Index 
Volledig verslag van de vergaderingen
PDF 2848k
Woensdag 2 februari 2011 - Brussel Uitgave PB
1. Hervatting van de zitting
 2. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
 3. Verklaringen van de Voorzitter
 4. Samenstelling commissies en delegaties: zie notulen
 5. Onderzoek geloofsbrieven: zie notulen
 6. Rectificatie (artikel 216 van het Reglement): zie notulen
 7. Vervallen schriftelijke verklaringen: zie notulen
 8. Van de Raad ontvangen verdragsteksten: zie notulen
 9. Mondelinge vragen (indiening): zie notulen
 10. Uitvoeringsmaatregelen (artikel 88 van het Reglement): zie notulen
 11. Ingekomen stukken: zie notulen
 12. Regeling van de werkzaamheden
 13. Erkenning door de EU van de genocide op Roma tijdens de Tweede Wereldoorlog
 14. Voorbereiding van de bijeenkomst van de Europese Raad (4 februari 2011) (debat)
 15. De toestand in het Middellandse-Zeegebied, met name in Tunesië en Egypte (debat)
 16. Referendum over de toekomstige status van Zuid-Soedan (debat)
 17. Benoeming van de directeurs van de Europese toezichthoudende autoriteiten (debat)
 18. Overeenkomsten betreffende de handel in bananen - Intrekking van Verordening (EG) nr. 1964/2005 van de Raad inzake de invoertarieven voor bananen - Overeenkomsten betreffende de handel in bananen (debat)
 19. Initiatief inzake een tuberculosevaccin (debat)
 20. Spreektijd van één minuut (artikel 150 van het Reglement)
 21. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen
 22. Sluiting van de vergadering


  

VOORZITTER: JERZY BUZEK
Voorzitter

(De vergadering wordt om 15.00 uur geopend)

 
1. Hervatting van de zitting
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Ik verklaar de zitting van het Europees Parlement, die op donderdag, 20 januari 2011 werd onderbroken, te zijn hervat.

 

2. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
Video van de redevoeringen

3. Verklaringen van de Voorzitter
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Bij wijze van inleiding zou ik vijf feiten onder de aandacht willen brengen.

Allereerst zou ik nader willen ingaan op de situatie in het Middellandse Zeegebied die – zoals we allemaal weten – zeer snel verandert. Het Europees Parlement was en is nog steeds bereid om steun te verlenen aan het democratiseringsproces dat door de burgers zelf, dus door onze Europese buren, in gang is gezet. Wij voeren vandaag een debat over Tunesië, een partnerland dat de eerste stappen op weg naar een echte democratie al heeft gezet. Samen met vijf andere leden van het Europees Parlement heb ik zojuist een ontmoeting gehad met de Tunesische minister van Buitenlandse Zaken.

De situatie in Egypte is anders. Het is veel minder zeker in welke richting de veranderingen – die nu al onomkeerbaar zijn – zullen gaan. Het elan van deze veranderingen mag echter niet verloren gaan. Beide landen hebben één ding gemeen: het is de hoogste tijd dat alle democratische krachten werk maken van politieke hervormingen en vervolgens van economische en sociale hervormingen. Zij dienen eveneens de weg vrij te maken voor vrije en democratische verkiezingen, om ervoor te zorgen dat de roep van het volk om democratie niet onbeantwoord blijft. Wij moeten eveneens duidelijk maken – en dat zullen we tijdens deze vergadering doen, zowel vandaag als morgen bij de stemming – dat democratie in onze buurlanden voor de Europese Unie even belangrijk is als stabiliteit. We kunnen onmogelijk kiezen tussen democratie en stabiliteit. Beide elementen zijn van essentieel belang.

Ten tweede werd in Letland op 20 januari laatstleden de twintigste verjaardag herdacht van de gebeurtenis die de geschiedenis is ingegaan als "bloedige zondag" – de dag waarop pro-Russische OMON-troepen strategische gebouwen aanvielen in de hoofdstad van de staat die pas opnieuw het levenslicht had gezien. Zeven burgers kwamen om het leven toen ze op de barricaden de Letse onafhankelijkheid verdedigden en een groot aantal mensen raakte gewond.

Op 29 januari 2011 werd, na een proces waarbij de geldende internationale normen met voeten werden getreden, in Iran de Nederlandse Sahra Bahrami, dus een EU-burger, opgehangen. Ik dring er bij de Iraanse autoriteiten op aan om de beschuldigingen aan het adres van mevrouw Bahrami toe te lichten, net als de ondoorzichtige gerechtelijke procedure. De Europese Unie is van oordeel dat de doodstraf nooit als een daad van rechtvaardigheid kan worden beschouwd.

David Kato, een mensenrechten- en burgerrechtenactivist, werd op 26 januari 2011 vermoord in Oeganda. Ik zou de Oegandese regering willen oproepen om de moordenaars van David Kato te arresteren. Wij betreuren allemaal dat homoseksualiteit in dit land nog altijd als een misdaad wordt beschouwd.

Ik zou willen afsluiten met de volgende opmerking. Naar aanleiding van het debat van vandaag over de voorbereiding van de Europese Raad van 4 februari zou ik u willen meedelen dat er op 8 februari, dus volgende week, een vergadering van de Conferentie van voorzitters zal plaatsvinden waaraan alle leden van het Parlement kunnen deelnemen. De heer Van Rompuy, de voorzitter van de Europese Raad, zal tijdens deze speciale Conferentie van voorzitters onze gast zijn. Hij zal de conclusies van de top van vrijdag toelichten, overeenkomstig het Verdrag van Lissabon, waarin staat dat de voorzitter van de Europese Raad over dergelijke kwesties verslag uitbrengt aan het Parlement.

 
  
MPphoto
 

  Michael Cashman (S&D).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik hoop dat het Parlement en u mij toestaan om u te complimenteren met de verklaring die u hebt afgelegd ten aanzien van David Kato, die in Oeganda is vermoord. Zoals u al zei, kwam hij op voor de mensenrechten, in het bijzonder voor de rechten van lesbische, homoseksuele en biseksuele mensen.

Ik wilde nog opmerken dat wij in dit Parlement een resolutie hebben aangenomen over de gebeurtenissen in Oeganda. Het is van wezenlijk belang dat wij steun geven aan het maatschappelijk middenveld in Oeganda. We mogen niet vergeten dat David ver verheven was boven allen die haat zaaien en discriminatie propageren. Laten we op dit droevige moment onze gedachten doen uitgaan naar zijn familie.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Dank u.

 

4. Samenstelling commissies en delegaties: zie notulen
Video van de redevoeringen

5. Onderzoek geloofsbrieven: zie notulen
Video van de redevoeringen

6. Rectificatie (artikel 216 van het Reglement): zie notulen
Video van de redevoeringen

7. Vervallen schriftelijke verklaringen: zie notulen

8. Van de Raad ontvangen verdragsteksten: zie notulen

9. Mondelinge vragen (indiening): zie notulen

10. Uitvoeringsmaatregelen (artikel 88 van het Reglement): zie notulen

11. Ingekomen stukken: zie notulen

12. Regeling van de werkzaamheden
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is de definitieve ontwerpagenda die door de Conferentie van voorzitters is opgesteld na overleg met de fracties overeenkomstig artikel 137 van het Reglement tijdens haar vergadering van donderdag, 20 januari 2011. De volgende wijzigingen zijn voorgesteld:

[Woensdag/vergaderperiode Brussel]:

1. Na mijn verklaring over de erkenning door de EU van de genocide op Roma tijdens de Tweede Wereldoorlog komen de volgende punten aan de orde: een mededeling van de Raad, een mededeling van de Commissie en een sprekersronde van de fracties over de genocide op Roma.

2. De titel van het debat over de situatie in Tunesië wordt als volgt gewijzigd: "Verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid over de toestand in het Middellandse-Zeegebied, met name in Tunesië en Egypte.

3. De stemming over de ontwerpresoluties betreffende Tunesië zal zoals gepland morgen plaatsvinden. De stemming over de ontwerpresoluties betreffende Egypte zal plaatsvinden in de vergaderperiode van februari II in Straatsburg.

4. Het debat over de verklaringen van de Raad en de Commissie over de stijgende voedselprijzen wordt uitgesteld tot de vergaderperiode van februari II. Het wordt vervangen door een debat over de verklaringen van de Raad en de Commissie over de aanstelling van de hogere functionarissen van de Europese toezichthoudende autoriteiten, gevolgd door een sprekersronde van de fracties.

[donderdag/vergaderperiode Brussel]:

Ik wil de leden erop wijzen dat het verslag-Speroni over het verzoek om opheffing van de parlementaire immuniteit van de heer Tamás Deutsch direct onder de stemmingen wordt ingeschreven.

(Het Parlement stelt de agenda vast)(1)

 
  
MPphoto
 

  Ioan Mircea Paşcu (S&D).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u vragen om met de Conferentie van voorzitters te overwegen of de toespraken van één minuut niet vroeger op de agenda kunnen worden gezet, want in de vorige vergaderperioden waren die verplaatst naar het laatste uur van onze discussies. Dat heeft tot gevolg dat steeds minder mensen geneigd zijn om eraan deel te nemen en ik neem niet aan dat dat de reden was om de toespraken zo laat in te plannen.

Zou u willen overwegen om deze eerder te laten plaatsvinden, zodat wij net als vroeger de mogelijkheid hebben om eraan deel te nemen?

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Bedankt voor uw opmerking. U kunt erop rekenen dat we dit zullen bespreken en zullen besluiten welke vervolgstappen gezet moeten worden.

 
  

(1) Voor overige amendementen op de agenda: zie notulen.


13. Erkenning door de EU van de genocide op Roma tijdens de Tweede Wereldoorlog
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is de verklaring van de Voorzitter over de erkenning door de EU van de genocide op Roma tijdens de Tweede Wereldoorlog (2010/3020 (RSP)).

Roma zijn vandaag de grootste etnische minderheid in de Europese Unie. Ze zijn ook de minderheid die op dit ogenblik het meest onderdrukt wordt in Europa. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden ze, net als de joden, op grond van hun ras vervolgd door de nazi’s. Er werden destijds honderdduizenden Roma vermoord, hoewel hun voorouders al generaties lang Europese burgers waren. De 66ste verjaardag van de bevrijding van Auschwitz-Birkenau, die we op 27 januari van dit jaar hebben herdacht, herinnert ons eraan dat de derde grootste groep slachtoffers in dit kamp Roma waren. Jammer genoeg zijn niet alle Europeanen zich hiervan bewust. De genocide op Roma is slechts door enkele EU-lidstaten officieel erkend. Het is de hoogste tijd dat de Europese burgers zich bewust worden van het feit dat de in Europa levende Roma als gemeenschap dit trauma van de genocide hebben ondergaan. Onderwijs is de beste manier om discriminatie tegen te gaan. Het Europees Parlement is de stem van de Europese Unie in de strijd voor de mensenrechten. Vandaag nemen we het op voor onze Roma broeders en zusters. We willen dat hun lijden niet vergeten wordt en dat hun situatie beter begrepen wordt.

Collega’s, er volgt nu een korte discussie over dit onderwerp dus ik verzoek u de zaal niet te verlaten. We beginnen met een verklaring van de Raad en, zoals u weet, is de integratie van Roma een van de prioriteiten van het Hongaarse voorzitterschap. Vervolgens legt de vicevoorzitter van de Commissie een verklaring af, waarna korte verklaringen namens de fracties zullen volgen.

 
  
MPphoto
 

  Enikő Győri, fungerend voorzitter van de Raad. – (HU) Staat u mij toe om met een citaat te beginnen, met de woorden van Friderika Kolompár, een overlevende van de Porajmos, de zigeunervervolging: "We vonden mijn vader toen we op 2 augustus 1994 of 1995 naar Auschwitz gingen. Op een groot bord stonden al hun namen vermeld. We wisten dat ze naar Duitsland waren gevoerd, we wisten alleen niet waarheen. Als een zigeuner uit Fehérvár me niet had tegengehouden, had ik mijn hand in de oven gestoken en er een stuk uit gehaald. Ik was van plan dit mee naar huis te nemen als aandenken." Daarop zei mijn zoon Józsi:

"Mam, stop je hand daar niet in, je zou wel eens een infectie kunnen oplopen."

"Dat kan me niets schelen, jongen," antwoordde ik.

"Hoe weet je of het van je broer of je vader was?" vroeg hij vervolgens. Ik viel flauw en werd bij de verbrandingsoven weggehaald.

Namens het Hongaarse voorzitterschap wil ik me aansluiten bij het nobele initiatief waarmee het Europees Parlement en voorzitter Buzek persoonlijk tijdens deze vergadering de slachtoffers van de Porajmos, de Roma-holocaust, wilden herdenken. Waarom is herdenken zo belangrijk? Kunnen we ons niet beter met de toekomst bezighouden? De Amerikaanse historicus George Santayana schreef in 1905: "Wie niet in staat is het verleden te herdenken, is gedoemd het verleden te herhalen."

Tijdens en voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog zijn er, volgens zelfs de voorzichtigste schattingen, 220 000 Roma en Sinti omgebracht, alleen omdat ze tot deze twee etnische groepen, of in de bewoordingen van hun vervolgers ‘rassen’, behoorden. Het waren mensen met een Hongaarse, Tsjechische, Roemeense, Franse, Duitse, Poolse, Servische nationaliteit en wie weet wat voor nationaliteiten nog meer. Mannen, vrouwen, bejaarden en kinderen. Heel veel kinderen. Als ze nog in leven zouden zijn, zouden velen van hen onderdanen van de Europese Unie zijn. Tijdens de herdenkingen wordt steevast vermeld dat in het zigeunerkamp van Auschwitz-Birkenau zigeunerfamilies bij elkaar mochten blijven, in tegenstelling tot de Joodse gevangenen. Zoals een Hongaarse overlevende van de Holocaust zei: "Zelfs de SS’ers wisten dat je zigeunerfamilies niet uit elkaar mocht halen. Ze mochten bij elkaar blijven totdat de overgebleven gevangenen van de 30 000 kampbewoners in de nacht van 2 op 3 augustus 1944 werden vermoord toen hun barakken in brand werden gestoken."

Na de Tweede Wereldoorlog herrees de Europese Unie uit dit dieptepunt, uit de hel van de Shoah en de Porajmos. Het was de droom van de oprichters dat de Europese volkeren samen alles zouden verwerpen wat had geleid tot zo’n extreme verloochening van het menselijk bestaan, Auschwitz en Birkenau. De Europese volkeren samen, met inbegrip van de Europese zigeunerbevolking die tegenwoordig 10 à 12 miljoen mensen telt. "Dit gaat echter nog steeds over het verleden," zou iemand kunnen opperen. "Waar komt hier de toekomst aan bod?" Volgens het Hongaarse voorzitterschap moeten we wel degelijk tegelijk over het verleden en de toekomst praten. Toen de Hongaarse minister-president Viktor Orbán op 19 januari het programma van het Hongaarse voorzitterschap van de EU aan het Europees Parlement presenteerde, zei hij: "De strategie ten aanzien van Roma is een essentieel onderdeel van het programma van het Hongaarse voorzitterschap, want een slim Europa is zinloos als het geen hart heeft. En Europa kan alleen een hart hebben als het voor de meest kansarme maatschappelijke groepen kansen tot sociale integratie creëert."

Ik zou ook persoonlijk heel trots zijn als we met zijn allen aan het eind van het voorzitterschap een gezamenlijke Europese kaderstrategie ten aanzien van Roma zouden kunnen aannemen. Hier wordt hard aan gewerkt dankzij het engagement van het Europees Parlement en de Europese Commissie. De Raad en het Hongaarse voorzitterschap willen hier hun steentje aan bijdragen. We willen graag bijdragen aan de versterking van het besef dat Roma geen probleem zijn maar een economische, culturele en menselijke hulpbron, net zoals alle andere volkeren en etnische groepen in Europa en de wereld.

 
  
MPphoto
 

  Maroš Šefčovič, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, enkele dagen geleden hebben wij in het Europees Parlement samen met overlevenden van de Holocaust stilgestaan bij de Internationale Herdenkingsdag voor de Holocaust. Namens de Commissie deel ik u mee dat wij het zeer waarderen dat we vandaag tevens de slachtoffers van de genocide op Roma herdenken.

Iedereen die een bezoek heeft gebracht aan Auschwitz, Yad Vashem of het Holocaust-museum in Washington DC is geschokt door het onmenselijke gedrag van de daders van de Holocaust. Diegenen van u die ooit het Kinderpaviljoen in Jeruzalem hebben bezocht, zullen net als ik dit paviljoen ontdaan hebben verlaten. Het is niet te geloven dat dit soort gebeurtenissen zestig of zeventig jaar geleden in Europa mogelijk waren.

Daarom moeten we erover spreken. We moeten dit trieste verhaal aan onze kinderen vertellen, want de geschiedenis heeft, zoals we weten, de neiging om zich te herhalen. Daarom dienen we er absoluut voor te zorgen dat deze gruwelen niet worden vergeten en zich nooit zullen herhalen. Laten we allemaal strijden tegen de geesten van het verleden.

De geschiedenis heeft ons bittere lessen geleerd over het leed dat rassenhaat en onverdraagzaamheid teweeg kunnen brengen. Daarom is de Europese Unie opgebouwd op fundamentele rechten en waarden, waaronder de bescherming van minderheden, het beginsel van vrij verkeer en het verbod op discriminatie. Dit geldt allemaal ook voor Roma.

Het is onacceptabel dat Roma in de eenentwintigste eeuw nog steeds gediscrimineerd worden op grond van hun etnische afkomst. Te veel Roma worden nog steeds het slachtoffer van racisme, discriminatie en sociale uitsluiting. Te veel Roma-kinderen brengen hun tijd door op straat in plaats van op school. Te veel Roma krijgen nog steeds geen eerlijke kans op de arbeidsmarkt en te veel Roma-vrouwen worden nog steeds het slachtoffer van geweld en uitbuiting.

De insluiting van Roma is een prioriteit voor de EU. Daarvoor zijn de inzet en gezamenlijke inspanningen van de nationale en lokale overheden, het maatschappelijk middenveld en EU-instellingen nodig. De Commissie spant zich in voor de verbetering van de situatie van Roma en richt zich daarbij in het bijzonder op hun sociale en economische integratie.

Wij werken voortdurend aan de verwezenlijking van dit langetermijndoel, dat wij al geruime tijd geleden hebben vastgesteld. Erkend moet echter worden dat de verantwoordelijkheid voor de integratie van Roma in eerste instantie bij de lidstaten berust. Daarom hebben wij in onze mededeling van vorig jaar de lidstaten een concrete lijst gegeven met acties waarmee ze een effectiever beleid kunnen voeren ten aanzien van de integratie van Roma. Dit was ons eerste beleidsdocument dat specifiek op Roma was gericht.

Uit onze evaluatie blijkt echter dat er in de lidstaten nog veel moet gebeuren om de effectiviteit van hun beleid ten aanzien van de integratie van Roma te verbeteren. Daarom zal de Commissie in april in nauwe samenwerking met het Hongaarse voorzitterschap een Europees kader voor nationale strategieën voor integratie van Roma vaststellen. Daarin zullen voorstellen worden gedaan om uitsluiting van Roma tegen te gaan.

Tot slot wil ik op dit plechtige moment namens de Commissie nogmaals benadrukken hoe belangrijk het is om de grondrechten in Europa te beschermen en zorg te dragen voor een harmonieuze integratie van alle burgers in de samenleving. We moeten beslist voorkomen dat de geschiedenis zich herhaalt.

 
  
MPphoto
 

  Lívia Járóka, namens de PPE-Fractie. – (HU) Mevrouw de staatssecretaris, mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, namens de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) wil ik mijn voldoening en dank uitspreken over het feit dat het Europees Parlement nu voor het eerst de Roma-slachtoffers van de Holocaust herdenkt. Dit is precies wat ons, het nageslacht, te doen staat: herdenken en leren. We moeten respect betuigen voor het lijden van de slachtoffers, en deze pijnlijke lessen in saamhorigheid en verdraagzaamheid opnemen in onze gemeenschappelijke geschiedenis en ons gemeenschappelijke geheugen. Daarom is het belangrijk dat we universiteiten, wetenschappelijke gezelschappen en onderzoeksinstellingen steunen die helpen bij het blootleggen en tonen van de ontberingen die Roma in de loop van onze lange geschiedenis hebben moeten doorstaan. Ik stel voor dat in de nationale leerplannen van alle Europese landen aandacht wordt besteed aan de eeuwenlange gemeenschappelijke geschiedenis die de meerderheidssamenlevingen en Roma hebben.

Ook deze dag is een gelegenheid om deze saamhorigheid te versterken, om te herhalen dat wij, Roma, burgers zijn van onze landen, dat wij factoren zijn die bijdragen aan de staatsvorming, dat wij vrije en gelijkwaardige Europese burgers zijn. Met minder mogen we geen genoegen nemen.

We hebben een gemeenschappelijke geschiedenis van zevenhonderd jaar achter ons, van zeven moeilijke eeuwen waarin we ettelijke malen onze trouw aan ons vaderland en aan Europa hebben bewezen. Terugdenkend aan de donkere dagen van segregatie en vervolging moeten we kracht putten uit deze verheffende momenten van onze gemeenschappelijke geschiedenis, en de hoop koesteren dat we gezamenlijk een waardige, harmonieuze gemeenschap kunnen worden. Want zoals we een gedeelde geschiedenis hebben, zullen we ook een toekomst delen; dat weten we allemaal. Ik hoop van harte dat we samen alles zullen bereiken, maar ik weet wel dat we dat alleen samen kunnen bereiken.

We hebben het toegewijde werk nodig van opeenvolgende generaties, zodat iedereen in zijn eigen leven en zijn eigen omgeving kan streven naar een tolerantere en perfectere wereld. Onze voorouders hebben al talloze malen bewezen dat onze naties in staat zijn de krachten te bundelen, als er levensbepalende kwesties op het spel staan. En voor ons is de situatie van de Europese Roma levensbepalend. De beurt is nu aan ons, en de eerste stap moet vandaag worden gezet.

Staat u mij toe hier nog aan toe te voegen dat de tweede stap over twee weken moet worden gezet tijdens de plenaire vergadering, wanneer de Europese strategie ten aanzien van de Roma volgens ons aller verwachting eindelijk kan worden gelanceerd.

 
  
MPphoto
 

  Hannes Swoboda, namens de S&D-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik dank u voor uw verklaring en ik dank ook de fungerend voorzitter van de Raad en de vicevoorzitter van de Commissie. Ik wil iedereen bedanken die heeft aangedrongen op dit debat – van mijn fractie vooral ook mevrouw Göncz. Zoals u vandaag hebt gezegd, mijnheer de Voorzitter, wordt de genocide op de Roma vaak naar de achtergrond verdrongen wanneer we het over de genocide op de joden hadden. Ook anderen zijn echter het slachtoffer van de nationaalsocialistische gruweldaden geworden. Ik verwijs hier ook naar homoseksuelen, zoals u dat, Voorzitter, vandaag ook in een ander verband hebt gedaan.

Ik ben het eens met de fungerend voorzitter van de Raad en met de vorige spreekster. We kunnen dit het best gedenken als we tegelijkertijd aan de toekomst denken. We kunnen momenteel niet tevreden zijn met de situatie van de Roma op ons continent. Ze worden nog steeds gediscrimineerd en er bestaan nog steeds vooroordelen. Als nu een land overweegt de naam ‘zigeuners’ opnieuw in te voeren en niet meer het woord ‘Roma’ te gebruiken, opdat er geen verwarring ontstaat, dan wil ik daar nu helemaal geen kritiek op leveren, maar ik wil wel opmerken dat het belangrijk is te strijden tegen vooroordelen en te strijden tegen discriminatie en niet te buigen voor discriminatie door een naam te veranderen.

We houden ons hier in het Parlement al jaren met het Roma-vraagstuk bezig en nog steeds moeten we vaststellen – ook bij onze bezoeken in de verschillende landen – dat er nog steeds zeer grote problemen zijn, dat de cirkel van discriminatie en achterstelling nog steeds niet doorbroken is en dat veel kinderen nu nog steeds naar aparte scholen gaan. Daarom ben ik ook zeer dankbaar dat het Hongaars voorzitterschap van de Raad dit thema heeft opgepakt. Hoewel we op veel punten van mening verschillen, mevrouw de voorzitter van de Raad, zullen we met betrekking tot dit vraagstuk hopelijk samen veel succes boeken.

Onze fractie heeft sinds enige tijd via Martin Schulz contact met Günter Grass, de Duitse schrijver die ook een Roma-stichting heeft opgericht. Günter Grass heeft een keer gezegd: "Zij, de Roma, zijn in hun permanente staat van diaspora – eigenlijk – Europeanen in dezelfde zin als die wij, gevangen in onze nationale bekrompenheid, voor ogen moeten houden indien we willen voorkomen dat het verenigd Europa zich ontwikkelt tot een bureaucratische bestuurskolos en oppermachtige economische kolos. Ten minste dit ene, deze grensoverschrijdende mobiliteit, hebben de zogenaamde zigeuners op ons voor. Het zou allereerst mogelijk moeten zijn dat zij zich legitimeren met een Europees paspoort dat hun van Roemenië tot Portugal verblijfsrecht garandeert." (einde citaat)

Wij moeten de voorwaarden creëren waaronder alle Roma zich thuis kunnen voelen waar ze thuis zijn. We moeten er ook de voorwaarden voor creëren dat ze in heel Europa vrij kunnen reizen, zonder dat ze weer worden uitgewezen. Als we dat eenmaal hebben geregeld, dan hebben we werkelijk veel voor de Roma gedaan en dan zijn we de verschrikkelijke dingen die de nazi’s de Roma in de Holocaust tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben aangedaan, te boven gekomen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Renate Weber, namens de ALDE-Fractie.(RO) Mijnheer de Voorzitter, het woord ‘samudaripen’ betekent ‘hel op aarde’ in de Romataal, met andere woorden genocide of Holocaust. Hel op aarde is de beschrijving van de toestand van de Roma tijdens de Tweede Wereldoorlog in Europa, toen honderdduizenden van hen werden vermoord omdat zij Roma waren. Het exacte aantal is zelfs niet bekend. Het Holocaust Museum in Washington DC schat dat het om een kwart miljoen gaat. Andere onderzoeken spreken over meer dan een miljoen vermoorde Roma in die jaren. Dit gebrek aan zekerheid is te wijten aan de onbekendheid van de Roma-slachtoffers van de Holocaust. Het is eens te meer een bewijs dat dit volk eeuwenlang op systematische wijze is gediscrimineerd of genegeerd.

Daarom is de verklaring vandaag van het Europees Parlement, bij monde van zijn voorzitter, een historisch moment. We kunnen het hier echter niet bij laten. Deze gelegenheid moet worden gevolgd door specifieke maatregelen, zowel in de gehele EU als in de afzonderlijke lidstaten. Iedere lidstaat moet de genocide op de Roma erkennen en er moet informatie verspreid worden onder de Europese burgers over dit hoofdstuk in onze geschiedenis.

Zolang Europese kinderen op school niet leren over deze Holocaust en de eeuwen waarin Roma in vele latere EU-lidstaten slaven waren, zolang de Europese samenleving zich niet realiseert dat we een historische plicht hebben ten opzichte van dit volk, zullen we er niet in slagen om goede antiracismecampagnes te voeren en ook geen succes hebben met onze nationale of Europese insluitingsstrategieën voor Roma.

 
  
MPphoto
 

  Catherine Grèze, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik ben zeer ontroerd dat ik vanmiddag het woord mag voeren over dit onderwerp. Allereerst wil ik u, mijnheer de Voorzitter, bedanken voor uw engagement.

De erkenning van de genocide op Roma is een historisch moment voor miljoenen Europeanen die Yéniche zijn, Sinti, Roma, Manouche, woonwagenbewoners. Honderdduizenden van hun ouders en grootouders zijn vermoord in die duistere tijden, vaak nadat ze op beledigende wijze gebrandmerkt waren als asociaal.

Dit is echter ook voor ons, burgers van de Europese Unie, een historisch moment. Laten we niet vergeten dat Roma de eersten waren die in Europa van het ene land naar het andere reisden, lang voordat wij een gemeenschappelijke ruimte hadden gecreëerd. Nu zijn zij onze grootste minderheid, met tien miljoen mensen. Hun geschiedenis is ook onze geschiedenis.

Het is de hoogste tijd, collega's, de allerhoogste tijd om het vertrouwen van deze burgers van Europa in hun Europese instellingen te herstellen. Zij zijn uitgestoten uit onze samenleving, en zij worden nog steeds dubbel bestraft. Naast de gruwelen van de oorlog was er vergetelheid, onverschilligheid, zwijgen. Daarom is de erkenning van de genocide op Roma een werkelijke daad van herdenking. Daarmee zullen wij inderdaad de herinnering levend kunnen houden maar moeten wij vooral een bewijs leveren van onze inzet voor een betere toekomst.

Vorige week, in de Bondsdag, hebben leden van het Europees Parlement en van nationale parlementen, uit het Oosten en het Westen, hun verantwoordelijkheid tegenover de geschiedenis onder ogen gezien, door voor te stellen om deze genocide als zodanig te erkennen. Dit is een eerste stap. We moeten ervoor zorgen dat onze burgers een ander beeld krijgen van deze Europeanen. We hebben nog een lange weg voor de boeg. Laten we van de Roma volwaardige Europese burgers maken.

 
  
MPphoto
 

  Marek Henryk Migalski, namens de ECR-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het feit dat de Roma tijdens de Tweede Wereldoorlog het slachtoffer zijn geworden van genocide behoeft geen bewijs, net zo min als de genocide op de joden. Al degenen die dit feit ontkennen, zouden even streng moeten worden aangepakt als degenen die de Holocaust van de joden ontkennen. U hebt gelijk wanneer u zegt dat Roma de op twee na grootste etnische groep vormden die in Auschwitz zijn vermoord. De op één na grootste groep waren de Polen. We mogen geen enkele natie die tijdens de Tweede Wereldoorlog het slachtoffer is geworden van de Holocaust vergeten. We mogen nooit vergeten wat er in Auschwitz en in de andere concentratiekampen is gebeurd. Hetzelfde geldt voor de moorden die tijdens deze verschrikkelijke vijf of zes jaar in Katyń en op andere plaatsen zijn gepleegd. Door deze feiten onder de aandacht te houden, kunnen we voorkomen dat soortgelijke gebeurtenissen zich opnieuw voordoen. Het Europees Parlement heeft de morele en de politieke plicht om deze herinnering levendig te houden. Ons debat van vandaag is een van de manieren om dit te doen.

 
  
MPphoto
 

  Cornelia Ernst, namens de GUE/NGL-Fractie.(DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, dit is een zeer belangrijk moment, omdat we vandaag voor de eerste keer in het Europees Parlement de Roma- en Sinti-slachtoffers van de Holocaust gedenken.

Ik wil graag beginnen met de afscheidsbrief die een veertienjarige jongen, Robert Reinhard, in 1943 voor zijn deportatie vanuit een Duits kindertehuis naar Auschwitz schreef. Hij schreef: "Ik heb mijn ouders teruggevonden. We worden naar het concentratiekamp getransporteerd. Ik ben zo met mezelf in het reine gekomen dat ik de dood kan verdragen. Ik dank u nogmaals voor alles wat u voor mij hebt gedaan. De groeten aan iedereen en tot ziens in de hemel. Uw Robert."

Deze jongen kwam, net als 500 000 andere Roma en Sinti, niet terug en hoewel Roma en Sinti samen met de Joden tot de eerste slachtoffers van de genocide behoorden, is nu – 66 jaar na dato – de volledige waarheid hierover nog niet verteld. Ook de medeplichtigheid van de reguliere samenleving wordt vaak verdoezeld. De hele waarheid over dit hoofdstuk in de geschiedenis moet boven tafel komen.

De genocide op Roma en Sinti moet als een misdrijf tegen de menselijkheid erkend en bestraft worden, om te voorkomen dat deze geschiedenis zich herhaalt. We moeten een intense strijd voeren tegen de vooroordelen tegen deze mensen. Racistische bejegeningen en gewelddaden, zoals zich bijvoorbeeld twee jaar geleden in Hongarije hebben voorgedaan, moeten we een halt toeroepen, en wel met de moed om voor onze eigen overtuiging uit te komen. Vrijheid, gelijkheid en solidariteit zijn geen privileges van een enkeling, maar rechten van iedereen, want mensen- en burgerrechten zijn ondeelbaar.

 
  
MPphoto
 

  Niki Tzavela, namens de EFD-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ook ik zou willen instemmen met wat tot nu toe is gezegd. De Roma hebben op beslissende wijze bijgedragen aan de ontwikkeling van Europa en in het bijzonder aan zijn cultuur. Wat ik vanuit een rationeel oogpunt zou willen opmerken is dat alle programma’s met betrekking tot Roma die van de Commissie komen worden gekenmerkt door versnippering en gewoonlijk onder sociale uitsluiting vallen. Ik zou een rationelere benadering willen voorstellen. Met andere woorden, de Commissie moet een uitsluitend op Roma gericht initiatief nemen dat buiten de context van sociale uitsluiting valt, zodat er een programma is dat uitsluitend Roma betreft. Op deze wijze zullen wij op nationaal niveau doeltreffender voor Roma kunnen werken.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Ik wil de fungerend voorzitter van de Raad, de vicevoorzitter van de Commissie en de collega’s bedanken voor hun bijdrage. Dit is een belangrijk debat voor ons allemaal en voor het Europees Parlement als geheel.

Het debat is gesloten.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Cristian Dan Preda (PPE), schriftelijk. (RO) Ik ben blij met de oproep van de Europese Unie tot erkenning van de genocide op Roma tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een aantal lidstaten heeft deze stap al genomen, en ik hoop dat zij worden gevolgd door zoveel mogelijk andere lidstaten en door de Europese Unie als geheel. Helaas weet de grote meerderheid van de Europese burgers niets over de genocide op Roma. Daarom moeten we het niet laten bij een symbolisch gebaar, zoals de Roemeense president ook heeft gezegd in zijn toespraak voor erkenning van de genocide op Roma in oktober 2007. We moeten aanmoedigen dat informatie over de Holocaust van Roma wordt opgenomen in het lesprogramma van Europese scholieren. Het is bovendien onacceptabel dat 66 jaar na de bevrijding van de gevangenen uit het concentratiekamp Auschwitz een etnische minderheid blootstaat aan een dergelijke grootschalige discriminatie in de gehele EU. Daarom ben ik van mening dat de insluiting van Roma, een van de prioriteiten van het Hongaarse voorzitterschap, het brandpunt moet worden van Europees beleid op basis van specifieke, doeltreffende en meetbare maatregelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jarosław Leszek Wałęsa (PPE), schriftelijk. (PL) Kwesties in verband met de slachtoffers van de tirannieke daden van het Derde Rijk tijdens de Tweede Wereldoorlog liggen nog steeds bijzonder gevoelig. Toch lijkt het mij nuttig om dit onderwerp verder uit te diepen. Wij willen vandaag de context van het begrip 'Holocaust' verruimen, aangezien het grote publiek hieronder doorgaans de massale uitroeiing van joden verstaat. We moeten eveneens de 'zuivering' van andere etnische, nationale en sociale groepen tijdens de Tweede Wereldoorlog gedenken. Veel te weinig mensen weten wat er precies is gebeurd. Dat geldt in de eerste plaats voor jonge Europeanen. Met het oog hierop proberen we tijdens het debat van vandaag de pijnlijke en ietwat veronachtzaamde kwestie van de uitroeiing van Roma onder de aandacht te brengen. Bij de porajmos, de Romabenaming voor deze genocide, kwamen in heel Europa tussen vijfhonderdduizend en twee miljoen Roma om. In Auschwitz waren ze, na de joden en de Polen, de grootste bevolkingsgroep die werd vermoord. Deze feiten laten geen twijfel bestaan over de omvang van de verliezen die de Roma hebben geleden. Om die reden hebben wij, Europeanen, de plicht om de herinnering levendig te houden aan al degenen die ten onrechte het slachtoffer zijn geworden van deze genocide, alsook om het bewustzijn over hun lot te vergroten. Het bevorderen van het bewustzijn over deze gebeurtenissen is een prioriteit voor de huidige en de toekomstige generaties.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Băsescu (PPE), schriftelijk.(RO) Roma zijn momenteel de grootste etnische minderheid in de EU, maar zij waren door de eeuwen heen ook de meest onderdrukte minderheid. Honderdduizenden Roma zijn gedood en vervolgd tijdens de Tweede Wereldoorlog. Helaas hebben slechts enkele lidstaten erkend dat de uitroeiing van de Roma genocide was. Ter nagedachtenis van de slachtoffers en als teken van diep respect voor de Roma-overlevenden van de Holocaust, heeft de Roemeense president in 2007 de wreedheden erkend waar de Roma onder hebben geleden, en heeft hij de onderscheiding Nationaal Kruis voor trouwe dienst derde klasse verleend aan drie Roma die de Holocaust hebben overleefd. De Roma zijn een deel van de toekomst van Roemenië, van een Europees Roemenië. De tragedie van de Holocaust maakt nu deel uit van ons collectief geheugen. Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om mijn waardering uit te spreken voor het feit dat de Roma-integratiestrategie een prioriteit is van het Hongaarse voorzitterschap. De beste vorm van herdenken is kijken naar de toekomst. We moeten in iedere lidstaat kijken naar de eeuwen waarin Roma deel van de geschiedenis waren en dit Roma-initiatief nu versterken. Zij zijn vrije Europese burgers met gelijke rechten. Wij moeten ook de voorwaarden scheppen voor vrij verkeer van Roma en ervoor zorgen dat ze niet opnieuw worden uitgezet. Wij hebben een gemeenschap nodig die volledig in de moderne samenleving is geïntegreerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk.(RO) Ik verwelkom het initiatief van de Voorzitter van het Europees Parlement, Jerzy Buzek, om de Europese Unie te vragen de door de nazi’s en hun bondgenoten gepleegde genocide op Roma in de Tweede Wereldoorlog officieel te erkennen. Dat zou namelijk een stap voorwaarts zijn in de strijd voor de rechten van de grootste etnische minderheid in Europa.

Tienduizenden Roma zijn gemarteld of vermoord in de bezette oostelijke gebieden, en nog eens duizenden zijn gedood in de concentratiekampen van het naziregime. De historicus Michael Billig geeft een samenvatting van de doctrine van rassensuperioriteit in de volgende uitspraak: "Iemand wordt niet gedood om wat hij doet, maar om wat hij is." Deze zin kan dienen als weergave van de tragische werkelijkheid van een tijd waarin meer dan een miljoen Roma werden onderdrukt en van hun vrijheden beroofd, inclusief de vrijheid om zich voort te planten.

Ik ben van mening dat we specifieke maatregelen nodig hebben op EU-niveau om racisme en sociale uitsluiting te bestrijden. Ik pleit voor betere samenwerking en uitwisseling van goede praktijken op EU-niveau tussen nationale en Europese strategieën voor insluiting van Roma.

 

14. Voorbereiding van de bijeenkomst van de Europese Raad (4 februari 2011) (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de voorbereiding van de bijeenkomst van de Europese Raad op 4 februari 2011. Het woord is eerst aan mevrouw Győri, fungerend voorzitter van de Raad. Ik verzoek u het woord te nemen.

 
  
MPphoto
 

  Enikő Győri, fungerend voorzitter van de Raad. – (HU) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, commissaris, het doet me veel plezier dat ik voorafgaand aan de volgende bijeenkomst van de Europese Raad het woord tot u mag richten ondanks het feit dat de rol van het fungerend voorzitterschap zodanig is vastgelegd in het Verdrag van Lissabon dat de voorbereiding van de bijeenkomsten van de Europese Raad in de eerste plaats onder de verantwoordelijkheid van de permanente voorzitter valt. Het fungerende voorzitterschap heeft echter bij de voorbereiding van de bijeenkomst van de Europese Raad zeer nauw samengewerkt met de permanente voorzitter, bijvoorbeeld in het kader van de Raad Algemene Zaken die maandag onder Hongaars voorzitterschap heeft plaatsgevonden. Daarnaast volgen we uiteraard de implementatie van de conclusies van de Europese Raad op de voet, zowel in de Raad Algemene Zaken als in andere Raadsformaties.

Staat u me eerst toe een overzicht te geven van de belangrijkste kwesties die op de agenda van de vergadering van februari en die zich in de eerste plaats concentreren op energie en innovatie. In het kader van de vaststelling van de Europa 2020-strategie heeft de Europese Raad in maart 2010 besloten een thematisch debat te houden over het onderwerp energie en innovatie. Ik denk dat ik u niet hoef te vertellen hoe cruciaal deze twee sectoren zijn voor de economische groei en de werkgelegenheid in Europa. Het is niet alleen de taak van de Europese Raad om op acute crisissituaties te reageren maar ook om strategische richtsnoeren te formuleren voor de toekomst.

Laten we beginnen met het vraagstuk energie. Energiezekerheid geldt voor ons allen als prioriteit. Daarvoor is een grotere mate van integratie en koppeling van de energiemarkt nodig. We moeten meer uitgeven aan onderzoek en ontwikkeling, de economie concurrerender en duurzamer maken en een nauwere samenwerking tot stand brengen met de belangrijkste landen voor doorvoer, energieproductie en energieverbruik. Het eerste element is dus een geïntegreerde en gekoppelde energiemarkt. Er moet een complete interne energiemarkt ontstaan. Met het oog hierop moet de Europese Raad een beslissing nemen over een aantal belangrijke stappen.

Ten eerste moet de wetgeving met betrekking tot de interne energiemarkt ten uitvoer worden gelegd. Ook op het gebied van regelgeving hebben we nog het een en ander te doen. We moeten bijvoorbeeld de vergunningsprocedures voor de aanleg van nieuwe infrastructuren vereenvoudigen. Daarnaast moeten we grote inspanningen leveren om de Europese energie-infrastructuur te moderniseren en uit te breiden, en ook om de markten aan elkaar te koppelen door middel van grensoverschrijdende samenwerking. Geen enkel land, geen enkele regio van de Europese Unie mag geïsoleerd blijven. Dit alles moet in de eerste plaats worden gefinancierd door de particuliere sector. Daarnaast moeten de juiste beginselen worden neergelegd voor kostenverdeling bij grensoverschrijdende investeringen. Ten derde zullen er projecten zijn die in het opzicht van energiezekerheid weliswaar van uitzonderlijk groot belang zijn, maar toch niet aantrekkelijk genoeg zijn om volledig met particulier kapitaal te kunnen worden gefinancierd. In zulke gevallen kan het gerechtvaardigd zijn om te voorzien in beperkte overheidsfinanciering voor projecten uit een nationaal- of een EU-fonds. Het doel van de huidige onderhandelingen is echter niet om vooruit te lopen op het debat van eind juni over het meerjarig financieel kader.

Het tweede grote energieonderwerp is energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen. Het behoeft geen betoog dat deze twee zaken het concurrentievermogen vergroten, de energievoorzieningszekerheid bevorderen en gericht zijn op duurzaamheid tegen lagere kosten. De Raad zal in 2011 het voorstel behandelen dat de Commissie zal indienen met betrekking tot het nieuwe energie-efficiëntieplan. Het voorstel zal rekening houden met de tot nu toe behaalde resultaten bij de verwezenlijking van de tot 2013 lopende EU-doelstellingen op het gebied van energie-efficiëntie en verdere maatregelen bevatten. Ook externe betrekkingen zijn van bijzonder groot belang in het energiebeleid. De Europese en nationale activiteiten jegens de belangrijkste landen van productie, doorvoer en verbruik, moeten systematischer worden gecoördineerd. Het zou bijvoorbeeld zinvol zijn als de lidstaten niet alleen in het geval van aardgas informatie over de gesloten contracten met elkaar zouden delen, zoals op dit moment gebeurt, maar ook in het geval van andere energiesoorten. Er moet een begin worden gemaakt met concrete werkzaamheden zodat er bij alle onderwerpen die van gemeenschappelijk belang zijn partnerschappen kunnen ontstaan met cruciale spelers op het gebied van regelgeving. Dit geldt uiteraard voor Rusland, maar ook voor alle andere partners en buurlanden van de Europese Unie.

Laten we nu overgaan op het thema innovatie. Innovatie kan ons helpen bij het beheersen van de meest kritieke sociale uitdagingen van onze tijd, zoals gezondheid, voedselveiligheid, energiezekerheid, duurzame ontwikkeling, klimaatverandering en vergrijzing, maar kan ook mogelijkheden bieden voor nieuwe markten. Innovatie kan tevens helpen bij de oplossing van het dilemma tussen begrotingsdiscipline en een groei bevorderend beleid. Waar halen we het geld vandaan voor groei voordat groei ´zelfvoorzienend´ wordt? Niet van leningen, want dat willen we niet. We willen de stijgende schuldenlast een halt toeroepen. Met innovatie kunnen dus de creativiteitsreserves worden blootgelegd en de juiste antwoorden worden gegeven. Binnen het thema innovatie moeten we ons dus concentreren op het antwoord op belangrijke sociale uitdagingen, en vooruitgang boeken in de richting van een Europese onderzoeksruimte. We moeten vrije mobiliteit voor onderzoekers creëren, de randvoorwaarden verbeteren voor innovatieve ondernemingen, en de Europese Raad moet zich bezighouden met de categorieën van staatssteun.

Energie en innovatie: toekomstgerichte investeringen. De Europese Raad moet zich echter ook bezighouden met actuele economische- en financiële kwesties, want we weten allemaal dat de crisis nog niet helemaal voorbij is. De situatie is fragiel. We moeten alles in het werk stellen om de gemeenschappelijke munt, de euro, te beschermen, en we moeten de markten geruststellen. Daarom moeten we de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit verstevigen en stresstesten voor banken bespreken. Het Hongaarse voorzitterschap heeft zich sterk gecommitteerd aan het pakket met zes wetgevingen inzake economisch bestuur. Wij willen de staatshoofden en regeringsleiders verslag uitbrengen over het verloop van de besprekingen in de Raad en in het Parlement. En ten slotte moeten we aandacht schenken aan de verdere gemeenschappelijke maatregelen die nodig zijn om concurrentievermogen te bereiken. En natuurlijk staan in de huidige acute situatie de staatshoofden en regeringsleiders stil bij Tunesië en Egypte.

Dames en heren, ik vertrouw erop dat we een Europese Raad zullen hebben waar zeer ingewikkelde onderwerpen zullen worden behandeld, waar concrete vragen kunnen worden geformuleerd en waar ook het werk van de Raad voor de komende maanden zal worden afgesproken. Voorzitter Van Rompuy zal na de bijeenkomst verslag aan u uitbrengen.

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, deze Europese Raad vindt op een zeer belangrijk moment plaats voor ons nabuurschap, te weten Egypte, Tunesië en Wit-Rusland. Ik verwacht dat deze Europese Raad, zonder voorbij te gaan aan de verschillende specifieke situaties in deze landen, in zeer duidelijke bewoordingen zal verklaren dat de beginselen van de rechtsstaat en de eerbiediging van de grondrechten en een pluralistische democratie bij wet moeten worden geregeld en moeten worden nageleefd. Democratie is zonder meer de beste manier om, net als elders, ook in deze landen stabiliteit en welvaart te bewerkstelligen.

Aanstaande vrijdag komen in de Europese Raad twee thema’s aan de orde die van zeer groot belang zijn voor de toekomst van Europa en zijn economie: energie en innovatie. Beide zijn kernelementen van de Europa 2020-strategie en staan centraal in onze doelstelling om opnieuw duurzame groei te realiseren en het concurrentievermogen van de Europese Unie te verbeteren. Laten we ook niet vergeten dat energie en innovatie twee gebieden zijn waarop de communautaire aanpak en de Europese dimensie van grote toegevoegde waarde kunnen zijn. Het is belangrijk om dat in dit verband te benadrukken.

Via de Europa 2020-strategie zijn we al akkoord gegaan met een reeks ambitieuze streefdoelen en doelstellingen op het gebied van energie-innovatie. Ik noem bijvoorbeeld het vlaggenschipinitiatief Innovatie-Unie, dat afgelopen oktober is aangenomen, en het vlaggenschipinitiatief Efficiënt gebruik van hulpbronnen, dat vorige week is aangenomen en waarin energie een prominente plaats inneemt.

Tijdens de Europese Raad van deze week moeten er heldere, concrete mijlpalen worden vastgesteld. De discussie en de resultaten moeten zo bruikbaar en vruchtbaar mogelijk zijn.

Ik heb het energiebeleid het volgende grote Europese integratieproject genoemd en het is niet moeilijk te begrijpen waarom een veilige, zekere, duurzame en betaalbare energievoorziening essentieel is voor onze economische en strategische belangen in de wereld. We hebben in het verleden door middel van ons klimaat- en energiepakket en regelgeving al veel gedaan voor de interne markt. We moeten daarop voortbouwen door de mogelijkheden te benutten die het Verdrag van Lissabon ons biedt, door onze bestaande samenwerking te intensiveren en door met initiatieven op nieuwe gebieden, zoals energiezekerheid, te komen.

De eerste geloofwaardigheidstest van ons energiebeleid is daarom: doen wat we al hebben afgesproken.

De Commissie heeft in de mededelingen over Energie 2020 en de energie-infrastructuur de maatregelen geschetst die volgens ons dringend nodig zijn. Ik wil dat de Europese Raad deze prioriteiten overneemt en in het bijzonder een duidelijke toezegging doet met betrekking tot de realisering van onze interne energiemarkt tot 2014. Ook moet er dit jaar een gemeenschappelijke technische norm voor oplaadsystemen voor elektrische voertuigen worden vastgesteld en moet dat tegen het einde van 2012 ook het geval zijn voor slimme netten en meters.

Een daadwerkelijk geïntegreerde interne energiemarkt is essentieel om meer groei en banen te realiseren, technologische vooruitgang te bevorderen, onze infrastructuur te moderniseren en minder gevoelig te zijn voor hevige schommelingen op het gebied van invoer en prijzen.

We moeten er ook voor zorgen dat geen enkele lidstaat op energiegebied van de rest van Europa wordt geïsoleerd. Ik wil dat de lidstaten afspreken dat er in 2015 geen energie-eilanden in Europa meer zijn.

We hebben goed werk verricht door de Oostzeelanden aan te sluiten op het continentale systeem. Ik wend mij nu tot Midden- en Oost-Europa en vraag hen om aan de noord-zuidverbinding te werken. Ik wil dat er in het najaar een plan op tafel ligt waarin staat welke projecten nodig zijn om een verbinding tot stand te brengen tussen het Oostzeegebied en het gebied van de Adriatische Zee.

We liggen op schema waar het gaat om het behalen van de doelstellingen voor hernieuwbare energiebronnen, maar zoals het nu gaat, zullen we slechts de helft van onze doelstellingen op het gebied van energie-efficiëntie halen. Een efficiënter energiegebruik kan enorme voordelen opleveren voor het milieu en de economie en kan de jaarlijkse energierekening van Europa met zo’n 200 miljard euro omlaag brengen. Ook kan het tot 2020 twee miljoen extra banen opleveren.

Daarom zal ik de Europese Raad vragen om ons streven naar energie-efficiëntie een nieuwe impuls te geven. Via het stelsel van overheidsopdrachten in de EU kunnen we energie-efficiëntie een echte stimulans geven. Dit betekent: lokale werkgelegenheid, werk dat niet naar elders kan worden verplaatst, werk voor het midden- en kleinbedrijf en wezenlijke besparingen voor bedrijfsleven en huishoudens.

De Commissie zal in de komende weken een energie-efficiëntieplan goedkeuren waarin specifieke maatregelen worden voorgesteld om de energie-efficiëntie te verhogen. Zo dienen alle lidstaten per 1 januari 2012 energie-efficiëntienormen op te nemen in overheidsopdrachten. De Commissie zal de door deze maatregelen geboekte vooruitgang in 2013 evalueren en dan verdere maatregelen overwegen. Indien nodig kan zij bijvoorbeeld juridisch bindende doelstellingen voorstellen.

De lidstaten moeten een uiterste termijn afspreken om energie-efficiëntienormen op te nemen in aanbestedingen voor openbare gebouwen en diensten. De Commissie is bereid om nieuwe maatregelen te bestuderen op het gebied van energiebesparing voor steden, duurzame biobrandstoffen, slimme netten en energieopslag.

We moeten ons ook concentreren op de externe dimensie van het Europese energiebeleid. Twee weken geleden heb ik bemoedigende gesprekken gevoerd met de presidenten van Azerbeidzjan en Turkmenistan over de toegang van Europa tot de aardgasvelden in het Kaspische gebied, waardoor de zuidelijke corridor zou kunnen worden gerealiseerd. Een belangrijke doorbraak werd bereikt met de ondertekening van een gezamenlijke verklaring met Azerbeidzjan en een concrete toezegging van Turkmenistan om gas aan Europa te leveren.

Wat ik van dat bezoek heb opgestoken is dit: wanneer we in Europa gezamenlijk belangrijke beslissingen nemen over energie, zijn we een krachtige partij in de mondiale strijd om energiebronnen. Vanuit de Europese Raad moet het belang worden benadrukt van de externe dimensie van het Europese energiebeleid, dus ik kijk uit naar een zeer belangrijke discussie over energie tijdens deze Europese Raad en – wat mij zeer verheugt – hier in het Europees Parlement. Ik weet dat dit Parlement een krachtig Europees energiebeleid voorstaat en dat de Voorzitter van het Parlement zich ervoor heeft ingezet dat Europa het energiebeleid meer ter harte neemt.

Wat innovatie betreft denk ik dat er al brede overeenstemming is over wat de Europese Raad moet opleveren. Het is misschien niet zo duidelijk hoe dringend, hoe enorm dringend actie nu is, en waarom onderzoek en innovatie nu moeten worden gestimuleerd, niettegenstaande het feit dat alle lidstaten voor moeilijke bezuinigingskeuzen staan.

Begrotingsoverwegingen en overheidssteun voor innovatie zijn niet onverenigbaar. Verscheidene lidstaten hebben laten zien dat het mogelijk is om de totale begroting omlaag te brengen en toch uitgaven te blijven doen die positief zijn voor groei, met name op het gebied van onderzoek en innovatie. Dit is belangrijk omdat het realiseren van een innovatie-economie essentieel is voor diepgaande structurele veranderingen. Onze concurrenten weten dit; zij zetten al in op innovatie.

Om te voorkomen dat we achterop raken hebben we de goedkeuring van de Europese Raad nodig voor onze strategische en geïntegreerde innovatieaanpak. Innovatie moet deel uitmaken van ons economisch beleid en mag niet alleen maar een onderzoeksinstrument zijn, zoals sommige mensen denken.

Op Europees niveau kunnen we echt toegevoegde waarde bieden door de kadervoorwaarden voor onderzoek en innovatie in de Europese Unie te verbeteren. Europa moet het natuurlijke domein van innovatie zijn en moet dat bereiken door doeltreffende normalisering, een betere toepassing van intellectuele-eigendomsrechten, innovatievriendelijke overheidsopdrachten en maatregelen om kleine innovatieve bedrijven te helpen om financiering te krijgen.

Veel hiervan kost geen geld maar vereist wel politieke wil, ook politieke wil om maatregelen te nemen vanuit een Europese aanpak en een Europese dimensie.

We kunnen ook veel meer profijt trekken van de Europese onderzoeksruimte als wij de interne markt volop benutten en bijvoorbeeld gebruikmaken van de mobiliteit van onderzoekers.

Wij moeten geld blijven uitgeven maar daarnaast ons geld ook beter uitgeven. Bij de begrotingsevaluatie hebben we een debat op gang gebracht over de vraag hoe we de manier waarop EU-geld wordt uitgegeven kunnen vereenvoudigen en hoe we kunnen toewerken naar een gemeenschappelijk strategisch kader voor de financiering van onderzoek en innovatie. Met andere woorden: "meer waar voor je geld" betekent ook dat de administratieve rompslomp moet worden verminderd, zodat door de EU gefinancierde wetenschappers meer tijd in het laboratorium of aan hun werk kunnen besteden. We trekken nooit de geniaalste wetenschappers en de meest innovatieve bedrijven aan als we een onsamenhangende verzameling hebben van financieringsinstrumenten die gebaseerd zijn op complexe en bureaucratische regels.

Tijdens de Europese Raad van deze maand staan dus energie en innovatie op de agenda. Er zal echter ook over de economie worden gesproken. De economie, met de problemen van de werklozen, blijft onze burgers het meest bezighouden.

Onlangs is het startsein gegeven voor het eerste Europese semester, waarmee het economisch bestuur in praktijk wordt gebracht. De jaarlijkse groeianalyse is goed ontvangen. Er werden doelgerichte, duidelijke boodschappen verkondigd. De lidstaten beschikken hiermee over het nodige houvast op EU-niveau, zodat ze bij het nemen van hun eigen nationale beleidsbeslissingen onze onderlinge afhankelijkheid in aanmerking kunnen nemen.

Er is al behoorlijke vooruitgang geboekt bij de wetgevingsvoorstellen die ons nieuwe stelsel van economisch bestuur moeten ondersteunen. Ik wil graag het Hongaarse voorzitterschap bedanken en steun geven bij zijn inspanningen om ervoor te zorgen dat deze voorstellen in juni worden aangenomen.

Daarnaast moeten we, als onderdeel van deze uitvoerige maatregelen, de openstaande kwesties met betrekking tot de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) en het Europees financieel stabilisatiemechanisme oplossen.

Voor wat betreft de EFSF is het nu zaak om niet alleen de werkingssfeer ervan uit te breiden maar tevens haar effectieve leencapaciteit te vergroten, zoals de Commissie in de jaarlijkse groeianalyse aanbeveelt.

Deze kwestie dient uiteraard in de context van de uitvoerige maatregelen te worden geplaatst. In de Europese Raad van aanstaande vrijdag zal hoogstwaarschijnlijk worden gesproken over de noodzaak van een krachtigere coördinatie van de economische beleidsmaatregelen in de Europese Unie en de eurozone. Ik kijk uit naar die discussie, die zeer goed in de jaarlijkse groeianalyse van de Commissie past. Het Europees semester gaat eigenlijk niet alleen over de coördinatie van budgettaire beleidsmaatregelen, maar heeft ook betrekking op bredere vraagstukken, zoals macro-economische onevenwichtigheden en concurrentiekloven.

Verder hebben we onlangs gezaghebbende personen horen pleiten voor een versterking van het economisch bestuur, maar zij zeiden tegelijkertijd dat dit alleen mogelijk is met de intergouvernementele methode.

We moeten hier duidelijk over zijn: de Commissie staat positief tegenover een versterking en versnelde invoering van economisch bestuur en beleidscoördinatie, ook binnen de eurozone, maar we zijn er vast van overtuigd dat het Verdrag het juiste kader en de juiste instrumenten biedt om dit te bereiken. We zouden zelfs afzien van verdere behartiging van onze zaak als er parallelle structuren zouden zijn die uiteindelijk slechts voor verwarring zorgen.

Het in het leven roepen van een stelsel van versterkt economisch bestuur voor de EU en in het bijzonder de eurozone, los van het EU-kader, roept belangrijke, en politiek zeer gevoelige vragen op. De lidstaten dienen maatregelen te nemen die volledig verenigbaar zijn met de communautaire methode en het kader dat het Verdrag biedt. Voor zover maatregelen onder de nationale bevoegdheid vallen – en dat is uiteraard bij sommige het geval – moet de uitoefening van deze bevoegdheid binnen het algehele EU-kader passen.

Ik geloof echt dat dit een zeer belangrijke kwestie is, omdat we grote vooruitgang kunnen boeken op het gebied van economisch bestuur. We hebben behoefte – en daar hebben we ook voor gepleit – aan meer beleidscoördinatie en beter economisch bestuur, maar we moeten hiervoor op een samenhangende manier te werk gaan en op een manier die verenigbaar is met de Verdragen en de communautaire methode.

De Commissie zal bijzonder goed op deze punten letten. In het Verdrag, met de daaruit voortvloeiende communautaire methode, ligt besloten dat de rol van alle Europese instellingen volledig wordt geëerbiedigd.

 
  
MPphoto
 

  Joseph Daul, namens de PPE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Győri, mijnheer Barroso, dames en heren, wat zal er bij de Europese publieke opinie blijven hangen na de bijeenkomst van onze leiders, die op vrijdag in Brussel plaatsvindt? Zal men begrijpen dat er Europese belangen op het spel staan – de euro, energie, onderzoek, innovatie, werkgelegenheid – en dat we daarom Europese antwoorden moeten bedenken? Of zullen we eens te meer het trieste spektakel te zien krijgen van verdeeldheid en machtsstrijd? Wat zal er in de krantenkoppen staan? Wat zal er op zaterdag in de blogs of op Facebook worden geschreven over de besluiten van de Europese Raad? Dat Europa aarzelend reageert op de situatie in de landen rondom de Middellandse Zee, waar de burgers hun rechten opeisen, of juist dat Europa leiding geeft? Het is wel duidelijk wat in dit verband de plicht van Europa is: we moeten alles in het werk stellen, alle diplomatieke middelen gebruiken om te helpen bij de overgang, en bij het organiseren van democratische en open verkiezingen.

Beste collega's, voor de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) is het duidelijk: de oplossing voor onze problemen is niet minder Europa, maar meer Europa! De oplossing is niet gelegen in meer zogenaamde nationale overwinningen, maar in gemeenschappelijke overwinningen en meer gecoördineerde antwoorden. De oplossing is niet dat we de hand lichten met onze gemeenschappelijke regels, maar dat we meer discipline aan de dag leggen. De oplossing, beste collega's, is niet gelegen in grotere verschillen tussen onze begrotingen, ons arbeidsrecht en onze belastingpercentages maar in meer convergentie!

Voor de PPE-Fractie is duidelijk dat we maar één conclusie kunnen trekken uit de crisis: zonder een gemeenschappelijke visie en zonder gemeenschappelijke middelen blijft de groei in onze landen zwak, en wordt de sociale crisis nog ernstiger. Ik dank dat we één les moeten leren uit deze crisis: onze landen kunnen alleen maar sterker uit deze moeilijke fase tevoorschijn komen als ze Europees denken, Europees werken en Europees investeren.

Wanneer pakken we dit samen aan? Wat moet er nog meer gebeuren dan wat we nu net hebben meegemaakt? Net als de Europese Commissie, net als de meeste leden in deze zaal, en ongetwijfeld ook net als de meerderheid van de vijfhonderd miljoen Europeanen, vraag ik de Europese Raad: wanneer steken we de handen uit de mouwen, en wanneer gaan we beter samenwerken?

Ik wil ook iets zeggen over de euro. Ik heb gemerkt dat onze regeringen zich schrap zullen zetten, dat ze niet zullen toelaten dat speculanten kapot maken wat we in Europa de afgelopen zestig jaar hebben opgebouwd. Ik zou ze willen vragen om zich nu te concentreren op het consolideren van het stabiliteitsmechanisme, dat essentieel is. Ik zou ze vooral willen vragen om meer begrotingsdiscipline aan de dag te leggen, en door te gaan met het verlagen van het tekort op de overheidsbegroting. Europees bestuur is een conditio sine qua non voor het welslagen van ons gezamenlijk project. Mijn fractie vindt dat even belangrijk als de euro, ze zijn allebei essentieel!

Ik heb het in het begin al gezegd: de oplossing voor onze problemen is niet minder Europa, maar meer Europa! Dat geldt voor de werkgelegenheid en voor de economie, maar het geldt ook voor de energie, een onderwerp dat de Europese Raad op vrijdag ook zal behandelen. Meer Europa betekent allereerst dat we de bestaande wetgeving voor de interne markt voor energie volledig toepassen. We kunnen niet vaak genoeg zeggen dat ons concurrentievermogen zal stijgen, dat onze energievoorzieningszekerheid gegarandeerd zal zijn en dat we de productie van hernieuwbare energie sterk zullen kunnen verhogen als we ervoor zorgen dat deze markt volledig functioneert.

Meer Europa betekent ook dat we onze landen moeten overtuigen van de noodzaak dat ze de weddenschap van 20 procent meer energie-efficiëntie tot 2020 winnen. Dat hebben ze zich zelf voorgenomen. We moeten ervoor zorgen dat ze dit doel bereiken; anders moeten we de normen aanscherpen. Tot slot betekent meer Europa voor de energiesector ook dat we meer moeten investeren. De Commissie schat dat er een miljard euro moet komen om de nodige infrastructuur ter beschikking te stellen. Daarom verwachten we dat de Raad ambitieuze besluiten neemt. Veilige en schone energie is voor Europa even belangrijk als een onderzoeks- en ontwikkelingbeleid, als een innovatie- en industriebeleid. Ook daar is de oplossing meer Europa, en meer aandacht voor het midden- en kleinbedrijf. De oplossing is zo weinig mogelijk bureaucratie; de oplossing is dat we eindelijk een regeling vinden voor het Europees octrooi. Ook op het gebied van de innovatie verwachten we van onze leiders gemeenschappelijke oplossingen, en geen dorpsruzies.

Dames en heren, het is de hoogste tijd om onze reflexen uit het verleden van ons af te schudden. We moeten onze verschillen als troeven beschouwen, maar vooral moeten we leren hoe we elkaar kunnen aanvullen! Het is mooi als spelers individueel initiatieven nemen, maar alleen een team dat samen speelt kan de wedstrijd winnen! Het is legitiem om nationale ambities te koesteren, maar wanneer we op het mondiale speelveld de wedstrijd willen winnen moeten we als team spelen, dat moeten we begrijpen. Alleen zo kunnen we de toekomst van de Europese burgers garanderen.

 
  
MPphoto
 

  Martin Schulz, namens de S&D-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, we hebben gisteren als Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement een hoorzitting gehouden, tijdens de welke we de energietop van het weekend hebben voorbereid. Mijn collega, Marita Ulvskog, zal later dieper ingaan op enkele punten waarover we daar gediscussieerd hebben en daarom beperk ik mij tot twee belangrijke elementen.

De 20/20/20-doelstellingen, die we hebben aangenomen en die door enkele regeringen in de Europese Unie zijn gevierd, zijn, als we de uitvoering op nationaal niveau tot nu toe beoordelen, hoogstens voor 9 procent haalbaar. Daarom is de top in het weekend wat het energiebeleid betreft een crisistop. Als we ons niet veel sterker inzetten, zullen we deze doelstellingen niet verwezenlijken.

Mijn tweede opmerking is dat we een ontwikkeling in de energieprijsmarkt zien die zal leiden tot energiearmoede in Europa. Energie en energievoorziening worden voor een groot deel van de huishoudens een privilege. De bijkomende kosten van huren stijgen dusdanig dat iemand met een laag inkomen in de toekomst een dikke trui moet aantrekken, omdat hij zijn woning niet kan verwarmen. Mensen afsnijden van de energievoorziening is een kwestie van sociale onrechtvaardigheid. Ook daarover moet op zo’n energietop worden gesproken.

(Applaus)

We zullen natuurlijk zien dat bij deze top over andere zaken wordt gesproken en ik wil aansluiten bij wat de voorzitter van de Commissie heeft gezegd. De regering van de Bondsrepubliek Duitsland – onder leiding van de bondskanselier – heeft een draai van 180 graden gemaakt. Alles wat tot nu toe verkeerd was aan economisch bestuur, wat een socialistisch idee was, is nu plotseling juist. Goed, beter laat dan nooit. Op één punt heeft de voorzitter van de Commissie echter gelijk. Na deze haarspeldbocht mag er niet zo’n wending komen dat de Europese instellingen uit balans raken.

Eén ding is volkomen duidelijk, namelijk dat alles wat er nu in het kader van de huidige Verdragen aan Europees beleid is, door de bestaande instellingen beheerd moet worden. De Commissie, en geen andere instelling, staat daarbij centraal, vooral om de volgende reden: de Commissie is de instelling die wat dit betreft aan het Parlement is gebonden. De Parlementaire legitimatie van het handelen in soevereiniteitskwesties – en monetaire kwesties zijn belangrijke soevereiniteitskwesties – is absoluut noodzakelijk. Daarom, zeggen we ‘ja’ tegen het economisch bestuur, mits de praktische uitvoering door de Commissie en de controle door het Europees Parlement geschiedt! Dat is een basisvoorwaarde voor het Europees institutioneel evenwicht.

(Applaus)

We bevinden ons in een situatie waarin Europa wordt geconfronteerd met interne uitdagingen en met uitdagingen in het internationale beleid. Ik ben verbijsterd – dat wil ik hier openlijk zeggen – over de standpunten van sommige Europese politici. Ik ben verbijsterd over de afwezigheid van Europa in een historisch proces. Wat u zegt, mijnheer de voorzitter van de Commissie, is fantastisch en wat mijnheer Van Rompuy zegt, is ook fantastisch. Mevrouw Ashton zegt prachtige dingen. Vervolgens zeggen mevrouw Merkel, de heer Sarkozy en de heer Cameron in een gezamenlijk schrijven ook prachtige dingen – waarbij ik niet weet wat de bedoeling van deze nieuwe alliantie is. Maar er is niemand aanwezig, er is niemand ter plekke om in een rechtstreekse dialoog met de mensen die daar hun democratie bevechten te praten over hoe wij Europeanen dit proces kunnen begeleiden en ondersteunen.

Papier is geduldig, we hebben niets aan papier. We mogen de kans die zich daar voordoet, niet voorbij laten gaan. Ik moet toegeven dat Daniel Cohn-Bendit mij er de afgelopen weken al op heeft gewezen dat hier een grote kans ligt. Ik moet toegeven dat ik dat niet meteen heb ingezien, maar de mensen die daar op straat demonstreren en die deze revolutie aanvoeren, hebben iets heel anders in hun hoofd dan een theocratie. Die willen een scheiding van kerk en staat en civiele democratie. Dat zijn onze partners! Daar moeten we mee samenwerken, dan creëren we een grote kans voor Europa!

(Applaus)

Daarbij past ook dat de heer Mubarak zich terugtrekt. Dat zou een goed en bemoedigend signaal zijn. En wanneer we het over onze waarden hebben, wanneer we over onze democratie en de vrijheid van meningsuiting spreken, ben ik blij dat mevrouw Győri hier is. Ik wil iets tegen u zeggen, mevrouw Győri. Ik heb nu het antwoord van de Hongaarse regering op de brief van de Commissie gelezen. Ik moet zeggen dat de brief van de Commissie geweldig was. Dat was een beleefd verzoek: zou u eventueel bereid zijn ons te vertellen of u het met ons eens zou kunnen dat de door u gemaakte wet misschien niet helemaal juist en correct is? Neem het ons niet kwalijk dat we dit vragen. En het antwoord luidt: hoe komt u erbij om ons iets te vragen? Bij ons is alles in orde. Dit mag niet gebeuren in Europa! Ik zeg nogmaals dat deze wet niet met Europese grondregels verenigbaar is.

(Applaus)

Deze is niet verenigbaar met de richtlijn inzake audiovisuele diensten. Dat stelt zelfs mevrouw Kroes in chique bewoordingen vast. Als deze wet niet veranderd wordt, voel ik mij door de voorzitter van de Raad bedrogen. De voorzitter en premier van Hongarije heeft in dit Parlement gezegd: "Als de Commissie hier bezwaren tegen heeft, zullen wij de wet wijzigen". De Commissie heeft bezwaren geuit en ik reken erop dat Hongarije deze wet wijzigt. Hoe kunnen we anders op een geloofwaardige manier over democratie in het Middellandse Zeegebied spreken, als we die in Europa zelf niet ten uitvoer brengen?

 
  
MPphoto
 

  Lena Ek, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, in tijden van crisis zijn er twee strategieën nodig: enerzijds moet het directe gevaar worden afgewend en anderzijds moet er gebruik worden gemaakt van de kansen die er liggen en moet er vooruitgang worden geboekt.

Wat is de reactie van de Raad op de energie- en klimaatcrisis? Eerlijk gezegd vind ik die zowel teleurstellend als beschamend.

De wereld buiten Europa neemt geen halve maatregelen om de energiecrisis te bestrijden. De Verenigde Staten investeren fors in groene technologie. Vorige week wees president Barack Obama in zijn State of the Union-rede op het belang van energie-efficiëntie en de mogelijkheden van de groene technologie.

(Spreekster wordt door de Voorzitter kort onderbroken vanwege een procedurele kwestie)

President Obama vergeleek deze nieuwe technologieën zelfs met de wedloop om de ruimte en noemde dit het ‘spoetnik-moment van onze generatie’.

Kan de Raad mij vertellen waar het Europese ‘man op de maan’-project blijft? U durft niet eens een discussie aan te gaan over een bindende doelstelling voor energie-efficiëntie. Energie-efficiëntie is hét onderwerp van iedere energiespecialist of politicus, maar de Raad stelt dit uit tot 2012.

China investeert veel in onderzoek en nieuwe technologieën. Het land heeft tegenwoordig meer dan vierhonderd zonne-energiebedrijven. Tien jaar geleden had China nul procent van de wereldmarkt. Nu heeft het 23 procent. Tien jaar geleden had China nul procent van de markt voor windenergie. Nu heeft het 50 procent.

Wat doen wij in Europa? Het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie krijgt maar mondjesmaat steun en de financiering van het SET, het strategisch plan voor energietechnologie, is nog maar voor minder dan de helft rond. Zo staan wij ervoor, vergeleken met China en de VS. Er zijn zelfs lidstaten waar al plannen bestaan om de emissies met 30 procent te beperken, zoals Duitsland, maar de Raad durft niet in actie te komen. Hetzelfde geldt trouwens voor de Commissie. In een recent gezamenlijk rapport van Barclays en Accenture staat dat de overgang naar een koolstofarme economie de ontwikkeling van duurzame technologieën ter beperking van broeikasgassen in hoge mate stimuleert. De banken komen dus wel in actie.

Wie neemt in Europa de leiding? De Raad is aan het kibbelen over de energiedoelstelling. De lidstaten voeren het derde energiepakket niet uit en er wordt zelfs gedebatteerd over de financiering van onderzoek en innovatie binnen de langetermijnbegroting. Dat is de situatie in Europa en de Raad toont totaal geen leiderschap op het gebied van energie, klimaat, concurrentievermogen en werkgelegenheid. Zo staan we ervoor.

 
  
MPphoto
 

  Krisztina Morvai (NI). (Spreekster stelt een "blauwe kaart"-vraag aan de heer Schulz krachtens artikel 149, lid 8, van het Reglement) (HU) We zien dat Martin Schulz, de leider van de Europese socialisten, zich ernstig zorgen maakt over de democratie en de mensenrechten in Hongarije. Ik vraag u, mijnheer Schulz, waar was u tussen 2002 en 2010 toen uw socialistische kameraden in de regering van Hongarije alle demonstraties tegen de regering met geweld uit elkaar sloegen? Waar was u op 23 oktober 2006 toen ze veertien mensen in hun ogen lieten schieten met rubberen kogels die op ooghoogte werden afgevuurd? Waar was u in de herfst van 2006 toen honderden mensen, zoals nu ook officieel door de rechtbank is vastgesteld (spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken) Ik heb toch één minuut spreektijd, Voorzitter, volgens het Reglement? Waar was u toen? En ook wil ik weten waarom de Fidesz-regering u en uw kameraden deze vraag niet eindelijk stelt. Wat weerhoudt de Fidesz-regering hiervan?

 
  
MPphoto
 

  Martin Schulz (S&D).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Morvai, met veel interesse kijk ik naar de binnenlandse politiek van Hongarije. Ik ben tussen 2002 en 2010 vaak in Hongarije geweest. Ik heb in Boedapest ook demonstraties van uw geüniformeerde Jobbik-partij gezien. Ik wil nu niet zeggen waaraan deze demonstraties mij herinnerden. Als Duitser hoed ik me daarvoor.

Tussen 2002 en 2010 – om u een duidelijk antwoord te geven – was Hongarije, net als nu, een democratische rechtsstaat waarin een linkse regering volgens democratische regels regeerde. Ik twijfel er tot op heden niet aan dat het in Hongarije nu onder een rechtse regering precies zo blijft. Ik weet slechts één ding zeker: uw partij is een extreemrechtse, neofascistische partij!

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Rebecca Harms, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, volgens de laatste meldingen uit het zuiden van het Middellandse Zeegebied, uit Egypte, vallen er schoten in Cairo. De situatie wordt serieuzer. Ik kan vanwege deze berichten slechts een beroep doen op de Europese staatshoofden en regeringsleiders om niet tot het lunchuur van aanstaande vrijdag te wachten om gezamenlijk te bepalen wat de juiste boodschap voor Egypte is. Het is de hoogste tijd dat we de heer Mubarak duidelijk vertellen dat hij snel moet aftreden om te voorkomen dat deze onrust in Egypte escaleert en de situatie zich op eenzelfde manier ontwikkelt als in Tunesië. Het zou werkelijk beschamend zijn, als we alleen maar zouden afwachten wat er in Egypte gebeurt.

(Applaus)

Eigenlijk zou deze top een energietop moeten zijn. Gelet op de voorbereiding hiervan, verbaast het me eigenlijk niet dat de agenda nu door andere onderwerpen wordt bepaald. Onder het motto ‘we hebben energievoorzieningszekerheid nodig’ zijn er – in het bijzonder ook door u, mijnheer Barroso – veel contacten met andere landen gelegd, zoals met Azerbeidzjan en Turkmenistan. De heer Oettinger heeft onlangs in de Commissie industrie, onderzoek en energie met ons gesproken over de manier waarop we onze energiebetrekkingen met Irak, Georgië en Turkmenistan moeten ontwikkelen.

Ik acht dat gezien de gebeurtenissen in het zuiden van het Middellandse Zeegebied, waar we ook de gevolgen van onze belangenpolitiek en ons buitenlands energiebeleid ervaren, nogal riskant. Ik weet dat we diversificatie nodig hebben, omdat we ook in het oosten met Rusland en de doorvoerlanden, Wit-Rusland en Oekraïne, in een problematische en zeer moeilijke situatie verkeren. Diversificatie kan echter niet betekenen dat we ons nu verder met crisislanden en despoten inlaten.

Energie-efficiëntie en hernieuwbare energie zijn de oplossing voor een betere en veilige energievoorziening en ik moet zeggen, mijnheer Barroso, dat u op dat gebied ook veel hebt getolereerd. De heer Oettinger heeft het terrein dat de heer Piebalgs goed beheerde, verwaarloosd of – en dat is de negatieve kijk hierop – hij heeft er opnieuw voor gekozen om duurzame technologieën zoals hernieuwbare energie en energie-efficiëntie niet te bevorderen en terug te keren naar de oude energiemix. Plotseling moeten nu op de top de tarieven voor energieaanvoer voor kerncentrales, voor kernenergie, worden besproken – mijn hemel, hoe ver zijn we nu eigenlijk met dit moderniserings- en innovatiedebat? Ik heb daar gewoon het geduld niet meer voor.

(Applaus)

Misschien zijn we wat het economisch bestuur betreft ook te geduldig geweest. De Duitsers schijnen nu de Schäuble-koers te volgen. Maar wat nu op tafel ligt, komt nog niet overeen met de laatste ontwikkelingen. We moeten niet alleen maar het stabiliteitsinstrument een beetje veranderen. We moeten dringend besluiten om de kredietvoorwaarden voor Griekenland en Ierland te veranderen, anders doen we deze landen de das om. We hebben meer geld voor het crisisinstrument nodig, anders kunnen we de hulp voor Spanje en Portugal binnenkort vergeten.

We moeten – opdat we elkaar op dit punt ook goed begrijpen – eindelijk een voorstel hebben voor de manier waarop we met de herstructurering van de schulden willen omgaan. Iedereen weet dat dit onvermijdelijk is en wij willen hier als Parlement ook verder over debatteren.

 
  
MPphoto
 

  Jan Zahradil, namens de ECR-Fractie. – (CS) Mijnheer de Voorzitter, energiezekerheid is een onderwerp waar de Europese Unie zich meer voor zou moeten inzetten en waar zij zo eendrachtig en gecoördineerd mogelijk dient op te treden, in tegenstelling tot hetgeen zij heeft gedaan bij talloze andere Europese initiatieven. Als Fractie Europese Conservatieven en Hervormers zijn wij groot voorstander van een gemeenschappelijke energiemarkt, omdat de positie van de lidstaten ten opzichte van de grootste leveranciers met een dergelijke energiemarkt kan worden versterkt en omdat er op die manier tevens voor wordt gezorgd dat sommige leveranciers van strategische grondstoffen niet langer misbruik kunnen maken van hun dominante positie om allerlei buitenlandspolitieke spelletjes te spelen. Tegelijkertijd zijn we van mening dat ook bij de integratie op energievlak de verschillende nationale eigenheden dienen te worden gerespecteerd, met andere woorden: de specifieke nationale energiemixen, dus ook kernenergie.

Voor wat de economie betreft, zou ik graag nog het volgende willen zeggen: mijn fractie bestaat weliswaar voor het grootste gedeelte uit partijen uit lidstaten die geen lid zijn van de eurozone, die dus niet de euro voeren, maar dat betekent nog niet dat we graag een zwakke, kwetsbare en instabiele eurozone zouden willen zien of dat we de euro graag zouden zien mislukken. Aan de andere kant wil ik hier duidelijk zeggen dat het herstel van de Europese economie en de financiële stabiliteit niet tot nog meer supranationale tendensen mag leiden, noch tot fiscale federalisering, en dat het ook niet misbruikt mag worden als excuus voor nog verdere overdracht van bevoegdheden van het nationaal naar het Europees niveau. Dat is voor ons absoluut onbespreekbaar!

Dan nog enige woorden over Noord Afrika, Tunesië en Egypte. De gebeurtenissen aldaar lijken zeer sterk op datgene wat er in 1989 in Midden- en Oost-Europa gebeurde. We zijn uiteraard buitengewoon ingenomen met de democratische ontwikkelingen in deze landen, die ook onze volle steun verdienen. Wij hechten echter groot belang aan stabiele en democratische landen in de directe omgeving van de Europese Unie en we zullen ervoor moeten waken dat dit volstrekt gerechtvaardigde streven en verlangen van de volkeren van deze landen niet op een of andere manier ontaardt in de totstandkoming van ondemocratische, autoritaire en godsdienstige dictaturen. De Europese Unie dient er alles aan te doen om dit te voorkomen.

 
  
MPphoto
 

  Marisa Matias, namens de GUE/NGL-Fractie.(PT) Mijnheer de Voorzitter, het is ons allen bekend dat de energiesector van vitaal belang is voor het scheppen van nieuwe banen. Daarom dient opportuniteit ons motto te zijn en het sleutelwoord van de bijeenkomst van de Raad die wij thans voorbereiden. Helaas is dat niet het geval.

Wij hebben behoefte aan specifieke investeringen om de energie-efficiëntie in onze steden aan te pakken, inzonderheid in landen die het slachtoffer zijn van buitengewoon ernstige speculatieve aanvallen en vooral ook in landen die met extreem hoge werkloosheidscijfers kampen. De regeringen komen echter nog steeds met antwoorden die geënt zijn op oude formules en wij blijven zweren bij die formules.

Het is echter hoognodig dat wij in deze bijeenkomst van de Raad een energierevolutie op gang brengen. Wij hebben niet alleen maar publiek-private partnerschappen nodig: op die manier blijven wij volharden in onze fouten. Wij zijn nog steeds sterk afhankelijk van de oude energiebronnen – fossiele brandstoffen en kernenergie – en leggen te weinig ambitie aan de dag met betrekking tot nieuwe energiebronnen, ofschoon alleen die gelijke toegang kunnen verschaffen en kunnen waarborgen dat grootschalige projecten even belangrijk zijn als lokale initiatieven. Om een echt geïntegreerd beleid tot stand te brengen moeten wij alles met alles combineren. Daarom zal de Raad de oude gang van zaken voortzetten en zal hij niet breken met het verleden zoals hij zou moeten doen.

Mijnheer de Voorzitter, met uw welnemen zou ik hier nog een laatste punt ter sprake willen brengen. Immers, noodsituaties vereisen noodoproepen. Met uw instemming wil ik de Europese leiders verzoeken om in het kader van de ontwikkelingen in Egypte ten minste evenveel solidariteit te betuigen met de mensen in de straat als destijds met de autoritaire regimes, die alleen maar uit waren op economisch gewin en de democratie aan hun laars lapten.

 
  
MPphoto
 

  Niki Tzavela, namens de EFD-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wens de geachte heer Barroso veel succes. Ik wens ons allen succes met de Azerbeidzjanen en de Turkmenen in de markt. Zij zeggen dat ze vijf andere partijen al hebben beloofd om gas te leveren.

Hiermee komen we bij het werkelijke probleem. Enkele jaren geleden hadden we de Russisch-Oekraïense crisis en die zijn we nog steeds niet te boven. Nu hebben we de Noord-Afrikaanse crisis. De olieprijs is al aan het stijgen.

Daarom is het de hoogste tijd dat er vrijdag wordt gesproken over de noodzaak dat Europa zich bezint op eigen hulpbronnen en bronnen. Het is de hoogste tijd dat we het gaan hebben over ontginning, winning, enzovoort. Vraag de lidstaten om aan de hand van kaarten informatie te verstrekken over wat er momenteel gaande is bij de exploitatie van energiebronnen en hulpbronnen in elke lidstaat, bepaal dan welke projecten het meest belovend zijn, neem maatregelen die bedrijven ertoe stimuleren om zich met exploitatie bezig te houden, en kijk dan naar wat we met onze eigen hulpbronnen kunnen doen.

Het verlies van het Suezkanaal is voor ons een zeer angstaanjagend scenario. Daarom zeg ik, voor wat betreft Egypte, in ons aller belang: een vreedzame machtsoverdracht. Anders krijgen we gigantische problemen.

 
  
MPphoto
 

  Francisco Sosa Wagner (NI).(ES) Mijnheer de Voorzitter, dankzij jarenlang hard werk zijn de doelstellingen van het energiebeleid van Europa ons nu volkomen duidelijk: de opbouw van een interne markt, voorzieningszekerheid, het stimuleren van hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie.

In het licht van de doelen die wij onszelf gesteld hebben, is het document waarmee de Europese Raad aan de slag gaat bijzonder weinig ambitieus. Als de impuls voor een gemeenschappelijk Europees energiebeleid van staatshoofden en regeringsleiders moet komen, hebben we nog een lange weg te gaan, daar een nationale, kortzichtige en achterhaalde visie bij hen de boventoon lijkt te voeren.

Toch staat er heel veel op het spel want het energiebeleid is de ruggengraat van Europa. Zijn beginselen moeten wereldwijd met één enkele stem bepleit worden, maar helaas schieten we daarin ernstig tekort.

 
  
MPphoto
 

  Herbert Reul (PPE) . – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie, mevrouw de fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, beste collega’s, deze Europese Raad vindt op een tijdstip plaats dat er behalve de thema’s die men nu wil bespreken, waanzinnig veel andere dringende thema’s zijn.

De heer Schulz heeft er terecht op gewezen dat we allemaal verwachten dat de Europese Raad een verklaring aflegt over Egypte en wat daar gebeurt en dat hij zich daarmee bezighoudt. Dat is juist. Mijnheer Schulz, ik zou het voor honderd procent met u eens zijn geweest, indien u niet in het tweede deel van uw voordracht de fout had begaan om weer eens een goedkoop partijpolitiek nummer ten beste te geven, door met de Hongaren te redetwisten. Dat heeft er helemaal niets mee te maken. We spreken nu over de Raad en over de thema’s die behandeld moeten worden.

Mevrouw Harms, ik wil ook iets tegen u zeggen. Indien u terecht zegt dat deze dringende kwesties – economische en eurokwesties en vragen met betrekking tot Egypte – behandeld moeten worden, dan kunt u niet tegelijkertijd commissaris Oettinger verwijten dat de energiekwestie niet voldoende wordt behandeld. Dat is toch absurd. Dat komt omdat de Raad zich ook met andere kwesties moet bezighouden.

Energiebeleid is niet goed of slecht als het u van pas komt of wanneer anderen een andere mening hebben. Dat kan niet aan de hand van zo’n criterium worden beoordeeld. Ik vind dat de voorbereiding van de commissaris de laatste maanden tot de top zeer grondig en verstandig is geweest. Er is niet gewerkt met het idee dat er voortdurend nieuwe eisen moeten worden gesteld, maar met het idee om goed en grondig voor te bereiden en dan maatregelen te nemen die er ook daadwerkelijk toe leiden dat er iets wordt veranderd.

Overigens, mijnheer Schulz, – hij luistert wel helemaal niet, maar dat maakt niet uit want dat is nu eenmaal het Parlementaire debatspel, er wordt duidelijk langs elkaar heen gepraat –

(Interruptie)

u hebt het gehad over de armoede die door energieprijzen kan ontstaan. Daarin hebt u helemaal gelijk. Dan moet men zich echter ook afvragen, mijnheer Schulz, waarom de energieprijzen zo hoog zijn. Hoe komt dat? In hoeverre dragen wij daaraan bij, als we beleidsmaatregelen nemen die de prijzen steeds verder opdrijven? Bij een eerlijk debat hoort ook – het is niet het enige, maar het hoort erbij – dat gesproken wordt over de steeds weer nieuwe eisen die hier van ´s morgens vroeg tot ´s avonds laat worden vastgesteld.

Ik denk dat deze top een enorme kans biedt om op het gebied van de infrastructuur eindelijk een stap vooruit te zetten en ervoor te zorgen dat er plannen worden gemaakt voor investeringen in infrastructuur en energie. Alle andere kwesties hangen af van de vraag of ons dat lukt. We hebben de kwestie van de prijs, de betrouwbaarheid en ook de vraag of hernieuwbare energie goed in het netwerk wordt geïntegreerd, en daarvoor moeten er helaas aanzienlijke investeringen plaatsvinden. Die zal de staat overigens niet alleen kunnen dragen.

(Spreker verklaart zich bereid een "blauwe kaart"-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden)

 
  
  

VOORZITTER: LIBOR ROUČEK
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Rebecca Harms (Verts/ALE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, wat de grondige voorbereiding van de energietop en de zwaartepunten van het beleid betreft, wil ik u, mijnheer Reul, vragen wat u ervan vindt dat de heer Oettinger vandaag de Europese Unie in een groot interview in de Frankfurter Allgemeine Zeitung in Duitsland waarschuwt voor te ambitieuze doelstellingen voor hernieuwbare energie? En dat een paar weken nadat de richtlijn over hernieuwbare energie waarop we hier allemaal zeer trots waren, van kracht is geworden! Wat de grondige voorbereiding van het thema energie-efficiëntie betreft wil ik u vragen wat u ervan vindt dat het actieplan voor energie-efficiënte nog in de la ligt en dat de top eigenlijk helemaal niet in staat zou zijn om daarover te spreken?

 
  
MPphoto
 

  Herbert Reul (PPE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, er zijn politici die steeds iets nieuws eisen, maar die niets afmaken. En er zijn politici die gedegen voorbereidingen treffen en hun plannen ook uitvoeren. En dat is nu precies waar het om draait. Ik geloof niet in het stellen van steeds nieuwe eisen en daarom heeft de heer Oettinger voor 100 procent gelijk. Laten we toch eerst doen wat we hebben afgesproken!

De heer Schulz heeft er terecht op gewezen dat de efficiëntie in veel lidstaten nog te wensen over laat en dat het aandeel hernieuwbare energie in veel lidstaten nog niet gehaald is. Bij ons is het betrekkelijk goed, maar ook weer niet goed genoeg. Dat betekent dat we nog lang niet zijn waar we heen willen. Soms is het verstandiger om eerst te verwezenlijken wat men wilde bereiken, voordat de volgende stap wordt gezet. Er zijn mensen die zo snel willen gaan dat ze over hun eigen benen struikelen.

 
  
MPphoto
 

  Marita Ulvskog (S&D).(SV) Mijnheer de Voorzitter, zoals de heer Schultz al zei, hield de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement gisteren een alternatieve energietop. We deden dat in een tijd waarin steeds meer gezinnen en burgers het zich niet kunnen veroorloven om hun woning warm te houden en de industrie, die afhankelijk is van olie en concurrerend moet zijn, tezelfdertijd door problemen is geplaagd. We deden het ook omdat het hoogste politieke niveau in de EU op dit gebied ontzettend weinig en bijzonder zwakke initiatieven heeft genomen. Als reactie op wat de heer Reul zei – er zijn dingen op gang gebracht die achteraf dode letter zijn gebleven en niet verder zijn geraakt dat een bureaulade.

Onze boodschap van de alternatieve energietop voor de EU-top van morgen is zeer eenvoudig en duidelijk. Doe iets – hier en nu. Zorg ervoor dat we bindende energie-efficiëntiedoelstellingen krijgen die ook echt worden nageleefd. In de EU staan er bijvoorbeeld om en bij de 190 miljoen gebouwen die verwarmd moeten worden. Investeringen in die gebouwen om te verhinderen dat ze energie verloren laten gaan, zoals vandaag het geval is, zouden economische winst en nieuwe banen opleveren. Investeer in hernieuwbare energiebronnen, tenzij u gelooft dat de bronnen die we hebben oneindig zijn, en investeer in moderne distributienetwerken die effectief kunnen worden gebruikt voor alle soorten energie. Geef consumenten en burgers sterke en duidelijke rechten ten aanzien van energiebedrijven. Zorg ervoor dat de energiemarkt transparant is en dat er toezicht op kan worden gehouden. Net zoals we ook geen financiële markt willen die niet naar behoren werkt, die gesloten en volkomen ongereguleerd is, zo willen we ook geen elektriciteitsmarkt die werkt zoals de financiële markt voor de crisis toesloeg.

Toon met radicale initiatieven dat de energiekwestie een kwestie van maatschappelijke verantwoordelijkheid en politieke besluiten is, en geen particuliere aangelegenheid waar de individuele burger mee in de kou blijft staan. Toon dat, zoals de heer Schultz zei, energiebeleid ook sociaal beleid, industrieel en toekomstgericht beleid is.

 
  
MPphoto
 

  Fiona Hall (ALDE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, het is de bedoeling dat het tijdens de top van komende vrijdag over de energie- en innovatiestrategie gaat. Ik hoop dat de regeringsleiders niet te zeer worden afgeleid door de situatie in Egypte. Ik hoop ook dat de noodzakelijke discussies over energie-infrastructuur en grensoverschrijdende samenwerking – de aanvoerzijde van energie – niet de aandacht zullen afleiden van de discussie over de vraagzijde van energie, die net zo belangrijk is.

Voor wat betreft de energie-efficëntiedoelstelling van 20 procent voor het jaar 2020 hebben we nog een lange weg te gaan. Wat we vrijdag van onze leiders willen horen is de ferme toezegging dat er direct actie wordt ondernomen om te zorgen dat de doelstelling wordt gehaald. De eenvoudigste manier om dat te bereiken is om de doelstelling van 20 procent zonder verder uitstel bindend te maken. Anders verspillen we alleen maar veel van deze energievoorraad waar we zoveel geld in steken. Dat is geen goed economisch beleid, zeker niet in tijden van crisis.

 
  
MPphoto
 

  Claude Turmes (Verts/ALE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat het belang van energie duidelijk blijkt uit het feit dat de heer Van Rompuy hier niet is, aangezien hij momenteel de pers te woord staat, en dat de heer Barroso is vertrokken. Zo belangrijk vinden zij het dus om naar ons te luisteren.

Gisteren was Jeremy Rifkin op uitnodiging van de S&D-Fractie in Brussel en hij zette duidelijk een nieuwe economische visie uiteen. Ten eerste: hernieuwbare energiebronnen, iets wat we geregeld hebben met onze richtlijn. Ten tweede: gebouwen, die nu 40 procent van de energie opslurpen, kunnen met behulp van hernieuwbare energiebronnen worden omgevormd tot energiezuinige gebouwen en zelfs tot energiepositieve gebouwen. Ten derde: er moet werk worden gemaakt van slimme elektriciteitsnetten, waar we het volgens mij allemaal wel over eens zijn. Ten vierde: we moeten het volgende programma voor onderzoek en ontwikkeling gebruiken om opslagtechnologieën te ontwikkelen. En ten vijfde: elektrische auto’s.

Met deze vijf uitgangspunten, en natuurlijk met wat Fiona samenvatte onder de noemer efficiëntie in alle sectoren, zouden we in de eerste plaats onze Europese economie in geopolitiek opzicht veel minder afhankelijk maken. In de tweede plaats zouden we 300 miljard euro besparen aan geld dat buiten de Europese economie wordt besteed en zouden we dat geld kunnen gebruiken om te investeren in werkgelegenheid en andere zaken hier. In de derde plaats is de wedloop om groene technologieën begonnen; lees het nieuwe Chinese vijfjarenplan maar.

Als we in de komende maanden niet het kader scheppen waarbinnen Europa de toonaangevende markt voor al deze technologieën kan zijn, verliezen we onze positie in een van de weinige sectoren waar we in de wereldeconomie nog een hoofdrol spelen. Het is zo jammer dat deze top niet goed is voorbereid. De heer Van Rompuy is daar deels verantwoordelijk voor, en hetzelfde geldt voor de heer Oettinger. Hij heeft geen goed doortimmerd verhaal over efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen opgesteld en hij heeft de afgelopen drie maanden het paard van Troje gespeeld voor drie grote Duitse energiebedrijven die de sector van hernieuwbare energiebronnen om zeep wilden helpen.

Tot slot iets wat we hebben bereikt: er is een kans van 26 tegen 1 dat de heer Oettinger er niet in slaagt om de nationale steunregelingen de nek om te draaien. Alleen Nederland staat achter hem. Dit is een aanzienlijke overwinning en de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen zal worden voortgezet. Van die energie moeten we het in de toekomst hebben.

 
  
MPphoto
 

  Konrad Szymański (ECR). - (PL) We staan op het punt een besluit te nemen om een biljoen euro uit te trekken voor de uitbreiding van de energie-infrastructuur in de Europese Unie. Het heeft alleen zin om openbare gelden aan energievoorziening te spenderen als dit bijdraagt aan de veiligheid. De energiezekerheid van de Europese Unie is afhankelijk van vergaande diversificatie die niet alleen uitgaat van nieuwe energieroutes maar ook van toegang tot nieuwe energiebronnen. Anders herhalen we alleen maar de fouten uit het TEN-T-programma dat projecten als Nord Stream heeft aangemerkt als Europese projecten. We hebben echt niet meer nieuwe wegen nodig om dezelfde Russische grondstof in de Europese markt te pompen. Wanneer we oude fouten blijven herhalen, levert onze biljoen euro slechts een schijnmarkt met schijnconcurrentie op.

 
  
MPphoto
 

  Vladimír Remek (GUE/NGL). - (CS) Wat ik van de energietop verwacht is eerst en vooral een allesomvattende, maar tegelijkertijd redelijke en van verantwoordelijkheidszin doordrongen omgang met de belangen van de burger. De meest recente Eurostat-enquêtes laten zien dat een groot deel van de bevolking van de EU een zeer groot belang hecht aan stabiele energieprijzen. Het is zeker geen toeval dat de Tsjechische Republiek hier de hoogste score heeft. In mijn land heeft een onverantwoordelijke politiek-economische lobby er een ongelukkige subsidieregeling voor zonne-energiecentrales doorheen weten te drukken. Door de wilde toestroom van investeerders, ook uit het buitenland, en hun jacht op sprookjesachtige winsten in deze tak van sport, krijgt het grote publiek nodeloos weerzin tegen hernieuwbare energie als zodanig. Want zij krijgen hier volledig onterecht de rekening van gepresenteerd in de vorm van grote stijgingen van de elektriciteitstarieven. Uiteraard is het niet eenvoudig om voldoende energie te leveren tegen aanvaardbare tarieven, maar we kunnen op z'n minst proberen in de buurt te komen daarvan. Ik denk dat dit alleen mogelijk is door in te zetten op een evenwichtige energiemix – van duurzame energiebronnen tot kernenergie – en door de extreme standpunten van beide zijden te slechten. Alleen op die manier kunnen we zeker zijn van het vertrouwen van de EU-burger voor wie we hier per slot van rekening zitten.

 
  
MPphoto
 

  Mario Borghezio (EFD). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, de Raad moet wel beseffen dat het Europees productiesysteem weerloos is tegen de volatiliteit van de aardolieprijs op de markten. De termijnmarkten zijn namelijk de gegijzelden van een vernuftige internationale financiële speculatie, hetgeen betekent dat de prijs maar weinig meer heeft uit te staan met de fundamentals van vraag en aanbod. De Raad moet zichzelf ten doel stellen de Europese Unie een concreet instrument te geven waarmee zij een geregelde markt kan realiseren die open is voor geselecteerde bedrijven en wordt beheerd door een absoluut betrouwbare Europese partners.

Dat is de strekking van het voorstel van de Italiaanse regering om een Europese aardoliebeurs op te richten. Het doel daarvan is een stabiele aardoliemarkt tot stand te brengen. Dit zou enorme voordelen opleveren voor het bedrijfsleven en de consumenten. Het enthousiasme van de speculanten voor grondstoffen drukt een stempel op de aardolieprijs. Deze is niet meer gebaseerd op de spotmarkten, daar de som van de vooruitbetalingen en de speculatieve bewegingen uiteindelijk de vraag en het aanbod op de reële markt bepaalt. Een Europese beurs zou de huidige "niet-markt" van papieren olievaten kunnen veranderen in een reële, efficiënte, geregelde en bewaakte markt van echte olievaten. Laten wij ook daar over spreken tijdens de Europese Raad.

 
  
MPphoto
 

  Csanád Szegedi (NI). (HU) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik ben blij dat de Europese Raad de onderwerpen energiezekerheid en innovatie tegelijkertijd behandelt. Het staat buiten kijf dat er zonder innovatie niet over energiezekerheid kan worden gepraat. We vinden het uiteraard belangrijk dat er behalve de oostelijke- en westelijke pijplijn ook een noord-zuidlijn wordt aangelegd, al zal dit de problemen die zich voordoen in de energievoorziening geenszins oplossen. Bovendien zal de afhankelijkheid niet aanzienlijk afnemen, maar alleen een andere richting uitgaan. De afhankelijkheid kan alleen op lange termijn tot een minimum worden beperkt als we van nu af aan het zwaartepunt verplaatsen van fossiele brandstoffen naar hernieuwbare energiebronnen.

Uitgerekend in de geest hiervan ervaar ik het als een gemis dat in de prioriteiten voor innovatie het onderwerp hernieuwbare energiebronnen niet goed genoeg uit de verf komt. In het kader hiervan moeten we bij twee zaken in het bijzonder stilstaan. Ten eerste moeten hernieuwbare energiebronnen betaalbaar zijn, wat betekent dat we de bevolking niet extra mogen belasten omdat ze hernieuwbare energie gebruiken. Ten tweede mag de afhankelijkheid van landen buiten de Europese Unie niet worden omgezet in afhankelijkheid van landen binnen de Europese Unie. Dat wil zeggen dat de minder ontwikkelde, nieuwe lidstaten, zoals Hongarije, Polen en Tsjechië, op het gebied van hernieuwbare energiebronnen op hetzelfde niveau moeten worden gebracht als de oude lidstaten, die momenteel grootmachten zijn op het gebied van hernieuwbare energiebronnen, zoals België, Nederland of Oostenrijk.

Alleen door energiezekerheid en innovatie nauw met elkaar te verbinden kan de naderende energiecrisis waardoor ook Europa zou worden getroffen, worden afgewend.

 
  
MPphoto
 

  Jean-Pierre Audy (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mevrouw de fungerend voorzitter van de Raad, zonder energie bereiken we geen groei, en zonder groei bereiken we geen sociale vooruitgang.

Energie is de kern van het Europees sociaal pact voor de welvaart. Vijftig procent van de energiebronnen komt van buiten de Unie. Het is de hoogste tijd dat we onze voorziening diversifiëren en veiliger en koolstofarmer maken. Het is onze energie, en we moeten de burgers wat dat betreft gerust kunnen stellen.

Daarom zou ik u, mevrouw Győri, willen vragen om steun te geven aan de internationale verplichtingen die wij zijn aangegaan met betrekking tot het ITER-project voor kernfusie. Dat is een veilige en duurzame technologie, die eindeloos gratis energie oplevert. Het een goede zaak zijn indien de Europese Raad, de hoogste politieke instantie, dit project zou steunen in zijn betrekkingen met de internationale gemeenschap.

Vervolgens zou ik iets willen zeggen over onderzoek en innovatie. Als sinds de jaren tachtig werkt Europa met kaderprogramma's voor onderzoek en ontwikkeling. In de periode 2007-2013 is er een bedrag van 53 miljard euro beschikbaar. Wat is de stand van zaken? Al vier maanden, mijnheer de commissaris, wachten we op uw mededeling over de herziening van het zevende kaderprogramma voor onderzoek. De heer Barroso heeft gezegd: "minder rompslomp", en hij heeft gelijk. De administratieve lasten zijn verstikkend, en de onderzoekers werken liever niet met Europese programma's.

Ik zou er op willen wijzen dat we dringend iets moeten doen om dit voor de toekomst te vereenvoudigen, maar ook om de geschillen uit het verleden bij te leggen. Het vertrouwen van de onderzoeksinstellingen is namelijk in gevaar. In dat verband wil ik commissaris Geoghegan-Quinn bedanken, die opmerkelijk werk verricht.

De relaties met het industriebeleid zijn teleurstellend en we moeten die evalueren. De gezamenlijke initiatieven voor de technologie zijn moeizaam op gang gekomen, maar nu leveren ze resultaten op. We houden nu beter rekening met wat de industrie nodig heeft.

De laatste vraag luidt: welke structuur willen we voor onze Europese ruimte? De Europese onderzoeksraad moet werkelijk de kans krijgen om de Europese dimensie van het onderzoek te ontwikkelen. Onze burgers verwachten resultaten van Europa.

 
  
MPphoto
 

  Teresa Riera Madurell (S&D).(ES) Mijnheer de Voorzitter, gisteren heeft mijn fractie een alternatieve energietop gehouden waarop we hebben aangedrongen op een bindende doelstelling van 20 procent meer energie-efficiëntie en 30 procent meer hernieuwbare energie tot 2020.

In plaats van me op onze eisen te concentreren, wat sommige andere collega’s al hebben gedaan, zou ik de aandacht willen vestigen op een punt zonder hetwelk de eerder genoemde doelen onhaalbaar zijn: infrastructuur. De vraag is: willen we echt een Europese markt waarop de energie voor een derde deel geleverd wordt door hernieuwbare energie? Als het antwoord ja is, zouden we het dan niet moeten hebben over een bindende doelstelling van 10 procent voor interconnectie tot 2010?

De invoering van de doelstellingen voor hernieuwbare energie vereist een netwerk met een hogere mate van fijnmazigheid, intelligentie en vooral interconnectiviteit om de variabiliteit ervan adequaat te kunnen beheren. We zijn echter nog lang niet in de buurt gekomen van de doelstelling van 10 procent die bijna tien jaar geleden op de Europese Raad van Barcelona bepaald werd. Op het ogenblik zijn er negen lidstaten die deze doelstelling nog niet gehaald hebben. U zult het met mij eens zijn dat als we op dit punt willen slagen, deze doelstelling net zoveel voorstanders dient te krijgen als de vorige doelstellingen.

Ik zou het fungerend voorzitterschap van de Raad dan ook een wens willen overbrengen van onze fractie, namelijk dat de conclusies van de komende top een stuk ambitieuzer zullen zijn, dat daarin wordt gesproken over bindende doelstellingen van 30 procent hernieuwbare energie, 20 procent efficiëntie en 10 procent interconnecties.

Wat de innovatie betreft heb ik maar een korte opmerking: een ander gebied waarop we ook graag meer ambitie zouden zien in de conclusies van de Raad is dat van innoverende overheidsopdrachten. In mijn fractie beschouwen wij overheidsopdrachten voor de levering van innoverende producten, processen en diensten als een van de sleutelelementen om innovatie op de markten te stimuleren.

Wij hechten met name belang aan het bevorderen en onderzoeken van de band hiervan met Europese organisaties voor innovatie in het kader van de Innovatie-Unie. Dat is eveneens een punt dat de Raad niet mag negeren.

 
  
MPphoto
 

  Adina-Ioana Vălean (ALDE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, investeren in energie-infrastructuur is voor mij het uitgangspunt als we onze beleidsdoelstellingen willen bereiken, als we ervoor willen zorgen dat onze burgers en bedrijven toegang hebben tot een betrouwbare en betaalbare energievoorziening in een goed functionerende interne markt, en als we het ambitieuze energie-infrastructuurpakket van de Commissie willen realiseren, dat ik als een positieve stap zie.

We moeten echter zowel pragmatisch als ambitieus zijn. In plaats van emmers vol met euro’s in grote projecten te storten, moeten we kleinere, goedkopere en pragmatischere projecten zoeken en financieren die groot effect kunnen sorteren, zoals betere interconnecties. Mijns inziens moeten we EU-projectobligaties overwegen als oplossing om de benodigde investeringen in infrastructuur aan te trekken.

Deze crisis dwingt ons echter in het algemeen om ons energiebeleid op een verstandige, open en geïntegreerde manier aan te pakken. Dit betekent in de eerste plaats dat alle onderdelen van de energiemix in overweging moeten worden genomen zonder dat deze – of een aantal ervan – als ethisch onaanvaardbaar worden beschouwd, en in de tweede plaats dat onze soms tegenstrijdige doelstellingen inzake klimaat, voorzieningszekerheid en concurrentie via een geïntegreerd stappenplan met elkaar moeten worden verzoend.

 
  
MPphoto
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL).(PT) Mijnheer de Voorzitter, wij weten intussen dat verdieping van de interne markt synoniem is met meer liberalisering en bijgevolg leidt tot een versterking van de monopolievorming ten voordele van de grootste economische groepen in de meer ontwikkelde landen van de Europese Unie.

Daarom willen wij resoluut verzet aantekenen tegen deze koers op terreinen die, zoals energie, van strategisch belang zijn voor de economische en sociale ontwikkeling, met name in perifere landen. Nog ernstiger is echter dat al wat hier door de Raad en de Commissie te berde is gebracht – niet in het minst het voorstel tot versterking van het zogenaamd ´economisch bestuur´ – vreemd is aan de reële sociale problemen, aan de toename van de ongelijkheid, de werkloosheid, de sociale uitsluiting en de energiearmoede. Deze laatste groeit in sommige landen exponentieel met de stijging van de elektriciteits- en brandstofprijzen.

Economisch beleid en energiebeleid zouden een centrale doelstelling moeten beogen: sociale vooruitgang en verbetering van de levensomstandigheden van de burgers. Wat gebeurt, is echter het tegenovergestelde. Dat is de reden waarom in veel van onze landen de verontwaardiging op straat almaar toeneemt, en nu ook in Tunesië en Egypte. Wij verklaren ons solidair met de mensen van deze landen en wensen dat hun rechten worden geëerbiedigd, met name door de Raad, die in dit verband een duidelijk standpunt moet innemen.

 
  
MPphoto
 

  Jacek Saryusz-Wolski (PPE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, als we naar het vraagstuk van de energiezekerheid, de geopolitieke situatie om ons heen en het energiebeleid kijken, is het duidelijk dat de EU op dit moment wel wat energie kan gebruiken.

De Unie moet niet – zoals bij Egypte en Tunesië – achter de feiten aan blijven lopen. Zoals de heer Gahler al zei, lopen de Verenigde Staten één stap achter de feiten aan, lopen de lidstaten één stap achter de Verenigde Staten aan en loopt Brussel één stap achter de lidstaten aan.

Vier jaar geleden hadden we een ernstige energiecrisis en in 2007 namen we in dit Parlement een verslag over energiezekerheid aan. Vier jaar later bevinden we ons in de allereerste stadia van een gemeenschappelijk energiebeleid en energiezekerheid. Het is erg belangrijk dat deze Raad, deze op handen zijnde top, de woorden waarmee verandering is beloofd, omzet in daden.

We hebben concrete zekerheid nodig, en niet alleen plannen en documenten en woorden en papieren. Het is tijd om wakker te worden. Stel dat er in geopolitieke termen iets ergs gebeurt in Noord-Afrika en het Midden-Oosten? Er voltrekt zich een grote tektonische verandering voor onze ogen. Olie kost nu weer honderd dollar per vat. Stel dat, in het ergste geval, het Suezkanaal wordt geblokkeerd, zijn we dan als Unie voldoende voorbereid om de voorzieningszekerheid te kunnen garanderen? Hoe staan we ervoor? Na vier verloren jaren zijn we niet voorbereid op een eventuele nieuwe energiecrisis.

De hoop is daarom gevestigd op de Europese Raad, die voor een serieuze verandering moet zorgen in de richting van een echte interne energiemarkt en een echte, materiële en fysieke voorzieningszekerheid.

 
  
MPphoto
 

  Jo Leinen (S&D).(DE) Mijnheer de Voorzitter, vrijdag vindt de eerste energietop in de geschiedenis van de Europese Unie plaats, omdat de Unie met het Verdrag van Lissabon voor het eerst directe bevoegdheden in deze sector heeft gekregen. Ik ben het met de heer Barroso eens dat het energiebeleid het volgende grote integratieproject in de Europese Unie kan worden. Hieraan kleven vele aspecten en ook Voorzitter Buzek heeft steeds gezegd dat we in de EU een energiegemeenschap nodig hebben.

Er wordt veel verwacht van deze top en men hoopt dat er een antwoord wordt gevonden op de strategische vragen van de Europese Unie op het gebied van de energievoorziening. Wat zijn die strategische vragen? Ja, collega Saryusz-Wolski, dat is bijvoorbeeld de afhankelijkheid van de EU van de energie-invoer en ook de enorme energieverspilling die nog steeds bestaat en de negatieve gevolgen van het huidige energiesysteem voor de ecosystemen, in het bijzonder voor de atmosfeer van de aarde. Als ik naar de conclusies van de Raad kijk, moet ik echter zeggen dat deze energietop op een grote teleurstelling zal uitdraaien, omdat er op geen van deze grote vragen een antwoord wordt gegeven. Hij is inderdaad slecht voorbereid op het punt van de algemene visie die we nodig hebben en ook op het punt van de coherentie van de door ons ingezette middelen en instrumenten.

Ik wil er nogmaals op wijzen dat er gisteren bij de alternatieve energietop van de S&D-Fractie een 5-pilaren-concept is aangeboden. Hierin staat hoe we een antwoord kunnen geven op deze strategische vragen, hoe we de energie-invoer en de energieverspilling kunnen verminderen en natuurlijk ook hoe we de negatieve gevolgen voor het milieu uit de weg kunnen ruimen. Dit is mogelijk door meer hernieuwbare energie, door energie-efficiëntie, door inzet van informatietechnologie om deze energie in een netwerk met elkaar te verbinden. Dat is een innovatietop. Ik heb nog niet ontdekt dat informatietechnologie de rol van een strategische factor speelt. Ik denk daarom dat we een technologische revolutie nodig hebben en dat deze top de juiste richting moet aangeven. Ik heb echter de indruk dat hij de verkeerde kant op gaat.

 
  
  

VOORZITTER: JERZY BUZEK
Voorzitter

 
  
MPphoto
 

  Georgios Toussas (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, de aanstaande bijeenkomst van de Europese Raad vindt plaats op een moment waarop de kapitalistische crisis voortduurt en de wedijver tussen monopolies om energie en innovatie heviger wordt, zowel binnen de Europese Unie als tussen de Europese Unie en andere imperialistische centra. Energie en innovatie zijn twee cruciale sectoren voor het kapitaal. Grote gebieden zoals het Midden-Oosten, Azië en Afrika vormen het toneel van hevige imperialistische rivaliteit en inmenging om controle te verkrijgen over de bronnen die rijkdom genereren en over de transportwegen voor energie, wat tot enorme armoede en meedogenloze uitbuiting en onderdrukking leidt en waaraan de lokale bourgeoisie ten koste van het volk meewerkt. Deze reactionaire politiek brengt volksopstanden voort, zoals deze zich nu voordoen in Egypte en andere landen, waarmee wordt aangetoond dat het volk de hoofdrol speelt in de geschiedenis.

De Communistische Partij van Griekenland geeft blijk van solidariteit met het Egyptische volk dat in opstand is gekomen. Zij roept de andere volkeren op om metterdaad hun steun en solidariteit te betuigen. De eerste prioriteit van de bijeenkomst is iets wat formeel niet op de agenda staat maar wel onderwerp van gesprek zal zijn: de Europa 2020-strategie. In dezelfde richting bewegen zich ook de prioriteiten voor de verwezenlijking van het versterkte economische bestuur.

 
  
MPphoto
 

  Paulo Rangel (PPE).(PT) Mijnheer de Voorzitter, ik twijfel er niet aan dat de aanstaande bijeenkomst van de Raad buitengewoon belangrijk zal zijn, vooral met betrekking tot het herstel van de Europese economieën en in het bijzonder energie en innovatie. Daarom wil ik onderstrepen dat deze bijeenkomst in wezen deel uitmaakt van de tenuitvoerlegging van de Europa 2020-strategie: zij vormt een onderdeel van de helft of van de zijde van de medaille die groei, concurrentievermogen en economisch herstel heet.

Juist vanwege het belang van deze bijeenkomst zou ik hier een oproep willen doen. Dat is overigens de reden waarom ik het woord heb genomen. Ik verzoek de Raad om zich niet alleen te buigen over belangrijke zaken als energie en innovatie, maar ook van gedachten te wisselen over de financiële crisis die de Europese Unie doormaakt en met een oplossing voor die crisis te komen. Ik ben van oordeel dat wij geen tijd mogen verliezen.

Indien blijkt dat dit probleem niet kan worden opgelost tijdens de bijeenkomst van de Raad van aanstaande vrijdag – en laten wij hopen dat dat dan wel het geval zal zijn tijdens die van maart – dan is het essentieel dat de staatshoofden en regeringsleiders al vanaf 4 februari de nodige voorbereidingen treffen om de flexibiliteit van het stabiliteitsfonds te vergroten en tegelijkertijd de herlancering van het Europees economisch bestuur te bevorderen.

Volgens mij gaat het hier om een zaak van wezenlijk belang die in geen geval onaangeroerd mag blijven tijdens de bijeenkomst van de Raad. Met uw welnemen zou ik nog een ander punt onder de aandacht van de Raad willen brengen: ik hoop dat hij ook een EU-strategie zal opstellen voor het Middellandse-Zeegebied en met een antwoord zal komen voor de huidige ontwikkelingen in Tunesië en Egypte. Anders gezegd, los van het belang van energie en innovatie, hoop ik dat de Raad tijdens zijn bijeenkomst ook de financiële crisis en de politieke crisis in Noord-Afrika zal behandelen.

 
  
MPphoto
 

  Kathleen Van Brempt (S&D). - Voorzitter, ik nodig de collega's uit om te kijken naar de uitnodiging van de heer Van Rompuy voor de aanstaande Raad. Hij zegt "wij gaan het hebben over energie, en ik zou mij vooral willen concentreren op de energiebevoorrading en de energiezekerheid". Maar de Raad vergist zich van debat. Natuurlijk is energiebevoorrading en energiezekerheid belangrijk, maar vooral in het kader van een globalere doelstelling, met name een energiesysteem dat op termijn volledig onafhankelijk en volledig duurzaam is.

Ik ben het uiteraard eens met vele dingen die gezegd zijn maar ik zou het debat nog wat verder op de toekomst willen richten. De heer Reul, voorzitter van onze Commissie energie, – hij is thans niet aanwezig – heeft gezegd dat politici met niet te veel nieuwe voorstellen moeten komen. Wel, hij vergist zich. Het is de taak van politici om een visie te hebben op de toekomst en daarbij doelstellingen te formuleren.

De doelstelling moet zijn om tegen 2050 naar volledig hernieuwbare energie te gaan. Het zijn niet een paar individuele politici of enkele fracties die dat zeggen. Neen, het zijn wetenschappers die zeggen dat dat perfect haalbaar is als je nù de juiste dingen doet om tegen 2050 die doelstelling te halen. En ja, er is energie-efficiëntie en veel collega's hebben het daarover gehad. Barroso heeft trouwens daarover heel goede dingen gezegd en ik hoop uit de grond van mijn hart dat de bevoegde commissaris dat ook kan waarmaken.

Vervolgens moeten we uiteraard massaal investeren in hernieuwbare energie: lokaal, op wijkniveau, maar ook in een aantal bijzondere grote projecten, zoals de Noordzeering, zoals grote projecten rond zonnepanelen.

En tot slot – en daar heeft Europa een heel bijzondere taak – moet worden voorzien in een energienetwerk dat ervoor zorgt dat dat ook allemaal mogelijk is. Het is de Europese Unie die moet zorgen voor de financiering daarvan. Daarover zou de Raad aanstaande vrijdag beslissingen moeten nemen.

 
  
MPphoto
 

  Marian-Jean Marinescu (PPE).(RO) Mijnheer de Voorzitter, de energietop kan de Europese Unie weer op het spoor van economische groei zetten. Met de ambitie om de meest duurzame economie ter wereld te worden moet er een nieuwe visie op energie voor Europa worden ontwikkeld. Een samenhangende benadering van de Unie is nodig voor zowel productie als efficiëntie.

Productie betekent hulpbronnen, vervoer en distributie. De Zwarte Zee en de Kaspische Zee hebben nieuwe energiebronnen die over langere tijd kunnen worden ontwikkeld. In deze regio kunnen nieuwe transportroutes worden gerealiseerd. De zuidelijke corridor en met name de Nabucco-pijplijn zijn wat dit betreft van zeer groot belang. De Donaustrategie kan ook helpen bij de ontwikkeling van nieuwe bevoorradingsroutes voor olie en gas. Het is onmogelijk om een gemeenschappelijk beleid te bespreken zonder een gezamenlijk energienetwerk. Onderlinge koppeling van nationale netwerken is de eerste stap richting een gemeenschappelijke interne energiemarkt.

Energie-efficiëntie is een noodzaak. Er zijn al stappen gezet, maar de Unie moet het actieplan op dit gebied de komende jaren gaan uitvoeren. Energie-efficiëntie zal een zeer grote invloed hebben op economische groei, de methoden voor vermindering van de CO2-uitstoot en het scheppen van banen in sectoren als de IT, de bouw en de dienstverlening.

Voor wat betreft de situatie in Noord-Afrika moeten we zorgen dat de voorstellen voor maatregelen van de Raad een vreedzame overgang in deze regio garanderen en dat de nieuwe organisaties op democratische wijze de macht overnemen.

 
  
MPphoto
 

  Edite Estrela (S&D).(PT) Mijnheer de Voorzitter, energie en innovatie zijn uitermate belangrijke kwesties, kwesties die van fundamenteel belang zijn voor de Europa 2020-strategie en die kunnen bijdragen aan een slimme, duurzame groei en het scheppen van meer en betere banen.

Niet voor niets zijn energie en innovatie terreinen waarin mijn land, Portugal, op grote schaal heeft geïnvesteerd en succesvolle resultaten heeft geboekt. De laatste jaren heeft Portugal zijn investeringen in O&O verdubbeld en heeft het de top vijf van de hernieuwbare energie bereikt: 31 procent van de verbruikte energie is reeds afkomstig van hernieuwbare bronnen en verwacht wordt dat het aandeel van deze energie in 2020 60 procent zal bedragen.

Zoals hier al is gezegd mag de Raad tijdens zijn aanstaande bijeenkomst evenwel niet voorbijgaan aan de ontwikkelingen in Egypte, waar zich een volksrevolutie voltrekt, noch aan de financiële en economische crisis. De lidstaten van de eurozone die in de grootste moeilijkheden verkeren, moeten bezuinigingsmaatregelen nemen om het deficit terug te dringen en de markten gerust te stellen. Deze maatregelen vergen enorme inspanningen van de gezinnen en het bedrijfsleven.

En de Europese Unie? Doet zij wat zij moet doen? Ik geloof van niet. Haar antwoorden op de aanvallen van de speculanten op de euro – want het is via de overheidsobligaties dat de speculanten de eenheidsmunt aanvallen – hangen als los zand aan elkaar en zijn laattijdig en ondoeltreffend gebleken. De diagnose is gesteld en het recept is bekend: de Europese Unie moet de economische coördinatie verbeteren en het Europese financiële stabiliseringsfonds sterker en flexibeler maken, zodat het de overheidsschuld kan kopen van de landen die de grootste druk van de markten ondervinden. Anders gezegd, wij worden geconfronteerd met wereldwijde problemen die een wereldwijd antwoord vereisen. Dat is ook wat de burgers verwachten van de aanstaande bijeenkomst van de Europese Raad.

 
  
MPphoto
 

  Lambert van Nistelrooij (PPE). - Bijzondere tijden vragen om bijzonder beleid en zeker nu wij uit de crisis krabbelen is het goed dat juist energie en innovatie op de agenda van Raad een plek krijgen. Het zijn kernthema's voor onze Europese concurrentiekracht en ook voor de werkgelegenheid in de nabije toekomst. Cijfers en rapporten hebben wij genoeg. Wij moeten nu vooruit, vorderingen maken.

Vooral op het gebied van de grensoverschrijdende infrastructuren en interconnecties blijven wij nadrukkelijk achter. Wij moeten nu doorgaan met nieuwe instrumenten, bijvoorbeeld de project bonds en meer inzet via de EIB met de garantstellingen om investeringen mogelijk te maken.

Het tweede punt is natuurlijk de innovatie. Deze week kwam het Europese scorebord inzake innovatie uit. Je ziet dan dat landen achterblijven. Begrijpelijk in een tijd van crisis, maar moeten wij daar ook geen andere instrumenten voor inzetten? De structuurfondsen bijvoorbeeld, die moeten publiek medegefinancierd worden om de zaken rond te krijgen. Precies in een tijd dat dat bijna niet lukt, zou veel meer accent moeten worden gelegd op publieke investeringen en innovatie. Ook de minister wees daarop. Dit soort van innovaties moet de zaken lostrekken zonder dat wij meteen weer met een nieuwe geldbuidel klaarstaan. Daarmee kunnen wij zeker die 2020-doelstellingen (duurzaam, slim en mensen aan het werk) halen. Ik wens u succes.

 
  
MPphoto
 

  Silvia-Adriana Ţicău (S&D).(RO) Mijnheer de Voorzitter, bij de Europese energietop van 4 februari moet de Europese Unie op het hoogste politieke niveau overeenstemming bereiken over prioritaire maatregelen voor de totstandkoming van een interne energiemarkt en de ontwikkeling van de energie-infrastructuur, maar ook over maatregelen voor de vermindering van het energieverbruik, de verbetering van de energie-efficiëntie en de bevordering van hernieuwbare energiebronnen.

We hebben ten minste een actieplan voor tien jaar nodig. Dat actieplan moet zorgen voor solidariteit tussen de lidstaten in geval van ernstige verstoringen van de energievoorziening en voor meer energiezekerheid via diversificatie van de energietoeleveringsroutes en energiebronnen. De Unie moet haar energie-infrastructuur moderniseren en interconnecties tussen de energie-infrastructuren van de lidstaten realiseren. In deze context wil ik met nadruk het geostrategische belang van de Zwarte-Zeeregio vermelden voor de energiezekerheid van de Europese Unie.

De gemeenschappelijke energiemarkt moet ten dienste staan van de burger, voor wie de energieprijs betaalbaar moet blijven, en moet de Europese industrie eco-efficiënt maken door het creëren van banen in de Europese Unie en het ontwikkelen van de industriesector.

 
  
MPphoto
 

  Romana Jordan Cizelj (PPE).(SL) Mijnheer de Voorzitter, op energiegebied hebben we onszelf doelen gesteld die alle drie de pijlers van het gemeenschappelijk energiebeleid omvatten: concurrentievermogen, duurzaamheid en energiezekerheid. Om deze doelstellingen te behalen hebben we reeds twee uitgebreide pakketten aangenomen: ten eerste het klimaat- en energiepakket en ten tweede het liberaliseringspakket. Daarom denk ik dat we geen nieuwe wetgeving nodig hebben op het gebied van energie. We zouden ons daarentegen meer moeten richten op de toepassing van de bestaande wetgeving.

Wat heeft het voor zin om aanvullende en zelfs steeds strengere eisen op papier te zetten als we er niet in slagen de bestaande eisen toe te passen? We moeten de geloofwaardigheid van de Unie bevorderen, vandaar dat ik zeg dat we geen behoefte hebben aan nieuwe eisen met betrekking tot de verbetering van de energie-efficiëntie. Ondernemingen en huishoudens moeten op basis van de marktsituatie beslissingen maken. Tot dusver werd het bevorderen van efficiëntie gezien als de meest voordelige maatregel, een win-win-situatie als het ware, en ik zie geen reden tot nieuwe bindende doelstellingen.

We moeten ook een omgeving creëren die investeringen in infrastructuur bevordert. De markt moet in actie komen en niet de overheidsmiddelen van de Europese en nationale begrotingen. We moeten regeringssubsidies en niet-marktmechanismen die de economie centraliseren, het concurrentievermogen belemmeren en creativiteit de kop indrukken, vermijden. Energie is een onderdeel van het ETS en de koolstofprijs moet de grootste drijfveer vormen voor ontwikkeling.

Op energiegebied moet er ook een verbeterde grensoverschrijdende coördinatie en strategische planning voor nieuwe infrastructuur komen. Daarom moet het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators oftewel ACER, dat in maart van start zal gaan in Ljubljana, alle mogelijke steun ontvangen om zijn taken effectief te volbrengen.

 
  
MPphoto
 

  Tunne Kelam (PPE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik steun in principe het idee van een Europees concurrentiepact, waarin maatregelen worden gepresenteerd om de pensioenleeftijd te harmoniseren en vooral om werk te maken van de wederzijdse erkenning van academische graden en beroepskwalificaties, alsmede om onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten beter te coördineren.

Ik benadruk dat het noodzakelijk is om in 2015 een volledig geïntegreerde Europese energiemarkt te hebben. Mag ik erop rekenen dat Estland, Letland en Litouwen over vier jaar geen geïsoleerde energie-eilanden meer zijn waar het de levering van gas betreft?

We verwachten dat het Hongaarse voorzitterschap voor een echte doorbraak zorgt ten aanzien van de ontwikkeling van een geïntegreerd Europees netwerk van gas-, olie- en elektriciteitsinfrastructuren en interconnecties van het Oostzeegebied tot het gebied rond de Adriatische Zee.

Ik doe ook een beroep op de Raad om een duurzame lokale productie van elektriciteit te waarborgen door gelijke concurrentievoorwaarden te scheppen voor zowel EU- als niet-EU-producenten. Het wordt ook tijd dat het probleem van CO2-lekkages in de elektriciteitssector op EU-niveau wordt aangepakt.

Tot slot is het betreurenswaardig dat de EU-ministers van Buitenlandse Zaken het er niet over eens zijn geworden om de sektarische aanslagen tegen christenen in Egypte en Turkije krachtig te veroordelen. Twee weken geleden leverde het Parlement een solide basis om een krachtig, gezamenlijk standpunt over deze dramatische kwestie in te nemen. Dat de Europese Raad er niet in is geslaagd om tijdig te reageren wekt ongetwijfeld de indruk dat de bescherming van traditionele christelijke minderheden buiten Europa geen EU-prioriteit is.

 
  
MPphoto
 

  Gunnar Hökmark (PPE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats hebben de burgers van Arabische landen evenveel recht op democratie en mensenrechten als ieder ander. Ik denk dat het beleid van de Europese Unie nu moet worden gericht op ondersteuning van de democratische krachten in alle landen waar we zien dat er een verandering op komst is. We moeten ervoor zorgen dat deze verandering, die we in de gehele regio zien, de richting van democratie en mensenrechten opgaat. We zien deze zich voltrekken in de landen van het Oostelijk Partnerschap en in de landen van Noord-Afrika. We moeten resoluut, standvastig en krachtig de boodschap verkondigen dat we democratische krachten, waar dan ook, steunen, en we moeten ze zo sterk mogelijk maken.

Wat ten tweede het energievraagstuk betreft moeten we zorgen voor energie-efficiëntie. We hebben veel programma’s om dat te bereiken, maar we moeten ook op Europees niveau voor gemeenschappelijke netten en systemen voor de distributie van gas en elektriciteit zorgen. Dat is één van de manieren waarop energiebronnen efficiënt kunnen worden benut. Daarnaast moeten we er ook voor zorgen dat we een zodanige productie hebben dat we zonder fossiele brandstoffen kunnen, dat er lage prijzen mogelijk zijn en dat we geen CO2-uitstoot hebben. We worden erg beperkt als we kernenergie afbouwen. Door gebruik te maken van onze energiebronnen, in combinatie met een gemeenschappelijk net en een gemeenschappelijke energiemarkt kunnen we vooruitgang boeken.

 
  
MPphoto
 

  Othmar Karas (PPE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zeg het openlijk: ik mis vastberadenheid, oprechtheid en dynamiek. De tijd dringt! Soms heb ik het gevoel dat we nog steeds proberen om de staatshoofden en regeringsleiders onze wensen kenbaar te maken, in plaats van spijkers met koppen te slaan. We hebben dringend meer moed nodig om meer Europa te krijgen. U moet de moed hebben om overeenstemming te bereiken over wat nodig is en niet slechts over wat mogelijk is! U moet met de traditie breken dat omwille van de binnenlandse politiek het noodzakelijke wordt geblokkeerd of uitgesteld. U moet geen lijst maken van alles wat vanwege nationaal egoïsme en protectionisme niet kan, maar van wat wij samen als Europa moeten doen om concurrerend te zijn en het juiste antwoord op de crisis te bieden!

De situatie vereist nieuwe daden van solidariteit en een volgende stap naar integratie. Ook hebben we behoefte aan een snelle correctie van de constructiefouten van de monetaire unie, te weten de economische en sociale unie. Ik ben voor het concurrentiepact, voor de interne energiemarkt, omdat die er ook voor kan zorgen dat de prijzen dalen, dat we onafhankelijker worden en dat er groei en werkgelegenheid ontstaan. We moeten echter ook ‘ja’ zeggen tegen de onderzoeks-, onderwijs- en innovatieruimte, dat wil zeggen tegen meer Europeanisering van het onderwijs- en onderzoeksbeleid. Ik zeg ook ‘ja’ tegen een economische regering, indien dat de Commissie is, maar niet tegen een nieuw intergouvernementalisme dat het Verdrag van Lissabon ondermijnt.

 
  
MPphoto
 

  Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Raad zal naar verwachting instemmen met het standpunt dat geen enkele lidstaat na 2015 nog een energie-eiland mag zijn.

Over het algemeen bestaan er geen interconnecties in lidstaten waar de aardgassector wordt gedomineerd door één bepaalde exploitant. De infrastructurele vooruitgang die nodig is om toetreding van nieuwe partijen mogelijk te maken is zeer traag, omdat verticaal geïntegreerde monopolies voornamelijk investeren in de versterking van hun eigen dominante positie. Tegelijkertijd is het moeilijk om nieuwe investeerders aan te trekken naar een gesloten markt.

De tenuitvoerlegging van de aardgasrichtlijn – dat wil zeggen, ontvlechting van de eigendom – is de enige doelmatige en verstandige manier om investeringen in de infrastructuur te stimuleren (in dit geval in Litouwen), concurrentie in te voeren en de integratie in de interne energiemarkt te bespoedigen.

Het is echter absurd dat een EU-lidstaat wordt bedreigd of zelfs gediscrimineerd omdat het EU-wetgeving implementeert, terwijl de EU zelf zich afzijdig lijkt te houden.

Daarom wil ik u, collega’s, Commissie en Raad, vragen om elke gelegenheid aan te grijpen om openlijk uw afkeuring uit te spreken over het feit dat een lidstaat onder druk wordt gezet om af te zien van de tenuitvoerlegging van het EU-acquis en om daar tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad steun voor uit te spreken. Ik wil ook graag opmerken dat de tenuitvoerlegging van de aardgasrichtlijn in Litouwen nauwlettend wordt gevolgd door andere lidstaten waar de omstandigheden vergelijkbaar zijn.

Zonder deze toegang wordt de doelstelling om een volledig geïntegreerde en functionerende interne energiemarkt te realiseren, ondermijnd.

 
  
MPphoto
 

  Arturs Krišjānis Kariņš (PPE).(LV) Mijnheer de Voorzitter, binnen dit Parlement lopen de meningen uiteen over wat voor de ontwikkeling van energie in Europa van het grootste belang is. Sommigen zijn van mening dat het antwoord is gelegen in hernieuwbare energiebronnen, terwijl anderen denken dat de oplossing kernenergie is. Weer anderen vinden dat energiebesparing van het grootste belang is. Over één vraagstuk kunnen we het denk ik wel eens zijn, namelijk dat we over gemeenschappelijke energienetwerken in Europa moeten beschikken om een eind te maken aan de situatie waarbij sommige lidstaten compleet worden afgesloten van andere lidstaten, zowel op de elektriciteitsmarkt als in de gassector. In deze context zal er komende vrijdag tijdens de Raadszitting een debat worden gehouden over de wijze waarop de gemeenschappelijke energienetwerken in Europa ontwikkeld moeten worden en wat dat betreft denk ik dat de belangrijkste vraag is waar de financiering vandaan komt. Daarnaast moet er financiering worden gevonden voor projecten die niet direct commercieel levensvatbaar zijn op de korte termijn, dat wil zeggen gemeenschappelijke financiering om een einde te maken aan energie-eilanden.

Dank u voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 

  Csaba Sándor Tabajdi (S&D). - (HU) Ik feliciteer het Hongaarse voorzitterschap van de Europese Unie met het feit dat dit uitermate belangrijke onderwerp eindelijk ook op het hoogste niveau in de Raad wordt besproken. Betaalbare en voor iedereen toegankelijke energie is in het belang van alle EU-lidstaten. De Europese Unie moet alle mogelijke energiebronnen benutten. We hebben echter iets verzuimd waar niemand aandacht aan heeft besteed. György Oláh, de professor van Hongaarse afkomst die een Nobel-prijs heeft gekregen, heeft de methanoleconomie ontdekt. In China functioneren er al heel veel stations, in Europa is er alleen in IJsland een dergelijke energievoorziening. In de Europese Unie werken er helemaal geen energiebedrijven op methanol, terwijl dit uitermate goedkoop is, aangezien energie wordt gegenereerd uit kooldioxide, water en elektriciteit, die kan worden gebruikt voor auto’s, stroom, verwarming en andere toepassingen.

 
  
MPphoto
 

  Andrew Henry William Brons (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, een van de kwesties die tijdens de Europese Raad aan de orde zullen komen, is het verbeteren van de randvoorwaarden – wat die ook mogen zijn – voor onderzoek en innovatie in de Europese Unie.

Er moet natuurlijk een onderscheid worden gemaakt tussen uitvindingen en innovatie, en tussen deze twee zaken en octrooiaanvragen. Als je de geografische herkomst van al deze zaken zou bekijken, zou je echter zien dat er geen sprake is van een gelijkmatige geografische spreiding over de hele wereld.

Je zou zien dat een onevenredige hoeveelheid van deze zaken afkomstig is van bepaalde landen elders in de wereld die rechtstreekse of historische banden met Europa hebben. Hoe zou dat komen? Zou de reden daarvoor misschien een verklaring kunnen zijn voor de randvoorwaarden waar de Innovatie-Unie zo ijverig naar streeft? Wat zou de verklaring kunnen zijn? Welnu, als het niet aan het klimaat ligt, er niets in het water zit en het ook niets te maken heeft met eetgewoonten of zindelijkheidstraining onder koude omstandigheden, wat blijft er dan nog over?

Ik vrees dat ik het antwoord schuldig moet blijven. Maar wat het ook is, we moeten voorkomen dat we de oorzaak uit onwetendheid ontkennen.

 
  
MPphoto
 

  András Gyürk (PPE). (HU) De energietop van 4 februari kan een echte doorbraak worden, omdat woorden en daden dan eindelijk samenkomen. De Raad moet tegelijkertijd aan de slag met de strategiekwestie en de infrastructuur die nodig is voor de uitvoering. Ik hoop dat de resultaten onze verwachtingen zullen inlossen en dat we er op 4 februari getuige van kunnen zijn dat er een echt gemeenschappelijk Europees energiebeleid tot stand komt.

Staat u me nog een laatste gedachte toe, mijnheer de Voorzitter. Graag verwelkom ik de briefwisseling tussen de Europese Commissie en de Hongaarse regering over de Hongaarse mediawet. Ik ben blij dat de dialoog in zulke zaken volgens de gebruikelijke, procedurele methode verloopt. Dit moet iedereen geruststellen die belang heeft bij de oplossing van het probleem. Ik ben ervan overtuigd dat deze zaak binnen enkele weken kan worden afgerond. Er is dan geen enkele reden meer voor verdere kwaadaardige en ongegronde politieke aanvallen. Ik denk dat dít het belang is van de Europese Unie en niet datgene waarvan we vandaag tijdens een toespraak hier in dit Parlement helaas getuige waren.

 
  
MPphoto
 

  Zigmantas Balčytis (S&D). - (LT) De komende tien jaar zijn van doorslaggevend belang voor de hele Europese Unie, omdat de lidstaten serieuze beslissingen moeten nemen: de bestaande bronnen en infrastructuur vervangen en tegemoetkomen aan een groeiende vraag naar energie, die essentieel zal zijn voor de Europese economische ontwikkeling in de toekomst. Deze Europese Raad over energie is van groot belang. Het kan een historische gebeurtenis worden als er een akkoord wordt bereikt over specifieke principes voor de ontwikkeling van de interne energiemarkt. Hierdoor kunnen alle 27 lidstaten daadwerkelijk hun acties coördineren en zich volledig inzetten om onze economische ruimte groter en concurrerender te maken, meer banen te creëren en sociale uitsluiting terug te dringen. Ik denk dat het uitermate belangrijk is om specifieke afspraken te maken, waardoor energie-eilanden in de lidstaten kunnen worden teruggedrongen of opgeheven. Om dit te bewerkstelligen is het buitengewoon van belang om politieke bereidwilligheid en solidariteit te verzamelen en ervoor te zorgen dat we niet alleen projecten ontwikkelen die commercieel aantrekkelijk zijn, maar projecten die noodzakelijk zijn voor de Europese Unie. Ook is het naar mijn idee van groot belang om bindende tijdschema's op te stellen voor lidstaten, zodat ze tijdig hun verplichtingen om deze projecten uit te voeren kunnen nakomen. Ook al hangen investeringsbesluiten doorgaans van de marktspelers af, politieke besluiten zijn ook enorm van belang als het gaat om het scheppen van een stabiel en transparant investeringsklimaat.

 
  
MPphoto
 

  Maroš Šefčovič, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit debat bevestigt duidelijk dat energie en innovatie beide absoluut noodzakelijk zijn voor de toekomst van Europa en de toekomst van de Europese economie. We zijn het er ongetwijfeld allemaal over eens dat als we nu de juiste stappen nemen, we niet alleen op de korte termijn een belangrijke bijdrage aan het economisch herstel kunnen leveren, maar tevens onze Europese economie op de lange termijn veel concurrerender kunnen maken.

Ik ben het ook eens met al diegenen die om concrete doelstellingen en concrete maatregelen vragen. De Commissie werkt er dan ook hard aan om tot zeer duidelijke doelstellingen te komen. We willen graag dat er in 2014 een echte interne markt voor energie tot stand gebracht is. Het wordt tijd dat we het potentieel van de interne markt op dit belangrijke economische gebied ontsluiten. Om één getal te noemen: als we dit goed aanpakken, kunnen consumenten dertien miljard euro besparen dankzij de mogelijkheid om stroom van een goedkopere leverancier te betrekken. Dat is meer dan honderd euro per jaar per consument. En dat is nog maar het begin. Daarom moeten we druk uitoefenen op de Europese Raad en hem ertoe aanzetten het eigenaarschap voor de interne energiemarkt op zich te nemen en eigenaarschap uit te oefenen met betrekking tot de zo belangrijke omzetting van de wetgeving, niet alleen op Europees niveau maar ook op nationaal niveau in alle lidstaten.

Ik heb heel goed geluisterd naar de Parlementsleden uit de Baltische staten. Ik denk dat het hoog tijd wordt om een eind te maken aan de situatie van geïsoleerde energie-eilanden. Het jaar 2015 is derhalve het juiste moment om het werk in verband met dit bijzonder belangrijke project af te ronden en ervoor te zorgen dat onze Baltische lidstaten op het echte Europese netwerk worden aangesloten.

Als er iets was waarmee ik het niet helemaal eens was, was het de verklaring over de State of the Union van Barack Obama. Ik heb ernaar geluisterd en ik moet zeggen dat ik het idee had dat veel was ingegeven door wat wij hier in Europa doen, door wat wij hebben voorgesteld in de EU 2020-strategie. Hij sprak over energie-efficiëntie, het belang van onderwijs, de nieuwe stimulans voor milieubescherming en armoedebestrijding. Dit zijn precies de doelstellingen die wij ons voor de komende tien jaar hebben gesteld.

Ik geloof echt dat wij op het gebied van milieubeleid leiders zijn. Als je kijkt naar het standpunt van de Europese Unie tijdens alle milieutoppen, zie je hoeveel energie wij erin stoppen om de hele wereld op dit terrein op de juiste koers te krijgen. Wat onze doelstellingen – onze befaamde doelstellingen voor 2020 – betreft, doen we het vrij goed op het gebied van de emissiereductie. We doen het ook vrij goed als het gaat om het verhogen van het aandeel van hernieuwbare bronnen in onze totale energieproductie.

Maar ik moet toegeven dat we inderdaad achterblijven als het gaat om het halen van de doelstellingen voor energie-efficiëntie. Daarom zullen wij, als Commissie, de ontwikkeling op dit gebied nauwlettend volgen en zullen we de doelstellingen in 2013 opnieuw bekijken. Ik kan u beloven dat, als de resultaten niet ambitieus genoeg zijn, we serieus zullen overwegen om op dit terrein ook juridisch bindende doelstellingen op te leggen. We weten allemaal dat de schoonste energie veilige energie is.

Wat de opmerkingen over de innovatie-economie betreft, denk ik dat het heel duidelijk is dat we het niveau van de innovatieprioriteiten en het innovatiebeleid moeten verhogen. We moeten het potentieel ontsluiten waarover we in Europa al vele jaren beschikken. We zien dat we het ten aanzien van het dichten van de innovatiekloof tussen ons en de VS en Japan niet zo goed doen als we hadden verwacht. We zien dat opkomende economieën ons langzaam inhalen, en dus moeten we ons zoveel mogelijk op dit gebied richten.

We moeten analyseren wat de echte oorzaken van ons gebrek aan ambitieuze vooruitgang zijn. Een van de oorzaken is al genoemd, namelijk het probleem van de bureaucratie en de te ingewikkelde regels. Daarom heeft de Commissie al voorgesteld – en het voorstel is vorige week aangenomen – de regels voor het zevende kaderprogramma voor al het innovatiebeleid te vereenvoudigen. Ik denk dat we tijdens de besprekingen over het volgende meerjarig financieel kader allemaal in de gelegenheid zullen worden gesteld om de wijze waarop we Europese programma’s tot uitvoering brengen, te verbeteren, omdat we ook financiële verordeningen zullen bespreken. We moeten heel zorgvuldig op zoek naar evenwicht tussen gepaste controle en de noodzakelijke flexibiliteit bij de uitvoering van programma’s, om te voorkomen dat we extra bureaucratie creëren voor programma’s die van bijzonder belang zijn voor het bevorderen van innovatiebeleid in Europa.

De economie zal natuurlijk ook aan de orde komen. De Europese Raad van februari wordt een overgangsvergadering waar zal worden gezocht naar een alomvattende benadering van de huidige economische uitdagingen in Europa, zowel met betrekking tot de eurozone als op het gebied van versterkt economisch bestuur voor de hele Europese Unie. Ik kan u verzekeren dat de Commissie maatregelen zal blijven voorstellen om de situatie op de financiële markten te stabiliseren en zal blijven zoeken naar langetermijnoplossingen. We zijn van mening dat dit alles zal leiden tot een alomvattende reactie die ons in staat stelt om eindelijk uit de reactieve modus te stappen en plannen te maken voor langetermijnmaatregelen en versterking van de Europese economie voor de lange termijn.

Wat de opmerkingen over een Verdragswijziging en het opzetten van het permanente Europees Stabiliteitsmechanisme betreft: de Commissie is ervan overtuigd dat het Verdrag het juiste kader biedt voor verdere versterking van het economisch bestuur. Het is heel duidelijk dat als we dit buiten het Uniekader om willen doen, dit politieke en institutionele kwesties opwerpt die de Commissie heel zorgvuldig zal moeten onderzoeken. Ik weet zeker dat de leiders deze kwestie vrijdag tijdens de Europese Raad ook zullen bespreken.

De situatie in Egypte en Tunesië is vanochtend in het college van commissarissen besproken. Er was duidelijke steun voor de gewettigde aspiraties van de bevolking van Egypte en er werd duidelijk bevestigd dat de Commissie bereid is om tijdens deze overgang meer steun aan Egypte en zijn bevolking beschikbaar te stellen. De discussie over de situatie in Tunesië en Egypte volgt nog en ik weet zeker dat mijn collega Cathy Ashton er uitvoeriger op zal kunnen ingaan.

 
  
MPphoto
 

  Enikő Győri, fungerend voorzitter van de Raad. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de sprekers voor alle opmerkingen en interventies. Ik ben hier in het Parlement getuige geweest van een bijzonder waardevolle discussie, die zal bijdragen tot de discussie die de staatshoofden en regeringsleiders vrijdag zullen voeren over energie- en innovatiekwesties.

Ik begrijp het Parlement volkomen wanneer het zegt dat wij op het gebied van energie of innovatie niet genoeg doen. We willen de bepaling van het Verdrag van Lissabon inzake de vorming van de Europese interne energiemarkt ten volle nakomen en zijn vastbesloten om in die richting te werken. Moedigt u ons vooral aan om meer te doen op dit terrein. Ik zal verder niet in detail treden omdat ik van mening ben dat vicevoorzitter Šefčovič zeer uitvoerig is ingegaan op alle aspecten van het toekomstige gemeenschappelijk energiebeleid in Europa.

Hetzelfde geldt voor innovatie. We vinden allemaal dat we met meer voorstellen moeten komen voor innovatie. De Innovatie-Unie is een grote investering in de toekomst.

Een sterk Europa kan niet zonder krachtig gemeenschappelijk beleid en een Europees energie- en innovatiebeleid dient daar een onderdeel van te zijn.

Mijn vraag voor de heer Schulz is waarom hij mij toestond te antwoorden als vertegenwoordiger van de Hongaarse regering. Ik denk dat de brief die de heer Schulz heeft gelezen, niet de brief is die wij naar de Commissie hebben gestuurd. Hij zei dat de Hongaarse regering geen acht heeft geslagen op de consensus in de Commissie en niet bereid was er rekening mee te houden. Ik zal een paar regels uit deze brief citeren, beginnend met de verklaring dat de regering van de Republiek Hongarije bereid is de mediawet te herzien. "Wijziging van de wetgeving kan worden overwogen". "De Hongaarse regering is ook bereid om te onderzoeken of er, indien nodig, andere juridische oplossingen mogelijk zijn". En tot slot, "als de Commissie … het nog steeds noodzakelijk acht om de Hongaarse wetgeving ..." na de raadplegingen "te wijzigen …, zijn wij bereid een begin te maken met de voorbereiding van deze wijzigingen".

Ik wil u er dus alleen maar op wijzen dat er sprake is van een raadpleging, zoals duidelijk in de brief staat. Wij zijn er klaar voor. De Commissie zei gisteren dat ze blij was dat het antwoord binnen was. Deskundigen gaan nu aan de slag en het is aan ons om een oplossing voor dit soort probleem te vinden. Ik hoop van harte dat er in de toekomst allerlei discussies zullen worden gevoerd over energie en innovatie en dat het voorzitterschap niet op één hoop wordt gegooid met bepaalde aspecten van bepaalde politieke partijen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Het debat is gesloten.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De aanstaande bijeenkomst van de Raad zal handelen over energie en innovatie. Voorgesteld wordt om de interne markt voor elektriciteit en gas te integreren en te "voltooien". Wij weten maar al te goed dat deze doelstelling paal en perk heeft gesteld aan het vermogen van de lidstaten om hun sociale functie naar behoren te vervullen via goed uitgeruste, goed gefinancierde en doeltreffende overheidsdiensten, en dat zij geleid heeft tot liberaliseringen en privatiseringen die vroeg of laat onvermijdelijk zijn uitgemond in monopolievorming op Europees niveau. Er zal met andere woorden geen verandering komen in deze strategische sector die van vitaal belang is. Te midden van dit alles en als eenvoudigste manier om de beoogde weg te effenen wordt – op demagogische wijze – gewag gemaakt van kwesties die betrekking hebben op de continuïteit van de energievoorziening: het gaat hier weliswaar om een belangrijk probleem dat dringend besproken en opgelost moet worden, maar die oplossing dient te worden uitgewerkt in een ander kader. Innovatie wordt nu al haast uitsluitend beschouwd als een manier om innovatieve ideeën tot nieuwe marktproducten om te vormen en niet als wat het zou moeten zijn: een noodzakelijk middel om bij te dragen aan een antwoord op de problemen en uitdagingen waarmee de mensheid wordt geconfronteerd. Tijdens het debat is echter gebleken dat deze kwesties niets anders zijn dan een rookgordijn voor een andere discussie, namelijk die over de verdieping van de rampzalige en antidemocratische mechanismen van het zogenaamd "economisch bestuur" en de versterking van de wurggreep waarin burgers en landen zoals Portugal worden gehouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk.(PT) Energie en innovatie zijn van essentieel belang voor de groei en de werkgelegenheid. De energiesector is het voorwerp van een groot Europees integratieproces, zoals dat in het verleden met de interne markt het geval was. Europa heeft een ambitieuze visie nodig en een concreet plan op het gebied van innovatie en energie. Ik hoop dat de bijeenkomst van de Europese Raad aanstaande vrijdag zich in dit verband zal ontpoppen tot een belangrijke mijlpaal. Ofschoon er reeds aanzienlijke stappen zijn gezet op het terrein van de Europese energie- en klimaatstrategie, moeten wij nog verder gaan. Wij moeten een voortrekkersrol blijven spelen op het gebied van de technologie door meer te investeren in onderzoek en innovatie, de nodige infrastructuur aan te leggen en meer ingenieurs, wetenschappers en technici op te leiden. In deze kritieke tijden van economische crisis moet dringend actie worden ondernomen. En er bestaat een manier om dat te bewerkstelligen: wij moeten een radicale verandering teweegbrengen in de wijze waarop wij energie produceren en gebruiken in onze samenleving.

 
  
MPphoto
 
 

  Lena Kolarska-Bobińska (PPE), schriftelijk. – (PL) De energietop die deze week plaatsvindt, zal de nadruk leggen op de betekenis van energiesolidariteit. Een volledige interne markt en een pan-Europees netwerk, handhaving van wetgeving en transparante regelgeving zijn de meest effectieve manieren om de energievoorzieningszekerheid veilig te stellen. Helaas wordt dit niet begrepen door een aantal leiders van onze landen. In plaats daarvan blijven zij vertrouwen op hun eigen, binnenlandse oplossingen voor het energievraagstuk en onderhandelen zij met leveranciers uit derde landen. We moeten daarom de recente oproepen van Europese energiebedrijven tot marktliberalisatie en volledige omzetting van de EU-energiewetgeving in overweging nemen. We moeten er zeker van zijn dat we in het kader van de voorbereiding van het infrastructuurpakket op basis van heldere en transparante criteria de Europese projecten selecteren waarin we willen investeren. Bij de vorming van een pan-Europees netwerk moeten we, zoals de heer Barroso al heeft opgemerkt, extra aandacht besteden aan investeringen in landen met een bijzonder zwak ontwikkelde en verouderde infrastructuur. De markt doet dit niet uit zichzelf; daar is overheidsgeld voor nodig. Op energiegebied kunnen we ons namelijk geen Europa van twee snelheden veroorloven. Dank u wel.

 
  
MPphoto
 
 

  Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. (RO) De belangrijkste prioriteit voor het behalen van de gestelde doelen is dat de EU het derde pakket voor de elektriciteits- en gasmarkt goed en snel uitvoert. Ontwikkeling van de energie-infrastructuur speelt een hoofdrol in de werking van de interne markt. In dit verband wil ik benadrukken dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan de financiering van deze infrastructuur voor de periode tot 2020. De Europese Commissie moet concrete cijfers presenteren over de investeringsvereisten en zo snel mogelijk het financieringsinstrument voor de energie-infrastructuur voorleggen. Naast de maatregelen die de Europese Commissie moet nemen is het van belang om de partnerschappen van de Europese Unie met internationale financiële instellingen te versterken, om innovatieve financiële instrumenten te vinden. Er moet ook een geschikt financieringskader worden gerealiseerd, met name door het verbeteren van de regels voor het toewijzen van middelen voor grensoverschrijdende of technologisch geavanceerde projecten.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogdan Kazimierz Marcinkiewicz (PPE), schriftelijk. (PL) Ik ben van mening dat de Europese Raad zich op de komende energietop van 4 februari ten doel moet stellen te garanderen dat alle energiebronnen, zowel de conventionele als de niet-conventionele, gelijk worden behandeld. Inheemse energiebronnen, waaronder fossiele brandstoffen (steenkool, schaliegas) moeten bijzondere aandacht krijgen om de energiezekerheid van de EU te waarborgen. Het exploiteren van genoemde bronnen zal bij voldoende EU-steun doorslaggevend zijn, niet alleen voor de energievoorzieningszekerheid, maar ook voor het concurrentievermogen en de werkgelegenheid in de EU. Tegelijkertijd wijs ik erop dat het zekerstellen van passende investeringen in de energie-infrastructuur van de EU een garantie is voor de verdere ontwikkeling van de lidstaten. Ik hoop dat de conclusies van de Europese Raad een juiste afspiegeling zullen zijn van het huidige debat over de doelstellingen voor 2050 en dat zij niet worden gepubliceerd voordat het voor maart 2011 geplande debat over die doelstellingen heeft plaatsgevonden. Dank u wel.

 
  
MPphoto
 
 

  Iuliu Winkler (PPE), schriftelijk.(RO) Op dit moment zijn er 27 energiemarkten in de EU. Het gebrek aan onderlinge koppeling leidt ertoe dat de EU-doelstellingen voor economische concurrentiekracht en energiezekerheid niet worden gehaald. Het ontbreken van een geïntegreerde markt betekent dat het EU-beleid niet in staat is om doeltreffende oplossingen te bieden voor de problemen in verband met de daling van de Europese olie- en gasreserves, de stijging van de prijzen van aardgas en ruwe olie, de wereldwijd toenemende vraag naar energie en de opwarming van de aarde. Ik verwelkom de aankondiging van commissaris Oettinger met betrekking tot de door de Commissie voorgestelde ambitieuze termijn. Daarin staat namelijk dat 2015 de uiterste termijn wordt voor het afronden van de interne energiemarkt. Ik verwelkom eveneens de intentie om de gas- en elektriciteitsnetwerken van de 27 lidstaten op elkaar aan te sluiten en een geschikte infrastructuur te realiseren voor het bereiken van de EU-doelstellingen. Ik hoop dat de inzet van de Commissie door de Europese leiders wordt opgevat als een oproep om de werkelijke langetermijnbelangen van de lidstaten op de voorgrond te plaatsen. Alleen als er zo spoedig mogelijk een krachtige beslissing wordt genomen zal het mogelijk zijn om een begin te maken met de totstandkoming en versterking van de gemeenschappelijke energiemarkt en het gemeenschappelijk beleid. Dit zijn de enige factoren die ieders energiezekerheid op middellange en lange termijn kunnen garanderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Martin Kastler (PPE), schriftelijk.(DE) Het is schokkend dat er wereldwijd nog steeds christenen vervolgd en vermoord worden. Het is een bewijs van onvermogen van Europa dat de ministers van Buitenlandse Zaken in de Raad er niet in slagen om daarop te reageren. Zij negeren de wil van het Parlement. De EU moet iets doen. Ik verzoek de Raad dringend om blijk te geven van zijn verantwoordelijkheid voor het grondrecht van de vrijheid van godsdienst. U moet snel een uitvoerbare strategie ontwikkelen voor de bescherming van christenen in de hele wereld. Ook moet u een eigen desk voor interculturele en religieuze vraagstukken in de Europese Dienst voor extern optreden creëren. Dit moet nu onmiddellijk worden gedaan, en niet ergens in de toekomst!

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. – (DE) Ik wil iets zeggen over twee onderwerpen: 1. Het energiebeleid. Via de huidige weg van het energiebeleid komen we niet snel genoeg bij ons doel. De EU kan belangrijke stappen zetten door eenvoudigere en snelle procedures toe te passen bij de uitbreiding van de energie-infrastructuur, hetgeen echter in geen geval ten koste mag gaan van de burgers en het Verdrag van Aarhus mag niet worden ondermijnd. Transparantie en begrijpelijkheid van de werkzaamheden zijn noodzakelijke voorwaarden. Natuurlijk moet het MKB met zijn innovatief vermogen als gelijkgerechtigde partner hierbij betrokken worden. 2. De financiële crisis. De veranderingen in de wereld van de financiële markten zijn veel sneller dan de reacties van Raad tot nu toe. Om de hieruit voortvloeiende algemene onzekerheid bij burgers en in de financiële wereld tegen te gaan is snel en vastberaden optreden vereist.

 
  
MPphoto
 
 

  Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (S&D), schriftelijk. – (PL) Tijdens de komende top van de Europese Raad die staat gepland op 4 februari, zullen staatshoofden en regeringsleiders twee thema's bespreken: het energiebeleid van de Gemeenschap en onderzoek en ontwikkeling. Energie-efficiëntie, hernieuwbare energiebronnen en continuïteit van voorziening (een zaak die voor Polen bijzonder belangrijk is) zijn de belangrijkste aspecten van het eerste thema. In het kader van het tweede thema zullen internationale wetenschappelijke samenwerking en het stroomlijnen van de wetenschappelijke EU-programma's aan de orde komen. Ik krijg echter de indruk dat de top die is bijeengeroepen onder de noemer van energie en innovatie, langzamerhand verandert in een top over actuele problemen, zowel interne zaken van de Europese Unie (economisch beleid) als kwesties die verder van ons af staan (de politieke situatie in Tunesië, Egypte en Wit-Rusland). De hoeveelheid problemen die de EU op het bordje krijgt, stijgt explosief en dat probleem kan zelfs niet opgelost worden door de organisatie van meer EU-toppen, zoals de voorzitter van de Europese Raad, de heer Van Rompuy, heeft voorgesteld. Binnenkort moet de EU antwoord geven op een aantal vragen. Bijvoorbeeld: moet de financiering van de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit worden verhoogd? Op welke manier moet het economisch beleid van de lidstaten worden gecoördineerd om ervoor te zorgen dat die faciliteit in de toekomst niet meer nodig is? En tot slot, hoe moet worden gereageerd op gebeurtenissen met een grote internationale impact, zodat de stem van de EU gehoord wordt. Bij het vinden van antwoorden zijn niet alleen de cijfers, de energiedoelstellingen die voor 2020 gehaald moeten worden, van belang, maar ook de oprechte politieke wil van de lidstaten. Europa gebruikt een vijfde van alle energie op de wereld, maar hoeveel tijd zal zij besteden aan het energievraagstuk op de bijeenkomst op vrijdag in Brussel?

 
  
MPphoto
 
 

  Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. – (PL) In het debat over de voorbereiding van de bijeenkomst van de Europese Raad die zal plaatsvinden op 4 februari aanstaande, is het probleem van het energiebeleid van de Europese Unie aan de orde gesteld. Energiezekerheid is een prioriteit en we moeten de vorming van een gezamenlijke energiemarkt aanvaarden als gezamenlijke Europese doelstelling die we met geïntegreerde maatregelen proberen te bereiken. Een ander belangrijk punt in het debat waren de alternatieve energiebronnen die een steeds grotere rol spelen in Europa. De ontwikkeling van moderne technologieën en het scheppen van groene banen zijn nauw verbonden aan het energiebeleid. Verder moeten we extra aandacht besteden aan de uitbreiding van de Europese onderzoeksruimte. Deze maatregelen passen uitstekend bij het idee achter de Europa 2020-strategie die inzet op innovatie, ontwikkeling van wetenschappelijk onderzoek en het scheppen van groene banen. Europa moet ook op dit gebied de krachten bundelen.

 

15. De toestand in het Middellandse-Zeegebied, met name in Tunesië en Egypte (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid over de toestand in het Middellandse-Zeegebied, met name in Tunesië en Egypte.

 
  
MPphoto
 

  Catherine Ashton, vicevoorzitter van de Commissie/ hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid. (EN) Mijnheer de Voorzitter, we hebben de recente gebeurtenissen in Tunesië en daarna in Egypte allemaal zeer aandachtig gevolgd.

De bevolking in beide landen heeft gewettigde grieven en aspiraties geuit en ze verwachten een behoorlijke respons, niet alleen binnen hun eigen land maar ook van hun partners, waaronder de Europese Unie. Hun boodschap is duidelijk: hun politieke systemen zijn het keerpunt voorbij en er moet nu iets veranderen.

Ik maak van de gelegenheid gebruik om mijn bewondering uit te spreken voor hun waardigheid en moed. In het licht van wat we nu op televisie zien, met name uit Egypte, roep ik op tot kalmte, terughoudendheid en dialoog.

Ik zal het eerst over Tunesië hebben. De veranderingen die hebben plaatsgevonden, zijn opmerkelijk en hebben de weg vrijgemaakt voor een democratischer ontwikkeling van het land. Ondanks de vele uitdagingen worden we de positieve ontwikkelingen in Tunesië, waar pogingen worden ondernomen om aan de eisen van de bevolking tegemoet te komen, nu al gewaar. De overgangsregering heeft een aantal belangrijke stappen genomen, met name door politieke gevangenen vrij te laten en vrijheid van meningsuiting toe te staan en door familieleden van voormalig president Ben Ali te vervolgen wegens corruptie.

Verder zijn er drie onafhankelijke commissies opgezet en aan de slag gegaan: de commissie die onderzoek gaat doen naar corruptie en misbruik van overheidsgelden, de commissie die onderzoek gaat doen naar misstanden tijdens de repressie gedurende de recente gebeurtenissen, en de hoge commissie voor politieke hervorming.

Ik heb ook nota genomen van de meest recente wijziging van de regeringssamenstelling in antwoord op de eisen van de bevolking. De belangrijkste oppositiepartijen en de belangrijkste vakbond – de Algemene Unie van Tunesische Arbeiders – hebben zich achter de regering geschaard. Vrede en stabiliteit zijn van belang om democratische en transparante verkiezingen in Tunesië te kunnen houden en wezenlijke politieke, economische en maatschappelijke veranderingen tot stand te kunnen brengen. De Europese Unie is er om het land en zijn bevolking tijdens deze moeilijke overgangsperiode te steunen en we hebben onmiddellijk gereageerd – niet om onze standpunten of ideeën op te leggen, maar om onze hulp en samenwerking aan te bieden.

Ik sprak vorige week, kort na zijn benoeming, met de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken, de heer Ounaies, en vandaag hebben we elkaar ontmoet in Brussel – de eerste plaats die hij sinds zijn benoeming heeft bezocht. We hebben hier uitgebreid gesproken over de vraag hoe de Europese Unie de overgang en het Tunesische volk het beste kan steunen. Hij bevestigde vandaag het verzoek om steun van de EU tijdens de voorbereidingsfase van de verkiezingen en bij de waarneming van toekomstige verkiezingen. We staan op het punt om een missie van deskundigen naar Tunesië te sturen om de kieswetgeving te beoordelen en de overgangsautoriteiten hierover juridisch advies te geven. Vorige week was Hugues Mingarelli, directeur van EDEO, ter plekke in Tunesië om met de bevolking te spreken over hun behoeften.

Wat de andere vormen van hulp betreft: we hebben de toewijzing voor samenwerking met het maatschappelijk middenveld verhoogd. Dit zal worden gecombineerd met een heroriëntatie van onze steunprogramma’s om de mensen directer te kunnen helpen. Een royaal beleid is niet genoeg om het benodigde economisch en maatschappelijk welzijn en een betere verdeling van de welvaart voor alle Tunesiërs tot stand te brengen. We moeten onze prioriteiten met Tunesië dus opnieuw bekijken, uitgaand van de nieuwe situatie, en onze hulp afstemmen op de maatschappelijke behoeften aldaar.

De minister heeft mij vandaag op de hoogte gebracht van de bezorgdheden die spelen en de plannen die ze hebben. We zullen dus samen met andere internationale partners kunnen reageren.

Ik heb concrete steun aangeboden, om te beginnen op het gebied van verkiezingssteun, bestuur en overgang naar democratie, steun voor het maatschappelijk middenveld en NGO’s, steun voor de rechtsstaat en justitiële hervormingen, economisch bestuur en corruptiebestrijding, en economische en maatschappelijke ontwikkeling (waaronder steun voor verarmde gebieden in Centraal- en Zuid-Tunesië).

We zijn ook bereid om, samen met de lidstaten, met mobiliteit samenhangende maatregelen en grotere markttoegang te overwegen. Werkcontacten over al deze kwesties zijn in volle gang en we zullen de dialoog voortzetten. Ik ben van plan na volgende week naar Tunesië te reizen.

Ten aanzien van het verzoek van de Tunesische autoriteiten om de tegoeden van de heer Ben Ali en de personen die nauw met zijn regime verbonden zijn, te bevriezen, hebben we de eerste stappen al genomen. We hebben de procedures versneld die het de Raad Buitenlandse Zaken maandag mogelijk maken een besluit over beperkende maatregelen aan te nemen, met het oog op bevriezing van tegoeden van personen naar wie in Tunesië een onderzoek loop in verband met verduistering van overheidsgelden. De Tunesische autoriteiten hebben ons een lijst ter beschikking gesteld met de namen van de personen voor wie deze maatregelen zouden moeten gelden.

Zoals ik al aangaf, is onze directeur Hugues Mingarelli vorige week naar de regio afgereisd. Hij heeft daar besprekingen gevoerd met de interim-regering en de voorzitters van elk van de drie onlangs opgerichte commissies en heeft vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld ontmoet.

Ik verwelkom ook het initiatief van het Europees Parlement om een delegatie naar Tunesië te sturen. Ik ben van mening dat het van wezenlijk belang is dat de bevolking van Tunesië ziet dat de EU, en met name het Europees Parlement, hen volledig steunt tijdens deze kritieke overgangsfase naar democratie. We moeten alle mogelijke contacten tussen mensen versterken en het maatschappelijk middenveld de hand reiken. Dat betekent onder andere dat we NGO’s, beroepsverenigingen en studentenuitwisselingen moeten steunen.

We hebben nu de gelegenheid om het partnerschap tussen Tunesië en de Europese Unie te steunen op basis van een bekrachtiging van de democratie en economische en maatschappelijke hervorming. Ik hoop dat we op het wederzijdse respect en vertrouwen tussen onze bevolkingen kunnen voortbouwen en dat dit leidt tot stabiliteit en een democratische en welvarende toekomst voor Tunesië. In dat verband verheug ik me op de komende vrije en democratische verkiezingen en de vorming van de nieuwe regering. Ik ben met de Tunesische minster van Buitenlandse Zaken overeengekomen de onderhandelingen over de gevorderde status binnenkort te hervatten, zodat we deze kunnen afronden zodra er een nieuwe, democratisch gekozen regering is aangetreden.

Tot slot beschreef de minster van Buitenlandse Zaken de sfeer als een van verzoening. Ik hoop dat we er samen met Tunesië voor kunnen zorgen dat deze sfeer leidt tot een nieuwe, vrijere democratie.

Ik wil nu stilstaan bij de situatie in Egypte. Iets meer dan een week geleden waren we getuige van het begin van een bijzondere ontwikkeling in dat land. De betogingen tegen de regering – die duidelijk waren geïnspireerd op de gebeurtenissen in Tunesië en daarbuiten, en voornamelijk tot stand zijn gebracht via de sociale media en mondelinge kanalen – hebben volgens mij de hele wereld verrast.

De grote kracht van deze volksopstand is dat deze verspreid over heel Egypte plaatsvindt. Honderdduizenden mensen, jong en oud, mannen en vrouwen, gaan de straat op en eisen hun legitieme politieke en sociaaleconomische rechten op. De protesten hebben zich vanuit Cairo verspreid naar Alexandrië en Suez en de rest van Egypte. De menigte wordt steeds omvangrijker en diverser en de betogers eisen eensgezind het aftreden van de regering en naleving van de fundamentele mensenrechten.

De aanvankelijk betrekkelijk vreedzame protesten worden steeds gewelddadiger en de politie schiet met traangas en rubberkogels en zet waterkanonnen in. We vrezen dat er ook met scherp is geschoten. Net als alle geachte afgevaardigden hier betreur ik de talrijke doden die tijdens de betogingen zijn gevallen en mijn gedachten gaan uit naar de mensen die dierbaren hebben verloren. Het grote aantal gewonden en arrestanten is ook een bron van grote zorg. Alle partijen moeten zich zien te beheersen en een eind maken aan het geweld.

We hebben ons voorbereid op de Raad Buitenlandse Zaken van komende maandag door middel van onze conclusies. Daarin roepen we de Egyptische autoriteiten op alle vreedzame betogers die gevangen zijn genomen, onmiddellijk vrij te laten. Vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vergadering zijn fundamentele mensenrechten voor iedereen en het is de plicht van de staat om die te beschermen. De beperkingen die aan de media, waaronder internet, zijn opgelegd, zijn onaanvaardbaar en ik dring er bij de Egyptische autoriteiten op aan om alle communicatienetwerken onverwijld te herstellen.

Door middel van door het hele land verspreide demonstraties geeft het Egyptische volk uitdrukking aan zijn verlangen naar verandering. Overal in het land komen bij elke demonstratie honderdduizenden op de been. Het is van het grootste belang dat er nu naar deze stemmen wordt geluisterd en dat met spoed en op besluitvaardige wijze met concrete maatregelen op de situatie wordt gereageerd. De tijd is aangebroken voor een ordelijke overgang en een vreedzame en verstrekkende transformatie.

De autoriteiten moeten een open dialoog met de politieke machten aangaan en deze serieus nemen. Het is van belang dat het maatschappelijk middenveld een cruciale rol speelt bij deze dialoog. Via een breed gedragen regering moeten de Egyptische autoriteiten snel een begin maken met een waarachtig proces van substantiële democratische hervorming en de weg vrijmaken voor vrije en eerlijke verkiezingen.

Wij zullen een Egypte dat streeft naar een transformatie tot een democratischer en pluralistischer maatschappij, alle steun bieden. We hebben een gedeeld belang bij vrede en welvaart in het Middellandse-Zeegebied en het Midden-Oosten.

Wat we nu moeten doen is de middelen waarover we beschikken, aanpassen en versterken om de nodige politieke, economische en maatschappelijke hervormingen te kunnen steunen. De elementen democratie, mensenrechten en rechtsstaat zijn reeds kenmerkend voor onze samenwerking en het is zaak dat we deze inspanningen heroriënteren en versterken.

Politiek betekent voor mij verandering; politiek betekent mensen helpen hun eigen leven in te richten. We zien in de hele Arabische wereld diverse, potentieel positieve veranderingen plaatsvinden, waartoe de bevolking met haar eisen de impuls geeft.

Als Europese Unie bieden wij de regio en de bevolking solidariteit en steun om de hervormingen tot uitvoering te brengen. We zijn een unie van democratieën – we hebben een democratische roeping en dus zullen we dit proces op vindingrijke en vastberaden wijze steunen.

 
  
  

VOORZITTER: STAVROS LAMBRINIDIS
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, namens de PPE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ongeacht de uitkomst of de afloop van de ontwikkelingen in Egypte denk ik dat we met een gerust hart kunnen zeggen dat er voortaan een ‘voor’ en een ‘na’ de gebeurtenissen in Tunesië zal zijn.

Ik denk niet dat we in deze vergaderzaal moeten gaan zoeken naar schuldigen omdat de Europese Unie overrompeld werd door deze crisis, maar ik vind wel dat we er een aantal conclusies uit moeten trekken.

In de eerste plaats dient de Europese Unie zichtbaarder te zijn. Zij dient met één enkele stem te spreken en elke vorm van kakofonie te vermijden. Daarom hebben we ook een Europese Dienst voor extern optreden en de functie van de hoge vertegenwoordiger gecreëerd.

In de tweede plaats moeten we de juiste les trekken uit het toegeeflijke beleid jegens vijanden van de vrijheid, van Wit-Rusland tot Cuba, en met inbegrip van de Middellandse Zeelanden. We moeten ons afvragen of er werkelijk meer stabiliteit is, meer welvaar en meer democratie, zoals beoogd door het Barcelona-proces.

In de derde plaats, mijnheer de Voorzitter, denk ik dat we een onderscheid moeten maken tussen wat de Europese Unie op de middellange termijn en wat haar op korte termijn te doen staat. Op de korte termijn – ik geloof dat mevrouw Ashton een route heeft uitgestippeld – moet de Europese Unie resolute steun geven aan de overgangsprocessen, teneinde te voorkomen dat de hoop op vrijheid van deze bevriende landen de bodem in wordt geslagen. Het is ook onze plicht, mijnheer de Voorzitter, om hen te waarschuwen tegen de risico’s van dergelijke processen zodat ze niet worden overgenomen door de vijanden van vrije samenleving.

Op middellange termijn is belangrijk, mijnheer de Voorzitter, dat de Europese Unie zich diepgaand bezint op een strategische benadering van de manier waarop we ons nabuurschapbeleid moeten hervormen, zoals we de heer Füle gisteren hebben gevraagd in de Commissie buitenlandse zaken.

Bij dit alles moeten we steeds voor ogen houden, mijnheer de Voorzitter, dat het vaak veel moeilijker is om het evenwicht van de vrijheid te bewaren dan om het juk van de tirannie af te schudden.

 
  
MPphoto
 

  Adrian Severin, namens de S&D-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de huidige gebeurtenissen in Tunesië, Egypte en andere landen in de regio herinneren ons eraan dat stabiliteit zonder vrijheid een onhoudbare realiteit is, zo niet een regelrechte illusie.

We mogen ook niet vergeten dat een revolutie of maatschappelijke beroering wel een garantie is voor verandering, maar geen garantie is voor een verandering ten goede. Ik hoop dat we de inspiratie zullen vinden om dit proces te ondersteunen zodat het leidt tot veranderingen ten goed en niet ten kwade.

De situatie in zowel Tunesië als Egypte (en niet alleen daar) moet diepgaand worden geanalyseerd, aangezien we erachter moeten komen of we in het verleden wel de juiste stappen hebben genomen om deze crises te voorkomen. Welke stappen moeten we in de toekomst nemen om op dergelijke crises te anticiperen of deze te voorkomen? En tot slot, hoe kunnen we ervoor zorgen dat de huidige crisis resulteert in grotere vrijheid voor de betrokken volkeren en stabiliteit voor de regio en tegelijkertijd voorkomen dat er een verschuiving plaatsvindt in de richting van meer, of een ander soort, instabiliteit en een ander soort totalitarisme of verdrukking.

We moeten in dit opzicht een preventieve en proactieve houding aannemen, en dat vergt strategie. Onze boodschappen waren beslist correct als het gaat om de balans tussen het sleutelwoord "hervorming" en de sleutelwoorden "orde" of "stabiliteit". Maar het venijn zit hem nou net in de details en velen van ons vinden inderdaad dat we ons nog niet in de details hebben verdiept en dat we niet genoeg visie of kracht hebben getoond bij het aanpakken van de uitdagingen. Een ander belangrijk aspect is ons vermogen om op zodanig wijze met alle valide partijen, waaronder de islamitische krachten, te praten dat ze allemaal in een positief proces worden opgenomen.

We hopen dat de Commissie en de Raad erin zullen slagen in de toekomst een dergelijke strategie gestalte te geven en we zouden het fijn vinden als zij ons hier meer over kunnen vertellen.

 
  
MPphoto
 

  Guy Verhofstadt, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat de gebeurtenissen op dit moment in Tunesië, en vooral in de afgelopen uren in Egypte, tegelijkertijd historisch en bijzonder tragisch zijn.

Nu horen we dat er in de afgelopen uren honderden personen gewond zijn. Ik noem dat omdat ik een parallel zie tussen wat er nu in het Midden-Oosten en in Noord-Afrika gebeurt en wat er in 1989 in Europa gebeurde. Juist daarom ben ik verrast, verbaasd en teleurgesteld, want Europa herhaalt alle fouten die we in 1989 hebben gemaakt.

Het is ongelofelijk, mijnheer de Voorzitter, dat wij zogenaamd het democratische continent zijn, maar dat we er nog niet in geslaagd zijn om onze onvoorwaardelijke steun te geven aan de mensenmassa op straat, die ons alleen maar om die steun vraagt.

(Applaus)

En dat, beste collega's, heb ik de hoge vertegenwoordiger nog niet horen zeggen, gisteren niet, en vandaag niet.

Waarom heeft Europa zo aarzelend gereageerd, barones Ashton? We hebben eigenlijk vrijwel niet gereageerd. U heeft gereageerd, en vervolgens hebben Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië een verklaring afgelegd, zonder enig overleg, alsof Europa niet bestaat. De enige adequate reactie vanuit Europa kwam van buiten de Europese Unie, van de Turkse minister-president, ik moet het zeggen. Hij heeft de heer Mubarak gezegd dat hij moet luisteren naar de eisen van zijn volk, en dat hij dus moet vertrekken. Dat is de enige adequate reactie vanuit Europa geweest.

(Applaus)

Ik denk dat de mededeling die u vandaag heeft gedaan heel belangrijk is voor degenen die de straat op zijn gegaan, en misschien voor hun overleven vechten. Ik denk echter dat we in Europa in de afgelopen dagen twee fouten hebben gemaakt.

Ten eerste begrijpt men niet hoe historisch dit moment is, en ten tweede, en dat is nog veel belangrijker, maakt men een verkeerde analyse van de situatie. Men is bang – en vandaar die scheve communicatie – dat er na de verkiezingen een islamistisch regime komt. Wel, ik kan u vertellen dat ik niet bang ben! Ik heb vertrouwen in het Tunesische en het Egyptische volk!

(Applaus)

Zij zijn degenen die de democratie wensen, en het feit dat kopten en moslims gisteren en vandaag schouder aan schouder gedemonstreerd hebben is voldoende bewijs dat ze een werkelijk open democratie wensen.

Ik zal u een tweede voorbeeld geven om aan te tonen dat niemand in die landen bang hoeft te zijn om te pleiten voor een open democratie. Iedereen kent Mohamed Bouazizi, de man die de revolutie in Tunesië eigenlijk heeft ontketend door zichzelf te verbranden. Wel, mevrouw Ashton, op de kist van de heer Bouazizi lag niet de groene vlag van de Islam, maar de rode vlag van Tunesië. Wat we op dit moment meemaken zijn dus geen islamistische revoluties. In tegendeel, het zijn revoluties voor de vrijheid.

(Applaus)

Al bijna een week demonstreren duizenden in Cairo. Op dit moment wordt er ook gedemonstreerd in Jordanië, in Jemen, in Syrië, in Algerije, en daarom vraag ik u, mevrouw Ashton, om namens de Europese Unie een nieuw standpunt in te nemen. Ik wil graag dat u vandaag, hier in deze zaal, namens ons, duidelijk zegt dat de Europese Unie voor de volle honderd procent achter het Egyptische volk staat, en achter de eisen van dat volk. Wij eisen dat Mubarak eindelijk naar zijn volk luistert, en zijn land bevrijdt door te vertrekken, in het belang van de democratie en de vrijheid, vandaag nog. Dat is wat ik u wil horen zeggen in het antwoord dat u straks zult geven.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Daniel Cohn-Bendit, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, barones Ashton, u roept op tot bezonnenheid. Maar u moet de dingen bij hun naam noemen! De troepen van Mubarak hebben vandaag op het plein terreur gezaaid, in Egypte, en niet de demonstranten! U hoeft dus niet iedereen tot bezonnenheid op te roepen. Vraag aan mijnheer Mubarak om te stoppen met het geweld tegen demonstranten. Hij treedt namelijk gewelddadig op om vervolgens te kunnen zeggen: "Ik zal wel eens orde op zaken stellen". Dat is de val die hij nu opstelt, en wij zeggen tegen beide partijen: "Wees bezonnen!". Nee! We moeten tegen de heer Mubarak zeggen: "Wees bezonnen!". We moeten hem zeggen dat de beste manier om rust in de situatie te brengen is de biezen te pakken en er vandoor te gaan. Dan keert de rust weer terug in Cairo.

Heeft u gezien wie er met messen zijn komen opdagen? Waren dat de politieagenten van de heer Mubarak? Dat waren arme drommels die 's ochtends met bussen uit de uithoeken van Egypte waren opgehaald. Zij hebben de rellen veroorzaakt. Dat moeten we zeggen, mevrouw Ashton, we mogen niet ziende blind zijn! Wat u doet is ongelofelijk: vandaag begrijpt u precies wat er gebeurd is, wat er drie weken geleden in Tunesië aan de hand was. Maar drie weken geleden hebben wij hier in het Parlement een initiatief genomen. We hebben u gevraagd om de onderhandelingen over de opwaardering van Tunesië stop te zetten, vanwege de dictatuur, en toen heeft u ons gezegd dat dit niet mogelijk was. En vandaag is het wel mogelijk! U bent na de oorlog in het verzet gegaan! Nu is alles wel duidelijk! Daarom heb ik een verzoek, mevrouw Ashton: vertel ons waar in Tunesië het Europese geld terecht is gekomen. Vertel ons welke bedrijven het Europese geld hebben gekregen, welke bedrijven van de heer Ben Ali en van zijn vrouw zijn ondersteund met Europees geld. U kunt het ons zeggen. Het Parlement heeft het recht om dit te weten!

Ten tweede, barones Ashton, zegt u dat u het Tunesische volk van nu af aan wilt steunen. Daarom heb ik een verzoek: ik hoop dat er tijdens de overgang naar de democratie gelijke kansen zullen heersen. Wanneer er weer verkiezingen komen – u weet dat de RCD geld heeft, en dat de oppositie, die jarenlang verboden is geweest, geen geld heeft – moet de Europese Unie voor evenwicht en gelijke kansen voor de democratie zorgen. Ik wil ook iets zeggen over Egypte, mevrouw Ashton. Vandaag is één ding wel duidelijk: wanneer we er niet in slagen om de Egyptenaren te steunen in dit bevrijdingsproces, zullen de volkeren in het Midden-Oosten, de Arabische volkeren, ons eens te meer de rug toe keren. Vandaag maken we iets buitengewoons mee, en u heeft het niet genoemd, evenmin als de heer Verhofstadt. In Gaza is er gedemonstreerd om steun te betuigen aan de Egyptenaren, en Hamas heeft die demonstratie verboden. Dat bewijst dat de wind van de vrijheid die door het Midden-Oosten waait ook tegenwind is voor de theocratieën en voor bepaalde Arabische landen, en het is onze plicht om deze volkeren te helpen. We hebben jaren lang geklaagd dat we moesten kiezen tussen een dictatuur en een theocratie. Welnu, inch` Allah! Er bestaat een alternatief, en wel de vrijheid, de strijd voor de vrijheid, tegen de dictaturen en tegen de theocratieën, en als Europeanen hebben wij de plicht om diegenen bij te staan die deze strijd leveren.

(Spreker verklaart zich bereid een 'blauwe kaart'-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden)

 
  
MPphoto
 

  Niki Tzavela (EFD). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, met alle respect voor de heer Verhofstadt en de heer Cohn-Bendit maar ik wil graag tegen de hoge vertegenwoordiger zeggen dat ik zeer grote bezwaren heb tegen de opmerkingen van beide heren. Deze hele situatie doet me aan Iran denken. Laten we voorzichtigheid betrachten als het gaat om Noord-Afrika. Dat deel van de wereld is geen Europa.

De vraag is: kunt u zich niet herinneren wat er in Iran is gebeurd? Ziet u geen overeenkomsten? Bent u het niet met me eens dat we moeten zorgen voor een ordelijke overgang?

(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 

  Daniel Cohn-Bendit (Verts/ALE). - (FR) Mevrouw Tzavela, ik zou u geen geschiedenisles durven geven, maar ik wil er toch even op wijzen dat het in Iran anders lag, daar heeft het Westen, Amerika, de sjah van Iran gesteund, tot het laatste moment. Zelfs ten tijde van de regering van Bakhtiar stonden we aan de verkeerde kant, en hebben we de Iranese theocratie alle wapens geleverd om de strijd te winnen.

Dat is precies wat ik bedoelde. Wanneer we niet achter diegenen staan die strijden voor de vrijheid, zullen ze in een impasse terecht komen, en dan wint de andere partij. Dat is nou net wat we in Iran geleerd hebben, mevrouw Tzavela. De les die we in Iran hebben geleerd is wat de heer Gorbatsjov heeft gezegd: "Wie te laat komt, wordt gestraft door het leven".

Ik hoop dat Europa in deze regio voor één keer niet te laat komt.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Charles Tannock, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, Frankrijk heeft ayatollah Khomeini gekoesterd en teruggevlogen naar Teheran.

En wat Egypte betreft: dat land is al sinds 1956 een republiek maar Mubarak is nog maar de derde president van het land. In Tunesië was Ben Ali nog maar de tweede leider sinds de onafhankelijkheid 53 jaar geleden. Als het politieke landschap zo weinig hoop op verandering biedt, is het onvermijdelijk dat de frustraties de pan uit rijzen – zoals we nu zien met de orkaan van verandering die door de regio raast.

Mijn fractie, de ECR-Fractie, roept op tot een waarachtig democratische en vreedzame overgang in Egypte. Momenteel zien we een onrustbarende trend van geweld. Het is moeilijk voorstelbaar dat Mubarak tijdens deze overgang een geloofwaardige rol kan spelen anders dan door af te treden.

In Tunesië blijft het ook gisten. Hoe langer dat duurt, des te groter het gevaar dat islamisten het politieke initiatief nemen. Tunesië mag dan autoritair en corrupt zijn geweest, maar het was wel zeer seculier en pro-westers; dat mogen we niet vergeten.

Dit gevaar bestaat ook in Egypte, waar de islamistische Moslimbroederschap het politieke vacuüm probeert te vullen terwijl wij hier praten. De radicalisering van de Egyptische politiek zou een ramp zijn voor dat land en voor het buurland Israël, maar het zou ook ernstige gevolgen kunnen hebben voor het gebruik van het Suezkanaal.

De diplomatieke inspanningen van de EU in Tunesië en Egypte moeten volledig gericht zijn op het verkrijgen van stabiliteit en orde en moeten weerstand bieden tegen lieden die geweld en angst willen verspreiden, zoals we dat momenteel zien. Om een vrije democratie tot stand te brengen in deze landen die deze tradities niet kennen, moeten de EU, de VS en onze politieke denktanks in Europa aanzienlijke middelen ter beschikking stellen van gematigde democratische politici en nieuwe partijen die zich moeten inzetten voor democratisch pluralisme en vrije en eerlijke verkiezingen en die, anders dan de Moslimbroederschap, bereid zijn de macht af te staan als ze in het stemhokje verslagen worden. Dit is een enorme uitdaging. Wie weet zijn we nu getuige zijn van een historisch moment in de moslimwereld dat te vergelijken is met de val van de Berlijnse muur.

Er zijn al goede democratische rolmodellen in landen met een moslimmeerderheid, zoals Indonesië, Turkije en Bangladesh, waaraan Egypte en Tunesië zich kunnen spiegelen. Hopelijk is de keuze in de moslimwereld in de toekomst niet die tussen seculiere tirannie en islamistische theocratieën maar wordt er gekozen voor duurzame democratie.

(Spreker verklaart zich bereid een "blauwe kaart"-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden)

 
  
MPphoto
 

  Marc Tarabella (S&D). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil alleen maar tegen de heer Tannock zeggen dat ik zijn houding tegenover degenen die nu in opstand komen, aan de kaak wil stellen, en ik wil ook inhaken op wat de heren Verhofstadt en Cohn-Bendit hebben gezegd.

Dit is een volksopstand, omdat de mensen in bittere armoede leven. We hebben de leiders van die landen ondersteund, zeker ook met het oog op de stabiliteit, en om het risico van het moslimfundamentalisme te beperken, maar die voeren nu een terreurbewind, en laten de mensen verder in armoede leven. Daarom zou ik u willen vragen of u ook van mening bent dat het volk het recht heeft om in opstand te komen als het wordt gedwongen om in armoede te leven.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Charles Tannock (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat ik in mijn toespraak zeer duidelijk heb gesteld dat ik geen seculiere tiran of islamistische theocraat aan de macht wil in de landen om ons heen. Ik wil natuurlijk een liberale democraat die bereid is tot vrije en eerlijk verkiezingen. Ik denk dat de economische situatie en de hoge werkloosheid in Tunesië en Egypte een ernstig probleem zijn en we moeten alles in het werk stellen om daar iets aan te doen. Maar daar gaat het hier niet om. Waar het nu in feite om draait, is dat er een ordelijke en vreedzame overgang in deze landen gaat plaatsvinden en dat de rechtsorde intact blijft. We willen stabiliteit, vrede en, natuurlijk, democratie in de landen om ons heen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Mijnheer Tannock, uw gerichte verwijzing naar liberaal-democraten werd in het midden van de zaal met veel vreugde ontvangen. U hebt straks wellicht wat uit te leggen.

(Gelach)

 
  
MPphoto
 

  Marie-Christine Vergiat, namens de GUE/NGL-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil eigenlijk niet op het verleden ingaan, maar ik hoor toch wel verbazende beweringen. In de afgelopen tijd, in de afgelopen maanden, waren wij, samen met een aantal leden van de Verts/ALE-Fractie, bijna de enigen die een debat over de situatie in Tunesië eisten. Het is waar, mijnheer Cohn-Bendit, u heeft gelijk, velen zijn na de oorlog in het verzet gegaan. Wij hebben eigenlijk nog van alles te zeggen over het verleden, maar dat staat al in onze eigen resolutie, en we vinden dat we nu naar de toekomst moeten kijken.

Allereerst moeten we iedere vorm van inmenging in de binnenlandse zaken van deze landen vermijden. Het is niet aan ons, Europeanen, om te vertellen hoe de regeringen van die landen moeten zijn samengesteld. Het Tunesische volk heeft zich helemaal alleen van een dictatoriaal regime bevrijd. Nu moet het zich uitspreken, en wij moeten het steunen op de weg naar de democratie. Iedereen die de situatie in Tunesië volgt, weet dat het verleden nog niet afgesloten is, en dat bepaalde personen achter de schermen manipuleren en intrigeren.

Het geweld dat nu in Egypte wordt gepleegd toont ook aan dat dit moeilijk is. Daarom moet u iedere vorm van geweld in alle duidelijkheid veroordelen, en mag u zich er niet toe beperken om te zeggen dat terughoudendheid gepast is, zoals u dat voor Tunesië heeft gedaan. Politiegeweld is altijd onaanvaardbaar, gisteren en vandaag, in Tunesië en in Egypte, overal. We moeten de autoriteiten en de bevolking van Tunesië vragen om geduldig te zijn, maar we mogen hun niets opleggen.

U heeft verslag uitgebracht over uw gesprekken met de minister van Buitenlandse zaken. U heeft – naar het schijnt zonder dat daarom was gevraagd – echter ook gezegd dat u de markttoegang wilt vereenvoudigen. Dat vind ik ongepast, want aan steun van de Europese Unie op dat vlak heeft het niet ontbroken.

Vandaag schijnt iedereen te ontdekken dat het regime van de heer Ben Ali corrupt was. Het is een feit dat de economische liberalisering in Tunesië de families Ben Ali en Trabelsi ten goede is gekomen, dank zij de hulp van de Europese Unie. Het is een feit dat de Europese Unie altijd standvastig moet blijven als het gaat om schendingen van de mensenrechten, want de Unie heeft een groot deel van haar geloofwaardigheid in die landen verspeeld. Het is een feit dat we eindelijk de democraten moeten steunen, en alle dictaturen moeten veroordelen.

 
  
MPphoto
 

  Fiorello Provera, namens de EFD-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega´s, in de Maghreb is een oude orde aan het veranderen. Deze crisis werpt echter talloze, moeilijk oplosbare problemen op.

Er is hoop maar er zijn ook risico´s. Het kan best zijn dat de autoritaire, seculiere regimes worden vervangen door agressieve, destabiliserende, islamistisch fundamentalistische theocratieën. Laten wij niet vergeten wat er in Iran is gebeurd: het is moeilijk om een democratische evolutie hand in hand te doen gaan met een revolutie. Uit Iran moeten wij toch enkele lessen leren.

Een ander gevaar is dat de economische crisis in dit gebied erger zal worden, met alle gevolgen van dien: een toenemende jeugdwerkloosheid en opnieuw grote migratiestromen naar Europa zonder dat Europa daartegen is opgewassen.

Deze gebeurtenissen tonen aan dat het Middellandse-Zeebeleid ontoereikend is en dat het tot nu toe gevoerde samenwerkingsbeleid niet volstaat om voorwaarden voor ontwikkeling en democratie te creëren. De gebeurtenissen zijn niet alleen toe te schrijven aan de economische crisis, hoe ernstig deze ook moge zijn, maar zijn ook een gevolg van een gebrek aan sociale stabiliteit, oftewel aan een gebrek aan instrumenten waarmee de belangen van de volkeren kunnen worden behartigd, dat wil zeggen vakbonden, persvrijheid, partijpluralisme, vrijheid van vereniging, rechtsstaat en gelijke kansen voor iedereen.

De landen in deze regio moeten begeleid worden op de ingeslagen weg: naast economische en commerciële steun moet dat het hart vormen van het Europees beleid. Op die manier kan men namelijk echte stabiliteit creëren, geen stabiliteit van autoritaire regimes maar een stabiliteit die is gebaseerd op maatschappelijke consensus, participatie en democratische instellingen.

 
  
MPphoto
 

  Nicole Sinclaire (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, waar ik me momenteel, in de voorbereiding op de ad-hocdelegatie naar Tunesië morgen – waarvan ik tot mijn vreugde deel mag uitmaken – vooral om bekommer, is het welzijn van de Tunesische bevolking en het feit dat wij met zijn allen niet mogen vergeten hoe belangrijk dat is en waarom we hun culturele waarden en hun identiteit respecteren, terwijl we hen helpen op basis van de rechtsstaat en democratische idealen een nieuwe toekomst op te bouwen.

De mensen verwachten verandering en ze verwachten onvoorwaardelijke hulp. Ik ben heel blij dat de heer Cohn-Bendit is ingegaan op het punt dat ik vanmorgen tijdens de delegatiebijeenkomst naar voren heb gebracht, namelijk de vraag wat er de afgelopen jaren precies met het geld van de EU is gebeurd. De vertegenwoordiger van EDEO daar zei dat het aan hervormingen is besteed. Wat voor hervormingen? Als er adequate hervormingen hadden plaatsgevonden, waren de mensen niet in opstand gekomen op de manier zoals nu het geval was. Wij willen eerlijke antwoorden. We moeten er bij de voorlopige regering op aandringen dat ze onderzoeken waar het geld heen gegaan is en ervoor zorgen dat EU-geld in de toekomst op de juiste wijze besteed wordt.

 
  
MPphoto
 

  Ioannis Kasoulides (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Arabische wereld is onze partner in de Unie voor het Middellandse-Zeegebied. In al onze betrekkingen met hen hebben we altijd het belang onderstreept van de beginselen van pluralistische democratie, vrijheid van media, vrijheid van meningsuiting en vergadering, naleving van de mensenrechten, onafhankelijke rechterlijke macht en goed bestuur. Maar we hebben er ook altijd op gewezen dat deze beginselen van binnenuit moeten worden gerealiseerd en niet van buitenaf mogen worden opgelegd.

De bevolking van Tunesië is erin geslaagd om zich van binnenuit te verzetten tegen verdrukking, tegen een politiestaat en martelingen, en vrijheid en democratie te bevechten. De Tunesische autoriteiten moeten de wil van het volk respecteren en terstond een aanvang maken met het democratiseringsproces en de handlangers van Ben Ali rekenschap laten afleggen voor de corruptie en verdrukking waaraan zij zich schuldig hebben gemaakt.

Om vergelijkbare redenen heeft de bevolking van Egypte moorden, arrestaties, traangas en kogels getrotseerd en brood en vrijheid, waardigheid en emancipatie geëist.

Maar pas op: democratie betekent niet alleen verkiezingen. Het betekent heel veel meer dan dat. We steunen de bevolking van Egypte onvoorwaardelijk en roepen haar huidige leiders op te luisteren naar hun wijze bevolking en haar aspiraties niet in de weg te staan.

Tegen onze Europese functionarissen, de Raad en de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger wil ik dit zeggen: het is teleurstellend om president Obama of Hillary Clinton doortastend en op het juiste moment te horen spreken terwijl u, als altijd, de tweede viool speelt en nauwelijks te horen bent.

 
  
MPphoto
 

  Véronique De Keyser (S&D). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, er zijn momenten waarop je een keuze moet maken: dat heeft men mij in de Europese Unie maar al te vaak gezegd, en nu is de keuze werkelijk duidelijk. Mijn collega's hebben het al gezegd: we moeten de weg van de vrijheid kiezen; we moeten naar de stem van het volk luisteren.

Op dit moment staat het museum in Cairo in brand, er wordt gevochten op straat, en ik denk dat we, in ieder geval wat Egypte betreft, niet duidelijk genoeg geweest zijn. Mubarak moet weg, dat is wel duidelijk. Mubarak, is wie hij is, en ik heb respect voor zijn verworvenheden in het verleden, maar hij is niet in staat om leiding te geven aan de politieke overgang. Het is waanzinnig om dat van hem te vragen, en tegelijkertijd toe te laten dat de clan van Mubarak de strijd aangaat met de clan van El Baradei, wat nu gebeurt, in de straten van Cairo. In dat verband moeten wij onze verantwoordelijkheid dragen.

Ik moet ook zeggen dat ik me de afgelopen dagen en nachten voortdurend heb afgevraagd wat we verkeerd hebben gedaan. We hebben een magistrale fout gemaakt: we hebben corrupte regimes gesteund, in de naam van de stabiliteit, zonder rekening te houden met de sociale rechtvaardigheid en het streven van de volkeren naar vrijheid.

(Applaus)

Die fout moeten we rechtzetten, en wel meteen.

De tweede fout, en ik betreur dat, geachte collega's, is dat we de politieke islam niet begrepen hebben. Ik heb niet gezegd: "de politieke islam niet aanvaard hebben"! Er is een verschil tussen terroristen en fundamentalisten enerzijds en bepaalde moslimbroeders anderzijds. Wij moeten een onderscheid maken, een dialoog voeren, maar ons distantiëren van degenen met wie we niets te maken willen hebben. Wij hebben voor deze fundamentalisten echter het bedje gespreid! Wij hebben voor bepaalde terroristen het bedje gespreid!

Het is de hoogste tijd om op die standpunten terug te komen. Ik heb nog een laatste opmerking. We moeten bepaalde verworvenheden van het verleden in die landen bewaren, onder andere in Tunesië en in Egypte, en ik doel daarbij op de seculiere structuren van de staat, de rechten van de vrouw, die in die landen aanzienlijk waren, de seculiere grondwet, die niets met de sharia te maken had. Men kan met heel verschillende partijen een democratie opbouwen. Laten we het kind niet met badwater weggooien, laten we vasthouden aan de idee van de seculiere staat, van vrijheid van godsdienst en geloof, alsmede van politieke diversiteit.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Edward McMillan-Scott (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat de meest dringende kwestie vandaag de stand van zaken in Egypte is. In 2005 was ik voorzitter van een kleine waarnemingsmissie voor de verkiezingen daar. Ons was gevraagd de eerste ronde bij te wonen en daarna ook de tweede ronde, maar de eerste ronde was zo onvoorstelbaar slecht georganiseerd en verliep zo chaotisch en corrupt dat we besloten niet terug te gaan voor de tweede ronde.

Egypte is een land dat al een jaar of dertig zwaar gebukt gaat onder een bijzonder wreed, tiranniek en willekeurig regime onder leiding van een dictator, in de persoon van Mubarak, die de absolute macht heeft, en hoewel we allemaal de buitengewone evolutie in de straten van Egypte onderschrijven, herkennen we in de reactie van Mubarak ook iemand die het gevoel heeft dat hij wordt gesteund, niet alleen in Egypte maar ook daarbuiten.

Welnu, we erkennen ook dat de Europese Unie niet over een Zesde Vloot beschikt. We zijn slechts in staat om morele macht uit te oefenen. Dus toen barones Ashton aan het begin van dit debat, heel zacht, sprak, had ze helaas ook geen grote stok om mee te slaan. We moeten dus inderdaad niet te hard praten, maar wel met één stem, en ik denk dat het probleem met Europa momenteel is dat het op het niveau van Cathy Ashton en andere leiders niet met één stem spreekt.

Er is al eerder naar verwezen – de regeringsleiders van Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland die aparte verklaringen afleggen. We kunnen beter samen spreken. Laten we heel goed duidelijk maken wat ons standpunt is: we staan voor democratie en mensenrechten, niet alleen in Europa maar overal ter wereld en momenteel met name in het Middellandse-Zeegebied.

 
  
MPphoto
 

  Franziska Katharina Brantner (Verts/ALE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Ashton, ik wil u nogmaals verzoeken aan ons de lijst van ontvangers van EU-gelden in deze landen bekend te maken. Er bestaat gegronde vrees dat de familieclan van Ben Ali en zijn ondernemingen ook van EU-gelden profiteren.

Ik denk dat we in deze regio ons eigen werk moeten bijstellen, dat er duidelijkheid moet komen over het gebruik van ons geld en dat we behoefte hebben aan een duidelijke koerswijziging. Voor deze duidelijke koerswijziging hebben we in Tunesië ook allereerst een nieuwe delegatieleider nodig. Ik zou u graag voorlezen wat hij vandaag in een e-mail aan ons heeft geschreven:

(FR) De Europese strategie in Tunesië hoeft niet te worden herzien. We krijgen meer vrijheid in de keuze van onze gesprekspartners, maar onze bijdrage in verschillende sectoren en onze overeenkomsten met dit land zullen nog relevanter worden dan ze vandaag al zijn.

3-123

(EN) Ik vind het ongelooflijk dat het hoofd van de delegatie schrijft dat we ons beleid inzake Tunesië niet hoeven te herzien. Ik doe een beroep op u om de verantwoordelijkheid te nemen en het hoofd van de delegatie te vervangen.

Ik wil nog één ding zeggen over de opmerking van mevrouw De Keyser. Ik denk dat het tijd wordt dat u vrouwen in tijden van transitie steunt. Er zou met uw steun bijvoorbeeld een grote conferentie kunnen worden gehouden waar u naartoe kunt gaan om vrouwen in tijden van transitie te steunen en hun rol te benadrukken om zo het wereldlijke en seculiere proces in deze landen te versterken en te onderstrepen. Dat zou een feministische agenda voor u kunnen zijn.

(Applaus)

(EN) Ik vind het ongelooflijk dat het hoofd van de delegatie schrijft dat we ons beleid inzake Tunesië niet hoeven te herzien. Ik doe een beroep op u om de verantwoordelijkheid te nemen en het hoofd van de delegatie te vervangen.

Ik wil nog één ding zeggen over de opmerking van mevrouw De Keyser. Ik denk dat het tijd wordt dat u vrouwen in tijden van transitie steunt. Er zou met uw steun bijvoorbeeld een grote conferentie kunnen worden gehouden waar u naartoe kunt gaan om vrouwen in tijden van transitie te steunen en hun rol te benadrukken om zo het wereldlijke en seculiere proces in deze landen te versterken en te onderstrepen. Dat zou een feministische agenda voor u kunnen zijn.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Mirosław Piotrowski (ECR). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de aandacht van alle politieke machten in de wereld is gericht op de massale protesten in Tunesië en in het strategisch belangrijke Egypte. De mogelijke scenario's variëren van een vreedzame machtsovername door de prodemocratische krachten tot economische chaos en de uitbarsting van een gewapend conflict. Zelfs het gebruik van nucleaire wapens kan niet uitgesloten worden.

De situatie verandert doorlopend en is onvoorspelbaar. De Arabische samenlevingen, jarenlang beroofd van grondrechten als vrijheid van meningsuiting en deelname aan vrije verkiezingen, zijn vastbesloten om tegen elke prijs een machtswisseling te bewerkstelligen. Het Europees Parlement moet een gemeenschappelijk standpunt formuleren en maatregelen nemen om te voorkomen dat de hele regio gedestabiliseerd raakt. We mogen ook niet vergeten dat we onlangs in dit Parlement een resolutie hebben aangenomen over de vervolging van christenen, die ook Egypte betrof. We moeten concretere maatregelen in overweging nemen en een waarnemingsmissie naar Egypte sturen.

 
  
MPphoto
 

  Willy Meyer (GUE/NGL).(ES) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Ashton, de Europese Unie moet haar nabuurschapbeleid herzien, want het is duidelijk dat we de indruk hebben gegeven meer bezig te zijn geweest met het sluiten van vrijhandelsovereenkomsten dan met de ontwikkeling van de bevolking van de betreffende landen en hun mensenrechten. Het probleem, mevrouw Ashton, is niet het huidig standpunt van de Europese Unie ten opzichte van de regimes van Ben Ali of Mubarak, maar het standpunt van de Europese Unie van eergisteren, want daarin werd niet de minste steun betuigd aan de veranderingen waar de bevolkingen op straat om gevraagd hebben.

Dat is het probleem dat de Europese Unie moet aanpakken. We hebben niet de minste steun betuigd aan de veranderingen die deze bevolkingen eisen, niet alleen in Tunesië maar ook in Marokko, Egypte, Jordanië en Jemen. Enorme aantallen mensen verdragen de autocratie en de crisis, die vooral de zwaksten treft, niet langer meer. Dat is de wijziging die de Europese Unie moet doorvoeren. Zij moet het voortouw nemen in de omstandigheden door de koers van haar nabuurschapbeleid te verleggen.

 
  
MPphoto
 

  Bastiaan Belder (EFD). - Het is niet verwonderlijk dat de enerverende politieke gebeurtenissen in Tunesië en Egypte in de islamitische republiek Iran op de voet worden gevolgd. Zowel regering als oppositie steunen daarbij de stem van de straat. En, interessant genoeg, beiden claimen deze Arabische volksopstand. Het Iranese regime begroet de aankomst van de revolutionaire golf, die in 1979 in eigen land aanving en zich nu in de Arabische wereld manifesteert, en de Iranese oppositie beschouwt zichzelf als instigator van het massale volksprotest in Tunis en Cairo.

Met de dreigende afbraak van het pragmatische Arabische kamp in het Midden-Oosten, geeft het Iranese leiderschap intussen meer reden tot optimisme dan de oppositie. Voor dit gevaar mag de Europese Unie niet de ogen sluiten. Want een radicalisering van de Arabische wereld gaat bepaald niet gepaard met een waardig bestaan waarnaar de Tunesische en Egyptische betogers terecht zeggen te verlangen. De islamitische republiek Iran is allerminst een model, wel een stopteken.

 
  
MPphoto
 

  Philip Claeys (NI). - Wat nu gebeurt in landen als Tunesië en Egypte is van zeer grote betekenis. Het volk komt in opstand tegen dictatoriale despoten en dat is een goede zaak.

De grote vraag is natuurlijk wat er in de plaats komt. Want er bestaat zoiets als de paradox van de democratisering in de islamitische wereld, waarbij meer democratie vaak leidt tot meer islamisme, wat dan op zijn beurt leidt tot minder democratie. Natuurlijk moeten wij vanuit Europa steun geven aan het democratische proces. Alleen moet deze steun terechtkomen bij échte democratische krachten en het mag nooit de bedoeling zijn dat een organisatie als het Moslimbroederschap met steun van de EU een theocratische dictatuur zou kunnen vestigen in Egypte. Dan krijgen wij namelijk in de hele regio situaties zoals wij die nu kennen in Iran.

Laten wij dus voorzichtig zijn in de keuze van onze partners. Tot voor een paar weken trouwens was Ben Ali en zijn partij nog lid van de socialistische internationale. Nu de wind gekeerd is wordt hij er plots uitgegooid. Welnu, collega's, wees voorzichtig in de toekomst, wees voorzichtig in de keuze van partners en spreid niet het bedje van de islamisten.

 
  
MPphoto
 

  Hans-Gert Pöttering (PPE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Ashton, beste collega’s, ons antwoord op de gebeurtenissen in de Arabische wereld moet voortkomen uit ons mensbeeld. Ieder mens, of hij nu moslim, jood, christen of zonder religie is, heeft dezelfde waardigheid en hetzelfde recht om een waardig leven te leiden. Indien dat zo is, dan hebben ook de mensen in de Arabische landen het recht om in vrijheid, in een democratie te leven en een bestaan te leiden waarin de waardigheid van de mens wordt gerespecteerd.

Daarom is het nu onze plicht, onze verantwoordelijkheid en een belangrijke taak voor de toekomst om de mensen in de Arabische wereld die vreedzaam voor vrijheid en democratie opkomen, te zeggen dat we solidair zijn en aan hun kant staan. We zijn solidair met de vreedzame moslims in de Arabische wereld.

(Applaus)

We hebben eens de fout begaan dat we tegenover het totalitaire communisme de ogen sloten, omdat we zeiden stabiliteit nodig te hebben. Deze fout mogen we nu niet weer maken, want bij stabiliteit horen vrijheid en democratie en die moeten we ondersteunen.

Indien klopt wat we nu horen – ik wist nog niet dat er in Cairo wordt geschoten en tot nu toe was het leger in Tunesië en ook in Egypte terughoudend – dat het leger met geweld terrein wint, dan kan dat slechts voor een korte tijd zijn. In Europa hebben we in 1953 de opstand in de DDR beleefd, in 1956 Hongarije, in 1968 Tsjecho-Slowakije en toen kwam Solidarność.

Uiteindelijk zal de vrijheid overwinnen en daarom moeten we allen tegen degenen die nu geweld uitoefenen zeggen: hou op met schieten en geef de mensen vrijheid door middel van vrije verkiezingen. Dat moeten we met raad en daad en uit alle macht ondersteunen, ook als Europees Parlement.

 
  
MPphoto
 

  Hannes Swoboda (S&D).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Ashton, er zijn mensen die zeggen dat je geen lessen uit de geschiedenis kunt trekken, maar toch moeten we dat proberen. Met betrekking tot de interruptie over Iran – en collega Cohn-Bendit heeft daar al enkele antwoorden op gegeven – wil ik er nogmaals op wijzen hoe het destijds in Iran is gegaan. We hebben een smerig regime ondersteund. We hebben de geheime politie die destijds mensen vervolgd en gefolterd heeft, min of meer getolereerd. Amerika en Groot-Brittannië hebben Mossadek, die een vreedzame revolutie wilde, ten val gebracht.

We zijn nu al een beetje verder, maar we zijn nog niet ver genoeg. Ik geloof dat we duidelijk moeten zeggen – en daarin kan ik me aansluiten bij de collega’s die dat al hebben opgemerkt – dat we aan de kant van de mensen moeten staan die deze revolutie zijn begonnen en hebben bespoedigd. Dat waren niet de islamisten! Laten we blij zijn met deze grote kans, dat de revolutie niet is uitgegaan van de islamisten, maar van de mensen op straat, van eenvoudige burgers die ontevreden waren over het sociale onrecht, de economische situatie en het gebrek aan democratie. Dat is wat daar aan de hand was.

Mevrouw Ashton en beste collega’s, laten we kritisch zijn jegens onszelf. Een deel van onze nabuurschapstrategie is daarmee ingestort. En een deel van onze nabuurschapstrategie berustte op de situatie dat er stabiliteit heerst. We hebben vrede in het Midden-Oosten nodig. We rekenden erop dat de vrede in het Midden-Oosten zou worden gedragen door de dictaturen en de dictators, en dat is onmogelijk en onaanvaardbaar.

Daarom moeten we duidelijk voor onze mening uitkomen en klare taal spreken. De vrede in het Midden-Oosten is alleen duurzaam indien deze op democratie berust en niet op dictaturen. En daarom, mevrouw Ashton, moeten we onze mening duidelijk ten gehore brengen. Ik weet dat u bekend staat om uw zachte aanpak, maar hierin ben ik het eens met de collega’s: u moet luid en duidelijk spreken! U moet zo luid spreken dat we sommige stemmen van onze ministers van Buitenlandse Zaken niet horen, misschien soms ook zo luid dat we de stem van Hillary Clinton niet horen, maar de stem van Catherine Ashton. Dat verwacht dit Parlement. Ziet u het ook als een bewijs van vertrouwen dat we van u verwachten dat u duidelijke taal spreekt.

 
  
MPphoto
 

  Metin Kazak (ALDE).(BG) Mijnheer de Voorzitter, de protesten in Tunesië en Egypte werden ontketend door woede en door het feit dat de mensen de toenemende jeugdwerkloosheid, het bruut politieoptreden, de corruptie en het autoritair systeem, de minachting voor mensenrechten, vrijheid van meningsuiting en democratische principes niet langer meer verdroegen. Dit zijn echter uitdagingen waar ook de andere Arabische landen die verandering willen, mee te maken krijgen.

De gebeurtenissen in Tunesië, dat als een gebied van stabiliteit en economische zekerheid werd beschouwd, lijken opmerkelijk veel op de gebeurtenissen die de instorting van het Sovjetblok in Oost-Europa inluidden. Ze geven de aanzet tot de instorting van het Arabische pseudomodel van stabiliteit en tot democratische veranderingen in het gebied.

De eisen zijn duidelijk en de Tunesische en Egyptische bevolking zullen geen genoegen nemen met halve maatregelen. Bij veel van de eerste voorwaarden voor overgang naar democratie wordt al vooruitgang geboekt, zoals een actief, goed georganiseerd maatschappelijk middenveld, persvrijheid, gerespecteerde politici binnen de oppositie en bestaande politieke partijen. We moeten ons huidig buitenlands beleid echter volledig herzien, barones Ashton.

De Europese Unie moet een strategische keuze maken en een evenwicht vinden tussen haar politieke en economische belangen en de democratische waarden die ons verenigen. Europa moet duidelijk laten zien dat het vierkant achter democratie staat en niet alleen stabiliteit in het gebied steunt. De reden hiervoor is dat als er verandering plaatsvindt, de mensen zich zullen herinneren wie er aan hun kant stond en wie de onmogelijk geworden status-quo in stand hield.

 
  
MPphoto
 

  Heidi Hautala (Verts/ALE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, zestig jaar geleden betekende revolutie in de Arabische wereld het einde van de Europese koloniale overheersing. De tweede revolutie in de Arabische wereld speelt zich nu voor onze ogen af. Dit is het moment waarop de Europese Unie moet kiezen of ze aan de goede of aan de verkeerde kant van de geschiedenis staat.

Het is onze taak om een onafhankelijk maatschappelijk middenveld in de Arabische wereld aan te moedigen. Onze EU-begroting moet worden herzien om tegemoet te komen aan de dringende behoeften van Tunesië, dat 23 jaar gebukt is gegaan onder een autocratie.

De meerderheid van de Tunesische bevolking heeft geen vertrouwen in deze tijdelijke, ongekozen regering. Er wordt in Tunesië al een begin gemaakt met een waarheidsvindingsproces, maar de Europese Unie kan zelf ook wel een waarheidsvindingsproces gebruiken, als je ziet hoezeer zij de mensenrechten en democratische waarden in de Arabische wereld jarenlang heeft veronachtzaamd. Dit is bij uitstek de tijd voor mensenrechten.

 
  
MPphoto
 

  Ivo Strejček (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik deel de mening niet dat de huidige opstand in Egypte voornamelijk wordt gestuurd door krachten die democratie naar Europees model wensen. Ik zie de huidige rellen en chaos als een revolutie voor verandering die wordt ingegeven door het verlangen naar een beter leven.

Maar de cruciale vraag voor ons Europeanen is hoe groot de dreiging is dat de dramatische situatie door radicale islamisten zal worden misbruikt. Als een dergelijke dramatische politieke omslag zou plaatsvinden, zouden Europa en ook Amerika een gematigde Arabische bondgenoot verliezen en zou het Egyptische vredesverdrag in gevaar komen. Egypte kan heel snel en gemakkelijk omslaan in een regime dat Europa, Israël en Amerika vijandig gezind is en toenadering zoekt tot Hamas. De EU moet vastberaden de kant blijven kiezen van hen die streven naar vrijheid en vrije verkiezingen.

 
  
MPphoto
 

  Takis Hadjigeorgiou (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, het is duidelijk dat de overgrote meerderheid van het Parlement de opstand van de Egyptische bevolking steunt, en dat is natuurlijk heel juist, hoewel er enkele uitzonderingen zijn, zoals wij ook zojuist nog hebben kunnen horen. Ik denk echter, en u zult het met mij eens zijn, dat politiek betekent op tijd en bijtijds zijn, en ik geloof dat allen hier moeten toegeven dat wij niet hebben gezien wat in Egypte de afgelopen decennia is gebeurd.

Waar waren wij allen toen miljarden dollars door de Verenigde Staten naar Egypte werden gesluisd voor de ondersteuning van dit regime? Wij staan aan de kant van het Egyptische volk dat in opstand komt voor zijn recht op welzijn, gezondheid en onderwijs. Om deze reden moet het Parlement eensgezind zijn ondersteuning voortzetten. Ik wil ook naar voren brengen dat wij ons in dit proces om de Palestijnen moeten bekommeren en moeten voorkomen dat het Palestijnse volk het slachtoffer wordt. Degenen van ons die hier Cyprus vertegenwoordigen, een buurland van Egypte, volgen de gebeurtenissen met grote aandacht en, ik herhaal, ondersteunen de rechten van het Egyptische volk in deze opstand.

 
  
MPphoto
 

  Lorenzo Fontana (EFD). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Ashton, geachte collega´s, het is inderdaad zoals ik meerderen heb horen zeggen wenselijk dat er voor Noord-Afrika een toekomst met democratie in het verschiet komt te liggen, met een democratie zoals wij die in Europa hebben.

Er doen zich echter ook gevaren voor en daarvoor mogen wij niet de ogen sluiten. Wij herinneren ons allemaal nog de aanslag die kort voor kerstmis is gepleegd op koptische kerken in Egypte. Wij zijn bang, mevrouw Ashton, dat er uiteindelijk een islamistische dictatuur komt in Noord-Afrika.

Daarom moet Europa absoluut op zijn hoede zijn, want wij mogen niet in een situatie verzeild raken waarin wij in Noord-Afrika ons vijandig gezinde landen hebben. Wij mogen namelijk niet vergeten dat deze landen ook talloze handelsbetrekkingen onderhouden met onze landen. In deze tijd van economische crisis komt deze destabilisering onze economie allesbehalve goed uit. Bovendien mogen wij niet vergeten dat deze destabilisering ongetwijfeld gevolgen zal hebben voor de emigratie naar met name de Zuid-Europese landen.

Daarom vraag ik de Commissie en de hoge vertegenwoordiger om een oogje in het zeil te houden.

 
  
MPphoto
 

  Barry Madlener (NI). - Mevrouw Ashton, wees toch niet zo naïef. En mijnheer Guy Verhofstadt, wees dat ook niet. De moslimbroeders willen immers de sharia en de sharia is geen democratie.

De belangrijkste oppositiepartij, de moslimbroeders, wil oorlog tegen Israël. Mevrouw Ashton, ik hoor u daar met geen woord over. U hangt hier de naïeveling uit die roept om een betere toekomst voor Egypte, maar u weigert de gevaren uit te spreken die de islam kent. Want islam en democratie gaan niet samen.

Ik wil dat u dat uitspreekt, want ik wil geen naïeve mevrouw Ashton, die met de verkeerde boodschap naar Egypte gaat. Mevrouw Ashton, zie de gevaren die Egypte en ons wachten en spreek dit uit. Waarschuw de Egyptische bevolking dat de sharia onheil betekent, onheil voor ons allemaal.

(De spreker verklaart zich bereid een "blauwe kaart"-vraag krachtens artikel 149, lid 8, van het Reglement te beantwoorden)

 
  
MPphoto
 

  Nirj Deva (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de vraag die ik de geachte afgevaardigde wilde stellen, was: hoe kan democratie floreren in maatschappijen zonder instellingen en zonder democratische traditie?

Democratie ontkiemt niet zomaar in onvruchtbare grond. We hebben het voortdurend over de vorming van democratische staten zonder dat we werk hebben gestoken in de vorming van democratische instellingen die nodig zijn om de democratie te laten opbloeien.

 
  
MPphoto
 

  Barry Madlener (NI). - Ik kan het alleen maar eens zijn met de vragensteller. Natuurlijk kan dat niet zomaar ontstaan, maar toch zie ik geen ander alternatief voor Egypte, want ik kan niet iemand aanwijzen in Egypte die dan de leiding maar moet nemen. Het zijn toch de Egyptenaren zelf die hun leiders moeten kiezen.

Wij kunnen die Egyptenaren wél oproepen niet voor de Moslimbroederschap te kiezen, maar voor seculiere leiders.

 
  
MPphoto
 

  Mario Mauro (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega´s, mevrouw Ashton, ik heb nooit een blad voor de mond genomen tegenover u, maar ik moet toegeven dat de geschiedenis haar uiterste best doet om u het leven moeilijk te maken, en daarom hoop ik dat ik u behulpzaam kan zijn met hetgeen ik nu ga zeggen.

Ten eerste wil ik in alle duidelijkheid zeggen dat de overheden garant moeten staat voor het leven van hun burgers maar daarover niet de baas mogen spelen. Als de regeringen van garant baas worden dan is er geen sprake meer van regeringen maar van regimes. Dat is wat is gebeurd in Tunesië en Egypte, omdat het politieke streven dat aan het begin in het teken stond van een diep idealistische onafhankelijkheidsstrijd lange tijd geleden is uitgemond in regimes. Het is onze taak om de vrijheid en de democratie te verdedigen die in de harten leven van degenen die daarvoor de straat op trekken.

Mijn tweede opmerking gaat over ons, de Europese Unie. Wij moeten toegeven dat wij geen politieke strategie hebben voor het Middellandse-Zeegebied, en dat dus het proces van Barcelona en de Unie voor het Middellandse-Zeegebied zijn mislukt. Die zijn ficties geworden, met andere woorden ludieke politieke activiteiten die nergens toe dienen en niets hebben bereikt. Wat dat betreft moeten wij glashelder zijn: laten wij eindelijk eens gaan nadenken over een dergelijke strategie. Wij moeten een dergelijke strategie opstellen en realiseren, net zoals wij hebben gedaan in het geval van Oost-Europa en zoals wij met veel hangen en wurgen hebben gedaan voor de Balkan. Als we van een dergelijke strategie verstoken blijven, dan maakt het helemaal niets meer uit of wij met een stem spreken, want dan praten wij zonder iets te zeggen.

 
  
MPphoto
 

  Pier Antonio Panzeri (S&D). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega´s, mevrouw Ashton, ik heb de indruk dat u zich nog steeds niet voldoende rekenschap geeft van hetgeen zich in het Middellandse-Zeegebied afspeelt. Ik moet u zeggen dat de vertraging waarmee de Europese instellingen hebben gereageerd in de kwestie van het Middellandse-Zeegebied alleen verklaard kan worden met een gebrek aan realiteitsperceptie, met een onvermogen om de veranderingen te bespeuren.

Er wordt een politieke en historische fase afgesloten waarin Europa een verwarde en averechts werkende politiek voerde ten aanzien van het zuiden. De economische crisis, de moeilijke weg van emigratie en de onmogelijkheid om machtswisselingen tot stand te brengen vormen een explosieve mix die nu Tunesië en Egypte in haar greep heeft maar die zich, naar het zich laat aanzien, tot andere landen zal uitbreiden.

Ik wil mij ook richten tot een aantal collega´s. Mijns inziens zullen wij ons hier niet uit redden als wij denken dat het volstaat om de huidige manifestaties steun te betuigen. Europa moet blijk geven van een grotere politieke volwassenheid. Daarom moeten wij de politieke antennes van dit Europa anders richten. Het Europees extern beleid moet uit zijn half clandestiene toestand herrijzen en een hoofdrolspeler worden op het internationaal toneel, opdat het de huidige democratische overgangsprocessen kan begeleiden.

Er is in het bijzonder behoefte aan enkele duidelijke beleidsvormen: een nieuw partnerschaps- en nabuurschapbeleid, een nieuw veiligheidsbeleid voor het Middellandse-Zeegebied, een grotere Europese bereidheid om de kwestie van het Middellandse-Zeegebied aan te pakken, en een multipolair optreden van Europa samen met andere mogendheden, van de Verenigde Staten tot Turkije.

In feite moeten wij het over een andere boeg gooien, en wat dat betreft moet de Commissie blijk geven van grote nederigheid en een nieuw debat openen over het extern beleid ten aanzien van het Middellandse-Zeegebied. Met dat beleid moet het vraagstuk van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied opnieuw worden opgepakt maar moet tegelijkertijd de aanwezigheid van Europa ter plekke worden gegarandeerd. Dat is essentieel voor Europa en daar moet men zich volledig van bewust zijn.

 
  
  

VOORZITTER: DIANA WALLIS
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Marielle De Sarnez (ALDE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, de wereld staat niet stil, de wereld verandert, en met name de Arabische wereld, waar veertig procent van de bevolking onder de armoedegrens leeft – ik wijs er nog maar eens op – en waar de werkeloosheid onder jongeren hoger is dan waar dan ook ter wereld.

De Arabische volkeren streven naar ontwikkeling en democratie, en die twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. In Tunesië en in Egypte heeft het volk het lot in eigen handen genomen, om de veranderingen te bereiken waar ze recht op hebben. En niets en niemand houdt die beweging tegen, ondanks alle provocaties, en dat hebben we vandaag nog gezien in Cairo, ondanks alle moeilijkheden.

Ik moet nog zeggen dat ik over Tunesië gisteren en over Egypte vandaag maar één stem heb gehoord, namelijk die van de Verenigde Staten, die onvoorwaardelijk de kant van de democraten hebben gekozen. Ik geloof in Europa, maar ik geloof ook dat Europa alleen maar iets betekent wanneer het ook onvoorwaardelijk de kant van de democraten kiest. Het was mijn wens en mijn droom dat Europa die kans greep, maar we hebben die laten liggen. Dat ligt niet alleen aan u, maar ook aan de koudwatervrees van onze leiders, die maar al te vaak stilstand verkiezen boven beweging.

Meer dan twintig jaar na de val van de muur beleven we een historische verandering. Ik doe een dringend beroep op u om zich daarvan volledig bewust te zijn. Anders neemt de geschiedenis van de wereld haar beloop, en wij blijven achter.

 
  
MPphoto
 

  Derk Jan Eppink (ECR). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, alles wat ik wilde zeggen, is in feite al gezegd. Ik zal me dus beperken tot één vraag aan de hoge vertegenwoordiger.

De heer Blair, de voormalige Britse premier, die u waarschijnlijk wel kent, was vol lof over de Egyptische president Hosni Mubarak. Hij zei vandaag op CNN dat Mubarak ontzettend moedig is en een positieve kracht vormt. De heer Blair waarschuwt ook voor overhaaste verkiezingen in Egypte.

De heer Blair is momenteel gezant voor het Israëlisch-Palestijns vredesproces, dat door de Europese Unie wordt ondersteund. Wat vindt u van de opmerkingen van Tony Blair?

 
  
MPphoto
 

  Gerard Batten (EFD). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, het grote gevaar voor Egypte en de andere Noord-Afrikaanse landen is natuurlijk dat de omverwerping van hun regeringen geen liberale democratie naar westers model zal inluiden maar islamitisch-fundamentalistische overheersing en een terugkeer naar de middeleeuwen, zoals we bij Iran hebben gezien.

Toch biedt het vooruitzicht van verdrukte volkeren die hun ondemocratische en niet-representatieve regeringen omverwerpen, enige voldoening. Alle regeringen, zelfs tirannieën, ontlenen hun macht uiteindelijk aan de goedkeuring van het volk waarover ze regeren. En je kunt een volk heel lang heel zwaar onderdrukken, maar er bestaat altijd een kans dat het in opstand komt.

Er is hier sprake van een parallel met Groot-Brittannië, waar achtereenvolgende regeringen van allerlei politieke kleur ons land consequent hebben verraden en onze rechten op het gebied van democratische zelfbeschikking hebben afgestaan aan de Europese Unie. Op grond van het Magna Charta hebben de Engelsen het recht om op wettige wijze in opstand te komen. Ik vraag me af hoeveel verder het nog moet komen voordat ze net als de Egyptenaren de straat op gaan.

 
  
MPphoto
 

  Andrew Henry William Brons (NI). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, we zouden de val of de ophanden zijnde val van repressieve regimes allemaal moeten toejuichen, maar misschien kunnen we beter wachten tot we weten – of er redelijk zeker van zijn – wie of wat ervoor in de plaats komt.

Tunesië was, net als Irak en Egypte, een politiek repressief regime, zelfs naar de maatstaven van het Midden-Oosten, maar het was naar de maatstaven van het Midden-Oosten ook een seculier, zelfs een maatschappelijk liberaal regime. Het gevaar bestaat dat er voor een maatschappelijk liberale autocratie een maatschappelijk repressieve autocratie of zelfs een maatschappelijk repressieve democratie in de plaats komt.

Degenen die uitgaan van een aangename en beschaafde machtsovergang in al deze landen of een aantal ervan, moeten nog maar eens goed nadenken. Als er burgeroorlogen uitbreken, er sprake is van wreedheden en de economie van deze landen wordt verwoest, kunnen wij mogelijk goede adviezen geven en onze burgers zouden hulp kunnen sturen, maar ik hoop dat we het niet als onze taak zien om onze troepen erheen te sturen en ze daar te laten sneuvelen. Het is beslist niet onze taak om de bevolking van deze landen te redden en naar Europa toe te halen.

 
  
MPphoto
 

  Mário David (PPE).(PT) Mevrouw de Voorzitter, de wereld in het algemeen, en Europa in het bijzonder, mag geen onverschilligheid aan de dag leggen ten opzichte van de krachtige en intense beweging van volksverzet die zich in diverse landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten manifesteert. Noch mogen wij het belang en de legitimiteit van deze demonstraties negeren. Alle volkeren die naar democratie en vrijheid streven, verdienen onze onverdeelde solidariteit, net zoals wij nog niet zo lang geleden onze solidariteit hebben betuigd met onze vrienden in Oost-Europa.

Wij maken thans een bijzonder moment in de geschiedenis door: een van die zeldzame momenten die de loop van de geschiedenis wijzigen en een nieuwe realiteit tot stand brengen. In objectieve termen zij erop gewezen dat het islamitische extremisme zich heeft aangeboden als een politiek – geen religieus – antwoord op sommige van deze vraagstukken, een extremisme dat wordt gevoed door en tegelijkertijd een antwoord biedt op de sociale uitsluiting. De toekomst van deze regio staat of valt met sterke en tolerante democratieën die hun minderheden eerbiedigen en waarin de staat een belofte inhoudt voor iedereen en niet door enkelen wordt misbruikt.

Naast ons ligt een deel van de wereld dat dit moment van wedergeboorte moet benutten om de weg van de vrede en de sociale vooruitgang te bewandelen en te bewijzen dat in deze nabuurregio alle mensen in staat zijn samen te leven in een sfeer van vrede en wederzijds respect, ongeacht hun religie, politieke keuze of etnische afkomst.

Tot slot nog een laatste punt, mevrouw de Voorzitter. Barones Ashton, het is noodzakelijk dat Europa in zijn geheel en niet slechts een paar leiders samen of alleen – in het Portugees zeggen wij "het is moeilijk om pastoor te zijn in zijn eigen parochie"– een leidinggevende politieke rol spelen bij het ondersteunen van deze hervormingen en het vinden van een nieuw paradigma voor het Midden-Oosten waarin geen plaats is voor radicalisme maar waarin garanties worden geboden voor de eerbiediging van de mensenrechten, en in het bijzonder van de vrouwenrechten.

 
  
MPphoto
 

  Saïd El Khadraoui (S&D). - Op dit eigenste moment zijn er gewelddadige confrontaties aan de gang tussen betogers pro- en anti-Mubarak. Wij moeten een duidelijk signaal geven aan Mubarak en een oproep doen aan zijn medestanders om daar onmiddellijk weg te trekken en onnodig bloedvergieten te vermijden.

Wat zich afspeelt in Egypte heeft ons allemaal verrast. Wij moeten dit benaderen als een ongelooflijke opportuniteit en een kans om deze regio na jaren van politieke en economische stagnatie te doen evolueren naar een echte democratie met kansen voor iedereen. Ik denk daarbij in eerste instantie aan de miljoenen jongeren die snakken naar meer vrijheid en de mogelijkheid om zich te ontwikkelen. De impact daarvan kan niet worden onderschat. Sommigen spreken van een 1989 voor de Arabische wereld, maar dat zal dus moeten blijken.

De Europese Unie mag wat meer voluntarisme aan de dag leggen om dat transitieproces een stevige duw in de rug te geven en ik had natuurlijk graag – en dat is al gezegd door anderen – u als enige aan het woord gehoord ter zake. Wij moeten heel snel duidelijk maken dat dat transitieproces nù moet starten en dat Mubarak duidelijk niet meer de legitimiteit heeft om dit te leiden of te sturen.

Er moet dus zo snel mogelijk een kalender, een duidelijke agenda worden opgesteld van maatregelen en hervormingen die moeten leiden tot de eerste vrije en de eerste transparante verkiezingen in september dit jaar. Dat betekent bijvoorbeeld een wijziging van de grondwet, een wijziging van de kieswet, een wijziging van hoe media omgaan met politiek, zodanig dat alle kandidaten zich kunnen voorstellen aan de bevolking.

Alle democratische krachten moeten zo snel mogelijk rond de tafel worden gebracht om dit in goede banen te leiden en Europa moet daar een positieve en constructieve rol bij spelen.

Tegelijkertijd moeten wij ons ook bewust zijn van de complexiteit. Het leger bijvoorbeeld wordt gewaardeerd omwille van zijn matigende en beslissende rol. Het krijgt daarvoor veel lof, maar is tegelijkertijd economisch een zeer belangrijke speler. En als wij dus écht democratische hervormingen willen doorvoeren zullen ook economische hervormingen nodig zijn, en dat zal niet eenvoudig worden.

 
  
MPphoto
 

  Annemie Neyts-Uyttebroeck (ALDE). - Ik luister met grote belangstelling naar de mededeling van mevrouw de hoge vertegenwoordiger en van de collega's. Velen hebben gezegd dat zij totaal verrast waren door hetgeen zich voordoet in Tunesië en in Egypte. Ik veroorloof mij te zeggen dat dergelijke uitspraken mij verbazen, omdat wij eigenlijk toch wel wisten dat dit nu niet bepaald democratische regimes zijn, dat dit eerder autoritaire tot zeer autoritaire regimes zijn die hun bevolking onder de knoet houden.

Wij hebben gekozen om dat niet frontaal aan te pakken, omdat wij dachten dat dit de beste manier was om stabiliteit in de regio en in heel het Middellandse Zeegebied te garanderen. Maar andermaal is gebleken dat het steunen van autoritaire en corrupte regimes omwille van de stabiliteit en om chaos te voorkomen, meestal eindigt met instabiliteit, met chaos en zonder grote kansen voor de toekomst.

Ik hoop dat wij verstandig zullen zijn en op een verstandige manier het democratiseringsproces zullen ondersteunen. Ik zou daarbij bijzondere aandacht willen vragen voor steun aan de diverse politieke partijen, zowel in Tunesië als in Egypte. Dat zijn zwakke partijen. Die hebben tijdens de voorbije jaren nauwelijks de kans gehad om zich te structureren, die zullen alle hulp nodig hebben om hun rol te kunnen spelen bij wat hopelijk eerlijke verkiezingen en verkiezingen op korte termijn zullen worden.

 
  
MPphoto
 

  Geoffrey Van Orden (ECR). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, het specifieke punt dat ik naar voren wil brengen, is dat we te vaak hebben gezien dat de bescherming die onze vrije samenlevingen in het Westen bieden, wordt misbruikt door van onze waarden afkerige extremisten die uiteindelijk naar hun eigen land terugkeren en daar revolutie teweegbrengen. Gisteren was het 32 jaar geleden dat ayatollah Khomeini vanuit Parijs terugkeerde naar Iran. We weten waartoe dat heeft geleid.

Rachid Ghannouchi, die voorstander is van de vernietiging van de staat Israël, is na een verblijf van twee decennia in Londen zojuist teruggekeerd naar Tunesië. Hij beschouwt het leiderschap van de Palestijnse Autoriteit als onwettig en steunt Hamas. Hamas is natuurlijk een vertakking van de Moslimbroederschap, de enige goed georganiseerde politieke groepering in Egypte. Dergelijke organisaties bouwen hun machtsbasis op door in te spelen op de dagelijkse behoeften van de bevolking en consolideren hun macht vervolgens door middel van terreur.

We moeten krachtiger maatregelen nemen om te voorkomen dat onze eigen hoofdsteden een broedplaats voor extremisme worden en meer doen om het legitiem maatschappelijk middenveld in landen als Egypte en Tunesië de hand te reiken en gerichte hulp te bieden, waaronder goed gecontroleerde financiële steun.

 
  
MPphoto
 

  Vito Bonsignore (PPE). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega´s, ik ben het eens met hetgeen mijn collega´s van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) zojuist zeiden. Ik wil er evenwel op wijzen dat de recente gebeurtenissen in het Middellandse-Zeegebied grote verbazing onder ons hebben gewekt, want niemand had deze enkele weken geleden nog kunnen voorspellen.

Voor de Dienst voor extern optreden onder leiding van barones Ashton kwam dit als een donderslag bij heldere hemel. Mijn inziens geeft de Dienst nu blijk van een onvermogen tot handelen. Ik vraag mij af of het wel de moeite waard is zoveel geld uit te geven voor een dienst die georganiseerd is zoals deze. Eens te meer moeten wij vaststellen dat er op het Euromediterrane toneel geen sprake is van een Europese presentie.

Wij verdedigen de rechten van alle volkeren om zelf te beslissen welke regering, welke leidinggevende klasse zij willen, mits zij dit doen via vrije en democratische verkiezingen en niet via acties van gewelddadige en extremistische lui. Het is, zoals reeds werd gezegd, hoog tijd dat stabiliteit en democratie een tweespan gaan vormen. Wij moeten daarom met elk legitiem middel ijveren voor versterking van de democratie en politiek pluralisme en daarbij de rechtsstaat, de mensenrechten en de veiligheid van de burgers eerbiedigen.

De wereld – maar eerst en vooral wijzelf als Europeanen – heeft meer dan ooit behoefte aan een vreedzaam Middellandse-Zeegebied. De Europese Unie moet haar beleid veranderen en zich onverwijld inzetten voor adequate hulp aan en samenwerking bij de noodzakelijke economische ontwikkeling van alle mediterrane landen.

 
  
MPphoto
 

  Carmen Romero López (S&D).(ES) Mevrouw de Voorzitter, de democraten in Tunesië hebben ons de laatste tijd een voorbeeldige les in politieke volwassenheid gegeven. Daarom willen wij dat de Europese Unie, in deze tijd van spanning en gezien de moordpartijen die in Egypte aan de gang zijn, met één enkele stem spreekt, zodat we die moordpartijen echt een halt kunnen toeroepen en zodat die wind van vrijheid daadwerkelijk een ingrijpende verandering teweeg kan brengen in de richting van de democratie, ook in Egypte.

In het geval van Tunesië zijn we echter nog op tijd. Morgen zullen we hier in het Parlement stemmen over een resolutie – er zal een delegatie naar het land gaan – en onze steun, onze democratische garantie is ook heel belangrijk op dit moment, vooral in Tunesië, en vervolgens in Egypte en in al deze landen die meer vrijheid eisen.

Er is nog veel wat we kunnen doen, want de kosten van de economische inzinking die het gevolg zal zijn van deze breuk en revolutie moeten zoveel mogelijk beperkt worden. Er zijn vijanden te over die van Tunesië iets heel anders willen maken dan het model dat wij voor ogen hebben. Tunesië is een toonbeeld geworden, en wat we in werkelijkheid zien, is het einde van het postkoloniale tijdperk en het begin van de echte onafhankelijkheid van het land.

Afgezien van de door mevrouw Ashton genoemde steun is de economische situatie in Tunesië ook een gelegenheid voor de Europese Centrale Bank om zijn standpunt te bepalen, zodat we geen ontwikkelingen missen die van vitaal belang zouden kunnen zijn voor de toekomst van het Middellandse-Zeegebied. Achter dat besluit moet wel een zekere spoed worden gezet.

 
  
MPphoto
 

  Marietje Schaake (ALDE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, terwijl wij hier staan, worden burgers in Egypte op het Tahrirplein ingesloten en aangevallen en zijn er meldingen dat het leger en de politie de bevolking niet beschermen maar aanvallen. Egyptenaren met uiteenlopende achtergronden vragen met hun vreedzame protesten om respect voor de mensenrechten en democratie, om politieke hervorming en goed bestuur, en om sociaaleconomische ontwikkeling.

Deze eisen klinken u wellicht bekend in de oren aangezien dit nu net de doelstellingen zijn van de EU-programma’s in het Midden-Oosten en met name in Egypte. Alleen de Commissie heeft hier de afgelopen vijftien jaar in totaal al bijna drie miljard euro uitgegeven. Waarom is het zo moeilijk om snel een krachtige EU-verklaring af te leggen, aangezien de eisen van de bevolking al op één lijn liggen met onze beleidsdoelstellingen?

De behoefte aan een sterk, proactief Europa is nu dringender dan ooit. Terwijl de zon van de vrijheid en democratie daagt in het Midden-Oosten, wordt de Europese eenheid en het vermogen om verantwoordelijkheid te nemen gehinderd door wolken van verdeeldheid. Ik vraag u dringend om te kijken naar de gebeurtenissen die plaatsvinden terwijl wij hier praten, en de bevolking onze onvoorwaardelijke steun te geven. Hun rechten en de geloofwaardigheid van de EU zijn nauw met elkaar verbonden.

Een andere verschijnsel dat constant een rol speelt bij de betrekkingen tussen bevolkingen en dictaturen, zijn communicatie en informatietechnologieën. De Tunesische regering geldt als een van de meest strenge als het gaat om de toepassing van censuur, controle en filtertechnologieën om de burgers in bedwang te houden. Europese bedrijven, zoals Vodafone en French Telecom, hebben een sterke aanwezigheid in Egypte en hebben een rol gespeeld bij het stilleggen van de verbindingen door de schakelaar om te zetten en zo Egypte uit te schakelen. Ik zou graag zien dat er een onderzoek komt naar de rol die Europese bedrijven hebben gespeeld bij de schendingen van de mensenrechten door de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van de pers en de toegang tot informatie te belemmeren en een klimaat te scheppen waarin mensenrechtenschendingen ongedocumenteerd blijven.

 
  
MPphoto
 

  Tomasz Piotr Poręba (ECR). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw Ashton, ik ben van mening dat de Europese Unie in het verleden een aantal fouten heeft gemaakt in haar betrekkingen met Tunesië en Egypte. Met betrekking tot Tunesië zwegen wij toen Ben Ali in 2009 de presidentsverkiezingen won. Ik breng nog even in herinnering dat hij 90 procent van de stemmen kreeg in verkiezingen die noch vrij, noch democratisch waren. Hetzelfde gebeurde toen het Tunesische wetboek van strafrecht werd herzien, waardoor een einde werd gemaakt aan de activiteiten van niet-gouvernementele organisaties en mensenrechtenorganisaties. Een dergelijk passief beleid en gebrek aan activiteit kunnen we ons op dit moment in de Noord-Afrikaanse regio niet meer veroorloven. Zonder een actieve rol en vastberadenheid van onze kant wordt het bijzonder moeilijk om de stabiliteit in de regio te herstellen en regeringen te laten terugkeren die de mensenrechten, de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid in die landen eerbiedigen. Dank u wel.

 
  
MPphoto
 

  Cristian Dan Preda (PPE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, barones Ashton, dames en heren, een jaar geleden hebben we hier gesproken over de betrekkingen tussen de Europese Unie en Tunesië, en ik heb indertijd gezegd dat er naast de sociale verworvenheden, waar de Tunesiërs zo trots op waren, ook politieke vooruitgang moest worden geboekt.

We hebben in de afgelopen weken vastgesteld dat er politieke vooruitgang is geboekt, de opstand die de kop opsteekt is in ieder geval een duidelijk bewijs dat het volk vrijheid wil. In Egypte gebeurt hetzelfde, al is daar alles nog sterk in beweging. We weten niet hoe dit afloopt, en morgen zullen er zeker andere landen zijn waar even duidelijk zal blijken dat de bevolking vrijheid wil.

Aan de andere kant zijn sommigen onder ons bang, en dat hebben we vanavond vastgesteld, dat deze wind van vrijheid misschien niet leidt tot het ontstaan of het handhaven van een seculiere staat, en tot matiging en stabiliteit. Ik denk dat we ons ervan bewust moeten zijn dat het inderdaad mogelijk is dat er in deze regio in de komende weken en jaren politieke regimes zullen heersen die misschien niet stabiel zijn, noch gekenmerkt worden door vrijheid en matiging. Dat is absoluut denkbaar, en ik denk dat we ook op die mogelijkheid voorbereid moeten zijn.

Daarom moedig ik de hoge vertegenwoordiger aan om te overwegen om de strategie van de Unie weer op het spoor te zetten dat de Commissie al in 2005 had afgebakend in haar verslag voor de Top van Barcelona.

 
  
MPphoto
 

  Kader Arif (S&D). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, tot nu toe had ik intuïtief het gevoel dat de burgers altijd vooruitliepen op hun politieke elites. Nu weet ik het zeker. Allereerst wil ik eer betonen aan de moed en de vastberadenheid van het volk van Tunesië en Egypte. Ze hebben ons eraan herinnerd dat de waarden die wij overal ter wereld uitdragen – mensenrechten en democratie – niet aan het Westen zijn voorbehouden, zoals sommigen beweren, maar universele waarden zijn, die door iedereen worden gedeeld.

Europa kan volgens mij niet blijven dwalen in dit deel van de wereld, blijven laveren tussen verkeerde analyses en verkeerde projecten. Deze volkeren verwachten van ons een antwoord dat even groots is als hun moed en hun aspiraties. Ze verwachten geen liefdadigheid, maar solidariteit, en vooral verantwoordelijkheid. In deze onzekere tijden wil niemand een chaos, maar evenmin mag iemand de status quo blijven aanvaarden.

We moeten de hoop die door deze gebeurtenissen in Tunesië en Egypte is ontstaan begeleiden en aldus ertoe bijdragen dat er in die landen sterke democratieën ontstaan, in het belang van deze landen en hun bevolking, maar ook in het belang van onszelf. Ik denk dat u dat heel duidelijk heeft gezegd, barones Ashton.

Tot slot wil ik een dichter citeren: "Le monde sommeille par manque d'imprudence." (De wereld dut, ze mist de onbezonnenheid). Deze volkeren zijn terecht onbezonnen genoeg geweest om hun vrijheid op te eisen, maar ik hoop vooral dat zij ons geweten hebben wakker geschud.

 
  
MPphoto
 

  Alexander Graf Lambsdorff (ALDE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw Ashton, ik zou u willen vragen wat moediger te zijn. Ga vóór de Raad Buitenlandse Zaken naar Cairo en spreek daar met de regeringsvertegenwoordigers en met de oppositie. Ga dan terug naar Brussel en vertel uw collega’s wat u daar gezien en gehoord hebt. Bepaal de agenda en luister niet naar 27 verschillende meningen waarmee heel moeilijk iets kan worden gedaan.

Als de heer Mingarelli naar Tunis gaat – wat ik heel goed vind – laat het ons dan weten en zorg dat openbaar wordt gemaakt dat Europa aanwezig is. Eerst vernam ik dat de Amerikaan er was en pas daarna hoorde ik dat ook Mingarelli ter plekke is. U bent de Europese minister van Buitenlandse Zaken en enerzijds wil ik u werkelijk adviseren om dat te doen, maar anderzijds moet u als Europese minister van Buitenlandse Zaken ook niet alles doen wat men u voorstelt.

Er is hier vandaag een vergelijking met 1989 gemaakt en ik denk dat die juist is. Ik vind dat het Tahrirplein in Cairo in 2011 is wat de Alexanderplatz in 1989 in Berlijn was. Daar vindt een revolutie plaats, maar laten we nog eens aan de revolutie van 1989 denken. Toen hadden we hetzelfde dilemma. We willen vrijheid, stabiliteit en democratie maar denken daarbij niet aan het feit dat dit proces, de overgang van een stabiele dictatuur naar een democratie, zelden vreedzaam, geordend en stabiel verloopt. Daarom zijn ook diplomatie, organisatie en behoedzaamheid geboden.

Dat neemt niet weg dat we heel blij zijn met deze revolutie. Het is een opstand tegen de dictatuur en voor de vrijheid. Ik denk dat Europa de orde in deze landen niet kan opleggen. Toch moet het duidelijk zijn dat we blij zijn, maar het is ook duidelijk dat met de heer Mubarak, zelfs indien hij een beperkte invloed heeft, zeker geen staat kan worden opgebouwd. Met het geweld op het Tahrirplein is het laatste restje legitimiteit voor deze heerser in Egypte verdwenen.

 
  
MPphoto
 

  Sajjad Karim (ECR). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, dit moment zat er al een hele tijd aan te komen. Deze beweging wordt aangevoerd door zowel de ouderen als degenen die niets anders dan Mubarak in Egypte hebben gekend. Tot nu toe was ons antwoord dat Egypte niet nog verder gedestabiliseerd mocht worden dan het al was, dat de bevolking van Egypte de regering van hun keuze moest krijgen door middel van vrije wilsbeschikking.

Dat is inderdaad waar, maar het is niet genoeg en vandaag hoor ik in dit Parlement sprekers waarschuwen voor een op til zijnde islamitische tsunami die ons allen zal vernietigen.

Het naar voren brengen van die argumenten komt, vrees ik, alleen maar neer op een pleidooi voor een totalitair regime met een zeer dun democratisch laagje en houdt geen enkele erkenning in van de mensen die zowel in Tunesië als Egypte met hun bloed en hun levens hebben betaald. De mensen op straat, hoe talrijk ook, vormen een minderheid die zich laat horen maar vertegenwoordigen tegelijkertijd een nog grotere zwijgende meerderheid.

Lady Ashton, nu is het geen tijd voor slappe knieën. Handel daadkrachtig, stuur een duidelijk signaal. Mubarak moet nu aftreden.

 
  
MPphoto
 

  Simon Busuttil (PPE). - (MT) Mevrouw de Voorzitter, Europa had ongetwijfeld aanzienlijk meer kunnen doen om de Arabische wereld en haar landen te helpen op hun weg naar democratie. Als er toch een positief resultaat moet voortkomen uit de dramatische gebeurtenissen waarvan we getuige zijn, dan moet dat zijn dat de Arabieren het lot in eigen hand hebben genomen om hun situatie te verbeteren.

Het verleden staat bol van voorbeelden van interventies door westerse landen die meer kwaad dan goed hebben gedaan. We moeten daarom van de gedachte afstappen dat we iedere keer als er iets opgelost moet worden te hulp moeten schieten en anderen moeten voorschrijven hoe ze hun zaken moeten regelen en hun daarover de les moeten lezen. We moeten onszelf de vraag stellen wat we vanaf nu kunnen doen met het oog op de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden.

Naar mijn mening moeten er twee dingen worden gedaan. Allereerst moeten we met alle kracht die we kunnen verzamelen en met alle hulp die we kunnen bieden proberen het democratisch klimaat in deze landen te verbeteren en met name de democratische instellingen te versterken. Op deze manier kunnen ze tot bloei komen en tegelijkertijd nieuwe extremisten en dictators verdrijven.

In de tweede plaats moeten we onszelf afvragen waar het mis is gegaan. We moeten onszelf de vraag stellen of ons Euromediterrane beleid alleen uit woorden bestond en niet uit daden? Waar was de Unie voor het Middellandse-Zeegebied in dit alles? Houdt Europa ooit nog op met reageren en besluit het daarentegen in actie te komen?

 
  
MPphoto
 

  Rosario Crocetta (S&D). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega´s, het is hoog tijd dat Europa ervoor zorgt dat het Tunesische volk en zijn overgangsregering concrete hulp wordt geboden en dat de Euromediterrane dialoog die de afgelopen jaren zo sterk is verwaarloosd, nieuw leven in wordt geblazen.

De woede-uitbarsting van de jongeren en armen in de Maghreb en in Egypte is het gevolg van de onbillijke verdeling van de rijkdom en van de beperkingen op de uitoefening van de grondrechten. Noord-Afrika is ontvlamd en vraagt om meer democratie, meer economie, meer participatie en meer werk. Het kijkt echter met verbazing naar het oude Europese continent dat verstijfd is en niet weet hoe het de maatschappelijke veranderingen in dit gebied moet vatten en een echt beleid voor vooruitgang en vrede moet ontwikkelen.

Europa moet meer aandacht schenken aan de mensenrechten en de democratie, zich inzetten voor meer dialoog, meer samenwerking en meer maatregelen voor de reële economie. Europa moet zijn poorten en zijn hart openzetten voor Noord-Afrika, opdat de Middellandse Zee een zee van vrede kan worden. Het moet afgelopen zijn met het terugsturen van immigranten via een gewelddadige samenwerking met landen als Libië. Er zijn meer investeringen, meer opvang en meer hulp nodig, en er is meer Euromediterraan beleid nodig. Dat vraagt de geschiedenis ons.

 
  
MPphoto
 

  Zbigniew Ziobro (ECR). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, we kunnen de binnenlandse situatie in Tunesië niet vergelijken met die in Egypte. De massale protesten hadden een vergelijkbare voedingsbodem maar hun implicaties voor de internationale situatie zijn totaal verschillend.

Het draagvlak voor Ben Ali in de maatschappij was verdwenen. Daardoor zijn in Tunesië veranderingen van onderaf op gang gekomen die het land de kans bieden op een betere toekomst. De situatie in Egypte vereist echter een voorzichtiger benadering. Ondanks zijn feodale wijze van regeren, stond Hosni Mubarak garant voor de stabiliteit van Egypte. Benadrukt moet worden dat zich tot nu toe door de omstandigheden geen democratische oppositie heeft kunnen ontwikkelen, waardoor het afzetten van Mubarak het risico met zich mee lijkt te brengen dat Egypte in de armen wordt gedreven van extreme politieke groeperingen die zijn gelieerd aan de Moslimbroederschap. We moeten de internationale consequenties van een dergelijke ontwikkeling in ogenschouw nemen. Zijn een eventuele alliantie met Hamas, een hard beleid ten opzichte van Israël, intensivering van de vervolging van christenen en toenemende spanning in de regio inderdaad beter dan de stabiliteit die Mubarak biedt? Zonder de fundamentele nadelen van het regime Mubarak en de rechtmatigheid van de protesten uit het oog te verliezen dienen wij ons af te vragen wat in deze situatie de optimale oplossing is en welke benadering de Europese Unie moet kiezen.

 
  
MPphoto
 

  Francisco José Millán Mon (PPE).(ES) Mevrouw de Voorzitter, de huidige gebeurtenissen in Tunesië en Egypte zijn buitengewoon belangrijk, en de mogelijkheid bestaat dat deze veranderingsprocessen zich uitbreiden naar andere landen van het Middellandse-Zeegebied, een gebied dat voor de Europese Unie van bijzonder groot belang is. Het zijn onze buurlanden waarmee wij door vele sterke banden verenigd zijn.

De afgelopen tien jaar heeft de Europese Unie de overheden van die landen er niet van weten te overtuigen de vereiste hervormingen in te voeren. In de vorige zittingsperiode heb ik er al op aangedrongen dat stabiliteit niet langer mocht worden aangegrepen als excuus voor starheid, en dat deze landen behoefte hadden aan ingrijpende politieke, economische en sociale hervormingen. Nu worden die verandering en hervorming geëist door de mensen op straat.

Dames en heren, ik juich het toe dat de Raad zich afgelopen maandag eindelijk over deze gebeurtenissen gebogen heeft en een standpunt heeft ingenomen. Ik deel de indruk dat het overgangsproces in Tunesië de goede kant opgaat. Helaas bestaat algemeen het idee dat de Europese Unie de afgelopen weken vrijwel buiten deze ontwikkelingen heeft gestaan. We hebben president Obama verschillende malen horen spreken, we hebben de verklaringen gehoord van minister van Buitenlandse Zaken Clinton, en we hebben zelfs gehoord van contacten tussen het Tunesische leger en woordvoerders van het Amerikaanse leger…

De zichtbaarheid van de Unie is hiermee op geen enkele manier te vergelijken. De nieuwe mechanismen van het Verdrag van Lissabon, de voorzitter van de Europese Raad inbegrepen, hadden actiever en zichtbaarder moeten zijn.

Mevrouw Ashton, ik juich uw reis over twee weken naar Tunesië toe, maar ik denk ook dat we ervoor moeten zorgen dat wij beter in staat zijn om de ontwikkelingen te voorzien en daarop te reageren. Willen we werkelijk een belangrijke ‘global actor’ zijn? Welnu, dan moeten we om te beginnen op zijn minst een relevante rol gaan spelen op regionaal niveau.

 
  
MPphoto
 

  Vasilica Viorica Dăncilă (S&D).(RO) Mevrouw de Voorzitter, de Europese Unie houdt de situatie in Tunesië scherp in de gaten en steunt de inspanningen van het Tunesische volk voor een vreedzame overgang naar democratie. De aanvankelijke maatregelen van de overgangsregering in Tunesië gaan in de goede richting. We roepen de nieuwe autoriteiten op om de verplichtingen inzake goed bestuur, respect voor de rechtsstaat en de fundamentele vrijheden volledig na te komen en economische en sociale hervormingen door te voeren. Ik ben van mening dat deze hervormingen een van de beste manieren zijn om te investeren in de toekomst van Tunesië en het te helpen een stabiele democratie te vestigen.

Europa zoekt een stabiel partnerschap met Tunesië als onderdeel van EUROMED, en moet alle beschikbare instrumenten activeren om het overgangsproces te vergemakkelijken, sterke democratische instellingen te creëren en een stimulans te geven aan de opkomst van een actief maatschappelijk middenveld dat deelneemt aan het uitvoeren van de hervormingen. Het is voor ons van groot belang dat Tunesië een stabiel, welvarend en democratisch land is waarmee wij een voor beide partijen voordelige samenwerking kunnen ontwikkelen op basis van gedeelde belangen en waarden.

 
  
MPphoto
 

  Michael Gahler (PPE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw Ashton, beste collega’s, er is al vaak gezegd wat er nu gedaan moet worden, en daarover bestaat ook brede consensus. Onze resolutie over Tunesië is duidelijk, maar die over Egypte moet nog worden aangevuld door middel van mondelinge amendementen.

Ik denk dat er redenen zijn voor zelfkritiek. Onze uitvoerende macht in Brussel en in de lidstaten heeft te lang aan de status quo vastgehouden. Als we onze eigen principes ook in de dagelijkse politiek met betrekking tot het universele karakter van mensenrechten en democratie serieus hadden genomen, hadden we Tunesië en Egypte duidelijk moeten aanspreken op de overduidelijke tekortkomingen. We wisten dat de maatregelen tegen islamisten en fundamentalisten niet slechts tegen deze groepen waren gericht maar tegen iedere kritiek op de toenmalige regering. Het is nog niet te laat. De oproep voor democratie en mensenrechten is geen inmenging in de binnenlandse aangelegenheden en kan ook niet veroordeeld worden als zijnde een bijdrage aan destabilisering. Geen enkele dictatuur en geen enkel autoritair regime is op zich stabiel. Met ons beleid tot nu toe hebben we dus slechts tijd gewonnen, maar geen stabiliteit verkregen.

Tunesië en Egypte zijn een voorbeeld voor andere landen. Iedereen kent nog meer van dergelijke staten in de regio. Veel mensen durven deze niet bij naam te noemen. Voor mij is bijvoorbeeld Saoedi-Arabië ook een kandidaat. In deze situatie was politieke leiding door de hoge vertegenwoordiger gewenst. De 27 hebben echter geen verschillende belangen. Indien u het juiste inzicht hebt, wacht dan niet tot de laatste diplomatieke bezwarenmaker zijn minister van Buitenlandse Zaken gebrieft heeft. Wat senator John Kerry eergisteren en Barack Obama vanavond over Egypte heeft gezegd, hadden ook uw woorden moeten zijn. U moet emanciperen in het belang van de Unie, om te zorgen dat de EU, en niemand anders, het beleid voor de toekomst in haar eigen omgeving formuleert. Misschien kunt u al volgende week naar Tunesië en Egypte gaan, en kunt u ons hiervan de week daarna in Straatsburg verslag doen.

 
  
MPphoto
 

  Richard Howitt (S&D). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, evenals alle andere deelnemers aan dit debat maak ook ik mij grote zorgen over de vreedzame demonstranten in Egypte, in het bijzonder in het licht van het verdere geweld van vandaag.

Ik wil in dit debat ook mijn bezorgdheid uitspreken over de voortdurende afsluiting van Al Jazeera, waarover Europa tot nu toe heeft gezwegen, en de arrestatie van journalisten van Al Jazeera, evenals over het feit dat we de IT-bedrijven, internetproviders en aanbieders van mobiele telefoniediensten, waaronder Vodafone uit mijn eigen land, moeten aanspreken op de keuzes die zij gedurende de afgelopen weken in Egypte hebben gemaakt.

Ik had ook graag gehad dat de EU-leiders de uitspraken die ze vandaag hebben gedaan, eerder hadden gedaan. President Sarkozy zei in december 2007: "Ik wil president Mubarak vertellen hoezeer ik zijn ervaring, wijsheid en gematigde visie waardeer. ... President Mubarak is voor ons een vriend." Vandaag dringt hij aan op een overgang.

Ook was er Alistair Burt, onderminister van Buitenlandse Zaken van het Verenigd Koninkrijk, die zei dat hij niets liever wilde dan stabiliteit in Egypte. William Hague, die niet wilde zeggen op welke termijn volgens hem verkiezingen zouden moeten plaatsvinden, dringt nu aan op een overgang.

Tot slot ben ik het eens met barones Ashton, onze hoge vertegenwoordiger. Europa is goed in transitierechtspraak, verkiezingen, het opbouwen van democratie en de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld. Ongeacht de misstanden en bagage van het verleden zouden zij en wij dit moeten zien als een crisis in de regio, maar tegelijkertijd als een kans voor Europa om onze middelen in te zetten voor het opbouwen van respect voor democratie en mensenrechten. Het is niet zo dat we deze waarden vanuit Europa opleggen. Het zijn waarden die in de straten van Tunis en Cairo opgeëist worden en het is onze plicht om daarnaar te luisteren.

 
  
MPphoto
 

  Bogusław Sonik (PPE). - (PL) In iedere revolutie schuilt het gevaar dat vijanden van een op legitieme en echt democratische fundamenten gevestigde rechtsstaat zich de roep van de bevolking om brood en democratie toe-eigenen. We hebben geen enkele garantie dat islamitische extremisten de opstanden in Tunesië, Egypte en andere landen niet zullen aangrijpen om net als in Iran de macht te grijpen. Voor de Europese instellingen is het uur van de waarheid aangebroken. Eindelijk krijgt de Europese Unie de kans om de rol te spelen waarvoor ze is gemaakt. Pluralistische politieke krachten moeten effectief worden gesteund. Ook moeten we het nabuurschapsbeleid herzien, aangezien het tot op heden overduidelijk is gebruikt om regeringen van corrupte machthebbers in het zadel te houden. Het grootste deel van het geld dat is uitgetrokken voor de ontwikkeling van de aangrenzende gebieden en voor vrijheid, democratie en welzijn, moet via nauwe samenwerking met niet-gouvernementele organisaties en de academische en culturele wereld bij de burgers van die landen terechtkomen. Steun voor projecten die gericht zijn op jongeren en vrouwenorganisaties moet hierbij prioriteit krijgen.

Mevrouw Ashton, het huidige beleid van de Europese Unie voor deze regio is uitgelopen op een fiasco. We moeten het risico nemen om een Egypte zonder Mubarak te steunen, een Egypte dat op weg is naar de vorming van een seculiere Egyptische republiek die haar minderheden respecteert. Mubarak moet vandaag nog opstappen; zijn tijd is voorbij. De tijd die hij had, heeft hij verspild.

 
  
MPphoto
 

  Nicole Sinclaire (NI). - (de spreker stelt een "blauwe kaart"-vraag aan de heer Howitt (artikel 149, lid 8 van het Reglement)) (EN) U verwees naar enkele opmerkingen van president Sarkozy en de heer Burt. Ik weet niet of u al in het Parlement was toen een collega verwees naar de uitspraken van de heer Blair over de heer Mubarak, maar zou u kunnen bevestigen of u het met de heer Blair eens of oneens bent?

 
  
MPphoto
 

  Richard Howitt (S&D). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik herhaal wat ik in mijn toespraak zei, namelijk dat er vanuit het verleden veel bagage is waarover wij allen moeten nadenken en waaruit we lessen moeten trekken.

Echter, dit mag ons als Europese Unie er niet van weerhouden om de dialoog met Egypte en de Arabische wereld aan te gaan teneinde democratie en mensenrechten te ondersteunen, en ik verwacht dat mijn collega, hoewel zij over Europa andere meningen heeft, dit standpunt met mij deelt.

 
  
MPphoto
 

  Dominique Vlasto (PPE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, er is al veel gezegd, maar ook ik wil me aansluiten bij de woorden van sympathie en ondersteuning die al zijn gericht tot het Tunesische en Egyptische volk. Ze zijn een bron van hoop voor iedereen die de vrijheid verdedigt. In gedachten ben ik ook bij de slachtoffers.

De Europese Unie heeft uitgeblonken in passiviteit, dat is al gezegd, maar nu moet de Unie aan de zijde van het Tunesische en het Egyptische volk gaan staan en hen helpen hun land open te stellen voor hervormingen en een democratie op te bouwen.

De Europese Unie heeft besloten om de Tunesische leiders te helpen bij een vreedzame overgang, bij het voorbereiden van de noodzakelijke verkiezingen en bij het veroveren van de vrijheid. We moeten het Tunesische volk helpen om welvaart, ontwikkeling en sociale vrede tot stand te brengen, om een economie op te bouwen die jongeren een kans op een baan biedt.

Tot slot wil ik nog zeggen dat de Unie voor het Middellandse Zeegebied met een grote uitdaging wordt geconfronteerd, omdat de jasmijnrevolutie een golf heeft ontketend in alle Maghreb-landen, het Nabije Oosten en het Midden-Oosten. Ze moet voor deze landen een krachtige strategie ontwikkelen. We moeten echter oppassen: we worden met een legitieme democratische regering geconfronteerd, en daarom moet Europa het juiste evenwicht vinden tussen niet-inmenging in binnenlandse zaken en stabiliteit enerzijds, en ondersteuning voor de legitieme aspiraties van de volkeren anderzijds.

 
  
MPphoto
 

  Alf Svensson (PPE).(SV) Mevrouw de Voorzitter, in het Europees Parlement hebben we vaak gesproken over eerbiediging van de democratie en van mensenrechten en fundamentele vrijheden, maar de waarheid – en ik ben zeker dat we dit vanavond kunnen toegeven – is dat we vaak voorrang hebben gegeven aan iets anders, namelijk aan politieke stabiliteit en goede economische betrekkingen. Nu overviel het besef ons bijna als een dief in de nacht dat mensen ook in de Arabische wereld naar vrijheid streven en hunkeren. We hebben het hier nu ontzettend veel over de overgangsrisico's. Natuurlijk zijn die er. Er is hier waarschijnlijk niemand die in juichen uitbarst voor het Moslimbroederschap. We weten echter dat het uiteindelijk toch vrijheid en eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden zijn waar elk individu naar streeft en waarvan de verwezenlijking ook een recht is van ieder individu.

Nu moeten we ervoor zorgen dat de EU niet langer aan de zijlijn staat en alles op zijn beloop laat. In plaats daarvan moeten we initiatieven nemen en proberen om, zoals mevrouw Ashton hier benadrukte, democratieën mee te helpen opbouwen. Het is indrukwekkend dat jongeren deze opstanden op gang hebben gebracht, ten dele misschien ook dankzij de nu beschikbare communicatiemogelijkheden. Daarom denk ik niet dat we op dit ogenblik al te veel ideologische of religieuze motieven achter deze bewegingen moeten gaan zoeken. Waar ze op lange termijn echter voor staan is vrijheid en eerbiediging van de mensenrechten en andere rechten waaraan wij hier in de plenaire vergadering en in het Europees Parlement in zijn geheel prioriteit moeten verlenen.

 
  
MPphoto
 

  Anna Záborská (PPE). - (SK) Mevrouw de Voorzitter, na meer dan twee jaar de situatie in de gaten te hebben gehouden is ons duidelijk geworden dat er sprake is van een geleidelijke uitholling van de democratie en van de vrijheid van meningsuiting, vereniging en godsdienst in de landen waarover we nu debatteren. De verkiezingsuitslagen in deze landen zijn daarvan een onmiskenbaar bewijs.

Totalitaire regimes ontstaan niet van de ene dag op de andere. Ondanks duidelijke signalen heeft de Europese Unie nagelaten een duidelijk standpunt in te nemen ten aanzien van de eerbiediging van de mensenrechten. Helaas behoren we tot de laatsten die een gemeenschappelijk standpunt hebben ingenomen.

Waarom hebben we tijdens het Franse voorzitterschap de Unie voor het Middellandse-Zeegebied opgericht? Beschikten we niet over diplomatieke middelen om te onderhandelen over stabiliteit in dit deel van de wereld?

Tientallen jaren hebben de landen van de Europese Unie deze regeringen gesteund, vooral met financiële middelen. Nu beginnen diezelfde staten na te denken over hoe ze bankrekeningen kunnen bevriezen en de tegenstanders van de regeringen kunnen steunen. Is dat eigenlijk niet hypocriet? De situatie in het Middellandse Zeegebied is voor ons een les, waaruit blijkt wat er gebeurt als de mensenrechten niet worden verdedigd. De vrijheid van godsdienst wordt bijvoorbeeld niet gerespecteerd en kan een wapen worden voor extremisten en terroristen en het begin inluiden van een totalitair regime.

Ik zeg dit omdat er nog veel meer landen zijn die een vergelijkbare ontwikkeling doormaken.

 
  
MPphoto
 

  Ernst Strasser (PPE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, barones Ashton, het debat in dit Parlement, dat u met belangstelling hebt gevolgd, heeft een gemeenschappelijke noemer, namelijk dat wij u, barones Ashton, vragen om uw stem te verheffen. Maak een stap naar voren, wees een beetje moediger en spreek een beetje luider! Kies partij voor degenen die in een modern maatschappelijk middenveld opkomen voor democratie, vrijheid van meningsuiting en persvrijheid!

Tunesië en Egypte en wellicht nog enkele andere landen staan voor een moeilijke ommekeer. Daarbij is onze steun nodig en het is verkeerd dat uw eerste vertegenwoordiger in dit land zegt dat er geen strategiewijziging nodig is. We hebben de strategie voor het Middellandse-Zeegebied wel degelijk nodig. Misschien hebben we ook de Midden-Oostenstrategie nodig. Misschien moet worden nagedacht over het samenleven met de landen aan de overkant van de Middellandse Zee, en natuurlijk moeten er in de eerste plaats en heel snel verkiezingen worden georganiseerd en voorbereid, waaraan wij steun moeten verlenen.

Het is de eerste EU-vertegenwoordiger in dit land misschien ontgaan dat de overgangsregering in Tunesië intussen vier internationale overeenkomsten inzake de eerbiediging van de mensenrechten wil sluiten, dat alle politieke gevangenen zijn vrijgelaten, dat dissidenten zijn teruggekeerd en democratische verkiezingen worden voorbereid en gehouden. Dit proces moeten wij ondersteunen en het Parlement wenst dat u op dit punt duidelijker van zich laat horen.

 
  
MPphoto
 

  Marco Scurria (PPE). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, barones Ashton, geachte collega´s, wij moeten deze crisis te baat nemen om te onderzoeken of de Europese Unie met haar buitenlands beleid werkelijk een rol wil spelen.

Het buitenlands beleid is een serieuze aangelegenheid. Daarin komen strategieën, vaste doelstellingen en duidelijke bondgenootschappen voor. Wij kunnen niet heel de wereld afreizen, iedereen schouderklopjes geven en doen alsof alles rozengeur en maneschijn is. De verkiezingen in Egypte hebben enkele weken geleden plaatsgevonden en wij hebben ons bepaald niet uitgeput in protesten tegen een dictatuur die ons allemaal voor de gek hield. Nu miljoenen mensen de straten en pleinen zijn opgetrokken spreken wij over democratie en mensenrechten. Dat zijn natuurlijk welkome zaken maar dan moeten wij er wel voor zorgen dat deze er ook daadwerkelijk komen. Wij moeten echter wel oppassen dat wij niet zo maar achter de menigten aanhollen. Ik kan mij nog herinneren hoe het Iraanse volk op de been kwam om de sjah te verdrijven, en wij weten hoe dat uiteindelijk uitpakte, hoe er een regime is gekomen dat ook nu nog tientallen mensen ophangt.

Ik hoop dat de nieuwe Egyptische regering er bijvoorbeeld in slaagt om de extremisten op afstand te houden en een evenwichtige rol te spelen in de crisis tussen Israël en de Palestijnen. Barones Ashton, er is ongetwijfeld behoefte aan meer democratie in dit gebied van de wereld, maar er is ook behoefte aan meer Europees beleid.

 
  
MPphoto
 

  Miroslav Mikolášik (PPE). - (SK) Mevrouw de Voorzitter, we zijn getuige van hevige spanningen en conflicten tussen regeringen en burgers in Tunesië en Egypte, die onvermijdelijk waren gezien de langdurige en ernstige sociaaleconomische problemen, die door de regeringen werden genegeerd.

Het fysieke geweld tijdens de conflicten is zacht gezegd betreurenswaardig en bevestigt alleen maar dat er dringend behoefte is aan externe steun voor een vredige overgang naar democratie. Daarom zou de Europese Unie bereid moeten zijn al haar middelen in te zetten om de rechtsstaat en de mensenrechten, met inbegrip van de religieuze vrijheid, in deze landen te versterken. We willen niet dat intolerante militante islamisten de macht grijpen.

Met het oog op instandhouding van goede nabuurschapsbetrekkingen en de veiligheid in de regio moeten we ons richten op activiteiten om het maatschappelijk middenveld te versterken, een gezonde oppositie te vormen en democratische verkiezingen mogelijk te maken, teneinde een machtsgreep door extremistische radicale groeperingen te voorkomen.

 
  
MPphoto
 

  Ioan Mircea Paşcu (S&D). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, alleen al het feit dat we een debat over Tunesië voeren – ons oorspronkelijke onderwerp – op een moment waarop Egypte het kookpunt nadert, geeft aan hoe ver we achter de realiteit aanlopen, ofschoon het helemaal niet zo moeilijk is om de titel van het debat te veranderen.

Onze reacties in het openbaar zijn schuchter geweest. Terwijl er zich revoluties voltrokken, hebben wij onze bezorgdheid uitgesproken en vrome oproepen gedaan tot terughoudendheid en dialoog, wat aantoont dat er een gebrek is aan een praktisch verstand. Als men verwacht dat de revoluties leiden tot samenlevingen op basis van ons waardestelsel, gaat men voorbij aan de culturele en religieuze verschillen tussen deze samenlevingen en de onze.

Hoe moeten wij dan reageren? Ten eerste moeten we beseffen dat dit een uitdaging is die om een gemeenschappelijk, coördinerend antwoord vraagt, dat dit geen wedstrijd is in wie het meeste medeleven betoont. Barones Ashton, uw woorden zullen alleen het nodige gezag hebben voor uw publiek, indien ze volledig worden gesteund door heel de Raad.

Ten tweede moeten we beginnen na te denken over het eindresultaat van deze revolutionaire bewegingen. Tot welke soorten regimes zullen ze leiden? En uiteindelijk moeten we hun recht op zelfbeschikking eerbiedigen.

 
  
MPphoto
 

  Ivo Vajgl (ALDE). - (SL) Mevrouw de Voorzitter, als de revolutie die zich momenteel in de straten van Cairo voltrekt, afloopt zal de Egyptische bevolking een politiek stelsel en haar leiders kiezen. De kans bestaat dat er ook mensen zullen zijn die het als een verdienste van president Mubarak beschouwen dat hij een positieve rol heeft gespeeld bij het behoud van enige mate van stabiliteit in het Midden-Oosten. Dat is echter niet de opmerking die ik nu wilde maken.

De ontwikkelingen in Tunesië en Egypte laten zien hoe gering de rol is die de Europese Unie heeft gespeeld in het Middellandse-Zeegebied en in het gehele gebied dat onder ons nabuurschapsbeleid valt. We moeten het Europees nabuurschapsbeleid hervormen. We hebben een dynamische strategie nodig waarmee kan worden gestreefd naar een oplossing van de huidige vraagstukken, van Belarus, Ossetië, Abchazië, Nagorno-Karabach en Transnistrië tot Cyprus, Palestina en de Westelijke Sahara. We hebben behoefte aan een strategie voor de landen van de voormalige Sovjet-Unie in Centraal-Azië en Trans-Kaukasië. Ook zij zullen worden meegevoerd door de wind van democratisering; je hoeft geen profeet te zijn om dit te zien aankomen. Hier is flink wat werk aan de winkel voor u, barones Ashton. Wees ambitieus en wij zullen u steunen.

 
  
MPphoto
 

  Malika Benarab-Attou (Verts/ALE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, barones Ashton, we zaten er naast toen we dictatoriale regimes in landen aan de zuidelijke oever van de Middellandse zee steunden, zogenaamd omdat ze een bolwerk vormden tegen het moslimfundamentalisme. Deze keer moeten we tonen opgewassen te zijn tegen de uitdagingen in deze historische tijden.

Europa moet het huidige beleid tegenover autoritaire regimes en dictaturen herzien. Mubarak moet nu vertrekken. We moeten de democratie en het democratiseringsproces steunen zoals de volkeren die willen en niet alleen zoals wij die willen. We moeten luisteren, we moeten bescheiden zijn, we mogen secularisme niet verwarren met zekerheid. Er is reeds verandering op gang gebracht in deze landen. Onze financiële instrumenten moeten worden bijgestuurd en worden gericht op de niet-aflatende steun voor de democraten...

(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 

  Marisa Matias (GUE/NGL).(PT) Mevrouw de Voorzitter, ik ben van oordeel dat deze twee landen en andere landen in de regio een voorbeeld zijn van hoe de Europese leiders de afgelopen jaren de economie meer dan eens hebben laten prevaleren boven de democratie en geneigd waren om de zijde van de dictators te kiezen veeleer dan die van de armen.

De huidige situatie in Egypte en de ontwikkelingen van vandaag baren mij ernstige zorgen. Ik ben dan ook van mening dat wij geen blijk moeten geven van kalmte maar veeleer van solidariteit. Wij moeten ons solidair verklaren met de miljoenen Egyptenaren in Cairo en in de rest van het land, die genoeg hebben van de honger, genoeg hebben van de repressie en genoeg hebben van de werkloosheid. Dat is de reden waarom wij, na de toespraak van president Mubarak en de beslissing van het regime om zijn honden los te laten en de deur naar het geweld te openen, moeten verklaren dat deze mensen onze steun verdienen. Wij mogen niet toestaan dat een strategie van de angst wordt toegepast om hen naar huis te sturen.

Als wij deze raadgevingen 36 jaar geleden in Portugal zouden hebben gehoord, zouden wij naar huis zijn gegaan. Het is goed dat wij dat niet gedaan hebben, want juist omdat wij gebleven zijn, hebben wij een democratische revolutie gekend.

 
  
MPphoto
 

  Jaroslav Paška (EFD). - (SK) Mevrouw de hoge vertegenwoordiger, de Europese Dienst voor extern optreden beschikt over een groot aantal werknemers, deskundigen en analisten. Daarom zouden onze experts in staat moeten zijn de maatschappelijke ontwikkelingen in Tunesië en Egypte vakkundig te beoordelen en u de juiste maatregelen aan te bevelen om Europa in staat te stellen de inwoners van deze landen te helpen bij de oplossing van de problemen met hun ongewenste regeringsleiders. De struisvogelpolitiek die we tot nu toe hebben gevoerd met betrekking tot de maatschappelijke onrust in Afrikaanse landen roept echter twijfels op over het vermogen van onze buitenlandse dienst om in actie te komen.

Mevrouw de hoge vertegenwoordiger van de Europese Unie, als nog langer gewacht wordt met een professionele reactie op de huidige gebeurtenissen in Tunesië en Egypte zullen onze belastingbetalers zich terecht afvragen waarvoor we zo veel ambtenaren in de buitenlandse dienst van de Europese Unie betalen, als ze niet in staat zijn om voor ons een directe en professionele reactie te geven op de stormachtige gebeurtenissen in Europa.

 
  
MPphoto
 

  Andreas Mölzer (NI).(DE) Mevrouw de Voorzitter, barones Ashton, optimisten denken dat de revolutionaire gebeurtenissen in Tunesië en Egypte het begin kunnen zijn van zoiets als een lente voor Arabische volken, zoals we die ook in 1989 in Oost-Europa hebben meegemaakt. We zouden als Europeanen steeds aan de kant van vrijheid en democratie moeten staan, en het zou ons verheugen indien dit het geval was. We kunnen echter niet vergeten dat ook wij, Europeanen, en het Westen in zijn geheel ten dele met de verschrikkelijkste en meest meedogenloze dictaturen in deze Arabische wereld hebben geheuld.

We mogen ons geen illusies maken. Facebook, internet en Twitter zijn weliswaar moderne middelen om een revolutie op gang te krijgen, maar ze kunnen niet in de plaats komen van de democratische structuren en de rechtsstaat die achter de coulissen moeten bestaan om een revolutie in een democratisch systeem te kunnen laten overgaan. Wat wij, Europeanen, kunnen en moeten doen, is duidelijk stelling nemen en bij de opbouw van dergelijke democratische structuren helpen, om ten slotte de rechtsstaat en ook de vrije markteconomie die voor een democratie noodzakelijk zijn, in dit gebied te kunnen doorvoeren.

 
  
MPphoto
 

  Catherine Ashton, vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil graag eerst iets absoluut duidelijk maken. Ik ben het niet eens met het standpunt dat Europa op een of andere manier te traag of te laat was. Wij kwamen als eersten met verklaringen over zowel Tunesië als Egypte. We hebben Tunesië op 10 januari aan de orde gesteld en vorige week heb ik verklaringen over Egypte afgelegd. We waren alle anderen vóór. Het is geen wedstrijd en geen race, maar die kritiek kan ik niet accepteren.

Noch accepteer ik dat we te traag waren in ons optreden. We stonden van uur tot uur in contact met de mensen in Tunesië en in Egypte, met onze delegaties, die ik eer wil betuigen voor de manier waarop ze de afgelopen weken te werk zijn gegaan. We hadden ook rechtstreeks contact met de regering en de diensten. U bent ongetwijfeld ook op de hoogte van de andere kwesties waar we ons tegelijkertijd mee bezig moesten houden. Dus ik accepteer niet dat we ons te koest hebben gehouden. Ik accepteer niet dat we onvoldoende hebben gedaan.

Ik accepteer wel dat we nog meer kunnen doen. Hebt u me met het Verdrag Van Lissabon alle instrumenten gegeven die ik nodig heb? Waarschijnlijk niet. Hebt u me alle middelen gegeven die ik nodig heb? Waarschijnlijk niet, maar we zullen roeien met de riemen die wij hebben, en in dit verband hebben we de Europese Dienst voor extern optreden en mijn rol. In mijn hoedanigheid kan ik niet in het openbaar mijn persoonlijke meningen uitspreken. Ik spreek namens de Europese Unie. Ik luister naar u, ik luister naar de lidstaten en ik luister naar de Commissie. Dat is de rol die u hebt gecreëerd in het Verdrag van Lissabon en dat is wat ik doe.

Aan degenen onder u die hier eerder niet aanwezig waren, wil ik zeggen dat ik de Tunesische minister van Buitenlandse Zaken vandaag heb ontvangen op mijn kantoor. Voor zijn eerste bezoek buiten Tunesië is hij naar de Europese Unie gekomen, omdat ik hem uitgenodigd had en omdat hij weet hoe belangrijk we zijn, niet alleen vandaag, maar ook volgende week en volgende maand en volgend jaar. Als ik met hem spreek, spreek ik namens de Europese Unie. Hij weet dat wat ik zeg, zal worden gesteund door 27 landen en door de Commissie, en hopelijk ook door het Europees Parlement.

Dit heeft voor deze mensen betekenis. Het heeft betekenis dat als wij spreken, er één boodschap wordt gehoord en niet noodzakelijkerwijs – zoals mensen blijven zeggen – één stem. Het is altijd dezelfde boodschap, of deze nu wordt uitgesproken door de bondskanselier van Duitsland, door de premier van het Verenigd Koninkrijk, door de president van een ander land in de Europese Unie, of door welk land van Zevenentwintig ook. We zeggen allemaal hetzelfde. Daarom is het belangrijk dat de ministers van Buitenlandse Zaken maandag bijeen zijn gekomen, conclusies hebben aangenomen en persconferenties hebben gegeven over alle kwesties waar we mee worstelen, in onze nabuurschap en daarbuiten. Dat is enorm belangrijk voor de bevolking ter plaatse. Dit mogen we niet uit het oog verliezen bij al het andere dat we nog gaan doen.

Ik ben het met u eens dat we ter plaatse actiever moeten worden, en ik deel ook absoluut het standpunt dat we het nabuurschapsbeleid moeten herzien. Dit zeg ik al heel lang. We moeten zorgen voor een meer gediversifieerde benadering, waarbij we voor ieder land uitwerken wat we met de bevolking van dat land willen bereiken. Inderdaad moeten we meer doen met het maatschappelijk middenveld; we moeten ons richten op mensenrechten en democratie en werken aan de kwesties op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands beleid die in deze landen een rol spelen. Dat ben ik met u eens. Ik probeer dit alles ook te doen. Als we kijken naar het werk dat we in de afgelopen twee of drie maanden hebben gedaan, ziet u een gemeenschappelijk thema in wat ik zojuist heb gezegd, namelijk de noodzaak om actiever op te treden in onze nabuurschap. Dit moet onze eerste prioriteit zijn na het instellen van de Europese Dienst voor extern optreden, en ons nabuurschapsbeleid moet beter en intelligenter worden en beter zijn afgestemd op de behoeften van deze landen.

Ik kan geen verantwoordelijkheid nemen voor wat er voor mijn tijd gebeurd is, maar het is wel mijn verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat wat ik geërfd heb wordt omgezet in een strategie voor de toekomst waar u net zo trots op kunt zijn als ikzelf wil zijn. Het begint met wat we op dit moment doen en de mate waarin we in staat zijn verantwoordelijkheid te nemen en verder te gaan.

Ik onderschat niet hoe moeilijk de situatie is en hoe snel de situatie zich ontwikkelt. Ik ben het ook eens met de sprekers die zeiden dat democratie geen momentopname is. Het is een proces. We bouwen democratie op en betrekken bij het proces de organisaties die met de bevolking kunnen samenwerken en hun duidelijk kunnen maken wat hun democratische rechten zijn, wat democratie kan betekenen en kan doen voor maatschappelijke verandering. Wij gebruiken dat woord welbewust in de conclusies van de Raad. Ik geloof namelijk in verandering, niet alleen voor vandaag en morgen maar voor de lange termijn. Dit is wat Europa te bieden heeft. Dit is wat Europa onze buren heeft geboden die onze partners zijn geworden en wat Europa de eigen lidstaten heeft geboden. Dit heeft geleid tot een verandering die generaties lang effect zal hebben, en dit is waar we ons mee bezig moeten houden. We willen geen overhaaste antwoorden en reacties geven. We willen zo optreden dat we de mensen iets kunnen geven waar ze hun hele leven lang, en gedurende het leven van hun kinderen en de daarop volgende generaties, profijt van hebben.

Natuurlijk ben ik bij dit alles niet alle andere kwesties vergeten. Ik houd in de gaten wat er in Jordanië gebeurt en houd daar de vinger aan de pols. Ik ben natuurlijk betrokken bij wat er in Iran gebeurt. Twee weekenden geleden heb ik besprekingen gehad met de Iraniërs en u weet hoezeer ik mij betrokken voel bij de kwestie van de mensenrechten in Iran, want u kent al mijn verklaringen en alle kwesties die we daarin aan de orde hebben gesteld.

Ik ben ook zeker niet het vredesproces in het Midden-Oosten vergeten. Ik sprak gisteren met George Mitchell. Morgen zullen we met premier Fayyad spreken. We zijn betrokken bij het Kwartet. Het Kwartet komt zaterdag samen tijdens de veiligheidsconferentie in München, bij welke gelegenheid ik het Kwartet zal voorzitten.

Ik ben ook geen van de andere kwesties vergeten. Ik ben Albanië niet vergeten. Miroslav Lajčák zal deze week namens mij naar dit land terugkeren om de dialoog voort te zetten. We verliezen geen van de kwesties uit het oog die onze aandacht nodig hebben, en dat geldt zeker ook voor de kwesties waarover we vanavond in het Parlement debatteren.

Ook ben ik niet verantwoordelijk voor wat Tony Blair zegt. Ik spreek weliswaar dezelfde taal en behoor tot dezelfde politieke partij als hij, maar ik ben niet voor hem verantwoordelijk en ik wil ook niet voor hem verantwoordelijk worden gehouden.

Volgende week ga ik naar de Veiligheidsraad, ook namens u. In de Veiligheidsraad hebben we opnieuw de kans om te tonen wat de Europese Unie deze bevolkingen te bieden heeft, voor vandaag en voor morgen. Het is van groot belang dat ik uw steun daarvoor krijg. Ik zal me daarbij niet koest houden – ik kan erg luidruchtig zijn – maar op een juiste, samenhangende en doelgerichte manier te werk gaan en een strategie en een plan hebben, zoals ik de Tunesische minister van Buitenlandse Zaken toen hij mij bezocht, een plan kon voorleggen. Toen hij kwam zei ik niet: "Wat leuk om u te zien, kom even vijf minuten met me praten voor het oog voor de televisiecamera’s". Nee, ik zei: "We gaan nu een uur lang een plan doornemen en dan zal ik u zeggen wat wij u naar mijn oordeel kunnen bieden. Hoeveel geld? Wat kan ik doen? Wat moet ik veranderen? Welke instrumenten moeten we bijeen brengen? Hoeveel flexibiliteit heb ik op dit moment? Hoeveel moet ik krijgen? Wat hebt u van ons nodig, de Europese Investeringsbank, de Afrikaanse Centrale Bank, de Verenigde Staten, uw andere partners? Hoe bouwen we het plan op?

Vervolgens heb ik ook een gesprek met de minister van Buitenlandse Zaken van Jemen gevoerd en toen hebben we hetzelfde gedaan. Hoe kunnen de landen die bevriend zijn met Jemen een nieuw ontwikkelingsfonds samenstellen? Doen we dat met de Arabische landen met wie ik heb gesproken? Wat gaan we doen?

Naar mijn mening is dit de manier waarop Europa zou moeten werken en dit is wat ik iedere dag namens u doe en daar zal ik mee door blijven gaan.

Nu kan ik hopelijk dit debat zo dadelijk verlaten en een andere commissaris vragen om het over te nemen. Mijn verontschuldigingen hiervoor, maar de gebeurtenissen in Egypte volgen elkaar snel op, zoals u terecht zei, en ik zal u vertellen wat we óók hebben gedaan terwijl we hier in het Parlement aan het debatteren waren. We hebben boodschappen gestuurd. Er is namens mij gesproken met de onderminister van Buitenlandse Zaken. De boodschappen worden nu rechtstreeks overgebracht. De veiligheidsdiensten moeten direct ingrijpen om een einde te maken aan de escalatie van het geweld. Deze boodschap is namens mij overgebracht, terwijl ik u hier toesprak. Zij moeten verantwoordelijkheid nemen. Het is de verantwoordelijkheid van de regering ervoor te zorgen dat het leger de bevolking steunt en bescherming van de burgers waarborgt. Ambulances moeten het plein op en af kunnen. We hoorden namelijk dat ze dat niet konden. Ik ga met vicepresident Suleiman praten, zodra ik het Parlement heb verlaten. Het telefoongesprek wordt nu voorbereid en daarom moet ik u om verontschuldigingen vragen voor mijn vertrek zo dadelijk.

Er vindt momenteel een vergadering plaats om te proberen een routekaart uit te werken met de oppositie, nu de Europese leiders namens ons met andere leiders in de regio spreken en hen ertoe bewegen eveneens telefoongesprekken te voeren. Dit zal een ´telefoonboom´ zijn zoals u die nooit eerder hebt gezien, met leiders die met andere leiders praten om de boodschappen aan Egypte over te brengen. Daarnaast zijn we in mijn kantoor een crisisoverleg aan het voeren om nauwkeurig uit te werken wat ons te doen staat in ongeacht welke situatie we terechtkomen.

Dit is wat ik iedere dag heb gedaan sinds het begin van deze crisis; dat heb ik gedaan in het geval van Albanië, in het geval van Wit-Rusland, en in het geval van Soedan, waar onze speciale vertegenwoordiger een task force heeft geleid en waar Véronique De Keyser ter plaatse heeft kunnen zien wat Europa doet.

Dit is wat wij doen. Zouden we meer kunnen doen? Natuurlijk. Zou ik willen dat ik dit werk met vier mensen zou kunnen doen? Ja, dat zou ik willen. Vind ik dat we de juiste instrumenten hebben? Nee. Vind ik dat er vooruitgang is geboekt? Ja. Vind ik dat we veel meer kunnen doen? Natuurlijk.

Als u alleen maar wilt dat ik kom opdagen om me in het gezelschap van alle betrokkenen te laten zien, ben ik daartoe niet bereid. Wat ik zal doen, is de dingen uitvoeren waarvoor Europa naar mijn mening opgericht is, namelijk democratie en mensenrechten centraal stellen in ieder afzonderlijk optreden van onze kant en op dit moment de bevolking van Egypte en Tunesië steunen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Tot besluit van het debat zijn er zes ontwerpresoluties(1) ingediend, overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement.

Het debat is gesloten.

De stemming over de ontwerpresoluties betreffende Tunesië zal op donderdag plaatsvinden.

De stemming over de ontwerpresoluties betreffende Egypte zal plaatsvinden in de vergaderperiode van februari II.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. – (IT) In de afgelopen dagen is de situatie niet alleen in Tunesië maar ook in andere landen aan de zuidkust van de Middellandse Zee uit de hand gelopen. Tientallen mensen die deelnamen aan gewelddadige demonstraties tegen de hoge kosten van levensonderhoud en het gebrek aan een vrije markt hebben het leven verloren. Ik wil hier eraan herinneren dat de Europese Unie in 1995 in Barcelona het partnerschapsprogramma met de Middellandse Zee lanceerde om een economische, politieke, militaire en sociale samenwerking tot stand te brengen. Deze doelstellingen zijn echter in de verste verte niet gehaald. De dramatische situatie in Tunesië toont aan hoe urgent een Europese visie voor de Middellandse Zee is, met andere woorden hoe urgent de deelneming van de zuidelijke mediterrane landen aan het huidig partnerschaps- en nabuurschapsbeleid is. In de afgelopen uren is de situatie in Egypte nog verder achteruit gegaan. In heel het land zijn tijdens botsingen tussen politie en betogers tegen de regering-Mubarak meerdere doden en gewonden gevallen. Ik ben van mening dat ondersteuning van de economische en sociale hervormingen de weg is die in het belang van deze landen maar vooral ook in het belang van Europa gevolgd moet worden; dat is de weg die tegemoet kan komen aan de verwachtingen van een groot deel van de bevolking en kan zorgen voor vrede en een geleidelijke verbetering van de levensomstandigheden in de Noord-Afrikaanse landen.

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Falbr (S&D), schriftelijk. (CS) De Europese Unie heeft zich in 1995 het ambitieuze doel gesteld om van het Middellandse-Zeegebied een gebied te maken van vrede, stabiliteit en welvaart. Landen rond de Middellandse Zee ontvingen financiële hulp onder de voorwaarde dat zij de broodnodige economische en politieke hervormingen zouden uitvoeren. Maar niets van dat alles is gebeurd. Want door de bank genomen waren de inspanningen van de Europese Unie om haar buren in het zuiden een helpende hand te bieden vooral ingegeven door angst; het mocht vooral niet zover komen dat het islamitische radicalisme aan de macht kwam en de veiligheid en stabiliteit van de regio op die manier zou bedreigen. De geschiedenis heeft echter reeds eerder laten zien dat ondersteuning van autoritaire regimes niet loont. Het loonde de Verenigde Staten niet in Zuid- en Midden-Amerika en nu loonde het de Europese Unie ook al niet. Sommige critici stellen onze hypocrisie terecht aan de kaak. We hebben de mond vol van mensenrechten, van de noodzaak tot sociale dialoog en van economische ontwikkeling, maar wenden al tientallen jaren ons gezicht af om niet te zien dat wrede en ondemocratische regimes de scepter zwaaien in Tunesië en andere landen in Noord-Afrika. Ik kan niet anders dan constateren dat al degenen die zich voor een dergelijke politiek sterk hebben gemaakt een groot debacle hebben geoogst. De tenenkrommende oproep van EU-leiders aan Mubarak om democratische verkiezingen te organiseren, is een zoveelste bedroevende uiting van dit falende beleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) De golf van verontwaardiging en de strijd van de bevolking in sommige Afrikaanse landen, met name in Tunesië en Egypte, verdienen al onze aandacht en solidariteit. In het specifieke geval van Egypte, waar de mensen blijven strijden voor hun sociale en arbeidsrechten, voor sociale rechtvaardigheid, democratie en vrijheid, veroordelen wij met klem de repressie die op bevel van de regering van president Mubarak is en wordt uitgeoefend tegen de strijdende werknemers en overige burgers en brengen wij hulde aan de bijna honderd Egyptenaren die door staatsgeweld om het leven zijn gekomen.

Net als in Tunesië en in sommige andere landen in de Arabische wereld en in Afrika is de situatie in Egypte onlosmakelijk verbonden met de verdieping van de crisis van het kapitalisme en het gewelddadige antisociale offensief dat ermee gepaard gaat, met name in het kader van de exponentiële groei van de jeugdwerkloosheid en de exponentiële stijging van de voedselprijzen.

De recente gebeurtenissen in Egypte en de bijbehorende brede sociale beweging zijn tevens onlosmakelijk verbonden met de moed, de volharding en de vastberadenheid van werknemersorganisaties en andere progressieve volksbewegingen die al sinds jaren strijd voeren in zeer moeilijke omstandigheden. Wij blijven pleiten voor een politieke oplossing die garanties biedt voor de strikte eerbiediging van de soevereine wil van het Egyptische volk, zonder enige buitenlandse inmenging, manipulatie of druk.

 
  
MPphoto
 
 

  Filip Kaczmarek (PPE), schriftelijk. (PL) De actuele gebeurtenissen in Tunesië en Egypte kunnen de sleutel zijn voor de toekomst van de hele regio. De samenlevingen in dit gebied hebben al lange tijd hun ambities, dromen en angsten niet openlijk kunnen uitspreken. We weten nog niet waar de gebeurtenissen in Noord-Afrika toe zullen leiden. Het staat vast dat we moeten proberen meer invloed te krijgen op de ontwikkeling van deze situatie die zich immers in onze onmiddellijke nabijheid afspeelt. De Europese betrokkenheid bij de besproken regio was al behoorlijk omvangrijk. We wisten al langer dat de lokale regeringen totaal geen boodschap hadden aan de verwachtingen van de samenleving. De protesten zijn ontbrand door armoede en wanhoop en door de arrogantie van de machthebbers, verschijnselen die meestal sociale ontevredenheid veroorzaken. Ik geloof niet dat Tunesië en Egypte dromen van een democratie naar Westers model. De mensen dromen simpelweg van een beter leven en dat betekent voor hen niet automatisch democratie. Verdienen zij een beter leven? Absoluut, iedereen heeft recht op een beter leven, recht op respect voor de menselijke waardigheid, recht op vrijheid en ontwikkeling. Laten we hopen dat die dromen snel en zonder bloedvergieten uitkomen. Dank u wel.

 
  
MPphoto
 
 

  Tunne Kelam (PPE), schriftelijk. – (EN) De eerste conclusie die getrokken moet worden uit de ingrijpende veranderingen die plaatsvinden in Tunesië, Egypte en elders is dat de democratische wereld er totaal niet op voorbereid was. Zowel de EU als de Verenigde Staten werden erdoor verrast en moeten nog steeds improviseren in hun reacties en zich op deze revolutionaire ontwikkelingen instellen.

Hetzelfde gebeurde twintig jaar geleden, toen de Sovjet-Unie ineenstortte. Duizenden sovjetologen bleken in hun analyses geen rekening te hebben gehouden met de omvangrijke latente kracht die uiteindelijk een einde maakte aan de sovjetdictatuur, namelijk de wil van de geknechte bevolking naar vrijheid.

De huidige situatie heeft een inherent zwak punt van het jonge gemeenschappelijke buitenlandse beleid blootgelegd en heeft aangetoond dat er een chronische crisis is wat betreft de waarden waarop de EU officieel gebaseerd is. Binnen de realpolitik zijn deze waarden systematisch genegeerd of ondergewaardeerd ten gunste van stabiliteit of pragmatische, kortzichtige betrekkingen.

Dit is het moment om in te zien dat wanneer we wegkijken als de vrijheid wordt onderdrukt, met als rechtvaardiging het waarborgen van stabiliteit en economische belangen, dit alleen maar kan leiden tot vernietigende politieke missers. Alleen werkelijke democratie kan voorzien in stabiliteit op de lange termijn. Vertrouwen op autocratische regimes betekent dat de luchtbel van zelfdeceptie verder wordt opgeblazen, terwijl die luchtbel vroeg of laat toch zal barsten, met als gevolg zware morele verliezen voor hun democratische partners.

 
  
MPphoto
 
 

  Krzysztof Lisek (PPE), schriftelijk.(PL) Experts geloven dat de onlusten in Tunesië een domino-effect in gang hebben gezet. Hoogstwaarschijnlijk zal Jemen, na Tunesië en Egypte, het volgende land zijn in deze regio waar veranderingen gaan plaatsvinden. Ook Libië, Algerije¸ Jordanië, Syrië en Marokko worden genoemd. De ogen van de burgers van deze regimes zijn geopend door de globalisering die het gevolg is van de vrije uitwisseling van informatie. Zij willen verandering, een waardig leven in moderne, democratische rechtsstaten met transparante regelgeving. In dit soort situaties moet Europa deze waarden propageren en er alles aan doen om in Arabische landen het uitbreken van burgeroorlogen of een machtsovername door extremisten te voorkomen. Ik wil daarbij benadrukken dat onze steun beperkt moet blijven tot politieke maatregelen. Militair ingrijpen is uitgesloten. Als EU moeten we de Arabische landen steunen bij de invoering van vreedzame hervormingen. Er bestaat een duidelijke behoefte aan een dialoog met zowel vertegenwoordigers van de terugtredende machthebbers, als met de oppositie, inclusief de islamitische bewegingen. Versterking van de aanwezigheid van de EU in de regio en hervorming van het complete Europese nabuurschapsbeleid zijn noodzakelijk. Hierdoor kunnen we de democratie beter bevorderen, niet alleen in de Arabische landen, maar ook bij onze buren in het oosten, zoals Wit-Rusland. We hebben effectieve, strategische plannen nodig, inclusief passende financiële steun van de EU voor de bevordering van democratie, het maatschappelijk middenveld en de mensenrechten. Ik ben van mening dat de EU met één stem moet spreken en de antidemocratische regimes moet veroordelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk.(PT) De huidige ontwikkelingen in talloze Arabische landen, met name in Tunesië en Egypte, zijn demonstraties die een plaats zullen krijgen in de geschiedenis van de bevrijding van volkeren uit de klauwen van autoritaire regimes die geen respect opbrengen voor de grondregels van de democratische samenleving: rechtsstaat en bescherming van de mensenrechten.

Mijns inziens is het nu belangrijk om op de korte en de middellange termijn nieuwe strategieën op te zetten voor Tunesië en Egypte, in het kader van het langdurige overgangsproces naar de democratie, teneinde te voorkomen dat extremistische groeperingen de macht in handen krijgen. Ik ben ingenomen met zowel de EU-missie in Tunesië om de rechtstoestand te beoordelen in de fase die voorafgaat aan de verkiezingen als de waarnemingsmissie bij de verkiezingen. Zodra de situatie in Egypte weer stabiel is, moeten daar identieke maatregelen worden genomen.

Desalniettemin ben ik van oordeel dat het buitengewoon belangrijk is om het nabuurschapsbeleid te herzien, aangezien we hebben kunnen vaststellen dat het huidige beleid ontoereikend is om een van de doelstellingen te verwezenlijken, namelijk het bevorderen van de democratie en de mensenrechten. Volgens mij moeten de Euromediterrane overeenkomsten voorzien in een meer gediversifieerde aanpak en moeten zij directe gevolgen hebben voor het maatschappelijk middenveld. De dialoog met Tunesië, Egypte en hun buurlanden moet gericht zijn op het waarborgen van democratische stabiliteit. Om deze doelstelling te verwezenlijken moeten strategieën worden uitgezet en moeten meer middelen beschikbaar worden gesteld voor de sociaaleconomische en politieke hervormingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Traian Ungureanu (PPE), schriftelijk. (EN) Hoewel de vooruitgang op het gebied van democratie in de Arabische wereld moet worden aangemoedigd, mogen de strategische belangen van de EU niet in gevaar worden gebracht. De gebeurtenissen in Tunesië en Egypte hebben bewezen dat autocratie geen oplossing is. Deze gebeurtenissen garanderen echter geen democratische uitkomst. De recente geschiedenis heeft aangetoond dat democratische revoluties gekaapt kunnen worden door een goed georganiseerde, militante islam. De Iraanse revolutie van 1979 is een welbekend voorbeeld van democratische agitatie die in autocratie verviel. We moeten een precies evenwicht zien te vinden tussen het sociale beleid van president Mubarak en het strategische beleid van Egypte. Egypte is een veerkrachtige bondgenoot, die zich aansloot bij de machten die Koeweit bevrijdden en die garant stond voor meer dan 30 jaar vrede met Israël. Er schuilt hoop, maar ook gevaar in de huidige gebeurtenissen in Egypte. De demonstranten en hun legitieme eisen zijn een oprechte uitdrukking van de noodzaak om het debat te openen. Er bestaat echter ook een enorm potentieel voor onderdrukkend gedrag en beleid en onderdrukkende praktijken binnen de Egyptische samenleving. Vrouwelijke besnijdenis, goedkeuring van openbare terechtstellingen, foltering en een strikte uitlegging van de islamitische wetgeving zijn wijdverbreid. De Moslimbroederschap spreekt deze agenda openlijk uit en wordt naar verluidt gesteund door 20 procent van de kiezers. Om de democratie in Egypte kans van slagen te geven moeten we nu voorzichtig zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Antonio Masip Hidalgo (S&D).(ES) De onstabiliteit in het Middellandse-Zeegebied en Suez maakt onze argumenten over het belang van steenkool des te relevanter.

Laten we onze steun geven aan de energie die in de Europese Unie zelf geproduceerd wordt, want dat is een veilige hulpbron.

 
  
MPphoto
 
 

  Corina Creţu (S&D), schriftelijk.(RO) Het oproer dat uitbrak in de Arabische wereld nadat de jonge Mohamed Bouazizi zichzelf in brand stak, vertoont geen openlijk religieus of ideologisch element. Sociaaleconomische behoeften zijn natuurlijk de belangrijkste zorg als, zoals in Egypte, de stijging van de voedselprijzen een extra verzwaring betekenen van de moeilijke omstandigheden waarin de helft van de 80 miljoen inwoners van het land probeert te overleven, onder de armoedegrens met twee dollar per dag. Ik ben van mening dat wij in onze houding ten opzichte van de gebeurtenissen van dit moment in de Arabische wereld aan de ene kant rekening moet houden met de natuurlijke steun voor het verlangen naar vrijheid maar aan de andere kant niet mogen negeren dat er bedreigingen bestaan voor de wereldwijde stabiliteit, die het gevolg kunnen zijn van de ineenstorting van deze regio, die steeds onvoorspelbaarder en chaotischer wordt of onder invloed van islamisten komt. Uit de alarmsignalen blijkt dat veel demonstranten helemaal niet streven naar het Westerse model van democratie, integendeel. Tot slot kan ik alleen maar verwijzen naar de Russische invasie van Georgië twee jaar geleden, toen de Westerse wereld verrast werd, in stilte toekeek en de kwestie negeerde. Nu zijn er opnieuw belangrijke ontwikkelingen gaande aan de grenzen van de EU, waardoor wij worden verrast, en opnieuw zijn we niet betrokken bij deze ontwikkelingen, hoewel de gebeurtenissen de Europese stabiliteit op vele aspecten beïnvloeden.

 
  
MPphoto
 
 

  John Attard-Montalto (S&D), schriftelijk. – (EN) Het eerste buitenlandse bezoek van de Tunesische premier was een bezoek aan de Europese Unie. Barones Ashton verwelkomde de premier en het werd duidelijk gewaardeerd dat de EU het doel was van zijn eerste buitenlandse bezoek. De keuze op zich is belangrijk, aangezien de Tunesische premier een duidelijke boodschap wilde overbrengen ten aanzien van de weg die zijn land volgens hem zou moeten inslaan. De EU staat voor democratie, rechtsstaat, eerbiediging van de mensenrechten en grondbeginselen. De EU staat ook voor stabiliteit en veiligheid, in dit geval in het Middellandse Zeegebied. Tunesië is een van de meest nabijgelegen Noord-Afrikaanse buurlanden van Malta. Wat er tijdens deze overgangsperiode gebeurt, is niet alleen belangrijk voor mijn land maar ook voor heel de regio. Gezien het feit dat Tunesië als een gematigd land wordt beschouwd, ben ik optimistisch dat het buitenlands beleid van Tunesië in dezelfde richting zal worden voortgezet. Ik heb tevens goede hoop dat de binnenlandse situatie zal verbeteren. Het is belangrijk dat de EU zichtbaar is in haar verschillende steun- en ontwikkelingsprogramma’s ten behoeve van Tunesië. Landen die democratische waarden omarmen en bijdragen aan stabiliteit en veiligheid in hun regio moeten voor hun inspanningen erkend worden. Daarom is het van cruciaal belang dat de EU deze erkenning op zowel zichtbare als tastbare wijze laat zien.

 
  
MPphoto
 
 

  Rafał Trzaskowski (PPE), schriftelijk. (PL) De VN heeft gisteren bekend gemaakt dat meer dan 200 personen om het leven zijn gekomen bij de onlusten die gepaard gingen met de revolutie in Tunesië. Deze tragische kant van de bijzonder verrassende gebeurtenissen in het zuiden verplicht ons om onze inspanningen voor democratisering van dit land en de rest van deze regio te intensiveren, vooral omdat ook in Egypte de oude orde voor onze ogen ineenstort. Helaas was het niet mogelijk dat de Europese Unie één geluid liet horen. Het is een illusie te denken dat de nieuw gevormde EU-diplomatie meteen de eerste viool speelt, wanneer de verschillende lidstaten zulke grote individuele belangen hebben. In het geval van Tunesië hebben we echter instrumenten in handen die wellicht niet erg spectaculair zijn maar wel tastbare resultaten opleveren. Een ervan is het EU-nabuurschapsbeleid dat juist op dit moment herzien en aangepast moet worden in het licht van de actuele gebeurtenissen. Een andere mogelijkheid waar niemand meer van overtuigd hoeft te worden, zijn de EU-waarnemingsmissies. Het Europees Parlement moet zich nu richten op die concrete taken.

 
  
MPphoto
 
 

  Kristiina Ojuland (ALDE), schriftelijk. (EN) Ik wil me graag aansluiten bij de bewondering die tijdens het debat is uitgesproken voor de moed waarmee de bevolking van zowel Tunesië als Egypte haar ontevredenheid en teleurstelling over de respectievelijke regimes heeft laten blijken. Inmiddels is de onrust zo geëscaleerd dat er geen weg terug meer is. De Europese Unie moet dan ook bijdragen aan het overgangsproces dat in gang is gezet. Er waren enkele voorzichtige stemmen die opriepen tot het in stand houden van de status quo, vooral in Egypte, met als argument dat de omverwerping van het regime zou kunnen leiden tot een burgeroorlog, waardoor vervolgens religieuze fundamentalisten aan de macht zouden kunnen komen. Naar mijn mening is het niet onze taak om de mogelijke ontwikkelingen in deze landen te voorspellen. Ik wil u er graag aan herinneren dat toen het Oostblok op het punt stond om ineen te storten, er nog altijd enkelen waren die de status quo wilden behouden uit angst voor toekomstige instabiliteit van de regio. Laten we die fout niet maken. Laten we in plaats daarvan de bevolking van Tunesië en Egypte zo goed mogelijk helpen bij het leggen van de fundamenten voor een ware democratie. Ik ben ervan overtuigd dat islam en democratie niet onverenigbaar zijn: Indonesië is een democratie en heeft de grootste moslimbevolking ter wereld.

 
  

(1) Zie notulen.


16. Referendum over de toekomstige status van Zuid-Soedan (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid over het referendum over de toekomstige status van Zuid-Soedan.

 
  
MPphoto
 

  Catherine Ashton, vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zal de verklaring voorlezen en dan met genoegen mijn collega Michel Barnier vragen het van me over te nemen en het debat af te ronden. Ik denk dat de geachte leden van het Parlement wel hebben begrepen wat de redenen daarvoor zijn.

We zijn getuige van een historisch moment voor Soedan en in feite voor heel Afrika. De bevolking van Zuid-Soedan heeft lange tijd gewacht op de kans om hun recht op zelfbeschikking uit te oefenen. De tijdige, vreedzame en geloofwaardige uitvoering van het referendum is een buitengewoon succes geworden en daar zou iedereen trots op moeten zijn.

De voorlopige uitslagen van het referendum in de tien zuidelijke staten werden op 30 januari bekendgemaakt en lieten een indrukwekkende meerderheid (99,5 procent) vóór afscheiding zien. We wachten nog op de definitieve resultaten, die in de loop van de volgende weken bekend zullen worden gemaakt.

We feliciteren de Zuid-Soedanese bevolking met hun vastberadenheid, waardigheid en geduld, toen ze in zo groten getale zijn gaan stemmen. We complimenteren ook de zuidelijke partijen bij het alomvattend vredesakkoord voor hun leiderschap alsmede de Soedanese referendumautoriteiten voor de buitengewone manier waarop ze het referendum hebben georganiseerd ondanks de enorme uitdagingen waarmee ze werden geconfronteerd.

Het succes van het referendum is vóór alles een Soedanese prestatie, maar is tevens gebaseerd op de steun van de Afrikaanse Unie en van het Implementatiepanel op hoog niveau van de Afrikaanse Unie onder leiding van president Mbeki, die de partijen heeft geholpen vooruitgang te boeken, alsmede op de continue diplomatieke aandacht vanuit de internationale gemeenschap, waaronder de Verenigde Naties, de Verenigde Staten en natuurlijk de Europese Unie.

Soedan heeft gedurende de afgelopen maanden hoog op onze politieke agenda in Brussel gestaan. We hebben er in de Raad Buitenlandse Zaken over gesproken in november en december. We zijn het deze week in de Raad Buitenlandse Zaken eens geworden over conclusies en we zullen de situatie in de gaten blijven houden.

Boven alles wil ik echter Véronique de Keyser, hoofd van de EU-waarnemingsmissie voor het referendum over Zuid-Soedan, en haar team bedanken voor de belangrijke rol die ze hebben gespeeld en voor hun bijdrage aan het tot stand brengen van vertrouwen in dit proces onder de bevolking van Soedan. De inzet van een grote en ervaren waarnemingsmissie was een belangrijke en tastbare Europese bijdrage en mijn oprechte dank gaat naar u uit, omdat ik weet dat u persoonlijk zo’n belangrijke rol hebt gespeeld, en daarvoor zijn we u zeer erkentelijk.

Ook hebben we technische expertise en financiële steun geleverd aan de Soedanese referendumautoriteiten.

In afwachting van de bekendmaking van de definitieve resultaten wil ik herhalen dat de EU de uitkomst van het referendum zal eerbiedigen als een uitdrukking van de wensen van de Zuid-Soedanese bevolking. De opmerkingen van president al-Bashir op 4 januari in Juba, namelijk dat de regering van Soedan de uitkomst van het referendum zal eerbiedigen, als eerste de nieuwe status zal erkennen en haar volledige medewerking hieraan zal verlenen, welke opmerkingen werden herhaald tijdens de minitop over Soedan op 31 januari in Addis Ababa, zijn bemoedigend. We dringen er bij alle belanghebbenden op aan terughoudendheid in acht te nemen en ervoor te zorgen dat de kalmte bewaard blijft en de veiligheid en bescherming van alle volkeren in Soedan gewaarborgd worden.

Hoewel het referendum over zelfbeschikking voor Zuid-Soedan een groot succes was, kunnen we het ons niet veroorloven zelfgenoegzaam te zijn gezien de enorme uitdagingen die voor ons liggen.

Het referendum over Abeyi, dat op hetzelfde moment als het referendum over Zuid-Soedan had moeten plaatsvinden, is nog steeds niet gehouden. We zijn bezorgd over het geweld dat in Abeyi heeft plaatsgevonden aan de vooravond van het referendum en we dringen er bij de partijen op aan verder geweld te voorkomen en een inhoudelijke oplossing te vinden om het fundament te leggen voor co-existentie op de lange termijn van de lokale gemeenschappen ter plaatse.

Er zijn andere openstaande kwesties in verband met het alomvattende vredesakkoord die nog opgelost moeten worden, waaronder de demarcatie van de grens tussen noord en zuid en het organiseren van openbare raadplegingen in de Blauwe Nijl en Zuid-Kordofan. We hopen nu dat de partijen na het referendum hun energie opnieuw zullen richten op het oplossen van deze kwesties en op andere belangrijke kwesties, zoals burgerschap, regelingen tot waarborging van de veiligheid, olieopbrengsten en andere economische aangelegenheden. Het is bemoedigend dat beide partijen akkoord zijn gegaan met een aantal beginselen en met name hebben toegezegd te zullen werken aan twee levensvatbare staten met ‘zachte’ grenzen en constructieve betrekkingen op te bouwen. E is echter nog veel werk te doen en we zullen de bemiddelingspogingen van president Mbeki blijven steunen.

We worden ook met een humanitaire uitdaging geconfronteerd. Iedere dag keren ongeveer 2 000 mensen vanuit het noorden terug naar Zuid-Soedan. Deze mensen hebben hulp nodig bij de herintegratie in hun lokale gemeenschappen.

Ik ben nog steeds zeer bezorgd over de toename van geweld in Darfur, wat er onlangs toe leidde dat tienduizenden mensen op de vlucht sloegen, en over de ernstige gevolgen hiervan voor humanitaire operaties. Drie Europese burgers worden nog steeds gegijzeld.

We zijn ook nog steeds bezorgd over de detentie van mensenrechtenactivisten, journalisten, politici van de oppositie en vreedzaam demonstrerende studenten. Een van de grondbeginselen van het alomvattend vredesakkoord was de instelling van democratisch bestuur op basis van de eerbiediging van diversiteit en vrijheden, en we willen eerbiediging van de fundamentele vrijheden en werkelijk inclusief democratisch bestuur, zowel in het noorden als in het zuiden zien.

Ik kan u verzekeren dat dit, ook met het oog op de toekomst, hoog op onze agenda blijft staan. We zullen ons overleg met zowel Khartoem als Juba voortzetten. We zijn bereid om ons engagement ten opzichte van Khartoem te intensifiëren en om onze dialoog te versterken. We houden vast aan onze beloften van steun aan de bevolking van het noorden, in het bijzonder in door oorlog geteisterde gebieden zoals het oosten, het overgangsgebied en Darfur. Zuid-Soedan zal niet stabiel zijn als Noord-Soedan niet stabiel is en omgekeerd. Enkele EU-ministers van Buitenlandse Zaken hebben gezegd bereid te zijn EU-steun voor internationale schuldverlichting voor Soedan in overweging te nemen, afhankelijk van de politieke vooruitgang.

In Zuid-Soedan moet de EU een aanzienlijke bijdrage leveren aan stabilisatie, ontwikkeling en institutionele capaciteitsopbouw. We bieden reeds ondersteuning op het gebied van basisdiensten en landbouwontwikkeling – naast de omvangrijke bilaterale programma’s van een aantal lidstaten – en we onderzoeken onze strategie op langere termijn voor ontwikkelingssamenwerking met Zuid-Soedan.

We erkennen echter ook dat Darfur net zoveel aandacht op hoog niveau verdient als de uitvoering van het alomvattende vredesakkoord. We roepen dus alle partijen op de vijandelijkheden te staken, een akkoord over een staakt-het-vuren te sluiten en te werken aan een alomvattend en rechtvaardig politiek akkoord. We zullen onze inspanningen intensifiëren om alle partijen aan te moedigen op een serieuze manier deel te nemen aan het vredesproces van Doha.

Tot slot een paar woorden over rechtspraak: duurzame vrede in Darfur kan niet worden bereikt zonder rechtspraak en verzoening. Er moet een einde komen aan straffeloosheid. De Raad heeft herhaaldelijk de aandacht gevestigd op de plicht van de regering van Soedan om haar volledige medewerking te verlenen aan het Internationaal Strafhof.

Ik ben van mening dat de EU een belangrijke rol te spelen heeft bij het ondersteunen van een vreedzame, stabiele en democratische toekomst voor de Soedanese bevolking, hetzij in één land, hetzij in twee landen. We zijn het aan de Soedanese bevolking in zowel het noorden als het zuiden verschuldigd om hen bij te staan en hun op dit cruciale moment onze steun en aanmoedigingen te bieden.

 
  
MPphoto
 

  Mariya Nedelcheva, namens de PPE-fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, barones Ashton, dames en heren, de Soedanese autoriteiten in Khartoem geven positieve signalen af, ook met het voorbeeldige verloop van het referendum, waarbij zij aangeven de resultaten van het referendum in Zuid-Soedan te zullen accepteren.

Na decennia van burgeroorlog denk ik dat ik niet overdrijf wanneer ik dit bestempel als een historisch moment voor Afrika. Historische momenten zijn echter niet eeuwigdurend, maar vergankelijk. Om ervoor te zorgen dat een bladzijde van de geschiedenis echt wordt omgeslagen, mogen degenen die de verandering hebben bewerkstelligd niet achteroverleunen. Zij moeten duidelijke, gezonde en levensvatbare fundamenten leggen om een betere toekomst te kunnen garanderen.

Zuid-Soedan bevindt zich op zo'n keerpunt omdat er nog veel kan gebeuren tot 9 juli, wanneer dit land officieel onafhankelijk zal worden. De twee landen staan voor een groot aantal uitdagingen. De dringendste kwestie is die van de grenzen. Het statuut van Abyei is nog onzeker. Er moet een oplossing worden gevonden om te voorkomen dat er eventuele conflicten ontstaan.

Anderzijds is er de kwestie van de zogenaamde teruggekeerde vluchtelingen. Hoe zullen deze worden ontvangen? Zal de piepjonge staat erin slagen zoveel mensen in zo'n korte tijd op te nemen? Om deze mensen weer burgerschap, werk en acceptabele leefomstandigheden te kunnen bieden, moet er om te beginnen worden gezorgd voor stabiele instellingen, ook binnen de rechtspraak, politie, het leger en het hele overheidsapparaat in het algemeen.

Dit referendum vormt echter ook een grote uitdaging voor Noord-Soedan. De autoriteiten zullen zich moeten aanpassen aan een nieuwe politieke context. Afgelopen weekend hebben er al demonstraties plaatsgevonden. Zal de regering de politieke, etnische, culturele en religieuze diversiteit steunen? De fouten uit het verleden mogen immers absoluut niet worden herhaald.

In beide landen ligt de sleutel tot succes in de garantie van een pluralistische politieke ruimte, van etnische en religieuze diversiteit en van het primaat van het recht. Zonder deze zullen we nooit kunnen spreken van democratie.

Nog een laatste opmerking. De economische, sociale en politieke onderlinge afhankelijkheid zou de autoriteiten van de twee landen moeten aanzetten tot een onafgebroken dialoog en samenwerking. De Europese Unie zal van haar kant een belangrijke partner zijn tijdens de toekomstige ontwikkelingen van Zuid- en Noord-Soedan en wel doordat zij beide landen echte ontwikkelingsprojecten zal voorstellen.

 
  
MPphoto
 

  Véronique De Keyser, namens de S&D-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, na dit debat over Tunesië, Egypte en andere landen die momenteel streven naar vrijheid, wil ik u zeggen dat de ervaring van onze waarnemingsmissie in Zuid-Soedan voor het referendum beantwoordde aan een schitterend en voorbeeldig scenario. Voorbeeldig omdat het referendum goed is verlopen en alle rampscenario's heeft gelogenstraft; schitterend daar wij hebben gezien hoe de Zuid-Soedanezen met tranen in hun ogen gingen stemmen – aangezien zij soms meer dan vijftig jaar op dat moment hadden gewacht en een burgeroorlog hadden doorgemaakt – en deze overgang op een vreedzame manier en met onbeschrijflijke vreugde ondergingen.

Het is waar dat het hierna moeilijk zal worden, maar we moeten van deze ommezwaai kunnen genieten. Ik moet zeggen dat dit echt een zegen was, wanneer ik denk aan de instrumenten van de Europese Unie en aan al die keren dat ik kritiek heb geleverd op de verkiezingswaarnemingsmissies die niet succesvol zijn verlopen.

Als alles goed gaat, zal Zuid-Soedan op 9 juli dus de vierenvijftigste Afrikaanse staat worden. Deze zal nu een aantal uitdagingen tegemoet gaan, zoals barones Ashton al heeft aangegeven.

Om te beginnen Abyei, een olierijke regio op de grens tussen het noorden en het zuiden, waarvan de grenzen echter niet duidelijk zijn vastgelegd en waarvoor geen specifiek referendum is gehouden. Er moet echt een oplossing worden gevonden voor Abyei, maar voorlopig is er geen. Tijdens het referendum kwam het daar bovendien tot gewelddadigheden, net als in de Eenheidsstaat en Zuid-Kordofan. Het is een regio die het geheel zou kunnen destabiliseren.

Vervolgens is er deze kwestie die zowel door Mariya Nedelcheva – die ik bedank voor haar deelname aan de waarnemingsmissie - als door barones Ashton ter sprake is gebracht, namelijk die van het burgerschap. De Zuid-Soedanezen die in het noorden woonden en werkten en er soms zelfs een huis bezaten, zijn met tienduizenden, ja zelfs honderdduizenden naar het zuiden gevlucht en zullen waarschijnlijk opnieuw moeten worden geïntegreerd in de economie van het zuiden. Zij hebben geen vertrouwen in het noorden, ze weten niet of ze hun baan kunnen behouden – in het overheidsapparaat hoogstwaarschijnlijk niet –, hetgeen een groot probleem is.

Tot slot is er het probleem van het Internationaal Strafhof. Op de agenda van Salva Kiir, de Zuid-Soedanese president, staat samenwerking met het noorden als de resultaten door het noorden worden erkend. Hij is er al in geslaagd president al-Bashir naar het zuiden te doen komen, alwaar hij hem in Juba heeft ontvangen. Dit was een bijzonder moment, een moment van verzoening, een moment waarop een bladzijde is omgeslagen. Salva Kiir vertelde ons dat als hij nu het akkoord over het Statuut van Rome zou ondertekenen, dit zou inhouden dat hij al-Bashir moet arresteren zodra deze weer bij hem op bezoek komt. Hij vroeg zich af hoe hij dan met hem moest samenwerken, hoe zij dan deze fameuze verzoening tussen het noorden en het zuiden tot een goed einde moesten brengen. "Dit moet u ons niet vragen", zei hij. Wij zijn natuurlijk gesteld op het Internationaal Strafhof, maar tegelijkertijd realiseren wij ons dat de samenwerking tussen het noorden en het zuiden het recept is voor vrede.

Ik vrees dat er dus een heleboel problemen moeten worden opgelost. De missie was, zoals ik al zei, een schitterende ervaring, maar Soedan blijft tot 9 juli één land.

 
  
  

VOORZITTER: RAINER WIELAND
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Charles Goerens, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, wij weten al meer dan twintig jaar wat de bevolking van Zuid-Soedan níet wil, namelijk de door Khartoem voorgeschreven sharia. Dit lag ten grondslag aan een burgeroorlog die het leven heeft gekost aan meer dan twee miljoen mensen; het in 2005 ondertekende vredesakkoord heeft hieraan een einde gemaakt.

Sinds een week weten we officieel wat de Zuid-Soedanezen wél willen, namelijk onafhankelijkheid en afscheiding van het noorden. Het is echter niet alleen een kwestie van willen, er moet ook in het dagelijks leven kunnen worden omgegaan met de onafhankelijkheid.

De nieuwe staat heeft nog geen definitieve grens met het noorden. Ook is nog niet duidelijk hoe de winsten uit de oliewinning zullen worden verdeeld. Er trekken nog duizenden mensen vanuit het noorden naar het zuiden en de ontwikkelingsperspectieven zijn nog niet erg duidelijk, gezien enerzijds de geringe middelen van Zuid-Soedan en anderzijds een bijzonder laag opleidingsniveau. Kortom, deze nieuwe staat moet nog helemaal worden opgebouwd.

Ook al is de opbouw van de nieuwe staat in de eerste plaats een zaak van de Zuid-Soedanezen zelf, de onafhankelijkheid zal fundamentele veranderingen teweegbrengen. Ieder conflict tussen het noorden en het zuiden zal voortaan een internationale kwestie worden en niet meer alleen, zoals daarvóór, een binnenlandse aangelegenheid. Voor de VN-Veiligheidsraad zullen er dus dingen veranderen.

We hebben dringend behoefte aan een duidelijke strategie waarin de prioritaire hoofdlijnen op politiek en economisch gebied worden uitgezet, met als doel de Zuid-Soedanezen uit de extreme armoede te halen. De Europese Unie moet weten wat de mensen ter plaatse verwachten van hun eerste traditionele donor, en daarbij het zelfbeschikkingsrecht van het volk ten volle respecteren. De Europese Unie zou zelfs het leiderschap op zich moeten nemen van alle partijen die samen met de nieuwe staat de immense taak op zich nemen dit deel van Afrika opnieuw op te bouwen.

 
  
MPphoto
 

  Judith Sargentini, namens de Verts/ALE-Fractie. – Wij zijn getuige van de geboorte van een nieuwe staat en daar word ik heel blij van, maar ook bezorgd. Zuid-Soedan is immers een van de armste landen in Afrika. Het is ook een land met heel veel olie in de grond. Het is bovendien ook een land waar een heleboel mensen naar terugkeren, vluchtelingen zonder dak boven hun hoofd, zonder eten en zonder baan. Dat is een recept voor ongelukken en zelfs een recept voor een gewapend conflict.

Als er niet een oplossing verzonnen wordt tussen de olie die in de grond zit in Zuid-Soedan en de haven in het noorden die deze olie moet verschepen, dan komt er inderdaad, zoals mijn collega Goerens zegt, een internationaal conflict uit. Dus wat kunnen wij doen?

Europa moet daar zijn en moet daar blijven. Waarom geen Eupol-missie naar Zuid-Soedan om de rechtsstaat te helpen oprichten, om dit land een eigen, verse, nieuwe kans te geven en wie weet wordt dat land dan wel een voorbeeld in Afrika. Dat help ik ze hopen!

 
  
MPphoto
 

  Charles Tannock, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb er nooit aan getwijfeld dat de splitsing van Soedan de enige manier was om vrede, rechtvaardigheid en ontwikkeling voor Zuid-Soedan zeker te stellen. Het verheugt me daarom ten zeerste dat de Zuid-Soedanezen met zo’n overweldigende vastberadenheid gekozen hebben voor een soevereine, onafhankelijke toekomst.

Het feit dat meer dan 99 procent van de kiezers voor afscheiding heeft gekozen houdt een ernstige veroordeling in van Khartoem en van de al decennia durende pogingen van president al-Bashir om het christelijke en animistische zuiden te veroveren en te onderwerpen aan orthodox islamisme en shariawetgeving.

Zuid-Soedan moet nu de hoogste prioriteit krijgen binnen het EU-beleid voor humanitaire ontwikkeling. Het referendum is niet het einde van het proces maar het begin ervan. Zuid-Soedan moet zeker kunnen zijn van de totale en vastberaden betrokkenheid van de EU, en een van de dingen die ik de hoge vertegenwoordiger vraag te garanderen is dat alle EOF-middelen onmiddellijk worden overgedragen aan de nieuwe staat, zelfs voordat hij de Overeenkomst van Cotonou ratificeert.

Ik roep tevens alle 27 lidstaten op om deze nieuwe Afrikaanse natie op 9 juli onmiddellijk te erkennen, zoals vastgelegd in het alomvattende vredesakkoord. Zonder deze erkenning zou alle vooruitgang die Zuid-Soedan in de afgelopen jaren heeft geboekt tevergeefs zijn. Een nieuwe oorlog in Afrika zou onvoorstelbare gevolgen hebben voor heel Afrika.

Tot slot hoop ik dat er maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de personele en financiële middelen die aan de EU-delegatie in Juba worden toegewezen toereikend zullen zijn.

Ik vertrouw er ook op dat de hoge vertegenwoordiger Zuid-Soedan binnenkort zal kunnen bezoeken. Het verheugt me, als Britse burger, ook zeer dat de nieuwe regering in Juba heeft beloofd om de onafhankelijkheid van de Republiek Somaliland, het voormalige protectoraat Brits Somaliland, te erkennen en ik ben ervan overtuigd dat vele andere Afrikaanse en Europese staten spoedig daarna zullen volgen.

Ik zou ook mijn erkentelijkheid willen betuigen aan de heer Nazario, hoofd van de Zuid-Soedanese missie bij de EU, die binnenkort de ambassadeur van het land zal worden en die vandaag hier op de tribune aanwezig is. Zou u misschien even op kunnen staan, mijnheer Nazario, en ook de Zuid-Soedanese delegatie, die ook op de tribune zitten.

(Applaus voor de heer Nazario en de Zuid-Soedanese delegatie)

 
  
MPphoto
 

  Sabine Lösing, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, zal de situatie van de mensen in Zuid-Soedan nu verbeteren of is de scheiding meer in het belang van het Westen om de olievoorraden onder controle te krijgen? In ieder geval wordt het zuiden met enorme uitdagingen geconfronteerd. Zonder een goed functionerende infrastructuur en met de huidige catastrofale economie zal er lange tijd civiele humanitaire hulp nodig zijn.

Het gevaar van gewelddadige conflicten is helaas waarschijnlijk nog niet helemaal uitgebannen. Deskundigen gaan er echter vanuit dat deze niet met militaire middelen opgelost kunnen worden. Een focus op militaire middelen staat de werkelijke oplossing van de conflicten juist in de weg. De noodzakelijk civiele bijstand kan zonder militaire begeleiding veel effectiever worden verleend. Door de overname van civiele taken door militairen wordt de duurzame opbouw van civiele structuren belemmerd.

Een voorbeeld hiervan is Darfur. Daar worden intussen taken van ontwikkelings- en humanitaire organisaties overgenomen door een enorm militair apparaat, wat door deze organisaties sterk bekritiseerd wordt. Wij vragen dat men zich concentreert op zuiver civiele conflictbeheersing en steunmaatregelen, dat wil zeggen dat de VN-missie moet worden teruggebracht tot civiele componenten en geen EU/Battlegroups mogen worden ingezet. Met het oog op een ontwikkelingsperspectief vragen wij bovendien om schuldkwijtschelding voor Soedan.

 
  
MPphoto
 

  Bastiaan Belder, namens de EFD-Fractie. – Alle tekenen wijzen erop dat het referendum in Zuid-Soedan van 9 januari uitloopt op nagenoeg unanieme steun voor onafhankelijkheid. Dat valt volkomen te begrijpen, te billijken, ja, goed te keuren.

Zuid-Soedan heeft immers 23 jaar burgeroorlog met het Arabische noorden achter de rug, waarbij 2,5 miljoen burgers omkwamen en meer dan 4 miljoen verdreven werden. En dan spreken wij nog niet over de noordelijke slavenjachten, waarvan wellicht honderdduizend Zuid-Soedanese vrouwen en kinderen het slachtoffer werden. Tegen deze historische achtergrond behoeft het geen betoog dat de jongste staat in wording elke internationale hulp kan gebruiken bij zijn opbouw.

En daartoe behoort zeker een betrouwbaar politieapparaat. En juist vorige week bereikten mij daarover zorgwekkende berichten. Het gaat om ernstige misstanden met de nieuwe politieacademie in Rajaf. Daarvoor, maar evenzeer voor alle urgente staatszaken die Zuid-Soedan staan te wachten vraag ik graag Europese aandacht en inzet.

 
  
MPphoto
 

  Martin Ehrenhauser (NI).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb twee dingen van mijn reis naar Soedan meegenomen: in de eerste plaats het geloof in het overlevingsvermogen van Zuid-Soedan en in de tweede plaats de overtuiging dat er geen alternatief is voor dit geloof in het overlevingsvermogen. Maar net als een klein kind moeten we ook deze jonge staat begeleiden tot hij zelfstandig is. Dat is eenvoudigweg een taak voor de internationale gemeenschap.

Ik wil het over twee zaken hebben. Ten eerste over de kwijtschelding van schulden. Als Oostenrijkse afgevaardigde is dit voor mij van groot belang, want tenslotte is Oostenrijk de grootste crediteur in de Club van Parijs. Ik denk dat we hier het goede voorbeeld moeten geven, en ofschoon dit een taak van de lidstaten is, is het toch heel belangrijk dat er onder toezicht van de Europese Unie een zeer goede coördinatie van de lidstaten is.

Het tweede punt dat ik wil noemen betreft de patstelling waarin wij ons bevinden. Enerzijds is er het arrestatiebevel van het Internationaal Strafhof en anderzijds is er ook de wil en de noodzaak om de gelden uit het 10e Europees Ontwikkelingsfonds uit te betalen. Ik denk dat we hier een snelle, maar ook een zeer pragmatische oplossing nodig hebben.

 
  
MPphoto
 

  Filip Kaczmarek (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, wij zijn zeer verheugd over het vreedzame verloop van het referendum in Zuid-Soedan. Eensgezind prijzen onze waarnemers wat zij hebben gezien tijdens de waarnemingsmissie. Het referendum zelf krijgt ook een positieve beoordeling uitgaande van de door ons gepropageerde normen. Het was geloofwaardig, goed georganiseerd en het stelde de kiezers in de gelegenheid hun mening te uiten. Hoe belangrijk het referendum was voor de burgers van Soedan blijkt overduidelijk uit de opkomstcijfers: op de vierde dag werd al een opkomst van 60 procent geregistreerd. Daaruit blijkt hoe vastberaden de mensen waren om zelfbeschikking te verkrijgen.

Ons Parlement heeft in het verleden regelmatig kritiek geleverd op president Bashir, maar deze keer verdient hij waardering voor de verklaring die hij op 24 januari heeft afgelegd in Juba en waar mevrouw Ashton naar heeft verwezen. De president heeft verklaard dat hij elk besluit dat voortkomt uit het referendum zal respecteren, zelfs als dit afscheiding van Zuid-Soedan betekent. Alles wijst erop, dat de inwoners van de regio hun wil ondubbelzinnig kenbaar hebben gemaakt. Ik deel de hier geuite wensen en de hoop, dat beide delen van Soedan vreedzaam naast elkaar kunnen bestaan, nadat de opdeling van het land een feit is geworden.

Het is nu belangrijk dat de vreedzame sfeer van het referendum wordt gevolgd door een even vreedzame periode waarin de resultaten worden bekendgemaakt en de transformatie in beide staten kan plaatsvinden. Veel waarnemers zijn bang dat de huidige golf van onlusten en democratische verwachtingen in verschillende landen, ook in Soedan, een voorwendsel wordt om het vredesproces te bevriezen en het onmogelijk zal maken de ambitieuze plannen uit te voeren. Aan de andere kant zijn er ook positieve signalen, bijvoorbeeld van de Afrikaanse Unie die bereid is om de onafhankelijkheid van het nieuwe Afrikaanse land te erkennen. We moeten ons er ook van bewust zijn dat met het referendum de zaak nog niet is afgelopen. We kunnen pas spreken van een succes als de wil van het volk van Soedan is uitgevoerd. Zoals we weten, kan dit al op 9 juli 2011 gebeuren, wanneer de onafhankelijkheid van Soedan wordt afgekondigd. Pas dan kunnen we het einde van dit langdurige bloedige conflict vieren.

 
  
MPphoto
 

  Corina Creţu (S&D).(RO) Mijnheer de Voorzitter, na veertig jaar burgeroorlog met meer dan twee miljoen doden en vier miljoen vluchtelingen is de afscheiding van Zuid-Soedan een antwoord op etnische en religieuze intolerantie, na het verslag van 2005 en het referendum van vorige maand. De betrokken partijen hebben ingestemd met afscheiding, en ik ben ervan overtuigd dat dit het draagvlak voor Soedan in de internationale gemeenschap sneller en gemakkelijker tot stand zal doen komen. Er bestaat echter een risico op een domino-effect op dit continent, dat trauma’s heeft opgelopen door de oorlogen ten gevolge van de kunstmatige grenzen uit koloniale tijden. Daarom is de overgangsperiode van zes maanden totdat er een nieuwe start kan worden gemaakt, cruciaal voor het bepalen van de toekomstige route van de nieuwe staat.

Aan de ene kant heeft het land te maken met militaire en strategische uitdagingen, het oplaaien van geweld onder voormalige militaire leiders van de afscheidingsbeweging, inmenging van milities, privatisering van de binnenlandse veiligheid, grensincidenten met islamitisch Soedan en de kwestie van de verdeling van olie-inkomsten met dat land. Aan de andere kant is er een groot humanitair probleem, en ik denk dat de Europese Unie hier grootschalig bij betrokken moet raken. Anders worden we geconfronteerd met een ramp, die de instabiliteit van de regio zal aanwakkeren. In Soedan sterft een op de tien kinderen in het eerste levensjaar, en een op zeven sterft voor het vijfde jaar. Er is beperkte toegang tot drinkwater en gezondheidszorg, en 80 procent van de bevolking is analfabeet. De helft van de bevolking in het zuiden is jonger dan achttien jaar en als ze niet overlijden als kind lopen ze het risico om door armoede en gebrek aan vooruitzichten te eindigen als kanonnenvoer in de conflicten die de onafhankelijkheid van de nieuwe staat kunnen ondermijnen.

Ik hoop dat de Europese Unie rekening houdt met de complexiteit van deze kwestie.

 
  
MPphoto
 

  Marielle De Sarnez (ALDE). (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik ben erg blij dat de Zuid-Soedanezen vrijelijk hun lot hebben kunnen bepalen. Het doet mij deugd te kunnen zeggen dat dit onbetwiste resultaat kon worden bereikt dankzij de enorme inzet van de internationale gemeenschap en de Europese Unie.

We staan voor een keerpunt in de geschiedenis: de totstandbrenging van duurzame vrede en een nieuwe staat in een land waar in 55 jaar onafhankelijkheid bijna 40 jaar een burgeroorlog heeft gewoed. Nu breekt er een nieuwe fase aan, namelijk die van de onderhandelingen tussen het noorden en het zuiden over de kwesties die nog geregeld moeten worden met het oog op de uitvoering van het akkoord uit 2005: burgerschap, afbakening van de grenzen, aansluiting van de regio Abyei bij het noorden of het zuiden, verdeling van de winsten uit de oliewinning en de schuldenkwestie.

De Europese Unie moet dit politieke proces natuurlijk begeleiden en de ontwikkeling van dit land steunen. De internationale gemeenschap en de Europese Unie mogen ook Noord-Soedan niet vergeten, of Darfur, waar het conflict nog lang niet is opgelost en het geweld de afgelopen twaalf maanden sterk is toegenomen, met meer dan 270 000 mensen die huis en haard hebben moeten verlaten en ruim drie miljoen mensen die op dit moment nog in kampen leven.

 
  
MPphoto
 

  Oriol Junqueras Vies (Verts/ALE).(ES) Mijnheer de Voorzitter, het grondbeginsel van de Europese Unie is democratie, en aangezien een overgrote meerderheid van de inwoners van Zuid-Soedan op democratische wijze voor onafhankelijkheid gestemd heeft, dient de Europese Unie de ogenblikkelijke oprichting van de nieuwe staat te ondersteunen. We moeten dat onder meer doen omdat democratie de basis is voor stabiliteit, veiligheid en welvaart in Afrika, en ook in het Middellandse-Zeegebied. In dat verband zou ik tevens willen wijzen op het toenemende internationale belang van het recht op zelfbeschikking als instrument van internationale betrekkingen; we hebben dat gezien in Kosovo, en we zien het nu weer in Zuid-Soedan.

Het Internationale Strafhof heeft bepaald dat democratische onafhankelijkheidsprocessen geheel en al wetmatig zijn overeenkomstig het internationaal recht. Het bepalen van de grenzen keert terug naar waar het thuishoort: naar de democratie. Daarom moet de Unie om zichzelf te versterken ook bereid zijn om het recht op zelfbeschikking van elk Europees land te erkennen – zoals Catalonië, Schotland of Vlaanderen – dat op democratische wijze kiest voor onafhankelijkheid.

 
  
MPphoto
 

  Peter van Dalen (ECR). - Het zijn apocalyptische tijden. Van Mauretanië tot Oman zijn volken op drift. Wereldwijd sterven duizenden in natuurrampen. In Amerika en Europa wordt de dans om het gouden kalf van de euro en de dollar steeds wilder. Christenen worden in vele landen vervolgd.

Niemand weet wanneer de voltooiing van de geschiedenis daar zal zijn, maar de bijbel beveelt ons waakzaam en bereid te zijn.

Te midden van dit mondiale tumult zien wij een prachtige ontwikkeling: de geboorte van Zuid-Soedan. Na vele jaren van onderdrukking en oorlog wordt de bevolking van Zuid-Soedan bevrijd uit het slavenhuis. Het volk van Zuid-Soedan wordt verlost uit het diensthuis dat onder leiding staat van de internationaal gezochte misdadiger Omar Al Bashir. Dat is een reden voor grote dankbaarheid en vreugde.

Mijn Zuid-Soedanese vrienden hier vandaag aanwezig feliciteer ik van harte. Ik bid het nieuwe land wijsheid toe, opdat recht en gerechtigheid er zullen bloeien. Wees een land waar goedertierenheid en trouw elkaar ontmoeten. Wees een natie waar gerechtigheid en vrede elkaar kussen.

En de Commissie in de persoon van de heer Barnier vraag ik concreet de nieuwe staat van Zuid-Soedan direct te erkennen, zodra dat mogelijk is. En laat die erkenning gevolgd worden door daden. Ondersteun Zuid-Soedan waar mogelijk. Maak dit land speerpunt van uw buitenlands beleid. Ik hoor graag concreet uw reactie op mijn verzoek.

 
  
MPphoto
 

  Gay Mitchell (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit is een kans voor het Soedanese volk, zowel in het noorden als in het zuiden, om zich te richten op de opbouw van hun economieën en op de aanwending van de rijkdom die hun olievoorraden hun kunnen opleveren, voor het voeden en ontwikkelen van hun volk. Wij moeten hen daar echter wel bij helpen, en wel zo snel mogelijk.

Op dit moment heeft tachtig procent van de zuiderlingen geen toegang tot toiletvoorzieningen. Een op de tien kinderen sterft voor zijn eerste verjaardag. In de armste delen van het zuiden maakt minder dan één procent van de kinderen de basisschool af. Ieder jaar exporteert Soedan voor miljarden dollars aan olie. Als het noorden en het zuiden tot een diplomatieke en vreedzame oplossing kunnen komen – en dat kunnen zij – dan kunnen beide partijen hun rijke natuurlijke hulpbronnen gebruiken om zichzelf, met wat hulp van hun vrienden, te ontworstelen aan de vreselijke armoede die hun land teistert.

Uiteraard zal de toekomst van beide regeringen afhangen van kwesties als de precieze vaststelling van de grens, de manier waarop de olieopbrengsten worden verdeeld en de status van Abyei, het betwiste olierijke grensgebied tussen Noord- en Zuid-Soedan. Ik dring er bij de hoge vertegenwoordiger en de Commissie op aan om aan te sturen op snelle diplomatieke onderhandelingen tussen noord en zuid om de resterende vraagstukken zo snel mogelijk op te lossen en, het belangrijkste, ervoor te zorgen dat dit onderwerp hoog op de agenda van de Europese Unie blijft staan.

Ik zie ernaar uit om parlementariërs uit beide landen, die hun respectievelijke landen op persoonlijke titel vertegenwoordigen, over niet al te lange tijd te verwelkomen op een toekomstige vergadering van de Paritaire Parlementaire Vergadering van de ACS-landen met dit Parlement. Dat zal een aanwijzing zijn dat zij de status van staten hebben bereikt. Mijns inziens moeten wij ons ervoor inspannen dat dit zo snel mogelijk gebeurt.

 
  
MPphoto
 

  Guido Milana (S&D). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega´s, ik wil deze sfeer van grote vreugde niet bederven.

Inderdaad is de in 2005 begonnen fase afgesloten en is dankzij de diplomatie alles van een leien dakje gegaan. Er zijn echter nog veel openstaande problemen. Dit is een jong land en zal een jong land zijn als de afscheiding is voltrokken; dit is een land dat zijn grenzen nog moet vaststellen. Daarnaast is er het vraagstuk van de regio Abyei, dat ook anderen al noemden, en het vraagstuk van de oliepijpleiding, dat het belangrijkste is voor dit land. En dan is er ook nog het systeem van de internationale hulpverlening.

Daarom heb ik een heel eenvoudige opmerking voor de commissaris. Er moeten twee of drie dingen worden gedaan. Ten eerste moet een strategie voor Zuid-Soedan worden vastgesteld. Men mag niet wachten tot 9 juli, wanneer de officiële verkiezingsuitslagen bekend zullen zijn, maar men moet deze staat onmiddellijk op 7 februari erkennen. Wij moeten daarbij ook onmiddellijk onze internationale dienst in actie laten komen en dus een delegatie in Zuid-Soedan openen.

Alleen op die manier kan men het proces begeleiden. Alleen op die manier kan een intelligente, van een strategie voorziene diplomatie het land begeleiden op de weg naar democratie. Ik herinner eraan dat dit land eerst en vooral een grondwet moet opstellen en daaraan kan Europa daadwerkelijk een heel grote bijdrage leveren.

 
  
MPphoto
 

  Niccolò Rinaldi (ALDE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega´s, mijnheer de commissaris, ik ben in 1991 begonnen te werken voor het Europees Parlement als politiek adviseur en reeds toen was het conflict tussen het noorden en het zuiden van Soedan een probleem dat steeds weer de kop op stak. Na twintig jaar is men er, naar het schijnt, eindelijk in geslaagd om een lichtpuntje te zien aan het eind van een de lange en smartelijke tunnel.

Zoals collega Milana en anderen al zeiden moet er inderdaad nog heel veel worden gedaan. Velen van ons hadden zich echter voorbereid op het ergste en dachten dat de burgeroorlog opnieuw zou uitbreken. Daarom wil ik het noorden en het zuiden van het land van harte gelukwensen met de eerste uitslagen van het referendum. Nu is elke dag tot de onafhankelijkheidsverklaring kostbaar. Niemand kan het zich permitteren een fout te maken, noch in Kartoem, noch in Juba, noch in Brussel noch in de Afrikaanse Unie in Addis Abeba. Het idee bijvoorbeeld om een delegatie van de Europese Unie met een speciaal statuut te openen, in afwachting van de onafhankelijkheidsverklaring, is zeker welkom. Soedan staat op het punt om de cynische internationale gemeenschap een prachtige les te leren, een les in een crisis die wij, vaak meer uit berusting dan om wat anders, als onoplosbaar beschouwden.

 
  
MPphoto
 

  Frank Engel (PPE). (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik verwelkom de toekomstige onafhankelijkheid van Zuid-Soedan en wil de Zuid-Soedanese bevolking hiermee feliciteren.

Zoals zojuist werd gezegd door onze collega Charles Goerens, die zo vriendelijk is geweest mij bij deze gelegenheid te benaderen, kunnen mensen het recht hebben om niet onder de sharia te leven. Dit recht moeten wij respecteren. Ik wil er echter ook op wijzen dat bepaalde volkeren het geluk hebben gehad het recht op deze vrijheid te verkrijgen. De bevolking van het nabijgelegen Somaliland heeft dat geluk niet gehad.

Ik ben van mening dat wij ook moeten overgaan tot een herziening van ons beleid dat tot nu toe was gericht op het niet erkennen van de inspanningen van de bevolking van de Republiek Somaliland die in de regio een vrije en democratische moslimstaat heeft gecreëerd. Wij doen echter alsof deze niet bestaat.

Mijnheer de Voorzitter, ik wil ook nog iets zeggen over de status van Zuid-Soedan. Zuid-Soedan blijft het armste land van Afrika ondanks het feit dat het de afgelopen vijf jaar toegang had tot de helft van de olievoorraden van heel Soedan. Ik constateer een schrijnende onderontwikkeling die tot dusver grotendeels te wijten was aan verwaarlozing en nalatigheid van de kant van Khartoem.

De Europese Unie moet vanaf nu echter hameren op de noodzaak van bestuur en ontwikkeling en ik vind dat wij niet mogen bijdragen tot de financiering van een onderontwikkeling waardoor Zuid-Soedan in de toekomst getekend zou kunnen worden.

 
  
MPphoto
 

  Jarosław Leszek Wałęsa (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, we mogen ons in dit debat niet laten verleiden tot euforie. Voorspellen wat er in de toekomst in Soedan kan gebeuren is als kijken in een glazen bol. Ondanks de hoop die is gewekt door het recente referendum, mogen we er nog niet van uitgaan dat de zaak al in kannen en kruiken is. Er staat nog niets vast en niemand weet of het land verdeeld zal worden zoals de bewoners van het zuiden wensen.

Een ander punt is dat het zuidelijke deel van het land op dit moment verenigd is door afkeer van het islamitische noorden. Zodra die afkeer wegebt en het tijd wordt om staatsinstellingen op te bouwen, zal de mengelmoes van driehonderd cultureel en taalkundig verschillende stammen snel zichtbaar worden. Dat gaat een grote rol spelen en daarom moeten we daar nu al rekening mee houden.

Een andere belangrijke vraag die we moeten beantwoorden is waarom we juist nu hopen op een vreedzaam einde aan een conflict dat al een halve eeuw duurt. Het antwoord is duidelijk: aardolie. Zowel de buitenlandse concerns, zonder de welke oliewinning in een arm land niet mogelijk is, als de vertegenwoordigers van beide delen van het land ruiken de oliedollars.

Laten we hopen dat de hebzucht ons niet verblindt en dat de wens om te helpen zich niet alleen beperkt tot financiering van de staatsopbouw, maar ook toelaat dat we programma's opzetten waar de samenleving van kan profiteren.

 
  
MPphoto
 

  Anna Záborská (PPE). - (SK) Mijnheer de Voorzitter, vóór het referendum waren we erg bezorgd over de onrust die ermee gepaard ging en ik ben blij dat het referendum rustig is verlopen en geldig was. Zoals mevrouw Ashton heeft opgemerkt, is er echter niet alleen een correct aanvullend referendum nodig in Abyei, maar ook in het gebied waar zich de aardolie bevindt. Ook bij deze aanvullende referenda dient een waarnemingsmissie van het Europees Parlement aanwezig te zijn.

Ook na de uitroeping van zijn onafhankelijkheid zal Zuid-Soedan één van de armste landen ter wereld blijven. In het gebied zijn verschillende Slowaakse hulporganisaties actief, en het is belangrijk dat ze hun werk onder de juiste omstandigheden kunnen doen. Ik wil ook de rol van de lokale kerk en kerkorganisaties benadrukken, die onze steun ook verdienen. Ze hebben meerdere scholen en ziekenhuizen opgericht en worden in het gebied zeer gewaardeerd.

Nog een laatste opmerking. Na de opsplitsing van Soedan mogen we niet de minderheid van Zuid-Soedanesen vergeten die wegens de vervolgingen naar het noorden zijn gevlucht en daar al jaren wonen. Als Noord-Soedan geen dubbele nationaliteit erkent, zoals president Al-Bashir heeft beloofd, zal de sharia gelden en dan zouden ze tweederangs burgers kunnen worden.

 
  
MPphoto
 

  María Muñiz De Urquiza (S&D).(ES) Mijnheer de Voorzitter, ons debat gaat over een succesverhaal: het feit dat Soedan na jaren van conflict op vreedzame en democratische wijze een gecompliceerd afscheidingsproces heeft ondergaan dat strookt met de in het internationaal recht neergelegde criteria: het recht op zelfbeschikking van ieder volk dat gebukt gaat onder een buitenlandse, koloniale of racistische overheersing, en van ieder volk dat besluit tot afscheiding op grond van een resolutie van de VN-Veiligheidsraad of een overeenkomst tussen de partijen.

Dit tevens een succesverhaal voor de Europese Unie, die het verkiezingsproces heeft ondersteund en begeleid, en die binnenkort hetzelfde zal doen in Tsjaad en in Oeganda. Laten we hopen dat de Europese Unie het voortouw zal nemen in de internationale gemeenschap door steun te geven aan de nieuwe staat die zal voortkomen uit het referendum in Zuid-Soedan, teneinde alle hangende problemen die hier de revue gepasseerd zijn tot een oplossing te brengen, van de remigranten tot de natuurlijke rijkdommen. Laten we hopen dat de Europese Unie dit volledig ondersteunt.

 
  
MPphoto
 

  Izaskun Bilbao Barandica (ALDE).(ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil hier mijn waardering uitspreken voor het sluitstuk van het referendum in Zuid-Soedan. Dankzij een democratisch proces heeft een gecompliceerde samenleving met etnische en godsdienstige verschillen en met ernstige economische geschillen een einde weten te maken aan een conflict dat twee miljoen mensen het leven heeft gekost. Ik wil de belangrijkste partijen bij dit proces dan ook gelukwensen, en de rol van de VN erkennen die hun vredesmissie volbracht hebben. Verder spreek ik de wens uit dat dit voorbeeld in andere conflicten zal worden nagevolgd, en ik hoop dat sommige staten hier hun angst zullen verliezen voor principes zoals het recht van mensen om te kiezen en het recht op zelfbeschikking uit te oefenen.

Eerzucht, koppigheid, het niet erkennen van minderheden en hun rechten en het niet accepteren van pluraliteit kunnen leiden tot allerlei spanningen. De dialoog en de politiek zijn er om die spanningen op te lossen, en door hiervan tijdig gebruik te maken, kunnen conflicten voorkomen worden. Als daarentegen ontkend wordt wat er gebeurt en als gepoogd wordt die conflicten te overwinnen zonder de waarheid te vertellen, dan is dat de kortste weg naar wat we uiteindelijk zullen betreuren.

 
  
MPphoto
 

  Charalambos Angourakis (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, helaas deel ik niet het grote optimisme dat de meeste sprekers in deze zaal aan de dag hebben gelegd. Ten eerste omdat wij ons moeten afvragen om welke reden juist Zuid-Soedan 'zo gemakkelijk' zelfstandigheid heeft verkregen, op het moment dat de Westelijke Sahara een status heeft – de ons bekende status – maar zijn recht op onafhankelijkheid niet wordt erkend. Voor mij en de Communistische Partij van Griekenland is het antwoord heel eenvoudig: Zuid-Soedan heeft het geluk over aardolie te beschikken.

Wij hopen dat de aardolie geen vloek zal worden voor het volk van Zuid-Soedan, zoals dat het geval was voor het volk van Irak en andere volkeren. Er bestaan nog ernstige, onopgeloste problemen. Wij geloven, helaas, dat de rivaliteit tussen de grootmachten om deze regio zal toenemen, en wij roepen de werknemers van Zuid-Soedan op om niet te zwichten voor het verdeel en heers, maar om samen met de werknemers van Noord-Soedan een andere koers voor hun land uit te zetten.

 
  
MPphoto
 

  Franz Obermayr (NI).(DE) Meneer de Voorzitter, bij het laatste referendum in Zuid-Soedan heeft de bevolking besloten dat de oude, willekeurige koloniale grenzen moeten verdwijnen. In juli zal officieel de 193ste staat ter wereld worden gesticht. Er hebben 3,8 miljoen mensen voor een onafhankelijke staat gestemd en slechts 45 000 voor handhaving van de status quo. Een overweldigende meerderheid heeft van het stemrecht gebruik gemaakt, en dit geeft reden tot grote vreugde.

Door de afscheiding alleen ontstaat er echter nog geen stabiliteit in het land. Soedan is nog steeds een crisishaard en in het noorden is het radicale islamisme alomtegenwoordig. Naast vele andere maatregelen is het daarom van belang dat er bestuursstructuren worden ontwikkeld, want een nieuwe grens moet beheerd en ook gecontroleerd worden.

Daartoe hebben we in de hele regio, in Somalië, Soedan en Zuid-Soedan, een efficiënt veiligheidsbeleid nodig. Wij roepen dan ook de hoge vertegenwoordiger van de EU op om samen met de internationale actoren de veiligheid en stabiliteit in deze regio te bevorderen en vooral om radicale tendensen te bestrijden en Zuid-Soedan dapper terzijde te staan.

 
  
MPphoto
 

  Seán Kelly (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, eindelijk is er nu, temidden van alle kommer en kwel, een goednieuwsverhaal, een goednieuwsverhaal waarin de Europese Unie een heel belangrijke rol heeft gespeeld. Ik ben daar heel trots op en ik complimenteer mevrouw Ashton en haar collega’s en ook de leden van dit Parlement die toezicht hebben gehouden bij het referendum.

Natuurlijk begint voor Zuid-Soedan nu het echte werk van de overgang naar vrijheid en nationaal bewustzijn. Dat is heel moeilijk en de geschiedenis van de wereld laat zien dat dit vaak tot een burgeroorlog heeft geleid.

De Europese Unie kan echter een cruciale rol spelen door ervoor te zorgen dat die overgang plaatsvindt, zodat het volk van Zuid-Soedan de fundamentele mensenrechten kan krijgen waarover de heer Mitchell sprak, zoals opleiding en zelfs toiletvoorzieningen.

Ik denk dat met name de grens en de verdeling van de olievoorraden cruciale vraagstukken zullen worden. Een beroemde Ierse held, Michael Collins, zei eens dat grensgebieden ongeluk brengen en dat ook altijd zullen blijven doen.

De Europese Unie, die als onafhankelijk en objectief wordt gezien, kan een cruciale rol spelen bij de realisering van de zo dringend nodige overgang. Ik dank u zeer. Wij wensen het Soedanese volk veel succes toe.

 
  
MPphoto
 

  Michel Barnier, lid van de Commissie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, barones Ashton heeft mij gevraagd te luisteren naar eenieder van u en dit heb ik aandachtig gedaan. Ik dank u voor uw begrip aangezien barones Ashton om dringende redenen deze vergadering moest verlaten na als hoge vertegenwoordiger haar standpunt ten aanzien van de uiterst gevoelige kwestie van Soedan uiteen te hebben gezet.

Dames en heren, het moge duidelijk zijn – en al uw interventies getuigen hiervan – dat wat er binnen deze grote Afrikaanse regio in één land gebeurt, gevolgen kan hebben voor alle andere landen in termen van ontwikkeling, vrede of stabiliteit. Laten we niet vergeten dat Soedan negen buurlanden heeft. Daarom is de kwestie van dit referendum zo belangrijk.

Mevrouw De Keyser, wiens rol als hoofd van de verkiezingswaarnemingsmissie ik wil roemen, heeft net als barones Ashton het succes van dit referendum benadrukt; het was een voorbeeldig proces en de overgang moet nu vreedzaam verlopen. Ook wil ik – aangezien zij dit zelf ook heeft gedaan – de Parlementsleden en de andere betrokkenen bedanken voor de goede samenwerking die er gedurende dit proces tussen de Europese instellingen en met name met het Europees Parlement is geweest.

Dames en heren, velen onder u hebben het gehad over Darfur. Zelf ben ik niet vergeten hoe ik mij in 2004, midden in de crisis, als minister van Buitenlandse Zaken van Frankrijk heb begeven naar het kamp van El Fasher in het hart van Darfur, en wat ik heb gezien en gehoord.

Daarom ben ik blij dat ik de gelegenheid krijg om deze situatie namens barones Ashton te schetsen. Wij zijn uiterst waakzaam en houden de ontwikkelingen uiteraard angstvallig in de gaten vanwege hetgeen er op dit moment gebeurt, waarbij we de vele schendingen van de mensenrechten natuurlijk betreuren alsmede de ontvoering van personeel van de Verenigde Naties. Wij verwachten derhalve van alle partijen dat zij zich inzetten voor dit vredesproces, dat natuurlijk wel moet worden begeleid. Dit is het doel van ons politieke optreden, van alle met het oog op stabiliteit geleverde inspanningen en uiteraard, meer specifiek, van de humanitaire hulp.

Mijnheer de Voorzitter, ik herinner eraan dat de Europese Unie sinds 2003, in het kader van de humanitaire samenwerking met Soedan, 776 miljoen euro heeft gedoneerd, met name aan Darfur – dat die hulp hard nodig heeft – en aan Zuid-Soedan. Bovendien wil ik eraan herinneren, ofwel bevestigen, dat het Bureau voor humanitaire noodhulp (ECHO) van de Commissie proactief zal blijven en ik bedank al het personeel dat zich aan de zijde van dit bureau, en in samenwerking met de Verenigde Naties, heeft ingezet voor herintegratie van de mensen die vanuit het noorden terugkeren naar het zuiden.

Wat de samenwerking met Zuid-Soedan betreft, zal de Europese Unie meer steun beschikbaar stellen voor de uiterst concrete sector van capaciteitopbouw op het gebied van plattelandsontwikkeling en landbouwproductie waaraan deze bevolkingen zo'n behoefte hebben, zodat zij niet altijd afhankelijk zijn van invoer, die steeds duurder wordt als gevolg van de prijsinstabiliteit. Wie mij kent, weet dat ik mij – evenals in eerdere functies heb gedaan – ook nu als commissaris daarvoor steevast zal blijven inzetten. De Commissie heeft hier vanochtend uitvoerig over gesproken in haar mededeling. De Commissie zal dus haar hulp aan de essentiële sectoren van plattelandsontwikkeling, landbouwontwikkeling, basisdiensten, onderwijs en gezondheid blijven vergroten. Wij maken momenteel plannen voor de oprichting van speciale fondsen ter waarde van 150 miljoen euro voor de kwetsbaarste bevolkingsgroepen in Soedan en natuurlijk Zuid-Soedan.

Verder wil ik nog, zeer in het kort, drie opmerkingen maken. Mijn eerste opmerking gaat over de door meerdere Parlementsleden genoemde burgerschapskwestie. Wij verlenen onze volledige steun aan de werkzaamheden van het panel onder leiding van president Mbeki. Dit panel faciliteert de onderhandelingen over het toekomstige burgerschap alsmede over andere zaken die verband houden met deze zeer problematische kwestie.

Dan het Internationaal Strafhof. De Europese Unie zal dit zonder enig voorbehoud blijven steunen. Wij hebben alle autoriteiten en met name die van Soedan er herhaaldelijk toe opgeroepen hun volledige medewerking te verlenen aan het Internationaal Strafhof.

Mijnheer de Voorzitter, een laatste opmerking over een door velen van u aangeroerd onderwerp, te weten de schuldenlast. Ik herinner u aan de laatste, overduidelijke conclusies van de Raad: de Europese Unie zal een verlichting van de schuld van dit land steunen, waarbij zij, net als andere partners, rekening houdt met de vooruitgang die we verwachten en op politiek en economisch gebied willen begeleiden en bewerkstelligen met het oog op de stabiliteit van het land.

Tot zover de antwoorden die ik namens barones Ashton wilde geven.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Indrek Tarand (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) De situatie in heel Noord-Afrika is inderdaad gevaarlijk, maar tegelijk ook hoopvol. Gezien de regionale omstandigheden zal speciale aandacht voor de humanitaire en militaire capaciteit nodig zijn om veiligheid en stabiliteit te realiseren. Maar heeft iemand, nu bekend is geworden dat de EU geavanceerde militaire uitrusting zoals Mistral-oorlogsschepen aan Rusland verkoopt, er wel bij stilgestaan dat in Rusland dergelijke democratische revoluties nog moeten plaatsvinden?

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Het was te verwachten dat het zuiden van Soedan zich bij een referendum zou uitspreken voor afscheiding. Het was ook te verwachten dat daarmee de problemen in de regio nog lang niet ten einde zouden zijn. In de eerste plaats is het zuiden nog instabiel en moet het zich nog als zelfstandige staat bewijzen. Misschien zal dat voor de geplande datum in juli gebeuren, want het verlies van 25 procent van het land en 20 procent van de bevolking treft Noord-Soedan lang niet zo hard als het feit dat het afstand moet doen van een aanzienlijk deel van de olie-inkomsten. Daarom moet de EU de nieuwe staat helpen zich zelfstandig te handhaven en zijn soevereiniteit te verdedigen. De ontwikkelingsbijstand kan in de toekomst namelijk ook een belangrijke rol spelen voor de Europese olievoorziening. Daarom zou de EU een voorbeeld aan China moeten nemen, vooral omdat Peking er goed in slaagt om ontwikkelingsbijstand aan grondstoffenvoorziening te koppelen. Daarom profiteren beide kanten van het Chinese model. Ook het probleem van de illegale immigratie in Europa mag niet buiten beschouwing worden gelaten. Er moeten daarom met de regering van Zuid-Soedan overeenkomsten worden gesloten over de terugkeer van staatsburgers die illegaal naar de Europese Unie zijn gekomen. En daarna moet goed in de gaten worden gehouden of Zuid-Soedan ook bereid is zich aan deze overeenkomsten te houden.

 

17. Benoeming van de directeurs van de Europese toezichthoudende autoriteiten (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de benoeming van de directeurs van de Europese toezichthoudende autoriteiten.

 
  
MPphoto
 

  Enikő Győri, fungerend voorzitter van de Raad. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de commissaris en de geachte Parlementsleden – mijn dierbare ex-collega’s – bedanken dat zij mij de kans geven om namens de Raad het woord te voeren over de procedure voor de benoeming van de voorzitters en uitvoerend directeuren van de nieuwe Europese toezichthoudende autoriteiten, de ESA’s, en over de uitgangspunten die als richtsnoer moeten dienen voor de uitoefening van hun taken.

De ESA-verordeningen, die wij minder dan drie maanden geleden hebben vastgesteld, voorzien niet in een specifieke rol voor de Raad bij de benoemingen van de voorzitter en de uitvoerend directeur van elke ESA. Deze worden gedaan door de betreffende raden van toezichthouders.

Daarom wordt, overeenkomstig de ESA-verordeningen, de voorzitter van elke ESA benoemd door de raad van toezichthouders. Daarnaast kennen de ESA-verordeningen een cruciale rol toe aan het Europees Parlement, aan wie de mogelijkheid is geboden om bezwaar te maken tegen de benoeming van deze hoge functionarissen en om een voorzitter uit zijn functie te ontheffen na een besluit van de raad van toezichthouders.

Wat is dan de rol van de Raad in dit scenario? Wel, de Raad, als medewetgever, is met het Parlement overeengekomen dat in deze verordeningen bepalingen worden opgenomen die erop gericht zijn ervoor te zorgen dat de leden van de raad van toezichthouders – de raad van bestuur – de voorzitter en de uitvoerend directeur van elke ESA beschermd worden door en gebonden zijn aan strikte onafhankelijkheid, zodat zij enkel in het belang van de Unie optreden.

Ik zal de bepalingen van de verordeningen, en meer in het bijzonder de artikelen 42, 46, 49 en 52, niet volledig citeren, maar de strekking is duidelijk, en die is dat noch de stemgerechtigde leden van de raden, noch de voorzitter of de uitvoerend directeur, instructies zullen vragen of aanvaarden van de instellingen of organen van de EU, regeringen van lidstaten of van welke publieke of private instantie dan ook, en dat die op hun beurt niet zullen proberen de voorzitter of de uitvoerend directeur te beïnvloeden bij de uitvoering van hun taken.

De ESA-verordeningen vallen onder het statuut van de ambtenaren zoals vastgesteld door de instellingen van de EU. Zij bevatten ook een aantal belangrijke bepalingen die ervoor moeten zorgen dat de voorzitter en de uitvoerend directeur van elke ESA op een zo objectief mogelijke manier worden geselecteerd, strikt op basis van de criteria genoemd in de artikelen 48 en 51 van de verordeningen.

Ik merk op dat die beide artikelen, naast de bestuurlijke ervaring die typisch bij het profiel van een uitvoerend directeur hoort, ook ‘verdienste, bekwaamheid, kennis van financiële instellingen en markten en van relevante ervaring met betrekking tot financieel toezicht en financiële regulering’ als criteria noemen.

Wat de financiering betreft, heeft de Raad bij de vaststelling van de verordeningen hoge ambities voor de ESA’s gesteld, en dat geldt zeker ook voor het Parlement. Nu is het aan de beide instellingen, als begrotingsautoriteit, om te garanderen dat die ambities ieder jaar hun beslag vinden in de passende middelen, op basis van het begrotingsvoorstel van de Commissie.

Het voorzitterschap hecht er ook veel belang aan dat alle lidstaten aan hun verplichtingen jegens de nieuwe autoriteiten voldoen. Voor de Raad, als medewetgever, is het van essentieel belang dat alle bepalingen van de verordeningen volledig en loyaal ten uitvoer worden gelegd. Wij verwachten dat de Europese Commissie, als hoedster van de Verdragen, ervoor zorg draagt dat dat inderdaad het geval is.

Zoals de geachte afgevaardigden ongetwijfeld weten, is de Commissie in overweging 55 van de verordeningen ook belast met de verantwoordelijkheid voor het opstellen van een beperkte lijst van kandidaten om de selectieprocedure voor de eerste voorzitter van elke autoriteit richting te geven. Het Parlement en de Raad zijn deze startprocedure overeengekomen toen zij de verordeningen vaststelden.

Ik hoop dat de voorzitters nu met hun werk kunnen beginnen. Het is van het allergrootste belang dat de nieuwe agentschappen zo snel mogelijk operationeel worden. Zij vormen een essentieel onderdeel van de reactie van de EU op de uitdagingen als gevolg van de financiële crisis. Wij kunnen ons niet veroorloven te wachten. Wij moeten ervoor zorg dragen dat de oprichting en het werk van de nieuwe agentschappen soepel zullen verlopen, en ik ben ervan overtuigd dat ik daarbij op de volledige steun van het Parlement kan rekenen.

Door de goede samenwerking tussen het Parlement en de Raad heeft de EU nu een geheel nieuwe structuur van toezichthoudende autoriteiten. Het is onze gezamenlijke verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de ESA’s zo snel mogelijk aan het werk gaan.

Als vertegenwoordiger van een parlementvriendelijk voorzitterschap zet ik alles in het werk om in zo goed mogelijke harmonie samen te werken met het Europees Parlement, en ik hoop ook te kunnen werken met een Parlement dat een loyale partner is.

 
  
MPphoto
 

  Michel Barnier, lid van de Commissie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de minister, dames en heren, de Europese Unie beschikt sinds 1 januari over een nieuw systeem voor financieel toezicht.

Dit systeem zal, in combinatie met een grondige herziening van de regelgeving voor de financiële markten en marktdeelnemers, de financiële stabiliteit in de Unie vergroten en volgens mij zorgen voor meer kansen en solide grondslagen voor de in onze landen uiterst belangrijke financiële sector.

Om te beginnen wil ik het Europees Parlement feliciteren met de bijzonder belangrijke rol die het al enkele jaren lang bij dit proces speelt. Het feit dat wij nu beschikken over een doeltreffender systeem voor financieel toezicht en zowel in deze als in andere kwesties lessen trekken uit de crisis, hebben we grotendeels te danken aan het Europees Parlement.

Met de benoemingen in de komende dagen van de voorzitters en uitvoerend directeurs of directrices van de drie Europese toezichthoudende autoriteiten naderen wij nu de laatste fasen van de totstandbrenging van deze nieuwe structuur. Dames en heren, bij deze benoemingsprocedures is sprake geweest van volledige transparantie en een strikte naleving van zowel de verordeningen tot oprichting van de autoriteiten als de andere regels die van toepassing zijn op de aanstelling van de hoofden van de regelgevende instanties van de Unie.

Voor de zes functies in kwestie zijn er circa 275 kandidaatstellingen ontvangen, die allemaal minutieus en objectief zijn bekeken. De rollen die zijn toebedeeld aan de verschillende belanghebbenden, aan het Parlement, het comité van toezichthouders en de Commissie zelf, zijn eveneens ten volle gerespecteerd. Wij zullen er in de toekomst op blijven toezien dat het proces transparant en correct gepland is, opdat de Commissie economische en monetaire zaken van het Parlement haar uiterst belangrijke rol optimaal kan vervullen.

Dit Parlement heeft – in mijn ogen terecht – hoge eisen gesteld met betrekking tot deze autoriteiten en blijft deze stellen. Ik begrijp de wensen van het Parlement. De Commissie is het met het Parlement eens dat de voorzitters en uitvoerend directeurs van deze autoriteiten moeten worden gekozen op basis van hun verdiensten, ervaring, onafhankelijkheid, Europees engagement en van hun kennis van de kwesties die verband houden met het toezicht op en de regulering van de financiële markten. Dames en heren, de lopende selectieprocedures, op basis van de ontvangen kandidaatstellingen, hebben tot nu toe in deze geest plaatsgevonden.

Daar het Parlement en de Raad in artikel 68 van de verordeningen tot oprichting van deze autoriteiten hebben bepaald dat voor de voorzitters en uitvoerend directeurs dezelfde regels moeten gelden als voor het personeel van de instellingen van de Unie, heeft de Commissie erop toegezien dat dit inderdaad het geval is en dat de verordening zowel op dit punt als op andere punten wordt nagekomen.

Dames en heren, u hebt uw bezorgdheid geuit over de salarissen en maximumleeftijd van de hogere functionarissen van deze autoriteiten. Wij hebben op deze punten alle mogelijkheden onderzocht om een maximale flexibiliteit te verkrijgen en deze kwestie kan eventueel nog worden bestudeerd ten tijde van de voor eind 2013 geplande evaluatie van de werkzaamheden van de autoriteiten.

Daarnaast streef ik er net als het Parlement naar dat er evenveel vrouwen als mannen aan het hoofd van deze autoriteiten komen te staan. In de voorselectieprocedure heeft de Commissie dit beginsel van gelijke kansen strikt toegepast aan de hand van de geregistreerde kandidaatstellingen. In dit opzicht wijs ik erop dat er in de laatste lopende, nog niet beëindigde procedure voor de benoeming van de uitvoerend directeurs, twee bijzonder capabele vrouwen in de race zijn voor een functie van uitvoerend directeur.

Ik ben het helemaal met het Parlement eens dat we behoefte hebben aan krachtige autoriteiten, waarbij geen sprake is van politieke of andere inmenging. De voorzitters, uitvoerend directeurs en leden van de verschillende raden zullen onafhankelijk en uitsluitend in het belang van de Unie moeten handelen. Het Parlement en de Raad hebben dit beginsel centraal gesteld in de verordeningen tot oprichting van deze autoriteiten, in het bijzonder in artikel 42, 46, 49 en 52, waaraan minister Győri zojuist heeft gerefereerd.

Als hoedster van het EU-recht zal de Commissie de verantwoordelijkheid voor een strikte naleving van deze artikelen geheel en al op zich nemen. Ik voeg hieraan toe dat de Commissie zal zijn vertegenwoordigd in de bestuursorganen van de autoriteiten en er om die reden natuurlijk op zal toezien dat elke genomen beslissing in het belang is van de Unie.

Wat de samenstelling van de raad van toezichthouders betreft, heeft de Commissie al gewezen op de juridische noodzaak en het politieke belang om deze raden samen te stellen uit de hoofden van de bevoegde nationale autoriteiten. Ik heb de autoriteiten zelf aangeschreven om dit punt zo nodig te kunnen verduidelijken. Sommige nationale autoriteiten hebben hun vertegenwoordiging sindsdien gewijzigd; andere moeten dit nog doen. U kunt erop rekenen dat de Commissie deze kwestie op de voet zal volgen en onverbiddelijk zal zijn.

De samenstelling van de raden van de autoriteiten moet helemaal conform uw wensen zijn, conform de wensen van de wetgever in het algemeen, en ik zal er persoonlijk op toezien dat de hoofden van de nationale autoriteiten –ik herhaal – ten minste tweemaal per jaar effectief aanwezig zijn, in overeenstemming met artikel 40 van de verordeningen tot oprichting van deze autoriteiten.

Dames en heren, tot slot vind ik net als het Parlement dat deze autoriteiten moeten beschikken over de financiële en personele middelen die nodig zijn voor een geloofwaardige uitvoering van hun taken. De begrotingsautoriteit kan rekenen op de technische bijstand van de Commissie als het erom gaat toe te zien op een goede samenhang tussen enerzijds de aan deze autoriteiten toevertrouwde verantwoordelijkheden en anderzijds natuurlijk de middelen die hun zijn toegekend voor de verwezenlijking van deze verantwoordelijkheden.

Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het is nu van essentieel belang dat de procedures voor de aanstelling, voor de bevestiging van de voorzitters en uitvoerend directeurs van deze autoriteiten worden afgerond. Deze autoriteiten moeten aan de slag. Ik verzeker u dat ik iedere dag bemerk hoe nuttig deze nieuwe autoriteiten zijn aangezien wij momenteel bijna dagelijks een beroep op hen op doen.

De taken die deze autoriteiten moeten uitoefenen in samenwerking met het Europees Comité voor systeemrisico's zijn van het allergrootste belang. Het was onze wens dat zij met ingang van 1 januari volledig operationeel zouden zijn. Het is nu de verantwoordelijkheid van ons allemaal, van een ieder onder ons in de eigen specifieke rol, om hen in staat te stellen hun taak snel en onder goede omstandigheden uit te oefenen. Hiertoe behoeven zij de volledige steun van uw instelling.

Ik bevestig hierbij dat de Commissie er van haar kant voor zal zorgen dat de wil van de wetgever ten volle wordt gerespecteerd en dat deze autoriteiten uitsluitend in het belang van de Europese Unie handelen.

 
  
  

VOORZITTER: DAGMAR ROTH-BEHRENDT
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Jean-Paul Gauzès, namens de PPE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw Győri, mijnheer Barnier, dit is geen juridisch maar een echt politiek debat. Het is een debat over de toekomst van Europa op het gebied van financiële regelgeving. Het is het eindresultaat van een deel van het werk dat het Parlement samen met de Raad en onder leiding van de Commissie heeft verricht. Ik zal dus heel duidelijk zijn.

Het gaat er ons niet om ons te vermaken met een soort revolutie of het tonen van onze spierballen. Het gaat erom ervoor te zorgen dat de aan de akkoorden tussen de Raad en het Parlement ten grondslag liggende geest effectief wordt gerespecteerd. Het is geen les in recht. Het gaat niet om de teksten. Die kennen we. Wat telt, is de manier waarop deze teksten in werking zullen worden gesteld. In dit opzicht bedank ik de commissaris voor zijn duidelijke woorden.

Wij hebben de Commissie nooit betwist en de woorden van de commissaris sluiten helemaal aan bij de wensen van het Parlement. Het betreft een politieke daad waarmee wordt gezegd: "Deze instellingen zijn opgericht en nu moeten wij ze de concrete middelen geven om te kunnen functioneren."

Welnu, wij koesteren argwaan – ik denk niet dat we slechts twijfels hebben – ten aanzien van de manier waarop deze bepalingen effectief zijn uitgevoerd door een aantal lidstaten, door hen die het Europees toezicht willen ontmantelen, die financiële regelgeving op Europees niveau willen voorkomen. Daar verzetten wij ons tegen omdat we van mening zijn dat als dit het geval was geweest, wij bij de onderhandelingen over het toezicht zouden zijn beduveld. Deze onderhandelingen waren lang en moeizaam. Iedereen heeft compromissen gesloten. Het Belgische voorzitterschap heeft opmerkelijk werk verricht, de commissaris heeft een enorme impuls gegeven, maar nu zouden we kunnen worden geconfronteerd met instellingen die in werkelijkheid geen enkele macht hebben: omdat het aangestelde personeel een lage status heeft, omdat de lidstaten niet de beste kandidaten hebben gekozen en misschien omdat de salarissen niet aantrekkelijk waren.

Het Parlement moet nu in ieder geval een concreet antwoord krijgen en ik moet u zeggen, mevrouw de minister – ondanks mijn gevoelens van vriendschap voor u omdat wij in dezelfde banken, in dezelfde fractie en commissie hebben gezeten – dat de brief die ik heb gezien en waarvan ik weliswaar moet toegeven dat deze slechts een eerste versie is, niet volstaat.

Ik zal u het simpele antwoord van de Fractie van de Europese Volkspartij (christendemocraten) geven. U zegt namens de Raad dat u de zojuist door de commissaris gedane uitspraken woord voor woord onderschrijft. Ik kan u meedelen dat dit voor ons een bevredigende verklaring zal zijn. De verklaring van de commissaris is nauwkeurig. Daarin worden problemen op het gebied van personele en financiële middelen behandeld. In uw brief moet staan: "Wij zijn het eens met vrijwel alle uitspraken van de commissaris." Mevrouw Győri, dit is bijzonder belangrijk.

Wij zijn het eens met vrijwel alle uitspraken van de commissaris vanavond, tijdens deze vergadering.

 
  
MPphoto
 

  Udo Bullmann, namens de S&D-Fractie.(DE) Mevrouw de Voorzitter, collega’s, waarom zijn we hier? De heer Barnier heeft het gezegd: we zijn hier omdat het Europees Parlement erin is geslaagd om Europese toezichtinstanties te creëren die deze naam waardig zijn. Dat is niet volgens het plan van de Raad en niet volgens het plan van de lidstaten. Ook de Commissie vroeg zich af hoe ver we eigenlijk zouden komen met de ontwikkeling van deze nieuwe instelling. De Raad zal begrijpen – moet begrijpen – en ook de Commissie zal begrijpen – misschien zelfs uit eigen beweging – waarom wij ons zorgen maken.

Nee, dit Europees Parlement – en dat is een uitspraak die ik maak namens alle fracties en niet slechts namens de sociaaldemocraten – zal niet toestaan dat er nationale spelletjes worden gespeeld die de bevoegdheden van deze toezichtinstanties ondermijnen. Daarom zijn wij natuurlijk geïnteresseerd in de keuze van het personeel. Wij hebben daarbij rechten; wij moeten geraadpleegd worden.

Er zijn voortekenen die inderdaad reden tot zorg geven. We krijgen lijsten met personen en we krijgen lijsten waarbij we echt niet kunnen zien dat er een gendercriterium is gehanteerd. We krijgen voorstellen waarbij we niemand zien – en dat zeg ik met alle respect voor de betrokkenen – die volgens ons zijn of haar werk niet naar behoren zou kunnen doen. Het gaat duidelijk om goede mensen, die ook in hun baan al hebben bewezen dat ze goed werk kunnen verrichten, maar de ons voorgestelde personen zijn geen mensen die met eigen gezag, op grond van hun vroegere werk, tegen de nationale toezichthouders kunnen zeggen waar ze in geval van een conflict staan. Waar Europees toezicht bestaat, rust nationaal toezicht op zijn lauweren. Dat verbaast ons, dat irriteert ons, en dat moet ons ertoe aanzetten om in actie te komen.

Deze procedures zijn onbevredigend en ik vraag me af waarom we bijvoorbeeld niet dezelfde werkwijze hanteren als bij de verantwoordelijken voor OLAF, waarbij de mening van dit Parlement er voor u wel degelijk toe doet. Waarom eigenlijk niet? We hebben nog een kans met de uitvoerende directeuren. U kunt nog bewijzen dat u geïnteresseerd bent in de mening van het Europees Parlement. U hebt nog een kans. Ik zou u beiden willen uitnodigen, fungerend voorzitter van de Raad, geachte voormalige collega, en commissaris Barnier, om deze kans te baat te nemen. U kunt naar de bezwaren van dit Parlement luisteren. U kunt heel duidelijk zeggen hoe u in de toekomst met ons wilt werken. U kunt heel duidelijk zeggen welke doelen u bij de hervorming van 2013 wilt ondersteunen en hoe u de instellingen zult uitrusten. En u zult heel duidelijk kunnen zeggen of u bij de nog te maken personeelskeuze geïnteresseerd bent in onze mening. Daarom verzoek ik u, in het belang van Europa, met klem om een snelle regeling.

 
  
MPphoto
 

  Sylvie Goulard, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw Győri, mijnheer de commissaris, dank u voor uw aanwezigheid hier vanavond. Wij realiseren ons terdege dat er weinig tijd was en bedanken u derhalve des te meer dat u begonnen bent met ons te antwoorden. Ik vind het belangrijk onze beweegredenen duidelijk in perspectief te brengen, zoals ook mijn collega's hebben gedaan.

Wat ons motiveert, is dat wij ons er maandenlang collectief voor hebben ingezet dat er kon worden gesproken over een tijdperk "vóór de crisis" en een tijdperk "na de crisis", dat binnen deze interne markt, die de expansie van financiële diensten en bankactiviteiten heeft vergemakkelijkt – en wij kunnen ons helemaal vinden in al het grensoverschrijdende werk van de sector –, gemeenschappelijke regels en toezicht op één lijn werden gebracht. Eerlijk gezegd hebben wij ons tijdens de onderhandelingen – overigens met steun van de Commissie – terdege gerealiseerd dat wij onruststokers waren. Het was ons duidelijk dat er lidstaten waren die het toezicht in eigen hand wilden houden en vooral niet wilden dat iemand zich met hun zaken bemoeide.

Mevrouw Győri, u vertelt ons dat de Raad geen zeggenschap heeft in de aanstelling van deze functionarissen – hetgeen juridisch gezien correct is –, maar er zijn lidstaten die in een hinderlaag liggen. De commissaris heeft er overigens aan herinnerd dat zijn diensten bepaalde landen erop hebben moeten wijzen dat zij hun beste mensen moesten sturen. Dit Parlement doet dus zijn werk doordat het probeert te zorgen voor onafhankelijkheid, middelen en de wil om vooruit te komen.

Wij zijn ons natuurlijk bewust van onze verantwoordelijkheden. Meer dan wie ook willen wij dat deze autoriteiten aan de slag gaan, aangezien we persoonlijk hebben bijgedragen tot de oprichting ervan. Wij hebben geen enkele behoefte om hun werk te vertragen; ik denk hierbij bijvoorbeeld aan de zo belangrijke stress tests voor de banken. Zoals reeds is benadrukt, zullen wij echter simpelweg hoge eisen stellen, een nachtje over deze kwestie slapen en de tijd nemen om alle opmerkingen, van eenieder van u afzonderlijk, in detail te bestuderen, waarna we naar eer en geweten een beslissing zullen nemen.

Ik bedank de heer Barnier voor zijn bijzonder duidelijke woorden en verzoek u, mevrouw Győri, niet naïef te zijn. Er staat veel op het spel.

 
  
MPphoto
 

  Sven Giegold, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, mijns inziens gaat het er nu om de mogelijkheden van het recht werkelijk ten behoeve van een sterk financieel toezicht in Europa te benutten, en wij twijfelen eraan of deze mogelijkheden in de instellingen wel echt worden benut. We zien gebreken in de procedure. We zijn er als Parlement tot op heden niet in geslaagd de kandidatenlijst van te voren te zien. We zien slechts het kant en klare resultaat. Het zou heel eenvoudig zijn om ons de lijst voor de uitvoerende directeuren nu toe te sturen. Er is bij de bezetting van de posten duidelijk sprake van een gebrek aan gendergelijkheid en op grond van bepaalde gebeurtenissen in het proces betwijfelen we of de lidstaten bij de invulling van de posten voor deze instelling werkelijk in het belang van Europa zullen handelen.

Op grond hiervan en op grond van de overige punten in onze brief hebben wij het recht een principieel vraagstuk aan de orde te stellen. Bovendien gaat het dan natuurlijk nog om de geschiktheid van de individuele personen, en dan moet iedereen individueel en op grond van eigen bekwaamheid beoordeeld worden. Op dat punt signaleren we twee grote problemen. We hebben bij de hoorzittingen gezien dat een van de kandidaten ontkende dat het om een Europese instelling ging, dat hij het in plaats daarvan had over een netwerk van toezichthoudende instanties en dat hij ook na vragen hierover niet bereid was dit te corrigeren.

