Ontwerpresolutie - B7-0130/2012Ontwerpresolutie
B7-0130/2012

ONTWERPRESOLUTIE over het 6e Wereldwaterforum in Marseille, 12-17 maart 2012 (2012/2552(RSP))

6.3.2012

naar aanleiding van vraag voor mondeling antwoord B7‑0101/2012
ingediend overeenkomstig artikel 115, lid 5, van het Reglement

Richard Seeber, Sophie Auconie, Daciana Octavia Sârbu, Gerben-Jan Gerbrandy, Michèle Rivasi, Miroslav Ouzký, Sabine Wils namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid


Procedure : 2012/2552(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0130/2012

B7‑0130/2012

Resolutie van het Europees Parlement over het 6e Wereldwaterforum in Marseille, 12-17 maart 2012 (2012/2552(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien het 6e Wereldwaterforum in Marseille, 12-17 maart 2012,

–   gezien de slotverklaringen van de vijf eerdere Wereldwaterfora, die hebben plaatsgevonden in Marrakech (1997), Den Haag (2000), Kyoto (2003), Mexico (2006) en Istanboel (2009),

–   gezien resolutie 64/292 van de Algemene Vergadering van de VN van 28 juli 2010 over het mensenrecht op water en sanitaire voorzieningen en resolutie 15/9 van de VN-Mensenrechtenraad van 30 september 2010 over mensenrechten en toegang tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen,

–   gezien de VN-Millenniumverklaring van 8 september 2000, waarin de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling worden uiteengezet als gezamenlijk door de internationale gemeenschap vastgestelde doelstellingen voor de uitbanning van armoede en waarin wordt voorzien in de halvering uiterlijk in 2015 van het aandeel van de bevolking dat geen duurzame toegang tot drinkwater en sanitaire basisvoorzieningen heeft,

–   gezien het derde Mondiale Verslag van de Verenigde Naties over het beheer van de watervoorraden, getiteld: "Water in een veranderende wereld",

–   gezien de door de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU in Boedapest (16-18 mei 2011) aangenomen resolutie over waterverontreiniging,

–   gezien Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid[1] ("de Kaderrichtlijn water"),

–   gezien zijn resolutie van 29 september 2011 over de ontwikkeling van een gemeenschappelijk EU-standpunt voorafgaande aan de Conferentie van de Verenigde Naties over duurzame ontwikkeling (Rio+20)[2],

–   gezien zijn resolutie van 12 maart 2009 over water in het licht van het Vijfde Wereldwaterforum van 16 tot en met 22 maart 2009 te Istanboel[3] en zijn resolutie van 15 maart 2006 over het Vierde Wereldwaterforum in Mexico City op 16-22 maart 2006[4],

–   gezien de vraag van 25 januari 2012 aan de Commissie over het Zesde Wereldwaterforum van 12-17 maart 2012 in Marseille (O-000013/2012 – B7-0101/2012),

–   gezien artikel 115, lid 5 en artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat bijna de helft van de bevolking in de ontwikkelingslanden geen sanitaire voorzieningen heeft, meer dan 800 miljoen mensen nog steeds gebruikmaken van onveilige drinkwaterbronnen en dat gebrekkige toegang tot veilige water- en sanitaire voorzieningen en slechte hygiëne jaarlijks de dood van meer dan 2,5 miljoen kinderen tot gevolg hebben;

B.  overwegende dat het waterbeheer rechtstreeks van invloed is op de menselijke gezondheid, de energieproductie, de landbouw en de voedselveiligheid en dat efficiënt waterbeer van cruciaal belang is voor de armoedebestrijding;

C. overwegende dat ontbossing, urbanisatie, bevolkingsgroei, biologische en chemische verontreiniging en klimaatverandering de beschikbaarheid en kwaliteit van veilige en zekere watervoorraden nog meer onder druk zetten en leiden tot grotere gevaren voor extreme watergerelateerde gebeurtenissen; voorts overwegende dat arme bevolkingsgroepen het meest kwetsbaar zijn en het minst in de gelegenheid zijn op deze tendensen in te spelen;

D. overwegende dat water geografisch zeer ongelijk is verdeeld en vaak het beste wordt beheerd via een aanpak op verschillende bestuursniveaus, waarbij de regionale en plaatselijke autoriteiten een grote rol spelen;

E.  overwegende dat het Parlement de Commissie en de Raad in zijn resoluties over het Vierde en Vijfde Wereldwaterforum heeft verzocht om de lokale overheden van de EU aan te sporen een deel van de heffingen die zij van de gebruikers voor de voorziening en zuivering van water ontvangen voor gedecentraliseerde samenwerkingsacties te bestemmen; voorts overwegende dat deze verzoeken - ondanks het feit dat actie ter zake zou hebben geleid tot betere toegang tot water en sanitaire voorzieningen voor de armste mensen – tot dusverre niet tot enige actie hebben geleid;

F.  overwegende dat de waterinfrastructuursystemen in de ontwikkelinglanden vaak ontoereikend en in de ontwikkelde landen verouderd zijn;

G. overwegende dat de nieuwe technologische ontwikkelingen het potentieel in zich hebben om meer waterefficiëntie en duurzaamheid te bereiken en met name ten behoeve van de ontwikkelingslanden kunnen worden gebruikt;

H. overwegende dat de Kaderrichtlijn water een kader vaststelt om zuiver water in de EU te beschermen en het duurzaam gebruik ervan op lange termijn te waarborgen;

I.   overwegende dat een goede watertoestand het best kan worden bereikt door lozingen, emissies en verliezen van verontreinigende stoffen in het milieu te beperken;

J.   overwegende dat in de voorstellen voor de nieuwe EU-kaders voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het cohesiebeleid in de context van de Europa 2020-strategie voor intelligente, duurzame en inclusieve groei integratie van de milieu- en klimaatproblematiek wordt bepleit;

K. overwegende dat het Wereldwaterforum, dat eens in de drie jaar plaatsvindt, een uniek platform is waar de watergemeenschap, beleidsmakers en besluitvormers uit alle regio's van de wereld bijeenkomen, debatteren en oplossingen trachten te vinden om tot waterzekerheid te komen;

L.  overwegende dat voor het Zesde Wereldwaterforum met als motto "Tijd voor oplossingen" 12 hoofdprioriteiten voor maatregelen op het gebied van water zijn uitgewerkt die zijn onderverdeeld in drie strategische richtsnoeren: "welzijn voor iedereen", "meer economische ontwikkeling", "behoud van een blauwe planeet", alsook drie "voorwaarden voor succes";

Welzijn voor iedereen

1.  verklaart dat water een gemeenschappelijk goed van de mensheid vormt en bijgevolg geen bron van verrijking zou mogen zijn en dat de toegang tot drinkwater een fundamenteel en universeel recht zou moeten zijn; is verheugd over de erkenning door de Verenigde Naties van het mensenrecht op veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen als afgeleid recht van het recht op een fatsoenlijke levensstandaard; wenst dat alles in het werk wordt gesteld om uiterlijk in 2015 ook de armste bevolkingsgroepen de toegang tot drinkwater te garanderen;

2.  verzoekt de Commissie en de lidstaten zich meer in te zetten voor de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling van de VN op het gebied van water en sanitaire voorzieningen en voorts rekening te houden met de desbetreffende resultaten van de Rio+20-Conferentie over duurzame ontwikkeling; onderstreept dat bij de discussies op het Wereldwaterforum strategieën en oplossingen voor landbouw- en economische ontwikkeling waarmee een hoog niveau van waterbeschikbaarheid en waterkwaliteit kan worden gewaarborgd, centraal moeten staan;

3.  onderstreept dat concrete afspraken over de bevordering en bescherming van de watervoorraden dienen te worden gemaakt, met name in het licht van de komende Rio+20-Conferentie;

4.  is van oordeel dat volksgezondheid en milieubescherming prioriteiten dienen te zijn bij het waterbeheerbeleid; onderstreept de fundamentele rol van de bescherming van drinkwaterbronnen voor de menselijke gezondheid; dringt aan op de planning en tenuitvoerlegging van waterbeheersmaatregelen op stroomgebiedniveau ten einde de gehele hydrologische cyclus te dekken; wijst erop dat waterverontreiniging aan de bron moet worden aangepakt en wel door de hoeveelheid gevaarlijke stoffen die het milieu en drinkwatergebieden binnendringen, te beperken; dringt aan op de toepassing van het "de vervuiler betaalt"-beginsel;

5.  onderstreept de rol van water voor vrede en samenwerking; dringt aan op de sluiting en tenuitvoerlegging van internationale akkoorden voor het gezamenlijk beheer van grensoverschrijdend oppervlaktewater en grondwater, in het kader waarvan de burgers en regeringen gezamenlijk zorg dragen voor het duurzaam beheer van watervoorraden en plaatselijke en internationale conflicten worden voorkomen;

Meer economische ontwikkeling

6.  onderstreept het belang van een evenwichtig gebruik van water ten einde te kunnen instaan voor de vraag naar water en de beschikbaarheid en kwaliteit ervan, met name in ontwikkelingslanden; dringt aan op de vaststelling van geïntegreerde plannen voor het beheer van watervoorraden en ruimtelijke ordeningsplannen op internationaal, nationaal en plaatselijk niveau;

7.  dringt aan op overheids- en particuliere investeringen in onderzoek naar en ontwikkeling van innovatieve technologieën voor water op elk gebied; spoort aan tot het gebruik van nieuwe technologieën, installaties en faciliteiten op het gebied van water in de landbouw om door efficiënt gebruik te maken van water en beter gebruik te maken van niet-conventionele waterbronnen, inclusief het hergebruik van gezuiverd afvalwater voor irrigatie- en industriële doeleinden, duurzaam voldoende en veilig voedsel te produceren;

8.  dringt erop aan dat de belemmeringen voor de overdracht van kennis en technologieën met betrekking tot waterbescherming, waterwinning, irrigatietechnieken, grondwaterbeheer, behandeling van afvalwater enz., worden weggenomen;

9.  onderstreept het belang van een rationeel watergebruik; dringt aan op een efficiënter watergebruik, met name in sectoren waarin het meeste water wordt verbruikt, zoals de landbouwsector, aangezien in deze sectoren de grootste efficiencywinsten kunnen worden behaald; wenst ook dat minimumefficiencyvereisten worden vastgesteld voor producten die in de EU op de markt worden gebracht en die aanzienlijke gevolgen voor het waterverbruik hebben, en dat daarbij tevens rekening wordt gehouden met het daarmee samenhangend energiebesparingspotentieel;

10. onderstreept dat een duurzaam gebruik van water zowel om economische als milieuredenen noodzakelijk is; dringt aan op meer transparantie in de regelingen ter bepaling van de waterprijs;

Behoud van een blauwe planeet

11. onderstreept dat de effecten van de klimaatverandering een uitermate grote bedreiging vormen voor water, hetgeen tot een achteruitgang in kwantiteit en kwaliteit van het beschikbare water, met name drinkwater, alsook tot een stijging in de frequentie en intensiteit van overstromingen en droogtes, zou kunnen leiden; dringt erop aan dat bij beleidsmaatregelen om in te spelen op klimaatverandering en de leniging ervan naar behoren rekening wordt gehouden met de impact ervan op de watervoorraden; onderstreept het belang van risicopreventie, opvang- en responsstrategieën om watergerelateerde extreme verschijnselen tegen te gaan;

12. dringt er bij alle landen op aan om uiterlijk in 2015 een kwantitatieve doelstelling vast te stellen voor het terugdringen van chemische en biologische verontreiniging van stedelijk afvalwater en landelijke activiteiten ten einde de waterkwaliteit te beschermen en te herstellen en de duurzaamheid van watervoorraden en ecosystemen te ondersteunen; herinnert de lidstaten aan hun verplichting in het kader van de Kaderrichtlijn water om uiterlijk in 2015 een goede watertoestand te bereiken; verzoekt de lidstaten alle noodzakelijke maatregelen te treffen en toereikende financiële middelen ter beschikking te stellen om deze waterkwaliteitsdoelstellingen te verwezenlijken;

Voorwaarden voor succes

13. spoort aan tot het opzetten van een databank voor hydrologische kennis die zowel op mondiaal als EU-niveau wordt gebruikt; dringt aan op de ontwikkeling van globale sleutelinidicatoren voor de kwaliteit, kwantiteit, beschikbaarheid en betaalbaarheid van water alsook van indicatoren voor waterefficiëntie op het niveau van stroomgebieden;

14. is voorstander van de ontwikkeling van geïntegreerde stroomgebiedbeheersplannen op mondiaal niveau; onderstreept de essentiële rol van stroomgebiedbeheersplannen voor de tenuitvoerlegging van het EU-waterbeleid in het kader van de Kaderrichtlijn water; onderstreept de doorslaggevende rol van regionale en lokale overheden bij een kostenefficiënte aanpak van de algehele waterproblematiek alsook bij het tegengaan van corruptie;

15. verzoekt de Commissie, namens de Europese Unie, alsook de lidstaten om toe te treden tot het VN-Verdrag over internationale waterlopen van 1997 en voorts de inwerkingtreding van de amendementen op het Verdrag van Helsinki over de bescherming en het gebruik van grensoverschrijdende waterwegen en internationale meren van 1992 te bevorderen ten einde de reikwijdte van dit instrument tot buiten de landen van de Economische Commissie van de Verenigde Naties voor Europa uit te breiden, alsook om aan te sporen tot ratificatie op grotere schaal van het protocol betreffende water en gezondheid bij het Verdrag van Helsinki van 1992 ten einde een gecoördineerd en rechtvaardig beheer van water in nationale en transnationale bekkens te bevorderen;

16. onderstreept dat het noodzakelijk is tot een thematische bundeling van beschikbare financiële middelen voor de waterproblematiek te komen en deze problematiek te integreren in alle beleidsterreinen, inclusief in alle financiële en juridische instrumenten van de EU; onderstreept dat de aanpak van de waterproblematiek een wezenlijk bestanddeel is van de succesvolle overgang naar een werkzame "groene economie";

17. verzoekt de Commissie en de Raad dan ook opnieuw om de lokale overheden van de EU aan te sporen om een deel van de heffingen die zij van de gebruikers voor de voorziening en zuivering van water ontvangen voor gedecentraliseerde samenwerkingsacties te bestemmen; vestigt de aandacht op het beginsel van een 1%-solidariteitsheffing voor water dat door sommige lidstaten bij wijze van mogelijk navolgbaar voorbeeld is ingevoerd;

18. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.