Ontwerpresolutie - B5-0618/2002Ontwerpresolutie
B5-0618/2002

ONTWERPRESOLUTIE

27 november 2002

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 37, lid 2 van het Reglement
door Françoise Grossetête, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Francesco Fiori, James E.M. Elles, Ilkka Suominen, W.G. van Velzen, Othmar Karas en Hans-Gert Poettering
namens de PPE-DE-Fractie
over het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie voor 2003

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B5-0618/2002

Procedure : 2002/2609(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B5-0618/2002
Ingediende teksten :
B5-0618/2002
Debatten :
Stemmingen :
Aangenomen teksten :

B5‑0618/2002

Resolutie van het Europees Parlement over het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie voor 2003

Het Europees Parlement,

– gezien artikel 57 van zijn Reglement,

– gezien het tijdschema en de modaliteiten die de Commissie en het Europees Parlement zijn overeengekomen voor de programmering van de wetgeving van de Europese Unie,

– gezien de presentatie van de jaarlijkse beleidsstrategie van de Commissie voor 2003 door voorzitter Prodi op 27 februari 2002 en het debat dat daarop volgde op 20 maart 2002,

– gezien de mededeling van de Commissie (COM(2002) 427 def.) houdende de inventarisatie van de follow-up van de Jaarlijkse Beleidsstrategie voor 2003,

– gezien het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie (COM(2002) 590 def.),

– gezien de presentatie van dit programma door de Commissie op 20 november 2002 en het debat dat daarop volgde,

A. overwegende dat 2003 een beslissend overgangsjaar naar een Unie met 25 lidstaten is,

B. overwegende dat dit de eerste, en derhalve uitermate belangrijke, programmering van de wetgeving is na de hervorming van de procedures van de Raad in het verlengde van de conclusies van de Europese Raad van Sevilla, waarin staat dat de Raad in de loop van december 2002 een operationeel wetgevingsprogramma voor de twee semesters van 2003 en de desbetreffende voorzitterschappen opstelt,

C. overwegende dat het jaarlijks wetgevingsprogramma een onmisbaar instrument is voor het goed functioneren van de Unie,

Algemene opmerkingen

1. onderschrijft de drie beleidsprioriteiten in het document over de beleidsstrategie voor 2003 van de Commissie, te weten het afronden van de voorbereidingen voor de uitbreiding, het waarborgen van stabiliteit en zekerheid voor de burgers van de Europese Unie en het ontwikkelen van een duurzame en op integratie gerichte economie;

2. onderstreept het belang van gemeenschappelijke programmering en nauwe samenwerking tussen de drie communautaire instellingen, met het oog op het verwezenlijken van de doelstellingen in het werkprogramma in de loop van 2003;

3. verzoekt te worden geraadpleegd in het geval de Commissie in de loop van 2003 zou overwegen haar werkprogramma aan te passen;

4. wijst erop dat de gestructureerde dialoog bedoeld is als de eerste fase van een interinstitutioneel samenwerkingsproces gericht op het nauwkeuriger afbakenen van de beleidsprioriteiten van de Commissie voor het volgende jaar;

5. is van mening dat het in februari jl. door de Commissie voorgelegde document "Jaarlijkse Beleidsstrategie voor 2003" niet heeft geleid tot een vruchtbare dialoog onder de beste omstandigheden tussen parlementaire commissies en commissarissen;

6. vindt de resultaten van deze gestructureerde bilaterale dialoog - als het stadium in het proces van programmering van de wetgeving - nogal mager en vindt verder dat ze niet werkelijk aan de ontwikkeling van het wetgevings- en werkprogramma voor 2003 hebben bijgedragen;

7. acht het nodig na te denken over mogelijkheden om deze dialoog te verbeteren;

8. wijst erop dat de indiening, door elke commissaris en in een vroeg stadium, van een oriëntatiedocument per wetgevingsgebied de kwaliteit van de gestructureerde dialoog tussen commissarissen en parlementaire commissies zeer ten goede zou komen;

9. verzoekt met klem om de instelling van één enkele procedure, waar het Parlement middels een interinstitutioneel akkoord nauw bij betrokken moet zijn, zodat de Unie de werkzaamheden voor de toekomst op coherente wijze kan aanpakken; is van mening dat het programmeringsproces van de Commissie, dat stoelt op de jaarlijkse beleidsstrategie, en het programmeringsproces van de Raad, dat stoelt op een driejaarlijks strategisch programma, ineengeschoven moeten worden;

10. verzoekt dat in het programmeringsproces de nodige aandacht wordt besteed aan afronding van de lopende wetgevingsprocedures, in het bijzonder wat de moderniseringsstrategie van tien jaar betreft die in maart 2000 tijdens de Europese Raad van Lissabon werd overeengekomen;

11. is verheugd dat de Raad recentelijk bekend heeft gemaakt belangrijke wetgevingsvoorstellen vanaf 2003, behalve in uitzonderlijke omstandigheden, niet meer te zullen bestuderen zonder een gedegen beoordeling van hun impact; betreurt evenwel dat de Commissie niet van plan is vóór 2004 effectbeoordelingen in te voeren;

Het afronden van de voorbereidingen voor de uitbreiding

12. beklemtoont het belang van correcte handhaving van het acquis communautaire in de uitgebreide Europese Unie, en steunt elk initiatief voor de verwezenlijking van deze doelstelling;

13. onderstreept het grote belang van de beschikbaarheid in alle talen van de kandidaat-lidstaten van de gecodificeerde versies van het acquis communautaire, om de handhaving ervan door de autoriteiten in deze landen te waarborgen;

14. verzoekt dat de maatregelen die in de kandidaat-lidstaten worden genomen voor het uitbreiden van de actie van de Gemeenschap op het gebied van de fraudebestrijding onder andere bestaan uit de oprichting van fraudebestrijdingseenheden die met het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) samenwerken, en dringt daarnaast aan op een betere coördinatie tussen de nationale rekenkamers en de Europese Rekenkamer;

15. steunt de Commissie in haar streven om op zo kort mogelijke termijn te beginnen met de aanwerving van ambtenaren uit de kandidaat-lidstaten;

16. verzoekt dat de praktijken op het gebied van informatie en voorlichting van de consument worden geharmoniseerd, teneinde de goede werking van de interne markt na de uitbreiding te garanderen;

17. vindt dat binnen de kwalitatieve dimensie van de uitbreiding prioriteit moet worden toegekend aan het thema voedselveiligheid en aan de opneming van milieuaspecten in alle andere beleidsterreinen;

Het waarborgen van stabiliteit en zekerheid

18. is verheugd over de toezegging van de Commissie zich te zullen inzetten voor de totstandbrenging van een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid in 2003;

19. vindt dat vergroting van de veiligheid globaal moet worden gezien en niet alleen van toepassing moet zijn op het gebied van de civiele bescherming, maar ook op de gebieden voeding, industrie, vervoer, energie (in het bijzonder kernenergie) en ruimtelijke ordening, in die zin dat rekening wordt gehouden met volksgezondheids- en milieu-aspecten;

20. herinnert de Commissie aan zijn herhaaldelijk tot uitdrukking gebrachte verzoek om communautarisering van EUROPOL, alsmede aan de noodzaak van een nauwe samenwerking tussen EUROPOL en OLAF;

21. is ingenomen met de maatregelen die worden voorgesteld voor het aanpakken van de financieringsbronnen van terrorisme en bekrachtigt dat het nodig is in de strijd tegen het terrorisme alle toegestane middelen te mobiliseren; wijst erop dat de effectieve toepassing van strafrechtelijke veroordelingen binnen de Europese Unie en de inspanningen ter bestrijding en voorkoming van criminaliteit en terrorisme van essentieel belang zijn voor de totstandbrenging van een Europese Ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid en dat deze tegelijkertijd een garantie zijn voor de bescherming van de rechten van het individu;

22. dringt er voortdurend bij de Commissie op aan geen beslissingen te nemen ten aanzien van een Europees openbaar aanklager zonder eerst kennis te hebben genomen van de definitieve conclusies over dit onderwerp van de Conventie;

23. nodigt de Commissie uit op zo kort mogelijke termijn goedkeuring te hechten aan haar voorstellen voor een gemeenschappelijk Europees immigratie- en asielbeleid op basis van minimumnormen; wijst erop dat een duidelijk onderscheid dient te worden gemaakt tussen asielzoekers, personen die internationale bescherming nodig hebben en arbeidsmigranten; is verder van mening dat het gebrek aan progressie bij dit dossier in de Raad een belangrijk obstakel is voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijk beleid op deze gebieden, in het bijzonder na de ratificatie van het Verdrag van Nice;

24. beklemtoont het grote belang van goedkeuring door de Europese Unie van wetgevende- of andere maatregelen om te vorderen in de richting van een Europees systeem van grensbeheer, waaronder maatregelen om illegale immigratie tegen te gaan;

Het ontwikkelen van een duurzame en op integratie gerichte economie

25. is verheugd over de initiatieven die de Commissie van plan is te gaan nemen voor het verbeteren van de regelgeving, in het bijzonder op het vlak van governance en effectbeoordeling, overeenkomstig de intenties die door de Commissie, de Raad en het Parlement tot uitdrukking zijn gebracht tijdens de onderhandelingen over het interinstitutioneel akkoord over verbetering van de kwaliteit van wetgeving;

26. verzoekt de Commissie bij het opstellen van het voorjaarsverslag voor de Europese Raad (proces van Lissabon) te kiezen voor een zo ambitieus mogelijke benadering; beschouwt de in Lissabon, Stockholm en Barcelona overeengekomen doelstellingen van cruciaal belang voor het vergroten van het concurrentievermogen van de Europese Unie binnen het mondiale economische stelsel;

27. heeft waardering voor de resultaten die de Commissie heeft bereikt in het kader van het actieplan voor de financiële diensten; herinnert eraan dat de verlenging van de procedure-Lamfalussy prematuur is zolang deze niet is getest, omdat nog geen enkele richtlijn alle stadia van deze nieuwe procedure heeft doorlopen; brengt de Commissie in herinnering dat nog vooruitgang moet worden geboekt op het vlak van de uitwerking van een officiële procedure met het recht van rappel ("call-back") voor het Parlement in het kader van de herziening van de procedure-Lamfalussy, waarvoor ook artikel 202 van het Verdrag moet worden gewijzigd;

28. betreurt dat het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (COM(2002) 119 def.) ingewikkeld en incoherent is, en dat bij de voorbereiding ervan klaarblijkelijk geen rekening is gehouden met de voorstellen van de Commissie inzake een betere regelgeving;

29. is van mening dat het aantal wetgevingsbesluiten moet worden verminderd door middel van herziening en codificatie vóór 2004 of in ieder geval vóór de uitbreiding, om een exponentiële toename van het aantal besluiten en overbelasting op het vlak van omzetting te vermijden;

30. verzoekt de Commissie een plan uit te werken voor de alomvattende en systematische codificatie en herziening, inclusief een systeem voor permanente actualisering, waarbij het in kaart brengen en elimineren van impliciet en expliciet ingetrokken normen prioriteit heeft;

31. verzoekt de Commissie een actieplan voor de harmonisatie van het privaat- en het handelsrecht op te stellen op basis van artikel 95 van het Verdrag;

32. herinnert aan het belang van de beginselen van de interne markt, met name die betreffende de bescherming van de consument, in die zin dat de wetgeving inzake consumentenbescherming geen negatieve gevolgen mag hebben voor de interne markt en het vrije verkeer van goederen en diensten; verzoekt de Commissie en de lidstaten in dit verband meer te doen voor het voltooien van de interne markt op het gebied van de diensten;

33. is van mening dat de in Kyoto gedane beloftes alleen in goede besluiten kunnen worden vertaald wanneer in de vergaderingen voor het voorbereiden van de toekomstige communautaire operationele programma's de fundamenten worden gelegd voor het verwezenlijken van de EU-doelstellingen;

