Ontwerpresolutie - B7-0195/2013Ontwerpresolutie
B7-0195/2013

ONTWERPRESOLUTIE over de onderhandelingen tussen de EU en de VS over een handels- en investeringsovereenkomst

15.5.2013 - (2013/2558(RSP))

naar aanleiding van de verklaringen van de Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Yannick Jadot, Franziska Keller, Bart Staes namens de Verts/ALE-Fractie

Procedure : 2013/2558(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0195/2013
Ingediende teksten :
B7-0195/2013
Aangenomen teksten :

B7‑0195/2013

Resolutie van het Europees Parlement over de onderhandelingen tussen de EU en de VS over een handels- en investeringsovereenkomst

(2013/2558(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien de gemeenschappelijke verklaring van de EU-VS-top van 28 november 2011 en de gemeenschappelijke verklaring van de Trans-Atlantische Economische Raad (TEC) van de EU en de VS van 29 november 2011,

–   gezien het eindverslag van de Werkgroep op hoog niveau banen en groei (HLWG) van 11 februari 2013[1],

–   gezien de gemeenschappelijke verklaring van 13 februari 2013 van president Obama van de VS, voorzitter José Manuel Barroso van de Europese Commissie en voorzitter Herman Van Rompuy van de Europese Raad[2],

–   gezien de conclusies van de Europese Raad van 7 en 8 februari 2013[3],

–   gezien het definitieve projectverslag van het Centre for Economic Policy Research (Londen) van maart 2013, getiteld "Reducing Transatlantic Barriers to Trade and Investment: An Economic Assessment"[4],

–   gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de EU en de VS mondiaal gezien de belangrijkste spelers in de wereldhandel en op het gebied van investeringen zijn en samen bijna de helft van het mondiale bbp en een derde van de wereldhandel voor hun rekening nemen;

B.  overwegende dat de markten van de EU en de VS verregaand geïntegreerd zijn aangezien er gemiddeld iedere dag voor bijna 2 miljard euro goederen en diensten worden verhandeld, waarmee in beide economieën miljoenen banen in stand worden gehouden; overwegende dat de investeringen van de EU en de VS de werkelijke drijvende kracht achter de trans-Atlantische betrekkingen zijn, met een totaal aan bilaterale investeringen dat in 2011 meer dan 2,394 biljoen euro bedroeg;

C. overwegende dat het effectbeoordelingsverslag dat de Commissie opgesteld heeft op basis van een verslag van het Centre for Economic Policy Research en waarin staat dat het partnerschap aanzienlijke economische winsten zou kunnen opleveren voor zowel de EU (119,2 miljard euro per jaar) als de VS (94,9 miljard euro per jaar), op twijfelachtige veronderstellingen berust met betrekking tot het aantal en de waarde van aanvechtbare niet-tarifaire belemmeringen en de omvang van mondiale overloopeffecten;

D. overwegende dat de EU en de VS gemeenschappelijke waarden koesteren en vergelijkbare rechtsstelsels en strenge arbeids- en milieubeschermingsnormen kennen, en dat de inachtneming hiervan meer steun zou verlenen aan het project voor een trans-Atlantisch handels- en investeringspartnerschap (TTIP) dan de twijfelachtige econometrie van het calculeerbare algemene evenwichtsmodel;

E.  overwegende dat zowel de EU als de EU nieuwe perspectieven moeten scheppen voor een langdurig en duurzaam economisch herstel;

F.  overwegende dat de HLWG na afloop van de EU-VS-top van november 2011 de opdracht kreeg om aan te geven hoe het handels- en investeringsvolume vergroot kan worden om het scheppen van banen, de economische groei en het concurrentievermogen tot voordeel van beide partijen te stimuleren; overwegende dat de HLWG in zijn eindverslag tot de conclusie kwam dat een uitgebreide handels- en investeringsovereenkomst beide partijen de grootste voordelen zou bieden;

