Index 
Volledig verslag van de vergaderingen
PDF 5332k
Woensdag 20 oktober 2010 - Straatsburg Uitgave PB
1. Opening van de vergadering
 2. Uitvoeringsmaatregelen (artikel 88 van het Reglement): zie notulen
 3. Voorbereiding van de Europese Raad (28-29 oktober 2010) – Voorbereidingen voor de G20-top (11-12 november) – De financiële, economische en sociale crisis: aanbevelingen met betrekking tot maatregelen en initiatieven – Verbetering van het EU-kader voor economisch bestuur en stabiliteit, met name in de eurozone (debat)
 4. Stemmingen
  4.1. Herziening van het kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie (A7-0279/2010, Paulo Rangel) (stemming)
  4.2. Aanpassing van het EP-Reglement aan het herziene kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie (A7-0278/2010, Paulo Rangel) (stemming)
  4.3. Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, voor wat betreft de Europese dienst voor extern optreden (A7-0263/2010, Ingeborg Gräßle) (stemming)
  4.4. Wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden (A7-0288/2010, Bernhard Rapkay) (stemming)
  4.5. Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2010: Afdeling II – Europese Raad en Raad – Afdeling III – Commissie – Afdeling X – Europese dienst voor extern optreden (A7-0283/2010, Roberto Gualtieri) (stemming)
 5. Plechtige vergadering – Toespraak halverwege zijn mandaat van Jerzy Buzek, Voorzitter van het Europees Parlement
 6. Stemmingen (voortzetting)
  6.1. Ontwerp van gewijzigde begroting 03/2010: Afdeling III – Commissie – BAM (begeleidende maatregelen bananen) (A7-0281/2010, László Surján) (stemming)
  6.2. Ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie – begrotingsjaar 2011 (stemming)
  6.3. Standpunt van het Parlement inzake de ontwerpbegroting 2011 als gewijzigd door de Raad – alle afdelingen (A7-0284/2010, Sidonia Elżbieta Jędrzejewska) (stemming)
  6.4. Rooster vergaderperiodes van het Europees Parlement – 2012 (stemming)
  6.5. Verbetering van de veiligheid en gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie (A7-0032/2010, Edite Estrela) (stemming)
  6.6. Bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (A7-0136/2010, Barbara Weiler) (stemming)
  6.7. De rol van het minimuminkomen bij de bestrijding van armoede en de bevordering van een inclusieve samenleving in Europa (A7-0233/2010, Ilda Figueiredo) (stemming)
  6.8. De financiële, economische en sociale crisis: aanbevelingen met betrekking tot maatregelen en initiatieven (A7-0267/2010, Pervenche Berès) (stemming)
  6.9. Verbetering van het EU-kader voor economisch bestuur en stabiliteit, met name in de eurozone (A7-0282/2010, Diogo Feio) (stemming)
 7. Stemverklaringen
 8. Rectificaties stemgedrag/voorgenomen stemgedrag: zie notulen
 9. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
 10. Stabiliteitsinstrument - Financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking - Financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld - Financieringsinstrument voor samenwerking met industrielanden - Financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (debat)
 11. Oekraïne (debat)
 12. Vragenuur (vragen aan de Raad)
 13. Samenstelling commissies: zie notulen
 14. Hulp voor Pakistan en mogelijke implicaties voor de Europese bedrijfssector (debat)
 15. Aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde producten die uit derde landen worden ingevoerd (debat)
 16. Handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak (ACTA) (debat)
 17. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen
 18. Sluiting van de vergadering


  

VOORZITTER: JERZY BUZEK
Voorzitter

 
1. Opening van de vergadering
Video van de redevoeringen
 

(De vergadering wordt om 9.05 uur geopend)

***

 
  
MPphoto
 

  Edit Herczog (S&D). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, gisteren hebben we een discussie gevoerd over de begroting. Tijdens het debat werd duidelijk dat de relevante diensten het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie (ITRE) niet hadden ontvangen. We hebben geprobeerd te weten te komen wat er was misgegaan. Het verslag is op de juiste manier voltooid en verzonden, dus waarschijnlijk zijn er fouten gemaakt tijdens de procedure.

Het is echter niet belangrijk om erachter te komen wie er verantwoordelijk is en wat er precies is gebeurd. Waar het om gaat, is dat we zeker willen weten dat ons verslag, dat ook onze basis vormde voor de trialoog en waar het grootste verschil lag in vergelijking met de nota van de Raad, naar de officiële documenten van de Raad wordt gezonden. Daarom heb ik het meegebracht en overhandig ik het aan u en aan de Raad. Wij verzoeken u vriendelijk ervoor te zorgen dat het voorstel van de Commissie ITRE, dat met eenparigheid van stemmen is aangenomen, op tijd bij de Raad komt. Heel hartelijk bedankt voor uw steun in dezen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – We zullen doen wat u verlangt. Het is geweldig. De discussie van vandaag begint fantastisch!

 

2. Uitvoeringsmaatregelen (artikel 88 van het Reglement): zie notulen

3. Voorbereiding van de Europese Raad (28-29 oktober 2010) – Voorbereidingen voor de G20-top (11-12 november) – De financiële, economische en sociale crisis: aanbevelingen met betrekking tot maatregelen en initiatieven – Verbetering van het EU-kader voor economisch bestuur en stabiliteit, met name in de eurozone (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:

- de verklaringen van de Raad en de Commissie over de voorbereidingen voor de G20-top (11-12 november),

- de verklaringen van de Raad en de Commissie over de voorbereiding van de Europese Raad (28-29 oktober 2010),

- het verslag (A7-0267/2010) van Pervenche Berès, over de financiële, economische en sociale crisis: aanbevelingen voor maatregelen en initiatieven op EU-niveau (tussentijds verslag), en

- het verslag (A7-0282/2010) van Diogo Feio, met aanbevelingen aan de Commissie betreffende verbetering van het EU-kader voor economisch bestuur en stabiliteit, met name in de eurozone.

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel, fungerend voorzitter van de Raad. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Barroso, mijnheer de commissaris, dames en heren, namens de Raad bedank ik u, mijnheer de Voorzitter, voor deze gelegenheid om in te gaan op de voorbereidende werkzaamheden binnen de Raad met het oog op de aanstaande Europese Raad.

Deze Europese Raad zal een drukke agenda hebben, waarbij het economisch bestuur ongetwijfeld centraal zal staan. Zoals u weet, heeft de door president Van Rompuy voorgezeten taakgroep maandag vergaderd en zijn eindverslag goedgekeurd.

Dit verslag bevat belangrijke en specifieke aanbevelingen en voorstellen die ons in staat zouden moeten stellen in kwalitatief opzicht een sprong te maken in het Europees economisch bestuur. De aanbevelingen uit het verslag zijn er met name op gericht de belastingdiscipline te vergroten, het economisch toezicht te verbeteren, de coördinatie te verbeteren en uit te breiden, en zowel het crisisbeheersingskader als de instellingen te versterken.

Al deze aanbevelingen kunnen langs legislatieve weg snel worden uitgevoerd. Wij hopen natuurlijk dat de Europese Raad ze zal kunnen goedkeuren, zodat de Commissie, het Parlement en de Raad snel vooruitgang kunnen boeken op deze bijzonder belangrijke gebieden. Hiermee zou in ieder geval een positief signaal worden afgegeven wat betreft onze intentie om maatregelen te nemen teneinde de belangrijke economische uitdaging die voor ons ligt, aan te gaan.

Het is waar dat sommigen hebben gewezen op andere opties die verder gaan dan deze aanbevelingen en het kader van de Verdragen te buiten gaan. Het gaat hier om zaken als de opschorting van het stemrecht of de invoering van nieuwe stemregels zoals de omgekeerde meerderheid.

Dit zijn natuurlijk geen gemakkelijke kwesties, noch op technisch, noch op politiek vlak. Zij zullen tijdens de Europese Raad van volgende week worden aangesneden en besproken.

Een ander belangrijk agendapunt van de Europese Raad is de voorbereiding van de G20-top. De Europese Raad zal namelijk aan de hand van het gisteren door de Ecofin-Raad verrichte voorbereidende werk de positie van de Unie moeten bepalen. Het is in het algemeen belangrijk dat Seoul een versnelling markeert van de inspanningen om het kader tot stand te brengen ter bevordering van een sterkere, duurzamere en evenwichtigere groei. Er moet met name iets worden gedaan aan de grote mondiale economische onbalans die een risico inhoudt voor de groei.

Sinds 2008, met het begin van de crisis en het antwoord erop – met andere woorden: sinds de G20 eindelijk zijn belofte inlost – zijn de zaken drastisch veranderd. De reden hiervoor is heel eenvoudig: relevantie. De aard van veel besluiten met directe gevolgen voor onze medeburgers is in enkele maanden tijd veranderd van lokaal of zelfs nationaal in internationaal. De globalisering dwingt ons er tegenwoordig toe voor de meeste kwesties tegelijkertijd op Europees en internationaal vlak actie te ondernemen.

Wij weten allemaal dat de Europese Unie enige tijd nodig heeft gehad om een akkoord te bereiken over een nieuw Verdrag dat ook de rol van de Unie op het internationale toneel moest vergroten. Het heeft ons de afgelopen tien jaar gekost om dit Verdrag tot stand te brengen, maar de laatste tien maanden waren voldoende om ons te doordringen van het grote belang ervan.

De G20 is vanaf het begin wel enigszins succesvol geweest, maar ik denk dat de zwaarste, de belangrijkste beproeving de G20 de komende weken of maanden te wachten staat, wanneer we het hoofd zullen moeten bieden aan het serieuze risico van het verliezen van het momentum.

De Europese Unie is zich aan het voorbereiden op twee belangrijke bijeenkomsten, beide in Korea, de eerste al over twee dagen. Deze eerste is de bijeenkomst van de ministers van Financiën en gouverneurs van de centrale banken van de G20 en de tweede, de G20-top van medio november.

Wat de inhoud betreft, is de bijdrage van de Unie aan sterke, duurzame en evenwichtige groei gebaseerd op: 1) plannen voor 'groeivriendelijke' en gedifferentieerde begrotingsconsolidatie, 2) de Europa 2020-strategie voor de noodzakelijke structurele hervormingen met het oog op de bevordering, met name, van de werkgelegenheid, 3) het hervormingsprogramma voor de financiële sector en markten en 4) de versterking van het economisch bestuur van de Unie. Wat dit laatste punt betreft, zouden wij tijdens de top van november de resultaten van de taakgroep kunnen presenteren als de Europese Raad deze eenmaal heeft goedgekeurd.

Ik voeg hieraan toe dat de Europese Unie bijzonder geïnteresseerd is in het peer review-proces in het kader van de G20. Als Europeanen zijn wij hieraan gewend en weten we dat een dergelijk proces bijzonder interessant en nuttig kan blijken. Iedereen moet beslist zijn of haar rol vervullen en tonen echt een bijdrage te willen leveren aan het kader voor groei.

De strijd tegen het protectionisme wordt niet in één keer beslecht, maar door dag na dag op een bepaald algemeen waakzaamheidsniveau te blijven. Voor de rest is het ook belangrijk een duurzame hervorming van het Internationaal Monetair Fonds te bewerkstelligen, terwijl het werk van de technische organen – zoals bijvoorbeeld het door Mario Draghi voorgezeten Financial Stability Board – goed vordert en de globale integratie, met name op bepaalde gebieden, volgens mij de goede kant opgaat.

De Europeanen willen de verplichtingen nakomen die in het verleden al zijn aangegaan, met name vorig jaar in Pittsburg, opdat het nieuwe IMF de nieuwe internationale economische realiteit beter weerspiegelt en opkomende economieën dus een grotere rol spelen en meer te zeggen hebben. Voor alle duidelijkheid: er mag niet worden verwacht dat alleen Europa in dezen concessies doet.

Alle ontwikkelde landen moeten een bijdrage leveren. Wij hebben onze concrete bereidheid al kenbaar gemaakt, in termen van vertegenwoordiging, bestuur en stemaandeel. Wij beschouwen dit als een goede basis voor het bereiken van een compromis. Laat niemand dus Europa de zwartepiet toespelen als er op dit gebied niets gebeurt.

Wij hebben op EU-niveau over dit alles onderhandeld, alsmede over een aantal hamvragen en taakomschrijvingen voor de bijeenkomst van de ministers van Financiën van de G20 die nog deze week zal plaatsvinden, en dit opdat de Europeanen niet alleen met één stem spreken, maar zich ook focussen op de bescherming en bevordering van dat wat hun grootste belangen vertegenwoordigt. Het voorzitterschap en de Commissie zullen alles doen wat in hun vermogen ligt om deze belangen te behartigen, die voortvloeien uit ons gemeenschappelijk standpunt, dat het resultaat is van de maandenlange inspanningen van alle lidstaten.

Wat de klimaatverandering betreft, is het in theorie niet de bedoeling een diepgaande discussie te voeren in het kader van de Europese Raad aangezien de Raad Milieu op 14 oktober al een bijzonder complete tekst met conclusies heeft aangenomen, waarin het Europese standpunt wordt bepaald. De tijd gaat steeds meer dringen om vooruitgang te boeken bij de invoering van een ambitieus stelsel ter bestrijding van de klimaatverandering voor de periode na 2012 en hiertoe blijft de Europese Unie voorstander van een gefaseerde aanpak die berust op het Kyoto-Protocol en de resultaten van de Conferentie van Kopenhagen, en die de weg vrijmaakt voor een compleet en juridisch bindend mondiaal kader, rekening houdend met de in het einddocument van Kopenhagen geformuleerde politieke richtsnoeren.

De conferentie van Cancún moet een evenwichtig resultaat opleveren dat beantwoordt aan de vragen van de partijen en waardoor de tot nu toe bereikte vooruitgang kan worden geconsolideerd. De Unie heeft haar voorkeur uitgesproken voor één enkel bindend juridisch instrument dat de belangrijkste elementen van het Kyoto-Protocol omvat. Zij zou echter op een aantal voorwaarden een tweede verbintenisperiode uit hoofde van dit protocol kunnen overwegen. Deze zou moeten plaatsvinden in het kader van een ruimere regeling waaraan alle grote economieën zouden deelnemen, die de ambitie en doeltreffendheid van het internationale optreden zou weerspiegelen en die zou beantwoorden aan de noodzaak van dringende garanties voor de milieu-integriteit.

Ik wil in het kort iets zeggen over de voorbereiding van het standpunt van de Europese Unie met het oog op de topontmoetingen met de Verenigde Staten, Rusland en de Oekraïne. Voor het eerst zal de voorbereiding van de topontmoetingen met de belangrijkste partners van de Unie worden besproken op het niveau van de staatshoofden en regeringsleiders, in overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van 16 september. Het achterliggende idee is dat de staatshoofden en regeringsleiders een open debat kunnen voeren over de belangrijkste inzet van onze betrekkingen met onze partners. Zonder vooruit te willen lopen op dit debat, zal ik nu kort ingaan op de belangrijkste onderwerpen van deze komende topontmoetingen.

Het zal zeker belangrijk zijn de topontmoeting met de Verenigde Staten toe te spitsen op een aantal essentiële kwesties. Zij zal in het algemeen moeten resulteren in een versterking van de transatlantische samenwerking, die van essentieel belang is, willen wij de voor ons liggende gemeenschappelijke uitdagingen op doeltreffende wijze kunnen aannemen. De EU-VS-top zal, kort na de G20-top, bovendien een belangrijke gelegenheid zijn om akte te nemen van deze resultaten en een gemeenschappelijke aanpak te ontwikkelen met betrekking tot meerdere actuele economische kwesties. Wij zouden ook moeten proberen tot een gemeenschappelijke aanpak te komen ten aanzien van de opkomende economieën.

Laten we daarnaast hopen dat dankzij de top de Transatlantische Economische Raad nieuw leven kan worden ingeblazen door er een economisch platform van te maken dat veel verder gaat dan louter reglementaire kwesties. De Raad zou zich verdienstelijk kunnen maken door manieren te bestuderen om te reageren op de crisis en groei en werkgelegenheid te bevorderen, op basis van een versterkt mandaat.

Wij willen deze top ook benutten om Cancún voor te bereiden en verwachten natuurlijk een belangrijk positief signaal van onze Amerikaanse partners.

Tot slot zullen er ook belangrijke kwesties op het gebied van het buitenlands beleid op de agenda staan, vooral wat betreft Soedan en Iran.

Wat de topontmoeting met de Oekraïne betreft, staat er voor vanmiddag een ander debat met de hoge vertegenwoordiger op de agenda, dus u zult begrijpen dat ik hier vanochtend verder weinig over zeg.

De Europese Unie is voornemens tijdens de topontmoeting met Rusland haar volledige steun uit te spreken voor het partnerschap voor modernisering, waardoor onze samenwerking op ieder gebied kan worden bevorderd, in het bijzonder op essentiële gebieden als innovatie en energie.

Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Barroso, dames en heren, dit zullen de hoofdonderwerpen zijn tijdens de Europese Raad van volgende week: voorwaar een drukke en belangrijke agenda.

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, we debatteren vandaag allereerst over de onderwerpen die volgende week zullen worden behandeld door de Europese Raad. Ik zal me concentreren op wat naar mijn mening de belangrijkste onderwerpen zijn: economisch bestuur in de Europese Unie, uiteraard, en extern – naast de zeer belangrijke top met de VS en ook de top met Rusland – naar mijn mening kritieke toppen: de top in Seoul van de G20 en ook de conferentie over klimaatverandering in Cancún.

De hervorming van ons economisch bestuur is een hoeksteen van ons duurzaam herstel en onze geloofwaardigheid. Daarom heeft de Commissie vanaf het begin van deze besprekingen een zeer ambitieuze aanpak gekozen. De voorstellen die de Commissie de afgelopen maand heeft ingediend, zijn bedoeld om de urgentie die het gevolg is van de crisis, te vertalen naar een ambitieuze juridische werkelijkheid. Ze pakken de essentiële kwesties aan, namelijk de Europese Unie echte invloed geven op het economische beleid door voldoende gecoördineerd fiscaal toezicht en de macro-economische onevenwichtigheden aanpakken, om zo, zoals we al zo vaak hebben gezegd, een echte economische Unie tot stand te brengen in Europa.

Ik ben erg blij met de aandacht die dit Parlement aan deze voorstellen besteedt. Een snelle overeenstemming in eerste lezing zou bewijzen dat de Europese Unie vastbesloten is haar nieuwe visie om te zetten in daden. We moeten proberen deze regels halverwege volgend jaar ingevoerd te hebben. Ik verzoek de lidstaten daarom met klem zich volledig in te zetten om deze belangrijke doelen te halen en met spoed aan deze agenda te werken.

We hebben inmiddels een sterkere consensus bereikt over belangrijke actiegebieden om het stabiliteits- en groeipact te versterken en de macro-economische onevenwichtigheden aan te pakken, mede dankzij de verrichtingen van de taakgroep onder voorzitterschap van Herman Van Rompuy.

Zodra alle besprekingen zijn afgerond en alle besluiten zijn genomen, moet het resultaat van dit gecombineerde proces een visie voor economisch bestuur zijn die veel uitgebreider is, veel meer is afgestemd op de noodzaak om problemen te voorkomen en veel steviger is gefundeerd door het gebruik van sancties.

Maar ik zal duidelijk zijn. Het algehele resultaat moet een echte verandering van de huidige situatie inhouden. We moeten onze burgers laten zien dat de Europese Unie alle conclusies uit de crisis heeft getrokken en alle lessen heeft geleerd.

Sommige kwesties moeten nog worden geregeld. Eén kwestie van bijzonder belang is de vraag hoe we het huidige crisismechanisme, waarover we in mei overeenstemming hebben bereikt, moeten vervangen door een mechanisme van een meer blijvende aard als het in 2013 afloopt. We zullen alles doen om te voorkomen dat we nogmaals met een dergelijke crisis te maken krijgen, maar we zullen ook alles doen wat we kunnen om beter op kritieke ontwikkelingen voorbereid te zijn dan we de vorige keer waren. Voorbereiding en de aanwezigheid van een solide en permanent crisismechanisme kunnen dergelijke ontwikkelingen in de toekomst voorkomen.

De Commissie neemt zeker kennis van de standpunten die zijn geuit door de lidstaten die een verdragswijziging wensen waarvoor, zoals iedereen weet, eenparigheid van stemmen van de lidstaten vereist is. In dit stadium zal de Commissie zich concentreren op de inhoud. Daarmee bedoelen we een permanent mechanisme ontwerpen dat bescherming kan bieden op kritieke momenten terwijl het morele gevaar tot een minimum wordt beperkt en ervoor zorgen dat een dergelijk instrument alleen als laatste redmiddel wordt gebruikt in het algemeen belang.

Als het volledig wordt gerealiseerd, zal het resultaat van dit werk zijn wat we nodig hebben: een systeem dat de lidstaten stimuleert om een solide economisch en fiscaal beleid te voeren en een systeem dat investeerders stimuleert er verantwoordelijke leengewoonten op na te houden.

Ik denk dat we in het algemeen op schema liggen. We hebben lessen getrokken uit de crisis. In het belang van onze burgers voert de Europese Unie een bestuurssysteem in dat volledig vernieuwd is in vergelijking met de situatie voor de crisis, en nu geven we dit systeem een veel sterkere basis.

Onze ervaringen op het gebied van economisch bestuur, maar ook op dat van Europa 2020 en financiële regelgeving, zullen ons het juiste platform geven om naar de G20 in Seoul te gaan. Deze top komt op een kritiek moment. Hij wordt een echte test om te zien of de G20 de coördinatie kan leveren die de wereldeconomie nodig heeft, door middel van coöperatieve oplossingen op wereldwijde schaal. Ik denk dat dit mogelijk is en ik denk dat de Europese Unie een sleutelrol zal spelen om Seoul tot een succes te maken.

Wat willen we bereiken in Seoul? Allereerst moeten we onszelf eraan herinneren dat de G20 een belangrijke rol heeft gespeeld bij het aanpakken van de crisis. Dat heeft de G20 gedaan door collectief op te treden en nu we een nieuwe fase ingaan, moeten we collectief en coöperatief blijven optreden. Dat betekent dat we moeten accepteren dat wereldwijde onevenwichtigheden ons allemaal aangaan en dat alle belangrijke economieën een rol spelen in het vinden van de oplossing. En nee, we mogen niet voorbijgaan aan het feit dat wisselkoersen hierbij een belangrijke factor vormen.

Ten tweede moeten we ook maatregelen zien met betrekking tot de internationale financiële instellingen. Met name de hervorming van het IMF is hard nodig. Het is nodig dat ook anderen de flexibiliteit tonen die de Europese Unie al heeft laten zien.

Ten derde zijn we, met steun van dit Parlement, druk bezig met een fundamentele hervorming van ons eigen financiële stelsel en ik wil u nogmaals bedanken voor de nadruk die u hebt gelegd op de noodzaak om dit zo snel mogelijk voor elkaar te krijgen.

We moeten ook de impuls voor de G20 vasthouden. Er is goede vooruitgang geboekt, maar nu moeten we ervoor zorgen dat deze wordt voortgezet in de tenuitvoerlegging.

Ik wil dat de financiële sector daarin een rol speelt. Daarom moet de Europese Unie zich blijven inzetten voor een wereldwijde belasting op financiële transacties. In de tussentijd wil de Commissie andere manieren onderzoeken om ervoor te zorgen dat de financiële sector op Europees niveau een billijke bijdrage levert, zoals de belasting op financiële activiteiten.

Bij de volgende G20 is voor het eerst ontwikkeling een agendapunt. Er zal een meerjarig actieplan worden aangenomen om onze gezamenlijke inspanningen op dat gebied richting te geven. De Commissie heeft dit idee vanaf het begin sterk ondersteund, samen met het Koreaanse voorzitterschap. We moeten laten zien dat de groeiagenda van de G20 ook rekening houdt met en voordelen biedt voor ontwikkelingslanden. Tegelijkertijd willen we opkomende economieën betrekken bij een internationaal ontwikkelingskader dat in overeenstemming is met de sleutelbeginselen van het ontwikkelingsbeleid en grotere coördinatie mogelijk maakt.

Toen ik gisteren hier in Straatsburg sprak met de secretaris-generaal van de VN, Ban Ki-moon, noemde hij dit punt specifiek en hij was erg dankbaar voor de steun van de Europese Unie voor deze agenda.

Tot slot moet de G20 het voortouw nemen bij het bevorderen van de handelsagenda. Onze overeenkomst met Korea is zeker geen alternatief voor de WTO, maar zij moet onze partners inspireren om te streven naar een snelle afronding van de onderhandelingen in de Doha-ronde door deze gelegenheid te benutten.

In de aanloop naar Cancún wil ik nog iets zeggen over deze zeer belangrijke conferentie. We moeten ons hier blijven concentreren op onze doelen en ambitieus blijven voor Europa en ook voor de wereld. We moeten het internationale proces vooruit zien te krijgen. Dat is niet gemakkelijk. We weten dat bij sommige van onze belangrijke partners het tempo van de veranderingen eerder vertraagd dan versneld is.

Laten we niet vergeten dat we intussen bezig zijn met de invoering van het meest concrete en effectieve systeem voor het terugdringen van emissies in de wereld. Dit is onze sterkste troef en hoe dichter we bij de uitvoering van het nieuwe emissiehandelssysteem komen, hoe sterker deze troef wordt. We hebben een ongeëvenaarde geloofwaardigheid, die is gebaseerd op een sterke consensus tussen dit Parlement, de lidstaten en de Commissie over wat we moeten doen.

Laten we ons in Cancún niet laten afleiden door argumenten over de vorm. We moeten het VN-proces ingaan met veel vertrouwen en vastberadenheid. Cancún zal niet het einde van het verhaal of de definitieve doorbraak zijn, maar het kan wel een belangrijke stap in de goede richting worden. De EU moet een heldere en consistente boodschap afgeven om de onderhandelingen vooruit te krijgen. We streven naar een set concrete, actiegerichte maatregelen die vertrouwen kunnen wekken in het proces en ons dichter bij ons uiteindelijke doel kunnen brengen.

Dat heb ik afgelopen week geschreven aan de leden van de Europese Raad. Ik heb naar mijn mening een evenwichtig, realistisch standpunt uiteengezet – een standpunt dat ons zal blijven drijven zonder onrealistische verwachtingen te scheppen. Dit is het moment waarop Europa het voortouw moet nemen door uit te leggen hoe Cancún een reeks belangrijke stappen vooruit kan betekenen, door belangrijke beloften zoals de snelstartfinanciering na te komen en bovenal door duidelijk te maken dat wij het goede voorbeeld zullen blijven geven.

De economie van de Europese Unie zal dit jaar meer groeien dan eerder werd verwacht, maar het herstel is nog niet stevig geworteld; we mogen niet achteroverleunen, zoals we al meerdere keren hebben gezegd, in het bijzonder gezien de nog steeds zeer hoge werkloosheidscijfers.

We weten allemaal dat we de afgelopen maanden voor echte uitdagingen hebben gestaan, zoals heel duidelijk is beschreven in het verslag van mevrouw Berès dat u nu gaat bespreken. Ik ben blij met de ambitie en de brede consensus in dit Parlement over deze belangrijke kwesties, maar we weten allemaal dat dit een tijd is waarin werkloosheid hard toeslaat, terwijl de overheidsuitgaven onder druk staan. Onze burgers uiten hun bezorgdheid en daar moeten we rekening mee houden.

We weten echter ook dat we als Europese Unie oplossingen hebben kunnen vinden. We hebben belangrijke wetgeving op het gebied van economisch bestuur voorgesteld. We hebben Europa 2020 ontwikkeld. Dat is, en daar wil ik u nog eens aan herinneren, een strategie voor groei omdat groei – slimme, inclusieve, duurzame groei – de oplossing is. Deze zorgen komen ook terug in het uitstekende verslag van de heer Feio.

We hebben een breed scala aan maatregelen voor regulering van de financiële markt voorgesteld. Ik ben blij dat de wetgever instemt met onze voorstellen voor financieel toezicht. De werkelijkheid is dat de meeste waarnemers, als we hen twee jaar geleden hadden gevraagd of de Europese Unie klaar was voor een Europees toezichtstelsel, zouden hebben gezegd dat dat onmogelijk was. Nu hebben we laten zien dat het wel mogelijk is.

We streven naar een holistische aanpak die alle betrokken dimensies omvat. Daarom wil ik ook wijzen op de overeenstemming die de Raad gisteren heeft bereikt over het voorstel van de Commissie met betrekking tot hedgefondsen. Ik hoop dat dit standpunt nu kan leiden tot beslissende onderhandelingen in het Europees Parlement, zodat de Europese Unie eindelijk kan profiteren van deze langverwachte regeling en in Seoul we weer een leidende positie met betrekking tot die kwestie kunnen innemen.

We boeken ook vooruitgang op andere gebieden, want we moeten kijken naar de werkelijke economie. Ik wil deze Vergadering ook feliciteren met het werk ten gunste van een nieuwe richtlijn voor de bestrijding van late betaling in commerciële transacties. De richtlijn zal crediteuren, in de meeste gevallen kleine of middelgrote ondernemingen (KMO's), beter beschermen en tegelijkertijd de vrijheid van overeenkomst respecteren. Overheden zullen binnen 30 dagen moeten betalen, anders moeten ze 8 procent rente betalen. U weet hoezeer de KMO's, die de belangrijkste sector van onze economie vormen, op deze verordening zitten te wachten.

Ons werk is nog niet voltooid. Alle voorstellen moeten nog volledig worden uitgevoerd, maar ze beginnen nu resultaten op te leveren. De doelstelling is dat we uit de crisis komen en herstellen, dat we weer de groeicijfers behalen die werkgelegenheid scheppen en dat we ervoor zorgen dat onze sociale markteconomie klaar is voor de 21e eeuw. Heel hartelijk bedankt voor uw aandacht.

 
  
  

VOORZITTER: GIANNI PITTELLA
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Pervenche Berès, rapporteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Chastel, mijnheer Barroso, de financiële, economische en sociale crisis waarin de wereld nu al een aantal jaren is gedompeld, zal wereldwijd zestig triljoen dollar kosten ofwel één procentpunt jaarlijkse groei. We moeten dit probleem aanpakken. Het zal zich vertalen in een werkloosheidspercentage in onze Europese Unie van elf procent tegen het einde van het jaar. Het ontvouwt zich tegen de achtergrond van een nieuwe valutaoorlog, als gevolg van het risico op een W-vormige recessie, zoals onze economen dat noemen.

Met betrekking tot deze situatie heb ik gemerkt dat in dit Huis het gevoel leeft dat het onze plicht is om een duidelijk signaal af te geven aan de andere instellingen, de Commissie en de Raad, om te zeggen dat wij opnieuw samen moeten inzetten op de toegevoegde waarde van het Europees project en dat het kort en goed hierom gaat: wij hebben een collectieve verantwoordelijkheid en moeten op EU-niveau een strategie ontplooien die ons in staat stelt op energiegebied intern sterk te zijn, zodat we dit ook extern kunnen zijn. Wij moeten uitgaan van onze eigen kracht en daarvoor hebben wij de Europese dimensie nodig.

Mijnheer Barroso, voor ons is het economisch bestuur echter geen visie. Het is een instrument om deze strategie te kunnen ontplooien en op basis van deze strategie bepalen wij welke middelen er nodig zijn. Dit zijn om te beginnen financiële middelen. Er is de uitdaging om bij de herziening van de financiële vooruitzichten rekening te houden met deze focus op een strategie voor een Europese Energiegemeenschap. Er is de noodzaak in te zetten op een voorstel dat u verwerpt: de belasting op financiële transacties. Er is de noodzaak een grote Europese lening uit te schrijven voor de financiering van langetermijninvesteringen. Er is de noodzaak de belastingwetten in Europa weer in evenwicht te brengen zodat zij niet zozeer gunstig zijn voor het kapitaal als wel voor arbeid en werkgelegenheid, en het milieu wordt beschermd. Er is de noodzaak de begrotingen van de lidstaten te coördineren met het Europees project zodat de inspanningen convergeren.

Wat het bestuur betreft, stellen wij voor een "Mijnheer euro" aan te wijzen, met het oog op een harmonieus en evenwichtig economisch bestuur. Ook stellen wij voor onze aandacht niet te beperken tot de situatie van de tekortlanden, maar deze ook te richten op de overschotlanden. Daarnaast stellen wij voor dat in een monetaire unie een schuld ook gezamenlijk wordt beheerd en onderlinge schuldemissies kunnen worden overwogen. Wij hopen dat de financiële hervorming waaraan u zo hard werkt, mijnheer Barroso, uitgaat van de behoeften van de Europeanen en niet alleen van de doelstellingen van financiële stabiliteit. Wij willen een hervorming van de financiële markten waarbij de begrippen "ethiek" en "morele waarde" weer betekenis krijgen, één die bevorderlijk is voor de werkgelegenheid en voor langetermijninvesteringen.

Geen enkel Europees project kan slagen als de lidstaten er niet achter staan. De enige manier voor de Europese Unie om te laten zien waartoe zij in staat is, is de lidstaten er warm voor te laten lopen. Een debat dat zich louter en alleen toespitst op de bekende sancties, zal niet tot effect hebben dat de Europeanen er weer zin in krijgen om met hun lidstaten betrokken te worden bij het project. Wij dringen aan op krachtige actie op basis van de toegevoegde waarde van het Europees project om de Europeanen uit deze recessie te halen en te waarborgen dat in de toekomst iedereen in Europa werk heeft, uit de armoede is en opnieuw vertrouwen kan hebben in het Europees project.

Dat is onze ambitie. Mijnheer Barroso, ik hoop dat u deze kunt delen en dat u zich kunt vinden in een groot aantal suggesties dat wij hier doen, namens dit hele Huis.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Diogo Feio, rapporteur.(PT) Mijnheer de voorzitter, mijnheer Barroso, mijnheer Rehn, ik wil u graag feliciteren, met name vanwege de positieve dialoog tussen de Commissie en het Parlement. Ik zou ook de vertegenwoordigers van de Raad willen bedanken en iedereen die aan dit verslag heeft meegewerkt, met name alle schaduwrapporteurs, met wie ik van gedachten heb kunnen wisselen en een consensus tot stand heb kunnen brengen. Dat was vaak moeilijk, er zijn verschillende stromingen binnen het Parlement: links, rechts, voorstanders van meer soevereiniteit of van een modernere soevereiniteit, pleitbezorgers van bepaalde instellingen. Er zijn allerlei adviezen afgegeven, maar allemaal met een doel voor ogen: het vinden van een oplossing voor de huidige crisis.

De crisis heeft aangetoond dat Europa niet op tijd heeft gereageerd, en vaak ook niet goed. De crisis heeft ook aangetoond dat veel nationale regeringen nog steeds een beleid voeren dat niet op de eigenlijke feiten gebaseerd is. Juist om die reden moet het Europees Parlement oplossingen bedenken, en ze met de nodige nadruk verdedigen. Ze zullen ten dele op de korte termijn gericht zijn, en ten dele op de lange termijn.

We doen eigenlijk acht aanbevelingen. Het idee van multilateraal toezicht op de macro-economische ontwikkelingen in de Unie en in de lidstaten is bedoeld om de doelstellingen van de Europa 2020 strategie beter te kunnen bereiken. We willen een Europa van de groei tot stand brengen, alsmede een pact voor de groei, en niet alleen voor de stabiliteit.

Er worden ook voorstellen gedaan om het stabiliteits- en groeipact te versterken, en met name te bekijken wat er gebeurt met de schulden, hoe de Eurogroep het economisch bestuur in de eurozone kan versterken, en hoe we een robuust en geloofwaardig mechanisme kunnen ontwikkelen voor het verhinderen of aanpakken van een buitensporige staatsschuld in de eurozone, eventueel door een Europees monetair fonds in het leven te roepen. Er zijn ook ideeën geopperd over het herzien van de budgettaire, financiële en fiscale instrumenten van de EU, over de regulering van en het toezicht op de financiële markten, met een duidelijke macro-economische dimensie, en over het verbeteren van de betrouwbaarheid van de statistieken van de EU.

Tot slot is er voorgesteld dat de Unie een grotere rol zou moeten spelen op economisch en monetair gebied. Het Parlement laat hierover een duidelijk geluid horen, of zou dat kunnen doen. We streven naar een betere institutionele coördinatie tussen het Europees Parlement en de nationale parlementen. We kunnen ertoe bijdragen dat er betere oplossingen komen voor toekomstige crises en problemen. Van nu af aan heeft Europa de instrumenten om beter te reageren op de economische ontwikkelingen; het Parlement heeft hiertoe veel bijgedragen, en zal dat blijven doen.

We beginnen op dit moment met een wetgevingsdebat over zes voorstellen die door de Commissie zijn ingediend, en ik denk dat het Parlement bij zijn standpunt zal blijven. Juist daarom moet ik zeggen dat het me verrast dat er in een document dat de Raad gisteren heeft voorgelegd niets wordt gezegd over het standpunt van het Parlement en over de dialoog tussen het Parlement en de Raad.

Tot slot zou ik het volgende willen zeggen: het Europees Parlement heeft zijn eigen standpunten, los van onze meningsverschillen. Het Europees Parlement pleit voor een sterk Europa en voor beter economisch bestuur, met meer groei en meer welvaart.

 
  
MPphoto
 

  Marta Andreasen, rapporteur voor het advies van de Begrotingscommissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, in mijn advies over het verslag van de heer Feio over bestuur en het stabiliteitskader heb ik drie punten benadrukt.

Het eerste was de noodzaak om het straffen van lidstaten die zich niet aan het stabiliteitspact houden, serieus te nemen. Nog maar een paar dagen geleden zijn de Franse premier en de Duitse kanselier zelfs overeengekomen dat het Verdrag moet worden gewijzigd om zwaardere sancties in te stellen voor landen die de stabiliteit van de euro in gevaar brengen. Ik heb ook de noodzaak benadrukt om prioriteit te geven aan uitgaven binnen de begroting in het geval dat er een lidstaat moet worden gered. Tot slot heb ik aandacht gevraagd voor de noodzaak om het effect op de kredietbeoordeling van de Europese Unie te beoordelen sinds deze garant staat voor het Europees financieel stabilisatiemechanisme.

De betreffende paragrafen zijn gewijzigd en maken niet langer deel uit van mijn advies. Ik voel me in deze omstandigheden gedwongen afstand te nemen van mijn eigen advies.

 
  
MPphoto
 

  David Casa, rapporteur voor advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. (MT) De Europese Unie gaf zonder twijfel het goede voorbeeld door de wijze waarop ze uitvoering gaf aan de regelgevings- en toezichtmaatregelen. Dit komt tot uiting in het nieuwe pakket betreffende toezicht dat ervoor zorgt dat bepaalde systeemrisico's tijdig worden herkend.

Als het gaat om het concept economische governance, kan evenwel niemand ontkennen dat we nog een lange weg af te leggen hebben. Iedere lidstaat die zijn verplichtingen en verantwoordelijkheden negeert, met name met betrekking tot het stabiliteits- en groeipact, veroorzaakt ernstige problemen voor andere lidstaten. Daarom zijn we verplicht ons uiterste best te doen om stipte naleving van de overeengekomen regels te stimuleren om zowel financiële als fysieke stabiliteit binnen de lidstaten te garanderen.

Ik ben zeer tevreden met de aanbevelingen voor advies die ik heb ingediend bij de Commissie werkgelegenheid en ik ben blij dat ze in overweging zijn genomen. Ik ben van mening dat het verslag een pleidooi is voor betere controle in de Europese Unie en versterking van de Commissie werkgelegenheid.

 
  
MPphoto
 

  António Fernando Correia De Campos, rapporteur voor advies van de Commissie Interne Markt en Consumentenbescherming.(PT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, we weten allemaal dat het sturen van de macro-economische variabelen op de korte en de lange termijn in de Europese Unie is mislukt, zeker als het gaat over de begrotingskaders en de totale staatsschuld. De crisis betekent dat het al dringender wordt om de interne markt te versterken, rekening houdend met de voorstellen van de heren Monti en Grech. Het is van het grootste belang dat we e-handel en grensoverschrijdende handel ontwikkelen, de procedures voor online-betalingen vereenvoudigen, producten en diensten standaardiseren en fiscale instrumenten harmoniseren, om zo het vertrouwen van de consument te versterken en de economie een impuls te geven.

De Unie moet uit de crisis tevoorschijn komen als een duurzame Unie, die krachtige groei en gezonde begrotingen garandeert, maar ook met doelstellingen voor de werkgelegenheid. We moeten eisen dat indicatoren als de werkloosheid of de participatie van de actieve bevolking op de arbeidsmarkt worden opgenomen als deel van het stelsel van toezicht.

Ook de indicatoren voor het meten van de vooruitgang bij de strategie 2020 mogen we niet vergeten. Het onderzoek over de haalbaarheid van het uitgeven van gezamenlijke euro-obligaties zou een gelegenheid kunnen zijn om de financiële instrumenten om onszelf te verdedigen tegen de speculatie nader te onderzoeken en in de praktijk te brengen.

We zouden graag willen dat het niet bij onderzoek blijft. We zouden het oprichten van een Europees monetair fonds moeten steunen en wij beschouwen dat niet alleen maar als een disciplinair instrument, maar vooral als een manier om de speculatieve manipulaties op de markt voor staatschulden te verminderen. We hebben goed samengewerkt met de rapporteur, de heer Feio, en daardoor is er een volledige, evenwichtige en waardevolle tekst tot stand gekomen.

 
  
MPphoto
 

  Martin Schulz, namens de S&D-Fractie.(DE) Mijnheer de Voorzitter, als u op het bord met aankondigingen kijkt, ziet u dat de volgende spreker op de sprekerslijst mijn collega Ramón Jáuregui Atondo is. Voordat hij het woord neemt, wil ik het Parlement graag, als voorzitter van mijn fractie, meedelen dat de heer Jáuregui Atondo vanochtend door de Spaanse regering tot minister van Binnenlandse Zaken in Spanje is benoemd. U begrijpt dat dit voor onze fractie een grote eer is. Ik feliciteer hem van harte met zijn benoeming!

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Ramón Jáuregui Atondo, rapporteur voor advies van de Commissie constitutionele zaken. (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil heel veel dank betuigen aan mijn vriend Martin Schulz. Ik heb maar enkel ogenblikken tijd om u te vertellen dat ik denk dat Europa in de voorbije maanden uitzonderlijke vooruitgang heeft geboekt op het vlak van economisch bestuur.

Vreemd genoeg heeft de top tussen Frankrijk en Duitsland van eergisteren ons opnieuw hoop gebracht dat er een mogelijkheid is om onze kaders en verdragen inzake economisch bestuur te herzien.

Ik weet dat dit de lidstaten een beetje afschrikt. Maar ik ben ervan overtuigd dat de Europagezinden onder ons beseffen dat, als we dit noodzakelijk economisch bestuur willen realiseren, er waarschijnlijk hervormingen moeten komen, hervormingen die voortkomen uit consensus.

Ik geloof oprecht dat deze overeenkomst tussen Frankrijk en Duitsland het mogelijk maakt dat het verslag-Feio, dat we straks zoals voorgesteld door de Commissie constitutionele zaken zullen aannemen, doet nadenken over de noodzaak om ons grondwettelijk kader aan te passen aan een bestuur dat meer is dan alleen maar een stabiliteitspact. We hebben een diepgaand bestuur nodig dat de economieën samen brengt op een manier die de concurrentie en werkgelegenheid bevordert en die de herverdeling teweegbrengt waar wij sociaaldemocraten altijd al naar gestreefd hebben.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Joseph Daul, namens de PPE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het punt dat de bijeenkomst van de Europese Raad en die van de G20 gemeenschappelijk hebben is het vereiste om de nodige aanpassingen door te voeren na de financiële crisis.

Voor de Europese Unie bestaan deze aanpassingen in het orde op zaken stellen in onze nationale en communautaire overheidsfinanciën en het beschermen van onze munt, de euro, door deze op EU-niveau te consolideren en de waarde ervan ten opzichte van de andere belangrijke munten te beschermen. De Europese Raad zal worden gedomineerd door discussies over het economisch en financieel bestuur van Europa. De Fractie van de Europese Volkspartij (christendemocraten) verwelkomt de eerste lijnen die de taakgroep-Van Rompuy heeft uitgezet, met inbegrip van de plannen voor een stelsel van sancties tegen de lidstaten die niet voldoen aan de criteria van het stabiliteitspact.

Het werk moet echter nog worden verdiept en dit in de zin van meer communautaire methode en minder intergouvernementele. Ik verwelkom het door de Commissie in dit opzicht verrichte werk. Tegen de Raad wil ik zeggen dat hij niet mag vergeten dat dit Parlement voortaan medewetgever is en een flinke vinger in de pap zal hebben bij de vaststelling van de komende hervormingen. Hoe nauwer het Parlement van meet af aan bij dit proces zal worden betrokken, des te groter de kans op een bevredigend en snel eindresultaat. Ik hoop dat president Van Rompuy deze boodschap zal horen.

Dames en heren, Europa moet zijn stem laten horen in het debat over de relatieve waarde van de valuta's en de Europese Raad moet, volgende week, ons standpunt in deze kwestie bepalen vóór de G20-top te Seoul. Europa, met zijn met name Amerikaanse partners, moet de opkomende landen op hun verantwoordelijkheden wijzen. Monetaire dumping en de sociale gevolgen ervan kunnen niet langer worden geaccepteerd.

Tijdens de top van Seoul zullen drie belangrijke onderwerpen worden besproken: natuurlijk de hervorming van het internationaal monetair stelsel, maar ook de stabiliteit van met name voedings- en energiegrondstoffen en het wereldbestuur. Over elk van deze onderwerpen heeft Europa een boodschap, die echter alleen geloofwaardig zal zijn als wij doeltreffende interne, communautaire instrumenten creëren voor het bestuur en beheer van onze overheidsfinanciën.

Dames en heren, wij kunnen alleen invloed hebben op het wereldbestuur en een rol van betekenis spelen op het internationale toneel als we overgaan tot deze vaak impopulaire sanering van onze financiën en vasthouden aan onze prioriteiten: de bestrijding van de klimaatverandering en het ontwikkelingsbeleid.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Martin Schulz, namens de S&D-Fractie.(DE) Mijnheer de Voorzitter, sta mij toe om een zin te citeren uit de verklaring van de staatshoofden en regeringsleiders in het kader van de G20-top in Pittsburg op 24-25 september 2009, dus zeg maar een jaar geleden. Daar hebben de regeringsleiders de volgende toezegging gedaan: "Wij willen een kader creëren dat het beleid en onze wijze van samenwerking beschrijft met het oog op het realiseren van een sterke, duurzame en evenwichtige groei, die wij nodig hebben om een duurzame herstel tot stand te brengen, waardoor de goede banen worden geschapen die onze volkeren nodig hebben." Geweldig! Ik neem aan dat er dit jaar tijdens de volgende top weer een dergelijke toezegging wordt gedaan en bij andere topontmoetingen ook. Daarom zou ik graag willen weten wat er in de tussentijd is gebeurd om die sterke, duurzame en evenwichtige groei te creëren die onze volkeren nodig hebben. Inhoudelijk klopt het. Wat er echter gecreëerd wordt, is een filosofie op Europees niveau – in de Europese Raad – met de strekking dat eenzijdige inkrimpingen van de overheidsmiddelen door bezuinigingen op de begroting het wondermiddel zijn voor de stabilisering op ons continent, terwijl die Raad eigenlijk zou moeten beseffen dat investeringen die de groei stimuleren de basisvoorwaarde vormen om meer werkgelegenheid te creëren. Zo kan door meer economische groei tegelijkertijd de inkomstenkant van de landen worden verbeterd, inkomsten die die landen hard nodig hebben om hun begroting duurzaam te consolideren en hun overheidstaken uit te kunnen voeren. Wij maken in Europa op dit moment het volgende mee: vanwege een bijna geheel zwart-witte, dualistische benadering op grond waarvan alle uitgaven slecht en alle bezuinigingen goed zijn, zitten wij in een situatie waarin in de landen die het hardst door de crisis zijn getroffen – Ierland en Griekenland – sprake is van een recessie of van stagnatie. Als gekeken wordt naar de doelstelling die ik hierboven heb geciteerd, wordt met de maatregelen die in de praktijk worden genomen, precies het tegenovergestelde bereikt. Dat is een dramatische ontwikkeling! De situatie wordt nog dramatischer als degenen die aan de oorsprong van deze crisis hebben gestaan, de veroorzakers van de crisis – en daarmee doel ik op het financieel beheer, op de bandeloze speculatiesector – niet ter verantwoording worden geroepen door hen een bijdrage te laten leveren aan de nationale inkomsten, bijvoorbeeld door een belastingheffing op financiële transacties. Een dergelijke belasting wordt weliswaar op Europees niveau gepropageerd, maar wordt tezelfdertijd meteen in de ijskast gezet met het predicaat: "Dit krijgen wij er bij de G20 nooit doorheen". Natuurlijk krijgen we dat er bij de G20 niet doorheen, als we het nog niets eens eerst op Europees niveau proberen!

Deze onrechtvaardigheid is extra dramatisch aangezien de passiviteit van de staatshoofden en regeringsleiders – het feit dat ze ons in de verkeerde richting van sociale onevenwichtigheid leiden – alleen maar wordt versterkt. De mensen die hiertegen de straat op gaan, hebben gelijk. Die sociale onevenwichtigheid in Europa wordt immers niet bestreden, maar door een verkeerd beleid juist vergroot. Het is de taak van dit Parlement om dat aan de kaak te stellen en ombuigingsstrategieën te ontwikkelen. Daarom houden wij vast aan die belasting op financiële transacties. Wij zullen bij het verslag van mevrouw Berès en bij dat van mevrouw Podimata zien of dit Parlement bereid is om het volgende duidelijk te maken: "Wij weten dat het moeilijk is, maar wij houden eraan vast dat de Europese Unie er een begin mee maakt om de financiële sector op trasnationaal niveau fiscaal te belasten als dat op nationaal niveau niet mogelijk is".

Daarnaast is er nog een andere zorgwekkende ontwikkeling. Door wat er in Deauville tussen de heer Sarkozy en mevrouw Merkel heeft plaatsgevonden, is de institutionele structuur van de Europese Unie op de kop gezet. Ik vraag mij af wanneer de heer Van Rompuy daaruit zijn consequenties trekt. Hij heeft immers de opdracht gekregen om met zijn taakgroep de benodigde hervormingen te inventariseren – en in wezen zou dat úw taak geweest moeten zijn, het was eigenlijk onbeschoft om de heer Van Rompuy daarmee op te zadelen. Het toppunt van dit alles is echter dat die arme man in het geheim zijn werk uitvoert en voordat hij überhaupt iets kan overleggen, zegt ons danspaartje in Deauville: "Het hoeft niet meer hoor. Dat hebben wij allemaal al besloten". Wat Nicola en Angela – die zelfbenoemde Frans-Duitse raad van bestuur – hebben gedaan, is een aanslag op de instellingen van de Europese Unie.

(Applaus)

Als ik Herman van Rompuy was, zou ik hen de rommel voor de voeten gooien. Je kunt niet altijd slechts als deurmat dienen en je voor dergelijk misbruik lenen! Eén ding moet ik echter nogmaals benadrukken: indien de mijnheer en mevrouw in Deauville ook eens naar de andere kant van het Kanaal hadden gekeken, dan zouden ze de witte kliffen van de Britse kust hebben gezien. En op dat eiland is voor hun wijzigingen van het verdrag een referendum nodig, tenminste, als we de heer Cameron mogen geloven. Is er ook maar iemand die echt denkt dat de heer Cameron de wijziging zo maar zal accepteren, zonder dat hij extra rem in het verdrag zal verlangen om de invloed van de Europese wetgeving af te zwakken? Volgens mij is de doos van Pandora daarmee geopend. Ik hoop dat ons danspaartje niet alsnog over de eigen voeten struikelt.

Daarom nogmaals: Europa wordt in de verkeerde richting geleid, zowel institutioneel als inhoudelijk.

 
  
MPphoto
 

  Guy Verhofstadt, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag verder willen gaan waar de heer Schulz is opgehouden. Misschien kunnen we nu om een conventie vragen als ze het Verdrag willen wijzigen. Wat we normaal gesproken moeten doen, is om een conventie vragen. Dat is het eerste wat we moeten doen, maar zo ver is het nog niet, denk ik. Wat we nu moeten doen, is snel overeenstemming bereiken in de Europese Raad over economisch bestuur en de versterking van het stabiliteitspact.

Er is nu bijna een jaar verstreken sinds het begin van de Griekse schuldencrisis. Die begon in december 2009 en het wordt nu tijd dat we tot een conclusie, een overeenkomst komen. Er liggen op dit moment drie voorstellen op tafel. Laten we daar duidelijk over zijn. We hebben het voorstel van de Commissie en het voorstel van de taakgroep ontvangen en gisteren het voorstel in het kader van wat we "de deal van Deauville" noemen. Dat is het derde voorstel dat er ligt. En ik denk dat het goed is als dit Parlement de verschillen tussen deze drie voorstellen analyseert om te bepalen of ze geschikt zijn.

De Commissie heeft naar mijn mening een paar weken geleden goede, doortastende en samenhangende voorstellen ingediend. De voorstellen van de taakgroep verschillen daarvan in de zin dat deze groep voorstelt dat de Raad moet handelen op basis van aanbevelingen en niet op basis van voorstellen van de Commissie. Dat is een groot verschil, want aanbevelingen kunnen worden gewijzigd en voorstellen van de Commissie niet. Daarnaast duurt de analyseprocedure in het voorstel van de taakgroep langer, waarin het ook verschilt van het voorstel van de Commissie.

Het moet echter gezegd worden dat het voorstel van de taakgroep het semiautomatische karakter van de sancties handhaaft en vasthoudt aan de regel van de omgekeerde meerderheid die de Commissie heeft voorgesteld.

Sinds gisteren hebben we een derde voorstel, "de deal van Deauville". Ik moet zeggen dat afspraken tussen Frankrijk en Duitsland vaak gunstig zijn voor het werk van de Raad, maar in dit geval is dat niet zo. Dat komt doordat het Frans-Duitse voorstel van Deauville uitgaat van het behouden van het ouderwetse stemmen met gekwalificeerde meerderheid in de Raad, wat inhoudt dat er geen meerderheid moet worden gevonden om automatische sancties van de Commissie tegen te houden, maar dat zo'n meerderheid vereist is voordat de door de Commissie voorgestelde sancties in gang kunnen worden gezet. Ik denk dat dat een enorm verschil is, want het semiautomatische karakter van sancties in het voorstel van de Commissie ontbreekt in het voorstel van Deauville.

Ik weet niet of u Deauville kent, maar behalve het strand en een paar mooie hotels is daar ook een casino. Misschien moeten we daarom niet spreken van de deal van Deauville, maar van het Frans-Duitse casinocompromis, want een casinocompromis, dat is het. Op grond van dit voorstel mogen de lidstaten gaan spelen met de euro en de eurozone.

Wie genoeg steun heeft in de Raad, kan zijn gang gaan en precies doen wat Griekenland heeft gedaan. Hebt u genoeg steun in de Raad, ga dan maar uw gang. Faites vos jeux! Doe wat u wilt.

Het eerste deel van de deal van Deauville zwakt niet alleen het voorstel van de taakgroep, maar vooral ook het pakket van de Commissie af. Dat vind ik volkomen onbegrijpelijk, vooral van Duitsland. Tien maanden hebben ze gevraagd om krachtigere sancties en gisteren hebben ze precies het tegenovergestelde gedaan. Dit is een afzwakking van de krachtige voorstellen van de Commissie. En dat gebeurt precies op het moment dat de heer Trichet, de president van de Europese Centrale Bank, vraagt om krachtigere oplossingen, krachtigere voorstellen, zelfs krachtiger dan de oorspronkelijke voorstellen van de Commissie.

Mijn conclusie is dat dit Parlement maar één missie heeft: de deal van Deauville of het casinocompromis terugdraaien. Laten we vasthouden aan de goede voorstellen van de Commissie en onze noodzakelijke wetgevende taak uitvoeren.

 
  
MPphoto
 

  Daniel Cohn-Bendit, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Chastel, mijnheer Barroso, dames en heren, de heer Verhofstadt heeft zich vandaag uitgesloofd! Wat hij te zeggen had, was echter wel belangrijk, net als de toespraak van de heer Schulz overigens. Nu mijn eigen overpeinzingen.

Kent u allemaal de film "Jules et Jim"? De vrouw is mevrouw Merkel. We weten wie Jules is, namelijk de heer Sarkozy. Het probleem is: wie is Jim? De heer Cameron of de heer Barroso? Dat is het dilemma voor de Commissie.

Ik denk dat het Parlement en de Commissie nu een openhartig gesprek met elkaar moeten hebben, omdat het beleid van de Raad – hierin heeft de heer Verhofstadt gelijk – en dat van zijn Frans-Duitse 'raad van bestuur' momenteel anti-EU is. Dit beleid geeft niet de essentie weer van de Europese Unie en onze rol bestaat er nu in, over onze tegenstellingen heen – hierin heeft de heer Daul gelijk – de Europese Unie en communautaire methode te redden. Daarom moeten zowel de Commissie, het Parlement als wijzelf begrijpen dat er bij dit spel geen winnaars zullen zijn, tenzij wij kunnen komen tot een gezamenlijke aanpak tussen Commissie en Parlement, Parlement en Commissie.

Mijnheer Barroso, ik geloof u wanneer u zegt een belasting op financiële transacties of financiële activiteiten te willen. Dat is niet het probleem; de vraag is hoe deze daadwerkelijk te realiseren. "Ik wil" zeggen is niet genoeg – dat zegt mijn zoontje van vier. Het gaat erom te bedenken hoe we ons doel kunnen bereiken en ik denk dat de Commissie niet om de zoveelste studie moet vragen, zoals de Raad Milieu gisteren deed om na te gaan of de klimaatverslechtering echt zodanig is dat de CO2-reductie van de Europese Unie moet worden vergroot, hoewel het volstrekt absurd is om te vragen om een nieuwe studie. Nee. Wat zou een omvangrijke studie naar financiële transacties Europa opleveren en wat zou een belasting op deze transacties opleveren? Een belasting van 0,01 procent op financiële transacties komt overeen met 80 miljard euro. Als er 30 miljard euro wordt gereserveerd voor een reductie op de nationale bijdragen en dus een reductie op de nationale begrotingen, is er 50 miljard extra voor de EU-begroting. 120 miljard euro min 30 miljard is 90 miljard, plus 50 miljard wordt 140 miljard. Het na het Verdrag van Lissabon noodzakelijk Europees beleid kunnen we dus uitvoeren en zowel de lidstaten als Europa winnen erbij. Dit betekent echter wel dat wij een Europese visie moeten hebben.

Ten tweede, mijnheer Barroso, wat de tekorten betreft: er zijn tekorten en er zijn tekorten. Het is als bij cholesterol: er is goede en slechte. Een tekort door investeringen, dat dus perspectieven opent voor een land of Europa, is niet slecht. We verliezen erop als we blijven investeren in improductieve industrieën uit het verleden – ik doel hierbij op de kolenindustrie – waarbij iedere investering geldverspilling is, omdat deze nergens toe dient. We winnen erbij als we investeren in de energie en productie van de toekomst.

We moeten derhalve – en ik vraag dit ook aan de liberalen – niet simpelweg praten over "stabiliteit, stabiliteit", maar ook onderscheid maken tussen hetgeen we moeten doen en dat wat we niet meer moeten doen; het niet eenvoudigweg hebben over een "tekort", maar zeggen "dit is productief" of "dit is niet productief." Als wij het eens zijn, als we erin slagen het eens te worden – wat moeilijk zal zijn –, zullen we ons kunnen verzetten tegen de voortdurende manipulaties van de Raad.

Het probleem is op dit moment dat veel regeringen het aspect van het Europees beleid willen reduceren, terwijl onze rol er juist in bestaat dit aspect te beschermen en te vergroten, omdat we er anders niet uit zullen komen.

Ziet u, mijnheer Barroso, wij hebben een gezamenlijk belang, maar we moeten doorzetten. U moet niet het Parlement onder druk zetten, maar de Europese Raad.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. - Zoals u begrijpt ben ik qua tijd heel flexibel geweest, deels omdat alle toespraken niet alleen zeer aangenaam, maar ook bijzonder krachtig waren – het IMF, casino's en cholesterol – prima brandstof allemaal voor deze discussie.

 
  
MPphoto
 

  Michał Tomasz Kamiński, namens de ECR-Fractie. (PL) Tijdens dit debat vertelt iedereen vandaag allerlei anekdotes, waardoor mij ook een historische associatie te binnen schoot. Achttien jaar van mijn leven heb ik doorgebracht in een land van het reële socialisme. Het ene partijcongres na het andere stelde de ene na de andere economische doelstelling vast en de burgers van mijn land – in andere landen van het reële socialisme was het niet anders – kregen van partijcongressen te horen dat het beter zou worden en op welke manier het beter zou worden. Sterker nog, in mijn land bestond destijds een ministerie van Binnenlandse Handel terwijl er helemaal geen binnenlandse handel was.

Als ik naar sommige toespraken van vandaag luister, krijg ik de indruk dat het voorstel van de Europese Commissie erop gericht is om economie weer voorrang te geven boven de politiek. De politiek die alle rationele economische handelingen onmogelijk maakt, omdat politici op nationaal niveau en – zo wordt gezegd – uit populistische overwegingen het liefst met een beschuldigende vinger naar Europa wijzen. Ze roepen om bezuinigingen op Europa en zijn van mening dat Europa geen oplossing is. Daarmee pleiten zij zichzelf in de ogen van hun kiezers in zekere zin vrij van verantwoordelijkheid. We bereiken niets zonder de invoering van een instrument waardoor landen weten dat zij bij het voeren van een irrationeel economisch beleid getroffen zullen worden door harde consequenties. We hebben echter ook behoefte aan solidariteit. Ik zie in het Frans-Duitse voorstel het reële gevaar dat straks de sterkste landen meer speelruimte krijgen en Griekenland bepaalde grenzen niet mag overschrijden. Griekenland moet snijden in de uitgaven, maar als de sterkere landen aan de beurt zijn, hebben die mazzel en horen we opeens dat zij deze regels om politieke redenen mogen breken. Ik zou het als volgt willen zeggen: we hebben Europese solidariteit nodig, dus daarom hebben we Europese solidariteit nodig.

Tot slot, mijnheer de Voorzitter, wil ik nog opmerken dat ik weet dat u waakt over deze Europese solidariteit. Het recente besluit van de Europese Commissie over het gascontract tussen Polen en Rusland – waarvoor ik u wil bedanken – is een uitstekend voorbeeld dat het gemeenschappelijke aspect werkt en dat het ook werkt in het belang van landen als Polen. Mijnheer de Voorzitter, ik wens nogmaals te benadrukken dat we de realiteit niet kunnen wegtoveren. Als wij het zover laten komen dat politieke maatregelen, in combinatie met het populisme dat momenteel op verschillende plaatsen in Europa de kop opsteekt, gaan domineren over het economische denken, dan komt er van uw ambitieuze plannen voor versterking van de interne markt – wat ik een bijzonder goed idee vind (zin niet afgemaakt). Wij als leden van het Europees Parlement weten als geen ander dat de gemeenschappelijke markt nog heel ver weg is, zeker als we onze maandelijkse mobiele telefoonrekening met roamingkosten openmaken. Als we op een gemeenschappelijke Europese markt nog steeds roamingkosten moeten betalen, dan is economische integratie nog ver weg.

 
  
MPphoto
 

  Patrick Le Hyaric, namens de GUE/NGL-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Chastel, mijnheer Barroso, als ik het goed begrijp, mijnheer Barroso, gaan wij uit van een volstrekt tegengestelde analyse aangezien u hebt gezegd dat we de crisis achter de rug hebben, terwijl zij volgens onze fractie, de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links, juist verergert. Om deze crisis het hoofd te bieden, predikt u bezuinigingen met het stabiliteitspact en nu de aanscherping van de sancties. Ik denk dat het tegenovergestelde moet gebeuren door middel van een betere bezoldiging, nieuwe, 'arbeidsvriendelijke' belastingwetten, een belasting op financiële transacties, betere sociale bescherming, bescherming van de openbare diensten en een omvangrijk werkgelegenheidsbeleid.

Helaas vrees ik dat uw strategie de Europese Unie in grote problemen zou kunnen brengen. Hoort u niet hoe de bevolkingen in de hele Europese Unie protesteren? Gisteren zijn voor de zesde dag op rij in Frankrijk miljoenen mensen de straat opgegaan, gesteund door zeventig procent van de bevolking. Ziet u niet welk gevaar ons op dit moment bedreigt? Het Europese idee, dat is gebaseerd op mededinging, op volledige vrijhandel, spat uiteen tegen de muur van het geld in de economische oorlogen en nu ook de monetaire oorlog. Waarom geen studie verrichten naar een nieuw systeem, een menselijk en sociaal ontwikkelingsfonds in plaats van het stabiliteitspact en in samenhang met de Europese Centrale Bank die, via geldschepping, de staatsschulden, de nationale banken moet kunnen herfinancieren op basis van voor sociale criteria gunstige rentepercentages?

Ik ben van mening dat de Europese Unie ook het initiatief moet nemen tot vorming van een nieuwe monetaire wereldorde, waarbij zij om te beginnen steunt op het Chinese voorstel van een internationale gemeenschappelijke munt voor de handel, zoals Thailand en Brazilië deze kennen. Waarom stelt Europa geen belasting in op valuta's, om te beginnen ter vermindering van de monetaire spanningen?

Voorzitter van de Commissie en vertegenwoordigers van de Raad, ik denk dat het tijd is om nieuwe initiatieven te ontplooien en te luisteren naar de burgers.

 
  
MPphoto
 

  Nigel Farage, namens de EFD-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter. Nou, voorzitter Barroso, u laat zeker uw spierballen zien, met behulp van de macht die u hebt gekregen door het Verdrag van Lissabon, dat u met onrechtmatige middelen heb doorgedrukt. U doet nu alles wat u kunt op het wereldtoneel en binnen de EU om alle attributen van een staat te verzamelen.

Dat blijkt nergens duidelijker dan in uw recente voorstel voor rechtstreekse belastingen die de Europese instellingen de mensen van dit continent zouden moeten opleggen.

Vroeger was er natuurlijk een zeer succesvolle onafhankelijkheidsbeweging die zich bediende van de leus 'no taxation without representation' en een vertegenwoordiger bent u zeker niet. Wij hebben u niet gekozen en wij kunnen u niet uit uw functie zetten, dus ik denk dat u met deze rechtstreekse belasting een fout hebt gemaakt.

En wat een dure club wordt het. Nog maar twee jaar geleden was de nettobijdrage van Groot-Brittannië 3 miljard pond per jaar. Dit jaar is hij 6 miljard pond. Volgend jaar wordt de bijdrage 8 miljard pond. Het jaar daarna zal hij 10 miljard pond bedragen en nu horen we dat u de Britse korting wilt stopzetten. U wilt af van de Britse korting, wat betekent dat in 2013 onze bijdrage 13 miljard pond zal bedragen. Dat is een verviervoudiging in een periode van zes jaar.

De belastingbetalers van Groot-Brittannië die dit allemaal beseffen en uw rechtstreekse belasting zien, zullen simpelweg tot de conclusie komen dat wij ons de Europese Unie niet kunnen veroorloven.

Maar ik zie een sprankje hoop: de deal van Deauville tussen Merkel en Sarkozy, datgene waar u vandaag allemaal zo bang voor bent. Ik hoop dat die er komt. Laten we een nieuw verdrag opstellen. U lijkt dit zelf bijna te steunen. Laten we een nieuw Europees verdrag opstellen en laten we hierover een referendum houden in een heleboel landen, in het bijzonder in Groot-Brittannië, dan zal het Britse volk tot de conclusie komen dat dit een heel slechte deal is voor Groot-Brittannië. Ze zullen stemmen voor het verlaten van de Europese Unie en beginnen met het ontrafelen ervan.

Dank u. Wij vertrekken met plezier.

(Spreker verklaart zich bereid een "blauwe kaart"-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden)

 
  
MPphoto
 

  Martin Schulz (S&D).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Farage, ik heb een vraag voor u. Wellicht wilt u zo vriendelijk zijn om die voor ons te beantwoorden. U maakt zich immers zo veel zorgen over de Britse belastingkas. Net als ik had u bij het begin van de verkiezingsperiode de mogelijkheid om een keuze te maken uit welke kas uw dagelijkse toelage betaald zou worden: uit de kas van het Verenigd Koninkrijk of uit die van de Europese Unie. Zou u dit Parlement willen meedelen of uw dagelijkse toelage uit de begroting van de EU komt of dat u de keuze heeft laten vallen op het nationale stelsel van het Verenigd Koninkrijk?

 
  
MPphoto
 

  Nigel Farage (EFD). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat we af moeten van dit idee van Europees geld. Voordat de rechtstreekse belasting er is, is er, zoals we nu spreken, niet zoiets als Europees geld: het is ons geld. Wij zijn een enorme nettobetaler voor deze Europese Unie en daar krijgen we geen enkel economisch voordeel voor terug! Het is ons geld!

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is niet mijn gewoonte om te interveniëren, maar ik wil een motie van orde indienen.

Dit is niet de eerste keer dat de heer Farage tegen mij zegt: "U bent niet gekozen." Ik ben zeker niet door u gekozen, maar ik ben gekozen door dit Parlement.

(Applaus)

Ik ben in een geheime stemming gekozen door dit Parlement en u maakt deel uit van dit Parlement. Het steeds herhalen dat ik en de Commissie niet kozen zijn, getuigt naar mijn mening van een gebrek aan respect voor de Commissie en voor het Parlement waarvan u deel uitmaakt.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Francisco Sosa Wagner (NI). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, eens kijken of ik wat kalmte kan brengen in dit geanimeerde debat.

Het is betreurenswaardig dat naast de Europese Unie ook enkele afzonderlijke lidstaten lid zijn van de G20. Ondanks deze tegenstrijdigheid, die het imago van Europa in de wereld zeker en vast schade toebrengt, zou het goed zijn als we op dit wereldwijde forum ten minste een algemeen gemeenschappelijk standpunt zouden innemen.

En wat zou volgens mij dat gemeenschappelijk standpunt dan moeten zijn? Mijn bescheiden mening is als volgt: ten eerste kunnen we het niet maken om een alomvattende overeenkomst over de gevolgen van de crisis nog langer uit te stellen en alleen maar een financiële overeenkomst te sluiten. Ten tweede moet Europa de euro behouden als eenheidsmunt of − als u dat verkiest − als anker, om te beletten dat we in de woelige waters van de markt meegesleurd worden en de fouten van de 20e eeuw opnieuw begaan. Ten derde moet de euro een voorbode zijn voor al hetgeen Europa de wereld te bieden heeft op het vlak van democratische waarden en openbare vrijheden.

Kort gezegd: in een gemondialiseerde wereld, in dit wereldwijde spel, kun je niet winnen als je steeds de nationale kaart speelt.

 
  
MPphoto
 

  Othmar Karas (PPE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Barroso, dames en heren, uit dit debat blijkt in ieder geval één ding: de deal van Deauville belemmert ons bij het oplossen van de crisis, de deal van Deauville betekent een stap achteruit voor de Europese Unie en de deal van Deauville geeft aan dat ons danspaartje niets geleerd heeft van het ongepaste gedrag van Duitsland en Frankrijk in 2002 en 2005, toen zij een begin hebben gemaakt met het ondermijnen van het Stabiliteitspact. Integendeel, wij worden nu weer geconfronteerd met een voortzetting van dat ongepaste gedrag.

Wij willen de fouten uit het verleden rechtzetten, wij willen een Europees antwoord op het nationalisme en de veto's geven die bij de meeste Europese regelingen zijn ingebouwd. Dat hebben wij bij het toezicht op de financiële markten gedaan. Dat doen wij ook met het verslag over de maatregelen als antwoord op de crisis. Dat doen wij eveneens met het verslag-Feio en met onze dagelijkse wetgevingsactiviteiten. Daar moeten wij onze aandacht op richten en daarbij moeten wij ons niet langer laten storen, ook niet door dit debat. Wij moeten vooruit kijken. Wij moeten de juiste antwoorden zoeken. Het verslag van de vijf fracties spreekt duidelijke taal. Wij hebben de crisis nog niet onder controle. Het fiscale en monetaire beleid maakt structurele hervormingen niet overbodig. Wij zeggen heel duidelijk "ja" tegen het verminderen van de begrotingstekorten als voorwaarde voor een zekere toekomst. Dat verminderen van die tekorten kan echter niet met een grasmaaier worden gedaan. Dat moet via hervormingen, investeringen, bezuinigingen en veranderingen worden gerealiseerd. In dit verslag wordt duidelijk gemaakt dat wij als deel van de oplossing meer Europa willen. Laten wij werk maken van de volgende integratiefase: het creëren van een economische unie, het creëren van een sociale unie en het creëren van een defensie- en veiligheidsunie. En laten we ervoor zorgen dat de interne markt uitgroeit tot een thuismarkt voor alle burgers. Het antwoord is een gemeenschappelijk Europa – het initiatief van de Europese Unie. De taakgroep en de methode-Deauville hebben gefaald.

 
  
MPphoto
 

  Stephen Hughes (S&D). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals we hebben gehoord, heeft de taakgroep onder voorzitterschap van Herman van Rompuy nu zijn verslag afgeleverd. Het bevat voorstellen voor het oplossen van de crisis en voor begrotingsdiscipline, met andere woorden: slechts een deel van het plaatje.

Ik wil benadrukken dat dit alleen maar voorstellen zijn. Ik weet zeker dat de ministers van ECOFIN die de voortgang van de taakgroep hebben gedomineerd, graag zouden zien dat dit het eindpunt was, maar dat is het niet. Dit is het begin. We staan helemaal aan het begin van de wetgevingsprocedure. Ik hoop dat alle instellingen beseffen dat nu het werk van het Europees Parlement aan het wetgevingsvoorstel van de Commissie in een volledig democratische procedure met de Raad moet worden uitgevoerd.

Het doel van de taakgroep was naar eigen zeggen het bereiken van een doorbraak op het gebied van effectief economisch bestuur. Maar het voorstel van deze taakgroep is naar mijn mening eerder een stap terug als het gaat om welvaart en welzijn in Europa. Het stelt een versterking van instrumenten voor, maar alleen van instrumenten die gericht zijn op fiscale discipline. Dat is een probleem. Economische coördinatie is meer dan fiscale discipline en er zal geen economische unie worden bereikt zolang dat evenwicht niet voldoende wordt erkend. Het zal ongetwijfeld leiden tot een verstoord economisch beleid, waarbij onvoldoende rekening wordt gehouden met andere belangrijke beleidsdoelen voor het voeren van macro-economisch beleid, en dan heb ik het over groei, investering en werkgelegenheid.

Voorzitter Barroso, we hebben geen nieuwe taakgroep nodig om met een evenwichtige set beleidsmaatregelen te komen. De Commissie moet haar initiatiefrecht gebruiken om de voorstellen in te dienen die groei, investeringen en werkgelegenheid zullen bevorderen.

Als het gaat om de voorstellen die nu op tafel liggen, denk ik dat het Parlement de komende maanden een enorme verantwoordelijkheid heeft. We moeten een aantal wijzigingen aanbrengen in de geest van het verslag van de heer Feio waarover vandaag wordt gestemd. Ik denk dat er drie belangrijke wijzigingen nodig zijn: de procedure voor te grote saldi moet zo breed zijn dat ook de arbeidsmarkten, waaronder de werkloosheidscijfers, eronder vallen, en daarom moet de Raad werkgelegenheid er waar relevant in worden opgenomen; bij de kwalitatieve beoordeling van de hoogte van staatsschulden en ontwikkelingen in het correctieve deel van het stabiliteits- en groeipact zou ook volledige aandacht moeten worden besteed aan de hoogte en ontwikkeling van de overheidsinvesteringen; en de koppeling met 2020 in alle delen van het nieuwe systeem moet expliciet zijn en zo volledig mogelijk worden uitgevoerd.

Met betrekking tot bestuur wil ik in dit vroege stadium slechts twee punten noemen. De Raad moet het systeem begeleiden en te allen tijde de maximale politieke verantwoordelijkheid nemen en tevens zorg dragen voor voldoende betrokkenheid van alle relevante Raadsformaties – niet alleen ECOFIN – als dat nodig is.

Tot slot moet het Europees Parlement volledig betrokken worden bij het hele proces om de hoogste mate van democratische legitimiteit te waarborgen. Kijk maar eens naar het voorstel voor het Europese semester om te zien hoezeer de rol van het Parlement ontbreekt in dit alles. Sommigen van ons in de verschillende fracties werken aan versterking van de voorstellen voor parlementaire betrokkenheid. Ik hoop dat die zullen worden geaccepteerd door de andere instellingen om dit proces de vereiste democratische legitimiteit te geven.

 
  
MPphoto
 

  Olle Schmidt (ALDE).(SV) Het voorbije jaar is gebleken dat de EU in moeilijke omstandigheden belangrijke besluiten kan nemen. Helaas zijn de voorbije dagen een teleurstelling geweest. Op een ogenblik dat de EU duidelijke en strikte regels nodig heeft, aarzelen Frankrijk en Duitsland. Dat is zorgwekkend. Onze boodschap is: handen af van het voorstel van de heer Rehn!

Ik wil mevrouw Berès en mijn collega's in de Bijzondere Commissie financiële, economische en sociale crisis onvoorwaardelijk bedanken. Zij hebben aangetoond dat we in het Europees Parlement de fractiegrenzen kunnen overstijgen en in het belang van Europa gemeenschappelijke oplossingen kunnen vinden. De Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa heeft een amendement voorgesteld waarin staat dat de invoering van een belasting op financiële transacties alleen kan op voorwaarde dat dit mondiaal gebeurt. Het is belangrijk dat de invoering wereldwijd gebeurt.

We mogen niet toestaan dat nationalisme weer vaste voet krijgt in Europa. Welvaart wordt gecreëerd door een markteconomie met duidelijke grenzen en vrijhandel. We hebben een meer verenigd Europa, een opener Europa, een sterker Europa nodig – we hebben gewoonweg meer Europa nodig.

De voorgestelde sanctiemogelijkheden gelden in een eerste fase alleen voor de eurolanden. Wat dat betreft, zouden we een formulering willen die op alle 27 lidstaten van de EU slaat. Daarom zou ik een mondeling amendement willen indienen op het verslag van de heer Feio, waarvan ik hoop dat het Parlement het zal kunnen steunen. De rapporteur en de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement hebben zich daartoe bereid verklaard. Ik lees de tekst in het Engels:

(EN) Alle 27 lidstaten dienen, waar mogelijk, alle voorstellen op het gebied van een economisch bestuur optimaal in praktijk te brengen, met de aantekening dat dit voor de lidstaten buiten de eurozone op vrijwillige basis zou moeten gebeuren.

(SV) Het is vandaag niet het ogenblik om een EU te creëren die de Unie dreigt te verscheuren.

 
  
MPphoto
 

  Pascal Canfin (Verts/ALE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Barroso, mijnheer Rehn, ik hoop echt dat u zult kijken naar het werk van het Europees Parlement met betrekking tot de onderwerpen die wij vandaag bespreken – het verslag-Berès en het verslag-Feio –, omdat wij nu natuurlijk medewetgever zijn inzake het economisch bestuur. Ik kan u meedelen dat wij – samen met ten minste vier politieke pro-Europese fracties in het Parlement – echt hebben gewerkt aan compromissen die ergens toe zullen leiden. Wij hebben net de discussie achter de rug waarin de problemen zijn geïnventariseerd.

Sommigen spreken over de begroting, anderen over belastingmaatregelen en weer anderen over bestuur. Het gaat er nu om dat de Commissie – en het is uw taak dit te doen; wij proberen het, maar u moet het ook doen – een algemeen pakket voorstelt: iets in de geest van het rapport-Monti en ook in de lijn van hetgeen de heer Barnier tracht te doen in het kader van de interne markt. Ik kijk uit naar een algemeen pakket van de heer Barroso, waarin moet worden aangegeven hoe we de economische crisis te boven kunnen komen. Het zou niet alleen over het macro-economisch bestuur moeten gaan, maar erop moeten neerkomen dat er na het lezen van drie of vier dossiers over macro-economie, belastingen en de begroting gezegd kan worden: "Hier is het pakket."

Ik weet zeker dat als u hiervoor zorgt, u een bijzonder grote meerderheid zult hebben in het Europees Parlement om dit initiatief te steunen. Als we het bijvoorbeeld alleen hebben over de kwestie van de overheidsfinanciën: de Commissie en haar diensten hebben twee of drie jaar geleden zelf gezegd dat Spanje het land was dat zich het beste hield aan het stabiliteits- en groeipact en dat de Spaanse overheidsfinanciën op orde waren. Het probleem is dat er destabiliserende invloeden waren van buitenaf en dat Spanje zich nu in een uiterst penibele situatie bevindt, net als Ierland. Het is duidelijk dat de crisis niet kan worden bezworen door ons alleen te focussen op de overheidsfinanciën.

De compromissen die wij hebben voorgesteld in de vandaag gepresenteerde verslagen, waarover morgen zal worden gestemd, houden juist rekening met de hele problematiek. Zij zijn een manier om te zeggen: "Ja, de begrotingsdiscipline moet inderdaad worden bevorderd." Natuurlijk moet dat. Opdat deze begrotingsdiscipline zich echter niet vertaalt in sociale afbraak, maar uitsluitend in het snijden in de overheidsuitgaven, moet er tegelijkertijd een Europees begrotingspakket beschikbaar zijn voor de financiering van investeringen en een fiscaal pakket dat de lidstaten in staat stelt een aantal belastingen te innen.

Mijn laatste vraag aan de heer Rehn, en met name aan de heer Barroso, is dus deze: bent u echt een voorstander van een geconsolideerde belastinggrondslag voor bedrijven? Heeft dit werkelijk uw steun? Dit project ligt namelijk al tien jaar in een la bij de Commissie, tien jaar lang hebt u er niets mee gedaan. Maakt u er nu echt eens werk van.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Roberts Zīle (ECR). (LV) Dank u, mijnheer de Voorzitter, mijnheer Barroso (die de zaal heeft verlaten).

Om te beginnen wil ik de rapporteur, mijn collega-schaduwrapporteurs en de voorzitter van de Commissie economische en monetaire zaken, de heer Klintz, bedanken voor het compromis dat we uiteindelijk hebben weten te bereiken. Ik zal bij slechts twee onderdelen van het verslag stilstaan omdat ik daar niet tevreden over ben, en die punten hebben noch betrekking op Duitsland noch op Frankrijk. Ten eerste is de schuldenlast van huishoudens en bedrijven in veel nieuwe lidstaten sinds 2004 maar liefst vertienvoudigd als gevolg van agressieve grensoverschrijdende investeringen. Bovendien kwamen bij het overgrote deel van deze leningen alle wisselkoersrisico's als gevolg van de voorwaarden bij de lener te liggen. Dit betekent op zijn beurt weer dat de regeringen van deze landen in hun macro-economisch beleid afgezien van besparingen op de overheidsuitgaven en belastingverhogingen weinig bewegingsruimte hebben. Tegelijkertijd is het de eerst de zorg van huishoudens om leningen af te lossen in eurotermen. Helaas wordt daar in het verslag nauwelijks bij stilgestaan.

Mijn tweede punt, dat gekoppeld is aan het eerste, betreft het volgende: stel je zo'n nieuwe lidstaat voor van wie het bbp is gedaald tot een niveau van voor de toetreding, tot een niveau van voor 2004, maar dan met een tienmaal zo hoge particuliere schuldenlast en een vijfmaal zo hoge overheidsschuld. Zo'n lidstaat kan uit dit verslag opmaken dat zelfs cohesiebeleid kan worden aangepast, en wel op zo'n manier dat het voornaamste criterium niet langer wordt gevormd door het bbp per hoofd van de bevolking, maar door crisisbeheer op een specifiek terrein, wat bijzonder ingrijpende politieke gevolgen kan hebben. Dank u.

 
  
MPphoto
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL).(PT) Mijnheer de Voorzitter, de verklaringen van Duitsland en Frankrijk in de zogenaamde overeenkomst van Deauville zijn onaanvaardbaar, en maken duidelijk wie het voor het zeggen heeft bij het verdedigen van economische en financiële belangengroepen, en wat voor mensen dat zijn. Die verklaringen tonen ook aan hoe ongeduldig, arrogant en agressief ze zijn ten opzichte van de reacties van de werknemers en de burgers die het slachtoffer zijn van hun neoliberale en antisociale beleid – ik denk daarbij aan het stabiliteits- en groeipact en aan het mededingingsbeleid – in Griekenland, Frankrijk en Spanje, maar ook in Portugal, waar voor 24 november al een algemene staking gepland is.

Het is de hoogste tijd dat degenen die het in de Europese Unie voor het zeggen hebben, toegeven dat deze neoliberale beleidsvormen mislukt zijn: de werkloosheid stijgt, de sociale ongelijkheden en de armoede nemen toe, en dat leidt tot een recessie in de economisch zwakkere landen, waar de van boven opgelegde regels van de EU een heuse sociale ramp zouden kunnen veroorzaken.

Helaas wordt dit niet toegegeven. Alle voorstellen om de belastingoasen af te schaffen, een heffing te innen op financiële transacties en een einde te maken aan speculatieve financiële producten hebben schipbreuk geleden.

Daarom protesteren wij hier: wij willen een stem geven aan de miljoenen mensen die door armoede worden bedreigd, aan de werklozen, aan de ouderen met miserabele pensioenen, aan de jongeren die werkloos zijn, en aan de kinderen die het risico lopen in armoede terecht te komen en wie men geen waardige toekomst gunt.

Het is de hoogste tijd dat we een einde maken aan deze beleidsvormen, zodat we een werkelijk sociaal Europa kunnen opbouwen, een Europa van vooruitgang en ontwikkeling.

 
  
MPphoto
 

  Juozas Imbrasas (EFD). (LT) Ik wil enkele woorden wijden aan het werk van de Bijzondere Commissie financiële, economische en sociale crisis. Deze commissie heeft geweldig werk afgeleverd en is met goede aanbevelingen en voorstellen gekomen. Natuurlijk zou idealiter voor al die aanbevelingen en voorstellen ruimte moeten zijn in de documenten die de Commissie aan het opstellen is. Het is essentieel dat de Commissie de meest fundamentele en belangrijke kwesties niet vergeet. Een daarvan is de instelling van een regelgevings- en toezichtsysteem dat geen enkele financiële markt, geen enkel financieel instrument en geen enkele financiële instelling buiten beschouwing laat. De Commissie moet haar maatregelen richten op de creatie van nieuwe banen en deze maatregelen koppelen aan maatregelen om armoede en sociale uitsluiting te bestrijden. Alle inspanningen op dat gebied moeten zich in de eerste plaats op werkgelegenheid voor jongeren richten. Dringende infrastructurele besluiten over hernieuwbare energiebronnen, groene stroom, energie-efficiëntie in de vervoer- en de bouwsector en een Europees energienetwerk zijn nodig om uit de crisis te komen. Het zou goed zijn als de Commissie precies een jaar na deze vergadering hier in dit Parlement zou kunnen zeggen: "De bepalingen in de resolutie die u hebt ingediend zijn in praktische maatregelen vertaald; we hebben deze specifieke voorstellen van de Bijzondere Commissie financiële, economische en sociale crisis aangenomen en ze hebben al een reële impact gehad".

 
  
MPphoto
 

  Krisztina Morvai (NI). (HU) Net als in het vorige grote debat deze week hier in het Europees Parlement, het debat over armoede, constateren ook nu de politici van de Europese Unie weer met verbazing en spijt dat de situatie van de Europeanen niet verbetert maar steeds verder verslechtert. Armoede, ellende, werkloosheid en dakloosheid nemen nog altijd toe. En ze verbazen zich hierover alsof dit op zijn minst het gevolg zou zijn van betreurenswaardige natuurrampen, tsunami's of iets anders. Nee, dit is het gevolg van de beslissingen van Europese politici. De toename van ellende en armoede komt rechtstreeks voort uit het neoliberale beleid dat u –uitzonderingen daargelaten – hebt gevoerd, en deze tendens zal zich voortzetten. Ellende en armoede zullen alleen maar verder toenemen als er geen ander waardesysteem wordt gekozen.

Deze twee verslagen kunnen worden vergeleken met een commissie van doktoren die vaststelt dat de therapie die tot dan toe bij de patiënt werd toegepast, schadelijk was voor de patiënt en zijn toestand heeft verslechterd, maar die desondanks na de diagnose voorschrijft dat de therapie moet worden voortgezet, maar dan onder enigszins strengere controle en door de patiënt te straffen als hij, laten we zeggen, zijn medicijnen niet slikt. De Europese Unie heeft tot nu toe bewust voor een waardesysteem gekozen waarin zij altijd beslissingen nastreeft die goed zijn vanuit het oogpunt van multinationals en banken, en nooit vanuit het oogpunt van de mensen en de gemeenschap. Ze heeft altijd nagestreefd wat goed is vanuit het oogpunt van onbeteugelde mededinging die niet wordt ingeperkt door aspecten van rechtvaardigheid en moraliteit, en nooit wat goed is vanuit het oogpunt van sociale rechtvaardigheid en solidariteit. Hier moet verandering in komen en van nu af aan moeten er goede beslissingen worden genomen.

 
  
MPphoto
 

  Corien Wortmann-Kool (PPE). - Voorzitter, er zijn positieve signalen, maar nog steeds bestaat het risico dat de crisis verergert. Het bankenstelsel is nog steeds niet stabiel en voor een aantal lidstaten dreigen de overheidstekorten uit de hand te lopen als niet wordt ingegrepen. Daarom hebben we snel een economische unie nodig.

Voorzitter, de uitkomsten van de taakgroep blijven te vaag, maar tegen commissaris Rehn wil ik als rapporteur van dit Parlement voor het stabiliteits- en groeipact graag zeggen: we kunnen snel werken. Dat zeg ik ook tegen de Raad. We kunnen snel werken, maar dan wel op basis van de voorstellen van de Commissie. Is de Raad bereid om dat te accepteren?

Ook wil ik waarschuwen tegen een Verdragswijziging, waar nu om gevraagd is. Want dat kan al gauw een afleidingsmanoeuvre zijn om noodzakelijke maatregelen op de lange baan te schuiven. We moeten nu alles doen wat mogelijk is binnen het Verdrag van Lissabon. Dit Parlement heeft nu een nieuwe medewetgevende rol in het stabiliteits- en groeipact. Dit Parlement zal die rol voluit spelen om een stevige economische unie tot stand te brengen, met een stevig stabiliteits- en groeipact.

 
  
MPphoto
 

  Sergio Gaetano Cofferati (S&D). (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, de crisis heeft zware gevolgen gehad voor de samenlevingen van alle Europese landen. Als we naar de consequenties op het sociale vlak kijken komen we al snel tot de conclusie dat het ergste nog moet komen – een conclusie die trouwens een groot deel van het werk van de Commissie heeft gestuurd. De werkloosheid is gedoemd te stijgen en de zwakke signalen van herstel die we in enkele landen zien, zijn niet voldoende om de schepping van nieuwe werkgelegenheid te kunnen garanderen. We moeten er dus rekening mee houden dat de meest acute problemen van de crisis, die in het financiële systeem is ontstaan en zich snel over de economische en sociale systemen heeft verspreid, zich op het sociale vlak zullen voordoen.

Daarom zullen wij ook diegenen die het hardst door deze crisis zijn getroffen, in staat moeten stellen zichzelf te verdedigen. We zullen de mogelijkheid van een kaderrichtlijn aangaande het minimumloon in alle Europese landen bespreken. Dit acht ik van groot belang: aan de ene kant voor de bestrijding van armoede, en aan de andere kant voor het helpen van degenen die de komende weken en maanden geraakt zullen worden door de uiterst venijnige staart van deze crisis.

Maar een crisis bestrijdt men door middel van ontwikkelingsbeleid. Voor ontwikkeling zijn middelen nodig, alsmede gerichte investeringen en een duidelijke definitie van de prioriteiten waaraan een aanzienlijk deel van de beschikbare middelen besteed zal worden. De begroting van de Unie volstaat niet. Om die reden heeft de Commissie uitdrukkelijk gewezen op een behoefte aan extra middelen, te besteden aan investeringen in de infrastructuur en in de kwaliteit van de concurrentie en de arbeid. Deze aanpak leidt tot de creatie van euro-obligaties en de belasting op financiële transacties. Er zijn geen andere opties. En daarom zijn de door ons voorgedragen oplossingen – en ik hoop dat het Parlement ze in zijn formulering zal bevestigen – zowel belangrijk als vernieuwend.

 
  
MPphoto
 

  Wolf Klinz (ALDE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, op het hoogtepunt van de financiële crisis hebben de G20-landen toegezegd dat zij een gemeenschappelijke aanpak zullen toepassen voor het stabiliseren van de financiële markten. Vandaag, twee jaar later, zijn wij nog steeds ver verwijderd van een mondiaal antwoord. De genomen maatregelen zijn veelal gebaseerd op nationale belangen en overwegingen. Het elan van het beginstadium is vervlogen en vaak heerst er al weer een instelling van business as usual. Mervyn King van de Bank of England heeft dit kernachtig samengevat toen hij het volgende opmerkte: "De noodzaak om in het algemeen belang te handelen heeft zich nog niet voorgedaan". In haar tussentijdse verslag geeft de bijzondere Commissie financiële, economische en sociale crisis duidelijk aan dat wij ons op en cruciaal kruispunt bevinden. Wij hebben een verregaandere integratie nodig en een betere afstemming tussen ons economisch en begrotingsbeleid. Daarnaast hebben wij Europese infrastructuurprojecten nodig op het gebied van energie, vervoer en telecommunicatie. Bovendien hebben wij behoefte aan een goed functionerende interne en arbeidsmarkt en aan de noodzakelijke hulpmiddelen om onze ambitieuze groeidoelstellingen in het kader van de Europa 2020-strategie te kunnen verwezenlijken. Wij hebben ook innovatieve financieringsbronnen nodig om de mogelijkheden van de KMO's optimaal te kunnen benutten. Tot slot hebben wij een intensievere communautaire aanpak nodig en minder intergouvernementalisme. Stilstand betekent in dit geval achteruitgang en geen behoud van de status quo.

Uit de schuldencrisis in Europa blijkt duidelijk dat stabiliteit en vertrouwen onmogelijk zijn zonder discipline. De voorstellen van commissaris Olli Rehn en van de taakgroep van de heer Van Rompuy zijn bedoeld om een gedisciplineerde houding van de lidstaten te waarborgen. Helaas hebben de ministers van Financiën gisteren in Luxemburg op bevel van het Duits-Franse duo die voorstellen van de hand gewezen – een gemiste kans en een slechte dag voor onze burgers, die zich terecht voor de zoveelste keer weer eens door de politiek bedrogen voelen.

 
  
MPphoto
 

  Kay Swinburne (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de gecombineerde onderwerpen van het debat van vanochtend hebben een sterk gemeenschappelijk thema, namelijk onze voortdurende reactie op de financiële crisis en het vinden van manieren om de risico's effectiever te beheersen, of het nu gaat om risicobeheersing van staatsschuld, van onze financiële markten en producten of van wereldwijde onevenwichtigheden. Of het nu gaat om het gedrag van onze banken of om dat van de ministeries van Financiën van onze lidstaten, we moeten zorgen voor een gemeenschappelijke hoge gedragsnorm, waarbij een overeengekomen set regels wordt nageleefd.

Sterkere financiële en fiscale discipline van zowel de particuliere als de openbare sector moet worden gehandhaafd. We moeten ervoor zorgen dat, in de zoektocht naar groeikansen door de EU, de financieringsmiddelen die worden gebruikt door de EU en de afzonderlijke lidstaten, van het hoogste kaliber en zo transparant mogelijk zijn. Het gebruik van innovatieve financiering vereist voorzichtigheid en de maatregelen van de EU om haar eigen begroting te verhogen moeten in aanmerking worden genomen, gezien alle risico's en de mogelijkheid van morele gevaren.

Het Europees Financieel Stabilisatiefonds is een groot buitenbalansvehikel dat gebaseerd is op kredietbeoordeling. De verhoging van de EU-begroting door de uitgifte van projectobligaties door de EIB moet intensief worden getoetst. Zoals we allemaal weten, brengen complexe financiële instrumenten en hefboomeffecten hun eigen risico's met zich mee. Gratis geld bestaat niet en een korte route ook niet.

 
  
MPphoto
 

  Nikolaos Chountis (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik spreek namens de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links over het verslag Berès inzake de crisis en ik leg u uit waarom wij er niet voor zullen stemmen. Aangezien er rijkelijk naar het verleden is verwezen, wil ik u zeggen dat de huidige tekst in vergelijking met de oorspronkelijke tekst die de rapporteur had ingediend, op een oude papyrus lijkt, op een oud perkamenten handschrift, waar de oude tekst van af is gekrabd en dat opnieuw is beschreven, een zogenoemd palimpsest. Ten gevolge van het driftige "afkrabben" door de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement en Eurorechts van de oorspronkelijke, serieuze en oprechte poging van de rapporteur om de oorzaken van de crisis te inventariseren en gedurfde voorstellen te doen, kwam een tekst te voorschijn die niet meer van het Europees Parlement was, de enige democratische instelling van de Europese Unie, maar van de Commissie, een tekst die de oorzaken van de crisis verdoezelt en de politiek van de Europese Unie afhankelijk maakt van de initiatieven van Merkel, Sarkozy en de taakgroep.

We hebben voorstellen gedaan om de tekst te verbeteren. We hebben kritiek geuit op het stabiliteitspact en het functioneren van de Europese Centrale Bank. We hebben amendementen ingediend om te zien of allen die zelfs vandaag over een verkeerde weg van de Europese Unie spreken, hetzelfde bedoelen. Ons voorstel wordt ingegeven door de huidige acties in Frankrijk, door de acties van de werkenden in Duitsland, die moeten inleveren zodat Siemens smeergeld kan betalen, door de acties van de werkenden in Griekenland, die tegenwoordig als proefdieren worden behandeld. Welnu, een tekst die een dergelijke vorm heeft gekregen, kunnen wij niet accepteren.

 
  
MPphoto
 

  Mario Borghezio (EFD). (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, we hadden moeten luisteren naar de adviezen van Nobelprijswinnaar Maurice Allais, die een duidelijke scheiding wenste tussen zakenbanken, kredietbanken en speculatiebanken. Dit volgens het principe van de Glass-Steagall Act, waarover in dit verslag niet wordt gesproken.

Wat betreft het voorstel om de Europese belastingbetalers verder te belasten, zeg ik: "No tax in Europe!" Als dit voorstel van de Unie door zal gaan, kunt u ervan opaan dat ook hier Tea Party's zullen ontstaan: er zal een massaprotest plaatsvinden. De Europese burger is niet van plan te betalen voor een dienst die hem niet verleend wordt, en daar heeft hij volkomen gelijk in.

Het financieren van de banken gaat verder. Maar wat doen de banken in tijde van economische en financiële crisis? Ze kopen obligaties, ook die met die vreselijke derivaten, enz. Ze blijven ze kopen. En wat doet de ECB bij het zien van dit alles? De ECB – die onaantastbaar moest zijn – laat het toe. Het lijkt me duidelijk dat dit Europa van de bankiers is. Als zelfs de leiders van de vrijmetselarij dat hebben beweerd, zou ik niet weten waarom wij dat niet zouden mogen.

Wij zijn van mening dat er slechts één manier is om de speculaties effectief te bestrijden: het gelijktijdig uitvoeren van transacties en van betalingen daarvan, uitsluitend in contanten. Angela Merkel heeft ook de moed gehad dat te zeggen, en iedereen is over haar heen gevallen.

 
  
MPphoto
 

  Sirpa Pietikäinen (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is nog maar twee jaar geleden dat de financiële crisis uitbrak en een half jaar na de kwestie Griekenland, en nu al zien we de bereidheid wegebben in onze natiestaten.

We hebben vandaag een duidelijke boodschap van het Europees Parlement in het verslag van mevrouw Berès en dat van de heer Feio. We hebben een actueler economisch en financieel beleid nodig. We hebben meer Europa nodig en een beter stabiliteits- en groeipact met versterkte mechanismen. Het meest recente besluit van de Raad ECOFIN is een klap in het gezicht van de Europese burgers. Dit is niet toereikend. We moeten de groeistrategie versterken, zodat die in dit milieu duurzaam en sociaal verantwoord is, en we hebben betere bestuursmechanismen voor EU 2020 nodig. We hebben meer en beter Europees economisch bestuur voor nationaal optreden nodig om deze lijn te ondersteunen, waaronder de belasting op financiële transacties, en ik verzoek de Commissie dan ook met klem deze zeer zorgvuldig te bekijken, ook in een Europese context. We hebben een beter en sterker verenigd Europa nodig dat op wereldwijd niveau met één stem spreekt. We hebben betere financiële regelgeving nodig en we hebben nog een lange weg te gaan.

Kortom, we hebben een initiatief van de Commissie nodig. De Commissie moet handelen in het belang van de Europese burgers, in plaats van een aantal taakgroepen.

 
  
MPphoto
 

  Udo Bullmann (S&D).(DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte voorzitter van de Raad, mijnheer de commissaris, het had inderdaad een tijd van essentiële antwoorden kunnen worden, maar helaas ziet het daar niet naar uit. Hetgeen er thans met het oog op de zogeheten hervorming van het stabiliteits- en groeipact op tafel ligt, is immers geen essentieel antwoord, maar wederom de kleinste gemeenschappelijke deler – het weinige waarover men het wel eens kon worden. Mijn gelukwensen gaan in de richting van de Commissie. Zij zit in ieder geval nog aan tafel – de lidstaten hoeven het niet helemaal op eigen houtje te doen. Mijn gelukwensen gaan ook in de richting van de Raad. Het is gelukt; Frankrijk en Duitsland hebben overeenstemming bereikt. We weten niet of dat goed of slecht is, maar in ieder geval zitten zij niet langer in het moeras vast.

Maar wat betekent dit nu eigenlijk allemaal? Dat betekent dat wij volgend jaar, wanneer de groeicijfers weer gaan inzakken, naar de mensen toe moeten gaan om te zeggen dat wij geen antwoord hebben op de economische situatie. Waar is de paragraaf, het wetgevingskader waarin wordt voorgesteld op welke manier wij gezamenlijk de schuldencrisis te boven kunnen komen? Dat is de leemte die mijn fractie van belang vindt en dat is ook de discussie die wij in dit Parlement zullen voeren. Wij sluiten ons aan bij de collega's die een geëngageerde hervorming verlangen. Dat willen wij ook. Dan gaat het echter wel over de inhoud. Wanneer u niet bereid bent om op dit punt ook meer aandacht te besteden aan de inhoudelijke oriëntatie van het begrotingsbeleid, zien wij niet in waarom wij nog langer over de Europese 2020-strategie zouden moeten discussiëren. Als u ook inhoudelijk niet intensiever met ons discussieert, is die strategie nu al niet meer dan een papieren tijger en kan die vandaag meteen in de prullenbak worden gegooid.

Wij willen het verschil maken. Het maakt namelijk wel degelijk verschil of wij in een kreupele bureaucratie investeren of in de energiebronnen en arbeidsplaatsen van de toekomst. Op welke plaats in uw voorstellen wordt dit onderscheid gemaakt? Daar wachten wij op. Die discussie hebben wij nog tegoed. Dat zal voor ons doorslaggevend zijn.

Verder kunnen geen catalogus van indicatoren accepteren die op wetgeving is gebaseerd. Dit Parlement laat zich niet om de tuin leiden. Wij zullen voordat er wetgeving tot stand wordt gebracht, discussiëren over de vraag of werkloosheid en werkgelegenheid een belangrijk kenmerk van de begrotingsontwikkeling vormen of niet.

 
  
MPphoto
 

  Ramon Tremosa i Balcells (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de huidige financiële crisis biedt de gelegenheid om duidelijke vooruitgang te boeken in het proces van Europese integratie. Ik wil me in mijn interventie concentreren op de instelling van een Europese gemeenschappelijke schatkist voor de landen in de eurozone. Dat zou een duidelijke verbetering van het institutionele raamwerk voor Europees economisch bestuur zijn.

Ik weet dat dit voor sommige landen een erg gevoelige kwestie is, maar we zullen het in de komende jaren moeten accepteren. De Europese schatkist zou de coördinatie van het door de lidstaten gevoerde stimuleringsbeleid verbeteren. De Europese schatkist zou ook euro-obligaties kunnen uitgeven om de aanleg van Europese infrastructuren te financieren. De EU heeft eigen middelen nodig in de context van de toekomstige krimpende begrotingen in de EU-lidstaten. Een Europese gemeenschappelijke schatkist die bepaalde belastingen op Europees niveau int, zou een vermindering van de nationale overdrachten aan de EU mogelijk maken.

Zonder echte autonomie in inkomsten is er ook geen echte autonomie in uitgaven. De instelling van een Europese gemeenschappelijke schatkist is een politiek besluit. Het knelpunt in deze discussie is het gebrek aan politieke wil of, preciezer gezegd, het gebrek aan politieke wil van Duitsland. In de jaren negentig had Duitsland de politieke visie om aan te dringen op invoering van de euro, ondanks de moeilijkheden van het herenigingsproces in dat land. Naar mijn mening zou Duitsland nu de leiding moeten nemen op weg naar een gemeenschappelijke Europese schatkist.

 
  
MPphoto
 

  Ivo Strejček (ECR). - (CS) Als ik hier zo sinds vanmorgen naar dit debat luister, dan denk ik dat degenen die zeggen dat de Europese Unie op een belangrijk kruispunt in de geschiedenis staat, gelijk hebben. Aan de ene kant zijn er de voorstanders van de communautaire methode en aan de andere kant, eerlijk is eerlijk, is er hier in het Parlement een minderheid die vindt dat de Europese Unie verder moet werken op basis van het intergouvernementele beginsel. Dat komt ook naar voren uit het voorstel voor de invoering van uiteenlopende vormen van Europese belasting, ook al wordt dat innovatieve financiering genoemd. Er wordt hier regelmatig gepleit voor verdieping van de Europese Unie, oftewel overdracht van meer bevoegdheden aan de Europese Commissie ten koste van de lidstaten. Het spijt mij zeer dat hier niet ook maar één keer sinds vanmorgen een stem te horen was die zei dat de Europese Unie, respectievelijk de Europese Commissie, moet overgaan tot afslanking van haar programma's, vermindering van het aantal over het algemeen omstreden agentschappen en hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

 
  
MPphoto
 

  Jürgen Klute (GUE/NGL).(DE) Mijnheer de Voorzitter, bij het economisch bestuur zoals dat hier thans voorzien is, wordt een eenzijdige nadruk op het bezuinigings- en mededingingsbeleid gelegd. Mijn Spaanse collega heeft er zojuist ook al op gewezen dat het probleem dat Duitsland dermate op de export is gericht, niet in aanmerking wordt genomen. Het moge echter duidelijk zijn dat dit een van de wezenlijke problemen in de eurozone en in de Europese Unie is. Het Duitse mededingingsbeleid gaat ten koste van de binnenlandse vraag in de Bondsrepubliek en daar wordt helemaal geen aandacht aan besteed. Dat beleid gaat echter ook met name ten koste van de lonen. Het gaat om een strijd, om een gevecht over de lonen. En dat gevecht over die lonen legt een grote druk op de Europese buurlanden, op de Europese vakbonden en op de Europese werknemers. Er wordt noch door de Commissie noch in het verslag-Freio nader op dit probleem ingegaan. Bij een economisch bestuur dat deze naam ook echt verdient, zouden er op dit punt corrigerende maatregelen worden genomen in plaats van dat er stilzwijgend wordt toegekeken.

 
  
MPphoto
 

  Jean-Paul Gauzès (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Chastel, commissaris, in 1968 schreven de vrienden van onze collega Cohn-Bendit op de muren in Parijs: "geen daden, maar woorden." Op dit moment vragen de burgers precies het tegenovergestelde: geen woorden, maar daden. Er wordt veel gepraat, maar onze medeburgers zien geen resultaten. De Europese Unie speelt te traag in op de uitdagingen waarvoor wij ons gesteld zien.

Samen en in de geest van een verenigd Europa moeten wij vooruitgang boeken. In dit opzicht wil ik het hebben over de rol van ons Parlement. Ook op dit gebied moet er nog het een en ander worden gedaan opdat het medebeslissingsbeginsel wordt gerespecteerd. De voorzitter van de Commissie heeft het Parlement herhaaldelijk bedankt voor zijn steun, maar het Parlement is er niet om de tweede viool te spelen en simpelweg steun te verlenen of bekrachtiging te geven zonder dat het de mogelijkheid heeft de door de Raad genomen besluiten te bespreken. Het Parlement staat op gelijke hoogte met de Raad, dat moet iedereen zich nu realiseren en in dit opzicht zal het debat over het economisch bestuur een test zijn.

Wat, tot slot, de aanstaande G20-top betreft, moet de Europese Unie één front vormen, opdat deze internationale instantie de rol speelt die van haar wordt verwacht en zij zich niet verliest in oeverloze discussies.

 
  
  

VOORZITTER: STAVROS LAMBRINIDIS
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Elisa Ferreira (S&D).(PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, allereerst zou ik de heer Feio willen bedanken voor de constructieve samenwerking, en voor de geest van compromis die zijn verslag ademt. We zijn tot de conclusie gekomen dat het Parlement over bepaalde onderwerpen – net als bij het financieel toezicht – in staat is om het openbaar belang te behartigen en een duidelijk standpunt in te nemen, dat de Commissie en de Raad ter kennis moeten nemen. Dit onderwerp is bijzonder relevant, omdat er op dit moment een wetgevingspakket met zes voorstellen op tafel wordt gelegd, die buitengewoon gevoelig liggen, en waarvoor het Parlement het medebeslissingsrecht heeft.

We zullen ook nu actief zijn, maar geen concessies doen. Wij werken in de geest van de dialoog, maar zullen onze doelstellingen vastberaden verdedigen. De heer Feio heeft in zijn verslag een aantal aspecten in dit verband benadrukt. Een daarvan is dat economisch bestuur meer is dan zomaar een serie boetes. Er moeten ook initiatieven komen voor groei en werkgelegenheid, en voor de strijd tegen de toenemende interne verschillen binnen de Europese Unie. Er moeten specifieke voorstellen komen voor het Europees Monetair Fonds. En er moeten stabiele oplossingen komen voor de schulden van de lidstaten.

Het vertrouwen is nu afhankelijk van de vraag of de Commissie en de Raad kunnen reageren op de zorgen van de burgers, te weten werkloosheid, groei en cohesie.

 
  
MPphoto
 

  Vicky Ford (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, er is beter economisch bestuur nodig met eerdere waarschuwingen en eerdere maatregelen. Veel landen hebben de oorspronkelijke doelstellingen voor schulden en tekorten niet gehaald, maar deze zouden ons toch niet gewaarschuwd hebben voor de naderende crisis in Spanje of Ierland. Er zijn ook andere maatregelen nodig.

Economie is echter geen exacte wetenschap en het gaat niet alleen om cijfers. De Sovjetgeschiedenis herinnert ons eraan dat centraal tellen van de tractorproductie niet vanzelf zorgt voor een sterke economie, en gecentraliseerde belastingen en een gecentraliseerde schatkist zijn ook geen utopische oplossing.

Er zijn veel vragen over de maatregelen die nu moeten worden genomen. Een bijna failliete natie dreigen te beboeten lijkt een loos dreigement en beloften van voortdurende financiële reddingsacties in de eurozone zullen altijd morele gevaren met zich meebrengen. Ik ben mij ervan bewust dat mensen zich zorgen maken over overeenkomsten tussen Frankrijk en Duitsland, maar misschien hebben ze wel gelijk. Als de markt het geld uitleent, dan moet misschien de markt ook het verlies dragen en niet de belastingbetaler.

 
  
MPphoto
 

  Danuta Maria Hübner (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals gebruikelijk zitten er goede en slechte kanten aan de situatie en aan wat we doen. Het is belangrijk om het verleden en de oorzaken van de crisis te begrijpen en ik denk dat de Unie haar huiswerk op dat gebied heeft gedaan, maar nu moeten we ons richten op de toekomst. Het wereldwijde en Europese economische bestuur dat we opbouwen is voor morgen, dus het is niet alleen een kwestie van het aanpakken van deze crisis.

Europa bestaat niet in een vacuüm. Als we Europa op orde brengen, doen we dat tegen de achtergrond van een wereld die heel anders is dan in 2008. De G20 stond twee jaar geleden gezamenlijk achter de financiële redding, maar die eensgezindheid werd gevoed door angst. Nu is de G20 verdeeld. Het wereldwijde gemeenschappelijke belang bestaat niet. Er zijn veel krachten aan het werk die moeten leiden tot wereldwijd herstel en het in evenwicht brengen van de wereldeconomie. Een belangrijke rol is weggelegd voor fundamentele structurele verandering, die van grote invloed is op het Europese concurrentievermogen. De rol van valuta en wisselkoersen als wereldwijde aanpassingsmechanismen heeft echter een grote vlucht genomen. Een nieuw wereldwijd monetair stelsel komt ongekend snel op en het aantal spelers neemt toe.

Om de ramp van asymmetrische aanpassingen te voorkomen, hebben we dringend een dialoog en collectief optreden nodig. Als we dat bereiken, is de vraag of Europa zijn rol zal kunnen spelen in dit collectieve optreden. Wat hiervoor duidelijk ontbreekt, is een krachtige, gestroomlijnde hervorming van de externe vertegenwoordiging van het eurogebied. Door deze hervorming uit te stellen, lopen we mogelijke invloed mis. In de huidige wereldwijde omstandigheden kan Europa zich dat niet veroorloven.

 
  
MPphoto
 

  Robert Goebbels (S&D).(FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het gaat slecht met Europa en met de rest van de wereld gaat het al niet beter.

De fungerend voorzitter van de Raad heeft zojuist onderstreept dat de globalisering vereist dat er op Europees en internationaal niveau wordt gehandeld. Wanneer we echter kijken naar wat er in de Europese Unie en op internationaal vlak gebeurt, moet er wel worden geconstateerd dat het juist ontbreekt aan concrete actie.

De groten en minder groten die pretenderen ons te besturen, showen top na top hun opgeblazen ego's en verliezen zich in hoogdravende taal, terwijl de belangrijkste conclusie van iedere top is dat er opnieuw zal worden samengekomen.

Overigens heeft het zogenaamde wereldbestuur dat de G20 wil belichamen, geen enkele grondslag in het internationale recht en functioneert het buiten het VN-systeem om. De G20 heeft in feite zichzelf uitgeroepen en functioneert zonder geschreven regels, het is een club van rijke landen die zich hebben omgeven met een aantal "opkomende" landen, voorbeeldige democratieën als Saoedi-Arabië inbegrepen.

De heer Schulz las zojuist een passage voor uit een van deze nietszeggende G20-verklaringen. Wij zouden hetzelfde kunnen doen met de na de Europese toppen gepubliceerde communiqués. Niets dan beloften en holle woorden, nooit gevolgd door daden. Als kroon op dit alles moet Europa Frans-Duitse minitoppen ondergaan, tijdens welke dit vreemde koppel Merkel-Sarkozy pretendeert ons de weg te wijzen.

De heer Verhofstadt had het zojuist over casinospellen. Ik heb de neiging om toe te voegen: "Rien ne va plus!" Commissie en Parlement moeten zich verenigen, opdat de Europese fiches niet worden verkwist en de communautaire methode wordt behouden.

 
  
MPphoto
 

  Regina Bastos (PPE).(PT) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik de rapporteur, mevrouw Berès, feliciteren met het verslag dat we vandaag bespreken, maar ook alle andere leden die eraan hebben meegewerkt. Als lid van de Bijzondere Commissie financiële, economische en sociale crisis heb ik een bijdrage geleverd in verband met de kwestie van de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's). Ik heb hun cruciale rol benadrukt als stuwende kracht voor het herstel van de Europese Unie, alsmede voor de toekomstige groei en de welvaart.

Er zijn meer dan twintig miljoen KMO's in de Europese Unie. Wanneer elk van deze bedrijfjes één baan zou kunnen creëren, zouden we evenzoveel werklozen minder hebben. Dit verslag bevat aanbevelingen voor economische strategieën om de crisis te boven te komen, en ik zou op de belangrijkste in willen gaan.

Ten eerste moet de sociale markteconomie worden versterkt, waarbij we beperking van de mededinging moeten vermijden, en de KMO's toegang tot kredieten moeten bieden. Ten tweede moeten we de KMO's belastingvoordelen en zelfs subsidies geven voor het behouden en creëren van banen. Ten derde moet er een nieuwe Small Business Act komen, met een sterkere sociale dimensie. Ten vierde moet er een Europees netwerk komen van ervaren adviseurs, die hun kennis kunnen verspreiden. Ten vijfde is innovatie de krachtigste motor voor economische groei. Industrie en innovatie horen onlosmakelijk bij elkaar, dat is fundamenteel. Ten zesde moeten er nieuwe partnerschappen komen tussen de industrie en de academische wereld. Tot slot moet er een onderwijsstelsel komen dat gebaseerd is op de vraag op de arbeidsmarkt, maar ook nieuwe kwalificaties voor nieuwe banen te bieden heeft.

 
  
MPphoto
 

  Liisa Jaakonsaari (S&D).(FI) Mijnheer de Voorzitter, Commissievoorzitter Barroso zei in het begin dat het economisch bestuur zich zo enorm snel heeft ontwikkeld, dat nog maar twee jaar geleden niemand dat zelfs had kunnen voorspellen. Dat klopt, en daarom is het altijd goed te bekijken of de trein zich op het juiste spoor bevindt, als snelheid geen doel op zich is. In het verslag-Berès wordt deze analyse gemaakt en dat is uitstekend.

Nu de commissie van mevrouw Berès haar werk voortzet, is het ook goed te luisteren naar mensen die anders over het economisch beleid denken, zoals Nobelprijswinnaar Paul Krugman. Hij ziet de ministers van Financiën als medicijnmannen die arbeidsplaatsen op het altaar offeren. Wij zouden naar mensen als hij moeten luisteren als wij in plaats van een ingebeelde economie een reële economie willen hebben. Wij moeten dan ook naar de indicatoren van de reële economie kijken, namelijk naar werkgelegenheid en armoede.

Ik was teleurgesteld over het voorstel van de heer Schmidt om overdrachtsbelasting niet in heel Europa uit te proberen en in te voeren. Dat is een grote teleurstelling, vooral omdat zijn conclusie "meer Europa" was.

 
  
MPphoto
 

  Iliana Ivanova (PPE) . – (BG) In het verslag van de tijdelijke commissie Financiële en economische crisis vragen we boven alles om een Europees antwoord, sterk politiek en intellectueel leiderschap met een Europese dimensie, en verreikende integratie en voltooiing van de interne Europese markt, die gunstig is voor de Europese burgers.

We hebben een compromis van het allergrootste belang bereikt inzake cruciale kwesties als het stabiliteits- en groeipact, de daaraan verbonden strafmechanismen, de weg van de structurele hervormingen, de consolidatie van de begroting en de strategische investeringen van de Europese Unie. De prioritaire acties die van bijzonder belang zijn, hebben onder andere te maken met het cohesiebeleid en de kleine en middelgrote ondernemingen.

Het cohesiebeleid moet een van de hoofdpijlers van ons economisch beleid zijn. Het zal de ontwikkeling van energie-efficiëntie en trans-Europese netwerken ondersteunen, die op hun beurt de Europese economie nieuwe kracht zullen geven en haar duurzame groei zullen bevorderen. De kleine en middelgrote ondernemingen zijn op hun beurt van essentieel belang voor onze toekomstige ontwikkeling, groei en voorspoed. Er moet een nieuwe definitie van kleine en middelgrote ondernemingen worden gemunt, die ook kansen zal bieden voor zowel een meer doelgericht beleid dat ondernemerschap steunt, als het nemen van gepaste maatregelen om de administratieve last en bureaucratie terug te dringen.

Ik hoop oprecht dat onze voorstellen en aanbevelingen in concrete acties van de Europese Commissie en vooral ook van de lidstaten weerspiegeld zullen worden, omdat we geen tijd te verliezen hebben. We zijn onze burgers een passend, snel antwoord schuldig, zodat we sneller en sterker uit de crisis kunnen komen.

 
  
MPphoto
 

  Ivailo Kalfin (S&D) . – (BG) De economische crisis heeft sommige lidstaten harder getroffen dan andere. De verschillen strekken zich echter niet uit voorbij de grenzen van de eurozone, wat men vanuit economisch perspectief misschien zou verwachten. Helaas heeft de eenheidsmunt tot nu toe niet tot economische convergentie geleid. Sterker nog, precies het omgekeerde is gebeurd. Er bestaan momenteel veel meer verschillen tussen de landen van de eurozone dan er waren toen de euro werd ingevoerd. Dat is buitengewoon gevaarlijk.

De indicatoren van het stabiliteits- en groeipact zijn duidelijk niet nauwkeurig en werken niet. Dat is de reden waarom het automatisch opleggen van sancties op zichzelf geen positieve resultaten zal opleveren. Dat zal zelfs minder effect hebben op alle 27 lidstaten van de Europese Unie. Er zou zelfs precies het tegenovergestelde kunnen gebeuren, gezien de vastliggende economische modellen die doelen op zich zijn geworden, waardoor er nieuwe problemen ontstaan.

De oplossing is duidelijk. De economieën van de lidstaten moeten zo veel mogelijk convergeren, zodat dezelfde maatregelen kunnen worden gebruikt om overal tot dezelfde resultaten te komen. Dit betekent meer EU-breed beleid, meer instrumenten voor de Europese instellingen, een hogere begroting en een grotere begrotingsonafhankelijkheid voor de Europese Unie, onder andere door het percentage eigen inkomsten te verhogen.

 
  
MPphoto
 

  Frank Engel (PPE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, de crisis is nog lang niet voorbij en de onrust in landen zoals Frankrijk getuigt hiervan. In Europa lijkt het vooral een integratiecrisis te zijn geworden. Dit wordt eens te meer bewezen door de 'deal van Deauville' die de communautaire methode ondermijnt en de grootheidswaan van een aantal lidstaten weerspiegelt. Immers, welk land is uiteindelijk nog groot?

Ik meen dat Europa in 2050 nog zes of zeven procent van de wereldbevolking zal uitmaken, met een afkalvende economische macht. Zullen wij de uitdagingen van de internationale concurrentie kunnen aangaan door onszelf te blijven beconcurreren of eerder door ons te onderwerpen aan de discipline van de communautaire methode en samen te werken? Europa heeft hiervoor nieuwe, innoverende middelen nodig. De discussie over de toekomstige financiële vooruitzichten is een goede gelegenheid om hierover van gedachten te wisselen en deze middelen vrij te maken: op het gebied van onderzoek en ontwikkeling, maar ook op dat van de dienst voor extern optreden.

Wat heeft het voor nut een 28e Europees corps diplomatique te creëren, als dit gewoon wordt toegevoegd aan de reeds bestaande, zonder dat deze worden uitgedund? Wij zouden dit moeten doen om de lidstaten wat speling te geven met het oog op consolidatie en we zouden Europa de middelen moeten verstrekken die het nodig heeft om eindelijk beleid te kunnen voeren dat iets betekent voor onze burgers. Dit is wat zij van ons verlangen.

 
  
MPphoto
 

  Burkhard Balz (PPE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, op grond van het debat van vanochtend, kan geconstateerd worden dat wij in de afgelopen maanden nogal wat werk verzet hebben. Naar mijn idee mag dat in alle onbescheidenheid wel eens gezegd worden. Ook in de Bijzondere Commissie financiële, economische en sociale crisis is in het afgelopen jaar veel werk verzet. Dat blijkt alleen al uit de 1 600 amendementen die naar aanleiding van het oorspronkelijke ontwerpverslag zijn ingediend. Het bestaan van die commissie is inmiddels met nog een jaar verlengd. Vanuit mijn optiek is dat volledig terecht. De crisis is absoluut nog niet voorbij. Ierland is nog maar net aan een faillissement ontsnapt, de overheidsbegroting in Griekenland is nog lang niet op orde en de situatie in het algemeen geeft nog geen enkele aanleiding om het signaal op "veilig" te zetten. Daarom moeten de hervormingen op het gebied van het financieel beleid voortgezet worden. Het is nog te vroeg om het debat over de oorzaken van de crisis en de daaruit voortvloeiende maatregelen nu al te beëindigen.

Het zou dan ook verkeerd zijn om de werkzaamheden van de Crisiscommissie als het ware als afgerond aan te merken en haar mandaat in te trekken. Wij moeten veeleer op basis van de resultaten die tot nu toe zijn bereikt, onze werkzaamheden voortzetten. Dat is de reden dat ik van mening ben dat het onderhavige tussentijdse verslag door iedereen gesteund zou kunnen worden. Dat blijkt ook uit het brede draagvlak dat er in de Crisiscommissie bestaat. Uiteraard zou de tekst op bepaalde plaatsen nog scherper en compacter geformuleerd kunnen worden, maar wij moeten niet uit het oog verliezen dat het om een tussentijds verslag gaat.

Veel belangrijker dan de formulering van afzonderlijke passages is met name dat wij in de tweede helft van het mandaat van deze bijzondere commissie ook voortbouwen op het voorbereidende werk dat wij tot nu toe hebben verzet. Wij moeten ons afvragen waar en hoe wij de discussies in de Crisiscommissie kunnen gebruiken om de komende debatten van de wetgevende commissies te ondersteunen.

