Ontwerpresolutie - B6-0096/2007Ontwerpresolutie
B6-0096/2007

ONTWERPRESOLUTIE

7.3.2007

naar aanleiding van de verklaringen van de Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement
door Pasqualina Napoletano en Carlos Carnero González,
namens de PSE-fractie
over de Euro-Mediterrane betrekkingen

Procedure : 2006/2682(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B6-0096/2007
Ingediende teksten :
B6-0096/2007
Aangenomen teksten :

B6‑0096/2007

Ontwerpresolutie van het Europees Parlement over de Euro-Mediterrane betrekkingen

Het Europees Parlement,

–  gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de voorbereidingen van de conferentie van de Euro-Mediterrane ministers van buitenlandse zaken in Tampere, COM 620(06));

–  gezien de conclusies van de achtste conferentie van ministers van buitenlandse zaken in Tampere op 27 en 28 november 2006;

–  gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de intensivering van het Europees nabuurschapsbeleid, COM 726(06);

–  gezien de resultaten van de Euro-Mediterrane conferentie van ministers van handel, op 24 maart 2006 in Marrakesj;

–  gezien de slotverklaring van het Burgerforum, dat van 4 tot 7 november 2006 in Marrakesj werd gehouden;

–  gezien de conferenties over het immigratievraagstuk, de Euro-Afrikaanse conferentie in Rabat van 10 en 11 juli 2006 en de conferentie in Tripoli, op 22 en 23 november 2006;

–  gelet op artikel 103, lid 2 van zijn Reglement,

A.  overwegende dat het Middellandse-Zeegebied en het Midden-Oosten voor de Europese Unie van strategisch belang zijn en dat alleen een eensgezind Middellandse-Zeebeleid het hoofd kan bieden aan de talloze gemeenschappelijk problemen en de verwezenlijking van de doelstellingen die gericht zijn op het ontstaan van een zone van vrede, stabiliteit en gemeenschappelijke welvaart, naderbij kan brengen;

B.  overwegende dat er geen sprake kan zijn van duurzame ontwikkeling zonder vrede, stabiliteit en solidariteit en zonder een goed functionerende overheid en dat duurzame ontwikkeling de kern moet zijn van het Euro-Mediterrane partnerschap;

C.  overwegende dat in de afgelopen jaren een verscherping heeft plaatsgevonden van het Israëlisch-Palestijnse conflict, waardoor de humanitaire situatie in de Gazastrook en op de Westelijke Jordaanoever ernstig is verslechterd met bijzonder negatieve gevolgen voor de veiligheid in de gehele regio;

D.  overwegende dat de Euro-Mediterrane ministers van buitenlandse zaken in Tampere hebben besloten in 2007 een conferentie te houden over de naleving van de mensenrechten in het kader van de strijd tegen het terrorisme, overeenkomstig het internationaal recht, bij wijze van toepassing van de Euromed-gedragscode, die werd aangenomen tijdens de topconferentie in Barcelona in november 2005;

E.  overwegende dat de Europese Unie nog geen gemeenschappelijk immigratiebeleid heeft en dat in iedere lidstaat eigen nationale regels gelden;

F.  overwegende dat illegale immigratie kan leiden tot uitbuiting, gedwongen arbeid en mensenhandel;

G.  overwegende dat de integratie van vrouwen in het economisch en maatschappelijk leven een kernelement vormt voor de evolutie van de maatschappij;

H.  overwegende dat het schuldenvraagstuk en het handeltekort ten opzichte van de Europese Unie voor de ontwikkeling van de meeste landen ten zuiden van de Middellandse Zee negatieve gevolgen hebben;

I.  overwegende dat in de mededeling van de Commissie over de intensivering van het Europese nabuurschapsbeleid voorstellen zijn opgenomen die moeten leiden tot een aanzienlijk groter effect van het partnerschapsbeleid, het scheppen van nieuwe mogelijkheden om de gemeenschappelijke betrekkingen te verdiepen, de versterking van de politieke dialoog en een grotere betrokkenheid van de partnerlanden bij het beleid van de Europese Unie;

