Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2010/2159(INI)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

A7-0099/2011

Debatten :

PV 12/05/2011 - 9
CRE 12/05/2011 - 9

Stemmingen :

PV 12/05/2011 - 12.2
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2011)0231

Volledig verslag van de vergaderingen
Donderdag 12 mei 2011 - Straatsburg Uitgave PB

13. Stemverklaringen
Video van de redevoeringen
PV
MPphoto
 

  De Voorzitter. – We gaan nu over tot de stemverklaringen.

 
  
  

Mondelinge stemverklaringen

 
  
  

Verslag: Milan Zver (A7-0169/2011)

 
  
MPphoto
 

  Salvatore Iacolino (PPE). (IT) Mevrouw de Voorzitter, het lijdt geen twijfel dat dit verslag een stap vooruit is als het gaat om het creëren van nieuwe onderwijskansen voor jongeren. Er wordt gepleit voor meer onderzoek, meer innovatie, meer EU 2020-strategie binnen een context die steeds belangrijker wordt. We hebben meer onderwijs op schoolniveau nodig, meer beroepsopleiding, maar ook meer universiteiten, zodat we samenwerken met jonge mensen om de toegevoegde waarde van de promotie van cultuur te waarborgen.

Dit verslag concentreert zich op het vergroten van de slaagkans op school en dat is tevens de reden waarom wij voor hebben gestemd. Meer mobiliteit voor jongeren, meer mogelijkheden om arbeidskansen te ontwikkelen, en een arbeidsmarkt die niet alleen naar jongeren kijkt die binnen een bepaald gebied werkzaam zijn, maar naar alle sectoren die mogelijkheden bieden voor jongeren om te groeien.

 
  
MPphoto
 

  Sergej Kozlík (ALDE). – (SK) Mevrouw de Voorzitter, ik heb het Europese initiatief "Jeugd in beweging" gesteund, dat als doel heeft om vóór het jaar 2020 het aantal vroegtijdige schoolverlaters te verlagen van 15 naar 10 procent en het aantal mensen met een universitaire opleiding te verhogen van 31 naar 40 procent. Ter vergelijking: in de Verenigde Staten heeft 40 procent van de bevolking een universitaire opleiding, in Japan 50 procent.

Momenteel heeft 14,4 procent van de jongeren in de leeftijd van 18 tot 24 jaar in Europa een lagere dan middelbare opleiding en is bijna 21 procent van de jongeren werkloos. Ik ben het er ook mee eens dat het initiatief "Jeugd in beweging" zich richt op het voorzien in onderwijs dat aansluit op de behoeften van de arbeidsmarkt. Er wordt geschat dat het aantal arbeidsplaatsen waarvoor een hoge opleiding vereist is vóór het jaar 2020 zal stijgen van 29 naar 35 procent.

 
  
MPphoto
 

  Jarosław Kalinowski (PPE). (PL) Mevrouw de Voorzitter, de Europese steunprogramma's voor jongeren verdienen onze onvoorwaardelijke steun. Zij vertegenwoordigen de toekomst van ons continent, maar zijn tegelijkertijd het meest weerloos. Het is onze taak om ervoor te zorgen dat zij goed onderwijs krijgen, toegang hebben tot cultuurgoederen en vooral dat zij de mogelijkheid krijgen om vreemde talen te leren en om te kunnen kiezen waar zij hun opleiding volgen. Niet iedereen beschikt over het geld en de mogelijkheden om daar zelf voor te zorgen. De positieve resultaten van de vele steunprogramma's voor jongeren, zoals Erasmus of Leonardo da Vinci, bewijzen dat dit een lonende investering is. Plattelandsjongeren hebben de meeste steun nodig. Het ontbreekt hun vaak aan financiële middelen om een studie te beginnen en er zijn in de gebieden waar zij wonen, geen kansen om buiten de landbouw werk te vinden.

 
  
MPphoto
 

  Hannu Takkula (ALDE). (FI) Mevrouw de Voorzitter, ik wil enkele woorden kwijt over het uitstekende verslag van de heer Zver over het initiatief "Jeugd in beweging". Dit is een van de succesverhalen van het communautair beleid. Zelfs de eurosceptici of degenen die kritisch tegenover de Europese Unie staan, zijn van mening dat juist met deze mobiliteitsprogramma's voor de jeugd een bepaalde meerwaarde is bereikt waar iedereen baat bij heeft. Het Bolognaproces, het Kopenhagenproces en andere dergelijke initiatieven zijn daar goede voorbeelden van.

Het verslag van de heer Zver ondersteunt deze ontwikkeling, waarvan al is gebleken dat ze goed is en nieuwe mogelijkheden en voorwaarden voor jonge Europeanen schept om in verschillende Europese landen te studeren. Het is voor ons een manier om daadwerkelijk beste praktijken uit te wisselen. Ik ben van mening dat deze ontwikkeling op de lange termijn een stevige basis zal vormen voor economische groei in Europa, maar belangrijker dan economische groei is het besef dat via dit proces mensen, jongeren, als individuen en Europeanen kunnen opgroeien.

 
  
MPphoto
 

  Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, in heel Europa veroordelen we generaties jonge mensen tot emigratie en armoede. We veroordelen generaties die nog geboren en verwekt moeten worden tot schulden – en dat allemaal om deze hoogmoed van een monetaire unie te handhaven.

In Ierland is het BBP met 20 procent gedaald ten opzichte van het hoogste niveau – een welhaast onvoorstelbaar cijfer. In Griekenland zijn er protestrellen tegen het bezuinigingspakket, en toch weten we dat het niet gaat werken.

Toen de interventie een jaar geleden werd overeengekomen, was het idee dat hiermee het lek onmiddellijk gedicht zou zijn, dat het een voorwaardelijke maatregel voor de korte termijn zou zijn en dat Griekenland inmiddels weer goedkoop geld zou lenen, aangezien de crisis voorbij zou zijn. We zien nu dat dit is mislukt. Desondanks gaan we in Portugal en opnieuw in Griekenland door met hetzelfde beleid, in plaats van onze vergissing toe te geven.

Wat verwachten we van onze kiezers een hoge prijs voor onze hoogmoed!

 
  
MPphoto
 

  Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE). − (LT) Mevrouw de Voorzitter, het doet me genoegen dat we vandaag de ontwerpresolutie getiteld "Jeugd in beweging – een kaderinitiatief voor verbetering van de onderwijs- en opleidingsstelsels in Europa" hebben aangenomen, omdat deze resolutie duidelijke aanbevelingen en belangrijke suggesties bevat, die EU-lidstaten zouden kunnen en moeten volgen om hun onderwijs- en opleidingsstelsels te verbeteren. Enkele aspecten van de resolutie wil ik er speciaal uitlichten. Het eerste aspect is dat het, aangezien het initiatief "Jeugd in beweging" is gericht op de verwezenlijking van een van de hoofddoelen van de Europa 2020-strategie, namelijk om het percentage voortijdige schoolverlaters te verminderen van 15 procent tot 10 procent, ontbreekt aan maatregelen een aanbevelingen om de competenties, de kwalificaties en het prestige van docenten te verbeteren. We moeten goed begrijpen dat het beroep van docent het beroep is dat de meeste toegevoegde waarde voor de samenleving creëert, en we moeten ernaar streven dat de docenten in Europese landen de beste docenten zijn. Ik sta volledig achter het verzoek aan de Commissie om met een omvattende strategie ter bevordering van het niet-formeel onderwijs en ter ondersteuning van aanbieders van niet-formeel onderwijs te komen, en ik roep op om de belangrijkste aanbevelingen in dit document rechtstreeks te koppelen aan het meerjarig financieel kader.

 
  
MPphoto
 

  Bernd Posselt (PPE). (DE) Mevrouw de Voorzitter, vandaag is de voorzitter van de Sudetendeutsche Landmannschaft en van de Sudetendeutschen Jugend hier aanwezig, die met veel engagement streven naar grensoverschrijdende samenwerking met de Tsjechische Jeugd. Het verslag is in dit verband werkelijk van onschatbare waarde, omdat dit drie punten omvat: ten eerste de samenwerking tussen universiteiten, met name in de Euroregio's en de grensregio's; ten tweede beroepsopleiding – we hebben immers niet alleen universitaire opleiding nodig; en ten derde met name het onderwerp taalvaardigheden.

Ik wil duidelijk stellen dat ik de taal van Shakespeare geweldig vind, maar het is mijns inziens jammer als jongeren nog maar in één taal met elkaar communiceren. Juist het leren van de taal van onze buren en het leren van kleine talen zouden wij in dit verband met name moeten stimuleren. We kunnen de cultuur van onze buren immers pas echt leren als kennen, als we het dagelijkse leven in hun taal beginnen te ervaren. In dat opzicht staat ons nog een heleboel te doen, maar hebben we ook enorme kansen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sidonia Elżbieta Jędrzejewska (PPE). (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik ben erg blij dat het initiatief "Jeugd in beweging" integraal deel uitmaakt van de Europa 2020-strategie. Ik ben ook tevreden dat het verslag dat vandaag is aangenomen, rekening houdt met het belang van niet-formeel onderwijs in de vorm van deelname aan jongerenorganisaties, niet-gouvernementele organisaties en vrijwilligerswerk. Ik ben ervan overtuigd dat niet-formeel onderwijs jongeren helpt om actieve burgers te worden en hun persoonlijke interesses te ontwikkelen, hen leert samen te werken en, heel belangrijk, hun kansen op het vinden van werk vergroot.

 
  
  

Verslag: Mary Honeyball (A7-0099/2011)

 
  
MPphoto
 

  Jarosław Kalinowski (PPE). (PL) Mevrouw de Voorzitter, kinderen zijn onze toekomst. Zij zullen in de toekomst de bewuste Europese samenleving vormgeven, daarom is voorschools onderwijs zo belangrijk. We moeten kinderen al vanaf jonge leeftijd positieve waarden en de juiste morele normen bijbrengen. Het onderwijs moet gebaseerd zijn op goede, solide grondslagen en worden verzorgd door goed opgeleide en getrainde onderwijzers.

We moeten streven naar gelijke kansen, zodat ieder kind, ongeacht of het afkomstig is uit de stad of van het platteland, uit een rijke of arme familie, kan deelnemen aan voorschools onderwijs. Onze focus moet daarbij liggen op de plattelandsgemeenschappen, omdat kinderen daar veel slechtere toegang hebben tot onderwijs en culturele faciliteiten.

 
  
MPphoto
 

  Hannu Takkula (ALDE). (FI) Mevrouw de Voorzitter, het is heel belangrijk om aandacht te besteden aan de vroege kindertijd en kinderopvang en voorschools onderwijs. Daarom ben ik heel blij met het verslag van mevrouw Honeyball, waarvan ik zelf schaduwrapporteur was.

Met betrekking tot dit uitstekende verslag wil ik zeggen dat ik hoop dat het belang van opvoeding meer wordt benadrukt dan het belang van onderwijs wanneer we het over kleine kinderen hebben. Het is namelijk zo dat alle belangrijke fundamenten voor een mensenleven in de eerste jaren worden gelegd, en als kinderen dus een veilige basisopvoeding krijgen, in een veilige leefomgeving, dan zullen ze ook de mogelijkheid hebben om in de toekomst succesvol te zijn.

We moeten dus meer nadruk leggen op opvoeding dan op onderwijs. Onderwijs komt later wel. Zoals gezegd worden in dit verslag de verschillende modellen die in Europa bestaan, goed behandeld en het uitgangspunt is dat we er al in de vroege kindertijd voor moeten zorgen dat geen enkele Europese jongere wordt uitgesloten en dat iedereen de mogelijkheid heeft om een goed en compleet leven te leiden.

 
  
MPphoto
 

  Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, vorige zomer had ik het genoegen uw kiesdistrict te bezoeken, en op een dag ging ik met mijn kinderen naar het strand. Ik weet nog dat ik toekeek hoe mijn twee kleine meisjes een zandkasteel bouwden, zich totaal niet bewust van de opkomende vloed, zo geboeid waren zij door de schelpen en takjes waarmee zij hun creatie versierden.

Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om hen erop te wijzen dat de vloed opkwam, en vandaag bekroop mij hetzelfde gevoel toen ik onze stemlijst doornam. We hebben te maken met historische gebeurtenissen – een economische crisis aan onze grens, een sterke daling in ons aandeel in het wereldwijde BBP – en hebben het hier over voorschools leren, over onze verantwoordelijkheden aan de Internationale Arbeidsorganisatie en over de vraag of Sarajevo de Culturele Hoofdstad van Europa moet worden.

Ik zal u de globale en beangstigende statistieken geven: in 1974 waren de landen van West-Europa verantwoordelijk voor 36 procent van het wereldwijde BBP; vandaag de dag is dat 26 procent; in 2020 zal het 15 procent zijn. Terwijl wij ons druk maken over voorschools leren, waarbij we al onze propaganda uit de kast halen over het nader tot elkaar komen van Europa en De Frambozenijsoorlog publiceren, en terwijl onze kinderen worden gestimuleerd om het onbedoeld hilarische Kapitein Euro te lezen, wordt ons aandeel in de wereld ingehaald door krachtigere landen die hebben geleerd wat de voordelen van decentralisatie en machtsverdeling zijn.

Ongetwijfeld nadert nu de tijd dat onze praal van weleer voorgoed tot het verleden zal behoren?

 
  
MPphoto
 

  Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE). − (LT) Mevrouw de Voorzitter, ik wil reageren op de heer Tomaševski, die in het debat van vanochtend verkeerde informatie heeft verstrekt. Hij verklaarde namelijk dat kinderen die tot de Poolse minderheid in Litouwen behoren, geen studie in het Pools kunnen volgen. Te uwer informatie: In Litouwen wonen ongeveer tweehonderdduizend Litouwse burgers van Poolse afkomst, en er zijn 62 scholen waar de lessen uitsluitend in het Pools worden gegeven en 34 scholen waar Poolse les wordt gegeven. Ter vergelijking: in Duitsland, waar twee miljoen mensen van Poolse afkomst wonen, bestaat niet één openbare school voor alleen Polen. Opgemerkt moet worden dat burgers van Poolse afkomst alleen in Litouwen onderwijs in het Pools kunnen krijgen, van de kleuterschool tot de universiteit. Dat is uniek in de wereld. De universiteit van Białystok heeft een filiaal in Litouwen, het enige departement van een Poolse universiteit buiten Polen. In een enquête verklaarde 42 procent van de vertegenwoordigers van nationale minderheden in Litouwen dat onvoldoende kennis van het Litouws een nadeel is bij het concurreren om banen. Het is vreemd om kritiek op de Litouwse onderwijswet te horen, die sterk op de Poolse wetgeving is geijkt, en ik wil graag een retorische vraag stellen: is de heer Tomaševski van mening dat ook in Polen nationale minderheden slecht worden behandeld?

 
  
MPphoto
 

  Anna Záborská (PPE). – (SK) Mevrouw de Voorzitter, al tijdens het debat heb ik mevrouw Honeyball erom geprezen dat zij heeft geprobeerd overeenstemming te vinden over het hele politieke spectrum.

Desondanks het ik me bij de slotstemming onthouden van stemming, omdat ik vind dat dit verslag op verschillende punten inbreuk maakt op de soevereiniteit van de nationale staten. Dat is vooral te merken aan het feit dat de doelstellingen van Barcelona in het verslag worden gesteund, terwijl deze doelstellingen juist op een fiasco zijn uitgelopen, omdat het alleen maar bepaalde cijfers waren die centraal door de Europese Unie aan de individuele lidstaten werden gedicteerd.

Ik vind dat we het aan de lidstaten moeten overlaten om de hoeveelheid instellingen voor voorschoolse kinderopvang te bepalen die ze nodig hebben, omdat dat niet alleen een kwestie van aantallen is, maar ook van kwaliteit en van de cultuur in het betreffende land. Ik vind het heel jammer dat ik niet voor dit verslag heb kunnen stemmen, maar op fundamentele punten was het in tegenspraak met een overtuiging waar ik voor sta.

 
  
MPphoto
 
 

  Miroslav Mikolášik (PPE). – (SK) Mevrouw de Voorzitter, de kindertijd is ongetwijfeld van fundamenteel belang voor de fysieke, psychische en sociale ontwikkeling van kinderen. Daarom moeten we beseffen dat investeringen in voorschools onderwijs zich terugbetalen, omdat ze een garantie zijn voor toekomstige groei. Bovendien is al in meerdere onderzoeken aangetoond dat op die manier gebruikte financiële middelen aanzienlijke economische en maatschappelijke voordelen opleveren op de middellange en lange termijn.

De beste en meest natuurlijke manier om op dit gebied in steun te voorzien is door het gezin te beschermen als basiselement van de maatschappij. Ouders zijn tenslotte de eerste en belangrijkste leraren van hun kinderen en het wettelijk kader zou daarom geen bepalingen moeten bevatten op grond waarvan ouders worden gestraft voor het persoonlijk verzorgen van hun kinderen, vooral in hun eerste levensjaren. Die agenda valt uitsluitend onder de bevoegdheid van de lidstaten. Het is meer dan wenselijk dat de Europese Unie door middel van haar coördinerende functie bijdraagt aan de verbetering van de situatie in de afzonderlijke lidstaten.

 
  
  

Ontwerpresolutie B7-0193/2011

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, voorstanders van het gemeenschappelijke visserijbeleid wijzen er vaak op dat vissen nationale grenzen niet erkennen. Dit vertellen ze ons dan alsof het een origineel inzicht is – oh echt, vissen zwemmen rond, wie had dat ooit gedacht?

De werkelijkheid is echter dat territoriale bevoegdheid en eigendomsrechten de enige betrouwbare basis voor instandhouding zijn. Als we kijken naar de landen die een succesvol instandhoudingsbeleid voor visserij uitoefenen – ongeacht of het hierbij gaat om de Falklandeilanden, IJsland, Noorwegen of Nieuw-Zeeland – hebben zij dit allemaal gedaan door schippers een gevoel van eigendom te geven, zodat zij een stimulans hebben om visserij als hernieuwbare natuurlijke bron te beschouwen. Het is een fundamentele wijsheid die teruggaat tot Aristoteles: niemand geeft om iets wat niemands eigendom is.

Helaas worden visbestanden onder het gemeenschappelijke visserijbeleid gedefinieerd als een gemeenschappelijke bron waartoe alle landen evenveel toegang hebben. Vandaar ook de ecologische ramp waardoor de bestanden in de Noordzee zijn getroffen.

Een punt dat bijzonder op tijd komt, is dat we de afgelopen jaren een migratie van makreel hebben gezien van de wateren van het gemeenschappelijke visserijbeleid naar de territoriale wateren van IJsland. Daardoor zijn die makrelen helaas het eigendom van IJsland geworden. Het heeft geen zin om hierover te klagen: het is pech voor ons en mazzel voor hen. Mogelijk gebeurt over enkele jaren wel het omgekeerde, en dan is dat mazzel voor ons. In de tussentijd is de beste en veiligste manier om te waarborgen dat we visserij behandelen als een bron die er altijd zal zijn, de eigendomsrechten te erkennen van de mensen aan wie het water onder het zeerecht toebehoort.

 
  
  

Ontwerpresolutie B7-0297/2011

 
  
MPphoto
 

  Peter Jahr (PPE). (DE) Mevrouw de Voorzitter, de stijgende wereldprijzen voor olie zijn niet alleen schuld aan de crisis in de visserijsector, aangezien brandstoffen in het algemeen vrij zijn van belastingen en aangezien stijgende wereldprijzen alle vissers overal ter wereld treffen – zowel binnen de Europese Unie als daarbuiten. Ten tweede moet de verhoging van de de minimis-drempels worden beschouwd als een kans om ook de vissers te helpen milieuvriendelijker en duurzamer te kunnen werken – en vissen. Ten derde zal het goedkoper maken van brandstof alleen onvoldoende zijn om dit doel te bereiken. Eenvoudig gezegd verwacht ik ook van de lidstaten in dit verband innovatieve en bruikbare oplossingen.

 
  
MPphoto
 

  Izaskun Bilbao Barandica (ALDE). (ES) Mevrouw de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik mijn solidariteit betuigen met alle inwoners van Lorca in de provincie Murcia in Spanje, met de acht doden en hun families en de tweehonderdvijftig gewonden als gevolg van de aardbeving van gisteren.

Ik heb voor de gemeenschappelijke resolutie gestemd. Ik heb me niet aangesloten bij mijn fractie vanwege mijn bezorgdheid over de moeilijke situatie waarin de sector verkeert en die nog verslechterd is door de stijging van de olieprijzen.

De verhoging van de minimale steun van 30 000 naar 60 000 euro voor ondernemingen voor een periode van slechts drie jaar kan deze bedrijven helpen in deze moeilijke situatie. Bovendien zou ik willen zeggen dat deze verhoging geen verhoging van het budget van Europa met zich meebrengt. De toekenning ervan dient ook een garantie te vormen voor de ecologische en sociale duurzaamheid, en moet niet verstorend werken op de concurrentie tussen de lidstaten.

Toch moet het Europees Visserijfonds deze sector blijven steunen om ervoor te zorgen dat de vissers minder afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen, om hun werk efficiënter te maken en uit te breiden met innovatieve voorstellen, waarmee nieuwe kansen worden gecreëerd voor de scheepsbouwsector.

 
  
MPphoto
 

  Seán Kelly (PPE). - (GA) Mevrouw de Voorzitter, ik heb deze aanbevelingen van harte gesteund.

(EN) Visserij is net zoals landbouw een zeer onzeker beroep. Het is onderhevig aan de grillen van het weer en afhankelijk van de quota-situatie, en uiteraard de grillen van vraag en aanbod. Daar komt nu dan ook nog eens de plotselinge stijging van de olieprijzen bij.

Uiteindelijk moet de oplossing vanuit de Europese Unie komen, in die zin dat deze meer zelfvoorzienend wordt wat betreft meer algemene energievoorziening, uiteraard inclusief hernieuwbare energie. Ik denk dat we echter ook moeten kijken naar gebieden in Europa waar we nog niet eerder naar hebben gekeken, omdat dit economisch gezien niet haalbaar was. Daar komt nu verandering in. Ik denk dat als we de toevoer binnen Europa zouden kunnen vergroten, dit automatisch zou leiden tot een daling van de wereldprijzen, en ons uiteraard ook minder afhankelijk zou maken van niet-democratische regimes.

 
  
  

Ontwerpresolutie B7-0286/2011

 
  
MPphoto
 

  Miroslav Mikolášik (PPE). – (SK) Mevrouw de Voorzitter, ik ben het geheel eens met de eis dat de beoordeling van de invloed van alle relevante wetten op kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) systematisch moet worden uitgevoerd, zowel op nationaal als op Europees niveau, omdat deze bedrijven daadwerkelijk de ruggengraat vormen van de Europese economie en voorzien in meer dan honderd miljoen arbeidsplaatsen.

De huidige praktijk toont echter aan dat de toegang tot financiële steun voor de eerste etappes van innovatie en de steun voor beginnende kleine innovatieve ondernemingen in de Europese Unie op regionaal en lokaal niveau nog steeds onvoldoende is en fragmentarisch van aard.

Deze heterogeniteit wordt ook bevestigd door het feit dat met hulp van bemiddelende banken 75 procent van de in totaal 21 miljard euro die voor de financiële steun was toegewezen, beschikbaar is gekomen, waarvan slechts 50 000 van de in totaal 23 miljoen KMO's gebruik hebben kunnen maken.

 
  
MPphoto
 

  Gay Mitchell (PPE). (EN) Mevrouw de Voorzitter, leden van Fine Gael hebben mij gevraagd om namens ons alle vier in de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) het woord te voeren over deze kwestie.

Wij zijn sterk voorstander van de voornaamste drijvende kracht achter elke bepaling zoals deze om kleine en middelgrote ondernemingen (MKB) te steunen. We weten hoe belangrijk het MKB is voor de Ierse economie en voor de Europese economie. We zien echter niet in waarom het nodig is om de verwijzing naar de CCCTB op te nemen in dit verslag. Het lijkt mij dat we ons laten misleiden door de propaganda van wat op dit moment toevallig de trend is. Zo zeggen ze momenteel in Duitsland bijvoorbeeld dat ze beginnen te twijfelen aan die hele CCCTB.

Laten we dus vooral het MKB helpen, maar laten we geen specifieke propaganda opnemen in bepalingen zoals deze. Er is iets te zeggen voor en tegen de CCCTB. Laten we hulp niet verwarren met ideologie. We moeten het MKB alle mogelijk hulp bieden, maar het is niet nodig om continu dergelijke zaken te introduceren.

We hebben tegen de CCCTB gestemd, maar we hebben niet tegen het gehele verslag gestemd, omdat we het type steun dat het MKB nodig heeft, niet wilden vertragen. Ik ben blij dat ik dit nu in de notulen heb kunnen vastleggen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Mevrouw Mitchell, ik wil u iets vragen: kunt u ons vertellen waar die afkorting voor staat?

 
  
MPphoto
 

  Gay Mitchell (PPE). (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben blij dat u dat zegt, ik dacht aan het begin dat u mij zou vragen of ik Litouws sprak! CCCTB staat voor 'common consolidated corporation tax base', dat wil zeggen: gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Ik dacht dat onze bezoekers wel graag zouden willen weten waar we het over hadden.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Reinhard Bütikofer (Verts/ALE). (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil alleen even vragen of iets een ideologie kan worden genoemd enkel omdat het in Ierland niet in de smaak valt.

 
  
MPphoto
 

  Gay Mitchell (PPE). (EN) Mevrouw de Voorzitter, dit is geen kwestie van wat er wel of niet in Ierland in de smaak valt. We zijn leden van het Europees Parlement en zullen onze standpunten kenbaar maken. We laten ons niet vertellen wat we moeten doen door vertegenwoordigers van enige andere lidstaat. In dit land zijn we niet verplicht om te doen wat in andere lidstaten in de smaak valt. Elke lidstaat stuurt zijn parlementariërs hier naartoe om de standpunten van de lidstaat kenbaar te maken. Ons standpunt is dat de verwijzing naar de CCCTB, die momenteel in Berlijn wordt gedenigreerd, het soort propaganda is dat iemand ter plekke heeft bedacht. Het voordeel ervan is niet bewezen. Er is iets voor en tegen te zeggen, en we moeten ons dit niet laten opdringen door politiek correct te willen zijn voor iets wat momenteel toevallig de trend is.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – We gaan verder met de stemverklaringen.

 
  
MPphoto
 

  Hannu Takkula (ALDE). (FI) Mevrouw de Voorzitter, een gemeenschappelijke vennootschapsbelasting is een zeer grote uitdaging voor de Europese Unie, omdat haar 27 lidstaten zeer verschillend zijn. Hun economische structuren zijn zeer verschillend, maar natuurlijk is het in onze interne markt heel belangrijk om ervoor te zorgen dat kleine en middelgrote ondernemingen (MKB), die in feite de ruggengraat van de Europese economie vormen, nagenoeg dezelfde concurrentiemogelijkheden hebben.

Momenteel is dat niet het geval en in dat opzicht is het heel belangrijk dat er een overzicht van het MKB wordt gemaakt. Als Fin realiseer ik me bijvoorbeeld heel goed dat Finse ondernemingen zich zeer ver van de kern van de interne markt bevinden en dat daarom de logistieke kosten, de transportkosten, de prijzen van producten omhoog stuwen. Daarom hebben we ook binnen de Europese Unie verschillende systemen van compensatie via belastingen nodig, maar ook op andere manieren, zodat de concurrentiepositie voor iedereen gelijkwaardiger wordt.

Het is heel belangrijk dat een verslag als dit is opgesteld en dat we ook rekening proberen te houden met ondernemingen in perifere gebieden in het noorden, zodat die op gelijkwaardige wijze met andere Europese ondernemingen kunnen concurreren.

 
  
MPphoto
 

  Seán Kelly (PPE). (GA) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik zeggen dat ik het eens ben met wat de leider van mijn delegatie, de heer Mitchell, zei over de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) en dat ik dienovereenkomstig heb gestemd. Ik wil echter een ander punt naar voren brengen.

(EN) Wat ik graag ter sprake wil brengen, is dat het opvallend is dat er een mondeling amendement nodig was om de kwestie van namaak ter sprake te brengen met betrekking tot dit individuele voorstel. Dat is zeer spijtig, aangezien vervalste goederen zeer schadelijk zijn voor bedrijven in heel Europa, en dit in onvoldoende mate is benadrukt of aangepakt.

Veel van deze goederen zijn afkomstig uit derde landen en worden mogelijk gemaakt door de overheden van die landen, die een veilige haven bieden voor goederen op weg naar Europa. We moeten die landen met naam noemen en maatregelen tegen hen nemen, omdat zij een vreselijk effect hebben op legitieme bedrijven in Europa. Het is tijd dat we zeggen: de maat is vol!

 
  
  

Verslag: Judith A. Merkies (A7-0162/2011)

 
  
MPphoto
 

  Adam Bielan (ECR). (PL) Mevrouw de Voorzitter, snellere ontwikkeling, (kosten)efficiëntie en versterking van het concurrentievermogen zijn de beste mechanismen om economische problemen te bestrijden. Om deze doelen te bereiken zullen we gezamenlijk innovatieve maatregelen moeten nemen. Hierbij is het heel belangrijk dat de creativiteit van de burger centraal staat, bijvoorbeeld door ruimte te bieden voor ideeën van werknemers om werkprocessen te verbeteren. Ook consumptie is een motor van innovatie. De ontwikkeling van iPhone-applicaties door Europese consumenten is een concreet voorbeeld van de koppeling van creativiteit van burgers aan de wens om moderne technologie te gebruiken.

Een belangrijk element van de uitvoering van de Innovatie-Unie is versterking van de kennisbasis door ondernemingen, wetenschappelijke instellingen, onderzoeksinstituten en burgers met elkaar in contact te brengen. Volledige betrokkenheid van nationale en lokale autoriteiten is op dit gebied onmisbaar. Het fundamentele doel van innovatie is het hoog houden van het welvaartsniveau in Europa. Ik hoop dat de voorgestelde gezamenlijke maatregelen zullen leiden tot ondersteuning van het innovatieproces en stabilisering van de economie. Daarom steun ik dit verslag.

 
  
MPphoto
 

  Peter Jahr (PPE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, helaas was ik gisteren niet in de gelegenheid om tijdens het debat het woord te voeren, hoewel ik wel aanwezig was. Ik wil me echter met name bij die sprekers aansluiten die hebben benadrukt dat innovatie en onderzoek ook in de agrarische sector noodzakelijk zijn. Landbouw is geen old economy – het is modern en het is tevens een gebied waar sprake is van activiteit en waar onderzoek en innovatie plaatsvinden.

De Europese landbouw ziet zich voor ten minste drie grote uitdagingen gesteld, namelijk de voedselzekerheid voor de mens, de bescherming van het milieu en de productie van energie. Deze deels sterk uiteenlopende doelstellingen moeten grondig op wetenschappelijke wijze worden benaderd.

 
  
MPphoto
 

  Zbigniew Ziobro (ECR). (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik heb voor het verslag over de Innovatie-Unie gestemd. Het spreekt voor zich dat innovatie cruciaal is voor de ontwikkeling van Europa. Ik ben echter van oordeel dat steun voor het innovatievermogen van met name de kleine en middelgrote ondernemingen absoluut fundamenteel is, vooral in de nieuwe EU-lidstaten die op dit gebied nog een behoorlijke achterstand hebben. Talrijke analysen lijken erop te wijzen dat juist de activiteiten van deze sector de doorslag zullen geven bij het antwoord op de vraag of de Europese economie in de toekomst de concurrentie met andere grote wereldeconomieën aankan.

Verder mogen we niet vergeten dat – volgens onderzoeken die zijn uitgevoerd door accountancybedrijf Ernst & Young – driekwart van de financieringsaanvragen voor onderzoek en de aanschaf van nieuwe technologieën die in Europa door kleine ondernemingen worden ingediend, helaas door banken wordt afgewezen. Financiering is een ernstig probleem. We moeten individuele lidstaten dus stimuleren om kleine en middelgrote ondernemingen op dit gebied te steunen. Zonder die steun zullen zij zich niet staande kunnen houden ten opzichte van de toenemende concurrentie in de wereldeconomie.

 
  
MPphoto
 

  Jacek Olgierd Kurski (ECR). (PL) Ik heb het interessante en uitgebreide verslag over de voorbereiding van Europa op een wereld na de crisis gesteund. Ik heb dit gedaan in de hoop dat de richting die het verslag voorstelt, de toenemende wanverhouding in de ontwikkeling van de verschillende lidstaten afremt en de zogenaamde braindrain, die in het verslag eufemistisch 'intellectuele mobiliteit' wordt genoemd, vermindert. Om de duurzame ontwikkeling van Europa veilig te stellen, moeten we daarom meer middelen reserveren voor de ontwikkeling van innovatievermogen en onderzoeksprojecten in de nieuwe EU-landen.

We moeten regeringen stimuleren om naast het verhogen van de begrotingsbedragen die jaarlijks worden besteed aan onderzoek, ook een bepaald percentage van de begroting vast te stellen dat minimaal aan onderzoek en ontwikkeling moet worden besteed. Het bedrag voor onderzoek en ontwikkeling mag in de toekomstige begroting echter op geen enkele wijze de huidige prioriteiten van de EU, zoals het gemeenschappelijk landbouwbeleid of het cohesiebeleid, in de weg staan, omdat die voldoen aan de verwachtingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Lena Ek (ALDE). (SV) Mevrouw de Voorzitter, ondanks het feit dat innovaties zo enorm belangrijk zijn voor de economische en sociale ontwikkeling in Europa, heeft de Europese Unie tot nu toe geen gezamenlijke regelgeving inzake innovaties. Het is daarom heel belangrijk dat de Commissie en commissaris Geoghegan-Quinn dit voorstel hebben ingediend.

Wanneer we nu de toe te passen regels gaan vaststellen, moeten we in dit document en in de Innovatie-Unie ons uiterste best doen om zaken te vereenvoudigen en onnodige bureaucratie te schrappen. Het is uitermate belangrijk om de regels te vereenvoudigen, omdat elke onderzoeker, elke industrie en elke kleine onderneming de ingewikkelde regels aanwijst als de grootste belemmering voor het gebruik van EU-geld en gerichte en gezamenlijke inspanningen om de situatie voor innovaties in Europa te verbeteren.

We moeten er ook voor zorgen dat we een veel effectiever beheer hebben. We moeten ons op de echt grote projecten richten en het geld niet over een groot aantal verschillende gebieden spreiden, zoals we ook in elke andere samenhang doen. Tot slot kan de Innovatie-Unie een zeer goed instrument zijn in ons werk om klimaatproblemen op te lossen. Dank u wel.

 
  
  

Ontwerpresolutie B7-0296/2011

 
  
MPphoto
 

  Mitro Repo (S&D). (FI) Mevrouw de Voorzitter, het dagelijks leven van huishoudelijk personeel is vaak onzeker, ondergewaardeerd en niet officieel. Ze worden ongelijkwaardig, onrechtvaardig en slecht behandeld.

In Europa zijn hulpen in de huishouding meestal immigranten, van wie een groot deel illegaal het land in zijn gekomen. Ze staan in geen enkel register, lopen kans om te worden uitgebuit en zijn aan hun werkgevers overgeleverd. Het IAO-verdrag inzake huishoudelijk personeel en de gemeenschappelijke spelregels zijn belangrijke middelen om ervoor te zorgen dat de mensenrechten van huishoudelijk personeel en de arbeids- en sociale rechten worden geëerbiedigd, gecontroleerd en ontwikkeld.

Het zou naïef zijn te zeggen dat er geen illegale hulpen in de huishouding in Europa zijn. Dit is een soort moderne slavernij. Deze werknemers, vaak vrouwen, zijn kwetsbaarder dan ander personeel. Ze durven niet te klagen over slechte behandeling, geweld of seksuele uitbuiting. De uitbuiting heeft niet alleen betrekking op mensen van buiten de Europese Unie: we buiten ook onze eigen burgers uit. Verbetering van de situatie van huishoudelijk personeel zou een prioriteit van de Europa 2020-strategie moeten zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Jahr (PPE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, over de arbeidssituatie in privéhuishoudens merk ik het volgende op: ik ben het in principe eens met degenen die zeggen dat ook zij die in deze sector werken – en het zijn natuurlijk meestal vrouwen – recht hebben op een redelijk loon en redelijke sociale voorzieningen. Ik ben het ook uitdrukkelijk eens met degenen die beweren dat juist in deze sector veel onrechtvaardigheid heerst en ongelooflijke dingen gebeuren.

Maar ik vraag ook om bij het honoreren van deze gerechtvaardigde eisen met de administratieve rompslomp rekening te houden. In Duitsland bijvoorbeeld is het zo dat ik, als ik met deze wetgeving te maken krijg omdat ik huispersoneel in dienst heb, de hulp van een belastingadviseur moet inroepen om de eenvoudige reden dat er zoveel administratieve rompslomp is en de wettelijke voorschriften zo ingewikkeld zijn. Dat is frustrerend en kost tijd en geld. Wie geen zin heeft in deze rompslomp, betaalt zijn personeel meestal weer contant en bevordert zo, ten dele zonder het te beseffen, zwart werk. Vandaar mijn verzoek om ook met de administratieve rompslomp rekening te houden.

 
  
  

Ontwerpresolutie B7-0295/2011

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Jahr (PPE). (DE) Mevrouw de Voorzitter, ook als geschoold landbouwer wil ik nog een paar opmerkingen over deze problematiek maken. Ten eerste: het is juist dat wij ernaar streven om het gebruik van antibiotica met name in de dierproductie te verminderen. 'Zo min mogelijk' zou de grondslag van ons handelen in dit opzicht moeten zijn. Ten tweede: wij hebben een analyse van de actuele situatie nodig, dat wil zeggen, een analyse van de gegevens over wat er eigenlijk in de lidstaten van de Europese Unie gebeurt. Natuurlijk moeten alle lidstaten aan deze analyse meewerken. Ten derde: wij hebben meer wetenschappelijke studies nodig om de risico's te analyseren en effectief tegen risico's te kunnen optreden. Ten vierde: wat wij niet nodig hebben zijn ideologische vijandbeelden. Ideologie kan wetenschap niet vervangen.

 
  
  

Verslag: Marietje Schaake (A7-0112/2011)

 
  
MPphoto
 

  Mitro Repo (S&D). (FI) Mevrouw de Voorzitter, dit verslag verdient onze steun. Europa wordt terecht als een economische reus beschouwd en zou net zo goed ook een culturele reus kunnen zijn.

In al haar culturele verscheidenheid is de Europese Unie zowel een uniforme als een diverse waardenmaatschappij. In het internationaal beleid speelt cultuur een grote rol. Cultuur is een mensenrecht en elk persoon en volk heeft het recht ervan te genieten. Cultuur is ook nauw verbonden met het welzijn en het succes van mensen.

Met cultuurbeleid kan de Europese Unie ook contact onderhouden met landen waarmee geen andere vormen van partnerschap bestaan. Vooral steun aan de culturele dimensie in de landen in Noord-Afrika die nu een nieuwe, democratische samenleving opbouwen, is van groot belang. Bilaterale ontwikkelings- en handelsverdragen moeten naast aspecten van sociale verantwoordelijkheid ook culturele aspecten bevatten. Er zouden ook cultuurdeskundigen in de Europese Dienst voor extern optreden moeten zitten, zodat cultuur op een consistentere en systematischere manier deel kan uitmaken van het communautair buitenlands beleid.

 
  
MPphoto
 

  Adam Bielan (ECR). (PL) Mevrouw de Voorzitter, het culturele erfgoed van de Europese landen is een waarde op zich. Hoewel de lidstaten cultureel gezien van elkaar verschillen, hebben ze in de wereld al een goede naam voor zichzelf opgebouwd. Burgers uit andere landen worden hierdoor aangetrokken en putten uit de culturele verworvenheden. We kunnen de politieke en economische positie van de Europese Unie versterken door haar identiteit en culturele waarden te bevorderen.

Nieuwe technologieën spelen een belangrijke rol op cultureel gebied en bevorderen daarnaast de uitoefening van de fundamentele mensenrechten. Vooral in landen die gebukt gaan onder censuur, kunnen via internet de activiteiten van burgers en de toegang tot informatie in stand worden gehouden. De EU moet daarom wereldwijd de vrijheid op internet bevorderen. Daarmee levert zij een wezenlijke bijdrage aan de culturele ontwikkeling en het bewustzijn van mensen in gesloten samenlevingen. Voorts is voor de jonge generaties een coherente strategie nodig op het gebied van mobiliteit om zo de ontwikkeling van wetenschap en cultuur te bevorderen. Ik steun de maatregelen voor culturele diplomatie. De werkzaamheden van parlementaire delegaties kunnen hieraan eveneens een bijdrage leveren. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 

  Zbigniew Ziobro (ECR). (PL) Mevrouw de Voorzitter, de verklaringen en opmerkingen uit het verslag zijn bijzonder waardevol en treffend. Ik verwijs hierbij vooral naar de verklaringen waarin erop gewezen wordt dat de Europese Unie verplicht is om in de hele wereld stappen te ondernemen ten behoeve van de eerbiediging van de vrijheid van meningsuiting, de persvrijheid en de vrije toegang tot de audiovisuele media. Even treffend is de opmerking waarin de Europese Commissie met klem wordt verzocht om de vrijheid op internet wereldwijd te bevorderen, aangezien we steeds vaker lezen en horen dat die vrijheid onder druk staat.

Ik stel met tevredenheid vast dat wij opkomen voor deze, voor ons Europeanen fundamentele waarden, maar ik moet tegelijkertijd bekennen dat ik met een zekere droefheid voor dit verslag heb gestemd. Ik ben mij er namelijk van bewust dat we misschien wel opkomen voor deze fundamentele waarden in de wereld, maar vergeten dat die in sommige EU-lidstaten ook worden geschonden. Een voorbeeld hiervan is wat er in Polen gebeurt met journalisten die kritiek hebben op de regering. Zij worden massaal ontslagen bij de publieke omroep. Verder doen regeringsvertegenwoordigers hun best om het onafhankelijke particuliere dagblad Rzeczpospolita, de op een na grootste kwaliteitskrant van Polen, die overigens een kritische houding heeft ten opzichte van de regering, te liquideren. Bij deze gelegenheid moeten we ons ook hiertegen verzetten.

 
  
MPphoto
 

  Hannu Takkula (ALDE). (FI) Mevrouw de Voorzitter, het is heel belangrijk dat ook de culturele dimensie deel uitmaakt van het debat over het buitenlands beleid.

Ik denk dat we tot deze conclusie zijn gekomen, omdat we ons nu, met de huidige onrust in het Midden-Oosten, realiseren dat we de culturele dimensie decennialang vergeten zijn, bijvoorbeeld in de betrekkingen van de Europese Unie met Syrië. Sinds 1963 is in Syrië de noodtoestand van kracht, wat mogelijk heeft gemaakt dat mensen zonder proces worden geëxecuteerd. Weinig Europese delegaties, bijvoorbeeld de EU-delegatie, hebben deze kwestie echter ter sprake gebracht. Handel en economie hebben een hogere prioriteit dan mensenrechten.

Zoals de heer Repo hier zojuist zei, zijn mensenrechten ook een essentieel onderdeel van de culturele dimensie van de Europese Unie. Dat is belangrijk te beseffen. Mensenrechten en democratie, die harde kern moeten we krachtiger bevorderen in het Europees buitenlands beleid en we moeten zaken niet alleen vanuit economisch oogpunt bekijken.

 
  
MPphoto
 
 

  Jacek Olgierd Kurski (ECR). (PL) Ik heb het interessante verslag over de culturele dimensies van het externe optreden van de EU gesteund. Het is onmogelijk om niet voor de maatregelen te zijn die de Europese Unie in de hele wereld neemt ten behoeve van de eerbiediging van de vrijheid van meningsuiting, de persvrijheid en de vrije toegang tot de audiovisuele media.

Ik krijg echter de indruk dat wij ons veel te druk maken over de situatie buiten de EU en ons te weinig zorgen maken over de normen binnen de EU, bijvoorbeeld in Polen. Nadat de huidige regeringscoalitie in Polen de macht over de publieke omroep kreeg, is meteen een start gemaakt met massale ontslagen van journalisten en het stopzetten van hun programma's. Zij hadden allen een ding gemeen: een kritische houding ten opzichte van de actuele situatie. Mensen als Jacek Sobala, Anita Gargas, Jacek Karnowski en Wojciech Leszczyński zijn ontslagen. Journalisten als Joanna Lichocka, Tomasz Sakiewicz, Rafał Ziemkiewicz, Jan Pospieszalski, Grzegorz Górny, Tomasz Terlikowski, Bronisław Wildstein en Wojciech Cejrowski zijn hun programma's kwijtgeraakt. Dit zijn slechts enkele van de vele voorbeelden. De ondermijning van de vrijheid van meningsuiting in Polen is een schande voor de hele Europese Unie.

 
  
  

Verslag: Marie-Thérèse Sanchez-Schmid (A7-0143/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Hannu Takkula (ALDE). (FI) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik met betrekking tot het verslag van mevrouw Sanchez-Schmid zeggen dat het uitermate belangrijk is dat we nu in de Europese Unie de invloed van de creatieve industrie en cultuur op de economische groei in de Europese Unie erkennen. Die invloed is zeer aanzienlijk: de creatieve industrieën zijn verantwoordelijk voor 2,6 procent van het bbp van de Europese Unie en bieden werk aan 3,1 procent van de werknemers in de Europese Unie. We kunnen dus zeggen dat die sector in de afgelopen jaren en decennia een groeisector is geweest en dat in de toekomst ook zal blijven.

Wanneer we het over culturele dimensie hebben, dan is het ook belangrijk te beseffen dat het daarbij niet alleen om economische groei gaat. Het gaat ook om humanitaire groei en dat mag nooit worden vergeten wanneer we over cultuur spreken. In dit verband moet de invloed van cultuur niet alleen maar worden afgemeten aan de groei van het bbp, maar moeten we ook beseffen dat een mens niet alleen wordt geboren om mee te doen in de ratrace om het bbp te vergroten, maar ook om een uniek en menswaardig leven te leiden. Daarvoor moeten we de juiste voorwaarden en omstandigheden creëren. Wij als leden van de Europese Unie moeten dit beseffen, omdat de Europese Unie zich maar al te vaak presenteert als slechts een systeem van organen voor economische samenwerking en wij het bredere beeld uit het oog verliezen.

Met betrekking tot Sarajevo als Culturele Hoofdstad van Europa in 2014 wil ik zeggen dat ik hoop dat dit project doorgaat. Voor ons in de Commissie cultuur en onderwijs is dit een idee en een project dat we allemaal steunen, aangezien het in 2014 honderd jaar geleden is dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak, waarvoor een incident in Sarajevo de aanleiding was. Dit project symboliseert de gebeurtenissen die in Europa hebben plaatsgevonden en daarnaast willen we aantonen dat 2014 het jaar is waarin een lange periode van vrede begint, of de lange periode van vrede voortzet die al is begonnen. Ook de Baltische landen zouden meer betrokken moeten worden bij deze ontwikkeling van vrede en stabiliteit. Dat zou beslist een bredere betekenis hebben voor een breder Europa.

 
  
  

Ontwerpresolutie B7-0281/2011

 
  
MPphoto
 

  Hannu Takkula (ALDE).(FI) Met betrekking tot Sarajevo als Culturele Hoofdstad van Europa in 2014 wil ik zeggen dat ik hoop dat dit project doorgaat. Voor ons in de Commissie cultuur en onderwijs is dit een idee en een project dat we allemaal steunen, aangezien het in 2014 honderd jaar geleden is dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak, waarvoor een incident in Sarajevo de aanleiding was. Dit project symboliseert de gebeurtenissen die in Europa hebben plaatsgevonden en daarnaast willen we aantonen dat 2014 het jaar is waarin een lange periode van vrede begint, of de lange periode van vrede voortzet die al is begonnen. Ook de Baltische landen zouden meer betrokken moeten worden bij deze ontwikkeling van vrede en stabiliteit. Dat zou beslist een bredere betekenis hebben voor een breder Europa.

 
  
  

Schriftelijke stemverklaringen

 
  
  

Verslag: Milan Zver (A7-0169/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik stem in met de voorstel, daar met dit initiatief wordt beoogd de centrale doelstellingen van de Europa 2020-strategie te bereiken, volgens welke het percentage voortijdige schoolverlaters moet worden teruggebracht van de huidige 15 procent tot 10 procent en het percentage van de bevolking met een hogeronderwijsdiploma moet stijgen van 31 naar 40 procent in 2020. Het initiatief "Jeugd in beweging" is gericht op de bevordering van de leermobiliteit, maar daarnaast is het van eminent belang ervoor te zorgen dat het onderwijs is afgestemd op de behoeften van de arbeidsmarkt, zodat jongeren de vaardigheden en kennis opdoen die zij straks nodig hebben. Mobiliteit is belangrijk, niet alleen om kennis te verwerven van andere culturen maar ook om jezelf beter te leren kennen. Minder dan een derde van de EU-bevolking heeft een hogeronderwijsdiploma, vergeleken met 40 procent in de Verenigde Staten en meer dan 50 procent in Japan. Europa moet dat aandeel dus vergroten om zijn concurrentievermogen te versterken in een economie die steeds mondialer wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberta Angelilli (PPE), schriftelijk. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Unie richt zich de afgelopen jaren steeds meer op het creëren van een kenniseconomie die in staat is wereldwijd te concurreren met alle andere economieën. In de Europa 2020-strategie met het initiatief "Jeugd in beweging" is een hoofdrol weggelegd voor de jeugd, om in 2020 de vijf belangrijkste doelstellingen te bereiken: werkgelegenheid, onderzoek en innovatie, klimaat en energie, onderwijs en de strijd tegen de armoede. Dit zijn ambitieuze doelstellingen gezien de huidige onzekere toestand, waardoor jongeren in een staat van voortdurende onzekerheid leven, zonder het positieve vooruitzicht van stabiel werk in de toekomst en een plaats in de maatschappij. Een versterking van het gevoel van Europees burgerschap en een doeltreffender benutting van het potentieel van de jeugd kan alleen worden bereikt als de beschikbare instrumenten voldoende financiering hebben om goed te werken.

De lidstaten zouden moeten afzien van bezuinigingsmaatregelen die snijden in het onderwijs- en beroepssysteem. Ze zouden zich eerder moeten richten op het opzetten van programma's waarbij de sociale partners, de universiteiten, het bedrijfsleven en locale en regionale instanties worden betrokken om kansen te bieden in het onderwijs en het beroepsonderwijs, op het gebied van mobiliteit en van de erkenning van behaalde diploma's.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd. Jongeren zijn relatief hard getroffen door de crisis en de werkloosheid onder jongeren in de EU bedraagt gemiddeld meer dan 20 procent, twee keer zo veel als de werkloosheid onder volwassenen, terwijl in enkele lidstaten zelfs meer dan 40 procent van de jongeren werkloos is. Vanwege de economische crisis snijden lidstaten in investeringen in onderwijs en opleiding, wat direct negatieve gevolgen heeft voor de vooruitzichten van jongeren en de toekomst van de EU. Investeren in onderwijs is zonder twijfel van essentieel belang voor duurzame groei en ontwikkeling, en in tijden van economische crisis mag de financiering van jeugd- en onderwijsprogramma's niet worden gezien als louter een kostenpost, maar veeleer als een investering in de toekomst van Europa. In mijn ogen kan het initiatief Jeugd in beweging, als onderdeel van de Europa 2020-strategie, bijdragen tot de versterking van de bestaande onderwijs-, mobiliteits- en werkgelegenheidprogramma's voor jongeren en kan het de lidstaten stimuleren om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. (RO) Ik heb voor het verslag-Zver gestemd. Momenteel zijn er teveel jonge mensen die niet hun volledige potentieel gebruiken in onderwijs en beroepsopleidingen. Deze problemen vragen om samenhangende actie op EU-niveau, zodat jonge mensen beter zijn voorbereid op de arbeidsmarkt. We hebben beleid nodig met betrekking tot de stappen die jonge mensen moeten nemen bij de overgang van onderwijs naar werk. Naar mijn mening is het cruciaal dat jongeren en de verschillende jongerenorganisaties betrokken worden bij het besluitvormingsproces. Dit versterkt hun gevoel erbij te horen en een actieve bijdrage te leveren aan een jongerenstrategie. De belangrijkste doelstelling van het initiatief "Jeugd in beweging" moet zijn verbetering van Europese cohesie. De EU moet haar eigen financiële instrumenten inzetten om jonge mensen te helpen, door doeltreffender gebruik te maken van de Europese Investeringsbank en het Europese Investeringsfonds.

 
  
MPphoto
 
 

  Regina Bastos (PPE), schriftelijk. (PT) Het initiatief "Jeugd in beweging" maakt deel uit van de Europa 2020-strategie en omvat 28 maatregelen om de onderwijs- en opleidingsstelsels beter af te stemmen op de behoeften van jongeren door hen te stimuleren gebruik te maken van de communautaire steunmaatregelen voor het volgen van een studie of een opleiding in een ander land. Dit initiatief ondersteunt het streven de mobiliteit onder jongeren te bevorderen om ervoor te zorgen dat in 2020 alle jongeren in de Europese Unie de mogelijkheid hebben in het buitenland te studeren

In dit verslag, waar ik voor heb gestemd, wordt gewezen op een aantal zaken die speciale aandacht verdienen. Om te voorkomen dat dit initiatief niet verder komt dan het stadium van concept, is het van wezenlijk belang dat de lidstaten zich ertoe verbinden de strategie financieel te ondersteunen en op nationaal niveau ten uitvoer te leggen en er een EU-budget voor te reserveren.

