Ontwerpresolutie - B6-0642/2006Ontwerpresolutie
B6-0642/2006

ONTWERPRESOLUTIE

7.12.2006

naar aanleiding van de verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement
door Martin Schulz en Hannes Swoboda
namens de PSE-Fractie
over het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie voor 2007

Procedure : 2006/2613(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B6-0642/2006
Ingediende teksten :
B6-0642/2006
Aangenomen teksten :

B6‑0642/2006

Resolutie van het Europees Parlement over het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie voor 2007

Het Europees Parlement,

–  gezien het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie voor 2007 (COM(2006)629),

–  gezien de bijdragen van de parlementaire commissies die door de Conferentie van voorzitters aan de Commissie zijn toegezonden,

–  gelet op artikel 103, lid 2 van zijn Reglement,

A.  overwegende dat het voor de Commissie van fundamenteel belang is in staat te zijn het gemeenschappelijk belang in de Europese Unie te dienen, gezien de uitdagingen die voor ons liggen, zodat Europa een leidende rol op het wereldtoneel kan vervullen ter ondersteuning van vrede, veiligheid en duurzame economische en sociale ontwikkeling,

1.  neemt kennis van de nieuwe, gerichte opzet van het werkprogramma van de Commissie; is verheugd over enkele belangrijke voorstellen op het gebied van klimaatverandering, immigratie en integratie, maar betreurt het gebrek aan ambitie op verschillende andere terreinen; is van mening dat de Commissie - om de huidige impasse bij de opbouw van Europa te overwinnen - een centrale rol dient te spelen bij de versterking van een op duurzame ontwikkeling gebaseerde Europese sociale markteconomie en bij de bevordering van vrede, rechtvaardigheid en sociale vooruitgang;

2.  is van mening dat de tenuitvoerlegging van de in het Constitutioneel Verdrag verankerde doelstellingen en hervormingen onontbeerlijk is voor het soepel functioneren en de toekomstige ontwikkeling van de Europese Unie; doet derhalve een beroep op de Commissie om in nauwe samenwerking met het EP op doeltreffende wijze bij te dragen aan de bevordering van het constitutionele proces;

3.  onderstreept andermaal het belang van een krachtige tenuitvoerlegging van de strategie van Lissabon en wijst op de onderlinge afhankelijkheid van vooruitgang op economisch, sociaal en ecologisch gebied bij het creëren van een dynamische en innovatieve economie en sociale beleidshervormingen; waarschuwt er echter voor de strategie uitsluitend te beperken tot een aantal prioriteiten die verband houden met de voltooiing van de interne markt en betere regelgeving;

4.  is het in beginsel eens met het concept "betere regelgeving", maar blijft waakzaam ten opzichte van elke poging om dit concept te veranderen in een instrument van deregulering of minimale regulering; bekritiseert in dit verband het ontbreken van wetgevingsmaatregelen op enkele belangrijke terreinen zoals sociale rechten en consumentenbescherming; blijft ervan overtuigd dat de EU in het belang van alle Europeanen van alle beschikbare instrumenten gebruik dient te maken;

5.  is verheugd over het streven van de Commissie om haar dagelijkse activiteiten dichter bij de burger te brengen en steunt haar initiatief om partnerschappen op te bouwen en naar de mensen te luisteren; is absoluut van mening dat veel meer rekening moet worden gehouden met de lancering en tenuitvoerlegging van bestaande EU-wetgeving en verzoekt de Commissie met het Parlement samen te werken en personele en financiële middelen beschikbaar te stellen om beter toezicht te houden op de formele en materiële naleving van de EU-wetgeving in de lidstaten; verzoekt de Commissie in dit verband in 2007 - het Europees Jaar van gelijke kansen voor allen - een evaluatie te presenteren van de feitelijke tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving ter bestrijding van alle vormen van discriminatie;

6.  is van mening dat een gemeenschappelijk immigratie-, visum- en asielbeleid alsook een doeltreffende economische, sociale en politieke integratie van immigranten op basis van gemeenschappelijke beginselen centraal dient te staan bij de maatregelen van de voor 2007; is verheugd over de voorgestelde initiatieven van de Commissie inzake arbeidsimmigratie en sancties voor werknemers van illegaal in de EU verblijvende onderdanen van derde landen; dringt aan op concrete voorstellen inzake fatsoenlijk werk in Europa en in de ontwikkelingslanden en op verantwoordelijkheid van Europese ondernemingen terzake;

7.  dringt aan op de goedkeuring van de medebeslissingsprocedure en de gekwalificeerde meerderheidsstemming op alle terreinen die verband houden met immigratie;

8.  verzoekt de lidstaten zich in te zetten voor versterking van de samenwerking en de wederzijdse technische bijstand tussen de grenscontrolediensten van de lidstaten en om de kredieten voor FRONTEX te verhogen, ter waarborging van de bescherming van de fundamentele rechten van de migranten bij binnenkomst en ter bestrijding van mensenhandel; wenst dat eerlijke overnameovereenkomsten worden gesloten die de fundamentele rechten van de migranten eerbiedigen en rekening houden met de gedeelde behoeften van de lidstaten en de landen van herkomst en doorvoer;

9.  is verheugd over de voorstellen van de Commissie inzake legale migratie en dringt aan op een horizontale aanpak terzake waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak om legale immigratiekanalen open te stellen, onder meer voor minder geschoolde werknemers; neemt kennis van het voorstel van de Commissie inzake de voorwaarden voor binnenkomst en verblijf van hoogopgeleide werknemers, maar dringt er bij de Commissie op aan de grootst mogelijke aandacht te besteden aan het "brain drain"-vraagstuk waarmee veel ontwikkelingslanden worden geconfronteerd;

10.  acht het noodzakelijk te zorgen voor een duidelijk evenwicht tussen de bescherming van de burgers en de handhaving van een hoog niveau van burgerlijke vrijheden door meer de nadruk te leggen op - en specifieke voorstellen te doen met betrekking tot - de bestrijding van de diepere oorzaken van terrorisme (o.a. armoedebestrijding, radicalisering, sociale uitsluiting, gebrek aan integratie, democratisering) en de behandeling van persoonsgegevens (met name in het kader van banktransacties - SWIFT);

11.  dringt andermaal aan op een Europese agenda waarin welvaart en solidariteit worden opgenomen als elkaar wederzijds ondersteunende doelstellingen; verzoekt de Commissie de huidige impasse bij het sociaal beleid te doorbreken en nieuwe initiatieven te ontplooien op de terreinen die in verschillende resoluties van het Parlement aan de orde zijn gesteld; spreekt de verwachting uit dat de recente initiatieven van de Commissie zoals de mededeling en het Groenboek inzake de arbeidsmarkt de weg zullen effenen voor met name:

  • -wetsvoorstellen ter bescherming van atypische werknemers en sociale zekerheid bij nieuwe vormen van arbeid, indien Europa echt van plan is een beslissende bijdrage te leveren aan het evenwicht tussen positieve, vrijwillig gekozen flexibiliteit en zekerheid,
  • -versterking van de EU-wetgeving inzake werknemersparticipatie ter bevordering van een proactieve en positieve benadering van de industriële omschakeling, met name de richtlijn van de Raad inzake Europese ondernemingsraden en de richtlijn inzake collectief ontslag, en de ontwikkeling van de sociale dialoog,
  • -maatregelen ter bestrijding van sociale uitsluiting en discriminatie op alle niveaus en ter bevordering van participatie in een actieve samenleving,
  • -bevordering van de toegang van vrouwen tot en hun deelname aan het arbeidsproces en het combineren van werk en gezin voor mannen en vrouwen,
  • -maatregelen voor netwerken tussen de arbeidsinspecteurs van de lidstaten om toe te zien op de daadwerkelijke naleving van het arbeidsrecht;

12.  betreurt het ontbreken van voorstellen voor het economisch bestuur en wijst erop dat de voor Europa noodzakelijke hervormingen alleen verwezenlijkt kunnen worden in het kader van duurzame groei, een ambitieuze welvaartspolitiek en de bescherming van de rechten van de burger; verzoekt de Commissie om zo spoedig mogelijk te beginnen met de coördinatie van het economisch beleid en de verbetering van het economisch bestuur door met name concrete initiatieven voor te stellen inzake:

  • -gecoördineerde nationale en Europese investeringen in infrastructuur, onderzoek, nieuwe technologieën en beroepskwalificaties,
  • -gecoördineerde maatregelen inzake de nieuwe kwaliteit van overheidsuitgaven,
  • -gecoördineerde aanpak inzake nationale begrotingsprocedures en de kwaliteit van statistische gegevens;

13.  wijst op de noodzaak ten volle rekening te houden met de kwaliteit van de openbare diensten bij de voltooiing van de interne markt; dringt nogmaals aan op meer rechtszekerheid via passende horizontale en sectorale wetgevingsinitiatieven inzake diensten van algemeen belang, met name een kaderrichtlijn inzake de diensten van algemeen belang;

14.  neemt kennis van het initiatief van de Commissie tot herziening van de internemarktstrategie; wijst er met klem op dat de interne markt alleen kan worden ontwikkeld in een context van eerlijke concurrentie, bestrijding van fiscale en sociale dumping, bevordering van de cohesie en een hoog niveau van consumentenbescherming; wijst erop dat het beginsel van harmonisatie moet worden gehandhaafd als kernstuk van de voltooiing van de interne markt en dat een proactief en sectoraal Europees industriebeleid moet worden ontwikkeld in sectoren die in moeilijkheden verkeren zoals de automobielsector;

15.  betreurt het gebrek aan ambitie op het gebied van de financiële diensten, met name wat betreft post-trading-activiteiten en de gevolgen voor LBO (leveraged buyout); doet een krachtig beroep op de Commissie om ervoor te zorgen dat de Europese wetgeving inzake financiële diensten volledig door onze internationale partners wordt nageleefd; is verder ernstig verontrust over de gevolgen in termen van financiële stabiliteit, economische prestaties en werkgelegenheidsniveau van de toenemende activiteiten van privat equity-fondsen en hedge-fondsen en het ontbreken van passende antwoorden en van voorstellen van de Commissie om de transparantie te verbeteren en doeltreffender toezichtregels op te stellen;

16.  is verheugd over de voorstellen op het gebied van energie en klimaatverandering die betrekking hebben op de voltooiing van de interne markt voor elektriciteit en gas, maar ook zorgen voor een ruimer gebruik van hernieuwbare energiebronnen op de markt; dringt bij de Commissie aan op een betere ontwikkeling van de synergieën tussen werkgelegenheid en industriële ontwikkeling enerzijds en ontwikkeling en gebruik van schone technologieën anderzijds, aangezien de mogelijkheden voor complementariteit groot zijn en een potentiële bron voor meer concurrentievermogen;

17.  betreurt het gebrek aan ambitie op het gebied van het vervoersbeleid, hetgeen tot uiting komt in de vele niet-wetgevingsvoorstellen op dit terrein;

18.  verzoekt de Commissie om steun voor een sterke rol van de EU bij het uitwerken van het post-Kyoto-beleid en nieuwe doelstellingen; is - rekening houdend met het feit dat de Commissie een ruimer gebruik van instrumenten anders dan wetgeving op milieu- en vervoersgebied voorstelt - van mening dat diepgaande bezinning nodig is op de werkelijke effectiviteit van een niet-wetgevingsbenadering op deze beleidsterreinen;

19.  verzoekt de Commissie om een nieuwe stimulans op het gebied van de consumentenbescherming, met name gericht op:

  • -consolidatie en herziening van het acquis op het gebied van de consument ter versterking van de doeltreffendheid van het consumentenbeschermingsbeleid en de consumentenrechten,
  • -bescherming van kwetsbare consumenten,
  • -versterking van de voorlichting aan en de bewustwording van de consument wat betreft hun rechten en rechtsmiddelen, bijvoorbeeld via een voorlichtingscampagne in de gehele EU,
  • -bescherming van de belangen van de consument op alle beleidsterreinen van de EU;

20.  betreurt dat de Commissie geen rekening heeft gehouden met de bezwaren van het Parlement en de voorstellen inzake het statuut van de Europese vereniging (1991/0386(COD) en het statuut voor de Europese onderlinge maatschappij (1991/0390(COD)) heeft ingetrokken; dringt erop aan dat de Commissie nieuwe voorstellen terzake indient;

21.  betreurt dat andere initiatieven in het werkprogramma van de Commissie voor 2007 ontbreken wat betreft het Europees contractrecht, de beschermingsperiodes in de wetgeving inzake het auteursrecht, het octrooirecht en de toepassing van het EU-recht op het gebied van sport;

22.  verzoekt de Commissie een rechtsgrondslag voor de bestrijding van geweld voor te stellen;

23.  dringt nogmaals aan op verbetering van de kadervoorwaarden voor onderzoek en innovatie, met inbegrip van de financiering, en van het intellectuele-eigendomsbeleid; wijst de Commissie erop dat de EU met spoed het voortouw dient te nemen bij belangrijke technologieën zoals mobiele tv, waar een snel en doeltreffend beleid bij het vaststellen van open en interoperabele normen van cruciaal belang is;

24.  verzoekt de Commissie zo spoedig mogelijk de dialoog met het Parlement aan te gaan over de cruciale herziening van het begrotingskader van de EU en de financiële vooruitzichten, de tussentijdse herziening van het GLB en het debat over nieuwe mechanismen met betrekking tot de eigen middelen;

25.  is in afwachting van het voorstel van de Commissie inzake de vereenvoudiging van het GLB en van het voorstel inzake een gemeenschappelijke marktorganisatie (GMO), overeenkomstig de doelstellingen van vereenvoudiging en transparantie; benadrukt dat met het oog op de tussentijdse herziening van de communautaire begroting in 2008 de regionale, sociale en ecologische rol van het GLB moet worden versterkt tegelijkertijd met de stabilisatie van het landbouwfonds van de Gemeenschap;

26.  is teleurgesteld dat elk jaar een gedeelte van de kredieten op de begroting terugvloeit naar de lidstaten ondanks de betekenis van het cohesiebeleid als een instrument van solidariteit, economische groei en toegevoegde waarde van het beleid van de Gemeenschap; verzoekt de Commissie te zorgen voor de volledige uitvoering van de communautaire begroting, met name in de nieuwe lidstaten, en deze te vergemakkelijken en aan te moedigen, gezien het feit dat 2007 een cruciaal jaar wordt voor de tenuitvoerlegging van het nieuwe structuurbeleid; verzoekt de Commissie de noodzakelijke maatregelen te nemen om het mogelijk te maken dat de operationele programma's voor de nieuwe financieringsperiode, in overeenstemming met de strategische richtsnoeren voor de cohesie, in alle lidstaten gereed zullen zijn en op tijd kunnen worden uitgevoerd;

27.  onderstreept het belang dat het hecht aan de hervormingsagenda, met name wat betreft de bestrijding van fraude en wanbeheer, aangezien dergelijke gevallen bijdragen tot meer scepsis in de EU; betreurt dat de Commissie haar oorspronkelijke hervormingsprogramma lijkt te hebben afgezwakt; verzoekt de Commissie in dit verband door te gaan met haar werkzaamheden met betrekking tot het actieplan voor een geïntegreerd intern toezichtkader en het transparantie-initiatief;

