Ontwerpresolutie - B6-0476/2007Ontwerpresolutie
B6-0476/2007

ONTWERPRESOLUTIE

12.11.2007

naar aanleiding van de verklaringen van de Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement
door Maria Martens, Nirj Deva, namens de PPE-DE-Fractie,
Alain Hutchinson, Glenys Kinnock, Ana Maria Gomes en Thijs Berman, namens de PSE-Fractie,
Thierry Cornillet, namens de ALDE-Fractie,
Ryszard Czarnecki en Ewa Tomaszewska, namens de UEN-Fractie,
Raül Romeva i Rueda, namens de Verts/ALE-Fractie
over het antwoord van de EU op onstabiele situaties in ontwikkelingslanden

Procedure : 2007/2662(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B6-0476/2007
Ingediende teksten :
B6-0476/2007
Aangenomen teksten :

B6‑0476/2007

Resolutie van het Europees Parlement over het antwoord van de EU op onstabiele situaties in ontwikkelingslanden

Het Europees Parlement,

–  gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's "Aanzet tot een antwoord van de EU op onstabiele situaties - engagement voor duurzame ontwikkeling, stabiliteit en vrede onder moeilijke omstandigheden" van 25 oktober 2007[1],

-  gezien de Europese consensus over ontwikkeling,

-  gezien Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking, bekend onder de naam ontwikkelingssamenwerkingsinstrument,

-  gezien de Overeenkomst van Cotonou,

-  gezien het beleid van de Afrikaanse Unie inzake wederopbouw en ontwikkeling na een conflict dat is goedgekeurd door 52 lidstaten op de Top van de Afrikaanse Unie in Banjul in juli 2006,

-  gezien de tien beginselen voor goed donor engagement in onstabiele staten en situaties van de groep onstabiele staten van de OESO/DAC welke zijn goedgekeurd op de vergadering op hoog niveau van de DAC op 3 en 4 april 2007 in Parijs,

-  gezien resolutie 60/1 van de Algemene Vergadering van de VN van 24 oktober 2005 over het resultaat van de Wereldtop, met name de paragrafen 138-140 over de verantwoordelijkheid voor bescherming,

–  gelet op artikel 103, lid 2 van zijn Reglement,

A.  overwegende dat staten die het ontbreekt aan vermogen om hun "traditionele" functies te vervullen en de ontwikkeling te bevorderen en die over zwakke instellingen beschikken sinds de jaren '90 door de Wereldbank en de internationale ontwikkelingsgemeenschap als "onstabiele staten" worden aangeduid,

B.  overwegende dat onstabiliteit van een staat eerder een empirisch dan een normatief concept is en dat het een afhankelijke variabele en geen oorspronkelijke toestand is; dat sprake is van een onstabiele situatie hetzij vóór hetzij ná een crisis; dat de verantwoordelijkheid om vast te stellen wanneer staten niet langer "onstabiel" zijn bij hun burgers dient te liggen,

C.  overwegende dat het ondanks het ontbreken van een duidelijke definitie van het concept mogelijk is vast te stellen welke staten met onstabiele situaties worden geconfronteerd en dat het aantal staten dat door de Wereldbank als "onstabiel" wordt beschouwd tussen 2000 en 2006 bijna is verdubbeld van 14 tot 26, waarvan 14 in Afrika ten zuiden van de Sahara,

D.  overwegende dat het van essentieel belang is de externe en interne factoren van onstabiliteit te begrijpen om dergelijke staten steun en empowerment te bieden, hetgeen rechtstreeks ten goede komt aan hun burgers en aan de regionale en globale vrede en welvaart,

E.  overwegende dat verschillende soorten onstabiliteit (bijvoorbeeld conflicten, de zogenoemde "vloek van de middelen", slecht bestuur, door land ingesloten ) verschillende soorten maatregelen vereisen; dat een bepaald land onder verschillende categorieën onstabiliteit kan vallen, hetgeen categorisering en specifieke maatregelen bemoeilijkt,

F.  overwegende dat de aanpak van onstabiele situaties een langetermijnproces is en zowel van de getroffen landen als van de internationale gemeenschap een onafgebroken inzet op lange termijn vergt,