Op de vraag of ze bereid waren om alle lobbycontacten met de financiële sector transparant te maken, hebben we geen duidelijk antwoord gekregen. We hebben alle drie kandidaten een brief gestuurd en voor ons is het resultaat van de stemming afhankelijk van de vraag of we hierop duidelijke en uitgebreide antwoorden krijgen.

 
  
MPphoto
 

  Kay Swinburne, namens ECR-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, de ECR-Fractie is blij met de mogelijkheid om deze vraagstukken vanavond in dit Parlement te bespreken.

Ik wil graag duidelijk stellen dat onze fractie van mening is dat alle drie de kandidaten voor het voorzitterschap van de ESA’s, zoals gisteren door de Commissie Economische en monetaire zaken voorgesteld, volledig gekwalificeerd en bekwaam zijn om de betreffende belangrijke functies te vervullen.

De opmerkingen die ik vanavond maak, hebben puur en alleen betrekking op de procedure die is gevolgd om zover te komen. Ik wil daarom vragen om toekomstige selectieprocedures zo in te richten dat kandidaten worden geworven uit een zo breed mogelijke pool van talent, zodat onafhankelijk denken en een nieuwe diversiteit in het managementteam van deze autoriteiten gegarandeerd is. Daartoe moeten de salarisschalen aansluiten bij de verwachte senioriteit van die functies. Onnodige leeftijdsbeperkingen, of welke andere criteria anders dan technische vaardigheden en bekwaamheid dan ook, dienen ten koste van alles te worden vermeden.

Op het punt van de procedure en de transparantie naar het Parlement toe kunnen wij het best wat beter doen dan we deze keer hebben gedaan. Ik hoop dat hier in de toekomst aandacht aan zal worden geschonken.

 
  
MPphoto
 

  Marta Andreasen, namens de EFD-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben van mening dat deze functies van toezichthouders bij de agentschappen helemaal niet nodig zijn, omdat volgens mij de agentschappen zelf niet nodig zijn. Zal de oprichting van weer een nieuw toezichtsysteem met de naam EAEM leiden tot een verbetering in vergelijking met de bestaande toezichthoudende autoriteiten? Ik denk dat we, door dit te doen, alleen maar verwarring zullen stichten over de vraag wie verantwoordelijk is voor wat.

Zal de toezichthoudende autoriteit regels opstellen die geschikt zijn voor ‘s werelds grootste financiële district? Ik betwijfel het. Integendeel, ik denk dat de stokpaardjes van de antimarktlobby zullen worden omarmd en aan de City of London worden opgedrongen. De problemen die in de afgelopen jaren door financiële activiteiten zijn veroorzaakt, zijn te wijten aan het feit dat de regels ofwel terzijde werden geschoven ofwel door degenen wier taak het was ze uit te voeren domweg werden genegeerd.

Er is geen garantie dat deze autoriteiten het beter zullen doen. Bovendien is ons voor elke functie slechts één kandidaat voorgeschoteld, een volstrekt ondemocratische gang van zaken. Natuurlijk, het is dezelfde gang van zaken als bij de aanstelling van de voorzitter van de Commissie, de rest van de commissarissen en de hoge vertegenwoordiger. Zo kan ik nog een hele lijst opsommen. Ik moedig u allen aan om tegen deze of welke andere kandidaten dan ook te stemmen.

 
  
MPphoto
 

  Michel Barnier, lid van de Commissie. (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik zal het kort houden, aangezien ik geprobeerd heb mij zo eerlijk en duidelijk mogelijk uit te drukken, waarbij ik elk woord van mijn verklaring goed heb afgewogen. Deze verklaring zal overigens nog schriftelijk worden bevestigd in een brief die ik samen met vicevoorzitter Šefčovič heb ondertekend om ervoor te zorgen dat alles zeer duidelijk is.

In antwoord op al uw opmerkingen, waar ik u voor bedank, wil ik slechts drie punten aanhalen.

Ten eerste de onafhankelijkheid en het gezag van de voorzitters van de autoriteiten. Ik ben zeer verheugd, maar niet verbaasd, over het feit dat het Parlement – evenals de Commissie overigens – vastbesloten is om deze onafhankelijkheid en dit gezag te verdedigen en om ervoor te zorgen dat deze blijvend worden gerespecteerd. Dat is van essentieel belang en dat is ook wat telt voor de toekomst wanneer wij denken aan de grote hoeveelheid taken en de ernst van de taken waar deze autoriteiten mee te maken zullen krijgen. Eerder zijn de kwesties van de ratingbureaus en de stresstesten aan de orde geweest; dat zijn nu precies de zaken waar wij de autoriteiten en hun geloofwaardigheid voor nodig zullen hebben. Dat is het eerste punt dat ik wilde aanhalen, waaraan het Parlement, en natuurlijk de Commissie hun goedkeuring kunnen geven, en ik hoop en ik verwacht ook de Raad.

Het tweede punt betreft de selectieprocedure. Dames en heren, ik herinner mij de discussies tijdens de trialogen, waar in talloze debatten over deze procedure is gesproken en waarover de medewetgevers uiteindelijk een akkoord hebben bereikt. De procedure is zoals deze is en kent ongetwijfeld tekortkomingen. Zelf heb ik voor verbetering ervan gezorgd door de rendez-vous-clausule op te nemen. Ik heb geen reden, en dat zeg ik in alle eerlijkheid ten overstaan van u, om te denken dat er geen goede kandidaten zijn aangewezen. Ik heb geen reden om te twijfelen aan de motieven van de geselecteerde kandidaten. Nadat ik de shortlists had ontvangen en alle kandidaten persoonlijk had ontmoet, heb ik zelf de verantwoordelijkheid genomen voor het opstellen van een volgorde van de criteria die mij, in alle eerlijkheid, het meest nuttig en geloofwaardig leken. Maar om deze goede kandidaten te vinden hebben wij ons gebaseerd op de lijsten die wij hebben ontvangen en de kandidaturen zoals die zijn gesteld; er zijn 275 kandidaten voorgedragen door de regelgevende instanties van de lidstaten. Wij hebben een rendez-vous-clausule opgenomen voor de verbetering van deze procedures, die inderdaad voor verbetering vatbaar zijn. Toch wil ik in alle oprechtheid zeggen dat ik, als ik namens mijzelf spreek, geen reden heb om te zeggen of te denken dat wij geen goede kandidaten hebben aangewezen die hun verantwoordelijkheid niet aan zouden kunnen.

Tot slot het derde punt, dat velen van u reeds naar voren hebben gebracht, betreft het niveau van vertegenwoordiging van de autoriteiten. De Commissie zal ervoor blijven ijveren dat deze vertegenwoordiging volledig conform de verordeningen is en het hoogste niveau heeft. Op dit punt wil ik het Europees Parlement bovendien zeer bedanken voor de steun die het ons gegeven heeft in deze zeer belangrijke kwestie. Ook deze is een factor van belang voor de geloofwaardigheid.

Mevrouw de voorzitter, dames en heren, dat is wat ik wilde zeggen voor deze avond die ons raad moet brengen, zoals eerder is gezegd. Dat is wat ik u wilde verzekeren: wij, en ik zeg dit persoonlijk namens alle commissarissen, zullen ervoor waken dat deze autoriteiten een succes worden in de betekenis van een echt Europees toezicht. Dit toezicht, en dat wil ik ook gezegd hebben, zal de nationale toezichthoudende autoriteiten niet vervangen, maar zorgt ervoor dat zij beter samenwerken, en het zal eigen bevoegdheden hebben zodat het het hoofd kan bieden aan de uitdagingen en de risico's die vandaag de dag overduidelijk transnationaal zijn.

Wij hadden deze drie radarschermen nodig, en nu hebben wij ze dan ook, grotendeels dankzij u. Nu hebben we deze drie autoriteiten naast het Europees Comité voor systeemrisico's. En nu, dames en heren, moet iedereen snel aan de slag, want eerlijk gezegd zie ik dat de markten zeer snel bewegen, veel sneller dan wij in onze tijd van democratie, en ook de autoriteiten moeten snel aan het werk.

 
  
MPphoto
 

  Enikő Győri, fungerend voorzitter van de Raad. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, laat mij om te beginnen de vraag beantwoorden die tijdens dit debat heel vaak is gesteld: gaat de Raad ermee akkoord dat de benoemingsprocedure in de verordening wordt geëvalueerd?

Ik weet dat in dezelfde overweging staat dat, met het oog op de latere aanwijzingen van de voorzitters, de mogelijkheid om de Commissie een beperkte lijst te laten opstellen, in een verslag moet worden getoetst.

Ik weet ook dat artikel 81 van de verordening erin voorziet dat de evaluatie door de Commissie uiterlijk op 2 januari 2014, en daarna eens in de drie jaar, wordt ingediend bij het Europees Parlement en de Raad. Dit geeft ons dus de kans om de verordening te zijner tijd te verbeteren op basis van de ervaringen in de praktijk. In die geest zie ik uit naar een constructieve dialoog tussen onze instellingen om de weg te effenen voor de komende evaluatie.

(HU) De toespraken van de commissaris en van mij werden ingegeven door onze bevoegdheden. We hebben de brief van de voorzitter van de Commissie economische en monetaire zaken ontvangen, en allebei geprobeerd de vragen te beantwoorden die pasten bij onze bevoegdheid. Ik heb geprobeerd u ervan te overtuigen dat de garanties voor onafhankelijkheid bestaan, en bij het opstellen van de begroting is het de taak van de Raad en het Parlement, als de twee instellingen met financiële verantwoordelijkheid, ervoor te zorgen dat deze instellingen kunnen functioneren. De werkverdeling is dus duidelijk en het engagement van alle instellingen is mijns inziens eenduidig.

De brief die de voorzitter van ECOFIN, minister György Matolcsy, vandaag als antwoord heeft gestuurd op de brief die de voorzitter van de Commissie economische en monetaire zaken vanmorgen heeft verstuurd, is in deze geest geschreven, en ik vertrouw erop dat u dit in combinatie met de mening van de Commissie een bevredigend antwoord vindt. De Raad en het fungerende voorzitterschap staan hier volledig achter. Dit was de vraag van de heer Gauzès en de Commissie heeft geantwoord op de daarin aan de orde gestelde thema’s, voor zover die onder haar bevoegdheden vielen. Ik vertrouw er dus op dat er nu geen belemmeringen meer zullen zijn voor het Parlement om morgen steun te geven aan de kandidaten en de toezichthoudende autoriteiten eindelijk aan het werk te zetten.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Tot besluit van het debat zijn drie ontwerpresoluties ingediend, overeenkomstig artikel 120, lid 2, van het Reglement.(1)

Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen om 11.30 uur plaats.

Schriftelijke verklaring (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Dit Parlement heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de oprichting van de nieuwe Europese toezichthoudende autoriteiten. Daarom wil het vanavond deze rol bekrachtigen en de Raad en de Commissie vragen te beloven dat de autoriteiten op onafhankelijke wijze zullen functioneren en zullen worden voorzien van adequate middelen en personeel, ongeacht wie benoemd zal worden. Alle kandidaten voor de voorzittersposten van deze Europese toezichthoudende autoriteiten hebben namelijk laten zien dat zij competent en professioneel zijn, en ik ben ervan overtuigd dat zij hun rol op onpartijdige en meer dan adequate wijze zullen vervullen. Voor mij is het fundamenteel dat de kandidaten steun krijgen en dat ervoor wordt gezorgd dat deze autoriteiten in staat worden gesteld om zo spoedig mogelijk aan de slag te gaan. Er zijn namelijk veel problemen die moeten worden opgelost, en die onmiddellijk optreden vereisen. Dat was ook de reden waarom wij deze autoriteiten wilden oprichten en dat is wat wij morgen tijdens de stemming voor ogen moeten houden.

 
  

(1)Zie notulen.


18. Overeenkomsten betreffende de handel in bananen - Intrekking van Verordening (EG) nr. 1964/2005 van de Raad inzake de invoertarieven voor bananen - Overeenkomsten betreffende de handel in bananen (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:

– de aanbeveling over het voorstel voor een besluit van de Raad over de sluiting van de Overeenkomst van Genève inzake de handel in bananen tussen de Europese Unie en Brazilië, Colombia, Costa Rica, Ecuador, Guatemala, Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama, Peru en Venezuela en de Overeenkomst inzake de handel in bananen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten [07782/2010 - C7-0148/2010 - 2010/0057(NLE)] - Commissie internationale handel. Rapporteur: Francesca Balzani (A7-0002/2011);

– het verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1964/2005 van de Raad inzake de invoertarieven voor bananen [COM(2010)0096 - C7-0074/2010 - 2010/0056(COD)] - Commissie internationale handel. Rapporteur: Francesca Balzani (A7-0003/2011);

– de mondelinge vraag (O-0012/2011) van Vital Moreira en Francesca Balzani, namens de Commissie INTA, aan de Raad: Sluiting van de Overeenkomst van Genève inzake de handel in bananen (B7-0007/2011);

– de mondelinge vraag (O-0013/2011) van Vital Moreira en Francesca Balzani, namens de Commissie INTA, aan de Commissie: Sluiting van de Overeenkomst van Genève inzake de handel in bananen (B7-0008/2011).

 
  
MPphoto
 

  Francesca Balzani, rapporteur. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega´s, het Parlement moet zich uitspreken over twee overeenkomsten die werden ondertekend met de Verenigde Staten en met elf Latijns-Amerikaanse landen. Daarmee zal een streep worden gezet onder een lang aanslepend en hevig geschil waarin de Europese Unie in de Wereldhandelsorganisatie was aangeklaagd, en waarin zij – en dat is het belangrijkste – het onderspit moest delven.

Dit is een zeer delicaat vraagstuk omdat het geschil ging over het beginsel van niet-discriminatie in de internationale handelsbetrekkingen. Europa zou met zijn invoerbeleid voor bananen dat beginsel hebben geschonden. Het geschil was te wijten aan het tweesporensysteem, dat wil zeggen aan het feit dat er twee verschillende systemen werden toegepast: één voor de ACS-landen en één voor de andere landen. Dankzij dit tweesporensysteem konden de ACS-landen hun producten op de Europese markt brengen zonder douanerechten te betalen, terwijl de andere landen rechten van 176 euro per ton moesten betalen.

Met deze overeenkomst wordt nu het evenwicht hersteld maar vooral ook het recht gehandhaafd van ACS-landen met een gebrekkige economische ontwikkeling om hun producten rechtenvrij naar de Unie uit te voeren. De andere landen, dat wil zeggen de landen die de overeenkomsten hebben ondertekend, moeten bij de invoer van hun bananen in de Europese Unie wel invoerrechten betalen, maar deze rechten zullen gedurende de periode 2011-2017 geleidelijk aan worden verminderd van de huidige 176 euro naar 114 euro per ton.

Het allerbelangrijkst is echter niet alleen het feit dat dankzij deze overeenkomsten de Unie eindelijk haar verplichtingen nakomt met betrekking tot de toezeggingen die zij als lid van de Wereldhandelsorganisatie heeft gedaan, en dus in zekere zin haar onder meer ook institutionele geloofwaardigheid herstelt, maar ook het feit dat aandacht wordt geschonken aan de ACS-landen met zwakke ontwikkelingsomstandigheden. In deze overeenkomsten zijn namelijk nieuwe instrumenten opgenomen voor de financiële ondersteuning van deze landen. Dankzij deze instrumenten kunnen deze landen investeren in de diversificatie van hun productie en dus – zo hopen wij – in de versterking van hun economieën. Deze maatregelen ter waarde van 190 miljoen euro zullen voorlopig van toepassing zijn tot 2013.

Ik ben van mening dat deze overeenkomsten positief zijn, niet alleen omdat daarmee geschillen worden beslecht waarin de Unie verliezende partij was, met alle gevolgen van dien: economische gevolgen, sancties en zoals ik zojuist ook al zei, gevolgen voor de institutionele geloofwaardigheid van de Unie, maar ook omdat daarmee een evenwichtige oplossing wordt gevonden die tegemoet komt aan zowel de ACS-landen als de Europese producenten – ik denk aan de ultraperifere regio´s – die niet mogen worden blootgesteld aan een ongebreidelde concurrentie.

Daarom stel ik voor om als Parlement goedkeuring te hechten aan deze overeenkomsten, maar om tevens de Raad en de Commissie te vragen ons te beloven dat zij ten eerste zo snel mogelijk op de proppen zullen komen met een beoordeling van de gevolgen die deze overeenkomsten tot 2020, gedurende een vrij lange periode dus, zullen hebben voor de ACS-landen en de producenten in Europa – ik denk aan de ultraperifere regio´s – die in sterke mate afhankelijk zijn van deze vrucht, maar ook dat zij de werking van de specifiek voor de ACS-landen bestemde financiële begeleidende maatregelen anderhalf jaar vóór het verstrijken ervan zullen beoordelen, zodat indien nodig de mogelijkheid bestaat deze landen met een ander steunprogramma te helpen en te voorkomen dat zij in de steek worden gelaten. Daarmee kan men hen dus helpen om de eventuele negatieve gevolgen van de inwerkingtreding van deze overeenkomsten binnen de Europese Unie te bestrijden, tegen te gaan en op te vangen via een prijscorrectie oftewel via een correctie van de concurrentiekracht van de uit andere landen afkomstige bananen.

Ik ben daarom van mening dat deze overeenkomst een oplossing biedt voor deze netelige zaak en op dit moment zeker een uitweg is, ook voor de armste landen die zoals ik zal zei onze belangrijkste zorg waren tijdens het lange debat in de Commissie internationale handel. Ik hoop dat deze oplossing kan rekenen op grote steun. Met deze begeleidende maatregelen en vooral met het toezicht en de toezegging waarom wij als Parlement de Commissie en de Raad hebben gevraagd met betrekking tot een effectbeoordeling van de overeenkomst en van de werking van de hulpmaatregelen en hun eventuele verlenging of versterking in de toekomst, hebben wij een goede oplossing gevonden.

 
  
MPphoto
 

  Enikő Győri, fungerend voorzitter van de Raad. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, mevrouw Balzani, hartelijk dank dat u het voorzitterschap en de Raad de gelegenheid biedt om een bijdrage te leveren aan een onderwerp dat erg belangrijk is niet alleen vanuit handelsoogpunt maar ook vanuit het oogpunt van solidariteit en ontwikkeling.

Ik hoop te kunnen antwoorden op de vragen van de heer Moreira en te kunnen reageren op de twijfels en zorgen van mevrouw Balzani. Als u het goed vindt, ga ik nu verder in het Hongaars.

(HU) Wat betreft de broodwinning van bananenproducenten in de Europese Unie en de ACS-landen, is de Raad zich ervan bewust dat de bananenproductie in sociaal en economisch opzicht van fundamenteel belang is in de bananenproducerende regio’s van de Europese Unie. De ontwerpverordening schrijft voor dat het programma met begeleidende maatregelen voor de bananensector 18 maanden voor de einddatum van het programma moet worden geëvalueerd. Dames en heren, het is u echter bekend dat de voorbereiding van dit evaluatieverslag en eventuele verdere voorstellen onder de bevoegdheid van de Commissie vallen en niet onder die van de Raad, maar ik ben er zeker van dat commissaris Cioloş hier nog op terug zal komen. Hetzelfde geldt voor de effectbeoordelingen die in de mondelinge vraag werden genoemd.

Voor de uitvoering van de begeleidende maatregelen voor de bananensector van de ACS-landen is een wijziging van de regelgeving inzake de EU-instrumenten voor buitenlandse betrekkingen nodig. In het belang van de begunstigde landen rekent de Raad op de constructieve medewerking van het Europees Parlement, in de hoop dat wij tot een succesvolle oplossing kunnen komen van de institutionele problemen die de aanneming van de benodigde bepalingen momenteel vertragen.

Wat betreft de verdeling van de voor de begeleidende maatregelen voor de bananensector uitgetrokken kredieten onder de begunstigde landen heeft de Raad in zijn in eerste lezing aangenomen standpunt steun gegeven aan de ontwerpverordening betreffende de begeleidende maatregelen voor de bananensector. In deze ontwerpverordening zijn eenduidige indicatoren en criteria voor de verdeling vastgesteld. Deze indicatoren zijn: de handel in bananen met de EU, het belang van de bananenexport voor de economie van het betreffende ACS-land en het ontwikkelingsniveau van het land.

Wat betreft het POSEI-programma heeft de Commissie op 24 september 2010 een voorstel gedaan voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van individuele landbouwmaatregelen voor de ultraperifere regio’s van de Europese Unie. Het voorstel wordt momenteel door de voorbereidende werkgroepen van de Raad behandeld. Wat betreft de invoertarieven voor bananen, waarover is gesproken in het kader van de door de Commissie met Colombia, Peru en Midden-Amerika te sluiten vrijhandelsovereenkomsten, wil ik graag benadrukken dat de Raad nog geen mening heeft over deze overeenkomsten, en daarom kan ik het officiële standpunt hierover nu nog niet met u delen.

De EU is met de hele Andesgemeenschap onderhandelingen begonnen om een interregionale partnerschapsovereenkomst van de grond te krijgen. De besprekingen zijn in juni 2008 opgeschort, aangezien de Andeslanden geen overeenstemming konden bereiken over de doelstellingen en de inhoud van het hoofdstuk handel. In januari 2009 is er opnieuw een begin gemaakt met de onderhandelingen met de Andeslanden die daartoe bereid waren, te weten Colombia, Ecuador en Peru, om tot een multilaterale vrijhandelsovereenkomst te komen. Nadat Ecuador zijn deelname in juli 2009 had opgeschort, zijn de besprekingen met Peru en Colombia voortgezet. De Europese Commissie heeft op 1 maart 2010 de onderhandelingen met Peru en Colombia afgerond.

De multilaterale overeenkomst die met de twee landen tot stand is gekomen, staat voor de andere leden van de Andesgemeenschap, dus ook voor Ecuador, open. De afgelopen maanden heeft Ecuador ook langs officiële weg aangegeven bereid te zijn om de onderhandelingen voort te zetten en toe te treden tot de multilaterale overeenkomst. De Raad verwelkomt deze beslissing. Als de onderhandelingen met Ecuador worden heropend, moet het ambitieniveau van de toezeggingen op het vlak van openstelling van de markt het bij Colombia en Peru bedongen ambitieniveau van de toezeggingen weerspiegelen.

Samenvattend zou ik u dus willen vragen uw goedkeuring te hechten aan het sluiten van de bananenovereenkomst, en morgen te stemmen vóór het voorstel tot intrekking van de verordening inzake de invoertarieven voor bananen. Ik reken op uw medewerking en dank u voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 

  Dacian Cioloş, lid van de Commissie. (FR) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw Győri, mevrouw Balzani, dames en heren, ten eerste wil ik zeggen dat ik zeer ingenomen ben met het feit dat de belangrijkste aspecten en de grote lijnen van het voorstel van de Commissie inzake bananen de goedkeuring van de rapporteur hebben gekregen. Mevrouw Balzani heeft in de inleiding bovendien een uitstekende toelichting gegeven op de context waarbinnen de onderhandelingen hebben plaatsgevonden en deze overeenkomst is ondertekend.

De Commissie steunt zonder meer de conclusies van de ontwerpaanbeveling van de rapporteur en het ontwerpverslag over deze kwestie. De overeenkomsten van Genève inzake bananen zijn inderdaad erg belangrijk en mevrouw Balzani heeft de redenen daarvan goed benadrukt. Ook ik wil graag onderstrepen dat deze overeenkomsten rust zullen brengen in deze netelige kwestie, het proces van Doha makkelijker zullen maken en de nodige voorwaarden zullen scheppen voor een stabiele en voorspelbare Europese bananenmarkt in de komende jaren.

Ik wil terugkomen op een aantal van de belangrijkste punten die de rapporteur en de Parlementsleden in hun mondelinge en schriftelijke vragen naar voren hebben gebracht en die tevens zijn aangehaald in de ontwerpresolutie die onderdeel uitmaakt van het pakket.

Met betrekking tot de steun aan EU-producenten, ben ik mij zeer bewust van de belangrijke sociaaleconomische rol die de bananenproductie in de betreffende gebieden van de Europese Unie speelt, in met name de ultraperifere gebieden, en van de bestaande ongerustheid over de economische levensvatbaarheid van de bananenproductie in deze gebieden.

In een onlangs verschenen verslag over het POSEI-systeem, dat in september 2010 aan het Europees Parlement en de Raad is voorgelegd, geeft de Commissie uitleg over de gevolgen van de overeenkomsten van Genève en over het feit dat bij de hervorming van de bananenregeling in 2006 reeds rekening is gehouden met deze gevolgen.

Teneinde de Europese producenten te beschermen in het licht van de toegenomen liberalisering, is het budget voor de bananensector aanzienlijk verhoogd. In de effectbeoordeling die destijds is uitgevoerd, is rekening gehouden met een grotere tariefverlaging dan die was overeengekomen.

De Commissie heeft zich niettemin bereid getoond de gevolgen van de genoemde overeenkomsten op de markt te monitoren en, in voorkomend geval, de nodige maatregelen te nemen om de effecten te verzachten.

Met betrekking tot de versterking van de positie van de bananenproducenten binnen de sector wil ik ten eerste benadrukken dat deze kwestie niet specifiek alleen binnen de bananensector speelt maar in de gehele landbouwvoedingsmiddelensector. De problemen ten aanzien van de positie in de productiesector, de onderhandelingsmacht en de verdeling van de toegevoegde waarde over de voedingsmiddelenketen, treffen ook andere sectoren. Teneinde dit aan te pakken zal de Commissie in het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid bovendien met voorstellen komen voor de versterking van de producentenorganisaties, hun rol binnen de sector en hun onderhandelingsmacht.

Bovendien heeft de Commissie een groep op hoog niveau voor de landbouwvoedingsmiddelenindustrie opgericht waarin verschillende commissarissen zijn verenigd die met voorstellen in die richting kunnen komen – de verantwoordelijkheid en de bevoegdheid van de commissaris voor landbouw is namelijk beperkt, maar er zijn vier commissarissen die deel uitmaken van deze groepen en die leiding geven aan deze groepen op hoog niveau – een groep op hoog niveau met een routekaart en met voorstellen, waar de Commissie de komende maanden en jaren mee zal komen, juist om te proberen antwoorden te vinden op de kwesties inzake de transparantie in de voedingsmiddelenketen en de onderhandelingsmacht. Dus in dat verband kunnen de bananenproducenten in de sector daar van profiteren.

Wat betreft de verdeling van de financiële middelen voor de begeleidende maatregelen voor de bananensector (BAM) in de ACS-landen, weet u dat de ontwerpverordening die de BAM vaststelt op 21 oktober door het Europees Parlement is aangenomen. Hierin zijn de voorwaarden voor de verdeling van de middelen vastgelegd. De criteria waar u om hebt gevraagd bestaan dus al en bovendien zijn de resultaten, de verdeling van deze envelop, ook al vastgesteld.

De Commissie heeft op nauwe en vruchtbare wijze met het Europees Parlement aan dit onderwerp gewerkt en we hebben een goed compromis bereikt over de inhoud van dit punt. De ontwerpverordening die betrekking heeft op de steun voor de ACS-landen is eveneens door het Europees Parlement aangenomen en stelt tevens de toewijzingscriteria voor de verschillende begunstigde landen vast. Ook voorziet deze tekst in – zoals u hier vraagt – een beoordeling van de marktsituatie in deze landen achttien maanden vóór afloop van het programma. Uit deze beoordeling zal moeten blijken of de aanpassingsprocessen goed verlopen of dat er eventueel andere maatregelen moeten worden overwogen.

Wat betreft de effectbeoordeling van de gevolgen van de overeenkomsten voor de bananenproducenten in ontwikkelingslanden en in de Europese ultraperifere gebieden tot 2020, wil ik zeggen dat ik inderdaad bereid ben om een dergelijke beoordeling te laten uitvoeren indien dat nodig mocht blijken te zijn. Maar we moeten wel realistisch zijn als het gaat om de omvang van het onderzoek, aangezien dat gericht is op een groot aantal bananenproducerende landen in de wereld en op veel landen waar de banaan ook een basisvoedingsmiddel is. Het wordt dan ook moeilijk om dit onderzoek uit te voeren en er conclusies uit te trekken. Ik ben echter bereid om een dergelijk onderzoek te beginnen of om gebruik te maken van gegevens van interne en externe onderzoeken waarover de Commissie reeds beschikt. Zoals ik al heb gezegd, zullen wij achttien maanden vóór afloop van het programma een beoordeling uitvoeren van de gevolgen van de BAM voor de ACS-landen.

Tot slot de onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst met bepaalde Latijns-Amerikaanse landen, en met Ecuador in het bijzonder. Wat dat betreft weet u ongetwijfeld dat de onderhandelingen over de handelsovereenkomst met Colombia en Peru, en met de Midden-Amerikaanse landen, op technisch niveau met succes zijn afgerond. De overeenkomst met Colombia en Peru kan ook voor andere landen van de Andesgemeenschap gebruikt worden, waaronder Ecuador, mocht dat land de onderhandelingen willen hervatten. Ecuador heeft overigens een officieel verzoek ingediend voor terugkeer naar de onderhandelingstafel over de handelsovereenkomst. De Ecuadoriaanse regering en de Commissie onderzoeken momenteel de mogelijkheden voor hervatting van de onderhandelingen en proberen derhalve tot een akkoord te komen over de volgende stappen die genomen moeten worden.

Tot zover de opmerkingen die ik wilde maken naar aanleiding van uw verslag en de kwesties die u heeft aangehaald. Ik ben wat lang van stof geweest, maar ik wilde van het begin af aan die vragen beantwoorden die ik kon beantwoorden.

 
  
MPphoto
 

  Charles Goerens, rapporteur voor advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking. (FR) Mevrouw de Voorzitter, een van de bepalingen van internationaal recht betreft het non-discriminatiebeginsel. Goed. In theorie valt daar niets tegenin te brengen. In de praktijk ligt dat iets anders.

De ACS-landen betalen geen invoerrechten voor bananen wanneer zij deze naar de Europese Unie exporteren. Dat is een overeenkomst; het is een acquis en daar verandert deze overeenkomst niets aan. Voor de niet-ACS-landen daarentegen, die tot nu toe 176 euro per ton betaalden, worden de invoerrechten verlaagd naar 141 euro. Met een verlaging van de invoerrechten met 35 euro verandert ook de concurrentiepositie. De ACS-landen die tot nu toe meer werden beschermd, zullen in de toekomst iets minder bescherming genieten. De Commissie heeft namens de Europese Unie over deze overeenkomst onderhandeld. De vraag voor mij, als rapporteur voor advies, is nu of zij het anders had kunnen doen? Mijn antwoord daarop is zeer helder: zij kon niet anders. Als de Commissie het anders had gedaan en had geweigerd in onderhandeling te treden, dan zou de zaak door het Orgaan voor Geschillenbeslechting van de WTO zijn behandeld. We kunnen ervan uitgaan dat de uitkomst er dan ongetwijfeld heel anders had uitgezien dan nu na afloop van de onderhandelingen waar wij momenteel over debatteren. Wil dat nu zeggen eind goed al goed? Nee, zeker niet.

Ik ben rapporteur voor advies over deze overeenkomst en ik ben ook rapporteur ten principale voor de begeleidende maatregelen voor de bananensector, en morgen zal ik het verslag in tweede lezing indienen. Ik wil hierover de volgende opmerkingen maken.

Ten eerste is het budget voor de bananensector aanzienlijk verhoogd. De commissaris heeft dit zojuist in herinnering gebracht en dat is goed, ik neem er nota van. Hiermee wordt meteen de vraag van mevrouw De Sarnez beantwoord die zich grote zorgen maakt over de nieuwe situatie die hiermee is ontstaan voor de bananenproducenten in de overzeese departementen en in de ultraperifere gebieden.

Ten tweede is er een andere bron van zorg van mevrouw De Sarnez en van mijzelf, waar ook onze Commissie ontwikkelingssamenwerking achter staat, namelijk het feit dat er met deze 114 euro nog geen einde is gekomen aan de neerwaartse beweging. De Commissie is namelijk nog in onderhandeling over andere overeenkomsten waarvan de uitkomsten nog veel lager zullen komen te liggen dan 114 euro. Er wordt zelfs gesproken over 75 euro. Volgens het non-discriminatiebeginsel moeten wij deze zeer verontrustende neerwaartse beweging dus ook nauwlettend volgen.

Ten derde de begeleidende maatregelen voor de bananensector: daar zal ik morgenochtend uitgebreid op ingaan. Ik geloof dat het Parlement erin is geslaagd – en ik dank de commissaris dat hij dit punt heeft benadrukt – een aantal nieuwe zaken in te voeren, waaronder de effectbeoordeling achttien maanden vóór afloop van de termijn. Dat geeft ons de mogelijkheid te kijken naar wat er na 2013 moet gebeuren, omdat ik denk dat het probleem in de bananensector in 2013 nog niet zal zijn opgelost.

 
  
MPphoto
 

  Laima Liucija Andrikienė, namens de PPE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, namens de PPE-Fractie verzoek ik het Europees Parlement dringend om deze buitengewoon belangrijke overeenkomst het groene licht te geven. Wij zijn van mening dat dit de onderhandelingen in het kader van de Doha-ronde zal bevorderen en dat het ook een nieuwe impuls zal geven aan onze bilaterale onderhandelingen met de Mercosurlanden over een vrijhandelsovereenkomst.

Wij verwelkomen de algemene tendens van liberalisering van de wereldhandel in bananen, met inbegrip van de huidige WTO-overeenkomst, en ook de bilaterale overeenkomsten met de landen in Midden-Amerika en de Andeslanden, en mogelijk in de toekomst ook met Mercosur.

De ontwerpresolutie is heel evenwichtig, vooral omdat wij daarin rekening hebben gehouden met de belangen van onze partners in de ACS-landen en ook met lokale Europese bananenproducenten, en daarvoor wil ik mijn grote waardering uitspreken voor onze rapporteur.

Ik ben er ten diepste van overtuigd dat wij, terwijl wij steeds meer opschuiven in de richting van verdere liberalisering van de wereldhandel in bananen, ervoor moeten zorgen dat wij bedrijfstakken of sectoren die in het verleden altijd een belangrijke economische en sociale rol hebben gespeeld in bepaalde Europese regio’s, zoals de Canarische Eilanden, Guadeloupe, Martinique, Madeira en de Azoren, niet om zeep helpen.

Tot slot hopen wij dat de Commissie rekening zal houden met deze zorgen en stappen zal ondernemen om het pakket steunmaatregelen voor Europese producenten, waarvoor middelen zijn gereserveerd in het POSEI-budget, aan te passen en zo nodig andere maatregelen zal treffen om ervoor te zorgen dat de Europese producenten, tegelijk met de toenemende liberalisering van de wereldhandel in bananen, op de markt kunnen blijven en hun traditionele activiteiten kunnen blijven uitoefenen. Een goede kans om dat te doen zal zich voordoen tijdens de discussies over de eerstvolgende financiële vooruitzichten voor de EU.

 
  
MPphoto
 

  Kriton Arsenis, namens de S&D-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, wij kennen allen het begrip 'bananenrepubliek'. Dat is een land waar de grote bananenmaatschappijen naar believen regeringen installeren en weer laten vallen. Wanneer de regeringen lastig worden, omdat ze proberen de meest basale rechten van de staat in stand te houden of het minimumloon te verhogen, deinzen de maatschappijen zelfs niet terug voor een staatsgreep tegen hen.

In deze landen produceren dezelfde maatschappijen nog steeds bananen. De vernietiging van de bossen en het milieu, erbarmelijke arbeidsomstandigheden en het gebruik van onkruidbestrijdingsmiddelen die in de Europese Unie verboden zijn, behoren tot de orde van de dag. Tegelijkertijd consumeren wij door toedoen van deze multinationals voor 99 procent slechts één soort bananen, terwijl er enkele duizenden bananensoorten bestaan. Juist dit soort echter wordt ten gevolge van de monocultuur met een bepaalde ziekte bedreigd.

De steunmaatregelen voor de landen van Afrika, het Caraïbisch Gebied en de Stille Oceaan waren heel belangrijk en het verminderen ervan zal ernstige consequenties hebben voor de producenten in deze landen. Het zijn bijzonder arme landen die onze hulp nodig hebben. De Europese Unie is wereldwijd de grootste en de meest winstgevende markt voor bananen. In de komende jaren zullen wij daadwerkelijk zien dat deze reusachtige multinationals proberen de Europese markt volledig te beheersen en de kleine producenten uit de markt te drukken. Hier is echt onze aandacht nodig. De Commissie moet er nauwlettend op toezien dat de Europese mededingingswetgeving strikt wordt gehandhaafd om te voorkomen dat de grote multinationals misbruik maken van hun dominante positie op de markt door eerst kunstmatig de prijzen te verlagen – om de kleine producenten op de knieën te dwingen – en vervolgens met behulp van kartelvorming de prijzen te verhogen, met het gevolg dat bananen voor Europese consumenten heel duur worden.

 
  
MPphoto
 

  Catherine Grèze, namens de Verts/ALE-Fractie. (FR) Mevrouw de Voorzitter, de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie zal inzake de goedkeuring van de handelsovereenkomsten in de bananensector tegen stemmen.

Deze overeenkomsten zijn gericht op de liberalisering van de bananenmarkt waardoor de dominante positie van de Amerikaanse multinationals wordt versterkt, die reeds meer dan tachtig procent van de wereldmarkt in handen hebben. Als wij dergelijke overeenkomsten goed zouden keuren, zouden wij ingaan tegen de belangen van met name de ACS-landen, de ultraperifere gebieden en van Ecuador. Het zijn opnieuw de kleine producenten die hieronder zullen leiden. Er is dringend een radicale hervorming van de regels inzake internationale handel nodig teneinde voedselsoevereiniteit en de ontwikkeling van lokale productie voor iedereen te garanderen.

De financiële maatregelen die de Europese Commissie voorstelt om de betrokken producenten te ondersteunen zijn ontoereikend. De Europese Unie moet er niet alleen voor zorgen da een effectbeoordeling van deze overeenkomsten wordt gemaakt, maar zij moet ook dienovereenkomstig haar wetgeving wijzigen teneinde een duurzame productie en een duurzame economie te bevorderen.

 
  
MPphoto
 

  Elie Hoarau, namens de GUE/NGL-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik ben van mening dat deze overeenkomsten niet positief zijn. Zij tonen aan dat de kleine bananenproducenten in de ACS-landen en de ultraperifere gebieden worden gegijzeld in de overeenkomsten die in 2009 in Genève zijn gesloten en in de Doha-onderhandelingen die thans worden voortgezet. Het zijn overeenkomsten en onderhandelingen die door de Wereldhandelsorganisatie zijn gewenst en opgelegd.

Het is waar dat het lot van de kleine producenten in de ACS-landen en de ultraperifere gebieden niet kan opwegen tegen de enorme belangen die op het spel staan van niet alleen de grote Latijns-Amerikaanse producenten maar ook die van de Europese Unie.

De hervorming van de bananenmarkt en die van de suikermarkt zijn in wezen een uiting van eenzelfde beweging naar een grote wereldmarkt die meedogenloos verder oprukt en daarbij de zwakste en kwetsbaarste partijen jammer genoeg verplettert. Bovendien, mevrouw de Voorzitter, zullen de beoogde compensatiemaatregelen niet toereikend zijn om de kleine producenten op tijd van de ondergang te redden, noch om de ACS-landen, waaronder zich een aantal van de armste landen bevinden, op weg te helpen naar echte ontwikkeling.

In feite worden wij onder druk gezet om deze overeenkomsten te ondertekenen teneinde de Doha-onderhandelingen te redden. Konden we maar eenzelfde bereidwilligheid van de leiders zien bij het redden van internationale overeenkomsten inzake de bescherming van het milieu, de toenemende harmonisering van de rechten van werknemers en de levensstandaard. In dat geval zouden de burgers mijns inziens veel minder terughoudend zijn ten opzichte van de globalisering dan ze nu zijn.

 
  
MPphoto
 

  David Campbell Bannerman, namens de EFD-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, deze banaan is oorlogstuig – een door de EU begonnen handelsoorlog met Amerika die zestien jaar geduurd heeft en die nu op spectaculaire wijze verloren is.

De EU heeft nu van de Wereldhandelsorganisatie een boete van bijna 200 miljoen dollar opgelegd gekregen en is gedwongen haar illegale tarieven te verlagen, en dat alles vanwege het protectionisme dat het hart van de EU vormt, in dit geval de protectie van de Franse kolonies. Ik moet zeggen dat deze banaan, die ik vandaag in de supermarkt van het Europees Parlement heb gekocht, illegaal is! Hij voldoet niet aan de Europese regels op het punt van lengte, omvang en rechtheid van bananen. Wat is er in vredesnaam aan de hand?

Met dit idiote protectionisme en deze malle regels moet je je afvragen: is de Europese Unie soms stapelgek geworden?

 
  
MPphoto
 

  Laurence J.A.J. Stassen (NI). - Al decennia lang voert de Europese Unie een protectionistische handelspolitiek, zo ook op het gebied van de bananen. Importbelasting moet Latijns-Amerikaanse bananen weren en tegelijkertijd worden subsidies weggegeven aan slecht concurrerende exportlanden.

Het merendeel van deze subsidies gaat daarbij naar de buitengebieden van de Europese Unie, jaarlijks bijna 300 miljoen euro: je reinste protectionisme, waarvoor de WTO de EU al vele malen op de vingers heeft getikt. De Europese Unie presenteert zich maar al te graag als pleitbezorger van het internationale recht en de vrijhandel, altijd paraat om met het morele vingertje naar anderen te wijzen.

Maar wanneer het de Europese Unie aangaat knijpt men liever een oogje dicht. Alles is geoorloofd, zolang de onrendabele bananenindustrie op eilanden als Frans Guyana, de Azoren en de Canarische eilanden maar wordt beschermd. Dat de Europese belastingbetaler jaarlijks opdraait voor de honderden miljoenen euro aan subsidieverspilling wordt hierbij op de koop toe genomen. Het is de hoogste tijd dat dit Europese wanbeleid wordt afgeschaft en dat de Europese Unie stopt met het subsidiëren van deze economische inefficiëntie.

 
  
MPphoto
 

  Gabriel Mato Adrover (PPE).(ES) Mevrouw de Voorzitter, ik kan de heer Campbell, met alle respect, verzekeren dat zijn banaan niet van de Canarische Eilanden komt.

Dames en heren, ik zal het in deze plenaire vergadering over bananen hebben, en het lijkt me een goede zaak als er hier over bananen gepraat wordt. Dat is een goede zaak omdat het belangrijk is er nogmaals op te wijzen dat de communautaire bananenproducenten beschermd moeten worden, die van de Canarische Eilanden inbegrepen. Ik denk dit omdat ik geloof dat de sluiting van de Overeenkomst van Genève inzake de handel in bananen geen goed nieuws is voor de communautaire producenten. Bovendien zijn sommige aspecten van de onderhavige resolutie niet geheel en al bevredigend vanuit het gezichtspunt van de landbouw en de bescherming van de communautaire bananenproducenten.

Ik besef echter dat dit voorstel afkomstig is van de Commissie internationale handel, die op een aantal punten heel andere maatstaven heeft dan ikzelf. Daarom beoordeel ik de positieve aspecten van het voorstel en niet de negatieve.

Het is positief dat jarenlange onenigheid binnen de Wereldhandelsorganisatie hiermee tot een eind wordt gebracht en dat zo de rust weerkeert in een sector die het meest gebaat is bij zekerheid en stabiliteit in de toekomst. De communautaire producenten wonen in ultraperifere regio’s die enorme moeilijkheden ondervinden om bananen te produceren – bananen die van uitmuntende kwaliteit zijn, dat is zeker – en waarvan de productie in geen enkele verhouding staat tot de bananenproductie in andere, derde landen, qua kosten, arbeidskrachten, milieukosten, bestrijdingsmiddelengaranties, of enige andere kosten.

Vanuit het oogpunt van de landbouw moet benadrukt worden dat de overeenkomst schadelijk is voor de communautaire producenten. We zullen te maken krijgen met een drastische daling van de invoertarieven: van 176 naar 114 euro per ton, en naar 75 euro per ton in het geval van de overeenkomsten met Colombia en Peru.

Daarom wil ik u, commissaris, met alle respect zeggen dat het mijns inziens niet geloofwaardig is te stellen dat deze daling van invoertarieven voorzien was in het financieel memorandum van het Programma van speciaal op een afgelegen en insulair karakter afgestemde maatregelen (POSEI), want dat is niet waar. U heeft gezegd dat dit voorzien was in verband met de Overeenkomst van Genève, maar vergeet niet dat dit invoertarief 114 euro is. In het jaar 2006 kon onmogelijk worden voorzien in een daling van het invoertarief tot 75 euro, zoals nu het geval is na deze overeenkomsten.

Ik denk dan ook dat de vereiste afwegingen moeten worden gemaakt. Het zal volstrekt noodzakelijk blijken te zijn het financieel memorandum aan te passen, want onder meer het invoertarief van 176 euro per ton werd door de Commissie al aan de lage kant bevonden op het moment dat het in werking trad. De communautaire producenten vragen dus niets meer dan wat volkomen gerechtvaardigd is, en wij hebben vanuit het Parlement de plicht om hen te beschermen, net zoals de Commissie.

 
  
MPphoto
 

  Catherine Stihler (S&D). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil het hebben over fairtrade bananen. Steun voor bananenproducenten in de armste Caribische landen is van essentieel belang. Hoewel er 200 miljoen euro voor de Afrikaanse en Caribische, bananen exporterende landen is uitgetrokken, moeten wij hier toch goed naar kijken.

Iedereen die ziet hoe mensen die in deze sector werken, worden behandeld, met name door de grote multinationale ondernemingen, zou met afschuw reageren. Daarom zijn fairtrade bananen zo belangrijk, zeker voor de kleinere producenten, maar ook om een betere behandeling van de werknemers te realiseren.

Bananen zijn in Schotland het favoriete fruit en de mensen in mijn kiesdistrict willen daarom weten dat wat zij eten volgens de hoogste normen en met de uiterste zorg is geproduceerd. Ik wil de collega’s aanmoedigen om te proberen alleen nog maar fairtrade bananen te kopen en om, als zij zien dat die in een supermarkt niet verkrijgbaar zijn, daarover te klagen.

Zoals wij vanavond hebben gemerkt, kan beleid op het gebied van de handel in bananen tot ernstige meningsverschillen leiden. Wij moeten actie ondernemen om de meest kwetsbare werknemers en de meest kwetsbare landen in de wereld te helpen.

 
  
MPphoto
 

  Giovanni La Via (PPE). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega´s, bilaterale handelsovereenkomsten zijn vaak schadelijk voor de Europese producenten, die de gevolgen moeten ondergaan van de importliberalisatie.

De morgen ter stemming voor te leggen overeenkomsten voorzien in een vermindering van de invoerrechten die van toepassing zijn op bananen uit Latijns-Amerika. Ofschoon deze overeenkomsten enerzijds hebben bijgedragen aan de oplossing van een decennialang geschil, dreigen zij anderzijds ernstige moeilijkheden te veroorzaken voor de Europese bananenproducenten. Het behoeft geen betoog dat de met de Latijns-Amerikaanse landen onderhandelde tariefverminderingen, samen met het steunprogramma ten behoeve van de ACS-landen en het programma met de begeleidende maatregelen voor de bananensector, de concurrentiekracht van de Europese producenten ernstig dreigen aan te tasten.

Tot nu toe werd de financiële steun aan onze bananenproducenten gewaarborgd door het POSEI-programma, maar in 2006 werd dit programma voor het laatst hervormd en daarbij is op geen enkele manier rekening gehouden met de sluiting van deze laatste overeenkomsten. Daarom zou het mijns inziens goed zijn de Raad te vragen te overwegen of het niet noodzakelijk is instrumenten en middelen in het leven te roepen waarmee tegemoet kan worden gekomen aan de financiële behoeften van de Europese producenten. Hun status moet worden verbeterd en tegelijkertijd moet compensatie worden geboden voor eventuele schade ten gevolge van de sluiting van de overeenkomsten en de tariefvermindering.

Ik geloof niet dat wij elk jaar weer opnieuw naar middelen op zoek kunnen gaan om tegemoet te komen aan de behoeften van de Europese bananenproducenten. Veeleer moeten wij een stabiele en duurzame oplossing zien te vinden waarmee wij compensatie kunnen bieden voor de schade tengevolge van de uitbreiding en openstelling van de markten.

 
  
MPphoto
 

  Elisabeth Köstinger (PPE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, na het jarenlange geschil tussen de Europese Unie enerzijds en Zuid-Amerikaanse bananenproducenten anderzijds is er nu een belangrijke stap gezet dankzij de overeenkomst betreffende de handel in bananen. Ik steun deze overeenkomst, omdat hierdoor ook een einde komt aan het geschil in de Wereldhandelsorganisatie.

De concessies van de EU en de Zuid-Amerikaanse bananenproducenten mogen er echter niet toe leiden dat er geen aandacht meer wordt besteed aan de algemene situatie van de ACS-landen. Er moet nauwlettend worden toegezien op de bijstand voor de ACS-landen van de kant van de EU en deze moet indien nodig worden versterkt. Hierbij is de door de EU geëiste effectenbeoordeling van belang en hierop moet duidelijk de nadruk worden gelegd. Ondanks alle bijstand die ongetwijfeld van fundamenteel belang is, mogen er geen herschikkingen binnen de EU-begroting plaatsvinden. Maar al te vaak worden middelen die waren uitgetrokken voor bepaalde terreinen, overgeheveld en voor andere doeleinden gebruikt. Daar moet een stokje voor worden gestoken, of het nu – zoals in het huidige geval – om het Ontwikkelingsfonds gaat of om andere fondsen, zoals het Landbouwfonds dat momenteel steeds weer ter discussie wordt gesteld. De Europese Unie moet zich bewust zijn van haar verantwoordelijkheid ten opzichte van de ACS-landen en de ultraperifere gebieden en duurzaam handelen.

Indien we deze verheugende overeenkomt vanuit een mondiaal perspectief bekijken, kijk ik met één oog naar de Doha-onderhandelingen. Het Economisch Wereldforum in Davos heeft blijkbaar iets in werking gezet. De G20 wil de WTO-onderhandelingen nog vóór 2012 afronden. We moeten afwachten of de woorden ook in daden worden omgezet. Het lijkt er echter op dat de overeenkomst betreffende de handel in bananen een bijdrage heeft geleverd aan de grote Doha-puzzel.

 
  
MPphoto
 

  Seán Kelly (PPE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, een paar weken geleden raakten wij in alle staten over bijen. Vanavond zoemen wij als bijen over bananen, en in het bijzonder over deze voorgestelde overeenkomst.

Zoals u ziet, roept die gemengde reacties op, en dat is niet verwonderlijk. Zij heeft voordelen, met name voor de producenten die er beter van zullen worden, maar er zijn ook zorgen, zorgen over de gevolgen voor het milieu en vooral ook zorgen over de gevolgen voor de producenten in de Europese Unie.

Ik vind het heel belangrijk om daar rekening mee te houden, want de eerste verantwoordelijkheid van iedere instantie en ieder land of unie, is om in de eerste plaats te zorgen voor de eigen producenten. Alleen zo kun je werkelijk een helpende hand uitsteken naar anderen. Hetzelfde geldt voor de voorgestelde overeenkomst met Mercosur. Veel mensen in de Europese Unie hebben het gevoel dat daardoor de rundvleesindustrie in de Europese Unie, en met name die in mijn eigen land, gediscrimineerd en gedecimeerd zal worden. Wij moeten dan ook heel zorgvuldig te werk gaan. Ja, wij moeten de helpende hand uitsteken, maar niet ten koste van onze eigen producenten.

 
  
MPphoto
 

  Nuno Teixeira (PPE).(PT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik herhaal hier vandaag wat ik al eerder heb gezegd: de ultraperifere regio’s, en inzonderheid Madeira, de streek waar ik vandaan kom, hebben geen enkel bezwaar tegen de ondertekening van de Overeenkomst van Genève noch tegen de later gesloten bilaterale overeenkomsten. Wij erkennen allemaal het belang en ook de onvermijdbaarheid van deze overeenkomsten. Anderzijds weten wij allemaal dat hier sprake is van winners en verliezers en in deze overeenkomsten zijn de ultraperifere regio’s duidelijk de verliezers en de gedupeerden.

Ik kan onmogelijk aanvaarden dat keer op keer wordt benadrukt, zoals ook de Commissie vandaag weer deed, dat de herziening van 2006 van het Programma van speciaal op een afgelegen en insulair karakter afgestemde maatregelen (Posei) al in deze situatie voorzag en bijgevolg de producenten reeds heeft gecompenseerd voor wat hier nu wordt besproken. Wij weten immers dat het in 2006 ging om een tarief van 176 euro per ton en hier nu sprake is van een tarief van 148 euro, 114 euro of zelfs 75 euro per ton. Wat wij willen, is dat er compensatiemaatregelen worden genomen.

 
  
MPphoto
 

  João Ferreira (GUE/NGL).(PT) Mevrouw de Voorzitter, met deze overeenkomst worden de deuren van de Europese markt geopend – of, beter nog, wagenwijd opengegooid – voor Amerikaanse multinationals, die nu reeds meer dan 80 procent van de wereldhandel in bananen controleren. Daardoor zullen er rampzalige ontstaan, die ook niet worden verborgen door de degenen die voor deze tekst stemmen.

Europese producenten in Portugal, Spanje, Griekenland, Cyprus en Frankrijk, die de Europese markt in 2008 hebben bevoorraad met bijna 600 000 ton, zullen ernstig getroffen worden. De rapporteur zelf erkent dat de overeenkomst hun voortbestaan in gevaar zal brengen. In dit verband is het, los van de inhoud van dit verslag, bijzonder betreurenswaardig dat de Commissie, ondanks het feit dat zij op de hoogte is van de negatieve gevolgen, geen specifieke maatregelen neemt om de Europese producenten te ondersteunen, met name door voorstellen te doen voor de wijziging van de verordening en het in 2006 vastgesteld budget van het Programma van speciaal op een afgelegen en insulair karakter afgestemde maatregelen (Posei).

Ook de producenten van de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, die tijdens het debat over deze overeenkomst noch gehoord zijn noch aanwezig waren, zullen sterk te lijden hebben onder de gevolgen ervan, en de aangekondigde palliatieve maatregelen zullen die gevolgen niet kunnen voorkomen. Al wie voor dit verslag stemt, moet zijn verantwoordelijkheid nemen met betrekking tot de gevolgen ervan, en het heeft geen enkele zin om hier braaf een reeks incoherente zorgpunten aan te stippen in de vorm van vragen en verzoeken aan de Commissie en de Raad.

 
  
MPphoto
 

  Dacian Cioloş, lid van de Commissie. (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik zal proberen direct te reageren op een aantal vragen en standpunten die aan de orde zijn gekomen.

Allereerst hebben wij het hier gehad over de oplossing van een conflict dat ons verder kan helpen bij een multilaterale overeenkomst. In het geval van de bilaterale overeenkomsten waarover is onderhandeld met de Midden-Amerikaanse landen en met een aantal Latijns-Amerikaanse landen, gaat het om een andere context, ofschoon de Europese Unie ook daar offensieve belangen had en een en ander heeft teruggekregen voor wat zij had aangeboden.

Vervolgens is er een opmerking gemaakt over de multinationals en het feit dat zij degenen zijn die in de ACS-landen profiteren, en dat de financiële maatregelen ontoereikend zijn voor de ACS-landen. Natuurlijk kan de Europese Unie geen beslissingen nemen voor de regeringen van de ACS-landen. Zij is van mening dat met het beschikbare budget veel kan worden gedaan, mits het geld goed wordt besteed. Ik denk bovendien dat dat ook geldt voor de ultraperifere gebieden, of in ieder geval voor de bananenproducerende gebieden van de Europese Unie.

Tegen de heren Mato Adrover en Teixeira wil ik zeggen, dat ik hun cijfers kan laten zien. Wanneer ik zeg dat wij in 2006, in aanvulling op het budget voor POSEI, berekeningen hebben gemaakt – en ik heb de cijfers hier voor me liggen – bedoel ik dat wij een verlaging hadden voorzien en in 2009 het tarief van 176 naar 137 euro hebben verlaagd. Tevens hebben wij de mogelijkheid meegenomen dat in de Doha-onderhandelingen, waarvan wij de uitkomsten nog niet konden weten, deze tarieven tot 79 euro per ton zouden worden verminderd. Daarom hebben wij 8,4 procent toegevoegd aan de 245 miljoen euro die voor het POSEI-budget beschikbaar was gesteld, oftewel 22 miljoen euro per jaar. Dit bedrag is nu precies bedoeld om op dit mogelijke effect te anticiperen. Om die reden was het berekende POSEI-budget in 2006 volgens de effectbeoordeling veel hoger dan de daadwerkelijke situatie in 2006. Ik heb niet gezegd dat we het daarbij zullen laten of dat we geen rekening zullen houden met een eventuele andere noodzaak tot compensatie. Ik zeg dat ik bereid ben deze beoordeling uit te voeren, en dat als het in het kader van de POSEI-regeling, waar wij nu tevens met de Raad en met u over praten, nodig mocht blijken te zijn, wij eventueel een aanvullende compensatieregeling zullen overwegen. Een groot deel van de noodzakelijke compensatie is echter al gedekt. Ik kan het aantonen met de cijfers en de berekeningen uit de effectbeoordeling. Wij hebben uitvoerig met de betrokken lidstaten gesproken en kan u verzekeren dat wanneer ik iets zeg, ik mij baseer op cijfers.

Hoe zit het nu met dit geld? U heeft het veel over de kleine producenten gehad. Ik denk inderdaad dat in deze gebieden, waaronder onze ultraperifere gebieden, de kleine producenten misschien sterker beschermd moeten worden. Nogmaals, het POSEI-geld moet met name en vooral gebruikt worden ten behoeve van de kleine producenten. Dat gebeurt namelijk niet altijd, en misschien moet er op een gegeven moment, wanneer het over POSEI gaat, gedacht worden aan een hervorming, aan een aanpassing, zodat dit geld daadwerkelijk bijdraagt aan de herstructurering van de sector. Maar als dit aan POSEI toegekende geld, met een eventuele compensatie, echt gebruikt zou worden om bij te dragen aan de herstructurering, dan zouden wij, naast deze compensatie, over een aantal jaren misschien ook andere oplossingen voor deze kleine producenten kunnen vinden. U moet weten dat ik zeker open sta voor het zoeken naar nieuwe oplossingen, eventueel binnen de POSEI-regeling, om te zorgen dat dit geld nog beter wordt gebruikt.

Ik wilde nog even reageren op de heer Campbell Bannerman, die een andere mening is toegedaan over het nut van een dergelijke compensatie. Ik ben van mening dat de producenten in de ultraperifere gebieden ook Europese burgers en dus belastingbetalers zijn. Het lijkt me dan ook niet meer dan normaal hen te ondersteunen als dergelijke maatregelen gerechtvaardigd zijn. En wat de banaan betreft die u liet zien, ik denk dat wanneer deze niet zou voldoen aan de regels waar u het over had, u deze niet had kunnen kopen. Als u deze banaan heeft kunnen kopen, dan wil dat zeggen dat de grootte en de kromming aan de Europese normen voldoen.

Ik denk dat ik de belangrijkste punten nu wel heb behandeld. Tot slot wil ik u laten weten dat ik in de debatten over POSEI altijd bereid ben om, met de cijfers op tafel, te bekijken op welke manier de bestaande compensaties, of eventueel andere soorten compensaties, kunnen worden aangewend om deze uitdagingen aan te pakken. Maar alles in aanmerking genomen, denk ik dat dit een overeenkomst is die, zoals de rapporteur reeds heeft gezegd, ons op vele manieren helpt en die een einde maakt aan een historisch conflict.

 
  
MPphoto
 

  Enikő Győri, fungerend voorzitter van de Raad. – (HU) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw Balzani, dames en heren, mijnheer de commissaris, ik bedank de commissaris dat hij al op heel veel vragen en angsten heeft gereageerd. Staat u mij toe dat ik er ook nog een paar noem. Velen van u hebben immers hun bezorgdheid uitgedrukt over wat er gaat gebeuren met de ACS-landen. Het voorstel inzake begeleidende maatregelen voor de bananensector is juist bedoeld om deze landen te helpen en is tot stand gekomen om hen te compenseren, aangezien deze landen zoals u weet met ongeveer 190 miljoen euro per jaar zullen worden gecompenseerd voor de zware lasten die hun worden opgelegd door de opheffing van het bananenimportregime zonder invoertarieven. De andere vrees die werd geventileerd, ging over wat er zal gebeuren als we de invoertarieven nog verder verlagen en verdere liberalisering doorvoeren. We mogen niet vergeten dat het nu gaat om het sluiten en versterken van de Overeenkomst van Genève inzake de handel in bananen, en het Europees Parlement en de Raad kunnen later nog bespreken of ze verdere vrijhandelsovereenkomsten met de Andeslanden en Midden-Amerika willen steunen, als natuurlijk de Commissie voorstellen daartoe indient.

Dames en heren, ik ben van mening dat het sluiten van de overeenkomst inzake de handel in bananen een punt zal zetten achter een vijftien jaar durende handelsdiscussie, en dat moet in elk geval worden toegejuicht. Dit resultaat zal de onderhandelingspositie van de Europese Unie tijdens internationale handelsbesprekingen versterken, vooral in de Doha-onderhandelingen van de Wereldhandelsorganisatie die op dit moment worden gevoerd. Ik denk dat we alle angsten en vragen die u hier hebt geformuleerd in verband met solidariteit, en vooral de bezorgdheid om de armste landen, voortdurend op de agenda moeten houden en hiervoor naar gezamenlijke oplossingen moeten zoeken. Maar laten we deze overeenkomst inzake de handel in bananen en de verordening tot intrekking van de vorige overeenkomst groen licht geven. Daarom vraag ik het Europees Parlement om morgen te beslissen goedkeuring te hechten aan de overeenkomst inzake de handel in bananen.

 
  
MPphoto
 

  Francesca Balzani, rapporteur. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega´s, dit was mijns inziens een zeer interessant debat. Gedeeltelijk zijn ook nu weer dezelfde vrees en vragen naar voren gekomen als in de commissie, en wij hebben die in zekere zin ook al behandeld.

Ik wil nogmaals wijzen op een zaak die mijns inziens erg belangrijk is en die wij zo nu en dan uit het oog verliezen. Deze overeenkomsten geven uitvoering aan een nauwkeurige toezegging die de Europese Unie als lid van de Wereldhandelsorganisatie heeft gedaan. Dat mogen wij niet vergeten. Met deze overeenkomsten wil de Unie een oplossing bieden voor een ernstig probleem dat was ontstaan in de betrekkingen met enkele belangrijke landen en dat het gevolg was van de schending van het beginsel van niet-discriminatie. Met deze overeenkomsten herwinnen wij dus onze geloofwaardigheid en worden wij weer een correct lid van de Wereldhandelsorganisatie.

Deze overeenkomst maakt een eind aan alle ruzie en spanningen en creëert een gunstig klimaat ook voor andere betrekkingen. Dit is een schikkingovereenkomst, een definitieve overeenkomst, en als dusdanig probeert deze een nieuw evenwicht te creëren, een evenwicht dat – zoals wij ook reeds in de resolutie hebben gezegd en geschreven – in het bijzonder rekening houdt met de landen waar zwakke ontwikkelingsomstandigheden heersen.

Er zal ongetwijfeld toezicht zijn op de begeleidende maatregelen, en dat is voor mij het belangrijkste punt. Het is belangrijk dat in begeleidende maatregelen is voorzien, maar het is nog belangrijker dat er effectbeoordelingen zullen worden gemaakt van de werking ervan, dat de Raad en de Commissie – zoals wij vandaag hebben kunnen horen – hebben toegezegd altijd de vinger aan de pols te zullen houden en de situatie en de ontwikkelingen op de voet te zullen volgen. Met andere woorden, zij zijn bereid om indien nodig andere maatregelen te treffen.

In de resolutie wordt ook het POSEI-programma genoemd en wordt gezegd dat dit programma in de gaten gehouden moet worden omdat de verhouding tussen het budget van dit programma en de nieuwe situatie in de ultraperifere regio´s heel delicaat is. Daarom moet toezicht worden uitgeoefend op en aandacht worden geschonden aan de gevolgen van de overeenkomsten voor de Europese regio´s en de bananenproducerende ultraperifere regio´s.

De Raad heeft – en daar ben ik blij mee want dit is een belangrijk punt – ook gezegd dat het noodzakelijk is te werken aan de transparantie van de landbouwvoedingsmiddelenketen, omdat wij het weliswaar altijd hebben over de producenten maar er zich ook een groot vraagstuk stelt in verband met de bananendistributie binnen de Unie.

Er zijn heel veel dingen die in de toekomst moeten worden gedaan. Wij moeten toezicht uitoefenen op de overeenkomsten, op de werking van de begeleidende maatregelen, op het vermogen van POSEI om aan de belangen van de Europese producenten tegemoet te komen, en wij moeten ook andere instrumenten gebruiken zoals transparantie in de landbouwvoedingsmiddelenketen. Wij moeten dus het veld van ons onderzoek uitbreiden tot de distributieketen, die een sterke invloed uitoefent op de eindprijs van bananen en op de consumentenbescherming. Deze laatste moet ons immers net zo zeer aan het hart gaan als alle andere belangen die in deze zaak op het spel staan. Al deze zaken en zeker de consumentenbescherming moeten worden aangepakt uitgaande van de situatie zoals deze nu is, uitgaande van de vaststelling dat het geschil waarin de Europese Unie door de knie moest gaan voor de Verenigde Staten en de Latijns-Amerikaanse landen, nu beslecht is.

Ik hoop dan ook dat deze overeenkomsten zullen worden goedgekeurd. Mijns inziens zijn ze het onontbeerlijke uitgangspunt voor een goede werking van de instrumenten voor de gevoelige bananensector. Deze instrumenten kunnen ons echter ook uitermate van dienst zijn bij andere belangen, zoals de consumentenbelangen, die op hun beurt verband houden met de transparantie van de voedingsmiddelenketen. Zij zullen ons dus in staat stellen verbeteringen aan te brengen ten behoeve van de bananenmarkten en ten behoeve van onze Europese producenten. Iets dergelijks zou onmogelijk zijn geweest zonder een stevig uitgangspunt, en dat uitgangspunt is de beslechting van het geschil binnen de Wereldhandelsorganisatie waarvan de Unie lid is.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Tot besluit van het debat is één ontwerpresolutie ingediend, overeenkomstig artikel 115, lid 5, van het Reglement(1).

Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen om 11:30 plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk.(PT) Dankzij de sluiting van deze overeenkomsten is een punt gezet achter een van de meest complexe en langdurige geschillen tegen de Europese Unie in het kader van de Wereldhandelsorganisatie. Er zij op gewezen dat wij de Commissie in de loop van het onderhandelingsproces hebben geattendeerd op de noodzaak rekening te houden met: - de belangen en de specifieke situatie van bananenproducenten in ultraperifere regio’s, met name door meer middelen vrij te maken voor het Programma van speciaal op een afgelegen en insulair karakter afgestemde maatregelen (Posei), aangezien het inkomen van de producenten en de afzet van hun producten ernstige schade kunnen ondervinden van de druk ten gevolge van de versterking van de toenemende liberalisering van de wereldhandel in bananen; - de belangen en de specifieke situatie van bananenproducenten in de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS). Daarom ben ik van oordeel dat de conclusies in de aanbeveling van de rapporteur – volgens welke ook rekening moet worden gehouden met de belangen van de ultraperifere regio’s – een bijzonder relevante bijdrage leveren. Er wordt immers voorgesteld dat het Europees Parlement zijn goedkeuring hecht aan de overeenkomsten indien de Commissie en de Raad: een effectbeoordeling van de gevolgen van de overeenkomsten voor de bananenproducerende ontwikkelingslanden en de Europese ultraperifere gebieden aan het Parlement voorleggen – wat zo spoedig mogelijk moet geschieden –, specifieke initiatieven nemen om de handelspositie van de bananentelers te versterken, en maatregelen treffen om een programma voor de bananenproducerende ACS-landen te financieren.

 
  
MPphoto
 
 

  George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. – (RO) Op 15 december 2009 hebben de Europese Unie, de Verenigde Staten en een groep Latijns-Amerikaanse landen de overeenkomst betreffende de invoerrechten van de EU op de handel in bananen ondertekend. Deze overeenkomst betekende het einde van een complex geschil dat bijna twintig jaar heeft geduurd. Zij geeft blijk van de betrokkenheid van de EU op dit gebied en zal worden opgenomen in de eindresultaten van de onderhandelingen in het kader van de Doha-ronde. We kunnen dit succes helaas onvoldoende smaken. De goedgekeurde verlaging van de invoerrechten op bananen uit Latijns-Amerika zal waarschijnlijk een negatief economisch en sociaal effect hebben op de ACS-landen, waar de producenten niet over dezelfde technische mogelijkheden beschikken als hun concurrenten. Daarom verwelkom ik het in de overeenkomst opgenomen financiële steunprogramma, waarmee de ACS-landen 190 miljoen euro zullen ontvangen tot 2013 als steun bij de versterking van het concurrentievermogen en de diversificatie van de productie. De Europese Commissie moet echter een effectbeoordeling van de overeenkomst en het steunprogramma presenteren in 2020 en daarin aanbevelingen doen voor de uitbreiding ervan en aanvullende financiële steun.

 
  
MPphoto
 
 

  Anneli Jäätteenmäki (ALDE), schriftelijk. − (FI) Het is goed dat de Europese Unie overeenstemming heeft bereikt met de landen van Latijns-Amerika en de Verenigde Staten in het bananengeschil, die lange tijd voor veel emoties heeft gezorgd. Het is beter een overeenkomst te sluiten dan te blijven strijden in de context van de Wereldhandelsorganisatie. Er wordt beweerd dat de overeenkomst en de lagere invoertarieven grote bananenproducerende landen en multinationals begunstigen. Het is echter belangrijk te beseffen dat ook in de toekomst de voordelen voor de arme ACS-landen groter zijn dan die van de landen van Latijns-Amerika. Bovendien helpt de Europese Unie met een omvangrijk steunpakket de ACS-landen om hun economie te diversifiëren, zodat zij minder afhankelijk worden van de bananenexport. Het staat nog te bezien of de nu bereikte overeenkomst van invloed zal zijn op de consumentenprijzen in Europa. De overeenkomst is in ieder geval historisch, omdat zij laat zien dat de Europese Unie ook in lastige situaties en harde onderhandelingen in staat is eenheid te tonen en besluiten te nemen. Ik stem voor de overeenkomst.

 
  
MPphoto
 
 

  Dominique Vlasto (PPE), schriftelijk. (FR) De Overeenkomst van Genève inzake de handel in bananen biedt de opkomende economieën van Latijns-Amerika een mogelijkheid, maar creëert ook nieuwe concurrentie voor de bananenproducerende ACS-landen, waarvan de economische ontwikkeling in belangrijke mate steunt op de exploitatie van hun natuurlijke hulpbronnen. Er moet derhalve op worden toegezien dat deze nieuwe concurrentie eerlijk is. Ik maak me ook zorgen over de bilaterale overeenkomsten waarover de EU met Peru en Colombia heeft onderhandeld, op grond waarvan deze landen kunnen profiteren van een lager preferentieel douanerecht dan is vastgelegd in de Overeenkomst van Genève. Onder deze omstandigheden ben ik van mening dat de in de overeenkomst opgenomen begeleidende maatregelen voor de bananensector dringend moeten worden uitgevoerd, omdat deze de ACS-landen de mogelijkheid bieden de sector te moderniseren en de mondiale concurrentie het hoofd te bieden. Ik verzoek de Raad derhalve zich snel uit te spreken over het nieuwe voorstel van het Parlement, zodat de ACS-landen kunnen profiteren van de aangekondigde maatregelen voor 2010, en ik verzoek de Commissie ervoor te zorgen dat de wederkerigheid met betrekking tot de sociale en milieueisen door niet-ACS-producenten en -exporteurs wordt nageleefd. Naar mijn mening is dat onontbeerlijk als wij willen dat alle producenten op voet van gelijkheid staan, hetgeen nu absoluut niet het geval is.

 
  
MPphoto
 
 

  Véronique Mathieu (PPE), schriftelijk. – (FR) De in december 2009 door de EU in de WTO gesloten overeenkomst inzake bananen die wij vandaag bekrachtigen, moet vergezeld gaan van ondersteuningsmechanismen voor onze producenten. Doordat de EU de tarieven verlaagt voor bananen die uit Latijns-Amerika worden ingevoerd, zullen verschillende Europese regio's zoals de Franse overzeese departementen Guadeloupe en Martinique, Griekenland, Portugal en de Canarische Eilanden in de problemen geraken wegens de openstelling van de markten. Daarom moeten wij toezicht houden op de werkelijke effecten van de financiële hulp ter ondersteuning van investeringen en het beleid van economische diversificatie, en de effecten op sociaal en milieugebied versterken. Uit die beoordeling moet blijken of die steun toereikend is om een tegengewicht te bieden voor de nieuwe situatie op de internationale bananenmarkt.

 
  

(1)Zie notulen.


19. Initiatief inzake een tuberculosevaccin (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het debat over de mondelinge vraag van Louis Michel, Charles Goerens, Antonyia Parvanova, Frédérique Ries, Olle Schmidt, Maria Da Graça Carvalho, Nessa Childers, Marc Tarabella, Bart Staes en Marina Yannakoudakis namens de ALDE-Fractie, aan de Commissie over het Tuberculose Vaccin Initiatief (O-0203/2010 - B7-0006/2011).

 
  
MPphoto
 

  Charles Goerens, auteur. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, het verheugt mij dat ik een pan-Europees project kan ondersteunen dat zeer ambitieus is, zowel voor de Europese Unie als voor ontwikkelingslanden, en waarmee tuberculose wordt uitgeroeid door middel van een vaccinatieprogramma.

Laten we niet vergeten dat in 2009 meer dan 1,7 miljoen mensen zijn overleden aan tuberculose. De kosten in termen van mensenlevens bedragen ongeveer 4 700 mensen per dag. Daarbij komen nog de jaarlijkse economische verliezen die worden geschat op meer dan 50 miljard dollar, alleen al voor Afrika. We zouden ons zelf iets wijs maken indien wij op basis hiervan tuberculose zouden bestempelen als een typisch probleem van ontwikkelingslanden.

Uit de gevallen die in de zomer van 2010 zijn gemeld in het Verenigd Koninkrijk en Ierland blijkt dat de ziekte zich hier in onze landen voordoet, om nog maar te zwijgen van de tol die deze ziekte eist in het oosten van ons werelddeel, met name in Rusland en Moldavië. Het Tuberculosis Vaccine Initiative (TBVI) is erop gericht werkzame vaccins te ontwikkelen om de bevolking in ontwikkelingslanden tegen een betaalbare prijs te beschermen. Met dit in het achterhoofd zou ik graag het volgende willen opmerken.

Ten eerste heeft gezondheid geen prijs maar wel kosten. Hoewel de toegang tot zorg universeel moet zijn, kunnen uitsluitend de geïndustrialiseerde landen die kosten betalen. Daarom is het belangrijk de lasten breed te verdelen. Het spreekt vanzelf dat patiënten in het noorden, dat wil zeggen in de geïndustrialiseerde landen, een hoge prijs moeten betalen omdat anders de financieringsbronnen voor onderzoek snel opdrogen. Maar aangezien de financiële bijdrage van de landen in het zuiden weliswaar niet ontbreekt maar in ieder geval louter symbolisch is, wordt onze solidariteit onmisbaar om dit tekort te dekken.

Ten tweede maakt het TBVI-initiatief deel uit van de EU 2020-strategie. Het laat perfect zien wat wij kunnen bereiken indien wij op tijd prioriteiten weten te stellen op het gebied van de gezondheid.

Mijn derde – en laatste – opmerking is dat de extra of aanvullende financiering door de grote institutionele donoren, met name de Wereldbank, hierdoor geenszins wordt uitgesloten. Andere landen, zoals de Verenigde Staten, Canada of enkele opkomende landen die worden getroffen door het probleem van tuberculose, hetzij direct omdat het gevolgen heeft voor hun bevolking, hetzij indirect in de context van internationale solidariteit, zouden logischerwijze eveneens een bijdrage moeten leveren aan dit initiatief. Specifiek gezegd bedoel ik hier het publiek-privaat-partnerschapsmodel.

Deze nieuwe benadering kan nuttig zijn indien de solidariteit beperkt blijft tot degenen die zowel medische als financiële hulp nodig hebben. Het alternatief zou zijn dat wij slechts welgestelde bevolkingsgroepen zouden beschermen.

 
  
MPphoto
 

  Dacian Cioloş, lid van de Commissie. − (FR) In 2008 is het Tuberculosis Vaccine Initiative (TBVI) in het leven geroepen als publiek-privaat partnerschap met steun van het programma "Samenwerking" tot uitvoering van het zevende kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, om aanvullende middelen beschikbaar te stellen voor dit belangrijke gebied.

Momenteel bevinden zich de meeste recentelijk ontwikkelde kandidaat-vaccins nog in de preklinische ontwikkelingsfase of aan het begin van de klinische ontwikkeling. Het is van cruciaal belang om te onderstrepen dat wij niet beschikken over klinische gegevens om de gedachte te ondersteunen dat een van de kandidaat-vaccins die worden ontwikkeld, werkzamer zal blijken te zijn dan het vaccin dat wij momenteel gebruiken, namelijk het vaccin Bacille Calmette-Guérin (BCG).

Om op de markt gebracht te kunnen worden moeten nieuwe kandidaat-vaccins werkzamer zijn dan BCG of dit kunnen vervangen als beter vaccin. Feit is dat wij nog steeds niet beschikken over deze belangrijke gegevens. We moeten het TBVI niet los zien van andere initiatieven ter ondersteuning van klinische proeven.

Om het hoofd te bieden aan knelpunten op het gebied van de klinische ontwikkeling, is het European and Developing Countries Clinical Trials Partnership, afgekort EDCTP, in het leven geroepen als eerste initiatief op grond van artikel 185. In het kader hiervan zijn veertien lidstaten, twee geassocieerde landen en de Commissie gemeenschappelijke verplichtingen aangegaan voor 400 miljoen euro, waarvan 200 miljoen euro afkomstig is van de Europese Unie, om het onderzoek te bevorderen in de klinische testfase 2 en 3 voor bijvoorbeeld aids, malaria en tuberculose in de landen van Afrika ten zuiden van de Sahara. Het is de bedoeling dat in het kader van dit programma alle momenteel lopende proeven worden afgerond in 2015, inclusief acht proeven met het vaccin tegen tuberculose. Dit alternatief is derhalve reeds ten uitvoer gelegd, en het werkt. De Commissie volgt tevens met grote belangstelling het zogenoemde business model, dat is ontwikkeld door de publiek-private partnerschappen, inclusief het partnerschap in het kader van het TBVI.

Het TBVI heeft voorts een model voorgesteld dat het potentieel heeft om in de toekomst een nuttig instrument te worden. Hiervoor is echter een grondige analyse van het commerciële project en een risicoanalyse vereist. Ook al ontvangt het TBVI grote financiële steun, het succes ervan is niet gegarandeerd, juist omdat er niet voldoende informatie voorhanden is om aan te geven of hetgeen momenteel wordt getest, resultaten kan opleveren.

De Commissie zal deze interne discussie echter voortzetten en tevens het model samen met de financiële instellingen analyseren. Op deze wijze wordt een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van een concept, zodat dit deel kan uitmaken van de praktische tenuitvoerlegging van de EU 2020-strategie. Deze mogelijkheid zou vervolgens vanuit dit gezichtspunt onderzocht kunnen worden.

 
  
MPphoto
 

  Maria Da Graça Carvalho, namens de PPE-Fractie.(PT) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, de incidentie van tuberculose blijft wereldwijd een bron van ernstige zorg, ondanks de geboekte vooruitgang. De groeiende resistentie van deze ziekte en het ontoereikende wetenschappelijk onderzoek hebben tot gevolg dat jaarlijks bijna twee miljoen mensen sterven ten gevolge van deze aandoening.

Met deze resolutie verwelkomen wij de EU-initiatieven ter bestrijding van tuberculose en dringen wij tevens aan op een versterking van het wetenschappelijk onderzoek, zodat nieuwe vaccins tegen deze ziekte kunnen worden ontwikkeld. Vaccins zijn de meest doeltreffende maatregel op het gebied van de volksgezondheid om Europese burgers te beschermen tegen infectieziekten. Het is echter ook belangrijk dat de gezondheidszorg wordt uitgebreid naar de ontwikkelingslanden. Dat is essentieel om de levensverwachting te verhogen en de armoede te bestrijden.

Zoals ik al zei, zijn er reeds vorderingen gemaakt en zijn wij op de goede weg. Toch moet de Europese Unie nog meer inspanningen doen en zorgen voor een beter gecoördineerd optreden en integratie van het wetenschappelijk onderzoek in het kader van de bestrijding van aan armoede gerelateerde ziekten. Alleen op die manier zullen wij erin slagen om de tragische situatie in diverse ontwikkelingslanden te verlichten.

Tot slot zou ik de Commissie willen vragen welke maatregelen zij denkt te nemen om toezicht uit te oefenen op de wetenschappelijke onderzoeksactiviteiten op dit gebied, om deze activiteiten te bevorderen en om de resultaten van dat onderzoek om te zetten in initiatieven ten behoeve van de burgers in het kader van de Europa 2020-strategie.

 
  
MPphoto
 

  Michael Cashman, namens de S&D Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben blij dat u wederom Voorzitter bent terwijl we kwesties met betrekking tot de levensomstandigheden van anderen bespreken. Ik weet dat u onze zorgen hierover deelt.

Ik wil me aansluiten bij de woorden van de heer Goerens en zelfs verder gaan wat de Commissie betreft. Tuberculose is in de gehele wereld een groot gezondheidsprobleem en, zoals bekend, is het wereldwijd de op één na meest voorkomende oorzaak van overlijden door infectieziekten. Er is vandaag al eerder gezegd dat 1,6 tot 2 miljoen mensen jaarlijks overlijden aan deze ziekte. Financiering door de EU heeft een belangrijke rol gespeeld bij het opzetten van een effectief toevoerkanaal van innovatieve kandidaat-vaccins tegen tuberculose, omdat, zoals de Commissie zei, daarmee vroegtijdige ontwikkeling door klinische tests van fase 1 en 2A mogelijk is geworden.

Het geval wil helaas – en hier stuiten we op het probleem – dat de huidige financieringsmechanismen, waaronder het Partnerschap tussen de Europese landen en de Ontwikkelingslanden op het gebied van Klinische Tests (EDCTP), weinig middelen beschikbaar maken voor het duur medisch onderzoek in de latere fases (fase 2B en fase 3) dat de veiligheid van een vaccin moet uitwijzen. Er zijn vaccins, maar het is uitermate belangrijk om de veiligheid en werkzaamheid aan te tonen teneinde vergunning te kunnen verstrekken.

De Commissie heeft extra financiering toegezegd en dat is goed nieuws, maar zullen de regels voor de voorwaarden voor elke nieuw EDCTP-budgetmaatregel financiering toestaan voor de ontwikkeling en het opzetten van locaties voor klinische tests, evenals onderzoek naar infectieziekten? Is de Commissie van plan nieuwe competitieve financieringsmechanismen te introduceren voor de klinische ontwikkeling van innovatieve nieuwe vaccins in de latere fases voor zogenaamde ‘vergeten’ ziekten zoals tuberculose?

 
  
MPphoto
 

  Angelika Werthmann (NI).(DE) Mevrouw de Voorzitter, tuberculose is momenteel vooral in arme landen nog zeer wijdverbreid. Een derde van de wereldbevolking is hiermee besmet en jaarlijks sterven 2,5 miljoen mensen aan tbc. Volgens een schatting van de Wereldgezondheidsorganisatie komen er alleen al in Europa per uur 49 nieuwe ziektegevallen bij en zijn er zeven sterfgevallen. In de geïndustrialiseerde landen heeft tuberculose vooral als bijkomende ziekte bij HIV-patiënten, maar ook als gevolg van migratie en toerisme opnieuw de kop opgestoken.

Door preventie, diagnose en behandeling kunnen we de uitbreiding van deze ziekte daadwerkelijk onder controle krijgen. De mens is de enige drager van de microbacterium tuberculosis en het zou beslist mogelijk zijn om de ziekte uit te roeien. Het groeiend aantal resistente bacteriën geeft echter reden tot zorg. Er bestaan nieuwe vaccinaties en volgens een studie wordt de tuberculosebehandeling verkort door het toedienen van vitamine D. In hoeverre heeft de Commissie ook op dit terrein al meer actie ondernomen?

 
  
MPphoto
 

  Filip Kaczmarek (PPE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, het aantal gevallen van tuberculose is vier jaar vóór het verstrijken van de datum voor het bereiken van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen nog steeds zorgwekkend. Tuberculose is een te behandelen ziekte. In ontwikkelingslanden, vooral in Azië en Afrika ten zuiden van de Sahara, blijft het helaas een bijzonder ernstig probleem. Volgens de laatste schattingen zijn bijna twee miljard mensen geïnfecteerd met de tuberculosebacterie, dat is een derde van de wereldbevolking. Statistisch gezien zal één op de tien van hen ook daadwerkelijk tuberculose krijgen. De stijging van het aantal ziektegevallen bedreigt vooral de armste regio's van de wereld, omdat slechte voeding en woonomstandigheden, evenals stress de ontwikkeling van tuberculose bevorderen. In veel landen is de toegang tot effectieve behandeling van deze ziekte beperkt en ontbreekt de coördinatie tussen de behandeling van aids en die van tuberculose. Dit komt omdat de regeringen van ontwikkelingslanden onvoldoende financiële middelen beschikbaar stellen voor gezondheid. Bovendien kampt de gezondheidszorg op het platteland met een tekort aan personeel en middelen om deze ziekten te behandelen. In landen met beperkte financiële mogelijkheden zijn de gevolgen op het platteland daarom het ernstigst. Ontwikkelde landen geven ongeveer 5 procent van hun bnp uit aan gezondheidszorg; in ontwikkelingslanden is dat percentage de helft. Zonder hulp van buitenaf is het daarom onmogelijk om de uitgaven voor gezondheidszorg te verhogen, zoals ook de heer Goerens heeft opgemerkt. Daarbij komt ook nog dat tuberculose niet alleen een medisch probleem is. De ziekte heeft ook een sociaaleconomische dimensie, omdat zij de productiviteit beïnvloedt en dus economische gevolgen heeft. Al deze feiten vragen om een vastberaden reactie. We moeten ons echt tot het uiterste inspannen om het vaccin beter beschikbaar te maken.

 
  
MPphoto
 

  Ricardo Cortés Lastra (S&D).(ES) Mevrouw de Voorzitter, gezondheid is een van de problemen die we nog moeten oplossen in de strijd tegen armoede. In de Millenniumverklaring hebben wij ons ertoe verplicht om ten eerste de kindersterfte terug te dringen, ten tweede de gezondheid van moeders te verbeteren, en ten derde aids, malaria en tal van andere ziektes te bestrijden, waaronder tuberculose.

Toch weet iedereen die hier nu aanwezig is dat juist deze doelstellingen op het ogenblik het verst achterop zijn geraakt. We moeten maatregelen nemen; we moeten de financiële middelen voor gezondheidsprogramma’s in ontwikkelingslanden verhogen. De toegang tot gratis gezondheidszorgstelsels is het uiteindelijke doel dat de Europese Unie zou moeten nastreven op dit gebied.

Ik vind dat we globale initiatieven moeten ondersteunen zoals de verticale steunfondsen voor de bestrijding van aids, malaria en tuberculose. Daarnaast, commissaris, moeten deze landen echter ook in politiek en economisch opzicht ondersteund worden zodat ze in staat zijn om doeltreffende gezondheidszorgstelsels te ontwikkelen. Ik ben ervan overtuigd dat dit de beste manier zou zijn om het beginsel van eigenaarschap te verzekeren en de meest kwetsbare bevolkingsgroepen toegang te verschaffen tot gezondheidszorg.

 
  
MPphoto
 

  Anna Záborská (PPE). - (SK) Mevrouw de Voorzitter, tuberculose is één van de grote pandemieën die net als malaria en AIDS de bevolking in ontwikkelingslanden decimeren, vooral in Afrika en Azië. Het directe gevolg daarvan is een verslechtering van de sociaaleconomische situatie in deze landen.

De Europese landen zijn er echter evenmin in geslaagd om de opmars van tuberculose te stoppen. Deze ziekte kan niet slechts worden beschouwd als een medisch-farmaceutisch probleem of als een probleem van menselijk gedrag. Daarbij gaat het ook om menselijke ontwikkeling en integriteit evenals om rechtvaardigheid, waarvoor een wereldwijde aanpak nodig is. Tuberculosepatiënten in ontwikkelingslanden zijn tevens het slachtoffer van onrechtvaardigheid, want de behandeling die ze krijgen is onvoldoende en minder goed dan in ontwikkelde landen.

Er is behoefte aan meer onderzoek en aan steeds nieuwe medicijnen en vaccins die nieuwe complicaties en resistente stammen van verschillende pathogenen kunnen bestrijden. Ik wil graag de aandacht vestigen op de gewone helden die tegen tuberculose vechten, en die ons helpen om zieken te blijven behandelen, weerstand te bieden tegen de complicaties die ontstaan bij gelijktijdige infectie met tuberculose en AIDS, en ervoor te zorgen dat in alle landen de millenniumdoelstellingen worden bereikt. We moeten het gezondheidspersoneel in ontwikkelingslanden steunen. Het gezondheidspersoneel emigreert naar andere landen omdat in hun landen wordt gesnoeid in de begrotingen voor gezondheidszorg.

Ik sta achter het initiatief inzake een tuberculosevaccin, maar onze aanpak moet wereldwijd zijn om deze ziekte onder de duim te krijgen. Het is niet voldoende om alleen onderzoek en de farmaceutische industrie te steunen, onder andere omdat het nog lang zal duren voordat onderzoek vruchten zal afwerpen.

 
  
MPphoto
 

  Miroslav Mikolášik (PPE). - (SK) Mevrouw de Voorzitter, ik wil graag benadrukken dat tuberculose nog lang niet is uitgeroeid. We zien dat jaarlijks bijna twee miljoen mensen aan deze ziekte overlijdt.

Ik wil graag opmerken dat het een goede zaak is dat we dat beseffen, en ik sta achter het initiatief van de Commissie, omdat we het nu niet meer alleen hebben over de AIDS-pandemie, maar ook over tuberculose als ziekte die miljoenen mensen het leven kost.

Ik ben het ermee eens dat we meer middelen moeten uittrekken voor de ontwikkeling van nieuwe vaccins. Zoals de Commissie al heeft opgemerkt beschikken we nog steeds niet over nieuwe vaccins. We bevinden ons nog in het preklinische stadium en de effectiviteit ervan bij toediening aan mensen wordt nog steeds getest. Ik wil graag – en daarmee sluit ik af, mevrouw de Voorzitter – vragen om meer financiering, meer middelen.

 
  
MPphoto
 

  Claudiu Ciprian Tănăsescu (S&D).(RO) Mevrouw de Voorzitter, met een jaarlijks sterftecijfer van tussen 1,6 en 2 miljoen mensen is tuberculose een van de twee voornaamste dodelijke infectieziekten wereldwijd. De groeiende wereldwijde bezorgdheid van volksgezondheidsinstellingen is daarom gerechtvaardigd.

Wij moeten wel beseffen dat in een tijdperk waarin de geneeskunde spectaculaire vooruitgang boekt, de tijd is gekomen om het traditionele tuberculosevaccin te vervangen door een nieuwer, moderner en veel effectiever vaccin. Dat kan echter niet worden gerealiseerd zonder enerzijds meer EU-financiering voor het afronden van het onderzoek op dit terrein en anderzijds het zoeken naar nieuwe financieringsbronnen door analyse van het door het TBVI voorgestelde model voor alternatieve, innovatieve financiering.

Het bieden van financiële garanties kan dit model aantrekkelijker maken voor het Europese bedrijfsleven en zo de betrokkenheid en nodige financiële steun van die kant waarborgen.

 
  
MPphoto
 

  Seán Kelly (PPE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, tuberculose, of TB zoals het in mijn land genoemd werd, had Ierland iets meer dan een halve eeuw geleden in haar greep, en was verantwoordelijk voor de dood van vele mensen, jong en oud.

Met de komst van de welvaart verdween de ziekte, en er is gedurende 36 jaar niet gevaccineerd. Zoals de auteur echter duidelijk maakte, steekt TB de laatste tijd weer de kop op. Vorig jaar nog zijn in mijn eigen kiesdistrict een schoolkind en een baby in een crèche besmet geraakt met de ziekte.

Wereldwijd is het een veel groter probleem omdat 2 miljard personen besmet zijn met de bacterie. Elke 20 seconden overlijdt iemand aan deze ziekte. We staan voor een grote opgave wanneer we deze ziekte in het jaar 2050 willen uitbannen.

De sleutel daartoe is onderzoek, en de Europese Unie verdient alle lof op dit gebied. We lopen misschien wel achter op de Verenigde Staten en Japan wat onderzoek in het algemeen betreft, maar we zijn voorlopers op dit specifieke gebied. 60 procent van het onderzoek op dit gebied vindt plaats in de EU. De Deense overheid en wetenschappers zijn het meest actief geweest bij het ontwikkelen van het vaccin.

 
  
MPphoto
 

  João Ferreira (GUE/NGL).(PT) Mevrouw de Voorzitter, vier jaar vóór de uiterste termijn voor het bereiken van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen sterven jaarlijks twee miljoen mensen aan tuberculose. Tuberculose is een flagrant voorbeeld van de ongelijkheden die in onze wereld heersen. Wij mogen niet vergeten dat deze ziekte nauwelijks voorkomt in de geïndustrialiseerde landen.

Het probleem van tuberculose en andere ziekten kan niet worden opgelost zonder hoogwaardige openbare gezondheidsdiensten die toegankelijk zijn voor de gehele bevolking, met inbegrip van eerstelijnsgezondheidszorg. Het beleid inzake ontwikkelingssamenwerking en ontwikkelingssteun speelt in dit verband een cruciale rol. Uiteraard moet in dit kader ook worden voorzien in steun voor vaccinatieprogramma’s. Er is echter meer nodig. Wij moeten voorgoed afstappen van mechanismen zoals schuld en schuldendienst die de middelen van de ontwikkelingslanden droogleggen en ervoor zorgen dat deze landen blijven verkeren in een toestand van onderontwikkeling, afhankelijkheid, onderworpenheid en ellende.

 
  
MPphoto
 

  Csanád Szegedi (NI). (HU) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het aantal tbc-patiënten en de daaruit voortvloeiende sterfgevallen is de afgelopen jaren in Hongarije schrikbarend gestegen. Dit is onder andere te wijten aan de liberale mentaliteit waardoor de natie te gronde wordt gericht. Ik denk hier aan de schandalige Hongaarse wet op de gezondheidszorg uit 2006 die was gebaseerd op het sluiten van ziekenhuizen en winstgeoriënteerde zorgvoorzieningen. In het ontstaan van ziekten speelt armoede, en dus ook het toegenomen aantal daklozen en een steeds minder toegankelijk zorgstelsel, een belangrijke rol. Ik vind het belangrijk om de genezende en preventieve taak van gezondheidszorg te versterken, bevolkingsonderzoeken uit te breiden, en niet alleen om geperfectioneerde inentingen te ontwikkelen maar deze ook voor iedereen beschikbaar te maken. Deze stappen zouden op lange termijn tot een gezondere natie, een gezonder Europa en een gezondere samenleving kunnen leiden.

 
  
MPphoto
 

  Dacian Cioloş, lid van de Commissie. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik wil proberen te reageren op de punten die ter sprake zijn gebracht.

Om te beginnen moeten wij het onderzoek intensiveren, zoals ik reeds heb gezegd in mijn inleiding. De Commissie zoekt naar wegen om meer middelen beschikbaar te stellen voor haar tuberculoseprogramma's. Een oplossing zou kunnen zijn het EDCTP-programma waarover ik sprak, te verlengen. Hiervoor is momenteel 400 miljoen euro beschikbaar, waarvan 200 miljoen euro afkomstig van de Commissie. De Commissie denkt tevens na over de mogelijkheid om bijvoorbeeld een EDCTP 2-programma te ontwikkelen. Ik moet tevens onderstrepen dat, zoals ik reeds tegen de heer Tănăsescu heb gezegd, de Commissie reeds aanzienlijke bedragen besteedt aan het onderzoeksprogramma voor tuberculose. Ik kan zelfs cijfers noemen: er is reeds 65 miljoen euro toegekend aan dit programma. Het staat echter buiten kijf dat dit niet voldoende is. Bovendien moeten wij het publiek-private partnerschap onderzoeken.

Ik wil hieraan toevoegen dat wij, indien het gaat om de financiering van kandidaat-vaccins in een klinische fase, de kwestie van de werkzaamheid moeten onderzoeken. Zoals ik reeds tegen u heb gezegd, garandeert de informatie waarover wij thans beschikken ons niet dat voldoende middelen leiden tot een positief resultaat. Vitamines vormen een andere mogelijkheid die wij momenteel bestuderen, maar wij moeten voorkomen dat er resistentie optreedt. Dit is misschien een onderzoek waard, maar we moeten wel rekening houden met dit risico.

Ik wil nu meer in het algemeen spreken over gezondheidsstelsels in de Europese Unie en in de ontwikkelingslanden. In de Europese Unie is gezondheid tevens een van de doelstellingen die de Commissie in de lidstaten probeert te stimuleren met behulp van verschillende programma's, inclusief de EU 2020-strategie. Met andere woorden, zij bevordert investeringen in gezondheid. Op het gebied van onderzoek werkt de Commissie – met name een groepje commissarissen – in het kader van een van de onderzoeks- en innovatie-initiatieven aan dit onderwerp teneinde de innovatie in de lidstaten te stimuleren en het onderzoek op het gebied van de gezondheid te intensiveren, samen met kwesties die betrekking hebben op de vergrijzing van de bevolking.

Wat de ontwikkelingslanden betreft, doet de Europese Unie met het ontwikkelingsfonds reeds zeer veel op het gebied van gezondheid. Dit onderwerp zal in de toekomst alle aandacht blijven krijgen van de Commissie.

Ik hoop dat ik namens de Commissie antwoorden heb kunnen geven op uw vragen. Ik kan u verzekeren dat onderzoek een van de voornaamste zorgen van de Commissie blijft.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Tot besluit van het debat zijn vier ontwerpresoluties ingediend, overeenkomstig artikel 115, lid 5, van het Reglement(1).

Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen om 11.30 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Joanna Senyszyn (S&D), schriftelijk. – (PL) Als lid van de delegatie in de Parlementaire Vergadering ACS-EU ben ik ervoor dat de resultaten van EU-onderzoek naar de ontwikkeling van tuberculosevaccins aan ontwikkelingslanden ter beschikking worden gesteld en deze landen wordt geholpen bij het financieren van de behandeling van zieken. Tuberculose hoort, naast hiv en malaria, tot de drie meest voorkomende besmettelijke ziekten. Een derde van de wereldpopulatie is besmet met de tuberculosebacterie. Jaarlijks doen zich acht miljoen nieuwe ziektegevallen voor en 2,6 tot 2,9 miljoen zieken overleven het niet. Meer dan 95 procent van de zieken bevindt zich in een ontwikkelingsland. Iedere seconde claimt de tuberculosebacterie een nieuw slachtoffer. Ongeveer 10 procent van de geïnfecteerde mensen krijgt de ziekte, die bij gebrek aan behandeling dodelijk kan zijn. De meeste ziektegevallen doen zich voor in India, China, Indonesië¸ Zuid-Afrika, Niger¸ Bangladesh en Ethiopië. In Azië en Afrika bedraagt de incidentie tussen 100 en 120 nieuwe gevallen per honderdduizend inwoners. In veel landen is de toegang tot effectieve behandeling beperkt. Tuberculose is een ernstig economisch probleem. De daling van de arbeidsproductiviteit als gevolg van deze ziekte bedraagt wereldwijd 13 miljard dollar op jaarbasis. De eliminatie van tuberculose is een van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen die de EU in 2015 wil bereiken. Er resteren ons nog maar vier jaar. Tuberculose is momenteel volledig te behandelen. We hebben alomvattende programma's nodig die zowel gericht zijn op het voorkomen als op het genezen van tuberculose. We moeten zo snel mogelijk starten met een vaccinatieprogramma en een voorlichtingscampagne over tuberculose en over de manieren om tuberculose te voorkomen en te genezen.

 
  
MPphoto
 
 

  Lívia Járóka (PPE), schriftelijk. – (EN) Al sinds het begin van onze geschiedenis heeft tuberculose meer slachtoffers gemaakt dan welke andere ziekte ook. Deze zeer besmettelijke, via de lucht overdraagbare bacterie kan tien tot vijftien andere personen besmetten voordat de symptomen zich openbaren.

Krappe behuizing, verkrotting en een gebrek aan hygiëne zijn altijd duidelijk aanwijsbare risicofactoren geweest voor het ontstaan van tuberculose, en daarom is TB een ziekte die het sterkst gerelateerd is aan en gedeeltelijk veroorzaakt wordt door armoede.

Ondanks de inspanningen van de Wereldgezondheidsorganisatie en nationale overheden, sterven er nog altijd ieder jaar anderhalf miljoen mensen aan tuberculose en dit aantal stijgt nog steeds. Daarom steun ik het Tuberculose Vaccin Initiatief (TBVI) van harte en ik hoop dat het meer vaccins oplevert voor patiënten in Europa en over de gehele wereld.

Ik wil benadrukken dat de strijd tegen TB hand in hand gaat met de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting. We moeten deze kwetsbare groepen opsporen en de barrières vinden en slechten die deze groepen ervan weerhouden toegang te krijgen tot preventie, diagnose en behandeling van TB.

Het zou ook zinvol zijn om de agenda van TB zorgverleners aan te passen om beter in te kunnen spelen op lokale behoeftes en de wijdverspreide discriminatie in de gezondheidszorg aan te kunnen pakken

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. (LT) We moeten tuberculose bestrijden, want jaarlijks overlijden er bijna twee miljoen mensen wereldwijd aan deze ziekte en is bijna een derde van de wereldbevolking geïnfecteerd. Ik wil de aandacht vestigen op het feit dat tuberculose wereldwijd een gevoelig gezondheidsvraagstuk is en de op één na voornaamste oorzaak van overlijden ten gevolge van infectieziekten. Tuberculose wordt sterk in verband gebracht met sociale en economische problemen, zoals armoede, werkloosheid, alcoholisme, drugsverslaving en hiv/aids, evenals met de ontoereikende en in slechte staat verkerende gezondheidszorgstelsels in de arme landen en met te late diagnose. Ik ben daarom verheugd dat het "Tuberculosis Vaccine Initiative"-model is opgesteld, omdat alle patiënten die wereldwijd aan tuberculose lijden baat zullen hebben bij de resultaten die voortvloeien uit onderzoek en ontwikkeling. Daarnaast levert dit project een bijdrage aan de verwezenlijking van de Europa 2020-doelstellingen en de millenniumontwikkelingsdoelstellingen voor 2015. Ik wil erop wijzen dat er onvoldoende financiële steun is voor de strijd tegen tuberculose. Financiering door de Europese Unie is uitermate belangrijk als het gaat om het samenstellen van een sterk pakket nieuwe kandidaat-vaccins tegen tuberculose. Ik hoop dat er zo snel mogelijk vooruitgang wordt geboekt bij het verlenen van vergunning voor de huidige Europese kandidaat-vaccins tegen tuberculose en dat deze vaccins ter beschikking worden gesteld van degenen die ze het hardst nodig hebben. Verder is het belangrijk om op zoek te gaan naar mogelijkheden om concurrerende financieringsmechanismen toe te passen teneinde de laatste fases van klinisch onderzoek naar nieuwe vaccins tegen tuberculose uit te kunnen voeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Elżbieta Katarzyna Łukacijewska (PPE), schriftelijk. – (PL) In het kader van dit debat wil ik opmerken dat in het begin van de eenentwintigste eeuw wereldwijd jaarlijks ongeveer drie miljoen mensen sterven aan tuberculose. Uit de statistieken weten we dat een derde van de wereldbevolking besmet is met de tuberculosebacterie. Het probleem is zorgwekkend. We moeten ervoor zorgen dat slechts de beste en meest innovatieve vaccins worden ingezet als fundamentele wapens in de strijd tegen de ziekte. We moeten de internationale activiteiten intensiveren en financiering van de vaccins overwegen, vooral voor de ontwikkelingslanden. Daarnaast is een actieve voorlichtingscampagne nodig om de samenleving te informeren over het probleem, de besmettingsroutes en profylaxe, omdat veel mensen nog steeds geloven dat tuberculose een ziekte is die onze moderne wereld niet raakt. Dank u wel.

 
  
MPphoto
 
 

  Artur Zasada (PPE), schriftelijk. (PL) Ik maak mij zorgen over de conclusie van de auteurs van de mondelinge vraag, namelijk dat vijf jaar vóór de uiterste termijn voor het bereiken van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen tuberculose in de gehele wereld nauwelijks minder voorkomt. Ik beschik over informatie waaruit blijkt dat meer dan 73 procent van de artsen in Midden- en Oost-Europa toegeeft dat zij onvoldoende zijn geschoold om tuberculose te diagnosticeren en behandelen. Onder artsen heerst het algemene gevoel dat de situatie veel ernstiger is, 75 procent van hen meent namelijk dat het aantal nieuwe tuberculosegevallen toeneemt. Hoe komt het dat het verschil tussen de officiële statistieken en de waarnemingen van de praktiserende artsen zo groot is? Het meldingssysteem voor nieuwe tuberculosegevallen is sterk verouderd en vaak wordt deze plicht verwaarloosd door de medische instellingen. Benadrukt moet worden dat profylaxe, voorlichting en inachtneming van de hygiëneregels onze belangrijkste wapens zijn in de strijd tegen tuberculose, omdat hiermee besmetting met de tuberculosebacterie wordt voorkomen. Ik ben het eens met de auteurs van de vraag dat de invoering van een vaccinatieprogramma in combinatie met een grootschalige voorlichtingscampagne een oplossing voor dit probleem kan zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Cristian Silviu Buşoi (ALDE), schriftelijk.(RO) Hoewel er bepaalde vooruitgang is geboekt, blijft tuberculose met bijna twee miljoen doden per jaar een van de belangrijkste doodsoorzaken wereldwijd. De situatie in Roemenië is ook het vermelden waard. Daar gaat het om 110 gevallen per 100 000 inwoners, tegen een Europees gemiddelde van 39 gevallen per 100 000.

Toegang tot gezondheidszorg is een universeel recht en het zijn niet de kosten ervan die ons zorgen moeten baren. Er blijft een onevenwichtigheid bestaan tussen de geïndustrialiseerde en ontwikkelingslanden. We moeten solidariteit tonen en op alle mogelijke manieren steun verlenen aan het programma Stop tuberculose van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO).

Europa heeft de plicht om te zoeken naar levensvatbare, innovatieve methoden voor het financieren van onderzoek ter bestrijding van tuberculose en andere overdraagbare aandoeningen. Het Tuberculosis Vaccine Initiative (TBVI), een door de Europese Unie gesteunde organisatie, biedt een oplossing voor de huidige situatie door het creëren van toegankelijke vaccins tegen betaalbare prijzen, die de bevolking ter beschikking gesteld kunnen worden via een gestructureerd vaccinatieprogramma. Het opnemen van het TBVI in de Europa 2020-strategie kan de oplossing zijn waarmee Europa haar strategische onafhankelijkheid in de strijd tegen tuberculose kan versterken evenals haar positie als leidende innovator.

 
  

(1)Zie notulen.


20. Spreektijd van één minuut (artikel 150 van het Reglement)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Aan de orde zijn de opmerkingen van één minuut over kwesties van politiek belang, overeenkomstig artikel 150 van het Reglement.

 
  
MPphoto
 

  Theodoros Skylakakis (PPE). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen een paar woorden over Egypte. In de komende moeilijke tijd moet de Dienst voor extern optreden alles doen wat in haar vermogen ligt om de Europese burgers in Egypte te beschermen, alsmede de rechten van minderheden en de historische instellingen die deze minderheden vertegenwoordigen, zoals het Grieks-orthodoxe Patriarchaat van Alexandrië.

Nu mijn eigenlijke thema: afval. Wij beschikken weliswaar over een hoogwaardig regelgevingskader maar bijna alle lidstaten hebben te maken met inbreukprocedures. In vele staten is er sprake van een afvalcrisis en er zijn sectoren, zoals de grensoverschrijdende overbrenging van afval, waarin het communautair recht massaal wordt geschonden. Daar komt bij dat de lidstaten om politieke redenen – het bekende "niet in mijn achtertuin" – zich niet zo doeltreffend inzetten voor de algemene inspanning als zij zouden moeten doen.

De Commissie moet daarom nieuwe aanvullende instrumenten voorstellen, zoals uitbreiding van de bevoegdheden van het Europees Milieuagentschap en de mogelijkheid van de Unie om missies te zenden ter verificatie van gegevens in de lidstaten. Laat de Commissie dit in overweging nemen met het oog op de voorstellen voor 2012.

 
  
MPphoto
 

  Vasilica Viorica Dăncilă (S&D).(RO) Mevrouw de Voorzitter, ik wil graag de aandacht vestigen op de situatie in Roemenië met betrekking tot de ernstige schending van de beginselen van de rechtsstaat door de huidige regering. De arrestatie van een prominent lid van de oppositie, Constantin Nicolescu, een arrestatie die werd aangekondigd vóór het begin van de gerechtelijke hoorzitting en zonder enig hard bewijs, laat zien op welke ondemocratische wijze de huidige regering zich gedraagt. De arrestatie vond plaats op politiek bevel en leidt er samen met de asociale maatregelen van de regering toe dat de mensen die vernederd en tot armoede veroordeeld worden de straat opgaan. De regering koopt voor 10 miljoen euro oproeruitrusting met als doel het neerslaan van de ontevredenheid tegen onrechtmatige, antidemocratische maatregelen.

Dit alles schetst een helder beeld van politieke dictatuur en wat er in de toekomst zal gebeuren als deze acties, die in strijd zijn met Europese waarden, onbestraft blijven. Wij protesteren niet tegen justitie, maar tegen door de politiek opgelegde misstanden. De Europese Unie roept op tot respect voor democratie in landen als Tunesië en Egypte, maar hier moet in de lidstaten ook streng aan worden vastgehouden.

 
  
MPphoto
 

  Metin Kazak (ALDE).(BG) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de onopgeloste problemen voor tabakplanters in Bulgarije heeft de spanning in bepaalde gebieden van het land hoog op doen lopen en heeft geleid tot protesten met meer dan 10 000 deelnemers. De mensen hebben in een verklaring hun ongenoegen geuit over het gevolgde beleid met betrekking tot de stopzetting van landelijke toeslagen voor de tabakproductie in het oogstjaar 2010, wat de reden is voor hun droevige financiële situatie.

In Europa wordt in 17 van de 27 landen tabak geteeld, waarbij in alle gevallen subsidie wordt verleend door de regeringen. Nu blijkt dat Bulgarije de enige lidstaat is die het bij wet vastgestelde en aan de Commissie gemelde nationale stelsel voor tabaktoeslagen heeft bevroren. Hierdoor zouden Bulgaarse tabakplanters 76 miljoen euro aan financiële steun moeten ontvangen, maar de uitbetaling hiervan wordt momenteel vertraagd. Door het uitstel van deze steun zijn honderden gezinnen veroordeeld tot honger en emigratie en wordt de vrede onder de burgers in het land bedreigd.

 
  
MPphoto
 

  Michail Tremopoulos (Verts/ALE). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, vandaag heeft het Europees Parlement in een opmerkelijke geest van eensgezindheid gehoor gegeven aan de oproep van zijn Voorzitter, de heer Buzek, om de Europese Unie officieel de genocide op Roma te laten erkennen, die in de Tweede Wereldoorlog het slachtoffer van de nazi's waren. Zoals hij zei vormden Roma gedurende een lange tijd de meest onderdrukte minderheid.

Tot wie richten wij ons echter? Wie zal het beleid uitvoeren waartoe wij samen hebben besloten? De Commissie heeft in juli 2008 een rapport over het Europees beleid inzake Roma in achttien landen besteld. Dit verslag heeft zij sinds juni in handen. Ik heb daarom een vraag ingediend over deze zaak, want het is absoluut niet te rechtvaardigen dat de publicatie van een dergelijk waardevol rapport vertraging oploopt. Er is zelfs internationaal een oproep gedaan om het te publiceren. Mevrouw Reding heeft op mijn vraag geantwoord en beloofd het voor eind december 2010 te publiceren. Het is nu al februari 2011 en het rapport is nog steeds niet gepubliceerd. Ik zou heel graag willen weten waarom niet.

 
  
MPphoto
 

  Zbigniew Ziobro (ECR). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik heb tijdens debatten in het Europees Parlement meerdere malen mijn stem laten horen over het beleid inzake de beperking van de uitstoot van broeikasgassen, een beleid dat sterk gesteund wordt door het Europees Parlement en de Europese Commissie. Ik heb er echter op gewezen dat dit beleid leidt tot bijzonder nadelige economische veranderingen. Het kan in veel sectoren leiden tot verplaatsing van industriële bedrijven naar andere landen buiten de Europese Unie.

Helaas houdt de Europese Commissie geen rekening met deze opmerkingen die door talrijke afgevaardigden zijn gemaakt over de negatieve aspecten van de radicale beperkingen van de CO2-emissie. Dus zijn we onlangs te weten gekomen dat opnieuw grote industriële bedrijven uit Duitsland en Polen van plan zijn om hun productie te verplaatsen naar landen van de voormalige Sovjet-Unie en zelfs naar Afrika of Zuid-Amerika. Deze ontwikkeling vraagt om concrete maatregelen van de Commissie, die echter nog steeds een gebrek aan perspectief en visie laat zien.

 
  
MPphoto
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL).(PT) Mevrouw de Voorzitter, zoals ik heb beloofd tijdens de Europese Agora voor de burgers, die het Europees Parlement vorige week heeft georganiseerd, wil ik u deelgenoot maken van de kreet van verontwaardiging die door diverse maatschappelijke verenigingen is geuit tijdens de debatten over de economische en financiële crisis en de ernstige gevolgen waartoe zij heeft geleid, namelijk de toename van de werkloosheid, de sociale ongelijkheid en de armoede, ondanks het feit dat 2010 was uitgeroepen tot Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting.

De deelnemers hebben de leden van het Europees Parlement verzocht in hun activiteiten en werkzaamheden uiting te geven aan de verontwaardiging van de verenigingen die betrokken zijn bij de armoedebestrijding, gelet op de sociale gevolgen van de crisis en de ernst en de omvang van de armoede.

Van de talloze schrijnende voorbeelden van uitbuiting, armoede, discriminatie en sociale uitsluiting en de diverse voorstellen, verzoeken en suggesties benadruk ik hier die welke betrekking hebben op de taak van het Europees Parlement om de huidige situatie te veroordelen. Het Parlement zou met name een taskforce moeten instellen die toezicht uitoefent op enerzijds de sociale gevolgen van de crisis en anderzijds de maatregelen die de Raad en de Commissie nemen om tegemoet te komen aan de besluiten van het Europees Parlement, waaronder de besluiten betreffende het minimuminkomen…

(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 

  Marian-Jean Marinescu (PPE).(RO) Mevrouw de Voorzitter, de Groep Schengenevaluatie heeft alle evaluatierapporten voor Roemenië aangenomen. De conclusies laten zien dat Roemenië voldoet aan alle vereisten van het Schengenacquis. Helaas weigert de Europese Raad de rapporten aan het Europees Parlement te geven, waardoor het Europees Parlement in zijn werk wordt belemmerd. De leden van het Europees Parlement kunnen niet stemmen zonder de inhoud van de rapporten te kennen. De Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken heeft de documenten opgevraagd en Roemenië heeft voorgesteld ze openbaar te maken. De Raad stelt echter zonder goede reden het nemen van een beslissing uit.

Ik ben van mening dat Roemenië in deze situatie gerechtigd is om het Parlement alle rapporten te doen toekomen over zijn toetreding tot het Schengengebied. Deze rapporten zijn de enige criteria op basis waarvan de beslissing over toetreding kan worden genomen. De vraag om toevoeging van nieuwe criteria komt niet overeen met de Europese verdragen, is geen Europese benadering en is niet gebaseerd op gezonde argumenten. Roemenië heeft aan zijn wettelijke verplichtingen voldaan om zich voor te bereiden op de bewaking van de buitengrenzen van de Unie en moet het passende antwoord krijgen van de instellingen van de EU.

 
  
MPphoto
 

  Rovana Plumb (S&D). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil u laten weten dat de democratie in Roemenië in de afgelopen twintig jaar nog nooit zo onder druk heeft gestaan als momenteel het geval is. We hebben u al gewezen op het voorval waarbij de voorzitter van de kamer van afgevaardigden bij de belangrijke stemming over pensioenrecht heeft gefraudeerd. Het recente geval van de sociaaldemocraat, Constantin Nicolescu, voorzitter van de provinciale raad van Argeş in Roemenië, bewijst eens te meer dat de methodes van de regerende partij in Roemenië regelrecht indruisen tegen de fundamentele rechten en vrijheden van de burgers.

Iedere maatregel die de overheid neemt toont aan dat de Democratische Liberale Partij in Roemenië een regelrechte oorlog voert tegen het gehele Roemeense volk. Wij mogen niet toestaan dat een democratisch lid van de Europese Unie zich zo ondemocratisch opstelt, willekeurig mensen arresteert en via overheidsinstanties persoonlijke vetes uitvecht. We moeten gezamenlijk onze rechten, vrijheden en democratie verdedigen.

 
  
MPphoto
 

  Marian Harkin (ALDE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, als Iers lid van het Europees Parlement vraag ik de EU rechtvaardig te handelen met betrekking tot de onhoudbare financiële situatie in Ierland.

Ja, wij moeten onze verantwoordelijkheid nemen voor de fouten die we hebben gemaakt, maar we waren niet alleen. Casino-achtige investeringen vanuit diverse landen stroomden bij Ierse banken binnen. Nu zijn ze ingestort als een kaartenhuis en de Ierse belastingbetalers wordt een ondraagbare last op de schouders gelegd.

We betalen een strafrentetarief van 5,8 procent, en onze afbetaling, volgens een vierjarig bezuinigingsplan van de EU, is gebaseerd op groei, maar die groei zal niet plaatsvinden. Waarom niet? De werkloosheid stijgt en tegelijkertijd vliegen de emigratiecijfers omhoog. Bedrijven vallen om, en voor het vierde achtereenvolgende jaar daalt ons BNP.

En, terwijl de ECB 132 miljard euro door de voordeur van de Ierse banken sluist, is in 2010 110 miljard euro via de achterdeur van diezelfde banken verdwenen; 40 miljard euro alleen al in december 2010.

De situatie wordt al snel onhoudbaar en als, zoals voorzitter Barroso stelde, Europa een deel van de oplossing is, dan moet er nu serieus actie worden ondernomen.

 
  
MPphoto
 

  Diane Dodds (NI). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, afgelopen week hebben dissidente republikeinse terroristen in mijn kiesdistrict Noord-Ierland twee bommen met een explosieve lading geplaatst in de buurt van Antrim Road in Noord-Belfast. Het is werkelijk een wonder dat we vandaag niet de doden hoeven te tellen van deze aanslag. Honderden inwoners zijn uit hun huizen geëvacueerd terwijl de veiligheidsdiensten het gevaar dat deze buurt bedreigde het hoofd probeerden te bieden.

Deze verijdelde aanslag was gericht op politieagenten en is de meest recente in een aantal pogingen om dienstdoende agenten van het politiekorps in Noord-Ierland te vermoorden.

Deze aanslagen worden niet eens vermeld op het nieuws in het Verenigd Koninkrijk, laat staan in Europa. Toch herinneren zij ons aan het feit dat, ondanks de enorme vooruitgang in Noord-Ierland, er nog steeds mensen zijn die deze vooruitgang willen ondermijnen.

Voorzitter Barroso sprak vlak voor Kerstmis met Peter Robinson, de premier van Noord-Ierland, en herhaalde zijn steun voor de Barroso Task Force. Ik steun dat project en ben blij met de eerste initiatieven die in dit Parlement zijn genomen met betrekking tot fondsen voor vredesinspanningen.

 
  
MPphoto
 

  Csaba Sógor (PPE). (HU) We hebben diverse ontevreden en verontwaardigde geluiden gehoord naar aanleiding van het Hongaarse voorzitterschap. Het is interessant dat geen daarvan betrekking had op het EU-programma van het fungerend voorzitterschap. Er waren mensen die hun stem verhieven naar aanleiding van de mediawet. De Europese Commissie heeft haar bezwaren al geformuleerd en de Hongaarse regering toonde zich bereid de wet te wijzigen.

Bij mij rees de vraag waarom er niet evenveel internationale interesse is geweest voor de Slowaakse taalwet die nog altijd van kracht is en waarin het gebruik van andere talen nog steeds met geldboetes wordt gestraft. Waarom maakten de mensen die naar aanleiding van de mediawet vrezen dat de uitoefening van grondrechten in het gedrang komt, zich geen zorgen toen een van de meest natuurlijke mensenrechten van de Hongaarse minderheid in Slowakije ter discussie werd gesteld? Anderen stoorden zich aan het enorme tapijt in het gebouw van de Raad, waarop de kaart van Hongarije van 160 jaar geleden te zien is. Deze kaart symboliseert dat we alleen een sterk Europa kunnen opbouwen als we onze gemeenschappelijke geschiedenis en nationale waarden kennen en respecteren.

 
  
MPphoto
 

  Catherine Stihler (S&D). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, 14 februari, Valentijnsdag, zal de allereerste Europese epilepsiedag zijn. Volgens de legende leed Sint Valentijn zelf aan epilepsie.

Op dit moment zijn zes miljoen Europeanen epilepsiepatiënt. Schotland telt 39 000 epilepsiepatiënten, maar er zijn slechts 20 000 gediagnosticeerde patiënten die hun aandoening met behulp van medicijnen onder controle hebben. Dit betekent dat 19 000 mensen dagelijks leven met de angst voor een nieuwe aanval. Als je dit gegeven doortrekt naar heel Europa dan zie je dat miljoenen mensen dagelijks leven met deze angst.

Op 14 februari vragen wij aandacht voor epilepsie. We moeten ook proberen om degenen die deze aandoening hebben van een juiste diagnose te voorzien en we verzoeken de lidstaten om meer neurologen op te leiden als specialisten in de epilepsie. Op 15 februari zal een aantal evenementen in het Parlement plaatsvinden en ik wil mijn collega’s aanmoedigen om hier aan deel te nemen. Veel van uw kiezers zullen aanwezig zijn.

Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om Joanne Hill, een verpleegkundige gespecialiseerd in epilepsie, en Fiona Nicholson, service manager van een epilepsie centrum in Schotland, welkom te heten in dit Parlement.

 
  
MPphoto
 

  Csanád Szegedi (NI). (HU) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, staat u mij toe dat ik mijn spreektijd benut voor de zaak van de Szeklers. De president van Roemenië heeft de afgelopen dagen helaas opnieuw verklaard dat hij geen steun geeft aan territoriale autonomie van de Szeklers. Ik zou graag zien dat we hier in het Europees Parlement eens en voor altijd klare wijn schonken en verklaarden dat de Szeklers recht hebben op territoriale autonomie. Dit is niet afhankelijk van de goodwill van Traian Bâsescu; de Szeklers hebben recht op autonomie. Ik wil iedereen er aan helpen herinneren dat zelfbeschikking een internationaal erkend en bindend recht is, en de dubbele standaard van de Europese Unie dat bepaalde etnische groeperingen autonomie toekomt en anderen niet, is onacceptabel. Basken en Catalanen hebben recht op autonomie maar Szeklers niet. Voortbordurend op deze logica moet ik vol overtuiging zeggen dat degenen die het streven naar autonomie van de Szeklers niet steunen, geen Europeanen zijn.

 
  
MPphoto
 

  Seán Kelly (PPE).(GA) Mevrouw de Voorzitter, ik wil erop wijzen dat vrijheid een van de fundamentele doelen van de Europese Gemeenschap is: bewegingsvrijheid, handelsvrijheid en arbeidsvrijheid. We beschikken niet over arbeidsvrijheid, omdat er geen wederzijdse erkenning van kwalificaties bestaat.

Vandaag hoorde ik het verhaal van een arts die werkzaam was in Italië en bij wie het negen maanden duurde voordat hij toestemming kreeg om in Ierland te gaan werken. Dat slaat werkelijk nergens op. Neem nou het UPMC-systeem in de Verenigde Staten, daar zouden we een voorbeeld aan moeten nemen. Vooral als we willen beschikken over medische e-diensten moeten we deze erkenning van kwalificaties tot stand brengen. Anders kunnen we geen vooruitgang boeken.

 
  
MPphoto
 

  Claudiu Ciprian Tănăsescu (S&D).(RO) Mevrouw de Voorzitter, het herhaaldelijke machtsmisbruik van degenen die op dit moment in Roemenië aan de macht zijn hebben het land in de donkerste periode van zijn geschiedenis sinds 1989 gestort. Hoewel Roemenië een democratische grondwet heeft, wordt die vaak op grove wijze geschonden. Hoewel er in theorie een scheiding van machten is, volgens democratische principes, is het in de praktijk president Traian Băsescu die als enige alle macht in Roemenië in handen heeft. Hij legt willekeurig zijn orders op en maakt dagelijks misbruik van zijn macht in een poging om de politieke oppositie te vernietigen en iedere stem de kop in te drukken die een levensvatbaar alternatief biedt voor de catastrofale regering Băsescu-Boc.

Als lidstaat van de Europese Unie mag het lot van Roemenië niet met onverschilligheid tegemoet worden getreden door de instellingen van de EU of de vertegenwoordigers van de andere EU-lidstaten, die een standpunt moeten innemen in deze kwestie. Laat u niet om de tuin leiden door de onsamenhangende verklaringen en vaak beschamende uitvluchten van de Roemeense machthebbers of van hen die deze openlijk steunen, uit vrees of uit hun eigen triviale belangen. Hun acties volstaan om aan degene die wil zien, te tonen wat de trieste werkelijkheid is in mijn land.

 
  
MPphoto
 

  Cătălin Sorin Ivan (S&D).(RO) Mevrouw de Voorzitter, ik heb besloten de heer Buzek regelmatig op de hoogte te houden van de voortgang van de democratie in Roemenië. Hij heeft als lid van het Europees Parlement steun verleend aan de regering-Boc en aan Traian Băsescu. Ik wil de heer Buzek melden dat het Roemeense parlement geen macht heeft en dat alle wetten worden aangenomen en gehandhaafd door de regering. De Roemeense regering heeft ook geen macht, want het is Traian Băsescu die ministers aanstelt, hun uitbranders geeft en bij belangrijke maatregelen zelf de aankondiging doet. In Roemenië worden onschuldige personen 30 dagen gevangen gezet, waarna ze terecht moeten staan.

Ik heb de heer Buzek om een officieel standpunt gevraagd en een antwoord gekregen via een persbericht van de partij PD-L en Traian Băsescu. Ik dring aan op een officieel standpunt van de heer Buzek en wacht zijn antwoord af.

 
  
MPphoto
 

  Alexander Mirsky (S&D).(LV) Mijnheer de Voorzitter, waarom neemt het Europees Parlement naar uw idee resoluties aan? Wel, om ervoor te zorgen dat deze uitgevoerd worden. Het blijkt echter dat de Letse regering geenszins van plan is om de resolutie van 11 maart 2004 uit te voeren. In deze resolutie staat duidelijk vermeld dat het recht om te stemmen bij gemeenteraadsverkiezingen geldt voor mensen die permanent op Lets grondgebied verblijven. Op de vraag wanneer Letland deze resolutie uitvoert, ontvangen we waarschijnlijk het antwoord: 'Kad pūcei aste ziedēs' (in het Lets). In Rusland zou men zeggen: 'Kogda rak na gore svistnet' en in het Nederlands: 'Met sint-juttemis'. Het komt hierop neer: of sint-juttemis komt sneller dan verwacht of wij moeten ervoor zorgen dat er een eind komt aan de discriminatie van 335 000 mensen die woonachtig zijn in Letland.

Dank u wel.

 
  
MPphoto
 

  Ioan Enciu (S&D).(RO) Mevrouw de Voorzitter, we zijn vandaag getuige van gebeurtenissen die de loop van de geschiedenis in Noord-Afrika en elders zullen veranderen. Dictatoriale regimes kunnen nergens in de wereld lang standhouden. Ik wil er echter de aandacht op vestigen dat er nieuwe vormen van dictatuur kunnen ontstaan, zelfs in Roemenië, een lidstaat van de Europese Unie die als democratisch wordt beschouwd. In een rechtsstaat moet iemand als onschuldig worden beschouwd zolang hij niet door de rechter veroordeeld is, en moet hij als vrij burger terecht kunnen staan, tenzij hij een gevaar is voor de samenleving.

Deze universele rechtsprincipes zijn in Roemenië niet langer geldig als het gaat om president Băsescu en de liberaal-democratische regeringspartij. Er is duidelijk bewijs dat er in Roemenië op politiek bevel arrestaties worden verricht. Dit blijkt namelijk uit de verklaring van president Băsescu in Straatsburg vijf uur voor de arrestatie van Constantin Nicolescu, ik citeer: "Een belangrijk lid van de oppositie is gearresteerd", einde citaat. Nicolescu had op dat moment de rechtbank nog niet bereikt. Is er nog duidelijker bewijs nodig dat president Băsescu beslist wie er gearresteerd wordt en wanneer?

 
  
MPphoto
 

  Corina Creţu (S&D).(RO) Mevrouw de Voorzitter, ik deel het gevoel van mijn collega’s die de aandacht hebben gevestigd op de vervolging van de politieke oppositie in Roemenië met behulp van de wettelijke instrumenten van een regering die steeds duidelijker laat zien dat zij machtsmisbruik pleegt. Terwijl de regering volgens opiniepeilingen sterk in populariteit daalt na een aantal zeer brute bezuinigingsmaatregelen die grote gevolgen hebben voor de levensstandaard, neemt zij haar toevlucht tot steeds gewelddadiger antidemocratische methoden om aan de macht te blijven.

Zoals mijn collega’s hebben gezegd is de ongerechtvaardigde en harde arrestatie van een vooraanstaand, door de burgers rechtstreeks gekozen lid van de oppositie het meest recente en zorgwekkende voorbeeld in een serie bedreigingen en hindering van oppositiepartijen. Tegelijkertijd wordt de staatskas geplunderd door degenen die de regering politieke steun verlenen. Door hun chaotische maatregelen wordt de economische crisis ernstiger en nemen de sociale spanningen alarmerend toe. Daarom protesteren wij ook tegen de aanvallen tegen politici van de oppositie en vakbonden. Ik ben van mening dat EU-fora zich openlijk moeten opstellen tegen de flagrante schendingen van de democratische rechten in Roemenië.

 
  
MPphoto
 

  Ricardo Cortés Lastra (S&D).(ES) Mevrouw de Voorzitter, ik wil u allen deelgenoot maken van een bijzonder blij bericht. Onlangs is er in Spanje een belangrijk sociaal en economisch akkoord gesloten tussen regering, vakbondsleiders en ondernemers. Met dit akkoord laat Spanje zien dat het een land is dat in staat is zijn krachten te bundelen om de problemen te overwinnen, om uitdagingen aan te gaan en de welvaartsstaat te versterken. Dames en heren, in deze wereldwijde crisis is dit akkoord een uniek voorbeeld dat laat zien hoe we door als samenleving als geheel de verantwoordelijkheid te nemen, overeenkomsten kunnen sluiten vanuit het idee dat we de toekomst naar onze hand kunnen zetten en een sterk Spanje kunnen opbouwen in een Unie waarvan de betekenis elke dag toeneemt.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Hiermee is dit onderdeel beëindigd.

 

21. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen
Video van de redevoeringen

22. Sluiting van de vergadering
Video van de redevoeringen
 

(De vergadering wordt om 23.25 uur onderbroken)

 
Juridische mededeling - Privacybeleid