mogelijk maakt om te investeren in menselijk kapitaal, zodat we de kwaliteit daarvan kunnen verbeteren en kunnen laten aansluiten op de arbeidsmarkt. We moeten keuzen maken die het productiesysteem ten goede komen. Kortom: wat we nodig hebben is minder papierwerk, meer investeringen en duidelijkere economische keuzen.

 
  
MPphoto
 

  Evelyn Regner (S&D).(DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, we moeten niet zomaar banen creëren, we moeten hoogwaardige en duurzame banen creëren, dat is mijn innigste wens.

In deze richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid wordt volgens mij nog veel te weinig aandacht besteed aan de kwaliteit van het werk. De EU wil de gemiddelde arbeidsparticipatie van de burgers tussen de 20 en de 64 in Europa voor 2020 verhogen tot 75 procent, maar ik ben heel bang dat dit leidt tot een soort cijferfetisjisme, een tonnenideologie, die in het verre verleden in de Sovjet-Unie zo populair was. We mogen ons niet beperken tot het bereiken van kwantitatieve doelstellingen, de kwaliteit van de banen is even belangrijk. We mogen bij de berekening niet alle precaire, slecht betaalde, beroerde en tijdelijke banen meetellen. Het hoogste doel moet zijn dat de arbeidscontracten stabiel zijn, met goede voorwaarden voor de aanwerving.

 
  
MPphoto
 

  Thomas Mann (PPE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, we hebben ons heel wat voorgenomen. In het uitstekende verslag van Csaba Öry stellen we voor om de lidstaten te verplichten om de participatie op de arbeidsmarkt voor 2020 te verhogen tot 75 procent van de actieve bevolking. Mevrouw Bauer heeft net toegelicht hoe belangrijk dat is. We moeten vooral de nadruk leggen op de komende generatie. De Europese jeugdgarantie is bedoeld om iedere jongere in staat te stellen om binnen vier maanden na het afronden van zijn opleiding een baan of een aanvullende opleiding te krijgen. Tot slot willen we het aantal voortijdige schoolverlaters tot onder de tien procent verlagen.

Het jaar 2010 is het jaar van de strijd tegen de armoede en de sociale uitsluiting, en dat heeft ook gevolgen voor deze richtsnoeren. Het aantal burgers die onder de armoedegrens leven moet met vijfentwintig procent dalen. Dat is ambitieus, want daarvan zullen twintig miljoen mensen profiteren. Tegelijkertijd intensiveren we de strijd tegen de uitsluiting van langdurig werklozen. Ten minste vijfentwintig procent van die werklozen hebben een intensieve begeleiding nodig om hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren, ze moeten worden geschoold, bijgeschoold en omgeschoold.

Ook nieuwe vormen van werkgelegenheid zijn belangrijk, zoals tijdelijk werk en uitzendwerk. Atypische arbeidscontracten mogen echter niet de norm voor iedereen worden. Ze zijn alleen maar zinvol wanneer ze een overgang kunnen vormen naar duurzame en hoogwaardige banen met alle bijbehorende rechten.

Er bestaat een meerderheid voor een andere eis van de EVP-Fractie, we stellen voor om de middelen uit het Europees Sociaal Fonds volledig te gebruiken om de kansen van de werknemers op de arbeidsmarkt en de kwaliteit van de banen te verbeteren. Dat is een belangrijk signaal aan het adres van de lidstaten van de Europese Unie.

 
  
  

VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Danuta Maria Hübner (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het gevaar van oplopende werkloosheid of economische groei zonder toename van de werkgelegenheid is groot en Europa kan het zich niet veroorloven dat te laten gebeuren.

Ten eerste moeten we onze werkgelegenheidsstrategie richten op de betrekkelijke voordelen van de EU – dat wil zeggen onderwijs, onderzoek en groene technologie. Ten tweede moeten we voorkomen dat er een koehandel ontstaat tussen innovatie en het scheppen van nieuwe banen; een dergelijke koehandel kan worden voorkomen als innovatie inclusief is.

Ten derde moeten we een duurzaam evenwicht zien te vinden tussen het steunen van bestaande banen en het scheppen van nieuwe banen. Investeren in een hoogopgeleide beroepsbevolking gaat hand in hand met innovatie. Natuurlijk zullen er altijd banen zijn die niet voldoende door de markt worden beloond en we hebben beleidsinstrumenten nodig om daar het hoofd aan te bieden.

Ten vierde moeten we beleidsmaatregelen op het gebied van arbeidsvraag en -aanbod activeren. Er zijn veel instrumenten voor het werkgelegenheidsbeleid beschikbaar, maar die moeten wel in een goed en alomvattend beleidskader worden geplaatst.

Ten vijfde moeten we de inspanningen, verantwoordelijkheden en beleidsinstrumenten op alle bestuursniveaus – Europees, nationaal, regionaal en lokaal – goed op elkaar afstemmen. Als laatste, maar niet minder belangrijk, moet de interne markt zorgen voor volledige mobiliteit van de beroepsbevolking, met name in termen van loopbaan en levenslang leren, en dat moet geografisch gezien horizontaal gebeuren.

 
  
MPphoto
 

  Elisabeth Morin-Chartier (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mag ik allereerst de heer Csaba Őry van harte complimenteren met dit uiterst gecompliceerde werk in een periode van crisis, waarin het uitstippelen van werkgelegenheidsrichtsnoeren tot 2020 absoluut geen sinecure is. De werkzaamheden die zijn verricht door de Commissie Werkgelegenheid en sociale zaken ter aanvulling op het voorstel van de Commissie zijn van fundamenteel belang.

Ik zou met name drie punten willen aanstippen. Ten eerste moet er een ferm beleid worden gevoerd voor de integratie van jongeren op de arbeidsmarkt. Daarvoor moeten we niet alleen doen wat mijn vriend Thomas Mann zojuist heeft gezegd, maar ook allen zien te voorkomen dat leerlingen het onderwijs verlaten zonder diploma. Schoolverlaters zonder diploma hebben geen kans op werk, en worden daarmee van de maatschappij uitgesloten. Op dat terrein moeten we alles in het werk stellen om de werkloosheid onder jongeren terug te dringen.

De tweede groep waarop onze inspanningen zich moeten richten, zijn vrouwen. Twee zaken waarvoor wij ons sterk moeten inspannen, zijn enerzijds het zorgen voor werk en gelijke salarissen en gelijke carrières voor mannen en vrouwen, maar anderzijds moet het hun mogelijk worden gemaakt om werk en privéleven goed te combineren, want alleen zo kunnen echte gelijke kansen worden geboden aan mannen en vrouwen.

Tot slot moet de vicieuze cirkel van vervroegde uittreding worden doorbroken. Langer leven moet zich niet vertalen in korter werken en een verlies van vaardigheden die absoluut onmisbaar zijn.

Ik reken op de Raad.

 
  
MPphoto
 

  Horst Schnellhardt (PPE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zou een woord van lof willen richten tot de rapporteur. Hij heeft een keurig verslag voorgelegd. Ik ben met name blij dat de richtsnoeren duidelijk gestructureerd zijn, en een goed aanknopingspunt voor de Raad en de Commissie kunnen zijn voor hun verdere wetgevende werk. Ik ben ook blij dat deze richtsnoeren ook een verband scheppen tussen de werkgelegenheid en het cohesiebeleid, Vanaf 2014 moet het cohesiebeleid leiden tot de verlaging van de werkloosheid.

Ik heb echter ook kritiek. In overweging 6 wordt een formulering geschrapt, en ik begrijp niet waarom. Daar staat: “met de euro als anker voor macro-economische stabiliteit“, en dat is een feit. Dat kunnen we niet zomaar schrappen om een compromis mogelijk te maken. Ik denk dat dit een fout was. Daarna komt een aanvulling en die is ook juist, maar ik kan niet voor deze tekst stemmen.

 
  
MPphoto
 

  Sylvana Rapti (S&D).(EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Őry feliciteren met zijn zeer goede verslag. Het is een verslag dat is gebaseerd op instemming. Hierdoor krijgt het verslag een duidelijkere stem en moeten de Commissie en de Raad er serieus rekening mee houden.

Wij socialisten zijn tevreden, omdat we in het verslag onze vaste uitgangspositie terugvinden, waarvan we geloven dat deze een oplossing biedt voor het probleem van de werkloosheid en de waardigheid van mensen. We hebben het over gelijke beloning voor hetzelfde werk op dezelfde werkplek. Hier moet ik echter nog het probleem van de waardigheid aan toevoegen. De arbeidsplaatsen moeten duurzaam zijn en het werk fatsoenlijk.

De Raad toont zich bereid dit alles in aanmerking te nemen, desalniettemin zou ik zeggen dat het niet volstaat om dit alleen in de overwegingen op te nemen, maar het moet ook deel uitmaken van het corpus van de tekst.

 
  
MPphoto
 

  Danuta Jazłowiecka (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, in Europese debatten over het werkgelegenheidsbeleid hebben we het meestal over bestrijding van de werkloosheid en over sociale zekerheid. We besteden helaas veel minder tijd aan onderwerpen als de bevordering van arbeidsparticipatie of steun aan ondernemers die nieuwe banen scheppen. De bevordering van arbeidsparticipatie is als prioriteit opgenomen in de richtsnoeren. Laten we echter niet vergeten dat het extreem belangrijk is dat vastgestelde prioriteiten ook ten uitvoer gelegd worden. Uit een verontrustende mededeling van de Europese Commissie blijkt dat 70 procent van de middelen van het Sociaal Fonds die bestemd zijn voor de bevordering van arbeidsparticipatie gebruikt is door hoog opgeleide werknemers en slechts 30 procent door werkzoekenden. Ik hoop dat door de tenuitvoerlegging van de EU 2020-strategie die verhouding omdraait, de effectiviteit van het Sociaal Fonds toeneemt en de arbeidsparticipatie stijgt, zodat we eindelijk kunnen concurreren op de mondiale arbeidsmarkt.

 
  
MPphoto
 

  Derek Vaughan (S&D). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik juich dit verslag toe. Ik denk dat er veel voor te zeggen is. Als overtuigd voorstander van cohesiebeleid en Structuurfondsen verwelkom ik vooral de opmerkingen over het belang van deze fondsen bij het weer aan het werk krijgen van mensen.

In Zuid-Wales heb ik bijvoorbeeld gezien dat het Europees Sociaal Fonds programma’s biedt voor vaardigheidstrainingen en diverse andere programma’s om mensen weer aan het werk te krijgen. De heer Andor vindt het misschien niet leuk als ik het zeg, maar dit is een van de redenen waarom ik van mening ben dat het Europees Sociaal Fonds op regionale ontwikkeling gericht moet blijven en niet op werkgelegenheid. Dat is een discussie die we in de toekomst zeker nog eens zullen voeren.

Ik juich het ook toe dat het belang van sociale partners in het verslag ook wordt erkend. Als ik sociale partners zeg, bedoel ik natuurlijk de vakbonden, maar ook de lokale en regionale overheid. Dat zijn instanties die veel diensten leveren, maar het zijn ook grote werkgevers en ze moeten derhalve bij iedere sociale dialoog over werkgelegenheidsbeleid betrokken worden.

 
  
MPphoto
 

  Jan Kozłowski (PPE). - (PL) Om te beginnen wil ik mijn collega, de heer Öry, bedanken voor het uitstekende verslag. De richtsnoeren moeten helder en eenvoudig zijn en het verminderen van hun aantal is een stap in de goede richting. Stijging van de arbeidsparticipatie is de belangrijkste uitdaging. Beperking van de structurele werkloosheid alleen is niet voldoende. Anticipatie en preventie zijn belangrijk, evenals de vorming en ontwikkeling van ondernemerschap en flexibiliteit. Alleen het vergroten van het aantal deelnemers aan het hoger onderwijs is niet genoeg. Het onderwijs op instellingen voor hoger onderwijs moet van voldoende hoog niveau zijn en zich richten op disciplines waar de arbeidsmarkt behoefte aan heeft. Werken is de beste manier om aan armoede te ontsnappen. Individuele steunprogramma’s zijn echter vaak nodig. Verder moet de effectiviteit van de maatregelen op dit gebied gemeten worden. Nauwe samenhang met het cohesiebeleid is een voorwaarde voor het welslagen van de EU 2020-strategie. De doelstellingen van de strategie zijn eveneens gebaat bij vereenvoudiging en ontbureaucratisering van de structuurfondsen.

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijnheer de rapporteur, dames en heren, zoals u weet, zullen de algemene beleidslijnen van de Raad opnieuw worden bezien in het licht van de adviezen die krachtens de verdragen zijn uitgebracht. Na de stemming in dit Parlement zullen de Raad en zijn voorbereidende groepen de amendementen van het Parlement onder de loep nemen. De eerste vergadering van de Groep sociale vraagstukken is gepland op 14 september. Het is de bedoeling de richtsnoeren tijdens de vergadering van de EPSCO-formatie op 21 oktober aan te nemen.

In onze ogen liggen de algemene beleidslijnen van de Raad en het standpunt van het Parlement inhoudelijk niet ver uit elkaar. Het aanvankelijke voorstel van de Commissie is overigens al door de Raad gewijzigd, die een aantal punten heeft ingevoegd waaraan het Parlement grote waarde hecht, zoals gelijke kansen voor mannen en vrouwen, bescherming van gehandicapten, de klimaatuitdaging, bevordering van ondernemerschap, het stimuleren van de vraag naar werk en bescherming van arme werknemers. Daarnaast willen alle lidstaten een bondige tekst die meer effect kan sorteren.

Het Belgische voorzitterschap zou de Raad dan ook kunnen voorstellen een aantal amendementen van het Parlement mee te nemen in zijn overwegingen, met name op het gebied van bestuur van de Europese werkgelegenheidsstrategie, deels in verband met de doelstellingen die de lidstaten voor zichzelf definiëren, wat betreft de kwaliteit van arbeid en fatsoenlijk werk, het verband met productiviteit en stimulering van het MKB en gelijke kansen voor mannen en vrouwen.

Overigens hebben er, vooral op verzoek van de Belgische delegatie, discussies plaatsgevonden in de werkgroep over de vaststelling van subdoelstellingen op het gebied van werkgelegenheid, met name voor bepaalde doelgroepen. Zoals u weet hebben de lidstaten deze optie uiteindelijk niet overgenomen. Aangezien het heel moeilijk zal zijn om subdoelstellingen op te nemen in de richtsnoeren, zou het Belgische voorzitterschap kunnen voorstellen deze kwestie te koppelen aan de nieuwe context van sociaaleconomisch bestuur, de Europese strategie voor 2020 en economisch bestuur.

Het Belgische voorzitterschap zou de Raad dus kunnen voorstellen een doeltreffende follow-up van de richtsnoeren te waarborgen. Hiertoe zouden jaarlijks werkgelegenheidsaanbevelingen per land kunnen worden aangenomen door de EPSCO-Raadsformatie, die vervolgens subdoelstellingen per land kan aanbevelen op basis van nationale omstandigheden.

Voorts worden de lidstaten aangemoedigd om nationale subdoelstellingen vast te stellen voor bepaalde doelgroepen, die aansluiten op hun nationale omstandigheden. Het Werkgelegenheidscomité (EMCO) heeft dit ook al benadrukt in zijn bijdrage aan de EU-strategie voor 2020.

Ter conclusie wil ik het Parlement danken voor de werkzaamheden die zijn verricht voor deze richtsnoeren en u verzekeren dat deze zullen worden meegenomen.

 
  
MPphoto
 

  László Andor, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, ik heb het idee dat we krap in de tijd zitten, dus ik zal proberen het redelijk kort te houden. Ik wil graag enkele punten naar voren brengen in verband met de procedure en de wezenlijke onderdelen van deze discussies, omdat het een belangrijke discussie is voor de huidige en de toekomstige Europese Unie.

In het voorjaar hadden we haast en het is algemeen bekend dat de Commissie zelf met vertraging werd geïnstalleerd als gevolg van de vertraagde ratificatie van het Verdrag van Lissabon in diverse landen. Sommige documenten, waaronder met name Europa 2020, moesten op korte termijn worden geproduceerd. Dat was ook van invloed op het tijdschema voor de werkgelegenheidsrichtsnoeren en er moest ook in hoog tempo worden gewerkt aan de economische governance.

De uitdagingen rechtvaardigden deze haast evenwel en ik waardeer het dat we bij deze uitdagingen goed hebben samengewerkt met de rapporteur en met het Parlement in het algemeen. Nu moet ik ook haast maken met mijn antwoord, maar ik heb een paar zeer wezenlijke punten.

Ten eerste werd in een paar commentaren een vergelijking gemaakt met de Agenda van Lissabon. We hebben veel gestructureerder doelstellingen en een veel beter voorstel voor de governance van de strategie en daaruit putten wij de hoop dat succes gegarandeerd is, anders dan bij de Strategie van Lissabon die slechts deels een succes was. Enige kritiek is op zijn plaats, maar het is niet waar dat de Strategie van Lissabon tot 2008 en de financiële crisis helemaal geen succes was.

Dan enkele andere kwesties: met de werkgelegenheidsrichtsnoeren willen we het aantal banen en de kwaliteit ervan vergroten. Europa 2020 bevat ook een streefcijfer voor de kwantiteit en mijns inziens is dat een ambitieus streefcijfer, aangezien we nu op een dieptepunt zitten, de werkloosheid zeer hoog is en er sprake is van economische groei zonder toename van de werkgelegenheid. Dit is niet iets wat er aan zit te komen. Daar zitten we al middenin.

Helaas zijn er momenteel slechts heel weinig lidstaten waar het aantal werkenden stijgt, maar het goede nieuws is dat Duitsland er een van is. We hopen dat deze werkgelegenheidsgroei in Duitsland doorzet en overslaat naar andere landen. Het feit dat er nu sprake is van een stijgende trend in het centrum van de Europese economie, onderstreept het belang van cohesie.

Ik zal de laatste zijn om het belang van het cohesiebeleid te ontkennen, maar ik moet wel zeggen dat, als ik cohesie aan de geïntegreerde richtsnoeren had moeten koppelen, ik liever een koppeling had gemaakt met de economische richtsnoeren dan met de werkgelegenheidsrichtsnoeren. Er is binnen Europa namelijk sprake van verschillen tussen de kern en de periferie, maar deze verschillen zijn veel grotere in termen van economische resultaten dan in termen van werkloosheidscijfers.

Maar ik ben, als altijd, blij dat ik met u kan werken aan kwesties op het gebied van cohesie en de koppeling met werkgelegenheidsbeleid. Ons ambitieuze streefcijfer is 75 procent maar daar moet ik een kanttekening bij plaatsen, namelijk dat deze 75 procent niet voor iedere subgroep afzonderlijk geldt. Het is bijvoorbeeld niet zo dat voor vrouwen ook een gemiddelde van 75 procent geldt. Het percentage is voor mannen en vrouwen samen. Dat is van belang wanneer lidstaten de komende maanden hun eigen werkgelegenheidsprogramma’s gaan ontwikkelen en zich aansluiten bij het kerninitiatief.

Er wordt ambitieus werk verricht op het gebied van subgroepen zoals jongeren en ik wil u wijzen op het feit dat we volgende week het kerninitiatief Jeugd in beweging lanceren. Ook dit is een inherent en sterk onderdeel van al onze activiteiten op het gebied van werkgelegenheid. Als je kijkt naar de inhoud van het document Jeugd in beweging, zie je dat 50 procent betrekking heeft op onderwijs en 50 procent op werkgelegenheid. De Commissie ziet namelijk in wat het belang is van de uitdagingen op het gebied van werkgelegenheid voor jonge mensen in Europa.

Met het oog op de tijd zal ik een aantal punten slechts aanstippen. We kunnen niet beloven dat de werkgelegenheid in iedere sector, zoals de kolenindustrie die werd genoemd, behouden zal blijven. De Commissie erkent het belang van behoud van werkgelegenheid in krimpende sectoren. We hebben de mogelijkheid van overheidssubsidies voor de kolenindustrie voor de komende twee jaar uitgebreid, maar dit kunnen we niet eindeloos doen.

We moeten ons voorbereiden op veranderingen en we moeten prioriteit geven aan de verschuiving naar groene banen in de toekomst. We werken dus aan groene banen om deze overgang mogelijk te maken en om beter te kunnen anticiperen welke banen een rol spelen bij deze onvermijdelijke structurele verandering in de economie en om mensen te helpen zich beter voor te bereiden op een andere structuur in termen van energieproductie, energieverbruik, de bouwsector, de automobielsector, landbouw, enzovoorts.

Ik ben het helemaal eens met wat er werd gezegd over armoede onder kinderen. We hebben zojuist met het Belgische en het Hongaarse voorzitterschap afgestemd dat het ene een nieuwe aanbeveling over armoede onder kinderen initieert en het andere het werk aan de aanbeveling afrondt, volledig afgestemd op ons werk voor het Europees platform.

Ik ben het er ook mee eens dat we verder moeten kijken dan de beperkte reeks instrumenten – die van het werkgelegenheidsbeleid – als we hoog willen inzetten op betere werkgelegenheidscijfers en uiteindelijk op volledige werkgelegenheid. Het draait niet alleen om vaardigheden, hoewel de ontwikkeling van vaardigheden wel centraal staat. We moeten participeren in de bredere macro-economische discussies – bijvoorbeeld in de discussie over exitstrategieën – en we moeten ervoor zorgen dat het voortijdig afbreken van ondersteunende maatregelen het herstel van en de terugkeer naar het scheppen van werkgelegenheid in Europa niet in de weg staat.

Ik onthoud me in dit verband echter van uitspraken die ertoe zouden kunnen leiden dat de structuur van de economische en monetaire unie en de nieuw gevormde structuren van de economische governance in twijfel worden getrokken, want er moeten wel lessen geleerd worden. We moeten samenwerken en dat betekent ook nauwere macro-economische coördinatie. Het punt is dat we rekening moeten houden met werkloosheid, een van de grote instabiele factoren van de economie, als we de algemene instabiliteit in verband met de nieuwe structuren van economische governance het hoofd willen bieden.

Het Europees Sociaal Fonds blijft een belangrijk instrument om de werkgelegenheid te stimuleren, met name om de kwaliteit van het aanbod te verbeteren om werklozen te helpen weer aan het werk te gaan, een nieuwe, betere en meer concurrerende baan te vinden of mogelijk als zelfstandige aan het werk te gaan. Ik sta rechtstreeks in contact met de autoriteiten in Wales die mij tot mijn grote genoegen hebben uitgelegd hoe het ESF in Wales werkt. Ik wil het ESF graag behouden binnen het cohesiekader, maar het is ook waar dat we, met het oog op de uitdagingen waarvoor werkloosheid en armoede ons stellen, het ESF zichtbaarder moeten maken. Ik zou graag zien dat het Parlement een grotere rol speelt en meer betrokken is bij de ontwikkeling van het toekomstige Sociaal Fonds en ook als het gaat om bijvoorbeeld een nieuwe verordening voor de toekomst.

Ik weet zeker dat we op dit terrein heel goed kunnen samenwerken. Ik zou nog op diverse andere kwesties willen ingaan, maar de tijd dringt en ik heb met veel mensen die hier nu aanwezig zijn, bilaterale vergaderingen en discussies op commissieniveau gehad.

Tot slot dank ik het Belgisch voorzitterschap voor de samenwerking met de vicepremier en alle anderen die in de Belgische regering verantwoordelijk zijn voor werkgelegenheidskwesties en sociale zaken.

 
  
MPphoto
 

  Csaba Őry, rapporteur. – (HU) Mijnheer de Voorzitter, graag wil ik tegen de heer Andor zeggen dat we geen nieuwe doelstellingen hebben geformuleerd, maar subdoelstellingen. We wilden dus geen nieuwe doelen toevoegen, maar de bestaande doelstellingen specificeren. Ik hoop dat dit in deze vorm acceptabel is. Naar aanleiding van het debat zie ik dat we het er allemaal over eens zijn dat we, om de crisis te boven te komen en de concurrentie aan te gaan met de opkomende regio’s in de wereld, met meer mensen meer en beter moeten werken, en in deze doelstelling vormen ouderen, vrouwen, gehandicapten en laagopgeleiden geen last of een ongemak, maar een mogelijkheid en een reserve, en daarop moet vanzelfsprekend het beleid worden afgestemd. Tevens bestond er grote overeenstemming, en ik ben blij dat de vertegenwoordigers van het Belgische voorzitterschap dat ook hebben onderstreept, over het feit dat er bijzondere aandacht moet worden besteed aan kleine- en middelgrote ondernemingen en de fiscale belastingomgeving die op hen van toepassing is, want dit is het terrein waar een groot aantal nieuwe banen kan worden gecreëerd. We moeten ons daar dus op concentreren.

Het is belangrijk dat we nieuwe vormen van werkgelegenheid hebben besproken. Ze bestaan en zijn aanwezig, maar er zijn veel misverstanden over. Er is duidelijk betere regelgeving nodig waarbij rekening wordt gehouden met de door de Internationale Arbeidsorganisatie vastgestelde beschrijving van billijk werk en de bijbehorende verwachtingen en vereisten. Evenzo vervullen de woorden van de heer Chastel me met groot vertrouwen, namelijk dat als we aan goed bestuur denken, we hiermee ook bedoelen dat we moeten monitoren en controleren, dat wil zeggen dat we ook onszelf, ieder van ons, ter verantwoording moeten roepen over het feit of we onze toezeggingen, onze beloften en onze gezamenlijke beslissingen wel waar kunnen maken.

Ik dank dus iedereen hartelijk voor de samenwerking. Onze samenwerking was inderdaad uitstekend, zowel met de Commissie, de Raad, de collega’s en de schaduwrapporteurs. Ik hoop dat deze gezamenlijke inspanning uiteindelijk terug te zien zal zijn in de resolutie, het besluit van de Raad en in de eventuele raadpleging die daarop volgt. Ik wil u erop attenderen dat we u vragen dat als u het gevoel hebt dat er veel wijzigingen moeten worden aangebracht, we hierop moeten terugkomen in het kader van een gezamenlijke raadpleging. Wij zijn daar namens onszelf en het Parlement uiteraard toe bereid. Dank u wel voor de samenwerking en ik hoop dat we goed werk hebben verricht.

 
  
MPphoto
 

  Paul Rübig (PPE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wilde eigenlijk alleen maar iets zeggen over de opmerking van de heer Clark. Hij heeft beweerd dat we in de Europese Unie een gerechtshof van marionetten hebben. Ik ben het niet met hem eens! Ik weet zeker dat de heer Clark als afgevaardigde geen marionet is, hij is gekozen, en ik denk dat hij zich in dit Parlement aan de fatsoensregels moet houden. We leven in een democratie, en in een democratie noem je een Hof van Justitie geen rechtbank van marionetten!

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Bedankt voor de opmerking. De heer Clark is niet aanwezig, maar ik ben ervan overtuigd dat hij uw opmerking in aanmerking zal nemen.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen, woensdag 8 september 2010, plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. – (IT) Zoals het Internationaal Monetair Fonds kort geleden in zijn halfjaarlijkse verslag heeft benadrukt, vormt de werkloosheid het grootste probleem waaraan de ontwikkelde economieën het hoofd moeten bieden, en dat zal de komende jaren zo blijven.

Met name jongeren die voor de eerste keer de arbeidsmarkt betreden, bevinden zich in een lastige situatie: volgens recente gegevens van Eurostat neemt de werkloosheid onder jongeren in heel Europa toe, mede vanwege de recente financieel-economische crisis. De Commissie heeft in april jl. een voorstel ingediend inzake de ‘geïntegreerde richtsnoeren van Europa 2020’ die een kader vormen voor de nieuwe strategie en hervormingen aandragen die de lidstaten moeten uitvoeren.

Wat betreft het verslag dat we vandaag bespreken en dat het onderdeel van de geïntegreerde richtsnoeren behandelt dat te maken heeft met de werkgelegenheid, ben ik het met name eens met de stelling dat het aantal richtsnoeren moet worden beperkt, om de Europese actie die gericht is op het bestrijden van het probleem van de groeiende werkloosheid, concreter te maken.

Ik wil graag van de gelegenheid gebruikmaken om te benadrukken dat het belangrijk is te investeren in menselijk kapitaal: we moeten zowel investeringen in human resources stimuleren en prioriteit geven aan levenslang leren, als innovatie bevorderen binnen kleine en middelgrote ondernemingen, die de motor zijn van de Europese economie.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk.(LT) Als gevolg van de economische en financiële crisis zal de situatie op de Europese arbeidsmarkt de komende jaren nog zeer gespannen blijven. Gezien deze omstandigheden moet bestrijding van de werkloosheid een van de belangrijkste beleidstaken van de EU en de lidstaten zijn en daarom zou dat beter naar voren moeten komen in de richtsnoeren die de Commissie voorstelt.

Ik wil benadrukken dat in deze richtsnoeren voor werkgelegenheid in het algemeen te weinig aandacht wordt besteed aan beleid ten aanzien van gendergelijkheid en het bevorderen van ondernemerschap bij vrouwen. Om de gevaren van armoede in Europa werkelijk te verkleinen, moeten we bindende doelen vaststellen om een einde te maken aan genderstereotypen, de huidige discriminatie op de arbeidsmarkt en de structurele oorzaken die ten grondslag liggen aan ongelijke beloning van mannen en vrouwen en om de barrières weg te nemen die vrouwen verhinderen bepaalde beroepen uit te oefenen en de kansen van vrouwen om een bedrijf te beginnen beperken.

De richtsnoeren slagen er ook niet in de doelstelling van het verminderen van illegaal werk of werk in de schaduweconomie te bevorderen, want in deze moeilijke tijd werken in veel landen mensen illegaal, omdat het hen simpelweg niet lukt op een andere manier aan deze situatie te ontsnappen. De richtsnoeren bevorderen geen ambitieuze doelstellingen voor het bestrijden van armoede en voor armoedebestrijding, werkgelegenheid en onderwijs moeten beleidsmaatregelen worden genomen die gericht zijn op de meest kwetsbare groepen, die te maken hebben met extreme armoede, zoals alleenstaande moeders, ouderen met een klein pensioen en mensen met een handicap.

Daarom roep ik de lidstaten en de Commissie op te streven naar maximale tenuitvoerlegging van de doelstellingen van de richtsnoeren, omdat Europa anders de in de richtsnoeren beschreven resultaten niet zal bereiken.

 
  
MPphoto
 
 

  Martin Kastler (PPE), schriftelijk. – (DE) Ik ben blij met het verslag van Csaba Öry over de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten. Waarom ben ik er blij mee? Omdat het Europees Parlement in dit verslag heel duidelijk heeft gezegd wat ons als Europeanen in de komende jaren allemaal te wachten staat op het gebied van werk en werkgelegenheid. Naast de migratie en de demografische veranderingen is het potentieel voor meer werkgelegenheid in de zogenaamde “groene economie” in Europa heel belangrijk. Dat kunnen we echter alleen maar benutten wanneer er genoeg goed opgeleide werknemers te vinden zijn. Hier ligt een unieke kans, met name voor vrouwen in leidinggevende functies. Dit is een dynamische en jonge sector, waar vrouwen en mannen gelijke kansen hebben, en dat is niet in alle sectoren het geval. Daarbij moeten we garanderen dat de werknemers gezin en beroep kunnen combineren, bijvoorbeeld door gezinsvriendelijke banen te creëren en voor kinderopvang te zorgen. Vooral voor werknemers in leidinggevende functies moet het mogelijk zijn om individuele modellen voor de werktijd te ontwikkelen, inclusieve deeltijdwerk. Dat is helaas nog niet overal in Europa mogelijk.

 
  
MPphoto
 
 

  Tunne Kelam (PPE), schriftelijk. – (EN) Zoals de heer Daul vanochtend al zei, hebben we meer Europa nodig. Meer Europa betekent niet meer bemoeienis met de activiteiten van onze burgers of lidstaten. Het betekent dat we efficiënter en bekwamer moeten worden als Unie. De geïntegreerde richtsnoeren zullen grotendeels in dienst staan van dit besef.

De werkloosheidscijfers zijn de hoogste in tien jaar en de werkloosheid onder jongeren is alarmerend hoog. Dat dreigt de pogingen om de economische groei te herstellen in de nabije toekomst te ondermijnen.

Tegelijkertijd moeten alle oplossingen ook een kwaliteitsaspect omvatten. Voorzitter Barroso wees er vandaag op dat er vier miljoen vacatures zijn. Dit zijn hoofdzakelijk vacatures voor geschoolde werknemers. Ik verzoek de Commissie met klem onverwijld het voorgestelde Europese vacaturetoezichtstelsel in te voeren, waar ook een Europees vaardighedenpaspoort deel van zal uitmaken.

De meest directe uitdaging is echter de jonge mensen hoogwaardig onderwijs bieden dat veel beter aansluit bij de praktische behoeften van de arbeidsmarkten. Onderwijsprogramma’s moeten worden hervormd met dit doel in gedachten en de lidstaten moeten zich inzetten voor het terugdringen van het aantal vroegtijdige schoolverlaters.

De doelstelling voor heel Europa moet zijn om ons continent te voorzien van een geschoolde beroepsbevolking.

Tot slot hebben we vastberadenheid en moed nodig om de administratieve en niet-tarifaire belemmeringen voor het MKB weg te nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ádám Kósa (PPE), schriftelijk. – (HU) Mijn collega Csaba Őry heeft uitstekend werk verricht, waarvoor hem niets dan lof toekomt. Als gehandicapte afgevaardigde in het Europees Parlement kan ik met zekerheid stellen dat zonder zijn werk en openheid de grootste Europese politieke fractie, de Europese Volkspartij, de rol van gehandicapten bij het werk van het Europees Parlement niet in zulke grote mate had gesteund als vandaag de dag het geval is. Met zijn moderne en naar eenvoud strevende benadering kan de heer Őry niet alleen bij de juiste onderwerpkeuze maar ook bij de adequate implementatie daarvan blijvende resultaten boeken. Mijn collega heeft niet alleen zijn hoofdonderwerp effectief gekozen, maar met zijn professionele coördinatie kunnen via de finetuning van schijnbare grensgebieden de doelstellingen van het Europees Parlement en in het bijzonder de Europese Volkspartij veel breder worden uitgevoerd. De belangrijkste doelstelling is de investering in mensen als kapitaal. We hebben meer en duurzame banen nodig. Naast het creëren van kwalitatieve banen vind ik de tewerkstelling van gehandicapten echter ook een essentieel doel, want het werkloosheidspercentage onder deze groep bedraagt 60 à 70 procent, en in sommige lidstaten zelfs 90 procent. Europa moet naast innovatie en groene werkplekken ook werk bieden aan de moeilijk op te leiden bevolkingslagen. Dit zou echter zelfs kunnen leiden tot een heroverweging van de globalisering, door een parallel te trekken tussen de uitbuiting van sociaal berooide, onderbetaalde werknemers van buiten de EU en de groeiende werkloosheid onder Europese werknemers met een handicap.

 
  
MPphoto
 
 

  Joanna Katarzyna Skrzydlewska (PPE), schriftelijk. – (PL) De EU-economie herstelt zich langzaam van de crisis die in 2008 begon. De werkgelegenheid is echter in het merendeel van de EU-landen nog steeds verontrustend laag, lager dan voor de crisis. Een van de maatschappelijke groepen die het meest last hebben van de groeiende werkloosheid in crisistijd wordt gevormd door jongeren. Sinds 2008 is het aantal werkloze jongeren dramatisch gestegen en momenteel is in veel lidstaten de werkloosheid onder jongeren van 15 tot 25 jaar hoger dan onder de totale beroepsbevolking. Dit zijn verontrustende gegevens, zeker als ze worden beschouwd tegen de achtergrond van de vergrijzende samenleving in de Europese Unie. Het aantal mensen in de productieve leeftijd neemt af in verhouding tot het aantal pensioengerechtigden. Het is daarom van wezenlijk belang om jongeren te helpen bij het vinden van hun eerste baan en een stabiele aanstelling. Het verslag over richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid bij de EU 2020-strategie is een goede stap in de richting van verbetering van de positie van jongeren op de arbeidsmarkt. Extra maatregelen op het niveau van de lidstaten zijn echter nodig om een merkbare verbetering te bewerkstelligen. We moeten bijzondere nadruk leggen op steun voor jongeren bij het vinden van hun eerste baan en op de bestrijding van werkloosheid onder afgestudeerden. Het afleveren van geschoold personeel dat de vaardigheden bezit die de markt vraagt en voorbereiding van afgestudeerden op de arbeidsmarkt zijn slechts enkele van de taken die op het niveau van de onderwijsinstellingen moeten worden aangepakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Theodor Dumitru Stolojan (PPE), schriftelijk.(RO) De creatie van nieuwe banen in de Europese Unie hangt ook af van de volledige deregulering van de arbeidsmarkt. Als leden van het Europees Parlement is het onze plicht om actie te ondernemen om dat te bereiken. Laten we de lidstaten die nog steeds beperkingen op het vrije verkeer van arbeid voor bepaalde lidstaten hanteren vragen om actie te ondernemen om dat te bereiken. Laten we alle lidstaten, de Europese Commissie en de Raad vragen om alle benodigde maatregelen te nemen om de arbeidsmarkt flexibeler te maken, omdat die vanwege allerlei nationale beperkingen nog steeds te versnipperd is. Zonder deze grotere flexibiliteit wordt de aanpassing van de arbeidsmarkt aan de economische cyclus vertraagd en moeilijker, wat tot veel grotere verliezen voor de mensen zal leiden.

 

14. Presentatie door de Raad van zijn standpunt inzake het ontwerp van algemene begroting - begrotingsjaar 2011
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is de presentatie door de Raad van zijn standpunt over het ontwerp van algemene begroting - begrotingsjaar 2011. Dit vormt een reeks verklaringen. Er is geen ‘catch-the-eye’-procedure.

Ik verontschuldig mij bij de collega’s die enige tijd op de behandeling van dit onderwerp hebben gewacht. We hadden enkele zeer lange toespraken vanmiddag.

 
  
MPphoto
 

  Melchior Wathelet, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik ben vereerd om hier in het Parlement te mogen spreken. Deze vergadering is de verwezenlijking van de Europese integratie, en het laat me dan ook niet onberoerd dat ik nu het woord mag voeren over een zo belangrijk thema, namelijk de opstelling van de begroting voor 2011. Bovendien gebeurt dit volgens een geheel nieuwe procedure, waarbij de rol van het Parlement zeer duidelijk is versterkt. Samen gaan wij dan ook de procedure inwijden volgens de regels van het Verdrag van Lissabon voor het opstelling van de begroting voor 2011. Daarom is het voor mij des te belangrijker om hier vandaag te zijn en het woord te voeren.

Ook wil ik erop wijzen dat er een aantal goede eerste contacten heeft plaatsgevonden in het kader van deze samenwerking en deze discussies, die volgens deze nieuwe procedure in het Verdrag van Lissabon moeten worden gevoerd. De eerste trialogen zijn redelijk goed verlopen, en dat is een goed teken voor de toekomst.