J.  overwegende dat de begrotingstoewijzing van de EU voor het zuidelijk en oostelijk Middellandse-Zeegebied voor het tijdvak 2007 - 2013 ongewijzigd dient te blijven omdat zij in overeenstemming moet zijn met het commercieel, economisch en strategisch gewicht van deze regio voor de Europese Unie;

K.  overwegende dat alle partners ruimschoots kunnen profiteren van de oprichting van een volledig geïntegreerde en onderling verbonden Euro-Mediterrane energiemarkt, de uitbreiding en integratie van de energiemarkten van de Euro-Mediterrane regio en de regio ten zuiden van de Sahara en de verwezenlijking van de daarvoor noodzakelijke projecten voor de energie-infrastructuur;

L.  overwegende dat het nuttig kan blijken een koppeling aan te brengen van de doelstellingen van het Euro-Mediterrane beleid en met name de economische en financiële dimensie daarvan en de doelstellingen van de betrekkingen van de EU met de lidstaten van de samenwerkingsraad van de Golf;

M.  overwegende dat de Euro-Mediterrane parlementaire vergadering de aangewezen instelling is om de algemene dialoog tussen beide regio's te intensiveren;

1.  acht het zinvol de politieke dimensie van het nabuurschap in zuidelijke richting te versterken, gezien de groeiende complexiteit van de betrekkingen met het Middellandse-Zeegebied, waarvoor het Barcelona-proces een mijlpaal is geweest; stelt vast dat de doelen waarop dit beleid indertijd werd gericht, zoals stabiele betrekkingen met de nieuwe buren van de uitgebreide Unie, die gebaseerd zijn op gemeenschappelijke waarden, bij lange na niet zijn verwezenlijkt;

2.  is van mening dat de ontwikkeling van het Europees Nabuurschapsbeleid niet beperkt mag blijven tot aanpassing van de associatie- en samenwerkingsovereenkomsten met elk van de betrokken landen, door het accent alleen te leggen op de bilaterale dimensie en dringt er bij de partners op aan de strategische en beleidsdoelstelling van het Barcelona-proces nieuw leven in te blazen en te moderniseren, door de oprichting van samenwerkingsnetwerken en de bevordering van regionale integratie Noord-Zuid en Zuid-Zuid;

3.  is ingenomen met het voorstel van de Commissie het nabuurschapsbeleid een thematische dimensie te geven, de verdieping van de vrijhandelsovereenkomsten voort te zetten en de steun aan hervormingen ter verbetering van het administratieve klimaat en het investeringsklimaat te intensiveren;

4.  verzoekt de Commissie het verband tussen het nabuurschapsbeleid en het Euro-Mediterrane partnerschap verder te concretiseren door hieraan nieuwe overeenkomsten en multilaterale programma's op het terrein van energie en vervoer toe te voegen en bestaande overeenkomsten te intensiveren;

5.  wijst er andermaal op dat het vredesproces in het Midden-Oosten een impuls moet krijgen waarbij rekening moet worden gehouden met de ernstige situatie op politiek en humanitair gebied; is van mening dat een hervatting van de onderhandelingen met als uitgangspunt de routekaart niet volstaat, maar dat andere voorstellen zoals het Arabische plan van 2002 en de deelname aan de onderhandelingen van alle belanghebbenden in de regio, niet genegeerd mogen worden;

6.  geeft nogmaals uiting aan zijn bezorgdheid over de ernst van de stelselmatige vernietiging van de natuurlijke hulpbronnen en het menselijk potentieel door de diverse conflicten; dringt, opdat hieraan het hoofd kan worden geboden, aan op een grotere inzet van politieke en economische maatregelen in het kader van het partnerschap en het vijfjarig actieprogramma;

7.  beklemtoont het belang van de dialoog tussen culturen en religies, van de naleving van de gemeenschappelijke waarden en van de bevordering van de rechtsstaat, de democratie en de mensenrechten;

8.  dringt er bij de Commissie op aan met kracht te streven naar de oprichting van "democratie- en mensenrechtencomité's" met alle landen die actieplannen in het kader van het nabuurschapsbeleid hebben ondertekend en verzoekt de partnerlanden hun toezeggingen op dat terrein na te komen, vooral wat betreft individuele gevallen; dringt er bij de Raad en de Commissie op aan met onze partners maatregelen te concipiëren voor de toepassing van de mensenrechtenclausule op grond van criteria die zowel bindender als doeltreffender zijn;

9.  dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan erop toe te zien dat de bevordering van de rechten van de vrouw een grotere rol speelt in het hulpverleningsbeleid en de Euro-Mediterrane programma's in de partnerlanden;

10.  wijst andermaal op het sociaal beleid als banenmotor, vooral voor jonge mensen, met name door de bevordering van een klimaat dat gunstig is voor de groei van directe buitenlandse investeringen en jongeren aanmoedigt tot de oprichting van ondernemingen op lokaal niveau, door de aanwezigheid van geschikte instrumenten zoals microkredieten; is van mening dat onderwijs en scholing centraal moeten staan bij de volledige integratie van jongeren in het maatschappelijk en economisch leven;

11.  verzoekt de instellingen van de EU en van de mediterrane partnerlanden ervoor te zorgen dat in hun strategische, politieke en economische uitgangspunten rekening wordt gehouden met de strategieën van Lissabon en Göteborg en met de mediterrane strategie voor duurzame ontwikkeling, met inbegrip van de aanpak van ongelijkheid en welvaartsverschil tussen de beide oevers van de Middellandse Zee;

12.  verzoekt de Raad en de Commissie alsmede de regeringen van de partnerlanden voorrang te geven aan de milieuproblematiek en met name op te treden tegen de gevolgen van de urbanisatie en de industriële en commerciële activiteiten aan de kusten van de Middellandse Zee;

13.  doet een beroep op de Commissie en de lidstaten de naleving van de mensenrechten en de vakbondsrechten te bevorderen bij de uitvoering van de financiële en technische bijstand aan de partnerlanden; verzoekt de Commissie een regionaal programma tot uitvoering te brengen voor de oprichting van een Euro-Mediterrane sociale ruimte, die gebaseerd is op een sociale dialoog tussen alle partners met als prioritair doel de werkgelegenheid;

14.  is van mening dat de Europese strategie in de regio omvangrijke investeringen moet genereren op diverse beleidsterreinen en op het niveau van de financiële middelen van de regionale en intraregionale dimensie van het partnerschap, die de toegevoegde waarden van deze strategie vormt; dringt er bij de Commissie op aan om, zoals besloten in de EU-begroting voor 2007, erop toe te zien dat bij de opstelling van de desbetreffende strategiedocumenten en bijbehorende programma's, het totaal aan kredieten voor regionale en multilaterale activiteiten op het niveau blijft van de periode 2000 - 2006; waarbij er rekening mee moet worden gehouden dat volgens de Commissie dit niveau 20% van het totaal uitmaakt;

15.  beklemtoont dat immigratie een belangrijke plaats inneemt in de Euro-Mediterrane betrekkingen en wijst op de noodzaak van een intensievere samenwerking en een constructieve dialoog tussen enerzijds de lidstaten onderling en anderzijds de lidstaten en de landen van herkomst en transito, waarbij moet worden uitgegaan van een gedeelde verantwoordelijkheid; dringt aan op operationele samenwerking en technische bijstand van de grenscontrolediensten van de lidstaten en op een ruimere financiering van FRONTEX en projecten die verband houden met het immigratiebeleid in het Middellandse-Zeegebied;

16.  beklemtoont de noodzaak van een gemeenschappelijk Europees immigratie- en asielbeleid en een strakkere organisatie van migrantenstromen door een alomvattende en afgewogen aanpak die ten goede komt aan de volkeren in het Middellandse-Zeegebied; beklemtoont dat het van belang is om, in de geest van het partnerschap en op grond van het vijfjarig werkprogramma van Barcelona, concrete mogelijkheden te bieden voor legale immigratie, terwijl illegale immigratie wordt bestreden en de fundamentele rechten van immigranten en asielzoekers worden beschermd; dringt aan op bestrijding van uitbuiting en mensenhandel;