 
  
MPphoto
 

  Antonio Cancian (PPE). (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, ik heb vanochtend zeer aandachtig naar de verschillende interventies geluisterd, maar ik geloof dat we een en ander moeten verduidelijken en een onderscheid moeten maken tussen enerzijds onze instrumenten – die in mijn ogen overigens duidelijk omschreven en gericht zijn – en onze strategie en anderzijdse onze interne eenheid als Europese Unie.

Wat betreft onze instrumenten geloof ik dat we beslissende stappen vooruit hebben gezet en dat we dus de goede kant uitgaan. Wat ik niet begrijp is onze strategie, oftewel: staan we allemaal op één lijn? Want we hebben altijd gesproken over stabiliteit, maar het moment is nu aangebroken – sterker nog, dat was het al – om het over groei te hebben. En dus ga ik volledig akkoord als er over stabiliteit en opofferingen gesproken wordt, maar als we ons niet tegelijkertijd op groei richten, door middel van het scheppen van werkgelegenheid – een cruciaal onderwerp in deze periode – denk ik niet dat we goed werk zullen verrichten.

Ik denk dat voorzitter Barroso hieraan herinnerd moet worden. Hij heeft hier kortgeleden de Staat van de Unie uitgesproken, en daarbij duidelijk de strategie van de Unie met betrekking tot de financiële markt uitgelegd. Vanochtend heb ik niemand over deze strategie horen praten.

Tot slot wil ik nog opmerken dat het willen camoufleren van de duidelijk aanwezige anarchie tussen de lidstaten met het subsidiariteitsbeginsel – dat te vaak en veelal op onzinnige wijze wordt gebruikt – een onvergeeflijke fout zou zijn.

 
  
MPphoto
 

  Arturs Krišjānis Kariņš (PPE).(LV) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, leden van de Raad, de afgelopen twee jaar hebben veel mensen in de Europese Unie het als rechtstreeks gevolg van de crisis zwaar te verduren gehad. In mijn eigen land, Letland, hebben heel wat mensen het ook zwaar. Er is sprake van een omzetdaling van 20 procent en stijging van de werkloosheid van eenzelfde omvang. Mijn landgenoten hadden er begrip voor dat deze buitengewone omstandigheden vroegen om buitengewone oplossingen. Wat zijn deze oplossingen geweest? Om onze overheidsfinanciën op orde te krijgen, hebben de inwoners van mijn land, de Letten, een salarisverlaging van meer dan 30 procent gekoppeld aan belastingverhogingen gelaten over zich heen laten komen, met als resultaat een stabilisering van de financiële toestand in Letland. Vanwaar dan mijn verontwaardiging? Ik ben verontwaardigd als ik lees dat Duitsland en Frankrijk het financiële toezicht in de Europese Unie niet willen versterken maar juist willen verzwakken. Wil dat dan zeggen dat de inspanningen van mijn landgenoten vergeefs zijn geweest? Dames en heren, we mogen niet toestaan dat enkele grote lidstaten de overhand krijgen en ervoor kiezen op dezelfde onverantwoordelijke wijze door te gaan. We moeten het voorstel van de Commissie versterken, zodat we in Europa een krachtig financieel toezicht vorm kunnen geven. Ik dank u voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 

  Gunnar Hökmark (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat we over één ding duidelijk moeten zijn, namelijk dat de wereldwijde economische crisis met name gericht is op de economieën van de VS en Europa. Er vindt veel groei plaats in andere delen van de wereld, maar niet in Europa en niet in de VS. Dat is hoofdzakelijk geworteld in overmatige uitgaven en een tekort aan groei. Dat is naar mijn mening een van de belangrijkste uitdagingen.

We moeten de groei snel weer op gang brengen, maar daarvoor is stabiliteit in de overheidsfinanciën nodig. Daarom vind ik het zorgwekkend – naast wat er al is gezegd door eerdere sprekers – dat sommige Europese leiders het nu hebben over lossere en flexibelere regels met betrekking tot het stabiliteitspact en zich uitspreken voor aanpassing van het Verdrag. Ik denk niet dat Europa zit te wachten op tien jaar overleg over wijzigingen in het Verdrag. Dat is eerder een beleid voor desintegratie dan voor integratie en concurrentievermogen.

We moeten het stabiliteitspact versterken met zo veel mogelijk automatische sancties. We moeten ervoor zorgen dat de begrotingstekorten worden teruggedrongen, in goed vertrouwen en in goede orde, en tegelijkertijd hervormen om onszelf open te stellen voor meer economische groei – de Europese grenzen openen en openstaan voor meer concurrentie. Dat is de weg die we moeten volgen en daarvoor moeten we ons sterk maken in de G20. Dat is ook de doelstelling van de Europese agenda.

 
  
MPphoto
 

  Theodoros Skylakakis (PPE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, in het verslag-Berès over de economische crisis, waar ons debat van vandaag ook over gaat, wordt in punt 32 opgemerkt dat bepaalde lidstaten – en hier wordt kennelijk ook mijn land, Griekenland, mee bedoeld – vooralsnog niet de mogelijkheid hebben om werkelijk herstelplannen te ontwikkelen, en dat tot 2012 alle opties zich beperken tot het terugdringen van de overheidsuitgaven, het verhogen van de belastingen en het verminderen van de schuld. Deze bevindingen zijn van grote betekenis voor Griekenland en andere landen, omdat er in Griekenland krachten zijn die precies het tegendeel beweren.

Persoonlijk zou ik deze bevindingen van het verslag-Berès willen onderschrijven, aangezien in landen met een zeer groot tekort en een zeer grote schuld, en met name in landen die geen toegang meer hebben tot de internationale kapitaalmarkt, herstel alleen mogelijk is als het tekort wordt verminderd. Er is geen andere weg. Als je het tekort niet vermindert, heb je geen toegang tot de internationale markten. Als je geen toegang hebt tot internationale markten, komt er geen herstel. Het is een bittere pil, met name voor de burgers, maar we moeten de moed hebben om de burgers de waarheid te vertellen.

 
  
MPphoto
 

  Seán Kelly (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal het bij één minuut houden. Er zijn hier vandaag twee uitspraken gedaan waarop ik wil ingaan. Eén van Danuta Hübner, die zei dat Europa niet in een vacuüm bestaat, en de andere van de heer Chastel, die zei dat het niet zo kan zijn dat Europa als enige concessies doet.

Ik denk dat het tijd is dat de Europese Unie zich hard opstelt, vooral tegenover de landen van de G20 en de Verenigde Naties. We verkeren in de situatie dat we elf procent werkloosheid, twintig procent jeugdwerkloosheid, enorme staatsschulden en miljoenen mensen onder de armoedegrens hebben en als de andere landen van de wereld niet bereid zijn mee te delen in deze last, dan moeten wij zeggen dat we niet zullen toestaan dat onze landen hun concurrentievermogen verliezen en dat de armoede in de Europese Unie toeneemt.

Ten tweede wil ik zeggen dat we in Europa niet alleen met één stem moeten spreken, maar ook als één lichaam moeten optreden; de zelfbenoemde raad van bestuur die hier vanochtend werd genoemd, mag niet zo door blijven gaan. Zij hebben de mogelijkheid om hun zaak voor te leggen aan de Raad.

 
  
MPphoto
 

  Jan Kozłowski (PPE). - (PL) Om te beginnen wil ik mijn tevredenheid uitspreken over het verslag betreffende verbetering van het EU-kader voor economisch bestuur en stabiliteit, en mijn waardering uiten voor het uitstekende werk dat is verricht door de rapporteur, de heer Feio. Ik ben ervan overtuigd dat nieuwe initiatieven zoals het pakket voor financieel toezicht en het Europees semester, zullen helpen om in de toekomst crisissituaties te voorkomen of in ieder geval de gevolgen ervan te beperken.

Ik ben echter van mening dat continuering van maatregelen die gericht zijn op verbeterde coördinatie en verhoogde transparantie van politieke strategieën in verband met de economieën van de lidstaten, de kern van de zaak is. Ik wil daarbij het belang benadrukken van het creëren van een goed kader voor budgettaire samenwerking op EU- en lidstaatniveau, inclusief de koppeling van uitgavencategorieën uit de nationale begrotingen met die uit de EU-begroting. Hierdoor wordt het mogelijk om diepgaande en systematische analysen van de Europese overheidsuitgaven uit te voeren.

 
  
MPphoto
 

  Gilles Pargneaux (S&D).(FR) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen zou ik kort iets willen zeggen over de Frans-Duitse voorstellen. Ik denk dat wij uiteindelijk positief moeten reageren. Wij zeggen vaak dat we sinds 2007 geen Frans-Duitse motor meer hebben. Tegelijkertijd valt het te betreuren dat er voor Frankrijk een zekere mate van onderwerping in deze Frans-Duitse voorstellen aanwezig is, aangezien zij bedoeld zijn om Frankrijk, gezien zijn slechte financiële en economische staat, uit de problemen te houden.

Verder moet er ook op worden gewezen dat deze voorstellen, in tegenstelling tot het verslag-Berès, geen positieve suggesties omvatten waardoor wij daadwerkelijk een echt economisch bestuur binnen de Europese Unie zouden kunnen hebben.

 
  
MPphoto
 

  Monika Flašíková Beňová (S&D). - (SK) Crisis is een heel complex fenomeen, maar vanwege de beperkte tijd maak ik slechts een paar opmerkingen.

Ten eerste wordt er in de nationale economieën te veel nadruk gelegd op het criterium van de staatsschuld, terwijl andere indicatoren even belangrijk zijn. Bovendien is een staatsschuld in tijden van crisis tot op zekere hoogte onvermijdelijk, omdat de regeringen tekorten in de particuliere sector moeten compenseren met economische activiteit in de publieke sector, namelijk door overheidsprikkels te geven aan de publieke sector, waardoor de groei van de werkloosheid kan worden vertraagd. Dit komt, dames en heren, doordat we door al deze cijfers de mensen vergeten die deze crisis niet hebben veroorzaakt; we vergeten de werkloosheid en de verergerende sociale situatie. Ik wil ook wijzen op het feit, dat zonder centrale coördinatie van het economisch beleid binnen heel Europa en regulering van de financiële sector het moeilijk zal zijn om uit deze crisis te komen.

Tot slot heb ik nog een laatste oproep of verzoek. Commissaris, al enkele jaren heb ik er herhaaldelijk toe opgeroepen daadwerkelijk actie te ondernemen om de situatie betreffende belastingparadijzen op te lossen.

 
  
MPphoto
 

  Anneli Jäätteenmäki (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik stel voor dat we in de toekomst één vertegenwoordiger hebben voor economische aangelegenheden. We zouden een hoge vertegenwoordiger voor economische zaken moeten hebben zoals we die ook hebben voor buitenlandse zaken. In de toekomst zouden we de functies van de heer Rehn en de heer Barnier kunnen samenvoegen.

Een andere kwestie: het is jammer dat we niet met één stem kunnen spreken tijdens de bijeenkomsten van de G20. De Europese Unie helpt Frankrijk, Sarkozy en de voorzitter van de G20. In de toekomst zou de Europese Unie één post, één persoon bij deze bijeenkomst moeten hebben en zouden we met één stem moeten spreken.

 
  
MPphoto
 

  Sven Giegold (Verts/ALE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, gisteravond tijdens de persconferentie had ik echt met de heer Rehn te doen, toen ik zag hoe hij zijn overeenkomst moest presenteren, die bepaald niet alleen op zijn voorstellen was gebaseerd. Na wat we hebben geleerd van het toezichtpakket hebben we volgens mij gezien hoe het Parlement en de Commissie kunnen samenwerken om een goed resultaat te bereiken. Dat moeten we nu ook doen.

Als we kijken naar de procedures voor tekorten en schulden en naar uw goede voorstellen met betrekking tot macro-economische onevenwichtigheden, is het voor een goede overeenkomst echt cruciaal dat landen met zowel overschotten als tekorten hun steentje bijdragen om de euro weer op de rails te krijgen. Ik kan alleen maar zeggen dat een meerderheid in dit Huis bereid is uw voorstellen te steunen.

 
  
MPphoto
 

  Miguel Portas (GUE/NGL).(PT) Mijnheer de Voorzitter, de Frans-Duitse raad van bestuur zit niet meer in de zaal, dus zal ik mijn drie vragen over de recente stortvloed van boetes direct aan de Commissie en de Raad stellen.

Mijn eerste vraag gaat over het voorstel voor een deposito waarop rente moet worden betaald: hoe kunt u in hemelsnaam verdedigen dat je een tekort op een ander tekort moet opstapelen om het tekort te bestrijden?

De tweede vraag gaat over het eventueel opschorten van de Structuurfondsen, wat er alleen maar toe zou leiden dat de groei op de middellange en lange termijn in gevaar zou komen, wat de rente op de schuld zou verhogen, en dus ook het tekort op de korte termijn.

Dan rest mij nog mijn derde vraag: wat vindt u van boetes voor domheid en voor de zonde van hoogmoed?

 
  
MPphoto
 

  Andrew Henry William Brons (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, er is ons economische groei beloofd, maar de concurrentie van ontwikkelingslanden waarmee Europese landen te maken hebben, zal leiden tot vernietiging van de productiebases en -banen in onze landen.

We kunnen alleen met hen concurreren door de levensstandaard van onze arbeiders te verlagen. We moeten globalisme afwijzen, onze economieën beschermen en ophouden met het sterker maken van onze concurrenten.

Er is ons beter economisch bestuur in Europa beloofd. Maar de economieën van de lidstaten zijn heel verschillend en er is niet één recept dat geschikt is voor 27 verschillende landen. Elk land moet de vorm van bestuur bepalen die het nodig heeft.

De economische crisis is begonnen met de activiteiten van de banken, maar de reactie van de regeringen is geweest om hen te hulp te schieten. We moeten controle krijgen over de kredietscheppende activiteiten, d.w.z. de activiteiten waarmee de banken geld verdienen. De banken moeten onze economieën dienen en we mogen ze niet toestaan hun eigen agenda te volgen en ze mogen al helemaal niet met voorrang begunstigd worden.

 
  
MPphoto
 

  Alajos Mészáros (PPE). (HU) We hebben de grootste sociale- en economische crisis in de geschiedenis van de Europese Unie doorgemaakt, waarvan de belangrijkste oorzaken onder andere mondiale ongelijkheid, lakse financiële regelgeving en het tolerante monetaire beleid van de Verenigde Staten zijn. Ik denk dat de Europese Unie wat aan de late kant was met haar antwoord op de gevolgen van de crisis. De eerste reacties van de lidstaten waren niet op elkaar afgestemd. In de toekomst moeten we voor de aanpak van crisistijden beschikken over de juiste mechanismen voor economisch bestuur. In het belang van onze veiligheid moeten we zien te bereiken dat de Europese Unie op haar eigen kracht kan steunen. Mijns inziens is het werk van de Bijzondere Commissie financiële, economische en sociale crisis nog nodig, want de crisis is nog niet ten einde en de situatie van de financiële markten heeft zich nog niet gestabiliseerd. De lidstaten moeten hun begrotingsbeleid op elkaar afstemmen en dit met elkaar delen. De interne markt is een van de onontbeerlijke stuwende krachten van groei en daarom moet de EU 2020-strategie zich op langetermijninvesteringen en werkgelegenheid richten. De positie van kleine en middelgrote ondernemingen moet worden versterkt, aangezien het cruciale werk dat daar wordt verricht de motor is van onderzoek, innovatie en groei.

 
  
MPphoto
 

  Antigoni Papadopoulou (S&D). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Unie bevindt zich werkelijk op een kruispunt. De internationale economische crisis heeft de ontwikkeling afgeremd en de werkloosheid, de armoede, de maatschappelijke uitsluiting doen toenemen. De reddingsmaatregelen waren positief, ondanks de ernstige beperkingen. Het is echter overduidelijk dat we meer communautaire solidariteit en coördinatie van de nationale herstelplannen nodig hebben.

Het Europees Parlement verlangt van de Commissie meer Europa, minder bureaucratie, ondersteuning van de kleine en middelgrote ondernemingen, meer banen, meer middelen voor de financiering van projecten in gevoelige sectoren, een sterker regelgeving-, toezicht- en coördinatiesysteem voor het economisch, fiscaal en sociaal beleid van de Europese Unie.

Ook ik steun de ontwikkeling van een gemeenschappelijk Monetair Fonds voor een doelmatige controle van het Europees economisch bestuur. Tot slot ben ik trots op de Cypriotische Nobelprijswinnaar Christoforos Pissalidis en wil ik het Europees Parlement vragen hem uit te nodigen om zijn opvattingen over de aanpak van de werkloosheid en de huidige uitdagingen uiteen te komen zetten.

 
  
MPphoto
 

  Philippe Lamberts (Verts/ALE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de Commissie en de Raad alleen maar meedelen wat voor ons de drie tekortkomingen zijn van het project inzake het Europees bestuur.

Ten eerste is er sprake van bijzonder strenge regels met betrekking tot tekorten en schulden en een uiterst soepele discipline ten aanzien van investeringen, en ik denk hierbij aan Europa 2020. Op beide gebieden moet de discipline echt even streng zijn, omdat de economie niet zal aantrekken door alleen bezuinigingen.

Ten tweede is het duidelijk dat als we echt controle willen hebben over de uitgaven, er ook moet worden gezorgd voor de noodzakelijke inkomsten. Zoals ik al vaak heb onderstreept, kunnen de begrotingen onmogelijk worden gecoördineerd als de belastingen dit niet ook worden.

Ten derde is er het 'democratisch tekort', iets wat me vooral opvalt in de voorstellen van de taakgroep. Het is duidelijk dat voor deze laatste het Parlement gewoonweg niet bestaat, hetgeen ik onaanvaardbaar vind.

 
  
MPphoto
 

  Constance Le Grip (PPE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, ik spits mijn interventie toe op de voorbereiding van de komende G20-toppen. De voorgaande sprekers hebben alles al gezegd over het Europees economisch bestuur, de noodzaak om zowel dit bestuur als het stabiliteits- en groeipact te versterken en het Europees Parlement en natuurlijk ook de nationale parlementen meer bij dit proces te betrekken.

Ik wil het kort hebben over twee uitdagingen voor onze naties en de G20-leden, waarvan ik denk dat ze bij de komende G20-bijeenkomsten aan bod moeten komen.

Ik doel hierbij op de valutaoorlog en de instabiliteit van de grondstoffenprijzen. Wat deze twee punten betreft – die een echte bedreiging vormen voor de mondiale groei en zorgen voor grote onevenwichtigheden op onze planeet – moet de Europese Unie zich rond gemeenschappelijke standpunten scharen, opdat zij met één stem kan spreken tijdens de komende G20-toppen, die van Seoul en de erop volgende, en meer in het algemeen op het wereldtoneel.

 
  
MPphoto
 

  Petru Constantin Luhan (PPE).(RO) De gevolgen van de crisis lijken op het ogenblik verre van voorbij te zijn. Daarom wil ik u in dit verband herinneren aan de belangrijke rol van het economische en sociale cohesiebeleid en, niet het minste, aan de absolute voorwaarde die dit beleid vertegenwoordigt.

Dit beleid is een sleutelonderdeel geworden van het economisch herstelpakket. Het verschaft meerwaarde en ondersteunt de inspanningen ter bevordering van modernisering en duurzame economische groei, en is tegelijkertijd een uiting van Europese solidariteit. Ik denk dat we allereerst grote investeringen nodig hebben in elke vorm van infrastructuur, of het nu om vervoer, energie of telecommunicatie gaat. We hebben behoefte aan aanzienlijke kapitaalinvesteringen vanuit verschillende publieke en private financieringsbronnen, alsmede door middel van publiek-private partnerschappen, waarvan de mogelijkheden mijns inziens nog niet volledig worden benut.

 
  
MPphoto
 

  Rachida Dati (PPE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil om te beginnen graag onze collega, de heer Feio, feliciteren met zijn uitstekende verslag en de ambitieuze voorstellen die het bevat. Dit toont ook aan dat het Europees Parlement zijn plaats ten volle inneemt in een debat dat van doorslaggevend belang is voor de toekomst van Europa, hetgeen wij natuurlijk toejuichen.

Bovendien heeft de Griekse crisis aangetoond welke tekortkomingen het economisch bestuur van de Europese Unie ondermijnen. Ik neem op dit punt dan ook nota van het voorstel van de heer Feio om een permanent mechanisme vast te stellen met het oog op de financiële stabiliteit. We moeten het probleem ook bij de wortel aanpakken.

Ik denk dat de oplossing hiervoor tevens ligt in de versterking van het stabiliteits- en groeipact en met name van de sancties. Dit is noodzakelijk als we de budgettaire situatie van de lidstaten duurzaam willen saneren, een niet altijd populaire ingreep. Het is lastig, maar we hebben geen keus.

 
  
MPphoto
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) De financiële, economische en sociale crisis heeft elke burger van Europa geraakt. In deze moeilijke tijden blijkt echter heel duidelijk dat de verschillende nationale economische herstelplannen slecht worden gecoördineerd en niet doelmatig genoeg zijn. Bovendien hebben bepaalde lidstaten geen reële kans gehad om een werkelijk nationaal economisch herstelplan te ontwerpen, met inbegrip van maatregelen om de groei en de werkgelegenheid te stimuleren, omdat ze tijdens de recessie de overheidsuitgaven nog verder hebben verlaagd en de belastingen hebben verhoogd om de staatsschuld terug te dringen. Helaas gaat dit in enkele lidstaten ten koste van gewone mensen. Ik wil ook wijzen op het feit dat de crisis heel duidelijk de sociale ongelijkheid tussen verschillende sociale groepen aan het licht heeft gebracht. Zo lopen vrouwen een veel groter risico dan mannen om onder de armoedegrens te belanden. De Europese Unie moet daarom lering trekken uit deze crisis en de initiatieven die ze heeft aangenomen, ten uitvoer leggen door gezamenlijk optreden met de lidstaten te coördineren.

 
  
MPphoto
 

  Andreas Mölzer (NI).(DE) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben nog maar net de financiële haaien van het beurzenmonopolie half gereguleerd, of wij worden geconfronteerd met het probleem van een mondiale strijd om valuta's te devalueren, een strijd die ondanks de recente, kleine tegemoetkoming van China nog steeds niet is afgewend. Een devaluatie c.q. een interventie op de deviezenmarkt is in Europa weliswaar in de ban gedaan, maar als gevolg van de globalisering worden wij alsnog met dat probleem opgezadeld. De Verenigde Staten willen de staatschulden terugdringen, Japan wil de conjunctuur een impuls geven en China wil de uitvoer ondersteunen. En niet alleen Europa, maar ook andere landen ondervinden natuurlijk de nadelen van dit softe valutabeleid van de genoemde economische grootmachten. Ik vind dat dit onderwerp dan ook hoog op de agenda moet staan van de komende G20-top.

Het is immers eenvoudig om de wereldmarkt met goedkope importproducten uit China te overspoelen wanneer de Chinese munteenheid kunstmatig ondergewaardeerd wordt. Door dergelijke langdurige acties wordt de marktwerking verstoord – het gaat overigens om een zeer gevaarlijk spel, waardoor in het ergste geval de totale wereldeconomie onderuit kan gaan.

Zelfs als de vooruitzichten op een succesvol resultaat twijfelachtig zijn, is het noodzakelijk om de plannen voor een belasting op financiële transacties tijdens de G20-top aan de orde te stellen.

 
  
MPphoto
 

  Pervenche Berès, rapporteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de sprekers graag bedanken voor hun bijdragen. Ik wil graag reageren op een aantal van deze toespraken.

Om te beginnen op die van de heer Zīle. Ik denk dat zijn opmerkingen bijzonder belangrijk zijn wanneer wij de hervorming van het cohesiebeleid aanpakken. We moeten de balans opmaken van dit cohesiebeleid, nagaan of, in de jaren na de toetreding, inderdaad is gebleken dat de interne onevenwichtigheden deels konden worden gecorrigeerd door middel van deze fondsen, waarbij we de nodige objectiviteit betrachten teneinde hieruit lering te trekken voor de toekomst.

Veel collega's hebben gesproken over de vertegenwoordiging van de Europese Unie en het wereldbestuur – waarvoor dank. Dit is geheel en al een strategisch punt voor onze Europese Unie, op een moment – nogmaals – waarop een valutaoorlog op het punt van uitbreken lijkt te staan. Wij moeten de stemmen van de Europeanen zowel binnen als buiten de EU verenigen. Op basis van onze interne sterkte moeten we krachtig en als eenheid naar buiten treden in onze vertegenwoordigingen.

In reactie op hetgeen mijn collega, de heer Goebbels, heeft gezegd: nee, de G20 is inderdaad niet de oplossing die wij in fine aspireren voor een wereldbestuur, waarbij iedereen zijn plaats kan hebben en waardoor we kunnen beschikken over de voor ons noodzakelijke arbitrage-instanties. In reactie op de interventie van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, gisteren, moeten wij onze toekomstige koers binnen de VN volgen, door middel van een diepgaande hervorming van deze instantie en haar bestuur.

Tot slot, mijnheer de Voorzitter, ter afsluiting van dit debat nog een opmerking over de overheidsinvesteringen, in reactie op de woorden van mijn collega, de heer Lamberts. In ons verslag verzoeken wij de Commissie jaarlijks een beoordeling te maken van de behoefte aan overheids- en particuliere investeringen en dringen wij erop aan dat er een scorebord komt waardoor wij effectief kunnen beschikken over een investeringsstrategie voor de lange termijn in dienst van de werkgelegenheid – en dus de Europese burgers –, een strategie die gebaseerd is op een duurzame visie en op solidariteit, dat een kernbegrip vormt van de Europese Unie.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Diogo Feio, rapporteur.(PT) Mijnheer de Voorzitter, allereerst zou ik alle leden willen bedanken die een bijdrage hebben geleverd, ook diegenen die in dit debat nog niet aan de beurt gekomen zijn. Nu is het moment gekomen om de daad bij het woord te voegen. Van nu af aan, vanaf deze stemming – en hopelijk zal een meerderheid voorstemmen – heeft het Parlement een eigen standpunt over de kwestie van het economisch bestuur. Dat standpunt zal geïnspireerd zijn door de geest van de Unie: meer transparantie en meer openheid. Het zal betekenen dat we pleiten voor economisch bestuur als doel voor de groei van alle 27 lidstaten van de Europese Unie, en voor betere onderlinge coördinatie, met een sterkere mate van economische en monetaire unie.

Kortom, we pleiten voor een Europa van meer solidariteit, een goed voorbereid en efficiënt Europa, een Europa voor iedereen, een koor waarin iedereen meezingt, met de eigen stem, maar uit hetzelfde psalmboek; een Europa waarin de Raad, de Commissie en het Parlement een standpunt hebben. In het Europa van het economisch bestuur worden geen toppen met twee deelnemers georganiseerd, dit is een Europa waarin de instellingen – inclusief het Europees Parlement, maar ook de burgers – hun stem laten horen.

Het is duidelijk dat dit Parlement en de parlementen van de lidstaten in dit verband een essentiële rol moeten spelen. Ze moeten hun eigen visie hebben op het nodige macro-economische toezicht op de lidstaten, ze moeten een eigen geluid laten horen over de tenuitvoerlegging van de Europa 2020-strategie, en ze moeten de nodige aandacht besteden aan de kwestie van het versterken van het stabiliteits- en groeipact. Het Parlement heeft een hele serie voorstellen voor de andere instellingen in petto.

Mijnheer de Voorzitter, hier laat ik het bij. Het moment is gekomen voor een intensief debat en voor eenheid over de kwesties die hier aan de orde zijn.

 
  
MPphoto
 

  Olli Rehn, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil beginnen met de rapporteurs Berès en Feio en de geachte Parlementsleden te bedanken voor dit zeer solide en belangrijke debat.

Het doet mij genoegen dat het aantal bijdragen overeenstemt met het belang van de zaken die besproken zijn. Ik wil een aantal opmerkingen maken over en reacties geven op het debat en de verslagen, waarbij ik allereerst naar de internationale context zal kijken.

In de wereldeconomie steken de onevenwichtigheden van voor de crisis weer de kop op, en dit vormt een gevaar voor een duurzaam herstel en het creëren van banen. Het is derhalve van essentieel belang dat de G20, met eerst deze week de ministeriële bijeenkomst en daarna over twee weken de top, in staat is om een doeltreffende internationale coördinatie van het beleid tot stand te brengen om de wereldwijde groei weer in balans te brengen.

Alle landen moeten een rol spelen in het opnieuw tot stand brengen van dat evenwicht: landen met een overschot door middel van het stimuleren van de binnenlandse vraag, en landen met een tekort door te streven naar een toename van de export. Dit gaat om miljoenen banen in de economie wereldwijd en in de Europese Unie.

De Europese Unie werkt aan een stevig en stabiel financieel stelsel waarin wisselkoersen een weerspiegeling moeten zijn van de onderliggende economie. Dit is een essentieel onderdeel van de doelstelling van de G20 om de wereldwijde groei weer in evenwicht te brengen met het oog op duurzaam herstel en het creëren van banen.

Om dezelfde reden is het essentieel voor de EU om haar eigen economisch bestuur te hervormen en versterken. De door mevrouw Berès en de heer Feio voorbereide verslagen vormen in dit opzicht belangrijke bijdragen, en de wetgevingsvoorstellen van de Commissie zullen, zodra ze zijn goedgekeurd, zorgen voor een spectaculaire vooruitgang richting een werkelijke en effectief functionerende economische en monetaire unie.

Er zijn enkele vragen gesteld over het standpunt van de Commissie inzake heffingen en belastingen voor financiële instellingen. Ik heb dit besproken met president Barroso, en we denken dat het zinvol is om ons standpunt hierover te verhelderen omdat er over dit onderwerp een aantal verwarrende verklaringen is afgelegd.

We bevinden ons midden in een fundamentele hervorming van ons eigen financiële stelsel, en tegelijkertijd moeten we ook bij de G20 onze positie verstevigen. De Commissie heeft als eerste een voorstel ingediend over een stabiliteitsvergoeding of een bankenheffing, zodat het bedrijfsleven, het bankwezen en de financiële sector zullen bijdragen aan de kosten die door de crisis zijn ontstaan en aan de oplossing van toekomstige crises.

Dit voorstel ligt op tafel en wordt in enkele lidstaten al uitgevoerd.

Ten tweede wil de Commissie dat de financiële sector een rol speelt in het dekken van de kosten van de crisis, en daarom streven de EU en de Commissie ernaar zich in te spannen voor een mondiale belasting op financiële transacties.

Ten derde heeft de Commissie in de tussentijd als alternatief voor eigen middelen in de EU-begroting een voorstel ingediend waarbij de financiële sector een vergelijkbare bijdrage op EU-niveau moet leveren, zoals een belasting op financiële transacties.

Dit is ons standpunt. We hebben een bankenheffing of stabiliteitsvergoeding voorgesteld; we hebben de mogelijkheid geopperd van een belasting op financiële transacties als een bron voor eigen middelen; en als derde zijn we vastbesloten ons in te spannen voor een mondiale belasting op financiële transacties.

Het verslag van de heer Feio omvat een voorstel over het tot stand brengen van een Europees monetair fonds. De Commissie is voorstander van het tot stand brengen van een permanent mechanisme voor crisispreventie en crisisoplossing dat twee kanten, twee aspecten of twee dimensies heeft. Het accent moet liggen op zowel de preventie als de oplossing van crises, aangezien we beter het zekere voor het onzekere kunnen nemen.

Wat betreft het oplossen van de crisis hebben we al in mei duidelijk verklaard dat een solide kader voor crisisbeheersing voor de lidstaten van het eurogebied noodzakelijk is, en de Commissie is voornemens te zijner tijd voorstellen voor een permanent mechanisme voor crisisoplossing te ontwerpen.

Er zijn een aantal algemene beginselen naar voren gekomen, in het bijzonder dat crisispreventie en -oplossing hand in hand moeten gaan en dat mogelijke financiële hulp aan strikte voorwaarden moet voldoen.

Zo'n permanent mechanisme moet morele risico's tot een minimum beperken en lidstaten stimuleren om te streven naar een verantwoordelijk fiscaal beleid en investeerders aanmoedigen om zich te richten op verantwoordelijke leenpraktijken.

De heer Schmidt stelde een wijziging voor in de sanctieregeling met betrekking tot de vrijwillige bijdrage van lidstaten die niet tot het eurogebied behoren. U weet dat we in eerste instantie een regeling voorstellen voor de lidstaten van het eurogebied, en in de tweede fase voor alle 27 lidstaten. De Commissie kan deze wijziging, die erop gericht is om de lidstaten die niet tot het eurogebied behoren, op vrijwillige basis bij de sanctieregeling te betrekken, aanvaarden en goedkeuren.

We hebben met betrekking tot de taakgroep bevredigende vooruitgang geboekt en convergentie bereikt in de richting van de plannen van de Commissie om het economisch bestuur te versterken. Deze zijn vooral gericht op preventie en preëmptief optreden en leggen de nadruk op de houdbaarheid van de schuldenlast, het bereiken van overeenstemming over een methode om macro-economische onevenwichtigheden aan te pakken en het tot stand brengen van een effectief handhavingsmechanisme.

Hoewel er in de taakgroep sprake is van een convergentie van meningen in de richting van de voorstellen van de Commissie, is het gewone wetgevingsproces nog maar net begonnen. Tot dusver hebben we slechts het begin gezien. Misschien bevinden we ons aan het einde van de beginfase, maar nu begint het gewone wetgevingsproces pas, en het Europees Parlement speelt als medewetgever uiteraard een cruciale en beslissende rol.

We willen met u samenwerken, en we roepen de Raad en het Parlement op om voor de zomer van volgend jaar de wetgevingsbesluiten te presenteren, zodat het nieuwe systeem van economisch bestuur komende zomer, in 2011, in werking kan treden, wanneer de volgende belangrijke beoordeling van de doeltreffendheid van de genomen maatregelen plaatsvindt.

Hier speelt de geloofwaardigheid van de Europese Unie werkelijk een rol wat betreft het versterken van economisch bestuur, en ik ben het volledig met u eens dat het inderdaad te danken is aan de communautaire methode dat de Europese Unie goed functioneert en resultaat boekt.

Ik heb over dit onderwerp heel aandachtig naar u geluisterd. Ik waardeer uw sterke betrokkenheid bij de communautaire methode, zoals die vooral sprak uit de redevoeringen van de heer Daul, de heer Schulz, de heer Verhofstadt en de heer Cohn-Bendit, hoewel elegante retorische omschrijvingen als de "deal van Deauville" of het "casinocompromis" mij wat te ver gaan.

Laat ons nogmaals gezamenlijk aantonen dat we met de communautaire methode resultaten kunnen boeken, en gezien het nieuwe systeem voor economisch bestuur moet dit zelfs. Laat ons derhalve de krachtige monetaire unie aanvullen met een krachtige en doeltreffende economische unie om zo een echte en complete economische en monetaire unie tot stand te brengen.

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel, fungerend voorzitter van de Raad. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zal het kort houden en bedank om te beginnen namens de Raad de twee rapporteurs, mevrouw Berès en de heer Feio. Zij symboliseren de betrokkenheid van het Parlement bij zo'n belangrijke kwestie als deze. Verder wil ik u zeggen dat ik u aanspoor tot een snelle analyse van de initiatieven op het gebied van het economisch bestuur – initiatieven van de Commissie die ons in staat zouden moeten stellen het Europees economisch bestuur te realiseren – en met name van het medebeslissingsbeginsel.

De Raad staat mijns inziens ter beschikking van het Parlement, zodat er concrete vooruitgang kan worden geboekt met betrekking tot deze voorstellen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt vandaag, woensdag 20 oktober, plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Paolo Bartolozzi (PPE), schriftelijk. (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, ik zou mijn waardering willen uiten voor de belangrijke bijdrage die men met dit werk probeert te doen, met de identificatie van een reeks maatregelen die het mogelijk maken de huidige crisis te boven te komen en mogelijke volgende crises te voorkomen.

Nadat de beperkingen van zelfregulering op verontrustende wijze duidelijk zijn geworden door de recente wereldwijde financiële crisis, wordt de keuze voor een controle van algemene aard steeds noodzakelijker. De huidige fase van economische en financiële instabiliteit, de ernstigste sinds decennia, heeft een dermate grootschalige werkgelegenheids- en sociale crisis voortgebracht dat doortastend optreden nodig is om een terugval te voorkomen en om prioriteit te geven aan de mogelijkheden die zich voordoen in een geglobaliseerde economie.

De crisis van de afgelopen jaren is voor het merendeel van de hoogontwikkelde economieën een zware beproeving geweest. Het herstel verloopt voor sommige landen nog steeds traag en de aanhoudende fragiliteit van de financiële markten maakt mondiale coördinatie en de keuze voor passende economische en industriële strategieën tot de sleutelaspecten in de strijd tegen de financiële crisis. Mondiaal toezicht zou de stabilisatie van solide financiële markten moeten bevorderen en het huidige herstel moeten ondersteunen, waarmee een sterke groei van de werkgelegenheid en het arbeidscijfer moet worden gegarandeerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Băsescu (PPE), schriftelijk.(RO) De huidige economische crisis toont aan dat het thans in de EU gehanteerde model voor het economisch bestuur niet goed genoeg gewerkt heeft en niet tot volledige convergentie tussen de lidstaten heeft geleid. Deze situatie vraagt om verbeteringen in het economische kader en de ontwikkeling van ambitieuze controle-instrumenten die duidelijker gedefinieerd zijn en gerichter werken. Het is van cruciaal belang dat de lidstaten zich houden aan de verordeningen en besluiten die op Europees niveau zijn vastgesteld, vooral die welke betrekking hebben op het stabiliteits- en groeipact. Vanuit die gedachte verwelkom ik het initiatief van de heer Feio, dat is bedoeld om acties aan te moedigen zoals het opzetten van meer controles en het nauwkeuriger volgen van trends in overheidsschulden en -inkomsten.

Tot besluit wil ik hieraan toevoegen dat de Roemeense regering onlangs haar begrotingsstrategie voor 2011-2013 heeft vastgesteld, waarin de maatregelen zijn opgenomen die nodig zijn om het begrotingstekort terug te brengen tot onder de 3 procent en de schuldquote onder de 60 procent te houden. Dit hervormingsproces zal de voorwaarden scheppen die vereist zijn voor economisch herstel.

 
  
MPphoto
 
 

  Dominique Baudis (PPE), schriftelijk. – (FR) De financiële, economische en sociale crisis duurt nu al twee jaar. Zij vertaalt zich in een werkloosheidspercentage van meer dan tien procent in de EU en in het risico op een nieuwe recessie. Het lukt maar niet deze crisis te bezweren.

Op 11 en 12 november zal te Seoul de volgende G20-top plaatsvinden, onder Frans voorzitterschap. De vorming van de G20 was een project van president Sarkozy, die van mening is dat de wereldeconomie vandaag de dag niet meer door acht landen wordt gereguleerd, maar ook door alle grote opkomende landen. Dit kader biedt de mogelijkheid een ambitie te ontwikkelen die gebaseerd is op een langetermijnvisie. De crisis vraagt om een echt economisch bestuur, regels ter beperking van sociale dumping in ontwikkelingslanden, financiële regelgeving en een hervorming van het internationaal monetair stelsel. Hiertoe moet Europa met één krachtige en vastberaden stem weten te spreken.

 
  
MPphoto
 
 

  Ivo Belet (PPE), schriftelijk. Voorzitter, een van de absolute blikvangers in de aanbevelingen is de belasting op financiële transacties. Met zo'n maatregel vang je verschillende vliegen in één klap: het is een efficiënt instrument tegen speculatie, en met de opbrengst kun je de overheidstekorten aanpakken én dwingende maatschappelijke projecten financieren (milieu, ontwikkelingshulp, infrastructuurprojecten, ....). Het Parlement heeft nu duidelijk gemaakt dat we in Europa moeten doorgaan met deze maatregel, ook als de rest van de wereld voorlopig op de plaats rust houdt door koudwatervrees. De volgende stap is een haalbaarheidsstudie door de Europese Commissie. Wat we vandaag hebben beslist, is een concrete ingreep en een antwoord op de financiële crisis. Het is tevens een duidelijk signaal aan de Europeanen dat we lessen trekken uit wat er in de voorbije jaren allemaal is misgelopen en dat we de crisis ook aangrijpen om Europa sterker te maken, in het belang vooral van de Europese burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk.(RO) De regelgevingsstructuren die voor de economische en monetaire crisis in de Europese Unie en de Verenigde Staten bestonden, vertoonden een gebrek aan consistentie en waren in zeer grote mate gebaseerd op onvergelijkbare macro-economische analyses. Als gevolg van het gebrek aan mondiale consistentie in deze regelgevingsstructuren hebben landen op eigen houtje gereageerd. Ze hebben daarbij geen rekening gehouden met het feit dat in een geglobaliseerde wereld een op nationaal niveau vastgesteld monetair beleid aanzienlijke gevolgen heeft voor andere economieën. De oprichting van het Europees Comité voor systeemrisico's en van Europese financiële toezichthoudende autoriteiten versterkt het financieel toezicht binnen de EU. Er is echter op internationaal niveau nog altijd onvoldoende regelgeving beschikbaar voor het beheersen van crises in de financiële sector. De EU moet op de G20-bijeenkomst in november het belang benadrukken van een toezicht- en regelgevingsstelsel waarin onder meer de registratie van financiële transacties en instrumenten verplicht wordt gesteld. Wij hebben een verantwoordelijkheid voor de economie en we moeten allereerst sterk zijn op het niveau van de Europese Unie om wereldwijd een voortrekkersrol te kunnen spelen.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Het is de hoogste tijd dat de EU en haar leiders onder ogen zien dat deze ernstige crisis niet uit de VS is komen overwaaien! Dit is een systeemcrisis, die voortvloeit uit het kapitalisme in zijn huidige gestalte: het neoliberalisme. Dat betekent dat de crisis in de EU direct voortvloeit uit het eigenlijke fundament van de EU, het neoliberalisme is één van de belangrijkste grondbeginselen van de EU. De krachten die de koers van de EU hoofdzakelijk bepaald hebben, worden nu met de rampzalige gevolgen van hun beleid geconfronteerd, en vertonen zorgwekkende tekenen van arrogantie en agressie. Ze proberen de vooruitgang terug de draaien, wat onaanvaardbaar is, met name voor de werknemers en de burgers uit de meest kwetsbare landen. Ze proberen de soevereiniteit van die landen aan te pakken, en ook dat is onaanvaardbaar. Dat is de bedoeling van de gezamenlijke verklaring die Duitsland en Frankrijk besloten af te leggen in Deauville voorafgaand aan de vergadering van de G20 en van de Europese Raad. Zij zijn blijkbaar blind voor het feit dat het voortgaan op de ingeslagen weg alleen maar tot rampen kan leiden. Dat is de boodschap van protest die de werknemers en de burgers in heel Europa laten horen. Het is de hoogste tijd dat er naar hen wordt geluisterd! Als reactie op de crisis zouden we juist meer waarde moeten hechten aan werk, en het inkomen eerlijker moeten verdelen, door minder belasting te heffen op de factor arbeid, en meer op de factor kapitaal.

 
  
MPphoto
 
 

  Louis Grech (S&D), schriftelijk. – (EN) Wij zitten midden in een crisis die grote schade heeft berokkend aan de financiële, economische en sociale sector en het integratieproces op de interne markt negatief heeft beïnvloed. De interne markt zou de noodzakelijke katalysator kunnen zijn om een echt economisch en financieel herstel in Europa op gang te brengen en opnieuw het broodnodige vertrouwen onder de burgers op te bouwen. De crisis kan een gelegenheidsvenster zijn om maatregelen ten uitvoer te leggen die de mens in het hart van de Europese economie plaatsen en aldus de economische groei, het mededingingsvermogen en de sociale vooruitgang in Europa stimuleren. Ik geef steun aan de inspanningen van de rapporteur die duidelijke aanwijzingen probeert te geven voor de uitweg uit de crisis: concrete, op het belang van de interne markt gerichte maatregelen en initiatieven, werkgelegenheid en de rol van KMO's. Afgezien daarvan moet een nieuwe, holistische en inclusieve benadering worden vastgesteld waarmee de doelstellingen van de burgers, en met name de doelstellingen die verband houden met de zorgen van de burgers op economisch, sociaal, gezondheids- en milieugebied, volledig worden geïntegreerd in de economie. Wij hebben een nieuw paradigma nodig in het politieke denken en wij moeten van de Europese burger de belangrijkste politieke variabele maken bij het bepalen en formuleren van EU-wetgeving en -beleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian-Jean Marinescu (PPE), schriftelijk.(RO) Het economisch herstel is in Europa ingezet. Toch blijft het klimaat onzeker. Mondiaal is het economisch herstel nog zwak en het tempo loopt van land tot land uiteen. De topprioriteit blijft het scheppen van een stabiele basis voor de stelselmatige bevordering van duurzame en evenwichtige economische groei. Daarvoor moeten we een systeem in het leven roepen dat tegelijkertijd het antwoord op de crisis, de preventie en de samenwerking op middellange en lange termijn ondersteunt. De Europese Unie moet een sterke partner zijn, die niet alleen zijn ervaring met economische en politieke integratie kan aanwenden maar ook een belangrijke bijdrage kan leveren aan het mondiale bestuur van de economie. We moeten op middellange termijn geloofwaardige en houdbare economische beleidsmaatregelen opstellen en een macro-economisch beleid coördineren dat gebaseerd is op een kader voor duurzame, evenwichtige groei, vastgesteld door de G20. Een strategie voor het economisch beleid van de EU moet de volgende elementen bevatten: een actieplan voor de inzet van structurele hervormingen voor de bevordering van economische groei en werkgelegenheid, geconsolideerde begrotingshervorming en versterkt economisch bestuur van de EU en de eurozone. Er moet een ontwikkelingsagenda voor de G20 worden vastgesteld, met een meerjarig actieplan, dat de economische groei en flexibiliteit voor ontwikkelingslanden bevordert.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk.(LV) In de situatie die is ontstaan, is het belangrijkste dat we een diagnose stellen en vaststellen wat de oorzaken van de crisis zijn. Mensen in diverse EU-landen hebben de neveneffecten van de crisis op verschillende manieren ondervonden. Het is van wezenlijk belang dat we de fouten, het wanbeheer en het onprofessionele gedrag van nationale regeringen precies in kaart brengen om te voorkomen dat de situatie waarin de bevolking zich nu bevindt, in de toekomst verder verslechtert. De regering van Letland heeft bijvoorbeeld een bedrag van internationale financiële instellingen geleend dat nu al meer dan tweemaal zo hoog is als de jaarlijkse begroting. Er gaat geen dag voorbij of de Letse regering neemt maatregelen met betrekking tot het belastingstelsel en het financiële beleid in het algemeen waar de bevolking nadelen van ondervindt en die leiden tot bedrijfsliquidaties en het vertrek van Letse ondernemers naar het buitenland. De Letse regering probeert voortdurend de pensioenwetgeving te wijzigen om de betalingen aan gepensioneerden te kunnen verlagen. Dit leidt tot een maatschappelijke explosie en brede onrechtvaardigheid. We moeten een krachtig signaal afgeven aan nationale regeringen dat verlaging van sociale uitkeringen en pensioenuitkeringen in een tijd van crisis een misdaad tegen de bevolking is. Ik ben stellig van mening dat de onbeschermde en noodlijdende bevolkingsgroepen van de samenleving niet de verantwoordelijkheid voor de fouten van regeringen dienen te dragen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sławomir Witold Nitras (PPE), schriftelijk. (PL) Ik wil de heer Feio bedanken voor zijn werk aan het ontwerpverslag. Het lijkt mij dat we te snel overgaan tot de orde van de dag gezien de gevaren die Europa bedreigen. We laten ons te weinig gelegen liggen aan de waarschuwingssignalen van de financiële markten en personen als president Trichet, die het voorstel van de Commissie een goede, maar onvoldoende stap in de richting van versterking van het stabiliteits- en groeipact noemt. De rol van het Europees Parlement berust er vandaag op dat wij het voorstel van de Europese Commissie moeten verdedigen tegen de regeringen van de lidstaten, die overduidelijk niets geleerd hebben van de crisis.

De omvang van de crisis in de overheidsfinanciën in Europa zou aanzienlijk minder geweest zijn, als de Europese Raad zich netjes had gehouden aan de bepalingen van het pact. Als wij vandaag toelaten dat regeringen, met name de regeringen van Duitsland en Frankrijk, de voorstellen van de Commissie versoepelen, zal de crisis zich verder verdiepen en zullen wij ons af moeten vragen of de gemeenschappelijke munt in zijn huidige vorm wel zin heeft en of we ongewild het bewijs zullen leveren voor de stelling dat de euro een mislukt experiment is. Het Parlement staat voor een grote opgave. We moeten de euro verdedigen tegen kortstondige politieke doelstellingen. We moeten alle lidstaten dwingen om een verantwoordelijk begrotingsbeleid te voeren, ook als dit pijn doet. Ik dank u voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, het woord "crisis" komt van het Griekse woord Krino dat letterlijk "beslissen", of "kiezen" betekent. Het duidt dus een moment aan dat een bepaalde fase van de andere scheidt. We moeten naar de toekomst kijken, en leren van het verleden, op een manier die structurele veranderingen teweeg kan brengen die de concurrentiepositie van onze kleine en middelgrote ondernemingen verbeteren en ze in staat stellen om om te gaan met de druk die een geglobaliseerde omgeving met zich meebrengt.

Zodoende moeten we bovendien werkgelegenheid garanderen aan een groot deel van het minder beschermde deel van de werkende bevolking en hun families. De Europese Unie heeft een nieuw economisch bestuur nodig dat de stabiliteit en de nauwgezetheid van de publieke nationale financiën veiligstelt. Een financiële en economische crisis zoals we die nu meemaken mag zich niet herhalen. Het nieuwe economische bestuur van Europa moet niet alleen rekening houden met het totaalbedrag van de staatsschuld maar ook met de draagbaarheid daarvan op de middellange termijn. De private schuld en de draagbaarheid van de sociale zekerheden zijn even belangrijk als de staatsschuld, vanwege het belang van eerstgenoemde voor de stabiliteit van de publieke financiën. Sterker nog, landen die de staatsschuld onder controle hadden zijn in een zware crisis beland, juist vanwege de zware schuldenlast van huishoudens en bedrijven, terwijl landen met een hoge staatsschuld er goed door zijn gekomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Seeber (PPE), schriftelijk.(DE) De economische en financiële crisis heeft de hiaten en tekortkomingen van de bestaande instrumenten en methoden voor de coördinatie van het economische en monetaire beleid duidelijk aangetoond. In het verleden hebben sommige lidstaten, met name Frankrijk en Duitsland, te lang gewacht met het invoeren van strengere regels. Het te boven komen van de economische crisis is een van de grootste uitdagingen ooit en daarop is uitsluitend een Europees, en geen nationaal antwoord mogelijk. Dat geldt ook voor de sanctiemechanismen die nog steeds gedeeltelijk door lidstaten worden geblokkeerd. Op grond van de nieuwe regels voor de interne financiële markt is het echter nu hoog tijd om niet alleen de monetaire Unie te versterken, maar tegelijkertijd ook met name de staatsschulden terug te dringen met het oog op het veiligstellen van de toekomst van de Europese Economische Ruimte. Bij dit proces moeten met name de nationale parlementen meer betrokken worden om de debatten in de lidstaten een Europeser karakter te geven. Alleen op deze manier kan er een Europees antwoord gevonden worden om de crisis te boven te komen en om een solide en sterke economische ruimte tot stand te brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jutta Steinruck (S&D), schriftelijk.(DE) Sinds de financiële crisis van 2008 komen de staatshoofden en regeringsleiders van de G20 periodiek om de zes maanden bij elkaar om de economische en financiële kwesties te bespreken, om de samenwerking te verbeteren en om een stabiele en duurzame groei van de wereldeconomie te bewerkstelligen waarvan iedereen kan profiteren. Ik ben echter van mening dat wij, met het oog op een duurzaam en adequaat antwoord op de financiële, economische of sociale problemen als gevolg van die crisis, een brede basis en een evenwichtig perspectief voor die problemen nodig hebben. De ministers van Financiën van de lidstaten zijn niet in staat om de situatie op de arbeidsmarkt te beoordelen en zodanige antwoorden te geven op de prangende vragen die er met betrekking tot het werkgelegenheids- en sociaal beleid spelen, dat daarmee ook recht wordt gedaan aan de behoeften van de werknemers of van de burgers in het algemeen. Daarom acht ik periodieke bijeenkomsten noodzakelijk van de ministers voor Werkgelegenheid en Sociale Zaken van de G20. Daarnaast roep ik de EU en de lidstaten die deel uitmaken van de G20 op om dit idee verder te ontwikkelen en om op het gebied van het werkgelegenheids- en sociaal beleid nauwer met elkaar samen te werken en naar een evenwichtiger uitgangspunt op het niveau van de G20-top te streven. Wij kunnen niet toestaan dat de mededinging de bescherming van de rechten van werknemers ondermijnt. Wij moeten die rechten niet alleen voor de burgers in de EU handhaven, maar ook voor de burgers in andere landen in de wereld.

 
  
MPphoto
 
 

  Silvia-Adriana Ţicău (S&D), schriftelijk. – (RO) De EU produceert met haar 500 miljoen inwoners, oftewel 7 procent van de wereldbevolking, 30 procent van het mondiale bbp. De laatste statistieken laten zien dat de EU in augustus 2010 een tekort op de handelsbalans heeft geboekt van 17,3 miljard euro. In de eerste zes maanden van dit jaar heeft de EU de grootste stijging genoteerd in de export naar Brazilië (+57 procent), China (+41 procent) en Turkije (+38 procent), terwijl de grootste importstijgingen werden genoteerd vanuit Rusland (+43 procent), China en India (beide +25 procent).

Om de doelen van de EU 2020-strategie te bereiken, moet de EU minder afhankelijk worden van haar traditionele energieleveranciers. In de eerste helft van dit jaar is het tekort op de handelsbalans van de EU-27 in de energiesector met 34,3 miljard euro gestegen in vergelijking met dezelfde periode van vorig jaar. Verder heeft de Europese Unie behoefte aan een eco-efficiënt industriebeleid dat de koppeling kan waarborgen tussen de innovatiecapaciteit en de productie-eenheden van de EU, waardoor de werkgelegenheid in de hele EU wordt bevorderd en haar mondiale concurrentievermogen in stand wordt gehouden.

Daarom moet de Europese Raad het toekomstige industriebeleid en de energiezekerheid van de EU op de agenda van zijn vergadering van 28 en 29 oktober zetten, alsmede voorstellen voor de wijze waarop de effecten van de klimaatverandering en de vergrijzing kunnen worden verminderd.

 
  
  

VOORZITTER: JERZY BUZEK
Voorzitter

 
  
MPphoto
 

  Janusz Wojciechowski (ECR).(PL) Gisteren is in Polen een medewerker van het kiesdistrictkantoor van het Europees Parlement in Łódź vermoord. Het betrof mijn assistent, de heer Marek Rosiak. De woorden van de moordenaar tijdens het plegen van dit misdrijf laten geen ruimte voor twijfel over het motief voor deze moord: haat tegen de Partij Recht en Rechtvaardigheid, de belangrijkste oppositiepartij in Polen. Dit drama is de culminatie van de haatcampagne die al langere tijd wordt gevoerd tegen deze partij. Het Europees Parlement moet behalve deze misdaad ook de haat en het geweld veroordelen, waarvoor geen plaats mag zijn in de Europese politiek en de Europese democratie. Mijnheer de Voorzitter, ik vraag u een minuut stilte in acht te nemen ter nagedachtenis aan de heer Marek Rosiak, die stierf tijdens zijn werkzaamheden voor het Europees Parlement.

 
  
 

(Het Parlement neemt staande een minuut stilte in acht)

 
  
MPphoto
 

  Ria Oomen-Ruijten (PPE). - Voorzitter, net hebben we laten zien hoe waardig we kunnen zijn als Parlement. Op het moment echter dat ik hier de plenaire vergaderzaal binnenkom, wordt ik eerst lastig gevallen door mensen die vinden dat we resoluties moeten ondertekenen, en vervolgens door ballonnen geëscorteerd vanwege amendementen. Voorzitter, ik vind dit het Parlement niet waardig, en ik vraag u zich daarover te bezinnen en te bekijken hoe we ook de gangen schoon kunnen houden.

 
  
MPphoto
 

  Gerard Batten (EFD). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, mag ik u vragen een besluit te nemen? We zijn hier in de zaal getuige van het vertonen van ballonnen. Kunt u beslissen of dat wel of niet is toegestaan? Zo nee, kunnen deze dan worden verwijderd? Zo ja, dan hebben mijn collega's en ik nog enkele zeer smaakvolle paars met gele UKIP-ballonnen, die we graag volgende keer zouden willen meenemen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Geachte collega's, vandaag gaan wij ten aanzien van dit belangrijke vraagstuk onze stem uitbrengen. Dit vraagstuk staat in verband met de demonstratie die u hier houdt. Ik verzoek u om met deze demonstratie te wachten tot de stemming, die over ongeveer veertig minuten zal plaatsvinden. Zou u zo vriendelijk willen zijn? Dat is een klein gebaar tegenover ons allemaal. Normaal gesproken sta ik achter u, maar alstublieft, onthoudt u zich van demonstraties in de zaal.

(Applaus)

 

4. Stemmingen
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Wij gaan nu over tot de stemming.

(Uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemmingen: zie notulen)

 

4.1. Herziening van het kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie (A7-0279/2010, Paulo Rangel) (stemming)

4.2. Aanpassing van het EP-Reglement aan het herziene kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie (A7-0278/2010, Paulo Rangel) (stemming)
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Ik wil benadrukken, dat dit het resultaat is van onze langdurige onderhandelingen met de Europese Commissie. Ik bedank vooral de rapporteur, de heer Rangel, maar ook de heer Lehne die namens ons met de Europese commissie heeft onderhandeld. De heer Swoboda, mevrouw Wallis, mevrouw Harms, mevrouw Roth-Behrendt en heer Rangel hebben ook meegewerkt en ik bedank hen zeer voor het onderhandelingsresultaat. Verder wil ik ook voorzitter Barroso en vicevoorzitter Šefčovič bedanken. Wij zijn bijzonder eerlijk geweest tegen elkaar. Het resultaat is erg goed, ik feliciteer dan ook beide partijen. We kunnen uitzien naar een vruchtbare samenwerking.

 

4.3. Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, voor wat betreft de Europese dienst voor extern optreden (A7-0263/2010, Ingeborg Gräßle) (stemming)

4.4. Wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden (A7-0288/2010, Bernhard Rapkay) (stemming)

4.5. Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2010: Afdeling II – Europese Raad en Raad – Afdeling III – Commissie – Afdeling X – Europese dienst voor extern optreden (A7-0283/2010, Roberto Gualtieri) (stemming)
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Dames en heren, hiermee is het wetgevingsproces in verband met de Europese dienst voor extern optreden afgerond. Ik wil vooral de vele personen bedanken die vandaag in deze zaal bij ons, de afgevaardigden van het Parlement, aanwezig zijn, voor het ongemeen zware en verantwoordelijke werk. Vooral de voorzitters van enkele commissies van het Europees Parlement hebben zich ingezet. Ik bedank hen voor hun degelijke werk. Daarnaast zijn er een aantal mensen die ik persoonlijk wil bedanken, namelijk degenen die het Parlement zowel als onderhandelaar en als rapporteur hebben vertegenwoordigd. Het gaat hierbij om: Elmar Brok, Guy Verhofstadt, Roberto Gualtieri, Ingeborg Gräßle, Crescenzio Rivellini en Bernhard Rapkay, en tevens de afgevaardigden die aan de begroting hebben gewerkt, László Surján en Sidonia Jędrzejewska.

In noem deze personen met naam en toenaam, omdat zij zich enorm hebben ingespannen om te garanderen dat wij een goede overeenkomst voor de Europese dienst voor extern optreden krijgen. Wij zijn ervan overtuigd dat deze overeenkomst de Europese Unie van dienst zal zijn. Ik feliciteer iedereen, ook lady Ashton, degenen aan haar zijde deelnamen aan de onderhandelingen en de Raad met het bereikte resultaat. Ook ambassadeur Christoffersen die heeft meeonderhandeld, is aanwezig. Ik verzoek u om applaus.

(Applaus)

 
  
 

Ik heb hier een bos bloemen voor lady Ashton, maar ze is niet aanwezig. Zoals gewoonlijk laten de dames op zich wachten. Daar had ik niet op gerekend, maar daar moeten we gewoon op voorbereid zijn – wij mannen moeten op alles voorbereid zijn!

(Applaus)

 

5. Plechtige vergadering – Toespraak halverwege zijn mandaat van Jerzy Buzek, Voorzitter van het Europees Parlement
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Collega's, ik zal een korte toespraak houden, zoals ik u een jaar geleden heb beloofd.

We bevinden ons nu halverwege mijn voorzitterschap. Bij aanvang heb ik beloofd dat ik u op de hoogte zou houden van mijn activiteiten.

Als Voorzitter van het Europees Parlement vertegenwoordig ik u allen. Waar ik ook ga en wat ik ook doe, ik ben me er altijd van bewust dat ik de eer en verantwoordelijkheid heb te handelen in naam van dit prestigieuze Parlement.

Deze toespraak gaat echter niet over mij: deze toespraak gaat over u en uw activiteiten. Hij gaat over ons allen, over wat we gezamenlijk gedurende de afgelopen vijftien maanden in het Europees Parlement hebben bereikt, en wat nog voor ons ligt.

 
  
 

Dames en heren, ten eerste: de crisis. Onze burgers verwachten van ons, politici, vooral dat wij de crisis overwinnen en de strijd aanbinden met armoede en sociale uitsluiting vooral in dit jaar. Deze crisis is niet in Europa ontstaan, maar hij moet wel hier in Europa overwonnen worden. Ons Parlement heeft van de Europese Commissie en de Raad ambitieuze hervormingen geëist. Het belangrijkste is echter dat we cruciale financiële hervormingen hebben aangenomen, zoals het wetgevingspakket voor financieel toezicht, regels voor het beperken van bankiersbonussen en over kapitaaleisen voor banken. Hiermee hebben we het fundament gelegd voor de verdedigingsmuren die onze burgers moeten beschermen tegen toekomstige crises.

Er moet echter meer gebeuren. We moeten onze Europese markten beter integreren omdat dit zorgt voor economische groei en lagere prijzen. Het verslag van professor Monti moet omgezet worden in wetgeving. Ik breng in herinnering dat belangrijke stukken van dit verslag op uw initiatief zijn ontstaan, op initiatief van de leden van het Europees Parlement en onze commissies.

Toen ik dit Huis vertegenwoordigde bij de Europese Raad heb ik gezegd dat we de mensen eerlijk moeten zeggen dat het in deze moeilijke periode noodzakelijk is om de broekriem aan te halen, langer te werken en later met pensioen te gaan. Alleen zo kunnen we de Europese welvaart in stand houden. Een programma met structurele hervormingen voor de lange termijn voer je niet van de ene dag op de andere uit. Dit helpt ons bij de uitvoering van de EU 2020-strategie en het behoud van concurrentievermogen en werkgelegenheid, punten die voor onze burgers het belangrijkst zijn. Herstellen van de crisis en vervolgens overgaan op langetermijngroei zijn nu onze meest urgente taken.

Ten tweede: solidariteit. De crisis heeft aangetoond hoe belangrijk Europese solidariteit is. Ik ben in de landen geweest waar de crisis bijzonder hard heeft toegeslagen – Litouwen, Letland, Roemenië, Griekenland. Ik heb onze solidariteit uitgesproken, maar ook benadrukt dat er geen solidariteit bestaat zonder verantwoordelijkheid. We hebben de crisis voor een belangrijk deel kunnen afwenden. De patiënt is gered, maar nu moeten we ervoor zorgen dat hij op eigen kracht het ziekenhuis kan verlaten. Daarom hebben we, zoals ik al eerder heb gezegd, een langetermijnstrategie nodig om uit de crisis te komen. Ook is goed economisch management noodzakelijk, evenals structurele, sociale en educatieve verandering. In crisistijd moeten we blijk geven van realisme, maar ook van gevoeligheid.

Ten derde: energiebeleid en klimaatbescherming. Energie is de belangrijkste grondstof van de economie. Het vraagstuk van energie en klimaatbescherming is een van onze belangrijkste prioriteiten en een belangrijke politieke impuls voor andere ondernemingen op economisch gebied. Zoals we weten zijn de zekerheid van onze energievoorziening, de bescherming van het milieu en betaalbare energie de grootste uitdagingen voor de 21e eeuw. Daarom heb ik op 5 mei 2010 samen met Jacques Delors de verklaring over de oprichting van een Europese Energiegemeenschap afgelegd. We willen graag dat de naam 'Europese Energiegemeenschap' de merknaam wordt van alle EU-ondernemingen op dit gebied. Ik breng in herinnering dat de Commissie, het Parlement en de Raad al veel hebben gedaan op dit gebied. We behandelen vooral de lopende zaken, maar het gaat daarnaast ook om een extra stimulans en het samenbrengen van alle activiteiten onder één noemer, zodat ze op de juiste manier ten uitvoer kunnen worden gelegd. Ik ben verheugd, dat ik vandaag de nieuwe verordening betreffende de veiligstelling van de aardgasvoorziening onderteken, die we samen hebben aangenomen.

Er is nog heel veel werk te verrichten voordat de energiemarkt een eengemaakte, gemeenschappelijke markt is. Ik zal dit werk samen met u voortzetten. Wat is hierin het belangrijkste? Onze activiteiten op het gebied van energie zijn ook activiteiten ter bescherming van het klimaat. Op dit gebied lopen we voorop en willen we voorop blijven lopen. Wij hebben zelf de EMAS-overeenkomst ondertekend om van ons Parlement een 'groen Parlement' te maken dat energie bespaart en overgaat op het gebruik van alternatieve energiebronnen.

Ten vierde: externe betrekkingen. Als leden van het Europees Parlement zijn wij ambassadeurs van de democratie. Dankzij onze missies dragen wij bij aan de organisatie van vrije en eerlijke verkiezingen. Er gaat geen week voorbij zonder dat enkelen van ons zich inzetten voor onze kernwaarden, maar ook voor onze belangen. Wij zijn de grootste economie van de wereld en 's werelds grootste hulpverlener, maar wij maken niet volledig gebruik van ons potentieel. Wij moeten ons bezinnen op de manier waarop wij onze doelen verwezenlijken. Wij moeten de ondersteuning van de democratie en de mensenrechten inbouwen in onze handelsbesprekingen en, ongeacht de vraag of wij onderhandelen met grote en sterke partners of met kleine en zwakke, geen dubbele standaard hanteren.

Het is mijn rol als Voorzitter om onze gezamenlijke stem kracht bij te zetten en de standpunten van onze burgers buiten de grenzen van de Unie te vertolken. Daarom hebben we onze parlementaire diplomatie versterkt. Ik heb u vertegenwoordigd bij de parlementaire G8-bijeenkomsten. Ik heb officiële bezoeken afgelegd in China en de Verenigde Staten. Onze betrekkingen met het Congres van de Verenigde Staten, waar we als Parlement een vertegenwoordiging hebben, zijn naar een hoger plan getild. Ik was de eerste Voorzitter in twaalf jaar die Rusland heeft bezocht.

Dankzij gezamenlijke inspanningen hebben wij een secretariaat gevormd voor de Parlementaire Vergadering van de Mediterrane Unie en ontwikkelen wij met groot succes de samenwerking met Latijns-Amerika in het kader van Eurolat. Toegegeven, er wacht ons ook nog veel werk om een begin te maken met onze parlementaire samenwerking Euronest in het kader van het oostelijk partnerschap.

Dames en heren, zojuist hebben we gestemd over de Europese dienst voor extern optreden. Ik ben er diep van overtuigd dat deze dienst binnenkort onze grote kracht zal zijn en het gezicht wordt van de Europese macht. Wij hebben hard onderhandeld met de Raad om ervoor te zorgen dat het een moderne dienst is die de gemeenschappelijke standpunten en belangen van Europa vertegenwoordigt. We moeten echter ook toegeven dat alle partijen bijzonder open stonden voor een compromis, daarmee kunnen we elkaar feliciteren. Iedereen heeft een bijdrage geleverd aan deze discussie.

Dames en heren, we blijven nog even bij de externe betrekkingen. Ik veroorloof mij terug te komen op wat we dit jaar hebben gedaan: wij hebben tegen de SWIFT-overeenkomst gestemd. Dat was een uitzonderlijk belangrijk moment. De regering van de Verenigde Staten heeft ingezien dat het niet om het post-Lissabon Parlement heen kan. In de toekomst zullen niet alleen de Verenigde Staten, maar ook vele andere landen hiervan overtuigd raken. En als historici deze stemming in de toekomst beoordelen, zullen ze zeggen dat we daadwerkelijk in het belang van de burgers hebben gehandeld. Wij hebben het juiste evenwicht gevonden tussen de veiligheidseisen en de bescherming van de burgerlijke vrijheden. Dat is belangrijk, omdat wij de vertegenwoordigers zijn van die burgers in het Parlement.

Ten vijfde: mensenrechten. Dit is een prioriteit van het Parlement en het is ook mijn prioriteit. Ik breng dit onderwerp waar nodig altijd ter sprake. Ik weet dat 735 mensenrechtenverdedigers achter mij staan en 500 miljoen burgers achter ons. In Rusland heb ik president Medvedev gevraagd naar de vermoorde mensenrechtenactivisten en journalisten zoals Anna Politkovskaja en Sergej Magnitski. Toen Liu Xiabo de Nobelprijs voor de vrede ontving, heb ik mijn oproep herhaald om hem onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten. Morgen nemen we een besluit wie dit jaar de Sacharovprijs ontvangt. Ik ben vastbesloten om van dit Sacharovnetwerk, het netwerk van winnaars van de Sacharovprijs, alsook van het forum van de voormalige Voorzitters van het Europees Parlement doeltreffende instrumenten te maken in onze strijd voor de menselijke waardigheid, mensenrechten en democratie in de hele wereld. Mensenrechtenactivisten kunnen er zeker van zijn dat wij ons hun lot aantrekken. Ja, het Europees Parlement trekt zich het lot van mensen aan!

Ten zesde: de rechten van de vrouw. Ik heb vele malen opgeroepen om voor de hoogste posten in de EU- instellingen vrouwen te kiezen. Ik ben hierin sterk gesteund door alle leden van het Parlement. Ook heb ik het initiatief voor de introductie van quota op kieslijsten gesteund. Een politiek stelsel dat bij de besluitvorming geen belangrijke plaats inruimt voor 52 procent van de bevolking verliest het contact met de samenleving. Europa moet zich er met vereende krachten voor inzetten dat arbeid en gezinsleven te combineren zijn. Vooral in tijden van economische crisis is het belangrijk dat het moederschap niet gehinderd wordt door onzekere arbeidsvoorwaarden. Wij hebben pas nog een debat gehouden over dit onderwerp, dat ook te maken heeft met de vraag hoe wij de dramatische uitdaging van Europa's demografische crisis het hoofd moeten bieden. Zoals ik 15 minuten geleden al verzekerd heb, steun ik de actie die in dit Huis plaatsvindt, hoewel de vergaderzaal wellicht niet de beste plek is voor een dergelijke actie.

Aristoteles heeft gezegd dat het kwaad voortkomt uit overdaad of tekort en het goede uit evenwicht. Wij moeten zorgen voor evenwichtige deelneming van vrouwen en mannen in het openbare leven. Laten we in de voetsporen van Aristoteles treden!

Ten zevende: institutionele veranderingen. Mij bewust van het belang van het Verdrag van Lissabon, was ik zoals velen van u in Ierland om de mensen te overreden voor te stemmen. Ik ben ook naar Tsjechië gegaan om president Klaus op te roepen tot ratificatie. Wij hebben hard gewerkt om het Verdrag in werking te laten treden en het is gelukt.

Dames en heren, een van de meest belangrijke veranderingen is de versterking van de wetgevende macht van ons Parlement. Wij hebben nieuwe bevoegdheden gekregen, maar ook nieuwe verantwoordelijkheden. Het Verdrag versterkt de rol van het Parlement, maar laat tegelijkertijd nog steeds de mogelijkheid toe dat vele beslissingen te genomen worden volgens de intergouvernementele methode. Daarom moeten wij nog steeds onze communautaire methode promoten als doelmatig instrument voor democratische controle door de burger. Laten we echter niet vergeten dat beslissingen over de richting waarin de Europese Unie zich moet ontwikkelen, nog steeds in hoge mate afhankelijk zijn van de lidstaten, van regeringsleiders, presidenten en kanseliers. De samenwerkingsmogelijkheid om de Europese instellingen, die Europa in het verleden kracht hebben gegeven, te versterken, is bijzonder belangrijk. Ik ben ervan overtuigd dat zij dit in de toekomst zullen blijven doen.

Ik heb als Voorzitter van het Europees Parlement op grond van het Verdrag van Lissabon en met volledige inzet de positie van ons Huis versterkt ten opzichte van andere Europese instellingen. Ik heb dit gedaan omdat wij de burgers vertegenwoordigen en direct door hen zijn gekozen. Wij zijn hen daarom volledige vertegenwoordiging bij de Europese instellingen verschuldigd.

Er zijn beslissende stappen gezet naar een grotere verantwoordingsplicht van de Europese Commissie tegen over ons Parlement. Wij hebben een aantal verbeteringen aangebracht in de manier van werken van het Europees Parlement. Voor het eerst hebben wij een maandelijks vragenuur met de voorzitter van de Commissie ingevoerd, er heeft een eerste debat over de Staat van de Unie plaatsgevonden en er zijn regelmatige bijeenkomsten van de Conferentie van commissievoorzitters en het College van commissarissen. Ik kom ook bijeen met de Commissie en het College van commissarissen.

We hebben een begin gemaakt met een dialoog over wetgevingsplanning met het Raadsvoorzitterschap. Ik kom regelmatig bijeen met de premier van het land dat het Raadsvoorzitterschap bekleedt. Voor het eerst richt de voorzitter van de Europese Raad zich niet alleen tot de plenaire vergadering, maar komt hij onmiddellijk na de Europese Raad bijeen met de Conferentie van voorzitters. Ten slotte, en ik vind dit heel belangrijk, werken we aan een nauwer partnerschap met de nationale parlementen. Ik wil de nationale parlementen bedanken voor de bereidheid tot samenwerking. Er is nu sprake van een gezamenlijke verantwoordelijkheid, ook voor de wetgeving op Europees niveau. Dat is onze gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de toekomst van Europa.

Ten achtste, en dat is mijn laatste punt: de begroting – onze belangrijkste taak voor de toekomst. Het is onze verantwoordelijkheid dat de begroting voor 2011 bijdraagt aan economische groei. De structuur van de begroting bepaalt de lijst met politieke prioriteiten. Wij moeten er absoluut voor waken dat het geld dat aan de burgers is beloofd terug te vinden is in de begroting. Bezuinigingen mogen niet worden gedicteerd door loos populisme. Op gebieden als onderwijs, scholing, wetenschappelijk onderzoek of investeringen in infrastructuur mogen onze burgers niet slechter af worden. We moeten altijd vragen stellen over de financiële gevolgen van minder uitgaven op Europees niveau. Betekenen die financiële gevolgen minder Europa?

Egon Klepsch, onze onlangs overleden collega, ex-voorzitter van het Europees Parlement, heeft bij de eerste stemming van het Europees Parlement over de begroting gezegd dat het Parlement het Europese 'algemeen belang' definieert. Volgens hem is dat de echte test. Vandaag staan wij allemaal voor die test.

Ik kom tot mijn conclusie.

 
  
 

Er wacht nog veel dringend wetgevend werk op ons. Aan het einde van deze toespraak wil ik graag nog eens terugkomen op het belangrijkste daarvan. Ons doel is om uit deze crisis te geraken en onze burgers te behoeden voor een nieuwe crisis. Ik zeg het nogmaals, deze crisis is niet in Europa ontstaan, maar moet wel hier in Europa worden uitgebannen. We kunnen deze crisis niet met behulp van traditionele methoden overwinnen. Daarom zijn in Europa debatten – zeer uitgebreide debatten – en de verbeelding van de Europese burgers zo belangrijk.

Naast de eenheidsmarkt is het belangrijk om de markt van ideeën, van onze fundamentele waarden, te versterken. We moeten discussiëren over de rol van de staat en de toekomst van Europa, de overdracht van kennis, alternatieve stelsels voor sociale zekerheid, nieuwe onderwijsmethoden, cultuur.

Als uw vertegenwoordiger had ik het voorrecht om deel te nemen aan belangrijke gebeurtenissen: de 65e verjaardag van de bevrijding van Auschwitz, het zestigjarig bestaan van de Schuman-verklaring, het dertigjarig bestaan van de oprichting van de vakbond Solidariteit, en het twintigjarig bestaan van de hereniging van Duitsland. Laten we zeggen, van de algehele nachtmerrie van oorlog naar de geest van solidariteit en de hereniging van Europa.

Uit mijn discussies met onze partners van buiten de Europese Unie maak ik op dat ons Europese model in heel de wereld wordt gerespecteerd. Laat ons trots zijn op onze werkwijze van samenwerking in onze Gemeenschap – de afgelopen zestig jaar heeft het ons vrede gebracht en nu een verenigd Europa.

Als we in Europa geloven, moeten we ook in onszelf geloven. Om iedere twijfel over de Europese Unie weg te nemen moeten we teruggaan naar de oorsprong. Dan zullen we begrijpen dat vrede, stabiliteit, welvaart en een open samenleving ons niet voor eens en voor altijd gegeven zijn. Het gevaarlijke en ondenkbare kan zich weer voordoen als we het populisme niet in toom houden en onze basale waarden van vrijheid en solidariteit voor allen niet koesteren.

Door de herinnering aan ons verleden kunnen we het heden vormgeven en over de toekomst nadenken. Onze politieke voorvaderen kozen de juiste weg. Nu is het aan ons om te bepalen hoe de eenentwintigste eeuw in Europa en in heel de wereld zal verlopen. Deze strijd is het waard om voor te strijden. Met collega's zoals u ben ik niet bang om deze strijd aan te gaan.

Ik dank u hartelijk.

(Applaus)

 
  
  

VOORZITTER: GIANNI PITTELLA
Ondervoorzitter

 

6. Stemmingen (voortzetting)
Video van de redevoeringen

6.1. Ontwerp van gewijzigde begroting 03/2010: Afdeling III – Commissie – BAM (begeleidende maatregelen bananen) (A7-0281/2010, László Surján) (stemming)

6.2. Ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie – begrotingsjaar 2011 (stemming)
 

Vóór de stemming

 
  
MPphoto
 

  Sidonia Elżbieta Jędrzejewska, rapporteur. (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de Begrotingscommissie hebben we over meer dan 1 600 wijzigingen van de ontwerpbegroting voor 2011 gestemd. Uiteraard is er sprake van enkele technische aanpassingen waarover plenair gestemd moet worden. Voor de opname van de nota van wijzigingen nr. 1/2011 in de lezing van het Parlement zijn bepaalde technische aanpassingen nodig, zowel in de nieuwe afdeling Europese dienst voor extern optreden als in de afdeling Commissie, naar aanleiding van de voorstellen voor kredietoverschrijving tussen afdelingen.

In de afdeling EDEO gaat het met name om budgettering van de salarisaanpassing van 1,85 procent voor de nieuwe dienst, zoals het geval is bij de andere instellingen. De bedragen van de nota van wijzigingen in de afdeling Commissie dienen bijgevolg eveneens te worden gewijzigd. Hetzelfde geldt voor bepaalde amendementen van het Parlement op administratieve begrotingslijnen, die aangepast moeten worden aan de eindbedragen op de begrotingslijnen van afdeling III.

Voor de agentschappen zullen de volgende toelichtingen bij begrotingslijnen van bepaalde agentschappen technisch worden aangepast aan de uiteindelijk goedgekeurde bedragen. In begrotingslijn 02 01 04 04 zal de in amendement 996 goedgekeurde toelichting als zodanig worden toegevoegd aan amendement 1010 op de beleidslijn 02 02 01 (als onderdeel van het pakket over proefprojecten en voorbereidende maatregelen). In begrotingslijn 19 05 01 moeten de woorden "(buiten de Verenigde Staten)" worden geschrapt in de titel en de toelichtingen, in overeenstemming met het besluit van COBU. In begrotingslijn 19 09 01 moet een in de Begrotingscommissie aangenomen mondeling amendement worden opgenomen in de toelichtingen. De woorden "Dit krediet is bestemd voor ondersteuning van initiatieven zoals de stichting EU-LAC (besloten op de Top van staatshoofden en regeringsleiders EU-LAC), en het Forum van Biarritz" moeten worden toegevoegd.

Ter vermijding van tegenstrijdigheden in de nummering van bepaalde gecreëerde begrotingslijnen en met het oog op de regels inzake de omschrijving worden de begrotinsglijnen opnieuw genummerd. Dit heeft geen effect op de rubriek van het meerjarig financieel kader noch op het begrotingshoofdstuk van het amendement dat in de Begrotingscommissie is goedgekeurd. Het gaat hier om amendementen 386, 389, 521, 833, 997, 998, 999, 1016, 1018, 1021, 1022, 1023 en 1024.

 
  
 

Vóór de stemming over amendement 700

 
  
MPphoto
 

  María Muñiz De Urquiza (S&D). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, het spijt me maar het is onmogelijk om de stemming te volgen aan de snelheid waarop u de amendementen voorleest.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. - Ik zal met alle plezier het tempo wat omlaag brengen … We zullen trachten het behoefte aan tempo te verzoenen met het recht van alle afgevaardigden om hun plichten te vervullen en hun stem uit te brengen.

Vóór de stemming over blok 3

 
  
MPphoto
 

  József Szájer (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik vraag het Huis mij te excuseren, maar met betrekking tot Amendement 967 klopt de stemlijst van de PPE niet. Het juiste antwoord bij deze stemming moet zijn "ja".

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. - Dit is van toepassing op een volgende stemming. Prima. Dit is interne informatie voor de fractie.

Vóór de stemming over amendement 987

 
  
MPphoto
 

  Göran Färm (S&D). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, evenals mijn collega van de PPE-fractie zojuist moet ook ik wijzen op een fout in onze stemlijst. De stemlijst van de S&D luidt als volgt en niet anders: tegen, voor, voor.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. - Ook dit is interne informatie voor de fractie.

Na de stemming over de begroting

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel, fungerend voorzitter van de Raad. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, deze tevredenheid is een gevolg van het feit dat u zojuist amendementen hebt aangenomen op het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 3 voor 2010 en het ontwerp van begroting voor 2011.

Ik neem dientengevolge terdege nota van de verschillen tussen onze beide instellingen en in overeenstemming met artikel 314, lid 4, onder c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie stem ik natuurlijk in met de bijeenroeping van het bemiddelingscomité door de Voorzitter van het Europees Parlement.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. - Dit is geen kwestie van de Raad die een gunst verleent, maar van naleving van het Verdrag. Het is duidelijk dat wij, als Parlement, onze rol volledig zullen vervullen.

 

6.3. Standpunt van het Parlement inzake de ontwerpbegroting 2011 als gewijzigd door de Raad – alle afdelingen (A7-0284/2010, Sidonia Elżbieta Jędrzejewska) (stemming)

6.4. Rooster vergaderperiodes van het Europees Parlement – 2012 (stemming)
 

Vóór de stemming

 
  
MPphoto
 

  Joseph Daul (PPE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben gisteravond in de fractie gediscussieerd over amendementen die volgens de diensten niet aanvaardbaar waren. Daarom en vanwege het gesprek dat ik vanochtend heb gehad met de delegatiehoofden en de fractieleiders, wil ik vragen dat de geagendeerde stemming wordt uitgesteld.

 
  
MPphoto
 

  Martin Schulz (S&D).(DE) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben geen gelegenheid gehad om dit onderwerp in de fractie te bespreken. Ik heb dit pas een paar minuten geleden in het kader van het debat van vanochtend via de heer Daul vernomen. Ik heb hierover met andere fractievoorzitters – mevrouw Harms en de heer Verhofstadt – gesproken. Ik richt mij hierbij ook tot mijn eigen fractie, omdat wij tot nu toe geen gelegenheid hebben gehad om dit te bespreken. Als wij deze kwestie opschuiven, is er volgens mij een grote kans dat wij een brede consensus kunnen creëren over het vergaderrooster voor 2012. Daarom denk ik dat wij vandaag moeten besluiten om de behandeling van deze kwestie uit te stellen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. - De heer Schulz sprak zich uit voor het voorstel van de heer Daul. Ik geef nu het woord aan de heer Fox, die tegen het voorstel is.

 
  
MPphoto
 

  Ashley Fox (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik was maandagavond in de Kamer toen de fractie van De Groenen verzocht om uitstel. De heer Daul en de heer Schulz waren hier en ze stemden beiden tegen dat uitstel.

(Applaus)

Wat is er nu veranderd? Gaat het echt om een belangrijke juridische kwestie, of is het in werkelijkheid zo dat ze zich realiseren dat ze serieus het risico lopen om amendement nr. 4 te verliezen, en willen ze de stemming opschorten om druk uit te kunnen oefenen op leden van hun eigen fracties?

(Applaus)

Dit heeft niets van doen met de zogenaamde reden die ons is voorgehouden, en ik wil collega's dringend oproepen om tegen dit uitstel en voor amendement nr. 4 te stemmen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. - Ik verzoek u te stemmen over het voorstel van de heer Daul om de stemming over het vergaderrooster uit te stellen.

(Het Parlement willigt het verzoek om uitstel van de stemming in)

 

6.5. Verbetering van de veiligheid en gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie (A7-0032/2010, Edite Estrela) (stemming)
 

Vóór de stemming over de amendementen 50 en 125

 
  
MPphoto
 

  Carl Schlyter (Verts/ALE).(SV) In de Zweedse versie van dit verslag staan meerdere vertaalfouten. Zo worden onder andere barnledighet (ouderschapsverlof) en mammaledighet (zwangerschapsverlof) door elkaar gegooid. Maar met name in amendement 125 staat een zware vertaalfout. In de Zweedse versie van dat amendement staat dat het vaderschapsverlof volledig bezoldigd moet zijn. In andere taalversies is dat niet het geval. Bijgevolg is er in de Zweedse versie geen verschil tussen amendement 50 en 125. Het zou goed zijn als dat zou kunnen worden rechtgezet.

 

6.6. Bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (A7-0136/2010, Barbara Weiler) (stemming)

6.7. De rol van het minimuminkomen bij de bestrijding van armoede en de bevordering van een inclusieve samenleving in Europa (A7-0233/2010, Ilda Figueiredo) (stemming)

6.8. De financiële, economische en sociale crisis: aanbevelingen met betrekking tot maatregelen en initiatieven (A7-0267/2010, Pervenche Berès) (stemming)

6.9. Verbetering van het EU-kader voor economisch bestuur en stabiliteit, met name in de eurozone (A7-0282/2010, Diogo Feio) (stemming)
 

Vóór de stemming

 
  
MPphoto
 

  Olle Schmidt (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit is een belangrijk mondeling amendement: "overwegende dat, voor zover mogelijk, alle 27 lidstaten maximaal al de voorstellen voor economisch bestuur dienen te volgen, erkennende dat voor lidstaten buiten de eurozone, dit gedeeltelijk een vrijwillige procedure is".

Het is goedgekeurd door de PPE-Fractie, het is goedgekeurd door de S&D-Fractie en zelfs de commissaris heeft het goedgekeurd. Ik hoop dat u allen dit mondelinge amendement kunt goedkeuren. Het is belangrijk voor mij, voor de ALDE-Fractie en met name voor mijn land, Zweden, als we ooit zullen toetreden tot de euro.

 
  
  

(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Hiermee is de stemming beëindigd.

Omdat de stemming zo lang heeft geduurd, tengevolge van uw uitstekende werk, verzoek ik degenen die een verzoek hebben ingediend tot het afleggen van een stemverklaring hun stemverklaring van een mondelinge in een schriftelijke stemverklaring om te zetten of hun beurt naar morgen te verschuiven. Er zijn namelijk 62 verzoeken ingediend en we kunnen deze niet allemaal afwerken.

 
  
MPphoto
 

  Michał Tomasz Kamiński (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u gelukwensen met het uitstekende werk dat u vandaag heeft verricht. Ik heb werkelijk waardering voor de wijze waarop u vandaag uw voorzitterschap heeft uitgeoefend, en ik hoop dat u uw geweldige vaardigheden zult delen met andere Ondervoorzitters van het Parlement.

 
  
MPphoto
 

  Nicole Sinclaire (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb vandaag gestemd en mijn kiezers kunnen zien hoe ik vandaag heb gestemd, dus daarom zouden zij de mogelijkheid moeten hebben om vandaag over mijn stemverklaring te beschikken.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. - Ik heb u verzocht uw mondelinge verklaring in een schriftelijke verklaring om te zetten. Met een schriftelijke verklaring kunt u ten aanzien van de verschillende kwesties nog steeds uw stemgedrag en dat van anderen toelichten aan uw kiezers. Het is niet onze bedoeling u op welke manier dan ook van uw rechten te beroven. Ik verzoek u alleen zich aan te sluiten bij de andere afgevaardigden die hun recht op een mondelinge verklaring hebben ingewisseld voor het geven van een schriftelijke verklaring. Dat is alles.

 
  
MPphoto
 

  Barbara Matera (PPE). (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik stem in met uw verzoek; mijnheer Mastella en ik zullen schriftelijke verklaringen afleggen. Ten tweede sluit ik mij aan bij mijn collega, en wil ik u nogmaals feliciteren, mijnheer de Voorzitter.

 
  
MPphoto
 

  Licia Ronzulli (PPE). (IT) Mijnheer de Voorzitter, als u akkoord gaat kunnen we, om iedereen tevreden te stellen, de mondelinge verklaringen naar morgen verschuiven.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. - Helemaal mee eens, als ook mevrouw Sinclair zich in het voorstel kan vinden. Ik reken op de goede wil van de afgevaardigden, en roep hen op mondelinge verklaringen morgen af te leggen en schriftelijke verklaringen vandaag. We zullen mevrouw Sinclair de gelegenheid geven om haar verklaring nu af te leggen.

 

7. Stemverklaringen
Video van de redevoeringen
  

Mondelinge stemverklaringen

 
  
  

Ontwerp van algemene begroting voor het begrotingsjaar 2011

 
  
MPphoto
 

  Nicole Sinclaire (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb de volgende opmerkingen voor mijn collega-Parlementsleden.

Vandaag was de eerste keer na Lissabon dat we over de begroting hebben gestemd. U hebt allen voor elkaar geapplaudisseerd en u denkt dat u goed werk heeft verricht, maar terwijl landen in heel de Europese Unie moeten bezuinigen in hun overheidsdiensten en –begrotingen, wilde u uw eigen begroting gewoon verhogen.

U hebt uw begroting voor amusement verhoogd met 2 miljoen euro, een stijging van 85 procent. Is dit de echte boodschap die u de bevolking van Europa wilt geven? U hebt ook bepalingen over de zwangerschapsuitkering aangenomen die van grote invloed zullen zijn op mijn kiezers binnen het Verenigd Koninkrijk. Dit gaat banen kosten, en ook de overheidsdiensten zullen hier de gevolgen van ondervinden. Ik hoop dat u vandaag trots op uzelf bent. Dit is niet de wijze waarop Europa bestuurd dient te worden.

 
  
MPphoto
 

  Licia Ronzulli (PPE). (IT) Mijnheer de Voorzitter, om het eerlijk te houden zal ik een stemverklaring opstellen voor het resultaat dat behaald is in het verslag-Estrela.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Laten we een punt zetten achter deze discussie. Wij hebben aan twee afgevaardigden het woord gegeven. De andere stemverklaringen – het waren er 61, er zijn er nog 59 te gaan – kunnen schriftelijk worden gegeven of morgen aan het eind van de stemming worden afgelegd.

 
  
  

Schriftelijke stemverklaringen

 
  
  

- Verslag-Rangel (A7-0279/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb gestemd voor de revisie van de kaderovereenkomst over de toekomstige betrekkingen tussen het Parlement en de Commissie met het oog op het Verdrag van Lissabon. Ik ben namelijk van mening dat deze revisie leidt tot meer transparantie en meer dynamiek in de relatie tussen het Parlement en de Commissie. Voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon was artikel 295 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie de rechtsgrondslag, waardoor de instellingen van de EU in de Verdragen niet expliciet werden aangemoedigd om interinstitutionele overeenkomsten te sluiten. Daarom ben ik van mening dat deze herziening van de kaderovereenkomst een afspiegeling is van het institutionele evenwicht dat is ontstaan door het Verdrag van Lissabon, en dat ze de verworvenheden van dit nieuwe verdrag versterkt. Deze tekst is dan ook een compromis tussen de twee partijen en leidt tot een meer samenhangende en verstandige tenuitvoerlegging van het Verdrag van Lissabon.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. (IT) In alle democratische systemen is parlementaire controle op de activiteiten van de uitvoerende macht een fundamentele kwestie. Net zo belangrijk is echter een goede communicatie over en weer tussen regering en vertegenwoordigers van de burgers. Het interintitutioneel akkoord tussen het Parlement en de Commissie komt – voor zover dat mogelijk is in zo'n ingewikkeld en zich voortdurend ontwikkelend systeem als de Europese Unie – tegemoet aan een aantal legitieme eisen van het Parlement met betrekking tot de Commissie. Daarom is het een goede zaak dat de controle van het Parlement op de Commissie gemakkelijker wordt, daar de Commissie een technisch orgaan is dat niet het politieke brein kan zijn van een heel continent. De Commissie moet dan ook rekenschap afleggen van de inhoud, de beweegredenen en de methoden van haar optreden. Het is ongetwijfeld ook een positieve zaak dat gestreefd wordt naar een nog grotere deelname van de Commissie aan met name de plenaire vergaderingen, opdat de Commissie kan antwoorden op de verzoeken van de vertegenwoordigers van de burgers van de Europese Unie en tijdig verantwoording kan afleggen over de standpunten van de Commissie ten aanzien van lopende politieke, economische, sociale en internationale vraagstukken. Zeker is dat als de EU vooruitgang wil boeken in de richting van een andere democratische structuur dan de huidige de betrekkingen tussen de Commissie en het Parlement moeten worden verbeterd en geïntensiveerd. Ik heb voor het verslag van de heer Rangel gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Dit voorstel heeft geleid tot het eerste constructieve kaderakkoord. De extra bevoegdheden die het Europees Parlement door het Verdrag van Lissabon heeft gekregen, zijn van groot belang voor de verdere samenwerking met de Europese Commissie en de toekomstige betrekkingen in verband met de tenuitvoerlegging van nieuwe overeenkomsten. In dit document zijn aanvullende richtsnoeren neergelegd voor de samenwerking tussen deze twee instellingen. Het Europees Parlement en de Commissie zullen een intensieve dialoog tot stand kunnen brengen over het werkprogramma van de Commissie en de onderhandelingen over internationale overeenkomsten. Het Parlement krijgt het recht om vertrouwelijke documenten toegestuurd te krijgen. Het Parlement zal worden geïnformeerd over de voortgang van onderhandelingen over internationale overeenkomsten, en bovendien zal het Parlement een deskundige worden die de Commissie voorstellen op dit gebied kan doen. De kaderovereenkomst voorziet ook in uitgebreide parlementaire controle, die wordt versterkt door bepalingen met betrekking tot de verkiezing van de voorzitter van de Commissie en van de Commissie als orgaan en haar samenstelling, eventuele aanpassing en herschikking. Het Parlement streeft naar een betere en transparantere samenwerking met andere instellingen. Ik verwelkom het feit dat nauwere samenwerking tussen deze twee instellingen de lidstaten zal helpen om EU-wetgeving zo snel en effectief mogelijk in nationale wetgeving om te zetten.

 
  
MPphoto
 
 

  Lara Comi (PPE), schriftelijk. – (IT) De constitutionele structuur van de EU neemt steeds meer de vorm aan van een nationale staat. Naast de overwegingen die daaruit voortkomen voor de politieke toekomst van de EU, moeten we deze gelijkenis erkennen. Want de modellering van de betrekkingen tussen Commissie en Parlement is, mijns inziens terecht, hierop gebaseerd, op een wijze waarmee al decennialang, zo niet eeuwenlang, in alle lidstaten is geëxperimenteerd en waar men al lang aan heeft kunnen wennen. In het bijzonder dient de controlerende en onderzoekende rol van het Parlement erkend te worden, die het zogeheten democratisch tekort vermindert en de betrekkingen tussen de burger en de Commissie transparanter maakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Mário David (PPE), schriftelijk. (PT) Ik ben blij met de succesvolle onderhandelingen en de compromissen die zijn bereikt over dit nieuwe kaderakkoord, het vijfde kaderakkoord tussen het Parlement en de Commissie. Dit nieuwe akkoord is ongetwijfeld een stap vooruit in de betrekkingen tussen Parlement en Commissie. Ofschoon het uiteindelijke compromis achter blijft bij hetgeen het Parlement ambieerde, hebben wij een akkoord dat een coherente en verstandige tenuitvoerlegging van het Verdrag van Lissabon mogelijk maakt. Ik wil wijzen op het belang van de onderhandelingen over de interinstitutionele dimensie van de internationale betrekkingen van de EU. Het Parlement kan nu volledig en tijdig worden geïnformeerd, en zo kunnen wij bijdragen aan de onderhandelingen over internationale overeenkomsten. Wat tot slot de informatieplicht betreft wil ik onderstrepen dat vroegtijdige samenwerking met het Parlement, indien op basis van burgerinitiatieven verzoeken om wetgevingsvoorstellen worden gedaan, van cruciaal belang zal zijn om een band te verzekeren tussen Parlement en publiek. Daarom heb ik voor het merendeel van de voorstellen in dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Dušek (S&D), schriftelijk. (CS) Het ontwerpverslag over de herziening van het kaderbesluit over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie heeft tot doel op basis van het Verdrag van Lissabon een institutioneel evenwicht tot stand te brengen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie. Met het interinstitutionele akkoord komt het weliswaar niet tot wijziging van het primaire recht, maar worden de betrekkingen tussen instellingen van de EU wel verder in detail uitgewerkt. Volgens de rapporteur is de definitieve versie van het voorstel een afgewogen compromis tussen de meningen en standpunten van beide institutionele zijden, waarbij de onderhandelingen ten aanzien van de internationale betrekkingen van de EU het moeizaamst verliepen. Het Parlement dient te allen tijde volledig te worden geïnformeerd, opdat het voor het Parlement eenvoudiger wordt groen licht te geven en er niet opnieuw reeds uitonderhandelde internationale akkoorden in de prullenbak verdwijnen.

Het Parlement beschikt nu dankzij het Verdrag van Lissabon over nieuwe bevoegdheden waarmee het de omzetting van de Europese regelgeving in de nationale wetgeving en de tenuitvoerlegging ervan beter kan monitoren, iets dat mij buitengewoon tevreden stemt. Communautaire wetgeving verliest echter elke zin indien een aantal lidstaten deze niet op nationaal niveau ten uitvoer legt. Ik sta achter het verslag en zal dan ook stemmen voor goedkeuring ervan.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) De interinstitutionele overeenkomsten binnen de Europese Unie zijn van het grootste belang voor een doeltreffend toezicht, goede sturing en het evenwicht tussen de machten. Na de nodige aanpassingen die voortvloeien uit het Verdrag van Lissabon ben ik dus blij dat het Parlement meer bevoegdheden heeft gekregen in zijn betrekkingen met de Commissie. Uit het verslag blijkt dat dit leidt tot een sterkere en doeltreffendere sturing van de voorstellen van de Commissie, en tot meer transparantie in het wetgevingsproces.

Daarom was dit weer een stap op weg naar werkelijk uitgeoefende democratische macht. Dit zal bijdragen tot een Europa dat dichter bij zijn burgers staat. Ik wil er ook graag op wijzen dat dit voorstel tot stand is gekomen dankzij zeer vaardige onderhandelingen, met name door de rapporteur, de heer Rangel. Ik zou hem hier graag mee willen feliciteren.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Ik ben verheugd over de aanneming van dit verslag en over het uitstekende werk van de rapporteur, de heer Rangel. Dit verslag weerspiegelt het in het Verdrag van Lissabon verankerd institutioneel evenwicht en geeft daar vorm aan. Het resultaat van dit alles is een duidelijke en belangrijke verbetering van de betrekkingen tussen Parlement en Commissie. Het herziene ontwerp van een kaderakkoord voor de betrekkingen tussen Parlement en Commissie is het vijfde akkoord van dit soort dat beide instellingen hebben ondertekend. Wat het wetgevend proces en het tijdschema betreft dient te worden gewezen op de veranderingen in de "beter wetgeven"-benadering en de aankondiging van een herziening van het desbetreffend interinstitutioneel akkoord, evenals op de nieuwe verordeningen betreffende de door de Commissie te maken effectbeoordelingen. Wat de interinstitutionele dimensie van de internationale betrekkingen van de EU betreft wil het Parlement recht op informatie krijgen, zodat het zijn goedkeuring met volledige kennis van zaken kan geven en kan voorkomen dat internationale overeenkomsten niet kunnen worden goedgekeurd omdat de onderhandelingen al zijn afgesloten. Ook wil ik wijzen op de toekenning van de waarnemersstatus bij internationale conferenties aan EP-leden. Zo kunnen EP-leden deelnemen aan alle relevante vergaderingen. Deze rol is van cruciaal belang voor de versterking van de democratische bevoegdheden van het Parlement, met name als onderhandelingen worden gevoerd tijdens belangrijke internationale conferenties zoals de conferenties van de Verenigde Naties over klimaatverandering.

 
  
MPphoto
 
 

  Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. (FR) Vorige woensdag hebben wij gestemd over het herziene kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie. Met deze herziening worden de nieuwe bevoegdheden van het Parlement op grond van het Verdrag van Lissabon verankerd in dit akkoord.

De nieuwe bevoegdheden van het Europees Parlement zijn essentieel en betekenen een radicale verandering in de Europese institutionele procedure. Versterkte parlementaire controle op de Commissie, goedkeuring door het Parlement van internationale overeenkomsten, deelneming van het Parlement aan het werkprogramma van de Commissie, deelneming van het Parlement aan de verkiezing van de voorzitter van de Commissie: ziehier enkele cruciale ontwikkelingen in de opbouw van een meer democratische Europese ruimte.

Bovendien is het voor mij fundamenteel dat wij aanvullende garanties krijgen voor de plicht om het Parlement te informeren. Wij zullen betere toegang krijgen tot vertrouwelijke documenten over internationale overeenkomsten en onderhandelingen. Het Europees Parlement moet zowel in de begin- als in de slotfase betrokken worden bij deze "internationale procedures". Dit akkoord bewerkstelligt een nieuw evenwicht ten behoeve van een meer democratische Europese ruimte en het is een goede zaak dat dit alles zijn beslag heeft gevonden in een officieel akkoord.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) De met een overgrote meerderheid aangenomen herziening van het kaderakkoord is een onbetwistbare stap vooruit in de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie. Het wordt namelijk tijd dat het bij het Verdrag van Lissabon vastgelegde institutionele evenwicht zich echt vertaalt in de praktijk. Een van de belangrijkste elementen van deze herziening is met name de gelijke behandeling van het Parlement en de Raad, in het bijzonder ten aanzien van informatie-uitwisseling en de toegang tot vergaderingen. In dit opzicht ben ik dan ook bijzonder ingenomen met de geïntroduceerde bepalingen betreffende de onderhandelingen over internationale overeenkomsten. Hoe zou het Parlement met kennis van zaken zijn goedkeuring kunnen geven als het niet gedurende de hele onderhandelingsprocedure is geïnformeerd? De Parlementsleden zijn vastbesloten de hun met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon verleende versterkte bevoegdheden ten volle uit te oefenen: de verwerping in februari van het SWIFT-akkoord bewijst dit. Een ding is zeker: wij moeten dus waakzaam blijven om deze nieuwe institutionele dynamiek te behouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Jahr (PPE), schriftelijk.(DE) Door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon heeft het Europees Parlement aanzienlijk meer medebeslissingsbevoegdheden gekregen. Daardoor dient niet in de laatste plaats de democratie in de Europese Unie vergroot te worden en moet de betrokkenheid van de Europese burgers verbeterd worden.

In het nieuwe kaderakkoord worden deze eisen en het nieuwe evenwicht tussen de Commissie en het Parlement in aanmerking genomen, doordat die rechten nu verankerd en geconcretiseerd zijn. Dat is een zeer positieve zaak, aangezien het Parlement nu nog beter in staat zal zijn om zijn taak als vertegenwoordiger van de burgers van de Europese Unie te vervullen. Het is nu aan ons om deze nieuwe rechten ook op een verantwoorde wijze in te vullen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. (EN) Dit is een groot succes voor het Parlement en vormt een positieve context voor de verhoudingen tussen het Parlement en de Commissie. Ik verwelkom in het bijzonder de erkenning dat de Raad op hetzelfde niveau staat als het Parlement, en de gevolgen die dat voor het Parlement heeft met betrekking tot de toegang tot vertrouwelijke documenten, het recht om geïnformeerd te worden over Commissievergaderingen met nationale deskundigen en de deelname aan internationale conferenties. Ik ben tevens verheugd dat het Parlement een krachtige rol zal spelen bij de wetgevingsprogrammering, en dat het talrijke mogelijkheden zal hebben om deze zaken aan de orde te stellen en hierover te debatteren met de Commissie tijdens plenaire vergaderingen en commissiebijeenkomsten.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De betrekkingen tussen het Parlement en de Commissie zijn ingrijpend veranderd met de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon. Het Parlement heeft meer bevoegdheden gekregen voor talrijke vraagstukken, met name op de onder de gewone wetgevingsprocedure vallende gebieden en voor begrotingsvraagstukken. Ook heeft het een grotere rol gekregen in het buitenlands beleid van de EU. Deze veranderingen betekenen dat het Europese publiek nu een nieuwe rol speelt in de besluitvorming op EU-niveau. Het is daarom noodzakelijk en urgent om het kaderakkoord voor de betrekking tussen het Parlement en de Commissie te herzien.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. (LV) Ik kan me volledig vinden in het verslag van de heer Rangel. Tot nu toe heeft de Europese Commissie de resoluties van het Europees Parlement bij diverse gelegenheden naast zich neergelegd. Dit is mijns inziens onaanvaardbaar. Bijvoorbeeld de resolutie van het Europees Parlement van 11 maart 2004, waarin het Europees Parlement de Republiek Letland aanbeveelt om niet-staatsburgers stemrecht bij lokale verkiezingen te verlenen en de naturalisatieprocedure voor ouderen te vereenvoudigen, is tot op heden niet ten uitvoer gelegd. Ik wil graag weten waarom de betrokken Europese commissarissen deze kwesties nog niet bij de Letse regering aan de orde hebben gesteld. Waarom wordt deze resolutie van het Europees Parlement genegeerd? Wellicht wordt dit soort inactiviteit van de zijde van de Commissie na de ondertekening van het nieuwe akkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie op gepaste wijze door het Europees Parlement beoordeeld en worden mensen die hun werk niet naar behoren doen, bij de volgende gelegenheid uitgesloten van het lidmaatschap van de Commissie.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben verheugd over de opstelling van het verslag over het herziene kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Parlement en de Commissie. Ik ben eveneens verheugd over het feit dat dit kaderakkoord tijdens de plenaire vergadering, waaraan ook ik een bijdrage heb geleverd, is aangenomen en wordt beschouwd als een essentieel kader voor de verdere democratisering van de Europese Unie via een scheiding der machten tussen Parlement en Commissie waarmee hun respectieve bekwaamheden beter worden gerespecteerd.

Dit kaderakkoord is bijzonder belangrijk. Het is namelijk het eerste kaderakkoord sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, dat het Parlement meer bevoegdheden heeft gegeven op met name wetgevingsgebied.

Mijns inziens zal het Parlement met dit nieuwe kaderakkoord een actievere partner kunnen zijn bij de opbouw van het Europees project, daar het zijn bevoegdheden vollediger, effectiever en met meer verantwoordelijkheid kan uitoefenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marc Tarabella (S&D), schriftelijk. – (FR) Ondanks de belangrijke maatregelen die worden voorgesteld in de resolutie van mevrouw Figueiredo over de rol van het minimuminkomen bij de bestrijding van armoede en de bevordering van een inclusieve samenleving in Europa, betreur ik het dat de meerderheid van het Europees Parlement niet ambitieuzer is geweest. Als socialist denk ik namelijk dat er absoluut een kaderrichtlijn nodig is, willen we op doeltreffende wijze de strijd kunnen aanbinden met de armoede, waarin zeventien procent van de Europese bevolking zich bevindt.

Deze, door mijn collega Frédéric Daerden voorgestelde kaderrichtlijn zou het beginsel omvatten van een toereikend minimuminkomen in Europa, vastgesteld op basis van criteria die alle lidstaten gemeen hebben en conform de nationale praktijken voor collectieve onderhandelingen of het nationaal recht. Het is onze plicht ambitieus te zijn met het oog op een socialer Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Aldo Patriciello (PPE) , schriftelijk. – (IT) Tot het Verdrag van Lissabon en de nieuwe rechtsgrondslag in artikel 291 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moedigden de Verdragen de EU-instellingen niet uitdrukkelijk aan tot het sluiten van interinstitutionele akkoorden. Deze overeenkomsten mogen de bepalingen van de primaire wetgeving niet wijzigen, maar ze maken ze wel vaak duidelijker.

Ik ben ervan overtuigd dat dit project een precieze weergave is van het evenwicht tussen de instellingen dat in het Verdrag van Lissabon is vastgelegd. Ik geef het mijn goedkeuring, omdat dit akkoord een duidelijke en betekenisvolle verbetering van de betrekkingen met de Commissie vormt. Zoals bij alle akkoorden de uiteindelijke tekst meestal een compromis tussen de twee partijen; desalniettemin biedt dit uiteindelijke compromis een afgewogen oordeel en een redelijke en consistente tenuitvoerlegging van het Verdrag van Lissabon.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Het verslag-Rangel zet de belangrijkste zaken uiteen die het Europees Parlement heeft bereikt en die als volgt zijn opgenomen in het herziene kaderakkoord:

Met betrekking tot "Wetgevingsprocedure en -planning: onderlinge samenwerking" omvat het onder andere een betere betrokkenheid van het Parlement, de toetsing van alle hangende voorstellen aan het begin van de ambtstermijn van een nieuwe Commissie, naar behoren rekening houdend met de standpunten die het Parlement te kennen heeft gegeven en de toezegging van de Commissie verslag te doen van de concrete gevolgmaatregelen naar aanleiding van verzoeken om wetgevingsinitiatieven overeenkomstig artikel 225 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Met betrekking tot "Parlementaire controle" omvat het nieuwe voorschriften voor de deelname van leden van de Commissie aan verkiezingscampagnes, de verplichting van de Commissie het Parlement om advies te vragen als zij voornemens is de gedragscode voor leden van de Commissie te herzien, en de verplichting voor kandidaten voor de post van uitvoerend directeur van een regulerend agentschap om in een hoorzitting voor de bevoegde Parlementscommissie te verschijnen.

Tevens wijst het verslag op de kennisgevingsverplichting en de aanwezigheid van de Commissie in het parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. (PL) Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon hebben zowel de Europese Commissie als het Europees Parlement nieuwe bevoegdheden gekregen. Het ontwerp voor herziening van het kaderakkoord is een uiting van de effectievere uitvoering van de veranderingen die voortvloeien uit het Verdrag, op basis van de betrekkingen tussen deze instellingen. Het introduceert voordelige wijzigingen in het kader van de wetgevingsprocedure, parlementaire controle en de verplichting tot het verstrekken van inlichtingen. Het is een grote vooruitgang in de betrekkingen met de Commissie en een belangrijke stap in de richting van intensievere samenwerking. Door de uitwisseling van informatie en een constructieve dialoog worden doeltreffendere en transparantere resultaten haalbaar, en dat is vanuit het perspectief van de EU-burger, wiens belangen wij vertegenwoordigen, een essentieel punt. Mede daarom acht ik de prioriteit die in het akkoord gegeven wordt aan de deelname van de leden van de Commissie aan de plenaire vergaderingen en andere vergaderingen die verband houden met de activiteiten van het Parlement, bijzonder belangrijk. Ik ben vooral verheugd dat de Commissie zich verplicht tot nauwe en vroegtijdige samenwerking met het Parlement inzake verzoeken om wetgevingsinitiatieven die voortvloeien uit burgerinitiatieven.

Hierdoor kunnen we in het Parlement dichter bij onze burgers blijven, waardoor de democratie versterkt wordt. Om echter doeltreffend te kunnen opereren in het belang van de EU-burgers, zou de Commissie de leden van het Parlement bij alle internationale conferenties de waarnemersstatus moeten verlenen en waar mogelijk onze aanwezigheid bij andere vergaderingen van betekenis nog sterker moeten bevorderen. Verder moet de Commissie het Parlement ook informeren over de onderhandelingsstandpunten die door de Commissie tijdens dergelijke vergaderingen en conferenties worden ingenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Eva-Britt Svensson (GUE/NGL), schriftelijk. (EN) Ik heb voor het verslag-Rangel A7-279/2010 gestemd. Ik ben het echter volstrekt niet eens met de veronderstelling van de rapporteur dat "de democratie door het Verdrag van Lissabon aanzienlijk wordt verdiept doordat aan de burgers van de Unie, voornamelijk via het Parlement, een grotere bevoegdheid tot controle van de Commissie wordt toegekend".

 
  
MPphoto
 
 

  Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. – (LT) Dit nieuwe kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie kan de verworvenheden van het Verdrag van Lissabon in potentie consolideren en dat kan een belangrijke doorbraak zijn. Vooral belangrijk zijn de wijzigingen die de wetgevingsprocedures verbeteren en de parlementaire controle versterken. Ik ben het eens met alle wijzigingen die bijdragen tot een verbetering van de informatie-uitwisseling tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie. Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat dit institutionele partnerschap gepaard gaat met zo min mogelijk bureaucratie. Het nieuwe kaderakkoord reguleert het "bijzondere partnerschap" tussen het Europees Parlement en de Commissie. Maar we mogen niet vergeten dat het belangrijkste partnerschap van allemaal dat tussen de Europese Unie en haar burgers is. De Europese Unie moet harder proberen om een gemeenschappelijke basis met haar burgers te vinden en bewijzen dat ze belangrijk is voor hun dagelijkse leven.

De rapporteur stelt terecht dat dit akkoord een 'nieuwe interinstitutioneel evenwicht' aanbrengt, ofwel dat dit een gezond compromis is. Er is echter een onderwerp waarover de Europese Unie niet kan onderhandelen: de fundamentele mensenrechten en vrijheden. Grotere bevoegdheden brengen een grotere verantwoordelijkheid met zich mee. Het is één ding om over gemeenschappelijke waarden te spreken, maar het in de praktijk brengen en verdedigen van deze waarden is iets heel anders. Tenzij dit wordt verwezenlijkt, zullen de verschillende takken van het institutionele systeem van de Europese Unie hun potentieel niet volledig kunnen vervullen. Om een bindende kracht te kunnen zijn moet de Europese Unie geloofwaardig zijn.

 
  
  

- Verslag-Rangel (A7-0278/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Mário David (PPE), schriftelijk. (PT) Nu het herziene kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Parlement en de Commissie is aangenomen, komt de aanpassing van het Reglement van het Parlement aan voornoemd kaderakkoord als een volgende, natuurlijke stap. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Ik ben het ermee eens dat het Reglement van het Europees Parlement moet worden gewijzigd. Het Reglement moet namelijk worden aangepast aan het herziene kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Parlement en de Commissie. De Commissie is bereid om EP-leden meer informatie te verstrekken maar EP-leden zijn verplicht de regels van het Parlement inzake de behandeling van vertrouwelijke informatie na te leven. Daarover is overeenstemming. De Commissie is bereid om EP-leden meer informatie te verstrekken maar de voorzitters en rapporteurs van de commissie ten principale, en van alle medeverantwoordelijke commissies moeten er gezamenlijk voor zorgen dat het Parlement regelmatig volledige en rechtstreekse informatie ontvangt, indien nodig vertrouwelijke informatie, in elk stadium van de onderhandelingen en de sluiting van internationale overeenkomsten. Dat betekent onder meer ook dat het Parlement moet kunnen beschikken over de ontwerpovereenkomst en over de uiteindelijk goedgekeurde onderhandelingsrichtsnoeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) De betrekkingen tussen het Parlement en de Commissie zijn ingrijpend veranderd sinds de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon. Het Parlement heeft meer bevoegdheden gekregen op talrijke gebieden, met name op de gebieden die verband houden met de normale wetgevingsprocedure en met begrotingsvraagstukken. Ook heeft het Parlement nu een sterkere rol gekregen op het gebied van het buitenlands beleid van de EU. Deze veranderingen betekenen dat het Europese publiek nu een nieuwe rol kan vervullen in de besluitvorming op EU-niveau. Daarom is het noodzakelijk en urgent om het Reglement aan te passen aan het herziene kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Parlement en de Commissie.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) De aanpassing van het Reglement van het Europees Parlement aan het herziene kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie is een natuurlijk uitvloeisel van de herziening van het kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie. Daardoor wordt het mogelijk het kaderakkoord onmiddellijk goed te keuren en in werking te laten treden, zoals ook was gevraagd. Daar is nu voor gezorgd. Beide verslagen hebben dezelfde achtergrond en overeenstemming en dat is voor mij een reden te meer om voor te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het verslag-Rangel zet de belangrijkste zaken uiteen die het Europees Parlement heeft bereikt en die als volgt zijn opgenomen in het herziene kaderakkoord:

Met betrekking tot "Wetgevingsprocedure en -planning: onderlinge samenwerking"" omvat het onder andere een betere betrokkenheid van het Parlement, de toetsing van alle hangende voorstellen aan het begin van de ambtstermijn van een nieuwe Commissie, naar behoren rekening houdend met de standpunten die het Parlement te kennen heeft gegeven en de toezegging van de Commissie verslag te doen van de concrete gevolgmaatregelen naar aanleiding van verzoeken om wetgevingsinitiatieven overeenkomstig artikel 225 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Met betrekking tot "Parlementaire controle" omvat het nieuwe voorschriften voor de deelname van leden van de Commissie aan verkiezingscampagnes, de verplichting van de Commissie het Parlement om advies te vragen als zij voornemens is de gedragscode voor leden van de Commissie te herzien, en de verplichting voor kandidaten voor de post van uitvoerend directeur van een regulerend agentschap om in een hoorzitting voor de bevoegde Parlementscommissie te verschijnen.

Tevens wijst het verslag op de kennisgevingsverplichting en de aanwezigheid van de Commissie in het parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Eva-Britt Svensson (GUE/NGL), schriftelijk. (EN) Ik heb voor het verslag-Rangel A7-278/2010 gestemd. Ik ben het echter volstrekt niet eens met de veronderstelling van de rapporteur dat "de democratie door het Verdrag van Lissabon aanzienlijk wordt verdiept doordat aan de burgers van de Unie, voornamelijk via het Parlement, een grotere bevoegdheid tot controle van de Commissie wordt toegekend".

 
  
  

- Verslagen-Rangel (A7-0279/2010), (A7-0278/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Bairbre de Brún en Søren Bo Søndergaard (GUE/NGL), schriftelijk. (EN) Ik heb voor de verslagen-Rangel A7-0278/2010 en A7-0279/2010 gestemd. Ik ben het echter volstrekt niet eens met de veronderstelling van de rapporteur dat "de democratie door het Verdrag van Lissabon aanzienlijk wordt verdiept doordat aan de burgers van de Unie, voornamelijk via het Parlement, een grotere bevoegdheid tot controle van de Commissie wordt toegekend".

 
  
MPphoto
 
 

  Joe Higgins (GUE/NGL), schriftelijk. (EN) Ik heb me onthouden van stemming over de verslagen-Rangel A7-0278/2010 en A7-0279/2010. Alhoewel ik voorstander ben van veel van de in de verslagen genoemde maatregelen, zoals de versterkte rol van het Parlement bij het opstellen van de gedragscode voor leden van de Commissie en bij internationale onderhandelingen, ben ik het volstrekt niet eens met de veronderstelling van de rapporteur dat "de democratie door het Verdrag van Lissabon aanzienlijk wordt verdiept doordat aan de burgers van de Unie, voornamelijk via het Parlement, een grotere bevoegdheid tot controle van de Commissie wordt toegekend".

 
  
MPphoto
 
 

  Marisa Matias (GUE/NGL), schriftelijk. (EN) Ik heb voor de verslagen-Rangel A7-0278/2010 en A7-0279/2010 gestemd. Ik ben het echter volstrekt niet eens met de veronderstelling van de rapporteur dat de democratie door het Verdrag van Lissabon aanzienlijk wordt verdiept doordat aan de burgers van de Unie, voornamelijk via het Parlement, een grotere bevoegdheid tot controle van de Commissie wordt toegekend.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. (LV) De heer Rangel stelt zeer belangrijke amendementen op het Reglement van het Europees Parlement voor. Het is mogelijk dat de problemen waarover we debatteren als rechtstreeks gevolg van deze aanpassingen van het Reglement van het Europees Parlement sneller worden opgelost. Ik zou vooral graag zien dat de besluiten en aanbevelingen van het Europees Parlement in de EU-lidstaten worden uitgevoerd. Als we willen dat de aanbevelingen van de EU aan derde landen meer gewicht in de schaal leggen, zullen we eerst onze eigen zaken op orde moeten hebben. De aanbevelingen in de resolutie van het Europees Parlement van 11 maart 2004 over de situatie van niet-staatsburgers in Letland zijn bijvoorbeeld nog steeds niet ten uitvoer gelegd. Ik hoop dat het herziene Reglement van het Europees Parlement EU-instellingen in staat zal stellen een duidelijk beeld te vormen van de schendingen van elementaire mensenrechten die plaatsvinden in Letland.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE) , schriftelijk. – (IT) Met dit akkoord is het Parlement "verbeterd" en versterkt en is de democratisering van de Europese Unie verstevigd. De aanneming van dit verslag is een sterk teken van de wil om het beginsel van de scheiding der machten te consolideren. Dit kaderakkoord is van groot belang, aangezien het de betrekkingen tussen Parlement en Commissie definieert in een periode waarin het Parlement meer bevoegdheden heeft gekregen, vooral in het wetgevende proces, waar het nu op gelijke hoogte staat met de Raad. En inderdaad was er, ondanks alle aanvullende verdragen en protocollen, een integrerend normenstelsel nodig, gericht op specificatie en een betere definitie van bepaalde zaken. In het bijzonder verwelkom ik de duidelijkheid die het verschaft over de punten die betrekking hebben op de politieke verantwoordelijkheid van beide instellingen, de verspreiding van informatie, internationale betrekkingen, de uitbreiding en internationale overeenkomsten, de uitvoering van de begroting, het beleids- en wetgevingsprogramma van de Commissie en het meerjarenprogramma van de Unie, de wetgevingsbevoegdheid van de Commissie en de uitoefening van haar specifieke bevoegdheden, de controle op de tenuitvoerlegging van het Europees recht en de deelname van de Commissie aan de werkzaamheden van het Parlement.

 
  
  

- Verslag-Gräßle/Rivellini (A7-0263/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  George Becali (NI), schriftelijk. (RO) Ik heb voor deze verordening gestemd. Zij bevat technische, financiële en administratieve details en verklaart de interinstitutionele betrekkingen die voor deze Europese dienst en zijn structuren noodzakelijk zijn. Het is en blijft onze wens dat de EU als machtige en erkende speler in het buitenlands beleid optreedt. Om dat te bereiken, hebben we ook regels en Europese verordeningen nodig die daarop zijn toegesneden.

 
  
MPphoto
 
 

  Alain Cadec (PPE), schriftelijk. – (FR) Door de oprichting van de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) moest het Financieel Reglement worden gewijzigd ter verbetering van de controle en het toezicht op de uitvoering van deze dienst. Het verslag Gräßle-Rivellini versterkt de budgettaire en financiële verantwoordelijkheid, vergroot de transparantie en bevordert de doeltreffendheid van de EDEO. De voorgestelde verbeteringen zullen bijdragen tot de vorming van een cultuur van financiële integriteit die noodzakelijk is, willen we vertrouwen wekken in de goede werking van de EDEO. Ook verwelkom ik de punten in het verslag waarin grote controlebevoegdheden van het Parlement worden geëist. Net als de rapporteurs dring ik erop aan dat het Parlement zijn rechten inzake het verlenen van kwijting ten volle moet kunnen uitoefenen en dat de delegatiehoofden hun verslagen betreffende de uitvoering van de begroting overleggen aan de Commissie begrotingscontrole.

 
  
MPphoto
 
 

  Mário David (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor de meeste in het verslag voorgestelde maatregelen gestemd. Het doel hiervan is een cultuur van financiële integriteit te creëren in de Europese dienst voor extern optreden. Een dergelijke cultuur is namelijk noodzakelijk om vertrouwen te kunnen wekken in een soepele en onlaakbare toekomstige werking van de EDEO. Door de verschillende achtergronden van de personeelsleden is de EDEO een smeltkroes van verschillende culturen. Daaruit moet de EDEO geleidelijk aan een eigen cultuur opbouwen. Bij de vaststelling van de structuur van deze nieuwe dienst moeten financiële regels worden geformuleerd en moet van meet af aan worden gezorgd voor maximale waarborgen, zodat financiële eerlijkheid wortel kan schieten in de EDEO-cultuur. Ik wil er tevens op wijzen dat het Parlement elk jaar een betrouwbaarheidsverklaring over het intern beheer en de controlesystemen in de Uniedelegaties moet ontvangen, teneinde de democratische controle te verzekeren en het vertrouwen van de Europese burgers in hun Europese instellingen te verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) De Europese dienst voor extern optreden (EDEO) is nu snel een operationeel diplomatiek korps aan het worden. Het Parlement heeft ervoor gezorgd dat zestig procent van het personeel afkomstig is uit andere Europese instellingen, hetgeen een zekere mate van onafhankelijkheid van de lidstaten waarborgt. Men heeft het principe van geografisch evenwicht geïntroduceerd om een adequate aanwezigheid van onderdanen uit alle lidstaten te verzekeren.