De Raad beseft dat het voor het Parlement betreurenswaardig is dat er geen politieke discussie heeft plaatsgevonden bij het opstellen van het standpunt van de Raad. De werkzaamheden hebben weliswaar plaatsgevonden in de Commissie Begroting, maar ik benadruk dat deze zijn verricht in het kader van de politieke beleidslijnen die heel duidelijk zijn vastgelegd tijdens de ECOFIN-Raad van 16 maart 2010 en de Raad heeft zijn standpunt op 12 augustus middels de schriftelijke procedure alleen ingenomen om te kunnen voldoen aan protocol nr. 1 inzake de rol van nationale parlementen. Dit heeft dus niets te maken met de politieke reikwijdte van het standpunt van de Raad. De begrotingsprocedure voor 2011 is voor ons allemaal nieuw. De regels zijn nieuw en we moeten daaruit natuurlijk lessen trekken in de toekomst.

Uiteraard is deze begroting door de Raad opgesteld op basis van een aantal beginselen: naleving van de financiële perspectieven voor de periode 2007-2013, waarborging van een goed financieel beheer en een tweede belangrijk beginsel van voldoende speelruimte om de diverse politieke standpunten van de Europese Unie te laten ontstaan en geloofwaardig en reëel te maken.

De opstelling van deze begroting moet weer in een kader van bezuinigingen worden geplaatst, die in alle landen van de Europese Unie noodzakelijk waren. Voor de EU was 2009 een bijzonder moeilijk jaar en deze budgettaire behoedzaamheid moet ook tot uiting komen in de begroting van 2011.

Laat ik nader ingaan op de verschillende richtsnoeren van deze begroting voor 2011 en vervolgens een aantal rubrieken aanstippen die ik vandaag met u wil benadrukken.

Wij stellen een begroting voor van 142 miljard euro aan vastleggingskredieten. Dit is 788 miljoen euro minder dan het bedrag in het Commissievoorstel. De Raad heeft de betalingskredieten aangepast met 3,6 miljard euro ten opzichte van de kredieten die de Commissie heeft voorgesteld. Dat is een verlaging van 2,8 procent.

Tegen deze achtergrond heeft de Raad ook de bedragen meegenomen die de Commissie heeft aangegeven voor de betaling van de programma’s voor 2007 en 2013 van het cohesiebeleid en vooral de meest recente informatie over de start- en kruissnelheid voor grote projecten. We hebben namelijk geconstateerd dat de tenuitvoerlegging van een aantal projecten is vertraagd.

Ik wijs er tevens op dat het totaal aan betalingskredieten ook na aftrek van het bedrag van de Raad nog aanzienlijk hoger uitkomt, namelijk een verhoging van 2,91 procent ten opzichte van 2010. Dat komt neer op bijna 1 procent bovenop de nulgroei, wat de inflatie is die in het meerjarige financiële kader is vastgelegd.

Ook zij gezegd dat de Raad een methodologie heeft toegepast die volledig aansluit op de laatste vooruitzichten voor de begroting en dat de totale vastleggings- en betalingskredieten duidelijk toenemen, zowel absoluut als procentueel.

Ik zal niet per rubriek ingaan op alle elementen uit de begroting. Ik wil er slechts op wijzen dat we weten dat het Parlement in rubriek 1A jongerenbeleid als prioriteit beschouwt. Dat stond in alle documenten van het Parlement. Ik erken dat de bedragen enigszins onder die van de Commissie liggen, maar zij zijn nog wel duidelijk hoger dan in 2010.

Voor wat betreft rubriek 1A zijn alle bedragen in de begroting vastgesteld op basis van hun huidige tenuitvoerlegging, waarbij deze nauwkeurig in acht is genomen.

In het kader van rubriek 4 is het voor de Raad van groot belang dat de Europese Unie in staat blijft om doeltreffend in te spelen op politieke en sociaaleconomische uitdagingen, in het bijzonder op internationaal vlak, en wij beseffen zeer goed dat er in de loop van de huidige begrotingsprocedure waarschijnlijk nieuwe begrotingsmiddelen moeten worden aangesproken.

Tevens zij erop gewezen dat wij in het kader van rubriek 5 de verzoeken van het Europees Parlement met betrekking tot zijn administratieve begroting uiteraard niet hebben gewijzigd, maar dat wij het van belang achten dat iedere instelling zich inspant om binnen het financiële kader te blijven en zich aan onze routekaart te houden.

Tot slot denk ik dat het van belang u hiervan deelgenoot te maken en dat de Raad hier vandaag aanwezig moest zijn om te laten zien welke leidraad bij het opstellen van de begroting is gevolgd. Ik begrijp dat de perceptie van het Europees Parlement en het standpunt van de Raad uiteen kunnen lopen, maar ik verwacht dat de onderhandelingen met het Parlement constructief zullen verlopen en tot een goed einde kunnen worden gebracht. Ook dank ik de Commissie voor haar steun tijdens de procedure, die heel wat uitdagingen met zich zal meebrengen.

Ter vervollediging van mijn relaas moet ik het nog hebben over de begrotingsherziening die de Commissie aan het einde van de maand bekend zal maken. De prioriteiten voor de begroting van 2011 en met name de strategie voor 2020 zullen ongetwijfeld de prioriteiten van de komende jaren worden. In dit opzicht moeten de Raad en het Parlement nu al uitgebreid nadenken over de toekomstige opzet en invulling van de Europese begroting en de manier waarop zij wordt gefinancierd. En ik kan u garanderen dat het Belgische voorzitterschap erop zal toezien dat de Raad deze begrotingsherziening in aanmerking neemt.

Wat de begroting van 2011 zelf betreft, kan ik u verzekeren dat het Belgische voorzitterschap alles in het werk zal stellen voor het wegnemen van de belemmeringen voor deze begroting, die als eerste zal worden goedgekeurd volgens de bepalingen van het Verdrag van Lissabon. Ik hoop echt dat wij kunnen laten zien dat deze nieuwe procedure een succes is gebleken. De Raad zal alle zeilen bijzetten, opdat de begroting zo veel mogelijk Europese burgers ten goede komt. Zij zijn immers de belastingbetalers die onze begroting uiteindelijk financieren.

 
  
MPphoto
 

  Janusz Lewandowski, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, met de lezing van de Raad zijn we nu in de beslissende fase van de jaarlijkse procedure aangekomen, maar dit is zeker geen routineprocedure, aangezien we voor het eerst onder het Verdrag van Lissabon werken en het lastige begrotingsseizoen eraan komt.

Tijdens onze laatste trialoog zijn er niet veel afspraken gemaakt, is er niet veel vooruitgang geboekt, maar zijn we het ten minste eens geworden over de data en modaliteiten voor het functioneren van het bemiddelingscomité in 2010. De kalender is nu dus bepaald, de lezing van de Raad is voorbij, het Parlement moet voor 20 oktober zijn standpunt innemen en de Commissie zal de meningen en gevoeligheden die bij beide takken van de begrotingsautoriteit ontstaan nauwlettend blijven volgen.

Maar naast de begroting – en dit is heel belangrijk – hebben we nog een heel pakket wijzigingen in het Verdrag van Lissabon op de agenda staan. Er is dus echt goede wil van beide kanten nodig om het hierover eens te worden, want dit keer zijn er veel moeilijke zaken op te lossen aan de onderhandelingstafel voor november, dus de bemiddeling van november wordt multidimensionaal.

Inhoudelijk zijn er, zoals de minister al zei, bezuinigingen van 3,6 miljard euro. De Commissie was zich tijdens de presentatie van de ontwerpbegroting volledig bewust van de beperkingen en soberheid in de lidstaten en de omvang van onze verantwoordelijkheden. Om die reden hebben we de begroting 4 miljard euro onder het plafond van de financiële vooruitzichten gehouden en hebben we bovendien alle toenamen geconcentreerd in begrotingsonderdeel 1. Dat is bevorderlijk voor de groei en werkgelegenheid en moet worden gezien als kleine anticrisispakketten die lokaal of sectoraal worden toegepast.

Dit is 96 procent van de toenamen die zijn geconcentreerd in onderdeel 1, waarmee we onze verantwoordelijkheid nemen. Het is vrij gebruikelijk dat de cohesie zijn kruissnelheid bereikt in het midden van de financiële vooruitzichten, na een trage start.

Wat verbintenissen betreft, zijn we blij dat de Raad niet bezuinigt op de operationele uitgaven, maar bespaart op pretoetredingsprogramma’s, wat een signaal kan zijn voor de kandidaatlanden en de aanzet kan zijn voor het heropenen van het programmeringsproces en het herzien van de verdeling van fondsen tussen landen.

Een kleine opmerking over de administratie: ik zal me heel hard opstellen met betrekking tot deze kwestie en ik zal me niet populair maken bij mijn collega’s. Maar waarop wordt bezuinigd, zijn de zogenoemde begrotingslijnen voor administratieve bijstand en het voornaamste slachtoffer is begrotingsonderdeel 4. Dat gaat over beheersprogramma’s, waaronder noodreacties op natuurrampen, die een grote uitdaging beginnen te worden voor de Europese Unie.

De Europese Unie reageerde als eerste heel snel op de ramp in Pakistan. Met betrekking tot de humanitaire hulp en ook reserves voor noodhulp ben ik deze procedure afgelopen week gestart, maar daarvoor is beheer nodig. Dit gaat over beheersadministratielijnen voor operationele programma’s.

Een ander gebied waarop is bezuinigd, is de verhoging voor uitvoerende agentschappen voor onderzoek, die geleidelijk worden ingevoerd, en uitvoerende agentschappen voor onderzoek die het zevende kaderprogramma beheren, dat met 1 miljard euro groeit in 2010 en met 1 miljard euro moet en zal groeien in 2011.

Wat de conclusies betreft, wil ik beide takken van de begrotingsautoriteit vragen zorgvuldig rekening te houden met de zorgen die ik heb geuit bij de onderhandeling over de definitieve multidimensionaal overeenkomst en niet alleen naar de cijfers voor 2011 te kijken.

Zoals gebruikelijk zijn wij bij de Commissie bereid op te treden als neutrale bemiddelaar, waarbij we zullen proberen als tussenpersoon een constructieve rol te spelen om een goede conclusie voor 2011 te bereiken.

 
  
MPphoto
 

  Sidonia Elżbieta Jędrzejewska, rapporteur. ? (PL) Dames en heren, de begroting van 2011 is niet alleen de eerste begroting die ten uitvoer wordt gelegd volgens het Verdrag van Lissabon zoals de vorige sprekers terecht hebben opgemerkt, het is ook de eerste begroting op basis waarvan de nieuwe politieke ideeën die het Verdrag van Lissabon met zich meebrengt, worden ingevoerd. Verder is het ook de vijfde begroting in de looptijd van het meerjarige financiële kader 2007-2013, en omdat het al de vijfde begroting is hebben we ook al behoorlijk veel kennis van zijn sterke en zwakke punten.

Ik waardeer de inspanningen van het Belgisch voorzitterschap bij de voorbereiding van de lezing van de Raad, maar ik maak mij ernstig zorgen over het feit dat maar liefst zeven lidstaten tegen de lezing van de Raad hebben gestemd. Soms krijg ik de onstuitbare en onaangename indruk, dat de ministers van financiën van de verschillende lidstaten bij het zien van de post 'bijdrage aan de begroting van de Europese Unie' alleen maar denken aan manieren om die te verlagen of zelfs te schrappen, zonder zich af te vragen wat er met die bijdrage wordt gedaan, wat ermee gefinancierd wordt, zonder na te denken en zonder te debatteren over de consequenties van een verlaging. Ik betreur het enorm dat een dergelijk debat niet plaatsvindt en naar mijn mening ontbrak het ook tijdens de vaststelling van het ontwerp door de Raad. Verder vind ik dat de toelichting op het voorstel van de Raad niet gedetailleerd genoeg is. Waarom zijn sommige begrotingslijnen gekort en andere juist niet? Waarom zijn zij juist met die hoeveelheid gekort en niet met meer of minder? Ik hoop dat we in de volgende fasen van ons werk een en ander nader kunnen specificeren en de ontbrekende informatie aanvullen. Des te groter is onze plicht om ervoor te zorgen dat het daarop volgende proces van vaststelling van de begroting van 2011 gedetailleerd en nauwgezet plaatsvindt en dat we iedere begrotingslijn zorgvuldig overwegen. We moeten dus niet alleen nadenken over percentages, maar ook over wat belangrijk is, waar we meer aan willen besteden en wat we op willen offeren in het kader van bezuinigingen.

Ik wil een prioriteit van het Europees Parlement onderstrepen, dat zal voor niemand een verassing zijn en het is niet de enige. Ik bedoel de prioriteit voor jeugd, onderwijs en mobiliteit. Als de Raad een bezuiniging voorstelt van 25 miljoen euro op de hoofdlijn in het kader van deze prioriteit, namelijk een leven lang leren, dan is er geen sprake van een dialoog. Ik hoop echter dat we al tijdens de bemiddelingsprocedure terugkeren naar een serieuze dialoog, omdat we onze prioriteiten dusdanig helder formuleren dat ze een betere toepassing hadden kunnen vinden dan dergelijke bezuinigingsvoorstellen. In het Europees Parlement bevinden wij ons momenteel in de voorbereidingsfase voor de lezing. Wij zijn al bijzonder ver gevorderd en ik hoop dat onze lezing voor het einde van de maand wordt aanvaard door de Begrotingscommissie, zodat we op de plenaire vergadering van begin oktober kunnen tonen dat onder het Verdrag van Lissabon een goede en constructieve begroting kan worden aangenomen. Ik reken op goede samenwerking, zowel met het Belgisch voorzitterschap als met de Commissie.

 
  
MPphoto
 

  Helga Trüpel, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Wathelet, commissaris Lewandowski, dames en heren, ik weet heel goed – en met mij weten waarschijnlijk alle burgers het, en hopelijk ook de politici – dat we in tijden van bezuinigingen leven, en dat we er niet onderuit kunnen dat de lidstaten minder schulden mogen maken.

Volgens mij moeten we strijden voor evenwicht op de begrotingen, alleen al om fair te zijn tegenover komende generaties. Bovendien stelt dit ons in staat om in de komende jaren en decennia werkelijk nog politieke keuzes te maken. Anders zouden we gedwongen zijn om al ons geld uit te geven voor de betaling van de rente, en dan zouden we onszelf politiek gezien de nek omdraaien.

Natuurlijk staat de Europese Unie niet boven de problemen die de lidstaten hebben, maar ik wil toch wel toelichten waarom onze situatie niet dezelfde is. De Europese Unie heeft geen schulden gemaakt, omdat de regels dit niet toelaten. Bovendien heeft de Europese Unie door het Verdrag van Lissabon nieuwe taken gekregen, onder andere op het gebied van het energiebeleid en het buitenlands beleid. Dat hebben de lidstaten zo gewild. We moeten er natuurlijk voor zorgen dat we in staat zijn om die nieuwe taken, die we uit hoofde van het Verdrag hebben gekregen, ook werkelijk uit te voeren.

Ik ben de rapporteur voor de begroting van het Parlement en van de andere instellingen, en in die hoedanigheid moet ik zeggen dat we het juiste evenwicht nog niet hebben gevonden tussen de nieuwe taken, een verantwoord begrotingsbeleid en een bezuinigingsbeleid. De Raad heeft alle nieuwe posten in de administratie geweigerd, niet voor de Europese Raad en voor het Parlement, maar wel voor de andere instellingen, vooral voor de kleintjes, zoals de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming, de Rekenkamer en het Hof van Justitie. Ik vind dat niet fair. Juist kleinere instellingen zoals de toezichthouder voor gegevensbescherming, waarvan we vinden dat ze hun werk moeten doen, moeten daartoe ook in staat worden gesteld. Wanneer we willen dat de Rekenkamer haar controletaken verricht moeten de medewerkers op reis kunnen om te controleren, en daarvoor is wat meer personeel nodig. Ik denk dat dit evenwicht een belangrijke politieke taak is, en ook een belangrijke boodschap aan het adres van de lidstaten en van de burgers.

Ook het betoog over de kosten van de uitbreiding vind ik niet overtuigend. De Raad heeft de middelen gereduceerd, maar de datum van de toetreding is niet veranderd. Ik vraag u hoe dat mogelijk is.

Het volgende probleem is de verhoging van de salarissen met 1,85 procent. Het is waar dat het arrest van het Hof er nog niet is, maar wanneer we een degelijk begrotingsbeleid willen voeren moeten we toch zeker op de gevolgen daarvan voorbereid zijn. Als Groenen zien we wel degelijk kansen om te bezuinigen, bijvoorbeeld bij het gigantische project ITER, de kernfusiereactor. Misschien moeten we de politieke moed hebben om zulke uitgaven ter discussie te stellen.

 
  
MPphoto
 

  Jutta Haug, rapporteur voor advies van de Begrotingscommissie. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Wathelet, mijnheer de commissaris, dames en heren, de twee rapporteurs hebben al verteld wat ze vinden van het standpunt van de Raad, en nu ben ik aan zet, nu mag ik het woord voeren namens onze commissie. Ik wil van meet af aan wel zeggen dat ik er van overtuigd ben dat het Belgische voorzitterschap van de Raad zijn werk zo goed mogelijk doet, maar dat kan nooit beter zijn dan de Raad als geheel toelaat. Helaas moeten we vaststellen dat het resultaat slecht is. Zo als gebruikelijk - en voor zover ik me kan herinneren was dat altijd zo - heeft de Raad vrolijk gesnoeid en gehakt in de ontwerpbegroting van de Commissie, zowel bij de vastleggingen als bij de betalingen. Zo als gebruikelijk heeft de Raad dat kriskras gedaan. Hij heeft niet gekeken of dat in bepaalde gevallen zinvol zou kunnen zijn, en in bepaalde gevallen niet. Als gevolg daarvan liggen de vastleggingen meer dan 780 miljoen euro lager, en de betalingen 3,6 miljard.

Wanneer we dan kijken wie vooral het kind van de rekening wordt, zien we dat het eens te meer de gedecentraliseerde Agentschappen zijn. We hebben ze zelf opgericht door samen een wet goed te keuren. Dat hebben het Parlement en de Raad samen gedaan, anders zouden die Agentschappen niet bestaan. Wanneer we ze nu echter niet de middelen ter beschikking stellen die ze nodig hebben om hun werk te doen, dat wij ze nota bene hebben opgedragen, dan moeten we ze maar sluiten, want dan is iedere euro die we hiervoor toch uitgeven een verspilde euro.

Dat geldt ook voor de uitvoerende agentschappen. De commissaris heeft daar al op gewezen. De uitvoerende Agentschappen moeten meerjarenprogramma’s uitvoeren, die door de wetgever zijn goedgekeurd. Wanneer we ze laten doodbloeden, zijn ook de programma's ten dode opgeschreven. Ja verdorie, willen we dat?

Sommige ministers preken dat Europa meer moet doen om de eigen concurrentiepositie sterk of sterker te maken. In het kader van de begrotingsprocedure wordt echter precies in het deel van de begroting gesnoeid dat bedoeld is om de groei te verhogen en de concurrentiepositie te verbeteren: in de rubriek Ia.

Bij het structuurbeleid zien de cijfers er niet veel anders uit. Nu komen de aanvragen van de regio’s voor financiële middelen pas echt binnen, en juist nu wordt er een miljard geschrapt. Logisch kan je dat niet noemen, en verstandig al helemaal niet.

Wij zouden willen dat degenen die de politieke verantwoordelijk dragen nadenken over de inhoud van onze begroting, ik herhaal, over de inhoud! Wij zouden willen dat ze oog hebben voor het belang en de toegevoegde waarde van Europa voor alle burgers. Wanneer ze dat doen zijn wij de juiste gesprekspartner.

 
  
MPphoto
 

  Melchior Wathelet, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag een aantal vragen van vandaag willen beantwoorden.

Allereerst is er gezegd dat er geen mogelijkheid is geboden om een discussie te voeren over de begrotingslijnen die de Raad heeft voorgesteld. Ik ga ervan uit dat deze discussies nog zullen plaatsvinden. Ik denk dat deze debatten een noodzaak zijn, en dat we de prioriteiten in het kader van de begroting voor 2011 moeten bespreken. Wel is het zo dat het akkoord in de Raad met moeite tot stand is gekomen. De stemming in de Raad over deze begroting was niet eenvoudig. Dat is echter ook te wijten aan de begrotingssituatie in de verschillende landen. De huidige economische situatie is bijzonder problematisch.

Toch zou ik erop willen wijzen dat de Europese begroting ondanks deze moeilijke omstandigheden en ondanks de problemen waarmee onze lidstaten te kampen hebben, hoger is dan die van 2010. Het gaat om een verhoging van 2,91 procent. Ik heb al gezegd dat sommigen liever een hoger bedrag zouden zien, maar het gaat toch om een aanzienlijk hoger bedrag ten opzichte van 2010.

Mevrouw Haug heeft het zojuist gehad over rubriek 1B. Ik wil erop wijzen dat deze rubriek 14 procent hoger is dan in 2010. Het klopt dus niet dat de Raad geen rekening houdt met het specifieke karakter van rubriek 1B omdat er een stijging is van 14 procent ten opzichte van 2010. De Raad is zich blijkbaar bewust van het belang van deze rubriek, en dat is wellicht niet voldoende beschreven en niet genoeg opgemerkt.

Tevens zou ik mevrouw de rapporteur er in verband met de begroting voor 2011 op willen wijzen dat wij met de toespraak die ik hier heb gehouden, ook de aandacht hebben willen vestigen op de werkzaamheden van het Parlement, en u hebt een rubriek 1A geciteerd van de begroting waarop het Parlement de nadruk heeft willen leggen. In mijn toespraak heb ik willen benadrukken dat de Raad zijn oor te luisteren heeft gelegd en daadwerkelijk wilde laten zien dat hij bij zijn werkzaamheden open wil staan voor discussie, vooral met betrekking tot het jongerenbeleid. Natuurlijk staat de Raad open voor discussie over dit beleid, want het Parlement heeft dit thema duidelijk aangemerkt als een van zijn prioriteiten.

Ik zou er ook op willen wijzen dat alle instellingen in verband met rubriek 5 en het institutionele hoofdstuk weliswaar een inspanning moeten leveren, maar dat wij in de door de Raad gepresenteerde begroting niet hebben getornd aan de begroting van het Parlement als zodanig. Ik denk echter dat iedere instelling moet bezuinigen en dat wij in feite allen het goede voorbeeld moeten tonen in dit moeilijke begrotingsjaar.

Tot slot zullen er de komende weken ongetwijfeld nog een aantal vruchtbare ontmoetingen en discussies plaatsvinden. Hopelijk zullen deze voldoende resultaat opleveren en kan er een akkoord worden bereikt over de begroting van 2011. Ik wil er alleen op wijzen dat dit geen gemakkelijke begroting zal zijn omdat we een nieuwe procedure moeten volgen, omdat er allerlei nieuwe maatregelen ten uitvoer moeten worden gelegd, zoals u al hebt benadrukt, maar ook omdat we de problematische financiële en begrotingssituatie van onze lidstaten niet terzijde kunnen schuiven. Ieder land heeft zijn eigen begrotingsdoelstellingen.

Voorts hoop ik dat wij in het besef van al deze problemen, uitdagingen en verplichtingen samen tot een voor iedereen aanvaardbare begroting voor 2011 zullen komen, en dat wij samen kunnen laten zien dat deze nieuwe procedure volgens het Verdrag van Lissabon met succes kan worden afgesloten, dat wil zeggen met een goedgekeurde begroting voor 2011.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Hiermee is het onderdeel beëindigd.

 

15. Vragenuur (vragen aan de Commissie)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het vragenuur (B7-0454/2010).

Wij behandelen een reeks vragen aan de Commissie. Ik wil me alvast verontschuldigen. Nogmaals, we lopen achter, maar we moeten om 20.30 uur afsluiten. Ik verwacht de vragen met prioriteit te behandelen, beginnend met de vraag van de heer Paleckis, dan de heer Aylward, mevrouw McGuinness, en dan de vragen aan de heer Andor, de heer Piebalgs en mevrouw Hedegaard. Bij minstens een van hen zal het wellicht slechts een vraag per persoon zijn. Het spijt me.

Eerste deel

 
  
MPphoto
 

  Gay Mitchell (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijn motie van orde is dat het Vragenuur om zeven uur had moeten beginnen. Houdt dit in dat we niet toe zullen komen aan mijn vraag aan de commissaris voor ontwikkeling?

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Misschien halen we het. Toen ik het voorzitterschap een uur geleden overnam, liepen we een uur achter, en nu lopen we een halfuur achter. Ik probeer het tempo te verhogen, ik hoop dat ik bij uw vraag kom, maar het is vraag nr. 2 aan de commissaris, dat is het enige wat ik kan zeggen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Vraag nr. 16 van Justas Vincas Paleckis (H-0356/10):

Betreft: Wetgeving inzake het beheer en de opslag van radioactief afval

Hoewel 15 van de 27 lidstaten van de Europese Unie kerncentrales hebben, zijn er op dit moment maar zeer weinig projecten die voorzien in de aanleg van opslagplaatsen voor kernafval. Terwijl de EU erkent dat de structuur van de energievoorziening een zaak van de lidstaten is, is zij bezig een uiterst geavanceerd wettelijk kader te scheppen voor nucleaire veiligheid en beveiliging en het beheer van radioactief afval. Deze wetgeving wordt voorgesteld krachtens het Euratom-Verdrag, op grond waarvan de EU elementaire veiligheidsnormen vaststelt en oplegt.

Aangekondigd is dat de Commissie in de tweede helft van 2010 Europese wetgeving inzake het beheer van radioactief afval zal voorstellen. Momenteel vindt een openbare raadpleging over een dergelijk wetgevingsvoorstel plaats.

In welk stadium bevindt deze raadpleging zich en welke resultaten zijn bereikt? Welke specifieke milieueisen zal deze richtlijn bieden? Zullen er specifieke eisen worden gesteld aan landen die hun kerncentrales reeds hebben gesloten en hebben gekozen voor verschillende manieren van afvalbeheer – door eigen opslagplaatsen aan te leggen of leveranciers te vergoeden overeenkomstig bestaande overeenkomsten?

 
  
MPphoto
 

  Karel De Gucht, lid van de Commissie. − (EN) Dit is een vraag die ik overneem van commissaris Oettinger en zijn antwoord luidt als volgt.

De openbare raadpleging die is gepubliceerd op de website ‘Your voice in Europe’ is uitgevoerd tussen 31 maart 2010 en 31 mei 2010. In totaal zijn er 510 reacties ontvangen. Daarnaast hebben diverse belanghebbenden schriftelijke opmerkingen over de openbare raadpleging ingezonden in de vorm van e-mails, brieven en verslagen. Algemeen gezegd is een grote meerderheid van de Europese burgers voor bindende communautaire wetgeving, waarvan velen verbeteringen verwachten met betrekking tot veiligheid, rechtszekerheid, publieksbetrokkenheid en nationale besluitvorming. Het verslag wordt binnenkort gepubliceerd op de website van de Commissie.

Het wetgevingsvoorstel zou worden gebaseerd op hoofdstuk 3 van het Euratom-Verdrag, dat over bescherming van gezondheid en veiligheid gaat. Het zou erop gericht zijn een communautair raamwerk voor de lidstaten te scheppen om veilig en duurzaam beheer van afgewerkte splijtstof en radioactief afval te garanderen voor alle typen afval en in alle stadia van productie tot verwijdering, zodat we de toekomstige generaties niet onnodig belasten.

Aangezien de technische beoordeling nog niet is afgerond, is het nog te vroeg om te beschrijven welke milieueisen er zullen komen. Alle lidstaten zouden verantwoordelijk blijven voor het beheer van hun afgewerkte splijtstof en radioactief afval.

 
  
MPphoto
 

  Justas Vincas Paleckis (S&D).(LT) Dank u voor uw antwoord, maar het was nogal algemeen en niet erg specifiek en ik ben van mening dat de Europese Unie zich nog steeds moet uitspreken voor sterkere milieueisen op dit gebied. Hoewel ik begrijp dat de betreffende commissaris niet hier is, zou ik toch willen vragen hoe de Commissie van plan is dergelijke zaken te financieren en of er voldoende middelen zullen worden toegekend om te zorgen voor besluiten ten gunste van de natuur.

 
  
MPphoto
 

  Silvia-Adriana Ţicău (S&D).(RO) Radioactief afval moet worden beheerd en opgeslagen in omstandigheden die maximale veiligheid garanderen.

Samenwerking tussen Europese, nationale, regionale en lokale autoriteiten is van essentieel belang in dit proces.

Ik wil de Commissie vragen welke rol ze in dit proces ziet weggelegd voor lokale autoriteiten.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – De heer De Gucht vervangt de heer Oettinger. U mag die aanvullende vragen beantwoorden als u kunt.

 
  
MPphoto
 

  Karel De Gucht, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal in elk geval proberen niets doms te zeggen!

Ten eerste, in antwoord op de aanvullende vraag van de heer Paleckis: de financiering zal, voor zover ik kan zien, een nationale zaak zijn, omdat de verantwoordelijkheid bij de lidstaten blijft liggen. Het is het rechtskader dat de Europese Unie gaat instellen. Ik ga ervan uit dat de financiering een zaak van de lidstaten blijft, tenzij er, in de wetgeving en in samenwerking met de begrotingsautoriteit, een ander besluit wordt genomen.

Met betrekking tot de lokale autoriteiten denk ik dat dit te maken heeft met de verdeling van de macht in de betreffende lidstaten. Als er vergunningen moeten worden afgegeven door de lokale autoriteiten, dan zullen zij tot op zekere hoogte deel uitmaken van het besluitvormingsproces. Het kan echter zo zijn dat in de lidstaten de bepaling geldt dat vergunningen in deze gevallen – bijvoorbeeld voor bouwactiviteiten – op nationaal niveau moeten worden afgegeven. Dat zal allemaal duidelijk worden als de wetgeving binnenkort aan u wordt voorgelegd.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Vraag nr. 17 van Liam Aylward (H-0374/10)

Betreft: Europese KMO's, internationale handel en kinderarbeid

Wat kan de Commissie doen om ervoor te zorgen dat Europese KMO's niet betrokken zijn bij kinderarbeidpraktijken, hetzij direct of indirect, wanneer zij goederen kopen in ontwikkelingslanden? Beschikt de Commissie over een mechanisme voor het monitoren van Europese handel en producten die gerelateerd worden aan kinderarbeid in ontwikkelingslanden? Welke maatregelen worden er genomen om iets aan dit verschijnsel te doen?

 
  
MPphoto
 

  Karel De Gucht, lid van de Commissie. − (EN) De Commissie neemt de kwestie van kinderarbeid zeer serieus. In juni heeft de IAO aangegeven dat er zo’n 200 miljoen kinderen zijn die werken. Hoewel er sprake is van een daling, wat bemoedigend is, zijn dat nog steeds 200 miljoen kinderen te veel die werken terwijl ze eigenlijk onderwijs zouden moeten krijgen.

Het is echter belangrijk om te beseffen dat slechts zo’n 5 procent van deze kinderen in exportgerichte sectoren werkt. Volgens de gegevens van de IAO werkt de grote meerderheid in zelfvoorzieningslandbouw of als dienstbode.

Daarom pakt de EU kinderarbeid aan via een alomvattend beleid dat zich met name richt op de onderliggende oorzaken: armoede en gebrekkige toegang tot kwaliteitsonderwijs.

Deze aanpak is bepaald in het werkdocument ‘Combating Child Labour’ van de diensten van de Commissie van afgelopen januari, dat op 14 juni is bekrachtigd door de Raad. Ik verwijs u naar beide documenten voor meer specifieke details over die beleidsaanpak en de toekomstige ontwikkeling ervan.

Samen leveren deze acties een bijdrage aan de internationaal afgesproken doelstelling: de ergste vormen van kinderarbeid uitbannen tegen 2016 en uiteindelijk een einde maken aan alle vormen van kinderarbeid.

Veel bedrijven in de EU, waaronder kleine en middelgrote bedrijven, nemen deel aan projecten voor maatschappelijk verantwoord ondernemen en via die projecten doen zij hun best om ervoor te zorgen dat er in hun toeleveringsketen geen gebruik wordt gemaakt van kinderarbeid en dwangarbeid. De Commissie onderzoekt op dit moment manieren om mensenrechtenkwesties beter te integreren in het beleid van de EU voor maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Daarnaast kan het MKB gebruikmaken van een aantal particuliere duurzaamheidsgarantiestelsels die actief zijn in de EU en die, afhankelijk van de criteria die door het betreffende stelsel worden gehanteerd, kunnen eisen dat er geen gebruik wordt gemaakt van kinder- en dwangarbeid bij de productie van goederen en diensten die het label van dat stelsel dragen.

 
  
MPphoto
 

  Liam Aylward (ALDE). - (EN) Commissaris, ngo’s en activisten tegen kinderarbeid roepen al enige tijd op de kwestie van kinderarbeid te integreren in alle aspecten van het ontwikkelingsbeleid en het niet als een afzonderlijke kwestie te behandelen, zoals op dit moment gebeurt. Wat voor vooruitgang boekt de Commissie in dat opzicht? Heeft de Commissie een specifiek beleid om werkende kinderen op te nemen of opnieuw op te nemen in het onderwijsstelsel?

 
  
MPphoto
 

  Paul Rübig (PPE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, kunt u binnen de WTO-onderhandelingen een discussie op gang brengen over het volgende onderwerp: er zou in de internationale handel – met name voor het midden- en kleinbedrijf - een keurmerk moeten worden ingevoerd waardoor de consumenten Europa van een erkende en geregistreerde organisatie de garantie krijgen dat de producten niet met kinderarbeid tot stand zijn gekomen. Zo’n vrijwillige maatregel zou volgens mij heel snel resultaten kunnen opleveren.

 
  
MPphoto
 

  Karel De Gucht, lid van de Commissie. − (EN) Met betrekking tot de aanvullende vraag van de heer Aylward wil ik toevoegen dat respect voor de acht kernverdragen van de IAO, waarin de grondrechten van werknemers zijn vastgelegd, integraal deel uitmaken van het handelsbeleid van de EU, in de sfeer van de unilaterale SAP plus-regeling of in die van bilaterale en regionale regelingen.

Hiertoe behoren Verdrag 138 over de minimumleeftijd en Verdrag 182 over de ergste vormen van kinderarbeid. Recentere afspraken hebben onder meer betrekking op een overzicht van de tenuitvoerlegging en het toezicht op de naleving waarbij een beroep wordt gedaan op intergouvernementele instanties, sociale spelers, dialoog en zo nodig een onafhankelijke beoordeling die leidt tot openbare verslagen en aanbevelingen.

Ons beleid is niet het intrekken van handelspreferenties. Die kunnen worden ingetrokken en we kunnen maatregelen nemen, maar we zijn van mening – vooral gezien het feit dat slechts een zeer klein percentage van de kinderen in exportgerichte bedrijven werkt – dat we preventief moeten werken. We hebben bijvoorbeeld verschillende regelingen met landen als India, waarbij wij voor de kinderen zorgen en ervoor zorgen dat ze onderwijs krijgen.

Met betrekking tot de aanvullende vraag over het MKB ben ik het ermee eens dat die regelingen, ook als ze vrijwillig zijn, veel kunnen toevoegen. Maar zoals ik in mijn eerste antwoord al heb aangegeven, hebben we ook gezien dat veel MKB-bedrijven bereid zijn deel te nemen aan stelsels waarbij kinderarbeid niet mag voorkomen in de toeleveringsketen en dit ook in praktijk brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Vraag nr. 18 van Mairead McGuinness (H-0376/10):

Betreft: Eventuele gevolgen van een intensievere economische beleidscoördinatie

Kan de Commissie nadere informatie en een verduidelijking geven in verband met de eventuele gevolgen van corrigerende maatregelen, met name sancties, zoals vermeld in haar mededeling “Naar een intensivering van de economische beleidscoördinatie ten behoeve van stabiliteit, groei en werkgelegenheid – Instrumenten voor een krachtigere economische governance van de EU” (COM(2010)0367)?

Indien de lidstaten de eisen uit het Stabiliteits- en groeipact zouden overtreffen, dan zouden betalingen van de EU aan de nationale regeringen kunnen worden opgeschort. Hoe kan de Commissie ervoor zorgen dat deze maatregel burgers, bij voorbeeld landbouwers, niet schaadt als dergelijke sancties worden opgelegd?

Hoe kan de Commissie waarborgen dat de nationale regeringen in staat zullen zijn hun verplichtingen jegens landbouwers en andere ontvangers van EU-steun te honoreren, vooral in een tijd waarin de financiën van veel lidstaten als gevolg van het huidige economische klimaat onder een aanzienlijke druk staan?

Mochten de lidstaten niet aan deze eis kunnen voldoen, wat moet er dan volgens de Commissie gebeuren?

 
  
MPphoto
 

  Karel De Gucht, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, de mededeling van 30 juni over een intensivering van de economische beleidscoördinatie ten behoeve van stabiliteit, groei en werkgelegenheid is een vervolg op de mededeling die we hebben gepresenteerd op 12 mei en biedt concrete hulpmiddelen voor intensievere economische beleidscoördinatie.

We stellen een effectiever toezichtkader voor met beter fiscaal toezicht, sterker toezicht op macro-economische onevenwichtigheden en een rigoureuzere ex-ante coördinatie van het economisch beleid binnen het ‘Europees semester’. Onze voorstellen zijn goed ontvangen in de Raad, door de taakgroep van Herman Van Rompuy en door het Parlement, evenals in de media. De conclusies van de Europese Raad van 17 juni vormden een duidelijke steun voor onze suggesties en hebben ons gestimuleerd om door te gaan met het zo snel mogelijk realiseren van beter economisch bestuur in Europa.

De Commissie zal in de loop van deze maand de noodzakelijke formele rechtsvoorstellen aannemen. Zij rekent op steun van de Raad en het Europees Parlement voor het aannemen van de noodzakelijke wetgeving en het zo snel mogelijk uitvoeren van deze voorstellen. Als onderdeel van het wetgevingspakket zullen wij een nieuwe set sancties en stimulansen voor naleving van het stabiliteits- en groeipact voorstellen. Sterkere handhavingsmechanismen voor fiscale regels vormen een centraal element van onze voorstellen, dat essentieel is voor de geloofwaardigheid van ons fiscale raamwerk en een belangrijk discussieonderwerp vormt binnen de taakgroep.

Zoals is beschreven in de mededeling van 30 juni, zullen we in de eerste fase een nieuw stelsel van sancties voorstellen voor de zestien lidstaten in het eurogebied, op basis van artikel 136 VWEU, en voor ten eerste de preventieve en correctieve delen van het stabiliteits- en groeipact en ten tweede het correctieve deel van het toezicht op schadelijke macro-economische onevenwichtigheden. Dit weerspiegelt de grotere onderlinge afhankelijkheid en de sterkere beperkingen binnen de monetaire unie. De sancties vormen een aanvulling op de sancties die al zijn voorzien in het stabiliteits- en groeipact, maar zijn bedoeld om in een vroeger stadium van de procedure bij buitensporige tekorten en meer automatisch in te grijpen.

Om de naleving in alle 27 lidstaten te verbeteren, zijn we van plan in de tweede fase de mogelijkheid van schorsing en annulering van bestaande en toekomstige financiële toewijzingen uit de EU-begroting te introduceren. Dit zou gelden voor uitgaven die betrekking hebben op het cohesiebeleid, het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het visserijfonds. De doelstelling is dus om de EU-begroting te gebruiken als een extra hulpmiddel om de stimulansen voor naleving van de eisen van het stabiliteits- en groeipact te versterken.

 
  
MPphoto
 

  Mairead McGuinness (PPE). - (EN) Dank u, commissaris, voor uw vrij brede antwoord. Ik heb al deze details gelezen in de mededeling.