G. overwegende dat het Parlement in zijn resolutie van 23 oktober 2012[5] herhaalt dat het noodzakelijk is om "uit historisch oogpunt rekening te houden met de trans-Atlantische verschillen bij kwesties zoals het planten van genetisch gemodificeerde organismen en bepaalde kwesties op het gebied van dierenwelzijn" (paragraaf 10); "benadrukt dat het op elkaar afstemmen van regelgevingsnormen van de EU en de VS gericht moet zijn op het vaststellen van zo hoog mogelijke gemeenschappelijke normen, en tevens op het verbeteren van de productveiligheid voor consumenten" (paragraaf 11); "is van mening dat, gezien het groeiende belang van e-handel, normen voor gegevensbescherming een cruciale rol spelen voor de bescherming van consumenten zowel in de EU als in de VS" (paragraaf 16); en "onderstreept dat de EU en de VS zeer verschillende definities van overheidsdiensten en van diensten van algemeen economisch belang aanhouden en" beveelt aan "deze termen nauwkeurig te definiëren" (paragraaf 19);

H. overwegende dat de versterking van het multilaterale stelsel een cruciale doelstelling blijft, die een TTIP-overeenkomst alleen al door het gewicht dat deze in termen van internationale handel in de schaal legt, in grote mate zou beïnvloeden maar niet in twijfel mag trekken;

I.   overwegende dat de Commissie op 12 maart 2013 heeft voorgesteld dat haar een machtiging wordt verleend voor het aangaan van onderhandelingen en dat zij daartoe een ontwerp van onderhandelingsrichtsnoeren heeft opgesteld die zij ter overweging heeft voorgelegd aan de Raad;

1.  is er nog altijd helemaal niet van overtuigd dat het noodzakelijk is de onderhandelingen over een TTIP-overeenkomst nu meteen te openen; is van mening dat de economische voordelen van een TTIP voor de EU die de Commissie op basis van haar effectbeoordeling in het vooruitzicht stelt, onrealistisch zijn; meent daarom dat het TTIP niet als een uitweg uit de huidige economische crisis in de Unie mag worden beschouwd; oordeelt dat een versterking van de werkzaamheden van de Trans-Atlantische Economische Raad (TEC) meer kans heeft dan een TTIP om tot nauwere trans-Atlantische samenwerking te komen met betrekking tot de vaststelling van normen, in het bijzonder met het oog op de marktintroductie van nieuwe technologieën;

De strategische, politieke en economische context

2.  is ervan overtuigd dat elke verdere integratie van de wereldeconomie zich moet richten op een diepgaande ecologische omschakeling van ons economische gedrag en de duurzaamheid van onze economieën op lange termijn; is van mening dat het strategische belang van de economische betrekkingen tussen de EU en de VS vanuit deze gezichtshoek moet worden herbevestigd en verdiept en dat de EU en de VS een gezamenlijke benadering moeten uitwerken van de problemen op sociaal vlak en op milieugebied die zich stellen met betrekking tot de wereldhandel, investeringen en handelsgerelateerde kwesties, bijvoorbeeld met behulp van standaarden, normen en voorschriften;

3.  is zich ervan bewust dat de ontwikkeling van nauwere trans-Atlantische integratie en een nieuwe gezamenlijke benadering van de internationale handel verstrekkende gevolgen zullen hebben voor andere economieën en voor de werking van het door de Wereldhandelsorganisatie belichaamde multilaterale handelssysteem; vindt daarom dat de nieuwe trans-Atlantische benadering van de internationale handel moet voortbouwen op de strekking van de bestaande internationale overeenkomsten die doelstellingen op maatschappelijk en ecologisch vlak en op het vlak van de mensenrechten nastreven, en een overtuigend voorbeeld moet vormen van de getrouwe uitvoering van deze overeenkomsten;

4.  erkent de uitdagingen van nauwere trans-Atlantische integratie voor de economie van de EU, die voortvloeien uit het uiterst concurrerende karakter van de Amerikaanse en Europese economische structuren en nog worden vergroot door de huidige economische crisis, de toestand van de financiële markten en financieringsvoorwaarden, de hoge staatsschulden en hoge werkloosheidscijfers en de geringe groeivooruitzichten; benadrukt daarom de noodzaak van een ambitieus gemeenschappelijk Europees industrieel beleid dat het standpunt van de Unie kenbaar maakt ten aanzien van de afschaffing van de tarieven op industrieproducten, het grondstoffen- en energiebeleid, het concurrentie- en intellectuele-eigendomsbeleid, lokalisatie- en prestatievereisten, de rol van overheidsopdrachten bij de omschakeling naar een groene economie, en regelgevende samenwerking op het gebied van toekomstige technologieën;

5.  is van mening dat de strekking van het overwogen TTIP veel verder reikt dan die van de bestaande bilaterale handelsovereenkomsten van de EU, en vraagt dan ook om de grootst mogelijke transparantie en de actieve betrokkenheid van alle belanghebbenden in elk stadium van de onderhandelingen; verzoekt bijgevolg om de oprichting van een adviesorgaan van belanghebbenden, dat voortdurend en volledig op de hoogte moet worden gehouden van het verloop van de door de Commissie gevoerde onderhandelingen;

Het eindverslag van de HLWG

6.  vindt het teleurstellend dat de aanbeveling in het Verslag van de HLWG om de onderhandelingen over een uitgebreide handels- en investeringsovereenkomst van start te laten gaan, die de aanzet geeft voor de opstelling door de Raad van een onderhandelingsmandaat voor de Commissie en voor de inlichting van het Congres van de VS door de VS-handelsgezant, tekortschiet met betrekking tot elke overweging die verder gaat dan louter bilaterale parameters voor de economische groei, die in het licht van de aanhoudende economische en financiële crises aan beide zijden van de Atlantische Oceaan bovendien twijfelachtig zijn;

7.  waarschuwt dat de nadruk die in het eindverslag wordt gelegd op (i) de ambitieuze en wederzijdse openstelling van de markt voor goederen, diensten, investeringen en overheidsaanbestedingen op alle bestuursniveaus, (ii) de beperking van non-tarifaire belemmeringen (NTB's) en de uitbreiding van de verenigbaarheid van de regelgevingsstelsels en (iii) de ontwikkeling van gezamenlijke regels voor de aanpak van gemeenschappelijke uitdagingen en mogelijkheden in de wereldhandel, pas betekenis zal krijgen als hierbij wordt uitgegaan van een aantal gemeenschappelijke waarden die zijn toegespitst op een trans-Atlantisch leiderschap bij de wereldwijde ecologische omschakeling van economische activiteiten; waarschuwt dat een TTIP-overeenkomst zonder gemeenschappelijke ecologische basis voornamelijk de concurrentiedruk, de werkloosheid en de wereldwijde kloven tussen concurrerende regionale economische blokken zou vergroten en op die manier zou bijdragen aan het disfunctioneren van het multilaterale handelssysteem;

8.  stelt, gezien de reeds bestaande lage gemiddelde tarieven, dat een mogelijkheid om het potentieel van de trans-Atlantische betrekkingen te ontsluiten zou kunnen liggen in de aanpak van de NTB's, die immers voornamelijk bestaan uit douaneprocedures en restricties die voortvloeien uit regelgeving achter de grens, zolang deze benadering niet misbruikt wordt om op waarden gebaseerde regelgevingsbeperkingen tegen te werken; benadrukt dat veel regelgevingsbeperkingen hun oorsprong vinden in meningsverschillen over normen op het gebied van gezondheid, veiligheid en milieu en over de rol van de staat; ziet de sleutel voor het ontsluiten van het potentieel van de trans-Atlantische betrekkingen in een gemeenschappelijke ambitieuze visie op de toekomstige sociale en ecologische behoeften van het mondiale economische stelsel;

9.  is ingenomen met de aanbeveling om nieuwe manieren te zoeken om overbodige kosten en administratieve vertragingen als gevolg van regelgeving te beperken, en tegelijkertijd de bescherming van de gezondheid, de veiligheid en het milieu te garanderen op een niveau dat beide partijen passend vinden, of op een andere manier te voldoen aan de rechtmatige doelstellingen op het gebied van regelgeving; benadrukt dat elke partij de vrijheid moet behouden om in overleg met de andere partij en in het belang van overkoepelende gemeenschappelijke waarden een hoger niveau van sociale bescherming en bescherming van gezondheid, veiligheid en milieu in te voeren;

10. is van mening dat het eindverslag van de HLWG niet ambitieus genoeg is op het vlak van arbeidsrecht en gezondheidsbescherming; uit eveneens kritiek op de lage ambities met betrekking tot geharmoniseerde normen voor nieuwe technologieën;

Onderhandelingsmandaat

11. verzoekt de Raad om het openen van onderhandelingen te laten afhangen van een overeenkomst met de VS over transparantie, die onder meer de tijdige publicatie van ontwerpteksten in alle stadia van de onderhandelingen omvat, overeenkomstig de normen die eerder al zijn gebruikt bij de onderhandelingen over de Noord-Amerikaanse Vrijhandelsovereenkomst en door de Wereldhandelsorganisatie; herhaalt dat de nadruk die TTIP's leggen op samenwerking op het vlak van regelgeving vereist dat regelgevers, wetgevingsinstanties en andere belanghebbenden in een vroeg stadium bij de voorstellen betrokken worden; benadrukt bijgevolg de noodzaak van voortdurend, tijdig en proactief overleg met alle belanghebbenden en volledig transparante werkzaamheden;

12. vraagt de Raad met klem om er als teken van de nieuwe geest van transparantie inzake handelsbesprekingen voor te zorgen dat het overleg over het onderhandelingsmandaat voor de Commissie op het internet kan worden gevolgd en het definitieve onderhandelingsmandaat te publiceren;

13. geeft nogmaals blijk van zijn steun voor een handels- en investeringsovereenkomst met de VS die gericht is op de langetermijnduurzaamheid van onze economieën, aangezien deze het scheppen van hoogwaardige arbeidsplaatsen voor Europese werknemers zou ondersteunen, de consument en het milieu voordelen zou opleveren, de bestaande consumenten-, gezondheids-, dierenwelzijns- en milieunormen op het hoogste gemeenschappelijke niveau zou bezegelen en nieuwe kansen zou bieden voor EU-bedrijven;

14. vraagt de Raad een precies mandaat voor te stellen en aan te geven over welke onderwerpen binnen een ander tijdskader en buiten het TTIP zou kunnen worden onderhandeld;

15. vraagt dat de Raad de toegang tot overheidsdiensten alsook om het even welke regelgevende samenwerking die de horizontale uitzonderingen voor openbare nutsbedrijven op de helling zet of al dan niet rechtstreeks tot meer druk voor de liberalisering van de openbaredienstensector leidt, uitdrukkelijk uit het onderhandelingsmandaat te weren;

16. vraagt de Raad eveneens om de uitdrukkelijke uitsluiting uit het onderhandelingsmandaat van de liberalisering van audiovisuele diensten; benadrukt dat regelgevende samenwerking op gebieden die verband houden met culturele en taalkundige diversiteit geen bedreiging mag vormen voor de status quo in de Unie met betrekking tot het recht op culturele en taalkundige diversiteit;

17. benadrukt dat het onderhandelingsmandaat het vastberaden standpunt moet bevatten dat het acquis van de Unie met betrekking tot de bescherming van gezondheid, productveiligheid, dierenwelzijn en milieu niet-onderhandelbaar is, alsmede een bevestiging van de beginselen waarop de bestaande regelgevende werkzaamheden van de Unie gegrond zijn, zoals het voorzorgsbeginsel, het recht van gegevensbescherming, de eerbiediging van collectieve voorkeuren, de multifunctionaliteit van de landbouw en subsidiariteit;

18. benadrukt dat de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten (IPR) een terrein is waarop de EU en de VS in grote mate divergeren, dat voorafgaande overeenstemming vergt over uitzonderingen op rechten, beperkingen op rechtsmiddelen en evenredige handhaving, en dat daarom tot een latere fase in de onderhandelingen moet worden uitgesteld;

19. is met name ingenomen met de aanbeveling van de HLWG dat de EU en de VS zich moeten richten op de milieu- en arbeidsaspecten van handel en duurzame ontwikkeling; vraagt dat de Europese Raad en de Commissie blijven werken aan de volledige afdwingbaarheid van arbeids- en milieubepalingen; verzoekt de Raad om in zijn mandaat onderhandelingen over de milieueffecten van productie- en verwerkingsmethoden (PPM) en de beginselen van een gemeenschappelijke en mogelijkerwijs mondiale koolstofmarkt op te nemen;

20. bevestigt nogmaals zijn steun voor het slechten van door onnodige regelgeving opgeworpen belemmeringen die niet gebaseerd zijn op gerechtvaardigde bezorgdheid in verband met veiligheid, gezondheid, dierenwelzijn en milieu;

21. verzoekt de Raad om in het onderhandelingsmandaat te bevestigen dat het beide partners vrij staat normen vast te stellen en te handhaven die in een grotere gezondheids- en milieubescherming voorzien dan die welke door een overeenkomst worden vereist, zelfs in geval van wetenschappelijke twijfel, en dat zulke maatregelen niet onder de termen van de overeenkomst kunnen worden aangevochten;

22. verzoekt de Raad om in het onderhandelingsmandaat te bevestigen dat het beide partners vrij staat strenge regelgeving vast te stellen met betrekking tot financiële instellingen en financiële transacties, en dat zulke maatregelen niet onder de termen van de overeenkomst kunnen worden aangevochten;

23. is van mening dat de goed functionerende nationale rechtbanken en de robuuste bescherming van eigendomsrechten in zowel de VS als de EU speciale bepalingen voor beleggersbescherming overbodig maken; vraagt de Raad om beleggers uit de VS niet méér rechten te verlenen dan beleggers uit de EU en de mogelijkheid voor de beslechting van geschillen tussen beleggers en staten van het onderhandelingsmandaat uit te sluiten;

24. meent dat de overeenkomst door middel van de opname van een mensenrechtenclausule de garantie moet bieden dat de EU-normen inzake grondrechten ten volle geëerbiedigd worden; is van mening dat de overeenkomst de EU-voorschriften inzake gegevensbescherming ten volle moet eerbiedigen, met inbegrip van de voorschriften betreffende internationale overdrachten, en in navolging van artikel XIV van de algemene overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS) een vrijstelling moet bevatten voor wat gegevensbescherming betreft;

25. verzoekt de Raad om de Commissie te machtigen om gedurende alle stadia van de onderhandelingen effectbeoordelingen (waaronder concurrentievermogentests) uit te voeren die het effect van de liberalisering van het bilaterale handelsverkeer op de werkgelegenheid en het milieu grondig analyseren en uiteenlopende sectoren bestrijken, en om alle voorstellen aangaande het bereiken van gelijkwaardige regelgeving of wederzijdse erkenning in een vroeg stadium van de onderhandelingen hierover bij de bevoegde wetgevingsinstanties in te dienen;

26. waarschuwt dat kwaliteit belangrijker is dan tijd, en vertrouwt erop dat de onderhandelaars niet overhaast een overeenkomst zullen bereiken die niet gebaseerd is op een degelijke risicobeoordeling vanuit consumenten- en milieuoogpunt en geen tastbare en substantiële voordelen oplevert voor ons milieu, ons bedrijfsleven, onze werknemers, onze consumenten en onze burgers;

De rol van het Parlement

27. verbindt zich ertoe de onderhandelingen met de VS nauwlettend te volgen en bij te dragen aan een geslaagde uitkomst ervan; herinnert de Commissie aan haar verplichting om het Parlement gedurende alle stadia van de onderhandelingen (voorafgaand aan en na afloop van de onderhandelingsronden) onverwijld en volledig op de hoogte te houden;

28. verplicht zich ertoe nauw samen te werken met de Raad, de Commissie, het Congres en de regering van de VS en de andere belanghebbenden met als doel het sociaal-economische en milieupotentieel van de trans-Atlantische economische betrekkingen ten volle te realiseren;

29. herinnert eraan dat het Parlement uit hoofde van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie verzocht zal worden zijn goedkeuring te hechten aan de nieuwe TTIP-overeenkomst, en dat de standpunten van het Parlement daarom in alle stadia terdege in aanmerking moeten worden genomen;

o

o        o

30. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en het Congres en de regering van de VS.