Het is noodzakelijk praktische belemmeringen en obstakels voor de mobiliteit te overwinnen. Er moeten aanvullende mechanismen worden ingevoerd die waarborgen dat personen met een handicap dezelfde mogelijkheden hebben als ieder ander. De mobiliteit van studenten in het middelbaar onderwijs is niet minder belangrijk en daarom dienen programma's als Comenius meer gepromoot te worden door de lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk.(FR) Hoewel de werkloosheidscijfers van jongeren in Europa buitengewoon zorgwekkend zijn (in januari 2011 was het werkloosheidspercentage onder jongeren tot 25 jaar in de EU gestegen tot 20,6 procent), nodigt het verslag inzake het kerninitiatief van de EU 2020-strategie "Jeugd in beweging" de lidstaten uit hun investeringen in onderwijs, opleiding en mobiliteit te versterken. Het jongerenbeleid, of het nu om onderwijs of om basisopleidingen, voortgezette opleidingen of beroepsopleidingen gaat, moet als een investering worden beschouwd en niet als een kostenpost! De exploitatie van menselijk kapitaal is van wezenlijk belang voor de toekomst van onze Europese samenlevingen. Het accentueren van de synergieën tussen de verschillende spelers, het ontwikkelen van de zelfstandigheid van jongeren, het bestrijden van het voortijdig verlaten van het onderwijssysteem, de herwaardering van de vakopleiding en het leerlingwezen of het aannemen van een dwingend Europees kwaliteitskader voor stages, het zijn maar een aantal goede ideeën en het is nu van belang deze op nationaal niveau over te nemen. Het welslagen van de 2020-strategie zal immers afhangen van het initiatief en de politieke wil van de lidstaten die belast zijn met de uitvoering van dit beleid, dat voor een groot deel onder de nationale bevoegdheden zal blijven vallen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. – (IT) "Jeugd in beweging" is een van de vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie voor de bevordering van slimme, duurzame en inclusieve economische groei. "Jeugd in beweging" bestaat uit kernacties om onderwijs en opleiding van jongeren te bevorderen door middel van mobiliteit en op die manier de toegang van jongeren tot de arbeidsmarkt te vereenvoudigen. Volgens recente gegevens gaat 14,4 procent van de Europese jongeren tussen de 18 en 24 jaar van school zonder een diploma van het middelbaar onderwijs te behalen en heeft minder dan een derde van de EU-bevolking een hogeronderwijsdiploma, vergeleken met ongeveer 40 procent in de Verenigde Staten en 50 procent in Japan. Het is essentieel dat jongeren in staat zijn de competenties en vaardigheden te ontwikkelen om een baan te kunnen vinden en actief bij te dragen aan de groei van de Unie.

Daarom verwelkom en steun ik het initiatief om het aantal voortijdige schoolverlaters terug te brengen naar 10 procent en het aantal mensen met een hogeronderwijsdiploma te verhogen van 31 procent naar 40 procent in 2020. Tot slot vind ik hoogkwalitatief beroepsonderwijs en beroepsopleidingen onontbeerlijk om aan de nieuwe eisen van de arbeidsmarkt te kunnen voldoen.

 
  
MPphoto
 
 

  Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. – (ES) Ik heb voor dit voorstel gestemd omdat ik het nodig acht dat er een kader wordt gecreëerd voor de verbetering van het stelsel voor scholing en opleiding in Europa. Het initiatief "Jeugd in beweging" moet een politiek voorstel zijn om een impuls te geven aan de bestaande programma's voor onderwijs, mobiliteit en jeugdwerkgelegenheid en een prikkel voor de lidstaten om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te behalen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Ik juich de visie van de rapporteur betreffende de noodzaak te investeren in de toekomst van de Europese jeugd toe. Onderwijsmobiliteit vergroot de kans voor Europese studenten om na hun opleiding een baan te vinden en versterkt tevens het Europees bewustzijn en het Europees burgerschap en daarmee ook de betrokkenheid van de jongeren bij de democratische processen van de Unie. Daarom steun ik de inspanningen die erop gericht zijn zorg te dragen voor kwaliteit en toegankelijkheid van de mobiliteit in het onderwijs en onderstreep ik de woorden van de rapporteur dat het belangrijk is meer lidstaten aan te sporen zich te committeren aan het Europees handvest voor kwaliteit bij mobiliteit van de Commissie.

 
  
MPphoto
 
 

  Nessa Childers (S&D), schriftelijk. − (EN) "Jeugd in beweging" is een fantastisch initiatief en ik steun de fractie door het initiatief mijn volledige steun te geven.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het verslag refereert aan het programma "Jeugd in beweging", dat aan jongeren en jeugdorganisaties de mogelijkheid biedt om met financiële ondersteuning van de EU meer te doen op Europees niveau (seminaria, bijeenkomsten, reizen) en om actief deel te nemen aan debatten over jongerenbeleid. Positieve punten van het verslag zijn onder andere frequente verwijzingen naar het belang van toegang tot onderwijs en van verzet tegen bezuinigingen op onderwijs en scholing, en de vraag om een uitgebreidere financiering hiervan, zodat, alle overige zaken buiten beschouwing gelaten, het voor iedereen mogelijk zal zijn om deel te nemen aan dit programma. Ook wordt aan jongeren in omliggende landen de kans op deelname geboden en wordt de noodzaak om verzet te bieden tegen discriminatie op de werkplek benadrukt. Er wordt enorm belang gehecht aan een pragmatisch stagesysteem op basis waarvan iedereen een fatsoenlijk salaris kan verdienen inclusief toegang tot de sociale zekerheid, zonder dat werkelijke arbeidsplaatsen hierdoor worden verdrongen. In het rapport staan echter bepaalde punten die kenmerkend zijn voor het Bologna-proces over onderwijs, waar ik op tegen ben, inhoudende dat er wordt gerefereerd aan de noodzaak om programma's samen te stellen die zich correct verhouden tot de "behoeften van de markt". Ik vind dat dit de aard van het programma in gevaar brengt en daarom heb ik mij onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) Op dit moment behoren jongeren tot de groepen in de samenleving die het hardst door de mondiale economische en financiële crisis zijn getroffen. De EU en de lidstaten hebben de plicht steun te verlenen aan concrete en efficiënte maatregelen waarmee via verbetering van onderwijs, opleiding en mobiliteit de overstap kan worden gemaakt naar de arbeidsmarkt. Het initiatief "Jeugd in beweging" komt aan deze wens tegemoet en geeft een antwoord op de uitdagingen waarmee jongeren worden geconfronteerd, door hen te helpen succes te kunnen boeken in de kenniseconomie.

Gezien de onaanvaardbaar hoge jeugdwerkloosheid meen ik dat de kwaliteit van onderwijs en opleiding, een adequate overgang naar de arbeidsmarkt en het krachtig inzetten op de mobiliteit van jongeren essentiële elementen zijn om het potentieel van alle jongeren te gebruiken en de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te realiseren.

Hoewel dit initiatief gericht is op werk als eindresultaat, worden de aspecten die verbonden zijn met onderwijs, participatie van jongeren, actief burgerschap, mobiliteit, leren van talen en een hele reeks vaardigheden die tegenwoordig fundamenteel zijn in het kader van niet-formeel onderwijs, niet vergeten.

Ik steun dit verslag en roep op een aanzienlijk bedrag uit te trekken voor de financiering van dit initiatief, dat onmisbaar is voor een duurzame groei.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni Collino (PPE), schriftelijk. – (IT) Het programma "Jeugd in beweging" is een belangrijk referentiepunt voor de Europese jeugd. Allereerst financieel gezien, omdat het de acties van de EU ter bevordering van de mobiliteit van jonge studenten extra versterkt. Ook laat het de Europese scholen beter functioneren door onderzoek en debatten over het belang van een verenigd Europa aan te moedigen en door te laten zien wat de EU kan bieden. Niet minder belangrijk is echter de bijdrage van "Jeugd in beweging" aan het debat over het bepalen van een Europees cultureel model. De samenwerking tussen de diverse instellingen en het leren van de uiteenlopende disciplines die in de afzonderlijke landen op verschillende wijze worden onderwezen, ook naar gelang de politieke ontvankelijkheid van de leidende klassen, leveren een fundamentele bijdrage aan het bepalen van de Europese identiteit. Laten we er door middel van onze jeugd voor zorgen dat deze identiteit echt Europees is en niet dat het enige onderwijsmodel dat onze jongeren in de toekomst zullen hebben het Amerikaanse is, ook al is dat tot op heden natuurlijk een belangrijk referentiepunt geweest. De Europese Unie heeft alle middelen tot haar beschikking om de wereld haar eigen waarden te bieden en een eigen idee van hoe zij nu en in de toekomst wil dat haar eigen jeugd opgroeit.

 
  
MPphoto
 
 

  Mário David (PPE), schriftelijk. − (PT) Jongeren worden in het algemeen gekenmerkt door hun energie, enorme ruimhartigheid en grote vermogen tot leren en assimileren. Europa dient steeds concurrerender en dynamischer te worden en daarom kan Europa met het oog op de toekomst niet zonder dit belangrijke kapitaal. Het programma "Jeugd in beweging" maakt deel uit van de Europa 2020-strategie. Met dit programma wordt er orde geschapen in de steunprogramma's voor jongeren en worden er ambitieuze en tegelijkertijd zeer heldere doelstellingen geformuleerd, waarin ik mij herken. Ik hoop dat de doelgroep van het programma er in grote mate in zal participeren. In dit initiatief wordt de noodzaak bepleit de toegang tot de arbeidsmarkt voor jongeren te verbeteren. Dat doel is op dit moment zeer steekhoudend gezien het niveau van de jeugdwerkloosheid in meerdere lidstaten. Ook de aandacht die geschonken wordt aan het belang van mobiliteit van Europese jongeren voor studie- én beroepsdoeleinden is het vermelden waard. Onderwijs dat in meerdere landen en culturen wordt genoten, is een completere en rijkere vorm van onderwijs en levert een bijdrage aan het gevoel daadwerkelijk bij Europa te horen. Daardoor kan het concept van Europees burgerschap dat in de Verdragen staat, steviger verankerd worden. Teneinde deze maatregelen te steunen en te versterken heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk.(FR) Mobiliteitsprogramma's voor jongeren zoals Erasmus, Erasmus Mundus of Comenius trekken steeds meer kandidaten. Er zijn echter nog steeds praktische obstakels die mobiliteit in de weg staan, met name visumproblemen, medische documenten in verschillende talen, problemen met meeneembaarheid (overdraagbaarheid) van beurzen bij studie in het buitenland en de erkenning van uit andere EU-landen afkomstige kwalificaties. Toen in 2004 het uitwisselingsprogramma Erasmus Mundus met een ruime meerderheid van het Europees Parlement werd gelanceerd, heb ik bewerkstelligd dat de Europese Commissie de nodige maatregelen zou nemen om hoogwaardige mobiliteit te garanderen. Er werd zelfs een Europees handvest voor kwaliteit bij mobiliteit opgesteld. Maar zeven jaar later hebben we nog steeds met dezelfde obstakels te kampen. Daarom heeft het Europees Parlement eraan gehecht er nogmaals op te wijzen hoe zeer een verhoging van de investeringen in onderwijs en opleiding nodig is. Het openstellen van de Europese mobiliteitsprogramma's voor alle jongeren, ongeacht hun studierichting of hun sociale niveau, is van eminent belang om hun een betere toegang tot de arbeidsmarkt te verschaffen. Het wordt tijd dat de lidstaten zich echt gaan inspannen om een kwalitatief hoogwaardige opleiding voor alle jongeren in Europa te waarborgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Christine De Veyrac (PPE), schriftelijk. (FR) Aangezien de jeugd de toekomst van Europa is en het onverantwoord zou zijn jongeren geen prioriteit te geven, terwijl de jeugdwerkloosheid al tot bijna 20 procent is gestegen, heb ik het verslag van de heer Zver over de verbetering van de onderwijs- en opleidingsstelsels in Europa van harte ondersteund. Door de steeds zwaardere eisen van werkgevers is de toetreding tot de arbeidsmarkt voor veel studenten vaak een enorme beproeving. Daarom zijn de voorstellen uit het verslag "Jeugd in beweging" – meer investeringen in hoger onderwijs, ontwikkeling van internationale mobiliteitsprogramma's, erkenning van informeel verworven vaardigheden, terugdringen van het voortijdig verlaten van school, ondersteuning van de inpassing van jongeren in het arbeidsproces – zeer positief door het Europees Parlement ontvangen.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Het inzetten op onderwijs en opleiding teneinde Europese jongeren beter te kwalificeren is een centrale doelstelling van de EU 2020-strategie en volgens mij een essentieel instrument om de werkloosheid te bestrijden en het ondernemerschap te stimuleren. Daarom verwelkomen we het initiatief "Jeugd in beweging", met name de maatregelen waarmee de mobiliteit van studenten wordt gesteund en gestimuleerd en kwalificaties en het belang van niet-formeel en informeel onderwijs worden erkend. Deze laatste vormen van onderwijs zijn vaak even belangrijk als of zelfs belangrijker dan formeel onderwijs.

Als Europa de ambitieuze doelstellingen van de EU 2020-strategie, waarin sterk de nadruk ligt op innovatie, onderzoek en opleiding, met succes wil bekronen, dan zal het moeten investeren in een betere kwalificatie van zijn jongeren. Daarom moet Europa kiezen voor onderwijsmodellen die meer gericht zijn op de toekomstige intrede op de arbeidmarkt, waarbij speciale aandacht geschonken moet worden aan kennis die jongeren echt voorbereidt op de toekomst.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit verslag gaat over het initiatief "Jeugd in beweging", waarmee hopelijk een kader gecreëerd wordt dat leidt tot verbetering van de onderwijs- en opleidingsstelsels. Het is een van de zeven kerninitiatieven van de strategie EU-2020, waarin intelligente, duurzame en inclusieve groei met elkaar verweven prioriteiten vormen. Het initiatief is samengesteld uit 28 kernacties en concrete maatregelen die de onderwijs- en opleidingsmogelijkheden van jongeren met behulp van mobiliteit en inzetbaarheid moeten vergroten. Dat moet leiden tot het bereiken van de doelstellingen van de EU 2020-strategie waarmee beoogd wordt het percentage voortijdige schoolverlaters tot onder de 10 procent terug te brengen, het percentage van de bevolking met een hogeronderwijsdiploma te verhogen van 31 procent naar 40 procent in 2020 en de werkloosheid terug te dringen, met name de jeugdwerkloosheid die op dit moment ongeveer 21 procent is. Gezien deze doelstellingen en als pleitbezorger van de voorbereidende actie voor jongeren "Je eerste EURES-baan" ben ik het volledig eens met de voorstellen in het verslag. Ik heb dan ook voorgestemd in het besef dat de EU alle steunmaatregelen voor onze jongeren dient te continueren en te versterken. Alleen op die manier zullen we erin slagen Europa sterker, solidairder en inclusiever te maken.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Gezien het thema en de omvang van het verslag worden er onvermijdelijk belangrijke kwesties in aangesneden. Soms gebeurt dat op correcte wijze maar in andere gevallen worden de problemen niet correct of zeer ontoereikend behandeld, waarbij de rapporteur zichzelf soms tegenspreekt.

In het verslag, met name in de overwegingen, worden belangrijke zaken aan de orde gesteld als de teruglopende overheidsinvesteringen in het hoger onderwijs, de stijging van de collegegelden en de daaruit voortvloeiende vergroting van de sociale kloof, maar in de paragrafen van de resolutie komen die punten onvoldoende uit de verf. Voorts wordt er in het verslag gewezen op de moeilijkheden die veel jongeren vanwege economische redenen ondervinden om te kunnen deelnemen aan de mobiliteitsprogramma's, het probleem van schooluitval en de onzekerheid op het gebied van werk onder jongeren.

Hier worden de tegenspraken in het verslag het duidelijkst: door de doelstellingen van de zogenaamde EU 2020-strategie te waarborgen wordt in het verslag uiteindelijk de weg verdedigd die leidt tot de problemen die de rapporteur zelf heeft vastgesteld, namelijk onzeker werk en werkloosheid onder jongeren. Aan de ene kant wordt in het verslag een lans gebroken voor het beëindigen van de discriminatie van jongeren op de arbeidsplaats, met inbegrip van loondiscriminatie. Aan de andere kant wordt echter impliciet de deur geopend voor een ander statuut voor deze jonge werknemers met de opmerkingen die worden gemaakt over stages. Bovendien is het standpunt van de rapporteur over de bescherming bij atypisch en onzeker werk dubbelzinnig.

Om deze redenen hebben wij ons bij de eindstemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) We kunnen wel allerlei interessante principes verkondigen, maar daar hebben we niet zoveel aan als we ons daarbij niet de realiteit voor ogen houden. Goed onderwijs, vanaf de eerste levensjaren, is nodig om de ontwikkeling van het individu en van de samenleving te waarborgen. Maar er is steeds minder geld voor goed openbaar onderwijs, en leerlingen hebben te kampen met een gebrek aan financiering en met werkloosheid binnen het gezin, en ze verlaten de school vroegtijdig. Dat is bijvoorbeeld op het moment ook aan de hand in Portugal, met het bezuinigingsbeleid dat wordt uitgevoerd.

De realiteit is dus, dat er steeds minder wordt geïnvesteerd op dit gebied. Verwijzend naar de crisis trekt de staat zich ook hier steeds verder terug, waardoor zijn sociale functie steeds verder wordt uitgehold en de kansen op goed onderwijs, kennis en cultuur steeds verder uit elkaar komen te liggen. Daardoor wordt de sociale ongelijkheid bestendigd en verder aangescherpt.

De realiteit is dat er in lidstaten zoals Portugal duizenden onderwijsinstellingen gesloten worden. Hierdoor neemt de jeugdwerkloosheid toe en staan duizenden onderwijsbanen op de tocht. Tegelijkertijd komt het hoger onderwijs chronisch geld tekort en wordt het steeds duurder om een hogere opleiding te volgen. De realiteit is dat de middelen voor cultuur worden teruggebracht tot een armzalig minimum.

Het ernstigste van dit alles is dat deze situatie nog verder zal verslechteren als het agressieve interventieprogramma van het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Europese Centrale Bank (ECB) en de Europese Commissie wordt uitgevoerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Pat the Cope Gallagher (ALDE), schriftelijk. – (GA) Het programma "Jeugd in beweging" is een initiatief dat van wezenlijk belang is voor de EU 2020-strategie. De doelen van het programma "Jeugd in beweging" zijn het bevorderen van hoger onderwijs in de Europese Unie, het verhogen van de kwaliteit van onderwijs en opleiding en het bevorderen van de mobiliteit van studenten door de doeltreffendheid van de bestaande Europese programma's te verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabetta Gardini (PPE), schriftelijk. – (IT) Dit verslag is een belangrijk puzzelstukje van een Europees beleid dat tot doel heeft om jonge Europeanen de instrumenten te geven om hun concurrentievermogen op de steeds meer gemondialiseerde arbeidsmarkt te versterken. Focussen op de mobiliteit van studenten moet een eerste stap zijn om onze jeugd meer arbeidsmogelijkheden te geven. Helaas moeten de gegevens over de jeugdwerkloosheid in veel lidstaten ons zorgen baren en tot nadenken stemmen. De jeugd steunen door de dialoog tussen de Europese instellingen en jongerenorganisaties te stimuleren is een goed begin, maar mag niet worden beschouwd als het eindpunt. We moeten in staat zijn naar hen te luisteren en hun geloofwaardigheid en vertrouwen geven. Alleen zo kunnen we een Europa creëren dat als kans wordt gezien en niet als last voor de nieuwe generaties.

 
  
MPphoto
 
 

  Louis Grech (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor het verslag van de heer Zver gestemd. Om het kerninitiatief "Jeugd in beweging" van de Europa 2020-strategie te laten slagen, moeten de EU-instellingen een pragmatisch, uitgebreid en breed beleid ontwikkelen dat door alle lidstaten wordt gesteund en gericht is op het verbinden van beroepsonderwijs, beroepskwalificaties, een leven lang leren en stages met de arbeidsmarkt, zodat wordt gewaarborgd dat elke lidstaat echt verantwoordelijkheid neemt voor het onderwijsstelsel van de EU. "Jeugd in beweging" heeft als doel de overgang van onderwijs en opleiding naar de arbeidsmarkt gemakkelijker te maken voor Europese jongeren. Een van de doelen van dit beleidsinitiatief is het aantal voortijdige schoolverlaters terug te brengen en het aandeel van mensen met hogeronderwijsbevoegdheden te vergroten. De reden hiervoor is dat het voortijdig verlaten van school ingaat tegen de dynamiek en behoeften van de arbeidsmarkt en tevens een direct conflict vormt met de economische en sociale duurzaamheid van Europa in het algemeen. Bijgevolg zouden alle spelers op de arbeidsmarkt, inclusief degenen uit de professionele sectoren, bedrijven, vakbonden, ministeries en overheidsdiensten voor arbeidsvoorziening, een gestructureerde dialoog moeten aangaan over de manier waarop professionele integratie van jongeren kan worden gewaarborgd, formele/informele opleiding kan worden bevorderd en uiteindelijk een onderwijsstelsel in de EU kan worden ontwikkeld dat jongeren de garantie op een loopbaan kan bieden.

 
  
MPphoto
 
 

  Mathieu Grosch (PPE), schriftelijk. − (DE) Dit verslag laat opnieuw zien hoe belangrijk het voor de ontwikkeling van Europa is om de mobiliteit van jongeren op alle gebieden te bevorderen. In alle sectoren van het onderwijs moet er een aanpassing van de studieprogramma's en een daarmee overeenkomende wederzijdse erkenning komen, met name in de ambachtelijke sector, waar een grote inhaalbehoefte bestaat.

Ook moeten de onderwijsinstanties in de lidstaten in hogere mate nagaan of meer barrières opgeheven dienen te worden die op administratief niveau of op het niveau van beroepsverenigingen zijn opgericht.

De mobiliteit van leerlingen leidt ook tot een betere erkenning van vele beroepen en voorkomt sociale dumping, omdat bij dezelfde opleiding volgens een progressieve schaal hetzelfde loon wordt betaald.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. (FR) Een volkswijsheid zegt dat "reizen de geest verruimt". Met die wijsheid in het achterhoofd steun ik het idee waar in het verslag van de heer Zver voor wordt gepleit, namelijk dat de financiering van onderwijs en mobiliteit van jongeren een investering in de toekomst van Europa is en geen extra kostenpost op de begrotingen, ondanks de huidige moeilijke economische situatie. Bovendien mogen de sociale afkomst van een persoon of zijn financiële situatie geen obstakel vormen om gebruik te maken van de mogelijkheden om naar het buitenland te gaan. Ook een handicap mag geen belemmering vormen en daarom moet aan jongeren met een handicap aanvullende steun worden verleend. Tot slot moeten er juridisch bindende rechten worden opgesteld om onzekere vormen van arbeid en uitbuiting waarvan jonge stagiairs en stagiaires het slachtoffer zouden kunnen worden, te voorkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit document gestemd, omdat erin wordt vastgesteld dat het van essentieel belang is om praktische belemmeringen en obstakels voor mobiliteit te overwinnen en dat de erkenning van in het buitenland doorgebrachte tijd en van uit andere EU-landen afkomstige kwalificaties verder moet worden bevorderd. Voorts wordt erkend dat personen met een handicap nog meer mobiliteitsbelemmeringen ondervinden dan niet-gehandicapten en dat er aanvullende mechanismen moeten worden ingevoerd die waarborgen dat personen met een handicap dezelfde mogelijkheden hebben als ieder ander. Bovendien moet ook aan studenten met gezinnen (dat wil zeggen met kinderen) extra steun worden verleend, zodat zij aan de specifieke mobiliteitsproblemen waar zij tijdens de studie mee worstelen, het hoofd kunnen bieden. Kwalitatief hoogwaardige mobiliteit biedt jongeren de toegang tot intercultureel leren, persoonlijke ontwikkeling en meertaligheid. "Jeugd in beweging" richt zich op werkgelegenheid als eindresultaat, en werkgelegenheid is natuurlijk een kwestie van onderwijs, maar ook van jongerenparticipatie en actief burgerschap. Daarom moeten de bestaande programma's zich blijven richten op actief burgerschap en de ontwikkeling van cruciale competenties, niet-formeel onderwijs en de bevordering van het Europese maatschappelijk middenveld. Om te voorkomen dat deze nieuwe strategie niet verder komt dan het stadium van concept, is het van wezenlijk belang dat de lidstaten zich ertoe verbinden om de strategie financieel te ondersteunen en op nationaal niveau ten uitvoer te leggen en om er een EU-budget voor te reserveren. De lidstaten moeten dit beschouwen als een langetermijninvestering die niet alleen ten goede komt aan het onderwijs van de jeugd, maar ook aan de toekomstige voorspoed van de afzonderlijke lidstaten en de EU als geheel.

 
  
MPphoto
 
 

  Cătălin Sorin Ivan (S&D), schriftelijk. (RO) Uiteraard geef ik mijn steun aan het initiatief "Jeugd in beweging", uit principe. We hebben echter wel een aantal aanvullingen op het Commissievoorstel voorgesteld, die wij als noodzakelijk beschouwen.

In het door de Commissie cultuur en onderwijs en plenair door het Parlement zonder problemen aangenomen verslag hebben we benadrukt hoe belangrijk het is dat de lidstaten betrokken zijn bij het invoeringsproces en dat dit door de Europese Commissie in de gaten wordt gehouden.

We hebben er ook toe opgeroepen dat succesvolle programma's zoals "Een leven lang leren" meer financiering krijgen in het meerjarige financiële kader, en tot een betere coördinatie tussen de programma's.

Jonge mensen moeten de aandacht krijgen die ze nodig hebben. Zij vormen het hart van dit parapluprogramma en zij moeten banen krijgen en mogelijkheden om zich te uiten. Zij zijn namelijk de Europese burgers van wie we in de toekomst afhankelijk zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, in een toekomstgericht Europa moet aan de jeugd denken een prioriteit zijn. Hun de mogelijkheid geven om het meest geschikte onderwijstraject te volgen, gemakkelijk vreemde talen te leren, de arbeidsmarkt te betreden met de juiste competenties, of misschien herin te treden met een andere opleiding of baan, betekent een toekomst bouwen voor alle landen van de EU met behulp van de energie van studenten, universiteitsstudenten en jonge werknemers die elkaar ontmoeten in een gemeenschappelijke culturele en economische smeltkroes. Ik ben er nu meer dan ooit van overtuigd dat Europa een broedplaats van ideeën en plannen is en daarom heb ik voor het verslag van collega Zver gestemd. Een circuit van kennis en kansen creëren, niet alleen voor jongeren maar ook voor docenten en anderen die in het onderwijs werken, komt in de EU 2020-strategie overeen met het verschaffen van zuurstof aan de energieën die we moeten vrijmaken door middel van de mobiliteit van onze jongeren, die moeten leren te leven in het Europa van de toekomst.

 
  
MPphoto
 
 

  Constance Le Grip (PPE), schriftelijk. (FR) Ik heb voor het verslag van Milan Zver "Jeugd in beweging – een kaderinitiatief voor verbetering van de onderwijs- en opleidingsstelsels in Europa", gestemd. Ik ben van mening dat het belangrijk is via dit verslag steun te bieden aan de verschillende programma's die er op Europees niveau zijn opgezet om de mobiliteit van jongeren mogelijk te maken, en ik vind dat die programma's zeer positief zijn voor zowel de verwerving van nieuwe kennis en vaardigheden, als de ontwikkeling van een echt Europese staatsburgerschap. Op Europees niveau is het belangrijk dat we na 2013 de aan de Europese mobiliteitsprogramma's (Erasmus, Leonardo da Vinci enz.) toegekende kredieten bestendigen en versterken, zodat er meer jongeren, studenten, maar ook leerlingen uit het beroepsonderwijs, jonge professionals, jonge boeren, gebruik van kunnen maken. Het lijkt mij eveneens noodzakelijk stappen te zetten naar een betere erkenning van verkregen kwalificaties die via enige vorm van leren zijn opgedaan, waaronder niet-formeel of informeel leren, gezien de vaardigheden die op deze manier kunnen worden verworven. Tot slot wil ik benadrukken dat het één van de sleutels om de jeugdwerkloosheid te bestrijden is dat we de onderwijs- en opleidingsstelsels onophoudelijk aanpassen aan de continu veranderende behoeften van de arbeidsmarkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Elżbieta Katarzyna Łukacijewska (PPE), schriftelijk. – (PL) Op dit moment krijgt het onderwijs- en opleidingsstelsel een nieuwe, totaal andere betekenis vergeleken met de betekenis die het een decennium of langer geleden had. Opleidingsniveaus variëren op verschillende plaatsen in Europa. De noodzaak om die situatie te verbeteren staat buiten kijf. Het is belangrijk dat jonge mensen actief kunnen deelnemen aan de arbeidsmarkt en het maatschappelijk middenveld in de breedste zin van het woord. Zelf ben ik actief betrokken en steun ik de activiteiten van zowel het programma "Jeugd in actie" als de Europese dienst voor vrijwilligers die onderdeel uitmaakt van "Jeugd in actie". Ik ben daarom van mening dat het belangrijk is dat het Europees Parlement dergelijke activiteiten verder kan ondersteunen.

In deze tijd mogen we de jongeren niet vergeten. Zij moeten de kans krijgen om zich te ontwikkelen en worden geholpen om nieuwe vaardigheden te verwerven in een steeds internationaler wordende economie. "Jeugd in beweging" biedt niet alleen de kans om jongeren aan te zetten tot actie en werk, het is vooral een manier voor jongeren om hun eigen grenzen en zwakheden te overwinnen en een kans om zich verder te ontwikkelen. Daarom heb ik voor het verslag van de heer Zver gestemd. Dank u wel.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. "Jeugd in beweging" is een van de zeven kerninitiatieven die de Commissie in zijn Europa 2020-strategie heeft opgenomen om slimme, duurzame en inclusieve economische groei te bevorderen. "Jeugd in beweging" is samengesteld uit 28 kernacties en concrete maatregelen die de onderwijs- en opleidingsmogelijkheden van jongeren met behulp van mobiliteit moeten vergroten en het overgangsproces van het onderwijs naar de arbeidsmarkt voor hen moeten vergemakkelijken. Dit is vooral belangrijk aangezien jongeren, die als groep in de samenleving het hardst door de mondiale financiële crisis zijn getroffen, terwijl zij nauwelijks een aandeel in het ontstaan ervan hebben gehad, bij hun intrede op de arbeidsmarkt moeten worden ondersteund om hun toekomst veilig te stellen en om de economie sterker te maken. Jongeren zijn de besluitvormers van de toekomst. Het is daarom van vitaal belang dat zij nu hun competenties, vaardigheden en kennis kunnen ontwikkelen die hen in staat zullen stellen in toekomstige jaren een actieve bijdrage aan de groei en het voortbestaan van de Europese Unie te leveren en de in de groeistrategie van de EU verwoorde doelstellingen te verwezenlijken.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) In de context van de Europa 2020-strategie zijn de kennis en vaardigheden van jongeren van essentieel belang om de doelstellingen van slimme, duurzame en inclusieve groei te realiseren. Daarom is er voor jongeren een belangrijke rol weggelegd bij de verwezenlijking van de vijf centrale EU-doelstellingen voor 2020 op het gebied van werkgelegenheid, onderzoek en innovatie, klimaat en energie, onderwijs en armoedebestrijding. Met "Jeugd in beweging", een vlaggenschipinitiatief van de Europa 2020-strategie, wordt beoogd de aantrekkingskracht van het hoger onderwijs in Europa te verbeteren, de algemene kwaliteit van alle onderwijs- en opleidingniveaus te verhogen en de mobiliteit van studenten en werknemers te bevorderen door efficiënter gebruik te maken van de bestaande Europese programma's. Het is dan ook van essentieel belang dat dit initiatief gesteund wordt, zodat jongeren in de toekomst steeds meer gekwalificeerd zijn en steeds beter in staat zijn bij te dragen aan de doelstellingen van de Europa 2020-strategie.

 
  
MPphoto
 
 

  Louis Michel (ALDE), schriftelijk. (FR) Het initiatief "Jeugd in beweging" legt de nadruk op mobiliteit met het doel te leren, maar het is ook van wezenlijk belang zeker te stellen dat het onderwijs dat jongeren krijgen, aan de behoeften van de arbeidsmarkt beantwoordt en hun derhalve de kennis en vaardigheden bij te brengen die ze nodig hebben.

Jongeren behoren helaas tot de groepen die het hardst door de internationale financiële crisis zijn getroffen en ze hebben onze hulp nodig bij hun toetreding tot de arbeidsmarkt, zodat zij hun eigen toekomst kunnen waarborgen en een bijdrage kunnen leveren aan de economie. Onderwijs en opleiding vormen de sleutelfactoren voor meer welvaart en een grotere sociale cohesie in Europa. Mobiliteit van studenten vormt een centraal element in de EU 2020-strategie. Mobiliteit biedt vele mogelijkheden voor de intellectuele emancipatie van studenten, voor het terugdringen van het voortijdig verlaten van school, werkloosheid en armoede, en voor de ontwikkeling van internationale samenwerking op het gebied van hoger onderwijs, maar ook op het gebied van beroepsonderwijs- en opleiding.

Mobiliteit van studenten is immers een van de grootste uitdagingen van de opbouw en integratie van Europa. Deze mobiliteit moet echter wel gepaard gaan met financiële middelen die de hoogte van de ambities evenaren en met het wegnemen van de praktische obstakels voor deze mobiliteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) De gevolgen van de mondiale economische crisis waren vooral voor jonge mensen in de hele wereld ingrijpend, maar ook voor de jongeren binnen de EU. De jeugdwerkloosheid in de EU heeft het hoge niveau van 21 procent bereikt. De omvang van het probleem wordt vergroot door het feit dat 15 procent van de jongeren vroegtijdig de school heeft verlaten en daardoor niet gekwalificeerd is voor de arbeidsmarkt. Doel van de EU is om dit percentage voor 2020 tot 10 procent te verlagen en het aandeel van personen met een beroeps- of universitaire opleiding van 31 naar 40 procent te verhogen. Wil men deze doelen bereiken, dan moeten de opleidingen en kwalificaties op het niveau van de EU als geheel erkend worden. Want alleen hierdoor kan ook een hogere mobiliteit van jongeren bereikt worden, die ertoe moet dienen dat zij nieuwe culturen en samenlevingen leren kennen, zodat zij eventueel ook buiten hun eigen land kunnen slagen. Daarvoor moeten nog bestaande barrières worden opgeheven en procedures worden vereenvoudigd, terwijl reeds bestaande programma's moeten worden uitgebreid en bevorderd.

Ik heb mij van stemming onthouden, omdat volgens mij niet wordt belicht hoe men kwalificaties die door verschillende opleidingsmethoden worden verkregen, wederzijds moet erkennen. Dit slaat vooral op de ambachten, omdat daarvoor geen uniforme standaard voor heel Europa bestaat waarmee men de kwalificaties kan meten.

 
  
MPphoto
 
 

  Franz Obermayr (NI), schriftelijk. − (DE) De mondiale economische crisis had met name voor jongeren ernstige negatieve consequenties: de jeugdwerkloosheid en het aantal vroegtijdige schoolverlaters namen aanzienlijk toe. Jongeren komen vaak in een uitzichtloze situatie terecht. In dit verband is het belangrijk om de mobiliteit van de jongeren in de EU te vergroten, zodat zij indien nodig op een andere arbeidsmarkt betere kansen hebben. De basis hiervoor is dat kwalificaties en opleidingen wederzijds worden erkend. Ik heb mij van stemming over het onderhavige verslag onthouden, omdat het geen concreet antwoord geeft op de vraag hoe wederzijdse erkenning moet plaatsvinden, terwijl in vele sectoren kwalitatief zeer onderscheiden opleidingsmethoden worden toegepast.

 
  
MPphoto
 
 

  Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk. (LT) De werkloosheid onder jongeren in de lidstaten van de Europese Unie is hoog. In enkele landen bedraagt de jeugdwerkloosheid zelfs bijna 21 procent. Dat is twee keer het gemiddelde werkloosheidscijfer voor volwassenen. Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat hierin richtsnoeren worden gegeven voor het verbeteren van het onderwijs aan jongeren en het verminderen van de jeugdwerkloosheid. Ik ben het eens met de stelling in het verslag dat het heel belangrijk is dat we ons richten op het creëren van nieuwe programma's die jongeren de mogelijkheid bieden om werk en studie te combineren. Dat is van cruciaal belang voor studenten die onderwijs willen volgen, maar zichzelf financieel moeten bedruipen. Een van de belangrijkste doelstellingen van het programma is het terugdringen van het aantal voortijdige schoolverlaters, omdat die het risico lopen om in de toekomst van zowel de arbeidsmarkt als de samenleving te worden uitgesloten. We moeten de ondersteuning van personen met een handicap en jonge mensen met kinderen versterken, zodat ze kunnen deelnemen aan mobiliteitsprogramma's en gebruik kunnen maken van deze kans om een evenwicht tussen studie, werk en privéleven te vinden. Niet alleen universitair studenten moeten toegang tot mobiliteitsprogramma's hebben, maar ook jongeren met weinig kwalificaties en schoolkinderen. Ook is het van vitaal belang voor jongeren om meer praktische kennis en ervaring op te doen tijdens verplichte stages van hoge kwaliteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Het emblematische initiatief "Jeugd in Beweging" is een van de zeven kerninitiatieven die de Commissie in zijn Europa 2020-strategie heeft opgenomen om slimme, duurzame en inclusieve economische groei te bevorderen. Het is gericht op studentenmobiliteit, maar de toegevoegde waarde zit hem in het feit dat het anticipeert op onderwijs dat tegemoetkomt aan de behoeften van de arbeidsmarkt, zodat de hiervoor benodigde bekwaamheden en kennis kunnen worden geboden. Dit initiatief dient echter te worden gecombineerd met het in 2010 door het Europese Parlement aangenomen verslag met de titel "Een EU-strategie voor de jongeren", waarin wordt beoogd een nieuwe, sterke Europese strategie voor het komende decennium uit te stippelen, zodat Europa een nieuw eensluidend beleidskader voor jeugdzaken kan ontwikkelen. Om er overigens voor te zorgen dat het niet alleen maar bij een simpele mededeling blijft zal de verantwoordelijkheid hiervoor over het algemeen bij de lidstaten liggen, en het is jammer dat de recente nationale hervormingsprogramma's niet in lijn liggen met de doelstellingen van de EU 2020-strategie, ondanks het feit dat wij allen erkennen dat investeringen in onderzoek en onderwijs een langetermijninvestering vormen met een goed rendement, waarbij duidelijk vooruit wordt gekeken naar het toekomstige welzijn van de Europese burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Dit verslag gaat over een kaderinitiatief voor verbetering van de onderwijs- en opleidingsstelsels in Europa. Deze maatregel is een van de kernacties van "Jeugd in beweging", een initiatief dat de Commissie in zijn Europa 2020-strategie heeft opgenomen om slimme, duurzame en inclusieve economische groei te bevorderen. Het streven is, met concrete maatregelen de onderwijs- en opleidingsmogelijkheden van jongeren met behulp van mobiliteit te vergroten en het overgangsproces van het onderwijs naar de arbeidsmarkt voor hen te vergemakkelijken. Dit is vooral belangrijk in de huidige situatie, aangezien jongeren, die als groep het hardst door de mondiale financiële crisis worden getroffen, terwijl zij nauwelijks een aandeel in het ontstaan ervan hebben gehad, bij hun intrede op de arbeidsmarkt moeten worden ondersteund om hun toekomst veilig te stellen en om de economie sterker te maken. Mobiliteit kan de motor zijn van de overgang van het onderwijs naar de arbeidsmarkt. Met het oog daarop vind ik dat het bij mobiliteit vooral van belang is dat er goed onderwijs aangeboden wordt, dat voor alle jongeren toegankelijk is. Om deze redenen heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Phil Prendergast (S&D), schriftelijk. − (EN) Het "Jeugd in beweging"-programma biedt een kans om jongeren ten volle te betrekken bij het realiseren van slimme, duurzame en inclusieve groei in de EU. Het "Jeugd in beweging"-initiatief biedt ondersteuning voor een leven lang leren en het initiatief "Nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen" van de Europese Commissie. Met "Jeugd in beweging" wordt beoogd hoger onderwijs in Europa te verbeteren en de mobiliteit van studenten en werknemers te bevorderen met behulp van bestaande Europese programma's. In een deel van de Europa 2020-strategie wordt gesteld dat "in 2020 alle jongeren in Europa de mogelijkheid moeten hebben een deel van hun opleiding in andere lidstaten te volgen". Jongeren worden hard getroffen door de huidige economische crisis, en de werkeloosheidscijfers onder jongeren in de EU bedragen het dubbele van de gemiddelde werkeloosheid onder volwassenen. Dit is een van de lastigste uitdagingen voor Europa en het is cruciaal dat lidstaten hier niet op reageren door minder te investeren in onderwijs. We moeten waarborgen dat jongeren kansen krijgen om te leren en indien gewenst naar het buitenland kunnen gaan om daar verder te leren, want door vandaag te investeren in onderwijs, zal de EU in de toekomst beter in staat zijn om uitdagingen het hoofd te bieden.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Omdat jongeren momenteel in het bijzonder de gevolgen ondervinden van de wereldwijde financiële crisis, moet er alles aan gedaan worden om ervoor te zorgen dat zij hun competenties, vaardigheden en kennis kunnen ontwikkelen die hen in staat zullen stellen in toekomstige jaren een actieve bijdrage aan de groei en het voortbestaan van de Europese Unie te leveren. "Jeugd in beweging" is een van de zeven kerninitiatieven die de Europese Commissie in haar Europa 2020-strategie heeft opgenomen om slimme, duurzame en inclusieve economische groei te bevorderen, en is samengesteld uit 28 kernacties en concrete maatregelen die de onderwijs- en opleidingsmogelijkheden van jongeren met behulp van mobiliteit moeten vergroten en het overgangsproces van het onderwijs naar de arbeidsmarkt voor hen moeten vergemakkelijken. Het is dan ook van groot belang dat de voorwaarden worden geschapen waaronder dit initiatief goed geïmplementeerd kan worden en de doelstellingen ervan gerealiseerd kunnen worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. (FR) De economische crisis treft de Europese jongeren recht in het gezicht: niet alleen is één op de vijf jongeren werkloos, 40 procent van de jongere werknemers heeft een tijdelijk contract. In die context geef ik mijn steun aan het verslag van mijn collega Milan Zver, die een reeks aanbevelingen doet om de stelsels voor beroepsonderwijs en -opleiding voor jongeren te verbeteren. Als we ons inzetten voor het volgen van hoger onderwijs door zoveel mogelijk studenten en het voortijdig verlaten van het onderwijs actief willen bestrijden – slechts 31 procent van de Europeanen heeft een universitair diploma tegenover 40 procent in de Verenigde Staten en 50 procent in Japan – moeten we ook de werkgelegenheid van die afgestudeerden garanderen. Dit verslag bevat een aantal voorstellen in die richting: verbetering van de dialoog tussen de universiteit en het bedrijfsleven, betere afstemming van de programma's en structuren van de universiteiten op de specifieke behoeften van de arbeidsmarkt, het opnemen in de studieprogramma's van een stage van hoge kwaliteit, die een redelijke beloning en sociale bescherming biedt.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Er moet meer worden geïnvesteerd in programma's zoals "Een leven lang leren" (Erasmus, Leonardo da Vinci, Comenius, Grundtvig), Marie Curie, Erasmus Mundus en "Jeugd in actie". De Commissie stelt voor internationale samenwerkingsnetwerken op universiteiten in het leven te roepen, waarbij gebruik wordt gemaakt van virtuele mobiliteit. Mobiliteitsprogramma's moeten ook beschikbaar zijn voor studenten aan beroepsopleidingen, docenten en jonge werknemers. Wij roepen op tot erkenning van de kwalificaties van scholen, beroepsopleidingen en universiteiten in de gehele EU. Ook benadrukken wij het belang van het op jonge leeftijd leren van twee andere talen dan de moedertaal, waaronder talen van buurlanden. Tot slot vragen wij om extra ondersteuning voor gehandicapte jongeren, jonge ouders en mensen die een voortijdig afgebroken opleiding willen afmaken.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat hierin wordt duidelijk gemaakt hoe belangrijk het is dat Europese jongeren multidisciplinair onderwijs genieten in het kader van de doelstellingen van de EU 2020-strategie. In dit verband is het nodig om jongeren aan te moedigen een universitaire studie te volgen. Wie de arbeidsmarkt vroegtijdig betreedt. loopt namelijk het risico later werkloos te raken en een lagere levenskwaliteit te krijgen.

Dit zou vervolgens economische en sociale kosten kunnen opleveren en ook een negatieve invloed kunnen hebben op de duurzame economische groei van de Unie en op een toekomstige verbetering van haar concurrentievermogen op wereldniveau. Om dezelfde redenen vind ik dat multicultureel, meertalig en praktisch onderwijs van fundamenteel belang is om de burgers van morgen op te leiden, vooral als dit gebeurt via mobiliteitsprogramma's als "Jeugd in beweging".

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. – (IT) Op dit moment zijn er te veel voortijdige schoolverlaters en te weinig jongeren die hoger onderwijs volgen, wat afbreuk doet aan het scholingsniveau dat Europa in de toekomst nodig heeft. Het doel van "Jeugd in beweging" is om tegen 2020 de onderwijsmobiliteit van alle Europese jongeren te vergroten en zo de overgang van het onderwijs naar het werkzame leven te vereenvoudigen, dankzij onderwijs dat in overeenstemming is met de vereisten van de markt. Om deze redenen is het goed om scholen en het bedrijfsleven meer bewust te maken van de noodzaak om netwerken te creëren en op die manier de praktijkkennis te vergroten dankzij stages. Dit initiatief concentreert zich op de jeugd, maar men mag ook de jongeren met een handicap niet vergeten. Zij moeten dezelfde kansen krijgen om te studeren en werk te vinden.

 
  
MPphoto
 
 

  Joanna Senyszyn (S&D), schriftelijk. – (PL) Ik heb het verslag over verbetering van de onderwijs- en opleidingsstelsels in Europa gesteund. Ik ben voor verlenging van het functioneren van alle onderwijsprogramma's voor jongeren. Naast "Jeugd in beweging" moeten ook programma's als Erasmus, Leonardo da Vinci, Comenius, Grundtvig, Jeugd in actie en Marie-Curie financiële en politieke steun krijgen. Met deze programma's is in de EU al veel bereikt. Enorme aantallen jongeren van verschillende achtergrond zijn hierbij betrokken (in de jaren 1998-2010 zijn 93 807 Poolse studenten met een Erasmusbeurs naar het buitenland is gegaan). De programma's leveren daardoor een bijdrage aan de ontwikkeling van het potentieel van jongeren en het creëren van een sterk Europees maatschappelijk middenveld. Het zijn erg efficiënte programma's met bijzonder lage kosten per deelnemer, waardoor het aantal deelnemers dat gebruikt maakt van de fondsen, hoog is. Het stimuleren van de mobiliteit van jongeren vereist het overwinnen van praktische barrières.

Ongeveer een derde van de studenten die deelnemen aan het Erasmusprogramma, ervaart problemen vanwege de onzekerheid over het onderwijssysteem in andere landen en het gebrek aan consistentie en continuïteit tussen de vakken in het thuisland en het buitenland. We moeten bevorderen dat zowel de in het buitenland doorgebrachte tijd als de kwalificaties uit andere EU-landen worden erkend. Ook problemen als het verkrijgen van visa, medische documenten in verschillende talen en problemen met de overdraagbaarheid van beurzen bij studie in het buitenland vragen om een oplossing. Personen met een handicap ondervinden nog meer mobiliteitsbelemmeringen dan niet-gehandicapten. Er moeten aanvullende mechanismen worden ingevoerd die gelijke kansen voor iedereen waarborgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. (PT) "Jeugd in beweging", een van de zeven kerninitiatieven die in de Europa 2020-strategie zijn opgenomen, is samengesteld uit 28 kernacties en concrete maatregelen die de onderwijs- en opleidingsmogelijkheden van jongeren moet vergroten, met behulp van mobiliteit en het voor hen toegankelijk maken van de arbeidsmarkt.

Het belang van dit verslag, in deze tijden van bezuinigingen in Europa, blijkt wel uit het groeiend percentage werkloze jongeren in de verschillende lidstaten, waaruit geconcludeerd kan worden dat deze leeftijdsgroep het hardst getroffen wordt door de wereldwijde financiële crisis. Daarom vind ik het van groot belang dat er maatregelen genomen worden om schooluitval terug te dringen, te streven naar een groter aantal afgestudeerden en de aantrekkingskracht van beroepsonderwijs en -opleidingen te vergroten. Het stimuleren van onderwijs en opleiding moet niet gezien worden als een extra uitgave, maar als een investering in de toekomst.

Ik vind het daarom belangrijk dat er opnieuw geïnvesteerd wordt in reeds bestaande mobiliteits- en onderwijs-/opleidingsprogramma's en dat er op Europees niveau minimumvoorwaarden worden vastgesteld voor stageplaatsen, omdat deze niet als werk gezien mogen worden, maar als een gelegenheid om praktische vaardigheden op te doen.

Tot slot wil ik erop wijzen dat bij de uitvoering van deze maatregelen moet worden samengewerkt met nationale, regionale en lokale autoriteiten, in de vorm van partnerschappen, om "Jeugd in beweging" tot een succes te laten worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Niki Tzavela (EFD), schriftelijk. – (EL) Ik heb voor het verslag van de heer Milan Zver over het initiatief van de Commissie "Jeugd in beweging" gestemd. Beoogd wordt dat er maatregelen worden getroffen om schooluitval tegen te gaan, maar ook om het aantal Europeanen dat hoger onderwijs heeft genoten te verhogen. Ook wordt gerefereerd aan het enorme belang van de garantie dat het geboden onderwijs tegemoetkomt aan de behoeften van de arbeidsmarkt, waarbij voor de bekwaamheden en kennis wordt gezorgd die de Europese jongeren nodig hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. (LT) Het scheppen van een zekere toekomst voor onze jeugd is een onderwerp dat mij na aan het hart ligt. Helaas zijn de vooruitzichten voor jongeren in Litouwen op dit moment nogal somber. In Litouwen bedraagt de jeugdwerkloosheid 34 procent, wat bijna 14 procent hoger is dan het EU-gemiddelde. Volgens de statistieken van de EU zijn er maar twee lidstaten waar de jeugdwerkloosheid hoger is dan in Litouwen. Zelfs de jonge Litouwers die erin zijn geslaagd om werk te vinden, worden vaak gedwongen om ongunstige arbeidscontracten te accepteren. We moeten meer doen om drie kernprioriteiten te verwezenlijken. In de eerste plaats moeten we het ondernemerschap bevorderen. In de tweede plaats moet de inzetbaarheid van jongeren worden vergroot door het onderwijs beter te laten aansluiten op de behoeften van de arbeidsmarkt. En in de derde plaats moeten jongeren de kans krijgen om een actievere rol in de samenleving te spelen. Het initiatief "Jeugd in beweging" is een van de platforms die kunnen helpen om de werkgelegenheid onder jongeren te bevorderen. In het buitenland werken en studeren kan goed zijn voor Litouwse jongeren en voor ons land. Het is echter veel belangrijker om onze jongeren een Europese toekomst in Litouwen te bieden. Dat kan door contacten tussen jongeren en kleine en middelgrote ondernemingen te ontwikkelen. Dit zou de vraag naar jongeren door deze ondernemingen bevorderen en zou jongeren aanmoedigen om bij kleine en middelgrote ondernemingen te gaan werken.

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. (EN) Ik heb voor deze resolutie gestemd, omdat het essentieel is dat jonge burgers kunnen reizen en werken in de gehele EU als wij onze concurrentiepositie een impuls willen geven. De EU 2020-doelstellingen kunnen alleen worden verwezenlijkt wanneer wij investeren in programma's die jonge mensen een breed scala aan mogelijkheden bieden en die de mobiliteit op de arbeidsmarkt bevorderen. Door meer te investeren in projecten die de jeugdmobiliteit ondersteunen en die de aandacht voor samenwerking tussen het bedrijfsleven en het onderwijs vergroten, krijgen jonge Europeanen betere kansen op een succesvolle loopbaan. Het is eveneens van cruciaal belang om jonge mensen die niet langer van het reguliere onderwijs deel uitmaken, te ondersteunen door niet-formeel en infomeel leren te stimuleren.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk. (FR) Ik heb me onthouden van stemming over dit verslag, ondanks de kritische blik op het Europees beleid, en met name op het op jongeren gerichte beleid dat door de lidstaten wordt gevoerd.

Dit verslag bevat een aantal positieve voorstellen, met name over de participatie van jongeren bij het proces om Europees jongerenbeleid op te stellen, de waardering van niet-formeel en informeel onderwijs en de verbetering van de rechtspositie van stagiairs.

Maar naast de getoonde bereidheid om de lidstaten aan te moedigen hun investeringen op het gebied van onderwijs, onafhankelijk van de crisis, te intensiveren, schaart het verslag zich in de rechtse lijn van het beleid dat tot doel heeft het hoger onderwijs te liberaliseren en ondergeschikt te maken aan enkel en alleen de directe belangen van de markt en dus het bedrijfsleven.

Sommige bepalingen, zoals de oprichting van een Europees stelsel voor studieleningen, in samenwerking met de EIB, zijn ronduit verontrustend, gezien de doelstellingen om zoveel mogelijk studenten tot de universiteit toe te laten.