Mijn vraag was specifieker. De burgers hebben gelezen over deze mogelijkheid van sancties. Hoe kunt u lidstaten en hun regeringen straffen zonder hun burgers te straffen? Ik denk dat dat de kern is van mijn vraag. Als u ervoor gaat zorgen dat de EU-begroting niet meer naar de lidstaten stroomt, naar het GLB of naar cohesie, dan is de vraag: wie heeft er te lijden onder dat besluit? Dat punt moet u vanavond in het Parlement toelichten.

 
  
MPphoto
 

  Marian Harkin (ALDE). - (EN) Commissaris, ik ben het ermee eens dat men regels nodig heeft als men deelneemt aan een gemeenschappelijke munt, maar het stabiliteits- en groeipact is in een andere tijd ingesteld. We zijn op het randje van een wereldwijde ineenstorting gekomen en hoewel sommige landen zich beter herstellen dan andere, hebben bepaalde landen – zoals het mijne – het nog steeds moeilijk.

Het komt op mij over alsof we alleen maar straffen en geen beloningen krijgen. U hebt het over een set met sancties, maar zoals mijn collega mevrouw McGuinness zei, zullen deze de burgers treffen. Ik denk niet dat de Commissie op deze manier door moet gaan zolang sommige landen nog op de rand van de economische afgrond staan.

 
  
MPphoto
 

  Karel De Gucht, lid van de Commissie. − (EN) Dit is een zeer belangrijke, maar ook nogal technische vraag. In het geval van meerjarige programma’s zou de schorsing van vastleggingen in de begroting geen direct effect hebben, aangezien de betalingen kunnen worden gedaan tegen gerelateerde vastleggingen binnen een periode van meestal twee jaar. Dat zou de lopende projecten binnen meerjarige programma’s moeten beschermen en de betreffende lidstaat voldoende tijd moeten geven om correctieve maatregelen te nemen in overeenstemming met de aanbevelingen van de Raad in de BTP.

De fondsen zouden opnieuw worden begroot zodra de lidstaat voldoet aan de aanbevelingen van de Raad. Een definitief verlies van de betaling zou alleen plaatsvinden als de lidstaat niet voldoet aan de aanbevelingen van de Raad. Bovendien zou het nieuwe sanctiemechanisme, in overeenstemming met de mededeling van 30 juni, niet gelden voor een situatie waarin de verlaging van de EU-uitgaven zouden leiden tot een verlaging van het inkomen van boeren en vissers. De concrete voorstellen over het bereik van relevante uitgavencategorieën en het ontwerp van de sanctiemechanismen zullen ervoor zorgen dat aan deze voorwaarde wordt voldaan.

 
  
 

Tweede deel

De Voorzitter. – Zoals ik eerder heb gezegd is de tijdsdruk vanavond zeer hoog. Ik probeer zo veel mogelijk vragen te behandelen. Ik verzoek u dan ook allen vriendelijk om het kort te houden.

 
  
  

Vraag nr. 19 van Vilija Blinkeviciute (H-0360/10)

Betreft: Pensioenhervormingen in het kader van de Europa 2020-strategie

In de door de Europese Raad goedgekeurde Europa 2020-strategie wordt gesteld dat economische groei en een toename van de werkgelegenheid op de lange termijn in de hele Europese Unie kunnen worden verwezenlijkt door het doorvoeren van langetermijnhervormingen, met inbegrip van een hervorming van de pensioenstelsels.

Door middel van welke instrumenten denkt de Commissie toezicht uit te oefenen op de pensioenhervormingen, en de bereikte resultaten te evalueren en verspreiden? Hoe is de Commissie van plan de geschiktheid en duurzaamheid van socialebeschermings- en pensioenstelsels te beoordelen? Welke inspanningen zullen worden geleverd om negatieve gevolgen te voorkomen en om ervoor te zorgen dat de hervormingen niet worden uitgevoerd ten koste van EU-burgers, met name ouderen en de sociaal meest kwetsbaren? Heeft de Commissie voldoende bevoegdheden op dit gebied?

 
  
MPphoto
 

  László Andor, lid van de Commissie. − (EN) De afgelopen tien jaar hebben er belangrijke hervormingen van de pensioenstelsels plaatsgevonden en deze gaan in de meeste lidstaten nog door.

De Commissie ondersteunt, volgt en beoordeelt het effect van de tenuitvoerlegging van nationale hervormingen door middel van de open coördinatiemethode, teneinde pensioenstelsels te ontwikkelen die toereikend, duurzaam, modern en transparant zijn.

Tot de huidige werkzaamheden met betrekking tot toezicht op en beoordeling van pensioenstelsels in de EU behoort de gezamenlijke herziening van pensioenen door het Comité voor de economische politiek en het Comité voor sociale bescherming.

De gezamenlijke herziening van pensioenen inventariseert de resultaten van de pensioenhervormingen van de afgelopen tien jaar en beoordeelt de geboekte vooruitgang in het licht van de tegenslagen als gevolg van de crisis en de grotere uitdaging om pensioenen te verstrekken tegen de achtergrond van minder werkgelegenheid, minder groei, snellere vergrijzing en een veel slechtere fiscale situatie.

De Raad heeft in juni een tussentijds verslag aangenomen en een definitief verslag met landenprofielen zou aan het eind van het jaar moeten worden aangenomen.

De Commissie werkt ook nauw samen met de lidstaten aan een groot aantal kwesties met betrekking tot pensioenstelsels en pensioenhervormingen. Jaarlijkse gezamenlijke verslagen en peer reviews leveren bijvoorbeeld advies en aanbevelingen die zijn afgestemd op de situatie in de afzonderlijke lidstaten.

Om de voortgang in de richting van toereikende en duurzame pensioenen te meten, hebben de lidstaten samen met de Commissie een set indicatoren ontwikkeld binnen het Comité voor sociale bescherming. Deze zullen ook worden toegepast binnen Europa 2020 om de toereikendheid en duurzaamheid van de sociale beschermings- en pensioenstelsels van de lidstaten te beoordelen.

Pensioenhervormingen moeten gebaseerd zijn op oplossingen die de toereikendheid – en duurzaamheid – van pensioenen in stand houden en die niet worden uitgevoerd ten koste van de ouderen en de sociaal kwetsbaarste groepen.

In zijn politieke richtsnoeren van afgelopen september heeft voorzitter Barroso gezegd: “We moeten ervoor zorgen dat pensioenen datgene doen waarvoor ze bedoeld zijn, namelijk maximale steun bieden aan de huidige en toekomstige gepensioneerden, met inbegrip van kwetsbare groepen.”

Toereikende pensioenen betekenen dus dat we ervoor moeten zorgen dat ouderen niet het risico van armoede lopen en dat ze na hun pensionering hun levensstandaard in redelijke mate kunnen handhaven.

Gezien de huidige druk op de pensioenstelsels en de problemen met alternatieven – zoals hogere belastingen op pensioenbijdragen of armere gepensioneerden – moeten de lidstaten nadenken over de rol die meer en langer werkende mensen kunnen spelen om ervoor te zorgen dat de pensioenen toereikend en duurzaam blijven.

De Commissie heeft altijd benadrukt dat hervorming van de pensioenstelsels essentieel, maar op zichzelf niet voldoende is. Werknemers moeten de gelegenheid en het vermogen hebben om meer en wat langer te werken om voldoende pensioenrechten te verwerven.

Dat betekent het bestrijden van discriminatie van oudere werknemers op de arbeidsmarkt, het openstellen van banen voor deze mensen, het verstrekken van (na)scholing gedurende hun hele loopbaan, het aanpassen van de werkomstandigheden aan de behoeften van mensen in verschillende levensfasen en het verbeteren van de veiligheids- en gezondheidsomstandigheden voor werkenden.

Hiervoor zijn veel grotere inspanningen nodig en Europa 2020 biedt een kader voor deze inspanningen. Ik hoop dat de lidstaten de lat hoog zullen leggen in hun eerste nationale hervormingsprogramma’s.

Het huidige Europese raamwerk voor pensioenen – dat alles omvat van beleidscoördinatie tot regulering – moet worden bijgewerkt met het oog op de demografische veranderingen, de tegenvallers en lessen die voortkomen uit de crisis en de veranderingen in de nationale pensioenstelsels.

Met ons groenboek inzake pensioenen dat op 7 juli is gepubliceerd, heeft de Commissie een Europa-breed debat geopend over de vraag of en hoe het Europees raamwerk voor pensioenen moet worden ontwikkeld om ervoor te zorgen dat onze pensioenen toereikend, duurzaam en veilig zijn.

Het groenboek erkent dat de ontwikkeling van pensioenstelsels hoofdzakelijk de verantwoordelijkheid van de lidstaten is. Het probeert een bijdrage te leveren aan het debat over de toegevoegde waarde van de EU als het gaat om pensioenen.

In het groenboek wordt nagegaan hoe de EU de lidstaten kan ondersteunen bij hun inspanningen om hun beleid aan te passen en de pensioenen toereikend te maken voor de toekomst. Het bespreekt daarnaast de mogelijkheden voor een sterker Europees raamwerk voor pensioenen.

Her groenboek is een gelegenheid om de standpunten te onderzoeken van iedereen die belang heeft bij pensioenen – niet alleen de lidstaten, maar ook werkgevers en vakbonden, die een onmisbare rol spelen in sommige pensioenstelsels, en natuurlijk het Europees Parlement. Zo zorgen we ervoor dat maatregelen die we voorstellen gebaseerd zijn op solide bewijs, effectief en proportioneel zijn en het subsidiariteitsbeginsel volledig respecteren.

 
  
MPphoto
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D).(LT) Dank u voor uw antwoord, maar ik zou echt graag een meer gedetailleerde reactie van u willen. Welke specifieke maatregelen gaat de Europese Commissie nemen met betrekking tot werkgelegenheid voor oudere mensen? Het groenboek dat u hebt gepresenteerd, verwijst specifiek naar het feit dat de verhoging van de pensioenleeftijd onvermijdelijk negatief zal uitpakken gezien de huidige demografische situatie in de lidstaten van de Europese Unie.

Maar zonder specifieke maatregelen met betrekking tot werkgelegenheid voor oudere mensen zou verhoging van de pensioenleeftijd schadelijk zijn doordat oudere mensen in de armoedeval terechtkomen.

 
  
MPphoto
 

  László Andor, lid van de Commissie. − (EN) Een van de voornaamste follow-ups van dit werk met betrekking tot pensioenen in het groenboek wordt het initiatief voor het Europees Jaar voor actief ouder worden in 2012. Dat wordt op dit moment voorbereid en zal binnenkort worden aangekondigd.

Daartussen is nog wat gerelateerd werd op het gebied van demografie. We willen dit Europees Jaar van actief ouder worden ontwikkelen om de werkgelegenheid voor oudere werknemers te ondersteunen en tegelijkertijd te kijken wat er moet worden gedaan om stelsels voor een leven lang leren te ontwikkelen en de gezondheid in stand te houden, want dat zijn allemaal factoren die van invloed zijn op de arbeidskansen van deze leeftijdsgroep.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Vraag 20 van Georgios Papanikolaou (H-0363/10)

Betreft: Gevolgen van de nieuwe arbeidsvoorwaarden voor jongeren

Ingevolge de door de Griekse regering in de arbeidsvoorwaarden aangebrachte wijzigingen zullen jongeren tot 21 jaar bij hun intrede op de arbeidsmarkt kunnen worden aangesteld tegen 80% van het minimumloon en jongeren tussen 21 en 25 jaar tegen 85% van het minimumloon zoals dat in de nationale algemene collectieve arbeidsovereenkomst is vastgelegd.

Kan de Commissie in het licht van het voorafgaande de volgende vragen beantwoorden:

Heeft zij in het kader van de onderhandelingen over het steunmechanisme voor Griekenland en het desbetreffende akkoord de Griekse regering officieel of officieus gevraagd op de salariëring van op de arbeidsmarkt intredende jongeren te besnoeien?

Zijn zulke praktijken van lidstaten volgens haar verenigbaar met de strategische doelstellingen van Europa 2020 volgens welke armoede en sociale ongelijkheid moeten worden tegengegaan?

 
  
MPphoto
 

  László Andor, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, geachte Parlementsleden, in het memorandum van overeenstemming dat de Griekse autoriteiten hebben ondertekend met de Commissie, de Europese Centrale Bank en het Internationaal Monetair Fonds staat dat de Griekse regering wetgeving moet aannemen voor minimumlonen voor instroombanen voor risicogroepen, zoals jongeren en langdurig werklozen. Het doel is bevordering van het creëren van banen voor groepen die een groter risico op werkloosheid en dus op sociale uitsluiting hebben.

Jongen mensen verdienen in andere lidstaten, zoals België, Tsjechië, Frankrijk, Ierland, Malta, Nederland, Slowakije, Portugal en het Verenigd Koninkrijk, vaak minder dan het minimumloon. Het voornaamste argument voor de invoering van een minimumloon is het minimaliseren van armoede onder werkenden, maar hoge minimumlonen kunnen de arbeidskosten opdrijven en dat kan een belemmering vormen voor toegang tot de arbeidsmarkt voor jongeren en zo bijdragen aan een hogere werkloosheid.

De zeer hoge werkloosheid onder jongeren in Griekenland geeft aan hoe moeilijk het voor hen is de arbeidsmarkt te betreden. Het landelijke werkloosheidscijfer in de leeftijdsgroep 15 tot 29 jaar bedroeg in april van dit jaar 30,8 procent, tegen gemiddeld 19,8 procent in de Europese Unie. Dit cijfer zal dit jaar en volgend jaar naar verwachting nog verder stijgen.

De cijfers voor langdurige werkloosheid zijn ook hoger in Griekenland, wat benadrukt hoe moeilijk het voor langdurig werklozen is om terug te keren op de arbeidsmarkt. Sommige maatregelen in het memorandum van overeenstemming vormen een noodreactie op een kritieke situatie. Deze hebben betrekking op het instellen van minimumlonen in nominale termen voor een periode van drie jaar en zijn gericht op mensen die moeite hebben met het betreden van de arbeidsmarkt, zoals jongeren en langdurig werklozen.

De kwaliteit van banen en fatsoenlijke arbeidsomstandigheden blijven een topprioriteit voor de Unie, zoals blijkt uit de geïntegreerde richtsnoeren – die vanmiddag zijn besproken – die het kader vormen voor de Europa 2020-strategie.

De Commissie spreekt zich voortdurend uit voor een set maatregelen om de segmentatie van de arbeidsmarkt aan te pakken, ervoor te zorgen dat werklozen en andere kwetsbare groepen voldoende steun krijgen en om duurzame werkgelegenheid en sociale cohesie te bevorderen.

Deze maatregelen worden ook tastbaar gesteund door EU-fondsen, in het bijzonder het Europees Sociaal Fonds. In Griekenland financiert het Europees Sociaal Fonds een aantal maatregelen om de toegang tot de arbeidsmarkt te verbeteren, waarbij voorrang wordt gegeven aan jongeren, vrouwen, langdurig werklozen en andere kwetsbare groepen. Dit gebeurt door middel van verschillende maatregelen, zoals persoonlijke diensten voor werklozen, werkervaringsprogramma’s voor nieuwkomers op de arbeidsmarkt, bevordering van inzetbaarheid of omscholing, ondersteuning van beroepsmobiliteit enzovoort.

Het memorandum van overeenstemming stelt ook doelen voor Griekenland voor verbetering van zijn opname van middelen uit het Structuur- en Cohesiefonds, die moeten worden gekanaliseerd in investerings- en groeiprojecten.

 
  
MPphoto
 

  Georgios Papanikolaou (PPE) . – (EL) Mijnheer de commissaris, ik dank u hartelijk voor uw antwoord. Ik heb echter niet begrepen of dat wat in het memorandum is vastgelegd, standpunten van de Commissie zijn of ook overwegingen van de Griekse regering, die uiteindelijk tot deze conclusies hebben geleid dat het inkomen van jongeren omlaag moet. In het memorandum vindt men bovendien de verwachting – en ook u hebt enkele getallen genoemd – dat tot 2012 de werkloosheid in alle sociale groepen geleidelijk zal toenemen en dat de groep die het meest getroffen zal worden, bestaat uit de personen tussen de 20 en 25 jaar.

Mijn vraag is: hoe kunnen wij in 2020 ook maar in de buurt van onze strategische doelen komen op Europees niveau, als we ons van hen afkeren?

 
  
MPphoto
 

  Brian Crowley (ALDE). - (EN) De nieuwe uitdagingen waarmee jonge mensen tegenwoordig te maken hebben als het gaat om toegang tot opleidingen en werkgelegenheid vereisen nieuwe initiatieven die speciaal gericht zijn op die groep. Eén ding dat ik helemaal niet terugzie in de voorstellen van de Commissie is het gebruik van het internet en sociale netwerksites om mensen te stimuleren een opleiding te volgen of hun ideeën te laten horen. Gaat de Commissie op dat gebied nieuwe initiatieven nemen?

 
  
MPphoto
 

  László Andor, lid van de Commissie. − (EN) Ik wil graag verwijzen naar de redevoering van de voorzitter van vanochtend, waarin hij enkele nieuwe ideeën heeft geschetst voor het verbeteren van de ontwikkeling van vaardigheden en de mobiliteit binnen de Europese Unie, in het bijzonder ten gunste van de jongeren.

We hebben diverse regelingen op dat gebied en ik zou willen verwijzen naar het voorstel voor ‘Youth on the Move’ van volgende week, dat niet alleen gericht zal zijn op mobiliteit, maar ook op verschillende gecombineerde initiatieven om de kansen op werk van jongeren te verbeteren – niet specifiek in Griekenland, maar ik weet zeker dat Griekenland er ook van zal profiteren.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Mijnheer Crowley, uw vraag zal schriftelijk volledig worden beantwoord.

Daar de vraagsteller afwezig is, komt vraag nr. 22 te vervallen.

 
  
  

Vraag nr. 23 van Gay Mitchell (H-0387/10)

Betreft: Topbijeenkomst over de millenniumontwikkelingsdoelen

Hoofddoel van de aanstaande Topbijeenkomst over de millenniumontwikkelingsdoelen (mod) in New York is meer vooruitgang om alle mod uiterlijk in 2015 te hebben verwezenlijkt.

Wat zijn de specifieke doelen van de Commissie, die de EU op de bijeenkomst vertegenwoordigt, en is zij ervan overtuigd dat de VN kan besluiten tot herbevestiging van de toezeggingen uit 2000?

Is de Commissie voorts bereid de VN te verzekeren dat de Europese Unie zich ervoor blijft inzetten uiterlijk in 2015 0,7% van het bbp te bestemmen voor ontwikkelingshulp van de overheid?

 
  
MPphoto
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) Nu we nog maar vijf jaar de tijd hebben om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te verwezenlijken voor 2015, zoals is afgesproken, is de Commissie er sterk van overtuigd dat deze doelstellingen nog steeds haalbaar zijn als alle partners in de internationale gemeenschap sterke politieke wil aan de dag leggen, het noodzakelijke beleid ten uitvoer leggen en concrete maatregelen nemen op basis van de geleerde lessen. Veel ontwikkelingslanden hebben aanzienlijke vooruitgang geboekt op weg naar de verwezenlijking van de doelstellingen en zullen deze waarschijnlijk ook bereiken, maar een aantal landen zou daar problemen mee kunnen hebben.

De plenaire vergadering op hoog niveau van de Verenigde Naties in september 2010 vormt zeker een uitdaging, maar de Commissie streeft niet alleen naar bevestiging van de beloften die in 2000 zijn gedaan, maar ook naar een concrete en actiegerichte uitkomst die de weg zal vrijmaken voor de komende vijf jaar en zal helpen de doelstellingen voor 2015 te verwezenlijken.

Het bereiken van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling is allereerst de verantwoordelijkheid van elk van de betrokken landen. Als het gaat om internationale steun door middel van officiële ontwikkelingshulp, neemt de Europese Unie, als grootste donor ter wereld, een leidende rol op zich en geeft zij het voorbeeld aan andere partners. Op basis van de voorstellen van de Commissie zijn de EU-lidstaten een set ambitieuze en concrete acties en beleidsmaatregelen overeengekomen die tussen nu en 2015 zullen worden uitgevoerd. Deze vormen het gemeenschappelijk standpunt van de EU voor de VN-top en daarna en bevestigen de sterke inzet van de EU voor het ondersteunen van wereldwijde verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling in 2015.

De conclusies van de Europese Raad van juni 2010 bevestigen nogmaals de inzet van de EU voor verwezenlijking van de doelstellingen op het gebied van ontwikkelingshulp en de EU-lidstaten hebben afgesproken de voortgang jaarlijks te beoordelen op basis van het verslag van de Raad. Daarnaast zal jaarlijks een follow-up van deze acties worden uitgevoerd door de Commissie. Tijdens de VN-top in september kan de EU dus haar betrokkenheid bij de millenniumdoelstellingen sterk onderstrepen, niet in de laatste plaats als het gaat om de verwezenlijking van de doelstelling van 0,7 procent van het BNI voor ontwikkelingshulp in 2015.

 
  
MPphoto
 

  Gay Mitchell (PPE). - (EN) Ik wil de commissaris bedanken voor zijn antwoord. Is de commissaris het met mij eens dat het in deze krappe tijden nodig is om aan het publiek over te brengen wat er succesvol is als het gaat om de ontwikkelingsbegroting die wij uitgeven, zodat we ervoor kunnen zorgen dat hier steun voor blijft?

Ten tweede wil ik vragen of hij het ermee eens is dat het, gezien de daling van het BNI, onvermijdelijk is dat de bijdragen zullen dalen, maar dat ze als een percentage van het verlaagde BNI niet zodanig mogen dalen dat de ontwikkelingslanden twee keer worden gestraft?

Zal de commissaris deze kwestie in New York onderstrepen?

 
  
MPphoto
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) Publiekssteun is zeker uiterst belangrijk, dus communicatie en verantwoordingsplicht met betrekking tot alle ontwikkelingshulp zijn cruciaal. De Commissie is betrokken bij een aantal projecten, zoals de Europese ontwikkelingsdagen die ik zojuist heb genoemd, waarbij we proberen over te brengen wat we hebben bereikt. We zullen ons hier zo goed mogelijk voor inspannen.

Wat het BNI betreft: nu het BNI daalt, zal het bedrag – in elk geval in bepaalde landen – zeker lager uitvallen. We zitten nu rond de 0,4 procent BNI, dus we moeten hard werken om 0,7 procent BNI te bereiken. De Commissie zal zeker benadrukken dat we het bedrag niet mogen verlagen, in absolute of in relatieve cijfers, want we zitten al onder wat we hadden beloofd. Onze geloofwaardigheid is sterk afhankelijk van de mate van betrokkenheid en de prestaties op het gebied van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling en officiële ontwikkelingshulp.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – De heer Gallagher is gearriveerd. Mijnheer de commissaris, wilt u zo vriendelijk zijn vraag nr. 22 van de heer Gallagher over de komende Top EU-Afrika te beantwoorden?

 
  
  

Vraag nr. 22 van Pat the Cope Gallagher (H-0385/10)

Betreft: De komende Top EU-Afrika

Kan de Commissie in een verklaring aangeven welke voornaamste politieke punten aan de orde zullen komen op de komende Top EU-Afrika en wat volgens haar op deze politieke topbijeenkomst zal worden bereikt?

 
  
MPphoto
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) De politieke kwesties die moeten worden aangepakt tijdens de komende top EU-Afrika worden voorbereid in nauwe samenwerking met de andere betrokken institutionele actoren van de EU, in overeenstemming met de nieuwe institutionele inrichting volgens het Verdrag van Lissabon. De Commissie zal, als een van de drijvende krachten achter de gezamenlijke strategie Afrika-EU, een belangrijke rol spelen bij de vaststelling van de agenda voor die top.

De Europese Commissie verwacht dat de derde top EU-Afrika, die eind november 2010 zal worden gehouden in Libië, in concretere termen de omvang en ambitie van de politieke en technische samenwerking tussen de Europese Unie en Afrika in de komende jaren zal definiëren. Tijdens de top moet in het bijzonder overeenstemming worden bereikt over de essentie en werkmethoden van de nieuwe gezamenlijke strategie Afrika-EU en het actieplan voor 2011-2013.

Het is belangrijk om te onthouden dat de top van Lissabon in 2007 hoofdzakelijk ging over de opwaardering van de betrekkingen tussen Afrika en de EU, op basis van een partnerschap tussen gelijken. De top van 2010 moet gericht zijn op actie en het bereiken van zeer concrete resultaten.

Als het gaat om de precieze inhoud zou de Commissie graag zien dat de volgende kwesties tijdens de top worden besproken:

– een overkoepelend thema van groei, werkgelegenheid en investering, dat cruciaal is voor zowel de EU als Afrika. Aan de hand van dit thema kunnen de leiders spreken over mogelijkheden voor het bevorderen van economische groei op gebieden als energie-efficiëntie, ontwikkeling van de particuliere sector en handel, landbouw en voedselzekerheid;

– milieubescherming, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan klimaatverandering en bescherming van de biodiversiteit;

– vrede en veiligheid, een belangrijk onderwerp, waaronder de aanpak van crisissituaties, de bestrijding van terrorisme, piraterij en grensoverschrijdende misdaad en de verbanden tussen bestuur en mensenrechten.

De Commissie verwacht dat diverse leiders van beide continenten deze bijeenkomst zullen bijwonen en het eens zullen worden over concrete te leveren prestaties, waarbij de hand wordt uitgestoken naar alle Afrikaanse en Europese belanghebbenden, media en burgers. In de marges van de top kunnen de staatshoofden en regeringsleiders van gedachten wisselen met vertegenwoordigers van de twee parlementen, de particuliere sector en het maatschappelijk middenveld.

Daarnaast is de Commissie van plan andere vertegenwoordigers van Afrikaanse belanghebbenden, universiteiten en onderzoekers, jongerenorganisaties en lokale autoriteiten erbij te betrekken. Net als bij eerdere tops, zullen deze nevenevenementen uiteindelijk leiden tot de aanneming van politieke verklaringen en/of gezamenlijke verklaringen door de staatshoofden en regeringsleiders.

 
  
MPphoto
 

  Pat the Cope Gallagher (ALDE). - (EN) Dank u, commissaris, dat u mij de gelegenheid geeft mijn vraag te stellen.

Dit is een zeer belangrijke top en ik was verheugd over de onderwerpen die zullen worden besproken, of dat nu groei, werkgelegenheid, investering, energie, het milieu of vrede en veiligheid is, maar zoals u al zei, is het ook belangrijk dat er concrete te leveren prestaties zijn.

Commissaris, dit is voor mij een kans om aan u te vragen uw goede diensten te gebruiken om alle EU-lidstaten te doordringen van het belang van buitenlandse ontwikkelingshulp en om hen ervan te overtuigen dat het nu, in een tijd van recessie, heel eenvoudig is om het hulppeil te verlagen, maar dat ze dat niet moeten doen.

 
  
MPphoto
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) Mijn taak is de lidstaten stimuleren ontwikkelingshulp te leveren en daar zet ik me volledig voor in.

Ik vind dat we trots kunnen zijn op wat we hebben bereikt. Zonder onze hulp – en we zijn de grootste verstrekker van hulp – zou er veel meer instabiliteit en armoede in de wereld zijn. Dat betekent dat onze steun en onze ontwikkelingshulp ertoe doen, zoals de president van Mali vandaag in deze zaal heeft gezegd.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Vraag nr. 26 van Silvia-Adriana Ţicău (H-0354/10)

Betreft: Maatregelen ter bestrijding van droogte en woestijnvorming

De klimaatveranderingen hebben drastische gevolgen voor de lidstaten, waarvan er vele steeds vaker worden geconfronteerd met hittegolven, lange perioden van droogte en woestijnvorming op grote schaal. De landbouw, maar ook de economische ontwikkeling van de betrokken gebieden worden daar zwaar door getroffen. De zuidelijke en oostelijke EU-lidstaten dienen grootschalige irrigatiesystemen en programma’s voor herbebossing op te zetten, teneinde woestijnvorming en droogte doeltreffend te bestrijden.

Kan de Commissie mededelen welke maatregelen ter aanpassing aan de klimaatveranderingen worden overwogen om de zuidelijke en oostelijke EU-lidstaten te helpen bij de bestrijding van droogte en woestijnvorming? Kan zij tevens preciseren uit welke bron elk van deze maatregelen zal worden gefinancierd?

 
  
MPphoto
 

  Connie Hedegaard, lid van de Commissie. − (EN) In 2006 en begin 2007 heeft de Commissie een diepgaande evaluatie uitgevoerd van de waterschaarste en droogte in de Europese Unie. Na deze evaluatie heeft de Commissie een eerste set beleidsopties om de waterefficiëntie en waterbesparingen te verbeteren gepresenteerd in een mededeling van de Commissie getiteld ‘De aanpak van waterschaarste en droogte in de Europese Unie’. Deze is gepubliceerd in juli 2007.

Er zijn zeven beleidsopties aangewezen voor het aanpakken van waterschaarste en droogte: het juiste prijskaartje aan water hangen, water en aan water gerelateerde financiering efficiënter verdelen, verbetering van het droogterisicobeheer, overwegen van aanvullende infrastructuren voor waterlevering, bevorderen van waterefficiënte technologieën en werkwijzen, stimuleren van de opkomst van een waterbesparingscultuur in Europa en manieren om de kennis en gegevensverzameling te verbeteren. Dat waren de zeven elementen.

Op basis van informatie van de lidstaten en haar eigen onderzoek stelt de Commissie jaarlijkse follow-upverslagen op waarin de tenuitvoerlegging van deze beleidsopties in de Europese Unie wordt beoordeeld. De Commissie voert ook het witboek ‘Aanpassing aan de klimaatverandering: naar een Europees actiekader’ uit. Een aanvullende mededeling over integratie van aanpassing en beperking in het voornaamste EU-beleid is gepland voor volgend jaar.

Verder is de Commissie van plan in 2012 een blauwdruk voor de Europese wateren te presenteren, die gebaseerd zal zijn op een beoordeling van de tenuitvoerlegging van de Kaderrichtlijn Water, een beoordeling van het beleid inzake waterschaarste en droogte en een beoordeling van de kwetsbaarheid van waterbronnen voor klimaatverandering.

Voor het opstellen van deze blauwdruk ontplooit de Commissie een aantal activiteiten, waaronder een proefproject met betrekking tot de ontwikkeling van preventieactiviteiten om de verwoestijning in Europa een halt toe te roepen en een geïntegreerde beoordelingsstudie van de kwetsbaarheid van Europese waterbronnen voor klimaatverandering en aanpassingsmaatregelen.

Droogte en woestijnvorming worden ook aangepakt via sectoraal beleid zoals plattelandsontwikkeling in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en door middel van cohesiebeleid.

 
  
MPphoto
 

  Silvia-Adriana Ţicău (S&D).(RO) De bestrijding van de klimaatverandering is een prioriteit van de Europese Unie. De gevolgen van de klimaatverandering worden steeds duidelijker zichtbaar. Daarom wil ik de Commissie vragen wat ze gaat doen om ervoor te zorgen dat deze prioriteit tot uiting komt in de begroting van de Europese Unie. Hoe gaat u de tussentijdse herziening en het toekomstige meerjarig financieel kader gebruiken om deze doelstellingen te verwezenlijken?

 
  
MPphoto
 

  Connie Hedegaard, lid van de Commissie. − (EN) Een van de ideeën die we hebben, en ik heb het daarover gehad tijdens mijn hoorzitting in januari, is dat we in de nieuwe financiële vooruitzichten zullen proberen een stelsel van klimaatbeoordeling van projecten in te bouwen. Met andere woorden: als de Europese Unie bijdraagt aan de financiering van bijvoorbeeld een infrastructuurproject – een of ander groot bouwproject – zou het praktisch voor ons zijn om in de aanlegfase rekening te houden met wat we weten over stijgend waterpeil en over het effect van klimaatverandering.

Met andere woorden: een van onze prioriteiten is kijken of we een klimaatbeoordeling kunnen uitvoeren van de manier waarop we geld uitgeven, zodat we alleen financiële steun van de EU verlenen aan projecten waarvan we zeker weten dat er rekening wordt gehouden met alle kennis die we hebben over aanpassingseisen voor het betreffende gebied. Dit is maar één voorbeeld.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aangezien de volgende vragen over een soortgelijk onderwerp gaan, worden zij tezamen behandeld:

Vraag nr. 27 van Karl-Heinz Florenz (H-0364/10)

Betreft: Voorbereiding conferentie van de partijen i.v.m. Wereldklimaatconferentie COP 16

Van 29 november tot 10 december 2010 vindt in Mexico de volgende conferentie van overeenkomstsluitende partijen i.v.m. de Wereldklimaatconferentie plaats.

In dit verband komen de volgende vragen naar voren:

Hoe beoordeelt de Commissie de kansen op een uitgebreide klimaatovereenkomst?

Naar welk resultaat streeft de Commissie, juist ten aanzien van deelgebieden als financiering, ontbossing, verdere ontwikkeling van de handel in emissierechten en aanpassing?

Welke concrete voorbereidingen treft de Commissie, met name ook door middel van een uitwisseling met belangrijke partijen als de VS en China?

Hoe zal de Commissie ervoor zorgen dat ook de vertegenwoordigers van het Europees Parlement op gepaste wijze bij de zaken worden betrokken?

en vraag nr. 28 van Andres Perello Rodriguez (H-0371/10)

Betreft: Bijdrage van de EU tot het welslagen van de Top van Cancún

De voormalige VN-verantwoordelijke voor klimaatverandering Yvo de Boer verklaarde in Bonn dat het "hoogst onwaarschijnlijk" is dat op de komende Top van Cancún een bindend akkoord wordt bereikt over de emissie van broeikasgassen vanaf 2012, wanneer het Kyoto-protocol afloopt. Andere politieke leiders die in Bonn aanwezig waren, zoals de Mexicaanse viceminister van Milieu, Fernando Tudela, waarschuwden ervoor dat het onderhandelingsproces moet worden gemoderniseerd en aangezwengeld willen in Cancún resultaten worden geboekt.

Meent de Commissie dat er nog tijd is om ervoor te zorgen dat de Top van Cancún geen tussenstap wordt, maar leidt tot een echt bindend akkoord? Hoe kan de EU ertoe bijdragen dat de lopende onderhandelingen vlotter, praktischer en doeltreffender verlopen, om zo dicht mogelijk bij een compromistekst te komen voor de COP 16?

 
  
MPphoto
 

  Connie Hedegaard, lid van de Commissie. − (EN) Ik zal proberen twee vragen tegelijk te beantwoorden, aangezien ze allebei over de strategie voor Cancún gaan. Ik denk dat degenen van u die hier zijn heel goed weten dat de doelstelling van de EU met betrekking tot klimaatverandering een alomvattende, wettelijk bindende overeenkomst is die ons in staat stelt de temperatuurstijging te beperken tot minder dan 2° C.

Zo’n overeenkomst moet zo snel mogelijk worden bereikt. Dat was ons uitgangspunt voor Kopenhagen. Dat is nog steeds ons uitgangspunt. De EU is klaar om zo’n overeenkomst te sluiten tijdens de Conferentie van Cancún in november/december 2010, maar we moeten er rekening mee houden dat er weer anderen zullen zijn – en ik zeg dit nadat ik vorige week nog een ministervergadering heb bijgewoond – die er waarschijnlijk niet klaar voor zijn. We moeten dus realistisch zijn. Ik denk dat het eerlijk is om te zeggen dat de stap-voor-stapaanpak die de Commissie in maart heeft voorgesteld internationaal veel bijval heeft gekregen. Daar streven we nu naar. De grote vraag is daarom natuurlijk wat dat betekent voor Cancún en over wat voor pakket we het eens kunnen worden in Cancún.

Wij zijn van mening dat we moeten streven naar het oplossen van de voornaamste architectuurproblemen en het starten van concrete actie door middel van een reeks besluiten. Het pakket van Cancún zou de volgende elementen kunnen bevatten. Ten eerste zullen we gebruik moeten maken van de nieuwe elementen waarover we het eens zijn geworden in het Kopenhagenakkoord. Dat moet tot uitdrukking komen in de formele onderhandelingen door middel van besluiten in Cancún.

Het is ook cruciaal dat we substantiële vooruitgang boeken als het gaat om het meten, rapporteren en controleren van emissieverlagingen en om financiële steun. Dat is een ander essentieel element.

Ontbossing – formeel realiseren van vermindering van de emissies ten gevolge van ontbossing en bosdegradatie zoals voorzien in het Kopenhagenakkoord – moet ook een van de te leveren prestaties zijn van een pakket waarover in Cancún overeenstemming wordt bereikt. We waren er zo dicht bij in Kopenhagen. We moeten in staat zijn een ambitieus besluit te nemen over bosbouw.

Hetzelfde geldt voor overeenstemming over een actiekader met betrekking tot aanpassing en samenwerking op het gebied van technologie. Onze strategie is dat we zullen proberen dit te bereiken als onderdeel van een besluit in Cancún.

We moeten ook substantiële vooruitgang boeken als het gaat om financiële architectuur. Het spreekt voor zich dat het met betrekking tot ‘snelstartfinanciering’ een van de bepalende kwesties voor Cancún is of de rest van de wereld kan zien dat de ontwikkelingslanden zich houden aan hun financiële beloften die zijn gedaan in Kopenhagen met betrekking tot snelstartfinanciering.

Maar we moeten nu ook proberen te praten over de architectuur van de langere termijn, bijvoorbeeld hoe we een ‘groen klimaatfonds’ in het leven kunnen roepen. We zouden het liefst ook besluiten willen zien over nieuwe koolstofmarktmechanismen om de ontwikkeling van de wereldwijde koolstofmarkt voor emissiehandel – met andere woorden: de modernisering van het CDM – voort te zetten.

Tot slot staat ook vooruitgang op het gebied van emissies van luchtvaart en zeevervoer nog op ons verlanglijstje.

Verder proberen we de beloften over beperking die tot nu toe zijn gedaan te verankeren als basis voor de verdere bespreking en versterking ervan. Met zo’n resultaat zou Cancún een sterke basis leggen voor een actiegericht internationaal kader en zouden we hebben bewezen dat het, als we het eens kunnen worden over de inhoud, volgend jaar misschien makkelijker is om het eens te worden over de toekomstige rechtsvorm.

We moeten er echter duidelijk over zijn dat de uitkomst in Cancún evenwichtig moet zijn. Wat bedoel ik met evenwichtig? Het Protocol van Kyoto is in zijn huidige structuur onvoldoende om de doelstelling om onder de 2° C te blijven te verwezenlijken.

Het standpunt van de EU over een tweede verbintenisperiode binnen Kyoto is derhalve duidelijk. We staan open voor een tweede verbintenisperiode, maar we willen aan iedereen heel duidelijk maken dat dat op zichzelf niet zo veel verandert. We moeten hier voorwaarden aan verbinden, anders maken we het moeilijker voor onszelf om druk uit te oefenen op anderen om verbintenissen aan te gaan in de toekomst. We moeten vergelijkbare verbintenissen zien van ontwikkelde landen die geen partij zijn in het Protocol van Kyoto, zoals de Verenigde Staten, en we moeten actie zien van grote opkomende economieën zoals China.