28.  is verheugd over de door de Commissie toegezegde prioriteit voor de versterking van het Europees nabuurschapsbeleid, maar is van mening dat concrete voorstellen en stappen nodig zijn om hieraan invulling te geven; waarschuwt voor het gevaar dat het Europees nabuurschapsbeleid wordt beperkt tot bilaterale en administratieve of "bureaucratische" relaties met de betrokken landen; verzoekt de Commissie de dialoog met het EP aan te gaan om de te versterken aspecten en de in de verschillende geopolitieke gebieden te verwezenlijken doelstellingen beter te definiëren; benadrukt het belang van de regionale dimensie van het Euromediterraan partnerschap als een fundamenteel aspect van het proces van Barcelona;

29.  wijst de Commissie erop dat de huidige partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst met Rusland in 2007 afloopt; verzoekt de Commissie de strategische inhoud van de betrekkingen van de EU met Rusland te definiëren, daarbij mede rekening houdend met het feit dat dit prioriteit heeft voor het komende Duitse voorzitterschap;

30.  dringt nogmaals bij de Commissie aan op versterking van de democratie en de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat in haar Europees buitenlands beleid en herinnert haar nogmaals aan haar toezegging bij te zullen dragen aan de oplossing van conflicten; dringt er bij de Commissie op aan te ijveren voor een "democratische clausule" op alle gebieden van het externe beleid, met name in overeenkomsten met derde landen, met inbegrip van sectorale overeenkomsten; wijst erop dat de politieke dialoog over de mensenrechten tot ontwikkeling moet worden gebracht, vooral in het kader van associatieovereenkomsten met buurlanden;

31.  is verheugd over de voorstellen van de Commissie op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, met name in Afrika; verzoekt de Commissie meer het accent te leggen op complementariteit, verbetering van de doeltreffendheid van de hulp en algemene tariefpreferenties; verwacht uitleg van de Commissie over de werking van het SAP in regio's waarmee economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's) zijn gesloten; is van mening dat de Commissie met betrekking tot de EPO's meer belang dient te hechten aan een goed ontwikkelingsresultaat dan aan een bepaalde termijn; is van oordeel dat een procedure inzake vereenvoudiging van de oorsprongregels ook de ontwikkelingslanden die betrokken zijn bij het SAP en de EPO's zal helpen, maar ook op dit punt dient de relatie tussen deze regelingen te worden verduidelijkt; dringt er bij de Commissie op aan prioriteit te geven aan de uitvoering van het Ontwikkelingssamenwerkingsinstrument (DCI), met inbegrip van de expliciete raadpleging met betrekking tot de landenspecifieke strategiedocumenten, alsook de uitvoering van het EOF volgens dezelfde prioriteiten en procedures te stroomlijnen;

32.  merkt met betrekking tot de buitenlandse handel op dat de uitvoering van de mededeling van oktober inzake het handelsbeleid ("Global Europe") wordt aangemerkt als topprioriteit; dringt er met klem op aan dat dit geen alternatief moet worden voor de afronding van de Ronde van Doha en prioriteit geeft aan het multilaterale kader van de WTO; is positief over de noodzaak van grotere cohesie tussen intern en extern beleid ter versterking van het Europees model van economische en sociale ontwikkeling; merkt verder op dat enkele elementen aanleiding kunnen geven tot bezorgdheid en verdere opheldering behoeven, bijvoorbeeld het standpunt van de Commissie inzake intellectuele-eigendomsrechten en de openstelling van de dienstenmarkten; is bang dat onder dit nieuwe beleid niet de bevordering van arbeids- en milieunormen valt zoals het programma inzake fatsoenlijk werk, als doelstelling van het handelsbeleid; verzoekt de Commissie in het licht van de goedgekeurde beleidsaanbevelingen uiteen te zetten hoe zij ervoor denkt te zorgen dat handel ten dienste blijft staan van ontwikkeling; is erop tegen dat het accent verschuift van multilaterale naar bilaterale handelsbesprekingen;

33.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de parlementen van de lidstaten.