Deze stemming heeft de rol van het Parlement versterkt. De hoofden van de delegaties van de Europese Unie die in 'strategisch belangrijke' regio's worden benoemd zullen inderdaad worden gehoord in de Commissie buitenlandse zaken van het Europees Parlement. Bovendien krijgt het Parlement het recht om controle uit te oefenen op de besteding van de EDEO-begroting en moet het personeel van de EDEO een specifieke cursus voor begrotingsbeheer volgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Philippe de Villiers (EFD), schriftelijk. – (FR) Het Europees Parlement heeft zich uitgesproken over de door mevrouw Gräßle en de heer Rivellini gepresenteerde ontwerpwetgevingsresolutie over de opstelling van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, voor wat betreft de Europese dienst voor extern optreden (EDEO).

Er kan onmogelijk steun worden verleend aan de totstandbrenging van een toekomstige communautaire diplomatie die onder het administratieve, budgettaire en politieke toezicht van de Commissie zal staan. Frankrijk, dat er prat op kan gaan de oudste diplomatie ter wereld te hebben, zal opnieuw diplomatieke veren moeten laten ten gunste van een Europese Unie waarvan de burgers volkomen onverschillig staan tegenover haar stellingnamen.

Met deze door de Europese Commissie zo vurig gewenste diplomatie zal geheel worden gebroken met het nationale erfgoed. De ambtenaren van de EDEO zullen geen instructies mogen ontvangen van de lidstaten en moeten werken voor het "hogere" algemeen belang van een Europese Unie die slechts een richtpunt is voor de eurocraten zelf.

 
  
MPphoto
 
 

  Diane Dodds (NI), schriftelijk. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben altijd tegen de oprichting van de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) geweest, en niets zou mijn mening hierover hebben veranderd. Ik ben me echter bewust van de beloften die tijdens het verloop van de overredingscampagne van de EU werden gedaan en waarmee de EU steun voor de EDEO trachtte te vergaren.

Er werd tegen ons gezegd dat de EDEO begrotingsneutraal zou zijn. Hoe is de situatie nu echter? Begrotingsneutraliteit is nu verworden tot een van die beloften van de EU die ergens in de ruimte rondzweven. Als gevolg van verzoeken om nog meer personeel en andere opstartkosten hebben we de geplande begroting al met 34 miljoen euro overschreden, en de EDEO is nog niet eens operationeel!

De EDEO is wederom een voorbeeld van verspild belastinggeld voor een dienst waar mijn kiezers niet op zitten te wachten, maar die ze opgedrongen hebben gekregen door bureaucraten die meer en meer macht van nationale overheden in de richting van de EU proberen te pompen. Een dergelijke bureaucratie is onaanvaardbaar en moet in deze tijden van economische crisis worden ingekrompen in plaats van versterkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Het voorstel voor een verordening is bedoeld tot wijziging van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, voor wat betreft de oprichting van de Europese dienst voor extern Optreden (EDEO), die voortvloeit uit de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon door de lidstaten. Deze nieuwe eenheid heeft geen begrotingskader, en daarom is deze wijziging nodig. De EDEO wordt gelijkgesteld met een instelling, en krijgt daardoor begrotingsautonomie, en het recht om zijn eigen administratieve uitgaven te beheren, waarbij kwijting moet worden verleend door het Parlement.

Ik hoop dat de EDEO zijn taken op een vaardige, doeltreffende en complementaire manier zal uitoefenen, zonder in het vaarwater van de diplomatieke vertegenwoordigingen van de lidstaten te komen, dat is het belangrijkste punt. Daarover heeft de Commissie gezegd dat ze ervoor wil zorgen dat de EDEO zijn taak, het verzorgen van een gezamenlijk extern optreden, kan verrichten zonder de principes van gezond financieel beheer, verantwoordingsplicht en de bescherming van de financiële belangen van de Unie aan te tasten. Ik hoop dat dit zal lukken.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk.(DE) De Europese dienst voor extern optreden (EDEO) wordt de toekomstige spreekbuis van de Europese Unie op het gebied van het buitenlands beleid. In die dienst worden de uiteenlopende standpunten tot één communicatief sterke stem verenigd en dat verdient onze steun. Er is echter wel een efficiënte financiële controle nodig om te zorgen dat die EDEO effectief kan functioneren. Een dergelijke controle kan uitsluitend optimaal worden gewaarborgd indien de EDEO ook deel van de Commissie uitmaakt. Door een duidelijke verdeling van de rechten en plichten kunnen de werkzaamheden op soepele wijze verlopen. Ik steun het geslaagde verslag van mevrouw Gräßle en de heer Rivellini, en ik heb uiteraard mijn steun gegeven aan deze constructieve bijdrage van het Europees Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni la Via (PPE), schriftelijk. (IT) Geachte Voorzitter, beste collega's, ik heb gestemd voor het verslag van collega's Gräßle en Rivellini, houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, voor wat betreft de Europese dienst voor extern optreden (EDEO), omdat ik geloof dat bevordering van de financiële integriteit van belang is om een correct en transparant bestuur van de instellingen te waarborgen. De invoering van deze nieuwe diplomatieke dienst, waarin wordt voorzien door het Verdrag van Lissabon, betekent een grote stap vooruit voor de Europese Unie. Eindelijk zal de Unie gebruik kunnen maken van één enkel corps diplomatique, dat is belast met het faciliëren van acties die zijn gericht op het coherenter, secuurder en efficiënter maken van de buitenlandse betrekkingen van de Unie. Ik wil tenslotte nog onderstrepen dat de Europese dienst voor extern optreden zelf zijn administratieve begroting zal beheren en eveneens verantwoordelijk zal zijn voor bepaalde delen van de operationele begroting die onder zijn bevoegdheid vallen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) De nieuwe Europese dienst voor extern optreden, die werd opgericht na de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon, heeft een begroting nodig om zich van zijn taken te kunnen kwijten en de in het Verdrag uiteengezette doelstellingen te verwezenlijken. Met het oog daarop is het noodzakelijk een aantal bepalingen van het Financieel Reglement te wijzigen, teneinde rekening te kunnen houden met de door het Verdrag van Lissabon ingevoerde veranderingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. (ES) Ik heb tegen deze wetgevingsresolutie van het Europees Parlement gestemd omdat de oprichting van deze dienst die men hier wil financieren ons weer een stap dichter brengt bij de militarisering van het buitenlands beleid van de Europese Unie. Afgezien van mijn verzet tegen deze militaristische opvatting van het buitenlands beleid, wordt mijn tegenstem gerechtvaardigd door de totale afwezigheid van de meest elementaire beginselen van transparantie en democratie bij heel dit oprichtingsproces van de Europese dienst voor extern optreden. De samenstelling en de financiering van deze dienst worden niet onderworpen aan de noodzakelijke volledige controle van het Europees Parlement wat betreft personeel en middelen en daarom heeft de EDEO te kampen met een verontrustend gebrek aan democratie en transparantie. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in de structuur die de EDEO voorstelt, het Europees Parlement wat betreft het buitenlands beleid van de Europese Unie een irrelevante rol op de achtergrond wordt toebedeeld, wat wij vanuit onze fractie scherp veroordelen. Daarom heb ik tegengestemd. Ik kan niet akkoord gaan met een voorstel voor een begroting voor zo'n oorlogzuchtige dienst.

 
  
MPphoto
 
 

  Franz Obermayr (NI), schriftelijk.(DE) Behalve dat er door de EDEO dubbele structuren worden gecreëerd, exploderen voor de zoveelste keer de personeelskosten op een voor de EU zo kenmerkende verspillende en bureaucratische wijze. Van de 1 643 banen waarmee de EDEO op 1 december van start moet gaan, zijn er zegge en schrijve 50 ingeruimd voor directeuren-generaal. Dat betekent dat elke directeur-generaal in de beginfase net iets meer dan 30 medewerkers onder zich heeft. Aan het eind van de opbouwfase zijn dat er nog steeds maar minder dan 80. Genoemde directeuren-generaal verdienen gemiddeld 17 000 euro per maand. Op een niveau lager zijn er nog eens 224 directeuren en 235 afdelingshoofden voorzien. Bovendien zijn wij nog steeds in afwachting van een concrete taak- en doelstelling voor het EDEO-personeel. Wij hebben behoefte aan een sterke stem van de EU in de wereld, maar daarvoor hebben wij absoluut geen opgeblazen administratief apparaat nodig dat de EU-burgers miljarden kost vanwege de dubbele structuren en medewerkers die van een wel zeer lucratieve inkomstenbron kunnen genieten. Dat is de reden dat ik tegen het verslag heb gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk. – (LT) In de onderhandelingen met vertegenwoordigers van de Europese Raad en de Commissie is het Parlement erin geslaagd – en dat geldt met name voor de onderhandelaars van de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten – om ervoor te zorgen dat de begroting van de nieuwe diplomatieke dienst van de EU op een transparantere wijze zal worden uitgevoerd. Het Parlement zal jaarlijks kwijting verlenen voor de uitvoering van de begroting en de Commissie zal het Parlement regelmatig gedetailleerde informatie over de uitgaven van de Dienst verstrekken. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat daarin wordt onderstreept dat bij het aannemen van personeel uit de EU-lidstaten een grotere geografische dekking wordt gewaarborgd, evenals een behoorlijke en betekenisvolle vertegenwoordiging van de burgers van alle lidstaten.

Ik ben het eens met de rapporteur dat we moeten proberen om ervoor te zorgen dat personeelsleden worden aangenomen op basis van hun capaciteiten en dat ook moet worden gestreefd naar een gelijke verdeling tussen mannen en vrouwen. Het is belangrijk dat de Europese dienst voor extern optreden, die op 1 december van start gaat, zo snel mogelijk operationeel wordt en dat ze, boven alles, gestalte geeft aan de belangen van de EU, en indien nodig aan nationale belangen.

 
  
MPphoto
 
 

  Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. (IT) De Europese dienst voor extern optreden (EDEO) zal zijn eigen administratieve begroting beheren en zelf hiervoor verantwoordelijk zijn. In feite is het bij de oprichting van de nieuwe dienst, en in het bijzonder bij het opstellen van de bijbehorende financiële bepalingen, noodzakelijk om van meet af aan voor passende economische waarborgen te zorgen.

Om de financiële integriteit te bevorderen, is het derhalve van belang een soepele interactie te garanderen tussen de verschillende diensten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de financiën, met name bij delegaties. Door versterking van deze waarbogen hopen we dat het vertrouwen van de EU-burgers in de Europese instellingen groeit. Dientengevolge zijn de structurele verbeteringen in dit voorstel gericht op het afdwingen van de noodzakelijke financiële integriteit, zodat men erop kan vertrouwen dat de EDEO soepel en onberispelijk functioneert.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE) , schriftelijk. – (EN) Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad, maar dankzij de inspanningen van het Europees Parlement heeft de Europese dienst voor extern optreden nu het potentieel om de drijvende kracht achter een effectiever en legitiemer buitenlands beleid van de EU te worden. We verwelkomen het feit dat tegemoet is gekomen aan belangrijke zorgen van de Groenen – zoals het evenwicht tussen mannen en vrouwen en een gemeenschappelijke opleiding om een esprit de corps te creëren – en dat het Parlement meer democratische controle kan uitoefenen op het functioneren van de Dienst, met name door de invoering van individuele begrotingslijnen voor de grote overzeese operaties van de EU. Het Europees Parlement is er ook in geslaagd om de communautaire methode veilig te stellen, evenals, onder druk van de Groenen, de prioriteiten van het ontwikkelingsbeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Werthmann (NI), schriftelijk.(DE) Om de belangen van de Europese landen op het internationale toneel effectief te kunnen behartigen, dient de aanpak van het buitenlands beleid vooraf besproken te worden en moet het resultaat vervolgens met één enkele stem naar buiten toe worden gecommuniceerd. Met de Europese dienst voor extern optreden wordt thans getracht om de instrumenten van de Unie voor het buitenlands beleid in een coherent kader samen te brengen. Daartoe worden de reeds aanwezige middelen gebundeld en worden tevens aanvullende middelen ter beschikking gesteld. Gezien de nieuwheid van deze structuur dienen er ambitieuze voorwaarden gehanteerd te worden met betrekking tot de transparantie en de begrotingstechnische en financiële verantwoordingsplicht. Aangezien de EDEO ook onder de begrotingsbevoegdheid van het Europees Parlement valt, moet de dienst binnen de structuur van de Commissie geïntegreerd worden omdat een kwijting in de zin van de Verdragen anders niet mogelijk is. De jaarlijkse activiteitenverslagen worden ook aan de begrotingsinstanties overgelegd.

 
  
  

- Verslag-Rapkay (A7-0288/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  George Becali (NI), schriftelijk. (RO) Ook ik meen, net als mijn collega-afgevaardigden, dat de EDEO een zelfstandige positie moet krijgen binnen het Statuut van de Europese ambtenaren. Ik steun de bepaling dat ambtenaren en tijdelijke medewerkers van de EU uit de lidstaten en de diplomatieke diensten dezelfde rechten hebben en mogen solliciteren naar dezelfde functies. Ik hoop dat aanwerving op de breedst mogelijke geografische basis, en daarmee doel ik op de nieuwe lidstaten, werkelijkheid zal worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De Europese dienst voor extern optreden is een essentieel instrument voor de Europese Unie, als deze zich verder open wil stellen voor de wereld en in staat wil zijn vruchtbare contacten te onderhouden met de talloze regio's en landen in de wereld. Voor een goede werking van deze dienst is het noodzakelijk ervoor zorgen dat de functionarissen ervan echte taken krijgen en dat duidelijkheid wordt gebracht in hun status en in die van het tijdelijk personeel dat afkomstig is van de nationale diplomatieke diensten en gaat werken voor de Europese dienst. De wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen toont aan dat dit volledig gerechtvaardigd is. Ik hoop dat de Europese dienst een tandem zal vormen met de nationale diplomatieke diensten en een positieve bijdrage zal leveren aan de verbetering van het prestatievermogen van deze laatste. Ik hoop dat in de belangrijkste prioriteiten van het Europees beleid de externe component niet verwaarloosd zal worden en dat de dienst bij zijn optreden noch de cruciale rol van de Europese talen in de wereldwijde communicatie noch de rol van de Europese wereldtalen die het meest geschikt zijn om rechtstreekse communicatie met grote werelddelen tot stand te brengen, zal verwaarlozen.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) De Europese dienst voor extern optreden is nu een vast onderdeel van de Europese overheid. Dit is een open, efficiënte en onafhankelijke dienst die is gebaseerd op grond van artikel 298 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Wat betreft de wijziging van het Statuut van de ambtenaren en van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden wil ik erop wijzen dat alle ambtenaren en al het tijdelijk personeel dat afkomstig is van de diplomatieke diensten van de lidstaten, een gelijke status hebben en dat eenieder onder hen in aanmerking moet kunnen komen voor ongeacht welke taak en onder gelijke voorwaarden hun taken moet kunnen vervullen. Ook moeten gelijke kansen voor het ondervertegenwoordigd geslacht worden bevorderd.

 
  
MPphoto
 
 

  Tunne Kelam (PPE) , schriftelijk. – (EN) Ik heb me bij de eindstemming over het verslag-Rapkay op 20 oktober 2010 onthouden van stemming. Ik steun de oprichting van de Europese dienst voor extern optreden volledig en heb grote waardering voor de inspanningen van Elmar Brok en de andere afgevaardigden die erin zijn geslaagd om de oorspronkelijke door de Hoge Vertegenwoordiger ingediende ontwerpverordening evenwichtiger te maken. Het was mijn bedoeling om te wijzen op het feit dat het amendement over de geografische spreiding, dat is gesteund door de Commissie buitenlandse zaken en de Begrotingscommissie, niet is aangenomen in de Commissie juridische zaken. Dientengevolge zijn er twijfels over de vraag of de eindversie van het verslag het Europees Parlement een rechtsgrondslag kan vormen met betrekking tot de geografische spreiding.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrey Kovatchev (PPE) , schriftelijk. – (BG) Ik wens u, lady Ashton, en de nieuwe EDEO, waarop we veel hoop vestigen dat nog een Europese droom zal uitkomen, alle succes en ik hoop dat Europa zich met één sterke, gezaghebbende stem tot de wereld zal richten. Dat is wat een heel groot deel van ons Parlement wil. U kunt er zeker van zijn dat wij u zullen helpen.

Ik wil graag uitleggen waarom ik me van stemming heb onthouden bij de stemming over het amendement op het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen. Ik denk dat indicatieve doelen ten behoeve van een geografisch evenwicht goed zijn voor de nieuwe instelling. We hebben een zeer hooggekwalificeerde diplomatieke dienst nodig met mensen uit elke lidstaat, zodat ze de vertegenwoordiging van de EU in de wereld kunnen versterken.

Ik ben er zeker van dat de dienst een succes zal zijn als hij kan profiteren van de ervaring van alle lidstaten. Ik besef dat het aantal lidstaten sinds de aanvang van het proces van Europese integratie met meer dan het viervoudige is toegenomen. Het is begrijpelijk dat de landen die nog niet zo lang geleden zijn toegelaten, in deze fase in een achterstandspositie zitten wat betreft het niveau van vertegenwoordiging. We moet dit echter met vastberadenheid en duidelijk omschreven wetgevende teksten verhelpen.

Ik geloof in uw verlangen en vastberadenheid, die u tijdens talrijke gelegenheden aan ons kenbaar hebt gemaakt, om te werken aan een echte, passende geografische vertegenwoordiging voor de nieuwe dienst, zodat u de hoge vertegenwoordiger van de hele EU kunt zijn. We zullen zijn activiteiten nauwlettend volgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edvard Kožušník (ECR), schriftelijk. (CS) Het doet mij deugd dat het in de vorm van amendementen gelukt is een aantal waarborgen in het verslag op te nemen waardoor nu zeker is dat bij de invulling van de functies binnen de Europese dienst voor extern optreden onderdanen van bepaalde lidstaten niet bevoordeeld worden ten koste van onderdanen van andere lidstaten. Het buitenlands beleid van de Europese Unie is per slot van rekening een beleidsterrein met zijn eigen specifieke kenmerken, reden waarom afgezien van de kwalificaties van de kandidaten en de aanwezigheid van een brede geografische basis het uitgangspunt dient te zijn dat het personeelsbestand van de Europese dienst voor extern optreden een afdoende afspiegeling behoort te vormen van alle lidstaten. Ik ben dan ook zeer gelukkig met het feit dat het Parlement heeft voorgesteld een bepaling waardoor ambtenaren van de Raad of de Commissie zonder enige toelatingsproeven zouden hebben kunnen overstappen naar de Europese dienst voor extern optreden, te schrappen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) De Europese dienst voor extern optreden werkt samen met de diplomatieke diensten van de lidstaten en bestaat uit personeelsleden van de relevante diensten van het secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie en uit personeelsleden die door de nationale diplomatieke diensten van de lidstaten zijn gedetacheerd. Dus moet de EDEO, wat betreft het Statuut van de ambtenaren en de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden, worden behandeld als een EU-instelling. Met het oog daarop moeten ambtenaren van de EU en tijdelijke personeelsleden van de diplomatieke diensten van de lidstaten dezelfde rechten en plichten hebben en op gelijke manier worden behandeld. Met name moet een ieder onder hen in aanmerking kunnen komen voor ongeacht welke functie, en wel onder gelijke voorwaarden. Daarom is het in de resolutie opgenomen amendement noodzakelijk.

 
  
MPphoto
 
 

  Alajos Mészáros (PPE), schriftelijk. – (HU) Ik heb dit verslag gesteund, dat vooraf werd gegaan door zeer verhitte debatten, in de eerste plaats over de invulling van de posten van de Europese Externe Dienst. Het beginsel van geografisch evenwicht was de voornaamste aanleiding voor deze debatten, dat – naast de prioriteiten op het gebied van institutioneel evenwicht en een evenredige verdeling tussen de seksen – uiteindelijk slechts in zeer afgezwakte vorm in het verslag terecht is gekomen.

De nieuwe lidstaten kunnen niet volledig tevreden zijn, maar toch is het goed dat er een compromis is bereikt, en we vertrouwen erop dat we dit in de toekomst in een nog rechtvaardiger vorm kunnen gieten. Om dit te bereiken, moeten we alles in het werk stellen om te zorgen dat de door de afzonderlijke lidstaten aangewezen diplomaten een opleiding van vergelijkbare hoge kwaliteit hebben genoten. We moeten echter blij zijn dat we een verdere belangrijke stap hebben gezet in het belang van een verenigde effectieve externe vertegenwoordiging van de EU, aangezien dit gezien de uitdagingen van het heden en de toekomst een van de belangrijkste elementen is van ons EU-beleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE) , schriftelijk. – (EN) We hebben met een grote meerderheid het compromispakket aangenomen, dat het standpunt van de Groenen weerspiegelt en waaraan onze fractie substantieel heeft bijgedragen.

 
  
MPphoto
 
 

  György Schöpflin (PPE), schriftelijk. – (EN) Voor degenen van ons die uit de nieuwe lidstaten komen is het ontbreken van een wettelijke verplichting om in de Europese dienst voor extern optreden voor geografisch evenwicht te zorgen een teleurstelling. Het is waar dat er verschillende politieke verklaringen zijn afgelegd waarin is beloofd dat er rekening zal worden gehouden met de belangen van de nieuwe lidstaten. Hoe positief een politieke toezegging echter ook mag zijn, het is moeilijk in te zien hoe de kiezers in de nieuwe lidstaten het gevoel moeten krijgen dat de Dienst ook van hen is. Daarom heeft een aantal van ons getwijfeld of ze volledige steun aan het verslag-Rapkay moesten geven.

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk.(PL) De stemming van vandaag brengt het einde naderbij van de nogal onstuimige werkzaamheden aan de vorm die de Europese dienst voor extern optreden moet krijgen. We hebben veel gesproken over duurzame ontwikkeling uit het oogpunt van gender en geografie, en gewezen op de transparantie van de personeelswerving volgens vooraf bekende regels en reglementen, echter de kwaliteit en doeltreffendheid van de EDEO staan voorop. Daarom zijn de inhoudelijke criteria voor de personeelswerving zo belangrijk. Ik wil de behoefte, ja de noodzaak onderstrepen dat de mensen die bij deze diensten werken afkomstig zijn uit de relevantie inhoudelijke directoraten van de Europese Commissie en tevens uit de Raad en het Parlement.

Het gaat hierbij niet om vertegenwoordiging van EU-instellingen, maar om de inhoudelijke kwalificaties van deze personen op de verschillende werkterreinen van de Unie, bijvoorbeeld complexe vraagstukken op het gebied van energie, handel en landbouw, om maar niet te spreken van mensenrechten of terrorisme. Ik ben namelijk bang dat het merendeel van de mensen bij de EDEO wel algemene diplomatieke kwaliteiten zal bezitten, maar kennis van de complexe inhoudelijke problemen waar ze mee te maken zullen krijgen, zal ontberen.

 
  
MPphoto
 
 

  Róża Gräfin von Thun und Hohenstein (PPE), schriftelijk. – (PL) Onthouding van stemmen is geen oplossing. Afwezigen hebben ongelijk. Ik vind dat de resolutie in zijn geheel meer goede dan minder gunstige maatregelen bevat. We hebben de Europese dienst voor extern optreden nodig. Hij moet zo snel mogelijk gaan functioneren om de betekenis van Europa in de wereld te vergroten.

In de aangenomen resolutie staat dat alle lidstaten vertegenwoordigd zullen zijn in de dienst. Wij moeten er nu voor zorgen dat dit inderdaad gaat gebeuren. Ik geef mijn vertrouwen aan de oprichting van de dienst voor extern optreden. Er zij op gewezen dat de Europese Unie is gebouwd op wederzijds vertrouwen en dat Polen hier ruim van profiteert. Ik zal dit proces goed in de gaten gaan houden.

 
  
MPphoto
 
 

  Rafał Trzaskowski (PPE), schriftelijk. – (PL) Een jaar geleden stuitte de introductie van het concept geografisch evenwicht in het debat over de Europese dienst voor extern optreden nog op enorm verzet, zelfs binnen het Europees Parlement. Nu betwijfelt werkelijk niemand meer dat dit een probleem is en dat dit probleem moet worden opgelost. In bijna alle documenten over de EDEO is sprake van de toezegging dat stappen ondernomen zullen worden om een gelijke vertegenwoordiging van alle lidstaten van de Europese Unie in de nieuwe diplomatieke dienst van de Unie te bewerkstelligen en dat is een succes. De voor 2013 geplande toets zal ons in staat stellen te beoordelen of deze stappen ook inderdaad gezet zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Traian Ungureanu (PPE), schriftelijk. – (EN) Het resultaat van de stemming over het verslag-Rapkay laat zien dat een aanzienlijk aantal afgevaardigden van de nieuwe lidstaten zich van stemming heeft onthouden of tegen heeft gestemd. Ik ben een van de afgevaardigden die zich van stemming hebben onthouden. Mijn belangrijkste zorg was het gebrek aan ambitie in de bewoording van het beginsel van geografische spreiding in het werkgelegenheidsbeleid en het personeelsbestand van de toekomstige Europese dienst voor extern optreden (EDEO). De rapporteur heeft nagelaten om een wettelijk bindende afspraak over geografische spreiding binnen de EDEO op te nemen en vertrouwt derhalve louter op politieke beloften van de belangrijke besluitvormers op het gebied van het buitenlands beleid van de EU. Daarom voelen de meeste nieuwe lidstaten zich niet gerustgesteld dat het beginsel van geografische spreiding in de toekomstige EDEO correct zal worden toegepast. Het is betreurenswaardig dat de rapporteur zo'n minimalistische lijn heeft gekozen, terwijl de aarzeling van de Raad om deze verplichting te accepteren nog meer zorgen baart. Ik roep de Raad en de Commissie op om het resultaat van de stemming over dit verslag zorgvuldig te bestuderen en zich aan hun belofte te houden om bij de aanwerving van het personeel van de EDEO het beginsel van geografisch evenwicht te respecteren. Het zal een van de prioriteiten van de afgevaardigden worden om dit proces in de toekomst nauwlettend te volgen.

 
  
  

- Verslag-Gualtieri/Surján (A7-0283/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor de resolutie van het Parlement gestemd omdat ik het ermee eens ben dat de EU absoluut in staat moet zijn om al haar externe instrumenten te gebruiken binnen een samenhangende structuur en dat de terbeschikkingstelling in 2010 van begrotingsmiddelen voor de oprichting van deze structuur in haar beginfase het politieke doel van dit verslag is.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk.(EL) Ik heb tegen het verslag inzake de Europese Dienst voor extern optreden gestemd, een dienst die wordt opgericht op basis van het Verdrag van Lissabon. Financiële en elke andere vorm van ondersteuning van deze dienst is onacceptabel, omdat hierdoor politieke en militaire middelen worden ingezet voor de acties van een verkeerd georiënteerd buitenlands beleid van de Unie, wat uiteindelijk tot een verdere militarisering van de Europese Unie leidt. Tegelijkertijd wordt Europa hierdoor zijn onafhankelijke en vredelievende rol ontnomen, die het moet spelen bij het slechten van internationale geschillen. Op deze wijze wordt Europa zelf onderdeel van spanningen en deelnemer aan militaire avonturen in oorlogshaarden.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) De begrotingsinstrumenten moeten nu worden aangepast aan de nieuwe realiteit van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO). De voorstellen voor het vinden van de nodige middelen voor het werk van de dienst, voor het efficiënt en doeltreffend vervullen van de toegewezen taken ervan en voor een doeltreffend toezicht op de kosten zijn volgens mij al met al echter gerechtvaardigd.

In de eerste fase van het bestaan van de EDEO moeten de Europese instellingen en de lidstaten de nodige aandacht aan deze dienst besteden, zijn activiteiten goed volgen, en vaststellen wat de grootste problemen zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Het voorstel voor een gewijzigde begroting valt binnen het kader van het Verdrag van Lissabon en heeft tot doel de oprichting en werking van de Europese Dienst voor extern optreden te vergemakkelijken. Daarom geef ik steun aan dit initiatief. Ook is het belangrijk te verzekeren dat dit voorstel ten uitvoer wordt gelegd met inachtneming van de beginselen inzake efficiënt beheer van Europese financiële middelen. Ook wil ik wijzen op de noodzaak van een goede kosten-batenverhouding en op de vereisten inzake strikte begrotingsdiscipline, gelet op de impact van de economische crisis op de overheidsfinanciën.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) In dit verslag wordt voorgesteld om een verdere stap te zetten op weg naar het oprichten en inzetten van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO). Wij zijn altijd tegen het oprichten van deze Dienst geweest, en daarom hebben wij tegen het verslag gestemd. Deze Dienst is een kernpunt van het Verdrag van Lissabon, en een hoofdelement van het federalisme in de Europese Unie. Er zullen meer dan 5 000 personen in dienst worden genomen, die in 130 ambassades van de EU in verschillende landen zullen werken.

Dit wordt een diplomatieke megastructuur, ten koste van de belangen van de lidstaten, en hun de vertegenwoordigers zullen uiteraard op de tweede plaats terechtkomen, ze zullen eens te meer worden gedwongen om de belangen te behartigen van de machten die de koers van de EU hebben bepaald. Bovendien bestaan er geen garanties dat de EDEO niet zal worden gekoppeld aan structuren van het leger en de geheime diensten. Dat betekent dat dit kan leiden tot het militariseren van de EU en van onze externe betrekkingen. Dat is zorgwekkend, en daartegen zullen we met alle macht strijden.

De vraag is ook waar het geld voor deze uitgaven vandaan moet komen. De begroting van de EU is heel krap. Dit gebeurt allemaal nu de gevolgen van de crisis al voelbaarder worden: het zogenaamde "bezuinigingsbeleid" leidt tot een enorme druk op de nationale begrotingen, de salarissen en uitkeringen worden verlaagd, en de loonbelasting stijgt.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Na de wijziging van het Statuut van de ambtenaren en de wijziging van het Financieel Reglement, die noodzakelijk waren om de Europese Dienst voor extern optreden op te richten, moeten wij nu een begroting goedkeuren waarmee deze dienst aan de slag kan gaan. Als deze dienst zijn werk goed moet kunnen doen en de doelstellingen moet kunnen bereiken waarvoor hij is opgericht, dan heeft hij een begroting nodig waarmee hij de menselijke en materiële hulpbronnen kan verkrijgen die noodzakelijk zijn om zich van zijn taken te kunnen kwijten.

 
  
MPphoto
 
 

  Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. (ES) Ik heb tegen deze wetgevingsresolutie van het Europees Parlement gestemd omdat de oprichting van deze dienst die men hier wil financieren ons weer een stap dichter bij de militarisering van het buitenlands beleid van de Europese Unie brengt. Afgezien van mijn verzet tegen deze militaristische opvatting van het buitenlands beleid, wordt mijn tegenstem gerechtvaardigd door de totale afwezigheid van de meest elementaire beginselen van transparantie en democratie bij dit gehele oprichtingsproces van de Europese Dienst voor extern optreden.

De samenstelling en de financiering van deze dienst worden niet onderworpen aan de noodzakelijke volledige controle van het Europees Parlement wat betreft personeel en middelen, en daarom heeft de EDEO te kampen met een verontrustend gebrek aan democratie en transparantie.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat in de structuur die de EDEO voorstelt, het Europees Parlement in het buitenlands beleid van de Europese Unie een irrelevante rol op de achtergrond wordt toebedeeld, wat wij vanuit onze fractie scherp veroordelen.

Daarom heb ik tegen gestemd. Ik kan niet akkoord gaan met een voorstel voor een begroting voor een dergelijke oorlogzuchtige dienst.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk.(DE) De precieze invulling van de nieuw op te richten Europese Dienst voor extern optreden moet goed doordacht zijn. Een systeem waarin vijftig directeuren-generaal in het begin leiding geven aan slechts dertig en later ruim tachtig medewerkers, zou echter leiden tot een duur administratief waterhoofd.

Daarnaast gaat de oprichting van de EDEO ook gepaard met een promotiegolf. Een aantal kwesties is nog steeds niet helder. Eventuele effecten op de kosten van de gebouwen dienen vooraf getoetst te worden. Andere factoren, zoals de feitelijke omzetting van de in de Verdragen vastgelegde betekenis van de werktaal Duits, zijn genegeerd. Dat zijn de redenen dat de EDEO-financiering in de huidige vorm afgewezen dient te worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor de resolutie van het Parlement gestemd omdat ik het ermee eens ben dat de EU absoluut in staat moet zijn om al haar externe instrumenten te gebruiken binnen een samenhangende structuur en dat de terbeschikkingstelling in 2010 van begrotingsmiddelen voor de oprichting van deze structuur in haar beginfase het politieke doel van dit verslag is.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) De oprichting van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) maakt een wijziging van de begroting voor 2010 en de voorgestelde begroting voor 2011 noodzakelijk. Er moet een nieuwe Afdeling X in de begroting worden gecreëerd, en de begroting voor 2010 moet worden gewijzigd om te voorzien in honderd extra posten in de personeelsformatie van de EDEO en in financiële middelen voor zeventig extra arbeidscontractanten. Het grootste deel van de benodigde middelen zal eenvoudigweg worden overgedragen vanuit de afdelingen voor de Europese Raad, de Raad en de Commissie. Het overheersende gevoel in de Commissie buitenlandse zaken is dat de hoge vertegenwoordiger, barones Ashton, haar beloften aan het Europees Parlement met betrekking tot de oprichting van de EDEO niet helemaal is nagekomen. De Commissie buitenlandse zaken is van mening dat het Europees Parlement moet worden geraadpleegd over de prioriteiten bij de personele invulling van de dienst (bijvoorbeeld met betrekking tot de geografische spreiding) en dat de kwestie van het evenwicht tussen mannen en vrouwen beter moet worden geregeld in de wervingsprocedure voor de EDEO. Vanuit het gezichtspunt van de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie moet het feit dat barones Ashton tot nu toe nog geen personeelsleden van het directoraat-generaal Buitenlandse betrekkingen die zich bezighouden met vredeshandhaving en crisisrespons naar de EDEO heeft overgeplaatst, als een grote tekortkoming worden beschouwd, vooral omdat de hoge vertegenwoordiger het Europees Parlement geruststellende boodschappen heeft meegegeven ten aanzien van deze overplaatsing.

 
  
  

-Verslag-Gräßle/Rivellini (A7-0263/2010), verslag-Rapkay (A7-0288/2010), verslag-Gualtieri/Surján (A7-0283/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wij zijn absoluut tegen de oprichting van een Europese Dienst voor extern optreden. Buitenlandse zaken en diplomatie vallen onder de nationale soevereiniteit. Daarom hebben wij tegen alle verslagen over dit onderwerp gestemd.

Een gemeenschappelijk buitenlands beleid dat louter het EU-belang dient, zal op enig moment absoluut in strijd zijn met de fundamentele belangen van een of meerdere of zelfs alle lidstaten. Als er bijvoorbeeld een conflict is waarbij de betrokkenheid van landen gewenst is, maar hun burgers hiertegen zijn. Of wanneer er een beleid wordt gepromoot dat bijzonder vijandig of juist uiterst welgezind is ten opzichte van een land of een groep landen, in weerwil van de eeuwenoude tradities van bepaalde diplomatieke diensten of de vitale belangen van een aantal leden.

Wat echter nog erger is: de Verdragen stipuleren al dat dit alles hoe dan ook ondergeschikt zal zijn aan andere verbintenissen of verplichtingen in een nog breder, ja zelfs mondiaal kader: NAVO, VN en wie weet wat nog meer. Ons wordt hier dus niet eens een sterke en onafhankelijke diplomatieke dienst voorgesteld, maar een instrument voor onderwerping aan niet-Europees leiderschap.

 
  
  

- Verslag-Surján (A7-0281/2010).

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Er is in 2010 75 miljoen euro voorzien voor de financiële bijstand voor de begeleidende maatregelen in de bananensector; het grootste deel daarvan was een herschikking van rubriek 4 van de begroting. Het ging daarbij om een bedrag van 55,8 miljoen euro. In 2011 zit er in die rubriek echter slechts 875 530 euro. Daarom stemmen we in met het voorstel van het Parlement om de Commissie te verzoeken een nieuw voorstel in te dienen voor de inzet van het flexibiliteitsinstrument voor het resterende bedrag van 74 124 470 euro. Dit voorstel wordt gerechtvaardigd door het feit dat er financiële bijstand voor de begeleidende maatregelen in de bananensector nodig is. Wanneer de EU haar invloed als global player wenst te handhaven, moet voor de bananenexporterende ACS-landen die de gevolgen ondervinden van de meest begunstigde natie (MFN)-liberalisering in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) de financiële bijstand verzekerd zijn. We moeten er ook op wijzen dat het heel zinvol is om dit voorstel om te zetten, omdat deze maatregelen voorzien zijn in punt 27 van de interinstitutionele overeenkomst over het gebruik van het flexibiliteitsinstrument.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor de resolutie gestemd. Ik ben het er namelijk mee eens dat niet getornd mag worden aan de financiële bijstand van de EU aan de bananenproducerende landen van de ACS die bij de liberalisering het sterkst getroffen zijn door de toepassing van de clausule van de meest begunstigde natie (MFN) in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en dat de begrotingsinspanning niet mag worden bemoeilijkt. Daarom sta ik achter het voorstel van de Commissie tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 1905/2006, dat het mogelijk zal maken de BMB, de begeleidende maatregelen bananen, gedurende de periode 2010-2013 te financieren met een totale begroting van 190 miljoen euro en eventueel een aanvullende begroting van 10 miljoen vast te stellen, als de marge dit toestaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. (FR) De bananensector is van vitaal belang voor een aantal EU-regio´s en met name voor de Franse overzeese departementen en gebieden. Het Parlement heeft, gelet op de concurrentie vanuit de Zuid-Amerikaanse landen, die nog scherper zal worden met de overeenkomsten waarover momenteel onderhandeld wordt, financieringsmaatregelen vastgesteld om deze verzwakte sector te helpen.

De leden van het Europees Parlement willen graag dat het flexibiliteitsinstrument wordt ingezet met een bedrag van 74,12 miljoen euro. Dit is een krachtig signaal van het Parlement aan de Commissie en de Raad, die slechts 18,3 miljoen hadden uitgetrokken. Bovendien is dit een gelegenheid voor het Parlement om duidelijk te maken dat het hoog tijd is een einde te maken aan de financiering van de begeleidende maatregelen bananen uit de EU-begroting voor extern optreden. Het bedrag van 190 miljoen euro dat als hulp was toegezegd voor de periode 2010-2013 moet worden gedekt door nieuwe kredieten, en daarop zal het Parlement tijdens de volgende financiële vooruitzichten ook aandringen.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) De Commissie heeft een wijziging voorgesteld op Verordening (EG, Euratom) nr. 1905/2006 om begeleidende maatregelen in de bananensector te kunnen financieren met een totale begroting van 190 miljoen euro. De opsplitsing in jaarlijkse bedragen levert voor 2010 een bedrag op van 75 miljoen euro. Hierbij dient te worden vermeld dat de marge in rubriek 4 slechts 875 530 euro bedraagt. Het belangrijkste deel van de financiële bijstand in 2010 komt voort uit een herschikking van de kredieten in rubriek 4 van de begroting, namelijk 55,8 miljoen op een totaal van 75 miljoen. Dit zal een weerslag hebben op de instrumenten en maatregelen die de EU, en het Parlement in het bijzonder, als zeer belangrijk beschouwt. Daar komt bij dat er bij de vaststelling van het huidig meerjarig financieel kader (MFK) geen rekening is gehouden met de behoefte aan financiële bijstand voor begeleidende maatregelen in de bananensector. Er mag niet getornd worden aan de financiële bijstand van de EU aan de bananenproducerende ACS-landen die getroffen werden door de liberalisering op grond van het beginsel van het meest begunstigde land (MFN) in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), en de financiële inspanning mag niet worden gedwarsboomd. Daarom stem ik in met de door de rapporteur voorgestelde wijziging van het voorstel voor een gewijzigde begroting.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Met dit verslag willen we de maatregelen vastleggen voor de financiële bijstand aan de groep van landen in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS), die te lijden zullen krijgen onder de liberalisering van de handel in bananen tussen de EU en 11 landen in Latijns-Amerika. De EU moet toezeggen geen kwantitatieve beperkingen en geen vergelijkbare maatregelen op te zullen leggen voor de invoer van bananen.

Door het ondertekenen van de Overeenkomst van Genève, die deze liberalisering regelt, heeft de EU zich ertoe verplicht om de ACS-landen 200 miljoen euro ter beschikking te stellen, als compensatie voor de gevolgen van die maatregel voor hun uitvoer naar de EU. We hadden indertijd heel wat kritiek op die overeenkomst, aangezien hoofdzakelijk de multinationale bedrijven uit de VS hiervan zullen profiteren, die de wereldmarkt voor bananen beheersen.

Meerdere ACS-landen en meerdere bananenproducenten in die landen hebben hun zorgen uitgesproken over de gevolgen van de overeenkomst. Ze denken dat het bedrag van 200 miljoen niet genoeg is om alle gevolgen te compenseren. Nu is er in het verslag "een begroting van in totaal 190 miljoen euro voorzien, en eventueel nog eens 10 miljoen euro extra, indien de marges dit toelaten". Bovendien is er onvoldoende gewaarschuwd voor de gevolgen voor de bananenproducerende landen en regio's in de EU, zoals de autonome regio Madeira. Daarom hebben wij ons bij de stemming over dit verslag onthouden van stemming.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, in het voorstel van het Europees Parlement voor een resolutie over het standpunt van de Raad betreffende het ontwerp van de gewijzigde begroting 3/2010 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010, afdeling III – Commissie, worden nieuwe middelen toegezegd om de begeleidende maatregelen in de bananensector voor de ACS-landen (Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan) te financieren. Het voorstel van de Commissie, dat in feite zonder inmenging van een afdeling van de begrotingsautoriteit is opgesteld, voorziet in een vastleggingskrediet van 75 miljoen euro dat in de reserve wordt opgenomen, in afwachting van de goedkeuring van de betreffende wijzigingsverordening. Naar aanleiding hiervan wil ik erop wijzen dat het Parlement en de Raad geen akkoord hebben bereikt. Het Parlement heeft namelijk het gebruik van het flexibiliteitsinstrument overwogen, dat uitstekend werkt voor soortgelijke situaties, aangezien dergelijke fondsen direct beschikbaar zijn en een juridische grondslag hebben. De Raad had daarentegen een ander idee, vanwege de onwil van de lidstaten om het flexibiliteitsinstrument in te zetten, dat leidt tot een verhoging van hun bijdrage. Het is juist om deze redenen dat de Begrotingscommissie heeft vastgesteld dat het onmogelijk is om een akkoord te bereiken over de begroting van 2010.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) De EU heeft zich altijd ingezet voor hulp aan de ontwikkelingslanden en in het bijzonder aan de ACS-landen. Het specifieke geval waarom het in het voorstel voor een gewijzigde begroting gaat betreft de bananenproducerende landen. Deze speciale hulpverlening heeft de vorm gekregen van liberalisering van de bananenhandel tussen de EU en elf bananenproducerende landen in Zuid-Amerika. Dit soort hulp is naar onze mening beter en effectiever dan rechtstreekse hulp waarbij financiële middelen zonder onderscheid worden uitgegeven. Door de bananensector te ondersteunen, helpen wij deze landen hun economie te ontwikkelen, banen te creëren en armoede te bestrijden.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk.(DE) Om deze crisis te boven te komen, moet er voor 2010 liefst veel geld beschikbaar zijn voor de financiering van de EU-prioriteiten – dat is althans de overweging. Dat is mogelijk gemaakt door een herschikking van de begroting. Een financiële ondersteuning voor begeleidende maatregelen voor de bananensector was echter bij het opstellen van het meerjarig financieel kader nog niet voorzien.

Met het oog op de opvang van de gevolgen van de handelsliberalisering op WTO-niveau en de daaraan gekoppelde verlaging van het meestbegunstigingstarief, wordt beweerd dat de financiële steun van de EU voor ACS-landen die bananen leveren, in stand moet worden gehouden. Juist in tijden dat de EU zelf met een economische crisis te kampen heeft, dient een dergelijk gebruik van het flexibiliteitsinstrument van de hand te worden gewezen.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Als gevolg van gewijzigde handelsakkoorden, met name de liberalisering van de handel in het kader van de Wereldhandelsorganisatie, heeft de verlaging van de preferentiële marge voor bananenexporterende ACS-landen negatieve gevolgen gehad.

De Europese Commissie stelt daarom voor om de belangrijkste bananenexporterende ACS-landen te steunen door middel van begeleidende maatregelen in de bananensector (BMB's) met een begroting van 190 miljoen euro over vier jaar (2010-2013). Het doel van deze bijstand is om bananenexporterende ACS-landen te helpen bij het opzetten van aanpassingsprogramma's. Hoewel het bananenvraagstuk bepaald niet nieuw is, blijft de financiering van de BMB's problematisch.

De Commissie en de Raad hebben die niet geïntegreerd in rubriek 4 van het meerjarig financieel kader voor 2007-2013, en de Commissie ontwikkelingssamenwerking is van mening dat het voorstel niet verenigbaar is met het plafond voor rubriek 4 van het meerjarig financieel kader en vraagt de Commissie om substantiële wijzigingen aan te brengen of de tekst te vervangen door een andere.

 
  
  

Ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie - begrotingsjaar 2011

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Ik ben blij met de vandaag behandelde begroting 2011, juist omdat deze ingaat op de vastgestelde prioriteiten. Voor het eerst staat het Parlement op dit gebied op voet van gelijkheid met de Raad. Dit is de eerste begroting na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Om deze reden en omdat Europa momenteel geteisterd wordt door een crisis, is het belangrijk dat de bemiddeling met succes wordt bekroond. Het is vitaal dat de EU een begroting krijgt waarmee zij haar prioriteiten en haar met het Verdrag verkregen nieuwe bevoegdheden kan uitvoeren. Het is belangrijk dat wij in deze tijd van crisis vechten voor onze overtuiging en voor een begroting met een visie. De voorstellen van het Parlement weerspiegelen zijn ambitie. Anderzijds zijn de door de Raad voorgestelde waarden een weerspiegeling van de bezuinigingen die op nationaal niveau binnen de EU worden doorgevoerd. De EU moet echter het vermogen hebben om in te spelen op de uit de grote uitdagingen voortvloeiende beleidsveranderingen. De EU is verplicht een ambitieuze Europese begroting voor te leggen, een begroting waarmee zij het economisch herstel kan begeleiden. Alleen als wij gebieden als wetenschap en innovatie versterken en bijdragen aan de economische groei en aan meer en betere banen, kunnen wij van Europa een aantrekkelijke plek om te werken en te leven maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Ole Christensen, Dan Jørgensen, Christel Schaldemose en Britta Thomsen (S&D), schriftelijk. (DA) Wij, de Deense sociaaldemocraten in het Europees Parlement, hebben voor de amendementen 700, 701 en 706 op de begroting gestemd. Dat hebben we gedaan ondanks het feit dat de commentaren een passage bevatten die stellen dat de EU zich in de richting van een ’low carbon economy’ moet bewegen. We zijn ons ervan bewust dat de aanhangers van kernenergie deze term proberen te gebruiken om te verhullen dat het feitelijk om een economie gaat waarin kernenergie een prominente rol als energiebron speelt. We willen benadrukken dat het naar onze mening een zeer slecht idee is EU-middelen aan kernenergie te spenderen, en met dat voorbehoud hebben wij voor dit amendement gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne E. Jensen (ALDE), schriftelijk. (DA) In de stemming over de begroting van de EU voor 2011 heeft de Deense Liberale Partij tegen een aantal amendementen met betrekking tot het weghalen van gelden voor uitvoerrestituties gestemd. De uitgaven voor uitvoerrestituties zijn wettelijk vastgelegd en zullen daarom worden gedaan, ongeacht wat er in de begroting staat. Maar als deze restituties niet in de begroting van de EU worden gespecificeerd, zullen ze moeten worden uitbetaald door de individuele lidstaten. In een tijd dat er in de nationale begrotingen wordt gesneden, zou het economisch gezien onverantwoord zijn om de lidstaten met deze aanzienlijke extra uitgaven op te zadelen. De Deense Liberale Partij is blij met de aanzienlijke verlaging van de exportsubsidies van de EU in de afgelopen jaren en zal blijven werken aan een verandering van de onderliggende wetgeving, zodat het uitfaseren kan doorgaan. De Deense Liberale Partij heeft tevens tegen een formulering gestemd die de betaling van een speciale premie voor mannelijke runderen verhindert voor stieren die worden gebruikt voor stierengevechten.

De reden dat de Deense Liberale Partij tegen dit voorstel heeft gestemd, is dat deze premie alleen wordt uitbetaald in Denemarken, Zweden en Slovenië, waar zoals bekend geen stierengevechten worden gehouden. Tot slot heeft de Deense Liberale Partij tegen de reservering van DKK 300 miljoen voor een Europees zuivelfonds gestemd. De zuivelprijzen zijn het afgelopen jaar gestegen, en in dat licht gezien is de Commissie tot de slotsom gekomen dat er met de huidige regels geen geld uit een dergelijk fonds kan worden uitbetaald.

 
  
MPphoto
 
 

  Véronique Mathieu (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik stem voor het amendement op de begroting waarbij een deel van de begroting voor 2011 wordt gereserveerd voor de Europese Politieacademie (CEPOL). Ik ben verheugd over de stemming van de plenaire vergadering die, met 611 stemmen voor, 38 tegen en zes onthoudingen, het standpunt van het Parlement inzake de CEPOL versterkt. Het Parlement zal de middelen van deze reserve namelijk deblokkeren als het van deze academie bevredigende informatie ontvangt over het aan de kwijting voor 2008 gegeven gevolg.

De eisen zijn duidelijk: het Parlement informeren over de resultaten van het onderzoek van OLAF, de ledenlijst van de raad van bestuur publiceren, een definitief verslag van een externe accountant uitbrengen over de middelen die zijn gebruikt voor de financiering van particuliere uitgaven en veranderingen doorvoeren binnen de raad van bestuur om ervoor te zorgen dat deze situatie zich in de toekomst niet meer voordoet. Ik kijk reikhalzend uit naar een snelle reactie van de CEPOL en een bewijs dat deze ten volle wil meewerken met het Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Marit Paulsen, Olle Schmidt en Cecilia Wikström (ALDE), schriftelijk. − (SV) Een sterk en modern Europa heeft een toekomstgerichte en op groei gerichte begroting nodig, terwijl de economische situatie tot bedachtzaamheid en terughoudendheid noopt. Daarom hebben wij ervoor gekozen om de lijn van een restrictieve begroting aan te houden waarin de klemtoon ligt op brede investeringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie, die groei en banen creëren in overeenstemming met de Europa 2020-strategie. Omdat we een Europa willen dat duurzaam is vanuit economisch, sociaal en milieuopzicht, hebben wij voor investeringen in het milieu en in menselijk kapitaal en controle van de financiële markten gestemd, maar altijd binnen het kader van bestaande middelen.

Een onverdedigbaar groot deel van de begroting gaat nog altijd naar het gemeenschappelijk landbouwbeleid, en we kunnen de uitdagingen van morgen niet oplossen met het beleid van gisteren. Daarom stemden wij onder andere tegen het voorgestelde melkfonds van 300 miljoen euro en dienden wij zelf een voorstel in om een einde te maken aan de EU-exportsubsidies voor landbouwproducten en de steun voor tabaksteelt. Omdat iedereen in deze economisch barre tijden zijn steentje bij moet dragen, hebben we ook voor een reductie van de administratieve kosten van de EU gestemd.

 
  
  

- Verslag-Jędrzejewska/Trüpel (A7-0284/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Het herstel in de eurozone is fragiel, en de overheidsfinanciën staan in veel lidstaten onder druk. Daarom kan onze begroting het economisch herstel bevorderen, maar dit instrument moet wel verstandig worden gebruikt, we moeten weten hoe we er optimaal van kunnen profiteren. In de rubrieken "Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid" en "Cohesie voor groei en werkgelegenheid" zijn de bedragen gestegen, terwijl ze zijn gedaald voor onderwijs en opleiding. Dat is niet onbelangrijk voor de burger. Er is duidelijk meer geld voor het Europees Sociaal Fonds (ESF), maar het is betreurenswaardig dat slechts 1,4 procent van de middelen bestemd is voor de tenuitvoerlegging van het sociaal beleid, waar voor de gezondheid 15,77 miljoen euro minder is voorzien dan in 2010. De bedragen voor de regionale ontwikkeling stijgen met ongeveer 3,2 procent, en dat wordt als een essentieel feit beschouwd. Over de landbouw wil ik het volgende zeggen: de zuivelprijzen schommelen heel sterk, en dat is belangrijk. Om die reden moet er beslist een permanente aanpak voor dit probleem komen, en wel door een fonds voor de zuivelsector. Het is betreurenswaardig dat er minder geld beschikbaar is voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB).

 
  
MPphoto
 
 

  Charalampos Angourakis (GUE/NGL), schriftelijk. De EU-begroting voor 2011 dient de winstgevendheid van het grootkapitaal en het wilde offensief van de monopolies en de burgerlijke regeringen tegen de arbeids- en sociale rechten van de werkenden. Zij kent nog meer flitsgeld, subsidies en voorzieningen toe aan de monopolistische consortia – buiten de circa vijf biljoen die de nationale burgerlijke regeringen hun al hebben geschonken – ter versterking van hun positie in de onverbiddelijke onderlinge concurrentiestrijd van het imperialisme en met het oog op de herleving van het kapitalisme. De basistendens van de begroting is enerzijds geld verstrekken aan het kapitaal en anderzijds alle – hoe dan ook onbeduidende – uitgaven schrappen voor de werkenden, kleine handels- en ambachtsbedrijven, arme middelgrote boeren en jongeren. En nog meer geld voor de imperialistische interventies van de EU en de onderdrukkings- en achtervolgingsmechanismen die tegen het volk worden ingezet.

De eerste begroting die wordt goedgekeurd door het Europees Parlement, met zijn zogenaamd grotere bevoegdheid waarin het Verdrag van Lissabon voorziet, is zijn reactionaire aard waardig. Zij bewijst eens te meer dat het Europees Parlement de behoeften en belangen dient van de monopolies en dat het een diepe haat koestert jegens de werkenden en de behoeften van het volk. De arbeiders en het volk moeten hun strijd opvoeren om te voorkomen dat de werkenden het gelag van de kapitalistische crisis betalen.

 
  
MPphoto
 
 

  Liam Aylward, Brian Crowley en Pat the Cope Gallagher (ALDE), schriftelijk. – (GA) De afgelopen jaren is de internationale markt voor zuivelproducten steeds volatieler geworden. De 300 miljoen euro aan buitengewone financiering voor de zuivelsector in de begroting voor 2010 is vooral gunstig geweest voor zuivelboeren, die zwaar te lijden hadden onder de crisis. We hebben voor de nieuwe begrotingslijn gestemd, zodat er een zuivelfonds komt om de innovatie, de diversificatie en de herstructurering te ondersteunen en de onderhandelingspositie van zuivelboeren te verbeteren om onevenwichtigheden in de voedselvoorzieningsketen aan te pakken. Daarnaast verwelkomen we wat in het verslag wordt gezegd over de steun voor de schoolmelkregeling en het voorstel van de Commissie om meer middelen uit te trekken voor deze regeling en de schoolfruitregeling.

Het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft tot doel om de zekerheid van de voedselvoorziening veilig te stellen, het milieu en de biodiversiteit te beschermen en een behoorlijk inkomen voor boeren te waarborgen. In dit verband verwelkomen we het feit dat de Commissie in het verslag wordt gevraagd om in de begroting 2011 een financiële buffer in te bouwen ingeval de markt in 2011 volatiliteit zou vertonen, om de bureaucratie te verminderen en om de toegang tot financiering te verbeteren en de procedures daarvoor duidelijker te maken.

 
  
MPphoto
 
 

  George Becali (NI), schriftelijk. (RO) Ik ben het eens met mijn collega's die de door de Raad voorgestelde begrotingsverlagingen niet steunen. Het beste argument daartegen is de situatie in de lidstaten die een dergelijke actie in eigen land hebben uitgevoerd. Ik doel met name op Roemenië. De druk die op de consumptie wordt uitgeoefend door deze te beperken, heeft ons niet uit de crisis geholpen maar heeft juist tot een ongehoorde sociale druk geleid. Ik stem wel in met de verhoging van 300 miljoen euro van het melkfonds. Ik heb hetzelfde standpunt ingenomen ter ondersteuning van de toewijzing van extra financiële middelen voor dit product gedurende de hele periode van de Europese crisis. Ik onderschrijf krachtig het idee van het Europese stabilisatiemechanisme en de noodzaak dat de twee nieuwe begrotingsonderdelen specifiek zijn, met cijfers en niet blanco zoals nu het geval is, zodat dit Europese interventie-instrument werkelijkheid kan worden in plaats van alleen theorie. Ik hoop dat het standpunt van het Parlement zal worden geëerbiedigd tijdens de bemiddeling, dat een overeenkomst met de Raad zal worden bereikt en dat we in november voor de EU-begroting 2011 zullen kunnen stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Brzobohatá (S&D), schriftelijk. (CS) Voor het eerst in zijn geschiedenis heeft het Europees Parlement het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie, voor het jaar 2011, behandeld overeenkomstig de nieuwe regels van het Verdrag van Lissabon. De grote hoeveelheid wijzigingen die de plenaire vergadering van het Parlement heeft aangebracht, vormt het klinkende bewijs dat de controlerende functie en het democratische gehalte van de Europese Unie zijn vergroot. Met het oog op verbetering van de democratische procedures, alsmede met het oog op de inhoud van de begroting als zodanig, heb ik voor de ontwerpbegroting gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor de resolutie van het Parlement gestemd omdat ik het eens ben met de horizontale prioriteiten 2011 van het Parlement voor jeugd, onderwijs en mobiliteit. Daarvoor zijn in het kader van de diverse beleidsvormen specifieke sectoroverschrijdende investeringen nodig om groei en ontwikkeling in de EU te kunnen bevorderen. Ik stem in met de voorgestelde verhoging van de kredieten voor alle programma´s met betrekking tot deze prioriteiten, te weten Een leven lang leren, Pessoa en Erasmus Mundus. Ik ben het er ook mee eens dat mobiliteit van werkende jongeren een essentieel instrument is voor de ontwikkeling van een concurrentiële en dynamische arbeidsmarkt in Europa, en daarom dient deze te worden versterkt. Ik ben verheugd over de verhoging van de financiële middelen voor de Europese werkgelegenheidsdienst en geef derhalve krachtige steun aan het opstarten van de voorbereidende actie “Je eerste Eures-baan” die tot doel heeft jongeren te helpen toegang te vinden tot de arbeidsmarkt of tot banen voor geschoolden in andere lidstaten. Dit zal een eerste stap zijn in de richting van een specifiek niet-universitair programma voor mobiliteit van jongeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Castex (S&D), schriftelijk. – (FR) Deze begroting voldoet niet aan de behoeften van de Europese Unie teneinde uit de crisis te geraken, te zorgen voor herstel en haar verantwoordelijkheden inzake solidariteit te dragen. In dit opzicht betreur ik het dat het voorstel van de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement om een door een belasting op financiële transacties gefinancierde begrotingslijn "eigen middelen" te creëren, vrij eenvoudig is verworpen door de Fractie van de Europese Volkspartij (christendemocraten). Deze incoherentie tussen de woorden en daden van rechts is schandalig: het verkondigt namelijk al maanden aan de burgers en in de media vóór zo'n belasting te zijn, maar wanneer het moment om te kiezen daar is en het Europees Parlement in dezen iets kan uitrichten, begraaft rechts zelf dit voorstel. Terwijl Europa zich uitbreidt en steeds grotere bevoegdheden krijgt, slinken de middelen waarover het beschikt. Dit is een slecht signaal voor het herstel van de groei en de werkgelegenheid in Europa in het algemeen en voor de Europese burgers in het bijzonder.

 
  
MPphoto
 
 

  Anna Maria Corazza Bildt, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE), schriftelijk. − (SV) Wij zouden willen dat de begrotingsprioriteiten van de EU meer gericht zijn op de toekomst, op grotere concurrentiekracht en meer investeringen in infrastructuur en onderzoek dan op het ondersteunen van het landbouwbeleid. Vandaag hebben wij vastgehouden aan onze prioriteiten door te stemmen voor rechtszekerheid, voor meer geld voor onderzoek en klimaatmaatregelen, maar ook voor minder middelen voor landbouwsubsidies, uitvoersubsidies, tabaksteelt en zuivelfondsen. Uiteraard hebben we voor de begroting voor 2011 van de Europese Unie gestemd, ook al bevatte ze niet alle prioriteiten die we zouden hebben gewild.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Wij hebben zojuist de door het Parlement nagestreefde begroting 2011 goedgekeurd. Met deze stemming bevestigen wij onze prioriteiten voor de allerarmsten, voor wie we een pakket van 100 miljoen euro hadden gevraagd, evenals onze prioriteiten voor de zuivelproducenten voor wie wij het melkfonds graag willen voortzetten.

Ook moeten in moeilijkheden verkerende bedrijven steun blijven ontvangen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, dat een permanent fonds moet worden met een eigen begroting. Tot slot willen wij graag dat de Europese begroting eigen middelen krijgt en dat een belasting op financiële transacties wordt ingevoerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Christine De Veyrac (PPE), schriftelijk. (FR) In een tijd waarin staten, lokale gemeenschappen, belastingbetalers en bedrijven aanvaarden dat er financiële offers moeten worden gebracht, kan de Unie zich niet aan dit heilzame proces onttrekken. De buitenproportionele stijgingen in de begroting van de Unie waar sommigen voorstander van zijn, zijn onacceptabel. Dat wil niet zeggen dat we nu moeten korten op strategisch onontbeerlijke uitgaven, zoals voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Dankzij deze uitgaven beschikken we over een onafhankelijke positie op het gebied van voedingsmiddelen en profiteren we van een bron van exportartikelen (en dus inkomsten).

Dit is echter wel een goed moment om vraagtekens te zetten bij de afwijkende bijdragen die om historische redenen voor sommige staten gelden, maar waarvoor inmiddels geen rechtvaardiging meer bestaat. In de huidige context kan invoering van een Europese belasting niet worden overwogen: eerst moet de belastingdruk voor lidstaten worden verlaagd.

 
  
MPphoto
 
 

  Philippe de Villiers (EFD), schriftelijk. (FR) Het Europees Parlement heeft zich uitgesproken over de ontwerpwetgevingsresolutie inzake het standpunt van de Raad over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2011.

De behandeling van de algemene begroting van de Europese Unie door het Europees Parlement biedt altijd de mogelijkheid om beter te zien hoe de macht van de Unie met de jaren is uitgebreid en, andersom, de lidstaten over minder soevereiniteit beschikken.

Uit dit verslag blijkt hoeveel belastingdruk op de schouders van de belastingbetaler terecht zal komen. Het is duidelijk dat de burger teleurgesteld is in de Europese Unie, maar toch verhoogt de Unie haar budget met 6 procent voor de financiering van beleid dat het zichzelf heeft toegewezen. Waarom deze verhoging, terwijl 10 tot 15 procent van de middelen ongebruikt blijft en de Commissie van alle lidstaten matiging verwacht?

 
  
MPphoto
 
 

  Diane Dodds (NI), schriftelijk. – (EN) In mijn ogen is elk voorstel om de EU-begroting te verhogen onaanvaardbaar, omdat ik het mijn kiezers niet kan uitleggen wanneer de uitgaven van de Unie in 2011 met bijna 6 procent zullen stijgen. De minister van Financiën van het Verenigd Koninkrijk bereidt momenteel drastische bezuinigingen in de publieke sector voor – bezuinigingen waarop de Unie bij de lidstaten heeft aangedrongen. Maar tegelijkertijd acht de Unie het passend om de begroting van Brussel met 6 procent te laten groeien. Let op mijn woorden, niet op mijn daden, lijkt het officiële EU-beleid te zijn. Ik vind dat onaanvaardbaar.

Ik zou mijn kiezers, van wie er ongetwijfeld een aantal hun baan gaan verliezen als gevolg van de bezuinigingen in het Verenigd Koninkrijk, niet recht in de ogen kunnen kijken en zeggen dat de afgevaardigden nog meer van hun geld nuttig gaan besteden – vergeet niet dat het hun geld is – door de kas van de Europese Dienst voor extern optreden, Europol en de regulering van de financiële diensten te spekken. En ik kan zeker niet uitleggen dat ook het 'representatiebudget' van het Europees Parlement wordt verhoogd. Daarom heb ik tegen deze begroting gestemd. Het is aan de anderen om uit te leggen waarom ze de begroting hebben bekrachtigd.

 
  
MPphoto
 
 

  Lena Ek (ALDE), schriftelijk. − (SV) Een sterk en modern Europa heeft een toekomstgerichte en op groei gerichte begroting nodig, terwijl de economische situatie tot bedachtzaamheid en terughoudendheid noopt. Daarom heb ik ervoor gekozen om de lijn van een restrictieve begroting aan te houden waarin de klemtoon ligt op brede investeringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie, die groei en banen creëren in overeenstemming met de Europa 2020-strategie. Omdat ik een Europa wil dat duurzaam is vanuit economisch, sociaal en milieuopzicht, heb ik consequent voor investeringen in het milieu, in menselijk kapitaal en in controle van de financiële markten gestemd, maar altijd binnen het kader van bestaande middelen.

Een groot deel van de begroting gaat naar het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Helaas is het gemeenschappelijk landbouwbeleid in zijn huidige vorm zelden gericht op het oplossen van de uitdagingen van de toekomst. Een bloeiend platteland is zeer belangrijk. Verdere uitvoersubsidies en steun voor tabaksteelt zijn echter niet de juiste manier van werken. In plaats daarvan hebben we redelijke voorwaarden nodig voor voedselproductie in Europa, een gedegen dierenbescherming en stimulansen voor landbouwers om groene energie te produceren. Omdat iedereen in deze economisch barre tijden zijn steentje bij moet dragen, heb ik ook voor een reductie van de administratieve kosten van de EU gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Göran Färm, Anna Hedh, Olle Ludvigsson en Marita Ulvskog (S&D), schriftelijk. − (SV) Wij, Zweedse sociaaldemocraten, hebben vandaag voor het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2011 gestemd. Het is een terughoudende begroting die niettemin ook noodzakelijke investeringen in onderzoek, energie en initiatieven voor jongeren omvat en de oprichting van de Europese Dienst voor extern optreden en nieuwe instanties voor financieel toezicht mogelijk maakt.

Het is echter ook een begroting waarin aan veel van de nieuwe prioriteiten van de EU onvoldoende middelen worden toegewezen, zoals de nieuwe strategie van de EU voor groei en werkgelegenheid (EU 2020), het klimaatbeleid en het EU-beleid inzake buitenlandse betrekkingen en externe bijstand, met name de steun voor Palestina.

Om de begroting onder controle te houden, hebben wij een aantal besnoeiingen in de EU-landbouwsteun voorgesteld, die echter werden weggestemd. Wij stemden ook voor een evaluatie van het stelsel van eigen middelen, inclusief een belasting op financiële transacties. Ongeacht de vorm die een nieuw stelsel voor de inkomsten van de EU eventueel aanneemt, het moet begrotingsneutraal zijn en de bevoegdheid van de lidstaten op het gebied van belastingen respecteren.

Wat de begroting van het Europees Parlement zelf betreft, zijn wij van mening dat de commissies die door het Verdrag van Lissabon een zwaarder takenpakket hebben gekregen, versterking behoeven. Dat rechtvaardigt een stijging van het aantal personeelsleden van het secretariaat van het Parlement en de fracties. Wij vinden echter niet dat de leden extra personeel moeten krijgen. Het Parlement heeft nu besloten om de kredieten voor hogere vergoedingen voor medewerkers in de reserve te plaatsen, en ze mogen niet worden gebruikt als niet aan alle voorwaarden is voldaan. Wij hadden er de voorkeur aan gegeven om het Parlement meer middelen te geven door middel van efficiëntiemaatregelen en herverdeling in plaats van de totale begroting te laten stijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) De EU-begroting is van vitaal belang voor het ontwikkelen van de activiteiten van de Unie, vooral in crisistijden. Zo kunnen we het geld voor het cohesiebeleid doeltreffend verdelen.

Ik ben van mening dat de Raad deze middelen niet zomaar mag beknotten, wat is gebeurd bij prioriteiten zoals de innovatie en de doelstellingen van groei en concurrentievermogen. De Raad heeft de vastleggingskredieten met 0,55 procent verlaagd, en de betalingskredieten met 2,77 procent. Op de uiteindelijk door de Raad vastgestelde begroting staan 141,8 miljard euro voor de vastleggingskredieten, en 126,5 miljard euro voor de betalingskredieten, en dat zou weleens ernstige gevolgen kunnen hebben voor de groei en het concurrentievermogen in Europa.

Daarom steun ik het voorstel dat het Parlement al eerder had gedaan om de oorspronkelijke bedragen voor die beleidsterreinen te handhaven.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is het onderscheid tussen verplichte en niet-verplichte uitgaven verdwenen. Dit betekent dat het Parlement en de Raad nu samen verantwoordelijk zijn voor alle uitgaven van de EU en dat zij daar samen over besluiten. Bovendien wordt de jaarlijkse begrotingsprocedure een speciale wetgevende procedure op grond waarvan de begroting wordt goedgekeurd via een verordening. Dit kan gezien worden als een speciale medebeslissingsprocedure of, om verwarring te voorkomen, als een gezamenlijk besluit van Parlement en Raad. De door het Parlement voorgestelde begroting 2011 is ambitieus en verstandig en eerbiedigt de verbintenissen die het Parlement op een strikte en realistische wijze is aangegaan. Wij hebben de beleidsvormen voor jeugd, onderwijs, mobiliteit, opleiding, onderzoek, concurrentiekracht en innovatie tot prioriteit uitgeroepen. Ik wil de klemtoon leggen op de voorbereidende actie waarbij ik persoonlijk betrokken was: “Je eerste Eures-baan”. Deze actie zal de mobiliteit van jongeren in de EU verbeteren en werkloosheid helpen bestrijden. De EU-begroting bedraagt ook dit keer ongeveer 1 procent van het BBP. Daaruit blijkt duidelijk dat het noodzakelijk is het meerjarig financieel kader te herzien, daar er maar heel weinig marge is in de diverse rubrieken en met name in rubriek 1A, 3B en 4. Ook is het duidelijk dat er dringend behoefte is aan een debat over de noodzaak van nieuwe middelen voor de EU-begroting.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Wij delen de kritiek op het gedrag van de Raad, met zijn willekeurige bezuinigingen en verlagingen van de ontwerpbegroting voor 2011, die nu bijna zeven miljard euro lager ligt dan was afgesproken in het Meerjarig financieel kader (MFK) 2007-2013. Dit is onaanvaardbaar, ook al omdat het bedrag waarover we het in het MFK eens waren geworden al heel bescheiden is, waardoor het economisch en sociaal herstel toch al in gevaar is. Daarom versterkt dit de schadelijke gevolgen van het beleid dat de EU tot nu toe heeft gevoerd.

Daarom vinden ook wij dat er absoluut een grondige herziening van de begroting moet komen, evenals een directe herziening van de bovengrenzen van het huidige MFK. Ondanks deze kritiek kunnen wij echter niet akkoord gaan met het in het verslag genoemde voornemen de begroting te "lissabonniseren", waardoor de begroting ondergeschikt zou blijven aan de belangrijkste pijlers van het Verdrag van Lissabon: neoliberalisme, federalisme en militarisme. Met andere woorden: ondergeschikt aan de beleidsvormen die de ernstige crisis hebben veroorzaakt waarmee de Europese werknemers en burgers op dit moment worden geconfronteerd. We moeten afstappen van deze beleidsvormen, we moeten van ganser harte ja zeggen tegen cohesie, sociale vooruitgang en milieubescherming. Daarbij moeten we beginnen met de broodnodige versterking van de begroting van de Unie, die gebaseerd is op bijdragen van de lidstaten in verhouding tot hun bruto binnenlands product.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. (FR) Op 1 december vorig jaar is het Verdrag van Lissabon in werking getreden. Hiermee zijn nieuwe bevoegdheden toegekend aan de Europese Unie, wat weer nieuwe mogelijkheden biedt om geld uit te geven. Niemand of vrijwel niemand hier is eerlijk genoeg om erop te wijzen dat het iets schandaligs heeft om te verzoeken om een verhoging van de aan de Europese Unie toegekende middelen, of de invoering van een nieuwe belasting, wanneer van de lidstaten wordt verwacht dat ze matiging betrachten en snijden in hun sociale zekerheid.

In Frankrijk zijn de directe kosten voor Europa enorm: acht miljard euro per jaar, en dat bedrag neemt alleen maar toe. Dit komt overeen met bijvoorbeeld een groot deel van de tekorten in de sociale zekerheid. Indirect zijn de kosten nog hoger, in de vorm van onder meer werkloosheid, een zwakke groei en verplaatsing van bedrijven naar elders in verband met het Europese beleid. De Europese begroting bestaat niet simpelweg naast de nationale begrotingen, maar concurreert hiermee en onttrekt er geld aan. Met de structurele cofinancieringssystemen, die niets anders zijn dan verdeeld cliëntelisme, worden tevens bestedingen aangemoedigd. Nog een verzwarende omstandigheid: in vijftien jaar tijd heeft de Europese Rekenkamer het beheer van deze tientallen miljarden euro's door de Commissie geen enkele keer kunnen goedkeuren. Het is tijd dat aan dit alles een einde komt.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. (FR) Ik heb de resolutie van het Europees Parlement inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor 2011 gesteund. Als we ons willen inzetten voor de politieke prioriteiten van de Europese Unie, de door de economische crisis noodzakelijk geworden nieuwe uitgaven, en de nieuwe bevoegdheden krachtens het Verdrag van Lissabon, moeten we een ambitieuze ontwerpbegroting steunen, waarmee de investeringen kunnen worden gedaan die nodig zijn voor meer banen en een terugkeer naar duurzame groei, of, met andere woorden: een begroting die recht doet aan het door ons gewenste Europa.

De Raad wil graag het budget van de Unie beperken omdat lidstaten zich voor aanzienlijke tekorten gesteld zien. Om deze reden hebben wij een nieuw begrotingsonderdeel voor eigen middelen van de Unie toegevoegd, zodat de begroting minder afhankelijk wordt van nationale bijdragen. We betreuren het feit dat het amendement ter invoering van een belasting op financiële transacties opnieuw is verworpen door rechts.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk.(DE) Ik steun het voorstel van het Europees Parlement over de ontwerpbegroting voor 2011. In het verslag komen de belangrijke beleidsterreinen aan de orde en wordt rekening gehouden met de afzonderlijke standpunten. Het Parlement erkent dat de Europese Unie in de toekomst niet met minder financiële middelen toe kan met het oog op de omvangrijke en veelzijdige taken die uitgevoerd moeten worden. Dat geldt met name voor de landbouw. In het standpunt van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling over de begroting 2011 is reeds bezorgdheid geuit over het feit dat de Commissie bij het plannen en toewijzen van ongebruikte middelen van te optimistische veronderstellingen uitgaat. Grote Europese onderzoeksprojecten zijn financieel afhankelijk van teruggestorte middelen waarvan de omvang vooraf niet bekend is. De Commissie wordt dan ook opgeroepen om de financiering van onderzoek en ontwikkeling in de toekomst voor de lange termijn te waarborgen en om gedetailleerde financieringsplannen hiervoor op te stellen. Financiële terugstortingen uit de landbouwpot moeten aan het oorspronkelijke doel ten goede komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk.(RO) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het Europees Parlement de belangrijkste prioriteiten aanwijst in zijn beleidsmaatregelen op het gebied van jongeren, onderwijs en mobiliteit. Ook ik heb bij herhaling gesteld dat dit cruciale en noodzakelijke onderdelen van de economische herstelstrategie van de EU en de Europa 2020-strategie zijn. Jongeren, onderwijs en mobiliteit vereisen specifieke sectordoorsnijdende investeringen binnen de geschikte beleidsterreinen ter bevordering van de groei en ontwikkeling van de EU.

Ik onderschrijf derhalve de noodzaak om de leningen te verhogen voor alle programma's met betrekking tot deze prioriteiten, zoals 'Een leven lang leren', het People-programma en Erasmus Mundus. Ook moeten de leningen voor het Europees netwerk van diensten voor de arbeidsvoorziening worden verhoogd. Daarom steun ik de start van de voorbereidende actie 'Je eerste baan in het buitenland', bedoeld om jonge mensen te helpen de arbeidsmarkt te betreden of gespecialiseerde functies te bekleden in een andere lidstaat, als eerste stap op weg naar een specifiek non-academisch programma voor jongerenmobiliteit.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Bij de individuele stemmingen heb ik tegen bepalingen gestemd die negatieve gevolgen voor EU-burgers en mensen in ontwikkelingslanden hebben, waaronder EU-financiering voor de productie van tabak en exportsubsidies voor de landbouw die schadelijk zijn voor ontwikkelingslanden. Ook heb ik gestemd tegen de verhoging van de begrotingslijnen voor reis-, verblijfs- en administratieve kosten. Ik verwelkom echter de positieve elementen van het verslag in eerste lezing, waaronder de financiering ten behoeve van economische ontwikkeling in onze regio’s, steun voor onderzoek en ontwikkeling op cruciale gebieden en meer steun aan overzeese gebieden in overeenstemming met de doelstelling van het Verenigd Koninkrijk om de ontwikkelingshulp te verhogen. Ik ben van mening dat de EU-begroting nodig is om in een tijd dat de nationale regeringen in Europa zware versoberingsmaatregelen nemen voor stabiliteit op de lange termijn te zorgen. Terwijl de nationale regeringen drastisch bezuinigen, soms op basis van een kortetermijnvisie, kan de EU-begroting voor stabiliteit en langetermijnplanning zorgen om zo – via bijvoorbeeld de structuurfondsen en het Cohesiefonds – bij te dragen aan het scheppen van banen, het aanbieden van beroepsopleidingen en het stimuleren van de Europese economieën tijdens het herstel, met name door arme gebieden die het hardst zijn getroffen middelen uit de structuurfondsen ter beschikking te stellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Barbara Matera (PPE), schriftelijk. (IT) Voor de eerste keer sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is de Europese begroting in eerste lezing goedgekeurd. Het is tevens de eerste keer dat dit Parlement een groter besluitvormingsgewicht heeft dan de Raad. Een dergelijk gewicht moet gezien de aanhoudende financiële crisis echter vergezeld gaan van een groot verantwoordelijkheids- en realiteitsgevoel.

De Begrotingscommissie heeft in dat licht een duidelijk signaal afgegeven door te besluiten de marges in acht te nemen die door de huidige financiële situatie worden opgelegd en door een streng beleid te voeren dat gebaseerd is op de prioriteiten die de economische groei bevorderen, met een nadruk op onderzoek, innovatie en jongeren. Met genoegen verwelkom ik het besluit van deze Vergadering om de richtlijnen van de Begrotingscommissie en van de lidstaten te volgen, die vaak gedwongen zijn om schulden te maken als gevolg van te hoge voorschotten van EU-gelden.

De begroting van de EU moet niettemin opnieuw worden bekeken in het licht van de nieuwe bevoegdheden als gevolg van het Verdrag van Lissabon en van de behoefte aan eigen middelen. Dit zijn allemaal vraagstukken waarvoor tijdens de bemiddeling vastbeslotenheid nodig is, om te kunnen zorgen voor de juiste financiële ondersteuning van een ambitieus project zoals de EU 2020-strategie.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Met de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) zijn de Europese beleidsvormen versterkt en heeft Europa op diverse gebieden nieuwe bevoegdheden gekregen. Ik noem met name het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), mededinging en innovatie, ruimte, toerisme, bestrijding van klimaatverandering, sociaal beleid, energiebeleid en justitie en binnenlandse zaken. Om deze bevoegdheden echter in de praktijk te kunnen uitoefenen, is een begroting nodig, en dat betekent dat alle organen met zeggenschap over de begroting coherent en consequent moeten zijn ten aanzien van hun toegenomen financiële bevoegdheden. Wij moeten de communautaire begroting dan ook voorzien van de noodzakelijke middelen, want anders zullen de voor 2014 vastgestelde doelstellingen niet worden bereikt en zal de EU 2020-strategie in gevaar komen. Natuurlijk verzetten de lidstaten zich in deze tijd van crisis tegen een verhoging van hun bijdragen, maar zij moeten wel beseffen wat de voornemens van de EU zijn en dat al hetgeen is bereikt op het gebied van cohesie en integratie niet op de helling mag worden gezet.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk.(DE) Door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn ook de financiële structuren van de EU veranderd. Dat geldt met name voor het meerjarig financieel kader (MFK) en de jaarlijkse begrotingsprocedure. Het MFK heeft op grond van dat Verdrag nu een bindend karakter en wordt door de Raad, met eenparigheid van stemmen en na goedkeuring van het Europees Parlement, vastgesteld. Thans wordt er geen onderscheid meer gemaakt tussen verplichte en niet-verplichte uitgaven, waarvoor de beide begrotingsautoriteiten voortaan gezamenlijk verantwoordelijkheid dragen. Ook is de bijbehorende procedure vereenvoudigd. Doordat het medebeslissingsrecht van het Parlement zich nu over de gehele begroting uitstrekt, wordt de democratische controle versterkt.

Ook met betrekking tot andere procedures is er een aantal bureaucratische vereenvoudigingen voorzien. Het is belangrijk dat de begrotingsrechten van het Europees Parlement, als enige rechtstreeks gekozen instelling van de Europese Unie, worden versterkt, omdat daardoor meer invloed op belangrijke besluiten van de EU kan worden uitgeoefend. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan het aandringen op kostenbesparingen in verband met de nieuw op te richten EDEO. Ik kan echter geen steun geven aan centraliseringstendensen.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. (IT) Ik heb vóór de ontwerpbegroting gestemd, aangezien ik de lijn en inhoud ervan goedkeur. Ik ben het eens met de limieten die zijn ingesteld voor de bezuinigingen die door de Raad zijn uitgevoerd. Ik ben van mening dat deze stemming zeer belangrijk is en juich het standpunt van het Parlement toe dat de nieuwe prerogatieven laat gelden. Dankzij de nieuwe begrotingsprocedure, die sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon van toepassing is, kan het Parlement zijn eigen gewicht en bevoegdheden ten opzichte van de Raad doen gelden, door een sterke en ambitieuze, maar tegelijkertijd strenge begroting te verdedigen in de wetenschap dat er grote investeringen nodig zijn in sleutelsectoren zoals onderzoek en technische innovatie om de economie van de Europese Unie, die door de huidige economische en financiële crisis zwaar op de proef wordt gesteld, weer op gang te brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk.(EL) Een tekortkoming van het oorspronkelijke ontwerpvoorstel voor de begroting, dat door de Begrotingscommissie is voorgelegd aan de Commissie cultuur en onderwijs, was dat het niet voorzag in ambitieuze maatregelen voor het halen van de voornaamste doelen van de Europa 2020-strategie op het gebied van onderwijs, scholing en mobiliteit. Om precies te zijn: de bevoegde commissie heeft aanvankelijk het standpunt van de Europese Commissie en de Raad overgenomen om de middelen voor de programma's voor levenslang leren, onderwijs en ondernemerschap voor jongeren te bevriezen. Het is echter bemoedigend dat tengevolge van de door de leden van de Commissie cultuur en onderwijs geuite protesten tegen en bezorgdheid over de degradatie van het onderwijs- en scholingsbeleid, juist in een tijd dat de werkloosheid toeneemt en vele lidstaten van de Europese Unie treft, de Begrotingscommissie de nodige amendementen heeft ingediend, waar ik vóór heb gestemd. Deze amendementen verhogen de middelen die oorspronkelijk waren voorzien (bijvoorbeeld in het geval van artikel 150202 voor de programma's voor levenslang leren).

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb ingestemd met de resolutie van het Parlement, omdat ik het eens ben met de horizontale prioriteiten van het Parlement voor 2011, in het bijzonder op het gebied van jeugd, onderwijs en mobiliteit, die onder de diverse beleidsmaatregelen doelgerichte en sectoroverschrijdende investeringen vergen om de groei en de ontwikkeling in de Europese Unie te bevorderen. Ik stem in met de voorgestelde verhoging van de kredieten voor alle met die prioriteiten samenhangende programma's, met name Een leven lang leren, Pessoa en Erasmus Mundus.

Ik denk ook dat de arbeidsmobiliteit van jongeren een essentieel middel is om een concurrerende en dynamische arbeidsmarkt in Europa tot stand te brengen, en om die reden moet worden gestimuleerd. Ik verwelkom daarom de verhoging van de middelen voor de European Employment Service en ben fervent voorstander van de lancering van de voorbereidende actie "Je eerste EURES-baan", die tot doel heeft jongeren te helpen bij het vinden van een eerste baan en bij toegang tot gespecialiseerd werk in een andere lidstaat, als eerste stap in de richting van een specifiek niet-academisch programma voor mobiliteit van jongeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. (FR) 142 650 miljard euro – zoveel bedraagt de begroting voor het begrotingsjaar 2011, die om twaalf uur vanmiddag is aangenomen door het Europees Parlement. Een strakke begroting, die vrijwel geheel overeenkomt met het ontwerp van de Europese Commissie, en die is aangepast aan het huidige klimaat van matiging. We weten echter allemaal dat Europa niet meer en niets beter kan doen met minder geld.

Dit is dan ook de reden waarom ik, samen met een aantal andere leden en de commissaris voor financiële programmering en begroting, de heer Lewandowski, ervoor pleit dat de Europese Unie zichzelf eigen middelen toekent. Een financieel mechanisme waarmee autonomie wordt gegarandeerd en er speelruimte ontstaat met betrekking tot de lidstaten, die, crisissituatie of niet, allang het idee hebben opgegeven Europa de middelen te geven om haar ambities te realiseren. Ik zie ten minste twee redenen om niet te korten op de Europese begroting.

De eerste komt voort uit de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en de nieuwe bevoegdheden van Europa op het gebied van buitenlands beleid, energie en financieel toezicht, om er maar een paar te noemen. De tweede heeft te maken met de nieuwe strategie voor 2020, waarvan de doelstelling is Europa weer op het pad van duurzame groei, grote projecten en innovatie te brengen. Nieuwe uitdagingen en bevoegdheden die adequaat gefinancierd dienen te worden. Wat ons weer brengt bij de enige echte oplossing: directe financiering van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Het begrotingsdebat van dit jaar onderstreept maar weer eens dat we het nodig eens moeten worden over een zinvol systeem van eigen middelen van de EU. Het jaarlijkse gekibbel over de begrotingen tussen de Europese instellingen leidt tot chaotische besluitvorming en leidt de aandacht af van wat echt belangrijk is, wat gemakkelijk zou kunnen worden voorkomen door een systeem van eigen middelen op te zetten, bijvoorbeeld door een deel van de inkomsten van een EU-belasting op financiële transacties, een belasting op vliegtuigbrandstof of een CO2-belasting te gebruiken om de begroting van de EU te financieren. Desalniettemin is in de stemming van vandaag een goede balans gevonden tussen het reageren op de extra eisen die door het Verdrag van Lissabon zijn gecreëerd en het beperken van de groei van de EU-begrotingen in reactie op de huidige begrotingsproblematiek.

 
  
MPphoto
 
 

  Eva-Britt Svensson (GUE/NGL), schriftelijk. − (SV) Ik heb ervoor gekozen om mij van stemming te onthouden over de ontwerpbegroting van het Parlement. De extra middelen voor het Daphne-programma ter bestrijding van geweld tegen vrouwen doen mij plezier. Ik ben er ook mee ingenomen dat het Parlement het voorstel van de Commissie en de Raad om te snoeien in de steun aan de Palestijnse Autoriteit afwijst. Ik wil er echter ook op wijzen dat het Parlement volgens mij onverantwoord handelt door het EU-stelsel en zichzelf zulke enorme sommen toe te kennen in de vorm van programma’s, subsidies en steun voor bureaucratie, terwijl de lidstaten tot nietsontziende besparingen worden gedwongen om te voldoen aan de voorwaarden van het Stabiliteitspact – met andere woorden, het neoliberale pact die de meerderheid in het Parlement van ganser harte steunt.

De grote winnaar is de landbouw, met name de oprichting van een zuivelfonds ter waarde van 300 miljoen euro. Voor ons als leden van het Europees Parlement zal het erg lastig zijn om dit besluit uit te leggen aan de mensen die moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen en in steeds meer landen de straat opgaan. Waarom zouden zij de gevolgen moeten dragen terwijl de realiteit geen enkel gevolg heeft voor de begrotingsuitgaven van de EU?

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit is de eerste begroting van de Europese Unie waarover in de allereerste lezing wordt gestemd volgens de regels van het Verdrag van Lissabon. Hoewel er nog geen overeenstemming is bereikt over enkele gevoelige punten met betrekking tot onderwerpen die ik bijzonder belangrijk vind, zoals een toekenning voor cohesie en landbouw, verwelkom ik dit voorstel.

In het goedgekeurde document is het oorspronkelijke voorstel van de Commissie met betrekking tot het onderdeel cohesie voor groei en werkgelegenheid weer opgenomen, nadat de Raad het toegekende bedrag eerst had verlaagd. Hoewel het bedrag voor 2011 al is vastgelegd in het meerjarig financieel kader met een limiet van 50,65 miljard euro tegen lopende prijzen, moet opgemerkt worden dat de rapporteur stelt dat er meer geld nodig is voor dit onderdeel.

Ik verwelkom ook de toekenningen in het onderdeel concurrentievermogen ter bevordering van groei en werkgelegenheid, waarin voorzieningen zijn opgenomen om de meeste voorstellen van het Parlement te financieren, zoals de voorstellen met betrekking tot kleine en middelgrote ondernemingen en programma's voor jongeren, onderwijs en mobiliteit.

Ik stem voor dit document, hoewel de voorstellen van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) over interventiemaatregelen voor de opslag van graan, melk, zuivelproducten en poedermelk, die helaas zijn verworpen door de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, er niet in zijn opgenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Róża Gräfin von Thun und Hohenstein (PPE), schriftelijk.? – (PL) Onthouding van stemmen is geen oplossing. Afwezigen hebben per definitie ongelijk. Ik vind dat de resolutie in zijn geheel meer goede dan minder gunstige maatregelen bevat. We hebben de Europese Dienst voor extern optreden nodig. Hij moet zo snel mogelijk gaan functioneren om de betekenis van Europa in de wereld te vergroten.

In de aangenomen resolutie staat dat alle lidstaten in de dienst vertegenwoordigd zullen zijn. Wij moeten er nu voor zorgen dat dit inderdaad gaat gebeuren. Ik geef mijn vertrouwen aan de oprichting van de Dienst voor extern optreden. Vergeet niet dat de Europese Unie is gebouwd op wederzijds vertrouwen en dat Polen hier ruim van profiteert. Ik zal dit proces goed in de gaten houden.

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik verwelkom de positieve elementen van de begroting voor 2011, zoals financiering voor de economische ontwikkeling van Wales, steun voor onderzoek en ontwikkeling en overzeese hulp. Ik onderken dat er extra financiële middelen nodig zijn voor de Europese Dienst voor extern optreden en de nieuwe Europese toezichthoudende autoriteiten, wat door alle lidstaten, inclusief het Verenigd Koninkrijk, wordt gesteund in de Raad. Ik maak me echter zorgen over de uitgaven op een aantal gebieden die hun geld niet waard zijn of die negatieve gevolgen hebben voor EU-burgers of mensen in ontwikkelingslanden. Dit omvat EU-financiering voor de productie van tabak, iets wat in strijd is met de doelstellingen van de EU op het gebied van gezondheid, en exportsubsidies voor de landbouw, die schadelijk zijn voor ontwikkelingslanden, evenals verhogingen van begrotingslijnen voor reis-, verblijfs- en andere administratieve kosten. In de huidige economische omgeving is het belangrijker dan ooit om de uitgaven voor onze prioriteiten te rechtvaardigen door alle verspillende en excessieve bestedingen in andere sectoren aan te pakken. Ik vond het niet verantwoord om tegen deze begroting te stemmen. In uitdagende economische tijden zou het contraproductief zijn om tegen vitale financiering voor een breed scala aan prioriteiten te stemmen. Ik meen echter ook dat bepaalde verhogingen niet gerechtvaardigd zijn, en daarom heb ik besloten mij van stemming te onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Werthmann (NI), schriftelijk.(DE) In de EU-begroting voor 2011 vormen de investeringen in onderwijs, onderzoek en innovatie cruciale doelstellingen – en dat is ook onontkoombaar gezien de huidige situatie op de arbeidsmarkt. Het terugdringen van de bestaande werkloosheid in Europa dient bij alle besluiten centraal te staan – ook met het oog op de concrete omzetting van de ambitieuze doelstellingen van de Europa 2020-strategie. Het is bijzonder zinvol om in de prioritaire doelstelling ‘jeugd’ te investeren in combinatie met onderwijs- en mobiliteitsprogramma’s, mede omdat dit goede ontwikkelingsmogelijkheden voor de arbeidsmarkt met zich meebrengt. Er is zowel sprake van verhogingen van de beschikbare middelen als van bezuinigingen; de begroting is immers een compromis, net als alle andere besluiten waar meer partijen bij betrokken zijn. Een herschikking van middelen ten gunste van nucleair onderzoek kan echter niet in het belang van de Europese bevolking zijn. De betreffende middelen zouden bijvoorbeeld veel beter aan hernieuwbare energie besteed kunnen worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Glenis Willmott (S&D), schriftelijk. – (EN) De Labour Party in het Europees Parlement verwelkomt de positieve elementen van het standpunt in eerste lezing van het Parlement, waaronder financiering voor economische ontwikkeling in onze regio's, steun voor cruciale activiteiten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling en een toename van de buitenlandse hulp in lijn met het doel van het Verenigd Koninkrijk om de totale steun voor buitenlandse ontwikkeling te verhogen. We beseffen ook dat de Europese Dienst voor extern optreden en de nieuwe Europese toezichthoudende autoriteiten extra uitgaven met zich meebrengen, die essentieel zijn voor de tenuitvoerlegging van deze belangrijke nieuwe activiteiten, en dat wordt in de Raad gesteund door alle lidstaten, met inbegrip van het Verenigd Koninkrijk. We zijn echter zeer bezorgd over uitgaven op een aantal terreinen die geen toegevoegde waarde hebben of zelfs negatieve gevolgen hebben voor burgers van de Europese Unie en mensen in ontwikkelingslanden. Dit betreft Europese steun voor de productie van alcohol en tabak, wat in strijd is met de gezondheidsdoelstellingen van de Europese Unie, subsidies voor de uitvoer van Europese landbouwproducten, wat de ontwikkelingslanden schaadt, evenals verhogingen van begrotingsposten die verband houden met uitgaven, reizen, publicaties en andere administratieve kosten. In de huidige economische situatie is het belangrijker dan ooit dat wij laten zien dat onze uitgaven betrekking hebben op prioriteiten en dat wij verkwistende en buitensporige uitgaven op andere gebieden achterwege laten. De Labour Party in het Europees Parlement heeft in dit stadium tegen de definitieve begrotingsresolutie gestemd, om voorafgaand aan de onderhandelingen tussen de instellingen een duidelijk signaal af te geven.

 
  
MPphoto
 
 

  Artur Zasada (PPE), schriftelijk. ?– (PL) Het is met groot genoegen dat ik de rapporteur, mevrouw Jędrzejewska, feliciteer met het uitstekend opgestelde verslag. Vandaag hebben we voor het eerst een EU-begroting aangenomen op grond van de bepalingen uit het Verdrag van Lissabon, en is het ook de eerste keer dat we het financiële kader dat is vastgesteld in de actuele financiële vooruitzichten niet hebben overschreden. Naar mijn mening zijn de maatregelen die mevrouw Jędrzejewska voorstelt het resultaat van een realistische en pragmatische benadering in een moeilijke crisistijd. Verder constateer ik met tevredenheid dat de aangenomen begroting de prioriteiten van het Europees Parlement financieel versterkt.

 
  
  

- Verslag-Estrela (A7-0032/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) De verlenging van het zwangerschapsverlof van veertien naar twintig weken zou beschouwd moeten worden als een fundamenteel recht. Die nieuwe periode moet niet als een bedreiging worden gezien, zelfs niet als we de invoering van rechten voor vaders in aanmerking nemen. De gevolgen voor het wettelijke kader van de verschillende lidstaten zijn verwaarloosbaar, met inbegrip van de gevolgen voor de economie, als we bijvoorbeeld de mogelijkheid overwegen om tijdelijke vacatures op Europees niveau in het leven te roepen die beroepsmobiliteit stimuleren, en die het delen van beste praktijken en de continuïteit van beroepsmatige taken van vrouwen met zwangerschapsverlof bevorderen. De garantie van een volledig doorbetaald salaris tijdens zwangerschapsverlof en de verlenging van de periode waarin geen ontslag mag plaatsvinden van zes maanden tot een jaar, zouden niet ter discussie mogen staan, gezien de demografische problemen en het huidige economische klimaat. Andere eenvoudige maar doeltreffende maatregelen zijn bijvoorbeeld de mogelijkheid van flexibele werktijden in de periode na het zwangerschapsverlof, preventieve maatregelen met betrekking tot gezondheid en veiligheid, en de uitbreiding van deze rechten naar paren die kinderen adopteren, om zodoende een eerlijker wettelijk kader te bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberta Angelilli (PPE), schriftelijk. (IT) Helaas varieert het geboortecijfer in Europa van land tot land, en is het vaak niet alleen afhankelijk van de garantie van de bescherming van de rechten, maar ook van de sociale voorzieningen die werkende moeders ter beschikking staan, zoals bijvoorbeeld kinderdagverblijven. Er is nog veel werk te doen voordat arbeids- en gezinsleven op elkaar zijn afgestemd.

De bescherming van het moederschap die in Italië geldt, is volledig in lijn met de nieuwe parameters die in de richtlijn worden voorgesteld, niet alleen voor wat betreft het aantal weken verplicht zwangerschapsverlof, maar ook voor wat betreft de doorbetaling van 100% van het inkomen tijdens de periode van afwezigheid. Het is van belang dat de richtlijn op evidente wijze het vaderschapsverlof introduceert: een belangrijke doelstelling die de gelijke rechten tussen man en vrouw garandeert en de gedeelde verantwoordelijkheid van de ouders versterkt!

 
  
MPphoto
 
 

  George Becali (NI), schriftelijk. (RO) Ik ben het eens met de verlenging van het zwangerschaps- en bevallingsverlof tot minimaal twintig weken met behoud van loon, echter met behoud van een zekere flexibiliteit voor de staten die al voorzieningen kennen voor dit soort verlof. Werkneemsters die zwangerschaps- en bevallingsverlof opnemen, moeten hun volledige salaris ontvangen, dat wil zeggen 100 procent van hun salaris van de laatste maand waarin zij gewerkt hebben of het gemiddelde van hun maandsalarissen. De aangenomen amendementen voorkomen dat zwangere vrouwen worden ontslagen vanaf het begin van hun zwangerschap tot zes maanden na afloop van hun zwangerschaps- en bevallingsverlof. Verder moeten vrouwen het recht hebben in hun functie of een functie met dezelfde beloning, in dezelfde beroepscategorie en met hetzelfde loopbaanpad terug te keren als zij hadden voordat ze met zwangerschaps- en bevallingsverlof gingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. (FR) Verlenging van het zwangerschapsverlof, verbetering van arbeidsomstandigheden … vrouwen vormden vandaag het middelpunt van het debat in het Europees Parlement. Achttien jaar na de eerste richtlijn inzake werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie, is de economische en demografische situatie in Europa duidelijk veranderd. Wij hebben vandaag in de plenaire vergadering dan ook gestemd voor aanpassing van de vigerende wetgeving op het gebied van zwangerschapsverlof, zodat het werknemerschap voor vrouwen wordt aangemoedigd en het hen tevens mogelijk wordt gemaakt onder de best mogelijke omstandigheden een gezin te stichten.

Vrouwen in staat stellen hun gezinsleven en werk te combineren, maar ook voldoen aan de doelstellingen met betrekking tot gendergelijkheid, daar pleiten we vandaag voor, voor alle vrouwen in Europa. Het Europees Parlement heeft in meerderheid gestemd voor een volledig betaald zwangerschapsverlof van twintig weken. Nu moeten we dan ook gaan onderhandelen met de lidstaten om overeenstemming over deze tekst te bereiken.

 
  
MPphoto
 
 

  Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. (ES) Als we na het kennen van de uitslag van deze stemming een titel zouden moeten verzinnen voor de uitkomst van dit initiatief, dan zou dat zijn: “Rebellie in de aula”. In de vooravond ervoeren we de weerstand die leden van verschillende fracties boden tegen de verlenging van het zwangerschapsverlof tot twintig weken, de erkenning van de noodzaak om personen in dergelijke situaties het volledige loon uit te betalen, uitbreiding van de maatregel in het geval van gehandicapte kinderen en het opnemen van vaderschapsverlof. Alles wees erop dat de goedkeuring er niet zou komen, maar toch is het zover. Dit mirakel heeft kunnen plaatsvinden omdat heel wat Parlementsleden het stemadvies van hun fracties in de wind hebben geslagen. Vandaag heeft het Europees Parlement de verwachtingen van de Europese mannen en vrouwen ingelost. We hebben nog een stap gezet op de weg naar gelijkheid. Het doel is nog ver weg, maar wij, mannen en vrouwen, moeten het samen zien te bereiken.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik verwelkom het feit dat het Europees Parlement na alle langverwachte discussies vandaag deze zeer belangrijke richtlijn heeft aangenomen. Op basis van deze nieuwe richtlijn zal het zwangerschapsverlof worden verlengd van veertien tot twintig weken, met volledige doorbetaling van het loon. Om zo snel mogelijk oplossingen te vinden voor de demografische problemen waarmee we door het lage geboortecijfer en de vergrijzende samenleving worden geconfronteerd, moeten we de gezinstaken verdelen. Daarom is het belangrijk dat in deze richtlijn wordt bepaald dat mannen het recht hebben om ten minste twee weken vaderschapsverlof op te nemen. Een kind heeft het onbetwistbare recht om een band met beide ouders te ontwikkelen. Dit voorstel zal voor een beter evenwicht binnen gezinnen zorgen en zal de integratie in de arbeidsmarkt verbeteren. Het Parlement heeft laten zien dat het de in de Europa 2020-strategie neergelegde doelstelling kan verwezenlijken om gezinnen de mogelijkheid te geven om werk en privéleven te combineren en tegelijkertijd naar economische groei, welvaart, concurrentievermogen en gelijkheid tussen manen en vrouwen te streven. Ik hoop echt dat deze door het Parlement aangenomen richtlijn zo snel mogelijk ook door de Raad zal worden aangenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk.(RO) De EU wordt momenteel geconfronteerd met demografische problemen als gevolg van het dalende geboortecijfer en de toename van het aantal ouderen. Betere regelingen voor de bevordering van een goede balans tussen werk en privéleven zijn een manier waarop kan worden gereageerd op deze demografische neergang. Het is duidelijk dat er nog altijd genderstereotypen in de samenleving bestaan die voor vrouwen de toegang tot banen belemmeren, vooral betere banen. Vrouwen worden nog altijd beschouwd als de belangrijkste verzorgers van kinderen en andere afhankelijke personen, hetgeen betekent dat zij in veel gevallen moeten kiezen tussen moederschap en carrière.

Vrouwen worden vaak gezien als een 'verhoogd risico', 'tweederangs' of 'ongeschikte' werknemers, vanwege de grote kans dat ze zwanger worden en gebruikmaken van hun recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof. Het is daarom van fundamenteel belang dat de nieuwe vormen van verlof geen bestaande stereotypen in de samenleving weerspiegelen of bevestigen. De betrokkenheid van ouders bij de levens van hun kinderen vanaf de eerste maand na de geboorte is vanuit lichamelijk, emotioneel en psychologisch oogpunt van het grootste belang voor de gezonde ontwikkeling van het kind.

 
  
MPphoto
 
 

  Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. (IT) In veel lidstaten is het geboortecijfer absoluut nog steeds heel laag. Het is daarom noodzakelijk dat de instellingen geboorten stimuleren via een gezinsondersteunend beleid. Ik heb voor het verslag-Estrela gestemd, aangezien het diezelfde richting opgaat. In denk dat het inderdaad juist is als er harmonie wordt bereikt tussen de moederschapsrechten van de verschillende lidstaten (waarbij in de eerste plaats rekening moet worden gehouden met de gezondheid van de jonge moeders en hun pasgeborenen) om te voorkomen dat er discrepanties ontstaan en om de competitiviteit tussen die lidstaten die al lange tijd vergaande maatregelen hebben aangenomen om het moederschap te beschermen te verminderen.

In dit opzicht waardeer ik het voorstel om in alle EU-landen het zwangerschapsverlof te verlengen tot 18 weken, een maatregel die al in veel lidstaten van kracht is: in Italië bijvoorbeeld is een zwangerschapsverlof van eenentwintig en een halve week gegarandeerd. Tenslotte denk ik dat het van essentieel belang is om het recht te garanderen dat hetzelfde werk kan worden hervat, of dat een gelijkwaardige arbeidspositie wordt toegewezen

 
  
MPphoto
 
 

  David Casa (PPE), schriftelijk. – (EN) Ik ben tegen het concept van twintig weken volledige doorbetaling en heb tegen dat specifieke amendement gestemd. Desondanks heb ik besloten om vóór de geamendeerde eindtekst te stemmen vanwege de invoeging van een bepaling waarvoor de PPE-Fractie zich sterk heeft gemaakt en die een zekere mate van flexibiliteit tijdens de laatste vier weken toestaat. Ik heb derhalve besloten om het bereiken van dit compromis door mijn fractie te steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Castex (S&D), schriftelijk. (FR) Ik ben blij dat het Europees Parlement vooruitgang heeft geboekt met betrekking tot dit onderwerp sinds het debat over het demografische vraagstuk in 2007, waarvoor ik rapporteur was. Deze stemming bewijst dat het nog steeds mogelijk is nieuw sociaal acquis te bereiken; door middel van mobilisatie en politieke actie kunnen we de winst die in het verleden is behaald, behouden, en tevens nieuwe rechten verwerven. Vandaag hebben we de rechten van de vrouw versterkt, maar ook die van de man, met het vaderschapsverlof. Dit laatste vertegenwoordigt een ware ommekeer in opvattingen en zal met de jaren bijdragen aan een betere rolverdeling tussen beide ouders.

 
  
MPphoto
 
 

  John Bufton, William (The Earl of) Dartmouth en Nigel Farage (EFD), schriftelijk. – (EN) Wat betreft amendement 9: de UKIP heeft voor dit amendement gestemd, waarin slechts wordt verklaard: 'Alle ouders hebben het recht voor hun kind te zorgen'. De UKIP steunt de rechtmatigheid van deze richtlijn geenszins, omdat het aan de gekozen nationale regeringen moet zijn om te besluiten over het sociaal en welzijnsbeleid. De regering van het Verenigd Koninkrijk is echter veel te snel met het onder staatstoezicht stellen van kinderen, dus een stem voor deze overweging zal een mooi schot voor de boeg zijn. Wat betreft het voorstel in het algemeen: de UKIP accepteert de rechtmatigheid van deze richtlijn niet, omdat het aan de gekozen nationale regeringen moet zijn om te besluiten over het sociaal en welzijnsbeleid. Deze richtlijn zal ongelooflijke kosten met zich meebrengen voor werkgevers en de overheid, wat we ons op dit moment niet kunnen veroorloven. Dit zal ook de discriminatie van vrouwen bevorderen, omdat ze hierdoor nog duurder voor werkgevers zullen worden dan ze nu al zijn, vooral voor kleine ondernemingen, die de ruggengraat van de Britse economie vormen. Verder sympathiseert de UKIP met ouders van gehandicapte kinderen en ouders die ervoor kiezen om kinderen te adopteren. De EU heeft echter niet het recht om dit soort moederschapsregelingen aan te nemen en mag ook niet de legitimiteit krijgen om dat te doen. De UKIP heeft tegen deze richtlijn gestemd om ervoor te zorgen dat er via de stembus verantwoording voor wetgeving wordt afgelegd, en niet via Brusselse bureaucraten.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk.(EL) Ik heb voor het verslag gestemd omdat het bijzonder belangrijk is voor de gendergelijkheid en de bescherming van de rechten van de werkenden – mannen en vrouwen – voor zover het om moederschaps- en vaderschapsrechten gaat. Dit is een belangrijke stap in de bescherming en verbetering van de rechten van vrouwen, maar ook van de gelijkheid op de werkvloer in het algemeen, aangezien volgens het verslag, "het in verband met de kwetsbaarheid van de werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie noodzakelijk is hun recht te geven op een vóór en/of na de bevalling te nemen zwangerschapsverlof van ten minste twintig aaneengesloten weken, en hun de verplichting op te leggen na de bevalling een zwangerschapsverlof van ten minste zes weken te nemen".

Ik heb ook om een tweede, zeer belangrijk punt voor dit verslag gestemd: het erkent het recht van de vader op twee weken vaderschapsverlof.

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Roland Clark en Paul Nuttall (EFD), schriftelijk. – (EN) Wat betreft het voorstel in het algemeen: de UKIP accepteert de rechtmatigheid van deze richtlijn niet, omdat het aan de gekozen nationale regeringen moet zijn om te besluiten over het sociaal en welzijnsbeleid. Deze richtlijn zal ongelooflijke kosten met zich meebrengen voor werkgevers en de overheid, wat we ons op dit moment niet kunnen veroorloven. Dit zal ook de discriminatie van vrouwen bevorderen, omdat ze hierdoor nog duurder voor werkgevers zullen worden dan ze nu al zijn, vooral voor kleine ondernemingen, die de ruggengraat van de Britse economie vormen. Verder sympathiseert de UKIP met ouders van gehandicapte kinderen en ouders die ervoor kiezen om kinderen te adopteren. De EU heeft echter niet het recht om dit soort moederschapsregelingen aan te nemen en mag ook niet de legitimiteit krijgen om dat te doen. De UKIP heeft tegen deze richtlijn gestemd om ervoor te zorgen dat er via de stembus verantwoording voor wetgeving wordt afgelegd, en niet via Brusselse bureaucraten.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. (PT) Dit voorstel is bedoeld om de veiligheid en de gezondheid in verband met het ouderschap te verbeteren. Ik zou in dat verband willen zeggen dat de verschillen tussen mannen en vrouwen kleiner moeten worden, en dat we alles moeten doen om werk en gezinsleven met elkaar in evenwicht te brengen, met elkaar compatibel te maken. Dat is de enige manier om ouderschap met gedeelde verantwoordelijkheid te bevorderen. Op die basis ben ik het eens met het voorstel van de rapporteur; ook ik vind dat we het ouderschapsverlof moeten verlengen tot twintig weken, waarvan zes na de bevalling. Die periode moet tussen de ouders kunnen worden gedeeld, en dan is het de juiste periode.

Ik sta ook achter het voorstel uit het verslag om tijdens het ouderschapsverlof het volledig maandsalaris door te betalen, dat wil zeggen, honderd procent van het laatste maandsalaris, of van het gemiddelde maandsalaris. Tot slot lijkt het me gepast om dezelfde maatregelen toe te passen op de adoptie van een kind onder de twaalf, en op vrouwen in zelfstandige beroepen.

Om die redenen heb ik voor het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Lara Comi (PPE), schriftelijk. (IT) Gelijkheid tussen man en vrouw is vaak een slogan, een loze aanspraak op rechten die niet altijd vergezeld gaat van het nemen van verantwoordelijkheden en steekhoudende argumenten. Dit voorstel voor een richtlijn zorgt daarentegen voor een juiste balans tussen de biologische rol van de moeder en de rechten die hieruit voortvloeien voor degenen die deze rol volledig op zich nemen. Op de demografische vraagstukken die meer en meer op een noodsituatie gaan lijken en een economie die een steeds hogere vrouwelijke arbeidsparticipatie vereist, geven deze maatregelen een verstandig antwoord. De erkenning van de gelijkheid is compleet wanneer bepaalde rechten ook worden uitgebreid naar de vaders, zodat de verplichtingen van het gezin zo goed mogelijk kunnen worden verdeeld en gezinnen zelf kunnen bepalen hoe zij de taken verdelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Corina Creţu (S&D), schriftelijk. (RO) Ik heb gestemd voor verbetering van de veiligheid en gezondheid van zwangere werkneemsters op het werk uit respect voor het beginsel van gelijke rechten voor mannen en vrouwen en van non-discriminatie op grond van geslacht, en om vrouwen aan te moedigen actiever deel te nemen aan de arbeidsmarkt.

Een van de uitkomsten van deze maatregelen is de totstandbrenging van een balans tussen werk en privé voor vrouwen. Bovendien hebben vrouwen deze wettelijke steun nodig ter bescherming van hun gezondheid en hun kinderen. Een ander belangrijk aspect van deze maatregel, gericht op versterking van de baanzekerheid voor vrouwen, is het verbod om hen te ontslaan in de periode van het begin van de zwangerschap tot ten minste zes maanden na afloop van het zwangerschaps- en bevallingsverlof. Ook is er een salarisplafond vastgesteld voor de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof, eveneens bedoeld om te voldoen aan de behoefte aan sociale zekerheid.

Eén cruciaal argument om voor te stemmen, en niet het minste, is tot slot de verhoging van het geboortecijfer, dat een bijzonder ernstig probleem voor de EU-lidstaten is.

 
  
MPphoto
 
 

  Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. (RO) Volgens de statistieken daalt het geboortecijfer in de EU. Het lage geboortecijfer zal ons in combinatie met de vergrijzing van de bevolking in de toekomst een reëel probleem opleveren wat betreft de betaalbaarheid van pensioenen en de kosten van medische zorg in Europa. Gezinnen en in het bijzonder vrouwen mogen niet worden gestraft voor het willen hebben van kinderen. Zwangere werkneemsters en werkneemsters die borstvoeding geven, dienen geen werkzaamheden te verrichten waarvan uit onderzoek is gebleken dat zij het risico van blootstelling aan bepaalde stoffen of bijzonder schadelijke arbeidsomstandigheden opleveren waardoor hun veiligheid of gezondheid in gevaar wordt gebracht. Daarom steun ik het idee om maatregelen uit te voeren ter bevordering van de veiligheid en gezondheid van werkneemsters die onlangs zijn bevallen of borstvoeding geven. Deze maatregelen mogen vrouwen niet in een nadelige positie op de arbeidsmarkt brengen of ingaan tegen de richtlijnen inzake gelijke behandeling van mannen en vrouwen.

 
  
MPphoto
 
 

  Michel Dantin (PPE), schriftelijk. (FR) Frankrijk behoort tot de landen met de hoogste geboortecijfers in de Unie. Dit is het gevolg van een pakket maatregelen in een allesomvattend gezinsbeleid. De resolutie zoals die nu is, na stemming over de amendementen, zal niet leiden tot een werkelijke verbetering. Integendeel, er zal veel onzekerheid ontstaan, omdat de begrotingslast van de maatregelen op dit moment niet kan worden gedragen. Om deze redenen heb ik niet mijn goedkeuring aan de tekst gegeven, ook al is de bedoeling erachter goed.

 
  
MPphoto
 
 

  Mário David (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben het helemaal eens met de maatregelen in dit verslag, aangezien ik vind dat de vergrijzing van de bevolking een van de belangrijkste uitdagingen is waaraan Europa de komende decennia het hoofd zal moeten bieden. Dat geldt bijvoorbeeld voor Portugal, waar ik het van dichtbij meemaak. Net als in andere landen van de Europese Unie is het geboortecijfer hoe dan ook niet hoog genoeg om het bevolkingsaantal op peil te houden, en die benarde situatie vormt een gevaar voor de toekomst. Ik denk dat flexibeler beleid met betrekking tot zwangerschaps- en vaderschapsverlof kan bijdragen aan het ombuigen van deze tendens. Het is daarom van essentieel belang dat wij onze steun voor het moeder- en vaderschap op consistente wijze uitdragen naar gezinnen, met concrete maatregelen voor het beter combineren van beroeps-, privé- en gezinsleven. Het is van essentieel belang om deze uitdaging aan te gaan teneinde de economische en sociale doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en te proberen de vergrijzing van de bevolking in Europa een halt toe te roepen. Ook in Portugal wordt zwangerschapsverlof al volledig doorbetaald gedurende 120 dagen. Ik pleit er daarom voor dat het salaris van vrouwen gedurende hun zwangerschapsverlof gewaarborgd wordt op de in het verslag beschreven manier.

 
  
MPphoto
 
 

  Luigi Ciriaco De Mita (PPE), schriftelijk. − (IT) De stem voor de wetgevingsresolutie tot wijziging van Richtlijn 92/85/EEG is niet alleen gegeven ter ondersteuning van nieuwe en betere maatregelen voor de arbeidsveiligheid en -gezondheid van zwangere werkneemsters, werkneemsters die net zijn bevallen of die borstvoeding geven, maar ook in het algemeen ter ondersteuning van nieuwe maatregelen die een betere balans tussen en werk en gezin moeten bevorderen. Hoewel het Italiaanse rechtssysteem vooruitstrevender is, betekent de verlenging van het aantal weken zwangerschapsverlof op Europees niveau een grote verbetering van de gezinsondersteuning die aan pasgeborenen wordt gegeven. De ondersteuning van het vaderschapsverlof vormt eveneens een stap in dezelfde richting, ondanks het feit dat de verplichting ervan misschien niet de beste manier is om het doel na te streven dat beide ouders daadwerkelijk meer aanwezig zijn tijdens de moeilijkste tijden van een jong gezin, en om ervoor te zorgen dat de vader meer betrokken en bewuster is. De steun en de uitbreiding van de rechten van adoptiekinderen zorgt voor een versteviging, en laten we hopen ook voor een vereenvoudiging, van het adoptietraject. Ten slotte lijkt het mij belangrijk om, met het oog op een betere balans tussen arbeids- en gezinsleven, het verzoek aan de lidstaten te ondersteunen om de voorzieningen voor kinderen uit te breiden met opvangvoorzieningen voor kinderen tot en met het einde van de leerplichtige leeftijd.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Door in te stemmen met het verslag-Estrela over de rechten van zwangere vrouwen en jonge moeders op het werk, zullen we de duur en de betaling van zwangerschapsverlof kunnen harmoniseren op een minimaal niveau. Het Europees Parlement heeft ervoor gekozen om over een stevig standpunt te onderhandelen met de Raad en heeft daarom het beginsel van een volledig doorbetaalde verlofperiode van twintig weken gesteund. (Ik merk hierbij op dat zwangerschapsverlof in Zweden wel 75 weken kan duren, waarvan veertien weken uitsluitend voor de moeder bestemd zijn en de rest van de periode met de vader gedeeld kan worden.)

Dit is een sterk gebaar ten gunste van Europese ouders, en hiermee zullen vrouwen en mannen geholpen worden om een beter evenwicht te vinden tussen hun gezinsleven en hun werk. Het is nu aan de Europese regeringen om te kijken wat de begrotingsmogelijkheden voor een dergelijke verandering zijn en ermee in te stemmen. Uiteindelijk is het waarschijnlijk dat de minimale verlofperiode overeen zal komen met het voorstel van de Europese Commissie, dat wordt gesteund door de afgevaardigden van Mouvement Démocrate, namelijk een verlofperiode van achttien weken, wat in lijn zou zijn met aanbevelingen van de Internationale Arbeidsorganisatie.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. (FR) Ik denk dat we met deze stemming, waarin de meerderheid vóór heeft gestemd, een sterk signaal afgeven aan de Raad. We hebben niet alleen gestemd voor uitbreiding van het zwangerschapsverlof van veertien tot twintig weken, met behoud van salaris, maar ook voor invoering van twee weken vaderschapsverlof. Het is onze plicht ervoor te zorgen dat niemand het krijgen van kinderen hoeft op te geven voor werk, of werk hoeft op te geven voor kinderen.

Ook waardeer ik het zeer dat het Parlement heeft gestemd voor maatregelen waardoor adoptiefmoeders wettelijk gelijk kunnen worden behandeld als biologische moeders. Dit is een parlement dat adoptiefmoeders en biologische moeders eindelijk gelijke rechten geeft. Adoptiefouders zijn ouders in de volledige betekenis van het woord, en verdienen ook zo behandeld te worden. Dit type ouderschap mag in wetgeving niet langer als minderwaardig worden behandeld.

Dit is dan ook een geweldige dag voor de vele gezinnen waarin het niet lukt gezinsleven en werk te combineren. De moeilijke economische omstandigheden waren bovendien geen reden al die gezinnen, die ook een aanzienlijke bijdrage leveren aan onze maatschappij, nog eens tientallen jaren in de kou te laten staan.

 
  
MPphoto
 
 

  Christine De Veyrac (PPE), schriftelijk. (FR) Het zwangerschapsverlof uitbreiden tot een periode van twintig volledig betaalde weken lijkt een goed idee, maar is in de praktijk juist nadelig. Een dergelijke wettelijke maatregel zal ervoor zorgen dat vrouwen minder snel worden aangenomen, omdat bedrijven een eventuele zwangerschap als een te zware last zullen beschouwen. Ook zal het voor een vrouw lastiger zijn om terug te keren in precies dezelfde functie als die zij had voor haar verlof. Ten slotte brengt een vergoeding van 100 procent gedurende een lange periode kosten met zich mee voor socialezekerheidsstelsels (in een tijd waarin de Europese instellingen een dringend beroep doen op staten om hun begrotingstekorten te verminderen).

Om deze redenen heb ik dit verslag niet kunnen steunen. Ik denk dat we de realiteit in het oog moeten houden en dat lidstaten op dit gebied een zekere mate van flexibiliteit moeten behouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Harlem Désir (S&D), schriftelijk. (FR) Het Parlement heeft zojuist in eerste lezing gestemd voor verlenging van het zwangerschapsverlof tot een minimum van twintig weken, met volledig doorbetaald salaris (uitgezonderd vrouwen met hoge inkomens), in heel Europa, en de mogelijkheid voor vaders om na de geboorte van een kind ten minste twee weken verlof op te nemen. Dit is een overwinning voor de voorstanders van een sociaal Europa en een stap dichter bij een grotere gelijkheid tussen mannen en vrouwen in Europa.

Een deel van rechts heeft de toekomstige kosten van deze maatregelen aangevoerd als excuus om deze stap voorwaarts af te wijzen. Als ouders echter worden geholpen gezin en werk te combineren, wordt het voor hen gemakkelijker weer aan het werk te gaan. Dit zal leiden tot hogere geboortecijfers in Europa en een betere gezondheid van moeders en baby's.

De linkse leden van het Parlement, waaronder de Portugese socialistische rapporteur, mevrouw Estrela, hielden echter stand. Europees rechts was verdeeld, en uiteindelijk heeft de vooruitgang gewonnen. Nu moet de strijd nog worden gewonnen in de Raad, waar verschillende regeringen dreigen deze richtlijn te blokkeren. Leden van de nationale parlementen zouden zich hier in moeten mengen en ervoor moeten zorgen dat het voorstel van het Europees Parlement voor een Europa dat de rechten van haar burgers beschermt, niet door regeringen ongedaan wordt gemaakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Diane Dodds (NI), schriftelijk. – (EN) Hoewel ik achter de rechten van zwangere vrouwen sta, kan ik dit verslag in het huidige economische klimaat niet steunen. In de effectbeoordeling voor het Verenigd Koninkrijk worden de kosten van de verlenging van het zwangerschapsverlof tot twintig weken geraamd op gemiddeld bijna 2,5 miljard pond per jaar. Dat zou betekenen dat de kosten van zwangerschapsverlof in het Verenigd Koninkrijk zouden verdubbelen. Uit de cijfers blijkt dat vrouwen op dit moment sterk profiteren van de regelingen die in het Verenigd Koninkrijk al van kracht zijn. Negen van de tien vrouwen maken gebruik van de volle twintig weken zwangerschapsverlof en drie van de vier vrouwen nemen al hun betaalde verlof op. Wanneer een zo sterk beroep op een regeling wordt gedaan, is het duidelijk dat meer Europese bureaucratie, bovenop de bestaande wetgeving, in het Verenigd Koninkrijk niet nodig is.

Daarnaast zullen de voorgestelde twintig weken met volledige doorbetaling tot sociale achteruitgang leiden, omdat vrouwen met de hoogste salarissen de hoogste compensatie zullen ontvangen. Ik ben volledig voor een toereikend, flexibel zwangerschapsverlof, maar ik vind dat het aan de gekozen regering van het Verenigd Koninkrijk is, met inbreng van ouders en hun werkgevers, om te besluiten hoeveel onze eigen economie kan bijdragen en hoe het moederschapspakket eruit moet zien.

 
  
MPphoto
 
 

  Lena Ek, Marit Paulsen, Olle Schmidt en Cecilia Wikström (ALDE), schriftelijk. − (SV) Zich inzetten voor een samenleving waarin vrouwen en mannen gelijk zijn, is een ontzettend belangrijke principiële kwestie – niemand mag worden gediscrimineerd op grond van ouderschap. Daar moeten we aan toevoegen dat het vanuit het sociaaleconomisch perspectief ontzettend belangrijk is dat vrouwen en mannen gezins- en beroepsleven kunnen combineren om een hoge werkgelegenheidsgraad te bereiken.