Maar er zijn ook andere voorwaarden waaraan moet worden voldaan om een tweede verbintenisperiode te kunnen accepteren. Dat gaat over milieu-integriteit, want het Protocol van Kyoto kent een aantal zwakke plekken die de milieu-integriteit ervan ondermijnen. Die zwakke plekken moeten worden aangepakt – in het bijzonder met betrekking tot de rekenmethoden voor de bosbouw van ontwikkelde landen en het opsparen van overtollige emissiebudgetten, de zogenoemde AAU’s, ook wel 'hete lucht’ genoemd. Zo niet, dan is het onmogelijk dat de wereld onder de 2º C blijft.

Tot slot moeten we het huidige ‘rulebook’, zoals we het noemen, verbeteren. Op dit moment verbieden de regels van Kyoto het de EU bijvoorbeeld verantwoording af te leggen voor de dekking van de luchtvaartsector. Ze verbieden ons nieuwe sectorale mechanismen. Ook moet het CDM-systeem worden gemoderniseerd. Dit soort belemmeringen moet worden aangepast in een toekomstig systeem en we moeten oppassen dat we niet zomaar een tweede verbintenisperiode aangaan zonder dat heel duidelijk te maken en te zorgen dat het wordt rechtgezet.

Het evenwicht in de onderhandelingen is op dit moment erg scheef. De onderhandelingen over de voortzetting van Kyoto zijn veel verder gevorderd dan die over nieuwe actie van de VS en de opkomende economieën. Het is dringend noodzakelijk dat we significante vooruitgang boeken met betrekking tot dit laatste als we willen dat Cancún slaagt en dat er echte vooruitgang wordt geboekt.

Een belangrijke manier voor de EU om bij te dragen aan succes in Cancún is het goede voorbeeld blijven geven. Wij zijn de wereldleider op het gebied van klimaatmaatregelen. We zijn op schema om onze Kyoto-doelstelling te halen. We hebben onze belofte van 20 procent reductie vastgelegd in de wet en we zijn bereid de doelstelling te verhogen tot 30 procent, als de voorwaarden goed zijn. Met andere woorden: wij doen wat we beloofd hebben. We houden ons ook aan onze beloften als het gaat om snelstartfinanciering, dus, nogmaals, wij zijn niet het probleem.

Last but not least – hierover zijn ook vragen aan mij gesteld – streven we heel actief naar nauwere samenwerking met een aantal landen en werkt de Commissie nu ook samen met de diplomatieke diensten van de lidstaten aan de lancering van een specifieke demarche voor een EU-netwerk voor groene diplomatie in de aanloop naar Cancún, om de politieke beleidsmakers in geselecteerde derde landen gevoelig te maken voor onze standpunten.

Parallel daaraan hebben we de dagelijkse outreach op klimaatgebied, die wordt uitgevoerd via het netwerk van delegaties van de EU, geïntensiveerd. Het spreekt voor zich dat we heel graag met het Parlement willen samenwerken aan deze outreachactiviteiten. Ik heb vandaag een vruchtbare gedachtewisseling over deze kwestie gehad met uw conferentie van delegatievoorzitters. Ik denk dat het Parlement een uitstekende gelegenheid heeft om verschillende parlementsleden aan te spreken. Als we samenwerken en van gedachten wisselen, hebben we ook een algemeen sterkere positie.

 
  
MPphoto
 

  Karl-Heinz Florenz (PPE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, ik zou u willen danken voor uw diplomatieke antwoord. Het is juist dat we de resolutie voor Cancún voorbereiden, en wanneer we vroeger of later bindende overeenkomsten willen sluiten moeten we natuurlijk precies zeggen wat we willen. U zegt dat we twintig procent hebben geboden. Wanneer de cijfers kloppen wilt u dertig procent aanbieden. Wat betekent “wanneer de cijfers kloppen”? Kunt u ons dat uitleggen, en is dat werkelijk wat de hele Commissie wil?

 
  
MPphoto
 

  Andres Perello Rodriguez (S&D). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, als het antwoord van mevrouw de commissaris inhoudt dat we de voortrekker zullen zijn waar de wereld op wacht, dat onze inspanningen niet zullen tanen, dat we de anderen zullen oproepen in plaats van te wachten tot we zelf opgeroepen worden, en dat we het initiatief zullen nemen, dan ben ik akkoord. Als mevrouw de commissaris bovendien kan realiseren dat we één enkel standpunt en één enkele stem hebben in plaats van 27, zoals het had kunnen zijn in Kopenhagen, dan zou dat ook perfect zijn.

Daarnaast sluit ik me aan bij de vraag om verduidelijking van de heer Florenz want ik heb dezelfde vraag.

 
  
MPphoto
 

  Connie Hedegaard, lid van de Commissie. − (EN) ‘Als de voorwaarden goed zijn’ – zo heb ik het geformuleerd tegen de heer Florenz. Ik denk dat het nu heel belangrijk is dat de lidstaten van de Europese Unie hun gedachten laten gaan over de zeer grondige mededeling die we in mei hebben verzonden. Ik was natuurlijk erg blij om te zien dat de Franse, Duitse en Britse ministers van milieu zich half juli zo duidelijk hebben uitgesproken en ik kan alleen maar hopen dat de andere lidstaten hetzelfde zullen doen.

Ik denk dat ze door de manier waarop ze redeneerden hebben laten zien dat dit niet alleen een kwestie is van internationale onderhandelingen, maar dat het er ook om gaat wat er in het belang is van de Europeanen. Dat zullen we blijven bespreken – onder meer met de Belgen tijdens het Belgische voorzitterschap – en het is natuurlijk ook heel significant wat voor boodschap wij uitzenden naar het Europees Parlement. U hebt dus ook tamelijk veel invloed op dat punt.

Tegen de heer Perello Rodriguez moet ik zeggen dat ik het er helemaal mee eens ben dat we met één stem moeten spreken. Zoals ik al eerder heb gezegd, betekent dat niet dat slechts één stem die stem kan zijn. Wat belangrijk is, is dat andere partijen in de wereld er, als ze luisteren naar wat Europese vertegenwoordigers hen vertellen, min of meer zeker van kunnen zijn dat het dezelfde soort boodschap is, dezelfde lijn waarvoor wij ons uitspreken.

Daar gaat het om en dat proberen we voor elkaar te krijgen met het Belgische voorzitterschap, onder meer in de manier waarop we de mandaten formuleren, want we kunnen niet aan de hele wereld blijven laten zien waar onze grenzen liggen. Als we niet willen dat ze precies weten waar voor ons alle grenzen liggen, moeten we zorgen voor meer flexibele mandaten en moeten we vertrouwen hebben in elkaar om onze onderhandelingspositie te verbeteren. Ik denk dat dat ook cruciaal is voor de uitkomsten van Cancún.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Vragen die bij gebrek aan tijd niet aan bod gekomen zijn, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage).

Het vragenuur is gesloten.

(De vergadering wordt om 20.30 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: ROBERTA ANGELILLI
Ondervoorzitter

 

16. Vrijheid van meningsuiting en persvrijheid in de Europese Unie (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is de verklaring van de Commissie over vrijheid van meningsuiting en persvrijheid in de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 

  Neelie Kroes, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, vrijheid van meningsuiting en mediapluralisme vormen een van de essentiële fundamenten van onze democratische samenlevingen, die zijn vastgelegd in artikel 11 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie en artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Bovendien regelt artikel 2 van het Verdrag betreffende de EU de gemeenschappelijke waarden die door alle lidstaten worden gedeeld en is pluralisme daarin opgenomen als een aanvullend element waarmee rekening moet worden gehouden bij het beoordelen van de tenuitvoerlegging van deze waarden.

Respect voor mediapluralisme, bescherming van de bronnen van journalisten, vrijheid om kritiek te leveren op particuliere en overheidsmachten, onafhankelijke media en onafhankelijke regelgevingsorganen zijn allemaal essentieel voor volledige uitoefening van het recht op vrijheid van meningsuiting en de Commissie zet zich volledig in voor het beschermen van de grondrechten.

Ik wil u eraan herinneren wat er al is, in het bijzonder de Richtlijn audiovisuele mediadiensten. Deze verwijst naar het belang van de bevordering van mediapluralisme bij de toepassing van de bepalingen in zes overwegingen. Bovendien bevat de richtlijn drie belangrijke elementen die het mediapluralisme versterken.

Ten eerste: de bevordering van onafhankelijke televisieproducties; ten tweede: het recht van journalisten en nieuwsorganisaties op toegang tot korte uittreksels in de hele EU ten behoeve van korte verslaggeving; en ten derde: verwijzing naar de noodzaak van onafhankelijke media-autoriteiten op nationaal niveau, een verwijzing die alleen kon worden aangenomen dankzij de sterke steun van het Europees Parlement.

De omzettingsperiode is onlangs verstreken en de Commissie onderzoekt nu de uitvoeringsmaatregelen die de lidstaten al hebben aangemeld. Pas na dit onderzoek kan de Commissie beoordelen of deze wetten verenigbaar zijn met het recht van de EU en de grondrechten en zeggen of eventuele kritiek op nationale wetgeving gegrond is of niet.

De Commissie is al inbreukprocedures gestart tegen 12 lidstaten die de uiterste datum voor omzetting niet hebben gehaald. Er zal meer bekend worden gemaakt in het eerste toepassingsverslag, dat naar verwachting op 19 december 2011 zal verschijnen. In de tussentijd zal de Commissie echter, als er andere inbreuken worden gesignaleerd, niet aarzelen de noodzakelijke maatregelen te nemen, waaronder het inschakelen van het Hof van Justitie van de EU.

Geen enkele tuinman zal zijn jonge plantjes uit de grond trekken om de wortels te inspecteren. De Commissie is niet van plan een herziening voor te stellen van een onlangs gewijzigde richtlijn, waarvan het werkelijke effect nog moet worden beoordeeld.

Bovendien is spectrumbeleid een duidelijk voorbeeld van waar de EU kan optreden binnen haar bevoegdheidsgebied om de concurrentie om de middelen waarvan omroepen afhankelijk zijn te verbeteren en zo het mediapluralisme te versterken. De Commissie staat, zoals u weet, op het punt een belangrijk programma voor radiospectrumbeleid aan te nemen om de eerlijke verdeling van het spectrum in Europa te verbeteren en de ontwikkeling van nieuwe vormen van media mogelijk te maken, ten gunste van het mediapluralisme.

Meer in het algemeen, voorbij het specifieke geval van audiovisuele media, zijn er verschillende kwesties die moeten worden aangepakt voordat er nieuwe substantiële maatregelen worden genomen op dit gebied. Is nieuwe EU-wetgeving bijvoorbeeld echt het antwoord op de vragen die door bepaalde nationale voorstellen ter sprake worden gebracht? Is het, gezien vanuit de bevoegdheid van de EU, mogelijk om het interne marktprobleem dat moet worden aangepakt aan te wijzen? Is er brede steun in het Parlement voor de substantieve aanpak, die verder gaat dan de specifieke aspecten van individuele nationale gevallen?

Dit gezegd hebbende, bent u ervan op de hoogte dat de Commissie een onderzoek heeft georganiseerd voor het ontwikkelen van een set doelstellingsindicatoren voor het beoordelen van mediapluralisme, die niet alleen betrekking hebben op de audiovisuele media, maar ook op de geschreven pers. We hebben dat onderzoek gepubliceerd op onze website.

Men heeft gevraagd wat de volgende stap moet zijn als het gaat om een onderzoek en in dat verband wilde ik u laten weten dat ik had gewacht tot ik een goede discussie had gehad met u over dat onderwerp. De standpunten die vandaag naar voren zijn gebracht in het Parlement zullen dus essentiële input vormen voor deze overwegingen en ik zal ervoor zorgen dat het college van leden van de Commissie volledig op de hoogte is en klaar is om deze te bespreken.

Met betrekking tot de grondrechten heeft de Commissie geen algemene bevoegdheden – zoals u weet – om in te grijpen in het geval van schendingen van grondrechten. Zij zou echter onderzoek kunnen doen naar respect voor vrijheid van meningsuiting en mediapluralisme in specifieke gevallen, als er een verband kan worden gelegd met het recht van de EU. In dit stadium kan er, onverminderd verdere juridische analyse, niet zo’n stelselmatig verband worden gelegd met de situaties in een aantal lidstaten waarover sommige geachte Parlementsleden zich zorgen maken.

Daarnaast is de vraag gerezen of artikel 7 van het VEU moet worden toegepast op de verschillende lidstaten in kwestie. Zoals is uitgelegd in onze mededeling van 15 oktober 2003 aan het Parlement en de Raad is artikel 7 bedoeld voor situaties die een ernstige en voortdurende schending van de in artikel 2 van het VEU vastgelegde waarden vormen of een duidelijk risico vormen voor een ernstige schending hiervan. De Commissie is van mening dat de situatie met betrekking tot de media in de verschillende lidstaten niet voldoet aan de noodzakelijke voorwaarden om de procedure op grond van artikel 7 in gang te zetten.

De lidstaten hebben constitutionele tradities die de grondrechten beschermen. Europa kan de lidstaten derhalve niet vervangen als het gaat om handhaving van de grondrechten. De Commissie zal echter niet aarzelen om op te treden tegen nationale besluiten die in strijd zijn met het recht van de EU en de gemeenschappelijke waarden van de EU en zal haar bevoegdheden en haar rol als beschermer van de Verdragen volledig uitoefenen.

 
  
MPphoto
 

  Manfred Weber, namens de PPE-Fractie – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, vandaag spreken we over de vrijheid van meningsuiting in de Europese Unie, en dat is een breed onderwerp. Ik zou de Commissie willen bedanken voor het feit dat ze deze kwestie zo algemeen ter discussie heeft gesteld.

We moeten een principedebat voeren. Ik kan u wel vertellen dat in mijn land, Duitsland, een politieke partij, een politieke stroming, en wel de sociaaldemocraten, kranten en uitgeverijen bezit, ze hebben het dus voor het zeggen bij grote kranten. Wij als krachten van het centrum vragen ons telkens weer af of het wel verstandig is dat partijen eigenaar van de media zijn, misschien zou dat beter van elkaar gescheiden moeten zijn. Dat is een zaak die we uitvoerig moeten bespreken.

Tijdens dit debat zou ik echter graag een principieel betoog willen houden. De media zijn een hoeksteen van onze democratie. Ze informeren de burgers over de feiten, en ze controleren degenen die de macht hebben. Dat is de taak van de media, maar daarom dragen ze ook een grote verantwoordelijkheid, ze moeten verstandig omgaan met deze macht. Het is belangrijk dat in dat verband de privacy wordt beschermd, dat er serieuze informatie wordt verstrekt, en dat er geen stemmingmakerij plaatsvindt. Daarom zijn de media een hoeksteen van de democratie en van de samenleving.

Het belangrijkste aspect daarvan is de onafhankelijkheid. De uitgevers moeten de onafhankelijkheid van hun journalisten garanderen. Wij als EVP-Fractie zijn voor de publieke omroepen, omdat media ook cultuur zijn, maar ook zij moeten onafhankelijk zijn, en mogen niet door de politiek worden beïnvloed. Ook de bedrijven die reclame maken mogen geen invloed krijgen op het redactionele werk.

Laten we eens een blik werpen op de realiteit van de journalistiek van vandaag. Een van de grootste uitdagingen voor een onafhankelijke journalistiek is waarschijnlijk het internet, waar gratis informatie wordt verstrekt, zonder dat de lezers weten of die informatie wel klopt. Dat is een grote uitdaging! Om ook in het internettijdperk een hoogwaardige journalistiek te handhaven moeten we het auteursrecht van de serieuze journalisten beschermen. Dat is een centrale uitdaging voor de toekomst.

 
  
MPphoto
 

  Monika Flašíková Beňová, namens de S&D-Fractie.(SK) Volgens de criteria van de organisatie Freedom House zijn bepaalde lidstaten zoals Italië, Bulgarije en Roemenië, vanuit het perspectief van persvrijheid, slechts gedeeltelijk vrij.

Het moet gezegd worden dat de Unie als geheel tot nu toe weinig heeft gedaan op dit gebied. Nog geen jaar geleden verwierp het Europees Parlement bijvoorbeeld een resolutie over ontoereikende persvrijheid in Italië, omdat dit een nationale zaak werd geacht. Maar hoe kan vrijheid van meningsuiting nu een nationale zaak zijn als het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie bepaalt dat iedereen recht heeft op vrijheid van meningsuiting en dat de vrijheid en pluraliteit van de media moeten worden gerespecteerd?

Het Handvest is een wettelijk bindend onderdeel van het Verdrag van Lissabon en ik ben daarom sterk van mening dat het wenselijk is dat de Unie optreedt tegen nationale bemoeienis met de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid, ongeacht of de vrijheid wordt beperkt onder het mom van de strijd tegen terrorisme of de bescherming van journalisten en de anonimiteit van bronnen. Een bepaalde mate van wetgevingsharmonisering is essentieel op dit gebied als we willen dat de Unie de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid effectief bevordert.

De situatie is op dit moment zorgwekkend in Roemenië, waar het veiligheidskabinet onder leiding van de president van Roemenië een politiek programmadocument heeft aangenomen met daarin en nationale strategie waarin de media worden aangewezen als een van de mogelijke bedreigingen van de veiligheid van het land. Het is belangrijk om te benadrukken dat de situatie in Roemenië volledig in strijd is met het Verdrag, met de criteria van Kopenhagen en met het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Het is onaanvaardbaar dat in deze tijd de uitvoerende macht van de staat zich op zo’n manier bemoeit met de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid. We moeten deze aanpak van Roemenië ondubbelzinnig verwerpen en de vertegenwoordigers van de Roemeense regering oproepen de nationale wetgeving te wijzigen en te harmoniseren met de fundamentele en essentiële rechtsdocumenten waarop de Unie is gebaseerd.

Tot slot wil ik één voorbeeld noemen ter inspiratie. Onlangs heeft IJsland een zeer progressieve wet aangenomen voor de bescherming van nieuwsbronnen en voor het steunen van onderzoeksjournalisten. Ik zie geen enkele reden waarom de Europese Unie dergelijke initiatieven voor zichzelf zou uitstellen.

 
  
MPphoto
 

  Sonia Alfano, namens de ALDE-Fractie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, iedereen weet helaas hoe de zaken er wat betreft informatievoorziening voorstaan in Italië: Freedom House heeft Italië geclassificeerd als gedeeltelijk vrij land en we staan op de eenenzeventigste plaats, samen met de eilandengroep Tonga, en dat is net iets hoger op de ranglijst dan Oost-Timor. De zogenoemde ‘muilkorfwet’ is slechts de laatste ontwikkeling in de algehele situatie waarin de bescherming van de democratie in het land enorm wordt verzwakt, met name vanwege het gebrek aan persvrijheid.

De Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) wijst er in haar meest recente verslag op dat het afbrokkelen van de democratie en de verworven rechten op informatie en vrijheid van meningsuiting zich helaas over heel Europa verspreidt. Denkt u maar eens aan Frankrijk, waar de regering de hoogste manager van de publieke televisie benoemt, of aan Hongarije, Estland en Roemenië, waar het de pers na de invoering van strenge wetgeving om de vrijheid van meningsuiting te beperken, onmogelijk wordt gemaakt zijn fundamentele democratische rol te vervullen van waakhond ten opzichte van de regeringen.

Daarom vind ik dat de Commissie verplicht is zich sterk en voortdurend in te spannen voor de bescherming van de vrijheid van de media en de pers, overeenkomstig de bepalingen in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Ik vraag de Commissie daarom welke actie zij van plan is te nemen om een daadwerkelijk pluralisme van de media in de EU-lidstaten te bevorderen, en, met name, wanneer zij naar buiten komt met de mededeling over de indicatoren voor pluralisme van de media, die in 2010 zou verschijnen, samen met het bijbehorende wetgevingsvoorstel.

Ik hoop niet dat de Commissie, net als bij de uitzetting van de Roma uit Frankrijk, in de verleiding komt af te zien van het beschermen van de vrijheid en democratie in Europa, om de handelswijze te verdoezelen van regeringen van lidstaten, die steeds drukker bezig zijn met het verborgen houden van hun wandaden voor de pers en het publiek.

Ik hoop dat u en commissaris Reding mij op dit punt gerust kunnen stellen.

 
  
MPphoto
 

  Judith Sargentini, namens de Verts/ALE-Fractie. – Voorzitter, we hebben het in dit Huis regelmatig over persvrijheid in en buiten Europa, en ik herinner me, net als u, een verhit debat in het najaar van 2009 over persvrijheid in onder andere Italië. Mochten wij Europeanen wel met de vinger wijzen richting Italië en richting haar premier Berlusconi, of is dat een nationale aangelegenheid waar de rest van Europa zich niet mee heeft te bemoeien? In juli publiceerde de vertegenwoordiger voor persvrijheid van de organisatie voor vrijheid en samenwerking in Europa, de OVSE, haar rapport. Zij durfde wel met de vinger te wijzen. De OVSE maakt een rondje Europa en wijst ons op de volgende landen. De moord op een Griekse blogger, Socrates Giolias, de moord op een Letse journalist, Grigorijs Nemcovs, de nieuwe mediawet in Hongarije die autonomie van publieke tv-zenders aantast en het aanbod van media verschraalt. Het presidentiële toezicht op Franse publieke zenders door president Sarkozy. Ik hoorde net wat over Roemenië en dan natuurlijk de nieuwste ontwikkelingen in Italië waarbij een wet het onderzoeksjournalisten onmogelijk maakt om telefoontaps af te drukken.

Ook Turkije, Servië, Albanië, Bosnië en Herzegovina, landen die uitzicht hebben op lidmaatschap van de Europese Unie, krijgen reprimandes van de OVSE. En terecht. Maar voor deze landen is er nog een stok achter de deur. Het lidmaatschap van de Europese Unie. Onze Kopenhagen-criteria bevatten 'vrijheid van pers'. Toetredende landen worden dus langs een meetlat gelegd en het is schrijnend om te zien dat de Europese Raad die meetlat niet op zichzelf van toepassing acht. Italië zou, als het aan de Groenen lag, inderdaad haar stemrecht in de Raad van Ministers kwijtraken zolang ze doorgaat met het onderdrukken van journalisten en zolang alles in handen is van één zakenman en premier.

Maar dan terug naar de mediaconcentratie. Hoe commerciële media en publieke media in Italië in één hand zijn, dat weten we wel. Maar laten we niet vergeten dat er Axel Springer is, Bertelsmann, Rupert Murdoch, en in Nederland en België, Christian van Thillo die wel heel veel kranten bezit. Vrije pers is cruciaal voor onze democratie en het is aan de Europese Commissie om ons een voorstel te doen tegen mediaconcentratie, juist omdat wij de OVSE serieus moeten nemen.

 
  
MPphoto
 

  Zbigniew Ziobro, namens de ECR-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, een samenleving kan niet vrij en democratisch zijn zonder vrije en pluralistische media die mensen voorzien van betrouwbare informatie en verschillende gezichtspunten en meningen. Media zijn voor de democratie wat de bloedsomloop is voor het lichaam. Ik denk dat deze metafoor, die is ontleend aan de medische wereld, hier bijzonder treffend is. Bij een falende bloedsomloop, een bloedstroom die stuit op hindernissen, is het onvermijdelijk dat het lichaam verzwakt en ziek wordt. In de relatie tussen pluralistische media en democratie is het niet anders. De democratie komt in gevaar als de stroom van betrouwbare informatie stopt of op hindernissen stuit. Dit lijkt heel vanzelfsprekend, maar misschien is dat slechts schijn en is het helemaal niet zo vanzelfsprekend. We besteden namelijk veel minder aandacht aan dit probleem dan eigenlijk zou moeten - ook in de landen van de Europese Unie.

Het is de hoogste tijd dat de instellingen van de Europese Unie meer aandacht gaan besteden aan dit 'fundamentele probleem', om met de woorden van mevrouw Kroes te spreken. We moeten onszelf de vraag stellen of wij wel voldoende doen en of de instellingen van de Europese Unie wel voldoende doen om te voorkomen dat het grootste deel van de media in handen is van slechts een klein aantal actoren. Verder is het van belang dat een individuele entiteit niet de controle krijgt over verschillende media die op verschillende gebieden opereren, zoals televisie, dagbladen, internet en radio. Het lijkt erop dat de Europese Unie aanzienlijk meer regels moet invoeren om de concentratie op ieder gebied van het mediastelsel op te heffen en niet alleen bij de televisie. Verder moet gezegd worden, dat de belangen van eigenaars en adverteerders bij de commerciële media meer dan eens de grens bepalen van wat gezegd kan worden. Een ander gevaar is dat eigenaars van media die sympathiseren met bepaalde politieke groeperingen de standpunten van die groeperingen kunnen bevoordelen.

In Polen is het mediastelsel, volgens sommige commentatoren gesloten. Alle belangrijke massamedia spreken met één stem. Journalisten die hiervan afwijken en een ander standpunt presenteren, worden geconfronteerd met negatieve commentaren en soms met lastercampagnes of openlijke pogingen om hen in diskrediet te brengen. De asymmetrie in de overdracht van informatie en opvattingen is groot en dat raakt het fundament van de democratische samenleving. Ik kan een aantal journalisten noemen zoals Tomasz Sakiewicz, Jan Pospieszalski, Ewa Stankiewicz en Janina Jankowska. Zij hebben de laatste tijd in Polen allemaal te maken gehad met intimidatie, al is dat wellicht een te groot woord. Deze personen hebben stuk voor stuk een prachtige staat van dienst in de strijd voor een vrij en onafhankelijk Polen, voor een vrije en democratische maatschappij, voor vrije en democratische media. Dat mogen we in het huidige Europa niet vergeten. We moeten alles op alles zetten om het mediastelsel werkelijk pluralistisch te maken.

 
  
MPphoto
 

  Takis Chatzigeorgiou, namens de GUE/NGL-fractie.(EL) Mevrouw de Voorzitter, ik kom uit de journalistiek en ik denk dat ik heel goed weet in welke mate tegenwoordig vrijheid van meningsuiting bestaat in Europa. Ik ben van mening dat er vrijheid van meningsuiting bestaat, maar die is van de eigenaren van de media, van de eigenaren van radio- en tv-stations. Ze is, in bepaalde mate, ook van allen die een vast inkomen of een vaste baan hebben. Maar vanaf dat punt is er geen vrijheid van meningsuiting meer voor vele duizenden of beter vele miljoenen mensen.

Ik zou tegen de commissaris willen zeggen dat er een manier bestaat om de macht van de journalisten te vergroten. Kan een journalist werk vinden als hij het in zijn reportage niet eens is met de eigenaar? Kan hij zich tot een nieuwsagentschap wenden en verlangen om van zijn recht op vrijheid van meningsuiting gebruik te maken, onafhankelijk daarvan of wat hij zegt in botsing komt met wat de eigenaar vindt? Kunnen wij als Europese Unie een zodanig agentschap vormen dat, als de journalist er aanklopt, hij weet dat hij de volgende dag werk heeft? En de vrijheid van meningsuiting moet natuurlijk niet afhangen van het “lef” van de journalist, aangezien er ook dergelijke moedige journalisten zijn, en dat is goed zo! Zij zijn vechters. Wij moeten er echter werk van maken dat alle journalisten die vrijheid kunnen genieten.

Ik sluit af met een verwijzing naar het internet, dat naar het andere uiterste doorslaat. Daar raakt de vrijheid van meningsuiting vaak de grenzen van bandeloosheid. Hoe kunnen we controleren wie op het internet wat zegt, wie scheldt, wie dreigt, zonder dat er een manier bestaat om de ‘vrijheid’ van het internet controleren?

 
  
MPphoto
 

  Jaroslav Paška, namens de EFD-Fractie.(SK) Bij wijze van inleiding wil ik zeggen dat we in de huidige wereld niet meer zo’n nauw verband kunnen leggen tussen de vrijheid van meningsuiting en de pers- of mediavrijheid. Mediavrijheid is meer een kwestie van het respecteren van de rechten van eigenaars, die de inhoud en het karakter van hun media bepalen en op grond daarvan het personeel aannemen, van de hoofdredacteur tot de grafisch vormgever. Zij leveren de inhoud die volgens hen de lezer zal interesseren en zij maken die naar eigen inzicht. In veel gevallen zijn de media van vandaag daardoor gaan lijken op een soort belangengroepen, die bewust proberen de publieke opinie te sturen.

Natuurlijk mogen we niet verwachten dat de zogenoemde vrije media automatisch zullen voldoen aan het recht op objectieve informatie van de burger die hun gerichte output ontvangt als lezer, luisteraar of kijker. Als het gaat om de consistente toepassing van vrijheid van meningsuiting en ongehinderde publicatie van ideeën is het daarom belangrijker om de vrijheid om onbewerkte informatie uit te zenden zo veel mogelijk uit te breiden, aangezien dit bijdraagt aan het wegnemen van de bewuste selectie en aanpassing van informatie door deze vrije media.

Naar mijn mening hoeven we ons niet al te veel zorgen meer te maken over misbruik van de media door de regeringsautoriteiten in de hedendaagse Europese Unie. Ik zie in plaats daarvan meer risico van potentieel misbruik van informatie in de media in de buitensporige concentratie van media in de handen van machtige belangengroepen en in de mediamanipulatie van de publieke opinie door deze groepen. Ik heb weinig illusies over de vrijheid van journalisten. Er is een spreekwoord dat op de meeste van hen van toepassing is: wiens brood men eet, diens woord men spreekt.

 
  
MPphoto
 

  Daniël van der Stoep (NI). - Voorzitter, commissaris, de vrijheid van meningsuiting staat onder grote druk in Europa en in Nederland. Onder druk van de multiculturalistische elite worden mensen vervolgd die volkomen terecht wijzen op het gevaar van religies en ideologieën. Kritiek op religies en ideologie is altijd legitiem. Het feit dat men besluit om iets te geloven, is een eigen vrijwillige keuze waarmee anderen niet moeten worden lastig gevallen. In een geloof of ideologie word je niet geboren, maar je omarmt het omdat je denkt dat het jouw waarheid is. Maar dat is een eigen waarheid, die je voor jezelf moet houden en waar je anderen niet mee moet lastigvallen. Zodra die waarheid pretendeert een alomvattende waarheid te zijn, die ook nog eens het staatsrecht, het strafrecht, het burgerlijk recht en ga zo maar door, wil wijzigen, dan wordt het levensgevaarlijk.

Kritiek op iemands ideologie of geloof moet volkomen vrij zijn van vervolging, op welke wijze dan ook. Individuele beslissingen, belevenissen mogen niet boven de wet staan. Beledigen of kwetsen is een recht dat iedereen bezit. Dat is niet altijd even leuk voor de ontvanger, maar het is de basis van de vrijheid van meningsuiting, want liefkozingen en lofuitingen behoeven geen bescherming. Kwetsen en beledigen mag en kan. De waarheid is niet altijd leuk.

De vrijheid van meningsuiting is uiteindelijk ontstaan als bescherming van de burger tegen tirannieke vorsten die hun burgers onderdrukten. Die vrijheid heeft de functie om de heersende macht te bekritiseren en bij te stellen. Het is de mogelijkheid van de gewone burger om zich te uiten tegenover een maatschappelijke elite, die haar uitdrukkelijke normen en waardepatronen aan burgers wil opleggen.

In Nederland worden politici, cartoonisten en columnisten opgepakt, verhoord of aangeklaagd, juist omdat zij gebruik maken van dit recht, het recht om hun mening te uiten. Het belangrijkste voorbeeld hiervan is het politieke wanproces tegen mijn partijleider Geert Wilders. Die wordt vervolgd omdat wij als Partij voor de Vrijheid terecht wijzen op de gevaren van de politieke ideologie, de islam. De islam is meer dan welke stroming of ideologie dan ook debet aan de teloorgang van de vrijheid van meningsuiting in ons tijdsgewricht. Hij bedreigt en intimideert iedereen die kritiek heeft op het maatschappij-ontwrichtende karakter van de islam.

De strijd om de vrijheid van meningsuiting is nog lang niet voorbij. De residuen van de tirannieke vorsten waren nog door Europa. De Partij voor de Vrijheid zou graag een soort van first amendment in Europa willen. Hoe denkt de Commissie daarover? Graag een reactie van mevrouw Kroes.

 
  
MPphoto
 

  Simon Busuttil (PPE). (MT) Ik ben van mening dat de vrijheid van meningsuiting en de bescherming van de media in de landen van de Europese Unie alles behalve perfect zijn en als we allemaal naar ons eigen land kijken, zien we ongetwijfeld dingen waar we het niet mee eens zijn. Daar is niets mis mee. Beweren dat er een grove schending van de vrijheid van meningsuiting plaatsvindt in de landen van de Europese Unie vind ik echter een beetje te ver gaan. Ik wil u herinneren aan het Parlementaire debat van afgelopen oktober over een resolutie die niet door dit Parlement werd aangenomen. Het doel van de betreffende resolutie was het veroordelen van de Italiaanse regering. Naar mijn mening is de boodschap die deze Vergadering uitzond toen de resolutie werd verworpen duidelijk: de enige plaats voor deze debatten is binnen de nationale parlementen; ze horen niet thuis in het Europees Parlement. Het is simpel. Dit was de boodschap die dit Parlement afgelopen oktober heeft afgegeven en daarom ben ik van mening dat inmenging in zaken die niet onder onze bevoegdheid vallen het respect dat onze burgers en kiezers voor ons hebben eerder zal verkleinen dan vergroten. Daarom heb ik veel waardering voor de heldere manier waarop de Commissie zich vandaag heeft uitgedrukt, door te zeggen dat het geen twijfel lijdt dat er geen bewijs is dat duidt om een schending van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van de media in welk land van de Europese Unie dan ook en ik ben van mening dat dat voldoende zou moeten zijn om dit debat af te sluiten.

 
  
MPphoto
 

  Kinga Göncz (S&D). (HU) Dank u wel, mevrouw de Voorzitter. Dames en heren, stelt u zich eens voor dat in het verkiezingsstelsel van dit Parlement met een simpele meerderheid een tweederde meerderheid kan worden behaald. De grootste fractie, dat wil zeggen de fractievoorzitter, draagt een kandidaat voor als voorzitter van het Parlement die vervolgens door de fractie met haar comfortabele meerderheid wordt gekozen. De fractievoorzitter draagt kandidaten voor als voorzitter van de Europese Commissie, de Europese Rekenkamer en de leden en de voorzitter van het Europese Hof van Justitie, die vervolgens ook worden gekozen. Zonder opgave van redenen worden de leiders van de communautaire administratie vervangen. Er worden beslissingen doorgevoerd waardoor voor de kleinere fracties winst en zelfs deelname bijna onmogelijk worden. De fractievoorzitter, die revolutionaire veranderingen aankondigt, benoemt daarna een loyale partijgenoot als hoofd van de persdienst van het Europees Parlement en deze loyale partijgenoot zorgt ervoor dat er aan het hoofd van elke media-afdeling een betrouwbaar persoon wordt gekozen. Zo krijgt het grote publiek uitsluitend gunstige, positieve berichten te horen over de activiteiten van de fractie en natuurlijk de fractievoorzitter.

Uiteraard kan dit in dit Parlement niet gebeuren. De Europese democratie is gebaseerd op een systeem van ‘checks and balances’ met de media als waakhond, de zogenaamde watchdog. Zelfs een tweederde meerderheid in het Parlement kan de opheffing van dit systeem of de beperking van de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting niet rechtvaardigen, maar dit is wel wat er sinds drie maanden in Hongarije gebeurt. Aangezien daar de democratische ‘checks and balances’ praktisch zijn verdwenen, en de waakhond, de watchdog, is vergiftigd en het gif al langzaam begint te werken, kan de enige feedback van de Europese instellingen komen. Daar wachten we op. De vertegenwoordiger van het OVSE voor de Vrijheid van de Media heeft haar ernstige bezorgdheid al uitgesproken.

 
  
MPphoto
 

  Sophia in 't Veld (ALDE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, dank u, commissaris, voor uw inleiding. Ik weet dat u persoonlijk belang hecht aan vrijheid en democratie, dus ik weet zeker dat onze persvrijheid bij u in goede handen is.

U zegt echter dat de Europese Commissie geen algemene bevoegdheden heeft om de persvrijheid te beschermen, maar ik zou zeggen dat dat nogal een beperkte interpretatie van uw bevoegdheden is, want ten eerste is de bescherming van democratie en vrijheid en burgerlijke vrijheden verankerd in de Verdragen en bent u de beschermers van de Verdragen.

Ten tweede eisen wij als Europese Unie van kandidaat-lidstaten dat zijn aan bepaalde normen voldoen, dus mogen we aannemen dat de Commissie deze normen ook binnen de Europese Unie verdedigt.

Een ander element is dat het eigendom van de media steeds meer een grensoverschrijdende zaak wordt en we zouden ons zelfs kunnen voorstellen dat bedrijven van buiten de EU eigenaar zijn van Europese media. Als bijvoorbeeld Russische of Chinese eigenaars zich bemoeien met de Europese media, zou u dan nog steeds zeggen dat het niet onze zaak is? Dat denk ik niet.

De tweede kwestie waar het hier om gaat is of we individuele lidstaten moeten noemen en aan de schandpaal moeten nagelen. Ik denk dat we dat moeten doen. Het is misschien niet prettig, en ik zou het zeker niet fijn vinden als er kritiek op mijn lidstaat werd geleverd, maar als we niet meer in staat zijn tot zelfkritiek, hoe kunnen we dan de grondrechten beschermen? Ik wil mijn geachte collega de heer Busuttil eraan herinneren dat dit Parlement tijdens een eerder mandaat een resolutie heeft aangenomen over de regering Berlusconi en vrijheid van de media die veel verder ging dan de resolutie die vorig jaar is verworpen. We hebben dus een precedent.

Dit Parlement heeft herhaaldelijk gevraagd om wetgeving – specifieke wetgeving – om de Europese Commissie de middelen te geven om in te grijpen en de vrijheid in de hele Europese Unie te beschermen.

 
  
MPphoto
 

  Marek Józef Gróbarczyk (ECR). - (PL) Ik ben erg blij dat vrijheid van meningsuiting vandaag onderwerp is van het debat, omdat ik samen met andere leden van het Europees Parlement in juni van dit jaar het ontstaan van een bezinningsgroep over dit onderwerp heb geïnitieerd. Journalisten hebben op onze uitnodiging in Straatsburg verteld over de vormen van ostracisme die worden toegepast op vertegenwoordigers van de media. De deelnemers aan deze bijeenkomst gaven diverse voorbeelden van manieren waarop de vrijheid van meningsuiting wordt beperkt. Rechtbanken leggen enorme boetes op voor het aan de orde stellen van historische onderwerpen en het verdedigen van traditionele waarden; distributie van films over ongemakkelijke onderwerpen als de oorzaken van de vliegramp bij Smolensk wordt tegengehouden en katholieke omroepen die niet regeringsgezind zijn worden doorlopend gecontroleerd. Ik wil echter nog een bijzonder spectaculair voorbeeld van intimidatie geven. Een onderzoeksjournalist in Polen is geestelijk ingestort als gevolg van valse beschuldigingen en heeft in zijn wanhoop geprobeerd zelfmoord te plegen. In zijn afscheidsbrief aan zijn kinderen schreef hij, dat ze niet moeten geloven in de laster die over hem geschreven wordt. En dit is slechts een van de talrijke voorvallen die zijn gemeld tijdens de bijeenkomst in juni. Op 22 september zal tijdens de vergadering in Straatsburg de volgende bijeenkomst van de bezinningsgroep over verdediging van de vrijheid van meningsuiting plaatsvinden.