34. is ingenomen dat de Commissie bereid is in het zesde milieuactieprogramma zeven thematische strategieën op te nemen en uit te voeren, en voorstellen wil te dienen voor een geïntegreerd productbeleid en voor een nieuwe strategie voor chemische stoffen;

35. betreurt dat niet in alle gevallen gebruik wordt gemaakt van de open coördinatiemethode, die slechts een rol speelt bij de agenda voor het sociaal beleid;

36. steunt het voornemen van de Commissie te willen komen tot een efficiëntere toepassing van de open coördinatiemethode op het gebied van het werkgelegenheidsbeleid, maar beklemtoont dat geen voorstel is ingediend voor een flexibeler arbeidsmarkt, één van de voorwaarden voor het vergroten van de kansen op werk;

37. vindt dat de Commissie de gevolgen voor de algemene oriëntatie van het extern EU-beleid van de uitbreiding van 15 naar 25 lidstaten aan het begin van 2004 zelf aan een effectbeoordeling moet onderwerpen, met name wat het handhaven van het tijdstip van eind 2004 voor het afronden van de onderhandelingsronde van Doha betreft;

38. is teleurgesteld dat geen specifieke verwijzing is opgenomen naar de oprichting van een Euro-mediterrane vrijhandelszone zoals gesuggereerd tijdens de ministerconferentie in Valencia in april 2002, en ook over het ontbreken van een verwijzing naar de oprichting van een parlementaire vergadering EUROMED;

39. is blij dat de Commissie ten aanzien van het stabiliteits- en groeipact een onbuigzaam standpunt inneemt en dat ze het voornemen uitspreekt de effectiviteit en de geloofwaardigheid van het pact te willen vergroten;

40. betreurt dat de Commissie in haar programma nergens melding maakt van het belastingpakket (gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen, richtlijn betreffende de betaling van de interesten en heffingen tussen ondernemingen, richtlijn inzake de belastingheffing op spaartegoeden); herinnert eraan dat het noodzakelijk is met een aantal derde landen akkoorden te sluiten vooraleer de richtlijn inzake de belastingheffing op spaartegoeden kan worden goedgekeurd;

41. betreurt dat op het vlak van BTW recentelijk geen enkele vooruitgang is geboekt ten aanzien van de goedkeuring van het beginsel van het land-van-oorsprong; dringt bij de Commissie voortdurend aan op een ambitieuzere aanpak van het belastingdossier;

42. verzoekt de Commissie herhaaldelijk door te gaan met haar werkzaamheden gericht op een verdere harmonisatie van de maatstaf van heffing wanneer dit nodig is voor de goede werking van de interne markt, zonder evenwel te vragen om harmonisatie van de belastingtarieven;

43. is van mening dat alle belastingmaatregelen gericht moeten zijn op het verminderen van de globale belastingdruk en op vereenvoudiging van de administratieve procedures voor de belastinginning;

44. verzoekt de Commissie zo snel mogelijk een voorstel in te dienen voor "corporate governance", rekening houdende met de conclusies van het verslag-Winter;

45. verzoekt dat de Europese Unie en de lidstaten hun werkzaamheden voor het Internationaal Strafhof voortzetten en met regelmatige tussenpozen een voortgangsverslag indienen;

46. verzoekt om voortzetting van de hervorming van de transatlantische dialoog;

47. verzoekt de Commissie op zo kort mogelijke termijn de nodige maatregelen te nemen voor het voeren van onderhandelingen over en met betrekking tot het sluiten van associatie-overeenkomsten met de landen van Latijns-Amerika en in het gebied van de Andes;

48. beklemtoont dat de Europese Unie haar bijdrage aan crisisbeheersing en de totstandbrenging van stabiliteit in Afghanistan, het Midden-Oosten en op de Balkan moet voortzetten en intensiveren;

49. verzoekt de Commissie om publicatie van het Groenboek over de nieuwe grenzen van de uitgebreide Europese Unie en de betrekkingen met de nieuwe buurlanden;

50. verzoekt dat een aanzet wordt gegeven tot het nadenken over de industriële aspecten van het Europees defensiebeleid;

51. onderstreept dat het van het allergrootste belang is prioriteit toe te kennen aan het programma van interne hervormingen van de Europese Commissie, zowel tegen de achtergrond van de uitbreiding, als met het oog op de goede werking van de Europese Unie; geeft aan dat daarnaast voortvarend gewerkt moet worden aan de goedkeuring van het nieuwe personeelsstatuut, aan garanties voor de onafhankelijkheid van OLAF, aan het op grotere schaal gebruiken van evaluatieverslagen, aan de invoering van een bindende gedragscode voor de benoeming van hoge ambtenaren, aan de bekendmaking op internet van de financiële belangen van commissarissen en directeuren-generaal, alsook aan de uitvoering van maatregelen gericht op meer openheid en transparantie bij de toekenning van overheidsopdrachten en subsidies;

52. verzoekt de Commissie een harde toezegging te doen en alle nodige maatregelen te nemen om de WTO-onderhandelingsronde van Doha tot een "ontwikkelingscyclus" te maken en ervoor te zorgen dat de positieve gevolgen van de mondialisering in gelijke mate over Noord en Zuid worden verdeeld, met inachtneming van de culturele verscheidenheid en het respectieve milieu-erfgoed; steunt in deze context onvoorwaardelijk het concept van specifieke en gedifferentieerde behandeling van de minst ontwikkelde landen tijdens de onderhandelingen van Doha;

53. is verheugd dat de Commissie verklaart de bestrijding van de armoede krachtig ter hand te zullen nemen door middel van het verwezenlijken van de doelstellingen in de millenniumverklaring, met name die op het gebied van gezondheid en onderwijs, en door middel van het verminderen van de schuldenlast in het kader van het initiatief ten behoeve van arme landen met veel schulden; verzoekt de Commissie evenwel de toekenning van ontwikkelingshulp en schuldvermindering te koppelen aan eerbiediging van de mensenrechten en de beginselen van democratie en de rechtsstaat, die de kernelementen van de partnerschapsovereenkomst van Cotonou vormen, alsmede aan de toepassing van de beginselen van 'good governance', die een wezenlijk onderdeel van diezelfde overeenkomst vormen, teneinde te garanderen dat het geld van de Europese belastingbetaler zo goed mogelijk wordt gebruikt;

54. verzoekt de Commissie de oprichting te bevorderen in de fiscale stelsels van de lidstaten van een donatiesysteem gebaseerd op inkomen, dat de Europese belastingbetaler de mogelijkheid biedt vrijwillige en van de belasting aftrekbare donaties te doen, waarbij een minimumbedrag van die donaties in een speciaal ontwikkelingsfonds wordt gestort;

55. verzoekt dat de Commissie op basis van artikel 191 op zo kort mogelijke termijn een nieuw voorstel indient voor een verordening houdende de vaststelling van het statuut van politieke partijen op Europees niveau, en meer in het bijzonder houdende de vaststelling van regels voor de financiering van deze partijen;

56. dringt er met klem op aan dat de Commissie zo spoedig mogelijk een concreet actieplan ontwikkelt en uitvoert voor de modernisering en de verbetering van zijn boekhoudsysteem;

57. is in grote lijnen tevreden over de voorstellen betreffende het Europees vervoerbeleid; verzoekt evenwel dat de Europese Commissie, naar aanleiding van het arrest van het Europees Hof van Justitie van 5 november 2002 houdende de veroordeling van acht lidstaten in verband met het sluiten van "open sky"-akkoorden met de Verenigde Staten, zo snel mogelijk een mededeling publiceert over de ontwikkeling van bilaterale luchtvaartakkoorden in de toekomst;

58. spreekt de wens uit dat de hervorming van het personeelsstatuut op zo kort mogelijke termijn wordt goedgekeurd; herhaalt zijn verzoek betreffende de opneming van de fractiesecretariaten in het statuut, met garanties voor de flexibiliteit en mobiliteit die noodzakelijk is voor hun werk, dat meer van politieke dan administratieve aard is;

59. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, alsmede aan de parlementen van de lidstaten.