Ontwerpresolutie - B7-0350/2012Ontwerpresolutie
B7-0350/2012

ONTWERPRESOLUTIE over de voorbereiding van het werkprogramma van de Commissie voor 2013

27.6.2012 - (2012/2688(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 35, lid 3, van het Reglement en het kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie

Enrique Guerrero Salom namens de S&D-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0346/2012

Procedure : 2012/2688(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0350/2012
Ingediende teksten :
B7-0350/2012
Aangenomen teksten :

B7‑0350/2012

Resolutie van het Europees Parlement over de voorbereiding van het werkprogramma van de Commissie voor 2013

(2012/2688(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien de mededeling van de Commissie over het werkprogramma van de Commissie voor 2012 (COM(2011)777),

–   gezien het kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie[1], en met name bijlage IV daarvan,

–   gezien het resultaat van de regelmatige dialoog tussen alle commissarissen en de parlementaire commissies en het beknopte verslag van de Conferentie van commissievoorzitters van 13 juni 2012, dat aan de Conferentie van voorzitters is overgelegd,

–   gezien zijn resolutie van 8 juni 2011 over investeren in de toekomst: een nieuw meerjarig financieel kader (MFK) voor een concurrerend, duurzaam en integratiegericht Europa,

–   gezien zijn resolutie over het meerjarig financieel kader en eigen middelen (2012/2678(RSP)),

–   gezien zijn wetgevingsresolutie van 23 mei 2012 over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijk stelsel van belasting op financiële transacties en tot wijziging van Richtlijn 2008/7/EG (COM(2011)0594 – C7-0355/2011 – 2011/0261(CNS)),

–   gezien zijn resolutie van 14 juni 2012 over de "Toekomst van de Single Market Act" (2012/2663(RSP)),

–   gezien de conclusies van de vergaderingen van de Europese Raad van zowel maart als juni,

–   gezien de Europa 2020-strategie,

–   gezien de gezamenlijke mededeling van 25 mei 2011 van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, met de titel "Inspelen op de veranderingen in onze buurlanden – Evaluatie van het Europees nabuurschapbeleid",

–   gezien artikel 70 van zijn Reglement,

–   gezien artikel 35, lid 3, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de wereldwijde financiële crisis van 2008 zich tot de reële economieën heeft uitgebreid, met mondiale stagnatie en recessie en vergaande negatieve effecten op de werkgelegenheid tot gevolg;

B.  overwegende dat de reddingsoperaties die met overheidsgeld werden ondernomen om financiële instellingen die te groot waren om over de kop te gaan boven water te houden, hebben geleid tot een aanzienlijke verslechtering van de overheidsfinanciën en tot een verdere economische verzwakking op mondiaal en Europees niveau;

C. overwegende dat Europa zich moet verbinden tot het model van de sociale markteconomie, dat zorgt voor duurzame groei om de huidige en de volgende generatie te verzekeren van banen en een betere kwaliteit van leven;

D. overwegende dat cohesie en solidariteit ten grondslag liggen aan de doelstellingen van de EU, zoals bevestigd in artikel 174 van het VWEU, en gericht zijn op het tegengaan van de effecten van de economische crisis in de lidstaten, met inbegrip van de lidstaten die te kampen hebben met economische moeilijkheden die door de financiële markten zijn veroorzaakt;

E.  overwegende dat we enkel op basis van billijkheid en rechtvaardigheid een uitweg zullen vinden uit de crisis in de EU;

I.   Economische beleidsaansturing en het bestuur van de eurozone: de dringende noodzaak banengroei en EU-financiering te stimuleren

1.  is ervan overtuigd dat, nu dat de Europese Unie voor enorme uitdagingen staat en het hoofd moet bieden aan de financiële, economische en sociale crisis, er dringend behoefte is aan een ambitieus werkprogramma van de Europese Commissie voor 2013 en aan een herlancering van het Europese politieke project om duurzame groei, werkgelegenheid en kwaliteit van leven in Europa te bevorderen en om het vertrouwen van de burgers in de Europese integratie te herstellen; verzoekt de Commissie daarom met klem om krachtig leiderschap te vertonen en adequate politieke oplossingen voor de crisis aan te dragen door het evenwicht tussen de Europese instellingen te bevorderen en te waarborgen, en door ervoor te zorgen dat tegenstrijdige nationale belangen zijn ondergeschikt aan gemeenschappelijke Europese belangen;

2.  is er sterk van overtuigd dat het behoud van het concurrentievermogen, opvoering van de groei, bestrijding van de hoge werkloosheid, waarborging van goed werkende arbeidsmarkten en goede sociale omstandigheden voor een betere werkgelegenheid, de bevordering van fatsoenlijk werk, waarborging van de rechten van werknemers en goede arbeidsomstandigheden in heel Europa en terugdringing van de armoede tot de grootste uitdagingen van de EU behoren; dringt er bij de Commissie op aan dat zij een Europees actieplan presenteert om duurzame groei en fatsoenlijk werk te stimuleren;

3.  is van oordeel dat recente gebeurtenissen hebben aangetoond dat er in de eurozone behoefte is aan een sterkere economische beleidsaansturing en dat een monetaire pijler zonder financiële, fiscale, sociale en economische pijler gedoemd is te mislukken; pleit voor een versterking van de economische beleidscoördinatie binnen de eurogroep, met inbegrip van een wetgevingsvoorstel betreffende de externe vertegenwoordiging van de eurozone; vraagt de Commissie en het Parlement zich hiervoor gezamenlijk in te spannen;

4.  roept op tot een versterking van het Europees semester voor coördinatie en uitvoering van het economisch en fiscaal beleid, dat er als onlosmakelijk onderdeel van de Europa 2020-strategie op gericht is bij te dragen aan economische groei, begrotingsdiscipline en de aanpak van structurele uitdagingen, en benadrukt dat het Europees Parlement hier volledig bij moet worden betrokken;

5.  spoort de Commissie aan onmiddellijk een routekaart uit te stippelen voor de invoering van stabiliteitsobligaties in de eurozone; wijst de Commissie erop dat het Europees aflossingsfonds een van de elementen van de opstartfase van de routekaart is, en de komende vijf jaar stap voor stap ten uitvoer moet worden gelegd om de uitstaande staatsschuld die meer dan 60% van het bbp van de lidstaten bedraagt gezamenlijk binnen een periode van 25 jaar te verlagen, en de uitgifte van de schuld tegelijkertijd op korte termijn op gecoördineerde wijze te beheren;

6.  waarschuwt voor aanhoudende onevenredige, algemene en onvoldoende doelgerichte bezuinigingsmaatregelen die de investeringscapaciteit van vooraanstaande economische actoren ondermijnen; is er sterk van overtuigd dat Europese projectobligaties kunnen bijdragen tot een verdere deblokkering van middelen voor de financiering van gerichte Europese groei en innovatiebeleidsmaatregelen, om de omzet van privékapitaal in reële investeringen te stimuleren en om de stabiliteit van de eurozone en duurzame coördinatie van de begrotingsdiscipline van de lidstaten te waarborgen; verwacht van de Europese Commissie en de Europese Investeringsbank (EIB) dat zij hun uiterste best zullen doen om in 2012 en 2013 een snelle en succesvolle tenuitvoerlegging van de proeffase te bewerkstelligen; herinnert eraan dat de bijdrage uit de EU-begroting aan een maximum is gebonden en strikt beperkt is, en niet leidt tot aanvullende voorwaardelijke verplichtingen voor de EU-begroting; verzoekt de Commissie een anticyclische faciliteit voor duurzame groei van 1% van het bbp per jaar voor tien jaar vast te stellen;

7.  verzoekt de Commissie met concrete voorstellen te komen voor verdere ontwikkeling van deze instrumenten op basis van samenwerking tussen de EU-begroting en de EIB of andere openbare langetermijninvesteerders, teneinde de financiering van investeringen voor de tenuitvoerlegging van de Europa 2020-strategie te verbeteren; herinnert eraan dat de nadruk niet alleen op de financiering van grote infrastructuurprojecten (op het gebied van transport, energie en ICT) mag liggen, maar ook op kleine en middelgrote projecten die groei kunnen opleveren in alle EU-lidstaten, met een bijzondere nadruk op "probleemlanden"; beklemtoont de behoefte aan herkapitalisatie van de EIB en aan een robuuste EU-begroting voor 2014-2020 om dit doel te bereiken;

8.  herinnert eraan dat de EU-begroting de beleidsprioriteiten van de EU moet weerspiegelen; benadrukt dat de EU-begroting een investeringsbegroting is met een krachtig hefboomeffect, aangezien 94% van de kredieten gewijd zijn aan de stimulering van economische groei en werkgelegenheid en aan de rol van de Unie als mondiale speler; verzoekt de Commissie de EU-begroting te verdedigen als krachtig instrument om strategische investeringen een extra impuls te geven via een Europese meerwaarde, om de Europese economie terug op de rails te krijgen en om gezamenlijk overeengekomen politieke doelstellingen van de EU te bereiken;

9.  verzoekt de Commissie om haar voorstellen van 29 juni 2011 voor het volgende meerjarig financieel kader te verdedigen, en om tijdens de interinstitutionele onderhandelingen de rol van eerlijke bemiddelaar op zich te nemen met het oog op de goedkeuring van de MFK-verordening door het Parlement; roept de Commissie op te waarborgen dat de onderhandelingen over de wetgevingsvoorstellen betreffende de meerjarige programma's volgens de gewone wetgevingsprocedure zullen worden gevoerd, en dat zij zullen worden afgerond wanneer er overeenstemming over de daarvoor bestemde financiële middelen is bereikt;

10. benadrukt andermaal dat het EP niet bereid is zijn goedkeuring te verlenen voor de volgende MFK-verordening zolang er geen politieke overeenstemming is bereikt over een hervorming van het stelsel van eigen middelen, met inbegrip van een heffing op financiële transacties en een btw-herziening, waardoor het aandeel van de op bni gebaseerde bijdrage van de lidstaten aan de EU-begroting tegen 2020 tot 40% zou worden verlaagd, en de begrotingsconsolidatie in de lidstaten zou worden bevorderd;

II. Bouwen aan een samenhangende, duurzame en concurrentiekrachtige Unie

11. herinnert eraan dat er op meer coherente wijze en volledig rekening moet worden gehouden met de territoriale dimensie van het EU-beleid; stelt voor dat de Commissie dit aspect in haar toekomstige effectbeoordelingsactiviteiten verwerkt; dringt aan op een vroege start van alle noodzakelijke mechanismen voor tijdige planning en uitvoering van de nieuwe programmeringsperiode voor het cohesiebeleid na 2013;

12. verzoekt de Commissie een nieuw voorstel in te dienen voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het solidariteitsfonds van de Europese Unie;

13. verzoekt de Commissie de vier doelstellingen van de agenda voor waardig werk van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) in al haar voorstellen te verwerken, en om de doelstellingen van de aanbeveling van het ILO inzake het sociale vangnet op te nemen in de jaarlijkse groeianalyse, zodat alle werknemers in Europa hun leven lang zijn verzekerd van een minimumniveau aan sociale bescherming;

14. herinnert aan de voorstellen voor een intelligente reactie op veranderingen in het bedrijfsleven en technologische ontwikkeling;

15. is ingenomen met de voorstellen van de Commissie waarin de nadruk wordt gelegd op de voordelen van de vaststelling van een minimumsalaris op het niveau van de lidstaten voor de bestrijding van armoede onder werkenden en sociale dumping en voor de stimulering van de totale vraag; verzoekt de Commissie een EU-strategie tegen dakloosheid te ontwikkelen, waarmee onder meer het groeiende probleem van armoede onder vrouwen en minimumpensioenregelingen worden aangekaart;

16. vraagt de Commissie de segmentatie van de arbeidsmarkt aan te pakken via een allesomvattend pakket, dat zich onder meer richt op onderaanbesteding, schijnzelfstandigheid, uitbuiting van tijdelijke uitzendkrachten en stagiairs, met het oog op gelijke rechten, behoorlijke salarissen en arbeidsomstandigheden, carrièreontwikkeling en volledige bescherming van juridische en collectieve onderhandelingen voor alle werknemers; benadrukt dat er behoefte is aan een nieuw Commissievoorstel betreffende de arbeidstijdenrichtlijn indien onderhandelingen tussen sociale partners mislukken;

17. onderstreept dat de Commissie, gezien de demografische problemen waarmee de meeste lidstaten te kampen hebben, met voorstellen moet komen voor het mainstreamen van de resultaten van het Europees Jaar voor actief ouder worden en solidariteit tussen de generaties, alsook voor langdurige verzorging en het recht op een behoorlijk pensioen; is ingenomen met de plannen van de Commissie voor het indienen van voorstellen inzake een garantie- en kwaliteitskader voor stages voor Europese jongeren, en onderstreept het belang van deze voorstellen;

18. betreurt de trage vorderingen in de richting van een nieuw wetgevingsvoorstel van de Commissie voor een betere balans tussen mannen en vrouwen in het bestuur van bedrijven; betreurt het gebrek aan initiatief van de Commissie ten aanzien van de herziening van de richtlijn voor gendergelijkheid op het vlak van werk en salaris;

19. betreurt dat de Commissie geen vervolg heeft gegeven aan de lancering van het initiatief voor vaderschapsverlof; onderstreept de behoefte aan een wetgevingsvoorstel voor de uitbanning van geweld tegen vrouwen, waar het Parlement al in verschillende resoluties om heeft verzocht;

20. hecht bijzonder veel belang aan de presentatie in december 2012 van de strategie voor gezondheid en veiligheid 2013-2020;

21. dringt er bij de Commissie op aan een wetgevingsvoorstel tot oprichting van een Waarnemingspost voor Energie in te dienen met het oog op een betere informatievoorziening inzake energie-invoermarkten en een betere analyse van exportmarkten; verzoekt de Commissie onderzoek te verrichten naar de uitvoerbaarheid en doeltreffendheid van de maatregelen die de EU tot haar beschikking heeft om een nieuwe Europese Energiegemeenschap[2] op te richten en ten uitvoer te leggen;

22. verzoekt de Commissie een strategie te ontwerpen voor energiearmoede, vergezeld van passende voorstellen, met inbegrip van een algemene EU-definitie voor energiearmoede;

23. neemt kennis van de recente mededeling van de Commissie over hernieuwbare energie[3], maar betreurt het vrijblijvende karakter hiervan; verzoekt de Commissie met daadwerkelijke voorstellen te komen, met inbegrip van een nieuwe bindende doelstelling voor hernieuwbare energie voor 2030 begin 2013, om investeerders in daaraan gerelateerde technologieën zekerheid te bieden;

24. betreurt de terughoudendheid van de Raad om in te stemmen met een voldoende ambitieuze richtlijn voor energie-efficiëntie met het oog op de verwezenlijking van de doelstelling van 20% energiebesparing tegen 2020 ten opzichte van het voor dat jaar geraamde verbruik; dringt er bij de Commissie op aan dat zij de nodige maatregelen neemt om deze tekortkoming te corrigeren;

25. verzoekt de Commissie om een zo snel mogelijke herziening van de richtlijn inzake nucleaire veiligheid, op basis van een adequate analyse van de stresstests;

26. pleit voor wetgeving inzake een efficiënt gebruik van hulpbronnen en klimaatactie; herinnert eraan dat de milieu- en klimaatveranderingsdoelstellingen in al het EU-beleid moeten worden opgenomen en hun weerslag moeten vinden in de desbetreffende begrotingsrubrieken; onderstreept dat met name werk moet worden gemaakt van de aanpassing aan de klimaatverandering, om de grond – een schaars goed – op een optimaal niveau van voedselproductie en zaadteelt te houden;

27. geeft uiting aan zijn bezorgdheid over de voortdurende vertraging bij de indiening van een herzieningsvoorstel voor de richtlijn inzake tabaksproducten, en spoort de Commissie aan dit voorstel eind 2012 in te dienen; betreurt dat de verwachte herziening van de richtlijn inzake geluidsbeheer nog niet is ingediend, ondanks het feit dat deze al in het werkprogramma van de Commissie voor 2011 was opgenomen;

28. spoort de Commissie aan de richtlijn inzake ecologisch ontwerp te herzien en eventueel noodzakelijke wetgevingsvoorstellen in te dienen;

29. verwacht van de Commissie dat zij herziene wetgevingsvoorstellen indient voor luchtkwaliteit en voor de richtlijn nationale emissieplafonds;

30. dringt er bij de Commissie op aan dat zij een wetgevingsvoorstel indient inzake een verbod op het op de markt brengen van voedsel dat afkomstig is van gekloonde dieren en hun afstammelingen, waar het Parlement al herhaaldelijk om heeft verzocht;

31. verzoekt de Commissie een wetgevingskader te ontwerpen voor maatregelen tegen antimicrobiële resistentie, in reactie op een groeiend aantal zorgwekkende gevallen; herhaalt dat de Commissie verplicht is haar strategie inzake chemische stoffen en de criteria en definities ten aanzien van hormoonontregelende stoffen te herzien;

32. herhaalt zijn verzoek om behoud na 2015 van de aanplantrechten in de wijnsector, en vraagt de Commissie hiermee rekening te houden in haar herziening van het stelsel voor aanplantrechten die in 2013 zal worden ingediend;

33. pleit voor een wetgevingsvoorstel voor de bevordering van landbouwproducten met het oog op de promotie van het productimago binnen de EU en in derde landen, met name wat betreft kwaliteit, voedingswaarde, veiligheid en productiemethoden;

34. verzoekt de Commissie een einde te maken aan de huidige impasse onder de lidstaten ten aanzien van beheersplannen voor de lange termijn, en haar werkzaamheden op het vlak van de instandhouding op lange termijn en het herstel van de visbestanden voort te zetten; onderstreept dat moet worden gewaarborgd dat artikel 43, lid 2, VWEU de rechtsgrond vormt voor alle voorstellen die verband houden met de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid; vraagt de Commissie om het Parlement in alle stadia van de procedures voor de partnerschapsovereenkomsten inzake visserij op de hoogte te houden;

35. is van oordeel dat een geïntegreerde en interoperabele Europese spoorwegmarkt, na de goedkeuring van de herziening van het eerste spoorwegpakket, moet voorzien in een uitbreiding van de bevoegdheden van het Europese spoorwegagentschap op het gebied van veiligheid, certificatie en goedkeuring van rollend materieel;

36. houdt vast aan de volledige tenuitvoerlegging van het initiatief "gemeenschappelijk Europees luchtruim", inclusief de invoering van functionele luchtruimblokken en het Europees luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR);

37. roept op tot de bevordering van elektronische en intelligente tariefsystemen in alle vormen van vervoer met het oog op een multimodaal en interoperabel vervoerssysteem;

38. is ingenomen met het feit dat de nadruk in het Horizon 2020-pakket ligt op topkwaliteit voor het toekomstige EU-kaderprogramma voor onderzoek en innovatie; onderstreept dat er een betere synergie moet worden ontwikkeld tussen Horizon 2020 en de structuurfondsen om de weg naar topkwaliteit voor alle lidstaten toegankelijk te maken; meent dat Horizon 2020 sterke stimulansen moet bieden voor de bevordering van menselijk kapitaal in O&O;

39. verwacht van de Commissie dat zij nieuwe voorstellen indient of zich opnieuw buigt over de herziening van de huidige wetgeving op het vlak van het burgerlijk, handels- en procesrecht (met name Rome II, Brussel I en II bis);

40. is ingenomen met de drie wetgevingsvoorstellen van de Commissie voor de opzet van een nieuwe generatie meerjarige programma's, zoals Erasmus voor iedereen (programma voor onderwijs, opleiding, jongeren en sport), Creatief Europa en Europa voor de burger; verzoekt de Commissie een nieuw wetgevingsvoorstel in te dienen voor de Culturele Hoofdsteden van Europa en om de voortzetting van het programma na 2019 zeker te stellen;

III. Een interne markt voor de burgers, bedrijven en consumenten

41. wijst op het belang van een holistische benadering van de interne markt als een belangrijke motor voor duurzame groei; herinnert aan het belang van een doeltreffende beroepsprocedure om ervoor te zorgen dat consumenten hun rechten kunnen uitoefenen, en dringt aan op een wetgevingsvoorstel voor de opzet van een betaalbaar, snel en toegankelijk collectief verhaalmechanisme voor heel Europa;

42. onderstreept dat een goed functionerende digitale interne markt het groei- en werkgelegenheidspotentieel van Europa, vooral voor jongeren, kan ontsluiten; roept op tot hernieuwde inspanningen om de breedbandkloof te overbruggen en de ontwikkeling van supersnelle netwerken te bespoedigen, overeenkomstig de doelstellingen van de digitale agenda; dringt aan op 'lichte' procedures in de digitale markt, die een snelle aanpassing aan de technologische ontwikkelingen en innovatie mogelijk maken; betreurt dat de Commissie niet bereid is formeel te garanderen dat zij zich naar beste kunnen zal inzetten voor internettoegang;

43. onderstreept de behoefte aan een veilig en doeltreffend systeem dat voor meer vertrouwen tussen consumenten en ondernemingen zorgt en de privacy van de gebruiker waarborgt, en de elektronische handel zo kan bestendigen en bevorderen; pleit voor een bijzondere nadruk op het mkb en micro-ondernemingen, waarbij naar een passende oplossing wordt gezocht voor de belemmeringen voor de ontwikkeling van grensoverschrijdende handelsactiviteiten, zoals consumentenbescherming en intellectuele-eigendomsrechten; is ingenomen met de initiatieven van de Commissie inzake alternatieve mechanismen voor regeling van geschillen die zullen zorgen voor veilige handelsbetrekkingen, vooral online;

44. spoort de Commissie aan tot een herziening van het stelsel voor auteursrechten; benadrukt dat auteursrechten in de EU moeten zijn afgestemd op internet en gebaseerd moeten zijn op sociale legitimiteit; meent dat de Commissie in dit verband moet vasthouden aan haar tijdschema voor de herziening van de richtlijn uit 2001 over het auteursrecht in de informatiemaatschappij en van de richtlijn uit 2004 over de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten; herhaalt dat de hervorming van de industriële eigendomsrechten moet worden afgerond om de groei en werkgelegenheid in Europa te stimuleren;

45. dringt er bij de Commissie op aan dat zij de verwachte strategie voor de toekomst van het ondernemingsrecht, uitgaande van een krachtiger ondernemingsbeleid en meer werknemersparticipatierechten, presenteert; verwacht van de Commissie dat zij de voorgestelde herziening van de richtlijn betreffende de erkenning van beroepskwalificaties ten uitvoer brengt, zoals het Parlement vorig jaar al gevraagd heeft;

46. spoort de Commissie aan een wetgevingsvoorstel in te dienen voor een universeel recht op toegang tot een basisbetaalrekening voor alle burgers en wettelijke inwoners van de EU, om de sociale en financiële inclusie te bevorderen en de integratie en mobiliteit binnen de interne markt te vergemakkelijken;

47. verzoekt de Commissie wetgevende maatregelen voor te stellen om de economische belangen van consumenten te beschermen en om verhaal in financiële retaildiensten mogelijk te maken, met het oog op de veiligheid van kleine investeerders en particuliere spaarmiddelen;

48. verzoekt de Commissie een gebruiksvriendelijk en gemakkelijk toegankelijk burgerhandvest op te stellen dat regelmatig wordt bijgewerkt en dat de verschillende aspecten van het recht om waar dan ook in de EU te wonen en te werken beschrijft, als handleiding voor alle EU-burgers die over de grens willen wonen, werken, winkelen of zakendoen;

49. vraagt de Commissie om maatregelen voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijke horizontale en gecoördineerde aanpak om kwetsbare consumenten, met name minderjarigen, te beschermen;

50. verheugt zich over de inzet van de Commissie om de toetreding van de EU tot het Europees Handvest voor de rechten van de mens te bespoedigen en juicht haar inspanningen voor het bereiken van een overeenkomst toe;

51. verzoekt de Commissie wetgeving voor te stellen om onlinegokverslavingen te voorkomen en illegale exploitanten te bestrijden;

52. verzoekt de Commissie om een wetgevingsinitiatief voor een gemeenschappelijke strategie voor markttoezicht waarmee de veiligheid van producten kan worden verbeterd;

IV. Verwezenlijking van de agenda voor de burgers: vrijheid, veiligheid en recht

53. herhaalt dat er een nieuw evaluatiesysteem voor Schengen moet komen op basis van artikel 77, lid 2, onder e), van het VWEU, ter voorkoming van dubbele normen voor oude en nieuwe lidstaten wat betreft de toetreding tot het Schengenacquis, en herbevestigt dat er procedures, beginselen en instrumenten moeten worden vastgesteld om de naleving van het Schengenacquis door de lidstaten te ondersteunen en te controleren, met name als reactie op onvoorziene gebeurtenissen; is van mening dat dergelijke mechanismen alleen via de gewone wetgevingsprocedure kunnen worden aangenomen;

54. dringt aan op substantiële voorstellen met betrekking tot migratie; herinnert eraan dat de noodzaak en de doeltreffendheid van het voorgestelde in- en uitreissysteem nog steeds niet zijn gebleken; wijst er nogmaals op dat het doeltreffend en geïntegreerd beheer van de binnengrenzen van de EU enerzijds en van de buitengrenzen van de EU anderzijds onderling nauw verbonden zijn en een essentieel instrument vormen voor het migratie- en asielbeleid, met inbegrip van mobiliteit;

55. betreurt het uitblijven van een wetgevingsvoorstel voor grotere onderlinge solidariteit binnen de EU op het gebied van asielaangelegenheden, waar het reeds herhaaldelijk op heeft aangedrongen, en wijst erop dat de Unie zich ertoe heeft verplicht voor 2012 over een functionerend gemeenschappelijk asielbeleid te beschikken dat een hoog niveau van bescherming en volledige eerbiediging van de grondrechten waarborgt;

56. steunt het voorstel Verordening 168/2007 tot oprichting van een Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten te wijzigen, teneinde deze aan te passen aan de situatie na Lissabon en de voormalige derde pijler in het mandaat op te nemen; verzoekt de Commissie een gedetailleerd voorstel te doen voor een toezichtsmechanisme en een vroegtijdig waarschuwingssysteem, gebaseerd op de bepalingen van artikel 7 van het VEU en artikel 258 van het VWEU;

57. verzoekt om een spoedig voorstel voor de Europolverordening om de structuren van de voormalige derde pijler in overeenstemming te brengen met de verplichtingen die uit het Verdrag van Lissabon voortvloeien, met inbegrip van de verplichtingen die onder toezicht van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten staan;

58. verzoekt de Commissie de routekaart ter versterking van de procedurele rechten af te ronden en toezicht te houden op de omzetting in nationaal recht van de aangenomen richtlijnen om ervoor te zorgen dat de basisrechten van verdachten en beschuldigde personen voldoende worden beschermd door gemeenschappelijke minimumnormen voor procedurele rechten in strafprocedures, met het oog op de doeltreffendheid en de veiligstelling van het beginsel van wederzijdse erkenning;

59. verwacht van de Commissie dat zij haar werkzaamheden voortzet door materieel strafrecht te ontwikkelen waar het Verdrag dat toelaat, aan de hand van de door het EP in zijn resolutie uitgewerkte lijnen voor een EU-benadering van het strafrecht, om Eurojust te versterken en aan te passen aan de bevoegdheden van het nieuwe Verdrag zodat een Europees openbaar aanklager kan worden aangesteld;

60. verzoekt de Commissie een EU-stappenplan voor gelijkheid ongeacht seksuele gerichtheid en genderidentiteit op te stellen dat in 2014 zou moeten worden aangenomen, en daarbij gebruik te maken van de resultaten van de door het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten uitgevoerde enquête; wenst dat het kaderbesluit van de Raad betreffende de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht wordt herzien, en dat andere vormen van haatmisdrijven, waaronder misdrijven op grond van seksuele gerichtheid, genderidentiteit en genderexpressie, in het kaderbesluit worden opgenomen;

61. verzoekt de Commissie een voorstel in te dienen voor de volledige wederzijdse erkenning in de gehele EU van de rechtskracht van documenten van de burgerlijke stand, met inbegrip van huwelijken en geregistreerde partnerschappen, om discriminerende wettelijke en administratieve belemmeringen weg te nemen waar burgers mee te kampen hebben wanneer ze hun recht op vrij verkeer uitoefenen;

62. pleit voor een uitgebreide herziening van Richtlijn 2006/24/EG betreffende de bewaring van gegevens, aangezien de huidige richtlijn niet voldoet aan de voorschriften voor privacy en gegevensbescherming; dringt er bij de Commissie op aan dat zij spoedig met een herzien voorstel komt dat aan de voorwaarden van noodzaak en evenredigheid voldoet, een daadwerkelijke harmonisering van de verplichting tot het bewaren van gegevens inhoudt en een duidelijk en precies doel stelt voor het gebruik van de gegevens, met inachtneming van de opmerkingen van met name de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming;

63. verzoekt de Commissie om juridische opleidingen verder te ontwikkelen en te ondersteunen om de toegang van burgers tot de rechter te vergemakkelijken en een een daadwerkelijke Europese justitiële cultuur te bevorderen die is gebaseerd op dialoog en coördinatie tussen beoefenaars van juridische beroepen via bestaande opleidingsinstituten en netwerken;

64. is ingenomen met de voorstellen voor een programma voor justitie 2014-2020 en kijkt uit naar een actiever optreden van de Commissie op het gebied van grensoverschrijdende toegang tot de rechter;

65. is zeer verheugd over het voornemen van de Commissie haar goedkeuring te verlenen aan twee wetgevingsvoorstellen over Europese politieke partijen, een betreffende het statuut en een tot wijziging van het Financieel Reglement;

V. Europa in de wereld: de ons toekomende rol opeisen

66. wenst dat de EU-richtsnoeren voor maatschappelijk verantwoord ondernemen worden voorgesteld als follow-up op de mededeling van de Europese Commissie over een vernieuwde EU-strategie 2011-2014 ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen;

67. dringt aan op een consistente tenuitvoerlegging in de betrekkingen van de Unie met de zuidelijke buurlanden van de beginselen die zijn vervat in de mededeling van 25 mei 2011 van de VV/HV en de Commissie "Inspelen op de veranderingen in onze buurlanden", met name wat het ondersteunen van duurzame democratieën en het opbouwen van partnerschappen met samenlevingen betreft;

68. brengt in herinnering dat de voorbereidingen voor de tenuitvoerlegging van de toekomstige generatie instrumenten voor externe financiële steun al door het Parlement waren aangemerkt als een hoofdprioriteit voor de Commissie op het gebied van het extern optreden in 2013; benadrukt dat deze ook de ontwikkeling van duidelijke, transparante en meetbare indicatoren moet omvatten overeenkomstig de specifieke kenmerken van ieder instrument, waarmee de effecten van de instrumenten, weerspiegeld in concrete veranderingen in de begunstigde landen, kunnen worden beoordeeld;

69. verzoekt de Commissie zich te buigen over een eventueel wetgevingsvoorstel als vervolg op dit verslag, en daarbij rekening te houden met een grondige en onafhankelijke beoordeling van de voorwaarden van de Europese Dienst voor extern optreden om doeltreffend te kunnen functioneren als het voornaamste tenuitvoerleggings- en coördinatieorgaan van de Unie op het gebied van externe betrekkingen en zijn werkverhouding met andere instellingen;

70. herinnert eraan dat de EU-richtsnoeren voor de mensenrechten een grote rol spelen bij het verwerken van de mensenrechten in het extern optreden van de EU; wenst dat verdere actie wordt ondernomen om de tenuitvoerlegging van deze richtsnoeren in praktijksituaties te verbeteren, door het bewustzijn van mensenrechtenkwesties te bevorderen en door training te bieden aan diplomaten, EU-delegatiepersoneel, mensenrechtenbeschermers en vertegenwoordigers van ngo's en het maatschappelijk middenveld;

71. pleit voor verdere ontwikkeling van de civiel-militaire capaciteiten en synergieën om te verzekeren dat de Unie in een positie verkeert om bij te dragen aan het bewaren van de internationale vrede en regionale veiligheid en om doeltreffend op crises te kunnen reageren, in overeenstemming met de beginselen van het VN-verdrag en de bepalingen van het internationaal recht;

72. wenst dat de Commissie haar werkzaamheden in het kader van de lopende toetredingsonderhandelingen met de westelijke Balkanlanden, IJsland en Turkije voortzet na de succesvolle afsluiting van de onderhandelingen met Kroatië, maar benadrukt dat al deze landen alle maatregelen moeten nemen om volledig en zorgvuldig aan alle criteria van Kopenhagen te voldoen; onderstreept dat bijzondere aandacht moet worden geschonken aan de situatie in Bosnië en Herzegovina en aan de inspanningen om een oplossing te vinden voor het geschil over de naam van de voormalige Joegoslavische republiek Macedonië; is verheugd over het besluit van de Europese Raad om Servië de status van kandidaat-lidstaat te geven;

73. verzoekt de Commissie resultaten te laten zien op het vlak van de hoogste wetgevingsprioriteiten, zoals de hervorming van handelsbeschermingsinstrumenten en de herziening van de richtlijnen inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten en elektronische handel;

74. herinnert eraan dat het Parlement volledig moet worden betrokken bij de onderhandelingen over handels- en investeringsovereenkomsten, waaronder het bepalen van onderhandelingsmandaten voordat zij door de Raad worden aangenomen; dringt er met klem op aan dat de Unie zich samen met andere vooraanstaande ontwikkelde en ontwikkelingslanden moet inzetten om de impasse waarin de Doharonde verkeert te doorbreken en om een denkproces te starten over de hervorming van de WTO, teneinde haar legitimiteit en de doeltreffendheid van het multilaterale handelssysteem te vergroten;

75. verzoekt de Commissie om in alle handelsovereenkomsten wettelijk bindende bepalingen inzake de mensenrechten, sociale en milieunormen en maatschappelijk verantwoord ondernemen op te nemen, met duidelijke regels betreffende verantwoordelijk gedrag van Europese bedrijven; onderstreept het belang van de sluiting van een vrijhandelsovereenkomst met Canada, Singapore, India en Mercosur; meent dat de Europese Unie haar handelsbetrekkingen met andere vooraanstaande economische en politieke spelers in de wereld moet versterken;

76. is ingenomen met de vooruitgang die is geboekt bij de onderhandelingen over de diepgaande en uitgebreide vrijhandelsovereenkomsten met onze oostelijke partners en is ingenomen met de initiatieven die worden genomen om onze handels-, economische en politieke betrekkingen met de zuidelijke en oostelijke buurlanden in het Middellandse Zeegebied uit te breiden en te verdiepen; is in dit verband van mening dat het democratische overgangsproces in de buurlanden van de EU nauwlettend moet worden gevolgd; moedigt de Commissie aan de regionale dialogen en de samenwerking met de middeninkomenslanden te handhaven, gezien de economische en sociale ongelijkheid die in de meeste van die landen heerst;

77. verzoekt de Commissie bij het Parlement verslag uit te brengen over de voortgang met het wetgevingsvoorstel betreffende een doeltreffend mechanisme voor de traceerbaarheid van goederen die worden geproduceerd door middel van gedwongen kinderarbeid; verzoekt de Commissie de bestaande programma's voor eerlijke handel verder uit te bouwen als positief signaal ter ondersteuning van Fair Trade;

78. verzoekt de Commissie raadplegingen te starten met het oog op de opstelling van mogelijke wetgeving betreffende het verschijnsel landroof, in het bijzonder in verband met de voedselzekerheid in ontwikkelingslanden; verzoekt de Commissie met klem een strategie voor voeding te formuleren die duidelijker en meer gericht is en die ook goed bestuur inzake voedselzekerheid omvat;

79. dringt er bij de Commissie op aan te zorgen voor een grotere doeltreffendheid van EU-steun met het oog op een mogelijk ontwikkelingskader in verband met de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling voor de periode na 2015;

80. verzoekt de Commissie de doelstellingen van de samenhang van noodhulp, rehabilitatie en ontwikkeling (LRRD) te verbreden zodat ze ook van toepassing zijn op overgangssituaties;

VI. Slimme regelgeving, doeltreffende uitvoering van wetgeving en begroting

81. is van mening dat een wetgevingsvoorstel moet worden ingediend voor het harmoniseren van de beginselen die ten grondslag liggen aan de administratieve procedures van de instellingen, organen en agentschappen van de EU, zodat personen wanneer zij op enige wijze te maken hebben met de EU-administratie een beroep kunnen doen op een samenhangend geheel aan beginselen;

82. benadrukt het cruciale belang van een afdoende en tijdige implementatie van EU-wetgeving in het nationale recht van de lidstaten en dringt er bij de Commissie op aan gebruik te maken van haar uitvoerende bevoegdheden; is van mening dat het gebruik van instrumenten zoals concordantietabellen, die zijn bedoeld om gegevens inzake handhaving te verschaffen, verplicht moet worden gesteld voor alle vormen van wetgeving, en gaat ervan uit dat de Commissie dit principe toepast in haar komende werkprogramma;

83. dringt er bij de Commissie op aan dat zij zich ervoor inzet dat het niveau van de betalingen van haar ontwerpbegroting 2013 als absoluut minimum wordt gehandhaafd; wijst erop dat een tekort aan betalingskredieten nadelige gevolgen zal hebben voor groei, concurrentievermogen, onderzoek en cohesie; verzoekt de Commissie met klem alle komende problemen met betalingskredieten tijdig aan te pakken door middel van voorstellen voor een gewijzigde begroting;

84. is ingenomen met de constructieve benadering die de Commissie hanteert bij de onderhandelingen over de bepalingen inzake gedeeld beheer in het herziene Financieel Reglement, en moedigt de Commissie aan verdere maatregelen te nemen om de lidstaten meer verantwoordelijkheid te geven voor de doeltreffendheid en efficiëntie van hun controlesystemen, onder meer met betrekking tot het terugvorderen van onterecht uitgekeerde bedragen en financiële correcties;

85. verzoekt de Commissie voorstellen te doen inzake het verbeteren van het beheer van de EU-begroting door de lidstaten, met inbegrip van de invoering van verplichte nationale beheersverklaringen en de vaststelling van een gezamenlijk model voor nationale beheersverklaringen;

86. is ingenomen met het streven van de Commissie om een kader en randvoorwaarden vast te stellen voor de oprichting van een Europees openbaar ministerie (EPPO), gericht op de bescherming van de financiële belangen van de Unie; verzoekt de Commissie nauw samen te werken met het Europees Parlement en de Raad om te waarborgen dat de oprichting van het EPPO uiterlijk eind 2013 succesvol zal zijn afgerond;

87. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, en de regeringen en parlementen van de lidstaten.