 
  
MPphoto
 
 

  Dominique Vlasto (PPE), schriftelijk. (FR) Met mijn stem voor het programma "Jeugd in beweging – een kaderinitiatief voor verbetering van de onderwijs- en opleidingsstelsels in Europa" wil ik een ambitieus actieplan steunen ten gunste van Europese jongeren. Het Verdrag van Lissabon heeft de bevoegdheid van de EU op het gebied van jongeren uitgebreid. In die context is het Europees Parlement het aan zichzelf verplicht opnieuw zijn steun aan dit beleid uit te spreken. De Europese identiteit heeft immers alleen zin als onze Europese jongeren deze onderschrijven. Europa moet deze verantwoordelijkheid op zich nemen door een weloverwogen strategie op het gebied van opleiding en werkgelegenheid voor te stellen. Ik ben verheugd over de ambitie van dit verslag, waarin wordt voorgesteld 2 procent van het bbp in hoger onderwijs te investeren. Ondanks het feit dat de Europese arbeidsmarkt door een enorme economische crisis wordt getroffen, moet opleiding onze prioriteit hebben om toekomstperspectieven te kunnen bieden en de toegang tot werk voor jongeren te vergemakkelijken. De ontwikkeling van Europese uitwisselingen (Erasmus, Leonardo da Vinci) zal eveneens gunstig uitwerken voor jongeren, want deze programma's vormen een echte toegevoegde waarde op zowel persoonlijk als professioneel gebied. Het leren van een nieuwe taal of het ontdekken van een andere cultuur zijn troeven die voor een ieder toegankelijk zouden moeten zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) De bevordering van slimme, duurzame en inclusieve economische groei impliceert noodzakelijk optimale opleidingsmogelijkheden en -kansen. Mobiliteit gedurende de opleiding, mogelijk gemaakt door EU-programma's als Erasmus, Leonardo da Vinci en Comenius, bevordert niet alleen aspecten van formeel onderwijs, maar ook de persoonlijke en sociale ontwikkeling. Ik heb daarom voor het verslag gestemd.

 
  
  

Verslag: Mary Honeyball (A7-0099/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik sta achter dit voorstel, omdat in heel Europa vanuit verschillende onderwijstradities op tal van manieren in voorschools onderwijs wordt voorzien. Een universele aanpak van de kinderopvang en het voorschoolse onderwijs in de EU valt dan ook lastig te realiseren. Het is eenvoudiger om gezamenlijke doelen en doelstellingen vast te stellen om de bestaande praktijken meer te harmoniseren.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. (RO) Voorschools leren legt de basis voor een succesvol leven lang leren. Kinderen zijn op zeer jonge leeftijd bijzonder leergierig, ontvankelijk en bereid tot leren, en belangrijke vaardigheden zoals taalvaardigheid en uitdrukkingsvermogen, maar ook sociale vaardigheden worden dan aangeleerd. Op deze leeftijd wordt de basis gelegd voor de toekomstige school- en beroepsloopbaan. De vroege kinderjaren zijn cruciaal voor de cognitieve, zintuiglijke en motorische ontwikkeling, alsook voor de affectieve en persoonlijke ontwikkeling en voor de taalverwerving, en leggen de basis voor een leven lang leren. Vroege ontwikkeling van een gezonde levensstijl, zoals goede eetgewoonten en voldoende en uitgebalanceerde lichaamsbeweging, kan een grote invloed hebben op de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling.

Europa kent een rijke, gevarieerde mix aan onderwijstradities, waarbij op tal van manieren in voorschools onderwijs wordt voorzien. Ik heb voor dit verslag gestemd. Hoewel wordt toegegeven dat een Europese aanpak voor voorschools leren moeilijk is uit te voeren, wordt toch de ontwikkeling aangemoedigd van een enkel Europees kader met gedeelde doelen en waarden, waaronder gezamenlijke aanspraken en structuren.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd. Voorschools leren legt de fundamenten voor een succesvol leven lang leren. Dat is van essentieel belang voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie, waarmee wordt beoogd een kennissamenleving op te bouwen, de werkgelegenheid te vergroten, het aantal voortijdige schoolverlaters terug te dringen en de armoede te verminderen. Deze doelstellingen kunnen alleen worden bereikt als alle kinderen een goede start in het leven krijgen. De lidstaten moeten hun investeringen opvoeren om toegankelijk en kwalitatief hoogstaand voorschools onderwijs aan alle kinderen waarborgen, wat kan bijdragen aan minder vroegtijdige schoolverlaters, aan de bestrijding van de onderwijsachterstand van kinderen uit sociaal en cultureel achtergestelde gezinnen, en aan de terugdringing van de hieruit voortvloeiende sociale ongelijkheden.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb gestemd voor het verslag van mevrouw Honeyball. Europa kent een rijke, gevarieerde mix aan onderwijstradities. Dit vereist de ontwikkeling van een Europees kader van gezamenlijke doelstellingen, aanspraken en structuren. De Europa 2020-strategie moet zijn gericht op een inclusieve samenleving door het vergroten van de werkgelegenheid. Het verkleinen van het aantal vroegtijdige schoolverlaters en het terugdringen van armoede kan alleen worden bereikt als alle kinderen een toekomst krijgen die de weg baant voor een beter leven. Ik wil wijzen op het belang van voorschoolse activiteiten, met name vreemde talen. Culturele activiteiten zijn een vitale bron van verrijking voor kinderen door middel van het bevorderen van culturele dialoog. Tot slot moet er rekening worden gehouden met de uiteenlopende leefomstandigheden van gezinnen. In dit opzicht hebben we flexibele en innovatieve onderwijsprogramma's nodig voor voorschools leren.

 
  
MPphoto
 
 

  Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. – (ES) Onderwijs in de eerste levensfase is essentieel. Ik stem volledig in met de hiervoor vastgestelde doelstellingen om voor 2010 te voorzien in kinderopvang voor ten minste 90 procent van de kinderen tussen drie jaar en de leerplichtige leeftijd en voor ten minste 33 procent van de kinderen onder de drie jaar.

 
  
MPphoto
 
 

  Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. (RO) Europa kent een rijke, gevarieerde mix aan onderwijstradities, waarbij op tal van manieren in voorschools onderwijs wordt voorzien. Er bestaan duidelijke verschillen tussen de lidstaten wat betreft onder meer het aantal en de kwaliteit van de voorzieningen, het aantal aanmeldingen, het soort dienstverlening en het bestuur daarover. Een universele aanpak van de kinderopvang en het voorschoolse onderwijs (ECEC) in de EU is ongepast en valt lastig te realiseren. Het is veel beter om een Europees kader van gezamenlijke doelstellingen, normen en waarden te ontwikkelen, met inbegrip van gezamenlijke aanspraken en structuren. De eerste drie jaar van een kinderleven zijn extreem belangrijk voor de ontwikkeling van de hersenen, de fysieke en cognitieve ontwikkeling en voor de taalverwerving. Bovendien leggen deze vroege jaren de basis voor een leven lang leren. Arme gezinnen maken, vooral op geprivatiseerde markten, minder snel dan andere groepen gebruik van kinderopvang en voorschools onderwijs. Dat is zorgwekkend, omdat benadeelde kinderen juist aantoonbaar het meest van de toegang tot die voorzieningen profiteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Nessa Childers (S&D), schriftelijk. (EN) Dit is een zeer belangrijke kwestie en ik ondersteun dan ook volledig de lijn van mijn fractie om prioriteit te geven aan voorschools leren.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. (PT) Het is belangrijk dat er binnen het onderwijs en de opvang reeds in de vroegste levensjaren van een kind een stevige basis wordt gelegd, aanvullend op de centrale rol van het gezin. Deze vormt de basis voor succes op het gebied van een leven lang leren, sociale integratie en persoonlijke ontwikkeling, en bij het vergroten van de toekomstige kansen op de arbeidsmarkt. De vroegste ervaringen van kinderen vormen de basis voor de manier waarop zij in de rest van hun leven zullen kunnen leren. Hun ontwikkeling wordt hierdoor bepaald en zij worden op deze manier geholpen om eventuele achterstandssituaties het hoofd te bieden en de cirkel van armoede te doorbreken, die van generatie op generatie wordt overgeërfd. Door kinderen te helpen hun potentieel te ontwikkelen, kunnen goede onderwijs- en opvanginstellingen een belangrijke bijdrage leveren aan twee hoofddoelstellingen van de Europa 2020-strategie: het aantal vroegtijdige schoolverlaters verminderen met 10 procent, en minimaal 20 miljoen mensen uit hun situatie van armoede en sociale uitsluiting halen.

Ik sta dan ook achter het ontwikkelen van een Europees kader van gezamenlijke doelstellingen, normen en waarden, met inbegrip van gezamenlijke aanspraken en structuren. Dit moet resulteren in het realiseren van goede kinderopvang en voorschools onderwijs, en hiervoor dienen gerichte en voldoende financiële middelen ter beschikking worden gesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. (RO) Kinderen op zeer jonge leeftijd zijn bijzonder leergierig, ontvankelijk en bereid tot leren, en belangrijke vaardigheden zoals taalvaardigheid en uitdrukkingsvermogen worden dan aangeleerd. Voorschools leren legt de basis voor een succesvol leven lang leren, hetgeen van centraal belang is voor de verwezenlijking van de Europa 2020-doelstellingen. Ik denk dat de Europa 2020-strategie, waarmee wordt beoogd om door meer werkgelegenheid, minder vroegtijdige schoolverlaters en minder armoede een inclusieve samenleving te creëren, alleen haalbaar is wanneer alle kinderen een goede start in het leven krijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag gestemd over voorschools leren, omdat daarin onderkend wordt dat ouderschapsverlof een essentieel element is gedurende de eerste levensjaren van een kind. Om tegemoet te kunnen komen aan de behoeften van kinderen moeten de voorwaarden voor moederschaps-, vaderschaps- en ouderschapsverlof worden verbeterd, zodat beide ouders een centrale rol kunnen spelen bij de opvoeding van hun kinderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Zoals ik al zei bij de bespreking van "Jeugd in beweging", is onderwijs een instrument dat van essentieel belang is voor het realiseren van de ambitieuze doelstellingen van de Europa 2020-strategie. Dat geldt niet alleen voor het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs, maar ook voor het leren in de allereerste levensjaren.

Het is van groot belang dat Europese kinderen toegang hebben tot goed onderwijs, waar ze goede basisvaardigheden op het gebied van hun moedertaal, wiskunde en een (of meerdere) vreemde talen, en waar ze methoden leren om met succes een vervolgopleiding of studie te kunnen afronden en productief te kunnen zijn, zoals we jonge Europeanen toewensen.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Dit verslag gaat over voorschools leren in de Europese Unie. We weten allemaal dat je, voordat je een gebouw kunt neerzetten, eerst de fundamenten moet leggen. Als het fundament niet goed is, bestaat het risico dat het gebouw instabiel is en wellicht instort. Hetzelfde geldt voor onderwijs. Goed en solide onderwijs biedt de burgers een betere toekomst. Goede kinderopvang en voorschools onderwijs is van essentieel belang voor de toekomst van een kind: deze hebben een positief effect op de gezondheid en op de relaties binnen het gezin, en tevens wordt hiermee de kans op beter werk in de toekomst vergroot. Voorschools leren is van groot belang, maar het heeft van de kant van de wetgevers niet de aandacht gekregen die het verdient. De ontwikkeling van kennis en vaardigheden is belangrijker dan de kwaliteit van gebouwen. De kwaliteit van de voorzieningen en van het personeel in deze sector moet verbeterd worden. Ik ben het ermee eens dat er gezamenlijke parameters en waarden moeten worden uitgewerkt voor alle lidstaten, en daarom heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Dit verslag gaat over het belangrijke thema van voorschools leren en het positieve effect daarvan op de cognitieve, fysieke, gedrags-, affectieve en emotionele ontwikkeling. Dat zijn elementen die bepalend zijn voor een gezonde psychische en lichamelijke ontwikkeling van kinderen.

In het verslag worden bij de overwegingen enkele belangrijke aspecten onderkend, zoals het verband tussen een arme en achtergestelde gezinssituatie en lage prestaties op school, en de moeilijkheden die vele huishoudens ondervinden om gezinsverplichtingen te combineren met beroepsverplichtingen, welke het gevolg zijn van de deregulering van de werkuren die werknemers worden opgelegd, en de toename van het aantal banen zonder arbeidszekerheid. Helaas worden deze vraagstukken verder niet beantwoord in het verslag en worden er geen voorstellen gedaan om iets aan deze situaties te veranderen.

Het voorschoolse leren moet gebaseerd zijn op de garantie van een netwerk van openbare voorzieningen voor kinderopvang en voorschools onderwijs, die gratis moeten zijn en van goede kwaliteit, en voor iedereen toegankelijk, als een factor die van essentieel belang is voor de ontwikkeling van de samenleving en voor de bestrijding van de armoede. Onderwijs mag niet overgeleverd worden aan de wetten van de markt. Er moet een netwerk ontwikkeld worden van openbare crèches dat een groter geografisch gebied beslaat en dat meer openstaat voor verschillende onderwijsmodellen, stimulerend is voor de ontwikkeling van het kind en van de samenleving, en sociale segregatie en discriminatie bestrijdt, zodat er een beter leven en een betere toekomst voor mensen in het verschiet ligt.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het onderwerp van dit verslag is het belangrijke thema van voorschools leren en het positieve effect daarvan op de cognitieve, fysieke, gedrags-, affectieve en emotionele ontwikkeling. Dat zijn elementen die bepalend zijn voor een gezonde psychische en lichamelijke ontwikkeling van kinderen.

In het verslag worden bij de overwegingen enkele belangrijke aspecten onderkend, zoals het verband tussen een arme en achtergestelde gezinssituatie en lage prestaties op school, en de moeilijkheden die vele huishoudens ondervinden om gezinsverplichtingen te combineren met beroepsverplichtingen, welke het gevolg zijn van de deregulering van de werkuren die werknemers worden opgelegd, en de toename van het aantal banen zonder arbeidszekerheid. Helaas worden deze vraagstukken verder niet beantwoord in het verslag en worden er geen voorstellen gedaan om iets aan deze situaties te veranderen.

Het voorschoolse leren moet gebaseerd zijn op de garantie van een netwerk van openbare voorzieningen voor kinderopvang en voorschools onderwijs, die gratis moeten zijn en van goede kwaliteit, en voor iedereen toegankelijk, als een factor die van essentieel belang is voor de ontwikkeling van de samenleving en voor de bestrijding van de armoede. Onderwijs mag niet overgeleverd worden aan de wetten van de markt. Er moet een netwerk ontwikkeld worden van openbare crèches dat een groter geografisch gebied beslaat en dat meer openstaat voor verschillende onderwijsmodellen, stimulerend is voor de ontwikkeling van het kind en van de samenleving, en sociale segregatie en discriminatie bestrijdt, zodat er een beter leven en een betere toekomst voor mensen in het verschiet ligt.

 
  
MPphoto
 
 

  Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. (SK) Zowel in de gepresenteerde verslagen als het debat worden cultuur en onderwijs vanuit uiteenlopende perspectieven benaderd. Ik vind de ontwikkeling van creativiteit vanaf de geboorte een heel belangrijk aspect. Mevrouw Honeyball wijst er in haar verslag op dat het om verschillende redenen het beste is om al in de vroege kindertijd te beginnen met onderwijs. Volgens de geldende mensenrechtendocumenten zijn kinderen volwaardig actieve en betrokken burgers met eigen rechten. Ze hebben een enorm creatief potentieel. De periode vanaf de geboorte tot drie jaar is van fundamenteel belang voor de ontwikkeling van het denken en de fysieke en cognitieve ontwikkeling. In dit prille stadium wordt ook de basis gelegd voor een leven lang leren, dat een belangrijke rol speelt in het vervullen van de doelstellingen van Lissabon. Vooral arme gezinnen, vaak Roma, hebben slechter toegang tot diensten op het gebied van zorg en onderwijs in de voorschoolse leeftijd. Dat is des te bedroevender, omdat vooral kinderen uit achtergestelde gezinnen het meeste baat zouden hebben bij deze diensten.

Daarom moeten we ervoor zorgen dat zorg en onderwijs toegankelijk worden voor alle gezinnen en kinderen, ongeacht hun afkomst of de financiële situatie van de ouders. Ik vind het vervelend om uit te wijken naar pragmatische, economische argumenten als het gaat om de mensenrechten, en in kwesties die natuurlijk zo min mogelijk afhankelijk zouden moeten zijn van de economische situatie. Er moet echter worden gezegd dat een besluit om niet te investeren op dit terrein in werkelijkheid kosten zal opleveren, die misschien niet direct zichtbaar zullen zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk.(FR) Er zijn hier in dit Parlement af en toe van die verslagen waarvan je aan de titel al kunt zien dat ze waarschijnlijk bol staan van de onnozelheden. Het verslag van Honeyball is daar een sprekend voorbeeld van. Laten we het gebruikelijke gezanik over het lot dat migranten wacht, verplicht multiculturalisme of de promotie van alles wat een minderheid is, maar overslaan. De parel van dit verslag komt in paragraaf 14. Vaders en moeders zouden "gelijkwaardige partners zijn op het gebied van kinderopvang en het voorschoolse onderwijs". Heb ik dat goed gelezen: "partners"? Zijn zij niet als eerste verantwoordelijk voor de opvoeding van hun eigen kinderen? Maar inderdaad, in paragraaf 16 vraagt de rapporteur om een investering in educatieprogramma's voor ouders. Ouders worden dus gelijk al als onbekwaam, onverantwoordelijk en infantiel afgeschilderd, een indruk die nog wordt versterkt door paragraaf 27, waarin wordt benadrukt dat onze kleintjes bij afwezigheid van voldoende diensten voor jonge kinderen, het risico lopen om in de criminaliteit te belanden en asociaal gedrag te gaan vertonen. Uw vertrouwen in de mensheid is verbluffend en je zou je haast gaan afvragen hoe de mensheid zich tot nu toe zonder u gered heeft. Nee, echt, de beste dienst die u onze lieve kleine schatjes kunt bewijzen, is ze met rust te laten!

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit document gestemd omdat de eerste jaren van de kindertijd (voordat ze naar school gaan) cruciaal zijn voor de cognitieve, zintuiglijke en motorische ontwikkeling en de taalverwerving van het kind en ook de basis leggen voor een leven lang leren. Het is dan ook aan te bevelen dat de lidstaten overwegen om een verplicht voorschooljaar vóór het begin van het basisonderwijs in te voeren. De invoering en ondersteuning van vernieuwende pedagogische modellen voor taalonderwijs wordt aangemoedigd, met name meertalige crèches en kleuterscholen, die beantwoorden aan de in 2002 in Barcelona bepaalde doelstelling, die onder meer het leren van streektalen, minderheidstalen en talen van buurlanden omvat. In een instabiel economisch klimaat mogen we niet vergeten om substantieel te investeren in opvang- en onderwijsdiensten voor jonge kinderen. Naar mijn mening moeten de lidstaten voldoende middelen voor deze diensten vrijmaken. Voorschools onderwijs van goede kwaliteit kan bijdragen aan het verminderen van het aantal vroegtijdige schoolverlaters, aan de bestrijding van de onderwijsachterstand van kinderen uit sociaal en cultureel achtergestelde gezinnen en aan de terugdringing van de hieruit voortvloeiende sociale ongelijkheid, hetgeen van invloed is op maatschappij als geheel. Jongeren uit sociaal kwetsbare groepen lopen het grootste risico. We dragen zorg voor toekomstige generaties en de voor kwaliteit van hun opvoeding.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, we zijn ons ervan bewust dat een beleid voor kinderopvang en voorschools onderwijs ontoereikend is en moeilijk te realiseren. Daarom moet de aandacht worden gevestigd op de mogelijke tenuitvoerlegging van wat nodig is en op de niveaus waarop actie moet worden ondernomen. Met vroege kinderjaren wordt de leeftijd van nul tot zes jaar bedoeld. Dit is een kwetsbare periode voor de ontwikkeling van de hersenen, het lichaam en denkvermogen van het kind, maar ook voor de taalontwikkeling. In deze periode begint het kind te leren en leert het de instrumenten kennen die het als volwassene zal gebruiken om cognitieve mechanismen uit te werken die anders zijn, maar noodzakelijk voor hun toekomstige studie en werk. Ik heb daarom voor dit verslag gestemd, omdat erin wordt gesproken over het beschermen van de vroege kinderjaren, het recht van duizenden kinderen om naar school te gaan of de meest gunstige omstandigheden te krijgen om te leren. De toekomst en de ontwikkeling van de EU staan op het spel als we het hierover hebben, en daarom moeten we actie ondernemen zoals beschreven door mevrouw Honeyball. Ik feliciteer haar met haar werk.

 
  
MPphoto
 
 

  Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. (RO) Het is van groot belang dat we in alle lidstaten een standaardbeleid en -aanpak ondersteunen met betrekking tot voorschools leren. Toegang tot deze vorm van leren heeft belangrijke economische, sociale en culturele voordelen. Afgezien van het invoeren van een EU-breed beleid is het van buitengewoon belang om een goede samenwerking en coördinatie op lokaal niveau te realiseren tussen de verschillende ministeries en instellingen die betrokken zijn bij programma's voor onderwijs aan jongeren. Deze programma's zijn zeer belangrijk, want kinderen kunnen op voorschoolse leeftijd dingen leren en de programma's kunnen het gehele onderwijs- en arbeidsmarkttraject van een kind bepalen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. In 2002 heeft de Europese Raad van Barcelona de EU-lidstaten opgeroepen om vóór 2010 te voorzien in kinderopvang voor ten minste 90 procent van de kinderen tussen drie jaar en de leerplichtige leeftijd en voor ten minste 33 procent van de kinderen onder de drie jaar. Deze doelstellingen wijzen op een arbeidsmarktgerichte benadering van kinderopvang en voorschools onderwijs, die berust op de toentertijd vastgestelde behoefte aan meer werkende vrouwen. Hoewel voldoende aandacht voor het verband tussen kinderopvang en voorschools onderwijs en gelijke kansen voor vrouwen van vitaal belang is, zijn deze doelstellingen duidelijk problematisch en achterhaald, omdat ze een groot aantal cruciale kwaliteitsaspecten van een sterk voorschoolsonderwijsbeleid negeren. Centra voor kinderopvang en voorschools onderwijs zijn niet alleen plekken waar werkende vrouwen hun kinderen kunnen 'stallen', maar leveren ook een enorme bijdrage aan het welzijn van het kind en vergroten de kansen in zijn latere leven.

 
  
MPphoto
 
 

  Jiří Maštálka (GUE/NGL), schriftelijk. (CS) De vroege kindertijd verdient grote aandacht en een zorgvuldige aanpak als het om de omgevingsfactoren gaat. We dienen er te allen tijde van doordrongen te zijn dat dit een unieke ontwikkelingsperiode is die nooit meer kan worden overgedaan. Dit is dé periode waarin de persoonlijkheid van een individu gevormd wordt. Er dient dan ook veel meer aandacht aan te worden besteed en ook mag deze periode nooit worden onderschat of ooit op enige wijze tijdelijk veronachtzaamd. Volwassenen dienen een rolmodel te zijn, waarmee zij kinderen helpen om verschillende soorten kennis en vaardigheden aan te leren. Dit is de periode waarin de persoonlijkheid tot stand komt, waarin het leerproces zogezegd ongedwongen en natuurlijk is en de omringende wereld maximaal wordt waargenomen, geaccepteerd en als een spons opgezogen. Hoewel de ontwikkeling van een kind van meerdere, zowel genetische als externe factoren afhankelijk is, wordt de persoonlijkheid van een kind in de allereerste plaats gevormd door de ouders en de onmiddellijke omgeving van het kind.

Verder zou ik er nog met nadruk op willen wijzen dat we in samenhang hiermee specifiek voor deze leeftijdsgroep zorgen moeten voor passende en veelzijdige bewegingsactiviteiten. Dit kan de ontwikkeling van het individu helpen bevorderen en bijdragen tot een betere gezondheid op latere leeftijd.

 
  
MPphoto
 
 

  Iosif Matula (PPE), schriftelijk.(RO) Voorschools leren heeft grote invloed op de latere ontwikkeling van kinderen en op hun latere kansen op succes. Investeringen in deze periode leiden later tot lagere zorgkosten, lagere misdaadcijfers en minder asociaal gedrag. Voorschools leren wordt echter verschillend aangeboden in de Europese Unie. Het is moeilijk om een standaard aanpak voor iedereen uit te voeren. Ik denk dat we ons eerder moeten richten op het instellen van een gezamenlijk kader met heldere doelen en waarden. Volgens het in 2002 gestelde doel moeten de lidstaten voorschools onderwijs aanbieden aan 90 procent van de kinderen tussen de leeftijd van drie jaar en de leerplichtige leeftijd. Dit heeft ook een economische reden, gezien het toenemend aantal vrouwen op de arbeidsmarkt. Het is van groot belang dat we de minderheden betrekken bij voorschoolse onderwijsprogramma's betrekken, met name de Roma, die vaak achtergesteld worden. We moeten ook zorgen dat er voldoende kinderopvangplaatsen beschikbaar zijn, zodat er geen lange wachtlijsten voor dergelijke voorzieningen ontstaan. Ook moeten we de kwalificaties van het personeel dat met jonge kinderen werkt niet over het hoofd zien. Deze hebben een zeer groot effect op de kwaliteit van het onderwijs.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. (FR) Het garanderen van opvang en onderwijs van gelijke kwaliteit aan alle jonge kinderen, ongeacht hun leeftijd of sociale omstandigheden is het minimum. Dat minimum durft het verslag van mevrouw Honeyball, dat verder toch heel adequaat is, niet te vragen. Dat is spijtig. Maar aangezien deze tekst verder geen enkele juridische consequentie heeft, kan hij, ondanks ernstige tekortkomingen, toch worden goedgekeurd.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Alom wordt onderkend dat voorschools leren de basis legt voor een succesvol leven lang leren. Kinderen zijn in deze levensfase bijzonder leergierig, ontvankelijk en bereid tot leren, en belangrijke vaardigheden zoals taalvaardigheid en uitdrukkingsvermogen, maar ook sociale vaardigheden worden dan aangeleerd. Daarmee wordt op deze leeftijd de basis gelegd voor de toekomstige school- en beroepsloopbaan. Daarom moeten we ervoor zorgen dat alle kinderen in hun eerste levensjaren gelijke kansen krijgen om te leren, zonder welke vorm van discriminatie dan ook.

 
  
MPphoto
 
 

  Louis Michel (ALDE), schriftelijk. (FR) Voorschools leren legt de basis voor een succesvol leven lang leren. Het versterkt de intelligentie, stimuleert de natuurlijke nieuwsgierigheid en ontwikkelt de motoriek, het slaat handarbeid hoog aan en stimuleert de geestelijke gezondheid. Door voorschools leren socialiseert het kind, ontwikkelt het zijn moedertaal en leert het wennen aan de klanken van een vreemde taal. Het brengt het kind de grondbeginselen bij van het leren lezen en rekenen.

Kinderopvang en voorschools onderwijs nemen in de verschillende landen van de Europese Unie echter verschillende vormen aan, afhankelijk van de interpretatie die aan de kindertijd wordt gegeven. Over het algemeen wordt er aan kinderopvang en voorschools onderwijs minder aandacht en geld besteed dan aan andere onderwijsniveaus. Kinderopvang en voorschools onderwijs moeten aan alle ouders en kinderen worden verstrekt, ongeacht hun achtergrond of financiële situatie. Ouders moeten op hun beurt gelijkwaardige partners van deze diensten zijn.

Aangezien de voorschoolse leeftijd de belangrijkste fase is voor de emotionele en sociale ontwikkeling van het kind, moet het personeel dat met deze kinderen werkt, over de juiste kwalificaties beschikken. In ieder geval moet de eerste doelstelling zijn dat de behoeften en belangen van het kind centraal staan.

 
  
MPphoto
 
 

  Miroslav Mikolášik (PPE), schriftelijk. − (SK) De kindertijd is ongetwijfeld van fundamenteel belang voor de lichamelijke, mentale en sociale ontwikkeling van kinderen. Daarom moeten we beseffen dat investeringen in voorschools onderwijs zich terugbetalen, omdat ze een garantie zijn voor toekomstige groei. Bovendien is al in meerdere onderzoeken aangetoond dat op die manier gebruikte financiële middelen aanzienlijke economische en maatschappelijke voordelen opleveren op de middellange en lange termijn.

De beste en meest natuurlijke manier om op dit gebied in steun te voorzien is door het gezin te beschermen als hoeksteen van de samenleving. Ouders zijn tenslotte de eerste en belangrijkste leraren van hun kinderen en het wettelijk kader zou daarom geen bepalingen moeten bevatten op grond waarvan ouders worden gestraft voor het persoonlijk verzorgen van hun kinderen, vooral in hun eerste levensjaren. Die agenda valt weliswaar uitsluitend onder de bevoegdheid van de lidstaten, maar het is meer dan wenselijk dat de Europese Unie door middel van haar coördinerende functie bijdraagt aan de verbetering van de situatie in de afzonderlijke lidstaten. Om die redenen deel ik het standpunt van de rapporteur.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) In de ontwerpresolutie van de Britse socialistische afgevaardigde Mary Honeyball wordt geprobeerd om de rol van de vader en de moeder van een kind beperken tot de positie van gelijkwaardige partners van het opvoedingssysteem van de staat. Letterlijk staat er (onder punt 14): "[Het Europees Parlement] benadrukt dat moeders en vaders in het kader van onderwijs en opvang voor jonge kinderen de positie van gelijkwaardige partners hebben; (...)." Hiermee komt een diep wantrouwen tot uitdrukking jegens het gezin en het in de hele wereld erkende recht van de ouders om voor hun kinderen te zorgen en hen op te voeden. Dit staat onder meer haaks op de grondwet van de Bondsrepubliek Duitsland, waarin is vastgelegd: „De verzorging en de opvoeding van de kinderen zijn het natuurlijke recht van de ouders en vormen de verplichting die in de eerste plaats op hen rust" (artikel 6 lid 2). Het verslag is de uitdrukking van de gezinsvijandige agenda van de EU en vormt een poging tot inmenging in de sociale bevoegdheden van de lidstaten.

Bovendien wordt in de resolutie aanbevolen om vóór de basisschool een verplicht jaar kleuterschool in te voeren en de onderwijsvoorzieningen voor jonge kinderen uit te breiden. Op deze wijze worden de 'Barcelona-doelstellingen' van de EU bevestigd die daardoor – zoals vroeger in de Sovjet-Unie – de quota voor het aandeel van de staat bij de opvoeding van kinderen bepaalt. Het welzijn van het kind staat niet centraal in de resolutie, die beoogt de keuzevrijheid van de ouders bij de opvoeding van hun kinderen te ondermijnen. Daarom heb ik tegen het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Franz Obermayr (NI), schriftelijk. (DE) De eerste drie jaar in het leven van een kind zijn bepalend voor de ontwikkeling van de hersenen en het leren van talen. Taalverwerving is de basis voor logisch denken en het begrijpen van verbanden. Zonder een bepaald niveau van taalbeheersing is verder leren nauwelijks mogelijk, want taalachterstand valt op latere leeftijd maar moeilijk in te halen. In het verslag wordt vastgesteld dat de meeste kinderen van migranten in de EU zonder voldoende taalkennis naar school gaan. Tegelijkertijd wordt in het verslag vermeld dat de meeste migrantengezinnen (evenals minderheden zoals de Roma) veel minder gebruik maken van het aanbod aan onderwijs voor jongere kinderen dan andere gezinnen. Het mag niet zo zijn dat het niveau van onze scholen steeds verder daalt, omdat veel scholieren de lessen gewoon niet verstaan. Elk kind – migrant of niet – moet als het naar school gaat de taal van het land voldoende beheersen om de lessen te kunnen volgen. Het verslag biedt geen zinvolle aanzet voor mogelijke oplossingen hiervoor. Er is veeleer sprake van totale bevoogding van de ouders en het overnemen van de opvoeding van kinderen door de staat. Daarom heb ik tegen dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Diversiteit in de Europese onderwijstradities, en dus ook in het voorschoolse onderwijs, is niet alleen aanvaardbaar maar verdient zelfs te worden toegejuicht, want het reflecteert de diverse Europese culturele, historische en sociale aspecten van een land. Toch is er nog ruimte voor de ontwikkeling van een Europees kader met gemeenschappelijke noemers voor wat betreft coördinatie, gemeenschappelijke doelstellingen en waarden, en voor wat betreft gemeenschappelijke rechten en structuren. Bovendien wordt in de Barcelona-doelstelling bepaald dat de EU-lidstaten moeten zorgen voor kinderopvang voor tenminste 90 procent van de kinderen in de leeftijd van drie jaar tot de leerplichtige leeftijd, en voor 33 procent van de kinderen tot drie jaar. Dit kan alleen worden gerealiseerd als er tussen de lidstaten onderlinge afspraken worden gemaakt en indien daar waar mogelijk informatie en beste praktijken worden uitgewisseld, vooral door lidstaten met hoog ontwikkelde structuren in het voorschoolse onderwijs richting de partners met minder ervaring op dat gebied.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Binnen de Europese Unie wordt op verschillende manieren voorzien in kinderopvang en voorschools onderwijs, waarbij de definitie van 'kwaliteit' varieert en sterk afhangt van de culturele normen en waarden van een land en een regio, en hun interpretatie van het begrip 'kind'. Voorschools leren legt de basis voor een succesvol leven lang leren, hetgeen van centraal belang is voor de verwezenlijking van de Europa 2020-doelstellingen. Ik heb daarom voor dit verslag gestemd over voorschools leren, waarin de gezamenlijke doelstellingen van de EU worden aangehaald uit de conclusies van de Europese Raad van Barcelona, in het bijzonder om vóór 2010 te voorzien in kinderopvang voor ten minste 90 procent van de kinderen tussen drie jaar en de leerplichtige leeftijd en voor ten minste 33 procent van de kinderen onder de drie jaar. Ik sluit me aan bij de oproep van de rapporteur om deze doelstellingen nog ambitieuzer te maken. In het verslag wordt een aanpak beschreven waarin het kind centraal staat en waarin het uitgangpunt de onderkenning is dat de vroege kinderjaren cruciaal zijn voor de cognitieve, zintuiglijke en motorische ontwikkeling, alsook voor de affectieve en persoonlijke ontwikkeling en voor de taalverwerving, en de basis leggen voor een leven lang leren.

 
  
MPphoto
 
 

  Phil Prendergast (S&D), schriftelijk. (EN) Toegang tot voorschools leren is van cruciaal belang voor jonge kinderen in de zin van ontvankelijkheid en bereidheid tot leren, in het bijzonder omdat belangrijke vaardigheden zoals taalvaardigheid, maar ook sociale vaardigheden dan worden aangeleerd. Buiten dat bestaat er een duidelijk verband tussen een arme en achtergestelde gezinssituatie en lage prestaties op school. Daarom moeten wij zorgen dat de doelstellingen van de Europese Raad van Barcelona om vóór 2010 te voorzien in kinderopvang voor ten minste 90 procent van de kinderen tussen drie jaar en de leerplichtige leeftijd en voor ten minste 33 procent van de kinderen onder de drie jaar, worden gehaald. Bestrijding van onderwijsachterstand door middel van kwalitatief hoogstaand onderwijs in de vroege kinderjaren en gerichte steun, en door bevordering van op integratie gericht onderwijs, is absoluut noodzakelijk als wij een echt inclusieve samenleving willen creëren.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Op jonge leeftijd zijn kinderen bijzonder ontvankelijk voor het ontwikkelen van cognitieve en sociale vaardigheden, en deze zullen van invloed zijn op de rest van hun leven. Een voorbeeld daarvan is de aanleg voor het leren van talen. Er is echter weinig onderzoek gedaan naar deze leerfase, en er wordt in het kader van het onderwijs weinig aandacht besteed aan het belang daarvan. Dit heeft grote negatieve gevolgen voor bijvoorbeeld kinderen die opgroeien in meer achtergestelde gezinnen, waar de cognitieve ontwikkeling van kinderen doorgaans minder gestimuleerd wordt. We moeten daarom dringend kinderopvang en voorschools onderwijs (Early Childhood Education and Care – ECEC) stimuleren. Daarom heb ik voor deze resolutie gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. – (FR) De vroege kinderjaren zijn cruciaal voor de verstandelijke, fysieke, emotionele en persoonlijke ontwikkeling en voor de taalverwerving en leggen de basis voor een leven lang leren. Daar ik een groot voorstander ben van een gemeenschappelijke Europese benadering van het leren in de vroege kinderjaren – waarbij de verscheidenheid aan nationale benaderingen echter wordt gerespecteerd –, steun ik het verslag van mevrouw Honeyball, waarin zij oproept tot de ontwikkeling van een Europees kader voor kinderopvang en voorschools onderwijs (Early Childhood Education and Care – ECEC) dat gezamenlijke doelen en normen en waarden benadrukt. Gezien de zeer belangrijke rol van ouders als 'eerste opvoeders' beoogt het verslag een verbetering van het ouderschapsverlof – dat lang genoeg zou moeten zijn om ouders in staat te stellen hun leidende rol te spelen bij het onderrichten van hun kinderen in hun vroege kinderjaren – en moedigt het de lidstaten aan te investeren in educatieprogramma's voor ouders en te zorgen voor andere vormen van bijstand aan ouders die aanvullende hulp nodig hebben. Dit vereist natuurlijk extra investeringen van alle 27 lidstaten en ik roep hen op voldoende middelen uit te trekken voor ECEC-diensten. Ik vind dat educatie een politieke prioriteit moet zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Voorschools leren kent in de EU lange en zeer uiteenlopende tradities in de verschillende lidstaten. Het lijkt van belang een kader van waarden en gemeenschappelijke doelstellingen te scheppen, waar alle lidstaten vervolgens naar kunnen streven. Het uitwisselen van goede praktijken blijft immers cruciaal voor het bieden van een kwalitatief hoogwaardige dienst, waarbij de behoeften van en de zorg voor het kind centraal staan bij alle inspanningen. De aanbevelingen in het verslag zijn gericht op een juist evenwicht tussen de rol van de lidstaten en die van de Commissie; de noodzaak om voorschoolse opvang te ontwikkelen tot een bredere dienst, die is geïnspireerd op de goede praktijken in lidstaten waar "maternelles" en "kindergartens" een recht van ouders zijn; de opname van alle kinderen, ongeacht hun sociale achtergrond (een 'openbare dienst'); de zorg voor kinderen van migranten en voor hun integratie in het vroege onderwijs; de opname in het programma van kunsten en overige middelen om de creativiteit van kinderen te vergroten; het opleiden van begeleiders ten aanzien van betere interculturele vaardigheden; de gelijkheid tussen mannen en vrouwen, terwijl er wordt gewerkt in structuren voor het leren op jonge leeftijd; en het scheppen van nieuwe en goed gekwalificeerde banen.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik vind dat in de Europese Unie het voorschools onderwijs nog op veel verschillende manieren wordt georganiseerd in de lidstaten. We moeten een gemeenschappelijk Europees kader ontwikkelen dat gedeelde doelstellingen en waarden bevat, evenals gemeenschappelijke rechten en structuren. Kinderen moeten worden beschouwd als echte actieve burgers die in staat zijn om eigen meningen te formuleren en te uiten, die rechten genieten en die een eigen creatief potentieel hebben. In dit kader moeten, nogmaals, de ouders worden gezien als de spil van hun opvoeding.

Het natuurlijke gezin is de ideale plek voor een kind om op te groeien en zich te ontwikkelen en, nogmaals, het verlenen van een gepaste periode van ouderschapsverlof kan ertoe bijdragen dat er minder beroep wordt gedaan op kinderopvang. We moeten dus concreet handelen, aangezien vandaag de dag zeer weinig lidstaten lang genoeg betaald verlof bieden om aan de behoeften van gezinnen te voldoen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Salavrakos (EFD), schriftelijk. – (EL) De eerste jaren dat een kind onderwijs geniet zijn voor de goede ontwikkeling van het kind van bijzonder groot belang en vormen een sleutel voor het creëren van een stabiele en economisch dynamische maatschappij. Investeren in voorschools leren levert langetermijnvoordelen op voor de toekomst van onze kinderen. De via dit verslag getoonde inzet om de kwestie op zowel Europees als nationaal niveau onder de loep te nemen is belangrijk. Ik verwelkom de oproep voor meer Europees onderzoek in deze sector en de noodzaak tot het identificeren en uitwisselen van beste praktijken op Europees niveau, en voor het correcte gebruik van de structuurfondsen en programma's in die richting.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Thérèse Sanchez-Schmid (PPE), schriftelijk. – (FR) Een van de doelstellingen van de Europese Raad van Barcelona van 2002 was om vóór 2010 te voorzien in kinderopvang voor ten minste 90 procent van de kinderen tussen drie jaar en de leerplichtige leeftijd en voor ten minste 33 procent van de kinderen onder de drie jaar. Deze doelstelling is helaas nog lang niet verwezenlijkt. De kwantiteit en kwaliteit van de kinderopvang zijn echter van cruciaal belang voor Europa. Vanaf zeer jonge leeftijd zijn de zorg voor kinderen en hun leerproces en geleidelijke bewustwording van hun omgeving namelijk van doorslaggevend belang voor de volgende fase van hun educatie. Bovendien mag het niet zo zijn dat hun ouders hun ambities op professioneel vlak moeten laten varen als gevolg van ontoereikende kinderopvang. Dit verslag herinnert ons er desalniettemin – en terecht – aan dat ieder land een andere opvatting heeft van kinderopvang en verschillende modellen hiervan, die wij moeten respecteren. Met dit verslag bewijst het Europees Parlement dat de EU helemaal niet eropuit is de kinderopvang te verkwanselen in de naam van de vrijheid van dienstverlening, maar de lidstaten de keuze laat van hun educatiemodel.

 
  
MPphoto
 
 

  Daciana Octavia Sârbu (S&D), schriftelijk. (EN) Voorschools leren heeft een grote invloed op de kansen die kinderen in hun leven krijgen. Met name de ontwikkeling tijdens de eerste jaren van een gezonde levensstijl en goede gedragingen, zoals een goed dieet en regelmatige lichamelijke oefening, zijn belangrijke factoren voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid. Net als alle beleidsmaatregelen die uitgaan van het beginsel dat "voorkomen beter is dan genezen", heeft ook het bieden van voorschools onderwijs een relatief hoog rendement. Ik feliciteer de rapporteur met haar uitgebreide verslag, waarin een aantal belangrijke punten voor verdere discussie en actie zijn opgenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Joanna Senyszyn (S&D), schriftelijk. – (PL) Ik heb het verslag over voorschools leren in de Europese Unie gesteund. Ik wil graag de aandacht vragen voor drie zaken. Ten eerste zijn de vroege kinderjaren cruciaal voor de cognitieve, zintuiglijke en motorische ontwikkeling van het kind. De lidstaten moeten daarom bij de ontwikkeling van integrale strategieën en actieprogramma's een reeks verschillende onderwerpen meenemen die de ontwikkeling van het kind beïnvloeden. Daarbij moet gedacht worden aan gezondheid, migratie, gendergelijkheid en werkgelegenheid. Ten tweede moeten de instellingen op lokaal niveau actieprogramma's uitwerken waarin rekening wordt gehouden met de uiteenlopende levensomstandigheden en behoeften op het gebied van voorschools onderwijs en kinderopvang. Voldoende autonomie is hierin noodzakelijk, zodat de programma's voor kinderen op onafhankelijke en creatieve wijze kunnen worden uitgevoerd. Een volgend punt is verbetering van de kwaliteit van voorschools onderwijs en kinderopvang. Als eerste moet hier worden gestart met de ontwikkeling van mechanismen om de voorzieningen te evalueren en toe te zien op de naleving van de kwaliteitsnormen.

Mijn laatste opmerking betreft de universele toegang tot instellingen voor kinderopvang. Uit gegevens van het ministerie van Onderwijs blijkt dat er in Polen 8 400 openbare en 1 600 particuliere kleuterscholen functioneren voor ongeveer 1,6 miljoen kinderen in de leeftijd van drie tot zes jaar. Dit betekent dat er in de kleuterscholen slechts plaats is voor amper 40 procent van hen. Verder zijn er in Polen 352 crèches, waar slechts 2 procent van de jongste kinderen naartoe gaat. Dit een van de belangrijkste oorzaken van de hoge werkloosheid onder vrouwen.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. (EN) Ik steun dit verslag, omdat het belangrijk is dat wij erkennen hoe waardevol de bijdrage van voorschools onderwijs is en hoe cruciaal het is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de EU 2020-strategie.

 
  
MPphoto
 
 

  Niki Tzavela (EFD), schriftelijk – (EL) Dat er binnen de onderwijssystemen van de EU-lidstaten diversiteit bestaat, is een feit en daarom denk ik dat onderzoek naar en uitwisseling van beste praktijken, zoals die in dit specifieke verslag worden aanbevolen, tot goede resultaten zullen leiden voor wat betreft de verbetering van voorschools leren voor kinderen binnen de EU. Meer specifiek: vanwege de kindgeoriënteerde benadering van liever universele diensten dan juist doelgerichte diensten, het betrekken van de ouders alsmede de verbeterde integratie van diensten heb ik voor het verslag over voorschools leren in de Europese Unie van mevrouw Honeyball gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ik stem voor dit verslag, waarin overheidsbeleid voor kinderopvang wordt aanbevolen, hetgeen een stap is in de goede richting.

In het verslag wordt de nadruk gelegd op een aanpak waarbij zowel de behoeften van het kind centraal staan als de effecten van het leren in de vroege kinderjaren op de scholing en persoonlijke ontwikkeling van het kind, waarbij tegelijkertijd rekening wordt gehouden met de verscheidenheid aan systemen en tradities in termen van educatie en kinderopvang in de EU.

In het verslag wordt een duidelijke uiteenzetting gegeven van de – met name in het kader van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting geaccentueerde – kwesties op het gebied van kinderopvang en de gelijke toegang tot educatie voor allen, in het bijzonder voor kinderen uit immigrantengezinnen, ongeacht hun situatie.

Ook wordt in het verslag de nadruk gelegd op de noodzaak van stabiel werk, kwaliteitsopleidingen en billijke sociale bescherming voor het personeel in de kinderopvang.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Ik heb voor het verslag gestemd. De rapporteur heeft in haar verslag terecht de behoeften van het kind als uitgangspunt genomen. Het is niet verrassend dat zij in het verslag tot de slotsom komt dat een uniforme Europese oplossing onmogelijk is. Een 'raamwerk' op EU-niveau is evenwel nodig om de vroegtijdige ontwikkeling van kinderen op andere programma's op EU-niveau, zoals levenslang leren, te kunnen afstemmen.

 
  
  

Ontwerpresolutie B7-0193/2011

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik sta achter het voorstel van de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement, waarin gesteld wordt dat de partnerschapsovereenkomst inzake visserij naar het schijnt heeft bijgedragen tot de overexploitatie van bepaalde bestanden, met name het octopusbestand, waardoor de vangstmogelijkheden voor kleinschalige Mauritaanse vissers kleiner zijn geworden en de EU-industrie dankzij de gesubsidieerde toegangsrechten voor EU-vaartuigen oneerlijke concurrentievoordelen heeft verkregen. In dit voorstel betoont het Europees Parlement zich ingenomen met het voorstel van de Commissie om onderhandelingen te openen voor de vernieuwing van het protocol bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Islamitische Republiek Mauritanië. Verder is het Parlement ingenomen met het voorstel van de Europese Commissie om in de overeenkomst een mensenrechtenclausule op te nemen, en wordt de Commissie verzocht een dialoog op gang te brengen met Mauritanië met als doel dat land te helpen bij het ontwikkelen van een verantwoord visserijbeleid, dat zowel aan instandhoudingsvereisten beantwoordt als aan het streven naar bevordering van de economische ontwikkeling van de visserij. Ook wordt de Commissie verzocht om met spoed maatregelen te nemen om bijvangsten door Europese vaartuigen die in Mauritaanse wateren vissen te reduceren.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd. Het protocol bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij met de Islamitische Republiek Mauritanië loopt op 31 juli 2012 af. De visserij is binnen de economie van Mauritanië een zeer belangrijke sector, die 10 procent van het bbp vertegenwoordigt en tussen de 25 en 50 procent van de export omvat. De Commissie is daarom van plan om onderhandelingen over de verlening van het protocol te starten. Ik verwelkom de verlenging van dit protocol, maar in het protocol moet een groot aantal onderwerpen worden geregeld. In rapporten is geconcludeerd dat de meeste visbestanden in Mauritanië ofwel volledig worden geëxploiteerd, ofwel overbevist worden, reden waarom de Commissie met Mauritanië moet onderhandelen over de ontwikkeling van langetermijnbeheerplannen die alle vangstquota die door de Mauritaanse autoriteiten aan de nationale vloten en aan vloten van derde landen worden toegekend, moeten omvatten, teneinde een duurzame exploitatie van visbestanden tot stand te brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. (ES) Ik stem voor deze resolutie omdat het noodzakelijk is om de onderhandelingen te starten voor de vernieuwing van het protocol bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Islamitische Republiek Mauritanië. Dankzij deze onderhandelingen kunnen schepen onder EU-vlag in Mauritaanse wateren vissen op basis van het beginsel van het overschot van visbestanden zoals beschreven in het VN-Verdrag inzake het recht van de Zee. Bovendien is het noodzakelijk dat Mauritanië de betreffende internationale visserijinstrumenten ratificeert.

 
  
MPphoto
 
 

  Slavi Binev (NI), schriftelijk.(BG) Ik steun de resolutie over de verlenging van het protocol bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en Mauritanië, omdat deze overeenkomst is gebaseerd op het beginsel van overschot, wat verenigbaar is met de duurzame visserijstrategie van de Europese Unie. Mauritanië is ook een van de armste landen in de wereld en geclassificeerd als een arm land met een zware schuldenlast (HIPC). Deze overeenkomst is daarom buitengewoon belangrijk voor Mauritanië, gezien het feit dat de Europese Unie voor de toegang van EU-schepen betaalt en daarmee voor aanvullende inkomsten zorgt naast de financiële hulp.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Ik ben ingenomen met het voorstel van de Commissie om onderhandelingen te openen over de verlenging van het protocol tussen de EU en de Islamitische Republiek Mauritanië. Dat land beschikt niet over de toegevoegde waarde waarover het zou beschikken, indien het zijn visserijbestanden zelf zou exploiteren. Het is echter nodig dat alle gevolgen daarvan, vooral op economische en sociaal gebied, onderzocht worden. Daarbij is het van groot belang dat in aanmerking wordt genomen dat de Mauritaanse visserijsector buitengewoon belangrijk is voor de Mauritaanse economie en dat Mauritanië een van de armste landen in Afrika is, financieel afhankelijk is van buitenlandse hulp en gekenmerkt wordt door grote politieke instabiliteit. Om al deze redenen, die de bijzondere aandacht verdienen die er in de ontwerpresolutie van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) aan wordt gegeven, geef ik mijn steun aan de ontwerpresolutie die vandaag door deze fractie is ingediend.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd over de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de EU en Mauritanië, omdat ik het positief vind dat deze overeenkomst, waarin een mensenrechtenclausule zal worden opgenomen, verlengd wordt. Ik acht het noodzakelijk dit land te helpen bij het ontwikkelen van een verantwoord visserijbeleid dat aan instandhoudingsvereisten beantwoordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Met het oog op het binnenkort aflopen van het huidige protocol bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij, is het logisch dat de Commissie voornemens is onderhandelingen met Mauritanië te openen over de verlenging van dit protocol. Mauritanië is een arm land, dat sterk afhankelijk is van deze sector, en daarom is de verlenging van deze overeenkomst met de Europese Unie voor beide partijen positief. Ik ben het met de rapporteur eens dat er dat er een strenge evaluatie moet plaatsvinden van de visbestanden en van de verschillende soorten vis in de Mauritaanse wateren.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Deze ontwerpresolutie van het Europees Parlement gaat over de verlenging van het protocol bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Mauritanië, dat op 31 juli 2012 afloopt. De Europese Commissie is zich bewust van het belang van verlenging van deze partnerschapsovereenkomst en heeft, binnen het kader van het mandaat dat zij daartoe van de Raad heeft ontvangen, de procedure geïnitieerd voor de verlenging van dit protocol, geheel in overeenstemming met artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De huidige overeenkomst heeft bijgedragen aan de economische ontwikkeling van Mauritanië, waar de visserijsector een van de steunpilaren is van de economie, en 10 procent van het BBP vertegenwoordigt, voor 29 procent van de ontvangsten van de nationale begroting zorgt en bijna 50 procent van de export van Mauritanië voor zijn rekening neemt. Maar ook is deze overeenkomst van groot belang voor de Europese Unie, en in het bijzonder voor haar vissersvloten. Ik sta achter dit voorstel, en ik heb voorgestemd, maar ik vind het ook noodzakelijk dat de vangsten op wetenschappelijke wijze gecontroleerd worden, dat er moderne satellietvolgsystemen ingevoerd worden en dat wrakken verwijderd worden. Verder moet het toezicht op zee verbeterd worden en moeten illegale schepen in beslag genomen worden.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) In deze resolutie worden belangrijke kwesties aan de orde gesteld, die overeenkomen met de vragen, kritiek en suggesties die we al een hele tijd ventileren met betrekking tot de Partnerschapsovereenkomsten inzake visserij, in het bijzonder wat betreft het feit dat de doelstellingen daarvan op het gebied van ontwikkelingssamenwerking slechts zeer ten dele zijn verwezenlijkt.