G.  overwegende dat de Afrikaanse Unie erkent dat wederopbouw in de eerste plaats eerder politiek dan technisch van aard is en derhalve de noodzaak onderstreept van totstandbrenging van legitiem staatsgezag, op consensus gebaseerd bestuur, positieve maatregelen voor kwetsbare groepen en plaatselijke capaciteitsopbouw in het kader van een rechtvaardiger verdeling van macht en wederzijdse verantwoording[2],

H.  overwegende dat onstabiele situaties vaak hun oorsprong vinden in armoede en slechte levensomstandigheden, hetgeen in de meest extreme gevallen leidt tot het uiteenvallen van een staat en tot permanente onveiligheid; dat het ontbreken van bescherming en van rechten voor de burgers van de getroffen landen maatregelen van de EU en de internationale gemeenschap vereist,

I.  overwegende dat er nog steeds geen sprake is van het delen van ervaringen op het gebied van de opbouw van de staat tussen landen en donoren, zodat hieruit geen lessen kunnen worden getrokken,

J.  overwegende dat er een dubbel verantwoordingsmechanisme nodig is: tussen de donoren en de ontvangende landen en tussen deze landen en hun burgers,

K.  overwegende dat veelvoudige financieringsinstrumenten het risico met zich meebrengen van duplicatie of van gebrekkige toewijzing van middelen en de verantwoording en deelname van reeds verzwakte samenlevingen bemoeilijken,

1.  is van mening dat onstabiliteit een ingewikkelde ontwikkelingsuitdaging is en onderstreept de noodzaak van een goed gedefinieerde en samenhangende onstabiliteitsagenda die is gebaseerd op het beginsel "doing no harm", i.e. aangepast aan de situatie en met inachtneming van langetermijnoverwegingen, waarbij de veelvuldige doelstellingen en benaderingen van de verschillende belanghebbenden worden gecoördineerd in het licht van de overkoepelende hoofddoelstelling om de armoede te bestrijden en de millenniumdoelstellingen te verwezenlijken;

2.  is verheugd over de voorbereiding van een antwoord van de EU op onstabiliteit en onderstreept de noodzaak de parlementen bij alle fasen van deze strategie te betrekken;

3.  is van mening dat een stabiel en democratisch politiek stelsel dat bevorderlijk is voor de ontwikkeling, de rechtsstaat, de bescherming van de mensenrechten, verantwoord bestuur en vreedzame conflictpreventie de beste manier is om een einde te maken aan onstabiliteit en om goed functionerende open instellingen en efficiënte en rechtvaardige beleidsvorming tot stand te brengen;

4.  wijst erop dat programmering en maatregelen in onstabiele situaties alomvattend en coherent moeten zijn en specifiek op de mensen en duurzame ontwikkeling in de getroffen landen gericht moeten zijn; is van oordeel dat een op onstabiele situaties gerichte benadering in alle bestaande instrumenten en mechanismen een plaats moet krijgen en is het er volledig mee eens dat het potentieel van de gezamenlijk voorbereide nationale strategiedocumenten en thematische programma's ter voorkoming van onstabiliteit versterkt moet worden;

5.  onderstreept dat de belangrijkste componenten van de onstabiliteitsagenda drieledig dienen te zijn, met het accent op armoedebestrijding en preventie: bevordering van de veiligheid van de mens, verbetering van de ontwikkeling en waarborging van de vrede; onderstreept eveneens de noodzaak deze componenten in het veld consequent te implementeren;

6.  is van mening dat de strategische planning op lange termijn moet worden gecoördineerd met de tenuitvoerlegging van de programma's ter plaatse die flexibel en inpasbaar moeten blijven en dat deze moet kunnen inspelen op de context in het land; dringt er daarom bij de Commissie op aan de ontwikkeling op lange termijn te bevorderen en op korte termijn te voorzien in basisdiensten op het gebied van gezondheidszorg en onderwijs;

7.  onderstreept dat ontwikkelingsprogramma's in onstabiele situaties in overeenstemming dienen te zijn met dezelfde grondbeginselen als die gelden voor ontwikkelingsprogrammering elders, namelijk ownership, partnerschap, wederzijdse verantwoording en duurzaamheid;

8.  verzoekt de Commissie een alomvattende vredes- en politieke dialoog en verzoeningsprocessen te steunen en de inbreng van gemeenschappen en de civil society bij alle aspecten van de herstelcyclus en de ontwikkelingsstrategieën te bevorderen;

9.  benadrukt dat duurzame vrede alleen tot stand kan worden gebracht indien gerechtigheid geschiedt en dit ook zichtbaar is, met name met betrekking tot oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid; verzoekt de Commissie in dit verband de versterking van de wettelijke en justitiële stelsels van onstabiele staten te steunen teneinde ervoor te zorgen dat de plegers van ernstige misdaden tegen de menselijkheid worden berecht en om daarnaast vooruitgang op het gebied van justitie en verzoeningsinitiatieven mogelijk te maken;

10.  dringt aan op de versterking van individuele wettelijke rechten, onder meer op grondbezit van de armsten; verzoekt de Commissie inspanningen in ontwikkelingslanden te steunen om hun landbouwproductie te diversifiëren zodat deze een einde kunnen maken aan een situatie van zeer kwetsbare op één gewas gerichte economieën, waardoor onstabiele situaties als gevolg van economische ineenstorting kunnen worden voorkomen;

11.  wijst er nogmaals op dat de ontwikkelingshulp en humanitaire actie van de EU een sterker gericht moeten zijn op preventie, vroegtijdige waarschuwing en risicoanalyses teneinde zowel door de mens veroorzaakte catastrofes als natuurrampen te voorkomen, die tot onstabiele situaties kunnen leiden;

12.  is van mening dat een alomvattend model inzake onstabiliteit en ontwikkeling rekening dient te houden met de bestaande plaatselijke, regionale en continentale initiatieven zoals het recente beleid van de Afrikaanse Unie inzake wederopbouw en ontwikkeling na een conflict, het NEPAD, het African Peer Review Mechanism en het Handvest inzake democratie, verkiezingen en governance in Afrika; verzoekt de Commissie derhalve steun te verlenen voor inspanningen om de zuid-zuidsamenwerking op dit gebied te versterken;

13.  verzoekt de Commissie tevens er niet alleen voor te zorgen dat binnenlandse belanghebbenden volledig worden betrokken bij de inspanningen om een einde te maken aan onstabiele situaties, maar ook dat hun eigen concept en definitie van staatsopbouw en een staatsmodel in overweging wordt genomen en dat gebruik wordt gemaakt van plaatselijke expertise;

14.  onderstreept de cruciale rol van vrouwen en kwetsbare groepen bij de bevordering van ontwikkeling en vrede en verzoekt de Commissie hun mondigheid te bevorderen, met name door rekening te houden met hun specifieke behoeften en situatie in een onstabiele omgeving;

15.  is verheugd dat de EU en Afrika in het kader van de gezamenlijke strategie EU-Afrika een dialoog zullen houden over het concept "onstabiele situaties" die gericht is op gemeenschappelijke opvattingen en op overeenstemming over eventueel te nemen stappen en dat deze dialoog reeds in het actieplan is voorzien;

16.  wijst erop dat elke staat verantwoordelijkheid draagt voor de bescherming van zijn bevolking tegen genocide, oorlogsmisdaden, etnische zuivering en misdaden tegen de menselijkheid en dat de EU deze verantwoordelijkheid voor bescherming in overeenstemming met resolutie 60/1 van de Algemene Vergadering van de VN van 24 oktober 2005 volledig onderschrijft ; onderstreept dat de verantwoordelijkheid voor bescherming aanhoudende diplomatieke, economische en juridische druk en dreigementen omvat, waarbij militaire dwang het laatste redmiddel is, dat aan strikte controle moet worden onderworpen;

17.  onderstreept dat de aanpak van onstabiele situaties ingewikkeld is, dat er veel geld en mankracht voor nodig is en dat het een zaak van lange adem is; verzoekt de Commissie en de lidstaten er derhalve voor te zorgen dat deze middelen in voldoende, adequate en voorspelbare mate beschikbaar worden gesteld en dat de donoragentschappen coherent te werk gaan;

18.  benadrukt dat het gebruik van begrotingssteun niet geschikt is in onstabiele situaties, waar weinig of geen audit- en monitoringcapaciteit is; verzoekt de Commissie derhalve gebruik te maken van andere vormen van financiering in dergelijke situaties, tenzij zij gedetailleerde informatie kan verstrekken over de wijze van besteding van het geld;

19.  verzoekt de Commissie het Parlement een overzicht te verstrekken van donoren en internationale actoren en het soort werk dat zij verrichten teneinde toezicht op het optimaal gebruik van de beschikbare instrumenten en middelen mogelijk te maken;

20.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen van de lidstaten, de co-voorzitters van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU en de Afrikaanse Unie.