Ontwerpresolutie - B7-0193/2013Ontwerpresolutie
B7-0193/2013

ONTWERPRESOLUTIE over de terugvordering van activa door landen van de Arabische Lente in overgang

15.5.2013 - (2013/2612(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Tokia Saïfi, Mairead McGuinness, Elmar Brok, Roberta Angelilli, Elena Băsescu, Daniel Caspary, Anne Delvaux, Sari Essayah, Eduard Kukan, Cristian Dan Preda, Salvatore Iacolino, Giovanni La Via namens de PPE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0188/2013

Procedure : 2013/2612(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0193/2013
Ingediende teksten :
B7-0193/2013
Debatten :
Aangenomen teksten :

B7‑0193/2013

Resolutie van het Europees Parlement over de terugvordering van activa door landen van de Arabische Lente in overgang

(2013/2612(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien zijn eerdere resoluties over landen van de Arabische Lente, en met name die van 14 maart 2013 over de situatie in Egypte[1],

–   gezien Verordening (EU) nr. 270/2011 van de Raad van 21 maart 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Egypte,

–   gezien de nieuwe verordening van de Raad van 26 november 2012 betreffende de vaststelling van een nieuw wetgevingskader waardoor de terugvordering van activa in Egypte en Tunesië wordt bevorderd; gezien de verklaring van 26 november 2012 van Catherine Ashton, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

–   gezien de conclusies van de co-voorzitters van de task force EU-Tunesië en de task force EU-Egypte van respectievelijk 28-29 september 2011 en 14 november 2012, en in het bijzonder de delen ervan met betrekking tot de terugvordering van activa,

–   gezien de bestaande wettelijke instrumenten van de EU gericht op het verbeteren van de inbeslagname en terugvordering van activa in het kader van Besluiten 2001/500/JBZ, 2003/577/JBZ, 2005/212/JBZ, 2006/783/JBZ en 2007/845/JBZ van de Raad, en het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bevriezing en confiscatie van opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie (COM(2012)0085) van 12 maart 2012,

–   gezien het VN-Verdrag tegen corruptie van 2005 (UN Convention against Corruption; UNCAC) en in het bijzonder artikel 43 ervan over internationale samenwerking en hoofdstuk V ervan over de terugvordering van activa, waarbij Egypte, Libië en Tunesië en alle EU-lidstaten (behalve Duitsland en de Tsjechische Republiek, die het Verdrag nog niet hebben geratificeerd) partij zijn,

–   gezien het initiatief van de secretaris-generaal van de VN van 17 september 2007 met betrekking tot de terugvordering van gestolen activa,

–   gezien het Stolen Asset Recovery Initiative (StAR), dat in september 2007 officieel werd opgestart door de Wereldbank en het VN-Bureau voor drugs- en misdaadbestrijding,

–   gezien het door Qatar en het Amerikaanse voorzitterschap van de G8 georganiseerde eerste Arabische forum inzake de terugvordering van activa (Arab Forum on Asset Recovery, AFAR), dat het meest recente initiatief vormt van de bondgenoten in het Midden-Oosten en het Westen ter versterking van de internationale samenwerking die is gericht op de terugvordering van overheidsmiddelen van de afgezette regimes in het Midden-Oosten,

–   gezien het Deauville-partnerschap met Arabische landen in overgang dat de G8 op de bijeenkomst van leiders in Deauville in mei 2012 heeft opgestart, waarvan de EU eveneens een partij is, en meer bepaald zijn op 21 mei 2012 uitgegeven actieplan voor terugvordering van activa,

–   gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de bevriezing van activa weliswaar een bevoegdheid is van de EU, maar de terugvordering en repatriëring van activa een bevoegdheid van de lidstaten en overeenkomstig de nationale wettelijke bepalingen moeten worden uitgevoerd;

B.  overwegende dat de terugvordering van activa een uiterst politieke kwestie is, aangezien deze symbool staat voor het herstel van recht en rekenschap in de geest van democratie en rechtsstaat;

C. overwegende dat de Raad al stappen heeft ondernomen om de teruggave van onwettig verkregen gelden aan de Egyptische en de Tunesische autoriteiten te vergemakkelijken; overwegende dat het op 26 november 2012 vastgestelde nieuwe wetgevingskader de EU-lidstaten toestaat bevroren activa op grond van in de EU-lidstaten erkende gerechtelijke uitspraken vrij te geven en de uitwisseling van informatie tussen de EU-lidstaten en de relevante autoriteiten vergemakkelijkt;

D. overwegende dat, bovenop de economische betekenis ervan, de teruggave van door de voormalige regimes gestolen activa kan bijdragen tot het bezorgen van recht en rekenschap aan de bevolking van de landen van de Arabische Lente en daarom een ernstige politieke kwestie is met groot symbolisch belang voor de betrekkingen tussen de EU en die landen;

E.  overwegende dat de task force EU-Tunesië en de task force EU-Egypte hebben benadrukt hoe belangrijk de teruggave is van illegaal verworven activa die momenteel nog in een aantal derde landen zijn bevroren; overwegende dat de task forces hebben toegezegd de laatste hand te zullen leggen aan een stappenplan dat onder meer voor elk land de oprichting van een door de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) gecoördineerde groep voor de terugvordering van activa kan omvatten;

F.  overwegende dat de G8 via het Deauville-partnerschap van mei 2011 landen in de Arabische wereld ondersteunt in de overgang naar "vrije, democratische en tolerante samenlevingen"; overwegende dat in zijn op 21 mei 2012 uitgegeven actieplan wordt erkend dat de terugvordering van activa in de nasleep van de Arabische Lente een dringender aandachtspunt is geworden in de regio en in de internationale gemeenschap;

G. overwegende dat sinds januari 2011 de middelen en activa van 48 personen die verantwoordelijk zijn voor de verduistering van Tunesische overheidsmiddelen, en sinds maart 2011 de middelen en activa van 19 personen die verantwoordelijk zijn voor de verduistering van Egyptische overheidsmiddelen, met inbegrip van de voormalige Tunesische en Egyptische president, Zine El Abidine Ben Ali en Hosni Mubarak, in de EU werden bevroren;

H. overwegende dat een delegatie van het gemeenschappelijke StAR-programma van de Wereldbank en de VN op 27 maart 2013 na een ontmoeting met de Libische autoriteiten in Tripoli heeft bekrachtigd door te gaan met het opsporen van Libische activa en met de inspanningen gericht op de teruggave van alle door het regime-Khaddafi gestolen gelden;

I.   overwegende dat er weinig doeltreffende samenwerking is tussen de "verzoekende" en de "aangezochte" staten en overwegende dat het juridische proces voor de terugvordering en repatriëring van activa complex is, lang duurt en onderhevig is aan de verschillende wettelijke vereisten en systemen van de "partijen van de aangezochte staat";

J.   overwegende dat de terugvordering van activa kan worden bewerkstelligd door bilaterale gerechtelijke mechanismen en multilaterale samenwerking; overwegende dat operaties voor de terugvordering van activa zowel op nationaal als op internationaal niveau moeten worden gelanceerd;

1.  wijst op het politieke, economische en sociale belang van de teruggave van op illegale wijze, door corruptie verkregen activa door de vroegere regimes van de landen van de Arabische Lente;

2.  erkent dat voor de landen van de Arabische Lente de terugvordering van gestolen activa ook een economisch en sociaal belang heeft, aangezien er geld nodig is voor de stabilisatie van de economie, het scheppen van werkgelegenheid en groei in al die landen, die voor grote economische uitdagingen staan;

3.  is van mening dat effectieve bepalingen inzake de terugvordering van activa een ondersteuning vormen van de inspanningen van die landen om de ergste effecten van corruptie weg te werken, en tegelijk een signaal geven aan corrupte ambtenaren dat er geen plaats is om hun illegale vermogen te verbergen;

4.  verzoekt de EU en haar lidstaten verdere aanzienlijke inspanningen te doen om de teruggave aan de bevolking van de landen van de Arabische Lente van bezittingen die door de voormalige regimes zijn ontvreemd, te vergemakkelijken;

5.  moedigt de nationale bureaus voor de terugvordering van activa in alle lidstaten aan nauw samen te werken en hun betrekkingen met de relevante autoriteiten in de landen van de Arabische Lente te ontwikkelen om deze bij te staan bij de aanpak van de complexe, wettelijke procedures; roept de EU op een belangrijke rol te spelen in de capaciteitsopbouw en de coördinatie en samenwerking tussen landen;

6.  is in dit verband verheugd over het initiatief van Canada, Frankrijk, Duitsland, Italië, het VK, Japan, Zwitserland en de Verenigde Staten om een handleiding uit te geven met daarin een uitgebreide omschrijving van hun nationale juridische systemen met betrekking tot de terugvordering van activa, zodat de aanzoekende landen een beter begrip kunnen krijgen van wat wettelijk mogelijk is, welke informatie beschikbaar is, welke soorten onderzoeken kunnen worden uitgevoerd en hoe moet worden te werk gegaan om via wederzijdse juridische bijstand een doeltreffende terugvordering van activa te bereiken; moedigt alle lidstaten aan hetzelfde te doen;

7.  verheugt zich over het G8-iniatief inzake het actieplan voor terugvordering van activa van het Deauville-partnerschap, waarin concrete maatregelen worden vastgesteld ter bevordering van de samenwerking, individuele bijstand, inspanningen voor capaciteitsopbouw en technische bijstand, en stelt voor discussie en samenwerking over verdere inspanningen een regionaal samenwerkingsinitiatief voor, het Arabische Forum inzake de terugvordering van activa;

8.  is van mening dat internationale samenwerking, ook tussen de publieke en private sector, de sleutel is tot de oplossing van deze kwestie en moedigt de EU daarom aan nauw samen te werken met internationale partners, zoals Zwitserland, de internationale financiële instellingen en, in het bijzonder, het StAR-initiatief en het Arabische Forum inzake de terugvordering van activa, om concrete maatregelen uit te voeren met betrekking tot deze kwestie en om de coördinatie en samenwerking te blijven versterken;

9.  roept de Parlementaire Vergadering van de Unie voor het Middellandse Zeegebied op het onderwerp bij de nationale parlementen aan te kaarten, zodat de parlementsleden van beide zijden ervan kunnen worden overtuigd dat wettelijke maatregelen voor een nauwere samenwerking tussen de betrokken politiële en justitiële autoriteiten actief moeten worden bevorderd;

10. spoort de EU aan om zich te verbinden tot een alomvattende lijst van acties ter bevordering van de samenwerking, individuele bijstand, capaciteitsopbouw en technische bijstand, waaronder de organisatie van opleidingen voor nationale deskundigen, ter ondersteuning van de inspanningen van de Arabische landen in overgang om door vroegere regimes ontvreemde activa terug te vorderen;

11. steunt krachtig de samenstelling door de EU van een groep onderzoekers, juristen en openbare aanklagers uit de lidstaten en andere Europese landen om aan de relevante autoriteiten in de betrokken landen juridische ondersteuning en bijstand te verlenen;

12. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de parlementen en regeringen van de lidstaten, de Parlementaire Vergadering van de Unie voor het Middellandse Zeegebied en de autoriteiten van de Arabische landen.