Ontwerpresolutie - B7-0047/2012Ontwerpresolutie
B7-0047/2012

ONTWERPRESOLUTIE over de overeenkomst tussen de EU en Marokko over wederzijdse liberalisatiemaatregelen inzake landbouw- en visserijproducten (2012/2522(RSP))

8.2.2012

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

José Bové, Raül Romeva i Rueda, Yannick Jadot namens de Verts/ALE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0047/2012

Procedure : 2012/2522(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0047/2012
Ingediende teksten :
B7-0047/2012
Aangenomen teksten :

B7‑0047/2012

Resolutie van het Europees Parlement over de overeenkomst tussen de EU en Marokko over wederzijdse liberalisatiemaatregelen inzake landbouw- en visserijproducten (2012/2522(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien het ontwerp van besluit van de Raad (15975/2010),

–   gezien de ontwerpovereenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko betreffende liberaliseringsmaatregelen voor het onderlinge handelsverkeer van landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten, inzake de vervanging van de protocollen nrs. 1, 2 en 3 en de bijlagen daarbij, en houdende wijziging van de Euromediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds (15974/2010),

–   gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat het proces van Barcelona, dat in 1995 werd opgestart, tot associatieovereenkomsten heeft geleid tussen de Europese Unie en een twaalftal landen ten zuiden van de Middellandse Zee, teneinde de dialoog en de samenwerking met deze landen te versterken en een ruimte van vrede, veiligheid en stabiliteit tot stand te brengen;

B.  overwegende dat de in 2005 opgestelde Routekaart van Rabat het accent van de samenwerking heeft verlegd van een evenwichtige ontwikkeling van alle pijlers naar de stimulering van vrijhandel, waardoor extra gewicht is komen te liggen op de handelspijler van de associatieovereenkomsten met het oog op verdere liberalisatieprocessen;

C. overwegende dat het EU-handelsbeleid ten opzichte van de landen ten zuiden van de Middellandse Zee voornamelijk gericht moet zijn op het bieden van maatregelen ter verbetering van de vrede, veiligheid en stabiliteit via regionale integratie, de productie van goederen met een hogere toegevoegde waarde en lokale consumptie;

D. overwegende dat de Arabische Lente heeft aangetoond dat democratische tekortkomingen eerst moeten worden aangepakt, op ieder gemeenschappelijk beleidsterrein van de EU en de landen ten zuiden van de Middellandse Zee;

E.  overwegende dat de inspanningen op dit vlak moeten worden ondersteund door handelsbetrekkingen waarbij op de eerste plaats rekening wordt gehouden met de behoeften van Marokko op het vlak van economie en plattelandsontwikkeling, terwijl het mariene milieu en de visbestanden in stand worden gehouden en het plattelandsmilieu wordt beschermd, met name door middel van een deugdelijk waterbeheer en door vermijding van uitgestrekte monocultuuraanplant;

F.  overwegende dat de duurzame arbeidsmogelijkheden moeten worden uitgebreid in de landbouw-, visserij- en aanverwante sectoren in Marokko, waarbij de belangrijke rol van het kleine boeren- en familiebedrijf moet worden onderstreept, de arbeidsrechten moeten worden nageleefd en de voedselverwerkingsindustrie moet worden gestimuleerd, zodat er hoger gekwalificeerde en beter betaalde arbeidsmogelijkheden ontstaan;

G. overwegende dat bijzondere aandacht moet worden geschonken aan het genderaspect en er behoefte is aan meer fatsoenlijke banen voor vrouwen, waarbij oplossingen voor het combineren van werk en gezin voor zowel mannen als vrouwen moeten worden bevorderd;

H. overwegende dat de groente- en fruitsector zeer belangrijk is in veel plattelandsgebieden van de zuidelijke landen binnen de Europese Unie, met name in Spanje en Frankrijk, waar de economische en sociale crisis zorgwekkende dimensies heeft aangenomen;

I.   overwegende dat een in opdracht van DG Handel door de Universiteit van Manchester uitgevoerde duurzaamheidseffectbeoordeling met betrekking tot een volwaardige vrijhandelszone in het Middellandse Zeegebied in de eerste tien jaar van bestaan eerder een toename van sociale problemen voorspelt, alsook een onduurzame belasting van het milieu;

J.   overwegende dat het protocol bij de visserijovereenkomst tussen de EU en Marokko op 14 december 2011 door het Europees Parlement werd verworpen;

K. overwegende dat de Westelijke Sahara niet bij Marokko hoort, en expliciet noch impliciet deel mag uitmaken van overeenkomsten die de EU met het Koninkrijk Marokko sluit; overwegende dat het EHJ heeft bevestigd dat de Unie in al gedragingen gebonden is aan het internationaal recht, en dat de opname van de Westelijke Sahara in de overeenkomst in strijd met het internationale recht zou zijn;

1.  benadrukt dat de Commissie dringend een strategie moet ontwikkelen om de huidige tekortkomingen van het proces van Barcelona het hoofd te bieden, rekening houdende met de uitdagingen van de Arabische Lente, die de regio in 2011 in haar greep hield maar haar oorspronkelijke doelstellingen nog lang niet heeft kunnen verwezenlijken;

2.  stelt voor om de inspanningen bij het nemen van economische en handelsbesluiten te richten op de versterking van de regionale integratie en de bevordering van een democratische ruimte, alsook op de verbetering van meerwaardeketens binnen de verschillende landen zodat zich fatsoenlijke productie- en consumptiepatronen kunnen ontwikkelen;

3.  beschouwt gelijke mededingingsvoorwaarden, eerbied voor de zwakkere marktspelers, bescherming van natuurlijke rijkdommen, passende betaling van producenten, eerlijke lonen en duurzame banen als sleutelvoorwaarden voor succesvolle handelsbetrekkingen, aangezien zij voor stabiliteit op lokale markten zorgen en de bescherming van het milieu waarborgen;

4.  is bezorgd over het feit dat volgens de laatste UNICEF-rapporten 1,5 miljoen kinderen in de schoolgaande leeftijd nog altijd het recht op onderwijs wordt ontzegd, dat er vooral op plattelandsgebieden nog sprake is van kinderarbeid, en dat de toenemende exportgerichte productie een belemmering kan vormen voor iedere poging om deze onrechtmatige praktijken te stoppen;

5.  onderstreept dat vóór binnen de landen ten zuiden van de Middellandse Zee verdere handelsliberalisatie plaatsvindt, aanvullende duurzaamheidseffectbeoordelingen moeten worden uitgevoerd teneinde eventuele problemen te voorkomen, aangezien deze een nadelig effect kunnen hebben op de Arabische Lente;

6.  is ervan overtuigd dat de Westelijke Sahara overeenkomstig het internationaal recht uitdrukkelijk buiten het toepassingsgebied moet vallen van iedere overeenkomst die de EU met Marokko sluit, en dat de gelegenheid moet worden geboden voor het sluiten van afzonderlijke overeenkomsten met de volkeren van de Westelijke Sahara, indien zij dat wensen;

7.  verzoekt de Commissie opnieuw te onderhandelen over haar overeenkomst voor de liberalisering van de landbouw- en visserijsector, teneinde de beoogde maatregelen af te stemmen op de behoefte aan duurzame economische en sociale ontwikkeling en grotere regionale integratie;

8.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de lidstaten en de regering van Marokko.