Het verheugt ons dat verschillende punten uit onze resolutie in deze gezamenlijke resolutie zijn overgenomen. Enkele van de belangrijkste punten daarvan zijn: dat er een allesomvattende en gedetailleerde evaluatie moet worden verricht van de redenen waarom de doelstellingen inzake ontwikkelingssamenwerking en de diverse steunmaatregelen voor de visserijsector in Mauritanië slechts ten dele zijn verwezenlijkt; dat de EU de onverwijlde bouw moet steunen van adequate faciliteiten voor het aanvoeren van vis aan de centrale en zuidelijke kust van Mauritanië, met inbegrip van Nouakchott, zodat in Mauritaanse wateren gevangen vis in nationale havens kan worden aangeland veeleer dan buiten het land, zoals thans het geval is; en dat visserijovereenkomsten tussen de EU en derde landen moeten worden voorafgegaan door een breed debat in de betrokken landen waarbij wordt gezorgd voor de participatie van overheids-, civiele en maatschappelijke organisaties en de nationale parlementen, om democratie en transparantie te bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) We hebben op verschillende punten een voorbehoud ten aanzien van de Partnerschapsovereenkomsten inzake visserij, zoals die momenteel door de EU worden afgesloten en uitgevoerd. Daarbij gaat het ons met name om het onvoldoende verwezenlijken van de doelstellingen inzake ontwikkelingssamenwerking.

We hebben bepleit dat bij de toegang van schepen onder EU-vlag altijd moet worden uitgegaan van de hoeveelheden vis die de Mauritaanse vloot niet kan vangen.

Daarnaast bevat deze resolutie nog andere positieve aspecten, zoals:

- dat visserijovereenkomsten tussen de EU en derde landen moeten worden voorafgegaan door een breed debat in de betrokken landen waarbij wordt gezorgd voor de participatie van overheids-, civiele en maatschappelijke organisaties en de nationale parlementen, om meer democratie en transparantie te bevorderen;

- dat de financiële steun voor het Mauritaanse meerjarenprogramma voor de visserij moet stroken met de Mauritaanse behoeften inzake de ontwikkeling van een duurzame visserij;

- en dat er een allesomvattende en gedetailleerde evaluatie moet worden verricht van de redenen waarom de doelstellingen inzake ontwikkelingssamenwerking en de diverse steunmaatregelen voor de visserijsector in Mauritanië slechts ten dele zijn verwezenlijkt.

Om deze redenen hebben wij voor de resolutie gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Estelle Grelier (S&D), schriftelijk. – (FR) Deze aangenomen resolutie volgt op het voorstel van de Commissie om onderhandelingen te openen over de verlenging van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de EU en Mauritanië. Een resolutie aannemen, is helaas het enige dat het Parlement kan doen om zijn stem te laten horen in de onderhandelingen over de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij. Op dit moment kan het Parlement pas zijn zegje doen wanneer de onderhandelingen zijn afgerond, waardoor het geen andere optie heeft dan ofwel in te stemmen met deze overeenkomsten ofwel de ratificatie ervan te verwerpen, en het dus bijzonder weinig manoeuvreerruimte heeft. De Verdragen stipuleren echter dat het Parlement 'in iedere fase van de procedure onverwijld en ten volle wordt geïnformeerd'. Het is dan ook essentieel en legitiem dat wij vragen aan te kunnen schuiven bij de Europese Commissie en de Raad tijdens deze onderhandelingen. Deze kwestie is niet nieuw en leidt ertoe dat de Europese Commissie regelmatig wordt geïnterpelleerd door de leden van de Commissie visserij. Het is jammer dat wij geen bindend karakter kunnen geven aan onze opinie over onze prioriteiten betreffende de verstrekking van Europese fondsen aan de betrokken landen, ondanks het feit dat het Parlement de bevoegdheid heeft om financiële controle uit te oefenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit document gestemd omdat Mauritanië een van de armste landen van Afrika is. Mauritanië wordt bestempeld als een arm land met een hoge schuld, is financieel afhankelijk is van buitenlandse hulp en wordt gekenmerkt door grote politieke instabiliteit. Het huidige protocol bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij met de Islamitische Republiek Mauritanië loopt op 31 juli 2012 af en de Europese Commissie is voornemens onderhandelingen te openen over verlenging van dat protocol, waarvoor ze van de Raad een voorschrijvend mandaat heeft gekregen. Het Europees Parlement verwelkomt het voorstel van de Commissie om onderhandelingen over de verlenging van het protocol tussen de EU en de Islamitische Republiek Mauritanië te starten, en onderstreept daarbij dat het protocol alleen moet worden gehandhaafd als dat in het belang van beide partijen is, als het op een goede manier wordt aangepast en als het correct ten uitvoer wordt gelegd. Ook verwelkomt het Europees Parlement het voorstel van de Commissie om een clausule over de mensenrechten in deze overeenkomst op te nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, maar ik zou daarbij de Commissie wel met klem willen vragen om te zorgen dat de visserij die binnen het toepassingsbereik van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij valt, voldoet aan dezelfde duurzaamheidscriteria als de visserij in EU-wateren. Het verslag roept bovendien de Mauritaanse autoriteiten en de Commissie op te zorgen dat strikte duurzaamheidscriteria worden nageleefd door alle boten die zich bezighouden met visserij in de Mauritaanse wateren (afkomstig uit de EU, Mauritanië dan wel derde landen).

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Het huidige protocol bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij met de Islamitische Republiek Mauritanië loopt op 31 juli 2012 af en er moet onderhandeld worden over de verlenging ervan, zodat schepen die onder EU-vlag varen, in de Mauritaanse wateren kunnen blijven vissen. Dit biedt een goede gelegenheid om verbeteringen aan te brengen in de bestaande overeenkomst. De ontwikkeling van haveninfrastructuur moet gestimuleerd worden, alsmede de bouw van adequate faciliteiten voor het aanvoeren van vis aan de centrale en zuidelijke kust van Mauritanië, zodat de EU-vloot doelmatiger kan opereren, de investeringsstromen vergemakkelijkt worden en de weerslag van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij op de plaatselijke economie vergroot wordt. De vangsten dienen te worden beperkt tot het overschot van de visbestanden en tot de resthoeveelheden die niet gevangen kunnen worden door de visserijvloot van Mauritanië, zodat er wat betreft het milieu een evenwicht behouden wordt en deze activiteit ook op lange termijn duurzaam kan worden beoefend.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) In de partnerschapsovereenkomsten met derde landen moet sprake zijn van een goed evenwicht tussen economische belangen en het bevorderen van duurzame visserij. Daarom is het van belang dat de EU met de partnerschapsovereenkomsten die zij afsluit goede visserijpraktijken buiten de EU-wateren waarborgt, geheel in overeenstemming met de uitgangspunten van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

Het bestrijden van illegale visserij, het scheppen van arbeidsplaatsen, het terugdringen van de armoede in derde landen en het op de interne markt brengen van kwalitatief goede producten voor de consument zijn belangrijke doelstellingen die binnen het kader van deze overeenkomst met Mauritanië gewaarborgd moeten worden.

Daarnaast moet gewaarborgd worden dat Mauritanië van derde landen waarmee het andere overeenkomsten afsluit, eist dat ook deze dezelfde normen respecteren als de schepen die onder EU-vlag varen, zodat de EU-vloot geen nadelen ondervindt door oneerlijke concurrentie.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Met dit verslag verwelkomt het EP allereerst het voorstel van de Commissie om de onderhandelingen over de verlenging van het protocol bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij met Islamitische Republiek Mauritanië te openen, terwijl tegelijk wordt onderstreept dat die alleen moet worden aangehouden als beide partijen er baat bij hebben en het naar behoren wordt aangepast en correct wordt uitgevoerd; ten tweede verwelkomt het het voorstel van de Commissie om een mensenrechtenclausule op te nemen; ten derde dringt het erop aan dat alle eventuele toegang van vissersboten die onder EU-vlag vissen in de Mauritaanse wateren, moet worden gebaseerd op het beginsel van overschot van de visbestanden zoals omschreven in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee; benadrukt het met name dat een grondige beoordeling moet worden gemaakt van alle voorraden waarvoor toegang wordt gevraagd of die waarschijnlijk door de EU-vloot zullen worden gevangen als bijvangst; beklemtoont het dat alle toegang die wordt veleend aan de EU, betrekking moet hebben op hulpbronnen die niet kunnen worden gevangen door de Mauritaanse vloot; en benadrukt het verder dat, mocht mindering van de visserij vereist zijn, die vloten uit derde landen (EU en overige) die de meeste milieuschade veroorzaken, de eersten moeten zijn om hun activiteiten te minderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) De partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Islamitische Republiek Mauritanië en de Europese Unie moet worden beschouwd als een strategisch document van groot belang in het kader van de Europese betrekkingen met Afrika. Daarom is het noodzakelijk dat we vandaag een nieuw protocol uitvoeren, dat overeenkomt met de toezeggingen die de Europese landen in 2002 hebben gedaan, en in staat is de duurzaamheid van de visserij te waarborgen, hetgeen ook zal bijdragen aan de ontwikkeling van de betrokken landen. Het is nu belangrijk de al begonnen onderhandelingen te hervatten met nieuwe uitgangspunten, en de landen die tot nu toe waren buitengesloten, bij de onderhandelingen te betrekken. Daarnaast moeten we enkele verzoeken uit de onderhandelingen over de oorspronkelijke overeenkomst bekijken, toen Mauritanië, bijvoorbeeld, op het laatste moment verzocht om verdere biologische inspecties van de visserij in mei en juni, naast de al voorziene inspecties voor september en oktober.

 
  
  

Ontwerpresolutie B7-0284/2011

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik sta achter dit voorstel, dat ik belangrijk vind voor de EU, aangezien een goed functionerende markt voor overheidsopdrachten van essentieel belang is ter bevordering van de interne markt, teneinde innovatie aan te moedigen, en een hoger niveau van milieu- en klimaatbescherming alsmede sociale integratie in de gehele EU te stimuleren. Overheidsopdrachten zijn in het bijzonder met het oog op het overwinnen van de financiële en economische crisis en de bescherming tegen een eventuele toekomstige crisis cruciaal, aangezien ze als katalysator fungeren die de economie van de EU – en daarom ook de werkgelegenheid en het welzijn in de EU – een nieuw elan kunnen geven. Ik deel de visie dat een gezond en weloverwogen proces ter vervolmaking van het rechtskader voor overheidsopdrachten een vitale betekenis heeft voor het welzijn van de burgers, consumenten en het bedrijfsleven in de EU, voor de nationale, regionale en plaatselijke autoriteiten en zo ook voor de acceptatie van de EU als geheel.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd. Een goed functionerende markt voor overheidsopdrachten is van essentieel belang voor het bevorderen van de interne markt, het aanmoedigen van innovatie en het creëren van optimale waarde voor overheidsinstellingen en belastingbetalers. Deze markt is van groot belang voor de economie van de EU en heeft een enorm potentieel, maar de openbareaanbestedingsregels en -beginselen verschillen per land en verhinderen dat met name kleine bedrijven toegang tot grensoverschrijdende aanbestedingen hebben. Voor de markten voor overheidsopdrachten in derde landen bestaan vergelijkbare beperkingen. Ondanks het feit dat de EU haar markten heeft opengesteld, krijgen onze bedrijven met grote problemen te maken als ze toegang tot markten voor overheidsopdrachten in derde landen willen krijgen. Naar mijn mening moet hier met spoed meer beleidsaandacht aan worden besteed. De Commissie moet de problemen met betrekking tot de beperkte toegang van EU-bedrijven tot de markten van andere landen nauwkeurig analyseren en passende actie ondernemen tegen handelspartners die voordeel halen uit de openheid van de EU-markt, maar hun eigen markten niet openstellen voor bedrijven uit de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Regina Bastos (PPE), schriftelijk. (PT) Overheidsopdrachten vormen een belangrijke kans op economisch gebied voor het bedrijfsleven en zijn van essentieel belang ter bevordering van de interne markt, teneinde innovatie aan te moedigen, en om een hoger niveau van milieu- en klimaatbescherming alsmede sociale integratie in de gehele EU te stimuleren. Het beleid op het gebied van overheidsopdrachten dient een zo efficiënt mogelijk gebruik van publieke middelen te waarborgen en ertoe te leiden dat de markten voor overheidsopdrachten zich meer zullen openen, zodat overheidsopdrachten als katalysator kunnen fungeren die de economie van de EU – en daarom ook de werkgelegenheid en het welzijn in de EU – een nieuw elan kunnen geven. Ook spelen overheidsopdrachten een belangrijke rol in de Europa 2020-strategie en zijn ze een van de instrumenten die kunnen worden ingezet om de doelstellingen daarvan te realiseren.

In deze ontwerpresolutie wordt de Commissie verzocht om allereerst het punt van een evenwichtige toegang tot markten van de overheidssector te benaderen, alsmede de herziening van het stelsel van overheidsopdrachten en de concessieovereenkomsten in gang te zetten, zodat niet alleen het Europees Parlement en de lidstaten, maar ook de burgers en het bedrijfsleven bij de zaken worden betrokken.

Ook wordt de Commissie verzocht voorrang te geven aan de modernisering van de voorschriften voor overheidsopdrachten. Verder is het verzoek aan de Commissie van belang om een inventarisatie uit te voeren van de problemen die samenhangen met extreem lage inschrijvingen en passende oplossingen voor te stellen

Om bovengenoemde redenen heb ik mijn stem gegeven aan deze ontwerpresolutie.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Castex (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit verslag gestemd, niet om protectionistische barrières op te werpen, maar omdat er een einde moet komen aan deze situatie waarin de Europese Unie zich als enige aan de spelregels houdt. We kunnen de sociale en economische dumping in opkomende landen, China in het bijzonder, niet langer negeren. Deze landen slepen met bodemprijzen opdrachten in de wacht in de EU-lidstaten en lappen tegelijkertijd sociale rechten en staatssteunregels aan hun laars, terwijl hun eigen markten ontoegankelijk blijven voor Europese ondernemingen. We kunnen niet langer naïef zijn: het behoud van onze ondernemingen en werkgelegenheid staat hier op het spel. Tot slot ben ik verheugd dat de door de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement ingediende amendementen betreffende de naleving, in het kader van overheidsopdrachten, van de in de lidstaten geldende arbeids-, sociale en milieunormen, grotendeels zijn aangenomen. Dit getuigt van een werkelijke bewustwording en is een positieve en noodzakelijke verandering. De Commissie moet deze oproep nu op de juiste waarde schatten.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Het lijdt geen enkele twijfel dat overheidsopdrachten economisch van groot belang zijn, aangezien het jaarlijks om miljoenen euro’s gaat. Ondanks het feit dat er een lange traditie is van Europese wetgeving op dit gebied, is het nooit overbodig om betere en effectievere wetgeving in te voeren die volledige transparantie van de procedures waarborgt; die elke vorm van corruptie en manipulatie in het voordeel van een van de inschrijvers voorkomt; die het aantal en het totaalbedrag van opdrachten die zonder openbare aanbesteding of onderhandeling worden gegund tot een minimum beperkt; en die een effectieve concurrentie waarborgt binnen de interne markt tussen concurrerende bedrijven, ongeacht hun land van vestiging.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Deze ontwerpresolutie van het Europees Parlement gaat over toegang op gelijke voorwaarden tot de markten voor overheidsopdrachten in de EU en derde landen en over de herziening van het rechtskader voor overheidsopdrachten alsook concessieovereenkomsten. De EU heeft al vele documenten aangenomen over dit onderwerp: richtlijnen (2004/18/EG, 2004/17/EG, 92/13/EG en 2007/66/EG), resoluties (resolutie van het Europees Parlement, van 18 mei 2010), verslagen (Professor Mario Monti: "Een nieuwe strategie voor de interne markt – ten dienste van Europese economie en samenleving"), de mededeling van de Europese Commissie, getiteld "Naar een Single Market Act voor een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen", en het Groenboek van de Europese Commissie over de modernisering van het EU-beleid inzake overheidsopdrachten.

Met het oog op het overwinnen van de financiële en economische crisis is een goed functionerende markt voor overheidsopdrachten van essentieel belang om de economie een nieuw elan kunnen geven, en toegang op gelijke voorwaarden te garanderen. Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd omdat ik van mening ben dat deze past bij de beginselen van beter regelgeven, en omdat er in de resolutie voorrang wordt gegeven aan de modernisering van de voorschriften voor overheidsopdrachten en dienstenconcessies, hetgeen een belangrijke verbetering betekent van de EU-regelgeving.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Dit is weer een poging om de liberalisering van overheidsopdrachten door te drukken. Dat is de lijn waar de EU in volhardt, zowel op de interne markt als met derde landen, in de vorm van vrijhandelsakkoorden.

In beide gevallen is de bedoeling dezelfde: zorgen dat landen hun eigen bedrijven niet mogen beschermen als het om overheidsopdrachten gaat, zodat het voor de grote ondernemingen makkelijker wordt, door middel van het aanbeden concurrentiemechanisme, om ook op het gebied van de gunning van overheidsopdrachten het veld te domineren.

We zijn het niet eens met deze benadering, maar we zijn wel van mening dat er op dit gebied belangrijke verbeteringen moeten worden doorgevoerd.

We staan dan ook achter bepaalde onderdelen van deze ontwerpresolutie, in het bijzonder de kritiek op het "gebrek aan transparantie ten aanzien van de samenstelling en de werkzaamheden van de raadgevende groep voor openbare aanbestedingen van de Commissie en de rol en bevoegdheden van het raadgevend comité voor de openstelling van de markt voor overheidsopdrachten". Ook staan we achter de oproep aan de Commissie "om ervoor te zorgen dat zowel deze groep als de nieuw op te richten raadgevende Commissie publiek-private partnerschappen een evenwichtige samenstelling hebben - vakbondvertegenwoordigers en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, in het bijzonder kmo's, zouden er ook in vertegenwoordigd moeten zijn - en dat deze op transparante wijze werken".

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Een meerderheid van het Europees Parlement wil met deze ontwerpresolutie de liberalisering van de markt voor overheidsopdrachten doordrukken, onder het mom van flexibilisering en vereenvoudiging van het rechtskader daarvan, en omdat dit in het belang van kmo’s zou zijn. Hoewel dit in een aantal gevallen waar kan zijn, geldt dit in de meeste gevallen niet.

Waar het wel om gaat is te zorgen dat een land zijn eigen bedrijven niet kan beschermen als het om overheidsopdrachten gaat, uitsluitend om het voor de grote ondernemingen makkelijker te maken om ook op het gebied van de gunning van overheidsopdrachten het veld te domineren. Daarom hebben wij tegengestemd.

Er staan echter enkele passages in de ontwerpresolutie waar wij het wel mee eens zijn, in het bijzonder de kritiek op het gebrek aan transparantie ten aanzien van de samenstelling en de werkzaamheden van de raadgevende groep voor openbare aanbestedingen van de Commissie en de rol en bevoegdheden van het raadgevend comité voor de openstelling van de markt voor overheidsopdrachten, en dat de Commissie wordt opgeroepen om ervoor te zorgen dat zowel deze groep als de nieuw op te richten raadgevende Commissie publiek-private partnerschappen een evenwichtige samenstelling hebben - vakbondvertegenwoordigers en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, in het bijzonder kmo's, zouden er ook in vertegenwoordigd moeten zijn - en dat deze op transparante wijze werken.

Ook is het belangrijk dat er in de ontwerpresolutie, in het kader van de EU-verplichtingen op het gebied van internationale overheidsopdrachten, gewezen wordt op het belang van de versterking van de mechanismen ter bestrijding van corruptie op dit gebied en dat de aandacht gevestigd wordt op de noodzaak inspanningen te leveren om transparantie en billijkheid bij de besteding van openbare fondsen te waarborgen; en verder dat gevraagd wordt dat het Europees Parlement adequaat wordt geïnformeerd en alle beschikbare informatie ontvangt in ieder stadium van en aan het einde van de procedure.

 
  
MPphoto
 
 

  Małgorzata Handzlik (PPE), schriftelijk. – (PL) Ondanks de openstelling van de EU-markt voor overheidsopdrachten blijft de toegang tot de markten voor overheidsopdrachten van derde landen in hoge mate beperkt. Europese ondernemingen hebben in deze situatie geen schijn van kans om op gelijke voet deel te nemen aan openbare aanbestedingen op mondiaal niveau. In 2009 hebben de Chinese autoriteiten bijvoorbeeld een accreditatiesysteem voor innovatieve lokale producten aangenomen dat de toegang van internationale ondernemingen tot de Chinese markt nog moeilijker heeft gemaakt. Het is echter niet alleen de Chinese markt die beperkingen oplegt, ook hoogontwikkelde economieën als de Verenigde Staten, Japan en Canada voeren een protectionistisch beleid.

Ik steun daarom de oproep tot verwezenlijking van het beginsel van wederkerigheid bij de toegang tot de markten voor overheidsopdrachten, die is opgenomen in de vandaag aangenomen resolutie en die ik ook heb gesteund in het advies van de Commissie internationale handel dat ik heb opgesteld. Ik zou echter graag zien dat het toekomstige voorstel van de Europese Commissie over het beginsel van wederkerigheid vooral bijdraagt aan het openstellen van de markten voor overheidsopdrachten van derde landen en niet slechts de toegang van derde landen tot de markten voor overheidsopdrachten in de Europese Unie beperkt. Dit zou het concurrentievermogen op de EU-markt namelijk negatief kunnen beïnvloeden.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd, omdat een goed functionerende markt voor overheidsopdrachten van essentieel belang is voor het bevorderen van de interne markt en het aanmoedigen van innovatie. Overheidsopdrachten zijn van cruciaal belang, in het bijzonder met het oog op het overwinnen van de financiële en economische crisis en de bescherming tegen een eventuele toekomstige crisis, omdat ze als katalysator fungeren die de economie van de EU – en daarmee ook de werkgelegenheid en het welzijn – een nieuw elan kunnen geven. Het specifieke punt van de waarborging van een gelijke behandeling en een eerlijke concurrentie op de markten voor overheidsopdrachten in de EU en in derde landen heeft met spoed meer beleidsaandacht nodig, vooral gezien de huidige problemen met de toegang tot markten van de overheidssector in derde landen. Naar mijn mening moet de Commissie voorrang geven aan de modernisering van de voorschriften voor overheidsopdrachten en de dienstenconcessies zodanig behandelen dat een verdere versnippering van de EU-wetgeving inzake overheidsopdrachten, overeenkomstig de beginselen van beter regelgeven, wordt voorkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Constance Le Grip (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik ben verheugd over de aanneming, vandaag, van de - mede door mijzelf ondertekende - gezamenlijke resolutie van het Europees Parlement over toegang op gelijke voorwaarden tot de markten voor overheidsopdrachten in de EU en derde landen en over de herziening van het rechtskader voor overheidsopdrachten alsook concessieovereenkomsten. Een goed functionerende markt voor overheidsopdrachten is van essentieel belang voor de bevordering van de interne markt. Het is derhalve belangrijk het wetgevingskader voor het plaatsen van overheidsopdrachten te verduidelijken en te verbeteren, aangezien deze fungeren als katalysatoren die de economie van de EU een nieuw elan kunnen geven. Wat betreft de toegang van ondernemingen uit derde landen tot de EU-markten voor overheidsopdrachten heeft de Europese Unie de plicht om realistisch en pragmatisch en bovenal niet naïef te werk te gaan. Hiermee verzetten we ons niet tegen de openstelling van onze markten, maar nemen we wel het volkomen legitieme standpunt in dat er sprake moet zijn van wederzijdse toegang op dit gebied, niet door onze markten voor overheidsopdrachten te sluiten, maar door ervoor te zorgen dat onze partners buiten de Europese Unie hun markten gelijkelijk openstellen en door, zo nodig, passende mechanismen te creëren waardoor wij deze doelstelling van wederkerigheid en evenwicht kunnen verwezenlijken.

 
  
MPphoto
 
 

  Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. (RO) Toegang op gelijke voorwaarden tot de markten voor overheidsopdrachten in de EU en de herziening van het rechtskader voor overheidsopdrachten zijn absoluut essentieel om de interne markt in de Unie en de lidstaten een stimulans te geven en leidt tot sociale en economische integratie in de EU. Vanuit het perspectief van de economische en financiële crisis denk ik dat de in deze resolutie voorgestelde strategie noodzakelijk is, in het bijzonder het punt over betere samenhang in het gemeenschappelijke externe handelsbeleid van de EU. Ik wil benadrukken hoe belangrijk deze herziening van de wetgeving is om de economie van de EU te stabiliseren en een nieuw elan te geven.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. (EN) Ik steun deze resolutie omdat ik geloof dat het specifieke punt van de waarborging van een gelijke behandeling en een eerlijke concurrentie op de markten voor overheidsopdrachten in de EU en in derde landen met spoed meer beleidsaandacht nodig heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Het ter discussie stellen van publiek-publieke partnerschappen, het uithollen van normen door de overheid (nota bene de behartiger van het algemeen belang), de keuzes van dezelfde overheid voor meer mededinging... Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de geweldige 'vooruitgang' die de Europese Commissie ons belooft in haar groenboek over overheidsopdrachten. Alsof de instemming met dit soort nonsens nog niet genoeg is, wordt in deze tekst de bestrijding van iedere protectionistische maatregel centraal gesteld. Zoveel beleidslijnen waartegen ik bezwaar heb. Ik zal tegen stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Een goed functionerende markt voor overheidsopdrachten is van essentieel belang ter bevordering van de interne markt, teneinde innovatie aan te moedigen, om een hoger niveau van milieu- en klimaatbescherming alsmede sociale integratie in de gehele EU te stimuleren en om een optimale waarde voor overheidsinstellingen, burgers en belastingbetalers te creëren. Overheidsopdrachten zijn in het bijzonder met het oog op het overwinnen van de financiële en economische crisis en de bescherming tegen een eventuele toekomstige crisis cruciaal, aangezien ze als katalysator fungeren die de economie van de EU – en daarom ook de werkgelegenheid en het welzijn in de EU – een nieuw elan kunnen geven. Een gezond en weloverwogen proces ter vervolmaking van het rechtskader voor overheidsopdrachten heeft dan ook een vitale betekenis voor het welzijn van de burgers, consumenten en het bedrijfsleven in de EU, voor de nationale, regionale en plaatselijke autoriteiten.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Een goed functionerende markt voor overheidsopdrachten is van essentieel belang ter bevordering van de interne markt, teneinde innovatie aan te moedigen, om een hoger niveau van milieu- en klimaatbescherming alsmede sociale integratie in de gehele EU te stimuleren en om een optimale waarde voor overheidsinstellingen, burgers en belastingbetalers te creëren. Daarom heb ik voor deze ontwerpresolutie van het Europees Parlement gestemd over toegang op gelijke voorwaarden tot de markten voor overheidsopdrachten in de EU en derde landen en over de herziening van het rechtskader voor overheidsopdrachten alsook concessieovereenkomsten. Ik schaar me daarmee achter het verzoek van de indieners van deze ontwerpresolutie aan de Commissie om voorrang te geven aan de modernisering van de voorschriften voor overheidsopdrachten en de dienstenconcessies zodanig te behandelen dat een verdere versnippering van de EU-wetgeving inzake overheidsopdrachten, overeenkomstig de beginselen van beter regelgeven, wordt voorkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. – (FR) Overheidsopdrachten spelen een essentiële rol bij de bevordering van de interne markt, de aanmoediging van innovatie, de versterking van de groei en de vergroting van de werkgelegenheid in de EU en haar concurrentievermogen. Om dit te bewerkstelligen moeten deze overheidsopdrachten echter goed functioneren. Zoals in deze door mij gesteunde resolutie wordt benadrukt, is het hiertoe belangrijk dat de kwestie van vereenvoudiging en verduidelijking van de regels voor het plaatsen van overheidsopdrachten snel wordt aangepakt. Ook lijkt het mij van essentieel belang dat de toegang tot overheidsopdrachten voor kleine en middelgrote ondernemingen - die goed zijn voor 99 procent van alle Europese ondernemingen en ruim honderd miljoen banen - zo snel mogelijk wordt verbeterd. Om hun activiteiten te steunen roep ik de Europese Commissie er bovendien toe op het beginsel van wederkerigheid toe te passen en nieuwe manieren te bedenken om de toegang van Europese ondernemingen tot overheidsopdrachten buiten de Unie te verbeteren, teneinde gelijke voorwaarden te creëren voor Europese en buitenlandse ondernemingen die meedingen naar overheidsopdrachten.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Wij hebben ons uiteindelijk onthouden van stemming vanwege het feit dat diverse amendementen van de PPE en de ECR, die voor ons onaanvaardbaar waren, zijn aangenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Met het oog op het overwinnen van de financiële en economische crisis fungeren overheidsopdrachten als katalysator die de economie van de Europese Unie, de ondernemingen, de werkgelegenheid en het welzijn van de Europese consumenten een nieuw elan kan geven. Vanwege de geleidelijke liberalisering van de speciale sectoren (water, elektriciteit en gas) is er behoefte aan een kwalificatiesysteem van de opdrachtgevers, dat een doeltreffende selectie van de meedingende ondernemingen garandeert. Zo worden de ondernemingen die in die sectoren opereren beschermd. Ik ben voor deze ontwerpresolutie omdat het, in het kader van transparantie, noodzakelijk is de versnippering van de EU-wetgeving inzake overheidsopdrachten te beperken, als we onze doelstellingen van maximaal concurrentievermogen en maximale doeltreffendheid willen behalen.

 
  
MPphoto
 
 

  Daciana Octavia Sârbu (S&D), schriftelijk. (EN) Overheidsopdrachten vormen een unieke gelegenheid om investeringen te loodsen naar projecten die ten goede komen aan alle burgers en tegelijkertijd doelstellingen van overheidsbeleid verwezenlijken. Ik zou het belang van overheidsopdrachten willen benadrukken bij het bevorderen van milieunormen voor gebouwen en vervoer, en het potentieel dat dit heeft voor de verbetering van de energie-efficiëntie en derhalve de vermindering van de CO2-uitstoot, de beheerskosten en de luchtvervuiling. Ik dring er bij de lidstaten op aan overheidsopdrachten in te zetten ten behoeve van deze doelstellingen, hetgeen op de lange termijn verreikende sociale, economische en milieuvoordelen zal hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. (PT) Een goed functionerende markt voor overheidsopdrachten is van essentieel belang ter bevordering van de interne markt, teneinde innovatie en investeringen aan te moedigen. Overheidsopdrachten zijn in het bijzonder met het oog op het overwinnen van de financiële en economische crisis cruciaal, aangezien ze als katalysator fungeren die de economie van de EU – en daarom ook de werkgelegenheid – een nieuw elan kunnen geven. De Europese Unie is sterk gekant tegen protectionistische maatregelen en streeft naar toegang op gelijke voorwaarden tot de markten voor overheidsopdrachten in de EU en in derde landen. De EU is resoluut voorstander van het beginsel van wederkerigheid en evenredigheid op dat gebied.

Ik pleit in dit kader voor een betere samenhang tussen het gemeenschappelijke externe handelsbeleid van de EU en de praktijken in lidstaten die ten koste van bedrijven uit de lidstaten van de EU ingaan op extreem lage inschrijvingen van bedrijven die gevestigd zijn in landen welke de overeenkomst inzake overheidsopdrachten (GPA) niet hebben ondertekend.

Ik onderstreep daarbij het verzoek van dit Parlement om voorrang te geven aan de modernisering van de voorschriften voor overheidsopdrachten teneinde een verdere versnippering van de EU-wetgeving inzake overheidsopdrachten te voorkomen en bedrijven aan te moedigen om voor deze optie te kiezen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernadette Vergnaud (S&D), schriftelijk. – (FR) Deze stemming is belangrijk omdat de Commissie de nodige maatregelen moet nemen ter voorkoming van oneerlijke concurrentie en de niet-wederkerigheid van de toegang tot overheidsopdrachten met betrekking tot derde landen. Het gaat er hier niet om protectionistische barrières op te werpen, maar de Unie mag niet langer de enige zijn die zich aan de spelregels houdt. We kunnen de sociale en economische dumping door ondernemingen in opkomende landen namelijk niet langer negeren - landen die opdrachten in de wacht slepen in EU-lidstaten en tegelijkertijd sociale rechten en staatssteunregels aan hun laars lappen, terwijl hun eigen markten gesloten zijn voor Europese ondernemingen. We mogen echter evenmin vergeten dat de grote geïndustrialiseerde landen zich ook niet aan de regels houden, ondanks het feit dat zij internationale overeenkomsten hebben ondertekend!

Nadat zij jarenlang heeft toegekeken, lijkt de Commissie nu wél tot actie te willen overgaan, en het is nodig: het behoud van onze ondernemingen en werkgelegenheid staat op het spel. Tot slot verwelkom ik de aanneming van de door de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement ingediende amendementen betreffende de naleving, in het kader van overheidsopdrachten, van de in de lidstaten geldende arbeids-, sociale en milieunormen. De Commissie moet deze oproep nu op de juiste waarde schatten.

 
  
  

Ontwerpresolutie B7-0297/2011

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik sta achter de gezamenlijke ontwerpresolutie, waarvan ik de volgende maatregelen onderstreep die noodzakelijk geacht worden: dat alle mogelijkheden en financiële marges in de Gemeenschapsbegroting benut worden voor de financiering van uitzonderlijke steunmaatregelen om de sector in staat te stellen de moeilijkheden als gevolg van de stijgende brandstofprijzen te doorstaan; dat het Europees Visserijfonds (EVF) subsidie moet blijven verlenen voor verbetering van de selectiviteit van vistuig en vervanging van motoren uit overwegingen van veiligheid, milieubescherming en/of van brandstofbesparing – vooral voor de kleine kustvisserij en de ambachtelijke visserij; dat de Commissie verzocht wordt een plan voor de middellange en lange termijn op te stellen gericht op het verbeteren van de brandstofefficiëntie in de visserijsector (waaronder ook de aquacultuur); dat de Commissie wordt verzocht een voorstel te doen voor een actieplan voor kustgebieden en eilanden met een actieve visserijsector, om de brandstofefficiëntie in de sector visserij en aquacultuur te verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd. De recente stijging van de olieprijzen heeft de economische levensvatbaarheid van de visserijsector aangetast en de Europese vissers in een moeilijke situatie gebracht. Bovendien hebben producenten wegens de grote afhankelijkheid van de EU van importen uit derde landen (60 procent) weinig of zelfs in het geheel geen invloed op het niveau van de prijzen voor visserijproducten. Ik ben het ermee eens dat het plafond van de de minimis-steun moet worden verhoogd van dertigduizend tot zestigduizend euro per onderneming voor een overgangsperiode van drie jaar, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat de sociale en milieuduurzaamheid niet worden ondergraven en de mededinging tussen de lidstaten niet wordt verstoord.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Ik wil mijn oprechte solidariteit tot uiting brengen met de Europese vissers, wier inkomen rechtstreeks is aangetast door de stijgende olieprijzen, waardoor de moeilijke economische situatie waar veel Europese vissers mee te maken hebben, en die samenhangt met het onregelmatige karakter van de visserij, nog verergerd is. Ik vind het van groot belang dat er mechanismen worden ingevoerd die bewerkstelligen dat de prijzen in de productiefase omhoog gaan en de prijzen voor de eindverbruiker zo laag mogelijk blijven. Ik steun hiermee de ontwerpresolutie van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten), waarin de genoemde punten duidelijk naar voren worden gebracht.

 
  
MPphoto
 
 

  Nessa Childers (S&D), schriftelijk. (EN) Al is het geen goed idee de sector voor fossiele brandstoffen te subsidiëren, toch hebben vissers uit de gehele EU te lijden van de economische recessie en hebben zij, in tegenstelling tot andere vormen van transport, geen echt alternatief voor fossiele brandstoffen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. (RO) Energie is een belangrijke factor van de operationele kosten in de visserijsector en de recente stijging van de olieprijzen tast de economische levensvatbaarheid van de visserijsector aan, met directe gevolgen voor de productiekosten in de sector. Gelet op deze omstandigheden ben ik van mening dat de Europese Commissie moet nagaan welke middelen nodig zijn om snel geschikte maatregelen op te stellen en aan te nemen ter verlichting van de moeilijke economische situatie van vele Europese vissers. Daarbij moet rekening worden gehouden met de financiële moeilijkheden waar een aantal landen met grote visserijvloten nu mee te maken hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) De Commissie moet dringend maatregelen nemen om een oplossing te vinden voor de moeilijke economische situatie waarin veel Europese vissers zich bevinden als gevolg van de stijging van de olieprijzen. Het is met name zaak het plafond van de de minimis-steun te verhogen van 30 000 euro naar 60 000 euro per periode van drie jaar en per begunstigd bedrijf. Afgezien van deze tegemoetkoming moeten we een strategie op langere termijn invoeren om vissers, maar ook beroepsbeoefenaren in andere sectoren, zoals boeren en wegvervoerders, in staat te stellen hun afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te beperken. Daarom moet de Commissie zowel op Europees als op nationaal niveau stimulansen bieden voor investeringen in nieuwe technologieën teneinde de energie-efficiëntie van zee-, land- en luchtvervoer te vergroten.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor de ontwerpresolutie gestemd over de crisis in de Europese visserijsector als gevolg van de gestegen olieprijzen, omdat door deze crisis de economische levensvatbaarheid van de visserijsector is aangetast, en de stijgende olieprijzen rechtstreeks het inkomen van de vissers aantasten. Er moeten tijdelijke noodmaatregelen genomen worden om de moeilijke economische situatie van de Europese vissers te verlichten, maar de Commissie dient ook een plan voor de middellange en lange termijn op te stellen gericht op het verbeteren van de brandstofefficiëntie in de visserijsector, waaronder ook de aquacultuur.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) De visserij is een belangrijke economische activiteit voor de Europese landen en vooral voor de landen die aan zee liggen, zoals bijvoorbeeld het land waar ik vandaan kom. Het Europees Parlement moet dan ook bijzondere aandacht geven aan zaken die van invloed zijn op de visserijsector.

De stijging van de olieprijzen – een belangrijke kostenpost binnen de visserijsector – heeft het inkomen van de vissers ernstig aangetast. In deze tijd van ernstige economische en financiële crisis, waarin er weinig middelen zijn om bedrijven en arbeidsplaatsen in stand te houden, ben ik blij met het voorstel van mijn collega’s van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) in deze ontwerpresolutie, om steun te verlenen aan de vissers in de EU en om het plafond van de de minimis-steun te verhogen van 30 000 tot 60 000 euro per onderneming voor een overgangsperiode van drie jaar. Op deze manier kan de visserijsector het hoofd bieden aan de stijgende productiekosten ten gevolge van de stijging van de olieprijzen.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Deze gezamenlijke ontwerpresolutie van het Europees Parlement gaat over de problematiek van de crisis in de Europese visserijsector als gevolg van de voortdurend stijgende olieprijzen, die een zeer belangrijk deel vormen van de operationele kosten in deze sector. Deze stijging treft vooral de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO), veelal familiebedrijven, en brengt de werkgelegenheid daarvan in gevaar. Ik ben dan ook ingenomen met deze ontwerpresolutie en ik hoop dat de lidstaten de steun aan de vissers kunnen uitbreiden en dat de Europese Unie, door middel van het Europees Visserijfonds, de bijdrage zal verhogen voor de verbetering en modernisering van schepen en apparatuur, en een fonds opricht waar de kmo’s zich in moeilijke tijden tot kunnen richten. Met name steun voor de ambachtelijke visserij is van groot belang.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het is positief dat het Europees Parlement deze resolutie heeft aangenomen. De sterke stijging van de brandstofprijzen heeft de crisis waar de visserijsector mee te kampen heeft nog verder verergerd, en tast de levensvatbaarheid van deze sector en het toch al lage inkomen van de vissers aan.

De bestaande verkoopdynamiek laat geen ruimte om prijsschommelingen van de productiefactoren, waaronder brandstof, door te laten werken in de verkoopprijs van vis; het huidige importbeleid is hier, naast andere factoren, mede debet aan.

De gemiddelde verkoopprijs van de eerste vangsten is de afgelopen jaren in veel gevallen gestagneerd of gedaald; dit komt echter niet tot uiting in een verlaging van de prijs van verse vis voor de consument.

De vigerende gemeenschappelijke marktordening (GMO) voor visproducten heeft onvoldoende geresulteerd in een verbetering van de verkoopprijs van de eerste vangsten en in een betere verdeling van de waardetoevoeging over de gehele productieketen in de visserijsector.

De economische situatie van een groot aantal ondernemingen is de afgelopen jaren sterk achteruitgegaan en heeft er zelfs toe geleid dat veel ondernemingen zijn verdwenen. Er bestaat een reëel risico dat duizenden ondernemingen en duizenden arbeidsplaatsen in de visserijsector zullen verdwijnen ten gevolge van de stijging van de brandstofprijzen.

Vooral de kleine kustvisserij is kwetsbaar.

Het is noodzakelijk dat deze maatregelen worden uitgevoerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Pat the Cope Gallagher (ALDE), schriftelijk. − (GA) De visserijsector is een van de sectoren die het meest zijn getroffen door de stijgingen van de olieprijzen, omdat brandstof een groot deel van de bedrijfskosten van de visser uitmaakt, naar schatting 30 à 50 procent. Ik sta volledig achter alle maatregelen die kunnen worden genomen om vissers in dit opzicht te steunen, vooral de vissers in de kleinschalige visserij bij kusten en eilanden.

 
  
MPphoto
 
 

  Estelle Grelier (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik wil de aanneming van een resolutie van het Parlement over de crisis in de Europese visserijsector als gevolg van de stijging van de olieprijzen aangrijpen om eraan te herinneren hoe dringend noodzakelijk het is vissers te hulp te komen. In een context waarin werving steeds moeilijker wordt en waar vissers in een steeds strakker keurslijf worden gedwongen, maakt de stijging van de brandstofprijzen de omstandigheden in deze door de crisis getroffen sector er niet beter op. De sterke stijging van de olieprijzen heeft grote gevolgen voor de operationele kosten van vissers, waardoor hun inkomsten tussen 2008 en 2010 zijn teruggelopen. Als afgevaardigde van een havenstad beschouw ik het des te meer als mijn plicht om de Commissie op te roepen in te stemmen met een verhoging van het plafond van de de minimis-steun. Deze maatregel zou vissers ontlasten zodat ze op waardige wijze in hun levensonderhoud kunnen voorzien zonder dat de visbestanden uitgeput raken. De op handen zijnde hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid zal draagvlak moeten verwerven onder vissers. Hun nu reeds laten zien dat de Europese Unie oog heeft voor hun behoeften zou een goed begin zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit document gestemd omdat de recente stijging van de olieprijzen de economische levensvatbaarheid van de visserijsector heeft aangetast en veel vissers zich bezorgd afvragen hoe zij deze extra kosten moeten opvangen, omdat de stijgende olieprijzen rechtstreeks het inkomen van de vissers aantasten. We moeten van alle mogelijkheden en financiële marges in de Gemeenschapsbegroting benutten voor de financiering van uitzonderlijke steunmaatregelen om de sector in staat te stellen de moeilijkheden als gevolg van de stijgende brandstofprijzen te doorstaan totdat andere maatregelen zullen zijn genomen. Het Europees Visserijfonds moet subsidie blijven verlenen voor verbetering van de selectiviteit van vistuig en vervanging van motoren uit overwegingen van veiligheid, milieubescherming en/of van brandstofbesparing, vooral voor de kleine kustvisserij en de ambachtelijke visserij. Naar mijn mening moet de Commissie dringend met voorstellen komen voor investeringen in nieuwe technologie, zowel op Europees als op nationaal niveau, met het oog op een betere energie-efficiëntie van vissersvaartuigen, en de vissers zo minder afhankelijk te maken van fossiele brandstoffen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Liberadzki (S&D), schriftelijk. – (PL) Met de resolutie brengt het Parlement zijn bezorgdheid tot uiting over de toestand van de visserijsector, de financiële conditie van de visserijondernemingen en de marktprijs van vis. Het is een belangrijke sector en vis is een belangrijk bestanddeel van ons dieet. Voor mij is het verzoek uit paragraaf 3 van de gezamenlijke ontwerpresolutie, waarin gevraagd wordt om een verhoging van het plafond van de de minimis-steun voor de vissers, van cruciale betekenis. Deze oplossing biedt meer voordelen dan de voorgestelde nieuwe garanties voor de sector. Ik hoop dat de Commissie en de Raad deze resolutie serieus in overweging nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. (EN) Ik heb tegen deze resolutie gestemd omdat ik niet geloof dat de EU haar subsidies voor de Europese visserijsector of welke andere sector dan ook moet verhogen vanwege een stijging van de olieprijzen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) De recente stijging van de olieprijzen tast de economische levensvatbaarheid van de visserijsector aan en veel vissers vragen zich bezorgd af hoe zij deze extra kosten moeten opvangen. We mogen niet vergeten dat de stijgende olieprijzen rechtstreeks het inkomen van de vissers aantasten. De inkomens en lonen van de mensen in de visindustrie zijn onzeker als gevolg van verschillende factoren zoals het onregelmatige karakter van de visserij, de gebezigde verhandelingsmethoden en de prijsvorming bij verkoop van de eerste vangst, wat het in stand houden van bepaalde vormen van nationale en Europese overheidssteun noodzakelijk maakt. Bovendien treft de financiële en economische crisis met name de industriële sectoren en de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO) en brengt deze de activiteit en de werkgelegenheid in de primaire en secundaire sector in gevaar. We moeten nu, net als in het verleden, tijdelijke noodmaatregelen treffen om tegemoet te komen aan de problemen waar de visserijsector mee te maken heeft in verband met de stijgende brandstofprijzen.

 
  
MPphoto
 
 

  Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. (RO) Ik heb voor de resolutie gestemd en tegen alle ingebrachte amendementen. In de visserijsector moeten nieuwe steunmaatregelen worden aangenomen, met in het achterhoofd de combinatie van twee factoren: aan de ene kant de hoge olieprijs en aan de andere kant de lage prijs bij verkoop van de eerste vangst. De visserij is een belangrijke economische sector voor de Europese Unie en moet worden gesteund, nu de gemiddelde prijs van een vat olie tussen de 80 en 100 dollar blijft.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Door de wereldwijde economische crisis, nog verergerd door de politieke crisis in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, zijn de olieprijzen opnieuw gestegen. De prijs van een vat olie bedraagt momenteel meer dan 100 dollar. Gezien de politieke instabiliteit in de Arabische wereld kan deze prijs nog verder omhoog schieten.

De energierekening vormt voor de visserijsector het grootste deel van de operationele kosten en in tegenstelling tot andere sectoren kan de sector deze kostenstijgingen niet compenseren door de productie te verhogen, in verband met de vangstbeperkingen in het kader van de totaal toegestane vangsten (TAC’s) en de quota die voor de meeste vissoorten gelden.

Ondanks de uiteenlopende opvattingen over de manier waarop de visserijsector beheerd moet worden, bestaat er consensus op een belangrijk punt: de visserij is een enorm belangrijke activiteit voor de voedselvoorziening van de Europese bevolking en van groot belang voor de werkgelegenheid van de meeste kustgemeenschappen binnen de EU waar geen werkgelegenheid is in andere sectoren.

Om de continuïteit van deze sector te waarborgen en om schaarste op de markt en stijging van de werkloosheid in deze sector te voorkomen, moet het plafond van de de minimis-steun verhoogd worden naar 60 000 euro en moeten er ook andere maatregelen worden genomen om de gevolgen van de recente stijging van de olieprijzen te beperken.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) De kosten in de visserijsector zijn in sterke mate afhankelijk van de olieprijs. Daarom, en omdat de recente stijging van de olieprijzen de economische levensvatbaarheid van de visserijsector aantast, is het belangrijk dat er noodmaatregelen worden genomen om de moeilijke economische situatie van de Europese vissers te verlichten.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (ES) Het werkelijke probleem van de visserij op dit moment is dat 70 procent van de visbestanden in Europa wordt overbevist omdat we over een veel te grote vloot beschikken. Het is verkeerd en onverantwoord om overheidsgeld uit te geven voor het onderhoud van die vloot. In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid is het meer dan ooit noodzakelijk om de Europese vissersvloot te herstructureren om geen schepen meer te hoeven gebruiken die veel brandstof verbruiken, grote hoeveelheden CO2 uitstoten en uitrusting en methodes gebruiken die het milieu duidelijk schade toebrengen, om zo te komen tot een model dat minder afhankelijk is van fossiele brandstoffen, minder schade aanricht en duurzamer is in zowel milieu- als sociaaleconomisch opzicht.

Het toekennen van meer geld aan de sector om de stijging van de olieprijzen te compenseren zal de vissers alleen maar aanmoedigen om nog vaker schepen te gebruiken die veel brandstof verbruiken, met name wanneer de stijging van deze prijzen niet conjunctureel is maar duidelijk structureel.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Als gevolg van de ernstige economische crisis die de industriële sectoren en de KMO’s heeft getroffen is de prijs van aardoliebarrels gestegen, en vandaag nog steeds niet zeker vanwege het risico van politieke instabiliteit in de Arabische wereld. Deze crisis heeft ook ernstige gevolgen gehad voor de Europese zeevissers, aangezien 60 procent van onze vis wordt geïmporteerd uit derde landen. Ik ben voor deze resolutie omdat ik het belangrijk acht de zekerheid van onze energievoorziening te verhogen, de markt te informeren en de consumenten betere waarborgen te geven over de staat van de oliereserves. Ik acht het verder noodzakelijk een gezamenlijk actieplan op te stellen voor de ondersteuning van de kustgebieden met een actieve visserijsector.

 
  
MPphoto
 
 

  Dominique Vlasto (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor deze resolutie gestemd, waarin de Commissie wordt opgeroepen krachtige maatregelen te nemen om de visserijsector te ondersteunen. De stijging van de olieprijs veroorzaakt een heuse crisis in de sector. Deze crisis had aanvankelijk een conjunctureel karakter, maar is inmiddels structureel van aard en bedreigt de economische levensvatbaarheid van de sector. De operationele kosten rijzen de pan uit en drukken zwaar op de inkomsten van beroepsvissers, zozeer zelfs dat de hele productieketen en alle kustgebieden er inmiddels onder te lijden hebben. Ik ben dan ook blij met de oproep van ons Parlement om de de minimis-steunregeling flexibeler te maken. Ondanks een lastige begrotingscontext zouden vissers er geen begrip voor hebben als de Unie niets zou doen om tegemoet te komen aan hun bezorgdheid. Verder pleit de resolutie ervoor speciale aandacht te besteden aan de kleine kustvisserij en aan de betrokken gebieden. Dat is naar mijn idee onontbeerlijk want ook al is de hele sector getroffen, stijgende energienota’s hebben verstrekkendere gevolgen voor de ambachtelijke visserij dan voor de industriële visserij. Ik ben van mening dat buitengewone situaties om buitengewone maatregelen vragen. Daarom zal ik de voorstellen die de Commissie gaat doen om onze vissers gerust te stellen en te steunen aandachtig blijven volgen.

 
  
  

Ontwerpresolutie B7-0286/2011

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik sta achter deze ontwerpresolutie van het Europees Parlement, omdat het daarin overbrengt aan de Commissie dat het betreurt dat eind 2009 slechts 75 procent van het totale bedrag van 21 miljard euro aan financiële steun volledig beschikbaar was gesteld aan niet meer dan 50 000 kleine en middelgrote ondernemingen. Er moet een einde komen aan de excessieve bureaucratie die een hindernis vormt voor het merendeel van de kleine en middelgrote ondernemingen. Vereenvoudiging is noodzakelijk, maar ook het systeem voor toegang tot deze vormen van financiering voor ondernemingen moet verbeterd worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberta Angelilli (PPE), schriftelijk. − (IT) De Commissie heeft veel aandacht voor de 23 miljoen KMO’s die de motor van de Europese economie vormen, een bron zijn van innovatie en creativiteit, en Europa in staat stellen zich op de mondiale markten te blijven onderscheiden. Langzaamaan nemen de bureaucratische en wetgevingsobstakels, die tot voor kort het ontstaan van kleine innovatieve ondernemingen onmogelijk maakten, af, en zien ook de jongeren dat een stabiele toekomst, die hopelijk veel mogelijkheden zal bieden, aan de horizon gloort. Ondernemerschap, opleiding, flexibiliteit, slimme regelgeving en de beschikbaarheid van financiële middelen zijn de sleutelbegrippen in de Wet voor Kleine Ondernemingen, die het beleid van de Unie inzake de KMO’s definieert door middel van gerichte steun en het opleiden van jongeren.

Nu meerdere initiatieven zijn opgesteld is het aan de lidstaten en aan de Europese Unie als geheel om ze uit te voeren, zodat de KMO’s meer handelingsvrijheid krijgen en deel kunnen nemen aan overheidsaanbestedingen. Ook moet in de toekomst één enkel Europees octrooi worden aangenomen en de richtlijn vertraagde betalingen snel ten uitvoer worden gelegd. Laten we niet vergeten dat alle tot nu toe geleverde inspanningen tevergeefs zullen zijn zonder investeringen, omdat alleen investeringen van invloed kunnen zijn op de goede werking van het mechanisme en het Europese concurrentievermogen.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. (RO) De Wet voor Kleine Ondernemingen is gegrondvest op een aantal pijlers, zoals beschikbaarheid van financiële middelen en toegang tot de interne markt, de internationale markten en overheidsaanbestedingen. In de lidstaten wordt uiteenlopende en vaak onbetekenende vooruitgang geboekt op het gebied van concrete maatregelen ter verbetering van het bedrijfsklimaat voor het MKB, ondanks de politieke steunverklaringen in dit document. De 23 miljoen kleine en middelgrote ondernemingen (MKB) in de Europese Unie, die circa 99 procent van het bedrijfsleven vertegenwoordigen en zorgen voor meer dan 100 miljoen banen, leveren een fundamentele bijdrage tot economische groei, sociale cohesie en het scheppen van banen. Het MKB ondervindt aanzienlijke problemen bij de uitbreiding van zijn werkzaamheden, verbetering van zijn vermogen te innoveren en toegang te krijgen tot markten.

Daarom verzoek ik de lidstaten met klem onverwijld het voorstel over het Statuut van de Europese particuliere onderneming aan te nemen, waardoor het MKB in staat zou worden gesteld in de hele EU zaken te doen terwijl de kosten worden beperkt en de groei in deze sector wordt aangemoedigd via bevordering van een beperking van de administratieve druk met 25 procent. Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd. Er zijn 23 miljoen kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) in de EU, die circa 99 procent van het bedrijfsleven vertegenwoordigen en zorgen voor meer dan 100 miljoen banen. Ze leveren een fundamentele bijdrage tot economische groei, sociale cohesie en het scheppen van banen, zijn een belangrijke bron van innovatie, spelen een doorslaggevende rol bij het ondersteunen en verruimen van de werkgelegenheid en dragen bij tot verwezenlijking van de hoofddoelen van de kerninitiatieven van de strategie Europa 2020. De in 2008 aangenomen Wet voor Kleine Ondernemingen was een belangrijke politieke stap die erop gericht was om het bedrijfsklimaat voor KMO’s te verbeteren, om voor betere en simpelere regels te zorgen en om de markttoegang voor KMO’s te vereenvoudigen. KMO’s blijven echter met ernstige problemen kampen bij het uitbreiden van hun activiteiten en innovatievermogen en bij de toegang tot de markt, vooral vanwege de moeilijkheid om financiering te krijgen en vanwege allerlei administratieve belemmeringen, die verder moeten worden teruggedrongen. De lidstaten moeten alle bepalingen van de Wet voor Kleine Ondernemingen met spoed ten uitvoer leggen om een duidelijk en consistent bedrijfsklimaat tot stand te brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Regina Bastos (PPE), schriftelijk.(PT) De Wet voor Kleine Ondernemingen vormt het in de EU en de lidstaten ten uitvoer te leggen strategisch kader voor een efficiëntere benutting van het groei- en innovatiepotentieel van kleine en middelgrote ondernemingen (MKB). Er zijn ongeveer 23 miljoen kleine en middelgrote ondernemingen in de Europese Unie, die circa 99 procent van het bedrijfsleven vertegenwoordigen en voor meer dan 100 miljoen banen zorgen. Ze leveren dus een fundamentele bijdrage tot economische groei, sociale cohesie en het scheppen van banen.

Deze resolutie – die ik gesteund heb – erkent dat met de uitvoering van een aantal uit de WKO voortvloeiende initiatieven reeds een begin is gemaakt. Er moet echter nog veel meer worden gedaan om het Europese MKB te ondersteunen. Om te beginnen moeten de lidstaten de richtlijn vertraagde betalingen snel in nationaal recht omzetten. Van belang is ook dat de Commissie kan beschikken over doelmatiger instrumenten om de lidstaten aan te moedigen de beginselen van de WKO uit te voeren, en dat de lidstaten onverwijld het laatste overgebleven voorstel over het Statuut van de Europese particuliere onderneming aannemen. Het is verder zaak dat de MKB-proef regelmatig wordt gedaan als deel van effectbeoordelingen, en dat de bureaucratische en administratieve belasting van het MKB wordt beperkt. Het "Erasmusprogramma voor jonge ondernemers" moet permanent worden gemaakt, en er moeten voor dat programma voldoende financiële middelen ter beschikking worden gesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Březina (PPE), schriftelijk. (CS) Ik heb voor de ontwerpresolutie gestemd omdat ik ingenomen ben met het Single Market Act-initiatief en dan met name met de daarin vervatte wetgevende maatregelen die het midden- en kleinbedrijf (MKB) in staat stellen om maximaal voordeel te trekken van de interne markt. Enkele van die maatregelen zijn Europese voorschriften voor risicokapitaalfondsen, herziene BTW-voorschriften en vereenvoudiging van de jaarrekeningenrichtlijnen. Verder acht ik het noodzakelijk om de dialoog tussen het MKB en aanbestedende overheidsdiensten te verdiepen om de betrokkenheid van het MKB bij de totstandbrenging van aanbestedingsprocedures te vereenvoudigen. Wat dat betreft zou ik het een goede zaak vinden om de mogelijkheden te verkennen om het MKB te helpen samenwerkingsverbanden en consortia te vormen en gezamenlijk mee te bieden tijdens inschrijvingsprocedures. De Commissie zou in dit verband een effectbeoordeling moeten uitvoeren en moeten nagaan of de drempels voor overheidsaanbestedingen van de EU kunnen worden verhoogd, waardoor het MKB zou kunnen meedoen aan overeenkomsten waarvoor anders specifieke eisen zouden gelden die het MKB de facto uitsluiten.

Ook wil ik de Commissie oproepen om te bekijken hoe de Europese publicatie van de bekendmakingen van aanbestedingen kan worden verbeterd en de administratieve barrières die Europese bedrijven ervan weerhouden deel te nemen aan grensoverschrijdende overheidsopdrachten, uit de weg kunnen worden geruimd. Daarna is het verder aan de lidstaten om de Europese gedragscode ter vergemakkelijking van de toegang van het MKB tot overheidsopdrachten stelselmatiger toe te passen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk.(PT) Ik ben heel tevreden met de opzet en ontwikkeling van de Wet voor Kleine Ondernemingen. Die bevat volgens mij heel goede oplossingen voor de belangrijkste problemen waarmee kleine en middelgrote ondernemingen te maken krijgen als ze hun activiteiten willen uitbreiden en zich op de markt proberen te laten gelden. Veel van die problemen hebben te maken met een overdaad aan bureaucratie en moeilijkheden bij het verkrijgen van financiering. De Wet voor Kleine Ondernemingen roept de lidstaten op het bedrijfsklimaat voor het MKB te verbeteren. De onderliggende beginselen van deze wet moeten daarom zorgvuldig worden uitgewerkt en overgenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nessa Childers (S&D), schriftelijk. (EN) De Wet voor Kleine Ondernemingen is een van de meest proactieve wetten van de afgelopen drie jaar geweest, en het is van belang dat de EU haar aandacht blijft richten op het MKB.

 
  
MPphoto
 
 

  George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. (RO) Ik heb gestemd voor de resolutie van het Europees Parlement over de herziening van de Wet voor Kleine Ondernemingen, aangezien er nog belangrijke stappen genomen moeten worden om het MKB in de EU goed te laten functioneren.

In economische termen vormt het MKB de ruggengraat van de EU. 99 procent van alle bedrijven in Europa zijn kleine en middelgrote ondernemingen, die samen goed zijn voor meer dan 100 miljoen banen. De Europese Unie moedigt hun ontwikkeling aan. Op nationaal vlak is het voor het MKB echter moeilijk om financiering te krijgen of de administratieve belasting het hoofd te bieden die vaak zwaarder is dan de EU-richtlijnen eisen. Daarom heb ik ervoor gestemd dat de lidstaten hun inspanningen vergroten en de beginselen van de WKO op een goede manier uitvoeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle de Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) KMO’s zijn cruciaal voor de dynamiek van de Europese economie. De EU telt 23 miljoen KMO’s; ze hebben minder dan 250 mensen in dienst en hun omzet bedraagt maximaal 50 miljoen euro; ze vertegenwoordigen 99 procent van het Europese bedrijfsleven en bieden werk aan bijna 70 procent van de beroepsbevolking in de particuliere sector. In een context van moeizaam herstel en hevigere internationale economische concurrentie is de totstandbrenging van een Europese strategie geen overbodige luxe. De 'Small Business Act' heeft tot doel ondernemerschap in Europa te bevorderen en bedrijven te helpen zich te ontwikkelen. Het is dan ook beslist noodzakelijk dat we administratieve formaliteiten beperken en tot een modern beleid komen dat afgestemd is op de behoeften van KMO’s. Daarom moet de Commissie een uniform systeem voor het opstarten van ondernemingen invoeren. Ook zou het nuttig zijn een 'MKB-proef' te introduceren om de gevolgen van alle toekomstige wetgeving voor het MKB te beoordelen en zeker te stellen dat deze wetgeving het groeipotentieel van deze ondernemingen niet in de weg zal staan.

 
  
MPphoto
 
 

  Christine de Veyrac (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik ben blij met de aanneming van de resolutie van het Europees Parlement inzake de herziening van de Small Business Act, die de Europese steunmaatregelen voor kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) aanpast aan de nieuwe context die voortvloeit uit de economische crisis van 2008, en ze op één lijn brengt met de doelstellingen van de Europa 2020-strategie. KMO’s waren de eerste slachtoffers van de crisis in de financiële en bancaire sector in de afgelopen jaren, die hun toegang tot financiering en tot de markten heeft beperkt. Deze nieuwe versie van de Small Business Act moet innovatie onder KMO’s extra aanmoedigen door de financieringsinstrumenten te diversifiëren en door hun administratieve belasting zoveel mogelijk te beperken.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk.(PT) Kleine en middelgrote ondernemingen (MKB) vertegenwoordigen circa 99 procent van het bedrijfsleven in de Europese Unie en zorgen voor meer dan 100 miljoen banen. Ze spelen dus een cruciale rol bij het verwezenlijken van economische groei en sociale cohesie en het scheppen van banen.

De Wet voor Kleine Ondernemingen (WKO) is gegrondvest op een aantal belangrijke beleidspijlers, zoals beschikbaarheid van financiële middelen, toegang tot markten en betere regelgeving. Het is echter een feit dat het MKB nog steeds aanzienlijke problemen ondervindt – bijvoorbeeld als deze bedrijven hun activiteiten willen uitbreiden, bij het penetreren van de markt en bij het verkrijgen van financiering.

Ik ben daarom heel tevreden met de door de Commissie uitgevoerde herziening van de WKO en de nieuwe voorstellen die gericht zijn op verdere verbetering van de beschikbaarheid van financiering, uitbreiding van de markttoegang en verdere ontbureaucratisering.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk.(PT) Deze ontwerpresolutie van het Europees Parlement heeft betrekking op de herziening van de Wet voor Kleine Ondernemingen (WKO), een reeks beleidspijlers gericht op de ondersteuning van het MKB. Het gaat dan om de beschikbaarheid van financiële middelen, toegang tot markten en betere regelgeving. Over de rol van het MKB in de Europese Unie op sociaal, economisch en financieel vlak bestaat geen twijfel. Er zijn in de EU ongeveer 23 miljoen kleine en middelgrote ondernemingen. Ze vertegenwoordigen circa 99 procent van het bedrijfsleven in de Europese Unie en zorgen voor meer dan 100 miljoen banen. De huidige financiële crisis heeft deze bedrijven zwaar getroffen. Het is daarom zaak de geldende wetgeving te herzien om de toegang tot financiering te vergemakkelijken, de administratieve en bureaucratische lasten te verlichten, energiebesparing te bevorderen (slechts 24 procent van de ondernemingen werkt daar actief aan) en de bedrijfstechnologie door eco-innovatie te verbeteren. Op het gebied van vaardigheden, onderwijs en beroepsopleiding moet nog veel gedaan worden. Goed management en internationalisering moeten worden aangemoedigd. Ik ben daarom heel tevreden dat deze resolutie is aangenomen. Ik hoop dat alle kleine en middelgrote ondernemingen baat zullen hebben bij deze maatregelen en dat ze daarmee welvarend worden. Alle Europese burgers zullen daarvan profiteren.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Ook deze resolutie zit weer vol tegenstrijdigheden. Aan de ene kant spreekt het Parlement zijn waardering uit over de benoeming door de Commissie van de nieuwe MKB-gezant. Het steunt diens opdracht om in het oog te houden welke vooruitgang er in de lidstaten wordt geboekt bij de tenuitvoerlegging van de WKO, de belangen van het MKB in de hele Commissie te bevorderen en er met name voor te zorgen dat het beginsel 'Eerst kleinschalig denken' doelmatig ten uitvoer wordt gelegd. Er wordt bovendien een goede aanbeveling gedaan: de lidstaten worden verzocht nationale MKB-gezanten te benoemen om het MKB-beleid te coördineren en de tenuitvoerlegging van de WKO in uiteenlopende overheden te sturen.

Positief is ook dat de resolutie erop wijst dat de administratieve druk omgekeerd evenredig is aan de omvang van de onderneming en er derhalve op aandringt onderscheid te maken tussen micro-, kleine en middelgrote ondernemingen.

Daar staat tegenover dat de resolutie niets – of te weinig – zegt over een hele reeks directe of indirecte obstakels waar kleine en middelgrote ondernemingen thans mee te maken hebben. En veel van die obstakels zijn het gevolg van het nu gevolgde EU-beleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Aan de ene kant is het zo dat het Parlement zijn waardering uitspreekt "voor de benoeming door de Commissie van de nieuwe MKB-gezant, en deze gezant steunt in zijn opdracht om in het oog te houden welke vooruitgang in de lidstaten wordt geboekt bij de tenuitvoerlegging van de WKO, de belangen van het MKB in de hele Commissie te bevorderen en er met name voor te zorgen dat het beginsel 'Eerst kleinschalig denken' doelmatig ten uitvoer wordt gelegd". Het Parlement "verzoekt de lidstaten nationale MKB-gezanten te benoemen om het MKB-beleid te coördineren en de tenuitvoerlegging van de WKO in uiteenlopende overheden te sturen".

Er wordt echter geen enkele kritiek geleverd op het met het Stabiliteitspact samenhangende neoliberale en restrictieve beleid dat voor het MKB en de bevolking in het algemeen al zoveel problemen heeft opgeleverd. Voor dat beleid worden ook geen alternatieven aangedragen.

Positief is wel dat de resolutie erop wijst dat de administratieve druk omgekeerd evenredig is aan de omvang van de onderneming. Er wordt daarom aangedrongen op een onderscheid tussen micro-, kleine en middelgrote ondernemingen. De resolutie wijst er terecht op dat micro-ondernemingen (<10 werknemers) 91,8 procent van alle ondernemingen in de EU uitmaken en daarom meer aandacht en de dienovereenkomstige maatgesneden benadering verdienen.

We zullen de tenuitvoerlegging van deze wet nauwlettend volgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Pat the Cope Gallagher (ALDE), schriftelijk. − (GA) Er zijn 23 miljoen kleine en middelgrote ondernemingen in de Europese Unie en zij bieden werk aan honderd miljoen mensen. De Small Business Act is belangrijk beleid en is bedoeld om de toegang tot financiering en de markt te vergemakkelijken en de regelgeving te verbeteren. Een zeer belangrijk onderdeel van deze wet is het verminderen van de bureaucratie met betrekking tot kleine en middelgrote ondernemingen in Ierland en de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Grossetête (PPE), schriftelijk. – (FR) Vandaag heeft het Europees Parlement steun toegezegd aan de 23 miljoen kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) in de Europese Unie, die zorgen voor meer dan 100 miljoen banen en een cruciale bijdrage leveren tot economische groei, sociale cohesie en het scheppen van banen.

Het doel was om de geboekte vooruitgang in kaart te brengen en nieuwe acties vast te stellen waarmee kan worden ingespeeld op de uitdagingen die samenhangen met de economische crisis.

We zien een duidelijke verbetering van de positie van KMO’s, maar er is nog werk aan de winkel. KMO’s ondervinden nog altijd aanzienlijke problemen bij de uitbreiding van hun werkzaamheden, en hebben soms zelfs de grootste moeite om het hoofd boven water te houden. Het is derhalve zaak om de bureaucratie te beperken door versterkte controle en slimme regelgeving.

Er moet dan ook snel een besluit worden genomen over het Statuut van de Europese particuliere onderneming, en tevens is het hoog tijd dat we het eens worden over één enkel Europees octrooi. Tegelijkertijd moeten we ervoor zorgen dat de MKB-proef naar behoren wordt uitgevoerd in alle nieuwe wetgevingsvoorstellen, met name op nationaal niveau.

Tot slot: aangezien KMO’s een cruciale rol spelen bij Europese innovatie, moeten we de financiering van onderzoek en ontwikkeling verder vereenvoudigen om hun innovatievermogen gedurende de gehele innovatiecyclus uit te breiden.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) KMO’s vertegenwoordigen 99 procent van het bedrijfsleven in de Europese Unie. Ik heb voor de herziening van de Small Business Act gestemd, een resolutie die de cruciale rol van KMO’s in de Europese economie erkent. Ik ben voorstander van een strategisch kader dat voorziet in nog meer steun voor KMO’s in tijden van recessie, en dit op tal van terreinen. Ik ben dan ook blij met slimme regelgeving die de administratieve druk op deze voorname economische actoren beperkt en hun eenvoudiger toegang biedt tot financiering en tot nieuwe markten, zodat ze in staat zijn te investeren en te groeien. Tot slot moeten onderzoek, innovatie en opleiding worden ondersteund, zodat onze KMO’s ten volle de vruchten kunnen plukken van de interne markt.

 
  
MPphoto
 
 

  Małgorzata Handzlik (PPE), schriftelijk. – (PL) Ik heb als vertegenwoordiger van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) deelgenomen aan de werkzaamheden en onderhandelingen over de richtlijn vertraagde betalingen, een van de belangrijkste wetgevingsvoorstellen uit de oorspronkelijke Wet voor Kleine Ondernemingen. Ik hoop dat de lidstaten alles in het werk zullen stellen om de voorschriften zo snel en goed mogelijk ten uitvoer te leggen. Op zich is de Wet voor Kleine Ondernemingen een goed voorstel voor kleine en middelgrote ondernemingen, maar ik heb echter mijn twijfels bij de kwaliteitsbeoordeling van de reeds genomen maatregelen. Als voorbeeld noem ik de bijlage bij de evaluatie die door de Commissie is opgesteld. Deze bijlage bevat voorbeelden van goede praktijken. In het gedeelte over de eengemaakte markt wordt hierin het opzetten van éénloketsystemen in 22 lidstaten genoemd. Ik herinner eraan dat deze systemen zijn opgericht in overeenstemming met de dienstenrichtlijn.

Amper drie maanden geleden heeft dit Parlement het verslag over de tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn aangenomen. In dat verslag wijzen we erop dat de éénloketsystemen nog onvoldoende operationeel zijn, dat elektronische afhandeling van formaliteiten in de meeste gevallen onmogelijk is en dat zij niet volgens de verwachtingen van ondernemers functioneren. Ik hoop dat de aandacht voor goede voorbeelden van éénloketsystemen een stimulans is om harder te werken aan het verbeteren van het functioneren van alle éénloketsystemen, zodat ze daadwerkelijk ten dienste komen te staan van het MKB.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit document gestemd omdat het Parlement hierin zijn waardering uitspreekt voor de herziening van de Wet voor Kleine Ondernemingen (WKO) door de Commissie en steun geeft aan de nieuwe voorstellen die gericht zijn op verdere verbetering van de beschikbaarheid van financiering, uitbreiding van de markttoegang en aanhoudende ontbureaucratisering via meer sturing en toezicht en via slimme regelgeving. Ik ben van mening dat de lidstaten onverwijld het laatste overgebleven voorstel over het Statuut van de Europese particuliere onderneming moeten aannemen, waardoor het MKB in staat zou worden gesteld in de hele EU zaken te doen terwijl de kosten worden beperkt en de groei in deze sector wordt aangemoedigd. Ook moeten we de in de WKO genoemde beperking van de administratieve druk met 25 procent bevorderen, wat zou bijdragen tot de doelmatigheid van de WKO, eventueel protectionistisch beleid van lidstaten zou bestrijden en het bedrijfsleven in de EU zou stimuleren. De lidstaten moeten de herziene richtlijn vertraagde betalingen snel ten uitvoer leggen om trage betalingen en de ongunstige gevolgen daarvan voor met name het MKB doelmatig te bestrijden. De lidstaten moeten 'vergulding' vermijden door bij de omzetting van richtlijnen in nationaal recht verder te gaan dan hetgeen door de EU-wetgeving wordt geëist. De administratieve druk is omgekeerd evenredig aan de omvang van de onderneming – een disproportionele en verkeerde situatie die het oprichten van kleine of middelgrote ondernemingen afremt. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen micro-, kleine en middelgrote ondernemingen. Ik ben van mening dat kleine bedrijven moeten worden bijgestaan om hun mededingingsvermogen op de internationale markt op te voeren door vergroting van hun uitvoervermogen, verspreiding van informatie over programma’s en initiatieven die de toegang tot de internationale markten en het doordringen van goederen en diensten van het MKB vergemakkelijken, en door ervoor te zorgen dat de belangen van kleine bedrijven naar behoren worden vertegenwoordigd.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. (EN) Ik verwelkom de herziening van de Commissie van de WKO en spreek mijn steun uit voor de nieuwe voorstellen die gericht zijn op verdere verbetering van de beschikbaarheid van financiering, uitbreiding van de markttoegang en aanhoudende ontbureaucratisering via meer sturing en toezicht en via slimme regelgeving en maatregelen zoals het overzicht van de prestaties van het MKB.

 
  
MPphoto
 
 

  Iosif Matula (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb gestemd voor de herziening van de Wet voor Kleine Ondernemingen, omdat ik van mening ben dat de Europese Unie het proces van versterking van de ondersteuningsmechanismen moet doorzetten en de obstakels voor duurzame ontwikkeling van kleine en middelgrote bedrijven moet wegnemen, zodat hun potentieel ten volle kan worden benut. Gezien de cruciale rol van het MKB in de Europese economie en zijn bijdrage aan meer economische groei, werkgelegenheid en sociale cohesie, moeten er maatregelen worden ingevoerd die een ideaal kader vormen voor de ontwikkeling van het MKB. In deze context wil ik benadrukken dat de lidstaten hun inspanningen ter ondersteuning van het beleid gericht op ondernemerschap en een gunstig ondernemersklimaat voor het MKB moeten vergroten. Er moet ook worden nagedacht over de belangrijke rol van de uitwisseling van goede praktijken binnen dit beleidskader. Een betere toegang van het MKB tot financiering en de interne markt, het verminderen van bureaucratie en een betere uitvoering van de Wet voor Kleine Ondernemingen moeten prioriteit zijn voor de lidstaten en de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Mario Mauro (PPE), schriftelijk. − (IT) De herziening van de Wet voor Kleine Ondernemingen en de hierin vervatte nieuwe voorstellen zijn instrumenten die nodig zijn voor het versterken en weer op gang brengen van de 23 miljoen Europese KMO’s, die tijdens de economische crisis een stevig bastion zijn gebleken. In het Europese economische landschap vertegenwoordigen de KMO’s 99 procent van alle ondernemingen en verschaffen ze werk aan bijna honderd miljoen Europeanen. We moeten doorgaan met het versterken en ondersteunen van de kleine en middelgrote ondernemingen om de groei te stimuleren, en ons tegelijkertijd richten op meer concurrentievermogen en op innovatie. Deze behoeften komen duidelijk terug in de voorstellen. Het is in het bijzonder belangrijk dat de Wet voor Kleine Ondernemingen nieuw leven wordt ingeblazen overeenkomstig de doelstellingen van de Europa 2020-strategie en alle maatregelen die zijn gericht op het bevorderen van de groei van de KMO’s door middel van vereenvoudiging en steun aan investeringen, maar ook steun om de uitdagingen te kunnen aangaan die de globalisering en de klimaatsverandering op dit moment voor ons vormen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) De zoveelste tekst die overheidsbemoeienis wil terugdringen ten gunste van ondernemers. De Europese 'Small Business Act' en de herziening ervan laten zich niets gelegen liggen aan het algemeen belang noch aan werknemers van KMO’s. De enige verdienste van deze resolutie, die wordt gesteund door alle politieke fracties behalve de mijne, is dat ze dit gegeven betreurt en pleit voor energie-efficiëntie, die ze elders weer ondermijnt door ongebreidelde export in de hand te werken. Hypocriet en kwaadwillig. Ik onthoud me van stemming om de intentie aan te moedigen en de hypocrisie te veroordelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk.(PT) We mogen niet vergeten dat de 23 miljoen kleine en middelgrote ondernemingen (MKB) in de Europese Unie, die circa 99 procent van het bedrijfsleven vertegenwoordigen en zorgen voor meer dan 100 miljoen banen, een fundamentele bijdrage leveren tot economische groei, sociale cohesie en het scheppen van banen; dat ze een belangrijke bron van innovatie zijn, een doorslaggevende rol spelen bij het ondersteunen en verruimen van de werkgelegenheid, en bijdragen tot verwezenlijking van de hoofddoelen van de kerninitiatieven van de strategie Europa 2020. De Wet voor Kleine Ondernemingen (WKO) is gegrondvest op een aantal belangrijke beleidspijlers zoals beschikbaarheid van financiële middelen, toegang tot markten (interne markt, internationale markten, overheidsaanbestedingen) en betere regelgeving. We moeten de lidstaten aansporen de richtsnoeren van deze Wet over te nemen om het MKB in deze crisis een helpende hand te bieden.

 
  
MPphoto
 
 

  Claudio Morganti (EFD), schriftelijk. − (IT) Ik ben zeer te spreken over deze resolutie inzake de herziening van de Wet voor Kleine Ondernemingen, omdat duidelijk wordt aangegeven welke maatregelen we moeten nemen om het functioneren van de meer dan 23 miljoen kleine en middelgrote ondernemingen in Europa te vergemakkelijken. Een van de belangrijkste punten uit de resolutie is zonder twijfel de tenuitvoerlegging van een reeks nieuwe maatregelen, die een makkelijkere toegang tot financiering mogelijk maakt door middel van overheidssteun aan de garantieprogramma’s, naast een sterke inspanning om medefinanciering aan het microkrediet te bevorderen. Onze KMO’s hebben geen behoefte aan stimulansen of aan steun omwille van de steun, maar eerder aan een grotere en eenvoudigere bewegingsvrijheid, dus minder bureaucratie, en ook aan bepaalde garanties. Voor wat betreft dit laatste punt moeten we de lidstaten aansporen een oplossing te vinden voor de trage betalingen, die ernstige problemen en moeilijkheden hebben veroorzaakt en blijven veroorzaken. Tot slot wil ik benadrukken dat internationalisering misschien de nieuwe grens is bij het weer op gang brengen van de KMO’s, en dus kunnen we alle middelen die uitbreiding over de grenzen mogelijk maken goed gebruiken. Aangezien dit vooral voor de kleinere ondernemingen een moeilijke uitdaging is, , bestaat er behoefte aan meer aandacht en steun van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit document gestemd omdat ik van mening ben dat de stimulansen voor kleine ondernemingen in de Wet voor Kleine Ondernemingen de juiste weg zijn om het concurrentievermogen van de Europese Unie te vergroten. Ik wil met name aandacht vragen voor onderwijs en beroepsopleiding. Het zijn onze jongeren die de toekomst van de EU zullen vormgeven en in die toekomst zullen leven. Daarom is het heel belangrijk dat ze ondernemend zijn en klaar staan om een krachtige en concurrerende EU-economie te creëren. Efficiënt gebruik van hulpbronnen is een ander aspect dat ook verband houdt met de toekomstige kwaliteit van leven in de EU. Dat is iets waar we het altijd over hebben, maar helaas hebben we in de praktijk tot dusver te weinig gedaan om onze woorden om te zetten in daden. Aan de andere kant is efficiënt gebruik van hulpbronnen alleen niet genoeg – duurzaamheid moet een doel zijn tijdens elke fase van de bedrijfsontwikkeling. Daarom roep ik de Europese Commissie en de lidstaten op om zo veel mogelijk in te zetten op de ontwikkeling van ondernemerschap onder jongeren, op het efficiënt gebruik van hulpbronnen en op andere energiebesparende initiatieven.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk.(PT) Deze resolutie geeft het standpunt van het Europees Parlement weer inzake de door de Commissie uitgevoerde herziening van de Wet voor Kleine Ondernemingen. Het Parlement spreekt op deze wijze zijn steun uit voor de nieuwe voorstellen die gericht zijn op verdere verbetering van de beschikbaarheid van financiering, uitbreiding van de markttoegang en aanhoudende ontbureaucratisering via meer sturing en toezicht en via slimme regelgeving en maatregelen zoals het overzicht van de prestaties van het MKB.

Ik heb er steeds op gewezen dat steun voor het MKB van cruciaal belang is voor economische groei. Ik wijs in dat verband op hetgeen het Parlement voorstelt op het vlak van onderzoek en innovatie. Het gaat dan in de eerste plaats om het vereenvoudigen van de financiering van onderzoek, ontwikkeling en innovatie (O&O&I), het oordeelkundig beheren van programma's, (met name ten behoeve van het MKB), uitbreiding van het innovatievermogen gedurende de gehele innovatiecyclus, met inbegrip van niet-technische innovatie, één en ander binnen het toekomstige financieringskader voor Onderzoek en Innovatie. Ik ben er ook voorstander van om te investeren in steun voor het MKB ter plaatse. Dat kan – bijvoorbeeld – door innovatiecentra, kamers van koophandel, bedrijfsorganisaties en innovatieclusters uit de gehele interne markt bij deze processen te betrekken.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk.(PT) Circa 99 procent van de bedrijven in de Europese Unie behoren tot het MKB. Deze bedrijven leveren dus een fundamentele bijdrage aan de economische groei. Ze scheppen banen, ze vormen een bron van welvaart, en zijn daarbij ook nog eens bijzonder geschikte vectoren voor innovatie. Het is daarom van cruciaal belang dat we ze in staat stellen om zich te ontwikkelen en op de markt te manifesteren, door ze toegang tot financiering te bieden en ervoor te zorgen dat ze de mogelijkheden van de geïntegreerde markt kunnen benutten. Het is dus zaak dat we onze waardering uitspreken voor de herziening van de WKO door de Commissie en dat we de nieuwe voorstellen voor maatregelen ten behoeve van het MKB steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. – (FR) 99 procent van de Europese bedrijven zijn KMO’s. Twee derde van de werkgelegenheid in de particuliere sector wordt verschaft door het MKB. Ruim de helft van de Europese toegevoegde waarde wordt geproduceerd door KMO’s. Van echt economisch herstel, of duurzame economische groei, kan geen sprake zijn zolang overheidsinstanties, of het nu op lokaal, nationaal of Europees niveau is, geen wezenlijke actie ondernemen ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen. Met de aanneming van de 'Small Business Act' in 2008 zette de Europese Commissie een eerste beslissende stap richting kleine en middelgrote ondernemingen door het beginsel "Eerst kleinschalig denken" te introduceren op alle wetgevingsterreinen. Ondanks de talrijke voorstellen die in de afgelopen drie jaar zijn aangenomen – ik denk met name aan de richtlijn vertraagde betalingen – is er nog veel werk aan de winkel om zaken eenvoudiger te maken voor kleine en middelgrote ondernemingen, niet alleen wat betreft de administratieve druk waar ze mee te maken hebben, maar ook als het gaat om hun moeizame toegang tot financiering. De Europese Commissie moet verder gaan op de weg die ze in 2008 is ingeslagen met de SBA. Daarvoor pleit deze resolutie, die op mijn steun kan rekenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) De resolutie is in het bijzonder gericht op het volgende: (1) de regelgevingsomgeving, door op te roepen tot een betere uitvoering van de MKB-proef – met name in de lidstaten – en tot vermindering van de bureaucratie en de administratieve belasting; (2) betere toegang van het MKB tot financiële middelen door middel van aanvullende financiering en instrumenten in het kader van de EIB (zoals de RSFF en aandelenfinanciering) en een vergroot (en onafhankelijk) KCI; (3) de verbeteringen die vereist zijn voor deelname van het MKB aan overheidsaanbestedingen; (4) vereenvoudigde en meer gerichte O&O&I-programma’s ter bevordering van het vermogen van het MKB om met innovatie om te gaan en de toegang van het MKB tot O&O&I-diensten en op kennis gebaseerde bedrijfsdiensten, bijvoorbeeld centra voor technologieoverdracht en universiteiten; (5) de behoefte aan meer aandacht voor de vaardigheden die vereist zijn voor en de sociale en arbeidsmarktproblemen die van invloed zijn op het ondernemerschap en het vermogen van het MKB zijn werkgelegenheidmogelijkheden ten volle te benutten, in het bijzonder leidinggevende vaardigheden, digitale vaardigheden en vaardigheden op het gebied van duurzaamheid; (6) actie ter verbetering van een efficiënt gebruik van de hulpbronnen: sectorale MKB-projecten om grondstoffenefficiënte innovaties in de waarde- en aanvoerketen te inventariseren; het aannemen van een eco-innovatie-actieprogramma en meer financiering daarvoor door middel van het KCI; en meer rendabele energiebesparingsmaatregelen die het MKB zouden helpen zijn energierekeningen terug te brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Ik steun het verslag over de herziening van de Wet voor Kleine Ondernemingen, omdat het is gericht op de verbetering van de toegang tot financiering en tot de markt van de kleine en middelgrote ondernemingen. In deze periode van crisis voor de Europese ondernemingen is het noodzakelijk steun te geven aan de KMO’s door ze uit te nodigen programma’s te ontwikkelen voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie, zodat zij hun vaardigheden en kennis kunnen uitbreiden. In de tekst wordt de sleutelrol van de KMO’s benadrukt bij de overstap op een economie die wordt gekenmerkt door een doelmatig grondstoffengebruik. Het is daarnaast van cruciaal belang ook de rol van jonge ondernemers te erkennen. De EU moet zich inspannen voor de uitvoering van het Erasmusprogramma, dat deze jonge ondernemers de kans biedt zich te ontwikkelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marc Tarabella (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik ben blij met de aanneming van de resolutie inzake de herziening van de 'Small Business Act' door een grote meerderheid van het Europees Parlement. KMO’s, die 99 procent van het Europese bedrijfsleven vertegenwoordigen, zorgen voor twee derde van de werkgelegenheid in de particuliere sector en genereren ruim de helft van de totale toegevoegde waarde die wordt gecreëerd door bedrijven in de EU. KMO’s spelen een belangrijke rol bij innovatie, onderzoek en ontwikkeling. Met de aanneming van de 'Small Business Act' in 2008 zette de Europese Commissie de eerste beslissende stap richting deze KMO’s door het beginsel "Eerst kleinschalig denken" te introduceren op alle wetgevingsterreinen.

Talloze voorstellen zijn in drie jaar tijd goedgekeurd, zoals de richtlijn vertraagde betalingen. Er is echter nog veel werk aan de winkel om het leven van KMO’s eenvoudiger te maken, gezien de bureaucreatie waar ze mee te maken hebben en het feit dat ze vaak moeilijk toegang krijgen tot financiering. In deze resolutie wordt de Europese Commissie opgeroepen KMO’s nog nadrukkelijker te erkennen als de drijvende krachten achter welvaart en economische groei.

 
  
MPphoto
 
 

  Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. (LT) Zoals de rapporteur terecht heeft opgemerkt, zijn kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) de ruggengraat van de Europese samenleving en de motor van onze economie. Dat geldt ook voor Litouwen, waar 99,4 procent van de Litouwse ondernemingen minder dan 250 mensen in dienst heeft. Volgens overheidsstatistieken had Litouwen in januari 2011 meer dan 66 500 KMO’s. Wat de Litouwers hard nodig hebben is slimmere regelgeving, minder bureaucratie en minder administratieve lasten. Het verkrijgen van een vergunning is een van de grootste problemen voor investeerders in Litouwen. Volgens een rapport van de Wereldbank moeten zeventien procedures worden doorlopen om een vergunning te krijgen, wat 162 dagen kan duren. Op dit gebied staat Litouwen in de rangschikking van de Wereldbank op de negenenvijftigste plaats. Een nog groter probleem in Litouwen is de bescherming van investeerders; op dit gebied neemt Litouwen de drieënnegentigste plaats in. Dat is gewoon niet goed. In mijn visie moet een succesvolle strategie voor het stimuleren van innovatieve KMO’s niet alleen worden ondersteund door subsidies, maar ook door het scheppen van een ondernemersklimaat waarin KMO’s meer vrijheid en een betere toegang tot verschillende financieringsbronnen hebben. Ook ben ik van mening dat KMO’s meer aandacht moeten besteden aan sociale en arbeidsmarktaspecten die gevolgen hebben voor het ondernemerschap en het vermogen van KMO’s om werknemers met de relevante vaardigheden aan te trekken.

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. (EN) Ik verwelkom deze resolutie, die waarschuwt tegen te veel bureaucratie en administratieve rompslomp voor het MKB. De 23 miljoen kleine en middelgrote ondernemingen in de EU zorgen voor meer dan 100 miljoen banen en leveren een enorme bijdrage tot economische groei, sociale cohesie en het scheppen van banen. Wij moeten zorgen dat deze essentiële ondernemingen niet worden gehinderd door administratieve rompslomp en bureaucratie, en ik ben het ermee eens dat de EU haar pogingen om de administratieve belasting te verminderen, moet hernieuwen. Daarom verheugt het mij dat bijna alle wetsvoorstellen in het kader van de Wet voor Kleine Ondernemingen zijn aangenomen, al dring ik er bij de lidstaten wel op aan onverwijld de herziene richtlijn vertraagde betalingen ten uitvoer te leggen.

In de resolutie wordt ook gerefereerd aan het potentieel dat het MKB heeft ten aanzien van energiebesparing – momenteel is slechts ten hoogste 24 procent van het MKB actief betrokken bij acties ter beperking van de gevolgen die het heeft voor het milieu en ter vergroting van de energie-efficiëntie; als het MKB rendabele energiebesparingsmaatregelen zou doorvoeren, kan het zijn energierekeningen terugbrengen en zijn herinvesteringsvermogen opvoeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd tegen de resolutie over de in februari 2011 door de Europese Commissie voorgestelde herziening van de Small Business Act. Deze herziening – met name de beperking van de administratieve en bureaucratische kosten en belasting – past in het huidige kader van de Act. Het voorstel van de Commissie om de belastingstelsels te harmoniseren moet niet leiden tot weer een belastingverlaging voor bedrijven – ook al zijn het dan kleine bedrijven – terwijl werknemers getroffen worden door de bezuinigingsplannen. De herziening heeft weliswaar tot doel de toegang van KMO’s tot financiering te verbeteren, maar gaat voorbij aan sociale kwesties en milieuaspecten en verwijst niet eens naar het Initiatief voor een Sociaal Ondernemerschap, dat de Europese Commissie naar verwachting eind dit jaar zal presenteren. Ofschoon de herziening van de Small Business Act met dit voorstel een sociale economie iets dichterbij brengt, geeft ze onvoldoende gewicht aan deze andere ondernemingsvormen. Net als de richtlijn Audiovisuele mediadiensten trekt de herziening van de Small Business Act niet de lessen uit het verslag-Monti om het vertrouwen van de burger in de Europese Unie te herstellen. Ze hanteert dan ook nog altijd dezelfde ultraliberale logica voor de Europese integratie waar we ons al jaren tegen verzetten, een logica die vooral gericht is op de markt en zijn behoeften.

 
  
MPphoto
 
 

  Dominique Vlasto (PPE), schriftelijk. – (FR) De kleine en middelgrote ondernemingen in Europa vormen het kloppend hart van onze economische activiteit. Hun ontwikkeling, hun modernisering en hun concurrentievermogen moeten centraal staan in onze economische strategie. Ik heb dan ook voor de resolutie inzake de herziening van de Small Business Act gestemd, die tot doel heeft het groeipotentieel van KMO’s vrij te maken. Er is namelijk nog veel werk aan de winkel om het regelgevingskader en de administratieve procedures te vereenvoudigen die de activiteit en dynamiek van onze bedrijven te zeer ondermijnen. Ik ben blij met de in dit verslag voorgestelde acties, zoals de invoering van een Statuut van de Europese particuliere onderneming. Dit zou KMO’s helpen om ten volle de vruchten te plukken van de interne markt doordat ze hun grensoverschrijdende werkzaamheden mogen verrichten zonder te hoeven voldoen aan verplichtingen die vaak kostbaar en ontmoedigend zijn. Ik roep de Raad dan ook op om snel een advies over dit initiatief uit te brengen. Tot slot moeten we innovatieve KMO’s te hulp komen door hun eenvoudiger toegang tot uiteenlopende vormen van financiering te bieden. Dit is met name te realiseren door de aanwending van Europese kredieten, die nog te rigide is, aanzienlijk te vereenvoudigen. Deze kredieten zijn voorhanden, en naar mijn mening moeten ze worden aangewend om de ontwikkeling van de reële economie, innovatie en werkgelegenheid doeltreffender te ondersteunen.

 
  
  

Verslag: Judith A. Merkies (A7-0162/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk.(PT) Ik keur dit verslag goed, omdat ik het eens ben met de stelling van de rapporteur dat eendracht macht maakt. Samen innoveren om oplossingen te vinden voor de gezamenlijke problemen in Europa, betekent meer focus, snellere ontwikkelingen, (kosten)efficiëntie en meer creatieve kracht. De Innovatie-Unie moet niet alleen antwoord geven op de gezamenlijke maatschappelijke problemen, maar moet tegelijkertijd Europa's concurrentiekracht versterken en de weg uit de economische crisis wijzen. Samen voelen de lidstaten in het importafhankelijke Europa de noodzaak om op een intelligente en duurzame manier met hulpbronnen en grondstoffen om te gaan, nodig voor energieopwekking, voor de industrie of voor voedselproductie. Ook de vergrijzende bevolking is een uitdaging waarvoor bijna elk land in de EU staat. Om meer gezonde levensjaren te bieden, betere zorg en medicijnen, maar ook tegelijkertijd kosten te beheersen, kan een gezamenlijke aanpak sneller resultaten opleveren. Inmiddels zijn de economieën in Europa zo verweven, dat niet alleen de stabiliteit van de euro om een gezamenlijke aanpak vraagt, maar ook de versterking van de concurrentiekracht van de lidstaten. Een gezamenlijke weg naar een rechtvaardige en stabiele economie.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. (RO) Europa is de wieg van wereldwijde beschaving, onderwijs, onderzoek en cultuur. Dat zal altijd zo blijven. Zeker is dat Europa geen gebrek heeft aan potentieel, of dat nu menselijk, technisch, commercieel of financieel van aard is. Ook de mededeling van de Commissie maakt hier melding van. Mijn vraag is: Wat doet Europa om volledig gebruik te maken van zijn menselijk potentieel? Hoe wil Europa zijn beroepsbevolking behouden, die zo belangrijk is voor innovatie in de Europese scholen, universiteiten en onderzoekscentra? Voordat we ons richten op het aantrekken van experts van buiten de Europese Unie, moet het onze prioriteit zijn om de uittocht van Europese onderzoekers naar andere belangrijke mondiale centra tegen te gaan. Het ontwikkelen van een gemoderniseerd onderwijsstelsel in geheel Europa, de nadruk leggen op substantiële onderzoeksresultaten en uiteraard de toegang tot grensoverschrijdende onderzoeksprogramma’s in Europa vereenvoudigen kan leiden tot een hoger innovatieniveau in de EU. Om te zorgen dat het menselijk kapitaal in Europa blijft, moeten we ons richten op het volgende aspect: onderzoekers aantrekkelijke aanbiedingen doen, voorstellen die ze niet kunnen weigeren. We moeten hen ervan overtuigen dat thuis in ieder opzicht de beste plek is.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb dit verslag gesteund. Het kerninitiatief Innovatie-Unie is de belangrijkste en meest gerichte communauatire poging tot op heden om een strategisch, geïntegreerd en bedrijfsgericht Europees innovatiebeleid tot stand te brengen als aanvulling op de nationale inspanningen, met sturing van de innovatie en toezicht op de vooruitgang op het hoogste politieke niveau. Innovaties zijn vooral belangrijk om mondiale uitdagingen als de klimaatverandering, energie- en voedselzekerheid, enz., het hoofd te bieden, met name wanneer de bestaande wetenschappelijke basis moet worden vernieuwd en versterkt. Ook moeten de onderwijsstelsels worden gemoderniseerd en worden aangepast aan de behoeften van de tijd. De lidstaten moeten actie ondernemen om het ondernemerschap en de vaardigheden van jonge Europese burgers en ondernemers te verbeteren door ondernemerschap en innovatie op te nemen in alle onderwijsdomeinen en door het menselijk kapitaal te verbeteren, waardoor ze een actieve rol kunnen spelen op het gebied van innovatie.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) De 'Innovatie-Unie' is tot op heden het voornaamste communautaire initiatief voor de ontwikkeling van een geïntegreerde Europese strategie voor onderzoek en innovatie. Het versnellen van onderzoek en innovatie is cruciaal om te komen tot een eerlijk en concurrerend economisch model, de werkgelegenheid in de toekomst veilig te stellen, de overgang te maken naar een duurzaam beheer van hulpbronnen, energie-uitdagingen het hoofd te bieden en een kennismaatschappij te bevorderen. Als het gaat om werkgelegenheid, milieu en ontwikkeling is innovatie dan ook een van de grootste uitdagingen waarmee de Europese Unie geconfronteerd wordt, die concrete consequenties zal hebben voor burgers. Europese burgers, die de drijvende krachten vormen achter innovatie en er tevens de vruchten van plukken, moeten optimaal kunnen bijdragen aan het succes van deze 'Innovatie-Unie', zoals we in dit verslag hebben onderstreept. Ten slotte hebben wij het onontbeerlijke karakter van een innovatiebeleid, evenals de toegevoegde waarde van een gecoördineerde aanpak op Europees niveau willen benadrukken. Om oplossingen te vinden voor de gezamenlijke grote maatschappelijke en economische uitdagingen waar de Europese samenleving mee te maken heeft, zijn ambitieuze initiatieven vereist. Wij verwachten nu dan ook dat de door de commissaris voorgestelde acties inzake onderzoek en innovatie worden vertaald in wetgeving.

 
  
MPphoto
 
 

  Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. − (IT) Het innovatieconcept is multinationaal van aard en behelst niet alleen wetenschappelijk onderzoek en experimentele en technologische ontwikkeling, maar ook de ontwikkeling van nieuwe processen, methodologieën, organisatie- en gedragsmodellen. Ik verwelkom de mededeling van de Commissie over de Innovatie-Unie als vlaggenschip van de EU 2020-strategie voor werkgelegenheid en groei. Toch ben ik van mening dat de ontwikkeling van wetenschappelijke, technologische en innovatieve capaciteit vooral op de volgende gebieden meer inspanningen verdient: efficiënt gebruik van hulpbronnen; afvalexploitatie en -verwerking; voedselkwaliteit en -veiligheid; nieuwe epidemieën. Volgens de conclusies van het Europees Innovatiepanel van 2009 heeft de recente economische en financiële crisis in verschillende landen buitenproportionele gevolgen gehad.

Ik vrees dat de huidige begrotingsbesnoeiingen die de lidstaten zijn opgelegd tot een verdere beperking van de investeringen in onderzoek en innovatie kunnen leiden, met alle uiterst negatieve gevolgen voor de Europese groei en concurrentiekracht van dien. Ik verzoek de Commissie derhalve de middelen van het gemeenschappelijk strategisch kader voor EU-financiering, van onderzoek en innovatie in het bijzonder, op te trekken.

 
  
MPphoto
 
 

  Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. – (ES) Ik heb voor het initiatief "Innovatie-Unie" gestemd omdat dit de enige mogelijkheid is om deze mondiale crisis te boven te komen. Innoveren betekent het creëren van werkgelegenheid, het ontwikkelen van kennis en technologie, zorg voor het milieu, het vergroten van de sociale cohesie en het welzijn van de burger. Bij alle lidstaten moet de wil om zich in te zetten voor vernieuwing duidelijk aanwezig zijn en dit moet ondersteund worden door samen te werken, door goede ervaringen met elkaar te delen en verspreiding van successen te verbeteren.

Als er innovatie is, is er toekomst. Ik heb voor amendement 1 gestemd omdat ik er absoluut tegen ben dat de middelen voor de programma’s uit de fondsen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid komen. De landbouwsector, die ook in crisis verkeert, heeft deze fondsen nodig voor vernieuwingen. In een innovatief Europa zijn innovaties in de landbouw mogelijk, zodat deze sector een toekomst heeft net als de andere strategische sectoren.

 
  
MPphoto
 
 

  Slavi Binev (NI), schriftelijk. (BG) Iedereen weet dat economische groei nauw samenhangt met technologische vooruitgang, die op zijn beurt ontstaat door innovatieve aspiraties van mensen. Deze aspiraties en dit potentieel worden echter beperkt door financiële, bureaucratische en andere belemmeringen. Ik sta volledig achter het verslag over de Innovatie-Unie, omdat ik van mening ben dat hierdoor de belemmeringen voor innovatieve ideeën in de Europese Unie uit de weg geruimd kunnen worden. Het belangrijkste aspect is volgens mij echter dat we de ontwikkeling van een Europa van twee snelheden moeten voorkomen, wat we vooral kunnen doen door de economie van de Europese Unie te betrekken bij de gemeenschappelijke aspiraties voor innovatie.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. − (IT) Het verzoek om invoering van een uniform Europees octrooi dat in het verslag wordt gedaan, en het feit dat de rapporteur verheugd is over het aangaan van een nauwere samenwerking met betrekking tot het octrooi, zijn de redenen dat ik tegen dit verslag ben. De invoering van een Europees octrooi in het Engels, Frans en Duits is om twee redenen onaanvaardbaar. Ten eerste zou een drietalig octrooi een negatieve invloed hebben op de concurrentiekracht van de ondernemingen in de lidstaten waar een andere taal wordt gesproken. Die ondernemingen, zoals de Italiaanse, zouden dan op de vertalingen moeten wachten voor ze over de documenten kunnen beschikken, waarbij tijd verloren gaat die in de commerciële sector van cruciaal belang is. Verder zouden deze ondernemingen extra kosten moeten maken voor de vertalingen. De Engelstalige, Franstalige en Duitstalige ondernemingen zouden echter geen hinder ondervinden van bovengenoemde zaken, hetgeen een vorm van linguïstische discriminatie zou betekenen. Daarnaast lijkt de invoering van een drietalig systeem niet te voldoen aan administratieve behoeften en lijkt het er ook op dat de hoeveelheid sprekers van de talen niet wordt meegerekend, aangezien het Italiaans dan ook vertegenwoordigd zou moeten worden. Het ziet er echter naar uit dat dit een poging is om de reputatie van Duitsland te verstevigen ten koste van de beginselen van gelijkheid tussen de lidstaten, die ten grondslag liggen aan de EU. Ik heb dus besloten geen steun te geven aan het verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Březina (PPE), schriftelijk. (CS) Ik heb voor de resolutie over de Innovatie-Unie gestemd. Er zijn naar mijn mening namelijk zowel op Europees als op nationaal niveau maatregelen nodig ter verbetering van de ondernemersvaardigheden en de beroepsopleiding van Europeanen. In alle onderwijsdomeinen dienen ondernemen, creativiteit en innovatie te worden opgenomen. Ook dient er beter en meer gebruik te worden gemaakt van Commissieprogramma's als "Erasmus voor jonge ondernemers" alsook te worden gezorgd voor een betere bescherming van ambachten als bron van innovatie. Verder ben ik van mening dat de Commissie nauwer moet samenwerken met de lidstaten om prognoses op te stellen voor de middellange en lange termijn ten aanzien van de op de arbeidsmarkt benodigde kwalificaties, alsook om partnerschappen tussen universiteiten en het bedrijfsleven te bevorderen. Op die manier kunnen jongeren beter aansluiting vinden op de arbeidsmarkt, kan de oprichting van innovatieve bedrijven gebaseerd op kennis en de ontwikkeling van toegepast onderzoek worden bevorderd, en kunnen de vooruitzichten van afgestudeerden op de arbeidsmarkt worden verbeterd.

Wat dit betreft steun ik het voorstel van het Comité van de Regio’s om een "virtueel creativiteitsnetwerk" op te richten dat voor iedereen (bedrijven, lokale en regionale overheden, de private sector en burgers) toegankelijk is en dat advies, ondersteuning en toegang tot risicokapitaal en technische diensten kan verschaffen. Verder wil ik wijzen op de huidige tekortkomingen in de interactie tussen universiteiten en het bedrijfsleven; deze moet beter en proactiever. Ik wil de Commissie wat dit betreft dan ook oproepen om een nieuw pan-Europees programma voor beroepsonderwijs en -opleidingen tot stand te brengen voor leidinggevend universitair personeel en ambtenaren die belast zijn met technologie.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk.(PT) Ik ben ingenomen met het feit dat dit verslag onderzoek en innovatie aanwijst als de middelen om een uitweg te vinden uit de economische en sociale crisis die Europa nu doormaakt. Het wordt steeds belangrijker dat we nieuwe en duurzame oplossingen vinden om intelligent met hulpbronnen en grondstoffen om te gaan. Het is daarom zaak dat we ruimte creëren voor nieuwe ideeën. Het belangrijkste is echter wel dat we mechanismen ontwikkelen om deze ideeën in praktijk te brengen. Ik steun daarom dit verslag over de Innovatie-Unie. Zo’n Unie is onontbeerlijk, zowel nu, in deze crisis, als voor een succesvol Europa in de toekomst.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni Collino (PPE), schriftelijk. − (IT) Innovatie is op verschillende punten de sleutel tot economische groei. Als in de tweede helft van de twintigste eeuw herkenden de meest gezaghebbende economen in innovatie een van de belangrijkste variabelen om in te spelen op de afnemende winsten. Zo heeft een overgang plaatsgevonden van de groeimodellen van de jaren vijftig, waarin de economie zich vroeg of laat stabiliseert en haar voortstuwende kracht verliest, naar de modellen van endogene groei van de jaren tachtig, waarin de economie dankzij de technologie en de altijd verschillende en innovatieve producten erin slaagt om op de lange termijn een constante positieve groei te behouden. Om deze hefboommechanismen in werking te stellen, die vanaf nu tot 2020 de vorm zullen aannemen van doelstellingen op het gebied van onderzoek, energie-efficiëntie en internationalisering (vooral bij de kleine en middelgrote ondernemingen), moet er een sterke politieke wil bestaan die stimulansen geeft en oriëntatiemechanismen in werking stelt. Deze mechanismen zijn vanaf vandaag in de handen van de lidstaten, die de juiste financiële steun zullen krijgen van Europa. Door de economische crisis zijn de middelen beperkt, en de richtlijnen van de Europa 2020-strategie moeten samen gaan met sterk fiscaal en industrieel beleid van de Europese regeringen.

 
  
MPphoto
 
 

  George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. (RO) Ik heb gestemd voor het verslag over de Innovatie-Unie, omdat het de nadruk legt op het belang van innovatie als fundament voor een duurzaam en concurrerend economisch model en het scheppen van werkgelegenheid in de Europese Unie.

Daarnaast heb ik samen met een aantal collega’s een amendement op het verslag ingediend, waarin ik aangeef het niet eens te zijn met financiering van innovatiebeleid met geld dat tot nu toe was geoormerkt voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Ioan Enciu (S&D), schriftelijk. (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik van mening ben dat het levensvatbare oplossingen biedt voor verbeterd(e) onderzoek en ontwikkeling in de EU. Impliciet worden daarmee ook de omstandigheden voor nieuwe economische groei en werkgelegenheid geschapen.

Het stimuleren van investeringen voor onderwijs, het faciliteren van toegang voor het MKB tot verschillende financieringsbronnen en het verbeteren van de samenwerking tussen universiteiten, onderzoekscentra en de overheid zijn maatregelen die leiden tot creativiteit en innovatie op middellange en lange termijn. Er moet veel aandacht worden geschonken aan de balans tussen het innovatie- en onderzoekspotentieel in de verschillende lidstaten en regio's. Op dit moment is er namelijk een grote ongelijkheid, die de hele Unie treft.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk.(PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat daarin een reeks maatregelen wordt voorgesteld om uiteenlopende maatschappelijke uitdagingen aan te gaan, waaronder klimaatverandering, schaarste van hulpbronnen en energie, vergrijzing van de bevolking, moeilijke toegang tot openbare diensten en goede gezondheidszorg. De EU moet alles op alles zetten om de voorgestelde doelstellingen te verwezenlijken. Volgens schattingen kunnen er tegen 2020 tot 3,7 miljoen banen worden gecreëerd. Het bbp zou per jaar in 2025 met bijna 800 miljoen euro kunnen toenemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk.(PT) Dit initiatiefverslag is een reactie op de mededeling van de Europese Commissie inzake de Innovatie-Unie. Het is één van de initiatieven in het kader van de Europa 2020-strategie, bedoeld om het concurrentievermogen en innovatie te stimuleren door goed doorwrochte beleidsmaatregelen te ontwikkelen voor het uitwisselen van ideeën en het vinden van oplossingen voor problemen die zich in alle lidstaten op alle terreinen voordoen.

Het kernidee bestaat erin doeltreffende en concurrerende activiteiten te stimuleren, niet alleen nu, in deze crisiscontext, maar ook later. Het is de bedoeling dat de Unie als geheel oplossingen vindt voor problemen waarmee bepaalde sectoren (in de eerste plaats de industrie) te kampen hebben.

Het is dus een ambitieus verslag, zeker gezien de onderwerpen die aan de orde komen, van de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten tot een betere samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie. Ik wil de rapporteur daarom gelukwensen met het bereikte compromis. Ik hoop dat we met deze bijdrage alle in de Europa 2020-strategie vastgelegde doelstellingen zullen weten te verwezenlijken.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk.(PT) Dit verslag van de hand van mevrouw Merkies stelt een Innovatie-Unie voor als model om Europa voor te bereiden op de wereld zoals die er na de economische en financiële crisis uit zal zien. Deze wereldomvattende crisis zonder weerga blijft maar aanhouden en kan zo het Europese project in gevaar brengen. Daarom moet iedereen – en zeker de Europese Unie – proberen een overtuigende visie vinden die de burgers motiveert. Ik heb vóór dit verslag gestemd, en ik wil het werk van de rapporteur graag prijzen. Ze verschaft ons een optimistische kijk op de toekomst door een beroep te doen op het innovatievermogen waarover we allemaal beschikken. Het is van groot belang dat de in dit verslag opgenomen voorstellen – zoals het vergemakkelijken van de toegang tot krediet en financiële steun, meer investeringen in O&O, duidelijkere wetgeving, minder bureaucratie, een one-stop-shop, betere internationale samenwerking en een eenvoudig en goedkoop Europees octrooi – ook werkelijk ten uitvoer worden gelegd.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Dit verslag legt de nadruk op de rol die innovatie in al haar verschillende vormen kan spelen bij de ontwikkeling van samenlevingen. Het doet dat door te wijzen op de bijdragen van innovatie op verschillende terreinen. En het doet voorstellen – bijvoorbeeld met betrekking tot het verbeteren van de verspreiding en opname van innovatie door de verschillende sectoren – die wij opportuun vinden.

In het advies dat ik namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid over dit onderwerp heb opgesteld heb ik geprobeerd de kern van onze visie en onze reserves samen te vatten. Als je dat voorstel voor advies naast de mededeling van de Commissie legt, zie je al snel dat het advies soms duidelijk van de mededeling afwijkt. De aspecten waarover verschil van mening bestaat komen ook in dit verslag aan de orde. En het is juist op die punten waar het verslag het zwakst is. Innovatie wordt vooral gezien als een mogelijkheid om handel te drijven: de prioriteit gaat uit naar de markt, mededinging, het als handelswaar inzetten van innovatie, bescherming van de interne markt en een communautair octrooi. Wij zijn het met deze punten oneens.

Een andere kwestie waar onvoldoende aandacht aan is besteed is het risico dat er een innovatiekloof ontstaat tussen landen en regio’s die meer, en landen en regio’s die minder innoveren. Wij hebben daar in het debat ook al op gewezen. Dat dit risico inderdaad bestaat blijkt uit de resultaten van het Innovatiepanel van 2009.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Dit verslag legt sterk de nadruk op innovatie. Innovatie kan inderdaad bijdragen tot het vinden van oplossingen voor de problemen en uitdagingen waarmee de mensheid nu geconfronteerd wordt. Innovatie dient daarom een sleutelelement te vormen van het openbaar beleid op gebieden als milieu, water, energie, vervoer, telecommunicatie, volksgezondheid en onderwijs. En innovatie kan ook worden ingezet bij het oplossen van problemen als het efficiënt gebruik van hulpbronnen, schaarste van hulpbronnen, afvalverwerking en –gebruik, voedselkwaliteit en –veiligheid, demografische veranderingen, nieuwe epidemieën, en het behoud van natuur en biodiversiteit.

Het verslag bevat echter ook een aantal tegenstrijdigheden, die te maken hebben met de neoliberale context waarvan het deel uitmaakt. Ik noem hier het pleidooi voor de interne markt en communautaire octrooien. Wij zijn het daar niet mee eens.

De beperkingen die de lidstaten thans worden opgelegd kunnen leiden tot meer bezuinigingen op WTI, vooral in de wat meer kwetsbare landen. Het zou dus kunnen zijn dat er in plaats van de bedoelde Innovatie-Unie een 'innovatiekloof' ontstaat tussen landen en regio's die meer, en landen en regio's die minder innoveren.

Waar de aandacht zou moeten uitgaan naar het algemeen belang, ontwikkeling, samenhang, vooruitgang en maatschappelijk welzijn, is uiteindelijk prioriteit gegeven aan de mogelijkheden voor de handel, de markt, mededinging, en het als handelswaar gebruiken van innovatie.

 
  
MPphoto
 
 

  Pat the Cope Gallagher (ALDE), schriftelijk. (GA) We moeten instellingen voor hoger onderwijs, onderzoeksorganisaties en particuliere ondernemingen aanmoedigen om gebruik te maken van de mogelijkheden die het communautaire zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7) biedt.

KP7 is het grootste met publiek geld gefinancierde onderzoeksprogramma ter wereld en we moeten de voordelen hiervan voor het MKB blijven benadrukken. Vanuit Iers perspectief gezien stimuleert dit zevende kaderprogramma de ontwikkeling van onderzoek, dat banen creëert en voor goederen en diensten zorgt die nodig zijn en waar vraag naar is. Ierse organisaties in de landbouw-, voedsel-, visserij-, gezondheids-, energie-, vervoers- en ICT-sector hebben al 270 miljoen euro uit dit programma benut.

Dit is van cruciaal belang voor Ierland en Europa, vooral in de huidige, economisch moeilijke tijden.

 
  
MPphoto
 
 

  Louis Grech (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik ben het eens met het verslag van mevrouw Merkies, omdat ik stellig geloof dat innovatie en creativiteit van doorslaggevende betekenis zijn voor het economisch herstel van de Unie en dat het belang om de wetenschappelijke en technologische doorbraken van de Unie in nieuwe goederen en diensten te vertalen, niet voldoende kan worden benadrukt. Bovendien ben ik ervan overtuigd dat in het Europa na de crisis een strategie voor de interne markt steevast zo geformuleerd moet zijn dat ze de sociale cohesie in stand houdt en versterkt, economische duurzaamheid en de integriteit van de markt garandeert, en innovatie bevordert. Daarom steun ik het initiatief van de Commissie voor een proefproject inzake Europese sociale innovatie, dat ervoor zorgt dat innovatieve ideeën voor de creatie van producten, diensten en bedrijfsmodellen gekoppeld worden aan en, belangrijker nog, voldoen aan de sociale behoeften van de burgers en consumenten in de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Grossetête (PPE), schriftelijk. – (FR) Geconfronteerd met een wereldwijde economische crisis heeft het Europees Parlement benadrukt hoe belangrijk het is Europa innovatiever en doeltreffender te maken door in te spelen op de nieuwe uitdagingen van de 21e eeuw.

Het is essentieel om de maximale betrokkenheid van alle relevante actoren te waarborgen, waaronder kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s), de industrie, universiteiten en overheden. Allemaal hebben ze een rol te spelen. Zo moeten we bijvoorbeeld onze onderwijssystemen moderniseren en hiaten in de wetenschappelijke en technische kennis opvullen.

We zullen enkel uit de crisis geraken als we innovatie aanmoedigen. De Europese Unie moet nieuwe financieringsinstrumenten tot stand brengen die onderzoeksuitgaven en particuliere investeringen bevorderen. Verder is samenwerking tussen de publieke en private sector, via de tenuitvoerlegging van partnerschappen, een belangrijke manier om een innoverendere economie te stimuleren.

Ik vind het cruciaal een uniform Europees octrooi in te voeren om de overgang naar handel buiten de Unie te bevorderen. Octrooien zijn nu nog veel te duur; we moeten hoe dan ook de kosten die verbonden zijn aan de creatie van octrooien verminderen.

In het licht van het fenomeen braindrain is het ten slotte van belang meer onderzoekers te behouden voor Europa. Zonder hen zijn financieringen en andere mechanismen namelijk volstrekt nutteloos.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Europa scoort vooralsnog vrij laag als het gaat om innovatie. Innovatie zou ons echter moeten helpen om de grootste maatschappelijke uitdagingen het hoofd te bieden, zoals een vergrijzende bevolking, de noodzaak van een duurzaam beheer van hulpbronnen, of economisch herstel. Daarom heb ik voor dit initiatiefverslag gestemd, dat met name het concept sociale innovatie en de actieve rol die bij innovatie is weggelegd voor regio’s en lokale overheden benadrukt. Tot slot moeten we een evenwichtig systeem van intellectuele-eigendomsrechten bevorderen dat de rechten van uitvinders eerbiedigt en tegelijkertijd onze burgers zo breed mogelijk toegang tot kennis biedt: dit zijn de uitdagingen die we het hoofd moeten bieden en waartoe innovatie in de toekomst een bijdrage zou kunnen leveren.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit document gestemd omdat in artikel 179, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) het volgende wordt bepaald: de Unie "stimuleert (…) in de gehele Unie de ondernemingen, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, de onderzoekcentra en de universiteiten bij hun inspanningen op het gebied van hoogwaardig onderzoek en hoogwaardige technologische ontwikkeling; zij ondersteunt hun streven naar onderlinge samenwerking, waarbij het beleid er vooral op gericht is onderzoekers in staat te stellen vrijelijk samen te werken over de grenzen heen, en ondernemingen in staat te stellen de mogelijkheden van de interne markt ten volle te benutten, in het bijzonder door openstelling van de nationale overheidsopdrachten, vaststelling van gemeenschappelijke normen en opheffing van de wettelijke en fiscale belemmeringen welke die samenwerking in de weg staan". Ik ben er volkomen van overtuigd dat de EU op het gebied van concurrentievermogen een offensieve houding moet aannemen en voorop moet lopen en daarom de nodige investeringen moet plegen om de innovatie een krachtige impuls te geven. De Europese Commissie moet het strategisch document over de Innovatie-Unie vertalen in een actieplan met specifieke doelen en meetbare doelstellingen met een vast tijdschema. De Commissie moet de vooruitgang regelmatig monitoren, belemmeringen vaststellen en een mechanisme instellen om de regelmatige verslaglegging aan het Europees Parlement en de Raad te verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Juan Fernando López Aguilar (S&D), schriftelijk. – (ES) De Spaanse afvaardiging van socialisten heeft voor het verslag Merkies over de "Innovatie-Unie" gestemd: Europa transformeren voor een wereld na de crisis, omdat we eens zijn met en ons betrokken voelen bij de fundamentele beginselen die het verslag voorstaat en die gericht zijn op het vaststellen van de bases voor de overgang naar een Europese economie die slim, duurzaam en rechtvaardig is.

Ik wil hierbij echter vaststellen dat deze stem voor het hele voorstel niet betekent dat we onze steun geven aan het akkoord dat door een meerderheid van de Raad is bereikt over een versterkte samenwerking, aangezien de Spaanse taal hiermee wordt geweerd uit het Europese octrooi. Onze stem tegen de paragraaf over deze versterkte samenwerking staaft onze sterke oppositie ertegen. Het instrument voor versterkte samenwerking heeft directe gevolgen voor de binnenlandse markt, voor de territoriale cohesie en voor het recht van de burgers van de Europese lidstaten om te beschikken over een EU-octrooi dat wordt geregeld door de taalregeling en dat voldoende rechtszekerheid verschaft.

Bovendien is het voorstel voor de oprichting van een Europese en communautaire rechtbank voor octrooien volgens het Hof van Justitie van de Europese Unie "incompatibel met het recht van de Europese Unie".

 
  
MPphoto
 
 

  Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. (RO) Innovatie kan leiden tot de ontwikkeling en het opnieuw uitvinden van de Europese Unie, zodra de crisis voorbij is. We moeten echter realistisch zijn en concrete instrumenten voorstellen, waarmee we samenhang kunnen aanbrengen in de innovatie-inspanningen op Europees, nationaal en regionaal niveau. Het Europese innovatiebeleid moet met name gericht zijn op het vaststellen en behalen van doelen die verband houden met de grote uitdagingen waar de Unie voor staat. Ik ben van mening dat we de complexiteit van de taken en de verantwoordelijkheden van de lokale en regionale overheden opnieuw moeten beoordelen. In de toekomst moeten we technische ondersteuning en financiële steun van hoge kwaliteit bieden, om te zorgen dat er waar nodig voldoende bestuurlijke capaciteit aanwezig is.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. Samen innoveren om oplossingen te vinden voor de gezamenlijke problemen in Europa, betekent meer focus, snellere ontwikkelingen, (kosten)efficiëntie en meer creatieve kracht. De Innovatie-Unie moet niet alleen antwoord geven op de gezamenlijke maatschappelijke problemen, maar moet tegelijkertijd Europa's concurrentiekracht versterken en de weg uit de economische crisis wijzen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk.(PT) Innoveren is oplossingen vinden voor de gezamenlijke problemen in Europa, en dat betekent meer focus, snellere ontwikkelingen, (kosten)efficiëntie en meer creatieve kracht. De Innovatie-Unie moet niet alleen antwoord geven op de gezamenlijke maatschappelijke problemen, maar moet tegelijkertijd Europa's concurrentiekracht versterken en de weg uit de economische crisis wijzen. Samen voelen de lidstaten in het importafhankelijke Europa de noodzaak om op een intelligente en duurzame manier met hulpbronnen en grondstoffen om te gaan, nodig voor energieopwekking, voor de industrie of voor voedselproductie. Inmiddels zijn de economieën in Europa zo verweven, dat niet alleen de stabiliteit van de euro om een gezamenlijke aanpak vraagt, maar ook de versterking van de concurrentiekracht van de lidstaten. Een gezamenlijke weg naar een rechtvaardige en stabiele economie. De doelstellingen voor de Europa 2020-strategie kunnen alleen door een vereend Europa worden verwezenlijkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Tot op heden werden innovaties in de eerste plaats aan research toegeschreven. Men moet echter niet vergeten dat innovatie van iedere EU-burger kan uitgaan. Deze concepten, die in het begin vaak alleen maar ideeën zijn, zouden op EU-niveau onder andere door gemakkelijkere toegang tot financiering, vereenvoudigde toelatingsprocedures en door zowel goedkope als eenvoudige octrooien tot ontwikkeling gebracht moeten worden. Daardoor kunnen burgers zelf invloed uitoefenen en zelf meewerken aan de vorming van een duurzame samenleving.

Bovendien zouden zulke innovaties, waarvan het zwaartepunt absoluut op research moet blijven liggen, ertoe bijdragen om het welvaartsniveau in Europa in stand te houden. Ik heb voor het verslag gestemd omdat het een positieve ontwikkeling is om individuele burgers aan de vorming van de samenleving te laten meewerken. Bovendien wijzen de tekenen van het elektronische tijdperk steeds vaker in de richting van persoonlijke innovatie, wat in hoge mate onze aandacht verdient.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Het verslag spreekt voor zich: het is inderdaad onmogelijk om innovatie te ondersteunen zonder dit ook voor onderzoek en onderwijs te doen. Ondanks het feit dat er geen evidente conclusies zijn over de vraag wanneer de crisis weer zal afnemen, zullen zoals het er nu naar uitziet de doelstellingen die door de lidstaten zijn vastgesteld voor 2020 in de onderzoekssector niet worden gehaald, evenmin als de doelstellingen van de vorige Europese strategie, de Lissabonstrategie. Volgens de tot op heden beschikbare data wordt slechts (ongeveer) 2,7 procent van het Europese bbp tegen het einde van het decennium richting onderzoek geleid, ondanks het feit dat de lidstaten zich er duidelijk op hebben vastgelegd om voor dit doel ten minste 3 procent uit te geven. Tegelijkertijd voeren de lidstaten de crisis aan als reden voor de bezuinigingen op onderwijs. Met andere woorden: in plaats van versterkt worden er nu twee basale steunpilaren voor innovatie ondermijnd, en dit zou de nationale overheden zorgen moeten baren.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk.(PT) Dit verslag over de Innovatie-Unie: voorbereiding van Europa op een wereld na de crisis bevat een reeks maatregelen gericht op de grote maatschappelijke uitdagingen. Het sleutelidee van de rapporteur bestaat erin een unie tussen alle Europeanen te scheppen om samen te innoveren. Zoals gezegd leidt het idee om samen oplossingen te vinden voor de gezamenlijke problemen in Europa tot snellere ontwikkelingen, meer (kosten)efficiëntie en meer creatieve kracht. De Innovatie-Unie moet Europa's concurrentiekracht versterken en de weg uit de economische crisis wijzen. Samen voelen de lidstaten in het importafhankelijke Europa de noodzaak om op een intelligente en duurzame manier met hulpbronnen en grondstoffen om te gaan, nodig voor energieopwekking, voor de industrie of voor voedselproductie. Ook de vergrijzende bevolking is een uitdaging waarvoor bijna elk land in de EU staat. Om meer gezonde levensjaren te bieden, betere zorg en medicijnen, maar ook tegelijkertijd kosten te beheersen, kan een gezamenlijke aanpak sneller resultaten opleveren. En dat zijn slechts de meest in het oog springende voorbeelden van doelstellingen die alle 27 lidstaten delen. Het zijn deze doelstellingen die dit initiatief hebben geïnspireerd en mij hebben bewogen vóór te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Phil Prendergast (S&D), schriftelijk. − (EN) Meer investeringen in onderzoek en innovatie zijn essentieel om een duurzame en concurrerende toekomst voor onze economieën te kunnen waarborgen. De EU investeert een kleiner aandeel van het bbp in onderzoek en ontwikkeling (O&O) dan de VS en Japan, en blijft ook achter als het gaat om investering van risicokapitaal. We moeten in staat zijn onze beste onderzoekers en vernieuwers te behouden. Als we onze doelstelling halen om in 2020 3 procent van het bbp aan O&O te besteden, kan dat 3,7 miljoen banen en bijna 800 miljoen euro opleveren. Gezien het belang van innovatie voor verbetering van de levenskwaliteit en het welzijn is hierbij zowel voor publieke als private initiatieven een rol weggelegd.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk.(PT) Innovatie is op elk gebied en in elke gemeenschap essentieel. Het vermogen iets dat ons wordt aangereikt te herscheppen en zo iets nieuws voort te brengen is inderdaad van cruciaal belang voor de ontwikkeling van eender welke economie, vooral voor het verwezenlijken van maatschappelijk welzijn. Vandaar dat de Innovatie-Unie één van de vlaggenschepen van de Europa 2020-strategie is. Het is duidelijk de weg die we zullen moeten volgen om ervoor te zorgen dat Europa zich in een internationale context kan doen gelden en kan voorzien in de behoeften van de burgers. Dat zijn de redenen waarom ik vóór heb gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Innovatie is voor Europees beleid wat onderwijs is voor jonge mensen: een investering in de toekomst, een vrijwel alomvattende verzekering voor een samenleving die aan de weg timmert en waarde hecht aan sociale cohesie. Deze formule ontplooit zijn volle betekenis in deze wereldwijde post-crisisperiode waarin we sneller economisch herstel zien in de Verenigde Staten en een aanhoudende, ongebreidelde groei in de opkomende machten die deel uitmaken van de zogenaamde BRIC-groep. Eén ding is duidelijk: de Europese Unie is achterop geraakt en de arbeidsmarkt herstelt zich moeizaam. Toppunt van ironie is dat Zwitserland, dat geen lid is van de EU, nog altijd de kroon spant op het gebied van innovatie in Europa. Daarom is het belangrijk dat het Europees Parlement vandaag heeft opgeroepen (het verslag–Merkies) tot een echte 'mentaliteitswijziging', want innovatie gaat niet alleen om technologische uitvindingen of het aantal per inwoner aangevraagde octrooien. Het is bovenal zaak sterker in te zetten op het MKB, dat de voornaamste schepper van welvaart in Europa is, door durfkapitaal, garantiefaciliteiten, steun in de vorm van leningen en vereenvoudiging van het regelgevingskader. Op deze voorwaarde zal de zoete droom om 3 procent van het bbp te reserveren voor onderzoek en ontwikkeling wellicht uitkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Mijn fractie steunde het ontwerpverslag in grote lijnen en heeft een aantal amendementen ingediend, die voor het merendeel zijn opgenomen in het verslag. Ik noem er hier een aantal. Nadruk op prioritaire milieudoelstellingen: energie en klimaatverandering, efficiënt gebruik van hulpbronnen, regeneratie van biologische hulpbronnen, en bevordering van sociale cohesie. In alle stadia, inclusief het ontwerpstadium, aandacht besteden aan eco-innovatie, door de goedkeuring van een ambitieus, degelijk onderbouwd actieplan voor eco-innovatie en de goedkeuring van een strategie ter bevordering van product-dienstsystemen en functiegeoriënteerde bedrijfsmodellen. De toepassing stimuleren van open normen als drijvende kracht achter innovatie, de vrije toegang tot door de overheid gefinancierd onderzoek bevorderen, en overheidsmiddelen beschikbaar maken voor maatschappelijk waardevolle gebieden waarbij kennis wordt gecreëerd als openbaar goed, bijvoorbeeld ten behoeve van aanmoedigingsprijzen in de gezondheidszorg. We hebben eveneens geprobeerd betere formuleringen voor te stellen voor kwesties aangaande intellectuele-eigendomsrechten, met wisselend succes. Wel zijn we erin geslaagd de formulering te behouden dat het Parlement verheugd is over de inspanningen van de Commissie om te voorkomen dat intellectuele-eigendomsrechten een belemmering vormen voor concurrentie en innovatie.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) De afgelopen maanden was Europa langzaam uit het dal van de crisis aan het klimmen, maar nu moet het ook het hoofd bieden aan uitzonderlijk sterke concurrentie op mondiaal niveau. Hierbij is innovatie noodzakelijk, maar bovenal een prioriteit. Als we er niet in slagen om Europa te transformeren in een Innovatie-Unie, zijn de economieën van de 27 lidstaten gedoemd te krimpen, waardoor talent en ideeën verloren zullen gaan. Innovatie is de sleutel voor duurzame groei en draagt bij aan een rechtvaardigere en milieuvriendelijkere maatschappij.

Innovatie is essentieel voor het creëren van een moderne economie en het belangrijkste instrument voor het scheppen van werkgelegenheid. Er is behoefte aan een gemeenschappelijke inspanning voor een diepgaande verandering van de innovatiecapaciteiten van Europa. Alleen op die manier kunnen we stabiele en goed betaalde banen creëren, die de druk en de concurrentie van de globalisering kunnen weerstaan. De Unie maakt innovatie. Dat is niet slechts een woordgrapje, maar oprechte hoop die in vervulling moet gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik steun dit verslag omdat het van doorslaggevend belang is voor het herstel na de crisis en voor het aanpakken van de grote maatschappelijke uitdagingen waarvoor we ons gesteld zien.

 
  
MPphoto
 
 

  Marc Tarabella (S&D), schriftelijk. – (FR) Bij de stemming over het parlementaire verslag betreffende de Innovatie-Unie heb ik volmondig mijn steun uitgesproken voor het amendement dat het idee verwerpt om innovatie te regelen door de middelen uit de structuurfondsen en delen van de middelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid te besteden aan innovatie.

Innovatie moet uiteraard worden aangemoedigd, maar niet op een manier die schade berokkent aan andere beleidsterreinen die wezenlijk zijn voor de toekomst van de Europese Unie, zoals het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het GLB moet worden hervormd door het accent te leggen op een aantal basisdoelstellingen, maar het enige geïntegreerde beleid van de Europese Unie mag niet worden uitgekleed.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk.(PT) Uit het Scoreboard voor onderzoek en innovatie blijkt dat Japan en de VS, uitgedrukt in procenten van het bbp, meer in innovatie investeren dan de EU. Deze kloof is de afgelopen vier jaren steeds wijder geworden. Vergeleken bij de BRIC-landen wordt in de EU meer in innovatie geïnvesteerd, waarbij het verschil met China en Brazilië afneemt, terwijl het verschil met Rusland en India is toegenomen.

Het is daarom volgens mij van fundamenteel belang dat de Europese Unie een echte innovatiestrategie ontwikkelt, rekening houdend met het Europa 2020 van de intelligente specialisatie. We moeten onze steun voor O&O&I-activiteiten opvoeren. Dat is voor de toekomst van de Unie een absolute voorwaarde. Deze strategie moeten op alle onderwerpen, sectoren en maatschappelijke actoren van toepassing worden verklaard.

Met een geïntegreerd en consistent innovatiebeleid op lange termijn kunnen we onze sterke punten als hefboom gebruiken en op regionaal niveau geïdentificeerde zwakheden oplossen. Het is dan wel zaak dat we de ontwikkelingsinstrumenten (zoals, bijvoorbeeld, het ESF of EFRO) aanpassen en vereenvoudigen. Zo’n nieuwe strategische agenda zal ons in staat stellen een steeds moderner en beter concurrerend Europa op te bouwen, dat voor de hele wereld een leidersrol kan vervullen. Innovatie is het belangrijkste doel van het regionale beleid, en daarom zal Europa voortaan een strategische beheersbenadering moeten volgen. We moeten dan wel de nodige beleidsinstrumenten creëren om de ontwikkelingen te volgen en het beleid waar nodig bij te stellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik van mening ben dat de Innovatie-Unie kan bijdragen aan de aanpak van de maatschappelijke uitdagingen waarvoor we ons vandaag gesteld zien. Daarnaast is ze van wezenlijk belang voor een groter concurrentievermogen van de EU bij het te boven komen van de economische crisis.

Ik ben het eens met de stelling in het verslag dat de lidstaten structuurfondsen voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie zouden moeten benutten ter ondersteuning van doelstellingen die zijn gericht op de maatschappelijke uitdagingen, met als doel de welvaart in Europa te vergroten. Het is tevens noodzakelijk grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen en burgers aan te moedigen innovatieve nieuwe bedrijven op te richten. Dit kan worden bereikt door de bureaucratie te verminderen en een eenvoudig, samenhangend systeem op te zetten dat op de grote maatschappelijke uitdagingen is gericht.

 
  
MPphoto
 
 

  Dominique Vlasto (PPE), schriftelijk. (FR) Ondanks de Lissabonstrategie is de Unie er niet in geslaagd haar tekortkomingen op het gebied van innovatie te verhelpen. Tegen de achtergrond van een beperkte budgettaire armslag - die overheidsgeld als oplossing uitsluit – en een wereldwijd toegenomen concurrentie, moet Europa actie ondernemen om weer te kunnen meedoen aan de innovatiewedloop. Ik meen dat het van wezenlijk belang is om ons te richten op structurele hervormingen. Deze zullen de obstakels slechten die het aanzienlijke Europese potentieel voor vernieuwing belemmeren. Ik heb daarom mijn steun gegeven aan dit verslag, waarin met name de aandacht wordt gevestigd op de hoge kosten voor het indienen van octrooiaanvragen in alle lidstaten en wordt aangedrongen op een snel akkoord over een uniform Europees octrooi. Het doet mij ook genoegen te constateren dat de voorstellen van mijn politieke familie zijn overgenomen – in het bijzonder het instellen van een Europees innovatiefonds, dat de toegang tot Europese kredieten voor ons midden- en kleinbedrijf (MKB) zal vereenvoudigen. Om het Europese vermogen tot innovatie te ontsluiten, moeten in elke lidstaat minimumuitgaven worden gedaan op het gebied van onderzoek en ontwikkeling. Dit zal zorgen voor een eerlijke verdeling van inspanningen en het voorkomt dat er een Europa van twee snelheden ontstaat, dat de samenhang en het bestuur van Europa verstoort. Als Europa in de voorhoede van de wereldeconomie wil blijven, is dit van wezenlijk belang.

 
  
MPphoto
 
 

  Iva Zanicchi (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb mijn steun gegeven aan het verslag van mevrouw Merkies, omdat de definitieve tekst evenwichtiger is dan de eerste versie, die te veel was gericht op de faciliterende rol van de 'burger' in plaats van die van de ondernemingen. Het zijn namelijk de ondernemingen die een belangrijke rol 'verdienen' in onderzoek en innovatie, ook omdat het goed is te benadrukken dat juist door middel van de bevordering van beleid dat is gericht op een nauwere samenwerking tussen industrieën, onderwijssystemen en onderzoeksinstellingen, het betreffende Europese beleid is gegroeid en ontwikkeld. Ik ben dus van mening dat de tekst waarover we stemmen een nuttige bijdrage is aan het lopende debat over een toekomstig strategisch gemeenschappelijk programma ter ondersteuning van onderzoek en innovatie in de EU.

 
  
  

Ontwerpresolutie B7-0296/2011

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik steun dit voorstel, en verwijs daarbij naar het feit dat de crisis miljoenen banen heeft vernietigd en de onbestendigheid van banen en de armoede heeft verergerd; dat 17 procent van de inwoners van de EU het risico van armoede lopen; dat 23 miljoen inwoners van de EU werkloos zijn, aangezien een groot deel van de huishoudelijke werkzaamheden zich in sommige landen in de informele economie afspeelt onder onbestendige arbeidsomstandigheden en/of in de vorm van zwart werk; dat in de industrielanden huishoudelijk werk 5 à 9 procent van alle banen vertegenwoordigt; dat het grootste deel van de mensen die in deze sector werken vrouwen zijn en dergelijk werk informeel is, ondergewaardeerd en onderbetaald wordt, en de kwetsbaarheid van dienstpersoneel maakt dat het dikwijls gediscrimineerd wordt of dat er van zijn diensten misbruik gemaakt wordt. Ik verwelkom en steun het initiatief van de IAO een met een aanbeveling aangevuld verdrag over fatsoenlijk werk voor huishoudelijk personeel vast te stellen, en ik doe een beroep op de EU-landen die ook lid van de IAO zijn deze instrumenten op de IAO-conferentie in juni 2011 aan te nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd. De crisis heeft miljoenen banen vernietigd en de onbestendigheid van banen en de armoede verergerd – 17 procent van de inwoners van de EU loopt het risico om in armoede te vervallen. In sommige landen speelt een groot deel van de huishoudelijke werkzaamheden zich af in de informele economie onder onbestendige arbeidsomstandigheden en/of in de vorm van zwart werk. De overgrote meerderheid van de mensen die in deze sector werken is vrouw en het werk wordt ondergewaardeerd en onderbetaald. Het wordt vaak op informele basis verricht. Huishoudelijk personeel wordt dikwijls gediscrimineerd en kan gemakkelijk op ongelijke of oneerlijke voorwaarden behandeld worden. Ook kan er gemakkelijk misbruik worden gemaakt van hun diensten. Ik verwelkom het initiatief van de Internationale Arbeidsorganisatie om een verdrag aan te nemen, aangevuld door een aanbeveling, over fatsoenlijk werk voor huishoudelijk personeel. De lidstaten moeten dit verdrag en deze aanbeveling snel ratificeren en ten uitvoer leggen, omdat dit tegemoet zou komen aan de behoeften van een van de meest kwetsbare categorieën werknemers en zou helpen om het probleem van zwart werk aan te pakken.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. (FR) Huishoudelijk personeel verkeert voor het merendeel in een onzekere arbeidssituatie. Het wordt vaak gediscrimineerd en soms uitgebuit. In het licht hiervan heeft de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken besloten aan te dringen op de aanneming van een resolutie en stelt zij tezelfdertijd het optreden van de Europese Commissie ten aanzien van deze groep werknemers ter discussie. In juni moet de Internationale Arbeidsorganisatie op haar jaarlijkse conferentie een verdrag over huishoudelijk personeel vaststellen waarin wordt geëist dat het op dezelfde wijze wordt behandeld als andere werknemers en dat aan alle voorwaarden voor menswaardig werk wordt voldaan. Met onze resolutie steunen wij het streven dat de Internationale Arbeidsorganisatie aan de dag legt. Dit is echter nog maar een begin: we moeten er nu voor zorgen dat wanneer dit verdrag is aangenomen, de lidstaten het ratificeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. – (ES) Ik steun ten volle het initiatief van de IAO voor een Verdrag aangevuld met een aanbeveling over waardig werk voor huishoudelijk personeel. Het gaat vaak om migrerende werknemers zonder documenten, wat betekent dat zij een grotere kans lopen mishandeld te worden, onregelmatig betaald te krijgen of aan geweld bloot te staan. Bovendien durven werknemers zonder papieren de overheidsdiensten niet aan te spreken teneinde om bescherming te vragen, hun rechten op te eisen of toegang tot gezondheidsdiensten te vragen omdat ze bang zijn om naar hun land van herkomst te worden teruggestuurd of te worden gestraft door hun werkgever. Alle huishoudelijk personeel, ongeacht uit welk land het komt, moet toegang hebben tot waardig werk.

 
  
MPphoto
 
 

  Alain Cadec (PPE), schriftelijk. (FR) De Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) is momenteel bezig een verdrag over huishoudelijk personeel op te stellen. De vaststelling van dit IAO-verdrag over huishoudelijk personeel is van essentieel belang om de sociale-, arbeids- en mensenrechten van huishoudelijk personeel te waarborgen. Huishoudelijk werk maakt tussen 5 procent en 9 procent van de totale werkgelegenheid uit. Dit werk is vaak onzeker, ondergewaardeerd en zwart.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Castex (S&D), schriftelijk. (FR) Ik heb voor dit verslag gestemd om een omzetting mogelijk te maken van wat al te zeer een verslag is over uitbuiting en de wet, terwijl het hier gaat om 5 tot 9 procent van alle banen in de Europese Unie. Iedereen die met onze ouderen werkt heeft recht op vrijheid van vereniging en op rusttijd en mag geen slachtoffer zijn van intimidatie en willekeur. Daarom wilden we onze krachtige steun betuigen aan de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en de vakbonden, voorafgaand aan de onderhandelingen over de vaststelling van deze nieuwe instrumenten, die in juni zullen beginnen op de 100ste Internationale Arbeidsconferentie. Wij betreuren het echter dat rechts graag zijn zorgen uit over illegaal huishoudelijk personeel, maar weigert te erkennen dat dergelijke situaties maar al te vaak van toepassing zijn op werknemers zonder papieren, die de voornaamste slachtoffers zijn van arbeidsonzekerheid en misbruik.

 
  
MPphoto
 
 

  Proinsias De Rossa (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb mijn steun verleend aan de ontwerpresolutie over het IAO-verdrag over waardig werk voor huishoudelijk personeel. Dit verdrag heeft ten doel huishoudelijke werkzaamheden wettelijk als werk te erkennen, aan alle huishoudelijk personeel rechten te verschaffen, en schendingen en misbruik te voorkomen. In de ontwerpresolutie doet het Europees Parlement tevens een beroep op de EU-landen die ook lid van de IAO zijn om deze instrumenten op de IAO-conferentie in juni 2011 aan te nemen en vraagt het de lidstaten van de EU om een snelle ratificering en uitvoering van het verdrag en de aanbeveling. In sommige landen speelt een groot deel van de huishoudelijke werkzaamheden zich in de informele economie af onder onbestendige arbeidsomstandigheden en/of in de vorm van zwart werk. In geïndustrialiseerde landen vertegenwoordigt huishoudelijk werk 5 à 9 procent van alle banen, waarbij het overgrote deel van de in deze sector werkzame mensen vrouwen zijn. Het is zelfs zo dat de trend naar een groei van het aandeel van niet-standaard of atypische arbeidsovereenkomsten sterke genderaspecten en een generatieoverschrijdende dimensie vertoont. De aanneming, ratificering en uitvoering van het IAO-verdrag kan een bijdrage leveren aan de verlaging van het aantal werkende armen en de situatie van het grote aantal vrouwen op deze arbeidsmarkt verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Karima Delli (Verts/ALE), schriftelijk. (FR) In Europa hebben twee derde van de vrouwelijke immigranten laaggekwalificeerd werk, vaak in de gezondheidszorg of als huishoudster. Deze vrouwen dragen bij aan onze economie, maar hun arbeidsomstandigheden zijn zeer slecht en hun meest elementaire rechten worden geschonden.

De Internationale Arbeidsconferentie, die in juni dit jaar plaatsvindt, geeft leden van de Internationale Arbeidsorganisatie de gelegenheid een 'Verdrag over fatsoenlijk werk voor huishoudelijk personeel' vast te stellen. Wat de rechten van werknemers in de hele wereld betreft is dit instrument een stap in de goede richting, aangezien het arbeidsrechtelijke bepalingen uitbreidt naar huishoudelijk personeel, een categorie die tot op heden van deze bepalingen werd uitgesloten. De bal ligt nu op de helft van de lidstaten: zij moeten zich aan ratificatie van dit verdrag committeren.


Op Europees niveau moeten we ophouden om ons immigratie- en arbeidsbeleid afzonderlijk en stelselmatig in ogenschouw te nemen. Het is niet juist dat huishoudelijk personeel in het informele arbeidscircuit wordt gedwongen zonder dat er acht wordt geslagen op de rechten van deze groep, vanwege een immigratieregeling die te streng en niet adequaat is.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk.(PT) Het is algemeen bekend dat huishoudelijk werk vaak onzeker en informeel is, en dat deze omstandigheden de rechten van de verleners van dit soort diensten ondermijnen, terwijl ze toch deel uitmaken van de economie van het land waar ze hun diensten verrichten en gewoon als werknemers dienen te worden beschouwd.

Huishoudelijk werk vereist een zekere mate van vertrouwen tussen werkgever en werknemer. Daarom is het raadzaam deze arbeidsbetrekkingen niet al te zwaar te formaliseren. Voormelde vertrouwensrelatie houdt echter ook in dat de werknemer zijn beroep op een waardige wijze moet kunnen uitvoeren. Het met een aanbeveling aangevuld IAO-verdrag over huishoudelijk personeel kan een stap in die richting zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk.(PT) Deze resolutie van het Europees Parlement heeft betrekking op het voorgestelde IAO-verdrag, aangevuld door een aanbeveling, over huishoudelijk personeel. In juni van dit jaar zal er in Genève nogmaals een IAO-conferentie worden georganiseerd, en bij die gelegenheid zal de problematiek rond huishoudelijk werk aan de orde worden gesteld. De EU kan formeel niet aan deze conferentie deelnemen – dat is aan de lidstaten. De EU is zich echter bewust van haar verantwoordelijkheden in het kader van de samenwerking met de IAO en heeft daarom een bijdrage willen leveren aan deze kwestie, die we in de categorie Grondrechten kunnen onderbrengen. Dat huishoudelijk werk heel belangrijk is, staat buiten kijf. Bij dit werk, dat in de EU 2020-strategie is opgenomen, gaat het vaak ook om hulp aan het gezin (ouders of kinderen). Tussen de 5 tot 9 procent van het werk in de EU valt in de categorie huishoudelijk werk, en dat percentage stijgt. Huishoudelijk personeel – meestal vrouwen of immigranten – wordt maar al te vaak uitgebuit door werkgevers, die niet bereid zijn hun personeel sociale rechten te verlenen. Daarom heb ik voor deze ontwerpresolutie gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) De goedkeuring van het voorgestelde IAO-verdrag, aangevuld door een aanbeveling, over huishoudelijk personeel, is een belangrijke stap voorwaarts. Wij zijn daar blij mee. Uit de debatten bleek duidelijk dat huishoudelijk personeel in de verschillende landen in het algemeen vrouwen zijn, waaronder steeds meer immigranten zonder documenten. Dat zijn de meest kwetsbare groepen, en ook de groepen die het vaakst het slachtoffer worden van geweld of seksueel misbruik. Het zou een goede zaak zijn als er bij de eerstvolgende Internationale Arbeidsconferentie maatregelen op dit punt werden voorgesteld. De moeilijke arbeidsomstandigheden van huishoudelijk personeel – uitbuiting, discriminatie – zijn bekend. Velen moeten hun werk in onwaardige omstandigheden verrichten: ze worden genadeloos uitgebuit en hun rechten (zoals het recht op sociale zekerheid, bescherming van gezondheid en veiligheid, moederschapsbescherming, bepalingen over werk- en rusttijden, vrijheid van vereniging en vertegenwoordiging) zijn niet gegarandeerd.

Het is duidelijk dat huishoudelijk werk dient te worden gereglementeerd. Er moeten snel doeltreffende maatregelen worden getroffen voor het bestrijden van onzeker werk, valse dienstencheques, zwart of illegaal werk.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Wij geloven dat het heel belangrijk is dat er voortgang worden geboekt met de goedkeuring van het voorgestelde IAO-verdrag, aangevuld door een aanbeveling, over huishoudelijk personeel. Het zijn meestal vrouwen die dit werk verrichten, waaronder steeds meer immigranten zonder documenten. Dat zijn de meest kwetsbare groepen, en ook de groepen die het vaakst het slachtoffer worden van geweld of seksueel misbruik. Het zou een goede zaak zijn als er bij de eerstvolgende Internationale Arbeidsconferentie maatregelen op dit punt werden voorgesteld.

De moeilijke arbeidsomstandigheden van huishoudelijk personeel – uitbuiting, discriminatie – zijn bekend. Velen moeten hun werk in onwaardige omstandigheden verrichten: ze worden genadeloos uitgebuit en hun rechten (zoals het recht op sociale zekerheid, bescherming van gezondheid en veiligheid, moederschapsbescherming, bepalingen over werk- en rusttijden, vrijheid van vereniging en vertegenwoordiging) zijn niet gegarandeerd.

Het is duidelijk dat huishoudelijk werk dient te worden gereglementeerd. Er moeten snel doeltreffende maatregelen worden getroffen voor het bestrijden van onzeker werk, valse dienstencheques, zwart of illegaal werk. Het is van groot belang dat onzekere banen wordt omgezet in stabiele arbeidsbetrekkingen, mét rechten en mét een behoorlijk loon.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. (FR) Ik steun ten volle de vaststelling, ratificatie en tenuitvoerlegging van een verdrag over huishoudelijk werk door de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO). Huishoudelijk personeel werkt grotendeels onder onzekere omstandigheden, raakt vaak in juridisch twijfelachtige administratieve toestanden verzeild, waardoor de situatie van deze werknemers nog instabieler wordt dan deze al was en ze ten prooi vallen aan discriminatie, ongelijke behandeling en misbruik. Hun diensten zijn echter van essentieel belang voor onze samenleving, van zorg voor kinderen tot hulp aan ouderen. Wij moeten zorgen voor een juridisch kader waarmee we de rechten van deze werknemers kunnen verbeteren en fatsoenlijke arbeidsomstandigheden kunnen bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit document gestemd omdat de crisis miljoenen banen heeft vernietigd en de onbestendigheid van banen en de armoede heeft verergerd – 17 procent van de inwoners van de EU loopt het risico om in armoede te vervallen en 23 miljoen inwoners van de EU zijn werkloos. In sommige landen speelt een groot deel van de huishoudelijke werkzaamheden zich af in de informele economie onder onbestendige arbeidsomstandigheden en/of in de vorm van zwart werk. De overgrote meerderheid van de mensen die in deze sector werken is vrouw en het werk wordt ondergewaardeerd en onderbetaald. Het wordt vaak op informele basis verricht. De kwetsbaarheid van dienstpersoneel maakt dat het dikwijls gediscrimineerd wordt en gemakkelijk op ongelijke of oneerlijke voorwaarden behandeld kan worden of dat er van zijn diensten misbruik gemaakt wordt. Huishoudelijke werkzaamheden moeten wettelijk worden erkend als werk, aan alle huishoudelijk personeel moet rechten worden verschaft en schendingen en misbruik moeten worden voorkomen, zodat voor alle huishoudelijk personeel een rechtskader wordt geschapen en ervoor gezorgd wordt dat hun werk zich niet buiten het regelgevingskader om afspeelt. De aanneming, ratificering en uitvoering van het verdrag van de Internationale Arbeidsorganisatie zal niet alleen verbetering brengen in de situatie van het grote aantal vrouwen op de arbeidsmarkt voor huishoudelijk personeel door het waarborgen van fatsoenlijke arbeidsomstandigheden, maar zal ook hun sociale integratie verbeteren. Het kan noodzakelijk zijn om de wetgeving aan te passen om flexibele en zekere contractuele regelingen mogelijk te maken die garant staan voor een gelijke behandeling.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd, waarin het Parlement "wenst dat het vraagstuk van het zwart werken wordt opgelost; vaststelt dat de sector van het huishoudelijk werk zich kenmerkt door een hoog niveau van informaliteit en zwart werk en dat een groot aantal migrerende werknemers in deze sector werkzaam is, waarbij hun rechten vaak geweld wordt aangedaan; het cruciaal acht dat ook onzeker werk in het algemeen wordt bestreden, aangezien dit probleem in het bijzonder migrerende werknemers aangaat, en hun toch al kwetsbare situatie nog verder aantast".

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. (FR) De arbeidspositie van mannelijke en vrouwelijke werknemers onzeker maken vormt de kern van de op dominantie gerichte denktrant der oligarchen, zowel in Europa als elders. Eén vorm van gestructureerde onveiligheid is moeilijker uit te bannen dan andere: huishoudelijk werk. In dit verslag betuigt het Europees Parlement steun aan het opstellen van een IAO-verdrag om de rechten van deze werknemers te beschermen, in het bijzonder de verborgen vrouwelijke werknemers. In het verslag wordt tevens het groeiende aantal atypische contracten veroordeeld, een teken dat de arbeidsonzekerheid toeneemt. Ik stem voor dit initiatief, maar betreur dat het weinig effect zal hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk.(PT) Huishoudelijk werk vertegenwoordigt tussen de 5 en 9 procent van alle banen. De meeste mensen die in deze sector werken zijn vrouwen. Het werk is informeel, ondergewaardeerd en onderbetaald. De kwetsbaarheid van dienstpersoneel maakt dat het extra gevoelig voor discriminatie, een ongelijke of oneerlijke behandeling of misbruik. Het is dus zaak dat we oplossingen vinden om dit soort situaties te voorkomen. Daarom ben ik ingenomen met dit IAO-Verdrag dat ons wijst op de problematiek rond het huishoudelijk werk.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk.(PT) Met deze resolutie spreekt het Parlement zijn steun uit voor het initiatief van de IAO om een verdrag (aangevuld door een aanbeveling) over waardig werk voor huishoudelijk personeel te sluiten. Het is namelijk zo dat migrerende werknemers die laag geschoold werk in de marge van de arbeidsmarkt aannemen of zich als hulp in de huishouding in dienst laten nemen, dubbel gediscrimineerd kunnen worden. Veel van deze werknemers zijn arm of migranten zonder papieren, wat betekent dat zij een grotere kans lopen mishandeld te worden, onregelmatig betaald te krijgen of aan geweld of seksueel misbruik bloot te staan. Ze durven de overheidsdiensten niet aan te spreken om bescherming te vragen of hun rechten op te eisen, omdat ze bang zijn om naar hun land van herkomst teruggestuurd te worden en/of straf van hun werkgever te krijgen. Ik kan mij goed vinden in de doelstelling van het Verdrag om huishoudelijke werkzaamheden wettelijk als werk te erkennen, aan alle huishoudelijk personeel rechten te verschaffen en schendingen en misbruik te voorkomen, zodat voor alle huishoudelijk personeel een rechtskader wordt geschapen en ervoor gezorgd wordt dat hun werk zich niet buiten het regelgevingskader om afspeelt.

 
  
MPphoto
 
 

  Phil Prendergast (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik steun deze ontwerpresolutie over het voorgestelde verdrag van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over huishoudelijk personeel. Een aanzienlijk deel van het huishoudelijk werk gebeurt zwart en is onzeker en onderbetaald. Bovendien is huishoudelijk personeel, grotendeels vrouwen, kwetsbaar voor misbruik, in het bijzonder wanneer ze in het buitenland werken. De aanneming van dit IAO-verdrag kan bijdragen aan de verlaging van het aantal werkende armen, de verbetering van arbeidsomstandigheden en de bevordering van de sociale integratie van een van de meest kwetsbare groepen werknemers. We moeten de fundamentele arbeidsnormen toepassen op huishoudelijk werk en ervoor instaan dat de mensen die dit werk verrichten, recht hebben op sociale zekerheid en bescherming tegen misbruikpraktijken.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk.(PT) Huishoudelijk personeel is maar al te vaak het slachtoffer van het feit dat hun arbeidsbetrekking informeel is. Hun rechten als werknemers zijn niet zelden beperkt, omdat ze niet opgenomen zijn in de formele structuren van de economie. Dat is een situatie waar we beslist iets aan moeten doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het Europees Parlement: (1) verwelkomt en steunt het initiatief van de IAO om een met een aanbeveling aangevuld verdrag over waardig werk voor huishoudelijk personeel vast te stellen; doet een beroep op de EU-landen die ook lid van de IAO zijn deze instrumenten op de IAO-conferentie in juni 2011 aan te nemen; vraagt de lidstaten van de EU om een snelle ratificering en uitvoering van het verdrag en de aanbeveling; (2) is van oordeel dat de aanneming, ratificering en uitvoering van een IAO-verdrag over waardig werk voor huishoudelijk personeel een bijdrage kan leveren aan de verlaging van het aantal werkende armen; (3) is van oordeel dat met de aanneming, ratificering en uitvoering van een dergelijk verdrag zou worden ingegaan op de behoeften van een van de meest kwetsbare categorieën werknemers.

 
  
MPphoto
 
 

  Alf Svensson (PPE), schriftelijk. (SV) Gisteren, donderdag 12 mei, heeft het Europees Parlement de resolutie inzake het voorstel voor een IAO-verdrag, aangevuld met een aanbeveling, inzake huishoudelijk personeel aangenomen. In de hele wereld en vooral in arme landen behoren huishoudelijke diensten tot de laagstbetaalde banen. In deze banen beschikt men vaak niet over de juiste contracten en sociale zekerheid. Speciale aandacht voor deze dienstensector in een aanbeveling bij een IAO-verdrag is daarom terecht. De reden waarom ik tegen de resolutie van het Europees Parlement heb gestemd is de formulering in paragraaf 13 dat de EU-lidstaten worden opgeroepen om het Internationale Verdrag ter bescherming van de rechten van alle arbeidsmigranten en hun gezinsleden te ratificeren, iets wat geen enkele EU-lidstaat tot nu toe heeft gedaan. Naar mijn mening hoeven de zes belangrijkste VN-verdragen, die universeel zijn en voor alle mensen gelden, niet met verdere instrumenten te worden aangevuld. Het gevaar bestaat dan namelijk dat de legitimiteit van de reeds aangenomen verdragen wordt ondermijnd, en dat is iets waar ik niet aan wil bijdragen. Ik wil mij liever inzetten voor een betere naleving van de belangrijkste mensenrechtenverdragen, waarvan de inhoud vanzelfsprekend ook voor huishoudelijk personeel geldt. Dat is iets wat veel te veel ondertekenende staten vandaag de dag lijken te negeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Marc Tarabella (S&D), schriftelijk. (FR) Huishoudelijk werk, dat vaak onzeker, ondergewaardeerd en zwart is, vertegenwoordigt 5 procent tot 9 procent van de totale werkgelegenheid in geïndustrialiseerde landen. Dit huishoudelijk personeel bestaat voor het merendeel uit vrouwen en immigranten, de makkelijkste slachtoffers van uitbuiting en onderbetaling. Om mensenrechten en sociale rechten zeker te stellen, is het van essentieel belang dat dit IAO-verdrag over huishoudelijk werk wordt vastgesteld. Huishoudelijk werk krijgt dan dezelfde status als elk ander werk en er wordt een juridisch kader voor huishoudelijk personeel geschapen.

De vandaag aangenomen parlementaire resolutie is een krachtig signaal aan alle lidstaten om hun handtekening te zetten onder dit verdrag, waarmee, zo hoop ik oprecht, kan worden bewerkstelligd dat de sociale integratie van werknemers wordt versterkt, door hun de toegang tot sociale rechten te verlenen die alle werknemers toekomt.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk. (FR) Ik heb gestemd voor de resolutie van het Europees Parlement waarin lidstaten wordt verzocht zich te committeren aan het ontwerpverdrag van de IAO over huishoudelijk personeel. Met dit verdrag kunnen wij beter de strijd aanbinden met de onaanvaardbare arbeidsomstandigheden waaronder al te veel werknemers in deze sector lijden. Voor de overgrote meerderheid gaat het om vrouwen, van wie er velen arbeidsmigranten - met name ongeregistreerde arbeidsmigranten - zijn. Het verdrag zal een aanvulling zijn op andere verdragen van de IAO of van andere internationale organisaties. Het Europees Parlement heeft ervoor gepleit dat de EU en haar lidstaten het Internationaal Verdrag ter bescherming van de rechten van alle arbeidsmigranten en hun gezinsleden ratificeren. Niettemin betreur ik het dat de fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) – vooral door de onthouding van een aantal socialistische afgevaardigden – erin is geslaagd een amendement aangenomen te krijgen waarin wordt geweigerd arbeidsmigranten, met name migranten zonder documenten, gelijk te stellen aan andere werknemers. Dit amendement past binnen die almaar negatievere kijk op migranten die voedsel geeft aan xenofobie. De bepalingen van dit verdrag moeten vervolgens ook werkelijk worden uitgevoerd, wat niet gemakkelijk zal zijn, maar laat ons in ieder geval vaststellen dat de benadering positief is.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) is een gespecialiseerde instelling van de Verenigde Naties die zich inzet voor sociale rechtvaardigheid en mensen- en arbeidsrechten. De voornaamste taak van de ILO is om internationale arbeids- en sociale normen vast te leggen. 2010 was voor de ILO het jaar van het huishoudelijk personeel. Derhalve zijn nu minimumnormen vastgelegd omdat dit personeel wereldwijd de grootste niet-gereglementeerde sector vormt.

 
  
  

Ontwerpresolutie B7-0295/2011

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk.(PT) Ik steun dit voorstel, aangezien antimicrobiële resistentie (AMR) een problematische kwestie is voor de diergezondheid in de Europese veehouderijsector, met name wanneer de behandeling niet aanslaat. Er zijn in verschillende lidstaten al richtsnoeren vastgesteld voor het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen, wat geleid heeft tot een verminderd gebruik van dergelijke stoffen. De veehouderijsector (zuivelproducten, vlees van runderen, varkens en pluimvee, eieren, schapen- en geitenmelk en vleesproductie) vervult een belangrijke rol in de Europese landbouweconomie, en veehouders willen eerst en vooral hun veestapel gezond en productief houden door middel van goede landbouwpraktijken (hygiëne, goede voeding, adequate veehouderij, verantwoord beheer van diergezondheid). Daarom verzoek ik de Commissie om in het kader van de EU-strategie inzake de gezondheid van dieren een breed meerjarig actieplan (2011-2015) tegen AMR op te zetten.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. (RO) Antibioticaresistentie is een diergezondheidsprobleem voor de Europese veeteelt, vooral wanneer het resultaat van behandeling uitblijft. Vele lidstaten hebben al richtsnoeren voor het terughoudend gebruik van deze middelen opgesteld, hetgeen tot een lager gebruik heeft geleid. Bij correct gebruik zijn antimicrobiële stoffen een nuttig instrument om de landbouwers te helpen hun veestapel gezond en productief te houden en hun welzijn te verzekeren. Hoewel deze stoffen worden voorgeschreven voor dieren, betreffen ze zowel mensen als dieren. Het uiteindelijke doel van deze ontwerpresolutie is het behoud van antimicrobiële stoffen als een doeltreffend instrument voor ziektebestrijding, zowel bij dieren als bij mensen, maar een beperking van het gebruik ervan tot het strikt noodzakelijke. Ik heb voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. (GA) Het hoofddoel van boeren is het zeker stellen van de gezondheid en de productiviteit van hun veestapel, wat ze bereiken door gebruik te maken van goede landbouwpraktijken.

Ik heb voor deze resolutie gestemd, omdat daarin wordt verzocht om verder onderzoek te doen naar antimicrobiële stoffen en andere mogelijkheden voor boeren om de zojuist genoemde doelen te bereiken. Er moet een agenda worden opgesteld voor het uitwisselen van onderzoeksresultaten, kennis en beste praktijken. Ik steun het verzoek om verder onderzoek te doen naar dierenwelzijn en landbouwpraktijken, zoals het verbeteren van het kuddebeheer, vroegtijdige preventie van ziekten en het fokken van sterke diersoorten.

Er moet echter worden gewaarborgd dat de financiële en administratieve last die boeren dragen niet groter wordt door meer toezicht en controle op antimicrobiële resistentie (AMR) van voor de productie van levensmiddelen bestemde dieren en gezelschapsdieren.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd. Antimicrobiële resistentie (AMR) is een belangrijke kwestie van diergezondheid voor de Europese veehouderijsector. Aangezien de veehouderijsector van zeer groot belang is in de Europese landbouweconomie, moet dit probleem grondig worden aangepakt. Ik ben het ermee eens dat de lidstaten geregeld en systematisch controles moeten uitvoeren en toezicht moeten uitoefenen op AMR bij voedselproducerende dieren, zonder aanvullende financiële of administratieve lasten voor veehouders, andere eigenaren van dieren of dierenartsen te veroorzaken. Het Voedsel- en Veterinair Bureau (VVB) en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) moeten nadere inspecties en analyses op dit gebied uitvoeren en aanbevelingen doen. Ook ben ik het eens met het verzoek aan de Commissie om te ijveren voor een internationaal verbod op het gebruik van antimicrobiële stoffen als groeibevorderaars in diervoeding en deze kwestie aan de orde te stellen in haar bilaterale onderhandelingen met derde landen.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE), schriftelijk.(PT) Het is een goede zaak dat het gebruik van antimicrobiële stoffen is afgenomen. Het feit dat er in verschillende lidstaten richtsnoeren zijn uitgegeven voor het verstandig gebruik van dergelijke stoffen heeft daar zeker toe bijgedragen.

Bij het toedienen van antimicrobiële stoffen aan mensen of dieren dient altijd rekening te worden gehouden met het mogelijk gevaar van antimicrobiële resistentie (AMR). Deze resistentie kan zowel mensen als dieren betreffen; ze kan ook worden doorgegeven van mens naar dier en van dier naar mens. Hoewel antimicrobiële resistentie bij mensen vaak veroorzaakt wordt door ontoereikende doses van antibiotica of onjuiste behandelingen, kan ze ook het gevolg zijn van overdracht, via dieren, van ziekteverwekkende bacteriën met AMR-genen, met alle kwalijke gevolgen van dien voor de gezondheid van mensen en dieren.

We hebben hier dus te maken met een kwestie met vele raakvlakken, hetgeen een gecoördineerde benadering op communautair niveau vereist om te verzekeren dat antimicrobiële stoffen een effectief middel blijven om ziektes bij mens en dier te bestrijden. Verstandig en verantwoordelijk gebruik van antimicrobiële stoffen moet dus worden aangemoedigd: deze middelen mogen allen worden ingezet als dat strikt noodzakelijk is.

 
  
MPphoto
 
 

  Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. (RO) Antimicrobiële resistentie (AMR) is een kwestie van diergezondheid voor de Europese veehouderijsector, met name wanneer de behandeling niet aanslaat. In verschillende lidstaten zijn al richtsnoeren vastgesteld voor het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen, wat geleid heeft tot een verminderd gebruik van dergelijke stoffen. Aangezien de veehouders in de eerste plaats hun veestapel gezond en productief willen houden door middel van goede landbouwpraktijken (hygiëne, goede voeding, adequate veehouderij, verantwoord beheer van diergezondheid), ben ik van mening dat er meer onderzoek moet worden uitgevoerd naar de nieuwe antimicrobiële stoffen en alternatieven daarvoor (vaccinatie, bioveiligheid, fokken op resistentie) en empirisch onderbouwde strategieën om infectieziekten bij dieren te voorkomen en te beheersen, toegepast in de EU-kaderprogramma’s voor onderzoek.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk.(PT) Ik heb voor deze ontwerpresolutie over antibioticaresistentie gestemd, omdat ik geloof dat de Commissie en de lidstaten maatregelen moeten nemen om iets te doen aan de steeds frequenter voorkomende antibioticaresistentie bij dieren. Het is namelijk zo dat het gebruik van antibiotica in veevoeder bijdraagt tot antibioticaresistentie bij mensen.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk.(PT) Antibioticaresistentie vormt voor de veehouderij een ernstig probleem. Ik deel de bezorgdheid van de Landbouwcommissie met betrekking tot dit onderwerp, en daarom steun ik de commissievoorstellen. Het gaat er niet alleen om de resistentie van dieren tegen behandelingen met antibiotica te verminderen, het is ook zaak dat we andere manieren om dierziekten te bestrijden bevorderen. Dat hoeft namelijk niet altijd met antibiotica.

Wat het gebruik van antimicrobiële stoffen als groeibevorderaars betreft, moet ik erop wijzen dat deze praktijk niet alleen gevaren voor de dieren oplevert (deze worden resistent tegen de antibiotica), maar ook voor de volksgezondheid, aangezien voedingsproducten van dierlijke oorsprong in de voedselketen terecht komen en zodoende mensen bereiken.

Er moet dus dringend worden onderzocht wat de mogelijkheden zijn voor een verbod op het gebruik van antimicrobiële stoffen in diervoeding. Verder zullen er maatregelen moeten worden genomen om de resistentie van dieren tegen antibiotica terug te dringen, om aldus een goede gezondheid bij de dieren en een grotere voedselveiligheid te garanderen.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) In deze resolutie van het Europees Parlement wordt het probleem van de antibioticaresistentie bij dieren besproken, een situatie die rampzalige gevolgen heeft. Dit probleem vormt een bedreiging voor de mens, in het bijzonder voor werknemers die dagelijks in contact komen met dieren, maar ook voor de economie, aangezien zij het toekomstige mededingingsvermogen van de veehouderij in de Europese Unie in gevaar brengt. Het Parlement heeft al meer dan eens over deze kwestie gedebatteerd en een aantal initiatieven genomen, zoals de databank, die voortdurend geactualiseerd dient te worden. Het is echter tijd geworden om woorden om te zetten in daden als we willen vermijden dat de geldende wetgeving dode letter blijft. Het is dan ook van essentieel belang dat er in het nieuwe GLB rekening wordt gehouden met dit probleem en goede praktijken in de veehouderij gestimuleerd worden. Daarom heb ik voor deze gezamenlijke ontwerpresolutie gestemd, die door een ruime meerderheid werd goedgekeurd in de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, aangezien het een erg evenwichtige tekst is die voorstellen bevat die niet enkel de menselijke gezondheid en het dierenwelzijn beschermen, maar ook de levensvatbaarheid van bedrijven garanderen.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Antibioticaresistentie vormt een probleem op het vlak van diergezondheid voor de Europese veehouderij, die de productie van zuivelproducten, vlees van runderen, varkens en pluimvee, eieren en schapen- en geitenmelk omvat. Antibiotica zijn, wanneer ze correct gebruikt worden, een nuttig middel voor landbouwers om hun veestapel gezond en productief te houden.

Bij mensen wordt antimicrobiële resistentie vaak veroorzaakt door ontoereikende doses van antibiotica. De overdracht van ziekteverwekkende bacteriën vormt een bijzondere bedreiging voor mensen zoals landbouwers en werknemers in de landbouw, die dagelijks in contact komen met dieren.

Dit verslag draagt bij tot het opzetten van gezamenlijke activiteiten voor de verzameling van gegevens op dit terrein en is gericht op het analyseren van de resultaten daarvan en het voorstellen van oplossingen. Het moet dienen om een volledig beeld te geven van wanneer, waar, hoe en bij welke dieren antimicrobiële middelen tegenwoordig daadwerkelijk worden gebruikt, zonder aanvullende financiële of administratieve lasten voor veehouders of andere eigenaren van dieren te veroorzaken, rekening houdend met het feit dat de praktijken die toegepast worden en de intensiteit van de veehouderij verschillen van lidstaat tot lidstaat.

Wij benadrukken het belang van de ontwikkeling van goede systemen voor de veehouderij waarmee de behoefte om antimicrobiële stoffen voor te schrijven wordt teruggebracht en van het onderzoek naar nieuwe antimicrobiële stoffen. Wij vinden de inhoud van deze resolutie positief, aangezien ze gericht is op een verstandig en verantwoord gebruik van antimicrobiële middelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Antibioticaresistentie vormt een probleem op het vlak van diergezondheid voor de Europese veehouderij, die de productie van zuivelproducten, vlees van runderen, varkens en pluimvee, eieren en schapen- en geitenmelk omvat. Antibiotica zijn, wanneer ze correct gebruikt worden, een nuttig middel voor landbouwers om hun veestapel gezond en productief te houden.

Bij mensen wordt antimicrobiële resistentie vaak veroorzaakt door ontoereikende doses van antibiotica, waarbij de overdracht van ziekteverwekkende bacteriën een bijzondere bedreiging vormt voor landbouwers en werknemers in de landbouw, die dagelijks in contact komen met dieren.

Dit verslag draagt bij tot het opzetten van gezamenlijke activiteiten voor de verzameling van gegevens op dit terrein en is gericht op het analyseren van de resultaten daarvan en het voorstellen van oplossingen. Het moet dienen om een volledig beeld te geven van wanneer, waar, hoe en bij welke dieren antimicrobiële middelen tegenwoordig daadwerkelijk worden gebruikt, zonder aanvullende financiële of administratieve lasten voor veehouders of andere eigenaren van dieren te veroorzaken, rekening houdend met het feit dat de praktijken die toegepast worden en de intensiteit van de veehouderij verschillen van lidstaat tot lidstaat.

Het is eveneens belangrijk om het onderzoek naar nieuwe antimicrobiële stoffen en naar alternatieven voor die stoffen te ontwikkelen, waarbij het bijzonder belangrijk is om goede systemen voor de veehouderij te ontwikkelen waarmee de behoefte om antimicrobiële stoffen voor te schrijven wordt teruggebracht.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit document gestemd omdat de voornaamste doelstelling is om antimicrobiële stoffen te handhaven als effectief middel om ziekte bij mens en dier te bestrijden, waarbij het gebruik van antimicrobiële stoffen tot het strikt noodzakelijke wordt beperkt. Naar mijn mening moeten we goede praktijken vaststellen voor de veehouderij om het gevaar van antimicrobiële resistentie (AMR) tot een minimum te beperken. Deze praktijken moeten vooral worden toegepast op jonge dieren van verschillende fokkers die worden samengebracht en waarbij het risico van overdraagbare ziekten dus is verhoogd. De Commissie moet ijveren voor een internationaal verbod op het gebruik van antimicrobiële stoffen als groeibevorderaars in diervoeding en deze kwestie aan de orde stellen in haar bilaterale onderhandelingen met derde landen, zoals de Verenigde Staten. We moeten het logische verband tussen dierenwelzijn en het gebruik van antimicrobiële stoffen en dat tussen de gezondheid van dieren en mensen benadrukken. Het belangrijkste wat we nu moeten doen is een maximumniveau van voedselveiligheid waarborgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. (DE) Antibiotica golden lange tijd als 'wondermiddel' om infectieziektes te genezen. In de meeste Europese landen zijn antibiotica na pijnstillers de meest gebruikte groep geneesmiddelen. Ongeveer 50 procent van de in Europa voorgeschreven antibiotica wordt in de diergeneeskunde toegepast. Zonder het gebruik van antibiotica zouden dierziektes en dierepidemieën zich snel en op grote schaal kunnen verspreiden en enorme economische schade veroorzaken. Helaas moet voor een ongecontroleerde omgang met antibiotica zowel in de menselijke als in de diergeneeskunde een zeer hoge tol betaald worden. Overmatig gebruik van antibiotica leidt tot resistentie en adaptaties bij de ziekteverwekkers. Veel van de van oudsher bekende antibiotica zijn tegenwoordig zonder werking of minder betrouwbaar. Ik ondersteun daarom uitdrukkelijk de resolutie van het Europees Parlement waarin de Commissie en de lidstaten nadrukkelijk wordt verzocht om het groeiende probleem van resistentie tegen antibiotica bij dieren op verantwoorde wijze aan te pakken.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) In deze ontwerpresolutie erkent het Parlement dat antimicrobiële stoffen, indien zij op de juiste wijze worden gebruikt, een nuttig instrument vormen om veehouders te helpen hun veestapel gezond en productief te houden en het welzijn van de dieren te verzekeren. Omdat het Parlement echter ook de noodzaak van strenge controle en toezicht erkent, kon ik voor deze ontwerpresolutie stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Antimicrobiële resistentie (AMR) is een kwestie van diergezondheid voor de Europese veehouderijsector, met name wanneer de behandeling niet aanslaat. In verschillende lidstaten zijn er al richtsnoeren vastgesteld voor het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen, wat geleid heeft tot een verminderd gebruik van dergelijke stoffen. Ondanks de positieve resultaten is er nog heel wat werk aan de winkel om dit probleem op te lossen. Het is daarom nodig om gemeenschappelijke Europese beleidslijnen uit te werken om dit probleem de wereld uit te helpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE), schriftelijk. (LT) Vandaag heeft het Europees Parlement een belangrijk besluit over antimicrobiële resistentie genomen. In mijn ogen is het heel belangrijk om gegevens over het gebruik van diergezondheidsproducten, waaronder antimicrobiële stoffen, te verzamelen en te analyseren. Ook moet ervoor worden gezorgd dat deze producten op effectieve wijze en in bescheiden mate worden gebruikt en geen risico vormen voor de doeltreffendheid van maatregelen voor het bestrijden van menselijke ziekten wanneer antibiotica als geneesmiddelen worden gebruikt. Hoewel in de EU in de periode 2005-2009 tests voor het monitoren van de residuen van antibacteriële agentia in dieren en diervoeding positieve resultaten hebben laten zien, kunnen we nog steeds zeggen dat er geen gecontroleerde trend in de richting van verminderd gebruik zichtbaar is, maar alleen versnipperde fluctuaties. Met name zorgwekkend is het feit dat volgens gegevens uit 2009 de meerderheid van de afwijkingen met betrekking tot antibiotische agentia werden gevonden in monsters van honing, konijnen en gekweekte vis, ofwel producten die vaak als waardevolle voedingsmiddelen worden beschouwd en onderdeel zijn van het dagelijkse menu van veel Europeanen. De doelstelling om antimicrobiële behandelingen zorgvuldig toe te passen en uitgebreid te bewaken om bronnen van onderzoek naar de gezondheid van mens en dier beter te coördineren is derhalve van groot belang voor het waarborgen van de menselijke gezondheid en het welzijn van dieren.

 
  
MPphoto
 
 

  Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. (RO) Ik heb voor deze resolutie gestemd. Ieder jaar overlijden 25 000 mensen in Europa door oorzaken die verband houden met antimicrobiële resistentie. Dieren en voedsel van dierlijke oorsprong kunnen een rol spelen bij de overdracht van antimicrobiële resistentie naar mensen. Daarom moeten antibiotica terughoudend worden gebruikt in de veeteelt. De in deze resolutie voorgestelde maatregelen over meer informatie aan dierenartsen en boeren moeten zo krachtig mogelijk worden uitgevoerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) De resolutie over antibioticaresistentie werd opgesteld in een context waarin antimicrobiële resistentie (AMR) een kwestie is van diergezondheid voor de Europese veehouderijsector, die moet kunnen rekenen op de veiligheid en de doeltreffendheid van antimicrobiële behandelingen voor de toekomst.

Bij het toedienen van antimicrobiële stoffen aan dieren en ook aan mensen, dient rekening te worden gehouden met het mogelijk gevaar van antimicrobiële resistentie (AMR), vaak veroorzaakt door ontoereikende doses van antibiotica, door onjuiste behandelingen en door de voortdurende blootstelling van ziekteverwekkers aan antimicrobiële stoffen in ziekenhuizen.

Ik heb voor dit verslag gestemd omdat de overdracht van ziekteverwekkende bacteriën met AMR-genen een bijzondere bedreiging vormt voor mensen, via het inademen van dergelijke bacteriën en/of via dagelijks contact met dieren. Voorts ben ik van mening dat het van essentieel belang is om voldoende aandacht te besteden aan onderzoek en zo bij te dragen tot de ontwikkeling van antimicrobiële stoffen als doeltreffend hulpmiddel om ziekten te bestrijden, zowel bij mensen als bij dieren. Het gebruik van dergelijke stoffen moet echter tot het strikt noodzakelijke beperkt worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Phil Prendergast (S&D), schriftelijk. − (EN) Antibioticaresistentie is een ernstig probleem voor de volksgezondheid. Toediening van antimicrobiële stoffen aan zowel mensen als vee brengt, wanneer deze stoffen onjuist en in ontoereikende doses worden gebruikt, een risico van resistentie met zich mee. Antimicrobiële resistentie kan van mens op dier worden overgedragen en omgekeerd. Met name ziekenhuispatiënten en veehouders lopen risico aan resistente bacteriën te worden blootgesteld. Betere coördinatie van humaan en diergeneeskundig onderzoek naar resistentie is onontbeerlijk, evenals meer onderzoek naar nieuwe antibiotica, alternatieve behandelingen en praktijken voor preventie en bestrijding van dierziekten.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) De veehouderijsector vervult een belangrijke rol in de Europese economie. Om de diergezondheid te garanderen wordt er vaak een beroep gedaan op antimicrobiële stoffen. Daarbij doet zich het probleem voor dat antimicrobiële resistentie zich zowel in dieren als in mensen kan ontwikkelen, met mogelijk zeer ernstige gevolgen voor de menselijke gezondheid. Het is dan ook van essentieel belang om aangepaste strategieën toe te passen om dergelijke risico’s te vermijden.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het Europees Parlement: 1. verwelkomt de inspanningen van de Commissie en haar agentschappen betreffende de gezamenlijke verzameling van gegevens op dit terrein, met name het initiatief uit 2009 om ESVAC (Europees Toezicht op Veterinaire Antimicrobiële Consumptie) in het leven te roepen; betreurt dat nog niet alle lidstaten zich bij het ESVAC-netwerk hebben aangesloten en dringt erop aan dat meer landen zich aansluiten; dringt er bij de Commissie op aan het ESVAC-netwerk van voldoende financiële middelen te voorzien om zijn taken uit te voeren; vraagt de Commissie dat zij onverwijld zorgt voor een adequaat wetgevingskader om de lidstaten te machtigen tot efficiënte gegevensverzameling; 2. verzoekt de Commissie te ijveren voor een gegevensverzameling die geharmoniseerd en vergelijkbaar is, onder meer ook met activiteiten in derde landen zoals de Verenigde Staten.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Antibiotica zijn natuurlijk gevormde stofwisselingsproducten van schimmels en bacteriën die tegen bacteriële infecties worden ingezet. Ze worden onder andere preventief aan diervoeding toegevoegd. Resistentie betekent dat antibiotica niet meer in staat zijn bacteriën te doden of de groei ervan te remmen. Om dit te voorkomen moeten de medische instructies opgevolgd worden. Resistente ziektekiemen van dieren kunnen echter op mensen worden overgedragen en vormen een groot risico voor de gezondheid – het gevolg kan zelfs resistentie tegen antibiotica bij mensen zijn. Het was daarom juist om voor dit verslag te stemmen teneinde onderzoek naar vormen van dierproductie te stimuleren waarbij antimicrobiële stoffen niet nodig zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Anna Záborská (PPE), schriftelijk. − (SK) Het is algemeen bekend dat zowel mensen als dieren die antibiotica gebruiken geleidelijk immuun worden voor hun werking. Die immuniteit kan door dieren op mensen worden overgebracht en daardoor de gezondheid of de behandeling van bepaalde ziekten in gevaar brengen. Daarom moeten we het gebruik van antibiotica in de veeteelt en voor huisdieren nauwgezet volgen. Het gaat om de consumentenbescherming en de veiligheid van de voedselproductie, die in alle Europese lidstaten op hetzelfde niveau moeten worden gegarandeerd. Het is op zijn plaats dat het Europees Parlement, dat bestaat uit door de burgers gekozen vertegenwoordigers, de Commissie verzoekt om in deze kwestie op te treden. We kunnen alleen snel en effectief reageren als we op de hoogte zijn van de werkelijke situatie. Daarom heb ik het voorliggende verslag gesteund en ik verwacht dat de Commissie op korte termijn een voorstel zal indienen met maatregelen voor toezicht op het gebruik van antibiotica in de veeteelt.

 
  
  

Verslag: Marietje Schaake (A7-0112/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat cultuur een essentieel bestanddeel van de internationale betrekkingen kan zijn, aangezien cultuur bijdraagt tot ontwikkeling, inclusie, democratie en conflictpreventie. Daarom moet cultuur opgenomen worden in de ontwikkeling van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO).

 
  
MPphoto
 
 

  Roberta Angelilli (PPE), schriftelijk. − (IT) In deze nieuwe digitale economie hebben de culturele en creatieve industrieën veel potentieel, en zijn ze in staat om de culturele diversiteit en de verspreiding van de economische en sociale vooruitgang in Europa te bevorderen. Daarnaast zijn cultuur en creativiteit belangrijke factoren in het in stand houden en waarderen van het culturele erfgoed, en nuttig voor het verhogen van het culturele niveau van de burgers. We mogen niet onderschatten dat deze industrieën een van de meest dynamische sectoren van Europa vormen en voor 2,6 procent bijdragen aan het bbp van de EU, en kwalitatief hoogwaardig werk verschaffen aan circa vijf miljoen Europese burgers.

In het Groenboek dat de Commissie een jaar geleden heeft gepubliceerd hebben de culturele en creatieve industrieën de juiste erkenning gekregen, met een cruciale rol binnen een Europese cultuurvisie die is gebaseerd op een maatschappij van informatie, innovatie en ondernemersgeest. Helaas blijven het gebrek aan investeringen, het onvoldoende kapitaliseren van de ondernemingen, het gebrek aan een regelgevend kader dat obstakels voor de mobiliteit van kunstenaars en beoefenaars van creatieve beroepen wegneemt, en de steeds toenemende piraterij factoren die de totstandkoming van een Europese ruimte voor cultuur in de weg staan. Laten we niet vergeten dat de grote professionaliteit en creativiteit van onze kunstenaars aan de basis staat van het wereldwijde succes van de Europese ondernemingen. Onze kunstenaars moeten dan ook met concrete instrumenten worden beschermd en gestimuleerd om door te gaan met hun werk.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. (RO) Het fundamentele aspect van de Europese cultuur is dat zij niet bedoeld is om in externe betrekkingen op een versimpelde manier te worden bevorderd, maar als iets levends en vibrerends, dankzij haar bijzondere eigenschappen. Net zoals we spreken over Europese waarden, rechten en vrijheden moeten we ook spreken over Europese culturen, de diversiteit daarvan, creatieve pluraliteit en de rol van Europees ambassadeur die ieder creatief element van nationale cultuur kan spelen om Europa als geheel te bevorderen. Voordat we echter onze cultuur buiten Europa gaan bevorderen moeten we zelf bekend raken met al die culturele elementen die Europa zo typeren. Wat dat betreft denk ik dat iedere EU-burger de beste ambassadeur is voor de Europese culturen. De enige voorwaarde is dat zij van tevoren zo eenvoudig mogelijk de gelegenheid moeten krijgen om de culturele rijkdom van hun eigen omgeving te ontdekken.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd. De EU is een cultureel gediversifieerde gemeenschap van waarden, waaraan de opeenvolgende uitbreidingen, de mobiliteit van de burgers binnen de gemeenschappelijke Europese ruimte, de oude en nieuwe migratiestromen en de veelsoortige handelsuitwisselingen met de rest van de wereld hebben bijgedragen. Cultuur speelt een rol in bilaterale overeenkomsten inzake ontwikkeling en handel, evenals via maatregelen als de Europese instrumenten voor ontwikkelingssamenwerking, stabiliteit, democratie en mensenrechten en voor pretoetreding, alsook het Europees nabuurschapsbeleid (ENB), het Oostelijk Partnerschap, de Unie voor het Middellandse Zeegebied en het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR), die allemaal middelen aan culturele programma’s toewijzen. Ik ben het ermee eens dat de culturele en onderwijsuitwisselingen met derde landen, die het maatschappelijk middenveld zouden kunnen versterken, een voedingsbodem zouden kunnen zijn voor democratisering en goed bestuur, respect voor de mensenrechten en fundamentele vrijheden in de hand zouden kunnen werken en de fundamenten voor een blijvende samenwerking zouden kunnen leggen, moeten worden versterkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Dominique Baudis (PPE), schriftelijk. (FR) Dit verslag heeft een duidelijke boodschap: de Europese Unie moet een consistente en gecoördineerde culturele strategie in haar buitenlands beleid inbouwen. Met name de banden tussen Europa en de landen ten zuiden van de Middellandse Zee zijn aan ingrijpende veranderingen onderhevig. Een wind van vrijheid waait door de Arabische wereld. Cultuur is een groot goed, dat een belangrijke bijdrage levert aan een levendige en duurzame democratie. Culturele en onderwijskundige uitwisselingen stimuleren de opkomst van een georganiseerd maatschappelijk middenveld. Culturele samenwerking is ook een van de sleutels van het succes van de Unie ten aanzien van het Middellandse Zeegebied. Zij leidt tot uitwisselingen tussen landen en continu toenemend respect en begrip.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk.(FR) Het was belangrijk voor het Europees Parlement om een sterk signaal af te geven dat eraan herinnert hoezeer we diversiteit, cultureel erfgoed en culturele uitwisselingen moeten promoten in het gehele externe optreden van de EU. Als stimulerende factor voor integratie, tolerantie en wederzijds begrip, is cultuur een onmisbaar onderdeel van onze maatschappijen dat we moeten promoten in onze diplomatieke inspanningen ten bate van mensenrechten en democratie. In dit verslag wordt echter benadrukt dat de culturele dimensie van het externe optreden nog altijd onderontwikkeld en niet goed gecoördineerd is, en dat er een gemeenschappelijke en coherente strategie op dit gebied moet komen. We hebben ook onze steun aan een vrij internet bevestigd door internetcensuur te veroordelen, alsook de gevaren die dat oplevert voor de rechten van de mens, maar ook voor de toegang tot en het delen van het mondiale culturele erfgoed. Daar Europese burgers een reeks gemeenschappelijke culturele waarden delen, kunnen wij de Europese belangen het beste dienen door met één stem te spreken.

 
  
MPphoto
 
 

  Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. − (IT) De EU staat bekend om haar culturele diversiteit. De Europese waarden, zoals respect voor mensenrechten, democratie en fundamentele vrijheden, worden naar mijn mening ook teruggevonden in onze culturele producten. Kennis en internationale vaardigheden zijn cruciaal voor het onderwijs, zoals is aangegeven in de EU-strategie voor 2020. Meertaligheid, e-vaardigheden en cultureel bewustzijn zijn competenties om mogelijkheden te benutten en talent te ontwikkelen in een mondiale arbeidsmarkt zoals de huidige. Cultuur zou dus een vitaal en horizontaal geïntegreerd element moeten zijn binnen het brede spectrum van externe beleidslijnen waaruit het buitenlands beleid van de EU bestaat. Een coherente, gecoördineerde EU-strategie inzake cultuur in het externe optreden van de EU bestaat nu nog niet. Daarnaast zijn versnippering en verstrooiing te zien onder en tussen lidstaten, maar ook tussen verschillende diensten en instellingen binnen de EU.

Deze versnippering zonder gemeenschappelijke strategie belemmert het volledige en efficiënte gebruik van culturele middelen en budgetten. Ik spoor de Commissie daarom aan haar aandacht te richten op integratie en simplificatie van de cultuur, zowel in het externe optreden van de Europese Unie als binnen de Europese instellingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. – (ES) Ik steun dit verslag van mijn fractiegenote aangezien hierin het interdisciplinaire karakter en het belang van cultuur in alle aspecten van het leven wordt onderstreept en ervoor wordt gepleit dat er in al het buitenlands beleid van de Europese Unie rekening wordt gehouden met cultuur.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik ben van mening dat de culturele pijler van de Europese beleidslijnen die gericht zijn op meer Europese samenhang, bijzonder belangrijk is. Ik verwelkom daarom alle culturele programma’s die tot doel hebben om een Europese identiteit te creëren via het verspreiden van gemeenschappelijke waarden en begrip. Ik geloof ook in het belang dat bepaalde culturele initiatieven kunnen hebben voor de betrekkingen binnen de Unie en voor de diplomatieke betrekkingen met derde landen. Culturele aspecten van verschillende landen kunnen gebruikt worden om bruggen te slaan en om zo vreedzaam samen te werken met het oog op stabiliteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Nessa Childers (S&D), schriftelijk. − (EN) De culturele dimensies van het externe optreden van de EU moeten niet worden overdreven. Het is belangrijk dat commissaris Ashton dit blijft meenemen in haar werk bij de EDEO.

 
  
MPphoto
 
 

  Mário David (PPE), schriftelijk. − (PT) Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon werd ook de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) opgericht, die in zijn optreden een coherente, gecoördineerde EU-strategie inzake culturele diplomatie moet hanteren. In dit verslag, waarover ik in het algemeen zeer tevreden ben, wordt ingegaan op deze belangrijke kwestie. Vele van de voorstellen in dit verslag, zoals het bevorderen van uitwisselingsprogramma’s voor jongeren en de toenadering tot organisaties uit het maatschappelijk middenveld van derde landen, zijn trouwens voorstellen waar ik zelf voor gepleit heb in mijn verslag over de herziening van het EU-beleid voor de Zuidelijke buren en die door het plenum werden goedgekeurd. Voorts wil ik in dit verslag graag wijzen op het behoud en het bevorderen van de taalkundige en culturele rijkdom in elk van de lidstaten, het belang van het verspreiden van de Europese culturele waarden als manier om de grondrechten, democratie en goed bestuur te bevorderen en, tot slot, het belang van de aanwezigheid van een culturele attaché bij elk van de externe vertegenwoordigingen van de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk.(FR) Velen vragen zich af of er zoiets bestaat als een Europese cultuur, waarbij vaak de vergelijking wordt gemaakt met een Europa van culturen of een 'Europeanisering' van culturen. Voor degenen die vinden dat een Europa een eigen identiteit en waarden heeft, en daar ben ik er een van, is het antwoord duidelijk: natuurlijk bestaat er een Europese culturele identiteit. Het is deze culturele dimensie waarmee de EU meer rekening zou moeten houden in haar diplomatieke inspanningen, met name als het gaat om het bevorderen van de rechten van de mens, democratie en ontwikkeling in derde landen. Om dat te bereiken zou de hoge vertegenwoordiger een directoraat-generaal 'Culturele diplomatie' moeten oprichten binnen de Europese Dienst voor extern optreden, en iemand moeten aanstellen die verantwoordelijk is voor het onderhouden van culturele betrekkingen en het promoten van de Europese cultuur in elke vertegenwoordiging van de EU in derde landen. Tegelijkertijd zouden we moeten overwegen om culturele visa in te voeren voor kunstenaars en andere professionals uit de cultuursector.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De Europese Unie is niet alleen een economische grootmacht, maar ook een culturele grootmacht wier invloed ver buiten haar grenzen treedt. Het feit dat verschillende landen traditionele historische banden hebben met verschillende lidstaten van de Europese Unie versterkt de capaciteit van de Europese Unie om door te dringen in andere culturen en zich verstaanbaar te maken elders in de wereld. Taal blijft dan ook een belangrijke factor voor de instandhouding en uitdieping van die contacten.

Ik betreur dat de Europese Unie, ondanks alle intentieverklaringen, nog steeds niet begrijpt hoe belangrijk het is om het onderwijs in de Europese talen die bijzonder nuttig zijn voor de communicatie binnen de instellingen, te bevorderen. De EU heeft daarentegen geopteerd voor een naar binnen gericht taalbeleid. Ik hoop dat zij die trend zal keren.

Een extern beleid zoals het beleid dat de Unie wil ontwikkelen, kan niet worden uitgewerkt zonder rekening te houden met de culturele dimensie. Die moet eerder beschouwd worden als een meerwaarde, als een waarde die niet altijd tastbaar is, maar die wel bijzonder belangrijk is in een wereld die steeds gevoeliger is voor de soft power van landen en internationale organisaties. De Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) zal daarin een belangrijke rol gaan spelen. Ik hoop dat hij deze uitdaging tot een goed einde zal brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) In dit verslag van mevrouw Schaake worden de culturele dimensies van het externe optreden van de Europese Unie behandeld. Hoewel het misschien enigszins vreemd lijkt om het over cultuur te hebben, dat geen essentieel goed is, terwijl veel Europese burgers het elke dag opnieuw moeilijk hebben om aan de basisgoederen te komen die zij nodig hebben om te overleven, mogen we deze kwestie niet naast ons neerleggen en moeten we beseffen dat cultuur niet alleen van fundamenteel belang is voor het verbeteren van onze levenskwaliteit, maar ook een gelegenheid kan bieden om de economie te ontwikkelen en banen te scheppen voor jongeren, en dat cultuur natuurlijk ook een factor is die volkeren verenigt en de samenhang tussen die volkeren verbetert. De EU moet een gemeenschap zijn met culturele waarden waar diversiteit beschouwd wordt als een meerwaarde en een factor die eendracht en samenhang bevordert, of, zoals de rapporteur stelt, als een instrument voor vrede en stabiliteit in de wereld. Er moet daarom dringend gekeken worden naar het gebrek aan een extern beleid op het vlak van cultuur. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik het eens ben met de voorstellen die erin gedaan worden en ik hoop dat cultuur ons zal helpen oplossingen te vinden om te herstellen van de crisis, en meerwaarde zal bieden voor het welzijn van de Europese burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) In dit verslag wordt de geldende opvatting over cultuur in de Europese Unie bevestigd: cultuur wordt beschouwd als instrument dat ten dienste staat van het extern beleid, via het concept van culturele diplomatie. Cultuur wordt anders gezegd beschouwd als een soort voortrekker om de belangen van de Europese Unie en haar lidstaten te bevorderen en te verspreiden in de rest van de wereld (paragraaf 22 van het verslag) en – hieruit blijkt duidelijk waar men met deze visie naar toe wil – om de internationale handel te bevorderen (paragraaf 23 van het verslag). Hoe vaak staat dat niet gelijk aan beleidslijnen en praktijken die de identiteit en de culturen van elk land tenietdoen of er afbreuk aan doen?

Het verslag bevat nog een onderliggende tekortkoming, die herhaaldelijk opduikt in het cultuurdiscours van de EU: men gaat ervan uit dat er een enkele Europese identiteit en cultuur bestaan, die gebaseerd zouden zijn op waarden als vrijheid, democratie, verdraagzaamheid en solidariteit.

Cultuur is net zoals alle geschiedkundige fenomenen niet opgebouwd vanuit een homogene en gezamenlijke identiteit. Integendeel, cultuur is juist de uiting van tegenstellingen, conflicten en situaties van culturele overheersing. De Europese cultuur heeft, zoals we maar al te goed weten, veel te danken aan veel culturen uit verschillende delen van de wereld, zoals de volkeren die onderworpen werden aan het Europese kolonialisme.

In dit verslag wordt het begrip cultuur op losse schroeven gezet en als dekmantel gebruikt.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) In dit verslag wordt de geldende opvatting over cultuur in de Europese Unie bevestigd: cultuur wordt beschouwd als instrument dat ten dienste staat van het extern beleid, via het concept van culturele diplomatie. Cultuur wordt anders gezegd beschouwd als een soort voortrekker om de belangen van de Europese Unie en haar lidstaten te bevorderen en te verspreiden in de rest van de wereld en om de internationale handel te bevorderen. Hoe vaak staat dat niet gelijk aan beleidslijnen en praktijken die de identiteit en de culturen van elk land tenietdoen of er afbreuk aan doen?

Het verslag bevat nog een onderliggende tekortkoming, die herhaaldelijk opduikt in het cultuurdiscours van de EU: men gaat ervan uit dat er een enkele Europese identiteit en cultuur bestaan, die gebaseerd zouden zijn op waarden als vrijheid, democratie, verdraagzaamheid en solidariteit.

Cultuur is net zoals alle geschiedkundige fenomenen niet opgebouwd vanuit een homogene en gezamenlijke identiteit. Integendeel, cultuur is juist de uiting van tegenstellingen, conflicten en situaties van culturele overheersing. De Europese cultuur heeft, zoals we maar al te goed weten, veel te danken aan veel culturen uit verschillende delen van de wereld, zoals de volkeren die onderworpen werden aan het Europese kolonialisme.

De Europese Unie mag onze culturele diversiteit niet op losse schroeven zetten, noch het begrip cultuur uit zijn context halen en als dekmantel gebruiken.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat culturele diplomatie een hoeksteen voor het opbouwen van vertrouwen en langdurige betrekkingen met burgers in derde landen is. Cultuur zou een vitaal en horizontaal geïntegreerd element moeten zijn binnen het brede spectrum van externe beleidslijnen waaruit het buitenlands beleid van de EU bestaat: vanaf de handelsbetrekkingen van de EU tot het uitbreidings- en nabuurschapsbeleid van de EU, het beleid voor ontwikkelingssamenwerking en het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Cultuur heeft evenzeer economische waarde: de culturele industrieën van Europa dragen bij aan Europees ondernemerschap, innovatie en het Europese bedrijfsleven, en door het diverse culturele landschap is de EU de aantrekkelijkste bestemming voor toeristen ter wereld. Een levendig cultureel klimaat maakt het wonen in de EU zowel voor bedrijven als mensen aantrekkelijk. Een coherente, gecoördineerde EU-strategie inzake cultuur in het externe optreden van de EU bestaat nu nog niet en moet ontwikkeld worden. Dit is geen luxe, maar een noodzaak om de aantrekkelijkheid van Europa in een mondiaal verbonden en concurrerende omgeving te behouden en te voeden. Versnippering en verstrooiing zijn te zien onder en tussen lidstaten, maar ook tussen verschillende diensten en instellingen binnen de EU. Deze versnippering zonder gemeenschappelijke strategie belemmert het volledige en efficiënte gebruik van culturele middelen en budgetten. Daarom is deze strategie absoluut essentieel voor de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. – (PL) Europa is de bakermat van een buitengewoon rijke en gevarieerde cultuur. De Europese Unie zou gebruik moeten maken van dit erfgoed om integratie en samenwerking te bevorderen in landen die geen deel uitmaken van de EU. We mogen niet vergeten dat de EU bestaat uit 27 uiteenlopende landen. Het is belangrijk om die culturele verscheidenheid te behouden. Ik ben het er mee eens dat het gemeenschappelijke Europese beleid een coherente EU-strategie voor de culturele aspecten van de externe betrekkingen nodig heeft. Het is essentieel dat Europa haar eigen potentieel aanwendt in het proces om zichzelf wereldwijd te promoten.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) "In verscheidenheid verenigd" is het motto dat alle Europese burgers samenbrengt, en het gevoel bij de grote Europese gemeenschap te horen verwoordt: een kruispunt van volkeren, culturen en gebruiken die zich verenigd voelen, ondanks hun economische, religieuze en andere onderlinge verschillen. Ik heb mijn steun gegeven aan het verslag van mevrouw Schaake, omdat we een stimulans moeten geven aan de versterking van dat gemeenschapsgevoel. Cultuur moet een bindende spelen, zowel binnen als buiten de EU, en daarom kan de Europese cultuur in de betrekkingen van de EDEO de Europese waarden uitdragen, die door middel van een dialoog met de culturen buiten Europa zouden moeten bijdragen aan vreedzame samenwerking en constructief begrip tussen de verschillende volkeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Liberadzki (S&D), schriftelijk. – (PL) Ik keur het opnemen van culturele aspecten in het extern optreden van de EU goed. Het is belangrijk dat de wereld kennis kan maken met de inhoudelijke en uiterlijke verscheidenheid van de culturen van de lidstaten. Persoonlijk hoop ik dat dit een geografisch uitgebalanceerde presentatie wordt, waarin de cultuur van elke lidstaat proportioneel vertegenwoordigd is. De Commissie moet hiertoe ontwerpmaatregelen voorstellen die later worden omgezet in een officieel document.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. Europa is een gemeenschap waar vrijheid, verantwoordelijkheid en democratische waarden hoog in het vaandel staan. Cultuur, identiteit, waarden en de positie van de EU op het wereldtoneel zijn met elkaar verstrengeld. Europese belangen zijn ermee gediend als culturele aspecten strategisch worden uitgewerkt via samenwerking en partnerschap, zowel via culturele programma's als door ze integraal onderdeel te laten zijn van economisch, buitenlands en veiligheids- en ontwikkelingsbeleid.

Door literatuur, film, muziek en erfgoed te delen, wordt de deur naar een beter begrip geopend en worden er bruggen gebouwd tussen mensen. De Europese identiteit, in al haar diversiteit, evenals de Europese waarden manifesteren zich via deze cultuuruitingen. Bovendien heeft de EU belangrijke ervaringen te delen als het gaat om het overwinnen van conflicten en het opbouwen van stabiliteit via gedeelde belangen en wederzijds begrip.

 
  
MPphoto
 
 

  Jiří Maštálka (GUE/NGL), schriftelijk. (CS) Het verslag over het vrijmaken van het potentieel van de culturele en creatieve industrieën hangt op velerlei manieren nauw samen met het verslag over de Innovatie-Unie. Met name wil ik wijzen op het grote belang dat gehecht wordt aan de opleiding van de burgers. Daarbij gaat het onder meer om een beter begrip van de problematiek als zodanig, alsook om de bescherming van werken waarbij intellectuele-eigendomsrechten in het geding zijn. Het is van groot belang dat dit brede en verwaarloosde aandachtsgebied op zowel EU- als lidstaatniveau met kracht wordt aangepakt en ontwikkeld. Ik heb de nodige bedenkingen tegen het feit dat cultuurscheppingen te doen gebruikelijk worden aangemerkt als goederen of als diensten. Dat is misleidend en een rechtstreekse uiting van het economische neoliberalisme in de culturele sector. Literaire werken bijvoorbeeld, maar ook beeldende kunst en muziek, zijn in de allereerste plaats de wezenlijke uitingen van het talent van hun schepper en van maatschappelijke reflectie. Als ze uitsluitend en alleen als goederen of diensten worden opgevat, dan is dat niet alleen a-cultureel, maar ook een jammerlijke dwaling.

 
  
MPphoto
 
 

  Iosif Matula (PPE), schriftelijk. (RO) Een coherente, gecoördineerde EU-strategie inzake cultuur in het externe optreden van de EU bestaat nu helaas nog niet. De Europese belangen zijn zoals bekend het beste gediend als wij met één stem spreken. Ons gemeenschappelijk buitenlands beleid moet zijn gebaseerd op culturele diplomatie; de Europese positie in de wereld kan worden versterkt door middel van cultuur als integraal onderdeel van het economische, ontwikkelings- en veiligheidsbeleid. Door literatuur, film, muziek en erfgoed te delen, wordt de deur naar een beter begrip van ons werelddeel geopend. Door het diverse culturele landschap is de EU bovendien de aantrekkelijkste bestemming voor toeristen ter wereld. Ik verwelkom de concrete suggesties voor het betrekken van het maatschappelijk middenveld, kunstenaars, opleiders, leerlingen en studenten en ondernemers bij het vormgeven aan de inhoud van culturele betrekkingen. Daarnaast moeten we zeker het grote potentieel van nieuwe technologieën benutten, die zowel een bron van informatie zijn als een kanaal dat de vrijheid van meningsuiting vergroot. Het zou nuttig zijn als het Europees Parlement van cultuur een vast agendapunt maakt voor de werkzaamheden van interparlementaire delegaties, om een algemene werkwijze voor het Europese externe optreden te helpen vaststellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Europa is een gemeenschap waar vrijheid, verantwoordelijkheid en democratische waarden hoog in het vaandel staan. Cultuur, identiteit, waarden en de positie van de EU op het wereldtoneel zijn met elkaar verstrengeld. De Europese belangen zijn ermee gediend als culturele aspecten strategisch worden uitgewerkt via samenwerking en partnerschap, zowel via culturele programma's als door ze integraal onderdeel te laten zijn van economisch, buitenlands en veiligheids- en ontwikkelingsbeleid. Door literatuur, film, muziek en erfgoed te delen, wordt de deur naar een beter begrip geopend en worden er bruggen gebouwd tussen mensen. De Europese identiteit, in al haar diversiteit, evenals de Europese waarden manifesteren zich via deze cultuuruitingen. Bij de ontwikkeling van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) is het belangrijk de rol te verkennen en te verankeren die cultuur heeft en zou moeten hebben in het externe optreden van de EU. Het algemeen integreren van cultuur kan leiden tot wederzijds begrip, vreedzame samenwerking en stabiliteit, en tot economische voordelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Hoewel de mondialisering ontegenzeglijk bevorderlijk is geweest voor de toename van uitwisselingen, moeten we vechten tegen het gevaar van culturele eenvormigheid. Cultuur is een vector van openheid en een motor van democratieën, die ingaat tegen elke vorm van nationalistische uitingen, racistische neigingen en de uitsluitingen die gevoed worden door economische en financiële crises en natuur- en voedselrampen. Culturen zijn bedoeld om elkaar te verrijken in een geest van wederzijds respect. Ze vormen een onuitputtelijke bron van hernieuwbare energie. In de meeste gevallen beschrijft of beeldt culturele schepping een visie uit, betrokkenheid, al dan niet terecht partij voor iets of iemand kiezen. Cultuur staat voor de uitoefening van een recht, ook het recht om zaken aan de kaak te stellen. We hebben een enorme behoefte aan kunstenaars, aan hun kritische blik op de wereld, aan hun rol als de onderwijzers van onze samenlevingen. Zij spelen in op de toekomst en geven de ontwikkeling van de samenleving weer omdat zij sneller en verder zien dat politici. We moeten eraan werken om een pluralistische wereld te creëren die zijn vermogen om te scheppen intact houdt en die leidt tot nieuwe dingen en verscheidenheid. Het systeem van mondiale governance moet opnieuw bezien worden. Er moet een nieuwe politieke ruimte van wereldwijde omvang komen waarin rekening wordt gehouden met de politieke dimensie van culturele verscheidenheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) De culturele rijkdom van Europa is een waardevol goed waarvan het belangrijk is dat het beschermd wordt. We horen steeds dat culturele verscheidenheid bevorderd moet worden. We concentreren ons tot nog toe veel te veel op het stimuleren van culturele verscheidenheid door de islamitische immigrantenbevolking, zonder er omgekeerd voor te zorgen dat onze eigen cultuur in de landen van de islamitische wereld wordt erkend. Wanneer de culturele aspecten van Europa, zoals voorgesteld, in sterkere mate deel moeten gaan uitmaken van het economische, buitenlandse en veiligheids- en ontwikkelingsbeleid, hangt het ervan af welke expliciete vorm hieraan wordt gegeven.

Zeker, er zijn geen bezwaren tegen het delen van literatuur, film, muziek en dergelijke, maar de verwachtingen met betrekking tot de islamitische wereld moeten niet te hooggespannen zijn – denk alleen al aan het verbod op muziek volgens de Koran. Het zal vooral belangrijk zijn dat wij ons bezinnen op de christelijke wortels en in ons buitenlands en ontwikkelingsbeleid meer prioriteit geven aan de bescherming van christenen in andere landen, aangezien zij ten slotte de meest vervolgde minderheid ter wereld zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Het lijdt geen twijfel dat culturele diplomatie helpt om zowel vertrouwen te kweken als duurzame betrekkingen te cultiveren tussen de burgers van de EU en die van andere landen, en ook kan er geen twijfel zijn dat Europa’s relatieve voordeel in de culturele sector sterk is en daarom een waardevol politiek instrument voor Europa’s buitenlandse beleid. Nieuwe technologieën brengen nieuwe kansen voor de verspreiding van het Europese culturele erfgoed en voor de versterking van de transnationale banden. Internet is een wereldwijde ontmoetingsplaats, reden waarom de EU nieuw specifiek beleid moet ontwikkelen om de Europese cultuur te promoten. De website Europeana is een stap in de juiste richting, die helaas nog niet zijn volle potentieel heeft bereikt. Voorts moeten we de bijdrage van cultuur aan de economieën van de Europese landen niet vergeten. Naar schatting zorgt die bijdrage momenteel ongeveer voor 2,6 procent van het Europese bbp. Het moge duidelijk zijn dat landen met een rijke geschiedenis, traditie en cultuur, zoals Griekenland, niets te verliezen hebben door het promoten van hun culturele erfgoed en waarden.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit verslag gaat over de culturele dimensies van het externe optreden van de EU. Ik sluit me aan bij het standpunt van de rapporteur dat we een gezamenlijke strategie nodig hebben voor de culturele dimensie. Het is geen kwestie van meer investeren, maar wel van beter investeren. Het bevorderen van cultuur staat gelijk aan het bevorderen van democratie. De voorgestelde coördinatie zal bijdragen tot een effectiever gebruik van onze middelen, hetgeen zeer welkom is in een periode van bezuinigingen op begrotingen, met name in de culturele sectoren. Het netwerk van nationale culturele instellingen van de EU (EUNIC) zal naar verwachting een belangrijke partner zijn wiens leden niet alleen op een lange ervaring met veldwerk kunnen bogen maar ook met het organiseren van culturele manifestaties in het kielzog van regeringen, die in deze sector van cruciaal belang zijn. Coördinatie kan hand in hand gaan met culturele diplomatie op lidstaatniveau. Veel derde landen richten zich echter expliciet tot de Europese Unie, niet alleen tot de verschillende lidstaten. Enkel een gemeenschappelijke strategie kan de bestaande versnippering, die het volledige en efficiënte gebruik van culturele middelen en budgetten belemmert, tegengaan. Om al deze redenen heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Cultuur speelt een bijzonder belangrijke rol in de context van de Europese Unie, die In verscheidenheid verenigd" wil zijn. Voorts wil ik wijzen op de niet te evenaren rol die cultuur speelt bij de integratie, door gemeenschappelijke plekken te creëren waar mensen uit verschillende culturele contexten samenkomen en zich allen vertegenwoordigd voelen. Het is niet toevallig dat de toelichting van dit verslag begint met een merkwaardig citaat: "Vanuit cultureel oogpunt was rock-'n-roll een doorslaggevend element om communistische samenlevingen losser te maken en ze dichterbij een wereld van vrijheid te brengen" (Andras Simonyi). Ook wil ik wijzen op de onmiskenbare economische voordelen die kunnen voortvloeien uit inspanningen om de Europese cultuur te verspreiden. Het gaat er daarbij om de Europese waarden op wereldvlak te verspreiden en ze te beschermen en om op de meest uiteenlopende vlakken het respect voor het belangrijkste aspect ervan (namelijk vrije meningsuiting op het internet) te garanderen. Om deze redenen heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. – (FR) Door voor het verslag van mevrouw Schaake te stemmen, pleit ik voor de instelling van een goede Europese culturele diplomatie om onze waarden van de EU te promoten. Door cultuur te beschouwen als een strategisch element van het buitenlands beleid, wordt Europa namelijk in staat gesteld om zijn achterstand ten opzichte van bepaalde staten goed te maken. Met name China investeert veel in culturele diplomatie om zijn imago te verbeteren en toeristen aan te trekken. Europa moet hetzelfde doen om een rol van belang te kunnen blijven spelen op het wereldtoneel. In dit verslag worden meerdere voorstellen gedaan om dat te bereiken: bijvoorbeeld het voorstel in elke EU-vertegenwoordiging in derde landen iemand te benoemen om de culturele betrekkingen en interacties tussen de EU en deze landen in goede banen te leiden, of het voorstel dat het conceptorganisatieschema van de Europese Dienst voor extern optreden functies omvat die op culturele aspecten zijn toegesneden en dat daarvoor een coördinatie-eenheid wordt opgericht. Bovendien zou het goed zijn als derde landen meer betrokken worden bij EU-programma’s die gericht zijn op zowel cultuur als mobiliteit, jongeren, onderwijs en opleiding: de toegang tot deze programma’s voor jongeren uit deze landen moet worden vergemakkelijkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) In het verslag werd het gebied van de externe betrekkingen op Europees niveau in eerste instantie vrijwel uitsluitend bekeken vanuit de invalshoek van de nieuwe media. Dit aspect is nog steeds overduidelijk aanwezig, evenals het idee dat de EU haar cultuur zou moeten exporteren. De Groenen hebben als alternatief daarvoor aangedrongen op het bevorderen van 'culturele samenwerking'. Een paar van de aanbevelingen die de Commissie cultuur en onderwijs overgenomen heeft, vormen niet echt iets nieuws, zoals een informatiewebsite over Europese culturele programma’s en externe betrekkingen, evenals de kalender van EU-evenementen overal ter wereld en contacten met het maatschappelijk middenveld. Sommige paragrafen, zoals paragraaf 44 over het ondersteunen van nationale inspanningen om de bescherming en instandhouding van cultureel erfgoed en de bestrijding van illegale handel in cultuurgoederen of cultuurproducten te implementeren, voegen niet veel toe. Kort samengevat slaagt men er met het verslag niet in om de kwestie echt aan te pakken en worden er stukjes en beetjes bijeengeraapt naast de huidige bestaande mogelijkheden om cultuur op de agenda te zetten van zowel de EU als tussen de EU en derde landen. Het is een nieuw hoofdstuk in een poging om optimaal gebruik te maken van cultuur als middel om de vrede te bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Een cultureel erfgoed dat door individuen wordt gedeeld is zeer belangrijk, zowel in de gemeenschap, ter consolidatie van de Europese identiteit, als in de betrekkingen van de Unie met derde landen. Daarom ben ik voor het versterken van het externe optreden in die richting. De middelen voor cultuur zijn vaak te zeer verspreid over een te groot aantal projecten. Doeltreffend gebruik van deze middelen wordt verder belemmerd door de politieke versnippering. Het is daarom vanaf nu wenselijk dat de Europese Dienst voor extern optreden een coherente en uniforme strategie hanteert van "culturele diplomatie", ook door het aanwijzen van een specifieke vertegenwoordiger van de EU in derde landen.

Tot slot ben ik van mening dat we steeds meer gebruik moeten maken van nieuwe technologieën, waarmee we de toegangskanalen tot culturele inhoud kunnen doen vermeerderen. Het is van cruciaal belang dat de Europese Unie op dit gebied een hoofdrol speelt, door middel van concreet beleid dat het internet kan beschermen tegen alle vormen van censuur die kenmerkend zijn voor onderdrukkende regimes.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Thérèse Sanchez-Schmid (PPE), schriftelijk.(FR) In 1990 introduceerde de Amerikaanse eminent hoogleraar Joseph Nye in zijn boek Bound to Lead het concept van 'soft power'. Wat betekent dat? 'Soft power' is het vermogen van een internationale speler om anderen te overtuigen met niet-dwingende middelen, zoals cultureel dynamisme. Waarom zijn de Verenigde Staten na een kwarteeuw nog steeds de grootmacht die wij kennen? Omdat dit land er, naast zijn militaire arsenaal, in slaagt om zijn cultuur en zijn ideeën te exporteren en die aantrekkelijk te maken. Europa moet hetzelfde doen; het moet zijn culturele model en zijn waarden verdedigen op het internationale toneel. Dankzij dit verslag gaat het Europees Parlement na in hoeverre Europa invloed kan uitoefenen als het erin slaagt om een culturele dimensie aan zijn diplomatie toe te voegen. Om die reden sta ik achter de aanbevelingen die in dit verslag worden gedaan. Want in afwachting van de invoering van een goede gemeenschappelijke diplomatie en een goed Europees defensiebeleid behoren de Europese 'soft power' en zijn culturele diplomatie tot de weinige middelen die ons ter beschikking staan om invloed uit te oefenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Joanna Senyszyn (S&D), schriftelijk. – (PL) Ik heb voor het aannemen van het verslag over de culturele dimensies van het externe optreden van de EU gestemd. Ik wil vooral de nadruk leggen op de noodzaak om bestaande programma's op het gebied van cultuur te beoordelen en om een groenboek en een mededeling van de Commissie op te stellen, waarin concreet beleid geformuleerd wordt voor de rol van cultuur in het externe optreden van de EU. De culturele samenwerking tussen de lidstaten is op dit moment vooral bilateraal van karakter. Gemeenschappelijke uitgangspunten en maatregelen ontbreken, waardoor het onmogelijk is om de Europese culturele middelen en het creatieve potentieel van de Unie effectief te benutten. Een gemeenschappelijke strategie kan een stimulans zijn voor het ontwikkelen van de culturele verworvenheden van Europa, het aangaan en verdiepen van maatschappelijke relaties, het uitwisselen van goede praktijken en het verbeteren van de internationale culturele positie van de EU. Ik ben sterk voor het opnemen van culturele aspecten in het conceptorganisatieschema van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO). Het is ook essentieel om te voorzien in passende scholing van de medewerkers van de EDEO met betrekking tot culturele en digitale aspecten. Cultuur speelt een belangrijke rol in de strijd voor mensenrechten en ondersteuning van democratie.

Samenwerking op dit gebied bevordert het aangaan van een dialoog met samenlevingen uit verschillende culturen. Ik ben ook voorstandster van 'het merk Europa' op gebieden als ondersteuning van talent, toerisme en bevordering van universele waarden. De ontwikkeling en bevordering van dit merk moet wel worden gebaseerd op nauwere samenwerking tussen de EU-lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Dominique Vlasto (PPE), schriftelijk.(FR) Ik ben blij met de aanneming van dit verslag over de culturele dimensies van het externe optreden van de EU, waarin bevestigd wordt dat cultuur de kern moet vormen van de Europese diplomatie. Europeanen delen ondanks hun verscheidenheid een groot aantal sterke waarden, zoals de eerbiediging van de rechten van de mens, democratie en de rechtsstaat, die moeten worden uitgebreid naar het internationale toneel. Dit 'merk Europa' moet worden overgebracht door ware ambassadeurs. Ik verwelkom ook nieuwe voorstellen, zoals het oprichten van een cultuurafdeling binnen de Europese Dienst voor extern optreden, of de benoeming van een 'cultureel attaché' voor elke lidstaat. Door nationale initiatieven te coördineren kan een cultureel Europa tot stand worden gebracht. De ontwikkeling van nieuwe informatietechnologieën maakt cultuur toegankelijk voor een groter publiek. De Europese Unie moet, naar mijn mening, deze gelegenheid aangrijpen om haar unieke culturele karakter te bevestigen en om creativiteit aan te moedigen. Ik ga zeker stemmen voor dit verslag, waarin cultuur niet langer wordt beschouwd als het erfgoed van het verleden, maar als een van de drijvende krachten van de Europese diplomatie van morgen.

 
  
  

Verslag: Marie-Thérèse Sanchez-Schmid (A7-0143/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor dit voorstel gestemd, overwegende dat er behoefte is aan een Europese dynamiek die de culturele en creatieve sector stimuleert. Deze sector moet innoverende economische modellen zien te ontwikkelen en toegang tot een nieuw, legaal aanbod aan online-diensten krijgen. Er moet een echte interne markt voor inhoud en online-diensten komen, er zijn specifieke maatregelen nodig om de rol van de culturele en creatieve sector als katalysator van innovatie en structurele verandering te verbreden, alle actoren op regionaal, nationaal en Europees niveau moeten bijeen worden gebracht en er moeten nieuwe producten en diensten worden ontwikkeld die groei en werkgelegenheid genereren. De culturele sector speelt in Europa een sleutelrol en trekt zowel burgers als bedrijven en investeringen aan. Dit maakt Europa tot een dynamisch, stimulerend werelddeel waar het goed leven en werken is. Het staat buiten kijf dat een levendige en groeiende culturele sector van essentieel belang is voor het succes van Europa als creatieve, op kennis gebaseerde economie. De culturele sector trekt ook gekwalificeerde, creatieve mensen aan. Verder is wel duidelijk dat de culturele en creatieve sector een belangrijke motor vormt voor economische en sociale innovatie in talrijke andere sectoren.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd. De cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken moeten een centrale plaats krijgen op een nieuwe Europese politieke agenda die aansluit op de economische behoeften van de sector en op maatregelen die gericht zijn op aanpassing aan innovaties in het digitale tijdperk. Ik ben het ermee eens dat om het potentieel van deze sector te vergroten, het initiatief voor de digitale agenda met succes ten uitvoer moet worden gelegd opdat de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken ten volle kunnen genieten van de mogelijkheden die verreikende hogesnelheidsbreedband en nieuwe draadloze technologieën bieden en zich hieraan met succes kunnen aanpassen. Het is van groot belang om de Europese digitale bibliotheek uit te breiden en te ontwikkelen tot een brandpunt van het culturele erfgoed en de creativiteit en om het culturele erfgoed van Europa te beschermen en te ondersteunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk.(FR) De culturele en creatieve industrieën zijn door hun economische en culturele aard heel belangrijk voor Europese burgers. Dat komt omdat deze industrieën niet alleen bijdragen aan de promotie van culturele en taalkundige verscheidenheid en de ontwikkeling van een Europees cultureel erfgoed, maar ook een aandeel hebben in de economische ontwikkeling door de werkgelegenheid en de economische groei te bevorderen en door welvaart te scheppen. Met deze stemming verplichten wij ons duidelijk tot een betere erkenning van de cultuursector door te benadrukken dat het potentieel van die sector groot blijft omdat hij altijd het hoofd weet te bieden aan juridische en economische obstakels. Om dit potentieel verder te vergroten stellen wij daarom concrete oplossingen voor, zoals een pan-Europees licentiesysteem en een verbeterde toegang tot kredieten en microfinanciering. We zien ook de aanzienlijke vooruitgang die internet inhoudt voor onze samenlevingen, ook al brengt dat nieuwe uitdagingen met zich mee, zoals het garanderen van toegang voor iedereen en het economische model van de cultuursector. Het Europees Parlement, dat zich bewust is van de belangrijke rol die cultuur speelt in de Europese samenleving, heeft dus dringend verzocht om meer steun te verlenen aan betrokkenen in de cultuursector.

 
  
MPphoto
 
 

  Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. – (ES) Het is belangrijk het potentieel van culturele en creatieve industrieën (CCI) vrij te maken. Het is noodzakelijk de CCI alsmede de impact van hun activiteiten op de Europese economie te analyseren, en wel door middel van een vaststelling, definitie en beschrijving per type activiteit teneinde de aandacht te vestigen op de verschillende specifieke eigenschappen, een beter begrip te krijgen van de doelstellingen en problemen en efficiënter maatregelen ten uitvoer te leggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. − (IT) Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag, dat is gericht op het erkennen en vergroten van het economische en sociale belang van de culturele en creatieve industrieën. De EU moet haar aandacht richten op die industrieën en het potentieel ervan benutten door middel van een coherente financiële strategie. Dat sluit aan bij ten minste twee van de prioriteiten waar de Lega Nord altijd op heeft gehamerd. Dat zijn, in de eerste plaats, de bevordering en wederopleving van plaatselijk cultureel erfgoed, of dat nu linguïstisch, muzikaal, bouwkundig of artistiek in de breedste zin van het woord is, zodat de diversiteit en eigenheid van de intellectuele horizonten worden beschermd in dit tijdperk van generalisatie, of misschien banalisatie en devaluatie, van de culturele boodschap. In de tweede plaats zou een inspanning van de instellingen op het gebied van culturele en creatieve industrieën getalenteerde jongeren in staat stellen om hun capaciteiten en ambities constructief te kunnen focussen, door hun nieuwe, ook professionele platforms te bieden van waaruit zij een start kunnen maken, die dus nieuwe werkgelegenheidskansen zouden bieden en hen tegelijkertijd zouden beschermen tegen het verspillen van hun talent op terreinen waar cultuur stagneert of die simpelweg niet geschikt zijn voor hun doel. Daarom steun ik dit verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. (RO) De culturele sector speelt een cruciale rol in Europa en trekt gewone mensen, bedrijven en investeringen aan. Europa wordt erdoor in de schijnwerpers gezet als een dynamische en stimulerende plek om te wonen en te werken. Een energieke, bloeiende culturele sector is zonder meer nodig, wil Europa succes boeken als creatieve, kennisgerichte economie. De culturele sector trekt ook hoogopgeleide, creatieve mensen aan. De culturele en creatieve sector is tegenwoordig ook in tal van andere bedrijfstakken een belangrijke aanjager van economische en sociale vernieuwingen. Er zijn landen die al in ruime mate gebruik maken van het veelzijdige aanbod van de culturele en creatieve sector. De Europese Unie moet nog een strategische aanpak ontwikkelen om met haar culturele pluspunten de basis te leggen voor een krachtige, creatieve economie en een hechte samenleving. Dit is het juiste moment om, op basis van het groenboek van de Europese Commissie, een discussie te beginnen over de ontsluiting van 'het potentieel van de culturele en creatieve sector', waarmee het belang van deze sector officieel wordt bekrachtigd. Op het gebied van werkgelegenheid en zijn bijdrage aan het bbp, heeft de culturele en creatieve sector in de Europese Unie sinds de jaren negentig een explosieve groei gekend.

 
  
MPphoto
 
 

  Alain Cadec (PPE), schriftelijk.(FR) Ik heb gestemd voor het verslag van mevrouw Sanchez-Schmid, waarin voorstellen staan die gericht zijn op het aanmoedigen van de ontwikkeling van culturele en creatieve industrieën. In het verslag wordt verzocht om een Europese beroepsstatus voor kunstenaars in het leven te roepen zodat kunstenaars kunnen profiteren van bevredigende arbeidsvoorwaarden en van passende maatregelen op het gebied van belastingen, recht op arbeid, sociale bescherming en auteursrechten, teneinde hun mobiliteit binnen de EU te verbeteren. Ik ben het ook met de rapporteur eens wat betreft het benadrukken van de noodzaak om het voortbestaan van het specifieke karakter van bepaalde beroepen en de overdracht van kennis te waarborgen, met name in de culturele, creatieve en ambachtelijke sector, en tevens te zorgen voor mechanismen voor kennisoverdracht.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik ben verheugd over de interesse die wordt getoond in het potentieel van de culturele en creatieve sector. Ik ben van mening dat de ontwikkeling van deze sector een positieve invloed kan hebben op zowel economisch (het scheppen van banen en de bijdrage aan het bbp) als sociaal vlak (in de vorm van de sociale en culturele integratie van burgers). Ik ben dan ook verheugd over de geplande steun voor de creatieve sector, aangezien dat volgens mij de weg is die we moeten bewandelen om een langdurige en duurzame groei van de Europese economie te bewerkstelligen binnen de huidige mondiale context. Innovatie, structurele samenhang en het creëren van nieuwe producten en diensten moeten prioriteiten zijn waarmee rekening gehouden wordt bij het uitwerken van alle Europese beleidslijnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Christine De Veyrac (PPE), schriftelijk.(FR) Ik ben blij met de aanneming van het verslag-Sanchez-Schmid over de ontwikkeling van culturele en creatieve industrieën. Met bijna 14 miljoen betrokken banen en zelfs ten tijde van crisis een constante groei, blijft het belangrijk om deze industrieën onverminderd te steunen gezien de omvang van hun economische en culturele bijdrage. De instelling van een Europese beroepsstatus voor kunstenaars, de invoering van een lager btw-tarief voor culturele goederen en de verbetering van de verspreiding van het legale digitale aanbod zijn passende en essentiële maatregelen om de invloed van de Europese Unie op het gebied van cultuur te garanderen op internationaal niveau.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De afgelopen twee decennia heeft de culturele en creatieve sector in de Europese Unie een exponentiële ontwikkeling doorgemaakt in de zin van banengroei en bijdrage tot het BNP. Daarom, en ook omdat dit een bijzonder geschikt moment is, is het belangrijk om het potentieel van deze sector te verkennen en uit te diepen. Het is dan ook nodig om de mogelijkheden van het digitale tijdperk ten volle te benutten, een Europese dynamiek te creëren die de culturele en creatieve sector stimuleert en innoverende economische modellen te ontwikkelen voor deze sector.

Voorts wil ik de rapporteur graag feliciteren en me aansluiten bij haar verzoek aan de Commissie om een ambitieuzer groenboek op te stellen opdat er een echte interne markt komt, die het mogelijk maakt om het scheppen van banen te stimuleren en een grotere sociale samenhang te garanderen.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) In dit verslag, dat is opgesteld door mevrouw Marie-Thérèse Sanchez-Schmid, wordt ingegaan op de manier waarop de Europese Unie het potentieel van de creatieve sector kan vrijmaken. Het debat daarover is op gang gebracht door het groenboek van de Europese Commissie en vindt plaats op een moment waarop het digitale tijdperk in ons leven doordringt en de mondialisering de culturele en creatieve sector voor uitdagingen stelt. Als de EU een dynamiek kan creëren die de culturele en creatieve sector stimuleert, door innovatie en modernisering te bevorderen, kunnen we de werkgelegenheid en de sociale samenhang verbeteren en, zoals de rapporteur stelt, van de Europese Unie een economie maken die gebaseerd is op de meest concurrerende en dynamische kennis ter wereld. Ik heb daarom voor dit verslag gestemd, omdat ik geloof in het potentieel van die creatieve sector en in de veelbelovende toekomst ervan. Als we niet voorbijgestreefd willen worden door de internationale partners, is het echter wel nodig om snel en duidelijk in te zetten op nieuwe technologieën (in het bijzonder informatietechnologieën) en op factoren die de ontwikkeling en innovatie ondersteunen. De EU moet bovendien de artistieke creativiteit ondersteunen en stimuleren, alsook de mobiliteit van mensen die actief zijn in de culturele sector, opdat die sector steeds universeler en internationaler wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit document gestemd omdat voor het vrijmaken van het potentieel van de culturele en creatieve industrieën kunstzinnige en culturele vorming van goede kwaliteit, territorialisering, plaatselijke partnerschappen, het scheppen en creativiteit, het delen van deskundigheid, financiering, publiek-private partnerschappen en de uitwisseling van goede praktijken nodig zijn. Er moet concurrentie in de culturele en creatieve sector ontstaan, terwijl niet mag worden vergeten dat elke bedrijfstak hier zijn eigen kenmerken heeft en dat hiervoor uiteenlopende vormen van ondersteuning nodig zijn. De Europese Unie dient maatregelen in te voeren om de creatieve sector te ondersteunen. Wij zouden graag zien dat dit Groenboek op de korte en middellange termijn wordt omgezet in concrete stappen op Europees niveau, bijvoorbeeld wat betreft aangepaste belastingen op culturele goederen en onlinediensten en de mogelijkheid om gebruik te maken van door de Europese Investeringsbank (EIB) en het Europees Investeringsfonds (EIF) geboden financieringsfaciliteiten. Om de culturele en creatieve sector in staat te stellen zijn stimulerende rol ten volle te vervullen dient namelijk te worden voorzien in financieringsfaciliteiten in combinatie met werkelijke kennis van de specifieke kenmerken van de culturele sector, en in aangepaste belastingwetgeving. De lidstaten moeten zich sterk maken voor de bescherming en de ondersteuning van hun eigen cultureel erfgoed. Gezien het steeds grotere belang van de culturele en creatieve industrieën en het streven om deze sector, die van strategisch belang is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie, te versterken, zou de Commissie een witboek moeten opstellen over het vrijmaken van het potentieel van de culturele en creatieve industrieën.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag, omdat het naar mijn mening van groot belang is dat de Commissie doorgaat met haar streven naar een betere omschrijving van de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken, ten behoeve van een grotere erkenning door de maatschappij. Ik zie veel potentieel in de culturele en creatieve industrieën, vooral als we denken aan de mogelijke en noodzakelijke samenwerkingsverbanden met de universiteiten, onderzoekscentra en kunstscholen, die mogelijkheden bieden voor wat gezamenlijke opleidingsprogramma's en een leven lang leren betreft. Het is uiterst belangrijk, beste collega’s, de overdracht en het gebruik van best practices en vakkennis te bevorderen en meer aandacht te schenken aan het leerlingwezen, door middel van programma’s voor beroepsopleiding in de culturele en creatieve sector. Ik acht het noodzakelijk pluridisciplinair onderwijs te garanderen en de nadruk te leggen op programma’s van samenwerking en partnerschap tussen de onderwijsinstellingen, studenten en vaklieden in de culturele en creatieve sector, alsook tussen kleine en grote bedrijven, zowel in de publieke als in de private sector, en tussen ambachtslieden en financiële instellingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Morten Løkkegaard (ALDE), schriftelijk. − (DA) De culturele en creatieve industrieën dragen bij aan groei en werkgelegenheid in de EU. Ze maken deel uit van het plan ter verwezenlijking van de 2020-doelstellingen en daarom is het belangrijk dat we goede voorwaarden voor deze sector creëren, in het bijzonder ook op het gebied dat ik zou willen benadrukken, namelijk het auteursrecht.

Zoals in het verslag meerdere keren wordt opgemerkt, moeten we natuurlijk waarborgen dat de kunstenaars een billijke beloning ontvangen voor hun werken. Tegelijkertijd is het van cruciaal belang dat we ervoor zorgen dat een groot aanbod van onlinediensten beschikbaar is voor de consumenten. Dit kunnen we het beste doen door goede voorwaarden voor legale, levensvatbare alternatieven te creëren. Er zijn nu al meerdere goede voorbeelden en deze moeten we zichtbaarder maken. Zorgen voor doeltreffende alternatieven is de beste manier om piraterij te bestrijden. Tegelijkertijd is het van doorslaggevend belang dat de Commissie een ambitieus voorstel inzake het auteursrecht presenteert en hiernaar kijken we met belangstelling uit.

In het verslag wijzen we er onder meer op dat we een pan-Europese toegang zouden moeten hebben. Het heeft geen zin om op dit belangrijke gebied met 27 verschillende systemen te werken. Daarom ben ik van mening dat de Commissie een holistische benadering moet kiezen, waarbij zij kijkt naar het verband tussen licentieprocedures, particuliere auteursrechtvergoedingen en piraterij. Ik hoop dat dit verslag daartoe mede een aanzet kan vormen en ik kijk uit naar een ambitieus voorstel van de Commissie.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb vóór dit verslag gestemd omdat ik van mening ben dat het Groenboek van de Commissie op een adequaat moment de aanzet geeft tot een debat over het 'vrijmaken van het potentieel van de culturele en creatieve industrieën' en een officiële erkenning betekent van de economische en sociale betekenis van deze sector. Sinds de jaren negentig heeft de culturele en creatieve sector in de Europese Unie een exponentiële ontwikkeling doorgemaakt in de zin van banengroei en bijdrage tot het BNP.

 
  
MPphoto
 
 

  Iosif Matula (PPE), schriftelijk. (RO) Juist door het culturele aspect van ons gezamenlijke erfgoed onderscheidt Europa zich van andere delen van de wereld. In een tijd dat wij ons voor grote economische uitdagingen zien geplaatst, is het van belang dat wij nadenken over manieren om het potentieel te benutten dat de culturele en creatieve sector ons biedt, met name omdat een groot aantal Europese burgers bij dergelijke activiteiten zijn betrokken. Laat ons niet vergeten dat de creatieve sector niet alleen een belangrijke bijdrage levert aan de ontwikkeling van informatie- en communicatietechnologieën, maar ook aan economische en sociale vernieuwing. Niettemin moet een aantal kwesties in deze sector worden verhelderd. Een belangrijk aspect is de digitalisering van culturele producties, samen met de noodzaak een deugdelijke interne markt tot stand te brengen voor online-inhoud en -diensten die extra banen zullen opleveren. Binnen dezelfde context komen kwesties rond copyright, de financiering van de culturele en creatieve sector, de mobiliteit van kunstenaars en het uitbrengen van culturele producties aan de orde. Een goed voorbeeld is de cinematografie: Europese films, waaronder een aantal Roemeense producties, hebben prestigieuze prijzen gewonnen op hoog aangeschreven festivals.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Er is behoefte aan een Europese dynamiek die de culturele en creatieve sector stimuleert. Deze sector moet innoverende economische modellen zien te ontwikkelen en toegang tot een nieuw, legaal aanbod aan online-diensten krijgen. Er moet een echte interne markt voor inhoud en online-diensten komen, er zijn specifieke maatregelen nodig om de rol van de culturele en creatieve sector als katalysator van innovatie en structurele verandering te verbreden, alle actoren op regionaal, nationaal en Europees niveau moeten bijeen worden gebracht en er moeten nieuwe producten en diensten worden ontwikkeld die groei en werkgelegenheid genereren. Als we de culturele en creatieve sector ontwikkelen, dragen we bij tot een duurzame economische ontwikkeling en het scheppen van banen.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Gezien het grote aantal verkeerde ontwikkelingen in de EU valt het nog te bezien of informatie- en communicatietechnologieën voldoende zijn om een Europese identiteit te creëren. Even weinig bevorderlijk voor deze Europese identiteit is het democratisch deficit van de EU en het eenzijdige begrip van democratie van de Brusselse elites die de bevolking gewoon net zo lang laten stemmen tot het resultaat 'juist' is. Wat betreft directe democratie zou de Europese Unie veel kunnen leren van Zwitserland, dat ook achter democratisch genomen besluiten staat als de rest van de politiek correcte mainstreamwereld ze scherp bekritiseert. Het valt te betwijfelen of, zoals het zo mooi heet in het verslag, een "levendige en groeiende culturele sector" een "belangrijke motor vormt voor economische en sociale innovatie". Er is eerder een trend zichtbaar waarbij migratie en migranten steeds meer in het middelpunt van culturele subsidies komen te staan, terwijl de eigen cultuur en traditie buitenspel worden gezet.

De veel bediscussieerde integratie mag echter niet uitmonden in de afschaffing van Kerstmis, Pasen, Sinterklaas en vergelijkbare tradities in onze crèches en scholen bij wijze van aanpassing aan islamitische immigranten – anders gaat onze culturele identiteit verloren. We moeten weer meer aandacht besteden aan het behoud van onze gebruiken, tradities en morele waarden en aan respect van anderen hiervoor. Aangezien er in dit verslag geen omkering van deze trend zichtbaar is, heb ik me van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk – (EL) Voor de culturele en creatieve sectoren is een dubbele rol weggelegd: ze vervullen een economische rol door werkgelegenheid en groei te ondersteunen en door welvaart te creëren, en bovenal vervullen zij een culturele rol door een bijdrage te leveren aan de sociale en culturele ontwikkeling van burgers. Als zij echter hun volle potentieel willen bereiken dient aan twee basisvoorwaarden te worden voldaan: ten eerste moeten wij de mobiliteit en de aantrekkingskracht van culturele factoren stimuleren, zoals de mobiliteit van kunstenaars, personen die werkzaam zijn in de culturele sector en kunstwerken, en ten tweede moeten we zorgen voor specifieke financiering en financieel ondersteunend beleid voor de culturele sector, zoals bijvoorbeeld de mogelijkheid van toegang tot financiële middelen via de Europese Investeringsbank.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit verslag over het vrijmaken van het potentieel van culturele en creatieve industrieën is gebaseerd op het groenboek van de Europese Commissie over hetzelfde thema en draagt mijn goedkeuring weg, omdat het een officiële erkenning van de economische en sociale betekenis van deze sector betekent. Sinds de jaren '90 heeft de culturele en creatieve sector in de Europese Unie een exponentiële ontwikkeling doorgemaakt in de zin van banengroei en bijdrage tot het BNP. Het coördineren en benutten van synergieën in deze groeiende sector kan van wezenlijk belang zijn voor de economische ontwikkeling van de EU. De culturele en creatieve sector heeft een bijzonder groot potentieel om een van de belangrijke motoren voor groei in de EU te worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Phil Prendergast (S&D), schriftelijk. – (EN) Culturele en creatieve industrieën zijn niet alleen een bron van welvaart en werkgelegenheid, maar leveren ook een bijdrage aan de sociale en culturele structuur van Europa. Kunstberoepen maken deel uit van ons erfgoed en deze kennis moet worden doorgegeven. We moeten multidisciplinair onderwijs stimuleren en meer ruimte bieden voor uitwisseling tussen instellingen voor hoger onderwijs in deze sector. De Commissie moet zorgen voor rechtszekerheid in de informatie- en communicatietechnologie om consumenten en innovatieve ontwerpers te beschermen. Zij zou ook lokale en regionale overheden moeten helpen om netwerken te ontwikkelen voor samenwerking op cultuurtoeristisch gebied. Ierland, en met name kiesdistrict South, heeft een rijke culturele en creatieve geschiedenis. We moeten helpen om ervoor te zorgen dat deze culturele en kunstberoepen aangemoedigd worden en voor een groter publiek toegankelijk worden gemaakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) De culturele en creatieve sector levert op verschillende vlakken een bijdrage. Enerzijds is er de intrinsieke waarde van deze sector, die culturele normen verspreidt en bijdraagt tot het opbouwen van een gemeenschappelijke Europese identiteit. Anderzijds vormt deze sector ook een economische activiteit die werkgelegenheid biedt en waarin er producten circuleren – de sector is dus ook van belang voor de economie en vormt een bron van welvaart. Het is echter wel noodzakelijk om stimulansen te bieden voor dit soort activiteiten, zoals het erkennen van de rechten op economische exploitatie van deze producten, terwijl de positie van auteurs terdege beschermd moet worden. Bovendien kunnen we zo de toegevoegde waarde die de Europese ruimte kan bieden, bevestigen (en onderscheiden). Ik heb daarom voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. – (FR) De culturele en creatieve industrieën zijn goed voor 5 miljoen banen en 2,6 procent van het bbp van de EU. Ze zijn bovendien een van de belangrijke motoren voor groei in de EU, omdat zij voor nieuwe banen zorgen en innovatie stimuleren. Zij verschaffen ook een toegevoegde waarde als factor voor sociale cohesie en ze spelen een belangrijke rol in het promoten van de culturele en taalkundige diversiteit van de EU. Het is daarom van groot belang, zowel vanuit economisch als maatschappelijk standpunt, om deze industrieën te steunen. Daarom stem ik voor dit verslag. Op die manier wil ik de lidstaten en de Europese Commissie aanmoedigen om kunstzinnige en culturele vorming op elke leeftijd, van het basisonderwijs tot het hoger en/of beroepsonderwijs, te bevorderen en de ondernemingsvaardigheden van professionals in de cultuursector te ontwikkelen, ook in het kader van een leven lang leren. Om de ontwikkeling van deze industrieën mogelijk te maken, is het ook belangrijk om de toegang tot financiering te verbeteren voor professionals in deze sector: microfinanciering invoeren, het mecenaat en publiek-private samenwerking ontwikkelen, de invoering van nieuwe, vernieuwende financieringsinstrumenten overwegen en professionals uit de bankwereld opleiden met betrekking tot de specifieke kenmerken van deze industrieën.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Het Groenboek van de Commissie geeft op een adequaat moment de aanzet tot een debat over het "vrijmaken van het potentieel van de culturele en creatieve industrieën" en betekent een officiële erkenning van de economische en sociale betekenis van deze sector. Sinds de jaren negentig heeft de culturele en creatieve sector in de Europese Unie een exponentiële ontwikkeling doorgemaakt in de zin van banengroei en bijdrage tot het BNP.

De toenemende globalisering en de komst van het digitale tijdperk bieden nieuwe, belangrijke mogelijkheden voor de ontwikkeling van deze sector en kunnen het hier aanwezige en nog grotendeels ongebruikte potentieel op het gebied van groei en werkgelegenheid nog doen toenemen. Er zijn nu strategische investeringen nodig om ervoor te zorgen dat de culturele en creatieve sector voor meer dynamiek zorgt op het gebied van culturele diversiteit, sociale en territoriale samenhang, alsmede groei en werkgelegenheid. Er zijn dan ook adequate middelen nodig, en de culturele en creatieve sector moet steun krijgen om zich in zijn plaatselijke en regionale omgeving te kunnen ontwikkelen tot een creatieve economie door de spin-off ervan op te nemen in een breed scala van economische en sociale achtergronden.

Hoe groter het aanbod aan digitale audiovisuele inhoud in Europa namelijk wordt, hoe meer invloed een typisch Europese inhoud op de culturele diversiteit zal kunnen uitoefenen. De creatieve sector draagt bovendien op significante wijze bij aan de ontwikkeling van informatie- en communicatietechnologie, en speelt een belangrijke rol op plaatselijk, regionaal en nationaal niveau.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat de culturele en creatieve industrieën naar mijn mening van toegevoegde waarde zijn voor de Europese Unie. Een Europese beroepsstatus voor kunstenaars, gebaseerd op gunstige arbeidsvoorwaarden en een gunstig belastingtarief, maakt Europa tot een dynamisch en stimulerend werelddeel waar het goed leven en werken is, en dat gekwalificeerde, creatieve mensen aantrekt. Daarnaast stelt een op kennis gebaseerde economie ons in staat de culturele diversiteit in Europa te waarborgen en tegelijkertijd te werken aan sociale cohesie en werkgelegenheid. In dit kader wordt het, om het potentieel zo goed mogelijk te benutten, noodzakelijk niet alleen de overdracht van creatieve kennis aan de nieuwe generaties, maar ook de mobiliteit van kunstenaars in de gehele Europese Unie te bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) De culturele en creatieve sector bestaat uit ondernemingen met een groot economisch potentieel, die werkgelegenheid, groei en welvaart scheppen en de sociale en culturele integratie van de burgers bevorderen. Gelet op het Europese motto, "In verscheidenheid verenigd", zijn deze ondernemingen, die cultuur als input gebruiken, zeer belangrijk, aangezien ze de interculturele dialoog bevorderen en zo de Europese diversiteit waarborgen. Door het bevorderen van deze sector ontstaan nieuwe en belangrijke mogelijkheden voor regionale ontwikkeling, samenwerking met lokale instanties en mogelijke partnerschappen met de publieke en private sector.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. − (PT) Het groenboek van de Commissie getiteld "Het potentieel van culturele en creatieve industrieën vrijmaken" is gericht op een bijdrage tot de economische groei van de Europese Unie en het scheppen van banen in haar lidstaten.

Het Europees Parlement pleit in het verslag dat vandaag werd goedgekeurd voor een echte Europese strategie voor deze sector, door een grotere capaciteit voor experimenten, innovatie en ondernemerschap vrij te maken, de mobiliteit te ondersteunen en de toegang tot financiering en de nieuwe financieringsinstrumenten te bevorderen en door de regionale en lokale overheden nauwer te betrekken bij deze sector.

De rapporteur stelt voor om proefprojecten te ontwikkelen in het kader van het programma Erasmus en Erasmus voor ondernemers en om een platform op Europees niveau in het leven te roepen om het uitwisselen van ervaringen te bevorderen. Die initiatieven, die van groot belang zijn voor de lokale en regionale ambachtelijke sector, omvatten ook de ontwikkeling van een netwerk van goede praktijken voor de regionale en lokale overheden en het opzetten van adviesdiensten op het vlak van financiering, opdat het MKB in deze sector beter geïnformeerd zal zijn over het produceren en het distribueren van culturele en creatieve goederen en diensten.

 
  
MPphoto
 
 

  Rafał Trzaskowski (PPE), schriftelijk. – (PL) Vandaag hebben we in het Europees Parlement het verslag over het potentieel van culturele en creatieve industrieën aangenomen. Dit verslag laat duidelijk zien dat de creatieve industrie goed is voor vijf miljoen arbeidsplaatsen in de EU en bijna 3 procent van het bbp van de EU genereert. De creatieve industrie beïnvloedt in principe iedere sector van de EU-economie door waar mogelijk overal innovaties te initiëren. Zonder innovatie kan er geen sprake zijn van de door ons zo gewenste verbetering van het concurrentievermogen van de EU op het internationale toneel.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk.(FR) Ik heb tegen dit verslag gestemd, waarin culturele goederen in een logica van markt en concurrentie worden gedwongen.

De 'culturele industrieën', en daarmee tevens de culturele goederen die daaruit voortkomen, kunnen niet worden vergeleken met bedrijven als elke andere, met als reden dat zij welvaart creëren en in aanleg banen scheppen.

Zij moeten allereerst en boven alles erkend blijven worden als middelen om zich te bevrijden voor een zo groot mogelijk publiek, en als instrumenten voor het delen van kennis en knowhow.

Er bestaat daarom een urgente noodzaak om het principe van culturele eigenheid op alle gebieden nogmaals te bevestigen, anders blijven de mooie woorden over de creatieve industrieën als drijvende krachten, de erkenning van de beroepsstatus van kunstenaars, of de wil om een evenwicht te vinden tussen de verspreiding van digitale werken en een passende beloning van ontwerpers, vrome wensen in het licht van de culturele woestijn die vervolgens zal ontstaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Dominique Vlasto (PPE), schriftelijk.(FR) De evolutie van ons ontwikkelingsmodel, dat vanaf nu gericht is op de kenniseconomie, maakt cultuur tot een sector van strategisch belang. Ik ben blij met de aanneming van dit verslag, waarin manieren worden voorgesteld om het Europees cultureel erfgoed beter te benutten. Naar mijn idee is voor het vrijmaken van het potentieel van de creatieve industrieën vooral een hervorming vereist van het Europese systeem voor het beheer van auteursrecht, om de creatieve industrieën in staat te stellen om beter te profiteren van de interne markt. Zoals benadrukt in het verslag zijn de licentieprocedures veel te ingewikkeld, en er wordt gepleit voor de instelling van een ‘één loket’-systeem voor het vereffenen van rechten. Verder vind ik dat het ook nodig is om het creatieve aspect te stimuleren door een specifieke belastingregeling aan te nemen voor innovatieve producten, zoals digitale culturele inhoud. Het is niet goed dat op deze producten het volle btw-tarief wordt toegepast, terwijl andere culturele producten voor belastingverlaging in aanmerking komen. Met mijn stem wil ik de Commissie en de Raad vragen om te voldoen aan het verzoek van het Europees Parlement om specifieke maatregelen die ons in staat stellen om het groeipotentieel van deze sector optimaal te benutten. Alleen via een ambitieuze en gemeenschappelijke aanpak kan het unieke karakter van de Europese cultuur bewaard blijven.

 
  
MPphoto
 
 

  Iva Zanicchi (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb mijn steun gegeven aan het verslag van mevrouw Sanchez-Schmidt, waarin het nog niet volledig benutte potentieel van de culturele en creatieve sector wordt besproken. Deze sector is een meerwaarde voor de EU, deels omdat zijn exponentiële groei in de afgelopen 25 jaar tienduizenden arbeidsplaatsen heeft gecreëerd. Het is dus noodzakelijk een Europese strategie te ontwerpen voor deze sector, waarin de sector de mogelijkheid krijgt zijn potentieel te benutten en te worden erkend als drager van cultuur en amusement, maar ook als schepper van zakelijke activiteiten en arbeidsplaatsen.

 
  
  

Ontwerpresolutie B7-0281/2011

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd en ik ben het eens met de rapporteur, die van mening is dat het uitroepen tot Culturele Hoofdstad van Europa van een stad waar in de loop van de 20e eeuw uitermate tragische gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, een belangrijke stap zou zijn in het proces van het begraven van Europa's verleden van verdeeldheid en van het tonen van het nieuwe Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb mijn steun gegeven aan deze resolutie. Het project Culturele Hoofdstad van Europa' helpt om de rijkdom, de verscheidenheid en de gemeenschappelijke kenmerken van de Europese culturen voor het voetlicht te brengen en bij te dragen tot een groter wederzijds begrip tussen Europeanen. Hoewel het besluit over de Culturele Hoofdstad van Europa voor de periode 2007 tot 2019 op dit moment uitsluitend op de EU-lidstaten van toepassing is, ben ik het eens met het verzoek dat in de resolutie wordt gedaan om bij wijze van uitzondering Sarajevo tot Culturele Hoofdstad van Europa in 2014 uit te roepen. In mijn ogen zou het uitroepen tot Culturele Hoofdstad van Europa van een stad waar in de loop van de twintigste eeuw uitermate tragische gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, een belangrijke stap zijn in het proces van het begraven van Europa’s verleden van verdeeldheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Wie met afgrijzen de gebeurtenissen gevolgd heeft waar de inwoners van de martelarenstad Sarajevo tijdens de oorlog in Bosnië het slachtoffer van zijn geworden en die de gebouwen van die stad beschadigd hebben, kan enkel verheugd zijn over het feit dat deze stad uitgeroepen wordt tot Culturele Hoofdstad van Europa 2014.

We mogen niet vergeten wat er in het verleden gebeurd is, maar ik hoop dat deze gebeurtenis ervoor zal zorgen dat Europeanen andere, aangenamere herinneringen zullen overhouden aan Sarajevo en vooral dat ze de verschillende etnische groepen in het land zelf dichter bij elkaar zal brengen. Ik hoop dat het programma van Sarajevo als culturele hoofdstad een eerbetoon zal zijn aan het leven en aan het vermogen van de mens om te overleven en opnieuw op te bouwen, en dat het ons allemaal zal tonen in hoeverre de menselijke geest in staat is om het goede en het mooie te koesteren en door te geven, zelfs nadat men het ergste lijden heeft meegemaakt.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) In deze ontwerpresolutie wordt ingegaan op de kandidatuur van Bosnië en Herzegovina om hun hoofdstad, Sarajevo, in aanmerking te nemen als mogelijke Culturele Hoofdstad van Europa in 2014. Het communautaire initiatief Culturele Hoofdstad van Europa werd in het leven geroepen om de rijkdom en de verscheidenheid van de Europese culturen voor het voetlicht te brengen, ze te delen en bij te dragen tot het wederzijdse begrip tussen Europeanen. Sarajevo, een martelarenstad waar in 1914 de Eerste Wereldoorlog begon, werd tussen 1992 en 1996 het slachtoffer van vernielingen tijdens de belegering van de stad. Momenteel staat de stad bekend om wereldberoemde beelden zoals dat van de Cellist van Sarajevo, die, gekleed in het zwart en te midden van de vernieling die de oorlog heeft aangericht, door de straten dwaalt en probeert om het lijden van een martelarenvolk dat de stad niet kan verlaten, te verzachten. Ondanks alle tegenslagen heeft deze stad altijd zijn zin voor cultuur behouden. Ik vind het dan ook positief en terecht dat Sarajevo de Culturele Hoofdstad van Europa wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit document gestemd omdat een communautaire actie 'Culturele Hoofdstad van Europa' is vastgesteld om de rijkdom, de verscheidenheid en de gemeenschappelijke kenmerken van de Europese culturen voor het voetlicht te brengen en bij te dragen tot een groter wederzijds begrip tussen Europeanen. Daarnaast moet worden opgemerkt dat Sarajevo een speciale plaats in de Europese geschiedenis en cultuur heeft en in 2014 een aantal belangrijke herdenkingen zal vieren en dat het gemeentebestuur van Sarajevo en plaatselijke culturele actoren de kandidaatstelling uitgebreid hebben voorbereid. Daarom ben ik van mening dat de Raad bij wijze van uitzondering Sarajevo tot Culturele Hoofdstad van Europa in 2014 moet uitroepen. Het uitroepen tot Culturele Hoofdstad van Europa van een stad waar in de loop van de twintigste eeuw uitermate tragische gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, zou een belangrijke stap zijn in het proces van het begraven van Europa's verleden van verdeeldheid en van het tonen van het nieuwe Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb vóór deze resolutie gestemd waarin het Europees Parlement de Raad verzoekt om bij wijze van uitzondering Sarajevo tot Culturele Hoofdstad van Europa in 2014 uit te roepen. Ik ben van mening dat het toekennen van de titel aan een stad waar in de loop van de twintigste eeuw uitermate tragische gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, een belangrijke stap zou zijn in het proces van het begraven van Europa’s verleden van verdeeldheid en het tonen van het nieuwe Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Louis Michel (ALDE), schriftelijk.(FR) Sarajevo was een schitterende stad waar drie volkeren, drie culturen en drie godsdiensten naast elkaar bestonden. De belegering van de stad en de volkeren- en godsdienstoorlog die vier jaar heeft geduurd (1992-1996) hebben diepe sporen achtergelaten in deze hoofdstad, die in religieuze termen is 'geïslamiseerd' en in taalkundige termen is 'verbosniaseerd'. Onze uitdaging is nu om weer bruggen te slaan tussen de gemeenschappen. Cultuur kan daaraan bijdragen. Het was overigens cultuur die deze mensen heeft geholpen om vier oorlogsjaren te doorstaan. Cultuur is een vector van openheid en een motor van democratieën, die ingaat tegen elke vorm van nationalistische uitingen, racistische neigingen en uitsluitingen. Cultuur kan hen nu helpen om weer tot een Europese multiculturele samenleving te komen. Deze mozaïekachtige stad was de levende metafoor van Europa en kan dat opnieuw worden. We moeten eraan werken om een pluralistische wereld te creëren die zijn vermogen om te scheppen intact houdt en die leidt tot nieuwe dingen en verscheidenheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Met mijn stem voor deze ontwerpresolutie wil ik uiting geven aan mijn steun voor het verzoek van het Europees Parlement aan de Raad om Sarajevo uit te roepen tot Culturele Hoofdstad van Europa in 2014. Ik ben het eens met wat er in de ontwerpresolutie gezegd wordt, namelijk dat het uitroepen tot Culturele Hoofdstad van Europa van een stad waar in de loop van de 20e eeuw uitermate tragische gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, een belangrijke stap zou zijn in het proces van het begraven van Europa's verleden van verdeeldheid en van het tonen van het nieuwe Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Ondanks het feit dat het besluit tot vaststelling van een communautaire actie voor de Culturele Hoofdstad van Europa voor de periode 2007-2019 op dit moment uitsluitend op de EU-lidstaten van toepassing is, is in het verleden al vaker de kans geboden aan steden uit derde landen om de titel van Culturele Hoofdstad van Europa in de wacht te slepen. Daarom, en rekening houdende met de speciale plaats die Sarajevo heeft in de Europese geschiedenis en cultuur, is het volgens mij terecht dat deze stad wordt uitgeroepen tot Culturele Hoofdstad van Europa 2014, alleen al om zijn symbolische waarde.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk.(FR) Sarajevo, een multiculturele stad die een echt model van tolerantie belichaamt, heeft ontegenzeglijk een speciale plaats in de Europese geschiedenis en cultuur. Het was namelijk in Sarajevo waar de moord werd gepleegd die in 1914 de directe aanleiding was voor de Eerste Wereldoorlog. Het was ook in deze stad dat, tussen 1992 en 1996, tijdens het conflict in Bosnië en Herzegovina, de langste belegering van een hoofdstad in de geschiedenis van de moderne oorlogvoering heeft plaatsgevonden. Aangezien de stad, die de geschiedenis de rug wil toekeren en vol enthousiasme zijn toekomst in Europa tegemoet ziet, in 2014 aandacht zal schenken aan een aantal belangrijke herdenkingen, hoop ik dat Sarajevo wordt uitgeroepen tot Culturele Hoofdstad van Europa voor dat jaar.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) In deze resolutie: (1) verzoekt het Parlement de Raad om bij wijze van uitzondering Sarajevo tot 'Culturele Hoofdstad van Europa' in 2014 uit te roepen; en (2) uit het Parlement zijn mening dat het uitroepen tot 'Culturele Hoofdstad van Europa' van een stad waar in de loop van de twintigste eeuw uitermate tragische gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, een belangrijke stap zou zijn in het proces van het begraven van Europa’s verleden van verdeeldheid en van het tonen van een nieuw Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Joanna Senyszyn (S&D), schriftelijk. – (PL) Als lid van de delegatie van de Commissie cultuur en onderwijs naar Sarajevo steun ik de kandidatuur van deze stad als Culturele Hoofdstad van Europa in 2014. Sarajevo verdient een kans om zijn enorme potentieel te presenteren. Het is een uitzonderlijk multiculturele stad, die doordrongen is van een multiculturele en Europese sfeer. Het is de enige stad ter wereld waar in een gebied ter grootte van een vierkante kilometer gebedshuizen van vijf godsdiensten te vinden zijn: er zijn moskeeën, een katholieke kathedraal, een orthodoxe kerk, een synagoge en een protestantse kerk.

De Bosniërs staan intussen ook bekend om hun vriendelijkheid en gastvrijheid. Onlangs heb ik de herinneringen gelezen van een Poolse studente, die heeft deelgenomen aan een studentenuitwisseling in Sarajevo. Zij kent geen enkele buitenlandse deelnemer aan de uitwisseling die het niet naar zijn zin had. Sinds het einde van de oorlog in 1995 wordt Sarajevo herbouwd, hoofdzakelijk met behulp van financiële steun van de Europese Unie. De stad ziet zijn Europese toekomst met enthousiasme tegemoet en wil haar enorme potentieel presenteren en de Europeanen voor zich winnen. Er is geen twijfel mogelijk dat Sarajevo deze kans en onze steun verdient.

 
  
MPphoto
 
 

  Artur Zasada (PPE), schriftelijk. – (PL) Sarajevo neemt een bijzonder belangrijke plaats in in het historisch bewustzijn van de Europeanen. Ik steun het voorstel om deze stad bij wijze van uitzondering uit te roepen tot Culturele Hoofdstad van Europa in 2014. Dit initiatief maakt al meer dan 25 jaar de promotie van de rijkdom en verscheidenheid van de Europese culturen mogelijk en leidt daarnaast tot een toeristische en economische opleving van de betrokken stad. Sarajevo was getuige van belangrijke historische gebeurtenissen en is zwaar beschadigd als gevolg van de oorlogshandelingen in de jaren negentig van de 20e eeuw. In deze stad is ook de moord gepleegd die de Eerste Wereldoorlog inluidde, een gebeurtenis die in 2014 precies honderd jaar geleden plaatsvond. Sarajevo juist in dat jaar uitroepen tot Culturele Hoofdstad van Europa beïnvloedt niet alleen de culturele wederopbouw en verbetering van het imago van de stad in het buitenland, het biedt ook de gelegenheid om belangrijke aspecten van de Europese geschiedenis en identiteit te herdenken.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Hiermee zijn de stemverklaringen beëindigd.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid