Ontwerpresolutie - B7-0315/2012Ontwerpresolutie
B7-0315/2012

ONTWERPRESOLUTIE over de mensenrechtensituatie in Tibet

11.6.2012 - (2012/2685(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Kristiina Ojuland, Annemie Neyts-Uyttebroeck, Edward McMillan-Scott, Marietje Schaake, Leonidas Donskis, Ramon Tremosa i Balcells, Izaskun Bilbao Barandica, Sarah Ludford, Ivo Vajgl, Johannes Cornelis van Baalen, Jelko Kacin, Nathalie Griesbeck, Sonia Alfano namens de ALDE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0312/2012

Procedure : 2012/2685(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0315/2012
Ingediende teksten :
B7-0315/2012
Debatten :
Aangenomen teksten :

B7‑0315/2012

Resolutie van het Europees Parlement over de mensenrechtensituatie in Tibet

(2012/2685(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien zijn eerdere resoluties over China en Tibet, en met name zijn resoluties van 26 oktober 2011 en 24 november 2010,

–   gezien zijn eerdere resolutie over het verhinderen van de verkiezingen voor de Tibetaanse regering in ballingschap in Nepal van 7 april 2011,

–   gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948,

–   gezien artikel 36 van de Grondwet van de Volksrepubliek China, dat alle burgers het recht op godsdienstvrijheid garandeert,

–   gezien de verwachte benoeming van de Speciale EU-Vertegenwoordiger voor de mensenrechten,

–   gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de eerbiediging van de mensenrechten en de vrijheid van identiteit, cultuur, godsdienst en vereniging fundamentele beginselen van de EU en haar buitenlands beleid zijn;

B.  overwegende dat de mensenrechtendialoog EU-China geen betekenisvolle verbeteringen in de mensenrechtensituatie van de Tibetanen heeft opgeleverd;

C. overwegende dat het Europees Parlement kennis heeft genomen van de bezetting van Tibet door de Volksrepubliek China;

D. overwegende dat de gezanten van Zijne Heiligheid de Dalai Lama de regering van de Volksrepubliek China hebben benaderd om een vreedzame en wederzijds voordelige oplossing voor de kwestie-Tibet te vinden;

E.  overwegende dat de autoriteiten van de Volksrepubliek China bij hun optreden tegen de protesten in Tibet in 2008 onevenredig veel geweld hebben gebruikt en sindsdien restrictieve veiligheidsmaatregelen hanteren die de vrijheid van meningsuiting, vereniging en godsdienst beperken;

F.  overwegende dat bij de protesten in 2008 wellicht meer dan 200 slachtoffers zijn gevallen en dat het aantal aanhoudingen tussen 4434 en meer dan 6500 bedroeg, terwijl er eind 2010 in Tibet 831 bekende politieke gevangenen waren, van wie er 360 door een rechter waren veroordeeld en er 12 een levenslange gevangenisstraf uitzaten;

G. overwegende dat er berichten zijn dat de autoriteiten van de Volksrepubliek China in Tibetaanse gevangenissen gebruik maken van folterpraktijken, zoals slagen, het gebruik van stroomstootwapens, langdurige eenzame opsluiting, verhongering en andere gelijkaardige maatregelen, om bekentenissen af te dwingen;

H. overwegende dat er sinds 2009 38 Tibetanen, waaronder voornamelijk monniken en nonnen, zichzelf in brand zouden hebben gestoken als protest tegen de restrictieve Chinese maatregelen in Tibet en om op te roepen voor de terugkeer van de Dalai Lama en het recht op godsdienstvrijheid in de prefectuur van Aba/Ngaba (provincie Sechouan) en andere delen van de Tibetaanse hoogvlakte;

I.   overwegende dat de huidige gezondheidstoestand en verblijfplaats van een aantal slachtoffers van zelfverbranding, zoals met name Chimey Palden, Tenpa Darjey, Jamyang Palden, Lobsang Gyatso, Sona Rabyang, Dawa Tsering, Kelsang Wangchuck, Lobsang Kelsang, Lobsang Kunchok en Tapey, onbekend of onduidelijk zijn;

J.   overwegende dat Gedhun Choekyi Nyiman, de elfde Panchen Lama, door de autoriteiten van de Volksrepubliek China is aangehouden, en niet gezien is sinds 14 mei 1995;

K. overwegende dat de Tibetaanse identiteit, taal, cultuur en godsdienst, die getuigen van een historisch rijke beschaving, worden bedreigd door de hervestiging van Han-Chinezen op het historische grondgebied van Tibet en de vernietiging van de traditionele nomadische levenswijze van de Tibetanen;

L.  overwegende dat de EU momenteel werkt aan de vaststelling van het mandaat en de benoeming van de Speciale EU-Vertegenwoordiger voor de mensenrechten;

M. overwegende dat de voorgaande oproepen van het Europees Parlement aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid om de situatie in Tibet te bespreken met haar Chinese tegenhangers niet de verwachte resultaten hebben opgeleverd;

1.  herhaalt dat het strategische partnerschap tussen de EU en de Volksrepubliek China moet berusten op gedeelde beginselen en waarden;

2.  verzoekt de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van de EU meer en intensievere inspanningen te leveren om de mensenrechtensituatie van de Tibetanen aan de orde te stellen in de mensenrechtendialoog EU-China;

3.  verzoekt de autoriteiten van de Volksrepubliek China betekenisvolle autonomie toe te kennen aan het historische grondgebied van Tibet;

4.  spreekt zijn teleurstelling uit over het feit dat de regering van de Volksrepubliek China sinds januari 2010 niet bereid is tot voortzetting van de dialoog met de gezanten van Zijne Heiligheid de Dalai Lama, en moedigt de Chinese autoriteiten aan een betekenisvolle discussie aan te gaan met de vertegenwoordigers van het centrale Tibetaanse bestuur over de toekomst van Tibet;

5.  staat erop dat de autoriteiten van de Volksrepubliek China de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van vereniging en de vrijheid van godsdienst van de Tibetanen eerbiedigen;

6.  dringt er bij de autoriteiten van de Volksrepubliek China op aan onafhankelijk internationaal onderzoek naar de protesten van 2008 en de nasleep daarvan toe te staan, en verzoekt om de vrijlating van de politieke gevangenen;

7.  veroordeelt elke vorm van marteling van personen die in hechtenis zitten, en verzoekt de autoriteiten van de Volksrepubliek China onafhankelijke internationale inspecties van de gevangenissen en detentiecentra in Tibet toe te staan;

8.  veroordeelt opnieuw het feit dat de Chinese autoriteiten met harde hand blijven optreden tegen Tibetaanse kloosters, en verzoekt de Chinese regering de vrijheid van godsdienst te waarborgen voor het Tibetaanse volk en alle burgers;

9.  eist dat de Chinese autoriteiten het lot en de verblijfplaats van alle slachtoffers van zelfverbranding in Tibet bekendmaken;

10. staat erop dat de Chinese autoriteiten het lot en de verblijfplaats van Chedun Choekyi Nyima, de elfde Panchen Lama, bekendmaken;

11. verzoekt de Chinese autoriteiten de taalvrijheid en de culturele, godsdienstige en andere fundamentele vrijheden van de Tibetanen te eerbiedigen en te stoppen met de hervestiging van Han-Chinezen in de historische gebieden van Tibet en Tibetaanse nomaden niet langer te dwingen hun traditionele levenswijze op te geven;

12. verwacht dat de Speciale EU-Vertegenwoordiger voor de mensenrechten regelmatig verslag uitbrengt over de mensenrechtensituatie in de Volksrepubliek China, en met name in Tibet;

13. verzoekt de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van de EU de mensenrechtensituatie in Tibet bij elke ontmoeting met de vertegenwoordigers van de Volksrepubliek China aan de orde te stellen;

14. spoort de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid aan een Speciale EU-Vertegenwoordiger voor Tibet te benoemen om de eerbiediging van de mensenrechten van het Tibetaanse volk te verbeteren, met inbegrip van het recht om de eigen identiteit en religieuze, culturele en taalkundige uitingen hiervan te bewaren en te ontwikkelen, een constructieve dialoog en onderhandelingen tussen de regering van de Volksrepubliek en de gezanten van Zijne Heiligheid de Dalai Lama te ondersteunen, en hulp te bieden aan Tibetaanse vluchtelingen, met name in Nepal en India;

15. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regering en het parlement van de Volksrepubliek China, de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, de Tibetaanse regering in ballingschap, het Tibetaanse parlement in ballingschap en Zijne Heiligheid de Dalai Lama.