Ontwerpresolutie - B7-0053/2013Ontwerpresolutie
B7-0053/2013

ONTWERPRESOLUTIE over justitiële opleidingen - gerechtscoördinatoren

4.2.2013 - (2012/2864(RSP))

naar aanleiding van vraag voor mondeling antwoord B7‑0112/2013
ingediend overeenkomstig artikel 115, lid 5, van het Reglement

Klaus-Heiner Lehne namens de Commissie juridische zaken
Tadeusz Zwiefka namens de PPE-Fractie
Luigi Berlinguer namens de S&D-Fractie
Cecilia Wikström namens de ALDE-Fractie
Eva Lichtenberger namens de Verts/ALE-Fractie
Francesco Enrico Speroni namens de EFD-Fractie

Procedure : 2012/2864(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0053/2013
Ingediende teksten :
B7-0053/2013
Debatten :
Aangenomen teksten :

B7‑0053/2013

Resolutie van het Europees Parlement over justitiële opleidingen - gerechtscoördinatoren

(2012/2864(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien de artikelen 81 en 82 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die voorzien in de vaststelling volgens de gewone wetgevingsprocedure van maatregelen die "de ondersteuning van de opleiding van magistraten en justitieel personeel" beogen,

–   gezien zijn resolutie van 10 september 1991 over de oprichting van een Europese Academie voor Rechtswetenschappen[1], zijn standpunt van 24 september 2002 over de aanneming van het besluit van de Raad tot instelling van een Europees netwerk voor justitiële opleiding[2], zijn resolutie van 9 juli 2008 over de taak van de nationale rechter binnen het Europees gerechtelijk apparaat[3] en zijn aanbeveling van 7 mei 2009 aan de Raad betreffende de ontwikkeling van een strafrechtsgebied in de EU[4],

–   gezien de mededeling van de Commissie van 20 april 2010 over een actieplan tot uitvoering van het programma van Stockholm (COM(2010)0171),

–   gezien zijn resolutie van 25 november 2009 over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende "Een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht ten dienste van de burger – programma van Stockholm"[5],

–   gezien de mededeling van de Commissie van 13 september 2011 getiteld "Opbouwen van vertrouwen in justitie in de hele EU - Een nieuwe dimensie in de Europese justitiële opleiding",

–   gezien het proefproject inzake justitiële opleiding dat in 2011 is voorgesteld door het Parlement,

–   gezien de vergelijkende studie naar justitiële opleiding in de lidstaten, die in opdracht van het Parlement door de Europese Rechtsacademie in samenwerking met het Europees Netwerk voor de opleiding van rechters is uitgevoerd[6],

–   gezien zijn resolutie van 17 juni 2010[7] en 14 maart 2012[8] over justitiële opleiding,

–   gezien de ervaring die in Nederland met Eurinfa en zijn netwerk van gerechtscoördinatoren voor Europees recht is opgedaan, die nu langzamerhand navolging krijgt in andere lidstaten, zoals in het bijzonder Italië (met het project European Gaius), en Denemarken, Roemenië en Bulgarije, stoelend op de volgende drie pijlers: a) het verbeteren van de toegankelijkheid van de informatiebronnen betreffende het Europees recht middels webtechnologie, b) het vergroten van de kennis van het Europees recht bij rechters, en c) het oprichten en in stand houden van een netwerk van gerechtscoördinatoren voor Europees recht,

–   gezien de enorme vooruitgang die bij de informatietechnologie wordt geboekt, waardoor bijvoorbeeld e-learning op steeds grotere schaal en los van tijd en plaats gebruikt kan worden als een instrument om meer eindgebruikers te bereiken, terwijl geavanceerde technologie - in het bijzonder hoogontwikkelde zoekmachines - een rol kan spelen bij het verzamelen van informatie met het oog op het vergroten van de toegankelijkheid van de wetgeving,

–   gezien de vraag aan de Commissie betreffende justitiële opleidingen - gerechtscoördinatoren (O-000186/2012 – B7 0112/2013),

–   gezien artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat onze rechtssystemen een complexe ontstaansgeschiedenis hebben, en dat volgens een recente wetenschappelijke verhandeling[9] hierdoor het Romeinse recht eerder als een multicultureel product dan als het resultaat van één specifieke cultuur moet worden gezien en het gewoonterecht (zijn pretoriaanse pendant, de rechtsregels, en de invloed van het canonieke recht even daargelaten) beter met de term Anglo-Romaans recht kan worden aangeduid; overwegende dat de rechtsstaat iets is dat de Europeanen met elkaar delen en daarnaast één van de waarden is die de wereld aan het Europees recht te danken heeft; overwegende dat er behoefte bestaat aan een holistische benadering van het recht, zowel bij de uitoefenaars van justitiële beroepen, als bij de rechters,

B.  overwegende dat er geen rechtvaardiging is voor een gebrek aan kennis van het Europees recht bij nationale rechters, die Europese rechters zijn en moeten zijn, van wie gevraagd wordt dat zij een fundamentele rol vervullen in een situatie waarin we méér Europa nodig zullen hebben; overwegende dat dit niet betekent dat we niet moeten werken aan een Europese justitiële cultuur waarbinnen verscheidenheid als een gemeenschappelijk goed geldt;

C. overwegende dat elke nationale rechtbank tegelijkertijd een rechtbank van het EU-recht is;

D. overwegende dat de nationale rechtbanken er, door de toename van het aantal lidstaten en de stijgende werkdruk op het Europees Hof van Justitie, alles aan moeten doen dat in hun vermogen ligt om de effectieve en snelle toegang tot het justitieel apparaat te vergemakkelijken;

E.  overwegende dat we behoefte hebben aan een kostenefficiënte manier om de opleiding van rechters en hun toegang tot het recht te verbeteren;

F.  overwegende dat het Europees recht er zeer bij gebaat zou zijn indien het idee van nationale gerechtscoördinatoren en hun interconnectie op Europees niveau breder ingang zou vinden; overwegende dat een netwerk van gerechtscoördinatoren zich hoofdzakelijk zou moeten bezighouden met het scheppen van de voorwaarden waaronder rechters in hun dagelijkse werk op eenvoudige wijze en in een veilige digitale omgeving (via een speciaal gecreëerd sociaal medium of het e-justiceportal) met hun collega's in andere lidstaten van gedachten kunnen wisselen over zaken als de interpretatie van bepaalde woorden in het toepasselijke Europese recht (richtlijn of verordening); overwegende dat deze "cirkels van coherentie" tot een grotere uniformiteit bij de toepassing van het EU-recht zouden leiden en tot minder verwijzingen voor prejudiciële uitspraken, zonder afbreuk te doen aan de rol van het Hof van Justitie;

G. overwegende dat, en dat heeft het Parlement al eerder aangegeven, de problemen op het gebied van de kosten, taaltrainingen en kostenefficiëntie opgelost kunnen worden middels de gebruikmaking van moderne technologieën en de financiering van nieuwe "apps" (computergebaseerde applicaties voor bijvoorbeeld pc's, mobiele telefoons en tablets);

H. overwegende dat een begin gemaakt zou kunnen worden met het algemene deel van het EU-recht, aangezien elektronisch kennisbeheer een gedetailleerde toegang tot de meest recente informatie mogelijk maakt;

I.   overwegende dat het op het niveau van elke afzonderlijke lidstaat ontwikkelen van eigen technologie en eigen digitale structuren voor digitale instrumenten een verspilling van energie en financiële middelen is, met name in deze economisch moeilijke tijden;

J.   overwegende dat dubbel werk moeten worden vermeden en hergebruik van kwalitatief hoogwaardige projecten moet worden aangemoedigd; overwegende dat dit betekent dat de lidstaten op het gebied van het beheer van de kennis van het EU-recht onderling beter met elkaar moeten worden verbonden;

K. overwegende dat de lidstaten, wanneer zij zoekmachines ontwikkelen voor het opzoeken van uitspraken, van adviezen en EU-recht in het algemeen, moeten bekijken of de gebruikte technologie ook interessant zou kunnen zijn voor de andere lidstaten, en dat dan samengewerkt en onderling gecoördineerd kan worden;

L.  overwegende dat het hergebruik van opleidingsproducten moet worden aangemoedigd, bijvoorbeeld middels het opnemen en vertalen/nasynchroniseren/ondertitelen van voordrachten, en het gezamenlijk financieren daarvan;

M. overwegende dat in dit verband een masterplan voor het beheer van kennis voor het justitieel apparaat moet worden ontwikkeld, in voorkomend geval met gebruikmaking van het e-justiceportal;

N. overwegende dat het gemeenschappelijk Europees kooprecht, wanneer het eenmaal is aangenomen, de gelegenheid biedt het netwerk van gerechtscoördinatoren voor Europees recht te testen daar waar het gaat om het tot stand brengen van horizontale coherentie tussen nationale rechters op gebieden waar nauwelijks of geen jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie bestaat, uiteraard zonder duplicering van de netwerken die zich op dit gebied hebben gespecialiseerd;

O. overwegende dat nieuwsgierigheid naar nieuwe systemen, interesse - waaronder voor het gebruik van nieuwe technologieën en methoden - en dialoog de sleutelwoorden moeten zijn in een Europa en een wereld waarin het recht en de uitoefenaars van justitiële beroepen zich in hun benadering van het beheer van kennis innovatiever zullen moeten tonen;

P.  overwegende dat dit het beeld van de Europese Unie onder de burgers ten goede zal kunnen komen: naarmate er meer op feiten stoelende informatie gratis beschikbaar komt, zal er minder geloof wordend gehecht aan mythen en verhalen over de Unie, haar recht en haar functioneren, en zal er meer ruimte komen voor een eerlijk debat en politieke discussie[10];

Q. overwegende dat dit zeker ook een aspect van het tot stand brengen van een Europese justitiële cultuur is, maar niet het hele verhaal; overwegende dat nieuwe opleidingsmethoden en nieuwe curricula, waarin de nadruk wordt gelegd op taaltrainingen en het aanmoedigen van het studeren van vergelijkend recht en internationaal recht, ook op de universiteiten en rechtenfaculteiten ingang moeten vinden - ERASMUS (voor rechtenstudenten en rechters) was slechts een eerste stap;

R.  overwegende dat het nu tijd is verder te gaan, te beginnen met een alomvattende discussie over de opleiding van rechters en uitoefenaars van justitiële beroepen en over rechtenonderwijs waaraan wordt deelgenomen door rechters, de bevoegde nationale autoriteiten - waaronder de raden voor de rechtspraak en de opleidingen van rechters - en de Europese Rechtsacademie, het Europees Netwerk voor de opleiding van rechters, het Europees Netwerk van raden voor de rechtspraak en het European Law Institute;

1.  herhaalt en bekrachtigt zijn resoluties van 17 juni 2010 en 14 maart 2012 over justitiële opleiding;

2.  verzoekt de Commissie de toekenning van contracten in het kader van het proefproject te versnellen;

3.  verzoekt de Commissie het idee van coördinatoren voor Europees recht bij nationale rechtbanken en de totstandbrenging van netwerken van nationale gerechtscoördinatoren te omarmen en te ondersteunen, en de ideeën in de overwegingen van deze resolutie en in de resoluties van het Parlement van 17 juni 2010 en 14 maart 2012 over te nemen en te bevorderen;

4.  wijst op de potentiële voordelen voor de economie - en in het bijzonder voor kleine en middelgrote ondernemingen - van de ontwikkeling en introductie van e-learning en nieuwe technologieën, met name zoekmachines;

5.  is van oordeel dat in de opleiding van juristen met name aandacht moet worden besteed aan het belang van gemeenschappelijke normen inzake beroepsethiek, van een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke macht, en van een benadering van Europese regelgeving waarbij respect voor verscheidenheid voorop staat, aangezien dit de enige manier is om wederzijds vertrouwen tot stand te brengen;

6.  wijst erop dat de rechtssystemen van de lidstaten, ondanks de onderlinge verschillen, op gemeenschappelijke beginselen stoelen en een gedeelde ontstaansgeschiedenis hebben; herinnert eraan dat in Europa het juridische beroep tot enkele eeuwen geleden beschouwd werden als een uniforme groep beroepsuitoefenaars die in heel Europa advies konden geven, juridische documenten konden opstellen en konden pleiten; is van oordeel dat dit gegeven, dat duidelijk maakt dat de onbelemmerde mobiliteit van uitoefenaars van justitiële beroepen daadwerkelijk haalbaar is, leidend moet zijn bij het beleid van de Europese Unie inzake het justitieel onderwijs;

7.  vraagt de Commissie tot slot in de zomer van 2013 een forum - een "congres van Messina voor de totstandbrenging van een Europese justitiële cultuur" - te organiseren waar rechters van hoog tot laag bijeen kunnen komen en kunnen discussiëren over onderwerpen die recentelijk tot controverses of problemen hebben geleid, met het oog op het aanzwengelen van debat, het leggen van contacten, het openen van communicatiekanalen en het tot stand brengen van wederzijds vertrouwen en begrip; meent dat een dergelijk forum ook een historische gelegenheid kan zijn voor de bevoegde autoriteiten en deskundigen, met inbegrip van de universiteiten en de beroepsverenigingen, om te discussiëren over het beleid inzake justitiële opleiding en de toekomst van het justitieel onderwijs in Europa;

8.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie.