Gerard Batten (EFD). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb een punt van orde in verband met het volgende verslag, het verslag-Muñiz De Urquiza. Ik vraag om spreektijd over de hoofdelijke stemming op grond van artikel 167 van het Reglement. Met betrekking tot artikel 25 van het verslag-Arsenis heeft een van mijn collega's om een hoofdelijke stemming gevraagd omdat hij dat belangrijk vond. U hebt dat verzoek ingewilligd.
Hieromtrent is echter in het Reglement niets vastgelegd en u hebt niet om goedkeuring van het Parlement verzocht. Wij hebben allemaal genoten van de onorthodoxe bevoegdheden die u uzelf vandaag heeft toebedeeld. Ik hoop dat u voor mij eenzelfde uitzondering wilt maken. Dat is namelijk voor mij persoonlijk van belang. Ik hoop dat u toestemming geeft voor een hoofdelijke stemming over elk amendement op dit verslag op basis van dezelfde bepaling die u hebt gebruikt om het verzoek van de betreffende collega in te willigen.
De Voorzitter. – Collega's, volgens onze reglementen en gebruiken, is het niet aan de Voorzitter om iedere keer hoofdelijke stemmingen toe te staan. De Voorzitter kan tot een hoofdelijke stemming besluiten wanneer hij van mening is dat dit geen verstorende werking op de zitting heeft, of wanneer er bijvoorbeeld vele verzoeken zijn kan hij het aan het Parlement voorleggen. Hier is geen specifieke regel voor. Ik wil dat dit voor iedereen duidelijk is, zodat we hier nu niet onbedoeld een precedent scheppen.
Gegeven de omstandigheden heb ik er in dit specifieke geval echter geen bezwaar tegen uw verzoek in te willigen, maar ik wil de leden wel vragen geen misbruik te maken van deze mogelijkheid, omdat, wanneer zij dit wel doen, de Voorzitter het Parlement iedere keer om instemming moet vragen en er controverse zal ontstaan waar dat niet nodig is. Als u bij uw verzoek blijft zal ik in al deze gevallen tot hoofdelijke stemming overgaan.