Ontwerpresolutie - B7-0306/2013Ontwerpresolutie
B7-0306/2013

ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Turkije

11.6.2013 - (2013/2664(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Hélène Flautre, Rebecca Harms, Daniel Cohn-Bendit, Franziska Keller, Ulrike Lunacek, Isabelle Durant, Barbara Lochbihler, Raül Romeva i Rueda, Nikos Chrysogelos, Ana Miranda, Malika Benarab-Attou, Catherine Grèze namens de Verts/ALE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0305/2013

Procedure : 2013/2664(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0306/2013
Ingediende teksten :
B7-0306/2013
Debatten :
Aangenomen teksten :

B7‑0306/2013

Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Turkije

(2013/2664(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien zijn eerdere resoluties, en met name die van 18 april 2013 over het voortgangsverslag 2012 over Turkije[1],

–   gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–   gezien het kader voor de onderhandelingen met Turkije van 3 oktober 2005,

–   gezien Besluit 2008/157/EG van de Raad van 18 februari 2008 betreffende de beginselen, prioriteiten en voorwaarden die zijn opgenomen in het toetredingspartnerschap met de Republiek Turkije[2] ("het Toetredingspartnerschap"), alsmede de eerdere besluiten van de Raad betreffende het Toetredingspartnerschap van 2001, 2003 en 2006,

–   gezien het Europees Urban Charter II dat op 29 mei 2008 in Straatsburg werd goedgekeurd door het Congres van Lokale en Regionale Overheden van de Raad van Europa,

–   gezien de EU-richtlijnen betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's en inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie,

–   gezien het Verdrag betreffende de toegang tot informatie, publieke inspraak bij besluitvorming en de toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (Verdrag van Aarhus),

–   gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de Turkse politie in de vroege ochtend van vrijdag 31 mei 2013 heeft geprobeerd een groep demonstranten uiteen te drijven, die de afgelopen weken protesteerden tegen de geplande kap van bomen in het kader van een nieuw bouwproject in het Gezipark op het Taksimplein in Istanbul;

B.  overwegende dat het politieoptreden heeft geleid tot gevechten met de betogers, die zich snel hebben uitgebreid naar andere steden in Turkije, en overwegende dat deze gevechten slachtoffers hebben gemaakt, dat een groot aantal personen erbij gewond is geraakt, dat massale arrestaties zijn verricht en dat ernstige schade is veroorzaakt aan particuliere en publieke eigendom; overwegende dat de demonstraties werden gesteund vanuit verschillende lagen van de Turkse samenleving;

C. overwegende dat in artikel 34 van de Turkse grondwet het recht wordt gegarandeerd om zonder toestemming vreedzame en ongewapende vergaderingen en demonstraties te organiseren;

D. overwegende dat de protesten ook zijn verbonden met bekommernissen in de Turkse samenleving over een reeks recente besluiten en wetgevingshandelingen over onderwerpen als de beperking van de verkoop van alcohol, het verbod op betogingen op het Taksimplein, onderwijshervormingen, de naam van de "derde brug" over de Bosporus enz.;

E.  overwegende dat commissaris Füle onverwijld op de gebeurtenissen heeft gereageerd, terwijl de EDEO er niet in is geslaagd tijdig te reageren;

1.  betuigt zijn medeleven met de families van de betogers en politieagenten die overleden zijn en wenst de vele gewonden een spoedig herstel;

2.  spreekt zijn steun uit voor de vreedzame betogers en dringt aan op de onmiddellijke vrijlating van alle vreedzame betogers die in hechtenis zijn genomen;

3.  veroordeelt krachtig het buitensporige gebruik van geweld door de Turkse politie bij haar reactie op de vreedzame en legitieme protesten in het Gezipark in Istanbul, en dringt er bij de Turkse autoriteiten op aan het politiegeweld grondig en onpartijdig te onderzoeken en degenen die hiervoor verantwoordelijk zijn voor het gerecht te brengen;

4.  verzoekt de Turkse autoriteiten het recht van alle burgers op informatie en op vrijheid van meningsuiting, vreedzame vergadering en vreedzaam protest te garanderen en te eerbiedigen;

5.  betreurt de zeer harde reacties van de Turkse regering en premier Erdoğan, wier onwil om stappen te nemen in de richting van verzoening, onvermogen om zijn excuses aan te bieden en onwil om de reacties van een deel van de Turkse bevolking te begrijpen slechts hebben bijgedragen tot een verdere polarisering van de Turkse samenleving; verheugt zich over de gematigde reactie van president Gül en de door vicepremier Arinç betuigde verontschuldigingen aan de gewonde betogers alsmede over hun dialoog met het Taksimplatform en figuren van de politieke oppositie om spanningen weg te nemen; onderstreept dat het belangrijk is dat tussen de Turkse regering en de vreedzame betogers een dialoog wordt gevoerd;

6.  verheugt zich over het besluit van de oppositie om een politieke bijeenkomst af te gelasten om een escalatie van het geweld te voorkomen; dringt er om dezelfde reden bij de regering op aan haar twee op 15 en 16 juni geplande massabijeenkomsten in Ankara en Istanbul uit te stellen;

7.  is verheugd over het besluit van de zesde administratieve rechtbank van Istanbul om het begin van de werken aan het Taksim "Pedestrian"-project tijdelijk op te schorten en dringt er bij de lokale en nationale autoriteiten in Turkije op aan raadplegingen van het publiek te organiseren en rekening te houden met alle personen die in de omliggende buurten wonen met betrekking tot alle plannen voor stads- en regionale ontwikkeling, zoals de "derde brug", de derde luchthaven van Istanbul, de Illisu-dam, de nucleaire centrales in Sinop en Akkuyu en de hydro-elektrische projecten in het Zwarte Zeegebied; herinnert eraan dat economische groei in evenwicht moet worden gebracht met sociale, ecologische, culturele en historische factoren; herinnert aan het belang van milieuoverwegingen en van duurzame ontwikkeling;

8.  vindt dat alle projecten in Turkije, zonder uitzondering, aan milieueffectbeoordeling moeten worden onderworpen; vraagt de Commissie in dit verband het Parlement op de hoogte te stellen van de lopende onderhandelingen over hoofdstuk 27 ("milieu");

9.  herinnert Turkije eraan dat in een inclusieve, pluralistische democratie alle burgers moeten worden vertegenwoordigd en het een taak is voor de meerderheid om de oppositie en het maatschappelijk middenveld bij het besluitvormingsproces te betrekken;

10. maakt zich zorgen over de voortdurende confrontatie tussen de politieke partijen en het gebrek aan bereidheid van de regering en de oppositie om te streven naar consensus over belangrijke hervormingen, zoals de hervorming van de Grondwet en het vredesproces, die allebei een historische kans vormen om te zorgen voor een hernieuwd en inclusief burgerschap en individuele en collectieve rechten in Turkije; verzoekt met klem alle politieke actoren, de regering en de oppositie samen te werken om de politieke pluraliteit in overheidsinstellingen te vergroten en de modernisering en democratisering van de staat en de samenleving te bevorderen;

11. wijst op de essentiële rol van een systeem van "checks and balances" (wederzijdse controle) in het bestuur van een moderne, democratische staat, voor de Unie, de lidstaten en Turkije; gelooft dat dergelijk systeem moet zijn gebaseerd op het beginsel van de scheiding der machten en het evenwicht tussen de uitvoerende, de wetgevende en de rechterlijke macht, de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden – met name de vrijheid van vergadering, van meningsuiting en de persvrijheid – en een participerende politieke cultuur die een daadwerkelijke afspiegeling biedt van een pluralistische, democratische samenleving;

12. herinnert eraan dat de vrijheid van meningsuiting en de pluriformiteit van de media Europese kernwaarden zijn en dat echte vrijheid van meningsuiting een voorwaarde is voor een daadwerkelijk democratische, vrije en pluriforme samenleving; brengt in herinnering dat de vrijheid van meningsuiting niet alleen geldt voor informatie of ideeën die gunstig worden onthaald of die als ongevaarlijk worden beschouwd, maar ook, overeenkomstig het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, voor informatie en ideeën die de staat of een bepaald deel van de bevolking beledigen, schokken of storen;

13. is bezorgd dat de mainstreammedia in Turkije er niet in zijn geslaagd tijdig op adequate wijze over de betogingen te berichten; merkt op dat de Turkse sociale media de voornaamste bron van gediversifieerde en tijdige informatie over de gebeurtenissen zijn geworden; maakt zich zorgen over de achteruitgang van de persvrijheid, bepaalde gevallen van censuur en de groeiende zelfcensuur in de Turkse media; verzoekt de Turkse regering de beginselen van de persvrijheid en het recht op informatie hoog te houden; benadrukt dat een onafhankelijke pers van essentieel belang is voor een democratische samenleving en wijst in dit verband op de cruciale rol van het gerechtelijk apparaat voor de bescherming en versterking van de persvrijheid, om aldus een publieke ruimte te waarborgen voor vrij debat; is bezorgd over het grote aantal journalisten in de gevangenis en de vele lopende rechtszaken tegen journalisten;

14. herhaalt zijn zorg over het feit dat de meeste Turkse media in handen zijn van en geconcentreerd zijn in grote conglomeraten met een breed scala aan zakelijke belangen; herhaalt zijn oproep aan Turkije en ook aan sommige EU-lidstaten om nieuwe mediawetten aan te nemen om onder andere de kwesties van onafhankelijkheid, eigendom en bestuurlijke controle aan te pakken;

15. verzoekt dat de Turkse regering niet de verantwoordelijkheid neemt voor de voortdurende stilstand van de onderhandelingen en dat zij de mogelijkheid niet mist die wordt gegeven door de "positieve agenda" van de Commissie en door het verzoek van het Parlement om de hoofdstukken 15, 19, 22, 23, en 24 te openen, hetgeen een nieuwe dynamiek moet geven aan de onderhandelingen;

16. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van de Unie, de secretaris-generaal van de Raad van Europa, de president van het Europees Hof voor de rechten van de mens, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de regering en het parlement van de Republiek Turkije.