Ontwerpresolutie - B7-0160/2010Ontwerpresolutie
B7-0160/2010

ONTWERPRESOLUTIE over de follow-up van de informele bijeenkomst van de Europese Raad op 11 februari 2010

4.3.2010

in aansluiting op vraag B7‑0000/2010 voor mondelinge beantwoording
ingediend overeenkomstig artikel 115, lid 5, van het Reglement

Lena Ek namens de ALDE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0151/2010

Procedure : 2010/2543(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0160/2010
Ingediende teksten :
B7-0160/2010
Debatten :
Aangenomen teksten :

B7‑0160/2010

Resolutie van het Europees Parlement over de follow-up van de informele bijeenkomst van de Europese Raad op 11 februari 2010

Het Europees Parlement,

–   gezien de informele bijeenkomst van de Europese Raad op 11 februari 2010,

–   gezien de conclusies van het voorzitterschap na de bijeenkomsten van de Europese Raad in maart 2000, 2001, 2005, 2006, 2007 en december 2009,

–   gezien de openbare raadpleging die de Commissie heeft gehouden over EU 2020 en de resultaten daarvan (SEC(2010)116),

–   gezien de evaluatie van de Lissabon-strategie door de Commissie (SEC(2010)114),

–   gezien het document van de Europese Raad 'In zeven stappen naar de verwezenlijking van de Europese strategie voor groei en werkgelegenheid',

–   gelet op de vraag van 23 februari 2010 aan de Commissie over landbouw en de toekomstige ‘EU 2020’-strategie (O-0023/2010 – B7‑0000/2010),

–   gelet op artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat veel Europese burgers vinden dat EU-wetgeving vaak te bureaucratisch , ingewikkeld en duur is,

Algemene opmerkingen

1.  is verheugd dat de lidstaten bereid zijn te erkennen dat de Lissabon-strategie, nl. "om in de EU tegen 2010 een uiterst concurrerende kenniseconomie tot stand te brengen, die duurzame groei, meer en betere banen, een grotere sociale cohesie en eerbiediging van het milieu zou moeten brengen", is mislukt; moedigt de lidstaten aan van deze gelegenheid gebruik te maken om de strategie fundamenteel te heroverwegen;

2.  betreurt het feit dat de Europese Unie er door het mislukken van de Lissabon-strategie slechter voor staat om de huidige crisis het hoofd te kunnen bieden;

3.  betreurt de daling van het BBP met 4% in 2009, de afname van de industriële productie naar het niveau van de jaren '90 en het werkloosheidspercentage van 10%, ofwel meer dan 23 miljoen mannen en vrouwen zonder werk; wijst erop dat wanneer meer dan 80 miljoen mensen onder de armoedegrens leven er sprake is van een humanitaire en economische ramp;

4.  betreurt het feit dat belangrijke Europese doelstellingen niet zijn verwezenlijkt; is verheugd over het besluit van de Europese Raad om minder doelen vast te stellen en dat ze kwantificeerbaarder moeten zijn;

5.  benadrukt dat het er ten diepste van overtuigd is dat de instellingen van de Europese Unie en de lidstaten, met inbegrip van nationale en lokale autoriteiten, de plicht hebben het regelgevingskader en het bestuurlijke kader aan te passen aan de gewijzigde omstandigheden van de wereldeconomie in de nasleep van de financiële crisis;

6.  is er stellig van overtuigd dat een toekomstige terugkeer naar economische groei meer dan ooit afhangt van een succesvolle mobilisatie van het potentieel van individuen in het maatschappelijk middenveld, de wetenschap en de economie;

Behoefte aan beter bestuur

7.  is van mening dat de Lissabon-strategie is mislukt omdat de lidstaten onvoldoende inzet toonden om de afgesproken actieplannen te implementeren en omdat het ontbrak aan effectieve prikkels en bindende instrumenten op EU-niveau;

8.  dringt er bij de Europese Raad op aan de "open coördinatiemethode", op basis van de "uitwisseling van goede praktijken" en "peer pressure" op economisch gebied los te laten, maar verzoekt de Raad deze methode wel te gebruiken op sociaal gebied en haar aan te scherpen door ambitieuze kwantificeerbare EU- en nationale doelstellingen vast te stellen;

9.  moedigt de Commissie aan om gebruik te maken van alle in het Verdrag van Lissabon beschikbare artikelen, zoals de artikelen 121, 122, 136, 172, 173 en 194, om de economische hervormingen en actieplannen van de lidstaten te coördineren;

10. benadrukt dat de besluiten van de Europese Raad gebaseerd zouden moeten zijn op de jaarlijkse Commissieverslagen met beleidsaanbevelingen en waarschuwingen over de vooruitgang die de lidstaten hebben geboekt bij de implementatie van de EU 2020-doelstellingen en dat deze verslagen vóór de beraadslagingen van de Europese Raad gepubliceerd zouden moeten worden;

11. is van mening dat de lidstaten, in nauwe samenwerking met de Commissie, nationale actieplannen zouden moeten opstellen met inachtneming van een Europese convergentiecode met maximum- en minimumwaarden voor bepaalde macro-economische aspecten van hun economieën; is van mening dat de convergentiecode moet worden opgesteld door de Europese Commissie en worden aangenomen door de Europese Raad;

12. benadrukt dat er beter moet worden samengewerkt met het Europees Parlement, de nationale parlementen en het maatschappelijk middenveld en wijst erop dat door meer actoren bij het proces te betrekken de druk op nationale overheden toeneemt om resultaten te boeken;

13. dringt er bij de Commissie op aan administratieve obstakels weg te nemen omdat het van mening is dat goedbedoelde programma's ter stimulering van de concurrentie en een duurzame economie niet uit de verf komen omdat MKB, universiteiten en multinationals ontmoedigd worden om deel te nemen aan Europese programma's;

14. moedigt de Commissie en de lidstaten aan financiële controles uit te voeren om te bepalen hoeveel speelruimte de EU-begroting nog biedt; dringt er bij de Commissie op aan te zorgen voor strenger toezicht op dit gebied; is van mening dat verdere besluiten over de EU 2020-strategie gebaseerd moeten zijn op betrouwbare en correcte financiële cijfers;

De kracht van de Euro beschermen door strenger financieel toezicht

15. benadrukt dat de toekomstige stabiliteit van de Euro moet worden gewaarborgd om onze koopkracht en pensioenen veilig te stellen; dringt er bij de lidstaten op aan volledig te voldoen aan de criteria van het Europese stabiliteits- en groeipact;

16. is van mening dat de EU fiscale coördinatie zal moeten invoeren en de samenwerking op bepaalde gebieden moet versterken, met inachtneming van de nationale fiscale soevereiniteit, en dat de lidstaten hun bruto-overheidsschuld moeten verlagen om de concurrentiepositie van Europa te herstellen en te handhaven;

17. benadrukt dat er één Europese toezichthouder voor micro- en macro-prudentieel toezicht moet komen om te zorgen voor effectief toezicht ten einde toekomstige crises te voorkomen; benadrukt dat er gezorgd moet worden voor een efficiënt Europees bancair stelsel dat in staat is de reële economie te financieren en de positie van Europa als een van de leidende financiële centra en economieën van de wereld te handhaven; benadrukt dat toezicht niet een louter nationale aangelegenheid kan blijven, omdat markten internationaal zijn en financiële instellingen grensoverschrijdend opereren;

18. dringt er in dit verband bij de lidstaten op aan de impact van de crisis op de reële economie te onderkennen en met het Europees Parlement samen te werken om de antwoorden te geven die de burgers verwachten op het gebied van financiële hervormingen;

19. dringt er bij de Commissie op aan onderzoek te doen naar de haalbaarheid van een reeks potentiële maatregelen, waaronder de eventuele overname van de IMF-methodologie, de benoeming van een vertegenwoordiger van de Commissie voor de getroffen economieën, vergroting van de impact van Eurostat's evaluaties van de economische gegevens, het identificeren van potentieel getroffen economieën om in een vroeg stadium een waarschuwing af te geven, betere coördinatie van, en versterkte samenwerking met betrekking tot, het economisch beleid in de eurozone en een Europees Monetair Fonds; is van mening dat het een goed idee zou zijn voor de EU om financiering aan te trekken op de kapitaalmarkt, bijvoorbeeld door het huidige systeem van EIB-bonds uit te breiden en dat de gekozen maatregelen nooit een negatief effect mogen hebben op de rentevoeten van de lidstaten;

Het potentieel van de Europese burgers mobiliseren

20. betreurt dat de Europeanen nog steeds te veel problemen ondervinden wanneer zij in Europa actief zijn; benadrukt dat het vrije verkeer van alle burgers moet worden gefaciliteerd: werknemers, zelfstandigen, zakenmensen, onderzoekers, studenten en gepensioneerden; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan alle legale, formele en financiële obstakels weg te nemen om vrij verkeer van burgers en werknemers in de EU te implementeren;

21. merkt op dat werkloosheid een centraal thema is in de huidige discussie over de crisis; benadrukt dat er inclusieve en concurrerende arbeidsmarkten tot stand gebracht moeten worden door middel van flexizekerheids-systemen, waardoor werkgevers flexibeler kunnen opereren terwijl er tegelijkertijd gezorgd wordt voor hoge werkloosheidsuitkeringen van korte duur in combinatie met actieve ondersteuning voor herintreding op de arbeidsmarkt als iemand zijn baan kwijtraakt; benadrukt dat er met name gekeken moet worden naar de jeugdwerkloosheid, alsmede naar de vergrijzing van de beroepsbevolking in de EU, die een serieuze uitdaging vormt voor de concurrentiepositie en de economische groei in de EU op de middellange en lange termijn;

22. benadrukt dat er verder gekeken moet worden dan de crisis en dat er onderzoek moet worden gedaan naar Europese regelingen om kennismigratie toe te staan, om een Europese 'brain drain' tegen te gaan en excellentie te bevorderen, alsmede een netwerk van toonaangevende universiteiten op internationaal niveau;

23. dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan de ambitieuze sociale agenda van de EU te implementeren, inclusief de bevordering van een langer en gezonder leven, bestrijding van armoede en sociale exclusie, waardoor werknemers werk met zorgtaken kunnen combineren, discriminatie wordt bestreden en gender mainstreaming en gendergelijkheid worden bevorderd;

Het potentieel van de Europese interne markt mobiliseren

24. merkt op dat de Europese interne markt voorziet in de behoeften van burgers en daardoor in sterke mate bijdraagt aan de Europese welvaart, dat er een markt is gecreëerd met bijna 500 miljoen consumenten en dat de welvaart door de toegenomen handel is gestegen met 10% van het nationaal inkomen, wat neerkomt op ca. 8.000 euro per huishouden op jaarbasis;

25. is in dit verband verheugd over de taak waarmee Mario Monti is belast, nl. met nieuwe ideeën te komen om de Europese interne markt een nieuw elan te geven, door het juiste evenwicht te vinden tussen marktwerking, belastingheffing en sociale en milieunormen;

26. betreurt de neiging van sommige Europese regeringen om hun toevlucht te nemen tot economisch protectionisme, waardoor het werk van 50 jaar economische integratie en solidariteit onderuit dreigt te worden gehaald en zowel consumenten als producenten worden benadeeld; benadrukt dat ervoor gezorgd moet worden dat de interne markt niet zelf een obstakel wordt voor invoer vanuit en uitvoer naar derde landen;

27. benadrukt dat de interne markt moet worden voltooid, met inachtneming van de behoefte aan kwalitatief hoogwaardige diensten van algemeen belang;

28. neemt zich voor strikt gebruik te maken van zijn controlebevoegdheden en, indien nodig, uitvoeringsmaatregelen en gedelegeerde handelingen te herroepen; moedigt de Commissie bovendien aan te overwegen zgn. beëindigingsbepalingen ('sunset clauses') op te nemen om ervoor te zorgen dat alle wetgeving wordt herzien om te bepalen of zij werkbaar is en voordelen oplevert en zo neen, de wetgeving in te trekken;

29. is van mening dat vooruitgang in de interne markt niet gebaseerd moet zijn op het meest gemeenschappelijke; dringt er derhalve bij de Commissie op aan het voortouw te nemen en met gedurfde voorstellen te komen; moedigt de lidstaten aan gebruik te maken van het instrument van de versterkte samenwerking op gebieden waar het proces om overeenstemming te bereiken in een impasse is geraakt, zoals:

-    het vrije verkeer van diensten (inclusief gezondheidszorg, vervoer en postdiensten);

-    de Europese digitale markt;

-    de invoering van een Europees patent;

-    Europees auteursrecht;

-    een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting;

-    een gemeenschappelijk statuut van de Europese besloten vennootschap;

-    facultatieve instrumenten voor consumentencontractenrecht op consumenten- en verzekeringsgebied;

-    de invoering van groene, slimme technologie;

     benadrukt dat het andere landen vrij staat zich in een later stadium aan te sluiten bij deze speerpunt-initiatieven;

30. moedigt de Commissie aan een voorstel in te dienen om een 'sunrise clause' in te voeren, waardoor gewaarborgd wordt dat EU-wetgeving inzake de interne markt op een bepaald moment automatisch in werking treedt als de lidstaten de wetgeving niet tijdig hebben omgezet;

Een begroting met slimme, inclusieve en duurzame groei als prioriteiten van de 21e eeuw

31. is van mening dat de huidige begroting onvoldoende getuigt van de financiële noodzaak om de uitdagingen van de 21e eeuw aan te gaan; betreurt dat er van iedere 100 euro slechts 6 worden geïnvesteerd in O&O en is van mening dat er in de toekomstige begroting meer aandacht moet worden besteed aan investeringen in een duurzame, research-driven en op kennis gebaseerde economie;

32. betreurt dat de landbouwsector in het oorspronkelijke voorstel voor de EU 2020-strategie niet werd genoemd, hoewel de sector over het potentieel beschikt om een actieve bijdrage te leveren aan de belangrijkste doelstellingen ervan;

33. dringt er bij de Commissie op aan een ambitieuze ontwerpbegroting in te dienen in overeenstemming met de prioriteiten als beschreven in de EU 2020-strategie, inclusief groene groei, energie-efficiëntie, meer O&O, een leven lang leren en de uitdagingen van de klimaatverandering;

34. is van mening dat de EU specifieke economische projecten zou moeten starten, zoals een echt Europees energienetwerk, voltooiing van het Galileo-project, brede toepassing van groene technologie, inclusief stelselmatige renovatie van de bestaande gebouwen in de EU, e-gezondheid en verbetering en modernisering van de ICT-infrastructuur;

Het potentieel van de lidstaten om te voldoen aan de EU 2020-strategie mobiliseren

35. betreurt het feit dat de Europese Rekenkamer voor de vijftiende keer een negatief advies heeft afgegeven over de uitvoering van de EU-begroting door de Commissie en de lidstaten; benadrukt dat de lidstaten zelf verantwoordelijk zijn voor het beheer van 80% van de Europese begroting; moedigt de Commissie aan meer druk uit te oefenen op de lidstaten om de politieke verantwoordelijkheid op zich te nemen voor de juiste besteding van de Europese middelen in de vorm van nationale beheersverklaringen, en financiële sancties te overwegen als lidstaten weigeren samen te werken; moedigt de Rekenkamer aan voorstellen in te dienen voor een betere audit-methodologie en de administratieve rompslomp voor het MKB terug te dringen;

36. benadrukt dat EU-financiering alleen zou mogen worden verstrekt bij een resultaat-gerichte benadering en verenigbaarheid met de doelstellingen van de EU 2020-strategie; benadrukt dat het EU-structuurfonds gericht zou moeten zijn op innovatie en O&O om het concurrentievermogen van de EU te vergroten, terwijl het cohesiebeleid gericht zou moeten zijn op territoriale cohesie en samenwerking tussen de lidstaten;

37. is van mening dat de lidstaten in deze nationale beheersverklaringen een verklaring zouden moeten opnemen waarin zij aangeven hoe ze de Europese middelen hebben gebruikt om de verschillende EU 2020-doelstellingen te verwezenlijken;

38. is van mening dat de lidstaten die geloofwaardige actieplannen indienen en resultaten boeken in aanmerking zouden moeten komen voor aanvullende steun uit het Structuurfonds, terwijl lidstaten die geen nationale beheersverklaringen indienen waarin ze aangeven dat de Europese middelen correct besteed zijn voor de verwezenlijking van de 'EU 2020'-doelstellingen, minder Europese middelen zouden moeten ontvangen, zonder alternatieve methoden uit te sluiten om hen te steunen hier toch in te slagen;

39. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Europese Raad en de Commissie..