 
  
MPphoto
 

  Rui Tavares (GUE/NGL).(PT) Geachte collega´s, geachte commissaris, persvrijheid en vrijheid van meningsuiting zijn geen prijzen die je in het verleden hebt gewonnen en vervolgens in een prijzenkast zet. We dienen ons elke dag in te spannen om deze vrijheden te bewaken, en wij, in Europa, vergeten dit vaak.

De crisis, mediaconcentraties en tevens het opportunisme van enkele politieke leiders vormen op dit moment een bedreiging voor de persvrijheid in Europa. In Italië kunnen journalisten die afgeluisterde gesprekken publiceren veroordeeld worden tot het betalen van een boete oplopend tot 10.000 euro. De heer Berlusconi heeft vijf van de zes televisiekanalen in handen en wil een wet invoeren die de websites verplicht om toestemming aan de regering te vragen voor het opnieuw uitbrengen van video of audio reportages, waardoor het zijn controle op de nieuwe media verder uitbreidt. In Hongarije is men voornemens een media autoriteit in te stellen die gecontroleerd wordt door de minister-president. In Roemenie heeft de hoge raad voor de nationale defensie, de militairen, aan het nationale parlement gevraagd aandacht te besteden aan het fenomeen van lastercampagnes georganiseerd door de media, en er zijn nog veel meer voorbeelden te noemen.

Tegelijkertijd wordt deze problematische situatie niet alleen veroorzaakt door de lidstaten; het wordt tevens veroorzaakt door bedrijven. De mediaconcentratie neemt toe, evenals de bemoeienis van media-eigenaren op de verslaggeving. De commissaris heeft aangegeven dat de grondrechten in de lidstaten via traditionele constituties worden beschermd. Maar ook wij in Europa voeren op dit moment onze eigen traditionele constitutie in en wij moeten, vanwege redenen die eerder al verwoord werden door collega In ´t Veld, de mediavrijheid gaan verdedigen op Europees niveau.

Enkele ideeën: wij dienen maatregelen te nemen voor het bieden van hulp aan onafhankelijke journalisten en freelancers. Zij hebben op dit moment vrijwel geen werk en vallen gemakkelijk ten prooi aan de druk vanuit de lidstaten en de bedrijven. Wij dienen de wetgeving ter controle op de mediaconcentratie uit te breiden en we dienen waarschijnlijk ook een steunfonds te creëren voor de pers die de onafhankelijk en de kwaliteit van de pers garandeert, zolang er in deze overgangsfase nog geen nieuw internet businessmodel is gevonden.

 
  
MPphoto
 

  John Bufton (EFD). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, het probleem dat we hebben met de persvrijheid is grotendeels van financiële aard. Waar men van mening is dat er controle over de pers wordt uitgeoefend, is dat vaak het gevolg van wie de media bezit en financiert. In dit digitale tijdperk dalen de winsten snel en komen veel bedrijven financieel in zwaar weer terecht, maar hoe kan een politiek orgaan de bedrijfstak financieren zonder de grens van onpartijdigheid te overschrijden?

Uit een uitgelekte brief aan voorzitter Barroso van de nieuwe commissaris voor communicatie, Viviane Reding, werd duidelijk dat de voorzitter, om zijn imago op te poetsen, 24 uur per dag de beschikking krijgt over een fotograaf en een televisieproducent. En dat niet alleen; journalisten worden ook betaald om de voorzitter van de Commissie te vergezellen op buitenlandse reizen. Er worden zelfs acht medewerkers aangenomen om de blogosfeer in de gaten te houden om kritiek op te sporen en eventuele ongewenste meningen de kop in te drukken.

In 2009 is er meer dan 8 miljoen euro uitgegeven aan het ontvangen en scholen van journalisten, waaronder 350 000 euro voor het onder druk zeggen van Ierse journalisten tijdens het referendum met zogenoemde seminars over het Verdrag van Lissabon. 700 000 euro is uitgegeven aan journalistiekwedstrijden en ten minste 7 000 euro aan cocktailparty’s.

Er is duidelijk een heel dunne scheidslijn tussen het financieren van de informatie-industrie en het omkopen ervan. Wat niet aanvaardbaar is, is dat de Commissie de aanval opent op publicaties die eigendom zijn van de staat terwijl zij zelf het geld van de belastingbetalers gebruikt om de media te bewerken zodat ze ons allemaal een rad voor de ogen draaien.

 
  
MPphoto
 

  Hans-Peter Martin (NI).(DE) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, misschien hebt u oor voor een paar zeer persoonlijk opmerkingen. Ik heb de media meegemaakt vanuit twee perspectieven: eerst als journalist, ik heb voor de “Spiegel” gewerkt als correspondent in het buitenland, en later als partijloze afgevaardigde. Ik heb twee volkomen verschillende werelden leren kennen: van buitenaf zien de media er tamelijk onafhankelijk uit, maar als politicus was ik zeer verbaasd over wat ik toen heb beleefd.

Ik kan aantonen dat de politieke verslaggeving in de openbare omroep in Duitsland en in Oostenrijk vrijwel volledig door een klein groepje wordt bepaald. Eerst kon ik mijn stellingen verdedigen, later zijn mijn uitnodigingen onder politieke druk ingetrokken, onder andere door Reinhold Beckmann en door Elmar Oberhauser bij de ORF. De vrijheid van meningsuiting is een veel groter probleem dan velen van ons weten. De openbare omroeporganisaties zijn zogenaamd zo onafhankelijk, maar zodra het om politieke kwesties gaat worden ze op buitengewoon eenzijdige wijze gestuurd door de twee grote partijen. Ik zou u willen vragen om daar ook eens naar te kijken.

 
  
MPphoto
 

  Marco Scurria (PPE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik waardeer de manier waarop de commissaris deze discussie benadert, omdat zij heeft verklaard dat er in Europa in wezen geen daadwerkelijke schendingen plaatsvinden, en ook omdat zij ons gerust heeft gesteld over de rol van de Commissie als hoedster van de Verdragen, en dus ook van de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting in Europa.

Ondanks dat blijft er wel enig gevaar dreigen. De commissaris heeft erop gewezen dat tegen bijna de helft van de EU-lidstaten een inbreukprocedure is ingesteld om te beoordelen of de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting daadwerkelijk worden gegarandeerd in deze landen. Ze heeft ook benadrukt dat er preventieve maatregelen moeten worden genomen op dit vlak, waarbij ze echter onderstreepte dat het niet gaat om een probleem van één lidstaat of enkele lidstaten. Het is duidelijk geen Italiaans probleem – daar heeft het Parlement zich enkele maanden geleden over uitgelaten aan de hand van een democratische stemming – en het is ook geen probleem dat een bepaalde politieke partij betreft, aangezien we net gehoord hebben dat het in Duitsland de socialistische fractie is die bepaalde media in handen heeft.

Het probleem waaraan wij in dit Parlement het hoofd moeten bieden, is veel algemener. Morgen stemmen wij over een verslag inzake journalistiek en nieuwe media en de totstandbrenging van een publieke ruimte in Europa. In dit verslag zijn enkele richtsnoeren opgenomen waarover dit Parlement zich begint uit te spreken.

We moeten bespreken hoe we waarheid en vrijheid kunnen verenigen in de nieuwe media, maar ook in de traditionelere media, want als iemand het recht heeft om alles te vertellen, heeft hij ook de plicht om zich aan de waarheid te houden als hij iets schrijft of zich uit via de media. Daarnaast moeten we weten hoe we persvrijheid moeten verenigen met het recht op privacy van de burgers, van alle burgers.

Dit zijn de onderwerpen die we het hoofd moeten bieden en waartoe dit Parlement zich moet beperken, en we moeten ons niet bezighouden met ideologieën of bepaalde kwesties die gaan over zaken die zich in geen enkele Europese lidstaat afspelen.

 
  
MPphoto
 

  Victor Boştinaru (S&D).(RO) Ik ga mijn toespraak in het Roemeens houden, omdat ik hoop dat mijn boodschap daardoor ook beter in Boekarest aankomt, zowel bij de president als bij de rechtse regering.

Ik ben geschokt dat we na de toespraak die de voorzitter van de Europese Commissie, Jose Manuel Durão Barroso, vanmorgen heeft gehouden over de staat van de Unie en van onze Europese projecten, nu debatteren over de staat van de media in de EU en in een aantal landen in het bijzonder: Bulgarije, Hongarije, Roemenië en Italië. In Italië, toegegeven, bestaat de onhoudbare situatie dat de premier tevens eigenaar is van een media-imperium dat een monopolie heeft in dat land.

Commissaris, aangezien de Commissie de hoedster van de Verdragen is, wil ik voor u de volgende passage uit een document citeren. De passage luidt: “Bewuste mediacampagnes die zijn gericht op het zwart maken van staatsinstellingen door valse informatie over hun activiteiten te verspreiden maken de Roemeense staat kwetsbaar”.

Deze passage is niet afkomstig uit een beleidsdocument van Hitler of Stalin, maar uit een tekst die tot wet zal worden verheven als hij door het Roemeense parlement zal worden aangenomen en die op last van president Traian Băsescu is opgesteld. De tekst heeft de volgende titel: “Roemeense Strategie inzake nationale veiligheid”. Ik verwijs expliciet naar artikel 6, lid 2, punt 10: “Kwetsbare punten”.

In dit document, dat betrekking heeft op de uitdagingen op het gebied van de nationale veiligheid, wordt feitelijk gezegd dat de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting, die in elke lidstaat van de EU grondrechten zijn, een bedreiging voor de nationale veiligheid vormen. De bewoording van dit artikel laat ruimte voor arbitrair optreden en misbruik en schaadt de reputatie van deze activiteit.

Tot slot wil ik u mededelen, commissaris, dat er al twee verzoekschriften bij het Europees Parlement zijn ingediend en dat de grootste vakbond van Roemeense journalisten, MediaSind, een verzoekschrift heeft ingediend. U weet net als ik dat het arrest van het Europees Hof van Justitie in de zaak-Handycase, uit 1978, deel uitmaakt van het Handvest van de grondrechten, dat onderdeel van het corpus van EU-Verdragen is.

 
  
MPphoto
 

  Renate Weber (ALDE).(RO) Regimes die de regels van de democratie beschimpen beschouwen de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid altijd als grotere gevaren dan de politieke oppositie en proberen die met alle middelen die ze tot hun beschikking hebben aan banden te leggen.

De trends die recentelijk in Europa kunnen worden waargenomen zijn zorgwekkend. In mijn eigen land, Roemenië, wordt de pers niet langer gezien als een waakhond die de regering moet controleren en vertellen wat er zich afspeelt in de samenleving, maar als een kwetsbaar punt. Een president en een regering die kritiek verachten hebben besloten dat de pers en campagnes die ertoe kunnen leiden dat overheidsinstellingen aan geloofwaardigheid verliezen een kwetsbaar punt van de nationale veiligheid zijn.

Als journalisten zouden onthullen, bijvoorbeeld, dat de minister van Sport of Toerisme misbruik heeft gemaakt van overheidsgelden door deze op onverantwoordelijke of zelfs criminele wijze te besteden, kan dit de geloofwaardigheid van het ministerie ondergraven en daardoor ook de regering en de nationale veiligheid van het land.

Om beschuldigingen te vermijden zou de pers nooit meer een overheidsinstelling moeten bekritiseren, maar er het zwijgen toe doen. Is het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens nog iets waard? Is het Handvest van de grondrechten nog iets waard? Natuurlijk zijn die nog iets waard, en het wordt tijd om een eind te maken aan de praktijken waarmee de pers wordt geïntimideerd. De Europese Commissie moet optreden als een echte hoedster van de rechten en beginselen waarop de Europese Unie is gebaseerd.

 
  
MPphoto
 

  Jacek Olgierd Kurski (ECR). - (PL) Ik wil het hebben over de druk die mediaconcerns uitoefenen op de vrijheid van meningsuiting. Een maand geleden heeft voor de eerste maal in het vrije Polen en misschien wel de eerste maal in de Europese Unie, een rechtszaak die was aangespannen door een machtig mediaconcern, geleid tot veiling van het bezit van een politicus vanwege zijn opvattingen. Die politicus ben ik, Jacek Kurski, lid van het Europees Parlement. Omdat ik een uitspraak had gedaan die het concern Agora niet welgevallig was, heeft de deurwaarder mijn bezittingen geveild voor een bedrag van 24 000 euro, het jaarsalaris van een lid van het Poolse parlement, een functie die ik vier jaar geleden vervulde. Mijn uitspraak wordt algemeen gezien als normale kritiek en politieke polemiek in de ruimste zin van het woord. De enige die hierover een oordeel mag vellen is de publieke opinie, niet de rechtbank. Ik ben in beroep gegaan bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg, maar Agora heeft al diverse prominente Polen aangeklaagd voor het uiten van kritische opmerkingen aan zijn adres. Deze schending van de burgerrechten is vooral schandalig omdat Agora zich ontwikkelt van partij in het proces tot 'superrechtbank'. Het krijgt namelijk het recht om mededelingen in de eigen krant te plaatsen, waardoor Agora iedereen kan ruïneren als het daar zin in heeft. Confiscatie of veiling van bezittingen zijn de norm in Wit-Rusland en werden toegepast onder het communistische bewind in Polen. Ik vind dat de Commissie dit moet meenemen in haar standpunt. Mij dunkt dat wij niet willen leven in een Europa waarin bezit wordt geconfisqueerd omdat je zegt wat je denkt.

 
  
MPphoto
 

  Vladimír Remek (GUE/NGL). - (CS) Ik waardeer het bovenal dat dit debat überhaupt plaatsvindt. In tal van lidstaten bestaat er weliswaar formeel en officieel persvrijheid, maar is de dagelijkse praktijk een stuk weerbarstiger. De machthebbers hebben namelijk nog altijd de neiging hun invloed te doen gelden.

In de Tsjechische Republiek hebben we de zogeheten muilkorfwet die het onmogelijk maakt informatie te publiceren die politici onwelgevallig is en die journalisten met extreme straffen dreigt, waaronder zelfs gevangenisstraf. Geen enkele lidstaat van de Europese Unie heeft dergelijke pseudodemocratische wetsbepalingen, hoewel het in veel daarvan wel die kant op neigt. De vrijheid van meningsuiting wordt tevens sterk beïnvloed door de economische situatie van de in de pers en media actieve partijen. Wie geld heeft, heeft macht en tevens invloed in de media. De mening van de bezitlozen wordt vaak doelbewust niet weergegeven. Ik ben echt geen dromer die denkt dat dit probleem met één debat uit de wereld wordt geholpen, maar dat neemt niet weg dat ik denk dat we ons vaker met dit onderwerp bezig moeten houden om überhaupt ergens in de buurt te kunnen komen van werkelijk democratische verhoudingen.

 
  
MPphoto
 

  Mario Borghezio (EFD). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, commissaris, ik ben erg blij dat u hoedster bent van de Verdragen.

In werkelijkheid is de Commissie ook een goede hoedster van haar eigen geheimen, aangezien het bijvoorbeeld voor ons parlementsleden erg moeilijk is om uitgebreide en vooral diepgaande informatie te krijgen over wat er zich tijdens uw vergaderingen afspeelt achter gesloten deuren, ondanks dat de commissarissen niet gekozen zijn door onze burgers en zich dus des te meer geroepen moeten voelen om aan hun plicht inzake communicatie en transparantie te voldoen.

Zo wacht ik bijvoorbeeld nog steeds op een antwoord – en geen ironisch antwoord zoals ik gekregen heb – op mijn schriftelijke vraag, zodat ik de waarheid via de kranten naar buiten kan brengen. Is of was Voorzitter Barroso lid van de Bilderberggroep, of niet? Gaat hij naar bijeenkomsten van deze groep, of niet? Het antwoord dat ik kreeg, te weten: ‘Borghezio, u weet meer over de Bilderberggroep dan wij’ heb ik gepubliceerd in mijn persberichten. Dit antwoord is een beetje merkwaardig en dus zou ik graag meer willen horen over dit onderwerp.

Welke informatie heeft de internationale pers bijvoorbeeld verstrekt over de achtergrond van de economische crisis? De Lissabonstrategie werd geciteerd, en dat is erg interessant. Bij het achterhalen van de daadwerkelijke eigenaren van de grote financiële concerns waartoe de belangrijkste kranten en de massamedia behoren, is het net of je naar matroesjka-poppetjes kijkt. Voor zover wij weten kunnen ze wel gevestigd zijn in belastingparadijzen.

Ik denk dat u er goed aan zou doen zich in te zetten voor een initiatief dat gericht is op het daadwerkelijk naar buiten brengen van wat er zich afspeelt achter de schermen van de politieke, financiële en economische werelden. Dat zijn interessante onderwerpen, die van groot belang zijn voor de burgers, die er recht op hebben volledig geïnformeerd te worden. Het valt me op, en ik benadruk, dat links zwijgt als het gaat om de Bilderberggroep en de Trilaterale Commissie.

 
  
MPphoto
 

  Nicole Sinclaire (NI). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zal proberen binnen de tijd te blijven. Ik ben blij dat de Commissie inziet hoe belangrijk de rol van een vrije pers is om de democratische integriteit te behouden. Het gebeurt echter maar al te vaak dat de politieke elite stelt dat woorden betekenen wat zij zegt dat ze betekenen. Dit is zo’n geval.

Vandaag zagen we in dit Parlement een artikel in het verslag van de heer Løkkegaard waarin werd opgeroepen tot organisatie van de correspondentie van de Brusselse persafdeling om op instructievere wijze verslag te kunnen doen van het nieuws over de EU. Journalisten zijn er om te informeren, niet om te instrueren. Hun onafhankelijkheid is voor journalisten het allerbelangrijkst. Als ze niet onafhankelijk zijn, kunnen we ze niet als vrij beschouwen.

De Commissie oefent al te veel controle uit over de media in Brussel door middel van financiële prikkels en door dwang. Men heeft het hier over EuroparlTV alsof dat enige nieuwswaarde zou hebben: dat is niet zo. De inhoud ervan is niets meer dan persberichten met bewegende beelden. Daarom kijkt ook niemand ernaar.

Het verslag van de heer Løkkegaard, dat vandaag door dit Parlement is aangenomen, vereist dat EU-studies worden opgenomen in de onderwijsprogramma’s. Elke journalist kan u vertellen dat er geen plaats is voor propaganda in vrije en onafhankelijke media. De ngo Verslaggevers zonder grenzen heeft Italië, Bulgarije en Slowakije al aangewezen als landen waarin duidelijk problemen zijn als het gaat om de persvrijheid Frankrijk en Spanje voldoen ook niet aan de normen die vrije burgers zouden mogen verwachten. In het Verenigd Koninkrijk hebben we al een pers die als vrij kan worden beschouwd, ook al wordt het woord ‘vermeend’ er wel veel in gebruikt. Zoals we hier vandaag hebben gezien, lijkt de EU zich in de tegenovergestelde richting te bewegen.

 
  
MPphoto
 

  Monica Luisa Macovei (PPE).(RO) Ik deel de gevoelens van degenen die de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid verdedigen. Zonder vrijheid van meningsuiting kan er geen democratie bestaan. Ook wil ik u herinneren aan het heilige beginsel dat ten grondslag ligt aan de pers, ook weer in een democratie: meningen zijn gratis, feiten zijn heilig.

In het geval van Roemenië doet het me genoegen dat ik u kan vertellen dat belediging en laster sinds 2006 geen delicten meer zijn omdat ze door de rechtse regering uit het Wetboek van Strafrecht zijn geschrapt. Dat betekent dat geen enkele journalist een sanctie wordt opgelegd, ook niet in de ongelukkige situatie dat er te kwader trouw valse informatie is verspreid. Ik denk dat dat heel goed is, omdat het niet zo mag zijn dat journalisten moeten vrezen voor strafrechtelijke sancties. We kennen in Roemenië nu alleen civiele procedures.

Particuliere persorganisaties oefenen hun recht om de macht te bekritiseren en tegen te spreken ten volle uit, omdat mensen met macht altijd kritiek krijgen. Dat is niet meer dan logisch.

Ook Roemenië heeft persbureaus die van politici zijn en worden gefinancierd door politici en/of zakenmensen. Zoals we vanavond hebben gehoord, komt dit in veel EU-lidstaten voor.

In de eerste plaats moeten deze connecties en deze financiering transparant zijn. Ook moeten we ervoor zorgen, als we een vrije pers willen hebben, dat de onafhankelijkheid van journalisten die voor deze organisaties werken wordt gewaarborgd.

 
  
MPphoto
 

  Ivailo Kalfin (S&D).(BG) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, persvrijheid is een integraal onderdeel van het mensenrechtensysteem en kan niet buiten de algemene context van democratie worden gezien. Zoals in elk ander land werkt de media in Bulgarije onder intense marktdruk. De verkoop daalt, er is minder reclame, en door de nieuwe media wordt de grens tussen professionele journalistiek en sociale media steeds vager. Andere journalisten hebben steeds minder kansen om hun beroep normaal uit te oefenen. Traditionele media en hun publiek zijn aan het verdwijnen. Vandaag is bijvoorbeeld bekendgemaakt dat Klasa, een van de gevestigde kwaliteitskranten van Bulgarije, gaat stoppen met drukken. In deze situatie steunen de media niet meer op hun lezers, maar worden ze sterk afhankelijk van hun sponsoren, die worden verleid om persvrijheid in te ruilen voor gunstige media-aandacht voor zichzelf, ongeacht of het bedrijven of regeringsinstanties zijn.

Helaas liggen de kernactiviteiten van een groot deel van de uitgevers in Bulgarije op andere gebieden. Dit schept de voorwaarden voor druk en misbruik van redactioneel beleid in ruil voor toezeggingen en een goede behandeling door de regering. De regering veronachtzaamt stelselmatig het beginsel van onafhankelijkheid van instellingen, waaronder ook de instellingen die betrokken zijn bij mediaregelgeving. De situatie heeft nu een punt bereikt waarbij de regering opzettelijk via mediapublicaties vergiffenis vraagt na de media te hebben gevraagd of er druk op hen werd uitgeoefend. Dit is zelf een vorm van het onder druk zetten van de media.

De problemen in Bulgarije staan niet op zichzelf. Ze komen ook in andere landen voor. Ik wil niet alle media over één kam scheren en ik wil ook geen kritiek uitoefenen op de goede journalisten die vaak worden gedwongen zonder vast contract te werken of in het algemeen een ander vak te kiezen. Het is een structureel probleem. Het heeft in feite te maken met zelfcensuur die vaak wordt toegepast. Hier moeten we ook de mediaconcentratie voor wat betreft de verspreiding van de media aan toevoegen, zowel voor digitale als gedrukte media.

Onlangs heeft het vorige team bij de Europese Commissie plannen gemaakt voor maatregelen voor het behoud van en het toezicht op pluralisme in de media. Dat is waar we nu in het bijzonder voor moeten zorgen. Populisme en agressie zijn heel aanlokkelijk, maar hebben nooit tot echte oplossingen geleid. Ik verwacht dat de Europese Commissie nu een actieve rol gaat spelen en oplossingen gaat voorstellen. Ik weet dat dit een gevoelig punt is en vaak niet onderwerp is van formele maatregelen, al zijn er wel indicatoren om dit te doen. Desondanks moet het Europees Parlement zeer hoge verwachtingen stellen en hoge criteria eisen. Het belang om democratie in Europa te garanderen, in stand te houden en te ontwikkelen is net zo groot.

 
  
MPphoto
 

  Luigi de Magistris (ALDE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, bij de opbouw van een Europa van rechten is een centrale rol weggelegd voor vrijheid van informatie, pluralisme van informatie en onafhankelijkheid van informatie.

Beseft de commissaris dat er een EU-lidstaat is – die overigens een van de oprichters is van de Europese Unie middels het Verdrag van Rome – waarin geen pluralisme van de media bestaat, waar een minister-president direct of indirect de publieke en commerciële televisiezenders en de gedrukte media in handen heeft? Kan er een democratische verkiezingsstrijd gevoerd worden in een land waar de minister-president – een politieke partij – de media in handen heeft? Kan er democratie bestaan in een land waar men binnenkort een wet wil goedkeuren die journalisten niet toestaat juridische nieuwsfeiten te publiceren? Hoezo Watergate, hoezo is de pers de waakhond van een regime? Hij is een schoothondje!

Hoe democratisch is een land waarin men controle wil uitoefenen op internet? Hoe democratisch is een land waarin iemand die afwijkt van de partijlijn wordt buitengesloten en waarin vrije meningsuiting en het recht op een afwijkende mening niet worden gewaarborgd?

We hebben het hier niet over Sudan onder Bokassa of Roemenië onder Ceauşescu: deze zaken gebeuren helaas in Italië onder Berlusconi, niet in de laatste plaats omdat de Commissie niet de moed heeft om een autonome en onafhankelijke positie in te nemen ten opzichte van de lidstaten.

 
  
MPphoto
 

  Marek Henryk Migalski (ECR). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw Kroes, met droefheid heb ik alle gevallen van schending van de vrijheid van meningsuiting in Europa aangehoord. Ik weet niet of u zich ervan bewust bent, maar u neemt zelf een wet aan die die vrijheid inperkt. Alle fracties in dit huis, met de lovenswaardige uitzondering van mijn fractie, hebben voor het verslag-Løkkegaard gestemd, een verslag dat curieuze bepalingen bevat die de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid aan banden leggen. Ik raad u aan de paragrafen 14, 20, 23 of 39 te lezen en vooral de paragrafen 8 en 31. In aragraaf 8 staat dat een EU-orgaan de publieke media in Europa moet gaan controleren en paragraaf 31 stelt dat media informatie moeten verstrekken over ons werk. Maar wij moeten de aandacht van de media en de mensen zelf verdienen door hard te werken en niet omdat zij gedwongen worden over ons werk te berichten. De media zijn niet verplicht om informatie te verschaffen over de NAVO of de VN en dus ook niet over het werk van het Parlement.

 
  
MPphoto
 

  Ivo Belet (PPE). - Voorzitter, mevrouw de commissaris, beste collega's, allereerst wil ik zeggen dat uiteraard een debat over de fundamentele waarden als persvrijheid en vrijheid van meningsuiting meer dan ooit op zijn plaats is in dit Parlement, en ik stel voor - en ik hoop dat we het daarover eens zijn - dat we dat debat voeren op basis van objectieve criteria en objectieve analyses.

Mevrouw de commissaris, u hebt zelf zo'n instrument aangereikt, de mediapluralisme-monitor, met objectieve indicatoren, die is uitgewerkt door de Europese Commissie. Het is nu zaak, onder meer voor de Europese Commissie, om die monitor te gaan implementeren en dat verwachten we ook van u.

Tweede instrument, de aanbevelingen van de Raad van Europa. Het gaat om aanbevelingen over standaarden voor persvrijheid, over het onafhankelijk beheer van de publieke omroepen, over een stabiele financiering. Alle 27 lidstaten van de Europese Unie hebben die standaarden onderschreven, dus het is nuttig om de lidstaten eraan te herinneren dat ze hun engagement op dat vlak ook moeten nakomen.

Het is ook onze taak om hen daarop te wijzen. Met ons bedoel ik het Europees Parlement. We zullen dat binnenkort onder meer doen in een nieuwe resolutie, die gaat over de toekomst van de publieke omroepen in het digitale tijdperk, een resolutie die we volgende maand of de maand daarop zullen voorleggen aan dit halfrond. Daarin zullen we de Commissie en ook de lidstaten uitdrukkelijk vragen om dit concreet te onderzoeken.

Tot slot, we kunnen niet aanvaarden dat ergens, waar ook in Europa, de persvrijheid onder druk komt, en daarom is waakzaamheid geboden, waakzaamheid van dit Parlement. Daarom denk ik dat het nuttig is om de lidstaten op tijd en stond via de Commissie en via dit Parlement daaraan te herinneren.

 
  
MPphoto
 

  David-Maria Sassoli (S&D). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het is de tweede keer tijdens deze zittingsperiode en in dit Parlement dat we het probleem rond de persvrijheid bespreken. Dit toont aan, commissaris, dat dit probleem sterk voelbaar is. Het is een groot probleem in de ogen van de Europese burgers.

Ik herinner u eraan dat het Parlement in mei 2004 een resolutie heeft aangenomen waarin de Commissie werd gevraagd actie te ondernemen om het pluralisme van de media en de persvrijheid te beschermen, maar in al die jaren hebben we de Commissie niet gehoord. Zoals u weet, wordt het probleem nu steeds groter. De kwesties die spelen in Italië, Roemenië en Hongarije zijn onderling verschillend, maar ze hebben dezelfde achtergrond.

Zoals u maar al te goed weet, blijft er in Italië sprake van een enorme belangenverstrengeling, die ernstiger is geworden doordat de regering bezit heeft genomen van de publieke radio- en televisiezenders. In Roemenië wordt de pers zelfs beschouwd als een bedreiging van de staat en in Hongarije wil de regering de journalistiek aan een onderzoek onderwerpen. De Europese instellingen kunnen natuurlijk niet door de vingers zien dat regeringen de media beïnvloeden. Vrijheid van informatie is geen materieel goed, waarvan de waarde alleen kan worden vastgesteld op basis van marktcriteria. In plaats daarvan hebben de burgers het recht een eigen mening te vormen over het beleid, de kwaliteit van regeringen en het openbare leven.

Voor de Europese instellingen zijn er geen uitvluchten meer, de Commissie moet daadkrachtig ingrijpen om communautaire normen kracht bij te zetten. Commissaris, door in te grijpen kun u de Europese burgers de zekerheid bieden dat er in Europa rechten en vrijheden bestaan.

 
  
MPphoto
 

  Cecilia Wikström (ALDE).(SV) Mevrouw de Voorzitter, laten we op dit late uur in herinnering brengen dat de vrijheid van meningsuiting ooit in Europa is ontstaan. In mijn land, Zweden, hebben we er sinds 1766, toen de vrijheid van meningsuiting in de Zweedse wetgeving werd vastgesteld, over gewaakt en tegenwoordig is het in de grondwet verankerd. Dat heeft evenwel niet verhinderd dat journalisten en auteurs het slachtoffer worden van verfoeilijke praktijken zoals pogingen tot moord, brandbommen en dreigementen. Dat is geen uniek gegeven voor Zweden; elders in Europa komen diezelfde gewelddadige praktijken voor.

Als we willen dat Europa model blijft staan op het vlak van persvrijheid en vrijheid van meningsuiting is het onaanvaardbaar dat drie landen, namelijk Italië, Bulgarije en Roemenië, in het recentste verslag van Freedom House met de vinger worden gewezen omdat ze slechts een gedeeltelijke vrijheid van meningsuiting hebben. Volgens het verslag zijn er ook in Griekenland problemen. Wie van ons herinnert zich niet de lege krantenpagina's die we een tijdje geleden in Italië zagen nadat druk was uitgeoefend op journalisten en krantenredacties?

De vrijheid van meningsuiting moet worden verdedigd. We mogen nooit vergeten dat de vrijheid van kunsten en de vrijheid van meningsuiting het daglicht zagen in de jonge Europese democratieën. In elke democratie staat het de burgers vrij om kritiek te uiten op en zich een mening te vormen over artikels en boeken, en we mogen nooit aanvaarden dat mensen zo bang worden gemaakt dat ze zwijgen. De vrijheid van meningsuiting vormt de feitelijke ruggengraat van de Unie die wij allen geacht worden te dienen, voor wier idealen wij moeten opkomen en wier idealen wij moeten verdedigen, met name in tijden waarin ze worden uitgedaagd.

 
  
MPphoto
 

  Georgios Papanikolaou (PPE) . – (EL) Mevrouw de commissaris, dames en heren, de noodzaak tot bescherming van het recht van vrijheid van meningsuiting en het recht van persvrijheid is bijzonder dringend en krijgt met name in onze tijd een nieuwe betekenis, hoofdzakelijk om twee redenen:

Ten eerste heeft de technologische vooruitgang – het is reeds gezegd – nieuwe communicatiemiddelen geschapen. We hebben inmiddels het internet, we hebben weblogs, ons allen bekend als blogs, we hebben sociale media, we hebben digitale radio en we hebben digitale televisie. Het gaat om nieuwe media die enorm aanslaan. En op dit punt wil ik vermelden dat ongeveer twee maanden geleden in Griekenland een journalist is vermoord, die tevens een actief blogger was.

Hoewel deze nieuwe media bijzonder populair zijn, is het functionele kader ervan nog niet geregeld, noch op het vlak van wetgeving, noch door middel van een gedragscode. Dikwijls antwoordt ons ook de Commissie zelf dat wij allen vertrouwen op de zelfregulering van deze media. Het wordt duidelijk dat wij met de vrijheid die aan deze media wordt gegeven, en vooral onder de heersende anonimiteit, vaak komen tot misbruik, en uiteindelijk misleiding van het publiek.

De tweede reden is dat in onze tijd uitgeverijen en tv-zenders in handen zijn van enkele machtige magnaten, met als uiteindelijk gevolg dat ondernemers, maar ook politici, en vaak zelfs hele regeringen, zich moeten schikken naar de wensen van deze magnaten. Kennelijk draait het er ten slotte vaak op uit, dat wij in naam van de vrijheid van meningsuiting, de politieke wereld monddood maken, maar ook werkende journalisten die objectief gezien niet in staat zijn te functioneren en hun publiek te informeren.

Ten slotte, het is bekend dat onze mogelijkheden op Europees niveau beperkt zijn. Natuurlijk, ook wij van onze kant kunnen druk uitoefenen, maar altijd in een kader en in een omgeving van brede instemming van alle betrokken partijen, in een omgeving die direct oplossingen moet bieden aan de lidstaten van de EU, die uit de grootste crisis van de afgelopen tachtig jaar komen.

 
  
MPphoto
 

  Andres Perello Rodriguez (S&D). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, het is waar dat dit een wereldwijd debat is en het zou overdreven zijn om te zeggen dat er geen vrijheid van meningsuiting is in de Europese Unie. Toch is het een feit dat er zich schendingen voordoen van het recht op informatie en het recht op vrije meningsuiting die we aan de kaak moeten stellen.

Ik sluit me aan bij de personen die zeggen dat we onze aandacht moeten richten op de landen die de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid beknotten. En als dat betekent dat we het over Italië, Hongarije en Bulgarije moeten hebben, dan moeten we dat doen. Als het betekent dat we het over het schrijnende geval van Roemenië moeten hebben, dan moeten we dat eveneens doen. Er kan misschien gezegd worden dat er geen gerechtelijk bewijs bestaat, maar er is genoeg informatie beschikbaar om tegen deze schrijnende gevallen op te treden, want we zijn hier geen rechtbank maar een politiek parlement.

Ik wil eveneens de aandacht vestigen op democratische landen waar de openbare omroep de hoogste kijkcijfers heeft omwille van zijn pluralisme, zoals dat het geval is in Spanje, maar waar er ook nog de openbare omroepen bestaan van de autonome regio’s (zoals Madrid en Valencia die samen een grotere oppervlakte beslaan en meer inwoners tellen dan sommige lidstaten van de Unie). De regionale overheden hebben zich die omroepen toegeëigend en manipuleren deze aanzienlijk. Deze manipulatie werd al aangeklaagd door verenigingen, partijen en vakbonden, en omvat onder andere stroomuitval en onderbrekingen door de ondernemingsraden uit angst voor mobbing. Deze kanalen, zoals Canal Nou, hebben het grootste corruptieschandaal van Spanje (de zaak Gürtel) uit de pers gehouden omdat het gevolgen zou gehad hebben voor de overheid die het televisiestation bezit, terwijl alle andere openbare omroepen die dag het nieuws openden met dat nieuwsfeit op de voorgrond. Hiermee schonden ze op schandalige wijze de rechten van de journalisten en de kijkers.

En dit gebeurt in de Europese Unie. Het gebeurt in Valencia en in Madrid, bij Telemadrid en Canal Nou (Kanaal 9).

Er zijn dus twee televisiekanalen (en ik kan u hiervan bewijzen leveren) die zich niet houden aan het Verdrag van Lissabon en die het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie met de voeten treden, aangezien ze voortdurend artikel 11 aan hun laars lappen. Ik verzoek u met aandrang om hiermee rekening te houden.

Ik steek hier mijn nek uit, ik klaag dit aan en ik verzoek mevrouw de commissaris en de Commissie om hierover informatie op te vragen, want in een democratische staat en in een democratische Unie mogen we dit soort slechte voorbeelden niet tolereren.

 
  
MPphoto
 

  Lena Kolarska-Bobińska (PPE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, het is absoluut essentieel dat onze kiezers goed geïnformeerd zijn over de lopende zaken. Informatie stimuleert de belangstelling van burgers in openbare zaken en hun deelname daaraan. Wij als politici hebben gelijke spelregels nodig als we willen dat onze verschillende boodschappen een eerlijke kans hebben om door het publiek te worden gehoord. Helaas kiezen de commerciële media er steeds vaker voor om onze kiezers alleen nog maar te vermaken. Het gevolg is dat er maar weinig aandacht wordt besteed aan de actualiteit. Daardoor moeten onze openbare media steeds meer doen op het gebied van informatie en voorlichting.

Wat gevaarlijk is, is dat bepaalde partijen en politici blijven proberen controle te krijgen over de openbare media. Dat gebeurt in veel lidstaten, bijvoorbeeld in Italië, Hongarije, Roemenië en Frankrijk. We moeten ons tegen deze tendens verzetten. Sinds 1989 heeft de Raad van Europa, die al is genoemd in ons debat, een uitstekende rol gespeeld bij het vaststellen van normen voor vrije en onbevooroordeelde openbare media in Europa. Deze normen van de Raad van Europa moeten worden uitgevoerd in alle lidstaten, zowel in het voormalige communistische oosten als in West-Europa.

Wij als Parlement moeten nauwer samenwerken met onze buren hier in Straatsburg met betrekking tot deze kwestie. Het is de verantwoordelijkheid van de regeringen van onze lidstaten om ervoor te zorgen dat de openbare media hun zelfstandigheid behouden en in staat blijven onbevooroordeelde informatie te verspreiden en wij, het Europees Parlement, moeten erop blijven toezien hoe goed zij deze publieke plicht vervullen.

 
  
MPphoto
 

  Csaba Sándor Tabajdi (S&D). (HU) Commissaris, het is een bijzonder groot probleem dat in de Europese Unie, zoals vanavond te horen viel, Roemenië, Italië, Bulgarije en helaas ook mijn eigen land, Hongarije, het vaakst worden genoemd als landen waar een van de fundamentele waarden van de Europese Unie, de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid, wordt geschonden. Commissaris, de Europese Commissie zal zich de moeite moeten troosten om te controleren of de lidstaten deze fundamentele EU-waarde wel naleven. De Commissie moet ze dwingen tot naleving en monitoren dat er in de lidstaten geen monopoliesituatie ontstaat in de eigendomsverhoudingen, zoals in Italië het geval is met het media-imperium van Berlusconi, wiens voorbeeld in Hongarije al wordt gevolgd met de acquisitie van de zender RTL Klub; het mag ook niet gebeuren dat er partijgenoten aan het hoofd van de publieke media worden aangesteld. Dit zijn zaken die de Europese Commissie te berde moet brengen en moet controleren.

 
  
MPphoto
 

  Sergio Paolo Francesco Silvestris (PPE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik bedank de commissaris voor haar evenwichtige verslag.

Wij zien met grote interesse de vaststelling tegemoet van de objectieve indicatoren voor het beoordelen van het pluralisme van de media. Wij wachten zowel als leden van dit Parlement, als als Italianen op deze vaststelling, omdat wij maar al te goed weten hoe pluralisme, vrijheid en onafhankelijkheid van de media in Italië wordt gewaarborgd. De kers op de taart zouden daarom indicatoren zijn die ook links-Italië daarvan weten te overtuigen. Links-Italië komt om de vier tot vijf maanden met hetzelfde debat, waaruit altijd een stemming volgt die volgens mij niet erg gunstig is voor zijn zaak.

De meeste Italiaanse kranten zijn links georiënteerd en vallen voortdurend de regering aan waarbij ze reclame maken voor de oppositie. De ambtenarenbanen bij de staatstelevisie – die wordt gefinancierd met overheidsgeld en een vrijetijdsbesteding is van de centrumlinkse partijen – zijn in Italië dertig jaar lang door links bezet en op militaire wijze verdeeld. In Italië zijn er op de publieke zenders dagelijks, wekelijks, uitzendingen te zien waarin de regering en de minister-president worden zwartgemaakt. Maar mocht het een keer gebeuren dat een paar centrumrechtse politici de fout maken de kranten in twijfel te trekken, wordt er geroepen dat de vrijheid van informatie op het spel staat.

Tevens worden er in Italië regelmatig telefoongesprekken gepubliceerd die tijdens gerechtelijke onderzoeken zijn afgeluisterd, ook als zij in feite niets te maken hebben met het onderzoek. Daardoor wordt informatie verspreid en wordt de privacy van burgers zodanig geschonden, dat de dames en heren van links zich een paar jaar geleden verzet hebben tegen deze praktijken. In juni 2007 zei Massimo D'Alema: ‘Het is schandalig om te zien dat advocaten opschrijven wat er gezegd is en vervolgens naar de journalisten stappen. Het is net een Arabische markt.’ In maart 2007 zei Antonio Di Pietro: ‘Er moeten regels komen inzake het gebruik van afgeluisterde gesprekken, en er moeten sancties worden ingesteld om de privacy te waarborgen.’ In februari 2008 zei Walter Veltroni: ‘De Democratische Partij steunt een absoluut verbod op het publiceren van afgeluisterde gespreken tot na de voorafgaande terechtzitting.’

Als de Italiaanse regering vandaag de dag het parlement echter een voorstel zou durven doen voor een wet die ook het recht op privacy regelt en voorziet in sancties tegen personen die de wet inzake het publiceren van afgeluisterde gesprekken overtreden, dan zou de hele linkse pers in het geweer komen en roepen dat het een schandaal is. Daarbij zou hij enorm veel weerklank vinden bij de bekende ultralinkse stemmen in Europa.

Bepaalde linkse kranten zijn verschenen met een blanco voorpagina, als protest tegen de ‘muilkorfwet’. Maar alleen de eerste en de tweede pagina bleven leeg, want op de laatste pagina werden zoals gewoonlijk wel reclameadvertenties afgedrukt. Daarom adviseren wij links, dat steeds van koers verandert en iedere zes maanden herhaalt dat er geen persvrijheid bestaat, zich geen zorgen meer te maken en andere, serieuzere onderwerpen te zoeken om over te praten.

 
  
MPphoto
 

  Ildikó Gáll-Pelcz (PPE). (HU) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, ik dank u dat u mij het woord hebt gegeven en ik ben ook dankbaar dat de Commissie de vrijheid van meningsuiting en de daaraan gerelateerde persvrijheid die als fundamentele mensenrechten worden gezien, met zo veel prioriteit en op zulke evenwichtige wijze behandelt. Ik heb vanavond warrige verhalen, vage toespelingen en helaas beschuldigende verklaringen gehoord.

Staat u mij toe, commissaris, u betrouwbare informatie te verschaffen over de geplande Hongaarse mediawet. Alle partijen waren het erover eens dat de wet uit 1996 danig verouderd was. De nieuwe regering heeft een ontwerp ingediend voor een nieuw mediapakket om eindelijk een duidelijke structuur en heldere financiële grondslagen te creëren in de mediawetgeving. Waarmee wenst de regering dit te bewerkstelligen? Bijvoorbeeld door een halt toe te roepen aan de geldverkwisting door de staat. Door structurele problemen op te lossen. Door het mediastelsel transparant te maken. Hoe wil de regering dat doen? Door het aantal partijafgevaardigden tot een vijfde terug te brengen. Of zelfs door ervoor te zorgen dat de nationale autoriteit voor media en telecommunicatie door het Parlement ter verantwoording kan worden geroepen. Of door vrijheid van de pers af te kondigen en de onafhankelijkheid van journalisten te beschermen. Of zelfs door de geheimhouding van informatiebronnen van onderzoeksjournalisten te waarborgen, waarbij ondertussen ook constitutionele grondrechten worden beschermd.

Commissaris, ondertussen kan het gebeuren dat de belangen van de vorige regering in het gedrang komen, en sommigen wagen zich zelfs aan kwaadaardige geruchten. Maar aan de indiening van het wetsvoorstel is een lang proces voorafgegaan. Bovendien is deze wet nog geen voldongen feit, want pas volgende week wordt het debat hierover gevoerd. De verantwoordelijkheid van de Commissie is enorm. Ze moet deze kwestie serieus nemen, en inderdaad, zoals al werd gezegd, is er een uniforme, overzichtelijke en betrouwbare beoordeling nodig. Juist vage verhaaltjes en toespelingen brengen gevaren met zich mee en berokkenen de natiestaten veel schade.

 
  
MPphoto
 

  Mariya Nedelcheva (PPE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, de deugden van de vrijheid van meningsuiting die is verankerd in artikel 11 van het handvest van de grondrechten behoeven geen tekst en uitleg.

Recht op en toegang tot informatie op basis van diverse bronnen vormen de hoeksteen van het democratische proces. Zo kunnen burgers zich vrijelijk een mening vormen en kunnen de media hun rol spelen van partner in de dialoog tussen burger en overheid.

Media kenmerken zich door neutraliteit, objectiviteit en nauwkeurigheid. Nog niet zo lang geleden stonden de media en de pers in mijn land, Bulgarije, echter ten dienste van een ideologisch regime dat wij allen hebben veroordeeld in 1989. Twintig jaar later zijn de gevolgen daarvan voelbaar, is er vooruitgang geboekt en is het belangrijk dat wij ertoe worden aangespoord om waakzaam te blijven en onze aandacht niet af te wenden van essentiële zaken.

Ik zal hier ingaan op drie punten. Allereerst moeten we ervoor zorgen dat de vrijheid van meningsuiting en van de media worden gewaarborgd. Dat proces werkt echter in twee richtingen. Vrijheid mag die van anderen niet schaden. Bouwen en werken op basis van een vertrouwensband en wederzijds respect lijkt me een belangrijk punt in de betrekkingen tussen media en individuen.

Daarnaast waarborgen media als vierde macht democratische controle. Niettemin moet deze controle gepaard gaan met controle van bronnen en transparantie, waarmee wordt voorkomen dat media worden ingezet voor corporatistische, commerciële, economische en politieke doeleinden. Betrouwbaarheid van bronnen, transparantie over de inkomsten van media-eigenaren en objectieve informatieverspreiding kunnen enkel leiden tot vooruitgang van onze samenlevingen.

Tot slot mag de rol van journalisten niet worden vergeten. Respect van de beroepsethiek, onafhankelijkheid en respect voor fundamentele vrijheden zijn waardevolle indicatoren voor journalisten die zich als professioneel beschouwen. De huidige media moeten uniformisering tegengaan, en een overdaad aan informatie bestrijden, waarvan de gevolgen vaak te betreuren zijn.

Vrijheid mag geen onderwerping inhouden. Daarom strookt onderwerping aan de wetten van kijkcijfers, grote monopoliën, depolitisering van belangrijke onderwerpen en overmatige politisering van maatschappelijke thema’s niet met de rol van de media als overdragers van vrije informatie, die geen ander belang dient dan het gemeenschappelijke belang.

 
  
MPphoto
 

  Iosif Matula (PPE).(RO) We erkennen allemaal dat persvrijheid een van de grondrechten is die een democratische samenleving aan haar burgers verleent. Ook de vrijheid van meningsuiting is opgenomen in de criteria waaraan elke lidstaat of toekomstige lidstaat van de EU moet voldoen, juist om het respect voor de persvrijheid te garanderen.

Zoals ik bij andere gelegenheden heb verklaard, geeft ik mijn onvoorwaardelijke steun aan de absolute vrijheid van de pers. Deze vrijheid moet echter gepaard gaan met een zo groot mogelijk verantwoordelijkheidsgevoel bij redactieteams om het publiek correcte informatie te verstrekken. Omdat we vandaag ook debatteren over Oost-Europese landen, zal ik u de situatie in Roemenië schetsen.

De grootste persorganisaties horen tot de oppositie of zijn van zakenmensen die de oppositie steunen. Het duidelijkste voorbeeld hiervan is het feit dat tijdens de recente presidentsverkiezingen de zittende kandidaat, Traian Băsescu, door de grote meerderheid van de pers werd aangevallen.

Dit gebeurt ook nu nog dagelijks. Deze situatie is alleen aanvaardbaar als de waarheid wordt gerespecteerd, omdat bewuste campagnes, chantage door de media, imagobeschadigingen…

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 

  Ioan Enciu (S&D).(RO) In Roemenië kampt de pers, de vierde macht in elke democratische staat, met een crisis. De pers heeft een record gevestigd dat bijna niet te verbeteren is. Ongeveer zesduizend journalisten zijn overbodig geworden en veel publicaties zijn opgehouden te bestaan.

Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Dit is het resultaat van intimiderende acties van de machthebbers, zoals het als een kwetsbaar punt van de nationale veiligheid bestempelen van perscampagnes, en van de stap van de Roemeense regering om alle werknemers in de media, die slecht worden betaald, meer belasting te laten betalen. En er is nog een ander aspect, dat ook is opgemerkt door de algemeen secretaris van de Internationale Federatie van journalisten, Aidan White, en ik citeer: “De Roemeense journalistiek ligt onder vuur door de economische problemen van het land en de hebzucht van werkgevers”.

De toekomst van dit beroep is ernstig in gevaar. Werkgevers en de autoriteiten moeten onmiddellijk maatregelen nemen om de professionele journalistiek te redden. Alleen maatregelen op EU-niveau kunnen de pers in Roemenië nog redden.

 
  
MPphoto
 

  Chris Davies (ALDE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik vond dat het openingswoord van de commissaris werd gekenmerkt door een merkwaardig gebrek aan passie. Natuurlijk is de Commissie de hoedster van het Verdrag en al zijn beginselen, maar eerlijk gezegd was dat uit haar woorden nauwelijks op te maken.

In dit debat hebben we uit heel Europa voorbeelden van slechte praktijken gehoord. In mijn land, het Verenigd Koninkrijk, is sprake van buitensporige concentratie van media-eigendom bij News International van Rupert Murdoch. Een politicus die macht nastreeft, zal niet geneigd zijn al te veel dwars te liggen door daar tegenin te gaan.

En wat Italië betreft: als de huidige situatie, waarin de minister-president een aanzienlijk deel van de media bezit, geen misbruik van de beginselen van het Verdrag inhoudt, wat dan wel?

Hoe kunnen we slechte praktijken elders veroordelen als we er niet voor zorgen dat onze eigen praktijken optimaal zijn?

Nu zijn er natuurlijk grenzen aan de macht van de Commissie, aan haar wettelijke bevoegdheden. Maar, mevrouw de commissaris, u bent geen bureaucraat, u bent een leider; u hebt een stem en nu is het tijd om die stem te verheffen om mensen in verlegenheid te brengen, om veranderingen af te dwingen, om op te treden voor de vrijheid.

 
  
MPphoto
 

  Anna Záborská (PPE). (SK) Twee wonderbaarlijke woordjes zijn gemeengoed geworden in onze samenleving. De woorden ‘politiek correct’ zijn nauw verbonden met de vrijheid van meningsuiting. Ze zijn een teken van een bepaald soort zelfregulering in de uiting van meningen. Dit geldt niet alleen voor journalisten, maar ook voor politici, kunstenaars en zelfs gewone burgers.

In onze samenleving betekent ‘politiek correct’ niet dat men respect heeft voor de mening van een ander, maar dat men de opinie van de meerderheid deelt. Dat is een groter gevaar voor onze democratie en onze cultuur.

Nog één opmerking: ik geloof in respect voor de vrijheid van meningsuiting, maar vrijheid van meningsuiting betekent niet het verspreiden van valse informatie, leugens en laster, zoals zo vaak gebeurt. Ik heb daar persoonlijk ervaring mee. Burgers hebben niet alleen recht op informatie, maar op informatie die waar is.

 
  
MPphoto
 

  Margrete Auken (Verts/ALE). - (DA) Mevrouw de Voorzitter, ik wil doorgaan met de Commissie te bekritiseren. We hebben hier vandaag een reeks voorbeelden gehoord van de manier waarop de macht en de wetgeving zijn ingezet tegen die delen van de pers die de macht kritisch volgen. Dit is in ieder geval iets waar de Commissie mee te maken heeft. Ik ben lid van de Commissie verzoekschriften en daar hebben we de Commissie feitelijk horen zeggen dat de Commissie niet verantwoordelijk was voor schendingen van grondrechten in de lidstaten. Daar hield de Commissie zich niet mee bezig. Dit standpunt heeft harde kritiek gekregen zowel van de Commissie verzoekschriften als bij het aannemen van resoluties hier in het Parlement.

Ik wil de commissaris er slechts op wijzen dat de criteria van Kopenhagen niet voorbehouden zijn aan de landen die in de EU opgenomen moeten worden. Dit werd ons ook door een lid van de Commissie gezegd in de Commissie verzoekschriften. De criteria van Kopenhagen gelden voor iedereen, ook de lidstaten van de EU. We willen de Commissie verzoeken om in de toekomst in dit soort situaties meer oplettend en veel daadkrachtiger te zijn.

 
  
MPphoto
 

  Salvatore Iacolino (PPE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, er bestaat geen twijfel over dat het debat van vandaag een herhaling is – zij het een kleurloze herhaling – van wat er in oktober 2009 heeft plaatsgevonden.

Persvrijheid: ondanks dat we ons verschuilen achter een verslag waarin de mogelijkheid wordt behandeld van de totstandbrenging van een publieke ruimte in Europa, blijven we in wezen eindeloos herkauwen wat er in Italië gebeurt.

De commissaris heeft heel helder en duidelijk verklaard dat de lidstaten de persvrijheid niet hebben geschonden. Zij heeft ook verklaard dat er specifieke en objectieve indicatoren zullen worden gebruikt om de prestaties van de pers op dit gebied te beoordelen, maar we moeten goed in ons achterhoofd houden dat het verslag – en dat is het enige positieve punt ervan – specifiek en openlijk betrekking heeft op de lokale media.

Dat is waarschijnlijk het enige positieve punt van het hele verslag. Verder bestaat het uit steriele kletskoek, discussies waar we niets aan hebben in een situatie die vraagt om een andere reactie van het Parlement.

 
  
MPphoto
 

  Seán Kelly (PPE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, hoe volwassener een samenleving, hoe groter de vrijheid van meningsuiting en hoe groter de persvrijheid, maar het utopische ideaal van totale vrijheid zal nooit worden verwezenlijkt zolang de aard van de mens blijft zoals hij is.

Ten eerste proberen overheden, voor zover ze daarmee wegkomen, altijd de berichtgeving in de media te beïnvloeden. Daarvan zijn hier vanavond vele voorbeelden gegeven. Dat zal in de toekomst niet veranderen.

Ten tweede proberen media-eigenaren en hoofdredacteuren ook hun agenda tot uitdrukking te brengen in de door hen gepubliceerde berichten. Individuele journalisten hebben geen andere keuze dan hierin mee te gaan of hun baan te verliezen.

Dan is er ook nog de keerzijde van de medaille, namelijk dat er gewetenloze journalisten zijn die werken volgens het principe dat de waarheid nooit een belemmering mag zijn voor een goed verhaal.

Dit is een probleem waar veel kanten aan zitten, een probleem dat nooit zal verdwijnen. Het is een strijd die permanent moet worden gestreden. Een strijd die we niet mogen opgeven, anders wordt hij nooit gewonnen.

 
  
MPphoto
 

  Izaskun Bilbao Barandica (ALDE). - Mevrouw de Voorzitter, ik wil hier het onrecht in herinnering brengen en aanklagen dat de krant Egunkari in het Baskenland werd aangedaan. In 2003 werd deze krant op illegale wijze opgedoekt, wat een grove overtreding was van de wet en zelf van de Spaanse grondwet. Men trachtte een culturele en linguïstische minderheid op te jagen omdat men de Baskische taal verwarde met terrorisme, terwijl de meerderheid van de Basken het terrorisme verwerpt. Werknemers en lezers werden op die manier hun meest fundamentele grondrechten ontzegd. Zeven jaar later werd dit ook zo erkend in een vonnis door de rechtbank.

Gedurende deze periode en na het vonnis hebben de Commissie en Europa zich gehuld in stilzwijgen. Die houding zet de deur open voor een herhaling van dit soort onrecht. Daarom, mevrouw de Commissaris, moet u zich actiever en moediger opstellen opdat Europa geloofwaardig zou zijn als bewaker van de Verdragen.

De Verdragen en de wetten worden voortdurend met de voeten getreden in Europa, zoals we vandaag hebben kunnen zien. Daarom vraag ik dat u een meer proactieve houding aanneemt.

 
  
MPphoto
 

  Hella Ranner (PPE).(DE) Mevrouw de Voorzitter! Alle sprekers hebben vandaag aangetoond dat de media en de vrijheid van meningsuiting in Europa, maar waarschijnlijk ook elders in de wereld, van het grootste belang zijn voor de samenleving.

Die verplichting heeft volgens mij echter een tegenhanger, ik vind dat ook de rechten van degenen die in de media verschijnen moeten worden beschermd. De media hebben tegenwoordig een ongelofelijke macht, zeker ook door de moderne technologie. Wij hebben de plicht om ook na te denken over degenen over wie wordt geschreven of gesproken.

Dat is een delicaat evenwicht, en een grote uitdaging, maar we moeten die aannemen, en wel door de nodige rechtszekerheid te garanderen. Dat is de taak van het Europees Parlement en van de Europese instellingen, in samenwerking met de lidstaten.

 
  
MPphoto
 

  Oreste Rossi (EFD). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, een van de fundamentele vrijheden van een democratie is het uiten van eigen ideeën en meningen, zonder daarmee de rechten en de waardigheid van een ander te schenden.

Maar de zogenoemde vrije media behandelen politieke partijen en politici helaas niet altijd hetzelfde. Daar kunnen we zelf over meepraten, dames en heren, want in de media wordt niet veel aandacht besteed aan wat wij hier in het Parlement doen.

Ondanks wat het niet-liberale en bekrompen links beweert, wordt de persvrijheid in Italië gewaarborgd door een ongelofelijke verscheidenheid aan lokale en nationale media. Iedereen die zegt dat de minister-president de media die in handen zijn van zijn familie naar eigen believen bestuurt, liegt en weet dat hij liegt. Het verbaast me dat leden van dit parlement die deskundig zijn op het gebied van recht, de Italiaanse regering beschuldigen van schending van het Verdrag van Rome, en misschien zelfs van het Verdrag van Lissabon, en vervolgens geen gebruik maken van het belangrijkste instrument tegen dit soort schendingen, namelijk de mogelijkheid zich te wenden tot de rechterlijke instanties van de Europese Unie.

Ik denk dat de Europese Unie een onafhankelijk comité voor ethische zaken zou moeten oprichten om in alle 27 lidstaten het niveau van persvrijheid te controleren, zodat iedereen die onwaarheden verkoopt voor eens en voor altijd de mond wordt gesnoerd.

 
  
MPphoto
 

  Neelie Kroes, vicevoorzitter van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben in mijn lange leven bekritiseerd om een heleboel dingen, maar nog nooit om een gebrek aan passie, dus dat is nu voor het eerst.

Toch ben ik dankbaar voor al uw interventies: ik ben mij ervan bewust dat ik wat dat betreft de voorzitter met zijn state of the union-speech van vanmorgen heb overtroffen. Er zijn zo veel interventies vanavond, en weer ben ik dankbaar voor. Er zijn vanavond zo veel interventies geweest en, nogmaals, daar ben ik dankbaar voor.

Ik heb naar uw interventies geluisterd. Dit is echte vrijheid van meningsuiting en ik ben dankbaar dat ik in een parlement ben dat niet alleen in de buitenwereld de vrijheid van meningsuiting tolereert, maar haar ook in eigen huis verdedigt.

Dat gezegd zijnde, hebben we veel gemeen. We zijn allebei – en niet alleen de Commissie – hoeders van het Verdrag, dus het is terecht dat we dit debat nu voeren en dat we heel eerlijk tegen elkaar zijn als we conclusies trekken over wat er op het spel staat.

En toch kon ik het niet laten mij bij veel van de leden van het Parlement die vanavond het woord hebben gevoerd, af te vragen wat uw landen zijn, de landen waarvan u zegt dat u ze het beste kent. Een van de aspecten waardoor ik geroerd ben is dat nogal wat leden van het Parlement afkomstig zijn uit jonge democratieën, en dat lijkt me een waarschuwing.

U hebt gestreden voor vrijheid van meningsuiting en voor pluralisme in de media, en met die les moeten we allemaal rekening houden, namelijk dat je zoiets niet als vanzelfsprekend mag beschouwen maar dat je het moet verdedigen. Als dat geen passie is, zou ik graag na deze vergadering een glas met u drinken en erachter willen komen wat uw definitie van passie is.

Dat gezegd hebbend wil ook graag onderstrepen dat wat Sofia in ’t Veld heeft gezegd inderdaad waar is. Ik ben echt een open boek wat dit betreft en daar ben ik trots op. Dat betekent niet dat het altijd mogelijk is alles voor 100% op jouw manier te doen, want we zijn bezig te ontdekken wat het beste is in Europa en wat de beste weg is die we kunnen inslaan.

Als slotsom van het debat van vanavond zou de Commissie eraan willen herinneren dat het nieuwe artikel 2 van het EU-Verdrag in de eerste zin de waarden opsomt waarop de Unie is gebaseerd en die de lidstaten moeten eerbiedigen en bevorderen. Die waarden zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren.

De EU en de lidstaten zijn verplicht die waarden te eerbiedigen. Ik ben er absoluut zeker van dat niemand in deze plenaire vergadering daartegen is, want anders zou u geen lid van dit Parlement zijn. Bovendien is de lijst in de eerste zin van dat artikel niet slechts declaratoir maar belichaamt zij ook naar twee concrete aspecten.

Ten eerste zijn het respect voor die waarden en het streven naar de gemeenschappelijke bevordering ervan op EU-niveau twee voorwaarden voor toetreding tot de EU zoals bepaald in artikel 49 van het VEU en wanneer we alleen maar beoordelen of een aspirant-lidstaat tot de familie kan toetreden, is dat, precies zoals sommigen van u hebben opgemerkt, ook een zaak voor hen die al familie zijn.

Ten tweede kan inbreuk op die waarden de in artikel 7 voorziene waarschuwings- en sanctieprocedure in werking stellen.

De operationele aard van de lijst van waarden verklaard haar beknoptheid. Alleen de belangrijkste onderliggende waarden met een goed gedefinieerde wettelijke inhoud zijn opgenomen. Daarentegen worden in de tweede zin van artikel 2 de kenmerken van het Europese model toegelicht: pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van mannen en vrouwen. Juist die kenmerken bevorderen de toepassing en interpretatie van de waarden.

Het zou in dit stadium moeilijk zijn als de in artikel 2 genoemde waarden in gevaar dreigen te komen door de gebeurtenissen die vandaag zijn opgeroepen. Ik geloof niet dat deze situaties een grensoverschrijdende dimensie hebben die een interventie van onze kant op dit moment zou rechtvaardigen.

De Commissie, en ikzelf als vicevoorzitter belast met de digitale agenda en de media in het bijzonder, blijft waakzaam en blijft pal staan voor de persvrijheid, het pluralisme van de media, het recht van journalisten om de vertrouwelijkheid van hun bronnen te beschermen en de mogelijkheid van de media om corruptie en machtsmisbruik te onderzoeken.

Ik beschouw kwaliteits- en onderzoeksjournalistiek, de geschreven pers en de nieuwsmedia als een belangrijk kenmerk van de Europese politieke cultuur en democratie.

Laat ik alleen nog zeggen dat ik werkelijk uitzie naar het verslag van uw rapporteur, dat door Ivo Belet werd genoemd. Ik ben me bewust van de ontwikkelingen betreffende uw verslag en ik verwelkom het ten zeerste en kijk uit naar de resultaten.

Laat ik u ten slotte verzekeren dat ik aandachtig naar u allen heb geluisterd en terwijl ik met mijn collega’s nadenk over de volgende stappen, bereid ben de discussie met u voort te zetten. Ik verheug mij er derhalve op terug te komen en dit debat te vervolgen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

Daarmee is dit punt afgehandeld.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Carlo Casini (PPE), schriftelijk. – (IT) De vrijheid van de media staat buiten kijf en niemand in een democratisch systeem zal tegenspreken dat de media onafhankelijk en pluralistisch moet zijn.

In een informatiemaatschappij als de onze komt echter steeds duidelijker naar voren dat onafhankelijkheid niet wil zeggen dat er geen regels gelden en dat pluralisme niet voldoende is als waarde. De macht van de media in een informatiemaatschappij is een ware publieke macht, waarvan Montesquieu – als hij vandaag de dag zou hebben geleefd – geprobeerd zou hebben om deze in evenwicht te brengen met de andere machten: de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht. Deze drie traditionele machten moeten ook onafhankelijk zijn, maar onderling is er een wederkerige grens tot stand gebracht. Voor zover ik kan zien, is dit probleem niet uitvoerig genoeg onderzocht.

Ik zal me beperken tot slechts twee opmerkingen. Het recht op persvrijheid is een mensenrecht dat ten minste gelijk staat aan het recht op waardigheid en privacy van iedere burger. Vandaar dat er een plicht tot controles en heroverwegingen bestaat. De rechterlijke macht moet transparant zijn, maar bepaalde onderzoeken moeten tijdens de eerste stadia absoluut geheim blijven om de waarheid in het belang van justitie en daarmee uiteindelijk in het belang van de burgers boven tafel te krijgen. Ik vind dat deze twee aspecten altijd veronachtzaamd worden tijdens onze debatten. Ik hoop met deze interventie hiervan een spoor te hebben achtergelaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Jiří Maštálka (GUE/NGL), schriftelijk. – (CS) Mij dunkt dat er onder de leden van dit Parlement geen enkele individu te vinden is die er ook maar met een haar over denkt dat de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid aan banden moeten worden gelegd. Per slot van rekening gaat het om een fundamenteel, in het Handvest van de fundamentele rechten van de EU (artikel 11) neergelegd recht. Ik zou graag even stil willen staan bij het feit dat er sinds vorig jaar een onofficieel, edoch door de Commissie warm onthaald Europees handvest van de persvrijheid bestaat, waarin journalisten de regeringen van de Europese lidstaten opgeroepen de beginselen ter bescherming van hen en hun werk na te leven - van een censuurverbod tot persoonlijke bescherming van journalisten. Als u het mij vraagt echter, is dit slechts één kant van de hele problematiek. De andere kant van de medaille is de almaar groeiende brute kracht van de media, massaal door journalisten met de voeten getreden ethische normen en de afwezigheid van verantwoordelijkheid van hun zijde voor het vrij geuite woord en hun pseudo-onafhankelijkheid voortvloeiend uit de economische en politieke belangen van de eigenaars van de verschillende media. Zo is nagenoeg de volledige pers in de Tsjechische Republiek, van regionaal tot centraal nationaal niveau, in handen van buitenlandse concerns die hun media zonder enige scrupules doen inmengen in de politieke gang van zaken in het land. Maakt zich ook maar iemand met enige invloed in de EU-instellingen zich hier druk over? Lijkt mij niet. We houden het bij mooie holle frases en ondertussen dendert de werkelijkheid door.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk.(LV) Er is alles bij elkaar te veel gesproken en geschreven over vrijheid van meningsuiting en persvrijheid. De meerderheid van de leden steunt democratische waarden en de mogelijkheid voor iedereen om zijn mening te geven over problemen en de mensen die die problemen veroorzaken. Er zijn echter gevallen waarin journalisten die op jacht zijn naar goedkope sensatie hun beroepsethiek vergeten. Het kan dan voorkomen dat journalisten bereid zijn om tegen betaling laster te plegen en zich op grove wijze te bemoeien met het privéleven van andere mensen. We moeten het niet alleen hebben over het onder druk zetten van de pers, maar ook over de verantwoordelijkheid van elk individu voor smaad en laster. Er is een Russisch spreekwoord dat zegt: “Het enige wat erger is dan de dood is het verlies van je goede naam.” Dat blijft ook vandaag nog het basisbeginsel voor veel mensen. Daarom stel ik de volgende benadering voor van het concept ‘journalist’: 1) de naam ‘journalist’ zou voorbehouden moeten zijn aan degenen die deze hoge roeping niet hebben bezoedeld door gebruik te maken van leugenachtig materiaal waarvoor door derden is betaald; 2) we moeten komen tot een definitie voor degenen die zich bezighouden met zwarte pr; 3) we moeten benadrukken dat vrijheid van meningsuiting niet de vrijheid van laster en smaad omvat; 4) journalisten moeten de hoge roeping van een ‘lid van de vierde stand’ waardig zijn. Zo niet, dan zijn alle resoluties en alle verslagen over persvrijheid een farce.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) In de Europese Unie wordt vaak geschermd met het woord vrijheid. De werkelijkheid ziet er echter anders uit. Het gevaar bestaat dat met name de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid binnenkort alleen nog maar op papier bestaan.

In Duitsland hebben bijvoorbeeld de ideeën van Thilo Sarrazin, bestuurslid van de Bundesbank, over de mislukte integratie van islamitische immigranten geleid tot een kruistocht van de politiek correcte zedenmeesters, hoewel de meerderheid van de Duitsers instemt met de ideeën van de heer Sarrazin, die worden gestaafd door de statistieken en door wat we iedere dag kunnen vaststellen. Men gaat zelfs zo ver dat men deze sociaaldemocraat uit zijn functie wil verwijderen. De moderne inquisitie pakt dus diegenen aan die een ongewenst standpunt vertegenwoordigen, en probeert zelfs hen het brood uit de mond te stoten. Dat zijn methodes die we eigenlijk alleen maar uit dictaturen kennen.

Er bestaan in de Europese Unie nog meer gevaren en bedreigingen voor de vrijheid van meningsuiting en voor de persvrijheid, en het zogenaamde Bureau voor de grondrechten van de EU neemt het voortouw. Over immigranten is alleen positieve verslaggeving gewenst, problemen als misbruik van het asielrecht of door buitenlanders gepleegde misdaden worden met de mantel der liefde bedekt, omdat ze niet stroken met de propaganda over de multiculturele idylle. In Zweden heeft een commerciële zender geweigerd om een verkiezingsspotje van een rechtsdemocratische partij uit te zenden, zogezegd omdat die islamofoob was. Dat is niet alleen zelfcensuur, dat is ook het manipuleren van de verkiezingsstrijd.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (S&D), schriftelijk.(RO) Een vrije, pluralistische en onafhankelijke pers is een belangrijk element van een democratische samenleving. In 2010 zijn de Roemeense media ten prooi gevallen aan de beperkingen die worden opgelegd door een ongunstig economisch klimaat, in een land waar een vijandige houding tegen journalisten en het bewust verspreiden van verkeerde informatie tot regeringsbeleid zijn verheven. Als gevolg van de huidige economische crisis zijn meer dan vierduizend werknemers in de media hun werk kwijtgeraakt, zijn tientallen publicaties opgehouden te bestaan en zijn de advertentie-inkomsten sterk gedaald. Al deze factoren hebben de media vatbaar gemaakt voor politieke en economische druk. Vooringenomenheid en gebrek aan onpartijdigheid hebben het vertrouwen van het publiek in de pers geschaad. Omdat alle mediawetgeving in Europa waarin wordt bepaald dat de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid moeten worden gerespecteerd niet goed wordt toegepast, roep ik de lidstaten en de Commissie op om dit aspect nauwlettend te volgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Emil Stoyanov (PPE), schriftelijk.(BG) Ik wil de rapporteur graag bedanken voor het goede werk dat hij heeft verricht voor dit verslag, dat over uiterst belangrijke kwesties gaat met betrekking tot het werk van de Europese instellingen en de media. De betrekkingen tussen het Europees Parlement en de media zijn altijd gecompliceerd geweest en het is van primordiaal belang om in deze betrekkingen een evenwicht te vinden, zodat beide kanten hun taak efficiënt kunnen uitvoeren. Ik wil graag de heer Løkkegaard en zijn collega van de Commissie cultuur en onderwijs bedanken dat hij mijn twee voorstellen heeft aanvaard: een voorstel over de versoepeling van de regels voor de accreditering van journalisten (paragraaf 24), en een tweede voorstel over het belang van particuliere radio- en tv-omroepen, die samen met publieke radio- en tv-omroepen een belangrijke bron van berichtgeving over de EU zijn en kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van een informatiestroom in Europa (paragraaf 26), waardoor het beter toegankelijk is voor burgers. Ik denk dat de Europese instellingen aan de slag moeten om accreditering voor journalisten in Brussel te vereenvoudigen en bij te dragen aan betere samenwerking tussen publieke en particuliere radio- en tv-omroepen. Op deze manier kunnen we het bewustzijn van de Europese burgers over het werk en beleid van de Europese instellingen vergroten. Ik dank u voor uw aandacht.

 

17. Discriminatie van koppels van hetzelfde geslacht die gehuwd zijn of een civiel partnerschap hebben (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:

- de mondelinge vraag (O-0081/2010) van Cornelis de Jong en Eva-Britt Svensson, namens de GUE/NGL-Fractie, Marije Cornelissen, Raül Romeva i Rueda en Ulrike Lunacek, namens de Verts/ALE-Fractie, Michael Cashman, Britta Thomsen, Sophia in 't Veld en Sirpa Pietikäinen, aan de Commissie, over discriminatie van koppels van hetzelfde geslacht die gehuwd zijn of een civiel partnerschap hebben (B7-0451/2010),

- de mondelinge vraag (O-0117/2010) van Claude Moraes, Michael Cashman en Monika Flašíková Beňová, namens de S&D-Fractie, aan de Commissie, over wederzijdse erkenning van huwelijken en geregistreerde partnerschappen tussen koppels van hetzelfde geslacht (B7-0459/2010),

- de mondelinge vraag (O-0118/2010) van Sophia in 't Veld, Renate Weber, Niccolò Rinaldi, Sarah Ludford, Sonia Alfano, Cecilia Wikström, Alexander Alvaro en Gianni Vattimo, namens de ALDE-Fractie, aan de Commissie, over discriminatie van gelijkslachtige paren, vrij verkeer, holebi-rechten, EU-stappenplan (B7-0460/2010).

 
  
MPphoto
 

  Cornelis de Jong, Auteur. − Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de Eurocommissaris, mijn partner en ik wonen ruim 21 jaar samen. Onlangs hebben we gebruik gemaakt van de in Nederland bestaande mogelijkheid om ons partnerschap officieel te laten registreren. Dat betekent dat we in Nederland precies dezelfde rechten krijgen als getrouwde heteroseksuele stellen. We hadden overigens ook kunnen kiezen voor het huwelijk, want in Nederland is het huwelijk opengesteld voor paren van gelijk geslacht.

Laten we nu eens aannemen dat ik besluit om te gaan werken in Polen en dat mijn partner met me meegaat. In dat geval worden we niet langer gezien als stel, want Polen erkent nog geen partnerschappen van gelijk geslacht. Met andere woorden, door gebruik te maken van het EU-recht van vrij verkeer van werknemers, verliezen we een aantal essentiële rechten, bijvoorbeeld op het gebied van sociale zekerheid of pensioenen. Terwijl getrouwde heteroparen hun status gewoon behouden, geldt dat dus niet voor paren van gelijk geslacht. Het recht op vrij verkeer wordt hiermee ingeperkt. Als GUE/NGL pleiten we er niet voor dat de Commissie met voorstellen komt voor harmonisatie van het familierecht op dit gebied. Dat blijft een aangelegenheid voor de lidstaten. Maar wel vragen we de Commissie met voorstellen te komen die ervoor zorgen dat de rechten die werknemers in het kader van het vrije verkeer genieten, of zelfstandigen, dezelfde zijn voor iedereen.

De Commissie lijkt op dit ogenblik, op zijn zachtst gezegd, te aarzelen met het ontwikkelen van voorstellen in deze richting. Daarom heb ik samen met andere collega's om het debat van vanavond gevraagd. Ik hoop van harte dat de commissaris kan toezeggen dat hier snel werk van wordt gemaakt en dat bijvoorbeeld op het gebied van sociale zekerheid en pensioenen de rechten voor paren die zich in een andere lidstaat vestigen, dezelfde zullen zijn, ongeacht de vraag of het gaat paren van gelijk geslacht of heteroseksuele paren.

 
  
MPphoto
 

  Marije Cornelissen, Auteur. − Voorzitter, vrij verkeer van Europese burgers is een basiswaarde in de Europese Unie. Het is onacceptabel dat een grote groep mensen van deze basiswaarde is uitgesloten. Mensen met een huwelijk of een partnerschap met iemand van hetzelfde geslacht, wier relatie niet wordt erkend in een aantal EU-landen. Dit is geen technisch probleempje. Het raakt aan de meest belangrijke dingen in een mensenleven. Kan ik mijn lief meenemen als ik in een ander land ga werken, en mijn kindjes? Krijgt mijn lief een pensioen of een uitkering als ik ineens het loodje leg. En het gaat nog verder dan dat.

Mevrouw Reding, stelt u zich voor dat u al jaren heel gelukkig getrouwd bent met een vrouw. Jullie gaan samen naar Italië of naar Griekenland omdat u daar de baan van uw leven hebt gevonden. Een paar jaar gaat alles heel goed, maar dan slaat het noodlot toe. Uw geliefde partner krijgt een auto-ongeluk en belandt op de intensive care. Dan kan het maar zo zijn dat u geen besluiten mag nemen over uw levenspartner, dat u niet eens bij haar mag zijn om haar hand vast te houden, want voor Italië bent u niets, hebt u niets met haar te maken.

Voorzitter, ik ben ontzettend blij dat steeds meer landen het huwelijk of partnerschap openstellen voor paren van gelijk geslacht, en tienduizenden mensen hebben daar al gebruik van gemaakt. Hun aantal wordt steeds groter. Een aantal lidstaten blijft helaas achter. Dat vind ik jammer, maar we kunnen dat vanuit het Parlement niet afdwingen. Wat we wel kunnen vragen is erkenning, zodat het vrij verkeer van EU-burgers echt voor iedereen in de EU mogelijk is.

Graag hoor ik van mevrouw Reding hoe ze dat samen met ons voor elkaar wil gaan krijgen.

 
  
MPphoto
 

  Michael Cashman, auteur. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, de reputatie van commissaris Reding op het gebied van non-discriminatie is voorbeeldig en de twee getuigenissen die hij vanavond heeft gehoord zijn uiterst interessant.

Net als de heer De Jong ben ik een homoseksuele man met een geregistreerd partnerschap. Ik heb een relatie die al 27 jaar duurt en die door de staat pas sinds vijf jaar wordt erkend.

Zoals al eerder is gezegd zou mijn partner, als ik op vakantie in Italië een ongeluk zou krijgen, niet eens het elementaire recht hebben om te beslissen of ik aan een beademingsmachine moet blijven of niet.

Het zijn zulke basiselementen, die zo privé en persoonlijk zijn, die ons uitsluitend op basis van vooroordelen onthouden worden. Er zijn mensen die zeggen dat wederzijdse erkenning en eerbiediging van burgerlijk recht en burgerrechten die zijn verworven in een ander land en die worden erkend en nageleefd in een andere lidstaat, de bevoegdheid van een lidstaat met betrekking tot het huwelijk zou ondermijnen.

Dat is absolute onzin. Ik ben bang dat dit argument naar voren is gebracht door hen die elk excuus aangrijpen om geen gelijkheid tot stand te brengen.

Er zijn vijf lidstaten die het homohuwelijk erkennen. Er zijn er twaalf die het geregistreerd partnerschap erkennen. Tien van de 27 lidstaten staan nog buiten deze fonkelende ring van tolerantie, gelijkheid en begrip.

Commissaris, het is uw rol – en ik weet dat u die rol op zich zult nemen – om ze in die ring van tolerantie en begrip te duwen. Dan zullen we pas echt een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht hebben, niet slechts voor enkelen maar voor allen, ongeacht seksuele geaardheid, geslacht of sekse-identiteit.

In de politiek is het zo makkelijk om de publieke opinie te volgen. Het is veel moeilijker om de publieke opinie te leiden en tegen vooroordelen in te gaan. Als dit Huis de goede keuze maakt en u, commissaris, de goede keuze maakt, dan kunnen we de Unie en de levens van mensen echt ten goede veranderen, niet alleen voor onszelf maar ook voor de volgende generaties.

Het verslag van uw hoorzitting is eenduidig. U hebt gezegd dat u gelooft dat in het ene land verworven rechten moeten worden geëerbiedigd in het andere. Ik heb het citaat hier, maar ik weet dat ik u er niet aan hoef te herinneren, omdat u een vrouw van beginselen bent die zich keert tegen vervolging en discriminatie.

 
  
MPphoto
 

  Sophia in 't Veld, auteur. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, een paar dagen geleden keek in naar een documentaire op BBC World over landen in de Kaukasus waar het de gewoonte is dat mannen erop uitgaan om een bruid te stelen. Wanneer hun oog op een leuk meisje valt, ontvoeren ze haar, nemen haar mee naar huis en verkrachten haar, waarna zij de bruid van de man is geworden. Natuurlijk protesteren de families van de meisjes hier krachtig tegen, omdat zij vinden dat het niet aan de man is om te beslissen welk meisje hij neemt – het is aan de vader om te beslissen aan wie hij zijn dochter geeft.

Het was een hartverscheurende documentaire. Het was schokkend, en waarom? Omdat wij vinden dat de keuze van een partner, de keuze van een man of een vrouw, de meest persoonlijke en intieme keuze is die je in je leven kunt maken. Het is niet aan de man, niet aan je vader, niet aan je broer – en zeker niet aan de staat – om te bepalen wie wel of niet jouw partner wordt.

We hebben in de geschiedenis staten gezien (en we zien ze tegenwoordig nog) met een verbod op huwelijken tussen zwarte en blanke mensen. In mijn land mochten nog niet zo heel lang geleden – dit een probleem waar mijn grootouders mee werden geconfronteerd – katholieken niet trouwen met protestanten, ook al hielden ze van elkaar. Er zijn nog altijd conservatieve moslims die vinden dat hun dochters niet met niet-moslims horen te trouwen. Er zijn veel van zulke voorbeelden te geven en wij vinden dat erg schokkend. Maar we hebben nog altijd landen in de Europese Unie die het huwelijk tussen instemmende volwassenen van hetzelfde geslacht verbieden.

Ik weet dat het voor sommige mensen heel schokkend is dat mensen van hetzelfde geslacht van elkaar kunnen houden, maar dat is niet echt relevant. Wat hier relevant is, is dat elke individuele EU-burger dezelfde rechten behoort te hebben. Het is niet aan de Europese Unie of aan de overheden van de lidstaten om een oordeel te geven over een persoonlijke relatie.

De Europese Unie heeft geen bevoegdheid in het familierecht, maar, zoals Michael Cashman zojuist heeft opgemerkt, er zijn al vijf landen die hun huwelijksrecht hebben opengesteld voor echtparen van hetzelfde geslacht. Een aantal andere landen kent een of andere vorm van erkend partnerschap. Het minste dat we in de Europese Unie zouden moeten doen is het beginsel van wederzijdse erkenning toepassen. Dat doen we voor jam en wijn en bier – waarom dan niet voor huwelijken en relaties?

Ik wil de Commissie vragen het initiatief te nemen tot wederzijdse erkenning door die lidstaten die al een homohuwelijk of een vorm van geregistreerd partnerschap hebben ingevoerd, en ons een routekaart te geven voor de weg naar een situatie waarin die relaties overal erkend zullen worden.

 
  
MPphoto
 

  Viviane Reding, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, het is duidelijk dat het recht op vrij verkeer en vrije vestiging van EU-onderdanen en hun gezinsleden een van de hoekstenen van de EU is. Het is niet alleen een grondrecht maar ook een persoonlijk recht.

Artikel 21 van het Verdrag is zeer duidelijk en geeft uitwerking aan dat recht. Het verbod op discriminatie, waaronder discriminatie op grond van seksuele geaardheid, is een hoeksteen van de EU en wordt ook erkend in een ander artikel 21, dat van het Handvest van de grondrechten.

De richtlijn heeft geleid tot een zeer aanzienlijke verbetering voor paren van hetzelfde geslacht. Ik wil het Parlement bedanken, want het was het Parlement dat dit echt heeft doorgedrukt. Het EU-recht voorziet voor het eerst in het recht van zowel paren van hetzelfde geslacht als paren van verschillend geslacht om vrij te reizen en te verblijven binnen de Europese Unie.

Dat gezegd hebbende is de implicatie dat, als je vrij kunt reizen en verblijven, je ook dezelfde rechten moet hebben op je tweede verblijfplaats als op je eerste verblijfplaats. Het is aan de lidstaten, zoals gezegd, om te beslissen of zij voorzien in een geregistreerd partnerschap of een wettelijke regeling, maar wat we geleidelijk zien gebeuren is dat steeds meer lidstaten zich in de richting van erkenning of invoering van huwelijken tussen mensen van hetzelfde geslacht bewegen.

De richtlijn is in dat opzicht zeer modern omdat geen onderscheid wordt gemaakt tussen paren van hetzelfde geslacht en paren van verschillend geslacht. Eigenlijk is de richtlijn op dit punt neutraal. Zij maakt dergelijke situaties mogelijk waarin koppels zich kunnen uiten en van dit recht gebruik kunnen maken. In die zin is het niet nodig de richtlijn te wijzigen.

Hoe deze richtlijn in de praktijk wordt uitgevoerd, is een andere zaak. Het probleem is niet de richtlijn op zich, maar veeleer de interpretatie van de richtlijn. Voor de Commissie is het zeer duidelijk dat de richtlijn moet worden toegepast met volledige eerbiediging van het principiële verbod op discriminatie op grond van seksuele geaardheid.

De Commissie moet zorgen voor de correcte toepassing van het EU-recht. Dit betekent dat de Commissie moet nagaan of de lidstaten bij de toepassing van de richtlijn de grondrechten eerbiedigen, waaronder het verbod op discriminatie op grond van seksuele geaardheid – het bekende artikel 21 van het Handvest.

De Commissie hecht groot belang aan het wegnemen van alle belemmeringen voor het recht van vrij verkeer en verblijf, en zal met de lidstaten blijven samenwerken om ervoor te zorgen dat de richtlijn correct wordt toegepast.

U weet dat de Commissie richtsnoeren heeft vastgesteld voor een betere omzetting van de richtlijn. De richtsnoeren zijn van juli 2009; daarom kijken we nu naar de manier waarop de lidstaten in praktische zin toepassen.

De Commissie is blij met het verslag over homofobie en discriminatie op grond van seksuele geaardheid dat is uitgegeven door het Bureau voor de grondrechten. Dat verslag (opgesteld op verzoek van het Parlement) bevat uitgebreide en belangrijke gegevens over de mensenrechten van homo’s, lesbiennes, biseksuelen, transseksuelen en transgenders.

Deze gegevens zijn nodig en ik heb het Bureau gevraagd om het onderzoek op dit gebied te verdiepen – zoals ik in het openbaar heb verklaard tijdens de Internationale Dag tegen Homofobie op 18 mei – omdat we moeten weten wat er in de praktijk in de lidstaten gebeurt. Het komende jaarlijkse verslag over de toepassing van het Handvest, dat in november moet verschijnen, gaat over discriminatie en homofobie. U kunt rekenen op mijn vastberadenheid om te handelen in het kader van de bevoegdheden die het Verdrag aan de Commissie heeft toevertrouwd.

Ik weet zeker dat u begrijpt dat dit voor sommige lidstaten een zeer delicaat politiek en sociaal vraagstuk is, omdat de kijk op deze zaken niet in heel Europa dezelfde is. Echter, het feit dat meer en meer lidstaten huwelijken hetzij erkennen, hetzij toepassen ongeacht de seksuele geaardheid van de huwelijkspartners, is een heel goed teken.

We moeten stap voor stap voorwaarts gaan. We moeten vooral, op basis van onze richtsnoeren, de lidstaten ertoe brengen deze regels te aanvaarden. Voor velen is dit erg nieuw en erg ongebruikelijk. Voor sommigen is het erg schokkend. We moeten voorzichtig voorwaarts, want wat we niet willen – en ik denk dat allen die hier vanuit hun hart over hun ervaringen hebben gesproken, dit ook begrijpen – is te hardvochtig zijn.

Als ik dit zeg heb ik het niet over de fundamentele waarden, die niet ter discussie staan, maar bedoel ik dat we de tegenstribbelende lidstaten er stap voor stap toe moeten brengen dat ze de algemene regels aanvaarden. Wat we niet willen is dat mensen zich gaan keren tegen het homohuwelijk, de erkenning van rechten en non-discriminatie.

Laten we in het verslag kijken naar de details van de wijze waarop in de verschillende lidstaten en in verschillende regio’s van lidstaten de zaken worden toegepast. Ik wil niet dat er enige twijfel bestaat over de grondbeginselen, over de rechten op vrij verkeer ongeacht seksuele geaardheid of etniciteit. Die gaan we stap voor stap toepassen. We komen erop terug.

Sommige leden hebben een zeer persoonlijk inzicht gegeven en ik wil hen daarvoor bedanken. Het is voor mij heel belangrijk om de gevoelige aard van deze zaak te begrijpen, een zaak die niet alleen een beginselkwestie is, maar ook een kwestie van mensen die hun persoonlijke levens leiden. Ik dank u daarvoor. Ik ben ervan overtuigd dat we er samen de komende maanden en jaren in zullen slagen de situatie te veranderen.

 
  
MPphoto
 

  Salvatore Iacolino, namens de PPE-Fractie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik heb aandachtig geluisterd naar degenen die hebben gesproken over een onderwerp, een vraagstuk dat zonder meer uitzonderlijk en specifiek van aard is.

In tegenstelling tot het debat van een tijd geleden toen we lang stil hebben gestaan bij een te uitvoerig besproken en weinig inhoudelijk onderwerp, namelijk de vrijheid van meningsuiting in Europa, gaat het hier om een uitermate actueel en concreet vraagstuk.

Ik wil erop attenderen dat enige tijd geleden tijdens de goedkeuring van de resolutie van het programma van Stockholm een amendement dat in grote lijnen hetzelfde was als het vraagstuk waar we het vandaag over hebben, niet werd aangenomen in de Commissie. Dit gebeurde waarschijnlijk omdat, met specifieke verwijzing naar de tekst van die resolutie – met andere woorden dat de nationale identiteit en gevoeligheid van ieder lidstaat gerespecteerd moet worden – het standpunt van de Commissie hetzelfde was als toen ze onlangs het Europees Hof van Justitie informeerde, dat door middel van een verwijzing naar een specifiek voorval verklaarde dat het weigeren van een huwelijk van koppels van hetzelfde geslacht geen schending van een recht is.

Persoonlijk ben ik van mening dat bepaalde fundamentele standpunten gewaarborgd moeten worden, want alles wat tot de persoonlijke levenssfeer van een persoon behoort, moet inderdaad gerespecteerd worden, maar tegelijkertijd moeten we ook rekening houden met hetgeen waar commissaris Reding het zojuist over had, namelijk dat een geleidelijke overgang noodzakelijk is, met kleine concrete passen richting erkenning na verloop van tijd.

Er is al veel progressie geboekt, maar we kunnen niet het voor ons natuurlijke concept van een familie negeren dat bestaat uit een man en een vrouw en de voortplanting van kinderen, tegenover een ander concept waar we op gepaste wijze rekening mee houden, maar dat momenteel nog niet als familie wordt beschouwd door het overgrote deel van de Europese samenleving.

 
  
MPphoto
 

  Monika Flašíková Beňová, namens de S&D-Fractie.(SK) Ik heb heel goed geluisterd naar uw redevoering en ik wil u complimenteren met uw zorgvuldige woordkeus en zeggen, misschien alleen ter verduidelijking aan de heer Iacolino: we hebben het hier niet over het Europees Parlement dat geregistreerde partnerschappen wil invoeren of natiestaten wil opdragen deze in te voeren. We hebben het over een heel ander onderwerp, namelijk tolerantie en het feit dat de meeste ontvangende lidstaten een huwelijk of geregistreerd partnerschap dat wettelijk – en ik benadruk wettelijk – is gesloten tussen burgers van hetzelfde geslacht niet erkennen. Alles wijst er echter op dat dit een overtreding vormt van de richtlijn betreffende het recht op vrijheid van verkeer.

Op het eerste gezicht is dit een technisch-juridisch probleem, aangezien de richtlijn een familielid van een burger van de Europese Unie definieert als een echtgenoot of partner met wie de burger een geregistreerd partnerschap heeft gesloten.

Het eerste probleem is dat het vrije verkeer van geregistreerde partners wordt bepaald door de vraag of de wetgeving van de ontvangende staat het geregistreerde partnerschap gelijkwaardig acht aan een huwelijk. Zo niet, dan wordt de richtlijn niet volledig ten uitvoer gelegd en worden de basismensenrechten van deze personen dus beperkt.

Het tweede probleem is dat er geen overeenstemming is over de vraag of partners van hetzelfde geslacht ook onder de term ‘echtgenoot’ of ‘partner’ vallen. Ondanks de inspanningen van het Europees Parlement heeft de Commissie deze onduidelijkheid in de richtlijn niet opgehelderd. Nu komen we tot de kern van de zaak. Wat een probleem van juridische en administratieve aard lijkt te zijn is, zoals u zelf al zei, in werkelijkheid een zaak van politieke wil.

Ik wil graag geloven dat de Commissie het duidelijke signaal van de meeste fracties goed zal interpreteren, want we hebben al een kans laten schieten met het actieplan voor de tenuitvoerlegging van het programma van Stockholm, of liever gezegd: de Commissie heeft die kans laten schieten, maar ik hoop dat zij de eerste mogelijkheid zal aangrijpen om de noodzakelijke maatregelen te nemen om alle mogelijke onzekerheden weg te nemen die op dit moment zorgen voor discriminatie en het niet naleven van de geest van de Europese mensenrechtenwetgeving.

 
  
MPphoto
 

  Sarah Ludford, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, dit debat vertoont een aantal kenmerken die ook eerder vandaag zichtbaar waren in ons debat over de uitzetting van de Roma uit Frankrijk en daarvoor uit Italië. We hebben prachtige beginselen in de Verdragen en rechtsinstrumenten van de EU – non-discriminatie, gelijkheid, rechten van minderheden, menselijke waardigheid, het recht op een gezinsleven en het recht op vrij verkeer – maar hun uitvoering in de lidstaten laat veel te wensen over en blijft achter bij deze waarden en verplichtingen. Het probleem is dat de Commissie, die de waakhond en hoedster van de Verdragen is, maar al te vaak terugdeinst voor het vervolgen van lidstaten voor zelfs tamelijk ernstige en zeer ernstige overtredingen.

Ik heb het voorrecht Londen te vertegenwoordigen, dat wil zeggen – vind ik – een van de meest progressieve regio’s in Europa wat betreft homorechten. Ik zeg niet dat mijn stad, of mijn land, vrij is van homofobe vooroordelen of discriminatie – we hebben nog niet eens het homohuwelijk – maar we hebben veel vooruitgang geboekt. Maar wanneer de inwoners van mijn kiesdistrict met een geregistreerd partnerschap binnen de EU naar het buitenland reizen of verhuizen, verliezen zij hun rechten en juridische status, zoals ook anderen hebben opgemerkt: erfrecht, belastingrecht, sociale uitkeringen, zelfs het recht om als partner behandeld te worden, gaat verloren.

Maar het hele programma op een gebied waarin ik veel werk doe, namelijk het Europees strafrecht, is geworteld in het beginsel van grensoverschrijdende wederzijdse erkenning – erkenning en uitvoering van juridische besluiten die zijn genomen in andere EU-lidstaten. Dus waarom geldt dit niet voor juridische besluiten over partnerschap of huwelijk, een nog veel nauwkeuriger omschreven terrein dan dat van jam en dingetjes waarover mijn vriendin Sophie heeft gesproken?

Ik ben het daarom, met alle respect, niet eens met vicevoorzitter Reding die stelt dat de richtlijn betreffende vrij verkeer geen wijziging behoeft. Deze dient wel degelijk te worden gewijzigd om een eind te maken aan de semi-discretionaire bevoegdheid van lidstaten om paren met partners of echtgenoten van hetzelfde geslacht, die verhuizen vanuit een andere lidstaat, te discrimineren. Mij dunkt daarom dat we actie van de Commissie mogen verwachten. We hebben een soort kritische massa bereikt, zelfs als we het argument aanvaarden dat we op sociale verandering moeten wachten. Er bestaat een kritische massa van lidstaten die paren van hetzelfde geslacht wettelijk erkennen.

Het wordt tijd om een eenduidige behandeling in te voeren wanneer die partners van hetzelfde geslacht zich naar een ander Europees land begeven. In een recent interessant arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens is al gesuggereerd dat het wellicht niet lang zou duren voordat dat Hof – het Hof van de Raad van Europa – zou uitspreken dat het huwelijk moet openstaan voor paren van hetzelfde geslacht. Het zou wel bijzonder ironisch zijn als de EU niet handelend zou optreden en we ons zouden zien ingehaald door de Raad van Europa terwijl we claimen dat we volgens onze eigen definitie de gouden standaard zijn in vergelijking met de Raad van Europa.

 
  
MPphoto
 

  Ulrike Lunacek, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik geloof werkelijk elk woord dat de commissaris gezegd heeft en dat zij persoonlijk gelooft in de tenuitvoerlegging van de rechten op vrij verkeer van iedere Europese burger, of ze nu homo, lesbisch, heteroseksueel of wat dan ook zijn, getrouwd, geregistreerde partners of wat dan ook.

Ik heb een probleem, net als ieder van ons die heeft gesproken, of althans de meesten van ons, als u zegt dat we stap voor stap verder moeten gaan, en dat we de lidstaten begrip moeten bijbrengen, hen moeten overtuigen en vooroordelen moeten bestrijden. Ik weet dat dit zo is, maar ik denk ook dat in alle EU-landen de burgers veel verder zijn dan hun regeringen.

Laat ik u vertellen over de EuroPride in Warschau dit jaar, die ik heb bezocht. Ik liep met zo’n 20 000 mensen – lesbiennes, homo’s, hetero’s, biseksuelen, transgenders – door de hoofdstraten van Warschau, terwijl extremistische demonstranten door de politie werden weggedrukt naar de marges waar ze thuishoren, en terwijl veel heteroseksuele burgers – zoals vrouwen die met hun honden toekeken vanuit gebouwen – ons groetten en zeiden dat wij, lesbiennes en homo’s, in het centrum, in de hoofdstroom van de samenleving staan. Die gelijke rechten in het Handvest van de grondrechten, die u terecht hebt aangehaald, zijn er voor ons allemaal.

Zoals mevrouw Ludford en vele anderen hebben gezegd, moet de Commissie de zaak vooruit duwen en niet afwachten tot de lidstaten langzamerhand, misschien op een dag, doen wat ze moeten doen voor hun burgers, voor ieder van ons.

Ik geef u mijn eigen voorbeeld. 17 jaar lang was het voor mij in mijn land niet mogelijk om een geregistreerd partnerschap met mijn partner te sluiten, maar sinds een paar maanden is dat nu mogelijk. Als ik in een ander land, zoals Italië of Griekenland, moet gaan wonen, wil ik niet opnieuw moeten wachten totdat we kunnen worden erkend en in moeilijke situaties kunnen zeggen dat we partners zijn, dat we bij elkaar horen en voor elkaar willen zorgen. Dus alstublieft, duw! Er zijn velen in dit Parlement die met u mee willen duwen.

 
  
MPphoto
 

  Konrad Szymański, namens de ECR-Fractie. – (PL) Lidstaten passen de richtlijn die hier vaak wordt aangehaald, in overeenstemming met de voorschriften uit hun eigen familierecht toe. Dat kan ook moeilijk anders, omdat ze anders hun eigen soevereiniteit op het gebied van het familierecht ondermijnen, de soevereiniteit die door de verdragen is vastgelegd. Ik denk dat de Commissie dit kan bevestigen. Landen die geen civiele partnerschappen tussen partners van hetzelfde geslacht kennen, kunnen die dus ook niet erkennen en daar is niets vreemds aan. Ik zou in deze zaal net zo goed kunnen eisen dat de Poolse of Ierse abortuswet van toepassing is op Poolse staatsburgers die in Zweden of Groot-Brittannië verblijven. We vatten dit waarschijnlijk niet op als een geval van wederkerigheid en ik veronderstel dat niemand dit hier ook zal eisen. Ook de verwijzing naar het Europese systeem voor de bescherming van de mensenrechten is een loos argument. Volgens de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg is het ontbreken van erkenning voor civiele partnerschappen van mensen van hetzelfde geslacht, laat staan van huwelijken van mensen van hetzelfde geslacht, geen discriminatie. Dit hele debat is daarom wederom absolute tijdverspilling.

 
  
MPphoto
 

  Eva-Britt Svensson, namens de GUE/NGL-Fractie. – (SV) Mevrouw de Voorzitter, ik zou aan de heer Szymański willen zeggen dat het hier gaat om discriminatie. Commissaris Reding benadrukte de hoekstenen van de EU, namelijk het vrije verkeer en de grondrechten. Wat het Parlement betreft, ben ik ervan overtuigd dat de meerderheid alle activiteiten steunt die de bestrijding van discriminatie beogen. Die activiteiten verdienen onze steun.

Is het ook niet de hoogste tijd dat de Commissie ervoor zorgt dat er een einde wordt gemaakt aan de discriminatie van koppels van hetzelfde geslacht die gehuwd zijn of een civiel partnerschap hebben? De vraag is relevant omdat in het programma van Stockholm wordt benadrukt dat het vrije verkeer voor alle burgers moet gelden. Elke vorm van discriminatie moet worden vermeden. Merk op dat dit ook geldt voor discriminatie op grond van seksuele geaardheid.

Dat is allemaal goed en wel, maar in het actieplan van de Commissie voor het programma van Stockholm vinden we geen maatregelen om dezelfde rechten te garanderen voor gehuwde koppels van hetzelfde geslacht. Burgers die als koppel van hetzelfde geslacht in het huwelijk zijn getreden in landen waar dat is toegestaan, kunnen niet langer wachten. Zij moeten hetzelfde recht hebben om naar andere lidstaten te verhuizen zonder te worden gediscrimineerd met betrekking tot een hele reeks verschillende burgerrechten.

Wij in het Parlement en de burgers willen een antwoord van de Commissie en ik hoop dat het een antwoord zal zijn dat inhoudt dat er wordt opgetreden voor gelijke rechten voor iedereen, ongeacht seksuele geaardheid.

 
  
MPphoto
 

  Oreste Rossi, namens de EFD-Fractie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, Europa kan niet de positie van het soevereine volk innemen en anderen haar wensen opleggen. Want, mocht u daar niet van op de hoogte zijn, Europa heeft namelijk een motto: "In verscheidenheid verenigd", dat wil zeggen dat iedereen baas in eigen huis is.

De parlementaire vragen die vandaag worden besproken, lijken erg op elkaar en hebben als doel dat de Commissie de lidstaten verplicht om huwelijken tussen koppels van hetzelfde geslacht te erkennen en iedere vorm van discriminatie met betrekking tot adoptie te voorkomen. De fractie van Lega Nord kan niet toestaan dat de Europese Unie het volk het recht ontneemt hun eigen cultuur, tradities en wortels te beschermen.

Het traditionele huwelijk, met andere woorden dat tussen een man en een vrouw die wellicht kinderen voortbrengen, is de enige vorm die erkend kan en mag worden. Iedere andere vorm van verbintenis tussen personen van hetzelfde geslacht kan bestaan, maar kan en mag zeker niet als huwelijk worden beschouwd.

Wij zijn nog meer verontrust door het verzoek van degenen die vragen hebben ingediend om kinderen te laten adopteren door koppels van hetzelfde geslacht. Wat voor opvoeding zullen ze krijgen? Niemand wil homoseksuele koppels belemmeren om bijvoorbeeld wezen of arme kinderen te helpen door lange afstandsadoptie, maar het is een ding om ze te helpen bij het opgroeien binnen hun eigen familie of geboorteland, maar het is een tweede om te vragen ze te mogen adopteren.

(Spreker verklaart zich bereid om een ”blauwe kaart”-vraag krachtens artikel 149, lid 8, van het Reglement te beantwoorden)

 
  
MPphoto
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega, zou u me kunnen uitleggen in welke zin het geven van dezelfde rechten aan een koppel dat bestaat uit twee mannen of twee vrouwen in het nadeel zou kunnen zijn van een koppel dat bestaat uit een man en een vrouw? Wat is er schadelijk voor een heteroseksueel koppel aan het geven van rechten aan koppels van hetzelfde geslacht? Waar zit de dreiging? Waar zit het gevaar?

 
  
MPphoto
 

  Oreste Rossi, namens de EFD-Fractie. (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het gaat hier niet om een gevaar, maar dit is volgens de meeste Italianen – en ik spreek namens Italië – onaanvaardbaar: het is anders. Goed, we hebben het over iets anders als het gaat om een stel dat rustig hun leven wil leiden en verder om niets vraagt, vergelijkbaar met een koppel dat bestaat uit een man en een vrouw – waaruit, indien mogelijk, kinderen voortkomen aangezien Europa verder blijft vergrijzen.

Zoals ik al eerder zei, vinden wij dat een koppel dat recht heeft op een formeel en officieel huwelijk moet bestaan uit een man en een vrouw, omdat zij zich kunnen voortplanten en het uiteindelijke doel van een vergrijzend Europa is om kinderen voort te brengen.

 
  
MPphoto
 

  Crescenzio Rivellini (PPE). (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het debat van vandaag ligt aan de basis van de Europese Gemeenschap: de unie van verschillende gemeenschappen, van verschillende gevoeligheden en uiteenlopende meningen. Het vermogen om deze verschillende gevoeligheden samen te brengen, vormt de basis van Europa en van het Europees Parlement en daarom is het, hoe lastig ook, noodzakelijk dat we dit debat voeren.

Mijn aandacht werd getrokken door hetgeen commissaris Reding zei over dat we verder voorzichtig te werk moeten gaan om populaire opstanden te voorkomen.

Het is terecht om alle Europese burgers rechten te geven zodat ze iedere vorm van discriminatie aan kunnen vechten en hun vrijheid kunnen beschermen, maar vrijheid komt iedereen toe, ook gemeenschappen die in historisch opzicht, al duizenden jaren lang, het idee delen van een samenleving die gebaseerd is op het gezin, het traditionele gezin dat bestaat uit een man en een vrouw. Daarom moet ook de vrijheid bestaan om te kunnen uiten dat een gezin een verbintenis is tussen een man en een vrouw.

Natuurlijk kan iedereen verschillende verbintenissen aangaan, maar we kunnen een gezin dat bestaat uit een man en een vrouw, waarmee het voortbestaan van de mens wordt veiliggesteld, niet gelijkstellen aan andere verbintenissen, hoezeer we ze ook respecteren.

Het debat moet uiteraard doorgaan, omdat Europa verenigd moet zijn in het tonen van respect voor alle gevoeligheden, en zelfs dergelijk moeilijke, gecompliceerde en opruiende debatten tot een oplossing moeten leiden, maar dan tot een die alle gemeenschappen respecteert. Want – en ik richt me hierbij tot commissaris Reding – we kunnen de uitdrukking ‘populaire opstanden’ die de Europese eenheid in gevaar brengt absoluut niet toestaan.

 
  
MPphoto
 

  Emine Bozkurt (S&D). - Voorzitter, samenlevingscontracten en huwelijken van partners van hetzelfde geslacht worden niet in alle ontvangende lidstaten wettelijk erkend. Dit leidt tot meervoudige discriminatie op het gebied van familiezaken zoals voogdij en erfrecht, maar ook fiscale zaken en sociale rechten, alsof de huwelijken en partnerschappen in dit geval minder echt of minder belangrijk zouden zijn. Het voorgestelde actieplan in het Stockholm-programma omvat geen voorstel om dit op te lossen. Er zijn geen specifieke en concrete nieuwe initiatieven voor LGBT-rechten. Maar u hebt zojuist mooie woorden gesproken, want u zei dat u actie gaat ondernemen. Daar ben ik heel blij mee. U had het over concrete stappen, nou ja, concrete stapjes, en dat het met bepaalde lidstaten die problemen hadden heel voorzichtig, heel omzichtig erin gemasseerd moest worden.

Mijn vraag is, ten eerste, gaat dit nog gebeuren tijdens uw mandaat? Mijn tweede vraag is, geldt dit soort moeilijke situaties ook voor andere discriminatiegronden, zoals ras, handicap, leeftijd? Ik denk dat moed noodzakelijk is, voor alle gronden, want alle gronden zijn gelijk en de discriminatie op alle gronden moet tegelijkertijd goed bestreden worden.

Mag ik een voorstel doen. U zei dat u in november een rapport verwacht van het Fundamental Rights Agency, ook over discriminatie op het vlak van homofobie. Kan ik aan u vragen of u naar aanleiding van dat rapport, dat een reality check moet geven van de toestand, met een verslag komt voor het Parlement over hoe u de situatie inschat en welke concrete acties u gaat nemen, het liefst met reuzenstappen.

 
  
MPphoto
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik heb het geluk dat ik geboren ben in een land dat in de laatste jaren een enorme vooruitgang heeft geboekt op het vlak van gelijke rechten voor holebi’s. Men dacht oorspronkelijk dat in een land als Spanje het proces traag zou moeten verlopen, dat onze maatschappij nog niet klaar was om deze stap te zetten. We hebben de stap toch gezet, en er is niets gebeurd. Niet alleen is er niets gebeurd, de tevredenheid is toegenomen omdat de angst onder de burgers is verdwenen.

Personen van hetzelfde geslacht het recht geven om te trouwen en samen plannen te maken verplicht u niet om dit te doen als u dat niet wilt. Ik heb de mogelijkheid om met een man te trouwen, maar daarom bent u nog niet verplicht om dat te doen. Het geeft mij gewoon het recht om het te doen als ik dat wil. En dat geeft ons allen de vrijheid om deel uit te maken van een Europese Unie die deze principes en deze rechten duidelijk garandeert.

Ik heb dus dit geluk, net als andere geachte parlementsleden. Toch zijn er landen binnen de Europese Unie waar dat niet mogelijk is, en dat is in de huidige Europese Unie onaanvaardbaar. En daarom richten we nu een verzoek aan de Europese Commissie, want het leiderschap dat Spanje op dat moment tentoon heeft gespreid is wat we willen zien. We vragen nu aan u om dit project, dat niet terug te vinden is in het actieplan van het programma van Stockholm, ook te doen gelden in de huidige Europese Unie. We vragen u een concreet project dat garanties biedt opdat de discriminatie die we nu zien en vermelden zich nooit meer kan voordoen.

En het enige dat daarvoor nodig is, zoals al bleek in Spanje, is politieke wil. Als die er is, dan staan we aan uw kant. Als die wil ontbreekt, dan staan we tegenover elkaar.

(Spreker verklaart zich bereid een “blauwe kaart”-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden)

 
  
MPphoto
 

  Crescenzio Rivellini (PPE).(IT) Mevrouw de Voorzitter, ik verwijs naar de toespraak van mijn collega met de vraag: als deze mogelijkheid om te kunnen veranderen er in Spanje zou zijn en als de Spaanse bevolking akkoord was gegaan met deze verandering, waarom kan er dan geen respect zijn voor de gevoeligheden van andere landen die een andere aanpak willen hanteren? Waarom zou je andere landen jouw beslissingen opleggen en de historische gevoeligheid van andere gemeenschappen aantasten?

Europa bestaat uit een verzameling van gemeenschappen en als een van deze gemeenschappen de waarden van een andere gemeenschap niet begrijpt, kan het nooit tot een volwaardig Europa uitgroeien. Als we daarom de beslissingen respecteren die in Spanje zijn gemaakt, waarom zijn we dan niet in staat om de beslissingen van andere gemeenschappen te respecteren?

 
  
MPphoto
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE). - (ES) Omdat we Europese burgers zijn en willen zijn. Volgens de Verdragen moeten we de mogelijkheid hebben om ons vrij te bewegen binnen de Europese Unie en overal dezelfde rechten genieten. Dat is het basisprincipe. En het tweede element is ook zeer eenvoudig: wat wij voorstellen is niets om bang voor te zijn, want de maatschappijen die historisch gezien gestoeld zijn op de relatie tussen een man en een vrouw, worden hierdoor niet uitgehold. Er gebeurt helemaal niets. De wereld draait door en is bovendien veel gelukkiger.

 
  
MPphoto
 

  Joanna Senyszyn (S&D). - (PL) Het is ontoelaatbaar dat er in Europa landen zijn waarin de rechten van mensen die gehuwd zijn of een civiel partnerschap hebben, afhankelijk zijn van hun seksuele geaardheid. In een deel van de lidstaten kunnen homoseksuelen hun partnerschap niet wettelijk regelen en worden partnerschappen die in andere landen legaal geregistreerd zijn niet erkend. In Polen wordt een homoseksuele partner, zelfs bij de dood van zijn geliefde, behandeld als tweederangs burger. Hoe kunnen we een eind maken aan deze instemming met discriminatie op grond van seksuele geaardheid, als zelfs in deze zaal schandelijke, homofobe uitspraken worden gedaan? De auteurs van die uitspraken zijn zich er kennelijk niet van bewust dat homofobie een genante ziekte is die genezen moet worden. Laten we dus ophouden met het verdelen van burgers in 'mindere' en 'betere'. Iedereen heeft recht op het sluiten van legale partnerschappen, op adoptie, op werk in elk beroep, op eerlijk onderwijs, op het niet hoeven verbergen van de seksuele geaardheid, recht op liefde, trots en geluk.

 
  
MPphoto
 

  Anna Záborská (PPE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dit debat toont aan hoe het argument van non-discriminatie op basis van geslacht en seksuele geaardheid wordt gekoppeld aan het argument van vrij verkeer van werknemers met een enkel doel: de lidstaten ertoe dwingen hun nationale tradities in het civiele recht grondig te wijzigen, waarin de definitie van het gezin is verankerd.

Nationale parlementen respecteren de mening van hun burgers. Voor 80 procent van de burgers vormt het gezin eerst en vooral een stabiele verbintenis tussen een man en een vrouw. Dit cijfer is gepubliceerd door Eurostat, maar niemand heeft het erover. Als we openlijk zouden praten over het feit dat de overgrote meerderheid van de burgers vandaag de dag nog steeds achter het gezinsmodel staat dat is gebaseerd op het huwelijk tussen man en vrouw, zou dit debat anders worden gevoerd.

(Spreker stemt ermee in om een vraag te beantwoorden waarvoor een “blauwe kaart” is opgestoken, conform artikel 149, lid 8 van het Reglement.)

 
  
MPphoto
 

  Sarah Ludford (ALDE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zou nog even aan mevrouw Záborská willen vragen of ze het ermee eens kan zijn dat er geen sprake van is dat we lidstaten willen dwingen hun huwelijkswetten te veranderen, maar dat we hen willen verplichten de uitkomsten van de wetgeving van andere landen betreffende partnerschap en huwelijk te erkennen. Dat is een fundamenteel verschil.

Dit gaat over de uitvoering van het beginsel van wederzijdse erkenning. Ik zou andere sprekers die vergelijkbare gevoelens hebben geuit, willen vragen te aanvaarden dat we al een goed ontwikkeld beginsel van wederzijdse erkenning hanteren op vele terreinen van het leven en de bevoegdheden van de EU.

Dat is de weg die we moeten inslaan op het gebied van non-discriminatie en vrij verkeer. Het gaat er niet om lidstaten te dwingen hun eigen huwelijkswetten te wijzigen, het gaat er simpelweg om dat zij de huwelijkswetten van andere landen erkennen.

 
  
MPphoto
 

  Anna Záborská (PPE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, hierop geef ik graag antwoord.

Het gaat misschien niet om een wijziging van het familierecht of de wetgeving inzake het gezin in de lidstaten, maar het gaat om een wijziging van het burgerlijk wetboek. Het burgerlijk wetboek moet in de lidstaten worden gewijzigd. Sommige wijzigingen worden ingevoerd met grote wetten, andere middels regeringsverordeningen. Maar regering en parlement moeten de mening van burgers respecteren, ook wanneer zij wetten aannemen die niet geheel betrekking hebben op het familierecht.

 
  
MPphoto
 

  Nicole Sinclaire (NI).(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik had niet verwacht vanavond te spreken. Ik was niet van plan te spreken en ik heb geen toespraak voorbereid, maar ik vond dat ik toch een paar woorden moest zeggen.

Als openlijk homoseksueel persoon denk ik dat het ons aller recht is om lief te hebben wie wij willen liefhebben en het leven te leiden dat wij willen leiden, met wie dan ook. Wat hier vanavond bevestigd wordt, is hoezeer ik gelijk had om de EFD-Fractie met haar fascistische standpunten te verlaten – bijvoorbeeld de negentiende-eeuws standpunten van haar Italiaanse leden. Ik herinner deze Kamer eraan dat hun burgemeester van Treviso heeft gezegd dat zijn stad etnisch moest worden gezuiverd van homoseksuelen.

Als openlijk homoseksueel persoon en openlijk homoseksueel politica ben ik soms een beetje bang om campagne te voeren voor datgene waarin ik geloof ten aanzien van gelijke rechten voor homoseksuelen. Dat is omdat ik niet wil worden getypecast. Ik wens campagne te voeren voor waar ik in geloof. Dat is zeker een vorm van discriminatie die nog altijd bestaat in onze lidstaten.

Natuurlijk, als mensen toetreden tot de Europese Unie – er zijn veel referenda geweest waarbij mensen zijn toegetreden tot de Europese Unie – treden ze daarmee ook toe tot deze rechten. Iedereen weet dat ik geloof in de lidstaat, maar – zoals mevrouw In 't Veld heeft gezegd – dit gaat verder dan de lidstaat. Dit gaat om fundamentele mensenrechten. Ik denk dat als je een land laat toetreden tot de Europese Unie – hoezeer ik daar ook tegen ben – de mensen van dat land ook moeten toetreden tot haar rechten. Dus wanneer gaat u deze rechten handhaven? Zijn we gelijk of niet?

 
  
MPphoto
 

  Sophia in 't Veld (ALDE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zou heel kort een vraag willen stellen aan mijn Italiaanse collega – mijn verontschuldigingen dat ik zijn naam niet ken – die de andere lidstaten verzocht rekening te houden met de gevoeligheden in zijn land.

Dit debat gaat niet over het aanvaarden van de gevoeligheden van andere landen, maar over het aanvaarden van de wetten van andere landen. Daarom wil ik die collega vragen of hij bereid is de wetten van andere EU-lidstaten te erkennen?

 
  
MPphoto
 

  Crescenzio Rivellini (PPE). (IT) Ik hoef alleen maar te antwoorden door de beslissing van het Hof van Justitie in 2008 aan te halen, die compleet ingaat tegen jouw verklaring en die lidstaten de mogelijkheid verschafte om in dergelijke situaties wetten te maken en geen respect op te hoeven brengen voor debatten als deze.

Ik verwijs daarom naar de beslissing van het Hof van Justitie in 2008.

 
  
MPphoto
 

  Viviane Reding, vicevoorzitter van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, voor mij is het eenvoudig want de wet is heel duidelijk. Het gaat om non-discriminatie, het recht op vrij verkeer en wederzijdse erkenning.

Laat ik het volgende benadrukken. Als je in land A in een wettelijk erkend partnerschap of huwelijk met een partner van hetzelfde geslacht leeft, heb je het recht – en dit is een fundamenteel recht – om deze status en die van je partner mee te nemen naar land B. Als dat niet kan, wordt het EU-recht geschonden, dus daar is geen discussie over. Dit is volstrekt duidelijk en we hoeven op dit punt niet te aarzelen.

Dit is nu de wet en u kunt erop rekenen dat ik u zal helpen die te handhaven. Maar wacht, het is de wet. De realiteit sur le terrain – de werkelijkheid – zou wel eens anders kunnen zijn en deze realiteit moeten we veranderen. Daarom heb ik gezegd dat we bilaterale bijeenkomsten op technisch niveau met de lidstaten houden om te zien hoe we hun toepassing kunnen veranderen van iets wat juridisch heel duidelijk is. Staat u mij toe om het oneens met mevrouw Ludford. We zijn het gewoonlijk eens in onze analyse, maar hier niet.

De richtlijn betreffende vrij verkeer verleent de lidstaten niet het recht te discrimineren – dat doet geen enkele EU-richtlijn. We mogen niet toestaan dat zich een mythologie ontwikkelt waarin wordt gezegd dat discrimineren eigenlijk wel mogelijk is. We moeten zeer stevig op onze beginselen staan. Ik denk dat we hier weer eens zijn, nietwaar?

Er is voor mij dus geen discussie mogelijk over de basis van ons rechtssysteem en hoe het moet worden geïnterpreteerd. We zullen proberen dit overal toegepast te krijgen zoals het is opgeschreven; hier vindt u mij aan uw zijde.

Er was een vraag: wanneer gaat dit gebeuren? Nu! Niet over vijf of tien jaar. Ik weet niet hoe het zit met de mentaliteitsverandering in de verschillende lidstaten. Ik kan alleen vertellen over de ervaring die ik als politicus in een aantal decennia heb opgedaan. Soms zijn regeringen voorzichtiger dan hun bevolking. Dat is uit persoonlijke ervaring in deze zaal gezegd. Soms reageert de bevolking op een heel natuurlijke, ontspannen manier terwijl de regering denkt dat er een zeer groot probleem is.

Wat ik probeer te doen is de regeringen dit te laten begrijpen. Als er geen begrip is, zullen hardere maatregelen moeten worden toegepast.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabetta Gardini (PPE), schriftelijk. (IT) Niemand kan ontkennen dat non-discriminatie een kernwaarde is. En niemand kan ontkennen dat partnerkeuze binnen de sfeer van persoonlijke vrijheid valt, maar in dit geval bemoeit Europa zich met zaken waar het niets mee te maken heeft. Voor ons, zoals bekrachtigd door de Italiaanse wet, is een gezin gebaseerd op een huwelijk tussen een man en een vrouw. Dit is het onderliggend principe van ons rechtssysteem dat weerspiegelt in de cultuur, tradities en gevoeligheden van de Italiaanse bevolking. Ook moeten we niet vergeten dat de Europese Unie volgens het subsidiariteitsbeginsel – versterkt door het Verdrag van Lissabon – niet tussenbeide kan komen in zaken die binnen het mandaat van de lidstaten vallen, zoals bij familierecht. Artikel 9 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verklaart inderdaad dat ‘het recht te huwen en het recht een gezin te stichten worden gewaarborgd volgens de nationale wetten die de uitoefening van deze rechten beheersen’. De individuele lidstaten zijn hier dus verantwoordelijk voor. Ieder land heeft het recht zijn eigen nationale identiteit en overtuigingen ten aanzien van andere landen binnen de internationale gemeenschap te waarborgen. Deze gedachte komt tot uitdrukking in het motto van de Europese Unie: in verscheidenheid verenigd.

 
  
MPphoto
 
 

  Debora Serracchiani (S&D), schriftelijk. (IT) Het wettelijk kader voor koppels van hetzelfde geslacht loopt nogal uiteen binnen de Europese Unie en er komen grote verschillen voor tussen de verschillende lidstaten. Bijna dagelijks komen er voorvallen van discriminatie tegen koppels van hetzelfde geslacht voor en daarom is het noodzakelijk dat Richtlijn 2000/43/EG en 2000/78/EG worden nageleefd met als doel discriminatie op grond van godsdienst, handicap of seksuele geaardheid te bestrijden. De Europese Unie moet zich meer inzetten om te garanderen dat koppels van hetzelfde geslacht over dezelfde rechten beschikken als heteroseksuele koppels als ze naar een ander land binnen de Europese Unie verhuizen voor studie of werk, op grond van de richtlijn inzake het vrij verkeer van Europese burgers.

 

18. Langdurige zorg voor ouderen (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het debat over de mondelinge vraag (O-0102/2010) van Elizabeth Lynne en Pervenche Berès, namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, aan de Commissie, over langdurige zorg voor ouderen (B7-0457/2010).

 
  
MPphoto
 

  Elizabeth Lynne, auteur. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, de reden om deze mondelinge vraag en resolutie op de agenda te zetten is dat we willen trachten een EU-brede gedragscode voor langdurige zorg voor ouderen tot stand te brengen. Ik doel daarbij niet op wetgeving, maar op een uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten.

Al veel te lang is de behandeling van ouderen op veel gebieden ontoereikend. We moeten eerst en vooral weten welke gegevens de Commissie al heeft over de zorgverlening in de lidstaten. Ziet de Commissie voor zichzelf een rol weggelegd bij de verspreiding van beste praktijken?

Een belangrijk probleem waarover ik mij al een aantal jaren zorgen maak, is ouderenmishandeling. Deze kan vele vormen aannemen – lichamelijk, geestelijk, emotioneel en financieel. Neem het geval van een 93-jarige vrouw die voor één week naar een verzorgingshuis ging voor tijdelijke vervangende zorg, één week maar, en die volledig uitgedroogd naar huis terugkeerde; er was overduidelijk geen enkele poging gedaan om haar te helpen drinken.

Dit is geval staat niet op zichzelf. Er zijn veel gevallen van ondervoeding en uitdroging bekend, maar het zou handig zijn als we over feiten en cijfers konden beschikken. Heeft de Commissie gegevens over het aantal sterfgevallen als gevolg van uitdroging of ondervoeding?

Even zorgwekkend is natuurlijk het steeds frequentere gebruik van de aanwijzing “niet reanimeren”. Het dient aan de arts te worden overgelaten om in overleg met de patiënt te beslissen over de vraag of iemand “niet reanimeren” op zijn status krijgt. Ik weet van gevallen waarin het verpleeghuis ofwel zelf beslist wie moet worden gereanimeerd of niet, of aan de familie vertelt dat ze het document moeten tekenen, wat een volledige miskenning van het individuele keuzerecht inhoudt.

Wat doet de Commissie om het gebruik van de aanwijzing “niet reanimeren” te onderzoeken? Ik heb het hier niet over levenstestamenten, ik heb het over aanwijzingen om niet te reanimeren. Is de Commissie het met mij eens dat deze aanwijzingen een schending vormen van het recht op leven zoals vastgelegd in artikel 2 van het Handvest van de grondrechten?

Ik ben blij dat de Wereldgezondheidsorganisatie een brede definitie van ouderenmishandeling hanteert. We moeten nu op EU-niveau de omvang van dit probleem in kaart brengen. Ik hoop dat de Commissie een groenboek over ouderenmishandeling presenteert, ik weet dat de commissaris daar zelf over heeft gesproken.

Ook het voorschrijven van te veel medicatie, in het bijzonder antipsychotica, is mishandeling. De medicijnen worden vaak gebruikt ten behoeve van het personeel, niet ten behoeve van de bewoner van een verzorgingshuis. Ook het omgekeerde komt voor, wanneer ouderen alleen op grond van hun leeftijd medische behandeling wordt onthouden. Dit is nog een reden waarom ik denk dat er druk moet worden uitgeoefend op de Raad om te besluiten in de richtlijn gelijke behandeling discriminatie te verbieden bij de toegang tot goederen en diensten, met inbegrip van gezondheidszorg.

Er moet ook meer worden gedaan door de afzonderlijke lidstaten om ervoor te zorgen dat ouderen kunnen worden ondersteund in hun eigen huis als dat hun wens is, en om kwalificatie-eisen te stellen aan mensen die ouderen verzorgen, met voldoende opleidingsmechanismen.

Veel lidstaten hebben bezuinigd op de gespecialiseerde geriatrische geneeskunde en we moeten weten wat daarvan de werkelijke effecten op ouderen zijn. We mogen ook de ondersteuning en erkenning niet vergeten die informele zorgverleners nodig hebben. Heel vaak zijn zij degenen die de zorg voor hun verwanten dag in, dag uit op zich nemen met weinig hulp.

Het hele gebied van de langdurige zorg voor ouderen is jarenlang verwaarloosd. Ik hoop, door deze mondelinge vraag en deze resolutie, dat wij allemaal samen deze zaak echt de aandacht kunnen gaan geven die zij verdient. Vaak vinden ouderen die langdurige zorg nodig hebben het erg moeilijk om voor zichzelf op te komen. Het is aan ons allen, die met hen werken, om ervoor te zorgen dat hun stem wordt gehoord en niet vergeten.

 
  
MPphoto
 

  László Andor, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, nu de samenlevingen van Europa in de komende decennia gaan vergrijzen, moeten we manieren vinden om ervoor te zorgen dat ouderen de kwaliteitszorg krijgen die zij nodig hebben.

Dat is het doel van de lidstaten in de doelstellingen die zij voor de gezondheidszorg en langdurige zorg op EU-niveau zijn overeengekomen. Daarnaast heeft de Raad in zijn conclusies van 30 november 2009 de Commissie verzocht een actieplan te ontwikkelen voor verdere activiteiten in 2011, waarmee de waardigheid, gezondheid en kwaliteit van leven voor ouderen wordt bevorderd. Ik ben blij dat de komende voorzitterschappen, waaronder het Hongaarse en het Poolse, van plan zijn dit werk voort te zetten.

De Commissie heeft reeds een aantal initiatieven genomen om het werk aan de kwaliteit van de langdurige zorg te intensiveren, de kennis op dit gebied te vergroten en de discussie op EU-niveau te stimuleren. Zij steunt het werk aan de langdurige zorgverlening al lang in het kader van de open coördinatiemethode op het gebied van sociale bescherming.

De Gezamenlijk verslag over sociale bescherming en sociale inclusie in 2009 bevestigde het belang van het aanpakken van het personeelstekort in de langdurige zorg. Het identificeren en verspreiden van beste praktijken is een van onze belangrijkste doelstellingen. De Commissie kan als katalysator voor verandering fungeren en de nationale inspanningen ondersteunen.

Een werkdocument van de Commissie over langdurige zorg in verband met de inspanningen om actief, gezond en waardig ouder te worden is momenteel in voorbereiding, terwijl een mededeling van de Commissie is gepland voor 2011.

Gisteren heeft de Commissie het voorstel goedgekeurd om 2012 uit te roepen tot Europees Jaar voor actief ouder worden. Het Jaar zal dienen als kader om bewustzijn te vergroten, goede praktijken te identificeren en te verspreiden en, nog belangrijker, beleidsmakers en belanghebbenden op alle niveaus te stimuleren actief ouder worden mogelijk te maken.

Het doel is om deze spelers uit te nodigen zich te verbinden aan specifieke acties en doelen in 2011, het aanloopjaar, zodat er tastbare resultaten kunnen worden gepresenteerd tijdens het Europees Jaar in 2012.

Ik wil nu concreter over mensen spreken. U hebt er terecht op gewezen dat in de meeste lidstaten het grootste deel van ondersteuning en zorg voor afhankelijke personen wordt verzorgd door familie en vrienden, en dit zal de komende decennia zo blijven. In alle landen zijn vrouwen veel vaker mantelzorger dan mannen. Onvoldoende erkenning van de rol van mantelzorgers en ontoereikende steun voor hun bijdrage kunnen leiden tot risico's van sociale uitsluiting.

Om deze situatie te verhelpen, kunnen de lidstaten samen met de EU-instellingen maatregelen overwegen om zorgvaardigheden te beoordelen en te certificeren, ook die welke zijn verworven tijdens het zorgen voor afhankelijke familieleden en in het beheer van de huishouding, activiteiten die voornamelijk worden verricht door vrouwen.

De vooruitgang zal afhangen van de inspanningen van vele belanghebbenden. De Commissie is zeer ingenomen met het werk dat op zorggebied is uitgevoerd door de parlementaire belangengroepen van voor vergrijzing en voor zorgverleners en door maatschappelijke organisaties zoals AGE en Eurocarers.

De Commissie is niet van plan een waarnemingspost voor actief ouder worden op te zetten, wederzijds leren met betrekking tot het actief ouder worden is wel een van de doelstellingen van het Europees Jaar van actief ouder worden, waarvoor een speciale website zal worden geopend.

Ik wil ook de bijdragen noemen van het Grundtvig-programma voor volwasseneneducatie, het programma voor volksgezondheid en het Europees Jaar van het vrijwilligerswerk 2011.

Mevrouw Lynne, u hebt terecht gewezen op het belang van ethische kwesties, zoals die rond de aanwijzing “niet reanimeren”. Hoewel de Commissie het belang van deze kwestie erkent – en ik het volledig eens ben met de morele inhoud van uw vraag – moeten we ons soms uiten in legalistische termen. Als we dat in dit geval doen, moeten we zeggen dat dergelijke kwesties uitsluitend tot de bevoegdheden van de lidstaat behoren en dat wij, vanuit het oogpunt van het Handvest van de grondrechten, niet de mogelijkheid hebben ons te mengen in die lidstatelijke bevoegdheden.

De Commissie heeft een aantal initiatieven genomen – waaronder de grote conferentie van 17 maart 2008 – om de kennis van het probleem van de ouderenmishandeling te vergroten en het debat over de preventie daarvan op EU-niveau te bevorderen.

In 2009 heeft de Commissie een proefproject uitgevoerd dat heeft geleid tot de selectie van twee projecten. In het ene project wordt onderzocht hoe ouderenmishandeling kan worden waargenomen in de stelsels van volksgezondheid en langdurige zorg. In het tweede worden bestaande beleidsbenaderingen en -kaders in de Europese Unie in kaart gebracht. Beide projecten zijn gestart in december 2009 en de bevindingen zullen in het najaar van volgend jaar worden gepresenteerd.

De Commissie zal ook de medefinanciering van een aantal acties in het kader van het Daphne-programma en het programma voor volksgezondheid voortzetten.

De Commissie geeft actieve steun aan de lopende werkzaamheden binnen het Comité voor sociale bescherming voor een vrijwillig kwaliteitskader voor sociale diensten. Dat kader moet flexibel genoeg zijn om op nationaal, regionaal en lokaal niveau te worden toegepast in alle lidstaten en voor een verscheidenheid aan sociale diensten.

Eén grote sector waarin het kader kan worden toegepast is de langdurige zorg. Maar het verlenen van langdurige zorg is geen gemakkelijke taak om dagelijks uit te voeren, en de trieste waarheid is dat mensen met zware zorgtaken vaak hun betaalde werk, of een deel daarvan, vanwege deze verplichtingen moeten opgeven. Dit heeft weer een negatieve invloed op hun aantrekkelijkheid op de arbeidsmarkt, hun inkomen en hun toekomstige pensioenrechten.

Onze jarenlange samenwerking met de lidstaten op het gebied van de combinatie van werk en gezin heeft aan het licht gebracht hoe belangrijk het is om de arbeidsomstandigheden van informele zorgverleners aan te passen.

De oprichting van sociale diensten die rekening houden met tijdelijke zorgverlening en zorgverlof, en de toekenning van specifieke rechten aan informele zorgverleners in de socialezekerheidsregelingen, in het bijzonder wat betreft pensioenaanspraken, zouden ook meer mensen kunnen stimuleren en in staat kunnen stellen informele zorg te verlenen.

Zoals u suggereert kunnen armoede, toegang tot zorg en levensverwachting met elkaar samenhangen. We hebben dergelijke samenhangen nagegaan in een recente mededeling over ongelijkheid in de gezondheidszorg. De feiten bevestigen duidelijk dat verschillen in inkomen, werk- en leefomstandigheden worden weerspiegeld in de gemiddelde gezondheid op alle leeftijden.

We staan echter nog maar aan het begin van een beleid dat doeltreffend het verband tussen de sociale hiërarchie en de gezondsheidshiërarchie weet te doorbreken of te wijzigen.

Waar wij toe oproepen is derhalve meer bewustzijn en onderzoek, en meer innovatieve beleidsontwikkeling. Daarnaast moeten we een benadering propageren waarbij het gezondheidsaspect in alle beleidsmaatregelen wordt opgenomen. Zo’n benadering is een essentieel onderdeel van elke succesvolle strategie.

 
  
MPphoto
 

  Csaba Sógor, namens de PPE-Fractie. – (HU) De vergrijzing van de Europese samenlevingen is een ernstig probleem in alle lidstaten. We moeten dus nog grotere nadruk leggen op de verzorging van de steeds groter wordende groep ouderen dan nu het geval is. De tradities en de cultuur van ouderenverzorging zijn anders in de zuidelijke lidstaten, waar het probleem binnen de familie wordt opgelost doordat meerdere generaties samenleven, dan in de noordelijke staten, waar institutionele zorg vaker voorkomt.

De kosten en de duurzaamheid van de laatstgenoemde oplossing staan echter als gevolg van de economische situatie en de toename van de vergrijzing steeds meer ter discussie. In Midden- en Oost-Europa kunnen maatschappelijke organisaties en de kerk in veel gevallen uitermate efficiënt een soort geïnstitutionaliseerde procedure implementeren. Dit fenomeen komt echter nog altijd slechts sporadisch voor, en de staat steunt de ontwikkeling van het stelsel van ouderenverzorging in deze richting niet.

In het Verenigd Koninkrijk is via het voor immigranten ontwikkelde opleidingssysteem de tewerkstelling van voorheen werkloze vrouwen met succes opgelost in de vorm van ouderenverzorging. Deze praktijk kan duidelijk ook nuttig zijn in andere lidstaten. Ik verwelkom de ontwerpresolutie van collega’s Berès en Lynne. In het bijzonder wil ik stilstaan bij de passage waarin de Commissie wordt opgeroepen een groenboek samen te stellen dat is gebaseerd op de beste praktijken en modellen van de lidstaten, zodat alle lidstaten binnen hun eigen mogelijkheden de meest adequate oplossingen kunnen uitvoeren zonder dat ouderen slecht worden behandeld of misbruikt.

 
  
MPphoto
 

  Kinga Göncz, namens de S&D-Fractie. – (HU) De stijgende levensverwachting is enerzijds een resultaat en anderzijds een mogelijkheid. We kunnen er trots op zijn dat de levensverwachting in Europa stijgt, maar tegelijkertijd is dit ook een uitdaging. Aan de ene kant is het een uitdaging hoe we actief ouder worden kunnen waarborgen in onze vergrijzende samenleving. We weten ook niet in welke mate we de mogelijkheid van participatie in de samenleving en non-discriminatie kunnen garanderen voor ouderen. We weten dat er op dit gebied nog veel werk te verzetten valt. Kunnen we bereiken dat het aantal in gezondheid doorgebrachte jaren toeneemt? In welke mate kunnen we loonzekerheid en levenslang leren op hogere leeftijd garanderen?

Misschien kan een zeker Europees jaar, het op stapel staande Europese jaar voor actief ouder worden, ertoe bijdragen dat hier de aandacht op wordt gevestigd. Maar er komt hoe dan ook een tijd dat oudere mensen zullen zijn aangewezen op sociale- en medische voorzieningen en ze zichzelf minder goed kunnen vertegenwoordigen; hier is onze verantwoordelijkheid des te groter om ervoor te zorgen dat ook zij toegang hebben tot kwalitatief hoogstaande faciliteiten. Het is vooral belangrijk dat er passende faciliteiten beschikbaar zijn voor ouderen met een laag inkomen, arme ouderen, en voor kwetsbare ouderen die zijn aangewezen op permanente verpleging en verzorging, of het nu gaat om verpleging thuis of in instellingen. Er zijn ook enkele concrete taken waarbij we de hulp van de Commissie inroepen. Ten eerste zijn er belangrijke gegevens nodig over de behoeften en over de mensen die deze voorzieningen nodig hebben. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan de meest kwetsbare personen, er zijn controlemechanismen nodig, het vergaren van goede praktijken en minimale standaarden.

 
  
MPphoto
 

  Jean Lambert, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil mevrouw Lynne heel hartelijk danken voor de gelegenheid om vanavond over dit onderwerp te debatteren en ik ben blij met veel van wat de commissaris heeft gezegd. Veel ervan vond ik in bepaalde opzichten zelfs heel bemoedigend.

U hebt natuurlijk gezien dat een aantal van onze vragen betrekking heeft op het vraagstuk van de kwetsbaarheid van ouderen en voortkomt uit ons zeer sterke gevoel dat het van cruciaal belang is dat mensen zich veilig kunnen voelen bij degenen die hun zorg verlenen.

Hoewel u gelijk hebt wat betreft de kwestie van de bevoegdheden van de lidstaten, bestaat de open coördinatiemethode toch om de lidstaten te helpen samenwerken aan iets wat weliswaar geen bevoegdheid van de Europese Unie is maar toch wordt gezien als iets van gemeenschappelijk belang.

Ik denk dat sommige kwesties, ook over basiszorg, voeding, enzovoort, in dezen heel belangrijk zijn. Ik ben ook benieuwd welke verdere stappen de Commissie zou kunnen ondernemen om de lidstaten te overtuigen van de kosteneffectiviteit van steun aan mantelzorgers. Er bestaan beslist cijfers uit het Verenigd Koninkrijk die aantonen dat hun bijdrage onze economie een miljardenbesparing oplevert omdat de zorg niet wordt verleend door de staat maar door goede vrienden of familieleden, en dat investeren in zoiets als een uitkering bij zorgverlof en steunmechanismen voor mantelzorgers echt de moeite loont; het is beter dan dat mensen totaal uitgeput, geïsoleerd en met eigen gezondheidsklachten en psychische problemen blijven zitten omdat ze urenlang zorg hebben verleend zonder steun op de achtergrond.

Ik ben ook geïnteresseerd in wat u zegt over de mogelijkheden om de kwalificaties van zorgverleners te verbeteren. Een deel van dat probleem is uiteraard dat het niet alleen om vrouwen gaat, maar vaak om allochtone vrouwen, en dat daarom een bepaald soort investering vereist is. Maar in onze resolutie wordt ook gesproken over de noodzaak dat in contracten ten minste een minimuminkomen, een minimumloon, wordt voorgeschreven. Ik zou daarop graag uw commentaar vernemen.

 
  
MPphoto
 

  Dimitar Stoyanov (NI).(BG) Dank u. Mijn grootmoeder is 69 jaar en ik heb lange tijd bij haar gewoond. Daarom weet ik uit ervaring dat we het beste voor ouderen kunnen zorgen door hen in staat te stellen om zo veel mogelijk voor zichzelf te zorgen. Niettemin hebben zelfs degenen die in een goede mentale en lichamelijke gezondheid verkeren een zware taak. De Nationale Aanvalsunie heeft dit probleem bij de laatste zittingsperiode aan de orde gesteld en zal dit in de toekomst ook doen.

Het gemiddelde pensioen in Bulgarije bedraagt slechts 100 euro. Dat is 100 euro per maand, collega’s. Gepensioneerden moeten dit geld gebruiken om hun geneesmiddelen te kopen, hun rekeningen te betalen en, meestal als laatste, hun eten te kopen. De reden voor deze stand van zaken is dat de laatste drie opeenvolgende regeringen mijn land zwaar hebben beroofd. Deze beroving wordt ook wel ‘massaprivatisering’ genoemd. Ik moet er ook bij zeggen dat dit is gebeurd onder het goedkeurend oog van de Europese instellingen en het Internationaal Monetair Fonds. Er zijn vermogensinstrumenten met een waarde van miljarden van Bulgarije gestolen, waardoor het niet vreemd is dat mijn land de laagste pensioenen heeft van de Europese Unie. Dit tragische voorbeeld moet voor u als voorbeeld dienen als u zich afvraagt hoe we voor de ouderen moeten zorgen.

 
  
MPphoto
 

  Thomas Mann (PPE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, de Commissie heeft het jaar 2012 heel onlangs uitgeroepen tot het Jaar van actief ouder worden. Daarmee is ze ingegaan op de eis van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en op het verslag inzake de solidariteit tussen de generaties. Ik zou de Commissie willen feliciteren. Dit is het juiste geluid op het juiste moment.

Het aantal personen boven de tachtig die gezond en sterk zijn stijgt voortdurend. Voor de periode van 2010 tot 2030 wordt een stijging van bijna zestig procent voorspeld. In de vraag namens onze commissie vragen we de Europese Commissie om te analyseren wat zowel de positieve als de negatieve gevolgen zullen zijn voor begeleiding en zorg voor ouderen, en de nodige voorstellen te doen.

We weten dat al meer burgers de zorg voor hun familieleden niet alleen op zich kunnen nemen. Er ontstaat een tekort aan personeel in de zorg. Het is echter niet voldoende om goed geschoolde en capabele medewerkers te vervangen door slecht betaalde medewerkers die even gauw de belangrijkste kennis hebben verworven. De zorg is zelf vaak een patiënt.

Als rapporteur voor de demografische veranderingen en de billijke verdeling van voordelen en

lasten over generaties heb ik de lidstaten verzocht om transparante en duurzame controlesystemen te ontwikkelen. We moeten de waardigheid van de hulpbehoevenden toch beschermen? We moeten voor de hele EU een gedragscodex ontwikkelen met minimumnormen en gegarandeerde rechten op het gebied van de langdurige zorg. Los van inkomen, leeftijd, sociale status en gezondheidstoestand moeten de burgers een betaalbare en toch goede zorg krijgen.

Ouderen zijn ook geen last. Hun ervaringen en hun levenswerk hebben een stempel gedrukt op onze samenleving. We mogen ze niet in de steek laten met hun problemen. Laten we de tijd tussen nu en 2012 gebruiken om de politiek, de media en de burgers in staat te stellen om zich intensief bezig te houden met het actief ouder worden. Daarbij moeten met name de betrokken personen het woord krijgen. We moeten allemaal sterker de nadruk leggen op duurzame zorg, waarbij de mens altijd in het middelpunt staat, en minder op de kosten van de zorg.

 
  
MPphoto
 

  Sylvana Rapti (S&D). (EL) Mevrouw de Voorzitter, wanneer wij allen hier in deze zaal spreken over bejaarden, realiseren wij ons misschien niet dat ook wijzelf ooit in de positie van bejaarde mensen kunnen verkeren en de leeftijd van tachtig, negentig en zelfs honderd jaar kunnen bereiken. Hebben wij er ooit over nagedacht hoe wij dan behandeld zouden willen worden? De mensen die vandaag op gevorderde leeftijd zijn, zijn de mensen die ons het leven hebben geschonken, die ons beschaving hebben gegeven, het zijn de mensen die “ons persoonlijk vermogen” vormen.

De zorg op lange termijn voor bejaarden heeft echter niet alleen een ethische en maatschappelijke dimensie, maar heeft ook een economisch aspect, omdat de zorg die elke bejaarde nodig heeft, een vermindering van de productiviteit van de werkende leden van zijn familie met zich meebrengt. Als wij tegelijkertijd echter ook een zorgprogramma instellen, dan zouden wij ook nog arbeidsplaatsen kunnen scheppen. Laten wij dit alles overdenken, mevrouw de commissaris, en laten wij de lidstaten op het goede spoor zetten.

Tot slot zou ik de tolken en vertalers willen bedanken die ervoor zorgen dat wij ook nog na middernacht van gedachten kunnen wisselen.

 
  
MPphoto
 

  Silvia-Adriana Ţicău (S&D).(RO) Volgens recente statistieken zal het aantal personen van ouder dan 65 jaar in de Europese Unie in 2050 naar verwachting met 70 procent zijn gestegen, terwijl het aantal personen van ouder dan 80 jaar dan met 170 procent zal zijn gestegen.

Dat betekent dat in 2060 in de EU-27 30 procent van de burgers ouder dan 65 jaar zullen zijn.

De Europese Unie moet oplossingen vinden om te kunnen voldoen aan de steeds grotere vraag naar gezondheidszorg, om de gezondheidszorgstelsels aan te passen aan de behoeften van een vergrijzende bevolking en om deze levensvatbaar te houden tegen een achtergrond van groeiende tekorten aan werknemers.

De Commissie, de lidstaten en vooral de lokale autoriteiten moeten oplossingen vinden om de huisvesting, het openbaar vervoer en zelfs sectoren als het toerisme aan te passen om aan de specifieke behoeften van ouderen tegemoet te komen.

Ik verwelkom de aanneming van Europese wetgeving over de rechten van passagiers, vooral van personen met een beperkte mobiliteit, zoals de meeste ouderen die per boot, vliegtuig of trein reizen.

 
  
MPphoto
 

  Miroslav Mikolášik (PPE). (SK) Een van de uitdagingen waarmee de Europese samenleving op dit moment te maken heeft, is het inspelen op demografische veranderingen die de overheidsbegrotingen steeds verder onder druk zetten. Ik zie een oplossing in de invoering van progressieve en duurzame beleidsmaatregelen met betrekking tot de levering van adequate langdurige zorg in een geest van intergenerationele solidariteit, de uitbanning van leeftijdsdiscriminatie en volledige sociale insluiting, ook op gevorderde leeftijd.

Naar mijn mening is het ook belangrijk dat de zorgverleners die voor oude mensen zorgen bepaalde wettelijk af te dwingen voordelen of, indien van toepassing, een financiële beloning krijgen, in een geest van solidariteit en waardering voor hun inspanningen waarbij ze zichzelf wegcijferen. Om die reden wil ik het delen van de beste werkwijzen en ervaringen tussen de lidstaten op dit gebied benadrukken.

Tot slot wil ik toevoegen dat ik het als arts volledig oneens ben met de zogenoemde instructies om niet te reanimeren op grond van gevorderde leeftijd. Ik zie zo’n benadering als een ernstige schending van het basismensenrecht op leven.

 
  
MPphoto
 

  Anna Záborská (PPE). (SK) De auteurs hebben tien vragen voorgelegd aan de Europese Commissie. Intergenerationele solidariteit wordt echter maar in één daarvan genoemd – de op een na laatste. Om te zorgen dat het probleem volledig wordt begrepen, wil ik nog een paar vragen toevoegen.

Zojuist hadden we het over hoe de Europese Commissie invloed kan uitoefenen op de lidstaten. Waarom stelt de Europese Commissie niet aan de lidstaten voor dat zij waardering moeten hebben voor de zorg die familieleden verlenen aan oudere, hulpbehoevende mensen? Waarom wordt iemand die voor een familielid zorgt niet financieel beloond en waarom worden zijn of haar gezondheids- en socialezekerheidspremies niet vergoed en waarom krijgt hij of zij niet de mogelijkheid om terug te keren naar de werkplek als er een einde komt aan de zorgperiode, net als een vrouw na haar zwangerschapsverlof? Waarom worden mannen en vrouwen die intergenerationele solidariteit tonen in onze samenleving gediscrimineerd?

Als we zouden proberen deze discriminatie uit te bannen in de Unie, zouden we veel meer gelukkige en tevreden inwoners hebben.

 
  
MPphoto
 

  Seán Kelly (PPE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, wij voeren deze discussie op een zeer gepast tijdstip, want het is een groot probleem dat voor de deur staat. Ik wil mevrouw Lynne bedanken voor haar schets van met name de problemen die in deze zogenaamd beschaafde samenleving bestaan in de vorm van ouderenmishandeling. De Commissie heeft ook een goed afgeronde bijdrage geleverd, met doelen, uitdagingen en oplossingen.

Ik denk dat we de vergrijzing ten eerste moeten zien als een kans, een kans om mensen voortaan te laten werken buiten de normale tijden en leeftijden, en ten tweede als een kans om te reizen en bij te dragen aan het toerisme buiten het hoogseizoen. Natuurlijk is er ook de uitdaging van de zorg voor mensen die zo lang mogelijk thuis willen blijven wonen, en vervolgens in de geïnstitutionaliseerde zorg. Maar de financiële voorzieningen zijn nog in het geheel niet meegenomen en er zal nog een enorme hoeveelheid werk verzet moeten worden voordat we een situatie bereiken waarin ouderen in de toekomst goed worden verzorgd.

 
  
MPphoto
 

  László Andor, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, laat ik om te beginnen herhalen wat aan het begin van de discussie is gezegd over de diversiteit van Europa.

Wij hebben 27 lidstaten met verschillende sociale en materiële omstandigheden en dit is de belangrijkste reden waarom de Commissie nu werkt aan een kwaliteitskader, niet aan een sterkere vorm van wetgeving. We geloven dat dit nu het juiste concept is en we moeten zien hoe het samengaat met het Parlement, waarmee we deze kwesties in de afgelopen periode herhaaldelijk besproken hebben.

Een belangrijk punt waarop we denk ik krachtige conclusies kunnen trekken, is het verband tussen langdurige zorg en onze werkagenda. We zien grote mogelijkheden voor het scheppen van werk, maar worden ook met de opgave geconfronteerd om die mogelijkheden te integreren in de agenda van vaardigheden, met andere woorden: hoe kunnen we meer doen om meer zorgverleners op te leiden die professionele diensten kunnen verlenen?

Het is inderdaad een open vraag in hoeverre we deze diensten moeten formaliseren, omdat, zoals gezegd is, veel van het uitgevoerde werk informeel is. Het wordt gedaan, of kan worden gedaan, door familieleden en binnen gezinnen. Toezicht houden, normen verhogen of bepaalde voorwaarden stellen zou in gezins- en familiebestand uiteraard hoogst problematisch zijn. Intussen zou het formaliseren van deze diensten en dit werk de kosten verhogen en de fiscale problemen vergroten, waardoor we gemakkelijk in een doodlopende straat in de verkeerde richting zouden kunnen terechtkomen.

Er is dus geen gemakkelijk antwoord, terwijl er wel degelijk dwingende redenen zijn om de omstandigheden te verbeteren van hen die deze diensten nodig hebben en afhankelijk zijn van langdurige zorg, en om erkenning te geven aan degenen die dit werk uitvoeren. Wat we zeker kunnen doen is beste praktijken verzamelen en verspreiden, bijvoorbeeld met de open coördinatiemethode.

Ik kan u op dit late tijdstip zeggen dat ik over een paar uur in Luik een aantal ministers van de Belgische regering ontmoet op een conferentie over pensioenen. Dat zal een goede gelegenheid zijn om de woorden van het Parlement over deze kwestie over te brengen en ze in verband te brengen met ons werk op het gebied van pensioenen, omdat deze onderwerpen duidelijk met elkaar samenhangen, zowel in termen van sociale zekerheid in het algemeen als wat betreft een toereikend inkomen voor ouderen.

Wij hebben op langere termijn het plan om onze werkzaamheden inzake pensioenen te vervolgen met een serieuze inspanning op het gebied van demografie. De komende Hongaarse en Poolse voorzitterschappen zijn eveneens geïnteresseerd in dit onderwerp, en we zijn het juiste kader voor de gezochte gegevens aan het verkennen. Dit werk zal worden gevolgd door het Europees Jaar van actief ouder worden, dat niet alleen over werk gaat – en zeker niet alleen over de verhoging van de pensioenleeftijd – maar ook over activiteiten om gezond te blijven en een versterking van een leven lang leren en een leven lang lesgeven, en uitbreiding van capaciteiten en instellingen om de kwaliteit van leven te verbeteren.

Dit is dus in wezen een kader waarin we volgens mij kunnen ons werk kunnen voortzetten. Het zit vol uitdagingen, maar met de ethische toewijding die we allemaal delen, denk ik dat we resultaat kunnen boeken.

 
  
MPphoto
 

  Elizabeth Lynne, auteur. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik bedank iedereen die het woord heeft gevoerd, en de commissaris voor de woorden die hij vanavond heeft gesproken. Deze zijn zeer bruikbaar. Wat uit deze discussie ook naar voren is gekomen, is het belang van een gedragscode. Ik heb daarvoor gepleit in de mondelinge vraag en de resolutie waarnaar Thomas Mann en verschillende anderen hebben verwezen.

Zoals ik eerder heb gezegd, hebben we het niet over wetgeving. Het duidelijke voorbeeld uit Bulgarije, van iemand die leeft van 100 euro per maand en moet betalen voor langdurige zorg, is maar een van de redenen waarom we die gedragscode nodig hebben zodat de lidstaten aan een minimumnorm kunnen voldoen.

Hetzelfde geldt voor aanwijzingen om niet te reanimeren. Ik zeg niet dat dezelfde soort wetgeving moet worden uitgerold in alle lidstaten, maar wel dat we daadwerkelijk maatstaven moeten hebben waarmee mensen kunnen proberen zo god mogelijk te werken. Op dat gebied kan de Commissie veel doen en ons helpen de goede praktijken uit de verschillende lidstaten alom bekend te maken.

Ik dank u nogmaals, commissaris, en ik zeg ook dank aan de tolken die aan het werk zijn gebleven na de deadline van middernacht.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Tot besluit van het debat is er een ontwerpresolutie(1) ingediend, overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt donderdag, 9 september 2010 plaats.

Ook ik wil graag de tolken bedanken.

 
  

(1)Zie notulen.


19. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen
Video van de redevoeringen

20. Sluiting van de vergadering
Video van de redevoeringen
  

(De vergadering wordt om 00:25 uur gesloten)

 
Juridische mededeling - Privacybeleid