17.  pleit krachtig voor de invoering van een doeltreffend integratiebeleid en toepassing van de burgerrechten van migranten; steunt de opstelling van ethische gedragscodes voor aanwerving, fatsoenlijk werk en verantwoordelijkheid van de Europese onderneming;

18.  pleit voor het sluiten van billijke overnameovereenkomsten en het voeren van een doeltreffend terugkeerbeleid, in het bijzonder door de tenuitvoerlegging van artikel 13 van de overeenkomst van Cotonou en de desbetreffende bepalingen van de Euro-Mediterrane associatieovereenkomsten en nabuurschapsprogramma's; is van mening dat een onderzoek moet worden ingesteld naar de beweegredenen van mensen om hun land te verlaten en geprobeerd moet worden deze weg te nemen en pleit voor de opstelling van heldere plannen voor ontwikkelingshulp en investeringen voor de landen van herkomst en transito in het Middellandse-Zeegebied en het organiseren van voorlichtingscampagnes over immigratie en asiel; dringt aan op de instelling van een spaarinstrument voor ontwikkeling en een garantiefonds;

19.  dringt erop aan dat bij de geografische spreiding van de externe hulpverlening tussen de diverse regionale blokken, zoals voorzien in de Gemeenschapsbegroting, vooral rekening wordt gehouden met de belangen van de EU, zowel op economisch en handelsgebied, als op dat van de veiligheid, zodat de Europese strategie ten aanzien van de andere partners geen enkele belemmering zal vormen voor het onderhouden van nauwere banden met de mediterrane partners;

20.  is ingenomen met de gunstige resultaten van de Euro-Mediterrane investerings- en partnerschapsfaciliteit (FEMIP) in het kader van de Europese Investeringsbank;

21.  beklemtoont het belang van grotere steun van de FEMIP aan de particuliere sector, met name de KMO's en pleit voor een nieuw initiatief van de lidstaten van de EU en hun Euro-Mediterrane partners dat moet leiden tot de omzetting van de FEMIP in een Euro-Mediterrane investerings- en ontwikkelingsbank;

22.  doet een beroep op de Commissie en de Raad om een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid van samenwerking, met name op financieel en economisch terrein, tussen alle partnerlanden en de lidstaten van de samenwerkingsraad van de Golf;

23.  verzoekt de Commissie en de Raad hun inspanningen toe te spitsen op de tenuitvoerlegging van de initiatieven die al op de Euro-Mediterrane conferentie in Marrakesj zijn goedgekeurd, zoals onderhandelingen over de liberalisering van de dienstverlening en het recht van vestiging, de onderhandelingen over een verdere liberalisering op het gebied van de landbouw, de oprichting van geschillenbeslechtingsmechanisme en harmonisatie van de regelgeving;

24.  dringt er bij de Raad, de Commissie en de partnerlanden op aan te blijven streven naar een geleidelijke integratie van de Euro-Mediterrane energiemarkten met het oog op de ontwikkeling van energieprogramma's van gemeenschappelijk belang en de ontwikkeling van duurzame energiebronnen, in aansluiting op de nationale plannen en programma's;

25.  wijst op de noodzaak tot versterking van de samenwerking op het terrein van de energiezekerheid in het Middellandse-Zeegebied door maatregelen die gericht zijn op diversificatie van energiebronnen, energie-efficiency, conserveringsmethodes, ontwikkeling van nieuwe technieken, activiteiten op het terrein van onderzoek en ontwikkeling en verruiming van de financiële middelen voor energieprojecten van gemeenschappelijk belang;

26.  dringt er bij de Raad op aan om onder de genodigden bij de EUROMED-vergaderingen en -ministersconferenties een actieve plaats in te ruimen voor de Euro-Mediterrane parlementaire vergadering;

27.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het bureau van de Euro-Mediterrane parlementaire vergadering, en de parlementen en de regeringen van alle lidstaten en de landen van het EUROMED-partnerschap.