Daarom vinden wij het jammer dat het verslag geen duidelijke stap voorwaarts zet voor de gelijkheid van vrouwen en mannen in Europa. Het verslag weerspiegelt een verouderde visie op gelijkheid van vrouwen en mannen waarbij de moeder de hoofdverantwoordelijkheid voor de kinderen op zich moet nemen in plaats van dat de beide ouders de verantwoordelijkheid delen. Het is ook verkeerd om, zoals het verslag doet, een verplicht beroepsverbod voor moeders gedurende zes weken na de bevalling voor te stellen.

Daarom hebben wij ervoor gekozen om voor de delen van het verslag te stemmen die wij positief vinden, zoals het amendement dat nationale stelsels met een ambitieuzere looncompensatieverzekering voor thuisblijvende ouders na de geboorte beschermt, de verhoging van de minimumduur van het zwangerschapsverlof en het opnemen van vaderschapsverlof in de richtlijn. Wij onthielden ons echter van stemming over het verslag als geheel omdat het volgens ons te vaag, te onduidelijk en te ouderwets is. De belangrijkste reden is het ontbreken van een duidelijk en ondubbelzinnig gendergelijkheidsperspectief.

 
  
MPphoto
 
 

  Göran Färm, Anna Hedh, Olle Ludvigsson en Marita Ulvskog (S&D), schriftelijk. − (SV) Wij, Zweedse sociaaldemocraten, kozen ervoor om onze steun te geven aan het verslag van mevrouw Estrella over een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 92/85/EEG van de Raad inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie.

Wij hadden gewild dat de klemtoon in de richtlijn op ouderschapsverlof zou hebben gelegen in plaats van op zwangerschapsverlof. We hadden ook gewild dat de richtlijn, met name omdat het een minimumrichtlijn betreft, minder gedetailleerd en flexibeler zou zijn geweest met betrekking tot bijvoorbeeld beloning en de tijdsbeperking tot de periode onmiddellijk na de bevalling. Wij zijn echter van mening dat het verslag belangrijk is om de huidige richtlijn te verbeteren, die in veel lidstaten van de EU zeer beperkte mogelijkheden biedt om beroepsleven met ouderschap te combineren. Met dit besluit beschikken we nu over een eerste onderhandelingspositie ten aanzien waarvan de Raad een standpunt in moet nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Het Democratisch en Sociaal Centrum – Europese Volkspartij (CDS-PP) beschouwt de kwestie van het geboortepercentage als een nationale prioriteit, en erkent dat het onmogelijk is om het geboortepercentage te verhogen zonder bescherming van het ouderschap. De hoofdstukken over het gezin en het geboortepercentage zijn niet nieuw in onze programma's. Ook het feit dat we de rechten van moeders en vaders om een gezin te vormen verdedigen, zonder dat dit mag worden beschouwd als een bijkomende last, of als een probleem op het werk, is niets nieuws.

Een beleid dat gezinnen steunt en het geboortepercentage verhoogt, waar wij voor strijden, is echter altijd horizontaal, en kan niet gereduceerd worden tot moederschapsverlof. Toch ondersteunen wij deze maatregel, aangezien we in ons regeringsprogramma voor 2009 al voor het verlengen van het ouderschapsverlof tot zes maanden hadden gepleit. Daarom hopen we dat de Socialistische Partij in het Parlement samen met ons zal strijden voor de belangen van moeders en vaders. Dat zou iets heel anders zijn dan wat die partij op het nationale niveau doet: daar verlagen ze de kinderbijslag, beperken ze de terugbetaling van geneesmiddelen voor chronisch zieke patiënten, verlagen ze de fiscale aftrekbaarheid van uitgaven voor onderwijs en gezondheid, verhogen ze de belastingdruk op de bevolking heel sterk, met name op gezinnen met kinderen en met een laag inkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) De Europese Unie staat voor een uitdaging op demografisch gebied, die wordt gekenmerkt door lage geboortecijfers en een toenemend aantal ouderen. De verbetering van maatregelen die een evenwicht tussen beroeps- en gezinsleven bevorderen draagt bij aan de aanpak van de bevolkingsdaling. In Portugal is het geboortecijfer niet hoog genoeg om het bevolkingsaantal op peil te houden en dat is een gevaar voor de toekomst. Om deze tendens om te buigen, pleit ik voor een verbetering van de gezondheid en de veiligheid van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie, en dat vereist bevordering van een evenwichtige combinatie van beroeps-, privé- en gezinsleven. Ik ben het eens met het standpunt van de rapporteur en met de aangebrachte wijzigingen, zoals de verlenging van de minimale duur van zwangerschapsverlof van veertien tot twintig weken, het beginsel dat het salaris tijdens de periode van verlof volledig wordt doorbetaald, de invoering van gezondheids- en veiligheidvoorschriften op de werkplek en het ontslagverbod. Ik ben het er ook mee eens dat het in het geval van adoptie mogelijk moet zijn dat beide ouders het ouderschapsverlof onderling verdelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Wij hebben gestemd voor het verslag over de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie. Dit is de afsluiting van een lange discussie in het Europees Parlement, die nog niet was afgesloten tijdens de vorige zittingsperiode. Wij hebben daaraan actief meegewerkt, en bijgedragen aan de goedkeuring van het verslag.

We bevinden ons nog in de eerste lezing van het voorstel voor een richtlijn, maar toch is dit een goede zaak voor de vrouwenrechten, omdat het een duidelijk signaal afgeeft, met name tegenover die landen die nog steeds geen twintig weken volledig betaald moederschapsverlof hebben, en die nog steeds geen twee weken volledig betaald vaderschapsverlof garanderen.

De goedkeuring van dit voorstel voor onderhandelingen met de Raad betekent een erkenning van de fundamentele waarde voor de samenleving van moederschap en vaderschap, waarbij de rechten van werkneemsters die moeder willen worden moeten worden gerespecteerd.

De goedkeuring van dit voorstel is ook een overwinning op de meest conservatieve standpunten die nog steeds bestaan in het Europees Parlement. De strijd voor de rechten van vrouwen, moeders, vaders en kinderen gaat door.

We hopen dat de Raad nu zal instemmen met het standpunt van het Europees Parlement, waardoor de door de Commissie voorgestelde periode van 18 weken tot 20 wordt verlengd, en waarin wordt geprobeerd om de bestaande richtlijn, die slechts 14 weken moederschapsverlof voorziet, te wijzigen.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Goebbels (S&D), schriftelijk. (FR) Ik heb de voorstellen van mijn collega, mevrouw Estrela, tot verbetering van de gezondheid en veiligheid op het werk van zwangere vrouwen en vrouwen na de bevalling en tijdens de lactatie, gesteund. De vrouw is de toekomst van de mens, aldus Louis Aragon. Kinderen zijn kwetsbaar en moeten worden beschermd. Net als hun moeders.

 
  
MPphoto
 
 

  Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. – (FR) Door in te stemmen met een volledig betaald zwangerschapsverlof van minimaal twintig weken (momenteel is het veertien weken) en met een verplicht vaderschapsverlof van twee weken in de Europese Unie gaat het Europees Parlement echt in de richting van sociale vooruitgang.

Dat gezegd hebbende, heb ik gestemd voor een verlenging van het zwangerschapsverlof tot achttien weken in plaats van twintig weken. Ik denk namelijk dat een periode van twintig weken, hoewel het een zeer royaal voorstel is, negatieve gevolgen voor vrouwen kan hebben en als extra argument gebruikt kan worden om hen niet in dienst te nemen of hun terugkeer op het werk te bemoeilijken. Bovendien betreur ik dat de bepaling waarin de mogelijkheid van aanvullend verlof werd geregeld in het geval van complicaties, zoals een voortijdige bevalling, handicap, enzovoort, is verworpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Grossetête (PPE), schriftelijk. (FR) Ik betreur het resultaat van deze stemming. We delen allen de wens om moeders in staat te stellen een sterke binding met hun kind te ontwikkelen tijdens de herstelperiode na de bevalling. Ik ben echter zeer bezorgd over de economische gevolgen van een dergelijke maatregel, die ons land 1,5 miljard euro kost.

In deze tijd van economische crisis kunnen we met demagogie geen rekeningen betalen. Bedrijven zijn niet in staat te betalen, evenmin als de regeringen van de lidstaten. Dergelijke maatregelen kunnen vrouwen met bepaalde carrièrepaden benadelen, of kunnen het moeilijker maken voor jonge vrouwen om een baan te vinden. Vasthouden aan een traditioneel systeem waarin de vader de kost verdient en de vrouw voor de kinderen zorgt, zoals sommigen zouden willen, is een stap terug. Vrouwen hebben ook recht op keuzevrijheid.

De onderhandelingen tussen de 27 lidstaten die nu in de Raad gaan plaatsvinden, zullen moeilijk worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Pascale Gruny (PPE), schriftelijk. (FR) Ik heb dit verslag niet willen steunen, aangezien een verlenging van veertien tot twintig weken met behoud van salaris voor verschillende lidstaten rampzalige financiële gevolgen zou hebben. Het OESO-onderzoek laat zien dat er zeer aanzienlijke kosten zullen drukken op de sociale begrotingen van de lidstaten.

Voor Frankrijk is het jaarlijkse bedrag 1,3 miljard euro, en voor het Verenigd Koninkrijk 2,4 miljard pond. In de huidige economische situatie kunnen verhogingen niet in deze begrotingen worden verwerkt. Bovendien zouden ook bedrijven deze extra kosten moeten dragen, wat onmogelijk is. Vrouwen ondersteunen in hun moederschap is echter van essentieel belang. Als deze maatregelen worden ingevoerd, houdt dat een groot risico in voor de werkgelegenheid van vrouwen. Het OESO-onderzoek laat ook zien dat uitbreiding van het zwangerschapsverlof zal leiden tot een afname in het aantal banen voor vrouwen.

Deze poging om vrouwen te helpen, leidt mogelijk juist tot benadeling op de arbeidsmarkt. Ik wil vrouwen graag helpen op het gebied van werkgelegenheid, en hen ondersteunen als ze moeder worden. De verlenging van veertien tot achttien weken, zoals door de Commissie is voorgesteld, was een goede stap vooruit. Het zou nog meer vooruitgang hebben betekend als er progressieve maatregelen zouden zijn genomen met betrekking tot kinderopvangmogelijkheden.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. (FR) Ik heb gestemd vóór het verslag-Estrela, en ik ben blij dat het Parlement een dergelijk progressief standpunt heeft ingenomen met betrekking tot moeders, toekomstige moeders en vaders. De uitbreiding van het zwangerschapsverlof tot twintig weken is ontegenzeglijk sociale vooruitgang, in overeenstemming met het sociale Europa dat we zo vurig wensen. Deze tekst zorgt voor een verbetering van het evenwicht tussen gezinsleven en werk.

De invoering van een verplicht vaderschapsverlof van twee weken is ook een grote stap voorwaarts in het veranderen van opvattingen en het verdelen van taken tussen ouders. Het argument van de extra kosten die deze maatregel met zich meebrengt, zou gegrond zijn als vrouwen niet nu al hun zwangerschapsverlof aanvullen met ziekengeld en/of betaald verlof. Deze kosten komen nu ook al voor rekening van bedrijven en socialezekerheidsstelsels.

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Howitt (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik ben er trots op dat ik voor de verlenging van de moederschapsrechten heb gestemd, en ik veroordeel de conservatieve en liberaal-democratische afgevaardigden die eerst hebben samengespannen om parlementaire overeenstemming over deze richtlijn te blokkeren en vandaag hebben gestemd tegen het toekennen van behoorlijke rechten aan werkende vrouwen. Ik wil laten vastleggen dat ik voor een ander compromis over de lengte van het zwangerschapsverlof had willen stemmen, maar dat ik respecteer dat het deze optie is geworden omdat een meerderheid in het Parlement voor twintig weken was. Ik onderken dat er nog verder over deze richtlijn zal worden onderhandeld voordat hij definitief zal worden aangenomen en dat het voor het Parlement van cruciaal belang was om overeenstemming te bereiken over een tekst, zodat het proces kan worden voortgezet. Ik ben het volledig eens met mijn collega’s van de Britse Labourpartij, die vooral laagbetaalde vrouwen proberen te beschermen en in dit verband de Britse regering oproepen om de clausule over de instandhouding van het beschermingsniveau volledig te respecteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Romana Jordan Cizelj (PPE), schriftelijk. (SL) De Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) heeft benadrukt dat vele ingediende voorstellen (amendementen) verder gaan dan de reikwijdte en het doel van de richtlijn. Ik ben het daarmee eens, maar bij het uitbrengen van mijn stem heb ik voor één keer een uitzondering gemaakt. De positie van vrouwen in de Europese Unie op het vlak van werkgelegenheid, lonen, blootstelling aan armoede … is beduidend slechter dan die van mannen. Ik ben van mening dat gelijke kansen een van de basisprincipes bij de werking van de Europese Unie zijn. Daarom zal ik elke gelegenheid benutten waarbij de positie van vrouwen en mannen wordt gelijkgeschakeld. De stemming van vandaag is niet de laatste, maar zal ons wel een stevig uitgangspunt geven voor de onderhandelingen in de Raad.

 
  
MPphoto
 
 

  Cătălin Sorin Ivan (S&D), schriftelijk. (RO) Verlenging van het zwangerschaps- en bevallingsverlof tot twintig weken en volledige doorbetaling van het loon gedurende die periode zijn maatregelen die de waardigheid van moeders herstellen. Daarom heb ik zonder voorbehoud voor het voorstel in het verslag gestemd in het vertrouwen dat de lidstaten ons besluit zullen eerbiedigen en in hun nationale wetgeving zullen opnemen.

Afgezien van de steun voor moeders beveelt dit verslag de staten ook aan een volledig betaald ouderschapsverlof in te voeren, waarmee de rol van beide ouders in de opvoeding van kinderen wordt erkend. We geven daarom met onze stem van vandaag een belangrijk signaal af, een oproep voor een fatsoenlijk leven die ideologische grenzen en nationale sociale stelsels overstijgt.

 
  
MPphoto
 
 

  Philippe Juvin (PPE), schriftelijk. (FR) Ik heb dit verslag niet willen steunen omdat uitbreiding van het zwangerschapsverlof van veertien weken (waarin de huidige richtlijn voorziet) tot twintig weken met behoud van salaris, voor de lidstaten aanzienlijke financiële gevolgen met zich mee zou brengen (1,3 miljard euro voor Frankrijk), in een tijd van economische crisis die niet bepaald gunstig is voor een toename van kosten in de begroting.

Ten tweede zouden de extra kosten voor bedrijven in lidstaten waar deze het zwangerschapsverlof gedeeltelijk financieren, zoals Duitsland, zeer hoog zijn. Ten derde zijn er daadwerkelijk negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid van vrouwen, niet in de laatste plaats wanneer het gaat om hun terugkeer op de arbeidsmarkt.

Ten slotte doet het Europees Parlement, door maatregelen goed te keuren die financieel niet uitvoerbaar zijn en die zelfs contraproductief zouden kunnen zijn waar het gaat om deelname van vrouwen op de arbeidsmarkt, zijn geloofwaardigheid in het Europese besluitvormingsproces geen goed. Uitbreiding van het zwangerschapsverlof tot achttien weken, zoals voorgesteld door de Commissie, zou een belangrijke stap zijn geweest in de verbetering van de situatie van vrouwen, doordat de valkuilen zouden zijn vermeden die vóórkomen in de nu door het Parlement aangenomen tekst. Wat uiteindelijk echt belangrijk is, is dat vrouwen werk en gezin kunnen combineren.

 
  
MPphoto
 
 

  Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. (PL) In het licht van de vergrijzende samenleving en de problemen waarmee de Europese economie te kampen heeft, moeten alle mogelijkheden aangegrepen worden om vrouwen aan te moedigen kinderen te krijgen en hun terugkeer op de arbeidsmarkt te vergemakkelijken. Veel vrouwen zijn uitstekende specialisten op hun vakgebied, en de Europese economie kan het zich niet veroorloven om de diensten van hooggekwalificeerde werknemers onbenut te laten. Voor vrouwen die wonen en werken op het platteland is de situatie vergelijkbaar. Zij hebben vaak geen zwangerschapsverlof in de volledige betekenis van het woord en moeten snel weer aan het werk. Dit brengt hun eigen gezondheid en die van het kind natuurlijk in gevaar. Zij moeten daarom recht hebben op dezelfde privileges als vrouwen die buiten de landbouw werken.

 
  
MPphoto
 
 

  Sandra Kalniete (PPE) , schriftelijk. (LV) Ik heb gestemd vóór verlenging van de verplichte minimumduur van zwangerschapsverlof tot achttien weken, maar tegen verlenging tot twintig weken. Ik ben er terdege van doordrongen dat we moeten zorgen voor gunstige omstandigheden voor moeders na de bevalling. Maar op de lange termijn term zou verlenging tot minimaal twintig weken verlof in het nadeel zijn van jonge vrouwen die gezin en loopbaan willen combineren. Daar komt nog bij dat lidstaten momenteel eenvoudigweg niet in staat zijn om de extra kosten uit hun begroting te betalen. Bedrijven zijn tegen een minimumduur van twintig weken van zwangerschapsverlof omdat daar extra kosten mee gemoeid zijn die in de huidige economische situatie niet kunnen worden opgevangen. Het risico bestaat derhalve dat veel werkgevers dan gewoon geen jonge vrouwen meer aannemen. We zien nu al dat jonge mensen moeite hebben om werk te vinden, en als we het zwangerschapsverlof verlengen, wordt het voor vrouwen nog moeilijker om op de arbeidsmarkt met mannen te concurreren. Ik ben van mening dat we dit niet mogen laten gebeuren en dat we aan de lange termijn moeten denken. Als we het zwangerschapsverlof op twintig weken stellen, brengt dat in heel Europa miljarden aan begrotingskosten met zich mee. Dat zijn kosten die nationale regeringen noch belastingbetalers zich op het moment kunnen veroorloven. Natuurlijk zal er uit een bepaalde hoek van de maatschappij kritiek komen, maar het is onze taak om in het belang van alle Europeanen de best mogelijke besluiten te nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Rodi Kratsa-Tsagaropoulou (PPE), schriftelijk.(EL) Bij de stemmingen over verlof heb ik een afwijkende mening laten horen. Ik geef de voorkeur aan het voorstel van de Commissie voor achttien weken.

Het voorstel is realistisch en evenwichtig in relatie tot de verhoudingen op de arbeidsmarkt, niet alleen vanwege de economische crisis, maar ook vanwege de eisen, arbeidsverplichtingen en ambities van de werkende vrouwen zelf.

Vrouwen moeten geen overbeschermde wezens worden die de arbeidsmarkt mijdt.

Trouwens, zoals ik stelselmatig heb betoogd, de poging om gezin en werk en het opvoeden van kinderen met elkaar in evenwicht te brengen, vereist hoofdzakelijk een maatschappelijke infrastructuur en sociale verantwoordelijkheid van de werkgevers gedurende een groot deel van het beroepsleven van vrouwen.

 
  
MPphoto
 
 

  Constance Le Grip (PPE), schriftelijk.(FR) Ik heb tegen het verslag-Estrela gestemd omdat de uitbreiding van het zwangerschapsverlof naar twintig weken in werkelijkheid alleen maar in eerste instantie een goed idee lijkt. Met deze uitbreiding wordt weliswaar de indruk gegeven dat hierdoor meer rechten voor vrouwen ontstaan, zelf denk ik echter dat er negatieve gevolgen kunnen zijn voor vrouwen die toegang tot de arbeidsmarkt proberen te krijgen.

Er dient rekening mee te worden gehouden dat dit voorstel bij eventuele implementatie een averechtse uitwerking voor vrouwen zou kunnen hebben, met voor hen een verminderde inzetbaarheid tot gevolg. In tegenstelling tot de beweringen van de rapporteur en diegenen die deze tekst staven, bestaat er geen duidelijk verband tussen geboortecijfers en de duur van het zwangerschapsverlof.

Bovendien is het voorstel voor de uitbreiding van betaald zwangerschapsverlof van veertien naar twintig weken voor veel landen een financieel onaanvaardbare situatie. In feite kunnen de door deze uitbreiding ontstane extra kosten noch door bedrijven, noch door de lidstaten worden gedragen. De stap van het aanvankelijke voorstel van de Europese Commissie, namelijk een uitbreiding van veertien naar achttien weken, was al groot genoeg.

 
  
MPphoto
 
 

  Elżbieta Katarzyna Łukacijewska (PPE), schriftelijk.(PL) Ik wil benadrukken dat ik bij het verslag-Estrela heb gestemd voor een zwangerschapsverlof van twintig weken, voor bescherming van vrouwen tegen ongegrond ontslag tot zes maanden na terugkeer op het werk, en voor volledige doorbetaling en bescherming van vrouwen die borstvoeding geven — in dit geval zonder specifieke maatregelen omdat ik vind dat dit de taak is van de lidstaten.

Bij geboorte van een meerling vind ik dat de verloven proportioneel moeten worden verlengd. Ik steun alle maatregelen die veilig moederschap mogelijk maken en die betere voorwaarden voor terugkeer op de arbeidsmarkt garanderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Toine Manders (ALDE), schriftelijk. De VVD in het Europees Parlement heeft vandaag tegen het voorstel voor een richtlijn om (betaald) zwangerschapsverlof uit te breiden naar 20 weken gestemd. Wij zijn van mening dat het eerder vastgelegde minimum van 14 weken voldoende is. Vrouwen die na hun zwangerschapsverlof nog niet in staat zijn om hun werk te hervatten, kunnen gebruik maken van de ziektewet in hun land. Het voorstel betekent een uitbreiding van de sociale zekerheid waarover de lidstaten zelfstandig moeten kunnen beslissen, zeker in deze tijd dat iedere lidstaat moet bezuinigen. Maatregelen om een betere balans tussen werk en privéleven te creëren kunnen ook op andere, minder rigoureuze manier tot stand komen. Met het voorstel bestaat het risico dat jonge getalenteerde vrouwen minder kans krijgen op de arbeidsmarkt, omdat de werkgever het risico niet wil lopen werkneemsters een groot aantal maanden door te moeten betalen voor zwangerschapsverlof. Een toename van geboortes in de EU, gewenst om de vergrijzing tegen te gaan, hoeft eveneens niet op EU-niveau te worden geregeld. EU-regels om de vrijstelling van arbeid voor het geven van borstvoeding te regelen zijn wat de VVD betreft overbodig. VVD-Eurofractie: Hans van Baalen, Jan Mulder en Toine Manders

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. Omdat alle EU-burgers het recht hebben om in de hele EU te wonen en te werken, is het van essentieel belang dat we werkende vrouwen die een baby krijgen een minimumrecht op zwangerschapsverlof geven. Een fatsoenlijk zwangerschapsverlof is onderdeel van het bredere probleem van de participatie van vrouwen in de arbeidsmarkt en het vinden van oplossingen voor de financiële gevolgen van de vergrijzing. De EU heeft als doel om in 2020 een arbeidsparticipatie van 75 procent te verwezenlijken, en daarvoor is het cruciaal dat alle moeders de gelegenheid krijgen om zwangerschapsverlof op te nemen op een manier die ze zich kunnen veroorloven en om daarna weer aan het werk te gaan. In een vergrijzende samenleving waarin de vraag naar sociale zorg toeneemt en het aantal personen dat zorg verleent afneemt, zijn realistischere verlofregelingen nodig, zoals een beter zwangerschapsverlof. Vrouwen moeten niet het gevoel krijgen dat het hebben van kinderen onverenigbaar is met hun werk – ons beleid moet ervoor zorgen dat mensen voor jongeren en ouderen kunnen zorgen. Dit zal op zijn vroegst pas over vijf jaar van kracht worden. Bovendien zullen de extra kosten van het verlengen van het zwangerschapsverlof al worden gedekt door een toename van de participatie van vrouwen in de arbeidsmarkt met maar 1,04 procent.

 
  
MPphoto
 
 

  Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. (IT) Eén van de prioriteiten van de sociale agenda van de Europese Unie is de behoefte om elk beleid te ondersteunen dat een betere balans bevordert tussen arbeidsleven, privéleven en gezinsleven voor zowel vrouwen als mannen. Een betere balans tussen het arbeidsleven aan de ene kant en het privé- en gezinsleven aan de andere kant vormt ook een van de zes prioriteitsgebieden op de routekaart naar gelijkheid tussen man en vrouw voor de periode 2006-2010.

De verbetering van deze bepalingen maakt derhalve onlosmakelijk deel uit van het Europese beleid in antwoord op de sterke daling van de bevolking die onlangs is geregistreerd. Moederschap en vaderschap zijn beslist fundamentele rechten die onmisbaar zijn voor een sociaal evenwicht. Het is derhalve te hopen dat de herziening van de betreffende richtlijn ten voordele werkt van zowel werkende vrouwen als van mannen die meer verantwoordelijkheid willen nemen voor het gezin.

Het respect voor een betere balans tussen het principe van de bescherming van gezondheid en veiligheid staat niet los van het principe van gelijke behandeling. Deze en andere factoren brengen mij ertoe de eis te ondersteunen om, indien nodig, de lidstaten genoeg ruimte te laten voor flexibiliteit in het vaststellen van de regels met betrekking tot zwangerschapsverlof. Dit echter uitsluitend om redenen van betaalbaarheid, om de extra kosten te dekken die hieruit voortvloeien.

 
  
MPphoto
 
 

  Marisa Matias (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) In het verslag dat nu is aangenomen, wordt een moederschapsverlof van 20 weken zonder loonderving voorgesteld. Alleen al deze maatregel zou een grote sociale verbetering voor het leven van moeders in ongeveer twee derde van de lidstaten van de EU kunnen betekenen, bijvoorbeeld in Portugal, waar vrouwen slechts recht hebben op 16 weken volledig betaald verlof. De opname van twee weken vaderschapsverlof is ook een grote stap op weg naar meer gelijkheid voor mannen en vrouwen. Nog belangrijker is dat dit verslag is aangenomen hoewel het haaks staat op maatregelen die onlangs zijn genomen vanwege het bezuinigingsbeleid, die leiden tot de verlaging van overheidsuitgaven en de beknotting van sociale rechten. Daarom hoop ik dat dit verslag ertoe kan bijdragen dat de arbeidsrechten en de sociale rechten in de hele EU en in alle lidstaten zullen worden aangescherpt.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Binnen de EU is men eensgezind van mening dat een lage bevolkingsgroei, veroorzaakt door lage geboortecijfers, een van de belangrijkste problemen van de EU is. Alles dat er toe kan bijdragen om deze situatie te veranderen is daarom belangrijk. De bescherming op de werkplek van zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven en het reduceren van ongelijkheden tussen mannen en vrouwen zijn belangrijke stappen in die richting. Ondanks de crisis waar wij momenteel mee te kampen hebben, zijn de maatregelen die hier vandaag worden goedgekeurd van groot belang om de trend van een afnemende EU-bevolking op korte termijn om te keren.

 
  
MPphoto
 
 

  Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. (ES) Ik heb gestemd voor de wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over "maatregelen ter verbetering van de veiligheid en gezondheid op het werk van zwangere werkneemsters die pas bevallen zijn of borstvoeding geven, en maatregelen ter ondersteuning van werknemers om werk en gezin te combineren ", omdat ik geloof dat het ondersteunen van de rechten van de vrouw op het werk een echte stap in de goede richting is wat betreft de gendergelijkheid op een gebied waar helaas nog veel belemmeringen bestaan. De discriminatie waaronder vrouwen op de arbeidsmarkt te lijden hebben, is zeer zorgwekkend, omdat zij in de meeste gevallen degenen zijn die het huishoudelijk werk op zich nemen en dit met hun werk moeten zien te combineren. Deze situatie komt het meest tot uiting in de maanden voor en na de bevalling, en daarom is er een betere bescherming nodig om de huidige discriminatie te voorkomen. Naar mijn mening is de uitbreiding van het zwangerschapsverlof tot twintig weken in totaal, voor en na de bevalling, met een minimum van zes verplichte weken na de bevalling een stap vooruit in de strijd om beroeps- en gezinsleven van vrouwen met elkaar te verzoenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Louis Michel (ALDE), schriftelijk. (FR) Verlenging van het zwangerschapsverlof is een belangrijk project vanwege de positie van baby's en het ouderschap in onze maatschappij. Ik steun het voorstel tot toekenning van achttien weken zwangerschapsverlof en het principe van vaderschapsverlof. We moeten de nadelige gevolgen van te genereuze maatregelen, die het risico meebrengen dat er op het werk een oneerlijke situatie ontstaat, vermijden. Ik ben bovendien voorstander van meer keuzevrijheid voor zwangere vrouwen en vrouwen na de bevalling. Zij moeten zelf kunnen beslissen wanneer zij het niet-verplichte deel van hun zwangerschapsverlof opnemen. Dat zou hen moeten helpen een beter evenwicht te vinden tussen beroeps- en privéleven, en hun inzetbaarheid op het werk in stand te houden.

Het is evenzeer van belang dat vrouwen die na een carrièreonderbreking weer willen gaan werken, een eigen rechtspositie krijgen. Daarnaast wil ik graag de aandacht vestigen op het feit dat het recht op ouderschapsverlof en de garantie terug te kunnen keren naar dezelfde baan, werkbaar moeten zijn voor werkgevers, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen, omdat anders het risico bestaat dat deze vrouwen in de vruchtbare leeftijd minder snel zullen aannemen of promotie zullen geven.

 
  
MPphoto
 
 

  Miroslav Mikolášik (PPE), schriftelijk. (SK) Gezien de verregaande demografische veranderingen en de vergrijzing van de Europese maatschappij moet de Europese Unie actief maatregelen aannemen ter ondersteuning van het ouderschap.

Door de minimale duur van moederschapsverlof te verlengen, wordt naar mijn mening rekening gehouden met het feit dat de eerste levensmaanden van een kind beslissend zijn voor zijn gezonde ontwikkeling en psychisch evenwicht. Daarom sta ik achter volledige doorbetaling van het loon tijdens het moederschapsverlof. Dit zal een positief effect hebben op vrouwen en hun angst voor armoede en sociale uitsluiting wegnemen. Het recht om na de geboorte terug te keren in de oorspronkelijke functie of een gelijkwaardige functie onder dezelfde arbeidsvoorwaarden moet worden gewaarborgd, evenals de mogelijkheid om de werkuren of de organisatie van de werkzaamheden te wijzigen en kort na de geboorte overwerk te weigeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Morin-Chartier (PPE), schriftelijk. (FR) Ik ben tegenstander van het project voor verlenging van het zwangerschapsverlof tot twintig weken met behoud van salaris. Aanneming van deze regeling zou grote gevolgen hebben voor de begroting van lidstaten en bedrijven. Voor Frankrijk zouden de extra kosten per jaar 1,3 miljard euro bedragen, een niet te dragen financiële last in een tijd van kortingen op de begroting. Het is een mooi idee, maar de effecten voor de werkgelegenheid van vrouwen zouden wel eens negatief kunnen zijn. We willen niet dat deze maatregel voor vrouwen een stap terug betekent. Het risico bestaat dat vrouwen die na hun zwangerschap weer gaan werken, en jonge werkzoekende vrouwen zwaar worden getroffen door deze maatregel. Het voorstel voor een maximum van achttien weken was daarentegen nog sociaal rechtvaardig. Ik roep op tot een zo snel mogelijke uitvoering van innovatieve ideeën op het gebied van kinderopvang en de balans tussen werk en gezin, zodat zowel moeders als vaders hun taak als ouder volledig kunnen vervullen.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. (IT) Mijn besluit om voor dit voorstel te stemmen komt voort uit de behoefte om de arbeidsveiligheid en -gezondheid van zwangere werkneemsters te verbeteren, werkneemsters die net zijn bevallen of die borstvoeding geven. De wijziging van de richtlijn is namelijk gericht op de bevordering van gendergelijkheid op de werkvloer, door een betere balans tussen arbeidsleven en gezinsleven van vrouwen te stimuleren. Vaak worden vrouwen beschouwd als "risicovol" of als "tweede keus", vanwege de grote kans dat ze zwanger raken of zwangerschapsverlof zullen opnemen. Het is belangrijk om bepaalde verlofvormen te ondersteunen om een aantal vooroordelen en stereotypen te bestrijden. Daarbij moeten we niet vergeten dat moederschap en vaderschap rechten zijn die onmisbaar zijn om een evenwicht te kunnen vinden tussen arbeidsleven en privé- en gezinsleven. Het spreekt voor zich dat er bij sommige amendementen een aantal punten zijn waarover ik een tegenovergestelde mening heb. Ik denk namelijk dat de Europese wetgeving een algemeen kader moet vormen dat minimale garanties en zekerheden biedt en waarin voor de lidstaten genoeg ruimte en beoordelingsvrijheid bestaat om de beste maatregelen te nemen. Er bestaan inderdaad verschillen die verbonden zijn met cultuur, sociale bescherming- en zekerheidsstelsels, ook op grond van het respect voor het subsidiariteitsbeginsel.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk.(EL) Ik heb voor het verslag gestemd over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de wijziging van Richtlijn 92/85/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie. Twee belangrijke factoren zijn van invloed geweest op mijn stem voor bepaalde amendementen: ten eerste het buitengewone belang van de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de jonge en de toekomstige moeders en ten tweede het bestaan van specifieke wetgeving voor de bescherming van zwangere vrouwen in Griekenland.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb gestemd voor de voorstellen voor de introductie van maatregelen ter bevordering van veiligheid en gezondheid van zwangere werkneemsters en van werkneemsters die recentelijk zijn bevallen of borstvoeding geven, waaronder twintig weken zwangerschapsverlof en twee weken vaderschapsverlof, beide zonder enig verlies van inkomsten.

Deze sociale maatregelen sluiten aan bij het Europa dat wij voor ogen hebben, een Europa waarbinnen geboortecijfers, het gezin, de gezondheid van baby’s en de banen van ouders worden ondersteund.

Dit project valt echter moeilijk te realiseren en zou zelfs discriminatie van vrouwen op de arbeidsmarkt op een bizarre manier in de hand kunnen werken, omdat: (1) de sociale voorzieningen extra worden belast, dewelke in veel gevallen sowieso nog maar net overeind kunnen worden gehouden; en (2) er nieuwe beperkingen op de arbeidsmarkt worden geïntroduceerd, een arbeidsmarkt die nu al niet meer aan de behoeften van de huidige beroepsbevolking kan voldoen. Daarom ben ik bang dat deze maatregelen ter ondersteuning van werkende ouders wel eens zouden kunnen leiden tot verhoogde werkloosheid en/of tot onbestendig werk voor jonge moeders.

De onderhandelingen van het Parlement met de Raad dienen realistisch en pragmatisch te zijn, maar ook ambitieus, als deze toekomstige wet bij de implementatie ervan werkelijk de inhoudelijke betekenis van het voorstel waarover deze week plenair werd gestemd wil vervullen en bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. − (IT) Met mijn stem wil ik aansporen tot een nieuwe, globale aanpak, waarmee een duidelijkere boodschap aan bedrijven kan worden afgegeven, in die zin dat de menselijke voortplanting zowel mannen als vrouwen betreft. De kaderovereenkomst over ouderschapsverlof is een belangrijk aspect van het gelijkekansenbeleid, dat een betere balans tussen arbeidsleven en privé- en gezinsleven bevordert, maar dat zichzelf beperkt door minimumeisen te stellen, waardoor het slechts als een eerste stap kan worden beschouwd.

Ik ben het eens met de mededeling die de rechten van het kind als een prioriteit van de Unie beschouwt en de lidstaten oproept om zich te houden aan het Verdrag van de Verenigde Naties over de rechten van het kind en de bijbehorende optionele protocollen, alsmede aan de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Voor wat deze richtlijn betreft, betekent dit de garantie dat alle kinderen de mogelijkheid hebben om zorg te ontvangen die aansluit bij hun ontwikkelingsbehoeften en tevens toegang hebben tot geschikte gezondheidszorg van goede kwaliteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. (RO) Vandaag heeft het Europees Parlement geïnvesteerd in de toekomst van de Europese Unie door het moederschap te stimuleren middels een uitbreiding van het zwangerschaps- en bevallingsverlof tot twintig weken met volledige doorbetaling van loon. Deze maatregel kan worden omschreven als een kwantitatieve en kwalitatieve verbetering. Het simplistische argument van economisch voordeel op korte termijn heeft het afgelegd tegen dat van de duurzaamheid van de Europese samenleving, die onmogelijk bereikt kan worden zonder een gezonde bevolkingssamenstelling en dus zonder een betere bescherming voor moeders en hun kinderen.

Ik heb het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken opgesteld en ik heb voor de volgende zaken gestemd: niet bestraffen van moederschap en volledige doorbetaling van loon; geen ontslag voor zwangere werkneemsters vanaf het begin van hun zwangerschap tot zes maanden na afloop van hun zwangerschaps- en bevallingsverlof; het recht van moeders om terug te keren in hun functie of een 'gelijkwaardige positie', dat wil zeggen met dezelfde beloning, in dezelfde categorie en met dezelfde loopbaanvooruitzichten als zij vóór het zwangerschaps- en bevallingsverlof hadden; opnemen van zwangerschaps- en bevallingsverlof heeft geen gevolgen voor de pensioenregeling van de betrokken vrouw; werkneemsters zijn niet verplicht 's nachts te werken of overwerk te verrichten gedurende de tien weken voorafgaande aan de uitgerekende bevallingsdatum en de resterende duur van hun zwangerschap indien dit noodzakelijk is voor de gezondheid van de moeder of het ongeboren kind, en gedurende de periode waarin zij borstvoeding geven.

 
  
MPphoto
 
 

  Cristian Dan Preda (PPE), schriftelijk. (RO) Ik heb tegen deze resolutie gestemd omdat ik geloof dat zwangerschaps- en bevallingsverlof een zaak is waarover volgens het subsidiariteitsbeginsel op nationaal niveau moet worden beslist. Bovendien denk ik dat invoering van een maatregel als deze in een tijd van crisis het diametraal tegenovergestelde effect kan hebben omdat zij een afschrikkende factor zal zijn voor bedrijven die vrouwen in dienst willen nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Evelyn Regner (S&D), schriftelijk.(DE) Ik ben voorstander van een verbetering van de Europese minimumnormen voor de bescherming van moeders. Niettemin heb ik uiteindelijk tegen het verslag gestemd, aangezien ik uit een land afkomstig ben dat een speciale combinatie kent van bescherming van moeders en (onbezoldigd) ouderschapsverlof. Behalve op zestien weken volledige doorbetaling en een absoluut werkverbod, hebben vrouwen ook recht op een onbetaalde verlofperiode met een zorgtoelage voor het kind. De hoogte van de toelage voor de verzorging van kinderen in die onbetaalde verlofperiode is afhankelijk van de duur van het verlof en van de hoogte van het laatste salaris. De Oostenrijke faciliteiten gaan veel verder dan de minimumnormen waarop in het onderhavige verslag wordt aangedrongen.

Bovendien ben ik voorstander van een vaderschapsverlof met behoud van het volledige salaris. Daarvoor dient echter wel een andere rechtsgrondslag gekozen te worden. Ik ben van mening dat dit vaderschapsverlof niet in de Moederschapsrichtlijn geregeld moet worden, maar in een aparte richtlijn die geen verband houdt met de bescherming van de gezondheid van moeders en kinderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Mitro Repo (S&D), schriftelijk. (FI) Ik heb voor het zwangerschapsverlof van twintig weken gestemd. Langere zwangerschapsverloven zijn belangrijk voor de ontwikkeling en het welzijn van kinderen, die het grootste kapitaal van de samenleving vormen. Finland kent een goed functionerend stelsel van zwangerschaps- en ouderschapsverlof. Niet iedereen in Europa heeft echter de beschikking over een stelsel als dat van ons. Het is daarom belangrijk te waarborgen dat vrouwen niet financieel hoeven te lijden onder het besluit om kinderen te krijgen. De financiële last van het zwangerschapsverlof moet niet alleen op de schouders van ondernemingen worden gelegd, maar de publieke sector moet beslist in de kosten delen. Vooral het midden- en kleinbedrijf dreigt in moeilijkheden te komen. Ook sectoren met een oververtegenwoordiging aan vrouwen mogen niet onder grote financiële druk worden gezet. Vrouwen verkeren in een zwakke positie met betrekking tot salariëring. Hun positie mag niet verder verzwakken. Het is uitermate belangrijk ervoor te zorgen dat dit niet gebeurt.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (ES) Eindelijk heeft dit Parlement de werkende moeders van de Europese Unie eer aangedaan, al verdienen ze nog meer eer dan ze gekregen hebben. Het is een lang proces geweest. Reeds op het einde van de vorige zittingsperiode stonden we in dit Parlement op het punt om een tekst aan te nemen die een enorme sprong vooruit betekend zou hebben voor de rechten van de werkende moeders. Toen konden we echter niet stemmen omdat de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) en de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa zich samen verzetten tegen het verslag en het terugzonden naar de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid.

Na maanden van werk hebben we vandaag opnieuw gestemd over een verslag dat misschien niet zo ambitieus is als het vorige dat de PPE en de ALDE verworpen hebben, maar dat toch blijk geeft van aanzienlijke moed. Het laat vrouwen toe om hun salaris te behouden tijdens de kraamtijd, versterkt de wettelijke bescherming tegen ontslag, biedt meer flexibele werkuren om het moederschap beter met het werk te verzoenen, verlengt het zwangerschapsverlof tot minimaal twintig weken (hoewel sommigen onder ons liever 24 weken hadden gezien, zoals aanbevolen wordt door de Wereldgezondheidsorganisatie), vergemakkelijkt de mobiliteit van vrouwelijke werknemers in de EU en bevordert de gedeelde verantwoordelijkheid van de ouders, al gaat dat laatste volgens sommigen nog niet ver genoeg.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. (IT) De stemmingsuitslag van vandaag vormt een stimulans voor werkneemsters die moeder willen worden en markeert een belangrijke stap voorwaarts in de richting van een betere bescherming die miljoenen Europese vrouwen zal helpen om een balans te vinden tussen hun rol van moeder en die van werknemer. De economische belangen hebben niet gewonnen: nu slaan we een pad in dat tegemoetkomt aan de behoeften van jonge gezinnen. De uitkomst van de stemming richt zich op een maatschappij die de groei, de scholing en de educatie in het centrum van de politiek plaatst. Ik ben van mening dat de angst dat de uitbreiding van het zwangerschapsverlof van 14 naar 20 volledig uitbetaalde weken vrouwen kan benadelen ongegrond is: het is juist onze plicht om de zwakste werknemers te beschermen en het recht om thuis te blijven bij hun kinderen te garanderen. De overwinning van vandaag in het Parlement vormt ook een persoonlijke genoegdoening voor al het werk dat ik zelf heb verricht om te zorgen voor een garantie dat werkneemsters die borstvoeding geven geen zware of gevaarlijke werkzaamheden hoeven te verrichten en worden vrijgesteld van overwerk en nachtdiensten. De bal ligt nu bij de lidstaten, waarvan ik hoop dat zij hun uiterste best zullen doen. Met het besluit van vandaag heeft het Europees Parlement aangetoond dat het niet langer vrouwen wil die met een dilemma worstelen, maar juist vrouwen die vrij zijn en zich bewust zijn van hun rol in onze maatschappij.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. (IT) In een Europa dat steeds ouder wordt, is een beleid dat gunstig is voor vrouwen die kinderen willen krijgen, absoluut noodzakelijk. Met de gefragmenteerde wetgeving van vandaag de dag bestaan er te veel verschillen tussen de lidstaten bij de ondersteuning van het moederschap, hetgeen veel vrouwen verhindert om moeder te worden. Met deze richtlijn wordt een minimum van 20 weken zwangerschapsverlof vastgelegd, waarvan er minimaal zes volledig worden doorbetaald.

Het spreekt voor zich dat in landen zoals Italië een dergelijke norm overbodig is, aangezien de volledig doorbetaalde periode veel langer is dan de minimale periode die door de richtlijn wordt opgelegd, en de periode waarin de vrouw de mogelijkheid heeft om van haar werk afwezig te zijn om voor haar kind te zorgen, zich uitstrekt tot acht jaar. Maar voor andere landen betekent dit dat eindelijk de basis wordt gelegd voor de garantie dat moeders waardigheid ontvangen. Het voorstel voorziet ook in het mogelijkheid dat vaders twee weken betaald verlof kunnen opnemen, zodat ze bij hun vrouw kunnen zijn in de periode direct na de geboorte.

 
  
MPphoto
 
 

  Daciana Octavia Sârbu (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb vandaag gestemd voor betere rechten en een betere balans tussen werk en privéleven voor werkende ouders. Van speciaal belang in dit verslag zijn de bepalingen voor vrouwen die hun kind borstvoeding geven op het werk. Pauzes om borstvoeding te geven zorgen ervoor dat moeders de tijd krijgen die ze nodig hebben om de beste en meest natuurlijke voeding te geven aan hun zich ontwikkelende kind. Voeding bepaalt voor een groot deel de gezondheid in de rest van iemands leven. Het doet me genoegen dat dit verslag goed is voor vrouwen die weer aan het werk gaan, maar ervoor kiezen om hun kind borstvoeding te blijven geven en ze de beste voeding te geven.

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Schlyter en Isabella Lövin (Verts/ALE), schriftelijk. (SV) Wij zijn van mening dat goed ontwikkeld en wettelijk voorgeschreven ouderschapsverlof voor elk land van het grootste belang is. Bij de slotstemming wilden wij echter niet voor het wetgevingsvoorstel van het Parlement stemmen omdat het indruiste tegen meerdere voor ons belangrijke beginselen. Ten eerste wil het voorstel zes weken verplicht verlof invoeren voor uitsluitend de moeder.

Volgens ons moeten ouders zelf kunnen kiezen hoe ze hun ouderschapsverlof opnemen en is dit voorstel een stap in de verkeerde richting voor de gelijkheid van vrouwen en mannen in Zweden. Ten tweede is het volgens ons niet redelijk om de ouderschapsuitkering vast te leggen op honderd procent van het loon. Voor Zweden zou dat ertoe kunnen leiden dat de duur van de looncompensatieverzekering voor thuisblijvende ouders na de geboorte noodgedwongen ingekort moet worden om zo een duur stelsel te financieren. Wij zijn van mening dat de organisatie van socialezekerheidsstelsels een kwestie voor de nationale parlementen is.

 
  
MPphoto
 
 

  Brian Simpson (S&D), schriftelijk.(EN) De delegatie van de Labourpartij in het Europees Parlement is het er volledig mee eens dat de bescherming van zwangere vrouwen, vrouwen die net een kind hebben gekregen en vrouwen die borstvoeding geven moet worden verbeterd en heeft daarom voor een aantal van de belangrijkste voorstellen in de richtlijn gestemd, zoals de verlenging van het zwangerschapsverlof tot twintig weken, verplichte volledige doorbetaling van vrouwen tijdens de eerste zes weken na de bevalling en twee weken volledig bezoldigd vaderschapsverlof. De delegatie van de Labourpartij in het Europees Parlement vreest echter dat de door het Parlement aangenomen voorstellen onbedoelde gevolgen kunnen hebben in landen waarin al uitgebreide zwangerschapsverlofregelingen bestaan. Wij vrezen met name dat reactionaire regeringen door deze voorstellen de kans krijgen om die zwangerschapsverlofregelingen in te perken, zodat de laagstbetaalde werkende vrouwen die zwangerschapsverlof hebben er in de praktijk op achteruit zullen gaan. Hoewel enkele aspecten van dit verslag tot belangrijke verbeteringen zullen leiden in lidstaten waarin het zwangerschapsverlof slecht geregeld is, kunnen deze amendementen in andere landen juist tot een verslechtering leiden.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Sonik (PPE), schriftelijk.(PL) Het Europees Parlement heeft vandaag het verslag aangenomen inzake de bevordering van de gezondheid van zwangere vrouwen en vrouwen met zwangerschapsverlof. Door dit gezamenlijke standpunt in deze vorm aan te nemen, hebben we een duidelijk signaal afgegeven. Wij steunen de wijzigingen die de Europese normen voor de bescherming van jonge moeders verhogen. Er komt een gegarandeerde minimumduur van het zwangerschapsverlof, dat voortaan volledig doorbetaald zal worden. Ook is de bescherming van de arbeidsplaatsen voor vrouwen die na hun zwangerschapsverlof terugkeren op de arbeidsmarkt verbeterd door ongegrond ontslag onmogelijk te maken.

De wijzigingen die met de richtlijn worden ingevoerd, zijn een stap in de goede richting, door Europese vrouwen een minimumrecht op zwangerschapsverlof te garanderen. Ik ben ook positief over de maatregel die vaders stimuleert voor hun kinderen te zorgen door de invoering van een vaderschapsverlof van twee weken.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Soullie (PPE), schriftelijk. (FR) De stemming over het verslag-Estrela is van cruciaal belang. Het aangenomen standpunt is puur demagogisch en onverantwoord. Door twintig weken zwangerschapsverlof te eisen, schaden we de reputatie van het Europees Parlement. Wij zijn de stem van de burgers, en het doet hun geen recht als we een dergelijk onrealistisch standpunt aannemen. De lidstaten zullen te maken krijgen met zeer aanzienlijke kosten op de sociale begroting. Voor Frankrijk gaat het dan bijvoorbeeld om een bedrag van 1,3 miljard euro.

In de huidige economische situatie kunnen we een dergelijke stijging niet in onze nationale begrotingen verwerken, om maar niet te spreken van de gevolgen voor de ondernemingen die een deel van deze kosten zullen moeten dragen. We moeten vrouwen steunen en aanmoedigen om ervoor te zorgen dat ze moederschap en werk beter kunnen combineren; we moeten niet hun kansen op een baan om zeep brengen.

De verlenging van veertien tot achttien weken, zoals voorgesteld door de Commissie, was echt een stap vooruit, een stap waarop verder gebouwd had kunnen worden door aandacht te besteden aan nieuwe kinderopvangmogelijkheden. De inhoud van deze tekst brengt echter een enorme verantwoordelijkheid met zich mee: het moederschap zou duidelijk een belemmering worden voor persoonlijke ontwikkeling op het werk.

 
  
MPphoto
 
 

  Marc Tarabella (S&D), schriftelijk. (FR) Ik ben blij dat dit verslag over het voorstel voor een richtlijn inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie en inzake de vaststelling van maatregelen die werknemers helpen om hun werk en gezinsleven te combineren, is aangenomen. Wij hebben het zwangerschapsverlof verlengd en daarbij voor een hogere betaling gezorgd en voor het eerst in de Europese geschiedenis een vaderschapsverlof ingesteld. Deze stemming zal geschiedenis schrijven als het gaat om de fundamentele rechten van Europese moeders en vaders.

Tegen allen die de sociale rechten op het altaar van de economische crisis willen offeren, zeg ik: ga het geld halen waar het aanwezig is, maar straf de burgers niet nog meer. Een meer comfortabel zwangerschapsverlof en de instelling van een vaderschapsverlof, dat betekent ook een strijd voor een iets menselijker samenleving, nu het gezin steeds meer een laatste schuilplaats vormt te midden van de ingrijpende veranderingen in het leven van mensen.

 
  
MPphoto
 
 

  Keith Taylor (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik heb vandaag in het Parlement voor een wetgevingsvoorstel gestemd dat een verbeterd en verlengd betaald vaderschaps- en zwangerschapsverlof garandeert. Dat heb ik gedaan na lobbyende voor- en tegenstanders te hebben aangehoord. Ik ben me terdege bewust van de financiële omstandigheden in het Verenigd Koninkrijk, die nog verder zullen verslechteren door de recentelijk aangekondigde extra bezuinigingen. Desondanks heeft het Europees Parlement gekozen voor een volledig doorbetaald zwangerschapsverlof van twintig weken en twee weken vaderschapsverlof. In mijn ogen is dit een verstandige investering in de economie, die zal bijdragen aan het verwezenlijken van de doelstelling van de EU om in 2020 een arbeidsparticipatie van 75 procent te hebben. Het is goed voor de gezondheid van baby’s en beschermt de gezondheid en het welzijn van moeders. Het is een stap om de loonkloof tussen mannen en vrouwen te dichten. Gemiddeld verdienen in de EU vrouwen 17 procent minder dan mannen. Als we vrouwen geen fatsoenlijk loon tijdens hun zwangerschapsverlof garanderen, worden ze financieel gestraft voor het krijgen van kinderen. Het is ook positief dat vaders worden aangemoedigd om een deel van de zorg voor kinderen op zich te nemen. Naast de dood en de belastingen is de geboorte de enige zekerheid in het leven. Onze kinderen zijn de toekomst, en de verbeteringen waarvoor we vandaag gestemd hebben zullen hen een betere en veiligere start in het leven geven.

 
  
MPphoto
 
 

  Marianne Thyssen (PPE), schriftelijk. Voorzitter, collega's, om onze welvaart in stand te houden en om de pensioenen te kunnen betalen, moeten meer mannen en vrouwen aan de slag gaan en blijven. Ook in tijden van scherpe internationale concurrentie en budgettaire krapte moeten we mede daarom maatregelen durven te nemen die investeren in gezinnen en die de druk van de combinatie arbeid en gezin verlichten. Een langer moederschapsverlof is één van de middelen daartoe. Daarom ben ik voorstander van een verlenging van het moederschapsverlof. In budgettair moeilijke tijden moet men evenwel realistisch zijn. Twintig weken met volledig behoud van het salaris is voor de sociale zekerheid en het overheidsbudget niet haalbaar. Hoewel ik voorstander ben van een verlenging van het moederschapsverlof, heb ik mij om die reden bij de eindstemming onthouden. Ik steun daarentegen wel het originele Commissievoorstel voor een verlenging van het moederschapsverlof tot 18 weken, met handhaving van het huidige geplafonneerde vergoedingenstelsel. Hopelijk krijgt dit voorstel bij de tweede parlementaire lezing een betere kans.

 
  
MPphoto
 
 

  Silvia-Adriana Ţicău (S&D), schriftelijk. (RO) Ik heb voor het verslag over het voorstel voor een richtlijn inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie gestemd.

Ik geloof dat het van het grootste belang is dat werkneemsters tijdens hun zwangerschaps- en bevallingsverlof hun volledige salaris ontvangen en dat de zwangerschaps- en bevallingsuitkering honderd procent van hun laatste maandsalaris bedraagt, of van hun gemiddelde salaris als dat maandsalaris lager is. Dit betekent dat vrouwen niet voor hun zwangerschaps- en bevallingsverlof worden gestraft wanneer zij met pensioen gaan.

Gezien de demografische trends in de EU moet het geboortecijfer worden verhoogd door middel van gerichte wetgeving en maatregelen die bedoeld zijn om bij te dragen aan een betere balans tussen beroeps-, privé- en gezinsleven. Teneinde werknemers te stimuleren een betere balans tussen werk en privé te bereiken, is het van cruciaal belang om te voorzien in langere perioden van zwangerschaps-, bevallings- en ouderschapsverlof, ook voor het adopteren van kinderen jonger dan twaalf maanden. Vaststelling van de wettelijke duur van het zwangerschaps- en bevallingsverlof op twintig weken is in overeenstemming met de aanbeveling van de Wereldgezondheidsorganisatie van 16 april 2002 over een mondiale strategie voor het voeden van baby's en jonge kinderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Thomas Ulmer (PPE), schriftelijk. (DE) Ik heb tegen het verslag gestemd, aangezien hierin niet strikt de hand aan de subsidiariteit wordt gehouden. Het verslag begeeft zich op het terrein van de betalingsregelingen en verplichtingen die onder de nationale bevoegdheid vallen. Ook is er weer sprake van elementen die ik vanwege godsdienstige reden niet kan verantwoorden, zoals de vrijheid van reproductie en abortus.

 
  
MPphoto
 
 

  Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk.(LT) Dames en heren, vrouwen mogen niet worden gestraft voor het feit dat ze hebben besloten een gezin te stichten. Dit is niet alleen een ethische kwestie, maar ook een strategische – de EU wordt momenteel geconfronteerd met demografische veranderingen vanwege het lage geboortecijfer en de grotere aantallen ouderen. Vooral in deze moeilijke tijden moeten we vrouwen niet wegjagen van de arbeidsmarkt. We hebben meer werkende vrouwen nodig als we willen dat de EU haar mondiale concurrentievermogen vergroot. De tijd is gekomen om de strijd aan te binden met stereotypen die wortel hebben geschoten in de samenleving. Werkende vrouwen worden vaak gezien als een 'risico' of als 'tweederangs' werknemers. Het is daarom essentieel dat de nieuwe verlofregelingen die in dit verslag worden gepresenteerd helpen om die stereotypen te doorbreken. Vrouwen die door de samenleving in de steek zijn gelaten, moeten meer hulp krijgen. Uit de statistieken van de EU blijkt dat in Litouwen alleenstaande moeders het grootste risico lopen om in armoede te vervallen. Het risico dat werkenden in deze groep in armoede vervallen is 24 procent. Het heeft lang geduurd voordat de EU de gelijkheid van mannen en vrouwen wettelijk heeft gegarandeerd. We moeten echter meer bereiken en de theoretische gelijkheid vertalen in echte, tastbare gelijkheid die in het leven van alledag in de praktijk wordt gebracht.

 
  
MPphoto
 
 

  Frank Vanhecke (NI), schriftelijk. − Ik heb voor het verslag-Estrela gestemd omdat ik hierover geen misverstand wil laten bestaan: het spreekt vanzelf dat vrouwen tijdens en onmiddellijk na de zwangerschap bijzondere noden hebben en dat de hele maatschappij hier groot belang bij heeft en dus ook grote verantwoordelijkheid moet dragen. Toch stel ik enkele principiële vragen. Ten eerste: is het echt wel redelijk om hier vanuit onze Europese ivoren torens dwingende regels op te leggen die in de hele Unie, inclusief de lidstaten die economisch nog een lange weg af te leggen hebben, zullen gelden?

En wie zal dat betalen? En daarmee komen we tot de tweede fundamentele opmerking: is het redelijk dat we de last van deze maatregelen omzeggens exclusief op de schouders van werkgevers leggen? Zal dit uiteindelijk niet leiden tot juist minder jobs voor jonge vrouwen - omdat werkgevers nu eenmaal niet geneigd zullen zijn de "risico's" van zwangerschap van hun jonge werkneemsters helemaal alleen te dragen? Het is gemakkelijk hier in dit Parlement "sociaal" te stemmen. Het zijn echter niet wij die de lasten van dat sociale stemgedrag moeten dragen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk. (FR) De zwangerschapsrichtlijn is op 20 oktober eindelijk door het Europees Parlement aangenomen. Ik heb voor deze tekst gestemd, omdat hij voor vrouwen een werkelijke vooruitgang betekent.

De richtlijn moet nog door de Raad worden vastgesteld. De tekst waarover vandaag gestemd is, verleent vrouwen binnen de Europese Unie een zwangerschapsverlof van twintig weken, ofwel vier weken meer dan in Frankrijk, waar vrouwen momenteel zestien weken zwangerschapsverlof hebben.

De aangenomen tekst voorziet tevens in een vaderschapsverlof van twintig dagen (meer dan de elf dagen die op dit moment in Frankrijk gelden).

In de richtlijn wordt eveneens bepaald dat vrouwen tijdens het zwangerschapsverlof hun salaris volledig doorbetaald moeten krijgen: een belangrijk signaal gezien de huidige crisis.

Bovendien bevat de tekst een clausule die sociale achteruitgang verbiedt, dat wil zeggen dat als het recht van de lidstaten op bepaalde punten meer bescherming verschaft, dit recht van toepassing blijft. Er is dus echt sprake van vooruitgang en daar ben ik blij om.

 
  
  

- Verslag-Weiler (A7-0136/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat er in veel landen heel verschillende betalingsvoorwaarden bestaan voor ondernemingen wanneer het gaat om de staat, om kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) en om grote ondernemingen. We weten heel goed dat veel bedrijven vanwege de huidige economische crisis, met alle problemen van dien, al grotere liquiditeitsproblemen hebben, en dat ze in veel lidstaten zelfs al vaker door een faillissement worden bedreigd. De richtlijn waarin werd geprobeerd om dit op te lossen heeft maar weinig opgeleverd, en het voorstel dat we nu hebben goedgekeurd is een grote stap op weg naar het vastleggen en aanhouden van betalingstermijnen, niet alleen in de relaties tussen ondernemingen en overheidsinstanties, maar ook tussen ondernemingen. We krijgen nu een wetgeving die meer oplevert voor het aanhouden van betalingstermijnen, met een duidelijk systeem van boetes voor late betaling. Bovendien leidt dit tot een duidelijke verbetering in de strijd tegen het feit dat de overheid en grote ondernemingen vaak misbruik maken van hun machtspositie tegenover de KMO's. Nu moeten de lidstaten deze richtlijn snel omzetten, zodat de ernstige problemen die worden veroorzaakt door de lange betalingstermijnen en door het uitstellen van de betalingen eindelijk kunnen worden opgelost.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberta Angelilli (PPE), schriftelijk. − (IT) Het nakomen van de verplichtingen die voortvloeien uit de contractvoorwaarden bij commerciële transacties, van zowel overheids- als privaatinstellingen, is niet alleen een kwestie van burgerplicht, maar ook van verantwoordelijkheid nemen voor een aantal negatieve omstandigheden die schuldeisende bedrijven kunnen treffen, met name kleine en middelgrote ondernemingen. Als deze bedrijven kunnen rekenen op een stipte betaling, zijn zij verzekerd van stabiliteit, groei, arbeidsplaatsen en investeringen.

Helaas komen, volgens de gegevens van de Europese Commissie, betalingsachterstanden in Europa vaak voor, wat een negatief effect heeft op het concurrentievermogen. Het zijn met name de overheidsinstellingen die problemen veroorzaken, dikwijls vanwege een verkeerd beheer van eigen begrotingen en van de kasstromen, of vanwege een hoog bureaucratisch gehalte van het administratieve apparaat. Soms wordt er ook voor gekozen om te werk te gaan op basis van nieuwe kostenvooruitzichten, zonder rekening te houden met de verplichtingen die eerder zijn aangegaan en waaraan, binnen de overeengekomen contractvoorwaarden, moet worden voldaan.

Derhalve beschouw ik het als onze plicht om maatregelen te nemen die een aanvulling vormen op de tekortkomingen van de vorige Richtlijn 2000/35/EG, om op die manier te trachten het fenomeen van achterstallige betalingen terug te dringen. Dit kan door maatregelen te nemen die debiteuren ertoe zetten niet te laat te betalen en andere maatregelen die crediteuren de mogelijkheid bieden om in geval van betalingsachterstanden op efficiënte wijze hun rechten volledig uit te oefenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. – (GA) Ik heb voor dit verslag gestemd, dat op een goed moment komt, en voor de instelling van een streeftermijn van dertig dagen voor de betaling van facturen. Kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) zijn de hoeksteen van de Europese economie; deze kleinere bedrijven vormen 99,8 procent van alle bedrijven in de EU en creëren 70 procent van de werkgelegenheid in de Unie. De maatregelen die in het verslag worden voorgesteld om betalingsachterstanden aan te pakken, zijn praktische maatregelen om KMO's te steunen en ervoor te zorgen dat kleinere ondernemingen geen schade lijden door onbetaalde rekeningen.

De nieuwe regels zorgen voor een beter investeringsklimaat en moeten KMO's in staat stellen zich te focussen op innovatie en ontwikkeling. Daarnaast verwelkom ik wat in het verslag wordt gezegd over het feit dat nieuwe maatregelen de bureaucratie niet mogen vergroten en dat er geen nieuwe bureaucratische of administratieve problemen voor KMO's mogen worden gecreëerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk.(LT) Ik heb voor dit voorstel gestemd, en ik ben blij dat het Europees Parlement en de Raad erin zijn geslaagd om tot deze overeenkomst te komen, iets dat vooral voor kleine bedrijven van groot belang is. Het midden- en kleinbedrijf mag dan wel de basis voor het concurrentievermogen van de Europese Unie zijn en bovendien voor de meeste banen zorgen, toch heeft de crisis tegelijkertijd zeer duidelijk laten zien dat de eigenaren van middelgrote en kleine bedrijven het meest kwetsbaar zijn, en dat het beleid van de lidstaten er niet specifiek op is gericht om hen te helpen en te ontwikkelen, aangezien EU-wetgeving, zoals de Small Business Act, niet in haar geheel wordt geïmplementeerd of toegepast. Gedurende de crisis zijn veel bedrijven failliet gegaan, en dat is een enorm verlies. Daarom ben ik erg tevreden met deze kleine stap die van groot belang is voor kleine bedrijven, waarmee duidelijkheid over betalingstermijnen wordt gegeven. We beginnen nu echt een omgeving te creëren die voor kleine bedrijven duidelijk en overzichtelijk is, een omgeving waarbinnen een bedrijfscultuur kan ontstaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. − (IT) Met de goedkeuring van de nieuwe richtlijn tegen betalingsachterstanden, een maatregel die een concrete steun vormt voor bedrijven, en in het bijzonder voor het midden- en kleinbedrijf, levert het Europees Parlement een beslissende bijdrage ten gunste van burgers en het Europese productiesysteem. De herziening van de richtlijn legt namelijk een aantal betalingsvoorwaarden vast en stelt sancties ter beschikking om de stipte betaling door zowel overheids- als privaatinstellingen binnen de Unie te bevorderen. Volgens de schattingen zou door deze maatregel circa 180 miljard terugstromen in de economie: dit is het daadwerkelijke bedrag dat de overheid schuldig is aan het Europese bedrijfsleven.

Het probleem van betalingsachterstanden treft met name Italië, waar de overheidsinstellingen gemiddeld 128 dagen wachten alvorens hun betalingen uit te voeren, ten opzichte van een Europees gemiddelde van 67 dagen. Derhalve zijn de negatieve effecten van de betalingsachterstanden bij commerciële transacties aanzienlijk. Ik hoop dat deze richtlijn zo snel mogelijk door de nationale overheden wordt geïmplementeerd, zodat op die manier één van de grootste obstakels voor de ontwikkeling van de Europese interne markt wordt weggenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk.(IT) Eindelijk zijn we dan hier aanbeland, na vele maanden uitstel: we hebben gestemd over een verslag dat een echte impuls geeft voor de toekomst van onze bedrijven. Late betalingen zijn een verschijnsel dat vooral in Italië tienduizenden bedrijven op de knieën heeft gebracht; volgens berekeningen van beroepsorganisaties kost dit de Italiaanse economiezo rond de 30 miljard euro. Specifieke overwegingen en nationale situaties buiten beschouwing latend stem ik voor het verslag, op basis waarvan nu eindelijk voor eens en voor altijd duidelijke regels worden gesteld voor ondernemers in zowel de publieke als de private sector. De economische crisis heeft inmiddels geleid tot een dramatisch aantal faillissementen en sluitingen van fabrieken en bedrijven, en tot de beëindiging van zakelijke activiteiten. Met deze maatregel kan Europa echt een handreiking doen naar vele kleine bedrijven die door de crisis permanent zwaar gebukt gaan onder bankleningen en die wellicht al met zwaar weer kampen vanwege late betalingen van uitstaande vorderingen. Door deze richtlijn toe te passen, kunnen we tenminste veel situaties voorkomen waarin bedrijven zich gedwongen zien om hun activiteiten te staken door schulden die zijn veroorzaakt door andere ondernemers in zowel de publieke als in de private sector.

 
  
MPphoto
 
 

  Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. (RO) In een instabiel economisch klimaat kunnen betalingsachterstanden een uiterst schadelijke uitwerking hebben op kleine en middelgrote ondernemingen die het geld nodig hebben om hun werknemers en leveranciers te betalen. Met de nieuwe regels inzake betalingsachterstanden bij handelstransacties, waarover het Parlement en de Raad het op 5 oktober eens zijn geworden, moeten bedrijven het hun verschuldigde geld eenvoudiger en sneller kunnen incasseren. Het zijn de kleine en middelgrote ondernemingen die de economie draaiend houden, zelfs in tijden van crisis. Dit is in elke Europese economie het geval. Het Europees Parlement heeft ervoor gezorgd dat alle partijen als gelijken tegenover elkaar staan en dat de regels voor iedereen gelden, hetgeen vele Europese kleine en middelgrote ondernemingen ten goede zal komen.

Dankzij dit akkoord hoeven kleine en middelgrote ondernemingen niet meer op te treden als bank voor beursgenoteerde bedrijven of grote ondernemingen. Net als de aanbeveling van het Europees Parlement om kleine en middelgrote ondernemingen pas btw te laten afdragen nadat rekeningen zijn voldaan, helpt het stellen van een vaste termijn waarop rekeningen moeten worden betaald degenen die zich afvragen hoe zij het hoofd boven water moeten houden in een tijd van krimpende markten.

 
  
MPphoto
 
 

  Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb vóór het verslag gestemd omdat het voor mij van fundamenteel belang is dat alle maatregelen die de concurrentiekracht van het midden- en kleinbedrijf kunnen versterken ook daadwerkelijk getroffen worden. Bovendien moet vooral tijdens een economische recessie als de huidige gestreden worden tegen betalingsachterstanden bij handelstransacties, die een onaanvaardbare vorm van misbruik zijn. Betalingsachterstanden hebben aanzienlijke negatieve gevolgen en jagen de schuldeisende bedrijven op hoge kosten. Zij verminderen de cashflow van bedrijven, tasten hun investeringsmogelijkheden aan en brengen hun concurrentiekracht in gevaar.

Deze richtlijn bevat terecht maatregelen die debiteuren moeten ontmoedigen laat te betalen en mogelijkheden voor schuldeisers om hun rechten uit te oefenen. Ook bevat deze specifieke en nauwkeurige regels met betrekking tot onder meer achterstalligheidsrente en vergoeding van invorderingskosten, en voorziet, behoudens enkele specifieke uitzonderingen, in een verplichte termijn van dertig dagen voor betaling van schulden door de overheid. Op die manier wordt de overheid ervan weerhouden om zich zo te gedragen dat het midden- en kleinbedrijf schade wordt berokkend en aldus de geloofwaardigheid van het uitgevaardigde beleid in gevaar te brengen.

Tot slot is snelle betaling een noodzakelijke voorwaarde voor investeringen, groei en het scheppen van werkgelegenheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Castex (S&D), schriftelijk. (FR) Ik ben ook tevreden over de oplossing die met betrekking tot de betalingstermijnen is gevonden, en ik ben blij dat het voorstel van socialisten en democraten om een extra termijn voor openbare gezondheidsdiensten mogelijk te maken, in de tekst is opgenomen. De ingewikkelde begrotingsprocedures die voor deze diensten gelden, leiden namelijk tot langere betalingstermijnen. Bovendien wordt, met inachtneming van de contractvrijheid tussen particuliere bedrijven onderling, een belangrijke waarborg gegeven door een verbod op buitensporige betalingstermijnen ten opzichte van schuldeisers, vaak kleine en middelgrote ondernemingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. (EL) Ik heb mij van stemming over het verslag onthouden, aangezien het de inspanningen van de Commissie versterkt om druk uit de oefenen op lidstaten die schulden hebben. Er worden strenge maatregelen aanbevolen in een tijd dat de openbare financiën in deze lidstaten zich in een deplorabele toestand bevinden. De druk om schulden onmiddellijk af te lossen, onder dwang van zware geldelijke sancties, dient vooral de belangen van het bedrijfsleven, dat, gebruikmakend van de crisis, uit is op ingrepen in de stelsels van sociale bescherming, op bevriezing of zelfs verlaging van de lonen. De bewering dat de kleine en middelgrote bedrijven hier baat bij hebben, houdt geen stand omdat uit de cijfers die in de regeling worden genoemd blijkt dat het juist niet om kleine en middelgrote bedrijven gaat. Een dergelijke maatregel zou te rechtvaardigen zijn als eerst de reële economie van de werknemers krachtig was ondersteund en maatregelen ter bevordering van de sociale en economische cohesie waren genomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Lara Comi (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik ben het ermee eens dat Richtlijn 2000/35/EG versterkt moet worden en dat de noodzakelijke instrumenten gevonden moeten worden om betalingsachterstanden in handelstransacties te verminderen of op te heffen. Mijn aandacht gaat vooral uit naar het midden- en kleinbedrijf dat een essentieel onderdeel van de Europese markt vormt en rijkdom en banen creëert. Deze beleidskeuze van de Commissie gaat de juiste kant uit. Het is namelijk de bedoeling om het ondernemersklimaat gunstiger te maken voor het mkb. Wat het percentage van 8 procent rente als ontmoedigingsmaatregel betreft ben ik eerlijk gezegd wat verbaasd over de resultaten met betrekking tot een aantal regio´s van mijn land en van andere Europese landen, die echt de grootste moeite hebben om de nieuwe regels na te leven. Ik hoop dat deze nieuwe benadering een echte kans wordt om de zaken te veranderen. Laten wij ons er voorlopig op concentreren om samen met de regionale en lokale autoriteiten toezicht uit te oefenen op de omzetting van de richtlijn in de nationale wetgeving en ervoor zorgen dat deze overal op gelijke wijze plaatsvindt.

 
  
MPphoto
 
 

  Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. (RO) Ik hoop dat de inwerkingtreding van de richtlijn betreffende de bestrijding van betalingsachterstanden bij handelstransacties ten goede komt aan het merendeel van de kleine en middelgrote ondernemingen in de Europese Unie, en dat die daardoor beter beschermd worden en over de middelen kunnen beschikken om hun investeringen uit te breiden en nieuwe werkgelegenheid te scheppen. Tegelijkertijd hoop ik dat de richtlijn de ontwikkeling van mechanismen voor de incasso van schulden mogelijk zal maken, omdat betalingsachterstanden van overheidsinstanties tot onevenwichtigheden in de werking van kleine en middelgrote ondernemingen en dus ook van de markt leiden.

 
  
MPphoto
 
 

  Luigi Ciriaco De Mita (PPE), schriftelijk. – (IT) Betalingsachterstanden in de betrekkingen tussen bedrijven en overheid zijn een van de factoren die een rem zetten op economisch herstel. De aanneming van de nieuwe richtlijn betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties is een krachtige, innoverende stap waarvoor met name in de overheidssector de juiste voorbereidingen moeten worden getroffen op zowel politiek als administratief niveau. Op politiek niveau omdat bij de financiële en budgettaire planning niet alleen rekening moet worden gehouden met de gevolgen van de EU-bepalingen voor het Stabiliteitspact, maar ook met de gevolgen van de nieuwe bepalingen inzake betalingsachterstand. Als deze bepalingen namelijk niet goed worden beheerd, kunnen zij directe en indirecte gevolgen hebben voor de speelruimte van de overheid op verschillende niveaus. Op administratief niveau is een gedegen voorbereiding noodzakelijk om een gezond financieel beheer van de overheid te garanderen, in eerste instantie bij de verhouding tussen vastleggingen en betalingen om te voorkomen dat er voor de schatkist en dus voor de bevolking lasten zoals kredietrente ontstaan, die zwaar op de overheidsbegrotingen kunnen drukken. Tot slot moet bijzondere aandacht worden geschonken aan bepaalde sectoren en voor flexibiliteit worden gezorgd, bijvoorbeeld in de gezondheidszorg, waarin de overheid een grote achterstand heeft opgelopen bij de betaling van goederenleveranties en diensten. Deze achterstand moet worden weggewerkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Diane Dodds (NI), schriftelijk.(EN) In het huidige economische klimaat is het voor kleine en middelgrote ondernemingen al moeilijk genoeg om het hoofd boven water te houden zonder ook nog eens geconfronteerd te worden met betalingsachterstanden in handelstransacties. Daarom moet elk mechanisme dat deze ondernemingen helpt te beschermen tegen de extra kosten en financiële gevolgen van betalingsachterstanden worden verwelkomd.

Ik ben echter van mening dat het aan de Britse regering is, en niet aan de Europese Unie, om dit te reguleren en ervoor te zorgen dat bedrijven en overheden hun betalingsverplichtingen nakomen. Dit verslag, dat niet zonder merites is, behoeft verdere verduidelijking over bepaalde aspecten, en daarom heb ik ervoor gekozen om mijzelf deze keer van stemming te onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag over de bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties gestemd, omdat we hierdoor geharmoniseerde maatregelen kunnen nemen, wat in deze tijden van crisis bijzonder belangrijk zou kunnen zijn voor de prestaties van ondernemingen, met name van kleine en middelgrote ondernemingen. Ik ben echter voorstander van een uitzonderingsregeling voor de gezondheidszorg.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk.(PT) Betalingsachterstanden vormen een probleem met bijzonder ernstige gevolgen voor de gezondheid van de wereldeconomie, waarbij het midden- en kleinbedrijf (mkb) in het bijzonder op een vernietigende manier wordt getroffen. De gevolgen hiervan zijn vooral in deze periode van economische en financiële crisis zelfs nog erger. Het slechte voorbeeld dat door overheidsinstellingen wordt gegeven, zoals momenteel in bijzonder hoge mate het geval is in Portugal, is onaanvaardbaar. Er zijn maatregelen noodzakelijk om de late betalingen in handelstransacties te beteugelen, zodat de Europese economie in goede gezondheid blijft en situaties worden voorkomen waarin productiestructuren financieel de nek om wordt gedraaid en er te veel wordt gevraagd voor financiële producten, waardoor afhankelijkheid van de bankensector wordt gecreëerd. Ik zou graag de aandacht willen vestigen op de specifieke situatie van landbouwproducenten, die vaak te kampen hebben met vertraagde betalingen van de aan hen openstaande schulden door supermarkten en distributeurs. De maximale termijn van 30 dagen – die nog tot 60 dagen kan worden verlengd – voor de betaling van bewezen en gefactureerde diensten is zeer redelijk voor het evenwicht binnen zakelijke relaties, en zal van essentieel belang zijn voor het bevorderen van een cultuur waarbinnen het tijdig nakomen van aangegane verbintenissen gemeengoed zal zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Louis Grech (S&D), schriftelijk.(EN) De aanneming vandaag van het verslag-Weiler betekent een belangrijke verschuiving van de betalingsdrempel in zakelijke relaties. Op dit moment is het een gebruikelijke praktijk – en wat nog zorgwekkender is, een geaccepteerde praktijk – dat overheden kleine en middelgrote ondernemingen onder druk zetten om overeenkomsten te sluiten waarin de vertraagde betaling van facturen wordt toegestaan.

Malta is hier een goed voorbeeld van. Veel kleine en middelgrote ondernemingen, die goed zijn voor meer dan 70 procent van de werkgelegenheid in de private sector, hebben ernstige cashflowproblemen vanwege de late betalingen door andere entiteiten, vooral openbare instellingen, waaronder de overheid.

In een aantal lidstaten zal de maximale betalingstermijn van zestig dagen voor kleine en middelgrote ondernemingen en voor burgers een belangrijke beschermende bepaling vormen. Als we echter willen dat deze bepaling echt effectief is, moet de richtlijn in elke lidstaat correct worden omgezet en ten uitvoer worden gelegd en worden gekoppeld aan streng toezicht door de Commissie. Alleen dan kan deze nieuwe regel werkelijk worden vertaald in tastbare voordelen voor burgers en vooral voor kleine en middelgrote ondernemingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk.(PL) Voor het goed functioneren van de Europese economieën is snelle betaling van handelstransacties een prioriteit. Helaas bestaan er tussen de verschillende lidstaten aanzienlijke verschillen in de naleving van betalingstermijnen. Dit maakt nauwkeurige verificatie van de geldende Richtlijn 2000/35/EG van 8 augustus 2002 noodzakelijk.

Het gebrek aan betalingsdiscipline bij transacties bedreigt vooral kleine en middelgrote ondernemingen uit landen die getroffen zijn door de economische crisis. Te late betaling veroorzaakt regelmatig problemen op zowel de binnenlandse markt als in het internationale handelsverkeer. Dat is de reden dat ik mijn steun geef aan het voorstel van de rapporteur om de voorschriften aan te scherpen, nieuwe instrumenten ter bescherming van het bedrijfsleven in te voeren en de kosten in verband met de vergoeding van invorderingskosten en van interest in geval van betalingsachterstand verplicht te maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. (DE) Ik steun het besluit in het verslag om ondubbelzinnig de kant de kiezen van de kleine en middelgrote ondernemingen. Betalingsachterstanden vormen voor het handelsverkeer in de EU een enorm economisch probleem. Deze kwestie weegt ook zwaar in de landbouw wanneer liquiditeitsproblemen op landbouwbedrijven worden afgewenteld. Door duidelijk gedefinieerde betalingstermijnen wordt een stokje voor dergelijke methoden gestoken. Ik ondersteun het voorstel in het verslag om een betalingstermijn van dertig dagen als norm te gaan gebruiken. Ik steun eveneens de invoering van een algemene maximale betalingstermijn van zestig dagen. Ik vind het onbegrijpelijk dat in bepaalde lidstaten de betaling van transacties waarbij overheidsinstellingen zijn betrokken, op de lange baan worden geschoven. Vertraagde betalingen hebben een enorm negatieve invloed op het bedrijfsklimaat en op de interne markt. De gevolgen daarvan zijn direct merkbaar in de lidstaten. De verlangde forfaitaire vergoeding die vanaf de eerste dag van de vertraging verschuldigd is, vormt een effectief middel om dit te voorkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor het verslag-Weiler gestemd omdat ik het absoluut noodzakelijk vind de schuldeisers van de overheid - voornamelijk kleine en middelgrote bedrijven - te beschermen. Met deze richtlijn zal het mogelijk worden om ongeveer 180 miljard euro aan liquide middelen opnieuw in omloop te brengen. Dat is namelijk het totale bedrag dat de overheid het bedrijfsleven in de hele EU schuldig is. Deze richtlijn is een belangrijke stap vooruit omdat bedrijven automatisch het recht krijgen om betaling van rente wegens late betaling te eisen. Bovendien hebben zij recht op een vast bedrag van minimaal 40 euro ter vergoeding van de kosten die zij moeten maken om de schuld in te vorderen. Bedrijven kunnen echter hoe dan ook de terugbetaling eisen van alle redelijke kosten die zij daarvoor hebben moeten maken. Volgens mij zal dit initiatief de lidstaten van de EU ertoe aanzetten om gedragscodes voor prompte betaling op te stellen. Zij krijgen namelijk de mogelijkheid om wet- of regelgeving met voor crediteurs gunstigere bepalingen dan de bepalingen van de richtlijn te handhaven of uit te vaardigen.

 
  
MPphoto
 
 

  Erminia Mazzoni (PPE), schriftelijk. – (IT) Van de talloze voorstellen die zijn opgenomen in de Small Business Act is mijns inziens het voorstel tot de wijziging van Richtlijn 2000/35/EG een van de meest urgente. Betalingsachterstanden zijn in veel landen (waaronder zeker ook Italië) een normaal verschijnsel geworden als het om de overheid gaat. Als de betalingsachterstanden in Europa op gemiddeld 180 dagen na de vervaldatum liggen, dan kan men zich gemakkelijk voorstellen hoe groot de betalingsachterstanden soms zijn en welke gevolgen dat kan hebben voor het beheer van een kleine of middelgrote onderneming.

Het paradoxale is dat diezelfde overheid wel tijdige betaling van belastingen eist, sancties oplegt en rente eist vanaf de eerste dag waarop de schuldenaar in gebreke blijft en zijn verplichtingen niet nakomt. De wijziging waar wij vandaag over stemmen is vooral in deze economisch moeilijke tijd zeer belangrijk, maar volstaat niet om het probleem op te lossen. Als in de diverse lidstaten niet wordt gesleuteld aan de procedures voor invordering van schulden van de overheid en deze procedures korter en effectiever worden gemaakt, zullen de aangenomen bepalingen weinig zoden aan de dijk zetten.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk.(PT) Late betaling van handelstransacties, of dit nu tussen bedrijven onderling of tussen bedrijven en publieke instellingen plaatsvindt, is de oorzaak van cashflowproblemen in het midden- en kleinbedrijf (MKB), iets wat op zijn beurt vaak weer bijdraagt aan verdere vertragingen in betalingen, en zo wordt een vicieuze cirkel in gang gezet die moeilijk te doorbreken is. We zijn er zeker van dat de implementatie van de nieuwe regels zoals die hier worden voorgesteld een belangrijke stap is om deze situatie een halt toe te roepen, en om zodoende bedrijven te helpen om deze periode van economische en financiële crisis te doorstaan. De voorgestelde boetes zijn proportioneel en noodzakelijk, en het valt te hopen dat de door commerciële ondernemers overgenomen onbehoorlijke handelspraktijken hierdoor zullen worden ontmoedigd.

 
  
MPphoto
 
 

  Alajos Mészáros (PPE), schriftelijk. – (HU) De aanneming van de resolutie over de richtlijn bestrijding van betalingsachterstand was cruciaal, en daarom heb ik deze met mijn stem gesteund. In het debat van vanmorgen werd er ook al op gewezen hoe dichtbij en voelbaar de effecten van de crisis, die ook onze lidstaten in een recent verleden niet heeft gespaard, nog altijd zijn. We moeten diverse zaken veranderen om de interne markt effectief te kunnen laten functioneren. Als onderdeel hiervan schrijft het verslag terecht een overgang naar een stipte betalingscultuur voor. Hiermee kan het mogelijk worden dat betalingsachterstanden gevolgen hebben die voor de schuldenaren nadelig zijn.

Volgens de effectbeoordeling die voorafging aan de evaluatie worden overheidsinstanties in diverse lidstaten gekenmerkt door een slechte betalingsdiscipline. Ik hoop van harte dat we met de beslissing van vandaag ook hier verandering in kunnen brengen. Ten slotte kan het eenvoudiger maken van het leven van kleine en middelgrote ondernemingen ook bij dit vraagstuk op de eerste plaats komen. De voorgestelde alternatieve mechanismen om geschillen te beslechten kunnen een oplossing bieden, evenals het openbaar maken van bepaalde praktijken in lidstaten. Het benutten van de mogelijkheden die via het Europese e-Justice-portaal worden aangeboden, kan heel wat zorgen van crediteuren en ondernemingen helpen wegnemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Miroslav Mikolášik (PPE), schriftelijk. (SK) Ik sta achter het voorstel van de Commissie ter bestrijding van betalingsachterstanden, die vooral in de internationale handelsbetrekkingen een ernstig probleem aan het worden zijn, aangezien ze de rechtszekerheid aantasten.

Om te bewerkstelligen dat betalingsachterstanden dusdanige gevolgen hebben dat te late betaling wordt ontmoedigd, moeten we snelle methoden ontwikkelen om onbetwiste uitstaande schulden waarbij sprake is van een betalingsachterstand terug te vorderen en een cultuur van stipte betaling scheppen. Het wijzigingsvoorstel om dergelijke schulden van ondernemingen en overheidsdiensten terug te vorderen door middel van een breed toegankelijke online procedure zal een positieve stap zijn ter vereenvoudiging en versnelling van de terugvordering van dit soort schulden. Het zal vooral voordelig zijn voor het midden- en kleinbedrijf, dat het meest te lijden heeft onder betalingsachterstanden en tijdrovende terugvorderingprocedures.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Uitstaande vorderingen vormen met name voor kleine en middelgrote ondernemingen een aanzienlijk financieel risico. Een gebrek aan betalingsdiscipline kan er met name in tijden van crisis toe leiden dat de liquiditeit behoorlijk beperkt wordt. Maatregelen die een betere betalingsmoraal tot stand brengen, kunnen absoluut nuttig zijn. Ik heb mij echter van stemming onthouden, omdat ik van mening ben dat een Europese regeling op dit punt niet zinvol is en ook geen positief effect op de betalingsdiscipline heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  Claudio Morganti (EFD), schriftelijk. – (IT) In het verslag wordt het probleem van de betalingsachterstanden behandeld. Dit probleem destabiliseert de markt en brengt vooral schade toe aan kleine en middelgrote ondernemingen, die mijn bijzondere belangstelling genieten. Ik heb vóór gestemd en wil dat mijn stem gezien wordt als een uiting van hoop. Ik hoop dat er een nieuwe handelscultuur zal ontstaan, met snellere betalingen, een cultuur waarin te late betaling een onaanvaardbare vorm van misbruik van de klant en contractbreuk is, en niet gezien wordt als een normale gang van zaken.

 
  
MPphoto
 
 

  Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor deze wetgeving gestemd omdat ik van mening ben dat betere betalingsregelingen goed zijn voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en voor de bedrijfscultuur in het algemeen. Met name één bepaling in dit document is in mijn ogen progressief: de oproep om snel lijsten van rapporterende entiteiten te publiceren. De maatregelen zullen bedrijven (met name kmo’s) niet alleen aanmoedigen om andere bedrijven op tijd te betalen, waardoor het risico op liquiditeitsproblemen wordt verminderd, maar zullen ook de geloofwaardigheid en daarmee het concurrentievermogen van die bedrijven vergroten.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor het verslag-Weiler gestemd omdat het voor mij van fundamenteel belang is dat een uiterlijke termijn wordt vastgesteld waarbinnen bedrijven de bedragen die hun verschuldigd zijn moeten ontvangen. Deze essentiële eis doet zich in deze tijd van crisis nog sterker gevoelen. Kleine en middelgrote ondernemingen spelen samen met ondernemers een belangrijke rol in al onze economieën. Zij zijn de belangrijkste motor voor het creëren van werkgelegenheid en inkomen en stimuleren bovendien innovatie en groei. De laatste tijd worden wij echter maar al te vaak geconfronteerd met situaties waarin bedrijven vorderingen van miljoenen euro´s hebben uitstaan bij de overheid maar helaas gedwongen worden om te sluiten of faillissement aan te vragen omdat de overheid te laat betaalt. Daarom hoop ik dat bij de omzetting van de richtlijn in nationaal recht ook met andere factoren rekening wordt gehouden en de aan overheidsinstanties opgelegde vereisten van het Stabiliteitspact worden versoepeld en tegelijkertijd de betalingstermijnen geleidelijk aan worden verminderd. Op die manier vangen we twee vliegen in één klap, en heel het land zou ermee gebaat zijn. Ik hoop dat de richtlijn snel wordt omgezet in de lidstaten en zo spoedig mogelijk kan worden toegepast. Het gaat hier om een plicht voor ons, wetgevers en een recht voor de schuldeisende bedrijven.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. (FR) Betalingsachterstanden kunnen leiden tot financiële moeilijkheden en zelfs tot het faillissement van bepaalde bedrijven, vooral kleine en middelgrote ondernemingen: volgens de Europese Commissie kosten betalingsachterstanden de Europese economie jaarlijks ongeveer 180 miljard euro. In andere studies wordt gewag gemaakt van 300 miljard euro per jaar, een bedrag dat ongeveer gelijk is aan de Griekse overheidsschuld. Gezien het huidige economische klimaat ben ik blij dat de Raad en het Parlement het snel eens konden worden over een ambitieuze herziening van de Europese wetgeving op dit gebied. Het Europees Parlement heeft hieraan een substantiële bijdrage geleverd. Dankzij ons bevat de definitieve tekst veel verbeteringen die door de Commissie interne markt en consumentenbescherming zijn goedgekeurd, met name: een hogere wettelijke rente bij te late betaling; bij transacties tussen ondernemingen een standaardtermijn van dertig dagen en een uitbreiding tot zestig dagen met onder bepaalde omstandigheden de mogelijkheid van aanvullende verlenging; voor overheidsinstanties maximaal zestig dagen; meer flexibiliteit voor openbare gezondheidsinstellingen en openbare medisch-sociale instellingen; en tot slot vereenvoudiging van de vergoeding van invorderingskosten (een vast bedrag van 40 euro).

 
  
MPphoto
 
 

  Crescenzio Rivellini (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik wil mevrouw Weiler gelukwensen met haar uitstekende werk. Het Europees Parlement heeft het licht op groen gezet voor nieuwe bepalingen om paal en perk te stellen aan de betalingsachterstanden van overheidsinstanties jegens hun leveranciers, meestal kleine en middelgrote ondernemingen. Het Parlement heeft bepaald dat overheidsinstanties de ontvangen diensten of goederen binnen dertig dagen moeten betalen. Doen zij dit niet, dan moeten zij acht procent achterstalligheidsrente betalen.

Tijdige betaling van werk is niet alleen een fundamenteel principe van correct gedrag, maar speelt ook een doorslaggevende rol bij het waarborgen van de soliditeit van een onderneming, bij haar financiële armslag en haar toegang tot krediet en financiering. De nieuwe richtlijn, die binnen vierentwintig maanden na aanneming omgezet moet zijn in nationale wetgeving, zal dan ook de gehele Europese economie ten goede komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk.(EN) Aangezien betalingsachterstanden een verschijnsel zijn met veel en met elkaar verband houdende oorzaken, kunnen ze alleen worden bestreden met behulp van een breed scala aan elkaar aanvullende maatregelen. Het Parlement is daarom van mening dat een zuiver legalistisch optreden tegen betalingsachterstanden nodig, maar onvoldoende is. De 'harde' aanpak van de Commissie, met een focus op harde sancties en ontmoedigende prikkels, moet worden verbreed en moet ook 'zachte' maatregelen omvatten, gericht op positieve prikkels om betalingsachterstanden te bestrijden.

Tegelijkertijd moeten, naast de tenuitvoerlegging van de richtlijn, praktische maatregelen worden gestimuleerd, zoals het gebruik van elektronische facturen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marco Scurria (PPE), schriftelijk. – (IT) Italië is het land waarin bedrijven het meest te lijden hebben onder late betalingen door overheidsinstanties. De gemiddelde termijn voor betaling van leveranciers is 180 dagen, terwijl het Europees gemiddelde 67 dagen is. Betalingsachterstanden leiden vooral in het MKB tot financiële problemen, tot een drastische vermindering van de investeringsmogelijkheden en een verlies aan concurrentiekracht.

De vandaag aangenomen richtlijn ontmoedigt schuldenaren om laat te betalen en biedt schuldeisers de mogelijkheid om zich op efficiënte wijze te beschermen tegen dergelijke achterstanden. Schuldeisers krijgen namelijk het recht om in geval van late betaling wettelijke rente te vorderen, ook indien dit recht niet specifiek in het contract is vermeld. Ook verplicht de richtlijn de overheid om binnen 60 dagen na betalingsaanvraag te betalen mits de verlangde prestatie naar behoren werd verricht.

De aanneming van deze richtlijn is inderdaad een enorme steun in de rug voor onze bedrijven. Een op de vier ondernemingen moet namelijk sluiten wegens gebrek aan liquiditeit. Met de nieuwe bepalingen inzake betalingen kunnen bedrijven hun concurrentiekracht op de markten herstellen en zullen er geen banen verloren gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Marc Tarabella (S&D), schriftelijk. (FR) Door het verslag van mijn collega Barbara Weiler over de richtlijn betreffende betalingsachterstanden met overweldigende meerderheid aan te nemen, heeft het Europees Parlement evenwichtige en duidelijke regels vastgesteld die de solvabiliteit, innovatie en werkgelegenheid ondersteunen. Kleine ondernemingen en openbare ziekenhuizen zullen profiteren van de maatregelen die wij voorstellen.

Kleine ondernemingen zullen niet langer worden geconfronteerd met financiële problemen door betalingsachterstanden, en openbare ziekenhuizen kunnen profiteren van een verlenging van de betalingstermijn tot zestig dagen vanwege hun specifieke karakter; zij worden gefinancierd uit vergoedingen op basis van de socialezekerheidstelsels. Wanneer we overeenstemming met de Raad bereiken, kan de richtlijn bovendien snel worden ingevoerd en is omzetting door de lidstaten vanaf januari 2011 mogelijk. Ik verheug mij erover dat we zo efficiënt hebben gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Salvatore Tatarella (PPE), schriftelijk.(IT) Gedurende de afgelopen jaren is het verschijnsel van late betalingen een steeds grotere last geworden voor financieel bedrijfsmanagement. De late betalingen vormen een ernstig en gevaarlijk probleem dat de kwaliteit van het betalingssysteem aantast en het overleven van kleine bedrijven ernstig bemoeilijkt, hetgeen bijdraagt aan het verlies van concurrentievermogen van de Europese economie. De statistieken zijn alarmerend, met name in Italië, waar gemiddeld pas na 186 dagen wordt betaald – met een uitschieter van 800 dagen in het geval van lokale overheden richting de gezondheidszorg. Het is een schande die maar al te vaak heeft geleid tot sluiting van kleine en middelgrote bedrijven. Op basis van dit verslag zetten we een grote stap voorwaarts door een limiet van 60 dagen in te stellen voor wat betreft betalingen die door de publieke sector aan de private sector dienen te worden gedaan. Natuurlijk is het niet zo dat door het instellen van deze wetgeving het probleem opeens op magische wijze verdwijnt, maar het is absoluut een startpunt voor het ontstaan van een virtuele cirkel, vooral voor wat betreft de omgang met overheidsinstanties. Efficiëntie en urgentie voor wat betreft betalingen van facturen door overheidsinstanties zijn een belangrijke stap, die bovendien voordelen heeft voor de Europese economie. Ik hoop dat de lidstaten, en bovenal Italië, deze wetgeving zeer snel doorvoeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. (PT) Dit verslag is een belangrijke bijdrage aan het oplossen van het probleem van de betalingsachterstand bij handelstransacties tussen ondernemingen of tussen ondernemingen en overheidsinstanties. Met dit initiatief streven we naar het vergroten van de liquiditeit van de ondernemingen in de Europese Unie door het harmoniseren van de regels. De strijd tegen betalingsachterstanden is in de huidige crisis des te belangrijker, omdat late betalingen negatieve gevolgen hebben voor de activiteiten van ondernemingen. Met deze maatregel willen we bijdragen aan het goed functioneren van de interne markt door de termijn aan te passen, wat hoog nodig was, en boetes te voorzien voor degenen die zich niet aan de termijn houden.

Ik sta achter het voorstel voor een algemeen geldende betalingstermijn van 30 dagen, zowel voor transacties tussen ondernemingen als voor transacties tussen ondernemingen en overheidsinstanties, waarbij voor overheidsinstanties in uitzonderlijke gevallen een termijn van 60 dagen zou kunnen gelden. Een grote meerderheid van de leden van mijn fractie, de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) staat hier ook achter.

Ik ben ook voor een rente voor betalingsachterstand; daarbij zouden we moeten uitgaan van de referentie-interestvoet van de Europese Centrale Bank plus 8 procent. Ik denk dat dit een krachtige impuls zou geven aan de activiteiten van kleine en middelgrote ondernemingen, die vaak vaststellen dat hun financiële positie door bureaucratische hindernissen ernstig in het gedrang komt.

 
  
MPphoto
 
 

  Marianne Thyssen (PPE), schriftelijk. − Voorzitter, collega's, wij hebben hier zojuist gestemd over de nieuwe richtlijn bestrijding van betalingsachterstand en ik heb het akkoord met overtuiging gesteund. Te lange betalingstermijnen en zeker betalingsachterstand bedreigen het gezond beheer van een onderneming, beïnvloeden het concurrentievermogen en de winstgevendheid en kunnen uiteindelijk het voortbestaan van de onderneming in gevaar brengen. De huidige richtlijn blijkt ontoereikend om de betalingsachterstand terug te dringen. Ik steun dan ook aanscherping van de bestaande regels. Inzake maximale betalingstermijnen zorgen we voor bijkomende zekerheid voor de ondernemingen omdat betalingen in beginsel binnen de 30 dagen moeten worden verricht. Dit is zeker van belang voor de betalingen tussen ondernemingen en overheidsinstanties. Lidstaten en overheden moeten immers voortaan zélf het goede voorbeeld geven. Het is een kwestie van geloofwaardigheid dat ook de Europese instellingen zich voortaan aan dezelfde wettelijke termijnen zullen houden. Dat de richtlijn duidelijk stipuleert dat contractuele afwijking van de standaardbetalingstermijnen alleen maar mogelijk is om objectieve en niet onbillijke redenen, zal een belangrijke factor zijn in haar handhaving. Tot slot hoop ik dat de vaste compensatie voor invorderingskosten laattijdige betalers op het rechte pad zal brengen, of beter nog houden. Onze ondernemingen en onze werkgelegenheid zullen er wel bij varen.

 
  
MPphoto
 
 

  Iva Zanicchi (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb vóór het verslag-Weiler over de bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties gestemd.

Ondernemingsactiviteiten ondervinden enorme hinder van schulden of late betalingen, waardoor het vaak voorkomt dat overigens solvabele bedrijven failliet gaan wegens een domino-effect. Betalingsachterstand is een veelvoorkomend verschijnsel in Europa en schaadt de bedrijven, met name de kleine bedrijven.

In de meeste lidstaten is het gebruikelijk dat overheden in tijden van financiële moeilijkheden laat betalen. Gebleken is evenwel dat het noodzakelijk is de reeds bestaande wetgeving te versterken en betalingsachterstanden te bestrijden om bedrijven en met name het midden- en kleinbedrijf te helpen, precieze termijnen vast te stellen en passende sancties op te leggen aan degenen die zich hier niet aan houden.

 
  
  

- Verslag-Figueiredo (A7-0233/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd. Armoede is een ernstig probleem, waarmee 85 miljoen van onze mede-Europeanen te kampen hebben, en dat mag niemand koud laten. Dit moet een van onze eerste prioriteiten zijn, en we moeten samen een antwoord vinden, zodat degenen die sociaal kwetsbaar zijn tenminste enige waardigheid kunnen bewaren. Zowel jongeren als ouderen worden geconfronteerd met armoede, maar ook steeds vaker werknemers. Alleen al in de afgelopen twee jaar zijn er zes miljoen banen verloren gegaan; daarnaast worden ook de lonen van degenen die hun baan weten te houden steeds lager en minder stabiel. We moeten een systemische aanpak volgen, we moeten de oorzaken van de problemen aanpakken en beginnende problemen in de kiem smoren. Op dit moment kunnen we de gevolgen ervan echter niet meteen voorkomen. Daarom moeten we kwetsbare burgers een minimumloon voor hun levensonderhoud garanderen, en meteen het nodige doen om ze in staat te stellen om uit die situatie te komen. Dat is nodig, dat is dringend, dat is onze plicht en dat is onze verantwoordelijkheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberta Angelilli (PPE), schriftelijk. – (IT) De EU heeft aangetoond zich in te zetten voor de strijd tegen armoede in Europa via de initiatieven die zij heeft ontplooid in het kader van 2010 Jaar van de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting en met het oog op de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Als wij kijken naar de ernst van de huidige economische en sociale crisis en de gevolgen daarvan – toename van armoede en sociale uitsluiting – dan zien we dat bepaalde kwetsbare bevolkingsgroepen, zoals vrouwen, kinderen, ouderen en jongeren, het sterkst te lijden hebben onder de negatieve gevolgen van deze situatie. Een minimuminkomen kan weliswaar een geschikt instrument zijn om deze groepen te beschermen, maar daarbij wordt geen rekening gehouden met het subsidiariteitsbeginsel en dus ook niet met het feit dat deze vraagstukken onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen.

Aangezien er in Europa ongelijkheden bestaan op het gebied van lonen en sociale voorzieningen is het moeilijk om een gemeenschappelijke minimuminkomensdrempel vast te stellen. Mijns inziens zou het nuttiger zijn om de lidstaten ertoe aan te moedigen hun beleidsmaatregelen voor de strijd tegen armoede te verbeteren via de bevordering van actieve insluiting, een adequaat inkomen, toegang tot hoogwaardige diensten en een billijke verdeling van de rijkdom. Het is echter vooral noodzakelijk de lidstaten ertoe aan te moedigen om beter gebruik te maken van de hun ter beschikking staande structuurfondsen.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. (RO) De internationale gemeenschap heeft bij verschillende gelegenheden haar betrokkenheid uitgesproken bij de bestrijding van armoede. Een wereldwijde aanpak is vereist omdat armoede zich niet beperkt tot de onderontwikkelde Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara of tot Azië, maar ook 17 procent van de bevolking van de EU treft.

Ik geloof dat op de VN-top van vorige maand een belangrijke ontwikkeling is ingezet die zal leiden tot de vaststelling van een specifiek actieplan voor het bereiken van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. De EU heeft van haar kant voorgesteld het aantal mensen dat in armoede leeft tot 2020 met 25 procent te verminderen en 0,7 procent van het bruto nationaal inkomen te bestemmen voor ontwikkelingshulp. Bovendien bevordert het Europees Parlement door het aannemen van dit verslag de actieve insluiting van achtergestelde groepen en de totstandbrenging van werkelijke economische en sociale cohesie.

Ik wil de grote bijdrage memoreren die Roemenië heeft geleverd aan de VN-programma's voor armoedebestrijding, een bijdrage die neerkomt op 250 miljoen euro. Omdat ontwikkelingssamenwerking wederkerig moet zijn, zal mijn land zijn verplichtingen blijven nakomen. Ik ben echter van mening dat meer aandacht moet uitgaan naar groepen met een hoog armoederisico, zoals de plattelandsbevolking of de etnische Romaminderheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. − (ES) Dit initiatief beoogt de goedkeuring van verschillende maatregelen op Europees niveau om de armoede en de sociale uitsluiting uit te roeien. De crisis heeft de situatie van heel wat mensen in Europa erger gemaakt. De werkloosheidscijfers zijn gestegen, en in de meest schrijnende situaties bevinden zich de kwetsbaarsten onder ons, namelijk de vrouwen, kinderen, jongeren en ouderen. Daarom moeten we maatregelen nemen, zowel op Europees niveau als op nationaal niveau. Een minimuminkomen is een goed instrument om ervoor te zorgen dat de mensen die het nodig hebben een waardig leven kunnen leiden. Maar de uiteindelijke doelstelling is de totale integratie in de arbeidsmarkt, omdat dit echte sociale samenhang mogelijk maakt. In dat opzicht hoop ik dat we de economische ontwikkeling gepaard kunnen laten gaan met sociale ontwikkeling. We moeten de nadruk leggen op de ontwikkeling van de sociale economie en het behalen van de doelstelling van de Europa 2020-strategie om het aantal mensen op de rand van de armoede met 20 miljoen te verminderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ondanks alle verklaringen over het bestrijden van de armoede nog steeds Europese burgers in armoede leven, de sociale ongelijkheid is toegenomen en het aantal werkende armen ook groter is geworden. De Europese Unie moet actiever optreden om armoede en sociale uitsluiting te bestrijden, waarbij vooral aandacht moet worden besteed aan personen zonder vaste baan, werklozen, gezinnen, ouderen, vrouwen, alleenstaande moeders, kansarme kinderen, zieken en personen die in uiteenlopende mate arbeidsgeschikt zijn. De instelling van een minimuminkomen is een van de basismaatregelen om armoede te bestrijden door deze mensen uit de armoede te tillen en hun recht op een fatsoenlijk leven te waarborgen. Ik wil aandacht vragen voor het feit dat het minimuminkomen zijn doelstelling om de armoede te bestrijden alleen zal verwezenlijken als de lidstaten concrete maatregelen nemen om een minimuminkomen te garanderen en nationale programma’s voor de bestrijding van armoede uit te voeren. Bovendien ligt het minimuminkomen in enkele lidstaten onder de drempel van relatieve armoede. Daarom moet de Europese Commissie bij de evaluatie van de nationale actieplannen goede en slechte praktijken vaststellen. En daarom is het minimuminkomen – het belangrijkste element van sociale bescherming – zonder enige twijfel van groot belang voor de bescherming van mensen die met armoede worden geconfronteerd en voor hun gelijke kansen in de samenleving.

 
  
MPphoto
 
 

  Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. (RO) Bijna 300 000 gezinnen in Roemenië ontvangen van staatswege een gegarandeerd minimuminkomen op grond van een wet die al sinds 2001 van kracht is en waarvoor in de begroting bijna 300 miljoen euro is gereserveerd. Tegen de achtergrond van de huidige economische crisis, waarvan de gevolgen vooral voelbaar zijn voor de burgers van landen die economisch minder ontwikkeld zijn, is de aanbeveling van het Europees Parlement voor de invoering van een minimuminkomensregeling in alle lidstaten een voor de hand liggende oplossing. Hoewel niemand de noodzaak van een dergelijke regeling voor een gegarandeerd minimuminkomen kan ontkennen, zou zij natuurlijk misbruikt kunnen worden.

Een goed tijdschema en een controlekader voor de regeling zijn geboden omdat de regeling het risico met zich meebrengt dat mensen worden aangemoedigd niet te werken. Juist om ervoor te zorgen dat dit niet gebeurt, staat in de aanbeveling dat iedereen die dit inkomen ontvangt ook in staat moet zijn enige uren werk te verrichten ten behoeve van de gemeenschap. Eind 2008 leefden in de hele EU 85 miljoen mensen onder de armoedegrens. Dit cijfer onderstreept het belang van steunmaatregelen, vooral wanneer we het hebben over jongeren of ouderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Alain Cadec (PPE), schriftelijk. (FR) De economische crisis heeft voor een flinke toename van de armoede gezorgd. In de Europese Unie leven momenteel meer dan 85 miljoen mensen onder de armoedegrens. In het kader van het Europees jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting juich ik het toe dat het Europees Parlement politieke toezeggingen doet om een krachtige en doeltreffende economische en sociale cohesie te waarborgen.

In het verslag-Figueiredo wordt erop gewezen dat de invoering van een minimuminkomen op nationaal niveau een van de doeltreffendste middelen vormt om de armoede te bestrijden. Ik ben echter tegen een minimuminkomen in EU-verband. Een dergelijke maatregel zou van demagogie getuigen en in de huidige situatie volstrekt ongepast zijn. Ook de structuurfondsen spelen een wezenlijke rol in de strijd tegen sociale uitsluiting. Vooral het Europees Sociaal Fonds is een krachtig Europees investeringsinstrument waardoor personen in moeilijkheden gemakkelijker toegang tot de arbeidsmarkt krijgen. Tijdens de periode 2014-2020 moet dit fonds een krachtig werktuig van het cohesiebeleid blijven.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb voor dit zeer goede verslag gestemd, omdat het erop hamert dat concrete maatregelen moeten worden genomen die armoede en sociale uitsluiting uitbannen, opkomt voor een rechtvaardige herverdeling van inkomen en rijkdom en een toereikend inkomen garandeert. Op die manier geeft het een werkelijke inhoud aan het Europees Jaar voor de bestrijding van armoede. Het roept de lidstaten op om hun beleid voor het veiligstellen van een toereikend inkomen te "heroverwegen" in het bewustzijn dat voor de bestrijding van armoede fatsoenlijke en levensvatbare arbeidsplaatsen moeten worden geschapen. Het is van oordeel dat sociale doelen integraal deel moeten uitmaken van de strategie om uit de crisis te komen en dat het scheppen van arbeidsplaatsen prioriteit moet hebben voor de Europese Commissie en de regeringen, als eerste stap naar vermindering van de armoede. Het bevat de overtuiging dat regelingen voor een toereikend minimuminkomen op ten minste zestig procent van het gemiddelde van de eigen staat dienen te worden vastgesteld. Verder benadrukt het dat het belangrijk is dat er een werkloosheidsuitkering bestaat die een fatsoenlijke levensstandaard garandeert, maar ook dat het noodzakelijk is de duur van afwezigheid van de arbeidsmarkt te beperken door middel van – onder andere – efficiëntere arbeidsbemiddelingsinstanties van de overheid. Eveneens wordt de noodzaak onderschreven om verzekeringsregelingen in te stellen die een link leggen tussen het minimaal uitbetaalde pensioen en de corresponderende armoedegrens.

 
  
MPphoto
 
 

  Ole Christensen (S&D), schriftelijk. − (DA) Wij, de Deense sociaaldemocraten in het Europees Parlement (Dan Jørgensen, Christel Schaldemose, Britta Thomsen en Ole Christensen), hebben voor het initiatiefverslag over de rol van het minimuminkomen bij de bestrijding van armoede en de bevordering van een inclusieve samenleving in Europa gestemd. Wij zijn van mening dat alle lidstaten van de EU armoededoelstellingen moeten aannemen en regelingen voor minimuminkomens moeten invoeren. Tegelijkertijd vinden wij dat deze doelstellingen en regelingen moeten worden afgestemd op de omstandigheden in de afzonderlijke lidstaten. Wij denken dat er talloze manieren zijn om armoede te beoordelen, en het zou aan elke afzonderlijke lidstaat moeten zijn om hiervoor de beste manier te vinden en een regeling voor minimuminkomens op te stellen die op die lidstaat is afgestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. (PT) De huidige economische crisis heeft enorme gevolgen gehad: de werkloosheid, de armoede en de sociale uitsluiting nemen in heel Europa toe. De armoede en de sociale uitsluiting hebben een onaanvaardbare omvang aangenomen: bijna 80 miljoen Europeanen leven onder de armoedegrens, waarvan 19 miljoen kinderen, dat wil zeggen bijna twee op de tien kinderen. Vele anderen hebben grote problemen met de toegang tot werk, onderwijs, huisvesting en sociale en financiële diensten. Ook de werkloosheid heeft in alle lidstaten een ongekend niveau bereikt; het Europese gemiddelde voor jongeren ligt bij 21,4 procent, één op de vijf. Dat is onaanvaardbaar, en we moeten alles in het werk stellen om een einde te maken aan de tragedie van deze burgers.

Met dat doel is 2010 aangeduid als Europees jaar van de bestrijding van deze gesel. We willen de politieke vastberadenheid van de EU versterken en maatregelen nemen die werkelijk veel bijdragen aan het uitroeien van de armoede. Ook ik vind dat er in iedere lidstaat een minimumloon zou moeten worden vastgelegd, naast een strategie voor de sociale re-integratie en voor de toegang tot de arbeidsmarkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Lara Comi (PPE), schriftelijk. – (IT) Economische en sociale samenhang is een fundamentele voorwaarde voor elk gemeenschappelijk beleid, niet alleen op Europees niveau, maar ook in kleinere verbanden. Waar de belangen uiteenlopen, lopen ook de doelstellingen uiteen, en dan kan er niets gemeenschappelijks worden gepland. Daarom is de verhoging van de levensstandaard van degenen die beneden de armoedegrens leven een prioriteit. Het lijdt geen twijfel dat de hiervoor uitgetrokken overheidsmiddelen een investering op de middellange termijn zijn, daar zij bij een goede verdeling zichzelf onderhoudende groei kunnen bewerkstelligen. Er is altijd onzekerheid als men vaste geldbedragen overhevelt zonder deze op te nemen in een ruimer stimuleringsbeleid. Er zijn twee situaties waarin een andere benadering dient te worden gevolgd. De eerste situatie is van sociale aard. Dat is de situatie van een werknemer die niet voldoende kan verdienen om een waardig leven te leiden en afhankelijk is van bijstand, ofwel omdat hij een lichamelijke of geestelijke handicap heeft ofwel om andere redenen. De tweede situatie is van juridische en economische aard en wordt gekenmerkt door een gebrek aan soepelheid op de arbeidsmarkt waardoor productiviteit en beloning niet naar behoren met elkaar verbonden kunnen worden of waardoor iemand niet de mogelijkheid krijgt om net zoveel te werken als hij wil of moet werken om genoeg te kunnen verdienen voor een fatsoenlijk leven. In deze twee situaties kan en moet de overheid optreden, maar in alle andere gevallen moeten er eerst stimulansen worden gecreëerd voor mensen om te gaan werken, niet andersom.

 
  
MPphoto
 
 

  Corina Creţu (S&D), schriftelijk. (RO) Circa één vijfde van de bevolking van de EU leeft onder de armoedegrens, en het armoedepercentage onder kinderen, jongeren en ouderen stijgt. Het aandeel van arme werknemers neemt toe met de groei van het aantal onzekere, laagbetaalde banen. In tien lidstaten wordt minstens een kwart van de bevolking getroffen door materiële deprivatie, terwijl dit lot in het geval van Roemenië en Bulgarije meer dan de helft van de bevolking treft. Al deze factoren dragen ertoe bij dat de EU wordt geconfronteerd met een armoedeprobleem dat niet alleen wordt verergerd door de recessie maar ook door het antisociale beleid van rechtse regeringen. Het minimuminkomen kan sociale bescherming waarborgen voor brede groepen van de bevolking die nu in armoede leven. Dit minimuminkomen kan een zeer grote rol spelen bij de preventie van tragische situaties als gevolg van armoede en bij het bestrijden van sociale uitsluiting. Om armoede effectief te bestrijden, is het ook nodig de kwaliteit van banen en salarissen te verbeteren, het recht op inkomen in te voeren en de middelen te verstrekken waarmee kan worden voorzien in sociale uitkeringen, pensioenen en toelagen. 2010 is het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, waarmee de campagne voor een inclusieve samenleving, geïnitieerd met het Verdrag van Lissabon, wordt voortgezet. Dit is voor mij nog een reden om voor deze campagne te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. (RO) Ik geloof dat op zowel Europees als nationaal niveau actie moet worden ondernomen om consumenten te beschermen tegen onredelijke aflossingsvoorwaarden van leningen en creditcards, en om zodanige voorwaarden te stellen aan het verkrijgen van leningen dat wordt voorkomen dat huishoudens met buitensporige schulden worden opgezadeld en als gevolg daarvan met armoede en sociale uitsluiting worden bedreigd.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk.(FR) Binnen Europa kennen twintig lidstaten een wettelijk vastgesteld minimumloon, met soms aanzienlijke verschillen tussen de landen. Zo is het minimumloon in Luxemburg ongeveer 1 682 euro, terwijl dit in Bulgarije slechts 123 euro bedraagt.

Daarom heeft het Europees Parlement opnieuw opgeroepen tot het instellen van een Europees minimuminkomen. Om te voorkomen dat miljoenen Europeanen in armoede afglijden, zou een dergelijk minimuminkomen als een mogelijke oplossing moeten worden onderzocht. Wij vinden het belangrijk om er op te attenderen dat het garanderen van een minimuminkomen uiteraard gepaard dient te gaan met een allesomvattende sociale strategie, inclusief toegang tot basale diensten als de gezondheidszorg, toegang tot huisvesting, onderwijs, levenslange educatie, en dit alles voor alle leeftijden en op een manier die voor elk land is afgestemd.

Parlementsleden hebben onderstreept dat voorzieningen met betrekking tot het minimuminkomen niet alleen tot doel moeten hebben een helpende hand te bieden, maar ook belanghebbenden te ondersteunen zodat zij zich uit een situatie van sociaal isolement kunnen bewegen naar een werkend bestaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Christine De Veyrac (PPE), schriftelijk. (FR) Ik heb voor dit verslag gestemd, en daarmee onderstreep ik het belang van solidariteit binnen onze Europese samenlevingen, vooral in dit Europees jaar van armoedebestrijding.

Sommige lidstaten, zoals Frankrijk, hebben een pioniersrol vervuld en twintig jaar geleden een "gegarandeerd minimuminkomen" vastgesteld. Uit ervaring weten we echter dat dit systeem een averechts effect kan hebben en sommige mensen tot inactiviteit kan aanzetten. Daarom moet de Unie naar het voorbeeld van het "revenu de solidarité active", het huidige minimuminkomen in Frankrijk, maatregelen bedenken om de begunstigden verantwoordelijkheidsbesef bij te brengen en hen aan te sporen een baan te zoeken, wat een eerste vereiste is voor sociale integratie.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. (FR) Ik heb altijd gepleit voor de invoering van een minimuminkomen van 60 procent van het gemiddelde inkomen voor elke burger van de Unie. Dat stond al in mijn programma voor de Europese verkiezingen van 2009. Helaas heeft het Parlement tegen dit wetgevingsinitiatief op communautair niveau gestemd.

In dit Europees jaar 2010 van armoedebestrijding ben ik ervan overtuigd dat een kaderrichtlijn inzake het minimuminkomen als referentietekst had kunnen dienen voor nationaal beleid en nationale wetgeving.

Volgens mij zou dat de doeltreffendste manier zijn geweest om de armoede te verminderen en tot 2020 twintig miljoen mensen uit de armoede te halen. Ter herinnering: tachtig miljoen mensen leven in Europa onder de armoedegrens.

 
  
MPphoto
 
 

  Ioan Enciu (S&D), schriftelijk. (RO) Ik vind dat het risico van verergering van de armoede in Europa tot elke prijs moet worden vermeden omdat een dergelijke verergering vanuit sociaal en economisch perspectief op de lange duur uiterst schadelijke structurele gevolgen kan hebben. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik geloof dat een redelijk minimuminkomen moet worden gegarandeerd om een fatsoenlijke mate van sociale bescherming te waarborgen, met name voor de meest kwetsbare bevolkingsgroepen die hard zijn getroffen door de bezuinigingsmaatregelen die Europese regeringen tijdens de huidige economische en financiële crisis hebben genomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Ik ben me wel degelijk bewust van de ernstige gevolgen van de huidige crisis voor de burgers, omdat die voor veel Europeanen leidt tot armoede, of tot meer armoede, maar ik deel niet de dirigistische visie van degenen die dit probleem willen aanpakken met meer uitkeringen, bijvoorbeeld in de vorm van een op Europees niveau vastgelegd minimuminkomen.

Voor meer uitkeringen heeft de staat meer geld nodig, en dat creëert geen welvaart, dat geld kan alleen maar komen uit hogere belastingen. Dat betekent meer belastingen voor iedereen, waardoor iedereen armer wordt, en meer afhankelijk van de staat, die een soort bloedzuiger wordt.

De strijd tegen de armoede moet worden geleverd door een beleid voor werkgelegenheid en concurrentievermogen. Wanneer in Portugal niet week in week uit meerdere bedrijven hun deuren zouden sluiten, zouden niet zo veel Portugezen werkloos en arm zijn. Daarom vind ik dat we de armoede moeten bestrijden door de economie aan te zwengelen en de markt te ondersteunen, en niet door subsidies te verstrekken, die altijd uit belastinggeld komen, waardoor de belastingbetalers en de economie in het gedrang komen, en die een obstakel zijn voor het economisch concurrentievermogen, zoals we allemaal weten.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Zoals ik een jaar geleden in dit Parlement zei, ben ik voorstander van een nieuw sociaal concept in de Europese Unie dat iedereen een basislevensstandaard garandeert. In een Europa dat sociaal bewust, eerlijk en ontwikkeld is en op cohesie berust, is het een plicht om te zorgen voor maatregelen die het risico op sociale dumping en op achteruitgang van levensomstandigheden voor burgers die te maken krijgen met de verwoestende gevolgen van de huidige economische crisis, wegnemen en minimaliseren. Om Europa sterker en meer verenigd te maken, moeten we ervoor zorgen dat de fundamentele rechten van burgers in heel Europa beschermd worden. Ik begrijp dat minimumnormen nodig zijn op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs, pensioen, en zelfs op het niveau van inkomen, om te zorgen voor grotere eenheid van de arbeidsomstandigheden. In het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting ben ik verheugd over dit verslag omdat het alle lidstaten aanmoedigt om hun verantwoordelijkheden op het gebied van actieve inclusie te verwezenlijken en sociale ongelijkheid en marginalisering uit te sluiten. Ik zou willen benadrukken dat er een realistisch evenwicht en respect voor het subsidiariteitsprincipe moet zijn. In dit licht stem ik voor dit verslag en tegen de voorgestelde amendementen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) In het verslag, waarvoor ik verantwoordelijk was, en dat de plenaire vergadering van het Europees Parlement vandaag heeft aangenomen, stellen we voor om in alle lidstaten van de EU een stelsel voor een minimuminkomen in te voeren, en dat is heel belangrijk. Het is aangenomen met 437 stemmen voor en 162 tegen, bij 33 onthoudingen. Dit is een specifieke maatregel binnen het kader van het Europese Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting.

In dit verslag staat: "is van mening dat het invoeren van stelsels voor een minimuminkomen in alle lidstaten – bestaande uit specifieke maatregelen ter ondersteuning van personen die een te laag inkomen hebben, door ze financiële middelen ter beschikking te stellen en de toegang tot diensten te vergemakkelijken – een van de doeltreffendste manieren is om armoede te bestrijden, een passende levensstandaard te garanderen en de sociale integratie te bevorderen".

In deze resolutie zeggen we dat stelsels voor een minimuminkomen een niveau moeten vastleggen dat ligt bij ten minste 60 procent van het mediane inkomen in de betrokken lidstaat. We doen een beroep op de Commissie om een actieplan op te stellen om de implementatie van een Europees initiatief voor een minimuminkomen in de lidstaten te begeleiden. We vestigen de aandacht op het groeiende aantal arme werkenden, en op het feit dat we deze nieuwe uitdaging moeten aangaan. Bovendien pleiten we voor een eerlijke herverdeling van het inkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. (FR) Zelden heb ik een verslag gezien dat zo demagogisch en zo onrealistisch is. Demagogisch omdat wordt gepleit voor een minimuminkomen van ten minste 60 procent van het mediane inkomen in alle lidstaten voor iedereen, zonder dat enige voorwaarde aan de nationaliteit wordt gesteld. Gaat het hier om het mediane inkomen sec of het beschikbare inkomen? Gaat het om de mediaan van de levensstandaard waarmee de armoedegrens wordt berekend? In mijn land zou dit betekenen dat inactiviteit wordt beloond en dat de immigratie een enorme impuls krijgt.

Volgens de gekozen definitie kan dit inkomen namelijk boven het minimumloon uitkomen, dat 15 procent van de werknemers in Frankrijk krijgt uitbetaald. Een record in de ontwikkelde landen. De Europeanen hebben geen bijstand nodig, maar echte banen waarvoor ze naar behoren worden beloond. Verder is het verslag onrealistisch, omdat de werkelijke oorzaken van de armoede onvermeld blijven: de druk op de salarissen die wordt uitgeoefend door de externe concurrentie van lagelonenlanden waar sprake is van sociale dumping, en door de interne concurrentie van immigratie van buiten Europa; en de explosieve groei van de werkloosheid en van bedrijfsverplaatsingen en -sluitingen als gevolg van een ongebreidelde globalisering. Tevens wordt voorbijgegaan aan de uiterst zorgwekkende verarming van de Europese middenklassen. Deze oorzaken moeten met voorrang worden bestreden.

 
  
MPphoto
 
 

  Louis Grech (S&D), schriftelijk.(EN) Hoewel de Europese Unie een van de rijkste gebieden van de wereld is, kampt een groot deel van de Europese burgers nog steeds met armoede, waardoor deze burgers moeilijk kunnen voorzien in basisbehoeften als voeding, gezondheid, energie en onderwijs. Armoede treft 85 miljoen mensen in Europa. Bovendien is het risico van armoede door de huidige financiële en economische neergang hoger geworden, vooral voor kinderen, jongeren en ouderen, waardoor veel huishoudens een groter risico lopen en hun toegang tot geneesmiddelen, gezondheidszorg, scholen en werkgelegenheid wordt beperkt. We moeten ervoor zorgen dat de welvaart gelijkelijk wordt verdeeld tussen rijke en arme lidstaten, tussen kleine en grote landen en tussen hun burgers.

Er moeten meer financiële middelen worden toegewezen aan verschillende studies naar en analyses van armoede en sociale uitsluiting, waarin de systemen van de 27 lidstaten met elkaar moeten worden vergeleken en moet worden vastgesteld welk beleid het beste werkt. We moeten de armoede en sociale uitsluiting in Europa en in de rest van de wereld blijven bestrijden door dringende maatregelen te nemen en, nog belangrijker, door in solidariteit met elkaar samen te werken, ondanks de politieke of begrotingsdruk waar we mogelijk mee geconfronteerd zullen worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. (FR) Op dit moment leeft in Europa 17 procent van de bevolking onder de armoedegrens, wat neerkomt op ongeveer 85 miljoen mensen. Achter deze cijfers gaat extreme armoede schuil, de meest verontrustende en snelst groeiende vorm – met name in deze tijden van recessie. Daarom is een minimuminkomen van essentieel belang.

Aangezien 2010 het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting is en naar aanleiding van de Internationale Dag voor de uitroeiing van armoede, hebben we in het Europees Parlement gestemd voor een resolutie inzake een Europees minimuminkomen dat ten minste 60% van het gemiddelde inkomen in elke lidstaat bedraagt.

Ons verslag benadrukt dat het invoeren van stelsels voor een minimuminkomen in alle lidstaten één van de doeltreffendste manieren is om armoede te bestrijden, een passende levensstandaard te garanderen en de sociale integratie te bevorderen, en wat mij betreft wordt deze resolutie aangenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. (FR) Ik heb steun gegeven aan het verslag waarin de lidstaten wordt verzocht de armoede te bestrijden door stelsels voor een minimuminkomen in het leven te roepen, naar het voorbeeld van het RSA ["revenu de solidarité active"), voorheen het RMI ["revenu minimum d'insertion"] in Frankrijk. Het is duidelijk dat dit als een zeer nuttig instrument wordt beschouwd om de baanonzekerheid aan te pakken.

Volgens de tekst moet dit minimuminkomen op 60 procent liggen van het mediane salaris van elk land en vooral onderdeel uitmaken van een totaalstrategie van integratie, van terugkeer naar vast werk en van toegang tot openbare diensten, met name huisvesting.

De tekst is aangenomen, maar de alternatieve versies die door de linkse fracties zijn voorgesteld en die inhielden dat er een bindende kaderrichtlijn moest komen voor de invoering van een minimuminkomen, zijn helaas verworpen. Het standpunt dat wij ten aanzien van deze stelsels voor een minimuminkomen hebben ingenomen, is dus bemoedigend, maar kon wel eens ontoereikend zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. (PL) Volgens recente gegevens neemt de armoede in de Europese Unie toe. In veel lidstaten zijn het vooral kinderen en ouderen die door armoede getroffen worden. De groeiende populariteit van korte arbeidscontracten en de lage, onzekere inkomens verhogen het risico op verslechtering van de leefomstandigheden voor de hele samenleving. Tel hier bij op de demografische krimp die in sommige landen heerst, en we hebben een kant-en-klaar recept voor het gegarandeerd instorten van de economie. Het is onze taak om te zorgen dat alle burgers een waardig leven kunnen leiden.

We kunnen niet toelaten dat onze kinderen en kleinkinderen bedreigd worden door honger, werkloosheid en sociale uitsluiting. Wij moeten de toekomstige generaties verzekeren van voldoende hoge salarissen, stabiele carrières, toegang tot openbare diensten en sociale inclusie tijdens hun hele leven - van de wieg tot het graf.

 
  
MPphoto
 
 

  Alan Kelly (S&D), schriftelijk. (EN) Er zijn ongeveer 85 miljoen mensen in de Europese Unie die het risico lopen om in armoede te geraken, en ik vind dat op Europees niveau al het mogelijke gedaan moet worden om dit aan te pakken. Het is van essentieel belang dat procedures als deze ingevoerd worden om eraan bij te dragen het aantal burgers in de EU dat het risico loopt in armoede te vervallen te verminderen zodat de EU 2020-doelstelling, het uit een situatie van armoededreiging geraken van 20 miljoen mensen, wordt verwezenlijkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk.(RO) De economische en financiële crisis heeft de situatie op de arbeidsmarkt in de hele Europese Unie verergerd. Nog onlangs zijn ongeveer 5 miljoen banen verloren gegaan, wat in lidstaten heeft geleid tot armoede en sociale uitsluiting. Ik onderschrijf dit verslag van harte omdat ik geloof dat dringende maatregelen nodig zijn om de getroffenen te re-integreren in de arbeidsmarkt en dat de garantie van een minimuminkomen geboden is om een fatsoenlijke levensstandaard en een menswaardig leven te kunnen waarborgen. Ik denk dat we relevante indicatoren moeten ontwikkelen waarmee we regelingen voor een minimuminkomen kunnen invoeren in de lidstaten om daarmee een toereikende levensstandaard te garanderen die de sociale integratie bevordert en de sociale en economische cohesie in de hele Europese Unie ten goede komt.

 
  
MPphoto
 
 

  Elżbieta Katarzyna Łukacijewska (PPE), schriftelijk.(PL) Een gegarandeerd minimuminkomen voor burgers van de Europese Unie dat lonen, pensioenen en uitkeringen omvat, is een doeltreffend wapen in de strijd tegen armoede. Het minimuminkomen zou een universeel recht moeten zijn en niet moeten afhangen van betaalde sociale bijdragen.

We moeten speciale aandacht besteden aan sociale groepen die bijzonder kwetsbaar zijn voor armoede en sociale uitsluiting. Hiertoe behoren vooral gehandicapten, grote gezinnen en eenoudergezinnen, chronisch zieken en ouderen. Een analyse van de ervaringen van een aantal lidstaten laat zien hoe belangrijk de rol van het minimuminkomen is in de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting. Daarom heb ik voor het verslag van mevrouw Figueiredo gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. – (IT) Het is tegenwoordig absoluut noodzakelijk preventie en bestrijding van armoede en uitsluiting op te nemen in andere communautaire beleidsvormen om eerbiediging van de fundamentele mensenrechten, universele toegang tot basisoverheidsdiensten en het recht op gezondheid, onderwijs en beroepsopleiding te waarborgen.

Dit vereist echter in sociaal opzicht duurzame macro-economische beleidsvormen evenals veranderingen in de prioriteiten en beleidsmaatregelen op monetair gebied, met inbegrip van het Stabiliteitspact, en in alle beleidsvormen voor mededinging, interne markt, begroting en belastingheffing. In dit verslag is sprake van “minimuminkomen” – een omstreden vraagstuk – dat wordt gedefinieerd als zijnde een instrument dat iemand de mogelijkheid biedt een situatie van sociale uitsluiting achter zich te laten en een volledig actief leven te lijden. In het verslag staat echter ook dat het belangrijk is dit alles vergezeld te doen gaan van een breder opgezet beleid, dat ook rekening houdt met andere behoeften, zoals gezondheidszorg, onderwijs, opleiding, sociale diensten en huisvesting.

Ik heb voor het verslag gestemd omdat ik het ermee eens ben dat er een Europese coördinatiestrategie nodig is. Wat het minimuminkomen betreft ben ik van mening dat dit een vraagstuk is dat op grond van het subsidiariteitsbeginsel onder de bevoegdheid van de lidstaten valt. Het is moeilijk om in de diverse lidstaten een minimumdrempel vast te stellen als er dermate grote verschillen bestaan in de lonen en meer algemeen in de kosten voor het levensonderhoud.

 
  
MPphoto
 
 

  Barbara Matera (PPE), schriftelijk. – (IT) Wat er in het Verdrag van Lissabon, in de EU 2020-strategie en de millenniumontwikkelingsdoelstellingen staat, lijkt zelfs qua prognoses in de verste verte niet overeen te komen met de verontrustende realiteit van het grote aantal mensen dat ook tegenwoordig nog in armoede leeft. Alleen al in Europa lijden 80 miljoen mensen, onder wie 19 miljoen kinderen, armoede. Maar al te vaak is gebleken dat de ambitieuze beleidsmaatregelen van de internationale gemeenschap voor de uitroeiing van armoede weinig opleverden en moeilijk uit te voeren waren of in feite niet veel verder gingen dan bijstandverlening.

Bij het streven naar de doelstellingen moet echter een structurelere aanpak worden gevolgd en moeten specifieke, op Europees niveau gecoördineerde initiatieven worden overwogen, initiatieven die een weerslag kunnen hebben op het inkomen, de sociale diensten en de gezondheidszorg en verlichting kunnen bieden voor de lasten van de financiële crisis die juist de risicogroepen op de arbeidsmarkt, zoals vrouwen en met name oudere vrouwen en jongeren, heeft getroffen. Mijns inziens is het in ogenschouw nemen van Europese initiatieven gericht op de vaststelling van een minimuminkomen een van de wegen waarlangs armoede, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, kan worden bestreden.

 
  
MPphoto
 
 

  Marisa Matias (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De implementatie van een minimuminkomen in alle lidstaten van de Europese Unie is essentieel voor de armoedebestrijding. Daarom stem ik voor dit belangrijke verslag.

Het minimuminkomen wordt echter voor ieder land apart berekend, en draagt dus niet bij tot de sociale convergentie binnen Europa. De verschillen tussen de lidstaten blijven bestaan, ook in de huidige crisis. Er moet op Europees niveau een meer horizontaal sociaal beleid komen, om een eerlijkere herverdeling van de welvaart mogelijk te maken. Dit is een belangrijk onderdeel van de rol van de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Erminia Mazzoni (PPE), schriftelijk. – (IT) Voor de Europese Unie was sociale insluiting altijd al een grondbeginsel. Het is moeilijk om het grote aantal situaties te bestrijden waardoor mensen gemarginaliseerd, verwijderd of in de steek gelaten worden. Armoede staat ongetwijfeld hoog op de ranglijst van oorzaken. Echter, in tegenstelling tot ziekte, antisociaal gedrag, ras en gender moeten de beschaafde landen voor armoede normale preventie-instrumenten vaststellen.

Een minimuminkomen voor burgers is een remedie, maar geen oplossing. Ik sta achter het in de resolutie verwoorde verzoek aan de Commissie om de nationale maatregelen op te nemen in een Europees coördinatieraamwerk en om ervoor te zorgen dat het minimuminkomen vergezeld gaat van een geïntegreerde aanpak die ook gezondheidszorg, onderwijs en huisvesting omvat. Ik wil hieraan echter een persoonlijk verzoek aan de Commissie toevoegen, namelijk dat de Commissie in het “platform tegen armoede en sociale uitsluiting” de voorkeur geeft aan preventie, dat wil zeggen aan maatregelen ter ondersteuning van insluiting.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) De lidstaten kunnen niet ongevoelig zijn voor situaties van extreme armoede en moeten ervoor zorgen dat niemand zomaar aan zijn lot wordt overgelaten in vaak snel verslechterende situaties. In dit soort gevallen moet extra uitzonderlijke hulp worden overwogen.

Niettemin geven ervaringen als de Portugese - het toekennen van minimuminkomens zonder dit echt goed te monitoren, terwijl er een enorme groep mensen is geregistreerd als uitkeringstrekker die kunnen en zouden moeten werken maar nooit werken of het ook maar proberen - een verkeerde voorstelling van zaken die aan de orde moet worden gesteld. Ik heb mij daarom onthouden van stemming omdat ik gezien het gebrek aan behoorlijke monitoring zo mijn twijfels heb bij het systeem dat ik heb beschreven, zowel vanuit financieel als moreel oogpunt.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) De lidstaten moeten gevallen van extreme armoede aanpakken, en ervoor zorgen dat niemand zomaar aan zijn lot wordt overgelaten, in een vaak vernederende situatie. Uitsluitend in zulke gevallen moet de staat overwegen om buitengewone en uitzonderlijke hulp te verlenen.

Uit de ervaringen in landen als Portugal blijkt echter dat het verstrekken van een minimuminkomen zonder enige vorm van doeltreffend toezicht leidt tot een absurde situatie. Er zijn enorm veel personen geregistreerd als uitkeringsgerechtigd die zouden kunnen werken, en dat zouden moeten doen, maar die thuis zitten, en geen werk zoeken. Het systeem kent, zoals gezegd, geen goed toezicht, het is zowel financieel als moreel dubieus, en daarom heb ik me van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Ik heb gestemd ten gunste van deze resolutie van het Europees Parlement over de rol van het minimuminkomen bij de bestrijding van armoede en de bevordering van een inclusieve samenleving in Europa omdat ik het eens ben met het merendeel van de verzoeken en adviezen die erin vervat zijn, bijvoorbeeld dat het noodzakelijk is dat de lidstaten, de Raad en de Commissie “concrete maatregelen nemen die armoede en sociale uitsluiting uitroeien”, of “dat de bestrijding van armoede het creëren van fatsoenlijke en duurzame banen voor de minder begunstigde sociale groepen op de arbeidsmarkt vergt”. In dat opzicht denk ik dat het verdedigen van een minimuminkomen in alle lidstaten van grote waarde zou kunnen zijn, zodat alle mensen, of ze nu werk hebben of niet, in waardigheid kunnen leven. Ik heb deze resolutie gesteund omdat de armoede van miljoenen burgers nu eenmaal een grotere inmenging van de overheid vergt. Daarom worden er van de lidstaten en de Europese instellingen concrete maatregelen verwacht ter bevordering van een waardige re-integratie op de arbeidsmarkt van de mensen die in armoede leven.

 
  
MPphoto
 
 

  Siiri Oviir (ALDE), schriftelijk. (ET) Als vrouwelijk Parlementslid stoort het mij vooral dat in de huidige economische crisis vrouwen in de Europese Unie een veel groter gevaar lopen om in extreme armoede te moeten leven dan mannen. Volgens de cijfers van Eurostat loopt vandaag de dag 27 procent van de vrouwen het gevaar in armoede terecht te komen, voordat zij sociale bijstand krijgen. In de Europese samenleving toont de voortgaande tendens naar feminisering van armoede aan dat het huidige kader van socialezekerheidsstelsels en de verschillende, in de Europese Unie genomen maatregelen op het gebied van sociaal, economisch en werkgelegenheidsbeleid niet gericht zijn op de behoeften van vrouwen of op het wegnemen van de bestaande ongelijkheid met betrekking tot het werk van vrouwen. Ik ben het daarom met de rapporteur eens dat armoede en sociale uitsluiting onder vrouwen in Europa concrete, diverse en op gender gebaseerde beleidsoplossingen vereisen, en dus heb ik ook mijn stem gebruikt om het onderwerp op de agenda te zetten.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor het verslag-Figueiredo gestemd. Voor mensen is werk de hoogste prioriteit. Van levensbelang daarbij zijn solidariteit, waar het Europese model van de sociale markteconomie op is gegrondvest, en coördinatie van de nationale maatregelen. De initiatieven van de individuele lidstaten zullen pas zoden aan de dijk zetten als ze op EU-niveau worden gecoördineerd. Daarom is het van fundamenteel belang dat de Europese Unie met een krachtige, gemeenschappelijke stem spreekt en een gemeenschappelijk visie heeft, maar overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel de lidstaten de keuze laat als het om de concrete uitvoeringsmaatregelen gaat. In de sociale markteconomie zoals deze is verankerd in het Verdrag, moet de overheid een moderator zijn en maatregelen treffen waarmee sneller en gemakkelijker een evenwicht kan worden bereikt en moeilijkheden voor de burgers kunnen worden vermeden of tot een minimum kunnen worden beperkt. Er zijn sociale beleidsmaatregelen nodig om de gezinnen te beschermen en de ongelijkheden, de lasten en de gevolgen te beperken. De stelsels van sociale zekerheid moeten worden verbeterd met langetermijnbeleid op onder meer arbeidsgebied. Er moet meer stabiliteit worden gebracht in de werkgelegenheid zonder evenwel ondraaglijke lasten te creëren voor de nationale begrotingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk.(EL) Ik heb voor de ontwerpresolutie gestemd – amendement 3 – (artikel 157, lid 4 van het Reglement) inzake de vervanging van niet-wetgevingsresolutie A7-0233/2010 betreffende de rol van een minimuminkomen bij de bestrijding van armoede en het bevorderen van een tolerante samenleving in Europa. Dit vooruitzicht is trouwens, vooral in de huidige economische crisis, niet strijdig met het beginsel van de sociale markteconomie, een beginsel waar ik rotsvast van overtuigd ben.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Armoede is een ernstig sociaal probleem in de hele wereld, en helaas is de Europese Unie hier niet ongevoelig voor. Bovendien heeft de aanhoudende financiële en economische crisis waar we mee te maken hebben de armoede van burgers in Europa verergerd en in sommige landen voor een nieuwe golf van armen gezorgd, zoals in Portugal, en zelfs de zogenaamde “middenklasse” aangetast.

Het toewijzen van een minimuminkomen is een belangrijke sociale maatregel met aanzienlijke impact in economisch opzicht, en velen zien dit als een morele plicht. Het is van doorslaggevend belang dat dit minimuminkomen zo geregeld wordt dat het kan functioneren als een hefboom waarmee mensen die in armoede leven naar een acceptabel bestaansniveau getild kunnen worden en dat het nooit een stimulans kan zijn voor mensen om passief te reageren in een lastige situatie – namelijk een potentieel gebrek aan doorzettingsvermogen bij het zoeken naar een baan.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. (RO) Armoede is een realiteit die mensen treft wier inkomen ontoereikend is om hun een aanvaardbaar bestaan te verschaffen. Het aantal mensen dat zich in die situatie bevindt, neemt als gevolg van de huidige crisis toe. In 2008 stond 17 procent van de EU-bevolking (ongeveer 85 miljoen mensen) bloot aan het risico van armoede. Dit cijfer was hoger onder kinderen en jongeren tot 17 jaar en bedroeg 20 procent in the EU-27, waarbij het hoogste aandeel werd geregistreerd in Roemenië (33 procent). De armoederisicogroep onder mensen met werk was gemiddeld 8 procent in de EU-27; ook hier werd het hoogste percentage gemeten in Roemenië (17 procent).

Ik heb ingestemd met de noodzaak om een systeem in te voeren waarmee het minimuminkomen (gelijk aan ten minste 60 procent van het mediaan inkomen in de betrokken lidstaat) kan worden berekend in elke lidstaat, bestaande uit specifieke steunmaatregelen voor mensen met een ontoereikend inkomen in de vorm van een financiële toeslag en betere toegang tot dienstverlening. Deze stap zou een van de meest doeltreffende manieren kunnen zijn om armoede te bestrijden, een toereikende levensstandaard te waarborgen en sociale integratie te bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. (FR) In 2020 twintig miljoen Europese burgers van armoede te hebben bevrijd, zo luidt de ambitieuze doelstelling van de Europa 2020-strategie. Een doelstelling die een vrome wens dreigt te blijven, als Europa de groeiende verarming die momenteel meer dan tachtig miljoen burgers treft, niet aanpakt.

Daarom is het belangrijk op Europees niveau een minimumbestaansinkomen vast te stellen of een dergelijk inkomen tot alle lidstaten uit te breiden. Als "laatste vangnet" speelt het minimuminkomen reeds een rol in de strijd tegen sociale uitsluiting.

Nu moeten we dit instrument doeltreffender maken met drie solide uitgangspunten in het achterhoofd: handhaving van het verschil tussen het minimuminkomen en het gegarandeerde minimumloon, omdat werken aantrekkelijk moet blijven en integratie op de arbeidsmarkt nog altijd de beste manier is om niet in armoede te vervallen; opneming van het minimuminkomen in een gecoördineerd totaalbeleid voor steun aan kwetsbare bevolkingsgroepen (toegang tot huisvesting en gezondheidszorg, kinderopvang, thuiszorg); en schrappen van titel I betreffende de integratie van de doelstellingen die eraan zijn toegekend, en activering van het minimuminkomen als een middel om waar nodig een persoon of gezin in moeilijkheden financieel bij te staan.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. (FR) In Europa worden 85 miljoen mensen met armoede bedreigd. Door de economische crisis worden jongeren, van wie meer dan een op de vijf werkloos is, vrouwen en alleenstaande ouders nog kwetsbaarder. Ook steeds meer werknemers komen in onzekere omstandigheden terecht: 19 miljoen van hen zijn tegenwoordig getroffen door armoede. Terwijl het jaar 2010 is uitgeroepen tot het "Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting", blijkt uit een recent onderzoek van Eurobarometer naar de houding van de burgers tegenover de EU dat 74 procent van hen verwacht dat de EU op dit gebied een belangrijke rol speelt. Laten we naar hen luisteren en in actie komen. Ik heb de resolutie gesteund over de rol van het minimuminkomen bij de bestrijding van armoede en de bevordering van een inclusieve samenleving in Europa. Helaas beschikken niet alle 27 lidstaten over een nationaal stelsel voor een minimuminkomen. Daarom heb ik steun gegeven aan het verzoek aan de Commissie om van haar initiatiefrecht gebruik te maken en een kaderrichtlijn voor te stellen waarin het beginsel van een passend minimuminkomen in Europa op basis van gemeenschappelijke criteria wordt vastgelegd; dit verzoek is jammer genoeg verworpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (FR) Met ons voorstel voor een kaderrichtlijn over het minimuminkomen had het Parlement vandaag de gelegenheid Europa een wezenlijk instrument te verschaffen om de armoede concreet te bestrijden en elke jongere, elke volwassene, elke oudere het recht te geven op een inkomen dat toereikend is om zich uit de armoede te bevrijden en eindelijk waardig te kunnen leven. Daarvoor was lef en politieke moed nodig geweest, om zo een eind te maken aan het onverdraaglijke schandaal van blijvende armoede.

Maar door zijn lafheid en gebrek aan politieke samenhang zal Europees rechts de zware verantwoordelijkheid dragen voor de mislukking van de EU 2020-strategie en nog meer ontgoocheling veroorzaken bij onze medeburgers en alle organisaties die dagelijks solidair zijn met de zwaksten in hun strijd.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. – (IT) In een moderne, uit eerlijke en actieve burgers bestaande samenleving zou de invoering van een minimuminkomen voor degenen die werkloos zijn geworden een uitstekende zaak zijn. In de realiteit echter leidt het garanderen van een minimuminkomen aan degenen die niet werken, tot een verstoring van de arbeidsmarkt. Veel mensen zoeken dan liever geen werk en zullen het gegarandeerd minimuminkomen aanvullen met zwart werk of zelfs de kleine misdaad ingaan.

Een dergelijke negatieve ontwikkeling zou zeer zeker een weerslag hebben op de kwetsbare bevolkingsgroepen en met name op gezinnen uit landen van buiten de Unie die vaak in kleine en dus goedkope ruimten samen moeten wonen. Het behoeft geen betoog dat het alom garanderen van voorzieningen de armste mensen van de wereld ertoe zal aanzetten om naar Europa te komen, omdat Europa altijd nog beter is dan niets. Daarom zijn wij vierkant tegen het verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. – (PL) Armoede en sociale uitsluiting zijn symptomen van het gebrek aan respect voor de menselijke waardigheid. Bestrijding van deze verschijnselen is een prioriteit van de Europese Unie en is vastgelegd in de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Wat kunnen we doen, en welke taken zullen we op ons nemen? Onderwijs en het scheppen van ontwikkelingsvoorwaarden zijn de belangrijkste instrumenten, omdat zij mensen leren om zelf de armoede te overwinnen door gebruik te maken van hun eigen mogelijkheden, ondersteund door systeemoplossingen. Anders gezegd, we moeten hen de kennis geven die ze nodig hebben.

In ontwikkelingslanden is het belangrijk om de bouw van infrastructuur te ondersteunen, met name de toegang tot water. Ontwikkelingshulp moet gekoppeld zijn aan het creëren van voorwaarden voor handelsontwikkeling. De beste manier om de strijd met armoede aan te gaan in de verschillende regio's van de wereld, zowel de rijke als arme, is het stimuleren van ontwikkeling en het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen. Met slechts administratieve voorschriften is de strijd tegen de armoede niet te winnen, zelfs niet met voorschriften die de hoogte van het minimuminkomen vastleggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. (PT) De economische crisis heeft de sociale verschillen in de EU nog groter gemaakt. Eind 2008 leefde bijna 17 procent van de Europese bevolking – dat zijn 85 miljoen burgers – onder de armoedegrens. De gevolgen van de crisis – meer werkloosheid en minder vacatures – hebben veel mensen in een moeilijk parket gebracht. Voor Europa is het van het grootste belang om te strijden voor een meer inclusieve samenleving door maatregelen te nemen voor de armoedebestrijding. 2010 is het Europese Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, en het is een van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie om het aantal personen dat door armoede bedreigd wordt met 20 miljoen te verlagen. Armoede in deze omvang heeft namelijk niet alleen gevolgen voor de sociale cohesie, maar ook voor de economie.

Het Parlement heeft verklaard deel te willen nemen aan de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, en ik geloof dat een stelsel voor een minimuminkomen van 60 procent van het mediane inkomen in de betrokken lidstaat een belangrijke bijdrage is aan de economische en sociale cohesie. Om die redenen heb ik voor dit verslag gestemd, en omdat ik van mening ben dat daarin duidelijk wordt gemaakt dat er concrete stappen moeten worden gezet voor een werkelijke sociale en economische cohesie, waarbij moet worden uitgegaan van de subsidiariteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Thomas Ulmer (PPE), schriftelijk. (DE) Ik heb tegen het onderhavige verslag gestemd omdat hierdoor de consolidatie van de begroting van de lidstaten op z’n kop wordt gezet en het ook de gebruikelijke communistische frasen over overdrachtseffecten tussen landen bevat. Bovendien maakt het verslag op sociaal gebied heel duidelijk inbreuk op de subsidiariteit. De sociale bijstand c.q. het door de staat gegarandeerde inkomen via Hartz IV is in de Bondsrepubliek al dermate hoog dat het voor mensen met een baan aan de onderkant van de arbeidsmarkt eigenlijk niet meer de moeite waard is om te gaan werken. Op dit punt is een minimumnorm noodzakelijk om een voldoende groot verschil te waarborgen tussen de hoogte van de overheidsuitkeringen en het inkomen uit arbeid. Een gezonde economische groei blijft overigens nog steeds de voorwaarde voor welvaart voor iedereen.

 
  
MPphoto
 
 

  Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk.(LT) Dames en heren, ondanks alle verklaringen over het terugdringen van de armoede is de sociale ongelijkheid toegenomen – ongeveer 85 miljoen personen die in de EU verblijven, lopen het risico om in armoede te vervallen. Dit is een enorm probleem voor Litouwen, aangezien 20 procent van onze bevolking dat risico loopt. We hebben een krachtig werkgelegenheidsbeleid nodig dat de groei en het concurrentievermogen in de Europese sociale markteconomie bevordert, macro-economische onevenwichtigheden voorkomt en sociale insluiting garandeert.

Dat is echter niet genoeg om de werkloosheid te bestrijden. Alleen het hebben van werk biedt geen bescherming tegen armoede. De toename van het aantal banen dat onzeker is en het aantal lage lonen betekent dat het percentage werknemers dat het risico loopt om in armoede te vervallen stijgt.

Volgens de rapporten van de EU bedragen de inkomens van meer dan 20 procent van de werknemers met een volledige baan in Litouwen minder dan 60 procent van het gemiddelde inkomen, terwijl dat in de EU als geheel 14 procent is. Een verhoging van het minimummaandloon zal helpen om de armoede terug te dringen, maar zal geen samenleving zonder geïsoleerde personen garanderen. Vooral jongeren verlaten Litouwen, niet alleen omdat ze geen geld en werk hebben (vorig jaar bereikte de werkloosheid onder jongeren in Litouwen een niveau van bijna 30 procent), maar ook omdat ze zich in de steek gelaten voelen, en machteloos tegen besluiten die gevolgen hebben voor hun dagelijkse leven. Dat moet veranderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. – (EN) Ondanks alle inspanningen overal ter wereld en de toezeggingen van een groot aantal internationale instellingen, waaronder de EU, is de strijd tegen de armoede nog lang niet gewonnen. Het aantal mensen dat in Europa in armoede leeft, is tussen 2005 en 2008 gestegen van 16 naar 17 procent. In Europa bestaat er consensus, zowel bij de regeringen als bij de burgers, dat we de armoede moeten uitbannen. Nu we de doelstellingen van de Europa 2020-strategie tegen het licht houden, moeten we opnieuw nadenken over de maatregelen die we kunnen nemen om de armoede te bestrijden.

Ik steun het verslag-Figueiredo, waarin wordt gevraagd om een heroverweging van het beleid van de EU om armoede en sociale uitsluiting te bestrijden en om de opname van uitdagende, maar haalbare en duidelijke doelstellingen in de Europa 2020-agenda. Ik sluit me aan bij de oproep van de Europese bevolking om een eind te maken aan de armoede en ongelijkheid door de tenuitvoerlegging van doelmatige, inclusieve en toekomstgerichte strategieën waarmee proactief de armoede overal ter wereld wordt bestreden.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. (DE) Ongeveer 85 miljoen burgers in de Europese Unie lopen nu het risico om in armoede te geraken. Hier vallen verschillende groepen onder: het armoederisico is hoger voor kinderen en jongeren tot 17 jaar; dat wil zeggen dat een op de vijf kinderen en jongeren slachtoffer is van armoede. Ook ouderen staan bloot aan een hogere armoededreiging dan de bevolking in het algemeen. In 2008 ging het om ongeveer 19% van de bevolking van 65 jaar of ouder. Het niveau van armoededreiging voor degenen die een baan hadden, de zogenaamde arme werknemers, bedroeg echter gemiddeld 8% in 2008. Het concept van een minimuminkomen zal aanzienlijk bijdragen aan de sociale integratie van de risicogroepen. Bij het opstellen van de richtlijn moet echter de grootst mogelijke aandacht worden besteed aan maximale controle en het voorkomen van mogelijke “exploitatie” van deze sociale steun. Als we alleen al kijken naar het aantal mensen dat een werkeloosheidsuitkering ontvangt: er zijn 23 miljoen mensen aan wie een werkloosheidsuitkering dient te worden verstrekt om een waardig leven te leiden.

 
  
  

- Verslag-Berès (A7-0267/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) In dit verslag geven we steun aan de voortzetting van het werk van de Bijzondere Commissie financiële, economische en sociale crisis, die na meerdere vergaderingen tot een conclusie is gekomen en specifieke aanbevelingen heeft gedaan. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd. Er moet echter nog meer en specifieker werk worden verricht voordat er op deze basis een uitwisseling met de nationale parlementen kan plaatsvinden, deze aanbevelingen kunnen worden omgezet in wetsontwerpen en de daaruit voortvloeiende doelstellingen kunnen worden omgezet in een werkprogramma. Wanneer we het werk van deze Bijzondere Commissie zouden beëindigen, zouden we de indruk wekken dat we de crisis achter de rug hebben, terwijl de situatie op de financiële markten nog niet gestabiliseerd is en we de economische en sociale gevolgen van deze enorme crash nog niet kunnen overzien, met alle ernstige gevolgen op de lange termijn van dien. We hebben allerlei dossiers al aangepakt, of we zullen ze aanpakken, en ik bedoel de Europa 2020-strategie en de nieuwe richtlijnen, economisch bestuur, financiële vooruitzichten, regulering en toezicht, de hervorming van het mondiaal bestuur en de vertegenwoordiging van de EU. In alle gevallen moeten we allereerst onder ogen zien dat het huidige model een crisis doormaakt. Wanneer die Commissie verder zou kunnen gaan, zou dat er onder andere toe leiden dat we al deze punten serieus kunnen behandelen, en op basis van een nog te bepalen werkprogramma analyses en politieke aanbevelingen zouden kunnen ontwikkelen. Vervolgens zouden we dan in de tweede helft van 2011 een follow-upverslag kunnen opstellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Charalampos Angourakis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Wij stemmen tegen het verslag omdat het offensief van het kapitaal en zijn politieke vertegenwoordigers tegen de werkende klasse een algemeen verschijnsel is en niets te maken heeft met begrotingstekorten of hoge schulden. De stellingnames van de EU-functionarissen, maar ook de resolutie van het Europees Parlement bevestigen dit. De tegenstellingen binnen het imperialisme kunnen niet worden opgeheven en zullen voortdurend groter worden. De EU en de G20 stellen alleen maar plannen op om het volk een groter deel van zijn inkomen afhandig te maken, om het grootkapitaal het vermogen van het volk op te laten slokken en zijn eigen winst te vermeerderen, om de uitbuiting van de werkende klasse te vergroten en om socialezekerheids- en arbeidsrechten te beknotten. De maatregelen waartoe gemeenschappelijk wordt besloten, versterken de monopolies en wentelen de kapitalistische crisis af op de werkenden, terwijl de EU en de plutocratie tegelijkertijd proberen de pil te vergulden. Ze presenteren nieuwe modellen van economisch bestuur, groene economieën, en beloven dat er licht is aan het einde van de tunnel om valse hoop te wekken en de maatschappelijke consensus te verstoren. De massademonstraties in Griekenland, Frankrijk, Italië en andere landen vormen het onomstotelijke bewijs dat de werkenden de keuzes van het grootkapitaal afwijzen. En die afwijzing kan – en moet – een afwijzing van de monopolies en het imperialisme worden en worden omgezet in een strijd voor de macht van het volk.

 
  
MPphoto
 
 

  Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. – (GA) De Europa 2020-strategie is van essentieel belang voor het concurrentievermogen, de duurzaamheid en de sociale kenmerken van de Unie, en ik heb gestemd voor wat in het verslag wordt gezegd over de aandacht die de komende jaren moet worden besteed aan initiatieven op het gebied van energie, onderzoek, innovatie, gezondheidszorg en onderwijs. Ik ben het er volledig mee eens dat onderwijs de kern van de economische strategie van de Unie moet vormen en dat er meer steun moet worden gegeven aan programma's als 'Een leven lang leren', Erasmus en Leonardo voor onderwijs en opleiding in het buitenland en dat de burgers van Europa een betere toegang tot deze programma's moeten krijgen. Onderzoek en ontwikkeling zijn van cruciaal belang voor het concurrentievermogen, en studenten en onderzoekers moeten worden gesteund en aangemoedigd wanneer ze gebruik willen maken van de mogelijkheden voor grensoverschrijdende mobiliteit, terwijl de toegang tot financiering transparanter en eenvoudiger moet worden.

Ook steun ik wat in het verslag wordt gezegd over het verbeteren van het vermogen van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) om krediet te krijgen, het verminderen van de bureaucratische rompslomp voor kmo's bij de aanbesteding van overheidsopdrachten en de instelling van een éénloketprocedure voor alle administratieve aangelegenheden van kmo's.

 
  
MPphoto
 
 

  Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. − (ES) Verschillende factoren hebben geleid tot de crisis waarin we ons nu bevinden: onder andere speculatie op de financiële markt en de ontwikkeling van een interne vraag gedurende de laatste jaren op basis van consumentenkrediet. De meeste oorzaken hebben we in dit Parlement reeds uitvoering besproken; nu moeten we naar de toekomst kijken. Een deel van de uitvoering van de inhoud van dit initiatief speelt zich namelijk af in de toekomst. Daarom moet Europa het probleem van de vergrijzing overwinnen. Europa moet de financiële markt van de Unie reguleren, herschikken, er toezicht op houden en de coördinatie ervan verbeteren en daarna, met die kracht, een actieve rol spelen op wereldvlak. We moeten stappen ondernemen om de coördinatie tussen de verschillende lagen van bestuur te versterken en een nieuw economisch groeimodel definiëren dat gepaard gaat met menselijke en sociale ontwikkeling, dat gericht is op Europese solidariteit, op de verbetering van het concurrentievermogen en het onderwijs, op innovatie, op nieuwe technologieën en op kennis. Alleen dan kunnen we ervoor zorgen dat Europa de wereld echte kansen te bieden heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. (IT) We hebben gestemd over een extreem lang en ingewikkeld verslag, met een gecompliceerde tekst en structuur. Er is echter één probleem met de overtuigingskracht ervan: de werkelijke onderliggende oorzaak van de economische crisis waarin we ons bevinden krijgt onvoldoende aandacht, al wordt er wel naar verwezen in de overwegingen. De oorzaak was niet incidenteel, maar structureel – en niet alleen in economische zin. De financiële crisis is in de eerste plaats veroorzaakt door de door ’s werelds financiële en politieke elite gecultiveerde illusie dat in het derde millennium de economie en welvaart meer gebaseerd zouden kunnen worden op financiën dan op de productie van goederen, meer op de verbazingwekkende producten van ‘financial engineering’ dan op dat wat werkelijk wordt gecreëerd, geproduceerd, verkocht en verhandeld door de honderden miljoenen bedrijven in de hele wereld. Als we het economische en politieke belang niet inzien van een herstel van de reële economie, in plaats van de virtuele economie, lopen we gevaar met het verslag een cruciale fout te maken: manieren voorstellen om uit de crisis te geraken die als het erop aankomt geen echte oplossingen vormen. Europa heeft geen verder centralisering van economische macht op EU-niveau nodig. Europa heeft ondernemingszin en minder bureaucratie nodig. Ik heb daarom tegen het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat de huidige financiële crisis, die de economische en financiële sector hard heeft getroffen, een algemene economische en sociale crisis heeft veroorzaakt waarin Europese burgers nog steeds in armoede leven, de sociale ongelijkheden nog groter worden en het aantal werkende armen toeneemt.

Ik wil onderstrepen dat de recessie verder is verergerd door het feit dat de verschillende nationale economische herstelplannen onvoldoende worden gecoördineerd, omdat het zeer waarschijnlijk is dat met coördinatie op EU-niveau meer kan worden bereikt dan met de meeste programma’s op nationaal niveau. In de Europa 2020-strategie heeft de Europese Unie zich verbonden aan het bestrijden van de werkloosheid, het vergroten van de werkgelegenheid en het terugdringen van de armoede en sociale uitsluiting, maar de uitvoering van deze strategie moet een gezamenlijke inspanning zijn, als onderdeel van het crisisbeheer en het strategische planningsproces voor na de crisis.

Ik ben het eens met het standpunt van het Parlement dat deze strategische doelstelling van de Europese Unie ook moet worden nagestreefd door nauw samen te werken met de nationale regeringen, de sociale partners en het maatschappelijk middenveld en dat het Europees Parlement daar sterker bij moet worden betrokken.

 
  
MPphoto
 
 

  Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. − (IT) De goedkeuring van dit complexe verslag is een zeer belangrijke stap voor de Europese gemeenschap, die luidkeels roept om duidelijke antwoorden en snelle oplossingen om deze lastige economische crisis te boven te komen. Ik heb vóór gestemd, omdat de tekst die vandaag is goedgekeurd beginselen bevat die altijd de basis hebben gevormd van het economische beleid van mijn fractie. Ik doel hier onder meer op de noodzaak van meer begrotingsconsolidatie, een versterking van het stabiliteit- en groeipact en de voltooiing van de interne markt.

Ik ben ervan overtuigd dat Europa een radicale transformatie moet ondergaan om haar groeipotentieel te verdubbelen. Dit kan alleen worden bereikt door betere coördinatie van het economische en fiscale beleid van de lidstaten. Allereerst moet naar mijn mening de financiële regelgevingssector worden herzien, aangezien die heeft laten zien dat hij niet alleen niet deugt, maar ook een van de belangrijkste oorzaken van de crisis is geweest. Tevens moet de EU op korte termijn diverse problemen oplossen, te beginnen met de problemen op het gebied van werkgelegenheid, demografie en het pensioenstelsel. Alvorens daarmee te beginnen moeten we echter beleidsmaatregelen nemen ter ondersteuning van kleine en middelgrote ondernemingen, aangezien zij de drijvende kracht en het economisch hart van Europa vormen, in het bijzonder door fiscale maatregelen en stimulansen te bevorderen die hun toegang tot krediet vereenvoudigen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ook ik vind dat de Commissie volledige verantwoordelijkheid moet nemen om de sturing en financiering van projecten op de volgende gebieden te waarborgen: nieuwe investeringen in onderzoek naar en ontwikkeling en toepassing van hernieuwbare energiebronnen, in energie-efficiëntie, met name in het Europese gebouwenbestand, en in een efficiënter gebruik van hulpbronnen in het algemeen; uitbreiding van het Europese energienet door interconnectie van nationale netten en stroomdistributie vanuit grotere centrales voor de productie van hernieuwbare energie naar de consumenten, alsmede de introductie van nieuwe vormen van energieopslag en het Europese HVDC-"supernetwerk" voor hoogspanningsgelijkstroom; bevordering van EU-infrastructuur in de ruimte ten behoeve van radionavigatie en aardobservatie met het oog op nieuwe EU-diensten en de ontwikkeling van innovatieve toepassingen, alsmede op de tenuitvoerlegging van EU-wetgeving en -beleid; snelle toegang tot internet in de hele Unie, zodat vlot uitvoering wordt gegeven aan de digitale agenda van de EU en alle burgers over een betrouwbare, vrije toegang beschikken.

 
  
MPphoto
 
 

  David Casa (PPE), schriftelijk. – (EN) In dit verslag wordt gedetailleerd en grondig gekeken naar de oorzaken van de economische crisis en de ontwikkelingen die op EU-niveau in gang zijn gezet om de impact van toekomstige crises te voorkomen, in de kiem te smoren of ten minste te verzachten. De conclusies die in het verslag worden getrokken, zijn evenwichtig en bieden een accuraat overzicht van de oorzaken en gevolgen van de crisis. Het verslag heeft ook meerwaarde voor het huidige debat over mogelijke wegen vooruit. Daarom heb ik besloten om voor dit verslag te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Castex (S&D), schriftelijk. (FR) De crisis die wij sinds de zomer van 2007 beleven, heeft 60 triljoen dollar gekost, en nog steeds is er geen sprake van herstel. Net als mijn collega-parlementariërs heb ik voor deze tekst gestemd. Hiermee willen wij laten zien dat politieke verantwoordelijkheid en ambitie samen kunnen gaan. Als alternatief voor de kakofonie tussen de Commissie, de werkgroep-Van Rompuy en de tandem Merkel-Sarkozy over het economisch bestuur stellen wij een helder plan voor: wij willen een Mijnheer of Mevrouw Euro benoemen die belast wordt met de interne en externe samenhang van de keuzen die de Unie op het gebied van het economisch beleid maakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Nessa Childers (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb voor het verslag-Berès gestemd omdat ik het grootste deel van de inhoud van het verslag steun. Voortzetting van het gedetailleerde debat over één kwestie in het bijzonder, namelijk een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB), blijft echter nodig. Ik ben het ermee eens dat ervoor moet worden gezorgd dat bedrijven hun plicht om de samenleving te ondersteunen door via een billijke vennootschapsbelasting een deel van hun winst bij te dragen, niet kunnen ontlopen door gebruik te maken van verschillende vennootschapsbelastingstarieven in verschillende lidstaten.

Speciale aandacht moet worden besteed aan de negatieve gevolgen die een CCCTB kan hebben voor kleine landen als Ierland, waarvan de welvaart en het werkgelegenheidsniveau in hoge mate afhangen van zijn vermogen om buitenlandse investeringen aan te trekken. Ik wil ook opmerken dat de Ierse Labourpartij geen voorstander van een CCCTB is.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EN) Ik heb tegen het verslag gestemd, omdat links niet kan instemmen met een verslag dat is voortgekomen uit een compromis tussen de socialisten en Eurorechts, een verslag dat de kern van het probleem, namelijk de belangrijkste oorzaken van de economische en sociale crisis, niet raakt. Het verslag bindt het Europees Parlement in politiek opzicht aan de desastreuze voorstellen van Merkel, Sarkozy en de taskforce om de verdragen en het Stabiliteitspact aan te scherpen, wat leidt tot afbraak van de welvaartsstaat en een verslechterde positie van de werkenden.

Wij van onze kant hebben kritiek geuit op het Stabiliteitspact, dat antisociaal is en de ontwikkeling ondermijnt, op de institutionele en politieke tekortkomingen van de EMU, de antidemocratische werking van de ECB, de onevenwichtige ontwikkeling binnen de EU, en wij hebben voorstellen gedaan om uit de crisis te komen, met inachtneming van de arbeidsrechtelijke en sociale verworvenheden. Helaas echter houden geest en letter van de tekst vast aan het desastreuze neoliberale beleid, dat ten koste gaat van de werkenden, tot recessie en werkloosheid leidt en de crisis verergert.

 
  
MPphoto
 
 

  Lara Comi (PPE), schriftelijk. − (IT) We hebben harde lessen geleerd van de crisis en we zullen nog meer moeten leren van de statische en dynamische aspecten van het economisch beleid. Het is onze taak om iets op te steken van deze lessen en ze in de praktijk te brengen om de economie weer op gang te helpen. We moeten fouten die in het verleden zijn gemaakt voorkomen en fenomenen die we niet eerder hebben opgemerkt gaan herkennen. Maar bovenal moeten we op grondige wijze nagaan wat de relaties zijn tussen de reële en de financiële economie en daarmee de werkgelegenheid en het algemene welzijn beschermen tegen dit soort shocks. De Europese Unie moet echter meer doen. Ze moet toegevoegde waarde creëren, de instrumenten die goed hebben gewerkt (zoals de munteenheid) versterken, de instrumenten die kunnen worden verbeterd (zoals de coördinatie van het fiscale en het begrotingsbeleid) verfijnen en schaalvoordelen creëren voor een snel en duurzaam herstel. Ik vind het zeer positief dat het Parlement over deze thema’s reflecteert en de situatie in de gaten blijft houden, zolang deze signalen maar worden vertaald in concrete en efficiënte maatregelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Anna Maria Corazza Bildt, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Alf Svensson (PPE), schriftelijk. − (SV) Wij stemden voor dit verslag, maar zijn sterk gekant tegen de aanbeveling betreffende de invoering van een belasting op financiële transacties en de verdeling van de schulden onder de eurolanden, waar we tegenstemden.

 
  
MPphoto
 
 

  Corina Creţu (S&D), schriftelijk. (RO) Ik heb om twee redenen gestemd voor aanneming van dit verslag. De eerste reden is dat de auteurs ervan prachtig werk hebben verricht, met een uitgebreide analyse van de oorzaken en gevolgen van de economische crisis op de wereldeconomie enerzijds en de Europese economie anderzijds. Mijn tweede reden om vóór te stemmen is dat het verslag een aantal belangrijke aanbevelingen bevat in de paragraaf “De toekomst – een Europa met een toegevoegde waarde”. We moeten inzien dat een specifieke kortetermijnfocus op winst in Europa heeft geleid tot een enorm verlies aan banen in sectoren die belangrijke toegevoegde waarde bieden, terwijl daar onzekere en kwaliteitsarme banen voor in de plaats zijn gekomen. De tijd is aangebroken om deze tendens te keren door de Europese Unie te herindustrialiseren en haar vermogen te herstellen om innovatief te zijn en werkgelegenheid te scheppen in sectoren gebaseerd op onderzoek en ontwikkeling en nieuwe technologieën.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. (FR) Ik ben blij met deze stemming, want het was belangrijk eindelijk te spreken over sancties in geval van niet-naleving van het stabiliteits- en groeipact, dat maar al te vaak door de lidstaten lichtvaardig met voeten wordt getreden.

Wij moeten een doeltreffend stimulerings- en sanctioneringsmechanisme instellen dat bij de uitvoering van het stabiliteits- en groeipact wordt toegepast en dat moet helpen voorkomen dat de huidige crisis nog verergert en dat zich in de toekomst een nieuwe crisis voordoet. Daarom heb ik mijn steun gegeven aan de paragraaf waarin de Commissie wordt verzocht te zorgen voor een scherpere Europese sanctieregeling die duidelijk onder haar bevoegdheid valt, om de lidstaten te dwingen aan de regels van het stabiliteits- en groeipact te voldoen.

 
  
MPphoto
 
 

  Harlem Désir (S&D), schriftelijk. (FR) De crisis heeft de tekortkomingen van de economische en monetaire unie aan het licht gebracht, de euro bijna naar de ondergang gevoerd en een verlies van miljoenen arbeidsplaatsen op het continent teweeggebracht. Met het verslag-Berès heeft het Europees Parlement zojuist een samenhangend voorstel aangenomen voor een strategie om Europa uit de crisis te halen en adequaat te reageren op de financiële, economische en sociale schokken die zij heeft veroorzaakt.

Dit voorstel omvat de totstandbrenging van een werkelijk financieel toezicht, waarmee we reeds een begin hebben gemaakt, maar dat aanzienlijk moet worden versterkt; een belasting op financiële transacties om de markten te reguleren, collectieve goederen te financieren en de overheidstekorten terug te dringen; de coördinatie van het economisch beleid en de begrotingen van de lidstaten ten behoeve van duurzame groei; de benoeming van een Mijnheer of Mevrouw Euro om leiding te geven aan de eurozone en om deze zone als eenheid te laten optreden in de G20 en binnen het IMF; en de instelling van een Europese energiegemeenschap.

Het wordt tijd dat Europa weer in beweging komt. Dat verwachten de burgers van ons. In een wereld die voortdurend verandert, is stilstand achteruitgang. Daarom moeten we nu, na aanneming van dit verslag, de handen uit de mouwen steken.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb gestemd voor dit verslag over de financiële, economische en sociale crisis en over de aanbevelingen voor maatregelen en initiatieven op EU-niveau, omdat daarin concrete maatregelen worden voorgesteld voor het overwinnen van de economische en sociale crisis door het opbouwen van een werkelijk Europese sociale markteconomie, met het oog op duurzame groei, werkgelegenheid en sociale inclusie.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) De economische en financiële crisis laat zich veel langer voelen dan gehoopt, en de maatschappelijke gevolgen zijn nog ernstiger. Zoals ik al eerder heb betoogd, en zoals dit verslag ook bevestigt, toont deze crisis aan dat we meer Europa nodig hebben. In een groot gebied als de EU, waarbinnen vrij verkeer over grenzen plaatsvindt en zich één interne markt bevindt, kunnen we niet meer de weerstand accepteren die hoort bij een systeem van bemiddeling, controle en toezicht op basis van de macht van afzonderlijke staten, een macht die gering en beperkt is in relatie tot de situatie in Europa en de rest van de wereld. Een versterking van de economische bestuursmogelijkheden, het financiële toezicht en de bevoegdheden om beleid en economische en monetaire kwesties te coördineren van en door de EU-instellingen zal leiden tot meer stabiliteit en een groter vermogen om snel en efficiënt te handelen. Ik wil het belang benadrukken van erkenning van de Europa 2020-strategie, waarin onderzoek en innovatie als centraal worden aangemerkt voor het concurrentievermogen van bedrijven en het creëren van werkgelegenheid. Ik wil nog eens herhalen dat voor het herstel en de dynamisering van de economie groot belang moet worden gehecht aan de interne markt en kleine en middelgrote ondernemingen, reden waarom maatregelen worden getroffen om hun consolidering en voortdurende ontwikkeling te bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Ik heb tegen dit verslag gestemd, omdat het oorspronkelijke voorstel van de rapporteur verdraaid is, en er standpunten zijn opgenomen die leiden tot het toepassen van maatregelen die juist tot de crisis hebben geleid. Er wordt ook gepleit voor boetes voor lidstaten die zich niet aan het stabiliteits- en groeipact houden. Er staan nog wel een paar voorstellen van sociale aard in, maar de algemene koers is verkeerd.

De voorstellen die wij tijdens de plenaire vergadering hebben gedaan, zijn daarentegen weggestemd, met name over de volgende onderwerpen:

- Wij zijn tegen de wetgevingsvoorstellen die de Commissie onlangs heeft gedaan over economisch bestuur, met boetes – dat zou de al lage groeipercentages in de lidstaten nog verder onder druk zetten. Wij pleiten voor een ambitieus Europees investeringsplan ten gunste van de werkgelegenheid.

- Wij verheugen ons over de hoge opkomst bij de Europese dag van de mobilisering tegen bezuinigingen en onzekerheid, die de Unie op 29 september 2010 heeft georganiseerd. Dit was een politiek belangrijk evenement, en wij staan achter de eisen die daar zijn gesteld: zekere banen en een fatsoenlijk loon, een hoge mate van sociale bescherming, bescherming van de koopkracht, gegarandeerd betere pensioenen en gegarandeerd hoogwaardige en voor iedereen toegankelijke openbare en sociale diensten.

- Wij veroordelen met alle kracht de rol die belastingparadijzen hebben gespeeld bij het bevorderen en plegen van fraude, belastingontduiking en kapitaalvlucht.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. (FR) Wanneer in dit Parlement over de economische, sociale en financiële crisis wordt gesproken, gaat men gewoonlijk voorbij aan de kern en probeert men het systeem te redden in plaats van het aan de kaak te stellen. Het verslag-Berès vormt daarop geen uitzondering. Het bekrachtigt zelfs het geloof in de zelfregulerende kwaliteiten van de markt, die men pretendeert een meer ethisch karakter te kunnen geven.

Men gelooft in de zegeningen van de mondiale concurrentie en het ongebreidelde vrije verkeer van kapitaal en goederen. Toezicht houden op een systeem dat niet werkt, zal niet helpen de ernstigste ontsporingen van dat systeem te voorkomen. Het bankwezen heeft zijn cynische houding getoond door van tevoren de staatssteun terug te betalen waarmee het zijn ondergang kon vermijden, zodat het zelfs zijn meest schandalige gedragingen niet hoefde te veranderen.

Het hele mondiale financiële stelsel, zoals het nu functioneert, is schadelijk voor de reële economie. Het bevordert speculeren en de totstandkoming van complexe producten, die vaak ondoorzichtig en mogelijk dubieus zijn. Het produceert op lucht gebaseerde rijkdom. Het zorgt ervoor dat bedrijven strategieën voor de zeer korte termijn uitdenken, en begunstigt aandeelhouders ten koste van andere economische spelers. Te pretenderen dat we toezicht op dit systeem houden, is niet genoeg. We moeten het veranderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. (FR) Naast het verlies van miljoenen banen op het Europese vasteland en de verschillende bedreigingen van de euro, heeft de recessie de afwezigheid benadrukt van een krachtig en geharmoniseerd economisch bestuur binnen de Europese Unie en het tekortschieten van het financiële toezicht.

Dat ik vóór deze resolutie heb gestemd, komt dan ook doordat hiermee wordt beoogd deze kwalen aan te pakken en de invoering wordt bepleit van een belasting op financiële transacties, die als voordelen zou hebben dat speculatie wordt tegengegaan, de markten worden gereguleerd en dat wordt bijgedragen aan de financiering van mondiale collectieve goederen, maar ook aan het verkleinen van de overheidstekorten. Dit is een krachtige maatregel waarvoor ik me al geruime tijd sterk maak, en ik ben er dan ook blij mee.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. (FR) Ik heb steun gegeven aan het verslag van mijn Franse socialistische collega mevrouw Berès over de financiële, economische en sociale crisis. Deze ambitieuze tekst bevat talrijke ideeën en oplossingen om uit de crisis te raken, een duurzaam herstel te waarborgen en via mechanismen van bestuur en toezicht te voorkomen dat zich een nieuwe financiële crisis voordoet.

Met deze stemming bewijst het Europees Parlement dat politieke verantwoordelijkheid en ambitie samen kunnen gaan. De prioriteit ligt bij de werkgelegenheid, omdat het risico aanwezig is dat het economisch herstel niet gepaard zal gaan met een daling van de werkloosheid. De tekst nodigt ons uit om een werkelijke Europese energiegemeenschap in het leven te roepen. De benoeming van een Mijnheer/Mevrouw Euro die verantwoordelijk is voor de economische en monetaire keuzen van de Unie, betekent eveneens een grote vooruitgang. Ten slotte wordt gewezen op de noodzaak van een belasting van financiële transacties zodat eindelijk ook degenen die voor de crisis verantwoordelijk zijn, hun steentje moeten bijdragen.

 
  
MPphoto
 
 

  Gay Mitchell, Mairead McGuinness, Jim Higgins en Seán Kelly (PPE), schriftelijk. – (EN) De afgevaardigden van Fine Gael steunen het voorstel voor een richtlijn voor een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting niet, maar hebben dit niet gezien als voldoende reden om tegen dit belangrijke verslag als geheel te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne E. Jensen (ALDE), schriftelijk. (DA) De Deense Liberale Partij heeft zich van stemming onthouden bij de eindstemming over het verslag-Berès over de financiële crisis, aangezien dit een positieve aanbeveling bevat ten aanzien van de realisatie van een belasting op financiële transacties.

 
  
MPphoto
 
 

  Alan Kelly (S&D), schriftelijk. (EN) Samen met mijn collega’s van Labour heb ik voor het verslag-Berès gestemd omdat ik het overgrote deel van de inhoud ervan steun. We moeten echter nog in detail verder debatteren over één specifiek onderwerp, namelijk een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting. Ik ben het ermee eens dat moet worden gezorgd dat verschillen in vennootschapsbelastingsregelingen bedrijven niet in staat stellen zich te onttrekken aan hun verantwoordelijkheid om met een deel van hun winsten een bijdrage te leveren aan de samenleving via een billijke vennootschapsbelasting. Er moet echter speciale aandacht worden geschonken aan de negatieve gevolgen die harmonisatie van de grondslag voor de vennootschapsbelasting kan hebben voor kleine landen als Ierland, waarvan de welvaart en werkgelegenheidsniveaus in hoge mate afhangen van hun vermogen om buitenlandse investeringen aan te trekken. Ik wil ook opmerken dat de Ierse Labour Party geen steun verleent aan het idee van een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting.

 
  
MPphoto
 
 

  Rodi Kratsa-Tsagaropoulou (PPE), schriftelijk. – (EL) Het verslag-Berès gaat over kwesties die belangrijk zijn voor de stabiliteit van de eurozone, en daar heb ik vóór gestemd.

Bij de eindstemming heb ik mij echter van stemming onthouden, enerzijds omdat ik geloof dat de economische en financiële problemen van de EU en de maatregelen die moeten worden genomen op een algemene en gesimplificeerde wijze worden benaderd, en anderzijds omdat er wordt gerefereerd aan voorstellen van de Commissie inzake sancties voor ongedisciplineerde lidstaten en andere, fiscale en financiële, maatregelen, waarover het Europees Parlement nog niet in debat is gegaan of tot een beslissing is gekomen.

Ik behoud mij daarom het recht voor om bij een volgende gelegenheid een specifieke mening te geven.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb vóór het verslag-Berès gestemd omdat ik geloof in de noodzaak van een daadkrachtige samenwerking tussen het Parlement, de Raad en de Commissie om uit de economische en financiële crisis te komen.

Het Internationaal Monetair Fonds heeft recentelijk een analyse gepresenteerd over de huidige stand van zaken van de mondiale economie, waaruit bleek dat het herstelproces nog steeds kwetsbaar en nog niet overal zichtbaar is. We staan inderdaad voor twee verschillende scenario’s: enerzijds een fase van sterke groei in de opkomende landen en anderzijds hoge werkloosheidscijfers en een traag herstel in economisch meer ontwikkelde landen.

Ik ben dan ook van mening dat het nuttig zou zijn een weg te bewandelen die gericht is op het waarborgen van voldoende soliditeit van de overheidsfinanciën, teneinde het vertrouwen in de markten te behouden en om ervoor te zorgen dat de burgers weer kunnen geloven in de zin van het Europese project.

 
  
MPphoto
 
 

  Thomas Mann (PPE), schriftelijk. (DE) Ik heb mijn steun aan het verslag van de bijzondere commissie gegeven, aangezien het een constructief compromis tussen alle betrokken fracties bevat. Wij hebben behoefte aan méér, niet aan minder Europa! Onze economieën zijn nauw met elkaar verbonden; nationaal egoïsme zou de gevolgen van de crisis alleen maar erger maken. In het verslag wordt een oproep gedaan voor een eenstemmige houding in Europa met betrekking tot essentiële kwesties. Het centrale fundament van ons handelen dient gevormd te worden door een duurzaam EU-beleid op financieel, economisch en werkgelegenheidsgebied. De aanbevolen maatregelen geven een duidelijk perspectief aan: de beoordeling van de kredietwaardigheid van bedrijven dient in de toekomst door een onafhankelijk Europees ratingbureau plaats te vinden; er moet een einde worden gemaaktaan zeer risicovolle speculaties door de invoering van een belasting op financiële transacties; en het Stabiliteits- en groeipact dient beter te worden afgestemd op de Europa 2020-strategie. Wij roepen de Commissie ondubbelzinnig op om een evenwicht te creëren tussen groei, gelijke kansen en stabiliteit op de financiële markten. Met het oog op het vergroten van de investeringen en dus ook het concurrentievermogen in Europa is het noodzakelijk om de belasting op arbeid te verlagen. Juiste de kleinere en middelgrote ondernemingen hebben behoefte aan een eenvoudigere toegang tot kredieten.

Op sociaal gebied heeft het stimuleren van menselijk kapitaal de hoogste prioriteit middels praktische en tastbare maatregelen op het gebied van onderwijs en opleidingen. Via talrijke openbare hoorzittingen, workshops en analyses hebben wij als lid van die bijzondere commissie een inhoudelijke bijdrage kunnen leveren aan het publieke debat. Het is belangrijk dat het Europees Parlement een duidelijk antwoord op crises geeft. Alleen op die manier kunnen wij onze geloofwaardigheid en het vertrouwen onder onze burgers vergroten.

 
  
MPphoto
 
 

  Mario Mauro (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijn stem vóór het verslag is geheel te danken aan de nieuwe overeenkomst, die met name dankzij de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) tot stand is gekomen. Het ontwerp dat de rapporteur in eerste instantie had voorgelegd, was een duidelijke ideologische provocatie en diende daarom in zijn geheel te worden aangepast. Volgens het Internationaal Monetair Fonds liggen de prioriteiten bij het corrigeren van de nog bestaande zwakheden in de financiële sector, het zorgen voor een sterke groei van de vraag en de werkgelegenheid, de houdbaarheid van schulden in stand houden, werken aan een beter evenwicht in de mondiale groei en het oplossen van de problemen die voortvloeien uit grote en vluchtige kapitaalbewegingen. Het verslag, waarin het grote belang van het zorgen voor een goede gezondheid van de overheidsfinanciën wordt erkend om het vertrouwen in de financiële en reële markten te behouden, ligt volledig in lijn met de meest recente, door de Italiaanse overheid goedgekeurde begroting, die is gericht op het terugdringen van het begrotingstekort tot onder de drempel van 3 procent.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) De Bijzondere Commissie financiële, economische en sociale crisis (CRIS) is ingesteld ten behoeve van een diagnose van de factoren die tot de crisis hebben geleid, een vaststelling van de zaken die de EU niet heeft opgemerkt waardoor de crisis onverwacht kwam, en het beramen van maatregelen en initiatieven om vergelijkbare situaties in de toekomst te vermijden en om economieën nieuw leven in te blazen en de in sommige lidstaten aanhoudende crisisscenario’s een definitief halt toe te roepen. Ik ben van mening dat de Bijzondere Commissie financiële, economische en sociale crisis haar taken naar behoren heeft uitgevoerd en dat zij in dit document nieuwe wegen, maatregelen en initiatieven presenteert waardoor de EU veel beter voorbereid zal kunnen zijn op crises die in de toekomst mogelijk nog zullen optreden.

 
  
MPphoto
 
 

  Louis Michel (ALDE), schriftelijk. (FR) Ik steun het verslag-Berès waarin wordt opgeroepen tot meer Europa en niet tot minder Europa en tot meer efficiëntie en minder bureaucratie en waarin wordt erop wordt gewezen dat de Unie op het internationale toneel met één stem behoort te spreken.

Hoewel er weer sprake is van groei, moeten we niet de fout maken te geloven dat de economische crisis volledig achter ons ligt en vooral niet dat wij de oorzaken ervan afdoende hebben aangepakt. Een van de lessen die wij uit deze crisis moeten leren, is het besef dat een mondiaal bestuur (een wereldstaat) ontbreekt. Wat wij nodig hebben, is een rechtvaardiger verdeling van de rijkdom tussen landen en binnen elk land. Daar ligt de werkelijke crisis. Daarom ben ik ervoor dat de Europese Raad een G20-top belegt die uitsluitend aan deze problematiek is gewijd.

Wat betreft ontwikkeling benadruk ik, net als het verslag-Berès, hoe belangrijk het is dat de lidstaten hun toezeggingen uit 2005 op het gebied van de officiële ontwikkelingshulp gestand doen. Niets rechtvaardigt een vermindering van de officiële ontwikkelingshulp. De officiële ontwikkelingshulp moet blijven stijgen en mag niet lijden onder de gevolgen van de financiële crisis.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) De financiële crisis heeft een einde gemaakt aan het sprookje van de zichzelf regulerende financiële markten. De wereldwijde crisis is met name veroorzaakt door de ondoorzichtigheid van financiële producten en door de zeer riskante pakketconstructies in combinatie met het softe valutabeleid van de VS en belangenconflicten bij de ratings. De economische crisis die hierdoor is ontstaan en de gestegen werkloosheidspercentages en bezuinigingen op sociaal gebied, geven de lidstaten van de EU en hun burgers nog steeds veel stof tot nadenken. De noodmaatregelen hebben de neerwaartse spiraal slechts voor korte termijn tegen kunnen houden. Op de lange termijn worden de onderliggende problemen hierdoor alleen maar verplaatst. De crisis mag onder geen beding gebruikt worden om de bevoegdheden van de EU te vergroten.

Eurocratie en bureaucratie vormen geen antwoord op de crisis, maar zijn door hun nivellerende werking en door het negeren van de culturele verschillen juist mede debet aan die crisis. Er is niets tegen een betere coördinatie of tegen betere afspraken op EU-niveau; een Europese economische regering moet echter absoluut van de hand worden gewezen, en dat is de reden dat ik dit verslag zonder meer verwerp.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb vóór het tussentijdse verslag van de Bijzondere Commissie financiële, economische en sociale crisis gestemd. Als lid van deze bijzondere commissie heb ik actief meegewerkt en bijgedragen aan de opstelling van dit verslag. Ik ben met name van mening dat het publieke systeem in de sociale markteconomie, die is erkend en als doelstelling is opgenomen in het Verdrag, enkele aanpassingen zou moeten maken, om het bereiken van een evenwicht te versnellen en te vergemakkelijken, teneinde verliezen en problemen te voorkomen of deze zoveel mogelijk te beperken. In plaats van het zoeken naar nieuwe wegen over te laten aan de productiesector, die hoe dan ook een radicale verandering zal moeten ondergaan, moeten wij ons daar juist op storten, door middel van hervormingsplannen, kredieten, richtingsveranderingen en andere passende middelen. Europa moet weer investeringen en productie aantrekken, door zich weer op de kaart zetten als model voor innovatie en groei op mondiaal niveau. Publieke en private financiële instellingen moeten zich inspannen om ervoor te zorgen dat de markten zodanig werken dat ze goed zijn voor de reële economie van kleine en middelgrote ondernemingen, zodat zij kunnen bijdragen aan het herstel van de economie en de groei van Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papastamkos (PPE), schriftelijk. – (EL) Ik heb mij van stemming over het verslag-Berès onthouden, omdat de voorstellen voor het Europees economisch bestuur niets doen aan de structurele problemen van de onvoltooide economische unie en de asymmetrie niet wegnemen tussen de 'gekortwiekte' economische unie en de volledige monetaire unie. En wat nog zwaarder weegt: omdat zij het economisch beleid en het economisch risico niet tot Europese aangelegenheid maken. Ze maken alleen van de sancties een Europese aangelegenheid door ze strenger te maken. Er is een volledig gebrek aan strategische richtsnoeren voor het bewaken van een evenwichtige ontwikkeling en het stimuleren van het concurrentievermogen van alle lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van mening ben dat de Commissie projecten op de volgende gebieden zou moeten doorvoeren en financieren: (1) onderzoek, ontwikkeling en gebruik van hernieuwbare energie; (2) het versterken van het Europees energienetwerk, waarbij nieuwe vormen van energieopslag zouden moeten worden gebruikt, maar ook het Europees supergrid voor hoogspanningsgelijkstroom (HVDC); (3) het bevorderen van de ruimte-infrastructuur in de EU op het gebied van radionavigatie en aardobservatie; (4) het garanderen van snelle toegang tot internet; (5) een voortrekkersrol voor de EU op het gebied van de e-gezondheid; (6) het voltooien van de definitie en de ontwikkeling van gezamenlijke normen voor elektromobiliteit. Op het vlak van de regulering van de financiële markten moet het Parlement proberen om een systeem van regulering en toezicht te ontwikkelen dat geldt voor alle financiële markten, instrumenten en instellingen. In dat verband moeten we vooral: (1) meer anticyclische regulering invoeren; (2) het systeemrisico van grote instellingen en markten voor derivaten beperken; (3) de pan-Europese en mondiale structuren voor de regulering en het toezicht versterken; (4) onderzoek verrichten naar het gebruik van transacties buiten de balans; (5) een heffing op financiële transacties invoeren; (6) nieuwe normen invoeren voor de statistische gegevens over de financiële sector.

 
  
MPphoto
 
 

  Mario Pirillo (S&D), schriftelijk. − (IT) Dit tussentijdse verslag over de financiële, economische en sociale crisis is een nuttig instrument om de huidige financiële situatie in Europa te analyseren, maar het laat vooral zien welke weg Europa moedig moet inslaan om te voorkomen dat dit soort situaties zich opnieuw voordoen.

Ik ben van mening dat Europa hiervoor, zoals het verslag terecht stelt, onmiddellijk sterke en gezaghebbende organen moet opzetten die op eenduidige wijze vorm kunnen geven aan de complexe economische beleidsmaatregelen van alle lidstaten. Ik ben ervan overtuigd dat Europa niet langer aan de zijlijn kan blijven staan en kan toezien hoe de lidstaten met gefragmenteerde en inconsistente maatregelen komen ter bestrijding van economische crises waarvan de gevolgen een ware bedreiging vormen voor het groeipotentieel van onze economieën.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. (RO) Het proces waarbij de lidstaten de EU 2020-strategie omzetten in nationale programma's moet bijdragen aan de totstandbrenging van een meer concurrerende, sociale en duurzame Europese Unie die haar burgers en de bescherming van haar milieu in de beleidsontwikkeling centraal stelt.

De prioriteit van de lidstaten moet uitgaan naar banen van hoge kwaliteit en de goede werking van arbeidsmarkten. Ook moeten ze zorgen voor de juiste sociale voorwaarden voor verbetering van de arbeidsparticipatie. De werkloosheid onder de bevolking van de EU bedraagt gemiddeld 10 procent, maar bereikt in sommige landen de 20 procent en onder jongeren zelfs meer dan 40 procent. Dit onderstreept het belang van goede en verantwoorde overheidsuitgaven in combinatie met stimulering van de ondernemingsgeest en het innovatiepotentieel van de particuliere sector voor het aanjagen van de economische en sociale vooruitgang.

Ik heb ingestemd met de noodzaak dat de lidstaten haalbare programma's opstellen die de arbeidsmarkt versterken door prikkels en voorwaarden voor werknemers te verbeteren, maar die het voor werkgevers ook aantrekkelijker maken om werknemers aan te werven en in dienst te houden. Tegelijkertijd moet de nadruk worden gelegd op fatsoenlijk werk, inclusief de bestrijding van zwartwerken, en op het openstellen van de arbeidsmarkt voor mensen die er nu van zijn uitgesloten.

 
  
MPphoto
 
 

  Miguel Portas (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Ik heb helaas tegen het verslag-Berès moeten stemmen. De eerste versie was werkelijk veelbelovend, zowel wat betreft de analyse van de oorzaken van de crisis als wat betreft de vele voorstellen om de crisis te overwinnen. De eisen van de rechtse fracties hebben het oorspronkelijke verslag echter op kritieke punten vervalst. Er staan nog wel meerdere goede voorstellen in, zoals het oprichten van een Europees ratingbureau, maar met het oog op het economisch bestuur is het verslag een "consensus van Brussel" geworden. We moeten kiezen tussen een tekort en staatsschulden of groei en werkgelegenheid, en in dit verslag wordt die kritieke keuze niet gemaakt. Daarom kan ik het niet steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb vóór dit verslag gestemd omdat ik het ermee eens ben dat de Commissie de verantwoordelijkheid op zich moet nemen voor de sturing en financiering van projecten, vooral waar het gaat om nieuwe investeringen in onderzoek en ontwikkeling en de ontwikkeling en toepassing van hernieuwbare energie, alsmede snelle toegang tot internet in de hele Unie, zodat vlot uitvoering wordt gegeven aan de digitale agenda van de EU. Wat betreft financiële regulering moet het Parlement een systeem van toezicht en regulering nastreven dat geen financiële markt, instrument of instelling buiten beschouwing laat. Om tot een dergelijke overeenkomst te komen, zullen de pan-Europese en mondiale regulering en toezichtstructuren moeten worden aangescherpt.

 
  
MPphoto
 
 

  Carmen Romero López en Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk.(EN) Het doet ons genoegen dat het verslag met een overweldigende meerderheid is aangenomen, maar vooral dat de poging van de ALDE-Fractie om de paragraaf over de belasting op financiële transacties te verzwakken is mislukt en de op ons amendement gebaseerde tekst, waarin juist om de invoering van een belasting op financiële transacties wordt gevraagd, is aangenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Dit verslag is het resultaat van een compromis, aangezien er niet minder dan 1 625 amendementen zijn ingediend en het is verdeeld in een aantal hoofdpunten die ingaan op de oorzaken van de crisis, variërend van het uiteenspatten van de onroerendgoed-luchtbel tot ongedekte bankproducten en van het gebrek aan Europese belastingharmonisering tot de niet-naleving van het Stabiliteits- en groeipact. We kunnen allemaal de gevolgen hiervan zien: werkloosheid en minder rijkdom.

We kunnen niet anders dan nieuwe banen creëren, door het bedrijfsleven en onderzoek en ontwikkeling een impuls te geven en door maatregelen te nemen die transparantie belonen en gemeenschappelijke Europese regels bevorderen, bijvoorbeeld op het gebied van belastingen, btw en indirecte belastingen.

Het enige dubieuze is de invoering van een nieuwe belasting op financiële transacties, die in feite de eerste Europese belasting zou zijn die rechtstreeks ten goede komt aan de begroting van de Unie. Wij kunnen niet accepteren dat Europa, in tijden van crisis, zijn handen in de toch al lege zakken steekt van onze burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. (PT) De Europese Unie maakt op dit moment waarschijnlijk een van de ernstigste economische en sociale crises sinds haar oprichting door. Dat betekent dat we met een grote uitdaging worden geconfronteerd: we moeten voor de problemen van vandaag oplossingen op de lange termijn bedenken.

Ik sta achter het oprichten van de Bijzondere Commissie financiële, economische en sociale crisis, en ik sta ook achter dit verslag. Ik vind dat we mechanismen voor het economisch bestuur nodig hebben, zeker ook door de coördinatie van en het toezicht op het beleid van de lidstaten in verband met de duurzaamheid van de overheidsfinanciën.

Ik betreur echter dat het Europees Parlement geen grotere rol speelt bij deze strategische taak van het vinden van oplossingen voor de crisis: het zou wenselijk zijn dat zowel het Europees Parlement als de nationale parlementen hier in de toekomst nauwer bij worden betrokken. Volgens mij zijn de cohesie-instrumenten in dit proces heel belangrijk.

Ten eerste moet de EU de coördinatie verbeteren en beter gebruik maken van de samenwerking tussen de verschillende bestuursniveaus en beleidsvormen. Ten tweede moeten we rekening houden met de territoriale kenmerken, en met het feit dat de gevolgen van de crisis asymmetrisch zijn. In het verslag wordt duidelijk gezegd dat de kracht van het cohesiebeleid bij de totstandbrenging van een koppeling tussen herstel en groei op de lange termijn werkelijk de volgende is: daar moeten strategische richtsnoeren worden uitgewerkt, en de lidstaten en de regio's moeten een reden hebben om ze te implementeren en de instrumenten om de doelstellingen na te streven.

 
  
MPphoto
 
 

  Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. – (LT) Dames en heren, Europa is niet alleen het slachtoffer geworden van de financiële en economische crisis. We hebben ook te maken met een enorme vertrouwenscrisis bij het publiek. Zowel in Litouwen als elders in Europa moeten we het vertrouwen van het publiek in onze financiële en politieke instellingen terugwinnen en een levensvatbaar en houdbaar financieel systeem ontwikkelen dat bescherming biedt tegen toekomstige crises. We hebben een transparant reguleringsmechanisme op meerdere niveaus en met een hoog moreel niveau nodig dat ten dienste werkt van het algemene publiek.

De financiële crisis heeft Litouwen wel heel hard getroffen – in 2009 kromp onze economie met 15 procent. Bij het ontwerpen van een strategie om uit de crisis te komen, moeten we regionale kenmerken en de uiteenlopende gevolgen van de crisis in aanmerking nemen. Ik verwelkom het feit dat de bijzondere commissie speciaal wijst op het belang van cohesie-instrumenten voor het geven van steun aan de EU-regio’s die die steun het hardst nodig hebben. Die kunnen ons helpen om de gevolgen van de crisis te overwinnen door essentiële investeringen in infrastructuur, bedrijven en werkgelegenheid te bevorderen.

Het succes van het herstel is ook sterk afhankelijk van het succes van de Europa 2020-strategie. Voor elke investeringsstrategie van de EU voor de lange termijn is het belangrijk om het concurrentievermogen in stand te houden en de interne markt (een van de motoren van de Europese groei) te versterken.

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. – (EN) De afgelopen jaren is duidelijk gebleken dat onze economieën onderling afhankelijk van elkaar zijn en hebben we gezien welke problemen er kunnen ontstaan door een gebrek aan wetgeving, regulering of samenhang tussen de Europese economieën. Bij het vinden van een weg uit de crisis moeten we naar Europese oplossingen zoeken die de Europese economie sterker zullen maken en moeten we streven naar beter geïntegreerde financiële stelsels die goed zijn voor de bevolking van Wales en de hele Europese Unie.

Daarom heb ik voor de in het verslag-Berès gepresenteerde aanbevelingen met betrekking tot de na de financiële, economische en sociale crisis te nemen maatregelen en initiatieven gestemd. We moeten zoeken naar gemeenschappelijke oplossingen voor Europese problemen, onder eerbiediging van de keuzevrijheid van elke lidstaat door ze te laten beslissen hoe we verder moeten gaan. De Raad, de Commissie en het Parlement moeten samenwerken om een sterkere, robuustere wereldeconomie op te bouwen die goed is voor de Europese Unie als geheel.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk. (FR) Vandaag, woensdag 20 oktober, heeft het Europees Parlement het verslag van de Bijzondere Commissie financiële, economische en sociale crisis aangenomen.

Wij van de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links hebben tegen dit verslag gestemd, omdat de daarin opgenomen voorstellen nogal surrealistisch zijn en absoluut geen rekening houden met de sociale mobilisatie die in de lidstaten van de Europese Unie al maandenlang gaande is tegen de bezuinigingsplannen, antisociale maatregelen en de afbraak van de sociale stelsels en openbare diensten. Dit zijn de enige maatregelen om de begrotingstekorten van de EU-lidstaten terug te dringen.

Het verslag sluit aan op de contrahervorming van de pensioenen die door Nicolas Sarkozy en zijn regering wordt voorgesteld en die door de Franse sociale beweging nu al weken wordt bestreden en bekritiseerd.

In dit verslag wordt dus nog steeds hoog opgegeven van het Stabiliteitspact en van maatregelen en beleidsvormen die wij al jaren aan de kaak stellen en waarvan het falen voor onze medeburgers steeds duidelijker zichtbaar wordt.

De overgrote meerderheid (501 stemmen) die voor dit verslag heeft gestemd, begrijpt beslist niets van de signalen van de burgers die in heel Europa nu al weken tegen de bezuinigingsplannen en bijbehorende contrahervormingen protesteren.

 
  
  

- Verslag-Feio (A7-0282/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb gestemd voor het verslag dat hier vandaag is voorgesteld en besproken, omdat het voor de EU een stap in de juiste richting is. In dit verslag pleiten we voor het oprichten van een soort Europees monetair fonds (EMF), dat verantwoordelijk zou zijn voor het toezicht op de ontwikkeling van de staatsschuld van de lidstaten, en dat een aanvulling zou zijn op het Stabiliteits- en groeipact (SGP) als een mechanisme van laatste toevlucht voor de lidstaten. Ik wil ook graag wijzen op het voorstel om een beleidsgroep op hoog niveau onder voorzitterschap van de Commissie in het leven te roepen, die het mandaat zou krijgen om mogelijke institutionele veranderingen te bestuderen die gepaard gaan met de permanente hervormingen van het economisch bestuur, inclusief de mogelijkheid van een gezamenlijke Europese schatkist (ECT), die de EU eigen financiële middelen ter beschikking zou moeten stellen en minder afhankelijk zou maken van transfers van de lidstaten. Bovendien zou die groep een haalbaarheidsevaluatie moeten maken over het opbouwen op de lange termijn van een systeem voor de emissie van gezamenlijke Europese obligaties waaraan de lidstaten kunnen deelnemen. Wanneer we beschikken over een degelijke effectbeoordeling, wanneer we duidelijk maken welke juridische alternatieven er bestaan, en wanneer we duidelijk definiëren hoe de Europese infrastructuur eruit moet zien en hoe die moet worden gefinancierd, zal het makkelijker worden om strategische projecten voor de lange termijn voor het opbouwen van een sterkere EU te ontwikkelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd. De huidige economische, financiële en sociale crisis heeft laten zien dat het bestaande economischebestuursmodel in de Unie niet zo doeltreffend is gebleken als was voorzien. De afgelopen jaren heeft er onvoldoende convergentie plaatsgevonden tussen de lidstaten, en het afgelopen decennium zijn macro-economische en fiscale onevenwichtigheden in stand gebleven en zelfs groter geworden. Het toezichtskader was te zwak en de regels van het stabiliteits- en groeipact zijn onvoldoende in acht genomen, vooral die welke gericht zijn op preventie. Ik steun de voorstellen in het verslag dat we ernaar moeten streven acties met en tussen de lidstaten beter te coördineren, vooral om een herhaling van de recentelijk opgetreden situatie te voorkomen. Het is cruciaal dat de lidstaten zich volledig houden aan de op EU-niveau overeengekomen regels en beslissingen, zoals de regels en instrumenten van het Stabiliteits- en groeipact. De meeste aandacht moet uitgaan naar duurzame groei op de lange termijn, waarmee de randvoorwaarden worden geboden voor het creëren van kwaliteitsbanen, in plaats van naar winst op de korte termijn, hetgeen enorme schade heeft berokkend aan de financiële stabiliteit van de Europese markten.

 
  
MPphoto
 
 

  Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. − (ES) De huidige economische crisis heeft aangetoond dat binnen de Europese Unie de coördinatie van het economisch beleid, het beheerskader, het economisch toezicht en het regelgevingskader voor de financiële diensten niet goed gewerkt hebben. Dit alles heeft geleid tot instabiliteit en een afgenomen groei in Europa. In dat opzicht wil ik graag met klem mijn steun uitspreken voor de aanbevelingen die met dit voorstel gepaard gaan. Ze zijn bedoeld om een coherent en transparant kader op te zetten om de macro-economische ontwikkelingen in de EU en de lidstaten te controleren, het toezicht te verhogen, de regels van het Stabiliteits- en groeipact te versterken, het economisch bestuur te verbeteren, een sterk mechanisme op te richten om de overmatige schuldenlast in de eurozone te voorkomen en te verminderen, en de financiële en fiscale begrotingsinstrumenten te herzien. Ik wil benadrukken dat ik een verbetering van de vertegenwoordiging van de Unie naar de buitenwereld toe op het gebied van economische en monetaire zaken volledig steun.

 
  
MPphoto
 
 

  Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik wil de heer Feio bedanken voor zijn uitstekende werk bij de opstelling van dit complexe verslag. Ik heb vóór het verslag gestemd, omdat ik het van essentieel belang acht het economische bestuur van de Europese Unie te verbeteren. De financiële crisis heeft het ontbreken van echte politieke en economische coördinatie tussen de lidstaten aan het licht gebracht, evenals het gebrek aan efficiëntie van de verschillende controle-instrumenten. Het is dan ook tijd dat Europa een betrouwbaarder juridisch kader opstelt dat rekening houdt met de doelstellingen van de EU 2020-strategie, maar dat tegelijkertijd meer toezicht behelst op schulden en overheidsinkomsten, fiscale stimulansen voor kleine en middelgrote ondernemingen bevat, en de ontwikkeling van de interne markt en de integratie van de arbeidsmarkten bevordert. In het licht van recente overeenkomsten ben ik het echter niet eens met de invoering van cijfermatige regels, aangezien die voor sommige lidstaten te mechanisch en te lastig te verwezenlijken zouden kunnen zijn. We mogen niet vergeten dat giftige financiële producten en met name buitensporige private schulden (de zogenoemde subprime-hypotheken) aan de basis lagen van de financiële crisis. Met andere woorden, de crisis is veroorzaakt door een gebrek aan evenwicht in de private en de bankensector, niet door schulden van de lidstaten. Ten slotte ben ik het eens met aanbeveling 3 over verbetering van de coördinatie tussen de lidstaten door middel van jaarlijkse toezichtrapporten over de eurozone.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik het ermee eens ben dat er een samenhangend en transparant kader moet komen voor multilateraal toezicht op macro-economische ontwikkelingen in de Unie en de lidstaten. Ik roep op tot een jaarlijks debat tussen het Parlement, de Commissie, de Raad en afgevaardigden van nationale parlementen over de stabiliteits- en convergentieprogramma’s en de nationale hervormingsprogramma's, alsmede over een beoordeling van de nationale economische ontwikkelingen in het kader van het Europees Semester. Ik roep ook op tot de instelling, op nationaal niveau, van een mechanisme ter beoordeling van de uitvoering van de prioritaire punten uit de Europa 2020-strategie en de realisering van de relevante in het nationale hervormingsprogramma opgenomen nationale doelen, ter ondersteuning van de jaarlijkse evaluatie door de EU-instellingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb tegen het verslag gestemd, omdat het in het belang van het economisch bestuur van de Europese Unie de heersende politieke opvatting van nauwgezet vasthouden aan het Stabiliteitspact overneemt en preventieve sancties van lidstaten steunt die zich niet aan de Maastrichtnorm houden. Het stelt financiële stabiliteit en streng toezicht op de nationale begrotingen voorop, en komt uit bij het nemen van harde maatregelen ten koste van de inkomens, pensioenen en arbeids- en sociale zekerheidsrechten van de werkenden. En dat allemaal terwijl we de resultaten van dit beleid zien in Griekenland, Ierland, Spanje, Portugal en elders. En terwijl in vele Europese landen de werkenden de straat op zijn gegaan om zich ertegen te verzetten slachtoffer te worden van de crisis en de neoliberale tegenaanval die door EU, ECB en IMF wordt gelanceerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Lara Comi (PPE), schriftelijk. − (IT) De invoering van de euro was een gok die van fundamenteel belang voor de EU is geweest. De belangrijkste risicofactor heeft niet zozeer betrekking op puur monetaire kwesties, waar de Europese Centrale Bank uitstekend werk levert, maar op economische samenhang en de verbinding met de reële economie. Het probleem is tijdens de crisis heel duidelijk naar voren gekomen: een gemeenschappelijke munt heeft steeds minder zin in een markt die verbrokkeld is en waar fiscale beleidsmaatregelen gelden die niet altijd voldoende op elkaar zijn afgestemd. Het bespreken van deze kwesties mag niet slechts een oefening of een excuus zijn om juridische soevereiniteit te claimen over onderwerpen die op dit moment nationale bevoegdheden zijn. Het is juist bedoeld om samenhang en een systematische aanpak te geven aan economische maatregelen in steeds complexere situaties, waarin valutaproblemen anders zijn dan die in het verleden en andere instrumenten en doelstellingen vereisen, en waarin de verantwoordelijkheden van specialisten gepaard moeten gaan met continu en consistent toezicht, evenals politieke sturing, gebaseerd op een weloverwogen visie op de toekomst en een blik gericht op het oplossen van problemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Anna Maria Corazza Bildt, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark, Anna Ibrisagic en Alf Svensson (PPE), schriftelijk. − (SV) Wij stemden voor dit verslag zonder ons verzet tegen een Europese belasting op enige wijze op te geven. Wij blijven ons ook kanten tegen de oprichting van een beleidsgroep op hoog niveau die een mogelijke oprichting van een Europese gezamenlijke schatkist (ECT) moet bespreken, met als doel om de Europese Unie eigen financieringsbronnen te verschaffen. Ook met betrekking tot andere elementen hebben wij door ons stemgedrag een afwijkende mening tot uitdrukking gebracht.

 
  
MPphoto
 
 

  Corina Creţu (S&D), schriftelijk. (RO) De kwestie van economisch bestuur op EU-niveau is een lastige, en de terughoudendheid van sommige lidstaten met betrekking tot verdere overdracht van soevereiniteit is begrijpelijk. De crisis in Griekenland heeft de beperkingen van de huidige interventiemechanismen blootgelegd, om nog maar te zwijgen van de ontoereikendheid van de instrumenten waarmee naleving van de convergentiecriteria moet worden afgedwongen, met name in de landen van de eurozone. De instelling van een samenhangend en transparant kader voor multilateraal toezicht op macro-economische ontwikkelingen in de Unie en de lidstaten, alsmede een geconsolideerd begrotingstoezicht, zoals in het verslag voorgesteld, vormt een stap in de juiste richting, ook al zou hiervoor een wijziging van het grondwettelijk verdrag voor nodig zijn. Al met al zijn de voorstellen in dit stuk belangrijk, gaan ze over echte problemen en bieden ze relevante oplossingen. Daarom heb ik gestemd voor aanneming van het document.

 
  
MPphoto
 
 

  Mário David (PPE), schriftelijk. (PT) Het is met een gevoel van bevrediging en verantwoordelijkheid dat ik stem vóór de in dit verslag opgenomen aanbevelingen ter verbetering van het economische bestuur van de EU. Gezien het feit dat de EU te maken heeft met krachtige concurrentie uit opkomende economieën en het feit dat de stabiliteit van de overheidsfinanciën cruciaal is voor het consolideren van kansen, het bevorderen van innovatie en het stimuleren van economische groei, allemaal van fundamenteel belang voor een Europese kennismaatschappij, en overwegende dat economische groei en duurzame overheidsfinanciën voorwaarden zijn voor economische en maatschappelijke stabiliteit in de EU en voor begrotingsconsolidatie op de lange termijn, is gebleken dat de huidige regels van het Stabiliteits- en groeipact in combinatie met hun slechte tenuitvoerlegging onvoldoende waarborg zijn voor solide macro-economisch en begrotingsbeleid. Het is daarom belangrijk een meer rigoureuze toepassing van preventieve maatregelen en sancties te steunen en daarnaast ook beter toezicht en economisch bestuur te bevorderen door middel van nauwkeurigere en vergelijkbare statistieken van het beleid en de economische toestand van de lidstaten, met name die in de eurozone.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. (FR) Door de resolutie inzake economisch bestuur aan te nemen, bevestigt het Europees Parlement opnieuw zijn belangrijkste doelstellingen met betrekking tot de onderhandelingen over de zes wetgevingsvoorstellen van de Commissie.

Leden van het Europees Parlement betreuren het dat de tenuitvoerlegging van het Stabiliteits- en groeipact ontoereikend is en stellen voor een doeltreffend stimulerings- en sanctioneringsmechanisme in te stellen, waarbij ze het belang van investeringen in energie, onderzoek, innovatie, gezondheidszorg en onderwijs benadrukken.

Om een eind te maken aan de recessie moeten we de benodigde financiering op Europees niveau plannen, en moet het idee van eigen middelen in de praktijk worden gebracht. We stellen dat de invoering van een belasting op financiële transacties speculatie tegen zou gaan en de werking van de interne markt zou verbeteren. Daarnaast zouden de door deze belasting gegenereerde inkomsten kunnen bijdragen aan de financiering van mondiale collectieve goederen en het verkleinen van de overheidstekorten. Deze belasting zou een zo breed mogelijk draagvlak moeten hebben en zeker om te beginnen op EU-niveau moeten worden ingevoerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Diane Dodds (NI), schriftelijk. – (EN) Het is op een heel goed moment, een paar dagen na het besluit van president Sarkozy en kanselier Merkel om te proberen het Verdrag van Lissabon te wijzigen om toekomstige crises in verband met staatsschulden in de eurozone beter het hoofd te kunnen bieden, dat het Europees Parlement over deze kwestie debatteert. Natuurlijk doen we dat tegen de achtergrond van een zich voortslepende crisis in de eurozone, waarbij elke dag blijkt dat het model van één gemeenschappelijke munt een dwaasheid is. Als dit doorgaat, is het duidelijk dat de coalitieregering van het Verenigd Koninkrijk een referendum moet houden.

Die verzekering heeft David Cameron ook gegeven, en anders dan hij heeft gedaan met zijn eerdere spijkerharde garantie, moet hij zich nu aan zijn belofte houden. Als Frankrijk en Duitsland een poging mogen doen om het Verdrag van Lissabon te wijzigen, is het van essentieel belang dat de regering van het Verenigd Koninkrijk het onderhandelingsproces daarover gebruikt om bevoegdheden voor ons soevereine parlement terug te winnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag-Feio gestemd. Het is het resultaat van geslaagde onderhandelingen tussen de fracties binnen het Europees Parlement, en het is gebaseerd op een brede consensus over het feit dat we het beleid voor groei en werkgelegenheid moeten versterken. Op die manier willen we het economisch bestuur verbeteren, en zo de crisis overwinnen en de Europese economie er weer bovenop helpen.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Naar aanleiding van de huidige economische, financiële en sociale crisis heeft het Parlement een leidende rol aangenomen bij het vinden van mechanismen voor de Europese Unie die moeten zorgen voor doeltreffende interventie die niet alleen nog meer crises kan voorkomen, maar bovenal ook de stabiliteit kan waarborgen die nodig is voor duurzame ontwikkeling en cohesie in Europa. Dit verslag van de heer Feio geeft inhoud aan de verantwoordelijkheid van het Parlement voor de institutionele consolidatie van de EU voor grotere eenvormigheid in Europa en wat betreft de wereldeconomie, in het belang van de Europese burgers en hun welvaart. De aanbevelingen vertegenwoordigen een zeer waardevolle kwalitatieve ontwikkeling, doordat ze het economische bestuur binnen de EU verbeteren door de regels ter bevordering van de stabiliteit en de groei van de lidstaten en de Unie als geheel aan te scherpen, en hetzelfde doen met de mechanismen voor het voorkómen, corrigeren en oplossen van problemen en uitdagingen voor de strategie voor de ontwikkeling van de EU. De betrouwbaarheid van EU-statistieken is ook een belangrijk element wanneer het erom gaat structuren en autoriteiten te voorzien van meer mogelijkheden om te bepalen waar en hoe ingegrepen wordt. Ik wil tevens de zorg onderstrepen die er is ten aanzien van de noodzaak om naast overheidsschulden ook ander situaties met een buitensporige schuldenlast te voorkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. (FR) We hebben hier niet te maken met een verbetering van het economisch bestuur op EU-niveau, maar met een bevoogding van het economische, budgettaire en fiscale beleid van de lidstaten, waarbij niet hun economische voorspoed, maar de belangen van de interne markt en van Brussel centraal staan. Tevens hebben we te maken met de reactivering en verslechtering van het Stabiliteitspact, dat ons nog steeds schade berokkent.

Dat is onacceptabel, net als de oprichting van een gezamenlijke publieke schatkist waarmee een Europese belasting moet worden beheerd, en de institutionalisering van een economisch bestuur (wat moet zo'n bestuur doen?). Het niveau van de overheidstekorten en van de overheidsschuld, die grotendeels in het buitenland is gemaakt, is inderdaad gevaarlijk, zowel financieel gezien als vanuit het oogpunt van soevereiniteit. Maar deze tekorten en schulden zouden wellicht minder omvangrijk zijn als u een ander beleid had gevoerd en de lidstaten niet had verplicht geld op de markten te lenen. Bijna een zesde van de begroting van de Franse staat gaat op aan de betaling van de rente op zijn schulden. Zolang dat het geval is, kunnen we met dat geld geen andere dingen doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Jahr (PPE), schriftelijk. (DE) De economische en financiële crisis heeft duidelijk aangetoond dat de economische samenwerking in de Europese Unie dringend moet worden verbeterd. Daarom moet het Stabiliteits- en groeipact versterkt worden door het met adequate en effectieve sanctiemogelijkheden uit te breiden. Er moet echter ook meer controle wordt uitgeoefend op de nationale begrotingen en op het concurrentievermogen van de lidstaten.

Wij moeten in de toekomst onevenwichtigheden tussen de eurolanden en eventuele tekortkomingen in het concurrentievermogen eerder onderkennen en mogelijkheden creëren om te kunnen eisen dat er effectieve tegenmaatregelen worden genomen. Het doel daarvan moet zijn om de monetaire unie en de euro duurzaam sterk en solide te maken zodat een crisis, zoals in Griekenland, hopelijk kan worden voorkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne E. Jensen (ALDE), schriftelijk. (DA) De Deense Liberale Partij heeft tegen één specifiek amendement op het verslag-Feio gestemd, waarin de aanbeveling wordt gedaan een studie te verrichten naar de voordelen van het realiseren van een Europees systeem voor belastinginning. De Deense Liberale Partij heeft voor het complete verslag gestemd, dat verder zeer uitgebalanceerd was.

 
  
MPphoto
 
 

  Alan Kelly (S&D), schriftelijk. – Het is heel belangrijk dat de regels inzake economisch bestuur worden aangescherpt, vooral in het licht van de economische crisis waar veel EU-landen zich nog steeds in bevinden. Ik ben het echter eens met de amendementen van het Parlement die de aanbevelingen inzake automatische sancties voor lidstaten met buitensporig hoge schulden schrappen omdat het, zoals deze crisis heeft aangetoond, in buitengewone omstandigheden nodig kan zijn om de overheidsschuld groter te laten zijn dan volgens het pact is toegestaan, om nog ernstiger economische gevolgen van een crisis af te wenden.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. (IT) Het verslag met aanbevelingen aan de Commissie betreffende verbetering van het EU-kader voor economisch bestuur en stabiliteit, met name in het eurogebied, waarover zojuist is gestemd, maakt deel uit van een breder debat dat sinds enkele maanden wordt gevoerd over initiatieven om de financiële crisis te bestrijden. Er komt een duidelijke behoefte naar voren aan een sterk economisch bestuur van de Europese Unie, met name na wat er enkele maanden geleden in Griekenland is gebeurd.

Een dezer dagen zal het eindverslag worden gepubliceerd van de speciale taskforce economische governance, die is opgericht door de voorzitter van de Europese Raad, Van Rompuy. We kunnen echter nu al zeggen dat het van groot belang is dat er regels worden opgesteld voor toezicht op het economisch beleid. Deze regels moeten niet mechanisch zijn, maar realistisch en houdbaar. Ze moeten het fiscale beleid kunnen versterken en het Europese bestuur als geheel verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk.(RO) Eén waarneming tijdens de recente periode van economische en financiële crisis was dat de controle en de economische coördinatie op EU-niveau aanzienlijk versterkt moesten worden. Er zijn grote macro-economische onevenwichtigheden geconstateerd, en sommige landen worden geconfronteerd met een grote toename van de overheidsschuld en het aandeel daarvan in hun bbp. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik alle acht aanbevelingen van de rapporteur voor goed bestuur en economische stabiliteit in de Europese Unie krachtig onderschrijf.

Ik geloof dat ons de komende jaren grote uitdagingen te wachten staan. We zullen in staat moeten zijn vastomlijnde prioriteiten te stellen en moeilijke keuzes te maken teneinde het economisch groeipotentieel van de EU te ondersteunen en de openbare financiën te consolideren. Coördinatie op EU-niveau zal in dit verband cruciaal zijn en kan bijdragen aan het wegnemen van de negatieve effecten.

 
  
MPphoto
 
 

  Astrid Lulling (PPE), schriftelijk. (FR) In het gezamenlijke debat over de Europese Raad, de G20, het verslag van de Bijzondere Commissie financiële, economische en sociale crisis en het verslag over Europees bestuur zijn wat betreft de financiële crisis geen heldere lijnen uitgestippeld of relevante aanbevelingen gedaan. Eenieder is uitgegaan van zijn eigen persoonlijke interpretatie van verwarrende en wollige teksten. Dat is helaas het lot van deze initiatiefverslagen die grote meerderheden krijgen maar tegelijkertijd inhoudelijk weinig om het lijf hebben.

Het verslag-Feio is veel te laat besproken, nu de Europese Commissie de richtlijnen waarmee het Stabiliteitspact en het bestuur van de eurozone worden hervormd, reeds heeft ingediend. Wat heeft het dan nog voor nut over aanbevelingen aan de Commissie te stemmen?

Het Parlement moet veel strengere procedureregels opstellen en zich daaraan houden. Zijn doeltreffende werkwijze en zijn geloofwaardigheid staan op het spel.

De hervorming van het Stabiliteitspact en het bestuur van de eurozone komt in een beslissende fase wanneer de wetgevingsteksten worden geanalyseerd. Samen met anderen zal ik deze arbeid met een open blik en met toewijding verrichten. Het is belangrijk dat het Parlement een realistische en tegelijkertijd ambitieuze hervorming steunt om de monetaire unie een nieuwe basis te verschaffen. Serieuze arbeid is nodig, wil een instelling haar legitimiteit binnen het communautaire bouwwerk verwerven, geen ...

(Verklaring ingekort overeenkomstig artikel 170 van het Reglement)

 
  
MPphoto
 
 

  Mario Mauro (PPE), schriftelijk. − (IT) Zonder regels en toezicht komen we nergens. Het toepassen van de regels die we onszelf hebben opgelegd in deze tijden van crisis, teneinde economische coördinatie en toezicht te verbeteren, is het minste dat we moeten vragen van onszelf en van de lidstaten. Het verslag van de heer Feio biedt ons in die zin de mogelijkheid om onze aandacht te richten op diverse aanzienlijke verstoringen, door te kijken hoe “recente economische ontwikkelingen duidelijk hebben aangetoond dat de coördinatie van het economische beleid binnen de Unie, met name in de eurozone, niet afdoende heeft gewerkt en dat de lidstaten, ondanks hun verplichtingen uit hoofde van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hun economische beleid niet als een zaak van algemeen belang hebben beschouwd”. Ik stem dan ook hartgrondig vóór het verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) De huidige financiële en economische crisis heeft aangetoond dat de EU een steeds krachtiger economische en monetair bestuur behoeft, om te voorkomen dat de stabiliteit van de euro en de monetaire unie zelf ondermijnd raken. De Europa 2020-strategie dient economische groei en de schepping van werkgelegenheid te bevorderen, aangezien de sterke daling van het bbp, de afname van de industriële productie en de hoge werkloosheidscijfers een groot sociaal en economisch probleem vormen dat alleen kan worden aangepakt met behulp van krachtig, harmonieus en verenigd bestuur. In het verslag van de heer Feio zijn manieren en strategieën opgenomen voor een reële versterking van het economische bestuur en van het stabiliteitskader van de EU, met de nadruk op de eurozone. Voorbeelden hiervan zijn onder meer de vaststelling van een samenhangend en transparant toezichtskader, aanscherping van de regels van het Stabiliteits- en groeipact en krachtiger economisch bestuur in de eurozone.

 
  
MPphoto
 
 

  Louis Michel (ALDE), schriftelijk. (FR) De economische, financiële en sociale crisis heeft de beperkingen van het Europese model van economisch bestuur aangetoond. Daarom moet er tijdens de volgende Europese Raad een akkoord worden bereikt over economisch bestuur en het Stabiliteitspact. Er moeten dringend hervormingen worden goedgekeurd waarmee de kwaliteit van het economisch bestuur sterk kan worden verbeterd en waarmee transparante en doelgerichte toezichtinstrumenten kunnen worden ingevoerd.

Ik sta achter het verslag-Feio, omdat daarin het voorstel van de Commissie wordt ondersteund, dat volgens mij een evenwichtig compromisvoorstel vormt. Ik ben voor grotere betrokkenheid van het Parlement bij het economische bestuur van de Unie en bij de centralisering op Europees niveau van exclusieve bevoegdheden van toezicht op de grote grensoverschrijdende financiële instellingen. Mijns inziens zou het eveneens goed zijn de Unie eigen financiële middelen te verschaffen zodat zij beter in staat is haar activiteiten en werkzaamheden te plannen.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. (LV) Mijns inziens is het verslag-Feio het meest vakkundige verslag van de afgelopen drie maanden. Alle kwesties en oplossingen die in het verslag uiteengezet worden, komen precies op het juiste moment. Het gebrek aan informatie, vertekende verslaglegging en, bij gelegenheid, regelrechte leugens van de regeringen van de EU-lidstaten, hebben tot gruwelijke resultaten geleid. Door de flagrante begrotingstekorten angstvallig te verbergen hebben Griekenland, Letland en Hongarije het vertrouwen in de euro geschaad. De Europese Commissie en het Europees Parlement moeten streng en doeltreffend reageren op elke verdraaiing van de feiten en verhulling van de waarheid. Het is van cruciaal belang dat er maatregelen worden genomen tegen oneerlijke politici, door wier schuld de EU in een crisis is geraakt. Om uit deze ingewikkelde economische situatie te geraken, moet er niet alleen regelgeving op het gebied van toezicht en statistieken komen, maar ook een plan om de crisis te boven te komen. Dat betekent in de eerste plaats dat er duidelijke criteria voor financieel beleid en betalingstermijnen en garanties voor belastingbetalers moeten worden opgesteld. We moeten ook zien te voorkomen dat deze belastingwetgeving bij het geringste signaal van beleggers wordt gewijzigd. Helaas laat de Letse regering zich bij het wijzigen van haar regelgeving momenteel leiden door de grillen van de ambtenaren van het Internationaal Monetair Fonds en de Europese Bank. Ik hoop dat van het verslag-Feio een signaal naar de Europese Commissie uitgaat dat het tijd is om aan de slag te gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) IK heb vóór het verslag-Feio gestemd, maar zoals ik al heb aangegeven, heeft Europa dringend een aantal hervormingen nodig op dit gebied, ook omdat het nieuwe economische bestuur van Europa niet alleen naar de som van de overheidsschuld kan kijken. We hebben geen mechanismen nodig om schulden terug te dringen die te automatisch en procyclisch zijn, aangezien zij mogelijk hun doel niet bereiken en eerder maatregelen om de economische groei te stimuleren in de weg zullen zitten. Ik ben eerder voor toezichtsmechanismen met flexibele en redelijke formules, die voor de lidstaten makkelijk te hanteren zijn. De resultaten en voordelen voor de begroting van belangrijke hervormingen op sociaal en economisch vlak, in het bijzonder de pensioenhervorming, worden niet meteen in het volgende boekjaar zichtbaar, maar pas na diverse jaren op de middellange en lange termijn. Toch zijn dit de meest belangrijke en noodzakelijke hervormingen. We moeten dan ook meer en betere aandacht besteden aan de structurele hervormingen die nodig zijn om het concurrentievermogen en de economische groei in Europa te stimuleren. Concurrentievermogen zorgt voor economische groei en economische groei zorgt voor meer belastinginkomsten en een daadwerkelijke financiële consolidatie.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papastamkos (PPE), schriftelijk. – (EL) Ik heb mij van stemming over het verslag-Feio onthouden, omdat de voorstellen voor het Europees economisch bestuur niets doen aan de structurele problemen van de onvoltooide economische unie en de asymmetrie niet wegnemen tussen de 'gekortwiekte' economische unie en de volledige monetaire unie. En wat nog zwaarder weegt: omdat zij het economisch beleid en het economisch risico niet tot Europese aangelegenheid maken. Ze maken alleen van de sancties een Europese aangelegenheid door ze strenger te maken. Er is een volledig gebrek aan strategische richtsnoeren voor het bewaken van een evenwichtige ontwikkeling en het stimuleren van het concurrentievermogen van alle lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd. Ik ben namelijk van mening: (1) dat er een samenhangend en transparant kader voor het multilaterale toezicht op de macro-economische ontwikkelingen in de Europese Unie en in de lidstaten moet komen, met een jaarlijks debat tussen het Parlement, de Commissie, de Raad en vertegenwoordigers van de nationale parlementen over de stabiliteits- en convergentieprogramma's (SCP's) en de nationale hervormingsprogramma's (NRP's) en over de beoordeling van de economische ontwikkelingen in de lidstaten; en (2) dat er een mechanisme op nationaal niveau moet komen om te beoordelen welk gevolg wordt gegeven aan de Europa 2020-prioriteiten, en in welke mate de nationale streefdoelen van het nationale hervormingsprogramma zijn bereikt, als aanvulling op de jaarlijkse evaluatie door de instellingen van de EU.

Bovendien ben ik van mening dat de regels van het Stabiliteits- en groeipact moeten worden aangescherpt om: (1) in het pact voor de convergentie naar middellangetermijnbelastingdoelstellingen (MTFO's), die moeten worden opgenomen in de SCP's, voor iedere lidstaat apart sterker rekening te houden met het niveau, het profiel en de ontwikkeling van de schuld; (2) te streven naar het creëren op het nationale niveau van mechanismen voor vroegtijdige waarschuwing in verband met de begrotingscontrole; en (3) in de eurozone van tevoren preventieve maatregelen te voorzien, zowel voor de preventieve als voor de correctieve instrumenten van het Stabiliteits- en groeipact.

 
  
MPphoto
 
 

  Miguel Portas (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het verslag-Feio gaat over een kardinaal punt: de Europese economische coördinatie. Hier wordt geprobeerd om de wetgevende voorstellen van de Commissie te beïnvloeden, en we bespreken het 24 uur na het bekend worden van het standpunt van het Frans-Duitse directorium. De maatregelen die in het verslag worden voorgesteld, lijken wel voorbeschikt, vanwege het Frans-Duitse standpunt, of vanwege de voorstellen voor automatische boetes, die al in de teksten van de Commissie en van de taskforce van de Raad waren voorzien. In dit verslag volgen we de mode, de consensus van Brussel, iedereen wil boetes. We zwakken ze alleen maar een beetje af. Aan die consensus valt niets te verbeteren, die kan alleen maar worden vervangen door een andere consensus; we moeten de economische coördinatie baseren op werkgelegenheid en gelijke kansen, en daar is nog heel wat werk aan de winkel.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik het ermee eens ben dat er een samenhangend en transparant kader moet komen voor multilateraal toezicht op de macro-economische ontwikkelingen in de Unie en in de lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) De mondiale economische crisis heeft grote twijfels gezaaid over de huidige mechanismen voor de coördinatie van het economisch beleid in de EU en heeft enkele zwakke punten daarvan aan de oppervlakte gebracht.

De werking van de Economische en Monetaire Unie staat onder grote druk omdat in een eerder stadium de onderliggende regels niet zijn nageleefd en de bestaande procedures voor het toezicht en de coördinatie onvoldoende omvattend zijn. Dit initiatiefverslag bevat een uiteenzetting van het standpunt van het Parlement ten aanzien van het wetgevingspakket inzake de coördinatie van het economisch beleid (zes voorstellen, waarvan vier met medebeslissing) dat de Commissie twee weken geleden heeft gepresenteerd. Het standpunt van de Raad wordt eind oktober verwacht, in het eindverslag van de werkgroep van Van Rompuy over economische governance.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Als gevolg van de economische en financiële crisis heeft het Europees Parlement een aantal verslagen en richtlijnen van de Commissie goedgekeurd over de gevolgen van de crisis en over hoe die moet worden bestreden. Om nieuwe speculatieve bubbels, zoals die waar we nu maar met moeite weer uitkomen, te voorkomen, is het van groot belang een aantal maatregelen en controles uit te voeren tussen en met de lidstaten. Het is bijvoorbeeld essentieel om het Stabiliteits- en groeipact na te leven. Serieus en uitgebreid toezicht had de extreme situaties in Griekenland en Spanje waarschijnlijk kunnen voorkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. (PT) De huidige economische, financiële en sociale crisis heeft aangetoond dat het model van de Europese Unie voor economisch bestuur niet optimaal heeft gefunctioneerd. Daarom moeten we oplossingen vinden voor een betere en doeltreffendere vorm van economisch bestuur in Europa. Op die manier kunnen we verhinderen dat de gevolgen van de crisis nog ernstiger worden.

In dit verband adviseert de rapporteur de Europese Commissie om een samenhangend kader te scheppen voor economisch toezicht, de regels van het Stabiliteits- en groeipact en voor het economisch bestuur in de eurozone aan te scherpen, en nog eens na te denken over de begrotingstechnische, financiële en fiscale instrumenten van de EU.

Hij stelt ook voor om voor de eurozone een robuust en geloofwaardig mechanisme te creëren voor het verhinderen van het ontstaan van een excessieve schuld en voor het afbouwen ervan. Tot slot stelt hij voor om de betrouwbaarheid van de statistieken van de EU te verbeteren, en de Unie bij economische en monetaire kwesties naar buiten toe beter te vertegenwoordigen.

Dat betekent dat de lidstaten zich volledig moeten houden aan de regels en de besluiten van de Europese Unie. Ik wil er ook op wijzen dat we de hervorming moeten aanpassen aan de doelstellingen van de Europa 2020-strategie, zeker ook door de interne markt te versterken, en door sterker de nadruk te leggen op de rol van het midden- en kleinbedrijf als de eigenlijke motor voor de economische groei.

Om al deze redenen stem ik voor het verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. – (LT) Dames en heren, de regels van het huidige Stabiliteits- en groeipact en het zwakke systeem voor de tenuitvoerlegging ervan hebben niet voor een voldoende sterk begrotings- en macro-economisch beleid gezorgd. De aanbevelingen die in dit verslag worden gedaan, vormen een goed uitgangspunt. De rapporteur heeft gelijk als hij opmerkt dat we door moeten gaan met het uitvoeren van structurele hervormingen op het gebied van sociaal beleid en de integratie van arbeidsmarkten en het geven van fiscale prikkels aan kleine en middelgrote ondernemingen. Het terugdringen van langetermijntekorten moet worden gecombineerd met andere inspanningen om de economie te stimuleren, zoals het verbeteren van het investeringsklimaat en de interne markt, waardoor het concurrentievermogen groter wordt. Ook verwelkom ik het feit dat de rapporteur erkent dat voorgestelde nieuwe maatregelen geen onevenredige gevolgen mogen hebben voor de meest kwetsbare lidstaten, met name de Baltische staten. Dat zou onze inspanningen om economische groei en cohesie te verwezenlijken belemmeren. Vorig jaar is het enthousiasme voor de euro in de lidstaten die geen deel uitmaken van de eurozone, waaronder Litouwen, licht gedaald. Daarom is het belangrijk dat we onderkennen dat de besluiten die in de eerste helft van dit jaar zijn genomen om de stabiliteit van de euro te waarborgen maar tijdelijke maatregelen zijn en moeten worden ondersteund door een beter kader voor economisch bestuur op EU-niveau.

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Vaughan (S&D), schriftelijk.(EN) De doelstellingen van de Europa 2020-strategie onderstrepen opnieuw de noodzaak van een sterkere integratie van de economieën van alle EU-lidstaten om de productiviteit, het concurrentievermogen en de groei te stimuleren. De economische crisis heeft laten zien dat het huidige model voor het economisch bestuur niet ver genoeg gaat en niet leidt tot een voortschrijdende integratie die de stabiliteit van de Europese economieën waarborgt.

Het is om die reden dat ik mijn steun geef aan de aanbevelingen in het verslag-Feio, waarin wordt gewezen op de noodzaak om de economische bepalingen van de EU te versterken en ze op de langere termijn te herzien en te verbeteren. Ik begrijp dat Europa kritisch naar zijn huidige plannen voor economische en financiële stabiliteit moet kijken, zodat er gezamenlijk vooruitgang kan worden geboekt op weg naar een sterkere, meer geïntegreerde economie waarmee de EU haar potentieel als economische supermacht kan verwezenlijken.

 

8. Rectificaties stemgedrag/voorgenomen stemgedrag: zie notulen
 

(De vergadering wordt om 14:00 uur onderbroken en om 15:05 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: STAVROS LAMBRINIDIS
Ondervoorzitter

 

9. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
Video van de redevoeringen

10. Stabiliteitsinstrument - Financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking - Financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld - Financieringsinstrument voor samenwerking met industrielanden - Financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:

– het verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1717/2006 tot invoering van een stabiliteitsinstrument [COM(2009)0195 – C7-0042/2009- 2009/0058(COD)] – Commissie buitenlandse zaken. Rapporteur: Franziska Katharina Brantner (A7-0066/2009),

– het verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1905/2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1889/2006 tot instelling van een financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld [COM(2009)0194 – C7-0043/2009- 2009/0060A(COD)] – Commissie ontwikkelingssamenwerking. Rapporteur: Gay Mitchell (A7-0078/2009),

– het verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1905/2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1889/2006 tot instelling van een financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld [COM(2009)0194 – C7-0158/2009- 2009/0060B(COD)] – Commissie buitenlandse zaken. Rapporteur: Kinga Gál en Barbara Lochbihler (A7-0188/2010),

– het verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1934/2006 van de Raad tot vaststelling van een financieringsinstrument voor samenwerking met industrielanden en andere landen en gebiedsdelen met een hoog inkomen [COM(2009)0197 – C7-0101/2009- 2009/0059(COD)] – Commissie internationale handel. Rapporteur: Helmut Scholz (A7-0052/2010), en

– het verslag over het voorstel voor een verordening (EU) van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking [COM(2010)0102 – C7-0079/2010- 2010/0059(COD)] – Commissie ontwikkelingssamenwerking. Rapporteur: Charles Goerens (A7-0285/2010).

 
  
MPphoto
 

  Franziska Katharina Brantner, rapporteur. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, we moeten vandaag verschillende financieringsinstrumenten behandelen. Vanmorgen hebben we al over één aspect gedebatteerd, maar ik zal het eerst over het stabiliteitsinstrument hebben. Dit instrument is in 2006 gecreëerd en is het best gefinancierde instrument op het gebied van de non-proliferatie van massavernietigingswapens, conflictpreventie, civiele steun na een crisis, civiele vredebevorderende maatregelen en ook voor terreurbestrijding door justitie en politie. Desondanks is het financieringsvolume betrekkelijk gering. Tot nu bedraagt het in de financiële vooruitzichten slechts 1,4 miljard euro. Het gaat niet om veel geld, maar wel om goed geld omdat het tamelijk flexibel ingezet kan worden. Er is steeds opnieuw overwogen om hierop te korten, maar tot nu toe is het ons nog steeds gelukt om dit in de budgettaire planning niet te korten. Waar gaat het om bij de tussentijdse evaluatie van het instrument, wat staat er ter discussie? Het gaat om slechts enkele punten, die gedeeltelijk inhoudelijk echter wel belangrijk zijn. Ten eerste moet het krachtens de langetermijnmaatregelen van artikel 4, lid 3, mogelijk zijn om maatregelen in te voeren ter ondersteuning van vrouwen in politieke processen, vooral met het oog op de media. Daar gaat het dus eigenlijk om het overbrengen van een reeds zeer succesvol gebied naar dit artikel 4, lid 3. Tot nu toe wordt al steun verleend aan het optreden in de media van Afghaanse vrouwen die zich kandidaat stellen voor het parlement et cetera. Wij willen dat dit niet alleen in de kortetermijnmaatregelen wordt opgenomen maar ook in de langetermijnmaatregelen, zodat deze steun aan vrouwen langer kan blijven voortduren.

Ten tweede willen we dat er in de richtlijn expliciet naar het partnerschap voor vredesopbouw wordt verwezen, niet alleen om de ontwikkeling van de formele dialoog met het maatschappelijk middenveld te steunen, maar ook om het concept naar het nieuwe tijdperk van de Europese Dienst voor extern optreden mee te nemen. Het mag daar niet verdwijnen, daarom is het belangrijk dat het expliciet wordt vermeld.

Ten derde stemmen wij ervoor het percentage van middelen voor langetermijnmaatregelen die onder artikel 4, lid 3 vallen, te verhogen van 5 naar 10 procent. Ik wil de hoge vertegenwoordiger er echter hier nogmaals aan herinneren dat de Commissie buitenlandse zaken pas op het laatst met deze verhoging heeft ingestemd, omdat ons is beloofd dat in de toekomst in het kader van dit instrument uitgebreide maatregelen zouden worden genomen ter bestrijding van landmijnen, fragmentatiebommen en munitieresten. Dat wil zeggen dat onder bepaalde voorwaarden is ingestemd met deze verhoging van de langetermijnmaatregelen van 5 naar 10 procent van de totaalbegroting, en we verwachten dat u, mevrouw Ashton, en de dienst voor extern optreden deze afspraak nakomen en dat dit in het strategiedocument voor 2012/2013 wordt opgenomen. Dit is voor ons belangrijk, als u dat niet doet, zou dat namelijk niet in de geest van de afspraak zijn.

Indien het Parlement en de Commissie succes hebben, zal de grootste inhoudelijke vernieuwing van de tekst bij de tussentijdse evaluatie zijn dat de toepassingssfeer expliciet wordt uitgebreid tot handvuurwapens en lichte wapens, ofwel SALW’s (‘small arms and light weapons’). Ik wil hier het voorzitterschap nogmaals verzoeken dit idee te aanvaarden. Het Europees Hof van Justitie heeft dit zo beslist. Ik weet dat sommigen hier nog steeds buikpijn van krijgen, maar ik hoop dat we nu met de dienst voor extern optreden deze scheiding tussen Raad en Commissie misschien te boven kunnen komen en het erover eens kunnen worden hoe we met het thema van de handvuurwapens en lichte wapens omgaan. Ik vond dat een zeer belangrijk punt.

Mijn laatste punt betreft de kwestie van de gedelegeerde handelingen. Daar hebben we vanmorgen al over gesproken. Ik denk dat we hiervoor een politieke oplossing nodig hebben en geen juridische, want daar komen we niet verder mee. Ten slotte wil ik nog heel kort iets zeggen over het stabiliteitsinstrument en de programmering in de dienst voor extern optreden. We zijn er echt van overtuigd dat de planning en programmering in handen moet blijven van de mensen die dat tot nu toe hebben gedaan en dat deze mensen niet mogen worden gedegradeerd tot ‘financieel management’, maar dat ze zich met de inhoudelijke planning moeten blijven bezighouden.

 
  
MPphoto
 

  Franz Obermayr (NI).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil er hier mijn ongenoegen over uitspreken dat er vandaag, terwijl er zulke belangrijke thema’s als financiering, ontwikkelingshulp en democratische principes aan de orde zijn, blijkbaar vanwege een concurrerende of een ongelukkig geplande parallelle bijeenkomst hier – ik geloof dat ik juist heb geteld – slechts 14 collega’s aanwezig kunnen zijn, omdat de anderen uit plichtsbesef bij de andere bijeenkomst zijn. Dit is oneerlijk tegenover de sprekers en de dames en heren die vandaag verslag uitbrengen en ook tegenover de collega’s, en dan wil ik het nog niet eens hebben over de medewerkers en de vertegenwoordiging van de Commissie die hier voor een lege zaal moeten zitten.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Collega’s, dit is geen beroep op het Reglement; het is een interessant punt en het zou best ergens op de lokale televisie kunnen komen, maar het is geen beroep op het Reglement. Ik verzoek u vriendelijk de vergadering niet met dergelijke punten te onderbreken.

 
  
MPphoto
 

  Iva Zanicchi, rapporteur. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de rapporteur van de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de heer Mitchell, heeft mij gevraagd hem te vervangen, omdat hij zelf vandaag niet aanwezig kan zijn. Ik wil hem bedanken voor het werk dat hij heeft verzet met de voor hem gebruikelijke punctualiteit en voor de kwaliteit van zijn voorstellen, die zijn goedgekeurd – en zelfs unaniem – door de Commissie ontwikkelingssamenwerking. Vanwege de redenen die ik ga noemen, maar vooral vanwege het werk dat de heer Mitchell tot nu toe verzet heeft, ben ik ervan overtuigd dat er met een ruime meerderheid vóór dit verslag zal worden gestemd.

Ik ga nu over tot het verslag. In de loop van 2009 heeft de Europese Commissie een voorstel ingediend tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1905/2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking. Met dit voorstel heeft de Commissie het Parlement verzocht een amendement aan te nemen waardoor non-gouvernementele organisaties fiscale voordelen kunnen genieten als zij actief zijn in ontwikkelingslanden. Dit verzoek werd door ons ingewilligd.

De regelgeving omtrent ontwikkelingssamenwerking bevat echter ook uitvoeringsbepalingen voor het beleid van de Europese Unie op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Volgens deze bepalingen moet de Commissie, bij het goedkeuren van financieringen, de comitéprocedures volgen. Dat houdt in dat het Parlement de mogelijkheid heeft om de financieringsvoorstellen te bestuderen en als de Commissie haar bevoegdheden overschrijdt, kan het Parlement resoluties aannemen om de Commissie te verzoeken de betreffende beslissingen te wijzigen.

Alleen al in de periode van 2006 tot heden, is het Parlement in minstens twaalf gevallen van mening geweest dat de Commissie haar uitvoeringsbevoegdheden had overschreden, maar slechts in drie van deze gevallen heeft de Commissie daadwerkelijk haar ontwerpbesluit aangepast of ingetrokken. Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon heeft de Commissie ontwikkelingssamenwerking voorgesteld de procedure voor gedelegeerde handelingen, die is opgenomen in artikel 290 van het Verdrag van Lissabon, toe te passen.

Het toepassen van deze procedure zou betekenen dat het Parlement een belangrijkere rol krijgt, in ieder geval bij de strategische financieringsbesluiten die de Commissie moet nemen. Volgens het Verdrag van Lissabon, kan het Parlement in bepaalde, duidelijk omschreven gevallen de bevoegdheid om strategische besluiten te nemen delegeren aan de Commissie. Maar welke besluiten zijn dat? Volgens ons is het de verantwoordelijkheid van de wetgevende macht om te bepalen aan welke landen de Europese Unie ontwikkelinghulp moet verlenen.

Daarnaast speelt de vraag welke sectoren prioriteit zouden moeten krijgen bij financieringen: onderwijs, gezondheid, milieubescherming, de capaciteit van goed bestuur of de ontwikkeling van kleine ondernemingen? En hoe kunnen we transparantie bij het beheer van ontwikkelingshulp waarborgen?

Met betrekking tot deze keuzen en onderwerpen moet het Parlement een grotere rol spelen dan in het verleden. In deze sectoren moet de wetgevende macht nauwgezette aanwijzingen geven aan de uitvoerende macht. En ik denk dat de wensen van de Europese burgers uiteindelijk ook die richting op gaan. Ik hoop oprecht op een zo groot mogelijke consensus over het verslag van de heer Mitchell.

 
  
MPphoto
 

  Kinga Gál, rapporteur. – (HU) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, mevrouw Ashton, dames en heren, het Europees instrument voor democratie en mensenrechten is het financieringsinstrument waarmee de mensenrechten, de rechtsstaat, de bescherming van de democratie en de preventie van conflicten wereldwijd worden gesteund. De begunstigden van dit financieringsinstrument zijn in de eerste plaats maatschappelijke organisaties en individuele personen die strijden voor mensenrechten in de meest erbarmelijke omstandigheden en die actief zijn in derde landen. Het grote voordeel van dit financieringsinstrument vergeleken bij andere geografische instrumenten is dat de goedkeuring van de regering van het land dat de steun ontvangt niet nodig is voor de uitbetaling ervan. Daarom is de rol hiervan van groot belang. Toch was het tot nu toe niet mogelijk om bij dit instrument de kosten met betrekking tot btw-lasten te financieren met communautaire middelen. Daarom is op initiatief van de Europese Commissie een technische wijziging voorgesteld waarmee de werking en de activiteiten van maatschappelijke organisaties in derde landen had kunnen worden vergemakkelijkt met gebruikmaking van deze middelen. Aangezien deze organisaties cruciaal zijn voor de bevordering van mensenrechten in deze landen en de ontwikkeling van politiek pluralisme, is het uitermate belangrijk dat we het werk van deze organisaties, die zich toch al in een lastige situatie bevinden, niet verder bemoeilijken. Daarom verwelkomen we dit initiatief van de Commissie en in overleg met mijn mederapporteur mevrouw Lochbihler steunen we dit ten volste. Dit is echter slechts één kant van de medaille.

De andere kant van de medaille betreft het politieke belang van deze materie. De kwestie van het financieringsinstrument is onderdeel geworden van de inter-institutionele strijd die al een jaar woedt. Juist vanwege het feit dat dit instrument voor de financiering van mensenrechten essentieel is voor de maatschappelijke organisaties is het belangrijk dat het Europees Parlement inzicht kan krijgen in de ontwikkeling van strategische en meerjarige kaderprogramma’s. We strijden ervoor dat het Europees Parlement beschikt over een inspraakmogelijkheid, voor zover het dit nodig acht, bij de uitwerking van strategische plannen voor het financieringsinstrument, en dat het jaarlijks het recht heeft op controle en evaluatie, niet slechts elke zeven jaar, ten tijde van de begrotingscycli. Hierover gaan de amendementen die we willen steunen. Het Verdrag van Lissabon heeft namelijk het democratische controlerecht van het Europees Parlement verstevigd, wat eigenlijk de instelling van een gedelegeerde handeling is, zoals mijn collega’s al gezegd hebben, waarvan we het in de huidige situatie nodig achten dat deze van kracht wordt en wordt toegepast. Uitgerekend deze kwestie is het eerste voorbeeld van de belangrijkere rol die sinds 1 december 2009 voor het Europees Parlement is weggelegd.

Na de onderhandelingen tot nu toe en de parlementaire debatten zijn we als rapporteurs van de financieringsinstrumenten gezamenlijk tot het besluit gekomen dat we het dossier voor tweede lezing moeten indienen, en we geven daarbij een belangrijke politieke boodschap af aan de instellingen, aangezien we in de periode na de tenuitvoerlegging van het Verdrag van Lissabon ook in de geest daarvan moeten handelen. We zijn van mening dat het juist deze instrumenten zijn waarbij het het meest nodig is dat het Parlement zijn democratische controlerecht echt kan uitoefenen.

 
  
MPphoto
 

  Barbara Lochbihler, rapporteur. (DE) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, het Europees instrument voor democratie en mensenrechten is nog een zeer jong instrument. Toch kan al worden gezegd dat het zeer nuttig en belangrijk werk verricht. Dat kunnen we opmaken uit berichten die we van vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld zowel binnen als buiten de EU ontvangen. Het vormt dus een zeer goede aanvulling op ons mensenrechtenbeleid in het Europees Parlement en in de hele EU.

Mensenrechtenwerk vindt vaak onder zeer moeilijke omstandigheden plaats. Daarom is het van groot belang dat dit instrument aan instellingen van het maatschappelijk middenveld financiële EU-steun kan bieden, zonder dat de desbetreffende regering hiermee hoeft in te stemmen en eventueel ook zonder dat de EU haar van deze financiële steun op de hoogte brengt. We moeten blijven onderstrepen dat deze steun in stand gehouden en, indien nodig, ook uitgebreid moet worden.

Net als mijn corapporteur, mevrouw Gál, ben ik het eens met het voorstel van de Commissie dat er belastingkwijtschelding moet komen in de landen waar betalingen met dit financieringsinstrument nog steeds worden belast. Ook dat zou het werk van de betrokken ngo’s aanzienlijk vergemakkelijken.

Ik zie het echter als een voortdurende uitdaging in het werk met dit financieringsinstrument dat we enerzijds ook bezwaren of negatieve berichten horen, waaruit duidelijk blijkt dat organisaties in het maatschappelijk middenveld, indien ze dit instrument willen gebruiken, meer bureaucratische rompslomp krijgen, terwijl er anderzijds natuurlijk de noodzaak van transparantie is. Het moet duidelijk zijn waaraan het geld wordt uitgegeven en of en hoe het wordt gebruikt. We moeten echter de herhaalde klachten van vooral kleine organisaties dat ze ervoor terugschrikken om gebruik van deze steun te maken, serieus nemen en dit is een kwestie die we ook nu al moeten aanpakken.

Eveneens beschouw ik het als een uitdaging dat het moeilijk is veel lokale organisaties op het platteland, dus niet in de grote steden, in het zuiden van de wereld te bereiken, met andere woorden, ervoor te zorgen dat ze weten dat er zo’n financieringsinstrument bestaat en hoe ze dat kunnen gebruiken. Laten we ons de situatie voorstellen: een landelijke omgeving waar niet altijd elektriciteit is, het gebruik van papier is misschien zelfs al een uitzondering – daarom moeten we er speciaal aandacht aan besteden dat we deze initiatieven verwezenlijken. Ik zie het als een mogelijkheid dat we nu de EU-ambassades ter plaatse uitbreiden – en het is eigenlijk overduidelijk dat iedere EU-ambassade ter plaatse ook bevoegdheden en personeel moet hebben om zich voor mensenrechten en democratie in te zetten – en dat deze ambtenaren, die ik nu even mensenrechtencommissarissen noem, deze bemiddelingsrol en informatie- en communicatietaak intensief op zich nemen, en ook lokale initiatieven te bereiken die misschien niet in het Engels, Frans, Spaans of een andere EU-taal kunnen communiceren.

Het is nu nog veel te vroeg om het instrument uitgebreid te evalueren. Dit is een veel te korte periode en de resultaten zouden niet erg solide zijn. We moeten ons echter over enkele jaren intensief met zo’n uitgebreide evaluatie bezighouden. Met evaluatie bedoel ik dan niet alleen dat er wordt teruggekeken naar wat er goed is gegaan, maar dat we ook overwegen welke nieuwe ideeën we willen opnemen en hoe we het financieringsinstrument verder kunnen ontwikkelen.

 
  
MPphoto
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil alle rapporteurs bedanken – mevrouw Brantner, mevrouw Gál en mevrouw Lochbihler, alsook de heer Mitchell, de heer Scholz en de heer Goerens.

De voorstellen die voor ons liggen, komen voort uit de tussentijdse evaluatie die in 2009 op verzoek van het Parlement is uitgevoerd door de Commissie. Een van de conclusies van deze evaluatie was dat de instrumenten goed werken. Dat is heel positief en het geeft een stabiel kader voor onze externe betrekkingen tot 2013. In enkele gevallen heeft de Commissie slechts technische wijzigingen voorgesteld, teneinde de instrumenten in overeenstemming te brengen met de overige instrumenten. We zijn blij dat we uw steun hebben voor deze technische kwesties.

Het grote probleem dat in de evaluatie is vastgesteld, zijn de bezwaren van het Parlement met betrekking tot hulp uit hoofde van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking die niet als officiële ontwikkelingshulp kan worden aangemerkt. De Commissie heeft hier volledig rekening gehouden met de standpunten van dit Parlement. We hebben een voorstel ingediend dat het Instrument voor geïndustrialiseerde landen (ICI) verbreedt, zodat het ook activiteiten bestrijkt die niet kunnen worden aangemerkt als officiële ontwikkelingshulp. Het gaat over het aangaan van banden met belangrijke bilaterale partners en mondiale spelers waarmee het voor de Europese Unie van strategisch belang is gediversifieerde banden te bevorderen, zoals India, China of Brazilië. Deze landen zijn ook geïnteresseerd in het aangaan van economische, academische, zakelijke en wetenschappelijke uitwisselingen met de Europese Unie.

Dit gewijzigde instrument, dat ICI+ wordt genoemd, is een kortetermijnoplossing voor drie jaar. We lopen niet vooruit op de toekomstige herziening van de financieringsinstrumenten voor externe acties voor de periode na 2013. Het Parlement heeft in 2010 al een begroting voor dit instrument goedgekeurd. Om de begroting voor 2010 te kunnen uitvoeren, moet het instrument nu worden aangepast, dus ik ben heel blij met het werk dat de rapporteurs hebben verricht om een grote mate van overeenstemming te bereiken.

Met betrekking tot het stabiliteitsinstrument heeft de Commissie voorgesteld om dit ook toe te passen op Europese maatregelen tegen de verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens, overeenkomstig de uitspraak van het Hof van Justitie in 2008. We bespreken momenteel de kwesties die in de Raad naar voren zijn gebracht, en moeten een oplossing overeenkomen. Ik kan u ook verzekeren dat de middelen voor het maatschappelijk middenveld uit hoofde van de component crisisparaatheid van het stabiliteitsinstrument dit jaar verder zullen worden verhoogd.

Bovendien zullen de middelen voor het partnerschap voor vredesopbouw in de loop van de jaren 2011-2013 worden verdubbeld. Dit zal volop ruimte geven voor de financiering van acties van het maatschappelijk middenveld. Wat nog belangrijker is, is het aandeel van 22 procent voor financiering van het maatschappelijk middenveld uit hoofde van de begroting voor crisisrespons sinds 2007. Dit laat de capaciteit van ngo’s zien in vredesopbouw en crisisrespons. Het is een uitstekend voorbeeld van de toegevoegde waarde die het stabiliteitsinstrument heeft voor brede Europese actie in kwetsbare en door conflicten getroffen landen in de hele wereld.

Sinds de voorstellen met betrekking tot de tussentijdse evaluatie is op 17 maart 2010 nog een andere wijziging in het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking voorgesteld. De zogenoemde begeleidende maatregelen in de bananensector (BMB) hebben een duidelijke doelstelling: het ondersteunen van de aanpassing van tien bananenexporterende ACS-landen aan de veranderende Europese invoerrechten voor bananen.

Bananen waren het onderwerp van ‘s werelds langstlopende handelsgeschil. De EU moest een oplossing vinden en tot een overeenkomst komen die in overeenstemming is met de regels van de WTO. De begeleidende maatregelen in de bananensector zijn een integraal onderdeel van deze overeenkomst en de verlagingen van de douanerechten zijn al ingevoerd.

Ik wil nogmaals de rapporteur bedanken voor zijn zeer constructieve houding. Ik denk dat we nu een effectief programma hebben dat van start kan gaan, zodra we het hebben vastgesteld. De douanerechten zijn al van kracht, en de ACS-landen hebben dringend behoefte aan de financiële steun die de EU in de onderhandelingen heeft toegezegd.

We komen nu bij het meest besproken onderwerp. De commissies hebben allemaal amendementen goedgekeurd om strategiedocumenten en meerjarenprogramma’s te behandelen als gedelegeerde handelingen uit hoofde van de nieuwe procedure in artikel 290 van het Verdrag. Zoals u weet, delen de Commissie en de Raad dit standpunt niet. Wij zijn van mening dat deze strategiedocumenten en meerjarenprogramma’s niet binnen het toepassingsgebied van artikel 290 vallen, aangezien zij geen aanvulling zijn op bepaalde niet-essentiële onderdelen van de wetgevingshandeling en deze ook niet wijzigen.

Wij zijn het echter volledig eens met de noodzaak de sterke betrokkenheid van het Parlement bij de algemene strategische besluiten te waarborgen. Het is ook in het belang van ons allemaal te waarborgen dat de programmering op een praktische en soepele wijze kan geschieden. Tot nu toe is het Parlement, wat betreft de strategiedocumenten en meerjarenprogramma’s, betrokken geweest door middel van de procedure voor democratisch toezicht die in 2006 werd overeengekomen. Door middel van deze procedures gaat de Commissie de dialoog aan met het Parlement over de inhoud van de strategieën. Dit raadplegingsproces gaat verder dan de strikte grenzen van de comitologie.

Laat ik duidelijk zijn, we moeten nu echt een oplossing vinden. De Commissie is bereid om met het Parlement in debat te gaan om een oplossing te vinden die tegemoetkomt aan de zorgen van het Parlement. De drie voorzitters hebben vorige week een uitnodiging verzonden voor een informele bijeenkomst van de stuurgroep die is belast met deze kwestie in het Parlement, de Commissie en de Raad.

We zijn heel blij met deze uitnodiging. De hoge vertegenwoordiger, een vertegenwoordiger van de Raad en ikzelf hebben vanochtend een bijeenkomst gehad met de stuurgroep. Het was een zeer vruchtbare bijeenkomst, die heel duidelijk heeft bevestigd dat er zo snel mogelijk een oplossing moet worden gevonden, zodat het Verdrag van Lissabon volledig kan worden uitgevoerd door ook rekening te houden met dringende praktische aangelegenheden, niet het minst met betrekking tot de begroting.

Ik heb er vertrouwen in dat we een oplossing zullen vinden, als we samenwerken.

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel, fungerend voorzitter van de Raad. (FR) Mijnheer de Voorzitter, barones Ashton, commissaris Piebalgs, geachte afgevaardigden, ook ik wil vanzelfsprekend namens de Raad de rapporteurs bedanken voor hun werk en hun betrokkenheid. Graag zou ik iets willen toevoegen aan de opmerkingen van commissaris Piebalgs, die de Raad natuurlijk volledig onderschrijft.

De commissaris heeft terecht gewezen op de belangrijkste kwestie die nog niet is opgelost, namelijk de wens van het Parlement om de strategiedocumenten en de meerjarenprogramma’s als gedelegeerde handelingen te behandelen. Ik zal het standpunt van de Raad hier vanmiddag niet gedetailleerd uiteenzetten, maar ik wil slechts zeggen dat het voorzitterschap meer dan bereid is om tot een akkoord te komen waarover de drie instellingen tevreden zijn en waarmee wij de financiële instrumenten zo snel mogelijk kunnen goedkeuren. Ik denk in dit verband inderdaad met name aan het reeds genoemde ICI+ en aan de begeleidende maatregelen in de bananensector.

Ik juich de vergadering van vanochtend met barones Ashton, commissaris Piebalgs en de rapporteurs zeer toe. Wij vinden dat deze bijeenkomst duidelijk laat zien dat onze drie instellingen werkelijk bereid zijn een akkoord te bereiken. Zoals u weet, is het voorzitterschap van mening dat het debat dat momenteel wordt gevoerd over de financiële instrumenten, moet worden losgekoppeld van de lopende onderhandelingen tussen het Parlement en de Raad over de comitologieprocedure en de gedelegeerde handelingen.

U weet dat de Raad deze twee kwesties nog steeds aan het bestuderen is en dat een eventuele oplossing moet worden ondersteund door uw Parlement. Aangezien haast is geboden bij de aanneming van de financiële instrumenten, moeten wij in dit uitzonderlijke geval een oplossing vinden die op maat gesneden is.

Het Belgische voorzitterschap zal erop toezien dat de werkzaamheden, waarvan de uitvoering is gevraagd tijdens de vergadering van vanochtend, snelle voortgang boeken en leiden tot concrete resultaten waarmee wij zo snel mogelijk een akkoord kunnen bereiken. Gezien de vergadering van vanochtend denken wij dat het Parlement deze doelstelling volledig onderschrijft.

 
  
MPphoto
 

  Barbara Lochbihler, rapporteur voor advies van de Commissie buitenlandse zaken.(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het over het ICI+-instrument hebben. Het financieringsinstrument voor samenwerking met industrielanden en andere landen en gebiedsdelen met een hoog inkomen (ICI) is al in de laatste zittingsperiode in gang gezet. De Commissie buitenlandse zaken heeft in een advies gevraagd om de ontwikkeling van een financieringsinstrument voor het buitenlands beleid dat niet op ontwikkelingssteun, maar op de landen van Zuid-Amerika, Azië en het Midden Oosten zou zijn gericht. De Commissie heeft vervolgens het kleine ICI-instrument uitgebreid. Helaas heeft de Commissie dit als een tussenoplossing beschouwd en de landen die in aanmerking komen voor steun uit het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) aangevuld, maar verder weinig nieuws uitgewerkt en het als een handelsinstrument behandeld. Daarom heeft de Commissie buitenlandse zaken een wijzigingsvoorstel voor de titel van het instrument ingediend, waarin het oorspronkelijke doel om het als een financieringsinstrument voor het buitenlands beleid te kenmerken, tot uitdrukking komt. De nieuwe titel luidt “Financieringsinstrument voor de samenwerking met landen in het Midden-Oosten, Azië, Amerika en Zuid-Afrika”. Wij vragen hiervoor steun. Het zou bijzonder betreurenswaardig zijn indien de EU geen financieringsinstrument voor het buitenlands beleid zou hebben dat ook als zodanig zou worden benoemd.

 
  
MPphoto
 

  Nirj Deva, rapporteur voor advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking. (EN) Mijnheer de Voorzitter, we moeten kijken naar het belang van de financieringsinstrumenten – het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI), de stabiliteitsinstrumenten en de mensenrechteninstrumenten – voor de ‘zachte macht’ die de Europese Unie in de wereld uitoefent. Die ‘zachte macht’ neemt toe, zoals blijkt uit ons toezicht op verkiezingen, verkiezingswaarneming en campagnes ter bevordering van de democratie, enzovoort.

Het Parlement heeft zestien controle-instrumenten opgegeven toen het het DCI creëerde. We hadden zestien kernbeslissingsbevoegdheden die we hebben afgestaan aan de Commissie om het DCI te beheren en grotere samenwerking te vergemakkelijken. Dit werkt goed. Nu hebben we een stabiliteitsinstrument voor ontwikkeling na crises. Dit moet worden versterkt met een aanzienlijk geldbedrag, aangezien er veel interne crises, civiele crises en militaire crises in de wereld zijn. Er zijn momenteel 36 interne conflicten.

Evenzo denk ik dat het mensenrechteninstrument handen en voeten moet krijgen. Het volstaat niet dat we maar praten, praten en praten: we hebben mensen in het veld nodig, instrumenten voor het houden van toezicht op verkiezingen, goed bestuur en diverse andere dingen, waarvoor we middelen nodig hebben. Ik steun dit heel graag.

 
  
MPphoto
 

  Ivailo Kalfin , rapporteur voor advies van de Begrotingscommissie. – (BG) Laat ik om te beginnen zeggen dat ik het volledig eens ben met de conclusies van het verslag van de heer Goerens over de noodzaak om het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking en het voordeel ervan voor het beleid van de Europese Unie voort te zetten.

Ik ben het er ook mee eens dat de Europese Unie een manier moet vinden om de landen die bananen verbouwen te blijven steunen, zelfs nu de Wereldhandelsorganisatie vanaf begin dit jaar verboden heeft om leningen onder zachte voorwaarden te verstrekken. Overigens heeft de Commissie vreemd genoeg tussen 1994 en nu geen enkele beoordeling van het effect van de hulp op deze twaalf landen uitgevoerd; dat is iets wat in de toekomst moet veranderen.

Het punt waar de Begrotingscommissie aan vasthoudt en waar wij het niet mee eens zijn is dat er middelen aan andere beleidsterreinen worden onttrokken om de 190 miljoen euro in kwestie voor de komende drie jaar te kunnen toewijzen. Er is een beginsel dat volgens ons absoluut gehandhaafd moet worden, namelijk dat nieuwe beleidsmaatregelen uit nieuwe middelen gefinancierd worden. Dat betekent dat dit nieuwe beleid, ook al kan het door de Europese Commissie in het financiële kader gefinancierd worden, in de begroting van middelen moet worden voorzien en niet ten koste van andere programma’s gefinancierd moet worden.

 
  
MPphoto
 

  Tunne Kelam, namens de PPE-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, hoge vertegenwoordiger, commissaris, ik wil allereerst de gedetailleerde en positieve verklaring van commissaris Piebalgs over de situatie verwelkomen, alsook zijn conclusie dat de financieringsinstrumenten goed werken.

Ik denk dat het stabiliteitsinstrument heel succesvol is geweest in het aanpakken van conflicten en crises, en we moeten ons daarom meer gaan richten op preventie en follow-up. Dit betekent ook krachtige steun voor de opbouw van het maatschappelijk middenveld. Ook hier moet de aankondiging van een forse verhoging van de middelen voor vredesopbouw worden toegejuicht.

We verwelkomen ook het nieuws van de verhoging van het plafond van 7 naar 10 procent voor maatregelen die vallen onder artikel 4, lid 1, en we begrijpen de noodzaak daarvan. Tegelijkertijd is het zeer belangrijk te waarborgen dat de verschillende Europese instrumenten en programma’s op samenhangende wijze worden gebruikt, met begrip van hun complementariteit.

Het Verdrag van Lissabon moet de EU meer samenhangend en doeltreffend maken. We hebben in dit Parlement de noodzaak van technische wijzigingen begrepen. De vraag gaat eerder over de politieke oplossing, zoals is aangegeven. Het betreft gedelegeerde handelingen en het recht van controle van het Europees Parlement.

Ik voel me vandaag bemoedigd door de uitdrukkingen van openheid van de kant van zowel de Raad als de Commissie. Dit is een teken dat u bereid bent om zo snel mogelijk tot een overeenkomst te komen. Ik hoop heel erg dat we erin zullen slagen tot een overeenkomst te komen die een rechtvaardig evenwicht waarborgt tussen de drie instellingen van de EU.

 
  
MPphoto
 

  Gianluca Susta, namens de S&D-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, allereerst wil ik de heer Scholz bedanken voor het opstellen van dit verslag over het voorstel voor een verordening tot vaststelling van een financieringsinstrument voor samenwerking met industrielanden. Het is terecht dat dit instrument wordt behandeld door de Commissie internationale handel, aangezien het vooral betrekking heeft op de samenwerking met industrielanden en opkomende landen, en daarom verschilt dit instrument enigszins van andere instrumenten.

Ten eerste denk ik dat de rol van het Parlement moet worden benadrukt. We hebben na het Verdrag van Lissabon te veel tijd verloren met getouwtrek met de Raad en de Commissie over een duidelijke kwestie. De centrale positie die het Parlement heeft op het gebied van zowel gedelegeerde handelingen als uitvoerende handelingen moet door ons worden beschermd. Ten tweede wil ik het strategische belang van dit hele spel benadrukken en, ten derde, de noodzaak om de samenwerking met ontwikkelingslanden en opkomende landen te versterken, zonder dat er geld wordt onttrokken aan de armste landen.

We moeten ons inspannen om, binnen het budget van de Europese Unie, meer middelen een andere bestemming te geven, ten gunste van de armste landen, waarbij we in gedachten moeten houden dat de problemen met de opkomende landen voornamelijk te maken hebben met regels, en niet met financiering. In ieder geval moet ook innovatie worden ondersteund, maar met extra middelen, die niet zijn onttrokken aan de armste landen.

 
  
MPphoto
 

  Annemie Neyts-Uyttebroeck, namens de ALDE-Fractie. Hoge vertegenwoordiger, voorzitterschap, beste collega’s, wij bespreken vandaag verschillende financiële instrumenten die de Europese Unie in staat stellen om op te treden in buitenlandse aangelegenheden. Al deze instrumenten zijn relatief jong, en daarenboven erg nieuw. Want vroeger bestond er niets vergelijkbaars en ook elders ter wereld of in andere internationale dan wel supranationale instellingen zijn er eigenlijk maar weinig voorbeelden van het soort instrumentarium waaraan de Europese Unie aan het werken is. Omwille van het nieuwe karakter werd dus wijselijk afgesproken dit instrumentarium reeds na enkele jaren te evalueren en waar nodig aan te passen. Dat is wat ons hier deze middag bezighoudt.

Inmiddels zijn er echter nog andere belangrijke veranderingen in voege getreden. We beschikken thans over een hoge vertegenwoordiger die tevens vicevoorzitter van de Commissie is. Wij zullen tijdens deze vergaderperiode de basisteksten goedkeuren betreffende de Europese Dienst voor extern optreden, zeg maar de diplomatieke arm van de Europese Unie. Dat is ook een heel belangrijke nieuwigheid.

En in de laatste, maar niet de minste plaats zijn de bevoegdheden van dit Parlement aanzienlijk uitgebreid. Wij hebben al volop gebruik daarvan kunnen maken en, zoals dat dikwijls het geval is met jonge instellingen, men duwt zo ver men kan om de nieuwe bevoegdheden maximaal te kunnen laten gelden. Er is dus een discussie met de andere instellingen gaande om na te gaan waar de grenzen zich precies bevinden.

Ik ben ook tevreden met wat zowel commissaris Piebalgs gezegd heeft als het fungerend voorzitterschap over de wil die er bestaat om tot een akkoord ter zake te komen. Omdat ik in een vorig leven deel heb uitgemaakt van de uitvoerende macht in mijn land, begrijp ik zowel de ene als de andere, als de derde kant van het dispuut, en ik hoop dat men tot een akkoord komt. Ik durf ook te hopen dat dit Parlement zijn hand niet zal overspelen, zoals men wel eens zegt in het Engels.

In verband met het stabiliteitsinstrument ten slotte – ik heb nog een paar seconden – zou ik willen zeggen dat ik de verklaringen van commissaris Piebalgs zeer verwelkom, waar hij zegt dat het inderdaad de bedoeling is om zich onder meer te concentreren op de strijd tegen de handel in lichte en kleine wapens. Dat het de bedoeling is om ngo’s nauwer te betrekken bij de werking van het stabiliteitsinstrument, en om volop gebruik te maken van het nog nieuwere instrumentarium inzake peace building. Als dat gebeurt, dan zult u ten volle op de steun van onze fractie kunnen rekenen.

 
  
MPphoto
 

  Franziska Keller, namens de Verts/ALE-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het graag hebben over het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking. Ik ben van mening, en ook collega’s van de Commissie ontwikkelingssamenwerking zijn dat, dat de controlebevoegdheid van het Parlement voor dit instrument dringend moet worden versterkt. De reden daarvoor is dat het Parlement de taak heeft te controleren waaraan de Commissie geld uitgeeft, en of het geld wordt besteed zoals bedoeld, in dit geval aan officiële ontwikkelingshulp (ODA).

We zijn in het verleden slechte voorbeelden tegengekomen, waarin geld niet werd besteed in overeenstemming met de ODA-criteria of waarin we merkten dat de besteding niet voldeed aan het doel van uitroeiing van de armoede. Aangezien we alleen maar het recht hadden om geraadpleegd te worden, werden onze voorstellen en onze ideeën niet opgepakt. Dit laat duidelijk zien dat we een sterkere positie moeten krijgen. We hebben de bevoegdheid nodig om mede te beslissen waaraan het geld wordt uitgegeven.

Niet alleen de Commissie, maar ook wij als Parlement hebben een verplichting met betrekking tot de samenhang van het ontwikkelingsbeleid. We moeten er ook voor zorgen dat het geld dat wordt uitgegeven, in de juiste richting gaat, en dat op andere beleidsgebieden ook gewerkt wordt aan uitroeiing van de armoede.

Het Parlement heeft ook een verantwoordelijkheid tegenover de burgers van de Europese Unie. We moeten beter controleren waaraan geld wordt uitgegeven, namelijk aan uitroeiing van de armoede. De Europese burgers zijn voor ontwikkelingshulp. Zij zijn zelfs voor het geven van meer ontwikkelingshulp – zoals blijkt uit enquêtes – maar we moeten ook duidelijk laten zien hoe we het geld uitgeven en dat het ten goede komt aan de armen.

De Commissie ontwikkelingssamenwerking en ik verzoeken u daarom om de gedelegeerde handelingen voor het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking te aanvaarden.

 
  
MPphoto
 

  Charles Tannock, namens de ECR-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, de EU is de grootste multilaterale donor van ontwikkelingshulp en humanitaire hulp in de wereld. Zij speelt ook een belangrijke politieke rol in de ondersteuning van de bevordering van mensenrechten en democratie in derde landen.

Mijn fractie, de ECR-Fractie, is er daarom vast van overtuigd dat passend gestructureerde nieuwe Europese financieringsinstrumenten essentieel zijn. Zij waarborgen een efficiëntere en effectievere besteding van het geld van de Europese belastingbetalers en stellen het Parlement, in het bijzonder na Lissabon, in staat om de uitgaven en het strategisch beleid op een meer open en transparante wijze te controleren.

Deze democratische verantwoordelijkheid is van wezenlijk belang, vooral in een tijd waarin de lidstaten zelf diep snijden in hun nationale uitgaven. Investeringen en ontwikkeling, democratie en mensenrechten zijn een potentieel belangrijke manier om de algemenere doelen van het buitenlands beleid van de EU te steunen, in het bijzonder door ‘zachte macht’, en zouden ook kunnen bijdragen tot vermindering van de immigratiedruk aan de buitengrenzen van de EU. Krachtige mechanismen om corruptie en misbruik van Europees geld te voorkomen zijn echter essentieel, en we moeten ook oppassen dat we onze eigen westerse liberale waarden, in het bijzonder zogenoemde reproductierechten, niet opdringen aan anderen die slecht toegerust of onwillig zijn om deze waarden onder het mom van mensenrechten over te nemen.

 
  
MPphoto
 

  Sabine Lösing, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het is belangrijk om hier duidelijk te maken dat met het Verdrag van Lissabon het recht van het Europees Parlement om controle uit te oefenen op de financieringsinstrumenten voor het buitenlands beleid van de EU is afgeschaft. Daardoor is de bevoegdheid voor deze financieringsinstrumenten volledig bij de Commissie en de hoge vertegenwoordiger en daarmee bij de Europese Dienst voor extern optreden komen te liggen. Ik vind het absoluut onaanvaardbaar dat het Parlement en de Raad hier niet bij worden betrokken, hoewel het hier om verstrekkende maatregelen voor het buitenlands beleid van de EU en de omzetting hiervan gaat.

Wij steunen de inspanningen van alle fracties van het Parlement om de parlementaire controle over de financieringsinstrumenten te herstellen. Daarom ondersteunen we ook de desbetreffende amendementen bij de gedelegeerde handelingen waarover hier ook al is gesproken. Toch wil ik ten slotte zeggen dat ik grote bezwaren heb, vooral tegen het stabiliteitsinstrument en het Europees instrument voor democratie en mensenrechten, aangezien ik van mening ben dat deze instrumenten op een ondemocratische en ontransparante manier en ten dele tegen de wil van de betrokken landen zijn ingezet. Daarom hebben ze het karakter van een interventionistisch buitenlands beleid van de EU.

 
  
MPphoto
 

  William (The Earl of) Dartmouth, namens de EFD-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de bazaars van Karachi wordt de volgende anekdote verteld. Een dief houdt de president van Pakistan staande en zegt: “Ik wil uw geld.” De president van Pakistan antwoordt: “Ik ben president Zardari, uw president.” De dief zegt daarop: “In dat geval wil ik mijn geld!”

Dit is belangrijk in het debat van vandaag, omdat het het kernpunt benadrukt. De Europese Commissie heeft geen geld. Alle geld van de Commissie komt van de belastingbetalers van de lidstaten of, om precies te zijn, de belastingbetalers van de veertien lidstaten die nettobetalers zijn. Zelfs als de Commissie ooit haar eigen middelen krijgt, wat op basis van de stemmingen eerder vandaag ontmoedigend waarschijnlijk lijkt, zal het geld dat de Commissie uitgeeft, nog altijd het geld van belastingbetalers zijn.

Ik stel u daarom de volgende vraag en verzoek u deze zeer zorgvuldig te overwegen: denkt u echt dat Europese en Britse belastingbetalers die in moeilijkheden verkeren, vooral in de huidige situatie, 2 miljard euro extra willen uitgeven – want dat is waarin deze voorstellen voorzien – alleen maar zodat de EU-commissaris als een pauw kan rondstappen op het wereldtoneel?

 
  
MPphoto
 

  Andreas Mölzer (NI). (DE) Mijnheer de Voorzitter, zoals al eerder het geval was, bestaan er enkele problemen bij de financieringsinstellingen van de EU. Enerzijds zijn de subsidies gedeeltelijk vanwege hun complexiteit moeilijk te verkrijgen en anderzijds zijn de controlesystemen nog steeds niet optimaal ingesteld. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de pretoetredingssteun die zoals bekend aan potentiële toetredingskandidaten wordt toegekend, maar waarvan de uitbetaling pas zin heeft, als de desbetreffende landen de corruptieproblemen de baas zijn, of wanneer de daartoe noodzakelijke structuren daadwerkelijk tot stand zijn gekomen. In dit verband heeft de EU hopelijk iets geleerd van de overhaaste uitbreidingsronde van 2007. Bij het stabiliteitsinstrument en het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking bereiken de beschikbare middelen veel te vaak de lokale instellingen waarvoor ze bedoeld waren niet of slechts ten dele. Dat ligt ten dele aan de zwakke instellingen in de ontvangende landen, maar ook aan verkeerde stimulerende maatregelen en het ontbreken van een gedocumenteerde verantwoording. Het zou te denken moeten geven dat volgens een studie van het Internationaal Monetair Fonds de overheidsuitgaven van 33 landen voor meer dan 50 procent afhankelijk zijn van internationale ontwikkelingshulp. Bij financieringssteun van de EU, van welke aard dan ook, moeten de controles dus aangescherpt worden.

 
  
MPphoto
 

  Godelieve Quisthoudt-Rowohl (PPE). (DE) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik de rapporteur, de heer Scholz, hartelijk bedanken voor de goede en open samenwerking. Vooral toen we in de trialoog met elkaar discussieerden, waren we het weliswaar niet altijd met elkaar eens, maar er heerste wel een constructieve gesprekssfeer.

Met de uitbreiding van het financieringsinstrument voor samenwerking met industrielanden krijgt de EU de mogelijkheid om met de belangrijkste opkomende landen en ontwikkelingslanden een gelijkwaardige samenwerking aan te gaan. Daartoe behoren net zo goed uitwisselingsprogramma’s van scholieren in het kader van Erasmus Mundus als ondersteuning van zakelijke of culturele samenwerking, wat ik van harte verwelkom. Ik wil op één ding wijzen: met het oog op de huidige financiële situatie van de EU – die voor alle lidstaten geldt – is het voor de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) onaanvaardbaar om nieuwe, nog niet beschikbaar gestelde middelen voor de verwezenlijking van de zo-even beschreven maatregelen te vragen. Er moet een financiële verrekening plaatsvinden met het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking, waarvan de middelen alleen voor de opkomende en ontwikkelingslanden bestemd waren. Daarom heb ik namens de fractie een amendement ingediend dat deze financiële verrekening mogelijk maakt.

Ik wil nog kort iets zeggen over de belangrijke kwestie van de gedelegeerde handelingen, waarover vanmiddag al twee keer is gesproken. Ik ben er absoluut van overtuigd dat het Parlement bij het totale pakket van de financiering van buitenlandse samenwerking waarover nu wordt gedebatteerd door middel van gedelegeerde handelingen een controle- en vetorecht moet hebben. De geest van het Verdrag van Lissabon moet hierin tot uitdrukking komen. Over de vraag of gedelegeerde handelingen in de financieringsinstrumenten opgenomen worden of niet, kunnen we geen compromis sluiten.

 
  
MPphoto
 

  Ana Gomes (S&D). − (EN) Mijnheer de Voorzitter, het Europees instrument voor democratie en mensenrechten is cruciaal voor een Europees buitenlands beleid dat zich serieus inzet voor de bevordering van democratie, de rechtsstaat en mensenrechten wereldwijd. Het is het enige instrument dat we nu kunnen mobiliseren om degenen te helpen die opkomen voor democratie en mensenrechten in landen waar de basisvrijheden beperkt zijn. We kunnen dit doen zonder de toestemming van hun regeringen. Zo’n waardevol instrument moet duidelijk goed worden gecontroleerd door het Europees Parlement, en dit is de reden waarom we de procedure voor gedelegeerde handelingen verlangen.

We moeten echter beseffen dat dit instrument tamelijk beperkt is op het punt van de beschikbare middelen, en feitelijk wordt een flink deel van deze middelen besteed aan de verkiezingswaarnemingsmissies van de EU: 22 procent voor de periode 2011-2013. Dit betekent dat het budget dat is toegewezen aan het Europees instrument voor democratie en mensenrechten aanzienlijk moet worden verhoogd.

Ik wil deze gelegenheid graag benutten om te wijzen op een nieuw hulpmiddel dat het Europees Parlement zou moeten helpen instellen, en dat dit instrument zou kunnen financieren, teneinde nog efficiënter en met meer flexibiliteit de mensen bij te staan die vaak hun leven wagen in de strijd voor democratie, de rechtsstaat en mensenrechten in landen met een dictatuur of een onderdrukkend regime, en in landen die een overgang proberen te maken naar democratie, maar die te maken hebben met gewelddadige antidemocratische krachten en die veel meer hulp nodig hebben op het punt van de capaciteitsopbouw om deze antidemocratische krachten te verslaan.

Wat we nodig hebben is een partijoverstijgende niet-gouvernementele Europese stichting die vergelijkbaar is met de door het Amerikaanse Congres ingestelde National Endowment for Democracy.

(Spreekster verklaart zich bereid een ‘blauwe kaart‘-vraag krachtens artikel 149, lid 8, van het Reglement te beantwoorden)

 
  
MPphoto
 

  Heidi Hautala (Verts/ALE). − (EN) Mijnheer de Voorzitter, dank u wel dat ik het woord mag voeren. Mijn vraag aan mevrouw Gomes over haar uitstekende voorstel is wat zij denkt dat we eigenlijk kunnen leren van de Amerikaanse modellen voor dit soort flexibelere en, laten we zeggen, minder bureaucratische financiering van democratisering en mensenrechten.

 
  
MPphoto
 

  Ana Gomes (S&D). − (EN) Mijnheer de Voorzitter, de schoonheid zit hem precies in de flexibiliteit. Wanneer we een partijoverstijgende stichting hebben, zouden we bijzondere gevallen kunnen identificeren waarvan we, op een bredere basis, vinden dat ze bijzondere bijstand nodig hebben, waarbij we obstructie voerende regeringen of autoriteiten of krachten omzeilen, en capaciteit zouden kunnen opbouwen voor degenen die strijden voor mensenrechten. Ik denk dat de NED in de VS echt een zeer lichtend voorbeeld is, en we moeten er niet voor terugschrikken om een voorbeeld te volgen dat in andere delen van de wereld werkt, in dit geval iets van onze Amerikaanse partners.

In Europa zijn al de stichtingen van de verschillende partijen werkzaam, maar vaak hebben ze verschillende agenda’s, en er zijn zeker veel gevallen waarin zij efficiënter hulp zouden kunnen verlenen aan degenen die strijden voor democratie en mensenrechten, als zij zouden samengaan.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Daar had je me mooi tuk, Ana. Ik dacht dat je klaar was en toen ging je opeens weer verder met je verhaal, dus ik wist niet of ik moest hameren of niet. Bij de ‘blauwe kaart‘-procedure heeft de vraagsteller namelijk 30 seconden spreektijd en heeft degene die antwoord geeft ook maar 30 seconden.

 
  
MPphoto
 

  Louis Michel (ALDE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, ik ben zeer in verlegenheid gebracht omdat ik mij in deze discussie zou hebben willen mengen. Ik twijfel er zeer sterk aan dat het Amerikaanse model efficiënter is dan het Europese. Als het om de mensenrechten gaat, is het Amerikaanse model zeer selectief en volledig gericht op het eigen belang, omdat het bij het Amerikaanse model in de eerste plaats gaat om actief bilateralisme.

Ik wil mijn collega Charles Goerens gelukwensen met zijn werk omdat hij erin is geslaagd de ontwikkelingsdimensie van de aanpak te versterken, en ik wil commissaris Piebalgs natuurlijk bedanken voor het luisterende en welwillende oor dat hij heeft geschonken aan dit verzoek.

Ik wil drie korte opmerkingen plaatsen. Om te beginnen kan en zal een te snelle opheffing van de communautaire preferenties in sommige bananenexporterende ACS-landen dramatische gevolgen hebben. Enkele van deze gevolgen zullen het vermogen van ACS-landen aantasten om duurzame ontwikkeling te bevorderen. Daarom zou ik willen pleiten voor een redelijke en enigszins flexibele interpretatie van de toekenningscriteria voor steun. Die steun moet in de eerste plaats worden toegekend aan die ACS-landen die hun bananensector in stand willen houden vanwege de invloed hiervan op de duurzame ontwikkeling van hun land. In dit verband zou het nuttig zijn geweest – wij hebben tevergeefs hierom gevraagd – reeds te kunnen beschikken over een voorafgaande effectbeoordeling ten aanzien van de situatie van bananenexporterende landen.

Ik wil nog twee opmerkingen van algemene aard maken, en ik kom in de komende weken zeker hierop terug. Naar mijn mening kunnen we deze steun ongetwijfeld het beste in goede banen leiden met algemene begrotingssteun indien dit mogelijk is en met sectorsteun indien dit gewenst is. Het zou misschien ook nuttig zijn geweest een debat te voeren over de omvang van de steun en over de nakoming van de verplichtingen die de lidstaten in 2005 op zich hebben genomen. Dit staat centraal in het debat. Daarnaast vind ik wat ik van sommige collega’s gehoord heb zeer verontrustend. Egoïsme viert kennelijk hoogtij. Ik moet zeggen dat mij dit nogal verrast.

Tot slot zou ik in antwoord op enkele vragen toch opnieuw het idee willen opperen het Europees Ontwikkelingsfonds in de begroting op te nemen, omdat wij het beleid van de Commissie dan rechtstreeks kunnen controleren.

 
  
MPphoto
 

  Catherine Grèze (Verts/ALE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Goerens bedanken dat hij rekening heeft gehouden met internationale normen op het gebied van de gezondheid en de veiligheid van de arbeiders en met internationale milieunormen, met name natuurlijk wat betreft de blootstelling aan pesticiden.

De bescherming van kleine producenten in dit verslag is naar mijn mening van cruciaal belang omdat zij – ik wil hierop wijzen – uiteindelijk slechts 1,5 procent ontvangen van de prijs die de eindverbruiker betaalt. Het is goed om in herinnering te roepen dat, zoals u reeds weet, jaarlijks miljoenen kleine boeren gedwongen worden naar de sloppenwijken te trekken.

Nu dit Parlement de strijd heeft aangebonden tegen pesticiden en de massale blootstelling aan pesticiden, vind ik het van cruciaal belang dat dezelfde eisen worden gesteld aan de Franse Antillen, waar chloordecon wordt gebruikt, en aan de ultraperifere gebieden. Ik doe een beroep op de Commissie om dit te doen.

Hoewel ik mij verheug over de vooruitgang die is geboekt, wil ik tot slot nogmaals zeggen dat het belangrijkste probleem van de handel in bananen duidelijk wordt gevormd door het landbouwmodel; wij moeten dit heroverwegen omdat het uitsluitend gericht is op de export. We moeten het landbouwmodel hervormen en zelfvoorzienender maken.

 
  
MPphoto
 

  Marek Henryk Migalski (ECR).(PL) Ik ben het volkomen eens met mevrouw Gomes dat de kwestie van de mensenrechten tot de belangrijkste problemen behoort die wij dienen aan te pakken. Daarom begrijp ik de uitspraak van mevrouw Lösing absoluut niet. Zij is van mening dat de financiële middelen die voor de mensenrechten worden uitgetrokken soms – om niet te zeggen vaak – verkeerd worden besteed. Dat begrijp ik niet. De mensenrechten zijn immers een essentiële en misschien zelfs de belangrijkste taak van de Europese Gemeenschap.

Ik zou tevens willen verwijzen naar een van de financieringsinstrumenten voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld, evenals naar de stelling dat deze instrumenten moeten worden ingevoerd en operationeel moeten worden gemaakt, ongeacht het feit of derde landen en andere overheden hiermee hebben ingestemd. Naar mijn mening is dit een cruciale stelling die duidelijk maakt wat onze plicht is. Wij moeten soms helpen bij het opbouwen van democratie en het versterken van de mensenrechten tegen de wil van regeringen van bepaalde landen. Ik ben er stellig van overtuigd dat dit de moeite loont, in het bijzonder in landen waar het recht op vrijheid van meningsuiting met voeten wordt getreden. Dit is onze plicht.

 
  
MPphoto
 

  Joe Higgins (GUE/NGL). − (EN) Mijnheer de Voorzitter, een groot deel van dit debat heeft iets onwerkelijks. Al deze verslagen over de bevordering van democratische en mensenrechten wereldwijd en over financieringsinstrumenten voor ontwikkelingssamenwerking moeten worden gezien in de context van de ontmoedigende verklaring die de secretaris-generaal van de Verenigde Naties gisteren in deze Kamer heeft afgelegd. Hij zei dat in deze wereld alleen al dit jaar nog eens 65 miljoen mensen zullen vervallen in extreme armoede.

Dat is de harde werkelijkheid die ingaat tegen de mooie woorden van regeringen en de Commissie. Buiten de deuren van deze Kamer verkondigen reusachtige vaandels met logo’s van de EU: ‘Stop de armoede’. Tegelijkertijd stimuleert de Europese Commissie, en eigenlijk doen ook de grote fracties in dit Parlement dat, neoliberaal economisch beleid dat diep snijdt in begrotingen en openbare diensten en dat de levensstandaard van gewone mensen afbreekt, terwijl zij in de vorm van bail-outs enorme sommen geld overmaakt naar banken en speculanten.

Op het punt van de financiering van ontwikkelingssamenwerking feliciteert de Commissie zichzelf met de nieuwe verlagingen van de douanerechten voor bananen die zijn overeengekomen met bananenproducenten in Latijns-Amerika, maar in werkelijkheid komt deze nieuwe regeling machtige transnationale ondernemingen ten goede. De grote bananenexporteurs, zoals Chiquita en Del Monte, zullen er enorm aan verdienen, terwijl de Afrikaanse, Caribische en Pacifische landen en de kleine producenten zullen worden geruïneerd. Natuurlijk mag de subsidie voor kleine bananentelers die ten onder dreigen te gaan door de nieuwe regeling, niet komen uit de bestaande sociale fondsen, maar moet deze van elders in de Europese begroting komen. Handel moet ten goede komen aan de kleine producenten en werkenden – de meerderheid – niet aan grote transnationale ondernemingen.

 
  
MPphoto
 

  Nikolaos Salavrakos (EFD). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik ben bang dat de begroting van de EU voor 2011 onjuist is, zowel wat betreft de mogelijkheid van een herziening op de middellange termijn, als het invoeren van directe inkomsten door middel van nieuwe belastingen, die uiteindelijk door de eindgebruikers, dat wil zeggen de Europese burgers, opgebracht moeten worden. Ik ben van mening dat dit niet het juiste moment is voor het opleggen van deze belastingen, nu Europa afglijdt naar een recessie, de werknemers hun banen verliezen, hun koopkracht minder wordt en zij, wat nog erger is, hun socialezekerheidsrechten kwijtraken. In plaats van de Europese consumenten iets te geven, nemen wij hun iets af. Het blijkt eens te meer dat wij in ons streven naar financiële discipline onze ontwikkelingsplannen aan de kant hebben gezet, en dat wij met de toepassing van de economische theorie de politieke theorie over het hoofd hebben gezien.

Wij moeten, door het goede voorbeeld te geven, de Europese burgers ervan overtuigen dat wij het beste met hen voorhebben. In het huidige tijdsgewricht moeten we ons dus niet gedragen als Marie-Antoinette. Ik stel daarom twee concrete maatregelen voor: ten eerste, vermindering van de vergoeding die wij als afgevaardigden ontvangen met 1 000 euro voor het jaar 2011; dit geld dient ieder van ons ter beschikking te stellen voor het in dienst nemen van een werkloze Europese jongere in zijn eigen land. Ten tweede, vermindering van onze reiskosten: laten ook wij economy class vliegen.

 
  
MPphoto
 

  Nick Griffin (NI). − (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals zo vaak het geval is met voorstellen van de EU, bevatten deze financieringsinstrumenten maatregelen die een grote emotionele aantrekkingskracht hebben. Fatsoenlijke mensen zoals wijzelf willen allemaal een einde maken aan drugssmokkel, mensenhandel en de levering van handvuurwapens aan conflictgebieden, maar emotioneel doen en gul zijn met andermans geld is heel gemakkelijk.

Terwijl gewone mensen in Griekenland, Frankrijk, Ierland en Groot-Brittannië zien hoe hun samenleving kapot wordt gemaakt door bezuinigingen, en zij zwaar gebukt gaan onder hoge belastingen, wil het verslag-Scholz dus nog eens 176 miljoen euro toevoegen aan de 172 miljoen euro die al zijn vastgelegd om kapitalisten in de derde wereld te helpen om nog meer van onze banen op te slokken. In het verslag-Goerens wordt gepleit voor het uitgeven van 190 miljoen euro, met inbegrip van 17,4 miljoen euro voor een snelleresponsfaciliteit voor maatregelen tegen de scherpe stijging van de voedselprijzen in de ontwikkelingslanden. Misschien is het u ontgaan, maar de voedselprijzen zijn ook in onze kiesdistricten torenhoog.

Het ergst van allemaal is echter het verslag-Brantner. In de Engelse versie van het verslag wordt op bladzijde 9 gesproken over financiële middelen ten bedrage van 2 062 miljard euro voor de periode tot 2013. Dit is natuurlijk een typefout. God geve dat het een typefout is, maar het feit dat alle deskundigen en Europese afgevaardigden die dit verslag hebben gelezen, over zo’n belachelijke fout heen lezen, spreekt boekdelen over de achteloze nonchalance waarmee de Europese Unie geldt uitgeeft.

Dit geld groeit niet aan bomen. Het wordt niet uitgedeeld door een reusachtige tandenfee. Het is niet het geld van de Commissie; het is niet het geld van de Europese afgevaardigden. Het is het geld van belastingbetalers, en een zeer onevenredig deel daarvan is geld van Britse belastingbetalers.

 
  
MPphoto
 

  Maurice Ponga (PPE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de Europese Unie onderhoudt sinds vele jaren een speciale en hechte relatie met de ACS-landen. Die speciale relatie is met name tot uitdrukking gekomen in de toekenning van tariefpreferenties. Dit geldt voor de bananensector, waar ACS-landen hebben geprofiteerd van een preferentiële handelsovereenkomst voor hun uitvoer naar de Europese Unie.

Die preferentie is aangevochten bij de WTO, met name door de Latijns-Amerikaanse landen, die op grote schaal bananen uitvoeren. De Europese Unie heeft derhalve in december 2009 ingestemd met tariefverlagingen in de bananensector teneinde de regels van de WTO in acht te nemen en een einde te maken aan een langdurend geschil.

Op grond van het geprivilegieerd partnerschap dat zij onderhoudt met ACS-landen wilde de Europese Unie bananenproducerende ACS-landen echter steunen, zodat zij het hoofd kunnen bieden aan deze toenemende concurrentie. Europa heeft derhalve tot 2013 190 miljoen euro toegezegd om bananenproducerende ACS-landen te helpen zich aan te passen, concurrerend te zijn en hun sector indien nodig te herstructureren.

In het verslag waarover wij morgen stemmen, bevestigt het Europees Parlement opnieuw zijn inzet en steun voor bananenproducerende ACS-landen, hetgeen ik zeer toejuich. Wij hebben onder andere voorgesteld dat de Europese Unie indien nodig na 2013 aanvullende maatregelen kan goedkeuren.

 
  
MPphoto
 

  Thijs Berman (S&D). − (EN) Mijnheer de Voorzitter, we moeten aandringen op maximale transparantie en verantwoordelijkheid met betrekking tot de begroting, want dat zal zeer bijdragen tot de rechtmatigheid van het buitenlands beleid van de EU.

We hebben het over aanzienlijke sommen geld die worden uitgegeven op basis van verordeningen die de Commissie aanzienlijke handelingsruimte bieden. Dat is prima, maar we moeten ons recht van controle van strategiedocumenten, indicatieve meerjarenprogramma’s en dergelijke volledig uitoefenen, want deze hebben een algemeen karakter en vullen de financieringsinstrumenten aan door prioritaire gebieden en doelstellingen vast te stellen.

De Commissie moet haar resultaten laten zien in een jaarverslag aan het Parlement, met bijzondere aandacht voor de vraag in hoeverre de verschillende projecten kunnen worden aangemerkt als officiële ontwikkelingshulp. De programmering en planning moeten geschieden door dezelfde deskundige mensen die dit nu doen, maar de Europese Dienst voor extern optreden zelf heeft meer deskundigen op het gebied van de ontwikkeling en mensenrechten nodig om deze instrumenten te begrijpen en ermee te werken, in Brussel en bij de EU-delegaties in derde landen.

 
  
MPphoto
 

  Takis Hadjigeorgiou (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil kort ingaan op het thema democratie en middelen voor financiële ondersteuning van democratie in het buitenland. Wij zijn van mening dat democratie een verworvenheid van de mensheid is die in stand moet worden gehouden. Is echter de democratie zoals wij die kennen de democratie die wij willen – en moeten – exporteren? Ik ben er absoluut zeker van dat het eerste wat wij moeten doen is authentieke democratie in onze eigen contreien tot stand brengen. Als er een land is waar meer dan vijftig procent van de bevolking niet stemt, over wat voor democratie hebben we het dan? En als miljoenen mensen werkloos zijn, kunnen we dan spreken van democratie? En wanneer de democratie zich niet zozeer uitspreekt bij monde van gekozen vertegenwoordigers, maar door de media, die tegelijkertijd de democratie in hun macht hebben, waar hebben wij het dan over? Is dat het soort democratie waarop wij trots kunnen zijn en die wij zelfs willen exporteren?

Ik geloof dat er inderdaad volken zijn die hulp nodig hebben opdat hun rechten de feitelijke steun en goedkeuring van hun regeringen genieten. Maar moet die steun niet met grote terughoudendheid en na intensieve studie naar de mogelijke negatieve, in plaats van positieve, gevolgen worden gegeven? Kan iemand beweren dat het verlenen van financiële ondersteuning voor de democratie in Afghanistan de democratie heeft vooruitgeholpen? Wil onze democratie een navolgenswaardig voorbeeld zijn, dan moeten wij naar mijn mening veel meer doen dan anderen geld geven om ons na te volgen.

 
  
MPphoto
 

  Alf Svensson (PPE).(SV) Dankzij het Verdrag van Lissabon en de nieuwe Europese Dienst voor extern optreden hebben we de mogelijkheid om een belangrijkere plaats in te nemen op het wereldtoneel. Die ontwikkeling gaat vanzelfsprekend gepaard met een toegenomen verantwoordelijkheid.

We hebben een bijzondere verantwoordelijkheid in allerhande betrekkingen, op het vlak van steun of handel, met staten die geen democratie zijn. Europa en de EU moet en dient het voortouw te nemen. De EU moet het goede voorbeeld geven. De financieringsinstrumenten die we nu bespreken, bevatten de bouwstenen voor de voorwaarden waarmee we echt het verschil kunnen maken. De voorwaarden zijn er, maar dat betekent niet automatisch dat we zullen slagen. Om elke euro steun optimaal te laten renderen, moeten onze ontwikkelingswerkzaamheden voortdurend doortrokken zijn van inspanningen ter bevordering van de democratie en opinievorming. Dat lijkt misschien vanzelfsprekend, maar dat is het niet voor iedereen.

In de VN is het de EU die in de bres springt. Het is de EU die in de onderhandelingen opstaat tegen totalitaire regimes, en wij stellen ons consequent en onwrikbaar aan de kant van de kwetsbaren, en zo hoort het vanzelfsprekend ook. Daarom is het zo ontmoedigend om vast te stellen dat de koers door de bank genomen niet die is die we met betrekking tot democratie en mensenrechten zouden willen, en ik heb de indruk dat een aantal leden van dit Parlement niet ten volle beseft hoe belangrijk democratie is als belangrijkste en fundamenteelste bouwsteen voor ontwikkeling.

In de Commissie ontwikkelingssamenwerking zien we met de regelmaat van de klok pogingen om formuleringen op papier te zetten die subtiel, tussen de regels of zelfs heel open een zekere mate van toegeeflijkheid ten aanzien van totalitaire regimes weerspiegelen. Onlangs werd bijvoorbeeld beweerd dat het grote probleem in dictaturen erin bestaat dat de gezondheidszorg geprivatiseerd dreigt te worden. Er is zelden iemand die opmerkt dat grootschalige hongersnood nooit is voorgekomen in een democratie.

Die instelling is gewoon niet houdbaar. Om onze financieringsinstrumenten in het kader van de begroting voor steunverlening optimaal te laten functioneren, moeten we het bevorderen van democratie centraal stellen in al onze externe betrekkingen, en niet alleen bij plechtigheden en verbaal, maar in praktische daden.

 
  
MPphoto
 

  Patrice Tirolien (S&D).(FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil uitsluitend ingaan op het verslag van de heer Goerens over begeleidende maatregelen voor de bananensector (BMB).

Aangezien ik zelf afkomstig ben uit een van de weinige Europese bananenproducerende regio’s, kan ik slechts solidair zijn met de ACS-producenten in kwestie. Ik ben in de eerste plaats solidair omdat de Europese Unie door een sterke historische band is verbonden met deze landen en wij alles in het werk moeten stellen opdat ook zij volledig kunnen profiteren van de globalisering, waarvan zij doorgaans als eerste het slachtoffer zijn.

Ik ben tevens solidair omdat de handelsconcessies die de Commissie genereus heeft gedaan tegenover de WTO, de genadeklap dreigen te geven aan deze landbouwsector in onze ACS-partnerlanden. Ik ben ten slotte solidair, maar zeker niet naïef, omdat de ontwerpverordening betreffende BMB die de Commissie heeft ingediend, te veel nadruk legde op het aspect economische diversificatie.

Gezien het verlies van tariefpreferenties als gevolg van de WTO-overeenkomst ligt het voor de hand dat dit programma als belangrijkste doelstelling heeft de duurzaamheid van de bananenuitvoer van de ACS-landen te waarborgen en hen derhalve te helpen concurrerend te worden.

Laten we echter eerlijk zijn: de middelen waarin de BMB voorzien, zijn qua omvang en looptijd bij lange na niet toereikend om diversificatie tot stand te kunnen brengen.

Tot slot wil ik nog zeggen dat wij, indien wij ons bewust zijn van de urgentie van de situatie, erin kunnen toestemmen dat deze steunmaatregelen worden gefinancierd door rubriek 4 van de begroting op grote schaal te herschikken. De Raad moet zijn verantwoordelijkheid nemen en alles in het werk stellen om een levensvatbare oplossing te vinden voor de meerjarenfinanciering van dit programma.

 
  
MPphoto
 

  Lena Kolarska-Bobińska (PPE). (PL) Het Europese financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld is mijns inziens een instrument dat momenteel op te technische wijze wordt gebruikt en benaderd. Het zou in toenemende mate een politiek instrument van de Europese Unie moeten zijn, aangezien het een waaier van mogelijkheden biedt om de democratie te steunen en te bevorderen. Om dit potentieel ten volle te kunnen benutten, dient de benadering van dit Europese financieringsinstrument evenwel te worden gewijzigd. Tot dusver stond de kwestie van het bevorderen van democratie vaak in de schaduw van de kwestie van de mensenrechten. Dit probleem is uiteraard ook van cruciaal belang, maar ik denk dat het ondersteunen van democratie als dusdanig – wat niet hetzelfde is – veel hoger op de politieke agenda moet komen te staan en veel meer nadruk dient te krijgen.

Met het oog hierop dienen we ook de niet-gouvernementele organisaties te versterken in landen met autoritaire regeringen. We zouden ons in die landen moeten richten op de versterking van het democratiseringsproces aan de basis – een democratie die van onderaf wordt opgebouwd. Dit betekent dat er bijzondere aandacht moet uitgaan naar organisaties uit het maatschappelijk middenveld die innovatieve benaderingen bieden om de openbare ruimte uit te breiden. Om in dit opzet te slagen, moeten we in de eerste plaats werk maken van een regelmatige beoordeling van de impact van de acties van de organisaties die Europese financiële middelen ontvangen. Voorts zijn deze organisaties het er zelf over eens dat er een forum moet worden opgericht dat het mogelijk maakt om op regelmatige basis ontmoetingen te organiseren om de communicatie tussen donoren en begunstigden te bevorderen. Dit geldt zowel voor donoren van binnen als buiten de Europese Unie. Onze aanvraagformulieren dienen vereenvoudigd te worden. Op dit ogenblik zijn ze voor velen volstrekt onduidelijk. Ten slotte zou de Commissie moeten streven naar een versoepeling van het Financieel Reglement.

 
  
MPphoto
 

  Kader Arif (S&D).(FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het onderwerp van dit debat kan enig optimisme teweegbrengen omdat het er in theorie om gaat de voorwaarden vast te leggen voor de steun aan bananenproducerende ACS-landen. De werkelijkheid ziet er volledig anders uit, en ik moet zeggen dat de wijze waarop zij worden behandeld in dit verslag, gewoonweg onaanvaardbaar is. Wij moeten om te beginnen voor ogen houden dat de bananensector voor vele Afrikaanse en Caribische landen van levensbelang is.

Desondanks hebben zij zich de moeite getroost om bij de WTO een akkoord te aanvaarden waarmee het Europese douanetarief wordt verlaagd naar 114 euro per ton om een einde te maken aan een langdurend geschil met producerende landen in Latijns-Amerika. De Commissie schijnt echter vergeten te hebben hen te informeren over de lopende bilaterale onderhandelingen met deze landen over een nog veel lager tarief: 75 euro per ton. Het behoeft geen betoog dat de commerciële gevolgen van deze akkoorden ingrijpend zullen zijn in een situatie waarin de Europese bananenmarkt reeds grotendeels in handen is van multinationals die gevestigd zijn in Latijns-Amerika.

Met het oog op deze situatie hebben tijdens de laatste plenaire zitting van de Parlementaire Vergadering ACS-EU op Tenerife alle leden unaniem een verklaring aangenomen waarin wordt gevraagd onmiddellijk steunmaatregelen te nemen die zijn aangepast aan de behoeften van de producenten.

Nu ik in Brussel en Straatsburg ben teruggekeerd, verbaast het me niet te zien dat rechts helaas aan het terugkrabbelen is en zich zelfs verzet tegen een verwijzing naar deze verklaring. Ik ben dit dubbel spel moe maar ik vrees met name dat die vermoeidheid wordt gedeeld door onze historische partners, die niet meer geloven dat wij hun ontwikkeling werkelijk willen ondersteunen.

 
  
MPphoto
 

  Richard Howitt (S&D). − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik verwelkom deze tussentijdse evaluatie van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR), ik loof het werk van de rapporteur en verwelkom de wijzigingen die het mogelijk maken om belastingbetalingen te doen. Twee derde van de mensenrechtenorganisaties heeft geen lokale vrijstelling kunnen krijgen, dus deze maas die de feitelijke status van de echte behoeften van de projecten verminderde, wordt nu gedicht.

Tot de Commissie zeg ik dat ik de gestructureerde samenwerking verwelkom die het mogelijk heeft gemaakt dat het Parlement wordt geraadpleegd over uw jaarprogramma’s, en ik steun de overige wijzigingen van vandaag op het gebied van gedelegeerde handelingen. Ik herinner u ook aan de noodzaak de bevindingen van de verkiezingswaarnemingsmissies te integreren in follow-up in de betreffende landen.

En tot de lidstaten zeg ik dat ik u eraan herinner dat u zich niet moet laten verleiden om bij de volgende financiële vooruitzichten te bezuinigen op het EIDHR. Dat is al eerder geprobeerd en mislukt, en dit Parlement zal ervoor zorgen dat het opnieuw mislukt.

 
  
MPphoto
 

  Elena Băsescu (PPE).(RO) Ik wil de aandacht vestigen op de uitvoering van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten in de afgescheiden regio Transnistrië van de republiek Moldavië. Transnistrië maakt ernstig inbreuk op de regels van de democratie en de mensenrechten. In dat verband biedt de inzet van dit instrument goede mogelijkheden om de democratie, de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten in deze regio te bevorderen.

In het kader van dit instrument zijn projecten gestart, waaronder in 2009 een project voor capaciteitsopbouw en bevordering van de mensenrechten en democratische instellingen in de Moldavische regio Transnistrië. Het hield in dat maatschappelijke organisaties in de regio zouden worden betrokken bij het democratische proces. De ervaring leert echter dat dit instrument niet ten volle is benut, aangezien er regelmatig sprake is geweest van vertraging in de uitvoering en problemen met de transparantie. Ik wil benadrukken dat het nodig is dit instrument te herzien met het oog op het ontwerpen van doeltreffende uitvoeringsstrategieën in deze regio.

 
  
MPphoto
 

  Miroslav Mikolášik (PPE). - (SK) Het Europees instrument voor democratie en mensenrechten draagt met zijn begroting van 1,1 miljard euro voor de periode 2007-2013 in verregaande mate bij tot de naleving en ontplooiing van de mensenrechten, alsook aan de bevordering van de democratie in de wereld.

Het doet mij deugd dat er in de bijkomende wijzigende en aanvullende voorstellen rekening wordt gehouden met de uit het Verdrag van Lissabon voortvloeiende wijzigingen, in die zin dat met name de controlebevoegdheden van het Parlement op dit vlak zijn versterkt. Wat ook uiterst gunstig is voor het Parlement, is de uitdrukkelijke bepaling dat het Parlement binnen twee maanden na kennisgeving bezwaar kan indienen tegen een gedelegeerde handeling. Mede dankzij de nieuwe bevoegdheden van het Parlement kan dit instrument flexibeler worden gemaakt, aan de nieuwe vereisten van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voldoen en de uitdagingen die gepaard gaan met de bescherming van de mensenrechten en democratie in de wereld beter het hoofd bieden.

 
  
MPphoto
 

  Corina Creţu (S&D).(RO) Het gemeenschappelijke kenmerk van de drie verslagen die we nu bespreken, is dat ze over de instrumenten gaan die bedoeld zijn voor de financiering van ontwikkelingssamenwerking en de acties die wereldwijd worden ondernomen om democratie en mensenrechten te bevorderen.

Ik vind het vanzelfsprekend dat wij zulke beoordelingen van de financieringsinstrumenten voor ontwikkelingssamenwerking uitvoeren, zoals ik het ook vanzelfsprekend vind dat we ons controlerecht in het kader van de comitologieprocedure uitoefenen en een reeks problemen belichten in verband met de manier waarop de Commissie het instrument heeft uitgevoerd en een aantal basisvoorschriften ervan heeft uitgelegd.

Ik wil mijn steun uitspreken voor de voorstellen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking, die een aanvulling zijn op de door de Commissie voorgestelde begeleidende maatregelen, in het bijzonder voor de bananensector. Aan de andere kant wil ik iedereen eraan herinneren dat het doel van het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie vermindering en op den duur uitroeiing van de armoede is. Ook ik geloof dat we naast de mensenrechten en de bevordering van democratie dit fundamentele doel, uitroeiing van armoede, niet uit het oog mogen verliezen.

 
  
MPphoto
 

  Jaroslav Paška (EFD). - (SK) Het voorstel van de Commissie tot wijziging en aanvulling van de verordening inzake de financiering van de samenwerking met industrielanden, houdt een uitbreiding in van de geografische dekking met 46 nieuwe landen ten opzichte van de oorspronkelijke 17 landen die tot op heden onder het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking vielen.

Het doet mij deugd dat de Europese Unie besloten heeft de samenwerking overeenkomstig het financieringsinstrument voor samenwerking met industrielanden aldus uit te breiden met nieuwe landen. Wat ik echter niet zo goed begrijp, is waarom een aantal landen op deze lijst er überhaupt op staat. Ik heb weliswaar de grootste bewondering voor de burgers van de Democratische Volksrepubliek Korea dat ze al decennialang de terreur van het militante regime tolereren en verdragen, maar het ontgaat mij waarom de ambtenaren van de Commissie in onderhavig voorstel indirect aanbevelen om Kim Jong-Il een handje te helpen bij de technische vervolmaking van zijn militaire industrie, zodat hij de omringende landen op nog doeltreffendere wijze intimideren en bedreigen kan. Het lijkt me duidelijk dat de modernisering van het leger van de Democratische Volksrepubliek Korea niet een prioriteit behoort te zijn waar de burgers van de Europese Unie financieel aan bijdragen en ook dat de Democratische Volksrepubliek Korea vooralsnog niet thuishoort op de door de Commissie in de bijlage voorgestelde landenlijst.

 
  
MPphoto
 

  Franz Obermayr (NI).(DE) Mijnheer de Voorzitter, eerst wil ik u bedanken voor de constructieve wijze waarop u onze vergadering voorzit en voor het feit dat u zo eerlijk was om de namen te noemen van degenen die het woord krijgen en die niet het woord krijgen.

Per jaar pompen de OESO-landen meer dan 100 miljard dollar in de ontwikkelingssteun. Daarmee stellen ze 90 procent van de wereldwijde publieke ontwikkelingssteun ter beschikking. De EU is wereldwijd de grootste verstrekker van ontwikkelingssteun. Jaarlijks gaat echter 3 miljard euro verloren doordat de hulp van gebrekkige kwaliteit is. Wat is hieraan te doen? Wij verwachten dat in de toekomst wordt gecontroleerd of de middelen op een traceerbare en duurzame wijze worden ingezet.

Bovendien verwachten we dat dit ook verplichtingen met zich meebrengt voor de ontvangende landen, bijvoorbeeld met het oog op de samenwerking bij het terugsturen van illegale migranten. Ontwikkelingssteun kan dan zeker als drukmiddel voor het sluiten van overnameovereenkomsten worden gebruikt. Niet-coöperatieve landen van herkomst van miljoenen illegale immigranten mogen niet ook nog eens miljoenen aan ontwikkelingssteun ontvangen. Ik verwacht in dit verband klare taal bij de komende Top EU-Afrika in november.

 
  
  

VOORZITTER: MIGUEL ANGEL MARTÍNEZ MARTÍNEZ
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Mariya Nedelcheva (PPE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de financieringsinstrumenten voor ontwikkelingssamenwerking en voor de bevordering van de democratie en de mensenrechten moeten flexibel zijn om impasses te voorkomen zoals die welke wij reeds vele malen hebben meegemaakt.

De Europese Unie maakt aanzienlijke bedragen vrij. Deze bedragen moeten niet onbereikbaar worden gemaakt doordat procedures te ingewikkeld zijn. Maar afgezien van de flexibiliteit van deze instrumenten zou ik willen onderstrepen dat het belangrijk is ervoor te zorgen dat ook kleine organisaties en structuren kunnen profiteren van deze steun omdat wij tegenwoordig helaas te vaak worden geconfronteerd met situaties waarin uitsluitend grote ngo’s hiervan profiteren, en wel slechts gedurende een korte periode.

Ik denk dat wij betere resultaten zouden kunnen boeken indien wij gedurende langere perioden voorrechten zouden verlenen aan kleine ngo’s. Er bestaan tegenwoordig vele kleine maatschappelijke organisaties die op lokaal niveau uitstekend langetermijnwerk verrichten. Zij brengen echt veranderingen teweeg, en daarom moeten ook zij kunnen profiteren van deze steun.

 
  
MPphoto
 

  Andrew Henry William Brons (NI). − (EN) Mijnheer de Voorzitter, geld uit je eigen zak geven is een gulle daad. Geld geven uit andermans zak, uit de zak van de belastingbetaler, is minder gul en minder eerlijk. De extra 176 miljoen euro zullen niet alleen aan de armste landen worden gegeven, maar ook aan opkomende landen waarvan de export nu al en in toenemende mate onze productiesectoren en de banen van onze belastingbetalers vernietigen.

De wens van de kant van de EU om democratie en mensenrechten in de derde wereld te bevorderen is lovenswaardig, ware het niet dat de landen van de Europese Unie mensen gevangen kunnen zetten, en dat ook doen, die geen daad van geweld noch een diefstal hebben gepleegd, maar enkel afvallige of afwijkende meningen hebben geuit over politieke of academische onderwerpen.

De landen van de Europese Unie kunnen politieke partijen verbieden, en zij doen dat ook, hetzij openlijk, zoals in België en Duitsland, hetzij via de achterdeur van civiele procedures, zoals in het Verenigd Koninkrijk. Als we in de hele wereld democratie en mensenrechten willen verspreiden, kunnen we dat doeltreffender en goedkoper doen door het goede voorbeeld te geven.

 
  
MPphoto
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit is een fascinerend debat geweest. Het stemt in zekere zin heel erg overeen met de toespraak die secretaris-generaal Ban Ki-moon hier gisteren heeft gehouden, waarin hij duidelijk zei dat de EU en de Verenigde Naties in deze wereld een gedeelde verantwoordelijkheid hebben in de strijd tegen armoede, de strijd tegen klimaatverandering en de strijd tegen de verspreiding van kernwapens. We staan voor een gemeenschappelijke uitdaging.

Over het geheel genomen maken onze burgers zich vandaag de dag niet al te veel zorgen over deze kwestie, want zij geloven dat wij er wel voor zorgen en ook onze waarden bevorderen. Transnistrië is genoemd. Het ligt niet duizenden kilometers ver weg, maar heel dichtbij. Wat betreft vrede en veiligheid, klopt het dat we niet al te veel conflicten hebben, maar dat komt doordat we een uiterst actief buitenlands beleid hebben om elk conflict op te lossen, zodra het de kop op steekt.

Ik denk dat we ervaring hebben waar we trots op mogen zijn. Financiële instrumenten helpen ons zeker om deze uitdagingen het hoofd te bieden. Ik denk dat het debat van vandaag in wezen heel positief was over de ervaring die we hebben opgedaan met de financiële instrumenten. Tegelijkertijd wil ik benadrukken dat we volledig aansprakelijk zijn en dat het het geld van de belastingbetalers is. Wanneer we een project starten, zijn er controles vooraf en controles achteraf. Er is een Europese Rekenkamer die niet alleen kijkt of het geld op de juiste wijze is besteed, maar ook kijkt naar de politieke redenatie daarachter. De Commissie begrotingscontrole is heel streng met betrekking tot de uitgaven van de Commissie, dus ik kan u verzekeren dat het geld van de belastingbetalers heel erg wordt gewaardeerd en wordt uitgegeven aan goede doelen.

We hebben het er altijd over hoe we doeltreffender kunnen zijn, maar ik kan u verzekeren dat we beleidsdoelstellingen volgen die met dit Parlement zijn overeengekomen. Het debat van vandaag heeft al het volgende debat in gang gezet, want de ambitie met betrekking tot de herziening van financiële instrumenten is tot nu toe nogal bescheiden geweest. We wilden ze slechts vaststellen tot het jaar 2013, met enkele bijzonderheden.

Enkelen van u hebben het gehad over de uitdaging voor landen die bijzondere problemen zullen krijgen door onze overeenkomst inzake de bananenhandel. Het is noodzakelijk om zo snel mogelijk begeleidende maatregelen in de bananensector vast te stellen. Niet alleen onze geloofwaardigheid staat op het spel, maar landen staan echt voor een probleem. Dat is de redenering achter de maatregelen. Ik geloof dat dit Parlement daar volledig achter stond. We zijn begonnen te debatteren over wat er na 2013 zal gebeuren, en ik wil uw aandacht vestigen op het feit dat dit pas het begin van het debat is. We lopen niet vooruit op wat er na 2013 zal gebeuren. De Commissie heeft gisteren de begrotingsevaluatie vastgesteld, en deze zal worden behandeld in dit Parlement.

Ik ben van plan om het groenboek over modernisering en het ontwikkelingsbeleid te bespreken in de Commissie. Ik denk dat mijn collega’s ook punten naar voren zullen brengen. We moeten ruim van tevoren overeenstemming bereiken over de beleidsprioriteiten en ook over de financieringsinstrumenten, zodat we later geen wijzigingen meer hoeven aan te brengen, als we merken dat er onvoldoende geld voor een instrument beschikbaar is en we proberen om enkele prioriteiten te dekken door herverdeling.

Ik begrijp dat dit geen optimale manier is, maar het betekent wel dat we, voordat we het financieringskader aanpassen, overeenstemming moeten bereiken over wat we willen bereiken, welke instrumenten moeten worden gebruikt en welk bereik we willen zien.

Ik wil graag benadrukken dat ik, als commissaris, twee begrotingsautoriteiten heb. Een daarvan is beslist dit Parlement, maar de andere is de Raad. Ik denk dat dit betekent dat we, voor alle controles die we zullen uitvoeren en waarover we het eens moeten zijn, de letter van het Verdrag van Lissabon moeten volgen, met de politieke bereidheid om het juiste compromis te zoeken, zodat volledig de nadruk kan worden gelegd op het democratisch toezicht, om te laten zien dat het efficiënt, snel en effectief is.

Dit is precies wat we vandaag hebben besproken in de bijeenkomst die ik in mijn eerste toespraak heb genoemd. Ik heb alle reden om te geloven dat we het noodzakelijke compromis zullen vinden. Het zal niet gemakkelijk zijn; er zal veel politieke wil voor nodig zijn. Aan de kant van de Commissie hebben we beslist de politieke wil, want ik weet wat er op het spel staat, vooral voor enkele van de maatregelen waarvoor we dit proces snel moeten afronden.

Dank u wel. Mijn welgemeende complimenten voor het werk van de rapporteurs, dat van onze kant zeer is gewaardeerd.

 
  
MPphoto
 

  Franziska Katharina Brantner, rapporteur. (EN) Wat gaat er na 2013 gebeuren?

We hebben gezien dat het stabiliteitsinstrument geweldig is, omdat het flexibeler is dan andere instrumenten, maar dit leidt soms ook tot misbruik voor voedselcrises, voor humanitaire en natuurrampen. Daar moet echt een einde aan komen, en we moeten voor de periode na 2013 duidelijk maken dat dit instrument echt bedoeld is voor conflictsituaties, en misschien moeten we andere instrumenten flexibeler maken, zodat we meer noodsituaties kunnen aanpakken.

Dan is er nog iets dat ik naar voren wil halen. De recente Britse defensiebeoordeling geeft conflictpreventie een centrale plaats in de Europese Dienst voor extern optreden. Ik vind dat heel interessant en terecht. Ik denk dat het de juiste weg voorwaarts is te zeggen dat de Europese Dienst voor extern optreden het centrum voor conflictpreventie moet worden, in het belang van de interne samenhang. Een van de hulpmiddelen die de dienst nodig heeft, is het stabiliteitsinstrument. Ik zie nog andere hulpmiddelen, zoals een bemiddelingscel, die wordt opgezet binnen passende structuren. Ik denk dat we hierop moeten voortbouwen, wanneer we naar de periode na 2013 kijken, en ons moeten afvragen wat we nodig hebben aan geld en middelen, zodat we echt een drijvende kracht voor conflictpreventie worden.

 
  
MPphoto
 

  Iva Zanicchi, rapporteur. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil allereerst commissaris Piebalgs van harte welkom heten en hem vragen actief deel te nemen – en ik denk dat hij dat met volle overtuiging zal doen – aan de maatregelen waarover wij morgen gaan stemmen. Het gaat namelijk om een belangrijke kwestie voor het Parlement, dat meer bevoegdheden gaat krijgen na het Verdrag van Lissabon. Dank u, commissaris Piebalgs.

Ik wil tevens alle sprekers bedanken die tijdens het debat van vandaag hun steun hebben uitgesproken. Ik hoop oprecht dat er morgen met een grote meerderheid – zo niet unaniem – vóór het verslag van de heer Mitchell wordt gestemd, zodat dit verslag een groot succes wordt, juist omdat het belangrijk is dat het Parlement meer bevoegdheden heeft na het Verdrag van Lissabon.

 
  
MPphoto
 

  Kinga Gál, rapporteur. – (HU) Ik dank de collega’s die deel hebben genomen aan dit debat en die met hun opmerkingen feitelijk de aandacht hebben gevestigd op dezelfde kwestie waarmee wij, rapporteurs, ons in de afgelopen periode ook geconfronteerd zagen. Ik dank de commissaris voor zijn constructieve houding ten opzichte van dit debat. Wat we vandaag gezien hebben, is – zoals bijna alle sprekers hebben bevestigd – dat het Europese financieringsinstrument voor de bevordering van de democratie en de mensenrechten een zeer belangrijk en misschien wel het enige instrument van de Europese Unie is dat op een dusdanig niveau wordt aangewend voor de democratisering van derde landen en de bescherming van mensenrechten dat maatschappelijke organisaties dit rechtstreeks kunnen ontvangen. Organisaties die ter plaatse actief zijn, kunnen er gebruik van maken, en hiervoor is de steun van het derde land in kwestie niet vereist. Daarom is het belangrijk en daarom vinden we het nodig dat we alle technische faciliteiten bevorderen waarmee deze organisaties zo snel mogelijk toegang kunnen krijgen tot deze steun die zeer dikwijls cruciaal is voor hun voortbestaan.

Tegelijkertijd en juist omdat dit instrument zich op zo’n belangrijk vlak beweegt en we spreken over een instrument dat is bedoeld voor ngo’s en maatschappelijke organisaties, is het belangrijk dat het Parlement wel degelijk inspraak kan hebben in de totstandkoming van de strategie en het langetermijnprogramma, en het is essentieel dat het Parlement ziet hoe deze gelden worden besteed en niet pas aan het eind van het zevenjarige financiële kader. Daarom vinden we het belangrijk om het democratische controle- en inspraakrecht van het Parlement te onderstrepen. Ik geloof in het vinden van een gezamenlijke oplossing, vooral na de zitting van vanmorgen waarbij zowel mevrouw Ashton als commissaris Piebalgs aanwezig waren, en ook ik ben sterk van mening dat als de politieke wil aanwezig is, de wettelijke obstakels uit de weg zullen worden geruimd. Dus laten we in dit licht de komende weken tegemoet zien.

 
  
MPphoto
 

  Barbara Lochbihler, rapporteur.(DE) Mijnheer de Voorzitter, de samenwerking tussen de Commissie en het Parlement met betrekking tot het instrument voor democratie en mensenrechten was zeer goed. Af en toe werden leden van het Parlement uitgenodigd aan een gedachtewisseling over bepaalde programma’s tussen de Commissie en het maatschappelijk middenveld deel te nemen. Tijdens de debatten is ook gebleken dat er nauwelijks problemen bij de toepassing van het instrument zijn. Dat betekent echter niet dat het uitgesloten is dat we in de toekomst ooit problemen bij de toepassing zullen ondervinden. Daarom is het controlerecht voor het Parlement van groot belang. We hebben tot op heden echter geen overeenstemming kunnen bereiken op het punt van de instelling van een bindend controlerecht voor het Parlement, zoals dat krachtens het Verdrag van Lissabon mogelijk is. Daarom sluit ik me aan bij de velen die hier de hoop hebben uitgesproken dat we zeer snel een compromis kunnen vinden, dus een politieke oplossing, waarbij volledig rekening wordt gehouden met de rechten van het Parlement.

 
  
MPphoto
 

  Helmut Scholz, rapporteur.(DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Piebalgs, waarde collega’s, ik wil aan het eind van dit debat de schaduwrapporteurs en mevrouw Lochbihler, nogmaals hartelijk bedanken voor de constructieve en resultaatgerichte samenwerking – nadat we meer dan een jaar lang samen hebben gewerkt.

Uit het debat van vandaag is gebleken dat financiële vraagstukken, de inzet van begrotingsmiddelen, planning en de kwestie van de politieke controle over de instrumenten in hoge mate politieke kwesties zijn. Daarom wil ik tot slot van dit debat samenvatten hoe de instrumenten worden ingericht. De vorm die hieraan wordt gegeven hangt nauw samen met de manier waarop de Europese burgers naar de Europese Unie kijken en daarmee ook met de acceptatie van de inzet van middelen voor het een of andere instrument. Daarom kan ik slechts herhalen wat ik vandaag in het overleg met het stuurcomité van de werkgroep gedelegeerde handelingen tegen mevrouw Ashton en u, commissaris, heb gezegd, namelijk dat het volgens mij dringend noodzakelijk is om snel een oplossing met betrekking tot de gedelegeerde handelingen te vinden – met behoud van de juridische en politieke verantwoordelijkheid van de wetgever en van de Commissie. Het financieringsinstrument voor samenwerking met industrielanden en andere landen en gebiedsdelen met een hoog inkomen wordt in deze zittingsperiode fundamenteel veranderd. Wij willen tot 348 miljoen euro ter beschikking stellen voor de samenwerking op het gebied van wetenschap, academische uitwisselingen, het Erasmus Mundus-programma, cultuur, milieubescherming en hernieuwbare energie en het stimuleren van bilaterale handelsbetrekkingen. Daarbij moet vooral aandacht worden geschonken aan kleine en middelgrote bedrijven.

Tegen de lege banken tegenover mij – ook omdat de heer Griffin er niet meer is – wil ik zeggen dat dit volgens mij een zeer belangrijke bijdrage levert aan de openheid van de Europese Unie naar de rest van de wereld en aan de acceptatie van de Europese Unie zowel door haar eigen burgers als door de burgers in de landen waarmee we betrekkingen onderhouden.

Daarom zeg ik tot slot dat we dit financieringsinstrument in succesvolle compromisonderhandelingen tussen de Raad en het Europees Parlement op weg hebben geholpen en dat we hebben getracht om het aan de eisen van de toekomst aan te passen en over alle inhoudelijke kwesties overeenstemming te vinden. Ik hoop dat we hier morgen bij de stemming een beslissende stap vooruit kunnen zetten.

 
  
MPphoto
 

  Charles Goerens, rapporteur. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik maak er geen geheim van dat de bepalingen waarin de begeleidende maatregelen voor de bananensector voorzien, om meerdere redenen een gok op de toekomst zijn.

Ten eerste zal de algemene tendens naar vermindering van de handelspreferenties, waarvan de ACS-landen tot nu toe hebben geprofiteerd, niet binnen afzienbare tijd veranderen. In het kader van lopende onderhandelingen wordt reeds gesproken over invoerrechten van ongeveer 75 euro per ton bananen, terwijl wij hier werken op basis van 114 euro per ton.

Ten tweede had de Commissie geen andere keus dan erin toe te stemmen om met de landen die concurreren met de bananenexporterende ACS-landen te onderhandelen over een tariefverlagingsovereenkomst. Het alternatief zou zijn geweest om het probleem voor te leggen aan het Orgaan voor Geschillenbeslechting. Persoonlijk ben ik van mening dat een oplossing die bereikt wordt via onderhandelingen, het kleinste kwaad is voor ACS-landen. In deze geest moeten we tevens de begeleidende maatregelen voor bananen zien, omdat zij niet automatisch zouden zijn voortgevloeid uit een uitspraak van het Orgaan voor Geschillenbeslechting.

Ten derde blijven wij van mening dat wij nu reeds voorbereidingen moeten treffen voor de periode na 2013 omdat de wereld niet ophoudt te bestaan in 2013, het jaar waarin de begeleidende maatregelen voor de bananensector aflopen.

In de praktijk worden de 114 euro invoerrechten die aan de grenzen van de Europese Unie worden betaald op iedere ton bananen, binnenkort overschreden. Ik heb reeds gezegd dat wij nu reeds spreken over 75 euro per ton.

Derhalve vind ik het verstandig en dit is mijn vierde punt om de rechten van het Europees Parlement als toezichthouder in stand te houden. Wij moeten ervoor zorgen dat het recht om toezicht te houden op strategiedocumenten, dat is vastgelegd in artikel 290, geen dode letter wordt. Ik denk dat wij gerust mogen zeggen dat wij in het onderhavige geval zeer vruchtbaar hebben samengewerkt met de Commissie. Dit Parlement is geen spelbreker; integendeel, wij blijven het debat verrijken en de Commissie helpen om op dit gebied vooruitgang te boeken.

Tot slot, mijnheer de Voorzitter, wil ik een persoonlijke opmerking plaatsen, maar wel als rapporteur. Wij zijn hier eens te meer getuige van gekrakeel tussen opkomende landen enerzijds en minst ontwikkelde landen anderzijds. Indien de Europese Unie niet zou handelen als een bondgenoot van de zwakken om de gevolgen te verzachten die een handelsovereenkomst in al zijn brutaliteit waarschijnlijk zal hebben, zouden de minst ontwikkelde landen zich nog meer geïsoleerd voelen.

Ik roep de Commissie op zich nu reeds te buigen over de periode na 2013 omdat ik denk dat de maatregelen die wij nu nemen en die, naar ik hoop, binnenkort in werking zullen treden, voldoende zullen zijn om de productie van bananen in de betrokken landen te verduurzamen. Ik hoop dat deze maatregelen ervoor kunnen zorgen dat de bananensector op den duur zal overleven en dat degenen die niet kunnen blijven produceren, alternatieven kunnen vinden.

Ik denk dat er zoals ik reeds zei na 2013 nog steeds water onder de bruggen over de Rijn zal stromen en dat de problemen ten aanzien van de bananensector zullen blijven bestaan. We moeten nu reeds nadenken over een strategie voor de periode na 2013.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen, donderdag 21 oktober 2010, om 12.00 uur plaats.

 

11. Oekraïne (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid: Oekraïne.

Aangezien barones Ashton vandaag niet bij ons kon blijven, zal commissaris Füle namens haar de verklaring afleggen.

 
  
MPphoto
 

  Štefan Füle, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, dank u wel voor deze gelegenheid, en ik bied excuses aan namens Catherine Ashton, die mij gevraagd heeft om u door te geven wat zij u wilde vertellen.

Ik ben blij dat ik deze gelegenheid krijg om een verklaring af te leggen over de huidige situatie in Oekraïne. Ik wil mijn opmerkingen maken in het licht van drie belangrijke aanstaande gebeurtenissen: de ministeriële bijeenkomst van de Europese Unie en Oekraïne die op 26 oktober plaatsvindt in Luxemburg, de lokale verkiezingen die plaatsvinden op 31 oktober, en de veertiende Top EU-Oekraïne die op 22 november wordt gehouden in Brussel.

Sinds kort kent Oekraïne een hoog niveau van politieke vrijheden. Er wordt erkend dat opeenvolgende verkiezingen zijn gehouden in overeenstemming met de internationale normen. Oekraïne heeft een maatschappelijk middenveld en mediaomgeving ontwikkeld die dynamisch en divers zijn. Er hebben over de hele linie constante verbeteringen plaatsgevonden op het punt van het respect voor de mensenrechten.

Als gevolg van deze ontwikkelingen en van de inzet van opeenvolgende regeringen voor nauwere banden met de Europese Unie, hebben de betrekkingen tussen de Europese Unie en Oekraïne een aanzienlijke impuls gekregen. Dit blijkt het duidelijkst uit de ambitieuze en verstrekkende associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne waarover we momenteel onderhandelingen voeren en die de dubbele doelstelling van politieke associatie en economische integratie met de Europese Unie beoogt te verwezenlijken.

De regering van president Janoekovitsj heeft in de afgelopen maanden een aantal belangrijke economische hervormingen doorgevoerd, die lof verdienen. Tot deze hervormingen behoren de vaststelling van een wet inzake overheidsaanbestedingen, die een belangrijke rol moet spelen in de strijd tegen corruptie en het vergroten van het concurrentievermogen.

De vaststelling van een wet op de hervorming van de gassector, die de weg bereidt voor de toekomstige toetreding van Oekraïne tot het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap, alsook de overeenkomst die het land onlangs met het IMF heeft gesloten voor een stand-by-overeenkomst, zijn ook kritieke stappen in het zekerstellen van de macrofinanciële stabiliteit, transparantie en een terugkeer naar groei. Deze hervormingen gaan in de goede richting en moeten worden voortgezet.

De regering van Oekraïne is er ook in geslaagd om een mate van stabiliteit te bereiken die het politieke establishment van Oekraïne in de afgelopen jaren niet heeft weten te bereiken. Dit is een belangrijke en noodzakelijke ontwikkeling om effectief bestuur van het land te waarborgen. Toch maken we ons zorgen over de aanhoudende en wijdverbreide berichten over een verslechtering van het respect voor de fundamentele vrijheden en democratische beginselen in Oekraïne. Met name klachten met betrekking tot de vrijheid van de media, de vrijheid van vergadering en de vrijheid van vereniging zijn zorgwekkend.

Respect voor deze fundamentele waarden is essentieel. Zij zijn de beste borgen van individuele vrijheden. Ze waarborgen een werkelijke ‘wedstrijd van ideeën’. Ze zijn een essentiële component van waarlijk open, innovatieve en concurrerende maatschappijen.

Op 1 oktober heeft het Constitutioneel Hof van Oekraïne in een uitspraak de grondwetshervormingen ongedaan gemaakt die na de Oranje Revolutie van 2004 waren doorgevoerd. Dit besluit maakt het alleen maar des te noodzakelijker dat Oekraïne bredere grondwetshervormingen doorvoert via een inclusief constitutioneel hervormingsproces, en een belangrijk thema van de resolutie van het Europees Parlement van 25 februari van dit jaar grotendeels oppakt. Een dergelijk proces moet trachten een effectief en blijvend grondwettelijk systeem van ‘checks and balances’ tot stand te brengen dat in overeenstemming is met de Europese normen.

Voor de Europese Unie en onze lidstaten zijn respect voor de mensenrechten, democratische beginselen en de rechtsstaat fundamentele beginselen die ons verbinden. Het zijn beginselen waarover geen compromissen kunnen worden gesloten, en dat geldt ook voor onze betrekkingen met belangrijke partners zoals Oekraïne. Het tempo en de mate van onze toenadering tot Oekraïne zullen worden bepaald door de mate waarin deze waarden worden gerespecteerd.

 
  
MPphoto
 

  Michael Gahler, namens de PPE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, collega’s, het Oekraïense volk heeft zich steeds opnieuw op indrukwekkende wijze uitgesproken voor een Europese toekomst. Onrustbarende berichten uit dit land duiden echter op ontwikkelingen waarmee het land afstand van Europa neemt. Daarom zijn we voor de gemeenteraadsverkiezingen aan dit debat begonnen. We kunnen in november in verband met de Top EU-Oekraïne over economische hervormingen spreken.

Daarom moeten we nu spreken over intimidaties door de geheime dienst, beperkingen van de persvrijheid en de mogelijkheid om ongehinderd aan de verkiezingen deel te nemen. Dergelijke ontwikkelingen kunnen niet door positieve berichten op economisch gebied gecompenseerd worden. ‘Economische welvaart door autoritair gezag‘ is een Chinese benadering, niet een Europese. Degenen die het nu in Oekraïne voor het zeggen hebben, moeten niet denken dat ze daarmee wegkomen, vanwege het simpele feit dat het grote Europese publiek hiervan geen weet heeft of omdat ook de vorige regering gebreken vertoonde op het gebied van goed bestuur en corruptiebestrijding. Dat klopt, maar er heerste geen controlesfeer en er was geen sprake van bezoeken van de geheime dienst, zoals aan de rector van de katholieke universiteit in Lviv of aan jonge mensen die bij ngo’s of oppositiepartijen betrokken zijn. Stroom afsluiten in bedrijven, computers in beslag nemen, partijbureaus bezetten vanwege zogenaamd gevaar voor aanslagen – het is daar één groot déjà vu. Deze dingen gebeuren systematisch. De geheime dienst wordt door een zekere Choroskovski geleid, die eigenlijk aan het hoofd van een media-imperium staat en die nu ook nog in de commissie voor benoeming van de hoogste rechter heeft plaatsgenomen. Ook daardoor neemt Oekraïne afstand van Europa. Er is weinig meer over van gelijke kansen in de politieke strijd om de gemeenteraadsverkiezingen. De oppositie wordt ten dele van de verkiezingen uitgesloten, terwijl er spontaan marionettenpartijen worden gevormd die door welwillende lokale autoriteiten tot de verkiezingen worden toegelaten. In Kiev zijn de districtsraden eenvoudigweg afgeschaft, zodat daar geen verkiezingen plaatsvinden – men weet dat de regeringspartij daar nu niet wint. De macht streeft naar controle over tot nu toe andersgezinde regio’s.

Wij stellen onze Europese ervaringen hiertegenover. Onze lidstaten hebben belangrijke beslissingen genomen in een democratische consensus tussen de regering en een oppositie die bereid is verantwoordelijkheid te dragen – voor Europese hervormingen, voor de rechtsstaat, voor een concurrerende markteconomie, voor Europese integratie. Wij willen dat Oekraïne deze weg verder met ons aflegt.

(Spreker verklaart zich bereid een ‘blauwe kaart‘-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden)

 
  
MPphoto
 

  Marek Henryk Migalski (ECR). (PL) Ik dank u dat u mij de gelegenheid geeft om een vraag te stellen. Het is altijd fijn om een bijdrage te kunnen leveren aan een dergelijk debat. U heeft inderdaad een zeer somber beeld geschetst van de huidige ontwikkelingen in Oekraïne. U heeft het land zelfs met China vergeleken. Bent u echt van oordeel dat de situatie in Oekraïne op dit moment zo dramatisch is dat we zulke ernstige beschuldigingen moeten uiten aan het adres van dit land? Wat is uw oordeel over Rusland in dit verband? Doet u Oekraïne geen onrecht door het op gelijke voet te stellen met Rusland?

 
  
MPphoto
 

  Michael Gahler, namens de PPE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb gezegd dat we in Europa geen economische welvaart kunnen verwezenlijken via de weg van autoritair gezag. Die benadering kennen we van China. Ik heb geen vergelijking gemaakt, maar ik heb slechts gezegd dat dit de verkeerde weg zou zijn en dat het geen Europese weg is. Het door mij geschetste beeld is voor de mensen daar volgens mij zeer realistisch. Wat de effecten van de zogenaamde economische prestaties zullen zijn, moet nog blijken.

 
  
MPphoto
 

  Adrian Severin, namens de S&D-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, Oekraïne is een heel belangrijk land voor ons. Het is een land dat kampt met veel problemen. Ik wil de commissaris bedanken voor een perfecte beschrijving van de situatie, alsook een perfecte beschrijving van onze verwachtingen.

Er is door middel van vrije en eerlijke verkiezingen een nieuwe regering gekozen, die door ons allemaal wordt erkend. Het is nu het juiste moment om deze regering de tijd te geven om resultaten te boeken, en niet voorbarig vanaf de eerste minuten van haar mandaat haar prestaties of gebrek aan prestaties te beoordelen. Het echte probleem van dit debat is een probleem dat wij hier hebben. We hebben dit land te snel opgedeeld in pro-westerse en pro-oosterse mensen. Omdat de pro-westerse mensen nu niet aan de macht zijn, hebben we een probleem met het erkennen van het vermogen van de pro-oosterse mensen om resultaten te boeken en het land te helpen zijn Europese verwachtingen te bevorderen. Dat is het echte probleem met het debat van vandaag, en we moeten begrijpen dat de echte pro-Europeanen de pro-Oekraïners zijn – degenen die hun land de rechtsstaat, democratie en Europese modernisering kunnen brengen.

Ik wil afsluiten met mijn collega’s eenvoudigweg te vragen de resolutie die we geacht worden aan te nemen, uit te stellen, want de Oekraïners staan voor verkiezingen en staan voor onderhandelingen met ons. We zouden geen resoluties moeten aannemen midden in een politiek proces, nog voordat we de feiten kennen op basis waarvan we daadwerkelijk conclusies kunnen trekken.

 
  
MPphoto
 

  Adina-Ioana Vălean, namens de ALDE-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, we lijken het moeilijk te vinden te bepalen hoe we met onze oosterbuur Oekraïne moeten omgaan.

Het is net zo moeilijk voor Oekraïne, dat Europa de ene dag behandelt als een bondgenoot en de andere dag als een probleem. Ik denk daarom dat we pragmatisch moeten zijn, de realiteit onder ogen moeten zien en gemeenschappelijke punten op onze agenda’s moeten zoeken om tot overeenkomsten te komen.

Economische samenwerking is altijd Europa’s krachtigste motor voor grotere integratie geweest en Europa dankt sinds 1956 zijn succes aan deze pragmatische aanpak.

We moeten ons dus blijven richten op zowel institutionele als economische hervormingen die Oekraïne gelijktijdig moet ondernemen. Deze tweesporenaanpak is de enige mogelijke aanpak, als we een positieve spiraal willen creëren die tot democratische stabiliteit in dit land en in de oostelijke nabuurschap kan leiden.

Een van de prioriteiten zou moeten zijn een gezond ondernemingsklimaat en de totstandkoming van een functionerende markteconomie in Oekraïne te ondersteunen door hun hervormingen op het punt van eigendom en btw, alsook hun inspanningen om de corruptie op hoog niveau te bestrijden aan te moedigen.

Dit is de reden waarom ik de associatieovereenkomst beschouw als een krachtig hervormingsinstrument en waarom we onze onderhandelingen over de totstandbrenging van een diepgaand en breed vrijhandelsgebied en over de toetreding van Oekraïne tot het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap zouden moeten voortzetten.

In dit verband verwelkom ik de toetreding van Oekraïne tot de WTO, die moet worden gezien als een belangrijke stap in de aanvaarding van Europese economische normen door Oekraïne.

Ik hoop dat we erin zullen slagen het voortdurende uitstel van de totstandbrenging van het vrijhandelsgebied te boven te komen en de positieve spiraal van wederzijds vertrouwen zullen aanmoedigen, die gunstig is voor de hele regio en voor Europa.

 
  
MPphoto
 

  Rebecca Harms, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik zeggen dat ik de ongerustheid over de verscherping van de situatie en de ondemocratische ontwikkelingen in Oekraïne deel. Er komen steeds meer berichten over de beperking van de vrijheid van meningsuiting van journalisten, over regelrechte bedreigingen van individuele geëngageerde leden van ngo’s, van mensen die zich voor de ontwikkeling van de democratie inzetten. Ook over de rol van de geheime dienst moeten we ons werkelijk zorgen maken. De discussies over de persvrijheid en de democratische ontwikkeling in haar geheel zijn volgens mij echter niet pas na de laatste verkiezingen begonnen, maar – dat heb ik hier al vaak gezegd – alle leidende actoren in Oekraïne hebben steeds hun macht misbruikt, ook ter verwezenlijking van hun eigen belangen. Dit misbruik wordt erger en daar moeten we ons echt zorgen over maken.

We bewijzen onszelf geen dienst indien we deze resolutie aannemen zonder ons zorgen te maken over bepaalde economische ontwikkelingen in Oekraïne. Ik zie met net zulke grote bezorgdheid dat de invloed van Rusland in de economie van Oekraïne, in de energiesector, maar ook in andere sectoren systematisch groter is geworden. Ik zou daarom ook adviseren niet morgen te stemmen, maar nadat de delegatie in Kiev is geweest – een delegatie gaat daar het weekend na het komende weekend heen – en om het na een zorgvuldige voorbereiding op alle terreinen en voordat we dan hier de top hebben, eens te worden over het standpunt van het Europees Parlement met betrekking tot de situatie in Oekraïne.

Ik ben met veel Oekraïense vrienden deze weg vanuit de pre-democratische tijden naar de nieuwe tijd afgelopen. Oekraïne bevond zich op een heel goede weg. We hebben de indruk dat de laatste verkiezingen volgens democratische spelregels zijn verlopen. Indien de situatie nu niet beter maar slechter zou worden, moeten we ons niettemin heel goed afvragen op welke manier we tussenbeide moeten komen en op welke manier we niet tussenbeide moeten komen. Ik zou in ieder geval afraden om een beslissing te nemen vóór het volgende bezoek aan Oekraïne. Er wordt beter naar ons geluisterd indien we de dingen die hier in de resolutie worden behandeld ter plekke ter discussie stellen.

Zoals ik al zei, maak ik me echt zorgen, omdat ik veel berichten krijg waaruit blijkt dat het allemaal de verkeerde kant op gaat. We bewijzen onszelf echter geen dienst als we ons afsluiten voor het debat ter plaatse en te snel een beslissing nemen.

 
  
MPphoto
 

  Michał Tomasz Kamiński, namens de ECR-Fractie.(PL) Een groot aantal Parlementsleden dat hier aanwezig is, heeft een actieve rol gespeeld in de Oranje Revolutie door de Oekraïense democraten in moeilijke tijden de helpende hand te reiken. We hebben echter altijd benadrukt dat ons engagement in Oekraïne niet tot doel had om bepaalde politieke krachten te steunen, maar om van Oekraïne een democratisch en vrij land te maken. We mogen vandaag niet uit het oog verliezen dat het Europees Parlement zich niet heeft gemengd in de interne politieke situatie van het land, maar dat het op twee heel belangrijke manieren de rol van bewaker heeft vervuld: enerzijds heeft het de Europese ambities van de Oekraïense bevolking aangewakkerd en bevestigd en anderzijds heeft het steun verleend aan de democratie, de mensenrechten en alle waarden die door ons als Europese waarden worden beschouwd. Ik ben van mening dat de teneur van de voorgestelde resolutie niet in het voordeel is van landen die zichzelf als vrienden van Oekraïne bestempelen. De resolutie van vandaag zal Oekraïne enkel in de armen van Rusland drijven en van degenen die zeggen: “Je zult zien dat er voor ons geen plaats is in het Westen. Voor ons sluit het Westen zijn deuren.”

We moeten een open houding aannemen ten aanzien van Oekraïne. We moeten uitleggen wat de Europese normen zijn en we moeten druk blijven uitoefenen op het land om te verzekeren dat deze normen in acht worden genomen. Anderzijds moeten we in elk geval verhinderen dat Oekraïne zich opnieuw op het Oosten richt. Ik zou de heer Gahler – wiens inzet voor de mensenrechten en de internationale politiek ik ten zeerste waardeer – willen vragen waarom hij het nodig acht om zich zo scherp uit te laten over Oekraïne. Ik zou graag van hem horen of zijn collega, mevrouw Merkel, zich tijdens haar recente ontmoeting met de heer Poetin ook zo kritisch heeft opgesteld ten aanzien van Rusland.

 
  
MPphoto
 

  Bastiaan Belder, namens de EFD-Fractie. Voorzitter, Oekraïne haalde begin deze week – ik zeg het hier maar in dit auditorium – jammer genoeg op weinig vleiende wijze de Nederlandse pers. Dat was op maandag. Kort gezegd, het is daar het wilde westen van het oosten van Europa. Buitenlandse investeerders zouden de rechteloosheid vrezen in Oekraïne, waar vorig jaar maar liefst 3 000 gebouwen en bedrijven door middel van bedrog en geweld zijn onteigend. Daarbij spelen ‘raiders’ en ‘s lands politici overigens onder één hoedje, aldus de gedupeerde ondernemers. Intussen vormen de lidstaten van de EU de grootste directe buitenlandse investeerders in Oekraïne sinds 1991.

Commissaris Füle, herkent u de grote zorgen van Europese investeerders in Oekraïne, en welke concrete maatregelen treft de Commissie om legitieme, legale Europese zakelijke belangen in de Oekraïense economie te beschermen? Dat is namelijk ook engagement. We hebben niets op Oekraïne tegen, mijn partij is er zelfs heel sterk voor dat Oekraïne op termijn lid wordt van de Europese Unie, maar we moeten natuurlijk wel nuchter blijven. We zien zorgelijke ontwikkelingen op het gebied van de mensenrechten, maar ook op economisch en zakelijk gebied.

 
  
MPphoto
 

  Andreas Mölzer (NI).(DE) Mijnheer de Voorzitter, binnen enkele maanden na de presidentsverkiezingen in februari van dit jaar waarin Janoekovitsj zijn comeback vierde, gaan de democratische verworvenheden van de Oranje Revolutie blijkbaar verloren. Wanneer echter zelfs de financiële markten de nieuwe regering als stabieler en betrouwbaarder beoordelen dan die van de Oranje Revolutie, is dat ook een teken dat de democratie naar westerse – naar Europese – maatstaven niet één op één naar alle landen kan worden overgedragen, ook niet naar de landen van de postcommunistische invloedssfeer. Met het huidige besluit van het Constitutioneel Hof zou de positie van de president sterker en die van het parlement zwakker worden, daar kunnen we verzekerd van zijn. Kenners van de regio zeggen dat er de facto vóór het pro-formabesluit van het Hof al sprake was van een presidentieel systeem. Door de toenemende beperkingen van de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting kunnen de beloften van Janoekovitsj dat de democratische standaards worden gehandhaafd, in twijfel worden getrokken. Indien de president erin slaagt om enerzijds zijn macht te verstevigen en anderzijds door centrale hervormingen in Oekraïne, dat toch een van de armste landen van het continent is, een economische opleving tot stand te brengen, kan hij misschien langer de touwtjes in handen houden. Daar moet de Unie dan volgens mij eenvoudigweg nota van nemen.

 
  
MPphoto
 

  György Schöpflin (PPE). − (EN) Mijnheer de Voorzitter, de ontwikkelingen in Oekraïne illustreren duidelijk het oude gezegde dat macht corrumpeert en absolute macht absoluut corrumpeert. De thans heersende elite oefent macht uit sinds de verkiezing van president Janoekovitsj, en veel van hetgeen er is gedaan, wijst op een voorkeur voor het concentreren van macht.

Dit is des te opvallender als we terugdenken aan de resultaten van de presidentsverkiezingen, die Janoekovitsj met een krappe meerderheid heeft gewonnen en die hebben laten zien dat hij alleen ruime steun genoot in het zuiden en oosten van het land. Toch – en dit is het opvallende element van de huidige Oekraïense politiek – is er een gestage beweging in de richting van marginalisering van alternatieve machtscentra. De media, de rechtsstaat, de oppositie, de autonomie van het centrale bestuur worden hier allemaal door getroffen. Wat in het bijzonder zorgwekkend is, is dat de geheime politie de bevoegdheid heeft gekregen om zich zeer vergaand te mengen in de aangelegenheden van het land.

Dit alles belooft weinig goeds voor de toekomst, in het bijzonder als Oekraïners werkelijk een toekomst in Europa willen, want het systeem dat Janoekovitsj opbouwt, wijst niet naar Europa, maar ervandaan.

Het meest positieve dat over de wijzigingen gezegd kan worden, is dat ze het land een mate van stabiliteit hebben gebracht, maar deze stabiliteit voorspelt in toenemende mate stagnatie en immobiliteit. Tegelijkertijd klopt het dat Janoekovitsj de betrekkingen met Rusland zeker heeft verbeterd, maar daarmee een mate van onderwerping aan Moskou heeft geaccepteerd die nieuw is. Of de Oekraïense samenleving deze transformatie op den duur zal accepteren, is nog maar de vraag.

 
  
MPphoto
 

  Marek Siwiec (S&D).(PL) Laten we ons afvragen wat er eigenlijk in Oekraïne is gebeurd. Is er een staatsgreep gepleegd? Een militaire coup? Dat lijken mij de enige omstandigheden waarin we de hele nacht aan resoluties zouden werken om de volgende dag meteen plaats te nemen aan de onderhandelingstafel. De manier waarop vandaag onderhandeld wordt, heeft tot gevolg dat de absolute meerderheid ons bepaalde formuleringen opdringt en eenzijdig bepaalt wat de inhoud van de resoluties is. De taal die in de ontwerpresolutie van de PPE-Fractie, ofwel de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) wordt gehanteerd, is de taal die doorgaans wordt gebruikt om Afrikaanse dictators en Zuid-Amerikaanse regimes te veroordelen. Dit is niet het gepaste taalgebruik om de situatie in Oekraïne te omschrijven. Ik zou de leden van de PPE-Fractie willen vragen om de volgende keuze te maken: willen we Oekraïne beschrijven met de taal van commissaris Füle – die voorstander is van “ja, maar” of, anders gezegd, “sommige dingen zijn goed, maar er zijn ook heel wat zaken die ons niet bevallen” – of kiezen we voor een negatieve formulering die te kennen geeft dat we overal kritiek op hebben en dat alles moet worden veroordeeld?

De chaos in Oekraïne heeft vijf jaar geduurd. Daarvan zijn we zelf getuige geweest. We hebben de democraten geholpen. We hebben iedereen geholpen die toenadering zocht tot de Europese Unie. De voorbije zes maanden was er sprake van een zekere consolidatie die mogelijkerwijs een negatieve uitkomst zal hebben. Het is onze taak om deze negatieve gevolgen aan de kaak te stellen, maar niet nu en niet op deze manier. Ik begrijp de teleurstelling van de PPE-Fractie over de verkiezingsnederlaag van Julia Timosjenko. Ik wil hierover het volgende zeggen: jammer, misschien maakte ze kans op de overwinning, maar ze heeft het niet gehaald. Dat is een feit. Laten we dus de ogen openen voor wat er daadwerkelijk aan de gang is. Laten we de Oekraïense autoriteiten nauwlettend in de gaten houden, evenwel zonder het kind met het badwater weg te gooien.

 
  
MPphoto
 

  Paweł Robert Kowal (ECR).(PL) Ik zou commissaris Füle van harte willen bedanken voor zijn constructieve houding, aangezien de betrekkingen tussen de Europese Unie en Oekraïne hierdoor ingrijpend zullen veranderen. Daarnaast wil ik mevrouw Harms bedanken voor haar evenwichtige standpunt en haar – zoals gewoonlijk – wijze woorden over Oekraïne. Uit alle informatie van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa blijkt dat Oekraïne een van de weinige landen van de voormalige Sovjet-Unie is waar tot op heden rechtvaardige verkiezingen zijn gehouden. Dit is een belangrijk succes voor Oekraïne, zowel voor het oranje als voor het blauwe kamp. Dit is een verwezenlijking die we niet in twijfel mogen trekken vooraleer de volgende verkiezingen hebben plaatsgevonden. De Europese Unie en het Europees Parlement zouden een grote politieke fout begaan wanneer ze vandaag naar de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) zouden luisteren en vraagtekens zouden plaatsen bij de mogelijkheid om in een van de weinige landen in het Oosten succesvolle verkiezingen te houden. Laten we Oekraïne helpen om normale verkiezingen te organiseren. Laten we geen oordeel vellen voor deze verkiezingen hebben plaatsgevonden.

Ik wil graag het woord richten tot de Oekraïense gasten die hier vandaag aanwezig zijn: de plaats van Oekraïne is hier, in dit Parlement, en daarom gelden voor Oekraïne dezelfde criteria als voor de landen van de Europese Unie. Daar heeft u allen samen voor gevochten – zowel de aanhangers van blauw als van oranje. Elk probleem in verband met de mensenrechten of de persvrijheid, hoe klein ook, zal hier aandachtig worden onderzocht. Wees niet verwonderd, Oekraïense broeders, de reden hiervoor is dat wij Oekraïne als een Europees land behandelen, overeenkomstig de Europese normen.

Tot slot zou ik u willen oproepen om eendrachtig op te treden in de contacten met de Europese instellingen en het Parlement. Wij geloven dat Oekraïne zich in de toekomst in ons midden zal bevinden. We weten dat dit nog niet meteen het geval zal zijn, maar wij willen uw land hierbij helpen. Ik ben het eens met mevrouw Harms dat het beter zou zijn om pas na de verkiezingen een resolutie op te stellen. Op dat ogenblik, voor de EU-top, zullen we immers in staat zijn om openlijk over deze aangelegenheid te debatteren en om een standpunt in te nemen dat het gemeenschappelijk standpunt van het Europees Parlement weerspiegelt.

 
  
MPphoto
 

  Inese Vaidere (PPE). (LV) Dames en heren, Oekraïne is een land van groot strategisch belang voor de Europese Unie. Daarom mogen de gebeurtenissen in dat land ons niet onverschillig laten. Op 1 oktober gingen tienduizenden Oekraïners de straat op om te protesteren tegen de constitutionele veranderingen die Janoekovitsj in gang heeft gezet en die zijn bevestigd door het Constitutionele Hof, waarvan de samenstelling kort na de verkiezing van de president werd gewijzigd. Deze hervormingen werden doorgevoerd zonder democratisch debat en zonder de goedkeuring van de Commissie van Venetië. De veranderingen verzwakken het machtsevenwicht en brengen de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Oekraïne in gevaar. De economische hervormingen komen ook in gevaar. Onze Oekraïense vrienden hebben hun bezorgdheid uitgesproken over de organisatie van de komende verkiezingen, de buitensporige vertegenwoordiging van de regeringscoalitie in de centrale verkiezingscommissie, de beperkingen die gelden voor niet-gouvernementele organisaties en staatsinmenging in de activiteiten van oppositiepartijen. Dit is nu net de reden waarom deze resolutie vandaag nodig is. Helaas heeft de regeringscoalitie de motie van de oppositie in het Oekraïense parlement om het lidmaatschap van de Europese Unie tot een prioriteit van het buitenlands beleid van Oekraïne te maken, afgewezen. We moeten echter het belang van samenwerking met Oekraïne blijven benadrukken en de tenuitvoerlegging van overeenkomsten die zijn afgesloten, volgen. De Europese Unie moet erop staan dat de corruptie wordt bestreden – en daarbij helpen – en dat de vrijheid van de pers gegarandeerd is. Een situatie waarbij een mediamagnaat tevens aan het hoofd van de staatsveiligheidsdienst staat en lid is van de Hoge Raad voor de Magistratuur, die bevoegd is om rechters te benoemen en ontslaan, is niet kenmerkend voor een democratisch land. Tot slot moeten we ook positieve stappen nemen en niet alleen zorgen voor de invoering van een visumvrije regeling in de toekomst, maar ook voor economische samenwerking, met name op het gebied van energie, terwijl we afwachten hoe Oekraïne zich democratisch ontwikkelt. Dat zou de doelstelling zijn van de volgende resolutie, die we na de verkiezingen moeten opstellen en die zou moeten handelen over energie, de economie en andere kwesties van belang voor Oekraïne. Ik dank u.

(Spreker verklaart zich bereid een ‘blauwe kaart‘-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden)

 
  
MPphoto
 

  Marek Siwiec (S&D). (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb een heel eenvoudige vraag. Misschien is het een interpretatieprobleem, maar u zei dat de huidige regering van Oekraïne een toekomstig lidmaatschap van de Europese Unie heeft verworpen.

Voor zover ik heb begrepen uit de verklaring van de president en de officiële verklaring inzake het langetermijnbeleid van het Oekraïense parlement, is het lidmaatschap van de Europese Unie een van hun topprioriteiten.

Mijn vraag is dus of ik u verkeerd heb begrepen, of dat u de president van Oekraïne verkeerd hebt begrepen.

 
  
MPphoto
 

  Inese Vaidere (PPE).(LV) Ja, ik zal dit punt graag verduidelijken. Het was duidelijk een inaccurate vertaling. De president van Oekraïne heeft aangekondigd dat hij bereid is de convergentie met de Europese Unie voort te zetten. Niettemin is het lidmaatschap van de Europese Unie, volgens het besluit van het Oekraïense parlement, geen eerste prioriteit geworden.

(Spreker verklaart zich bereid een ‘blauwe kaart’-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden)

 
  
MPphoto
 

  Rebecca Harms (Verts/ALE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mevrouw Vaidere graag vragen, nu we alle punten van onze ontsteltenis over machtsmisbruik en onderdrukking in Oekraïne in een tekst hebben vastgelegd, wat er tegen is om met deze tekst in de hand over veertien dagen naar Kiev te reizen, erover te praten en dan te beslissen wat we verder moeten doen? Ik wil dat graag weten, want op grond van de ervaringen van onze delegatie tot nu toe lijkt mij dat de beste en productiefste aanpak, juist als we democratische invloed willen krijgen.

 
  
MPphoto
 

  Inese Vaidere (PPE).(LV) Ja, ik zal daar graag antwoord op geven. Vraagt u me niet waarom, mevrouw Harms, maar ik maak me, zelfs na onze deelname aan de Oekraïense toppen, persoonlijk zorgen over de signalen die we momenteel van onze Oekraïense vrienden ontvangen over de samenstelling van de Centrale Verkiezingscommissie, de vrijheid van de media en de beperkingen die niet-gouvernementele organisaties zijn opgelegd. Deze zaken vinden allemaal plaats en door onze bezorgdheid hierover uit te spreken kunnen we er, volgens mij, nu net voor zorgen dat de regionale verkiezingen in een veel betere sfeer verlopen. Er is niemand die ons ervan weerhoudt om volgende week naar Oekraïne te gaan, zelfs niet met onze resolutie. Niemand weerhoudt ons ervan een andere resolutie over economische kwesties op te stellen, zoals ik al zei. We moeten dit zeker doen, maar wat betreft de bezorgdheid over de verslechtering van de democratische situatie, moeten we helaas, althans, denk ik dat we ...

(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 

  Kristian Vigenin (S&D). − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou willen zeggen dat de kwaliteit van het debat vandaag laat zien dat het niet is voorbereid. We hadden dit debat niet nodig, en dit is niet het moment om resoluties over Oekraïne aan te nemen, noch vandaag noch morgen.

Ik moet u eraan herinneren dat het land zich zes maanden geleden in een vrije val bevond en op het punt stond in chaos te vervallen. We hadden politieke, economische en financiële instabiliteit – zelfs een diepe crisis – maar nu hebben we een heel andere situatie. We moeten erkennen dat de regering van Oekraïne erin is geslaagd om het land in een paar maanden tijd terug te brengen naar een normale situatie, terug naar politieke, economische en financiële stabiliteit.

Er zijn problemen. We ontkennen dat niet. Maar we moeten toegeven dat ze naar onze stem luisteren; er zijn bijvoorbeeld enkele corrigerende maatregelen genomen op het punt van het kiesrecht en enkele verkiezingspraktijken. In dit opzicht zal onze stem daar worden gehoord, zolang we niet bij elke gelegenheid luid schreeuwen, maar Oekraïne fatsoenlijk behandelen.

Ik denk daarom dat we onze parlementaire commissie, die over tien dagen naar Oekraïne gaat, een slechte dienst bewijzen; we bewijzen onszelf een slechte dienst door onze eigen rol te ondermijnen door tien dagen voor de verkiezingen zulke resoluties aan te nemen. Zo’n stap is nog nooit eerder voorgekomen. Het is duidelijk een poging om de verkiezingen te beïnvloeden. We mogen niet toestaan dat ons Parlement dit spelletje meespeelt.

Ik stel daarom voor dat we de aanneming van de resolutie uitstellen en dat we onze collega’s in de parlementaire samenwerkingscommissie EU-Oekraïne vragen om bij de collega’s daar navraag te doen, deze kwesties te bespreken …

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 

  Traian Ungureanu (PPE). − (EN) Mijnheer de Voorzitter, de nieuwe Oekraïense autoriteiten zijn slechts nieuw in naam. Er waait een wind van terugkeer naar autoritaire praktijken over het land. Het rechtskader voor de komende lokale verkiezingen is gewijzigd en zou de participatie van de oppositiepartijen in gevaar kunnen brengen. De grondwet is gewijzigd, en er is opnieuw een de facto presidentsregime ingevoerd. De media en het maatschappelijk middenveld staan voortdurend onder druk, en de Oekraïense geheime dienst lijkt zijn Sovjetdagen te herbeleven.

Het is tijd dat we door middel van een resolutie duidelijk onze bezorgdheid uitspreken. De Oekraïense autoriteiten moeten de boodschap krijgen dat nauwere banden met de EU niet kunnen worden gewaarborgd door uitsluitend vriendelijke verklaringen. Een ondemocratische Oekraïense regering kan geen betrouwbare partner zijn voor de EU, vooral niet in het strategisch gevoelige gebied van de Zwarte Zee.

 
  
MPphoto
 

  Hannes Swoboda (S&D).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat we allemaal onze verantwoordelijkheid moeten nemen. De regering in Oekraïne moet effectief uitvoering geven aan de rechtsstaat en de vrijheid van de media, maar ook de oppositie moet verantwoordelijkheid tonen en mag geen verkeerde informatie doorgeven. Als ik kijk naar hoeveel van de beweringen in uw ontwerpresolutie direct door de betrokkenen werden ontkend, dan toont dat aan dat hier vaak verkeerde informatie wordt doorgegeven. Ook wij moeten verantwoordelijkheid tonen. We mogen ons niet mengen in de discussie over de binnenlandse politiek. Het heeft toch geen zin, waarde collega’s – en ik richt mij nu vooral tot de leden van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) – dat we nu op grond van partijpolitiek de een of andere partij verdedigen. Dat is onze taak niet.

We hebben volgende week besprekingen met de minister van Buitenlandse Zaken, we hebben daarna de verkiezingen, dan de parlementaire samenwerkingscommissie EU-Oekraïne die naar Oekraïne gaat, en het is altijd zo geweest – collega Gahler, hierbij doe ik een beroep op uw rechtvaardigheidsgevoel – dat we na de verkiezingen zeggen of die goed of slecht zijn verlopen en dat we niet al vóór de verkiezingen zeggen dat ze slecht zullen verlopen. Dat is niet onze taak en daarbij doe ik een beroep op uw rechtvaardigheidsgevoel waarvan u normaal gesproken altijd blijk geeft, en ik verzoek u ook in dit geval rechtvaardig te blijven.

 
  
MPphoto
 

  Elżbieta Katarzyna Łukacijewska (PPE).(PL) Alleen zij die in een socialistisch systeem zijn opgegroeid, kunnen ten volle begrijpen wat het voor een volk betekent als de persoonlijke vrijheid en de pers- en mediavrijheid wordt beperkt. Alleen zij begrijpen hoe moeilijk de weg is die deze naties hebben afgelegd. Ik begrijp degenen die hier vandaag hun bezorgdheid uiten en de aandacht vestigen op het gebrek aan respect voor de rechten van de burgers en op de complexe problemen waarmee Oekraïne te kampen heeft. We moeten echter ook oog hebben voor de kleine, maar positieve veranderingen die zich in het land hebben voltrokken. Een voorbeeld hiervan zijn de recente democratische verkiezingen waarbij wij, vertegenwoordigers van het Europees Parlement, als waarnemers aanwezig waren.

Ik roep iedereen op om zich in te leven in de situatie van miljoenen Oekraïense burgers en honderden jonge Oekraïners. Zij rekenen op de Europese Unie. Zij rekenen op onze hulp bij het opbouwen van een democratie en een maatschappelijk middenveld. Het is erg gemakkelijk om kritiek te uiten, maar – als Poolse – herinner ik me maar al te goed dat ook wij ooit hulp hebben gekregen.

(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 

  Kyriakos Mavronikolas (S&D). - (EL) Ook ik stem in met hen die beweren dat er geen reden is om op zo korte termijn een resolutie aan te nemen, met name vóór de verkiezingen, vóór het bezoek en vooral vóór de aanwezigheid van het Europees Parlement in Oekraïne. Deze regering is onlangs gekozen; er bestaan weliswaar problemen, maar wij moeten erkennen dat zij volgens democratische procedures is gekozen en haar toestaan om haar inspanningen voort te zetten. Een resolutie zal pas na de komende verkiezingen in Oekraïne zin hebben.

 
  
MPphoto
 

  Siiri Oviir (ALDE). (ET) Ik had weliswaar een vraag aan mijn collega, mevrouw Vaidere, maar ik wil iets zeggen wat ik op mijn hart heb. Het is niet het juiste moment om de resolutie over Oekraïne nu, dus meteen morgen al, aan te nemen, en het Oekraïense volk, dat met erkentelijkheid naar het Europees Parlement kijkt, zal ons niet begrijpen als dat wel gebeurt. Dat komt doordat de onderhavige ontwerpresolutie niet de juiste toon treft, niet nauwkeurig genoeg is en zelfs feitelijke onjuistheden bevat.

Mevrouw Vaidere wees erop dat de voorzitter van de Commissie van Venetië de grondwetswijziging heeft bekritiseerd. Ik heb een brief van hem, met de datum van vandaag, waarin hij zich erover verbaast dat dit punt in onze resolutie staat en hij in duidelijke bewoordingen zegt dat hij dat niet heeft gedaan, noch hier, noch daar, noch ergens anders.

 
  
MPphoto
 

  Marek Henryk Migalski (ECR).(PL) In tegenstelling tot de heer Vigenin ben ik van mening dat dit tot dusver een uitstekend en erg nuttig debat is. Het gebeurt maar zelden dat er in dit Parlement zulke interessante debatten worden gevoerd. Ik zou alle aanwezigen hiervoor van harte willen bedanken. Uit de woorden van mevrouw Łukacijewska blijkt dat zelfs binnen de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) verdeeldheid bestaat over deze kwestie. Dat is goed nieuws. Wij zouden de socialisten – in het bijzonder de heer Swoboda, de heer Severin en de heer Siwiec – moeten bedanken omdat ze ten volle begrijpen dat er voor de verkiezingen geen beslissingen mogen worden genomen die zo nadelig zijn voor onze Oekraïense vrienden. Verder hebben commissaris Füle en mevrouw Harms terecht gewezen op enkele feiten die aanleiding geven tot bezorgdheid. Wij zijn ons hier eveneens van bewust.

 
  
MPphoto
 

  Jaromír Kohlíček (GUE/NGL).(CS) Beheers u toch, collega’s, en probeer toch eens, al was het maar voor één keer, uw hoofd te gebruiken. In één week tijd krijgt u het echt niet voor elkaar om wetten te veranderen en de samenstelling van de kiescommissie te wijzigen. Het is interessant dat telkens wanneer bepaalde politieke krachten in de gaten krijgen dat hun bondgenoten in een land buiten de Europese Unie niet aan het langste eind trekken, die krachten in het buitenland meteen twijfels uitspreken ten aanzien van de toestand van de democratie in het desbetreffende land. Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Kamiński en anderen. Het is inderdaad van belang dat het Europees Parlement middels zijn optreden bijdraagt aan de ontwikkeling van de democratie en helpt de voorwaarden voor de verdere ontwikkeling van de wederzijdse betrekkingen te verbeteren. Met het streven de stabiliseringsmaatregelen van de Oekraïense regering te ondersteunen, is men naar het zich laat aanzien op de eksteroog gaan staan van diegenen die garen spinnen bij chaos en rechteloosheid. Het lijkt erop dat die laatsten in de ogen van mijn collega’s betere partners zijn dan de huidige regering. Het lijkt mij verstandig de ontwerpresolutie voorlopig te laten liggen en na terugkomst van de delegatie uit Kiev het debat over dit onderwerp opnieuw op te pakken.

 
  
MPphoto
 

  Jaroslav Paška (EFD)(SK) De Oekraïne is voor mij een van de potentiële partners van de Europese Unie die ons het meest nabij staan.

De Oekraïners staan veel dichter bij de Europese beschaving dan de Turken of de Albanezen. Het Oekraïense volk heeft in volle vrijheid gekozen voor verandering nadat de democratische oranje politieke krachten het land aan de bedelstaf hadden gebracht en tot wanhoop en verval hadden gedreven. Janoekovitsj bevond zich lange tijd in de oppositie en zijn houding tegenover de huidige oppositie is volledig ingegeven door de manier waarop de oranje regering hem toentertijd bejegende. En we moeten toegeven dat hij zich misschien ook nog de periode daarvoor herinnert, toen de oranje beweging hem chicaneerde en de Europese Unie slechts welwillend toekeek. Als we de Oekraïners niet als toekomstige lidstaat verliezen willen, moeten we geduld oefenen en ons richten op economische samenwerking en werken aan een atmosfeer van wederzijds vertrouwen. De regering moeten we uitleggen dat in een democratische samenleving de oppositie een legitieme plaats heeft en aan de oppositie dat zij wanneer zij niet voldoende steun heeft van de bevolking geen enkele aanspraak kan maken op de macht.

 
  
MPphoto
 

  Michael Gahler (PPE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, omdat ik persoonlijk ben aangesproken, wil ik eigenlijk in het kader van de ‘catch the eye’-procedure in één minuut antwoord geven. Is dat goed?

 
  
MPphoto
 

  Franz Obermayr (NI).(DE) Mijnheer de Voorzitter, met de oprichting van de Energiegemeenschap in 2006 is een geïntegreerde Europese energiemarkt voor gas en elektriciteit tot stand gekomen en de geplande toetreding van Oekraïne heeft tot doel om de energievoorziening nu ook in de richting van Oost-Europa veilig te stellen. Dat is goed, want de laatste jaren zijn er enkele serieuze problemen geweest en vooral het gasconflict tussen Rusland en Oekraïne heeft de gasvoorziening van de Europese lidstaten sterk getroffen. Het was vervolgens natuurlijk duidelijk dat Rusland vanwege de prijsdiscussies de gasleveringen stopte en alleen al mijn vaderland, Oostenrijk, had te maken met een vermindering van 33 procent van de Russische gasleveringen, maar ook Frankrijk, Hongarije en Italië moesten een daling van 20 tot 40 procent noteren. Hier moet de Commissie als coördinator van de Energiegemeenschap actie ondernemen. Ze moet Oekraïne bij de arm nemen en wijzen op zijn verplichtingen ten aanzien van de voorzieningszekerheid van Europa. De energievoorziening van onze lidstaten mag niet eenvoudigweg een speelbal worden in de prijzenoorlog tussen Rusland en Oekraïne. Dus we moeten goede gesprekken voeren, maar we moeten ook hard optreden en laten we alsjeblieft de energievoorziening voor onze lidstaten veiligstellen.

 
  
MPphoto
 

  Mariya Nedelcheva (PPE) . – (BG) Het Europees Parlement heeft Oekraïne altijd gesteund op zijn weg naar democratie, op basis van het beginsel van de rechtsstaat en het met ons delen van gemeenschappelijke waarden inzake de Europese integratie.

Verkiezingen fungeren in elke democratie als een barometer. Hiermee kunnen we de kwaliteit van het democratisch proces beoordelen, de stabiliteit van de instellingen, de mate van volwassenheid van de politieke partijen en de opvattingen van het maatschappelijk middenveld. Ik juich de beslissing van de Oekraïense autoriteiten toe om bij de verkiezingen van 31 oktober aanstaande waarnemers uit te nodigen.

Ik ben ervan overtuigd dat hun missie het vertrouwen in het verkiezingsproces zal vergroten en dat hun waarnemingen een bijdrage zullen leveren aan het bevestigen van de transparantie en onpartijdigheid van het functioneren van de Oekraïense instellingen. Afgezien van verkiezingen moet de grondwet, als hoogste wet van Oekraïne, garanderen dat de staatsmachten elkaar in evenwicht houden en elkaar wederzijds controleren.

Oekraïne kan erop vertrouwen dat zijn Europese partner consequent zijn inspanningen steunt om tot hervormingen en stabiliteit te komen. De mening van de Europese Unie en haar maatschappelijk middenveld biedt een extra prikkel en een garantie dat het land hier uiteindelijk in zal slagen.

 
  
MPphoto
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D). (LT) Vorige week bracht Viktor Janoekovitsj, de president van Oekraïne, een officieel bezoek aan mijn land, Litouwen, en bevestigde daar opnieuw dat Oekraïne als doel heeft lid van de Europese Unie te worden. Dat zal ongetwijfeld nog jaren duren en het zal een hoop huiswerk en diverse hervormingen vergen op tal van terreinen, zoals het waarborgen van de mensenrechten, corruptiebestrijding, armoedebestrijding en versterking van de democratie. Maar ik ben het eens met mijn collega’s die hier in het Europees Parlement spraken; we moeten Oekraïne als land niet meteen veroordelen en we moeten het er niet van weerhouden een gelijkwaardige partner te worden en daarom herhaal ik dat wij als Europees Parlement echt als gelijkwaardige partners moeten samenwerken en Oekraïne verder in de richting van de Europese Unie moeten helpen.

 
  
MPphoto
 

  Ivo Vajgl (ALDE).(SL) Oekraïne is een grote en belangrijke partner van de Europese Unie, een land dat ongetwijfeld een Europese toekomst heeft. Volgens mij is de slechtste dienst die wij Oekraïne kunnen bewijzen – een land met een ingewikkelde interne structuur en een moeilijke geschiedenis – dat we erover spreken als het onderwerp van onze ideologische ruilhandel tussen partijen.

Daarom ben ik van mening dat elk document dat we goedkeuren, weldoordacht en erg evenwichtig moet zijn. De oppositie van gisteren is de regering van vandaag, zoals in elk ander land met democratische verkiezingen. Het is dan ook begrijpelijk dat de oppositie ontevreden is omdat ze haar macht verloren heeft. Zij zal echter haar kans krijgen wanneer de tijd daarvoor rijp is en wanneer de kiezers daar zo over beslissen. Volgens mij is het verkeerd wanneer wij steunen op de argumenten van één partij, en ik zou vooral willen zeggen dat ik erop vertrouw…

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 

  Charles Tannock (ECR). (EN) Mijnheer de Voorzitter, Oekraïne is onze grootste Europese democratische geassocieerde partner, en ook ik hoop dat het land op een dag lid wordt van de Europese Unie. Als zoveel sprekers heb ik wat twijfels over de gepastheid van een resolutie van het Europees Parlement zo kort voor hun lokale verkiezingen, en mijn fractie, de ECR-Fractie, heeft een aantal amendementen ingediend om de resolutie evenwichtiger te maken en een minder herhalend karakter te geven.

Janoekovitsj heeft de presidentsverkiezingen op democratische wijze gewonnen, zij het met een kleine marge. Er zijn inderdaad enkele zorgwekkende autoritaire ontwikkelingen in Kiev, van pogingen om de ‘temniki’-censuur van de persvrijheid opnieuw in te voeren tot de inzet van de veiligheidsdienst FBU, die door een oligarch wordt geleid voor politieke doeleinden. Het Westen houdt het proces echter nauwlettend in de gaten. President Janoekovitsj staat nu onder druk. De erfenis van de Oranje Revolutie is nog sterk en het maatschappelijk middenveld van Oekraïne dat daaruit is voortgekomen, is heel robuust.

Iedereen weet dat ik nauwe banden heb met de kopstukken van de oppositie, maar ook ik denk dat we te veel inmenging in de interne binnenlandse en politieke aangelegenheden van Oekraïne moeten vermijden, want die zou heel goed een averechts effect kunnen hebben voor dit Parlement, en we zouden de …

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 

  Lena Kolarska-Bobińska (PPE).(PL) In de aanloop naar de presidentsverkiezingen werden precies dezelfde argumenten aangehaald. Toen hebben we ons in dit Europees Parlement ook afgevraagd wat voor resolutie we dienden aan te nemen en welk standpunt we moesten innemen ten aanzien van de gebeurtenissen die zich voorafgaand aan de Oekraïense presidentsverkiezingen hadden voorgedaan. We hebben op dat moment besloten dat we na de verkiezingen een resolutie zouden opstellen en dat is wat we hebben gedaan. We hebben de regering en de oppositie opgeroepen om de mensenrechten en de vrijheid van meningsuiting en van vereniging te eerbiedigen.

Het is inmiddels enkele maanden geleden dat we deze resolutie hebben aangenomen. Helaas kunnen we nu al vaststellen dat een aantal bepalingen niet wordt nageleefd. Ik begrijp dus dat men bezorgd is over het feit dat in het kader van de lokale verkiezingen – die van essentieel belang zijn voor het bevorderen, het versterken en het tot stand brengen van democratie – mogelijk bepaalde rechten worden geschonden. Dat is ook een van de redenen waarom ik deze resolutie mee heb opgesteld.

(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 

  Štefan Füle, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, dank u wel dat u mij deze gelegenheid geeft om te reageren op wat eigenlijk een heel interessant debat is geweest; ik zal me in mijn reactie richten op drie punten.

Laat ik eerst reageren op een concrete vraag van de heer Belder over investeringen en het ondernemingsklimaat. Er moet op dit gebied meer gebeuren in Oekraïne. Dat is duidelijk, en ik heb deze kwestie een aantal keren ter sprake gebracht, in het kader van de Associatieraad of in het kader van verschillende bijeenkomsten. De laatste keer dat ik de gelegenheid had om deze kwestie ter sprake te brengen, was vorige week met premier Azarov. Er zijn een aantal kwesties, zoals de wet inzake de plaatsing van overheidsopdrachten en de mogelijkheid om deze wet te herroepen door verschillende wijzigingen waarover nu in het Oekraïense parlement wordt gediscussieerd.

Er moet meer gebeuren met betrekking tot de rechtsstaat, en natuurlijk hebben we de afgelopen dagen met grote belangstelling de zaak-Mittal gevolgd. Er moet meer worden gedaan om de gedane toezeggingen en beloften na te komen om de btw-kwestie aan te pakken, die ook voor onze bedrijven een ergernis is. Wij zijn vastbesloten om via onze contacten met de Oekraïense autoriteiten en via geregelde contacten met zakenlieden de belangen van Europese investeerders en Europese zakenlieden te beschermen.

Mijn tweede punt is dat het geen gemakkelijk proces is waarin we verwikkeld zijn met Oekraïne. Dit is een proces waarin uitspraken over een Europese toekomst soms nuttig kunnen zijn, maar geen resultaat zullen opleveren. Wat wel resultaat zal opleveren, is binnen de Oekraïne meer van de Europese Unie opbouwen.

Ze hebben onze hulp nodig. Wat ze ook nodig hebben, is dat wij hun van tijd tot tijd een ‘reality check’ geven. Dat is wat ze van ons verwachten.

Wat we niet nodig hebben, is dat we worden gedwongen tot het voeren een onecht debat over wat belangrijker is: stabiliteit of het respecteren van en het zich inzetten voor waarden, en dit brengt mij op mijn derde punt.

Wie ben ik om commentaar te geven op de ontwerpresolutie die aan dit Parlement is voorgelegd, maar ik denk dat het feit dat dit debat plaatsvindt, al een waardevol signaal geeft. Ik denk dat het feit dat afgevaardigden van dit Parlement binnenkort naar Oekraïne gaan en de meeste van deze boodschappen zullen doorgeven, op zich al een zeer waardevolle boodschap overbrengt. Ik denk dat een andere zeer waardevolle boodschap op het punt van wat we verwachten van de Oekraïners, is dat de aanstaande lokale verkiezingen op 31 oktober de democratische houding van hun land opnieuw zullen bevestigen.

Hierbij wil ik het laten, als het mag.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Overeenkomstig artikel 151, lid 1 van het Reglement is het woord aan de heer Gahler op grond van een persoonlijke toespeling.

Gelieve het heel kort te houden en uitsluitend in te gaan op de persoonlijke toespeling.

 
  
MPphoto
 

  Michael Gahler (PPE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag ingaan op wat collega Swoboda heeft gezegd. Hij heeft iets gezegd wat niet helemaal klopte. We hadden als Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) in onze resolutie inderdaad een verkeerd citaat van de Commissie van Venetië opgenomen. Ik heb met de heer Markert gesproken en hij heeft mij verteld wat hij eigenlijk gezegd heeft. Daarom staat het citaat ook niet meer in de gemeenschappelijke resolutie. U ziet dus dat dit helemaal niet meer ter discussie staat.

U hebt over de rechtsstaat in zijn algemeenheid gesproken. Ik zou echter liever hebben gezien dat u als Sociaaldemocratische Fractie in het Europees Parlement ook duidelijk en concreet iets had gezegd over de dingen die de geheime dienst daar doet. Indien partijen daar niet tot de verkiezingen worden toegelaten, is dat iets waarop men ook vóór de verkiezingen kritiek kan hebben. Dan kan het resultaat van de verkiezingen al niet meer voldoen aan democratische en Europese maatstaven.

 
  
MPphoto
 

  Hannes Swoboda (S&D).(DE) Mijnheer de Voorzitter, het is niet de bedoeling dat dit een dialoog wordt. Maar, mijnheer Gahler, u moet toch ten minste zo goed geïnformeerd zijn dat u weet dat ik zelfs ook in een persbericht, ook namens mijn fractie, duidelijk heb gemaakt dat de geheime dienst diensten gecontroleerd moeten worden. Ik heb dat ook in een gesprek met minister-president Azarov zo gezegd. Wij hebben een duidelijke mening op dit punt.

Ik wil u nogmaals verzoeken er toch nog een nachtje over te slapen of het niet echt zinniger zou zijn als we gezamenlijk, als een brede gemeenschap, een resolutie aannemen, in plaats van met een krappe meerderheid, zoals nu het geval zou zijn. Het zou verstandig zijn om daar nog eens over na te denken.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Tot besluit van het debat zijn er zes ontwerpresoluties(1) ingediend, overeenkomstig artikel 110, lid 2 van het Reglement.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen, donderdag 21 oktober 2010, om 12.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk. – (LT) Oekraïne heeft altijd een speciale rol gespeeld in het Oostelijk Partnerschap. De grootte, de ligging en de onbestendige geschiedenis van het land maken het tot een belangrijke brug tussen oost en west. Het is niet zo verbazingwekkend dat Europa de politieke ontwikkelingen binnen Oekraïne als altijd nauwlettend volgt. Maar het huidige beeld is enigszins ambivalent. We moeten erkennen dat de nieuwe regering door middel van vrije en democratische verkiezingen is gekozen en dat zij Oekraïne uit de economische en politieke chaos die zes maanden geleden nog heerste, heeft helpen trekken. Anderzijds mogen we zorgwekkende tendensen op het gebied van de vrijheid van de media niet negeren. Ik ben het echter eens met de collega’s die opmerkten dat de resolutie van vandaag op een slecht moment komt. Ik denk dat we de resolutie moeten uitstellen en dat we na het bezoek door een delegatie van het Europees Parlement dat volgende week op het programma staat en na de komende raadsverkiezingen en de bijeenkomst op hoog niveau EU-Oekraïne in staat zullen zijn een evenwichtiger en objectiever parlementair standpunt in te nemen. Oekraïne kan ten slotte als een goed voorbeeld voor andere landen in het Gemenebest van Onafhankelijke Staten dienen door de weg van toenadering tot de EU te volgen en tegelijkertijd goede betrekkingen met Rusland te onderhouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Indrek Tarand (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ik waardeer het debat over Oekraïne, waarin standpunten duidelijk worden verwoord. Mijn conclusie is dat de Oekraïense democratie hulp nodig heeft, maar niet in de vorm van dit document. Het is belangrijker voorwaarden voor ontwikkeling te scheppen. Een daarvan is het verlichten van de spanning in de regio. En dat is de reden, ceterum censeo, waarom het Franse plan om het oorlogsschip Mistral aan Rusland te verkopen moet worden tegengehouden!

 
  
 

(De vergadering wordt om 17.55 onderbroken en om 18.00 hervat)

 
  
  

VOORZITTER: DIANA WALLIS
Ondervoorzitter

 
  

(1) Zie notulen.


12. Vragenuur (vragen aan de Raad)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het vragenuur (B7-0552/2010).

Wij behandelen een reeks vragen aan de Raad.

 
  
  

Vraag nr. 1 van Marian Harkin (H-0454/10):

Betreft: VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap

Het Belgisch voorzitterschap heeft benadrukt vastbesloten te zijn om voortgang te boeken met de bestrijding van discriminatie en met de bevordering van gelijke rechten. Welke concrete maatregelen wil het voorzitterschap in dit verband nemen om ervoor te zorgen dat het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap door alle 27 lidstaten van de EU wordt geratificeerd?

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Op 7 juni 2010 heeft de Raad de resolutie van de Raad van de Europese Unie en van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over het nieuw Europees kader ten behoeve van personen met een handicap aangenomen. In deze resolutie wordt de lidstaten en de Commissie overeenkomstig hun bevoegdheden verzocht de ratificatie en uitvoering te bevorderen van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, dat de Europese Unie op 26 november 2009 heeft gesloten. Tot op heden is dit verdrag geratificeerd door dertien lidstaten van de Europese Unie.

De Raad verwacht derhalve duidelijk dat de lidstaten die dit verdrag nog niet hebben geratificeerd, dit zullen doen. Met name in artikel 3 en 4 van Besluit 2010/48/EG van de Raad wordt bepaald dat nadere bijzonderheden betreffende de werking van het contactpunt dat wordt gevormd door de Commissie, worden vastgelegd in een gedragscode die moet worden goedgekeurd tussen de lidstaten en de Commissie voordat de akte van formele bevestiging kan worden neergelegd namens de Europese Unie. De werkzaamheden aan deze gedragscode bevinden zich thans in de laatste fase en zullen vóór het einde van dit jaar worden afgerond.

 
  
MPphoto
 

  Marian Harkin (ALDE). − (EN) Ik wil de Raad bedanken voor zijn antwoord. Het doet mij in het bijzonder genoegen u te horen zeggen dat het voor het einde van dit jaar kan worden afgerond. Ik geloof dat u een aantal van dertien noemde – mijn cijfer is dat zestien lidstaten het hebben geratificeerd.

Kan de Raad me vertellen wat de consequenties zullen zijn als de EU zelf dit VN-Verdrag ratificeert?

U hebt een aantal artikelen genoemd, en er zijn duidelijk een aantal artikelen in het Verdrag die verwijzen naar de kwestie van de redelijke aanpassing voor personen met een handicap en het recht om zelfstandig te leven. Wat denkt u dat het effect daarvan zal zijn?

Mijn vraag is in het bijzonder wat de consequenties zullen zijn als de EU zelf het VN-verdrag ratificeert voor de landen die het nog niet hebben geratificeerd?

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Ik wil terugkomen op een reeds genoemd punt. Het zijn wel degelijk dertien lidstaten die dit verdrag hebben geratificeerd. Ik zal ze opnoemen, zodat u deze of gene aan de schandpaal kunt nagelen: Oostenrijk, België, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Hongarije, Italië, Portugal, Slovenië, Spanje, Zweden, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk hebben dit verdrag geratificeerd.

Hoe is de situatie momenteel? Wij wachten op een akkoord over de gedragscode tussen de lidstaten en de Commissie voordat de akte van formele bevestiging wordt neergelegd. Dan is de ratificatie door de Europese Unie van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap afgerond.

Wat zijn de volgende stappen? Zodra het verdrag is geratificeerd, kan de Raad terugkomen op de kwestie van een eventueel ‘instrumentarium’ voor een actieve bevordering van de rechten van personen met een handicap – een idee dat overigens is geopperd door meerdere lidstaten.

De werkzaamheden aan dit project zouden hand in hand gaan met de voorbereiding door de Commissie van een Europese strategie voor 2010-2020 ten behoeve van personen met een handicap. Zoals de naam reeds aangeeft, voorziet deze strategie in een actieplan voor de komende tien jaar dat ervoor moet zorgen dat personen met een handicap volledig gebruik kunnen maken van hun rechten en vrijheden.

 
  
MPphoto
 

  Janusz Władysław Zemke (S&D). - (PL) Ik wil de minister een vraag stellen die naar mijn mening bijzonder belangrijk is. De situatie laat immers veel te wensen over. Dertien van de zevenentwintig lidstaten hebben het Verdrag geratificeerd. Dit betekent dat de meerderheid – maar liefst veertien lidstaten – dit nog niet heeft gedaan. Waarom heeft slechts de helft van de EU-lidstaten een verdrag geratificeerd dat zo belangrijk is voor personen met een handicap?

 
  
MPphoto
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D). (LT) Hartelijk dank voor uw antwoord. Het zou echt heel interessant zijn om te weten waarom de lidstaten zoveel tijd nodig hebben om het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap van de Verenigde Naties te ratificeren. Zijn ze bang de verantwoordelijkheid om gelijke kansen voor mensen met een handicap te creëren, op zich te nemen? Minister, als het niet te lastig is, wil ik u nogmaals vragen of er in ieder geval een beetje schot zit in de voorbereiding van de antidiscriminatierichtlijn en of er enige voortgang is geboekt bij de onderhandelingen, besprekingen en raadplegingen met de lidstaten over het versnellen van de antidiscriminatierichtlijn. Een en ander is namelijk van groot belang voor mensen met een handicap.

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel, fungerend voorzitter van de Raad. (FR) De lidstaten spannen zich hiervoor in, maar toch vind ik dat we teleurgesteld, en zelfs sceptisch mogen zijn over het tempo waarin sommige lidstaten overgaan tot ratificatie. Het verdrag is tot dusverre, ik zeg het nu voor de derde keer, inderdaad slechts door dertien lidstaten geratificeerd.

Ik geloof niet dat daar een specifieke reden voor is. De ratificatieprocedures zijn gewoon niet hetzelfde in alle lidstaten. Ik wil me daarachter niet verschuilen, maar ik moet u ook zeggen dat de soevereiniteit van de lidstaten, ten aanzien van dit onderwerp net zo goed als ten aanzien van andere, nog steeds een rol speelt bij de manier waarop elk land de ratificatieprocedure doorloopt.

Je zou inderdaad kunnen zeggen dat het veel sneller zou moeten kunnen, en dat de lidstaten veel meer zouden kunnen samenwerken. Maar we kunnen niet om het gegeven heen dat de nationale soevereiniteit op een aantal punten meespeelt.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Vraag nr. 2 van Gay Mitchell (H-0456/10):

Betreft: Behandeling van epilepsie

In augustus van dit jaar heb ik in Porto de Europese Conferentie Epilepsie en Samenleving bijgewoond, alwaar de Global Campaign Against Epilepsy zijn rapport “Epilepsy in the World Health Organisation European Region” presenteerde. Volgens dit rapport beschikt 58 procent van de landen in Europa niet over programma’s voor de operatieve behandeling van epilepsie, hoewel in Europa 6 miljoen mensen aan deze aandoening lijden, wat een kostenpost van 20 miljard euro per jaar met zich meebrengt.

Is het niet hoog tijd dat de lidstaten van de Europese Unie een gemeenschappelijke en consistente benadering gaan hanteren voor de behandeling van deze aandoening?

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Geachte afgevaardigden, hoewel hij hier niet aanwezig is, wil ik op de allereerste plaats het Parlementslid dat deze vraag gesteld heeft bedanken voor zijn interesse in dit onderwerp. Het klopt dat neurodegeneratieve aandoeningen, neurologische ontwikkelingsstoornissen en niet-psychiatrische hersenaandoeningen, waarvan epilepsie er één is, een grote bron van zorg vormen voor onze burgers.

Conform artikel 168 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, stimuleert de Unie samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van volksgezondheid en preventie. Dientengevolge is er sprake van een horizontale benadering op EU-niveau, waarbij de nadruk ligt op de bestrijding van stigmatisering en discriminatie van mensen die lijden aan neurodegeneratieve aandoeningen, neurologische ontwikkelingsstoornissen en niet-psychiatrische hersenaandoeningen.

Daarom heeft de Raad, in zijn conclusies van juni 2003 over de bestrijding van stigmatisering en discriminatie in verband met geestesziekten, de lidstaten opgeroepen om bijzondere aandacht te schenken aan de gevolgen van stigmatisering en discriminatie vanwege geestesziekten, voor alle leeftijdsgroepen, en eraan bij te dragen dat deze problemen erkend worden, door in dit kader specifieke aandacht te besteden aan het terugdringen van het risico op sociale uitsluiting.

In zijn conclusies van 3 juni 2005 over een communautaire actie op het gebied van de geestelijke gezondheid heeft de Raad de lidstaten verzocht de verklaring en het actieplan uit te voeren van de Europese ministeriële conferentie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) over geestelijke gezondheid, die in januari 2005 gehouden is in Helsinki.

Tot slot heeft de Raad zich zeer ingezet voor de bestrijding van een andere aandoening binnen de groep van neurodegeneratieve aandoeningen, neurologische ontwikkelingsstoornissen en niet-psychiatrische hersenaandoeningen, namelijk de ziekte van Alzheimer. Ik wijs u wat dit betreft op de conclusies van 16 december 2008 over volksgezondheidstrategieën ter bestrijding van leeftijdgebonden neurodegeneratieve aandoeningen en, in het bijzonder, op de conclusies van 3 december 2009 over gezamenlijke Europese onderzoeksprogrammering, die onder andere de lancering inhielden van het gezamenlijk programmeringsinitiatief voor de bestrijding van neurodegeneratieve aandoeningen, in het bijzonder de ziekte van Alzheimer.

 
  
MPphoto
 

  Mairead McGuinness, auteur. − (EN) Dank u wel voor uw antwoord, mijnheer de fungerend voorzitter. Ik zal uw waardering doorgeven aan mijn collega Gay Mitchell.

Kunt u ingaan op de situaties in de verschillende lidstaten, die voor de Raad een punt van zorg moeten zijn? Het is een feit dat de behandeling die je voor epilepsie krijgt, afhangt van de plaats waar je woont, en in sommige lidstaten is er een enorm groot probleem met een tekort aan neurologen.

Kunt u ook ingaan op de gevolgen daarvan voor het grensoverschrijdende gezondheidszorgpakket waarover momenteel wordt gediscussieerd? Als epilepsie niet wordt behandeld, lijden mensen meer dan wanneer er wel adequate behandeling wordt geboden. Het is triest dat er voor mensen met epilepsie verschillende niveaus van zorg zijn in verschillende lidstaten.

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) U heeft absoluut gelijk met uw opmerkingen over de kwalitatieve verschillen tussen de lidstaten als het om de gezondheidszorg gaat. We kennen nog lang niet een situatie waarin de kwaliteit van de hele gezondheidszorg geharmoniseerd is.

Dit heeft ook te maken met het gegeven dat de bevoegdheden van de Unie op dit gebied erg beperkt zijn vergeleken met die van de lidstaten. Het is ook terecht dat u naar het grensoverschrijdende gezondheidspakket verwijst, want daarmee kan een aantal kwalitatieve aspecten van de gezondheidszorg verbeterd worden.

Moet ik u eraan herinneren, dat de Raad, onder het Belgische voorzitterschap, nog steeds hierover in onderhandeling is, en deze onderhandelingen tot het eind zal doorvoeren, om de standpunten zo dicht mogelijk bij elkaar te krijgen zodat er in tweede lezing een akkoord kan worden bereikt over dit grensoverschrijdende gezondheidspakket? Het zal niet makkelijk zijn en de tijd dringt, maar ons streven is om dit voor eind december af te ronden.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Vraag nr. 3 van Seán Kelly (H-0457/10):

Betreft: Coördinatie van het standpunt van de EU in Cancún

Welke concrete maatregelen neemt de Raad in het vooruitzicht van de VN-klimaatconferentie van 2010 in Cancún om het standpunt van de EU tijdens de onderhandelingen te coördineren, zodat de hele EU met één stem spreekt? <BRK>

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Geachte afgevaardigden, de Raad heeft tijdens zijn bijeenkomst van 14 oktober conclusies aangenomen over het standpunt van de Europese Unie ten behoeve van de Klimaatconferentie in Cancún, waarop het mondiale kader voor klimaatbescherming aan de orde zal komen.

Op grond van die tekst zal de Europese Raad volgende week, op 18 en 19 oktober, het standpunt van de Europese Unie bepalen ten behoeve van de zestiende Conferentie van de partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering. Het standpunt van de Europese Unie omvat alle aspecten die voor deze conferentie van belang zijn: de beoogde resultaten, de voorwaarden voor de voortzetting van het protocol van Kyoto na 2012, en de voortgang die geboekt moet worden op de verschillende gebieden die in de routekaart van Bali worden behandeld: inperking, aanpassing, technologie op het gebied van de bossen en financiële steun.

De Raad heeft zich ervoor ingespannen om op al deze aspecten een helder standpunt te formuleren, dat goed over te brengen is. Het is nu aan alle actoren binnen de Europese Unie om met behulp van dit standpunt een heldere en eenduidige boodschap over te brengen aan onze internationale partners.

Zoals de Raad zojuist heeft aangegeven, hoopt de Europese Unie dat de bijeenkomst in Cancún zal resulteren in het aannemen van een evenwichtig pakket besluiten, dat zal bijdragen aan een internationaal beleid ter bescherming van het klimaat na 2012. Voorafgaand aan Cancún zullen er overigens nog verschillende bilaterale bijeenkomsten en contacten plaatsvinden waarin wij de gelegenheid zullen hebben ons standpunt aan onze partners toe te lichten.

Tijdens de conferentie zelf zullen deze standpunten indien nodig nader toegelicht worden op de coördinatiebijeenkomsten die de Europese Unie daar regelmatig zal houden. Uiteraard rekenen wij erop dat alle instellingen eraan bijdragen dat ons standpunt helder wordt overgebracht, door zo mogelijk in alle externe contacten dezelfde boodschap uit te dragen.

 
  
MPphoto
 

  Seán Kelly (PPE). (EN) Fungerend voorzitter van de Raad, ik waardeer uw antwoord en ik denk dat het heel belangrijk is dat we een positieve indruk maken in Cancún, anders dan wat er helaas is gebeurd in Kopenhagen.

Ik wil nog graag een aanvullende vraag stellen: hoeveel vertrouwen hebt u er, op basis van de contacten die u, naar ik aanneem, hebt met andere landen in de wereld, na Kopenhagen in dat er overeenstemming wordt bereikt over bindende doelstellingen? Uiteindelijk moeten ze wel bindend zijn. Iets anders zal deze onfortuinlijke situatie niet oplossen.

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Ik moet u zeggen, voor de duidelijkheid, dat het inderdaad moeilijk zal zijn voortgang te boeken in Cancún.

Er zijn drie redenen voor dit relatieve pessimisme. Allereerst zijn door de economische crisis, die natuurlijk de Europese Unie getroffen heeft, maar ook vele andere landen buiten de EU, de goede voornemens en de beloofde investeringen naar beneden bijgesteld; ten tweede is er de weigering van opkomende landen om bindende toezeggingen te doen, en tot slot is de VS er niet in geslaagd tot heldere wetgeving op dit punt te komen.

De Europese Unie neemt nog steeds hetzelfde standpunt in als vóór Kopenhagen, en ik denk dat we momenteel voorzichtig moeten zijn met de manier waarop we ons vastleggen, om de standpunten en richtsnoeren die we over een maand in Cancún zouden kunnen aannemen, niet te ontkrachten.

 
  
MPphoto
 

  Silvia-Adriana Ţicău (S&D).(RO) Mijnheer de minister, ik zou u willen vragen of u overweegt de doelstellingen op het gebied van klimaatverandering en vermindering van verontreiniging te koppelen aan de millenniumdoelen omdat we moeten toegeven dat er ontwikkelingslanden zijn die menen dat het voor hen te duur is om over te gaan op een proces van emissiereductie, ook al kan dit leiden tot meer werkgelegenheid en uiteindelijk tot een duurzame economie. Daarom vraag ik u: bent u van plan een koppeling te leggen tussen de millenniumdoelen voor ontwikkeling en de klimaatverandering?

 
  
MPphoto
 

  Franz Obermayr (NI).(DE) Mevrouw de Voorzitter, in Kopenhagen hebben zelfs coöperatieve landen als Indonesië en Brazilië zich uiteindelijk aan de kant van de G-77 geschaard en op die manier de krachten gebundeld om een blok tegen de zogenaamde rijken in het noorden te vormen. Van het klimaatdebat is een debat over rechtvaardigheid gemaakt en ook op de voorbereidingsconferentie hebben de opkomende landen duidelijk gemaakt dat ze in Cancún geen concessies willen doen.

Mijn vraag aan u is nu hoe een dergelijke blokvorming en verschuiving van het onderwerp voorkomen kan worden. Zou de EU hier niet een belangrijke rol als bemiddelaar op zich moeten nemen?

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) In antwoord op deze twee vragen moet ik u zeggen dat u helemaal gelijk heeft. De Unie moet haar strategie veranderen ten opzichte van Kopenhagen.

De Unie moet haar standpunt veel meer toelichten, de Unie moet veel meer praten met groepen landen die hier heel anders in staan dan wij en ja, er is inderdaad een duidelijk verband tussen de klimaatverandering en de millenniumdoelstellingen.

We kunnen natuurlijk, vooral de komende jaren, de eerstkomende jaren, niet dezelfde inzet verwachten van ontwikkelingslanden als van landen die hun omvangrijke industriële basis moeten reduceren, zoals binnen de Unie. Dat lijkt onvoldoende, maar dat is overigens wel de reden dat de Unie zo sterk bijdraagt aan het beginsel van ‘snelstartfinanciering’, een financiering die bedoeld is om ontwikkelingslanden te helpen. Die aanpak is duidelijk gericht op landen die niet over de middelen beschikken om tot reductie over te gaan.

Ik denk dat het een niet zonder het ander kan. Door dialoog en door specifieke maatregelen moeten ontwikkelingslanden in staat worden gesteld hun eigen doelstellingen op het gebied van reductie, met name van de uitstoot van broeikasgassen, nader uit te werken.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Vraag nr. 4 van Georgios Papanikolaou (H-0460/10):

Betreft: Programma van het voorzitterschap – Vroegtijdig schoolverlaten

In het hoofdstuk “Onderwijs, opleiding, jongeren, sport, cultuur en audiovisueel beleid” van het programma van het Belgische voorzitterschap staat dat bijzondere aandacht zal worden besteed aan het probleem van schooluitval en aan de rol van onderwijs en vorming voor sociale inclusie.

Welke initiatieven heeft het voorzitterschap tot nu toe precies genomen om de bovengenoemde verbintenissen te verwezenlijken en welk tijdschema zal hiervoor tot het eind van het jaar worden gevolgd?

Beschikt de Raad over gegevens waaruit blijkt dat de huidige economische situatie het probleem van vroegtijdig schoolverlaten nog verergert in de lidstaten die door de crisis worden getroffen?

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, beste collega’s, het voorzitterschap besteedt, in aansluiting op de initiatieven inzake Europese samenwerking op het gebied van onderwijs die ontplooid zijn onder eerdere voorzitterschappen, bijzondere aandacht aan de kwestie van sleutelcompetenties en vroegtijdig schoolverlaten.

Daarmee geeft het gevolg aan de conclusies van de Europese Raad van maart 2010, waarin de noodzaak onderstreept werd om de schooluitval in Europa terug te dringen en waarin de collectieve doelstelling is vastgelegd om deze voor 2020 met 10 procent te verminderen.

In dat kader heeft het voorzitterschap verschillende initiatieven gelanceerd, te beginnen met het seminar op het niveau van ministers, dat in juli, aan het begin van het voorzitterschap, georganiseerd werd. In dit seminar, en bij de bijeenkomst van directeuren uit het leerplichtonderwijs, die de dag ervoor had plaatsgevonden, werd ingegaan op de problemen die leerlingen ondervinden bij het verwerven van basisvaardigheden zoals de eigen taal, exacte vakken en wiskunde, en op de ervaring van de lidstaten en de te ontwikkelen beleidsrichtsnoeren op het gebied van preventie van vroegtijdige schooluitval.

Op grond van deze bijeenkomsten heeft het voorzitterschap conclusies uitgewerkt over het belang van het vergroten van sleutelcompetenties in het kader van Europese samenwerking op het gebied van onderwijs. Momenteel lopen de discussies over die conclusies nog binnen de Raad, en het voorzitterschap is voornemens deze in november op de agenda van de Raad te zetten.

Meer in algemene zin is de Raad in afwachting van een ontwerpaanbeveling die de Commissie binnenkort zal indienen, inzake het probleem van schooluitval op Europees niveau. Tegelijkertijd zullen op nationaal niveau de inspanningen worden voortgezet of opgevoerd om het schooluitvalpercentage tot 2020 geleidelijk terug te brengen, overeenkomstig de doelstelling van de Europese Raad.

Tot slot wil ik nog erop wijzen dat het Belgische voorzitterschap in het kader van het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting op 28 september ook de conferentie met de titel “Breaking the cycle of disadvantage – Social inclusion in and through education” heeft georganiseerd. De uitkomsten van deze conferentie zullen onderwerp van debat zijn tijdens de Raad Onderwijs op 19 november.

 
  
MPphoto
 

  Georgios Papanikolaou (PPE).(EL) Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik zou hier de volgende vragen aan willen toevoegen: wat staat al die jongeren die vroegtijdig de school verlaten, te wachten: een leven in de marge van de samenleving, maatschappelijke uitsluiting, of een praktische baan, wat een wending ten goede zou betekenen omdat ze dan verzekerd zijn van een fatsoenlijke levensstandaard?

Beschikt de Raad over relevante gegevens, of heeft hij ten minste de Commissie gevraagd of is hij van plan haar te vragen om de sociale carrières van deze jongeren in kaart te brengen zodat wij weten hoe hun leven verder gaat en hoe wij betere resultaten kunnen boeken met ons beleid?

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Geachte afgevaardigden, dit is een uitstekend initiatief en bovendien blijkt uit de contacten tussen ministers en mensen uit het onderwijsveld dat er grote verschillen zijn tussen de EU-landen, die in sommige gevallen zeer gerichte programma’s hebben ter preventie van marginalisering van vroegtijdige schoolverlaters. Het is dan ook van groot belang dit goed in kaart te brengen. Dat zal enige tijd in beslag nemen, want het is niet eenvoudig de situatie in 27 lidstaten te beoordelen.

Ik denk dat we onder het Belgisch voorzitterschap een start maken met de werkzaamheden rond vroegtijdig schoolverlaten en dat de volgende voorzitterschappen, en met name het Hongaarse voorzitterschap, ongetwijfeld met een ontwerpaanbeveling kunnen komen, niet alleen om het percentage vroegtijdige schoolverlaters terug te dringen, maar ook om conclusies te trekken uit dit proces waarbij we in kaart brengen wat de situatie in de 27 lidstaten is als het gaat om de vraag wat er gebeurt met leerlingen die de school vroegtijdig verlaten, met name als ze gemarginaliseerd worden en niet, zoals u zei, in het beroepsonderwijs terechtkomen.

 
  
MPphoto
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D). (LT) Minister, hartelijk dank voor de inspanningen die uw land zich als voorzitter op het gebied van de armoedebestrijding heeft getroost. Bent u het niet met mij eens dat armoede ook een van de redenen is waarom niet alle jonge mensen het secondair onderwijs afmaken en gedwongen zijn de school te verlaten? Vandaag geeft ons Europees Parlement zijn goedkeuring aan een zeer belangrijk besluit over versterking van het minimuminkomen in de hele Europese Unie. Kan dit volgens u als voorzitterschap ook een van de maatregelen zijn om jongen mensen aan te moedigen het secundair onderwijs af te maken en niet vroegtijdig van school te gaan?

 
  
MPphoto
 

  Silvia-Adriana Ţicău (S&D).(RO) Helaas bedraagt het aantal voortijdig schoolverlaters in Europa 19 procent, terwijl dat in landen als Portugal 40 procent is. De economische crisis, de daling van de begroting en de bevolkingsafname hebben in sommige landen geleid tot het sluiten van veel scholen, vooral op het platteland. Wanneer we het over onderwijs hebben, hebben we het over de toekomst van Europa. Ik wil u, minister, daarom vragen om in het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting verplichte doelen te stellen op het niveau van de Raad, misschien zelfs van de Europese Raad, voor de vermindering van de schooluitval.

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Ik ben het eens met beide laatste sprekers wat betreft het verband tussen schooluitval en armoede en sociale uitsluiting. Het lijkt me duidelijk dat sommige van onze kinderen, vanwege hun gezinssituatie en de financiële situatie van hun ouders, zich wat school betreft in een achterstandssituatie bevinden en dat dit probleem door de economische crisis nog veel groter geworden is.

Dit gezegd hebbende, wil ik opmerken dat zowel de Raad als de Commissie zich dit zeer ter harte hebben genomen, aangezien we samen, zoals u weet, de Europa 2020-strategie hebben aangenomen, waarin economische ontwikkeling, onderzoek voor ontwikkeling, de kwaliteit van ons onderwijs en de bestrijding van armoede samenkomen. Al deze elementen vormen samen een geheel op basis waarvan we naar mijn mening tot een samenhangende respons kunnen komen.

Ik wil nog even terugkomen op het onderwerp van sleutelcompetenties, omdat dat een belangrijk onderwerp is. De conclusies die het Belgische voorzitterschap ter goedkeuring zal voorleggen aan de Raad van november zijn gericht op bepaalde doelstellingen. Ik noem deze in het kort: de implementatie van nationale strategieën om de prestaties van leerlingen op het gebied van lezen, wiskunde en exacte vakken te verbeteren.

Daarnaast ook een analyse van de effectiviteit van de huidige nationale strategieën, zodat we over informatie beschikken op grond waarvan, zoals we al eerder zeiden, besluiten genomen kunnen worden. Maar ook het opzetten van proefprojecten tussen lidstaten die dit willen, gericht op het verbeteren van de basisvaardigheden van jonge Europeanen. En ook – waarom niet? – een effectiever gebruik van de relevante instrumenten die we al hebben, zoals de instrumenten die deel uitmaken van de open coördinatiemethode, het programma Een Leven Lang Leren of het zevende kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie.

Dat zijn enkele doelstellingen die we onder het Belgische voorzitterschap zullen nastreven en die zeker ook door de volgende voorzitterschappen, en met name het Hongaarse voorzitterschap, zullen worden voortgezet.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Vraag nr. 5 van Jim Higgins (H-0465/10):

Betreft: EU-doelstelling inzake de totale uitbanning van landmijnen

Welke stappen wil de Raad ondernemen tegen de rampzalige gevolgen van het gebruik van landmijnen? APM’s worden door bepaalde landen nog steeds gebruikt, en in bepaalde landen vermoedelijk ook nog steeds geproduceerd. Ca. 65 landen zijn in zekere mate door mijnen en blindgangers (UXO) getroffen. Ramingen van het aantal nieuwe slachtoffers van landmijnen variëren van 15 000 tot 20 000 per jaar, waaronder veel burgers, ook kinderen.

De EU heeft zich zeer duidelijk uitgesproken voor de uitbanning van landmijnen, van het gebruik en de opslag ervan, maar tot dusver is er nog geen ambitieus actieplan met doeltermijnen vastgesteld, laat staan uitgevoerd.

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) De Europese Unie zet zich al jaren in voor de totale uitbanning van antipersoonsmijnen en draagt daarmee bij aan het oplossen van de enorme humanitaire en ontwikkelingsproblemen die hierdoor veroorzaakt worden. Reeds in mei 1995 heeft de Europese Unie, met Besluit 95/170/GBVB van de Raad, haar eerste gemeenschappelijk optreden in het leven geroepen, dat tot doel had bij te dragen tot de strijd tegen het gebruiken en het in de wereld verspreiden van antipersoonsmijnen.

De Europese Unie was daarmee de eerste partij binnen de internationale gemeenschap die hiertegen in actie kwam, in november 1997, naar aanleiding van de totstandkoming van het Verdrag van Ottawa inzake het verbod van het gebruik, de aanleg van voorraden, de productie en de overdracht van antipersoonsmijnen en inzake de vernietiging van deze wapens. Op 18 september heeft de Raad tot een nieuw gemeenschappelijk optreden besloten, dat bedoeld is om de politieke inspanningen van de Unie voor de totale uitbanning van antipersoonsmijnen voort te zetten en, concreet, tot een gemeenschappelijk verbod te komen op de export en productie van antipersoonsmijnen, en binnen de Unie een multidimensionele bijdrage mogelijk te maken aan de inspanningen op het gebied van het ruimen van mijnen en andere hieraan gelieerde activiteiten.

Sinds die tijd heeft de Europese Unie zich voortdurend ingezet om haar toezeggingen op dit gebied na te leven, sinds 2003 op basis van op de Europese veiligheidsstrategie. In juni 2008 is tot een volgend gemeenschappelijk optreden besloten, ter ondersteuning van de universele aanneming van het Verdrag van Ottawa. Dit gemeenschappelijk optreden is ook bedoeld om specifiek de staten die partij zijn bij het verdrag te ondersteunen bij het uitvoeren van de bepalingen van het verdrag, met name waar het gaat om het ruimen van mijnen, bijstand aan slachtoffers en vernietiging van voorraden van antipersoonsmijnen.

Hoewel het aantal staten die partij zijn bij het verdrag aanzienlijk toegenomen is, en het aantal slachtoffers van antipersoonsmijnen aan het afnemen is, is er nog steeds veel werk nodig wat betreft hulp aan slachtoffers en praktische verbetering van hun leven.

De Europese Unie heeft deelgenomen aan de uitwerking van het actieplan 2010-2014 – waar zij volledig achter staat – dat in Cartagena in Colombia is aangenomen tijdens de tweede herzieningsconferentie van het verdrag, die plaatsvond van 29 november tot 4 december 2009.

Momenteel wordt er gewerkt aan een nieuw besluit van de Raad, ter specifieke ondersteuning van het actieplan en van het onderdeel hulp aan slachtoffers. Naast het meer politieke optreden van de Raad is uit de hulpprogramma’s van de Commissie in het kader van ontwikkelingshulp en nabuurschapsbeleid – samen met de nationale programma’s van de lidstaten – een totale bijdrage van 1,8 miljard euro geleverd voor ruiming van mijnen en voor hulp aan slachtoffers, wat neerkomt op de helft van de totale wereldwijde bijdrage.

 
  
MPphoto
 

  Jim Higgins (PPE). (EN) Ik wil de voorzitter bedanken voor zijn zeer uitgebreide antwoord. Hij noemde het Verdrag van Ottawa, oftewel het Verdrag inzake het verbod van het gebruik, de aanleg van voorraden, de productie en de overdracht van antipersoonsmijnen en inzake de vernietiging van deze wapens. We hebben ook het internationaal Verdrag tegen clustermunitie, dat in 2008 is ondertekend in Dublin, en nu hebben we een actieplan. De werkelijkheid is echter dat de Europese Unie 1,8 miljard euro heeft toegewezen voor projecten met betrekking tot de bewustmaking van landmijnen voor de periode tot 2007, waarvan slechts 1,5 miljard euro daadwerkelijk is uitgegeven. De werkelijkheid is dat er nog steeds landmijnen worden gebruikt. Het is een wrede praktijk; elke maand komen tweeduizend mensen om of raken verminkt. We moeten dit probleem echt grondig en op internationaal niveau aanpakken.

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) U heeft gelijk, we hebben 1,5 miljard uitgegeven, en maandelijks worden nog tweeduizend mensen het slachtoffer. De Europese Unie kan niet in haar eentje alles doen wat er op dit gebied moet gebeuren; ze doet nu al de helft.

Ik denk dat ik duidelijk heb gemaakt hoezeer wij betrokken zijn bij de menselijke kant van deze kwestie. We kunnen helaas niet veel méér doen op het gebied van besluitvorming. Waarschijnlijk zijn er alleen nog duidelijke resultaten te behalen op het gebied van ontwapening, en we zijn zeer betrokken bij het aspect van het verbod op antipersoonsmijnen.

 
  
MPphoto
 

  Paul Rübig (PPE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Chastel, landmijnen zullen waarschijnlijk ook in de verre toekomst nog een probleem vormen. Denkt u dat het mogelijk is om speciale onderzoeksprogramma’s voor de opsporing van landmijnen te initiëren? Dit is niet slechts een Europees probleem, maar mondiaal probleem. Kunt u zich voorstellen dat er ook passende instellingen worden gevonden die zich met onderzoeksprogramma’s op dit gebied bezighouden?

 
  
MPphoto
 

  Seán Kelly (PPE). (EN) Op de eerste plaats dank aan mijn collega de heer Higgins voor het ter sprake brengen van deze zeer belangrijke kwestie, en dank ook aan de Raad voor zijn uitgebreide antwoord.

Eerlijk gezegd, denk ik dat de Europese Unie proactief is geweest in zijn aanpak van deze onfortuinlijke situatie. Ik zou de Raad willen vragen: is de Raad gelukkig met de wijze waarop de Verenigde Naties omgaan met deze kwestie, en kunnen de Verenigde Naties een betere bijdrage leveren, vergelijkbaar met wat wij doen?

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Beide vragen sluiten goed op elkaar aan en ik zal de eerste vraag beantwoorden en daarbij ook ingaan op de tweede. Inderdaad is ieder onderzoeksprogramma welkom dat bijdraagt aan het opsporen van antipersoonsmijnen.

Daartoe moet nauw worden samengewerkt met de Verenigde Naties en het is vooral belangrijk dat we binnen de VN-instellingen tot een akkoord kunnen komen met iedereen die onderdeel uitmaakt van die instellingen. Voor dat proces is een lange adem nodig, omdat andere mensen overtuigd moeten worden, die het niet per se eens zijn met de financiële middelen die voor een dergelijk onderzoeksprogramma nodig zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Vraag nr. 6 van Vilija Blinkevičiūtė (H-0468/10):

Betreft: Oprichting van een waarnemingscentrum inzake geweld tegen vrouwen

In zijn conclusies betreffende het tegengaan van geweld tegen vrouwen van 8 maart 2010 pleit de Raad voor oprichting van een Europees waarnemingscentrum inzake geweld tegen vrouwen, dat gegrondvest zou moeten zijn op de bestaande institutionele structuur en betrouwbare statistische gegevens zou moeten verzamelen die als basis voor toekomstige beleidsmaatregelen kunnen dienen. In een ontwikkelde samenleving is geen plaats meer voor geweld tegen vrouwen. Er zijn betere statistieken nodig, alsmede betere coördinatie van maatregelen, uitwisseling van goede praktijken en voorlichtingscampagnes over geweld tegen vrouwen.

Wanneer denkt de Raad een besluit te nemen over de oprichting van dit waarnemingscentrum? Wat zouden de doelstellingen en taken van een dergelijk centrum zijn, en wanneer zou het van start kunnen gaan?

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel , fungerend voorzitter van de Raad. – (FR) Geachte afgevaardigden, de bestrijding van geweld tegen vrouwen is een streven dat het Europees Parlement en de Raad met elkaar gemeen hebben. Zoals u weet, zetten onze beide instellingen zich hiervoor al jarenlang en in vele verschillende contexten in.

Ik wijs op de resolutie die u vorig jaar heeft aangenomen, toen wij de tiende verjaardag van de resolutie van de Verenigde Naties vierden, waarbij 25 november werd uitgeroepen tot Internationale Dag voor de uitbanning van geweld tegen vrouwen. In deze resolutie hebt u de Commissie gevraagd een gericht en coherenter EU-beleidsplan voor te leggen, en de lidstaten dringend verzocht een coherent systeem voor het verzamelen van statistische gegevens tot stand te brengen.

Zoals het geachte Parlementslid stelt, heeft de Raad er in maart jongstleden bij de Commissie op aangedrongen een Europese strategie op te stellen om geweld tegen vrouwen te voorkomen en te bestrijden. Een van de door de Raad in dit verband vastgestelde prioriteiten is om te komen tot een Europees waarnemingscentrum inzake geweld tegen vrouwen, gebaseerd op bestaande structuren.

De Commissie werkt op dit moment aan een nieuwe strategie inzake geweld tegen vrouwen, die tevens zal ingaan op de oprichting van dit waarnemingscentrum, maar waarvan we, zoals u zult begrijpen, de inhoud nog niet kennen. Wij hopen deze strategie ergens volgend jaar te ontvangen. Het is dan ook zeer waarschijnlijk dat daarna een apart voorstel vereist zal zijn om dit waarnemingscentrum op te richten.

Uiteraard kan de Raad, zoals u weet, slechts optreden als wetgever op basis van een voorstel van de Commissie,. Een dergelijk voorstel zal grondig worden beoordeeld door de Raad, in zijn hoedanigheid van medewetgever met het Europees Parlement.

Het is in dit stadium enigszins voorbarig om te speculeren over wat de doelstellingen van een toekomstig waarnemingscentrum inzake geweld tegen vrouwen zullen zijn, en met name over de datum waarop het operationeel zal worden.

 
  
MPphoto
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D). (LT) Minister, hartelijk dank voor uw antwoord. Er is dus nog hoop dat er op een gegeven moment een centrum komt dat betrouwbare gegevens verzamelt over geweld tegen vrouwen en dat blijvend is. Maar ik wil graag weten of de lidstaten naar uw mening beschikken over voldoende gegevens om van de bestrijding van geweld tegen vrouwen echt een prioriteit te maken. Voor zover ik begrijp, hebben we nog geen betrouwbare gegevens en is dat een van de redenen waarom er nog steeds van zoveel soorten geweld sprake is in de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel , fungerend voorzitter van de Raad. – (FR) Wat u zegt is niet verkeerd. Het is nauwelijks denkbaar dat, om dit waarnemingscentrum tot stand te brengen en de daarmee samenhangende problemen in kaart te brengen, we alleen maar hoeven te kijken wat de verschillende lidstaten zelf al hebben bedacht als het gaat om tellingen, soorten geweld, aandeel van de diverse soorten geweld. Dat is een begin.

Wat we van de Commissie verwachten, is een plan, een koers, een methodologie, zodat we in heel Europa, in alle 27 lidstaten, alle soorten geweld evenals hun prevalentie op een betrouwbare en geharmoniseerde wijze in kaart kunnen brengen en zodat we, indien mogelijk samen, een strategie kunnen uitwerken die haar vruchten zal afwerpen.

 
  
MPphoto
 

  Paul Rübig (PPE).(DE) Mijnheer Chastel, we hebben agentschappen die zich reeds met deze kwesties bezighouden. Ik herinner u aan het Bureau voor de grondrechten in Wenen. Zou het niet mogelijk zijn om dit agentschap te vragen zich ook op dit thema te concentreren en het te analyseren, zodat we niet een nieuwe instelling hoeven te creëren maar dit bestaande agentschap in Wenen deze taak kan verrichten. Daar beschikken we over zeer goed gekwalificeerde medewerkers. Het zou goed zijn als dat zo georganiseerd zou kunnen worden.

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel , fungerend voorzitter van de Raad. – (FR) (buiten het bereik van de microfoon) die vraag eenvoudig beantwoorden. Ik gebruik veel liever een bestaand agentschap dan een nieuw agentschap op te richten. Ik vind dat er te veel agentschappen zijn en dat het dan ook niet nodig is nieuwe op te richten. Ik hoop in ieder geval dat bestaande structuren, zoals het agentschap in Wenen, betrokken zullen worden bij het opstellen van het beleidsplan dat de Commissie aan ons zal voorleggen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Vraag nr. 7 van José Manuel Fernandes (H-0470/10):

Betreft: Bioafval

Op 6 juli jl. heeft het Europees Parlement met grote meerderheid resolutie P7_TA(2010)0264 over het Groenboek van de Commissie over het beheer van bioafval in de Europese Unie, waarin het de Commissie verzoekt voor het eind van 2010 een voorstel voor een specifieke richtlijn op te stellen.

In de loop van de gedachtewisseling van 14 juli jl. in de Commissie milieubeheer met minister Joke Schauvliege heeft deze, namens het Belgisch Raadsvoorzitterschap, haar voldoening uitgesproken over de door het Parlement aangenomen resolutie en zich bereid verklaard vooruitgang in deze kwestie te boeken.

Kan de Raad halverwege het mandaat van het Belgisch Voorzitterschap meedelen, welke maatregelen hij voor afloop van zijn mandaat denkt te nemen om gevolg te geven aan de door het Europees Parlement geformuleerde eisen?

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel , fungerend voorzitter van de Raad. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, in navolging van het Europees Parlement heeft de Raad op 25 juni 2009 conclusies inzake het groenboek over het beheer van bioafval in de Europese Unie vastgesteld.

In zijn conclusies spoort de Raad de Commissie aan de effectbeoordeling voort te zetten met het oog op de opstelling, voor zover nodig, van een EU-wetgevingsvoorstel betreffende bioafbreekbaar afval in 2010. U zult zeggen, we zijn al in 2010. De Raad heeft de Commissie met name verzocht zich te buigen over preventieve maatregelen, maatregelen voor het invoeren van gescheiden inzameling van bioafbreekbaar afval, een kwaliteitsborgingsysteem dat berust op het beginsel van integraal ketenbeheer en traceerbaarheid tijdens het hele proces, evenals het opstellen van voorschriften inzake etikettering en kwaliteitscriteria voor compost en digestaat.

Verder heeft de Raad op 11 juni 2010 kennis genomen van de mededeling van de Commissie betreffende toekomstige stappen op het gebied van bioafvalbeheer in de Europese Unie. In deze mededeling heeft de Commissie aangegeven dat ze de werkzaamheden over de invoering van technische regels ter ondersteuning van het beheer van bioafval wilde voortzetten en hiertoe Richtlijn 86/278/EEG betreffende zuiveringsslib wilde wijzigen.

De Raad zal zich uiteraard buigen over een nieuw voorstel van die strekking en het Belgische voorzitterschap heeft op 21 september een conferentie over bioafval georganiseerd om onder meer van gedachten te wisselen over de kern van de mededeling van de Commissie. De uitkomst van deze conferentie is op 14 oktober medegedeeld aan de Raad, dus dat is heel recent.

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Fernandes (PPE).(PT) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Chastel, het Europees Parlement heeft op 6 juli van dit jaar met ruime meerderheid een specifieke richtlijn voor bioafval aangenomen. Wij zijn van mening dat, in het belang van duidelijkheid, eenvoud en juridische zekerheid, in plaats van deze situatie waarin wetgeving verdeeld is over diverse wetsteksten een specifieke richtlijn beter zou zijn.

Op die manier handelen we ook in overeenstemming met de Europa 2020-strategie, met slimme, duurzame en inclusieve groei. En op deze manier brengen we ook meer ‘groene arbeidsplaatsen’ tot stand. Op deze manier dragen we bovendien bij aan de bestrijding van de klimaatverandering. Door compost van hoge kwaliteit te gebruiken beschermen we ook onze bodem en dragen we ook bij aan de biodiversiteit. Daarom vraag ik de Raad of hij het daarmee eens is, of de Raad ook voorstander is van een specifieke richtlijn, en wat hij zal doen om dit doel te verwezenlijken.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Ik ben vanavond vrij soepel geweest, omdat we redelijk wat tijd hadden, maar het hoort eigenlijk 30 seconden te zijn.

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel , fungerend voorzitter van de Raad. – (FR) Ik zal het zo kort mogelijk proberen te houden, mevrouw de Voorzitter, om niet tot de orde geroepen te worden aan het einde van mijn toespraak. Dit is echter een interessante vraag. Zoals u weet, is het aan de Commissie om al dan niet een dergelijke richtlijn voor te stellen. De Raad is zich ervan bewust dat de Commissie in haar mededeling betreffende toekomstige stappen op het gebied van bioafvalbeheer in de Europese Unie geen tekortkomingen in de huidige wetgeving heeft geconstateerd die specifieke wetgeving zouden vereisen, maar wel een wijzigingsvoorstel bij de richtlijn inzake het gebruik van zuiveringsslib heeft aan aangekondigd.

Hier zult u geen genoegen mee nemen, maar bedenk ook dat toen de conclusies van de Raad werden opgesteld in 2009, de lidstaten verdeeld leken over de vraag of er al dan niet een specifieke richtlijn over bioafval moest komen. Ik zal dan ook niet antwoorden met een ‘ja’ of een ‘nee’, omdat de lidstaten verdeeld zijn. Het spreekt voor zich dat de Raad zich aandachtig zal buigen over de voorstellen van de Commissie met betrekking tot deze zuiveringsslibrichtlijn, en met name de bepalingen inzake bioafval, dat in dit voorstel uiteraard aan bod zal komen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Dank u, mijnheer de minister. Mijn opmerkingen waren niet tot u gericht.

 
  
  

Vraag nr. 8 van Mairead McGuinness (H-0471/10):

Betreft: Kans op een “double-dip”-recessie: houdbaarheid van de 3 procent-doelstelling

De gewaardeerde Nobelprijswinnaar voor economie Joseph Stiglitz heeft opgemerkt dat er een risico bestaat dat de Europese economie opnieuw in een recessie zal terechtkomen door de bezuinigingen die werden opgelegd door de EU-regeringen in een poging de in het stabiliteits- en groeipact vastgelegde tekortlimiet van 3 procent te eerbiedigen. Hoe reageert de Raad hierop?

Is deze 3 procent-doelstelling realistisch, gelet op het feit dat de overheidsfinanciën van enkele lidstaten momenteel zwaar onder druk staan?

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel , fungerend voorzitter van de Raad. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, het hoofddoel van het stabiliteits- en groeipact blijft om de stabiliteit van de prijzen binnen de Europese Unie te behouden. Op grond van het verdrag moeten de lidstaten een nationaal beleid voeren dat coherent is het met stabiliteits- en groeipact en de globale richtsnoeren voor het economisch beleid.

De Raad van 7 september is het eens geworden over de invoering van het Europese semester met ingang van 2011. De voornaamste doelstelling van deze exercitie is om het tijdschema voor het presenteren van de stabiliteits- en groeiprogramma’s en de nationale hervormingsprogramma’s op elkaar af te stemmen teneinde op alle niveaus te komen tot samenhangend structureel toezicht op de begrotingsdiscipline, de macro-economische stabiliteit en groei, waarbij de formele scheiding tussen de afzonderlijke procedures echter gehandhaafd blijft.

Dit proces zal zorgen voor een betere coördinatie van economisch beleid binnen de Europese Unie en ten goede komen aan de begrotingsdiscipline, de macro-economische stabiliteit en de groei. Om dezelfde reden heeft de Europese Unie, overeenkomstig de in het verdrag vastgelegde bevoegdheden, maatregelen genomen om het herstel te bevorderen en tegelijkertijd deze begrotingsdiscipline te waarborgen. Europa 2020, de nieuwe strategie van de Europese Unie voor werkgelegenheid en een duurzame, intelligente en inclusieve groei, door de Europese Raad op 17 juni goedgekeurd, komt tegemoet aan deze uitdaging. Het zwaartepunt van het beleid verschuift van crisisbeheersing naar het doorvoeren van hervormingen op middellange en lange termijn, die groei en werkgelegenheid specifiek bevorderen, en die tevens de levensvatbaarheid van de openbare financiën waarborgen.

Tot de voornaamste doelstellingen van de Europa 2020-strategie behoren, zoals u weet, meer werkgelegenheid, betere voorwaarden voor onderzoek en ontwikkeling, verhoging van de onderwijsniveaus – dit kwam in een eerdere vraag aan de orde – en de bevordering van sociale insluiting, waaronder armoedebestrijding. Ik zie dan ook geen onverenigbaarheid tussen een stabiliteitspact en maatregelen om groei en werkgelegenheid te herstellen.

 
  
MPphoto
 

  Mairead McGuinness (PPE). − (EN) Dank u wel voor uw antwoord. Ik had meer details verwacht, maar dank u wel. De partij waarvan ik lid ben, Fine Gael, steunt de 3 procent-doelstelling, zoals alle grote partijen in Ierland. Ik denk dat het van wezenlijk belang is een doelstelling te hebben en een datum waarop die moet zijn verwezenlijkt, niet alleen in ons eigen belang, maar ook in dat van de Europese Unie.

Ik wil de aandacht van de afgevaardigden vestigen op een uitstekende toespraak die een voormalige premier van Ierland, John Bruton, een vriend van dit Parlement, vanochtend heeft gehouden. Hij spreekt in heel eerlijke bewoordingen over de uitdagingen, maar ook over het feit dat we in staat zijn om te doen wat in deze zware doelstellingen voor ons is vastgelegd, en dat Ierland als land veel kwaliteiten heeft waarmee we de doelstellingen zullen kunnen halen zonder te lijden. Er zal pijn zijn, maar we zullen die pijn kunnen hanteren. Ik zou graag uw commentaar hierop horen en ook uw aandacht vestigen op die toespraak.

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel , fungerend voorzitter van de Raad. – (FR) U noemt het Ierse probleem. Dat begrijp ik, en we zijn uiteraard allemaal gevoelig voor het probleem van Ierland. Mijn antwoord op uw eerste vraag is vanzelfsprekend zeer breed geformuleerd voor zevenentwintig lidstaten, want we moeten met ons beleid streven naar onderlinge afstemming, naar monetaire en begrotingsstabiliteit en naar herstel. Verder zullen sommige landen inderdaad meer moeilijkheden ondervinden dan andere, al naar gelang hun schuldenlast, al naar gelang hun jaarlijkse schuld in de afgelopen twee of drie jaar en sinds het begin van de recessie.

Dus ja, Ierland maakt een moeilijke periode door. Ik kan u verzekeren dat Europa begrip heeft voor het feit dat Ierland een moeilijke periode doormaakt, maar ik denk dat meerdere landen zich in deze situatie bevinden, en diverse landen zullen in dezelfde situatie terechtkomen, en bezuinigingen en solidariteit sluiten elkaar niet uit.

Ik denk dan ook dat de maatregelen inzake economisch bestuur die de Commissie deze week op tafel heeft gelegd, steevast ingegeven zullen zijn door het streven om elk land aan boord te houden – u weet waartoe Europa in staat is geweest op het gebied van solidariteit in het geval van Griekenland. Laten we de situatie van twee landen niet vergelijken, maar ik kan u verzekeren dat Europa alle zevenentwintig lidstaten hoe dan ook aan boord zal houden.

 
  
MPphoto
 

  Brian Crowley (ALDE). (EN) Ik wil de fungerend voorzitter van de Raad bedanken voor zijn antwoord. Even twee heel korte punten. Wanneer we discussies voeren over de kwestie van de tekortlimiet van 3 procent, lijken allereerst in verschillende landen verschillende boekhoudnormen te worden gebruikt volgens bepaalde criteria.

Ten tweede, met betrekking tot de handhaving, welke mate van flexibiliteit is er, wegens de huidige crisis die alle lidstaten treft, binnen dat cijfer van 3 procent voor hefboomwerking of foutenmarges?

 
  
MPphoto
 

  Georgios Papanikolaou (PPE).(EL) Mijnheer de minister, in de conclusies van de Raad en de strategie voor het jaar 2020 zijn, zeker, boodschappen te vinden die optimistisch proberen te zijn. Echter, ook met de begroting die wij vandaag hebben aangenomen, voldoen wij volgens mij niet aan wat nodig is om de doelen van 2020 op bijvoorbeeld het gebied van onderzoek en innovatie te realiseren, en het is niet mogelijk om met deze cijfers de doelen te halen die wij wensen.

Wij zien echter ook dat de Raad zwijgt over de grote onevenwichtigheden tussen het noorden en het zuiden van de Europese Unie. Ik herinner aan een recente verklaring van een gezaghebbend functionaris en hoogwaardigheidsbekleder van de Europese Unie, de voorzitter van de Eurogroep, volgens wie grote landen van de EU, zoals Frankrijk en Duitsland, op de hoogte waren van het probleem van Griekenland – ik zeg dit omdat u Griekenland noemt – en ondanks dat niets deden in de afgelopen tijd, omdat ze veel profijt trokken van deze situatie.

Kunnen wij een initiatief verwachten in de aanpak van de onevenwichtigheden tussen het noorden en het zuiden van de Europese Unie?

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel , fungerend voorzitter van de Raad. – (FR) Twee vragen, twee antwoorden. Wat de eerste vraag betreft: natuurlijk zijn er, tot op heden en ook nu nog, een aantal verschillen geweest tussen de boekhoudnormen. Deze boekhoudnormen worden momenteel uiteraard geharmoniseerd, want als we in de toekomst de economieën van alle 27 lidstaten gelijk willen behandelen, dan moeten we beschikken over dezelfde berekeningsmethoden, dus deze harmonisatie is in volle gang.

Wat de soepelheid ten aanzien van de drempel van 3 procent betreft: zoals u weet, zijn we echt flexibel; we zijn flexibel sinds 2009, we zijn flexibel geweest in 2010 en we zullen flexibel zijn in 2011 en 2012, zodat de diverse lidstaten kunnen hun begrotingen weer op orde kunnen krijgen, want als we deze 3 procent-drempel strikt wilden toepassen, met geen enkele foutmarge, dan zouden we vrijwel allemaal, dit jaar bijvoorbeeld, de begrotingsregels hebben geschonden, en dat is niet het geval.

Ik denk dat de Europese instellingen goed hebben begrepen dat met het oog op de crisis en de situatie waarin de lidstaten verkeren, de terugkeer naar stabiele en evenwichtige begrotingen vóór 2013 tijd vergt.

Dan wat de onevenwichtigheden tussen noord en zuid betreft. Of het nu gaat om onevenwichtigheden tussen noord en zuid of tussen lidstaten die de door de Europese Unie verstrekte steun hebben aangewend om hun economie, productiemiddelen en arbeidsmarkt te ontwikkelen, terwijl andere lidstaten dit in mindere mate hebben gedaan, ik denk dat de Europese Unie er is om deze samenhang, deze cohesie te behouden. De in de Europese begroting beschikbare cohesiemiddelen – het grootste onderdeel in de Europese begroting – moeten worden aangewend om deze onevenwichtigheden te beperken. U noemt de onevenwichtigheden tussen noord en zuid, maar ik weet niet zeker of dat de enige onbalans is binnen de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Vraag nr. 9 van Silvia-Adriana Ţicău (H-0473/10):

Betreft: Maatregelen van de Raad ten behoeve van het vrij verkeer van werknemers tussen de lidstaten

Blijkens het nieuwe economisch plan van de EU voor de komende tien jaar is arbeidsmobiliteit een van de essentiële voorwaarden om de werkloosheid te kunnen terugdringen. Het werkloosheidscijfer is ten tijde van de crisis onrustbarend gestegen, van 6,8 procent in mei 2008 tot 10 procent in juli 2010. Uit een op 13 juli 2010 gepubliceerde peiling van de Commissie blijkt dat 48 procent van de Europeanen bereid is in geval van werkloosheid buiten het eigen land of regio werk te zoeken. Sterker nog, 17 procent heeft plannen om in het buitenland te gaan werken. Het verdient vermelding dat de lidstaten voorrang dienen te geven aan werknemers uit EU-landen boven werknemers van buiten de EU.

Kan de Raad mededelen welke concrete maatregelen hij overweegt om de belemmeringen voor het vrij verkeer van werknemers uit de na 1 mei 2004 toegetreden lidstaten met spoed weg te nemen?

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel , fungerend voorzitter van de Raad. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, de Raad zou erop willen wijzen dat het vrije verkeer van personen een van de fundamentele vrijheden is die wordt gegarandeerd door het Verdrag en afgeleid recht, en dat dit het recht omvat voor burgers van de Europese Unie om in een andere lidstaat te wonen en te werken.

Wat de tijdelijke beperkingen betreft waarin de toetredingsverdragen voorzien, het is aan elke lidstaat die nog altijd beperkingen toepast om de gevolgen voor zijn arbeidsmarkt te beoordelen en vóór het einde van de overgangsperiode te besluiten de resterende beperkingen te handhaven of ze te versoepelen: april 2011 voor de landen die in 2004 zijn toegetreden en december 2013 voor de landen die in 2007 zijn toegetreden. De Raad heeft de lidstaten die uit hoofde van de in de toetredingsverdragen genoemde overgangsbepalingen nog altijd beperkingen toepassen verzocht deze gedurende de derde fase van de overgangsperiode op te heffen als niet kan worden vastgesteld dat hun arbeidsmarkt ernstig wordt ontregeld of dreigt te worden ontregeld.

Sinds mei 2009, toen Denemarken vrije toegang tot zijn arbeidsmarkt verschafte, zijn de door de lidstaten toegepaste overgangsbepalingen niet meer gewijzigd, en terwijl de meeste lidstaten daadwerkelijk vrije toegang verschaffen aan werknemers afkomstig uit lidstaten die vóór 1 mei 2004 zijn toegetreden, passen tien lidstaten nog altijd beperkingen toe.

De Raad heeft benadrukt dat de economische en financiële crisis niet mag worden aangevoerd als een al dan niet op zichzelf staande reden om de betreffende bepalingen te handhaven, en heeft de lidstaten verzocht passende strategieën en instrumenten uit te werken aan de hand waarvan ze belemmeringen voor de geografische en beroepsmobiliteit van werknemers in kaart kunnen brengen en kunnen analyseren, en kunnen bijdragen tot de opheffing van bestaande belemmeringen, overeenkomstig het Verdrag.

 
  
MPphoto
 

  Silvia-Adriana Ţicău (S&D).(RO) Mijnheer de minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik zou de Europese Raad willen verzoeken de lidstaten te blijven vragen belemmeringen en tijdelijke bepalingen weg te nemen die het vrije verkeer van werknemers uit de nieuwe lidstaten, met name Roemenië en Bulgarije, beperken. Ik wil tevens benadrukken dat het bieden van gelijke kansen op de Europese arbeidsmarkt aan alle werknemers uit alle lidstaten betekent dat ook werknemers in de bestemmingslanden beschermd moeten worden. Daarom, minister, doe ik een beroep op u om de lidstaten te verzoeken de bestaande belemmeringen op te heffen.

 
  
MPphoto
 

  Georgios Papanikolaou (PPE). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, ik dank u dat u mij nogmaals het woord geeft. Mijnheer de minister, aan de ene kant zijn er mobiliteitsproblemen en aan de andere kant zijn er de Europese initiatieven om de mobiliteit van werknemers te verhogen, wat in deze moeilijke tijd voor veel Europese burgers, met name jongeren, ongetwijfeld een optie zal zijn.

We hebben in 2007 het Europese actieplan voor arbeidsmobiliteit aangenomen, dat in 2010 afloopt. Kunnen wij een evaluatie van dit plan en een nieuw voorstel van de Raad verwachten? Op het gebied van arbeidsmobiliteit is er eveneens het programma Leonardo da Vinci. Kunnen wij verdere ondersteuning van dit programma verwachten, en nieuwe soortgelijke initiatieven?

 
  
MPphoto
 

  Nicole Sinclaire (NI). − (EN) Een korte vraag: welke maatregelen neemt de Raad met betrekking tot het verkeer van werknemers, of eigenlijk vluchtelingen, die de Europese Unie binnenkomen, papieren krijgen en vervolgens naar andere landen binnen de Europese Unie trekken, en ook met betrekking tot de waarborgen volgens het Verdrag van 1951 die erop neerkomen dat zij asiel moeten aanvragen in het eerste veilige land dat zij bereiken?

Ik vraag me af welke stappen de Raad op dit punt heeft genomen.

 
  
MPphoto
 

  Olivier Chastel , fungerend voorzitter van de Raad. – (FR) Ik wil er allereerst op wijzen dat het vrije verkeer van werknemers een echte prioriteit is van de Raad. Ik denk dat alles in het werk wordt gesteld om lidstaten te informeren die een aantal beperkingen handhaven, om deze overgangsperiode waarin ze een aantal beperkingen handhaven grondig tegen het licht te houden, en om te kijken hoe ze deze beperkingen kunnen opheffen.

Ik wil hier overigens aan toevoegen, als antwoord op een van de vragen, dat dit vrije verkeer van werknemers weliswaar een prioriteit is van de Raad, maar in het bijzonder van het voorzitterschap. U zult in het zich over achttien maanden uitstrekkende werkprogramma van het trio-voorzitterschap van de Raad – Spanje, België en Hongarije – zien dat deze drie landen zullen bijdragen, en nu reeds bijdragen, aan de in gang gezette herziening van de interne markt, door de uitoefening van de vier vrijheden te stimuleren, aangezien het voor een terugkeer naar groei van essentieel belang is het potentieel van de interne markt ten volle te benutten.

Ons programma vermeldt uitdrukkelijk de mogelijkheid van herziening van de overgangsperioden, die het vrije verkeer van werknemers uit de nieuwe lidstaten beperken. Moeten we ervan uitgaan dat deze tijdelijke beperkingen onverenigbaar zijn met het vrije verkeer van werknemers? Het is niet aan mij hierover te oordelen, aangezien de tijdelijke beperkingen zijn vastgelegd in de toetredingsverdragen en dergelijke beperkingen zijn gebruikt voor alle toetredingen.

Los van het feit dat we ze kunnen stimuleren, is het inderdaad aan elke lidstaat die deze beperkingen oplegt om het effect op zijn eigen arbeidsmarkt te beoordelen en te besluiten deze beperkingen te handhaven of op te heffen vóór het einde van deze overgangsperioden. Ik zeg het nog maar eens: april 2011 voor de landen die zijn toegetreden in 2004, en december 2013 voor de landen die zijn toegetreden in 2007.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Vragen die bij gebrek aan tijd niet aan bod gekomen zijn, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage).

Het vragenuur is gesloten.

 

13. Samenstelling commissies: zie notulen
Video van de redevoeringen
 

(De vergadering wordt om 19.05 onderbroken en om 21.00 hervat)

 
  
  

VOORZITTER: RODI KRATSA-TSAGAROPOULOU
Ondervoorzitter

 

14. Hulp voor Pakistan en mogelijke implicaties voor de Europese bedrijfssector (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is de verklaring van de Commissie: Hulp voor Pakistan en mogelijke implicaties voor de Europese bedrijfssector.

 
  
MPphoto
 

  Karel De Gucht, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, geachte leden van het Europees Parlement, Europa maakt zich grote zorgen over de verwoestende gevolgen van de overstromingen in Pakistan, die in het hele land middelen van bestaan en gemeenschappen hebben verwoest.

De omvang van de ramp is ongekend in de geschiedenis van Pakistan. De kosten van de humanitaire noden en de schade aan zijn toch al kwetsbare economie zijn immens. De ernst van deze crisis vraagt om een onmiddellijke en aanzienlijke respons, waarbij ook rekening wordt gehouden met het strategisch belang van de ontwikkeling en veiligheid van Pakistan en de stabiliteit in de regio.

De Europese Raad heeft op 16 september verzocht om een breed pakket maatregelen voor de korte, middellange en lange termijn om Pakistan te helpen bij het herstel en zijn toekomstige ontwikkeling. De eerste respons van de EU op de overstromingen was snel en genereus. Onze gezamenlijke bijdrage aan de humanitaire hulpinspanningen staat op dit moment op meer dan 320 miljoen euro in geld en in natura van de lidstaten en de Europese Commissie. Dit alleen al vormt meer dan 60 procent van de wereldwijde initiële hulp waar de VN om hebben gevraagd.

De Europese Raad heeft erkend dat, behalve onmiddellijke en aanzienlijke humanitaire hulp en ontwikkelingshulp, ambitieuze handelsmaatregelen essentieel zijn voor economisch herstel en groei. Handel maakt daarom deel uit van de langetermijnrespons op de aanhoudende crisis. De Commissie heeft daartoe op 7 oktober een voorstel goedgekeurd voor de unilaterale opschorting van de invoerrechten voor een aantal belangrijke exportartikelen van Pakistan. Dit voorstel wordt nu voorgelegd aan de lidstaten en het Europees Parlement.

De Commissie stelt voor om 75 tarieflijnen voor invoer vanuit Pakistan te liberaliseren, die verantwoordelijk zijn voor 27 procent van de huidige invoer vanuit Pakistan in de EU en bijna 900 miljoen euro bedragen. Dit zou een stijging van de invoer vanuit Pakistan in de EU van circa 100 miljoen euro opleveren.

De doelstelling van deze maatregel is de wederopbouwinspanningen van Pakistan op de middellange termijn te steunen. De speciale concessies zullen daarom slechts voor beperkte tijd gelden – de Commissie stelt drie jaar voor. Gezien de aard van de industriële basis en exportmand van Pakistan, waarvan meer dan 60 procent bestaat uit textielproducten, zijn veel van de producten waarvoor we liberalisering voorstellen, textielproducten. Andere industriële producten zoals ethanol zijn ook opgenomen.

Als het Parlement en de Raad snel kunnen handelen op dit punt, hopen we de maatregel op 1 januari 2011 van kracht te laten worden. Tegelijkertijd werken we met andere leden van de Wereldhandelsorganisatie aan het verkrijgen van de benodigde vergunning – een WTO-ontheffing – die moet zijn verleend, voordat de maatregel van kracht wordt.

De handelsconcessies moeten economisch zinvol zijn voor Pakistan, maar tegelijkertijd rekening houden met de industriële kwetsbaarheden in de Europese Unie. Bij het opstellen van dit voorstel hebben we daarom geprobeerd om rekening te houden met industriële kwetsbaarheden in de EU, vooral met betrekking tot textielproducten. Onze analyse heeft laten zien dat de gevolgen voor de Europese productie waarschijnlijk bescheiden zullen zijn.

De mogelijke toename van de invoer vanuit Pakistan in de EU (ten bedrage van 100 miljoen euro) komt neer op minder dan 0,5 procent van de waarde van de Europese productie van de geliberaliseerde artikelen, die feitelijk 24 miljard bedraagt. De steun van het Europees Parlement voor het in vervulling doen gaan van dit voorstel is essentieel om een volledig beeld van Europese solidariteit in tijden van ongekende noden neer te zetten.

Handel kan een belangrijk onderdeel vormen van een economische oplossing voor de lange termijn voor Pakistan. We moeten werken met een strakke tijdsplanning. U kunt op mij en mijn medewerkers rekenen voor uitleg van onze aanpak en om nog resterende zorgen weg te nemen.

 
  
MPphoto
 

  Nuno Melo, namens de PPE-Fractie.(PT) Mevrouw de Voorzitter, ik moet zeggen dat ik alle begrip heb voor wat Pakistan momenteel doormaakt, maar ik wil ook zeggen dat dit besluit tragisch is voor Europa, en in het bijzonder voor enkele landen die al met grote moeilijkheden te maken hebben, zoals Portugal, Spanje en Griekenland.

De textiel- en kledingindustrie, bijvoorbeeld, vertegenwoordigt 11 procent van de Portugese export, 22 procent van de productiesector, en van enkele producten wordt zelfs 80 procent in Portugal gemaakt. En deze 80 procent verspreid over 27 lidstaten betekent wellicht voor de Europese Commissie niet zo veel, maar voor Portugal is dit een reusachtig aantal.

Europa kan van deze landen niet extreem schadelijke – hoewel begrijpelijke – maatregelen eisen om de openbare financiën onder controle te krijgen en het begrotingstekort terug te dringen, en tegelijkertijd besluiten nemen die schadelijke gevolgen hebben voor de kern van de productie en het vermogen om rijkdom en werkgelegenheid te creëren.

Ik moet ook zeggen dat dit besluit een onbegrijpelijke aanslag is op de normale marktregels. Ik ben geen voorstander van enige vorm van marktprotectionisme, maar ik eis dat de marktregels nauwlettend worden beschermd: de regels van een markt die gezond en rechtvaardig is.

U moet inzien dat dit besluit het mogelijk maakt dat producten op de Europese markt komen die in Pakistan zijn vervaardigd voor lagere kosten dan het niveau dat voor onze ondernemingen mogelijk is, gewoonweg omdat die producten tijdens de productie niet aan dezelfde voorwaarden hoeven te voldoen. Het spijt me vreselijk, maar ik noem dat oneerlijke concurrentie. Het is oneerlijke concurrentie omdat de Pakistaanse bedrijven geen sociale kosten hebben voor hun werknemers, geen milieukosten hebben, zich niet bijzonder bekommeren om de bestrijding van de kinderarbeid die daar veel voorkomt, en geen gelijkwaardige restricties hebben voor het gebruik van grondstoffen in verband met de volksgezondheid.

En ik vraag zelfs: hoe is het mogelijk dat een dermate radicaal besluit wordt genomen zonder dat vooraf een rapport wordt gepresenteerd waarin nauwkeurig en in detail de negatieve effecten voor de diverse landen uiteen worden gezet?

Desalniettemin durf ik nu wel wat effecten op te noemen, die effecten zijn namelijk de sluiting en het faillissement van bedrijven in de Europese Unie, met name in Portugal, en een stijging van het aantal werklozen. Het is goed dat u dit volledig begrijpt, want er komt een tijd dat iemand de verantwoordelijkheid moet dragen.

Als we uiteindelijk kunnen veronderstellen dat dit voorstel onvermijdelijk is – wat sommigen zeker zullen doen – laten we dan op zijn minst vooraf beraadslagen over enkele zaken waar nu niet naar is gekeken. Bijvoorbeeld de vaststelling van tariefcontingenten, zoals is gedaan voor ethanol, maar niet voor textiel. De ontheffing moet maximaal een jaar van kracht blijven, omdat hulp tijdelijk is. U kunt van mij aannemen dat geen enkel Europees bedrijf drie jaar kan overleven als het direct moet concurreren met Pakistaanse bedrijven.

Ik rond af, mevrouw de Voorzitter. Tot slot is een regeling over grondstoffen nodig, opdat Pakistan de toegang van Europese bedrijven tot grondstoffen niet verhindert om vervolgens zelf van deze productie te kunnen profiteren.

 
  
MPphoto
 

  David Martin, namens de S&D-Fractie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik begrijp wat de heer Melo zegt, maar ik kan het er niet mee eens zijn. Ik verwelkom het voorstel van de Commissie om de invoerrechten voor belangrijke Pakistaanse invoer in de Europese Unie op te schorten.

Ten eerste zijn we het er over eens dat Pakistan, dat geen gemakkelijke geschiedenis heeft gehad sinds de geboorte van de natie, de slechtst mogelijke tijd doormaakt. Het bevindt zich in de frontlinie van de strijd tegen terrorisme, die het land tot nu toe volgens berekeningen 40 miljard Amerikaanse dollar heeft gekost. We zijn ons allemaal terdege bewust van de overstromingen, waarvan het gecombineerde effect erger is dan dat van de tsunami van 2004 in Azië en de overstromingen eerder dit jaar in Haïti. Dat is een zware klap voor elk land.

Wat ik verwelkom in het voorstel van de Commissie, is dat we Pakistan de gelegenheid geven om zich door middel van handel zelf uit enkele van zijn moeilijkheden te werken. Het is een intelligent voorstel. Op de eerste plaats brengen de 75 tarieflijnen die de handel van Pakistan zullen helpen stimuleren met naar schatting 100 miljoen euro per jaar, weinig schade toe aan Europese investeringen, zoals de commissaris heeft gezegd. Dit voorstel zal geen grote schade toebrengen aan een Europese industrie, en wat even belangrijk is – vermoedelijk eigenlijk nog belangrijker – het zal geen schade toebrengen aan de ontwikkelingslanden die op hetzelfde niveau staan als Pakistan, want geen van de tarieflijnen betreft producten staat op de lijst van de Doha-ontwikkelingsagenda met producten die aan preferentie-erosie onderhevig zijn. Dat is heel positief.

Het tweede verstandige aspect van het voorstel van de Commissie is dat de maatregel slechts voor beperkte tijd geldt en niet probeert om unilateraal de SAP-resolutie te wijzigen. Ik verwelkom dit, omdat het Pakistan toch stimuleert om tussen nu en 2014 zich te gaan houden aan normen voor sociale rechten en mensenrechten, teneinde in 2014 in aanmerking te komen voor de SAP plus-regeling. Het voorstel geeft dus de noodhulp die we nu nodig hebben, maar geeft de Pakistaanse regering tegelijkertijd geen carte blanche. Het zegt: ‘U hebt zelf de plicht om uw land op orde te brengen, als u in aanmerking wilt blijven komen voor deze voordelen.’

Dit is een echte test voor de generositeit van Europa, en ik hoop dat we in dit Parlement klaar zijn om de toets te doorstaan.

 
  
MPphoto
 

  Niccolò Rinaldi, namens de ALDE-Fractie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, in het debat van vandaag komen twee belangrijke beginselen samen. Enerzijds hebben we de verplichting solidair te zijn met een land dat getroffen is door natuurrampen die zijn hele samenleving, die al structurele problemen kent, volledig hebben ontwricht en anderzijds hebben we een evenwichtig handelsbeleid nodig. Door het voorstel van de Commissie om voor Pakistan de douanerechten op te schorten, vermijdt de Europese Unie terecht een beleid van louter humanitaire hulp, zodat Pakistan zijn economie kan versterken en daarmee zijn samenleving.

Het is zo goed als onvermijdelijk dat bijna alle 74 betrokken tarieflijnen betrekking hebben op de kleding- en textielsector, aangezien Pakistan een land is dat alleen producten uit deze sector kan exporteren. Wij liberaal-democraten nemen absoluut liever onze toevlucht tot een dergelijke maatregel dan akkoord te gaan met humanitaire hulp waarmee het land geen daadwerkelijke duw in de goede richting kan worden gegeven. Maar we moeten niet naïef zijn, zoals de heer Melo net ook al herhaalde, en we vragen de Commissie vooral om niet de fout te maken naïef te zijn.

De commissaris is maar al te goed op de hoogte van de kritieke situatie waarin bepaalde textieldistricten, zoals Prato en vele andere, zich bevinden. Prato is een bijzonder geval: de situatie daar is door de nationale autoriteiten niet meer in de hand te houden en er is sprake van wijdverbreide illegaliteit, die ook wordt aangewakkerd door de crisis in de Europese textielsector.

Aangezien wij denken dat het niet de bedoeling is dat alleen de Europese textielsector moet bloeden voor onze rechtvaardige humanitaire solidariteit met Pakistan, vragen wij drie dingen: 1) het opzetten van regelgevende instrumenten ter voorkoming van elke mogelijke driehoeksconstructie met andere landen die zouden kunnen profiteren van de douanerechten waaruit Pakistan voordeel trekt; 2) de crisis in de Europese textielindustrie niet erger te maken, maar juist maatregelen te nemen die deze industrie kunnen ondersteunen, zoals een verlaging van de elektriciteitskosten; 3) het vermijden van het scheppen van een precedent voor andere landen die het slachtoffer worden van dit soort natuurrampen. Als er op deze manier te werk wordt gegaan, denk ik dat de hulp aan Pakistan zal worden gesteund en duurzaam zal zijn, ook op lange termijn, en daar heeft het land behoefte aan.

 
  
MPphoto
 

  Jacek Włosowicz, namens de ECR-Fractie. – (PL) We zijn hier vanavond bijeengekomen om ons te buigen over het voorstel van de Europese Commissie om Pakistan te helpen bij het bestrijden van de gevolgen van de overstroming. We dienen in gedachten te houden dat bijna 14 miljoen mensen het slachtoffer zijn geworden van de overstroming in Pakistan die de omvang van een Bijbelse zondvloed heeft aangenomen. Deze overstroming heeft enorme verwoestingen aangericht in Pakistan zelf en de gevolgen van deze natuurramp zullen weldra wereldwijd voelbaar zijn. Waarom? De oogst van katoen, dat ook wel het ‘witte goud’ wordt genoemd en waarvan Pakistan een van de belangrijkste producenten is, viel dit jaar al tegen en werd tot overmaat van ramp grotendeels vernield. Kledingfabrikanten en toonaangevende internationale merken hebben reeds aangekondigd dat de prijs van katoenproducten zal stijgen. Katoen is niet meer weg te denken uit ons dagelijkse leven. Deze grondstof wordt niet alleen gebruikt bij de productie van kleding, bankbiljetten, koffiefilters, tenten en visnetten en voor het binden van boeken, maar wordt ook verwerkt in tal van andere producten voor dagelijks gebruik. De toepassingsmogelijkheden zijn nagenoeg onuitputtelijk. Wij leven in een tijd van crisis en er wordt voorspeld dat de prijs van levensnoodzakelijke producten zal toenemen. Dit toont aan dat de omvang van het probleem gigantisch is.

 
  
MPphoto
 

  Miguel Portas, namens de GUE/NGL-Fractie.(PT) Aan de ene kant hebben we grote Europese importeurs die van de invoer van Pakistaanse producten in Europa zullen profiteren. Aan de andere kant is er ook een klein aantal grote Pakistaanse textielfabrieken die zich buiten het rampgebied bevinden en die ook ruimschoots van het voorstel van de Commissie zullen profiteren.

Dat is de realiteit. De winnaars zijn niet de zieken, niet de daklozen, niet de kinderen, niet de ouderen wier huizen zijn verwoest: de winnaars zijn de rijke ondernemers. En wat hier gebeurt is dat de ramp als middel wordt gebruikt: een extreem klimaatverschijnsel wordt als middel gebruikt om grote handelsuitwisselingen te realiseren.

En dat is wat het voorstel van de Commissie volstrekt onaanvaardbaar maakt. De Commissie zou er goed aan doen haar voorstel in te trekken.

 
  
MPphoto
 

  William (The Earl of) Dartmouth, namens de EFD-Fractie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, in het verleden heb ik vaak scherpe kritiek geuit op de Britse premier Cameron. Premier Cameron had echter volstrekt gelijk toen hij vroeg om Pakistan handelspreferenties te verlenen. Ik gebruik hier zorgvuldig het woord ‘vroeg’. Vragen is precies wat de Britse premier moest doen.

Sinds het Verenigd Koninkrijk, de vijfde economie van de wereld, is toegetreden tot de EU, heeft het zelfs niet meer de autonomie om zijn handelsbeleid met landen van het Britse Gemenebest vast te stellen. Desondanks is het in het nationaal belang van het Verenigd Koninkrijk dat Pakistan nu handelspreferenties krijgt. Ik ben het zelden met David Martin eens, maar op dit punt wel. Pakistan is niet alleen een ontwikkelingsland met 170 miljoen inwoners en strategische grenzen met Afghanistan; het is ook een land dat circa dertig kernkoppen heeft.

Een ineenstorting van de Pakistaanse staat zou verwoestende gevolgen hebben voor de veiligheid van de hele ontwikkelde wereld. Handelspreferenties voor Pakistan zouden dat op dit moment misschien kunnen helpen voorkomen.

 
  
MPphoto
 

  Daniel Caspary (PPE). (DE) Mevrouw de Voorzitter, waarde collega’s, ik vind dat we ons allemaal nog eens moeten bedenken hoe dramatisch de situatie in Pakistan enkele weken geleden was en in veel gebieden nog steeds is. Hele gebieden, die groter dan veel van onze lidstaten zijn, zijn overstroomd. Tienduizenden, ja zelfs honderdduizenden mensen verkeren in grote nood. De infrastructuur is verwoest: straten, ziekenhuizen, universiteiten, crèches, scholen, bedrijven. Veel mensen zijn hun middelen van bestaan kwijt. Ik denk dat we ons dat helemaal niet kunnen voorstellen. We zijn het er allemaal over eens dat we moeten helpen. Maar het probleem is ‘was me, maar maak me niet nat’, zoals we in mijn taal zouden zeggen. Wat bedoel ik daarmee? Directe financiële hulp kost geld en dat ontbreekt dan natuurlijk in onze begroting op andere posten. Indirecte hulp – handelsverlichtingen – stelt de Commissie nu voor, en ook daartegen bestaan natuurlijk bezwaren van degenen die dit misschien treft. Daarom is het terecht dat we hierover vandaag dit debat voeren.

De Commissie heeft niet voorgesteld om gebruik te maken van het schema van algemene preferenties. Ik vind dat heel goed en ik acht de huidige oplossing om het via de WTO te doen, die route te kiezen en werkelijk te proberen om mensen te helpen zichzelf te helpen, ook principieel verstandig. Er dienen echter nog veel vragen beantwoord te worden. Wat zijn de gevolgen voor de industrieën in de Europese Unie? Wanneer ik het document van de Commissie bekijk, het voorstel voor een verordening, zie ik dat in het begin in de toelichting staat dat men ervan uitgaat dat de netto-invoer in de Europese Unie met 100 miljoen euro zal toenemen. Is dat dan echt een grote duurzame steun voor Pakistan? Draagt dat er werkelijk toe bij dat de grote sommen geld worden gemobiliseerd waar het hier om gaat? Aan de andere kant betekent dit voor onze begroting een verlies aan tariefinkomsten van 80 miljoen euro. Klopt die verhouding? Heeft het zin 80 miljoen aan tariefinkomsten mis te lopen om 100 miljoen euro aan importgroei te krijgen? Kloppen deze cijfers? Ik zou van de Commissie in deze hele kwestie graag echt accurate informatie willen ontvangen.

Ik ben ervan overtuigd dat we Pakistan moeten helpen. Ik ben ook bereid om aan de burgers in de Europese Unie en ook in mijn kiesdistrict uit te leggen dat we iets moeten doen en dat hulp aan anderen altijd door iemand moet worden betaald. Ik heb echter de stellige overtuiging, commissaris, dat u vanavond en ook de komende dagen en weken van de gelegenheid gebruik moet maken om de 736 leden van het Europees Parlement ervan te overtuigen dat uw maatregelen de juiste zijn en dat ze nut hebben. Anderzijds moet u vooral ook van de gelegenheid gebruikmaken om aan te geven hoe medewerkers van bedrijven die misschien getroffen worden in landen als Portugal, Italië, Spanje en de Europese Unie in haar geheel eventueel ook wegen en perspectieven voor zichzelf kunnen vinden. Ik denk dat dit echt moet worden gedaan om in een paar weken of maanden voor uw voorstel een meerderheid in het Europees Parlement te kunnen vinden. Ik denk dat alle betrokkenen nog zeer veel moeten doen om mensen te overtuigen en informatie te geven.

 
  
MPphoto
 

  Gianluca Susta (S&D). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik denk dat we ons bewust moeten zijn van de crisis die de Europese Unie en haar lidstaten doormaken op wereldniveau. Met een crisis die haar weerslag heeft op arbeid, werkgelegenheid en groei, vraag ik me af welke logica bepaalde Europese landen, maar vooral de Commissie, drijft als het gaat om internationale betrekkingen. Het voorstel van de Commissie dat vandaag onderwerp is van debat zal bepaalde industriesectoren ernstig benadelen, met name de textielindustrie, en gezien de huidige omstandigheden vragen wij ons af wat de reden van dit voorstel is.

Er zijn mensen die vrezen dat deze beslissingen voortkomen uit de wens om Europa op internationaal niveau een leidende rol te laten spelen. In werkelijkheid weten wij dat dat niet het geval is en dat het ook niets te maken heeft met een poging de druk, waaronder terroristische druk, binnen of gerelateerd aan bepaalde politieke en institutionele systemen, te verminderen. De waarheid is dat zelfs de recente overstroming niets te maken heeft met dit voorstel, aangezien de grootste concentratie van de Pakistaanse textielindustrie zich niet bevindt in de regio’s die getroffen zijn door de ramp.

De werkelijke reden is dat men nogmaals een sector wil benadelen ten gunste van de ‘financialisering’ van de Europese economie en de grootschalige detailhandel wil bevoorrechten, in plaats van de belangen van de be- en verwerkende industrie die gevestigd is in bepaalde Europese landen. Vanuit groei, arbeid en werkgelegenheid gezien is dat een enorme fout op een moment van ernstige economische crisis waarop daadwerkelijke groei van de EU op de wereldmarkten noodzakelijk is, met betrekking tot haar export en capaciteit op het gebied van innovatie en kwaliteit.

 
  
MPphoto
 

  Sajjad Karim (ECR). − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil allereerst de commissaris en mijn collega’s Martin en Caspary bedanken voor hun zeer nuttige opmerkingen. Na de overstromingen die hebben plaatsgevonden, ben ik daadwerkelijk naar Pakistan gereisd om met eigen ogen de omvang van de verwoesting te bekijken. De door de overstromingen aangerichte verwoesting is de grootste natuurramp in de geschiedenis van Pakistan. Zij gaat zeker verder dan alles dat ik me had kunnen voorstellen of verwacht had te zien.

Toen ik op 22 september de premier van Pakistan ontmoette, had hij zeker veel waardering voor de respons van de EU tot op dat moment en hij was van mening dat het een zeer moedige respons was; moedig in de zin zoals commissaris De Gucht het heeft beschreven. We moeten er absoluut voor zorgen dat we op passende wijze blijven reageren. De Commissie is nu met een wetgevingsvoorstel gekomen om voor 75 tarieflijnen die 27 procent van de export van Pakistan naar de EU bestrijken, het tarief te verlagen tot nul, wat de export van Pakistan een stimulans zal geven van circa 100 miljoen euro per jaar. Dit is nu echt een test voor de geloofwaardigheid van de EU.

We moeten ervoor zorgen dat we de door de Europese leiders bereikte politieke overeenstemming vertalen in actie die echt verschil uitmaakt en de Pakistaanse economie een reddingslijn toewerpt in deze vreselijke tijd van nood. We zijn tenslotte hun grootste handelspartner. Ik hoor de zorgen die collega’s in dit Parlement naar voren brengen, en het is niet meer dan juist dat we rechtvaardig zijn in onze respons; rechtvaardig, maar ambitieus. De handelsconcessie die aan Pakistan zal worden aangeboden, moet een geloofwaardige inspanning van de EU zijn en moet Pakistan zinvolle economische voordelen bieden, maar tegelijkertijd rekening houden met de kwetsbaarheden van onze eigen industrieën en die van andere WTO-leden – in het bijzonder de leden die tot de minst ontwikkelde landen behoren.

Ik vind dat we met dit voorstel ambitieus zijn, moed tonen, maar bovenal rechtvaardig zijn voor onszelf en voor de bevolking van Pakistan.

 
  
MPphoto
 

  Joe Higgins (GUE/NGL). − (EN) Mevrouw de Voorzitter, het is duidelijk dat de 20 miljoen mensen die door de recente rampzalige overstroming in Pakistan zijn getroffen, onmiddellijk omvangrijke hulp nodig hebben, en dat geldt in het bijzonder voor de honderdduizend kinderen die dakloos zijn geworden door de overstroming en het gevaar lopen om te komen door gebrek aan voedsel.

De miljoenen kleine boeren en landloze boeren die nu zijn overgeleverd aan de genade van de klasse van de pachtheren, zijn essentieel voor voedselproductie tegen betaalbare prijzen. De distributie van gratis zaden, meststoffen die het milieu niet belasten, en andere nuttige zaken zou de basis kunnen leggen voor een snel herstel van de voedselvoorraden, maar de opheffing van het pachtstelsel in Pakistan en de verdeling van land onder de landlozen is een sleutel tot duurzaamheid van de voedselvoorziening.

Het is 140 jaar geleden dat de Ierse boeren zware strijd hebben gevoerd om het pachtstelsel afgeschaft te krijgen, dus de afschaffing is hier ver over tijd. Verlagingen van de douanerechten moeten naar de werkenden en de armen gaan, en niet naar de pachtheren, corrupte overheidsbeambten of de winsten van industriëlen. Het zijn de kleine boeren in Pakistan die eerlijke prijzen zouden moeten krijgen voor hun landbouwproducten op de wereldmarkt, niet de ongevoelige speculanten op de grondstoffenmarkten.

 
  
MPphoto
 

  Cristiana Muscardini (PPE). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de verwoestende overstromingen in Pakistan en de ernstige gevolgen daarvan voor de economie baren ons allen zorgen, maar we zijn ook bezorgd over het voorstel van de Commissie, hoewel het initiatief daartoe door de staatshoofden en regeringsleiders is genomen.

Het door de Commissie ingediende voorstel voor een verordening is vooral gericht op een vrijstelling van rechten voor de textiel- en de ledersector, die 60 procent van de Pakistaanse export voor hun rekening nemen, met een omzet van bijna 200 miljoen euro in de textielsector en bijna 510 miljoen euro in de ledersector. Voor beide sectoren geldt dat de productie plaatsvindt in aangrenzende gebieden die niet aantoonbaar getroffen zijn door de overstromingen.

We verkeerden in de veronderstelling dat het te volgen beleid bestond uit het vaststellen van vormen van hulp die de cruciale sectoren van de Europese economie geen schade zouden berokkenen. De vrijstelling van rechten zal enorme gevolgen hebben voor de Europese textiel- en lederindustrie, met een mogelijk verlies van duizenden banen in de komende drie jaar, de termijn die in de verordening is vastgelegd. Deze maatregelen zullen worden opgenomen in het stelsel van algemene preferenties, dat in 2013 ook voor Pakistan van kracht zal worden, en zullen daardoor ernstiger gevolgen hebben.

Commissaris, we zijn ons er allemaal van bewust dat er buitengewone, unilaterale maatregelen worden getroffen omdat we een groot, arm land willen helpen dat zich na de ramp in moeilijkheden bevindt, een situatie die nog verergerd wordt door de economische crisis en doordat de regels van de Wereldhandelsorganisatie niet zijn aangepast. De huidige regels bevoordelen inderdaad de reeds ontwikkelde landen, zoals China en India, meer dan armere landen. De buitengewone maatregelen voor het ene land mogen echter geen crisis veroorzaken in andere landen.

Het voorstel van de Commissie dient daarom grondig te worden herzien om de betrokken sectoren, waaronder de industrie en de export van Pakistan, te kunnen diversifiëren en om via serieuze reflectie tot een andere visie op het naleven van de mensenrechten en de terrorismebestrijding te komen. Pakistan moet worden geholpen, maar op basis van duidelijke afspraken, onder meer op het gebied van de politieke situatie van de regio.

 
  
MPphoto
 

  Josefa Andrés Barea (S&D). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, de overstromingen van juli en augustus dit jaar in Pakistan hebben geleid tot 1 800 doden en 20 miljoen getroffenen, waarvan 12,5 miljoen humanitaire hulp nodig hebben.

De Europese Unie heeft, zoals u heeft aangegeven, humanitaire hulp geleverd voor een bedrag van 320 miljoen euro en Spanje heeft 11 miljoen euro bijgedragen. We hebben het hier niet over een commerciële overeenkomst, maar over het steunen van de strategische ontwikkeling van Pakistan.

De Commissie heeft, met het mandaat van de Raad, in drie jaar 75 producten geliberaliseerd. Het lijdt geen twijfel dat de export van Pakistan verschillende gevolgen zal hebben voor de lidstaten van de Europese Unie, afhankelijk van de specifieke kenmerken van elk land. De producten die Pakistan kan uitvoeren zijn ethanol, textielproducten en lederwaren.

De Commissie beweert dat zij de lijsten met producten die botsen met de textielproductie niet kan aanpassen. Spanje vertegenwoordigt 16 procent van de omzet die in de textielsector wordt geboekt. De autonome gemeenschap Valencia is goed voor 18 procent van de Spaanse textielproductie en voor 17 procent van de werkgelegenheid in de textielsector. De markt voor het textiel uit Valencia is Europa en binnen Europa zijn dat Frankrijk, Italië en Duitsland. Dit betekent dat de invoer van textielproducten uit Pakistan het marktaandeel van Valencia verkleint, zowel binnen Europa als in Spanje.

U heeft gezegd dat er een strategisch onderzoek is, maar is de industriële capaciteit van Pakistan ook beoordeeld? Heeft u gedacht aan het beperken van de lijst textielproducten? Komt er een jaarlijkse evaluatie van de gevolgen van deze overeenkomst?

 
  
MPphoto
 

  Christofer Fjellner (PPE).(SV) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, ik zou willen zeggen dat het afschaffen van douanerechten en het wegwerken van handelsbelemmeringen als onderdeel van de hulp aan Pakistan naar aanleiding van de zware catastrofe ten zeerste welkom zijn. Ik moet zeggen, waarschijnlijk voor het eerst in dit Parlement, dat ik onder de indruk ben van de snelheid en besluitvaardigheid van zowel Commissie als Raad met betrekking tot deze kwestie.

Er is natuurlijk geld nodig. Maar wat maakt het uit of wij hulp en geld geven – afgezien van het feit dat we er ons slechte geweten mee sussen – als we het tezelfdertijd door middel van douanerechten en handelsbelemmeringen voor arme mensen moeilijker maken om er op eigen kracht weer bovenop te komen?

Wat we nu doen – namelijk niet minder dan 75 verschillende douanerechten en handelsbelemmeringen die samen goed zijn voor 27 procent van de uitvoer van Pakistan op grote schaal en snel afschaffen of wegwerken – is een uitstekende reactie op de catastrofe waar het land mee wordt geconfronteerd. Nu hebben we in het Parlement echter een verantwoordelijkheid. Het is onze verantwoordelijkheid om snel te handelen. Dit mag met andere woorden geen voorbeeld worden van hoeveel tijd het politieke proces in beslag kan nemen. Pakistan heeft het geld en de hulp nu nodig – niet over een jaar. We moeten tonen dat we dat begrijpen.

Tezelfdertijd ontmoedigt het mij om te zien hoe groot de weerstand hiertegen is. Ik kreeg een petitie van Europese textielproducenten waarin ze zich hiertegen verzetten omdat ze bang waren dat Pakistan meer naar Europa zou uitvoeren, wat zij niet wilden.

Maar is dat niet juist de bedoeling? Is het niet de bedoeling dat ze handel kunnen drijven met ons om zelf uit de armoede te geraken? Als Europese consumenten daardoor iets goedkoper textiel zouden krijgen, zou dat dan een probleem zijn?

Vrijhandel en solidariteit worden hier vaak geprezen, tot we er een besluit over moeten nemen. Laten wij hier en nu tonen dat die waarden voor ons het belangrijkst zijn als ze het hoogst nodig zijn. Er is waarschijnlijk geen betere gelegenheid om op te komen voor vrijhandel en solidariteit dan naar aanleiding van dit voorstel.

 
  
MPphoto
 

  Lara Comi (PPE). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, met deze korte interventie wil ik kenbaar maken dat ik het oneens ben met de eventuele vrijstelling van rechten voor Pakistan, die voor een duur van drie jaar zou gelden voor 74 tarieflijnen die bijna allemaal binnen de textiel- en de kledingsector vallen.

Mijn zorgen betreffen de negatieve gevolgen voor de Europese industrie, en dan met name de Italiaanse, en het banenverlies voor een Europese sector die al sterk op de proef is gesteld door de economische crisis. Ik heb het dan vooral over kleine en middelgrote ondernemingen in deze sector, die wij op alle manieren proberen te helpen, maar die ernstige schade zouden lijden.

Daarnaast is het niet onbelangrijk dat Pakistan begin dit jaar een heffing van 15 procent op de export van katoengaren heeft ingesteld om de levering van grondstoffen te ontmoedigen. Het doel is daarbij duidelijk om de grondstoffen te behouden en te streven naar wisselkoersen die gunstiger zijn voor de export. Ik begrijp volledig dat een land dat in ernstige problemen verkeert, geholpen moet worden, vooral als het getroffen is door ernstige rampen. Toch zou ik liever zien dat de Europese hulp bestond uit een bijdrage aan de aanleg van wegen en de ontwikkeling van de infrastructuur, waarbij plaatselijke arbeidskrachten worden ingezet.

 
  
MPphoto
 

  Jörg Leichtfried (S&D).(DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, het is niet eenvoudig om een zakelijk debat te voeren, als het gaat over 100 000 kinderen die ontheemd zijn geraakt, miljoenen boeren die op straat staan en mensen die in bittere armoede leven. Ik acht het juist dat de Europese Unie hier snel handelt en snel hulp biedt. De grote vraag ten aanzien van de door u voorgestelde maatregelen is voor mij of we op de juiste plaats hulp bieden of de verkeerde mensen helpen. Daarover wil ik graag nog meer duidelijkheid krijgen, omdat gerust gezegd kan worden dat de hulp wat de textielindustrie betreft, Pakistan in zijn geheel ten goede komt, maar ik ben er niet zo zeker van of deze bij de juiste mensen terechtkomt.

Ten tweede wil ik nog zeggen dat, indien deze hulp aan mensen om zichzelf te helpen effectief is, natuurlijk ook bekeken moet worden wat voor gevolgen dat dan weer allemaal voor Europa heeft. Ik denk echter dat hier al sprake is van een zeer ernstige situatie waarin we hulp moeten bieden. Ik hoop dat deze hulp ook degenen bereikt die echt hulp nodig hebben.

 
  
MPphoto
 

  Jean Lambert (Verts/ALE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil alleen even reageren op enkele van de gemaakte opmerkingen.

Wat Pakistan op dit moment probeert te doen, is niets anders dan zichzelf uit de ellende halen waarin het land zich bevindt na de vernietigende overstromingen. Als de fabrieken in de door overstromingen getroffen gebieden zouden staan, zouden ze niets kunnen produceren, dus mag het geen verrassing zijn dat de desbetreffende fabrieken niet in de door overstromingen getroffen gebieden staan.

De directe hulp die hiervoor kan worden geboden, is minuscuul vergeleken met de daadwerkelijke behoefte. Distributie van de inkomsten uit de extra export is belangrijk – dat weten we voor de infrastructuur, voor energievoorziening, voor scholen, voor wegen, enz. – terwijl er wat betreft de effectiviteit, de inkomsten, de belastinginkomsten, enzovoort, zeker ook verantwoordelijkheden zijn die liggen bij de democratisch gekozen regering van Pakistan.

Er hebben ook mensen gesproken over de behoefte aan een grotere diversiteit. Als Pakistan meer diversiteit in zijn industriesectoren had, zouden we ons niet zo concentreren op textiel. Ik doe een beroep op alle leden om het land deze gelegenheid te bieden zichzelf uit deze ramp te helpen.

 
  
MPphoto
 

  João Ferreira (GUE/NGL).(PT) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, de ramp in Pakistan vraagt om solidariteit van Europa, maar mag geen voorwendsel zijn om de textielindustrie van een aantal lidstaten, zoals Portugal, in gevaar te brengen. Er zijn andere manieren om solidariteit te tonen: efficiëntere vormen van hulp die gericht zijn op het herstel van de getroffen gebieden en op de verbetering van de leefomstandigheden van de plaatselijke bevolking, maar ook eerlijkere vormen van hulp.

Handelsconcessies zijn geen langetermijnmaatregelen, zoals ik gezegd heb. Hiervan zullen vooral de grote Europese importeurs profiteren, omdat die nu krijgen waar zij al lange tijd op uit waren. De maatregel schaadt echter de textielindustrie en de landen en regio’s die daar het meest afhankelijk van zijn, dit alles in een context van zware crisis en hoge werkloosheid.

Waar het zeker is dat de door de Commissie voorgestelde maatregelen in geen geval een voorwendsel mogen zijn voor nieuwe afvloeiingen, mogen we de objectieve problemen die dit voorstel opwerpt niet negeren. Er zijn maatregelen nodig om de Europese textielindustrie en de arbeidsplaatsen in die sector te beschermen.

Op voorstel van de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links bevat de EU-begroting voor 2010 een begrotingslijn voor de opstelling van een EU-programma voor de textiel- en schoeiselsector. Waar is dit programma, mijnheer de commissaris? Wat zijn de hoofdpunten van dat programma? Dat zijn de vragen die ik bij u neerleg.

 
  
MPphoto
 

  Claudio Morganti (EFD). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik vind het paradoxaal dat de Europese Unie de werkgelegenheid in gevaar brengt in plaats van deze te beschermen, waarbij zij de mogelijke gevolgen van haar eigen optreden verbergt achter goedbedoelde retoriek over humanitaire hulp. Doordat de heffingen op Pakistaanse kleding de komende drie jaar mogelijk beperkt worden, dreigt de crisis waar de industrie in verkeert, en die in heel Europa heeft geleid tot het verlies van 120 000 banen, waarvan 40 000 in Italië alleen, nog erger te worden.

Pakistan moet worden geholpen, maar we mogen geen slappe handelsmaatregelen treffen nu mijn land – Italië – en andere lidstaten lijden onder de gevolgen van namaaktextiel dat voornamelijk afkomstig is uit Azië, en dan met name uit China. De Commissie mag geen liefdadigheid bedrijven die ten koste gaat van met name Italië, dat 30 procent van de Europese textielsector voor zijn rekening neemt. Ik denk dat we gelijktijdig met Pakistan ook onze kleine en middelgrote ondernemingen moeten helpen de crisis te boven te komen door heffingen en quota voor Aziatische producten in te stellen. Ik kom uit Prato, en daar hebben we onze buik vol van dit soort maatregelen.

 
  
MPphoto
 

  Georgios Papanikolaou (PPE). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, wat de verwerkingsindustrie aangaat, wijs ik erop dat Pakistan wereldwijd de vierde grootste producent van katoen is, met een aandeel van 9 procent van de mondiale productie, terwijl de Europese Unie met nauwelijks 5,5 procent volgt. Het is daarom duidelijk dat dit een belangrijke zaak is. Natuurlijk, wij willen geen protectionisme dat afbreuk doet aan gezonde concurrentie, wij willen integendeel een vrije en open internationale handel. Van de andere kant echter hebben collega’s het hier ook over gehad. De heer Melo, afkomstig uit Portugal, een land met een bijzonder gevoelige economie, heeft ons een bijzonder plastisch exposé gegeven. Sommige collega’s wezen ook op Italië, en ik voeg daar nog Griekenland aan toe, waarvan u allen weet met welke problemen het te kampen heeft. Wij moeten Pakistan zeker ondersteunen, wij moeten echter nagaan, en dat wil ik de Commissie vragen, in hoeverre wij over mechanismen beschikken die garanderen dat de steun die wij aan Pakistan geven op de juiste plaats aankomt en niet voor andere doelen of voor de ondersteuning van bepaalde industrieën wordt gebruikt, ten koste van Europese bedrijven en Europese werknemers.

 
  
MPphoto
 

  Seán Kelly (PPE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil niet beweren bijzonder op de hoogte te zijn van de details van deze situatie, maar ik erken wel het strategische belang van Pakistan. Daarom steun ik ook het punt van de heer Karim, dat het in ieders belang is om daar een stabiel regime te hebben in een zeer onstabiele regio.

Ik moet ook zeggen dat een Unie die werd opgericht op basis van de principes van vrede en welvaart voor onze burgers, zich in de voorhoede moet bevinden om vrede en welvaart te brengen in andere delen van de wereld, dus steun ik de voorstellen deze avond. Ik zou echter wel graag willen dat de Commissie de punten van de heer Higgins en anderen linkse leden zeer volledig beantwoordt.

Kan de Commissie garanderen dat de hulp die wij zouden geven, ook terecht zou komen bij degenen die deze verdienen en niet bij de grote handelaren en landheren? Dat is de cruciale vraag van vanavond.

 
  
MPphoto
 

  Elisabeth Köstinger (PPE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, de overstromingsramp in Pakistan heeft humanitaire gevolgen van een onvoorstelbare omvang. Ik vind dat het de plicht van de Europese Unie is om de mensen in Pakistan snel hulp te bieden. Met maatregelen voor een duurzame economie en werkgelegenheid draagt de EU er in belangrijke mate toe bij dat dit zwaar getroffen land uit de crisis wordt geholpen. Ik betwijfel echter of een eenvoudige verlaging van de invoertarieven het gewenste effect heeft. We moeten onderzoeken of steun aan Pakistan niet via indirecte kanalen in derde landen terechtkomt waardoor het niet het gewenste effect heeft. Ik denk hier naast de textielindustrie vooral aan het terrein van de bio-ethanol.

Mijn concrete vraag aan de Commissie is of de instelling van een tariefcontingent voor ethanol wordt gezien als een werkelijk duurzame en efficiënte mogelijkheid om de mensen in Pakistan te helpen. Kan worden beoordeeld of voor de import in de EU ook wordt voldaan aan de vereiste duurzaamheidscriteria bij de productie van ethanol?

(Spreekster verklaart zich bereid een ‘blauwe kaart‘-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden)

 
  
MPphoto
 

  William (The Earl of) Dartmouth (EFD). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik vraag me alleen af of de spreekster beseft dat we het voor deze ene keer niet hebben over hulp, maar eigenlijk eenvoudigweg handelspreferenties bespreken. Dit zou Pakistan de gelegenheid bieden om zelf een uitweg uit de problemen van het land te verdienen, geheel op eigen inspanningen en wilskracht. Ik vraag me af of de spreekster dat beseft.

 
  
MPphoto
 

  Elisabeth Köstinger (PPE). (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik denk dat dit de kern is van waarover we nu discussiëren. De maatregelen moeten goed doordacht zijn om ook duurzame steun te kunnen waarborgen. Natuurlijk is er ook altijd de vraag hoe uiteindelijk de kosten-batenrekening voor Europa uitvalt.

 
  
MPphoto
 

  Sergio Paolo Francesco Silvestris (PPE). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, we moeten Pakistan absoluut helpen na de overstromingen die het land getroffen hebben. Wij moeten ons vandaag echter afvragen bij welke hulp dit land het meest gebaat is, en welke hulp de Europese Unie het best kan leveren. We moeten snel, maar ook efficiënt handelen.

Het is juist de efficiëntie van het voorstel van de Commissie die mij ernstige zorgen baart. Ik vind het een voorstel vol hiaten dat, doordat het voornamelijk in de textiel- en de ledersector ingrijpt, niet effectief genoeg dreigt te zijn: de hulp zou, als gevolg van de nieuwe armoede die deze in Europa veroorzaakt, kunnen leiden tot nieuwe spanningen, en zou de Europese textielsector, die al een sterke achteruitgang kent, verder op de knieën dwingen.

Bovendien moeten we in ogenschouw nemen dat we, door de export van productiebedrijven te stimuleren, de gebieden in Pakistan te hulp schieten die niet overstroomd zijn geweest, terwijl onze hulp juist het concurrentievermogen en de ontwikkeling zou moeten bevorderen door de productie in de gebieden die door de natuurramp zijn getroffen, weer op gang te helpen. Om al deze redenen denk ik dat de afschaffing van heffingen absoluut de verkeerde weg is. Daarom keuren wij dit voorstel af en steunen we het niet.

 
  
MPphoto
 

  Karel De Gucht, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik graag zeer duidelijk de cijfers presenteren waarover we het hier hebben. We hebben het hier over een handelsvolume van 900 miljoen euro. Het effect voor Pakistan zal 100 miljoen euro aan extra export naar de Europese markt zijn, maar het totale saldo voor de Europese Unie zal slechts 50 miljoen euro bedragen omdat er, ten gevolge van de gunstigere positie van Pakistan om naar de Europese markt te exporteren, ook een zekere mate van verlegging van het handelsverkeer zal plaatsvinden, wat betekent dat andere importeurs enkele mogelijkheden op de Europese markten zullen verliezen. De algehele impact zal op jaarbasis dus circa 50 miljoen euro bedragen.

Ik vertel u dit omdat ik tijdens dit debat opnieuw hoorde dat er 120 000 banen verloren zouden gaan. U hebt allemaal een rekenmachine op uw mobiele telefoon; als Europa 120 000 banen zou verliezen wegens 50 miljoen euro extra import op de Europese markt, is er echt een serieus probleem met de Europese textielindustrie, ongeacht wat er gebeurt met Pakistan. Dit kan eenvoudigweg niet als een serieus argument worden beschouwd.

Dat is mijn eerste opmerking. Ten tweede hebben wij naar behoren rekening gehouden met de gevoeligheden van de Europese textielindustrie en de ietwat lastige positie waarin deze industrie zich mogelijk bevindt. Beddengoed maakt geen deel uit van de tarieflijnen die wij voorstellen, evenmin als kleding of huishoudelijk linnen, samen de drie meest kwetsbare productlijnen voor Europa.

Integendeel: het gaat hierbij ook om veel halffabrikaten. De naam impliceert al dat deze producten in Europa worden voltooid, wat in wezen goedkopere import moet genereren voor die bedrijven die dergelijke producten hun eindbehandeling geven. Wij ondervinden hier dus geen onmiddellijke schade van. Ik zou zelfs het tegenovergestelde willen beweren. We hebben echt zeer zorgvuldig onderzocht wat een goed voorstel voor Pakistan zou zijn zonder de Europese industrie te veel te schaden; dit in een tijd waarin we ook herstellen van een economische crisis die zeker niet gemakkelijk te beheersen is.

Er werd ook een opmerking gemaakt over de katoenexport. Er heerst een schaarste op de wereldwijde katoenmarkt, en het is waar dat Pakistan een van de belangrijkste katoenproducenten is. Wat ik in gedachten heb, is dat wanneer deze overeenkomst er eenmaal is, wanneer we eenmaal zien dat we echt iets bereiken, we Pakistan ook moeten vragen ervoor te zorgen dat onze eigen textielindustrie voldoende katoen krijgt om dat te kunnen produceren waar de markt om vraagt. Aangezien er een wereldwijde schaarste aan katoen is, althans aan bepaalde soorten katoen, vraagt u zich misschien af waarom we die katoensoorten dan niet uit Afrika importeren. Dat komt doordat Afrika niet de juiste soorten katoen produceert die wij nodig hebben en het niet gemakkelijk is om van de ene dag op de andere over te schakelen op een andere soort katoenproductie. Aan dat probleem moeten we dus extra aandacht besteden.

Tot slot wil ik graag nog zeggen dat we, gezien de situatie met betrekking tot Pakistan, zowel meer hulp als meer handel nodig hebben; we hebben het allebei nodig. De Europese Unie heeft al 320 miljoen euro bijgedragen, 60 procent van het bedrag waar de Verenigde Naties aanvankelijk om vroeg. Dat zullen we ook blijven doen; dat is meer hulp.

Handel is geen hulp, zoals tijdens deze plenaire vergadering werd opgemerkt. Handel draait erom dat de Pakistaanse economie kansen wordt geboden om te produceren en te exporteren, en om banen te geven aan de mensen die deze banen nodig hebben. Ik denk dat het bieden van extra handelsmogelijkheden aan Pakistan een onmisbaar hulpmiddel voor economisch herstel is. Het draait hierbij echter niet om hulp, waarbij u de ‘begunstigden’ niet kunt sturen. Bij handel is het veel gemakkelijker om het proces te sturen, maar we weten ook dat hoewel handel zwakke plekken heeft, we een economie niet kunnen laten herstellen door enkel hulp te bieden.

Ik denk dat beide elementen nodig zijn, zowel hulp als handel. Daarom werken we dan ook aan beide mogelijkheden. Zoals ik tijdens deze plenaire vergadering al eerder heb gezegd, is het waar dat we er ook rekening mee moeten houden dat we het hier hebben over een regio die zwaar verwoest is. Er zijn veel Parlementsleden uit Italië aan het woord geweest, en naar ik begrijp, is het overstroomde grondgebied van Pakistan ongeveer zo groot al het hele Italiaanse grondgebied. Dat is de schaal waarover we het hier hebben, dus denk ik dat we hen moeten helpen, maar dat we ook niet mogen vergeten dat dit een zeer kwetsbare regio is die van grote geostrategische waarde is. De regio is ook erg belangrijk voor ons en onze veiligheid. Het zou erg gevaarlijk voor Europa zijn als deze regio onstabiel zou worden en dus moeten we al het mogelijke doen om ervoor te zorgen dat de stabiliteit van de regio niet wordt beïnvloed door wat er gebeurt in Pakistan.

Dit is dus een totaalpakket van maatregelen die we inzetten. We voeren politieke gesprekken met Pakistan; zo heeft er onlangs nog een top met het land plaatsgevonden, en we zullen ook in de toekomst zulke gesprekken blijven voeren. Diverse EU-functionarissen en bijvoorbeeld ook commissaris Georgieva hebben het land bezocht met het oog op humanitaire hulp. We hebben het hulppakket, dat zeer behoorlijk is, en we hebben tevens een economische aanpak in de vorm van meer handel. Ik denk en hoop dat dit echt iets behoorlijks zal betekenen voor Pakistan. Ik ben er tevens van overtuigd dat we door Pakistan te helpen in zekere mate ook onszelf helpen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

 

15. Aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde producten die uit derde landen worden ingevoerd (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde producten uit derde landen [COM(2005)0661 – C7-0048/2010 – 2005/0254(COD)] – Commissie internationale handel. Rapporteur: Cristiana Muscardini (A7-0273/2010).

 
  
MPphoto
 

  Cristiana Muscardini, rapporteur. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, veel van de belangrijkste economische en handelspartners van de Europese Unie kennen al enige tijd nationale regelgeving waarmee de aanduiding van het land van oorsprong van geïmporteerde goederen verplicht wordt gesteld.

In 2005 heeft de Commissie een verordening voorgesteld om de Europese Unie met die landen op gelijke voet te brengen door de aanduiding van het land van oorsprong verplicht te stellen voor bepaalde uit derde landen geïmporteerde producten. Deze verordening zal eraan bijdragen dat de ongelijke situatie die tot nu toe gold voor de Europese consumenten, wordt rechtgetrokken. Zij beschikken, in tegenstelling tot burgers uit derde landen, niet over het recht om volledig op de hoogte te zijn van de herkomst van de producten die ze kopen. Hier is dus sprake van inbreuk op een democratisch recht dat vrijheid van keuze en het recht op kennis impliceert.

De verordening maakt de achtergestelde situatie van de Europese burgers ongedaan en wil daarnaast het legitieme recht op wederkerigheid herinvoeren. Veel consumentenorganisaties hebben om deze verordening gevraagd, terwijl veel ondernemersorganisaties deze steunen. De Europese productie zal zich nooit kunnen herstellen als onze producenten niet dezelfde garanties krijgen die in andere landen gelden, waar al regelgeving bestaat op het gebied van de oorsprongsaanduiding van producten.

De Europese producenten – die geheel terecht moeten voldoen aan vele vereisten de die Europese Unie hun oplegt om de kwaliteit van de producten te kunnen garanderen ter bescherming van de consumenten en die, om te mogen exporteren, een oorsprongsaanduiding op hun producten moeten aanbrengen – hebben nu te maken met de oneerlijke concurrentie van producenten uit derde landen die hun producten naar Europa kunnen exporteren, terwijl ze de herkomst ervan verdonkeremanen.

Op 5 februari 2009, tijdens de vorige zittingsperiode, is een resolutie aangenomen waarin met het oog op de internationalisering van Europese kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) werd ingegaan op de problemen waarmee zij in dat verband te maken hadden. Op dit moment ondervinden KMO’s echter nog steeds problemen van de oneerlijke concurrentie van producenten uit derde landen die hun producten zonder oorsprongsaanduiding naar Europa kunnen exporteren, waarbij de Europese consumenten het recht om geïnformeerde keuzen te kunnen maken, wordt ontnomen.

Een echt vrije markt dient gebaseerd te zijn op eerlijke concurrentie en duidelijke regels die door iedereen gedeeld en toegepast worden. Daarom zal de aanneming van deze verordening ons eindelijk ontdoen van deze democratische tekortkoming en van de oneerlijke concurrentie die nog steeds in Europa voorkomt en die vooral ten koste gaat van de consumenten.

De Commissie internationale handel van het Europees Parlement heeft de verordening met een grote meerderheid goedgekeurd, met negentien stemmen vóór en drie tegen. Het Parlement heeft hier tijdens de vorige zittingsperiode al zijn steun voor uitgesproken middels een schriftelijke verklaring die een absolute meerderheid achter zich kreeg, en tijdens de huidige zittingsperiode middels een resolutie die met 529 van de 593 stemmen werd aangenomen. Het verbaast mij zeer dat enkele leden die de schriftelijke verklaring hebben ondertekend en die vóór de resolutie van november 2009 hebben gestemd, vandaag een amendement hebben ingediend om de verordening te verwerpen.

Ik vind dat ik rustig kan zeggen dat degenen die vandaag tegen het voorstel stemmen, niet willen dat de Europese burgers dezelfde rechten krijgen als de Chinese burgers.

 
  
MPphoto
 

  Karel De Gucht, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, geachte leden, we bespreken hier vanavond een wetgevingsvoorstel dat de Commissie in 2005 heeft ingediend met betrekking tot de aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde producten die uit derde landen worden ingevoerd – de zogenaamde ‘made in’-verordening.

Ik wil de rapporteur, mevrouw Muscardini, graag bedanken voor haar toewijding ter ondersteuning van ons voorstel en voor haar harde werk. Ik wens haar veel succes bij het verdere verloop door het wetgevingsproces.

In 2005 was het Verdrag van Lissabon nog lang niet in werking getreden en daarom had dit Parlement nog lang geen gelijke wetgevende macht met betrekking tot het handelsbeleid. Het gebrek aan wetgevende macht weerhield het Europees Parlement er echter niet van om twee keer haar steun voor dit voorstel uit te spreken. Ondanks onze constante inspanningen is er nog geen vooruitgang geboekt in de richting van aanname door de Raad.

Nu het Verdrag van Lissabon wel in werking is getreden, verheugt het mij dat het Europees Parlement zijn volledige rol met betrekking tot dit voorstel kan spelen. Ik zeg dit omdat de EU wetgeving moet aannemen over oorsprongsaanduidingen voor bepaalde goederen uit derde landen. Momenteel zijn oorsprongsaanduidingen niet verplicht in de EU: producten kunnen voorzien zijn van een oorsprongsaanduiding mits deze niet misleidend is voor de consument, in lijn met de EG-richtlijn betreffende oneerlijke handelspraktijken uit 2005.

Het doel van ons voorstel is een verplichte aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde ingevoerde producten te introduceren en om duidelijke regels in te voeren over de manier waarop de oorsprong moet worden vastgesteld. De doelstellingen van ons voorstel zijn duidelijk: consumenten in staat stellen de oorsprong van goederen te weten en transparantie waarborgen volgens één enkele norm op basis waarvan de oorsprong kan worden bepaald. Informatie over de oorsprong omvat uiteraard niet alles wat de consument mogelijk wil weten over een bepaald product, maar heeft in elk geval het voordeel dat het nuttig en duidelijk is.

Ten tweede kunnen consumenten als ze beter geïnformeerd zijn, vrijelijk bepalen wat zij willen kopen op basis van hun eigen voorkeuren. Overigens kan ons voorstel ook bijdragen aan een kleiner aantal frauduleuze of misleidende oorsprongsaanduidingen. Het heeft een beperkte reikwijdte en is van toepassing op goederen zoals leer, textiel, schoeisel en glaswerk. Het zou niet gelden voor sectoren zoals elektronica, ICT-apparatuur, chemicaliën, machines, auto’s, enzovoort.

De productcategorieën die eronder vallen, omvatten onder andere producten waarvoor informatie over de oorsprong specifiek van belang is: producten die bestemd zijn voor de eindconsument. Een van de amendementen die de Commissie internationale handel heeft aangenomen, verwijst duidelijk naar deze voorwaarde, wat ik een positieve zaak vind. Natuurlijk zullen we de consistentie moeten waarborgen tussen dit principe – namelijk ‘goederen voor eindconsumenten’ – en de daadwerkelijke producten die uiteindelijk onder de verordening zullen vallen, zoals wordt beschreven in de bijlage ervan.

Ik zal niet ontkennen dat een oorsprongsaanduiding kosten met zich meebrengt voor handelaren en exporteurs naar de EU. De kosten zullen met name afhankelijk zijn van de productieprocessen en de technische aanduidingsregels. Daarom is het belangrijk dat we deze kosten tot een minimum beperken. De Commissie zou verantwoordelijk zijn voor het opstellen van de regels met betrekking tot de voorwaarden van de aanduiding, en moet hierbij zeer veel aandacht besteden aan het minimaliseren van de kosten door te vertrouwen op internationale praktijken, waarbij wordt overlegd met lidstaten en alle betrokken industrieën en handelaren.

Als we dit voorstel in een ruimere context plaatsen, zien we dat bij andere grote handelspartners, zoals de VS, Canada, Japan en China, dergelijke programma’s al lang van kracht zijn. Daarom kunnen wij nuttige lessen leren uit de ervaringen van anderen.

Tot slot benadruk ik de vastberadenheid van de Commissie om hecht samen te werken met het Parlement zodat we ervoor kunnen zorgen dat dit voorstel wordt aangenomen en we straks een efficiënt, nauwkeurig en voordelig programma voor oorsprongsaanduiding hebben.

 
  
MPphoto
 

  Christofer Fjellner, namens de PPE-Fractie. – (SV) Het verplicht vermelden van het land van oorsprong of het gebruik van de woorden ‘Made in’, houdt in dat op goederen die vanuit de rest van de wereld in Europa worden ingevoerd moet worden vermeld waar ze vandaan komen. Volgens mij is dat een voorstel dat thuishoort in de vorige eeuw, toen iets dat bijvoorbeeld in Zweden was geproduceerd ook daadwerkelijk alleen bestond uit onderdelen uit Zweden. In het voorstel lijkt echter geen acht te zijn geslagen op de wereldhandel, de mondialisering en globale toeleveringsketens.

Een van mijn favoriete voorbeelden is het hemd dat ik draag. Het is gemaakt van katoen uit Egypte dat in Italië tot stof werd geweven. Het werd in Hong Kong ontworpen en ten slotte gestikt in China. Ik denk dat – om de heer Lamy, voormalig commissaris en huidig directeur-generaal van de Wereldhandelsorganisatie, te citeren – ‘Made in the world’ een veel betere beschrijving zou zijn dan ‘Made in China’, de vermelding die het hemd waarschijnlijk zou krijgen op basis van deze verordening. Zo ziet de wereld er vandaag namelijk uit.

Dit is geen voorstel dat tot betere informatie leidt. Ik denk integendeel dat dit een voorstel is dat nieuwe handelsbelemmeringen opwerpt, de handel bemoeilijkt en misschien zelfs protectionistisch is. Dat is precies de reden waarom dit soort regelingen in de EU verboden is. In de interne markt mag bijvoorbeeld in Zweden niet worden geëist dat op goederen die vanuit Duitsland worden ingevoerd, wordt vermeld waar ze vandaan komen. Het klopt dat veel van onze handelspartners, bijvoorbeeld de VS, dit soort regelingen toepast. De VS voerde in 1930 een dergelijke regeling in, maar dat is natuurlijk niet iets wat navolging verdient. We weten allemaal dat de jaren dertig van de vorige eeuw een van de donkerste decennia in de geschiedenis van de wereldhandel was. In plaats van handelsregelingen uit vorige eeuwen en nieuwe handelsbelemmeringen in te voeren en in plaats van de wereldhandel te bemoeilijken, denk ik dat we het tegenovergestelde zouden moeten doen. Om uit de recessie te geraken, zouden we de handel moeten vergemakkelijken. Daarom is mijn boodschap aan de Commissie: herschrijf het voorstel en doe het deze keer goed. Ik zal morgen tegen dit voorstel stemmen en ik ben ervan overtuigd dat veel van mijn collega’s mijn voorbeeld zullen volgen.

 
  
MPphoto
 

  Kader Arif , namens de S&D-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega’s, ik ben altijd zeer blij na de heer Fjellner het woord te nemen, aangezien ik altijd zeker weet dat ik het niet met hem eens ben.

Maar laat ik allereerst onze rapporteur, alle schaduwrapporteurs en in het bijzonder mijn vriend de heer Susta, bedanken voor hun uitstekende werk en hun goede samenwerking bij deze tekst, op grond waarvan een aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde in Europa ingevoerde producten eindelijk verplicht wordt gesteld. Hartelijk dank ook aan u, commissaris, voor uw inzet.

Onze stemming van morgen zal namelijk de eerste fase zijn op weg naar de goedkeuring van deze verordening, die dateert uit 2005 en waarvoor het Europees Parlement altijd zich sterk heeft gemaakt en gepleit heeft. De aanduiding van oorsprong is een belangrijke stap als het gaat om transparantie en voorlichting, die we voortdurend moeten verbeteren in het belang van de Europese burger.

De Europese consumenten willen namelijk terecht weten wat ze kopen, waar het product vandaan komt en onder welke omstandigheden het is geproduceerd. Ze eisen derhalve betere voorlichting om zo verantwoorder te kunnen consumeren.

Met deze nieuwe regelgeving komen wij tegemoet aan deze behoefte, want onze medeburgers zullen beter geïnformeerd zijn, met name over de sociale en milieuaspecten van de producten die ze kopen. In tegenstelling tot wat sommigen willen geloven, is de consument ook een burger, die bereid is meer te betalen voor een Europees kwaliteitsproduct, want deze regelgeving is ook van cruciaal belang voor Europese ondernemingen, die een reputatie hoog te houden hebben als het gaat om kwaliteit en strenge productienormen.

Voor deze ondernemingen die ervoor hebben gekozen productie te handhaven die knowhow en arbeidsplaatsen in Europa behoudt, zal deze verordening billijke concurrentievoorwaarden scheppen ten opzichte van onze buitenlandse handelspartners. De tekst die uit de stemming van de Commissie internationale handel naar voren is gekomen is evenwichtig, en daarom roep ik alle leden van dit Parlement op om morgen in de voltallige vergadering niet aan dit evenwicht te tornen en om deze tekst met een overweldigende meerderheid te steunen.

 
  
MPphoto
 

  Niccolò Rinaldi, namens de ALDE-Fractie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren. Mevrouw de Voorzitter, als u – wellicht in het gezelschap van commissaris De Gucht – naar de Rialto-brug in Venetië zou gaan en daar een paar schoenen, een stropdas, een traditioneel masker of een glas uit Murano zou willen kopen die als ‘Italiaans’ worden aangeprezen, bestaat de kans dat u wordt afgezet en tot de ontdekking komt dat het product dat u gekocht heeft helemaal niet in Italië, maar in een of ander Aziatisch land is vervaardigd.

Ik denk dat het voorstel voor een verordening waarover wij nu debatteren enige orde aanbrengt in een steeds chaotischer globale markt. Met de verordening wordt geprobeerd de consumenten te beschermen – onder wie u, mevrouw de Voorzitter, en commissaris De Gucht, wanneer u op de Rialto-brug in Venetië of elders gaat winkelen – alsook de Europese bedrijven die hun activiteiten niet hebben verplaatst (terwijl bedrijven die dat wel hebben gedaan met deze verordening gestraft zullen worden). Bovenal zal deze verordening de ongelijke situatie op de handelsmarkten corrigeren, waar Europa momenteel de enige grote zone is waar geen verordening geldt op het gebied van verplichte oorsprongsaanduiding.

Dit is geen protectionistisch voorstel, sterker nog, ik vind het voorstel erg evenwichtig. Het voorstel geldt slechts voor een beperkt aantal producten, voor de eindproducten die bestemd zijn voor de consumenten, waarbij het – als het aan mijn fractie ligt – een proef van vijf jaar betreft, want wij zullen het amendement met de uitdovingsclausule steunen. Daarnaast hebben we in de commissie, middels een amendement van mijn hand, een bepaling opgenomen waarmee buitensporige bureaucratische rompslomp ten nadele van het bedrijfsleven moet worden voorkomen.

Als de uitkomst van de stemming van morgen positief is, betekent dat wel winst, maar nog niet de eindoverwinning. We zullen de volledige steun van de Commissie nodig hebben bij onze onderhandelingen met de Raad. De Commissie heeft al veel suggesties aangedragen en heeft zich zeer constructief opgesteld, waarvoor wij haar danken, en hierom moeten we blijven samenwerken. Ik ben er zeker van dat we over vijf jaar tevreden zullen zijn met het behaalde resultaat.

 
  
MPphoto
 

  Malika Benarab-Attou, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega’s, ik wil de rapporteur graag bedanken voor het goede werk dat ze heeft verricht. Wij moeten beter geïnformeerd zijn over de oorsprongsaanduiding op de producten die we kopen. Het Gemeenschapsrecht voorziet bovendien in sancties in geval van overtreding …

Neemt u me niet kwalijk, er is een probleem, ik zal later het woord voeren.

(Spreekster stopt en hervat vervolgens haar toespraak op verzoek van de Voorzitter)

Wij moeten beter geïnformeerd zijn over de oorsprongsaanduiding op de producten die we kopen. Het Gemeenschapsrecht voorziet bovendien in sancties in geval van overtreding, en van misleiding betreffende de oorsprong. Het Hof …

Nee, het gaat niet, neemt u me niet kwalijk.

(Spreekster stopt opnieuw)

 
  
MPphoto
 

  Jan Zahradil, namens de ECR-Fractie. – (CS) Ik begrijp wel waarom het voorstel is ingediend, maar dat betekent nog niet dat ik het met die redenen eens ben. Ik denk dat het in de huidige gemondialiseerde wereld erg moeilijk is om één enkel land van oorsprong aan te duiden. Bovendien vormt vooral het handelsmerk en niet het land van oorsprong de garantie dat de kwaliteit in orde is. Tevens dient te worden opgemerkt dat dit voorstel niets te maken heeft met de bescherming van fabrieks- of handelsmerken en het dus op het vlak van de bescherming van fabrieks- of handelsmerken niets vermag. Het feit dat het leidt tot verhoging van de kosten per product en dus waarschijnlijk tevens tot verhoging van de verkoopprijs, is reeds door de commissaris genoemd. Ten slotte zou het feit dat het voorstel slechts over bepaalde producten gaat – waarnaar hier meerdere malen verwezen is – productdiscriminatie of geografische discriminatie genoemd kunnen worden.

Ik zou er dus graag voor willen pleiten dat we niet verder gaan dan vrijwillige vermelding. Want daar waar de consument oorsprongsvermelding werkelijk van belang vindt, past het leeuwendeel van de Europese producenten d toch al op vrijwillige basis toe. De Europese Unie krijgt vaak het verwijt dat zij te veel regels uitvaardigt, veel te veel voorschriften die de economie afremmen. Laten we dan op z’n minst in dit geval er eens voor kiezen het juridisch en economisch milieu in de Europese Unie niet nog eens verder te belasten.

 
  
MPphoto
 

  Helmut Scholz, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, ook ik bedank mevrouw Muscardini voor het werk dat zij voor dit verslag heeft verricht en de schaduwrapporteurs voor de constructieve samenwerking.

Mijn fractie is verheugd over de aanzet om consumenten meer transparantie met betrekking tot de herkomst van producten te bieden en ondersteunt de routekaart – zoals collega Rinaldi het noemt – voor het behalen van de etappezege. In feite zouden wij willen dat er nog meer informatie voorhanden zou zijn, bijvoorbeeld over de zogenaamde ecologische voetafdruk van producten, over inachtneming van rechten van werknemers in het productieproces of over een passend aandeel in de winst van producenten en werknemers. We zijn echter niet van mening dat deze verdere wensen thuishoren in een verordening voor de aanduiding van het herkomstland. De naam van het land op zich levert geen betrouwbare uitspraken hierover. Kijk bijvoorbeeld maar naar India. Kinderarbeid is daar verboden, maar er bevinden zich zwarte schapen onder de ondernemers daar, terwijl er ook een grote meerderheid van ondernemers is die zich wel aan de wet houdt. We moeten er daarom bij een Europese verordening ook op letten dat noch concurrenten noch nationalisten een heel land en zijn producten door het slijk kunnen halen.

Wij bepleiten de uitbreiding van certificeringssystemen. Fair Trade-labels zijn hiervan een voorbeeld dat nu met EU-steun moet worden uitgebreid. Door ook te letten op een CO2-arme productiewijze en menswaardige arbeidsomstandigheden kunnen we ook rekening houden met moderne uitdagingen. Ik verzoek de Commissie stappen te zetten voor een verdere verordening in deze richting.

Ik wil graag nog een idee naar voren brengen. Een consequente invoering van het ‘made in’-voorschrift kan een bijdrage leveren aan de oplossing van politieke conflicten, zoals het onbelemmerd toelaten van ‘made in Palestina’-producten op de EU-markt, wat een mogelijkheid voor een autonome economische ontwikkeling in Palestina zou bieden.

 
  
MPphoto
 

  Claudio Morganti, namens de EFD-Fractie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het Europees Parlement zal morgen stemmen over de verordening waarmee – gezien de huidige stand van de ingediende amendementen – een oorsprongsaanduiding verplicht wordt gesteld voor goederen die voor eindverbruik en voor de consumenten bestemd zijn.

Deze laatste definitie zou een heftige kettingreactie kunnen veroorzaken, omdat de plicht niet geldt voor halffabrikaten en tussenproducten die – aangezien zij in derde landen zijn geproduceerd – na aankomst in Europa met een laatste, misschien minieme bewerking kunnen doorgaan voor producten die in een lidstaat zijn geproduceerd. Op deze manier zouden de consumenten niet volledig op de hoogte zijn van de werkelijke oorsprong van het product, terwijl grote bedrijven gestimuleerd zouden worden om hun activiteiten naar derde landen te verplaatsen, zodat zij puur uit eigenbelang vele malen meer kunnen gaan verdienen ten koste van onze industriegebieden.

Om deze redenen hebben wij enkele amendementen ingediend waarmee we de definitie willen uitbreiden naar halffabrikaten en tussenproducten, zodat de transparantie en de traceerbaarheid van uit derde landen geïmporteerde producten kan worden gegarandeerd, overeenkomstig de Italiaanse wet-Reguzzoni, die de rechten van de consumenten volledig eerbiedigt. Collega’s, dit is echt de laatste kans om de productiesector in Italië en elders in Europa te beschermen, een sector die een van de motoren van de economie is, in tegenstelling tot die paar industriële grootmachten die alleen hun eigen belangen dienen en niet die van de gemeenschap als geheel.

De beperking van de lukrake verplaatsing van activiteiten, van namaak en van de uitbuiting in werkverband moet een van de doelstellingen van het Europees Parlement blijven. Als we morgen voor de verordening in de huidige vorm stemmen, vergooien we een grote kans en daarmee ook onze inspanningen, maar vooral die van de miljoenen werknemers van kleine en middelgrote bedrijven, die zich verraden zullen voelen, net als de consumenten die erop vertrouwden dat we een verantwoordelijke keuze zouden maken. Wij strijden niet tegen personen, maar voor werk, het bedrijfsleven, onze arbeidskrachten en alle Europese burgers.

 
  
MPphoto
 

  Diane Dodds (NI). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, we leven in uitdagende economische tijden en veel kleine bedrijven hebben het gevoel dat zij gebukt gaan onder de administratieve rompslomp van de EU en de kosten die dit met zich meebrengt. Ik denk dat dit Parlement en de Commissie in de eerste plaats moeten kijken naar manieren om de financiële lasten te verlichten van de administratieve rompslomp waar we hier op aandringen.

Voor dit voorstel moeten we een balans zien te vinden tussen het openstellen van markten voor Europese producten en het waarborgen van de kwaliteit en veiligheid van geïmporteerde producten. Ik moet echter zeggen dat ik wel het voordeel inzie van etikettering door derde landen als het gaat om levensmiddelen. Ik weet dat zij niet onder dit voorstel vallen, maar veel Noord-Ierse boeren voelen zich in de steek gelaten wanneer zij hard werken om te voldoen aan de vereisten die Europa hun oplegt, en vervolgens moeten concurreren met anderen die niet hoeven te voldoen aan dezelfde normen.

Ik hoop dat de commissaris er rekening mee houdt dat degenen onder ons die plattelands- en landbouwgemeenschappen vertegenwoordigen, de hervatting van gesprekken met Mercosur-landen niet zijn vergeten. Wij hopen dan ook dat hij niet bereid is om onze langbouwindustrie op te offeren voor ver weg gelegen markten. Dit Parlement heeft de gewoonte om wetgeving te ver door te voeren, en ik vrees dat dit nu ook in dit specifieke geval gebeurt.

 
  
MPphoto
 

  Elisabeth Köstinger (PPE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik mijn collega, mevrouw Muscardini, bedanken voor het door haar verrichte werk, vooral met het oog op de controversiële punten waarvan sommige al zijn besproken. Ik ben ervan overtuigd dat Europese consumenten hierover informatie moeten krijgen. Ik ben ook van mening dat ons doel de bescherming van de Europese burgers tegen gevaarlijke en schadelijke producten moet zijn. Eindgebruikers moeten weten welke grondstoffen worden gebruikt, hoe deze worden verkregen en waar en door wie ze worden verwerkt, alsmede welke sociale en productienormen in het desbetreffende land gelden. Het doel is duidelijk, alleen over de weg ernaartoe moet goed worden nagedacht. De voorgestelde ‘made in’-regeling in de huidige vorm zegt helaas niets over de werkelijke oorsprong van een bepaald artikel.

Ik wil dit met een voorbeeld illustreren. Oezbekistan is de op twee na grootste katoenexporteur ter wereld. De oogst geschiedt voor 90 procent met de hand en dit is grotendeels kinderarbeid. De op die manier geoogste katoen wordt vervolgens naar Vietnam verscheept en daar verder verwerkt. Volgens het huidige voorstel van de Commissie, moet de textiel die vanuit Vietnam in de EU wordt geïmporteerd worden bestempeld als ‘made in Vietnam’. Hoe zit het hier dan met de transparantie voor de Europese consument? Niemand weet waar de grondstoffen vandaan komen en hoe die zijn verkregen. Die informatie is dan helaas niet voldoende.

Het Europees Consumentencentrum in Oostenrijk heeft een actueel onderzoek gepubliceerd en hierin staat dat mondiaal leidende en gerenommeerde textielconcerns niet kunnen uitsluiten dat in de productie gebruik wordt gemaakt van grondstoffen van staatsbedrijven waarbij kinderen werken. Het is heel duidelijk dat een dergelijke ‘made in’-regeling waarbij grondstoffen in het productieproces buiten beschouwing worden gelaten, voorbijgaat aan de behoeften van de Europese eindgebruiker. Ik ben voor meer juiste informatie over producten en steun daarom dit voorstel van de Commissie niet.

 
  
MPphoto
 

  Gianluca Susta (S&D). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, mijn dank gaat uit naar de rapporteur, mevrouw Muscardini, en naar alle schaduwrapporteurs met wie ik aan dit voor ons zeer belangrijke dossier heb gewerkt. Ik hoop dat het Europees Parlement de wetgevingsresolutie morgen net zo overtuigend zal steunen als het geval was in juli 2006, bij de schriftelijke verklaring uit 2008 en bij de positieve uitslag van de stemming over de resolutie uit 2009.

We staan op het punt om een maatregel aan te nemen die de consumenten zou moeten beschermen en informeren over de oorsprong van producten voor algemeen gebruik, waarbij er weer sprake zal zijn van gelijke kansen in de internationale handel en van wederkerigheid tussen de Europese Unie en haar belangrijkste concurrenten. De maatregel brengt geen extra kosten met zich mee voor bedrijven uit derde landen, die al verplicht zijn hun producten van een oorsprongsaanduiding te voorzien in alle landen waarmee wij concurreren en in vele andere landen. Daarnaast brengt de maatregel geen lastenverzwaringen met zich mee voor het Europese distributiesysteem dat, indirect, zonder dat er openbare middelen mee gemoeid zijn, de terugkeer van belangrijke industrieën naar Europa bevordert, de verplaatsing van bedrijven beperkt en helpt bij de bestrijding van namaak.

Het gaat om een geheel van overduidelijke voordelen, die niet mogen worden tegengehouden door een eventuele roep om aanvullende maatregelen, want hier geldt dat het beste de vijand van het goede is. We moeten een proces dat zeven jaar geleden werd ingezet, afronden door ons hard te maken voor de belangen van onze bedrijven – vooral in deze tijden van crisis en werkloosheid – en voor de mogelijkheden van een handelssysteem dat in het teken staat van wederkerigheid, consumentenbescherming en correcte informatie, en dat verder zou kunnen worden ontwikkeld op het vlak van de opspoorbaarheid.

Als het Parlement niet vóór deze maatregel stemt, ontstaan er problemen. Ik dank de Commissie nogmaals, net als iedereen die van plan is de maatregel te steunen, omdat deze ten goede komt aan de Europese burgers en de wereldhandel.

 
  
MPphoto
 

  Malika Benarab-Attou (Verts/ALE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijn excuses, geachte collega’s, ik bedank de rapporteur voor haar goede werk. Wij moeten beter geïnformeerd zijn over de oorsprongsaanduiding op de producten die we kopen. Het Gemeenschapsrecht voorziet overigens in sancties in geval van overtreding, en van misleiding betreffende de oorsprong.

Het Europese Hof van Justitie stelt dat de Commissie …

Nee, neemt u me niet kwalijk, er is een probleem. Ik zal mijn interventie indienen voor opname in de notulen.

(Spreekster stopt)

 
  
MPphoto
 

  Jacky Hénin (GUE/NGL).(FR) Mevrouw de Voorzitter, het wonder van vrije handel en van vrije en onvervalste mededinging betekent dat een consument die een als Laguiole geëtiketteerd mes koopt in de Aveyron, de regio van oorsprong van dat mes, 90 procent kans heeft een in China of Pakistan gemaakt mes van slechte kwaliteit aan te schaffen, om maar een voorbeeld te noemen. Hier is echt sprake van kopersbedrog.

Als we de industriële werkgelegenheid in de Europese Unie echt willen behouden en ontwikkelen, als we de Europese consument niet willen bedriegen en zijn gezondheid willen beschermen, als we de sociale en ecologische verworvenheden van onze samenlevingen willen bestendigen, dan is het hoog tijd de oorsprongsaanduiding op industrieproducten verplicht te stellen, ook al moeten we hiervoor afbreuk doen aan de ultraliberale dogma’s die ten grondslag liggen aan Europa. Deze aanduiding moet serieus zijn, en geen vorm van misleiding waarbij we een product presenteren als ’made in Europe’, terwijl het in feite slechts een verzameling onderdelen uit alle windstreken van de wereld betreft, en enkel het etiket ‘made in Europe’ is.

In dat geval ook moeten de douanediensten en ministeries van justitie van de lidstaten over alle handhavings- en sanctiemiddelen beschikken om strenge wetgeving inzake de oorsprongsaanduiding en het land van oorsprong ten uitvoer te leggen.

 
  
MPphoto
 

  Jaroslav Paška (EFD). - (SK) Dankzij het open handelsbeleid kunnen onze burgers producten kopen afkomstig uit alle hoeken van de wereld. Ze hebben echter vaak niet de mogelijkheid zich te informeren over de herkomst van het product, over waar het geproduceerd is en waar de materialen waarvan het gemaakt is vandaan komen, noch over welke technologische procedés er gebruikt zijn bij de productie of de verwerking ervan.

Optimale kennis van de consument over een te kopen product is echter juist een sine qua non voor goede koopbeslissingen. Onze Europese burgers hebben echter nog altijd geen recht op de meest elementaire informatie over het product, terwijl burgers van de Verenigde Staten van Amerika daar reeds sinds 1930 over beschikken en meer recentelijk de inwoners van China, Japan, Canada, India, Mexico en andere landen eveneens.

Het is dan ook de hoogste tijd dat de Europese Unie met regelgeving komt ter bescherming van de Europese consument, ongeacht de specifieke eigenbelangen van de grote detailhandelsketens en andere belangengroepen, en tevens de hoogste tijd dat zij leveranciers de verplichting oplegt om op uit derde landen ingevoerde waar de nodige informatie aan te brengen over de herkomst. Onze consumenten zouden op die manier de beschikking krijgen over een belangrijke bron van informatie voor hun koopbeslissingen zonder dat producenten uit derde landen die hun producten naar andere landen uitvoeren extra belast worden. Per slot van rekening geven zij de herkomst van hun producten al lang aan op voor andere landen bestemde producten.

Daarbij is het echter van belang een goed doordacht mechanisme op poten te zetten voor in alle lidstaten uniform uit te voeren sancties ingeval van overtreding van deze verordening, opdat producenten niet op zoek gaan naar plaatsen waar zij de gemeenschappelijke Europese markt kunnen betreden met een minimaal risico dat ze tegen de lamp lopen, en zo de uit de verordening voortvloeiende verplichtingen kunnen omzeilen. Ik ben er stellig van overtuigd dat de Europese consument en ook bonafide producenten sterk gebaat zijn bij een deugdelijke aanduiding van het land van herkomst op producten uit derde landen.

 
  
MPphoto
 

  Zuzana Roithová (PPE). - Reeds lange tijd komen Tsjechische glas-, textiel- en schoenenproducenten regelmatig naar mij toe met het pleidooi voor meer transparantie ten aanzien van de oorsprong van producten. Ze moeten namelijk concurreren tegen imitaties van onduidelijke oorsprong die de Europese markt parasiteren. Het gaat daarbij veelal om goederen van slechte kwaliteit die in sommige gevallen zelfs schadelijk zijn voor de gezondheid. Informatie over waar het textiel, de schoenen, het glas, de sieraden of de farmaceutische producten zijn geproduceerd is geen topgeheim en ook is de aanduiding van die oorsprong geen uiting van protectionisme en vormt het geen enkel obstakel voor de vrijhandel, zoals de liberalen dat zo graag doen geloven. Integendeel, alleen als de consument op basis van informatie en opgedane ervaring weloverwogen en vrij zijn keuzen maken kan, is er sprake van een ware vrije markt en eerlijke mededinging.

Ik sluit mij volledig aan bij de rapporteur, mevrouw Muscardini, en wil haar bedanken voor haar bijdrage aan het compromis waardoor naar ik hoop het voorstel morgen kan worden goedgekeurd. Ik begrijp dat voornamelijk in de noordelijke lidstaten waar traditionele producten reeds vervangen zijn door import uit derde landen dergelijke voorschriften kunnen worden opgevat als overbodige bureaucratie. Daar stel ik echter tegenover dat we ons met de goedkeuring van dergelijke regelgeving zouden aansluiten bij de VS, Canada, Japan en China waar ‘made in’ reeds verplicht is. Evenals de voorgaande spreker ben ik van mening dat de Commissie met voorstellen moet komen voor ten minste minimale normen voor sancties en zij erop toe moet zien dat de regels overal in de Europese Unie op dezelfde wijze worden nageleefd en exporteurs uit derde landen zo, voor wat betreft het binnenbrengen van producten in de Gemeenschap, geen voorkeur gaan geven aan een bepaalde lidstaat omdat ze daar minder of geen kans lopen tegen de lamp te lopen. Dat zijn we onze burgers verplicht.

 
  
  

VOORZITTER: LÁSZLÓ TŐKÉS
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Jörg Leichtfried (S&D).(DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, waarde collega’s, onlangs had ik tijdens een delegatiereis van de Commissie internationale handel het genoegen om een kijkje te nemen bij productieplaatsen in Europa, kleine ondernemingen die onder zeer zware omstandigheden moeten produceren. Ik zag uitstekende kwaliteit, eerlijke beloningen, goede arbeidsvoorwaarden en een verstandig arbeidsklimaat. Dat is een direct gevolg van tradities en de Europese rechtsorde. Er zijn echter genoeg landen waar dat allemaal niet bestaat, waar geen sprake is van goede arbeidsomstandigheden en daarvoor geen garanties bestaan. Ik vind dat Europese consumenten in de toekomst ten minste moeten begrijpen uit wat voor soort land het product dat ze kopen komt. Dat is iets wat in de toekomst dankzij deze richtlijn, die door mevrouw Muscardini zeer goed is voorbereid, vereist is. Daarom moeten wij hiermee instemmen.

Tegen degenen die hun productie naar het buitenland hebben verplaatst, omdat het daar gemakkelijker is en ze minder last hebben van bureaucratie, en die zich daar nu over beklagen, zou ik willen zeggen: eigen schuld!

 
  
MPphoto
 

  Antonio Cancian (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, Europa kon zich niet aan zijn plicht onttrekken: alleen op deze manier konden en moesten we handelen. Ik dank mevrouw Muscardini voor de vasthoudendheid waarmee zij te werk is gegaan en alle andere collega’s die zich met dit dossier hebben beziggehouden.

Wat betreft de traceerbaarheid van producten die uit derde landen afkomstig zijn, acht ik het van belang dat de consumenten op de hoogte zijn van de herkomst en de oorsprong van producten, ter bescherming van hun gezondheid en vrijheid, waarbij de verplichte oorsprongsaanduiding wordt uitgebreid naar halffabrikaten waarvan de productieketen bekend is. Wanneer het gaat om het concurrentievermogen, brengt het ontbreken van een dergelijke verordening de rechten van de Europese burgers en consumenten in het gedrang en wordt de correcte werking van de markt verhinderd, terwijl deze alleen vrij kan zijn als er gemeenschappelijke en gedeelde regels gelden en er geen sprake is van ongelijkheid en oneerlijke concurrentie.

Kleine en middelgrote bedrijven en hun nationale producten hebben bescherming nodig, in tegenstelling tot de grote bedrijven. Sterker nog, deze hebben een dergelijke bescherming in mijn ogen helemaal niet nodig, omdat ze met hun merken in de hele wereld vertegenwoordigd zijn. Daarnaast moeten we onze nationale specialiteiten en traditionele kwaliteiten bevorderen, de Europese economie weer op gang brengen en de rechten van onze werknemers op sociaal, milieu- en arbeidsvlak waarborgen.

Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik vraag me af wat we te vrezen hebben als we de waarheid zeggen en gelijke regels voor iedereen vaststellen. We moeten ons niet laten intimideren en moeten gebruikmaken van de gewone wetgevingsprocedure, waarbij we moeten voorkomen dat de Raad ons altijd zijn wil oplegt. Laten we daarom zorgen dat deze stap gerealiseerd wordt door onze steun te verlenen aan deze verordening. Laten we voor het overige afwachten wat er gebeurt.

 
  
MPphoto
 

  Sergio Gutiérrez Prieto (S&D). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, de verordening die wij vandaag bespreken is van essentieel belang voor de toekomst van de sector messen en soortgelijke producten, die in mijn regio – het land van Don Quichotte, om precies te zijn in Albacete – niet alleen 8 000 arbeidsplaatsen vertegenwoordigt, maar ook deel uitmaakt van de identiteit van de regio en een toekomstige investering in ambachtswerk als bron van werkgelegenheid.

Al geruime tijd roepen maatschappelijke groepen zoals Aprecu ertoe op messen van de aanduiding ‘made in’ te voorzien, en ook de regering van Castilla-La Mancha heeft zich er sterk voor gemaakt, met de unanieme steun van het regionale parlement.

Oorsprongsaanduiding is niet hetzelfde als interventionisme. Het is een streven naar transparantie in de commerciële regels van het spel en in de strijd tegen oneerlijke concurrentie. Het is het vergroten van de capaciteit van consumenten om beslissingen te nemen door een product te kiezen, omdat zij niet alleen rekening houden met de verkoopprijs, maar ook met het kwaliteitsmerk van de plek waar het product vandaan komt of de sociale omstandigheden waaronder het wordt gefabriceerd. Bovenal betekent het een nieuwe bron van optimisme voor veel mensen die het moeilijk hebben, maar die vandaag zullen denken dat wij ons niet onverschillig hebben getoond, door in te zetten op eerlijker handel en tegelijkertijd een toegevoegde waarde te bieden aan degenen die niet alleen iets produceren, maar ook de sociale rechten en betere arbeidsomstandigheden van Europese werknemers respecteren.

Daarom wil ik de rapporteur en de heer Menéndez del Valle bedanken voor hun politieke steun en hun maatschappelijk geweten bij dit thema dat zo belangrijk is voor mijn land.

 
  
MPphoto
 

  Peter Šťastný (PPE). - (SK) Allereerst zou ik de rapporteur, mevrouw Cristiana Muscardini, willen complimenteren met haar aanpak en haar gedegen werk. De Europese Unie is noch de eerste, noch de tweede, noch de derde die vereist dat haar burgers dusdanig worden geïnformeerd dat zij de herkomst van producten die voor eigen gebruik of verbruik zijn ingevoerd, herleiden kunnen.

De Verenigde Staten, Canada, Japan, India en andere landen bieden hun burgers dit recht al lang. Bovendien is het geheel in overeenstemming met de regels van de Wereldhandelsorganisatie. De vraag luidt dan ook: waarom hebben we tot op heden dan nog geen compromis weten te vinden? We zijn het er allemaal over eens dat de consument/burger duidelijk geïnformeerd moet worden. Aan de andere kant is het waar dat de aanduiding van het land van herkomst, het ‘made in’, ook heel goed misleidend kan zijn, aangezien in de huidige gemondialiseerde industrie eindproducten uit in uiteenlopende landen geproduceerde delen bestaan. Misschien dat als we aan ‘made in’ de aanduiding ‘processed in’ of ’assembled in’ toevoegen, we makkelijker tot een breed akkoord kunnen komen. Het zou het grootste obstakel, namelijk de vrees voor onnauwkeurige, onvolledig of zelfs misleidende informatie, uit de weg ruimen.

Tot slot wil ik de hoop uitspreken dat we hier in het Europees Parlement, dat dankzij het Verdrag van Lissabon uitgerekend op dit vlak over uitgebreidere bevoegdheden beschikt, onder leiding van de rapporteur, mevrouw Muscardini, een gezamenlijke oplossing weten te vinden waardoor onze burgers hun keuzen beter en vooral ook vrijer maken kunnen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Neemt u mij niet kwalijk, mijnheer, dat ik u stoor. Aan de orde is de ‘catch the eye’-procedure. Er zijn zes leden die het woord willen voeren, dus die kunnen we allemaal aan de beurt laten komen.

 
  
MPphoto
 

  Giovanni Collino (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, alle burgers zijn inmiddels op de hoogte van het mondiale karakter van de huidige economische crisis, en we denken dat ze zich ook bewust zijn van het belang om gemeenschappelijke regels aan te nemen om te voorkomen dat de markten verstoord raken en de handel in gevaarlijke mate afneemt.

De Europese Unie heeft onderkend dat het nodig is om de burgers te informeren over de producten die zich binnen haar grenzen bevinden en heeft zich hiervoor ingezet, waarbij zij rekening heeft gehouden met de belangen van de lidstaten en van de burgers. Het belang van de lidstaten is om optimaal gebruik te maken van de eigen middelen zonder te vervallen in protectionisme, terwijl de burgers altijd willen weten wat de herkomst van welk product dan ook is, ook als dit betekent dat ze nog even geduld moeten hebben voordat deze regelgeving geldt voor alle productcategorieën.

We willen dat de Europese Unie met één stem spreekt die net zo luid klinkt als alle andere stemmen die zich krachtig op de internationale markten roeren. Om die reden zullen wij morgen onze steun verlenen aan het verslag betreffende de aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde producten uit derde landen, en we nodigen de Raad uit om zijn bijdrage te leveren om deze wetgevingsprocedure, die al zes lange jaren duurt, tot een zo goed mogelijk einde te brengen.

 
  
MPphoto
 

  Mario Pirillo (S&D). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, vijf jaar na het voorstel voor een verordening zullen we morgen eindelijk stemmen over de verplichte oorsprongsaanduiding op bepaalde producten uit derde landen. Het Europees Parlement heeft in de afgelopen jaren meermaals aangegeven dat er regelgeving nodig is waarmee de consumenten recht krijgen op correcte informatie over de herkomst van producten, zodat ze een bewustere keuze kunnen maken.

Onze producten hebben vaak te lijden onder namaak en misleidende aanduidingen. Deze verordening kan bedrijven meer garanties geven en kan bijdragen aan het herstel van het internationale concurrentievermogen. Ik hoop dat het Parlement een krachtig signaal afgeeft en het verslag van mevrouw Muscardini met een overweldigende meerderheid aanneemt. Ik dank haar en de schaduwrapporteur, de heer Susta.

 
  
MPphoto
 

  Peter Jahr (PPE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ook in de landbouwsector hebben consumenten recht op uitgebreide en duidelijke informatie over de oorsprong van in de Europese Unie verkochte producten. Daarmee bieden we hun de mogelijkheid om op basis van goede informatie bewuste koopbeslissingen te nemen.

Het doel voor de lange termijn moet echter zijn dat de hoge Europese product- en veiligheidsstandaards ook gelden voor geïmporteerde producten die in de Europese Unie verkocht zullen worden. Dat heeft niets te maken met handelsbeperkingen, want gelijke concurrentievoorwaarden zijn juist de belangrijkste vereiste voor een eerlijke wereldhandel. De door de Commissie voorgelegde ontwerpresolutie doet helaas geen recht aan deze eis.

 
  
MPphoto
 

  Sergio Paolo Francesco Silvestris (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, vol enthousiasme steunen wij deze verordening, en ik dank de rapporteur, mevrouw Muscardini, en de heren Susta en Rinaldi. Ook ik ben van mening dat deze maatregel een tussenstap is. We moeten besluiten of het al dan niet wenselijk is dat een consument bij de aankoop van een product weet waar het geproduceerd is. Wij achten het een goede zaak. Deze verordening zorgt voor meer transparantie en een betere bescherming van de rechten van de consumenten. Het maakt ons op dit moment weinig uit als de bescherming van het recht van de consumenten op transparantie en duidelijkheid met zich meebrengt dat een paar bedrijven die hun activiteiten verplaatst hebben, gestraft worden.

Ik heb met belangstelling naar mijn Zweedse collega Fjellner geluisterd, die uit Stockholm komt, en ik zou hem willen zeggen dat ik, wanneer ik naar zijn land ga om een traditioneel Zweeds pak te kopen, zeker wil weten dat dat pak daadwerkelijk van Zweedse makelij is. Het pak zou namelijk best een Zweeds merk kunnen hebben, terwijl het door een klein bedrijfje op misschien tien kilometer van mijn huis is geproduceerd. Ik zou mezelf voor gek verklaren als ik helemaal naar Zweden zou afreizen om iets aan te schaffen dat bij mij om de hoek wordt gemaakt.

Daarom ben ik blij met de oorsprongsaanduiding als deze zorgt voor meer transparantie, als deze de consumenten duidelijkheid en kennis verschaft en als deze eindelijk een klein steuntje in de rug betekent voor de vele bedrijven die de moed hadden om hun activiteiten niet te verplaatsen en die nu vermorzeld worden door de oneerlijke concurrentie.

 
  
MPphoto
 

  João Ferreira (GUE/NGL).(PT) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben de mogelijkheid van het bestaan van een oorsprongsaanduiding bepleit en geëvalueerd, aangezien wij dit in alle opzichten beschouwen als een instrument voor de bescherming van de werkgelegenheid in de Europese industrie, met name in kleine en middelgrote ondernemingen, als een instrument tegen sociale dumping en milieudumping. Een belangrijk instrument, maar niet meer dan een instrument. Het is geen wondermiddel – laten we ons daar geen illusies over maken. Het is geen magische, universele oplossing om de schadelijke gevolgen van de liberalisering en de deregulering van de wereldhandel het hoofd te bieden, om de vreselijke schade van deze deregulering op te vangen.

Sommige van degenen die van deze liberalisering profiteren, zijn dezelfde mensen die altijd tegen de oorsprongsaanduiding waren: de grote importeurs en de grote distributeurs in Europa. Wij zullen blijven strijden tegen het protectionisme waar deze belangengroepen van profiteren, in strijd met het algemeen belang en ten koste van de duizenden kleine en middelgrote ondernemingen in Europa, de werknemers en hun rechten en lonen.

Kwesties met betrekking tot productie en processen die in meerdere geografische gebieden plaatsvinden, moeten we serieus aanpakken, maar deze kwesties zijn niet onoverkomelijk en moeten worden opgelost op een zo transparant en informatief mogelijke manier.

 
  
MPphoto
 

  Seán Kelly (PPE). - (EN) Meneer de Voorzitter, in de woorden van Shakespeare zou ik tegen mijn collega mevrouw Muscardini, willen zeggen dat u de staat een zekere dienst hebt bewezen, omdat we te lang een weldoenster voor de wereld zijn geweest door onze gulheid veel te ver te laten reiken, en in ruil hiervoor als een goeiige dwaas zijn behandeld. Dat hebben we gezien in Kopenhagen en zien we in de Verenigde Naties. Gelukkig beginnen we vanavond echter terug te vechten en een gelijk speelveld voor onze consumenten en onze fabrikanten in het leven te roepen.

Eigenlijk is het volstrekt onlogisch dat goederen uit derde landen de Europese Unie binnen kunnen komen zonder enige aanduiding van het land waar ze vandaan komen. Ik zou graag zien dat dit veel verder ging. Mijn collega, mevrouw Dodds, zei dat ze graag zou willen zien dat dit voorstel ook wordt uitgebreid naar de landbouw, en dat is in elk geval een eerste stap. We moeten onze consumenten helpen keuzen te maken, zodat zij weten dat de keuzen die zij maken ook de juiste zijn, dat er geen sprake van vervalsing is en dat iedereen het spel eerlijk speelt.

Dat heeft mijn collega, mevrouw Muscardini, dus goed gedaan; eindelijk gaan we de goede kant op.

 
  
MPphoto
 

  Karel De Gucht, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik merk dat er binnen het Parlement veel steun voor het voorstel is, dus zal ik niet ingaan op veel van de gemaakte opmerkingen, aangezien de meeste hiervan het voorstel van de Commissie en het verslag van mevrouw Muscardini steunen.

Met betrekking tot de oorsprongregels wil ik alleen opmerken dat dit een zeer evenwichtige regeling is. Deze regels zijn wel degelijk zeer stabiel en ook erg bekend, aangezien op basis van deze regels douanerechten moeten worden betaald wanneer producten binnenkomen op de Europese markt. Ons voorstel steunt hier zelfs volledig op. Daarover mag geen misverstand bestaan.

De tweede opmerking die ik graag wil maken, gaat over een amendement dat door mevrouw Muscardini wordt geïntroduceerd, waarin in wezen wordt voorgesteld dat deze ‘made in’-verordening een soort proefproject zou zijn dat na vier jaar wordt geëvalueerd en mogelijk gewijzigd. Ik beschouw dit als een amendement dat steun verdient, omdat ik me kan voorstellen dat hierdoor de kansen van dit voorstel in de Raad worden vergroot.

De reden waarom dit voorstel uit 2005 nog geen EU-wetgeving is, is eenvoudigweg dat de Raad het niet accepteert. Het is tot op heden geweigerd, maar het voorstel van mevrouw Muscardini om er een proefproject voor een periode van vijf jaar van te maken, met een evaluatie na vier jaar, is een zeer goede stap in de juiste richting. Daarom kan de Commissie akkoord gaan met het voorgestelde amendement.

 
  
MPphoto
 

  Cristiana Muscardini, rapporteur. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik dank de commissaris voor het feit dat hij rekening heeft gehouden met de voorstellen die wij hebben uitgewerkt in de commissie. Het heeft veel tijd gekost en de onderhandelingen waren moeilijk, maar we hebben geprobeerd om rekening te houden met de behoeften van iedereen. Ik wil met name de schaduwrapporteurs bedanken, de heer Susta en de heer Rinaldi. We hebben een tekst kunnen voorleggen die, over het geheel genomen, de meeste problemen behandelt die aan ons waren voorgelegd.

Ik dank ook de collega’s die zich vanavond in grote meerderheid voor de verordening, maar vooral voor meer democratie en een betere bescherming van de consumenten en de Europese burgers hebben uitgesproken. Ik hoop dat er met de stemming van morgen eindelijk een nieuwe fase aanbreekt voor Europa, een fase waarin de politieke wil van de Unie zal worden herbevestigd, alsook het recht van de Europese burgers op informatie en om betrokken te worden bij de keuzen die de Unie maakt.

Het is een lang traject van compromissen geweest, en ik verbaas me er oprecht over dat er nog steeds collega’s uit verschillende landen zijn die de verordening liever verwerpen dan dat zij hun landgenoten dezelfde rechten willen bieden die alle burgers uit China, India, de VS en andere landen wel genieten.

Ik hoop dat de nacht raad brengt en dat ieder van ons zich ervan bewust is dat we op een dag verantwoording zullen moeten afleggen over wat we goed, wat we slecht en wat we helemaal niet gedaan hebben. Vandaag moeten we eindelijk in actie komen en laten zien dat wij begrijpen wat de wereld voor ons betekent. Vrijheid en democratie worden door kennis beschermd.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt donderdag, 21 oktober 2010 plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Jiří Havel (S&D), schriftelijk. – (CS) Ik sluit mij volledig aan bij het verslag over de aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde producten die uit derde landen worden ingevoerd. Het voorstel van mevrouw Muscardini lost het probleem op dat er nog geen Europese wetgeving bestond op dit vlak. De vereiste om het land van oorsprong op producten aan te duiden, kan bijdragen aan eerlijkere mededingingsvoorwaarden op de wereldmarkt, aangezien uiteenlopende wereldeconomieën, zoals de Verenigde Staten, Canada en Japan een dergelijke aanduiding reeds verplicht stellen. Dit soort bescherming draagt dan ook juist bij aan een grotere concurrentiekracht van in de Europese Unie geproduceerde producten ten opzichte van goederen uit derde landen. Tevens draagt aanduiding van het land van oorsprong bij tot de instandhouding van traditionele productiemethoden, typische productkenmerken en een goed kwaliteitsniveau. Ook zal dit type bescherming van Europese producten mede bijdragen aan het behoud van arbeidsplaatsen in de Europese lidstaten. Verder zou ik graag willen opmerken dat dankzij aanduiding van het land van oorsprong de geïnformeerdheid van consumenten groter wordt en daarmee tevens de transparantie ten behoeve van het besluitvormingsproces ten aanzien van de aankoop van een concreet product, en verder dat mogelijke leugenachtige beweringen over de oorsprong van het product of zelfs namaak ermee kunnen worden ingeperkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. – (PL) Het is voor alle consumenten zeer belangrijk dat zij toegang hebben tot informatie over de herkomst van de producten die op de EU-markt worden verkocht. Dankzij de aanduiding van het land van oorsprong zijn de Europese burgers niet alleen in staat om bewuste keuzen te maken bij de aankoop van een bepaald product, maar kunnen ze ook de gezondheids- en veiligheidsrisico’s uit de weg gaan die verbonden zijn aan producten uit derde landen die niet aan de kwaliteitsnormen voldoen. De regelgeving inzake de verplichte vermelding van het land van oorsprong biedt ook een doeltreffende bescherming tegen namaak en oneerlijke concurrentie. Het is van belang om de vorm en de procedure voor het aanduiden van het land van oorsprong gedetailleerd te definiëren, alsook om sancties vast te stellen voor de bestraffing van inbreuken op de bepalingen van de verordening.

 

16. Handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak (ACTA) (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is de verklaring van de Commissie: Handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak (ACTA).

 
  
MPphoto
 

  Karel De Gucht, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, geachte leden, u hebt mij gevraagd naar de plenaire vergadering te komen om uit te leggen hoe ver we zijn met de onderhandelingen over ACTA, de internationale handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak. Ik deel uw standpunt dat dit een belangrijk dossier is en ik ben hier nu voor de derde keer in minder dan een jaar om het met u te bespreken.

Hoe ver zijn we? Kort gezegd: we zijn er bijna. Op 2 oktober 2010 rondden de onderhandelaars van de EU en tien andere landen zelfs de laatste onderhandelingsronde af. Bijna alle kwesties zijn afgehandeld en er zijn nog maar een paar open kwesties. Daar zal ik later op terugkomen.

Twee weken geleden werd een geconsolideerde en grotendeels uitgebalanceerde tekst van de voorgestelde overeenkomst openbaar gemaakt. Ik hoop dat u op deze manier hebt kunnen ontdekken dat de Commissie de principes die ik in mijn voorgaande interventies in dit Parlement uiteen heb gezet, nauwgezet heeft gerespecteerd.

Het is belangrijk dat we niet vergeten dat ACTA een overeenkomst is die betrekking heeft op de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten. Dit betekent dat de overeenkomst geen van de ondertekenaars verplicht om nieuwe, substantiële rechten op te stellen of bestaande wetten te wijzigen. De overeenkomst verplicht de ondertekenaars alleen om te waarborgen dat rechthebbenden hun rechten volledig kunnen doen gelden, voor zover deze bestaan.

ACTA gaat om de invoering van een nieuw instrument waarmee wordt gewaarborgd dat bestaande intellectuele-eigendomsrechten op effectieve wijze worden beschermd. Dit is essentieel als we een toonaangevende rol willen blijven spelen in de ‘kenniseconomie’. In tegenstelling tot wat sommige mensen beweren, draait ACTA niet om het in leven roepen van een soort ‘Big Brother’.

Ik weet dat u zich zorgen hebt gemaakt over het feit dat de onderhandelingen achter gesloten deuren plaatsvonden en dat de onderhandelingsteksten niet openbaar werden gemaakt. Op aandringen van de Commissie zijn opeenvolgende versies van de tekst gepubliceerd en kwamen onze onderhandelaars na elke ronde hier naartoe om al uw vragen te beantwoorden. Deze stappen hebben wij genomen om te waarborgen dat we in een sfeer van wederzijds vertrouwen over het onderwerp konden debatteren.

Ik wil graag vermelden dat de Ombudsman onlangs heeft erkend, juist in verband met de ACTA-onderhandelingen, dat het gerechtvaardigd was om de vertrouwelijkheid van enkele belangrijke onderhandelingsdocumenten te handhaven. De Ombudsman bevestigde dat de instandhouding van vertrouwelijkheid legaal was en in lijn lag met de richtlijn voor toegang tot documenten uit 2001.

Nu wil ik graag enkele van de belangrijkste onderdelen van ACTA uitlichten. Allereerst een brede dekking van intellectuele-eigendomsrechten (IER’s). Gezien de diversiteit van IER’s, waarop Europese ondernemers vertrouwen om hun uitvindingen te beschermen, hebben we gevochten voor een brede dekking, en deze ook verkregen. We zijn er met name in geslaagd te waarborgen dat de geografische aanduidingen van Europa gelijkwaardig worden behandeld.

Dit is een succes voor de EU. Zonder de Europese Commissie zou dit geen deel uitmaken van de ontwerpversie van de ACTA-overeenkomst. Ik weet dat dit niet zo ver gaat als sommigen graag hadden gewild – bijvoorbeeld met betrekking tot de grensmaatregelen. Er zullen gerechtvaardigde verschillen blijven bestaan en de ACTA-partijen hoeven het EU-systeem waarbij geografische aanduidingen worden beschermd door middel van systemen sui generis niet over te nemen.

Ten tweede definieert ACTA voor het eerst een internationale norm voor inbreuk op intellectuele eigendom op internet. Internet is de meest globale, open en zich snel ontwikkelende marktomgeving waarbinnen muziek, films, boeken en software in omloop zijn. Elke dag worden er miljoenen vervalste goederen verhandeld via internet. ACTA biedt dus een baanbrekend en toch evenwichtig harmonisatie- en transparantieniveau voor de regels die van toepassing zijn op dergelijke vormen van inbreuk, terwijl de overeenkomst toch volledig in lijn blijft met het EU-acquis.

Ik wil graag benadrukken dat ACTA het EU-acquis niet zal veranderen. In onze onderhandelingsrichtsnoeren werd hierom gevraagd en dit hebben wij zeer strikt gerespecteerd, zoals uit de tekst wel blijkt.

Ten derde is ACTA om de volgende vier redenen een evenwichtige overeenkomst met een antwoord op de vier grootste zorgen die door leden van dit Parlement zijn geuit.

Ten eerste is de tekst niet van invloed op de bescherming van grondrechten, privacy en gegevensbescherming.

Ten tweede respecteert ACTA de belangrijke rol van vrij toegankelijk internet en beschermt de overeenkomst de rol van serviceproviders, plus het Europese systeem van uitzonderingen voor auteursrechten, zoals de Europese regels voor voorwaardelijke vrijstelling van aansprakelijkheid voor internetaanbieders. Europese uitzonderingen, zoals privégebruik of gebruik voor onderwijsdoeleinden, blijven ook van kracht.

Ten derde verwijst de tekst naar die voorzieningen van de overeenkomst inzake TRIP’s die de essentiële balans tussen de rechten van de rechthebbenden en het algemeen belang waarborgen, en die de ‘noodzaak dat intellectuele-eigendomsrechten bijdragen aan technische innovatie, sociaaleconomisch welzijn of de bescherming van de gezondheid’ benadrukken.

Ten vierde erkent ACTA nadrukkelijk het belang van een gegarandeerde toegang tot medicijnen door te verwijzen naar de Verklaring van Doha over deze kwestie en door inbreuken op octrooi expliciet uit te sluiten van de delen over handhaving aan de grens en wetshandhaving.

Wat is de stand van zaken en wat zijn de volgende stappen voor ACTA? Nou, in Tokio was het niet mogelijk om de tekst definitief te maken. De partijen hadden nog enkele bedenkingen, die de komende weken moeten worden weggenomen. Er zijn met name nog twee openstaande kwesties.

Ten eerste: moeten inbreuken op het octrooi worden opgenomen in of uitgesloten van het bereik van maatregelen voor civielrechtelijke geschillen? Ik zou graag uw standpunten over deze kwestie vernemen. Ik maak me zorgen dat een algehele uitsluiting van octrooien – een belangrijk intellectuele-eigendomsrecht – mogelijk het risico met zich meebrengt dat veel industrieën niet van dit hoofdstuk kunnen profiteren. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan de auto-, machine-, farmaceutische en agrochemische sectoren.

Ten tweede heeft de andere belangrijke kwestie te maken met het EU-voorstel dat de internetmaatregelen zoals vastgelegd in ACTA niet alleen van toepassing moeten zijn op schendingen van auteursrechten, maar minstens ook op schendingen van handelsmerken. Zoals u weet, zijn op internet duizenden aanbiedingen voor namaakgoederen te vinden waarbij gebruik wordt gemaakt van Europese merken, ongeacht of het hierbij gaat om kleding, cosmetica, horloges of zelfs levensmiddelen. Ik denk dat we iets moeten doen aan deze vormen van inbreuk via internet, omdat ze in wezen identiek zijn aan inbreuken met betrekking tot fysieke goederen.

Tot slot ben ik er sterk van overtuigd dat het verstrekkende misbruik van Europese intellectuele eigendom over de hele wereld moet worden aangepakt. ACTA kan een belangrijke bijdrage leveren aan de verwezenlijking van dit doel, volledig conform de bestaande Europese wetgeving. ACTA is de eerste belangrijke internationale overeenkomst over intellectuele-eigendomsrechten sinds de TRIP’s-overeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie in 1994. Ook biedt deze overeenkomst een juist evenwicht met de rechten van burgers en consumenten.

Ik verheug me op een verdere hechte dialoog met het Europees Parlement en op een succesvolle totstandkoming van de overeenkomst en de daaropvolgende goedkeuring.

 
  
MPphoto
 

  Daniel Caspary, namens de PPE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, waarde collega’s, ik dank de commissaris hartelijk dat hij de laatste maanden herhaaldelijk van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt om ten eerste in de plenaire vergadering verslag uit te brengen en ten tweede rekenschap af te leggen aan de relevante Parlementscommissie, hetzij persoonlijk hetzij via zijn medewerkers. Het is goed en belangrijk dat we het Europees Parlement garanderen dat de Commissie op een werkelijk transparante wijze verslag doet van de stand van de onderhandelingen. Ik denk dat dit ons ook de mogelijkheid biedt om een dergelijke overeenkomst op grond van solide gegevens te beoordelen en dienovereenstemming goed te keuren of af te wijzen.

Ik heb momenteel de indruk dat veel critici nu geen argumenten meer kunnen bedenken tegen de ACTA-overeenkomst. Ik vind het goed dat het acquis communautaire ongewijzigd blijft. Het zou echt goed zijn, indien de Commissie hier nogmaals tegenover ons zou kunnen verklaren dat dit ook werkelijk gegarandeerd is. Er zijn nog steeds collega’s die hieraan twijfelen en ik zou dankbaar zijn als de Commissie dat nog een keer duidelijk zou kunnen uitleggen – misschien ook na een onderzoek van de juridische dienst van de Commissie. Ik vind het goed dat ACTA blijkbaar op uitvoering van het bestaande recht is gericht en dat er geen nieuw recht wordt gecreëerd.

Ik ben zeer tevreden over het internethoofdstuk. Het is dringend noodzakelijk dat we actie ondernemen op het gebied van films, muziek, boeken en software die op het internet circuleren. Ik wil geen burgers criminaliseren, maar ik denk dat het voor kunstenaars en ontwerpers mogelijk moet zijn dat ze ook op het internet aanspraak maken op hun intellectuele-eigendomsrechten en ik ben blij dat ACTA hiertoe een eerste aanzet geeft.

Ik had nog veel liever gezien dat het hele onderwerp in het kader van de WTO behandeld had kunnen worden. Ik constateer echter ook dat we in het kader van de WTO onvoldoende geschikte gesprekspartners hadden en daarom is ACTA zeker een goed begin. Ik zou dankbaar zijn indien de Commissie na de mogelijke sluiting van de ACTA-overeenkomst alles in het werk zou stellen om te zorgen dat zoveel mogelijk andere landen zich bij deze overeenkomst aansluiten, en als er dan ook in geval van twijfel een beetje flexibiliteit zou kunnen worden getoond.

Ik ben zeer verheugd dat het u is gelukt om verklaringen omtrent de geografische oorsprong – zoals champagne, Schotse whisky, parmaham et cetera – op te nemen, en ik feliciteer u daarmee. Ik denk dat dit voor de belangen van de Europese Unie een grote stap vooruit betekent. Het moet toch mogelijk zijn om onze oorsprongsaanduidingen en oorsprongsverklaringen op dezelfde manier veilig te stellen en te beschermen als handelsmerken als Coca Cola, Kellogg’s Cornflakes et cetera. Ik denk dat we in het belang van onze producenten actie moeten ondernemen.

Wat betreft de vraag die u hebt opgeworpen met betrekking tot patenten: enerzijds gaat de titel van de overeenkomst duidelijk in een andere richting, maar anderzijds ervaren onze ondernemingen grote problemen op dit gebied en ik zou voorstellen dat we dit detail maandag, als u aanwezig bent bij de vergadering van de Commissie internationale handel, nog eens intensief met u bespreken.

Hartelijk gefeliciteerd met wat u hebt bereikt en ik wens u verder veel doorzettingsvermogen met betrekking tot de nog niet opgeloste punten. Ik zie uit naar de dag dat we op basis van de definitieve tekst hier in het Parlement kunnen beslissen of we hiermee instemmen of het afwijzen.

 
  
MPphoto
 

  Kader Arif , namens de S&D-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, geachte collega’s, wij hebben overduidelijk te maken met een tekst waarvan de complexiteit velen van ons, en ik denk de Europese burger in nog grotere mate, parten speelt. Commissaris, ik vroeg om duidelijkheid en u kwam daaraan tegemoet. Vandaag ben ik enigszins bezorgd.

Afgezien van de puur technische aspecten is het grootste risico volgens mij gelegen in de manier waarop we de steeds complexere relatie tussen individuele vrijheden en internet benaderen. De wereld verandert in hoog tempo, daarvan zijn we ons allemaal bewust. We zijn ons allemaal bewust van de revolutie die zich voltrekt op het gebied van de toegang tot informatie, maar ook tot cultuur via dit instrument.

In de hedendaagse wereld, waar deze toegang onmiddellijk en kosteloos is, worden de traditionele bakens omvergeworpen. Onze meest complexe taak is dan ook om nieuwe regels op te stellen, want regulering is niet alleen noodzakelijk om artiesten en rechthebbenden te beschermen, maar ook om te voorkomen dat individuele vrijheden met voeten worden getreden, wat ik niet graag zou zien gebeuren.

Wat de bescherming van vrijheden betreft, en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer is een van de voornaamste vrijheden, ben ik vooral bezorgd over de in ACTA verankerde mogelijkheid persoonlijke bezittingen en bagage van reizigers aan de grens te controleren. Betekent dat dat onze mobiele telefoons, onze mp3-spelers en onze computers kunnen worden doorzocht door douanebeambten op zoek naar illegaal gedownloade bestanden?

Volgens de Commissie betreft het slechts een mogelijkheid, want de precieze term die in de tekst wordt gebruikt is niet bindend. De tekst stelt dat het de lidstaten vrijstaat het doorzoeken van persoonlijke bagage al dan niet toe te staan. Alles goed en wel, het is naïef te denken dat een dergelijke formulering niet wordt uitgelegd als een aansporing om dergelijke controles uit te voeren. Denkt u nu werkelijk dat een regering, met name als ze enigszins onder druk wordt gezet door haar platenindustrie – en ik noem dit voorbeeld opzettelijk – deze door ACTA geboden mogelijkheid niet zal aangrijpen om haar nationale wetgeving zodanig te wijzigen dat reizigers die haar grondgebied betreden vaker worden gecontroleerd?

Een ander probleem is dat, als wordt aangetoond dat de bestanden waarover een particulier beschikt bestemd zijn voor commercieel gebruik, automatisch een sanctie volgt. Maar wie bepaalt of de bestanden waarover we beschikken al dan niet een commercieel karakter dragen? Sommigen zeggen misschien dat iemand met 500 liedjes op zijn mp3-speler hoe dan ook commerciële doeleinden heeft, maar waarom zouden anderen zich de kans ontnemen deze grens op 300, 100, 50 of 10 te stellen? Iemand met kwade bedoelingen hoeft feitelijk maar één film illegaal te downloaden om er vervolgens duizenden kopieën van te maken, en dat wordt dan handel.

Uiteindelijk zullen de sancties worden opgelegd door de rechterlijke macht in elk land, maar als een Europese burger op grond van uiterst strenge wetgeving wordt aangehouden door de douane van een overeenkomstsluitend land, heeft hij geen enkel rechtsmiddel om deze te betwisten. Wilt u dit soort uitwassen echt mogelijk maken? Was het niet de verantwoordelijkheid van de Commissie, in haar onderhandelingen, er alles aan te doen om ervoor te zorgen de overeenkomst het doorzoeken van persoonlijke bezittingen verbiedt?

Ik heb vanavond opzettelijk alleen deze kwestie aan de orde gesteld, maar u hebt er nog heel wat andere aangekaart, die we zullen opnemen in de resolutie waar ik om heb verzocht en waarover normaliter volgende maand in de voltallige vergadering zal worden gestemd. Commissaris, ik zou u willen vragen rekening te houden met de uitkomst van deze stemming, zoals u hebt toegezegd, ofwel te luisteren naar wat het Parlement te zeggen heeft voordat u de overeenkomst ondertekent.

 
  
MPphoto
 

  Niccolò Rinaldi, namens de ALDE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de onderhandelingen waren moeilijk, met sterk tegenstrijdige belangen en interpretaties van de effecten van deze overeenkomst. Voor zover ik begrijp voorziet de huidige stand van de onderhandelingen dat de geografische aanduidingen en merken op een verschillende manier worden behandeld, ten faveure van de merken, en is er op het gebied van merken die beschermde herkomstbenamingen gebruiken, sprake van nalatigheid die in strijd is met artikel 22 van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (de TRIP’s-overeenkomst). ‘Parmesan’, slechts een van de mogelijke voorbeelden, kan in de VS en Australië vrijelijk als ‘Parmesan’ geproduceerd worden, om te worden geëxporteerd naar China of elders, waardoor er sprake is van directe concurrentie met Europese producten, waarvan de kracht onder andere ligt in de geografische aanduidingen. Op die manier ondervinden de Europese producten oneerlijke concurrentie, zonder daarbij goed beschermd te worden door de ACTA. Op dit punt vraag ik om opheldering.

‘Parmesan’ betekent ‘uit Parma’, en niet ‘uit Australië’ of ‘uit de VS’, wat geldt voor alle Europese geografische aanduidingen. We moeten oppassen, want als wij, met de globalisering die in de 21e eeuw gaande is, onze geografische aanduidingen kwijtraken, zal dat ten dele te wijten zijn aan de verkeerde keuzen van vandaag en zullen we een enorm stuk van onze identiteit verliezen. Als dat alles mogelijk zou zijn onder de ACTA, zou de overeenkomst onacceptabel zijn.

Dan is er nog de reeds genoemde kwestie van het internet. De Europese Unie is voorstander van een kennismaatschappij waartoe iedereen toegang heeft, en de ACTA zou de vrije toegang tot het internet niet mogen beperken. Op dit vlak is er veel winst geboekt. De commissaris heeft belangrijke garanties afgegeven, maar het zou onacceptabel zijn als het acquis communautaire – zoals nog steeds het geval lijkt te zijn – zou worden bezoedeld door de mogelijkheid van rechterlijke bevelen op grond van artikel 2 en door de mogelijkheid van strafrechtelijke sancties voor individuele gebruikers, zoals bepaald in artikel 2, deel 14, paragraaf 1.

Ik stel de fundamentele garanties over de toegang tot medicijnen in ontwikkelingslanden op prijs, maar we weten dat de lijst van landen die zich bij de ACTA hebben aangesloten, zeer beperkt is, en dat daarin de belangrijkste landen die verantwoordelijk zijn voor de namaak niet zijn opgenomen, met name de Aziatische landen, maar niet alleen deze. Om deze reden is mijn huidige indruk, gezien wat er allemaal op het spel staat op het gebied van geografische aanduidingen en de risico’s van het internet, dat de overeenkomst enkel nadelen oplevert, en daarom kunnen we er misschien maar beter van afzien.

 
  
MPphoto
 

  Jan Philipp Albrecht, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris De Gucht, het is duidelijk dat de na onderhandelingen bereikte ACTA-overeenkomst binnenkort zal worden aangenomen – een overeenkomst die een hele reeks verplichtingen voor de verdragspartners met zich meebrengt om de uitvoering van het intellectueel eigendomsrecht te versterken. U, de Commissie, zult ons als Europees Parlement dus spoedig vragen om deze overeenkomst goed te keuren. Als Parlement maken we echter al maanden duidelijk en wijzen we erop dat enkele van de intentieverklaringen die in de ACTA-overeenkomst ook door de EU worden afgegeven, misschien verder gaan dan het vigerende EU-recht toelaat. Het is niet alleen onduidelijk of er voldoende bevoegdheid bestaat voor dergelijke handelsovereenkomsten waarbij sprake is van zoiets als strafmaatregelen of het ingrijpen in fundamentele rechten, maar het is ook nog helemaal niet duidelijk in hoeverre ACTA ertoe zal leiden dat er in de EU maatregelen moeten worden ingevoerd die in strijd zijn met het recht. ACTA moet daarom opnieuw op de onderhandelingstafel komen en toch wilt u er nu al uw handtekening onder zetten. Daarom vraag ik ten eerste of u al heeft getekend. Zo nee, wanneer gebeurt dat dan? Ten tweede wil ik weten wanneer we een uitgebreide effectenbeoordeling ontvangen waarin staat in hoeverre ACTA invloed kan hebben op de fundamentele rechten in de EU. Ik dank u bij voorbaat voor uw antwoorden.

 
  
MPphoto
 

  Syed Kamall, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat we om te beginnen enkele van deze verklaringen die vanavond zijn afgelegd moeten toejuichen en het feit dat, na de ronde van Tokio, de Commissie de tekst heeft vrijgegeven aan het Parlement, dat uiteindelijk in de positie zal zijn om al dan niet met deze overeenkomsten in te stemmen. Ik denk dat de stap richting transparantie iets is dat door het hele Parlement toegejuicht moet worden. Dat was immers een van de terreinen waarover consensus heerste in het Parlement; wij zijn het misschien over bepaalde aspecten niet met elkaar eens geweest, maar wij waren het erover eens dat er meer en meer transparantie nodig was.

Grotere transparantie betekent dat we gespeculeer over de inhoud van de onderhandelingen dat niet op feiten gebaseerd is terugdringen, maar onderstreept ook, eerlijk is eerlijk, de positieve rol die de Commissie heeft gespeeld bij het proberen te overtuigen van de onderhandelingspartners van de noodzaak van grotere transparantie. Ik denk dat wij in dit Parlement een rol hebben gespeeld door de Commissie onder druk te zetten, zodat zij op haar beurt met haar onderhandelingspartners kon praten over de noodzaak van grotere transparantie.

Het is duidelijk dat er in dit Huis meningsverschillen zijn over intellectuele-eigendomsrechten. Het is onmiskenbaar een belangrijke kwestie voor auteursrechthebbenden en houders van merkenrechten. De ACTA is, naar ik hoop, een belangrijke stap wat betreft de rechtshandhaving onder alle actieve partijen en bouwt verder op de TRIP’s-overeenkomst van halverwege de jaren negentig van de twintigste eeuw.

Ik persoonlijk ben van mening dat er een onderscheid gemaakt moet worden tussen de digitale wereld en de wereld van de atomen; in een wereld van toegenomen verwerkingskracht, toegenomen opslagcapaciteit en toegenomen bandbreedte zie je een trend in de richting van een prijs van nul en velen in bijvoorbeeld de muziekindustrie hebben daar geen antwoord op gevonden. Ik begrijp echter uit gesprekken met rechtsdeskundigen dat het heel moeilijk is om dat in een overeenkomst te codificeren.

Als het om de productie van generieke geneesmiddelen gaat, ben ik blij dat de ACTA auteursrechten en handelsmerken beschermt en octrooien niet onder de grensmaatregelen laat vallen, zodat voorkomen wordt dat generieke geneesmiddelen die via de EU worden vervoerd in beslag worden genomen. Maar ik heb wel degelijk een vraag, aangezien de Commissie niet verantwoordelijk was voor de onderhandelingen namens de EU toen het over het hoofdstuk over de handhaving via het strafrecht ging, een hoofdstuk dat door de Raad namens de lidstaten werd behandeld. Hoe zijn we van plan, wanneer we dit debat hebben over zorgen over strafrechtelijke sancties, de twee verschillende onderhandelingen, over het civielrechtelijk en het strafrechtelijk hoofdstuk, met elkaar in overeenstemming te brengen?

Het is een vraag aan u, meneer de commissaris. U kunt uw schouders ophalen, maar het is interessant om uw visie hierop te horen.

 
  
MPphoto
 

  Helmut Scholz, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, de Amerikaanse senatoren Bernie Sanders en Sherrod Brown hebben deze week het Amerikaanse Patent and Trademark Office schriftelijk verzocht grondig te onderzoeken of de na onderhandelingen tot stand gekomen ACTA-tekst in overeenstemming is met de huidige wetgeving van de Verenigde Staten. U kunt er zeker van zijn dat ook wij als Parlement onze controleplicht met betrekking tot het recht van de Europese Unie zullen nakomen. Mijn fractie zal zich ervoor inzetten dat dit grondig wordt gedaan en we zullen alle tijd nemen die hiervoor nodig is, ook al hebt u vandaag nogmaals uitgebreid uw standpunt aangaande de kwesties van het acquis communautaire uiteengezet. De vragen die we de Commissie konden stellen in de debriefings die u ons onlangs na de onderhandelingsronden hebt aangeboden – waarvoor ik u nog wil bedanken – zijn namelijk niet echt naar tevredenheid beantwoord. Uw onderhandelaar gaf ons vaak eerder het gevoel dat we godslasteraars waren – als ik dat nu zo nonchalant mag formuleren – die iets heiligs ter discussie stelden, dan dat hij concreet inging op de door ons overgebrachte zorgen van de burgers.

Toch heeft een deel van onze oorspronkelijke kritiek op aspecten met betrekking tot het internet duidelijk effect gehad en zijn enkele schadelijke punten eruit gehaald.

 
  
MPphoto
 

  Angelika Werthmann (NI).(DE) Mijnheer de Voorzitter, de onderhandelingen over ACTA zijn nu min of meer beëindigd. De verdragstekst in zijn laatste vorm is al te lezen als de wetsteksten die van kracht zijn in de afzonderlijke lidstaten. Derhalve zal er door ACTA nauwelijks iets veranderen in de huidige rechtssituatie in Europa. Het oorspronkelijke doel van de overeenkomst was een versterking van de wetshandhaving. In het voorstel kan ik echter geen oplossingen vinden die hierop gericht zijn. Voor de publicatie is bekend geworden dat de omstreden punten moesten worden geschrapt. In de huidige versie wordt echter onvoldoende rekening gehouden met de tegenstrijdige belangen. In artikel 2, lid 2 van de verdragstekst staat bijvoorbeeld dat procedures die voor de uitvoering van dit hoofdstuk worden goedgekeurd, gehandhaafd of toegepast, eerlijk en billijk moeten zijn en erin moeten voorzien dat de rechten van alle deelnemers waarop de procedures van toepassing zijn naar behoren worden beschermd. In het hoofdstuk over de tijdelijke maatregelen wordt niet expliciet verwezen naar inachtneming van het recht om te worden gehoord, noch is er bepaald dat er bij vernietiging van namaakproducten een noodzakelijkheidstoets moet plaatsvinden.

Tot slot – maar dit is zeker niet het onbelangrijkste – wordt er gezegd dat de laatste onderhandelingspunten alleen nog per e-mail afgehandeld zullen worden. Onder deze punten valt echter ook het toepassingsgebied van de overeenkomst in haar geheel. Dit zou toch moeten worden bepaald voordat we met de formulering van de inhoud beginnen. Misschien leidt dit ook nog tot praktische oplossingen in het verdrag.

 
  
MPphoto
 

  Cristiana Muscardini (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zou de Commissie, en dan met name commissaris De Gucht, willen bedanken voor de taaie onderhandelingen die zij met de Verenigde Staten voert, onderhandelingen waar helaas maar geen einde aan lijkt te komen en waarmee wordt gepoogd om toenadering te zoeken over een overeenkomst.

We zijn nog ver verwijderd van een oplossing voor de problemen van de intellectuele eigendom, waarover twee economisch en politiek verschillende blokken blijven twisten. Europa moet zich blijven concentreren op twee cruciale aspecten: voor alle Europese geografische aanduidingen moet civiele en douanebescherming gelden, nu niet alleen de agrarische levensmiddelenindustrie schade ondervindt, daar de producten uit deze sector te kampen hebben met de oneerlijke concurrentie van namaakproducten die gebruikmaken van namen die lijken op bekende Europese merken, maar ook bedrijven die in andere sectoren actief zijn, zoals de design- en de mode-industrie, geschaad worden. Dit is schadelijk voor bedrijven, de intellectuele eigendom, het onderzoek en, natuurlijk, de consumenten.

Een tweede punt van belang is de noodzaak van gemeenschappelijke regels voor het toezicht op de onlineverkoop: de verkoop van films, boeken, muziek, geneesmiddelen en miljoenen andere namaakproducten blijft zonder enige controle plaatsvinden op het internet. De Europese Unie moet de rest van de wereld een duidelijk signaal afgeven: de ACTA moet een bolwerk tegen namaak zijn.

 
  
MPphoto
 

  Emine Bozkurt (S&D). - Voorzitter, commissaris, internationale verdragen moeten ter goedkeuring aan het Europees Parlement worden voorgelegd. Als Parlementsleden moeten we ons vetorecht zo goed mogelijk uitoefenen, maar ons werk wordt nu bijna onmogelijk gemaakt. Keer op keer moeten wij de Commissie vragen duidelijkheid te verschaffen omtrent de stand van zaken in de onderhandelingen over het ACTA-verdrag. Steeds worden we gesust met woorden. Eerst werden we gesust met het argument dat de onderhandelingen nog verre van afgerond waren, nu horen we van u dat dit maar een handhavingsverdrag is, dat niets verandert aan bestaande wetgeving in de EU en in de lidstaten.

Maar dan vraag ik u: wat is dan de toegevoegde waarde van ACTA? Volgens u komt er geen harmonisatie van strafrechtelijke maatregelen, noch een indirecte verplichting tot een three strikes-beleid. Toch staan we hier wederom te praten over de inhoud van dit ontwerpverdrag en juist deze punten. Toch krijg ik elke dag bezorgde berichten van burgers en bedrijven. Toch is er een algemene consensus onder de fracties in het Europees Parlement, dat dit ontwerpverdrag vragen oproept omtrent de grondrechten van onze burgers en reizigers uit derde landen. Daarom vraag ik u met klem: wat zijn de specifieke voordelen die het goedkeuren van het ACTA-verdrag met zich mee zal brengen? Overtuig ons waarom deze tekst van 2 oktober wel goed en nodig is.

En dan nog een heel specifieke vraag, commissaris: wanneer zal er weer over ACTA gesproken worden door de onderhandelende partijen? Wie zijn de partijen die het niet eens worden? Waarom is dit? Allemaal vragen, commissaris. We hebben wederom begrepen dat de laatste puntjes op de i nog niet zijn gezet. Hoe kunnen we instemmen met een verdrag waarover in achterkamertjes wordt onderhandeld?

 
  
MPphoto
 

  Marietje Schaake (ALDE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, gisteren heeft de Commissie een strategie aangenomen die het wettelijk verbindend Handvest van de grondrechten van de EU horizontaal in alle beleid moet integreren. Wij als liberalen hebben dat voorgesteld en het klinkt me daarom als muziek in de oren.

Vandaag heeft de Commissie informatie over ACTA op het internet gezet na het einde van de laatste onderhandelingen drie weken geleden. De site heeft een paragraaf die “positieve aspecten van ACTA” wordt genoemd, maar er zijn ook enkele kwesties die anders betiteld zouden kunnen worden.

Ten eerste, is de horizontale integratie van grondrechten ook van toepassing op handelsverdragen of verdragen inzake rechtshandhaving – wat ACTA volgens mij eigenlijk is? Gaat de Commissie een beoordeling uitvoeren?

Ten tweede, is de Commissie bereid om terug te keren naar de onderhandelingstafel als grondrechten gevaar lopen vanwege ACTA? Zal de Commissie wachten met het afronden van de onderhandelingen, zodat zij echt rekening kan houden met de resolutie van het Parlement van begin volgend jaar? Voor zover ik weet, heeft geen enkel land zijn paraaf op ook maar één bladzijde van ACTA gezet.

Wat het internet aangaat, verricht ACTA zelfs pionierswerk, aldus de verklaring. In de inleiding wordt gesteld dat ACTA ernaar streeft om samenwerking tussen internetaanbieders en rechthebbenden te bevorderen. En in artikel 2.18.3 staat vervolgens dat elke partij het bedrijfsleven tot medewerking moet bewegen om inbreuken op het copyright doeltreffend aan te pakken. Dit impliceert buitengerechtelijke maatregelen en zet vraagtekens bij de scheiding der machten. Volgens artikel 2.18.4 moet de bevoegde autoriteit, niet noodzakelijk de rechterlijke macht, de macht hebben een internetaanbieder op te dragen om aan een rechthebbende snel informatie te onthullen die voldoende is om de identiteit van een abonnee vast te stellen wiens account voor de schending zou zijn gebruikt.

Behalve dat ik op de formulering ‘zou zijn’ (‘allegedly’) wil wijzen, zou ik willen benadrukken dat internetaanbieders zich zorgen maken dat zij de wet moeten gaan handhaven. Er moet dus enige ruimte worden vrijgemaakt onder het kopje “negatieve aspecten van de ACTA” om een oordeel te geven over het grondrechtenaspect dat de ACTA in de huidige versie nog steeds heeft en dat de Commissie van nu af aan wettelijk verplicht is horizontaal te integreren.

 
  
MPphoto
 

  Eva Lichtenberger (Verts/ALE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, sinds de ACTA-tekst voorligt, merken we dat deze veel meer vragen oproept dan hij beantwoordt. Dat ligt aan de op sommige plaatsen zeer onduidelijke en vage juridische begrippen, waarbij in geval van twijfel werkelijk alles toegestaan is en toegestaan kan worden. Ik neem als voorbeeld een belangrijk punt, namelijk dat van de oproep tot samenwerking tussen internetserviceproviders (ISP’s) en rechthebbenden bij de toepassing van rechten. Betekent dat nu dat bijvoorbeeld Warner Brothers en ISP’s samen hulpsheriffs worden? Hoe moet dat er dan precies uitzien? Moeten ze steeds op het internet op zoek gaan naar overtredingen? Dat is allemaal zo onduidelijk doordat bijvoorbeeld het begrip ‘privégebruik of commercieel gebruik’ niet voldoende is gedefinieerd en er geen gemeenschappelijke definitie is gevonden. Dat vind ik een zeer groot probleem, want dat leidt tot privatisering van het recht.

De Commissie heeft gisteren toegezegd – daar is al op gewezen – dat ze effectbeoordelingen met betrekking tot burgerrechten in nieuwe regelingen zal verstrekken. Zal ze een dergelijke effectbeoordeling ook voorleggen met betrekking tot de ACTA-overeenkomst, en zo ja, wanneer? Wat kunnen we hiervan verwachten en wanneer kunnen we dit in handen hebben? Dat is voor ons van beslissende betekenis voor de beoordeling van deze overeenkomst.

 
  
MPphoto
 

  Sajjad Karim (ECR).(EN) Mijnheer de Voorzitter, wij als Unie hebben onzeker rondgetast in onze zoektocht naar een antwoord op de uitdagingen van dit nieuwe internettijdperk. Natuurlijk staan we daar niet alleen in en veel van onze partnerlanden bevinden zich in dezelfde situatie, maar we moeten de handen ineenslaan en werken aan harmonisatie van de wijze waarop de wetgeving ter bestrijding van namaak wordt gehandhaafd.

De bescherming van het auteursrecht is van het hoogste belang, maar er moet een goed evenwicht worden gevonden om te verzekeren dat de vrijheid van meningsuiting en innovatie niet worden belemmerd. Wij zijn erop gebrand dat het evenwicht dat in het verslag-Gallo is bereikt naar behoren wordt erkend in de overeenkomst, zodat enerzijds groei, concurrentiekracht en innovatie gestimuleerd worden en anderzijds de rechthebbenden de noodzakelijke bescherming krijgen. Er is in de overeenkomst niet één aanpak die bij de handhaving of de aanpak van de handhaving steeds op alle gevallen toegepast kan worden. Erkend wordt dat onze lidstaten flexibel moeten kunnen zijn; wij steunen dat. ACTA is, zoals de commissaris heeft gezegd, een goede eerste stap om organisaties die goederen namaken, alsook piraterij op het internet en daarbuiten aan te pakken.

Voor de EU verwachten wij een gedetailleerd voorstel inzake het auteursrecht en een grondige effectbeoordeling die het Europees Parlement namens onze burgers zal doornemen, analyseren en aan een kritisch onderzoek zal onderwerpen.

 
  
MPphoto
 

  Christofer Fjellner (PPE).(SV) ACTA, of, voluit, de handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak, is natuurlijk uitermate controversieel. Ze is hier in het Europees Parlement, maar ook in Zweden, het land dat ik vertegenwoordig, uiterst controversieel geweest. Ik ben zeer kritisch geweest, met name ten aanzien van veel van wat in mijn ogen geheimzinnigdoenerij was, onder andere het feit dat teksten geheim werden gehouden. Dat heeft een gevoel en een sfeer gecreëerd waarin mythen met betrekking tot de overeenkomst konden gedijen. De hardnekkigste van allemaal lijkt de mythe te zijn dat de douane als gevolg van ACTA iPods en computers nauwkeurig zal beginnen te controleren. Ik hoorde die mythe hier vandaag nog tijdens de plenaire vergadering. Nu we echter alle teksten hebben en alles op tafel ligt, zie ik dat dit niet klopt en niet meer dan een mythe was. Ik denk dat als Shakespeare een stuk zou hebben geschreven over het debat met betrekking tot ACTA, hij ook dat stuk de titel “Much ado about nothing” zou hebben gegeven.

De Commissie heeft beloofd dat ACTA geen veranderingen met zich mee zal brengen voor de communautaire wetgeving, en, wanneer ik dit lees, ben ik dezelfde mening toegedaan. Dat er geen wijzigingen worden aangebracht in de wetgeving, betekent dat er niets verandert in het dagelijks leven van de burgers en dat er ook niets verandert in de verhouding van de burgers tot bijvoorbeeld het internet.

Dat betekent echter niet dat ACTA onbelangrijk is of, zoals iemand in dit plenum heeft gezegd, onnodig. ACTA legt integendeel een mondiaal ijkpunt vast voor de bescherming van intellectuele eigendom. Dat is belangrijk en in het belang van zowel Zweden als Europa. Het zal het aantal conflicten beperken en als er iets is wat ik te horen krijg als ik met Zweedse bedrijven praat, dan is het met name de noodzaak om hun octrooien en intellectuele-eigendomsrechten te beschermen. Dat is goed, met name buiten Europa. Ik ben gerustgesteld en heb er alle vertrouwen in nu ik de onderhandelingsdocumenten heb gelezen die we hebben gekregen. Ik ben ervan overtuigd dat de burgers er hetzelfde gevoel bij zullen hebben. Daarom maak ik mij weinig zorgen met betrekking tot de verdere behandeling van deze kwestie in het Europees Parlement.

 
  
MPphoto
 

  Françoise Castex (S&D).(FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, als initiatiefneemster van de schriftelijke verklaring betreffende de handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak (ACTA), die ik samen met mijn collega’s de heer Lambrinidis, mevrouw Roithová en de heer Alvaro heb ingediend, wil ik u allereerst bedanken voor de inspanningen die u zich hebt getroost om transparantie en consensus te bereiken, met name in de afgelopen weken. Wat mijn dankbetuigingen betreft, laat ik het daar voorlopig bij, want deze tekst blijft op cruciale punten uiterst ambigu.

Ten eerste zegt u, commissaris, dat deze tekst het acquis communautaire niet zal wijzigen, maar hoe zit het dan met de nieuwe strafrechtelijke sancties die kunnen worden opgelegd voor medeplichtigheid aan inbreuk op het auteursrecht, dat u evenwel wilt onderscheiden van namaak?

Het ligt voor de hand parallellen te trekken met wat er in Frankrijk gaande is, waar de Hadopi-wet en potentiële sancties de neutraliteit van technische tussenpersonen ondermijnen. Doordat deze tekst is onderhandeld door de Raad, valt deze buiten de onderhandelingsbevoegdheid van de Commissie en heeft hij derhalve wellicht geen betrekking op het acquis communautaire.

Ten tweede: het lijkt erop dat het ACTA-comité de mogelijkheid heeft amendementen op te nemen in teksten. U zult dan ook begrijpen hoezeer het vooruitzicht een tekst aan te nemen die mogelijk nog wordt gewijzigd, ons zorgen baart. Nogmaals, commissaris, het is moeilijk voor ons het toekomstige secretariaat van ACTA een vrijbrief te verlenen, en ons standpunt over de ratificatie van deze tekst zal worden bepaald door de voorbehouden die we zullen maken bij de interpretatie van de tekst wanneer we de resolutie in stemming brengen.

 
  
MPphoto
 

  Christian Engström (Verts/ALE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, op 10 maart van dit jaar heeft dit Huis met een overweldigende meerderheid een resolutie aangenomen waarin onder andere wordt gesteld dat de overeenkomst niet mag voorzien in de zogenoemde “three strikes”-procedure, wat inhoudt dat iemand die zich driemaal schuldig heeft gemaakt aan inbreuk op het auteursrecht wordt afgesloten van het internet. Dit hebben wij gedaan omdat wij niet willen dat internetaanbieders (ISP’s) als een particuliere politiemacht gaan optreden en gedwongen worden die rol op zich te nemen.

De Commissie heeft in verschillende mondelinge verklaringen herhaald dat dit niet het geval is. Ik juich deze verklaringen toe. Maar als je naar de tekst kijkt, dan staat al in de inleiding dat de partijen graag samenwerking willen bevorderen tussen internetaanbieders en rechthebbenden met betrekking tot relevante schendingen in de digitale omgeving. Vervolgens staat in artikel 2.18.3, zoals mevrouw Schaake heeft aangehaald, dat elke partij het bedrijfsleven tot medewerking moet bewegen om inbreuken op het copyright doeltreffend aan te pakken. Als dat geen “three strikes”-procedure betekent, wat betekent het dan wel?

Het is allemaal prima om te praten over samenwerking tussen rechthebbenden en ISP’s, maar wat zouden die ISP’s moeten doen? Als zij niet willen meewerken, welke maatregelen zullen er dan tegen de ISP’s worden genomen? Ik maak me grote zorgen dat de taal in deze overeenkomst, zoals mevrouw Castex al zei, zo ambigu is dat het niet duidelijk is wat de woorden nu werkelijk betekenen. Ik heb nog steeds dezelfde fundamentele zorgen die wij al zo lang hebben, en ik zou heel graag een fatsoenlijke evaluatie van de grondrechtenaspecten van deze overeenkomst zien.

 
  
MPphoto
 

  Jörg Leichtfried (S&D). (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, het is natuurlijk zeer lovenswaardig dat er geprobeerd wordt om goede internationale overeenkomsten te sluiten en het is allemaal niet zo eenvoudig, dat begrijp ik ook wel. Op een gegeven moment moet men zich bij dergelijke overeenkomsten echter afvragen: wie heeft hier baat bij en wie schaadt het? Ik heb het gevoel dat het uiteindelijk goed is voor enkele mensen, die er goed aan kunnen verdienen, die weinig rekening willen of hoeven te houden met mensenrechten, met vrijheid van informatie et cetera, en dat het enkele anderen – veel anderen – meer kwaad dan werkelijk goed doet.

Voor mij is nog niet duidelijk hoe het nu werkelijk gesteld is met de generieke geneesmiddelen. Strafrechtelijk kan niet veel worden gedaan, maar we weten dat civielrechtelijk, met aanspraken op hoge schadevergoedingen et cetera, veel meer schade aangericht kan worden dan met strafmaatregelen. Dan is er de kwestie van de merkenbescherming tegenover de oorsprongsaanduiding. We hebben net een debat gevoerd waarin werd gezegd dat de oorsprongsaanduiding steeds belangrijker wordt en dat deze mogelijkheden biedt die merkenbescherming in het geheel niet kan bieden. Toch wordt nu hardnekkig vastgehouden aan de merkenbescherming.

Het inzetten van internetproviders als, in feite, particuliere politie – daar is al door collega’s over gesproken – wijs ik ten stelligste af. Wie controleert hen dan? Er bestaat voor hen geen informatieplicht, geen gegevensbescherming, zoals dat bij publieke instanties het geval zou moeten zijn. Dat alles maakt dat ik hier grote bezwaren tegen heb. Ik weet ook niet wat die effectenbeoordelingen zullen uitrichten met het oog op de mensenrechten en vooral wat de Commissie zal doen, indien we hier in het Parlement de indruk krijgen dat dit maar een slappe oplossing is en we weigeren ermee in te stemmen.

 
  
MPphoto
 

  Judith Sargentini (Verts/ALE). - Voorzitter, een verdrag waarmee we proberen het namaken van handtassen en horloges te voorkomen, daar kan ik me wat bij voorstellen. Maar een verdrag dat zegt dat de zakengemeenschap moet samenwerken om inbreuk op de auteursrechten te bestrijden, dat wordt me wat ingewikkeld. En als ik naar de handtassen terug mag, is dat dan de leerlooier die vraagt aan de producent van ritsen en gespen of deze de bevolking die die tassen koopt zou willen gaan controleren? En gaan wij, als overheid, die politietaak dan bij dat soort bedrijven neerleggen? Dat blijft gevaarlijk en onduidelijk in uw voorstel.

Ik hoor u zeggen, meneer De Gucht, dat u vreest dat als we de patenten weglaten uit het ACTA-verdrag, we de farmaceutische industrie in de weg zitten. Ik vrees iets anders, want er blijven onduidelijkheden bestaan over die patenten en over grenscontroles. Daarmee is dus niet gezegd dat zoiets als gênants als het tegenhouden van hiv-bestrijdende medicijnen in de haven van Rotterdam niet nog een keer gaat gebeuren.

Stel ons gerust, meneer De Gucht, en toets ACTA aan de grondrechten. Uw Commissie heeft gisteren de strategie daarvoor gepubliceerd. Stel ons gerust dat de bevolking in de ontwikkelingslanden recht heeft op gezondheidszorg. Stel ons gerust dat de internetgebruiker niet gecontroleerd wordt door bedrijven en in zijn vrijheid niet beperkt wordt.

 
  
MPphoto
 

  Monika Flašíková Beňová (S&D). - (SK) De almaar toenemende hoeveelheid namaak- en piraatproducten op de wereldmarkt vormt een bedreiging voor de duurzame ontwikkeling van de wereldeconomie, leidt niet in de laatste plaats tot financiële verliezen bij de oorspronkelijke producenten en vertegenwoordigt tevens een schending van de intellectuele-eigendomsrechten van de auteurs en de personen die bijdragen aan de fabricage en productie, om nog maar te zwijgen over de gevaren voor de consument en het verlies aan arbeidsplaatsen in Europa.

Een multilaterale overeenkomst ter bestrijding van piraterij en namaak kan inderdaad een doeltreffend mechanisme vormen ter bestrijding van deze praktijken. Ik sluit me echter aan bij mijn collega’s die de nadruk leggen op het grote belang van transparantie bij dergelijke onderhandelingen en overeenkomsten en die benadrukken dat de geloofwaardigheid van het geheel dient te worden vergroot. Tevens is een goed evenwicht tussen de rechten die we willen beschermen en de rechten die van fundamenteel belang zijn voor de samenleving onontbeerlijk. De uitoefening van het ene recht, of de bescherming ervan, mag geen inbreuk vormen op de overige rechten en redelijke belangen. Concreet denk ik hierbij aan specifieke bepalingen in de overeenkomst waarmee wordt beoogd normale, volledig onschadelijke gebruikers te criminaliseren, zonder dat de grote spelers getroffen worden. Ik acht het volstrekt absurd dat bij grenscontroles apparatuur in beslag kan worden genomen met daarop audio- en video-opnames voor eigen gebruik. Het is in onze juridische traditie te doen gebruikelijk om het maken van kopieën voor eigen doeleinden zonder commercieel oogmerk ongestraft te laten. Waarom, mijnheer de commissaris, zou een student een boek dat hij nodig heeft voor school niet mogen kopiëren?

Ik wil nogmaals benadrukken dat een aanvaardbaar niveau van bescherming van auteursrechten inderdaad nodig is. De huidige gedaante van de ACTA-overeenkomst is echter het werk van lobbyisten van Amerikaanse mediamaatschappijen die op jacht naar steeds hogere winsten een groot deel van onze samenleving wil terroriseren en criminaliseren, en dan met name de burgers van de lidstaten van de Europese Unie. Astronomische boetes, onevenredig strenge controles, onderhandelingen over een overeenkomst achter gesloten deuren en nog meer; stuk voor stuk zaken die wat mij betreft niet door de beugel kunnen. Ik zou de Europese Commissie dan ook willen oproepen om niet te zwichten voor de druk van de lobbyisten en met een redelijk en uitgewogen alternatief voor de huidige versie van de ACTA- overeenkomst te komen.

 
  
MPphoto
 

  Zuzana Roithová (PPE). - (CS) We hebben middels onze schriftelijke verklaring gepleit voor transparantie in de laatste fase van de onderhandelingen voor de ACTA-overeenkomst en voor bescherming van persoonsgegevens, alsook een lans gebroken voor het acquis communautaire. Ik ben ingenomen met het feit dat de verschillende ontwerpen voor de overeenkomst nu openbaar zijn en dat het leeuwendeel van de pijnpunten in de overeenkomst waarop we kritiek hadden geuit, uit de weg zijn geruimd. Het zou echter een nederlaag zijn voor de EU indien nu juist de bescherming van de geografische oorsprongsaanduidingen zou worden uitgekleed, waardoor landen buiten de Europese Unie bijvoorbeeld wafels uit Karlovy Vary of de reeds eerder genoemde champagne niet op hun hele grondgebied zouden hoeven te beschermen. Alleen maar controleren aan de grens volstaat niet. Ik vraag de commissaris hierbij dan ook om uitleg.

Ik heb echter ook zo mijn twijfels over de doeltreffendheid van de overeenkomst aangezien de grootste vervalsers uit Azië er geen partij bij zijn. Dat kan bedrijven en consumenten voor de nodige problemen plaatsen wanneer de overeenkomst eenmaal ten uitvoer wordt gelegd. Tot slot wil ik de commissaris of de Commissie vragen ons een gedetailleerde analyse van de impact van de ACTA-overeenkomst op de Europese Unie te doen toekomen.

 
  
MPphoto
 

  Karel De Gucht, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, er zijn om te beginnen verschillende interventies geweest waarin wordt beweerd dat de tenuitvoerlegging van ACTA tot het inperken van de burgerlijke vrijheden zou leiden, en in verschillende interventies is bijvoorbeeld gewezen op de controle van laptops of van vliegpassagiers aan de grenzen.

De gezamenlijke verklaring van 16 april die door alle partijen bij de ACTA-overeenkomst is uitgegeven is heel duidelijk. Er is geen voorstel om de deelnemers aan ACTA te dwingen van de grensautoriteiten te eisen dat zij de bagage van reizigers of hun persoonlijke elektronische apparaten doorzoeken op inbreukmakende goederen of gegevens.

ACTA gaat over het aanpakken van grootschalige illegale activiteiten en het vervolgen van criminele organisaties. Het gaat niet over het inperken van burgerlijke vrijheden of het pesten van consumenten. ACTA zal in overeenstemming zijn met de huidige EU-regels voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, die de grondrechten en fundamentele vrijheden en burgerlijke vrijheden, zoals de bescherming van persoonlijke gegevens, volledig respecteren.

Een voorbeeld is de de-minimisclausule in de douaneverordening van de EU uit 2003, die de reiziger vrijstelt van controles als de inbreukmakende goederen geen onderdeel van grootschalig verkeer vormen.

De douane van de EU, die veelvuldig wordt geconfronteerd met illegale handel in drugs, wapens en mensen, heeft noch de tijd noch de rechtsgrondslag om te zoeken naar enkele illegaal verkregen liedjes op een iPod of laptop, en wij zijn niet van plan om dit te veranderen.

Wij zullen dit niet veranderen, en wij zullen ervoor zorgen dat de partijen bij ACTA zo’n vrijstelling kunnen blijven toepassen. Wij kunnen de de-minimisvrijstelling echter niet als een absolute verplichting opleggen, omdat enkele lidstaten die krachtens nationale regels handelen het recht hebben behouden om dergelijke controles van passagiers uit te voeren.

Er is opnieuw verwezen naar de “three strikes”-procedure of de Hadopi-wet in Frankrijk, die dit mogelijk maakt. Dit is echter een nationale regel en de Europese Unie heeft het recht niet om een nationale staat op te leggen dit te veranderen.

In verschillende interventies is ook gevraagd om effectbeoordelingen inzake de grondrechten, de privacy en het acquis communautaire.

Ik heb in deze plenaire vergadering verscheidene malen verklaard dat er in het geheel geen inbreuk heeft plaatsgevonden op de grondrechten of het acquis communautaire, en ik moet zeggen dat in de drie debatten die we in deze plenaire vergadering reeds hebben gehad geen van u een voorbeeld heeft gegeven van de problemen die te maken hebben met de fundamentele vrijheden. Niemand heeft gewezen op een inbreuk op het acquis communautaire. Niemand heeft een voorbeeld kunnen geven. Als u ons voorbeelden geeft, dan zullen we deze bekijken.

Wat het onderhandelen achter gesloten deuren betreft, heeft het Parlement om meer transparantie inzake de ACTA-onderhandelingen gevraagd. Juist de Commissie heeft ervoor gezorgd dat dit gebeurt; dat u de tekst die in Tokio is overeengekomen voor u hebt en dat u deze een paar dagen nadat er de laatste hand aan werd gelegd gekregen hebt. Ook de voorbehouden die nog steeds bestaan zijn u bekend gemaakt; drie van de zijde van de Europese Unie, drie van de zijde van de Verenigde Staten. U hebt de uitkomst van de onderhandelingen. Hoe kunt u zeggen dat dit achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden?

De kwestie is aan de Europese Ombudsman voorgelegd. Misschien vertrouwt u me niet. Ik ben de Commissie. Misschien vertrouwt u de Raad niet. Misschien vertrouwt u uw regering niet. Ik heb uit een heleboel toespraken hier opgemaakt dat uw vertrouwen in de nationale regeringen niet erg groot is, maar ik denk dat u op zijn minst de ombudsman vertrouwt. De Ombudsman heeft heel duidelijk gezegd dat wij documenten vertrouwelijk kunnen houden, en wat wij gedaan hebben is dat wij een grote, extra stap in de richting van transparantie hebben gezet.

Je zou verwachten dat wanneer je dat doet, je applaus zou krijgen. Dat feit zou op zijn minst enigszins moeten worden meegewogen, maar sommigen van u blijven gewoon maar zeggen dat we achter gesloten deuren onderhandelen en dat er geen transparantie is. Wat is dan het nut om zich in te spannen voor meer transparantie, als u daarna nog steeds blijft zeggen dat er geen transparantie is? Misschien zou ik mijn tijd beter in iets anders kunnen investeren.

Wat betreft de mogelijkheid dat de Europese Commissie met de definitieve tekst instemt: in het Verdrag van Lissabon staan in feite heel duidelijke regels over hoe over internationale overeenkomsten onderhandeld wordt, door wie en hoe ze gesloten en geratificeerd worden, met inbegrip van de belangrijke rol van het Europees Parlement.

Ook in de kaderovereenkomst zijn er duidelijke regels over hoe het Parlement tijdens het onderhandelingsproces moet worden geïnformeerd en gehoord. Ik meen dat we deze regels heel gewetensvol zijn nagekomen. Het is het prerogatief van de Commissie, als onderhandelaar, om het punt te bepalen waarop de onderhandelingen technisch gezien zijn afgerond en waarop de overeenkomst geparafeerd kan worden. De overeenkomst is nog niet geparafeerd en u hebt vanavond de mogelijkheid om uw zegje te doen voordat wij zelfs maar tot paraferen overgaan en voor wij zelfs maar besluiten om de overeenkomst als zodanig te paraferen. Wij hebben in de Commissie nog geen besluit genomen over wat wij feitelijk gaan doen, omdat wij nog steeds enkele voorbehouden hebben gemaakt waarover wij met de Verenigde Staten tot een vergelijk willen komen voordat wij een beslissing nemen.

Het paraferen van de overeenkomst is een van de prerogatieven van de Commissie en bindt de Unie niet definitief. De overeenkomst zal definitief worden op het moment dat het Europees Parlement zijn toestemming heeft gegeven.

Laten we het Verdrag dus eerbiedigen en laten we de kaderovereenkomsten eerbiedigen. Intussen zullen wij u blijven informeren en erbij betrekken zoals in de kaderovereenkomst bedongen is.

Tussen haakjes, volgens het Verdrag geeft de Raad weliswaar toestemming tot de ondertekening van de overeenkomsten, maar heeft het Parlement altijd het laatste woord. Het moet deze overeenkomst ratificeren en als het weigert instemming te verlenen, dan is er eenvoudigweg helemaal geen overeenkomst.

Hebt u dus een beetje geduld. Er vindt op dit moment nog geen parafering plaats. Wanneer er eenmaal wordt geparafeerd, dan hebt u de vertaling, dan hebt u de controle door de juristen-linguïsten, en vervolgens gaat de overeenkomst naar de Raad om ondertekend te worden en naar het Parlement om geratificeerd te worden. Er is op dit moment dus nog geen enkel besluit genomen en vanavond hebt u nog een mogelijkheid om alle opmerkingen die u kwijt wilt kenbaar te maken.

In sommige interventies is ook gevraagd in welke zin de EU zou profiteren door zo’n overeenkomst aan te gaan, als zij niet verder gaat dan haar huidige wetten en als bovendien andere landen als de VS ook beweren dat zo’n overeenkomst het nationale recht niet verandert.

Dit gaat niet over materieel recht. Deze overeenkomst gaat over de handhaving van bestaande wetgeving en dat is de reden waarom ik herhaaldelijk heb gesteld dat we het acquis communautaire niet gaan veranderen. Het acquis communautaire gaat over materieel recht en dat gaan we niet veranderen. Een internationaal verdrag dat normen zou overnemen die vergelijkbaar zijn met die van de EU, maar ook met die welke reeds in landen als de VS en Japan bestaan, zou nog steeds een zeer waardevolle bijdrage aan de huidige heersende internationale norm zijn zoals omschreven in de TRIP’s-overeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie.

Ons doel is om de ACTA-normen te propageren bij belangrijke nieuwe partners, namelijk via onze toekomstige handelsovereenkomsten maar ook op multilaterale ontmoetingsplaatsen. Dat gezegd hebbende, hebben verschillende partijen bij ACTA het door de ACTA-onderhandelingen tot stand gekomen momentum aangegrepen om hun nationale wetgeving volgens de overeengekomen lijnen te herzien.

Voor zover ik weet, zijn bijvoorbeeld zowel Japan als Canada bezig om hun handhavingsregels op internetgebied te herzien. Bovendien wordt vaak over het hoofd gezien dat ACTA niet alleen gaat over verbeterde rechtsnormen. Zij gaat ook over samenwerking tussen de handhavingsautoriteiten, het overnemen van beste praktijken en een betere afstemming van de technische bijstand.

Hoewel de EU de afgelopen vier à vijf jaar met veel succes met de VS heeft samengewerkt op deze terreinen, geloven wij dat ACTA ook die belangrijke aspecten van de strijd tegen schendingen van de intellectuele-eigendomsrechten kan verbeteren.

Wij zijn van mening dat het handhavingssysteem van de VS doorgaans effectief en efficiënt bepaalde intellectuele-eigendomsrechten beschermt. De Commissie heeft benadrukt dat ACTA geen verkapt middel is om hun nationaal wetgevingsproces te omzeilen en om hun huidige wetten op te stellen en het Parlement heeft dat ook gedaan. Het is begrijpelijk dat functionarissen van de VS datzelfde punt benadrukken.

Ik wil daaraan toevoegen dat het beginsel van samenwerking tussen rechthebbenden al sinds 2003 in artikel 15 van de richtlijn elektronische handel staat; dat is dus geen nieuwe gedachte. Het staat in de richtlijn elektronische handel en wij verwijzen daar eenvoudigweg naar. Wij verwijzen naar de bestaande EU-wetgeving.

Laat ik verder zeggen dat wat vaak in het debat over ACTA over het hoofd wordt gezien het aantal banen van EU-burgers is dat te maken heeft met intellectuele-eigendomsrechten en we discussiëren vaak binnen alle partijen van het Huis over banen.

Miljoenen banen in Europa zijn afhankelijk van de eerbiediging van intellectuele-eigendomsrechten. Namaakproducten zijn een ernstige aanval op de Europese industrie en op de Europese economie en op de Europese innovatie, omdat we een op innovatie gebaseerde economie zijn.

Waar we het in wezen over hebben is over banen. En ik moet zeggen dat ik een beetje verbaasd ben dat in de drie debatten die we nu in deze plenaire vergadering hebben gehad, dit aspect in feite geen enkele keer is genoemd. Die verwijzing naar banen is nooit gedaan. De verwijzingen die zijn gedaan zijn naar grondrechten en ik ben daar zeer alert op, maar er zijn geen voorbeelden gegeven die bevestigen dat er sprake is van problemen op dit gebied.

Er wordt verwezen naar controles aan de grenzen, terwijl duidelijk is dat ACTA geen extra controles toevoegt aan de reeds bestaande. Er wordt verwezen naar privacy en ik zie geen reden waarom de privacy onder vuur ligt. Er wordt verwezen naar een vaag soort vrijheid en vrijheden die volgens u onder vuur liggen, maar u geeft daar geen enkel voorbeeld van. Aan de andere kant, wat heel duidelijk is en wat in allerlei soorten effectstudies gedocumenteerd is die tussen haakjes reeds door de Commissie zijn gedaan, over allerlei soorten onderwerpen, is dat een heleboel van onze banen te maken hebben met intellectuele-eigendomsrechten en dat is een van de redenen waarom wij zoveel belang hechten aan dat onderwerp. Ik ben een beetje verbaasd dat dit door het Parlement maar zelden wordt genoemd.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt tijdens de volgende vergaderperiode plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Ioan Enciu (S&D), schriftelijk.(RO) Ik juich de vooruitgang die in de ACTA-onderhandelingen is geboekt, toe. Deze overeenkomst is absoluut noodzakelijk voor het vaststellen van gemeenschappelijke internationale normen voor de handhaving van wetgeving betreffende intellectuele-eigendomsrechten.

Ik moet er echter op wijzen dat sanctiemaatregelen tegen inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten in overeenstemming dienen te zijn met het beginsel van evenredigheid en van een balans tussen de ernst van de gepleegde feiten en de toegepaste sancties. In dit geval verwijs ik met name naar inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten in de digitale media en op het internet, waar een duidelijk onderscheid in behandeling moet worden gemaakt tussen grootschalige vervalsing voor commerciële doeleinden en geïsoleerde willekeurige gevallen van intellectuele fraude.

Verder dient in de overeenkomst, ongeacht de ernst van de gepleegde misdrijven, speciale aandacht uit te gaan naar de bescherming van de vrijheid van meningsuiting, het recht op een eerlijk proces en de vertrouwelijkheid.

 

17. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen
Video van de redevoeringen

18. Sluiting van de vergadering
Video van de redevoeringen
 

(De vergadering wordt om 23.55 gesloten)

 
Juridische mededeling - Privacybeleid